06.09.2013 Views

CAL AINA VON BORA - Geschriften van Maarten Luther

CAL AINA VON BORA - Geschriften van Maarten Luther

CAL AINA VON BORA - Geschriften van Maarten Luther

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

estond, daar mijn onbemiddelde ouders geen voorzorgen hadden kunnen nemen om<br />

hun dochter een geschikte verblijfplaats te bezorgen, schikte ik er mij in en verheugde<br />

ik er mij in voorgoed de poorten binnen te treden, die men mij als de poort <strong>van</strong> de<br />

hemel afschilderde. En waarlijk in die eerste tijd was het mij alsof de lucht <strong>van</strong> de<br />

eeuwigheid mij hier omzweefde, zo afgezonderd <strong>van</strong> al de verzoekingen en verleiding<br />

<strong>van</strong> de wereld, zonder zorg voor mijn dagelijks brood of voor de voldoening <strong>van</strong> de<br />

eerzucht, enkel aan het heil <strong>van</strong> mijn ziel te kunnen arbeiden en aan mijn eeuwige<br />

zaligheid te denken, scheen mij in dit oord <strong>van</strong> heilige rust en vrome gezangen een<br />

begeerlijk lot; dit alles had een weldadige invloed op mijn hart, het was mij als voelde<br />

ik mij in de voorhof <strong>van</strong> de hemel en dagelijks gedacht ik met innige dankbaarheid<br />

mijn ouders, die het zo goed voor mij beschikt hadden. Maar dat alles is nu voorbij, ik<br />

zie het leven hier nu in een geheel ander licht. Het is mij als was ik hier levend<br />

begraven. Dit sombere gebouw is, met de huizen <strong>van</strong> de levenden vergeleken, als een<br />

graf. De monnik uit Wittenberg heeft ons de ogen geopend en mij getoond dat alles<br />

wat ik hier vroeger als vrome oefeningen beschouwde, een ijdele vruchteloze arbeid<br />

is. Die woorden, die mij uit mijn droom wekten, verschrikten mij; maar hij had gelijk:<br />

het was een droom, een droom <strong>van</strong> heiligheid. Mijn hart betuigt mij dat hij gelijk had,<br />

want wat ik in de vervulling <strong>van</strong> al mijn godsdienstplichten zocht, de ware vrede, heb<br />

ik nooit gevonden. Men zei mij dat het klooster de zetel was <strong>van</strong> ware, reine<br />

godsvrucht; ik weet nu helaas dat dit niet waar is; ik geloof thans dat men in de wereld<br />

net zo goed God kan dienen, misschien zelfs daar nog beter. Ja, indien het mogelijk<br />

was het oude verdorven hart er buiten te laten! Maar zie, dit dragen wij overal mede,<br />

ook in de stille afzondering <strong>van</strong> het klooster, en hier spant het ons strikken, waar<strong>van</strong><br />

men daar buiten in de wereld niets vermoedt. Het schijnt vaak alsof in het klooster<br />

alles moest medewerken om de ziel uit het stof <strong>van</strong> de aarde op te heffen, en<br />

integendeel: alles werkt er afstompend en dodend op het gemoedsleven. Ach,<br />

daarbuiten schittert het leven in bonte, vrolijke kleuren: hier echter is alles even doods<br />

en grauw. Daar buiten verheugen de mensen zich over de lente, met haar lieflijke<br />

kleuren en geuren en verblijden zich in vrolijke verwachting over de zomer, die de<br />

bloesems en knoppen <strong>van</strong> de lente tot rijpheid doen komen.<br />

Hier in het klooster weten wij echter niet of de viooltjes bloeien en de druiven rijp<br />

worden, dan wel of de sneeuw de aarde bedekt - hier is het een jaargetijde geheel<br />

gelijk aan het andere en de ene dag maakt geen verschil met de volgende - grauw,<br />

steeds grauw is hier het leven, indien het nog een leven heten mag. Daar buiten<br />

begeeft de mens zich in de morgen aan zijn arbeid, en zijn arbeid is hem een lust, een<br />

weldaad, een zegen voor lichaam en ziel; zijn middagmaal verkwikt hem en zoet<br />

wenkt hem de rust <strong>van</strong> de avond. Hier in het klooster echter verslapt alle leven in<br />

vrome ledigheid, en met het steeds zwakker wordende lichaam verdwijnen ook alle<br />

zielskracht en levenslust. Indien ons klooster nog maar midden in de stad lag, waar wij<br />

zieken verplegen, naakten kleden, hongerigen voeden en bedroefden troosten konden!<br />

Dan zou er tenminste iets zijn dat het leven de moeite waard maakte! – Ach Zuster<br />

Elisabeth, ik geloof niet dat mijn ziel dit lijden langer kan dragen, ik gevoel het maar<br />

te zeer, hoe mijn krachten mij ontzinken en ik <strong>van</strong> dag tot dag moedelozer en<br />

hopelozer word."<br />

De arme non boog het hoofd en bedekte haar ogen met de handen. Een bijna<br />

angstwekkende stilte heerste in het vertrekje, maar Elisabeth durfde haar niet<br />

verbreken, want het diepste medelijden met haar ongelukkige lotgenote doortrilde<br />

haar ziel. Onder het spreken <strong>van</strong> Catharina was het haar heel vreemd te moede<br />

geworden. Zij had met steeds klimmende opmerkzaamheid toegeluisterd en had elk<br />

20

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!