23.08.2013 Views

Bestemmingsplan - Gemeente Emmen

Bestemmingsplan - Gemeente Emmen

Bestemmingsplan - Gemeente Emmen

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Zwartemeer


Inhoudsopgave<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

Toelichting 5<br />

Hoofdstuk 1 Inleiding 5<br />

1.1 Aanleiding tot nieuw bestemmingsplan 5<br />

1.2 Ligging plangebied 5<br />

1.3 Huidige planologische regelingen 6<br />

1.4 Opzet bestemmingsplan 7<br />

1.5 Overzicht verricht onderzoek 7<br />

Hoofdstuk 2 Beleid 8<br />

2.1 Inleiding 8<br />

2.2 <strong>Gemeente</strong>lijk beleid 8<br />

2.3 Regionaal beleid 11<br />

2.4 Provinciaal beleid 12<br />

2.5 Rijksbeleid 14<br />

2.6 Conclusie 15<br />

Hoofdstuk 3 Onderzoeken 16<br />

3.1 Archeologie en monumenten 16<br />

3.2 Ecologie 17<br />

3.3 Fysieke veiligheid 20<br />

3.4 Milieu 23<br />

3.5 Watertoets 27<br />

Hoofdstuk 4 Stedenbouwkundige structuur 37<br />

4.1 Ontstaansgeschiedenis 37<br />

4.2 Stedenbouwkundige hoofdstructuur 41<br />

4.3 Verkeersstructuur 46<br />

4.4 Groenstructuur 48<br />

4.5 Bevolkingsstructuur 53<br />

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten van het bestemmingsplan 55<br />

5.1 Algemeen 55<br />

5.2 Inventarisatie 55<br />

5.3 Plantoelichting, verbeelding en regels 55<br />

5.4 Toelichting op de bestemmingen 56<br />

5.5 Handhaving 65<br />

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke betrokkenheid 66<br />

6.1 Opstartbijeenkomst 66<br />

6.2 Overleg ex. artikel 3.1 Bro en zienswijzen 66<br />

6.3 Zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan 66<br />

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid 67<br />

Bijlagen bij de toelichting 69<br />

Bijlage 1 Nota van beantwoording 71<br />

Bijlage 2 Huidige planologische regelingen 79<br />

Bijlage 3 Archeologie 83<br />

Bijlage 4 Groenstructuur Zwartemeer 157<br />

Bijlage 5 Akoestisch onderzoek Zwartemeer 161<br />

Bijlage 6 Tankenlijst 185<br />

Bijlage 7 Secundair bluswater 189<br />

Bijlage 8 Raadsvoorstel en raadsbesluit 193<br />

2 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

Regels 201<br />

Hoofdstuk 1 Inleidende regels 202<br />

Artikel 1 Begrippen 202<br />

Artikel 2 Wijze van meten 209<br />

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 210<br />

Artikel 3 Agrarisch 210<br />

Artikel 4 Bedrijf - Milieucategorie 2 213<br />

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorzieningen 217<br />

Artikel 6 Bedrijf- Verkooppunt motorbrandstoffen 218<br />

Artikel 7 Bedrijventerrein 221<br />

Artikel 8 Cultuur en ontspanning - Kinderboerderij 225<br />

Artikel 9 Gemengd 226<br />

Artikel 10 Groen 229<br />

Artikel 11 Horeca - 1 231<br />

Artikel 12 Horeca - 3 234<br />

Artikel 13 Maatschappelijk 237<br />

Artikel 14 Maatschappelijk - Begraafplaats 239<br />

Artikel 15 Maatschappelijk - Onderwijs 241<br />

Artikel 16 Maatschappelijk - Religie 243<br />

Artikel 17 Sport 246<br />

Artikel 18 Tuin 248<br />

Artikel 19 Verkeer 249<br />

Artikel 20 Verkeer - Verblijfsgebied 250<br />

Artikel 21 Water 252<br />

Artikel 22 Wonen - Aaneengebouwd 253<br />

Artikel 23 Wonen - Twee aaneen 257<br />

Artikel 24 Wonen - Vrijstaand 261<br />

Hoofdstuk 3 Algemene bepalingen 265<br />

Artikel 25 anti-dubbeltelregel 265<br />

Artikel 26 algemene bouwregels 266<br />

Artikel 27 algemene gebruiksregels 267<br />

Artikel 28 algemene aanduidingsregels 268<br />

Artikel 29 algemene afwijkingsregels 270<br />

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 271<br />

Artikel 30 Overgangsrecht 271<br />

Artikel 31 Slotregel 272<br />

Bijlagen bij de regels 273<br />

Bijlage 1 Staat van Inrichtingen 275<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 3


estemmingsplan Zwartemeer<br />

4 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


Toelichting<br />

Hoofdstuk 1 Inleiding<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

1.1 Aanleiding tot nieuw bestemmingsplan<br />

Vanwege de wettelijke plicht om bestemmingsplannen iedere 10 jaar te herzien, is voor de kern<br />

Zwartemeer een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Dit bestemmingsplan heeft in de eerste plaats als<br />

doel de bestaande situatie planologisch opnieuw vast te leggen.<br />

Ten tweede moet het bestemmingsplan de bestaande situatie voorzien van een adequaat en actueel<br />

ruimtelijk en juridisch kader. Hierbij is gelet op de wensen en bebouwingseisen van deze tijd.<br />

Een derde doelstelling van het bestemmingsplan is dat het plan helder, eenduidig interpreteerbaar,<br />

handhaafbaar en toetsbaar moet zijn. Doordat nieuwe bestemmingsplannen helderder en eenduidiger<br />

worden opgesteld, sluiten zij aan bij één van de doelstellingen van deregulering die het college zich<br />

heeft gesteld.<br />

1.2 Ligging plangebied<br />

De plangrens wordt grotendeels bepaald door de plangrenzen van de huidige bestemmingsplannen en<br />

door natuurlijke elementen in combinatie met de overgang tussen de kern / wijk en het buitengebied.<br />

Het bestemmingsplangebied Zwartemeer ligt aan de Duitse grens en is het meest oostelijke dorp van de<br />

gemeente <strong>Emmen</strong> in de zuid-oosthoek van Drenthe. Het wordt globaal begrensd door het dorp<br />

Klazienaveen in het westen, de A-37 in het noorden, Duitsland in het oosten en het natuurreservaat<br />

Bargerveen in het zuiden.<br />

Figuur 1-1: Ligging plangebied<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 5


Figuur 1-2: Indicatieve ligging plangebied<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

1.3 Huidige planologische regelingen<br />

Het voorliggende bestemmingsplan vervangt bestemmingsplannen geheel:<br />

95.047, Zwartemeer Centrum (HOP), vastgesteld 10-09-1998, goedgekeurd 17-11-1998;<br />

99.100, Zwartemeer Centrum 1e gedeeltelijke wijziging, vastgesteld 13-07-1999, goedgekeurd<br />

01-01-2002;<br />

01.061, Zwartemeer Centrum 2e gedeeltelijke wijziging, vastgesteld 03-07-2001, goedgekeurd<br />

01-01-2002;<br />

87.017, Zwartemeer Kamerlingswijk/Nieuwewijk, vastgesteld 31-01-1991, goedgekeurd 10-06-1991;<br />

07.044, Zwartemeer Zuidwest IV, vastgesteld 26-06-2008, goedgekeurd 18-09-2008;<br />

en bestemmingsplannen gedeeltelijk:<br />

86.202, Klazienaveen Linten Kloostermanswijk/Langestraat, vastgesteld 27-06-1991, goedgekeurd<br />

15-10-1991;<br />

84.250, Buitengebied <strong>Emmen</strong>, vastgesteld 16-07-1987, goedgekeurd 01-03-1988.<br />

Daarnaast zijn diverse bouwinitiatieven met een buitenplanse (ex art. 19 WRO) en binnenplanse (ex art.<br />

15 WRO) vrijstellingprocedures mogelijk gemaakt. Bij het van kracht worden van het bestemmingsplan<br />

zullen de in het bovenstaande schema genoemde bestemmingsplannen (alsmede de aanvullende<br />

bebouwingsvoorschriften), voor zover zij vallen binnen het plangebied, hun rechtskracht verliezen en door<br />

dit bestemmingsplan Zwartemeer worden vervangen.<br />

Een overzicht met daarop een indicatie van de ligging van de oude bestemmingsplannen is als PDF<br />

bestand achter hoofdstuk 7 toegevoegd als bijlage.<br />

6 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


1.4 Opzet bestemmingsplan<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de<br />

bestemmingsverbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met bestemming dan wel een<br />

aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot<br />

slot wordt in de plantoelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.<br />

1.5 Overzicht verricht onderzoek<br />

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan is een archeologisch historisch onderzoek verricht:<br />

archeologisch historisch onderzoek, De Steekproef, 2005-6/3, betreffende de veengebieden. De<br />

conclusies uit dit onderzoek zijn verwerkt in de toelichting. In dit bestemmingsplan zijn echter geen<br />

ontwikkelingen aan de orde waarvoor uitgebreid onderzoek aan de orde is, daarom kan worden volstaan<br />

met het in beeld brengen van de huidige omgevingssituatie. In hoofdstuk 3 wordt daarom ingegaan op<br />

deze omgevingsaspecten.<br />

Verder is er ten behoeve van het wegverkeerslawaai een akoestisch onderzoek verricht door<br />

Ingenieursbureau Spreen (rapport 20100343) voor de volgende wegen: Zuidervaart OZ, Eemslandweg,<br />

Verlengde Van Echtenskanaal NZ, Klemstrook en Kamerlingswijk WZ/Hogeweg. De verkeersgegrvens<br />

m.b.t. de A37 zijn aangeleverd door Rijkswaterstaat.<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 7


Hoofdstuk 2 Beleid<br />

2.1 Inleiding<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de hoofdlijnen van het beleid op landelijk, regionaal, provinciaal en<br />

gemeentelijk niveau. De algemene beleidskaders van de verschillende beleidsvelden komen hier stuk<br />

voor stuk aan de orde, evenals de doorvertaling naar het plangebied, voor zover deze te maken valt.<br />

2.2 <strong>Gemeente</strong>lijk beleid<br />

2.2.1 Ruimtelijk/economisch beleid<br />

Structuurvisie gemeente <strong>Emmen</strong> 2020, Veelzijdigheid troef<br />

De structuurvisie <strong>Emmen</strong> 2020, Veelzijdigheid Troef, vastgesteld op 24 september 2009 is opgesteld als<br />

ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota <strong>Emmen</strong> 2020, vastgesteld door de raad<br />

in september 2001.<br />

De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente <strong>Emmen</strong> weer.<br />

Tevens dient de structuurvisie om bedrijven, instellingen en andere overheden uit te nodigen tot en te<br />

stimuleren om passende, gewenste activiteiten en investeringen te doen die aansluiten op de<br />

weergegeven ambities en ruimtelijke mogelijkheden. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur<br />

van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer,<br />

werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald deze zijn als<br />

volgt:<br />

Thema Koers<br />

Landschap Versterken van het landschap door in te zetten op bebossing van de Hondsrug,<br />

het vrijwaren van de steilrand, het koesteren van de openheid, de herkenbaarheid<br />

van de kanalenstructuur te vergroten, de beekdalen te herstellen en het gebruik<br />

van de essen te vergroten.<br />

Duurzaamheid Het benoemen van het uitgebreide kanalenstelsel en de beekdalen voor de<br />

berging van water. Specifiek betreft het hier de Buma Marchienawijk/<br />

Sleenerstroom en het Schoonebeekerdiep. Het herstel van de beekdalen<br />

combineert de verbetering van de waterkwaliteit met noodberging, alsmede<br />

versterking van het landschap. Een tweetal gebieden is benoemd als mogelijk<br />

zoekgebied. De term 'mogelijk zoekgebied' betekent dat deze relatief onbebouwde<br />

gebieden een mogelijke toekomstige geschiktheid kennen voor de berging van<br />

water. Deze geschiktheid dient behouden te blijven, maar is alleen nodig indien<br />

scenario's met een verdergaande klimaatverandering hiertoe aanleiding geven.<br />

Verkeer Voor de externe bereikbaarheid wordt ingezet op verdubbeling van de N34<br />

(<strong>Emmen</strong>-Zuid tot <strong>Emmen</strong>-centrum) en de N862 en optimalisering van het spoor<br />

naar Zwolle en Twente.<br />

Interne bereikbaarheid: opwaarderen van de Rondweg door de stroomfunctie te<br />

verbeteren en onderzoek doen naar de verbeteropties van de Hondsrugweg.<br />

8 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

Werken Naast de geplande uitbreidingen tot 2015 zijn geen nieuwe uitbreiding van<br />

bedrijventerreinen. Voor woon-werkcombinaties is behalve op de Meerdijk op<br />

termijn ruimte langs de as naar Nieuw Amsterdam, op Pollux IV en in<br />

Emmer-Compascuum (mits passend<br />

binnen de milieucontouren). Voor kantoren en zorg ('cure') wordt aangesloten op<br />

bestaande plannen en locaties. Ingezet wordt op een verknoping van nieuwe en<br />

aanwezige leisurevoorzieningen. Voor wat betreft glastuinbouw vindt inzet plaats<br />

op herstructurering van<br />

oudere delen. Omstreeks 2012 wordt de ruimtevraag naar glastuinbouw opnieuw<br />

in beeld gebracht. Daarbij past ook bezinning op mogelijk andere functies in het<br />

Rundedal. Tenslotte de koers voor de landbouw: schaalvergroting in<br />

landbouwgebieden (zone 1 en 2 uit het POP) mogelijk maken in aansluiting op<br />

het landschap. Daar waar de landbouw in de knel komt wordt ingezet op<br />

alternatieven.<br />

Wonen Vanuit de structuurvisie vindt aansluiting plaats op het bestaande<br />

bouwprogramma (zie ook woonplan). Voor fase 2 en 3 van de Delftlanden vindt<br />

een verbijzondering plaats en wordt gericht op meer landelijke en dorpse<br />

woonmilieus. Naast een kwaliteitsimpuls van de bestaande woningen wordt<br />

ingezet op wervende woonmilieus, te weten: water/lintwonen tussen Barger- en<br />

Emmer Compascuum, boswonen op de Hondsrug en erfwonen in het zuidelijk<br />

deel van de gemeente.<br />

Voorzieningen Inzet op versterking van de centrumfunctie van <strong>Emmen</strong> en behoud bestaande<br />

ruimtelijke structuur niet-commerciële voorzieningen. Bij natuurlijke<br />

wijzigingsmomenten inzetten op versterking van de kwaliteit en efficiënte<br />

bundeling.<br />

Veiligheid Scheiding van risicovolle en kwetsbare activiteiten. Voor risicovolle activiteiten is<br />

ruimte op bedrijventerreinen Bargermeer, de Vierslagen en A37.<br />

Ruimtelijke waardenkaart<br />

In het kader van het Uitvoeringsprogramma Structuurvisie is een Ruimtelijke Waardenkaart ontwikkeld.<br />

De Ruimtelijke Waardenkaart schetst de volgende gewenste ontwikkelingen die van belang zijn voor de<br />

groenstructuur van de kern Zwartmeer:<br />

Kanalen ontwikkelen tot voorkanten. Tot dragers waaraan nieuwe ontwikkelingen trots en zelfbewust<br />

kunnen plaatsvinden;<br />

De achterkanten van dorpen en linten als 'voorkanten van het landschap';<br />

Het 'veenlopen' als Drentse tegenhanger van het 'wadlopen'.<br />

Beleidsnotitie "Bouwen in de Linten"<br />

Op 7 juli 2005 heeft de gemeenteraad de beleidsnotitie "Bouwen in de Linten" vastgesteld. De<br />

beleidsnotitie geeft het onderzoek weer naar de ruimtelijke kaders en criteria die bij de beoordeling van<br />

verzoeken tot incidentele woningbouw in de linten moeten worden gehanteerd. In de beleidsnotitie is een<br />

balans gezocht tussen het incidenteel toevoegen van woningen enerzijds en het behoud van de waarde<br />

en karakteristiek van het landschap anderzijds.<br />

Het doel van de beleidsnotitie "Bouwen in de Linten" is het verkrijgen van een helder ruimtelijk kader<br />

voor het toetsen van nieuwe aanvragen voor het bouwen van woningen binnen lintbebouwingen in de<br />

gemeente <strong>Emmen</strong>.<br />

In de beleidsnotitie zijn ruimtelijke criteria verwoord. Bij de ruimtelijke ontwikkeling van de linten dient<br />

een afweging te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de kernen, en anderzijds het belang<br />

van het landschap. De ruimtelijke criteria zijn ook vertaald in kaarten.<br />

In de eerste plaats is bepaald wat de begrenzingen van de kernen zijn en wat de linten binnen en buiten<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 9


de kernen zijn.<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

Als vervolgstap is voor de linten buiten de kernen bepaald welke delen onlosmakelijk met het landschap<br />

zijn verbonden en welke delen met de kern zijn verbonden. De linten kunnen worden onderverdeeld in<br />

"landschapsgerelateerde linten" en in "dorpsgerelateerde linten".<br />

In de beleidsnota is aandacht besteed aan de relatie tussen de beleidsnotitie "Bouwen in de Linten" en<br />

de actualisering van de bestemmingsplannen. De resultaten van de beleidsnotitie "Bouwen in de linten"<br />

dienen te worden overgenomen in de te actualiseren bestemmingsplannen, met dien verstande, dat in<br />

de te actualiseren bestemmingsplannen de resultaten van de beleidsnota niet automatisch één op één<br />

worden overgenomen. Voordat de uitkomsten van de notitie worden meegenomen in de te actualiseren<br />

bestemmingsplannen moet worden gekeken of de huidige situatie aanleiding geeft voor het aanpassen<br />

van de uitkomsten van de notitie bouwen in de linten.<br />

De huidige situatie is niet veranderd ten opzichte van de situatie tijdens het opstellen van de<br />

beleidsnotitie "Bouwen in de Linten". Er is dus geen reden om af te wijken van het gestelde in de<br />

beleidsnotitie "Bouwen in de Linten".<br />

2.2.2 Verkeersbeleid<br />

<strong>Gemeente</strong>lijk Verkeer en Vervoersplan (GVVP)<br />

Het huidige <strong>Gemeente</strong>lijk Verkeer en Vervoersplan (GVVP) is vastgesteld in 2000. In het<br />

uitvoeringsprogramma van Structuurvisie Veelzijdigheid Troef, structuurvisie gemeente <strong>Emmen</strong> (2020),<br />

wordt het voornemen uitgesproken om het GVVP uit 2000 te herzien en af te stemmen op het<br />

Provinciaal Verkeer en Vervoersplan uit 2007. Tevens is de gemeente bezig met het opstellen van nieuw<br />

parkeerbeleid. Vooralsnog is het huidige GVVP van kracht.<br />

De gemeente <strong>Emmen</strong> ondersteunt, net als bijna alle andere wegbeheerders van Nederland, de<br />

uitgangspunten van Duurzaam Veilig. Dit is bekrachtigd door een landelijk convenant te ondertekenen.<br />

Duurzaam Veilig is een systeembenadering met als doel een optimale afstemming te bereiken tussen<br />

de functie van de weg, de vormgeving en het gebruik ervan door de weggebruiker. Hiermee wordt beoogd<br />

onbedoeld gebruik van de weg, conflicten met hoge snelheids- en richtingsverschillen, en ook onzeker<br />

gedrag te voorkomen.<br />

2.2.3 Recreatiebeleid<br />

In juni 2007 is de kadernota Kampeerbeleid gemeente <strong>Emmen</strong> vastgesteld. Deze kadernota geeft aan<br />

hoe de gemeente <strong>Emmen</strong> aan zijn eigen kampeerbeleid invulling geeft na intrekking van de Wet op de<br />

Openluchtrecreatie (WOR). De kadernota vormt de basis voor het formuleren van voorwaarden en regels<br />

binnen relevante bestemmingsplannen en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).<br />

Als uitwerking op de kadernota Kampeerbeleid heeft de gemeente <strong>Emmen</strong> het facetbestemmingsplan<br />

"Kleinschalig kamperen gemeente <strong>Emmen</strong>" opgesteld. In dit facetbestemmingsplan zijn bepalingen<br />

opgenomen ten gunste van kleinschalig kamperen. In dit bestemmingsplan is geen camping gevestigd<br />

waar kleinschalig wordt gekampeerd.<br />

2.2.4 Woonbeleid<br />

In het in 2002 vastgestelde "Woonplan <strong>Emmen</strong> 2020" is het woonbeleid voor de gemeente <strong>Emmen</strong><br />

vastgelegd. Dit beleidsplan is de uitwerking van de "Strategienota <strong>Emmen</strong> 2020", waarin in grote lijnen<br />

de ambities van de gemeente <strong>Emmen</strong> zijn vastgelegd onder andere voor wat betreft het thema "Wonen".<br />

Het Woonplan bevat een totaalprogramma uitbreiding, inbreiding en herstructurering, dat is opgesteld op<br />

basis van een gemeentebrede kwantitatieve en kwalitatieve behoefteberekening en is uitgewerkt tot op<br />

het niveau van de afzonderlijke kernen en grote wijken binnen de gemeente. Het Woonplan is recentelijk<br />

op onderdelen geactualiseerd en eind mei 2007 samen met de nota 'Zorgeloos Wonen, wonen met zorg<br />

en welzijn in <strong>Emmen</strong>' door de Raad vastgesteld.<br />

Het gemeentelijk woonbeleid wordt in 2010 herzien. de ontwikkelingen op de woningmarkt en de<br />

verwachte toekomstige bevolkingsontwikkeling (krimp en vergrijzing) maken dat bijstelling van het beleid<br />

nodig is. Er komt een groter accent te liggen op behoud en versterking van de kwaliteit van bestaande<br />

wijken en dorpen (inbreiding en herstructurering).<br />

10 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


2.2.5 Welstandsbeleid<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

Bouwwerken moeten voldoen aan "redelijke eisen van welstand". Een zogenaamde<br />

Welstandscommissie beoordeeld bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandcriteria opgenomen<br />

in de Welstandsnota. Donderdag 16 december 2010 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota<br />

vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de redelijke eisen van welstand zijn. Dit betekent dat<br />

gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling wel past bij de omgeving.<br />

Het bestemmingsplan en de welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit.<br />

Het bestemmingsplan geeft aan wat, hoeveel, in welke vorm en waar er gebouwd mag worden. Het<br />

welstandsbeleid geeft aan hoe het gebouw er uit mag komen te zien. Dit wil zeggen dat het<br />

welstandsbeleid moet voorkomen dat er gebouwen gebouwd worden die afbreuk doen aan de omgeving.<br />

Het nieuwe welstandsbeleid heeft zo min mogelijk regels. Voor de meeste gebieden geldt de<br />

zogenaamde basis welstand. Alleen voor gevels die te zien zijn vanaf de openbare weg of het openbaar<br />

gebied is een welstandstoets nodig. Voor winkelcentra, het centrum van <strong>Emmen</strong>, monumenten,<br />

bijzondere gebouwen en locaties geldt uitgebreide welstand. Dit wil zeggen dat alle zijden van het<br />

gebouw moeten voldoen aan de welstandseisen.<br />

2.3 Regionaal beleid<br />

2.3.1 Agenda voor de Veenkoloniën<br />

Op verzoek van de minister van LNV onderzocht de commissie Structuurversterking Veenkoloniën<br />

(commissie-Hoekstra) in 2001 de problemen in de Veenkoloniën. Dat waren er drie: eenzijdigheid,<br />

afhankelijkheid en een negatief imago.<br />

Als antwoord op het advies van de Commissie Hoekstra heeft de regio De Agenda voor de Veenkoloniën<br />

opgesteld. Deze is in april 2002 verschenen.<br />

Negen Drentse (waaronder <strong>Emmen</strong>) en Groningse gemeenten, twee waterschappen en twee provincies<br />

werken samen in de stuurgroep Agenda voor de Veenkoloniën.<br />

In april 2008 presenteerde de Agenda voor de Veenkoloniën haar programma voor de komende vier jaar.<br />

Dit programma bouwt voort op het basisdocument van 2002. Het nieuwe Gebiedsprogramma van de<br />

Agenda voor de Veenkoloniën biedt ondernemers, overheden, onderwijsinstellingen, onderzoekcentra en<br />

de omgeving (5 O's) een kans meer kwaliteit te geven aan de sociaaleconomische structuur van de<br />

Veenkoloniën. Het nieuwe Gebiedsprogramma, heeft als belangrijkste doel: Wonen, werken, recreëren<br />

en innoveren in een kansrijke en unieke open ruimte. Daarnaast ligt er de uitdaging in te spelen op de<br />

veranderingen in de landbouw en die kwaliteiten die wel degelijk in grote mate aanwezig zijn in de<br />

Veenkoloniën als het waardevolle cultuurlandschap, de sociale vitaliteit en rust, ruimte en openheid.<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 11


estemmingsplan Zwartemeer<br />

Figuur 2-1: Gebied Agenda voor de Veenkoloniën<br />

2.4 Provinciaal beleid<br />

2.4.1 Omgevingsvisie Drenthe<br />

Tijdens de vergadering van Provinciale Staten op 2 juni 2010 is het nieuwe omgevingsbeleid voor de<br />

komende tien jaar vastgesteld. Het omgevingsbeleid is hét strategische kader voor de<br />

ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe tot 2020. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal<br />

document waarin de voor de provincie vier wettelijke planvormen zijn samengenomen:<br />

1. de provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening;<br />

2. het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer;<br />

3. het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;<br />

4. het provinciaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer.<br />

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk- economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot<br />

2020. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij<br />

de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is. Daarnaast zijn er zaken uitgelicht<br />

die van provinciaal belang worden geacht. Deze zijn:<br />

1. het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten rust, ruimte, natuur, landschap,<br />

oorspronkelijkheid, veiligheid, naoberschap, menselijke maat, kleinschaligheid (Drentse schaal);<br />

12 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

2. het behouden en versterken van de biodiversiteit door het realiseren van de Ecologische<br />

hoofdstructuur (EHS);<br />

3. het beschermen van de kwaliteit van lucht, water en bodem en het verbeteren van de<br />

verkeersveiligheid, waterveiligheid en externe veiligheid;<br />

4. het streven naar voldoende, gevarieerde, aantrekkelijke en vitale vestigingsmogelijkheden op<br />

regionale bedrijventerreinen en andere stedelijke werklocaties en het bieden van voldoende<br />

ontwikkelingsmogelijkheden in het landelijk gebied voor landbouw, recreatie en toerisme en<br />

bedrijvigheid;<br />

5. het ontwikkelen van een adequate strategie voor krimpgebieden, met aandacht voor wonen,<br />

leefbaarheid, bereikbaarheid en arbeid;<br />

6. het maken van bovenlokale afspraken over aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die<br />

voorzien in de woonvraag;<br />

7. het streven naar steden met een onderscheidende identiteit, gebaseerd op historische of<br />

gebiedskenmerken waardoor de stedelijke centra gedifferentieerde blijven;<br />

8. het ontwikkelen en behouden van robuuste stedelijke netwerken, waardoor de steden<br />

samenhangen, samenwerken en complementair zijn;<br />

9. de kwaliteit en kwantiteit van (grond)water;<br />

10. het benutten van de mogelijkheden voor duurzame energieopwekking en -distributie en tevens het<br />

besparen van energie, het zorgvuldige gebruik van de ondergrond voor de energiewinning, de opslag<br />

van CO2, groen gas en aardgas en de energie-infrastructuur;<br />

11. het creëren van voorwaarden voor een duurzame ontwikkeling van de mobiliteit in samenhang met<br />

het creëren van betrouwbaarheid van (inter)regionale netwerken voor auto, openbaar vervoer, fiets en<br />

goederen door de lucht en over weg, spoor en water evenals de verknoping met de (inter)nationale<br />

netwerken;<br />

12. de Ecologische Hoofdstructuur, de verschillende Drentse landschapstypen en de diversiteit in<br />

landschapstypen;<br />

13. het verbinden van stad en land door het verweven van de gebruiksfuncties, landbouw, natuur en<br />

water in het landelijk gebied en het benutten van de kernkwaliteiten voor de plattelandseconomie;<br />

14. sport- en cultuurparticipatie en de infrastructuur die hiervoor nodig is;<br />

Voor al deze zaken geldt dat de provincie van mening is dat het ruimtelijke belang het gemeentelijk<br />

niveau overstijgt en de provincie hier haar verantwoordelijk voor heeft. De provincie zal dan ook een<br />

standpunt innemen over het gemeentelijke ruimtelijke plan indien een van de genoemde onderwerpen in<br />

het ruimtelijke plan voorkomt.<br />

Provinciale Ecologische Hoofdstructuur<br />

Natuurgebieden in Nederland zijn erg versnipperd. De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) heeft als doel<br />

om natuurgebieden te vergroten en met elkaar te verbinden. Door verbindingen tussen natuurgebieden te<br />

maken, kunnen planten en dieren zich gemakkelijker verspreiden over meer gebieden. Hierdoor zijn<br />

deze gebieden beter bestand tegen negatieve milieu-invloeden. In grotere natuurgebieden kunnen<br />

bovendien meer soorten planten en dieren leven. De EHS bestaat uit:<br />

bestaande natuurgebieden, reservaten, natuurontwikkelingsgebieden en zogenaamde robuuste<br />

verbindingen;<br />

landbouwgebieden met mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer (beheergebieden);<br />

grotere wateren (zoals de kustzone van de Noordzee, het IJsselmeer en de Waddenzee).<br />

De EHS wordt in principe afgestemd op planologische ontwikkelingen. Dit betekent echter wel dat<br />

ruimtelijke ingrepen in de EHS met een negatief effect op de EHS in principe niet zijn toegestaan.<br />

Onder voorwaarden kan hiervan worden afgeweken.<br />

Het gebied rondom Zwartemeer is in die zin ecologisch waardevol omdat het een gebied is met wijken<br />

dat waarden heeft voor ganzen, zwanen en steltlopers. Een gedeelte van het gebied tussen de Hoge<br />

Weg en De Panden onderdeel is geworden van de PEHS. Bovendien is de Runde als onderdeel van de<br />

PEHS aangemerkt.<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 13


Figuur 2-2: PEHS Zwartemeer en omgeving<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

Volgens de basiskaart voor de Cultuur Historische Waardenkaart (CHW) van de provincie Drenthe zijn<br />

de Verlengde Hoogeveensche Vaart, de Kamerlingswijk, Verlengde Oosterdiep, het stukje Hoofdwijk III,<br />

de Verlengde Dorpshuiswijk en de Verlengde Meerwijk en alle daarop uitkomende wijken<br />

cultuurhistorisch waardevolle topografische lijnelementen. Datzelfde geldt voor de bomenrijen langs de<br />

Verlengde Hoogeveensche Vaart, Kamerlingswijk WZ, de Barriereweg en de bomenrij aan de oostelijke<br />

kanaalzijde van de Verlengde Oosterdiep. De houtwal aan de oostkant van het sportterrein is eveneens<br />

cultuur historisch waardevol. Datzelfde geldt voor het bos behorend bij het sportlandgoed.<br />

2.5 Rijksbeleid<br />

2.5.1 Ruimtelijk beleid<br />

Voor het plangebied Zwartemeer geldt dat het ruimtelijke rijksbeleid geen directe invloed heeft op de<br />

inrichting van het plangebied. De Nota Ruimte, met als titel "Ruimte voor ontwikkeling" is een<br />

strategische nota van het Rijk, waarin de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland<br />

zijn vastgelegd. In deze Nota gaat het om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met<br />

een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke<br />

hoofdstructuur van Nederland (RHS) een belangrijke rol zal spelen. De nota heeft vier algemene doelen:<br />

versterken van de economie (oplossen van ruimtelijke knelpunten), krachtige steden en een vitaal<br />

platteland (bevordering leefbaarheid en economische vitaliteit in stad en land), waarborging van<br />

waardevolle groengebieden (behouden en versterken natuurlijke, landschappelijke en culturele waarden)<br />

en veiligheid (voorkoming van rampen).<br />

14 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

De Nota Ruimte gaat uit van een heldere verdeling van verantwoordelijkheden tussen rijk en decentrale<br />

overheden. Het nieuwe beleid sluit hiermee aan bij de uitgangspunten van het ruimtelijk beleid, die onder<br />

meer tot uiting komen in het decentrale planningsstelsel, met een centrale rol voor de gemeentelijke<br />

bestemmingsplannen. In het nieuwe beleid focust het Rijk zich meer dan voorheen op gebieden en<br />

netwerken die van nationaal belang zijn. De afzonderlijke nota's (zoals bijv. Nota Mobiliteit, De Agenda<br />

Vitaal Platteland) op de desbetreffende onderdelen van ruimtelijk beleid zijn samengevoegd tot één Nota<br />

Ruimte. De kern Emmer-Compascuum valt hier niet onder.<br />

In het nieuwe AMvB Ruimte stelt het kabinet kaders voor de ontwikkeling van het ruimtelijke gebied in<br />

Nederland. In de realisatieparagraaf geeft het kabinet aan welke nationale ruimtelijke belangen het wil<br />

verwezenlijken. Daarbij wordt onder meer ingezet op zuinig ruimtegebruik, de bescherming van<br />

kwetsbare gebieden (nationale landschappen en Ecologische Hoofdstructuur) en voor bescherming van<br />

het land tegen overstromingen en wateroverlast. In de realisatieparagraaf benoemt het kabinet ruim 30<br />

nationale ruimtelijke belangen en de instrumenten om die uit te voeren. Daarvan komt een aantal in de<br />

algemene maatregel van bestuur, de AMvB Ruimte.<br />

De realisatieparagraaf krijgt de status van structuurvisie. Hij wordt toegevoegd aan de Nota Ruimte en<br />

overige planologische kernbeslissingen (PKB's).<br />

2.6 Conclusie<br />

Het rijksbeleid werkt nauwelijks rechtstreeks door in het plangebied. Hierdoor is het bestemmingsplan<br />

in directe zin niet in strijd met het rijksbeleid.<br />

Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt op zijn beurt<br />

weer de input voor het gemeentelijk beleid. Voor het voorliggende bestemmingsplan kan geconcludeerd<br />

worden dat dit passend is in het provinciale beleid.<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 15


Hoofdstuk 3 Onderzoeken<br />

3.1 Archeologie en monumenten<br />

3.1.1 Archeologie<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

Per 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 gewijzigd ter uitvoering van het verdrag van Malta.<br />

Het verdrag vraagt om bescherming van het archeologisch bodemarchief tegen bodemverstoringen als<br />

gevolg van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De Monumentenwet verplicht gemeenten om bij het<br />

opstellen van nieuwe planologische regelingen rekening te houden met de te verwachten en de<br />

aanwezige archeologische waarden. Behoud van die waarden is het uitgangspunt.<br />

Archeologiebeleid<br />

Inmiddels heeft de provincie Drenthe nieuw aanvullend archeologiebeleid opgesteld. Op grond van<br />

inhoudelijke overwegingen en expert judgement hanteert de provincie Drenthe een<br />

vrijstellingsmogelijkheid van 500 m². Daarbij dienen de volgende uitgangspunten te worden gehanteerd:<br />

het gaat om het totaal aan te verstoren bodemoppervlak binnen een plangebied of bouwblok van een<br />

samenhangend project dat niet opgedeeld kan worden in deeluitwerkingen;<br />

de vrijstelling geldt voor gebieden met een lage (alleen beekdalen), middelhoge en hoge<br />

archeologische verwachtingswaarde, zoals aangegeven op de IKAW, tenzij binnen een afstand van<br />

50 meter een AMK-terrein aanwezig is;<br />

de vrijstelling geldt niet voor bekende vindplaatsen die op de AMK van Drenthe staat aangegeven;<br />

uitzondering hierop zijn de historische kernen die op de AMK staan aangegeven als 'terrein van<br />

hoge archeologische waarde'. Voor deze terreinen is een vrijstelling van 70 m² mogelijk.<br />

Archeologisch onderzoek is niet vereist als het gaat om herbouw met dezelfde maatvoering als het<br />

oorspronkelijke bouwwerk, dat wil zeggen dat de funderingen dezelfde horizontale en verticale<br />

afmetingen hebben of wanneer werkzaamheden vergunningvrij kunnen worden uitgevoerd. Indien de<br />

provinciale ontheffingsbevoegdheid niet van toepassing is op de voorgenomen bodemverstoring moet<br />

door de veroorzaker een inventariserend archeologisch veldonderzoek wordt uitgevoerd. Dit onderzoek<br />

kan aangeven of het gebied vrij van archeologie is of dat er waarden zijn waar rekening mee dient<br />

worden gehouden. Totdat de <strong>Gemeente</strong> <strong>Emmen</strong> zelf onderbouwd archeologiebeleid heeft vastgesteld, is<br />

het provinciaal beleid van toepassing en verwoord in de regels.<br />

3.1.1.1 Archeologische monumenten<br />

Binnen het plangebied liggen geen (beschermde) archeologisch monumenten. Ook ligt 50 meter buiten<br />

het plangebied geen archeologisch monument.<br />

3.1.1.2 Archeologische verwachtingswaarde<br />

In het kader van het actualiseren van bestemmingsplannen heeft de gemeente <strong>Emmen</strong> het onderzoek-<br />

en adviesbureau "de Steekproef" gevraagd om een archeologisch bureauonderzoek uit te voeren. Naar<br />

aanleiding van dit onderzoek is op basis van het huidige en historische landgebruik en de bekende<br />

archeologische waarden een gespecificeerde IKAW voor het plangebied opgesteld. Op deze<br />

gespecificeerde IKAW is het plangebied aangewezen als een gebied met een lage en voor een klein<br />

gedeelte een middelhoge trefkans.<br />

3.1.2 Monumenten<br />

3.1.2.1 Rijksmonumenten<br />

Op grond van de Monumentenwet 1988 kan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)<br />

objecten aanwijzen als beschermd rijksmonument. In het plangebied zijn objecten aangewezen als<br />

beschermd rijksmonument.<br />

Eemslandweg 133 (overheidsgebouw);<br />

Hogeweg 50 (kerk);<br />

Kamerlingswijk WZ 136 (kerkelijke dienstwoning).<br />

16 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


3.1.2.2 Provinciale monumenten<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

Maart 2009 is de provinciale monumentenlijst Drenthe gepubliceerd. Op deze provinciale<br />

monumentenlijst staan geen objecten die in het plangebied liggen.<br />

3.1.2.3 <strong>Gemeente</strong>lijk monumenten<br />

lijst voorkomende objecten aangewezen als gemeentelijk monument. Op deze monumentenlijst staan<br />

drie objecten die in het plangebied liggen.<br />

Eemslandweg 26 (villaboerderij);<br />

Eemslandweg 43 (winkelwoning);<br />

Verlengde Van Echtenskanaal NZ 33 (gereformeerde zaalkerk).<br />

3.2 Ecologie<br />

Normstelling en beleid<br />

Gebiedsbescherming<br />

Ten aanzien van de gebiedsbescherming is met name de op 1 oktober 2005 in werking getreden<br />

Natuurbeschermingswet van belang. In deze wet is de bescherming van natuurgebieden die zijn<br />

aangewezen onder de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen geregeld (de zogenaamde Natura<br />

2000-gebieden). Daarnaast kunnen op grond van de Natuurbeschermingswet gebieden van nationaal<br />

belang worden aangewezen: Beschermde Natuurmonumenten. Ten aanzien van activiteiten in de<br />

omgeving van deze gebieden, dient te worden beoordeeld of deze activiteiten "significant negatieve<br />

effecten" kunnen veroorzaken.<br />

Ecologische Hoofdstructuur<br />

Naast gebieden die zijn aangewezen op grond van de Natuurbeschermingswet dient rekening te worden<br />

gehouden met het provinciaal beleid ten aanzien van gebieden die zijn gelegen binnen de Ecologische<br />

Hoofdstructuur (EHS). De EHS heeft als doel natuurgebieden te vergroten en te verbinden. Voor<br />

ontwikkelingen binnen de EHS geldt het "nee-tenzij principe", hetgeen betekent dat ontwikkelingen<br />

geen afbreuk mogen doen aan de natuurlijke kenmerken van het gebied. Indien vernietiging of verstoring<br />

van de EHS plaats vindt, dient ten allen tijde compensatie plaats te vinden.<br />

Soortenbescherming<br />

De Flora- en faunawet is in werking getreden op 1 april 2002. Op grond van de wet geldt een algemeen<br />

verbod op het verwijderen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van<br />

voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten. Artikel 75 van de wet<br />

voorziet in een aantal gevallen in een mogelijkheid tot ontheffing. Deze gevallen zijn verder uitgewerkt in<br />

het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantsoorten.<br />

Beschermd gebied Bargerveen<br />

De zuidzijde van Zwartemeer grenst aan het Milieubeschermingsgebied Bargerveen. Dit gebied is tevens<br />

aangewezen als Natuur-, Stilte- en Habitat/Vogelrichtlijngebied. Dit betekent dat planontwikkelingen en<br />

-uitwerkingen nader getoetst dienen te worden aan Europese- en nationale wetgeving. Het Bargerveen<br />

maakt onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), het plangebied zelf valt buiten deze<br />

begrenzing.<br />

Het Bargerveen is een binnen Nederland uniek restant hoogveen. In het gebied komt een groot aantal<br />

zeldzame soorten voor, die kenmerkend zijn voor hoogveen. De aanwezigheid van de bijzondere milieus<br />

en van open water, gecombineerd met de openheid van het landschap en de rust in het gebied, maken<br />

het gebied van internationaal belang voor onder meer vogels. De bijzondere beschermingsstatus en de<br />

aanwezigheid van bijzondere plant- en diersoorten hebben de volgende consequenties:<br />

Het resterende hoogveen is erg gevoelig voor verdroging. In het gebied worden en zijn diverse<br />

maatregelen getroffen om verdere verdroging te voorkomen. Maar ook activiteiten buiten het gebied<br />

kunnen effecten hebben op de waterstand in het Bargerveen. In overleg met het waterschap en de<br />

terreinbeherende organisatie zal de reikwijdte van ingrepen in het hydrologische systeem in en<br />

rondom het Bargerveen bepaald en op kaart ingetekend moeten worden. De reikwijdte is de afstand<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 17


estemmingsplan Zwartemeer<br />

tot waar een bepaalde ingreep in het hydrologische systeem invloed heeft op het Bargerveen. Deze<br />

afstand wordt bepaald door hydrologische parameters als de weerstand van (eventueel aanwezige)<br />

slecht doorlatende lagen in de bodem en het doorlatend vermogen van het watervoerend pakket.<br />

Om de stilte in het gebied te bewaren heeft de provincie een geluidscontour rond het gebied<br />

aangegeven. Activiteiten die de waarden van de contour overschrijden, zijn verboden.<br />

Om het Bargerveen donker te kunnen houden, moeten activiteiten die lichtverstoring in het gebied<br />

kunnen veroorzaken, hierop onderzocht worden. Het gaat dan bijvoorbeeld om het aanbrengen van<br />

straatverlichting of de verlichting van sportvelden.<br />

Activiteiten die de overige abiotische omstandigheden negatief beïnvloeden, zijn niet toegestaan.<br />

Het gaat dan bijvoorbeeld om vervuiling en vermesting.<br />

Een deel van de vogels foerageert in de omgeving van het Bargerveen. Om deze vliegbewegingen<br />

niet te belemmeren wordt het oprichten van hoge windmolens niet toegestaan.<br />

Voor het Bargerveen zal een beheerplan door de provincie worden opgesteld. In dit beheerplan wordt<br />

vastgelegd welke bestaande activiteiten zonder vergunning zijn toegestaan en welke activiteiten niet.<br />

Aanwezige beschermde soorten Bargerveen<br />

De bebouwde kom vormt voor diverse soorten planten en dieren een geschikt leefgebied. Hieronder zijn<br />

veel soorten die door de Flora- en faunawet beschermd worden. Voor een deel van deze soorten geldt<br />

een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Deze soorten zijn in een wetswijziging (AmvB) op de Flora-<br />

en faunawet geplaatst in tabel 1. Voor de soorten die in deze AmvB in tabel 2 en 3 zijn genoemd, geldt<br />

geen ontheffing bij ruimtelijke ontwikkelingen.<br />

Tabel I. Soorten waarvan de nesten jaarrond zijn beschermd<br />

Roofvogels Uilen Overige soorten<br />

Boomvalk Kerkuil* Gierzwaluw*<br />

Buizerd* Oehoe Grote gele kwikstaart<br />

Havik Ransuil* Huismus*<br />

Slechtvalk* Steenuil* Ooievaar*<br />

Sperwer Roek*<br />

Wespendief<br />

Zwarte wouw<br />

* Soorten die mogelijk kunnen broeden binnen de bebouwde kom<br />

Tabel II. Soorten waarvan de nesten niet jaarrond zijn beschermd, inventarisatie wel gewenst<br />

Spechten Overige soorten<br />

Groene specht* Blauwe reiger*<br />

Grote bonte specht* Bonte vliegenvanger*<br />

Kleine bonte specht* Boomklever*<br />

Zwarte specht Boomkruiper*<br />

Draaihals Ekster*<br />

Uilen Gekraagde roodstaart*<br />

Bosuil* Glanskop*<br />

Ruigpootuil Grauwe vliegenvanger*<br />

Roofvogels Hop*<br />

18 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

Torenvalk* Ijsvogel*<br />

Zeearend Kleine vliegenvanger*<br />

Eenden Koolmees*<br />

Brilduiker* Kortsnavelboomkruiper<br />

Eidereend Pimpelmees*<br />

Zwaluwen Raaf<br />

Boerenzwaluw* Spreeuw*<br />

Huiszwaluw* Tapuit<br />

Oeverzwaluw Zwarte kraai*<br />

Zwarte mees<br />

Zwarte roodstaart*<br />

* Soorten die mogelijk kunnen broeden binnen de bebouwde kom<br />

Bij ruimtelijke ingrepen moet vooraf onderzocht worden of de ingreep negatieve gevolgen heeft voor<br />

soorten uit tabel 2 of 3. In Zwartemeer gaat het dan om vleermuizen, vogels, steenmarter, poelkikker,<br />

levendbarende hagedis, veldspitsmuis en adder. Hierover het volgende:<br />

In de bebouwde kom van Zwartemeer kunnen vleermuizen een verblijfplaats hebben. Diverse soorten<br />

hebben een kraam-, zomer- en/of winterverblijfplaats in huizen of andere gebouwen. Andere soorten<br />

hebben verblijfplaatsen in bomen;<br />

Een groot aantal vogels broedt binnen de bebouwde kom. Zij hebben nesten in tuinen,<br />

groenvoorzieningen en gebouwen. Veel van deze soorten zijn weinig storingsgevoelig en bouwen elk<br />

jaar een nieuw nest. Enkele soorten, waaronder bijvoorbeeld de kerkuil, maken jaarrond gebruik van<br />

hetzelfde nest;<br />

De steenmarter komt steeds meer voor in de bebouwde kom. Deze bouwt nesten in huizen en<br />

schuurtjes. Zijn verblijfplaats bevindt zich vooral in huizen, leegstaande gebouwen en<br />

rommelhoekjes;<br />

In (de directe omgeving van) Zwartemeer zijn waarnemingen gedaan van rugstreeppad. Dit is een<br />

pioniersoort. Braakliggende terreintjes in het dorp kunnen (tijdelijk) geschikte leef- en zelfs<br />

voortplantingsgebieden vormen;<br />

Aanwezige waterelementen (sloten, poeltjes) kunnen (tijdelijke) voortplantings- of verblijfplaatsen van<br />

heikikker en poelkikker vormen;<br />

In de directe omgeving van Zwartemeer komen adders voor. Adders zijn zeer plaatstrouw en<br />

migreren weinig. Het lijkt daarmee onwaarschijnlijk dat de soort in het dorp voorkomt;<br />

De levendbarende hagedis is waargenomen in de nabije omgeving van Zwartemeer. Deze soort leeft<br />

bij voorkeur op enigszins vochtige heide of heide met vennen en in structuurrijke weg- en<br />

spoorbermen en ruigten. Omdat geschikte biotopen voor de levendbarende hagedis zeer<br />

waarschijnlijk ontbreken in het dorp Zwartemeer, is het aannemelijk dat de soort hier niet voorkomt;<br />

Veldspitsmuizen kunnen in Zwartmeer met name aangetroffen worden langs bermen, in tuinen, bij<br />

composthopen en in struikgewas.<br />

De aanwezigheid van bovengenoemde soorten betekent dat bij alle ruimtelijke ontwikkelingen<br />

onderzocht moet worden of de ingreep een negatief gevolg heeft voor één van deze soorten. Het gaat<br />

daarbij vooral om:<br />

het slopen of verbouwen van een woning of gebouw;<br />

het kappen van bomen met holtes of vogelnesten;<br />

het dempen van natte landschapselementen;<br />

het bouwrijp maken en bebouwen van braakliggende grond;<br />

het verwijderen van groenvoorzieningen.<br />

Ten aanzien van de omgang met de steenmarter heeft de gemeente een beheerplan opgesteld. De<br />

initiatiefnemer van een ingreep is verantwoordelijk voor het onderzoek naar de aanwezigheid van<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 19


eschermde soorten.<br />

3.3 Fysieke veiligheid<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

Bij het begrip (externe) veiligheid kan men denken aan de bescherming tegen risico's die men loopt in<br />

de nabijheid van inrichtingen, leidingen en wegen waar incidenten kunnen voorkomen waarbij gevaarlijke<br />

stoffen betrokken zijn of andere gevaarlijke situaties kunnen ontstaan (bijv. knappen van<br />

hoogspanningsdraden).<br />

Normstelling en beleid<br />

Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI)<br />

Op risicovolle inrichtingen is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing. Bij het<br />

beoordelen van plannen dient bekeken te worden of voor de burgers het minimum beschermingsniveau<br />

gehandhaafd wordt/blijft (plaatsgebonden risico). Voor de risicocontour van het plaatsgebonden risico<br />

(PR) geldt, dat in een straal van 10¯ 6 per jaar geen kwetsbare (grenswaarde) en beperkt kwetsbare<br />

(richtwaarde) objecten gebouwd mogen worden.<br />

Daarnaast dient de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers expliciet te worden afgewogen en<br />

verantwoord (groepsrisico). Voor het groepsrisico (GR) geldt dat onderbouwing van het risico dient<br />

plaats te vinden als:<br />

het groepsrisico ten opzichte van de voorgaande berekening verhoogd is;<br />

het groepsrisico boven de gestelde oriëntatiewaarde uitkomt.<br />

Bij deze verantwoording is het van belang dat de afdeling DPR van de Brandweer betrokken wordt bij de<br />

afweging van risico's en onderbouwing.<br />

Voor het vaststellen van het besluit dient het bestuur van de Regionale Brandweer Drenthe in de<br />

gelegenheid gesteld te worden advies uit te brengen over het groepsrisico en de mogelijkheden tot<br />

voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval.<br />

Vanuit de brandweer is richting gegeven aan het beoogde veiligheidsniveau van (de gebouwen in)<br />

Zwartemeer. Hierbij is getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid,<br />

bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen welke onderdeel zijn van<br />

de veiligheidsketen.<br />

3.3.1 Beleidsuitgangspunten veiligheid <strong>Emmen</strong><br />

Voor de ontwerpstructuurvisie "Structuurvisie gemeente <strong>Emmen</strong> 2020, veelzijdigheid troef" zijn<br />

beleidsuitgangspunten op veiligheidsgebied geformuleerd.<br />

<strong>Emmen</strong> wenst een gemeente te zijn waarin een ieder veilig woont. Hier tegenover staat dat <strong>Emmen</strong> dé<br />

industriestad van het Noorden is en in de toekomst een gemeente wil blijven waarin economie,<br />

bedrijvigheid en werkgelegenheid hoog in het vaandel staan. De gemeente wil dus ruimte bieden voor<br />

zowel wonen als werken. Door voor een Gebiedsgerichte Benadering te kiezen kan een acceptabele<br />

invulling worden gegeven aan beide ambities. Door binnen de gemeente een indeling te maken naar<br />

gebieden waar bepaalde (risicovolle) activiteiten juist wel of niet wenselijk zijn schept <strong>Emmen</strong> ruimte<br />

voor zowel wonen (veilig wonen) als voor werken (ruimte voor industrie) zonder dat deze elkaar<br />

belemmeren. Bij het ruimtelijk ordenen van risico's hanteert de gemeente <strong>Emmen</strong> de volgende<br />

algemene uitgangspunten:<br />

1. De industrieterreinen Bargermeer, A37 en Vierslagen zijn vanuit de ambitie Ruimte voor industrie de<br />

voorkeurslocatie (zoekgebieden) voor vestiging van nieuwe risicovolle inrichtingen. Buiten de<br />

zoekgebieden op de industrieterreinen Bargermeer, A37 en De Vierslagen mag geen nieuwvestiging<br />

BEVI inrichtingen plaatsvinden. Met uitzondering van LPG-tankstations deze vormen een<br />

uitzondering in die zin dat hiervoor per locatie een beoordeling zal worden gemaakt in het kader van<br />

de daarvoor te voeren planologische procedure conform het BEVI;<br />

2. Bestaande BEVI-inrichtingen op de industrieterreinen Bargermeer, A37 en De Vierslagen blijven<br />

gehandhaafd en gerespecteerd, waarbij wijziging van bedrijfsvoering buiten de zoekgebieden niet<br />

mag leiden tot verhoging van het plaatsgebonden risico.<br />

3. Buiten deze industrieterreinen staat de ambitie Veilig Wonen voorop. Hier heeft wonen de prioriteit<br />

20 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

boven (risicovolle) bedrijvigheid. Nieuwe ontwikkelingen in de vorm van (beperkt) kwetsbare objecten<br />

worden nadrukkelijk getoetst aan het aspect fysieke veiligheid. De vestiging van niet<br />

BEVI-inrichtingen (beperkt kwetsbare inrichtingen) vindt in principe buiten locatie 1 en 2 en buiten<br />

de PR=10 -6 contouren plaats (uitzonderingen kunnen worden gevormd door branchegerelateerde<br />

inrichtingen). Realisatie van nieuwe kwetsbare objecten binnen de zoekgebieden is niet toegestaan<br />

en realisatie van nieuwe kwetsbare objecten op de industrieterreinen buiten de zoekgebieden is<br />

beperkt mogelijk.<br />

Figuur 3-1: Zoekgebied BEVI-inrichtingen:<br />

De rode contour is het zoekgebied voor te vestigen BEVI- inrichtingen. De PR=10 -6 contour dient<br />

daarbij binnen de eigen inrichtingsgrens te blijven én dient binnen de PR=10 -6 contour van het<br />

zoekgebied te blijven. Indien PR=10 -6 contour niet binnen de eigen inrichtingsgrens te houden is mag<br />

hier op de locaties 1 en 2 (op industrieterrein Bargermeer) onder voorwaarden van worden afgeweken,<br />

mits rekening gehouden wordt met de beperking die dit oplevert voor de gevestigde niet-BEVI<br />

inrichtingen.<br />

3.3.2 Fysieke veiligheidssituatie<br />

Parallel aan de Kamerlingswijk OZ voert een hogedruk-aardgastransportleiding van noord naar zuid. De<br />

minimaal aan te houden veiligheidsafstanden t.o.v. deze leiding, 18 inch en 67 bar, is 60 meter. Van<br />

deze gastransportleiding is het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) berekend. Het<br />

plaatsgebonden risico is kleiner dan 10¯ 6 per jaar en er is daarom geen contour zichtbaar.<br />

Voor de leiding is het groepsrisico berekend voor die kilometer die het hoogste groepsrisico oplevert<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 21


estemmingsplan Zwartemeer<br />

(worst-casesegment). Voor de berekening is gebruik gemaakt van de daadwerkelijke parametering over<br />

het geselecteerde, één kilometer lange segment. Om het worst-casesegment van een leiding te geven<br />

is per stationering de overschrijdingsfactor van het groepsrisico weergegeven. Deze is berekend door<br />

rondom elk punt op de leiding een segment van een kilometer te kiezen, dat gecentreerd ligt ten<br />

opzichte van dit punt. Voor deze kilometer leiding is een FN-curve berekend en van deze FN-curve de<br />

overschrijdingsfactor. De overschrijdingsfactor is de maximale verhouding tussen de FN-curve en de<br />

oriëntatiewaarde. Daarmee is de overschrijdingsfactor een maat die aangeeft in hoeverre de<br />

oriëntatiewaarde wordt genaderd of overschreden. Een overschrijdingsfactor kleiner dan één geeft aan<br />

dat de FN-curve onder de oriëntatiewaarde blijft. Bij een waarde van één zal de FN-curve de<br />

oriëntatiewaarde raken. Bij een waarde groter dan één wordt de oriëntatiewaarde overschreden. Deze<br />

overschrijdingsfactor is vervolgens tegen de stationing uitgezet in een grafiek. In deze grafiek is tevens<br />

af te lezen waar het middelpunt van het worst-case één kilometer segment ligt. Van het<br />

worst-casesegment is de FN-curve weergegeven. Hiermee wordt inzichtelijk gemaakt wat het<br />

groepsrisico is.<br />

Resultaten GR-berekening A-582-KR--032 t/m 036 (gelegen in Zwartemeer)<br />

Van de A-582-KR-032 t/m 036 kan geen FN-curve worden getoond omdat het berekende maximale<br />

aantal slachtoffers voor iedere kilometer van de leiding kleiner is dan 10. Om deze reden kan eveneens<br />

geen worst-casesegment getoond worden.<br />

3.3.3 Route gevaarlijke stoffen<br />

Ten aanzien van weg, spoor en water zijn geen risico's bekend die het plangebied nadelig kunnen<br />

beïnvloeden. Binnen de gemeente <strong>Emmen</strong> is een route gevaarlijke stoffen vastgesteld die niet van<br />

invloed is op dit plangebied. Spoor- en vaarwegen zijn niet aanwezig in het plangebied en derhalve niet<br />

van toepassing.<br />

3.3.4 Bereikbaarheid<br />

Qua bereikbaarheid is het noodzakelijk dat een object van twee kanten bereikbaar dient te zijn.<br />

Afwijkingen hierop zijn mogelijk, mits aan bepaalde voorwaarden zoals in de Handreiking toetsing<br />

Ruimtelijke Ontwikkelings- en bestemmingsplannen van de Brandweer <strong>Emmen</strong> wordt voldaan.<br />

De bereikbaarheid van de Barriereweg/Tuindorp/Krommewijk via het Verlengde Van Echtenskanaal NZ is<br />

slecht te noemen. In overleg met de brandweer dienen er eventueel passende maatregelen genomen te<br />

worden.<br />

Verder voldoet het gebied goed aan de uitgangspunten van bereikbaarheid.<br />

3.3.5 Repressieve dekking<br />

Op 18 maart 2008 heeft het college het basisbrandweerzorg niveau vastgesteld. Besloten is dat een<br />

eerste brandweereenheid in 80% van de gevallen binnen 15 minuten na alarmering op het<br />

hulpverleningsadres aanwezig dient te zijn. In de uitwerking van het collegebesluit is tevens aangegeven<br />

dat indien bij toekomstige situaties de landelijk geldende normtijden worden overschreden er in overleg<br />

met de brandweer besproken dient te worden welke compenserende maatregelen getroffen dienen te<br />

worden. Gezien de ligging van het plangebied is de verwachting dat binnen 15 minuten het eerste<br />

uitrukvoertuig ter plaatse zal zijn. Echter, voor een deel van Zwartemeer is dit niet het geval en tevens<br />

wijkt dit af van de landelijke normtijden.<br />

Vanwege deze overschrijding en afwijking heeft de brandweer in alle woningen een gratis rookmelder<br />

aangeboden en heeft er in 2009 / 2010 een communicatietraject gelopen waarin de bewoners hierop<br />

gewezen zijn en wat men er wat betreft eigen verantwoordelijkheid aan kan bijdragen om de situatie te<br />

verbeteren.<br />

Bij nieuwe ontwikkelingen zal een initiatiefnemer met de brandweer contact op dienen te nemen om met<br />

betrekking tot dit onderwerp van gedachten te wisselen.<br />

22 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

3.3.6 Gegevens voor de nadere inrichting van het plangebied en nieuwe ontwikkelingen<br />

3.3.6.1 Algemeen<br />

Zodra plannen ontwikkeld worden dient de brandweer in een vroeg stadium bij de plannen betrokken te<br />

worden om op basis van het beoogde veiligheidsniveau een advies te kunnen uitbrengen. De<br />

"Handreiking toetsing Ruimtelijke Ontwikkelings- en bestemmingsplannen, eisen m.b.t. veiligheid"<br />

opgesteld door brandweer <strong>Emmen</strong> is hierbij een hulpmiddel dat bij het toetsen van nieuwe ruimtelijke<br />

plannen gehanteerd dient te worden.<br />

3.3.6.2 Bluswatervoorzining en WAS systeem<br />

Voor de inrichting van het gebied zijn de volgende zaken van belang:<br />

1. Bluswatervoorziening dient in principe zo geregeld te worden dat binnen 40 meter van de toegang<br />

van een object een toereikende openbare bluswatervoorziening met in principe een capaciteit van 60<br />

m³/h aanwezig is. Primaire bluswatervoorzieningen dienen in overleg met de brandweer bepaald te<br />

worden.<br />

2. Op grond van de Wet op de Veiligheidregio is de Hulpverleningsdienst Drenthe, in geval van<br />

calamiteit, verantwoordelijk voor het waarschuwen en alarmeren van de bevolking door middel van<br />

het Waarschuwings- en alarmeringssysteem. Als gevolg van deze taak zijn binnen de gemeente<br />

sirenes geplaatst op een zodanige wijze dat een optimale dekking gerealiseerd is binnen de<br />

gemeente. Er kan gesteld worden dat het plangebied deels buiten de dekking van het WAS-stelsel<br />

gelegen is.<br />

3. Het is belangrijk dat in geval van calamiteiten hulpverleningsdienst direct ter plaatse kunnen komen<br />

en zonder beperkingen hulp kunnen verlenen. Om die reden dienen alle objecten in het plangebied<br />

via twee onafhankelijke wegen bereikbaar te zijn voor de hulpverleningsdiensten. Het gebied voldoet<br />

aan deze vereisten. Bij nieuwe ontwikkelingen dienen twee normale toeritten of een secundaire<br />

route gebruikt te kunnen worden gebruikt. Wanneer hieraan wordt voldaan, voldoet het gebied goed<br />

aan de uitgangspunten van bereikbaarheid.<br />

3.4 Milieu<br />

3.4.1 Vormvrije m.e.r.<br />

In voorliggend bestemmingsplan Zwartemeer komen geen activiteit(en) voor die voorkomen op de D-lijst<br />

van het Besluit m.e.r. Vanwege de afwezigheid van die activiteit(en) hoeft geen vormvrije m.e.r.<br />

-beoordeling plaats te vinden.<br />

3.4.2 Bedrijven en milieuzonering<br />

Onder andere vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt bedrijvigheid een goede afstemming met andere, in<br />

de omgeving aanwezige functies. Voor het bepalen welke categorieën bedrijfsactiviteiten toelaatbaar zijn<br />

is in het kader van dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van de VNG-uitgave "Bedrijven en<br />

milieuzonering" (2009).<br />

3.4.2.1 Bedrijventerrein Zwartemeer<br />

Het bedrijventerrein in is een bestaand kleinschalig bedrijventerrein met een omvang van circa 2,8<br />

hectare. Het bedrijventerrein biedt vooral plaats aan lokale bedrijven. Naast bedrijven is tevens een<br />

aantal bedrijfswoningen op het bedrijventerrein aanwezig. Het bedrijventerrein is door de ligging tegen<br />

het woongebied met name geschikt voor bedrijven in de lichte milieucategorieën 1 en 2, eventueel met<br />

een bedrijfswoning. Het huidige karakter en zijn ligging maakt het bedrijventerrein ongeschikt voor zware<br />

industrie. In de huidige situatie is op het bedrijventerrein één categorie 3.1 bedrijfsactiviteit aanwezig,<br />

namelijk op het perceel Kamerlingswijk OZ 8, zijnde een goederenwegvervoersbedrijf. Dit bedrijf wordt<br />

specifiek bestemd.<br />

3.4.2.2 Verspreid liggende bedrijven (niet agrarisch)<br />

Naast de bedrijven gelegen op het bedrijventerrein ligt een aantal bedrijven tussen de woonbebouwing<br />

verspreidt.<br />

Binnen het plangebied zijn vier bedrijven aanwezig met de milieucategorie 3.1 en één bedrijf in de<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 23


categorie 4.1, te weten:<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

Eemslandweg 39/39a, t.b.v. een kunstverwerkingsfabriek zonder fenolharsen (categorie 4.1);<br />

Eemslandweg 41, t.b.v. een smederij/lasinrichting/bankwerkerij (categorie 3.1);<br />

Eemslandweg 45, t.b.v. een goederenvervoersbedrijf (categorie 3.1);<br />

Eemslandweg 70/70a, t.b.v. een metaaloppervlaktebehandelbedrijf/lakspuiten/moffelen (categorie<br />

3.1);<br />

Het perceel ten oosten van de Hogeweg 11 t.b.v. een sloopbedrijf (categorie 3.1).<br />

Met de categorie 3.1 en 4.1 bedrijven wordt specifiek omgegaan. De in het plangebied voorkomende<br />

categorie 3.1 en 4.1 bedrijven zijn in de bestaande situatie aanvaardbaar. Echter een uitwisselbaarheid<br />

naar andere categorie 3 en 4 bedrijven moet ten gunste van de leefomgeving worden voorkomen. Dit<br />

betekent dat bij verplaatsing/beëindiging van het betreffende bedrijf alleen eenzelfde of een bedrijf uit een<br />

lagere categorie (categorie 1 en 2) op deze locatie gevestigd mag worden. Op deze manier wordt<br />

gezorgd dat de leefbaarheid van de woonwijk ook in de toekomst behouden blijft.<br />

3.4.3 Bodem<br />

Normstelling en beleid<br />

De aanwezigheid van bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie. Niet<br />

alleen kan dit betekenen dat op het perceel gebruiksbeperkingen liggen. Ook kan het zo zijn dat de<br />

bodemverontreiniging de bestemming van de locatie in de weg staat. Het nemen van<br />

saneringsmaatregelen of het verwijderen van de bodemverontreiniging kan deze belemmering weer<br />

opheffen.<br />

In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat<br />

indien ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van<br />

een saneringsgeval. Bij bodemverontreinigingen groter dan 25 m³ en grondwaterverontreinigingen groter<br />

dan 100 m³ is er sprake van een urgent saneringsgeval. Bij verontreinigingen kleiner dan deze omvang<br />

kan het bevoegd gezag zelf een afweging maken. Daarbij dient zij uiteraard de gevoeligheid van het<br />

toekomstig functiegebruik te betrekken.<br />

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan<br />

In het plangebied worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarvoor een verkennend<br />

bodemonderzoek noodzakelijk wordt geacht. Op het moment dat er ontwikkelingen plaatsvinden in het<br />

plangebied, waarbij de bodem wordt geroerd, zal bodemonderzoek moeten aantonen of de locatie<br />

geschikt is voor de functie.<br />

Uit de bodemkaart van de provincie Drenthe blijkt dat er op een aantal locaties bodemonderzoek is<br />

uitgevoerd.<br />

Uitgevoerde bodemonderzoeken<br />

De Banken locatie A t.w.v. De Banken<br />

De Doorlaat De Doorlaat/Kamerlingswijk<br />

De Hoven 13 t/m 23, 1-15<br />

De Huizen 17, 19, 29-53, 29/31, 49 en 53, 5-15<br />

De Klinken 8<br />

De Plaatsen sectie M nr. 1711 (ged)<br />

Eemslandweg 55, 72, tussen 21 en 22, nabij nr. 140 kad. I 14927, 95, 125, 103, 35, 100a<br />

Kamerlingswijk WZ 66, nabij 78, berm, 101, 45<br />

Kamerlingswijk OZ 52, nabij 78, 3, 78, 42<br />

Klemstrook 35-51 v.m. 9<br />

Krommewijk 1, 1b<br />

24 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


Meerwijk NZ 12<br />

Mollemastraat 2-12, 18<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

Nieuweweg 23, naast nr. 78 (79), naast 16 (14), 1<br />

Stichtingstraat 8<br />

Stormstraat kavel 15 (gesaneerde locatie)<br />

Tuindorp 33<br />

Zuidervaart WZ 5 (gesaneerde locatie), 7<br />

Zuidervaart OZ naast 14, 11<br />

Tabel I Uitgevoerde bodemonderzoeken<br />

Verdachte locaties<br />

Barriereweg I, II, III, 20<br />

De Huizen 20<br />

De Panden ZM I, ZM III<br />

Eemslandweg I, II, III, 20, 126, 47-47d, 70-70a, 88, 112, 116, 26, 48, 71, 83, 79, 16<br />

De Huizen 29/31 (asbest gesaneerd, maar blijft een verdachte locatie)<br />

Eemslandweg 39 locatie gesaneerd, restverontreiniging achtergebleven bij Eemslandweg 40<br />

Meerwijk NZ I, II<br />

Mollemastraat 5, 14<br />

Stichtingstraat Stichtingstraat<br />

Tuindorp 35, 26<br />

Zuidervaart WZ Zuidervaart WZ<br />

Zuidervaart OZ Zuidervaart OZ, 5, 6<br />

Hogeweg 12<br />

Nieuweweg ZM I, ZM II<br />

Meerwijk NZ I, II<br />

Kamerlingswijk OZ V, VII, IX, VI, III, X, 16, 83, XII, I, VIII, XI<br />

Kamerlingswijk WZ 63, 38, 82, 130, 136, Kamerlingswijk WZ<br />

Tabel II Verdachte locaties<br />

Verontreinigde locaties<br />

Eemslandweg 58 GW: Pb<br />

Eemslandweg 45 Grond + GW: minerale olie<br />

Eemslandweg 101 BG + OG + GW: Cu<br />

Eemslandweg 28 GW: xylenen, benzeen, minerale olie<br />

Eemslandweg 63 GW: benzeen, ethylbenzeen, xylenen<br />

Krommewijk 1b GW: Cr, Cu<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 25


GW = Grondwater<br />

OG = ondergrond (0.5- +/- 1.0 m-mv)<br />

BG = bovengrond (0-0.5 m-mv)<br />

Tabel III Verontreinigde locaties<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

Nadere informatie over de bovenstaande locaties en de tanklijst die als bijlage is toegevoegd, kan<br />

worden verkregen bij de gemeente <strong>Emmen</strong>, zowel bij de afdeling Toezicht, team gebruik als bij de<br />

Afdeling Vergunningen, team gebruik.<br />

De aanwezigheid van de bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie. Niet<br />

alleen kan dit betekenen dat op het perceel gebruiksbeperkingen liggen, ook kan het zo zijn dat de<br />

bodemverontreiniging de bestemming van de locaties in de weg staat. Het nemen van<br />

saneringsmaatregelen zoals bijvoorbeeld het verwijderen van de bodemverontreiniging kan deze<br />

belemmering dan weer opheffen. Gelet op de diversiteit aan bodemverontreiniging, en de mogelijke<br />

functies van een perceel, is het niet mogelijk een complete lijst met locaties en beperkingen bij dit<br />

bestemmingsplan te voegen. Van geval tot geval dient de situatie te worden beoordeeld. Bij locaties<br />

waarvan de bodemkwaliteitsgegevens niet meer actueel zijn (onderzoek dat ouder is dan 5 jaar) of niet<br />

bekend zijn, zal bij nieuwbouw en/of verbouwplannen door middel van een verkennend bodemonderzoek<br />

(conform NEN 5740) de actuele bodemkwaliteit (opnieuw) moeten worden vastgesteld. Aan de hand van<br />

het voorgenomen gebruik wordt getoetst of maatregelen noodzakelijk zijn.<br />

3.4.4 Geluid<br />

Normstelling en beleid<br />

Het college van burgemeester en wethouders wordt door de Wet geluidhinder (Wgh) verplicht om bij de<br />

voorbereiding van een besluit tot ontheffing of het opstellen van een bestemmingsplan dat voorziet in de<br />

realisering van woningen of andere geluidsgevoelige bebouwing ten aanzien van wegverkeerslawaai de<br />

voorkeursgrenswaarde van 48 dB (Lden) in acht te nemen.<br />

In de Wet Geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg een (geluids)zone heeft (art. 74 Wgh), met<br />

uitzondering van de wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied of wegen waarvoor<br />

een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur. Wegen met een (geluids)zone zijn dus wegen met een<br />

maximumsnelheid van 50 km/u en hoger. Binnen deze zone, de mogelijke invloedssfeer van de weg,<br />

mag de geluidsbelasting aan woningen en andere geluidsgevoelige objecten, die door die weg<br />

veroorzaakt wordt, de in de Wgh vastgelegde voorkeursgrenswaarden van 48 dB (Lden) niet te boven<br />

gaan.<br />

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan<br />

In het plangebied bevindt zich een viertal zoneplichtige wegen, te weten: Zuidervaart OZ, Eemslandweg,<br />

Kamerlingswijk WZ/OZ, Klemstrook en het verlengde Van Echtenskanaal. Buiten het plangebied bevindt<br />

zich de A37. Op de verbeelding is voor deze wegen een aanduiding 'Geluidzone-weg' opgenomen. De<br />

overige wegen in het plangebied zijn erftoegangswegen waar een maximaal toegestane snelheid van 30<br />

km/u geldt. Deze wegen zijn niet zoneplichtig. Alhoewel het voorliggend bestemmingsplan geen nieuwe<br />

geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk maakt, is akoestisch onderzoek uitgevoerd voor<br />

bovengenoemde zoneplichtige wegen. Aangezien dit bestemmingsplan een actualisatieplan is en hierin<br />

geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, hoeven er geen hogere waarden te worden<br />

aangevraagd.<br />

3.4.5 Lucht<br />

Normstelling en beleid<br />

Op 15 november 2007 is het toetsingskader voor luchtkwaliteit in de Wet milieubeheer in werking<br />

getreden. De wet is enerzijds bedoelt om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken,<br />

als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden<br />

te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling.<br />

26 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van<br />

een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:<br />

er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;<br />

een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;<br />

een project draagt 'niet in betekende mate' (NIMB) bij aan de luchtverontreiniging;<br />

een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen<br />

een regionaal programma van maatregelen.<br />

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan<br />

Met het voorliggend bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Zodoende<br />

is het besluit niet in betekende mate op het bestemmingsplan van toepassing, waardoor toetsing aan de<br />

grenswaarden achterwege kan blijven.<br />

Overigens geldt dat de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied ook in de toekomst geen<br />

belemmering voor ontwikkelingen vormt. Uit een onderzoek van de provincie Drenthe naar de<br />

luchtkwaliteit in de huidige situatie blijkt dat in Drenthe geen overschrijdingen van de wettelijke<br />

grenswaarden bestaan. Daarnaast vertonen de concentraties luchtverontreinigende stoffen al jaren een<br />

dalende trend als gevolg van de schonere technologie.<br />

3.5 Watertoets<br />

3.5.1 Inleiding tot de waterparagraaf<br />

In de waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem van Zwartemeer is<br />

ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden (bodemopbouw, grondgebruik,<br />

maaiveldhoogte, grondwatersituatie, rioolstelsel etc.) en of speciale functies voor het plangebied gelden.<br />

In de beschrijving wordt ook ingegaan op de zogenaamde stedelijke wateropgave. De waterparagraaf is<br />

een verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan of besluit en beschrijft de uitwerking hiervan op het<br />

watersysteem en geeft aan welke eisen het watersysteem aan het besluit of plan oplegt. De<br />

waterparagraaf is de plek waar, naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van<br />

het plan of besluit, het wateradvies en de gemaakte afwegingen expliciet en toetsbaar een plaats<br />

krijgen. De waterparagraaf sluit daarom af met richtlijnen ten behoeve van de nadere inrichting/ nieuwe<br />

ontwikkelingen in het plangebied.<br />

3.5.2 Beleidskader<br />

Het waterbeheer in Nederland is op verschillend niveau georganiseerd. Het rijk formuleert het landelijk<br />

beleid op het gebied van het waterbeheer en maakt afspraken met andere Europese landen over<br />

grensoverschrijdende thema's. Het landelijk beleid is verwoord in de Vierde nota op de<br />

waterhuishouding en de Nota waterbeleid in de 21 ste eeuw. Eind 2009 is de Vierde Nota op de<br />

waterhuishouding opgevolgd door het Nationaal Waterplan. Belangrijk beleidsuitgangspunt is het<br />

gegeven dat er meer ruimte voor water moet zijn, met als gedachteleidraad de drietrapsstrategie<br />

vasthouden, bergen en afvoeren. Met de overige overheden zijn vervolgens afspraken gemaakt welke<br />

maatregelen genomen moeten worden om het watersysteem in de periode tot 2015 te verbeteren en op<br />

orde te houden. Deze maatregelen zijn samengevat in het Nationaal Bestuursakkoord Water.<br />

Genoemde maatregelen hebben betrekking op het aanpakken van de gevolgen van bodemdaling,<br />

klimaatverandering en zeespiegelstijging. Op lokaal bestuurlijk niveau zijn vervolgens deze afspraken<br />

verder uitgewerkt in de Regionale en Lokale bestuursakkoorden water.<br />

De Waterwet is in 2009 in werking getreden. Deze wet stelt integraal waterbeheer op basis van<br />

watersysteembenadering centraal en schept een kader voor de modernisering van het Nederlandse<br />

waterbeheer. De Waterwet sluit goed aan op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, waardoor de relatie<br />

met het ruimtelijke omgevingsbeleid wordt versterkt. Door de nieuwe wetgeving kan niet alleen<br />

makkelijker worden ingespeeld op Europese waterrichtlijnen, zoals de Europese Kaderrichtlijn Water,<br />

maar ook op projecten waar de waterfuncties ook vanuit andere beleidsvelden worden beïnvloed. Denk<br />

hierbij bijvoorbeeld aan natuurbeheer en ruimtelijke ordening. Aanwijzing van Natura 2000 gebieden en<br />

het realiseren van de ecologische hoofdstructuur geven belangrijke randvoorwaarden voor de<br />

waterfuncties.<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 27


estemmingsplan Zwartemeer<br />

De nieuwe Waterwet kent formeel slechts twee waterbeheerders voor het oppervlaktewater: Het Rijk<br />

voor de rijkswateren en de waterschappen voor de overige wateren. De gemeente is geen<br />

waterbeheerder, maar heeft wel waterstaatkundige taken: de hemel- en grondwaterzorgplicht. Deze<br />

zorgplichten zijn sinds januari 2008 vastgelegd via de Wet gemeentelijke watertaken in de Wet op de<br />

waterhuishouding.<br />

De waterschappen hebben, naast hun beheertaak, een belangrijke rol in het beoordelen van<br />

waterhuishoudkundige initiatieven die door gemeenten en/of projectontwikkelaars worden genomen. Via<br />

de zogenaamde Watertoetsprocedure beoordelen zij de initiatieven op hun waterhuishoudkundige<br />

consequenties en verwoorden dit in het wateradvies. De waterschappen hebben specifieke kennis over<br />

hun beheergebied en stemmen hun beleid af op de deze gebiedseigenschappen. Via de eerder<br />

genoemde Nationale- , Regionale- en Lokale gebiedsakkoorden wordt het voorgestelde<br />

waterschapsbeleid met de overige belanghebbenden in het gebied bestuurlijk geborgd.<br />

Als gemeente zullen we ervoor zorgen dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht,<br />

voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast, bijdraagt aan het bereiken van<br />

grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden, we gaan<br />

verdroging tegen en houden rekening met de eisen vanuit de KRW. In de volgende paragrafen wordt dit<br />

voor Zwartemeer uitgewerkt.<br />

Uitgangspunt bij dit actualisatieplan is het bestaande watersysteem met de hierbij horende peilen,<br />

stroomrichtingen en de ruimte die water nodig heeft. Verontreiniging van oppervlaktewater dient<br />

voorkomen te worden.<br />

3.5.3 Ligging plangebied<br />

Zwartemeer ligt in het zuidoosten van de gemeente <strong>Emmen</strong>, ten zuiden van Barger- Compascuum en<br />

ten oosten van Klazienaveen. De plangrens van het bestemmingsplan wordt zoveel mogelijk bepaald<br />

door natuurlijke elementen, in combinatie met de overgang tussen het dorp en het buitengebied.<br />

28 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

Figuur 3-2: <strong>Bestemmingsplan</strong>begrenzing (indicatief)<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 29


3.5.4 Grondgebruik<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

Het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit bebouwd, stedelijk gebied. Aan de noordwestzijde van het dorp<br />

ligt het nieuwe recreatie- en sportpark Zwartemeer, in het zuidwesten van het plangebied ligt het<br />

sportveldencomplex. Om het dorp liggen akkerbouw gebieden en versnipperde veeteelt gebieden. De<br />

woonkern van Zwartemeer is ontstaan als lintbebouwing langs de Kamerlingswijk en Verlengde<br />

Hoogeveensevaart. Na de oorlog zijn enkele woonwijken in het tussenliggende gebied en ten noorden<br />

van de Verlengde Hoogeveensevaart aangelegd. Aan de oostzijde van het plangebied kruist de herstelde<br />

loop van de Runde het plangebied. De Runde is een oude veenloop, die ontspringt in het ten zuiden van<br />

Zwartemeer gelegen hoogveenreservaat Bargerveen (Natura 2000-gebied).<br />

3.5.5 Bodemopbouw<br />

De bodemopbouw in het dorp bestaat voornamelijk uit Veen- en moerige gronden (iVp en iWp, veen- en<br />

moerige gronden met een veenkoloniaal dek).De bodemopbouw in het zuidoosten bestaat uit Hoogveen<br />

(code Vo, Vlietveengronden). Exacte gegevens over de bodemopbouw in het plangebied zijn niet<br />

bekend, omdat deze niet zijn gekarteerd op de bodemkaart van Nederland. De onderstaande figuur laat<br />

de bodemopbouw zien rond Zwartemeer.<br />

Figuur 3-3: Bodeminformatie rond Zwartemeer (bron: website provincie Drenthe)<br />

3.5.6 Hoogteligging<br />

De onderstaande figuur geeft een beeld van de hoogteligging van het plangebied. Binnen het plangebied<br />

varieert de maaiveldhoogte gemiddeld tussen ca. NAP + 16,00 en NAP 17,50 m. De laagste<br />

maaiveldhoogten komen in het noordwesten van het plangebied voor (recreatie- en sportpark<br />

Zwartemeer).<br />

30 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

Figuur 3-4: Hoogtekaart Zwartemeer (bron: AHN Nederland)<br />

3.5.7 Grondwater<br />

In de onderstaande figuur is de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) in het gebied aangegeven.<br />

Het blijkt dat in het plangebied de grondwaterstanden sterk variëren. In het plangebied zullen de<br />

grondwaterstanden rond de 80 - 100 cm beneden maaiveld liggen (voor zover bekend want in het<br />

bebouwde gebied zijn de gegevens niet gekarteerd). In westelijke deel van het gebied (Rundedal) komen<br />

als gemiddeld hoogste grondwaterstanden waarden tussen de 21 - 40 cm voor.<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 31


estemmingsplan Zwartemeer<br />

Figuur 3-5: Overzicht Gemiddeld hoogste Grondwaterstand (GHG) rond Zwartemeer (bron:<br />

website provincie Drenthe)<br />

De onderstaande figuur laat de kwel- en infiltratiesituatie zien. Duidelijk blijkt dat Zwartemeer in een<br />

kwelgebied ligt. Ten westen van Zwartemeer bevindt zich een overgangsgebied.<br />

32 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

Figuur 3-6: Overzicht voorkomen kwel en infiltratie (bron: website provincie Drenthe)<br />

3.5.8 Waterhuishouding<br />

Het bestemmingsplan ligt in het stroomgebied Rijn-Oost (Kader richtlijn Water). Ten noorden van de<br />

Verlengde Hoogeveensevaart ligt het binnen het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa's. Het<br />

overige plangebied valt binnen de beheersgebied van het waterschap Velt en Vecht. Binnen het<br />

bestemmingsplan liggen verschillen in grondgebruik, variërend van de stedelijke kern Zwartemeer, de<br />

akkerbouwgebieden en de versnipperde veeteelt gebieden. Alle bestemmingen hebben daarin een eigen<br />

behoefte ten aanzien van het waterbeheer.<br />

Het gebied is ontstaan als lintbebouwing langs de Kamerlingswijk, Verlengde Hoogeveensevaart en later<br />

de Zuidervaart. Vanuit deze kanalen is in droge perioden wateraanvoer mogelijk. Afwatering geschiedt<br />

via de verlengde Hoogeveensevaart en het uitgebreide (cultuurhistorisch belangrijke) wijken en<br />

kanalenstelsel.<br />

In de loop der jaren is het maaiveld rond deze kanalen gedaald (veenontginning, inklinking). Daarom<br />

kunnen grote delen van het gebied niet onder vrij verval afwateren op de verlengde Hoogeveensevaart en<br />

is een gemaal noodzakelijk. Het zuidelijk deel van het gebied en de Kamerlingswijk wateren af via naar<br />

het poldergemaal aan de Boertienstraat. Dit gemaal pompt het water op naar de Verlengde<br />

Hoogeveensevaart. Het ten noorden van de Verlengde Hoogeveense vaart gelegen deel van Zwartemeer<br />

watert af naar het noorden via het polderwatersysteem. Vanuit de Hoogeveense- en Zuidervaart kan<br />

water worden ingelaten ten behoeve van het landbouwgebied.<br />

Het streefpeil in de Verlengde Hoogeveensevaart is NAP + 15,80 m. Het peil in het omliggende<br />

poldergebied ligt gemiddeld op NAP + 15,20 m (winterpeil). Het zomerpeil ligt ongeveer op NAP + 15,50<br />

m.<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 33


estemmingsplan Zwartemeer<br />

Het Bargerveen is aangewezen als Natura 2000 gebied. In het kader van de landinrichting <strong>Emmen</strong>-Zuid<br />

zijn er afspraken gemaakt over bufferzones van het Bargerveen. Via een uitgebreid gebiedsproces zijn<br />

de noodzakelijke maatregelen voor het GGOR Bargerveen vastgesteld. Door (toekomstige)<br />

inrichtingsmaatregelen kunnen de streefpeilen in de bufferzones veranderen. Daardoor kan drooglegging<br />

onvoldoende zijn. Het uitgangspunt is dat de streefpeilen buiten de bufferzones niet gewijzigd zullen<br />

worden.<br />

In de onderstaande figuur is een kaart met de waterhuishoudkundige situatie in het beheersgebied van<br />

Velt en Vecht opgenomen.<br />

Figuur 3-7: Situatie waterhuishouding rond Zwartemeer (bron: Velt en Vecht)<br />

34 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


3.5.8.1 Stedelijke wateropgave<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

In het kader van het verkennend onderzoek naar de stedelijke wateropgave is voor Zwartemeer,<br />

Klazienaveen en Barger Oosterveen de conclusie dat de wateropgaaf ca. 35.000 m 3 is. Deze<br />

wateropgaaf is bedoeld om de verwachtte extra neerslag door veranderende klimatologische<br />

omstandigheden te kunnen bergen in het eigen watersysteem van het gebied. Hierdoor wordt extra<br />

belasting van het hoofdafvoersysteem voorkomen (vasthouden-bergen-afvoeren). De wateropgaaf is<br />

berekend voor de situatie met een overschrijdingsfrequentie van 1 keer per 100 jaar, waarbij rekening is<br />

gehouden met 10 % extra neerslag, om de gevolgen van klimaatverandering in beeld te brengen. In het<br />

kader van het Lokaal Bestuursakkoord Waterbeheer zijn afspraken gemaakt, om zowel de huidige als<br />

de toekomstige waterbergingsbehoefte gezamenlijk uit te werken.<br />

3.5.9 Riolering<br />

Naast het inzamelen en afvoeren van afvalwater heeft het rioolstelsel een belangrijke functie in de<br />

afwatering van de verharde oppervlakken in het plangebied. In een gemengd rioolstelsel worden<br />

afvalwater en regenwater 'gemengd' en vervolgens gezamenlijk afgevoerd naar de rioolwaterzuivering.<br />

Tijdens perioden met meer neerslag kan het voorkomen dat de rioolberging geheel gevuld raakt en zal<br />

rioolwater via de riooloverstorten naar het oppervlaktewater stromen. Een gescheiden rioolstelsel houdt<br />

afvalwater en regenwater gescheiden. Afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuivering, regenwater<br />

wordt rechtstreeks op het oppervlaktewater geloosd.<br />

Het rioolstelsel in de kern Zwartemeer bestaat uit een hoofdbemalingsgebied (district 09) waarop de<br />

drukrioleringen Kamerlingsewijk o.z., Zuidervaart o.z. en Dorpshuiswijk zijn aangesloten. Verder loost<br />

op het stelsel het vacuümsysteem verl. Oosterdiep z.o.z.. OP het hoofdbemalingsgebied injecteert het<br />

stelsel van Barger-Compascuum.<br />

Het hoofdbemalingsgebied (district 09) is uitgevoerd als een gemengd stelsel. Het hoofdrioolgemaal<br />

heeft een capaciteit van 215 m³.h -1 en verpompt het afvalwater naar de rioolwaterzuivering. Het gemaal is<br />

gesitueerd aan de Meerwijk en verpompt het afvalwater naar het hoofdrioolgemaal van Klazienaveen.<br />

Het hoofdgebied beschikt over 10 overstorten, welke lozen op resp. Verl. Hoogeveense Vaart (4 stuks),<br />

Kamerlingswijk (4 stuks), Hoofdwijk III (1 stuks) en de Dorpshuiswijk (1 stuks). Een deel van het stelsel<br />

is uitgevoerd als een gescheiden stelsel, waarbij het DWA onder vrij verval afvoert op het gemengd<br />

stelsel. Het RWA-stelsel heeft drie lozingspunten welke lozen op de Dorpshuiswijk.<br />

In het kader van de maatregelen om de vuiluitworp vanuit het rioolstelsel op het oppervlaktewater terug<br />

te brengen, is afgesproken dat in Zwartemeer 7,87 ha verharding afgekoppeld wordt van het gemengde<br />

stelsel. Met het uitvoeren van deze maatregel is gestart en een groot deel van de opgave is inmiddels<br />

afgekoppeld. Tijdens reguliere rioolvervangingen en wijkrenovaties zal deze lijn worden doorgezet.<br />

3.5.10 (Grond-)Waterkwantiteit en -kwaliteit<br />

Voor Zwartemeer is het belangrijk dat binnen het plangebied de grondwaterstanden niet wezenlijk<br />

wijzigen. Verhoging van de grondwaterstand kan leiden tot grondwateroverlast in het bebouwde gebied.<br />

In het grootste deel van de kern komen veengronden voor. Verlaging van de grondwaterstand in deze<br />

gebieden leidt tot oxidatie en inklinken van het veen.<br />

In de kern van het plangebied is de woonfunctie maatgevend. Voor deze functie is de drooglegging van<br />

groot belang. Minimaal is het nodig dat tussen de 1,00 m en 1,40 m drooglegging aanwezig is (de<br />

drooglegging is de afstand tussen het bouwpeil en het oppervlaktewaterpeil). Bij deze drooglegging kan<br />

een goede grondwaterstand voor de woonfunctie in het woongebied worden bereikt. Op dit moment<br />

voldoet Zwartemeer aan dit criterium, met de opmerking dat de aanwezige drooglegging rond het<br />

minimum ligt. Dit komt veel voor in veengebieden, maar maakt het gebied wel kwetsbaar voor overlast.<br />

Effecten van veranderingen in de streefpeilen van de watergangen in en rond het plangebied moeten<br />

daarom zorgvuldig worden onderzocht en beschreven. Uitgangspunt is dat de streefpeilen buiten de<br />

bufferzones niet gewijzigd zullen worden.<br />

Het moet voorkomen worden dat er tijdens perioden van neerslag overlast, schade of gevaar ontstaat.<br />

Bij nieuwe ontwikkelingen zal dan ook goed moeten worden nagedacht over hoe er moet worden<br />

omgegaan met afvoer en berging van regenwater. Afgewogen moet worden of het verstandig is het<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 35


estemmingsplan Zwartemeer<br />

regenwater in het eigen gebied te bergen of dat het juist beter is het water af te voeren naar een andere<br />

locatie. Afhankelijk van de locatie binnen het plangebied of functie van het gebied kan de keuze anders<br />

uitvallen. Verder is het van belang om bij de afweging te laten meewegen of het gaat om maatregelen<br />

die nodig zijn om water dat vrijkomt tijdens een kortdurende hevige hoosbui te verwerken, of dat het gaat<br />

om maatregelen om water dat vrijkomt tijdens een langdurige natte periode te verwerken. Zowel binnen<br />

als buiten het gebied is het mogelijk regenwater te bergen.<br />

Als gekozen wordt om (een deel van) het regenwater tijdelijk in het gebied te bergen dan moet dit op<br />

zo'n manier worden gedaan dat hiervoor een robuuste, goed te onderhouden voorziening wordt<br />

aangelegd, die past binnen de gebruiksfunctie van het gebied en deel uit maakt van het bestaande<br />

waterhuishoudkundige systeem. Voorkomen moet worden dat overgegaan wordt tot de aanleg van<br />

solitaire vijvers, zeer diepe watergangen of waterpartijen met een kwetsbaar, instabiel ecosysteem.<br />

Raakt de bergingsvoorziening vol, dan moet een zodanige escape worden aangelegd dat vervolgens het<br />

water snel en doelmatig kan worden afgevoerd naar een locatie waar het geen overlast veroorzaakt. In<br />

Zwartemeer is het geen optie om te kiezen voor infiltratie van regenwater, gezien de grondwatersituatie<br />

en kwel. Vasthouden, bergen en afvoeren zijn voor het plangebied goed te realiseren, waarbij de beste<br />

opties voor bergingsvoorzieningen aan de rand van het dorp voorkomen.<br />

3.5.11 Richtlijnen voor de nadere inrichting/ nieuwe ontwikkelingen<br />

Water is belangrijk voor het welzijn van mens en dier. In bebouwd gebied vormt het tevens een belangrijk<br />

ordenend en esthetisch element. Om aan dit doel te voldoen is het belangrijk dat het water van goede<br />

kwaliteit is en voldoende zuurstof bevat. Voor het plangebied betekent dit dat bij nieuwe ontwikkelingen<br />

er op moet worden gelet dat:<br />

alleen water wordt aangelegd op plaatsen waar dit op natuurlijke wijze kan;<br />

water verbonden is met de rest van het watersysteem;<br />

er voldoende oeverbegroeiing is;<br />

afstromend regenwater schoon is en blijft;<br />

lozingen vanuit de riolering worden voorkomen.<br />

De diepte van de grondwaterstand in het plangebied maakt het mogelijk dat zonder zeer diepe<br />

ontgravingen watervoerende sloten en vijvers kunnen worden gerealiseerd. Bij nieuwe ontwikkelingen kan<br />

er daarom toe worden overgegaan om waterberging aan te leggen om afstromend regenwater te bergen.<br />

Water kan worden vastgehouden in het gebied zelf door het aanleggen van bergingsvijvers of berging<br />

buiten het gebied aan te leggen. Dit water kan ter plaatse van de ontwikkeling worden aangelegd of<br />

elders in het peilgebied, waar het bestaande waterstructuren kan vergroten.<br />

Regenwater heeft van nature een goede kwaliteit. Door allerlei oorzaken kan het verontreinigd worden en<br />

hiermee bodem en oppervlaktewater belasten. Het is daarom van belang om er in eerste instantie voor<br />

te waken dat regenwater verder wordt verontreinigd. Dat kan worden bereikt door de oppervlaktes waarop<br />

regenwater valt schoon te houden (bijv. wegen en parkeerterreinen) door geen bestrijdingsmiddelen te<br />

gebruiken en rekening te houden met het gebruik van strooizout of het gebruik van uitlogende<br />

materialen.<br />

Bij nieuwe ontwikkelingen moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat regenwater wordt gemengd met<br />

andere waterstromen. Denk bijvoorbeeld aan het mengen met huishoudelijk afvalwater in het gemengde<br />

rioolstelsel. Bij nieuwe ontwikkelingen moet daarom worden onderzocht of het regenwater kan worden<br />

afgekoppeld van het gemengde riool en gescheiden kan worden afgevoerd.<br />

Het wijken- en kanalenstelsel is van grote cultuurhistorische waarde en moet daarom worden<br />

beschermd. Het is daarom belangrijk dat deze structuren op de plankaart worden bestemd als water.<br />

36 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

Hoofdstuk 4 Stedenbouwkundige structuur<br />

4.1 Ontstaansgeschiedenis<br />

Het gebied kent een rijke geschiedenis. Het landschap deed als ondoordringbaar element dienst als<br />

natuurlijke verdedigingslinie. De specifieke landschappelijke kenmerken van het gebied zijn ontstaan ten<br />

tijde van de ontginning van het veen. De winning van het zwarte goud in het gebied wat tot die tijd onder<br />

andere bekend stond als 'een groote moerassige heyde' begon circa 400 jaar geleden.<br />

De kanalen, de bebouwingslinten en de grote openheid zijn de landschappelijke gevolgen van dit proces.<br />

Na de ontginning van het veen werden de gronden in gebruik genomen als landbouwgrond. De laatste<br />

decennia verandert het landschap. Nieuwe infrastructuur, dorpsuitbreidingen en recreatiegebieden<br />

veranderen het landschap in snel tempo.<br />

Figuur 4-1: Topografische ontwikkeling tussen 1860 en 1980<br />

In het verleden bepaalden de natuurlijke gradiënten (bodem, reliëf en waterhuishouding) de wijze van<br />

mate van bewoning. Meestal ontstonden de dorpen op de grens van de hoger gelegen droge gronden<br />

naar de nattere gronden.<br />

Zwartemeer<br />

Uit de kaart van 1850 blijkt dat ter plaatse van het huidige Zwartemeer een meer aanwezig was met de<br />

naam Zwarte-Meer. Het spreekt vanzelf, dat het voormalige Zwarte-Meer alles te maken heeft met het<br />

huidige dorp Zwartemeer.<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 37


estemmingsplan Zwartemeer<br />

Figuur 4-2: Historische ontwikkelingen (rond 1850)<br />

In het drassige veengebied , rond het grote meer, lagen allerlei poelen en plassen, die geheel<br />

dichtgegroeid waren met planten en mossen. Rond dit meer ontstond de eerste bewoning, op veilige<br />

afstand van de oever. Deze eerste bewoners waren afkomstig uit Duitsland. Het meer had rond 1860<br />

een oppervlakte van meer dan 110 hectare en loosde het overtollige water onder andere in de Runde.<br />

Het dorp Zwartemeer ontstond in eerste instantie als landbouwnederzetting. Vanaf 1860, het Verlengde<br />

van Echtenskanaal was nog niet tot Zwartemeer doorgetrokken, vestigden boeren zich in het<br />

zuidoostelijke deel van de gemeente <strong>Emmen</strong> om boekweit te telen.<br />

Aan de oevers van het Zwarte-Meer werd in 1873 een pastoorsboerderij gebouwd. Deze boerderij had de<br />

naam 'Modo Udum, Modo Sudum', oftewel 'Nu eens droog en Dan weer nat'. Bij Koninklijk Besluit van<br />

12 juli 1880 werd aan de Drentse Kanaalmaatschappij toestemming verleend tot het verder graven van<br />

de Hoogeveense vaart tot aan de Rijksgrens. In 1881 werden de rechten doorverkocht aan Van Holthe<br />

tot Echten, zo ontstond de naam 'Verlengde van Echtenskanaal'. In 1894 werd de grens bereikt.<br />

Pas toen het Verlengde van Echtenskanaal tot aan de grens werd doorgetrokken kwam Zwartemeer<br />

onder invloed van de veenontgravingen en kreeg het dorp het karakter en de functie van een veenkolonie.<br />

Om het hele gebied van het huidige Zwartemeer te kunnen ontginnen werden hoofd- en dwarswijken<br />

aangelegd volgens het zogenaamde 'blokpatroon'.<br />

38 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


Figuur 4-3: Verdere historische ontwikkelingen<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

Vanaf ongeveer 1900 werd vanaf de Verlengde van Echtenskanaal in noordelijke richting begonnen met<br />

het uitgraven van het Verlengde Oosterdiep. Nog voor de aanleg van het kanaal werd er een kerk<br />

gebouwd op het kruispunt van het oorspronkelijke tracé met de Kamerlingswijk. Het tracé van het<br />

Verlengde van Echtenskanaal lag oorspronkelijk zuidelijk van de huidige ligging. Aangezien dit tracé een<br />

uitloper van de Hondsrug bij Klazienaveen kruiste, werd er besloten een nieuw tracé meer naar het<br />

noorden te kiezen. De kerk ligt daardoor enigszins buiten het dorp.<br />

De Kamerlingswijk was een hoofdwijk met daarop aansluitend dwarswijken als de Meerwijk en de<br />

Dorpshuiswijk. Haaks op deze wijken werden op regelmatige afstand, variërend van 180 tot 200 meter,<br />

zijwijkjes gegraven.<br />

In 1928 heeft de gemeente <strong>Emmen</strong> het besluit genomen om in het belang van de krotopruiming over te<br />

gaan tot de bouw van vijftig eenvoudige arbeiderswoningen. Een groot deel hiervan is in Zwartemeer<br />

gebouwd, onder meer aan de Meerwijk, de Hogeweg, de Kamerlingswijk en aan de noordzijde van het<br />

Verlengde van Echtenskanaal. Na voltooiing van dit project in 1931 duurde het tot 1936 voordat er weer<br />

een aantal woningen werden gebouwd. In dat jaar zijn er 35 woningen gebouwd van het type<br />

'bloembakwoningen' in 'Tuindorp'. Deze woningen genoemd naar de ingebouwde bloembak aan de<br />

rechtervoorkant van elk huis, waren deels vrijstaand en deels twee onder een kap.<br />

In 1941 werden de huizen aan de 'Stichtingstraat' en in 'de Huizen' opgeleverd. De zogenaamde<br />

Dominohuizen aan de 'Mollemastraat' en het begin van de 'Huizen' zijn in de periode tussen 1948 en<br />

1950 gebouwd. In dezelfde tijd zijn de huizen aan de 'Stormstraat' en nog een aantal woningen aan de<br />

'Huizen', de 'Dwarsstraat' en de 'Stichtingstraat' gebouwd. De twee onder een kap woningen in de<br />

'Hoven' zijn tussen 1952 en 1954 gereed gekomen evenals de eerste bejaardenhuizen aan de<br />

'Stichtingsstraat'.<br />

De bejaardenhuizen aan de 'Hemen' dateren uit circa 1960. De huizen aan de zogenaamde 'Lange<br />

Hoven' zijn in 1962 gebouwd. Het oude sportcomplex aan de 'Dorpshuiswijk' is vanaf 1965 volgebouwd<br />

met 64 huizen. Een volledig nieuw bestemmingsplan kwam in 1967 aan de orde, maar pas in 1972<br />

werden de eerste huizen daarvan opgeleverd.<br />

Tot het jaar 1981 werden er alleen maar sociale huurwoningen gebouwd. In dat zelfde jaar werden 20<br />

premie koopwoningen opgeleverd aan de 'Banken'. In 1986 kwam aan de 'Zwaai' nog een aantal van<br />

deze huizen gereed.<br />

4.1.1 Ondergrond<br />

Niet te missen is de aftekening van de Hondsrug op de hoogtekaart, uitstrekkend vanuit hartje<br />

Groningen (linksboven) tot voorbij <strong>Emmen</strong>.<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 39


Figuur 4-4: Hoogtekaartbeeld<br />

4.1.2 Netwerken infrastructuur<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

De A37 vormt voor het gebied de toegang tot de rest van Nederland. Voor de toegang tot de rest van<br />

Europa zorgt juist de Duitse infrastructuur voor een snelle verbinding, namelijk door middel van de A31.<br />

De wegenstructuur tekent zich af als een waaier vanuit de stad Groningen met aan de randen de<br />

belangrijkste verbindingen en in het midden de Veenkoloniën.<br />

Figuur 4-5: Netwerk hoofdinfrastructuur<br />

40 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


4.1.3 Occupatie verstedelijking<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

In de Grote Veenkoloniën (Groningen, Drenthe, Niedersachsen) wonen zo'n kleine half miljoen mensen.<br />

De van oudsher bewoonde Hondsrug is te herkennen als een vestigingscentrum met haaks daarop<br />

Veenkoloniale lintbebouwing (Drents deel). Het Stadskanaal markeert de grens en de bebouwing<br />

versnippert, met nog steeds duidelijk herkenbare lintbebouwing. In Duitsland is er eveneens<br />

lintbebouwing, maar komen de grotere nederzetting aan de Ems sterker naar voren. Op de Nieuwe<br />

Kaart van Nederland concentreren de 'rode' ontwikkelingen zich vooral in de kernen rond Groningen en<br />

<strong>Emmen</strong>.<br />

Figuur 4-6: Huidige verstedelijking (Zwartemeer en Klazienaveen zijn omcirkeld)<br />

4.2 Stedenbouwkundige hoofdstructuur<br />

Stedenbouwkundig is Zwartemeer te typeren als deels een kanaaldorp (enkellint) van de Veenkoloniën.<br />

De hoofdlijn van de stedenbouwkundige structuur wordt gekenmerkt door de lijnen van de Verlengde van<br />

Echtenskanaal met de daarop dwars gelegen Kamerlingswijk en Zuidervaart. Langs deze<br />

waterverbindingen liggen de hoofdontsluitingswegen van Zwartemeer.<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 41


Figuur 4-7: Hoofdstructuur<br />

4.2.1 Ruimtelijke kwaliteit<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

Ruimtelijke kwaliteit wordt ervaren indien binnen een samenhang van elementen een rijkdom aan<br />

indrukken kan worden opgedaan. Kernbegrippen daarbij zijn structuur, identiteit, belevingswaarde.<br />

Zwartemeer kent woonbuurten uit verschillende tijdperken. Hoewel de buurten qua beeldvorming en<br />

opzet verschillend zijn, onder ander door de tijd wanneer zij zijn ontstaan, hebben ze één ding gemeen,<br />

namelijk het feit dat er aan elke buurt een stedenbouwkundig plan ten grondslag ligt. Niets is per toeval<br />

ontstaan maar is het een invulling van een stedenbouwkundige visie, dit geldt voor het stratenpatroon,<br />

de landschappelijke elementen en ook voor de bebouwingstypologie en architectonische kwaliteit en<br />

verschijningsvorm van gebouwen. Basiskwaliteiten en gemeenschappelijke (architectonische)<br />

kenmerken kunnen worden geobserveerd die bepalend zijn voor de beleving en identiteit van de<br />

woonomgeving.<br />

Karakteristiek voor Zwartemeer zijn de volgende stedenbouwkundige elementen:<br />

rechthoekig kavelpatroon;<br />

openheid, overzicht;<br />

kanalen;<br />

beplante linten;<br />

compactheid van het dorp;<br />

groene ruimtes in het dorp;<br />

herkenbaarheid van historische linten.<br />

42 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


Figuur 4-8: Huidige structuur Zwartemeer<br />

4.2.2 Lintbebouwing<br />

Opbouw<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

Lintbebouwing is een bebouwde omgeving aan beide zijden van een straat/kanaal met een typisch<br />

lineaire structuur. De bebouwingslinten kenmerken zich door de aanwezige diversiteit aan bebouwing.<br />

De linten volgen de structuren van de oorspronkelijke veenontginning.<br />

De kern wordt gekarakteriseerd door de structuur van de lintbebouwing. Het gevelbeeld van het<br />

bebouwingslint wordt vooral gekenmerkt door een grote mate aan variatie in positionering, bouwvolume<br />

en -hoogte, kapvorm, vormgeving, kleur en materiaalgebruik.<br />

Het dorp is ontstaan doordat het is geconcentreerd rond de lintbebouwing. In het dorp is de<br />

lintbebouwingsstructuur nog terug te vinden. Grenzend aan het buitengebied ligt de lintbebouwing als<br />

eenheid in het landschap, in contrast met het achterliggende danwel voorliggende gebied.<br />

Foto's: Impressies lintbebouwing Zwartemeer<br />

Nadere analyse per deelgebied<br />

Bebouwing vertoont onregelmatig beeld in het centrum ten aanzien van hoogte, (kap)vorm en<br />

rooilijn;<br />

Historische bebouwing minimaal aanwezig;<br />

Nokrichting haaks en evenwijdig op de weg;<br />

Historische bebouwing minimaal aanwezig;<br />

Aan de randen diepe kavels met overgang naar het landelijk gebied met relatief veel bijgebouwen;<br />

hoofdgebouwen grotendeels in ongelede hoofdvorm;<br />

Meerdere functies aan het lint in het 'centrum';<br />

De structurerende route is het veenkoloniale profiel met het kanaal, de parallelwegen aan beide<br />

zijden van het kanaal;<br />

Het Van Echtenskanaal wordt ten westen van de Zuidervaart aan weerszijden begeleid door<br />

laanbeplanting. De structuurlijnen aan de Zuidervaart en de Kamerlingswijk worden ook begeleid<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 43


door beplanting;<br />

Het kanaal is het oriëntatiepunt;<br />

De "wissels" functioneren als knooppunt;<br />

Karakteristiek materiaal en kleurgebruik.<br />

Knelpunten<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

Door verbouw/nieuwbouw kan door vormgeving of situering van de bebouwing de identiteit alsmede het<br />

straat- en bebouwingsbeeld worden aangetast.<br />

Conclusie<br />

Extra aandacht dient uit te gaan bij de bouw/verbouw naar hoogte-breedte verhoudingen, positionering,<br />

transparantie naar het achterliggende gebied, detaillering, kleur en materiaalgebruik. Bij voorkeur met<br />

gebruikmaking van het reeds aanwezige scala van min of meer traditionele materialen en kleuren.<br />

Belangrijk is een goede situering van aan- en bijgebouwen bij woningen met twee naar de weg gekeerde<br />

gevels. Bestaande nokrichtingen dienen te worden gehandhaafd.<br />

4.2.3 Woonbuurten (dorpsuitbreidingen)<br />

Opbouw<br />

Deze buurt bestaat grotendeels uit projectmatig gebouwde woningen bestaande uit één en twee<br />

bouwlagen met zadeldak. De bebouwing is gevarieerd; strokenbouw, twee onder 1 kap en vrijstaand<br />

waarbij elk type bebouwing zijn eigen identiteit heeft.<br />

Nadere analyse per deelgebied<br />

Architectonische eenheden met gemeenschappelijke kenmerken (kapvorm, materialen, kleur,<br />

bouwhoogte etc);<br />

Duidelijk herkenbare rooilijnen waarin de bebouwing is geplaatst;<br />

Duidelijk ritme van bouwblokken, maar toch de herkenbaarheid van de individuele woning;<br />

Bebouwing heeft relatie met en invloed op het openbaar gebied;<br />

Verschil in identiteit tussen dorpsuitbreidingen onderling;<br />

Variatie aan type bebouwing (strokenbouw, twee onder 1 kap en vrijstaand);<br />

Standaard bouwvorm (identiteit) is nog intact;<br />

Diverse woningen met twee naar de weg/openbare ruimte gekeerde gevels;<br />

Op sommige locaties is er nog een restant van een wijk danwel een gedempte wijk zichtbaar;<br />

Aan de randen van de dorpsuitbreidingen zijn doorzichten naar het landelijk gebied;<br />

Karakteristiek materiaal en kleurgebruik: gevels metselwerk (rood), pannen gebakken/beton<br />

(rood/zwart);<br />

De oudere dorpsuitbreidingen hebben een hogere belevingsrijkdom aangezien deze ruimer van opzet<br />

zijn en meer gemeenschappelijke kenmerken hebben (kapvorm, materiaal, kleur);<br />

Tussen de bebouwing is door de afwijkende architectuur en verkaveling geen ruimtelijke<br />

samenhang. De diverse dorpsuitbreidingen worden middels groenstroken en voetpaden ruimtelijk en<br />

functioneel met elkaar verbonden bouwhoogte.<br />

Knelpunten<br />

Hoofdgebouwen<br />

Door verbouw/nieuwbouw kan door vormgeving of situering van de bebouwing de identiteit alsmede het<br />

44 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

straat- en bebouwingsbeeld worden aangetast. De bestaande bebouwing kenmerkt zich door<br />

architectonische eenheden (woonblokken, rijtjeswoningen, dubbele woningen, vrijstaande woningen) met<br />

gemeenschappelijke kenmerken (kapvorm, materiaal en kleur, bouwhoogte). Bij vervangende nieuwbouw<br />

is hier van afgeweken waardoor er een onsamenhangende situatie is ontstaan met een aangetast straat-<br />

en bebouwingsbeeld (foto 1). Projectmatig heeft er ook planmatige uitbreiding plaatsgevonden waarbij<br />

rekening is gehouden met de identiteit van de bestaande bebouwing, bijvoorbeeld ten aanzien van de<br />

mate van detaillering (foto 2)<br />

Foto's: Knelpunt hoofdgebouwen (foto's 1 en 2)<br />

Aan-, uit- en bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde<br />

Op enkele locaties in de oudere dorpsuitbreidingen zijn projectmatig aanbouwen voor de naar de weg<br />

gekeerde gevel gebouwd. Aangezien deze gevels nog niet zijn aangetast door andere uit-/bijgebouwen<br />

heeft deze bebouwing nog steeds zijn eigen gave identiteit (zie foto 3). In de nieuwere<br />

dorpsuitbreidingen (foto 4 en 5)zijn er aan-, uit- en bijgebouwen alsmede bouwwerken geen gebouw<br />

zijnde gekeerd richting een naar de weg gekeerde gevel. Het geheel hiervan veroorzaakt een rommelig<br />

en onsamenhangend straatbeeld.<br />

Foto's: Knelpunt aan- en bijgebouwen (foto's 3, 4 en 5)<br />

Conclusie<br />

Per architectonische eenheid (woonblokken, rijtjeswoningen, dubbele woningen en vrijstaande woningen<br />

moet bij vervanging of uitbreiding aandacht worden geschonken aan het gevelbeeld naar het openbaar<br />

gebied en moet er rekening worden gehouden met de gemeenschappelijke kenmerken ten aanzien van<br />

kapvorm, bouwhoogte alsmede materiaal en kleur. Belangrijk is een goede situering van aan- en<br />

bijgebouwen bij woningen met twee naar de weg gekeerde gevels.<br />

4.2.4 Werkgebieden (bedrijven)<br />

Werkgebieden kunnen belangrijk zijn voor de economische versterking van een kern. De toonbaarheid<br />

(uitstraling) van werkgebieden en of gebouwen is belangrijk als vestigingsfactor voor<br />

bedrijven/ondernemers.<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 45


Opbouw<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

Het bedrijventerrein is kleinschalig van omvang en kenmerkt zich door kleinschalige bedrijfsgebouwen<br />

met bedrijfswoningen alsmede met een enkele grootschalige loods. Het terrein is bereikbaar via de<br />

Eemslandweg alsmede via de Kamerlingswijk WZ.<br />

Nadere analyse per deelgebied<br />

Gebrek aan uitstraling, sobere bedrijfsgebouwen/loodsen en schuren;<br />

Scheiding tussen privaat (bedrijfskavels) en openbaar (openbare weg) is onduidelijk;<br />

Doorgaand verkeer is niet mogelijk, geen structurerende route;<br />

Bedrijfswoningen hebben niet de uitstraling dat het een onderdeel van een bedrijf is;<br />

Harde overgang tussen bedrijventerrein en het landelijk gebied;<br />

Slechte herkenbaarheid van het gebied;<br />

Lage belevingswaarde;<br />

Rommelige indruk.<br />

Knelpunten<br />

Door de ligging grenzend aan het buitengebied is er een harde overgang met het buitengebied alsmede<br />

met het lint aan de Kamerlingswijk ontstaan.<br />

Conclusie<br />

De samenhang tussen de bebouwing onderling alsmede de samenhang met het landelijk gebied is niet<br />

aanwezig. De overgang tussen het landelijk gebied en het bedrijventerrein is erg hard. Dit door de vorm<br />

van de bebouwing alsmede door het kleurgebruik. de bedrijfswoningen hebben niet het uiterlijk van een<br />

bedrijfspand<br />

4.3 Verkeersstructuur<br />

4.3.1 Inleiding<br />

In deze paragraaf worden de verkeerskundige en infrastructurele aspecten uit het plangebied bekeken.<br />

Hierbij wordt eerst de huidige situatie van het plangebied beschreven. Vervolgens wordt ingegaan op de<br />

toekomstige ontwikkelingen in het plangebied die met betrekking tot deze sector van belang zijn. Dit<br />

hoofdstuk wordt afgesloten met de wensbeelden voor verkeer en infrastructuur.<br />

Bij deze analyse is gebruik gemaakt van gegevens uit:<br />

PVVP (Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan) 2007-2020;<br />

Verkeersmodel gemeente <strong>Emmen</strong> 2005;<br />

<strong>Gemeente</strong>lijk verkeers- en vervoersplan, Bereikbaar en duurzaam veilig 2000. Dit plan kent een<br />

doorlooptijd tot 2004. Op dit moment is er nog geen nieuw verkeersbeleid vastgesteld. Het GVVP<br />

blijft voorlopig van kracht.<br />

4.3.2 Huidige situatie<br />

Wegen<br />

De gemeente <strong>Emmen</strong> ondersteunt net als bijna alle andere wegbeheerders van Nederland, de<br />

uitgangspunten van Duurzaam Veilig. Dit is bekrachtigd door een landelijk convenant te ondertekenen.<br />

De wegen in de gemeente <strong>Emmen</strong> zijn gecategoriseerd conform Duurzaam Veilig met als doel een<br />

optimale afstemming te bereiken tussen de functie van de weg, de vormgeving en het gebruik ervan door<br />

de weggebruiker. Hiermee wordt beoogd onbedoeld gebruik van de weg, conflicten met hoge snelheids-<br />

en richtingsverschillen, alsmede onzeker gedrag te voorkomen. De wegen zijn verdeeld in drie<br />

categorieën, stroomwegen, gebiedsontsluitingsweg en erftoegangswegen.<br />

Het plangebied wordt in het noorden ontsloten via de rijksweg A37 (<strong>Emmen</strong>-Duitsland). Deze weg heeft<br />

een stroomfunctie en kent een maximum snelheid van 120 km/uur. Via de Zuidervaart Oostzijde<br />

(provinciale weg N379, gebiedsontsluitende weg met een maximumsnelheid van 80 km/uur) kunnen de<br />

toe- en afritten van de A37 worden bereikt. Deze afstand is circa één kilometer, zodat de ontsluiting van<br />

het plangebied voor het gemotoriseerde verkeer goed is te noemen. Het plangebied ligt direct ten zuiden<br />

van de Eemslandweg welke over gaat in het Verlengde Van Echtenskanaal Noordzijde. Deze<br />

46 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

gebiedsontsluitingsweg loopt van Klazienaveen richting Duitsland. Binnende kom heeft deze weg een<br />

maximum snelheid van 50 km/uur, daarbuiten 80 km/uur). De omliggende dorpen Klazienaveen en<br />

Barger Compascuum hebben een directe, goede verbinding voor het gemotoriseerde verkeer. De<br />

doorstroming op voorgenoemde wegen is goed.<br />

Zowel in noord-zuidrichting als in oost-westrichting is het plangebied ook intern goed ontsloten. Het<br />

plangebied heeft vanaf de Eemslandweg aan de noordkant en de Kamerlingswijk Westzijde aan de<br />

westkant een aantal toegangswegen tot het gebied. In het gebied zelf bevinden op gelijkmatige afstand<br />

van elkaar de wegen voor het interne verkeer. Deze wegen zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen<br />

heb hebben over het algemeen hetzelfde wegbeeld met een maximumsnelheid van 30 km/uur, er is<br />

geen hiërarchie in de wegenstructuur. De intensiteit op deze wegen is relatief laag. De meeste wegen in<br />

het plangebied hebben een recht tracé, met name de verbindingswegen tussen de dorpen en rijksweg.<br />

Fietsverkeer<br />

De afstanden binnen Zwartemeer zijn klein en goed per fiets af te leggen. Langs de Eemslandweg en de<br />

Zuidervaart OZ liggen vrijliggende fietspaden. Op alle overige wegen maken (brom)fietsers gebruik van de<br />

weg of parallelwegen. De fietspaden en parallelwegen hebben voor de fietsers een verkeerstechnische<br />

functie in combinatie met een toeristische functie.<br />

Openbaar vervoer<br />

Binnen het plangebied halteren twee buslijnen die deel uitmaken van het streekvervoer in het gebied<br />

rond <strong>Emmen</strong>. Het plangebied wordt hierdoor verbonden met de kernen Barger Compascuum,<br />

Klazienaveen, Nieuw Dordrecht en <strong>Emmen</strong>. In <strong>Emmen</strong> kan worden overgestapt op de trein en andere<br />

(regionale) buslijnen. De buslijnen volgen de doorgaande route via de Eemslandweg/ Verlengde van<br />

Echtenskanaal Noordzijde. Eén buslijn volgt een kleine lus in het plangebied.<br />

Parkeernorm<br />

Bij toekomstige (nieuwbouw)ontwikkelingen worden vigerende parkeernormen conform de landelijke<br />

richtlijnen van het CROW gehanteerd.<br />

Verkeersintensiteiten<br />

De gemeente <strong>Emmen</strong> houdt regelmatig verkeerstellingen. In 2007 en 2008 zijn in Zwartemeer de<br />

volgende tellingen gehouden:<br />

Eemslandweg ten oosten van Kamerlingswijk 1.300 mvt/etm<br />

Kamerlingswijk WZ 1.600 mvt/etm<br />

Eemslandweg ten westen van Zuidervaart 4.600 mvt/etm<br />

Zuidervaart OZ 5.350 mvt/etm<br />

Verkeersveiligheid<br />

Om een uitspraak over de verkeersveiligheid in Zwartemeer te kunnen doen zijn de ongevallengegevens<br />

tussen 2003 en 2007 geraadpleegd. In de genoemde periode zijn er binnen het plangebied in totaal 65<br />

ongevallen geregistreerd.<br />

Jaar Ongevallen<br />

2003 17<br />

2004 17<br />

2005 7<br />

2006 10<br />

2007 14<br />

Totaal 65<br />

Bij deze ongevallen zijn 14 slachtofferongevallen waaronder 2 dodelijke ongevallen in 2005. De overige<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 47


estemmingsplan Zwartemeer<br />

ongevallen hebben uitsluitend materiële schade. De belangrijkste knelpunten zijn Eemslandweg en<br />

Verlengde van Echtenskanaal Noordzijde.<br />

Toekomstige Ontwikkelingen<br />

In de toekomst zullen er geen veranderingen in de wegenhierarchie binnen Zwartemeer plaatsvinden. Op<br />

vrijwel alle wegen binnen Zwartemeer zal een dertig kilometer regime gelden met uitzondering van de<br />

ontsluitingswegen.<br />

Naar verwachting zal het aantal autoverplaatsingen licht toenemen met name vanwege de autonome<br />

verkeersgroei (toename autobezit en autogebruik). Daarnaast zal door woningbouw het verkeer licht<br />

toenemen.<br />

Vanwege de bezuinigingen in het openbaar vervoer staan steeds meer buslijnen onder druk. Vanuit<br />

sociaal oogpunt is het wenselijk dat Zwartemeer ook in de toekomst de busverbinding met <strong>Emmen</strong><br />

behoudt.<br />

Wensbeeld/Aanbevelingen<br />

Behoud van de huidige infrastructuur en waar mogelijk en wenselijk een verbetering;<br />

De bereikbaarheid van het plangebied dient gewaarborgd te blijven;<br />

Ook de bereikbaarheid per openbaar vervoer dient gewaarborgd te blijven.<br />

4.4 Groenstructuur<br />

De bijlage Groenstructuur Zwartemeer bevat een schematisch overzicht van de huidige groenstructuur<br />

van Zwartemeer.<br />

4.4.1 Huidige groenstructuur<br />

Hoofdgroenstructuur<br />

De hoofdgroenstructuur is gesitueerd langs de Verlengde Hoogveensche Vaart, met de daaraan parallel<br />

lopende wegen Eemslandweg en Verlengde Van Echtenskanaal NZ, langs de Kamerlingswijk WZ, langs<br />

het Verlengde Oosterdiep, met de daaraan parallel lopende Zuidervaart OZ en WZ en de Hoofdwijk III en<br />

de daaraan parallel lopende Barriereweg.<br />

De Verlengde Hoogeveensche Vaart wordt aan de noordzijde ter hoogte van de bebouwing begeleid door<br />

een rij lindes en aan de zuidzijde door een rij eiken in gras. Richting Klazienaveen staat tussen de<br />

lindes her en der opslag van o.a. berk. De rij lindes gaat na het bebouwingslintje richting Klazienaveen<br />

over in eik c.q. opslag van eik en es.<br />

Foto's: Links: Verlengde Hoogeveensche Vaart: noordzijde met lindes, aan zuidzijde eik.<br />

Rechts: beeld in de richting van Klazienaveen.<br />

De bebouwingszijde van de, aan de noordzijde van het kanaal parallel lopende, Verlengde Van<br />

Echtenskanaal NZ kent verschillende groenstructuren namelijk gedeeltelijk wel een gedeeltelijk geen<br />

bomen. Zo staan in het gedeelte t-splitsing Verlengde Oosterdiep - Barriereweg plantvakken met lindes<br />

tussen de parkeerhavens, terwijl bij de bebouwing aan de westkant van de t-splitsing geen beplanting<br />

staat.<br />

48 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

Foto's: Het gedeeltelijk wel en niet met bomen beplante Verlengde Van Echtenskanaal NZ<br />

De bebouwingszijde van de, aan de zuidzijde van het kanaal paralel lopende, Eemslandweg staat in het<br />

traject Klazienaveen - centrum een enigszins gefragmenteerde rij eiken in hagen c.q. sierstruiken (o.a.<br />

rozen). Bij het centrum gaat deze rij eiken over in een rij van veldesdoorn in hagen c.q. onderbeplanting.<br />

Na de kruising met de Kamerlingswijk gaat de rij veldesdoorn wederom over in een rij eiken in een<br />

grasberm.<br />

Het beeld van de Kamerlingswijk is eveneens monumentaal maar minder besloten omdat hier alleen een<br />

bomenrij van eik aan de bebouwingszijde aan de westkant van de wijk staat. Aan de oostzijde van de<br />

wijk wordt het beeld bepaald door het privégroen rondom de verspreid staande bebouwing in een verder<br />

open grootschalig landschap. Vanaf de Kamerlingswijk WZ is goed zicht op dit landschap.<br />

Foto's: Links: impressie Kamerlingswijk. Rechts: impressie Barriereweg<br />

De Barriereweg wordt begeleid door een monumentale rij lindes aan beide zijden van de weg. Deze weg<br />

ontsluit het noordoostelijk gelegen buurtje Tuindorp. Het monumentale karakter is te verklaren uit het feit<br />

dat de Hoofdwijk III met de daaraan parallel lopende Barriereweg historisch een hoofdwijk was in het<br />

veen van Barger Compascuum. In de periode 1965 - 1975 is deze wijk doorsneden door de snelweg N37<br />

en is de Barriereweg een doodlopende weg geworden. Omdat de monumentale laan een historisch<br />

waardevolle veenkoloniale groenstructuur is, wordt zij gerekend tot de hoofdstructuur.<br />

Tenslotte is langs de oostkant van het Verlengde Oosterdiep een rij eiken aangeplant. Omdat langs het<br />

kanaal veel opslag staat, is het zicht op het kanaal vanaf de weg vrijwel verdwenen. Langs de<br />

bebouwingszijde staat een gefragmenteerde eikenrij. De westkant van het Verlengde Oosterdiep is<br />

onbeplant, zowel langs het kanaal als langs de bebouwingkant van de weg. Hierdoor oogt het lintje vrij<br />

kaal.<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 49


Impressie Verlengde Oosterdiep<br />

Groenaccenten<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

De twee dammen in de Hoogeveensche Vaart die op de T-splitsingen met het Verlengde Oosterdiep en<br />

de Kamerlingswijk zijn aangelegd, zijn ingericht met een kunstwerk en een boomgroep van lindes in<br />

gras. Daarnaast is bij de T-splitsing Hoogeveensche Vaart - Verlengde Oosterdiep naast de<br />

Protestantse kerk een overdekte 'picknickplaats' aangelegd. Deze is omzoomd met hagen en<br />

sierbeplanting.<br />

Foto's: Kunstwerken en boomgroepen in gras op de dammen<br />

Nevengroenstructuren<br />

De nevenstructuur betreft de verschillende groenstructuren in de buurten van het dorp.<br />

Een belangrijke nevenstructuur is het groen rondom de voorzieningen (winkels, scholen, kerk en<br />

sporthal) in het centrum van het dorp en toegangswegen richting deze voorzieningen. Het betreft hier<br />

vooral boomweides van o.a. lindes, esdoorns en moeraseik. Daarnaast zijn er singels tussen de<br />

50 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

scholen en de sporthal aangeplant. De Klemstrook, de straat waar de winkels zijn gesitueerd, is<br />

onbeplant.<br />

Foto's: Links: groenstructuur bij voorzieningen. Rechts: boomweides langs route richting<br />

voorzieningen<br />

Een tweede nevenstructuur betreft groenstructuren langs de langzaam verkeersroutes in en langs het<br />

dorp.<br />

In het dorp betreft het de noord - zuid gerichte groenstructuur met voet/fietspad tussen de bebouwing<br />

daterend uit de jaren '50 - '60 en de bebouwing uit de jaren '80 en later. Deze noord - zuid gerichte<br />

groenzone is aangelegd op de plaats waar voorheen een wijk heeft gelegen. Deze groenstructuur<br />

bestaat uit boomgroepen in gras en een speelweide tussen de achterkanten van beide, van karakter<br />

verschillende, buurten. De groenstrook is vanuit beide buurten toegankelijk gemaakt door middel van<br />

oost - west gerichte groenstrookjes met paden.<br />

Langs de westkant van het dorp, vanaf het sportterrein tot aan de noordelijk gelegen dierenweide<br />

'Beatrixhoeve' wordt het fiets/voetpad begeleid door een rij eiken in gras. Vanaf het pad is uitzicht op<br />

het landschap. Het pad ligt op de plaats waar voorheen een wijk heeft gelegen.<br />

Foto's: Links: Langzaam verkeersroute tussen 2 buurten. Rechts: langzaam verkeersroute<br />

westzijde dorp<br />

Langs een gedeelte van de Dorpshuiswijk is een voetpad aangelegd en wel langs het gedeelte van de<br />

Runde tot aan de dierenweide. Vanaf het pad is uitzicht op het landschap en de Runde. Het voetpad<br />

wordt begeleid door een rij essen. In het dorp is aansluiting op de groenstructuur rondom de<br />

voorzieningen. Hier is tevens een oost - west gericht voetpad aangelegd dat tussen boomgroepen in<br />

gras doorloopt tot de westkant RK kerk. Bij de dierenweide is een aansluiting op de voornoemde<br />

langzaam verkeersroute richting sportterrein. Ten noordwesten van de RK kerk tot aan De Huizen is<br />

eveneens een oost - west gerichte langzaam verkeersroute aangelegd. Ook hier wordt het pad begeleid<br />

door bomen in gras.<br />

Een derde nevenstructuur betreft de, noord - zuid gerichte, weg De Huizen. Deze weg volgt een<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 51


estemmingsplan Zwartemeer<br />

veenkoloniaal kavelpatroon en is de verbindingsweg tussen het zuidelijke gedeelte van het dorp en het<br />

centrum. De groenstructuur langs deze weg volgt echter niet deze lijnvormige structuur. Zo staat langs<br />

het zuidelijke gedeelte van de weg een enigszins gefragmenteerde rij lindes, kent het middengedeelte<br />

alleen privégroen en wordt het noordelijke traject gedeeltelijk begeleid door een rij berken.<br />

Foto's: Links: De Huizen: zuidelijk deel beplant met lindes.Rechts: De Huizen middengedeelte<br />

onbeplant<br />

Een vierde nevenstructuur betreft groenstrookjes met bomenrijen (vooral moeraseik en in mindere mate<br />

berk) in gras op de koppen van de bebouwing. Deze groenstrookjes zijn zowel in de oudere als nieuwere<br />

buurtjes aangeplant.<br />

Ook kent het dorp een zestal groene 'hofjes'. De drie 'hofjes' gelegen aan De Hoven zijn allen ingericht<br />

met drie meidoorns in gras. De andere drie hofjes zijn gelegen aan de Dorstersstraat aan de westkant<br />

van het dorp. Deze zijn ingericht met verschillende boomsoorten en sierheesters in gras. Vanaf deze<br />

hofjes is zicht op het landschap.<br />

Foto's: Links: zicht op landschap vanuit hofje Dorstersstraat. Rechts: hofje aan De Hoven<br />

Ten slotte is de begraafplaats aan de noordzijde van het dorp omzoomd door singels c.q.<br />

bos(plantsoen).<br />

Recreatief groen<br />

Het dorp heeft een sport c.q. recreatieterrein dat omzoomd is door singels, een groot speelveld<br />

omzoomd door singels en rijen moeraseiken en een ijsbaan met aan de oostkant een singel. Verder zijn<br />

er vier speelveldjes aangelegd en is er de dierenweide 'Beatrixhoeve' met een speelplek. In het gras van<br />

de speelveldjes staan bomen en de speelveldjes worden al dan niet gedeeltelijk omzoomd met<br />

sierheesters.<br />

Aan de noordzijde van het dorp is recentelijk een 'sportlandgoed' aangelegd met o.a. een recreatieplas<br />

en golfbaan. De Runde loopt eveneens door dit gebied. De Runde is onderdeel van de PEHS.<br />

52 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

4.4.2 Nota van Uitgangspunten hoofdgroenstructuur<br />

Een uitgangspunt ten aanzien van de hoofdgroenstructuur is dat het een doorgaande structuur is. Ten<br />

tweede dienen boomgroottes te worden gekoppeld aan de belangrijkheid van de structuur. In het geval<br />

van een hoofdstructuur houdt dit het gebruik van bomen van de 1e grootte in en dan bij voorkeur het<br />

gebruik van cultuurhistorisch materiaal zoals de eik en linde.<br />

De bomenrij(en) langs de Verlengde Hoogeveensche Vaart en de Kamerlingswijk zijn beeldbepalend,<br />

cultuurhistorisch waardevol en zorgen voor een monumentaal karakter dat behouden dient te worden.<br />

Toekomstig beheer dient er op gericht te zijn om deze structuurlijnen helder te houden en niet te laten<br />

vervagen door opslag.<br />

Langs de bebouwingszijde van de Eemslandweg/Verl. Hoogeveensche Vaart zijn ter hoogte van het<br />

centrum veldesdoorns aangeplant. Aangezien dit geen boomsoort van de 1e grootte is ontbeert de<br />

hoofdstructuur ter hoogte van het centrum de, voor de veenkoloniën, karakteristieke monumentaliteit.<br />

Het verdient de voorkeur om (bij uitval) de veldesdoorns te vervangen door eik of linde.<br />

De bebouwingszijde van de Verlengde Echtenskanaal NZ/Verl. Hoogeveensche Vaart kent verschillende<br />

boomstructuren (gedeeltelijk wel en gedeeltelijk geen bomen). Het verdient de voorkeur om de structuur<br />

ten oosten van de t-splitsing met het Verlengde Oosterdiep, namelijk lindes in de plantvakken tussen de<br />

parkeerhavens, te continueren voorv het gehele bebouwingslint.<br />

Hoewel de monumentale rij lindes langs beide zijden van de Barriereweg op dorpsniveau niet<br />

beeldbepalend is, zijn zij cultuurhistorisch waardevol en dienen te worden behouden.<br />

De bomenrij van eiken langs de oostzijde van het Verlengde Oosterdiep kent geen doorgaande structuur<br />

en wordt sterk vervaagd door de aanwezige opslag. Bovendien is de westzijde van het kanaal met<br />

aanpalende weg onbeplant. Hierdoor ontbeert het Verlengde Oosterdiep de voor de veenkoloniën zo<br />

karakteristieke monumentaliteit. In lijn met de Nota herinrichting verdient de aanplant bomenrijen de<br />

voorkeur. Evenals bij de Verlengde Hoogeveensche Vaart dient toekomstig beheer er op gericht te zijn<br />

om deze structuurlijnen helder te houden en niet te laten vervagen door opslag.<br />

De groenstructuur langs De Huizen, een straat die een historische noord - zuid gerichte kavelstructuur<br />

volgt, ondersteund deze historische lijn niet. Deze kavellijn worden versterkt door een eenduidige<br />

groenstructuurlijn aan te pkanten. Dit kan door het bestaande rijtje lindes te continueren, door over het<br />

gehele traject een boomsoort van de 3e of 2e grootte kiezen (bijvoorbeeld veldesdoorn) of door te kiezen<br />

voor alleen een grasberm.<br />

4.5 Bevolkingsstructuur<br />

De hoofdkern Zwartemeer telde per 01-01-2008 3.127 inwoners.<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 53


estemmingsplan Zwartemeer<br />

Figuur 4-9: Verhouding bevolkingsgroei en aantal woningen<br />

Zwartemeer heeft al sinds begin jaren negentig te maken met een afnemend inwoneraantal en deze<br />

tendens heeft zich de afgelopen 10 jaar doorgezet. De bevolkingsomvang van Zwartemeer nam eind<br />

negentiger vrij sterk af om vervolgens in de jaren 2000 en 2001 weer toe te nemen. Sinds 2002 neemt<br />

het aantal inwoners weer geleidelijk aan af. Over de afgelopen 10 jaar bezien nam de bevolkingsomvang<br />

af met 67 inwoners, wat neerkomt op een gemiddelde jaarlijkse krimp van 0,2%. De omvang van de<br />

woningvoorraad in Zwartemeer fluctueerde de afgelopen 10 door herstructureringsactiviteiten en nam<br />

uiteindelijk per saldo met 2 woningen toe (81 nieuwbouw / 79 sloop).<br />

Zwartemeer heeft een relatief jonge bevolking. De leeftijdsklassen 0 tot 55 jarigen zijn, met uitzondering<br />

van de 10 tot 15 jarigen, in vergelijking tot het gemeentelijk gemiddelde, maar ook ten opzichte van<br />

andere hoofdkernen, sterker vertegenwoordigd. De groep 60+-ers is daarentegen duidelijk minder sterk<br />

vertegenwoordigd. In de hogere leeftijdsklassen heeft een dergelijk beeld doorgaans te maken met<br />

vertrek naar kernen met meer woonzorg-aanbod, zoals in Klazienaveen.<br />

Zwartemeer, bevolking en woningvoorraad per 1998 - 2008<br />

ABS 1998 2003 2008<br />

Bevolking 3.127 3.111 3.060<br />

Woningvoorraad 1.189 1.181 1.191<br />

Gemiddelde woningbezetting 2,63 2,63 2,57<br />

Tabel 4-10: Bevolking en woningvoorraad Zwartemeer<br />

54 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten van het bestemmingsplan<br />

5.1 Algemeen<br />

Het bestemmingsplan Zwartemeer is in overwegende mate een beheersplan. Het doel van dit<br />

beheersplan is het actualiseren van het geldende planologische regime. Uitgangspunt hierbij is dat de<br />

bestaande situatie wordt vastgelegd. Tevens dient het nieuwe bestemmingsplan rechtszeker, eenvoudig<br />

te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker.<br />

Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de<br />

regels (voorheen de voorschriften) en de weergave van op de verbeelding (voorheen plankaart) wordt<br />

aangesloten op de "Standaard Vergelijkbare <strong>Bestemmingsplan</strong>nen 2008" van het ministerie van VROM.<br />

Het bestemmingsplan voldoet tevens aan de vereisten van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht<br />

(Wabo).<br />

Het conserverende karakter van het bestemmingsplan brengt met zich mee dat nieuwe ontwikkelingen<br />

niet in het plan worden meegenomen, tenzij deze concreet voorzienbaar zijn en benodigde onderzoeken<br />

al zijn uitgevoerd.<br />

Door de actualisatie komen zeven bestemmingsplannen deels of geheel te vervallen.<br />

5.2 Inventarisatie<br />

De inventarisatie van het plangebied heeft op verschillende manieren plaatsgevonden. Begonnen is met<br />

het bekijken en vergelijken van de vigerende bestemmingsplannen met de meest recente topografische<br />

ondergrond en luchtfoto. Hierbij is gelet op veranderingen van de topografische ondergrond en luchtfoto<br />

ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan.<br />

Daarna is het gebied ter plekke geïnventariseerd en opmerkelijke en sterk afwijkende zaken zijn<br />

vervolgens nader onderzocht. Op basis van al deze gegevens zijn bestemmingen toegekend en zijn de<br />

verbeelding en de planregels opgesteld.<br />

5.3 Plantoelichting, verbeelding en regels<br />

Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding<br />

vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De regels en verbeelding zijn aan<br />

elkaar gerelateerd. Dit betekent dat de verbeelding en de regels altijd in samenhang moeten worden<br />

gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om<br />

gemaakte keuzen te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.<br />

Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart <strong>Emmen</strong> (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart<br />

bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de<br />

vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige<br />

bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE<br />

automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn.<br />

De op de plankaart aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE<br />

wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale<br />

Kaart.<br />

Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en / of aanduiding gekregen op<br />

de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de<br />

regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel<br />

mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is<br />

gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de<br />

computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.<br />

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en<br />

bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van<br />

aanwezige en/of op te richten bebouwing.<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 55


estemmingsplan Zwartemeer<br />

Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden, door alleen te<br />

regelen wat nodig is. Dit heeft alsnog geleid tot een tot een bestemmingsplanregeling met 31 artikelen.<br />

5.4 Toelichting op de bestemmingen<br />

De regels zijn een juridische vertaling van het planologisch/ ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie<br />

en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden<br />

en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van<br />

aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo<br />

beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is. Voor elke bestemming is afzonderlijk<br />

een bestemmingsregel opgenomen. Dit heeft alsnog geleid tot een tot een bestemmingsplanregeling<br />

met 25 artikelen.<br />

Gebruiksregels<br />

Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Indien daar aanleiding voor<br />

bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn<br />

bedoeld.<br />

Bouwregels<br />

In een groot aantal bestemmingen zijn bouwregels opgenomen, waarbij de bouwmogelijkheden mee<br />

worden gereguleerd. Hoofdgebouwen moeten altijd worden gebouwd binnen een daarvoor aangeduid<br />

bouwvlak. Uitgangspunt voor de bebouwing is de bestaande voorgevel, die is vastgelegd door middel van<br />

de aanduiding 'gevellijn'. Dit betekend dat indien er vervangende bebouwing wordt geprojecteerd, deze in<br />

de gevellijn moet worden teruggebouwd. Daarnaast is op de verbeelding per bestemmingsvlak de<br />

maximale bouw- en / of goothoogte aangegeven. Waar het wenselijk is om het huidige bebouwingsbeeld<br />

in stand te houden zijn tevens aanduidingen opgenomen ten aanzien van bijgebouwen of de kapvorm van<br />

daken.<br />

Flexibiliteit<br />

Af en toe kan het nodig zijn dat afwijking van de gestelde regels gewenst is. Deze<br />

flexibiliteitsbepalingen bieden de mogelijkheid om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De<br />

uitvoering van de flexibiliteitsregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. In het<br />

bestemmingsplan zijn de volgende flexibiliteitsregelingen opgenomen:<br />

afwijkingen met omgevingsvergunning van de bouwregels;<br />

afwijkingen met omgevingsvergunning van de gebruiksregels;<br />

nadere eisen;<br />

wijzigingsbevoegdheden artikel 3.6 Wro.<br />

De afwijkingen van de bouw- of gebruiksregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de<br />

aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Door het inwerkingtreden van de<br />

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verschillende vergunningen en besluiten,<br />

zoals de milieuvergunning, de bouwvergunning, afwijking van het bestemmingsplan en de kapvergunning<br />

gebundeld in een integrale omgevingsvergunning. Toestemming van burgemeester en wethouders voor<br />

een afwijking van de bouw- of gebruiksregels kan zodoende worden verkregen door het aanvragen van<br />

een omgevingsvergunning.<br />

Met de nadere eisen kunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij<br />

om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een<br />

terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.<br />

Bij toepassing van een afwijking en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in<br />

de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen<br />

moeten worden bij de afweging of een omgevingsvergunning wordt verleend en/ of het toepassen van de<br />

nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers<br />

van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het<br />

bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor de afwijken en de nadere eisen, de uitvoering van deze<br />

56 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.<br />

Bij toepassing van een ontheffing en/ of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden<br />

gedaan aan de volgende criteria:<br />

1 de woonsituatie:<br />

Ten aanzien van de woonsituatie dient rekening gehouden te worden met het in stand houden en/ of<br />

garanderen van een goede woonsituatie, er dient rekening gehouden te worden met:<br />

1 verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte;<br />

2 overlast door lawaai, stank en/of trillingen;<br />

3 de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;<br />

het uitzicht;<br />

4 de aanwezigheid van voldoende privacy.<br />

2 het straat- en bebouwingsbeeld:<br />

In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en<br />

architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan:<br />

1 een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (landschappelijke inpassing);<br />

2 de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen;<br />

3 gevelbeelden;<br />

4 de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing;<br />

5 de hoogtedifferentiatie;<br />

6 de situering van gebouwen op het perceel;<br />

7 de geleding van de gebouwen indien de oppervlakte meer dan 1000 m² bedraagt.<br />

3 de culthuurhistorie<br />

1 cultuurhistorische waarden en archeologische waarden;<br />

4 de verkeersveiligheid<br />

Ten waarborging van verkeersveiligheid dient rekening gehouden te worden met:<br />

1 verkeersaantrekkende werking, toename van de verkeersintensiteit en de parkeerbehoefte;<br />

2 overlast door lawaai, stank en/of trillingen;<br />

3 benodigde uitzichthoeken van wegen;<br />

4 de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;<br />

5 de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden;<br />

6 de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte.<br />

5 de (sociale) veiligheid<br />

Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en<br />

niet-sociaal controleerbaar is dient rekening gehouden te worden:<br />

1 de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid<br />

van een sociaal onveilige plek;<br />

2 de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte<br />

wordt ingeperkt.<br />

6 brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding<br />

Ten aanzien van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding dient rekening gehouden te<br />

worden met de volgende aspecten:<br />

1 aanwezigheid van kwetsbare objecten;<br />

2 de aanwezigheid en routering van vluchtwegen;<br />

3 de bereikbaarheid van de bouwwerken;<br />

4 de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.<br />

7 de milieusituatie:<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 57


estemmingsplan Zwartemeer<br />

Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een<br />

ruimtelijke ingreep dient rekening gehouden te worden met:<br />

1 de mate van hinder voor de omliggende functies;<br />

2 de gevolgen voor de externe veiligheid;<br />

3 de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;<br />

4 de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;<br />

5 de gevolgen voor de bodemkwaliteit;<br />

6 de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit;<br />

7 de situering van gebouwen ten opzichte van het water.<br />

8 gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen<br />

Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende<br />

gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken is het niet toegestaan op enig terrein zodanig te<br />

bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt<br />

met het plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds<br />

bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot.<br />

Beoordelingscriteria afwijkingen<br />

De bevoegdheid ex. artikel 3.6 Wro om het bestemmingsplan te wijzigen ligt eveneens bij burgemeester<br />

en wethouders. De wijzigingsbevoegdheid maakt een wijziging van een bestemming in een andere<br />

bestemming mogelijk. Voor de wijzigingsbevoegdheid geldt dat deze niet kan worden uitgevoerd, voordat<br />

onderzoek is uitgevoerd. Dit biedt de mogelijkheid om nader onderzoek zoveel mogelijk op de concrete<br />

situatie af te stemmen.<br />

Staat van Inrichtingen<br />

In diverse bestemmingsregels van dit bestemmingsplan wordt verwezen naar een een staat van<br />

inrichtingen. De toegestane vormen van bedrijvigheid in het plangebied zijn ontleend aan de 'Bedrijven en<br />

milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse <strong>Gemeente</strong>n, 2009. Op basis van deze lijst is voor een<br />

specifieke Staat van inrichtingen opgesteld. Aan deze lijst is een onderscheid tussen kwetsbare en<br />

beperkt kwetsbare objecten toegevoegd en als bijlage bij de regels opgenomen. Reden voor toevoeging<br />

van dit onderscheid is de bescherming van de aanwezigen in objecten. Daarnaast is het van belang dat<br />

bij de bouwplantoetsing geen verkeerde afweging wordt gemaakt in het kader van de kwetsbaarheid. De<br />

keuze voor kwetsbaar of beperkt kwetsbaar kan namelijk gevolgen hebben voor saneringsopgaven,<br />

weigeren van vergunningsaanvragen en negatief adviseren op ruimtelijke plannen. Op het moment dat<br />

een kwetsbaar object aanwezig is, kan een risicovol bedrijf niet meer in dezelfde omgeving worden<br />

toegelaten of uitgebreid. Wordt een kwetsbaar object binnen een risicocontour van een bestaand bedrijf<br />

gebouwd, dan kan er een situatie ontstaan waarbij sanering noodzakelijk is. Dit laatste kan dan ook<br />

leiden tot planschade.<br />

Het is belangrijk dat de afweging niet constant hoeft plaats te vinden (ad hoc), maar dat er vooraf<br />

duidelijkheid wordt gegeven of een activiteit/ object kwetsbaar is of beperkt kwetsbaar. Deze<br />

problematiek rond de afweging speelt zich landelijk af, maar hiervoor is tot nu toe nog geen duidelijk<br />

toetsingskader ontwikkeld. Wij hebben daarom zelf een toetsingskader ontwikkeld en aan de staat van<br />

inrichtingen toegevoegd.<br />

Bescherming van waarden door middel van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van<br />

een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden<br />

Om bepaalde natuurlijke, landschappelijke en/ of cultuurhistorische waarden te beschermen is bij de<br />

bestemming 'Agrarisch-Grondgebonden' (artikel 3) een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een<br />

werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden opgenomen.<br />

Door het opnemen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk<br />

zijnde, of van werkzaamheden in de bestemming kan de uitvoering van bepaalde activiteiten - die niet<br />

altijd en overal in strijd met de onderkende waarden behoeven te zijn - aan bepaalde voorwaarden<br />

gebonden worden. Het stelsel van Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen<br />

bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden biedt het college de mogelijkheid om de toelaatbaarheid van<br />

58 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

bepaalde activiteiten en gebruiksvormen per geval na te gaan en eventueel aan de uitvoering bepaalde<br />

eisen te stellen. Het moet daarbij gaan om activiteiten die op basis van de doeleindenomschrijving van<br />

het betreffende artikel mogelijk zijn, maar waarvoor een nadere afweging omtrent de toelaatbaarheid is<br />

gewenst. Met een Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van<br />

werkzaamheden kunnen dus geen extra gebruiksmogelijkheden aan een bestemming worden<br />

toegevoegd. Voor de gebruiksmogelijkheden blijft de doeleindenomschrijving het kader. Normale<br />

onderhoudswerkzaamheden kunnen zonder vergunning uitgevoerd worden. Daarom is bij alle<br />

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden<br />

aangegeven dat normale onderhoudswerkzaamheden niet onder de vergunningsplicht vallen. In de<br />

praktijk kan het lastig zijn om te bepalen of een bepaalde activiteit als "normaal onderhoud" kan worden<br />

aangemerkt. In ieder geval zal het bij "normale onderhouds- c.q. exploitatiewerkzaamheden" moeten<br />

gaan om werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de<br />

gronden te komen. Incidentele ingrepen zoals bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie kunnen niet<br />

onder normale onderhoudswerkzaamheden begrepen worden. Ook werkzaamheden die een<br />

onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde zullen niet als "normaal"<br />

beschouwd kunnen worden.<br />

De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:<br />

Hoofdstuk 1. Inleidende regels (artikel 1 en 2);<br />

Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels (artikel 3 t/m 24);<br />

Hoofdstuk 3. Algemene regels (artikel 25 t/m 29);<br />

Hoofdstuk 4. Overgangs - en slotregels (artikel 30 en 31).<br />

De inhoud van de verschillende artikelen wordt als volgt toegelicht:<br />

5.4.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels<br />

In hoofdstuk 1 worden diverse begrippen welke in de planregels worden gehanteerd nader verklaard. Dit<br />

om interpretatieproblemen zoveel mogelijk te voorkomen. Daarnaast wordt<br />

aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.<br />

Artikel 1: Begrippen<br />

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd die in de regels worden gehanteerd. De<br />

begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. Bij de toetsing aan het<br />

bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende<br />

betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normale<br />

spraakgebruik.<br />

Behalve de eerste twee begrippen zijn deze omschrijvingen alfabetisch gerangschikt. Zij zijn zoveel<br />

mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich<br />

ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.<br />

Artikel 2: Wijze van meten<br />

De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte-<br />

en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.<br />

5.4.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels<br />

Artikel 3: Agrarisch<br />

De voor 'Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van agrarische bedrijven.<br />

Binnen deze bestemming zijn geen bouwvlakken opgenomen zodat het niet mogelijk is te bouwen.<br />

Artikelen Bedrijf<br />

De bestemming 'Bedrijf' is toegekend aan de zelfstandige bedrijven in het plangebied. Als gevolg van de<br />

verschillen in mate van hinder die de bedrijven veroorzaken, valt de bestemming 'Bedrijf' in dit<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 59


estemmingsplan Zwartemeer<br />

bestemmingsplan uiteen in 3 bestemmingen. Deze zijn:<br />

Artikel 4: Bedrijf Milieucategorie 2;<br />

Artikel 5: Bedrijf-Verkooppunt motorbrandstoffen;<br />

Artikel 6: Bedrijf-Nutsvoorzieningen.<br />

De bestemming 'Bedrijf - Milieucategorie 2' is toegekend aan de zelfstandige bedrijven in het plangebied<br />

die qua hinder vallen onder de milieucategorie 1 en 2.<br />

De in het plangebied voorkomende bedrijven zijn overeenkomstig het huidige gebruik en<br />

bouwmogelijkheden in dit bestemmingsplan opgenomen.<br />

Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat in woongebieden in principe alleen milieucategorie 1 en 2<br />

bedrijven (de zogeheten lichte vormen) gevestigd kunnen worden. De toegestane vormen van<br />

bedrijvigheid in zijn ontleend aan de 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse<br />

<strong>Gemeente</strong>n, 2009. Op basis van deze lijst is voor Zwartemeer een specifieke Staat van inrichtingen<br />

opgesteld en als bijlage bij de regels opgenomen.<br />

Voor alle bedrijvenbestemmingen geldt dat de bebouwing dient te worden opgericht binnen de op de<br />

verbeelding aangegeven bouwvlakken.<br />

Wonen mag alleen plaatsvinden in de reeds bestaande bedrijfswoningen en niet in bedrijfsruimten. De<br />

bedrijfswoning zover deze aanwezig is wordt op de verbeelding met een aanduiding 'bw' weergegeven.<br />

In de bestemming Bedrijf zijn afwijkingen met omgevingsvergunning van de bouwregels opgenomen om<br />

het bestemmingsplan flexibeler te maken. Naast algemene afwijkingen (o.a. Daarnaast zijn ten aanzien<br />

van het gebruik ontheffingsmogelijkheden opgenomen om bedrijven toe te staan die niet in de lijst zijn<br />

opgenomen of bedrijven uit een anders categorie dan opgenomen in de lijst als het bedrijf minder hinder<br />

of gelijkwaardige hinder veroorzaakt dan in de bedrijvenlijst verondersteld.<br />

De artikelen 4 en 5 kennen een wijzigingsbevoegdheid. De wijzigingsbevoegdheid heeft betrekking op<br />

het wijzigen van het gebruik van de (bedrijfs)bebouwing voor een woonfunctie of voor een sociale,<br />

culturele, medische, maatschappelijke en educatieve functie, waaronder expositieruimten.<br />

Artikel 4: Bedrijf-Milieucategorie 2<br />

De voor 'Bedrijf-Milieucategorie 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsdoeleinden uit de<br />

milieucategorieën 1 en 2 zoals genoemd in de Staat van inrichtingen welke is opgenomen in de bijlage<br />

bij de regels. De toegestane vormen van bedrijvigheid zijn ontleend aan de 'Bedrijven en milieuzonering'<br />

van de Vereniging Nederlandse <strong>Gemeente</strong>n, 2009 (groene boekje). Op basis van deze lijst is voor<br />

Zwartemeer een specifieke Staat van inrichtingen opgesteld en als bijlage bij de regels opgenomen.<br />

Voor een vijftal bedrijven is een specifieke vorm van bedrijf opgenomen in verband met hun afwijkende<br />

milieucategorie. Op deze adressen mogen uitsluitend de huidige vormen van bedrijvigheid bestaan. Bij<br />

eventuele bedrijfsbeëindiging mag hetzelfde soort bedrijf opnieuw worden gevestigd of een bedrijf uit<br />

milieucategorie 1 en 2 die worden genoemd in de Staat van inrichtingen die als bijlage is gevoegd bij<br />

onderhavig bestemmingsplan. Deze bedrijven zijn:<br />

Eemslandweg 41 t.b.v. een smederij/lasinrichting/bankwerkerij (milieucategorie 3.1);<br />

Eemslandweg 45 t.b.v. een goederenwegvervoersbedrijf;<br />

Eemslandweg 70/70a t.b.v. een metaaloppervlaktebehandelbedrijf: lakspuiten en moffelen<br />

(milieucategorie 3.1);<br />

Perceel ten oosten van Hogeweg 11 t.b.v. een sloopbedrijf (milieucategorie 3.1);<br />

Eemslandweg 39/39a t.b.v. een kunststofverwerkingsfabriek zonder fenolharsen (milieucategorie<br />

4.1).<br />

Artikel 5 : Bedrijf - Nutsvoorzieningen<br />

De voor 'Bedrijf-Nutsvoorzieningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor nutsvoorzieningen en de<br />

daarbij behorende gebouwen met een maximum bouwhoogte van 4 meter. Het betreft onder andere<br />

transformatorhuisjes en gasdruk-regelstations.<br />

Artikel 6 : Bedrijf-Verkooppunt motorbrandstoffen<br />

60 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

Op het adres Eemslandweg 28 is een verkooppunt motorbrandstoffen gevestigd zonder LPG. Naast de<br />

verkoop van motorbrandstoffen, zonder LPG, is binnen deze bestemming uitsluitend detailhandel in<br />

bijbehorende accessoires en benodigdheden voor motorvoertuigen en weggebonden artikelen<br />

toegestaan. Gebouwen mogen binnen deze bestemming niet worden opgericht. Wel is het mogelijk om<br />

een luifel (een ander bouwwerk) binnen het bouwvlak op te richten.<br />

Artikel 7: Bedrijventerrein<br />

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bedoeld voor bedrijven in de milieucategorie 1 en 2.<br />

Voor het goederenwegvervoersbedrijf op het perceel Kamerlingswijk OZ 8 (milieucategorie 3.1) is een<br />

specifieke vorm van bedrijf opgenomen in verband met de afwijkende milieucategorie. De toegestane<br />

vorm van bedrijvigheid zijn ontleend aan het "Groene boekje" Bedrijven en Milieuzonering (2009). Op<br />

basis van deze lijst is voor het bedrijventerrein een specifieke Staat van inrichtingen opgesteld en als<br />

bijlage bij de regels opgenomen. Het is mogelijk om binnen deze bestemming te wonen indien de<br />

gronden op de kaart zijn aangeduid met een "bw".<br />

Gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd en<br />

geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh), risicovolle inrichtingen en<br />

vuurwerkbedrijven uitgesloten.<br />

Artikel 8: Cultuur en ontspanning, Kinderboerderij<br />

De voor 'Cultuur en ontspanning, Kinderboerderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor een<br />

kinderboerderij met dierweide.<br />

Gebouwen dienen binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden, met als voorwaarde dat niet meer wordt<br />

gebouwd dan in de regels is aangegeven.<br />

Artikel 9: Gemengd<br />

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van dienstverlening,<br />

detailhandel, kantoor, maatschappelijke voorzieningen en wonen. Gebouwen mogen uitsluitend binnen<br />

het bouwvlak worden opgericht.<br />

Artikel 10: Groen<br />

Structuurbepalend groen, waaronder de openbare groenstroken tussen zijtuinen van woningen en de<br />

openbare weg en de grotere groenstroken, zijn bestemd als "Groen'. Binnen de bestemming mogen<br />

geen bouwwerken worden opgericht. Binnen deze bestemming is tevens het aanleggen/verleggen van<br />

voetpaden/fietspaden mogelijk. Ook het buurtgroen en speelveldjes vallen onder de bestemming 'Groen'.<br />

Artikel 11: Horeca-1<br />

De horeca-inrichtingen in het plangebied zijn in verband met de bijzondere functie en mogelijke hinder<br />

afzonderlijk geregeld, in de zin van een eigen horecabestemming met specifieke klasse- aanduiding. De<br />

zwaarte van de klasse- aanduiding heeft met name te maken met de dag-, avond- of nachtelijke<br />

openingstijden en, in het verlengde hiervan, de verkrijgbaarheid van (sterk) alcoholische dranken. In de<br />

begripsomschrijvingen (artikel 1) is van de verschillende horecabedrijven een nadere omschrijving<br />

opgenomen.<br />

De voor 'Horeca-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor een horeca-inrichting in de categorie 1. Het<br />

betreft horecabedrijven die voornamelijk gericht zijn op het verstrekken van etenswaren. Gebouwen<br />

dienen binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden. Binnen deze bestemming is het mogelijk om te<br />

wonen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning '(bw).<br />

Artikel 12: Horeca-3<br />

De voor 'Horeca-3' aangewezen gronden zijn bestemd voor een horeca-inrichting in de categorie 1, 2 en<br />

3. Het betreft (eet)cafés en vergelijkbare horeca-inrichtingen. Gebouwen dienen binnen het bouwvlak<br />

gerealiseerd tw worden.<br />

Artikel 13: Maatschappelijk<br />

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen en<br />

ondergeschikte bouwwerken, parkeervoorzieningen, sport- en speelgelegenheden en dergelijke.<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 61


Artikel 14: Maatschappelijk - Begraafplaats<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

Binnen het plangebied zijn twee begraafplaatsen aanwezig. De begraafplaatsen zijn gelegen achter de<br />

woningen aan het Verlengde van Echtenskanaal NZ nrs. 49 - 57 en aan de Hogeweg naast de kerk. De<br />

voor 'Maatschappelijk- Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor een begraafplaats / graven<br />

en een onderhoudsgebouw. Andere bouwwerken, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen,<br />

toegangswegen, nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen mogen binnen deze<br />

bestemming eveneens opgericht worden.<br />

Artikel 15: Maatschappelijk - Onderwijs<br />

De gronden aangewezen voor "Maatschappelijk, onderwijs" zijn bedoeld voor scholen ten behoeve van<br />

het basisonderwijs, voortgezet onderwijs, peuterspeelzaal, kinderdagopvang en buitenschoolse opvang.<br />

Artikel 16: Maatschappelijk - Religie<br />

De kerken aan het Verlengde van Echtenskanaal 33, de Mollemastraat 5, De Hoven 8 en de Hogeweg<br />

50 zijn onder de bestemming 'Maatschappelijk-Religie' gebracht. Binnen de bestemming is het mogelijk<br />

om te wonen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' (bw).<br />

Artikel 17: Sport<br />

Binnen de bestemming Sport zijn alle sportaccommodaties en sportvelden binnen het plangebied<br />

ondergebracht.<br />

Bebouwing mag alleen binnen de aangegeven bouwvlakken plaatsvinden. Het is mogelijk om de gronden<br />

die bestemd zijn voor sport te gebruiken voor evenementen zoals een kermis, of jaarlijks wederkerende<br />

activiteiten. Voor de sportbestemmingen geldt dat ten dienste van de bestemming een horeca - 1 functie<br />

aanwezig mag zijn. Bij een dergelijke Horeca - 1 functie moet gedacht worden aan een sportkantine.<br />

Een zelfstandige Horeca - 1 functie is niet toegestaan.<br />

Artikel 18: Tuin<br />

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen. Door de tuinen specifiek te bestemmen<br />

wordt voorkomen dat het straatbeeld wordt aangetast door ongewenste bebouwing voor de voorgevel.<br />

Artikel 19: Verkeer<br />

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen en straten voor hoofdzakelijk het<br />

doorgaande verkeer. Binnen deze bestemmingen zijn ook, voor zover aanwezig, de bermen, bermsloten<br />

en bermbeplanting opgenomen. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht.<br />

Wel is het mogelijk dat andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden opgericht.<br />

Artikel 20: Verkeer - Verblijfsgebied<br />

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor woonstraten,<br />

parkeervoorzieningen en wegen ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende erven en percelen.<br />

Behoudens garageboxen mogen binnen deze bestemming geen gebouwen worden opgericht. Deze<br />

functies zijn echter wel specifiek met een aanduiding op de verbeelding aangebracht.<br />

De bestemmingen bieden de mogelijkheid om waterhuishoudkundige voorzieningen te treffen voor het<br />

afvoeren van water of het extra bergen van water.<br />

Artikel 21: Water<br />

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor de in het plangebied voorkomende<br />

(hoofd)watergangen en waterpartijen.<br />

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht. Wel is het mogelijk om andere<br />

bouwwerken zoals bruggen, dammen en of duikers aan te leggen, echter deze mogen de<br />

waterhuishouding niet belemmeren.<br />

Artikel 22 t/m 24 Woonbestemmingen<br />

In het bestemmingsplan is een onderscheid gemaakt tussen drie verschillende woningtypes. Het betreft<br />

aaneengebouwde woningen, twee-onder-een-kapwoningen en vrijstaande woningen.<br />

62 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


Bestemmingsomschrijving en gebruiksregels<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

Binnen de drie woonbestemmingen wordt de mogelijkheid geboden voor de (her)bouw van woningen en<br />

de realisatie van daarbij behorende voorzieningen. Dit laatste is tevens bedoeld om ondergeschikte, aan<br />

de woonfunctie grenzende voorzieningen (bijvoorbeeld groenvoorzieningen of toegangswegen) waarvan<br />

de feitelijke begrenzing niet exact blijkt samen te vallen met de bestemmingsgrens onder de<br />

woonbestemming te brengen.<br />

Bouwregels<br />

Voor alle woonvormen geldt dat het hoofdgebouw binnen het bouwvlak gerealiseerd moet worden. Voor<br />

wat betreft de bouw- en goothoogte wordt uitgegaan van de bestaande maatvoering, tenzij anders is<br />

aangeduid op de verbeelding. Hetzelfde geldt voor de dakhelling. Daarnaast geldt dat het hoofdgebouw<br />

op de gevellijn moet worden gebouwd. Tussen de woningtypes bestaat wel enig onderscheid in de<br />

uitbreidingsruimte (zie hieronder). Een ander verschil betreft de maximale oppervlakte aan- en<br />

bijgebouwen die op een perceel mogen worden gebouwd.<br />

Afwijkingen<br />

Naast afwijkingen voor wat betreft het bouwen op- of achter de gevellijn en maatvoeringen van<br />

bijgebouwen zijn tevens ontheffingen opgenomen voor het realiseren van 30 m² extra bebouwing voor de<br />

realisatie van WMO voorzieningen.<br />

Binnen de woonbestemmingen zijn tevens aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten<br />

toegestaan. Voor de precieze inhoud van deze definitie en de voorwaarden moet gekeken worden in de<br />

beleidsnotitie aan-huis- gebonden beroepen van de gemeente <strong>Emmen</strong>. Hierin staan diverse<br />

randvoorwaarden die hiervoor van toepassing zijn. Onder andere het maximaal te gebruiken<br />

vloeroppervlak en de voorwaarde dat de woonfunctie in ruimtelijk en visuele zin primair moet blijven.<br />

Artikel 22: Wonen - Aaneengebouwd<br />

Bij 'Wonen - Aaneengebouwd' gaat het om grondgebonden aaneengesloten woningen, waarbij meer dan<br />

twee woningen onder één kap zijn geplaatst (rijwoningen). Bij dit type woningen wordt het bouwvlak<br />

direct om de bestaande hoofdgebouwen gelegd. Op die manier kunnen geen uitbreidingen worden<br />

gerealiseerd die een negatieve invloed kunnen uitoefenen op naastgelegen percelen.<br />

Ten aanzien van de aan- en bijgebouwen geldt dat de oppervlakte maximaal 35 m² mag bedragen.<br />

Daarnaast is bepaald dat het zij- en achtererf voor maximaal 50% mag worden bebouwd. Beide regels<br />

voorkomen dat het erf wordt volgebouwd en een rommelig beeld ontstaat. In de meeste gevallen zal de<br />

beperking van de oppervlakte maatgevend zijn.<br />

Ook de maximale maatvoering (bouw- en goothoogte) van aan- en bijgebouwen is vastgelegd in de<br />

regels. Er bestaat een uitzondering op deze algemene regels waarbij voor de bijgebouwen de aanduiding<br />

'bijgebouwen' (bg) is gebruikt. Bij deze bijgebouwen is de maatvoering van de bestaande bijgebouwen<br />

het uitgangspunt.<br />

Artikel 23: Wonen - Twee aaneen<br />

Bij 'Wonen - Twee aaneen' gaat het om grondgebonden woningen die een kap delen met een andere<br />

woning. Ook bij dit type woningen wordt het bouwvlak direct om de bestaande hoofdgebouwen gelegd.<br />

Ten aanzien van de aan- en bijgebouwen geldt dat de oppervlakte maximaal 50 m² mag bedragen. Ook<br />

hier geldt het maximale bebouwingspercentage van 50%.<br />

Artikel 24: Wonen - Vrijstaand<br />

Bij 'Wonen-Vrijstaand' gaat het om grondgebonden vrijstaande woningen. Het aantal grondgebonden<br />

vrijstaande woningen binnen het plangebied mag niet vermeerderd worden, zodoende mag er maar één<br />

woning per bouwvlak worden gebouwd. Op de verbeelding zijn met een aanduiding op de volgende<br />

locaties nog bouwmogelijkheden voor het bouwen van één vrijstaande woning per bouwperceel, dit<br />

betreft: Eemslandweg tussen de nrs. 112 en 114, Kamerlingswijk WZ tussen de nrs. 84 en 86 en de<br />

Nieuweweg tussen de nrs. 80 en 83.<br />

Ten aanzien van de aan- en bijgebouwen geldt dat de oppervlakte maximaal 75 m² mag bedragen bij een<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 63


estemmingsplan Zwartemeer<br />

perceelgrootte van minder dan 1000 m². Bij een perceelgrootte van 1000 m² of meer mag de oppervlakte<br />

aan aan- en bijgebouwen maximaal 100 m² bedragen. Ook hier geldt het maximale (totale)<br />

bebouwingspercentage van 50%.<br />

5.4.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels<br />

Hoofdstuk 3 bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit<br />

praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen.<br />

Artikel 25: Anti-dubbeltelregel<br />

Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is<br />

bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en<br />

wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet<br />

meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de<br />

nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere<br />

omgevingsvergunning. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een<br />

omgevingsvergunning te verkrijgen.<br />

Artikel 26: Algemene bouwregels<br />

In artikel 26 zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde<br />

onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel 26<br />

genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers<br />

biedt.<br />

Artikel 27: Algemene gebruiksregels<br />

Bij de formulering van de gebruiksbepalingen is een algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit<br />

van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming.<br />

Dit maakt het noodzakelijk dat de bestemmingsomschrijving voldoende duidelijk is.<br />

Artikel 28: Algemene aanduidingsregels<br />

Aan de hiervoor genoemde basisbestemmingen is de aanduiding Geluidzone-weg toegevoegd in verband<br />

met het milieubeleid in de gemeente <strong>Emmen</strong>. De Geluidzone-weg in het bestemmingsplan is afkomstig<br />

van de A-37, Zuidervaart OZ, Eemslandweg, Verlengde van Echtenskanaal, Klemstrook en<br />

Kamerlingswijk WZ. Deze wegen zijn druk bereden wegen binnen het plangebied. De aanduiding<br />

Geluidzone-weg heeft de bedoeling te voorkomen dat er in geluidgevoelige gebouwen ruimten worden<br />

gerealiseerd binnen de geluidzone van een weg, als daardoor een te hoge geluidbelasting optreedt.<br />

Indien om een of andere reden een weg niet meer zoneplichtig is, kan deze aanduiding van de<br />

verbeelding worden verwijderd middels een hiertoe opgenomen wijzigingsbevoegdheid.In het<br />

bestemmingsplan wordt in beginsel geen uitbreidingen van geluidgevoelige bestemmingen in de<br />

geluidzones mogelijk gemaakt. Voor eventuele realisatie van nieuwe geluidgevoelige bebouwing of<br />

uitbreidingen van bestaande geluidgevoelige bebouwing zal vooraf eerst bekeken moeten worden of<br />

realisatie of uitbreiding mogelijk is binnen de gestelde geluidwaarden dan wel of het mogelijk is om een<br />

hogere grenswaarde geluid vast te stellen. Bij de bepaling van de zones voor het wegverkeerslawaai is<br />

aangesloten bij het akoestisch onderzoek dat ten behoeve van het bestemmingsplan is uitgevoerd<br />

(bijlage 3).<br />

Artikel 29: Algemene afwijkingsregels<br />

De afwijkingsregels zijn regels waardoor aan de bestemmingsbepalingen de nodige extra flexibiliteit<br />

wordt meegegeven. De afwijkingen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een andere<br />

bepaling in deze regels afwijking kan worden verleend. Dit betekent dat niet twee keer afwijking kan<br />

worden verleend van eenzelfde bepalingen of dat bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet<br />

cumulatief gebruikt mogen worden.<br />

5.4.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels<br />

In hoofdstuk 4 zijn twee artikelen opgenomen, het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en<br />

bebouwing en de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald.<br />

64 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


Artikel 30: Overgangsrecht<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

In dit artikel is het overgangsrecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande<br />

bouwwerken opgenomen die afwijken van de (nieuwe) bestemming. Het overgangsrecht beschermt de<br />

gevestigde belangen of rechten bij een nieuwe, van de bestaande situatie afwijkende regeling. Dit<br />

betekent dat bestaand gebruik en bestaande bouwwerken welke in strijd zijn met het nieuwe<br />

bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden,<br />

mag worden voortgezet, met als doel het uiteindelijk beëindigen van de afwijkende situatie. Voorheen<br />

illegale bebouwing en illegaal gebruik worden met het overgangsrecht niet gelegaliseerd.<br />

Artikel 31: Slotregel<br />

In de Slotregel van het bestemmingsplan wordt aangegeven op welke wijze de regels van het<br />

bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan<br />

aangehaald worden als "Regels van het bestemmingsplan "Zwartemeer".<br />

5.5 Handhaving<br />

De verantwoordelijkheid voor controle en handhaving van het bestemmingsplan ligt bij de gemeente. De<br />

basis voor een werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de<br />

feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het<br />

bestemmingsplan en een goede registratie van verleende vergunningen en ontheffingen.<br />

Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan heeft een nauwgezette inventarisatie plaats gevonden van<br />

de feitelijke situatie. De bestaande ruimtelijke situatie is in dit bestemmingsplan opnieuw vastgelegd.<br />

Daarnaast heeft bestaand beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader<br />

van het bestemmingsplan eigentijdser, beter toepasbaar en goed naleefbaar geworden.<br />

Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de planregels van het<br />

bestemmingsplan niet worden nageleefd. <strong>Bestemmingsplan</strong>nen zijn immers bindend voor overheid en<br />

burger ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.<br />

De gemeente <strong>Emmen</strong> heeft handhavingsbeleid ontwikkeld, waarin wordt aangegeven hoe de handhaving<br />

van het bestemmingsplan opgepakt wordt.<br />

Met het handhavingsbeleid wordt aangesloten op het programma van de landelijke Stuurgroep<br />

Handhaven op Niveau met betrekking tot het programmatisch handhaven. Dit betekent dat niet tegen<br />

alle illegale situaties wordt opgetreden maar tegen zaken met een uitstralend effect. Hierbij wordt<br />

gebruik gemaakt van een prioriteitenlijst vastgesteld door het college, dat de mate van prioriteit tot<br />

handhavend optreden aangeeft.<br />

Ongeacht de wijze waarop handhaving van het bestemmingsplan vorm krijgt geldt voor de gemeente<br />

geldt als eerste handhavingprioriteit de aanpak van calamiteiten met een levensbedreigend karakter,<br />

waarbij men moet denken aan instortings- en brandgevaar en asbestvervuiling.<br />

De opzet van het programmatisch aanpakken is dat niet alle illegale situaties worden opgepakt, maar<br />

wel een werkbaar aantal zaken, dat een uitstralend effect zal hebben. Daarbij wordt gebruik gemaakt<br />

van een prioriteitenlijst dat de mate van prioriteit tot handhavend optreden aangeeft. Nieuw vastgestelde<br />

bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor een projectmatige aanpak.<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 65


estemmingsplan Zwartemeer<br />

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke betrokkenheid<br />

6.1 Opstartbijeenkomst<br />

Voor een goed verloop van de communicatie tussen de bewoners van het dorp Zwartemeer over het<br />

actualiseren van de vigerende bestemmingsplannen is contact gezocht met het bestuur van de erkende<br />

overleg partner. Tijdens een vergadering van de erkende overleg partner is het doel van het actualiseren<br />

uitgelegd en het voorlopige concept -bestemmingsplan, voornamelijk de verbeelding, gepresenteerd.<br />

Naar aanleiding van dit overleg is het concept-ontwerp aangepast.<br />

6.2 Overleg ex. artikel 3.1 Bro en zienswijzen<br />

Het college heeft het bestemmingsplan naam vrijgegeven voor overleg artikel 3.1.1 Bro en het houden<br />

van een inloopbijeenkomst.<br />

6.2.1 Inloopbijeenkomst<br />

Op 6 januari 2011 is een inloopbijeenkomst in de Meerstal te Zwartemeer gehouden. Tijdens deze<br />

middag konden geïnteresseerden kennisnemen van het bestemmingsplan en eventueel op het plan<br />

reageren. Er zijn geen reacties binnen gekomen.<br />

6.2.2 Overleg<br />

Het voorontwerp bestemmingsplan is voor overleg verzonden naar verschillende overlegpartners. De<br />

reacties van deze overlegpartners hebben op enkele punten aanleiding gegeven tot het aanpassen van<br />

het bestemmingsplan. In de Nota van Beantwoording behorende bij dit bestemmingsplan zijn de<br />

ingekomen overlegreactie en de beantwoording hierop opgenomen.<br />

6.3 Zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan<br />

Tegen het bestemmingsplan zijn geen zienswijzen ingediend.<br />

66 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid<br />

Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke<br />

ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan,<br />

tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd.<br />

De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder<br />

een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).<br />

Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan o.a. wordt verstaan: de bouw van een woning of de<br />

uitbreiding van een gebouw van 1000 m2 of meer.<br />

Het voorliggende bestemmingsplan "Zwartemeer" betreft een actualisatie van diverse oude<br />

bestemmingsplannen. Uitgangspunt is dat bestaande bouwrechten door de gemeente worden<br />

gerespecteerd. In het bestemmingsplan zijn geen nieuwe bouwmogelijkheden opgenomen. Aan het<br />

bestemmingplan zijn behoudens het opstellen van het bestemmingsplan dan ook geen kosten<br />

verbonden. De kosten van het maken van het voorliggend bestemmingsplan worden in dit geval in z'n<br />

geheel gedekt uit het door de gemeenteraad beschikbaar gestelde gelden voor het actualisering van<br />

bestemmingsplannen. Kostenverhaal in dit geval dus anderszins verzekerd. Er hoeft dan ook geen<br />

exploitatieplan te worden vastgesteld.<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 67


estemmingsplan Zwartemeer<br />

68 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


Bijlagen bij de toelichting<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 69


estemmingsplan Zwartemeer<br />

70 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

Bijlage 1 Nota van beantwoording<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 71


estemmingsplan Zwartemeer<br />

72 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


Nota van beantwoording<br />

behorende bij ontwerp<br />

BESTEMMINGSPLAN<br />

Zwartemeer<br />

Kaartnummer: NL.IMRO.0114.2009069-0501<br />

Vastgesteld d.d.:<br />

1


Inhoudsopgave<br />

1. Overleg ex. artikel 3.1.1 Bro<br />

a. Provincie Drenthe, Commissie Afstemming Ruimtelijke Plannen;<br />

b. VROM Inspectie, Directie Uitvoering Regionale afdeling Noord;<br />

c. Waterschap Velt en Vecht;<br />

d. Waterschap Hunze en Aa’s’;<br />

e. Nederlandse Aardolie Maatschappij;<br />

f. Tennet;<br />

g. Brandweer <strong>Emmen</strong>.<br />

2. Inloopbijeenkomst<br />

2


1. Overleg ex. artikel 3.1.1 Bro.<br />

In het kader van het artikel 3.1.1. Bro overleg is het bestemmingsplan “Zwartemeer” naar de wettelijk<br />

verplichte en andere door de gemeente erkende overlegpartners verzonden.<br />

In het kader van het overleg hebben wij 7 reacties terug ontvangen van de volgende overlegpartners:<br />

1. Provincie Drenthe, Commissie<br />

Afstemming Ruimtelijke Plannen<br />

(CARP)<br />

2. VROM- Inspectie, Directie Uitvoering<br />

Regionale afdeling Noord<br />

Postbus 122,<br />

9400 AC Assen<br />

Postbus 30020,<br />

9700 RM<br />

Groningen<br />

3. Waterschap Velt en Vecht Postbus 330, 7740<br />

AH Coevorden<br />

4. Waterschap Hunze en Aa’s Postbus 195, 9640<br />

AD Veendam<br />

5. Nederlandse Aardolie Maatschappij Postbus 28000,<br />

B.V.<br />

9400 HH Assen<br />

6. Tennet TSO B.V. Postbus 428,<br />

6800 AK Arnhem<br />

7. Brandweer <strong>Emmen</strong> Postbus 1076,<br />

7801 BB <strong>Emmen</strong><br />

dr. P.J. van Eijk<br />

Mr. R.J.M. van den<br />

Bogert<br />

L. Lasker<br />

J. Kooistra<br />

E. Alberts<br />

C. de Jong<br />

R.E. Kleine<br />

1. Provincie Drenthe, Commissie Afstemming Ruimtelijke Plannen<br />

A1 In de reactie van Gedeputeerde Staten wordt aangegeven dat op basis van de Omgevingsvisie<br />

Drenthe is gebleken dat er geen provinciaal belang in het plan is opgenomen.<br />

B1 Wij nemen de reactie van Gedeputeerde Staten ter kennisgeving aan.<br />

2. VROM inspectie, Directie Uitvoering Regionale afdeling Noord<br />

A1 De VROM-Inspectie geeft aan dat het voorontwerpbestemmingsplan Zwartemeer geen aanleiding<br />

geeft tot het maken van opmerkingen, gelet op de nationale belangen in de RNRB.<br />

B1 Wij nemen de reactie van de rijksdiensten ter kennisgeving aan.<br />

3. Waterschap Velt en Vecht<br />

A1 De kern Zwartemeer valt voor een deel in de randzone Bargerveen.<br />

Het Bargerveen is aangewezen als Natura 2000 gebied. In kader van de landinrichting <strong>Emmen</strong>-<br />

Zuid zijn er afspraken gemaakt over bufferzones van het Bargerveen. Via een uitgebreid<br />

gebiedsproces zijn de noodzakelijke maatregelen voor het GGOR Bargerveen vastgesteld. Door<br />

(toekomstige) inrichtingsmaatregelen kunnen de streefpeilen in de bufferzones veranderen.<br />

Daardoor kan de drooglegging onvoldoende zijn. Het uitgangspunt is dat de streefpeilen buiten de<br />

bufferzones niet gewijzigd zullen worden.<br />

B1 De tekst in de waterparagraaf zal hierop worden aangepast.<br />

A2 Paragraaf 1.10, 2 e alinea staat zin ‘Effecten van veranderingen in de streefpeilen van de<br />

watergangen etc.’. Uitgangspunt is dat streefpeilen niet worden gewijzigd.<br />

B2 Dit uitgangspunt zal aan de tekst worden toegevoegd.<br />

A3 Paragraaf 1.10 3 e alinea staat de zin ‘Afgewogen moet worden of het verstandig is het regenwater<br />

in het eigen gebied te bergen of etc.’ Zowel binnen als buiten het gebied is het mogelijk<br />

regenwater te bergen.<br />

B3 De tekst van de waterparagraaf zal hierop worden aangepast.<br />

3


A4 Paragraaf 1.10 laatste alinea staat de zin ‘In Zwartemeer is het geen optie om te kiezen voor<br />

infiltratie van regenwater gezien de grondwatersituatie’. Dit geldt niet alleen voor de<br />

grondwatersituatie maar ook voor kwel.<br />

B4 De tekst van de waterparagraaf zal hierop worden aangepast.<br />

A5 Paragraaf 1.11, 2 e alinea staat de zin ‘Bij nieuwe ontwikkelingen kan er daarom toe worden<br />

overgegaan om water aan te leggen om afstromend regenwater te bergen’. Bij nieuwe<br />

ontwikkeling water bergen in bergingsvijvers of berging buiten het gebied aanleggen.<br />

B5 De tekst van de waterparagraaf zal hierop worden aangepast.<br />

4. Waterschap Hunze en Aa’s<br />

A1 Een beschrijving van peilen, stroomrichtingen en het belang van behoud aan ruimte voor water<br />

komt in de paragraaf niet aan de orde. Daarbij dient aandacht te worden geschonken aan het<br />

voorkomen van verontreiniging van het oppervlaktewater.<br />

B1 De tekst van de waterparagraaf zal hierop worden aangepast.<br />

A2 De hoofdwatergangen en schouwsloten binnen de plangrenzen dienen met de bestemming<br />

“Water” op de plankaart te worden aangegeven. Daarnaast liggen diverse watergangen juist<br />

buiten de plangrens, maar wel binnen de keurzonering van 5 meter vanaf de insteek watergang.<br />

B2 De verbeelding en de regels van de bestemming “Water” zullen hierop worden aangepast.<br />

A3 Achter de woningen langs de Limietwijk bevinden zich schouwsloten. Mogelijke demping van deze<br />

schouwsloten levert natte tuinen op.<br />

B3 De betreffende schouwsloten zullen als “Water” worden bestemd op de verbeelding.<br />

A4 Op verbeelding 4 is langs de Limietwijk geen bestemming “Groen” weergegeven. Op verbeelding<br />

3, langs de Zuidervaart, is dit wel weergegeven.<br />

B4 De verbeelding 4 zal hierop worden aangepast, conform verbeelding 3.<br />

5. Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V.<br />

A1 De NAM geeft in hun reactie aan dat de NAM geen op- en of aanmerkingen op het concept –<br />

ontwerpbestemmingsplan heeft.<br />

B1 De opmerking wordt derhalve ter kennisgeving aangenomen.<br />

6. Tennet TSO B.V.<br />

A1 Tennet TSO B.V. geeft aan dat hun vennootschap in het gebied dat is aangegeven op de<br />

plankaart van het ontwerpbestemmingsplan Zwartemeer noch ondergrondse<br />

hoogspanningskabels, noch bovengrondse hoogspanningslijnen heeft.<br />

B1 De opmerking wordt derhalve ter kennisgeving aangenomen.<br />

7. Brandweer <strong>Emmen</strong><br />

A1 Er mist een paragraaf over “Bluswatervoorziening”. gezien de nieuwe ontwikkelingen m.b.t. de<br />

primaire bluswatervoorziening dient in overleg met de brandweer deze bepaald te worden.<br />

B1 De paragraaf “Bluswatervoorziening’ zal worden toegevoegd.<br />

A2 Met betrekking tot de repressieve dekking doet de brandweer het volgende tekstvoorstel: Op 18<br />

maart 2008 heeft het college het basisbrandweerzorg niveau vastgesteld. Besloten is dat een<br />

eerste brandweereenheid in 80% van de gevallen binnen 15 minuten na alarmering op het<br />

hulpverleningsadres aanwezig dient te zijn. In de uitwerking van het collegebesluit is tevens<br />

aangegeven dat indien bij toekomstige situaties de landelijk geldende normtijden worden<br />

overschreden er in overleg met de brandweer besproken dient te worden welke compenserende<br />

maatregelen getroffen dienen te worden. Gezien de ligging van het plangebied is de verwachting<br />

dat binnen 15 minuten het eerste uitrukvoertuig ter plaatse zal zijn. Echter, voor een deel van<br />

Zwartemeer is dit niet het geval en tevens wijkt dit af van de landelijke normtijden.<br />

4


Vanwege deze overschrijding en afwijking heeft de brandweer in alle woningen een gratis<br />

rookmelder aangeboden en heeft er in 2009 / 2010 een communicatietraject gelopen waarin de<br />

bewoners hierop gewezen zijn en wat men er wat betreft eigen verantwoordelijkheid aan kan<br />

bijdragen om de situatie te verbeteren.<br />

Bij nieuwe ontwikkelingen zal een initiatiefnemer met de brandweer contact op dienen te nemen<br />

om met betrekking tot dit onderwerp van gedachten te wisselen.<br />

B2 De tekst zal conform hierop worden aangepast.<br />

A3 Verzocht wordt § 3.3.6 op te nemen met als titel “WAS-systeem”. De tekst zoals in § 3.3.5 derde<br />

alinea is beschreven kan in de nieuwe paragraaf worden vermeld.<br />

B3 De tekst zal hierop worden aangepast.<br />

A4 Per 1 oktober 2010 is niet meer op grond van de Brandweerwet de regionale brandweer<br />

verantwoordelijk voor het systeem, maar is op grond van de wet op de Veiligheidregio de<br />

HulpVerleningsdienst Drenthe hiervoor verantwoordelijk.<br />

B4 De tekst zal hierop worden aangepast.<br />

2. Inloopbijeenkomst<br />

Op 6 januari 2011 is voor het bestemmingsplan “Zwartemeer” een inloopbijeenkomst in De Meerstal,<br />

De Blokken 41, 7894 CH Zwartemeer gehouden. Tijdens deze bijeenkomst konden de bewoners van<br />

Zwartemeer kennisnemen van het bestemmingsplan “Zwartemeer” en eventueel op het plan<br />

reageren. Diverse geïnteresseerden hebben het bestemmingsplan bekeken. Er zijn twee<br />

inloopreacties gegeven.<br />

Samengevatte weergave reacties en beantwoording<br />

1. Bestemming kleinschalig kamperen ontbreekt in het plan<br />

De aanduiding kleinschalig kamperen zal worden aangebracht op de verbeelding en in de regels en<br />

gekoppeld aan het perceel Kamerlingswijk WZ 123.<br />

2. Tuin westzijde van het perceel Het Slag 10 heeft de bestemming Groen.<br />

De bestemming van de tuin aan de westzijde van het perceel Het Slag 10 wordt gewijzigd van de<br />

bestemming ‘Groen’ in de bestemming ‘Tuin’.<br />

5


estemmingsplan Zwartemeer<br />

Bijlage 2 Huidige planologische regelingen<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 79


estemmingsplan Zwartemeer<br />

80 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


04.063<br />

07.044<br />

99.100<br />

95.047<br />

01.061<br />

ZWARTEMEER<br />

53.170


Bijlage 3 Archeologie<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 83


estemmingsplan Zwartemeer<br />

84 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


Archeologische Waarden in<br />

de <strong>Gemeente</strong> <strong>Emmen</strong><br />

Een Archeologisch en Historisch<br />

Bureauonderzoek<br />

Steekproefrapport 2005-6/3


Archeologische Waarden in<br />

de <strong>Gemeente</strong> <strong>Emmen</strong><br />

Een Archeologisch en Historisch<br />

Bureauonderzoek<br />

Uitgevoerd in opdracht van<br />

de <strong>Gemeente</strong> <strong>Emmen</strong><br />

januari 2006<br />

Steekproefrapport 2005-6/3<br />

ISSN 1871-269X<br />

tekst door<br />

drs. Geurt Collenteur,<br />

drs. Inger Woltinge<br />

en dr. Johan Jelsma<br />

De Steekproef, Archeologisch<br />

Onderzoeks- en Adviesbureau<br />

in samenwerking met<br />

Blijham & Collenteur, Noordhorn<br />

Hogeweg 3<br />

9801 TG Zuidhorn<br />

telefoon 050 - 5779784<br />

fax 050 - 5779786<br />

internet www.desteekproef.nl<br />

e-mail info@desteekproef.nl


Inhoud<br />

Onderzoekskader 1<br />

Werkwijze 1<br />

I Deelgebied I: het oosten van de gemeente <strong>Emmen</strong> 4<br />

1 Inleiding 4<br />

1.1 Archeologie 4<br />

1.2 Historie 4<br />

1.2.1 Tot 1850 4<br />

1.2.2 1850 – 1945 9<br />

1.3 Veenontginningen 12<br />

2 De noordoostelijke zandgronden 14<br />

2.1 Bodem en verwachtingskaart 14<br />

2.2 Vondsten en bewoningsgeschiedenis 14<br />

2.3 Eerdere onderzoeken 15<br />

2.4 Historisch onderzoek 15<br />

2.5 Conclusies en advies 17<br />

3 Ontgonnen veengebied 18<br />

3.1 Bodem en verwachtingskaart 18<br />

3.2 Weerdinge, Weerdingerveen en Weerdingermond 18<br />

3.3 Nieuw-Weerdinge en Emmer-Erfscheidenveen 19<br />

3.3.1 Historisch onderzoek Emmer-Erfscheidenv een 19<br />

3.4 Emmercompascuum 20<br />

3.5 Nieuw-Dordrecht, Oranjedorp en Klazieneveen 20<br />

3.5.1 Eerder onderzoek 21<br />

3.5.2 Historisch onderzoek 21<br />

3.6 Barger-Compascuum, Zwartemeer en Foxel 22<br />

3.6.1 Eerder onderzoek 23<br />

3.6.2 Historisch onderzoek 23<br />

3.7 Conclusies en advies 23<br />

4 Onontgonnen veengebied 24<br />

4.1 Conclusies en advies 24<br />

5 Veenvondsten 25<br />

6 Conclusies en advies Deelgebied I 27<br />

i


II Deelgebied II: de zuidelijke veengebieden 28<br />

7 Inleiding 28<br />

7.1 Archeologie 28<br />

8 Het dal van het Schoonebeker Diep 28<br />

8.1 Bodem en verwachtingskaart archeologie 28<br />

8.2 Vondsten en bewoningsgeschiedenis 29<br />

8.3 Historisch onderzoek 29<br />

8.3.1 Landschappelijke en ecologische effecten an de v<br />

aardoliewinning 30<br />

8.3.2 Stedenbouwkundige ontwikkelingen 31<br />

8.3.3 Landbouwkundige ontwikkelingen 31<br />

8.4 Conclusies en advies 33<br />

9 Nieuw-Schoonebeek 33<br />

9.1 Bodem en verwachtingskaart archeologie 33<br />

9.2 Vondsten en bewoningsgeschiedenis 34<br />

9.3 Historisch onderzoek 34<br />

9.4 Conclusies en advies 34<br />

10 Zandpol en Nieuw-Amsterdam 35<br />

10.1 Bodem en verwachtingskaart archeologie 35<br />

10.2 Vondsten en bewoningsgeschiedenis 35<br />

10.3 Historisch onderzoek 35<br />

10.3.1 Nieuw-Amsterdam 35<br />

10.4 Conclusies en advies 36<br />

11 Conclusies en advies Deelgebied II 37<br />

III Deelgebied III: de bebouwing van en rond <strong>Emmen</strong> 39<br />

12 Inleiding 39<br />

12.1 Archeologie 39<br />

12.2 Historie 39<br />

13 Ten noorden van <strong>Emmen</strong>: Weerdinge en het Valther<br />

bosch 39<br />

13.1 Bodem en verwachtingskaart archeologie 39<br />

13.2 Vondsten en bewoningsgeschiedenis 40<br />

13.3 Historisch onderzoek 41<br />

13.4 Conclusies en advies 42<br />

ii


14 De bebouwing van <strong>Emmen</strong> en de Emmerdennen 43<br />

14.1 Bodem en verwachtingskaart archeologie 43<br />

14.2 Vondsten en bewoningsgeschiedenis 43<br />

14.3 Eerder onderzoek 44<br />

14.4 Historisch onderzoek 45<br />

14.4.1 Het Noordeind 45<br />

14.4.2 Emmermeer 46<br />

14.4.3 Angelslo 46<br />

14.4.4 Emmerhout 47<br />

14.5 Conclusies en advies 47<br />

15 Ten noordoosten van <strong>Emmen</strong>: Emmerschans 48<br />

15.1 Vondsten en bewoningsgeschiedenis 48<br />

15.2 Historisch onderzoek 48<br />

15.3 Conclusies en advies 49<br />

16 Ten oosten van <strong>Emmen</strong>: Barger-Oosterveld 49<br />

16.1 Vondsten en bewoningsgeschiedenis 49<br />

16.2 Conclusies en advies 49<br />

17 Ten (zuid)westen van <strong>Emmen</strong>: Westenesch en Emmer esch 50<br />

17.1 Bodem en verwachtingskaart archeologie 50<br />

17.2 Vondsten en bewoningsgeschiedenis 50<br />

17.3 Historisch onderzoek 51<br />

17.4 Conclusies en advies 51<br />

18 Het westen van de gemeente <strong>Emmen</strong> 51<br />

18.1 Bodem en verwachtingskaart archeologie 51<br />

18.2 Vondsten en bewoningsgeschiedenis 51<br />

18.3 Historisch onderzoek 52<br />

18.3.1 Wilhelmsoord 52<br />

18.4 Eerder onderzoek 52<br />

18.5 Conclusies en advies 52<br />

19 Erica 53<br />

19.1 Vondsten en bewoningsgeschiedenis 53<br />

19.2 Historisch onderzoek 53<br />

19.3 Conclusies en advies 53<br />

iii


20 Noordbarge en Zuidbarge 54<br />

20.1 Vondsten en bewoningsgeschiedenis 54<br />

20.2 Eerder onderzoek 54<br />

20.3 Historisch onderzoek 54<br />

20.3.1 Noord- en Zuidbarge 54<br />

20.3.2 Den Oever 55<br />

20.4 Conclusies en advies 56<br />

21 Conclusies en advies Deelgebied III 59<br />

22 Bodemingrepen en archeolgisch onderzoek 60<br />

22.1 Bodemverstorende ingrepen 60<br />

22.2 Archeologisch (veld)onderzoek 60<br />

22.3 Stappen archeologisch onderzoek bij<br />

bestemmingsplanwijzigingen 61<br />

Literatuur 62<br />

Bijlagen 66<br />

Tabel 2 Archeologische vondsten en terreinen Deelge bied I 66<br />

Tabel 3 Archeologische vondsten en terreinen Deelge bied II 68<br />

Tabel 4 Archeologische terreinen Deelgebied IIII 69<br />

Tabel 5 Archeologische vondsten Deelgebied IIII 70<br />

Trefkansenkaart archeologische waarden los bijgevoe gd<br />

iv


Onderzoekskader<br />

Werkwijze<br />

Voor de <strong>Gemeente</strong> <strong>Emmen</strong> is een bureauonderzoek evoerd uitg naar de<br />

archeologische verwachtingswaarden binnen de gemeen te. De aanleiding voor<br />

en het doel van het bureauonderzoek is de vraag van de gemeente om een<br />

gespecificeerde archeologische verwachtingskaart or vo het gehele grondgebied<br />

van de gemeente <strong>Emmen</strong>. Omdat in de gemeente sterk erschillende v<br />

bodemtypen voorkomen (en bodemtypen een eerste ctiecriterium sele vormen<br />

voor de bepaling van de archeologische waarde van en gebied), e is er voor<br />

gekozen de gemeente onder te verdelen in drie deelg ebieden (zie Kaart I), die<br />

waar nodig in kleinere subgebieden zijn ingedeeld. De drie deelgebieden zijn<br />

achtereenvolgens:<br />

I het veengebied in de oostelijke helft van de gem eente <strong>Emmen</strong>, met inbegrip<br />

van het kleine gebied met zand- en beekdalgr onden in het<br />

uiterste noordoosten.<br />

II het veengebied in het zuidwesten van de gemeent e <strong>Emmen</strong>, waarvan de<br />

noordelijke grens ruwweg ter hoogte van Nieuw-Amste rdam en Erica<br />

loopt.<br />

III de stad <strong>Emmen</strong> en de omliggende zandgronden.<br />

Voor het bureauonderzoek werd een aantal bronnen eraadpleegd. g Als uitgangspunt<br />

voor het archeologisch onderzoek is gebru ik gemaakt van de<br />

archeologische database van Nederland, ARCHIS. gegevensbestand Dit<br />

wordt<br />

beheerd door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek<br />

(ROB) en bestaat onder andere uit de Indicatieve art Kavoor<br />

Archeologische<br />

Waarden (IKAW), het Centraal Monumenten Archief (CMA) en Centraal Archeologisch<br />

Archief (CAA). Aan de hand van ARCHIS unnen k alle vondsten<br />

en monumenten in een gebied opgezocht worden (mits de archeologische<br />

vondsten door de vinders gemeld zijn) en kan eventu eel eerder onderzoek in<br />

het gebied in beeld worden gebracht. Van alle meldi ngen in ARCHIS werd<br />

een tabel gemaakt om een analyse van de gegevens gelijk mote<br />

maken. Relevante<br />

literatuurverwijzingen zijn nagezocht en verw erkt. Verder werden<br />

rapporten van bekende eerdere onderzoeken door arch eologische bedrijven en<br />

instanties geraadpleegd. Alle geraadpleegde literat uur, kaarten en andere bronnen<br />

staan vermeld in de literatuurlijst.<br />

Voor heel Nederland is een archeologische verwach tingskaart aanwezig<br />

in de vorm van de IKAW. Deze is voornamelijk gebase erd op de bodemkaart<br />

en daarom vaak te globaal. In dit bureauonderzoek s per i deelgebied een gedetailleerdere<br />

waardenkaart gemaakt en bepaald of r voo locaties binnen de<br />

deelgebieden vastgehouden kan worden aan de IKAW-ve rwachting of dat<br />

daarvan afgeweken moet worden. Omdat de bodemsoort wel degelijk een belangrijk<br />

selectiecriterium is voor de verwachte arc heologische waarde van een<br />

1


gebied, is voor alle locaties begonnen met een hrijving besc van de voorkomende<br />

bodemtypen. Daarna zijn de bekende archeologi sche gegevens<br />

beschreven. Vervolgens komt de historie aan bod.<br />

Het historisch onderzoek is gebaseerd op een uitge breide literatuurstudie<br />

in combinatie met een groot aantal verschillend e atlassen en historische<br />

(bodem)kaarten om de ondergrond en het voormalige rondgebruik g van de<br />

gemeente in kaart te brengen. De bevindingen op is bas van literatuur, kaarten<br />

en atlassen vormen, voor zo ver met enige zekerheid een locatie kon worden<br />

vastgesteld, de basis voor beschrijving van het torisch his grondgebruik en de<br />

mogelijke effecten op het bodemarchief. De ruimteli jke historische elementen<br />

die indicatief zijn voor het bodemgebruik vóór de 9e 1 eeuw zijn samengebracht<br />

op Kaart I.<br />

De drie genoemde deelgebieden zullen apart worden besproken. Aan<br />

het eind van elk deelgebied wordt een synthese gema akt van alle beschikbare<br />

informatie. Aan de hand van deze conclusie wordt r pe deelgebied een advies<br />

voor eventueel (archeologisch) vervolgonderzoek even. geg<br />

Dit onderzoek is uitgevoerd door De Steekproef samenwerking in<br />

met Historisch<br />

Onderzoeksbureau Blijham & Collenteur uit Noordhorn, in opdracht<br />

van de gemeente <strong>Emmen</strong>, vertegenwoordigd door dhr. . Derksen B en<br />

mw. M. Snijders. De Steekproef heeft het archeolog ische deel van het onderzoek<br />

uitgevoerd, terwijl drs. G. Collenteur van Bli jham & Collenteur het<br />

historische (archieven)onderzoek voor zijn rekening heeft genomen. Er is gekozen<br />

voor een samenvoeging van beide onderzoeken ot téén<br />

verwachtingsmodel voor archeologische en historisch e waarden. De synthese<br />

zorgt voor een bruikbaarder document, omdat de comb inatie van gegevens<br />

meerwaarde heeft en omdat de grens tussen archeolog ie en historie in veel gevallen<br />

lastig aan te geven is.<br />

Voor het onderhavige rapport is geen gebruik gemaak t van het Actuele Hoogtebestand<br />

Nederland (AHN), omdat deze kaart niet or dode<br />

gemeente<br />

beschikbaar kon worden gesteld. De ontgrondingsverg unningen per perceel<br />

zijn ook niet geraadpleegd. Dit rapport is dan ook niet bedoeld als eindstation<br />

maar als uitgangspunt voor het maken van beleid met betrekking op de archeologie.<br />

Het eindproduct bestaat uit een aanpaste archeologi sche verwachtingskaart<br />

voor de gemeente <strong>Emmen</strong> met daaraan gekoppelde adviezen voor<br />

archeologisch vervolgonderzoek. Een te volgen stapp enplan voor het inpassen<br />

van archeologisch onderzoek in bestemmingsplanontwi kkelingen is na de<br />

conclusies opgenomen, evenals een verklaring van verschillende de soorten<br />

voorgesteld archeologisch onderzoek. Dit rapport et dodienst<br />

als achtergrondinformatie<br />

bij de verwachtingskaart. De kaart is s al losse bijlage bij het rapport<br />

gevoegd.<br />

2


Kaart I. Ruimtelijke historische elementen in de gemeente <strong>Emmen</strong>.De kaart is noordgericht.<br />

3


I Deelgebied I: het oosten van de gemeente <strong>Emmen</strong><br />

1 Inleiding<br />

1.1 Archeologie<br />

De oostelijke helft van de gemeente <strong>Emmen</strong> bestaat oornamelijk v uit een<br />

grotendeels ontgonnen veengebied. In het noordooste n bevindt zich een uitloper<br />

van een dekzandvlakte en een beekdalbodem. het Inzuiden,<br />

ter hoogte<br />

van Weiteveen, is het veen niet ontgonnen.<br />

De verwerkte gegevens van ARCHIS en andere (histor ische) bronnen<br />

worden per subdeelgebied per dichtstbijzijnde plaat snaam vermeld<br />

(zie Kaart II).<br />

1.2 Historie<br />

Zuidoost Drenthe was rond 1850 het enige grote aane engesloten hoogveengebied<br />

in Noord-Nederland waar nog niet op grote scha al turf werd gestoken.<br />

De vraag naar turf groeide echter nog steeds terwij l de voorraden veen elders<br />

afnamen. Vanaf dat moment werd de turfwinning in ZO Drenthe systematisch<br />

en grootschalig aangepakt, zodat in nog geen honderd jaar tijd het meeste<br />

veen hier verdween. Deze ontwikkelingen geven aan at tot d 1850 in dit gebied<br />

relatief weinig veranderingen opgetreden zijn. De einige w veranderingen die<br />

plaatsvonden, hadden voornamelijk betrekking op de zandgronden. Er zijn<br />

twee tijdvakken te onderscheiden: tot 1850 en 1850- 1945. Beide worden hieronder<br />

afzonderlijk beschreven.<br />

1.2.1 Tot 1850<br />

Het veengebied bij <strong>Emmen</strong> maakte deel uit van het tgestrekte ui Bourtangermoor,<br />

dat met 50000 hectare tot de grootste veengeb ieden van West-Europa<br />

behoorde. Het veengebied zelf was niet of nauwelijk s bewoond, de hoger gelegen<br />

zandgebieden met esdorpen als <strong>Emmen</strong>, Noord- Zuidbarge, en Weerdinge,<br />

Angelslo, Westenesch en Den Oever wel. Permanente ewoning b kwam ook<br />

voor aan de rand van het veen in randveenontginning en zoals Schoonebeek en<br />

Roswinkel.<br />

Aan de westkant werd het veen begrensd door de le stei rand van de<br />

Hondsrug. Deze hoger gelegen delen maken deel an uit vhet<br />

zandgebied. Op<br />

de zandgronden ontstonden uitgestrekte bosgebieden, waar nu niets van is terug<br />

te vinden. De huidige bossen zijn overwegend de in 20e eeuw aangeplant<br />

en met hun uitheemse naaldbomen anders van karakter dan de oorspronkelijke<br />

bossen.<br />

De Hunzelaagte, een smeltwaterdal uit het Saalien de voorlaatste ( ijstijd,<br />

zie dateringstabel in het achterkaft), gaf de mogelijkheid tot het ontstaan<br />

van een groot moerasgebied: het Bourtangermoor. dens Tij het Weichselien (de<br />

laatste ijstijd) ontstond hier een slecht afwateren d gebied met lage dekzandruggen.<br />

In de gemeente <strong>Emmen</strong> zijn twee van deze subrug gen van de Hondsrug te<br />

4


vinden; op de oostelijke rug liggen Weerdinge, Emme rschans, en Nieuw-<br />

Dordrecht; op de westelijke rug <strong>Emmen</strong>, Westenesch, Noord- en Zuid-Barge<br />

en Erika. Ten zuiden van <strong>Emmen</strong> splitsen de ruggen ich zen<br />

duiken onder het<br />

veenpakket (Gerding, 1995: p.244/245) maar zijn n te zuiden van de<br />

Hoogenveense vaart nog herkenbaar. Tussen Nieuw-Dor drecht en Barger-<br />

Compascuüm belemmerde een dekzandrug lange tijd afwatering de (Gerding,<br />

1995: p.246); De kwaliteit van de turf ten noorden van deze dekzandrug was<br />

dientengevolge beter dan ten zuiden ervan.<br />

In het natte milieu kon het veen zich vormen. Aanva nkelijk als veenmoeras,<br />

waar een dennenbos op groeide, later kreeg het echte hoogveen de<br />

overhand. Hoogveen bestaat voor 80-90 % uit water n is edaardoor<br />

onbegaanbaar.<br />

(Geschiedenis van <strong>Emmen</strong>, 1989: p.24) In het ebied g lagen veenbulten<br />

van 10 tot 15 meter hoog, van elkaar gescheiden r doo slenken, die water afvoerden<br />

naar veenbeekjes en meerstallen. Op hun rt beu leidden die het water<br />

verder naar het Schoonebekerdiep en de Runde.<br />

5


Kaart II. Archeologische vondsten in Deelgebied I. De kaart is noordgericht.<br />

6


Figuur 1. Fragment kaart Pynacker (1634)<br />

Hoewel dit gebied op oude kaarten regelmatig wordt aangeduid als woeste<br />

grond, onland en als ‘desertum’ (zie Figuur 1), was het veen voor de plaatselijke<br />

economie wel degelijk van belang. Sommige delen leenden zich in droge<br />

perioden voor beweiding, als hooiland of als gronde n voor de boekweitcultuur.<br />

Ook werd van oudsher op een aantal plaatsen jzeroer i gewonnen.<br />

Vanwege deze belangen raakte het veengebied opgedee ld onder de marken van<br />

op het zand gelegen esdorpen. Figuur 2 geeft de ieden geb van de verschillende<br />

marken. Overigens maakten dorpen op de westoever n va de Eems ook gebruik<br />

van het gebied.<br />

Tot in de Middeleeuwen hield het veen zijn natuurli jke staat. In de late<br />

Middeleeuwen leidde de toenemende bevolking tot het ontginnen van woeste<br />

grond vanuit bestaande nederzettingen. Ook werden r nieuwe, e zogenaamde<br />

dochternederzettingen gesticht, zoals Westenesch Angelslo. en Ook ontstonden<br />

randveenontginningen als Schoonebeek, Roswinkel , Dalerveen. Op de<br />

overgang van hoog naar laag waren voldoende zandrug complexen, die droog<br />

genoeg waren om zich te kunnen vestigen. Het hoogve en werd tot bouwland<br />

getransformeerd, de broekbossen langs de beekdalen gerooid en in groenland<br />

omgezet. Hier ontstond een gemengd bedrijf waar e all onderdelen elkaar nodig<br />

hadden en het recht van opstrek de verkaveling bepaalde (Geschiedenis<br />

van <strong>Emmen</strong>, 1989: pp.53-55).<br />

7


Figuur 2. Verdeling veengebied naar marke situatie tot rond 1850). Uit: Visscher, 1940.<br />

8


Vanaf de 17e eeuw komt de veenboekweitcultuur op t me kolonies als<br />

Zwartemeer en Barger-Compascuum.Voor de boekweitver bouw en de schapenbeweiding<br />

was een goede grondbewerking en afwate ring nodig, waardoor<br />

het veen flink kon inklinken. Door het veenbranden, gebruikelijk bij de<br />

boekweitcultuur, verdween bovendien de bovenste nlaag. vee Al met al was<br />

het veenpakket door menselijk handelen met ongeveer de helft afgenomen<br />

(Geschiedenis van <strong>Emmen</strong>, 1989: p. 28). Rond 1850 s slechts wa 11,5% van<br />

<strong>Emmen</strong>s grondoppervlak in cultuur gebracht, waarvan maar een derde bouwland.<br />

Overigens was ook al sprake van enige infrastructur ele ontwikkelingen. Rond<br />

1593 liet Verdugo een weg aanleggen van Coevorden aar nNoord-Barge<br />

– ’t<br />

Hoge Loo (Visscher,1940: p.62). En op de kaart van Pynacker uit 1634 staan<br />

een aantal veenwegen getekend die oost-west over t veen he liepen; sommige<br />

van die veenwegen kenden een schans ter verdediging (Emmerschans, Schans<br />

te Hole of Den Hool) (Visscher, 1940: p.84). De Lei - of Heerendijk vormde<br />

tot bij Emmer-Compascuüm een min of meer noordzuid lopende infrastructuur<br />

om daarna af te buigen naar het westen (zie art KaIII).<br />

1.2.2 1850-1945<br />

Begin 19e eeuw waren plannen gemaakt om de venen ontsluiten, te maar pas<br />

in 1857 werd een begin gemaakt met het graven van e Verlengde d Hoogeveense<br />

Vaart. Drie jaar later werd het eerste veen dit uit gebied verkocht. Vanuit de<br />

Verlengde Hoogeveense Vaart werd een zijkanaal Amsterdamsche het<br />

Veld<br />

ingegraven: het Oranjekanaal. De turfproductie kwam overigens pas na 1870<br />

echt op gang. Na 50 jaar vervening kwam in 1920 aan deze bloeiperiode een<br />

einde; door de steenkool was voor de turf geen afze tmarkt meer te vinden.<br />

9


Kaart III Historisch ruimtelijke elementen in Deelgebied I. De kaart is noordgericht.<br />

10


Figuur 3. Tram- en spoorwegennet (voorstel 1903). Uit: RA Assen, verzameling<br />

kaarten, nr. 123<br />

Naast de natte infrastructuur noodzakelijk voor de afwatering en het transport<br />

van turf, kwamen in deze periode ook de nodige ande re voorzieningen, zoals<br />

een tram- en treinwegennet tot stand (zie Figuur . Het 3) vervoer van goederen<br />

bleef over water gaan. Er is nog maar weinig terug te vinden van deze infrastructuur.<br />

Alle tramspoorlijnen zijn afgebroken, ne t als de spoorlijn van<br />

<strong>Emmen</strong> naar Ter Apel. Ook is het fijn vertakte stels el van kanalen en wijken<br />

deels gedempt, alleen de hoofdkanalen bleven behoud en.<br />

11


1.3 Veenontginningen<br />

Het veen was oorspronkelijk gezamenlijk bezit van e dboeren<br />

in de esdorpen<br />

en randveenontginningen. De marken verkochten het een v aan maatschappijen<br />

of particulieren. De verschillende veengebieden zijn in Tabel 1 van noord<br />

naar zuid aangegeven.<br />

Vanuit het noorden was de vervening kleinschaliger, geleidelijker en ging met<br />

minder grote investeringen gepaard dan die vanuit et hwesten.<br />

Hier domineerden<br />

veenschappen, samenwerkingsverbanden van aatselijke pl boeren die<br />

eigenaren waren van stukken veengrond, de vervening (Gerding, 1995: 246,<br />

248). De kanalen vanuit het noorden werden langzame rhand verlengd, in hetzelfde<br />

tempo als de verveningen. Het veen bij Weerd inge werd vanuit het<br />

Stadskanaal ontsloten. Dit kanaal liep ver het veen in als Hoofdkanaal A of<br />

Weerdingerkanaal. Het zelfde gebeurde bij Emmer-Com pascuüm, het Emmer-<br />

Erfscheidenveen en later het Smeulveen. De Groninge rs beheersten hier de<br />

vervening en vormden ook het afzetgebied (Geschiede nis van <strong>Emmen</strong>, 1989:<br />

p. 110).<br />

Het veen in Zuidoost Drenthe werd vanuit het westen en later noordwesten<br />

door de grote kapitaalkrachtige maatschappij en aan snee gebracht.<br />

Deze werkten planmatig en pakten grote gebieden één in keer aan. Het begon<br />

met de ontsluiting door middel van grotere kanalen (Hoogeveense Vaart,<br />

Oranjekanaal) en pas toen die infrastructuur klaar was, kwam de productie<br />

goed op gang. De verlenging van de Hoogeveense t Vaar bereikte rond 1860 de<br />

westelijke Bargervenen. Het stelsel werd naar het osten o en zuiden uitgebreid<br />

(Gerding, 1995: p.247). De aanleg vanaf Erica naar de Duitse grens volgde pas<br />

vanaf 1880; in 1889 werd verbinding gemaakt met het Oranjekanaal, in 1893<br />

werd de Duitse grens bereikt en in 1898 werd aanges loten op het Duitse kanalenstelsel.<br />

Mogelijk hoopte men daarmee de afwateri ng van de zuid oostelijke<br />

veenontginningen te vergemakkelijken door aan te uiten sl op het Duitse Süd-<br />

Nord-Kanaal. De topografische kaart uit 1902 sugger eert echter dat deze aansluiting<br />

moeizaam tot kwam. Vanaf 1906, toen het holtenskanaal Sc een<br />

verbinding legde tussen Hoogeveensche Vaart en Stadskanaal, het had de aansluiting<br />

op het Duitse kanalen stelsel waarschijnli jk slechts zeer lokale<br />

betekenis. De afwatering in noordelijke richting ep li sindsdien over Nederlandse<br />

bodem. Een vierde ontsluiting kwam vanuit Co evorden (Dedemsvaart<br />

en Vecht): in 1884 bereikte het Stieltjeskanaal Verlengde de Hoogeveense<br />

Vaart (Gerding, 1995: p.248).<br />

12


Tabel 1. Overzicht veengebieden in de gemeente <strong>Emmen</strong> en hun ontginning.<br />

Gebied opp. Vervening vanaf<br />

in ha<br />

vorm verkaveling bijzonderheden<br />

Nieuw-Weerdinge 1400 ca. 1880 strookvormig (NO) deels oudere randveenontginning,<br />

50% kleine verveners<br />

Roswinkeler-veen 1300 na 1906 strookvormig (NW) oorspr. kleine randveenontginnig;<br />

turfwinning tot na 1950<br />

Emmer-Compascuum 750 1880 strookvormig (OW) percelen 10 ha. en meer; pakket<br />

van 2-3 meter goede tot<br />

Barger-Compascuum 1700 1890/1900 oorspr. blokvormig<br />

(vnl. OW)<br />

Emmer-Erfscheidenveen 1650 1898 blokvormig<br />

13<br />

beste kwaliteit baggerturf<br />

Vervening vanuit noorden en<br />

zuiden; afwatering aanv. via<br />

Hoogeveense vaart<br />

Smeulveen 1000 ca. 1900 in 18 e eeuw in gebruik voor<br />

boekweitteelt; boekweitteelt na<br />

1875 basis Nieuw-Dordrecht<br />

en Vastenow<br />

Barger-Oosterveen 3750 1893 blokvormig Klazienaveen ontstaan in door<br />

(OW/NW) Scholten verveend deel<br />

Amsterdamscheveld 2250 1862 strookvormig rond 1910 groot gedeelte nog<br />

ongebruikt, vervening allen in<br />

westelijk deel<br />

Barger-Westerveen 2900 1860/1861 blokvormig als eerste aan snee gebracht<br />

Oosterveen 500 ca. 1880 strookvormig<br />

(ZW/NO)<br />

Barger-Erfscheidenveen 800 ca. 1870 idem<br />

Schoonebeker venen 3000 randveenontginningen<br />

uit Middeleeuwen;<br />

beperkte vervening<br />

opstrekkende<br />

verkaveling<br />

deels randveenontginning uit<br />

eerdere periode<br />

Weiteveen vestiging eerste<br />

helft 20 ste eeuw van arbeiders<br />

in venen<br />

Bron: Gerding, 1995, pp. 248-255; RA Assen, kaarten nrs. 120, 122, 155, 176, 191,<br />

192, 195, 201 en 349.<br />

De grootschalige verveningen na het midden van de 9e 1eeuw<br />

maakten gebruik<br />

van technieken die de kans op verstoringen de in bovenste zandlaag<br />

groot maken. Daarmee is de kans dat archeologische waarden zijn aangetast<br />

ook groot. Het verveende gebied werd na afloop zo eel v mogelijk geëgaliseerd,<br />

soms door opvulling met van elders aangevoerde gron d, soms door de zandlaag<br />

ter plaatse te verspreiden. Daarna werd de enlaag bov nog gemengd met de<br />

bewaarde, bovenste laag van het oorspronkelijke n.<br />

vee


2 De noordoostelijke zandgronden<br />

2.1 Bodem en verwachtingskaart archeologie<br />

De grens van het veenkoloniale gebied in het noordo osten van de gemeente<br />

<strong>Emmen</strong> loopt ten zuiden en westen van het dorp Roswi nkel en ten oosten van<br />

de dorpskern van Nieuw-Weerdinge (zie Kaart I). Ten noorden en oosten van<br />

deze grens bevindt zich een dekzandvlakte van eolis ch (door de wind) afgezette<br />

dekzanden. Plaatselijk ligt zich binnen 80 cm der on het maaiveld een 10 tot<br />

40 cm dikke laag veen (classificatie Fysisch Geogra fische Kaart van Drenthe<br />

1:50000 (Nijland, G., R.J. de Lange en J.C. Smitten berg, 1982) Nv1(o) en<br />

Nv2o). Volgens de Geomorfologische Kaart van Nederl and 1:50000 (Stichting<br />

voor Bodemkartering, 1978) is de dekzandvlakte ten dele verspoeld en in het<br />

westen vervlakt door veen en/of overstromingsmateri aal (classificaties respectievelijk<br />

2M9 en 2M14). Het dal van de Runde is het in zuiden van dit gebied<br />

geëgaliseerd.<br />

In het dekzand komt een aantal verschillende bodem typen voor. Het<br />

betreft veldpodzolen, gooreerdgronden en beekeerdgr onden met leemarm en<br />

zwak lemig fijn zand (classificaties Bodemkaart van Nederland 1:50000 (Stichting<br />

voor Bodemkartering, 1975) respectievelijk Hn2 1, pZn21 en pZg23).<br />

Direct ten zuiden van Roswinkel en direct ten ooste n van Nieuw-Weerdinge<br />

komen moerige podzolgronden en moerige eerdgronden met zanddek en<br />

moerige tussenlaag voor (classificaties respectieve lijk zWp en zWz). De<br />

grondwatertrappen in het gebied variëren van V tot VI, gemiddelde hoogste<br />

grondwaterstand respectievelijk minder dan 40 cm tussen en 40 en 80 cm beneden<br />

het maaiveld en gemiddelde laagste grondwater stand meer dan 120 cm<br />

beneden het maaiveld.<br />

Het gebied heeft een grotendeels middelhoge tot ge hotrefkans<br />

op archeologische<br />

waarden op de IKAW.<br />

2.2 Vondsten en bewoningsgeschiedenis<br />

In het CMA en CAA van de ROB zijn uit het gebied ee n archeologisch monument<br />

en dertien vondstmeldingen bekend (zie Tabel 2, als bijlage<br />

opgenomen). Het monument betreft de dorpskern van oswinkel, R waarvan de<br />

begindatering in de Late Middeleeuwen ligt (1050 t 1500 to nC). De dorpskern<br />

staat vermeld als terrein van hoge archeologische aarde w (CMA 14483). Ten<br />

noordoosten van de dorpskern van Roswinkel is bij e daanleg<br />

van een weg een<br />

waarschijnlijk Middeleeuwse waterput aangetroffen et mdaarin<br />

fragmenten<br />

aardewerk, glas, tegels en ijzer (CAA 46219). Aan e Duitse d grens, ongeveer<br />

twee kilometer ten noordoosten van Roswinkel zijn nkele e scherven Vroeg-<br />

Middeleeuws kogelpotaardewerk gevonden met een ring datevan<br />

725 tot 900<br />

nC (CAA 238120 en 238228). Alle scherven zijn aan et hoppervlak<br />

gevonden.<br />

Ongeveer een kilometer ten oosten van Roswinkel een is oppervlaktevondst<br />

bekend van 16 vuurstenen artefacten uit het Paleoli thicum tot Mesolithicum.<br />

14


Er zijn zes werktuigen en tien afslagen (halffabrik aten voor vuurstenen werktuigen)<br />

gevonden (CAA 239886).<br />

Ten oosten van Nieuw-Weerdinge zijn binnen een gebi ed met een straal van<br />

ongeveer drie kilometer acht meldingen bekend van rcheologische a vondsten.<br />

Het gaat in zeven gevallen om vondsten van vuursten en artefacten uit het Mesolithicum<br />

(8800 tot 4900 vC). Twee van deze vondst en hebben mogelijk een<br />

vroegere datering in het Paleolithicum, of een late re in het Neolithicum (5300<br />

tot 2000 vC). Deze oppervlaktevondsten zijn gedaan tijdens veldkarteringen<br />

door RAAP (Molema, 1999) en bevinden zich grotendee ls in verstoorde contexten<br />

(CAA 239885 en 39311 tot en met 39316). De ndere a melding betreft de<br />

vondst van een stenen hamerbijl van het type Munten dam. De bijl dateert uit<br />

de late bronstijd tot de middenijzertijd (1100 tot 250 vC) en is aan het oppervlak<br />

gevonden (CAA 32). In het uiterste noordoosten van de gemeente, bij<br />

Ter Apel, is een vuurstenen klingfragment gevonden dat dateert uit het Paleolithicum<br />

tot de ijzertijd (CAA 47828).<br />

2.3 Eerdere onderzoeken<br />

Uit de beschikbare rapporten van eerdere onderzoeke n, blijkt dat de bodem<br />

van de in die studies onderzochte terreinen (groten deels) vermengd of verstoord<br />

is (Hopman & Fijma, 2004: pp. 11-12; Jelsma & Tulp, 2003: p. 2;<br />

Molema, 1999: pp. 6-10) Het gaat echter in alle allen gev om locaties dichtbij<br />

bebouwing of wegen. Bovendien betreft het kleine pervlakken. op De resultaten<br />

van deze onderzoeken zijn niet per definitie ldig ge voor de omliggende<br />

gebieden.<br />

2.4 Historisch onderzoek<br />

Roswinkel (de naam verwijst mogelijk naar een ‘hoek ’ voor het weiden van<br />

paarden), van oorsprong een boerendorp (Geïllustree rde plaatsbeschrijving<br />

gemeente <strong>Emmen</strong>, 1923: p.94), vertoont meer overeen komsten met Westerwolde<br />

(waar het geologisch ook toe behoort) dan met de Drentse esdorpen.<br />

Wel komt er een es voor (Bieleman, 1987: pp.15/16). Roswinkel was vooral<br />

vanuit het noorden via de oevers van de Ruiten A reikbaar be (Visscher, 1940:<br />

p. 84). Het dorp had daardoor meer binding met Gron ingen dan met <strong>Emmen</strong>.<br />

Roswinkel, oorspronkelijk een bovenveen-kolonië waa r het veen geheel verdwenen<br />

is, vertoont veel gelijkenis met veenranddor pen.<br />

Rondom Roswinkel komen en kwamen een aantal histori sch belangrijke<br />

ruimtelijke elementen voor (zie Kaart III):<br />

- de Roswinkelschen dijk van <strong>Emmen</strong> naar Roswinkel, kend be van de tocht<br />

van Willem Lodewijk in 1593 (Geïllustreerde plaatsb eschrijving, 1923:<br />

p.96);<br />

- de ‘oudste spoorweg van Nederland’: terzijde van e veenweg d van Weerdinge<br />

naar Roswinkel twee ondiepe greppels die in e winter d bevroren,<br />

zodat wagens hier konden rijden (Geïllustreerde atsbeschrijving, pla<br />

1923:<br />

p.97);<br />

15


- De Lei- of Heerendijk, lopende van Boertange, over Ter Apel en Maten<br />

naar Roswinkel; diende oorspronkelijk als waterkeri ng, als gevolg van de<br />

kanalisatie in de 20e eeuw overbodig geworden (Geïl lustreerde plaatsbeschrijving,<br />

1923: p.101);<br />

- De Roswinkeler schans, waar weinig over bekend Rond is. 1900 was de<br />

schans nog herkenbaar aanwezig, nu is alleen het rrein teop<br />

de kaart terug<br />

te vinden.<br />

De groenlanden langs de Mussel A waren eeuwenlang e belangrijkste d gronden<br />

in dit veengebied voor Drentse en Groninger boe ren; ook de groenlanden<br />

langs de Runde speelden een grote rol de plaatselij ke landbouw. Hetzelfde<br />

gold voor de van oudsher in gebruik zijnde gronden langs het Valtherdiepje bij<br />

Weerdinge. Vanaf de 17<br />

e eeuw werd rond Roswinkel veel boekweit verbouwd<br />

en waren Roswinkeler keuters actief in de Weerdinge r Marke.<br />

Hoewel al vroeg plannen bestonden om het veen bij eerdinge W en<br />

Nieuw Weerdinge te ontginnen, werd het gebied uitei ndelijk vanaf de Groningse<br />

kant ontgonnen door middel van een mond (kan aal) vanaf het<br />

Stadskanaal. Dit kanaal werd als hoofdas doorgetrok ken de venen in, kanalen<br />

en wijken hier haaks op legden het gebied verder en. op<br />

Was de oorspronkelijke (rand)vervening kleinschalig van aard, de latere projectmatige<br />

vervening in het gebied tussen Roswinkel en Weerdinge leidde tot<br />

ingrijpende wijzigingen in de oorspronkelijke verka veling. De aanleg van een<br />

fijnmazig stelsel van afwateringskanalen, bij voork eur gegraven tot 40 tot 50<br />

centimeter in de onderliggende zandlaag, de egalisa tie en vermenging met de<br />

oorspronkelijke bovenlaag na de vervening, maken kans de groot dat de huidige<br />

bovenlaag tot een diepte van ongeveer 50 centi meter is omgewoeld. Voor<br />

de niet-verveende gebieden is die kans veel kleiner , aangezien hier vooral<br />

landbouwactiviteiten hebben plaats gevonden.<br />

16


2.5 Conclusies en advies<br />

Het zandgebied ten noorden van Roswinkel en ten ten oos van Nieuw-<br />

Weerdinge heeft in het verleden een aantal archeolo gische vondsten opgeleverd.<br />

De meeste meldingen betreffen vuursteen artef acten uit het<br />

Paleolithicum tot aan het Neolithicum. Het grootstedeel<br />

van de vuurstenen is<br />

afkomstig uit het Mesolithicum. Er zijn geen duidel ijke aanwijzingen voor<br />

grootschalige grondverplaatsingen in het gebied, t me uitzondering van de bebouwde<br />

delen en wegtracés. De aanwezigheid van r wate in de vorm van de<br />

rivier de Runde zorgt er voor dat de (hoger gelegen ) relatief droge zandgronden<br />

in dit gebied aantrekkelijk zullen zijn geweest voor prehistorische<br />

bewoning.<br />

Intacte archeologische grondsporen en andere arche ologische resten<br />

kunnen in het gebied niet uitgesloten worden; de nwezigheid aa van archeologische<br />

sporen is op hogere delen van het (micro)rel iëf, vooral langs water zelfs<br />

zeer waarschijnlijk. De middelhoge tot hoge trefkan s op archeologische waarden<br />

op de IKAW moet voor dit gebied gehandhaafd wor den. De grens van het<br />

gebied met een (middel)hoge trefkans moet echter rder ve naar het zuiden en<br />

westen komen te liggen, zodat het gebied tussen winkel Ros en Nieuw-<br />

Weerdinge er geheel binnen valt. In dit gebied dien t Inventariserend archeologisch<br />

Veldonderzoek (IVO) inclusief gebruik van de AHN binnen de<br />

bureaustudie te worden uitgevoerd alvorens eventuel e bodemingrepen worden<br />

toegestaan.<br />

17


3 Ontgonnen veengebied<br />

3.1 Bodem en verwachtingskaart<br />

Het grootste oppervlak van Deelgebied I wordt uitge maakt door het grotendeels<br />

ontgonnen veengebied in het oosten van de eente gem <strong>Emmen</strong>. Het<br />

gebied staat op de Fysisch Geografische Kaart van renthe D aangegeven als een<br />

(gedeeltelijk) afgeveende veenvlakte (classificatie s Ov3 en Ov4). Plaatselijk zijn<br />

stukken in vervening aanwezig (Oc1). Deze staan de op Geomorfologische<br />

Kaart als veenrestruggen (classificatie 4L21). De verige o delen maken deel uit<br />

van deels relatief hooggelegen en deels relatief aggelegen la veenkoloniale ontginningsvlakten<br />

(2M45 en 2M44).<br />

In het gebied komt een aantal verschillende bodems voor, die als gezamenlijke<br />

karakteristiek hebben dat ze kenmerkend jn zivoor<br />

nattere gebieden.<br />

Het betreft moerige podzol- en eerdgronden met veen koloniaal dek en moerige<br />

tussenlaag (classificaties bodemkaart respectiev elijk iWp en iWz),<br />

veengronden met veenkoloniaal dek en zand binnen 0 12 cm beneden het<br />

maaiveld met of zonder humuspodzol (respectievelijk iVp en iVz), zeggeveen,<br />

veenmosveen en veen in ontginning (respectievelijk iVc, aVs en Avo). De<br />

grondwatertrappen in het gebied variëren van nat II, (Igemiddelde<br />

hoogste<br />

grondwaterstand minder dan 40 cm en gemiddelde ste laaggrondwaterstand<br />

tussen 80 en 120 cm onder het maaiveld) naar tameli jk droog (V, gemiddelde<br />

hoogste grondwaterstand minder dan 40 cm en gemidde lde laagste grondwaterstand<br />

meer dan 120 cm onder het maaiveld). Het ebied g heeft grotendeels<br />

een lage trefkans op de IKAW. De delen met middelho ge verwachting vallen<br />

samen met de volgens de bodemkaart drogere gebieden .<br />

3.2 Weerdinge, Weerdingerveen en Weerdingermond<br />

De vondsten die in ARCHIS gemeld zijn uit de omgevi ng van Weerdinge zijn<br />

alle afkomstig uit ‘natte contexten’, met andere wo orden, ze zijn allemaal in of<br />

op het veen gevonden. Een beschrijving van de gesch iedenis van veenvondsten<br />

is opgenomen in Hoofdstuk 5. Nabij Weerdinge zijn wee t vindplaatsen van<br />

Neolithisch aardewerk bekend. In een geval werd het aardewerk samen met<br />

gewei- en houtfragmenten gevonden (CAA 36097), in et handere<br />

betrof het<br />

een enkel fragment bekeraardewerk (CAA 36101). Ten noorden van Weerdinge<br />

is een fragment van een boomstamkano gevonden AA (C214973).<br />

Het<br />

fragment is niet gedateerd.<br />

In het Weerdingerveen, ten noordoosten van Weerdin ge, zijn bij de<br />

veenontginningen in 1904 twee veenlijken gevonden an veen<br />

man en een<br />

vrouw. De lichamen leken niet in een graf te zijn elegd, g maar in een zeer nat<br />

deel van het veen te zijn gedeponeerd (Van Zeist, 956: 1 pp. 201-203). De veenlijken<br />

zijn gedateerd in de late ijzertijd tot de roeg-Romeinse V<br />

tijd, 250 vC tot<br />

70 nC (CAA 239879). Niet ver van de vondstlocatie an vde<br />

veenlijken zijn bij<br />

de ontginningen fragmenten van een houten wiel aang etroffen. De fragmenten<br />

hebben een datering in de ijzertijd tot de Midden-R omeinse tijd, 800 vC tot<br />

18


270 nC (CAA 239878). Ten oosten van Weerdinge, op en eperceel<br />

bij Weerdingermond,<br />

zijn kralen van barnsteen en git gevond en, evenals fragmenten<br />

aardewerk en vuursteen en een hamerbijl. De daterin g van deze vondsten ligt<br />

in het Neolithicum tot de vroege ijzertijd, 5300 to t 600 vC (CAA 36102).<br />

3.3 Nieuw-Weerdinge en Emmer-Erfscheidenveen<br />

Ten zuiden van Nieuw-Weerdinge, in een gebied met en estraal<br />

van ongeveer<br />

2,5 kilometer, zijn zes meldingen bekend van vondst en van vuurstenen artefacten.<br />

Het gaat voornamelijk om stukken met een tering da in het<br />

Mesolithicum (CAA 56053, 56057, 56059, 56064 en 66). 560Een<br />

vondstmelding<br />

heeft een datering van het Mesolithicum tot n aahet<br />

Neolithicum,<br />

vanwege de aanwezigheid van een fragment aardewerk bij de vuursteenafslag<br />

(de introductie van aardewerk valt samen met de rgang ove van het Mesolithicum<br />

naar het Neolithicum) (CAA 56061). De vondsten zijn gedaan tijdens<br />

veldkarteringen langs het traject van de N391, de eg wvan<br />

<strong>Emmen</strong> naar Ter<br />

Apel. Het betreft zowel afslagen als (fragmenten an) v werktuigen en enkele<br />

stukken zijn verbrand (Molema, 1999).<br />

In de buurt van de plaats Emmer-Erfscheidenveen een is aantal tracés<br />

van veenwegen ontdekt (CAA 16998, 238456, 238457, 02229). 3 Delen van deze<br />

veenwegen horen tot dezelfde weg. Er zijn twee racés t bekend: een meer<br />

dan drie kilometer lange weg van gevlochten takken en een iets noordelijker<br />

gelegen smaller (voet)pad van houten planken (Caspa rie, 1986). Nabij het<br />

vermoedelijke tracé is bij het afgraven van veen 1938 in een veenlijk aangetroffen<br />

(CAA 302122). Het veenlijk was gekleed in een antel m van pels en droeg<br />

wollen onderkleding. Bij het lijk werden takken en aangepunte stokken gevonden.<br />

Ook dit veenlijk lijkt niet begraven te zij n in een grafkuil, maar is op<br />

een zeer natte plek in het veen neergelegd en waars chijnlijk met de stokken op<br />

zijn plaats gehouden. Op grond van stuifmeelonderzo ek is de ouderdom van<br />

het veenlijk gesteld op ongeveer 3000 jaar. Daarmee dateert het in de middentot<br />

late bronstijd (Van Zeist, 1956: pp. 199-200).<br />

3.3.1 Historisch onderzoek Emmer-Erfscheidenveen<br />

Emmer-Erfscheidenveen (Emmererf) was een zelfstandi g dorp, ontstaan door<br />

de turfwinning in het veengebied. In het Emmererfsc heidenveen waren rond<br />

1940 nog een aantal veenputten terug te vinden ar – da werd van oudsher onregelmatig<br />

veen afgegraven ten behoeve van eigen uik gebr (Visscher, 1940:<br />

p.102). Aan de Eemszijde kwamen ook randafgravingen voor met als doel eigen<br />

en plaatselijke voorziening in brandstof. Deson danks zijn randafgravingen<br />

nooit van grote betekenis geweest; koloniën langs e rand d bleven boeren nederzettingen<br />

en kregen de vorm van een wegdorp. latere, De grootschaliger<br />

vervening, met wijken, zijwijken, doorlopende kanal en, betekende hier<br />

evenals elders een ingreep tot op het zand.<br />

Historisch kaartmateriaal laat zien dat door het bied ge van Emmer-<br />

Erfscheidenveen naast de Heerendijk een aantal -west oost georiënteerde veen-<br />

19


wegen hebben gelopen. Sommige veenwegen leidden r vindplaatsen naa van ijzeroer,<br />

anderen – evenals de dijk – vormden een binding ver tussen de<br />

Hondsrug en het stroomdal van de Runde om aan de dere an kant van de<br />

groenlanden verder te gaan in de richting van de swinkeler Ro Schans of naar<br />

Zwartenberg (zie Kaart III).<br />

Ook tussen Weerdinge en Roswinkel was sprake van n dergelijke ee verbinding<br />

(zie hiervoor onder Roswinkel). Noch in dit geval, noch in het geval van<br />

Emmer-Erfscheidenveen is het tracé van de verbindin gen terug te vinden in de<br />

huidige verkaveling. Veel meer dan een globale aand uiding is dus moeilijk te<br />

geven.<br />

3.4 Emmercompascuüm<br />

Het Emmercompascuüm was oorspronkelijk een gemeensc happelijk weidegebied.<br />

In het westelijke deel van Emmercompascuüm rmde vo het stroomdal<br />

van de Runde een klein gebied met groenlanden, er verd naar het zuiden lagen<br />

de hooilanden waar zowel boeren uit Roswinkel als it u<strong>Emmen</strong><br />

en Barge gebruik<br />

van maakten. Deze hooilanden lagen overigens grotendeels in het<br />

Barger-Compascuüm. In het Emmer-Compascuüm lag een veenweg, die de<br />

hooilanden verbond met Roswinkel; het vervolg van e dLei-<br />

of Heerendijk en<br />

een veenweg naar Zwartenberg (zie Kaart III). Kaart materiaal uit de 19 e eeuw<br />

laat zien dat langs de Runde enige min of meer perm anente bewoning bestond.<br />

Deze locaties vallen nu in het bebouwde gebied van Emmer-Compascuüm<br />

(Grote Historische Atlas van Nederland, 1990: diver se kaarten).<br />

De N.V. “Het Emmer-Compascuüm” kocht in 1874 het Emer-<br />

Compascuüm van de markegenoten van <strong>Emmen</strong> en Westene sch. De ontginning<br />

vond vanaf ongeveer 1880 plaats via een kanaal vanuit Ter Apel. In dit<br />

gebied ontstond een uitgebreid stelsel van kanalen en wijken. Kenmerkend is<br />

het dubbel kanaalsysteem met wijken, zijwijken en oorlopende d kanalen. Ook<br />

hier ging de vervening tot op het zand, waarop boer derijen en woningen<br />

kwamen te staan; uiteraard met dezelfde gevolgen s bij al de overige verveningen.<br />

3.5 Nieuw-Dordrecht, Oranjedorp en Klazienaveen<br />

In de omgeving van Nieuw-Dordrecht, ten noordoosten van het dorp, heeft<br />

een veenweg gelopen. De veenweg staat in ARCHIS meld ver als een terrein<br />

van zeer hoge archeologische waarde en is een ermd beschmonument.<br />

De datering<br />

van het monument is Laat-Neolithicum B, 2450 tot 2000 vC (CMA<br />

496). De veenweg liep ongeveer een kilometer ten ordoosten no van het huidige<br />

Nieuw-Dordrecht min of meer van het westen naar het oosten.<br />

In het CAA komen vier meldingen voor van verschill ende opgravingen<br />

langs de veenweg (CAA 17003, 238119, 238458 en 27). 3022 Tijdens de opgravingen<br />

werden, naast de veenweg of veenbrug zelf dere an voorwerpen uit het<br />

veen gehaald. Voor aanvang van een opgraving in 5 195 langs de Herenstreek te<br />

Nieuw-Dordrecht werden op de locatie van de veenbru g drie stukken van een<br />

20


massief eikenhouten wagenwiel gevonden. Bij het uimen opr van de planken<br />

van de veenbrug werd direct onder het wegniveau een houten bijlsteel aangetroffen.<br />

Het betreft een steel van een dissel (Van Zeist, 1957: pp. 12-15).<br />

De totale oorspronkelijke lengte van de veenweg onzeker, is evenals de uiteindelijke<br />

bestemming ervan. De weg was in ieder geval ongeveer een kilometer<br />

lang (Casparie, 1982: p. 126-154). De reden van aanleg de van de weg blijft onzeker,<br />

het huidig bekende traject eindigt in het stijds de meest natte deel van<br />

het Bourtanger Moor en de weg vertoont nauwelijks poren s van gebruik. Mogelijk<br />

gaat het hier om een onvoltooide (en niet bruikte) ge weg (Casparie et<br />

al., 2004).<br />

In de omgeving van Nieuw-Dordrecht zijn verder los se vondsten uit de<br />

steentijd bekend. Het betreft voornamelijk vuursten en artefacten uit het Paleolithicum<br />

tot Neolithicum (CAA 47342, 302119, 30212 0 en 302124).<br />

Daarnaast zijn onder andere een Neolithische doorbo orde hamerbijl (CAA<br />

447) en Laat-Mesolithische tot Midden-Neolithische Geröllkeule bekend<br />

(CAA 302221). Ook in de buurt van Nieuw-Dordrecht, binnen de huidige bebouwde<br />

kom van Klazienaveen is een hamerbijl van t he type Muntendam<br />

gevonden. De bijl dateert uit de bronstijd tot midd enijzertijd en is een oppervlaktevondst<br />

(CAA 84).<br />

3.5.1 Eerder onderzoek<br />

Een kleinschalig onderzoek op een bouwkavel aan Vastenow de te Nieuw-<br />

Dordrecht heeft een deels verstoord en deels intact bodemprofiel opgeleverd.<br />

Het plangebied bevindt zich op een zandopduiking het in veen. In het zand<br />

heeft zich een podzolbodem gevormd (Bakker, 2004).<br />

Een onderzoek binnen de bebouwde kom van Klazienav een, vertoont<br />

hetzelfde beeld. Hoewel een deel van het terrein n ee verstoord bodemprofiel<br />

heeft, is de podzolbodem in de zandkopjes onder het veen plaatselijk intact<br />

(Essink, 2003).<br />

Ten westen van Zwartemeer is een archeologische ck qui scan uitgevoerd<br />

door RAAP. In een gebied van tien hectare n zij tien gutsboringen<br />

verricht. In een deel van het onderzoeksgebied en is epodzolbodem<br />

aangetroffen<br />

(Ridderbos, 2004). Het aantal boringen is echte r te klein om uitspraken te<br />

doen over de kwaliteit van de bodem of de kans op rcheologische a waarden in<br />

het onderzoeksgebied.<br />

3.5.2 Historisch onderzoek<br />

Nieuw Dordrecht<br />

Nieuw Dordrecht ligt op een zandheuvel in het veen en ontstond rond 1845<br />

als landbouwdorp. Vooral boekweitteelt heeft hier laatsgevonden. p<br />

Later<br />

volgde uitbreiding van het dorp als gevolg van voor namelijk particuliere,<br />

kleinschalige vervening (Geïllustreerde plaatsbesch rijving, 1923 p.75). Het<br />

dorp is daardoor meer richting het veen geschoven iets – dat ook geldt voor<br />

21


andere dorpen in het veen die hun ontstaan danken an aeerdere<br />

landbouw activiteiten.<br />

De aanwezige leem is gebruikt voor de stenenfabrica ge, wat kan betekenen dat<br />

de leemlaag tot op een diepte van één à anderhalve meter is afgegraven, dan<br />

wel omgewoeld. Ook heeft hier vervening plaats gevo nden. De mate waarin<br />

dat heeft geleid tot herverkaveling van het gebied is goed te zien in het geval<br />

van Vastenow: tegenwoordig een rechte straat, maar ooit bochtig, zoals het<br />

feit dat sommige huizen ver van de straat staan, at la zien.<br />

Op grond van kaartmateriaal kan worden geconcludeer d dat langs Nieuw-<br />

Dordrecht naar het zuidoosten een verbindingsweg t me de zuidelijke hooilanden<br />

(zie ook Emmer-Compascuüm) en de omgeving van et Hebelermeer h in<br />

Duitsland heeft gelopen. Dezelfde bronnen geven aan dat ten (noord)oosten<br />

eveneens een veenweg liep (kaart III). De veenweg s, zoals i hierboven beschreven,<br />

ook archeologisch aangetoond.<br />

Oranjedorp<br />

Oranjedorp is ontstaan bij het graven van het Oranj ekanaal (1853-1858). Klazienaveen<br />

(voorheen Smeulveen) dateert van rond 0, 189toen<br />

de<br />

verveningactiviteit hier een aanvang nam. Meer dan in de noordelijke gebieden<br />

was sprake van grootschalige en deels machinale vening, ver iets dat in de praktijk<br />

betekende dat grotere hoeveelheden turf in één keer verwerkt werden.<br />

De omgeving van Klazienaveen-Noord kende overigens vóór die tijd al<br />

enige, al of niet permanente, bewoning. Ongeveer er hi lag de noordwestelijke<br />

grens van de hooilanden, waar mogelijk enige boekwe itteelt plaats heeft gevonden.<br />

Ook in dit gebied zouden veenwegen hebben elopen, g in zuiden de<br />

bovengenoemde verbinding met het Hebelermeer en Klazienaveen-Noord<br />

bij<br />

een veenweg tussen de Hondsrug en de hooilanden.<br />

3.6 Barger-Compascuum, Zwartemeer en Foxel<br />

In en rond het Rundeveen, in de omgeving van Barger -Compascuum en Foxel,<br />

zijn verschillende vondsten van archeologische voor werpen bekend. Het betreft<br />

veelal losse vondsten van stenen (hamer)bijle n en zogenaamde Flint- en<br />

Fels-Reckeckbeile (CAA 302114, 302115, 302116, 302224, 302231, 30223 2 en<br />

47059). De overige vondsten bestaan onder andere t een ui compleet aardewerken<br />

schaaltje van de Trechterbekercultuur (TRB, 350 0 tot 2700 vC) (CAA<br />

302223), twee vuurstenen dolken uit het Laat-Neolit hicum tot de middenbronstijd,<br />

waarvan een gevonden samen met een houte n paal (CAA 302123 en<br />

302225) en een leren buidel met Romeinse zilveren unten m (CAA 238462). De<br />

buidel bevatte 312 denarii uit regeringsperioden van verschillende keizers. e D<br />

oudste munt dateerde uit 54 nC, de jongste uit 192 nC (Glasbergen, 1956: pp.<br />

213-214; Zadoks-Josephus Jitta, 1956). Dergelijke osse l vondsten in het veen<br />

worden beschouwd als offers of ‘votiefgaven’ (zie oofdstuk H 5).<br />

22


3.6.1 Eerder onderzoek<br />

Uit de beschikbare rapportages van eerder uitgevoer de onderzoeken in het<br />

Rundedal tussen Barger-Compascuum en Zwartemeer pervlakte (op onderzoeksgebied<br />

ongeveer 300 hectare) blijkt dat een oot grdeel<br />

van de terreinen<br />

daar verstoord is (Fijma & Van Beek, 2003). De vers toring zal voornamelijk<br />

het gevolg zijn van de veenontginningen in het gebi ed. Bij verder onderzoek is<br />

echter gebleken dat een deel van de onder het )veen (rest aanwezige zandkoppen<br />

en -ruggen in het gebied nog intact is.<br />

3.6.2 Historisch onderzoek<br />

e<br />

Aan Duitse zijde ontstonden aan het eind van de 18 eeuw de eerste bovenveendorpen.<br />

Aan Nederlandse zijde kwamen de eerste bewoners rond het<br />

midden van de 19 e eeuw naar dit gemeenschappelijke weide gebied Noord van<br />

en Zuid Barge. Vervening vond hier vanaf circa 1890 plaats (Gerding, 1995:<br />

p.250).<br />

In 1840 vestigden zich de eerste mensen bij het rtemeer, Zwa dat is leeggelopen<br />

bij het graven van het Van Echtenskanaal 885-1890) (1 (Geïllustreerde<br />

wandelgids, 1914: p.45). Oorspronkelijk lag de dorp skern aan de zuidkant van<br />

het meer, waar nu het natuurreservaat Bargerveen gt. li Veel is er over dit gebied<br />

in historisch opzicht niet bekend; ook kaartma teriaal ontbreekt vrijwel<br />

geheel.<br />

3.7 Conclusies en advies<br />

Vrijwel alle archeologische vondsten in het oosteli jke veengebied in de gemeente<br />

<strong>Emmen</strong> zijn aan het licht gekomen bij de verv ening. Een groot deel<br />

van de veenvondsten is geassocieerd met de ligging van veenwegen.<br />

De locatie van dergelijke archeologische waarden s moeilijk i te voorspellen.<br />

Archeologisch waardevolle locaties in de eengebieden v zijn met<br />

inventariserende veldonderzoeken niet of nauwelijks op te sporen. Op de iets<br />

hoger gelegen voormalige hooilanden (zie Kaart zijn III) intacte archeologische<br />

grondsporen niet uit te sluiten. Deze gebieden moet en een middelhoge trefkans<br />

krijgen op de IKAW. Voor de overige delen van het gebied, de natte<br />

veengronden, kan de lage trefkans gehandhaafd worde n. Archeologisch veldonderzoek<br />

is hier alleen zinvol als na het uitvoere n van bureauonderzoek<br />

vermoed wordt dat de bodem intact is. Hiervoor dien t in ieder geval gebruik<br />

gemaakt te worden van de AHN en de ontgrondingskaar ten.<br />

23


4 Onontgonnen veengebied<br />

Uit het grotendeels onontgonnen veengebied zijn min der vondsten bekend<br />

dan uit de veenontginningsgebieden. Dat is logisch, gezien het feit dat de<br />

meeste uit het veen bekende vondsten bij het verven en zijn gedaan. De meeste<br />

vondsten uit dit gebied zijn vuurstenen artefacten (CAA 302144, 302145 en<br />

33787), waaronder een fragment van een Trechterbeke rbijl (CAA 46128).<br />

In 1984 en 1985 is ten oosten van Nieuw-Schoonebee k, ten zuiden van<br />

natuurreservaat Bargerveen, een Mesolithische vindp laats (CAA 33788, 238282<br />

en 302146) opgegraven. Bij de opgraving zijn bijna 7700 vuurstenen artefacten<br />

te voorschijn gekomen. De datering van de vindplaat s, die zich op een zandopduiking<br />

in het veen bevindt, ligt tussen 6645 4885 en vC (Beuker, 1989).<br />

4.1 Conclusies en advies<br />

Uit het onontgonnen veengebied in het zuidoosten n vade<br />

gemeente <strong>Emmen</strong><br />

zijn weinig vondsten bekend. Er is wel een belangri jke Mesolithische vindplaats<br />

bekend ten oosten van Nieuw-Schoonebeek. locatie De hiervan hangt<br />

samen met een droger deel van het gebied. Voor rogere de d delen van het onontgonnen<br />

veengebied, waaronder de hooilanden in t uiterste he zuiden van de<br />

gemeente (op Kaart III groen aangegeven), geldt minste ten een middelhoge<br />

trefkans op (intacte) archeologische waarden. Voor de overige veenvlakte in<br />

het gebied kan de lage trefkans op de IKAW gehandha afd worden.<br />

24


5 Veenvondsten<br />

Vondsten uit ‘natte contexten’ als veen vormen een groep apart binnen de archeologie.<br />

Veel van de veenvondsten zijn te voorsch ijn gekomen bij het<br />

vervenen, zo ook in de gemeente <strong>Emmen</strong>. De meeste erboven hi genoemde<br />

vondsten hebben niet alleen een archeologische oude rdom, maar zijn daarnaast<br />

gevonden in een tijd waarin minder aandacht erd wbesteed<br />

aan zaken als<br />

exacte vondstlocatie, vondstomstandigheden en conte xt. Hun precieze herkomst<br />

is dan ook vaak moeilijk te herleiden. Archeo logisch waardevolle resten<br />

zijn mogelijk niet als zodanig herkend door vervene rs. Dateren van vondsten<br />

uit venen kan problemen opleveren, ook weer omdat e dcontext<br />

van veel<br />

vondsten verloren is gegaan of niet bekend is (Van der Sanden, 1995, 1997 en<br />

1998).<br />

De meeste voorwerpen die in het veen aangetroffen zijn, worden gezien<br />

als offers of zogenaamde votiefgaven. Offerpra ktijken vonden plaats om<br />

goden om wat voor reden dan ook gunstig te stemmen en lijken een lange traditie<br />

te hebben in de venen, gezien de uiteenlopend e dateringen van de<br />

hierboven genoemde vondsten.<br />

Diverse vondstcategorieën worden als offergaven schouwd. be Vaak betreft<br />

het bijzondere en/of waardevolle zaken als me talen voorwerpen, versierd<br />

aardewerk of fijn bewerkte vuurstenen werktuigen. egelmatig R zijn het ook<br />

meer gebruiksvoorwerpen die mogelijk als symbolisch e votiefgaven geïnterpreteerd<br />

moeten worden.<br />

Een bijzondere vondstcategorie wordt gevormd door de veenlijken. In<br />

het veen blijven organische materialen door de onve randerende waterstand en<br />

de afsluiting van zuurstof zeer goed bewaard. Het s echter i niet duidelijk of de<br />

veenlijken ook gezien moeten worden als offers, ze of tot dit lot veroordeeld<br />

zijn, slachtoffer waren van een ongeval of dat het begraven in veen een normale<br />

praktijk was in de steentijd (Van der Sanden, 98).<br />

19<br />

25


[ hier moet nog kaart Deelgebied I komen waarop archeologische vondsten en<br />

historische reconstructies worden samengebracht – ie z file <strong>Emmen</strong>DeelI.pdf ]<br />

Kaart IV. Archeologische en historische bevindingen in Deelgebied I.<br />

26


6 Conclusies en advies Deelgebied I<br />

Zoals vermeld zijn de meeste vondsten uit het ooste lijk deel van de gemeente<br />

<strong>Emmen</strong> afkomstig van de veenontginningen. De locatie s van dergelijke ‘toevalstreffers’<br />

is zeer moeilijk te voorspellen. Uit het voorbeeld van de rijke<br />

Mesolithische vindplaats ten oosten van Nieuw-Schoo nebeek blijkt wel dat<br />

hogere delen van het landschap interessant zijn eest gew voor prehistorische<br />

bewoning. Dergelijke zandopduikingen zijn in het hu idige landschap niet altijd<br />

met het blote oog waar te nemen. Een bestuderi ng van een gedetailleerde<br />

hoogtekaart, met andere woorden, van de Actuele Hoo gtebestand van Nederland<br />

(AHN), kan in dergelijke gevallen vaak uitkoms t bieden.<br />

De gegevens uit beschikbare rapporten van eerder n het i gebied uitgevoerde<br />

onderzoeken geven slechts informatie over eine kl delen van de<br />

aanwezige terreinen. De onderzochte gebieden zijn en tdele<br />

verstoord, maar<br />

hebben ook intacte podzolprofielen onder het (rest) veen opgeleverd. Dergelijke<br />

bodems zijn gevormd vóór dat het veen is gegroei d. De veengroei begon in<br />

de bronstijd (2000 tot 800 vC). De met veen bedekte gepodzoleerde bodems<br />

dateren dus uit de prehistorie, vóór de bronstijd.<br />

In het algemeen kan gezegd worden dat archeologisc he onderzoeken in<br />

het oostelijke veengebied van <strong>Emmen</strong> voorafgegaan enen di te worden door<br />

een uitgebreid bureauonderzoek waarin het gebruik an vde<br />

AHN cruciaal is.<br />

Bevindingen kunnen met enkele verificatieboringen estaafd g worden. Terreinen<br />

waarin zich geen zandopduikingen bevinden, hebb en een beduidend<br />

kleinere trefkans op de aanwezigheid van onverstoor de archeologische grondsporen<br />

dan terreinen waarin zich zandkoppen of -rug gen bevinden. De<br />

aanwezigheid van depotvondsten of votiefgaven in rgelijke de terreinen is niet<br />

uit te sluiten, maar dergelijke archeologische rest en zijn met inventariserend<br />

booronderzoek niet op te sporen. Inventariserend ldonderzoek ve is van belang<br />

om eventueel aanwezige intacte podzolbodems onder et veen h te traceren.<br />

Het historisch onderzoek onderbouwt de uitkomsten an v het archeologische<br />

bureau onderzoek. Kaart IV, waarop de belangrijkste historisch ruimtelijke en<br />

archeologische bevindingen zijn samengebracht, toon t duidelijk de gebieden<br />

waar de kans op nieuwe archeologische vondsten hoog is. Vooral in het noordelijk<br />

deel vallen de cartografische gegevens goedd eels samen met de bekende<br />

archeologische vondsten. Het gaat dan om gebieden aar wvan<br />

oudsher agrarische<br />

activiteiten plaats vonden of waar wegen door het veen de Hondsrug<br />

verbonden met Roswinkel en het riviertje de Runde. Waarschijnlijk geldt dat<br />

ook voor de omgeving van de Nieuwe weg bij Roswinke l waarvoor sterke<br />

aanwijzingen bestaan dat die weg het tracé van oudere een veenweg tussen<br />

Roswinkel en <strong>Emmen</strong> volgt.<br />

27


II Deelgebied II: de zuidelijke veengebieden<br />

7 Inleiding<br />

7.1 Archeologie<br />

Het zuidwesten van de gemeente <strong>Emmen</strong> bestaat voorna melijk uit ontgonnen<br />

veen. In het zuiden en zuidwesten rond Schoonebeek bevinden zich natte<br />

zandgronden en beekdalgronden van het Schoonebeker Diep.<br />

De verwerkte gegevens van ARCHIS en andere (histor ische) bronnen<br />

worden per subdeelgebied per dichtstbijzijnde plaat snaam vermeld.<br />

8 Het dal van het Schoonebeker Diep<br />

8.1 Bodem en verwachtingskaart archeologie<br />

Het beekdal van het Schoonebeker Diep ligt om en n te zuiden van het dorp<br />

Schoonebeek. Volgens de Fysisch Geografische Kaart van Drenthe 1:50000 bestaat<br />

het beekdal uit een laagte van beekafzettinge n met microreliëf en<br />

plaatselijk meer dan 40 cm veen of een 10 tot 40 dikke cm veenlaag binnen 80<br />

cm onder het maaiveld (classificaties respectieveli jk FOl1 en Fl1o). In het<br />

beekdal is een aantal zandkoppen aanwezig. Het eft betr dekzandafzettingslaagtes<br />

of –welvingen zonder grondmorene (repectievelij k Nv1o en Nw1). In de<br />

laagtes is binnen 80 cm onder het maaiveld een ot 10 40 t cm dik veenpakket<br />

aanwezig.<br />

Volgens de bodemkaart bestaat de bodem voornamelij k uit een beekeerdgrond<br />

met leemlagen waaronder zich verspoelde eileem k bevindt. Deze<br />

lagen beginnen op 40 tot 120 cm beneden het maaivel d en zijn tenminste 20<br />

cm dik. (classificatie bodemkaart pZg23 t). De zandafzettingen zijn veldpodzolen<br />

met leemarm en zwak lemig fijn zand (Hn21) en eels d moerige<br />

eerdgronden met moerige bovengrond op zand en leeml agen (vWzt). Daarnaast<br />

zijn in het gebied vlierveengronden aanwezig, ten dele met zand binnen<br />

120 cm onder het maaiveld (classificaties respectie velijk Vc en Vz). De grondwatertrappen<br />

in het gebied variëren van trap II en III (gemiddelde hoogste<br />

grondwaterstand minder dan 40 cm en gemiddelde ste laaggrondwaterstand<br />

respectievelijk tussen 50 en 80 en 80 en 120 cm eden ben het maaiveld) in de<br />

beekbodems en moerige delen tot trappen V en VI de op dekzandkoppen (gemiddelde<br />

hoogste grondwaterstand respectievelijk nder mi dan 40 cm en tussen<br />

40 en 80 en gemiddelde laagste grondwaterstand meer dan 120 cm beneden het<br />

maaiveld).<br />

Het beekdal zelf heeft een lage trefkans op archeo logische waarden op<br />

de IKAW. De dekzandafzettingen hebben een middelhog e trefkans.<br />

28


8.2 Vondsten en bewoningsgeschiedenis<br />

In het CMA en CAA van de ROB zijn uit het gebied twee archeologische<br />

monumenten en twaalf vondstmeldingen bekend. De dor pskern van Schoonebeek,<br />

Oud-Schoonebeek dateert uit de Late Middeleeu wen en is een terrein<br />

van hoge archeologische waarde (monumentnr. 14523, CMA-nr 22F-003). Ten<br />

zuiden van Schoonebeek is een terrein van archeolog ische betekenis aanwezig.<br />

Het betreft de vindplaats van vuurstenen artefacten uit het Paleolithicum tot<br />

Mesolithicum (monumentnr. 9122, CMA-nr. 22F-A02, wa arnemingsnr. 458,<br />

CAA-nr. 22FN-5).<br />

De vondstmeldingen zijn bijna uitsluitend oppervlak tevondsten, met<br />

uitzondering van een bronzen kokerbijl uit de brons tijd, gevonden bij de<br />

bouw van een jaknikker (waarnemingsnr. 460, CAA-nr. 22FN-7) en een depotvondst<br />

uit 1894, gevonden bij het turfsteken. He t betreft een depot<br />

bestaande uit zes bronzen voorwerpen uit de late onstijd, br te weten twee<br />

messen, twee kokerbijlen, een lanspunt en een versi erd voorwerp (Bosch,<br />

1980: pp.135-148). De voorwerpen dateren uit de e lat bronstijd (waarnemingsnr.<br />

300240, CAA-22FN-52). Met uitzondering n vade<br />

vondst van een<br />

stuk ijzeroer (waarnemingsnr. 457, CAA-nr. 22FN-4) zijn alle oppervlaktevondsten<br />

vuursteen artefacten. De meeste vondsten ateren d uit het<br />

Mesolithicum (waarnemingsnr. 300268, CAA-nr. 22FN-4 3; waarnemingsnr.<br />

300283, CAA-nr. 22FN-36; waarnemingsnr. 300290, CAA -nr. 22FN-44; waarnemingsnr.<br />

300291, CAA-nr. 22FN-45 en waarnemingsnr . 300277, CAA-nr.<br />

22FN-41). Twee vondsten hebben een datering van olithicum Mes tot Neolithicum<br />

(waarnemingsnr. 300236, CAA-nr. 22FN-51 en 00273, 3 CAA-nr.<br />

22FN-73). Een oppervlaktevondst van vuurstenen arte facten en zeven aardewerkfragmenten<br />

dateert uit het Mesolithicum tot de ijzertijd (waarnemingsnr.<br />

300295, CAA-nr. 22FN-49). Ten noordoosten van Schoo nebeek, ten zuiden<br />

van Amsterdamscheveld, is bij vervening hertenmest gevonden. De datering<br />

van de laag waarin de mest werd aangetroffen, is solithicum Me (waarnemingsnr.<br />

33732, CAA-nr. 22FN-1). Tot slot werden n aahet<br />

oppervlak vijf<br />

Paleolithische vuurstenen werktuigen aangetroffen waarnemingsnr. (<br />

300280,<br />

CAA-nr. 22FN-38).<br />

8.3 Historisch onderzoek<br />

Schoonebeek is sinds 1884 een zelfstandige gemeente . Daarvoor viel het dorp<br />

onder de gemeente Dalen. Na 1945 is er een groei n nieuwe va economische activiteiten,<br />

waardoor het dorp nu een belangrijke ntrumfunctie ce vervult.<br />

Schoonebeek komt voort uit het buurtschap Kerkeind. De weg van<br />

Coevorden naar Nieuw Schoonebeek en de Duitse grens liep door dit buurtschap.<br />

Het oorspronkelijke buurtschap groeide uit ot teen<br />

lintdorp, met aan<br />

de noordzijde van de weg voornamelijk boerderijen. Aan de zuidkant van de<br />

weg, grenzend aan het beekdal van het Schoonebeeker diep stonden voornamelijk<br />

woonhuizen, winkeltjes en kleine bedrijven. Debuurtschappen<br />

Westerse<br />

29


Bos, Oosterse Bos en Middendorp telden in 1947 same n met Schoonebeek 96<br />

woonhuizen en 149 boerderijen (De Jong, 1986: p.148 )<br />

’t Middendorp was als onderdeel van Schoonebeek van één de vier linten<br />

die op de lage smalle zandruggen tussen het kdal beeen<br />

het hoogveen<br />

lagen. Hier gold een recht van opstrek, dat verkave ling bepaalde, dat nu nog is<br />

terug te zien in het landschap.<br />

Vanuit de hoger gelegen gronden werd het vee geweid langs het<br />

Schoonebekerdiep. Vanwege de afstand werden daar allen stgebouwd,<br />

zodat<br />

het vee niet steeds terug naar de boerderij moest. Zo’n stal wordt een Bo genoemd<br />

en is karakteristiek voor het stroomdal van et hSchoonebekerdiep.<br />

Deze plaatsen zijn deels terug te vinden in het dschap lan (zie Figuur 4).<br />

In het veen bij Schoonebeek vond landbouw plaats de in vorm van<br />

randveenontginningen. Hierbij werd langs de randen van het veen grond bewerkt<br />

tot akkerland, waar vooral rogge werd verbouwd. Dit leidde tot lange<br />

smalle percelen. (De Jong 1986: p. 25/26). Ook werd er wel boekweit brandcultuur<br />

toegepast.<br />

8.3.1 Landschappelijk en ecologische effecten van e aardoliewinning<br />

d<br />

Bij de start van de oliewinning bestond Schoonebeek schematisch gezien uit<br />

twee ruimtes en een lijn. De Hoofdstraat (Europaweg ) liep over de zandrug.<br />

Ten zuiden hiervan lag het dal van het Schoonebeker diep, in het oosten, bij<br />

Nieuw Schoonebeek vrij smal, in het westen wat bred er. Dit dal stond vroeger<br />

regelmatig onder water, werd als weidegrond gebruik t, was boomloos en<br />

open. Ten noorden van de weg, die als duidelijke heiding sc diende, lag een<br />

grotendeels afgegraven hoogveenlandschap, met selend afwis grotere en kleinere<br />

ruimten, gescheiden door bosjes die opgeschoten waren op veenresten.<br />

In het westelijke deel werd zowel akkerbouw als vee teelt uitgeoefend,<br />

in het oostelijke deel vooral akkerbouw. Daarnaast waren er nog vele stukken<br />

woeste grond en vergraven en onvergraven hoogveen. In het noordoosten, bij<br />

Weiteveen, lag nog een uitgestrekt hoogveencomplex. (nu natuurgebied) In de<br />

periferie van de nederzettingen was het landschap leinschaliger, k door mensenhanden<br />

vormgeven en dorps aantrekkelijk. Met de komst van de<br />

boortorens van BPM/NAM, in onder meer het beekdal, veranderde dit.<br />

Schoonebeek zag er eerder industrieel, dan landelij k uit, wat nog versterkt<br />

werd door het lawaai. Boortorens stonden het in bee kdal van het Schoonebekerdiep<br />

en in de dorpenreeks en van Westerse bos t de to Duitse grens (De<br />

Jong, 1986: p. 151) Na een aantal jaren veranderde dit, omdat elke afgewerkte<br />

boortoren vervangen werd door een stangenpomp (ja-k nikker). Hiermee kreeg<br />

het landschap zijn karakteristieke aanzien. Verder verschenen er meetstations<br />

met grote olieverzameltanks. Deze werden ruim van eplanting b voorzien, net<br />

als de ruim driehonderd productielocaties, zodat in zeieder<br />

geval ’s zomers<br />

aan het zicht onttrokken waren.<br />

30


De oliewinning bracht zoals gezegd geluidshinder t me zich mee, maar ook<br />

bodem- en waterverontreiniging. Wat opgepompt werd was olie en zout water.<br />

Beide kunnen het milieu belasten. In het verle den zijn deze stoffen zonder<br />

twijfel in de omgeving terecht gekomen. Dieptepunt was de spuiter in 1976.<br />

Het verontreinigde gebied, 6500 vierkante meter wer d toen grondig gereinigd.<br />

8.3.2 Stedenbouwkundige ontwikkelingen<br />

De oliewinning heeft dus een grote invloed op de imtelijke ru ontwikkeling<br />

gehad. Maar ook in indirecte zin was er veel invloe d. De NAM legde veel Infrastructuur<br />

aan. Er verschenen wegen en woningen oor vpersoneel.<br />

Daarnaast<br />

was er ook een invloed op het agrarisch bedrijf.<br />

De door de NAM gestuurde uitbreiding van Schoonebee k vond aan de noordzijde<br />

van de weg plaats. Er verrezen vrijstaande ngalows, bu ‘twee onder een<br />

kap’ en rijtjeshuizen: tot dan toe nooit eerder in Schoonebeek gebouwde huizentypes.<br />

De huizen werden omgeven door veel groen en kregen een<br />

afwissellende rooilijn, om zo goed mogelijk in de estaande b situatie te passen.<br />

De oorspronkelijke lintbebouwing werd losgelaten en er vormden zich langs<br />

het lint concentraties van woningen, woonkernen. n Eeaantal<br />

boerderijen<br />

werd hierdoor van het land afgesneden. Deze boerder ijen verdwenen of kregen<br />

een andere bestemming. Het woningenbouwprogramm a van de NAM<br />

bestond uit 118 woningen en was in 1950 afgerond. r was E derhalve sprake<br />

van een eenmalige beïnvloeding, die echter, vanwege keuze voor bebouwing<br />

aan de noordzijde, wel de verdere ontwikkeling van Schoonebeek bepaalde.<br />

Schoonebeek is nu door die ontwikkelingen een komdo rp geworden,<br />

waarin het oorspronkelijke lint, nu Europaweg gehet en, overigens nog prominent<br />

aanwezig is. Het dorp kent een winkelcentrumen<br />

de bebouwing is<br />

zowel in zuidelijke als noordelijke richting toegen omen.<br />

8.3.3 Landbouwkundige ontwikkelingen<br />

De NAM legde in een strook van vijf kilometer breed te, dwars door de gemeente<br />

Schoonebeek, het totale productienetwerk . aan Wegen, pijpleidingen,<br />

boor- en productielocaties en meetstations. De wege n, totaal 130 km, reikten<br />

vaak tot ver in de landerijen, die daardoor beter ntsloten o werden. Dit maakte<br />

het mogelijk de akkerbouw-, veeteeltgebieden en hoogveengronden de<br />

beter<br />

te bereiken. Een betere akkerbouw, beweiding en bem esting werd hierdoor<br />

mogelijk. Werd er tot die tijd veelal rogge, haver, consumptie- en voeraardappelen<br />

verbouwd, nu ontstond er een grotere marktger ichtheid.<br />

Verschillende stukken hoogveen werden nog afgegrave n, waardoor er<br />

nieuwe landbouwgrond bijkwam (De Jong, 1986: p. 149 ). Dit versneld in cultuur<br />

brengen van de grond wordt als positief neven effect van de NAMactiviteiten<br />

gezien. Belangrijkste positieve effect is echter de huurvergoeding<br />

die boeren kregen voor het gebruik van hun land. t Di was een goede bron van<br />

inkomsten, die men graag wilde behouden. Hierdoor as wer<br />

een veel lagere<br />

grondmobiliteit dan elders. Dit was er mede de oorz aak van dat er geen ruil-<br />

31


verkaveling tot stand kwam, terwijl dat elders in Drenthe al lang het geval<br />

was. Tweede oorzaak hiervan was de wirwar aan kabel s en leidingen in de<br />

grond. Tenslotte was er nog veel onverveende grond die moeilijk tegen cultuurgrond<br />

geruild kon worden.<br />

Figuur 4. Oud-Schoonebeek vóór 1850. Duidelijk zijn de verkavelingen langs de oevers van<br />

stroompjes te zien, evenals de opstrekkende randverveningen. Rechtsonder toont de blokverkaveling<br />

de restanten van Boeën.<br />

32


8.4 Conclusies en advies<br />

De meeste vondsten in de omgeving van Schoonebeek ijn oppervlaktevond-<br />

z<br />

sten, of gedaan bij bouwwerkzaamheden. De dorpskern van Oud-<br />

Schoonebeek is een archeologisch monument uit de te La Middeleeuwen. In de<br />

directe omgeving van het dorp zijn sporen uit deze periode niet uit te sluiten,<br />

aangezien de Middeleeuwse mens niet alleen in het orp dzal<br />

hebben gewoond<br />

en waarschijnlijk akkers en wegen in de omgeving eft heaangelegd.<br />

Het veengebied<br />

ten noorden en oosten van Schoonebeek heeft alleen veenvondsten en<br />

dus toevalstreffers opgeleverd.<br />

Beekdalen en oeverwallen zijn van oudsher interes sante bewoningslocaties<br />

geweest sinds de prehistorie. Bewoningsspore n uit deze periode zijn in<br />

het gebied ten zuiden van het dorp Schoonebeek ook dan niet uit te sluiten.<br />

Dat blijkt uit de vondst van Paleolithische en Meso lithische vuurstenen artefacten<br />

in dit gebied.<br />

De goede bewoningsmogelijkheden van de oeverwalle n van het<br />

Schoonebeker Diep en de eerdere vondst van prehisto rische artefacten in het<br />

beekdal geven aanleiding voor het aanpassen van trefkans de op archeologische<br />

sporen in het gebied. De oeverwallen en de daaraan grenzende hogere zandgronden<br />

rondom Schoonebeek hebben tenminste een delhoge mid trefkans op<br />

archeologische waarden. Voor de overige delen kan e lage d trefkans op de<br />

IKAW gehandhaafd worden.<br />

Voordat er bodemingrepen mogen worden toegestaan in het beekdal<br />

en de zandgronden rond Schoonebeek, dient een Inven tariserend archeologisch<br />

Veldonderzoek (IVO) te worden uitgevoerd om e dmate<br />

van gaafheid<br />

van het bodemprofiel te bepalen. De kans is groot at dde<br />

bodem plaatselijk<br />

ernstig verstoord is door de in het verleden uitgev oerde grondwerkzaamheden<br />

van met name de NAM. Voor het bij het IVO horende bureauonderzoek<br />

dient dan ook gebruik gemaakt te worden van de ontg rondingskaarten en de<br />

AHN.<br />

9 Nieuw-Schoonebeek<br />

9.1 Bodem en verwachtingskaart archeologie<br />

Rond Nieuw-Schoonebeek bestaat de bodem grotendeels uit veengronden. In<br />

het noorden van het gebied komt een madeveengrond et mveenmosveen<br />

voor<br />

(classificatie bodemkaart aVs met grondwatertrap I: gemiddelde II hoogste<br />

grondwaterstand minder dan 40 cm en gemiddelde ste laaggrondwaterstand<br />

tussen 80 en 120 cm beneden het maaiveld). In het estelijk w deel van het gebied,<br />

grenzend aan de zandgronden van Schoonebeek, liggen veengronden met<br />

veenkoloniaal dek en zand met humuspodzol binnen 0 12 cm onder het maaiveld<br />

(iVp), moerige podzolgronden met veenkoloniaal dek en moerige<br />

tussenlaag (iWp) en madeveengronden met zeggeveen aVc). ( De Europaweg,<br />

die van Schoonebeek naar Nieuw-Schoonebeek loopt, ligt op een zandrug. De<br />

bodem bestaat hier uit een moerige podzolgrond met humushoudend zanddek<br />

33


en moerige tussenlaag (zWp met grondwatertrap V: middelde ge hoogste<br />

grondwaterstand minder dan 40 cm en gemiddelde ste laaggrondwaterstand<br />

meer dan 120 cm onder het maaiveld). Ten zuiden van de weg, tegen de Duitse<br />

grens, komen vlierveengronden voor met (riet)zeggev een of broekveen en met<br />

zand zonder humuspodzol binnen 120 cm onder het maa iveld (classificaties<br />

bodemkaart respectievelijk Vc en Vz).<br />

Het gebied heeft een grotendeels lage trefkans archeologische op waarden<br />

op de IKAW. Alleen de zandrug langs de Europawe g heeft een<br />

middelhoge trefkans op de IKAW.<br />

9.2 Vondsten en bewoningsgeschiedenis<br />

De meeste vondsten in de omgeving van Nieuw-Schoone beek zijn afkomstig<br />

van de zandrug waarop de Europaweg loopt. Direct n te westen van de bebouwing<br />

van Nieuw-Schoonebeek zijn langs de weg veldverkenningen<br />

uit<br />

twee dicht bijeen liggende Mesolithische vuursteenv indplaatsen bekend (waarnemingsnr.<br />

33789, CAA-nr. 23AN-2 en waarnemingsnr. 302148, CAA-nr.<br />

23AN-10). Verder naar het westen langs de weg, hoogte ter van Koelveen, is<br />

een Fels-Rechteckbeil gevonden. Het betreft een oppervlaktevondst met n ee datering<br />

in het Neolithicum tot de bronstijd (waarnemingsnr. 33731, CAA-nr.<br />

22FN-2). Ten noordoosten van Nieuw-Schoonebeek, ten zuiden van het Bargerveen<br />

zijn twee vondstlocaties van vuurstenen efacten art bekend. Het gaat<br />

ook hier om Mesolithische vondsten die bij veldverk enningen zijn aangetroffen<br />

(waarnemingsnr. 302149, CAA-nr. 23AN-11 en waar nemingsnr. 302150,<br />

CAA-nr. 23AN-11).<br />

9.3 Historisch onderzoek<br />

Het huidige Weiteveen heette vroeger Nieuw-Schooneb ekerveld. Weiteveen is<br />

in 1954 onstaan door het samenvoegen van de twee dere, ou kleinere dorpen<br />

Amsterdamscheveld en Schoonebekerveld. De naam ijst verwnaar<br />

de boekweitcultuur.<br />

9.4 Conclusies en advies<br />

Voor de veengronden rond Nieuw-Schoonebeek geldt tzelfde he als voor de<br />

oostelijke veengronden in de <strong>Gemeente</strong> <strong>Emmen</strong>. De dsten von afkomstig uit<br />

het veen, gedaan bij het ontginnen of bouwwerkzaamh eden zijn toevalstreffers.<br />

De uitzondering hierop wordt gevormd door de vondsten langs de<br />

Europaweg. Deze weg volgt een dekzandrug die ideale bewoningslocaties<br />

moet hebben geboden in de prehistorie. De locaties Mesolithische vuursteenvondsten<br />

ten noordoosten van Nieuw-Schoonebeek, zuiden ten van het<br />

Amsterdamsche Veld, vallen samen met de aanwezighei d van een gepodzoleerde<br />

dekzandkop onder het veen in dit gebied. Bov endien liggen de locaties<br />

van de Mesolithische artefacten zeer dicht bij de n Deelgebied i I genoemde opgegraven<br />

nederzetting uit dezelfde tijd. Op dergeli jke locaties kan de<br />

aanwezigheid van archeologische sporen uit deze andere en perioden dan ook<br />

34


niet worden uitgesloten. Een gedegen bestudering n het va AHN op een schaal<br />

die klein genoeg is, kan informatie geven over de anwezigheid a van dergelijke<br />

koppen in het terrein.<br />

Geadviseerd wordt in het gebied rond de Europaweg en het gebied ten<br />

noorden van Middendorp (ten noordoosten van Nieuw-S choonebeek) tot aan<br />

de Duitse grens voorafgaand aan bodemverstoringen nventariserende I archeologische<br />

Veldonderzoeken (IVO’s) te laten uitvoeren door een daartoe<br />

gecertificeerd archeologisch bedrijf. Voor het over ige veengebied kan met een<br />

gedetailleerd bureauonderzoek worden volstaan. Voor de gebieden waarvoor<br />

IVO’s geadviseerd worden geldt dat ze een middelhog e trefkans op archeologische<br />

waarden hebben. Dat betekent een uitbreiding an vhet<br />

gebied met een<br />

middelhoge trefkans ten opzichte van de IKAW in het oosten van Deelgebied<br />

II. Voor de rest van het Deelgebied kan de lage wachting ver gehandhaafd blijven.<br />

10 Zandpol en Nieuw-Amsterdam<br />

10.1 Bodem en verwachtingskaart archeologie<br />

Nieuw-Amsterdam en Zandpol bevinden zich op een dek zandrug en –welving<br />

zonder grondmorene en premorenaal zand binnen 120 m onder c het maaiveld<br />

(classificatie Fysisch Geografische Kaart van Drent he Nr1 en Nw1). De bodem<br />

op deze dekzandrug bestaat uit een veldpodzol et mleemarm<br />

en zwak<br />

lemig fijn zand (classificatie bodemkaart Hn21 met grondwatertrap VI/VII:<br />

gemiddelde hoogste grondwaterstand respectievelijk tussen 40 en 80 en meer<br />

dan 80 cm beneden het maaiveld en gemiddelde laagst e grondwaterstand meer<br />

dan 120 cm beneden het maaiveld). De dekzandrug ft hee een hoge trefkans op<br />

archeologische waarden op de IKAW. Het omliggende ebied g heeft een middelhoge<br />

trefkans.<br />

10.2 Vondsten en bewoningsgeschiedenis<br />

Uit het gebied rond Zandpol en Nieuw-Amsterdam zijnslechts<br />

twee meldingen<br />

bekend in ARCHIS. Het betreft een olifantenkies met onbekende datering<br />

in de buurt van Zandpol (waarnemingsnr. 300242, CAA -nr. 22FN-59) en een<br />

oppervlaktevondst van een Fels-Ovalbeil uit het Midden- tot Laat-Neolithicum<br />

bij Nieuw-Amsterdam (waarnemingsnr. 300237, CAA-nr. 22FN-55).<br />

10.3 Historisch onderzoek<br />

10.3.1 Nieuw Amsterdam<br />

Met de aankoop van gronden door de Drentse Landontg inning Maatschappij<br />

(DLM) in 1851 en de bouw van de eerste woningen 1852 in begint de<br />

geschiedenis van Nieuw Amsterdam (www.home.planet/~ post9673/nieuwamsterdam).<br />

Deze woningen werden gebouwd op het st mee geschikte deel van<br />

het Amsterdamse Veld, de westkant, waar de veldgron den overgingen in de<br />

35


veengronden. Op deze plaats begon ook de vervening (Gerding 1989: p. 141).<br />

Omdat vervenen een zich verplaatsend bedrijf is, ren wade<br />

bewuste woningen<br />

aan de 4e weg voor 1870 alweer verdwenen. Definitie ve nederzettingen ontstaan<br />

pas als het veen verdwenen is en de inrichtin g als landbouwgebied<br />

begint. Het daadwerkelijk graven en afvoeren van en vestartte<br />

in 1860 waarbij<br />

ook de eerste permanente woningen gebouwd worden.<br />

10.4 Conclusies en advies<br />

Tussen Nieuw-Amsterdam en Zandpol ligt een hoge dek zandrug. Hoewel er<br />

uit het gebied relatief weinig vondsten bekend zijn , is de verwachting dat op<br />

en direct naast deze rug archeologische (bewonings) sporen uit de prehistorie te<br />

verwachten zijn. Het gebied heeft een hoge (hoogste deel van de rug) tot middelhoge<br />

(gebied direct om de zandrug heen) trefkans op archeologische<br />

waarden op de IKAW. Deze trefkans kan gehandhaafd lijven. b Indien in dit<br />

gebied grondwerkzaamheden gepland worden, dient st eer een IVO uitgevoerd<br />

te worden.<br />

36


11 Conclusies en advies Deelgebied II<br />

Voor Deelgebied II gelden ten dele dezelfde algemen e conclusies als voor<br />

Deelgebied I. In het veengebied zijn de locaties n archeologische va<br />

sporen vaak<br />

moeilijk te voorspellen, maar hogere delen van het landschap zijn interessant<br />

geweest voor prehistorische bewoning.<br />

De bestudering van een gedetailleerde AHN is cruci aal. Bevindingen<br />

kunnen met enkele verificatieboringen gestaafd word en. Terreinen waarin<br />

zich geen zandopduikingen bevinden, hebben een bedu idend kleinere trefkans<br />

op de aanwezigheid van onverstoorde archeologische grondsporen dan terreinen<br />

waarin zich zandkoppen of -ruggen bevinden. De aanwezigheid van<br />

depotvondsten of votiefgaven in dergelijke terreine n is niet uit te sluiten, maar<br />

dergelijke archeologische resten zijn met inventari serend booronderzoek niet<br />

op te sporen. In deze gebieden is het uitvoeren van eventuele bodemingrepen<br />

in het (rest)veen onder archeologische begeleiding wenselijk.<br />

Voor de zandgronden rond Schoonebeek, het beekdal en de oevers van<br />

het Schoonebeker Diep en het gebied met zandkoppen en –ruggen bij Nieuw-<br />

Schoonebeek geldt dat de aanwezigheid van archeolog ische (bewonings)sporen<br />

niet uit te sluiten en zelfs te verwachten is. In eze d gebieden moet voorafgaand<br />

aan plannen tot bodemverstoring een IVO uitgevoerd worden.<br />

Voor de overige gebieden kan worden volstaan met en egedetailleerd<br />

bureauonderzoek.<br />

Op Kaart V is te zien dat er historische activitei ten zijn geweest op veel<br />

plaatsen waar ook al in de prehistorie activiteit as. w Deze gebieden zijn dus al<br />

lang min of meer continu in gebruik. Daarnaast zijner<br />

enkele oude<br />

(veen)wegen aangetroffen. Door de vervening zijn meeste de oudere structuren<br />

echter verdwenen. In het zuidwestelijk deel volgen de wegen oude tracés en is<br />

de structuur van de hooilanden langs het Schoonebek erdiep terug te vinden.<br />

Door de komst van de NAM is Schoonebeek getransform eerd tot een komdorp.<br />

37


[hier nog invoegen totaalkaart <strong>Emmen</strong>DeelII – zie fi le <strong>Emmen</strong>DeelII.pdf]<br />

Kaart V. Archelogische vondsten en ruimtelijk historische elementen Deelgebied II. De kaart is<br />

noordgericht.<br />

38


III Deelgebied III: de bebouwing van en rond <strong>Emmen</strong><br />

12 Inleiding<br />

12.1 Archeologie<br />

De bodem rond <strong>Emmen</strong> bestaat uit hoge zandgronden een op keileemrug: de<br />

Hondsrug.<br />

De verwerkte gegevens van ARCHIS en andere (histor ische) bronnen<br />

worden per subdeelgebied per dichtstbijzijnde plaat snaam vermeld<br />

(zie Kaart VI).<br />

12.2 Historie<br />

Het zandgebied van <strong>Emmen</strong> is vanaf het Neolithicum ewoond. b <strong>Emmen</strong> als<br />

kern is van oorsprong een esdorp. Deze essen zijn ude oakkercomplexen,<br />

die<br />

met plaggen en potstalmest werden bemest. Vanaf Late de Middeleeuwen<br />

werden de essen ook bemest met minerale plaggen zand. met Als gevolg van<br />

deze eeuwenlange bemesting met zandhoudende plaggen mest kregen de essen<br />

in de loop der tijd een steeds dikkere zwarte boven grond en daardoor ook een<br />

steeds bollere ligging in het landschap (Spek, 2004 : p. 656).<br />

Het is opvallend hoe de verschillende historische eriodes p in het landschap<br />

van <strong>Emmen</strong> zichtbaar zijn. Er zijn elementen it ude<br />

prehistorie<br />

waaronder hunebedden en grafheuvels en uit de Midde leeuwen zien we oude<br />

wegen. Uit de periode daarna dateren de wendakkerru ggen en de essen en van<br />

de Nieuwe Tijd (na 1850) dateren de schaalvergrotin g en het Oranjekanaal.<br />

(<strong>Emmen</strong> in het perspectief van de es: p. 40)<br />

13 Ten noorden van <strong>Emmen</strong>: Weerdinge en het Valtherbosch<br />

13.1 Bodem en verwachtingskaart<br />

<strong>Emmen</strong> en de omliggende dorpen liggen hoger dan de verige o delen van de<br />

gemeente. <strong>Emmen</strong> ligt op een van noord naar zuid ende lop heuvelrug, mogelijk<br />

ontstaan door tektonische beweging en waarschijnlij k door landijs beïnvloed<br />

(classificatie Geomorfologische Kaart van Nederland 1:50000 10B1). De<br />

heuvelrug van <strong>Emmen</strong> maakt deel uit van een groter omplex c van hoge<br />

zandruggen, alle mogelijk ontstaan door tektonische beweging en waarschijnlijk<br />

beïnvloed landijs (4K1). Het grootste gedeelte van de bebouwing van <strong>Emmen</strong> en<br />

de aanliggende dorpen ligt op een gedeelte van ug de dat r bedekt is met dekzand<br />

(4K2). Ten zuidoosten van <strong>Emmen</strong> is de rug bedekt t me ten dele afgegraven<br />

veen (4K3).<br />

39


13.2 Vondsten en bewoningsgeschiedenis<br />

In het ten noorden van de bebouwing van <strong>Emmen</strong> geleg en Valtherbosch<br />

bevindt zich een groot aantal archeologisch waardev olle terreinen. Het betreft<br />

grafheuvels en urnenvelden uit het Neolithicum tot de ijzertijd. In bijna alle<br />

gevallen gaat het om een terrein met één grafheuvel (CMA-nrs. 8619, 8640,<br />

8641, 8644, 8654, 8655, 8656, 9621, 9624, 9625, 6 en 9629692),<br />

waarvan negen<br />

exemplaren een beschermde status hebben (CMA_nrs. 99, 4504,<br />

1618, 2066,<br />

8652, 9627, 9693, 9694 en 9695).<br />

Voor twee van de terreinen geldt dat er meerdere euvels h bij elkaar liggen,<br />

te weten zeven en 29 heuvels (CMA-nrs. respectievel ijk 503 en 498). Beide<br />

terreinen hebben een beschermde status. Op twee chermde bes terreinen is naast<br />

grafheuvels een urnenveld aanwezig (CMA-nrs. 9622 n 9623). e Een beschermd<br />

terrein betreft een urnenveld zonder grafheuvels MA-nr. (C 507). Binnen de<br />

begrenzing van het Valtherbosch liggen vier hunebed den. Het betreft de<br />

nummers D37A (CMA-nr. 501, CAA-nr. 239087), D38, D3 9, D39a en D40<br />

(CMA-nr. 8653, CAA-nr. 16992).<br />

Hunebedden zijn gebouwd door de Neolithische boere n van de<br />

Trechterbeker (TRB) cultuur. Ze deden dienst als afkamer, gr maar ook als<br />

markeringspunten in het landschap en zijn derhalve verspreid over de hogere<br />

delen in het landschap. In het geval van Drenthe dat is met name de Hondsrug.<br />

Hunebed D37A is in 1837 opgegraven en sindsdien eel gehvernield.<br />

In 1925<br />

werd nog een poging tot onderzoek gedaan door Van iffen, G maar de<br />

grafkelder bleek dusdanig vergraven dat er geen ttegrond pla meer te<br />

reconstrueren was. Ook D39A is geheel vernield (CAA -nr. 34872). Hunebed<br />

D38 is nooit wetenschappelijk onderzocht. De dekheu vel van hunebed D39<br />

bestaat uit twee fasen waarvan de eerste dateert t de uitijd<br />

van de TRB en de<br />

latere uit het Laat-Neolithicum (2850 tot 2000 vC) of de bronstijd (2000 tot 800<br />

vC). D40 lijkt slechts in de vroege TRB-tijd in geb ruik te zijn geweest. D38,<br />

D39 en D40 vormen een trio (Van Ginkel et al., 1999 : pp. 184-197).<br />

In het CAA is een melding aanwezig van een verdwen en hunebed, D45b<br />

(CAA-nr. 16924). De overige vondstmeldingen in het CAA betreffen<br />

voornamelijk vondsten die gedaan zijn in en bij de grafheuvels en hunebedden.<br />

In de meeste gevallen gaat het om vuurstenen artefa cten en<br />

aardewerkfragmenten. Voor een specifieke beschrijvi ng van alle meldingen<br />

wordt verwezen naar de Tabel behorend bij Deelgebie d III.<br />

Ten noordwesten van Weerdinge, op de Kamperesch, ijn z<br />

bewoningssporen aangetroffen uit de TRB- en Klokbek erperiode. Mogelijk<br />

dateren enkele van de sporen uit het Mesolithicum CMA-nr. ( 9585). Nabij de<br />

Kamperesch is een tweetal raatakkercomplexen, zogen aamde Celtic Fields ,<br />

bekend (CMA-nrs. 9637 en 14317). Deze akkerbouwcomp lexen dateren uit de<br />

ijzertijd tot de Romeinse tijd. Ten westen en ooste n van de dorpskern<br />

Weerdinge zijn bewoningssporen aanwezig (CMA-nrs. 587 9 en 9586). De<br />

sporen ten westen van het dorp dateren uit de ijzer tijd, de sporen aan de andere<br />

kant, op de Russchenlanden, hebben een begindaterin g in de bronstijd en lopen<br />

40


mogelijk door tot in de ijzertijd. Ook hier zijn raatakkercomplexen gevonden<br />

(CAA-nrs. 1193, 1198 tot en met 1201 en 1204). Ten noordwesten van het dorp,<br />

langs de weg naar de Kamperesch, is een aantal stenen vuur artefacten en<br />

aardewerkfragmenten gevonden. De datering van de ndplaats vi is Mesolithicum<br />

tot Midden-Neolithicum (CMA-nr. 14321). Ten zuidwes ten van de dorpskern<br />

zijn bewoningssporen waargenomen uit het Neolithicu m tot de vroege<br />

bronstijd (CMA-nr. 14393). De dorpskern van Weerdin ge zelf tenslotte,<br />

daterend uit de Middeleeuwen, is een terrein van ge hoarcheologische<br />

waarde<br />

(CMA-nr. 14503).<br />

Alle terreinen zijn opgenomen in de Tabel (in de ijlage) b behorend bij<br />

Deelgebied III.<br />

13.3 Historisch onderzoek<br />

Weerdinge was in het begin van de 19e eeuw nog edig voll agrarisch. Rond<br />

1800 woonden er 117 mensen. Alle 32 werkzame mensen waren boer, boerenzoon,<br />

keuter of boerenknecht. De huizen waren gecon centreerd in de<br />

dorpskern aan de rand van de essen dichtbij de nlanden groe langs het Weerdinger<br />

Diep, waar het vee graasde, de zgn. broeklan den. Ten noordwesten van<br />

de es lag het veld waar de schapen graasden. Ten orden no van het dorp lag het<br />

Weerdinger Holt, dat als productiebos dienst deed. Dit is goed te zien op het<br />

kaartje van Hottinger (Figuur 5). Hierdoor zijn de bossen geleidelijk verdwenen.<br />

In de jaren 1930 zijn er echter weer nieuwe ssen bo aangeplant. Weerdinge<br />

is een brinkdorp met essen te midden van houtwallen . Al voor 1900 ontwikkelde<br />

Weerdinge zich, onder invloed van de vervenin gen, van een boerendorp<br />

tot een dorp met veel middenstand. Na de verveninge n trokken veel mensen<br />

weer weg en momenteel wonen er ongeveer 700 mensen.<br />

41


Figuur 5. Fragment van de Hottingerkaart (1773-1794); van noord naar zuid de scherpe<br />

scheiding van zand en veen. Op het zand de Weerdinger es (geel), in het veen de natte<br />

broeklanden langs het begin van de Weerdingerdijk (groen).<br />

13.4 Conclusies en advies<br />

Het Valtherbosch (en de directe omgeving ervan) archeologisch is een zeer rijk<br />

gebied. Er zijn binnen de grenzen van het Valtherbo sch vier hunebedden<br />

bekend. Daarnaast is uit het gebied en rond Weerdin ge een groot aantal<br />

vondsten gemeld. Sporen van bewoning komen voor af vantenminste<br />

het<br />

Neolithicum tot aan de ijzertijd, waarbij de laatst genoemde periode vooral<br />

gekenmerkt wordt door de raatakkercomplexen of zoge naamde Celtic Fields .<br />

Grote delen van het Valtherbosch en omgeving zijn enoemd b tot terreinen van<br />

archeologische waarde en in veel gevallen betreft et beschermde h archeologische<br />

monumenten. De hoge trefkans op archeologische waar den kan voor dit gebied<br />

gehandhaafd worden.<br />

Geadviseerd wordt om in dit deel van de gemeente men Em zo veel mogelijk<br />

van bodemverstorende activiteiten af te zien. Indie n dergelijke werkzaamheden<br />

toch gepland worden, dient op de planlocatie een arderend wa archeologisch<br />

veldonderzoek te worden uitgevoerd, voorafgegaan or doeen<br />

gedetailleerd<br />

bureauonderzoek met raadpleging van de AHN en ontgr ondingskaarten,<br />

specifiek voor de planlocatie.<br />

42


14 De bebouwing van <strong>Emmen</strong> en de Emmerdennen<br />

14.1 Bodem en verwachtingskaart<br />

De in <strong>Emmen</strong> gelegen Emmerdennen en het ten westen an vde<br />

stad gelegen<br />

Noordbarger Bosch bestaan uit hoge en lage landduin en met bijbehorende<br />

vlakten en laagten (12C2 en 4L8). In de Emmerdennen liggen enkele laagtes<br />

zonder randwal (3N5). De bodem in en rond <strong>Emmen</strong> bes taat uit podzolen. De<br />

heuvelrug waarop de stad ligt, bestaat uit een loop odzol, een kamppodzol en<br />

een veldpodzol, alle met lemig fijn zand en plaatse lijk met keileem beginnend<br />

op 40 tot 120 cm beneden het maaiveld en tenminste 20 cm dik (classificaties<br />

bodemkaart respectievelijk cY23 x, cHd21 en Hn23x met grondwatertrappen V<br />

tot en met VII: gemiddelde hoogste grondwaterstand respectievelijk minder dan<br />

40, tussen 40 en 80 en meer dan 80 cm onder het iveld maaen<br />

gemiddelde laagste<br />

grondwaterstand meer dan 120 cm beneden het maaivel d). In de Emmerdennen<br />

bestaat de bodem uit een gecombineerde vlak- en nvaaggrond dui met keileem<br />

(Zn/Zd21x).<br />

14.2 Vondsten en bewoningsgeschiedenis<br />

In de Emmerdennen, in het noordoosten van de stad mmen, E ligt het restant<br />

van hunebed D45 (CMA-nr. 514, CAA-nr. 16968). Ten osten o daarvan, in de<br />

bebouwing van de wijk Emmerhout, liggen nog twee rnielde ve hunebedden<br />

(CMA-nrs. 512 en 513). In alle drie gevallen betref t het terreinen van zeer hoge<br />

archeologische waarde met een beschermde status. Emmerhout In zijn twee<br />

grafheuvels aangetroffen uit het Neolithicum tot de ijzertijd (CAA-nrs. 302479<br />

en 302478). Uit de midden- tot late bronstijd is n ee huisplattegrond van het type<br />

Elp bekend (CAA-nr. 16966). In de Emmerdennen ligt daarnaast een tweetal<br />

grafheuvels uit het Neolithicum tot de ijzertijd (CMA-nrs. 9697 en 9698). Ook<br />

dit zijn beschermde terreinen met een zeer hoge heologische arc waarde. Direct<br />

ten noorden van de Emmerdennen, in het Emmerbosch, bevindt zich ook een<br />

beschermde grafheuvel met een zeer hoge archeologis che waarde, daterend uit<br />

het Neolithicum tot de bronstijd (CMA-nr. 9685).<br />

In de wijk Angelslo, ten zuiden van Emmerhout, zij n twee hunebedden<br />

aanwezig: D46 en D47 (CAA-nrs. 16983 en 16984). de Bei liggen inmiddels<br />

midden tussen de bebouwing en zijn gerestaureerd an (VGinkel<br />

et al., 1999: p.<br />

188). In de wijk Angelslo zijn daarnaast grafheuvel s aanwezig uit de bronstijd<br />

(CAA-nrs. 16981, 16978, 16977 en 16972) en een veld grafuit<br />

het Midden- tot<br />

Laat-Neolithicum (CAA-nr. 16971). De overige vondst en betreffen<br />

oppervlaktevondsten van met name vuurstenen artefac ten (zie Tabel bij<br />

Deelgebied III in de bijlage).<br />

In het zuiden van <strong>Emmen</strong>, in de wijk Emmermeer is n eegrafheuvel<br />

gevonden<br />

met daarin een boomkistgraf. Bij de begraving zijn aardewerk en stenen<br />

aangetroffen. De datering ligt in de bronstijd. (CAA-nr. 302458). Daarnaast zijn<br />

twee andere grafheuvels daterend uit het Neolithicu m tot de ijzertijd bekend uit<br />

43


de wijk (CAA-nrs. 302477 en 302492). In de wijk De Weiert in het centrum is<br />

een nederzettingsterrein met huisplattegronden en utkommen h opgegraven<br />

(CAA-nrs. 47573 en 238113). De nederzetting heeft en ebegindatering<br />

in het<br />

Paleolithicum, maar er zijn ook sporen uit veel jon gere perioden aangetroffen.<br />

Onder de bebouwing van het centrum van <strong>Emmen</strong> bevin den zich<br />

terreinen van archeologische waarde. Het betreft woningssporen be<br />

uit het<br />

Paleolithicum tot de ijzertijd, waaronder grondspor en, haardkuilen, vuursteen<br />

artefacten en aardewerkfragmenten (CMA-nrs. 9686, 687 9 en 9690). De<br />

voornaamste vondstcategorie in de CAA-meldingen die is van de vuurstenen<br />

artefacten, gevolgd door Neolithisch aardewerk. Daa rnaast zijn er<br />

oppervlaktevondsten gedaan uit de Romeinse tijd Middeleeuwen. en<br />

Langs de<br />

Weerdingerstraat in het centrum van <strong>Emmen</strong> staat een kerk met bijbehorende<br />

waterput met een begindatering in de Middeleeuwen. Voor een precieze<br />

beschrijving van alle vondstmeldingen in dit gebied wordt verwezen naar de<br />

Tabel van Deelgebied III.<br />

14.3 Eerder onderzoek<br />

In plangebied Klokkenslag nabij de Noordbarger es s door i ARC bv een<br />

archeologisch proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. Op het terrein was een esdek<br />

aanwezig. De vlakken zijn direct onder het esdek ngelegd. aa In de eerste<br />

proefsleuf zijn twee paalgaten aangetroffen, in tweede de één. De bodem in de<br />

tweede sleuf bleek grotendeels te zijn verstoord. n geen I van beide putten zijn<br />

vondsten gedaan (De Wit & Tuinstra, 2003).<br />

Ten zuidoosten van <strong>Emmen</strong>, tussen de wijk Angelslo en het voormalige<br />

Bargermeer heeft ARC bv in een plangebied van ongev eer vijf hectare een IVO<br />

verricht. Het onderzochte gebied heeft een grotende els intact podzolprofiel.<br />

Tijdens het veldonderzoek is een vuurstenen afslag gevonden. Er is een<br />

vervolgonderzoek door middel van proefsleuven geadv iseerd (De Roller, 2003).<br />

Dat onderzoek is in 2005 uitgevoerd door ARC. Er jn zi zeven noordzuidgerichte<br />

proefsleuven aangelegd. In de meeste an de v proefsleuven, met<br />

uitzondering van sleueven 4 en 5, zijn sporen van enselijke m activiteiten<br />

aangetroffen. De sporen dateren waarschijnlijk uit de late bronstijd en bestaan<br />

onder andere uit een deel van een huisplattegrond n enkele e andere<br />

(afval)kuilen. ARC adviseert het bodemarchief in tu site<br />

bewaren en als dat niet<br />

mogelijk is, om op het terrein een Definitief Archeologisch Onderzoek (DAO)<br />

uit te laten voeren (Blom, 2005).<br />

In het zuiden van <strong>Emmen</strong> is een aantal onderzoeken verricht voor de<br />

woonwijk Delftlanden. In eerste instantie is een ldonderzoek ve uitgevoerd<br />

waarbij attentiegebieden zijn aangewezen. Grote en del van het gebied bleken te<br />

zijn vergraven (Bijl & De Wit, 2001). Daarop volgen d is in het noordelijke deel<br />

van het plangebied een veldonderzoek door middel n va grondboringen en een<br />

veldkartering verricht. De bodem in dit gebied is eels d intact. Aan het<br />

oppervlak zijn enkele vuurstenen artefacten en een scherf aardewerk<br />

aangetroffen. Daarnaast is een onderzoek gedaan r een naa mogelijke pingo-<br />

44


uïne 1 in het plangebied. Het veengat bleek een pingo-ruï ne te zijn, maar<br />

bevond zich niet in intacte staat (De Roller, 2003a en 2003b).<br />

Aan de noordoostkant van <strong>Emmen</strong>, ten noorden van de woonwijk<br />

Emmerhout is vier hectare grond onderzocht op arche ologische waarden door<br />

ARC bv. De bodem bleek ter plaatse grotendeels vers toord en/of vergraven te<br />

zijn. Er zijn geen archeologische indicatoren aange troffen (De Roller, 2003).<br />

Ten westen van <strong>Emmen</strong>, aan Frieslandweg, nabij de mmeres, E is een tot<br />

opgraving uitgebreid proefsleuvenonderzoek uitgevoe rd door ARC bv. In<br />

eerste instantie is een booronderzoek verricht om e dmeest<br />

kansrijke locaties<br />

binnen het plangebied op te sporen. Vervolgens zijn zeven proefsleuven<br />

aangelegd. Daar waar sporen werden gevonden, zijn e proefsleuven d uitgebreid.<br />

Er zijn aan de Frieslandweg mogelijk drie, maar minste ten twee<br />

huisplattegronden gevonden. Daarnaast werden vier utkommen, h een spieker<br />

(opslaggebouwtje), vijf waterkuilen en een grote eveelheid ho greppels<br />

aangetroffen. De sporen zijn geïnterpreteerd als komstig af van een kleine<br />

boerennederzetting, daterend in de 2e tot 3e eeuw C (De n Wit, 2000). De kans<br />

is groot dat er zich in de omgeving van het onderzo chte terrein nog meer<br />

sporen in de bodem bevinden.<br />

14.4 Historisch onderzoek<br />

14.4.1 Het Noordeind<br />

Het Noordeind is één van de oudste delen van <strong>Emmen</strong>, waarschijnlijk ontstaan<br />

in de 7e eeuw. In de 2e tot en met de 6e eeuw woonde men hier aan de<br />

rand van de huidige es. Tijdens de 7e tot en met 9e deeeuw<br />

lag Het Noordeind<br />

op de plek van het huidige Noorderplein. Hier in de buurt ligt ook de<br />

uit de 9e eeuw daterende kerk. Rond 1900 bestond mmen E nog steeds alleen<br />

maar uit het Noordeind. Hier stonden eeuwenoude boe rderijen. Geleidelijk<br />

kwamen er winkeltjes en bedrijven tussen de boerder ijen. Van het oude<br />

Noordeind is nu weinig over. Alleen aan de Langgraf weg bevinden zich nog<br />

gerestaureerde boerderijen, een oude schuur en oude bomen. Het oude Noordeind<br />

hield op te bestaan door de aanleg van de slandweg Frie en de Hondsrugweg.<br />

De naam Haagjesweg verwijst overigens naar twallen hou ter omheining<br />

van akkers de es. Het Noordeind zag er in de jaren vijftig uit zoals Westenesch<br />

nu, met veel bomen en oude boerderijen. Bij het reken afb van het oude Noordeind<br />

werden muren en een oude waterput gevonden. www.Historisch-<br />

(<br />

<strong>Emmen</strong>.nl)<br />

In 1789 woonden er in <strong>Emmen</strong> 261 mensen in 63 woning en. Daarmee<br />

was <strong>Emmen</strong> ongeveer even groot als Noordbarge. Slech ts 47% van de mensen<br />

werkte toen in de landbouw. De boerderijen waren latief re klein. De am-<br />

1 Een pingo-ruïne is het overblijfsel van een pingo, oftewel een ijskernheuvel. Door de<br />

aanvoer van ondergronds water in periglaciale omstandigheden vormt zich een ijskern die<br />

de bodengrond omhoog drukt. Wanneer het ijs smelt, zakt de bult in en vormt een meertje<br />

met een hogere rand er om heen. In het meertje kan veenvorming plaatsvinden. De<br />

ringwallen van pingoruïnes zijn ideale bewoningslocaties geweest in de steentijd.<br />

45


achtslieden en –knechten vormen een groep van 33% van de beroepsbevolking.<br />

<strong>Emmen</strong> was het centrum van het kerspel, met kerk, de de school, de<br />

predikant, de schoolmeester en de schulte. Door regelmatige het samenkomen<br />

in de kerk, was het ook een ontmoetingsplaats en rd weer<br />

handel gedreven.<br />

(Gerding, 1989: 52)<br />

14.4.2 Emmermeer<br />

Emmermeer is één van de oudste woonwijken van <strong>Emmen</strong> . Gelegen ten<br />

noorden van de kern, moest deze wijk in de woningbe hoefte na de Tweede<br />

Wereldoorlog voorzien. Voor het eerst werden hier lats f en rijtjeswoningen in<br />

<strong>Emmen</strong> gebouwd. Naar het westen had de wijk een wijd s uitzicht over de es,<br />

in het noorden en oosten lagen bossen. Al rond 1948 woonden er mensen in<br />

de kleine concentraties Meerveld en Bargermeer. sen Tus1950<br />

en 1960 groeide<br />

wijk uit tot 10.000 inwoners.<br />

Oorspronkelijk lag op de plek van de wijk tot 1857 een meer van ca. 40<br />

hectare. Dit was gelegen tussen de Haddersstraat, alstraat, W Meerstraat en<br />

Warmeerweg. Het meer was zo ondiep dat de boeren or vo het wassen van de<br />

schapen uitweken naar het zandmeertje in de Emmerde nnen. De omvang van<br />

het meer varieerde enorm met de hoeveelheid neersla g. Toen de aanleg van het<br />

Oranjekanaal in1857 <strong>Emmen</strong> bereikte, liep het meer eeg. l Het gebied bleef<br />

eerst drassig, later werden de laagste delen met nd za opgevuld. Hierdoor ontstonden<br />

nieuwe landbouwgronden, de zogenaamde kampe n (zo komt<br />

Nijkampen aan zijn naam). De meeste wegen in het bied ge ontstonden rond<br />

1900. Het noordelijk deel van de Warmeerweg is echt er veel ouder en kwam<br />

oorspronkelijk op het meer uit. De wijk heeft vanwege de lage ligging meermalen<br />

wateroverlast gehad (www.Historisch-<strong>Emmen</strong>.nl) .<br />

Al rond 1920 werden de eerste huurwoningen of zogeh eten gemeentewoningen<br />

in Emmermeer gebouwd. Ze stonden langs Warmeerweg,<br />

de<br />

Nijkamperweg en de Valtherzandweg. Van een nieuwbou wwijk was echter<br />

nog lang geen sprake. In 1948 begon men met de bouw van de witte Bruynzeelwoningen<br />

aan de Harm Boomstraat en de Van der cheerstraat. S Dit was<br />

het laagste deel van het voormalige Emmermeer, maar werd al in een vroeg<br />

stadium met zand opgehoogd. In dit zand worden veel scherven gevonden,<br />

vooral uit de 18e en 19e eeuw. Al vrij snel werd k oo Aireydorp aangelegd.<br />

14.4.3 Angelslo<br />

Angelslo was rond 1800 een kleine agrarische nederz etting met zeventien inwoners<br />

op drie boerenerven. Op de kaart van 1811 aan st vijf huizen. Angelslo,<br />

dat geen zelfstandig dorp was, had eigen akkerland, gelegen rond de boerderijen<br />

(de Konijnenakkers). De Scheurakkers oostelijk iervan h werden niet<br />

continu als akker gebruikt. Het vee van Angelslo aasde gr onder meer bij het<br />

Bargermeer. Dit gebied liep ‘s winters onder water, maar werd ‘s zomers gebruikt<br />

om plaggen te steken, hout te sprokkelen en vee te weiden. Ook werd<br />

er wel aan boekweitverbouw gedaan. Het groen voor et hvee<br />

lag langs de<br />

46


Runde oostelijk van Zuidbarge. De hooilanden lagen zuidelijk van Zuidbarge<br />

aan de rand van het Barger Westerveen: de Angelsche of Heerenslagen.<br />

De zandrug waarop Angelslo ligt was 2 meter hoger an dde<br />

omliggende<br />

moerassen. Vondsten wijzen erop dat Angelso al tenm inste 5000 jaar bewoond<br />

is. Het hunebed D46 aan de Fockingeslag ligt midden in de woonwijk. D47<br />

aan de Haselackers.<br />

Het gebied was al voor 1500 jachtgebied van de chop biss van Utrecht. Rond<br />

1650 had de invloedrijke familie er bezittingen: n eelandgoed.<br />

Er zullen toen<br />

dus ook kleinere huisje/keuterijen geweest zijn. He t landgoed werd rond 1816<br />

afgebroken, maar de resten moeten rond 1920 nog htbaar zic zijn geweest<br />

(www.Historisch -<strong>Emmen</strong>.nl). De straatnaam Slotstee verwijst hier nog naar.<br />

Nader onderzoek kan wellicht de juiste locatie aan het licht brengen.<br />

De eerste bewoners van de wijk Angelslo waren vier gezinnen die in<br />

1961 aan de Batingehof gingen wonen. De wijk groeid e snel en werd na voltooiing<br />

gevolgd door de wijk Emmerhout.<br />

14.4.4 Emmerhout<br />

Emmerhout is een oude naam. De wijk ligt echter nie t precies op de plaats van<br />

het vroegere Emmerhout. Het gebied van de wijk is el wal<br />

lang bewoond. Bij<br />

de bouw van de wijk zijn er plattegronden van boerd erijen uit de bronstijd gevonden<br />

en er zijn grafheuvels verdwenen. Twee hierv an lagen bij het tweede<br />

erfje, rechts aan de Laan van de Bork. Onder één n deze va heuvels vond men<br />

een kindergrafje van 3500 jaar oud.<br />

De eerst bekende bewoner dateert overigens pas van circa 1788.<br />

Tussen 1925 en 1933 wordt er een klinkerweg aangele gd van Valthe via Weerdinge,<br />

het oude Emmerhout over Emmerschans naar ger BarOosterveld.<br />

Net<br />

ten oosten van oude Emmerhout ontstond later het ongebied wo Emmerschans.<br />

In de Tweede Wereldoorlog stond er de N.V. Turfveredelingsbedrijf<br />

“Emmerhout”.<br />

Al in 1951 waren er plannen voor de wijk Emmerhout. De bouw startte<br />

pas na de voltooiing van Angelslo en in 1965 was de wijk volgebouwd. Er<br />

verdween bij de aanleg 25 hectare van de Emmerdenne n, maar er bleef toch<br />

nog een flink deel staan. Emmerhout moest compact ebouwd g worden rond<br />

een winkelcentrum. Er moesten bovendien zo weinig ogelijk m auto’s tussen<br />

de huizen rijden. Hiervoor werd iets nieuws bedacht : het woonerf. Emmerhout<br />

werd zodoende een groene wijk met veel ruimte. Na voltooiing van de<br />

wijk werd Bargeres op de es van Zuid- en Noordbarge gebouwd<br />

(www.Historisch-<strong>Emmen</strong>.nl).<br />

14.5 Conclusies en advies<br />

Dat <strong>Emmen</strong> heeft een lange bewoningsgeschiedenis ft, hee blijkt uit de<br />

archeologische vondsten en terreinen die bekend n zij uit het gebied. Er zijn<br />

huisplattegronden, haardkuilen en grafheuvels uit e dprehistorie<br />

bekend.<br />

Binnen de bebouwde kom van <strong>Emmen</strong> en de Emmerdennen bevinden zich<br />

tenminste vijf hunebedden, of de resten daarvan. arnaast Da zijn<br />

47


ewoningssporen aangetroffen vanaf het Paleolithicu m tot aan de<br />

Middeleeuwen. Uit de reeds in het gebied uitgevoerd e archeologische<br />

onderzoeken blijkt dat de bodem, ondanks de vele uwwerkzaamheden bo<br />

in het<br />

gebied, ten dele nog intact is. Dat betekent dat cheologische ar grondsporen nog<br />

gaaf kunnen zijn. De kans op dergelijke sporen in it gebied d is groot, gezien de<br />

vele bewoningsmomenten in het verleden. Voor de beb ouwde kom van<br />

<strong>Emmen</strong>, die geen classificatie heeft op de IKAW, dt gel een hoge trefkans op<br />

archeologische waarden. De (middel)hoge trefkans or vo de Emmerdennen kan<br />

gehandhaafd worden.<br />

Geadviseerd wordt om in dit gebied zo min mogelijk bodemverstorende<br />

ingrepen uit te voeren. Indien dergelijke werkzaamh eden wel gepland worden,<br />

dient voor de betreffende locaties eerst een waarde rend archeologisch<br />

veldonderzoek worden verricht, voorafgegaan door n eegedetailleerd<br />

bureauonderzoek.<br />

15 Ten noordoosten van <strong>Emmen</strong>: Emmerschans<br />

15.1 Vondsten en bewoningsgeschiedenis<br />

In de directe omgeving van Emmerschans zijn tien schermde be terreinen van<br />

hoge archeologische waarde aanwezig. Het betreft alle in gevallen grafheuvels.<br />

Een van de meldingen is een terrein met daarin nege n grafheuvels, daterend uit<br />

de ijzertijd (CMA-nr. 510). De overige meldingen treffen be terreinen met een<br />

enkele grafheuvel. In twee gevallen gaat het om vels heu uit het Neolithicum tot<br />

de bronstijd (CMA-nrs. 9699 en 9700). De andere en zevbegravingen<br />

dateren<br />

alle uit de ijzertijd (CMA-nrs. 9702 tot en met 970 8). De vondstmeldingen in<br />

het CAA betreffen in alle gevallen vuurstenen artef acten en houden verband<br />

met de grafheuvels of zijn oppervlaktevondsten (zie Tabel bij Deelgebied III in<br />

de bijlage).<br />

De direct ten oosten van de rondweg van <strong>Emmen</strong> gele gen voormalige<br />

Emmerschans, een verdedigingswerk uit de Nieuwe d, Tijis<br />

een terrein van<br />

hoge archeologische waarde (CMA-nr. 8658).<br />

15.2 Historisch onderzoek<br />

De Emmerschans bestaat uit een vierkante aarden omgeven wal door een brede<br />

vrij diepe gracht. Aan de westzijde ligt een dam in de gracht. De schans zou<br />

rond 1800 zijn aangelegd. Dit is merkwaardig omdat de meeste schansen in<br />

Nederland uit de tachtigjarige oorlog dateren. Tijd ens de restauratie van de<br />

Emmerschans in 1961 zouden resten van een oudere, leinere k schans zijn gevonden.<br />

Hier is geen verder onderzoek naar verricht (www.Historisch-<br />

<strong>Emmen</strong>.nl).<br />

In de omgeving van de Emmerschans hebben, getuige rcheologische a<br />

vondsten, al lang menselijke activiteiten plaatsgev onden. Rond 1900 stonden<br />

er plaggenhutten waar veenarbeiders woonden. Dit rdt wogezien<br />

als het echte<br />

startpunt van Emmerschans als woongebied. Geleideli jk ontwikkelde Emmer-<br />

48


schans zich verder met de vestiging van winkeliers en bedrijven. In de omgeving<br />

is veel zand afgegraven, waardoor er nu grote waterpartijen zijn. Vanaf<br />

1960 werden er nieuwe huizen gebouwd. Sinds de n jare 1970 is Emmerschans<br />

officieel een wijk van <strong>Emmen</strong>, tot die tijd was het zelfstandig.<br />

15.3 Conclusies en advies<br />

Rondom Emmerschans zijn voornamelijk grafheuvels kend be uit de bronstijd<br />

en de ijzertijd. Daarnaast is de Emmerschans zelf en eterrein<br />

van hoge<br />

archeologische waarde. Direct ten oosten van Emmers chans ligt het Emmer-<br />

Erfscheidenveen, een veengebied waaruit weinig vond sten bekend zijn (zie<br />

Deelgebied I).<br />

16 Ten oosten van <strong>Emmen</strong>: Barger-Oosterveld<br />

16.1 Vondsten en bewoningsgeschiedenis<br />

Ten noordoosten van de bebouwing van Barger-Oosterv eld, in het<br />

Bargeroosterveld hebben ten minste twee veenwegen elopen, g daterend uit de<br />

middenbronstijd tot de ijzertijd (CMA-nrs. 497 en 657). 8 Beide zijn terreinen<br />

met een zeer hoge archeologische waarde en een hermde besc status. In het CAA<br />

zijn negen vondstmeldingen aanwezig die verband den hou met de veenwegen.<br />

Het betreft houten hamers, een leren schoen, delen van houten wielen en van<br />

de veenwegen zelf (CAA-nrs. 302108 tot en met 30211 3, 302117, 17000 en<br />

16999).<br />

Ten oosten van het dorp is een Celtic Field aanwezig (CMA-nr. 9056). Het<br />

is een terrein van archeologische betekenis. Ten idoosten zu van de bebouwing<br />

van Barger-Oosterveld is een grafheuvel aanwezig. e heuvel D dateert uit het<br />

Neolithicum tot de ijzertijd en is een terrein van archeologische betekenis<br />

(CMA-nr. 14398). Ten oosten van het dorp, in de nab ijheid van het Oosterbos,<br />

is een tempeltje gevonden van houten palen. Om de alen p bevond zich een<br />

krans van veldkeien. Het bouwwerk staat bekend als het Tempeltje van Barger-<br />

Oosterveld (CAA-nr. 238465). Langs de weg Splitting , ten oosten van het dorp,<br />

is een vindplaats van vuurstenen artefacten (CMA-nr . 14526). De vindplaats<br />

heeft een hoge archeologische waarde. De overige ldingen me in het CAA<br />

houden voornamelijk verband met de grafheuvel en t he Celtic Field (zie Tabel<br />

bij Deelgebied III).<br />

16.2 Conclusies en advies<br />

De meeste vondsten rondom Barger-Oosterveld zijn komstig af uit het naburige<br />

veen. Een groot deel van de veenvondsten is geassoc ieerd met de ligging van<br />

veenwegen.<br />

De locatie van dergelijke vondsten is moeilijk te voorspellen.<br />

Archeologisch waardevolle locaties in de veengebied en zijn met<br />

inventariserende veldonderzoeken zeer moeilijk op e sporen. t Op de hoger<br />

49


gelegen zandgronden rondom het dorp bevinden zich poren s van<br />

nederzettingen. De (middel)hoge trefkans op de IKAWkan<br />

voor dit gebied<br />

gehandhaafd worden. Bij geplande bodemingrepen en dienIVO’s<br />

uitgevoerd te<br />

worden.<br />

17 Ten (zuid)westen van <strong>Emmen</strong>: Westenesch en Emmere sch<br />

17.1 Bodem en verwachtingskaart<br />

Ten westen en zuidwesten van <strong>Emmen</strong> ligt een zwak lvende go relatief<br />

hooggelegen grondmorene, al dan niet met welvingen, bedekt met dekzand<br />

(3L2a). In het uiterste noordwesten van de gemeente <strong>Emmen</strong> ligt het beekdal<br />

van de Sleenerstroom. Het betreft een beekdalbodem, deels met en deels zonder<br />

veen (classificaties respectievelijk 1R4 en 2R5). en Tzuiden<br />

van <strong>Emmen</strong>, tussen<br />

de dorpen Nieuw-Amsterdam en Erica, ligt een relati ef hooggelegen<br />

veenkoloniale ontginningsvlakte (2M45). Ten zuiden en westen van <strong>Emmen</strong><br />

bestaat de bodem uit ten dele vergraven veld- en arpodzolen ha met plaatselijk<br />

keileem binnen 40 tot 120 cm onder het maaiveld (Hn 21 en Hd21(x) met<br />

grondwatertrappen VI en VII: gemiddelde hoogste gro ndwaterstand<br />

respectievelijk tussen 40 en 80 en meer dan 80 cm eneden b het maaiveld en<br />

gemiddelde laagste grondwaterstand meer dan 120 beneden cm het maaiveld).<br />

17.2 Vondsten en bewoningsgeschiedenis<br />

Ten westen van de bebouwing van <strong>Emmen</strong> en ten oosten van het Oranjekanaal<br />

ligt een aantal essen. Op de Westenesch ligt hunebe d D44 (CMA-nr. 517, CAAnr.<br />

16988). Het is een terrein van zeer hoge archeo logische waarde met een<br />

beschermde status. Het monument is in 1961 onderzoc ht en gerestaureerd door<br />

Van Giffen. Tegenwoordig is het monument verstoord. De deksteen staat apart<br />

en vertoont een rij boorgaten (Van Ginkel et al., 999: 1 p. 187). Een tweede<br />

vernield hunebed op de Westenesch bevindt zich ten westen van het<br />

bovengenoemde exemplaar (CAA-nr. 302468). Op de tenesch Wes zijn ook<br />

nederzettingssporen daterend uit de ijzertijd tot e dRomeinse<br />

tijd aangetroffen<br />

(CMA-nr. 9691). Op de ten noorden van de Westenesch gelegen Emmeresch is<br />

ook een hunebed, nummer D41, aanwezig (CMA-nr. 9684 , CAA-nrs. 16993 en<br />

40297). Het hunebed en aangrenzend gebied, waarin ich zeen<br />

grafheuvel<br />

bevindt, maken deel uit van een terrein van hoge cheologische ar waarde en<br />

hebben een beschermde status.<br />

Hunebed D43 ligt op de Schimmeresch, ten noorden an vde<br />

Emmeresch.<br />

Ook dit exemplaar heeft een beschermde status en gt in li een terrein met zeer<br />

hoge archeologische waarde (CAA-nrs. 34918, 34919, 38193 en 34858). Ten<br />

westen van D43 ligt hunebed D42 (CAA-nrs. 16987 435). en Dit hunebed is<br />

nooit wetenschappelijk onderzocht (Van Ginkel et ., al1999:<br />

p. 186). De in het<br />

CAA vermelde vondsten uit dit gebied zijn voornamel ijk oppervlaktevondsten<br />

van vuurstenen artefacten en bekeraardewerk. Vermel denswaardig is een graf<br />

met crematieresten omringd door veldkeien (CAA-nr. 34853).<br />

50


17.3 Historisch onderzoek<br />

Westenesch had aan het begin van de 19e eeuw 125 woners in en 25 huizen.<br />

93% van de inwoners werkte in de landbouw. De boere n hadden over het algemeen<br />

grote bedrijven. Het akkerland van Westenesc h lag op de westflank<br />

van de Emmeresch. Het vee graasde samen met dat <strong>Emmen</strong> van langs de Sleenerstroom.<br />

De schaapskudde liep in het noorden, het in Emmerveld. Ten<br />

westen van Westenesch loopt een oude verbindingsweg door het natte gebied,<br />

de Emmer Madedijk (nu Slenerweg).<br />

De Emmeresch is één van de oudste essen van Drenthe , waar landbouw werd<br />

bedreven in de 6e eeuw vC. Toen lagen Celtic er Fields . De huidige Emmeresch<br />

is als open akkercomplex ontstaan uit een voorloper met veel meer houtwallen<br />

om kleinere percelen. Onder de huidige es zijn oudere nederzettingen<br />

terug te vinden. De geschiedenis van deze es gaat erug tdaardoor<br />

terug tot de<br />

10e en 11e eeuw. (<strong>Emmen</strong> in het perspectief van s, de www.Historisch-<br />

e<br />

<strong>Emmen</strong>.nl)<br />

17.4 Conclusies en advies<br />

De essen in het westen van <strong>Emmen</strong> zijn rijk aan arch eologische sporen. De<br />

vroegste sporen, in de vorm van hunebedden en vuurs tenen artefacten, dateren<br />

uit het Neolithicum. Het gebied heeft een hoge tref kans op archeologische<br />

waarden op de IKAW. Deze waardering kan gehandhaafd worden. Indien in dit<br />

gebied bodemverstorende ingrepen gepland worden, ent dieen<br />

waarderend<br />

archeologisch veldonderzoek te worden uitgevoerd.<br />

18 Het westen van de gemeente <strong>Emmen</strong><br />

18.1 Bodem en verwachtingskaart<br />

In het Sleenerstroomdal komt madeveengrond voor met zand zonder<br />

humuspodzol binnen 120 cm onder het maaiveld (aVz). Verder oostelijk van de<br />

Sleenerstroom komt een moerige eerdgrond met moerig e bovengrond op zand<br />

en met leemlagen voor (classificatie vWz t).<br />

18.2 Vondsten en bewoningsgeschiedenis<br />

In het uiterste westen van de gemeente <strong>Emmen</strong>, op Noordhagen de Rietlanden,<br />

zijn drie vindplaatsen van vuurstenen artefacten kend. be Het betreft twee<br />

vindplaatsen uit het Mesolithicum en een uit het leolithicum Pa (CAA-nrs.<br />

34829, 34839 en 46165). In de buurt van de dorpen leen Sen<br />

Noord-Sleen zijn<br />

oppervlaktevondsten van vuurstenen artefacten gemel d (CAA-nrs.<br />

respectievelijk 34847, 34850 en 34846 en 34837 4841). en 3 Hetzelfde geldt voor<br />

de omgeving van Klijndijk. Ook hier is een aantal uursteenvondsten v<br />

in<br />

ARCHIS bekend<br />

(CAA-nrs. 302265, 302273, 302274, 302304, 302348, 14955 2 en 302305). In het<br />

westen, ten zuidwesten van de stad <strong>Emmen</strong>, bij Wille msoord, zijn ook<br />

vuursteenvondsten gedaan. Deze dateren uit het olithicum Pale tot en met het<br />

51


Neolithicum (CAA-nrs. 445, 302424, 302382 en 302337 ). Nog verder<br />

zuidwestelijk, bij Erm en het Ermerveen en Nieuw-Amsterdam, is een aantal<br />

oppervlaktevondsten gedaan (CAA-nrs. 30, 302434, 2391, 30 302330, 302381 en<br />

302452).<br />

Ten westen van het Noorbargerbos, op de Bargeres, zijn<br />

vuursteenvindplaatsen bekend. Het betreft in alle evallen g<br />

oppervlaktevondsten, daterend uit het Mesolithicum tot Neolithicum (CAAnrs.<br />

302384, 302392, 302386 en 302389). In het dbargerbos Noor zelf zijn ook<br />

artefacten van vuursteen aangetroffen (CAA-nrs. 51 348en<br />

34848).<br />

18.3 Historisch onderzoek<br />

18.3.1 Wilhemsoord<br />

Wilhelmsoord is een klein buurtschap tussen de woon wijk Bargeres en Nieuw<br />

Amsterdam. Het is genoemd naar Wilhelm en Lutke Fri eling uit Noordbarge,<br />

die hier de eerste huizen bouwden. Wilhelmsoord t lig op het zand, in 1889<br />

woonden er 155 mensen, dertig jaar later 251 (www.H istorisch-<strong>Emmen</strong>.nl).<br />

18.4 Eerder onderzoek<br />

Op Bedrijvenpark De Tweeling, ten noordwesten van eenoord, V is een IVO<br />

middels grondboringen uitgevoerd door RAAP. In het ongeveer 56 hectare<br />

grote plangebied is nergens een intact bodemprofiel aangetroffen (Hekman,<br />

2004).<br />

18.5 Conclusies en advies<br />

In het westen van de gemeente <strong>Emmen</strong> zijn voornameli jk oppervlaktevondsten<br />

van vuurstenen artefacten bekend. De vondsten zijn geassocieerd met de hoger<br />

gelegen delen van het gebied waaronder de oevers n de vaSleenerstroom.<br />

Deze<br />

hogere delen hebben een middelhoge trefkans op KAW. de I De lagere delen<br />

hebben een lage trefkans. Er zijn geen redenen voor het aanpassen van deze<br />

trefkansen. De aanwezigheid van onverstoorde archeo logische grondsporen is<br />

niet uit te sluiten in het gebied.<br />

Op de hoger gelegen delen van het gebied is daarom bij bodemverstorende<br />

werkzaamheden het uitvoeren van IVO’s noodzakelijk om de mate van<br />

gaafheid van de bodem ter plaatse vast te stellen.<br />

52


19 Erica<br />

19.1 Vondsten en bewoningsgeschiedenis<br />

Ten noordoosten van het ten zuiden van <strong>Emmen</strong> gelege n dorp Erica ligt de<br />

vindplaats van een aantal Neolithische vlakgraven et mTrechterbekeraardewerk<br />

(CAA-nrs. 34938 en 38202). Ten zuidoosten van het orp d is een veenlijk<br />

gevonden bij het vervenen (CAA-nr. 302222). In het bosje ten noordwesten van<br />

Erica ligt een kringgrepurnenveld met sleutelgatgre ppels een grafheuvel (CAAnrs.<br />

238455 en 34936). In de omgeving van Erica n zij verder<br />

oppervlaktevondsten gedaan van met name vuursteenma teriaal (CAA-nrs.<br />

302430, 302487, 33790, 302429, 302428 en 302411). aarnaast D is een aantal<br />

stenen bijlen (CAA-nrs. 302412, 302147, 302414, 413 302en<br />

444) en een bronzen<br />

kokerbijl (CAA-nr. 34931) als losse vondst vermeld.<br />

19.2 Historisch onderzoek<br />

Erica dankt haar bestaan aan de verveningsactivitei ten. Tot ver in de 19e eeuw<br />

was er aan de randen van het veen wat boekweitteelt , verder gebeurde er weinig.<br />

Vanaf 1863 gingen de eerste mensen in Erica nen. wo Die eerste bewoners<br />

waren Bentheimers, die via Slagharen in Erica terec ht kwamen.<br />

In Erica heeft een schans gestaan. Vanwege de heid nabij van Noord- en<br />

Zuidbarge, heette die de Bergerschans (Bargerschans ). De schans, gebouwd in<br />

de 18e eeuw op bevel van Menno van Coehoorn, is een op aantal kaarten terug<br />

te vinden. Hij lag vlak bij de weg van <strong>Emmen</strong> er ov Zuidbarge naar<br />

Schoonebeek, op de meest zuidelijke uitloper van Hondsrug. de De locatie is<br />

200-300 meter ten noorden van het huidige sportpark , waar een nieuwbouwwijk<br />

ligt, ongeveer waar nu de straat “De Korrel” s i (www.Historisch-<br />

<strong>Emmen</strong>.nl).<br />

Er liep een stroompje (de Bargerbeek) vanuit de en venbij<br />

het huidige Erica<br />

naar het Schoonebekerdiep, waar het uitmondde ongev eer bij de huidige<br />

grensovergang naar Emlichheim. Erica ligt op de lopers uit van de Hondsrug<br />

en het is zeer waarschijnlijk dat het voetpad van arge B naar Schoonebeek, dat<br />

volgens de geschiedschrijving aanwezig was en over liep een hoogte die men de<br />

Hankenberg noemde, van Schoonebeek, langs het beekj e, over de Hankenberg<br />

en via de zandopduikingen bij Erica, naar Zuid-Barg e liep. Dit pad zal zeker<br />

gebruikt zal zijn door de schaapherders van de boer en uit beide plaatsen,<br />

waarbij de beek dan als drinkplaats voor mens en er di diende. Het beekje is<br />

nog gedeeltelijk in het terrein aanwezig. Als gevol g van een geschil tussen boeren<br />

is er tussen de gemeentes Dalen en <strong>Emmen</strong> in 5 184 een scheidingssloot<br />

gegraven.<br />

19.3 Conclusies en advies<br />

De aanwezigheid van verschillende grafvelden uit de prehistorie en van<br />

vuurstenen artefacten in het gebied, geeft aan in dat dit gebied mogelijk sporen<br />

van bewoning aanwezig kunnen zijn. De gebieden hebb en een (middel)hoge<br />

53


trefkans op archeologische waarden op de IKAW. De ager l gelegen venige delen<br />

hebben een lage trefkans. Hier zijn mogelijk depots of andere veenvondsten<br />

aanwezig, maar die zijn nauwelijks op te sporen doo r middel van IVO’s. De<br />

waarderingen op de IKAW kunnen gehandhaafd worden. Indien in de hoger<br />

gelegen gebieden bodemverstorende ingrepen voorgeno men worden, dienen<br />

IVO’s te worden uitgevoerd. Voor de lagere delen eft he de uitvoering van<br />

IVO’s geen zin, omdat depot- of offervondsten met ergelijk d onderzoek<br />

moeilijk op te sporen zijn.<br />

20 Noordbarge en Zuidbarge<br />

20.1 Vondsten en bewoningsgeschiedenis<br />

In en rond de aan <strong>Emmen</strong> vastgegroeide dorpen Noorden Zuidbarge is een<br />

aantal nederzettingsresten gevonden. Het betreft n ee nederzetting uit de<br />

Romeinse tijd waar onder andere metalen beelden aardewerken en sculpturen<br />

zijn aangetroffen (CAA-nr. 34914), de bronstijdnede rzetting Hoge Loo (CAAnr.<br />

35098), een bij een bronstijd urnenveld gelegen Romeinse nederzetting<br />

(CAA-nr. 40299), en twee locaties met nederzettings resten uit de bronstijd tot<br />

en met de Romeinse tijd en de Vroege Middeleeuwen CAA-nr. ( 238118 en<br />

238459). Direct ten westen van de Zuidbarger Esch s een i urnengrafveld<br />

aanwezig (CAA-nr. 34928). De overige meldingen in et hCAA<br />

betreffen<br />

oppervlaktevondsten van voornamelijk vuurstenen efacten. art Voor precieze<br />

beschrijvingen wordt verwezen naar de Tabel van Dee lgebied III.<br />

20.2 Eerder onderzoek<br />

Ten westen van het dorp Zuidbarge aan de Laadweg een is Inventariserend<br />

archeologisch Veldonderzoek (IVO) uitgevoerd naar e darcheologische<br />

waarden<br />

in het gebied door ARC bv. Ondanks dat het gebied p ode<br />

IKAW een hoge<br />

trefkans op archeologische sporen had, bleek tijden s veldonderzoek de bodem<br />

van het plangebied sterk verstoord. Er zijn geen ndsten vo gedaan (Buitenhuis,<br />

2004).<br />

20.3 Historisch onderzoek<br />

20.3.1 Noord- en Zuidbarge<br />

Noord- en Zuidbarge hadden rond 1800 een omvang van respectievelijk 46 en<br />

33 huizen en 256 en 160 inwoners. In Zuidbarge werk te vrijwel iedereen in de<br />

landbouw. Het grotere Noordbarge kende ook een aant al andere beroepen:<br />

timmerman, kleermaker, wever en twee spinsters. was Er ook een winkelier.<br />

Noord- en Zuidbarge maakten beide gebruik van de rger Ba es en het Noorden<br />

Zuidbarger veld en de groenlanden langs de beide beken in het westen.<br />

(Gerding, 1989: 51) Noord- en Zuidbarge vallen al euwen e onder het bestuur<br />

van <strong>Emmen</strong>. Bij de aanleg van de Hondsrugweg in 1973 , die het Hoge Loo<br />

doorsnijdt, zijn allerlei archeologische vondsten edaan g waaruit blijkt dat dit<br />

54


gebied al 2500 jaar vrij intensief bewoond is. Noor dbarge kende in het begin<br />

van de Middeleeuwen negen boerenhoeven, later waren dit er 25. Het was een<br />

soort eiland te midden van woeste grond. Ten zuidwe sten van Zuidbarge ligt<br />

de Turfdijk, die de scheiding vormde tussen het ono ntgonnen veengebied in<br />

het zuiden en het stroomdal van de Delft.<br />

20.3.2 Den Oever<br />

Den Oever was een kleine nederzetting bij het Barge rmeer. Er was veel visvangst.<br />

Het vet van de paling werd gebruikt als lam polie en het vel voor<br />

vlegelriempjes. In Den Oever hebben nooit meer dan drie tot zes boerderijen<br />

gestaan. In 1847 was er een grote brand, waarbij n aantal ee boerderijen afbrandde.<br />

De nieuwbouw werd wel Nieuwe Oever genoemd (www.Historisch-<br />

<strong>Emmen</strong>.nl). Bij den Oever bevond zich een eendenkooi (Topografische kaart<br />

1850).<br />

Figuur 6. Fragment van de Topografische kaart (1850), waarop het tracé van de Heeren-<br />

of Leidijk staat aangegeven, evenals de verdwenen Barger Schans. Bovenin latere<br />

intekeningen ten behoeve van de aanleg van het Oranjekanaal.<br />

55


20.4 Conclusies en advies<br />

De dorpen Noord- en Zuidbarge zijn min of meer aan <strong>Emmen</strong> vastgegroeid.<br />

Het gebied is grotendeels bebouwd en heeft daarom een gwaardering<br />

op de<br />

IKAW. Uit het gebied is een groot aantal archeologi sche waarden bekend,<br />

daterend uit de prehistorie tot aan de Middeleeuwen . Wij kennen het gebied een<br />

hoge trefkans op archeologische waarden toe. Geadvi seerd wordt om in dit<br />

gebied geen bodemverstorende ingrepen uit te voeren . Indien dergelijke<br />

werkzaamheden wel gepland worden, dient voor de reffende bet locaties eerst<br />

een waarderend archeologisch veldonderzoek worden erricht, v voorafgegaan<br />

door een gedetailleerd bureauonderzoek waarbij de HN A en<br />

ontgrondingskaarten geraadpleegd worden.<br />

56


[hier nog invoegen kaart <strong>Emmen</strong>DeelIII – zie file Em menDeelIII.pdf]<br />

Kaart VI. Archeologische vondsten en historische ruimtelijke elementen in Deelgebied III.<br />

57


[Hier nog invoegen kaart met totale overzicht van a rcheologie en historie <strong>Emmen</strong><br />

– zie file <strong>Emmen</strong>Totaal.pdf. Misschien is mooi hier een aparte bijlage voor<br />

te maken]<br />

Kaart VII. Archeologische vondsten en historische ruimtelijke elementen in <strong>Emmen</strong>.<br />

58


21 Conclusies en advies Deelgebied III<br />

Deelgebied III (Kaart VI) bestaat voor een groot el deuit<br />

de bebouwing van<br />

<strong>Emmen</strong> en de omliggende, grotendeels aan <strong>Emmen</strong> vastg egroeide dorpen.<br />

<strong>Emmen</strong> heeft een lange bewoningsgeschiedenis, evenal s een lange traditie in<br />

archeologisch onderzoek. Er zijn archeologische von dsten en terreinen van archeologische<br />

waarde in en rond <strong>Emmen</strong> bekend uit e all perioden van de<br />

prehistorie tot aan de Nieuwe Tijd. De meeste vonds ten en terreinen zijn aan<br />

het licht gekomen bij de aanleg van huizen, wegen n andere e infrastructuur.<br />

De eventueel nog aanwezige archeologische waarden evinden b zich op deze<br />

plaatsen onder de huidige bebouwing.<br />

Het spreekt voor zich dat de beschermde archeologi sche monumenten<br />

in het gebied niet aangetast mogen worden door bode mverstorende ingrepen.<br />

Voor de overige, deels onbebouwde gebieden rond Emm en geldt op de IKAW<br />

grotendeels een (middel)hoge trefkans op archeologi sche waarden. Deze trefkans<br />

kan voor vrijwel het gehele Deelgebied III gesteld bij worden naar hoog.<br />

Alleen in het uiterste westen van de gemeente <strong>Emmen</strong> kan de lage trefkans<br />

van het stroomdal van de Sleenerstroom gehandhaafd worden. Voor de oeverwallen<br />

geldt echter wel een middelhoge trefkans, omdat deze als gunstige<br />

bewoningslocaties voor de prehistorische mens gelde n.<br />

Voor Deelgebied III geldt vanuit archeologisch per spectief dat bodemverstorende<br />

ingrepen in de kern van <strong>Emmen</strong>, de Emmer dennen en het<br />

Valtherbosch sterk worden afgeraden. Voor de overig e delen geldt dat voorafgaand<br />

aan bodemverstorende ingrepen een waarderend archeologisch<br />

veldonderzoek moet worden uitgevoerd, voorafgegaan door een gedetailleerde<br />

bureaustudie, specifiek voor de betreffende planloc atie.<br />

Ondanks de erg lange bewoningstraditie is <strong>Emmen</strong> omgeving en pas<br />

laat intensief bewoond. Op kaart VI is te zien dat mede hierdoor op veel plaatsen<br />

de historische structuur terug is te vinden. De grotendeels bewaard<br />

gebleven essen dragen bij aan het karakteristieke iterlijk u van <strong>Emmen</strong>. Uitzondering<br />

hierop vormt het noordelijk deel van de s etussen<br />

Noord- en<br />

Zuidbarge, die bebouwd is. Veel van de huidige wege n volgen oude tracés.<br />

Van het oorspronkelijke tracé van de Heerendijk vrijwel is niets terug te vinden<br />

(zie Figuur 6). De Turfdijk en Emmer Madedijk Slenerweg) ( zijn<br />

daarentegen grotendeels terug te vinden. In het ied gebis<br />

een tweetal schansterreinen<br />

aangetroffen.<br />

59


22 Bodemingrepen en archeologisch onderzoek<br />

22.1 Bodemverstorende ingrepen<br />

Niet alle bodemverstorende ingrepen zijn ook ‘arche ologieverstorende’ ingrepen.<br />

Of een bestemmingsplanwijziging gevaar oplever t voor de eventueel in<br />

het plangebied aanwezige archeologische waarden vaak kan alleen met een<br />

veldonderzoek worden vastgesteld. Voor alle locatie s met een middelhoge tot<br />

hoge trefkans op archeologische waarden waar in bestemmingsplannen<br />

de<br />

graafwerkzaamheden voorkomen, is een archeologisch veldonderzoek noodzakelijk<br />

om te bepalen wat de kans is dat de aanwez ige waarden door de<br />

bodemverstorende ingrepen worden aangetast. Voor bieden ge met een lage<br />

verwachting kan in een aantal gevallen worden volst aan met een archeologisch<br />

bureauonderzoek. De beslissing of in een gebied een met lage verwachting ook<br />

veldonderzoek moet plaatsvinden, ligt bij de provin ciaal archeoloog.<br />

Niet alleen het bouwrijp maken van grond geldt als bodemverstorend,<br />

ook het uitdiepen of opnieuw graven van sloten, het verbreden van wegen en<br />

het planten van bomen kan het bodemarchief aantaste n. Bij de aanvraag van<br />

een archeologisch onderzoek ten behoeve van een temmingsplanwijziging<br />

bes<br />

is het dan ook van belang om aan te geven wat de plande ge werkzaamheden<br />

precies zijn en waar ze zullen plaatsvinden. Op die manier kan in het veld gericht<br />

onderzoek worden uitgevoerd.<br />

22.2 Archeologisch (veld)onderzoek<br />

Er zijn verschillende soorten archeologisch onderzo ek. In dit rapport wordt<br />

gesproken over bureauonderzoek en IVO, Inventariser end Veldonderzoek.<br />

Daarnaast bestaat nog het Definitief Archeologisch Onderzoek (DAO), waarbij<br />

en volledige opgraving wordt uitgevoerd. Een rgelijk de onderzoek komt<br />

vrijwel altijd voort uit een IVO. Een IVO is een inventarisatie van (de kans<br />

op) archeologische waarden in een gebied en kan euren geb middels grondboringen<br />

of proefsleuven, voorafgegaan door een gedet ailleerd bureauonderzoek<br />

naar de trefkans op archeologische waarden in het ebied. g Hiervoor dienen de<br />

AHN en beschikbare ontgrondingskaarten te worden bruikt. ge Voor het<br />

veldwerk geldt dat het aantal boringen per hectare of het aantal sleuven in een<br />

plangebied afhankelijk is van het terrein en de von dstdichtheid. Bij het uitvoeren<br />

van een IVO moet voldaan worden aan de geldende eisen van de<br />

provinciaal archeoloog, dr. W.A.B. van der Sanden<br />

2 Werkplek: Drents Plateau, telefoon 0592 - 305932<br />

60<br />

2 .


22.3 Stappenplan archeologisch onderzoek bij bestemm ingsplanwijzigingen<br />

Er zijn, in navolging van de IKAW, drie mogelijke kwalificaties voor de trefkans<br />

op archeologische waarden in een plangebied: eer zlaag<br />

tot laag,<br />

middelhoog en hoog. Bij de verschillende verwachtin gen horen ook verschillende<br />

archeologische onderzoeken. In dit rapport rden wo de volgende<br />

aanbevelingen gedaan bij de verschillende trefkanse n: bij een lage trefkans kan<br />

doorgaans worden volstaan met een archeologisch eauonderzoek, bur eventueel<br />

aangevuld met verificatieboringen. Gebieden met een middelhoge trefkans<br />

op archeologische waarden dienen te worden onderzoc ht met inventariserende<br />

archeologische veldonderzoeken (IVO’s) met grondbor ingen of proefsleuven.<br />

Gebieden met een hoge trefkans dienen te worden erzocht ond met inventariserende<br />

en/of waarderende archeologische veldonderz oeken.<br />

Hieronder worden de stappen beschreven voor het nvragen aa en uitvoeren<br />

van archeologisch onderzoek in een gebied arvoor wa een<br />

bestemmingsplanwijziging wordt aangevraagd.<br />

1. voorleggen voorstel bestemmingsplanwijziging aan provinciaal de archeoloog.<br />

Er zijn twee mogelijke uitkomsten: wel of gee n archeologisch<br />

onderzoek noodzakelijk.<br />

2. Indien wel archeologisch onderzoek noodzakelijk welke is: vorm?<br />

De aard van het vooronderzoek in een bepaald gebied moet worden voorgeschreven<br />

door de provinciaal archeoloog. Er zijn doorgaans twee<br />

mogelijkheden:<br />

a. Archeologisch Bureauonderzoek<br />

b. Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek (IVO) nclusief i bureauonderzoek<br />

3. Het uitvoeren van archeologisch onderzoek moet word en gedaan door<br />

daartoe gecertificeerde archeologische bedrijven. oor V adressen, zie<br />

www.sikb.nl<br />

4. Aan de hand van de resultaten van archeologisch donderzoek vel moet de<br />

waarde van eventueel aanwezige grondsporen worden ngeschat. i Op basis<br />

van de waardering van eventuele sporen kan besloten worden welk selectieadvies<br />

gegeven moet worden. Dit advies kan besta an uit<br />

(1) het behouden van archeologische waarden,<br />

(2) het opgraven van de archeologische waarden: Definitief een Archeologisch<br />

Onderzoek (DAO),<br />

(3) het archeologisch begeleiden van de graafwerkz aamheden en<br />

(4) het afzien van archeologisch vervolgonderzoek.<br />

61


Literatuur<br />

Bergh, S. van den, 2004. Verdeeld land. De geschiedenis van de ruilverkaveli ng in Nederland<br />

vanuit een lokaal perspectief, 1890-1985 . Groningen<br />

Bakker, A.M., 2004. Plangebied Vastenow, gemeente <strong>Emmen</strong>; een inventaris erend archeologisch<br />

onderzoek . RAAP-notitie 716<br />

Beuker, J., 1989. Mesolithische bewoningssporen een op zandopduiking te Nieuw-<br />

Schoonebeek. Met bijdragen van W.A. Casparie. Nieuwe In: Drentse Volksalmanak<br />

1989, pp. 117-186.<br />

Bieleman, J., 1987. Boeren op het Drentse zand, 1600-1910. Een nieuwe isie op vde<br />

‘oude’<br />

landbouw. Wageningen<br />

Bijl, B. & M.J.M. de Wit, 2001. Een Aanvullende Archeologische Inventarisatie op de<br />

Delftlanden te <strong>Emmen</strong>, gemeente <strong>Emmen</strong> . ARC-Rapporten, Groningen.<br />

Blom, M.C., 2005. Nederzettingsresten uit de Bronstijd aan de Oude erdijk Mete<br />

<strong>Emmen</strong>,<br />

gemeente <strong>Emmen</strong> (Dr.). Een archeologisch inventarise rend veldonderzoek door middel<br />

van proefsleuven . ARC-rapporten 2005-78, Groningen.<br />

Bosch, A.E., 1980. Het bronsdepot van Schoonebeek, gem. Schoonebeek. In: Nieuwe<br />

Drentse Volksalmanak 1980, pp. 135-148.<br />

Buitenhuis, H., 2004. Een archeologisch inventariserend veldonderzoek O) door (IV<br />

middel van bureauonderzoek en grondboringen aan Laadweg de bij Zuidbarge, gemeente<br />

<strong>Emmen</strong> (Dr.) . ARC-Rapporten 2004-38, Groningen.<br />

Casparie, W.A., 1982. The Neolithic wooden trackway XXI (Bou) in the raised bog at<br />

Nieuw-Dordrecht (The Netherlands). In: P alaeo his toria 24, pp. 115-164.<br />

Casparie, W.A., 1986. The two Iron Age wooden track ways XIV (Bou) and XV (Bou)<br />

in the raised bog of Southeast Drenthe (The Netherl ands). In: P alaeohis toria 28, pp.<br />

169-210.<br />

Casparie, W.A., B. van Geel, A.E.M. Hanraets, E. nsma Ja & I.L.M. Stuijts, 2004. De<br />

veenweg van Nieuw-Dordrecht - onvoltooid en niet bruikt. ge In: N ie uwe D rentse<br />

V olk salman ak 2004, pp. 114-141.<br />

Casparie, W.A., 1987. Bog trackways in the Netherla nds. In: Palaeohistoria29,<br />

1987<br />

p.35-65. Rotterdam<br />

Essink, M., 2003. Een archeologische inventarisatie op het terrein n sportpark va ‘De Planeet’<br />

te Klazienaveen, gemeente <strong>Emmen</strong> . (Dr.) ARC-rapporten 2003-29, Groningen<br />

Fijma, P. & J.L. van Beek, 2003. Archeologisch onderzoek Rundedal <strong>Emmen</strong> . Grontmij<br />

Advies & Techniek bv, Assen. Concept<br />

Fijma, P. & J.L. van Beek, 2003. Archeologisch onderzoek Rundedal te Zwartemeer .<br />

Grontmij Advies & Techniek bv, Assen. Concept<br />

Gerding, M.A.W., Vier eeuwen turfwinning. De verveningen in Groninge n, Friesland,<br />

Drenthe en Overijssel tussen 1550 en . 1950 (Wageningen 1995)<br />

Gerding, M.A.W. (red.), 1989. Geschiedenis van <strong>Emmen</strong> en Zuidoost-Drenthe. Meppel/Amsterdam.<br />

Ginkel, E. van, S. Jager & W.A.B. van der Sanden, 999. 1 Hunebedden. Monumenten van<br />

een Steentijdcultuur . Uitgeverij Uniepers, Abcoude.<br />

Glasbergen, W., 1956. De Romeinse muntschat van gercompascuum. Bar<br />

In: Nieuwe<br />

Drentse Volksalmanak 1956, pp. 211-214.<br />

62


Hekman, J.J., 2004. Plangebied <strong>Emmen</strong>-Bedrijventerrein De Tweeling – eente Gem<strong>Emmen</strong>,<br />

Een inventariserend archeologisch onderzoek . RAAP-Notitie 680, Amsterdam.<br />

Hopman, M. & P. Fijma, 2004. Archeologisch onderzoek Winkelseweg 14 te Roswinke l.<br />

Grontmij Nederland bv, Assen<br />

Jelsma, J. & C. Tulp. 2003. Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek de aan<br />

Heerenlandweg bij Ter Apel, <strong>Gemeente</strong> <strong>Emmen</strong>. Zuidhorn, De Steekproef<br />

Jong, H.J. de, Schoonebeek, olierijk in zuidoost Drenthe (Assen 1986)<br />

Karel, E.H., De maakbare boer. Streekverbetering als instrument van het Nederlandse<br />

landbouwbeleid . (Groningen 2005)<br />

Knaap. D., Voor geld is altijd wel een plaats te vinden. rma De fi W.A. Scholten (1841-1892).<br />

De eerste Nederlandse industriële multinational . (Groningen, 2004)<br />

Mensingh, B.J., Toen alles nog anders was. Fragmenten uit de edenis geschi van<strong>Emmen</strong> .<br />

(Exloo, 2002)<br />

Minderhoud, H.D., Schoonebeek de eeuwen door. Grepen uit de geschiede nis van dorpen en<br />

buurtschappen . (Schoonebeek, 1980)<br />

Minderhoud, H.D., Stap voor stap door Dalen en Schoonebeek . (De Krim, 1984)<br />

Molema, J., 1999. N391 <strong>Emmen</strong>-Ter Apel. Een Aanvullende Archeologische Inventarisatie<br />

(AAI-1). Amsterdam, RAAPrapport 1999-214/MW.<br />

Rapport voor de ruilverkaveling Sleenerstroom Ministerie van landbouw en visserij<br />

(Utrecht, 1965)<br />

Nijland, G., R.J. de Lange en J.C. Smittenberg 1982 . Milieukartering Drenthe 1974-1978.<br />

III Fysische Geografie . Bijlage II: Fysisch Geografische Kaart van Drenth e schaal<br />

1:50000. Rapport Provinciale Planologische Dienst an vDrenthe.<br />

Ridderbos, V.R., 2004. Plangebied sportlandgoed Zwartmeer, gemeente <strong>Emmen</strong>; een<br />

inventariserend archeologisch onderzoek . RAAP-Notitie 639, Amsterdam.<br />

Roller, G.J. de, 2003. Een Aanvullende Archeologische Inventarisatie Delftlanden van ‘ 2,<br />

fase 1', te <strong>Emmen</strong>, gemeente <strong>Emmen</strong> . (Dr.) ARC-Rapporten 2002-49, Groningen.<br />

Roller, G.J. de, 2003. Een Archeologisch Inventariserend Veldonderzoek de locatie op Oude<br />

Meerdijk, gemeente <strong>Emmen</strong> (Dr.) . ARC-Rapporten 2003-14, Groningen.<br />

Roller, G.J. de, 2003. Een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) door middel van<br />

boringen in een veengat in het uitbreidingsplan lftlanden’ ‘De te <strong>Emmen</strong> (Dr.) . ARC-<br />

Rapporten 2003-40, Groningen.<br />

Roller, G.J. de, 2003. Een archeologisch booronderzoek op de nieuwbouwloca tie De Veste te<br />

<strong>Emmen</strong> (Dr.) . ARC-Rapporten 2002-152, Groningen. Sanden, W.A.B. van der, 1995.<br />

Veenvondsten in Drenthe. In: N ieuwe D rentse V olks a lmanak 1995, pp. 79-83.<br />

Sanden, W.A.B. van der, 1997. Veenvondsten in Drent he (2): over potten, herten en<br />

wielen. In: N ieuwe D rentse V olks almanak 1997, pp. 117-121.<br />

Sanden, W.A.B. van der, 1998. Veenvondsten in Drent he (3): van maalstenen, wolkluwens,<br />

bronzen potten en veenlijken. In: N ie uwe D rentse V olks a lmana 1998, k pp.<br />

103-106.<br />

Spek, T., 2004. H et D rentse esdorpenlandsc hap: E en historisch-geogr afis che studie.<br />

Stichting Matrijs, Utrecht.<br />

Stichting voor Bodemkartering, 1975. B od emkaart van N ederland 1:500 00 . B lad 18 en 23<br />

T e r A pel/N ieuw -S c hoonebeek. StiBoKa, Wageningen.<br />

63


Stichting voor Bodemkartering, 1978. G eomorfologisc he K aart van N ederland 1:50000.<br />

B lad 17 en 18 B eile n/R oswinkel . StiBoKa, Wageningen.<br />

Visscher, Dr. J., 1940. <strong>Emmen</strong> en Zuidoost Drenthe . Utrecht.<br />

Wit, M.J.M. de & S.J. Tuinstra, 2003. Een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) door<br />

middel van proefsleuven op terrein Klokkenslag mmen te E (Dr.).<br />

ARC-Rapporten 2003-49, Groningen.<br />

Wit, M.J.M. de, 2000. Romeinse bewoning in het tracé van de verlegde slandweg Frie te<br />

<strong>Emmen</strong>, provincie Drenthe . ARC-Publicaties 2000-29, Groningen.<br />

Zadoks-Josephus Jitta, A.N., 1956. De Romeinse munt schat van Bargercompascuum. In:<br />

N ieuwe D rentse V olks almanak 1956, pp. 214-217.<br />

Zeist, W. van, 1956. Palynologisch onderzoek van kele en Drentse veenlijken. In: N ie uwe<br />

D rentse V olks alm anak 1956, pp. 199-209.<br />

Zeist, W. van, 1957. Twee Neolithische veenvondsten te Nieuw-Dordrecht. In: Nieuwe<br />

Drentse Volksalmanak 1957, pp. 12-15.<br />

Websites<br />

www.home.planet/~post9673/nieuw-amsterdam<br />

www.historischemmen.nl<br />

Kaarten<br />

De gebruikte kaarten zijn te vinden in het Rijksarc hief Drenthe, merendeels in<br />

de verzameling genaamd Topografische Atlas. Het num mer is het inventarisnummer<br />

van de kaart.<br />

191, Noord- en Zuidbarge, 1 : 20.000, circa 1870.<br />

122, Emmer Compascuüm, 1 : 50.000, circa 1880.<br />

350, Weerdinger Erfscheidenveen, 1 : 50.000, 1880.<br />

349, Emmer Erfscheidenveen, 1 : 10.000, circa 1880.<br />

348, Noord- en Zuidbargervenen, 1 : 20.000, 1880.<br />

123, Kaart van tram- en straatwegen in de gemeente <strong>Emmen</strong>, 1 : 50.000, 1903.<br />

201, Weerdinge, 1 : 10.000, 1905.<br />

195, Roswinkelerveen, 1 : 5.000, 1905.<br />

155, Barger Erfscheidenveen, 1 : 5.000, 1908.<br />

176, Emmer Compascuüm, 1 : 5.000, 1908.<br />

330, Wandelkaart van <strong>Emmen</strong> en Omgeving, 1 : 10.000 1930.<br />

341, <strong>Emmen</strong> met naaste omgeving, 1 : 7.500, 1935.<br />

347, Kaart gemeente <strong>Emmen</strong>, 1 : 25.000, 1940.<br />

120, kaart van de gemeente <strong>Emmen</strong>, 1 : 50.000, 1862.<br />

192, Noord- en Zuidbarge, 1 : 20.000, 1867.<br />

K344, Roswinkel, 1777.<br />

K838, Roswinkel, circa 1 : 3750, 1792.<br />

K839, Roswinkel, circa 1 : 8050, 1795.<br />

K311, Roswinkel, 1755.<br />

64


Overige werken<br />

Hottinger-atlas van Noord- en Oost-Nederland 177 3-1794. (Groningen 2003)<br />

Geschiedenis van <strong>Emmen</strong> en Zuidoost-Drenthe. (Emm en, 1989)<br />

Grote historische atlas van Nederland, deel 2 Noor d Nederland 1851-1855.<br />

(Groningen 1990)<br />

Historische atlas Drenthe. Chromotopografische kaa rt des rijks 1 : 25.000.<br />

(Den Ilp, 1990)<br />

Historische bijdragen uit het Zuidenveld. (z.p., 1995)<br />

Geïllustreerde plaatsbeschrijving <strong>Gemeente</strong> <strong>Emmen</strong>. (<strong>Emmen</strong> 1923, herdr.<br />

1980)<br />

Geïllustreerde wandelgids voor <strong>Emmen</strong> en omstreken. Met wandelkaart.<br />

(<strong>Emmen</strong>, 1914)<br />

Fotoatlas Drenthe (Den Ilp, z.j.)<br />

<strong>Emmen</strong> in het perspectief van de es (<strong>Emmen</strong> 2005)<br />

Wandelkaart van <strong>Emmen</strong> en omgeving . Samengesteld met medewerking van de<br />

Vereeniging ter bevordering van het vreemdelingenve rkeer te <strong>Emmen</strong>. (<strong>Emmen</strong>,<br />

1930)<br />

65


estemmingsplan Zwartemeer<br />

Bijlage 4 Groenstructuur Zwartemeer<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 157


estemmingsplan Zwartemeer<br />

158 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

Bijlage 5 Akoestisch onderzoek Zwartemeer<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 161


estemmingsplan Zwartemeer<br />

162 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


Opdrachtgever:<br />

<strong>Gemeente</strong> <strong>Emmen</strong><br />

Afdeling FRO<br />

Postbus 30.001<br />

7800 RA <strong>Emmen</strong><br />

t: 0591 685555<br />

f: 0591 685599<br />

e: gemeente@emmen.nl<br />

Contactpersoon : mevr. I. Weis<br />

Uitgevoerd door:<br />

Ingenieursbureau Spreen<br />

Langakkers 28<br />

9469 RA Schipborg<br />

t: 050 4090290<br />

f: 050 4090235<br />

e: info@bureauspreen.nl<br />

Contactpersoon : Ing. W. Spreen<br />

Rapport: 20100343<br />

Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai<br />

bestemmingsplan “Zwartemeer” in de gemeente<br />

<strong>Emmen</strong><br />

Datum: 26 oktober 2010


INHOUDSOPGAVE<br />

1 INLEIDING .............................................................................................................................3<br />

2 GEHANTEERDE UITGANGSPUNTEN...................................................................................3<br />

2.1 Bouwmogelijkheden ...............................................................................................................3<br />

2.2 Rekenmodel...........................................................................................................................3<br />

2.3 Toegepaste aftrek conform art. 110g Wgh..............................................................................3<br />

2.4 Verkeersgegevens .................................................................................................................4<br />

3 GELUIDSBELASTING............................................................................................................4<br />

4 RESUMÉ................................................................................................................................5<br />

Figuren:<br />

1. bestemmingsplan Zwartemeer<br />

2. gehanteerde rijsnelheden<br />

3. gehanteerde wegdektypes<br />

4. wegen<br />

5. geluidscontouren inclusief aftrek art. 110g Wgh<br />

Bijlagen:<br />

1. wegen<br />

2


1 INLEIDING<br />

De gemeente <strong>Emmen</strong> is voornemens het bestemmingsplan “Zwartemeer” te actualiseren. Naar<br />

aanleiding van deze actualisatie is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd.<br />

Het bestemmingsplan is conserverend van aard en er zijn binnen het bestemmingsplan geen<br />

wijzigingsgebieden aangewezen. Daar er geen sprake is van ‘nieuwe situaties’ hoeft de<br />

geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeerslawaai niet te worden getoetst aan de Wet<br />

geluidhinder.<br />

De gemeente heeft aangegeven wel inzage te wensen in de geluidsbelasting ten gevolge van de<br />

relevante wegen binnen het bestemmingsplan voor het jaar 10 jaar na vaststelling van het<br />

bestemmingsplan (2020). Dit geldt tevens voor de 30 km/h wegen met een relatief hoge<br />

verkeersintensiteit.<br />

2 GEHANTEERDE UITGANGSPUNTEN<br />

2.1 Bouwmogelijkheden<br />

Dit onderzoek is gebaseerd op de door de gemeente <strong>Emmen</strong> aangegeven grenzen van het<br />

bestemmingsplan (zie figuur 1). Zoals in de inleiding is aangegeven zijn er geen locaties aangewezen<br />

met bouwmogelijkheden.<br />

2.2 Rekenmodel<br />

Voor het berekenen van de geluidsbelasting is gebruik gemaakt van het rekenprogramma Geomilieu<br />

V1.62 van DGMR. De wegvakken zijn als harde bodemgebieden in het rekenmodel ingevoerd. Voor<br />

de overige gebieden is een bodemfactor van 0,8 gehanteerd, hetgeen betekent dat 80% als zacht en<br />

20% als akoestisch hard wordt verondersteld.<br />

De geluidsbelasting is berekend op een hoogte van 5,0 meter boven maaiveld.<br />

2.3 Toegepaste aftrek conform art. 110g Wgh<br />

De geluidsbelasting ten gevolge van een weg wordt bepaald conform het Reken- en meetvoorschrift<br />

geluidhinder 2006.<br />

Bij het toetsen van de berekende geluidsbelasting mag conform artikel 110g van de Wet geluidhinder<br />

een aftrek worden toegepast vanwege het in de toekomst stiller worden van het verkeer. De toe te<br />

passen aftrek is weergegeven in artikel 3.6 van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 en<br />

bedraagt:<br />

a. 2 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70<br />

km/uur of meer bedraagt;<br />

b. 5 dB voor de overige wegen;<br />

c. 0 dB bij toepassing van artikel 3.2 van het Bouwbesluit 2003 en bij toepassing van de<br />

artikelen 111, tweede en derde lid, 111a, 112 en 113 van de Wet.<br />

In dit onderzoek is conform bovenstaande voor de wegen met een wettelijke rijsnelheid van 70 km/h of<br />

meer een aftrek van 2 dB gehanteerd. Voor de wegen met een wettelijke rijsnelheid van minder dan<br />

70 km/h is een aftrek van 5 dB gehanteerd. Deze aftrek is in de berekeningen verdisconteerd in de<br />

vorm van een groepsreductie.<br />

3


2.4 Verkeersgegevens<br />

De verkeersgegevens van de A37 zijn aangeleverd door Rijkswaterstaat. Deze gegevens zijn<br />

weergegeven in tabel 2.1.<br />

Tabel 2.1: gehanteerde verkeersgegevens A37 peiljaar 2020<br />

wegvak Weekdag<br />

intensiteit<br />

mvt/etmaal<br />

A37<br />

Zwartemeer- Duitse grens 14.260<br />

periode Uurintensiteit Voertuigverdeling<br />

(%)<br />

(%)<br />

lv mv zv<br />

dag 6,3 73,3 6,4 20,3<br />

avond 3,4 65,6 3,7 30,7<br />

nacht 1,4 59,0 5,8 35,2<br />

De wettelijke rijsnelheid op de A37 bedraagt 120 km/h voor de lichte motorvoertuigen en 80 km/h voor<br />

vrachtverkeer. In het rekenmodel is conform de systematiek van Rijkswaterstaat gerekend met een<br />

rijsnelheid van 115 km/h voor de lichte motorvoertuigen en 90 km/h voor het vrachtverkeer.<br />

De gemeente heeft de verkeersgegevens van de overige relevante wegen aangeleverd. Deze<br />

gegevens zijn weergegeven in tabel 2.2.<br />

Tabel 2.2: gehanteerde verkeersgegevens overige wegen peiljaar 2020<br />

wegvak weekdag uurintensiteit (%) voertuig-<br />

intensiteit<br />

verdeling (%)<br />

mvt/etmaal dag avond nacht lv mv zv<br />

Zuidervaart OZ<br />

Eemslandweg<br />

6.050 6,4 3,3 1,3 91,8 4,1 4,1<br />

Boertienstraat – Klemstrook<br />

6.050 6,6 3,8 0,8 91,2 4,4 4,4<br />

Klemstrook – Duitse grens<br />

Verlengde Van Echtenskanaal NZ<br />

1.936 6,6 3,8 0,8 91,2 4,4 4,4<br />

Zuidervaart OZ – Kamerlingswijk WZ 3.146 6,6 3,8 0,8 91,2 4,4 4,4<br />

Klemstrook 3.025 6,6 3,8 0,8 91,2 4,4 4,4<br />

Kamerlingswijk WZ / Hogeweg 1.936 6,6 3,8 0,8 91,2 4,4 4,4<br />

De wettelijke rijsnelheden en wegdektypes van de wegen zijn weergegeven in bijlage 1. In figuur 2 en<br />

3 zijn deze tevens grafisch weergegeven.<br />

3 GELUIDSBELASTING<br />

Met het akoestisch rekenmodel zijn de geluidscontouren (poldercontouren) berekend.<br />

De geluidscontouren inclusief aftrek artikel 110g van de Wet geluidhinder zijn voor het jaar 2020<br />

weergegeven in figuur 5.<br />

Daar er geen sprake is van ‘nieuwe situaties’ hoeven er geen hogere waarden te worden<br />

aangevraagd.<br />

4


4 RESUMÉ<br />

De gemeente <strong>Emmen</strong> is voornemens het bestemmingsplan “Zwartemeer” te actualiseren. Naar<br />

aanleiding van deze actualisatie is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd.<br />

Het bestemmingsplan is conserverend van aard en er zijn binnen het bestemmingsplan geen<br />

wijzigingsgebieden aangewezen. Daar er geen sprake is van ‘nieuwe situaties’ hoeft de<br />

geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeerslawaai niet te worden getoetst aan de Wet<br />

geluidhinder.<br />

De gemeente heeft aangegeven wel inzage te wensen in de geluidsbelasting ten gevolge van de<br />

relevante wegen binnen het bestemmingsplan voor het jaar 10 jaar na vaststelling van het<br />

bestemmingsplan (2020). Dit geldt tevens voor de 30 km/h wegen met een relatief hoge<br />

verkeersintensiteit.<br />

Met het akoestisch rekenmodel zijn de geluidscontouren (poldercontouren) berekend. In dit onderzoek<br />

zijn de geluidscontouren inclusief aftrek artikel 110g van de Wet geluidhinder weergegeven voor het<br />

jaar 2020.<br />

Daar er geen sprake is van ‘nieuwe situaties’ hoeven er geen hogere waarden te worden<br />

aangevraagd.<br />

Ingenieursbureau Spreen<br />

W. Spreen<br />

5


FIGUREN


Ingenieursbureau Spreen Figuur 1<br />

528000<br />

527750<br />

527500<br />

527250<br />

527000<br />

526750<br />

526500<br />

526250<br />

526000<br />

525750<br />

525500<br />

525250<br />

Grenzen bestemmingsplan<br />

Grenzen bestemmingsplan<br />

0 m 500 m<br />

schaal = 1 : 12500<br />

265750 266000 266250 266500 266750 267000 267250 267500 267750 268000<br />

Wegverkeerslawaai - RMW-2006, [Zwartemeer - Grenzen bestemmingsplan] , Geomilieu V1.62


528100<br />

528000<br />

527900<br />

527800<br />

527700<br />

527600<br />

527500<br />

527400<br />

266600 266700 266800 266900 267000 267100 267200 267300 267400 267500 267600 267700 267800<br />

Wegverkeerslawaai - RMW-2006, [Zwartemeer - Basismodel] , Geomilieu V1.62<br />

Ho = 5,0 m<br />

53<br />

53<br />

58<br />

Bodemgebied<br />

Hoogtelijn<br />

Scherm<br />

Weg<br />

periode: Lden<br />

groep: RW37<br />

Inclusief groepsreducties<br />

48 - 53 dB<br />

53 - 58 dB<br />

58 - 63 dB<br />

63 - 99 dB<br />

0 m 200 m<br />

schaal = 1 : 5000<br />

53<br />

G eluidscontouren A37 (inclusief aftrek art. 110g W gh)<br />

Ingenieursbureau Spreen Figuur 5 - 1/8


H o = 5,0 m<br />

W e gve rke e rs la w a a i - R M W -2 0 0 6 , [Z w a rte m e e r - B a s is m o de l] , G e o m ilie u V 1 .6 2<br />

2 6 6 1 0 0 2 6 6 2 0 0 2 6 6 3 0 0 2 6 6 4 0 0 2 6 6 5 0 0 2 6 6 6 0 0 2 6 6 7 0 0 2 6 6 8 0 0 2 6 6 9 0 0 2 6 7 0 0 0 2 6 7 1 0 0 2 6 7 2 0 0 2 6 7 3 0 0<br />

5 2 7 3 0 0<br />

5 2 7 4 0 0<br />

5 2 7 5 0 0<br />

5 8<br />

5 3<br />

5 2 7 6 0 0<br />

G<br />

6 3<br />

5 2 7 7 0 0<br />

5 8<br />

e<br />

5 3<br />

5 2 7 8 0 0<br />

s cha a l = 1 : 5 0 0 0<br />

l<br />

u<br />

0 m 2 0 0 m<br />

5 2 7 9 0 0<br />

i<br />

6 3 - 9 9 dB<br />

d<br />

5 8 - 6 3 dB<br />

5 3 - 5 8 dB<br />

5 2 8 0 0 0<br />

4 8 - 5 3 dB<br />

s<br />

Inclus ie f gro e psre ductie s<br />

pe rio de : L de n<br />

gro e p: Z uide rva a rt O Z<br />

c<br />

5 2 8 1 0 0<br />

B o de m ge bie d<br />

H o o gte lijn<br />

S che rm<br />

W e g<br />

o<br />

I<br />

n


528000<br />

527900<br />

527800<br />

527700<br />

527600<br />

527500<br />

527400<br />

527300<br />

527200<br />

Ho = 5,0 m<br />

53<br />

63<br />

58<br />

53<br />

58<br />

63<br />

53<br />

58<br />

63<br />

53<br />

53<br />

58 58<br />

265800 265900 266000 266100 266200 266300 266400 266500 266600 266700 266800 266900 267000<br />

Wegverkeerslawaai - RMW-2006, [Zwartemeer - Basismodel] , Geomilieu V1.62<br />

63<br />

58<br />

53<br />

Bodemgebied<br />

Hoogtelijn<br />

Scherm<br />

Weg<br />

periode: Lden<br />

groep: Eemslandweg<br />

Inclusief groepsreducties<br />

48 - 53 dB<br />

53 - 58 dB<br />

58 - 63 dB<br />

63 - 99 dB<br />

0 m 200 m<br />

schaal = 1 : 5000<br />

53<br />

G eluidscontouren Eem slandw eg (inclusief aftrek art. 110g W gh)<br />

Ingenieursbureau Spreen Figuur 5 - 3/8


528000<br />

527900<br />

527800<br />

527700<br />

527600<br />

527500<br />

527400<br />

527300<br />

527200<br />

58<br />

Ho = 5,0 m<br />

58<br />

53<br />

58<br />

53 53<br />

58<br />

266700 266800 266900 267000 267100 267200 267300 267400 267500 267600 267700 267800 267900<br />

Wegverkeerslawaai - RMW-2006, [Zwartemeer - Basismodel] , Geomilieu V1.62<br />

58<br />

53<br />

58<br />

53<br />

58<br />

Bodemgebied<br />

Hoogtelijn<br />

Scherm<br />

Weg<br />

periode: Lden<br />

groep: Eemslandweg<br />

Inclusief groepsreducties<br />

48 - 53 dB<br />

53 - 58 dB<br />

58 - 63 dB<br />

63 - 99 dB<br />

0 m 200 m<br />

schaal = 1 : 5000<br />

53<br />

G eluidscontouren Eem slandw eg (inclusief aftrek art. 110g W gh)<br />

Ingenieursbureau Spreen Figuur 5 - 4/8


528000<br />

527900<br />

527800<br />

527700<br />

527600<br />

527500<br />

527400<br />

527300<br />

527200<br />

Ho = 5,0 m<br />

53<br />

58<br />

53<br />

53<br />

58 58<br />

Bodemgebied<br />

Hoogtelijn<br />

Scherm<br />

Weg<br />

periode: Lden<br />

groep: Verlengde Van Echtenskanaal<br />

Inclusief groepsreducties<br />

266300 266400 266500 266600 266700 266800 266900 267000 267100 267200 267300 267400 267500<br />

Wegverkeerslawaai - RMW-2006, [Zwartemeer - Basismodel] , Geomilieu V1.62<br />

48 - 53 dB<br />

53 - 58 dB<br />

58 - 63 dB<br />

63 - 99 dB<br />

0 m 200 m<br />

schaal = 1 : 5000<br />

G eluidscontouren V erlengde van Echtenskanaal (inclusief aftrek art. 110g W gh)<br />

Ingenieursbureau Spreen Figuur 5 - 5/8


527900<br />

527800<br />

527700<br />

527600<br />

527500<br />

527400<br />

527300<br />

527200<br />

527100<br />

Ho = 5,0 m<br />

53<br />

266100 266200 266300 266400 266500 266600 266700 266800 266900 267000 267100 267200 267300<br />

Wegverkeerslawaai - RMW-2006, [Zwartemeer - Basismodel] , Geomilieu V1.62<br />

58<br />

Bodemgebied<br />

Hoogtelijn<br />

Scherm<br />

Weg<br />

periode: Lden<br />

groep: Klemstrook<br />

Inclusief groepsreducties<br />

48 - 53 dB<br />

53 - 58 dB<br />

58 - 63 dB<br />

63 - 99 dB<br />

0 m 200 m<br />

schaal = 1 : 5000<br />

G eluidscontouren Klem strook (inclusief aftrek art. 110g W gh)<br />

Ingenieursbureau Spreen Figuur 5 - 6/8


Ingenieursbureau Spreen Figuur 5 - 7/8<br />

527400<br />

527300<br />

527200<br />

527100<br />

527000<br />

526900<br />

526800<br />

526700<br />

526600<br />

526500<br />

526400<br />

526300<br />

58<br />

58<br />

58<br />

58<br />

53<br />

53<br />

58<br />

53<br />

53<br />

Geluidscontouren Kamerlingswijk WZ (inclusief aftrek art. 110g Wgh)<br />

58<br />

266800 266900 267000 267100<br />

Wegverkeerslawaai - RMW-2006, [Zwartemeer - Basismodel] , Geomilieu V1.62<br />

267200 267300 267400 267500 267600<br />

Ho = 5,0 m<br />

53<br />

Bodemgebied<br />

Hoogtelijn<br />

Scherm<br />

Weg<br />

periode: Lden<br />

groep: Kamerlingswijk<br />

Inclusief groepsreducties<br />

48 - 53 dB<br />

53 - 58 dB<br />

58 - 63 dB<br />

63 - 99 dB<br />

0 m 200 m<br />

schaal = 1 : 5000


Ingenieursbureau Spreen Figuur 5 - 8/8<br />

526300<br />

526200<br />

526100<br />

526000<br />

525900<br />

525800<br />

525700<br />

525600<br />

525500<br />

525400<br />

525300<br />

525200<br />

Ho = 5,0 m<br />

53<br />

58<br />

53<br />

58<br />

58<br />

58<br />

53<br />

58<br />

53<br />

58<br />

53<br />

53<br />

53<br />

Geluidscontouren Kamerlingswijk WZ (inclusief aftrek art. 110g Wgh)<br />

Bodemgebied<br />

Hoogtelijn<br />

266800 266900 267000 267100 267200 267300 267400 267500 267600<br />

Wegverkeerslawaai - RMW-2006, [Zwartemeer - Basismodel] , Geomilieu V1.62<br />

Scherm<br />

Weg<br />

periode: Lden<br />

groep: Kamerlingswijk<br />

Inclusief groepsreducties<br />

48 - 53 dB<br />

53 - 58 dB<br />

58 - 63 dB<br />

63 - 99 dB<br />

0 m 200 m<br />

schaal = 1 : 5000


BIJLAGEN


Ingenieursbureau Spreen<br />

Model: Basismodel<br />

Groep: (hoofdgroep)<br />

Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2006<br />

Bijlage 1 - 1/3<br />

Naam Omschr. ISO H Hbron Wegdek V(LV)<br />

01 RW37 Zwartemeer - Duitsland 0,00 0,75 1L ZOAB 115<br />

02 RW37 Duitsland - Zwartemeer 0,00 0,75 1L ZOAB 115<br />

03 Zuidervaart N379 O.Z. 0,00 0,75 referentiewegdek 80<br />

04 Zuidervaart N379 O.Z. 0,00 0,75 referentiewegdek 50<br />

05 Eemslandweg 0,00 0,75 referentiewegdek 50<br />

06 Eemslandweg Klemstrook-Kamerlingswijk 0,00 0,75 elementenverharding in keperverband (30km/h) 30<br />

07 Eemslandweg 0,00 0,75 referentiewegdek 50<br />

08 Eemslandweg 0,00 0,75 referentiewegdek 80<br />

09 Verlengde Van Echtenskanaal 0,00 0,75 referentiewegdek 50<br />

10 Klemstrook 0,00 0,75 elementenverharding in keperverband (30km/h) 30<br />

11 Kamerlingswijk 0,00 0,75 referentiewegdek 50<br />

11 Kamerlingswijk 0,00 0,75 elementenverharding in keperverband 50<br />

12 Kamerlingswijk 0,00 0,75 referentiewegdek 50<br />

Geomilieu V1.62<br />

2-11-2010 16:13:40


Ingenieursbureau Spreen<br />

Model: Basismodel<br />

Groep: (hoofdgroep)<br />

Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2006<br />

Bijlage 1 - 2/3<br />

Naam V(MV) V(ZV) Totaal aantal %Int.(D) %Int.(A) %Int.(N) %LV(D) %LV(A) %LV(N) %MV(D) %MV(A) %MV(N) %ZV(D)<br />

01 90 90 7130,00 6,30 3,40 1,40 73,40 6,40 20,30 65,60 3,70 30,70 59,00<br />

02 90 90 7130,00 6,30 3,40 1,40 73,40 6,40 20,30 65,60 3,70 30,70 59,00<br />

03 80 80 6050,00 6,40 3,30 1,30 92,80 92,80 92,80 4,10 4,10 4,10 4,10<br />

04 50 50 6050,00 6,40 3,30 1,30 92,80 92,80 92,80 4,10 4,10 4,10 4,10<br />

05 50 50 6050,00 6,60 3,80 0,80 91,20 91,20 91,20 4,40 4,40 4,40 4,40<br />

06 30 30 1936,00 6,60 3,80 0,80 91,20 91,20 91,20 4,40 4,40 4,40 4,40<br />

07 50 50 1936,00 6,60 3,80 0,80 91,20 91,20 91,20 4,40 4,40 4,40 4,40<br />

08 80 80 1936,00 6,60 3,80 0,80 91,20 91,20 91,20 4,40 4,40 4,40 4,40<br />

09 50 50 3146,00 6,60 3,80 0,80 91,20 91,20 91,20 4,40 4,40 4,40 4,40<br />

10 30 30 3025,00 6,60 3,80 0,80 91,20 91,20 91,20 4,40 4,40 4,40 4,40<br />

11 50 50 1936,00 6,60 3,80 0,80 91,20 91,20 91,20 4,40 4,40 4,40 4,40<br />

11 50 50 1936,00 6,60 3,80 0,80 91,20 91,20 91,20 4,40 4,40 4,40 4,40<br />

12 50 50 1936,00 6,60 3,80 0,80 91,20 91,20 91,20 4,40 4,40 4,40 4,40<br />

Geomilieu V1.62<br />

2-11-2010 16:13:40


Ingenieursbureau Spreen<br />

Model: Basismodel<br />

Groep: (hoofdgroep)<br />

Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2006<br />

Naam %ZV(A) %ZV(N)<br />

01 5,80 35,20<br />

02 5,80 35,20<br />

03 4,10 4,10<br />

04 4,10 4,10<br />

05 4,40 4,40<br />

06 4,40 4,40<br />

07 4,40 4,40<br />

08 4,40 4,40<br />

09 4,40 4,40<br />

10 4,40 4,40<br />

11 4,40 4,40<br />

11 4,40 4,40<br />

12 4,40 4,40<br />

Geomilieu V1.62<br />

Bijlage 1 - 3/3<br />

2-11-2010 16:13:40


Bijlage 6 Tankenlijst<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 185


estemmingsplan Zwartemeer<br />

186 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


n k l i j s t Z w a r t e m e e r<br />

a<br />

N a a m A d r e s<br />

m e r<br />

u m m e r i e k<br />

Y<br />

a a t<br />

d<br />

8 O . L . S .<br />

B l o k k e n 2 2<br />

l o k k e n<br />

2 2 6 6 6 5 3 , 1 6 5 2 7 2 4<br />

o t d h u i s b r 1 0 . 0<br />

8<br />

. E m m e r C e n t r a a l W o n i n<br />

H u i z e n 2 0<br />

u i z e n<br />

0 2 6 6 9 3 3 , 1 9 5 2 7 1 7<br />

r e k h u i s b r 4 . 0<br />

0 1<br />

t<br />

s l a n d w e g 2 6<br />

s l a n d w e g<br />

6 2 6 6 1 2 3 , 5 7 5 2 7 3 9<br />

r e k d i e s e l 2 . 0 1 9 5 0<br />

m<br />

s l a n d w e g 2 6<br />

s l a n d w e g<br />

6 2 6 6 1 2 3 , 5 7 5 2 7 3 9<br />

0 3<br />

m<br />

s l a n d w e g 2 6<br />

s l a n d w e g<br />

6 2 6 6 1 2 3 , 5 7 5 2 7 3 9<br />

o t p d i e s e l 5 . 0 1 9 7 6<br />

m<br />

s l a n d w e g 2 8<br />

s l a n d w e g<br />

8 2 6 6 1 7 9 , 6 8 5 2 7 3 9<br />

o t p l o o d v r 6 . 0 1 9 6 5<br />

m<br />

s l a n d w e g 2 8<br />

s l a n d w e g<br />

8 2 6 6 1 7 9 , 6 8 5 2 7 3 9<br />

o t p l o o d v r 6 . 0 1 9 6 5<br />

m<br />

s l a n d w e g 2 8<br />

s l a n d w e g<br />

8 2 6 6 1 7 9 , 6 8 5 2 7 3 9<br />

o t p s u p e r 6 . 0 1 9 6 5<br />

m<br />

s l a n d w e g 2 8<br />

s l a n d w e g<br />

8 2 6 6 1 7 9 , 6 8 5 2 7 3 9<br />

o t p s u p e r 6 . 0 1 9 6 5<br />

m<br />

s l a n d w e g 2 8<br />

s l a n d w e g<br />

8 2 6 6 1 7 9 , 6 8 5 2 7 3 9<br />

o t p d i e s e l 6 . 0 1 9 6 5<br />

m<br />

s l a n d w e g 2 8<br />

s l a n d w e g<br />

8 2 6 6 1 7 9 , 6 8 5 2 7 3 9<br />

9 7 9 o g 5 5<br />

m<br />

s l a n d w e g 2 8<br />

s l a n d w e g<br />

8 2 6 6 1 7 9 , 6 8 5 2 7 3 9<br />

9 8 5 o g 5 5<br />

m<br />

s l a n d w e g 2 8<br />

s l a n d w e g<br />

8 2 6 6 1 7 9 , 6 8 5 2 7 3 9<br />

9 8 5 o g 5 5<br />

m<br />

s l a n d w e g 2 8<br />

s l a n d w e g<br />

8 2 6 6 1 7 9 , 6 8 5 2 7 3 9<br />

9 8 5 o g 5 5<br />

m<br />

s l a n d w e g 2 8<br />

s l a n d w e g<br />

8 2 6 6 1 7 9 , 6 8 5 2 7 3 9<br />

9 8 5 o g 5 5<br />

m<br />

s l a n d w e g 2 8<br />

s l a n d w e g<br />

8 2 6 6 1 7 9 , 6 8 5 2 7 3 9<br />

5 5 1 1<br />

m<br />

s l a n d w e g 2 8<br />

s l a n d w e g<br />

8 2 6 6 1 7 9 , 6 8 5 2 7 3 9<br />

9 8 4 o g 5 5<br />

m<br />

b b e r s J . B .<br />

m s l a n d w e g 3 5<br />

s l a n d w e g<br />

5 2 6 6 3 1 0 , 7 5 5 2 7 3 9<br />

A T h u i s b r 4 . 0<br />

0 1<br />

u<br />

s l a n d w e g 4 5<br />

s l a n d w e g<br />

5 2 6 6 4 5 3 , 4 4 5 2 7 3 9<br />

z t d i e s e l 6 . 0<br />

0 1<br />

m<br />

s l a n d w e g 4 5<br />

s l a n d w e g<br />

5 2 6 6 4 5 3 , 4 4 5 2 7 3 9<br />

m<br />

s l a n d w e g 4 5<br />

s l a n d w e g<br />

5 2 6 6 4 5 3 , 4 4 5 2 7 3 9<br />

m<br />

s l a n d w e g 4 5<br />

s l a n d w e g<br />

5 2 6 6 4 5 3 , 4 4 5 2 7 3 9<br />

m<br />

s l a n d w e g 4 8<br />

s l a n d w e g<br />

8 2 6 6 5 3 9 , 3 5 5 2 7 3 8<br />

z t l o o d v r 6 . 0<br />

0 1<br />

m<br />

s l a n d w e g 6 3<br />

s l a n d w e g<br />

3 2 6 6 7 7 2 , 7 9 5 2 7 3<br />

o t d s u p e r 6 . 0 1 9 7 6<br />

m<br />

s l a n d w e g 6 3<br />

s l a n d w e g<br />

3 2 6 6 7 7 2 , 7 9 5 2 7 3<br />

o t d l o o d v r 4 . 0 1 9 7 6<br />

m<br />

s l a n d w e g 7 9<br />

s l a n d w e g<br />

9 o t k d i e s e l 3 . 0<br />

0 1<br />

m<br />

s l a n d w e g 8 8<br />

s l a n d w e g<br />

8 2 6 7 1 2 9 , 3 8 5 2 7 3 5<br />

o t p h u i s b r 6 . 0<br />

0 1<br />

m<br />

b o E m m e n b . v .<br />

m s l a n d w e g 1 0 1<br />

s l a n d w e g<br />

0 1 2 6 7 4 0 0 , 1 7 5 2 7 2<br />

A T h u i s b r 1 . 0<br />

0 1<br />

u<br />

b o E m m e n b . v .<br />

m s l a n d w e g 1 0 1<br />

s l a n d w e g<br />

0 1 2 6 7 4 0 0 , 1 7 5 2 7 2<br />

A T h u i s b r 2 0 . 0<br />

0 2<br />

u<br />

s l a n d w e g 1 1 6<br />

s l a n d w e g<br />

1 6 2 6 7 5 6 2 , 8 5 5 2 7 3 3<br />

0 1<br />

m<br />

s l a n d w e g 1 2 5<br />

s l a n d w e g<br />

2 5 2 6 7 6 9 5 , 1 7 5 2 7 3 2<br />

o t d s u p e r 1 2 . 0<br />

m<br />

s l a n d w e g 1 2 5<br />

s l a n d w e g<br />

2 5 2 6 7 6 9 5 , 1 7 5 2 7 3 2<br />

o t d l o o d v r 1 2 . 0<br />

m<br />

s l a n d w e g 1 2 5<br />

s l a n d w e g<br />

2 5 2 6 7 6 9 5 , 1 7 5 2 7 3 2<br />

o t d l o o d v r 1 2 . 0<br />

m<br />

s l a n d w e g 1 2 5<br />

s l a n d w e g<br />

2 5 2 6 7 6 9 5 , 1 7 5 2 7 3 2<br />

o t d d i e s e l 1 2 . 0<br />

m<br />

s l a n d w e g 1 2 5<br />

s l a n d w e g<br />

2 5 2 6 7 6 9 5 , 1 7 5 2 7 3 2<br />

o t d<br />

m<br />

e l m a n n J . J . G .<br />

m e r l i n g s w i j k O . Z . 1 6<br />

e r l i n g s w i j k O Z<br />

6 2 6 7 1 9 1 , 5 8 5 2 6 8 5<br />

o t k h u i s b r ?<br />

0 1<br />

u<br />

a a t s b o s b e h e e r<br />

m e r l i n g s w i j k O . Z . 8 3<br />

e r l i n g s w i j k O Z<br />

3 o t k d i e s e l 6 . 0<br />

0 1<br />

t<br />

b e r m w . S . H .<br />

m e r l i n g s w i j k W . Z . 1 3 6<br />

e r l i n g s w i j k W Z<br />

3 6 2 6 7 0 3 7 , 6 3 5 2 5 2 9<br />

o t k h u i s b r 8 . 0<br />

0 1<br />

a<br />

e r l i n g s w i j k W . Z . 3 8<br />

e r l i n g s w i j k W Z<br />

8 2 6 7 1 0 4 , 6 6 5 2 6 8 2<br />

z t h u i s b r ?<br />

0 1<br />

m<br />

b k e s H . H .<br />

m e r l i n g s w i j k W . Z . 8 2<br />

e r l i n g s w i j k W Z<br />

2 2 6 7 0 5 9 , 2 5 5 2 6 2 4<br />

o t k h u i s b r 6 . 0 1 9 6 8<br />

u<br />

l e m a s t r a a t 1 4<br />

m a s t r a a t<br />

4 2 6 7 0 7 4 , 7 1 5 2 7 2 0<br />

z t p e t r o l ?<br />

0 1<br />

l<br />

r v o r m d e G e m e e n t e<br />

l l e m a s t r a a t 5<br />

m a s t r a a t 2 6 7 0 3 6 5 2 7 2 4<br />

A T h u i s b r 5 . 0<br />

0 1<br />

e<br />

d e r v a a r t O . Z . 5<br />

e r v a a r t O Z<br />

2 6 6 6 6 8 , 6 8 5 2 7 5 8<br />

z t d i e s e l ?<br />

0 1<br />

i


e l i c h t i n g<br />

0 0 g e v . m e t z a n d<br />

o<br />

6 0 g e v m z a n d<br />

v e r w i j d e r d<br />

2<br />

h t i n g<br />

o v e n g r o n d s<br />

n i e t v o l d o e n d e g e s a n e e r<br />

b<br />

v . m e t z a n d<br />

o n d e r g r o n d s<br />

i n g a f d o e n d e g e s a n e e r d<br />

e<br />

3 v e r v . g r . a f g e v .<br />

g e v u l d<br />

m<br />

9 6 ? A m v b h e r s t e l i n r i c h<br />

v o l d o e t a a n d e e i s e n<br />

9<br />

m v b v o l d o e t n i e t a a n B o o t<br />

m v b v a l t n i e t o n d e r B o o t<br />

m v b v e r w i j d e r d<br />

v b v a l t o n d e r B o o t<br />

e r w . 1 9 9 0<br />

m<br />

v b<br />

i s v e r w i j d e r d o n d e r t o e z i<br />

0 0 g e v . m e t z a n d<br />

m<br />

v b l p g ; 1 9 9 0 a a n g e p a s<br />

a n d<br />

b i n g e b r u i k<br />

i s b e h a n d e l d o n d e r t o e z<br />

e h . g e v . m . z a n d ; v e r m o e d<br />

e g g e l z e l f<br />

m<br />

0 g e v . m e t z a n d<br />

i s b e h a n d e l d b i j A c t i e T a<br />

i s b e h a n d e l d z o n d e r t o e<br />

e r w w u b b e n 1 1 - 1 2 - 9 7<br />

0<br />

r w C o h e n<br />

i s b e h a n d e l d v o o r e i g e n<br />

e v . m e t z a n d<br />

e<br />

e r w w u b b e n 1 9 - 9 - 9 6<br />

e r w w u b b e n 2 0 - 9 - 9 5<br />

n o p d r a c h t S u b a t , 1 9 9 6<br />

e r w w u b b e n 2 0 - 8 - 9 6<br />

n d 1 - 6 - 9 3<br />

i s v e r w i j d e r d o n d e r t o e z i<br />

a<br />

4 - 9 1 d o o r i s o t a n k<br />

i s v e r w i j d e r d o n d e r t o e z i<br />

n o p d r a c h t S u b a t , 1 9 9 6<br />

-<br />

4 - 9 1 d o o r i s o t a n k<br />

i s v e r w i j d e r d o n d e r t o e z i<br />

n o p d r a c h t S u b a t , 1 9 9 6<br />

-<br />

- 4 - 1 9 9 3 v e r w w u b b e n<br />

i s v e r w i j d e r d , h o e e n w a<br />

n o p d r a c h t S u b a t , 1 9 9 6<br />

3<br />

- 1 0 - 9 2<br />

h u i d i g e t o e s t a n d o n b e k e<br />

n o p d r a c h t S u b a t , 1 9 9 6<br />

2<br />

0 g e v . m e t z a n d<br />

b u i t e n g e b r u i k<br />

E E N T A N K A A N W E Z I G<br />

0<br />

0 0 0 g e v . m e t z a n d


Bijlage 7 Secundair bluswater<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 189


estemmingsplan Zwartemeer<br />

190 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

Bijlage 8 Raadsvoorstel en raadsbesluit<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 193


estemmingsplan Zwartemeer<br />

194 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 199


estemmingsplan Zwartemeer<br />

200 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


Regels<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 201


estemmingsplan Zwartemeer<br />

Hoofdstuk 1 Inleidende regels<br />

Artikel 1 Begrippen<br />

1.1 plan:<br />

het bestemmingsplan Zwartemeer van de gemeente <strong>Emmen</strong>;<br />

1.2 bestemmingsplan:<br />

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML- bestand<br />

NL.IMRO.0114.2009069-0701 met de bijbehorende regels en bijlage;<br />

1.3 aan huisgebonden kleinschalige beroep- of bedrijfsactiviteiten:<br />

het, met behoud van de woonfunctie, gebruik van een gedeelte van een woning of een daarbij behorend<br />

bijgebouw voor het verrichten van werkzaamheden van dienstverlenende en/of ambachtelijke aard met<br />

als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te betrekken of het zelfstandig en onder eigen naam<br />

uitoefenen van een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch,<br />

lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied door een<br />

daarvoor specifiek opgeleid persoon. De ruimtelijke uitwerking of uitstraling van het aan huisgebonden<br />

bedrijf of beroep moet met de woonfunctie in overeenstemming zijn.<br />

1.4 aanduiding:<br />

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels,<br />

regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;<br />

1.5 aanduidingsgrens:<br />

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;<br />

1.6 achtererf:<br />

gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het (hoofd)gebouw is gelegen;<br />

1.7 achtererfscheiding<br />

een van de weg afgekeerde zijde van een bouwperceel, met dien verstande, dat wanneer daarvoor<br />

volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen. Het bevoegd gezag bepaalt welke zijde<br />

als achtererfscheiding dient te worden aangemerkt;<br />

1.8 achtergevel:<br />

gevel aan de achterzijde van een (hoofd)gebouw;<br />

1.9 agrarisch bedrijf:<br />

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen<br />

en/of het houden van dieren;<br />

1.10 agrarisch bedrijf grondgebonden:<br />

agrarische bedrijvigheid (bedrijfsvoering), zoals akkerbouw, veeteelt en vollegrond tuinbouw die<br />

afhankelijk zijn van de groeikracht van de bodem waarop het bedrijf wordt uitgeoefend, uitgezonderd een<br />

boomkwekerij;<br />

1.11 agrarische gronden/ agrarisch grondgebruik:<br />

gronden welke gebruikt worden voor het voortbrengen van producten door middel van het telen van<br />

gewassen en/of het houden van dieren;<br />

202 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


1.12 ander(e) bouwwerk(en):<br />

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;<br />

1.13 andere werk(en):<br />

een werk, geen bouwwerk zijnde;<br />

1.14 antennedrager:<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;<br />

1.15 antenne-installatie:<br />

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een<br />

techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;<br />

1.16 archeologisch attentiegebied:<br />

een gebied waar zich in en of de bodem met het oog op de bewoningsgeschiedenis<br />

beschermingswaardige voorwerpen of sporen van vroegere samenlevingen kunnen bevinden;<br />

1.17 bebouwing:<br />

één of meer gebouwen en/ of bouwwerken geen gebouwen zijnde;<br />

1.18 bedrijf:<br />

een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt<br />

en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen<br />

ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid;<br />

1.19 bedrijfsgebouw:<br />

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;<br />

1.20 bedrijfswoning:<br />

een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) personen,<br />

wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;<br />

1.21 bedrijventerrein:<br />

een gebied waar diverse bedrijven zich kunnen vestigen;<br />

1.22 begane grond:<br />

de bouwlaag of verdiepingsvloer van een gebouw ter hoogte van het peil;<br />

1.23 beroeps- cq; bedrijfsvloeroppervlakte:<br />

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een<br />

aan-huis-gebonden beroep c;q; een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief<br />

opslag- en administratieruimten en dergelijke;<br />

1.24 bestaand:<br />

bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;<br />

1.25 bestaande bebouwing:<br />

bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan;<br />

1.26 bestemmingsgrens:<br />

de grens van een bestemmingsvlak;<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 203


1.27 bestemmingsvlak:<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;<br />

1.28 bijgebouw:<br />

een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het op het zelfde bouwperceel gelegen<br />

hoofdgebouw, zoals een aan- of uitbouw en aangebouwd en/of vrijstaand bijgebouw;<br />

1.29 bouwen:<br />

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een<br />

bouwwerk;<br />

1.30 bouwgrens:<br />

de grens van een bouwvlak;<br />

1.31 bouwlaag:<br />

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren<br />

en of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de<br />

onderbouw en zolder: voor de onderscheidenlijke bouwlagen geldt de volgende maximale bouwhoogte:<br />

1 bouwlaag, 5 meter;<br />

2 bouwlagen, 8 meter;<br />

3 bouwlagen, 12 meter;<br />

4 bouwlagen 15 meter;<br />

5 bouwlagen 18 meter;<br />

6 bouwlagen 21 meter;<br />

1.32 bouwperceel:<br />

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende<br />

bebouwing is toegelaten;<br />

1.33 bouwperceelgrens:<br />

een grens van een bouwperceel;<br />

1.34 bouwvlak:<br />

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop ingevolge de regels bepaalde<br />

gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;<br />

1.35 bouwwerk:<br />

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij<br />

indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;<br />

1.36 dagrecreatie:<br />

een verblijf buiten de eigen woning langer dan 2 uur voor recreatieve doeleinden doorgebracht zonder<br />

overnachting;<br />

1.37 dak<br />

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;<br />

1.38 dakopbouw:<br />

de bovenste bouwlaag van een hoofdgebouw waarbij de oppervlakte maximaal 20% van de<br />

basisoppervlak van het hoofdgebouw bedraagt;<br />

204 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


1.39 detailhandel:<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

het bedrijfsmatig te koop aanbieden of verhuren van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten<br />

verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik,<br />

verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;<br />

1.40 dienstverlenend beroep:<br />

beroep waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke<br />

diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, en<br />

naar omvang en de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering<br />

van een garagebedrijf;<br />

1.41 dienstverlening:<br />

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te<br />

woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafé;<br />

1.42 dierenpark (kinderboerderij):<br />

een publiek park waar dieren worden gehouden, verzorgd en bezichtigd met een recreatieve- en/of<br />

educatieve functie alsmede spelvoorzieningen aanwezig zijn;<br />

1.43 dierenweide:<br />

een weide/grasland waar dieren worden gehouden, al dan niet verzorgd en bezichtigd;<br />

1.44 eerste bouwlaag<br />

de bouwlaag die rechtstreeks ontsloten kan worden vanaf het aansluitend terrein;<br />

1.45 eerste verdieping<br />

tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;<br />

1.46 erf:<br />

het binnen de (woon)bestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel;<br />

1.47 erker:<br />

een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, waaronder ook een entreeportaal,<br />

bouwkundig bestaand uit een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling, waarbij<br />

het entreeportaal een meer besloten karakter mag hebben;<br />

1.48 garagebox/autobox:<br />

overdekte stalling voor een of meer auto's;<br />

1.49 gebouw:<br />

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden<br />

omsloten ruimte vormt;<br />

1.50 geluidswerende voorzieningen:<br />

geluidsreducerende constructie/ bouwwerk in de vorm van voorzieningen zoals geluidsschermen,<br />

geluidswallen of aan deze constructies gelijk te stellen bouwwerk/ constructie;<br />

1.51 gemengde doeleinden:<br />

een combinatie van minimaal twee gelijkwaardige functies, zoals in dit bestemmingsplan opgenomen<br />

hoofdgroepen van bestemmingen;<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 205


1.52 geometrische plaatsbepaling:<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;<br />

1.53 gevel:<br />

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht,<br />

daaronder begrepen het dak;<br />

1.54 gevellijn:<br />

de fysieke, danwel doorgetrokken denkbeeldige lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het<br />

bouwen aan de wegzijde met het vooraanzicht vanaf de weg, niet mag worden overschreden;<br />

1.55 groenvoorziening:<br />

een (openbaar)gebied, dat is ingericht als berm, park, groenstrook, beplantingsstrook, grasveld,<br />

plantsoen, sport- en speelveldjes en dergelijke, welke voor het gehele jaar of een groot deel van het jaar<br />

voor het publiek algemeen toegankelijk moet zijn;<br />

1.56 hoofdgebouw:<br />

gebouw dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het<br />

belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;<br />

1.57 horeca:<br />

een bedrijf, inrichting waar bedrijfsmatig dranken en/ of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden<br />

verstrekt en /of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;<br />

1.58 horeca-1:<br />

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide<br />

etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken zoals<br />

cafetaria's, snackbars, lunchrooms, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven zoals een<br />

sportkantine;<br />

1.59 horeca-2:<br />

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als<br />

nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken zoals restaurants, bistro's,<br />

grillrooms, en daarmee vergelijkbare horecabedrijven;<br />

1.60 horeca-3:<br />

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor<br />

consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of<br />

maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafés, met uitzondering van discotheken en nachtclubs;<br />

1.61 horeca-4:<br />

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen<br />

beluisteren van overwegend elektrisch versterkte muziek en het gelegenheid geven tot dansen een<br />

wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken, alsmede horecabedrijven gericht op het verstrekken van<br />

dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse;<br />

1.62 horeca-5:<br />

een horecabedrijf gericht op het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van<br />

maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals hotels en pensions;<br />

1.63 kampeermiddel:<br />

a. een tent, een tentwagen, een camper, een caravan of een stacaravan;<br />

b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gedeelte daarvan, dat geheel of ten dele is<br />

206 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;<br />

1.64 kantoor:<br />

beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte(n) die door hun indeling en aard bestemd zijn om overwegend<br />

gebruikt te worden voor het verrichten van administratieve werkzaamheden en dienstverlening<br />

1.65 karakteristieke objecten:<br />

objecten, welke wordt bepaald door de hoofdvorm en de bouwstijl, waarbij de relatie tussen hoofdvorm<br />

(nokhoogte, goothoogte en dakvorm), voormalige functie en situering kenmerkend is voor de streek of<br />

een tijdsperiode;<br />

1.66 kas:<br />

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander<br />

licht-doorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;<br />

1.67 landschappelijke waarden:<br />

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak<br />

(geomorfologisch, hydrologisch, ecologisch, cultuurhistorisch en landschappelijk-esthetische);<br />

1.68 luifel:<br />

een andere bouwwerk, bevestigd aan een wand zonder in contact te komen met de grond, vaak boven<br />

een raam of deur;<br />

1.69 maatschappelijke voorzieningen:<br />

voorzieningen voor het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en<br />

openbare dienstverlening, waaronder: gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd/ kinderopvang, onderwijs,<br />

religie, uitvaart, bibliotheken, openbare dienstverlening, culturele voorzieningen, verenigingsleven,<br />

gevangeniswezen, nutsvoorzieningen, voorzieningen voor sport en sportieve recreatie, alsook<br />

ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;<br />

1.70 medische voorzieningen:<br />

voorzieningen voor medische hulpverlening en medische hulpmiddelen, zoals een huisartsenpost,<br />

medische groepspraktijk, tandartsenpraktijk, fysiotherapie, apotheek, kruisgebouw, GGD,<br />

dierenartsenpraktijk, geestelijke hulpverlening of hiermee gelijk te stellen gebied door een daarvoor<br />

specifiek opgeleid persoon;<br />

1.71 natuurlijke waarde:<br />

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige<br />

en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;<br />

1.72 nutsvoorzieningen/ of nutsbedrijven en semi-openbare nutsvoorzieningen:<br />

voorzieningen ten dienste van openbare en semi-openbare nut, zoals transformatorgebouwen,<br />

telefooncentrales, alarmeringsystemen, riolering, rioolgemalen, waterzuivering, de levering van<br />

elektriciteit, gas, water en warmte, voorzieningen voor de waterhuishouding en naar aard van<br />

nutsvoorzieningen of daarmee gelijk te stellen overige voorzieningen;<br />

1.73 overkapping:<br />

een ander bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt met ten hoogste één wand (dak op pootjes);<br />

1.74 perceelgrens:<br />

de lijn, welke de scheiding vormt tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een<br />

aangrenzend terrein;<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 207


1.75 serre:<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaand uit een lichte<br />

constructie met een overwegend transparante uitstraling;<br />

1.76 staat van bedrijfsactiviteiten<br />

een lijst van bedrijven bevattende informatie over de bedrijven die zijn toegestaan binnen het plangebied;<br />

De lijst is als bijlage bij de voorschriften opgenomen;<br />

1.77 straat- en bebouwingsbeeld:<br />

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in<br />

aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en<br />

open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang<br />

in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;<br />

1.78 waterhuishoudkundige voorzieningen:<br />

voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen,<br />

watergangen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers;<br />

1.79 waterlopen:<br />

een sloot, goot of greppel t.b.v. opvang en afvoer van gebiedseigen water en mede bedoeld als<br />

verbinding tussen de voor water bestemde gronden;<br />

1.80 woning aaneengebouwd (rijwoning):<br />

een grondgebonden woning die met andere gelijkvormige huizen onder een kap of in een rij staat;<br />

1.81 woning twee-aaneen:<br />

een woning op slechts 1 zijde gesitueerd op de zijdelingse perceelsgrens waaronder ook begrepen<br />

geschakelde woningen;<br />

1.82 woning vrijstaand:<br />

een grondgebonden woning waarbij het hoofdgebouw vrij staat van naast gelegen hoofdgebouwen;<br />

1.83 woning:<br />

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;<br />

1.84 wooneenheid:<br />

afzonderlijk bewoonbaar gedeelte van een voor wonen (mede) bestemd gebouw; e;<br />

1.85 woonzorgcentrum:<br />

een complex met een bouwwijze die is gericht op beschermd wonen, zorg en verpleging, waarbij<br />

eventueel met complexgewijze overeengekomen zorg- en servicearrangementen, maar met een<br />

consequente contractuele scheiding tussen wonen, zorg en service;<br />

1.86 zijerf:<br />

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het (hoofd)gebouw gelegen is;<br />

1.87 zijerfscheiding:<br />

een scheiding tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een daarop aansluitende<br />

bestemming, met dien verstande dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking<br />

kunnen komen, het bevoegd gezag bepaalt welke zijde als zijerfscheiding dient te worden aangehouden;<br />

208 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


Artikel 2 Wijze van meten<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:<br />

2.1 de afstand tot de zij- c.q. achtererfscheiding:<br />

de kortste afstand gemeten tussen een bouwwerk en de zij- c.q. achtererfscheiding;<br />

2.2 de bebouwing op de verbeelding:<br />

de op de verbeelding aangegeven (kadastrale) bebouwing wordt als illustratief beschouwd;<br />

2.3 de bebouwingspercentage:<br />

een op de plankaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel<br />

van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;<br />

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:<br />

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met<br />

uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard<br />

daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.<br />

2.5 de dakhelling:<br />

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.<br />

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:<br />

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te<br />

stellen constructiedeel.<br />

2.7 de hoogte van een windturbine:<br />

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.<br />

2.8 de inhoud van een bouwwerk:<br />

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de<br />

scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.<br />

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:<br />

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd<br />

op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.<br />

2.10 het peil:<br />

het peil overeenkomstig de bouwverordening, danwel indien geen peil overeenkomstig de<br />

bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein, indien in of op het water<br />

wordt gebouwd, dan het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk waterpeil aan te houden;<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 209


estemmingsplan Zwartemeer<br />

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels<br />

Artikel 3 Agrarisch<br />

3.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. agrarische gronden;<br />

b. recreatief medegebruik voor een ijsbaan voor zover de gronden op de verbeelding zijn aangeduid met<br />

de aanduiding "ijsbaan";<br />

c. kleinschalig kan]mperen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke aanduiding-kleinschalig kamperen<br />

(sa-kk)';<br />

met bijbehorende:<br />

d. andere bouwwerken;<br />

e. water;<br />

f. toegangswegen, in- en uitritten;<br />

g. groenvoorzieningen;<br />

h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

3.2 Bouwregels<br />

3.2.1 Gebouwen<br />

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />

op of in deze gronden mogen geen gebouwen en mestsilo's worden gebouwd.<br />

3.2.2 Andere bouwwerken<br />

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />

a. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/ of langs het<br />

gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw,<br />

mag maximaal 1 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf-en<br />

terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen;<br />

b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, mag maximaal 6 meter bedragen en maximaal 15m²<br />

vloeroppervlak beslaan, met dien verstande dat de hoogte van lichtmasten maximaal 10 meter mag<br />

bedragen.<br />

3.3 Afwijken van de bouwregels<br />

3.3.1 Bevoegdheid<br />

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:<br />

artikel 3.2.1 voor de oprichting van stallen en schuilgelegenheden ten behoeve van (klein)vee, met<br />

dien verstande dat;<br />

1. gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht op percelen met een oppervlak van ten minste<br />

5000 m²;<br />

2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 meter mag bedragen;<br />

3. de dakhelling niet minder dan 15 graden mag bedragen;<br />

4. de oppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen.<br />

210 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


3.3.2 Beperking<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

Het verlenen van de in artikel 3.3.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele<br />

gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende<br />

bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om een omgevingsvergunning te verlenen<br />

worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de<br />

verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de<br />

milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de<br />

genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet<br />

verleend;<br />

3.4 Specifieke gebruiksregels<br />

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval<br />

gerekend:<br />

a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;<br />

b. het gebruik van de gronden voor de opslag van mest.<br />

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 27 van<br />

toepassing.<br />

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van<br />

werkzaamheden<br />

3.5.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden<br />

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning<br />

vereist:<br />

a. het ophogen, ontgronden, egaliseren, ontginnen en diepploegen;<br />

b. het aanleggen van wegen, voet-, fiets- en ruiterpaden en dagrecreatieve voorzieningen zoals<br />

picknickplaatsen en parkeervoorzieningen;<br />

c. het kweken van bomen en fruitteelt, voor zover het een aaneengesloten oppervlakte van meer dan 1<br />

hectare betreft;<br />

d. het graven en dempen van wijken, sloten en waterlopen;<br />

e. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen en het zoeken naar delfstoffen;<br />

f. het aanleggen van houtopstanden en (lijnvormige) beplanting;<br />

g. het beplanten en/of bebossen van gronden met houtopstanden, erfbeplanting uitgezonderd.<br />

3.5.2 Uitzonderingen<br />

Het bepaalde in lid 3.5.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:<br />

a. nodig zijn voor de aanleg van geluidswallen en geluidsschermen, resp. taluds voor fiets- en<br />

voetpaden en de wijkontsluitingswegen;<br />

b. normaal onderhoud en beheer betreffen, waaronder normaal spit- en ploegwerk, anders dan<br />

diepploegen;<br />

c. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;<br />

d. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;<br />

e. mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende vergunning.<br />

3.5.3 Voorwaarden<br />

De omgevingsvergunning wordt niet verleend indien het werk of de werkzaamheid plaatsvindt met het<br />

oog op het ontwikkelen of versterken van natuurwaarden in een nieuw natuurgebied en door de uitvoering<br />

op directe of indirecte wijze aantoonbare afbreuk wordt of zou worden gedaan aan de agrarische<br />

bedrijfsvoering op aangrenzende of nabijgelegen percelen, dan wel aantoonbare schade of nadeel aan<br />

nabijgelegen agrarische bedrijven en/of de landbouwfunctie wordt of zou worden gedaan.<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 211


3.5.4 Beperkingen<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

De omgevingsvergunning wordt in ieder geval geweigerd wanneer de voorgenomen werken, of<br />

werkzaamheden de waarden van een gebied zodanig zullen aantasten of de mogelijkheden tot herstel<br />

daarvan zodanig zullen verkleinen, dat dit niet door het stellen van voorwaarden aan de vergunning kan<br />

worden voorkomen.<br />

212 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


Artikel 4 Bedrijf - Milieucategorie 2<br />

4.1 Bestemmingsomschrijving<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

De voor 'Bedrijf- Milieucategorie 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. bedrijven tot en met milieucategorie 2, zoals bedoeld in de bijgevoegde staat van inrichtingen,<br />

bijlage 1, met uitzondering van risicovolle inrichtingen met een plaatsgebonden risicocontour van<br />

10-6 / jaar, geluidzoneringsplichtige inrichtingen, zoals bedoeld in het Inrichting- en<br />

vergunningenbesluit milieubeheer en vuurwerkbedrijven;<br />

b. goederenwegvervoersbedrijf uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van<br />

bedrijf-goederenwegvervoersbedrijf';<br />

c. kunststofverwerkingsbedrijf zonder fenolharsen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke<br />

vorm van bedrijf-kuststofverwerkingsbedrijf';<br />

d. metaaloppervlakte behandelbedrijf lakspuiten en moffelen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding<br />

'specifieke vorm van bedrijf-metaaloppervlakte behandelbedrijf lakspuiten en moffelen';<br />

e. sloopbedrijf uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-sloopbedrijf';<br />

f. smederij/lasinrichting/bankwerkerij uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van<br />

bedrijf-smederij/lasinrichting/bankwerkerij';<br />

g. bedrijfsgebouwen;<br />

h. een bedrijfswoning met bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';<br />

en mede bestemd voor:<br />

i. het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op geluidgevoelige objecten, ter plaatse van de<br />

gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg';<br />

met bijbehorende:<br />

j. andere bouwwerken;<br />

k. groenvoorzieningen;<br />

l. kunstwerken en waterwerken;<br />

m. toegangswegen, in- en uitritten;<br />

n. parkeervoorzieningen;<br />

o. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

4.2 Bouwregels<br />

4.2.1 Gebouwen<br />

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />

a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;<br />

b. de voorgevel van een gebouw dient in de gevellijn te worden gebouwd;<br />

c. per bouwvlak is het maximale bebouwingspercentage 60%, dan wel indien een hoger<br />

bebouwingspercentage aanwezig is, het bestaande bebouwingspercentage;<br />

d. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 meter te bedragen en<br />

indien de erfscheiding in een (schouw)sloot is gelegen dienen gebouwen op minimaal 5 meter<br />

afstand vanaf de insteek van de sloot te worden opgericht, tenzij de bestaande afstand kleiner is, in<br />

welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;<br />

e. de maximale bouw- en goothoogte bedragen de bestaande bouw- en goothoogte;<br />

f. de dakhelling van een gebouw mag maximaal 60° bedragen, danwel de bestaande dakhelling indien<br />

de dakhelling afwijkend is.<br />

4.2.2 Bedrijfswoning<br />

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:<br />

a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan;<br />

b. de totale of gezamenlijke oppervlakte van een bedrijfswoning inclusief bijgebouwen mag maximaal<br />

250 m² bedragen, waarbij de totale of gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen maximaal 75 m²<br />

mag bedragen;<br />

c. de voorgevel van een bedrijfswoning dient in de gevellijn te worden gebouwd;<br />

d. de afstand van een bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 meter te<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 213


estemmingsplan Zwartemeer<br />

bedragen, tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de bestaande afstand als minimum<br />

geldt;<br />

e. de maximale bouw- en goothoogte bedragen de bestaande bouw- en goothoogte;<br />

f. de dakhelling van een bedrijfswoning dient minimaal 30° te bedragen danwel de bestaande<br />

dakhelling indien de bestaande dakhelling afwijkend is.<br />

4.2.3 Bijgebouwen bij de bedrijfswoning<br />

Voor het bouwen van bijgebouwen bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:<br />

a. bijgebouwen dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw, waarbij het aantal m² dat gebouwd<br />

wordt als bijgebouw niet meer mag bedragen dan 75 m²;<br />

b. bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak op het zij- en achtererf worden opgericht;<br />

c. bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter de voorgevel van de (bedrijfs)woning te worden<br />

opgericht, danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;<br />

d. de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3 meter bedragen, mits hierbij de goothoogte niet<br />

hoger is dan de goothoogte van het hoofdgebouw;<br />

e. de bouwhoogte van een bijgebouw mag maximaal 6 meter bedragen, mits hierbij de bouwhoogte<br />

niet hoger is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;<br />

f. de bouwhoogte van bijgebouwen binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens mag maximaal 3,5<br />

meter bedragen;<br />

g. bij twee naar de weg gekeerde zijgevels van een hoofdgebouw (hoeksituatie) dienen vrijstaande<br />

bijgebouwen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in of achter het<br />

verlengde daarvan te worden gebouwd.<br />

4.2.4 Andere bouwwerken<br />

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />

a. de bouwhoogte van overkappingen, zoals carports, mag maximaal 3 meter bedragen;<br />

b. andere bouwwerken dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn te worden opgericht;<br />

c. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag maximaal 6 m bedragen en maximaal 15 m²<br />

vloeroppervlak beslaan, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 10 meter<br />

mag bedragen;<br />

d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/of langs het<br />

gedeelte van een zijerf dat loopt vanaf de openbare weg tot 1 m achter de gevellijn mag maximaal 2<br />

meter bedragen;<br />

e. luifels aan een gebouw mogen maximaal 1.5 meter uit steken.<br />

4.3 Nadere eisen<br />

4.3.1 Bevoegdheid<br />

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de<br />

gebouwen, wat betreft:<br />

a. de woonsituatie;<br />

b. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />

c. cultuurhistorie;<br />

d. verkeersveiligheid;<br />

e. sociale veiligheid;<br />

f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;<br />

g. milieusituatie;<br />

h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.<br />

4.4 Afwijken van de bouwregels<br />

4.4.1 Bevoegdheid<br />

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:<br />

a. lid 4.2.1 onder a in die zin dat het hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd,<br />

mits de oppervlakte aan bebouwing niet wordt vermeerderd;<br />

b. lid 4.2.3 onder a in die zin dat maximaal 30 m² aan extra bijgebouwen mogen worden gebouwd voor<br />

noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO)<br />

214 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

uitsluitend op grond van - en vertoon van een medische indicatie;<br />

c. lid 4.2.3 onder a en toestaan dat uitsluitend voor carports maximaal 20 m² extra bebouwing mag<br />

worden opgericht, mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd, welke vanaf 1meter<br />

achter de voorgevel van de bedrijfswoning dient te worden opgericht;<br />

d. lid 4.2.3 onder a en toestaan dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij een<br />

bedrijfswoning maximaal 100 m² mag bedragen, mits:<br />

1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen ten hoogste 100% van de oppervlakte van het<br />

hoofdgebouw bedraagt;<br />

2. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;<br />

3. het perceel groter is dan 1000 m².<br />

e. lid 4.2.3 onder c en toestaan dat bijgebouwen vanaf de voorgevel van de bedrijfswoning mogen<br />

worden opgericht;<br />

f. lid 4.2.4 onder d en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de openbare<br />

weg maximaal 1.5 meter mag bedragen.<br />

4.4.2 Beperking<br />

Het verlenen van de in lid 4.4.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele gevallen,<br />

waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet<br />

mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie,<br />

het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />

brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in<br />

andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />

worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />

4.5 Specifieke gebruiksregels<br />

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval<br />

gerekend:<br />

a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd onder<br />

de categorieën 1 en 2 in de Staat van inrichtingen;<br />

b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel,<br />

c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor bewoning.<br />

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 27 van<br />

toepassing.<br />

4.6 Afwijken van de gebruiksregels<br />

4.6.1 Bevoegdheid<br />

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:<br />

a. artikel 4.1 onder a in die zin dat andere bedrijven die in aard en omvang gelijk zijn aan de<br />

milieucategorie 2 bedrijven op de bijgevoegde staat van inrichtingen zich mogen vestigen binnen de<br />

voor Bedrijf milieucategorie 2, bestemde gronden met uitzondering van detailhandelsbedrijven,<br />

bedrijven met een risicocontour van 10-6 en geluidzoneringsplichtige inrichtingen, zoals bedoeld in<br />

het Inrichting- en vergunningenbesluit milieubeheer mits:<br />

1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting<br />

gelijkwaardig zijn aan de milieucategorie 2 bedrijven die wel worden genoemd in bijlage 1 onder<br />

een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;<br />

2. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven<br />

betreft;<br />

b. artikel 4.5 onder b in die zin dat detailhandel van ter plaatse vervaardigde goederen, niet zijnde<br />

levensmiddelen, kleding, schoeisel, en huishoudelijke artikelen mag plaatsvinden.<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 215


4.6.2 Beperking<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

Het verlenen van de in lid 4.6.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele gevallen,<br />

waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet<br />

mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie,<br />

het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />

brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in<br />

andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />

worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />

4.7 Wijzigingsbevoegdheid<br />

Burgemeester en wethouder zijn bevoegd op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het<br />

plan te wijzigen voor:<br />

a. de bestemming Bedrijf - milieucategorie 2 (B-M2) na bedrijfsbeëindiging te wijzigen in de<br />

bestemming Wonen - Vrijstaand (W-V) (volgens de regels van artikel 24);<br />

b. de wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging<br />

om conform artikel 3.6 Wro het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie,<br />

het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />

brandveiligheid/externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden<br />

in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden of belangen<br />

onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.<br />

216 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorzieningen<br />

5.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorzieningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. nutsvoorzieningen;<br />

met bijbehorende:<br />

b. andere bouwwerken;<br />

c. waterhuishoudkundige voorzieningen;<br />

d. parkeervoorzieningen;<br />

e. toegangswegen;<br />

f. groenvoorzieningen;<br />

g. erven.<br />

5.2 Bouwregels<br />

5.2.1 Gebouwen<br />

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />

a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;<br />

b. de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 4 meter bedragen.<br />

5.2.2 Andere bouwwerken<br />

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />

a. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen;<br />

b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 6 m bedragen en maximaal 15 m²<br />

vloeroppervlak beslaan, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 10 meter<br />

mag bedragen.<br />

5.3 Nadere eisen<br />

5.3.1 Bevoegdheid<br />

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de<br />

gebouwen, wat betreft:<br />

a. de woonsituatie;<br />

b. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />

c. cultuurhistorie;<br />

d. verkeersveiligheid;<br />

e. sociale veiligheid;<br />

f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;<br />

g. milieusituatie;<br />

h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 217


estemmingsplan Zwartemeer<br />

Artikel 6 Bedrijf- Verkooppunt motorbrandstoffen<br />

6.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor Bedrijf- Verkooppunt motorbrandstoffen aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. brandstofverkooppunt, LPG niet inbegrepen<br />

b. benzineshop; verkooppunt gekoppeld aan brandstofverkooppunt en aan het brandstofverkooppunt<br />

gerelateerde goederen;<br />

c. autoverhuurbedrijf;<br />

d. autowasgelegenheid;<br />

e. een bedrijfswoning met bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning;<br />

f. een luifel ter overkapping van de brandstoftankpunten ter plaatse van de aanduiding specifieke<br />

bouwaanduiding-overkapping;<br />

en mede bestemd voor:<br />

g. het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op geluidgevoelige objecten, ter plaatse van de<br />

gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg';<br />

met de daarbij behorende:<br />

h. andere bouwwerken;<br />

i. toegangswegen in- en uitritten;<br />

j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

6.2 Bouwregels<br />

6.2.1 Gebouwen<br />

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />

a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;<br />

b. het bouwvlak mag volledig bebouwd worden;<br />

c. ter plaatse van de maatvoeringaanduiding bouwhoogte mag de bouwhoogte van het (hoofd)gebouw<br />

niet meer bedragen dan is aangegeven, danwel de bestaande bouwhoogte indien geen of een<br />

andere dan de bestaande bouwhoogte is aangegeven;<br />

6.2.2 Bedrijfswoning<br />

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:<br />

a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan;<br />

b. de totale of gezamenlijke oppervlakte van een bedrijfswoning inclusief bijgebouwen mag maximaal<br />

250 m² bedragen, waarbij de totale of gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen maximaal 75 m²<br />

mag bedragen;<br />

c. de voorgevel van een bedrijfswoning dient in de gevellijn te worden gebouwd;<br />

d. de afstand van een bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 meter te<br />

bedragen en indien de erfscheiding in een (schouw)sloot is gelegen dienen gebouwen op minimaal 5<br />

meter afstand vanaf de insteek van de sloot te worden opgericht , tenzij de bestaande afstand<br />

kleiner is, in welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;<br />

e. de maximale bouw- en goothoogte bedragen de bestaande bouw- en goothoogte;<br />

f. de dakhelling van een bedrijfswoning dient minimaal 30° te bedragen danwel de bestaande<br />

dakhelling indien de bestaande dakhelling afwijkend is.<br />

6.2.3 Bijgebouwen bij de bedrijfswoning<br />

Voor het bouwen van bijgebouwen bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:<br />

a. bijgebouwen dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw;<br />

b. anders dan gesteld in artikel 6.2.1 onder a mogen bijgebouwen bij de bedrijfswoning buiten het<br />

bouwvlak ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning worden opgericht;<br />

c. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij de bedrijfswoning mag maximaal 75 m² bedragen,<br />

mits niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;<br />

d. bijgebouwen dienen achter de bedrijfswoning te worden opgericht;<br />

e. de bouwhoogte van een bijgebouw, mag maximaal 3 meter bedragen;<br />

218 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

f. bij twee naar de weg gekeerde zijgevels van een hoofdgebouw (hoeksituatie) dienen vrijstaande<br />

bijgebouwen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in of achter het<br />

verlengde daarvan te worden gebouwd.<br />

6.2.4 Andere bouwwerken<br />

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />

a. andere bouwwerken dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn te worden opgericht;<br />

b. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen, met dien verstande dat<br />

lichtmasten en vlaggenmasten maximaal 5 meter mogen bedragen;<br />

c. in afwijking van het bepaalde in 6.2.1 onder a, b en c mag ter plaatse van de specifieke<br />

bouwaanduiding overkapping een overkapping voor de gevellijn worden opgericht met een maximum<br />

bouwhoogte tot 6 meter;<br />

d. in afwijking van het bepaalde in 6.2.4 onder a en b mag een erf- en terreinafscheiding voor de<br />

gevellijn opgericht worden mits de bouwhoogte van de erf- en terreinafscheidingen gelegen langs<br />

een openbare weg en/ of langs het gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan<br />

de voorgevel van het (hoofd)gebouw, maximaal 1 meter bedraagt, met dien verstande dat de<br />

bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen;<br />

6.3 Nadere eisen<br />

6.3.1 Bevoegdheid<br />

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de<br />

gebouwen, wat betreft:<br />

a. de woonsituatie;<br />

b. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />

c. cultuurhistorie;<br />

d. verkeersveiligheid;<br />

e. sociale veiligheid;<br />

f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;<br />

g. milieusituatie;<br />

h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.<br />

6.4 Afwijken van de bouwregels<br />

6.4.1 Bevoegdheid<br />

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:<br />

a. lid 6.2.1 onder a in die zin dat het hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd,<br />

mits de oppervlakte aan bebouwing niet wordt vermeerderd;<br />

b. het bepaalde in lid 6.2.3 onder c in die zin dat maximaal 30 m² aan extra bijgebouwen mogen<br />

worden gebouwd voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke<br />

Ondersteuning (WMO) uitsluitend op grond van - en vertoon van een medische indicatie;<br />

c. lid 6.2.3 onder c en toestaan dat uitsluitend voor carports maximaal 20 m² extra bebouwing mag<br />

worden opgericht, mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd, welke vanaf 1meter<br />

achter de voorgevel van de bedrijfswoning dient te worden opgericht;<br />

d. lid 6.2.3 onder c en toestaan dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij een<br />

bedrijfswoning maximaal 100 m² mag bedragen, mits:<br />

1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen ten hoogste 100% van de oppervlakte van het<br />

hoofdgebouw bedraagt;<br />

2. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;<br />

3. het perceel groter is dan 1000 m².<br />

e. lid 6.2.3 onder d en toestaan dat bijgebouwen vanaf de voorgevel van de bedrijfswoning mogen<br />

worden opgericht;<br />

f. lid 6.2.4 onder d en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de openbare<br />

weg maximaal 1.5 meter mag bedragen.<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 219


6.4.2 Beperking<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

Het verlenen van de in artikel 6.4.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele<br />

gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende<br />

bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om af te wijken van het bestemmingsplan<br />

worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de<br />

verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de<br />

milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de<br />

genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet<br />

verleend;<br />

6.5 Specifieke gebruiksregels<br />

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:<br />

a. het verkopen van LPG;<br />

b. het gebruik van niet geluidsgevoelige ruimtes als geluidsgevoelige ruimte;<br />

6.6 Wijzigingsbevoegdheid<br />

Burgemeester en wethouder zijn bevoegd op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het<br />

plan te wijzigen:<br />

a. artikel 6.1 lid onder a, b, c en d, en toestaan dat een bedrijf milieucategorie 2 zoals op de<br />

bijgevoegde staat van inrichtingen is weergegeven danwel een bedrijf welke in aard en omvang gelijk<br />

is aan het bestemde bedrijf "Bedrijf- Verkooppunt motorbrandstoffen" op de zich mag vestigen<br />

binnen de voor Bedrijf- Verkooppunt motorbrandstoffen bestemde gronden met uitzondering van<br />

detailhandelsbedrijven, bedrijven met een risicocontour van 10-6 en geluidzoneringsplichtige<br />

inrichtingen zoals bedoeld in het Inrichting- en vergunningenbesluit milieubeheer;<br />

b. door de bestemming Bedrijf - milieucategorie 2 na bedrijfsbeëindiging wijzigen in de bestemming<br />

Maatschappelijk;<br />

c. De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging<br />

om conform artikel 3.6 Wro het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie,<br />

het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />

brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden<br />

in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen<br />

onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.<br />

220 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


Artikel 7 Bedrijventerrein<br />

7.1 Bestemmingsomschrijving<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2, zoals bedoeld in de bijgevoegde Staat van inrichtingen,<br />

bijlage 1, met uitzondering van detailhandel en risicovolle inrichtingen met een plaatsgebonden<br />

risicocontour van 10-6 / jaar, geluidzoneringsplichtige inrichtingen, zoals bedoeld in het Inrichting-<br />

en vergunningenbesluit milieubeheer en vuurwerkbedrijven;<br />

b. goederenwegvervoersbedrijf uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van<br />

bedrijf-goederenwegvervoersbedrijf';<br />

c. bedrijfsgebouwen;<br />

d. bedrijfswoning met bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning;<br />

e. in afwijking van het bepaalde in artikel 7.1 onder a is de uitsluiting van detailhandel niet van<br />

toepassing op:<br />

1. detailhandel van ter plaatse vervaardigde goederen, niet zijnde levensmiddelen, kleding, schoeisel<br />

en huishoudelijke artikelen;<br />

2. goederen in een onderneming, waarin een nijverheids en/of ambachtsbedrijf een wezenlijk<br />

bestanddeel van de totale bedrijfsuitoefening in de onderneming uitmaakt en de detailhandel in die<br />

goederen geschiedt zowel ter plaatse waar dat bedrijf wordt uitgeoefend als, gelet op de aard van<br />

die goederen, in rechtstreeks verband met de uitoefening van het bedrijf;<br />

3. detailhandel in ABC (Auto's, Boten, Caravans) en bijbehorende accessoires mits het<br />

verkoopvloeroppervlak (netto) per vestiging niet meer bedraagt dan 1000 m2;<br />

4. detailhandel in tenten, tentonderdelen en aanverwante artikelen mits het verkoopvloeroppervlak<br />

(netto) per vestiging niet meer bedraagt dan 1000 m2;<br />

5. detailhandel in landbouwwerktuigen, landbouwmachines, andere machinerieën en aanverwante<br />

artikelen mits het verkoopvloeroppervalk (netto) per vestiging niet meer bedraagt dan 1000 m2;<br />

6. detailhandel in brandbare en/of gevaarlijke stoffen mits het verkoopvloeroppervlak (netto) per<br />

vestiging niet meer bedraagt dan 1000 m2;<br />

7. detailhandel in grove bouwmaterialen mits het verkoopvloeroppervlak (netto) per vestiging niet meer<br />

bedraagt dan 1000 m2;<br />

en mede bestemd voor:<br />

f. het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op geluidgevoelige objecten, ter plaatse van de<br />

gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg';<br />

met bijbehorende:<br />

g. andere bouwwerken;<br />

h. tuin, erven;<br />

i. toegangswegen, in- en uitritten;<br />

j. parkeervoorzieningen;<br />

k. groenvoorzieningen;<br />

l. kunstwerken en waterwerken;<br />

m. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

7.2 Bouwregels<br />

7.2.1 Gebouwen<br />

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />

a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;<br />

b. de voorgevel van een gebouw dient in de gevellijn te worden gebouwd;<br />

c. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 meter te bedragen en<br />

indien de erfscheiding in een (schouw)sloot is gelegen dienen gebouwen op minimaal 5 meter<br />

afstand vanaf de insteek van de sloot te worden opgericht , tenzij de bestaande afstand kleiner is, in<br />

welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;<br />

d. de maximale bouw- en goothoogte bedragen de bestaande bouw- en goothoogte;<br />

e. de dakhelling van een gebouw mag maximaal 60° bedragen, danwel de bestaande dakhelling indien<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 221


de dakhelling afwijkend is.<br />

7.2.2 Bedrijfswoning<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:<br />

a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan;<br />

b. het aantal bedrijfswoningen met de bestemming Bedrijventerrein ten tijde van de terinzagelegging<br />

van het ontwerpbestemmingsplan mag niet worden vermeerderd, tenzij dit op de verbeelding met<br />

een aanduiding anders is weergegeven;<br />

c. de totale of gezamenlijke oppervlakte van een bedrijfswoning inclusief bijgebouwen mag maximaal<br />

250 m² bedragen, waarbij de totale of gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen maximaal 75 m²<br />

mag bedragen;<br />

d. de voorgevel van een bedrijfswoning dient in de gevellijn te worden gebouwd;<br />

e. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 meter te bedragen en indien de<br />

erfscheiding in een (schouw)sloot is gelegen dienen gebouwen op minimaal 5 meter afstand vanaf<br />

de insteek van de sloot te worden opgericht , tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval<br />

de bestaande afstand als minimum geldt;<br />

f. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' (m) mag de goot- en bouwhoogte van<br />

het (hoofd)gebouw niet meer bedragen dan is aangegeven, danwel de bestaande goot- en<br />

bouwhoogte indien geen of een andere dan de bestaande goot- en bouwhoogte is aangegeven;<br />

g. de maximale bouw- en goothoogte bedragen de bestaande bouw- en goothoogte;<br />

h. de dakhelling van een bedrijfswoning dient minimaal 30° te bedragen danwel de bestaande<br />

dakhelling indien de bestaande dakhelling afwijkend is.<br />

7.2.3 Bijgebouwen bij de bedrijfswoning<br />

Voor het bouwen van bijgebouwen bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:<br />

a. bijgebouwen dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw, waarbij het aantal m² dat gebouwd<br />

wordt als bijgebouw niet meer mag bedragen dan 75 m²;<br />

b. bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak op het zij- en achtererf worden opgericht;<br />

c. bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter de voorgevel van de (bedrijfs)woning te worden<br />

opgericht, danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;<br />

d. de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3 meter bedragen, mits hierbij de goothoogte niet<br />

hoger is dan de goothoogte van het bijgebouw;<br />

e. de bouwhoogte van een bijgebouw mag maximaal 6 meter bedragen, mits hierbij de bouwhoogte<br />

niet hoger is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;<br />

f. de bouwhoogte van bijgebouwen binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens mag maximaal 3,5<br />

meter bedragen;<br />

g. bij twee naar de weg gekeerde zijgevels van een hoofdgebouw (hoeksituatie) dienen vrijstaande<br />

bijgebouwen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in of achter het<br />

verlengde daarvan te worden gebouwd.<br />

7.2.4 Andere bouwwerken<br />

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />

a. de bouwhoogte van overkappingen mag maximaal 3 meter bedragen;<br />

b. andere bouwwerken dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn te worden opgericht;<br />

c. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag maximaal 6 meter bedragen en maximaal 15 m²<br />

vloeroppervlak beslaan, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 10 meter<br />

mag bedragen;<br />

d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/of langs het<br />

gedeelte van een zijerf dat loopt vanaf de openbare weg tot 1 meter achter de gevellijn mag<br />

maximaal 2 meter bedragen;<br />

e. luifels aan gebouwen mogen maximaal 1.5 meter uit steken.<br />

7.3 Nadere eisen<br />

7.3.1 Bevoegdheid<br />

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de<br />

gebouwen, wat betreft:<br />

222 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

a. de woonsituatie;<br />

b. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />

c. cultuurhistorie;<br />

d. verkeersveiligheid;<br />

e. sociale veiligheid;<br />

f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;<br />

g. milieusituatie;<br />

h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.<br />

7.4 Afwijken van de bouwregels<br />

7.4.1 Bevoegdheid<br />

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:<br />

a. lid 7.2.1 onder a in die zin dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de<br />

oppervlakte aan bebouwing niet wordt vermeerderd;<br />

b. lid 7.2.2 onder b in die zin dat een bedrijfswoning wordt gebouwd bij een bedrijf waar nog geen<br />

bedrijfswoning aanwezig is en deze voldoet aan de bouwregels gesteld in artikel 7.2.2;<br />

c. lid 7.2.3 onder a in die zin dat maximaal 30 m² aan extra bijgebouwen mogen worden gebouwd voor<br />

noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO)<br />

uitsluitend op grond van en vertoon van een medische indicatie;<br />

d. lid 7.2.3 onder a en toestaan dat uitsluitend carports maximaal 20 m² extra bebouwing mag worden<br />

opgericht, mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd, welke vanaf 1 meter achter<br />

de voorgevel van de bedrijfswoning dienen te worden opgericht;<br />

e. lid 7.2.3 onder a en toestaan dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij een<br />

bedrijfswoning maximaal 100 m² mag bedragen, mits:<br />

1. de gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen ten hoogste 100% van de oppervlakte van het<br />

hoofdgebouw bedraagt;<br />

2. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;<br />

3. het perceel groter is dan 1000 m².<br />

f. lid 7.2.1 onder d in die zin dat de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw wordt verhoogd, dit met een<br />

maximum van 12 meter;<br />

g. lid 7.2.2 onder g in die zin dat de dakhelling van een bedrijfswoning minder dan 30° mag bedragen;<br />

h. lid 7.2.3 in die zin dat bijgebouwen bij de bedrijfswoning direct vanaf de voorgevel van de<br />

bedrijfswoning gerealiseerd mogen worden;<br />

i. lid 7.2.4 onder b in die zin dat overkappingen direct vanaf de voorgevel van de woning gerealiseerd<br />

worden;<br />

j. lid 7.2.4 onder d en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de openbare<br />

weg maximaal 1.5 meter mag bedragen.<br />

7.4.2 Beperking<br />

Het verlenen van de in lid 7.4.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele gevallen,<br />

waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet<br />

mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie,<br />

het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />

brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in<br />

andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />

worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />

7.5 Specifieke gebruiksregels<br />

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval<br />

gerekend:<br />

a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd onder<br />

de categorieën 1 en 2 in de Staat van inrichtingen;<br />

b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;<br />

c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor bewoning.<br />

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 27 van<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 223


toepassing.<br />

7.6 Afwijken van de gebruiksregels<br />

7.6.1 Bevoegdheid<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:<br />

a. artikel 7.5 onder a in die zin dat andere bedrijven die in aard en omvang gelijk zijn aan de<br />

milieucategorie 2 bedrijven op de bijgevoegde staat van inrichtingen zich mogen vestigen binnen de<br />

voor Bedrijf milieucategorie 2, bestemde gronden met uitzondering van detailhandelsbedrijven,<br />

bedrijven met een risicocontour van 10-6 en geluidzoneringsplichtige inrichtingen, zoals bedoeld in<br />

het Inrichting- en vergunningenbesluit milieubeheer mits:<br />

1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting<br />

gelijkwaardig zijn aan de milieucategorie 2 bedrijven die wel worden genoemd in bijlage 1 onder<br />

een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;<br />

2. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven<br />

betreft;<br />

b. artikel 7.5 onder b in die zin dat detailhandel van ter plaatse vervaardigde goederen, niet zijnde<br />

levensmiddelen, kleding, schoeisel, en huishoudelijke artikelen mag plaatsvinden.<br />

7.6.2 Beperking<br />

Het verlenen van de in lid 7.6.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele gevallen,<br />

waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet<br />

mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie,<br />

het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />

brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in<br />

andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />

worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />

224 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

Artikel 8 Cultuur en ontspanning - Kinderboerderij<br />

8.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Cultuur en Ontspanning - Kinderboerderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. kinderboerderij;<br />

b. dierenweide;<br />

met bijbehorende:<br />

c. gebouwen;<br />

d. andere bouwwerken;<br />

e. groenvoorzieningen;<br />

f. fiets- en voetpaden;<br />

g. parkeervoorzieningen;<br />

h. vijvers;<br />

i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

8.2 Bouwregels<br />

8.2.1 Gebouwen<br />

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />

a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;<br />

b. maximaal 325 m² van het bouwvlak mag bebouwd worden;<br />

c. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelgrenzen dient minimaal 10 m te bedragen,<br />

danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand,<br />

d. de goothoogte van een gebouw mag maximaal 3 meter bedragen, danwel de bestaande goothoogte;<br />

e. de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 5.5 meter bedragen, danwel de bestaande<br />

bouwhoogte.<br />

8.2.2 Andere bouwwerken<br />

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />

a. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/ of langs het<br />

gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw,<br />

mag maximaal 1 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en<br />

terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen;<br />

b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 3 meter bedragen.<br />

8.3 Nadere eisen<br />

8.3.1 Bevoegdheid<br />

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de<br />

gebouwen, wat betreft:<br />

a. de woonsituatie;<br />

b. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />

c. cultuurhistorie;<br />

d. verkeersveiligheid;<br />

e. sociale veiligheid;<br />

f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;<br />

g. milieusituatie;<br />

h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 225


Artikel 9 Gemengd<br />

9.1 Bestemmingsomschrijving<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. detailhandel;<br />

b. dienstverlening;<br />

c. kantoor;<br />

d. maatschappelijke doeleinden;<br />

e. wonen;<br />

en mede bestemd voor:<br />

f. het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op geluidgevoelige objecten, ter plaatse van de<br />

gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg';<br />

met bijbehorende:<br />

g. andere bouwwerken;<br />

h. fiets- en voetpaden;<br />

i. kunstwerken en waterwerken;<br />

j. sport- en speelgelegenheden;<br />

k. toegangswegen, in- en uitritten;<br />

l. parkeervoorzieningen;<br />

m. groenvoorzieningen;<br />

n. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

9.2 Bouwregels<br />

9.2.1 Gebouwen<br />

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />

a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;<br />

b. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de gevellijn te worden opgericht;<br />

c. per bouwvlak is het maximale bebouwingspercentage 60%, dan wel indien een hoger<br />

bebouwingspercentage aanwezig is, het bestaande bebouwingspercentage;<br />

d. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 meter te bedragen en<br />

indien de erfscheiding in een (schouw)sloot is gelegen dienen gebouwen op minimaal 5 meter<br />

afstand vanaf de insteek van de sloot te worden opgericht , tenzij de bestaande afstand kleiner is, in<br />

welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;<br />

e. de maximale bouw- en goothoogte bedragen de bestaande bouw- en goothoogte;<br />

f. de diepte van een hoofdgebouw mag vanaf de gevellijn maximaal de bestaande diepte bedragen.<br />

9.2.2 (Bedrijfs)woning<br />

Voor het bouwen van een (bedrijfs)woning gelden de volgende bepalingen:<br />

a. het aantal (bedrijfs)woningen binnen de bestemming Gemengd ten tijde van de terinzagelegging van<br />

het ontwerpbestemmingsplan mag niet worden vermeerderd;<br />

b. de totale of gezamenlijke oppervlakte van een (bedrijfs)woning inclusief bijgebouwen mag maximaal<br />

250 m² bedragen, waarbij de totale of gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen maximaal 75 m²<br />

mag bedragen;<br />

c. de voorgevel van een (bedrijfs)woning dient in de gevellijn te worden gebouwd;<br />

d. de afstand van een (bedrijfs)woning tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 meter te<br />

bedragen en indien de erfscheiding in een (schouw)sloot is gelegen dienen gebouwen op minimaal 5<br />

meter afstand vanaf de insteek van de sloot te worden opgericht , tenzij de bestaande afstand<br />

kleiner is, in welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;<br />

e. de maximale bouw- en goothoogte bedragen de bestaande bouw- en goothoogte;<br />

f. de dakhelling van een bedrijfswoning dient minimaal 30° te bedragen danwel de bestaande<br />

dakhelling indien de bestaande dakhelling afwijkend is.<br />

226 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


9.2.3 Bijgebouwen bij de (bedrijfs)woning<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

Voor het bouwen van bijgebouwen bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:<br />

a. bijgebouwen dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw, waarbij het aantal m² dat gebouwd<br />

wordt als bijgebouw niet meer mag bedragen dan 75 m²;<br />

b. bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak op het zij- en achtererf worden opgericht;<br />

c. bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter de voorgevel van de (bedrijfs)woning te worden<br />

opgericht, danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;<br />

d. de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3 meter bedragen, mits hierbij de goothoogte niet<br />

hoger is dan de goothoogte van het hoofdgebouw;<br />

e. de bouwhoogte van een bijgebouw mag maximaal 6 meter bedragen, mits hierbij de bouwhoogte<br />

niet hoger is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;<br />

f. de bouwhoogte van bijgebouwen binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens mag maximaal 3,5<br />

meter bedragen;<br />

g. bij twee naar de weg gekeerde zijgevels van een hoofdgebouw (hoeksituatie) dienen vrijstaande<br />

bijgebouwen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in of achter het<br />

verlengde daarvan te worden gebouwd.<br />

9.2.4 Andere bouwwerken<br />

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />

a. de bouwhoogte van overkappingen mag maximaal 3 meter bedragen;<br />

b. andere bouwwerken dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn te worden opgericht;<br />

c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/of langs het<br />

gedeelte van een zijerf dat loopt vanaf de openbare weg tot 1 meter achter de gevellijn mag<br />

maximaal 2 meter bedragen;<br />

d. de bouwhoogte van andere bouwwerken, mag maximaal 6 meter bedragen en maximaal 15m²<br />

vloeroppervlak beslaan, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 10 meter<br />

mag bedragen;<br />

e. luifels aan gebouwen mogen maximaal 1.5 meter uitsteken.<br />

9.3 Nadere eisen<br />

9.3.1 Bevoegdheid<br />

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de<br />

gebouwen, wat betreft:<br />

a. de woonsituatie;<br />

b. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />

c. cultuurhistorie;<br />

d. verkeersveiligheid;<br />

e. sociale veiligheid;<br />

f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;<br />

g. milieusituatie;<br />

h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.<br />

9.4 Afwijken van de bouwregels<br />

9.4.1 Bevoegdheid<br />

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:<br />

a. lid 9.2.1 onder a in die zin dat het hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd,<br />

mits de oppervlakte aan bebouwing niet wordt vermeerderd;<br />

b. het bepaalde in lid 9.2.3 onder a in die zin dat maximaal 30 m² aan extra bijgebouwen mogen<br />

worden gebouwd voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke<br />

Ondersteuning (WMO) uitsluitend op grond van - en vertoon van een medische indicatie;<br />

c. lid 9.2.3 onder a en toestaan dat uitsluitend voor carports maximaal 20 m² extra bebouwing mag<br />

worden opgericht, mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd, welke vanaf 1meter<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 227


estemmingsplan Zwartemeer<br />

achter de voorgevel van de bedrijfswoning dient te worden opgericht;<br />

d. lid 9.2.3 onder a en toestaan dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij een<br />

bedrijfswoning maximaal 100 m² mag bedragen, mits:<br />

1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen ten hoogste 100% van de oppervlakte van het<br />

hoofdgebouw bedraagt;<br />

2. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;<br />

3. het perceel groter is dan 1000 m².<br />

e. lid 9.2.3 onder c en toestaan dat bijgebouwen vanaf de voorgevel van de bedrijfswoning mogen<br />

worden opgericht;<br />

f. lid 9.2.4 onder c en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de openbare<br />

weg maximaal 1.5 meter mag bedragen.<br />

9.4.2 Beperking<br />

Het verlenen van de in lid 9.4.1 onder a genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele<br />

gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende<br />

bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder<br />

geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de<br />

(sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de<br />

gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of<br />

belangen onevenredig worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />

9.5 Specifieke gebruiksregels<br />

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval<br />

gerekend:<br />

a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een woning voor bewoning.<br />

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 27 van<br />

toepassing.<br />

228 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


Artikel 10 Groen<br />

10.1 Bestemmingsomschrijving<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. groen(voorziening);<br />

b. water;<br />

en mede bestemd voor:<br />

c. het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op geluidgevoelige objecten, ter plaatse van de<br />

gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg';<br />

met bijbehorende:<br />

d. andere bouwwerken;<br />

e. sport- en speelgelegenheden;<br />

f. fiets- en voetpaden;<br />

g. toegangswegen, in- en uitritten.<br />

h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

10.2 Bouwregels<br />

10.2.1 Gebouwen<br />

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />

a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.<br />

10.2.2 Andere bouwwerken<br />

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />

a. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien<br />

verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen langs de openbare weg<br />

maximaal 1 meter mag bedragen;<br />

b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 6 meter bedragen en maximaal 15m²<br />

vloeroppervlak beslaan, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 10 meter<br />

mag bedragen.<br />

10.3 Afwijken van de bouwregels<br />

10.3.1 Bevoegdheid<br />

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:<br />

a. lid 10.2.2 onder a in die zin dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de openbare<br />

weg maximaal 1.5 meter mag meter bedragen.<br />

10.3.2 Beperking<br />

Het verlenen van de in lid 10.3.1 onder a genoemde omgevingsvergunning is beperkt tot incidentele<br />

gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende<br />

bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder<br />

geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de<br />

(sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de<br />

gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of<br />

belangen onevenredig worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />

10.4 Specifieke gebruiksregels<br />

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval<br />

gerekend:<br />

a. het gebruik van gronden ten behoeve van parkeervoorzieningen.<br />

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 27 van<br />

toepassing.<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 229


10.5 Afwijken van de gebruiksregels<br />

10.5.1 Bevoegdheid<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:<br />

a. artikel 10.4 onder a in die zin dat de gronden worden gebruikt ten behoeve van<br />

parkeervoorzieningen.<br />

10.5.2 Beperking<br />

Het verlenen van de in lid 10.5.1 genoemde omgevingsvergunning is beperkt tot incidentele gevallen,<br />

waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet<br />

mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie,<br />

het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />

brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in<br />

andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />

worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />

230 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


Artikel 11 Horeca - 1<br />

11.1 Bestemmingsomschrijving<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

De voor 'Horeca-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. een horeca-inrichting categorie 1;<br />

b. een bedrijfswoning met bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';<br />

met bijbehorende:<br />

c. andere bouwwerken;<br />

d. sport- en speelgelegenheden;<br />

e. toegangswegen, in- en uitritten;<br />

f. parkeervoorzieningen;<br />

g. groenvoorzieningen;<br />

h. kunstwerken en waterwerken;<br />

i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

11.2 Bouwregels<br />

11.2.1 Gebouwen<br />

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />

a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;<br />

b. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de gevellijn te worden opgericht;<br />

c. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 meter te bedragen en<br />

indien de erfscheiding in een (schouw)sloot is gelegen dienen gebouwen op minimaal 5 meter<br />

afstand vanaf de insteek van de sloot te worden opgericht , danwel indien sprake is van een kleinere<br />

afstand, de reeds bestaande afstand;<br />

d. de maximale bouw- en goothoogte bedragen de bestaande bouw- en goothoogte;<br />

e. de dakhelling van een gebouw mag maximaal 60° bedragen, danwel de bestaande dakhelling indien<br />

de bestaande dakhelling afwijkend is.<br />

11.2.2 Bedrijfswoning<br />

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:<br />

a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;<br />

b. per bedrijf mag maximaal één bedrijfswoning worden opgericht;<br />

c. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';<br />

d. de totale of gezamenlijke oppervlakte van een bedrijfswoning inclusief bijgebouwen mag maximaal<br />

250 m² bedragen, waarbij de totale of gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen maximaal 75 m²<br />

mag bedragen;<br />

e. de voorgevel van een bedrijfswoning dient in de gevellijn te worden gebouwd;<br />

f. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 meter te bedragen en indien de<br />

erfscheiding in een (schouw)sloot is gelegen dienen gebouwen op minimaal 5 meter afstand vanaf<br />

de insteek van de sloot te worden opgericht , tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval<br />

de bestaande afstand als minimum geldt;<br />

g. de maximale bouw- en goothoogte bedragen de bestaande bouw- en goothoogte;<br />

h. de dakhelling van een bedrijfswoning dient minimaal 30° te bedragen, danwel de bestaande<br />

dakhelling indien de bestaande dakhelling afwijkend is.<br />

11.2.3 Bijgebouwen<br />

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />

a. bijgebouwen dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw, waarbij het aantal m² dat gebouwd<br />

wordt als bijgebouw niet meer mag bedragen dan 75 m²;<br />

b. bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak op het zij- en achtererf worden opgericht;<br />

c. bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter de voorgevel van de (bedrijfs)woning te worden<br />

opgericht, danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;<br />

d. de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3 meter bedragen, mits hierbij de goothoogte niet<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 231


estemmingsplan Zwartemeer<br />

hoger is dan de goothoogte van het hoofdgebouw;<br />

e. de bouwhoogte van een bijgebouw mag maximaal 6 meter bedragen, mits hierbij de bouwhoogte<br />

niet hoger is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;<br />

f. de bouwhoogte van bijgebouwen binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens mag maximaal 3,5<br />

meter bedragen;<br />

g. bij twee naar de weg gekeerde zijgevels van een hoofdgebouw (hoeksituatie) dienen vrijstaande<br />

bijgebouwen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in of achter het<br />

verlengde daarvan te worden gebouwd.<br />

11.2.4 Andere bouwwerken<br />

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />

a. overkappingen dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn te worden opgericht;<br />

b. de bouwhoogte van een overkapping mag maximaal 3 meter bedragen;<br />

c. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/ of langs het<br />

gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw,<br />

mag maximaal 1 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en<br />

terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen;<br />

d. de bouwhoogte van andere bouwwerken, mag maximaal 6 meter bedragen en maximaal 15m²<br />

vloeroppervlak beslaan, van lichtmasten maximaal 10 meter mag bedragen;<br />

e. luifels aan gebouwen mogen maximaal 1.5 meter uitsteken.<br />

11.3 Nadere eisen<br />

11.3.1 Bevoegdheid<br />

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de<br />

gebouwen, wat betreft:<br />

a. de woonsituatie;<br />

b. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />

c. cultuurhistorie;<br />

d. verkeersveiligheid;<br />

e. sociale veiligheid;<br />

f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;<br />

g. milieusituatie;<br />

h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.<br />

11.4 Afwijken van de bouwregels<br />

11.4.1 Bevoegdheid<br />

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:<br />

a. lid 11.2.1 onder a in die zin dat het hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd,<br />

mits de oppervlakte aan bebouwing niet wordt vermeerderd;<br />

b. het bepaalde in lid 11.2.3 onder a in die zin dat maximaal 30 m² aan extra bijgebouwen mogen<br />

worden gebouwd voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke<br />

Ondersteuning (WMO) uitsluitend op grond van - en vertoon van een medische indicatie;<br />

c. lid 11.2.3 onder a en toestaan dat uitsluitend voor carports maximaal 20 m² extra bebouwing mag<br />

worden opgericht, mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd, welke vanaf 1meter<br />

achter de voorgevel van de bedrijfswoning dient te worden opgericht;<br />

d. lid 11.2.3 onder a en toestaan dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij een<br />

bedrijfswoning maximaal 100 m² mag bedragen, mits:<br />

1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen ten hoogste 100% van de oppervlakte van het<br />

hoofdgebouw bedraagt;<br />

2. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;<br />

3. het perceel groter is dan 1000 m².<br />

e. lid 11.2.3 onder c en toestaan dat bijgebouwen vanaf de voorgevel van de bedrijfswoning mogen<br />

worden opgericht;<br />

f. lid 11.2.4 onder c en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de<br />

openbare weg maximaal 1.5 meter mag bedragen.<br />

232 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


11.4.2 Beperking<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

Het verlenen van de in lid 11.4.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele gevallen,<br />

waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet<br />

mag worden aangetast. In de afweging om ontheffing te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie,<br />

het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />

brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in<br />

andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />

worden geschaad wordt de ontheffing niet verleend.<br />

11.5 Specifieke gebruiksregels<br />

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval<br />

gerekend:<br />

a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecabedrijven van andere categorieën<br />

dan categorie 1;<br />

b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor bewoning.<br />

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 27 van<br />

toepassing.<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 233


Artikel 12 Horeca - 3<br />

12.1 Bestemmingsomschrijving<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

De voor 'Horeca-3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. een horeca-inrichting categorie 1 tot en met 3;<br />

b. een bedrijfswoning met bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';<br />

met bijbehorende:<br />

c. andere bouwwerken;<br />

d. sport- en speelgelegenheden;<br />

e. toegangswegen in- en uitritten;<br />

f. parkeervoorzieningen;<br />

g. groenvoorzieningen;<br />

h. kunstwerken en waterwerken;<br />

i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

12.2 Bouwregels<br />

12.2.1 Gebouwen<br />

a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;<br />

b. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de gevellijn te worden opgericht;<br />

c. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 meter te bedragen en<br />

indien de erfscheiding in een (schouw)sloot is gelegen dienen gebouwen op minimaal 5 meter<br />

afstand vanaf de insteek van de sloot te worden opgericht , danwel indien sprake is van een kleinere<br />

afstand, de reeds bestaande afstand;<br />

d. de maximale bouw- en goothoogte bedragen de bestaande bouw- en goothoogte;<br />

e. de dakhelling van een gebouw mag maximaal 60° bedragen, danwel de bestaande dakhelling indien<br />

de bestaande dakhelling afwijkend is.<br />

12.2.2 Bedrijfswoning<br />

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:<br />

a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;<br />

b. per bedrijf mag maximaal één bedrijfswoning worden opgericht;<br />

c. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';<br />

d. de totale of gezamenlijke oppervlakte van een bedrijfswoning inclusief bijgebouwen mag maximaal<br />

250 m² bedragen, waarbij de totale of gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen maximaal 75 m²<br />

mag bedragen;<br />

e. de voorgevel van een bedrijfswoning dient in de gevellijn te worden gebouwd;<br />

f. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 meter te bedragen en indien de<br />

erfscheiding in een (schouw)sloot is gelegen dienen gebouwen op minimaal 5 meter afstand vanaf<br />

de insteek van de sloot te worden opgericht , tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval<br />

de bestaande afstand als minimum geldt;<br />

g. de maximale bouw- en goothoogte bedragen de bestaande bouw- en goothoogte;<br />

h. de dakhelling van een bedrijfswoning dient minimaal 30° te bedragen, danwel de bestaande<br />

dakhelling indien de bestaande dakhelling afwijkend is.<br />

12.2.3 Bijgebouwen<br />

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />

a. bijgebouwen dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw, waarbij het aantal m² dat gebouwd<br />

wordt als bijgebouw niet meer mag bedragen dan 75 m²;<br />

b. bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak op het zij- en achtererf worden opgericht;<br />

c. bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter de voorgevel van de (bedrijfs)woning te worden<br />

opgericht, danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;<br />

d. de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3 meter bedragen, mits hierbij de goothoogte niet<br />

hoger is dan de goothoogte van het hoofdgebouw;<br />

e. de bouwhoogte van een bijgebouw mag maximaal 6 meter bedragen, mits hierbij de bouwhoogte<br />

234 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

niet hoger is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;<br />

f. de bouwhoogte van bijgebouwen binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens mag maximaal 3,5<br />

meter bedragen;<br />

g. bij twee naar de weg gekeerde zijgevels van een hoofdgebouw (hoeksituatie) dienen vrijstaande<br />

bijgebouwen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in of achter het<br />

verlengde daarvan te worden gebouwd.<br />

12.2.4 Andere bouwwerken<br />

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />

a. overkappingen dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn te worden opgericht;<br />

b. de bouwhoogte van een overkapping mag maximaal 3 meter bedragen;<br />

c. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/ of langs het<br />

gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw,<br />

mag maximaal 1 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf-en<br />

terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen;<br />

d. de bouwhoogte van andere bouwwerken, mag maximaal 6 meter bedragen en maximaal 15m²<br />

vloeroppervlak beslaan, van lichtmasten maximaal 10 meter mag bedragen;<br />

e. luifels aan gebouwen mogen maximaal 1.5 meter uitsteken.<br />

12.3 Nadere eisen<br />

12.3.1 Bevoegdheid<br />

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de<br />

gebouwen, wat betreft:<br />

a. de woonsituatie;<br />

b. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />

c. cultuurhistorie;<br />

d. verkeersveiligheid;<br />

e. sociale veiligheid;<br />

f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;<br />

g. milieusituatie;<br />

h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.<br />

12.4 Afwijken van de bouwregels<br />

12.4.1 Bevoegdheid<br />

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:<br />

a. lid 12.2.1 onder a in die zin dat het hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd,<br />

mits de oppervlakte aan bebouwing niet wordt vermeerderd;<br />

b. het bepaalde in lid 12.2.3 onder a in die zin dat maximaal 30 m² aan extra bijgebouwen mogen<br />

worden gebouwd voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke<br />

Ondersteuning (WMO) uitsluitend op grond van - en vertoon van een medische indicatie;<br />

c. lid 12.2.3 onder a en toestaan dat uitsluitend voor carports maximaal 20 m² extra bebouwing mag<br />

worden opgericht, mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd, welke vanaf 1meter<br />

achter de voorgevel van de bedrijfswoning dient te worden opgericht;<br />

d. lid 12.2.3 onder a en toestaan dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij een<br />

bedrijfswoning maximaal 100 m² mag bedragen, mits:<br />

1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen ten hoogste 100% van de oppervlakte van het<br />

hoofdgebouw bedraagt;<br />

2. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;<br />

3. het perceel groter is dan 1000 m².<br />

e. lid 12.2.3 onder c en toestaan dat bijgebouwen vanaf de voorgevel van de bedrijfswoning mogen<br />

worden opgericht;<br />

f. lid 12.2.4 onder c en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de<br />

openbare weg maximaal 1.5 meter mag bedragen.<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 235


12.4.2 Beperking<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

Het verlenen van de in lid 12.4.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele gevallen,<br />

waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet<br />

mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie,<br />

het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />

brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in<br />

andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />

worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />

12.5 Specifieke gebruiksregels<br />

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval<br />

gerekend:<br />

a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecabedrijven van andere categorieën<br />

dan categorie 1 tot en met 3;<br />

b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor bewoning.<br />

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 27 van<br />

toepassing.<br />

236 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


Artikel 13 Maatschappelijk<br />

13.1 Bestemmingsomschrijving<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. maatschappelijke voorzieningen;<br />

met bijbehorende:<br />

b. andere bouwwerken;<br />

c. horeca-1 ten dienste van de bestemming;<br />

d. sport- en speelgelegenheden;<br />

e. toegangswegen, in- en uitritten;<br />

f. parkeervoorzieningen;<br />

g. groenvoorzieningen;<br />

h. kunstwerken en waterwerken;<br />

i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

13.2 Bouwregels<br />

13.2.1 Gebouwen<br />

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />

a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;<br />

b. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de gevellijn te worden opgericht;<br />

c. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 meter te bedragen en<br />

indien de erfscheiding in een (schouw)sloot is gelegen dienen gebouwen op minimaal 5 meter<br />

afstand vanaf de insteek van de sloot te worden opgericht , danwel indien sprake is van een kleinere<br />

afstand, de reeds bestaande afstand;<br />

d. de maximale bouw- en goothoogte bedragen de bestaande bouw- en goothoogte;<br />

e. de dakhelling van een gebouw mag maximaal 60° bedragen, danwel de bestaande dakhelling indien<br />

de bestaande dakhelling afwijkend is.<br />

13.2.2 Andere bouwwerken<br />

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />

a. de bouwhoogte van een overkapping mag maximaal 3 meter bedragen;<br />

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/ of langs het<br />

gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw,<br />

mag maximaal 1 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf-en<br />

terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen;<br />

c. de bouwhoogte van andere bouwwerken, mag maximaal 6 meter bedragen en maximaal 15m²<br />

vloeroppervlak beslaan, van lichtmasten maximaal 10 meter mag bedragen;<br />

d. luifels aan gebouwen mogen maximaal 1.5 meter uitsteken.<br />

13.3 Nadere eisen<br />

13.3.1 Bevoegdheid<br />

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de<br />

gebouwen, wat betreft:<br />

a. de woonsituatie;<br />

b. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />

c. cultuurhistorie;<br />

d. verkeersveiligheid;<br />

e. sociale veiligheid;<br />

f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;<br />

g. milieusituatie;<br />

h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 237


13.4 Afwijken van de bouwregels<br />

13.4.1 Bevoegdheid<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:<br />

a. artikel 13.2.1 onder a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden<br />

met een maximum vloeroppervlak van 50 m² en een maximale bouwhoogte van 3 meter;<br />

b. lid 13.2.1 onder b in die zin dat de voorgevel van het hoofdgebouw tot maximaal 5 meter achter de<br />

gevellijn mag worden opgericht;<br />

c. lid 13.2.2 onder b in die zin dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de openbare<br />

weg maximaal 1.5 meter mag meter bedragen.<br />

13.4.2 Beperking<br />

Het verlenen van de in lid 13.4.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele gevallen,<br />

waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet<br />

mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie,<br />

het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />

brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in<br />

andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />

worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />

13.5 Specifieke gebruiksregels<br />

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval<br />

gerekend:<br />

a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel en horeca, tenzij het<br />

detailhandel en horeca betreft die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan de in artikel 13.1<br />

genoemde doeleinden.<br />

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 27 van<br />

toepassing.<br />

238 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

Artikel 14 Maatschappelijk - Begraafplaats<br />

14.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. begraafplaats/ graven, urnenmuur;<br />

b. onderhoudsruimten;<br />

met bijbehorende:<br />

c. andere bouwwerken;<br />

d. toegangswegen, in- en uitritten;<br />

e. parkeervoorzieningen;<br />

f. groenvoorzieningen;<br />

g. kunstwerken en waterwerken;<br />

h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

14.2 Bouwregels<br />

14.2.1 Gebouwen<br />

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />

a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;<br />

b. het bouwvlak mag volledig bebouwd worden;<br />

c. de bouw- en goothoogte bedragen de bestaande bouw- en goothoogte;<br />

d. de dakhelling bedraagt de bestaande dakhelling.<br />

14.2.2 Andere bouwwerken<br />

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />

a. de bouwhoogte van een overkapping mag maximaal 3 meter bedragen;<br />

b. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter bedragen;<br />

c. de bouwhoogte van andere bouwwerken, mag maximaal 6 meter bedragen en maximaal 15m²<br />

vloeroppervlak beslaan, van lichtmasten maximaal 10 meter mag bedragen.<br />

14.3 Nadere eisen<br />

14.3.1 Bevoegdheid<br />

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de<br />

gebouwen, wat betreft:<br />

a. de woonsituatie;<br />

b. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />

c. cultuurhistorie;<br />

d. verkeersveiligheid;<br />

e. sociale veiligheid;<br />

f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;<br />

g. milieusituatie;<br />

h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.<br />

14.4 Afwijken van de bouwregels<br />

14.4.1 Bevoegdheid<br />

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:<br />

a. artikel 14.2.1 onder a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden<br />

met een maximum vloeroppervlak van 50 meter² en een maximale bouwhoogte van 3 meter;<br />

b. artikel 14.2.2 onder b en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de<br />

openbare weg maximaal 1,5 meter mag bedragen.<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 239


14.4.2 Beperking<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

Het verlenen van de in artikel 14.4.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele<br />

gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende<br />

bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om een omgevingsvergunning te verlenen<br />

worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de<br />

verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de<br />

milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de<br />

genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet<br />

verleend;<br />

14.5 Specifieke gebruiksregels<br />

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval<br />

gerekend:<br />

a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, tenzij het horeca betreft die ten<br />

dienste staat van en ondergeschikt is aan de in artikel 14.1 genoemde doeleinden.<br />

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 27 van<br />

toepassing.<br />

240 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

Artikel 15 Maatschappelijk - Onderwijs<br />

15.1 Bestemmingsomschrijving<br />

De voor 'Maatschappelijk - Onderwijs' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. basisonderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs, peuterspeelzaal, kinderdagopvang,<br />

buitenschoolse opvang, brede school;<br />

met bijbehorende:<br />

b. andere bouwwerken;<br />

c. horeca-1 ten dienste van de bestemming;<br />

d. sport- en speelgelegenheden;<br />

e. toegangswegen, in- en uitritten;<br />

f. parkeervoorzieningen;<br />

g. groenvoorzieningen;<br />

h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

15.2 Bouwregels<br />

15.2.1 Gebouwen<br />

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />

a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;<br />

b. indien een gevellijn is aangegeven dient de voorgevel van het gebouw in de gevellijn te worden<br />

opgericht;<br />

c. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 meter te bedragen en<br />

indien de erfscheiding in een (schouw)sloot is gelegen dienen gebouwen op minimaal 5 meter<br />

afstand vanaf de insteek van de sloot te worden opgericht , tenzij de bestaande afstand kleiner is, in<br />

welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;<br />

d. de maximale bouw- en goothoogte bedragen de bestaande bouw- en goothoogte;<br />

e. de dakhelling bedraagt de bestaande dakhelling.<br />

15.2.2 Fietsenstallingen<br />

Voor het bouwen van fietsenstallingen gelden de volgende bepalingen:<br />

a. de totale of gezamenlijke oppervlakte van fietsenstallingen mag maximaal 50m² te bedragen;<br />

b. de bouwhoogte van een fietsenstalling mag maximaal 3 meter bedragen.<br />

15.2.3 Andere bouwwerken<br />

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />

a. luifels aan het gebouw mogen maximaal 1.5 meter uit steken;<br />

b. de bouwhoogte van een overkapping mag maximaal 3 meter bedragen;<br />

c. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/ of langs het<br />

gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw,<br />

mag maximaal 1 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf-en<br />

terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen;<br />

d. de bouwhoogte van andere bouwwerken, mag maximaal 6 meter bedragen en maximaal 15m²<br />

vloeroppervlak beslaan, van lichtmasten maximaal 10 meter mag bedragen.<br />

15.3 Nadere eisen<br />

15.3.1 Bevoegdheid<br />

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de<br />

gebouwen, wat betreft:<br />

a. de woonsituatie;<br />

b. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />

c. cultuurhistorie;<br />

d. verkeersveiligheid;<br />

e. sociale veiligheid;<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 241


estemmingsplan Zwartemeer<br />

f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;<br />

g. milieusituatie;<br />

h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.<br />

15.4 Afwijken van de bouwregels<br />

15.4.1 Bevoegdheid<br />

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:<br />

a. artikel 14.2.1 onder a en toestaan dat gebouwen gerealiseerd mogen worden buiten het bouwvlak<br />

met een maximum vloeroppervlak van 50 meter² en een maximale bouwhoogte van 3 meter;<br />

b. artikel 14.2.2 onder c en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de<br />

openbare weg maximaal 1,5 meter mag bedragen;<br />

15.4.2 Beperking<br />

Het verlenen van de in artikel 15.4.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele<br />

gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende<br />

bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om een omgevingsvergunning te verlenen<br />

worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de<br />

verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de<br />

milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de<br />

genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet<br />

verleend;<br />

15.5 Specifieke gebruiksregels<br />

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:<br />

a. het gebruik van de horeca - 1 functie ten dienste van deze bestemming als een zelfstandige horeca<br />

inrichting.<br />

242 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


Artikel 16 Maatschappelijk - Religie<br />

16.1 Bestemmingsomschrijving<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

De voor 'Maatschappelijk - Religie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. religieuze instellingen zoals kerken, moskeeën, gebedshuizen en andere in aard en omvang<br />

vergelijkbare instellingen met bijbehorende voorzieningen;<br />

b. een dienstwoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';<br />

met bijbehorende:<br />

c. andere bouwwerken;<br />

d. horeca-1 ten dienste van de bestemming;<br />

e. bijgebouwen;<br />

f. fietsenstallingen;<br />

g. groenvoorzieningen;<br />

h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;<br />

i. toegangswegen en parkeervoorzieningen.<br />

16.2 Bouwregels<br />

16.2.1 Gebouwen<br />

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />

a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;<br />

b. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de gevellijn te worden opgericht;<br />

c. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 meter te bedragen en<br />

indien de erfscheiding in een (schouw)sloot is gelegen dienen gebouwen op minimaal 5 meter<br />

afstand vanaf de insteek van de sloot te worden opgericht , tenzij de bestaande afstand kleiner is, in<br />

welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;<br />

d. de maximale bouw- en goothoogte bedragen de bestaande bouw- en goothoogte;<br />

e. de dakhelling van een gebouw dient minimaal 30° te bedragen, danwel de bestaande dakhelling<br />

indien de bestaande dakhelling afwijkend is.<br />

16.2.2 Bedrijfswoning<br />

a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;<br />

b. er mag maximaal één bedrijfswoning worden opgericht;<br />

c. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';<br />

d. de totale of gezamenlijke oppervlakte van een bedrijfswoning inclusief bijgebouwen mag maximaal<br />

250 m² bedragen, waarbij de totale of gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen maximaal 75 m²<br />

mag bedragen;<br />

e. de voorgevel van een bedrijfswoning dient in de gevellijn te worden gebouwd;<br />

f. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 meter te bedragen en indien de<br />

erfscheiding in een (schouw)sloot is gelegen dienen gebouwen op minimaal 5 meter afstand vanaf<br />

de insteek van de sloot te worden opgericht , tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval<br />

de bestaande afstand als minimum geldt;<br />

g. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte van<br />

de bedrijfswoning niet meer bedragen dan is aangegeven, danwel de bestaande goot- en<br />

bouwhoogte indien geen goot- en bouwhoogte is aangegeven;<br />

h. de dakhelling van een bedrijfswoning dient minimaal 30° te bedragen, danwel de bestaande<br />

dakhelling indien de bestaande dakhelling afwijkend is;<br />

i. de dakhelling van een bedrijfswoning mag maximaal 60° bedragen, danwel de bestaande dakhelling<br />

indien de bestaande dakhelling afwijkend is.<br />

16.2.3 Bijgebouwen<br />

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />

a. bijgebouwen dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw, waarbij het aantal m² dat gebouwd<br />

wordt als bijgebouw niet meer mag bedragen dan 75 m²;<br />

b. bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak op het zij- en achtererf worden opgericht;<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 243


estemmingsplan Zwartemeer<br />

c. bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter de voorgevel van de (bedrijfs)woning te worden<br />

opgericht, danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;<br />

d. de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3 meter bedragen, mits hierbij de goothoogte niet<br />

hoger is dan de goothoogte van het hoofdgebouw;<br />

e. de bouwhoogte van een bijgebouw mag maximaal 6 meter bedragen, mits hierbij de bouwhoogte<br />

niet hoger is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;<br />

f. de bouwhoogte van bijgebouwen binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens mag maximaal 3,5<br />

meter bedragen;<br />

g. bij twee naar de weg gekeerde zijgevels van een hoofdgebouw (hoeksituatie) dienen vrijstaande<br />

bijgebouwen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in of achter het<br />

verlengde daarvan te worden gebouwd.<br />

16.2.4 Fietsenstallingen<br />

a. de totale of gezamenlijke oppervlakte van fietsenstallingen mag maximaal 50m² te bedragen;<br />

b. de bouwhoogte van een fietsenstalling mag maximaal 3 meter bedragen.<br />

16.2.5 Andere bouwwerken<br />

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />

a. luifels aan het gebouw mogen maximaal 1.5 meter uit steken;<br />

b. de bouwhoogte van overkapping mag maximaal 3 meter bedragen;<br />

c. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/ of langs het<br />

gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw,<br />

mag maximaal 1 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf-en<br />

terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen;<br />

d. de bouwhoogte van andere bouwwerken, mag maximaal 6 meter bedragen en maximaal 15m²<br />

vloeroppervlak beslaan, van lichtmasten maximaal 10 meter mag bedragen.<br />

16.3 Nadere eisen<br />

16.3.1 Bevoegdheid<br />

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de<br />

gebouwen, wat betreft:<br />

a. de woonsituatie;<br />

b. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />

c. cultuurhistorie;<br />

d. verkeersveiligheid;<br />

e. sociale veiligheid;<br />

f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;<br />

g. milieusituatie;<br />

h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.<br />

16.4 Afwijken van de bouwregels<br />

16.4.1 Bevoegdheid<br />

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:<br />

a. artikel 16.2.1 onder a en toestaan dat gebouwen gerealiseerd mogen worden buiten het bouwvlak<br />

met een maximum vloeroppervlak van 50 m² en een maximale bouwhoogte van 3 meter;<br />

b. lid 16.2.3 onder a in die zin dat maximaal 30 m² aan extra bijgebouwen mogen worden gebouwd<br />

voor noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO)<br />

uitsluitend op grond van en vertoon van een medische indicatie;<br />

c. lid 16.2.3 onder a en toestaan dat uitsluitend voor carports maximaal 20 m² extra bebouwing mag<br />

worden opgericht, mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd, welke vanaf 1meter<br />

achter de voorgevel van de bedrijfswoning dient te worden opgericht;<br />

d. lid 16.2.3 onder a en toestaan dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij een<br />

bedrijfswoning maximaal 100 m² mag bedragen, mits:<br />

1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen ten hoogste 100% van de oppervlakte van het<br />

hoofdgebouw bedraagt;<br />

244 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

2. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;<br />

3. het perceel groter is dan 1000 m².<br />

e. lid 16.2.3 onder c en toestaan dat bijgebouwen vanaf de voorgevel van de bedrijfswoning mogen<br />

worden opgericht;<br />

f. lid 16.2.5 onder c en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de<br />

openbare weg maximaal 1.5 meter mag bedragen.<br />

16.4.2 Beperking<br />

Het verlenen van de in lid 16.4.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele gevallen,<br />

waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet<br />

mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie,<br />

het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />

brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in<br />

andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />

worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />

16.5 Specifieke gebruiksregels<br />

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval<br />

gerekend:<br />

a. het gebruik van de horeca - 1 functie ten dienste van deze bestemming als een zelfstandige horeca<br />

inrichting.<br />

b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor bewoning.<br />

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 27 van<br />

toepassing.<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 245


Artikel 17 Sport<br />

17.1 Bestemmingsomschrijving<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. sport, sportvelden en sportterreinen;<br />

b. clubgebouwen, materialenruimte en kleedruimten;<br />

met bijbehorende:<br />

c. andere bouwwerken;<br />

d. horeca-1 (sportkantine) ten dienste van de bestemming;<br />

e. speelgelegenheden;<br />

f. toegangswegen in- en uitritten;<br />

g. parkeervoorzieningen;<br />

h. groenvoorzieningen;<br />

i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

17.2 Bouwregels<br />

17.2.1 Gebouwen<br />

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />

a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;<br />

b. de maximale bouw- en goothoogte bedragen de bestaande bouw- en goothoogte.<br />

17.2.2 Andere bouwwerken<br />

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />

a. de bouwhoogte van een overkapping mag maximaal 3 meter bedragen;<br />

b. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen, met dien verstande dat<br />

lichtmasten maximaal 10 meter en vlaggenmasten maximaal 5 meter mogen bedragen;<br />

c. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/ of langs het<br />

gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw,<br />

mag maximaal 1 meter bedragen;<br />

d. luifels aan een gebouw mogen maximaal 1.5 meter uit steken.<br />

17.3 Nadere eisen<br />

17.3.1 Bevoegdheid<br />

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de<br />

gebouwen, wat betreft:<br />

a. de woonsituatie;<br />

b. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />

c. cultuurhistorie;<br />

d. verkeersveiligheid;<br />

e. sociale veiligheid;<br />

f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;<br />

g. milieusituatie;<br />

h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.<br />

17.4 Afwijken van de bouwregels<br />

17.4.1 Bevoegdheid<br />

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:<br />

a. lid 17.2.1 onder a en toestaan dat gebouwen gerealiseerd mogen worden buiten het bouwvlak met<br />

een maximum vloeroppervlak van 50 m² en een maximale bouwhoogte van 3 meter;<br />

b. lid 17.2.2 onder d in die zin dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de openbare<br />

weg maximaal 1,5 meter mag meter bedragen.<br />

246 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


17.4.2 Beperking<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

Het verlenen van de in lid 17.4.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele gevallen,<br />

waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet<br />

mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie,<br />

het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />

brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in<br />

andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />

worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />

17.5 Specifieke gebruiksregels<br />

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval<br />

gerekend:<br />

a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecabedrijven, anders dan een<br />

sportkantine.<br />

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 27 van<br />

toepassing.<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 247


Artikel 18 Tuin<br />

18.1 Bestemmingsomschrijving<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. tuin;<br />

en mede bestemd voor:<br />

b. andere bouwwerken.<br />

c. het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op geluidgevoelige objecten, ter plaatse van de<br />

gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg'.<br />

18.2 Bouwregels<br />

18.2.1 Gebouwen<br />

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />

op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden opgericht.<br />

18.2.2 Andere bouwwerken<br />

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />

a. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 1 meter bedragen;<br />

b. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/ of langs het<br />

gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw,<br />

mag maximaal 1 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf-en<br />

terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen.<br />

18.3 Afwijken van de bouwregels<br />

18.3.1 Bevoegdheid<br />

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:<br />

a. lid 18.2.1 onder a en toestaan dat erkers, afdaken, balkons, entreeportalen en veranda’s mogen<br />

worden gebouwd, waarbij<br />

1. de overschrijding van de voorgevel maximaal 1 meter mag bedragen;<br />

2. de bouwhoogte van erkers, afdaken, entreeportalen en veranda’s maximaal de bouwhoogte van<br />

de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw mag bedragen;<br />

3. de erker ten hoogste 1 meter vanuit de aangrenzende bouwgrens mag worden gebouwd;<br />

4. de erker over maximaal 70% van de voorgevel mag worden gebouwd.<br />

18.3.2 Beperking<br />

Het verlenen van de in artikel 18.3.1 genoemde omgevingsvergunning is beperkt tot incidentele gevallen,<br />

waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet<br />

mag worden aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de<br />

woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale)<br />

veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de<br />

gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of<br />

belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;<br />

248 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


Artikel 19 Verkeer<br />

19.1 Bestemmingsomschrijving<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. wegen, fietspaden, voetpaden en straten met hoofdzakelijk een functie voor het doorgaande verkeer;<br />

b. informatiesystemen/signaleringsborden;<br />

c. voorzieningen voor het openbaar vervoer;<br />

d. bruggen, dammen, viaducten, geluidwerende voorzieningen;<br />

e. parkeervoorzieningen;<br />

en mede bestemd voor:<br />

f. het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op geluidgevoelige objecten, ter plaatse van de<br />

gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg';<br />

met bijbehorende:<br />

g. andere bouwwerken;<br />

h. kunstwerken en waterwerken;<br />

i. toegangswegen, in- en uitritten;<br />

j. groenvoorzieningen;<br />

k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

19.2 Bouwregels<br />

19.2.1 Gebouwen<br />

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />

op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.<br />

19.2.2 Andere bouwwerken<br />

Voor het bouwen van andere bouwwerken, gelden de volgende bepalingen:<br />

a. de bouwhoogte van andere bouwwerken, mag maximaal 6 meter bedragen en maximaal 15m²<br />

vloeroppervlak beslaan, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten en<br />

informatiesystemen/signaleringsborden maximaal 10 meter mag bedragen;<br />

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg mag maximaal 1<br />

meter bedragen.<br />

19.3 Afwijken van de bouwregels<br />

19.3.1 Bevoegdheid<br />

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:<br />

a. lid 19.2.2 onder b in die zin dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de openbare<br />

weg maximaal 1.5 meter mag meter bedragen.<br />

19.3.2 Beperking<br />

Het verlenen van de in lid 19.3.1 genoemde omgevingsvergunning is beperkt tot incidentele gevallen,<br />

waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet<br />

mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie,<br />

het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />

brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in<br />

andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />

worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 249


Artikel 20 Verkeer - Verblijfsgebied<br />

20.1 Bestemmingsomschrijving<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

De voor 'Verkeer- Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. woonstraten en wegen voor de ontsluiting van de aanliggende percelen;<br />

b. erven en pleinen<br />

c. garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garage';<br />

d. toegangswegen;<br />

met bijbehorende:<br />

e. andere bouwwerken;<br />

f. kunstwerken en waterwerken;<br />

g. sport- en speelgelegenheden;<br />

h. fiets- en voetpaden;<br />

i. parkeervoorzieningen;<br />

j. groenvoorzieningen;<br />

k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

20.2 Bouwregels<br />

20.2.1 Garageboxen<br />

Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende bepalingen:<br />

a. als gebouwen mogen uitsluitend garageboxen worden gebouwd;<br />

b. garageboxen mogen uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding 'garage' (ga);<br />

c. de bouwhoogte van een garagebox mag maximaal 3 meter bedragen;<br />

d. garageboxen dienen plat afgedekt te worden.<br />

20.2.2 Andere bouwwerken<br />

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />

a. de bouwhoogte van andere bouwwerken, mag maximaal 6 meter bedragen en maximaal 15m²<br />

vloeroppervlak beslaan, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 10 meter<br />

mag bedragen.<br />

b. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen gelegen langs de openbare weg mag maximaal 1<br />

meter bedragen.<br />

20.3 Nadere eisen<br />

20.3.1 Bevoegdheid<br />

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de<br />

gebouwen, wat betreft:<br />

a. de woonsituatie;<br />

b. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />

c. cultuurhistorie;<br />

d. verkeersveiligheid;<br />

e. sociale veiligheid;<br />

f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;<br />

g. milieusituatie;<br />

h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.<br />

20.4 Afwijken van de bouwregels<br />

20.4.1 Bevoegdheid<br />

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:<br />

a. lid 20.2.2 in die zin dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de openbare weg<br />

maximaal 1,5 meter mag meter bedragen.<br />

250 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


20.4.2 Beperking<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

Het verlenen van de in artikel 20.4.1 onder a genoemde omgevingsvergunning is beperkt tot incidentele<br />

gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende<br />

bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder<br />

geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de<br />

(sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de<br />

gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of<br />

belangen onevenredig worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />

20.5 Specifieke gebruiksregels<br />

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:<br />

a. het gebruik van de garageboxen ten behoeve van wonen.<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 251


Artikel 21 Water<br />

21.1 Bestemmingsomschrijving<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. water;<br />

b. waterhuishoudkundige voorzieningen;<br />

c. watersport en waterrecreatie, niet gemotoriseerd;<br />

d. oevers en beplanting;<br />

en mede bestemd voor:<br />

e. het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op geluidgevoelige objecten, ter plaatse van de<br />

gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg';<br />

met de bijbehorende:<br />

f. andere bouwwerken, waaronder bruggen, sluizen, dammen en/of duikers;<br />

g. groenvoorzieningen;<br />

h. kunstwerken en waterwerken;<br />

i. nutsvoorzieningen.<br />

21.2 Bouwregels<br />

21.2.1 Gebouwen<br />

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />

op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.<br />

21.2.2 Andere bouwwerken<br />

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />

a. binnen een afstand van 5 meter ter weerszijden van de op de kaart aangegeven watergangen mogen<br />

uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de waterhuishouding worden<br />

gebouwd met een maximale hoogte van 3 meter;<br />

b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 8 meter bedragen;<br />

c. voor nutsvoorzieningen geldt per op te richten bouwwerk een bouwhoogte van maximaal 3 meter en<br />

een oppervlakte van maximaal 25 m²;<br />

d. de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 12 meter bedragen;<br />

e. op of in deze gronden mogen andere bouwwerken worden opgericht, mits deze de waterhuishouding<br />

niet belemmeren;<br />

f. de bouwhoogte van andere bouwwerken en kunstwerken van artistieke aard mag maximaal 8 meter<br />

bedragen en maximaal 30 m² vloeroppervlak beslaan.<br />

21.3 Specifieke gebruiksregels<br />

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval<br />

gerekend:<br />

a. het gebruik van gronden en water als permanente ligplaats voor woonschepen zoals bedoeld in de<br />

plaatselijke woonschepen verordening en de provinciale omgevingsverordening.<br />

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 27 van<br />

toepassing.<br />

252 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


Artikel 22 Wonen - Aaneengebouwd<br />

22.1 Bestemmingsomschrijving<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

De voor 'Wonen - Aaneengebouwd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. aaneengebouwde woningen;<br />

b. bijgebouwen;<br />

c. tuin en erven;<br />

met bijbehorende:<br />

d. andere bouwwerken;<br />

e. sport- en speelgelegenheden;<br />

f. toegangswegen, in- en uitritten;<br />

g. parkeervoorzieningen;<br />

h. groenvoorzieningen;<br />

i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

22.2 Bouwregels<br />

22.2.1 Gebouwen<br />

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />

a. als hoofdgebouw mag uitsluitend een aaneengebouwde woning worden gebouwd;<br />

b. het aantal hoofdgebouwen met de bestemming 'Wonen- Aaneengebouwd' ten tijde van de<br />

terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan mag niet worden vermeerderd;<br />

c. hoofdgebouwen dienen uitsluitend binnen het bouwvlak te worden gebouwd;<br />

d. de afstand van een niet aangebouwde zijde van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens<br />

dient minimaal 3 meter te bedragen en indien de erfscheiding in een (schouw)sloot is gelegen<br />

dienen gebouwen op minimaal 5 meter afstand vanaf de insteek van de sloot te worden opgericht ,<br />

tenzij de bestaande afstand kleiner is , tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de<br />

bestaande afstand als minimum geldt;<br />

e. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de gevellijn te worden opgericht, danwel op de bestaande<br />

locatie indien de huidige voorgevel achter de gevellijn is opgericht ;<br />

f. bijgebouwen mogen binnen en buiten het bouwvlak gebouwd worden;<br />

g. het bouwvlak mag volledig bebouwd worden;<br />

h. de goot- en bouwhoogte van een (hoofd)gebouw bedragen ten hoogste de bestaande goot- en<br />

bouwhoogte tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte<br />

(m)', in welk geval de goot- en bouwhoogte van het (hoofd)gebouw niet meer bedragen dan is<br />

aangegeven;<br />

i. de dakhelling van een hoofdgebouw dient minimaal 30° en mag maximaal 60° te bedragen, danwel<br />

de bestaande dakhelling indien de bestaande dakhelling afwijkend is.<br />

22.2.2 Bijgebouwen<br />

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />

a. bijgebouwen dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw, waarbij het aantal m² dat gebouwd<br />

wordt als bijgebouw niet meer mag bedragen dan het hoofdgebouw;<br />

b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag maximaal 35m²<br />

bedragen, mits niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;<br />

c. bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn van het hoofdgebouw te worden opgericht,<br />

danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;<br />

d. aangebouwde bijgebouwen mogen maximaal 5 meter achter de oorspronkelijke achtergevel van het<br />

hoofdgebouw worden gebouwd;<br />

e. de bouw- en goothoogte van bijgebouwen welke vallen binnen de aanduiding "(bg)" dienen<br />

gehandhaafd te blijven;<br />

f. op gronden met de aanduiding "(-bg)" mogen geen bijgebouwen worden gerealiseerd;<br />

g. de bouwhoogte van bijgebouwen binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens mag maximaal 3,5<br />

meter bedragen;<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 253


estemmingsplan Zwartemeer<br />

h. de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3 meter bedragen, met dien verstande dat de<br />

goothoogte van het bijgebouw niet meer mag bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw;<br />

i. de bouwhoogte van een bijgebouw mag maximaal 6 meter bedragen, met dien verstande dat de<br />

bouwhoogte van het bijgebouw niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;<br />

j. bij twee naar de weg gekeerde zijgevels van een hoofdgebouw (hoeksituatie) dienen vrijstaande<br />

bijgebouwen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in of achter het<br />

verlengde daarvan te worden gebouwd.<br />

22.2.3 Andere bouwwerken<br />

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />

a. de gezamenlijke oppervlakte van de andere bouwwerken bij een hoofdgebouw mag maximaal 20m²<br />

bedragen, mits niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;<br />

b. andere bouwwerken dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn te worden opgericht;<br />

c. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen;<br />

d. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/ of langs het<br />

gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw,<br />

mag maximaal 1 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf-en<br />

terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen.<br />

22.3 Nadere eisen<br />

22.3.1 Bevoegdheid<br />

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de<br />

gebouwen, wat betreft:<br />

a. de woonsituatie;<br />

b. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />

c. cultuurhistorie;<br />

d. verkeersveiligheid;<br />

e. sociale veiligheid;<br />

f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;<br />

g. milieusituatie;<br />

h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.<br />

22.4 Afwijken van de bouwregels<br />

22.4.1 Bevoegdheid<br />

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:<br />

a. lid 22.2.1 onder c in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd,<br />

mits:<br />

1. uitbreiding van het hoofdgebouw binnen het bouwvlak niet meer mogelijk is;<br />

2. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijerfscheiding minimaal 3 meter bedraagt;<br />

3. het een ondergeschikte uitbreiding van het hoofdgebouw betreft;<br />

4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;<br />

b. lid 22.2.1 onder e in die zin dat maximaal 50% van de gronden voor de voorgevel mag worden<br />

bebouwd mits:<br />

1. bij de eerste oplevering van het hoofdgebouw een bijgebouw voor de voorgevel gerealiseerd is;<br />

2. de bebouwing ruimtelijk en stedenbouwkundig inpasbaar is in de omgeving, repeteerbaar en/ of<br />

repeterend;<br />

c. lid 22.2.1 onder h in die zin dat de maximale bouwhoogte van het hoofdgebouw 1 meter hoger mag<br />

bedragen;<br />

d. lid 22.2.1 onder h in die zin dat de maximale goothoogte van het hoofdgebouw 1 meter hoger mag<br />

bedragen;<br />

e. lid 22.2.2 onder a en b in die zin dat anders dan onder lid 22.2.2 onder a en b is genoemd een<br />

bijgebouw (niet zijnde een vrijstaand bijgebouw) 1.5 keer groter mag zijn dan het hoofdgebouw<br />

indien de oppervlakte van een hoofdgebouw kleiner of 50 m² bedraagt;<br />

f. lid 22.2.2 onder b in die zin dat maximaal 30 m² aan extra gebouwen mogen worden opgericht voor<br />

noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO)<br />

254 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

uitsluitend op grond van - en vertoon van een medische indicatie;<br />

g. lid 22.2.2 onder b en toestaan dat uitsluitend voor carports maximaal 20 m² extra bebouwing mag<br />

worden opgericht, mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd, welke vanaf 1<br />

meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw dienen te worden opgericht;<br />

h. lid 22.2.2 onder b in die zin dat de totale gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen bij een<br />

hoofdgebouw maximaal 50m² mag bedragen, mits;<br />

1. de gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen ten hoogste 100% van de oppervlakte van het<br />

hoofdgebouw bedraagt;<br />

2. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;<br />

i. lid 22.2.2 onder c in die zin dat bijgebouwen in de gevellijn worden gebouwd;<br />

j. lid 22.2.3 onder a in die zin dat de totale gezamenlijke oppervlakte andere bouwwerken met 10m²<br />

mag worden vergroot;<br />

k. lid 22.2.3 onder d in die zin dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de openbare<br />

weg maximaal 1.5 meter mag meter bedragen.<br />

22.4.2 Beperking<br />

Het verlenen van de in lid 22.4.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele gevallen,<br />

waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet<br />

mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie,<br />

het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />

brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in<br />

andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />

worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />

22.5 Specifieke gebruiksregels<br />

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval<br />

gerekend:<br />

a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;<br />

b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige<br />

beroeps- en bedrijfsactiviteiten.<br />

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 27 van<br />

toepassing.<br />

22.6 Afwijken van de gebruiksregels<br />

22.6.1 Bevoegdheid<br />

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:<br />

a. artikel 22.5 onder b in die zin dat een deel van de woning voor de uitoefening van een aan huis<br />

gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten gebruikt mag worden, waarbij de volgende<br />

bepalingen gelden:<br />

1. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;<br />

2. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden<br />

van de aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast;<br />

3. de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;<br />

4. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van<br />

de woning;<br />

5. maximaal 40% van het te bebouwen vloeroppervlak mag gebruikt worden voor huisverbonden<br />

activiteiten met een maximum van 50 m²;<br />

6. detailhandel mag niet plaatsvinden behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct<br />

verband met het aan huis verbonden beroep/ en bedrijf;<br />

7. er mogen geen reclameborden groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst;<br />

8. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt.<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 255


22.6.2 Beperking<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

Het verlenen van de in lid 22.6.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele gevallen,<br />

waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet<br />

mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie,<br />

het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />

brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in<br />

andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />

worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />

22.7 Wijzigingsbevoegdheid<br />

22.7.1 Bevoegdheid<br />

Burgermeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het<br />

bestemmingsplan wijzigen door:<br />

a. het bouwen of uitbreiden van de woning met geluidsgevoelige ruimtes buiten het bouwvlak toe te<br />

staan mits de geluidbelasting van de geluidgevoelige gebouwen en of ruimtes niet hoger is dan de<br />

geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;<br />

22.7.2 Beperkingen<br />

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om<br />

conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en<br />

bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/<br />

externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere<br />

bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />

worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.<br />

256 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


Artikel 23 Wonen - Twee aaneen<br />

23.1 Bestemmingsomschrijving<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

De voor 'Wonen - Twee aaneen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. twee-onder- een kapwoningen ( twee aaneen);<br />

b. bijgebouwen;<br />

c. tuin en erven;<br />

en mede bestemd voor:<br />

d. het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op geluidgevoelige objecten, ter plaatse van de<br />

gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg';<br />

met bijbehorende:<br />

e. andere bouwwerken;<br />

f. sport- en speelgelegenheden;<br />

g. toegangswegen, in- en uitritten;<br />

h. parkeervoorzieningen;<br />

i. groenvoorzieningen;<br />

j. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

23.2 Bouwregels<br />

23.2.1 Gebouwen<br />

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />

a. als hoofdgebouw mag uitsluitend een twee-onder- een kapwoning worden gebouwd;<br />

b. het aantal hoofdgebouwen met de bestemming 'Wonen- Twee aaneen' ten tijde van de<br />

terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan mag niet worden vermeerderd;<br />

c. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;<br />

d. de afstand van een niet aangebouwde zijde van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens<br />

dient minimaal 3 meter te bedragen en indien de erfscheiding in een (schouw)sloot is gelegen<br />

dienen gebouwen op minimaal 5 meter afstand vanaf de insteek van de sloot te worden opgericht ,<br />

tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;<br />

e. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de gevellijn te worden opgericht, danwel op de bestaande<br />

locatie indien de huidige voorgevel achter de gevellijn is opgericht ;<br />

f. bijgebouwen mogen binnen en buiten het bouwvlak gebouwd worden;<br />

g. het bouwvlak mag volledig bebouwd worden;<br />

h. de goot- en bouwhoogte van een (hoofd)gebouw bedragen ten hoogste de bestaande bouw- en<br />

goothoogte tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte<br />

(m)', in welk geval de goot- en bouwhoogte van het (hoofd)gebouw niet meer mag bedragen dan is<br />

aangegeven;<br />

i. de dakhelling van een hoofdgebouw dient minimaal 30° en mag maximaal 60° te bedragen, danwel<br />

de bestaande dakhelling indien de bestaande dakhelling afwijkend is.<br />

23.2.2 Bijgebouwen<br />

a. bijgebouwen dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw, waarbij het aantal m² dat gebouwd<br />

wordt als bijgebouw niet meer mag bedragen dan het hoofdgebouw;<br />

b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag maximaal 50m²<br />

bedragen, mits niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;<br />

c. bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn van het hoofdgebouw te worden opgericht,<br />

danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;<br />

d. de bouw- en goothoogte van bijgebouwen welke vallen binnen de aanduiding "(bg)" dienen<br />

gehandhaafd te blijven;<br />

e. op gronden met de aanduiding "(-bg)" mogen geen bijgebouwen worden gerealiseerd;<br />

f. de bouwhoogte van bijgebouwen binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens mag maximaal 3,5<br />

meter bedragen;<br />

g. de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3 meter bedragen, met dien verstande dat de<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 257


estemmingsplan Zwartemeer<br />

goothoogte van het bijgebouw niet meer mag bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw;<br />

h. de bouwhoogte van een bijgebouw mag maximaal 6 meter bedragen, met dien verstande dat de<br />

bouwhoogte van het bijgebouw niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;<br />

i. bij twee naar de weg gekeerde zijgevels van een hoofdgebouw (hoeksituatie) dienen vrijstaande<br />

bijgebouwen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in of achter het<br />

verlengde daarvan te worden gebouwd.<br />

23.2.3 Andere bouwwerken<br />

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />

a. de gezamenlijke oppervlakte van de andere bouwwerken bij een hoofdgebouw mag maximaal 20m²<br />

bedragen, mits niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;<br />

b. andere bouwwerken dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn te worden opgericht;<br />

c. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen;<br />

d. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/ of langs het<br />

gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw,<br />

mag maximaal 1 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en<br />

terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen.<br />

23.3 Nadere eisen<br />

23.3.1 Bevoegdheid<br />

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de<br />

gebouwen, wat betreft:<br />

a. de woonsituatie;<br />

b. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />

c. cultuurhistorie;<br />

d. verkeersveiligheid;<br />

e. sociale veiligheid;<br />

f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;<br />

g. milieusituatie;<br />

h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.<br />

23.4 Afwijken van de bouwregels<br />

23.4.1 Bevoegdheid<br />

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:<br />

a. lid 23.2.1 onder c in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd,<br />

mits:<br />

1. uitbreiding van het hoofdgebouw binnen het bouwvlak niet meer mogelijk is;<br />

2. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijerfscheiding minimaal 3 meter bedraagt;<br />

3. het een ondergeschikte uitbreiding van het hoofdgebouw betreft;<br />

4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;<br />

b. lid 23.2.1 onder e in die zin dat maximaal 50% van de gronden voor de voorgevel mag worden<br />

bebouwd mits:<br />

1. bij de eerste oplevering van het hoofdgebouw een bijgebouw voor de voorgevel gerealiseerd is;<br />

2. de bebouwing ruimtelijk en stedenbouwkundig inpasbaar is in de omgeving, repeteerbaar en/ of<br />

repeterend;<br />

c. lid 23.2.1 onder h in die zin dat de maximale bouwhoogte van het hoofdgebouw 1 meter hoger mag<br />

bedragen;<br />

d. lid 23.2.1 onder h in die zin dat de maximale goothoogte van het hoofdgebouw 1 meter hoger mag<br />

bedragen;<br />

e. lid 23.2.2 onder a en b in die zin dat anders dan onder lid 23.2.2 onder a en b is genoemd een<br />

bijgebouw (niet zijnde een vrijstaand bijgebouw) 1.5 keer groter mag zijn dan het hoofdgebouw<br />

indien de oppervlakte van een hoofdgebouw kleiner of 50 m² bedraagt;<br />

f. lid 23.2.2 onder c in die zin dat bijgebouwen in de gevellijn worden gebouwd;<br />

g. lid 23.2.2 onder b in die zin dat maximaal 30 m² aan extra gebouwen mogen worden opgericht voor<br />

noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO)<br />

258 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

uitsluitend op grond van - en vertoon van een medische indicatie;<br />

h. lid 23.2.2 onder b en toestaan dat uitsluitend voor carports maximaal 20 m² extra bebouwing mag<br />

worden opgericht, mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd, welke vanaf 1<br />

meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw dienen te worden opgericht;<br />

i. lid 23.2.2 onder b in die zin dat de totale gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen bij een<br />

hoofdgebouw maximaal 50m² mag bedragen, mits;<br />

1. de gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen ten hoogste 100% van de oppervlakte van het<br />

hoofdgebouw bedraagt;<br />

2. niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;<br />

j. lid 23.2.3 onder a in die zin dat de totale gezamenlijke oppervlakte andere bouwwerken met 10m²<br />

mag worden vergroot;<br />

k. lid 23.2.3 onder d in die zin dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de openbare<br />

weg maximaal 1.5 meter mag meter bedragen.<br />

23.4.2 Beperking<br />

Het verlenen van de in lid 23.4.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele gevallen,<br />

waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet<br />

mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie,<br />

het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />

brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in<br />

andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />

worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />

23.5 Specifieke gebruiksregels<br />

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval<br />

gerekend:<br />

a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning.<br />

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 27 van<br />

toepassing.<br />

23.6 Afwijken van de gebruiksregels<br />

23.6.1 Bevoegdheid<br />

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:<br />

a. artikel 23.5 in die zin dat een deel van de woning voor de uitoefening van een aan huis gebonden<br />

kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten gebruikt mag worden, waarbij de volgende bepalingen<br />

gelden:<br />

1. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;<br />

2. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden<br />

van de aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast;<br />

3. de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;<br />

4. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van<br />

de woning;<br />

5. maximaal 40% van het te bebouwen vloeroppervlak mag gebruikt worden voor huisverbonden<br />

activiteiten met een maximum van 50 m²;<br />

6. detailhandel mag niet plaatsvinden behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct<br />

verband met het aan huis verbonden beroep/ en bedrijf;<br />

7. er mogen geen reclameborden groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst;<br />

8. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt.<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 259


23.6.2 Beperking<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

Het verlenen van de in lid 23.6.1 genoemde omgevingsvergunning is beperkt tot incidentele gevallen,<br />

waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet<br />

mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie,<br />

het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />

brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in<br />

andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />

worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />

23.7 Wijzigingsbevoegdheid<br />

23.7.1 Bevoegdheid<br />

Burgermeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het<br />

bestemmingsplan wijzigen door:<br />

a. het bouwen of uitbreiden van de woning met geluidsgevoelige ruimtes buiten het bouwvlak toe te<br />

staan mits de geluidbelasting van de geluidgevoelige gebouwen en of ruimtes niet hoger is dan de<br />

geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;<br />

23.7.2 Beperkingen<br />

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om<br />

conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en<br />

bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/<br />

externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere<br />

bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />

worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.<br />

260 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


Artikel 24 Wonen - Vrijstaand<br />

24.1 Bestemmingsomschrijving<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

De voor 'Wonen - Vrijstaand' aangewezen gronden zijn bestemd voor:<br />

a. vrijstaande woningen;<br />

b. beroep aan huis ter plaatse van de aanduiding 'specifieke aanduiding-beroep aan huis' (bah);<br />

c. kleinschalig kamperen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke aanduiding-kleinschalig kamperen<br />

(sw-kk)';<br />

d. bijgebouwen;<br />

e. tuin en erven;<br />

met bijbehorende:<br />

f. andere bouwwerken;<br />

g. sport- en speelgelegenheden;<br />

h. toegangswegen, in- en uitritten;<br />

i. parkeervoorzieningen;<br />

j. groenvoorzieningen;<br />

k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.<br />

24.2 Bouwregels<br />

24.2.1 Gebouwen<br />

Als hoofdgebouw mag uitsluitend een twee-onder- een kapwoning worden gebouwd;<br />

a. als hoofdgebouw mag uitsluitend een vrijstaande woning worden gebouwd;<br />

b. het aantal hoofdgebouwen met de bestemming 'Wonen- Vrijstaand' ten tijde van de terinzagelegging<br />

van het ontwerpbestemmingsplan mag niet worden vermeerderd, tenzij dit op de verbeelding met<br />

een aanduiding anders is weergegeven;<br />

c. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;<br />

d. de totale of gezamenlijke oppervlakte van een hoofdgebouw, inclusief bijgebouwen, mag maximaal<br />

250 m² bedragen,<br />

e. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 meter te bedragen<br />

en indien de erfscheiding in een (schouw)sloot is gelegen dienen gebouwen op minimaal 5 meter<br />

afstand vanaf de insteek van de sloot te worden opgericht , tenzij de bestaande afstand kleiner is, in<br />

welk geval de bestaande afstand als minimum geldt;<br />

f. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de gevellijn te worden opgericht, danwel op de bestaande<br />

locatie indien de huidige voorgevel achter de gevellijn is opgericht;<br />

g. bijgebouwen mogen binnen en buiten het bouwvlak gebouwd worden;<br />

h. het bouwvlak mag volledig bebouwd worden;<br />

i. de goot- en bouwhoogte van een (hoofd)gebouw bedragen ten hoogste de bestaande bouw- en<br />

goothoogte tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte<br />

(m)', in welk geval de goot- en bouwhoogte van het (hoofd)gebouw niet meer mag bedragen dan is<br />

aangegeven;<br />

j. de dakhelling van een hoofdgebouw dient minimaal 30° en mag maximaal 60° bedragen.<br />

24.2.2 Bijgebouwen<br />

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:<br />

a. bijgebouwen dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw, waarbij het aantal m² dat gebouwd<br />

wordt als bijgebouw niet meer mag bedragen dan het hoofdgebouw;<br />

b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag maximaal 75 m²<br />

bedragen;<br />

c. bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn van het hoofdgebouw te worden opgericht,<br />

danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;<br />

d. de bouw- en goothoogte van bijgebouwen welke vallen binnen de aanduiding "(bg)" dienen<br />

gehandhaafd te blijven;<br />

e. op gronden met de aanduiding "(-bg)" mogen geen bijgebouwen worden gerealiseerd;<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 261


estemmingsplan Zwartemeer<br />

f. de bouwhoogte van bijgebouwen binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens mag maximaal 3,5<br />

meter bedragen;<br />

g. de goothoogte van een bijgebouw mag maximaal 3 meter bedragen, met dien verstande dat de<br />

goothoogte van het bijgebouw niet meer mag bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw;<br />

h. de bouwhoogte van een bijgebouw mag maximaal 6 meter bedragen, met dien verstande dat de<br />

bouwhoogte van het bijgebouw niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;<br />

i. bij twee naar de weg gekeerde zijgevels van een hoofdgebouw (hoeksituatie) dienen vrijstaande<br />

bijgebouwen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in of achter het<br />

verlengde daarvan te worden gebouwd.<br />

24.2.3 Andere bouwwerken<br />

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:<br />

a. de gezamenlijke oppervlakte van de andere bouwwerken bij een hoofdgebouw mag maximaal 20m²<br />

bedragen, mits niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bebouwd wordt;<br />

b. andere bouwwerken dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn te worden opgericht;<br />

c. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen;<br />

d. de bouwhoogte van erf-en terreinafscheidingen gelegen langs een openbare weg en/ of langs het<br />

gedeelte van het zijerf, dat loopt vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw,<br />

mag maximaal 1 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf-en<br />

terreinafscheidingen achter de gevellijn maximaal 2 meter mag bedragen.<br />

24.3 Nadere eisen<br />

24.3.1 Bevoegdheid<br />

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de<br />

gebouwen, wat betreft:<br />

a. de woonsituatie;<br />

b. het straat- en bebouwingsbeeld;<br />

c. cultuurhistorie;<br />

d. verkeersveiligheid;<br />

e. sociale veiligheid;<br />

f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;<br />

g. milieusituatie;<br />

h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.<br />

24.4 Afwijken van de bouwregels<br />

24.4.1 Bevoegdheid<br />

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:<br />

a. lid 24.2.1 onder c in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd,<br />

mits:<br />

1. uitbreiding van het hoofdgebouw binnen het bouwvlak niet meer mogelijk is;<br />

2. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijerfscheiding minimaal 3 meter bedraagt;<br />

3. het een ondergeschikte uitbreiding van het hoofdgebouw betreft;<br />

4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;<br />

b. lid 24.2.1 onder e in die zin dat de voorgevel van het hoofdgebouw tot maximaal 5 meter achter de<br />

gevellijn mag worden opgericht;<br />

c. lid 24.2.1 onder e in die zin dat maximaal 50% van de gronden voor de voorgevel mag worden<br />

bebouwd mits:<br />

1. bij de eerste oplevering van het hoofdgebouw een bijgebouw voor de voorgevel gerealiseerd is;<br />

2. de bebouwing ruimtelijk en stedenbouwkundig inpasbaar is in de omgeving, repeteerbaar en/ of<br />

repeterend;<br />

d. lid 24.2.1 onder h in die zin dat de maximale bouwhoogte van het hoofdgebouw 1 meter hoger mag<br />

bedragen;<br />

e. lid 24.2.1 onder h in die zin dat de maximale goothoogte van het hoofdgebouw 1 meter hoger mag<br />

bedragen;<br />

f. lid 24.2.2 onder a en b in die zin dat anders dan onder lid 24.2.2 onder a en b is genoemd een<br />

262 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

bijgebouw (niet zijnde een vrijstaand bijgebouw) 1.5 keer groter mag zijn dan het hoofdgebouw<br />

indien de oppervlakte van een hoofdgebouw kleiner of 50 m² bedraagt;<br />

g. lid 24.2.2 onder c in die zin dat bijgebouwen in de gevellijn worden gebouwd;<br />

h. lid 24.2.2 onder b in die zin dat maximaal 30 m² aan extra gebouwen mogen worden opgericht voor<br />

noodzakelijke voorzieningen in het licht van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO)<br />

uitsluitend op grond van - en vertoon van een medische indicatie;<br />

i. lid 24.2.2 onder b en toestaan dat uitsluitend voor carports maximaal 20 m² extra bebouwing mag<br />

worden opgericht, mits niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd, welke vanaf 1<br />

meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw dienen te worden opgericht;<br />

j. lid 24.2.2 onder b in die zin dat de totale gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen bij een<br />

hoofdgebouw 100 m² mag bedragen mits de perceelgrootte 1000 m² is of meer;<br />

k. lid 24.2.3 onder a in die zin dat de totale gezamenlijke oppervlakte andere bouwwerken met 10m²<br />

mag worden vergroot;<br />

l. lid 24.2.3 onder d in die zin dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de openbare<br />

weg maximaal 1.5 meter mag meter bedragen.<br />

24.4.2 Beperking<br />

Het verlenen van de in lid 24.4.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele gevallen,<br />

waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet<br />

mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie,<br />

het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />

brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in<br />

andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />

worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />

24.5 Specifieke gebruiksregels<br />

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval<br />

gerekend:<br />

a. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als woning;<br />

b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-gebonden kleinschalige<br />

beroeps- en bedrijfsactiviteiten;<br />

c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van recreatieve doeleinden.<br />

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is verder het bepaalde in artikel 27 van<br />

toepassing.<br />

24.6 Afwijken van de gebruiksregels<br />

24.6.1 Bevoegdheid<br />

Burgemeester en Wethouders kunnen met omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:<br />

a. artikel 24.5 onder b en toestaan dat een deel van de woning voor de uitoefening van een aan huis<br />

gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten gebruikt mag worden, waarbij de volgende<br />

bepalingen gelden:<br />

1. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;<br />

2. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden<br />

van de aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast;<br />

3. de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;<br />

4. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van<br />

de woning;<br />

5. maximaal 40% van het te bebouwen vloeroppervlak mag gebruikt worden voor huisverbonden<br />

activiteiten met een maximum van 50 m² ;<br />

6. detailhandel mag niet plaatsvinden behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct<br />

verband met het aan huis verbonden beroep/ en bedrijf;<br />

7. er mogen geen reclameborden groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst;<br />

8. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;<br />

b. artikel 24.5 onder c en kleinschalig kamperen toestaan, waarbij aan de volgende voorwaarden moet<br />

worden voldaan:<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 263


estemmingsplan Zwartemeer<br />

1. het kampeerterrein dient te horen bij een vrijstaande woningen zoals genoemd in artikel 24.1;<br />

2. het oppervlak van het aaneengesloten terrein bedraagt minimaal 0,5 ha;<br />

3. het kampeerterrein is voorzien van een zodanige beplanting, dat het kampeerterrein een passend<br />

element vormt met de omgeving;<br />

4. het aantal standplaatsen bedraagt maximaal 25;<br />

5. de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken ten behoeve van het functioneren van het<br />

kampeerterrein mag niet meer bedragen dan 50 m2;<br />

6. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.<br />

24.6.2 Beperking<br />

Het verlenen van de in lid 24.6.1 genoemde omgevingsvergunningen is beperkt tot incidentele gevallen,<br />

waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet<br />

mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie,<br />

het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />

brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in<br />

andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />

worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />

24.7 Wijzigingsbevoegdheid<br />

24.7.1 Bevoegdheid<br />

Burgermeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het<br />

bestemmingsplan wijzigen door:<br />

a. het bouwen of uitbreiden van de woning met geluidsgevoelige ruimtes buiten het bouwvlak toe te<br />

staan mits de geluidbelasting van de geluidgevoelige gebouwen en of ruimtes niet hoger is dan de<br />

geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;<br />

24.7.2 Beperkingen<br />

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om<br />

conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en<br />

bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/<br />

externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere<br />

bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />

worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.<br />

264 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

Hoofdstuk 3 Algemene bepalingen<br />

Artikel 25 anti-dubbeltelregel<br />

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is<br />

gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten<br />

beschouwing.<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 265


Artikel 26 algemene bouwregels<br />

26.1 Ondergeschikte bouwonderdelen<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of<br />

bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen, gevelversieringen, ventilatiekanalen,<br />

schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de<br />

bouwgrens dan wel de maximale bouwhoogte niet meer dan maximaal 1 meter wordt overschreden;<br />

b. Vlaggenmasten en antennemasten, voorzover deze direct ten dienste staan van -en onderdeel<br />

uitmaken van een gebouw, mogen de toegestane maximale bouwhoogte met maximaal 1,5 meter<br />

overschrijden;<br />

c. Dakopbouwen, noodtrappen, luchtbehandeling- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 1,5<br />

meter ten opzichte van de bouwhoogte van een gebouw, en mogen geen groter oppervlakte beslaan<br />

dan 15% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden<br />

geplaatst;<br />

266 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


Artikel 27 algemene gebruiksregels<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

Tot een strijdig gebruik zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:<br />

a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een prostitutiebedrijf, seksinrichting en of tippelzone;<br />

b. het plaatsen van of geplaatst houden van onderkomens;<br />

c. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen,<br />

machines of onderdelen hiervan;<br />

d. het opslaan van gebruiksklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;<br />

e. het storten, opslaan, opgeslagen houden of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare<br />

afvalstoffen;<br />

f. geluidszoneringplichtige inrichtingen, zoals bedoeld in het Inrichting- en vergunningenbesluit<br />

milieubeheer;<br />

g. het gebruik van bouwwerken welke zijn opgericht na een verleende omgevingsvergunning voor<br />

andere doeleinden dan waarvoor de omgevingsvergunning is verleend.<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 267


estemmingsplan Zwartemeer<br />

Artikel 28 algemene aanduidingsregels<br />

28.1 geluidzone - weg<br />

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - weg ' zijn de gronden, behalve voor de andere daar<br />

voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting<br />

vanwege het wegverkeer op geluidsgevoelige bestemmingen.<br />

28.1.1 Bouwregels<br />

In afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemming(en) geldt, ter plaatse van de<br />

aanduiding 'geluidzone - weg', de volgende regels:<br />

a. Voor het bouwen geldt dat geen nieuwe bouwwerken mogen worden gebouwd ten behoeve van<br />

geluidsgevoelige functies, met uitzondering van: ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen waarbij<br />

de bestaande oppervlakte van het gebouw, in generlei opzicht wordt vergroot of veranderd; onder<br />

verbouwen wordt hier verstaan het bouwkundig veranderen van (een deel) van het gebouw en/of (een<br />

van) de daartoe behorende gevels; onder nieuwbouw wordt hier verstaan het geheel of nagenoeg<br />

geheel vernieuwen van een gebouw, waarbij de situering, bouwhoogte en bouwmassa geheel of<br />

nagenoeg geheel overeenkomen met het gesloopte gebouw; de bouw van een bijgebouw bij een<br />

woning of de uitbreiding van een bestaande geluidsgevoelige functie conform de in de daar<br />

voorkomende bestemming(en) voorgeschreven bebouwingsregeling;<br />

b. Een op grond van de daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar gebouw, of de uitbreiding<br />

daarvan, welke aangemerkt kan worden als een geluidsgevoelig object, mag slechts worden<br />

gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege de weg op de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn<br />

dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.<br />

28.1.2 Afwijken van de bouwregels<br />

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in dit lid 28.1.1, onder a indien:<br />

a. is, of kan worden voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet<br />

geluidhinder, of indien;<br />

b. omgevingsvergunning voor het afwijken van de voorkeursgrenswaarde is verleend;<br />

28.1.3 Beperking<br />

Het verlenen van de in lid 28.1.2 onder b genoemde omgevingsvergunning is beperkt tot incidentele<br />

gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende<br />

bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder<br />

geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de<br />

(sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de<br />

gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of<br />

belangen onevenredig worden geschaad wordt de vergunning niet verleend;<br />

28.1.4 Specifieke gebruiksregels<br />

Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding zoals bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder<br />

geval gerekend:<br />

a. het gebruik van niet-geluidsgevoelige gronden en bouwwerken als geluidsgevoelig object.<br />

b. de nieuwvestiging van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen<br />

28.1.5 Wijzigingsbevoegdheid<br />

Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening:<br />

a. het bepaalde in lid 28.1.1 en 28.1.2 buiten toepassing blijft, teneinde de ingevolge de daar<br />

voorkomende bestemming(en) toegelaten geluidsgevoelige objecten te kunnen bouwen of gebruiken,<br />

mits:<br />

1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de met deze gebiedsaanduiding gereserveerde<br />

ruimte voor de weg;<br />

2. de geluidsbelasting vanwege de weg op de gevels van geluidsgevoelige objecten niet hoger mag<br />

zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, dan wel een vastgestelde hogere<br />

grenswaarde.<br />

268 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

b. de aanduiding te wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van<br />

wijziging in regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat;<br />

c. het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de gebiedsaanduiding 'geluidszone - weg' opgeheven<br />

wordt indien de bron van de geluidszone is opgehouden te bestaan.<br />

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om<br />

conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en<br />

bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/<br />

externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere<br />

bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />

worden geschaad kan de wijziging niet plaatsvinden.<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 269


estemmingsplan Zwartemeer<br />

Artikel 29 algemene afwijkingsregels<br />

29.1 Bevoegdheid<br />

Indien niet op grond van een andere bepaling in deze regels een omgevingsvergunning kan worden<br />

verleend, kan een omgevingsvergunning worden verleend voor:<br />

a. het afwijken van de voorgeschreven maten, oppervlaktes, afmetingen, afstanden en percentages met<br />

maximaal 10%;<br />

b. voor het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van het openbaar net<br />

aangesloten nutsvoorzieningen, telecommunicatieverkeer openbaar vervoer of het wegverkeer,<br />

kunstwerken van artistieke aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering<br />

van verkooppunten voor motorbrandstoffen, met dien verstande dat:<br />

1. de goothoogte van een gebouw maximaal 3.00 meter mag bedragen;<br />

2. de oppervlakte van een gebouw maximaal 50 m² mag bedragen;<br />

3. de bouwhoogte van een ander bouwwerk maximaal 10.00 meter mag bedragen;<br />

c. geringe afwijkingen, welke in het belang van zijn een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde<br />

plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het<br />

terrein, mits de afwijking in de situering maximaal 3.00 meter bedraagt;<br />

d. het in geringe mate, doch maximaal 5.00 meter afwijken van een bestemmingsgrens, van het profiel<br />

van een straat of de vorm van een plein, alsmede van de vorm van bebouwde oppervlakken<br />

(bouwpercelen), voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting<br />

blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;<br />

e. de bestemmingsbepalingen in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van<br />

wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit<br />

daartoe aanleiding geven;<br />

f. het binnen de bestemming in geringe mate verschuiven (maximaal 2 meter) van het bouwvlak;<br />

g. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in<br />

die zin dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan<br />

10 m;<br />

h. het oprichten van andere bouwwerken met uitzondering van windturbines/-molens, met een<br />

bouwhoogte van maximaal 25.00 meter met dien verstande dat:<br />

1. als het gaat om antennes naar het oordeel van het bevoegd gezag te noodzaak daartoe<br />

voldoende is aangetoond.<br />

i. het overschrijden van de gevellijn door:<br />

1. erkers, balkons, luifels en bordessen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen<br />

bouwwerken tot maximaal 1 meter, over de gehele breedte van de voorgevel;<br />

2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de<br />

bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen.<br />

29.2 Beperking<br />

Het verlenen van de in het eerste lid genoemde omgevingsvergunning is beperkt tot die gevallen, waarbij<br />

het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag<br />

worden aangetast. In de afweging om vergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het<br />

straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid,<br />

brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in<br />

andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig<br />

worden geschaad wordt de vergunning niet verleend.<br />

270 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


estemmingsplan Zwartemeer<br />

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels<br />

Artikel 30 Overgangsrecht<br />

30.1 Overgangsrecht bouwwerken<br />

a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in<br />

uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het<br />

plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,<br />

1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;<br />

2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits<br />

de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het<br />

bouwwerk is teniet gegaan.<br />

b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een<br />

omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in<br />

het eerste lid met maximaal 10%.<br />

c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van<br />

inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor<br />

geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.<br />

30.2 Overgangsrecht gebruik<br />

a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het<br />

bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.<br />

b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te<br />

veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze<br />

verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.<br />

c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor<br />

een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten<br />

of te laten hervatten.<br />

d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen<br />

geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.<br />

30.3 Uitzondering overgangsrecht gebruik<br />

Het bepaalde in artikel 30.2 geldt niet voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de<br />

Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand<br />

onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde<br />

flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van een<br />

bestemmingsplan bestaand gebruik.<br />

30.4 Hardheidsclausule<br />

Indien toepassing van het overeenkomstig artikel 30.2 in het plan opgenomen overgangsrecht gebruik<br />

zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die<br />

op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd<br />

met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op<br />

termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, in het plan persoonsgebonden<br />

overgangsrecht opnemen.<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 271


Artikel 31 Slotregel<br />

Deze regels worden aangehaald als:<br />

Regels van het bestemmingsplan Zwartemeer.<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

Behorend bij het besluit van ..................................<br />

272 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


Bijlagen bij de regels<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 273


estemmingsplan Zwartemeer<br />

274 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


Bijlage 1 Staat van Inrichtingen<br />

bestemmingsplan Zwartemeer<br />

bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld) 275


estemmingsplan Zwartemeer<br />

276 bestemmingsplan "Zwartemeer" (vastgesteld)


Pagina 1 Bedrijvenlijst Barger-Compascuum<br />

SBI-1993 SBI-2008 AFSTANDEN IN METERS Bevi INDICES<br />

- -<br />

15 10, 11 -<br />

1552 1052 2 10 0 30 0 30 2 x 1 G 1<br />

18 -<br />

182 141 10 10 30 10 30 2 x 2 G 2<br />

19 19 -<br />

20 16 -<br />

205 162902 10 10 30 0 30 2 x 1 G 1<br />

21 17 -<br />

22 58 -<br />

221 581 0 0 10 0 10 1 x 1 P 1<br />

x<br />

2222.6 18129 10 0 30 0 30 2 x 1 P 1 B<br />

2223 1814 A 0 0 10 0 10 1 x 1 G 1<br />

2223 1814 B 30 0 30 0 30 2 x 2 G 1<br />

2224 1813 30 0 10 10 30 2 x 2 G 1 B<br />

2225 1814 30 0 30 10 30 D 2 x 2 G 1 B<br />

223 182 0 0 10 0 10 1 x 1 G 1<br />

30 26, 28, 33 -<br />

30 26, 28, 33 A 30 10 30 10 30 2 x 1 G 1<br />

316 293 30 10 30 10 30 2 x 1 G 1<br />

33 26, 32, 33 -<br />

33 26, 32, 33 A 30 0 30 0 30 2 x 1 G 1<br />

35 30 -<br />

36 31 -<br />

36 31 -<br />

361 9524 2 0 10 10 0 10 1 x 1 P 1<br />

362 321 30 10 10 10 30 2 x 1 G 1 B<br />

363 322 30 10 30 10 30 2 x 2 G 2<br />

3663.1 32991 0 30 30 0 30 2 x 1 P 1<br />

37 38 -


Pagina 2 Bedrijvenlijst Barger-Compascuum<br />

SBI-1993 SBI-2008 AFSTANDEN IN METERS Bevi INDICES<br />

- -<br />

40 35 -<br />

40 35 C1 0 0 30 C 10 30 2 x 1 P 1 B<br />

40 35 D0<br />

40 35 D3 0 0 10 C 10 10 1 1 P 1<br />

40 35 D4 0 0 30 C 10 30 2 1 P 1<br />

40 35 E0<br />

40 35 E2 10 0 30 C 10 30 2 1 P 1<br />

41 36 -<br />

41 36 -<br />

41 36 B0<br />

41 36 B1 0 0 30 C 10 30 2 x 1 P 1<br />

45 41, 42, 43 -<br />

45 41, 42, 43 -<br />

45 41, 42, 43 3 0 10 30 10 30 2 x 1 G 1 B<br />

50 45, 47 -<br />

50 45, 47 -<br />

451, 452, 454 10 0 30 10 30 2 x 2 P 1 B<br />

5020.4 45204 B 0 0 10 10 10 1 x 1 G 1<br />

5020.5 45205 10 0 30 0 30 2 x 3 P 1<br />

503, 504 453 0 0 30 10 30 2 x 1 P 1<br />

505 473 0<br />

505 473 3 30 0 30 10 30 2 x 3 P 1 B<br />

51 46 -<br />

51 46 -<br />

511 461<br />

Handelsbemiddeling (kantoren)/ Handelsbemiddeling (kantoren): kantoren b.v.o. 1.500 m2<br />

0 0 10 0 10 1 x 1 P 1<br />

511 461<br />

per objec 0 0 10 0 10 1 x 1 P 1<br />

5122 4622 10 10 30 0 30 2 x 2 G 1<br />

5134 4634 0 0 30 0 30 2 x 2 G 1<br />

5136 4636 10 10 30 0 30 2 x 2 G 1<br />

5137 4637 30 10 30 0 30 2 x 2 G 1<br />

5138, 5139 4638, 4639 10 10 30 10 30 2 x 2 G 1<br />

514 464, 46733 10 10 30 10 30 2 x 2 G 1<br />

5148.7 46499 0<br />

5148.7 46499 1 10 0 30 10 V 30 2 x 2 G 1<br />

5153 4673 0<br />

5153 4673 2 0 10 30 10 30 2 x 1 G 1<br />

5153.4 46735 4<br />

5153.4 46735 6 0 10 30 0 30 2 x 1 G 1<br />

5154 4674 0 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:<br />

5154 4674 2 0 0 30 0 30 2 x 1 G 1<br />

5155.2 46752 30 30 30 30 R 30 2 x 1 G 1<br />

5156 4676 10 10 30 10 30 2 x 2 G 2<br />

519 466, 469 0 0 30 0 30 2 x 2 G 1


Pagina 3 Bedrijvenlijst Barger-Compascuum<br />

SBI-1993 SBI-2008 AFSTANDEN IN METERS Bevi INDICES<br />

- -<br />

52 47 -<br />

52 47 -<br />

52 47 A 0 0 10 0 10 1 x 1 P 1<br />

471 0 0 10 10 10 1 x 2 P 1<br />

5222, 5223 4722, 4723 10 0 10 10 10 1 x 1 P 1<br />

5224 4724 10 10 10 C 10 10 1 x 1 P 1<br />

5231, 5232 4773, 4774 0 0 0 10 10 1 x 1 P 1<br />

5246/9 4752 0 0 30 10 30 2 x 3 P 1<br />

5249 4778 0 0 10 10 V 10 1 x 1 P 1<br />

527 952 0 0 10 10 10 1 x 1 P 1<br />

55 55 -<br />

55 55 -<br />

553 561<br />

Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen<br />

e.d./Restaurants b.v.o. >375m2 10 0 10 C 10 10 1 x 2 P 1<br />

553 561 10 0 10 C 10 10 1<br />

554 563 1 0 0 10 C 10 10 1 x 2 P 1<br />

554 563 1 0 0 10 C 10 10 1 x<br />

5551 5629 10 0 10 C 10 10 D 1 x 1 P 1<br />

5552 562 10 0 30 C 10 30 2 x 1 G/P 1<br />

60 49 -<br />

60 49 -<br />

6022 493 0 0 30 C 0 30 2 x 2 P 1<br />

63 52 -<br />

63 52 -<br />

6312 52109 B 0 0 30 C 10 30 2 x 2 G 1<br />

6321 5221 1 10 0 30 C 0 30 2 x 3 P 1 L<br />

6322, 6323 5222 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren)/kantoren b.v.o.


Pagina 4 Bedrijvenlijst Barger-Compascuum<br />

SBI-1993 SBI-2008 AFSTANDEN IN METERS Bevi INDICES<br />

- -<br />

70 41, 68 -<br />

70 41, 68 A 0 0 10 0 10 1 x 1 P 1<br />

71 77 -<br />

71 77 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN<br />

711 7711 10 0 30 10 30 2 x 2 P 1<br />

714 772 10 10 30 10 30 D 2 x 2 G 2<br />

72 62 -<br />

72 62 -<br />

72 62 A 0 0 10 0 10 1 x 1 P 1<br />

72 58, 63 B 0 0 30 C 0 30 2 x 1 P 1<br />

73 72 -<br />

73 72 -<br />

731 721 30 10 30 30 R 30 2 x 1 P 1<br />

732 722 0 0 10 0 10 1 x 1 P 1<br />

74 77, 78, 80tm82 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING<br />

74 77, 78, 80tm82 A Overige zakelijke dienstverlening: kantoren/kantoren b.v.o. 375m2 of bestemd voor<br />

minderjarigen, ouderen en/of gehandicapten x<br />

803, 804 8532, 854, 855 10 0 30 10 30 D 2 x 2 P 1<br />

85 86 -<br />

85 86 -<br />

8512, 8513 0 0 10 0 10 1 x 2 P 1<br />

8514, 8515 8691, 8692 0 0 10 0 10 1 x 1 P 1<br />

853 871 1 10 0 30 C 0 30 2 x 1 P 1<br />

853 8891 2 0 0 30 0 30 2 x 2 P 1<br />

90 37, 38, 39 -<br />

90 37, 38, 39 -<br />

9001 3700 A0<br />

9001 3700 B 30 0 10 C 0 30 2 1 P 1<br />

9002.2 382 A0<br />

9002.2 382 A7 10 10 30 30 R 30 2 x 1 G 1 B L<br />

91 94 -


Pagina 5 Bedrijvenlijst Barger-Compascuum<br />

SBI-1993 SBI-2008 AFSTANDEN IN METERS Bevi INDICES<br />

- -<br />

91 94 -<br />

9111 941, 942 0 0 10 0 10 1 x 1 P 1<br />

9131 9491 0 0 30 0 30 2 x 2 P 1<br />

9133.1 94991 A 0 0 30 C 0 30 D 2 x 2 P 1<br />

92 59 -<br />

92 59 -<br />

9234 8552 0 0 30 0 30 2 x 2 P 1<br />

9234.1 85521 0 0 30 C 0 30 2 x 2 P 1<br />

9251, 9252 9101, 9102 0 0 10 0 10 1 x 2 P 1<br />

9253.1 91041 30 10 30 C 0 30 2 x 1 P 1<br />

926 931 0<br />

926 931 1 10 0 50 C 10 50 3.1 x 3 P 1<br />

926 931 2 30 0 200 10 200 4.1 x 3 P 1<br />

926 931 A 0 0 50 C 0 50 3.1 x 2 P 1<br />

926 931 B 0 0 30 C 0 30 2 x 2 P 1<br />

926 931 E 50 30 30 0 50 3.1 x 2 P 1<br />

926 931 F 0 0 50 C 0 50 3.1 x 2 P 2<br />

926 931 G 0 0 50 C 0 50 3.1 x 2 P 2<br />

926 931 F 0 0 30 C 0 30 2 x 2 P 1<br />

93 93 -<br />

93 96 -<br />

9301.2 96012 30 0 30 30 R 30 2 x 2 G 1 B L<br />

9301.3 96013 A 0 0 30 0 30 2 x 1 G 1<br />

9301.3 96013 B 0 0 10 0 10 1 x 1 P 1<br />

9302 9602 0 0 10 0 10 1 x 1 P 1<br />

9303 9603 0<br />

9303 9603 1 0 0 10 0 10 1 x 2 P 1<br />

9303 96031 2 0 0 10 0 10 1 x 2 P 1<br />

9304 9313, 9604 10 0 30 C 0 30 2 x 1 P 1<br />

9304 9313, 9604 10 0 30 C 0 30 2 x 1 P 1<br />

9305 9609 Persoonlijke dienstverlening > 50 mensen kunnen meer dan 40 uur per week aanwezig zijn 0 0 10 C 0 10 D 1 x 1 P 1<br />

9305 9609 B 0 0 10 C 0 10 D 1 x 1 P 1<br />

x

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!