Inleiding
Inleiding
Inleiding
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
I n l e i d i n g<br />
instituties van God gegeven waren of vastlagen in natuurwetten, kon er van<br />
verandering van instituties geen sprake zijn. Pas toen mensen de wereld gingen<br />
zien als hun eigen ontwerp, waaraan ze ook mochten sleutelen (social engineering),<br />
met andere woorden, pas toen de samenleving als maakbaar werd<br />
gezien, kwam het idee van institutionele verandering op (De Haan & Duyvendak,<br />
1997).<br />
In turbulente periodes – zoals de jaren zestig en zeventig van de vorige<br />
eeuw – moesten veel instituties op de schop: er was alom sprake van een wens<br />
tot ‘maatschappijverandering’. De samenleving mócht niet alleen worden veranderd,<br />
nee, alles móést anders (Koper et al., 1991). Op het moment dat burgers<br />
en politici die opvatting gingen koesteren, nam het gewicht van padafhankelijkheid<br />
zienderogen af. De betekenis die aan de politiek werd toegekend nam<br />
echter sterk toe. Want wie moest en mocht die samenleving anders maken?<br />
Wie was verantwoordelijk voor institutionele vernieuwing? De politiek. De<br />
politieke sfeer zou institutionele veranderingen doorvoeren in zowel het maatschappelijk<br />
middenveld als in de markt. Niet langer zou de chaos van de markt<br />
heersen of de beslotenheid en stoffigheid van verzuilde organisaties. Nee, de<br />
samenleving zou planmatig worden veranderd. Deze maatschappelijke planning<br />
zou moeten gebeuren door de politiek, in nauwe samenwerking met de<br />
mondig geworden burger: het zou om een ‘democratische planning’ gaan. Institutionele<br />
vernieuwing zou zowel van boven af (de overheid) als van onderop<br />
(de mondige burgers) worden afgedwongen.<br />
Op een aantal terreinen is dit project ook geslaagd. Zoals uit de verschillende<br />
hoofdstukken zal blijken, veranderden nogal wat Nederlandse instituties in de<br />
jaren zestig en zeventig van karakter: ze werden opener, horizontaler, democratischer.<br />
Maar van een geplande verandering kwam in deze jaren uiteindelijk<br />
weinig terecht, juist omdat planning van boven af en democratie van onderop<br />
zich moeilijk tot elkaar bleken te verhouden. De ‘planningsparadox’ (Duyvendak,<br />
1999) was dat juist progressieve mensen – die de wereld wilden veranderen<br />
– vooral zichzelf wilden ontplooien zonder bemoeizucht van anderen (laat<br />
staan van de politiek of van instituties). De geest van de jaren zestig en zeventig<br />
was antiautoritair.<br />
De gedachte dat de ontplooiing van burgers op paternalistische wijze gepland<br />
mocht en kon worden, was tot begin jaren zestig bijna onomstreden. Het is rond<br />
die tijd dat deze opvatting voor het eerst onder vuur kwam te liggen en wel van<br />
een enkele sociale wetenschapper (Milikowski, 1973). Vervolgens werd de fakkel<br />
snel overgenomen door links-libertaire stromingen in de politiek, die ‘het gezag’<br />
van ‘de autoriteiten’ op een ludieke, maar zeer effectieve manier ter discussie stelden.<br />
In eerste instantie was deze antiautoritaire en antipaternalistische houding<br />
slechts bij een kleine groep gemeengoed (Provo, Kabouters, delen van de studen-<br />
31<br />
6861_Sociale kaart.indd 31 1/15/07 8:45:39 AM