frieslands hoogeschool rijks athenaeum te franeker. - Tresoar

837
Casp. Erasmius levert alzoo ook een voorbeeld ter bevestiging van
hetgeen Dr. du Rieu schreef: „dat, gedurende een vrij lang tijdsverloop
op het eind der 17e en het begin der 18e eeuw, de voorname Denen
van Leiden naar Franeker gingen om daar hunne studiën te Voltooien" *).
Onderwijzers in levende talen. Blz. 338.
Franciscus Casparus Colsonius gaf in het jaar Voorafgaande
aan zijne komst te Franeker, een drieledig dichtwerk uit, bestaande
in een Echo ad honorem Ecclesiae plcmgentis, een Echo ad honorem
Classici Coetus, en een Echo dedié aux Enfans de VEglise Evangelique.
Goesae, apud Ioannem Meijerum, civitatis Goesanae Typographum
Ordinarium 1682. Hij noemt zich daar Barro ducaeus (van
Bar-le-Duc), qui post carcerum umbras, quas per sexennium perpessus
est in Inquisitione Mediolanensi (propter susceptam fidem Euangelicam)
jam in filiorum Dei libertatem restitutus, asilum quaerit & nidum, in
quo sub Dei timore Vitam agat Christianam & sibi suaeque familiae de
victu atque vestitu, studio ac opere prospiciat. Zie de Navorscher,
XXXVII, 536—540, waar het dichtstuk is opgenomen in zijn geheel.
De cursus. Blz. 364.
Wij zouden bij de mededeelingen aangaande de dissertatiën en promotion
hebben kunnen wijzen op de verzen en rijmen in allerlei talen,
die men ten allen tijde achter de dissertatiën, even als achter de academische
oratiën, ontmoet. Daar dit algemeen bekend is en geene verzen
ons aanleiding gaven tot eene bijzondere vermelding, lieten wij het
na. Later Viel onze aandacht op de zeven laatste Verzen achter de
Biss. jurid. inaug. de judice Bomano ejusque imperitia, den 14 Maart
1767 door Johannes van Nuys, Arnhemia-Gelrus , Verdedigd, welke eene
afzonderlijke Vermelding verdienen. Van dit zevental is het eerste Vers,
onder het motto : Gatsiades Musae paulo majora canamus, en onderteekend
P h i 1 o-C a t s i u s, eene navolging in den trant Van Jacob Cats;
het tweede , met het motto: Batheno praeëunte modos, onderteekend:
Dathenophilus, is eene navolging der psalmrijmelarij van Datheen;
het derde, onderteekend P h i 1 o x e n u s , is in de taal Van iemand,
die gebroken Hollandsen spreekt met een sterk Fransch accent,
afgewisseld door Fransche woorden. Het heeft tot opschrift: Eerpook
opkerekt Voor die eer De Nuys, aals seyn Edele sa Bis-
r ) Deensche studenten aan Nederl. Universiteiten. Handel. Letterk. 1874, 66—73.