versleten was, verscheen hij voor het eerst in de wijde, lange doctorsmantel, waarvoor zijn keurvorst hem de stof had geschonken. Maar zoals wij reeds gehoord hebben, eerst omstreeks Pasen 1525 had bij hem de grote verandering plaats. Zijn tegenstanders zeiden spottend <strong>van</strong> hem, dat hij zelf de stap niet durfde wagen, die hij anderen aanraadde, en anderen juichten, dat zijn huwelijk aan de Reformatie radicaal een einde zou maken. Hoe meer zij hem aanvielen, des te beslister werd <strong>Luther</strong> in zijn besluit. Nu was voor hem het vermoeden <strong>van</strong> zijn spoedig einde, de dood <strong>van</strong> een ketter, geen afraden meer maar een aansporing om zijn overtuiging inzake het Gode welgevallig zijn <strong>van</strong> een christelijk huwelijk door zijn eigen voorbeeld te bekrachtigen. "Dit had ik mij", zo merkt hij later eens op, "om het huwelijk te eren vast voorgenomen: wanneer ik ooit onverwacht had moeten sterven, of nu op mijn sterfbed zou liggen, dan zou ik mij met een vroom meisje in het huwelijk hebben laten verbinden, en daarna zou ik haar twee zilveren bekers als bruidsschat en huwelijksgeschenk gegeven hebben." Wij bezitten in een schrijven <strong>van</strong> <strong>Luther</strong> <strong>van</strong> 5 juni, aan raadsheer Dr. Rühel <strong>van</strong> Mansfeld, het afschrift <strong>van</strong> een brief <strong>van</strong> <strong>Luther</strong>, gericht aan keurvorst-aartsbisschop Albrecht, waarin de Reformator de kardinaal aanraadt om te trouwen, en om zijn bisdom om te zetten in een wereldlijk vorstendom. Daarin heet het: "Wanneer mijn huwelijk voor zijn Keurvorstelijke Genade een versterking zou kunnen zijn, dan zou ik zeer spoedig bereid zijn om zijn Keurvorstelijke Genade met mijn voorbeeld voor te gaan, daar ik toch <strong>van</strong> zins ben, voordat ik uit dit leven scheid, mij in de huwelijke staat te begeven, daar ik acht, dat deze door God verlangd wordt, ook al zou het niet meer dan een Jozefshuwelijk als verloofden zijn." Aan wie <strong>Luther</strong> daarbij heeft gedacht, dat spreekt hij voor de eerste maal uit in een brief aan de zo juist genoemde Rühel. De brief is op een reis <strong>van</strong> Seeburg naar Eisleben geschreven. Hij is vol sombere gedachten <strong>van</strong>wege de opstandige boeren. <strong>Luther</strong> schrijft: "Welnu, als ik thuis kom, dan wil ik mij met Gods hulp voorbereiden op de dood. En als ik het, hem (de duivel) ten spijt zo kan regelen, dan zal ik mijn Käthe nog voordat ik sterf tot vrouw nemen." De duivel had zelfs een man als professor Schurf niet ongemoeid gelaten. Schurf, de advocaat <strong>van</strong> <strong>Luther</strong> op de Rijksdag te Worms, was met de Reformator bevriend. Toen hij <strong>van</strong> diens huwelijksplan hoorde, uitte hij zich aldus: "Wanneer deze monnik een vrouw neemt, dan zal de hele wereld en de duivel zelf lachen, en hij (nl. <strong>Luther</strong>) zal zelf al het werk, dat hij tot nu toe heeft verricht, te niet doen." De ouders <strong>van</strong> <strong>Luther</strong>, die de zoon op de zo juist genoemde reis bezocht, waren een andere mening toegedaan. Ongetwijfeld had hij hun niet slechts <strong>van</strong> zijn plan in het algemeen, maar ook <strong>van</strong> het meisje <strong>van</strong> zijn keuze meedeling gedaan. In Wittenberg zelf werd het verrassende bericht met grote vreugde ont<strong>van</strong>gen. Behalve bij de vreesachtige magister Philippus Melanchton. Deze werd eenvoudig voor een voldongen feit heeft geplaatst. Des te laaghartiger waren de verdachtmakingen <strong>van</strong> zijn vijanden. Zij konden immers op de smetteloze en krachtige persoonlijkheid, die voor de heilige zaak <strong>van</strong> de Reformatie streed, geen vat krijgen. Nu wierpen zij op hem, die hoog boven hen stond, de modder <strong>van</strong> de vuilste laster. Maar hij, die <strong>van</strong> zichzelf kon zeggen: "Toen ik mijn Käthe tot vrouw wilde nemen, bad ik ernstig tot onze Heere God", had met een heldere blik, met een vaste overtuiging en met een rustig hart de stap gedaan. Bij het nemen <strong>van</strong> zijn beslissing had hij geen mensen geraadpleegd. Zijn God had hem tot die daad de kracht gegeven. Bij alle keerpunten in zijn leven, die belangrijke gevolgen hadden, zag <strong>Luther</strong> nooit 16
naar rechts of links, maar des te oprechter naar boven. Bezorgdheid over "wat de wereld er<strong>van</strong> zeggen zou" heeft hem nooit aangevochten. Maar hij voelde de wonderlijke kracht <strong>van</strong> een mens, die alleen met God te maken heeft, en die zich gedragen weet door getrouwe voorbeden. Intussen schrijft hij op 17 juni aan zijn innige vriend Michaël Stiefe (Kreuziger of Cruciger) sinds 1528 professor te Wittenberg: "Bid voor mij, dat God mijn nieuwe levensstaat moge zegenen en heiligen... De Heere leeft, en Hij, die met ons is, is groter dan die met de wereld is, zodat wij met vertrouwen kunnen zeggen: 'De Heere is mijn Helper, ik zal niet vrezen, wat zou een mens mij doen?' " En daarom, al mocht men <strong>van</strong> hem zeggen, dat de duivel om hem lachte, had hij toch gelijk, als hij daar tegenover de hoop stelde, "dat de engelen lachen en de duivelen wenen zouden." Het huwelijk <strong>van</strong> de voormalige monnik met de gewezen non, waaruit zoals de roomsen geloofden, de Antichrist zou voortkomen, werd niet slechts een prachtig gedenkteken <strong>van</strong> de herwonnen E<strong>van</strong>gelische vrijheid. Met haar hogere zedelijkheid, maar hun voorbeeld werd ook voor ontelbare mensen ten zegen. 17
- Page 1 and 2: UIT HET LEVEN VAN LUTHER, ZIJN VROU
- Page 3 and 4: INLEIDING I. EERSTE BOEK. DE JONKVR
- Page 5 and 6: heeft de Bijbel "vertaald", maar oo
- Page 7 and 8: Vooral "wanneer Christus spreekt, m
- Page 9 and 10: Kerk en naar het Duitse huisgezin.
- Page 11 and 12: opdringen." George Spalatinus, hofp
- Page 13 and 14: een aanhang had gevonden, dat in 15
- Page 15: "godzalige" jongeman, de Neurenberg
- Page 19 and 20: ogen over het werk neder, want slec
- Page 21 and 22: woord van haar vriendin met gloeien
- Page 23 and 24: voorgelezen, waaruit de hartelijkst
- Page 25 and 26: Zwijgend knielden de nonnen neder v
- Page 27 and 28: harte, want nog kort geleden was ik
- Page 29 and 30: dank ik, dat u een hart geneigd heb
- Page 31 and 32: Tommitsch stelde hem gerust. "Het g
- Page 33 and 34: want U, Heere van de wereld, Uw rij
- Page 35 and 36: haar niet tegen de bewondering van
- Page 37 and 38: Luther zag de vraagster met een vro
- Page 39 and 40: "Wel, dan wil ik hopen dat zij u he
- Page 41 and 42: eheersen en de goede Reichenbachs b
- Page 43 and 44: Maar zie, toen meester Nikolaas van
- Page 45 and 46: daarbij stond voegde erbij: "ja, de
- Page 47 and 48: De schilder bevond zich juist in zi
- Page 49 and 50: meegebracht! Vergeef mij, dat ik zu
- Page 51 and 52: HOOFDSTUK IX EEN SCHONE HUWELIJKSDA
- Page 53 and 54: Verder schreef hij aan iemand die h
- Page 55 and 56: aanschouwd! Mijn geliefde zoon Maar
- Page 57 and 58: Voor het ruwe werk kon zij over die
- Page 59 and 60: Luther legde zijn pen weg en trok z
- Page 61 and 62: Het was Luther in het begin van zij
- Page 63 and 64: verlichting en hult de gelaatstrekk
- Page 65 and 66: de hertogin Urstila von Munsterberg
- Page 67 and 68:
HOOFDSTUK XII NIEUW LEVEN; HANS GEB
- Page 69 and 70:
"Nu ja, heer doctor, daarin hebt u
- Page 71 and 72:
lieve, kleine schat, je weet nog ni
- Page 73 and 74:
Het Zwarte Klooster was niet alleen
- Page 75 and 76:
naar het hoofd stijgt en hem allerl
- Page 77 and 78:
Ook geef ik u de vrijheid hen te we
- Page 79 and 80:
duivel heeft geen macht meer over h
- Page 81 and 82:
de paarden die de ploeg voorttrokke
- Page 83 and 84:
Toen Luther haar diepe smart zag, s
- Page 85 and 86:
ook niet. Het werd Luther dikwijls
- Page 87 and 88:
deze is ondergegaan is het nacht, e
- Page 89 and 90:
Opnieuw volgde een brief in het han
- Page 91 and 92:
zamen zijn, krijgen zij fluiten, tr
- Page 93 and 94:
Lachend wees Catharina, naar de sta
- Page 95 and 96:
Een glans van blijdschap vloog over
- Page 97 and 98:
wierpen een net uit, dat de breedte
- Page 99 and 100:
eigenlijk ook één en wel één, d
- Page 101 and 102:
101 Boek Genesis. Hieronymus Weller
- Page 103 and 104:
"Dat is weer geheel en al Luther!"
- Page 105 and 106:
105 Prachtig en aanschouwelijk zegt
- Page 107 and 108:
107 twee broertjes van vier en twee
- Page 109 and 110:
109 "Aan onze goedgunstige Heer Doc
- Page 111 and 112:
111 Bijna 2 laar na de geboorte van
- Page 113 and 114:
113 In het huis van Luther was ook
- Page 115 and 116:
115 hun zou kunnen nalaten. Wanneer
- Page 117 and 118:
117 met kalfsogen aanschouwen, of e
- Page 119 and 120:
119 "Genade en vrede in Christus! u
- Page 121 and 122:
121 verzorgd werd, moest de zieke w
- Page 123 and 124:
123 Men ziet al bij de eerste oogop
- Page 125 and 126:
isschop Amsdorf, is onze disgenoot.
- Page 127 and 128:
127 Maar heerszuchtig was Käthe ni
- Page 129 and 130:
129 gehad, zo moeten anderen met mi
- Page 131 and 132:
131 Dit gesprek echter werd na verl
- Page 133 and 134:
133 Luther beproefde haar te troost
- Page 135 and 136:
Als grafschrift heeft Luther voor z
- Page 137 and 138:
137 "Heer doctor!" riep Catharina v
- Page 139 and 140:
139 derden male gehaald en het afsc
- Page 141 and 142:
Een van de laatste brieven van Luth
- Page 143 and 144:
143 haar dan de zoete smart niet, h
- Page 145 and 146:
145 uitzondering moest maken op de
- Page 147 and 148:
147 De secretaris slaakte een zucht
- Page 149 and 150:
149 Er staat echter geschreven: Hoe
- Page 151 and 152:
151 wordt een gedruis vernomen, dat
- Page 153 and 154:
153 onderkomen. Eén van de raadshe
- Page 155 and 156:
155 die belofte was, weet ik niet,
- Page 157 and 158:
157 Melanchton toonde zich ook than
- Page 159 and 160:
159 moeilijkheden brengt, zo smeek
- Page 161 and 162:
161 Grote scharen van Protestantse
- Page 163 and 164:
163 een nog droeviger lot hebben, d
- Page 165 and 166:
165 niet alleen de vreugde, ook het
- Page 167 and 168:
167 De omstanders waagden niet zich
- Page 169 and 170:
169 verwachtingen omtrent hem deden
- Page 171 and 172:
171 In alle tot heden toe bekende g
- Page 173 and 174:
173 naar Lindau, in het Hanoverse,