Gebrekkige educatie
Gebrekkige educatie
Gebrekkige educatie
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Onder leiding van: Prof. Dr. J. G. SLEESWIJK, Prof. Mr. S. R. STEINMETZ. Prof. Dr. Jhr B. H. C. K. VAN DER WIJCK<br />
en Dr. P. MOLENBROEK.<br />
Vaste medewerkers: Dr. W. C. A. Baron VAN VREDENBURCH. Prof. Dr. J. H. VALCKENIER KIPS. Prof. Dr. H. VISSCHER<br />
Prof. Dr. W. A. VERSLUYS. Prof. Mr. Dr. J. H. LABBERTON en anderen.<br />
4" JAARGANG. No. 23 8 JUNI 1918<br />
OPSTELRAAD EN BEHEER:<br />
Anna Paulowna.traat 3 — DEN HAAG<br />
Telefoon i Haag 4564<br />
Mededeeling van de Nieuwe Uitgevers-Maatschappij<br />
Thans zijn bij ons de drie reeds aangekondigde zeer<br />
belangrijke en actueele vlugschriften verschenen, n.1.:<br />
1°. Vooruitzichten in de binnenlandsche politiek,<br />
(zeer belangrijk met het oog op de a.s. verkiezingen),<br />
door Prof. Dr. J. H. VALCKENIER KIPS, Hoogleeraar<br />
te Delft.<br />
2°. De Groot-Nederlandsche Gedachte,<br />
door Mr. W. J. L. VAN ES, Redacteur van de Toorts.<br />
3°. De buitenlandsche politiek van Nederland,<br />
door Dr. W. C. A. Baron VAN VREDENBURCH,<br />
lid van den Gemeenteraad van 's-Gravenhage.<br />
De prijs is voor het publiek :<br />
N°. i en N°. 2 p. exemplaar (omvang ± 3 vel) ƒ0.90.<br />
N°. 3 „ „ (omvang ± i-|vel) ƒ 0.60.<br />
Voor lezers van de Toekomst:<br />
N°. 1 en N°. 2 / 0.75.<br />
N". 3 ƒ 0.50.<br />
-f- 5 cents verzendingskosten per brochure, alleen na<br />
toezending van postwissel aan de administratie van de<br />
Toekomst.<br />
Men bestelle ten spoedigste deze waarlijk nationale<br />
geschriften!<br />
ABONNEMENTSPRIJS per 3 MAANDEN:<br />
BINNENLAND f 1.75<br />
BUITENLAND f 2.25<br />
LOSSE NUMMERS f 0.15<br />
Rectificatie.<br />
In het artikel in ons nummer van de vorige week : „Wagner<br />
en de kritiek" werd tengevolge van een drukfout gesproken<br />
van „Der Ring der Nibelungen." Dit moest luiden: „Der<br />
Ring des Nibelungen," waarmee Wagner wilde zeggen; de<br />
ring van den Nibelung Alberich.<br />
Advertenties per regel . . . f 0.25<br />
Advertenties tusschen den tekst<br />
per regel . . . f 0.50<br />
Bij overeenkomst belangrijke korting.<br />
<strong>Gebrekkige</strong> <strong>educatie</strong><br />
M<br />
have realized all my life, as a man connected<br />
with the tasks of education, that the chief use<br />
of education is to open the' understanding to<br />
comprehend as many things as possible" 1<br />
).<br />
Aldus de kandidaat voor het presidentschap<br />
der Vereenigde Staten Woodrow Wilson, in één zijner<br />
redevoeringen, afgedrukt in „The New Freedom", Tauchnitzeditie<br />
1913, bladz. 104.<br />
Zal de gemiddelde Nederlander bij het lezen van die<br />
frase niet uitroepen: „Wat heb ik toch eene povere<br />
opvoeding gehad, want ik begrijp van alle Wilson'sche<br />
dingen niets meer"?<br />
In goed vertrouwen sturen wij schepen naar Amerika,<br />
koopen en betalen daar hunne ladingen: granen en<br />
veevoeder.<br />
En de paedagoog, die de menschen, door opvoeding,<br />
zooveel mogelijk dingen wil doen begrijpen, eigent zich<br />
toe: de schepen, hunne ladingen en het geld, dat er<br />
voor betaald is.<br />
Onze <strong>educatie</strong> schiet reeds hier te kort.<br />
Maar, waar wij toch nog het meest onze gebrekkige<br />
opvoeding, in den zin van Wilson, gevoelen, is: als wij<br />
ons bevinden op het Plein.<br />
' Den 21'sten December 1.1., in de Tweede Kamer, op<br />
eene desbetreffende vraag van den Heer Sibinga Mulder,<br />
1) Als iemand, die nauw betrokken is bij het werk der<br />
opvoeding, heb ik steeds beseft, dat het voornaamste doel der<br />
opvoeding moet zijn het verstand in staat te stellen zooveel<br />
mogelijk dingen te begrijpen.<br />
487
DE TOEKOMST<br />
verklaart onze Minister van Buitenlandsche Zaken, dat<br />
de Amerikaansche Regeering bedoelde ladingen heeft<br />
gerequireerd en doen lossen.<br />
Maar den 17den Mei antwoordt, volgens de nieuwsbladen,<br />
die bewindsman op een vraag van het Kamerlid, den Heer<br />
van Veen, dat, terwijl het Amerikaansche Gouvernement<br />
geen ladingen heeft gerequireerd, welke door of namens<br />
onze Regeering waren gekocht, betaald en in Nederlandsche<br />
schepen geladen, de Nederlandsche Regeering noodgedwongen<br />
tot verkoop van de ladingen is moeten overgaan.<br />
Bij dit geval staan wij voor een raadsel.<br />
Het geeft stof tot een groot aantal vragen.<br />
Aan ééne slechts willen wij hier uiting geven.<br />
Behandelt ons Ministerie van Buitenlandsche Zaken<br />
onderwerpen van zóó gewichtigen internationalen aard,<br />
bestemd om te worden openbaar gemaakt en dan overal<br />
heen getelegrafeerd, met den noodigen ernst?<br />
Wij hoptn van neen.<br />
Het is denkbaar dat, bij het afzenden van een antwoord<br />
des Ministers als dat aan den Heer van Veen,<br />
het geheugen te kort schiet en tevens wordt veronachtzaamd<br />
de „Handelingen" der Tweede Kamer op te<br />
slaan, waaruit zou blijken dat, eenigen tijd geleden,<br />
een daaraan lijnrecht tegenovergestelde verklaring werd<br />
afgelegd.<br />
Dit ware oppervlakkig en weinig nauwgezet, maar ...<br />
Geruchten gaan - en juist in verband daarmede<br />
rees bij ons de bovenstaande vraag als een voorname —<br />
dat, toen er onlangs moeilijkheden met de oostelijke<br />
naburen waren, de Duitsche vertoogen, in den aanvang,<br />
onzerzijds nauwelijks ernstig werden opgevat; ook dat,<br />
toen de Duitsche Gezant, in April 11., verzocht kennis<br />
te mogen nemen van de overeenkomst met Engeland<br />
— omdat wij immers Engeland op de hoogte houden<br />
van onze regelingen met Duitschland — hem, tot twee<br />
maal toe, een zeer onvolledig stuk werd gezonden, en<br />
toen door Dr. Rosen op die onvolledigheid werd gewezen,<br />
telkens de verontschuldiging werd gebezigd, dat<br />
de Minister zelf het bewuste (onvolledige) stuk niet<br />
eens had gezien.<br />
Zijn deze geruchten juist, is er dan geene aanleiding<br />
tot de hoop dat men op het Plein den noodigen ernst<br />
mist ?<br />
Want, in het tegenovergesteld geval, zou moeten worden<br />
gedacht aan iets, dat niet als goede trouw bestempeld kan<br />
worden, aan een om den tuin leiden van den Heer van<br />
Veen en met hem van het Nederlandsche volk, aan een<br />
„onmogelijk" excuus tegenover den üuitschen Gezant.<br />
Wij willen het laatste geenszins veronderstellen ; maar<br />
dan zegt de onverbiddelijke logica: dat men zich inde<br />
bureaux van Buitenlandsche Zaken niet voldoende of in<br />
het geheel geen rekenschap geeft van de hoogst gewichtige<br />
gevolgen, welke in dezen tijd kunnen hebben<br />
eene vergissing, eene nalatigheid, .eene verstrooidheid,<br />
en hoe zoo iets den indruk kan maken dat het Ministerie,<br />
hetwelk inzonderheid bij alle buitenlandsche aangelegenheden<br />
is betrokken, meer welwillend staat tegenover<br />
de eene groep der oorlogvoerenden dan tegenover<br />
de andere.<br />
Een dergelijke indruk ware des te meer te betreuren,<br />
omdat, nog niet zoo heel lang geleden, de opinie over<br />
Minister Loudon's strikte onpartijdigheid vrijwel algemeen<br />
was. G. A.<br />
488<br />
Het convooi naar Indië<br />
£Wf^jj> f ET officieele bericht van onze Regeering over<br />
het convooi naar Indië bevat zeer belangw<br />
e e n c<br />
JBlr^vM kk le bijzonderheden.<br />
SJLiLS^u Nadat de Hertog Hendrik, tengevolge van<br />
• i r - * ^ » averij, van zijn reeds begonnen reis naar<br />
OosMndië (via het Panama-kanaal ?) hier was teruggekeerd,<br />
werd na het in beslagnemen van een groot deel<br />
onzer handelsvloot, besloten de Hertog Hendrik na<br />
herstelling rond de Kaap de Goede Hoop te zenden<br />
vergezeld van een eigen kolenschip.<br />
Dit meezenden van een kolenschip kan men zich verklaren<br />
uit den hoogen dunk, dien onze Regeering heeft<br />
van de welwillendheid der ,,geassocieerde" Regeeringen<br />
tegenover ons. Maar dat veranderen van de route, waaraan<br />
is dat toe te schrijven? Aan de vrees dat het „jus<br />
angariae" ook op ons oorlogsschip zou worden toegepast,<br />
of op de begeleidende kolenboot? Of vindt men het<br />
toch een beetje vernederend onze oorlogsvlag te vertoonen<br />
aan het volk, dat ons juist ons eigendom door<br />
list ontnomen heeft? Het zou tenminste een geluk zijn<br />
wanneer onze Regeering werkelijk de bedoeling had gehad<br />
zoo iets te demonstreeren a!s: op üw gebied vertoon<br />
ik mij niet meer. Met hare verontschuldiging van<br />
het uitzenden van het convooi is zij echter niet gelukkig.<br />
„Het is niet de bedoeling", zegt de verklaring,<br />
„onder bescherming van oorlogsschepen een handelsverkeer<br />
in te stellen, dat zonder die bescherming door<br />
de oorlogvoerenden — naar hunne opvattingen van<br />
handelsvrijheid der neutralen — niet zou worden toegelaten.<br />
Ook zal geen mail worden meegenomen". Dat<br />
men niet zal trachten het handelsverkeer met Hamburg<br />
of Londen onder gewapende bescherming te herstellen<br />
ligt evenzeer voor de hand, als dat men er van af ziet<br />
de treinverbinding Amsterdam-Brussel-Parijs — desnoods<br />
met een mitrailleur vóór op de locomotief —<br />
weer te openen. Maar dat we al vooruit verklaren<br />
heelemaal niet zoo brutaal te zullen zijn met het overzeesche<br />
deel van ons eigen Rijk producten, goederen,<br />
levensmiddelen, die wederzijds zoo noodig zijn, uit te<br />
wisselen, of correspondentie te voeren, die niet vooraf<br />
door den Engelschen censor nagepluisd kan worden,<br />
is wel het toppunt van . . . goedmoedigheid. Eene goedmoedigheid,<br />
die trouwens (gelukkig!) weer eenigszins<br />
in tegenspraak is met het feit, dat er met het convooi<br />
gouvernementsgoederen en krijgsvoorraden zullen worden<br />
overgebracht, terwijl op de eventueele terugreis toch<br />
zeker wel eveneens goederen voor onze Regeering, die<br />
wij hier hard noodig hebben — in de bladen is reeds<br />
gesproken over olie ten bate van onze vetvoorziening —<br />
meegenomen zullen worden. En dit mag nu handel<br />
heeten of niet, het gaat lijnrecht tegen de bedoeling<br />
der „geassocieerden" in, dat wij ons buiten hen om<br />
nog iets verschaffen en dat wij iets naar Indië brengen,<br />
dat anders door hèn geleverd had kunnen worden of<br />
waardoor in ieder geval Indië's afhankelijkheid van hen<br />
iets kleiner wordt en daarmee de mogelijkheid om de<br />
daar opgestapelde rijke voorraden naar zich zelf af te<br />
laten vloeien. En daar was nu juist zoowat alles op gebaseerd:<br />
dat wij geen schepen durfden (!) uitzenden<br />
(uit vrees voor Duitsche duikbooten!) was het motief<br />
om onze handelsvloot —• die toch maar werkeloos lag —
I DE TOEKOMST<br />
/<br />
Holland op z'n smalst.<br />
489
in beslag te nemen; dat we nu inderdaad geen schip<br />
meer kunnen uitzenden zonder de kans dat,het jus<br />
angariae erop toegepast wordt — de nood bij de Entente<br />
wordt er niet minder op — heeft ten gevolge, dat we<br />
in alle opzichten hoe langer hoe meer verlamd worden :<br />
handel, industrie, landbouw, veeteelt, dat zijn zoowat al<br />
de bronnen van ons bestaan, worden automatisch tot<br />
ondergang gebracht. En dit is juist hetgeen er beoogd<br />
wordt. Niet natuurlijk om ons nu eens te plagen, zooals<br />
onze „neutrale" pers het wel eens heeft trachten<br />
voor te stellen, o. a. bij het opbrengen van onze visschersvloot<br />
en- bij 't vasthouden onzer handelsschepen (vóór<br />
de inbeslagneming).<br />
Dat moest die bekende pers wel zoo voorstellen omdat<br />
ze natuurlijk erkennen moest, dat het onaangename<br />
dingen voor ons waren (hoewel lang zoo erg niet als<br />
wat ons door Duitschland aangedaan werd!), maar toch<br />
niet zeggen kon dat we ter wille van het oorlogsdoel<br />
der Entente tot nul gereduceerd moesten worden. Maar<br />
hier was toch juist de kern van de zaak. Want waren<br />
wij een onafhankelijk, zich zelf regeerend volk gebleven,<br />
dat dan toch op zijn minst in vrije verbinding met zijn<br />
koloniën en met andere neutrale landen had gestaan,<br />
dan was het geheele uithongeringsplan tegenover de<br />
Centralen niet alleen mislukt — dat is het nu óók —<br />
maar het zou zelfs niet mogelijk geweest zijn er ook<br />
maar een begin van uitvoering aan te geven. En tegen<br />
dit integreerend deel der Entente-oorlogvoering zouden<br />
wij ons nu maar even gaan verzetten ?<br />
Want één convooi zal nog wel geen gewicht in de<br />
schaal leggen, maar wanneer deze poging lukt, zullen er<br />
toch wel meer volgen ? Of zullen we eerst behoorlijk aan<br />
de Entente vragen welke gouvernementsgoederen we<br />
wel mee heen en terug mogen nemen?<br />
Dan zou de goedmoedigheid van de verklaring, dat<br />
we heusch niets zullen smokkelen, wel weer hersteld zijn.<br />
BE TOEKOMST<br />
J. J. HONDERS.<br />
De leider der Nederlandsche sociaal-demokratie<br />
over onze buitenlandsche politiek<br />
In een persgesprek met een medewerker van de<br />
Leeuwarder Ct. heeft de heer Troelstra zich als volgt<br />
uitgelaten :<br />
„lk heb onlangs in de Tweede Kamer bij de behandeling<br />
der schepenkwestie gezegd, dat hier aan de monden van den<br />
Rijn ons - hart klopt, terwijl ginds in onze koloniën ons belang<br />
ligt. De betëekenis dezer woorden is niet altijd juist verstaan.<br />
Ze was geen andere, dan deze : onze geografische ligging<br />
reeds verhindert ons, een internationale politiek te voeren,<br />
die ons voortdurend zou bedreigen met vijandelijke daden,<br />
hetzij op economisch gebied, hetzij op militair terrein van<br />
Duitsche zijde. Het is zeker van groot belang voor ons volk,<br />
rijke koloniën te hebben. Dat de Amsterdamsche en andere<br />
exploitanten dier koloniën (onze Nederlandsche imperialisten)<br />
voor alles het behoud dier koloniën wenschen, is van hun<br />
kapitalistisch standpunt te begrijpen. Indien dit echter de<br />
allesbeheerschende factor onzer buitenlandsche politiek zou<br />
worden, zou het kunnen gebeuren, dat aan die koloniën onze<br />
onafhankelijkheid zou worden opgeofferd. M. a. w. : indien wij<br />
ter wille van die koloniën een bedekt of openlijk bondgenootschap<br />
met de Entente aangaan, loopen wij gevaar voor een<br />
vijandelijk optreden van Duitschland, dat ons ten eerste onze<br />
onafhankelijkheid en verder ook onze koloniën zou kosten.<br />
Het is deze overweging, die er mij toe heeft bewogen, toen<br />
, onlangs door het optreden der regeering inzake de in A merika<br />
'490<br />
liggende schepen, de uiterste grens der neutraliteit ten gunste<br />
der Entente werd bereikt, zoo niet overschreden, er toe mede<br />
te werken, dat in de zand- en. grintkwestie en andere aanhangige<br />
kwesties ten opzichte van Duitschland minstens eenzelfde<br />
tegemoetkomende houding werd aangenomen."<br />
Wij zijn het met den heer Troelstra volkomen eens,<br />
Is de heer Troelstra dus Duitschgezind ? Neen. Maar<br />
wij die geenszins sociaal-demokraten zijn, nemen blijkbaar<br />
met onzen binnenlandschen politieken tegenstander<br />
het eenig juiste, nationale standpunt in ten opzichte<br />
van de groote lijnen der Nederlandsche neutraliteitspolitiek<br />
tijdens den oorlog.<br />
De vaart in de Noordzee<br />
Uit scheepvaartkringen wordt ons geschreven:<br />
Nu het bewezen is, dat zoowel in Nederlandsche als in<br />
Skandinavische wateren verankerde Engelsche mijnen zijn gelegd,<br />
en terwijl er op onze kusten bijna geen andere dan<br />
Engelsche mijnen aanspoelen, heeft de Times nog de vrijmoedigheid<br />
om te betoogen (en Reuter seint 't natuurlijk<br />
rond), dat 't wel Duitsche mijnen zullen zijn. want dat Duitschland<br />
die vernietigende machines langs de kusten heeft gestrooid<br />
„zonder daarbij maar eenigszins te letten op de wetten,<br />
die de menschelijkheid aan de naties voorschijft". Die brave<br />
Engelschen toch !<br />
En toch hebben zij met die schijnheiligheid in Nederland<br />
succes. Want wanneer we , na al dit huichelachtige gedoe<br />
Engelsche verankerde mijnen vinden voor onze zeegaten en<br />
wanneer deze onzichtbare helsche werktuigen onze marinevaartuigen<br />
en de levens van talrijke' opvarenden vernietigen,<br />
zwijgen we en spreken zeer zacht van een „zee-evenement".<br />
Niet zoodra echter wordt in het aan ieder zeevarende bekende,<br />
door Duitschland versperde gebied een vaartuig met<br />
contrabande vernietigd en vallen er slachtoffers, of de Raad<br />
v. d. Scheepvaart en Ingezonden Stukken komen woorden te<br />
kort om tegen de bandieten der duikbooten te keer te gaan.<br />
Het onlangs voor den Raad v. d. Scheepvaart behandelde<br />
geval, waarbij de gezagvoerder door een der eerste schoten<br />
van een duikboot gedood werd, is weer typisch. Hij wist,<br />
welke risico hij liep. (Dat weet men bij de mijnen nooit,<br />
daarom zijn deze veel verraderlijker.) Het was hem bekend aan<br />
welk gevaar hij zijn vaartuig en het leven der bemanning<br />
bloot stelde: een zeer strafbaar feit, Maar aangemoedigd door<br />
Amsterdamsche Kamerleden en de pers, die de helden fêteert,<br />
vaart men er toch maar op los. Men verlangt waarschuwingsschoten<br />
en een beleefde invitatie om van boord te gaan, wanneer<br />
men zich in het onveilige oorlogsgebied waagt. Maar<br />
staat er op de Engelsche mijnen voor onze kust soms ook<br />
een Brit rnet zijn hoedje in zijn hand?<br />
De bemanning der Vlissingsche loodsboot en van de Frans<br />
Naerebout kwam om door de welbewust gelegde en verraderlijke<br />
Engelsche mijnen . .. Wij zwijgen, berusten en houden<br />
een collecte voor de nabestaanden.<br />
De Entente en onze handel<br />
Dat wij niet de eenigen zijn, die in de handelingen van<br />
Engeland en Amerika een middel zien, om den Nederlandschen<br />
handel en industrie na den oorlog voor langen tijd lam te<br />
slaan, blijkt uit een opstel in de Indische Mercuur^ waaruit<br />
wij het volgende aanhalen:<br />
„Hoewel men daarna meende met een tijdelijken maatregel<br />
te doen te hebben (het stopzetten der Indische telegrammen)<br />
bleef deze toch sedert ongewijzigd van kracht. Dc bedoeling<br />
was zuiver landbouw en handel te treffen ....<br />
Telegrammen van Britsch-Indië en de Straits werden doorgelaten,<br />
zoodra het eigen belang daarmede gemoeid was ....<br />
Telegrammen van Engelsehe firma's, in Indië werkzaam,<br />
werden niet aan- of opgehouden,- waardoor bereikt werd, dat
DE TOEKOMST<br />
Als de vos de passie preekt,<br />
die firma's handel konden'drijven ten koste van de ingezetenen,<br />
terwijl zij bovendien nog profiteerden van de weinige scheepsruirrite,<br />
hier verkrijgbaar."<br />
In het algemeen willen Indische belanghebbenden ons land<br />
een scherpe houding tegen Duitschland doen aannemen, opdat<br />
hunne belangen via Engeland geen schade lijden en zoo werd<br />
er ook op aangedrongen, dat onze regeering de Engelsche<br />
wenschen zou vervullen in zake de zand- en grintkwestie,<br />
opdat de telegramblokkade opgeheven zou worden. Zij hebben<br />
niet begrepen, dat die zaak slechts een voorwendsel was ter<br />
bereiking van het doel: den Nederlandschen handel een trap<br />
te geven. Het beste middel zou geweest zijn de Engelsche<br />
telegramblokkade te beantwoorden met een totalen stilstand<br />
van alle telegrammen van ons land naar de geallieerden, opdat<br />
niet onze burgers alleen de dupe worden van lage maatregelen<br />
ten bate van den vreemden handel. Dat zou geholpen hebben:<br />
alles stop zetten, ook de diplomatieke telegrammen, als het<br />
noodig zou zijn. Nog is het wellicht niet te laat, want nog<br />
is het telegramwezen naar Indië een paskwil. W. J. P.<br />
Vlaamsche kroniek<br />
(Van onzen V.-correspondent)<br />
„Belgische" theorie over de Vlaamsche beweging<br />
Fernand Passelecq. — La question flamande<br />
et 1'Allemagne. Berger Levrault, Paris. —<br />
Nancy. 1917.<br />
Op blz. 251 lezen wij:<br />
„De Duitsche staat, opgebouwd naar de plannen van<br />
Fichte's ideologie en van Bismarck's praktijk, is voor<br />
alles een pietmolen om alle particularisme te vernietigen<br />
en om zelfs den geest van autonomie te doen verdwijnen."<br />
En op blz. 246:<br />
„Dit — nm. dat de Vlaamsche beweging een sociale<br />
kwestie is — brengt er ons toe te begrijpen, dat die<br />
beweging geroepen is om zich als aan het nationale<br />
Belgische leven ondergeschikt te ontwikkelen "<br />
Zoo staat het heele boek vol: eenerzijds ongecontroleerde<br />
entente-propaganda-spreuken over Duitschland<br />
en zijn misdaden; anderzijds nietszeggende schijngeleerdheden<br />
met een sociologisch sausje er over.<br />
Voor wie graag iets te denken krijgt wanneer zijn<br />
oogen letters lezen is het een absoluut onleesbaar boek ;<br />
het bevat, geen enkele origineele gedachte; als het niet<br />
zoo vervelend was zou het lachwekkend zijn door zijn<br />
tot het uiterste gedreven pedanterie.<br />
Is er over dit boek dan niets anders te zeggen?<br />
Jawel, twee dingen moeten er nog opgemerkt: ten eerste<br />
dat het ons nóg eens bewijst hoe de „Belgen" nog altijd<br />
niets begrijpen van de Vlaamsche beweging, zelfs wanneer<br />
zij, zooals Fernand Passelecq, aangesteld zijn om er over te<br />
refereeren, en ten tweede dat het met Frans van Cauwelaert<br />
en zijne Vlaamschgezindheid, die door Passelecq<br />
bijna op elke blz. van zijn boek wordt opgehemeld,<br />
toch niet heelemaal in den haak moet zijn. Want hoe<br />
kan nu toch een echte flamingant geprezen worden door<br />
iemand, die de Vlaamsche beweging eene „subordonnée<br />
de la vie beige" noemt?<br />
Wie nü lust heeft om een résumé van Kurth en<br />
Pirenne te lezen, vele uittreksels uit Vrij België en<br />
uit. de werelkundig gemaakte verklaringen van de<br />
Broqueville alsook uit de uitgave van Vermeylen's<br />
theorieën, bezorgd ad usum franskiljonorum door Leo<br />
van Puyvelde, wie dat alles nog eens lezen wil, hij koope<br />
het boek van Fern. Passelecq.<br />
491
Opbouw of ontbinding ?<br />
i<br />
avj^l^D/'AT de wereldoorlog reeds aanstonds gemaakt<br />
' oBlV^^* 1 s n<br />
' ' e<br />
* a<br />
" e e n<br />
tot een strijd om bepaalde<br />
^Ê^fWW• militaire en staatkundige doeleinden te ber^(GyJr*<br />
reiken, maar ook tot een worsteling om den<br />
cAÏ^^&fi- voorrang tusschen twee levensbeschouwingen,<br />
is herhaaldelijk in het licht gesteld. Primair mogen<br />
de staatkundige geschillen de bewegende krachten bij<br />
het uitbreken van den oorlog gevormd hebben — ten<br />
einde de volken tot algeheele overgave aan het denkbeeld<br />
der volstrekte noodwendigheid eener overwinning<br />
te bewegen, om derhalve den oorlog populair te maken,<br />
werden door de leiders der Entente aan hun verbloemde<br />
staatkundige bedoelingen onmiddellijk ideëele beweegredenen<br />
ondergeschoven. Aan de tegenstanders kende<br />
men een geestes- en gemoedsgesteldheid toe — zoogenaamd<br />
tot uiting komende in het Pruisisch militarisme<br />
en het plegen van allerlei gruweldaden — welke het<br />
overige deel der wereld ondragelijk moest toeschijnen.<br />
Men lette wel op, dat die toegedichte eigenschappen zoodanig<br />
waren gekozen, dat gehoopt kon worden daardoor de<br />
geheele menschheid tegen het „Deutschtum" in het<br />
harnas te jagen. Aan zichzelven en hun eigen volken<br />
schreven de leiders der geallieerden tegelijkertijd de<br />
meest verheven eigenschappen en bedoelingen toe. Zóó<br />
alleen kon men zeker zijn die eigen volken tot geestdriftige<br />
instemming met de oorlogsverklaringen en met<br />
een voortzetting van den strijd tot het uiterste op te<br />
zweepen. Ook verwierf men daardoor de grootst mogelijke<br />
kans om steeds meer bondgenooten om het Ententevaandel<br />
te scharen. Roof- en eerzuchtige plannen, in<br />
de breinen van politici in andere landen rondwarende,<br />
konden door die ideëele leuzen voor de onnoozele<br />
menigte op ongezochte wijze verborgen worden gehouden.<br />
Klaarblijkelijk had men aan de zijde der Entente<br />
er niet op gerekend, dat het met idealen gevulde kaartenhuis<br />
voor den langen oorlogsduur niet was berekend,<br />
en derhalve eens moest ineenstorten.<br />
Men moge deze taktiek' en die verheven doeleinden<br />
met een schouderophalen willen beantwoorden, toch valt<br />
niet te ontkennen, dat naarmate de oorlog voortduurde,<br />
een ideëele ondergrond, oorspronkelijk verre te zoeken,<br />
gaandeweg meer realiteit verkreeg. Bij de gevolgde<br />
strijdwijze, die evenvele malen tot een moreel als tot<br />
een strategisch offensief aanleiding gaf, moest ten slotte<br />
toch wel de botsing van twee levensbeschouwingen aan<br />
den dag treden. Te dikwijls waren aanvallen van de<br />
zijde der Entente op den üuitschen volksaard gericht,<br />
dan dat deze zich niet verplicht gerekend zou hebben,<br />
zich daartegen te weer te stellen. Te veel openbaarde<br />
zich bij de strijdvoering met de militaire en ekonomische<br />
wapenen het verschil in volkskarakter, dan dat dit onopgemerkt<br />
aan het denkende deel der naties ware voorbijgegaan.<br />
Zoodat men sedert geruimen tijd mag zeggen,<br />
dat de wereldoorlog inderdaad niets meer of minder is<br />
dan een strijd tusschen de huidige Germaansche en<br />
Romaansch :Angelsaksische kuituurbeginselen.<br />
Waar nu alle volken, doch in het bijzonder de kleinere,<br />
welke in de naaste omgeving der twee machtige kultuurgroepen<br />
geplaatst zijn, den invloed van beide belangrijke<br />
stroomingen ondergaan, kan geen intellektueel<br />
bij haar onderlingen strijd overschillig toeschouwer<br />
492<br />
DE TOEKOMST<br />
blijven. En met het oog op onze in de toekomst aan<br />
te nemen houding, mag het derhalve van belang geacht<br />
worden een poging te doen om tot het kenmerkende<br />
verschil tusschen beide kultuurvormen door te dringen.<br />
Wilde men met enkele woorden dit verschil omschrijven,<br />
dan werd dit wel het best op de volgende wijze verricht.<br />
De Germaansche kuituur streeft naar opbouw, de<br />
Romaansch-Angelsaksische naar ontbinding. Ten' einde<br />
tot dit inzicht te geraken kan het niet voldoende<br />
geacht worden, één enkel onderdeel der kuituur in het<br />
oog te vatten. Wanneer het bovengenoemde onderscheid<br />
werkelijk van fundamenteelen aard is, dan moet het<br />
zich op de meest uiteenloopende gebieden vertoonen.<br />
Waar het nu niet in de bedoeling kan liggen een zoo<br />
omvangrijk onderwerp in weekbladartikelen uit te<br />
putten, zullen wij ons met enkele voorbeelden tevreden<br />
moeten stellen ; genoeg evenwel om de gedachte aan<br />
toevallige verschillen te niet te doen.<br />
Het streven naar opbouw bij de Germaansche volken<br />
openbaart zich het meest in het oog loopend in hun<br />
organisatievermogen; een vermogen, waarvan de toepassing<br />
geenszins, naar men veelal meent, tot het<br />
gebied van den staat en de ekonomie is beperkt. Smalend<br />
liet zich Edward Stilgebauer in zijn bekende artikel in<br />
De Amsterdammer onder den titel ,,Ein Fundamentalirrtum<br />
zeitgenössischer Diskussion" over dat organisatievermogen<br />
uit, en wel door het stellen van de<br />
antithese „Vrijheid—Organisatie". In plaats van de<br />
Duitsche vrijheid heeft men, volgens Stilgebauer, de<br />
Pruisische organisatie gesteld, „en deze omzetting zou<br />
tot slakkengang terug gebracht hebben, wat adelaarsvlucht<br />
had kunnen worden." „De organisatie", zoo<br />
schrijft hij Schiller na, ,,heeft nog geen enkel groot<br />
man gevormd, maar de vrijheid broedt kolossen en<br />
uitersten uit." En om zijn instemming met deze woorden<br />
te rechtvaardigen, omschrijft Stilgebauer het begrip<br />
organisatie als „wet in den slechten zin des woords"<br />
en verklaart hij de vrijheid tot iets, in Duitschland onbekend,<br />
terwijl hij besluit met de verzuchting: „en in<br />
Duitschland verkwijnden de geest, het gemoed, het individualisme,<br />
de wil tot de vrijheid, tot kritiek, het<br />
recht der persoonlijkheid, omdat een verderfelijke mechanische<br />
geest aan het roer was."<br />
Maar, zoo vraagt men zich dan toch onwillekeurig<br />
af, indien dit beeld van het Duitschland der laatste<br />
tijden juist is, waarom is dan de Duitscher bij zijn tegenwoordige<br />
vijanden én bij velen onder de neutralen<br />
juist wegens zijn geest en zijn persoonlijke eigenschappen<br />
als hun gevaarlijkste concurrent gevreesd? Gewoonlijk<br />
vreest men toch niet den slakkengang, vooral niet, als men<br />
zelf over adelaarsvlucht zou beschikken! Hoe is dan verder<br />
te .verklaren, dat de meest onverbiddelijke kritiek op<br />
het moderne maatschappelijke leven, de sociaal-demokratische<br />
n.1., in hoofdzaak een vrucht van Duitschen<br />
bodem is ? Waarom wordt dan nog steeds de Duitsche<br />
kunst der afgesloten eeuw als de meest volkomen<br />
uitdrukkingswijze van het menschelijk gemoed beschouwd ?<br />
En bleken inderdaad kunst en wetenschap ten ondergang<br />
te neigen in het land, dat in diezelfde eeuw een<br />
Helmholtz, Kirchhoff, Hertz, Planck, Weierstrass, Klein,<br />
Minkowski, Einstein, Hegel, Nietsche, Schumann, Brahms,<br />
Wagner en Mahler voortbracht, om slechts de schitterende<br />
namen van enkele kuituurterreinen te noemen? Is<br />
het wegens diezelfde kwijning der wetenschappen, dat de<br />
thans bijkans berucht geworden hoogleeraar aan het
In de wandelgangen van de Kamer<br />
DE TOEKOMST<br />
Het Duitsche offensief in Frankrijk<br />
De Boches komen! Sauve qui peut! Nous sommes trahis!<br />
111 a e M m e r<br />
Clemenceau: „Ik kom zooeven van het front. De interpellaties<br />
Alles gaat prachtig. De overwinning is aan ons!"
Collége de France, Joseph Bédier, en zoovele andere „anti-<br />
Hunnen," een deel hunner studiën aan Duitsche universiteiten<br />
gingen maken, om later hun met behulp van de<br />
Duitsche wetenschap verworven naam te misbruiken ten<br />
einde Duitschland te belasteren? Durft men waarlijk<br />
van kwijning van den geest spreken daar, waar het<br />
overgroote deel der Nobelprijzen werd binnengehaald ?<br />
De kardinale fout, waaraan Stilgebauer en zijn Ententegeestverwanten,<br />
ook ten onzent, zooals Fr. van Eeden,<br />
zich schuldig maken, wortelt in een misduiding der<br />
begrippen organisatie, individualisme, vrijheid, recht<br />
der persoonlijkheid, en dergelijke. Zij hebben zich<br />
slechts vermogen in te leven in den oppervlakkigen<br />
gedachtengang, • welke met de Fransche revolutie een<br />
aanvang nam. De verbinding der begrippen vrijheid en<br />
plicht, zooals deze door Kant is ontwikkeld, schijnt hun<br />
een ongerijmdheid. En toch hebben die begrippen in<br />
elke gemeenschap slechts waarde, wanneer zij in onderlinge<br />
verbinding voorkomen, zoodat dan ook de tegenstelling<br />
„Vrijheid-Organisatie" in geen beschaafde samenleving<br />
bestaat.Waar ook menschen samenleefden, waar<br />
zij een kuituurgemeenschap vormden, was steeds een<br />
zekere graad van organisatie aanwezig, die uitgebreider<br />
en meer ingewikkeld werd en moest worden, naarmate<br />
de graad van beschaving steeg. Elke uit den noodwendtgen<br />
drang tot aaneensluiting geboren zvet is, in den<br />
ztn der Fransche revolutiemannen genomen, een beperking<br />
van, de vrijheid, in ruimeren zin evenwel een schrede<br />
voorwaarts in de ontwikkeling van het begrip vrijheiden<br />
een bevestiging daarvan.<br />
Met de beschaving stijgt onvermijdelijk de behoefte<br />
aan organisatie ter voldoening aan de duizendvoudige<br />
begeerten van het moderne leven. In de niet-Duitsche<br />
landen werd dan *ook die behoefte in niet geringer mate<br />
gevoeld dan in Duitschland. Alleen de verwezenlijkingder<br />
maatregelen ter bereiking van een doeltreffenden<br />
opbouw liet in de eerstgenoemde landen veel meer te<br />
wenschen over. Zelfs in Amerika, het land van het<br />
individualisme bij uitnemenheid, was men vóór den<br />
oorlog reeds tot het inzicht gekomen, dat het zóó niet<br />
langer kon gaan.<br />
Naast vele andere Amerikaansche werken en werkjes<br />
omtrent de toestanden aan de overzijde van den oceaan<br />
kan niet genoeg de lezing worden aanbevolen van het<br />
bekende boekje: „The Future in America" van de hand<br />
van den Engelschen socialist H. G. Wells. Het tafreel,<br />
dat hierin wordt ontworpen van alles, wat in het gevolg<br />
van het in Amerika heerschende individualisme optreedt<br />
— de armoede en de verdierlijking der massa naast de<br />
oningeperkte jacht naar den dollar, de algemeene geringschatting<br />
voor en derhalve ook de algemeene ontduiking<br />
van de wet, de heerschappij der staal-,<br />
petroleum-, spoorweg- en steenkoolkoningen, de dwaze<br />
uitspattingen der rijken — is zenuwschokkend.<br />
„Men heeft hier, zoo schrijft Wells op blz. 125, eveneens<br />
met een der niet-voorziene gevolgen van een gebrekkige*)<br />
vrijheidstheorie te doen. De dwaze uitspattingen<br />
der rijken, het architektonische pathos van Newport, de<br />
smerige, lawaaierige ekonomische warboel in Chicago,<br />
het Standard-Oilgebouw in Broadway, de donkere straten<br />
onder de viadukten in New-York, het onordelijke, leelijke<br />
uitzicht van den Niagara-oever en de hel van het<br />
vreeselijkste kinderlijden, deze alle zijn overeenstem-<br />
*) Ik cursiveer, P. M.<br />
494<br />
DE TOEKOMST<br />
mende verschijnselen en onvermijdelijke gevolgen van<br />
dezelfde tuchtelooze levenswijze.<br />
En dat de Amerikanen zelve ook reeds het onhoudbare<br />
van de ten hunnent heerschende toestanden waren<br />
gaan inzien, geeft Wells op blz. 130 te kennen, alwaar<br />
wij lezen:<br />
„Het Amerikaansche volk, dat enkele jaren geleden<br />
nog onafscheidelijk aan zijn tot het uiterste opgevoerde<br />
individualisme scheen, vast te houden, en oogenschijnlijk<br />
besloten was op de veiligheidsklep der ekonomische<br />
gebeurtenissen *te blijven zitten, om in die houding tot<br />
aan de beslissende katastrofe te volharden, blijkt nu<br />
waakzaam geworden, en vraagt, wat komen moet."<br />
Het verschil tusschen het Duitsche volk en de zoogenaamd<br />
demokratische naties is niet daarin gelegen, dat bij de laatstgenoemden<br />
de behoefte aan organischen opbouw minder<br />
luide sprak, maar uitsluitend in de geestesrichting, welke<br />
,in de niet-Duitsche landen niet in staat bleek, de zich in<br />
steeds grooteren getale voordoende vraagstukken tot snelle<br />
en juiste oplossing te brengen. En dit laatste niet, zooals<br />
Stilgebauer en consorten ons willen doen gelooven, wijl de<br />
afzonderlijke individuen in de „demokratieën" een te hoog<br />
standpunt innemen, om zich in een gemeenschappelijken<br />
band te voegen. Integendeel, het was juist de gebrekkige<br />
ontwikkeling dier individuen, welke hun belettè de hooge<br />
beteekenis van algemeene samenwerking voor een zoo<br />
vólkomen mogelijke ontplooiing der persoonlijke eigenschappen<br />
in te zien ; een gebrek, waardoor zij tevens de<br />
geest- en wilskracht misten, noodig om zich zelf een<br />
bepaald gemeenschappelijk te bereiken doel te stellen,<br />
en zich de daartoe noodige inspanning te getroosten.<br />
Want daarop komt het aan. Organisatie belemmert<br />
niet de persoonlijkheid, houdt niet de „adelaarsvlucht"<br />
tegen, maar tracht integendeel aan ieder individu de gunstigst<br />
mogelijke omstandigheden te bieden,om zijn krachten<br />
te ontplooien. Stilgebauer en zijn geestverwanten gaan<br />
van de verkeerde vooropstelling uit, dat elk individu in<br />
staat is een in zich zelf volledige eenheid te vormen,<br />
en dat uit een verzameling van dergelijke „volledige<br />
eenheden" dan ook een volkomen gemeenschap zou geboren<br />
worden. In werkelijkheid evenwel vormen ieders<br />
gaven in den regel een heel onvolkomen en onzelfstandig<br />
geheel, dat dringend aanvulling behoeft van<br />
andere zijde. Maar zelfs indien enkele individuen ook al<br />
de noodwendige gaven bezitten om in zichzelf volledige<br />
eenheden te vormen, dan kunnen zij die gaven op zich<br />
zelf, d. i. zonder hulp van buiten, toch niet tot volkomen<br />
ontwikkeling brengen. Die aanvulling nu van de eene<br />
persoonlijkheid door de andere, door invloed van tijdgenooten<br />
en voorgangers,-is het doel der organisatie. Men<br />
neemt haar overal in de natuur waar; niet slechts, waar<br />
het leven zich heeft ontwikkeld tot een gemeenschap,<br />
maar overal waar slechts leven is, de meest primitieve<br />
gevallen niet uitgezonderd. De-eenvoudigste levenscel<br />
vertoont npg organisatie, verdeeling der functies naar<br />
den aard der voorhanden stof. De dwaasheid van het standpunt<br />
van Duitschland's bestrijders treedt onmiddellijk<br />
aan den dag, wanneer men den mensch als éénling<br />
beschouwt. Volgens hun theorie zou de enkele combinatie<br />
van alle menschelijke organen, zonder meer, den<br />
mensch vormen. Ware elk orgaan voortreffelijk, dan<br />
evenzoo de daaruit opgebouwde mensch ! Maar daartoe<br />
is toch veel meer noodig, dan de enkele aanwezigheid<br />
van zij hét zelfs uitstekende organen naast elkander.<br />
Hun totaal-werkzaamheid immers zal gebrekkig, ja zelfs
l leven-vernietigend zijn, zoodra de verschillende verrichtingen<br />
niet in elkander grijpen, elkander niet steunen,<br />
en dan nog moet dit laatste in de juiste maat en in<br />
het juiste tempo geschieden. Anders toch zal zelfs het<br />
meest voortreffelijke orgaan tengevolge van de disharmonische<br />
werkzaamheid der overige zijn ondergang<br />
tegemoet gaan.<br />
Een organisme, waarvan één onderdeel zich zou wenschen<br />
te ontwikkelen, onafhankelijk van de overige,<br />
zonder den invloed dier overige onderdeden te ondergaan,<br />
en omgekeerd zijn invloed aan die overige te doen<br />
gevoelen, is ondenkbaar, of wanneer zoodanig organisme<br />
al zou bestaan, voerde het onvermijdelijk tot een wangedrocht.<br />
Niet anders is het in het leven der volken. Iri een gemeenschap<br />
kan alleen elk lid zijn krachten ontplooien<br />
tot bestendig heil van zichzelf en van het geheel, wanneer<br />
door organisatie de voorwaarden daartoe zijn geschapen.<br />
„Kolossen en extremen", die zich buiten de lijst hunner<br />
omgeving zouden ontwikkelen, en toch een levenwekkende<br />
werking uitoefenen, zijn ondenkbaar.<br />
De organisatie der gemeenschap vangt natuurlijk bij<br />
het begin aan. Zij richt zich allereerst op voortreffelijk<br />
onderwijs, zooveel mogelijk vertakt naar de verschillende<br />
^begaafdheid der individuen : scholen voor meer- en<br />
minder begaafden, voor lager, voortgezet en hooger<br />
onderwijs. Al te maal zaken, waarin juist Stilgebauer's<br />
ideaal-volkeh een merkwaardig tekort aan initiatief<br />
toonden. Na de vereischte vorming van den geest treedt<br />
opnieuw een vraagstuk van organisatie naar voren:<br />
de natuurlijke en verworven begaafdheden van ieder<br />
individu in de gunstigst mogelijke omgeving te brengen,<br />
om daarin tot uiting te komen en zich weer verder te<br />
ontwikkelen. Zoo houdt het probleem nooit op, en elk<br />
eenmaal bereikt punt opent opnieuw het uitzicht naar<br />
een uitgebreider gezichtseinder.<br />
Zonder twijfel is geen enkele organisatie, hoe volkomen<br />
ook, in staat om groote geesten voort te brengen. Maar datzelfde<br />
onvermogen toont „de vrijheid" op zich zelf genomen<br />
evenzeer. Alleen de natuurlijke aanleg bepaalt in den<br />
diepsten grond de waarde van den geest. Maar is deze eenmaal<br />
aanwezig, zoo treedt onmiddellijk het vraagstuk op<br />
den voorgrond, hoe dien geest de best mogelijke gelegenheid<br />
te verschaffen ter ontwikkeling; en daarna weer, hoe<br />
hem de grootste mogelijkheid te openen, zijn zegenrijke<br />
werkzaamheid te ontplooien. Beide doeleinden kunnen<br />
door doelmatige organisatie slechts bevorderd worden.<br />
Goed georganiseerd onderwijs, het verzekeren van gunstige<br />
voorwaarden voor het stoffelijk bestaan, verdeeling van<br />
den arbeid, waardoor voor elke begaafdheid het meeste<br />
passende arbeidsveld gewonnen wordt, zijn de noodzakelijke<br />
grondslagen, waarop elk talent moet kunnen steunen,<br />
wil het zoo krachtig mogelijk zijn vleugels uitslaan.<br />
Samenvattend kunnen wij derhalve zeggen : Organisatie<br />
is in elke gemeenschap onontbeerlijk en ook metterdaad<br />
voorhanden. Elke reeds aanwezige organisatie voert steeds<br />
weer tot het inzicht dat, opdat zij zoo vruchtdragend<br />
mogelijk zij, nieuwe velden voor hare werkzaamheid in<br />
beslag dienen genomen. Hoe höoger de graad van ontwikkeling<br />
der individuen, elk op zich zelf en tezamen<br />
genomen is, des te ingrijpender en omvattender zal de<br />
taak der organisatie zijn. In dezen zin is dan ook de<br />
mate van voorhanden organisatie als graadmeter voor<br />
de ontwikkeling eener samenleving te beschouwen.<br />
(Wordt vervolgd). M.<br />
DE TOEKOMST<br />
Daily News over de grieven der Ieren<br />
HO^EERMALEN is in dit weekblad het hemel-<br />
É(3M \JW\ tergende onrecht ter sprake gekomen, dat<br />
a a n<br />
e r s c n e v<br />
m /?• 9w/ I °lk door Engeland sedert<br />
rHvoM cJrA eeuwen is aangedaan. Aanhalingen uit<br />
Iersche bron, niet zelden hier afgedrukt,<br />
konden wellicht bij sommigen den indruk wekken, dat<br />
het door ons gegeven beeld wel wat al te somber was<br />
gekleurd. Thans heeft Gardiner, de hoofdredakteur van<br />
Daily News, zich tot tolk van de grieven der Ieren<br />
gemaakt, door in zijn kolommen een denkbeeldigen<br />
Ier, sprekend tot het Engelsche volk, in te voeren. Wij<br />
ontleenen aan dit artikel het volgende:<br />
750 jaar lang heeft Uw hand als een doodende<br />
wintervorst bp mijn land gelegen. De geschiedenis<br />
van Engeland's optreden in Ierland is een geschiedenis<br />
van tirannie zonder weerga in de annalen<br />
van Europa. Wij .waren een kunstzinnige, industrieele<br />
en beschaafde natie, toen gij nog niets meer<br />
dan een groep van roofzuchtige stammen waart. Onze<br />
producten waren in geheel Europa bekend, onze<br />
missionarissen brachten het Evangelie naar uw stranden.<br />
Gij zijt onder uw Plantagenet Hendrik in ons land<br />
gekomen eri daarmee nam de tragedie een aanvang.<br />
Gij hebt onze nationale gebruiken en onze taal uitgeroeid,<br />
onze vrijheid met voeten getreden, ons overweldigd<br />
en sindsdien steeds als onderworpen natie behandeld. Gij<br />
hebt ons niet geregeerd, want, zooals Burke zegt, een<br />
natie wordt niet geregeerd die voortdurend moet<br />
worden veroverd en wij moesten voortdurend worden<br />
veroverd, daar gij weigerdet ons met onze toestemming<br />
te regeeren. Gij gaaft ons parlementen zonder macht<br />
en hief ze weer zónder reden op. Gij hebt onze bloeiende<br />
industrie vernietigd, teneinde concurrentie met uw<br />
fabrikanten onmogelijk te maken, en gij bracht armoede<br />
in onze steden. Gij hebt ons te vuur en te zwaard<br />
vernietigd en ons alle laagheden van uw vervolging<br />
aangedaan. Gij vestigde kolonies van vreemdelingen als<br />
bevoorrechte klasse in ons midden. Gij steldet hun den<br />
sleutel van het kasteel te Dublin in handen en maaktet<br />
van onzen godsdienst een beletsel om het burgerrecht<br />
te verkrijgen.<br />
Wij werden door U aan de gezvapende politie ondergeschikt<br />
gemaakt, die onze meesteres en niet onze dienares<br />
was. Gij zond soldaten om ons van onzen ^hof te verjagen<br />
en verstrooidet de bloem onzer natie over de<br />
aarde. Doch een ontvolkt land is het resultaat uwer heerschap-bij.<br />
Een eeuw geleden telde ons volk bijna zeven<br />
millioen zielen, thans slechts vier millioen, terwijl uw<br />
bevolking zich in dien tijd verviervoudigde. En toen<br />
wij na een wettigen strijd gedurende generaties op het<br />
punt stonden zelfbestuur te krijgen spande uw heerschende<br />
klasse samen met het bevoorrechte Ulster, en<br />
organiseerde met de hulp van Duitsche kanonnen een<br />
gewapenden opstand (bedoeld is het oproer van Juli 1914)<br />
teneinde ons ten val te brengen. De leider van dien<br />
opstand (Carson) loopt thans uw kabinetten in en uit,<br />
doch degenen, die dwaas genoeg waren om in Ierland's<br />
naam zijn voorbeeld te volgen, werden als verraders gefusilleerd<br />
en opgeknoopt. Thans hebt gij den dienstplicht<br />
wettelijk ingevoerd, terwijl gij ons de vrijheid onthoudt,<br />
doch wij willen van een dienstplicht, die ons van<br />
buiten is opgelegd, niets weten. Als gij voor de vrijheid<br />
495
DE TOEKOMST<br />
Bij Barnum en Bailey<br />
^ ^ P ^ ^ ^ S ^ ^ ^ %£Z&r*P H KOMEN OVERTUIGEN: ALLES MECHANIEK<br />
'<br />
strijdt, geeft haar dan allereerst aan ons. Wij hebben<br />
" het vertrouwen in U verloren.<br />
Gardiner voegt hieraan toe, dat hij dit niet schrijft<br />
om de vijandschap nog grooter te maken, doch om de<br />
Engelschen een blik in het hart der Ieren te doen<br />
slaan. Engeland's optreden tegen Ierland is een ernstige<br />
verzaking van het door Lincoln opgestelde principe, dat<br />
de almachtige God geen enkel volk zoo geschapen heeft,<br />
dat het goed genoeg is om een ander volk te beheerschen.<br />
In dezen tragischen tijd moet men een streep onder<br />
het verleden zetten en Ierland dezelfde vrijheid'verleenen,<br />
die in Canada en Zuid-Afrika voor Engeland zoo<br />
loonend is gebleken.<br />
496<br />
(SimpMdssimus).<br />
De pogingen tot toenadering tusschen<br />
Engeland en Duitschland in 1912<br />
>Q^^SrpNKELE jaren vóór het uitbreken van den<br />
wereldoorlog zijn er, naar bekend is, op inim<br />
SVrV tiatief van de Duitsche regeering pogingen<br />
V|^iS^ gedaan om een duurzame verbetering inde<br />
verstandhouding met Engeland tot stand te<br />
brengen. Aanleiding tot de voortdurend toenemende<br />
spanning was allereerst de Einkreisungs-politiek, door<br />
koning Eduard VII ingeleid, en sindsdien door de<br />
opeenvolgende Engelsche regeeringen in overleg met
DE TOEKOMST<br />
hare vrienden gevolgd. Verscherpingen van den toestand<br />
waren door Frankrijk's Marokko-politiek, daarin gesteund<br />
door den beheerscher der zeeën, eenige malen aan den<br />
dag getreden. Maar een nieuwe phase deed zich voor, toen<br />
in Duitschland het plan tot uitbreiding der vloot met<br />
drie schepen werd opgezet.Allerwege klonken de stemmen<br />
in Engeland, dat zoodanig plan als een bedreiging moest<br />
worden opgevat; dat een evenredige vergrooting der<br />
Engelsche zeemacht volgens den aangenomen tweemachtenstandaard<br />
— d. i. dat de Engelsche vloot te<br />
allen tijde in staat moet zijn om aan de twee grootste<br />
vloten der overige naties, tezamen genomen, het hoofd<br />
te bieden — daarvan het onvermijdelijke uitvloeisel<br />
moest zijn; eindelijk nog, dat zoodanige financieele last<br />
de krachten van het eilandenrijk op den duur te<br />
boven moest gaan.<br />
Onder die omstandigheden liet von Bethmann Hollweg<br />
in 1912 te Londen de vraag opwerpen, of wellicht de<br />
Engelsche bezwaren door overleg uit den weg konden<br />
worden geruimd, en als gevolg daarvan werd Lord<br />
Haldane met een officieele zending naar Duitschland<br />
belast. Al het voorgaande zijn bekende feiten. Ook dat<br />
Haldane reeds vroeger (1906), toen hij met kolonel<br />
Ellison de Duitsche manoeuvres bijwoonde, door de<br />
Duitsche regeering op de meest welwillende wijze<br />
ontvangen was en op verschillende plaatsen in het<br />
ministerie van oorlog rondgeleid, waar hij zeker niet<br />
zoo vrij zou hebben mogen rondzien, indien het<br />
vermoeden van een spoedig uitbrekenden oorlog had<br />
bestaan. Een en ander wordt vrij uitvoerig door Harold<br />
, Begbie medegedeeld in zijn „Vindication of Great<br />
Britain", enkele malen in de Toekomst reeds vermeld.<br />
Thans heeft echter Daily Chronicle naar aanleiding<br />
van een rede, onlangs door Lord Haldane gehouden<br />
— waarin deze in het licht stelde, hoe hij in<br />
1912 al zijn krachten had ingespannen, om den weg<br />
voor een betere verstandhouding met Duitschland te<br />
effenen — gedeelten openbaar gemaakt uit het telegram,<br />
dat de Lord den 8en Februari 1912 naar Londen verzond<br />
ten einde de Engelsche regeering omtrent de<br />
uitkomst der onderhandelingen in te lichten.<br />
Twee zaken kwamen daarbij in hoofdzaak ter sprake,<br />
t. w. het sluiten van een overeenkomst omtrent den<br />
aanbouw van oorlogsschepen en het opstellen eener<br />
formule, aangevende onder welke voorwaarden Engeland<br />
bereid zou zijn neutraal te blijven, ingeval Duitschland<br />
in een oorlog mocht worden gewikkeld. Men weet, dat<br />
Lord Haldane niet er in is kunnen slagen één van<br />
beide doeleinden te verwezenlijken. In zooverre is dan<br />
ook de mededeeling van Daily Chronicle van gering<br />
gewicht, dat zij geen nieuwe feiten omtrent den aard der<br />
onderhandelingen inhoudt. Maar wel blijkt er duidelijk<br />
uit, dat de Duitsche regeering het ernstige streven had<br />
om tot een overeenkomst,te geraken, dat zij in den meest<br />
vriendschappelijken zin de onderhandelingen voerde en<br />
van groote 'tegemoetkomendheid blijk gaf. Alles derhalve<br />
in flagranten strijd met de beweringen der Ententestaatslieden,<br />
dat Duitschland reeds geruimen tijd vóór<br />
1914 met oorlogsplannen omging en eigenlijk sedert<br />
1870 niet anders had gedaan dan op oorlog te zinnen.<br />
Uit het lange artikel van .Daily Chronicle moeten wij met<br />
enkele korte aanhalingen volstaan. Na een overzicht der<br />
besprekingen met den Rijkskanselier over de Duitsche<br />
plannen tot uitbreiding der vloot, en de Britsche tegenmaatregelen,<br />
waarbij het onmogelijk bleek tot over<br />
eenstemming te geraken, bericht Haldane aan zijn<br />
regeering woordelijk:<br />
vHet (gesprek) maakte op mij den indruk, dat hij [de<br />
Rijkskanselier) ons klaarblijkelijk wenschte tegemoet te<br />
te komen, waar hij slechts kon; en door zijn wijze van<br />
optreden en zijn nadrukkelijke verzekeriug, dat hij de<br />
schepenkwestie nog eens zou overwegen, was ik hoopvol<br />
gestemd, maar Ik moet er bijvoegen, dat hij daarop liet<br />
volgen, dat de bouw van een derde eskader een levenskwestie<br />
voor Duitschland was".<br />
Den volgenden dag had Haldane opnieuw een onderhoud<br />
met den Keizer, den Rijkskanselier en admiraal<br />
von Tirpitz over de vlootovereenkomst, waarbij de<br />
Engelschman de meening verkondigde, dat niemand<br />
aan de eerlijkheid eener vriendschappelijke overeenkomst<br />
zou gelooven, indien daarmede een uitbreiding der vloot<br />
gepaard ging. Daaromtrent bericht Haldane dan: „„De<br />
Keizer was zoo getroffen door deze gedachte, dat hij<br />
mij vroeg, wat ik dan zou raden te doen. Ik antwoordde,<br />
dat dit een kwestie was van zoo overwegend technischen<br />
aard, dat ik niet daarop kon antwoorden, maar ik stelde<br />
hem voor, dat wanneer het niet mogelijk was het geheele<br />
vlootpro'gram te laten vervallen, ten minste met<br />
één schip minder zou worden volstaan. Deze gedachte<br />
gaf ik daarna niet meer op, maar admiraal von Tirpitz<br />
bestreed haar hardnekkig, zoodat ik ten slotte zei:<br />
„Goed; kunnen wij dan niet in een langzamer tempo<br />
bouwen?" Na veel praten over en weer kwamen wij<br />
tot het denkbeeld, den bouw van het eerste schip tot<br />
1913 uit te stellen, en vervolgens het tweede schip<br />
eerst drie jaren daarna, en het derde in 1919 op stapel<br />
te zetten.""<br />
Lord Haldane bleef echter er aan vasthouden, dat<br />
Engeland van den twee-machtenstandaard niet kon afwijken.<br />
Ofi dat punt kon van geen toegeven sprake zijn.<br />
Wilde Duitschland in dat opzicht vrij blijven, dan behield<br />
Engeland zich ook zijn vrijheid voor, en zou waarschijnlijk<br />
telkens twee schepen bouwen tegen Duitschland één.<br />
Waarop de Keizer antwoordde, dat indien een overeenkomst<br />
tot stand kwam, deze van grooten invloed zou<br />
zijn op den scheepsbouw, en hij in geen geval verder<br />
wenschte te gaan dan tot een uitbreiding der vloot met<br />
drie schepen. Na vervolgens nog over de neutraliteitskwestie<br />
gesproken te hebben, waarvoor de Rijkskanselier<br />
dienzelfden namiddag een formule hoopte opgesteld te<br />
hebben, meldt dan Lord Haldane:<br />
„Ik zei, dat ik den Rijkskanselier een bezoek zou<br />
brengen, en alle verdere gebiedskwesties met hem doorloopen<br />
; en dat ik daarna zoo spoedig mogelijk wilde<br />
terugkeeren om verslag te doen over den goeden wil, dien<br />
ik aanwezig had gevonden, en dat ik dan mijn collega's<br />
het onaangename feit ter verdere behandeling zou overlaten,<br />
dat ik niet in staat geweest was, de uitbreiding<br />
der vloot geheel tot staan te brengen, alsmede alle<br />
overige aangelegenheden."<br />
Uit deze berichten van een Engelsch afgezant aan<br />
zijn eigen regeering, zal toch zeker niemand den indruk<br />
kunnen verkrijgen, dat het de houding der Duitsche<br />
regeering was, waarop het tot stand komen 'eener overeenkomst<br />
in 1912 schipbreuk leed. M.<br />
497
De Demokratie en de Waarheid<br />
Wederom vallen een aantal in het oog loopende uitingen<br />
van echt-demokratischen zin uit het pachtgebied der „demokratie"<br />
te vermelden.<br />
Volgens de Matin zijn een aantal leiders uit de Parijsche<br />
vakvereenigingskringen gearresteerd, o.a. Andrieux, Bidaut<br />
en Flageolet. In La Bataille verheft dan ook Jouhaux,<br />
de voorzitter der „Confédération Générale du Travail"|<br />
zijn stem tegen deze nieuwe gewelddaden van Clemenceau!<br />
en Renaudel sluit zich in de Humanité daarbij aan. De<br />
gevangenneming, waaromtrent overigens zooveel mogelijk<br />
het stilzwijgen wordt bewaard, moet in verband staan<br />
met de kortelings plaats gevonden hebbende stakingen<br />
m het Loire-bekken, toen een aantal arbeiders in de<br />
oorlogsindustrie naar het front werden gezonden en door<br />
Amerikaansche werklieden vervangen.<br />
Generaal Maurice is wegens zijn „onberaden" kritiek<br />
op de regeering gestraft met pensionneering. Het bedrag<br />
van het pensioen werd bepaald op £ 225 per jaar, derhalve<br />
niet overeenkomende met den titulairen generaalsrang,<br />
dien Maurice bekleedde, doch met zijn niet-titulairen<br />
rang. Bij monde van Macpherson deelde de regeering<br />
dit feit in het Lagerhuis mede, tevens de verwachting<br />
uitsprekende, dat andere generaals zich nu wel tweemaal<br />
De Vereenigde Staten van Noord-<br />
Amerika op het oorlogspad<br />
(Van onzen militairen medewerker)<br />
III<br />
£jT^p?lfcS£E kapitein ter zee Boy-Ed behandelt veriïw<br />
Y/^È$ volgens de vraag waarom zoo weinig<br />
SB y$JÊ) Amerikaansche troepentransportschepen<br />
rJlU3jf% aan de duikbooten ten offer vallen.<br />
o>Cv__^éK Het antwoord op deze vraag luidt, dat de<br />
duikbooten degeheele vijandelijke handelsvloot bestrijden,<br />
waaronder ook te rekenen valt de neutrale scheepsruimte<br />
voor zooverre zij diensten aan de Entente bewijst.<br />
Onverschillig is het waar die vijandelijke scheepsruimte<br />
wordt vernietigd. De duikbooten opereeren daarom<br />
op die plaatsen waar het vijandelijk verkeer ter zee<br />
het drukst is.<br />
In verband met de ontzaggelijke uitgestrektheid van<br />
den oceaan kunnen de duikbooten zich niet in hinderlaag<br />
leggen voor bepaalde schepen of convooien. Zij<br />
moeten het aan, het toeval overlaten welke schepen hun<br />
weg zullen kruisen. De koorde van den boog, gevormd<br />
door de Golf van Biscaje, is 350 zeemijlen lang, terwijl<br />
de straal van den gezichtskring der duikbooten bij dag<br />
slechts 4, bij niet al te donkeren nacht nog maar 2<br />
zeemijlen bedraagt.<br />
m d<br />
\ ° " s<br />
bij dag geen vijandelijk schip ongezien de<br />
Golf van Biscaje te doen invaren zouden voortdurend<br />
40 duikbooten op de koorde wacht moeten houden<br />
498<br />
DE TOEKOMST<br />
DE OORLOG<br />
zouden bedenken, vóór zij kritiek oefenden. Generaal Maurice<br />
is n.1. niet in het bezit van fortuin. —<br />
De vereeniging, welke zich korten tijd geleden te<br />
New-York heeft gevormd ter handhaving van de burgerlijke<br />
vrijheden — een heel natuurlijke vereeniging<br />
in een demokratisch land, niet waar? — maakt een<br />
lijst openbaar van de dag- en weekbladen, welker verzending<br />
door het bestuur der posterijen wordt geweigerd,<br />
en die dientengevolge het slachtoffer van den oorlog'<br />
zijn geworden. Het zijn in het geheel 80 tijdschriften<br />
en dagbladen, waaronder 45 socialistische. De vier grootste<br />
socialistische bkden behooren daaronder, o.a. de New-<br />
Yorker Call en de -Milwaukee-Leader.<br />
Ook verschillende kunstenaarsbladen zijn aan de reactionaire<br />
regeeringsmaatregelen ten offer gevallen. En het<br />
grootste Joodsche dagblad, dat te New-York verschijnt,<br />
de Vorwdrts, wist alleen den dans te ontsnappen door<br />
aflegging der belofte, over den oorlog geen enkele beschouwing<br />
meer op te nemen.<br />
Alles wat maar naar het oordeel der censuur de oorlogvoering<br />
kan belemmeren of verzwakken, wordt voorde<br />
verzending per post geweigerd; zoo b.v. pacifistische<br />
brochures, en vlugschriften, die de regeering kritiseeren.<br />
De in het vorige nummer vermelde brochure van Prof.<br />
Scott Nearing, getiteld „De groote krankzinnigheid",<br />
heeft o.a. hetzelfde lot getroffen. M.<br />
De 150.000' man Amerikaansche troepen, die thans<br />
op Frankrijk's bodem staan, zijn hoogstwaarschijnlijk alle<br />
in Fransche havens geland. Rekent men dat per schip<br />
gemiddeld 1500 man zijn overgebracht, dan zouden 100<br />
transportschepen noodig zijn geweest. Aannemende dat<br />
voor de overbrenging ongeveer 8 maanden vereischt<br />
werden, dan zouden per maand ongeveer 12, dat is per week<br />
+ 3 transportschepen de Golf van Biscaje zijn binnengeloopen.<br />
Dit beteekent dus dat de koorde van 350<br />
zeemijlen lengte gemiddeld eens in de 56 uren door<br />
een transportschip is doorsneden.<br />
Uit een en ander volgt, dat de ontmoeting van een<br />
Amerikaansch transportschip en een Duitsche duikboot<br />
zuiver toeval moet worden genoemd en dat het voor<br />
deze duikbooten eene verkeerde tactiek zou zijn uitsluitend<br />
transportschepen te jagen.<br />
Over de benadeeling van de Duitsche economische<br />
belangen door Amerika's deelneming aan den oorlog uit<br />
Boy-Ed zich.op de volgende wijze.<br />
De beantwoording dezer vraag hangt nauw samen met<br />
de beschouwing van de mogelijkheid of Amerika buiten<br />
den oorlog had kunnen blijven. Volgens de kenners van<br />
Amerikaansche toestanden, waartoe Boy-Ed zich rekent,<br />
ware dit slechts onder ééne voorwaarde mogelijk geweest<br />
en wel deze, dat Duitschland niet de winnende partij<br />
zou zijn.<br />
De richting van Wilsons politiek was van den<br />
aanvang af eene zoodanige, dat eene Duitsche overwinning<br />
tot eiken prijs moest worden voorkomen. Duidelijk<br />
trad dit reeds aan het licht door de geheel verschillende<br />
wijze, waarop Amerika reageerde op de Duitsche en op
DE TOEKOMST<br />
de Engelsche verklaringen omtrent onveilig zeegebied.<br />
De uitingen der invloedrijke persorganen van New-York,<br />
Boston en Philadelphia lieten van het begin van den<br />
wereldoorlog af weinig twijfel over, dat men in Amerikaansche<br />
kringen, wier gevoelens voor Amerika's buitenlandsche<br />
politiek den doorslag geven, eene overwinning<br />
van Duitschland niet alleen ondenkbaar, doch ook in<br />
hooge mate in strijd met Amerika's levensbelangen<br />
achtte.<br />
Eene verklaring voor dit laatste wordt geleverd door<br />
het feit, dat 57 °/ 0<br />
van den uitvoer der Vereenigde<br />
Staten naar de Ententelanden en slechts 14 °/ 0 daarvan<br />
naar de Centralen gaat. Voor den invoer in de Vereenigde<br />
Staten bedragen die cijfers onderscheidenlijk<br />
45 en 11 °/ 0.<br />
Bovendien bestaat in Noord-Amerika de vrees, dat<br />
een machtig Duitschland zich van aanzienlijke deelen<br />
van Zuid-Am'erika zal meester maken.<br />
Intusschen is ook de sympathie voor Engeland in<br />
Noord-Amerika niet bijster groot. Daarvoor is Engeland<br />
een te geducht mededinger op handelsgebied. Voor<br />
zooverre bij de Noord-Amerikanen van gevoelsoverwegingen<br />
sprake is, komen deze alleen ten gunste van<br />
Frankrijk. Engeland mocht, volgens Amerikaansche<br />
opvattingen, alleen minder verzwakt dan Duitschland<br />
uit den oorlog komen, eene volledige overwinning van<br />
Engeland wordt door de Amerikanen niet gewenscht.<br />
Het doel der Amerikaansche politiek: een verslagen<br />
Duitschland, een verzwakt Engeland, leek aanvankelijk<br />
zonder Amerika's ingrijpen bereikt te zullen worden.<br />
Daarop sloeg Wilson's woord van vóór zijn oorlogsverklaring,<br />
dat Amerika te trotsch was om te vechten.<br />
De onbeperkte duikbootoorlog trok een streep door<br />
Amerika's rekening. Zonder de verscherping der duikboottactiek<br />
toch was het mogelijk een zelfs op alle<br />
fronten overwinnend Duitschland, door het rekken van<br />
de vredesonderhandelingen, economisch ten gronde te<br />
richten.<br />
De Entente toch, in het directe of indirecte bezit van<br />
alle, buiten Duitschland en de daarmede verbonden landen<br />
aanwezige grondstoffen, zou gemakkelijk kunnen bewerken<br />
dat Duitschland ook tijdens de vredesonderhandelingen<br />
van allen aanvoer verstoken bleef, terwijl de<br />
Entente zelf, gesteld de duikbooten bedreigden haren<br />
toevoer niet, ruimschoots van grondstoffen en levensmiddelen<br />
voorzien zou kunnen worden.<br />
Hieruit volgt, dat Duitschland er onder geen voorwaarde<br />
aan kan denken, gedurende een wapenstilstand<br />
of vredesonderhandelingen de werking der duikbooten<br />
te doen ophouden.<br />
Aan de verwachtingen van de Vereenigde Staten van<br />
Noord-Amerika werd derhalve door het afkondigen van<br />
den verscherpten duikbootoorlog de bodem ingeslagen.<br />
Eén hoop bleef aan Amerika over, n.1. deze dat de<br />
bedreiging met oorlog zoowel van de Vereenigde Staten<br />
zelf, als van de tot meedoen uitgenoodigde Staten,<br />
zooals: Nederland, Denemarken, Noorwegen en Spanje,<br />
Duitschland, hetwelk zich door het verraad van Roemenië<br />
weder voor zwaarder taak gesteld zag, van zijn voornemen<br />
tot verscherpte duikbootactie 'zou afbrengen. De<br />
val van Boekarest op 6 December 1917 deed die hoop<br />
van Amerika in rook vervliegen. Van dien datum af<br />
hield Wilson het ingrijpen van Noord-Amerika voor<br />
onvermijdelijk.<br />
Hij beproefde nog een laatste middel, de vredespoging<br />
van 21 December 1916, welke poging door de Entente,<br />
die zelf den vrede wilde voorschrijven, werd afgeslagen.<br />
De loop der. gebeurtenissen was verder niet meer te<br />
keeren, Amerika betrad het oorlogspad.<br />
De stap werd lichter gemaakt door de overweging,<br />
dat de militaire krachteloosheid van Noord-Amerika eene<br />
te groote tegenstelling vormde met de rol van wereldscheidsrechter,<br />
die het meende te moeten vervullen.<br />
Daarbij moet ook in het oog gehouden worden, dat<br />
voor het handhaven der Monroeleer een zeker overwicht<br />
op de Midden- en Zuid-Amerikaansche Staten noodig<br />
is, welk overwicht door de gebeurtenissen in Mexico<br />
niet bepaald vergroot was geworden. Ook de toekomstige<br />
verhouding tot Japan vormde een factor van beteekenis.<br />
De • verzorging van Duitschland met grondstoffen,<br />
levensmiddelen enz. door de neutralen is door het in<br />
den oorlog treden van Noord-Amerika nog verder verhinderd<br />
dan reeds vóór dien het geval was; toch zou<br />
zij ook zonder dat gaandeweg achteruit zijn gegaan.<br />
Boy-Ed grondt deze'bewering op het feit, dat Noord-<br />
Amerika reeds vóór 1 Februari 1917 een actief aandeel<br />
nam in de blokkade van Duitschland en dat het ook<br />
als neutrale partij, bij het nijpender worden van den<br />
nood bij de Entente, tegen eene verscherpte blokkade<br />
van Duitschland geen verzet zou hebben aangeteekend.<br />
Het handelsverkeer van de Vereenigde Staten met<br />
de Europeesche neutralen was tegenover dat met de<br />
Entente van zoo weinig beteekenis geworden, dat uit<br />
dien hoofde van Noord-Amerika voor het onderbinden<br />
van dat verkeer geen tegenstand was te vreezen.<br />
De toeneming van het handelsverkeer van de Vereenigde<br />
Staten met Europa gedurende den oorlog blijkt<br />
uit de volgende cijfers betreffende den uitvoer van<br />
Noord-Amerika naar ons werelddeel :<br />
in 1914 voor een waarde van 1339 millioen dollar<br />
>, 1915 „ 2573<br />
„ 1916 „ „ „ „ 3813 ...<br />
Deze vermeerdering is bijna uitsluitend toe te schrijven<br />
aan directe of indirecte leveringen van oorlogsbehoeften<br />
aan de Entente. Voegt men daarbij, dat de Vereenigde<br />
Staten op 1 December 1916 aan de Entente een voorschot<br />
hadden verstrekt van 420 millioen dollars, dan<br />
ligt de gevolgtrekking voor de hand, dat Noord-Amerika<br />
bij eene, zij het dan ook beperkte, overwinning van<br />
Engeland met zijn bondgenooten althans financieel<br />
sterk was geïnteresseerd.<br />
Generaal Ludendorff<br />
Aan den naam van het grootste militaire genie in dezen<br />
oorlog, Hindenburg, is die van zijn generaal-kwartiermeester<br />
Ludendorff onafscheidelijk verbonden. Naast den generaalveldmaarschalk<br />
is Ludendorff sinds eenige jaren de meest<br />
populaire man van geheel Duitschland. En het is geen wonder,<br />
dat het Duitsche volk met werkelijke vereering tot Hindenburg's<br />
„rechterhand" opziet, aan wien het immers mede voor een<br />
groot deel te danken is, dat Duitschland tot dusver op alle<br />
fronten overwinnaar is gebleven en waarschijnlijk ook blijven zal.<br />
Ludendorff werd den oden April 1865 te Kruszewnia bij<br />
Posen als zoon van een riddergoedbezitter geboren. Op zijn<br />
twaalfde jaar ging hij naar de kadettenschool te Plön, waar<br />
hij zich reeds door zijn leergeerigheid, zijn buitengewonen ijver<br />
en karaktervastheid onderscheidde. Vijf jaar later kreeg hij,<br />
toen pas zeventien jaar oud, de luitenants-epauletten en nam<br />
zijn loopbaan als officier in het kleine garnizoen te Wezel een<br />
aanvang. Reeds in het jaar 1888 werd hij overgeplaatst naar<br />
499
het zeebataljon, een onderscheiding, die door alle jonge officieren<br />
wordt nagestreefd, doch die slechts aan een enkelen uitverkorene<br />
te beurt valt. Nadat hij als eerste luitènant bij het 2 de zeebataljon<br />
o' a. eenige zeereizen naar Scandinavië en Engeland<br />
had gemaakt werd hij in 1895 — 30 jaar oud — als kapitein<br />
bij den grooten generalen staf geplaatst, waarvan hij tot den<br />
zomer van 1913 deel uitmaakte. Hier werd hem de uitwerking<br />
opgedragen van de operatieve plannen voor een eventueelen<br />
oorlog op twee fronten.<br />
Bij het uitbreken van den oorlog stond Ludendorff als<br />
generaal-majoor en commandant van de 85ste infanterie-brigade<br />
te Straatsburg, doch werd onmiddellijk bij het openen der<br />
vijandelijkheden benoemd tot opperkwartiermeester bij het<br />
commando van het 2de leger, dat onverwijld van Aken uit<br />
naar Luik opmarcheerde. Toen hem gemeld werd, dat de<br />
commandant der 14de infanterie-brigade gevallen was, stelde<br />
hij zichzelf aan het hoofd van den troep en voerde hem na<br />
een stormaanval in den nacht van 5 op 6 Augustus 1914<br />
zegevierend Luik binnen. Als belooning voor deze verdienstelijke<br />
daad hechtte de Keizer hem eenige dagen later persoonlijk<br />
de orde „Ppur^le mérite" op de borst.<br />
Reeds drie weken later werd hem een andere, nog veel<br />
belangrijker post toevertrouwd, Generaal von Hindenburg was<br />
tot opperbevelhebber over het Oostfront benoemd en aan<br />
dezen werd thans generaal Ludendorff als chef van den generalen<br />
staf toegevoegd. Sindsdien zijn Hindenburg en Ludendorff<br />
onafscheidelijk gebleven. Vanaf het oogenblik, dat<br />
Hindenburg en Ludendorff in het Oosten de leiding op zich<br />
namen, hebben zij de Duitsche legers van de eene overwinning<br />
naar de andere gevoerd.<br />
Toen de voor Duitschland critieke dagen in den zomer van<br />
1916 aanbraken stelde de Keizer generaal-veldmaarschalk von<br />
Hinderburg als chef van den generalen staf aan het hoofd<br />
der geheele Duitsche legermacht en schiep op verlangen van<br />
den veldmaarschalk voor generaal Ludendorff de positie van<br />
eersten generaal-kwartiermeester. De twee trouwe vrienden<br />
bleken ook hier uitnemend op hun plaats. In een schitterenden<br />
veldtocht werd Roemenië verpletterd en hiermede was ook<br />
het lot van Broessilof's offensief in Galicië beslist. De nieuwe<br />
strijdmethode der elastische verdediging, waardoor het den<br />
Duitschers mogelijk was het met een geweldige overmacht<br />
500<br />
DE TOEKOMST<br />
Hindenburg inspecteert zijn vroegere regiment.<br />
aan troepen en materiaal door zijn vijanden in 1917 aan alle<br />
fronten ingezette offensief tot mislukking te brengen, was een<br />
vinding van generaal Ludendorff. Intusschen werd in het Oosten<br />
over Rusland's lot beslist en kwam het groote offensief der<br />
Centralen tegen Italië los.<br />
Het groote offensief, die thans in het Westen aan den<br />
gang is en waarin de Duitschers hun vijanden reeds zulke<br />
geweldige slagen hebben toegebracht, is eveneens voor een<br />
groot deel het werk van Ludendorff. Hij brengt hier weer<br />
zijn lijfspreuk „Nog altijd staat de daad hooger dan het woord"<br />
in praktijk. Zijn daden zullen dan ook voor het Duitsche<br />
volk onvergetelijk blijven. Wanneer eens de geschiedenis van<br />
dezen oorlog geschreven wordt kan men als motto gebruiken<br />
wat een Engelsen blad kort geleden over Ludendorff zeide :<br />
„Het komt er in dezen oorlog lang niet zoozeer op aan, wat<br />
Lloyd George zegt, als wel wat Generaal Ludendorff doet."<br />
Zweden en de Engelsche münen. Het liberale Stockholms<br />
Tidningen schrijft in verband met de Engelsche mijnversperring<br />
voor de westkust van Zweden: „Wanneer men overweegt, wat<br />
de Engelschen hier aan de Zweedsche kust uitgevoerd hebben<br />
en verder bedenkt, dat ons land niet het eenige neutrale land<br />
is, hetwelk op deze wijze is overgeleverd aan een arglistige<br />
oorlogvoering — men herinnere zich slechts de mijnversperringen<br />
aan den Scheldemond, waardoor eveneens neutrale levens en<br />
eigendommen vernietigd werden — dan zal het voor de<br />
Engelschen tamelijk moeilijk zijn in het vervolg de bewering<br />
staande te houden, dat zij den oorlog met meer consideratie<br />
voeren dan de Duitschers. Somtijds schijnt het wel, alsof de<br />
oorlogvoerenden aan de stemming in dè neutrale landen geen<br />
geringe beteekenis hechten. Tenminste men wordt tot zulk een<br />
veronderstelling gedwongen, wanneer men ziet, met welk een<br />
vrijgevigheid ondernemingen ter bewerking dezer stemming<br />
gesteund worden. Het is echter licht te begrijpen, dat handelingen<br />
als' het leggen der mijnversperringen, meer dan iets<br />
anders de stemming in de neutrale landen verbitteren moeten."<br />
Svenska Dagblad spreekt van een nieuw offensief tegen de<br />
neutrale rechten en eigendommen, hetgeen tot dusver het meest<br />
teekenend tot uitdrukking is gekomen in de beslaglegging op<br />
de Hollandsche scheepsruimte. De gelijktijdigheid eener handelwijze<br />
als het leggen der Engelsche mijnen voor de kust van
DE TOEKOMST<br />
het neutrale Zweden, ja in diens eigen wateren, en de zichtbare<br />
als onzichtbare bewijzen voor het politieke offensief tegen<br />
Zweden, noemt het blad karakteristiek.<br />
A propos: in hoeverre heeft Engeland reeds voldoening<br />
gegeven voor het leggen van mijnvelden voor onze zeegaten<br />
en voor de ongelukken, die daarvan het gevolg zijn geweest?<br />
Frankrijk in de sporen van Rusland. In een artikel,<br />
getiteld: De Achteruitgang in den stand der Fransche Valuta,<br />
schrijft de Germania o.a.: Bij eene banknotencirculatie van<br />
30 milliard, bedraagt de gouddekking van de bank van Frankrijk<br />
nog maar iets meer dan 10 % (12.8 % op 18 April tegen<br />
71.4 % op 30 Juli 1914), aangezien het goudbedrag, waarover<br />
de bank in werkelijkheid beschikt, niet meer dan 3300 millioen<br />
bedraagt. De rest heeft de bank als onderpand voor gesloten<br />
leeningen naar Londen, New-York en de neutrale landen gezonden<br />
en zal zij dus voorloopig nog wel niet terug krijgen.<br />
Met 3000 millioen aan banknoten, die de minister van financiën<br />
nieuw heeft laten drukken, zal men opnieuw een viertal<br />
weken toekomen. De inteekeningen op de biljetten van de<br />
nationale verdediging brengen niet veel op, Amerika's financieele<br />
hulp is onvoldoende en aan eene nieuwe oorlogsleening<br />
is onder de tegenwoordige omstandigheden niet te denken.<br />
Het eenige, wat de Fransche regeering overblijft, is dan ook,<br />
steeds nieuwe bankbiljetten te laten drukken, precies als de<br />
Russische Regeering voor bijkans een jaar deed. Wordt in<br />
hetzelfde tempo voortgegaan, dan zullen aan het einde van het<br />
jaar in Frankrijk ongeveer 50 milliard aan banknoten circuleeren<br />
en zal het in de geheele wereld in dat opzicht slechts<br />
door het Bolsjewikische Rusland worden overtroffen.<br />
Het fiasco van den Amerikaanschen vliegtuigbouw.<br />
Naar uit Bern aan de Frankfurter Zeitung geseind wordt, bevatten<br />
de daar ter stede ontvangen Amerikaansche bladen<br />
berichten over de uiterst opgewonden debatten, die op 2 Mei<br />
in den Amerikaanschen Senaat plaats vonden. De aanvallen<br />
der senatoren waren gericht tegen het bureau voor vliegpersoneel<br />
en tegen den minister van oorlog Baker, die er de<br />
leider van is. Senator Hitchcock onthulde, dat de Vrijheidsmotor<br />
geen nieuwe uitvinding, maar de sinds drie jaar bekende<br />
Dackerd-motor was. Senator Knox, vroeger minister, zeide,<br />
dat bet bureau voor nuttelooze proefnemingen honderd millioen<br />
dollar had verspild. De openbare meening en de commissie<br />
uit den Senaat waren door de verantwoordelijke personen<br />
belogen. De senatoren eischten een nauwgezet onderzoek en<br />
bestraffing der schuldigen.<br />
In een rapport van de Amerikaansche luchtvaartvereeniging<br />
aan den Senaat wordt medegedeeld, dat er twintigmaal meer<br />
vliegtuigen gebouwd hadden kunnen worden. Het oproepen<br />
en opleiden van vliegers gaat langzaam achteruit, terwijl men<br />
de hoop heeft opgegeven, om voor 1920 over een groot<br />
aantal < vliegtuigen te kunnen beschikken. Men weet, dat de<br />
Amerikanen hadden beloofd, reeds in 1918 met 20.000 vliegmachines<br />
naar Europa te zullen komen !<br />
Amerika en Noorwegen. Berlinske Tidende van 3 Mei<br />
meldt, dat de economische overeenkomst tusschen Noorwegen<br />
en de Vereenigde Staten, waarbij 400.000 ton Noorsche<br />
Het Wetsontwerp Voorzieningen ten aanzien<br />
van buitenlandsche effecten."<br />
Men schrijft ons van financieele zijde:<br />
Het is van het grootste belang, de gewichtige bezwaren in<br />
het licht te stellen, waartoe de eventueele wetswording van het<br />
ontwerp zou leiden. Voorop sta dat de gevaren aan een uitsluitend<br />
nationale belegging verbonden niet gering zijn; de<br />
HANDEL EN ECONOMIE<br />
scheepsruimte ter beschikking van Amerika gesteld wordt,<br />
de Noorsche reeders vrij laat, hun schepen al dan niet beschikbaar<br />
te stellen. Alle schepen echter, die den Vereenigden<br />
Staten niet ter beschikking gesteld worden, mogen de Amerikaansche<br />
havens niet meer verlaten! '<br />
Engeland's druk op IJsland. Nadat de voorziening van<br />
IJsland door Deensche schepen door Engeland onmogelijk<br />
was gemaakt, zette het ook den eigen uitvoer naar het<br />
eiland stop. Het verklaarde zich echter grootmoedig bereid,<br />
dien weder te openen onder voorwaarde, dat IJsland zijn uitvoer<br />
geheel naar Engeland verkoopt. Engelsche consuls zullen<br />
het oppertoezicht daarover uitoefenen, die tegelijkertijd tot<br />
taak schijnen te hebben, de in het land bestaande neigingen,<br />
zich . van het moederland, Denemarken, los te scheuren, aan<br />
te moedigen.-.<br />
De achteruitgang in den verkoop van War Bonds.<br />
De opbrengst der National War Bonds in Engeland blijft<br />
voortdurend achteruitgaan. Volgens de Daily News van 7 Mei<br />
was er in de eerste Meiweek slechts' voor een bedrag van<br />
£ 9.114.196 aan War Bonds verkocht. „Men ziet", zegt het<br />
blad, „dat de verkoop nog verder is gedaald. De vorige week<br />
werd er voor 15 millioen verkocht en dit was een van de<br />
slechtste weken".<br />
Wij herinneren eraan, dat de Daily News van 30 April<br />
meldde, dat de Paaschweek tot nog toe met 11 millioen de<br />
slechtste week was geweest. Dit record is thans geslagen door<br />
de eerste Meiweek met maar juist 9 millioen. Gemiddeld<br />
moet de verkoop van War Bonds £ 25 millioen per week<br />
opbrengen.<br />
Nieuwe beperkingen in de Engelsche katoenspinnerijen.<br />
Het Rijksbureau voor contróle der katoenspinnerijen<br />
in Engeland heeft bepaald, dat met ingang van 10 Juni alle<br />
spinnerijen, welke Amerikaansche katoen verwerken, nog slechts<br />
met 50 % der toestellen mogen arbeiden bij een werktijd van<br />
40 uren per week in plaats van 55, terwijl die spinnerijen,<br />
welke Egyptische katoen onder handen hebben, op 80 % en<br />
55 uren per week worden teruggebracht. Voor weverijen, die<br />
niet voor de regeering werken, wordt een maximum arbeidstijd<br />
van 40 uren per week voorgeschreven. Aan dit besluit was<br />
de verklaring toegevoegd, dat de toestand in de katoenindusstrie<br />
wegens den geringen voorraad aan materiaal ter verwerking<br />
zeer ernstig moest worden geacht.<br />
De schepennood der Entente. De Morning Post, die erover<br />
klaagt, dat er in April alweer minder tonnemaat op Engelsche<br />
werven is aangebouwd dan in Maart, schrijft, dat de admiraliteit<br />
klaarblijkelijk te veel op Amerika vertrouwt en voegt<br />
erbij: „Wat de Vereenigde Staten tot nog toe op het gebied<br />
vari den scheepsbouw hebben gepresteeerd, beantwoordde nóch<br />
aan de behoeften, nóch aan de verwachtingen der Entente."<br />
In hetzelfde blad van 16 Mei wordt uiteengezet, dat het<br />
bij de onvoldoende voeding der Engelsche arbeiders (waardoor<br />
het productievermogen met 20% is afgenomen) uitgesloten is,<br />
om den scheepsbouw te verhoogen.<br />
uiteraard beperkte markt voor nationale en locale waarden<br />
werkt bij overwegend aanbod al aanstonds aanzienlijke dalingen<br />
in de hand; de reusachtige koersverliezen van den jongsten<br />
tijd op de Amsterdamsche beurs stellen dit gevaar in een<br />
duidelijk licht. Door zich bij buitenlandsche waarden te interesseeren,<br />
dient het publiek echter niet alleen zijn eigen, maar<br />
ook het algemeene landsbelang. Immers door zich b.v. bij<br />
industrieele buitenlandsche ondernemingen, met name Duitsche<br />
Kaliwaarden en Mijnbouwwaarden te interesseeren, wordt Nederland<br />
als het ware aandeelhouder van maatschappijen, waarvan<br />
501
DE TOEKOMST<br />
het gedurende den oorlog en ook daarna veel zal moeten<br />
blijven betrekken. Door middel van het aan het groot aandeelenbezit<br />
verbonden medezeggingschap, zal Nederland bij<br />
de uitvoerpolitiek, welke deze maatschappijen huldigen, recht<br />
van medespreken krijgen. Welke waarde zulk een recht op<br />
gegeven oogenblikken kan hebben, ligt voor de hand. Dat de<br />
minister overigens het oordeel aan zich wil houden, wat aan<br />
buitenlandsche waarden mag worden geïntroduceerd, valt in<br />
zekeren zin te billijken, al dient niet uit het oog verloren, dat<br />
zulk een censorschap den handel in deze waarden uitermate<br />
bemoeilijken zou. Indien wij nagaan wat in de laatste jaren,<br />
vóór en tijdens den oorlog, door het Nederlandsche<br />
publiek aan Duitsche waarden is opgenomen, dan leidt onze<br />
globale berekening tot de conclusie, dat ons publiek zich in<br />
het bezit heeft gesteld van naar men schat een totaal van<br />
200 a 300 millioen van verschillende prima 5 % obligatiën<br />
van steden als Frankfort a./M., Leipzig, München, enz., pandbrieven<br />
van Duitsche hypotheekbanken, voorts van eerste klasse<br />
industrieele maatschappijen, waaronder Mijnbouwondernemingen,<br />
Waggonfabrieken, Kali-ondernemingen, Scheepswerven,<br />
met name de kapitaalkrachtigste, best-bestuurde en rendeerende<br />
bedrijven van Duitschland. Al deze uitnemend gesecureerde<br />
obligatiën en pandbrieven van steden en stedelijke<br />
hypotheekbanken en oorlogsleeningen, al deze eerste klasse<br />
industrieele waarden zijn grootendeels bij zulk een lagen<br />
markenkoers opgenomen, dat bij een weder normaal intredend<br />
peil van den markprijs alleen daarin reeds een kapitaalwinst<br />
van 50 a 60 % of meer nog ligt opgesloten.<br />
Dat aan de nakoming van verplichtingen dezer steden of<br />
wel van geheel Duitschland niet getwijfeld behoeft te worden,<br />
ligt voor de hand ; ook staat het risico bij de groote Duitsche<br />
nijverheidsondernemingen zeer zeker niet ten achter bij onze<br />
eigen Hollandsche ondernemingen. Het verdient o. i. bijzondere<br />
aandacht, dat van de iste tot de 8ste Duitsche Oorlogsleeningen<br />
alle stukken niet onder 98 % te Berlijn genoteerd zijn;<br />
daaraan mag te onzent zeer zeker een voorbeeld worden genomen,<br />
waar de nieuwe staatsleening een aantal weken na de<br />
emissie een disagio van 8 % moest aanwijzen.<br />
Inmiddels dient er op gewezen, dat een groot deel der<br />
geïntroduceerde leeningen en aandeelen betaald zijn met het<br />
aanzienlijk Markentegoed dat Nederland had, zoodat niet<br />
Nederlandsch geld naar het buitenland is gegaan, maar deze<br />
Marken m prima rentegevende obligatiën of dividend-betalende<br />
aandeelen zijn omgezet. Wij willen de vraag of Duitschland<br />
- beurzen vergelijken met de houding der Amsterdamsche beurs<br />
van den laatsten tijd, dan valt een schrille tegenstelling zeker<br />
niet te ontkennen. Wij kunnen dan ook gerust zeggen, dat<br />
wie Nederlandsche guldens had in 1917, en daarmede Marken<br />
kocht ter belegging in Duitsche industriewaarden en obligaties,<br />
het Nederlandsch kapitaal heeft verrijkt in plaats van verarmd,<br />
en tevens „de kans op willekeur" van Duitschland ten opzichte<br />
van ons land heeft doen verminderen. Als wij hier spreken<br />
van willekeur, dan bedoelen wij daarmede het volgende. Op<br />
dit oogenblik levert Duitschland ons kolen, ijzer enz., en betrekt<br />
van ons verschillende artikelen, als levensmiddelen, paarden,<br />
enz., waartegenover betaling of verrekening moet plaats vinden.<br />
Deze betaling geschiedde gedeeltelijk o. a. in plaatsing van<br />
e n<br />
5 % 4 J<br />
/ 2 % obligatiën, als bovenvermeld, en beide pargtijen<br />
waren hiermede gediend en tevreden. De fmancieele politiek<br />
ging dus nauw samen met de economische. Nu zal deze<br />
wet hierin plotseling verandering brengen. Bestaat nu niet de<br />
kans, dat Duitschland zijn kolen, enz. uitvoert naar dat land,<br />
waar het ook zijn betalingsmiddelen kan [regelen, b.v. Zwitserland,<br />
Scandinavië, enz.<br />
Beleggers in onze eigen industrieele- en staatsfondsen hebben<br />
in dienzelfden tijd aanzienlijke verliezen te boeken gehad, dit<br />
is treurig maar waar.<br />
Van verschillende gezaghebbende] en deskundige zijden zijn<br />
stemmen opgegaan, die onze bezwaren tegen het wetsontwerp<br />
in zake wering van buitenlandsche effecten hetzij geheel deelen,<br />
hetzij nog aanvullen. Zoo heeft onder meer ook de Amsterdamsche<br />
Bankiersvereeniging, waarvan' alle groote bankinstellingen<br />
uit de hoofdstad, alsmede de grootste particuliere<br />
bankierskantoren deel uit maken, een ernstig protest ten deze<br />
doen hooren. De vereeniging acht de wetswording van hel<br />
ontwerp ernstige gevolgen te zullen medebrengen. Trouwens<br />
in de Tweede Kamer zijn alsmede blijkens het voorloopig<br />
verslag krachtige bedenkingen tegen de voorgenomen regelingen<br />
aangevoerd. Stippen wij nog enkele dezer tegenwerpingen ter<br />
aanvulling onzer ampel medegedeelde bezwaren aan. Volgens<br />
deskundige raming zouden van de 1.065.000.000 gld. in de laatste<br />
16 maanden door het Nederlandsche publiek belegd, niet<br />
meer dan 7 a 10 pCt. in buitenlandsche effecten zijn gestoken;<br />
gevaar voor een onevenredige verhouding tusschen binnenen<br />
buitenlandsche belegging bestaat er derhalve niet. Bovendien,<br />
evenals wij in het licht stelden, acht men het zeer<br />
waarschijnlijk, dat een eventueel verbod van invoer van buitenlandsche<br />
effecten tot groote ontstemming in het buitenland<br />
represaille-maatregelen zal nemen maar liever onaange zal leiden, met het gevolg dat ernstige represaille-maatregelen<br />
roerd laten, ofschoon het met reden zou kunnen uitroepen: met zullen uitblijven. In welke mate zulke maatregelen, speciaal<br />
„ Wilt gij niet mijn aandeelen in Kolen-, Staal- en Kali-Maat van de zijde van Duitschland, ons zullen kunnen benadeelen,<br />
schappijen, maar wel hare producten?" Intusschen blijft blijkt het ten duidelijkste uit de jongst gepubliceerde cijfers be<br />
noodzakelijk, dat Duitschland zich zooveel mogelijk betalingstreffende den Nederlandsch-Duitschen handel. Onze handelsmiddelen<br />
in Nederland verschaft, wat het op de meest eenvoudige balans wijzigt zich door de talrijke uitvoerverboden aanmer<br />
wijze kan doen door het introduceeren van leeningen. In meer kelijk in ons nadeel, daar tegenover onze uitvoeren, tot een<br />
dan één opzicht dunkt ons derhalve de vraag gewettigd: zal bij minimum gereduceerd, nog steeds meer of minder belangrijke<br />
eyentueele wetswording van het ontwerp het doel daarvan hoeveelheden Duitsche handelsartikelen worden ingevoerd.<br />
met voor een groot deel blijken te zijn voorbijgestreefd? Zoo betrokken wij in 1917 aan steenkolen 58.9 millioen gld.,<br />
Theorie en praktijk, zij blijken ook hier weder niet altijd hand aan_ ijzer en ijzermateriaal 38 millioen gld., voorts tientallen<br />
aan hand te kunnen gaan. Immers van stedelijke obligatiën milhoenen aan fabrieks-, landbouw- en stoomwerktuigen,<br />
en aandeelen in industrieele ondernemingen van het Duitsche tras, cement, papier, scheepsbouw- en timmerhout enz. Wan<br />
Rijk zijn in ons land dergelijke bedragen aanwezig, dat van neer wij nu nog belemmerd worden in het vereffenen onzer<br />
een zeer coulanten handel in deze waarden kan worden ge schulden en het regelen onzer betalingsbalans, door het verbod<br />
sproken; bij het stopzetten van den invoer zouden de prijzen om buitenlandsche effecten te koopen, spreekt het van zelf,<br />
stijgen.<br />
dat van invoer van de zoo hoog noodige materialen weinig'<br />
Het koppen van goed gesecureerde obligatiën biedt ook tegen sprake meer kan zijn. Inmiddels, nimmer worden de spijzen<br />
den huidigen koers van circa 99 % genoegzame waarborgen zoo heet gegeten, als zij worden opgediend; en ook met dit<br />
yoor aanmerkelijke kapitaalwinst; ten eerste wat aangaat het wetsontwerp zal het bij de uitvoering wellicht zoo gaan.<br />
koersavans, daar prima 5 % obligatiën gereedelijk den pariprrjs<br />
overschrijden, ten tweede wat betreft den huidigen markenkoers,<br />
waarbij men zijn stukken bij een Markenprijs van circa In de Economisch Statistische Berichten van 22 Mei wordt<br />
38 kan koopen, om die later op 59 te realiseeren, waardoor eveneens ernstig bezwaar gemaakt tegen het wetsvoorstel inzake<br />
reeds een kapitaal-vergrooting van ruim 55 % plaats vindt. den invoer van buitenlandsche effecten. Het voornaamste ar<br />
Welk ander prima beleggingspapier biedt zulk een gunstig gument, dat de schrijver van het artikel tegen dit wetsvoorstel<br />
vooruitzicht aan? & & aanvoert is, dat het, eenmaal tot wet verheven, de fondsenarbitrage<br />
vrijwel onmogelijk zal maken. Voorts vreest schrijver<br />
Indien wij de voortdurend vaste stemming op de Duitsche<br />
vergeldingsmaatregelen van de buitenlandsche staten om den<br />
502 ' .
DE TOEKOMST<br />
invoer van fondsen te weren, waardoor Nederland een groot<br />
afzetgebied van uitheemsche fondsen zou verliezen.<br />
„Doodend", vervolgt schrijver, „zouden dusdanige represaille-maatregelen<br />
werken voor onze effectenbeurs, in plaats<br />
van onze Amsterdamsche Effectenbeurs op te heffen tot een<br />
centrum van den internationalen handel in fondsen."<br />
Dit inderdaad is het grootste gevaar, ' dat in het nieuwe<br />
wetsontwerp schuilt. Tengevolge van de oorlogsomstandigheden<br />
en van de gunstige ligging van ons neutraal land heeft<br />
inzonderheid de Amsterdamsche effectenbeurs zich zeer krachtig<br />
ontwikkeld en deze ontwikkeling is nog slechts het begin van<br />
den na den oorlog te verwachten opbloei. Jarenlang na het<br />
sluiten van den vrede zullen de thans oorlogvoerende mogendheden<br />
behoefte hebben aan neutrale tusschenkomst voor de<br />
afwikkeling hunner groote transacties en geen markt zal zich<br />
daar beter toe leenen dan de Nederlandsche. Nederland heeft<br />
de kans, zich te ontwikkelen tot een wereldbeurs van de<br />
grootste beteekenis. Zou deze, wellicht nimmer terugkeerende<br />
gelegenheid nu door de - nieuwe wet in de de kiem verstikt<br />
moeten worden ?<br />
De Duitsche nijverheid<br />
De Duitsche ijzerindustrie. Volgens de Rhein. Westf.-Ztg.<br />
heeft Dr. Petersen uit Düsseldorf op het congres van Duitsche,<br />
Oostenrijksche en Hongaarsche ijzerindustrieelen te Weenen<br />
een voordracht gehouden. Bij de stichting van het Duitsche<br />
rijk in 1871 produceerde de Duitsche ijzerindustrie 1 x<br />
j2 millioen<br />
ton ruw ijzer en ,<br />
/ 4 millioen ton staal. Bij het uitbreken van<br />
den wereldoorlog was haar jaarlijksche productie gestegen tot<br />
19,3 millioen ton ruw ijzer en 18,9 millioen ton staal; haar<br />
productie was dus in een tijdperk van nauwelijks veertig jaren<br />
onderscheidenlijk 13 en 75 maal zoo groot geworden. Duitschland<br />
had zich daardoor ontwikkeld tot het grootste ijzerland<br />
der oude wereld.<br />
Deze ontwikkeling steunde op een krachtige, innerlijke ontwikkeling<br />
der industrie in technisch en organisatorisch opzicht.<br />
.Als voorbeeld wees spreker er op,, dat in 1871 voor de produtie<br />
van 10.000 ton ruw ijzer 150 arbeiders noodig waren, in 1913<br />
nog slechts 24, zoodat er dus 84 % door mechanische werkkracht<br />
is vervangen.<br />
In de Leipziger Neucste Nachrichten worden de vooruitzichten<br />
van de Duitsche ijzerindustrie besproken. De vraag<br />
naar ijzer zal, na den oorlog zeer belangrijk stijgen, meent het<br />
blad. Naast de geweldige behoefte aan spoorwegmaterieel,<br />
vooral voor het verbeteren van bestaande en het aanleggen<br />
van nieuwe lijnen, zal ook de scheepsbouw enorrrie eischen<br />
stellen. Zeer groot ook zal de behoefte der fabrieken van<br />
landbouwmachines en werktuigen zijn. De uitvoer dezer machines<br />
naar de Balkanlanden, naar de Oekraine en naar Polen is thans<br />
reeds begonnen, maar zal na het sluiten van den vrede geweldig<br />
verhoogd worden. Naar Roemenië zullen in het bijzonder<br />
machines voor de petroleumindustrie geëxporteerd worden. In<br />
het Roemeensche petroleumgebied moeten tal van reservoirs,<br />
die gedurende den oorlog vernield of beschadigd zijn, door<br />
nieuwe vervangen of hersteld worden. Er zullen nieuwe boringen<br />
worden gedaan, waarvoor groote hoeveelheden boorpijpen en<br />
afvoerbuizen noodig zullen zijn. Vooral de ijzerindustrie in<br />
Boven-Silezië zal volop werk krijgen om aan de geweldige<br />
vraag naar ijzer en staal te voldoen.<br />
Ook de wagon- en locomotieffabrieken rekenen op een<br />
groolen uitvoer na den oorlog. Zij hebben er zich op voorbereid,<br />
om niet alleen de belangrijke behoefte der Duitsche<br />
staatsspoorwegen te kunnen dekken, maar om tevens groote<br />
hoeveelheden wagons en locomotieven aan het buitenland te<br />
kunnen leveren. Men verwacht, dat zoowel Polen als de Oekraine<br />
en de Balkan aanmerkelijke bestellingen in Duitschland zullen<br />
plaatsen. De spoorwegen in al deze landen toch hebben<br />
dringend behoefte aan verbetering en vernieuwing; de vraag<br />
naar rails, dwarsliggers en ander materieel zal dan ook buitensporig<br />
groot zijn.<br />
Het arbeidsveld is zonder twijfel buitengewoon uitgestrekt,<br />
besluit het blad, en de fabrieken zullen voor jaren van bestellingen<br />
voorzien zyrf.<br />
De Duitsche vezelindustrie. Naar wij in de Kolnuchc<br />
Volkszeitung van den 3oen lezen, wordt op het oogenbhk in<br />
Düsseldorf eene tentoonstelling gehouden van de Duitsche<br />
vezelindustrie. Van een dergelijke tentoonstelling te Berlijn<br />
hebben wij in ons nummer van 4 Mei j.1. eenige af beeldingen<br />
opgenomen. Gelijk men weet heeft deze industrie zich gedurende<br />
den oorlog onder den druk der omstandigheden ontwikkeld<br />
en is men, toen het niet mogelijk bleek, voldoende katoen,<br />
jute, vlas, 'enz. te krijgen om in de behoeften te voorzien,<br />
begonnen, naar andere stoffen uit te zien, om deze te vervangen.<br />
Hierdoor ontstond de nieuwe industrie, die in de eerste plaats<br />
gebruik maakt van de uit naaldhout gewonnen celstof en de<br />
daaruit gemaakte papieren garens en verdér van brandnetels,<br />
turfmolm en een aantal andere vezelstoffen. Hoezeer zich die<br />
industrie gedurende den oorlog ontwikkeld heeft, daarvan geeft<br />
de tentoonstelling een duidelijk beeld. Men ziet hemden, onderbroeken,<br />
handschoenen, blouses, straatkleeren en arbeidskielen,<br />
damescostuums en mantels, kleeden, gordijnen, tafelkleeden,<br />
enz. enz. Om de soliditeit der stoffen te bewijzen worden op<br />
de tentoonstelling waschproeven genomen en wordt linnengoed<br />
voor de hospitalen zelfs gekookt. Men heeft het door het steeds<br />
verder volmaken der machines thans reeds zoover gebracht,<br />
dat men de papieren weefsels dertig tot veertig maal wasschen<br />
kan. Op de tentoonstelling is een brandweermantel uit papieren<br />
weefsels te zien, die zestig maal gewasschen is. Het wantrouwen,<br />
dat velen dan 'ook aanvankelijk tegenover de nieuwe vinding<br />
mogen gekoesterd hebben, is thans geheel misplaatst, aangezien<br />
zij de kinderziekten achter den rug heeft.<br />
Voor industrieelen en landbouwers zijn in de eerste plaats<br />
de zakken, tenten, drijfriemen, het zeildoek enz. van belang.<br />
Vele van de voorwerpen, die op de tentoonstelling, worden<br />
vertoond, zijn voorloopig in den vrijen handel niet verkrijgbaar,<br />
aangezien het legerbestuur beslag heeft gelegd op de grondstoffen,<br />
zoowel als op de fabrikaten, maar wanneer de vrede<br />
eenmaal gesloten is en deze nieuwe bron vrij komt voor het<br />
particulier gebruik, dan zal de oorlog in dit opzicht met alleen<br />
voor Duitschland gebleken zijn, een zegen te zijn. Niet alleen,<br />
dat de nieuwe uitvindingen Duitschland in staat zullen stellen,<br />
minder in te voeren, woesten grond voor het aanplanten van<br />
brandnetels als anderszins productief te maken, veel arbeidsloon,<br />
dat anders naar het buitenland ging, in het eigen land<br />
te laten verdienen, en kleeren en andere behoeften goedkooper<br />
te vervaardigen dan tot dusverre mogelijk was, maar ook het<br />
buitenland, dat alsdan niet meer uitsluitend afhankelijk zal<br />
zijn van de katoen- en juteproduceerende landen, zal met de<br />
concurrentie der nieuwe uitvinding zijn voordeel doen.<br />
De productie van terpentijnolie in Duitschland. De<br />
Frankf urter Zeitung van 26 Mei meldt, dat de leider van het<br />
Biologisch Instituut te München er in geslaagd is, terpentijnolie<br />
te bereiden uit het hout en de naalden der Duitsche<br />
sparren. Voor den oorlog was Duitschland aangewezen op den<br />
aanvoer van terpentijn uit Zuid-Frankrijk, maar in het vervolg<br />
zal het ook op dit gebied onafhankelijk van het buitenland<br />
zijn. De uit Duitsche sparren bereide terpentijnolie toch bezit<br />
uitstekende technische eigenschappen — zij is o. m. bestand<br />
tegen hevige koude — en men heeft reeds maatregelen genomen,<br />
om zoo spoedig mogelijk met de productie m het<br />
groot te kunnen beginnen. Daar de terpentijnolie volgens deze<br />
nieuwe methode als neven-product verkregen wordt, zal zij<br />
tegen niet te hoogen prijs geleverd kunnen worden en na-den<br />
oorlog hoopt men er mee te kunnen concurreeren tegen de<br />
Fransche terpentijnolie, die zij waarschijnlijk in kwaliteit<br />
evenaart.<br />
Naar het blad verneemt zal ook Oostenrijk-Hongarije in<br />
zijn Dalmatisch kustgebied den aanbouw van sparren bevorderen<br />
• het klimaat en de bodem komen vrijwel overeen met<br />
503
die in Zuid-Frankrijk, zqodat ook de Donaumonarchie zich<br />
weldra onafhankelijk van dit Fransche invoerartikel zal kunnen<br />
maken.<br />
Duitsche tentoonstelling in Kiew. Naar wij in de Germania<br />
van 26 dezer lezen, kwamen voor enkele dagen de eerste uit<br />
Duitschland verzonden landbouwmachines in Kiew aan. De<br />
ministers van financiën en van landbouw der Oekrainsche<br />
republiek, zoowel als de Duitsche gezant en andere autoriteiten<br />
inspecteerden de machines, bij welke gelegenheid de minister<br />
van financiën eene rede hield, waarin hij o. a. betoogde, dat<br />
de aangekomen producten der Duitsche industrie oude bekenden<br />
' waren, aangezien de Duitsche landbouwmachines en gereedschappen<br />
reeds sedert jaren eene eerste plaats innamen bij<br />
den invoer van Oekraine. De Duitschers dankten dit aan de<br />
omstandigheid, dat zij den verbruikers nooit iets hadden opgedrongen,<br />
wat dezen niet konden gebruiken, maar integendeel<br />
eerst de plaatselijke toestanden hadden bestudeerd en zich<br />
daaraan hadden aangepast. De Oekrainsche landbouw dankte<br />
haren bloei aan de Duitsche industrie.<br />
Het kaliverbruik in 1918 De Frankfurter Zeitung publiceert<br />
een tabel betreffende het verbruik van Duitsche kali in Duitschland<br />
en in het buitenland voor en gedurende den, oorlog. De<br />
volgende cijfers zijn aan deze tabel ontleend. Het kaliverbruik<br />
bedroeg:<br />
in Duitschland in het buitenland<br />
in 1913: 6.065890 5.195.400<br />
in 1915: 6.042.700 3.942.300<br />
m 1918: 9.186.000 1.375000<br />
In het buitenland is het kaliverbruik dus gedurende den<br />
oor 1<br />
"^ met bijna 75% verminderd, in Duitschland echter is<br />
het met ruim 50% toegenomen.<br />
De grondstoffenvoorziening van Duitschland<br />
na den oorlog<br />
In de Neue Zürcher Zeitung heeft professor Dr. Kurt<br />
Wiedenfeld een interessant artikel geschreven over de voorziening<br />
van Duitschland met grondstoffen na den oorlog.<br />
Schrijver wijst er op, dat Duitschland gedurende den oorlog<br />
zijn staatshuishouding slechts in stand heeft kunnen houden,<br />
doordat het erin geslaagd is, de grondstoffen, die het vroeger<br />
uit het^ buitenland betrok, te vervangen door zijn eigen productie<br />
geweldig te verhoogen. Daarmede zijn ook voor de komende<br />
vredeshuishouding geheel nieuwe verhoudingen geschapen, en<br />
Duitschland zal niet aarzelen, daar later gebruik van te maken.<br />
_ In de eerste plaats bezit Duitschland rijke ijzerertsiagen,<br />
die een zeer groot gedeelte van zijn verbruik dekken. In de<br />
geweldige eischen, die de oorlog aan de wapen- en munitieindustrie<br />
stelt, wordt op zeer kleine hoeveelheden na in<br />
Duitschland zelf voorzien en overal liggen nog groote reservevoorraden<br />
opgeslagen. Na den oorlog zal de toestand nog beter<br />
worden, daar Zweden en Spanje, die vroeger meer dan de<br />
helft van den Duitschen ijzerinvoer leverden, er wel niet aan<br />
zullen denken, zich van hun besten afnemer te vervreemden.<br />
Een ander voorbeeld is aluminium. Deze grondstof betrok<br />
Duitschland, evenals Zwitserland, vroeger uit Zuid-Frankrijk.<br />
Het uitbreken van den oorlog maakte hieraan een einde, en<br />
Duitschland zag zich genoodzaakt, een geheele aluminiumindustrie<br />
van den grond af op te bouwen. In de landen zijner<br />
bondgenooten werden nieuwe bauxitlagen geopend en oudere<br />
intensiever geëxploiteerd, en tenslotte vond men in gewone<br />
potaarde een stof, die eveneens tot aluminium verwerkt kan<br />
worden. Deze potaarde vindt men in Duitschland in overvloed.<br />
Niet alleen heeft men daardoor aanmerkelijke hoeveelheden<br />
koper, maar ook tin kunnen vervangen.<br />
Van oudsher heeft Duitschland groote zink- en loodgroeven<br />
gehad en bovendien zijn in den loop van den oorlog groote<br />
hoeveelheden tin vervangen door de zoogenaamde lichte<br />
metalen (magnesium, barium), die in Duitschland veelvuldig<br />
voorkomen. Al zijn deze nieuwe legeeringen doorgaans niet<br />
zoo goed als de vroegere, zij voldoen toch aan de gestelde<br />
504<br />
DE TOEKOMST<br />
eischen en hun technische ontwikkeling wordt steeds hooger<br />
opgevoerd. Dat Rusland het met zijn mangaan-ertsen Duitschland<br />
mogelijk zal maken, zijn eigen mangaan lagen wederom<br />
te sparen, mag niet over het hoofd worden gezien.<br />
Een grondstof, die Duitschland niet zelf kan produceeren,<br />
is rubber. Toch heeft men tijdens den oorlog middelen en<br />
wegen gevonden, om een surrogaat voor de tropische rubber<br />
te vervaardigen. Al voldoet deze synthetische rubber ook nog<br />
niet aan alle eischen, zij heeft Duitschland toch onafhankelijk<br />
gemaakt van den aanvoer uit de tropische productie-landen.<br />
Bovendien, na den oorlog zal de scherpe concurrent e tusschen<br />
de verschillende rubbermarkten er toe leiden, dat men Duitland<br />
als afzetgebied zal trachten te heroveren.<br />
Moeilijker is natuurlijk de kwestie van de voorziening met<br />
weefstoffen. Katoen en jute kan Duitschland niet pi oduceeren;<br />
zijn schapenteelt dekt slechts een klein gedeelte van zijn wolverbruik<br />
en ook de productie van vlas en hennep is nog<br />
onvoldoende ondanks de uitbreiding van den aanbouw tijdens<br />
den oorlog. Men kan echter thans reeds beginnen met de<br />
exploitatie der Russische vlasproductie en er is geen reden<br />
om aan te nemen, dat Argentinië, vöör den oorlog op één na<br />
de grootste wolleverancier van Duitschland, deze positie later<br />
niet zou trachten te heroveren. Ook de Balkan, Voor- en<br />
Midden-Azië zullen aanmerkelijk kunnen bijdragen tot verhooging<br />
van den wol-invoer : Voorts heeft men in celstofgaren<br />
een bevredigend surrogaat gevonden voor de sterke stoffen,<br />
die vroeger van jute werden vervaardigd ; men maakt er zelfs<br />
linnengoed en kleedingstukken van. Daarenboven is de katoenteelt<br />
in Azië en Afrika nog voor ontwikkeling vatbaar en<br />
tenslotte heeft de Amerikaansche farmer belang bij een hoogen<br />
stand der katoenprijzen en hoe meer afnemers, hoe hooger<br />
de prijs zal stijgen; buitendien heeft hij dringend behoefte<br />
aan Duitsche kali om zijn productie op peil te houden.<br />
Aan huiden en leder dekte Duitschland voor den oorlog<br />
ruim de helft van zijn industrieele behoefte door invoer uit<br />
het buitenland, maar aan afgewerkte lederwaren voerde het'<br />
vrijwel evenveel uit als het aan grondstoffen importeerde. De<br />
behoefte van zijn eigen bevolking zou Duitschland dus kunnen<br />
dekken, zelfs als het na den oorlog zijn veestapel zou willen<br />
sparen. Ook zullen Rusland en enkele neutraal gebleven<br />
staten gaarne bereid zijn, Duitschland evenals' vroeger , weer<br />
leder en huiden te leveren.<br />
Professor Wiedenfeld komt tot de conclusie, dat de vooruitzichten<br />
voor de grondstoffenvoorziening van Duitschland<br />
bij lange niet zoo somber zijn als men vaak veronderstelt,<br />
ook al zou de Entente na den oorlog haar blokkade-politiek<br />
voortzetten. Daar komt nog bij, dat Duitschland tal van<br />
uitvoerartikelen — kolen, kali, chemische producten, enz. —<br />
heeft, altemaal niet te onderschatten economische verdedigingsmiddelen.<br />
Het behoeft geen betoog, dat het deze uiterst belangrijke<br />
artikelen niet aan vreemde staten zal leveren, zonder<br />
in ruil daarvoor uitvoer van grondstoffen te verlangen.<br />
Nieuwe Duitsche handelsonderneming. Dat de Duitschers<br />
zich na den oorlog niet de kaas van het brood zullen laten<br />
eten, blijkt o. a. ook uit het volgende bericht, dat wij overnemen<br />
uit het maandschrift van het Eerste Nederl. Koopmansgilde<br />
in Duitschland (Düsseldorf): . 1<br />
In Hamburg is een „Aktiengesellschaft für In- und Auslandunternehmungen"<br />
opgericht met een kapitaal van 25 millioen<br />
Mark. Alle aandeelen werden door de oprichters tegen 110 %<br />
genomen. Tot de oprichters behooren de grootste nijverheidsondernemingen<br />
van Duitschland, exporteurs, banken en scheepvaartmaatschappijen.<br />
Het doel der vennootschap is, om na<br />
den oorlog voor het doen opleven van den buitenlandschen<br />
handel te zorgen, vertegenwoordigers in overzeesche landen<br />
aan te stellen en andere maatschappijen van allerlei aard te<br />
financieren enz. In den Raad van Commissarissen zijn o.a.<br />
vertegenwoordigd de Hamburg-Amerikalijn, het Rijnsch-Westfaalsche<br />
kolensyndicaat, de Merton-metaalmaatschappij, de N.V.<br />
Hugo Stinnes, de Duitsche Cementbond, de Dresdener Bank enz.
Statenbond-Idéalen<br />
DE TOEKOMST<br />
INGEZONDEN<br />
M. de A'.,<br />
Beleefd verzoek ik U de juiste en deugdelijke beschouwingen<br />
van Prof. Sleeswijk in n° 22 van uw blad aan te mogen<br />
vullen door de meeningen van Katholieke zijde.<br />
Z. H. Paus Benedictus XIV stuurt ook aan, tot stichting<br />
van een duurzamen Vrede door Recht, op een Statenbond.<br />
De geest van dit voorstel is om iederen Staat der nieuwe<br />
Federatie de christelijke rechtsbeginselen tot grondslag te geven.<br />
Ook de betrekkingen van den eenen verbonden Staat met<br />
den anderen en van den Bond in 't algemeen zullen dan<br />
daarop worden gebouwd.<br />
De Internationale Sociaal-Democratische Arbeiders-Partij<br />
(Voorz. Em. v. d. Velde, een der hoofdmannen der Entente)<br />
strijdt voor een Bond van socialistische Volken. Deze heeft<br />
tot grondslagen: '<br />
i°. Annuleering der Staatsleeningen; afschaffing van privaatbezit.<br />
2°. Geen Overheid, welke meent volgens voorschriften van<br />
een Hoogere macht dan de Volkswil te moeten regeeren en<br />
aan dien Wetgever rekenschap verschuldigd te zijn.<br />
3 0<br />
. Geen leger, dat het beleid van zulk een afhankelijk<br />
Vorst handhaaft, maar een proletarische machtsvorming tot<br />
invoering der uitingen van den Volkswil.<br />
4°. Geen clerus, die de Pauselijke begrippen van Overheid<br />
en Recht in praktijk zoekt te brengen.<br />
De Entente beantwoordde het Vaticaansch Voorstel met een<br />
minachtend schouderophalen. Haar bladen kregen opdracht<br />
te verkondigen, dat de Paus met zijn voorstel in dienst stond<br />
der Keizers.<br />
Bij de eind-overwinning der Fransche, Engelsche en Amerikaansche<br />
Democratie, — bevochten als zij wordt door de<br />
gemeenschappelijke krachtsinspanning der Roode Internationale<br />
— mag men vast niet rekenen op den steun uit Rome voor<br />
den Statenbond. In vereeniging met haar geassocieerden, zal<br />
uitsluitend de Sociaal-Democratie haar kunst aan den opbouw<br />
dier heil-Federatie moeten toonen en aan de zegeningen van<br />
den Russischen bajert verdere uitbreiding behooren te geven. *)<br />
R. K. Pr.<br />
Bijna er in geloopen<br />
Een Engelschman vertelde mij dezer dagen het volgende:<br />
Een Engelsch officier kwam in den laatsten tijd veel bij<br />
een deftige Hollandsche familie, het was natuurlijk een gentleman,<br />
maar bovendien was hij „lied with Lord Soandso". Hij<br />
kende vele hooge Engelsche heeren. Weldra was hij het met de<br />
dochter des huizes eens, ze wilden zich verloven. Papa echter<br />
moest eerst eens meer er van weten en hij trok naar het<br />
Engelsche gezantschap. Wat is die man ? Een Engelsch officier,<br />
een gentleman dus. Ja dat is ie, maar wat was hij vroeger?<br />
Eh, eh, hij was chauffeur van Lord Soandso. Chauffeur? Dus<br />
werkelijk toch „lied"!<br />
Verloving af, bezoek af!<br />
1) De Entente-Statenbond dient slechts voor het in stand houden van<br />
de Engelsche wereldheerschappij. Red.<br />
(Buiten verantwoordelijkheid der redactie)<br />
Hoeveel Hollandsche meisjes zullen dergelijke ervaringen<br />
opdoen, hoeveel officieren dooden hun tijd, aangezien ze niet<br />
werken willen, met .,flirtation'', ook al zijn ze „married"?<br />
Wij moeten niet vergeten, dat ook onder de kleine burgers<br />
de soldaten hetzelfde doen. Wij weten toch, dat de eerste<br />
gevangenen bijna uitsluitend beroepssoldaten waren, zooiets<br />
als onze vroegere kolonialen: een beetje „uitschot". Veelal<br />
wordt het in de gevangenschap geleerde Duitsch als communicatiemiddel<br />
gebruikt.<br />
Een ander gevaar schuilt daarin, dat velen onder deze soldaten,<br />
zooals ik van een arts hoorde, aan geslachtsziekten<br />
lijden. De meisjes en de ouders kunnen niet ernstig genoeg<br />
gewaarschuwd worden! Mannen, die misschien nog nooit in<br />
het burgerlijk leven gewerkt hebben, zijn geen gewenschte<br />
familieleden en in Duitschland werd ten zeerste er over geklaagd,<br />
dat de Engelsche gevangenen niet werken wilden en<br />
niet werken konden, zoodat de fabrikanten ze zoo spoedig<br />
mogelijk weer afschoven.<br />
W. J. P.<br />
Duitsche barbaren — Amerikaansche heldendaden<br />
Mijn bezoek in de vorige week aan een der groote Hamburgsche<br />
fabrieken stelde mij weder in de gelegenheid te<br />
constateeren, hoe humaan de krijgsgevangenen daar behandeld<br />
worden.<br />
Bij het demonstreeren eener machine was een Belg (de<br />
bedrijfschef maakte mij hierop attent) behulpzaam.<br />
Genoemde chef vertelde mij, dat deze krijgsgevangene een<br />
zeer accurate en arbeidzame man was en prees hem in ieder<br />
opzicht.<br />
Het deed mij zeer aangenaam aan, dat hier niet het minste<br />
merkbaar was van onderdukking.<br />
- Toen echter de bedrijfsleider in mijn bijzijn den gevangene<br />
op den schouder klopte, en hem een braven kerel noemde,<br />
toen was aan den dankbaren blik van den Belg duidelijk<br />
merkbaar hoe goed en prettig de verstandhouding was. Ik<br />
vernam tevens, dat de verschillende krijgsgevangenen van<br />
iedere nationaliteit, en er waren er zeer vele, ook kleurlingen,<br />
eens per week de kino bezochten en dat ook steeds wandelingen<br />
werden gemaakt, terwijl hun verzorging en voeding<br />
niets te wenschen overliet.<br />
Wanneer men nu het bekende Amerikaansche bericht leest,<br />
voorkomende in de N. Rott. Ct. van 26 Mei 1918 en verleden<br />
week door de Toekomst overgenomen, dan moet dit ieder<br />
weldenkend mensch met walging vervullen en krijgt men een<br />
zeer lagen dunk van de Amerikaansche „beschaving".<br />
„Op de beurs te New-York is onlangs een buitgemaakte<br />
„helm van een Duitsch soldaat bij opbod verkocht. Jack Pierpont<br />
„Morgan werd er eigenaar van voor 50.000 dollar, waarmee<br />
„hij op de oorlogsleening inteekende. Daarna werd bepaald<br />
^dat elkeen, die voor 100 dollars op de oorlogsleening inschreef,<br />
het recht had om den Duitschen helm een trap te<br />
„geven. Drieduizend beursbezoekers veroorloofden zich deze<br />
„weelde, zoodat de oorlogsleening met 300.000 dollars werd<br />
„vermeerderd." H. E.<br />
505
Een Duitsch-Hollandsche circus-wisseling Zooals bekend<br />
treedt thans het Duitsche circus Hagenbeek in Holland<br />
op en oogst, blijkens de recensies in de Hollandsche pers,<br />
grooten bijval. De meeste door de Duitsche onderneming<br />
geëngageerde artisten zijn Hollanders. Nog geen zesde deel,<br />
namelijk veertien, zijn Duitschers, wien hier de uitreiking van<br />
een broodkaart geweigerd wordt!<br />
_ Reeds eenigen tijd reist in de Duitsche steden het Hollandsche<br />
circus Corti Althoff rond, hetwelk van de zijde der Duitsche<br />
overheden niet de geringste moeilijkheden in den weg wordt<br />
gelegd. Het Hollandsche circus heeft zich, dank zijn voortreffelijke<br />
prestaties, bij het Duitsche publiek zeer geliefd<br />
gemaakt. Men mag alzoo verwachten, dat het Duitsche circus<br />
Hagenbeek, hetwelk op het oogenblik in Holland als gast<br />
optreedt en, gelijk de beoordeelingen aantoonen, de gunst van<br />
het Hollandsche publiek bereids verworven heeft, door de<br />
Hollandsche overheid met dezelfde billijke welwillendheid<br />
behandeld wordt, welke de Hollandsche onderneming van<br />
dezelfde soort in Duitschland ten deel valt.<br />
Het lot der Elzassers in Frankrijk. De Libre Parole van<br />
i2 Mei acht het noodzakelijk, de Elsassers in bescherming<br />
te nemen tegen de beschuldiging, die hun in Frankrijk voortdurend<br />
voor de voeten wordt geworpen, dat zij eigenlijk de eenige<br />
oorzaak van den oorlog zijn. Het blad betoogt, dat deze beschuldiging<br />
van allen grond ontbloot is en dat men daarom<br />
moet ophouden, de Elzassers onaangenaam te bejegenen.<br />
Dit is echter niet het eenige. De te Parijs verschijnende<br />
L'Alsacien Lorrain publiceerde eenigen tijd geleden een lange<br />
lijst van veroordeelingen. Alle veroordeelden waren Franschen<br />
en allen hadden Elzassers en Lotharingers uitgescholden voor<br />
„Boches".<br />
Tenslotte nog iets uit de Populaire. De afgevaardigde Sixte<br />
Quenin schrijft in dit blad: ÜAction Francaisc heeft het zoover<br />
gebracht, dat zij een getuige uit het proces der Bonnet<br />
Rouge, die in 1870 meegestreden en in dezen oorlog zijn zoon<br />
verloren heeft, waagt bespotten. Zijn Eltassisch accent, zijn vierkante<br />
schedel en zijn bril moesten het ontgelden. Deze<br />
eigenschappen stempelen iemand dus bij onze chauvinisten<br />
tot „Boche"! "<br />
Bijzonder welwillend schijnen dus de overgeloopen Elzassers<br />
en Lotharingers in Frankrijk niet behandeld te worden !<br />
Hoe gruwelgeschiedenissen ontstaan. Onder het opschrift<br />
„Zij die de geschiedenis maken" verhaalt G. de la<br />
Fourchardière in het Parijsche blad P'Oeuvre van 30 April<br />
het volgende, dat ongetwijfeld een zeer ernstige moraal bevat:<br />
„Onze groote meester Anatole France vertelt aan zijn vrienden<br />
een kostelijke geschiedenis, welke ik nog niet ii» de couranten<br />
weergevonden heb. De heldin daarvan is een uit Noord-<br />
Frankrijk gevlucht meisje, waarin een burgerfamilie uit Parijs<br />
in het begin_ van den oorlog belang stelde en die haar in dienst<br />
nam. Deze lieden wilden daarvan al heel spoedig partij trekken.<br />
„Gij zijt zeker wel tegenwoordig geweest bij moordpartijen,<br />
brandstichtingen en plunderingen ? Vertel ons eens wat daarvan."<br />
„Neen, mevrouw, ik heb niets gezien. Ik was voor de aankomst<br />
der Boches reeds gevlucht."<br />
De familie, teleurgesteld, verloor hare. belangstelling in de<br />
vluchtelinge en zij moest een anderen dienst zoeken. In den<br />
nieuwen dienst herhaalde zich hetzelfde tooneel. Men vond<br />
het ongehoord en een schande, dat een vluchtelinge uit Noord-<br />
Frankrijk niets wist te vertellen. Zij dankten haar af.<br />
Toen! ging het meisje een licht op en in haar derden dienst<br />
beijverde zij zich met het verhalen van verschrikkelijke oorlogsgeschiedenissen.<br />
Men verhoogde haar loon, men toonde haar<br />
trotsch aan de bezoekers en beschouwde haar als een waardevol<br />
artikel."<br />
506<br />
DE TOEKOMST<br />
OP DEN UITKIJK<br />
Een onheilspellende uitlating bewaarheid. Voor eenigen<br />
tijd heeft generaal Foch gezegd: „Om den oorlog te winnen,<br />
moeten wij een groot Amerikaansch leger hebben". (Matin<br />
No. 12421 van 1 Maart '18). Dat leger is er niet en zal er<br />
vooreerst ook niet zijn. Daarom verliest de Entente.<br />
De passiviteit van de Engelsche handelsbalans. De<br />
Beniner Börsen-Zeitung wijst op de ontstellende afmetingen,<br />
die de passiviteit van de Engelsche handelsbalans begint aan<br />
te nemen. Voor den oorlog overtrof de invoer den uitvoer<br />
met gemiddeld 228 millioen Mark per maand; in December<br />
1914 was de invoer echter ruim 717 millioen Mark grooter<br />
dan de uitvoer; in Maart 1918 overtrof hij den uitvoer reeds<br />
met ruim 1350 millioen Mark en volgens de officieele opgave<br />
van het Engelsche ministerie van handel steeg dit cijfer in<br />
April 1918 tot meer dan 1550 millioen Mark!<br />
Amerikaansche justitie. De Chicago Tribune van 21 Maart<br />
bevat een paar teekenende staaltjes van de beschaafde Amerikaansche<br />
toestanden. Uit Lexington en Monroe komen weer<br />
berichten omtrent negers, die door het volk werden gelyncht.<br />
In Lexington werd het slachtoffer aan het spit gebraden, wat<br />
een geliefkoosde straf in het vrije Amerika schijnt te zijn,<br />
en in Monroe werd de neger door een dozijn gemaskerde<br />
mannen uit het arrestlokaal gehaald en opgehangen. Van<br />
eenige bestraffing der schuldigen blijkt als gewoonlijk uit het<br />
telegram niets, evenmin als van eenige verontwaardiging van<br />
de zijde van het Amerikaansche publiek of van de redactie<br />
van het blad.<br />
De voeding in Duitschland. De bekende kolonel Repington<br />
schrijft in de Morning Post: „Over het algemeen moet men<br />
tot de conclusie komen, dat de verhalen, die in Engeland<br />
geschreven worden over de levensmiddel verhoudingen in<br />
Duitschland, de moeilijkheden sterk overdrijven 'en dat niets<br />
er op wijst, dat de toestanden ondragelijk zijn geworden of<br />
dat zij van eenigen belangrijken invloed op den gang der<br />
krijgsoperaties zullen zijn."<br />
Zü willen zich vrij maken. Uit Sidney wordt aan de<br />
Times bericht, dat de kolonie Victoria zal voorstellen, dat de<br />
gouverneurs der koloniën in het vervolg niet meer vanuit<br />
Engeland zullen worden gezonden, welk voorstel door de meerderheid<br />
der Australische kolonies zal worden ondersteund.<br />
De bewonderende Hollander : „Die medaille heeft U zeker<br />
aan 't Westfront behaald?"<br />
De Tommy: „Nee, in Transvaal".<br />
t
O! die dempkratie! De politieke hoofdredacteur van het<br />
Vaderl. schrijft in een artikel over den heer Heemskerk, dat<br />
zóó overloopt van „democratie", dat men er wee van zou<br />
worden, dat „het gemis van gezonde democratische instellingen<br />
Europa voor een groot deel deze wereldramp op den hals<br />
haalde." Bedoeld is natuurlijk weer, zooals steeds in onze<br />
liberale bladen, de zaligmakende Westersche demokratie, die<br />
zoo gunstig afsteekt bij de Oostersche autokratie. Alsof die<br />
Engelsch-Fransch-Amerikaansche demokratieën een vredelievend<br />
karakter dragen!<br />
D Ë TOEKOMSf<br />
Geen haat? Op een avond van de vorige week is het<br />
Amsterdamsche Concertgebouw volgeloopen, om den bekenden<br />
Franschen predikant Giran te hooren, die van het front was<br />
gekomen. Hij vertelde, dat de Fransche soldaat „niet vecht<br />
uit haat of uit wraakzucht; bij hem bestaat geen andere haat<br />
dan haat tegen den oorlog."<br />
Een vraag : Waarom hebben dan op ettelijke plaatsen van<br />
het Westfront Fransche soldaten Duitsche begraafplaatsen en<br />
graftomben van Duitsche soldaten systematisch geschonden,<br />
ja een ervan zelfs als mestvaalt gebruikt?<br />
A propos : volgens de bladen heeft het geheele publiek, na<br />
de rede van Ds Giran, de Marseillaise meegezongen. Het is<br />
toch eigenaardig : die Hollandsche Entente-vrienden, die hun<br />
nationaliteit zoo willen hooghouden (.. .tegenover Duitschland !)<br />
zingen een vreemd volkslied, terwijl ze meestal, als echte<br />
Hollanders, de woorden van hun eigen volkslied niet eens<br />
kennen!<br />
De Engelsche ziekte of : Wie praat er nog van<br />
slavennatuur" ? Mr. C. P. van Rossem schrijft in het<br />
Maand. Ocht. ld. (v/d. Tel.): „Ons menschdom zal desnoods<br />
een Engelschman dulden als overheerscher, omdat het hem<br />
goed afgaat en hij er als het ware voor geschapen is."<br />
De Ier, de Egyptenaar, de Voor-Indiër enz., als uit één<br />
mond: „Precies ons idee!"<br />
Praatjes. Nu het Duitsche offensief zoo'n succes heeft,<br />
moeten de Hunnen nog eens extra worden belasterd. Dus<br />
worden er weer ettelijke verhalen over de wereld verspreid<br />
over Duitsche vliegeraanvallen op Engelsche veldhospitalen.<br />
Het is maar jammer, merkt de Köln. Ztg. op, dat elke nadere<br />
aanduiding omtrent de plaatsen waar die aanvallen zouden<br />
hebben plaats gehad, ontbreekt, zoodat de juistheid niet kan<br />
worden gecontroleerd.<br />
Het wordt krap. De' Engelsche levensmiddelcontroleur<br />
heeft bepaald, dat in het jaar, dat i Juni 1918 begint, voor<br />
industrieele doeleinden slechts 25% wordt beschikbaar gesteld<br />
van de hoeveelheid suiker, die in 19.15 werd verbruikt.<br />
Niet precies juist. De Evening Post van New-York bericht,<br />
dat in een bioscoop in New-York eene film wordt vertoond,<br />
voorstellende: „De nederlaag van den Keizer en de inneming<br />
van Berlijn".<br />
Twee uitingen van den Franschen minister van levensmiddelenvoorziening.<br />
Minister Boret deed volgens Reuter<br />
de volgende mededeelingen:<br />
Op 22 Mei in een bijeen- j Op 23 Mei in den Senaat,<br />
komst met Parijsche dag- j<br />
bladschrijvers.<br />
Wij hebben den tijd der beper- i Van i Juni al'zal de broodkaart<br />
kingen bijna achter den rug. Er ! over het geheele gebied worden<br />
zullen geen nieuwe worden inge* ] ingevoerd. Door de eischen der<br />
voerd. Ik hoop zelfs, dat de oude i voedselvoorziening van het leger<br />
gaandeweg in kracht zullen afne- \ zullen wij gedwongen zijn drie<br />
men, dat ik het broodrantsoen zal ! vleeschlooze dagen voor te schrijkunnen<br />
verhoogen en over een j ven. Misschien zullen wij het parpoosje<br />
ook de drie „magere" dagen j lement nog verzoeken nieuwe<br />
afschaffen, zonder 'mijn toevlucht | maatregelen goed te keuren,<br />
tot de vleeschkaart te behoeven<br />
te nemen.<br />
Fransche fijngevoeligheid. Dr. Otto Grautoff doet in<br />
het Zeitschrift für Bücherfreunde eenige mededeelingen, die<br />
zeer beschamend zijn voor de fijngevoeligheid, den tact en<br />
ook den kunstzin, zoo niet van het Fransche volk, dan toch<br />
van zijn machthebbers. Rodin heeft, zooals men weet, het<br />
Hotel Biron met al zijn beeldhouwwerken, schilderijen,<br />
teekeningen en verzamelingen aan den Franschen staat geschonken.<br />
Zoodra' deze schenking rechtsgeldigheid had gekregen<br />
werd aan Rodin de toegang tot het Hotel Biron verboden.<br />
En na zijn dood is aan de naaste verwanten en vrienden<br />
van Rodin eveneens de toegang tot dit Hotel ontzegd ! Daarentegen<br />
kunnen handelaars en bronsgieters zich in het Hotel<br />
en ook het atelier en het woonhuis van Rodin te Meudon<br />
vrijelijk bewegen en zij schijnen er, naar de vrienden van den<br />
gestorven Meester beweren, op gewetenlooze wijze weg te sleepen,<br />
wat er maar weg te sleepen valt. Rodin heeft in zijn testament<br />
voorwaarden gesteld voor den verkoop van bronzen afgietsels,<br />
welke door den staat, die thans eigenaar zijner .werken is, niet<br />
worden opgevolgd. In alle kunsthandels en bij talrijke antiquairs<br />
moeten thans slecht gegoten en afgewerkte afgietsels<br />
van Rodin's werken te koop zijn, die den kunstenaar bij zijn<br />
leven zeker in woede zouden hebben doen ontsteken. Judith<br />
Cladel, de oudste en trouwste vriendin van Rodin, heeft in<br />
het openbaar verontwaardigd de bewering tegengesproken, dat<br />
zij aan deze handelswijze medeplichtig zou zijn. Het publiek,<br />
zegt zij, weet niet dat sinds Rodin's dood al zijn oude vrienden,<br />
medewerkers en bedienden systematisch uit zijn huis zijn geweerd,<br />
dat zij samen met Clémentel den Meester eens bezorgd heeft.<br />
Dezelfde Franschen, die de Duitschers . van vernielzucht en<br />
gebrek aan kunstzin beschuldigen, springen op een dergelijke<br />
wijze met de kostbare nalatenschap van hun grootsten beeldhouwer<br />
om !<br />
Het tevreden Britsch-Indië! Volgens de Times zijn te<br />
Behar onlusten uitgebroken: 41 dood, 155 gewond, 3878 in<br />
de gevangenis. Misschien worden die volgens het oude recept<br />
uit naam van de beschaving voor de Engelsche kanonnen<br />
gebonden ?<br />
Tusschen Keulen en Parijs ligt de weg naar Rome!<br />
De Paus had aan de Entente-regeeringen verzocht, op Sacramentsdag<br />
Keulen niet te bombardeeren. Aan dat verzoek is<br />
voldaan. Maar de Ihiitschers hebben op dien dag met het<br />
120 KM.-kanon Parijs wèl beschoten. Ontzettende verontwaardiging<br />
in 't Entente-kamp en dus ook bij de vrindjes<br />
hier. Gelijk het Vadert, terecht opmerkt, is het verschil eenvoudig<br />
dit, dat de Duitschers, dank zij hun verdragend geschut,<br />
Parijs in de gevechtszone hebben kunnen betrekken. Keulen<br />
is toch niet door Entente-geschut van den grond af bereikbaar ?<br />
Franschen en Engelschen hebben ook wel degelijk op Sacramentsdag<br />
steden achter het Duitsche front met hun kanonnen<br />
bewerkt.<br />
Engelsch aardrijkskundig onderwijs. In het veelverbreide<br />
(29e druk in 1903) leerboek der geographie van Meiklejohn,<br />
hoogleeraar in St. Andrews, .leest men op blz. 146 over Pruisen :<br />
„Het koninkrijk Pruisen is de leidende staat in Duitschland<br />
en de grootste militaire macht ter wereld. Zijn voornaamste<br />
bezigheid is oorlogvoeren." [Tdgl. Rundschau).<br />
Een vriend van Wilson. Op het oogenblik bevindt zich<br />
— althans dat was voor veertien dagen het geval — zekere<br />
heer Charles E. Ruffel in Londen. Hij is een Amerikaan en<br />
daarbij een intiem vriend en raadgever van<br />
president Wilson. Deze heer was op 17 Mei te Londen<br />
in het Savoy Hotel de gast van de American Luncheon Club.,<br />
Hij hield bij die gelegenheid een tafelrede en zeide o.m. „dat<br />
men in de Ver. Staten het feit had geaccepteerd, dat God in<br />
Zijn wijsheid het Engelsch-sprekende ras er toe had gesteld<br />
de wereld de vrijheid te hergeven." N. Rott. Cl.<br />
Jawel, die „goddelijke wijsheid", naar Amerikaansche opvatting,'hebben"<br />
wij hier aan den lijve gevoeld!<br />
507
Uitzoeken maar!<br />
..Mijnheer, zoo'n makkelijke partij als die Ekonomische<br />
Bond van ons heeft U nog nooit gezien. Wij zijn overal<br />
voor en overal tegen; Ieder kan dus uit ons program zoeken<br />
wat hem het liefst is. Een partij voor iedereen, meneer".<br />
• Notenkraker).<br />
Mexico, de vrijstaat! Wij zijn zoo gewoon, dat diepe buigingen<br />
gemaakt worden voor de „wereldbevrijdende" machten,<br />
dat het eens opfrischt te bemerken, dat er nog vrije staten<br />
zijn. Niet alleen heeft Mexico de diplomatieke betrekkingen<br />
met den U.S.A.-dienaar Cuba verbroken, maar het heeft<br />
wetten gemaakt om het handwerk van wroetende handelsdoodgravers<br />
in te binden. Elke ongeoorloofde inmenging in<br />
binnenlandsche aangelegenheden wordt bestraft, N.O.T.'s en<br />
zwarte lijsten worden niet geduld. Alle binnenloopende schepen<br />
zijn verplicht de lading af te leveren en het inhouden van<br />
elk stuk wordt met 50 pesos boete bestraft, terwijl den kapitein<br />
verboden kan worden weer op Mexico te varen.<br />
Dat is wat anders dan b.v. in 1915, toen op Java geweigerd<br />
werd een van de Ned. Ind. Rubber Mij. gekochte tuinslang<br />
af te leveren, omdat de kooper als vertegenwoordiger van een<br />
Duitsche firma op de zwarte lijst stond!<br />
Alle eerbied voor Mexico als vrijstaat! De heer Loudon<br />
kon daar zeker geen minister van buitenlandsche zaken worden.<br />
Jammer!<br />
De gewone Engelsche taktiek. Niet ieder wist, dat in<br />
België nabij de Duitsche grens een aantal kleine gemeenten<br />
gelegen zijn, ongeveer dertig in het geheel, waar het Duitsch<br />
als moedertaal wordt gesproken. Maar tijdens den oorlog is<br />
meermalen hierop de aandacht gevestigd. De bezettende macht<br />
heeft nu eenigen tijd geleden in overeenstemming met het<br />
beginsel harer beschikkingen ten aanzien van Vlaanderen en<br />
Wallonië — waar immers het Vlaamsch en Fransch achtereenvolgens<br />
als de offlcieele taal zijn voorgeschreven — verordend,<br />
dat in bedoelde gemeenten alle offlcieele stukken en afkondigingen<br />
in het Duitsch dienen te worden opgesteld.<br />
In de Engelsche pers wordt dit feit aan de lezers in dezen<br />
vorm voorgezet, dat door het Duitsche bewind in België voor<br />
de geheele provincies Limburg, Luik en Luxemburg het Duitsch<br />
als de ambtelijke taal is ingevoerd.<br />
Zelfs Daily News ontziet zich niet deze tastbare onwaarheid<br />
te helpen verbreiden. De gewone Engelsche taktiek!<br />
Nóg gewoner Engelsche taktiek J Nu het Russische Rijk<br />
in staat van ontbinding verkeert, en onmachtig is zich tegen<br />
geweld van buiten af te verzetten, haasten de „bevriende"<br />
Engelschen zich een deel van den buit binnen te sleepen.<br />
Meldden wij in het vorige nummer, dat generaal Sikes bezig<br />
is op het noordelijk deel van Perzië, de voormalige Russische<br />
invloedsfeer, de hand te leggen, thans (27 Mei) wordt<br />
uit Stockholm bericht, dat de aan de Moermankust in de haven<br />
van Petsjenga aan land gezette Engelsche troepen bezig zijn<br />
zich het omliggende gebied toe te eigenen. Aldus maakt zich de<br />
508<br />
DE TOEKOMST<br />
beschermer der kleine naties weer van het belangrijkste deel<br />
van Noord-Rusland meester. Precies als met Gibraltar, Malta,<br />
Aden, enz. enz.<br />
Zooals de ouden zongen, zoo piepen de jongen. Welke<br />
verwarring de anti-Duitsche campagne ook reeds in de hoofden<br />
van schooljongens heeft gebracht, bewijst een „manifest" aan<br />
het Duitsche volk. dat, nota bene, gedrukt en aan de Duitschers<br />
te Rotterdam wordt uitgedeeld en ook elders in ons land<br />
wordt rondgezonden. Het uitmoorden van een volk (Frankrijk<br />
natuurlijk), het dooden van weerloozen (beschieting van Parijs,<br />
de roem van Europa), deportatie van Belgen, Serviërs, Roemenen,<br />
het verdrinken van vrouwen en kinderen (de duikbootoorlog).<br />
„ Wij moeten ons verheugen, dat onze schepen zullen<br />
gaan varen ter redding van het door barbaarsche bevelen van<br />
uwe militaire leiders geteisterde Frankrijk", enz. Het is fraai;<br />
maar de ouders van die bengels zouden er goed aan doen,<br />
hun zakgeld wat in te korten, opdat die vlegels zulke nonsens<br />
niet meer kunnen uithalen. En een vereeniging schijnen ze<br />
ook al te hebben onder den wijdschen naam van „Bond<br />
van Neutrale Landen"!<br />
Wij hadden wel eens gehoord van zulk een Bond, gevestigd<br />
te Amsterdam. De hier bedoelde papiertjes worden echter<br />
verzonden uit Rotterdam. — Postbox no. zooveel?<br />
Het onschuldig „overvallen" Frankrijk. Het vierde<br />
nummer van de Revue Beige bevat een artikel van Dumont<br />
Wilden, waarin de nauwe politieke en militaire aaneensluiting van<br />
Frankrijk, België en Engeland bepleit wordt. Maar het nieuwe<br />
Frankrijk zal zijn „natuurlijke" grenzen moeten hebben herwonnen<br />
en „toute 1'ancienne Gaule" moeten omvatten. M a.w.<br />
het Rijnland en België moeten met Frankrijk vereenigd worden.<br />
Precies dus als in de geheime Russische verdragen, en in het<br />
antwoord van Poincaré aan prins Sixtus van Bourbon, althans<br />
wat den eerstgenoemden eisch betreft.<br />
Het allernieuwste. In ons nummer van verleden week<br />
werd onder- „Ingezonden" gewezen op het nieuwste Ententebericht<br />
(in de Tel.) omtrent het Kannibalisme in Oostenrijk.<br />
De schrijver vroeg: „Wat zal men den volgenden keer nu<br />
uitvinden ?"<br />
Welnu: het is al gevonden! In het te Londen tegen het<br />
Parlementslid Pemberton Billing gevoerde proces heeft deze<br />
„bewezen", dat er een Duitsch boek bestaat met 47.000 namen<br />
van menschen in Engeland, die aan „tegennatuurlijke zonden"<br />
waren verslaafd en die door Duitsche agenten door afpersing<br />
tot spionnage gebracht zouden kunnen worden. Voorts zou<br />
Duitschland deze zonden met opzet in Engeland verspreiden.<br />
(Zeker met behulp van vergiftigde bonbons, of iets dergelijks!)<br />
Wat volgt er nu weer ?<br />
Onwaardig. In de N.R.C. (Ocht.) van 4 dezer vindt men<br />
weer eens een van die geniepige stukjes over Vlaanderen en<br />
het activisme, zooals „men" die aan dat blad pleegt te schrijven.<br />
Wij zullen het hier niet ontleden, doch alleen signaleeren, dat<br />
er weer sprake is van eenige met naam genoemde activistische<br />
leiders, die „vet-betaalde" baantjes hebben. — Dat is nu de<br />
ellendige mentaliteit van de menschen in dezen tijd, dat men<br />
(blijkbaar afgaande op eigen aanleg) een eerlijke overtuiging<br />
zonder nevenbedoelingen bij een ander onbestaanbaar acht.<br />
Maar een blad, dat zichzelf respecteert, moest dergelijke grove<br />
insinuaties niet onder den dekmantel der anonymiteit laten<br />
verschijnen. Nu de redactie der N.R.C. in 't bijzonder de<br />
zuivere apostelfiguur van August Borms door een gemaskerde<br />
laat bemodderen, toont zij daarmede tevens, van de Vlaamsche<br />
beweging en haar voormannen niets te weten.<br />
In hetzelfde geïncrimineerde stuk wordt voorts Leo Picard<br />
tegen de Jong-Vlamingen uitgespeeld. De N.R.C. heeft 't ook<br />
niet noodig gevonden van den schrijver te verlangen, dat hij<br />
de meest elementaire regelen van literair fatsoen in acht zou<br />
nemen en bij zijn citaten van Picard de bron zou vermelden.<br />
Maar verbeeldt U ook: *dan zou hij de Toekomst moeten<br />
noemen, en dat doet men immers alleen, als men er tegen te<br />
keer kan gaan !<br />
Aldus de manieren van het grootste Nederlandsche dagblad<br />
in den jare 1918.<br />
Boekbespreking en Tijdschriften volgende week. Correspondentie per brief.