frieslands hoogeschool rijks athenaeum te franeker. - Tresoar

748
proferre decrevit; hoc demonstraturus, illud oraculum, non tam recens
esse, quam vulgo existimatur, nee tarnen Achazo antiquius. Ieremiae
et Habacuci vaticinia , haec haud ita multo post quam Lugdunum venerat,
itta deinde per aliquot annos, in Scholis Academicis explicuerat. Commentarios
in Ieremiae 30 priora capita absolutos reliquit. Quos vero olim
in Habacucum conscripserat, postea, antequam ederentur, emendandos
et augendos esse censebat: eumque laborem , anno 1830 itinere in
Germaniam, Helvetiam et Italiam peracto, ac meliores ita de codice
Syro-Hexaplari notitias adeptus, suscepit quidem, sed perficere non
potuit i).
Als vriend zijner leerlingen ontving hij hen gaarne ten zijnen huize
op een privatissimum, ter behandeling van moeijelijke en ingewikkelde
onderwerpen. Aan de bekwaamsten onder hen gaf hij somtijds een
onderwerp uit de Leidsche codices op , om de bewerking er van onder
zijne leiding te doen strekken tot een academisch proefschrift. Zoo zijn
onder zijn oog b.v. geschreven en met aanteekeningen van zijne hand
verrijkt de Verhandelingen van P. J. Uylenbroek, De Ibn Raukalo
geographo. L. B. 1822, van Taco Roorda, exhïbens vitam Ahmedis
Tulonidis, ex Mss. coda. Ublioth. Lugd. Bat. L B 1825, en van H. E. Wijers,
exhibens locos Ibn Ehacanis de Ibn Zeidouno, ex codd. bibliothecae Lu
Bat. et Gothanae editis. L. B. 1832. Dedel's Besponsio ad quaestionem U
Mstoria crit. Bibliothecae Alexandrinae gaat in de Annal. Acacl. L. B.
1822/23 vergezeld van Hamakers aanteekeningen. Th. A. Clarisse ondernam
de behandeling van Abdolwahedi Mstoria Dynastiae Mauretanicae
Almohadensium', doch werd door andere studiën daarvan afgeleid.
De rigting welke hij gaf aan de exegese kan men leeren kennen uit de
dissertatiën zijner kweekelingen Th. A. Clarisse, Spec. hermen, de Psalmis
qiúndecim Hammaäloth philologice et critice illustratis. L. B. 1819, T
W. J. Juynboll, Lis-g. de Amoso, L. B. 1828; H. E. Weijers, Initium
disputationis de lïbri apocalypseos argumento, sententia et auctore, L, B
1828; M. A. Gr. Vorstman, Comment in Psalm. XVI. L. B. 1829.
Doordrongen van de waarheid, dat de studie der Semitische dialecten
vruchten afwerpt Voor de kennis van de taal en de geschiedenis der
Perzen , Mongolen, Afghanen en Indiërs , volken, tot welke de Islam
doordrong of die met hare strijdvoerders in aanraking kwamen, wijdde
de onvermoeide man vooral de zes laatste jaren zijns levens aan de
taal- en letterkunde van het Verre Oosten, Had hij toch in 1822 reeds
iets geschreven Over de SaJcontala van den Indischen dichter Calidas(M
!) Hamaker's Prolegomena eommentariorum in Babaeuei Vaticinium zijn in 1846,
alzoo na zijn dood, opgenomen in de Orientalia, van Juynboll, Roorda en Weigers.