20.07.2013 Views

bekijken - digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren

bekijken - digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren

bekijken - digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen<br />

Herman Pleij<br />

bron<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen. Educaboek, Culemborg 1984<br />

Zie <strong>voor</strong> verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/plei001lite02_01/colofon.php<br />

© 2011 dbnl / Herman Pleij


Voor San<strong>de</strong>r en Eefje<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


Woord <strong>voor</strong>af<br />

VII<br />

Dit boekje gaat over <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse literatuur in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen. Het uitgangspunt<br />

wordt niet gevormd door wat wij nu nog mooi vin<strong>de</strong>n, maar door wat toen belangrijk<br />

was binnen een historische ontwikkeling. Daarbij valt het accent op <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong><br />

aspecten van het literaire bedrijf en niet op een overzicht van auteurs, teksten en<br />

genres. Waarom wer<strong>de</strong>n teksten gemaakt, hoe en <strong>voor</strong> wie?<br />

Er wordt niet meer beoogd dan het bie<strong>de</strong>n van een eerste kennismaking met zulke<br />

vragen. Nadrukkelijk is een beknopte literatuuropgave toegevoegd <strong>voor</strong> meer<br />

informatie en ver<strong>de</strong>re studie. De simpele overzichtstabel aan het slot van auteurs,<br />

bronnen en historische gebeurtenissen dient <strong>voor</strong> enig houvast in <strong>de</strong>ze vijf eeuwen<br />

van literair leven.<br />

Het boekje is bedoeld <strong>voor</strong> opleidingen, waarin <strong>de</strong> confrontatie met<br />

Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse letterkun<strong>de</strong> een rol behoort te spelen: <strong>de</strong> hogere klassen van HAVO<br />

en VWO kunnen het benutten als achtergrond bij een thematische aanpak van <strong>de</strong><br />

literatuur, in samenhang met speciale leskaternen over een bepaald on<strong>de</strong>rwerp; <strong>voor</strong><br />

lerarenopleidingen en <strong>de</strong> universiteit bevat het basisstof <strong>voor</strong> het eerste<br />

(prope<strong>de</strong>utische) jaar, van waaruit men ver<strong>de</strong>r kan werken.<br />

Het zal moeten blijken in hoeverre het boekje bruikbaar is in <strong>de</strong> genoem<strong>de</strong> situaties.<br />

Zelf heb ik <strong>de</strong> stof in <strong>de</strong>ze vorm meermalen aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> gesteld als docent aan <strong>de</strong><br />

MO-opleiding Ne<strong>de</strong>rlands van het Nutsseminarium te Amsterdam. Dankbaar heb ik<br />

gebruik gemaakt van het commentaar op een eerste versie van <strong>de</strong> zij<strong>de</strong> <strong>de</strong>r betrokken<br />

uitgevers en het redactieteam. De reacties van mijn Leidse collega Frits van Oostrom<br />

hebben tot een aantal belangrijke correcties en aanvullingen geleid.<br />

Universiteit van Amsterdam<br />

1 januari 1984<br />

H. Pleij<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


I<br />

Literatuur vroeger en nu<br />

1<br />

Waarom lees je? Waarom kijk je naar films en series op <strong>de</strong> TV? Meestal gaat het om<br />

verzonnen verhalen, die lang niet altijd goed aflopen. Maar ook als ze dat wel doen,<br />

wat heb je er eigenlijk aan? Toch zijn er heel wat mensen verslaafd aan lezen en<br />

kijken. En een beetje min<strong>de</strong>r komt ook veel <strong>voor</strong>.<br />

Om te beginnen biedt fictie (verzonnen verhalen) een aantrekkelijke mogelijkheid<br />

om weg te dromen uit <strong>de</strong> dagelijkse werkelijkheid. Vooral als die zo nu en dan wat<br />

eentonig en saai is, mag je graag lezen over mensen met het interessante leven van<br />

kunstenaar, chirurg of directeur van een multinational. Je vlucht tij<strong>de</strong>lijk weg in <strong>de</strong><br />

droom van hun leven, met het <strong>voor</strong><strong>de</strong>el dat je er meteen weer uit kunt stappen als<br />

het misgaat met hen. Van dat laatste kun je overigens ook genieten. Het is niet alles<br />

koek en ei in <strong>de</strong> wereld van <strong>de</strong> jet-set, het brengt een hoop ellen<strong>de</strong> mee om tot <strong>de</strong><br />

rijken en machtigen <strong>de</strong>r aar<strong>de</strong> te mogen behoren, televisieseries en <strong>de</strong> schandaalbla<strong>de</strong>n<br />

vertonen het wekelijks.<br />

Een reclamespot laat een huisvrouw zien die <strong>de</strong> stekker van <strong>de</strong> stofzuiger uit het<br />

contact trekt om zich op <strong>de</strong> bank te vlijen met zo'n slappekaftboekje uit <strong>de</strong><br />

sigarenwinkel. Meteen gaat het beeld zachtjes golven en daar staat ze ineens in een<br />

operatiekamer enge messen door te geven bij een harttransplantatie. Als dat maar<br />

goed gaat! Hoe het afloopt, horen we ver<strong>de</strong>r niet, maar we zien nog wel hoe ze met<br />

frisse moed weer aan het stofzuigen slaat na haar spannen<strong>de</strong> avonturen.<br />

Nu is het zeker niet zo dat <strong>de</strong> vlucht uit <strong>de</strong> werkelijkheid alleen maar bij ‘goedkope’<br />

literatuur of TV-series behoort. Ook ‘moeilijke’ verhalen bie<strong>de</strong>n zulke mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />

in overvloed <strong>voor</strong> een publiek dat daar<strong>voor</strong> gevoelig is. Maar er is meer. Je kunt ook<br />

behoefte aan fictie hebben omdat je daarin bevestiging vindt van opvattingen en<br />

i<strong>de</strong>eën die je al hebt of meent te hebben. Of sterker nog, door <strong>de</strong> manier waarop<br />

standpunten en gevoelens in een verhaal verbeeld wor<strong>de</strong>n, krijg je een beter begrip<br />

van wat je zelf al vaag<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


2<br />

<strong>voor</strong> ogen stond. Je bent niet alleen, je kunt je problemen en visies <strong>de</strong>len met an<strong>de</strong>ren<br />

die zich in vergelijkbare situaties blijken te bevin<strong>de</strong>n.<br />

En dan dient zich vanzelf een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> mogelijkheid aan. De herkenbare problemen<br />

en ervaringen krijgen dimensies die je zelf nog nooit hebt overwogen of meegemaakt.<br />

Fictie brengt je in contact met situaties waarvan je niet eens gedroomd hebt, maar<br />

die eigenlijk op grond van <strong>de</strong> herkenbaarheid van <strong>de</strong> verzonnen personages heel goed<br />

in je eigen leven zou<strong>de</strong>n kunnen <strong>voor</strong>komen. Op zo'n moment wordt je eigen horizon<br />

verbreed: er is veel meer in <strong>de</strong> wereld te koop dan je dacht, het is allemaal veel<br />

ingewikkel<strong>de</strong>r, moeilijker en aantrekkelijker dan het leek. Op grond van zulke<br />

ervaringen met fictie kun je echt honger krijgen naar meer, je nieuwsgierigheid met<br />

betrekking tot <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n van het bestaan moet door steeds nieuwe<br />

verbeeldingen bevredigd wor<strong>de</strong>n.<br />

An<strong>de</strong>re wereld<br />

Deze verklaringen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> behoefte aan fictie spelen doorgaans alle drie tegelijk een<br />

rol, <strong>de</strong> ene wat meer dan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r. Voorop blijft staan dat je geboeid moet raken<br />

door wat je leest, omdat je het spannend vindt, opwin<strong>de</strong>nd of gewoon mooi en<br />

ontroerend. Soms is het moeilijk om afstand te doen van een boek als het uit is. Je<br />

zou over <strong>de</strong> hoofdpersonen nog veel meer willen horen nu ze tij<strong>de</strong>lijk zo'n belangrijke<br />

plaats in je leven hebben ingenomen. Je doet het boek dicht en met één klap ben je<br />

je vrien<strong>de</strong>n en vijan<strong>de</strong>n kwijt. Vaak blijven ze nog een tijd lang in je hoofd<br />

rondspoken. Soms imiteer je hen. Of je herkent hen in situaties die je daarna in het<br />

echte leven meemaakt. Vooral na een film die je aangegrepen heeft, wil je graag als<br />

Jane Fonda of David Bowie <strong>de</strong> straat oplopen.<br />

Niet onbekend is het effect dat je <strong>de</strong> werkelijkheid met wat an<strong>de</strong>re ogen gaat<br />

<strong>bekijken</strong>. En het inzicht in je eigen werkelijkheid wordt verscherpt. Fictie heeft je<br />

wereld een verdieping en verbreding gegeven, zowel door <strong>de</strong> herkenbaarheid als<br />

door het onbeken<strong>de</strong>. Bei<strong>de</strong> spelen een rol. Op alleen maar herkenbaarheid en<br />

bevestiging raak je gauw uitgekeken. Aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant moet het onbeken<strong>de</strong> wel<br />

te verbin<strong>de</strong>n zijn met je eigen werkelijkheid of je fantasieën daarover. Maar dat ligt<br />

natuurlijk bij ie<strong>de</strong>reen an<strong>de</strong>rs.<br />

Zodra teksten uit een an<strong>de</strong>re tijd of een an<strong>de</strong>re streek komen, kunnen er al meteen<br />

problemen ontstaan. Er zijn veel dingen die je niet begrijpt of die je verkeerd opvat.<br />

Literatuur uit <strong>de</strong> Der<strong>de</strong> Wereld kan je pas iets zeggen als je meer van die wereld af<br />

weet. Maar omgekeerd raak je daarmee evenzeer vertrouwd door juist kennis te<br />

nemen van <strong>de</strong> emotionele verbeelding van <strong>de</strong> situaties en problemen uit die wereld<br />

in <strong>de</strong> literatuur. Die an<strong>de</strong>re tijd levert vergelijkbare moeilijkhe<strong>de</strong>n en <strong>voor</strong><strong>de</strong>len op.<br />

Dat laatste moet er nadrukke-<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


3<br />

lijk bijgezegd wor<strong>de</strong>n. Of het nu el<strong>de</strong>rs is of vroeger, steeds gaat het om werel<strong>de</strong>n<br />

waarmee je direct te maken hebt.<br />

Die an<strong>de</strong>re tijd begint trouwens al heel gauw. Als je nu <strong>de</strong> roman Turks fruit van<br />

Jan Wolkers uit 1969 leest, zul je nauwelijks geschokt zijn door <strong>de</strong> erotische<br />

hoogstan<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> medische horror waaron<strong>de</strong>r <strong>de</strong> hoofdfiguren gebukt gaan.<br />

Misschien vind je het wel wat ou<strong>de</strong>rwets, nu er in onze tijd nauwelijks meer een<br />

taboe rust op het praten over kanker en seksualiteit. Maar het boek hoort thuis in een<br />

tijd waarin men nog maar net begonnen was om zich van zulke taboes te bevrij<strong>de</strong>n.<br />

En daarbij speel<strong>de</strong> juist dat boek - en wat later ook <strong>de</strong> film - <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> jongeren<br />

een belangrijke rol: het is niet toevallig dat Wolkers in <strong>de</strong> jaren zestig een typische<br />

school-auteur wordt, zoals Maarten 't Hart dat nu is. Gezien tegen die historische<br />

achtergrond kan het boek aan belang winnen, <strong>voor</strong>al omdat je je gewapend met die<br />

kennis beter kunt i<strong>de</strong>ntificeren met <strong>de</strong> emoties en problemen van <strong>de</strong> hoofdfiguren.<br />

En omgekeerd maken ze je vertrouwd met een fase in ontwikkelingen waarvan je<br />

zelf ook een produkt bent.<br />

Ou<strong>de</strong>re literatuur<br />

Nu kun je natuurlijk ook gewoon blijven lezen zon<strong>de</strong>r die historische of regionale<br />

belangstelling. Vaak is er dan niet zoveel aan. Je leest alles gewoon naar je toe. Je<br />

bent zelf <strong>de</strong> maatstaf van alle dingen. Wat je niet begrijpt, sla je over of je interpreteert<br />

het naar je toe, zon<strong>de</strong>r er acht op te slaan of het zo bedoeld is of zo gelezen werd in<br />

<strong>de</strong> tijd of streek van ontstaan.<br />

Laten we maar meteen een sprong maken naar <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse literatuur. Die<br />

staat het verst weg in onze Ne<strong>de</strong>rlandse literatuur. Je wordt meteen geconfronteerd<br />

met an<strong>de</strong>re manieren van schrijven (verhalen op rijm) en an<strong>de</strong>re i<strong>de</strong>eën<br />

(stan<strong>de</strong>nmaatschappij). Bovendien is er nog <strong>de</strong> extra barrière van een an<strong>de</strong>re taal,<br />

die in het gunstigste geval een beetje op het huidige Ne<strong>de</strong>rlands lijkt.<br />

Stel nu dat je daar allemaal geen probleem van maakt en zo maar <strong>de</strong> Beatrijs<br />

probeert te lezen. Die tekst, meer dan zes eeuwen oud, gaat over een non die<br />

ontzettend verliefd is op een jonge e<strong>de</strong>lman buiten het klooster. Ze houdt het niet uit<br />

en ze verlaat het klooster om met hem <strong>de</strong> wereld in te trekken. Ze krijgen twee<br />

kin<strong>de</strong>ren, maar na zeven jaar houdt die jongeling het ver<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> gezien. Om <strong>voor</strong><br />

zichzelf en <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren te kunnen zorgen, weet Beatrijs niets beters te doen dan hoer<br />

te wor<strong>de</strong>n, ook al vindt ze dat buitengewoon onaangenaam. Weer na zeven jaar, nu<br />

vol ellen<strong>de</strong>, komt ze in <strong>de</strong> buurt van haar ou<strong>de</strong> klooster. En ze krijgt in een droom<br />

<strong>de</strong> opdracht om haar ou<strong>de</strong> baan van kosteres daar weer op te nemen. Tot haar stomme<br />

verbazing heeft dan niemand in het klooster iets in <strong>de</strong> gaten: in al die<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


4<br />

veertien jaren blijkt Maria, <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r van Jezus, haar taak ongemerkt overgenomen<br />

te hebben. Maar daarmee is <strong>de</strong> kous niet af: uit wroeging biecht Beatrijs alles op,<br />

doet boete en daarmee komt ze ten slotte toch nog <strong>voor</strong> het eeuwige leven in<br />

aanmerking.<br />

Zo'n verhaal zul je, zon<strong>de</strong>r meer, algauw raar, flauw en kin<strong>de</strong>rachtig vin<strong>de</strong>n.<br />

Bovendien heb je allerlei vragen. Waarom gaat ze niet gewoon werken? Waarom<br />

laat die jongeling haar zo maar zitten? Waarom biecht ze alles op? En <strong>voor</strong>al, waarom<br />

bewijst Maria haar eigenlijk die toch niet geringe dienst? Als je zulke vragen hebt,<br />

sla je in feite al meteen een brug naar <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse wereld met al die op het<br />

eerste gezicht onverklaarbare zaken. En het ligt nogal <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand dat kennisneming<br />

van <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse i<strong>de</strong>eënwereld een heleboel van die vragen zal kunnen oplossen,<br />

waardoor <strong>de</strong> tekst heel wat begrijpelijker en attractiever wordt. Want het gaat om<br />

problemen die toen on<strong>de</strong>r veel mensen leef<strong>de</strong>n. En van die mensen en die problemen<br />

stammen wij af. De resten van kloosters, kastelen en stadsmuren zien we nog om<br />

ons heen, <strong>de</strong> gedachten van <strong>de</strong> mensen die daarin leef<strong>de</strong>n zijn nog aanwezig in onze<br />

manieren van <strong>de</strong>nken. Door kennisneming van het verle<strong>de</strong>n verscherp je je inzicht<br />

in het he<strong>de</strong>n. En <strong>de</strong> literatuur heeft een belangrijke rol gespeeld in het historische<br />

ontwikkelingsproces. We leren niet alleen hoe wisselen<strong>de</strong> groepen mensen hun<br />

gedachten en emoties neerleg<strong>de</strong>n in allerlei vormen van literatuur, we kunnen ook<br />

constateren hoe literatuur invloed uitoefent op <strong>de</strong> meningsvorming.<br />

1. De koopman, in een stan<strong>de</strong>nboek uit 1483.<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


5<br />

En dat is dan een an<strong>de</strong>re manier om teksten uit het verle<strong>de</strong>n te bena<strong>de</strong>ren. Hoe <strong>de</strong><strong>de</strong>n<br />

en dachten mensen vroeger en welke rol speel<strong>de</strong> hun literatuur daarbij? Dan blijkt<br />

<strong>de</strong> Beatrijs geregeerd te wor<strong>de</strong>n door uitgesproken gedachten over wat wel en wat<br />

niet hoort in bepaal<strong>de</strong> kringen. En ook door <strong>de</strong> propaganda <strong>voor</strong> <strong>de</strong> extreme<br />

mogelijkhe<strong>de</strong>n op redding die er toch nog <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zondige mens zijn, op <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong><br />

dat hij zijn godsvertrouwen niet verliest. Zowel dat sterk vastliggen<strong>de</strong> gedrag per<br />

maatschappelijke groepering als <strong>de</strong> vrees om te bezwijken <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verleidingskunsten<br />

van <strong>de</strong> duivel staan thans ver van ons weg. Maar er gaapt niet zo maar een kloof<br />

tussen <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen en nu. De generatie van vóór <strong>de</strong> oorlog kan zich bij <strong>de</strong>ze<br />

zaken (standsverschil, christelijke <strong>de</strong>nkwereld) uit ervaring meer <strong>voor</strong>stellen. Er<br />

loopt een onon<strong>de</strong>rbroken lijn van vroeger naar nu, waarlangs <strong>de</strong> ontwikkelingen zich<br />

afspelen. Ogenschijnlijk zitten we op het eindpunt, maar in feite bewegen we<br />

natuurlijk mee. Hoe meer inzicht we in die ontwikkelingslijnen krijgen, hoe beter<br />

we onze positie on<strong>de</strong>rweg kunnen peilen.<br />

Het is kortzichtig om dingen vreemd, gek of saai te vin<strong>de</strong>n die niet lijken op wat<br />

je in je eigen omgeving gewend bent. Over <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> cartoon kun je heel lang<br />

na<strong>de</strong>nken. Je ziet twee missionarissen in <strong>de</strong> rimboe, met lange pijlen en kruisen om<br />

hun hals waaraan Jezus vastgespijkerd hangt. Ze slaan zich op <strong>de</strong> dijen van het lachen<br />

om negers die rondom een offerblok dansen. Zon<strong>de</strong>r woor<strong>de</strong>n. Waar slaat dit op?<br />

De vraag is natuurlijk wie er nu eigenlijk gek doet, die negers of die missionarissen.<br />

Over hon<strong>de</strong>rd jaar zullen kortzichtige mensen zich vermaken met onze vermeen<strong>de</strong><br />

onnozelhe<strong>de</strong>n. Maar er zullen er ook zijn die proberen te begrijpen wat onze tijd<br />

heeft aangericht in het historisch ontwikkelingsproces, om hun eigen positie beter<br />

te doorgron<strong>de</strong>n.<br />

Daar komt nog iets bij. Die lijnen uit het verle<strong>de</strong>n lopen niet recht, maar met<br />

golven, hortend en stotend. Soms lijken processen heel erg op elkaar en is alleen <strong>de</strong><br />

verschijningsvorm an<strong>de</strong>rs. Als je in <strong>de</strong> Beatrijs vaste rolpatronen herkent zoals het<br />

a<strong>de</strong>llijk milieu die <strong>voor</strong>schreef aan Beatrijs en <strong>de</strong> jonge e<strong>de</strong>lman, dan is <strong>de</strong> afstand<br />

veel min<strong>de</strong>r groot als je <strong>de</strong>nkt aan <strong>de</strong> in onze tijd traditionele taakver<strong>de</strong>ling tussen<br />

mannen en vrouwen. Dat is zeker niet hetzelf<strong>de</strong>, maar er zijn wel <strong>de</strong>gelijk<br />

overeenkomsten in <strong>de</strong> problemen die vastliggen<strong>de</strong> rolpatronen in he<strong>de</strong>n en verle<strong>de</strong>n<br />

oproepen. En vervang die angst <strong>voor</strong> <strong>de</strong> duivel eens door angst <strong>voor</strong> een kernoorlog,<br />

die ook <strong>de</strong> massa in beweging zet en hele machinerieën om <strong>de</strong> opinie te beïnvloe<strong>de</strong>n.<br />

En ook daarbij speelt, in onze tijd, fictie een <strong>voor</strong>name rol. Om een <strong>voor</strong>beeld te<br />

geven: <strong>de</strong> gedachte dat <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Wereldoorlog <strong>voor</strong> eens en <strong>voor</strong> altijd getoond<br />

zou hebben wie een goe<strong>de</strong> va<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r is en wie een slechte wordt sterk bevor<strong>de</strong>rd<br />

door Mulisch' succesboek De aanslag.<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


Barrières<br />

6<br />

Het is dui<strong>de</strong>lijk dat <strong>de</strong>ze manier van omgaan met ou<strong>de</strong>re teksten heel wat inspanning<br />

kost. Je moet allerlei barrières nemen. In <strong>de</strong> eerste plaats is er het probleem van <strong>de</strong><br />

taal. Gelukkig wor<strong>de</strong>n steeds meer teksten uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen in een mo<strong>de</strong>rne<br />

vertaling gegeven. Maar ie<strong>de</strong>reen weet dat er veel verloren gaat door dat vertalen.<br />

Hoe moet je die typische verteltoon van <strong>de</strong> rid<strong>de</strong>rroman in verzen overbrengen? Er<br />

wordt een stijl gebruikt die te maken heeft met <strong>de</strong> mon<strong>de</strong>linge <strong>voor</strong>dracht van <strong>de</strong>ze<br />

teksten: een beetje van ‘en toen en toen en toen...’ In mo<strong>de</strong>rn Ne<strong>de</strong>rlands overgebracht,<br />

doet dat algauw wat kin<strong>de</strong>rachtig aan. Denk aan je schoolopstel van vroeger over<br />

een dagje naar <strong>de</strong> dierentuin.<br />

Maar wat moet je dan? Je kunt er moeilijk geschreven literatuur van maken, in<br />

een stijl die wij daar<strong>voor</strong> passend vin<strong>de</strong>n. Misschien is het toch beter om maar die<br />

oorspronkelijke taal te geven, met allerlei verklaringen on<strong>de</strong>r aan <strong>de</strong> voet van <strong>de</strong><br />

bladzij. Een bij-effect is dan dat Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlands vaak een wat grappige indruk<br />

maakt, terwijl dat natuurlijk helemaal niet bedoeld is. Datzelf<strong>de</strong> geldt bij<strong>voor</strong>beeld<br />

ook <strong>voor</strong> Zuidafrikaans.<br />

De grootste problemen bij het historisch lezen van ou<strong>de</strong>re literatuur wor<strong>de</strong>n echter<br />

gevormd door <strong>de</strong> onbekendheid met <strong>de</strong> wereld en i<strong>de</strong>eën waarnaar verwezen wordt.<br />

Die teksten zijn eenvoudig niet <strong>voor</strong> ons geschreven. Allerlei toen vanzelfspreken<strong>de</strong><br />

dingen zien wij helemaal niet meer. Draai een plaat van <strong>de</strong> cabaretier Wim Kan uit<br />

<strong>de</strong> jaren zestig en je begrijpt er bijna niets meer van, terwijl je <strong>de</strong> zaal op <strong>de</strong> plaat<br />

steeds hard hoort lachen. Niet alleen allerlei zakelijkhe<strong>de</strong>n en namen zijn we vergeten,<br />

ook i<strong>de</strong>eën, visies, taboes uit die tijd kennen we nauwelijks meer. Is Wim Kan dus<br />

flauw? Zo'n oor<strong>de</strong>el is gewoon niet aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>. Tenzij je die hele wereld waaraan<br />

zijn teksten refereren weer probeert op te roepen.<br />

Neem nu het volgen<strong>de</strong> tekstje, dat een klerk van graaf Willem V van Holland in<br />

1351 noteer<strong>de</strong> in <strong>de</strong> marge van het dikke rekeningenboek dat hij moest bijhou<strong>de</strong>n:<br />

Ghebenedijd zo moet hi zyn<br />

die van<strong>de</strong>n water maecte wyn<br />

Ver<strong>de</strong>r niets. Eerst moeten we <strong>de</strong> taalvormen oplossen. Dat is in dit geval niet zo<br />

moeilijk: ‘Gezegend moet hij zijn/die van het water maakte wijn’. Je begrijpt dat er<br />

woor<strong>de</strong>nboeken en grammatica's van het Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlands bestaan. Nu ver<strong>de</strong>r. Wie<br />

is eigenlijk die ‘hij’? Een historicus uit onze tijd had daar geen moeite mee. Hij<br />

verbond het tekstje onmid<strong>de</strong>llijk met zijn eigen wereld, want hij las het als ‘leve <strong>de</strong><br />

man die het bier uitvond!’ Dat zou dan volgens hem een soort grap zijn, in <strong>de</strong> lijn<br />

van onze carnavalsliedjes, van een<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


2. Bladzij<strong>de</strong> uit Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlands handschrift: barrières.<br />

7<br />

klerk die zich <strong>de</strong> hele dag zat te vervelen bij het opschrijven van inkomsten en<br />

uitgaven van <strong>de</strong> graaf.<br />

Deze interpretatie zegt meer van die historicus dan van dat tekstje. Want iemand<br />

uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen zou het onmid<strong>de</strong>llijk heel an<strong>de</strong>rs begrijpen.<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


8<br />

Die ‘hij’ is namelijk Jezus, van wie elke mid<strong>de</strong>leeuwer wist dat hij allerlei won<strong>de</strong>ren<br />

had verricht, zoals het veran<strong>de</strong>ren van water in wijn op <strong>de</strong> Bruiloft in Kana. Die klerk<br />

noteer<strong>de</strong> dus een vrome gemeenplaats in <strong>de</strong> marge bij zijn werk, te vergelijken met<br />

<strong>de</strong> spreuken die sommige mensen nu op bordjes in <strong>de</strong> huiskamer hebben hangen.<br />

An<strong>de</strong>re i<strong>de</strong>eën<br />

Maar het is nog wat ingewikkel<strong>de</strong>r. Dat zien we pas als we ons vanuit dit tekstje<br />

ver<strong>de</strong>r oriënteren in die mid<strong>de</strong>leeuwse <strong>de</strong>nkwereld. Iets vrooms, dat toch ook een<br />

zekere humoristische kant lijkt te hebben. Tot onze verbazing kunnen we dan<br />

vaststellen dat <strong>de</strong>ze combinatie in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen in bre<strong>de</strong> kringen van <strong>de</strong> bevolking<br />

zeer geliefd was. Voor ons is grappen maken over godsdienstige zaken taboe, tenzij<br />

je <strong>de</strong> kerk belachelijk wilt maken. Maar in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen is het een geaccepteerd<br />

mid<strong>de</strong>l om <strong>de</strong> god<strong>de</strong>lijke boodschap naar buiten te brengen. We merken dat als we<br />

veel dui<strong>de</strong>lijker <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n vin<strong>de</strong>n van humoristisch gepresenteer<strong>de</strong> vrome<br />

boodschappen. Jezus wordt <strong>voor</strong>gesteld als een herbergier, die kannen vol wijn<br />

schenkt zodat <strong>de</strong> bezoekers van zijn herberg dronken wor<strong>de</strong>n en lallend om meer<br />

vragen: ‘leve <strong>de</strong> herbergier’ zingen ze in een an<strong>de</strong>r lied en Jezus schenkt weer in.<br />

Natuurlijk is dat beeldspraak. Maar die is geënt op alledaagse praktijken van<br />

wereldse aard. De vrome gemeenplaats van die klerk zinspeelt ook op <strong>de</strong> vrolijke<br />

gedachte dat Jezus bij bruiloften en partijen in een handomdraai <strong>voor</strong> <strong>de</strong> drank kon<br />

zorgen. En zo iemand verdient ook om populair te wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> eenvoudigste<br />

boeren en burgers.<br />

Door zulke gegevens over <strong>de</strong> leef- en <strong>de</strong>nkwereld van het bedoel<strong>de</strong> publiek van<br />

die Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse literatuur kun je niet alleen <strong>de</strong> teksten beter begrijpen maar<br />

ook inzicht krijgen in <strong>de</strong> rol die zij gespeeld hebben in <strong>de</strong> maatschappij van toen.<br />

Daarbij kun je ze natuurlijk best mooi of ontroerend blijven vin<strong>de</strong>n. Het is zelfs<br />

mogelijk dat bepaal<strong>de</strong> teksten zon<strong>de</strong>r die historische omgeving je toch direct<br />

aanspreken. Ie<strong>de</strong>reen die wel eens ou<strong>de</strong>re teksten leest of bestu<strong>de</strong>ert zal je kunnen<br />

vertellen dat sommige teksten <strong>voor</strong> hen direct over <strong>de</strong> tijd heen reiken, omdat ze iets<br />

bijzon<strong>de</strong>rs <strong>voor</strong> die lezer heel mooi verwoor<strong>de</strong>n!<br />

Egidius, waar ben je gebleven,<br />

Ik verlang naar je, lieve vriend....,<br />

begint een l4<strong>de</strong>-eeuws lied over een gestorven vriend. Dat vin<strong>de</strong>n velen een heel<br />

mooi lied, zon<strong>de</strong>r zich druk te maken over <strong>de</strong> vraag wie Egidius kan zijn<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


9<br />

en hoe ze over <strong>de</strong> dood <strong>de</strong>nken in <strong>de</strong> veertien<strong>de</strong> eeuw. Ga je op historisch on<strong>de</strong>rzoek<br />

uit, dan kom je misschien op heel an<strong>de</strong>re punten uit met betrekking tot <strong>de</strong> interpretatie<br />

van dat lied door <strong>de</strong> tijdgenoot. Maar wat die er ook van gevon<strong>de</strong>n mag hebben, <strong>voor</strong><br />

menigeen blijft het een ontroerend lied. En daar kan, ten slotte, niemand iets op tegen<br />

hebben.<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


10<br />

II<br />

De Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse literatuur in vogelvlucht<br />

We trekken eerst een paar grote lijnen. De perio<strong>de</strong> tussen 500 en 1500 noemen we<br />

mid<strong>de</strong>leeuwen. Maar <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse literatuur begint pas in <strong>de</strong> twaalf<strong>de</strong> eeuw.<br />

Was er daar<strong>voor</strong> dan niets? En is er dan geen Oudne<strong>de</strong>rlandse literatuur?<br />

De vanzelfsprekendheid, <strong>voor</strong> ons, dat literatuur bestaat uit opgeschreven en<br />

gedrukte teksten bestaat in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen niet. Wij rekenen het zingen van lie<strong>de</strong>ren<br />

en het vertellen van verhalen en anekdoten niet meer tot het terrein van <strong>de</strong> literatuur.<br />

Toch is het mon<strong>de</strong>linge niet helemaal uit <strong>de</strong> literaire cultuur verdwenen. Het opvoeren<br />

van toneelstukken hoort daar tenslotte ook bij. En er is zelfs een toenemen<strong>de</strong><br />

belangstelling <strong>voor</strong> poëziefestivals. Maar doorgaans blijft het om teksten gaan die<br />

ook in gedrukte vorm beschikbaar zijn. En bij literatuur <strong>de</strong>nken we toch in <strong>de</strong> eerste<br />

plaats aan stapels boeken die je kunt lezen.<br />

In <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen bestaat <strong>de</strong> literaire cultuur <strong>voor</strong> een groot <strong>de</strong>el uit mon<strong>de</strong>linge<br />

<strong>voor</strong>stellingen of <strong>voor</strong>leessituaties. Een heleboel teksten die daarbij gebruikt wer<strong>de</strong>n,<br />

zijn nooit opgeschreven. En als dat wel is gebeurd, dan is dat lang niet altijd bewaard<br />

tot in onze tijd. Als we spreken over <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse literatuur moeten we ons<br />

dus goed realiseren dat we het slechts kunnen hebben over een klein <strong>de</strong>el (dat wat<br />

bewaard is) van het <strong>de</strong>el dat ooit opgeschreven is. En dat laatste begon pas op enige<br />

schaal in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> twaalf<strong>de</strong> eeuw.<br />

Het is moeilijk om je <strong>voor</strong> te stellen dat er tij<strong>de</strong>n geweest zijn waarin het<br />

opschrijven van alles en nog wat allerminst normaal was. Dat geldt niet <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

klassieke oudheid, die aan <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen <strong>voor</strong>afgaat. De Romeinse cultuur ken<strong>de</strong><br />

een sterke schrijftraditie, zowel bij <strong>de</strong> overheid als in <strong>de</strong> literatuur. Maar <strong>de</strong> Germaanse<br />

stammen, die vanaf <strong>de</strong> vier<strong>de</strong> eeuw <strong>de</strong> macht in Europa overnemen, zijn aanvankelijk<br />

veel meer op mon<strong>de</strong>ling verkeer gericht. Dat staat een literaire cultuur niet in <strong>de</strong> weg,<br />

alleen horen we er<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


11<br />

weinig an<strong>de</strong>rs van dan spaarzame berichten die monniken in het Latijn blijven<br />

optekenen. Want schrijven en lezen in het Latijn gebeurt nog wel in <strong>de</strong> kloosters. In<br />

dienst van <strong>de</strong> bestu<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> bijbel en <strong>de</strong> verspreiding van Gods woord noteren<br />

<strong>de</strong> monniken heiligenlevens, terwijl ze ook een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> klassieke literatuur<br />

overschrijven. Immers, die kon je ook goed gebruiken om het lastige taalgebruik van<br />

<strong>de</strong> bijbelboeken beter te doorgron<strong>de</strong>n.<br />

Oudne<strong>de</strong>rlandse letterkun<strong>de</strong><br />

De Romeinse geschiedschrijver Tacitus vertelt al in <strong>de</strong> eerste eeuw na Christus dat<br />

<strong>de</strong> Batavieren aan <strong>de</strong> overkant van <strong>de</strong> Rijn woeste strijdlie<strong>de</strong>ren zingen. En hij zegt<br />

er meteen bij dat ze alleen door zulke traditionele zangpartijen hun eigen verle<strong>de</strong>n<br />

weten vast te hou<strong>de</strong>n. Dus zon<strong>de</strong>r het op te schrijven. Dat is dan het eerste bericht<br />

over <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse letterkun<strong>de</strong>, want hij zegt erbij dat ze dat in hun eigen taal <strong>de</strong><strong>de</strong>n.<br />

Bernlef is <strong>de</strong> eerste auteur die we leren kennen. Hij overleed in 809 als een beroemd<br />

zanger van hel<strong>de</strong>nlie<strong>de</strong>ren die hij ook zelf maakte. Daarbij zwierf hij rond door<br />

Friesland, toen <strong>de</strong> aanduiding <strong>voor</strong> zo'n beetje <strong>de</strong> gehele streek boven <strong>de</strong> grote rivieren.<br />

Zeer waarschijnlijk wer<strong>de</strong>n toen ook al sommige van die lie<strong>de</strong>ren ter ere van <strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>va<strong>de</strong>ren opgeschreven in <strong>de</strong> oorspronkelijke taal. Dat vertelt tenminste Eginhard,<br />

een van <strong>de</strong> biografen (levensbeschrijvers) van <strong>de</strong> beroem<strong>de</strong> vorst Karel <strong>de</strong> Grote<br />

(768-814). Maar daarvan is niets bewaard gebleven. Wel beginnen nu in <strong>de</strong> marges<br />

van <strong>de</strong> Latijnse handschriften van <strong>de</strong> monniken allerlei vertalingen in <strong>de</strong> volkstaal<br />

<strong>voor</strong> te komen van afzon<strong>de</strong>rlijke woor<strong>de</strong>n, zinnen en zelfs hele passages. Zeker het<br />

gebied tussen Maas en Rijn, met name <strong>de</strong> driehoek Maastricht, Aken en Luik, levert<br />

ook materiaal op met een literair karakter, zodat <strong>voor</strong>zichtig geconclu<strong>de</strong>erd mag<br />

wor<strong>de</strong>n dat daar vanaf <strong>de</strong> Karolingische tijd een zekere traditie ontstaat van een<br />

opgeschreven literatuur in <strong>de</strong> volkstaal.<br />

Dat zou dan <strong>de</strong> Oudne<strong>de</strong>rlandse letterkun<strong>de</strong> zijn. Alleen, wat moeten we nu tot<br />

het Oudne<strong>de</strong>rlands rekenen? Van een Algemeen Beschaafd Ne<strong>de</strong>rlands (ABN) is<br />

natuurlijk nog lang geen sprake, <strong>de</strong> bewaar<strong>de</strong> documenten vertonen zo'n mengelmoes<br />

van sterk verschillen<strong>de</strong> taalkenmerken dat het moeilijk is om die zo maar tot <strong>de</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlandse letterkun<strong>de</strong> te rekenen. En een an<strong>de</strong>r punt is of je ze wel bij <strong>de</strong> literatuur<br />

zou willen in<strong>de</strong>len: het gaat vaak om psalmberijmingen en an<strong>de</strong>re religieuze teksten.<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlands<br />

12<br />

Pas in <strong>de</strong> twaalf<strong>de</strong> eeuw tekent zich een eerste, samenhangen<strong>de</strong> beweging af om<br />

literaire teksten in <strong>de</strong> volkstaal op te schrijven, en nu niet zozeer in <strong>de</strong> kloosters,<br />

maar juist aan <strong>de</strong> wereldlijke hoven van <strong>de</strong> a<strong>de</strong>l. Die taal noemt men zelf het Diets.<br />

Dat is niet een an<strong>de</strong>r woord <strong>voor</strong> Ne<strong>de</strong>rlands, maar <strong>de</strong> aanduiding <strong>voor</strong> <strong>de</strong> taal die<br />

leken (niet-geestelijken en niet-geleer<strong>de</strong>n) gebruiken, in tegenstelling tot het Latijn.<br />

Het is <strong>de</strong> taal waarin je iets dui<strong>de</strong>lijk kunt maken aan een eenvoudig publiek. Dat<br />

vind je nog terug in <strong>de</strong> (verou<strong>de</strong>r<strong>de</strong>) uitdrukking ‘iemand iets diets maken’, hetgeen<br />

nu <strong>de</strong> negatieve betekenis heeft van iemand iets op <strong>de</strong> mouw spel<strong>de</strong>n (want dat doe<br />

je namelijk met het volk, volgens <strong>de</strong> geleer<strong>de</strong>n!). Wij spreken nu van het<br />

Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlands, hetgeen niets meer is dan een verzamelnaam <strong>voor</strong> <strong>de</strong> dialecten<br />

die later een dui<strong>de</strong>lijke bijdrage zullen leveren aan het ABN: Limburgs, Brabants,<br />

Vlaams, Hollands en Saksisch.<br />

Vanaf <strong>de</strong> twaalf<strong>de</strong> eeuw zien we het gebruik van <strong>de</strong> volkstaal snel doordringen in<br />

alle lagen van <strong>de</strong> maatschappij. Ook ambtenaren en <strong>de</strong> kerk gaan er in toenemen<strong>de</strong><br />

mate gebruik van maken. Dat betekent even zovele taalsoorten: net zoals nu schrijft<br />

een ambtenaar in een an<strong>de</strong>re taal dan <strong>de</strong> literator. Er ontwikkelt zich eveneens al snel<br />

een on<strong>de</strong>rscheid tussen schrijf- en spreektaal. Met an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n: Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlands<br />

toont zich in vele taalsoorten, on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n naar tijd, streek en gebruikssituatie.<br />

Van <strong>de</strong>ze verschillen in het Diets was <strong>de</strong> uitgever van <strong>de</strong> werken van <strong>de</strong> beroem<strong>de</strong><br />

schrijver Ruusbroec zich zeer bewust. Hij is in 1461 aan het werk, terwijl Ruusbroecs<br />

teksten dan meer dan een eeuw tevoren geschreven zijn. En hij wil direct leesbare<br />

teksten <strong>voor</strong> zijn tijdgenoten afleveren, zodat hij <strong>de</strong> oorspronkelijke taal moet<br />

aanpassen. Vandaar dat hij dat even toelicht aan het begin:<br />

Ook kan vastgesteld wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong>ze teksten genoteerd staan in een<br />

zuiver, Brussels diets. Daarin komen weinig woor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>, die ontleend<br />

zijn aan het latijn, frans of enige an<strong>de</strong>re taal. Bovendien is dit Brussels<br />

diets perfecter opgeschreven dan je het doorgaans hoort spreken.<br />

De twaalf<strong>de</strong> eeuw<br />

De vraag hoe het komt dat <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse letterkun<strong>de</strong> pas dui<strong>de</strong>lijk in <strong>de</strong> twaalf<strong>de</strong><br />

en <strong>de</strong>rtien<strong>de</strong> eeuw zichtbaar wordt, behoort tot <strong>de</strong> moeilijkste die je ten aanzien van<br />

het verle<strong>de</strong>n kunt stellen. Ook al is er veel verdwenen - dat zullen we hierna zien -<br />

toch is dui<strong>de</strong>lijk dat er vóór die tijd van een bloeien<strong>de</strong> letterkun<strong>de</strong> in <strong>de</strong> volkstaal in<br />

onze streken geen sprake kan zijn. Eerst moest er een publiek zijn dat op enige schaal<br />

om dat soort teksten ging vragen. En<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


13<br />

zo'n publiek begint zich pas in <strong>de</strong> twaalf<strong>de</strong> eeuw blijvend af te tekenen. Maar hoe<br />

kwam dat dan?<br />

Op elk terrein zien we in <strong>de</strong> twaalf<strong>de</strong> eeuw ingrijpen<strong>de</strong> vernieuwingen ontstaan,<br />

die te zamen <strong>voor</strong>al als kenmerk hebben dat leken een eigen cultuur gaan ontwikkelen.<br />

Om te beginnen wor<strong>de</strong>n ze vanuit <strong>de</strong> kloosters met hun schrijfcultuur directer<br />

bena<strong>de</strong>rd. We zien in <strong>de</strong> twaalf<strong>de</strong> en <strong>de</strong>rtien<strong>de</strong> eeuw allerlei kloosterhervormingen<br />

plaatshebben, tot aan het stichten van geheel nieuwe or<strong>de</strong>n toe. Dat staat in het teken<br />

van een sterke toena<strong>de</strong>ring tot het volk, dat steeds meer weggroei<strong>de</strong> van het<br />

ingewikkel<strong>de</strong> Latijnse ritueel van <strong>de</strong> kerk en naar <strong>de</strong> mening van vele geestelijken<br />

terugviel op <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>, Germaanse gewoonten en gebruiken.<br />

Wereldse kennis omtrent natuurkun<strong>de</strong>, wiskun<strong>de</strong>, medicijnen en astrologie begint<br />

binnen te stromen uit <strong>de</strong> Arabische wereld, doorgaans via Spanje. Zoals zo vaak<br />

bevor<strong>de</strong>ren vijandige contacten (<strong>de</strong> kruistochten) ook het han<strong>de</strong>lsverkeer en <strong>de</strong><br />

uitwisseling van wetenschap en cultuur. Zeer waarschijnlijk oefenen wereldse<br />

omgangsvormen met betrekking tot <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> grote invloed uit op het a<strong>de</strong>llijk vertoon<br />

aan <strong>de</strong> westerse hoven.<br />

En dat is een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> punt. De a<strong>de</strong>llijke hoven vertonen vanuit politieke<br />

ontwikkelingen een groeien<strong>de</strong> behoeft om zich te manifesteren, ten opzichte van<br />

elkaar maar ook ten opzichte van het lagere volk. Ze willen zich on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n van<br />

<strong>de</strong> massa, door een eigen cultuur te propageren van wereldse aard die moet getuigen<br />

van verfijn<strong>de</strong> regels en omgangsvormen. Begrippen als rid<strong>de</strong>reer en hoofsheid gaan<br />

in <strong>de</strong>ze wereld een <strong>voor</strong>name rol spelen.<br />

Ten slotte zijn er <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n, die eveneens vanaf <strong>de</strong> twaalf<strong>de</strong> eeuw in <strong>de</strong> Zui<strong>de</strong>lijke<br />

Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n snel aan betekenis winnen. Daar ontwikkelt zich <strong>de</strong> onafhankelijke<br />

stadsbewoner, <strong>de</strong> burger die op eigen kracht vanuit <strong>de</strong> han<strong>de</strong>l en later <strong>de</strong> eerste vormen<br />

van industrie aan het eind van <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen <strong>de</strong> macht naar zich toe weet te<br />

trekken.<br />

Al <strong>de</strong>ze bewegingen wor<strong>de</strong>n zichtbaar in <strong>de</strong> twaalf<strong>de</strong> eeuw. Ze hou<strong>de</strong>n een<br />

verbreding en verwereldlijking in van kennis en cultuur, waar<strong>voor</strong> het Latijn bij lange<br />

na niet meer toereikend kan zijn. Juist literatuur in <strong>de</strong> volkstaal speelt bij <strong>de</strong>ze<br />

ontwikkelingen een <strong>voor</strong>name rol. Het streven naar macht en een eigen i<strong>de</strong>ntiteit<br />

vindt daarin een uitstekend hulpmid<strong>de</strong>l. Dichters moeten aan <strong>de</strong> hoven, en later in<br />

<strong>de</strong> stad, Gods bedoelingen verdui<strong>de</strong>lijken op aar<strong>de</strong>. Tevens dienen ze <strong>de</strong> roem te<br />

vestigen van allerlei a<strong>de</strong>llijke huizen door het (soms verzonnen) <strong>voor</strong>geslacht te<br />

bezingen, lering te verstrekken en ook verstrooiing te bie<strong>de</strong>n waarmee men <strong>de</strong> duivelse<br />

ledigheid kon bestrij<strong>de</strong>n. Men zegt wel dat <strong>de</strong> mens zichzelf in <strong>de</strong> twaalf<strong>de</strong> eeuw<br />

leert ont<strong>de</strong>kken. En <strong>de</strong> literatuur in <strong>de</strong> volkstaal is een belangrijk hulpmid<strong>de</strong>l bij het<br />

zoeken naar een eigen i<strong>de</strong>ntiteit in <strong>de</strong> gemeenschap. Het individu wordt<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


14<br />

zichtbaar, in lief<strong>de</strong>slie<strong>de</strong>ren en <strong>voor</strong>al in rid<strong>de</strong>rromans: een rid<strong>de</strong>r gaat op avontuur<br />

in <strong>de</strong> wereld.<br />

Literaire kringen<br />

Grofweg gezien kunnen we tot in <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> eeuw een drietal haar<strong>de</strong>n van literaire<br />

cultuur in <strong>de</strong> volkstaal on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n, en wel in <strong>de</strong> kloosters, aan het hof en in <strong>de</strong><br />

stad. Natuurlijk zijn er allerlei overgangsvormen. De hoven proberen zich met hun<br />

literatuur ook op <strong>de</strong> overige on<strong>de</strong>rdanen te richten. En in <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n zijn er <strong>de</strong> hoven<br />

van stadsa<strong>de</strong>l en rijke burgers die op allerlei manieren bij <strong>de</strong> a<strong>de</strong>l willen horen. De<br />

kloosters zijn met hun literatuur evenmin uitsluitend gericht op <strong>de</strong> eigen bewoners,<br />

maar soms in het bijzon<strong>de</strong>r op <strong>de</strong> leken daarbuiten, in <strong>de</strong> stad, op het platteland en<br />

aan het hof. Bovendien blijft <strong>de</strong> literatuur in zo'n bepaald milieu natuurlijk niet van<br />

<strong>de</strong> twaalf<strong>de</strong> tot <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> eeuw hetzelf<strong>de</strong>. We zien zelfs literatuursoorten<br />

overspringen. De rijke burgers in <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n gaan <strong>de</strong> a<strong>de</strong>llijke cultuur naäpen, en dat<br />

doen ze dan on<strong>de</strong>r meer door <strong>de</strong> rid<strong>de</strong>rverhalen in aangepaste vorm over te nemen.<br />

En <strong>de</strong> geestelijke literatuur uit <strong>de</strong> kloosters vindt steeds meer aftrek bij burgers die<br />

ook op zoek zijn naar mo<strong>de</strong>llen van en instructies <strong>voor</strong> een godsvruchtig leven.<br />

Eigenlijk zien we <strong>de</strong> hele mid<strong>de</strong>leeuwen door dat eenmaal ontworpen<br />

literatuursoorten steeds in <strong>de</strong> mo<strong>de</strong> blijven. Alleen veran<strong>de</strong>rt het publiek steeds, en<br />

daarmee verbon<strong>de</strong>n ook het uiterlijk van <strong>de</strong> teksten die steeds aan <strong>de</strong> nieuwe behoeften<br />

en visies wor<strong>de</strong>n aangepast. Pas omstreeks het mid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> eeuw tre<strong>de</strong>n<br />

zulke ingrijpen<strong>de</strong> vernieuwingen op dat <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> vormen van literatuur beginnen<br />

te verdwijnen. Dat gebeurt overigens niet in absolute zin. Veel mid<strong>de</strong>leeuwse<br />

literatuursoorten (het rid<strong>de</strong>rverhaal, geestelijke en wereldlijke lie<strong>de</strong>ren, het<br />

re<strong>de</strong>rijkerstoneel) blijven nog eeuwen lang, soms tot in <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw, in<br />

gebruik als schoolteksten op het platteland. Men zegt wel dat het tot het ‘gezonken<br />

cultuurgoed’ is gaan behoren. Want <strong>de</strong> prominenten in <strong>de</strong> maatschappij, zowel in<br />

materieel als in intellectueel opzicht, ontwikkelen in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong><br />

eeuw een eigen, vernieuw<strong>de</strong> literatuur. We spreken in onze letterkun<strong>de</strong> dan van <strong>de</strong><br />

renaissance, waarin sonnet, klassieke tragedie en blijspel tot bloei komen.<br />

Echte hofliteratuur vanaf <strong>de</strong> oorsprong is <strong>de</strong> rid<strong>de</strong>repiek (verhalen<strong>de</strong> teksten over<br />

rid<strong>de</strong>rs). Rid<strong>de</strong>rco<strong>de</strong>s en hoofse gedragsvormen wor<strong>de</strong>n opgevoerd en ge<strong>de</strong>monstreerd<br />

in spannen<strong>de</strong> verhalen, die geplaatst zijn in <strong>de</strong> tijd van Karel <strong>de</strong> Grote (achtste -<br />

negen<strong>de</strong> eeuw), van <strong>de</strong> Brits-Keltische vorst Artur (zes<strong>de</strong> eeuw), van Alexan<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

Grote (vier<strong>de</strong> eeuw <strong>voor</strong> Christus) en van <strong>de</strong> Trojaanse hel<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> klassieke oudheid<br />

(achtste eeuw <strong>voor</strong><br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


15<br />

Christus). Maar ondanks die historische situering a<strong>de</strong>men ze helemaal <strong>de</strong> geest en<br />

<strong>de</strong> belangen van <strong>de</strong> twaalf<strong>de</strong>- en <strong>de</strong>rtien<strong>de</strong>-eeuwse hoven. Auteurs van zulke teksten<br />

zijn hofdichters die vaak <strong>voor</strong> lange tijd on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> bescherming van een hoge e<strong>de</strong>lman<br />

werkten.<br />

Daarnaast is er in <strong>de</strong>ze eeuwen een stroom van heiligenlevens, dierverhalen,<br />

geestelijke en wereldlijke lie<strong>de</strong>ren, die <strong>de</strong>els aan het hof, <strong>de</strong>els in <strong>de</strong> kloosters<br />

ontston<strong>de</strong>n. Lang niet altijd hebben we voldoen<strong>de</strong> gegevens om dat precies te kunnen<br />

uitmaken. Dat geldt ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vele instructiewerken <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>ugdzaam leven<br />

en <strong>de</strong> encyclopedische werken met kennis over <strong>de</strong> natuur, geschie<strong>de</strong>nis en <strong>voor</strong>al <strong>de</strong><br />

ze<strong>de</strong>n. Deze moraliserend-didactische literatuur komt pas goed op gang aan het eind<br />

van <strong>de</strong> <strong>de</strong>rtien<strong>de</strong> eeuw. Soms behoort een e<strong>de</strong>lman tot <strong>de</strong> opdrachtgevers, maar<br />

<strong>de</strong>sondanks kan zo'n tekst juist <strong>voor</strong> bre<strong>de</strong>re lagen van een lekenpubliek bedoeld<br />

zijn, zoals we dat in <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n en op het platteland vin<strong>de</strong>n.<br />

Kloosterliteratuur<br />

Typische kloosterliteratuur wordt gevormd door <strong>de</strong> exempelverzamelingen. Die<br />

bestaan uit korte verhaaltjes in proza met een anekdotisch karakter. Zo kon<strong>de</strong>n allerlei<br />

zon<strong>de</strong>n en on<strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n op een aantrekkelijke manier verdui<strong>de</strong>lijk wor<strong>de</strong>n.<br />

Oorspronkelijk waren ze bestemd om stof te leveren <strong>voor</strong> preken. Maar algauw<br />

wor<strong>de</strong>n ze ook buiten die situatie gebruikt. De stof komt uit <strong>de</strong> bijbel en <strong>de</strong><br />

geschie<strong>de</strong>nis, uit dierenencyclopedieën (bestiaria) en ook uit het dagelijks leven.<br />

Sommige van <strong>de</strong>ze korte verhaaltjes wer<strong>de</strong>n bewerkt tot afzon<strong>de</strong>rlijke tekst, zoals<br />

<strong>de</strong> Beatrijs en <strong>de</strong> Theophilus. Maar ook in het algemeen hebben ze een enorme<br />

invloed gehad op <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse letterkun<strong>de</strong>.<br />

Die geestelijke literatuur is lang niet zo saai, eentonig of belerend als je misschien<br />

zou <strong>de</strong>nken. Ook kloosterlingen (<strong>de</strong> hele dag bezig met het zieleheil van zichzelf en<br />

van an<strong>de</strong>ren) kon<strong>de</strong>n doodop raken en verveeld. Ledigheid stond bekend als <strong>de</strong> meest<br />

<strong>voor</strong>komen<strong>de</strong> zon<strong>de</strong> in hun milieu. En daar zat <strong>de</strong> duivel nu juist op te wachten,<br />

immers: ledigheid is <strong>de</strong>s duivels oorkussen! Om die gevaarlijke situatie te vermij<strong>de</strong>n,<br />

was on<strong>de</strong>r meer <strong>de</strong> literatuur een geschikt mid<strong>de</strong>l om <strong>de</strong> kloosterlingen afleiding te<br />

bezorgen. Het beste was dan een literatuur die zowel stichtte als verstrooiing bood.<br />

Bijgevolg waren <strong>de</strong> heiligenlevens en exempelen, met mo<strong>de</strong>llen van en <strong>voor</strong> een<br />

hoogstaand leven, ook heel spannend en gruwelijk.<br />

Toch is er van een eigenlijke kloosterliteratuur die in eerste instantie binnen <strong>de</strong><br />

muren bleef nauwelijks sprake. De genoem<strong>de</strong> teksten waren tegelijkertijd zeer<br />

bruikbaar om buiten het klooster mensen te winnen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> god<strong>de</strong>lijke boodschap.<br />

Alleen <strong>voor</strong> wat <strong>de</strong> mystiek betreft, kan dat betwijfeld<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


16<br />

3. Spannend heiligenleven over Sint-Kunera, uit ca. 1488.<br />

wor<strong>de</strong>n. Dit begrip staat <strong>voor</strong> een heel persoonlijke uitwerking van <strong>de</strong> relatie van <strong>de</strong><br />

mens tot God. Het gaat hierbij om het zeer individuele streven van <strong>de</strong> ziel naar<br />

eenwording met het god<strong>de</strong>lijke, in verschillen<strong>de</strong> trappen van vervolmaking. Vooral<br />

in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n nam <strong>de</strong> literatuur die aan <strong>de</strong>ze zelfexpressie is gewijd een hoge<br />

vlucht.<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


17<br />

Het werk van Ha<strong>de</strong>wijch uit <strong>de</strong> <strong>de</strong>rtien<strong>de</strong> eeuw en dat van Ruusbroec uit <strong>de</strong> eeuw<br />

daarna raakte bekend over geheel West-Europa. Zowel in proza als in poëzie hebben<br />

ze <strong>de</strong> persoonlijke godsbeleving dwingend on<strong>de</strong>rwerp gemaakt van <strong>de</strong> literatuur.<br />

Maar het is erg moeilijk om te begrijpen. Ook in hun eigen tijd was het zeker niet<br />

bestemd <strong>voor</strong> een breed publiek.<br />

Dat publiek wordt wel bereikt door <strong>de</strong> Mo<strong>de</strong>rne Devotie. Deze beweging, ontstaan<br />

in <strong>de</strong> oostelijke Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n rond Geert Groote in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> veertien<strong>de</strong><br />

eeuw, vormt in zekere zin een praktische <strong>voor</strong>tzetting van <strong>de</strong> mystieke godservaring<br />

door het individu. Ook eenvoudige mensen dienen geschoold te wor<strong>de</strong>n om zelf<br />

Gods woord te kunnen doorgron<strong>de</strong>n, aan <strong>de</strong> hand van door henzelf te raadplegen<br />

bijbelverhalen, zon<strong>de</strong>n- en biechtboeken en heiligenlevens. Een soort<br />

doe-heb-zelf-godsdienst dus, die evenals <strong>de</strong> mystiek soms grote argwaan wekte bij<br />

<strong>de</strong> kerkelijke overheid. Het kon immers een beetje op ketterij lijken als men <strong>de</strong> vaste<br />

hand van <strong>de</strong> geestelijkheid niet meer bij alles nodig meen<strong>de</strong> te hebben.<br />

Toneel<br />

Toneel is er altijd geweest. Maar <strong>voor</strong>al hier heeft het lang geduurd <strong>voor</strong>dat zulke<br />

teksten opgeschreven wer<strong>de</strong>n. Al vanaf <strong>de</strong> vroege mid<strong>de</strong>leeuwen zwerven groepjes<br />

toneelspelers en acrobaten rond langs plaatsen waar iets te verdienen viel. Het is ook<br />

niet uitgesloten dat sommigen <strong>voor</strong> lange tijd aan een bepaald hof verbon<strong>de</strong>n bleven.<br />

In een oud kroniekverhaal lezen we wel eens iets over hun optre<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> tijd van<br />

Karel <strong>de</strong> Grote trad <strong>de</strong> mimespeler Vitalis op, die bij banketten personen na<strong>de</strong>ed in<br />

woord en gebaar. Hij had <strong>voor</strong>al vrouwen op het oog, die rood wer<strong>de</strong>n van schaamte<br />

als hij hen te grazen nam, maar die genoten als een an<strong>de</strong>r aan <strong>de</strong> beurt was. En hij<br />

was zo beroemd dat dit allemaal op zijn grafsteen vermeld werd.<br />

In later eeuwen horen we steeds meer over een bonte verzameling van entertainers,<br />

dank zij <strong>de</strong> beter bewaar<strong>de</strong> archiefstukken waarin afrekeningen <strong>voor</strong>komen van<br />

a<strong>de</strong>llijke hoven en ook van stadsbesturen. Vooral op feestdagen wordt er veel<br />

uitgegeven aan variété. Goochelaars, acrobaten, dierentemmers en muzikanten komen<br />

we tegen, maar ook specialisten als schoonspringers, komische win<strong>de</strong>nlaters en zelfs<br />

iemand die zich in 1345 laat betalen ‘omdat hij zich op zijn hoofd liet slaan, hoe hard<br />

men maar wou’. In dit gezelschap bevon<strong>de</strong>n zich nu ook <strong>voor</strong>dragers en toneelspelers.<br />

De dichter Jacob van Maerlant beschrijft omstreeks 1266 in zijn encyclopedie op<br />

rijm over <strong>de</strong> schepping (Der naturen bloeme) ook <strong>de</strong> Vlaamse gaai. Het uiterlijk en<br />

<strong>de</strong> eigenschappen van dat bontgekleur<strong>de</strong> en luidruchtige beest kan hij zijn publiek<br />

het best on<strong>de</strong>r ogen brengen door te wijzen op het overeenkomstige gedrag van <strong>de</strong><br />

entertainers die<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


18<br />

op elk moment van <strong>de</strong> dag hun leugenachtige grollen uitkramen en die<br />

ie<strong>de</strong>reen kunnen nabootsen, of het nu rid<strong>de</strong>rs zijn, priesters, burgers,<br />

vrouwen of knapen.<br />

Dit type acteur speel<strong>de</strong> werelds toneel, niet alleen kluchten maar ongetwijfeld ook<br />

het serieuze, wereldse drama waarvan er in <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong> abele spelen (on<strong>de</strong>r<br />

an<strong>de</strong>re Esmoreit) een viertal bewaard is. Maar er moet in <strong>de</strong> veertien<strong>de</strong> eeuw veel<br />

meer van dat toneel geweest zijn, gezien <strong>de</strong> vele vermeldingen in hof- en<br />

stadsrekeningen. Het was naar on<strong>de</strong>rwerp sterk verwant aan <strong>de</strong> rid<strong>de</strong>repiek, die<br />

bovendien ook nog vaak mon<strong>de</strong>ling werd <strong>voor</strong>gedragen. Dat het vrijwel nooit voluit<br />

werd opgeschreven, ligt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand, gezien het sterk improviseren<strong>de</strong> vermogen<br />

van die mid<strong>de</strong>leeuwse entertainers. En als dat wel eens gebeur<strong>de</strong>, dan maakten zulke<br />

teksten weinig kans om bewaard te blijven. De bibliotheken die <strong>de</strong> eeuwen trotseer<strong>de</strong>n,<br />

waren <strong>voor</strong>namelijk die van <strong>de</strong> kloosters en daarin was weinig plaats <strong>voor</strong> zulke<br />

teksten.<br />

Toch waren al <strong>de</strong>ze vormen van entertainment zó geliefd aan het hof en in <strong>de</strong> stad<br />

dat <strong>de</strong> kerk ondanks allerlei bezwaren graag gebruik ging maken van dramatische<br />

technieken. Immers, daarmee kon<strong>de</strong>n ze met hun boodschap een veel groter publiek<br />

bereiken. En zo zien we dat zich al vanaf <strong>de</strong> tien<strong>de</strong> eeuw vanuit <strong>de</strong> mis - eigenlijk<br />

zelf al een soort ‘toneelspel’ - allerlei vormen van kerkelijk toneel ontwikkelen. De<br />

geboorte en het lij<strong>de</strong>n van Christus wor<strong>de</strong>n eerst op het altaar gespeeld door priesters<br />

en koorknapen, maar algauw gaan leken meedoen en verplaatst het podium zich naar<br />

het kerkplein en <strong>de</strong> markt. En het repertoire breidt zich steeds ver<strong>de</strong>r uit, van<br />

toneelspelen over allerlei bijbelse on<strong>de</strong>rwerpen tot aan <strong>de</strong> dramatisering van <strong>de</strong><br />

won<strong>de</strong>rverrichtingen van <strong>de</strong> talloze heiligen. Het geestelijk toneel ontwikkelt zich<br />

dus vanuit kloosters en kerken ver<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> stad. Het wereldlijk toneel blijft <strong>voor</strong>lopig<br />

een aangelegenheid van rondtrekken<strong>de</strong> beroepsentertainers, die zowel aan het hof<br />

als in <strong>de</strong> stad optre<strong>de</strong>n.<br />

Ste<strong>de</strong>lijke literatuur<br />

Maar vanaf het eind van <strong>de</strong> veertien<strong>de</strong> eeuw begint <strong>de</strong> stad zich steeds meer te<br />

ontplooien als een actief literair centrum. De burgers vormen niet meer alleen het<br />

publiek <strong>voor</strong> wat van buiten komt, ze gaan nu ook zelf <strong>de</strong> pen ter hand nemen. Ze<br />

organiseren zich in verenigingen, <strong>de</strong> re<strong>de</strong>rijkerskamers, met aan het hoofd <strong>de</strong> meest<br />

getalenteer<strong>de</strong> schrijver (factor), die nogal eens van stadswege betaald werd. Ze hou<strong>de</strong>n<br />

wedstrij<strong>de</strong>n, on<strong>de</strong>rling of als kamers met elkaar, ze spelen toneel bij allerlei<br />

gelegenhe<strong>de</strong>n en ze tre<strong>de</strong>n in het algemeen op als <strong>de</strong> plaatselijke feestcomités. Bij<br />

bezoek van hooggeplaatste personen aan <strong>de</strong> stad verzorgen ze processies en<br />

feeststoeten, met toneelstukjes<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


19<br />

4. Aangepast rid<strong>de</strong>rverhaal, <strong>voor</strong> een ste<strong>de</strong>lijk publiek, van ca. 1510.<br />

en stille vertoningen langs <strong>de</strong> route. Dank zij dit vaste instituut van <strong>de</strong><br />

re<strong>de</strong>rijkerskamer - een stad tel<strong>de</strong> er algauw een drietal - met een eigen gebouw en<br />

eigen archief om alle teksten te bewaren, is er veel van hun werk uit <strong>de</strong> vijftien<strong>de</strong> en<br />

zestien<strong>de</strong> eeuw overgeleverd.<br />

Een an<strong>de</strong>r punt dat te maken heeft met <strong>de</strong> ontwikkeling van <strong>de</strong> stad tot literair<br />

centrum aan het eind van <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen is <strong>de</strong> uitvinding van <strong>de</strong><br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


20<br />

boekdrukkunst. Dat begint zo omstreeks het mid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> vijftien<strong>de</strong> eeuw. Die<br />

eerste drukkers ont<strong>de</strong>kken algauw dat in een ste<strong>de</strong>lijk gebied <strong>de</strong> beste<br />

markt<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n liggen <strong>voor</strong> hun afzet. Dat betekent echter niet dat ze in <strong>de</strong> eerste<br />

plaats <strong>de</strong> re<strong>de</strong>rijkersliteratuur drukken. Deze was namelijk toch wel erg geleerd en<br />

moeilijk, typisch bedoeld <strong>voor</strong> <strong>de</strong> rijkeren en intellectuelen om zich van <strong>de</strong> rest van<br />

<strong>de</strong> bevolking te kunnen on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. En <strong>de</strong> drukkers moesten toch <strong>voor</strong> alles een<br />

ruime afzet <strong>voor</strong> hun produkten zien te vin<strong>de</strong>n.<br />

Voor zover ze literatuur brengen, kiezen ze <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> en bewezen<br />

successen uit vroeger eeuwen, die ze dan zoveel mogelijk aanpassen aan <strong>de</strong> smaak<br />

van <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> burger. Dat betekent dat <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> rid<strong>de</strong>rverhalen weer uitgegeven<br />

wor<strong>de</strong>n,maar ook dierverhalen (<strong>de</strong> Reinaert, <strong>de</strong> fabels van Esopus) en spannen<strong>de</strong><br />

kronieken. Pas vanaf omstreeks 1500 komen daar meer eigentijdse produkten bij.<br />

Re<strong>de</strong>rijkerstoneelstukken wor<strong>de</strong>n enigszins omgewerkt tot leesboek, zoals <strong>de</strong><br />

Elckerlijc en sterker nog <strong>de</strong> Mariken van Nieumeghen. Daarnaast komt dan in <strong>de</strong><br />

loop van <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> eeuw langzaam een stroom van novellenbun<strong>de</strong>ls en<br />

anekdotenverzamelingen (Ulenspieghel) op gang. Bovendien wor<strong>de</strong>n nu ook wel<br />

refreinenbun<strong>de</strong>ls en toneelspelen van <strong>de</strong> re<strong>de</strong>rijkers zon<strong>de</strong>r aanpassingen gedrukt,<br />

vaak als produkten van <strong>de</strong> grote, lan<strong>de</strong>lijke wedstrij<strong>de</strong>n. Maar dan zijn we al een<br />

eind in <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> eeuw. Vanuit die elitaire re<strong>de</strong>rijkerij vernieuwt zich dan <strong>de</strong><br />

literatuur tot wat wij in onze letterkun<strong>de</strong> <strong>de</strong> renaissance noemen.<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


III<br />

Wat is er bewaard?<br />

21<br />

Het geven van een beeld van <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse letterkun<strong>de</strong> blijft, zelfs in <strong>de</strong><br />

meest grove lijnen, een riskante zaak. De vele teksten die nooit opgeschreven zijn,<br />

bepaal<strong>de</strong>n toch ook <strong>voor</strong> een belangrijk <strong>de</strong>el het literaire klimaat. Vooral lie<strong>de</strong>ren<br />

van verhalen<strong>de</strong> aard (balla<strong>de</strong>n) bleven vast in <strong>de</strong> mon<strong>de</strong>linge traditie liggen. Een<br />

enkele keer kon<strong>de</strong>n ze nog in <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw (toen men hier belangstelling<br />

<strong>voor</strong> kreeg) opgetekend wor<strong>de</strong>n. Dat gebeur<strong>de</strong> bij<strong>voor</strong>beeld met het Lied van Heer<br />

Halewijn, <strong>de</strong> blauwbaard die jonge meisjes verleid<strong>de</strong> maar wiens hoofd uitein<strong>de</strong>lijk<br />

als versiering bij een feestmaal eindig<strong>de</strong>. Aan <strong>de</strong> taalvormen, rijmwoor<strong>de</strong>n en<br />

zinsconstructies kon je nog in <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw zien dat het oorspronkelijk een<br />

Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse tekst geweest moest zijn.<br />

Van wat er wel opgeschreven is, kennen we maar een klein ge<strong>de</strong>elte. Immers, veel<br />

handschriften zijn in <strong>de</strong> loop <strong>de</strong>r eeuwen verdwenen, en dat geldt ook nog <strong>voor</strong> heel<br />

wat gedrukte boeken uit <strong>de</strong> vijftien<strong>de</strong> en zestien<strong>de</strong> eeuw: <strong>de</strong> oplagen waren nog lang<br />

niet zo groot als nu. Wat we wel hebben, is niet automatisch het belangrijkste of<br />

representatiefste van alles wat er geweest is. Soms weten we wat we missen.<br />

Verschillen<strong>de</strong> keren wordt bij<strong>voor</strong>beeld in Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse teksten gesproken<br />

over een geheimzinnig werk, <strong>de</strong> Madoc. De dichter van <strong>de</strong> Reinaert, van wie we<br />

alleen weten dat hij Willem heette, wordt in één van <strong>de</strong> bewaar<strong>de</strong><br />

Reinaert-handschriften gepresenteerd als ‘Willem, die Madoc maakte’. Dat moest<br />

kennelijk indruk maken op het publiek, opdat het ook met groeien<strong>de</strong> belangstelling<br />

naar <strong>de</strong>ze nieuwe tekst van <strong>de</strong> topauteur zou gaan luisteren. In een an<strong>de</strong>r<br />

Reinaert-handschrift vond iemand dit toch een ongewenste introductie. Hij krab<strong>de</strong><br />

Madoc op het perkament (dierehuid!) uit en schreef op <strong>de</strong> open plek ‘vele boeken’,<br />

een beetje in elkaar gedrukt, an<strong>de</strong>rs paste het niet. Want het moet een tekst geweest<br />

zijn vol ketterse <strong>de</strong>nkbeel<strong>de</strong>n, gericht tegen <strong>de</strong> officiële<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


22<br />

kerk, waarschijnlijk over een Keltische prins die een soort piratenbestaan op zee<br />

leid<strong>de</strong>.<br />

Ook an<strong>de</strong>re titels wor<strong>de</strong>n wel genoemd in <strong>de</strong> bewaar<strong>de</strong> teksten waarvan we moeten<br />

constateren dat we ze niet kennen. Ver<strong>de</strong>r zijn er nog an<strong>de</strong>re aanwijzingen <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

verdwenen Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse literatuur. Zeer beroemd was in West-Europa <strong>de</strong><br />

rid<strong>de</strong>rroman over het lief<strong>de</strong>spaar Tristan en Isol<strong>de</strong>. In alle talen kom je het verhaal<br />

tegen, behalve bij ons. Maar het was hier wel <strong>de</strong>gelijk bekend. Kin<strong>de</strong>ren krijgen in<br />

<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n <strong>de</strong> namen van <strong>de</strong>ze romanfiguren. En bovendien wer<strong>de</strong>n onlangs op<br />

verschillen<strong>de</strong> plaatsen door archeologen schoenen opgegraven die als versiering in<br />

het leer afbeeldingen uit <strong>de</strong>ze rid<strong>de</strong>rroman dragen. Maar toch moeten we ons dan<br />

weer afvragen: is het wel ooit in het Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlands opgeschreven, of was het<br />

alleen in <strong>de</strong> mon<strong>de</strong>linge <strong>voor</strong>dracht bekend?<br />

Verdwenen teksten<br />

Welke kansen had<strong>de</strong>n eenmaal opgeschreven teksten om bewaard te blijven? Pas<br />

vanaf het begin van <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw gaat men, in het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> romantiek,<br />

systematisch <strong>de</strong> resten uit het verle<strong>de</strong>n verzamelen en in kaart brengen. Er begint<br />

een historische belangstelling te ontstaan, in die zin dat men zoveel mogelijk van het<br />

verle<strong>de</strong>n wil weten. In <strong>de</strong> eeuwen daar<strong>voor</strong> werd het verle<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>namelijk gebruikt<br />

met het oog op <strong>de</strong> eigen belangen. En helaas beschouw<strong>de</strong> men in <strong>de</strong> renaissance <strong>de</strong><br />

mid<strong>de</strong>leeuwen als een duistere tijd, waarin het bruikbaar geachte erfgoed uit <strong>de</strong><br />

klassieke oudheid verminkt en verprutst was. Ook het katholieke en <strong>de</strong><br />

sprookjesachtige wereld uit <strong>de</strong> rid<strong>de</strong>rromans, vol Germaanse en Keltische motieven,<br />

pasten helemaal niet meer in <strong>de</strong> <strong>voor</strong>stellingswereld van <strong>de</strong> mensen in <strong>de</strong> renaissance.<br />

Dus weg met die mid<strong>de</strong>leeuwse handschriften vol (bij)geloof en ou<strong>de</strong>rwets gezeur!<br />

Maar ook in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen zelf vond men lang niet alles <strong>de</strong> moeite waard om<br />

te bewaren. Toen het gedrukte boek aan het eind van <strong>de</strong> vijftien<strong>de</strong> eeuw in <strong>de</strong> mo<strong>de</strong><br />

kwam, begon men massaal <strong>de</strong> handschriften weg te gooien. Die waren immers niet<br />

meer nodig, men kon nu beschikken over iets veel beters. Bovendien waren <strong>de</strong> literaire<br />

handschriften in <strong>de</strong> vijftien<strong>de</strong> eeuw overwegend van papier, dat men had leren<br />

produceren als veel goedkopere vervanging van het perkament. Be<strong>de</strong>nk wel dat die<br />

geprepareer<strong>de</strong> koeiehuid hoge produktiekosten met zich meebracht. Een beetje<br />

omvangrijke rid<strong>de</strong>rroman kostte algauw een kud<strong>de</strong> koeien! Maar die papieren<br />

handschriften waren dan wel goedkoper, ze zagen er ook veel min<strong>de</strong>r fraai uit. Want<br />

<strong>de</strong> prachtig geschil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> illustraties (miniaturen) op het perkament kon<strong>de</strong>n op het<br />

papier niet aangebracht wor<strong>de</strong>n. Daar treffen we<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


23<br />

5. Bladzij<strong>de</strong> uit perkamenten handschrift met miniaturen, uit ca. 1300, van <strong>de</strong> Rijmbijbel van Jacob<br />

van Maerlant.<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


24<br />

hoogstens wat pentekeningen aan, maar heel vaak ook gewoon niets. Alleen<br />

kerkboeken <strong>voor</strong> privé-gebruik van rijke a<strong>de</strong>l, geestelijkheid of burgers wer<strong>de</strong>n nog<br />

op perkament uitgevoerd, met overvloedige illustraties. En die wer<strong>de</strong>n dan nog wel<br />

bewaard, vanwege hun aantrekkelijke uiterlijk.<br />

Aan <strong>de</strong> oorzaken <strong>voor</strong> het verlies van zoveel Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse teksten moeten<br />

we natuurlijk ook oorlogen, bran<strong>de</strong>n en natuurrampen toevoegen. Vooral in <strong>de</strong><br />

twintigste-eeuwse wereldoorlogen zijn veel bibliotheken in Noordwest-Frankrijk,<br />

België en Duitsland verloren gegaan, niet eens alleen door beschietingen en<br />

bombar<strong>de</strong>menten maar ook door diefstal van el<strong>de</strong>rs tijdig in ‘veiligheid’ gebrachte<br />

kostbaarhe<strong>de</strong>n. De stads<strong>bibliotheek</strong> van Lübeck aan <strong>de</strong> Duitse Oostzeekust werd al<br />

vanaf eind 1942 door <strong>de</strong> geallieer<strong>de</strong>n gebombar<strong>de</strong>erd. Het rijke bezit aan<br />

mid<strong>de</strong>leeuwse handschriften en incunabelen (boeken gedruk vóór 1500) wordt<br />

on<strong>de</strong>rgebracht in zoutmijnen vijftig kilometer naar het oosten. Daaron<strong>de</strong>r bevond<br />

zich ook veel materiaal uit <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n, want Lübeck behoor<strong>de</strong> in <strong>de</strong><br />

mid<strong>de</strong>leeuwen tot het internationale han<strong>de</strong>lsverbond <strong>de</strong>r Hanze. Bovendien sprak<br />

men er een taal die sterk overeenkwam met die van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n. Om kort te gaan,<br />

<strong>de</strong> <strong>bibliotheek</strong> blijft door een won<strong>de</strong>r <strong>de</strong> hele oorlog door gespaard, maar <strong>de</strong><br />

kostbaarhe<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> zoutmijnen zijn in 1945 spoorloos verdwenen. Misschien duiken<br />

ze nog eens op in het Oostblok. Of in Zuid-Amerika, want vele nazi's wisten daarheen<br />

te ontkomen, met in hun bagage kunstschatten die een onbezorg<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> dag moesten<br />

garan<strong>de</strong>ren.<br />

Dit is maar één verhaal. Er zijn er veel meer te vertellen. Tot ver in <strong>de</strong> achttien<strong>de</strong><br />

eeuw bran<strong>de</strong>n hele ste<strong>de</strong>n en stadswijken soms meer dan één keer af. Rijke<br />

verzamelingen in Brussel gaan in 1699 in vlammen op als <strong>de</strong> stad door een beschieting<br />

bijna totaal vernietigd wordt. Eigenlijk kunnen we ons verbazen over wat er allemaal<br />

nog wèl bewaard is. De meeste kans maakten handschriften die een plaats von<strong>de</strong>n<br />

in kloosterbibliotheken. Die bevatten niet alleen geestelijke teksten <strong>voor</strong> persoonlijke<br />

meditatie, maar ook didactische literatuur <strong>voor</strong> leken, zowel over Gods schepping<br />

als over <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> hand van <strong>voor</strong>beeldige verhalen zoals <strong>de</strong> Beatrijs.<br />

Er ontstaat dus een wat vertekend beeld van <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse letterkun<strong>de</strong> als<br />

we ons al te beslist laten lei<strong>de</strong>n door wat we nu nog kennen. Didactische, stichtelijke<br />

en moraliseren<strong>de</strong> teksten zijn door <strong>de</strong> overlevering relatief oververtegenwoordigd.<br />

Juist <strong>de</strong> meer wereldlijke literatuur had veel min<strong>de</strong>r kans om bewaard te blijven.<br />

Oorspronkelijke teksten en afschriften<br />

Maar dit is niet het enige probleem met die overlevering. Van <strong>de</strong> teksten die we<br />

hebben, weten we zeker dat ze nooit <strong>de</strong> oorspronkelijke versie zijn zoals<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


25<br />

<strong>de</strong> auteur die heeft genoteerd. Het zijn altijd kopieën (afschriften, zeggen we bij<br />

<strong>voor</strong>keur), soms van eeuwen later. Hoe kan dat? Stel, een auteur krijgt <strong>de</strong> opdracht<br />

van een hoge heer (of dame!) om een tekst te maken. Hij gaat aan het werk. Daarbij<br />

is het lang niet altijd gezegd dat hij zelf zijn tekst in een handschrift opschreef. Soms<br />

maakte hij alleen een kladversie, die vervolgens door beroeps-overschrijvers<br />

(kopiisten) <strong>voor</strong> <strong>de</strong> opdrachtgever en zijn relaties vermenigvuldigd werd in toonbare<br />

handschriften. Zulk werk gebeur<strong>de</strong> in een scriptorium (schrijfbedrijf), dat<br />

oorspronkelijk verbon<strong>de</strong>n was aan kloosters maar dat zeker in <strong>de</strong> veertien<strong>de</strong> eeuw<br />

ook als zelfstandige on<strong>de</strong>rneming in <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>komt.<br />

Beroem<strong>de</strong> auteurs en rijke hoven had<strong>de</strong>n ongetwijfeld ook privé-kopiisten in<br />

dienst. Er is een afbeelding bewaard waarop we <strong>de</strong> auteur Ruusbroec, een geestelijke,<br />

een tekst zien krassen op een met was bestreken leitje (tabula), terwijl een kopiist<br />

tegenover hem <strong>de</strong> tekst van zo'n leitje tegelijk overschrijft in een handschrift. Als hij<br />

klaar is, wordt <strong>de</strong> was weer glad gestreken terwijl Ruusbroec dan een nieuw leitje<br />

klaar heeft. De beroem<strong>de</strong> Engelse auteur Geoffrey Chaucer (van <strong>de</strong> Canterbury Tales<br />

van omstreeks 1400) had ook een eigen kopiist tot zijn beschikking. Deze Adam<br />

<strong>de</strong>ed zijn werk niet best, want aan het slot van een tekst scheldt Chaucer hem <strong>de</strong> huid<br />

vol (zou Adam dat ook hebben moeten overschrijven?):<br />

Adam (...), moge mijn vloek je kronen met <strong>de</strong> schurft on<strong>de</strong>r je haar,<br />

tenzij je intact laat blijven hetgeen ik schreef. Ik moet te dikwijls wrijven<br />

en krabben om je fouten te herstellen. Je kunt van haast en slordigheid<br />

niet spellen.<br />

Chaucer moest dus zelf corrigeren, en het gaat hier kennelijk om perkamenten<br />

handschriften, want an<strong>de</strong>rs kun je niet ‘wrijven en krabben’.<br />

Een handschrift dat <strong>de</strong> auteur zelf heeft geschreven, zal vaak niet eens bestaan<br />

hebben. Maar natuurlijk wel een versie, die on<strong>de</strong>r zijn bemoeienis (<strong>de</strong>nk nog eens<br />

aan Chaucer) tot stand is gekomen. Zelfs zulke versies zijn ons in <strong>de</strong><br />

Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse letterkun<strong>de</strong> niet met zekerheid bekend. We hebben alleen maar<br />

afschriften. Want <strong>de</strong> tekst in het handschrift of <strong>de</strong> handschriften die <strong>de</strong> opdrachtgever<br />

had laten maken, kon steeds weer overgeschreven wor<strong>de</strong>n. En dat gebeur<strong>de</strong> ook,<br />

want we hebben al gezien dat allerlei literatuursoorten <strong>de</strong> hele mid<strong>de</strong>leeuwen door<br />

steeds een nieuw publiek vin<strong>de</strong>n. Bij gebleken belangstelling raken teksten als het<br />

ware op transport. En zo komt het dat we van sommige teksten meer dan één versie<br />

hebben, in een tijdsbestek van eeuwen. Op grond van <strong>de</strong> bewaar<strong>de</strong> handschriften van<br />

één tekst proberen we nu dat transport in kaart te brengen. Dat noemen we een<br />

stamboom of filiatie. Neem het volgen<strong>de</strong> (verzonnen) <strong>voor</strong>beeld:<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


[ ] = niet bewaard.<br />

Fouten en verbeteringen<br />

26<br />

Wat is nu het probleem? Als je <strong>de</strong> drie bewaar<strong>de</strong> handschriften - die allemaal<br />

teruggaan op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> tekst - naast elkaar legt, dan moet je vaststellen dat ze allerlei<br />

verschillen ten opzichte van elkaar vertonen. We spreken dan van varianten. Die<br />

kon<strong>de</strong>n op vele manieren ontstaan. In <strong>de</strong> eerste plaats natuurlijk door gewone fouten.<br />

Kopiisten schreven van zonsopgang tot zonson<strong>de</strong>rgang ('s zomers moest je dus langer<br />

werken, maar je verdien<strong>de</strong> dan ook meer). Na een uur of twee pennen beginnen er,<br />

vaak in golven, allerlei vergissingen <strong>voor</strong> te komen. Soms wor<strong>de</strong>n ze gecorrigeerd<br />

- dat hing van <strong>de</strong> beschikbare tijd af, en dus van het geld. Maar er blijft heel wat<br />

zitten. Die fouten kun je vaak herkennen doordat ze een bepaald systeem vertonen:<br />

let maar eens op <strong>de</strong> fouten die je zelf maakt als je een tekst overschrijft of overtikt.<br />

Hele passages kunnen wegvallen als een kopiist ophoudt bij een bepaald woord en<br />

weer ver<strong>de</strong>r gaat bij datzelf<strong>de</strong> woord, alleen tien regels ver<strong>de</strong>r in zijn <strong>voor</strong>beeld<br />

(legger).<br />

Als je vermoeid bent, zie je in een handschrift <strong>de</strong> woordscheidingen niet meer zo<br />

goed, zeker als <strong>de</strong> tekst je niet veel zegt - en er zijn veel kopiisten geweest die<br />

nauwelijks iets begrepen van hetgeen ze overschreven. In één van <strong>de</strong> bewaar<strong>de</strong><br />

Reinaert-handschriften komt <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> passage <strong>voor</strong>, als het gaat over <strong>de</strong><br />

geheimzinnige plaats waar volgens Reinaert een schat begraven ligt, Kriekeputte.<br />

Niemand komt daar ‘son<strong>de</strong>r die ule en<strong>de</strong> die scowut / die darne stelen in dat crut’,<br />

en dat is op zijn zachtst gezegd een beetje ondui<strong>de</strong>lijk: ‘behalve <strong>de</strong> uil en het<br />

nachtuiltje / die daar niet stelen (?) in het struikgewas’. Ook zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> hulp van <strong>de</strong><br />

an<strong>de</strong>re handschriften met <strong>de</strong> Reinaert-tekst zou<strong>de</strong>n we al kunnen vaststellen dat <strong>de</strong><br />

kopiist een woord-<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


27<br />

scheiding verkeerd heeft gezien: er moet natuurlijk staan ‘die dar nestelen in dat<br />

crut’, die daar in het struikgewas hun nesten bouwen.<br />

Zo'n fout zie je zo, omdat er onzin is komen te staan. Maar wat doet nu een<br />

volgen<strong>de</strong> kopiist die zo iets aantreft? Als hij zijn werk goed wil doen <strong>voor</strong> zijn<br />

opdrachtgever, kan hij moeilijk <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> onzin overnemen. Dus wat gebeurt er? Hij<br />

probeert er weer iets zinnigs van te maken, maar het is <strong>de</strong> vraag of hij erin zal slagen<br />

om <strong>de</strong> oorspronkelijke lezing te herstellen. Immers, hij heeft die ou<strong>de</strong>re legger niet<br />

meer bij <strong>de</strong> hand. Daarom verzint hij maar iets, waardoor <strong>de</strong> tekst weer normaal gaat<br />

lopen. En zo is er geen vuiltje meer aan <strong>de</strong> luchtje begrijpt dat zulke ‘verbeteringen’,<br />

die eigenlijk <strong>de</strong> tekst nog ver<strong>de</strong>r van het origineel afbrengen, <strong>voor</strong> ons heel<br />

problematisch wor<strong>de</strong>n: we zien gewoon niet meer dat er fouten zijn gemaakt. Een<br />

doo<strong>de</strong>nkele keer <strong>de</strong>elt een kopiist zelf mee dat hij zo te werk is gegaan. Zo wordt<br />

aan het slot van <strong>de</strong> Ferguut, een rid<strong>de</strong>rroman rond <strong>de</strong> Brits-Keltische vorst Artur,<br />

het volgen<strong>de</strong> gezegd:<br />

Heer, hier bied ik u <strong>de</strong> tekst van Ferguut aan, van begin tot eind met<br />

mijn hand gecorrigeerd, op alle punten waar in woord, rijm en zinnen<br />

fouten <strong>voor</strong>kwamen.<br />

Maar ver<strong>de</strong>r kan het alleen blijken uit varianten op zo'n punt met an<strong>de</strong>re bewaar<strong>de</strong><br />

handschriften. Het gebeurt ook wel eens dat <strong>de</strong> kopiist het zo onhandig doet dat zijn<br />

‘verbetering’ niet klopt met wat eer<strong>de</strong>r of later verteld wordt. Ook dan kunnen we<br />

argwaan krijgen ten aanzien van een bepaal<strong>de</strong> passage in een tekst en ons afvragen<br />

wat kopiisten hier allemaal hebben uitgehaald.<br />

Soms is het gemakkelijk. Van een geestelijk lied over Maria, <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r van Jezus,<br />

hebben we twee versies. In <strong>de</strong> ene wordt ze vergeleken met een ‘rose boven alle<br />

bloemen’, en dat komen we wel meer tegen in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse literatuur. Maar in<br />

<strong>de</strong> an<strong>de</strong>re versie staat hier ‘haese boven alle bomen’, dus als een haas die boven alle<br />

bomen uitsteekt! De kopiist die hier aan het werk was, lijkt wel niet goed snik. Helaas<br />

moeten we dat wel eens meer <strong>de</strong>nken. Er zijn dui<strong>de</strong>lijk kopiisten geweest die<br />

nauwelijks kon<strong>de</strong>n lezen en heel weinig culturele vorming had<strong>de</strong>n.<br />

Aanpassingen<br />

Het grootste probleem wordt echter niet gevormd door <strong>de</strong> vele fouten en <strong>de</strong><br />

verbeteringen daarvan in <strong>de</strong> ‘verkeer<strong>de</strong>’ richting. Kopiisten kon<strong>de</strong>n het ook als hun<br />

opdracht beschouwen om teksten bewust te veran<strong>de</strong>ren: ze pasten <strong>de</strong> tekst aan bij <strong>de</strong><br />

eisen en <strong>de</strong> smaak van hun opdrachtgever en zijn kring. Dat speel<strong>de</strong> <strong>voor</strong>al als <strong>de</strong><br />

tekst al wat ou<strong>de</strong>r was. In elk geval moest dan <strong>de</strong><br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


28<br />

taal aangepast wor<strong>de</strong>n. Maar ook wer<strong>de</strong>n onbegrijpelijke of verou<strong>de</strong>r<strong>de</strong> begrippen<br />

verwij<strong>de</strong>rd of vervangen. En ten slotte kon<strong>de</strong>n allerlei zaken naar <strong>de</strong> smaak van <strong>de</strong><br />

opdrachtgever toegevoegd wor<strong>de</strong>n of juist weggelaten.<br />

Als dit soort dingen gebeurt, kun je eigenlijk niet meer spreken van kopiëren. Het<br />

is meer zo dat een ou<strong>de</strong>re tekst wordt bewerkt <strong>voor</strong> een nieuwe gebruikssituatie. En<br />

dat is dan niet ongelijk aan <strong>de</strong> veel <strong>voor</strong>komen<strong>de</strong> bewerking van een Franse tekst in<br />

het Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlands.<br />

Kopiisten-gedrag kan dus uiteenlopen van min of meer klakkeloos overschrijven<br />

van een tekst (waarbij onwillekeurig allerlei fouten wor<strong>de</strong>n gemaakt) tot aan het<br />

compleet verbeteren, herzien en aanpassen van een bestaan<strong>de</strong> tekst <strong>voor</strong> een nieuwe<br />

gebruiker. Dit verklaart waarom <strong>de</strong> bewaar<strong>de</strong> handschriften van één tekst on<strong>de</strong>rling<br />

zo sterk kunnen verschillen. Denk overigens niet dat <strong>de</strong> oorspronkelijke auteurs dit<br />

een vanzelfspreken<strong>de</strong> situatie von<strong>de</strong>n. We zagen al hoe Chaucer hevig tekeerging<br />

tegen zijn kopiist Adam. Maar dat betrof <strong>voor</strong>al diens slordigheid. Juist dat bewust<br />

veran<strong>de</strong>ren van een tekst kon auteurs razend maken.<br />

De auteur van Reinaert-II (een uitgebrei<strong>de</strong> bewerking van <strong>de</strong> beken<strong>de</strong> Reinaert)<br />

vraagt aan het slot ne<strong>de</strong>rig om eventuele fouten in zijn werk te verbeteren. Maar<br />

mensen die alles willen veran<strong>de</strong>ren, door hen zou je het dichten eraan geven: ‘Maar<br />

wie dit gedicht laat zoals hij het aantreft, misdoet mij in het geheel niets’. Ook <strong>de</strong><br />

beroem<strong>de</strong> schrijver Jacob van Maerlant kon zich opwin<strong>de</strong>n over <strong>de</strong> manier waarop<br />

kopiisten kunnen be<strong>de</strong>rven wat hij met pijn en moeite heeft gedicht. Aan het slot van<br />

één van zijn moraliseren<strong>de</strong> gedichten vervloekt hij bij <strong>voor</strong>baat zulke kopiisten en<br />

hij bezweert hen elke letter intact te laten. Want hij is zó verknocht aan zijn werk,<br />

dat hij zich liever laat doodslaan dan zijn werk te moeten overgeven aan <strong>de</strong><br />

mishan<strong>de</strong>lingen van eigenwijze kopiisten.<br />

Deze situatie van <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse literatuur in handschrift brengt met zich<br />

mee dat er ook een enorm dateringsprobleem is. De bewaar<strong>de</strong> handschriften zijn<br />

doorgaans niet gedateerd, zodat het nogal eens <strong>voor</strong>komt dat we niet meer kunnen<br />

zeggen dan uit <strong>de</strong> eerste of <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft van die-en-die eeuw. Maar dan hebben<br />

we nog niet <strong>de</strong> ontstaansdatum van <strong>de</strong> tekst, want <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse literatuur<br />

beschikken we niet over <strong>de</strong> originele teksten. Ook die datum wordt maar zel<strong>de</strong>n<br />

gegeven in <strong>de</strong> beschikbare afschriften, zodat we ook hier moeten reconstrueren aan<br />

<strong>de</strong> hand van allerlei an<strong>de</strong>re gegevens. Neem als <strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong> Beatrijs. Er is één<br />

handschrift bewaard met die tekst, toevallig wel tamelijk precies te dateren, namelijk<br />

omstreeks 1374 (er staat een kalen<strong>de</strong>r in). Maar <strong>de</strong> tekst moet eer<strong>de</strong>r bedacht en<br />

opgeschreven zijn, wellicht al in <strong>de</strong> 13<strong>de</strong> eeuw. Alleen blijft <strong>de</strong> vraag of hij er toen<br />

zo uitzag als we hem van het afschrift uit omstreeks 1374 kennen. Als je vervolgens<br />

ook nog <strong>de</strong> bewerkte stof erbij betrekt, komt er nog een datum bij. De<br />

Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse dichter gebruikte<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


29<br />

namelijk een kort verhaaltje in het Latijn uit het begin van <strong>de</strong> <strong>de</strong>rtien<strong>de</strong> eeuw, waarin<br />

het complete verhaal al gegeven wordt. Dus van wanneer is nu <strong>de</strong> Beatrijs? Eigenlijk<br />

moet je dan eerst <strong>de</strong> vraag preciseren tot: welke vèrsie van <strong>de</strong> Beatrijs wordt er dan<br />

bedoeld?<br />

Drukpers<br />

Als vanaf <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> vijftien<strong>de</strong> eeuw teksten vermenigvuldigd gaan<br />

wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> drukpers komen er ingrijpen<strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ringen in <strong>de</strong> presentatie van<br />

<strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse literatuur. Nu moet je niet <strong>de</strong>nken dat <strong>de</strong> boekdrukkunst zo<br />

maar toevallig door een zon<strong>de</strong>rlinge gek werd uitgevon<strong>de</strong>n. De romantiseren<strong>de</strong><br />

geschiedschrijving mag graag allerlei ingrijpen<strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ringen toeschrijven aan <strong>de</strong><br />

grillen van een eenling, die volstrekt bij toeval iets ont<strong>de</strong>kt zou hebben waardoor het<br />

aanzicht van <strong>de</strong> wereld blijvend werd veran<strong>de</strong>rd. Stel je <strong>voor</strong> dat <strong>de</strong> Griekse wijsgeer<br />

Archime<strong>de</strong>s niet van ba<strong>de</strong>n had gehou<strong>de</strong>n en dus zijn wet niet had kunnen ont<strong>de</strong>kken!<br />

En stel je <strong>voor</strong> dat Laurens Janszoon Coster geen liefhebber van wan<strong>de</strong>len was<br />

geweest. Al in <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> eeuw wordt verteld dat <strong>de</strong>ze Coster uit Haarlem <strong>de</strong><br />

boekdrukkunst heeft uitgevon<strong>de</strong>n. Hij liep met zijn kleinkin<strong>de</strong>ren te wan<strong>de</strong>len in <strong>de</strong><br />

Haarlemmerhout. On<strong>de</strong>rweg sneed hij uit beukeschors letters. Thuis drukte hij die<br />

vervolgens met wat inkt op papier af, om <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren te vermaken. Die von<strong>de</strong>n dat<br />

zó mooi, dat hij toen op het i<strong>de</strong>e kwam om op vergelijkbare manier gehele teksten<br />

te gaan afdrukken.<br />

Onzin. Maar wel hardnekkige, want nog steeds kunnen we moeilijk afstand doen<br />

van <strong>de</strong>ze mythe. Vanaf <strong>de</strong> veertien<strong>de</strong> eeuw wordt <strong>de</strong> vraag naar teksten steeds sterker,<br />

niet alleen in <strong>de</strong> kloosters en aan <strong>de</strong> hoven, maar nu ook in bre<strong>de</strong>re lagen van <strong>de</strong><br />

stadsbevolking. Kopiisten kunnen het niet bijbenen, maar belangrijker is dat zo'n<br />

handschrift een kostbare zaak blijft, ook al was men inmid<strong>de</strong>ls overgegaan op papier<br />

en (veel) min<strong>de</strong>r versiering. Op verschillen<strong>de</strong> plaatsen begint men te experimenteren<br />

met druktechnieken. Al in <strong>de</strong> veertien<strong>de</strong> eeuw ontwikkelt men het zogenaam<strong>de</strong><br />

blokboek. Op perkament of papier wordt een afdruk gemaakt van een in hout gesne<strong>de</strong>n<br />

tekst, doorgaans met een plaatje erbij. Voor elke pagina sneed men een nieuw<br />

houtblok, en zo kon een heel boek tot stand komen. Waar het <strong>voor</strong>al om ging, was,<br />

dat je die houtblokken natuurlijk net zo vaak kon afdrukken als je nodig vond, zodat<br />

je een zekere oplage kreeg van een bepaal<strong>de</strong> tekst. Alleen, het graveren van <strong>de</strong> blokken<br />

was een gigantisch werk, terwijl je er bovendien na afloop niets meer mee kon doen.<br />

De procedure werkte dus nauwelijks tijd- en kostenbesparend. Op beperkte schaal<br />

blijft <strong>de</strong> blokboektechniek toch nog tot in <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> eeuw in gebruik. Voornamelijk<br />

<strong>de</strong>votionele teksten wer<strong>de</strong>n ermee verspreid, met veel plaatjes (houtsne<strong>de</strong>n) die<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


30<br />

6. Afdruk van houtblok met gegraveer<strong>de</strong> <strong>voor</strong>stelling en tekst, uit ca. 1480.<br />

doorgaans nog met <strong>de</strong> hand wer<strong>de</strong>n ingekleurd. Losse vellen met afdrukken vin<strong>de</strong>n<br />

we wel in huizen aan <strong>de</strong> wand hangen. Kijk maar eens op schil<strong>de</strong>rijen uit <strong>de</strong> vijftien<strong>de</strong><br />

en zestien<strong>de</strong> eeuw die interieurs te zien geven.<br />

Het revolutionaire van <strong>de</strong> vermenigvuldigingstechniek zit in het gebruik van los<br />

lettermateriaal. Van losse in lood gegoten letters stel je zetsel<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


31<br />

samen <strong>voor</strong> een paar pagina's, die druk je zeg maar 500 keer af en daarna kun je <strong>de</strong><br />

letters weer opnieuw gebruiken om an<strong>de</strong>re pagina's <strong>voor</strong> <strong>de</strong> druk gereed te maken.<br />

En dàt gaf enorme tijdwinst bij <strong>de</strong> vermenigvuldiging van een tekst. Aanvankelijk<br />

geloven <strong>de</strong> mensen hun ogen niet. Die drukkers lijken wel tovenaars! In het begin<br />

zwerven ze soms rond met hun materiaal en geven als goochelaars <strong>voor</strong>stellingen.<br />

In Parijs komt zo iemand met zijn knechten bijna op <strong>de</strong> brandstapel, omdat hij een<br />

gegeven tekst na enige uren in een gehele oplage on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> verbaas<strong>de</strong> toeschouwers<br />

wist te versprei<strong>de</strong>n. Dat kan toch niet, daar moet <strong>de</strong> duivel wel achter zitten!<br />

De experimenten met het ‘kunstmatig schrijven’ hebben het eerst succes in het<br />

Rijngebied in Mid<strong>de</strong>n-Duitsland. Vooral Johan Gutenberg in Mainz weet in 1440-1450<br />

volwaardige produkten tot stand te brengen, on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re een volledige bijbeltekst<br />

in het Latijn. In elk geval zijn <strong>de</strong> eerste drukkers <strong>voor</strong>namelijk Duitsers, die zich al<br />

snel overal in Europa vestigen. Maar <strong>de</strong> kunst wordt gauw afgekeken en ver<strong>de</strong>r<br />

ontwikkeld, vaak vanuit <strong>voor</strong>malige kopiistencentra, zowel in <strong>de</strong> stad als bij <strong>de</strong><br />

kloosters. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> eerste drukkers vin<strong>de</strong>n we eveneens veel goud- en zilversme<strong>de</strong>n,<br />

die immers vertrouwd waren met <strong>de</strong> metaalbewerking die <strong>voor</strong> het gieten van <strong>de</strong><br />

letters nodig was. En ten slotte zijn het ook vaak stu<strong>de</strong>nten en geleer<strong>de</strong>n die <strong>de</strong> gok<br />

waag<strong>de</strong>n. Hun inbreng vloeit <strong>voor</strong>t uit <strong>de</strong> belangstelling <strong>voor</strong> het verzamelen,<br />

bewerken en versprei<strong>de</strong>n van allerlei tekstmateriaal.<br />

Rond 1470 start op grote schaal bedrijvigheid van drukkers in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n,<br />

bij kloosters, in ste<strong>de</strong>n met hoger on<strong>de</strong>rwijs maar ook op allerlei an<strong>de</strong>re plaatsen<br />

waar iemand op het i<strong>de</strong>e kwam <strong>de</strong> nieuwe techniek te beproeven, soms alleen maar<br />

als hobby. Dat het drukkersbedrijf een speciale bedrijfsvoering vereist, ont<strong>de</strong>kken<br />

<strong>de</strong> meesten algauw, tot hun scha<strong>de</strong> en schan<strong>de</strong>. Je kunt <strong>de</strong> techniek dan wel on<strong>de</strong>r<br />

<strong>de</strong> knie hebben, je moet ook <strong>de</strong> juiste teksten weten te vin<strong>de</strong>n waar<strong>voor</strong> een bepaal<strong>de</strong><br />

markt aanwezig dient te zijn of gecreëerd moet wor<strong>de</strong>n. Een heleboel gaan er dan<br />

ook failliet na korte tijd of verplaatsen hun atelier naar ste<strong>de</strong>n waar een ruim<br />

afzetgebied gevon<strong>de</strong>n kon wor<strong>de</strong>n. Rond 1500 is er in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n enige<br />

dui<strong>de</strong>lijkheid hierover ontstaan. De internationale han<strong>de</strong>lsstad Antwerpen is het<br />

centrum gewor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> vele drukkers, maar ook kerkelijke en universitaire centra<br />

als Utrecht, Deventer en Leuven hebben hun eigen drukkers gekregen die <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

nodige teksten gaan zorgen.<br />

Gedrukte literatuur<br />

Wat <strong>de</strong> literatuur betreft, beperken ze zich lange tijd tot <strong>de</strong> gebleken successen uit<br />

<strong>de</strong> handschriftperio<strong>de</strong>. Daarvan stond immers vast dat mensen er belangstelling <strong>voor</strong><br />

had<strong>de</strong>n. Alleen moest je die teksten natuurlijk wel<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


32<br />

enigszins aanpassen aan <strong>de</strong> leessituatie, omdat het publiek over het algemeen gewend<br />

was om ze <strong>voor</strong>gelezen of <strong>voor</strong>gedragen te krijgen. Die eerste drukkers doen, met<br />

een paar knechten, alles zelf in hun bedrijf. Ze kiezen <strong>de</strong> teksten uit, bewerken ze,<br />

gieten letters, zetten en drukken <strong>de</strong> tekst, bin<strong>de</strong>n het boek en verkopen <strong>de</strong> exemplaren<br />

tenslotte uit hun winkel. Pas in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> eeuw komt een ver<strong>de</strong>re<br />

splitsing van het werk tot stand, in <strong>de</strong> zin van afzon<strong>de</strong>rlijke lettergieterijen,<br />

uitgeverijen, bindateliers en boekwinkels naast en los van het eigenlijke<br />

drukkersbedrijf.<br />

Als tekstbewerker en tekstverzorger lijkt het werk van die drukkers wel op dat<br />

van <strong>de</strong> kopiisten, alleen gaan ze in <strong>de</strong> regel nog veel ver<strong>de</strong>r. Daarbij komt dat <strong>de</strong><br />

nieuwe techniek ook haar speciale problemen geeft bij het overbrengen van een tekst<br />

in druk. Om regels op <strong>de</strong> juiste lengte te krijgen, veran<strong>de</strong>ren ze rustig in <strong>de</strong> tekst,<br />

niet alleen in <strong>de</strong> spelling maar ook door woor<strong>de</strong>n weg te laten of toe te voegen. Als<br />

er achter in het boek een paar bladzij<strong>de</strong>n wit blijven (je zat altijd vast aan bepaal<strong>de</strong><br />

eenhe<strong>de</strong>n papier) maken ze <strong>de</strong> tekst langer of ze doen er een an<strong>de</strong>r tekstje bij: een<br />

koper zou zich bekocht kunnen voelen als niet alle bladzij<strong>de</strong>n bedrukt waren. En<br />

natuurlijk kon er van alles misgaan bij het zet- en drukprocédé, dat niet altijd<br />

gecorrigeerd werd, omdat het te veel werk was of omdat er al een heleboel vellen<br />

gedrukt waren met <strong>de</strong> fout en die zou je dan moeten weggooien.<br />

Soms raakte het zetsel los tij<strong>de</strong>ns het drukken en dan zette een knechtje het zon<strong>de</strong>r<br />

goed uit te kijken weer terug. Zo staat bij<strong>voor</strong>beeld in <strong>de</strong> Mariken van Nieumeghen,<br />

een toneelstuk dat aangepast als leesboek omstreeks 1516 werd gedrukt, <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />

regel: ‘Datnuth erte al besluyten (...)’. Daar is technisch iets misgegaan. De regel is<br />

in <strong>de</strong> ‘pastei’ gevallen en verkeerd teruggezet. Er moet gestaan hebben: ‘Dat nu therte<br />

sal besluyten’, ofwel: dat nu mijn hart ineen zal krimpen (dat zegt Mariken op het<br />

moment dat ze hevig berouw krijgt over haar vreselijke zon<strong>de</strong>n).<br />

Maar van meer belang is dat <strong>de</strong> teksten vaak ingrijpend wer<strong>de</strong>n veran<strong>de</strong>rd om een<br />

nieuw publiek te vin<strong>de</strong>n en te behagen. Auteursrechten beston<strong>de</strong>n nog niet, en<br />

bovendien waren <strong>de</strong> meeste teksten dus al eeuwenoud. Je kon er bijgevolg mee doen<br />

wat je wil<strong>de</strong>. Soms stond er wat in zo'n tekst, waarmee <strong>de</strong>gene die <strong>de</strong> tekst moest<br />

zetten het absoluut niet eens was. En dan kwam het wel eens <strong>voor</strong> dat hij heel<br />

eigengereid nog tij<strong>de</strong>ns het zetten wat veran<strong>de</strong>ringen aanbracht, zon<strong>de</strong>r dat <strong>de</strong> baas<br />

het wist.<br />

Enkele zestien<strong>de</strong>-eeuwse drukkers, zoals Willem Vorsterman in Antwerpen,<br />

beroepen zich op <strong>de</strong>ze mogelijkheid als ze <strong>voor</strong> het gerecht moeten komen omdat<br />

ze ketterse (protestante) bijbels gedrukt zou<strong>de</strong>n hebben. En ze vin<strong>de</strong>n daarmee gehoor,<br />

zodat wij daaruit kunnen aflei<strong>de</strong>n dat zo iets kennelijk tot <strong>de</strong> algemenere praktijken<br />

kon behoren. Een zetter in het Haarlemse bedrijf van Bellaert doet het wel heel<br />

onhandig. Hij kan zijn<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


33<br />

mening over <strong>de</strong> onzin die hij zijns inziens moet zetten niet <strong>voor</strong> zich hou<strong>de</strong>n. Hij<br />

werkt in 1485 aan een soort encyclopedie uit <strong>de</strong> twaalf<strong>de</strong> eeuw van een zekere Bart<br />

uit Engeland. Aan <strong>de</strong> passage over <strong>de</strong> won<strong>de</strong>rlijke eigenschappen van <strong>de</strong> vingers<br />

voegt hij verontwaardigd toe: ‘Maar ik, Jacob, ben van mening dat hier niets van<br />

klopt’. Toch behoort zo'n commentaar in <strong>de</strong> tekst zelf natuurlijk tot <strong>de</strong> uitzon<strong>de</strong>ringen.<br />

Brokstukken<br />

Als we spreken over <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse letterkun<strong>de</strong>, moeten we ons het volgen<strong>de</strong><br />

goed realiseren. Een belangrijk <strong>de</strong>el is nooit opgeschreven maar behoor<strong>de</strong> toch tot<br />

het actieve literatuurbezit van het mid<strong>de</strong>leeuwse publiek. Dat kennen we dus niet.<br />

Van wat er opgeschreven is, bezitten we slechts een klein <strong>de</strong>el dat zeker niet<br />

representatief is <strong>voor</strong> alles wat er geweest is. Bovendien bestaat dat kleine <strong>de</strong>el niet<br />

uit <strong>de</strong> oorspronkelijke versies van <strong>de</strong> teksten zoals <strong>de</strong> auteurs die bedacht hebben.<br />

We hebben slechts (flar<strong>de</strong>n van) afschriften uit later eeuwen, vol fouten,<br />

‘verbeteringen’ en aanpassingen. Ook <strong>de</strong> gedrukte boeken, die iets beter bewaard<br />

zijn, geven niet een representatief beeld van <strong>de</strong> literaire cultuur uit <strong>de</strong> vijftien<strong>de</strong> en<br />

zestien<strong>de</strong> eeuw. Vooral eigentijdse teksten wor<strong>de</strong>n nog weinig gedrukt. Gelukkig<br />

zijn die in <strong>de</strong>ze tijd beter bewaard in handschriften, die als repertoire in <strong>de</strong> archieven<br />

van <strong>de</strong> re<strong>de</strong>rijkerkamers opgeslagen wer<strong>de</strong>n. De geschiedschrijving van <strong>de</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlandse literatuur uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen is dus een hachelijke zaak. Pas vanaf <strong>de</strong><br />

renaissance kunnen we beschikken over alles wat geproduceerd is, in <strong>de</strong> vorm zoals<br />

<strong>de</strong> auteurs dat wil<strong>de</strong>n.<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


IV<br />

Van luisteren naar lezen<br />

34<br />

Wat is nu eigenlijk <strong>de</strong> bedoeling van die handschriften, gegeven dat <strong>de</strong> literatuur nog<br />

<strong>voor</strong> een belangrijk <strong>de</strong>el mon<strong>de</strong>ling beleefd werd? Ze waren zeker niet allemaal<br />

bestemd <strong>voor</strong> persoonlijk gebruik, om er in je eentje uit te lezen. Dat komt overigens<br />

wel eens <strong>voor</strong>. Meestal zien zulke handschriften er mooi uit met hun rijke illustraties<br />

en zijn ze bestemd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>bibliotheek</strong> van een <strong>voor</strong>naam heer.<br />

Maar <strong>de</strong> meeste handschriften met literaire teksten, en zeker die van papier, had<strong>de</strong>n<br />

in <strong>de</strong> eerste plaats an<strong>de</strong>re functies. Ze wer<strong>de</strong>n vaak aangelegd om uit <strong>voor</strong> te lezen.<br />

Een enkel handschrift bevat aanwijzingen die dat te kennen geven. Er komen dan<br />

allerlei tekentjes in <strong>de</strong> tekst <strong>voor</strong>, die bedoeld zijn om een <strong>voor</strong>lezer van dienst te<br />

zijn: sprekerswisselingen in <strong>de</strong> directe re<strong>de</strong> wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> marge aangegeven, bij<br />

persoonlijke <strong>voor</strong>naamwoor<strong>de</strong>n wordt <strong>de</strong> naam toegevoegd op wie dat slaat, en in<br />

het algemeen verschijnen tekentjes op plaatsen waar een <strong>voor</strong>lezer door <strong>de</strong> lengte<br />

van <strong>de</strong> zin in <strong>de</strong> war zou kunnen raken. We <strong>de</strong>nken dat aan <strong>de</strong> hoven <strong>de</strong> hofkapelaan<br />

ook als taak had om <strong>de</strong> mensen te verstrooien met het <strong>voor</strong>lezen van spannen<strong>de</strong><br />

rid<strong>de</strong>rromans. En door hen wer<strong>de</strong>n dat soort handschriften dan gebruikt.<br />

Er zijn ook handschriften die het repertoire bevatten van <strong>de</strong> rondtrekken<strong>de</strong><br />

beroepsentertainers. Dat zijn heel an<strong>de</strong>re figuren dan die <strong>voor</strong>lezers. Ze kon<strong>de</strong>n ter<br />

plekke uit hun hoofd beken<strong>de</strong> stof brengen of gelegenheidsteksten die bij bruiloften<br />

en partijen hoor<strong>de</strong>n. Nu is het mogelijk dat ze hun repertoire ook in opgeschreven<br />

vorm bij zich had<strong>de</strong>n, om zo nu en dan nog eens door te kijken en te repeteren. Een<br />

enkel handschrift doet sterk aan zo'n gebruik <strong>de</strong>nken. Het is van papier, nogal slordig<br />

geschreven, vol strepen en doorhalingen, in een formaat dat je gemakkelijk in je zak<br />

kon steken. Soms zie je nog <strong>de</strong> vieze vingers van herhaal<strong>de</strong>lijk opslaan, on<strong>de</strong>r<br />

omstandighe<strong>de</strong>n waarbij <strong>de</strong> gebruiker niet altijd even schone han<strong>de</strong>n had. Bovendien<br />

staan er<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


35<br />

dan allerlei geschikte teksten in <strong>voor</strong> optre<strong>de</strong>ns bij gevarieer<strong>de</strong> gelegenhe<strong>de</strong>n.<br />

Niet on<strong>de</strong>nkbaar is dat er ook handschriften zijn, waarin <strong>de</strong> teksten bestaan uit <strong>de</strong><br />

schriftelijke notitie door iemand an<strong>de</strong>rs van wat zo'n beroeps<strong>voor</strong>drager stond op te<br />

voeren. Om het nog eens zelf na te lezen, of om aan an<strong>de</strong>ren te laten horen. In elk<br />

geval werd dit veel met preken gedaan. Je had rondtrekken<strong>de</strong> predikers die vol vuur<br />

spannen<strong>de</strong> preken wisten te brengen, met allerlei aanstekelijke <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n en<br />

anekdoten. Zulke predikers waren soms zo beroemd, dat bewon<strong>de</strong>raars probeer<strong>de</strong>n<br />

zo goed en zo kwaad mogelijk <strong>de</strong> uitgesproken tekst te noteren. En vaak zeggen ze<br />

dat erbij, zoals iemand die met Pasen 1487 in Brussel aan <strong>de</strong> lippen hing van <strong>de</strong> in<br />

heel West-Europa gelief<strong>de</strong> prediker Dirk van Munster. Hij schrijft <strong>de</strong> paaspreek van<br />

Dirk op en zet eron<strong>de</strong>r:<br />

Dit is in Brussel opgeschreven uit <strong>de</strong> mond van broe<strong>de</strong>r Dirk van<br />

Munster (...) in het jaar Ons Heren 1487 op <strong>de</strong> Goe<strong>de</strong> Vrijdag <strong>voor</strong> Pasen,<br />

toen hij 's nachts preekte over <strong>de</strong> Passie, in <strong>de</strong> kerk van Sint Goe<strong>de</strong>le.<br />

Een laatste mogelijkheid is die van een handschrift, dat in een ste<strong>de</strong>lijk scriptorium<br />

(bedrijf waar teksten overgeschreven wer<strong>de</strong>n) moest dienen als een soort stalenboek.<br />

Wie een tekst nodig had, <strong>voor</strong> welke gelegenheid of op wat <strong>voor</strong> terrein dan ook (van<br />

berijmd gebed tot rid<strong>de</strong>rverhaal), kon er één uitkiezen uit het boek. Het beroemdste<br />

handschrift uit <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse letterkun<strong>de</strong> is het Hulthemse handschrift van<br />

omstreeks 1400. Het bevat liefst 221 afzon<strong>de</strong>rlijke teksten, van betrekkelijk kort (50<br />

regels) tot tamelijk lang (meer dan 2000 regels). Daaron<strong>de</strong>r bevin<strong>de</strong>n zich alle<br />

<strong>de</strong>nkbare literatuursoorten uit <strong>de</strong> veertien<strong>de</strong> eeuw, ook toneelstukken en kluchten.<br />

Sommige kunnen helemaal niet afzon<strong>de</strong>rlijk functioneren, omdat het losse prologen<br />

zijn die <strong>voor</strong> verschillen<strong>de</strong> typen teksten passen. En elke tekst is geprijsd doordat<br />

aan het slot het aantal regels vermeld is: kopiisten wer<strong>de</strong>n doorgaans betaald naar<br />

<strong>de</strong> hoeveelheid regels die ze overschreven. Dat wijst allemaal sterk in <strong>de</strong> richting<br />

van een bestel- of stalenboek, te meer daar het schil<strong>de</strong>rsbedrijf in <strong>de</strong> vijftien<strong>de</strong>-eeuwse<br />

ste<strong>de</strong>n op overeenkomstige wijze georganiseerd was: <strong>de</strong> meester had enkele<br />

mo<strong>de</strong>lschil<strong>de</strong>rijen in zijn atelier hangen, <strong>de</strong> klant kon zijn keus maken en <strong>de</strong> gezellen<br />

mochten het mo<strong>de</strong>l dan kopiëren, waarna tot slot <strong>de</strong> meester nog even zijn<br />

handtekening zette.<br />

Vertellers<br />

Maar hoe het ook zij, <strong>de</strong> teksten in <strong>de</strong> handschriften doen op allerlei manieren <strong>de</strong>nken<br />

aan situaties die in <strong>de</strong> eerste plaats van een mon<strong>de</strong>linge overdracht van <strong>de</strong> tekst<br />

uitgaan. Als je die teksten nu leest, word je <strong>voor</strong>tdu-<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


36<br />

rend direct toegesproken alsof je zit te luisteren naar een verteller. Zeker aan het<br />

begin van <strong>de</strong> tekst, in <strong>de</strong> proloog, is dat het geval. De Floris en<strong>de</strong> Blanchefloer, een<br />

rid<strong>de</strong>rroman met oosterse stof van omstreeks 1260, begint met <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> regels:<br />

Hoort nu naar mij, want ik ga beginnen<br />

Met het vertellen van een avontuur over lief<strong>de</strong><br />

Daarna wor<strong>de</strong>n we nog 86 regels lang door <strong>de</strong> verteller bij <strong>de</strong> hand genomen, opdat<br />

we in <strong>de</strong> juiste stemming komen om het verhaal aan te horen wat komen gaat. Het<br />

is in elk geval niet bestemd <strong>voor</strong> onbeschaaf<strong>de</strong> pummels, zegt hij, dus wat dat betreft<br />

zitten we goed.<br />

Dan vertelt hij met welke technieken <strong>de</strong> tekst uit het Frans bewerkt is, en dat het<br />

<strong>de</strong> bewerker, Die<strong>de</strong>rik van Assene<strong>de</strong>, enorme moeite heeft gekost. En we mogen<br />

hem wel dankbaar zijn, gaat <strong>de</strong> verteller ver<strong>de</strong>r, dat hij het ons zo dui<strong>de</strong>lijk uit het<br />

Frans <strong>voor</strong>schotelt. We wor<strong>de</strong>n langzamerhand benieuwd naar wat volgen gaat en<br />

misschien vatten we bij <strong>voor</strong>baat al sympathie op <strong>voor</strong> die arme bewerker die zich<br />

zo heeft moeten uitsloven. Want dat is natuurlijk <strong>de</strong> bedoeling van <strong>de</strong>ze manier van<br />

beginnen. Dan krijgen we een korte samenvatting van het verhaal. En steeds weer<br />

benadrukt <strong>de</strong> verteller dat <strong>de</strong> strekking alleen begrepen kan wor<strong>de</strong>n door beschaaf<strong>de</strong><br />

en verstandige mensen, die weten wat er in <strong>de</strong> verheven lief<strong>de</strong> (‘hoofse minne’) te<br />

koop is. Hij sluit af met: ‘Nu hoort hoe ik zal beginnen’, en dan is het ein<strong>de</strong>lijk zover.<br />

Maar ook on<strong>de</strong>rweg in het verhaal wor<strong>de</strong>n we er steeds direct bij betrokken. Zo<br />

nu en dan on<strong>de</strong>rbreekt <strong>de</strong> verteller zijn verhaal, vat nog eens samen wat hij tot dan<br />

toe heeft verteld en kondigt aan wat er nog komen gaat. Bovendien geeft hij zelf wel<br />

eens een mening over het vertel<strong>de</strong>, waarmee hij zich om instemming direct tot ons<br />

wendt. Als hij Floris' va<strong>de</strong>r, <strong>de</strong> koning, heeft laten zeggen dat <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>nkt dat<br />

Blanchefloer met toverkunsten Floris' zinnen begoocheld heeft, dan roept hij<br />

verontwaardigd uit: ‘Mijn God, wat heeft die koning hier een stommiteiten gezegd,<br />

door te <strong>de</strong>nken dat zij aan toverij heeft gedaan!’<br />

Dit soort dingen gebeurt nu <strong>voor</strong>tdurend door <strong>de</strong> hele tekst heen. Steeds blijven<br />

we in direct contact met <strong>de</strong> verteller, die ons nauwelijks <strong>de</strong> kans geeft om weg te<br />

suffen. En tegen het eind laat hij ons ook direct weten dat we zo naar huis kunnen.<br />

Immers, als je zit te luisteren, weet je niet precies wanneer het afgelopen is, terwijl<br />

dat al lezend natuurlijk vanzelf blijkt. ‘Nu zal ik dit verhaal gaan beëindigen’, zegt<br />

hij dan, met nog een laatste boodschap aan ons adres, over hoe we van Floris'<br />

inspanningen ook zelf kunnen leren op weg naar <strong>de</strong> eeuwige zaligheid.<br />

Nu moet je goed be<strong>de</strong>nken dat dit allemaal in een opgeschreven tekst staat, die<br />

misschien alleen maar bestemd was om te lezen. Maar ook bij het<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


37<br />

maken van leesteksten blijft men nog lange tijd, ook als er al gedrukte boeken zijn,<br />

<strong>de</strong> verteltechnieken volgen uit <strong>de</strong> mon<strong>de</strong>linge literatuur. Je kunt het vergelijken met<br />

<strong>de</strong> komst van <strong>de</strong> televisie in <strong>de</strong> jaren vijftig in <strong>de</strong> huiskamers. Het heeft heel lang<br />

geduurd <strong>voor</strong>dat ie<strong>de</strong>reen, zowel <strong>de</strong> kijkers als <strong>de</strong> programmamakers, <strong>de</strong> TV gingen<br />

beschouwen als een medium met eigen gebruiksmogelijkhe<strong>de</strong>n. Lange tijd werd ze<br />

opgevat als een soort huisbioscoop en het kijkgedrag was daarmee in<br />

overeenstemming. Dus al het licht uit, <strong>de</strong> stoelen op een rijtje er<strong>voor</strong> en halverwege<br />

het programma een pauze. Maar ook al zou<strong>de</strong>n we nu alleen maar<br />

televisieprogramma's kennen, dan zou<strong>de</strong>n we ons toch nog een goed beeld kunnen<br />

vormen van <strong>de</strong> gang van zaken bij een bioscoop<strong>voor</strong>stelling.<br />

Verteltechnieken<br />

Die mon<strong>de</strong>linge situatie heeft nog veel meer gevolgen gehad <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vorm en inhoud<br />

van die teksten, zoals gezegd met een lange nawerking op <strong>de</strong> geschreven en gedrukte<br />

leesliteratuur. Bij <strong>voor</strong>keur verloopt het verhaal strikt chronologisch. Aan het begin<br />

wordt <strong>de</strong> held geboren, aan het eind sterft hij. Of hij trouwt, of hij gaat in een klooster.<br />

Pas leesboeken gaan spanning creëren door <strong>de</strong> normale loop <strong>de</strong>r gebeurtenissen om<br />

te gooien. Turks fruit van Jan Wolkers begint met een jonge beeldhouwer die vreselijk<br />

in <strong>de</strong> war is door een meisje dat hem verlaten heeft. We gaan ons afvragen hoe het<br />

toch kan komen dat hij zo verschrikkelijk tekeergaat. En onze nieuwsgierigheid wordt<br />

bevredigd, want later wordt precies verteld hoe dat allemaal zo gekomen is. Deze<br />

verteltechniek hoort typisch bij leesboeken. We kunnen ons eigen leestempo bepalen,<br />

rustig alles tot ons laten doordringen, eventueel nog eens terugbla<strong>de</strong>ren als we <strong>de</strong><br />

draad kwijt zijn, of eenvoudig het boek even wegleggen als we geen zin meer hebben.<br />

Al die mogelijkhe<strong>de</strong>n vallen weg als we staan te luisteren. We zijn geheel<br />

afhankelijk van <strong>de</strong> verteller, die zelf bepaalt hoe lang het duurt en hoe snel hij gaat.<br />

Vandaar dat hij ons er steeds weer bij roept, zoals we boven zagen gebeuren. En hij<br />

kan zich zeker niet permitteren om <strong>de</strong> gebeurtenissen dwars door elkaar te vertellen,<br />

want dan raken we algauw <strong>de</strong> draad kwijt. Nee, hij moet steeds samenvatten en<br />

<strong>voor</strong>uitwijzen, om <strong>de</strong> zoveel tijd, en op momenten dat we vermoeid zou<strong>de</strong>n kunnen<br />

raken. Daarom moeten die verhalen ook een bepaal<strong>de</strong> lengte hebben. In hoogstens<br />

drie uur dient het toch wel verteld te zijn. En als het veel langer is, dan moet het<br />

geheel uit min of meer zelfstandige <strong>de</strong>len opgebouwd zijn.<br />

Vooral aan het begin van een tekst dient erin gehamerd te wor<strong>de</strong>n over wie het<br />

gaat en waar zich het een en an<strong>de</strong>r afspeelt. De verteller van <strong>de</strong> Floris en<strong>de</strong><br />

Blanchefloer laat dan ook steeds <strong>de</strong> namen van <strong>de</strong> hoofdfiguren vallen,<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


38<br />

terwijl hij eveneens steeds weer uitroept dat het om <strong>de</strong> hoofse lief<strong>de</strong> gaat en wat daar<br />

allemaal over te zeggen is. Als die dingen er maar goed in zitten bij <strong>de</strong> luisteraar,<br />

dan zal hij min<strong>de</strong>r moeite hebben om het verhaal ver<strong>de</strong>r te volgen. In <strong>de</strong> Karel en<strong>de</strong><br />

Elegast wordt in het begin dui<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> naam van Karel een paar keer genoemd, dat<br />

hij <strong>de</strong> koning is, alsook <strong>de</strong> plaats Ingelheim, waar het verhaal zich afspeelt. Zelfs als<br />

je een beetje te laat komt, kun je toch nog <strong>de</strong> kernpunten van het verhaal vatten, want<br />

ze wor<strong>de</strong>n meermalen aangereikt.<br />

Ten slotte is er ook zo iets als een mon<strong>de</strong>linge stijl. Die kenmerkt zich door<br />

eenvoud. Want ook ingewikkel<strong>de</strong> en lange zinnen zijn moeilijk te volgen <strong>voor</strong> een<br />

luisteraar. Opvallend zijn ook <strong>de</strong> vele loze formules waarmee <strong>de</strong> teksten doorspekt<br />

zijn. Dat is nog bij uitstek een herinnering aan die improviseren<strong>de</strong> <strong>voor</strong>drager. Hij<br />

bedient zich bij <strong>voor</strong>keur van rijm, omdat hij daarmee het gemakkelijkst steunpunten<br />

<strong>voor</strong> zijn verhaal kan onthou<strong>de</strong>n. Bovendien helpt het ook bij het luisteren, je gaat<br />

bijna vanzelf méé-rijmen als iemand zo bezig is. Maar om steeds aan het woord te<br />

kunnen blijven, moet je wel allerlei formules ter beschikking hebben die je te pas<br />

(en te onpas!) kunt rondstrooien, om even be<strong>de</strong>nktijd te krijgen.<br />

We komen een heleboel van die formules tegen in vertelteksten, bij <strong>voor</strong>keur in<br />

rijmposities: dag en nacht, vroeg en laat, klein en groot, mannen en vrouwen, weet<br />

dat zeker, weet dat wel, enzo<strong>voor</strong>t. We noemen dat stoplappen. Tegenwoordig zijn<br />

sinterklaasdichters in warenhuizen er nog sterk in. Nog niet zo lang gele<strong>de</strong>n overleed<br />

<strong>de</strong> laatste improviseren<strong>de</strong> <strong>voor</strong>drachtskunstenaar in Ne<strong>de</strong>rland, Willy Alfredo. Iemand<br />

uit <strong>de</strong> zaal riep een bepaald on<strong>de</strong>rwerp en meteen stampte hij een geheel gedicht uit<br />

<strong>de</strong> grond. Maar wel vol stoplappen, of zelfs vaste coupletten:<br />

En we zitten hier zo gezellig,<br />

En we zitten hier zo fijn,<br />

Kom laat ons vrolijk wezen,<br />

Kom laat ons vrolijk zijn!<br />

Leesteksten<br />

Aan die hele mon<strong>de</strong>linge, literaire cultuur komt een beslist ein<strong>de</strong> als <strong>de</strong> drukpers<br />

leesteksten gaat produceren. Nu geschied<strong>de</strong> <strong>de</strong> overgang van een luistercultuur naar<br />

een leescultuur natuurlijk niet van het ene moment op het an<strong>de</strong>re. Om te beginnen<br />

werd er al gelezen in <strong>de</strong> handschriftperio<strong>de</strong>, door geestelijken maar ook door<br />

kooplie<strong>de</strong>n die er al vroeg hele administraties en correspon<strong>de</strong>nties op na hiel<strong>de</strong>n.<br />

Maar literaire teksten in <strong>de</strong> volkstaal, die hoor<strong>de</strong> je meer dan dat je ze zelf las. Daar<br />

brengt <strong>de</strong> drukpers veran<strong>de</strong>ring in.<br />

Maar kon ie<strong>de</strong>reen dan lezen? Zeker niet. Toch is het vermogen om te<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


39<br />

lezen bij veel meer mensen aanwezig dan men vroeger dacht. Al vanaf <strong>de</strong> twaalf<strong>de</strong><br />

eeuw horen we, naast <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijsvormen verbon<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> kloosters en kerken om<br />

geestelijken op te lei<strong>de</strong>n, van stadsscholen ten behoeve van burgerkin<strong>de</strong>ren. En daar<br />

ston<strong>de</strong>n lezen, schrijven en rekenen op het programma, natuurlijk met <strong>de</strong> bedoeling<br />

om hen <strong>voor</strong> te berei<strong>de</strong>n op han<strong>de</strong>l en bestuur.<br />

Toch wor<strong>de</strong>n ook analfabeten niet uitgesloten bij <strong>de</strong> kennisneming van gedrukte<br />

teksten. Want het is dui<strong>de</strong>lijk dat gedrukte boeken nog veel wer<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>gelezen. Op<br />

titelpagina's en aan het begin van veel teksten wordt een publiek aangesproken dat<br />

het werk gaat lezen of hóórt lezen. En dat duurt nog tot ver in <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> eeuw<br />

<strong>voor</strong>t. Op die manier werd door <strong>de</strong> drukker een vloeien<strong>de</strong> overgang bevor<strong>de</strong>rd tussen<br />

luisteren naar een tekst in een groep en lezen in je eentje. Want hoe je dat laatste<br />

<strong>de</strong>ed met literaire teksten, dat sprak allerminst vanzelf, ook <strong>voor</strong> mensen die gewend<br />

waren om wel han<strong>de</strong>lsbrieven en <strong>de</strong>rgelijke te schrijven en te lezen. Je was immers<br />

geheel aan jezelf overgeleverd. De <strong>voor</strong>drager/<strong>voor</strong>lezer of <strong>de</strong> omstan<strong>de</strong>rs<br />

atten<strong>de</strong>er<strong>de</strong>n je niet meer op ironie, dubbele bo<strong>de</strong>ms en belangrijke momenten in het<br />

verhaal. Tenslotte gaat het bij literatuur om verzonnen verhalen die een beeld van<br />

<strong>de</strong> werkelijkheid proberen te geven, en dat is heel wat an<strong>de</strong>rs dan han<strong>de</strong>lsbrieven.<br />

Een bestaand luisterpubliek moet opgevoed wor<strong>de</strong>n tot lezer, het dient vertrouwd<br />

te raken met <strong>de</strong> nieuwe mogelijkhe<strong>de</strong>n die het gedrukte boek biedt. Eén van <strong>de</strong> eerste<br />

literaire teksten in druk is Reynaert die vos, uitgebracht door Gerard Leeu te Gouda<br />

in 1479. Later zal hij een ruimere markt kiezen door naar Antwerpen te verhuizen.<br />

Maar hij begint zijn succesvolle bedrijf met on<strong>de</strong>r meer dit overbeken<strong>de</strong> en gewil<strong>de</strong><br />

dierenverhaal. Daar kon hij zich geen buil aan vallen. Het verhaal begint niet zo<br />

maar. Eerst wor<strong>de</strong>n we uitvoerig door Leeu <strong>voor</strong>bereid over wat komen gaat en hoe<br />

we <strong>de</strong> stof op <strong>de</strong>ze manier in ons eentje kunnen overmeesteren.<br />

Om te beginnen maakt hij dui<strong>de</strong>lijk dat het leesboek nu ook <strong>voor</strong> ons leken is en<br />

niet alleen <strong>voor</strong> klerken en geleer<strong>de</strong>n, wat je immers zou verwachten bij leesstof. En<br />

het is zeer nuttig, want het zal gaan over <strong>de</strong> streken die dagelijks gehanteerd wor<strong>de</strong>n<br />

in alle milieus, te weten die van a<strong>de</strong>l, geestelijkheid, kooplie<strong>de</strong>n en ook het gewone<br />

volk. Maar pas op dat je niets ontgaat:<br />

Wie hier het volle begrip van wil hebben, die moet proberen om <strong>de</strong> tekst<br />

in korte tijd uit te lezen, en die moet goed tot zich laten doordringen wat<br />

er staat. Want het verhaal is heel overwogen in elkaar gezet, zoals je al<br />

lezen<strong>de</strong> wel zult merken. Daarom is het best mogelijk dat je na één keer<br />

doorlezen <strong>de</strong> juiste betekenis niet helemaal gevat hebt. Lees het dan nog<br />

dikwijls over, en dan is alles heel goed te begrijpen.<br />

Zó moeten we het doen. En als we Leeu's raad goed opvolgen, dan komen we<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


40<br />

in aanmerking <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lof die hij aan het slot van zijn instructie <strong>voor</strong> ons klaar heeft:<br />

‘Voor verstandige mensen is dit dan zeer plezierig en ook vol nut’.<br />

An<strong>de</strong>rzijds dient <strong>de</strong> drukker zelf ook het een en an<strong>de</strong>r aan <strong>de</strong> presentatie van <strong>de</strong><br />

tekst te doen. Nu <strong>de</strong> <strong>voor</strong>drager met zijn optre<strong>de</strong>n het publiek niet meer kan lokken<br />

en bespelen, moeten er an<strong>de</strong>re mid<strong>de</strong>len gevon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. Een aantrekkelijk<br />

lokmid<strong>de</strong>l wordt gevormd door plaatjes, in <strong>de</strong> vorm van houtsne<strong>de</strong>n. Die kunnen<br />

bovendien nog helpen bij <strong>de</strong> verdui<strong>de</strong>lijking van <strong>de</strong> tekst. Dat sloot goed aan bij wat<br />

een lekenpubliek al eeuwen gewend was: plaatjes, afbeeldingen waren <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kerk<br />

bij uitstek het mid<strong>de</strong>l om een boodschap over te dragen. Vaak wordt <strong>de</strong> uitspraak<br />

van paus Gregorius <strong>de</strong> Grote uit <strong>de</strong> zes<strong>de</strong> eeuw aangehaald, ook door Gerard Leeu<br />

in zijn Reynaert-boek: ‘<strong>de</strong> afbeeldingen zijn <strong>de</strong> boeken <strong>de</strong>r leken’. En die overtuiging<br />

wordt in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen uitgedrukt door <strong>de</strong> talloze beel<strong>de</strong>n die <strong>de</strong> kerk versier<strong>de</strong>n,<br />

<strong>de</strong> beschil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> glasvensters, blokboeken en schil<strong>de</strong>rijen. Het is ook veelzeggend<br />

dat <strong>de</strong> humanisten (geleer<strong>de</strong>n) in <strong>de</strong> vijftein<strong>de</strong> en zestien<strong>de</strong> eeuw juist geen plaatjes<br />

in hun gedrukte werken willen: dat zou immers betekenen dat ze een publiek van<br />

ongeletter<strong>de</strong>n zochten, en dat was helemaal niet <strong>de</strong> bedoeling.<br />

Ver<strong>de</strong>r wordt een titelpagina ontworpen, als blikvanger. Handschriften had<strong>de</strong>n zo<br />

iets niet, want dat was niet nodig. Maar nu moet een gedrukte tekst <strong>de</strong> aandacht<br />

trekken van eventuele kopers. Dus een plaatje <strong>voor</strong>op, met eron<strong>de</strong>r het volledige<br />

adres van <strong>de</strong> drukker en/of boekverkoper waar het werk aan te schaffen was. En<br />

natuurlijk een werven<strong>de</strong> titel, met bij <strong>voor</strong>keur nog een soort reclametekst als<br />

verdui<strong>de</strong>lijking. Jan van Doesborch in Antwerpen biedt in 1504 een prozabewerking<br />

aan van een populaire rid<strong>de</strong>rtekst uit <strong>de</strong> handschriftperio<strong>de</strong>, op zo'n manier dat je het<br />

boek wel móet openslaan:<br />

DIE HISTORIE Van Buevijne van Austoen uut Engelandt gheboren: vol<br />

won<strong>de</strong>rlijke aventueren, vol strijen, vol amoruesheyt, en<strong>de</strong> vol van<br />

verra<strong>de</strong>rijen.<br />

En dan volgt een houtsne<strong>de</strong> waarop een <strong>de</strong>el van zijn avonturen gelijktijdig is<br />

afgebeeld. Bovendien zijn die hoofdletters ook gegraveerd in hout, heel groot en<br />

mooi versierd.<br />

Belangrijk is ver<strong>de</strong>r een uitvoerige inhoudsopgave, zodat snel dui<strong>de</strong>lijk kan wor<strong>de</strong>n<br />

wat er gaat komen. Die bestaat uit een opsomming van <strong>de</strong> hoofdstuktitels, die <strong>de</strong><br />

overzichtelijkheid van <strong>de</strong> leesstof moeten bevor<strong>de</strong>ren en die tevens een samenvatting<br />

geven van wat per hoofdstuk verteld wordt. Dat is dus eigenlijk <strong>de</strong> vertaling van wat<br />

<strong>de</strong> <strong>voor</strong>drager doet, als hij zijn verhaal telkens on<strong>de</strong>rbreekt met samenvattingen en<br />

<strong>voor</strong>uitwijzingen over wat zal volgen.<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


41<br />

7. Werven<strong>de</strong> titelpagina van spannen<strong>de</strong> kroniek uit ca. 1531, met houtsne<strong>de</strong>, versierran<strong>de</strong>n, gegraveer<strong>de</strong><br />

titel en vermelding van uitgever/drukker.<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


Van verzen naar proza<br />

42<br />

Maar <strong>de</strong> <strong>voor</strong>naamste aanpassing van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> rijmteksten <strong>voor</strong> een nieuw<br />

(lees)publiek bestaat uit <strong>de</strong> omzetting in proza. Immers, dat rijm is nu ter<br />

on<strong>de</strong>rsteuning van onthou<strong>de</strong>n, improviseren en luisteren niet meer nodig. Bovendien<br />

raakt men er steeds meer van doordrongen dat <strong>de</strong> noodzaak tot rijmen leid<strong>de</strong> tot een<br />

omslachtig woordgebruik, hetgeen zelfs <strong>de</strong> waarheid geweld kon aandoen. Want <strong>de</strong><br />

verzekering van kortheid en ‘waar gebeurd’ werd <strong>voor</strong> het mo<strong>de</strong>rne leespubliek <strong>de</strong><br />

garantie dat <strong>de</strong> spanning in het verhaal tij<strong>de</strong>ns het lezen niet verloren zou gaan. In<br />

1479 brengt Gerard Leeu ook een prachtig leesboek over <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van Troje,<br />

<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> stad die in <strong>de</strong> tijd van <strong>de</strong> Griekse dichter Homerus (achtste eeuw <strong>voor</strong><br />

Christus) door <strong>de</strong> Grieken met behulp van <strong>de</strong> list van het houten paard veroverd was.<br />

De Trojaanse hel<strong>de</strong>n zou<strong>de</strong>n toen over geheel Europa uitgezwermd zijn en overal<br />

rijken gesticht hebben waarvan <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse vorsten zich <strong>de</strong> erfgenamen voel<strong>de</strong>n:<br />

<strong>de</strong>nk bij<strong>voor</strong>beeld aan <strong>de</strong> Or<strong>de</strong> van het Gul<strong>de</strong>n Vlies van <strong>de</strong> Bourgondische hertogen<br />

aan het eind van <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen.<br />

In het <strong>voor</strong>woord van <strong>de</strong>ze Historien van Troyen laat <strong>de</strong> uitgever nu weten dat<br />

sommige geschiedschrijvers dit verhaal verprutst hebben met hun gerijmel:<br />

Sommigen hebben <strong>de</strong>ze historie met hun rijmen versierd, zodat menigeen<br />

die het hoor<strong>de</strong> dacht dat het niet waar gebeurd kon zijn in die opgedirkte<br />

vorm. En dat geldt ook <strong>voor</strong> het werk van <strong>de</strong> grote Homerus, die door <strong>de</strong><br />

dwang van mooie rijmvormen veel dingen verzonnen heeft die gewoon<br />

niet waar zijn of die an<strong>de</strong>rs gebeurd zijn dan hij ze vertelt.<br />

Daar doet Leeu niet aan mee. Hij - of beter gezegd <strong>de</strong> Franse bewerker wiens tekst<br />

hij overneemt - verwij<strong>de</strong>rt alle versiering en maakt er waarheidsgetrouw proza van.<br />

Tenminste, zo wil hij het boek aan het publiek verkopen.<br />

Opvallend is dat veel van <strong>de</strong>ze prozaromans, als ontrijmingen van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong><br />

versteksten met rid<strong>de</strong>rstof, toch van tijd tot tijd nog stukken in rijm bevatten, vaak<br />

refreinen in <strong>de</strong> trant van <strong>de</strong> re<strong>de</strong>rijkers maar ook nog wel <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rwetse rijmvormen.<br />

Het blijkt dat dit altijd passages zijn die zeer emotionele uitingen bevatten van <strong>de</strong><br />

hoofdfiguren, over lief<strong>de</strong>, wraak, smart en dood. Daar<strong>voor</strong> achtte men het proza nog<br />

niet geschikt. Persoonlijke weeklachten ston<strong>de</strong>n op gespannen voet met het zakelijk<br />

vertellen<strong>de</strong> proza, vandaar nog steeds die on<strong>de</strong>rbrekingen in rijm. Het zou nog lang<br />

duren, tot aan het begin van <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne roman in <strong>de</strong> achttien<strong>de</strong> eeuw, <strong>voor</strong>dat men<br />

het proza ook hier<strong>voor</strong> geschikt ging vin<strong>de</strong>n.<br />

Zo zie je dat <strong>de</strong> situatie waarin literatuur beleefd werd en <strong>de</strong> nieuwe technische<br />

ontwikkelingen <strong>voor</strong> het versprei<strong>de</strong>n van teksten van grote invloed zijn op het uiterlijk<br />

en <strong>de</strong> inhoud van die teksten. In onze tijd zou je je kunnen afvragen wat <strong>de</strong> invloed<br />

van radio, film en televisie is geweest, niet<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


43<br />

alleen op <strong>de</strong> literatuur maar ook op het produceren en consumeren van fictie in het<br />

algemeen. In elk geval is <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse literatuur meer dan alleen <strong>de</strong> situatie<br />

van handschriften en <strong>voor</strong>dragers. Er zijn ook boekdrukkers en lezers. En juist die<br />

Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse letterkun<strong>de</strong> confronteert ons met één van <strong>de</strong> meest ingrijpen<strong>de</strong><br />

ontwikkelingen in het verle<strong>de</strong>n: <strong>de</strong> overgang van een luistercultuur naar een<br />

leescultuur.<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


V<br />

Aan het hof<br />

44<br />

Aan <strong>de</strong> hoven in Limburg, Brabant en wat later Vlaan<strong>de</strong>ren begint zich in <strong>de</strong> twaalf<strong>de</strong><br />

eeuw een literatuur in <strong>de</strong> volkstaal te ontwikkelen die <strong>voor</strong> verschillen<strong>de</strong> doelein<strong>de</strong>n<br />

werd opgeschreven. Er zijn, <strong>voor</strong> zover wij kunnen zien, meteen allerlei soorten<br />

teksten. Berijm<strong>de</strong> gebe<strong>de</strong>n en heiligenlevens moeten richtlijnen <strong>voor</strong> een <strong>voor</strong>beeldig<br />

leven op aar<strong>de</strong> geven, met gegaran<strong>de</strong>erd uitzicht op <strong>de</strong> hemel. Lief<strong>de</strong>slie<strong>de</strong>ren<br />

bezingen gewenste vormen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> omgang tussen mannen en vrouwen aan <strong>de</strong> hoven.<br />

Maar bovenal is het <strong>de</strong> rid<strong>de</strong>repiek waarmee het hof op on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> wijze een<br />

eigen i<strong>de</strong>ntiteit adverteert. Het zijn spannen<strong>de</strong> verhalen over <strong>de</strong> dolle avonturen van<br />

allerlei rid<strong>de</strong>rs, die ondanks hun vaak sprookjesachtige karakter als ‘waar gebeurd’<br />

wor<strong>de</strong>n gepresenteerd. Doorgaans zijn <strong>de</strong> hoofdfiguren dan ook historische personages<br />

of ze wor<strong>de</strong>n als zodanig <strong>voor</strong>gesteld.<br />

Frankische stof<br />

Het oudst zijn <strong>de</strong> verhalen die gegroepeerd wer<strong>de</strong>n rond <strong>de</strong> aanzienlijke christenvorst<br />

Karel <strong>de</strong> Grote en zijn vazallen. Vanaf <strong>de</strong> elf<strong>de</strong> eeuw wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze verhalen in<br />

Frankrijk opgetekend, een eeuw later beginnen ze ook in Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse<br />

bewerkingen te verschijnen. De bekendste tekst is wel het Chanson <strong>de</strong> Roland of het<br />

Roelandslied. Daarbij is het niet uitgesloten dat er bij ons op dit stramien ook nieuwe<br />

verhalen bedacht wer<strong>de</strong>n, zoals <strong>de</strong> Karel en<strong>de</strong> Elegast, waarvan geen Frans <strong>voor</strong>beeld<br />

bekend is.<br />

Waarom gaat men nu aan die hoven zo'n lange reeks rid<strong>de</strong>rverhalen optekenen en<br />

bewerken, over een vorst die twee à drie eeuwen eer<strong>de</strong>r leef<strong>de</strong>, namelijk van 768-814?<br />

Je zou dit kunnen vergelijken met een situatie waarbij het beeld van <strong>de</strong> huidige<br />

literatuur bepaald zou wor<strong>de</strong>n door historische romans over onze nationale hel<strong>de</strong>n<br />

uit <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> en <strong>de</strong> zeventien<strong>de</strong><br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


45<br />

eeuw. Maar zo is <strong>de</strong> situatie nu zeker niet, en dat hangt natuurlijk samen met <strong>de</strong><br />

an<strong>de</strong>re waar<strong>de</strong>ring en het an<strong>de</strong>re gebruik dat wij van het verle<strong>de</strong>n maken. Want van<br />

historische belangstelling zoals wij die kennen, is in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen nauwelijks<br />

sprake. Men ontleent aan het verle<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>al bruikbare <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n en gegevens<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> eigen tijd. Daarbij heerst tegelijkertijd <strong>de</strong> gedachte dat het verle<strong>de</strong>n (<strong>voor</strong>al<br />

<strong>de</strong> bijbelse en <strong>de</strong> klassieke oudheid) van alle tij<strong>de</strong>n is en dus steeds aanwezig om het<br />

he<strong>de</strong>n te verdui<strong>de</strong>lijken. Klassieke hel<strong>de</strong>n en bijbelse figuren wor<strong>de</strong>n niet alleen<br />

uiterlijk gepresenteerd als mid<strong>de</strong>leeuwers, ze zijn bovendien uitgerust met<br />

mid<strong>de</strong>leeuwse wensen en dromen omtrent <strong>de</strong> inrichting van <strong>de</strong> eigen werkelijkheid.<br />

Karel <strong>de</strong> Grote gaat in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen functioneren als <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>lvorst aller<br />

tij<strong>de</strong>n. Vooral <strong>de</strong> Franse koningen bevor<strong>de</strong>ren <strong>de</strong>ze gedachte, want zij voelen zich<br />

<strong>de</strong> directe erfgenamen van zijn rijk. Vandaar dat aan hun hoven <strong>voor</strong> het eerst <strong>de</strong>ze<br />

literatuur ontstaat. Van Karels avonturen en wijze beslissingen kan men leren hoe<br />

het nú moet. En omgekeerd verstrekken <strong>de</strong> Franse koningen meer glorie aan hun<br />

troon door <strong>de</strong> stamva<strong>de</strong>r ervan zo hoog mogelijk op te hemelen.<br />

In het bijzon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> eigentijdse problemen uit <strong>de</strong> elf<strong>de</strong> en twaalf<strong>de</strong> eeuw wor<strong>de</strong>n<br />

geprojecteerd in <strong>de</strong> zogenaamd waar gebeur<strong>de</strong> verhalen rond Karel en zijn vazallen.<br />

Op die manier kan men tonen hoe zulke problemen in principe aangepakt dienen te<br />

wor<strong>de</strong>n. Het is dan ook veelzeggend dat vrijwel al <strong>de</strong> ons beken<strong>de</strong> verhalen draaien<br />

om ruzies tussen <strong>de</strong> vorst en zijn vazallen en tussen <strong>de</strong> vazallen on<strong>de</strong>rling. Want dat<br />

zijn nu typisch <strong>de</strong> problemen die men in toenemen<strong>de</strong> mate in <strong>de</strong> Europese feodale<br />

staten on<strong>de</strong>rvond. Aan het hoofd van zo'n immens rijk stond <strong>de</strong> vorst (soeverein).<br />

Om zich heen heeft hij een kring van hoge vazallen, die van hem een groot stuk land<br />

in leen hebben gekregen (vandaar ook wel: leenmannen). In ruil <strong>voor</strong> <strong>de</strong> baten daarvan<br />

moeten ze <strong>de</strong> soeverein diensten verlenen en <strong>voor</strong>al bijstaan met manschappen en<br />

goe<strong>de</strong>ren in oorlogssituaties. En die waren er bijna permanent. Bovenal zwoeren ze<br />

eeuwige trouw aan <strong>de</strong> soeverein, waarmee <strong>de</strong> overeenkomst bezegeld werd. Deze<br />

hoge vazallen vorm<strong>de</strong>n tevens zijn raad. Ze kon<strong>de</strong>n titels dragen als graaf en hertog.<br />

Op een lager plan herhaal<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze situatie zich verschillen<strong>de</strong> keren, in die zin dat een<br />

vazal weer leenheer was van een aantal lagere leenmannen, overigens altijd van a<strong>de</strong>l.<br />

Zo'n rijk stond of viel bij <strong>de</strong> trouw van die hoge vazallen. Want natuurlijk waren<br />

ze in hun eigen graafschap of hertogdom ook een soort koninkje. En <strong>de</strong> soeverein<br />

kwam maar hoogst zel<strong>de</strong>n langs, terwijl van een centrale regering in een hoofdstad<br />

geen sprake is. Vandaar dat we Karel, maar ook <strong>de</strong> latere mid<strong>de</strong>leeuwse vorsten,<br />

steeds op allerlei verschillen<strong>de</strong> plaatsen aantreffen. De soeverein was in<strong>de</strong>rdaad<br />

permanent on<strong>de</strong>rweg in zijn rijk, van <strong>de</strong> ene burcht naar <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re. Op kleine en<br />

grote schaal begint zich nu een toenemen<strong>de</strong> opstandigheid van <strong>de</strong>ze vazallen af te<br />

tekenen, op grond van<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


46<br />

allerlei motiveringen: <strong>de</strong> soeverein is te zwak, neemt foute beslissingen, stelt<br />

buitensporige eisen of han<strong>de</strong>lt onrechtvaardig. En men verbreekt <strong>de</strong> eed van trouw.<br />

Het beruchtste geval was dat van <strong>de</strong> hertog van Normandië, Willem <strong>de</strong> Veroveraar,<br />

die in 1066 brak met zijn leenheer, <strong>de</strong> Franse koning, overstak naar Engeland en daar<br />

<strong>de</strong> Angelen en <strong>de</strong> Saksen versloeg. En daarmee werd hij <strong>de</strong> grondlegger van een<br />

nieuw machtsblok in Europa, het Anglonormandische rijk.<br />

Maar ook op kleinere schaal was <strong>de</strong> trouweloosheid van <strong>de</strong> vazallen een constante<br />

bedreiging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> grote, feodale rijken. In feite representeert dit <strong>de</strong> na<strong>de</strong>ren<strong>de</strong><br />

afbrokkeling en ineenstorting van <strong>de</strong>ze maatschappij-or<strong>de</strong>ning, die aan het eind van<br />

<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen zou lei<strong>de</strong>n tot het type van <strong>de</strong> nationale staten met een centrale<br />

regering en een parlement zoals wij dat nu kennen. Doch zover is het nog lang niet<br />

in <strong>de</strong> elf<strong>de</strong> en twaalf<strong>de</strong> eeuw, zeker niet naar <strong>de</strong> mening van <strong>de</strong> in opdracht werken<strong>de</strong><br />

hofdichters. In feite proberen ze met die rid<strong>de</strong>rromans <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> staat en glorie van<br />

het feodale rijk vast te hou<strong>de</strong>n, door het te grondvesten met verwijzingen naar <strong>de</strong><br />

i<strong>de</strong>ale tijdperken waarin <strong>de</strong> basis daarvan gelegd zou zijn. Helaas zijn het steeds<br />

trouweloze en god<strong>de</strong>loze vazallen, zeggen <strong>de</strong>ze teksten, die vruchteloos (!) probeer<strong>de</strong>n<br />

om <strong>de</strong> door God <strong>voor</strong> eeuwig en altijd ingestel<strong>de</strong> rijken te gron<strong>de</strong> te richten. Dat<br />

geldt ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hei<strong>de</strong>nen, die van buitenaf proberen <strong>de</strong> christenwereld te vernietigen.<br />

En hoe je met hen moet afrekenen, wil <strong>de</strong> rid<strong>de</strong>rliteratuur eveneens laten zien (het<br />

Roelandslied!).<br />

Karel en<strong>de</strong> Elegast<br />

De rid<strong>de</strong>rromans bespreken graag extreme gevallen, want daar kun je het best van<br />

leren. Bij<strong>voor</strong>beeld wat trouw is. Elegast, een jonge rid<strong>de</strong>r aan het hof van Karel,<br />

wordt in <strong>de</strong> Karel en<strong>de</strong> Elegast vanwege een kleinigheid <strong>voor</strong> eeuwig verbannen.<br />

Als roofrid<strong>de</strong>r moet hij nu in zijn on<strong>de</strong>rhoud <strong>voor</strong>zien, an<strong>de</strong>re mogelijkhe<strong>de</strong>n zijn<br />

er niet <strong>voor</strong> een rid<strong>de</strong>r die vogelvrij is verklaard. Maar hij steelt alleen van <strong>de</strong> rijken<br />

en hij laat <strong>de</strong> armen van zijn buit mee<strong>de</strong>len. Nu zou je, als mid<strong>de</strong>leeuwse luisteraar,<br />

kunnen <strong>de</strong>nken dat Elegast alle re<strong>de</strong>n heeft <strong>voor</strong> wraak op <strong>de</strong> koning die hem zo<br />

onrechtvaardig heeft behan<strong>de</strong>ld. Niets daarvan. Ook in <strong>de</strong>ze miserabele<br />

omstandighe<strong>de</strong>n blijft hij Karel trouw.<br />

Dat blijkt als God <strong>de</strong>ze misstand gaat rechtzetten. Immers, zo'n feodaal rijk met<br />

Karel als soeverein vormt <strong>de</strong> uitdrukking van zijn wil. En als er menselijke fouten<br />

gemaakt wor<strong>de</strong>n, dan zorgt hij dat het weer goed komt, op <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> dat die mensen<br />

hun godsvertrouwen bewaren. Echte afvalligen en god<strong>de</strong>loze verra<strong>de</strong>rs richt hij<br />

natuurlijk te gron<strong>de</strong>.<br />

Zoals het bij een <strong>voor</strong>beeldig verhaal hoort, laat <strong>de</strong> tekst dit door het<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


47<br />

8. Herdruk van <strong>de</strong> Karel en<strong>de</strong> Elegast uit ca. 1550.<br />

ver<strong>de</strong>re verloop allemaal zien. Karel krijgt van een engel <strong>de</strong> won<strong>de</strong>rlijke opdracht<br />

om 's nachts te gaan stelen. On<strong>de</strong>rweg komt hij Elegast tegen, die hier immers zijn<br />

beroep van had moeten maken. Karel, die zich onherkenbaar heeft gemaakt, stelt<br />

<strong>voor</strong> om bij <strong>de</strong> koning (hemzelf dus) te gaan inbreken. Maar dan is Elegast<br />

buitengewoon verontwaardigd. Hoe haalt die vreem<strong>de</strong> rid<strong>de</strong>r het in zijn hoofd om<br />

te <strong>de</strong>nken dat hij bij <strong>de</strong> soeverein, die hij<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


48<br />

eeuwig trouw heeft gezworen, zou gaan stelen! Elegast weet een beter adres. Ze<br />

moeten gaan naar het kasteel van Eggheric, die met <strong>de</strong> zuster van Karel getrouwd<br />

is. Dat is een trouweloze verra<strong>de</strong>r, die - al weet <strong>de</strong> koning dat zelf niet - <strong>voor</strong>tdurend<br />

erop uit is om <strong>de</strong> koning te bena<strong>de</strong>len. Zo iemand wil Elegast graag te grazen nemen,<br />

waarmee hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> keer zijn verknochtheid aan Karel <strong>de</strong>monstreert.<br />

Tij<strong>de</strong>ns het inbreken hoort Elegast een gesprek af tussen Eggheric en zijn vrouw.<br />

De vuile verra<strong>de</strong>r blijkt nu zelfs een komplot gesmeed te hebben om Karel te<br />

vermoor<strong>de</strong>n! Zijn vrouw, die hevig protesteert, krijgt een slag in haar gezicht en<br />

Elegast vangt on<strong>de</strong>r het bed haar bloed op in zijn handschoen. Dat kan hij laten zien<br />

aan Karel. Uiteraard wordt het komplot nu opgerold en naar Oudgermaans<br />

rechtsgebruik zal Eggherics schuld moeten blijken in een tweegevecht. De winnaar<br />

heeft gelijk, want an<strong>de</strong>rs zou God hem niet laten winnen. Natuurlijk wordt Eggheric<br />

verslagen, door Elegast, die volledig in ere hersteld wordt en als teken daarvan <strong>de</strong><br />

weduwe, Karels zuster, mag trouwen.<br />

Zo is <strong>de</strong> or<strong>de</strong> aan Karels hof weer hersteld. Een god<strong>de</strong>loze verra<strong>de</strong>r heeft<br />

geprobeerd om <strong>de</strong> macht te grijpen. Aanvankelijk is Karel daarin getrapt, want<br />

ongetwijfeld heeft Eggheric ook bekokstoofd dat Elegast verbannen werd: die stond<br />

hem immers als <strong>de</strong> trouwste vazal van Karel in <strong>de</strong> weg. Maar Karel en Elegast hebben<br />

<strong>de</strong> zegen van God, die ze in alle omstandighe<strong>de</strong>n met gebe<strong>de</strong>n om hulp blijven<br />

verzoeken. Die krijgen ze dan ook, in tegenstelling tot Eggheric, van wie het verhaal<br />

dui<strong>de</strong>lijk laat uitkomen dat hij zich niets aan God gelegen laat liggen.<br />

En wat kon <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse hoveling hieruit nu leren? Voor ons is het niet meer<br />

dan een spannend, sprookjesachtig verhaal. Voor die tijdgenoot ongetwijfeld ook,<br />

maar daar kwam nog heel wat bij. In <strong>de</strong> wereld waarin <strong>voor</strong>tdurend vazallen in<br />

opstand kwamen, leer<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze tekst dat verra<strong>de</strong>rs gestraft wor<strong>de</strong>n en trouw uitein<strong>de</strong>lijk<br />

beloond werd als <strong>de</strong> juiste co<strong>de</strong>s (afspraken) in acht wer<strong>de</strong>n genomen. Denk niet dat<br />

<strong>de</strong> soeverein feilloos is. Hij maakt als mens ook fouten. Maar dat betekent niet dat<br />

je hem dan meteen maar aan <strong>de</strong> kant kunt zetten.<br />

De erkenning van <strong>de</strong> feilbaarheid van <strong>de</strong> soeverein speelt in dit verhaal, maar ook<br />

in an<strong>de</strong>re, een nadrukkelijke rol. Aanvankelijk zou<strong>de</strong>n we verwachten dat Karel als<br />

mo<strong>de</strong>lvorst in <strong>de</strong>ze verhalen <strong>de</strong> rol van superman zou spelen. Maar nee, hij heeft ook<br />

zijn zwakhe<strong>de</strong>n, zoals het verhaal met enige nadruk laat weten. Om te beginnen,<br />

heeft hij zich vergist in Elegast. Ver<strong>de</strong>r is hij een beetje bang als hij 's nachts in zijn<br />

eentje uit stelen moet gaan. Samen met Elegast aan het werk blijkt dat hij zeer<br />

onhandig is in het stelen en ook in het verbergen van zijn onkun<strong>de</strong>. Kortom, Karel<br />

is ook maar een mens, en dat moeten we goed weten, want juist daarom mogen we<br />

niet beslissen om hem maar af te zetten. En Elegast laat zien hoe het hoort.<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


49<br />

9. Bladzij<strong>de</strong> uit <strong>de</strong> Lancelot-compilatie van ca. 1320, waarin een tiental verkorte Artur-romans is<br />

samengevoegd; let op <strong>de</strong> correcties en <strong>de</strong> aanwijzingen <strong>voor</strong> een <strong>voor</strong>lezer.<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


50<br />

Nu gaat het natuurlijk wel om <strong>de</strong> grens die er ligt tussen menselijke feilbaarheid van<br />

Karel en <strong>de</strong> god<strong>de</strong>loze verra<strong>de</strong>rspraktijken van Eggheric. Overschrijdt een soeverein<br />

die grens, dan kan er wel <strong>de</strong>gelijk sprake zijn van <strong>de</strong> gerechtvaardig<strong>de</strong> opstand van<br />

<strong>de</strong> vazal tegen zijn vorst. Dat kan ook gebeuren als er zo'n zwakke vorst is, dat het<br />

rijk door zijn onwijs gedrag te gron<strong>de</strong> dreigt te gaan. Op zo'n soeverein rust Gods<br />

zegen niet meer. Het is dui<strong>de</strong>lijk dat in <strong>de</strong> politieke machtsstrijd in Europa Gods<br />

tekenen van instemming of afkeuring met een bepaald rijk in het spoor van <strong>de</strong> eigen<br />

belangen gebracht kon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. En juist daarbij speel<strong>de</strong>n die rid<strong>de</strong>rromans dan<br />

zo'n grote rol: ze behan<strong>de</strong>len steeds ‘test-cases’, in het belang van een bepaald<br />

vorstenhuis of een bepaal<strong>de</strong> a<strong>de</strong>llijke clan.<br />

Brits-Keltische stof<br />

We kunnen zelfs spreken van concurreren<strong>de</strong> mo<strong>de</strong>llen die <strong>voor</strong> <strong>de</strong> bestrijding en<br />

oplossing van <strong>de</strong> feodale onrust in <strong>de</strong> rid<strong>de</strong>rromans wor<strong>de</strong>n aangedragen. Na <strong>de</strong> slag<br />

bij Hastings in 1066 legt Willem <strong>de</strong> Veroveraar het fundament <strong>voor</strong> een nieuwe<br />

macht in Europa, het Anglonormandische rijk, dat zich pijlsnel ontwikkelt. Als<br />

<strong>voor</strong>malig vazal van <strong>de</strong> Franse koning concurreert Willem van meet af aan met<br />

Frankrijk, <strong>voor</strong>al omdat het zwaartepunt van zijn rijk nog lange tijd uit <strong>de</strong> westelijke<br />

<strong>de</strong>len van Frankrijk zal blijven bestaan.<br />

Zoals <strong>de</strong> Franse koningen over Karel en zijn rijk als mo<strong>de</strong>l beschikten, zo zoeken<br />

<strong>de</strong> Anglonormandische vorsten eveneens naar een mo<strong>de</strong>l-verle<strong>de</strong>n dat hun troon<br />

historisch gezag en glorie kan verstrekken. Ze vin<strong>de</strong>n dat in <strong>de</strong> persoon van koning<br />

Artur, <strong>de</strong> laatste vorst <strong>de</strong>r Kelten, uit <strong>de</strong> zes<strong>de</strong> eeuw. Je zou beter kunnen zeggen dat<br />

dit verle<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> twaalf<strong>de</strong> eeuw aan <strong>de</strong> Anglonormandische hoven uit <strong>de</strong> grond<br />

wordt gestampt. Want over die Artur was historisch gezien bitter weinig bekend. Hij<br />

was niet eens koning, maar meer een legeraanvoer<strong>de</strong>r die zich als laatste met succes<br />

tegen <strong>de</strong> van het vasteland binnengedrongen Angelen en Saksen had weten te<br />

verweren. In sagen en legen<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rdrukte Kelten ging hij echter daarna het<br />

leven van een held lei<strong>de</strong>n. En dat wordt uit propagandistische overwegingen door<br />

<strong>de</strong> ‘bevrij<strong>de</strong>rs’ vanaf <strong>de</strong> elf<strong>de</strong> eeuw ver<strong>de</strong>r uitgebouwd.<br />

Ze maken, eerst in kronieken maar ook algauw in rid<strong>de</strong>rromans, een <strong>voor</strong>beeldige<br />

vorst van hem, die een geheel eigen stijl hofleven voer<strong>de</strong>. Want daaruit blijkt meteen<br />

<strong>de</strong> concurrentie met <strong>de</strong> aan <strong>de</strong> Franse hoven geadverteer<strong>de</strong> hofwereld van Karel <strong>de</strong><br />

Grote. Daar heerst een strikte hiërarchie, in stand gehou<strong>de</strong>n door absolute trouw,<br />

waarbij afwijkingen van <strong>de</strong>ze lijn meteen met het zwaard wer<strong>de</strong>n beslecht.<br />

Voortdurend wordt er gevochten door <strong>de</strong> vazallen on<strong>de</strong>rling, waarbij uitein<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong><br />

verra<strong>de</strong>rs het on<strong>de</strong>rspit <strong>de</strong>lven. Bij Artur gaat het an<strong>de</strong>rs toe. Zijn baronnen zitten<br />

om <strong>de</strong> beroem<strong>de</strong><br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


51<br />

Ron<strong>de</strong> Tafel. Die heeft koning Artur laten maken om af te zijn van het on<strong>de</strong>rlinge<br />

getwist over wie <strong>de</strong> belangrijkste rid<strong>de</strong>r zou zijn: ie<strong>de</strong>reen zit nu op een zelf<strong>de</strong> soort<br />

plaats, met Artur apart op een verhoginkje. Zo zijn <strong>de</strong> verhoudingen <strong>voor</strong> eens en<br />

<strong>voor</strong> altijd dui<strong>de</strong>lijk vastgelegd. Artur bevor<strong>de</strong>rt ook hoofse manieren, om hetzelf<strong>de</strong><br />

te bereiken. Door zelfbeheersing en vaste regels in acht te nemen, moet men leren<br />

harmonieus met elkaar om te gaan. En door beschaaf<strong>de</strong> conversatie, mooie kleren<br />

en bedrevenheid in <strong>de</strong> sport (toernooien!) kan men zich on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> ruwe<br />

wereld buiten het hof. Vrouwen spelen daarbij een grote rol. In hun dienst wor<strong>de</strong>n<br />

grootse hel<strong>de</strong>nda<strong>de</strong>n verricht tegen <strong>de</strong> vijand buiten <strong>de</strong> eigen, hoofse kringen. Die<br />

buitenwereld bestaat uit boze rid<strong>de</strong>rs, maar ook uit draken en allerhan<strong>de</strong> tovervolk<br />

van ondui<strong>de</strong>lijke samenstelling.<br />

‘Hoofsheid’ betekent dus heel wat meer en <strong>voor</strong>al ook wat an<strong>de</strong>rs dan aardig zijn<br />

<strong>voor</strong> vrouwen. De klap die Eggherics vrouw krijgt in <strong>de</strong> Karel en<strong>de</strong> Elegast wordt<br />

nogal eens beschouwd als <strong>de</strong> <strong>voor</strong>naamste aanwijzing dat <strong>de</strong>ze rid<strong>de</strong>rroman niet<br />

‘hoofs’ is. Nu is dat laatste zeker waar. Maar <strong>de</strong> grond <strong>voor</strong> zo'n typering ligt in <strong>de</strong><br />

presentatie van een wereld die geregeerd wordt door een strenge hiërarchie,<br />

bloedwraak en trouw, en zeker niet door harmonie, gelijkheid en beschaaf<strong>de</strong><br />

omgangsvormen. Dat die klap valt, heeft daar eigenlijk niets mee te maken. Vrouwen<br />

in <strong>de</strong> Artur-romans krijgen ook wel eens een klap. En wie geeft die klap eigenlijk in<br />

het verhaal? Uitgerekend <strong>de</strong> boef, <strong>de</strong> vuile verra<strong>de</strong>r Eggheric. Als zijn vrouw in<br />

verzet komt tegen zijn sno<strong>de</strong> plannen, slaat hij haar zó hard in het gezicht ‘dat het<br />

bloed haar meteen uit neus en mond stroom<strong>de</strong>’. Zo doen boeven dat. En dat heeft<br />

niets te maken met het al dan niet ‘hoofse’ karakter van <strong>de</strong>ze rid<strong>de</strong>rroman.<br />

De rid<strong>de</strong>rs hebben steeds <strong>de</strong> verheven taak om vanuit hun beschaaf<strong>de</strong> hoven het<br />

kwaad in een boze, god<strong>de</strong>loze wereld te bestrij<strong>de</strong>n. Daarbij laten ze ook wel eens<br />

een steekje vallen, door eigen zwakheid of door toedoen van hun vijan<strong>de</strong>n, en dan<br />

moeten ze vreselijk lij<strong>de</strong>n. De kampioenen on<strong>de</strong>r hen, in <strong>de</strong> eerste plaats Lancelot,<br />

doen soms <strong>de</strong>nken aan Jezus. Die was immers ook op aar<strong>de</strong> gekomen om <strong>de</strong><br />

menselijke zondigheid op zijn schou<strong>de</strong>rs te nemen, tenein<strong>de</strong> <strong>de</strong> wereld daarvan te<br />

bevrij<strong>de</strong>n. De gelijkenis is zeker niet toevallig. Het is dui<strong>de</strong>lijk dat <strong>de</strong> sprookjesachtige<br />

avonturen van <strong>de</strong> rid<strong>de</strong>rs tegen het kwaad <strong>voor</strong> een belangrijk <strong>de</strong>el als een wereldse<br />

vertaling van Gods strijd tegen het Boze bedoeld waren. En dat is dan verbon<strong>de</strong>n<br />

met <strong>de</strong> politieke propaganda tegen <strong>de</strong> beeldvorming aan <strong>de</strong> Franse hoven.<br />

Deze Brits-Keltische romans rond koning Artur en zijn hof slaan geweldig aan in<br />

geheel Europa. Eerst wordt er een hele reeks opgesteld in het Frans, vanaf <strong>de</strong> twaalf<strong>de</strong><br />

eeuw. Dat bleef immers <strong>voor</strong>lopig ook <strong>de</strong> beschaaf<strong>de</strong> taal in het Anglonormandische<br />

rijk. De beroemdste auteur was Chrétien <strong>de</strong> Troyes, die aan verschillen<strong>de</strong> hoven<br />

werkte. Algauw komen er bewerkingen en navolgingen in an<strong>de</strong>re talen, ook in het<br />

Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlands. Het mag<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


52<br />

dui<strong>de</strong>lijk zijn dat <strong>de</strong> oorspronkelijke bedoelingen achter <strong>de</strong>ze verhalen daarbij steeds<br />

veran<strong>de</strong>ren, zowel door toedoen van <strong>de</strong> bewerkers en hun opdrachtgevers als door<br />

<strong>de</strong> vraag en <strong>de</strong> reacties van het wisselen<strong>de</strong> publiek.<br />

Oosterse en klassieke stof<br />

Maar in oorsprong kunnen <strong>de</strong> rid<strong>de</strong>rromans steeds verbon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n met dynastieke<br />

belangen van vorstenhuizen. Naast Karel en Artur is er ook een stofcomplex dat zich<br />

richt op <strong>de</strong> klassieke hel<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> Grieken en <strong>voor</strong>al van <strong>de</strong> Trojanen, zoals<br />

Alexan<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Grote en Aeneas. Die wereld leef<strong>de</strong> nog direct <strong>voor</strong>t in het ou<strong>de</strong><br />

Oostromeinse rijk, dat on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> naam Byzantium tot aan het eind van <strong>de</strong><br />

mid<strong>de</strong>leeuwen intact bleef. Vele Europese e<strong>de</strong>len willen zich als afstammeling zien<br />

van in het bijzon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> Trojaanse hel<strong>de</strong>n. En dat levert dan een golf op aan<br />

rid<strong>de</strong>rromans over <strong>de</strong>ze hel<strong>de</strong>n, die weer opgeza<strong>de</strong>ld wor<strong>de</strong>n met allerlei<br />

mid<strong>de</strong>leeuwse i<strong>de</strong>alen en ambities. Dat begint ook al in <strong>de</strong> twaalf<strong>de</strong> eeuw aan <strong>de</strong><br />

hoven in het immense Rooms-Duitse keizerrijk, dat zich uitstrekte van <strong>de</strong> Oostzee<br />

tot ver in Italië. Deze waren geografisch en politiek het meest verbon<strong>de</strong>n met <strong>de</strong><br />

erfenis van het ou<strong>de</strong> Rome. In Duitse dialecten,ook in <strong>de</strong> omgeving van <strong>de</strong><br />

Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n (Hendrik van Vel<strong>de</strong>ke), bloeien <strong>de</strong>ze oosterse en klassieke rid<strong>de</strong>rromans<br />

het eerst op.<br />

Het ligt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand dat het contact met <strong>de</strong> bewoners van wat wij nu het<br />

Mid<strong>de</strong>n-Oosten noemen in <strong>de</strong>ze verhalen een belangrijke rol speelt. Immers, die<br />

klassieke hel<strong>de</strong>n leef<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>t in <strong>de</strong> oosterse wereld van Byzantium. Maar<br />

tegelijkertijd was Europa in een diepgaand conflict gewikkeld met het oosten over<br />

het Heilige Land, Palestina, waar Jezus geboren was en gewerkt had. Dat was nu<br />

bezet door hei<strong>de</strong>nen, althans naar <strong>de</strong> visie van <strong>de</strong> Europese christenen. Het werd een<br />

heilige plicht woor elke e<strong>de</strong>lman om <strong>de</strong> bevrijding van het Heilige Land na te streven.<br />

En men probeer<strong>de</strong> dat te organiseren met behulp van kruistochten.<br />

Vanaf het eind van <strong>de</strong> elf<strong>de</strong> eeuw gebeurt dat verschillen<strong>de</strong> malen, maar zon<strong>de</strong>r<br />

blijvend succes. Dat lag doorgaans niet aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>bereidingen. De hele a<strong>de</strong>l werd<br />

zó opgepept en in een roes gebracht dat een beetje rid<strong>de</strong>r zich moeilijk kon permitteren<br />

om niet te gaan. Om <strong>de</strong> stemming er goed in te brengen, werd er eerst gemoord in<br />

<strong>de</strong> Europese gemeenschappen van <strong>de</strong> uitgezwerm<strong>de</strong> jo<strong>de</strong>n. Dat was immers ook<br />

hei<strong>de</strong>ngebroed, en die waren bovendien <strong>de</strong> hoofdschuldigen aan <strong>de</strong> moord op Jezus.<br />

Daarnaast vorm<strong>de</strong>n <strong>de</strong> Karel-romans een geschikt propagandamid<strong>de</strong>l. Want hier<strong>voor</strong><br />

kon Karel eveneens als mo<strong>de</strong>l dienen. Had hij niet roemvol gevochten tegen <strong>de</strong><br />

hei<strong>de</strong>nse Moren in Spanje? De haat tegen <strong>de</strong> bewoners van het Mid<strong>de</strong>n-Oosten werd<br />

ruim gevoed in een aantal van die Karel-romans. Het zijn lafhartige hon<strong>de</strong>n, die nooit<br />

vertrouwd kunnen wor<strong>de</strong>n omdat ze immers <strong>de</strong> christelij-<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


53<br />

ke <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n niet erkennen! Het Roelandslied laat zien dat het onverkort verra<strong>de</strong>rs<br />

zijn die je te vuur en te zwaard moet bestrij<strong>de</strong>n en met wie je zeker niet in<br />

on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>ling moet tre<strong>de</strong>n.<br />

Daar waren <strong>de</strong> Karel-romans dus ook goed <strong>voor</strong>. Maar het nagestreef<strong>de</strong> doel werd<br />

niet bereikt. Sommige legers, over zee of over land, kwamen niet eens aan, door<br />

epi<strong>de</strong>mieën en ook door honger en dorst ten gevolge van slechte aanvoerlijnen.<br />

An<strong>de</strong>re moesten vroeg of laat hun veroveringen weer prijsgeven. Aan <strong>de</strong> Europese<br />

hoven wordt dit door <strong>de</strong> dichters unaniem uitgelegd als het falen van <strong>de</strong><br />

verantwoor<strong>de</strong>lijke a<strong>de</strong>l (behalve <strong>de</strong> opdrachtgever?) in het uitoefenen van <strong>de</strong> door<br />

God opgeleg<strong>de</strong> taak. Ze zijn te veel met hun eigen belangen bezig, hun genoegens<br />

en <strong>de</strong> uitbreiding van hun macht. En ze realiseren zich niet dat God hun mid<strong>de</strong>len<br />

ter beschikking heeft gesteld <strong>voor</strong> hogere doelen. Dat zullen ze dan wel merken in<br />

het hiernamaals! Bij ons behoort Jacob van Maerlant in <strong>de</strong> <strong>de</strong>rtien<strong>de</strong> eeuw tot <strong>de</strong><br />

felste critici. In zijn Van <strong>de</strong>n lan<strong>de</strong> van overzee, gemaakt na <strong>de</strong> val van Akko in<br />

Palestina in 1291, veegt hij <strong>de</strong> vloer aan met <strong>de</strong> wereldlijke en kerkelijke machthebbers<br />

die Gods rijk op aar<strong>de</strong> geheel verziekt hebben.<br />

Dit aanhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> wansucces zet in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> <strong>de</strong>rtien<strong>de</strong> eeuw een algemene<br />

mentaliteitsveran<strong>de</strong>ring in beweging ten aanzien van <strong>de</strong> problemen in het<br />

Mid<strong>de</strong>n-Oosten en van <strong>de</strong> houding tegenover <strong>de</strong> hei<strong>de</strong>nen in het bijzon<strong>de</strong>r. En weer<br />

wordt dit <strong>voor</strong> ons het dui<strong>de</strong>lijkst zichtbaar in <strong>de</strong> rid<strong>de</strong>rromans, die niet alleen die<br />

nieuwe houding weerspiegelen maar <strong>de</strong>ze ook krachtig helpen bevor<strong>de</strong>ren. Het is <strong>de</strong><br />

oosterse rid<strong>de</strong>rroman die dit het eerst toont. De stof komt niet uit het oosten (vroeger<br />

heeft men dit wel gedacht), maar bestaat onverkort uit <strong>de</strong> projectie van westerse<br />

i<strong>de</strong>eën over hoe het in dat oosten zou toegaan. Er ontstaat in het bijzon<strong>de</strong>r een type<br />

verhalen dat <strong>de</strong> bijna onmogelijke lief<strong>de</strong> tussen een christenkind en een hei<strong>de</strong>ns kind<br />

als uitgangspunt heeft.<br />

Een <strong>voor</strong>beeld van zo'n verhaal bij ons is <strong>de</strong> Floris en<strong>de</strong> Blanchefloer, bedacht<br />

aan <strong>de</strong> hoven van het Rooms-Duitse keizerrijk en via een Franse versie ook in het<br />

Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlands bewerkt. De hierin optre<strong>de</strong>n<strong>de</strong> oosterlingen, in <strong>de</strong> eerste plaats<br />

Floris zelf, die wanhopig verliefd is op het door zijn va<strong>de</strong>r gevangengenomen<br />

christenkind Blanchefloer, vertonen allerlei menselijke trekken. Ze zijn dapper,<br />

gevoelig, vatbaar <strong>voor</strong> re<strong>de</strong> en vol gena<strong>de</strong> <strong>voor</strong> aan hen overgelever<strong>de</strong> slachtoffers.<br />

Eigenlijk hebben ze maar één <strong>de</strong>fect, en dat is dat ze niet christen zijn. Maar toch,<br />

laat het verhaal zien, beschikken ze reeds over vele christelijke <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n. Alles komt<br />

uitein<strong>de</strong>lijk dan ook helemaal goed. En wat het belangrijkste is: <strong>de</strong> hei<strong>de</strong>nen, Floris<br />

<strong>voor</strong>op, bekeren zich tot het christendom.<br />

Het on<strong>de</strong>rstrepen van <strong>de</strong> bekeerbaarheidsfactor in <strong>de</strong> oosterling reikt tenslotte naar<br />

<strong>de</strong> gedachte van <strong>de</strong> bevrijding van het Heilige Landje hoeft <strong>de</strong> bewoners er niet uit<br />

te rammen - inmid<strong>de</strong>ls was overtuigend gebleken dat<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


54<br />

zulks toch niet lukte - je moest hun alleen maar een klein zetje geven en ze waren<br />

bekeerd. En dan was het Heilige Land ook bezet door christenen!<br />

De menselijke ziel is van nature christelijk. Deze gedachte ligt ten grondslag aan<br />

<strong>de</strong> in onze ogen wel erg optimistische bekeringsijver. De grond ligt natuurlijk niet<br />

alleen in het mislukken van <strong>de</strong> kruistochten. Allerlei an<strong>de</strong>re factoren leid<strong>de</strong>n eveneens<br />

tot die veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> houding ten aanzien van <strong>de</strong> oosterlingen. Juist door die militaire<br />

expedities kwamen ook intensieve an<strong>de</strong>lscontacten tot stand, waarmee gedragsvormen,<br />

an<strong>de</strong>re cultuuruitingen en wetenschap eveneens wer<strong>de</strong>n overgedragen. Er groeit<br />

begrip en waar<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> <strong>de</strong> oosterse wereld, al zal <strong>de</strong> argwaan steeds weer blijven<br />

opbloeien. Want van dat bekeren komt ook niet veel terecht.<br />

Verspreiding van <strong>de</strong> rid<strong>de</strong>rromans<br />

Zo is het ontstaan van <strong>de</strong> rid<strong>de</strong>rroman steeds te verbin<strong>de</strong>n met het ontwikkelen en<br />

propageren van i<strong>de</strong>ale levenshoudingen en levensvormen tegenover <strong>de</strong> eigentijdse<br />

problemen. Het verle<strong>de</strong>n is daarbij een onuitputtelijke bron <strong>voor</strong> op elke gewenste<br />

maat te snij<strong>de</strong>n argumenten en mo<strong>de</strong>llen. Toch wordt steeds alles als waar<br />

gepresenteerd. Dat betekent niet dat ie<strong>de</strong>reen alles zo maar slikte. De on<strong>de</strong>rlinge<br />

concurrentie met <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>llen uit het verle<strong>de</strong>n blijkt ook uit het in twijfel trekken<br />

van <strong>de</strong> historische betrouwbaarheid van menige rid<strong>de</strong>rroman. Dichters als Jacob van<br />

Maerlant roepen luidkeels dat er veel gelogen is in die verhalen om een min<strong>de</strong>rwaardig<br />

publiek te behagen. Hij zal èchte geschie<strong>de</strong>nis schrijven en hij doet dat in zijn Spieghel<br />

Historiael, een immens werk dat nooit afkwam. En natuurlijk levert ook hij <strong>de</strong><br />

geschie<strong>de</strong>nis vertekend op, in het spoor van <strong>de</strong> wensen van zijn opdrachtgevers, om<br />

een begrijpelijk en bruikbaar verle<strong>de</strong>n te hebben. Dat neemt echter niet weg dat hij<br />

wel <strong>de</strong>gelijk moeite doet om van <strong>de</strong> best beschikbare bronnen gebruik te maken.<br />

De rid<strong>de</strong>rromans ontlenen hun tot ver in <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> eeuw <strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong><br />

populariteit bij lange na niet alleen aan <strong>de</strong> propagandawaar<strong>de</strong> <strong>voor</strong> on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n<br />

hoven. Die verklaart wel in hoge mate hun ontstaan en eerste verspreiding. Zo zien<br />

we dat <strong>de</strong> in <strong>de</strong> <strong>de</strong>rtien<strong>de</strong> eeuw opkomen<strong>de</strong> macht van <strong>de</strong> Bourgondiërs zich op haar<br />

beurt tooit met een eigen rid<strong>de</strong>repiek, vol hoofse lief<strong>de</strong>sproblemen, als uitlaatklep<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> spanningen die op dat punt <strong>de</strong> hofkliek gingen benauwen. Een goed <strong>voor</strong>beeld<br />

daarvan is <strong>de</strong> Borchgravinne van Vergi, in 1315 bewerkt naar een Frans <strong>voor</strong>beeld.<br />

Maar vanaf het begin speelt <strong>de</strong> <strong>voor</strong>dracht van rid<strong>de</strong>rverhalen tij<strong>de</strong>ns en na<br />

banketten ook een rol bij <strong>de</strong> verstrooiing. Ledigheid en verveling vorm<strong>de</strong>n naar<br />

christelijke opvatting een ernstige bedreiging <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>ugdzaam leven. Steeds lag<br />

<strong>de</strong> duivel op <strong>de</strong> loer om in zulke situaties toe te slaan.<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


55<br />

10. Auteur overhandigt zijn werk aan zijn maecenas (opdrachtgever), op miniatuur in handschrift uit<br />

ca. 1457.<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


56<br />

Immers, ledigheid is <strong>de</strong>s duivels oorkussen. En vele rid<strong>de</strong>rromans verzekeren aan<br />

het begin dat ze die gevaarlijke ledigheid helpen verdrijven, door spannen<strong>de</strong> verhalen<br />

kort te zullen vertellen. Dat laatste moest er wel bij, want ook een langdradig verhaal<br />

kon <strong>de</strong> gevrees<strong>de</strong> verveling weer doen toeslaan. Het aanbod van verstrooiing betekent<br />

<strong>voor</strong> een mid<strong>de</strong>leeuws publiek dus meer dan wij zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong>nken. Je kon genieten,<br />

met <strong>de</strong> zekerheid dat je daarmee bovendien <strong>de</strong> duivel nog een loer draai<strong>de</strong>.<br />

Vanaf <strong>de</strong> veertien<strong>de</strong> eeuw komt er een an<strong>de</strong>r publiek bij, en wel dat in <strong>de</strong> steeds<br />

machtiger wor<strong>de</strong>n<strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n. Het begint bij <strong>de</strong> rijke kooplie<strong>de</strong>n en grondbezitters,<br />

maar het spreidt zich in <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> eeuwen uit over steeds bre<strong>de</strong>re lagen van <strong>de</strong><br />

stadsbevolking. Aan propaganda vanuit dynastieke belangen hebben zij geen<br />

boodschap meer. Voor hen is die wereld vol avonturen en rid<strong>de</strong>rs met hun mooie<br />

manieren een mo<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> een verheven leven, waarmee ze zich in hun eigen kringen<br />

kunnen on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. Ze willen zich ook rid<strong>de</strong>rs voelen, op zijn minst door <strong>de</strong><br />

uiterlijke gedragsvormen te imiteren. En kunnen <strong>de</strong> risico's van het kooplie<strong>de</strong>nbestaan<br />

niet een beetje lijken op die van al die onversaag<strong>de</strong> rid<strong>de</strong>rs? De rid<strong>de</strong>repiek kan ook<br />

<strong>voor</strong>zien in <strong>de</strong> bevrediging van <strong>de</strong>ze nieuwe verlangens. Maar daar<strong>voor</strong> moeten die<br />

verhalen dan wel aangepast wor<strong>de</strong>n. De zich ontplooien<strong>de</strong> stad kan eveneens<br />

uitstekend literatuur gebruiken om haar ambities kleur te geven en te bevor<strong>de</strong>ren.<br />

Het is gewoon een hoofdstuk apart.<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


VI<br />

In <strong>de</strong> stad<br />

57<br />

Vanaf <strong>de</strong> twaalf<strong>de</strong> eeuw beginnen <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n een macht van betekenis te wor<strong>de</strong>n in<br />

Europa. Dat geldt <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Zui<strong>de</strong>lijke Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n, waar op een betrekkelijk<br />

klein grondgebied marktplaatsen en han<strong>de</strong>lscentra uitgroeien tot machtige ste<strong>de</strong>n<br />

met ambachten, han<strong>de</strong>l en industrie. Daar hoort dan ook een ambtenarenapparaat bij,<br />

een eigen rechtspraak, on<strong>de</strong>rwijs en niet te vergeten een netwerk van kerken, kapellen<br />

en kloosters met <strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong> geestelijkheid. Het is een uiterst actieve vorm van<br />

samenleven, die zich op elk punt in toenemen<strong>de</strong> mate losmaakt van gezag en<br />

inmenging van <strong>de</strong> landsvorsten.<br />

De burger past niet in het feodale systeem dat gebaseerd is op een<br />

landbouweconomie. Hij zorgt <strong>voor</strong> zichzelf. Vanuit <strong>de</strong> han<strong>de</strong>l bouwt hij ver<strong>de</strong>r aan<br />

zijn onafhankelijkheid met nieuwe han<strong>de</strong>lsmetho<strong>de</strong>n, investeringen, internationale<br />

contacten en <strong>de</strong> opzet van vormen van industrie. Als teken van <strong>de</strong> nieuwe tijd ontstaat<br />

in <strong>de</strong> stad het bankwezen, geïmporteerd uit Italië en groot gewor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> Vlaamse<br />

en Brabantse ste<strong>de</strong>n. Zijn nieuwe macht drukt <strong>de</strong> burger uit in het bouwen van <strong>de</strong><br />

monumentale raad- en gil<strong>de</strong>nhuizen, die we nog in zoveel ste<strong>de</strong>n aantreffen. De<br />

soeverein wordt buiten <strong>de</strong> wallen gehou<strong>de</strong>n door allerlei <strong>voor</strong>rechten ( privileges)<br />

van hem af te kopen. Omgekeerd wordt <strong>de</strong>ze ook zeer afhankelijk van <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n.<br />

Dáár zit het geld dat hij moet lenen om zijn legers te kunnen betalen: een<br />

mid<strong>de</strong>leeuwse vorst is altijd wel bezig om ergens oorlog te voeren.<br />

Een imitatiecultuur<br />

Bij zo'n macht hoort ook cultuur. Die moet glans geven en een eigen i<strong>de</strong>ntiteit<br />

verschaffen aan dit nieuwe type wereldbewoner dat niet meer in <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong><br />

drie<strong>de</strong>ling van a<strong>de</strong>l, geestelijkheid en boeren viel in te passen.<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


58<br />

Maar in <strong>de</strong> stad is al meteen een grote verschei<strong>de</strong>nheid aan mensen. Vooralsnog is<br />

het bestuur in han<strong>de</strong>n van een kleine groep families met grondbezit, rijk gewor<strong>de</strong>n<br />

in <strong>de</strong> han<strong>de</strong>l. Ze vormen het patriciaat, kiezen opvolgers uit hun eigen kringen en<br />

proberen <strong>voor</strong>al te zorgen dat er geen nieuwe families bijkomen. Ze azen op a<strong>de</strong>llijke<br />

titels, ook <strong>voor</strong> hun kin<strong>de</strong>ren, door een geraffineer<strong>de</strong> huwelijkspolitiek te voeren met<br />

verarm<strong>de</strong> landa<strong>de</strong>l. Met geld blijkt er van alles te koop.<br />

Het is <strong>de</strong>ze elite in <strong>de</strong> stad die lonkt naar <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> rid<strong>de</strong>rcultuur. Die wil <strong>de</strong> elite<br />

naäpen, om zich van <strong>de</strong> rest van <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke bevolking te kunnen on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n.<br />

Als heuse rid<strong>de</strong>rs hou<strong>de</strong>n ze dure banketten, organiseren toernooien en nemen zelfs<br />

bij dat soort feestelijkhe<strong>de</strong>n <strong>de</strong> namen aan van rid<strong>de</strong>rs die zij uit <strong>de</strong> rid<strong>de</strong>repiek<br />

leer<strong>de</strong>n kennen. Dat gebeurt bij<strong>voor</strong>beeld in Doornik, in het huidige België, waar<br />

vanaf 1330 bij <strong>de</strong> jaarlijkse feesten koninkrijken wor<strong>de</strong>n gesticht met als vorst een<br />

rijke burger van <strong>de</strong> stad. De <strong>de</strong>elnemers krijgen <strong>de</strong> namen van <strong>de</strong> rid<strong>de</strong>rs van koning<br />

Artur en van <strong>de</strong> vazallen van Karel <strong>de</strong> Grote. Aan het hoofd staat een zekere Galahad,<br />

en dat is alweer <strong>de</strong> naam van een beroem<strong>de</strong> rid<strong>de</strong>r uit <strong>de</strong> Artur-epiek. En ze spelen<br />

dan uitvoerig rid<strong>de</strong>rtje, met steekspelen en banketten.<br />

Dat treffen we overal in <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n aan. De burger begint zijn emancipatie met het<br />

imiteren van <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> elitecultuur. Die vindt hij in <strong>de</strong> eerste plaats in <strong>de</strong><br />

rid<strong>de</strong>rromans in <strong>de</strong> volkstaal. Veel van <strong>de</strong> veertien<strong>de</strong>- en vijftien<strong>de</strong>-euwse<br />

handschriften met die teksten moeten in eerste instantie <strong>voor</strong> dat milieu vervaardigd<br />

zijn, ook al stammen <strong>de</strong> oorspronkelijke versies uit een hofmilieu. Ze missen <strong>de</strong><br />

traditionele kostbaarheid aan versiering en gebruikte materialen van het hof. Zulke<br />

handschriften zullen het geweest zijn die <strong>de</strong> Gentse burger Jan Wasselins (+1388)<br />

blijkens <strong>de</strong> bewaar<strong>de</strong> lijst van zijn boekerij bezat. Daarop komt menige titel van een<br />

rid<strong>de</strong>rroman <strong>voor</strong>. Veelzeggend is ook <strong>de</strong> klacht van <strong>de</strong> geestelijke Gerard Zerbolt<br />

van Zutfen aan het eind van <strong>de</strong> veertien<strong>de</strong> eeuw: ‘Helaas zijn er he<strong>de</strong>ntendage veel<br />

leken die niets an<strong>de</strong>rs lezen dan <strong>de</strong> boeken over Roelant, Olivier, <strong>de</strong> Strijd van Troje<br />

en allerlei an<strong>de</strong>re nutteloze, verzonnen verhalen!’<br />

Aangepaste rid<strong>de</strong>rverhalen<br />

Bovenal bevatten <strong>de</strong> teksten aanpassingen aan het nieuwe milieu van <strong>de</strong> stad.<br />

Ingewikkel<strong>de</strong> hofmanieren, verfijn<strong>de</strong> beeldspraak en symboliek wor<strong>de</strong>n gladgestreken,<br />

want het hof komt als zodanig niet mee naar <strong>de</strong> stad. Aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant wor<strong>de</strong>n het<br />

sprookjesachtige, <strong>de</strong> lief<strong>de</strong>, het avontuurlijke, <strong>de</strong> vechtpartijen en <strong>de</strong> toernooien<br />

aangedikt. De ste<strong>de</strong>lijke elite moest zich kunnen vergapen aan een droomwereld.<br />

Deze beweging zet zich <strong>voor</strong>t als <strong>de</strong> eerste drukkers het publiek probe-<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


59<br />

ren uit te brei<strong>de</strong>n - en met succes - door <strong>de</strong>ze literatuur in <strong>de</strong> vorm van geïllustreer<strong>de</strong><br />

leesboeken opnieuw te presenteren. De Borchgravinne van Vergi, oorspronkelijk<br />

een Franse rid<strong>de</strong>rroman uit <strong>de</strong> <strong>de</strong>rtien<strong>de</strong> eeuw, laat verschillen<strong>de</strong> fasen van zulke<br />

aanpassingen zien. Naast <strong>de</strong> Franse tekst kennen we twee Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse<br />

bewerkingen uit <strong>de</strong> veertien<strong>de</strong> eeuw en een gedrukte prozaversie uit <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong><br />

eeuw. Details met betrekking tot <strong>de</strong> hofsituatie verdwijnen of veran<strong>de</strong>ren in <strong>de</strong><br />

Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse versbewerking. Als in <strong>de</strong> Franse tekst <strong>de</strong> hertog een woe<strong>de</strong>aanval<br />

krijgt aan tafel, moet hij volgens <strong>de</strong> hoofse regels toch zijn emoties opkroppen tot<br />

<strong>de</strong> maaltijd beëindigd is. In onze tekst stuift hij meteen van tafel op om zijn hart te<br />

luchten.<br />

Opvallend is ook een kleine maar veelzeggen<strong>de</strong> aanpassing in een passage waarin<br />

<strong>de</strong> burggravin haar minnaar nakijkt, die 's ochtends vroeg uit een achter<strong>de</strong>urtje van<br />

het kasteel vertrekt. Ze doet <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur dicht, staat er in <strong>de</strong> Franse tekst, en kijkt hem<br />

na net zolang als haar ogen hem kunnen volgen. Dat vindt <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse<br />

bewerker gek, immers ze had <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur toch al dichtgedaan! Hij maakt ervan: ‘Toen<br />

is <strong>de</strong> rid<strong>de</strong>r vertrokken. En <strong>de</strong> dame liet <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur op een kiertje openstaan’. En dan<br />

kijkt ze hem ook na. Het probleem is natuurlijk dat <strong>de</strong> bewerker zich moeilijk een<br />

achter<strong>de</strong>urtje met een raampje kan <strong>voor</strong>stellen. Die waren er ook niet in <strong>de</strong> stad. Zelfs<br />

was nog lang niet alles van steen. En alleen sommige van die huizen en gebouwen<br />

had<strong>de</strong>n ramen, maar dan grote, met gebrandschil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>voor</strong>stellingen.<br />

Nog veel ver<strong>de</strong>r gaat <strong>de</strong> prozabewerking in <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> eeuw. Aan het begin is<br />

er een heel toernooi bij verzonnen. Ver<strong>de</strong>r wordt er nu ook beschreven wat er in <strong>de</strong><br />

slaapkamer tussen <strong>de</strong> gelieven plaatsvindt, iets dat naar hoofse opvatting alleen maar<br />

gesuggereerd kon wor<strong>de</strong>n met verhullen<strong>de</strong> beeldspraak. En het gebruikelijke feest<br />

dat <strong>de</strong> hertog organiseert op <strong>de</strong> hofdag met Pinksteren zegt <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong>-eeuwse lezer<br />

niets meer. Wat weet hij van zulke gebruiken als <strong>de</strong> hofdag, die <strong>de</strong> landsvorsten op<br />

christelijke feestdagen plachten te hou<strong>de</strong>n? Er wordt toegevoegd, als motivering <strong>voor</strong><br />

het feest, dat <strong>de</strong> hertog óók op die dag jarig was. En zo is een groots hoffeest<br />

toegankelijk gemaakt als een verjaarspartijtje!<br />

Ook in <strong>de</strong> stijl en <strong>de</strong> manier van vertellen gebeurt het een en an<strong>de</strong>r. Voor een<br />

belangrijk <strong>de</strong>el was dat het gevolg van <strong>de</strong> overschakeling van een luisternaar een<br />

leessituatie, hetgeen in <strong>de</strong> eerste plaats blijkt uit <strong>de</strong> omzetting in proza. Maar er<br />

wor<strong>de</strong>n ook zegswijzen en spreekwoor<strong>de</strong>n toegevoegd die correspon<strong>de</strong>ren met <strong>de</strong><br />

wijze waarop burgers hun greep op <strong>de</strong> werkelijkheid proberen te verstevigen.<br />

Spreekwoor<strong>de</strong>n suggereren immers dat je <strong>de</strong> wereld begrijpt. De Floris en<strong>de</strong><br />

Blanchefloer maakte in <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> eeuw eveneens carrière als leesboek. En in <strong>de</strong>ze<br />

versie van het verhaal wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> oorspronkelijk hoofse Floris <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n<br />

in <strong>de</strong> mond gelegd: ‘Alle lust, blijdschap of hoop, die mijn amoureuze gemoed<br />

aanspoor<strong>de</strong>, is mij<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


ontglipt, alsof je een paling bij zijn staart trekt!’ En dat staat absoluut niet in <strong>de</strong><br />

versteksten.<br />

Een eigen cultuur<br />

60<br />

Maar het blijft niet bij naäpen. Toont zich daar ook al een eigenzinnige aanpassing<br />

van het materiaal uit een an<strong>de</strong>r milieu, <strong>de</strong> burger gaat eveneens op an<strong>de</strong>re terreinen<br />

van <strong>de</strong> literatuur eisen stellen. Er wordt in toenemen<strong>de</strong> mate gevraagd om didactische<br />

en stichtelijke teksten, met kennis omtrent natuur, geschie<strong>de</strong>nis en ze<strong>de</strong>n. In het<br />

bijzon<strong>de</strong>r komt er een vraag naar instructies om het eigen leven op aar<strong>de</strong> zo veilig<br />

mogelijk te kunnen inrichten, met het oog op het hiernamaals. Want een paspoort<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> hemel moest op aar<strong>de</strong> verdiend wor<strong>de</strong>n. Hoe dien<strong>de</strong> men te leven om daar<br />

veilig aan te komen en te genieten van <strong>de</strong> eeuwige zaligheid?<br />

Zulke instructies beston<strong>de</strong>n al veel langer <strong>voor</strong> <strong>de</strong> a<strong>de</strong>l en <strong>de</strong> geestelijkheid, eerst<br />

in het Latijn en later in <strong>de</strong> volkstalen. Ze vloei<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>t uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse<br />

stan<strong>de</strong>ni<strong>de</strong>ologie, die ook <strong>de</strong> basis vorm<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> feodale maatschappij-or<strong>de</strong>ning.<br />

God heeft elk schepsel een eigen plaats op aar<strong>de</strong> gegeven, en wel binnen één van <strong>de</strong><br />

drie stan<strong>de</strong>n: a<strong>de</strong>l, geestelijkheid, boeren. Daarin zijn natuurlijk nog allerlei gradaties,<br />

maar grofweg heeft ie<strong>de</strong>re stand een eigen taak. De a<strong>de</strong>l moet beschermen en besturen,<br />

<strong>de</strong> geestelijkheid dient te bid<strong>de</strong>n en te on<strong>de</strong>rwijzen en <strong>de</strong> boeren moeten <strong>voor</strong> het<br />

voedsel zorgen. Op die manier zijn <strong>de</strong> drie stan<strong>de</strong>n volstrekt van elkaar afhankelijk.<br />

En als iemand zijn taak niet nakwam, dan on<strong>de</strong>rgroef hij het hele systeem. Het was<br />

een regelrechte zon<strong>de</strong> tegen Gods schepping, die daardoor te gron<strong>de</strong> zou gaan. Een<br />

versje uit het begin van <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> eeuw probeert dit nog steeds vol te hou<strong>de</strong>n,<br />

hoewel <strong>de</strong>ze or<strong>de</strong>ning van <strong>de</strong> maatschappij in feite dan allang achterhaald is:<br />

Als geestelijken niet meer heilig leven,<br />

Als <strong>de</strong> a<strong>de</strong>l niet meer rechtvaardig bestuurt,<br />

Als vrouwen zon<strong>de</strong>r schaamte leven,<br />

Als kerkvorsten geen wijsheid meer hebben,<br />

Als kloosterlingen niet meer bid<strong>de</strong>n,<br />

Dan zeg ik <strong>voor</strong> <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> verstaan<strong>de</strong>r,<br />

Dat dan het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> wereld nabij is.<br />

Deze we<strong>de</strong>rzijdse afhankelijkheid wordt in <strong>de</strong> literatuur verdui<strong>de</strong>lijkt aan <strong>de</strong> hand<br />

van een gelijkenis. Le<strong>de</strong>maten van het lichaam geven hevig af op <strong>de</strong> buik. Die hangt<br />

daar maar een beetje en doet niets an<strong>de</strong>rs dan opvreten. Ze besluiten om in staking<br />

te gaan. Dan sterft <strong>de</strong> buik, want hij krijgt geen eten meer. En dus gaat het hele<br />

lichaam eraan. Zo staat het in <strong>de</strong> Esopet, een Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse fabelbun<strong>de</strong>l uit <strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>rtien<strong>de</strong> eeuw. Op die manier moet<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


61<br />

11. Win<strong>de</strong>n laten<strong>de</strong> duivels, op titelpagina van boek over boosaardige mannen uit het verle<strong>de</strong>n van<br />

1528.<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


62<br />

dui<strong>de</strong>lijk wor<strong>de</strong>n dat ie<strong>de</strong>reen een zinvolle taak <strong>voor</strong> het geheel heeft en dat een ie<strong>de</strong>r<br />

van <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r afhankelijk is. Vooral <strong>de</strong> uitvoer<strong>de</strong>rs van ogenschijnlijk onbelangrijke<br />

taken moeten zo hun motivering krijgen om aan <strong>de</strong> slag te blijven. Om meer<br />

overtuigingskracht te hebben <strong>voor</strong> bre<strong>de</strong>re kringen van <strong>de</strong> bevolking wordt ook wel<br />

<strong>de</strong> variant aangebracht van het achterwerk dat in staking gaat in plaats van <strong>de</strong><br />

le<strong>de</strong>maten. Er is zelfs <strong>de</strong> titel van een toneelstuk bekend dat naar <strong>de</strong>ze situatie verwijst.<br />

Stan<strong>de</strong>nliteratuur<br />

Wat moest nu <strong>de</strong> taak van <strong>de</strong> burger zijn in dit gesloten en onbeweeglijke systeem?<br />

Daarover heerst lange tijd grote onenigheid. Buiten <strong>de</strong> stad beschouwt men hem als<br />

een boer die zijn plaats niet kent en die zich niet aan zijn taak houdt. Misschien is<br />

hij wel door <strong>de</strong> duivel gezon<strong>de</strong>n om met zijn geld en woekerpraktijken <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong><br />

or<strong>de</strong> te vernietigen! Teksten uit hofkringen gaan hevig tekeer tegen dit schrikbeeld<br />

van <strong>de</strong> burger, waarbij <strong>de</strong>ze aanduiding synoniem is met koopman en woekeraar.<br />

Maar <strong>de</strong> stad zelf heeft snel invloed op <strong>de</strong> stan<strong>de</strong>nliteratuur. En er komen allerlei<br />

instructies over zijn taken en beloningen, die verwoe<strong>de</strong> pogingen doen om hem in<br />

<strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> or<strong>de</strong> op te nemen, bij<strong>voor</strong>beeld als vier<strong>de</strong> stand. Doch ook an<strong>de</strong>re<br />

or<strong>de</strong>ningen wor<strong>de</strong>n nu gesuggereerd, in veel meer stan<strong>de</strong>n, waarbij wordt uitgegaan<br />

van <strong>de</strong> ontwikkelingen in <strong>de</strong> stad. Allerlei ste<strong>de</strong>lijke beroepen wor<strong>de</strong>n als stand<br />

gepresenteerd.<br />

Eigenlijk probeert die stan<strong>de</strong>nliteratuur nog <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> maatschappij-or<strong>de</strong>ning vast<br />

te hou<strong>de</strong>n door allerlei aanpassingen in het mo<strong>de</strong>l aan te brengen, terwijl in feite <strong>de</strong><br />

macht van <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> burger naar <strong>de</strong> nieuwe or<strong>de</strong>ning leidt van nationale staten<br />

met een parlement zoals we die nu kennen. Zeer populair was het Scaecspel uit <strong>de</strong><br />

veertien<strong>de</strong> eeuw, bewerkt naar een Latijnse tekst van een eeuw eer<strong>de</strong>r. De stan<strong>de</strong>n<br />

(veel meer dan drie) wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>gesteld door schaakstukken, waarbij hun rechten<br />

en plichten zijn afgeleid uit <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n die <strong>de</strong> stukken op het bord hebben.<br />

Zulke stan<strong>de</strong>nteksten hebben niet alleen het karakter van instructies, maar nemen<br />

ook <strong>de</strong> vorm aan van scherpe satiren waarin <strong>de</strong> stan<strong>de</strong>n van alles wordt verweten.<br />

Een aparte plaats krijgt <strong>de</strong> ironische stan<strong>de</strong>nsatire: er wordt het omgekeer<strong>de</strong> gezegd<br />

van wat in feite bedoeld is, en zo iets kan een sterk hekelend effect hebben. Verkeerd<br />

gedrag wordt juist uitbundig geprezen en men krijgt <strong>de</strong> uitnodiging om zulk gedrag<br />

van harte <strong>voor</strong>t te zetten. Het is hier dat we op een tekstsoort stuiten die bij uitstek<br />

geschikt was om in <strong>de</strong> stad eigen leefregels en een eigen moraal te ontwerpen. Immers,<br />

<strong>de</strong> leefregels die verbon<strong>de</strong>n waren met <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> drie stan<strong>de</strong>n bleken al snel, ondanks<br />

allerlei<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


63<br />

aanpassingen, volkomen onbruikbaar in het ste<strong>de</strong>lijk verkeer. Men gaat op zoek naar<br />

een eigen i<strong>de</strong>ntiteit, en die kan niet bestaan uit het alleen maar naäpen van wat el<strong>de</strong>rs<br />

was ontstaan. En alweer is <strong>de</strong> literatuur uitermate geschikt om <strong>de</strong> opzet van zo'n<br />

eigen burgermoraal te beproeven.<br />

Feesten<br />

Vooral in verband met het ste<strong>de</strong>lijk feestvermaak ontstaan spelvormen waarbij teksten<br />

gebruikt wor<strong>de</strong>n die weliswaar een vrolijke indruk maken, maar die tegelijkertijd<br />

scherp vaststellen wat wèl en wat niet in <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke gemeenschap gewenst was.<br />

Je kunt het enigszins vergelijken met <strong>de</strong> huidige carnavalsviering. Ie<strong>de</strong>reen maakt<br />

zich vrolijk, maar het is een vaste gewoonte om <strong>de</strong> spot te drijven met en kritiek uit<br />

te oefenen op alles wat er in het afgelopen jaar is misgegaan. De mid<strong>de</strong>leeuwse<br />

vastenavondviering (het woord carnaval komt pas later in <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>) duur<strong>de</strong> veel<br />

langer en was veel intensiever: ie<strong>de</strong>reen móest wel meedoen. Het <strong>voor</strong>naamste<br />

kenmerk was het tij<strong>de</strong>lijk omkeren van <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> or<strong>de</strong> en <strong>de</strong> gebruikelijke moraal.<br />

Daardoor kon er stoom afgeblazen wor<strong>de</strong>n. De boog kan niet altijd gespannen zijn.<br />

Men vertelt elkaar graag een anekdote die <strong>de</strong>ze zegswijze heeft <strong>voor</strong>tgebracht. De<br />

apostel Johannes zit eens met zijn discipelen hartelijk te lachen. Er passeert een<br />

jongeling met een boog in zijn hand, die zich ergert aan <strong>de</strong> uitgelatenheid van <strong>de</strong>ze<br />

vrome lie<strong>de</strong>n. Houd jij je boog altijd gespannen? vraagt Johannes vrien<strong>de</strong>lijk. Nee,<br />

antwoordt <strong>de</strong> jongeling, want an<strong>de</strong>rs wordt hij slap. Precies, zegt Johannes, en zo is<br />

het nu ook met <strong>de</strong> menselijke geest.<br />

In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> plaats dien<strong>de</strong>n <strong>de</strong> feesten om allerlei angsten te bezweren. In<br />

spelvormen en met uitgelaten vermaak kun je met z'n allen een heleboel dingen<br />

proberen weg te lachen waar<strong>voor</strong> je in feite erg bang bent. Natuurlijk gaat het dan<br />

om zaken die speciaal <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse burger benauw<strong>de</strong>n. Allereerst <strong>de</strong> duivel. Die<br />

ligt steeds op <strong>de</strong> loer om je in verleiding te brengen, en dat gebeurt ook zon<strong>de</strong>r dat<br />

je het merkt. Bij <strong>de</strong> feesten en in <strong>de</strong> teksten wordt hij uitgebeeld als een ra<strong>de</strong>loos<br />

monster, dat komische win<strong>de</strong>n laat en <strong>voor</strong>tdurend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gek wordt gehou<strong>de</strong>n. Het<br />

is heel bevrij<strong>de</strong>nd om je angst even weg te lachen. En <strong>de</strong> literatuur is daar geschikt<br />

<strong>voor</strong>. In een toneelstukje, het Esbattement van <strong>de</strong> Appelboom uit het begin van <strong>de</strong><br />

zestien<strong>de</strong> eeuw, is hij zelfs zó dom dat hij zich door boeren in een boom laat lokken<br />

waarin hij blijft vastzitten.<br />

Ook over seks wor<strong>de</strong>n veel ruwe en grove grappen gemaakt. Want dat was eveneens<br />

een angstaanjagend speelterrein <strong>voor</strong> <strong>de</strong> duivel. Tenminste, zo had <strong>de</strong> kerk het<br />

uitgelegd. Het bedrijven van seks was <strong>de</strong> laagste bezigheid die je op aar<strong>de</strong> kon<br />

verrichten, alleen noodzakelijk en te rechtvaardigen in<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


64<br />

verband met <strong>de</strong> <strong>voor</strong>tplanting. Maar zogauw je het leuk vond of er genot aan<br />

ontleen<strong>de</strong>, zat je fout. En dat beteken<strong>de</strong> dat zo'n beetje ie<strong>de</strong>reen van tijd tot tijd een<br />

duivelse bezetenheid in zichzelf kon vermoe<strong>de</strong>n, dus alweer angst, om te bezweren<br />

met grappen en grollen.<br />

Burgermoraal<br />

Maar het <strong>voor</strong>naamste is toch dat dit soort teksten (<strong>voor</strong>drachten en toneelstukjes)<br />

nieuwe gedragsregels testen en bevor<strong>de</strong>ren. Steeds wordt er scherpe kritiek geuit,<br />

met <strong>de</strong> suggestie dat er an<strong>de</strong>r en beter gedrag mogelijk is. En het gaat dan om zaken<br />

die men in <strong>de</strong> stad vanuit nieuwe opvattingen over <strong>de</strong> maatschappij belangrijk gaat<br />

vin<strong>de</strong>n. De noodzaak om hard te werken, te investeren, zuinig te zijn en <strong>voor</strong> jezelf<br />

te kunnen zorgen wordt ge<strong>de</strong>monstreerd door te laten zien waartoe het tegen<strong>de</strong>el van<br />

dat gedrag leidt. In onze tijd zijn nogal eens misverstan<strong>de</strong>n ontstaan over <strong>de</strong>ze teksten,<br />

omdat het net lijkt alsof het ongewenste gedrag wordt aangeprezen. Men heeft echter<br />

<strong>de</strong> ironie over het hoofd gezien, die hoort bij <strong>de</strong> tij<strong>de</strong>lijk omgekeer<strong>de</strong> wereld van het<br />

carnaval. Maar dat is ook een moeilijke zaak als we vijf eeuwen later alleen maar<br />

met zo'n tekst zitten, terwijl we <strong>de</strong> me<strong>de</strong>feestgangers en <strong>de</strong> <strong>voor</strong>drager moeten missen.<br />

Zeer geliefd in <strong>de</strong> vijftien<strong>de</strong> en zestien<strong>de</strong> eeuw was <strong>de</strong> <strong>voor</strong>stelling van een Gil<strong>de</strong><br />

van <strong>de</strong> Blauwe Schuit. Dank zij on<strong>de</strong>r meer een rijmtekst van bijna 300 regels uit<br />

het mid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> vijftien<strong>de</strong> eeuw kunnen we ons hier een <strong>voor</strong>stelling van maken.<br />

Allerlei stan<strong>de</strong>n, beroepen en an<strong>de</strong>re typen wor<strong>de</strong>n uitgenodigd om lid te wor<strong>de</strong>n<br />

van het gil<strong>de</strong>. Ze mogen erin, op <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> dat ze zich even zondig en verkwistend<br />

blijven gedragen als ze al <strong>de</strong><strong>de</strong>n. Op grond van dat laatste zijn ze <strong>voor</strong> het<br />

lidmaatschap aangezocht. Verlopen a<strong>de</strong>l, verwen<strong>de</strong> rijkeluiszoontjes, vraatzuchtige<br />

monniken, geile nonnen en nog veel meer kunnen verzekerd zijn van een onbeperkte<br />

<strong>voor</strong>tzetting van hun brassen en vrijen. Op die manier zullen ze <strong>voor</strong> eeuwig wegvaren<br />

in hun boot op wielen uit <strong>de</strong> geor<strong>de</strong>n<strong>de</strong> maatschappij, op weg naar <strong>de</strong> verdoemenis.<br />

Hun levenswijze is schijn, en dat is wat <strong>de</strong> kleur blauw van <strong>de</strong> boot ook symboliseert.<br />

Maar ze kunnen zich van het lidmaatschap ontheven achten, zegt <strong>de</strong> tekst er aan het<br />

slot heel serieus bij, als ze hun wijsheid terugvin<strong>de</strong>n, trouwen of rijk wor<strong>de</strong>n. En dat<br />

moeten we begrijpen in <strong>de</strong> zin van: zich een gevestig<strong>de</strong> plaats in <strong>de</strong> maatschappij<br />

weten te verwerven, naar gedragsregels die het omgekeer<strong>de</strong> zijn van wat zo luidruchtig<br />

wordt aangeprezen.<br />

Het is niet alleen <strong>de</strong>ze tekst die <strong>de</strong> eisen van een burgermoraal in opbouw zo vrolijk<br />

adverteert. Vele an<strong>de</strong>re drukken <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> gedachte uit. Steeds is het een spotgil<strong>de</strong><br />

waarin het maatschappelijk drijfhout wordt verzameld en afgevoerd in schepen of<br />

wagens. Soms staat <strong>de</strong> bestemming<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


12. Rijmtekst over zotten en narren wier gedrag naar <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rgang voert, uit 1500.<br />

65<br />

erbij. Men zal belan<strong>de</strong>n in Narragonia (het zottenland), Utopia (een niet bestaand<br />

droomland), Luilekkerland, Hongherijen (een woordspel met Hongarije en<br />

‘Hongerland’), of gewoon <strong>de</strong> Hel. We moeten ons het zó <strong>voor</strong>stellen dat wat in die<br />

teksten staat, werd uitgebeeld en gespeeld door <strong>de</strong><br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


66<br />

verkle<strong>de</strong> feestvier<strong>de</strong>rs. Daar bestaan ook afbeeldingen van, heel direct als vertier op<br />

<strong>de</strong> straten maar ook als thema in <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rkunst. Van dat laatste is het Narrenschip<br />

van Jeroen Bosch uit het begin van <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> eeuw een bekend <strong>voor</strong>beeld.<br />

Het veroor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> gedrag vloeit samen met <strong>de</strong> personen die zich eraan schuldig<br />

zou<strong>de</strong>n maken. In feite komt het er steeds op neer dat het <strong>voor</strong>al om onproduktieve<br />

groeperingen gaat die het moeten ontgel<strong>de</strong>n. Voor hen was in het dynamische<br />

stadsleven geen plaats. Tot onze ontsteltenis behoren dan tot <strong>de</strong> ‘veroor<strong>de</strong>el<strong>de</strong>n’ juist<br />

<strong>de</strong> sociaal zwakkeren, van wie wij menen dat het tot <strong>de</strong> verantwoor<strong>de</strong>lijkheid van<br />

<strong>de</strong> samenleving behoort om <strong>voor</strong> hen te zorgen. Daar <strong>de</strong>nkt men in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen<br />

opvallend an<strong>de</strong>rs over. Er zijn geen sociale verzekeringen. Iemand die ziek is, en<br />

dus niets meer verdient, is kennelijk gestraft door God <strong>voor</strong> zijn zon<strong>de</strong>n. Een bejaar<strong>de</strong><br />

zon<strong>de</strong>r geld heeft verzuimd <strong>voor</strong> zijn ou<strong>de</strong> dag te zorgen. Verarm<strong>de</strong> a<strong>de</strong>l die naar <strong>de</strong><br />

stad stroomt door allerlei rampen en hervormingen op het platteland wordt<br />

<strong>voor</strong>gehou<strong>de</strong>n dat men te veel heeft potverteerd in plaats van hard te werken. Iemand<br />

<strong>de</strong> geen werk kan vin<strong>de</strong>n, is lui. Als het slecht met je gaat, is dat automatisch je eigen<br />

schuld. En <strong>de</strong> stad kan je niet meer gebruiken. Symbolisch word je afgevoerd. En in<br />

werkelijkheid moet je maar hopen dat <strong>de</strong> barmhartigheid van <strong>de</strong> kerk en rijke mensen<br />

uitkomst zal brengen.<br />

De plaats van <strong>de</strong> vrouw<br />

Ook in meer algemene zin vindt <strong>de</strong> stad in <strong>de</strong> literatuur een uitstekend mid<strong>de</strong>l om af<br />

te rekenen met ongewenst gedrag en ongewenste personen. Aan het eind van <strong>de</strong><br />

vijftien<strong>de</strong> eeuw komt een stroom satirische teksten op gang tegen vrouwen. Na het<br />

mid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> eeuw zwakt dit weer af. Op zichzelf is dat al een sterke<br />

aanwijzing dat er in <strong>de</strong> stad, en in <strong>de</strong> maatschappij in het algemeen, iets aan <strong>de</strong> hand<br />

is met <strong>de</strong> opvattingen over het gewenste gedrag van vrouwen in die tijd. In<strong>de</strong>rdaad<br />

was hun positie door <strong>de</strong> accentverschuiving van het platteland naar <strong>de</strong> stad aanzienlijk<br />

veran<strong>de</strong>rd. Op het platteland vervul<strong>de</strong> zij allerlei taken buitenshuis. Bovendien<br />

fungeer<strong>de</strong> <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>re vrouw als nieuwscentrum en als hulp bij ziekte, geboorte en<br />

sterven. Ze speel<strong>de</strong>, kortom, een vrij centrale rol in <strong>de</strong> plattelandsgemeenschap.<br />

Maar in <strong>de</strong> stad wordt dat an<strong>de</strong>rs. Door <strong>de</strong> arbeids<strong>de</strong>ling in allerlei ambten,<br />

bedrijven en ambachten raken al haar taken on<strong>de</strong>rgebracht bij <strong>de</strong> beroepsuitoefening<br />

van mannen. Ze wordt buitenshuis overbodig, of zelfs een lastige concurrente die<br />

geweerd wordt uit <strong>de</strong> gil<strong>de</strong>n. Haar taak ligt in <strong>de</strong> stad binnen het gezin. Ze moet het<br />

huishou<strong>de</strong>n doen en <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren opvoe<strong>de</strong>n. Men zegt dan ook wel dat aan het eind<br />

van <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen het<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


67<br />

mo<strong>de</strong>rne gezin ontstaat. Pas in onze tijd zie je weer enigszins veran<strong>de</strong>ring komen in<br />

<strong>de</strong> traditionele taakver<strong>de</strong>ling tussen mannen en vrouwen zoals die in <strong>de</strong> overgang<br />

van mid<strong>de</strong>leeuwen naar <strong>de</strong> nieuwe tijd tot stand kwam.<br />

Het spreekt vanzelf dat zulke ingrijpen<strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ringen niet zon<strong>de</strong>r slag of stoot<br />

gestalte kregen. Vrouwen laten zich niet zo maar opsluiten in het huishou<strong>de</strong>n.<br />

Bovendien ver<strong>de</strong>nken mannen in <strong>de</strong> stad hen van allerlei magische krachten, omdat<br />

ze op het platteland met hun zalfjes en papjes als het ware regeer<strong>de</strong>n over geboorten<br />

en ziekten. En wisten ze niet altijd alles over ie<strong>de</strong>reen? Be<strong>de</strong>nk goed dat <strong>de</strong> <strong>voor</strong> ons<br />

normale informatiebronnen als krant, televisie, telefoon en <strong>de</strong>rgelijke niet beston<strong>de</strong>n.<br />

En vrouwen, <strong>voor</strong>al ou<strong>de</strong>re, kwamen overal en waren bij alles betrokken. Niet ten<br />

onrechte heeft men met <strong>de</strong>ze toenemen<strong>de</strong> angst <strong>voor</strong> geheimzinnige vrouwenmacht<br />

ook <strong>de</strong> heksenwaan in verband gebracht. Want <strong>de</strong>ze treft juist die ou<strong>de</strong>re vrouwen<br />

en begint uitgerekend aan het eind van <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen (niet eer<strong>de</strong>r), met een eerste<br />

golf van vervolgingen tot het mid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> eeuw.<br />

Vele satirische teksten, ook in <strong>de</strong> vorm van toneelstukken, drijven <strong>de</strong> spot met<br />

vrouwen die hun plaats niet willen weten. Vooral hun bijgelovige praktijken moeten<br />

het ontgel<strong>de</strong>n, hun tomeloze belustheid in <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> waarmee ze mannen te gron<strong>de</strong><br />

richten en hun luiheid bij het uitoefenen van huishou<strong>de</strong>lijke taken. Sloeries zijn het,<br />

die liever langs <strong>de</strong> straten zwieren op zoek naar drank en mannen dan eten te koken<br />

en het huis schoon te hou<strong>de</strong>n. Een komisch toneelstukje uit het begin van <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong><br />

eeuw, Moorkensvel, voert een kwaadaardige moe<strong>de</strong>r op, die haar zojuist getrouw<strong>de</strong><br />

dochter instrueert in het ringeloren van haar man. Verschillen<strong>de</strong> echtgenoten heeft<br />

zij er zelf ook zo on<strong>de</strong>r gekregen. De dochter, Geesken, volgt haar raad op en weigert<br />

haar kersverse echtgenoot alles, inclusief het schoonhou<strong>de</strong>n van het huis. Hij is<br />

verbijsterd. Maar zijn buurman heeft goe<strong>de</strong> raad. Ze villen een zwart paard, Moorken,<br />

en <strong>de</strong> echtgenoot smeert het vel in met zout. Daarna ranselt hij Geesken af en stopt<br />

haar naakt in het gezouten vel. Ze zal alles doen wat hij zegt. Want an<strong>de</strong>rs gaat ze<br />

weer in ‘Moorkensvel’!<br />

Pantoffelhel<strong>de</strong>n<br />

Het is niet toevallig als in een bepaal<strong>de</strong> tijd en een bepaald milieu zulke teksten<br />

verteld en opgevoerd wor<strong>de</strong>n. Want er zijn er een heleboel van dit type. En <strong>de</strong> humor<br />

vormt juist <strong>de</strong> attractie om een breed publiek al lachend te kunnen overtuigen. Humor<br />

is nooit vrijblijvend. Denk maar aan <strong>de</strong> Turkengrappen die het nu zo goed doen op<br />

school en in het café. Ook <strong>de</strong> pantoffelheld moet het in <strong>de</strong>ze tijd ontgel<strong>de</strong>n, vanuit<br />

<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> ontwikkelingen. Hij verstoort eveneens <strong>de</strong> gewenste or<strong>de</strong>, doordat hij zijn<br />

vrouw niet on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> duim weet te hou<strong>de</strong>n. Zeer populair is zijn verbeelding als Jan<br />

Hen of<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


68<br />

13. Titelpagina van boekje over een ‘hennentaster’, uit ca. 1550.<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


69<br />

‘hennentaster’, zoals men in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen zei. Hij is gierig, doet het huishou<strong>de</strong>n,<br />

terwijl zijn vrouw <strong>de</strong> broek aantrekt en op stap gaat. En ook dat wordt vaak in beeld<br />

gebracht, in <strong>de</strong> literatuur en op schil<strong>de</strong>rijen en rijmprenten <strong>voor</strong> aan <strong>de</strong> muur.<br />

Een mooi gedrukt boekje van omstreeks 1550, met veel plaatjes, beschrijft in een<br />

lang, verhalend gedicht wat er gebeurt als man en vrouw zich niet aan hun rol hou<strong>de</strong>n.<br />

Het heet: Van <strong>de</strong>n Hinnentastere. Een boer keert terug van het land en wordt vreselijk<br />

kwaad als het eten niet op tafel staat. En hij moet nog wel veel har<strong>de</strong>r werken dan<br />

zijn vrouw! Dat betwist ze, en ze besluiten om <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> dag elkaars werk te doen.<br />

Voor <strong>de</strong> vrouw levert dat geen problemen op, maar <strong>de</strong> man brengt er niets van terecht.<br />

Als hij <strong>de</strong> koe wil melken, plast <strong>de</strong>ze hem in zijn gezicht. Tegelijkertijd begint <strong>de</strong><br />

baby te schreeuwen. Als hij <strong>de</strong> vuile luiers gaat uitspoelen in <strong>de</strong> sloot, drijven ze<br />

weg. En zo gaat het <strong>de</strong> hele dag door: ‘Ik zeg het u dui<strong>de</strong>lijk: het is onmogelijk/ Voor<br />

mannen om vrouwenwerk te doen’. Dat kunnen die hennentasters in hun oren knopen.<br />

Want je moet niet <strong>de</strong>nken dat dit een soort feministische tekst is. Vrouwen zijn<br />

namelijk van oudsher gewend om alles te doen, dus ze kunnen ook op het land werken.<br />

Maar ze moeten een meer bijzon<strong>de</strong>re taak binnen het huishou<strong>de</strong>n gaan vervullen.<br />

Want an<strong>de</strong>rs komt er niets van <strong>de</strong> wereld terecht, zoals <strong>de</strong> stadsbewoners die wensten<br />

te zien.<br />

Schelmenverhalen<br />

In tegenstelling tot <strong>de</strong> rid<strong>de</strong>rstof is dit soort literatuur typisch ontstaan in en verbon<strong>de</strong>n<br />

met <strong>de</strong> stadscultuur. Dat geldt ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong> schelmenverhalen, die <strong>voor</strong>al dank zij <strong>de</strong><br />

drukpers een bre<strong>de</strong> verspreiding vin<strong>de</strong>n rond 1500. Hun populariteit danken ze, naast<br />

<strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> vertel<strong>de</strong> anekdoten, in het bijzon<strong>de</strong>r aan <strong>de</strong> ruime<br />

i<strong>de</strong>ntificatiemogelijkhe<strong>de</strong>n die er<strong>voor</strong> <strong>de</strong> burger waren. Een goed <strong>voor</strong>beeld is <strong>de</strong><br />

Ulenspieghel, waarin <strong>de</strong> levensloop wordt gegeven van een zogenaamd historisch<br />

personage aan <strong>de</strong> hand van zeer vermakelijke <strong>voor</strong>vallen. Ie<strong>de</strong>reen weet hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

gekte hou<strong>de</strong>n, te bedriegen en op te lichten. Maar wat heeft dat nu met die oppassen<strong>de</strong><br />

burger te maken? Eigenlijk is het een zeer onaangename jongen, die ronduit rotstreken<br />

uithaalt.<br />

Uilenspiegel is slim. Want wie niet sterk is, moet slim zijn. Dat stemt overeen met<br />

<strong>de</strong> positie van <strong>de</strong> burgers. Ze beschikken niet over <strong>de</strong> traditionele macht van a<strong>de</strong>l en<br />

geestelijkheid. Ze zijn juist groot gewor<strong>de</strong>n door als individu <strong>de</strong> kansen van het<br />

systeem uit te buiten en dit naar hun hand te zetten. De bestaan<strong>de</strong> regels hebben ze<br />

in hun <strong>voor</strong><strong>de</strong>el omgezet. Vrijheidsdrang en onafhankelijkheidszin zijn <strong>de</strong> trefwoor<strong>de</strong>n<br />

<strong>voor</strong> het succes van <strong>de</strong><br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


70<br />

burger. Iemand als Uilenspiegel laat zien hoever je met individuele slimheid kunt<br />

komen, dwars tegen alle bestaan<strong>de</strong> regels en veror<strong>de</strong>ningen in.<br />

Zo'n figuur is ook <strong>de</strong> hoofdpersoon in <strong>de</strong> Pastoor van Kalenberg, gedrukt in het<br />

begin van <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> eeuw. De pastoor, die aangesteld is als her<strong>de</strong>r van een<br />

boerenparochie maar die ook geregeld aan het hof komt, weet <strong>de</strong> heersen<strong>de</strong> gewoonten<br />

en regels in <strong>de</strong>ze verschillen<strong>de</strong> milieus op zeer slimme wijze steeds naar zichzelf toe<br />

uit te leggen. En met domheid bij <strong>de</strong>genen die hij wil gebruiken heeft hij helemaal<br />

geen moeite. Hij laat het gerucht versprei<strong>de</strong>n dat hij van <strong>de</strong> toren van zijn eigen kerk<br />

zal vliegen, helemaal tot over <strong>de</strong> Donau. Een enorme menigte boeren stroomt toe.<br />

Urenlang laat hij hen wachten. De tijd is nog niet gekomen, roept hij naar bene<strong>de</strong>n,<br />

terwijl hij veelbelovend met zijn aangeplakte vleugels klappert. Dorstig gewor<strong>de</strong>n,<br />

laten <strong>de</strong> boeren zich tegen goed geld wijn uittappen door <strong>de</strong> koster. Het is overjarige<br />

wijn, waarvan <strong>de</strong> pastoor nog een grote <strong>voor</strong>raad in zijn kel<strong>de</strong>r had liggen. Ten slotte<br />

is alles op. En daar was het natuurlijk om begonnen. Heeft iemand wel eens een mens<br />

zien vliegen, vraagt <strong>de</strong> pastoor dan. Nee, schreeuwen ze braaf. Waarop <strong>de</strong> pastoor<br />

antwoordt dat het dan zo zal blijven, want ie<strong>de</strong>reen behoort toch te weten dat het <strong>de</strong><br />

mensen niet gegeven is om zich gelijk <strong>de</strong> vogels <strong>voor</strong>t te bewegen. Gaat in vre<strong>de</strong>.<br />

En <strong>de</strong> koster telt het geld.<br />

De burger heeft niemand nodig. Hij wil zich verbeel<strong>de</strong>n dat hij volstrekt zelfstandig<br />

is en vrij. Van ie<strong>de</strong>reen weet hij te profiteren. Boekjes als die over Uilenspiegel of<br />

<strong>de</strong> pastoor van Kalenberg geven <strong>de</strong>monstraties van zulk gedrag, op vermakelijke en<br />

on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> wijze, en natuurlijk ook door zo extreem mogelijke situaties te<br />

tekenen.<br />

Verstrooiing<br />

Deze literatuur kan alleen maar succes hebben als zij beantwoordt aan behoeften die<br />

niet alleen van i<strong>de</strong>ologische aard zijn. Het moet ook spannend zijn, mooi, komisch<br />

of ontroerend. Vooral het verstrooiingselement speelt een belangrijke rol. Vrolijke<br />

en spannen<strong>de</strong> literatuur is een goed mid<strong>de</strong>l om melancholie te verdrijven. Dat was<br />

naar medische opvatting een uiterst riskante lichaamsgesteldheid waarbij het bloed<br />

vertroebeld werd door een teveel aan zwarte gal (letterlijk: melancholie). Daardoor<br />

werd men zwaarmoedig en lusteloos, met als uiterste consequentie <strong>de</strong> neiging tot<br />

zelfmoord. En in zo'n geval had <strong>de</strong> duivel het <strong>de</strong>finitief gewonnen.<br />

Door aangename ontspanning kon het bloed weer hel<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n. De bewerker<br />

van <strong>de</strong> Huyghe van Bour<strong>de</strong>us, als leesboek gedrukt in het begin van <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong><br />

eeuw, geeft <strong>de</strong>ze mogelijkheid mee als aanbeveling bij zijn<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


werk. Hij heeft <strong>de</strong>ze nooit gehoor<strong>de</strong>, won<strong>de</strong>rlijke historie op schrift gesteld om<br />

71<br />

‘daarin genoegen te scheppen, zodat <strong>de</strong> zinnen <strong>de</strong>r mensen verzet wor<strong>de</strong>n<br />

wanneer ze gebukt gaan on<strong>de</strong>r melancholie en zwaarmoedigheid, hetzij<br />

door <strong>de</strong> streken van <strong>de</strong> duivel hetzij door vertroebeling van het bloed.<br />

Want melancholie brengt zwaarmoedigheid <strong>voor</strong>t en maakt grof bloed,<br />

waardoor <strong>de</strong> mens veelvuldig ziek wordt.’<br />

En zulke aanbevelingen treffen we aan bij tal van prozaromans, novellenboeken,<br />

anekdotenverzamelingen en liedboekjes.<br />

Het is zelfs zo dat ook het schrijven van literatuur een remedie kan vormen tegen<br />

<strong>de</strong> bedreigingen van <strong>de</strong> melancholie. Dat wordt nogal eens beklemtoond door <strong>de</strong><br />

re<strong>de</strong>rijkers. Zo noemen zich <strong>de</strong> burgers die vanaf omstreeks 1400 zelf actief aan <strong>de</strong><br />

literatuur gaan doen. Ze organiseren zich in re<strong>de</strong>rijkerskamers, en menigmaal geeft<br />

het reglement van zo'n kamer aan dat <strong>de</strong> broe<strong>de</strong>rs zich uit angst <strong>voor</strong> ledigheid en<br />

melancholie aan <strong>de</strong> dichtkunst gaan wij<strong>de</strong>n. Een <strong>voor</strong>beeld geeft het reglement van<br />

<strong>de</strong> kamer De Fonteine in Gent, uit 1448, die toonaangevend was <strong>voor</strong> veel an<strong>de</strong>re<br />

kamers in Vlaan<strong>de</strong>ren.<br />

Naast het leren<strong>de</strong> en het verstrooien<strong>de</strong> laten die re<strong>de</strong>rijkers ook het begrip<br />

schoonheid van toepassing zijn op <strong>de</strong> literatuur. Voor een <strong>de</strong>el zijn ze verantwoor<strong>de</strong>lijk<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> in dit hoofdstuk besproken teksten. Die kwamen echter ook buiten hun directe<br />

bemoeienis tot stand, door toedoen van <strong>de</strong> drukkers/uitgevers die een breed publiek<br />

zoeken, en <strong>de</strong> rondtrekken<strong>de</strong> liedjeszangers en entertainers <strong>voor</strong> wie <strong>de</strong> re<strong>de</strong>rijkers<br />

hun neus optrekken. Ze behoren namelijk tot <strong>de</strong> intellectuele elite van <strong>de</strong> stad en<br />

on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n zich bij <strong>voor</strong>keur in hun eigen kringen en feesten met teksten die niet<br />

<strong>voor</strong> Jan en Alleman toegankelijk mochten zijn. Vandaar dat ze ook, zeker tot het<br />

mid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> eeuw, op gespannen voet staan met <strong>de</strong> drukkers. Veel van<br />

hun werk is ons slechts in handschriften bewaard, terwijl <strong>de</strong> drukpers al volop draai<strong>de</strong>.<br />

Ze bedrijven <strong>de</strong> literatuur als luxe, naast een dagelijks bestaan waarmee ze hun brood<br />

verdienen. Alleen <strong>de</strong> allerbesten on<strong>de</strong>r hen komen <strong>voor</strong> vormen van bezoldiging van<br />

stadswege in aanmerking. In Brugge is in <strong>de</strong> vijftien<strong>de</strong> eeuw Anthonis <strong>de</strong> Roovers<br />

aangesteld als stadsdichter, in Brussel zijn dat rond <strong>de</strong> eeuwwisseling<br />

achtereenvolgens Colijn Caillieu, Jan Pertcheval en Jan Smeken.<br />

Misschien volgt uit <strong>de</strong> gedachte aan literatuur als tijdverdrijf wel vanzelf het streven<br />

om iets moois of ontroerends te maken, dat niet meteen nuttig of toepasbaar hoeft te<br />

zijn. In elk geval zoeken <strong>de</strong> re<strong>de</strong>rijkers het in een kunstige taal en kunstige rijmvormen<br />

die vanzelf een schoonheidsbeleving moesten opleveren. Maar dan wel naar <strong>de</strong><br />

maatstaven van hun tijd, want op ons maakt het een erg gekunstel<strong>de</strong> indruk, dat<br />

gegoochel met die taal. Toch is het een belangrijk moment in <strong>de</strong> ontwikkeling van<br />

<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


72<br />

14. Verhalend gedicht, gedrukt in 1528, over het gevecht met <strong>de</strong> dood, van <strong>de</strong> Brusselse re<strong>de</strong>rijker<br />

Colijn Caillieu.<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


73<br />

letterkun<strong>de</strong>. Uitgerekend vanuit <strong>de</strong> burgerij in <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n komen opvattingen naar<br />

voren die <strong>de</strong> literatuur naast het nuttige en het aangename ook met het schone in<br />

verband brengen. De re<strong>de</strong>rijkers willen kunst scheppen met <strong>de</strong> taal. En daartoe heb<br />

je inspiratie nodig en talent. Het begint allemaal uit te wijzen naar mo<strong>de</strong>rnere<br />

opvattingen over literatuur zoals je die ook in onze tijd aantreft. In een refrein uit<br />

een verzamelhandschrift van 1524 vin<strong>de</strong>n we een spoor van zulke opvattingen bij<br />

een ik-figuur die zich presenteert als dichter:<br />

Onlangs gele<strong>de</strong>n, op een nacht,<br />

Lag ik te woelen in mijn slaap.<br />

Al mijn gedachten waren vreug<strong>de</strong>vol bevangen,<br />

Doordat ik aan haar moest <strong>de</strong>nken, die ik zeer achtte<br />

Boven al mijn vrien<strong>de</strong>n en familiele<strong>de</strong>n.<br />

Die verdwenen geheel uit mijn gepeinzen,<br />

Want er rees een lief<strong>de</strong>vol begeren in mij,<br />

Om mijn zinnen tot <strong>de</strong> kunst te bewegen.<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


VII<br />

Over regels en betekenissen<br />

74<br />

In <strong>de</strong> klucht De Buskenblaser, uit het mid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> veertien<strong>de</strong> eeuw, wordt een<br />

ou<strong>de</strong> boer het zat om steeds maar uitgeschol<strong>de</strong>n te wor<strong>de</strong>n door zijn vrouw dat hij<br />

zo lelijk is. Op <strong>de</strong> markt, waar hij <strong>de</strong> dag tevoren een koe heeft verkocht, weet een<br />

kwakzalver goe<strong>de</strong> raad. Als hij een paar keer in een busje blaast, zal hij er weer<br />

stralend jong uitzien. En toevallig kost dat net zoveel als <strong>de</strong> koe heeft opgebracht.<br />

Enthousiast begint <strong>de</strong> boer te blazen. Alleen komt zijn kop on<strong>de</strong>r het roet te zitten.<br />

Kijk eens hoe mooi ik ben, roept hij thuis naar zijn vrouw. Ze lacht hem mid<strong>de</strong>n in<br />

zijn beroete gezicht uit. En als ze hoort waar het geld van <strong>de</strong> koe gebleven is, krijgt<br />

hij nog een vreselijk pak slaag op <strong>de</strong> koop toe.<br />

Dat is een komisch toneelstukje. En er zal ongetwijfeld om gelachen zijn. Maar<br />

meer niet, wat ons betreft. Daar ligt dan een verschilpunt in waar<strong>de</strong>ring tussen ons<br />

en <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse toeschouwers. Want die waren gewend om in dit soort komische<br />

<strong>voor</strong>stellingen meer te zien dan wij. Juist met grappen en grollen probeer<strong>de</strong> <strong>de</strong> kerk<br />

een breed publiek te bereiken met ze<strong>de</strong>lijke boodschappen <strong>voor</strong> een goed, christelijk<br />

leven. Het doel heilig<strong>de</strong> <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len. Want op <strong>de</strong> ‘normale’ manier, met <strong>de</strong> mis en<br />

geleer<strong>de</strong> preken, raakte het contact met <strong>de</strong> massa <strong>de</strong>r gewone mensen zoek. Die<br />

dreig<strong>de</strong>n zelfs, vond <strong>de</strong> kerk, terug te vallen in allerlei hei<strong>de</strong>nse gebruiken en bijgeloof.<br />

Vandaar dat ze op hun eigen niveau bena<strong>de</strong>rd moesten wor<strong>de</strong>n. De bijbelse waarhe<strong>de</strong>n,<br />

Gods woord, dien<strong>de</strong>n geplaatst te wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>cors die eenvoudige mensen meteen<br />

kon<strong>de</strong>n herkennen. En <strong>de</strong> bijbelse figuren moesten zoveel mogelijk lijken op <strong>de</strong><br />

gewone mensen, die men dagelijks om zich heen kon zien.<br />

Het toneelstukje over die domme boer bevatte <strong>voor</strong> een mid<strong>de</strong>leeuws publiek<br />

allerlei herkenbare punten. Soortgelijke verhaaltjes vertel<strong>de</strong> <strong>de</strong> pastoor ook in zijn<br />

preek. Vaker nog hoor<strong>de</strong> men ze van rondtrekken<strong>de</strong> monniken, die van het preken<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> massa hun beroep gemaakt had<strong>de</strong>n. Ze leken<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


75<br />

wel op <strong>de</strong> beroeps-entertainers, die ook na afloop met <strong>de</strong> pet rondgingen.<br />

Be<strong>de</strong>lmonniken noem<strong>de</strong>n ze zichzelf, om aan te geven dat ze in ruil <strong>voor</strong> Gods woord<br />

zou<strong>de</strong>n leven van wat het toegestroom<strong>de</strong> volk hun gaf.<br />

Sommigen kunnen ook goochelen of koorddansen. En een enkele heeft zelfs een<br />

beestennummer bij <strong>de</strong> hand. Zo horen we van een be<strong>de</strong>lmonnik met een gedresseerd<br />

paard. Telkens als hij <strong>de</strong> naam van <strong>de</strong> Heilige Antonius noem<strong>de</strong>, kniel<strong>de</strong> het paard<br />

plechtig neer. Het materiaal <strong>voor</strong> hun verhel<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> anekdoten haal<strong>de</strong>n ze uit <strong>de</strong><br />

bijbel (die staat er ook vol mee), uit <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis, maar ook uit <strong>de</strong> dagelijkse<br />

werkelijkheid zoals zij die meemaakten. Of verzonnen natuurlijk. Hele handschriften<br />

leg<strong>de</strong>n ze aan, waarin ze die verhaaltjes beknopt noteer<strong>de</strong>n en alfabetisch rangschikten<br />

on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> zon<strong>de</strong>n en <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>n die ze illustreer<strong>de</strong>n.<br />

Het verhaaltje over die domme boer vin<strong>de</strong>n we, heel kort, in zo'n handschrift on<strong>de</strong>r<br />

<strong>de</strong> zon<strong>de</strong> ‘ij<strong>de</strong>le wellust’. Als een geestelijke daarover wil preken, kan hij on<strong>de</strong>r meer<br />

gebruik maken van dit exempel. Voor <strong>de</strong> zekerheid is er ook bijgezet wat het betekent:<br />

die kwakzalver staat <strong>voor</strong> <strong>de</strong> duivel die ons immers verleidt door ons eerst wat<br />

plezierigs <strong>voor</strong> te hou<strong>de</strong>n, om ons daarna in <strong>de</strong> zwarte hel te werpen. Dat laatste<br />

wordt verzorgd door <strong>de</strong> boze boerin, die <strong>de</strong> zotte boer aframmelt. En hij zelf staat<br />

natuurlijk <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zwakke menselijke ziel, die met een natte vinger door <strong>de</strong> duivel<br />

te lijmen is.<br />

Volkspreek en literatuur<br />

Veel van <strong>de</strong>ze verhaaltjes <strong>voor</strong> <strong>de</strong> preek (exempelen) maken ook daarbuiten carrière<br />

als uitgewerkte <strong>voor</strong>drachtsteksten, toneelstukjes en leesboeken. Er zijn zelfs sterke<br />

aanwijzingen dat ook die nog menigmaal door <strong>de</strong> be<strong>de</strong>lmonniken geproduceerd en<br />

opgevoerd wor<strong>de</strong>n. Teksten uit onze literatuur als <strong>de</strong> Beatrijs, <strong>de</strong> Theophilus, en het<br />

tot leesboek omgewerkte toneelstuk Mariken van Nieumeghen, stammen uit dat<br />

milieu. Maar dat zijn nog heel nette teksten. Vaak ging het een stuk grover en ruwer<br />

toe in die preken en <strong>voor</strong>drachten. Voor ons is dat bijna onbegrijpelijk. Het lijkt wel<br />

alsof er <strong>de</strong> spot gedreven wordt met <strong>de</strong> godsdienst. Maar als we ons verplaatsen in<br />

die situatie van een ongeletter<strong>de</strong> massa, die weinig of niets begrijpt van die<br />

ingewikkel<strong>de</strong> mysteriën van <strong>de</strong> kerk en die bijbelse verhalen in een ver land en lang<br />

gele<strong>de</strong>n, dan wordt het toch dui<strong>de</strong>lijker dat <strong>de</strong> kerk met alle macht probeert om die<br />

dichterbij te brengen.<br />

Niettemin zijn er binnen <strong>de</strong> kerk ook stemmen die tegen uitwassen van <strong>de</strong>ze manier<br />

van doen in opstand komen. Erasmus tekent in zijn Lof <strong>de</strong>r Zotheid (1509) een<br />

gena<strong>de</strong>loos portret van zo'n volksprediker:<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


76<br />

Zegt nu zelf, welke clown, welke marktschreeuwer slaat men met zoveel<br />

genoegen ga<strong>de</strong> als boetpredikers, wanneer <strong>de</strong>zen op <strong>de</strong> kansel staan te<br />

oreren en daarbij nog allerpotsierlijkst, maar daarom niet min<strong>de</strong>r succesvol,<br />

<strong>de</strong> regels in acht nemen, die in <strong>de</strong> rhetorica gol<strong>de</strong>n. Bewaar me, hoe staan<br />

zij te gesticuleren, hoe zalven en galmen zij, hoe gewichtig doen zij, wat<br />

een grimassen maken zij en hoe schreeuwen zij hun toehoor<strong>de</strong>rs doof! (...)<br />

Kortom hun gehele optre<strong>de</strong>n is zó, dat men zou zweren, dat zij in <strong>de</strong> leer<br />

waren geweest bij rondreizen<strong>de</strong> marktschreeuwers, met dit verschil, dat<br />

<strong>de</strong>ze hun verre <strong>de</strong> baas zijn.<br />

Jezus en Maria wor<strong>de</strong>n als gewone mensen <strong>voor</strong>gesteld, en het landschap gaat lijken<br />

op hier. Dat gebeurt in <strong>de</strong> preken. En dat vin<strong>de</strong>n we in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse literatuur.<br />

Maria is een bezorg<strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r, vol angst en me<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n. En Jezus is ook bang. Dat<br />

spreekt vanzelf <strong>voor</strong> een mid<strong>de</strong>leeuws publiek, als het hoort in Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse<br />

teksten hoe verschrikkelijk hij gepijnigd werd. Het lijkt wel sensationele horror:<br />

Ziet, hoe ze hem zijn purperen kleed uittrokken. Dat was helemaal<br />

vastgeplakt aan zijn heilige won<strong>de</strong>n, zodat ze tegelijk hele stukken vlees<br />

mee trokken, die ook los waren gaan zitten door <strong>de</strong> gaten die ze met het<br />

geselen in zijn lichaam had<strong>de</strong>n geslagen.<br />

Dat staat in een <strong>de</strong>votioneel handboekje, gedrukt omstreeks 1507 door Thomas van<br />

<strong>de</strong>r Noot en getiteld Die vii gety<strong>de</strong>n op die passie ons Heeren. Plompe nagels wor<strong>de</strong>n<br />

gebruikt om hem aan het kruis te spijkeren. Maar eerst moet hij uitgerekt wor<strong>de</strong>n<br />

om te zorgen dat hij goed op <strong>de</strong> latten past.<br />

Eigentijds <strong>de</strong>cor<br />

Op het toneel lopen bijbelse figuren rond, die er gewoon uitzien als burgers en boeren,<br />

vorsten en soldaten uit <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen. Ze bewegen zich in Vlaamse dorpen en ze<br />

doen dingen die op zijn zachtst gezegd nauwelijks volgen uit wat <strong>de</strong> bijbel laat weten.<br />

Maria, <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r van God, raast tierend over het podium in haar strijd met <strong>de</strong> duivel,<br />

en ze dreigt hem in zijn pens te schoppen. In een an<strong>de</strong>r stuk heeft een boerenechtpaar<br />

ruzie. De man is kwaad als zijn vrouw vertelt over <strong>de</strong> opwin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> ontmoeting met<br />

een marskramer aan <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur, die zulke interessante spullen te koop had. Pas<br />

langzamerhand krijgen we in <strong>de</strong> gaten dat het hier om Adam en Eva gaat en dat die<br />

appelkoopman dan wel <strong>de</strong> duivel moet zijn.<br />

Denk overigens niet dat marskramers en kwakzalvers alleen maar <strong>voor</strong> het boze<br />

staan. Een leesboek met een toneelstuk, <strong>de</strong> Siecten <strong>de</strong>r broosscer naturen van<br />

omstreeks 1510, voert een kwakzalver op die gespecialiseerd is in het piskijken. Op<br />

een plaatje houdt hij een urinaal omhoog. Hij probeert klanten te lokken met een<br />

reclamepraatje. Blin<strong>de</strong>n, doven, kreupelen en Mariken, hij kan hen allemaal genezen.<br />

Nergens zullen ze een betere heelmeester vin<strong>de</strong>n. Een bekend praatje. Alleen blijkt<br />

<strong>de</strong>ze piskijker Jezus te heten. En hij kan alle zieke mensen genezen. Zijn <strong>voor</strong>naamste<br />

recept bestaat<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


77<br />

uit zuiveringszout, om te purgeren, zodat je helemaal schoongespoeld wordt van<br />

zon<strong>de</strong>n.<br />

Een Limburgs toneelspel van omstreeks 1430 laat ons Lucifer zien, <strong>de</strong> koning van<br />

<strong>de</strong> hel, die met zijn duivelse knechten plannen maakt om een verse lading zielen aan<br />

te voeren. Een knecht stelt <strong>voor</strong> om ze in te zouten, want an<strong>de</strong>rs zullen ze on<strong>de</strong>rweg<br />

be<strong>de</strong>rven. Alleen, waar kan hij zout halen? Lucifer verwijst hem naar Biervliet, in<br />

Zeeland. En dat begrijpt een vijftien<strong>de</strong>-eeuws publiek meteen. Want dat is <strong>de</strong><br />

geboorteplaats van Willem Beukelszoon, die een metho<strong>de</strong> <strong>voor</strong> het conserveren van<br />

haring had uitgevon<strong>de</strong>n waarbij <strong>de</strong> haring meteen na <strong>de</strong> vangst werd gekaakt en<br />

ingezou<strong>de</strong>n.<br />

Naast Jezus zijn het <strong>voor</strong>al Maria en Jozef die in liedjes, toneelstukken en op<br />

schil<strong>de</strong>rijen zeer alledaags en menselijk wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>gesteld. Ze trekken als<br />

verpauper<strong>de</strong> zwervers naar Bethlehem. Hoogzwanger zit Maria op <strong>de</strong> ezel, Jozef<br />

sjokt er<strong>voor</strong>, een sterk bejaar<strong>de</strong> grijsaard met een wat onnozel <strong>voor</strong>komen, want zo<br />

was meteen dui<strong>de</strong>lijk dat hij onmogelijk zelf Maria zwanger gemaakt kon hebben.<br />

Maria is bang <strong>voor</strong> <strong>de</strong> na<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> bevalling, ze heeft honger en ze heeft het koud. Op<br />

haar aandrang gaat Jozef on<strong>de</strong>rdak zoeken. Maar honend wordt hun <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur gewezen,<br />

van mid<strong>de</strong>leeuwse herbergen. Jozef wordt zelfs <strong>voor</strong> smerige leugenaar uitgemaakt<br />

als hij wijst op <strong>de</strong> hoogzwangere maagd die dringend aan on<strong>de</strong>rdak toe is. Kijk eens<br />

goed naar haar bolle buik, roept een ruwe waard, een mooie maagd is het die je bij<br />

je hebt!<br />

De kerk maakt van <strong>de</strong>ze verheven dingen tij<strong>de</strong>loze gebeurtenissen, die in elk<br />

aansprekend <strong>de</strong>cor opnieuw gestalte kunnen krijgen. Zo valt het beter te begrijpen.<br />

En daarom sneeuwt het in het Heilige Land op <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rijen van Breugel, zien<br />

Hero<strong>de</strong>s' soldaten eruit als mid<strong>de</strong>leeuwse lansknechten en bedrinken <strong>de</strong> jo<strong>de</strong>n zich<br />

in kroegen met uithangbord terwijl hun kin<strong>de</strong>ren sleetje rij<strong>de</strong>n op het ijs en tollen.<br />

Bijbel en boek <strong>de</strong>r natuur<br />

We moeten erg uitkijken met al die vrolijke en alledaagse <strong>voor</strong>stellingen in <strong>de</strong><br />

mid<strong>de</strong>leeuwse literatuur, willen we ze goed begrijpen. Er is meer aan <strong>de</strong> hand dan<br />

alleen die boertigheid waarmee wij graag <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen opza<strong>de</strong>len. We zijn<br />

getuige van een beleringstechniek, waarbij <strong>de</strong> literatuur is ingeschakeld en alles uit<br />

het gewone leven bruikbaar is. Ook <strong>de</strong> natuur. Want daarin heeft God zich eveneens<br />

geopenbaard. Alles betekent wat. En door het ‘boek <strong>de</strong>r natuur’ goed te leren kennen,<br />

kan men Gods bedoelingen met <strong>de</strong> mens beter doorgron<strong>de</strong>n. Een hond is niet zo maar<br />

een hond, maar een dienaar van <strong>de</strong> mens. Hij staat <strong>voor</strong> <strong>de</strong> trouw, maar hij kan ook<br />

lafheid betekenen. Immers, alle schepselen hebben een goe<strong>de</strong> kant en een kwa<strong>de</strong>,<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


78<br />

want God en <strong>de</strong> duivel zijn in alles aanwezig. Kijk maar naar jezelf. Ook bijbelse<br />

figuren kunnen tegelijkertijd het goe<strong>de</strong> en het kwa<strong>de</strong> aangeven. David, uit het Ou<strong>de</strong><br />

Testament, staat <strong>voor</strong> het kwa<strong>de</strong> als hij overspel pleegt. Maar hij betekent het goe<strong>de</strong><br />

als hij zijn vijan<strong>de</strong>n liefheeft.<br />

Het mag nu dui<strong>de</strong>lijk zijn dat <strong>de</strong> hond van marmer op het graf van Willem van<br />

Oranje in Delft niet aangeeft dat hij een hon<strong>de</strong>nliefhebber was. Hij staat <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

trouw die <strong>de</strong> prins aan God en zijn volk toon<strong>de</strong>, en omgekeerd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> trouw die wij<br />

aan hem verschuldigd zijn. Uit <strong>de</strong>ze overtuigingen komt <strong>de</strong> stroom <strong>voor</strong>t van<br />

encyclopedische werken over <strong>de</strong> natuur en <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>n, zoals Jacob van Maerlant die<br />

maakte in <strong>de</strong> <strong>de</strong>rtien<strong>de</strong> eeuw en velen na hem. Ook <strong>de</strong> bijbelse verhalen wor<strong>de</strong>n<br />

steeds weer opnieuw in <strong>de</strong> volkstaal bewerkt, vaak aangepast door <strong>de</strong> stof te bekorten<br />

en spannen<strong>de</strong>r te maken, vandaar ook wel historiebijbels genoemd. Maar <strong>de</strong> hele<br />

geschie<strong>de</strong>nis was eigenlijk bruikbaar om Gods bedoelingen te leren kennen met <strong>de</strong><br />

schepping. Want <strong>de</strong>ze duur<strong>de</strong> niet ein<strong>de</strong>loos <strong>voor</strong>t, in tegenstelling tot het eeuwige<br />

leven na <strong>de</strong> dood. Er was een begin geweest (Adam en Eva), en er zou een ein<strong>de</strong><br />

komen (het Laatste Oor<strong>de</strong>el). Daartussenin zitten wij. En we kunnen weten dat <strong>de</strong><br />

reis door <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis geheel volgens plan zal verlopen, want God heeft het precies<br />

uitgestippeld. Ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toekomst kunnen we het reisplan beter leren kennen, daar<br />

het zichtbaar is in <strong>de</strong> dingen die op aar<strong>de</strong> gebeuren.<br />

Eigenlijk gebeurt er in <strong>de</strong> kern steeds hetzelf<strong>de</strong>. Dat blijkt al uit <strong>de</strong> gebeurtenissen<br />

in het Ou<strong>de</strong> en het Nieuwe Testament. Wat daar verteld staat, zal zich steeds herhalen.<br />

De bijbel levert interpretatiemo<strong>de</strong>llen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> dingen die daarna gebeurd zijn en die<br />

nog zullen gebeuren. En mid<strong>de</strong>leeuwse mensen zijn er verzot op om allerlei<br />

overeenkomen<strong>de</strong> gebeurtenissen in het verle<strong>de</strong>n aan te wijzen, vanuit <strong>de</strong> grote<br />

<strong>voor</strong>vallen in hun eigen tijd.<br />

Volgens <strong>de</strong> bijbelgeleer<strong>de</strong>n van toen moeten we het zó zien dat steeds met een<br />

bepaal<strong>de</strong> gebeurtenis wordt aangekondigd hoe een volgen<strong>de</strong> zal verlopen. Zo had<br />

men tenminste <strong>de</strong> bijbel leren begrijpen. In het Nieuwe Testament werd vervuld wat<br />

het Ou<strong>de</strong> Testament aankondig<strong>de</strong>. Dat zegt Jezus zelf: ‘Ik ben niet gekomen om op<br />

te heffen, maar om <strong>de</strong> vervulling te brengen.’ (Mattheus 5:17) Als Jezus na <strong>de</strong><br />

kruisiging in het graf wordt gelegd, dan is dat al aangekondigd door Jonas die in <strong>de</strong><br />

walvis verdween. En als Jezus uit zijn graf opstaat, dan had<strong>de</strong>n we dat al kunnen<br />

begrijpen uit Jozef van Egypte's bevrijding uit <strong>de</strong> put, waarin hij zo wreed door zijn<br />

broe<strong>de</strong>rs was geworpen. Zo moet <strong>de</strong> bijbel gelezen wor<strong>de</strong>n. En ook <strong>de</strong> massa wordt<br />

in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen telkens weer van dit planmatige in <strong>de</strong> bijbel doordrongen, in<br />

preken, maar ook door reeksen beel<strong>de</strong>n, blokboeken en <strong>de</strong> gebrandschil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> ramen<br />

in <strong>de</strong> kerk.<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


Het patroon <strong>de</strong>r geschie<strong>de</strong>nis<br />

79<br />

De hele geschie<strong>de</strong>nis is van <strong>voor</strong>spelling en overeenkomst doortrokken. Zo kan men<br />

pas <strong>de</strong> eigen tijd en <strong>de</strong> toekomst begrijpen en <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>ren begrijpelijk maken. Als<br />

<strong>de</strong> jonge Karel Vals vorst van het Bourgondisch-Habsburgse rijk in 1515 zijn intree<br />

doet in Brugge, laat <strong>de</strong> stad meteen weten hoe dit geïnterpreteerd moet wor<strong>de</strong>n in<br />

het licht van <strong>de</strong> eeuwigheid. In een stille vertoning beeldt men uit hoe Lo<strong>de</strong>wijk van<br />

Nevers, graaf van Vlaan<strong>de</strong>ren, in <strong>de</strong> veertien<strong>de</strong> eeuw Brugge zijn privileges schonk.<br />

En daarnaast staat Mozes uit <strong>de</strong> bijbel, die <strong>de</strong> tafelen <strong>de</strong>r wet van <strong>de</strong> berg Sinaï naar<br />

zijn volk bracht. Karel V wordt er dus aan herinnerd wat hem historisch gezien te<br />

doen staat!<br />

De hele mid<strong>de</strong>leeuwse literatuur is van <strong>de</strong>ze gedachten doordrongen. Dat gebeurt<br />

niet alleen in <strong>de</strong> beleren<strong>de</strong> werken over <strong>de</strong> natuur, <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis en <strong>de</strong> ze<strong>de</strong>n, maar<br />

juist ook in al die wereldlijke avonturenverhalen. Alleen wij zijn niet meer gewend<br />

om daar zulke achtergron<strong>de</strong>n in te zien. Een gedrukt leesboek met rid<strong>de</strong>rstof rond<br />

Karel <strong>de</strong> Grote uit het begin van <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> eeuw vertelt over <strong>de</strong> lotgevallen van<br />

diens vrouw. De titel luidt: Historie van <strong>de</strong>r coninghinnen Sibilla. Op beschuldiging<br />

van overspel wordt ze door haar echtgenoot verbannen. Ze is hoogzwanger en ze<br />

reist per ezel. On<strong>de</strong>rweg ontmoet ze een boer die er zeer lomp uitziet. Ze vraagt hem<br />

hulp om eten te zoeken, want ze heeft al in twee dagen niet gegeten. Hij wil haar<br />

helpen en loopt naast haar <strong>voor</strong>t. In <strong>de</strong> stad Vienne wor<strong>de</strong>n ze bespot, maar <strong>de</strong><br />

hoogzwangere koningin verzekert <strong>de</strong> mensen dat <strong>de</strong> lompe boer haar echtgenoot is.<br />

Ten slotte vin<strong>de</strong>n ze on<strong>de</strong>rdak in een herberg. Ze trekken ver<strong>de</strong>r, en in Hongarije<br />

bevalt <strong>de</strong> koningin in een simpele woning van een zoon, die in doeken wordt<br />

gewon<strong>de</strong>n. Bij <strong>de</strong> doop blijkt tussen <strong>de</strong> schou<strong>de</strong>rs van het kind een bloedro<strong>de</strong> ster te<br />

staan.<br />

Zo gaat dat, het geboren wor<strong>de</strong>n van bijzon<strong>de</strong>re kin<strong>de</strong>ren van bijzon<strong>de</strong>re ou<strong>de</strong>rs.<br />

Het patroon is immers al geleverd door het geboorteverhaal van Jezus in <strong>de</strong> bijbel.<br />

En geen mens in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen die <strong>de</strong>ze achtergrond niet onmid<strong>de</strong>lijk achter <strong>de</strong>ze<br />

veelbetekenen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>vallen ziet. In <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van Sibilla herhaalt zich het<br />

mysterie van <strong>de</strong> geboorte van Gods zoon. Ook <strong>de</strong> geboorte van Seghelijn van<br />

Jherusalem is in <strong>de</strong> rid<strong>de</strong>rroman van die naam uit het mid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> veertien<strong>de</strong> eeuw<br />

dwingend in overeenstemming gebracht met die van Jezus, inclusief ster en al. Jezus'<br />

leven is in het algemeen het meest aangewezen mo<strong>de</strong>l om <strong>de</strong> wereldse hel<strong>de</strong>nda<strong>de</strong>n<br />

van rid<strong>de</strong>rs <strong>de</strong> juiste dimensie te geven. De mid<strong>de</strong>leeuwse rid<strong>de</strong>repiek presenteert<br />

aan <strong>de</strong> lopen<strong>de</strong> band Jezus-achtige hel<strong>de</strong>n die aardse verlossingen brengen van onrecht<br />

dat God nooit ongewroken laat. Zelfs in <strong>de</strong> kleinste <strong>de</strong>tails wordt het publiek aan<br />

<strong>de</strong>ze repeteren<strong>de</strong> verlossing herinnerd. In <strong>de</strong> Historie van Jason van omstreeks 1485<br />

wordt <strong>de</strong> titelheld in het gewenste ka<strong>de</strong>r gebracht. De belangstelling <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze en<br />

an<strong>de</strong>re Griekse en Trojaanse<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


80<br />

hel<strong>de</strong>n is verbon<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> wijze waarop <strong>de</strong> Bourgondische hertogen hun i<strong>de</strong>ntiteit<br />

vestig<strong>de</strong>n. Ze beschouw<strong>de</strong>n zich als <strong>de</strong> erfgenamen van <strong>de</strong>ze klassieke hel<strong>de</strong>n, hetgeen<br />

Filips <strong>de</strong> Goe<strong>de</strong> accentueer<strong>de</strong> door in 1430 <strong>de</strong> Or<strong>de</strong> van het Gul<strong>de</strong>n Vlies te stichten.<br />

Daarmee wordt verwezen naar <strong>de</strong> hel<strong>de</strong>nda<strong>de</strong>n van Jason.<br />

Na het bemachtigen van het Gul<strong>de</strong>n Vlies wordt hij uitbundig binnengehaald. En<br />

luister hoe:<br />

Velen waren uitgelaten van blijdschap, en dankten <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

grote zege die Jason behaald had. En sommigen gingen groen halen en<br />

strooi<strong>de</strong>n het over <strong>de</strong> hele weg die Jason gaan zou.<br />

15. De Romeinse held Julius Caesar gepresenteerd als mid<strong>de</strong>leeuwse rid<strong>de</strong>r, in boekje over zijn da<strong>de</strong>n<br />

uit ca. 1490.<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


81<br />

Op vergelijkbare wijze werd Jezus verwelkomd:<br />

En velen spreid<strong>de</strong>n hun kle<strong>de</strong>ren op <strong>de</strong> weg en an<strong>de</strong>ren groen, dat zij<br />

van het veld plukten. En die <strong>voor</strong>gingen en die volg<strong>de</strong>n riepen: Hosanna!<br />

Gezegend Hij, die komt in <strong>de</strong> naam <strong>de</strong>s Heren (Marcus 11:8-9)<br />

Ook <strong>de</strong> manier waarop Mariken in <strong>de</strong> Mariken van Nieumeghen van omstreeks 1500<br />

aan het begin door haar tante wordt uitgeschol<strong>de</strong>n, maakt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse<br />

toeschouwer meteen dui<strong>de</strong>lijk dat zij van <strong>de</strong> hemelse Maria is vervuld. Dat zal in <strong>de</strong><br />

loop van het stuk dan ook ver<strong>de</strong>r blijken. Maar reeds aan het begin moet zij dingen<br />

meemaken die sterk overeenkomen met wat in Maria's leven is aangekondigd. Haar<br />

tante, bij wie ze om on<strong>de</strong>rdak vraagt, scheldt haar tot haar stomme verbazing <strong>de</strong> huid<br />

vol. Mariken, <strong>de</strong> onschuld zelve, wordt van hoererij beschuldigd. En als ze vertwijfeld<br />

zegt dat ze nog maagd is, gaat tante helemaal honend tekeer. Ze durft zelfs te beweren<br />

dat Mariken slaapt met haar ou<strong>de</strong> oom Gijsbrecht, <strong>de</strong> pastoor, <strong>voor</strong> wie zij <strong>de</strong><br />

huishouding doet. Dat roept allemaal weer <strong>de</strong> ein<strong>de</strong>loos vertoon<strong>de</strong> en uitgebeel<strong>de</strong><br />

agressie rond Maria's maagdom in herinnering, zoals die gestalte kreeg in tal van<br />

laatmid<strong>de</strong>leeuwse kerstspelen en lie<strong>de</strong>ren. En dat maakt dui<strong>de</strong>lijk wat <strong>de</strong> betekenis<br />

moet zijn van het toneelspel over <strong>de</strong> in haar naam optre<strong>de</strong>n<strong>de</strong> Mariken. Net als <strong>de</strong><br />

moe<strong>de</strong>rmaagd zal ook zij uitein<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> duivel weten te verslaan.<br />

Zo'n vast patroon in het mid<strong>de</strong>leeuwse <strong>de</strong>nken keert natuurlijk steeds terug in <strong>de</strong><br />

literatuur. Het abele spel van Esmoreit uit het mid<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> veertien<strong>de</strong> eeuw vertelt<br />

als romantisch, wereldlijk drama over Siciliaanse geschie<strong>de</strong>nis. Daar<strong>voor</strong> was in<br />

Brabant speciale belangstelling, omdat men zich verbon<strong>de</strong>n voel<strong>de</strong> met het regeren<strong>de</strong><br />

vorstenhuis ter plaatse. Het spel laat zien hoe <strong>de</strong> historische gebeurtenissen aldaar<br />

begrepen moeten wor<strong>de</strong>n. Want wat Esmoreit overkomt - een von<strong>de</strong>ling die el<strong>de</strong>rs<br />

opgevoed wordt - is al aangekondigd in het bijbelse verhaal over Mozes, die als baby<br />

in zijn biezen mandje <strong>de</strong> Nijl afzakte en lief<strong>de</strong>vol werd opgevangen door een<br />

Egyptische prinses. On<strong>de</strong>rtussen proberen boeven te profiteren van het verdwijnen<br />

van <strong>de</strong> koningszoon. Maar uitein<strong>de</strong>lijk overwint het goe<strong>de</strong>. De geschie<strong>de</strong>nis zoals<br />

God die heeft uitgestippeld, herhaalt zich en zal zich steeds herhalen. We kunnen<br />

het, wat <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse auteurs betreft, niet vaak genoeg uitgelegd krijgen. Voor<br />

<strong>de</strong> zekerheid wordt dat aan het slot van <strong>de</strong> Esmoreit door <strong>de</strong> hoofdfiguur zelf nog<br />

even benadrukt:<br />

Aldus is het heel vaak gebeurd:<br />

Smerige streken krijgen hun verdien<strong>de</strong> loon.<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


Mo<strong>de</strong>lfiguren<br />

82<br />

In <strong>de</strong> kringen van <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>lijke burgerij neemt <strong>de</strong> behoefte toe om het eigen verle<strong>de</strong>n<br />

aldus op maat te snij<strong>de</strong>n. We zagen dat al aan <strong>de</strong> vertoning die <strong>de</strong> stad Brugge <strong>de</strong><br />

jonge Karel V in 1515 bereid<strong>de</strong>. Driekwart eeuw eer<strong>de</strong>r, omstreeks 1440, huurt het<br />

stadsbestuur van Brussel <strong>de</strong> kopiist Hendrik van Damme in om afschriften te maken<br />

van enige ou<strong>de</strong> Brabantse kronieken. Aan Jan van Heelu's rijmkroniek over <strong>de</strong> slag<br />

van Woeringen in 1288, geschreven enkele jaren daarna, voegt <strong>de</strong>ze Hendrik een<br />

<strong>voor</strong>woord toe van liefst 592 regels. En daarin wordt Heelu's verslag tot in <strong>de</strong> kleinste<br />

<strong>de</strong>tails parallel geschakeld met bijbelse geschie<strong>de</strong>nissen, met name die waarin Mozes<br />

<strong>de</strong> hoofdrol speelt.<br />

Dat maakt <strong>de</strong> boodschap dwingen<strong>de</strong>r die het eigen verle<strong>de</strong>n oplevert. Alleen is<br />

die boodschap wel in overeenstemming gebracht met <strong>de</strong> visie - en bijgevolg het<br />

belang - van <strong>de</strong> Brusselse burgers. Bij Woeringen versloeg Jan I van Brabant <strong>de</strong><br />

Gel<strong>de</strong>rsen en hun bondgenoten, waardoor hij on<strong>de</strong>r meer Limburg in zijn bezit kreeg.<br />

En zo was het <strong>voor</strong>bestemd in het god<strong>de</strong>lijke plan. Immers, <strong>de</strong> e<strong>de</strong>llie<strong>de</strong>n tussen<br />

Maas en Rijn misdroegen zich ernstig, door onrecht te doen, te roven en valse munten<br />

te slaan. Daardoor knechtten ze het volk, gelijk Farao het volk van Israël on<strong>de</strong>rdrukte.<br />

Zulk wangedrag van <strong>de</strong> a<strong>de</strong>l is in strijd met <strong>de</strong> opdracht die God hun verstrekt zou<br />

hebben: zorgen <strong>voor</strong> veiligheid en een vaste munt. En daarom zullen ze steeds hun<br />

loon ontvangen, zoals ook bij Woeringen is geschied. Dat zag het stadsbestuur graag<br />

uitgelegd aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong> nationale geschie<strong>de</strong>nis: <strong>de</strong> hoge heren wor<strong>de</strong>n dwingend<br />

herinnerd aan <strong>de</strong> onontkoombaarheid van <strong>de</strong> god<strong>de</strong>lijke rechtvaardigheid, zoals die<br />

zich <strong>voor</strong>tdurend ‘buiten <strong>de</strong> bijbel en daarbinnen’ (r. II) manifesteert.<br />

Deze lijn wordt <strong>voor</strong>tgezet als vanaf omstreeks 1480 kronieken in druk gebracht<br />

wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> een ruimer ste<strong>de</strong>lijk publiek. Die al<strong>de</strong>rexcellenste Cronyke van Brabant<br />

(1497) laat er geen twijfel over bestaan waarom en hoe het werk gelezen moet wor<strong>de</strong>n.<br />

In <strong>de</strong> proloog krijgen we te horen dat<br />

historie (zoals Cicero zegt) getuigenis aflegt van <strong>de</strong> tij<strong>de</strong>n, een lichtbron<br />

<strong>de</strong>r waarheid is, een meesteres van het leven en een boodschapster van<br />

het verle<strong>de</strong>n. Derhalve is het zeer heilzaam om vele, <strong>de</strong>ugdzame historiën<br />

te kennen en daarop acht te slaan, opdat we door <strong>de</strong> <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n van an<strong>de</strong>re<br />

mensen nuttige dingen leren navolgen en scha<strong>de</strong>lijke dingen schuwen.<br />

Ook op kleinere schaal bie<strong>de</strong>n bijbelse en klassieke personen interpretatie-mo<strong>de</strong>llen<br />

<strong>voor</strong> het mid<strong>de</strong>leeuwse he<strong>de</strong>n. De boosaardige snoever Hero<strong>de</strong>s vormt het mo<strong>de</strong>l<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> arrogante lansknecht die in mid<strong>de</strong>leeuwse liedjes optreedt en op het toneel<br />

staat. De trekken van <strong>de</strong> gierigaard zijn ontleend aan <strong>de</strong> Romeinse keizer Vespasianus,<br />

van wie verteld werd dat hij zeer gierig<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


83<br />

was. Orpheus, <strong>de</strong> muzikant uit <strong>de</strong> klassieke mythology, wordt gebruikt om <strong>de</strong><br />

lief<strong>de</strong>sverzen schrijven<strong>de</strong>, hoofse rid<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> late mid<strong>de</strong>leeuwen uit te beel<strong>de</strong>n. En<br />

<strong>de</strong> pantoffelheld die men zo graag bespotte aan het eind van <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen wordt<br />

geportretteerd naar Adam of naar Jozef <strong>de</strong> timmerman. Die wer<strong>de</strong>n immers ook door<br />

vrouwen bedot of moesten vrouwenwerk doen. Want Jozef doet het huishou<strong>de</strong>n als<br />

het kindje Jezus geboren is. Toneelstukken en schil<strong>de</strong>rijen laten dat zien. Hij licht<br />

bij met een kaarsje, sprokkelt hout <strong>voor</strong> het vuur, kookt pap <strong>voor</strong> het kindje en wast<br />

<strong>de</strong> vuile luiers. De klucht Lippijn, uit hetzelf<strong>de</strong> milieu als <strong>de</strong> abele spelen, toont <strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rworpenheid van zo'n pantoffelheld. Daarbij wordt Lippijn helemaal <strong>voor</strong>gesteld<br />

als Jozef zoals men die in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen ken<strong>de</strong>, een grijsaard druk bezig met het<br />

huishou<strong>de</strong>n. Er is niets nieuws on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> zon, zeggen zulke teksten. Alles is in <strong>de</strong><br />

bijbel aangekondigd en <strong>voor</strong>speld.<br />

Regels om te dichten<br />

Men moet mid<strong>de</strong>leeuwse teksten niet alleen maar lezen vanuit <strong>de</strong> he<strong>de</strong>ndaagse<br />

i<strong>de</strong>eënwereld. An<strong>de</strong>rs verdwijnt er van alles. Slechts een klein ge<strong>de</strong>elte van die<br />

vroegere gedachtenwereld is nu nog in die van ons meteen te herkennen. Maar het<br />

meeste is veran<strong>de</strong>rd, niet wèg, want wat wij <strong>de</strong>nken en geloven, is <strong>voor</strong>tgekomen uit<br />

vroegere <strong>de</strong>nkbeel<strong>de</strong>n. Meer aan <strong>de</strong> oppervlakte ontmoeten we dit probleem, doordat<br />

we <strong>de</strong> regels niet meer kennen die mid<strong>de</strong>leeuwse dichters hanteren bij het maken<br />

van hun teksten. Aan het begin klagen ze er vaak over hoe moeilijk het was om <strong>de</strong><br />

tekst te maken. Nachten hebben ze ervan wakker gelegen. En nòg is het resultaat<br />

maar matig, ook omdat ze <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong> taal niet voldoen<strong>de</strong> beheersten waaruit ze<br />

bewerkt hebben. Dat zeggen ze zelf. En of we dan toch maar hun inspanningen willen<br />

waar<strong>de</strong>ren.<br />

Voor ons zijn zulke uitspraken nauwelijks een aanbeveling om te gaan lezen of te<br />

luisteren. Maar als we <strong>de</strong>nken aan wat sprekers in het openbaar nog wel doen, dan<br />

valt er wel iets te herkennen. Ze proberen een beetje in het gevlij te komen met hun<br />

<strong>voor</strong>gewen<strong>de</strong> beschei<strong>de</strong>nheid. We moeten hen op <strong>voor</strong>hand al sympathiek gaan<br />

vin<strong>de</strong>n, het is <strong>de</strong> bedoeling dat we vervolgens welwillend gaan zitten luisteren. In<br />

<strong>de</strong> literatuur doen we dat nauwelijks meer. Maar in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen was het<br />

toepassen van <strong>de</strong>ze regels die in <strong>de</strong> klassieke oudheid bedacht waren zeer algemeen.<br />

Alleen lopen wij nu het gevaar heel letterlijk te nemen wat eigenlijk een an<strong>de</strong>re<br />

bedoeling heeft: sympathie verkrijgen van een samengestroomd publiek, dat goed<br />

moet gaan luisteren.<br />

An<strong>de</strong>rs lijkt het wel alsof <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse literatuur gemaakt is door een<br />

stelletje halfgeletter<strong>de</strong> brokkenmakers. De bewerking van <strong>de</strong> Floris<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


84<br />

en<strong>de</strong> Blanchefloer is Die<strong>de</strong>rik van Assene<strong>de</strong> bijna opgebroken, zo moeilijk was het.<br />

En <strong>de</strong> dichter van <strong>de</strong> Theophilus, een Maria-legen<strong>de</strong> uit <strong>de</strong> veertien<strong>de</strong> eeuw, is wel<br />

heel beschei<strong>de</strong>n:<br />

Dit gedicht is niet zo goed gemaakt,<br />

Terwijl het evenmin zo goed als een an<strong>de</strong>r smaakt.<br />

Wijt dit aan mijn onhandigheid,<br />

En eveneens aan mijn grote haastigheid.<br />

Zo zijn er vele meer. We hoeven ze niet op <strong>voor</strong>hand te geloven. Als we maar naar<br />

het ver<strong>de</strong>re verloop van hun teksten luisteren.<br />

Mid<strong>de</strong>leeuwse auteurs bedienen zich van een hele <strong>voor</strong>raad vaste regels en<br />

formuleringen om uiterlijk van personen, <strong>de</strong> natuur, veldslagen en an<strong>de</strong>re dingen te<br />

beschrijven. Dat doet allemaal erg onorigineel aan. Bovendien staat het nogal eens<br />

op gespannen voet met <strong>de</strong> waarheid, als bij<strong>voor</strong>beeld veldslagen steeds op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />

manier beschreven wor<strong>de</strong>n. Maar het is die mid<strong>de</strong>leeuwse dichters niet zozeer om<br />

<strong>de</strong> feitelijke waarheid te doen alswel om <strong>de</strong> geestelijke waarheid in het algemeen die<br />

overal achter ligt. En alles wat op aar<strong>de</strong> zichtbaar is, dat is niet meer dan een<br />

afspiegeling daarvan. Als ze dus het algemeen ware willen beschrijven, dan moet<br />

aan <strong>de</strong> toevallige aardse vormen die zo'n waarheid steeds aanneemt <strong>voor</strong>bijgegaan<br />

wor<strong>de</strong>n. Dus beschrijven ze alle veldslagen in termen van hoe <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ale veldslag<br />

eruit hoort te zien. En <strong>de</strong> natuur als het i<strong>de</strong>ale landschap zoals God dat bedoeld heeft.<br />

Vervolgens weet het publiek dat daarmee het <strong>de</strong>cor is gegeven <strong>voor</strong> een i<strong>de</strong>ale<br />

ontmoeting tussen man en vrouw, een hoofs lief<strong>de</strong>scontact. Allemaal afspraken. Die<br />

bestaan overigens ook nu in <strong>de</strong> literatuur, alleen hebben ze inmid<strong>de</strong>ls een an<strong>de</strong>r<br />

karakter.<br />

Die formules wer<strong>de</strong>n in dichtershandboeken gegeven. Voor het i<strong>de</strong>ale landschap<br />

was er het volgen<strong>de</strong> mo<strong>de</strong>l:<br />

Het bloempje geurt, het gras wordt groen, <strong>de</strong> boom is vruchtbaar, er<br />

zijn knoppen in overvloed, het vogeltje zingt, het beekje murmelt, en er<br />

waait een zoel briesje.<br />

Natuurlijk wordt hiermee alleen <strong>de</strong> grondtoon <strong>voor</strong> een beschrijving gesuggereerd.<br />

De dichters kon<strong>de</strong>n naar hartelust uitbrei<strong>de</strong>n, waar<strong>voor</strong> overigens ook weer regels<br />

beston<strong>de</strong>n. Maar steeds vin<strong>de</strong>n we dit plan terug, zoals even steevast <strong>de</strong> gelief<strong>de</strong><br />

opdraaft als <strong>de</strong> beschrijving van zo'n landschap is voltooid. Hendrik van Vel<strong>de</strong>ke,<br />

<strong>de</strong> Zuidlimburgse dichter uit <strong>de</strong> twaalf<strong>de</strong> eeuw, doet niet an<strong>de</strong>rs in zijn lief<strong>de</strong>slie<strong>de</strong>ren.<br />

Maar ook in <strong>de</strong> rid<strong>de</strong>repiek lijken <strong>de</strong> landschappen erg op elkaar, zodat <strong>de</strong> minnen<strong>de</strong><br />

paren in een passen<strong>de</strong> omgeving hun hoofse spel kunnen spelen.<br />

Het is zaak om te proberen zulke formules te herkennen. An<strong>de</strong>rs lopen we het<br />

gevaar letterlijk te nemen wat eigenlijk bedoeld is om een bepaal<strong>de</strong><br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


85<br />

16. Voorwoord op <strong>de</strong> titelpagina van ca. 1520 gedrukt duivelverhaal, over Broe<strong>de</strong>r Russche: uitgelegd<br />

wordt hoe het verhaal begrepen dient te wor<strong>de</strong>n.<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


86<br />

stemming over te dragen. Tot <strong>de</strong> vaste elementen in <strong>de</strong> beschrijving van belegeringen<br />

en veldslagen behoort <strong>de</strong> me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling dat <strong>de</strong> op <strong>de</strong> vlucht slaan<strong>de</strong> partij <strong>de</strong> laarzen<br />

achterliet, om har<strong>de</strong>r te kunnen lopen. Het verwarren<strong>de</strong> hierbij is dat het ook gezegd<br />

wordt bij historische gebeurtenissen, die beschreven of bezongen wor<strong>de</strong>n met<br />

vermelding van plaatsen en jaartallen. Als dat allemaal echt waar zou zijn, dan<br />

moesten <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n wel bezaaid zijn met een dicht woud van schoeisel! Maar<br />

alweer gaat het om een hogere, algemenere waarheid. Bedoeld is steeds dat <strong>de</strong><br />

vluchten<strong>de</strong> partij verschrikkelijk laf was. En die laarzen vormen bijna een<br />

cliché-formulering, een gemeenplaats, om dat aan te geven.<br />

Uit het leven gegrepen<br />

En wat moeten we <strong>de</strong>nken van al die waarschuwingen <strong>voor</strong> stelend volk, gericht tot<br />

een publiek dat op een marktplein naar een toneelopvoering staat te kijken? Vaak<br />

eindigt het <strong>voor</strong>woord daarmee, bij toneelstukken die ons uit <strong>de</strong> vijftien<strong>de</strong> en zestien<strong>de</strong><br />

eeuw bewaard zijn. Dat gebeurt bij<strong>voor</strong>beeld in Jan van <strong>de</strong>n Berghe's klucht Hanneken<br />

Leckertant uit 1541:<br />

Maar hoort, <strong>voor</strong>dat we beginnen, naar wat wij u verzekeren:<br />

Beschermt uw geldbui<strong>de</strong>ls goed tegen zakkenrollers-praktijken,<br />

Dan behoeft ge niet bevreesd te zijn <strong>voor</strong> ongelukken,<br />

Of <strong>voor</strong> een dief die met uw geld zal gaan strijken.<br />

Ook dit is een gemeenplaats gewor<strong>de</strong>n, die ooit een betekenis heeft gehad maar<br />

vervolgens is gaan functioneren als stemmingmakerij. Het gaat dan lijken op het<br />

vleien van het publiek, in <strong>de</strong> zin van: u bent een aardig en beschaafd publiek, en<br />

alleen zulke mensen kunnen ons spel op waar<strong>de</strong> schatten. Bij <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse<br />

rid<strong>de</strong>repiek gebeur<strong>de</strong> dat al door aan het begin te zeggen dat <strong>de</strong> tekst niet bestemd<br />

is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> oren van onbeschaaf<strong>de</strong> boerenpummels. Die moeten maar weggaan. En<br />

dus bleef ie<strong>de</strong>reen staan. En misschien wordt die steelwaarschuwing zo algemeen,<br />

dat het alleen maar gaat betekenen: nu volgt dus een toneelopvoering, wij gaan met<br />

het spel beginnen. Een zelf<strong>de</strong> verschijnsel zien we op al die schil<strong>de</strong>rijen van vrolijke<br />

boerenkermissen en bruiloften uit <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> eeuw. Het lijkt net uit het leven<br />

gegrepen. Maar als je goed kijkt, zie je dat op al die schil<strong>de</strong>rijen steeds <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />

personen en situaties zijn uitgebeeld. Daarbij hoort ook een jongetje dat <strong>de</strong> beurs<br />

snijdt van iemand die naar een kwakzalver, tan<strong>de</strong>ntrekker of toneelopvoering staat<br />

te kijken!<br />

Literatuur is nooit waar. Ze geeft een interpretatie van <strong>de</strong> werkelijkheid. Daarmee<br />

wordt lering verstrekt, inzicht, ontroering en verstrooiing. De werkelijkheid wordt<br />

veran<strong>de</strong>rd. En zo bevalt zij ons beter. Of juist helemaal<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


87<br />

niet. Dat hangt af van onze waar<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> tekst. Bij dit spel wor<strong>de</strong>n technieken<br />

en formuleringen gebruikt die we thans niet of nauwelijks meer kennen. Datzelf<strong>de</strong><br />

geldt <strong>voor</strong> het i<strong>de</strong>ëngoed waaruit geput wordt. Willen we iets van literatuur uit het<br />

verle<strong>de</strong>n begrijpen, dan moeten we ons met die hele omgeving en techniek vertrouwd<br />

maken. Van hoe <strong>de</strong> schrijver het <strong>de</strong>ed tot aan hoe het publiek stond te luisteren of<br />

zat te lezen. An<strong>de</strong>rs is er weinig aan.<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


Literatuuropgave<br />

88<br />

Per hoofdstuk wordt wat literatuur gegeven waarin meer materiaal, inzicht en<br />

discussiestof zijn te vin<strong>de</strong>n over <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerpen. Om re<strong>de</strong>n van<br />

toegankelijkheid is dit beperkt tot Ne<strong>de</strong>rlandstalig werk. De genoem<strong>de</strong> publikaties<br />

verwijzen zelf weer door naar buitenlandse studies. Ten <strong>de</strong>le functioneert <strong>de</strong><br />

literatuuropgave ook als verantwoording <strong>voor</strong> het gepresenteer<strong>de</strong>. Maar dat is niet<br />

het uitgangspunt geweest bij <strong>de</strong> samenstelling ervan.<br />

I<br />

De inleidingen bij enkele <strong>de</strong>eltjes uit <strong>de</strong> serie tekstedities Populaire Literatuur bij<br />

uitg. Coutinho te Mui<strong>de</strong>rberg bevatten discussiestof over <strong>de</strong> omgang met <strong>de</strong><br />

Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse literatuur; het gaat om De blauwe schuit, uitgeg. door H. Pleij<br />

(1981 2 ), De pastoor van Kalenberg, uitgegeven door H. van Kampen e.a. (1981) en<br />

Een nyeuwe clucht boeck, uitgegeven door H. Pleij e.a. (1983). Voorbeel<strong>de</strong>n van<br />

an<strong>de</strong>re courante tekstedities zijn: Het esbattement van <strong>de</strong>n appelboom, ingeleid door<br />

W. Waterschoot (1979); De Borchgravinne van Vergi, uitgegeven door R.<br />

Jansen-Sieben (19792); Karel en<strong>de</strong> Elegast, uitgegeven door A.M. Duinhoven (1982);<br />

Mariken van Nieumeghen, ingeleid door D. Coigneau (1982); Van <strong>de</strong>n vos Reynaer<strong>de</strong>,<br />

uitgegeven door F. Lulofs (1983); Robrecht <strong>de</strong> duyvel, uitgegeven door R. Resoort<br />

(1980); Lod. van Velthem, De Gul<strong>de</strong>nsporenslag, uitgegeven door W. Waterschoot<br />

(1979); Het zal koud zijn in 't water als 't vriest; zestien<strong>de</strong>-eeuwse parodieën op<br />

gedrukte jaar<strong>voor</strong>spellingen, uitgegeven door H. van Kampen e.a. (1980). Als<br />

<strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n van recente vertalingen in mo<strong>de</strong>rn Ne<strong>de</strong>rlands kunnen genoemd wor<strong>de</strong>n:<br />

Ha<strong>de</strong>wijch, Het visioenenboek, uitgegeven met een hertaling door H.W.J. Vekeman<br />

(1980); Penninc en Pieter Vostaert, Roman van Walewein, vertaling door R.J. Wols<br />

(1983); Jan van Ruusbroec, Werken, oorspronkelijke tekst met vertaling door Lod.<br />

Moereels (1976-80), 9 dln.; Tijl<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


89<br />

Uilenspiegel, vertaling door Arjaan van Nimwegen (1979); Willem, Over <strong>de</strong> vos<br />

Reinaert, vertaling door Arjaan van Nimwegen (1979).<br />

Opmerkingen over bena<strong>de</strong>ringswijzen zijn ook te vin<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> inleiding en het<br />

nawoord bij H. Pleij, Het gil<strong>de</strong> van <strong>de</strong> Blauwe Schuit; literatuur, volksfeest en<br />

burgermoraal in <strong>de</strong> late mid<strong>de</strong>leeuwen(1983 2 ). Zie eveneens <strong>de</strong> bijdrage van F.<br />

Lulofs (‘Non-conformisme in <strong>de</strong> Reynaert?’) in Non-conformisten (1972). Een<br />

mo<strong>de</strong>lbena<strong>de</strong>ring wordt gepresenteerd in Truwanten, uitgegeven door een werkgroep<br />

van Brusselse en Utrechtse neerlandici (1978); commentaar daarop heeft H. Pleij,<br />

‘Hoe interpreteer je een mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse tekst’, in: Spektator 6(1976/7), 337-49.<br />

Zie van <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> auteur ook: De wereld volgens Thomas van <strong>de</strong>r Noot (1982).<br />

Binnenkort verschijnt Historische letterkun<strong>de</strong>: facetten van vakbeoefening, red. M.<br />

Spies (1984).<br />

Een belangrijk hulpmid<strong>de</strong>l bij het lezen van Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse teksten is J.<br />

Verdam, Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandsch handwoor<strong>de</strong>nboek (1961); sinds kort bestaat daar een<br />

supplement op van J.J. van <strong>de</strong>r Voort van <strong>de</strong>r Kleij (1983). J.M. van <strong>de</strong>r Horst, Kleine<br />

mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse syntaxis (1981) geeft een eenvoudige grammatica van het<br />

Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlands.<br />

Als je systematisch wilt zoeken naar literatuur over on<strong>de</strong>rwerpen uit <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

letterkun<strong>de</strong> kun je het best beginnen bij A.M.J. van Buuren e.a., Vermakelijk<br />

bibliografisch ganzenbord (1983 5 ): het boekje bevat zelf een handleiding over <strong>de</strong><br />

hantering ervan. De Bibliografie van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse taal- en literatuurwetenschap<br />

registreert vanaf 1965 systematisch ook alle artikelen en boeken op het gebied van<br />

<strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse letterkun<strong>de</strong>. Het tijdschrift Literatuur (Utrecht, Hes uitgevers),<br />

dat vanaf januari 1984 verschijnt, bevat in elk nummer één of meer bijdragen over<br />

<strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse literatuur.<br />

II<br />

Het meest recente overzicht van <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse letterkun<strong>de</strong> geeft G. Knuvel<strong>de</strong>r,<br />

Handboek tot <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlandse letterkun<strong>de</strong>, <strong>de</strong>el I (1970 5 ). Een<br />

overzicht van <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse geschie<strong>de</strong>nis is te vin<strong>de</strong>n in H.P.H. Jansen,<br />

MId<strong>de</strong>leeuwse geschie<strong>de</strong>nis <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n (1979 6 ), en in <strong>de</strong> meest uitgebrei<strong>de</strong><br />

vorm in <strong>de</strong> <strong>de</strong>len 1 tot en met 6 van <strong>de</strong> Algemene Geschie<strong>de</strong>nis <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n<br />

(1977/83); daarin komen tevens zeer uitvoerige literatuuropgaven <strong>voor</strong>.<br />

Standaardwerken over <strong>de</strong> relatie tussen literatuur, beel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> kunst en geschie<strong>de</strong>nis<br />

zijn die van J. Huizinga, Herfsttij <strong>de</strong>r mid<strong>de</strong>leeuwen (1940 5 ), en van A. Hauser,<br />

Sociale geschie<strong>de</strong>nis van <strong>de</strong> kunst in mid<strong>de</strong>leeuwen en renaissance (1959). Een<br />

overzicht van toneel in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen geeft H. Pleij, ‘Volksfeest en toneel in <strong>de</strong><br />

mid<strong>de</strong>leeuwen’ in: De revisor 3 (l976), nr. 6, 52-63; 4(1977), nr. 1, 34-41. Veel<br />

auteurs, teksten, genres, motieven en begrippen uit <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse letterkun<strong>de</strong><br />

komen aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> in <strong>de</strong><br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


90<br />

Mo<strong>de</strong>rne Encyclopedie van <strong>de</strong> Wereldliteratuur (1980-...). Zie ver<strong>de</strong>r ook on<strong>de</strong>r I.<br />

III<br />

P.F.J. Obbema's bijdrage (‘De overlevering van <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse letterkun<strong>de</strong>’)<br />

in <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l Literatuur en samenleving in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen (1976) geeft een overzicht<br />

van <strong>de</strong> bronnenproblematiek. Veel van <strong>de</strong> gedrukte bronnen van vóór 1500<br />

(incunabelen) wor<strong>de</strong>n uitvoerig besproken in De vijfhon<strong>de</strong>rdste verjaring van <strong>de</strong><br />

boekdrukkunst in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n, tentoonstellingscatalogus (1973).<br />

IV<br />

De bijdrage van M.J.M. <strong>de</strong> Haan (‘Voorlezen en luisteren in <strong>de</strong> 13e eeuw’) in <strong>de</strong><br />

bun<strong>de</strong>l Literatuur en samenleving in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen (1976) schetst <strong>de</strong> <strong>voor</strong>naamste<br />

problemen inzake <strong>de</strong> aard van onze handschriften. De overgang van luisteren naar<br />

lezen komt aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> in H. Pleij, ‘Is <strong>de</strong> laat-mid<strong>de</strong>leeuwse literatuur in <strong>de</strong> volkstaal<br />

vulgair?’, in: Populaire literatuur, on<strong>de</strong>r red. van J. Fontijn (1974).<br />

V<br />

De betekenis van <strong>de</strong> Karel-epiek wordt dui<strong>de</strong>lijk aangegeven in W.P. Gerritsen, ‘Het<br />

beeld van feodaliteit en rid<strong>de</strong>rschap in mid<strong>de</strong>leeuwse literatuur’, in: Bijdragen en<br />

me<strong>de</strong><strong>de</strong>lingen betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n 89 (1974), 241-61. Een<br />

goe<strong>de</strong> indruk van <strong>de</strong> Artur-epiek verschaft <strong>de</strong> ruim van toelichting <strong>voor</strong>ziene<br />

bloemlezing van M. Draak, Arthur en zijn tafelron<strong>de</strong> (1979). De bijdragen van W.P.<br />

Gerritsen (‘Wat is hoofsheid? Contouren van een mid<strong>de</strong>leeuws cultuurverschijnsel’),<br />

J.D. Janssens (‘Hoofsheid en gesproken woord in <strong>de</strong> rid<strong>de</strong>rroman’) en F.P. van<br />

Oostrom (‘Maecenaat en mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse letterkun<strong>de</strong>’) in <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l Hoofsheid<br />

en <strong>de</strong>votie in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse maatschappij, ed. J.D. Janssens (1982) geven een<br />

goed inzicht in <strong>de</strong> betekenis van het begrip ‘hoofsheid’; ook <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re bijdragen zijn<br />

van belang. Een vergelijkbare bun<strong>de</strong>l is Hoofse cultuur; studies over een aspect van<br />

<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse cultuur, on<strong>de</strong>r red. van R.E.V. Stuip en C. Vellekoop; in het<br />

bijzon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> bijdrage van F.P. van Oostrom (‘Hoofse cultuur en literatuur’) is<br />

verhel<strong>de</strong>rend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse letterkun<strong>de</strong>. Dezelf<strong>de</strong> auteur bena<strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

problematiek van hoofsheid en maecenaat (opdrachtgevers) nog eens in twee korte,<br />

afzon<strong>de</strong>rlijk verschenen publikaties: Reinaert primair; over het geïnten<strong>de</strong>er<strong>de</strong> publiek<br />

en <strong>de</strong> oorsprokelijke functie van Van <strong>de</strong>n vos Reinaer<strong>de</strong> (1983), en Beatrijs en<br />

tweefasenstructuur (1983).<br />

VI<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


De literatuur in <strong>de</strong> stad komt aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> in H. Pleij, Het gil<strong>de</strong> van <strong>de</strong> Blauwe<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


91<br />

Schuit; literatuur, volksfeest en burgermoraal in <strong>de</strong> late mid<strong>de</strong>leeuwen (1983 2 ); daar<br />

wordt ook <strong>de</strong> betekenis van teksten over maatschappelijk drijfhout besproken; al<br />

eer<strong>de</strong>r schreef daarover, op aanstekelijke wijze, D.Th. Enklaar, Varen<strong>de</strong> luy<strong>de</strong>n;<br />

studies over <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse groepen van onmaatschappelijken in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n<br />

(1973 3 ). De problematiek van literatuur en burgermoraal wordt aan <strong>de</strong> hand van het<br />

fonds van een boekdrukker behan<strong>de</strong>ld in H. Pleij, De wereld volgens Thomas van<br />

<strong>de</strong>r Noot: boekdrukker en uitgever te Brussel in het eerste kwart van <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong><br />

eeuw (1982).<br />

De bijdragen van L. Dresen-Coen<strong>de</strong>rs (‘De strijd om <strong>de</strong> broek’) en H. Pleij (‘Wie<br />

wordt er bang <strong>voor</strong> het boze wijf?’) in het themanummer Vrouw en literatuur van<br />

De revisor (IV nr. 6, 1977) bespreken het beeld van <strong>de</strong> vrouw in <strong>de</strong> laatmid<strong>de</strong>leeuwse<br />

literatuur.<br />

Literatuur als medicijn tegen melancholie wordt aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> gesteld in <strong>de</strong> inleiding<br />

van <strong>de</strong> teksteditie Een nyeuwe clucht boeck, uitgegeven door H. Pleij e.a. (1983). De<br />

teksteditie De pastoor van Kalenberg, uitgegeven door H. van Kampen e.a. (1981),<br />

besteedt in <strong>de</strong> inleiding aandacht aan <strong>de</strong> behoefte om wijsheid in <strong>de</strong> zin van handigheid<br />

uit te drukken in schelmenverhalen.<br />

VII<br />

Het probleemveld van regels en betekenissen wordt aan <strong>de</strong> hand van veel tekstpassages<br />

en studies verkend in H. Pleij, ‘Over <strong>de</strong> betekenis van mid<strong>de</strong>lne<strong>de</strong>rlandse teksten’,<br />

in: Spektator 10(1980/1), 299-339; zie ook van <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> auteur ‘De sociale functie<br />

van humor en trivialiteit op het re<strong>de</strong>rijkerstoneel’, in: Spektator 5 (1975/6), 108-27;<br />

‘Jozef als pantoffelheld; opmerkingen over <strong>de</strong> relatie tussen literatuur en mentaliteit<br />

in <strong>de</strong> late mid<strong>de</strong>leeuwen’, in: Symposion 3(1981), nrs. 1/2, 66-81.<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


Chronologische tabel<br />

1100<br />

1200<br />

1300<br />

1100<br />

1200<br />

1300<br />

ca. 1190<br />

1200-1268<br />

92<br />

ca. 1220-ca. 1300<br />

ca. 1230-ca. 1290<br />

ca. 1250<br />

1279-ca. 1350<br />

ca. 1300<br />

ca. 1350-ca. 1408<br />

ca. 1300<br />

ca. 1320<br />

1339<br />

Auteurs<br />

Hendrik van Vel<strong>de</strong>ke<br />

Beatrijs van Nazareth<br />

Jacob van Maeerlant<br />

Die<strong>de</strong>ric van Assene<strong>de</strong><br />

Ha<strong>de</strong>wijch<br />

Jan van Boendale<br />

Hein van Aken<br />

Willem van Hil<strong>de</strong>gaersberch<br />

Bronnen<br />

Ou<strong>de</strong>naardse rijmboek (o.a.<br />

heiligenlevens, Dietsche Cato,<br />

Boec van Se<strong>de</strong>n)<br />

Lancelot-compilatiehandschrift<br />

(o.a. Perchevael, Moriaen, Die<br />

wra<strong>de</strong> van Ragisel, Torec)<br />

Gronings-Zutfense-hs. (o.a.<br />

Rijmbijbel en strofische<br />

gedichten van Jacob van<br />

Maerlant)<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


1100<br />

1200<br />

1300<br />

ca. 1350<br />

1350/1400<br />

1006<br />

1096<br />

1168-1190<br />

1189<br />

1256-1296<br />

1267-1294<br />

1278-1305<br />

1302<br />

1312-1355<br />

1337-1453<br />

Ferguut-hs. (o.a. Ferguut, Floris<br />

en<strong>de</strong> Blamchefloer, Esopet,<br />

Dietsche Doctrinale)<br />

Walewein-hs. (Walewein,<br />

Heinric en<strong>de</strong> Margriete van<br />

Limborch)<br />

Natuurken<strong>de</strong>-hs. (o.a.<br />

Natuurkun<strong>de</strong> van het Geheelal,<br />

Der naturen bloeme van Jacob<br />

van Maerlant)<br />

Gruuthuse-hs. (o.a. Kerelslied,<br />

Egidiuslied, an<strong>de</strong>re wereldlijke<br />

lie<strong>de</strong>ren berijm<strong>de</strong> gebe<strong>de</strong>n,<br />

allegorische gedichten)<br />

Historische gebeurtenissen<br />

Slag bij Hastings: Willem <strong>de</strong><br />

Veroveraar (van Normandië)<br />

sticht Anglonormandische rijk<br />

Eerste Kruistocht (Godfried van<br />

Bouillon)<br />

Filips van <strong>de</strong> Elzas, graaf van<br />

Vlaan<strong>de</strong>ren<br />

Der<strong>de</strong> Kruistocht (Richard<br />

Leeuwenhart)<br />

Floris V, graaf van Holland<br />

Jan I, hertog van Brabant<br />

Gwij<strong>de</strong> van Dampierre, graaf<br />

van Vlaan<strong>de</strong>ren<br />

Gul<strong>de</strong>nsporenslag<br />

Jan III, hertog van Brabant<br />

Hon<strong>de</strong>rdjarige Oorlog tussen<br />

Frankrijk en Engeland<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


1400<br />

1500<br />

93<br />

ca. 1370-1428<br />

ca. 1430-1482<br />

ca. 1450-1517<br />

ca. 1480-1556<br />

ca. 1490-1550<br />

1493-1575<br />

ca. 1500-1559<br />

ca. 1505-ca. 1578<br />

1534-1584<br />

1539-1595<br />

1540-1598<br />

ca. 1374<br />

ca. 1375<br />

ca. 1380/1425<br />

Auteurs<br />

Dirc Potter<br />

Anthonis <strong>de</strong> Roovere<br />

Jan Smeken<br />

Comlis Everaert<br />

Matthijs Casteleyn<br />

Anna Bijns<br />

Jan van <strong>de</strong> Berghe<br />

Eduard <strong>de</strong> Dene<br />

Lucas <strong>de</strong> Heere<br />

Jan van <strong>de</strong> Noot<br />

Marnix van St. Al<strong>de</strong>gon<strong>de</strong><br />

Bronnen<br />

Beatrijs-hs. (o.a. Beatrijs,<br />

Dietsche Doctrinale,<br />

Heimelicheit <strong>de</strong>r<br />

heimeliche<strong>de</strong>n van Jacob<br />

van Maerlant)<br />

Dyckse-hs. (o.a. Reynaert,<br />

Der naturen bloeme van<br />

Jacob van Maerlant)<br />

Comburgse-hs. (o.a. Die<br />

Rose, strofische gedichten<br />

van Jacob van Maerlant,<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


1400<br />

ca. 1496<br />

1500<br />

ca. 1515<br />

ca. 1400<br />

ca. 1410<br />

ca. 1450<br />

ca. 1480<br />

1486/88<br />

ca. 1490<br />

Elckerlijc<br />

ca. 1500<br />

Mariken van Nieumeghen<br />

ca. 1519<br />

1528<br />

1544<br />

1567<br />

Sidrac, Brandaen,<br />

Reynaert)<br />

Melibeus-hs. (o.a.<br />

Melibeus, Jans Teestye van<br />

Jan van Boendale, Boec<br />

<strong>de</strong>r wraken, Saladine van<br />

Hein van Aken)<br />

Hulthemse-hs. (o.a. abele<br />

spelen, kluchten, Brandaen,<br />

Borchgravinne van Vergi,<br />

Tprieel van Troyen,<br />

Theophilus, berijm<strong>de</strong><br />

gebe<strong>de</strong>n, boer<strong>de</strong>n,<br />

minnedichten, fabels,<br />

lie<strong>de</strong>ren, stichtelijke<br />

teksten)<br />

Van vrouwen en<strong>de</strong> van<br />

minne-hs. (o.a. Blauwe<br />

Schuit, Van <strong>de</strong>n kaerlen,<br />

boer<strong>de</strong>n)<br />

Hil<strong>de</strong>gaersberch-hs. (o.a.<br />

Gedichten van Willem van<br />

Hil<strong>de</strong>gaersberch, Der<br />

minne loep van Dirc<br />

Potter)<br />

Karel en<strong>de</strong> Elegast<br />

De vier heemskin<strong>de</strong>ren<br />

Bormans-hs. (o.a.<br />

Roelandslied-fragm.,<br />

Jonathas en<strong>de</strong><br />

Rosafiere-fragm.,<br />

wereldlijke lie<strong>de</strong>ren,<br />

spotsermoen, gedichten)<br />

Ulenspieghel<br />

Anna Bijns, Refereynen<br />

Een schoon lie<strong>de</strong>kens<br />

boeck (‘Antwerps<br />

Liedboek’)<br />

Jan van <strong>de</strong>r Noot, Het<br />

Bosken<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


1400<br />

1500<br />

1419-1467<br />

1467-1477<br />

1493-1519<br />

1515-1555<br />

1568<br />

Historische gebeurtenissen<br />

Filips <strong>de</strong> Goe<strong>de</strong>, hertog van<br />

Bourgondië<br />

Karel <strong>de</strong> Stoute, hertog van<br />

Bourgondië<br />

Maximiliaan I, keizer van<br />

Duitsland<br />

Karel V<br />

Begin Tachtigjarige Oorlog<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen


Lijst van illustraties<br />

94<br />

1. Scaecspul (1483): Paris, Bibl. Nat.<br />

2. hs. Van vrouwen en<strong>de</strong> van minne (ca.. 1450): 's-Gravenhage, Kon. Bibl.<br />

3. Sinte Kunera (ca. 1488): Darmstadt, Lan<strong>de</strong>sbibl.<br />

4. Hystorie van Olyvier van Castillen (ca. 1510): Leuven, Universiteitsbibl.<br />

5. hs. Rijmbijbel van Jacob van Maerlant (ca. 1300): Brussel, Kon. Bibl.<br />

6. Uit: M. <strong>de</strong> Meyer, Volksprenten in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n, 1400-1900 (1970), p. 11.<br />

7. Won<strong>de</strong>rlijcke oorlogben van <strong>de</strong>n (...) Keyser Maximiliaen (ca. 1531): Brussel,<br />

Kon. Bibl.<br />

8. Coninck Karel en<strong>de</strong> Elegast (ca. 1550): Brussel, Kon. Bibl.<br />

9. hs. Lancelot-compilatie (ca. 1320): 's-Gravenhage, Kon. Bibl.<br />

10. hs. Traité sur l'oraison dominicale van Jean Miélot (ca. 1457): Brussel, Kon.<br />

Bibl.<br />

11. Der IX Quaesten warachtighe historien (1528): Gent, Universiteitsbibl.<br />

12. (Seb. Brant), Dit is <strong>de</strong>r zotten en<strong>de</strong> <strong>de</strong>r narren scip (1500): Paris, Bibl. Nat.<br />

13. Van <strong>de</strong>n Hinnen tastere (ca. 1550): Wolfenbüttel, Herzog August Bibl.<br />

14. (Colijn Caillieu), Tdal son<strong>de</strong>r we<strong>de</strong>rkeeren (1528): Brussel, Kon. Bibl.<br />

15. Die jeeste van Julius Cesar (ca. 1490): 's-Gravenhage, Kon. Bibl.<br />

16. Broe<strong>de</strong>r Russche (ca. 1520): Brussel, Kon. Bibl.<br />

Herman Pleij, Het literaire leven in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!