Aantekeningen over de familie Huete en over de ...

21. Mantel dragen zonder degen op vergaderingen van Raadt en
Meente. (19)
22. Op tijd resoluties inschrijven, anders 1 GG per resolutie boete
(20)
23. Boeten op tijd betalen, anders 6 st. boete. (21)
24. Erfgenamen betalen de nog openstaande boeteposten. (22)
25. Over loting der officien op Lucie. (23)
26. Niemand mag meer dan 1 officie bekleden. (24)
27. Bepaling bij de vorige, = 26a. (25)
28. Idem = 26b. (26)
Men ziet dus in deze honderd jaar een zeer duidelijke verschuiving
optreden van de doelstellingen van het gezelschap. De eerste twee wetten
geven als eerste artikelen nog bepalingen ten aanzien van het te
laat, of niet komen ter vergadering, maar in 1623 reeds wordt het
artikel dat de entreekosten regelt als eerste artikel vermeld, terwijl het
zeer frappant is dat geleidelijk aan ook de raadskeur van de eerste
plaats wordt verdrongen en de meentekeur belangrijker gaat worden.
In 1632 doet zich duidelijk de behoefte aan wat hogere inkomsten
voor, en komen de artikelen over de hogere ambten, de erfenissen en
de huwelijken ten tonele. Men ziet steeds duidelijker de boetes hoger,
en groter in aantal worden, en zoals uit de rekeningen van de kasteleins
zal blijken, was dat ook wel nodig. Het gezelschap, dat in eerste aanleg
alleen maar bestond uit de leden van de gezworen gemeente, gaat nu
ook leden verwerven "buijten Raad en Meente", die echter na 1690
geballoteerd inoeten worden. Dit zijn de zg. fratres adoptivi, waarvan
een lijst (zij het in copie) voor de Sassenstraat aanwezig is 52): in 1695
Albertus Hanselaar; 1695 Roelof Nauta; 1696 "Albertus Greve tot
Bmr. gekoren sijnde ad idem"; 1699 Johan Wolfsson op dezelfde wijze,
1720 Paulus Scriverius, 1733 de Secret. Samuel Johannes Gelderman;
de Secret. Thomas van Muiden; 1734 de Hr Bmr D. van der Wijk;
1736 Gelderman, 1738 Albertus Eekhout, 1738 Eilard Adriaan van
Duuren, 1739 de Capitain Everhard Jan Thomassen à Thuessink; deze
laatste vermeldt in zijn eigen aantekeningenec) dat hij zich in de Sassenstraat
heeft "ingelaten" omdat men de gedachtenismaaltijd van zijn
oom, de oud-Bmr Huete wilde afschaffen.
Uit de balans van de stratebroederschap van 1718 komt echter één
boete naar voren, die nergens gevonden kan worden in enig wetsartikel,
VORG, Verslagen en mededelingen 84(1969)