Lastige verhalen - Bureau Beke
Lastige verhalen - Bureau Beke
Lastige verhalen - Bureau Beke
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
De relatie tussen de leeftijd van de verdachten, de aard van het delict en type aangifte<br />
(hypothese is dat de echte aangiften betrekking hebben op gemiddeld oudere verdachten<br />
en vaker aanranding betreffen)<br />
In hoeverre de verschillen tussen twijfelachtige en valse aangiften bepalend zijn voor de<br />
status van de aangifte. Zijn twijfelachtige aangiften uiteindelijk valse aangiften? (hypothese<br />
is dat de twijfelachtige aangiften ook vals zijn).<br />
Voordat een kwantitatief onderzoek kan worden uitgevoerd, is het noodzakelijk dat de<br />
zedenpolitie in Nederland een aantal wijzigingen doorvoert in de afhandeling van de<br />
zedenzaken. In het bijzonder wordt daarbij gedoeld op de manier van verslagleggen, kritisch<br />
doorvragen en durven doorpakken en niet in de laatste plaats het goed registreren<br />
van (valse) aangiften door minderjarigen. In het bedrijfsprocessensysteem zou eenvoudig<br />
gezocht moeten kunnen worden op valse aangiften. Doordat die registratie thans nauwelijks<br />
wordt gemaakt, is een grootschaliger onderzoek naar valse aangiften op korte termijn<br />
niet uitvoerbaar. Het is daarom zaak dat er op landelijk niveau afspraken worden gemaakt<br />
over hoe om te gaan met aangiften van zedendelicten door minderjarigen en hoe die te<br />
registreren.<br />
Een alternatief voor het op langere termijn uitvoeren van een kwantitatief onderzoek is om<br />
dergelijk onderzoek te koppelen aan een deskundigheidsbevorderingstraject in een aantal<br />
pilotregio’s. Op voorhand stellen we dat als volgt voor. We selecteren in overleg met de<br />
belanghebbenden een aantal pilotregio’s waar we in samenwerking met een aantal deskundigen<br />
de zedenrechercheurs een instructie geven in het beoordelen en kwalificeren van<br />
aangiften van zedendelicten door minderjarige meisjes en ontwikkelen daartoe een prescreeningsformat.<br />
Daarbij kiezen we voor een werkmodel waarbij elk informatief gesprek<br />
en elke aangifte gelabeld en ingevoerd wordt in het bedrijfsprocessensysteem. Zaken die<br />
onduidelijk blijven, wordt in intervisiemeetings doorgesproken en uiteindelijk door middel<br />
van een consensusbespreking gekwalificeerd als ‘echt’ of ‘vals’. Na een nader af te spreken<br />
periode of een afgesproken aantal ingevoerde zaken kan het kwantitatieve onderzoek van<br />
start gaan. De meerwaarde van dit alternatief is dat er in een relatief korte periode voldoende<br />
kwalitatief goed onderzoeksmateriaal kan worden gegenereerd waarmee het fenomeen<br />
valse zedenaangiften door minderjarigen nader kan worden onderzocht en geduid en<br />
tegelijkertijd de kwaliteit van het handelen van de zedenpolitie in dergelijke zaken wordt<br />
verbeterd.<br />
Samenvatting en conclusies 81