Lustrumnummer Pelgrimsparade - Santiago
Lustrumnummer Pelgrimsparade - Santiago
Lustrumnummer Pelgrimsparade - Santiago
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Lustrumnummer</strong><br />
<strong>Pelgrimsparade</strong>
NEDERLANDS GENOOTSCHAP<br />
VAN SINT JACOB<br />
BESTUUR<br />
mw. K. van den Berg, voorzitter<br />
mw. M. Madou, vice-voorzitter<br />
J. Gigengack, secretaris1<br />
penningmeester<br />
N. Zijp, tweede secretaris<br />
mw. E. van Helmond-van Berkel<br />
J. van der Meulen<br />
mw. H. Pouderoyen<br />
LEDENADMINISTRATIE/SERVICE<br />
Inlichtingen over het genootschap,<br />
aanmeldenlbedanken als lid.<br />
Insturen compostela's.<br />
N. Zijp<br />
Dijkschouwerslaan 123<br />
1785 HP Den Helder<br />
u (0223)632 572<br />
SECRETARISIPENNINGMEESTER<br />
Stukken voor het bestuur van het<br />
genootschap, administratie van de<br />
inkomsten en uitgaven.<br />
Adreswijzigingen<br />
J. Gigengack<br />
Granaat 36<br />
1703 BD Heerhugowaard<br />
(072)574 19 76<br />
postrekening 51 5.11.46<br />
t.n.v. penningmeester Nederlands<br />
Genootschap van Sint Jacob te<br />
Heerhugowaard<br />
SECRETARIAAT INTERNATIONAAL<br />
mw. M.J.H. Madou<br />
Planciusplantsoen 5',<br />
2253 TR Voorschoten<br />
COLOFON<br />
de JACOBSSTAF<br />
jaargang 8 - augustus 1996<br />
extra lustrumuitgave<br />
oplage 1700<br />
REDACTIE<br />
Mireille Madou<br />
Peter Jas eindredacteur<br />
VORMGEVING<br />
Ruud Conens (logo)<br />
Diederik Jas<br />
DRUK<br />
Sdu Den Haag<br />
Meningen en feiten, zoals die door auteurs<br />
worden weergegeven, vallen buiten verant-<br />
woordelijkheid van redactie en uitgever.<br />
O Nederlands Genootschap van Sint Jacob<br />
ISSN 0923-11458<br />
Foto's omslag:<br />
Voorzijde: <strong>Santiago</strong> de Compostela, kathedraal<br />
altaar Sint Jacobus (foto Ediciones Arribas).<br />
Achterzijde: <strong>Santiago</strong> de Compostela, kathe-<br />
draal altaar Sint Jacobus (foto Guus Tenuijn).<br />
Binnenzijde: Manjarin, refugio (foto Tieleke<br />
Huybers).
Vertellingen en beschouwingen van<br />
<strong>Santiago</strong>-pelgrims uit Nederland
Het Nederland Genootschap van Sint Jacob bestaat tien jaar. Een hoogtepunt?<br />
Voor ons genootschap is dat moeilijk te voorspellen. Misschien is dat na de verga-<br />
dering op 26 oktober te zeggen. Of blijkt dat door een afname in het ledenaantal.<br />
Dat is nu echt koffiedik kijken.<br />
l Wat wel keer op keer blijkt is dat de leden van het genootschap hun tocht als<br />
pelgrim als hoogtepunt ervaren. Velen blijven er aan terugdenken als een waarde-<br />
volle periode in hun leven. Volgens mij is dat één van de belangrijkste redenen<br />
voor leden om ledenvergaderingen te (blijven) bezoeken. En niet alleen komen ze,<br />
ze zeggen ook wat! Er zijn mensen die voor een zaal met honderden andere leden<br />
in een wildvreemde omgeving op een hoogst persoonlijke manier over hun pelgri-<br />
mage durven vertellen.<br />
De pelgrimsparade op een ledenvergadering blijkt voor vele mensen (ook voor mij)<br />
een indrukwekkend moment te zijn. De vertellers weten vaak hun belevenissen en<br />
indrukken op een unieke manier te brengen, zodat je gefascineerd luistert.<br />
In dit extra nummer van de Jacobsstaf, dat ter gelegenheid van het tweede lustrum<br />
van het genootschap aan alle leden wordt toegezonden, vertellen leden over hun<br />
ervaringen tijdens hun pelgrimage naar Compostela. Het is van de leden voor de<br />
leden.<br />
Ik zou iedereen willen bedanken die eraan meegewerkt heeft deze <strong>Pelgrimsparade</strong><br />
tot stand te brengen.<br />
Ik hoop dat het een zelfde gevoel van ontroering en herkenning bij u zal oproepen<br />
als tijdens de pelgrimsparade in de vergaderingen in het verleden.<br />
Katrina van den Berg, voorzitter<br />
25 juli 1996
Woord vooraf<br />
Op de ledenvergaderingen van ons - nu tien jaar oude - genootschap is de pel-<br />
grimsparade een vast onderdeel van elke bijeenkomst geworden. Steevast. wordt er<br />
naar uitgekeken. Andermans ervaringen, belevenissen en bedenkingen worden graag<br />
aanhoord.<br />
Parade is hier immers helemaal niet als een 'ijdel vertoon' bedoeld. Het woord kreeg<br />
binnen het Genootschap van Sint Jacob een heel eigen betekenis die - voorlopig<br />
althans - nog niet in het woordenboek der Nederlandse taal is opgenomen.<br />
Het extra nummer van de Jacobssfaf dat thans voor u ligt brengt de meest diverse<br />
verhalen, indrukken, stemmingen en beschouwingen bijeen. Anders gezegd: het is<br />
opgevat als een grote pelgrimsparade van de leden, door de leden en voor de leden<br />
van ons genootschap.<br />
De ingestuurde teksten werden zoveel mogelijk intact gelaten. Toch was het soms<br />
nodig bijdragen in te korten en in enkele gevallen taalkundige enlof stilistische<br />
correcties aan te brengen. Uit de toegestuurde lijvige dagboeken werden korte<br />
fragmenten gelicht. De als illustratie bedoelde foto's en tekeningen zijn, indien<br />
mogelijk, bij de betreffende teksten opgenomen.<br />
De gekozen volgorde van de bijdragen is geenszins willekeurig. Na een aanloop trekt<br />
de parade zich op gang. Ze begint met heel objectieve verhalen en berichten die<br />
gaandeweg worden gevolgd door meer subjectief getinte mededelingen. De verteller<br />
gaat zichzelf vragen stellen of spreekt over ontmoetingen die hem innerlijk beroer-<br />
den. De pelgrims aan het einde van de parade spreken meer meditatieve beschou-<br />
wingen uit. De beweging gaat aldus van buiten naar binnen, van het beschrijvende<br />
naar het persoonlijk doorleefde.<br />
De narede is hieraan tegengesteld want daarin gaat het van binnen naar buiten, van<br />
een overweging over het vreemdeling zijn naar een wel erg onverwachte realistische<br />
ontknoping van een gesteld probleem.<br />
Om het ritme van de pelgrimsparade niet te laten verstarren zijn foto's ingelast,<br />
poëtische impressies waarbij men even kan pauzeren en allicht de eigen pelgrims-<br />
tocht opnieuw voor de geest halen. Was het zomaar een sportieve toer, was het een<br />
ego-trip of is het oneindig veel meer geweest?<br />
Mireille Madou
ROEL GLAZENBURG<br />
(ingestuurd door Thom Oosterhof)<br />
JAN KERSTHOLT<br />
aanloop
J Het ie er toch van qe - 40- men wij<br />
, v-<br />
zijn op reis ge - gaan. Een<br />
hart vol zor - gen en dro - men ko - b<br />
men wij vei - lig aan?<br />
j ko - men vei - lig aan.<br />
Het is er toch van gekomen,<br />
wij zijn op reis gegaan.<br />
Een hart vol zorgen en dromen,<br />
komen wij veilig aan?<br />
Wat zal er kunnen gebeuren,<br />
wat ligt er in 't verschiet?<br />
Verlies om over te treuren,<br />
of winst, je weet maar niet.<br />
Wat is het toch dat wij zoeken,<br />
waarheen zijn wij op weg?<br />
Staat het geschreven in boeken?<br />
Heeft men het ons gezegd?<br />
Wj wagen het te beginnen,<br />
wij zijn al onderweeg.<br />
Wat zullen we toch gaan winnen?<br />
Is dit de goede weg?<br />
Het is er toch van gekomen,<br />
wij zijn op reis gegaan.<br />
Een hart vol zorgen en dromen,<br />
wij komen veilig aan.<br />
Pelgrimslied<br />
Roel Glazenburg (ingestuurd door Thom Oosterhof)<br />
l
In het gras gezeten bij een stralende zon,<br />
in de donkerte van de tent,<br />
terwijl regen op het tentdoek uit elkaar spat,<br />
zittend op een bankje 's avonds op een camping,<br />
bij een stromend riviertje,<br />
aan een tafel na een vermoeiende tocht,<br />
in een bar onder het genot van een kop koffie<br />
of gewoon langs de weg met papier op de knie<br />
zijn belevenissen van een pelgrim onderweg<br />
gegroeid tot een reisverslag.<br />
Een verslag niet altijd in goed<br />
of vlot Nederlands<br />
maar wel met de charme en de spanning<br />
van het moment.<br />
Een verslag van een loper die samen met vier<br />
anderen, één viel er af, helaas, een paar anderen<br />
kwamen erbij, naar <strong>Santiago</strong> de Compostela<br />
in Noordwest Spanje liep.<br />
Een verslag van ongeveer drie miljoen stappen<br />
door Nederland, België, Frankrijk en Spanje:<br />
een honderddaagse veldtocht, waarvan zesennegentig<br />
wandeldagen, paar rustdagen, verblijfdagen en reisdagen.<br />
Een verslag van een primitieve tocht:<br />
geen gespreid bedje of goed gedekte tafel.<br />
Een verslag van een struggle for Me.<br />
Een verslag met soms weinig verheven gedachten,<br />
maar ook van nadenken en bezinnen.<br />
Een verslag van onverwachte ontmoetingen<br />
en grote gastvrijheid.<br />
Een verslag van wegzijn uit het burgerlijke bestaan,<br />
van kwetsbaarheid en afzien en vreemdeling zijn,<br />
van openstaan als de schelp<br />
om te ontvangen ...<br />
De weg - Ie chemin - el camino.<br />
Jan Kerstholt
vertellingen<br />
MARGJE SCHOLTEN<br />
NELLIE GORIS<br />
JACOBUS BASTIAANS<br />
PHIL VAN KAPPEL-NABER<br />
RUUD HARMSEN<br />
LISETTE ZURLOHE<br />
WIES JANSEN<br />
HUB. H. MOOREN<br />
BERT ROEBERT<br />
HAJO KRAMER<br />
JACQUES BUISSINK<br />
JOSE WIENK<br />
RITA SIBIE<br />
JOOP EN MIEK VAN DER MEULEN<br />
WOLTER VAN DER ZWEERDE<br />
HENK EN ELLIE WUNNIK<br />
AAT PAAUW-WILMS FLOET<br />
ANNEKE BETTONVIL<br />
JOS EN GOR VAN TONGEREN<br />
AMELIA OOSTERVELD<br />
FRED BARELLA<br />
JOOP VAN GOOL<br />
IGNACE H.M. VERVAET<br />
K0 DE GRAAFF<br />
PIET EN JAN LOUTER<br />
JOKE EN JAN MENNE<br />
WIM DODEMONT<br />
SIEP ZEINSTRA<br />
GUUS TERWIJN<br />
PIET EN STANS OTTENHOF<br />
THEO SOMSEN<br />
J. GRIJPMA<br />
BERT JUTTING
Als de zon schijnt op de camino ben ik nooit alleen.<br />
Wie vergezelt me tijdens de ochtend vóór me, rond het middaguur rechts van me en<br />
tegen de avond achter me?<br />
Het is een metgezel, een kameraad die alomtegenwoordig is. Voorwaarde van zijn<br />
bestaan is de aanwezigheid van de zon en van mij. Hij is er afhankelijk van. Andersom<br />
is dat niet zo. Vroeg in de morgen gaat hij me voor en wijst me de weg,<br />
maar allengs wordt hij weerbarstiger, gaat hij zijn eigen weg en moet ik het zelf<br />
uitzoeken.<br />
Hij is aan mijn voeten gebonden, toch lijkt hij verder van mij af zich steeds vrijer te<br />
bewegen. We gaan samen op, stap voor stap. Hij dijt uit en krimpt in, al naar gelang<br />
de stand van de zon en de gesteldheid van het terrein.<br />
Geen weg, geen obstakel is hem te zwaar: met grote lichtzinnigheid lijkt hij voort te<br />
gaan.<br />
Hij is mijn metgezel: in eenzame uren praat ik met hem, spreek ik hem moed in en<br />
voel me daardoor minder alleen. Op andere momenten beklaag ik me tegenover hem<br />
of vervloek ik hem zelfs (en zijn veroorzaker) als het die dag té heet wordt.<br />
Wie is hij? Mijn duistere ik, mijn kwade genius, mijn (bescherm)heilige?<br />
Al heeft hij veel te vertellen, toch blijft hij slechts ... MIJN SCHADUW!<br />
Margje Scholten
Na het ontbijt, uitgezwaaid door de zusters die ons gastvrij onderdak gaven, ver-<br />
trekken we uit Marche, richting Franse grens.<br />
Het wordt een vermoeiende dag met veel klimwerk. Als het tijd wordt om een<br />
onderdak te gaan zoeken zitten we nog midden in de bossen. Eindelijk zien we een<br />
huis in de verte, het blijkt een hotel te zijn, te chic voor een arme pelgrim. Ik ga naar<br />
binnen en vraag of er een klooster in de buurt is. Ja, dat is er, ongeveer zestig<br />
kilometer verder. Is er misschien een kerk in het volgende dorp? Ja, die is er en dat<br />
is maar zes kilometer.<br />
Waar een kerk is, is een patoor, denken we. Gelukkig gaat de weg nu omlaag maar<br />
als toetje voor vandaag krijgen we toch nog een klim voor we Maissin bereiken. Het<br />
is half zeven en de kerk gaat net uit. Ik blijf bij het bagagekarretje en Marlies gaat<br />
met de brief van de pastoor uit Nijkerk de kerk in. Helaas, meneer pastoor woont hier<br />
niet en moet om zeven uur in een ander dorp zijn. Een oud mannetje is intussen bij<br />
mij blijven staan praten en zegt tegen de pastoor dat hij ons zal helpen.<br />
Hij troont ons mee naar een weggetje dat steil omlaag gaat. "Dadelijk moeten we dit<br />
ook weer op", denk ik. Het weggetje gaat naar een bos dat er eng en donker uitziet.<br />
"Niet verder dan het laatste huis", denk ik weer. Maar bij dat laatste huis moeten we<br />
zijn, daar woont de campingbeheerder die kennelijk in dat bos een camping heeft.<br />
Maar er is geen plaats, alle caravans zijn bezet. We gaan het steile weggetje weer<br />
terug. Halverwege wenkt Oscar, zo heet het mannetje, dat hij hier ook een adres<br />
heeft. Hij belt aan, de deur gaat een klein beetje open maar bijna net zo vlug weer<br />
dicht. Nee, er is geen plaats, de kinderen komen het week-end thuis. Ik vind het voor<br />
hem bijna zieliger dan voor ons. "Kom", zegt hij, "nog één".<br />
Het derde adres is een Marokkaans café, dat is bussines, dus daar kunnen we<br />
terecht. 1250 Bf, avec petit déjeuner. Dat doen we dan maar, er zal weinig anders op<br />
zitten, het is inmiddels acht uur. Maar Oscar vindt dat zijn taak nog niet beëindigd is.<br />
Hij vindt dat de pastoor het moet betalen en bladert mompelend in het telefoonboek<br />
om de pastoor te bellen. Daardoor aarzelt de bazin. Ik stel haar gerust en zeg dat we<br />
zelf betalen, zeg dat ook tegen Oscar. Hij stopt dan zijn bemoeienis en we bedanken<br />
hem voor zijn goede zorgen.<br />
We gaan douchen, eten een kop soep en wat "hartkeks" van Bever Zwerfsport en<br />
gaan slapen. Een paar kamerdeuren verder jankt een hond en beneden gaat<br />
voortdurend de deurbel maar dat horen we maar even, we zijn doodmoe.<br />
Het was me het dagje wel.<br />
Nellie Goris<br />
t
letje, met de bedoeling een dag te blijven. Het was zaterdag en ik wilde graag de<br />
heilige mis op zondag in de kathedraal meemaken. In mijn dagboek schreef ik:<br />
Reims, zondag 31 -01 -1 988<br />
Bijzonder goed geslapen en vroeg wakker. Op weg naar de kathedraal liep ik door de<br />
hoofd-winkelstraat en zag op een hoge gevel iets staan wat mijn aandacht trok: "Au<br />
coin de Saint Jacques". Zo vond ik midden in de stad, tussen de winkels, de Sint-<br />
Jacobskerk, gebouwd in 1190 en dus ouder dan de kathedraal van 1211.<br />
Toen ik naar binnen ging liep ik een priester tegemoet, maakte me bekend als<br />
pelgrim en ik vroeg hem tevens om een stempel. Hij nam me mee naar de sacristie<br />
waar enkele misdienaars en een priester zich opmaakten voor de hoogmis. Ik liet de<br />
kathedraal voor wat ze was en woonde in de Jacobskerk de mis bij. Tijdens de korte<br />
preek werd het bezoek van een pelgrim bekend gemaakt en de priester wees in mijn<br />
richting; ik kreeg het er benauwd van. Voor het eerst in mijn leven werd er voor mij<br />
gebeden door een ganse kerk vol mensen. Voor de heilige communie gaven de<br />
gelovigen elkaar de hand; rondom mij werd door de mensen mij "la paix de Dieu"<br />
toegewenst.<br />
Na de mis heb ik nog samen met een heer, vermoedelijk de koster, alle bijzonderheden<br />
van de kerk, die alle betrekking hadden op sint Jacob en Compostela, kunnen<br />
bekijken. Vooral de gebrandschilderde ramen vond ik prachtig.<br />
Na deze bijzondere gebeurtenis heb ik later op de dag toch ook nog de fraaie<br />
kathedraal bezichtigd.<br />
Jacobus Bastiaans
Vrijdag 6 mei 1994 Castel - Arrouy-la-Romieu, 23 km<br />
Allereerst naar Lectoure, een mooi stadje waar vandaag markt is. De zon schijnt; dus<br />
lekker op een terrasje koffie drinken en een tekeningetje maken. Cor moet nog veel<br />
schrijven, dus ga ik maar even over de markt lopen. [...l<br />
Als we Lectoure uit lopen zien we ineens heel ver weg aan de horizon de be-<br />
sneeuwde toppen van de Pyreneeën! Dat is een opwindend gezicht.zo ver zijn we<br />
dus al. Over een paar dagen staan we aan de voet van de bergen en dan gaan we<br />
Spanje in, de laatste fase van onze tocht.<br />
We lopen nu door de Armagnac. Gascogne, het land van de drie musketiers; ook<br />
Cyrano de Bergerac had mannen uit Gascogne onder zijn bevel.<br />
Het ziet er prachtig uit, met de zon over de heuvels die nog vrij kaal zijn. Hier en<br />
daar wat bossen en nu ook weer veel wijngaarden. Op het eind van de dag zien we,<br />
uit het bos komend, Romieu liggen. De naam Romieu is een verbastering van de<br />
middeleeuwse naam L'Arroumiu, wat "pelgrim" betekent. Omgeven door glooiende<br />
hellingen met wijngaarden ligt het daar prachtig met al zijn torens en oude huizen.<br />
Ineens zie ik voor me hoe vroeger de pelgrims in de avondzon afdaalden naar de<br />
stad. Ook doet alles me denken aan die miniaturen uit "Les tres riches Heures du<br />
duc de Berry": de stad als middelpunt en daar omheen de landerijen en wijngaarden<br />
vol nijvere lieden. Nu zie je veel tractoren, maar gewerkt wordt er nog steeds.<br />
Phil van Kappel-Naber. Tochtgenoot was Cor van Bergeyk
CAMINANTE, son tus huellas<br />
el camino, y nada mas . . .<br />
Vanavond slaap ik op het kerkhof te M. Het kerkje ligt net buiten het dorp, met<br />
daaromheen een manshoge muur, enkele graven en een stuk gras waar mijn tent<br />
staat. Een kraan binnen handbereik om me te wassen en mijn dorst te lessen. Een<br />
rustig plekje en niemand die me ziet. Meer heb ik niet nodig, hoewel ... wat te<br />
denken van een goede nachtrust?<br />
Vandaag was een moeizame dag: ik heb me er letterlijk doorheen moeten slepen.<br />
Het liefst ging ik zitten of liggen, om niet meer overeind hoeven te komen.<br />
De eerste vijf kilometer voelde ik mijn voeten niet meer. Daarna leek de last van mijn<br />
rugzak steeds zwaarder te worden, met als gevolg pijn in schouders en heupen. Mijn<br />
knieën knikten en werden dik, de blaar op mijn grote teen barstte open en mijn<br />
linkerscheenbeen begon op te spelen.<br />
Tot overmaat van ramp begon het ook nog heel gestaag te regenen. Al spoedig had<br />
ik geen droge draad meer aan mijn lijf. Niet zo vervelend bij het lopen, als wel tijdens<br />
de pauzes; door het stilzitten koelde ik snel af. Dus doorlopen om warm te blijven.<br />
Daarbij is het vandaag maandag en zijn winkels en café's gesloten.<br />
Zo strompelde ik voort: lange klimmen naar boven en korte steile afdalingen, want de<br />
weg loopt hier haaks over de heuvelkammen. Veel van de omgeving zag ik niet.<br />
Alleen op de toppen had ik een groots uitzicht over het omringende landschap met<br />
daarboven zware grijze wolkenpartijen.<br />
Ik liep een dorpje binnen waar de deuren van de kerk uitnodigend openstonden. Ziek<br />
van vermoeidheid zat ik daar op een bankje, voelde me ellendig en zag er geen<br />
brood meer in. Veel later werd ik wakker, verstijfd van de kou en werd ik, omdat het<br />
sluitingstijd was, de kerk uitgejaagd.<br />
Stroef lopend ging ik weer op weg tot het moment waar ik deze plek vond om de<br />
nacht door te brengen.<br />
Ruud Harmsen
Aiies in de rugzak en vrolijk op pad. Het is meteen een hele klim. Goed letten op<br />
de rood-witte markeringen. Het vergt alle concentratie. Ik begin me nu toch al een<br />
beetje meer pelgrim te voelen. Voor mij staan twee pelgrims uit te puffen van de<br />
zware inspanning. Na een "bonjour, ça va?" heb ik ze niet meer teruggezien. Ik<br />
klauter langs een hoge bergkam en sop door het slijk der aarde (stof-slijk-zon en<br />
regen is de weg naar <strong>Santiago</strong>). Iets wat ik nog meerdere malen zou meemaken. Het<br />
pad wordt steeds slechter.<br />
Terugkeren is niet meer mogelijk. Ik voelde me even alleen op de wereld. Gelukkig<br />
helpen je beschermengelen je er doorheen. En 's avonds na het douchen en eten<br />
geniet je van de post en is de inspanning gauw vergeten. De tweede dag van de<br />
Grande Randonnée 65 is heel zwaar. Veel stijgen. Een rotsachtig pad omhoog.<br />
Hijgen en puffen met veertien kilo op je rug, ook het dalen vraagt behendigheid. Mijn<br />
derde been, de wandelstok, kan niet gemist worden.<br />
Het gewicht van de rugzak brengt je snel uit balans. Er zijn momenten dat de hele<br />
litanie van alle heiligen door mijn gedachten vliegt om maar overeind te blijven. De<br />
zo schitterende berm is plat en nat geslagen. Het pad is glibberig, de kleding nat. Na<br />
twee uur ben ik amper vijf kilometer opgeschoten. Ik begin te twijfelen of deze route<br />
niet iets te veel is voor een 50-plusser. Zo zwaar heb ik het de eerste 1100 kilometer<br />
nog niet gehad. Eerst laat ik mijn gasbrander en pannen ergens achter en daarna<br />
stuur ik mijn matrasje en kleine spullen terug. Weer een kilo ballast minder.<br />
De dagen wisselen elkaar snel af. Het lopen werkt verslavend. Bossen-weiden-rivie-<br />
ren-vergezichten, dat is altijd genieten. Meerdere pelgrims kruisen het pad. 's Avonds<br />
tref? men elkaar. Geregeld wordt er samen gegeten om de volgende dag weer in<br />
eigen tempo de weg te vervolgen.<br />
In Conques klop ik aan bij de abbaye Sainte Foy. Doordrenkt van de regen word ik<br />
gastvrij onthaald. Ik mag er twee dagen blijven. Ik ben nu op de helft van mijn tocht -<br />
1307 kilometer - en twee maanden onderweg.<br />
Le Puy en Velay, 25 mei 1994<br />
Lisette Zurlohe
Pelgrimsbruggetje bij Conques, juli 1995<br />
Wies Jansen
Geheel Frankrijk ben ik doorgelopen, van het noorden tot aan het zuiden, dertien<br />
departementen, en nu ben ik dan aangekomen in Saint-Jean-Pied-de-Port, aan de<br />
voet van de Pyreneeën; tweeënvijftig dagen zitten er op.<br />
Frankrijk is een gelukkig en gezegend land. Je wordt steeds aangetrokken en verrast<br />
door afwisselende panorama's van landschappen die zich beurtelings bekoorlijk of<br />
woest, riant of somber vertonen: ruisende bomen, gekromd door de wind, donkere<br />
wouden, valleien of wijde hoogvlakten. Vennen en meertjes liggen te sluimeren in<br />
heimweevolle dromen. Al deze landschappen worden afgewisseld met steden en<br />
dorpen met een roemrucht verleden.<br />
Het meest in mijn herinneringen zal Vézelay blijven, in de middeleeuwen een<br />
verzamelpunt voor pelgrims om daarna gezamenlijk verder te trekken.<br />
Als ik in de namiddag, bij een verzengende hitte, bij de Madeleine-basiliek aankom is<br />
het indrukwekkend stil. Stil zijn de witte duiven, rustig de klaterende fontein, stil is er<br />
iedereen, stil is er zelfs de wind. Achter de kerk vormen allerlei bomen met een<br />
veelkleurig gebladerte als het ware een gang. Het zonlicht dat erop valt wordt<br />
gebroken en nog eens en weer en weer ... Het eindeloos gebroken zonlicht dat door<br />
dit bladergewelf komt gesijpeld is zwak en diffuus maar sterk genoeg om het mooie<br />
ervan te kunnen bewonderen: het wit in hevige stilte, het groen in alle tinten, het<br />
bruin en geel en goud in wel honderd verschillende tonen.<br />
Morgen begint de klim over de Pyreneeën en is Frankrijk exit!<br />
Wat zal Spanje me gaan brengen?<br />
Een voettocht van Bergen op Zoom naar <strong>Santiago</strong> de Compostela<br />
Hub. H. Mooren
Vertrek uit Saint-Jean-Pied-de-Port om 11.30 uur. We volgen de GR 65 en<br />
klimmen in de middaghitte. Het was gelukkig bewolkt die dag. Anders was het niet te<br />
doen geweest. We lopen veel over asfalt en passeren boerderijen. Af en toe een<br />
fraai uitzicht. Er hangen veel wolken over het land. Wij hielden het droog.<br />
De weg is de zgn. Route Napoleon en een authentieke pelgrimsroute naar <strong>Santiago</strong> -<br />
maar ook voordien had de weg al geschiedenis als de pre-historische tin-route en la-<br />
ter als de Romeinse weg die Bordeaux verbindt met Asturië.<br />
Zo ongeveer halverwege bij Hounto een gîte op een hoogte van 550 m Hier moet<br />
het goed overnachten zijn. Net om een bocht van de weg zagen we erg grote<br />
roofvogels; buizerds? arenden? Wij hebben nog een tijdje zitten wachten, maar de<br />
dieren kwamen niet terug.<br />
Boven, campement gemaakt op één van de passen, bij de Sainte Vierge dJOrisson.<br />
Op de kaart is dit aangegeven met Pic dlHostatéguy op ca. 1000 m hoogte. Wij aten<br />
Langue de boeuf avec riz. Water hadden we niet genoeg en hebben dat uit een<br />
watervalletje gehaald. Dat water is volgens de kunst gekookt. Er waren veel schapen<br />
rondom. Geblaat en soms wat stank. Goed dat we dat water kookten. Het landschap<br />
is golvend maar de bodem is bedekt met kort gehouden gras. Met geklingel holt zo'n<br />
kudde voort. In de wetenschap dat er niet gekampeerd mag worden, bekruipt je toch<br />
een gevoel van schuldigheid. Wij zijn indringers in hun domein. De gewone toerist is<br />
dat niet, want die komt niet uit zijn auto en is bovendien zo weer weg. Er kwam nog<br />
een pelgrim langs, het was al donker, die wilde nog naar Roncevalles! Een Oostenrij-<br />
ker.<br />
Des nachts om twee uur werd ik wakker. Ben even buiten de tent geweest. Ik zag de<br />
mooiste sterrenhemel die ik ooit zag. Het was een moment om nooit te vergeten.<br />
Pikzwarte nacht, geen maan en dan die melkweg en al die sterren. Hoog boven het<br />
vele licht van de civilisatie. Zo'n moment is weer vlug voorbij, maar maakt een diepe<br />
indruk. Eigenlijk is dat soort momenten een drijfveer om weer op pad te gaan.<br />
Woensdag 20 juli 1988<br />
Bert Roebert, Bennebroek
Door zijn eenvoud maakt de kapel van Eunate in het weidse landschap op mij een<br />
overweldigende indruk, dit detail is daar een treffend voorbeeld van.<br />
Mei 1994<br />
Hajo Kraamer
Aquarellistische impressie van de etappe Santo Domingo de la Calzada - Belora-<br />
do, op eerste pinksterdag 3 juni 1990, gelopen samen met mijn tochtgenote Aat<br />
Paauw uit Heemskerk, door de groen-golvende korenvelden, onder een weidse<br />
hemel.<br />
Jacques Buissink
Met ons drietjes hadden we een kamer voor ons alleen in het klooster van de<br />
zusters in Arre. Vannacht de nachtegaal gehoord en de dwergooruil! Hij zat vlak bij<br />
ons raam en van iets verder antwoordde dan een andere, alleen één toontje hoger.<br />
In Pamplona was het een hele toer om de fietsen "kwijt" te raken. Gelukkig wil& de<br />
Policia Foral er wel een oogje op houden. Met hun rode bloes en baret en donkere<br />
broek, zien ze er schitterend uit! Ze stuurden ons naar het stadhuis vanwege de<br />
mooie façade ..., helaas, alleen zeilen te zien: in restauratie. Dan de kathedraal, van<br />
buiten niet zo oud, maar binnen een meesterwerk. Er was net een mis met drie<br />
heren aan de gang. Ze zongen erg mooi, voor ... drie mensen! Ben blijven zitten. Met<br />
nog een lange rit voor de boeg, kan dat nooit kwaad. In het diocesaan-museum, vol<br />
met mooie oude beelden van Maria met kind, had ik wel een hele dag willen blijven!<br />
Ook nog naar de San Cernin, waar maar liefst drie preekstoelen staan en de banken<br />
dus ook naar de één of andere kant gekeerd zijn. In Cizur Menor liet de Señora van<br />
de refugio ons haar kerkje zien en wees de, volgens haar, beste weg. Elly, een van<br />
ons, ging liever de andere kant op en we zouden elkaar in een bepaald dorpje<br />
treffen. Zo gezegd, zo gedaan. Onze weg bleek helemaal niet zo prettig, niets anders<br />
dan klimmen. De berg bleek dan ook "Perdón" te heten ...<br />
Bij het afgesproken dorp géén Elly te zien. Door naar Eunate. Werkelijk, wat een<br />
schitterend bouwwerk! Het lijkt net of je gewenkt wordt: "Kom bij me uitrusten". Dat<br />
deden we. Voor Elly plakten we een briefje met de bekende gele sticker op het hek.<br />
Wij op naar het volgende dorp, letterlijk, want dat lag namelijk heel hoog. Aan oude<br />
mannetjes op een bankje gevraagd, of ze soms een "holandesa par bicicleta" gezien<br />
hadden. Nou, nee, was niet langs gekomen; maar ze zouden haar doorsturen naar<br />
Puente. Ze zitten misschien nu nog te wachten! We werden hoe langer hoe ongerus-<br />
ter, het huilen stond ons nader dan het lachen ... Wat moesten we tegen de politie<br />
zeggen? Zeker: "een Hollandse dame op een fiets is zoek", en dat allemaal in het<br />
Spaans ... Wij naar Puente in mineur. Langs de ijzeren Jacobus, (kon hij niet eens<br />
wat doen?) en ... daar zat ze! Voor de refugio, op een muurtje. Zij blij, wij blij! Nee<br />
hoor, wij waren helemáál niet ongerust ...<br />
In de refugio zaten een Nederlands echtpaar, twee Belgische meisjes en een<br />
Italiaantje en wij dus. Onder de douche maakte de Italiaan een vreselijk misbaar, het<br />
was namelijk steenkoud water. Ik heb alleen maar gekreund, maar hij gilde het uit!<br />
So what, daar word je pelgrim van! Fris gewassen verkenden we lopend de stad,<br />
brachten Jacobus een bezoek en liepen over de beroemdste brug van de hele<br />
camino! 's Avonds heerlijk gegeten en lichtelijk aangeschoten van de wijn, doken we<br />
ons bed in!<br />
Dag 30 : Donderdag 30 mei 1991<br />
Van Arre naar Puente la Reina.<br />
José Wienk.
Via de kathedraal van Burgos volgden we het pelgrimspad dwars door de stad,<br />
langs (resten van) oude gebouwen uit de middeleeuwen. Na het eerste dorpje een<br />
prachtig pad, op en af, tot we op een uitgestrekte hoogvlakte kwamen. Beneden ligt<br />
Hornillos del Camino. Het is mooi weer met af en toe een fris windje. Heerlijke<br />
wandeling!<br />
In Hornillos aangekomen verwachtten we een eenvoudige refugio. Nu dat viel tegen.<br />
Een vreselijke zwijnestal - letterlijk. Een hok met een varkenstrog, twee gammele,<br />
kapotte stoelen, de deur kan niet dicht, de ramen zijn kapot. Het oude gemeente-<br />
archief ligt voor oud vuil in een hoek (ik nam nog een oude trouwakte mee van<br />
1879).<br />
Op de grond ligt wat oud, nat stro, nauwelijks genoeg voor één persoon. Het is hier<br />
echt vies. Geen licht. We maakten twee bedjes van het oude gemeente-archief. Het<br />
stro ligt nu buiten te drogen; dat gaat er dan op en zo moeten we dan maar proberen<br />
te slapen. We zitten naast de kerk en hebben water van de dorpspomp. Er is ook<br />
geen sanitair. Achter het kerkje ligt naast een oude stal een verwaarloosd kerkhofje.<br />
Er is hier niets te doen. We bleven maar vrolijk. Uiteindelijk werd het heel gezellig.<br />
We maakten een tafel van een oude deur en zaten voor de kerk te eten: een restant<br />
oud brood en sardines uit blik. Er is hier niets te koop, echt niets, ook geen brood.<br />
Net haalden wij een stempel bij de burgemeester. Hij had medelijden en komt ons<br />
straks persoonlijk een baal stro brengen.<br />
Het is een dorpje waar alleen oude mensen wonen. De jeugd is weggetrokken. We<br />
hopen vannacht een beetje te slapen. Morgen lopen we naar Castrojeriz.<br />
25 juni 1992: van Burgos naar Hornillos del Camino<br />
Rita Sibie
Een beeld dat u misschien wel herkent. Een foto genomen op de ochtend van<br />
dinsdag 24 oktober. Miek en ik liepen van Rabé de las Calzades naar Hornillos del<br />
Camino. Vandaag geen hitte, geen brandende zon maar regen, dreigende bewolking<br />
en veel wind.<br />
Het weer beïnvloedde onze stemming. We waren somber gestemd na zeventien<br />
weken lopen, gestart op 3 juli 1995 vroeg in de ochtend de voordeur van ons<br />
woonhuis in Venray achter ons gesloten hebbend. Verbaasd waren we altijd weer<br />
over de kracht die we vonden om verder te gaan ... ook nu weer.<br />
Het beeld van de pelgrim bij Alto de Poio inspireerde ons om de tocht te vervolgen.<br />
Op maandag 13 november 1995 rond elf uur in de ochtend liepen we de kathedraal<br />
van <strong>Santiago</strong> binnen.<br />
Joop en Miek van der Meulen
Vlak voor El Burgo was een monumentale picknickplek compleet met <strong>Santiago</strong>-<br />
kruis. Bij de kerk zat een groep vrouwen met kinderen, ertegenover een groep<br />
mannen in de schaduw van een huis.<br />
De weg naar de refugio gevraagd. Omstandig werd het mij uitgelegd. Ik kon het goed<br />
begrijpen. De mensen klaagden over de warmte. De refugio was dicht en een briefje<br />
verwees naar een huis op het pleintje vlakbij. Daar aangebeld maar geen gehoor.<br />
Tegen het gemeentehuis, midden op het plein, stond een groepje mannen en zij<br />
riepen dat ik de deur ernaast moest proberen. Deze grote dubbele deur was dicht.<br />
Na mijn gerammel deed een vrouw open. Zij zag onmiddellijk dat ik voor de refugio<br />
kwam en ging mee om open te doen. Zij vroeg of ik boodschappen moest doen om<br />
eten klaar te maken. Buiten riep ze één van de mannen bij het gemeentehuis aan om<br />
mij naar het winkeltje naast de kerk te brengen. De sleutel stak in de deur. Mijn<br />
begeleider deed de deur open en ging achter de toonbank staan. Ik was een beetje<br />
verbaasd en wist niet direct iets te kiezen in de zeer onoverzichtelijk volgepakte<br />
winkel.<br />
Water gekocht en een pak rijst. Wat spul erbij om een eenvoudig éénpansgerecht te<br />
maken. De man raadde me van alles aan wat ook lekker erbij was, zodat ik uiteindelijk<br />
meer dan genoeg had. Afgerekend en daarna had hij nog een verhaal tegen een<br />
vrouw die uit een huis aan de overkant kwam en de winkelierster bleek te zijn.<br />
Terug in de refugio mezelf gewassen, wat kleren in een sopje gedaan en die buiten<br />
aan een lijntje in de zon en de wind opgehangen en daarna eten gekookt.<br />
In de refugio is het aangenaam koel. De dikke lemen wanden en de dubbele ramen<br />
houden de hitte goed tegen. Ik ben hier alleen.<br />
Vandaag acht kudden schapen gezien. De herder zat meestal ergens onder een<br />
struik en liet de schapen op de braak liggende akker over aan de zorg van zijn hond.<br />
Fragment uit dagboek van etappe Terradillos de Templarios naar El Burgo Ranero<br />
op 28 april 1994.<br />
Wolter van der Zweerde
Bijna in Castrojeriz, 13 juli 1995<br />
Henk en Ellie van Wunnik
We (Jacques Buissink en ik) liepen over een recht pad, zonder iets tegen te ko-<br />
men, behalve een uitgestorven gehucht met veel lemen huizen en boerderijen:<br />
Bercianos del Real Camino.<br />
Om de tijd te doden, deden we een zelf bedacht geheugenspel. Het leek veel op:<br />
"Mijn tante ging op reis en neemt een koffertje mee met ..."<br />
Eerste ronde - Aat: De eerste dag liepen we van Figeac naar Bédier en ik herinner<br />
me van die dag de kaarten die ik 's morgens aan George en de kinderen schreef, om<br />
me nogmaals los te maken; want, o, wat vond ik dat moeilijk!<br />
Jacques: De tweede dag liepen we van Bédier naar Gréalou en ik herinner me van<br />
die dag de kou 's morgens in de gîte. En we moesten ons nog wel buiten wassen!<br />
Aat: De derde dag liepen we van Gréalou naar Cajarc. Ik herinner me van die dag de<br />
lelietjes van dalen die ik bij de VVV kreeg.<br />
Jacques: ..<br />
Enz., enz., tot Sahagun, 56ste dag<br />
Tweede ronde - Jacques begint nu.<br />
Jacques: De eerste dag liepen we naar Bédier. Jij herinnert je de kaarten die je<br />
schreef. Ik herinner me de mannen die in het café aan het kaarten waren.<br />
Aat: De volgende dag liepen we van Bédier naar Gréalou. Jij herinnert je de kou in<br />
de gîte. Ik herinner me de linzen die we in de gîte aten.<br />
Jacques: Toen liepen we naar Cajarc.<br />
Jij herinnert je de lelietjes van dalen en ik herinner me, dat we in het café een borrel<br />
namen om warm te worden.<br />
Enz., enz., tot in Sahagun.<br />
Zo hebben we drie rondes gespeeld. We herhaalden steeds wat we in de vorige<br />
rondes gezegd hadden. Het was een prachtig spel. We haalden veel herinneringen<br />
op en het was heel verrassend te zien hoe verschillend onze herinneringen waren.<br />
Spelenderwijs fristen we ons geheugen op en voor we het wisten waren we in El<br />
Burgo Ranero. En we hadden de grootste helfi van de dag er al op zitten.<br />
Sahagun - Mansila de las Mulas (37 km) - 11 juni 1990<br />
Aat Paauw-Wlms Floet
In juli 1991 waren Wim en ik hospitaleros in Astorga en ontvingen ruim duizend<br />
pelgrims. Hier het verslag van een speciale dag: 25 juli!<br />
's Morgens om half acht gaat de huisbel: drie Spaanse fietsers willen een stempel op<br />
hun credenciales. Even later vertrekken de drie Duitsers en de Zwitser die hier<br />
overnacht hebben. Om negen uur gaan we naar de slaapzaal: twee fietsers zijn nog<br />
niet vertrokken. We maken slaapzaal en toiletruimte schoon, wat vandaag, met<br />
weinig pelgrims, niet veel tijd kost. Het is gelukkig mooi weer. We gaan bij Cruz de<br />
Ferro de feestdag van Jacobus vieren.<br />
Een uur later rijden we richting Rabanal waar we koffie drinken bij Chonina en de<br />
Van Wonterghem's ophalen die de refugio Gaucelmo beheren. Gevieren gaan we<br />
naar Cruz de Ferro. Vaak is het hier, op dit hoogste punt van de camino, mistig en<br />
verlaten. Nu schijnt de zon volop en zijn er zo 'n tweehonderd mensen samengeko-<br />
men. Er zijn kraampjes met voedsel en drank, huishoudelijke artikelen, veel bruin<br />
aardewerk. Wie een souvernirbeker koopt vult deze met wijn en eet brood met<br />
warme chorizo.<br />
We gaan op de grond zitten, eten, drinken, praten en bekenden begroeten. Muziek<br />
begint, eerst een Maragata-man, later een groepje muzikanten. Velen gaan dansen.<br />
Om één uur draagt de bisschop van Astorga de mis op. Allen zijn verzameld voor de<br />
kleine kapel en op de anders zo kale steenhoop zitten nu meer dan honderd men-<br />
sen. Na de mis is er vuurwerk en weer muziek, maar wij moeten terug: er kunnen<br />
pelgrims komen.<br />
Bij thuiskomst zijn er al zes, onder wie een jonge Braziliaan. Nadien komen er nog<br />
drie. Vanwege het <strong>Santiago</strong>feest nodigen we de aanwezigen uit voor een glas wijn.<br />
's Avonds, op het terras gezeten, drinken we met hen Ribeiro en eten eigengemaakte<br />
tapas. Er wordt over de camino gepraat en wat zo 'n tocht met een mens doet. De<br />
Braziliaan is van rijken huize en leert met weinig geld én met zichzelf omgaan.<br />
Met "la cena", het avondeten, wordt deze dag besloten.<br />
Anneke Bettonvil
We hebben geen voettocht gemaakt noch fietsend de camino afgelegd Nee, we<br />
hebben drie weken de refugio in Astorga beheerd. De Broeders van Dongen waren<br />
niet meer aan de scholengemeenschap verbonden en het was de gewoonte om in de<br />
vakantietijd de sporthal als refugio open te stellen. Een hal waar wel tweehonderd<br />
pelgrims in konden verblijven. Inmiddels is de refugio opgeheven en is in de stad zelf<br />
een kleinere refugio opgericht.<br />
Wij: Gor en Jos van Tongeren uit Voorhout en Cees van den Berg uit Noordwijk,<br />
hebben dit met veel plezier gedaan.<br />
We vertrokken op 6 augustus 's morgens en kwamen twee dagen later in Astorga<br />
aan.<br />
Rinie en Herman Hodes uit Den Haag hadden drie weken de gasten begeleid. Het<br />
was zo geregeld dat ik de gasten zou ontvangen. Taalkundig zou dit wel gaan,<br />
althans Frans, Duits en Engels. Alleen het Spaans zou een probleem geven We<br />
hebben het geweten! Een dag zou de familie Hodes ons wegwijs maken.<br />
's Morgens, als om 9 uur de pelgrims vertrokken waren, gingen de mannen met de<br />
steekwagen met emmers, dweilen, stoffer en blik en schoonmaakmiddelen richting<br />
sporthal. Daar konden ze hun hart ophalen. Ruim twee uur bleven ze weg Eerst de<br />
zaal vegen, daarna met de "mop" alles dweilen De zes douches en tien toiletten<br />
schoonmaken Een enorme vuilniszak vol lege blikjes, papier, fruitafval enzovoort, op<br />
de steekwagen naar de container brengen<br />
Voor mij lag bij de receptie een Spaans woordenboek en wat spiekbriefjes met de<br />
meest gebruikte woorden, onder andere: doucha fria en calda, zuma, mañana en<br />
todos.<br />
We gingen starten. Herman Hodes kon aardig Spaans, dus het was fijn. Als er iets<br />
was waar ik niet uit kon komen had ik iemand achter de hand die mij kon helpen<br />
Helaas was het maar voor één dag. Ze waren nog geen uur weg of de electriciteit
viel uit. De douches waren koud. Met handen en voeten aan de Spanjaarden verteld<br />
wat er aan de hand was, maar we verstonden elkaar niet.<br />
Tegen 1 uur kwamen de eerste pelgrims alweer binnen: eerst inschrijven bij mij, een<br />
"sello" op de "credencial"; hoe ze gekomen waren "par bi" of "pie". Een kleine<br />
vergoeding werd gevraagd voor de schoonmaakmiddelen. We hadden kannen met<br />
ijswater neergezet en glazen, dus konden de bezwete pelgrims eerst wat drinken. De<br />
temperatuur was 35-38 graden. Een koel glas water ging er wel in.<br />
Van de receptie vandaan was het nog wel driehonderd meter lopen naar de sporthal.<br />
Heen zagen de meesten eruit als stoffige landlopers. Na een paar uur slapen en na<br />
het douchen zagen we ze weer terug, keurig gekleed en fris, vooral de Fransen. Die<br />
gingen de stad in. De meesten waren jongelui.<br />
We hebben veel Spanjaarden gehad, een Australiër, Portugezen en Engelsen. Een<br />
van hen was al drie maanden onderweg. We hebben gemiddeld per dag twintig<br />
pelgrims gehad. Op 15 augustus waren het er wel vierenvijftig. Geen Nederlanders<br />
gezien. Die komen vroeger in het jaar. Augustus is veel te heet. Twee meisjes<br />
hadden een zwerfhond achter zich aan gekregen en die liep nu ook al dagen met<br />
hen mee.<br />
Twee Franse studentes, met eigen hond, kwamen er aan, gezeten op een paard, de<br />
slaapzakken op de nek van het paard gebonden. We hebben het paard tussen twee<br />
bomen, waar nog een beetje gras stond, gezet. De hond was aan het eind van zijn<br />
Latijn. Die heeft twee schalen water leeggedronken en viel languit op de koele tegels<br />
in slaap. Hij heeft er wel drie uren gelegen. De dames gingen een boer zoeken om<br />
hooi te halen voor het paard.<br />
Iedere avond kwam een politiewagen het terrein op. De agenten gingen, met een<br />
grote zaklantaarn in de zaal kijken wie er lag. En daarna gingen ze weer, even<br />
zwaaiend naar ons. Behalve die ene nacht. Bellen, vragen van wie het paard was,<br />
Cees met hen naar de hal, de meisjes wakker gemaakt en gevraagd naar de<br />
papieren. Na een hoop gerommel kwamen die gelukkig voor de dag en mocht het<br />
beest verder blijven grazen. De volgende morgen zagen we ze alweer gaan. Een<br />
bovenop het paard. De andere met de hond ernaast.<br />
We werden een keer 's morgens wakker en vonden wel vijftien mensen in het gras,<br />
slapend. Die waren 's avonds, door pech, laat aangekomen en durfden ons niet<br />
wakker te maken. Alles was al donker en buiten was het toch warm.<br />
We waren ook boodschappendienst. Mensen die vroegen of die en die al geweest<br />
was of niet. Dan lagen er briefjes klaar en of we die dan wilden geven.<br />
De taken waren goed verdeeld en we hadden alles prima geregeld. Ik zat wel de<br />
hele dag op mijn post maar het ging fantastisch.<br />
Drie weken hospitalero in Astorga: het was een leuke ervaring.<br />
Hospitaleros in 1992<br />
Jos en Cor van Tongeren
De weg loopt onder je voeten<br />
de tijd glijdt voorbij<br />
en het landschap ook<br />
Amelia Oosterveld
Op 23 september 1995 vertrok ik om 8 uur uit de refugio in O Cebreiro, het mu-<br />
seumdorp "hoog" in de bergen.<br />
Het was vrij koud en van de omgeving was niets te zien vanwege de dichte mist. Het<br />
was stil en nog niet helemaal licht.<br />
In de mist zocht ik naar mijn pad, dat rechts naast een asfaltweg op een verhoogd<br />
gedeelte bleek te liggen. Na een half uur lopen zag ik in de mist een gestalte staan<br />
aan de andere kant van de weg.<br />
Die gestalte leek op de pelgrim die ik ontmoet had twee weken geleden in San Juan<br />
de Ortega. Hij was verkleed als een middeleeuwse pelgrim. Ik riep wat naar die vage<br />
figuur maar kreeg geen antwoord. Dan er maar heen, dacht ik, eens kijken wat er<br />
aan de hand is. En ja, hoor, vaag zag ik de pelgrim staan, turend in de richting waar<br />
ik heen moest.<br />
Maar dichterbij gekomen wist ik waarom hij geen antwoord had gegeven: het bleek<br />
een prachtig, levensecht standbeeld van een pelgrim te zijn.<br />
Nadat ik een foto genomen had vervolgde ik mijn weg in de mist. Op naar Compos-<br />
tela.<br />
Fred Barella
Jesus Arias Jato alias de medico magico laat ons in zijn provisorische refugio<br />
vroeg opstaan voor het ontbijt. Het deert me niet. Vanwege het aanhoudende getik<br />
van de regendruppels op het plastic dak van zijn onderkomen heb ik die nacht<br />
nauwelijks een oog dicht gedaan. Alleen de echte pelgrims zitten aan tafel, de rest<br />
slaapt nog.<br />
Vanwege de gezelligheid en het slechte weer blijf ik plakken. Bovendien krijg ik de<br />
eer wat woorden in zijn libro de oro te mogen schrijven en daar ga ik uitgebreid voor<br />
zitten. Zonder al te veel kleerscheuren wil ik deze klus in mijn beste Spaans klaren.<br />
Pas om 11 .O0 uur neem ik als een van de laatsten afscheid van Jesus en zijn goede<br />
en gastvrije vrouw en stap op de fiets.<br />
Langzamerhand begin ik aan de beklimming via de oude weg naar de Puerto<br />
Pedrafita langs wonderbaarlijk mooie en welhaast uitgestorven bergdorpjes. Motre-<br />
gen wordt regen wordt harde regen en gaat over in pijpestelen. Ik heb honger.<br />
Vanmorgen vroeg gegeten en daarna niets meer en dat wreekt zich nu. Maar<br />
stoppen kan niet. Als je nu afstapt, kom je niet meer op de fiets; een ijzeren wet,<br />
bekend bij alle wielrenners. Afzien!<br />
Ik bereik moeizaam Pedrafita. Alle romantiek is verdwenen, want ik moet van hier<br />
nog vier kilometer doorklimmen naar Cebreiro. Wind, regenslierten met mist en kou<br />
en dan duurt het eindeloos. Niet zeuren. Ik ben pelgrim. Ik bijt op mijn tanden. Het<br />
vlees is zwak en ik verlang naar hogere sferen. Die bereik ik uiteindelijk na de<br />
zoveelste bocht bij een hostal aan de linkerkant van de weg. Cebreiro!<br />
Ik zet mijn fiets onder het afdak bij de voordeur en ga naar binnen. Rechts in de<br />
hoek brandt de open haard. Daar staat een half ontklede pelgrim zich te warmen.<br />
Zijn lekkende kledingstukken hangen, op stoelen gedrapeerd, in een kring rond het<br />
vuur. De vriendelijke señora zal dergelijke taferelen gewend zijn.
Wij, bondgenoten, raken aan de praat en ik volg zijn voorbeeld. Na de ontberingen is<br />
dit vuur als de hemel op aarde."Wim Verhoeven. Ik ben komen lopen vanuit Roncesvalles".<br />
"Joop van Gool, met de fiets vanuit Naarden. Aangenaam". We wisselen van<br />
alles uit en het blijkt dat we een gemeenschappelijke kwaal hebben: te veel bagage.<br />
We drinken koffie en eten veel brood. Na ruim een uur warmte voel ik me droog,<br />
gesterkt en gerecupereerd. We doen de nodige kleren aan en ik stap als eerste op.<br />
We wensen elkaar een goede camino.<br />
Buiten gekomen zie ik een camper met een Nederlands nummerbord. Ik zwaai en tot<br />
mijn verbazing stopt ie. Er komt een blonde vrouw uit. "Goedendag", zeg ik. Ze kijkt<br />
verbaasd en vraagt: "Meneer, u bent Nederlander? Mag ik u iets vragen? Bent u<br />
pelgrim"? "Jazeker Mevrouw!" Ze klaart helemaal op. "Wat een geluk meneer. Mijn<br />
man en ik hebben een reis gemaakt door Portugal en we hebben besloten via de<br />
westkust van Spanje langzamerhand huiswaarts te keren. We komen in <strong>Santiago</strong><br />
aan, nooit van gehoord, en we worden geconfronteerd met pelgrims. Hier wisten we<br />
niets van, maar het fascineert ons nu geweldig. We hebben daarom besloten op de<br />
terugtocht een deel van de camino te doen. Bij elke pelgrim die we tegenkomen<br />
stoppen we. We hebben Denen ontmoet, Belgen, Duitsers, Spanjaarden, Fransen. U<br />
bent de eerste Nederlander en nog wel op de fiets. Waar komt u vandaan". "Uit<br />
Naarden mevrouw". "Mijn God, ik haal mijn man!" Even later staan we met zijn<br />
drieën. "Als u pelgrims wilt zien, dan heb ik er nog een voor u". Ik doe de deur open<br />
en roep: "Wim!" Die komt in vol ornaat met poncho, rugzak, hoed en stok in de hand<br />
naar buiten. Helemaal gelopen vanuit de Pyreneeën. Onvoorstelbaar. Ze zijn een<br />
moment sprakeloos. "Mogen we a.u.b. een foto nemen?" Natuurlijk, want dan zal<br />
onze lieve heer zich ons nog beter herinneren. We gaan min of meer pontificaal<br />
staan. "Mogen wij uw naam en uw adres noteren, want dan sturen wij de foto op. We<br />
hebben grote bewondering voor jullie!"<br />
Dit heet dus "pelgrimpje kijken". Het doet je op een bepaalde manier toch wel wat.<br />
We nemen roerend afscheid. De camper wordt gestart en ieder vervolgt zijn eigen<br />
camino.<br />
Twee weken na mijn thuiskomst zit er een brief bij de post.<br />
"Beste Joop. Hierbij dan de beloofde foto van jou en Wim Verhoeven. Zo te<br />
zien toch al aardig wat kilometers achter de kiezen. En wat was het toch steeds<br />
slecht weer! We hopen dat je het gehaald hebt en feliciteren je daarmee. Petje af!<br />
Vriendelijke groeten, Simon en Corrie".<br />
Wat een schatten! Ik heb ze uitbundig teruggeschreven.<br />
Ontmoeting in Cebreiro - Camino 18/5/1994<br />
Joop van Gool
Via Palas del Rey naar Mellid. Gemakkelijk ging dat niet. Er lag slechts een smal,<br />
praktisch onbruikbaar fietsstrookje langs de secundaire weg. Gevaar dreigde aan alle<br />
kanten. Verkeer links, steile bergwanden rechts. Het gesteente dat van de rotswan-<br />
den was afgebrokkeld verschilde van gruis tot stukken zo groot als een theemuts.<br />
Het fietspaadje lag ermee bezaaid en dat dwong mij om uiterst voorzichtig, in een<br />
soort slalom, de obstakels te ontwijken. Vlak naast me was een diepe geul waarin<br />
het water dat uit tientallen plaatsen van de rotswand sijpelde werd opgevangen. Het<br />
leek een bijbelse omgeving, net alsof Mozes voor me uit was gegaan en met zijn staf<br />
op de rotsen had geslagen.<br />
Van Mellid naar Arzua was het slechts 18 kilometer. De rotsen hadden plaats<br />
gemaakt voor bijna donkerrode aarde. Al weken lang had de kleur van de verschil-<br />
lende grondsoorten mijn belangstelling. Nergens was de kleur dezelfde. Ze varieerde<br />
van lichtgeel tot oker en van roze tot donkerrood. Er zijn lieden die als vakantie-<br />
herinnering een potje grond mee naar huis nemen. Een exclusief souvenir omdat in<br />
elk land of streek de kleur en de structuur van de bodem weer anders is. Als je er<br />
oog en gevoel voor hebt is dat heel intrigerend.<br />
Arzua was een saai stoffig dorp. De camping daarentegen intiem en groen. Ik was de<br />
enige gast en zette de tent op een grasveldje tussen de druivenranken. Nadat ik me<br />
wat had verfrist bij het primitieve sanitair, verliet ik via een supersteile oprit vol<br />
glasscherven het terrein. Het was de laatste avond voordat ik in <strong>Santiago</strong> de Com-<br />
postela zou aankomen en ik wilde proberen er iets leuks van te maken. Helaas, er<br />
viel niets te beleven. Arzua was het meest kleurloze dorp van de hele reis. Eigenlijk<br />
kon het me niet schelen, ik voelde me wat verward. Aan de ene kant blij dat ik er<br />
bijna was en aan de andere kant triest omdat die fantastische tocht, met zoveel<br />
indrukken, avontuur en ontmoetingen ten einde liep.<br />
Ignace H.M. Vervaet
Mijn verlangen om naar <strong>Santiago</strong> te gaan kreeg vastere vorm toen ik Gerard en<br />
Nelia Ticheler in 1994 vanuit onze parochie in Alphen aan den Rijn de zegen heb<br />
meegegeven voor hun lange voettocht vanuit Nederland naar <strong>Santiago</strong>. Nadat ik hen<br />
op hun voettocht heb vergezeld van Ie Puy naar Conques (waar de pelgrim als gast<br />
en vorst wordt ontvangen), ben ik zelf in de vroege zomer van 1995 de camino gaan<br />
lopen vanuit Saint-Jean. Alleen ben ik eraan begonnen, op hoop van zegen. Die<br />
zegen heb ik ontvangen in Roncesvalles en die zegen heeft me vergezeld op de hele<br />
tocht: alles is goed verlopen, ik heb goed kunnen lopen, zonder blaren of andere<br />
ongemakken, zij het dat mijn rugzak toch wat zwaar was. "Alles wat je thuis laat is<br />
meegenomen" had iemand gezegd. Ik heb het een en ander naar huis gestuurd!<br />
Al gauw heb ik mede-pelgrims ontmoet met wie ik opgetrokken ben, met ruimte voor<br />
ieders eigenheid. Zo lopen we de goed gemarkeerde camino via Pamplona naar het<br />
mooie Puente la Reina. Op weg naar Estella hebben twee tochtgenoten mij, op mijn<br />
verzoek, wat op sleeptouw genomen bij mijn grote moeheid tengevolge van de grote<br />
warmte. Via Logroño en Nájera aangekomen in Santo Domingo de la Calzada, heb ik<br />
in Belorado de Nederlandse hospitalero Arnold Smits ontmoet. De prachtige kathe-<br />
dralen en kerken in Burgos en León maakten grote indruk op me: wat is de Spaanse<br />
kunst rijk!<br />
In Puente Orbigo heb ik mijn halstasje met paspoort, giromaat enz. onder het kussen<br />
laten liggen in de refugio. Dat ontdekte ik na tien kilometer. Een Spanjaard, aan wie<br />
ik dat vertelde en aan wie ik om raad vroeg, noemde me "stupido", maar hij was wel<br />
zo goed mij met zijn auto terug te brengen naar Orbigo, waar ik gelukkig alles<br />
terugvond; hij blijft voor mij een "amigo".<br />
Na O Cebreiro ben ik meegetrokken met een groep jongeren van het Lycée français<br />
uit Madrid: zij deden pratend, bezinnend en mediterend hun camino; ze namen mij in<br />
hun groep op. Op heel eenvoudige wijze vierden we, buiten of in de refugio, de<br />
Eucharistie, als een Emmauservaring. Enige dagen voor <strong>Santiago</strong> passeerde ik een<br />
monumentje met schoenen, ter gedachtenis aan een 68-jarige peregrino die door de<br />
dood is overvallen.<br />
Via Lavacolla en de Monte del Gozo ben ik op 10 juli rond het middaguur in <strong>Santiago</strong><br />
aangekomen. Wat een ontroerende ervaring en wat een hartelijkheid bij het weerzien<br />
van de tochtgenoten die in die dagen aankwamen. Een grote vreugde was het ook<br />
om mee te mogen voorgaan als priester in de dagelijkse "mica de peregrinos" om<br />
12.00 uur.<br />
Alles is onvergetelijk gebleven: ik heb best zin om de camino nog eens te doen,<br />
maar ook om de dagelijkse camino van het leven met vreugde voort te zetten.<br />
Van SAINT-JEAN-(Pied-de-Port) naar SAINT JACQUES (de Compostelle)<br />
Pastor Ko de Graaff
Ver-trek-kend in de win-ter,<br />
10-pen wij de len-te te-ge - moet:<br />
bos - a-ne-mo-nen bloei-en,<br />
e ,<br />
l<br />
,.:<br />
de bo-men<br />
I<br />
staan<br />
L+<br />
!n knop<br />
en o-ver-al klinkt vriendrli jk "bon cou - ra-gen.<br />
Hoogtepunten uit de pelgrimstocht (op een melodie van Amancio Prada)<br />
Vertrekkend in de winter,<br />
lopen wij de lente tegemoet,<br />
bosanemonen bloeien,<br />
de bomen staan in knop,<br />
en overal klinkt vriendelijk "bon courage".<br />
We leren accepteren<br />
de gastvrijheid die ons wordt geboden,<br />
in huizen en in schuren,<br />
in caravans en kloosters.<br />
En gaandeweg leren wij pelgrimeren.<br />
De weg leidt door Bourgogne<br />
naar de eeuwige heuvel van Vézelay,<br />
naar de Sainte Madelehe.<br />
een harmonie in steen,<br />
een goddelijke waterval van licht.<br />
Le Chemin de Saint-Jacques:<br />
narcissen, brem, gentiaan en orchideeën,<br />
een bonte vlucht van vlinders,<br />
en op de warme stenen<br />
liggen de hagedissen stil te spragen'.<br />
t
In de abdij van Conques<br />
ontvangen we voor 't vertrek de pelgrimszegen:<br />
het brood voor onderweg,<br />
en 't evangelie van sint Jan<br />
om lijf en leden, geest en ziel te sterken.<br />
Monsieur curé van Navarrenx<br />
verrast ons met zijn pelgrimssoep,<br />
maar ook met deze tekst:<br />
"ontdekt nu nieuwe wegen,<br />
vindt nieuwe horizonten in je leven"<br />
Wij dalen in de diepten,<br />
beklimmen de bergen van het Massif Central,<br />
de hoogten van Aubrac,<br />
de groene Pyreneeën.<br />
En dan wacht ons de Camino de <strong>Santiago</strong>.<br />
Wij lopen negen dagen<br />
van Burgos naar León - 't is afzien -<br />
De zon brandt ongenadig.<br />
Het stof waait in de wind:<br />
een eindeloze vlakte, de meseta.<br />
Rabanal del Camino:<br />
wij trekken door verlaten lege dorpen,<br />
bestijgen 't Cruz de Ferro,<br />
de pas van O Cebreiro.<br />
En dan zien wij de heuvels van Galicië.<br />
Wij naderen <strong>Santiago</strong>.<br />
De torens verschijnen aan de einder.<br />
Maar is dit wel het eindpunt?<br />
Of is het een begin<br />
van nieuwe wegen die nu voor ons liggen?<br />
Piet en Jan Louter<br />
'spragen (Westfries): uitgespreid en ontspannen in de zon liggen.
Mijn vrouw Joke en ik zijn samen op de tandem naar <strong>Santiago</strong> gefietst en weer<br />
terug. Een maand heen en een maand terug. Wij vertrokken 7 mei 1995.<br />
Wij zijn 28 jaar getrouwd en U weet in een huwelijk kan er lief en leed zijn. Nou dat<br />
is er op de tandem ook. Toch kunnen wij de tandem van harte aanbevelen. Als de<br />
reis slaagt, is dat min of meer een garantie, dat het huwelijk ook verder plezierig<br />
verloopt, zegt St. Jacob. Want het huwelijk is teamwerk en de tandem ook. Is het<br />
terrein vlak, dan ga je harder dan de fiets. Ook bergafwaarts gaat harder. Stijgen kan<br />
problemen geven: U moet zelf aanzetten, doorzetten, en niet wachten tot de passa-<br />
gier begint, want dan valt het team om.<br />
Er is veel belangstelling onderweg van mensen, die er niet op zitten. De Spaanse<br />
kranten bij voorbeeld. Dat de mensen langs de weg toeteren en zwaaien is geen
zelzaamheid. Joke vond het gevaarlijk als ik terugzwaaide, omdat '/k dan met één<br />
hand stuurde. In België zei ze al: "Jan kijk voor je, ik zwaai wel".<br />
Aan het patatkraam in Geraardsbergen (België) zeiden we nog vol trots dat de<br />
*<br />
tandem zich goed hield en het fietspad langs het kanaal tot Geraardsbergen perfect<br />
was. "Da woor wel aanders, da zulde gij merken. Gij zijt hier bijna aan de taalgrens<br />
en daar wordt de weg wel wa minder". "Hoe zo!" vragen wij. "Liggen daar scherpe<br />
steentjes?" "Oh meneerke daar ligt van aales, van aales". En ze blijkt gelijk te<br />
hebben. Het fietspad wordt zeer slecht en als we aan een boer, die met bonenstaken<br />
bezig is, vragen waar we een geschikter fietspad vinden antwoordt hij: "Parlez<br />
français?"<br />
Als het op de weg stil is, kun je op de tandem elkaar goed verstaan, maar als er<br />
vrachtwagens langs snorren is dat wat minder. Toen Joke merkte, dat ik haar weer<br />
eens niet had verstaan, riep ze:"Jan, heb je me nou gehoord? Als ik ook doof word,<br />
verkopen wij de tandem".<br />
Soms word je van de tandem zo ontzettend moe. Vooral als er dan ook nog een<br />
spaak breekt of een band klapt. Op de heen- en terugweg totaal hebben we drie<br />
lekke banden gehad, achtmaal een spaak gebroken, zijn tweemaal de kogellagers<br />
vernieuwd, driemaal voor- en achterwiel gespoord, driemaal buitenband vervangen<br />
en liep op de terugweg vanaf Wijk bij Duurstede de ketting er om de haverklap af.<br />
Het is moeilijk de moed er dan in te houden. Dan kan het wel eens hoog oplopen.<br />
Op zo'n middag bezochten we dan het kerkje op de meseta, waar de pelgrims in de<br />
Middeleeuwen bij elkaar schurkten, dan maar eens niet. "We kennen die plekjes nou<br />
wel. Ze zijn toch allemaal hetzelfde". Helaas. dat is gebeurd. Daarom, ik zeg de<br />
pelgrimsrtocht op de tandem, is als het huwelijk, van alles wat.<br />
Wij hebben alles op eigen kracht afgelegd, behalve tweemaal het pontje in de<br />
Betuwe en de oversteek over de Gironde. Op de heenreis vragen we aan een visser<br />
aan de Gironde in tamelijk goed Frans. waar we met de tandem de Gironde kunnen<br />
oversteken. Hij antwoordt: "Traverser la Gironde avec Ie tandem?". "Oui" zeggen wij.<br />
"C'est impossible", zegt ie dan.<br />
En als we dan na veel lief en wat leed eindelijk weer thuis zijn, is Joke nog niet één<br />
kilo afgevallen en ik ben tien kilo afgevallen. Maar zij weet hoe dat komt. Ze zegt: "<br />
Jan, ik was altijd al gewend hard te werken".<br />
<strong>Santiago</strong> de Compostela, heen en terug per tandem.<br />
Joke en Jan Menne, Soest 20 oktober 1995.
Enkele jaren geleden wist ik niet eens precies waar Compostela lag. Daarbij komt<br />
ook nog dat er bij mij geen enkele interesse was om ooit naar Spanje te gaan. Maar<br />
er gebeuren in het leven wel vaker onvoorspelbare dingen: je oog valt op een artikel<br />
over lopen naar Spanje; je ontmoet een Limburger met een kunst-onderbeen die de<br />
hele tocht gefietst had. Ik dacht toen: als hij dat met een handicap kan moet ik dat<br />
toch zeker kunnen. Het is toch eens heel iets anders dan een week fietsen in<br />
Engeland, Duitsland en een rondje Nederland.<br />
Om kort te gaan, mijn besluit stond vast en binnen een paar maanden was alles<br />
geregeld. Het thuisfront begreep er niets van. Zo oud en alleen, waar begin je aan.<br />
Op een mooie zondagmorgen in mei ben ik vertrokken vanaf de Parade in 's Herto-<br />
genbosch, met een klein Mariabeeldje, gekregen van plebaan van der Camp (in-<br />
middels overleden) als extra bagage. Op weg richting Galder waar het eerste<br />
Jacobuskapelletje staat van mijn weg naar <strong>Santiago</strong>. Er zouden er nog vele komen.<br />
Op een gegeven moment overkomt je het gevoel: waarmee ben je toch bezig? Een<br />
eenzame fietser op weg naar een heilige die ik amper kende en naar een land wat<br />
niet mijn keus was.<br />
Het eerste probleem kwam al snel want bij de eerste negen boerderijen in België<br />
waar ik aanklopte, kon ik niet overnachten. In feite niets nieuws onder de zon dus:<br />
1996 jaar geleden was er ook al geen plaats in de herberg. Het werd uiteindelijk een<br />
trappistenklooster waar ik terecht kon.<br />
In België kwamen de eerste heuveltjes. In Frankrijk ontmoet je steeds meer mensen<br />
die vragen om vooral in <strong>Santiago</strong> aan hen te denken en om een kaarsje aan te<br />
steken. Heb dat later in Compostela gedaan, van die dikke, rode kaarsen.<br />
Spanje werd een bijzondere ervaring. Ik kwam ook alle weergoden en mezelf tegen,<br />
vooral op de Cebreiro. Of sint Jacob onderweg geholpen heeft is de vraag. Een ding<br />
is zeker, aangeroepen en wat dies meer zij heb ik hem wel.<br />
Ik was heel blij om in <strong>Santiago</strong> aan te komen maar zei toen: dit was apart maar te<br />
zwaar voor mij, dit nooit meer ...<br />
Intussen ben ik er vier keer naartoe gefietst, over de verschillende wegen. Het doet<br />
me denken aan een Franse campinghoudster die vertelde dat er iemand al twee jaar<br />
achter elkaar de weg gelopen had en zij begreep dat niet en zei "misschien is het<br />
wel een verslaving". Zij heeft gelijk. Want fietsen over de weg der sterren is met niets<br />
te vergelijken!<br />
Fietsen over de sterren<br />
Wim Dodemont
Als men mij vraagt: "waarom fietsen jullie naar <strong>Santiago</strong> de Compostela7" dan heb<br />
ik geen vlot antwoord paraat. Is het een religieuze behoefte tot pelgrimeren of is het<br />
het lokkende avontuur, prestatiezucht of nieuwsgierigheid naar oude tijden en verre<br />
landen wat mij zo deed verlangen naar juist deze fietstocht? Het heeft met al deze<br />
facetten te maken. Een omzwerving zonder einddoel kan misschien ook zijn charmes<br />
hebben, maar een grote tocht in groepsverband lijkt mij zonder een einddoel onmo-<br />
gelijk.<br />
<strong>Santiago</strong> de Compostela voel ik aan als een oud familieoord en familie wil je toch wel<br />
eens opzoeken!<br />
We hebben de fietstocht gemaakt in juni 1993. Ons groepje bestond uit vier man. [...l<br />
De route begon voor mij in Sint Jacobiparochie waar ik mijn stempelkaart heb laten<br />
behandelen op het hulppostkantoor en waar ik mijn kilometerteller op de beginstand<br />
nul heb gezet. In <strong>Santiago</strong> stond die teller op 2662,2 kilometer! De terugtocht is deels<br />
gefietst en voor de rest, namelijk van Santander tot Woerden met een slaap-fietsbus<br />
gemaakt. In totaal heb ik gedurende de heen- en terugreis 3315 kilometer gefietst.<br />
We zijn wat het fietsen betreft echt aan onze trekken gekomen met een daggemid-<br />
delde van circa 125 kilometer tot de Pyreneeën en van ongeveer 100 kilometer<br />
daarna, in Spanje.<br />
Fietspaden vindt men in het buitenland weinig' in België zijn ze er wel maar veelal in<br />
slechte staat en in Frankrijk en Spanje komen ze zeer sporadisch voor en voorzover<br />
ze er wel zijn, voor de trekker op de fiets onbruikbaar. Dat wil niet zeggen dat het er<br />
slecht of gevaarlijk fietsen is; in Frankrijk leidde de route over goed geasfalteerde,<br />
voornamelijk tertiaire wegen. In de bebouwde kom is het plaveisel er soms bar<br />
slecht. In Spanje zijn de nationale wegen goed geasfalteerd maar vaak erg druk met<br />
het daaraan verbonden hinderlijke lawaai en uitlaatgassen De binnenwegen zijn<br />
rustig en rustiek maar dikwijls met een ruw en oneffen wegdek. [...l<br />
De aankomst in <strong>Santiago</strong> was een moment om nooit te vergeten, een brok voldoe-<br />
ning. Met het verblijf in <strong>Santiago</strong> de Compostela ben ik nog niet klaar: het was voor<br />
mij persoonlijk deels imponerend door de diep geloof uitstralende bezoekers in de<br />
kathedraal, deels bijna ontluisterend door mijn nog te nuchtere kijk op het massale<br />
gebeuren rond het graf van de apostel Jacobus.<br />
Sint Jacobiparochie - <strong>Santiago</strong> de Cornpostela<br />
Siep Zeinstra
In de refugio in Santa Irena word ik opgewekt wakker. Vandaag de laatste etappe.<br />
De ramen staan wijd open. Het is koel. Ik zie dat er tussen de boomtoppen nevel<br />
hangt maar aan de grond is het helder. Prachtige paden door eucalyptusbossen en<br />
langs schilderachtige huizen.
Wanneer ik een groot vliegtuig zie opstijgen realiseer ik me dat ik er bijna ben. Ik<br />
begin onwillekeurig langzamer te lopen en de omgeving nog eens goed in me op te<br />
nemen Ik wil dit vasthouden. In een tuin zie ik hoge zonnebloemen staan De heide<br />
bloeit donkerpaars en een stekelig gewas dat op brem lijkt zit vol gele bloemetjes.<br />
Bramen zijn er in overvloed, nat en koel van de regen en ze smaken lekkerder dan<br />
ooit. Veel huizen hebben pergola's tegen de gevel met druivenranken en overal zie ik<br />
'maïs-huisjes' (hórreros). Ik pauzeer in een glooiend weitje onder een boom met<br />
uitzicht op een kapel van San Roque De weg blijft stijgen en dalen Op de Monte del<br />
Gozo staat een groot monument dat hier vorig jaar is geplaatst ter ere van het<br />
pausbezoek aan <strong>Santiago</strong> de Compostela. Het is meer groot dan mooi. Ik kan van<br />
hieraf een stukje van <strong>Santiago</strong> overzien en speur naar de kathedraal Ik kan hem niet<br />
vinden. Het afdalen naar de stad geeft een mooi gezicht op de in- en uitvalswegen<br />
met alle viaducten en wegkrullen die daar bij horen.<br />
Pas op het laatste moment zie ik de kathedraal boven de huizen uitsteken. Ik ben er<br />
vlakbij. Nu moet dus de ontroering komen. maar die is er niet Met mijn rugzak op<br />
loop ik door de kathedraal en over de Plaza del Obradoiro waar ik met laat fotogafe-<br />
ren. Dan ga ik naar hospedaje Fonseca naast de kathedraal. Ik heb voorlopig geen<br />
behoefte aan gezelschap. Ik laat mijn rugzak op de hotelkamer achter. Bij Don Jaime<br />
haal ik mijn pelgrimscertificaat ofwel 'Compostela'. Het is een fraai bedrukt papier<br />
waarop in het Latijn ongetwijfeld staat dat Gustavus Terwijn op 7 september 1994 de<br />
pelgrimstocht naar <strong>Santiago</strong> de Compostela heeft volbracht.<br />
Om 20.00 uur ga ik naar de kathedraal. Het is rustig op dit late uur en ik laat de<br />
schoonheid van het bouwwerk op me inwerken. Toch iets van ontroering? In de stilte<br />
probeer ik te denken aan allen die mij dierbaar zijn, aan de vriendelijke mensen die<br />
ik onderweg heb ontmoet en aan allen die me hebben gevraagd om bij Sint Jacobus<br />
voor hen te bidden. Ik loop het trapje achter het hoogaltaar op en sla op de gebruike-<br />
lijke wijze allebei mijn armen om het borstbeeld van Jacobus. Ik ben alleen. Ik hou<br />
Jacobus nog even vast en laat de rust en de stilte over me heen komen en kijk langs<br />
het beeld in de enorme al wat donker wordende kerkruimte. Dan duik ik de crypte in<br />
waar in een prachtig zilveren schrijn de stoffelijke resten van Sint Jacobus liggen.<br />
Ik blijf nog even door de kerk dwalen. Als ik weer buiten kom is het plein voor de<br />
kathedraal bijna leeg. De prachtige gevels van de gebouwen en vooral die van de<br />
kathedraal zijn schitterend verlicht. Ik ga op een stenen bank zitten en geniet. Het<br />
heet één van de mooiste pleinen van de wereld te zijn en ik geloof het graag.<br />
Aankomst in <strong>Santiago</strong> de Compostela, 7 september 1994, na een voettocht van 124<br />
dagen.<br />
Guus Terwijn
Vandaag zullen we ons einddoel bereiken en we voelen ons vreemd gespannen.<br />
Deels om het feit dat we onze droom tot voltooiing hebben gebracht, deels om het<br />
naderende afscheid van een tocht die voor ons heel veel betekend heeft. Het totale<br />
loskomen van een druk leven met veel verplichtingen heeft ons tijdens deze reis zo<br />
goed gedaan dat we ons net zo zorgeloos en blij hebben kunnen voelen als een<br />
kind. Onze kwaaltjes zijn verdwenen als sneeuw voor de zon en samen hebben we<br />
het gevoel de hele wereld aan te kunnen.<br />
Maar we zijn er nog niet. Ook deze laatste dag gaan we door bergachtig terrein. Het<br />
is druk op de route. We worden vergezeld door vele pelgrims. Groepen jongeren die<br />
alleen de laatste dag lopen. Eindelijk bereiken we dan de Monte del Gozo, de berg<br />
van het geluk, de plek waar de pelgrims vroeger een eerste blik konden werpen op<br />
de torens van de kathedraal van <strong>Santiago</strong>. Als wij daar aankomen, weten we niet wat<br />
we zien: horden mensen, bussen vol. Op de top is een heel groot monument dat een<br />
maand geleden is onthuld. Twee grote metalen cirkels, één heel roestig bruin, de<br />
ander glanzend roestvrij staal. Daaronder een vierkant granieten blok met op iedere<br />
zijde een levensgrote plaquette onder andere voorstellend Franciscus van Assisi als<br />
een van de eerste pelgrims en paus Johannes Paulus II als vertegenwoordiger van<br />
de moderne bedevaartganger. Bewakingsmannen houden de wacht. Het kleine, oude<br />
kapelletje staat er verlaten bij.<br />
<strong>Santiago</strong> is vanwege het heiige weer niet te zien en enigszins teleurgesteld gaan we<br />
verder. We hadden ons dit moment anders voorgesteld. Op de helling is een enorm<br />
gebouwencomplex verrezen als opvang voor de grote stroom mensen die er dit jaar<br />
verwacht worden.<br />
Zeven kilometer is het nog naar de kathedraal. We banen ons een weg door het<br />
drukke verkeer van de stad en als we eenmaal op het plein voor de enorme kathe-<br />
draal staan, temidden van vele dagjesmensen, voelen we ons wat verloren. Dat<br />
gevoel verdwijnt echter als we de kerk betreden en in een lange rij wachten om sint<br />
Jacobus te begroeten. Dit plechtige moment is als een thuiskomst.<br />
We hebben de Ware Jacob gevonden. Hij heeft er uiteindelijk voor gezorgd dat we<br />
aan deze onderneming begonnen zijn en tijdens onze tocht hebben we ons onder<br />
zijn bescherming gesteld. Hij heeft zich goed van zijn taak gekweten want we hebben<br />
zelfs niet een lekke band gehad onderweg. Als we achteraf terugzien hebben we het<br />
gevoel door hem gedragen te zijn.<br />
18 juni 1993<br />
Piet en Stans Ottenhof
Hoe warm het was, en hoe ver ... :Vaassen - <strong>Santiago</strong> de Compostela in de niet<br />
aflatende hete zomer van 1994. Maar op vrijdag 5 augustus bereik ik de Monte del<br />
Gozo, de berg van het genot, en ben ik heel even de laatste pelgrim uit eem reeks<br />
van miljoenen, die in de verre verte de torens van de kathedraal, het einddoel, mag<br />
t<br />
zien liggen.<br />
Veel gaat er in mij om, gedachtenflitsen en associaties, tegenstrijdige gevoelens ook<br />
waarin de ervaringen van een tocht van 2700 kilometer zich laten gelden. Totdat zich<br />
een aantal versregels opdringt, een strofe die mijn gedachtenstroom gaat overheersen<br />
en die tijdloosheid ademt:<br />
"Aan 't eind der pelgrimsreize<br />
zal voor mijn oog verrijzen<br />
uw grote eeuwigheid."<br />
Als een uitgestrekte eeuwigheid bieden de stad en de kathedraal zich aan mij aan en<br />
nodigen zij mij uit dichterbij te komen. Vol overgave en met een toenemend gevoel<br />
van voldoening stap ik weer op mijn fiets en zet aan voor de afdaling. Versmolten<br />
met mijn Batavus Cherokee, mijn slaapzak en 5 Quorumtassen met twintig kilo<br />
bagage glijd ik het zonovergoten <strong>Santiago</strong> de Compostela binnen, met als enige<br />
verwachting weldra te mogen rusten voor de kathedraal. Maar de afdaling heeft toch<br />
nog een verrassing voor mij in petto.<br />
Mijn entree verloopt via de lange, brede Avenida Xoan XXIII. Opeens is daar die<br />
man. Hij loopt op het trottoir, begint naar mij te zwaaien en roept iets tegen mij. Het<br />
is gebeurd voor ik er erg in heb Ik zwaai maar wat terug en ben inmiddels al voorbij.<br />
Wat riep hij? Ik verstond het niet.<br />
Terwijl ik er nog over nadenk gebeurt het weer. Een oudere dame stapt van het<br />
trottoir de rijweg op, zwaait en roept mij lachend toe: " Felicitaciónes~". Deze keer<br />
versta ik het duidelijk en zwaai ik enthousiast lachend terug. Ik begrijp het, ben het<br />
met haar eens: ik mag van geluk spreken1 Nog eenmaal overkomt mij deze geluk-<br />
wens, iets verderop; ditmaal is het een jonge Galicische die in mij een verstofte<br />
pelgrim herkent.<br />
Als ik even later (niet te geloven; God lof; gezond en wel; wat was het mooi; wat is<br />
het hier mooi) diep dankbaar en met stille tranen, mijn pijp stop en een rookoffer<br />
breng, besef ik eens te meer de waarde van de traditie van het pelgrimeren naar<br />
<strong>Santiago</strong> de Compostela.<br />
En de bewoners van Compostela?<br />
Ik heb driemaal mogen ervaren dat ook zij kennelijk een traditie hebben in het<br />
begroeten van de pelgrims. Een prachtige en stimulerende traditie, waarvan ik tot<br />
dusverre geen weet had en die ik een even lang leven toewens als het gaan van de<br />
camino de <strong>Santiago</strong>.<br />
Felicitaciónes!<br />
Theo Somsen
Vanaf de camping gaan de renners per fiets en de lopers (elke dag vijf kilometer)<br />
te voet richting kathedraal. Op het grote plein is iedereen een beetje ontroerd. Dringt<br />
het misschien wat door dat de tocht volbracht is? Hiet was het ons toch allemaal om<br />
te doen? Om dit bouwwerk te kunnen aanschouwen en het graf van de H. Jacobus<br />
te bezoeken over wiens persoon zo vaak onderweg is gepraat. De beeltenis van<br />
Jacobus is zowel binnen als buiten de kathedraal alom tegenwoordig.<br />
Na het in ontvangst nemen van het bewijspapier lopen we nog wat in en rond de<br />
kerk. Prachtig staat hij daar in de avondzon; de torens gemarkeerd door een strak<br />
blauwe lucht. Iedereen is voldaan.<br />
Wat was nu de zin van de tocht? Misschien zegt deze dagopening die halverwege de<br />
tocht gemaakt werd iets.<br />
"Men gaat op stap met een pluriforme groep. leder individu stelt verschillende<br />
eisen of heeft verschillende verwachtingen. De een heeft de ene godservaring na de<br />
andere, de ander is al tevreden als: 'het et'n heel best veur mekoar is'.<br />
Het is belangrijk dat je wat betreft interesse-gebied elkaar niet opjaagt of beoordeelt.<br />
De tocht op zich heeft voor iedereen al voldoende effect. Ontbering is voor de mens<br />
wel goed of je je nu pelgrim noemt of niet. Ontbering; of het nu gaat om sportieve of<br />
geestelijke; of om het missen van comfort of om het opgescheept zitten met anderen<br />
(wat voor sommigen ook ontbering is). Vakantie daar wordt ook wel eens van gezegd<br />
dat het altijd effect heeft, omdat je eens in een andere situatie zit dan door het jaar<br />
heen.<br />
Ik wil afsluiten met een gezegde waar iedereen verplicht tot twaalf uur over moet<br />
nadenken:<br />
Wie het hardst schreeuwt heeft niet altijd gelijk.<br />
Je moet jezelf bewijzen, maar alleen voor jezelf en niet voor anderen."<br />
<strong>Santiago</strong> de Compostela, 17 augustus 1995<br />
J. C. A. M. Grijpma
Voor 07.00 uur sluip ik mijn hostal in Cée uit en volg tot voorbij Corcubión de<br />
rustige autoweg langs de baai, waarin zon, vissersbootjes en overkant worden<br />
weerspiegeld. Vang intussen de wereldomroep op en hoor wat er nu eigenlijk precies<br />
is gebeurd met dat vliegtuig in de Bijlmer, en daarna; afschuwelijk allemaal. Als de<br />
weg westwaarts draait en de slecht onderhouden gele strepen nergens meer zijn te<br />
zien, sla ik een voetpad in dat het uitzicht aanhoudt. Dwaal af naar een klif en<br />
ontwaar Cabo Fisterra in de verte. Struin vervolgens tussen brem en zeedennen door<br />
naar een volgend "uitgestorven" strand met echte duinen. Het is duidelijk naseizoen.<br />
Langs de vloedlijn van het grote strand voor het vissersplaatsje Finisterre liggen<br />
onverwachts Jacobsschelpen voor het oprapen; het wordt een hele verzameling.<br />
Na een keurige kamer bij de lesgevende nonnen te hebben geregeld, is het nog een<br />
uurtje naar het "middeleeuwse" einde van de wereld. Bij het Cruz da Costa da Morfe<br />
tref ik een handjevol toeristen en naast de vuurtoren twee Spaanse vogelaars, die<br />
met een telescoop kuifaalscholvers bestuderen. Over een rotsachtig paadje - met<br />
geiten - klauter ik naar de Atlantische oceaan en haal een paar natte voeten. Ook<br />
een fietser en een wandelaar met stok (!) laten zich nat spetteren.<br />
Tijdens een fraaie zonsondegang wisselen de pelgrim, een Duitser, en ik ervaringen<br />
uit. Een schip aan de horizon brengt het gesprek op de -volgens ons inmiddels-<br />
legendarische el capitano uit San Sebastian, die dit navigatiepunt tot aan zijn<br />
pensioen regelmatif voorbij is gevaren. Sindsdien is hij al zeven keer naar <strong>Santiago</strong><br />
gelopen en in de drukste tijd in de zomer helpt hij padre Alfonso in San Juan de<br />
Ortega. Reinhard, de Duitse pelgrim, is een stuk met el capitano opgelopen; bij het<br />
gratis diner in Hotel de los Reyes Católicos was hij mijn tafelheer.<br />
Als de zon verdwijnt komen de door mij verwachte Jan van Genten aanwaaieren; ze<br />
zoeken rustiger wateren op voor de nacht, een mooi moment om "huiswaarts" te<br />
gaan.<br />
7 oktober 1992<br />
Mariette Gleichman
Om tien over half acht (veel te laat) op. We wassen ons allebei. Ik zorg voor koffie<br />
en ontbijt en sla sommige vliegen dood. Zon! De eerste pelgrims komen al langs, ze<br />
zien ons niet.<br />
Om tien voor tien op stap (ook veel te laat). De weg voert door bossen, met nu en<br />
dan wat stijgen en dalen. Omstreeks half elf laven we ons aan een bron. 'n Kwartier<br />
later bereiken we Villafranca de Montes de Oca. We drinken er koffie, kopen brood<br />
van een langsrijdende bakker. Verder om half twaalf. Het is heet, het land is glooiend,<br />
we lopen tussen de korenvelden, een landweg naar Espinosa del Camino. Daar<br />
nemen we de asfaltweg naar Tosantos omdat daar weer een bar wordt aangekondigd.<br />
In die bar blijven we een klein half uur. Er zijn wijndrinkende Spanjaarden, één<br />
ervan - met blote buik - biedt ons een plak gepeperde chorizo aan (die ik aanneem,<br />
Henny niet). De vlammen slaan uit m'n mond. Gelukkig is buiten een bron die<br />
overvloedig bluswater geeft. Tegen half drie zijn we in de refugio in Belorado,<br />
beheerd door een "Holandesa" die ons al vier keer is aanbevolen. Ze heet Ana<br />
Maria. Dat blijkt Annemieke van Rijckevorsel te zijn, die best eens over zichzelf wil<br />
praten, in plaats van altijd naar al die pelgrims te luisteren. We gaan eerst eten en 'n<br />
dut doen in 't park. Daarna laten we Annemieke haar verhaal vertellen. Dan boodschappen<br />
doen en verder om kwart voor zes.<br />
Onze weg voert nu langs de carretera en we maken gewoon vijf kilometer per uur.<br />
Een barlrestaurant langs de weg blijkt dicht, we behelpen ons met een cocacolaautomaat.<br />
Zo komen we tegen achten midden in 't dorpje Viloria de la Rioja, 'n<br />
kilometer van de grote weg. Naast de kerk is een grasveldje, daar zetten we, na<br />
goedkeuring van de dorpsbewoners te hebben gekregen, onze tent op. Drinkwater is<br />
vlakbij. Onweer dreigt. Om tien uur slapen we, het onweer barst los maar houdt ook<br />
weer op. Hondengeblaf!<br />
Achteraf: dit was de dag dat Henny's vader overleed.<br />
Voorbij San Juan de Ortega - Viloria de la Rioja. Terugweg. Vrijdag 18 juni 1993<br />
Bert Jutting<br />
Samen met Henny Bout maakte hij van 1 december 1992 tot 1 december 1993 een<br />
voettocht van Eindhoven naar Finisterra en <strong>Santiago</strong> en terug, 5649 kilometer.
ontmoetingen<br />
PAULUS CLEMENS<br />
COR DAM EN HENNY WILLEMSEN<br />
WIM BETTONVIL<br />
PAUL M. BOON<br />
GAB LANSBERGEN<br />
ELS VAN HELMOND<br />
FRANS KOLDER<br />
MAX DE HAAN<br />
RIA VAN DER MEER<br />
MIENEKE JAS
Het is 11 november 1995, een rustige herfstdag die vol geuren en kleuren is, een<br />
dag waarop je beseft dat de natuur gaat rusten maar zich tegelijk klaarmaakt voor de<br />
volgende lente. Vandaag staat het traject Ophemert - Alem op het programma, een<br />
tocht van zo 'n 30 kilometer.<br />
We gaan "en route", bestijgen de Waalbandijk en volgen deze vele kilometers,<br />
onderwijl genietend van het weids rivierlandschap. De route voert ons langs fraaie<br />
boerderijen en rustige dorpen. In Neerijnen, bij de witte protestantse kerk, hebben we<br />
een speciale ontmoeting.<br />
Op de wegkruising, waar we twijfelden over de te volgen route, staat een man in een<br />
zware monnikspij; achter zijn rug houdt hij een bidsnoer. We raken met hem in<br />
gesprek. Hij vertelt ons dat God hem deze plek heeft aangewezen en dat hij sinds-<br />
dien hier als kluizenaar leeít in een hutje tegenover de kerk, na eerst een tijdje in een<br />
fietsenstalling te hebben doorgebracht. Hij nodigt ons uit om bij zijn hutje een kop<br />
thee te drinken. Het hutje is gelegen aan de rand van een riante tuin en staat onder<br />
een kweeperenboom.<br />
We hebben met broeder Jozef een prettig gesprek over geestelijke en wereldse<br />
zaken. De tijd vliegt snel om en we nemen afscheid. Een uitspraak van broeder Jozef<br />
zal me bijblijven: "Ik kan de hele dag bidden, ook wanneer ik werk!".<br />
We gaan weer op pad. Via het kasteel van Waardenburg komen we bij de Waal-<br />
bruggen en belanden daarna in de Heerwensche Uiterwaarden, een natuurgebied<br />
waar in het najaar honderden vogel verblijven.<br />
De tijd dringt, dus we besluiten door het gebied te lopen, hetgeen eigenlijk niet is<br />
toegestaan. Bij onze nadering gaan er honderden ganzen op de wieken en strijken<br />
rechts van ons op het water neer. Via Rossum en Alem lopen we de snel vallende<br />
duisternis in. Het laatste stuk door de Alemsche en Drielsche Uiterwaard brengt ons<br />
bij het veerpontje van Alem over de Maas, waar de auto op ons wacht.<br />
Impressies van een pelgrimsetappe<br />
Paulus Clemens
Wat je de eerste week van de lange tocht naar <strong>Santiago</strong> leert, dat is: dat de weg<br />
naar <strong>Santiago</strong> de weg is van mensen. Mensen die je ontmoet; de opmerkingen die<br />
ze maken; de vaak ontroerende hartelijkeheid die tentoongespreid wordt als ze horen<br />
dat je onderweg bent naar <strong>Santiago</strong> de Compostela, met als opvallend aspect, dat ze<br />
zich meer zorgen maken om onze hond Max dan om ons. En daar ga je dan1 [...l<br />
De volgende morgen met wankelende schreden door de blubber naar het washok.<br />
Scheren met koud water gaat ook. Bij terugkeer bleek Max dolle vreugderondjes te<br />
maken over het terrein. Toen ie mij zag -en ik zag hem niet - sprong ie met enorme<br />
vaart tegen me op, en de lieve lezers zal het niet verbazen dat de <strong>Santiago</strong>-pelgrim<br />
in de blubber lag. Leve de natuur! Zo 'n beest heeft trouwens een harde kop Ik voel<br />
het na zes dagen nog! [...l<br />
Laat op de zaterdag ingepakt, de regen hield niet op. Op de veerpont in Tiel kwamen<br />
we in gesprek met een dame uit Dreumel, die naar een verzamelbeurs voor bidprent-<br />
jes was geweest Uiteraard wilde ze weten waar we heengingen. Een paar uur later<br />
zaten we in Dreumel bij haar thuis, met de familie aan de koffie, terwijl de regen<br />
tegen de ruiten plensde. [...j<br />
In Vessem de volgende ontmoeting. Ik had gelezen dat er in 1993 een Jacobus-ikoon<br />
was gewijd. Na enig navragen belandden we in de Jacobushoeve, een oude boerde-<br />
rij, omgetoverd in een vrijwilligerscentrum dat producten maakt voor projecten in<br />
Brazilië, onder andere. De "baas", broeder Fons, van de broeders van Dongen, liep<br />
drie jaar geleden naar <strong>Santiago</strong>. Nu promoot de Jacobushoeve ook de tochten naar<br />
<strong>Santiago</strong>. We werden daar allerhartelijkst ontvangen met koffie en vlaaien en er werd<br />
een haardvuur gemaakt. Een paar uur zitten kletsen. We werden uitgenodigd onze<br />
handtekening te zetten in het gouden Jacobusboek.<br />
Uitgezwaaid door broeder Fons trokken we verder. Ultreia: verder! Deus adiuva nos<br />
God helpe ons! [...l<br />
Op weg naar <strong>Santiago</strong><br />
Cor Dam en Henny Willemsen
Het is 20 juli 1985. Ruim een maand geleden vertrokken Anneke en ik te voet<br />
vanuit Den Bosch naar <strong>Santiago</strong>. Géén pelgrimspas, geen geloofsbrieven; van<br />
Jacobusgenootschappen hebben we geen weet. Vandaag lopen we naar Bénévent-<br />
I'Abbaye, omdat in het geplande St-Etienne-de-Fursac alles is volgeboekt. Het is een<br />
mooie tocht over stille "witte" weggetjes.<br />
In Bénévent, dat er schilderachtig bijligt, lopen we in de armen van een arts: dokter<br />
Conquet. Hij is kenner van de pelgrimsroute. Ware het niet dat onze hotelkamer<br />
besproken is, hij zou ons bed en maal hebben verschaft. Nu spreken we af hem om<br />
vijf uur te bezoeken. Ons hotel oogt als een Engels landhuis uit vervlogen tijden. De<br />
kamer is groot en ouderwets. We knappen ons op en wandelen naar huize Conquet.<br />
Met oma Conquet, diep in de tachtig, wandelen we door de fraaie tuin met klassieke<br />
beelden en het tuinhuisje dat als pelgrimsonderdak dienst doet. Binnen, onder het<br />
genot van witte wijn en amandeltaart, praten we met de dokter en zijn vrouw over<br />
saint Jacques, over echte en "luxe"pelgrims en over de te volgen route. We krijgen<br />
een ingetekend kaartfragment 1:50.000 voor morgen en het adres van "Les Amis de<br />
Saint-Jacques". Er is een korte onderbreking voor een patiënt met een afgerukte<br />
vinger. De doktersvrouw vertelt met enige nadruk dat het nog 1200 km is naar<br />
Compostelle!<br />
Met Jean Conquet en zijn nicht bezoeken we de romaanse abdijkerk waarvan hij<br />
restaurateur is. Uitgebreid krijgen we tal van bijzonderheden te horen. Hierna nemen<br />
we afscheid.<br />
Zes dagen later, in Périgueux, schrijven we een kaart naar mademoiselle Warcollier<br />
van "Les Amis de Saint-Jacques", melden onze tocht en vragen informatie. In Orthez,<br />
negen dagen en 250 km verder, ligt haar antwoord! Ze verwijst ons naar madame<br />
Debril in Saint-Jean-Pied-de-Port, correspondente van het Franse genootschap. Eenmaal<br />
daar, bezoeken we haar, worden lid van dit genootschap en krijgen een<br />
pelgrimspaspoort. Zij laat ons de pas verschenen Guia del Peregrino zien die wij ons<br />
in Roncesvalles aanschaffen. Wij zijn van toeristen naar <strong>Santiago</strong> op weg pelgrims te<br />
worden!<br />
Wim Bettonvil
In de heuvels van Auvergne<br />
op een hard en stenig pad<br />
kwam een rijzige man me tegemoet:<br />
bruine mantel omgeslagen, laarzen aan zijn voeten<br />
besmeurd met slijk en<br />
doornat van regen die eerder was gevallen<br />
die dag.<br />
Hij sprak me aan<br />
Ik verstond hem niet - zocht hij de herberg?<br />
We zagen elkaar in de ogen - wonderlijk bekend -<br />
en drukten elkaar de hand: zijn hand zwaar en warm<br />
leder ons pad vervolgend, zagen wij beiden nog eenmaal om:<br />
nu met brede wuivende gebaren!<br />
Bovenop een heuvel leek hij uit mijn zicht verdwenen<br />
Speurend in de leegte wist ik in wiens ogen ik had gezien:<br />
een blik zo raak en liefdevol als ik maar één kende:<br />
van mijn goede vriend - alreeds tien dagen dood.<br />
Haastig wilde ik terugkeren op mijn schreden<br />
maar hield stil.<br />
Wetend hem niet te zullen achterhalen<br />
ontmoette ik hem als in herinnering.<br />
Verdicht - Dierbare herinnering<br />
Pasen 1993, op weg van Le Puy naar Conques<br />
Paul M. Boon
Voor Harambelz moeten we even van de weg af. Even ten noorden van deze<br />
plaats zijn de drie routes van Parijs, Vézelay en Le Puy samengekomen. Wat is het<br />
hier stil onder die eeuwenoude eiken. We picknicken en wachten op een loper die nu<br />
zeker voorbij zal komen. Jawel, daar doemt ze plotseling op naast het kerkje, een<br />
kleine vrouw met rugzak en stok en een schelp om de hals. Ze schuift aan in onze<br />
lommerrijke eethoek. Ik herinner me plotseling dat vlak voor ons vertrek een vriendin<br />
belde om ons een goede reis te wensen en: "je kent haar niet, maar misschien kom<br />
je Ricky tegen, zij is onderweg ergens in Zuid-Frankrijk." Binnen tien minuten ben ik<br />
overtuigd dat zij Ricky is en ik zeg: 'We zitten hier eigenlijk op je te wachten om je de<br />
groeten te doen van L." Stomme verbazing. "Jij bent toch Ricky?" - "Wie zijn jullie<br />
dan?" Na een half uur denk je elkaar al jaren te kennen.<br />
Ricky loopt dit jaar van Le Puy naar Saint-Jean-Pied-de-Port. Ze is klein van stuk.<br />
"Je blaast haar omver" zegt Ria, maar zo zie je maar: de belangrijkste voorwaarde<br />
om de tocht naar <strong>Santiago</strong> te maken is dat je het echt wilt en dan kan iedereen het.<br />
Ricky maakt al vertellend bij ons enthousiasme los om misschien ook nog eens een<br />
keer te gaan lopen. We hebben mensen zien lopen met zestien kilo, zij heeft vijf kilo<br />
op haar nek. De lichamelijke inspanning is voor haar het voertuig van het spirituele,<br />
de gebeurtenissen onderweg hebben hun symbolische betekenis. Ze vertelt hoe ze<br />
op een dag verdwaalde, hoe ze zich in tranen een uitweg gevochten heeft door de<br />
doornen en hoe ze deze ervaring beleefde als een beeld van bepaalde perioden in<br />
haar leven. Zie in het toeval ook eens een wonder, ervaar je reisgenoot soms als<br />
een engel-en het breken van brood en kaas als het delen van elkaars belevenissen.<br />
Harambels is een half uurtje Emmaus. Ze zwaait nog even. Klein en met lichte tred<br />
verdwijnt ze onder de eeuwenoude eiken.<br />
Gab Lansbergen
Ontmoetingen zijn natuurlijk een belangrijk onderdeel tijdens de tocht.<br />
Onderweg van Saint-Jean-Pied-de-Port naar Roncevalles raakte ik de weg kwijt door<br />
de dikke mist De redding kwam van twee Baskische boeren en een 'Deux-Chevaux'<br />
die me weer terug brachten naar Saint Jean. Ondertussen me voor gek verklaarden<br />
en tevens informeerden of ik getrouwd was en zo niet of ik er niet voor voelde hun<br />
gezelschap (en dat van hun koeien en schapen) te delen daar hoog in de bergen.<br />
Ze zagen er nogal vriendelijk uit, maar ik heb ze aangeraden een annonce te zetten<br />
in de regionale krant.<br />
Het is niet altijd mistig in de Pyreneeën.<br />
Els van Helmond
Het is 3 juni 1991. Vroeg in de ochtend vertrek ik op mijn fiets vanuit Carrión de<br />
los Condes naar Mansila de las Mulas. Het is een eenzame en stille rit. Tegen het<br />
middaguur rijd ik Sahagun binnen.<br />
Het stadje doet me een beetje saai, stoffig en armoedig aan. Opeens zie ik op een<br />
pleintje bij de eerste kerk twee pelgrims staan met rugzak, stok en schelp, weifelend<br />
een nieuwe weg zoekend. Ik zwaai, ga naar hen toe en vraag of ze zin hebben met<br />
mij een kopje koffie te drinken. Zij nemen dat direct aan. Zij heet Joanna en hij<br />
Benjamin; het zijn echte pelgrims.<br />
Joanna is vroeger non geweest in Dachau. Zij is uitgetreden en werkt nu in een<br />
verzorgingshuis in Keulen bij mensen die totaal hun geheugen kwijt zijn.<br />
Een geweldig betrokken vrouw en ik vraag haar: "Joanna, waarom bent u nu op<br />
pelgrimstocht?" en ze zegt: "Luister, een aantal jaren probeer ik een huisje te krijgen<br />
met vier kamers. Ik wil aan stervensbegeleiding doen vooral voor mensen in de<br />
laatste fase. Vaak heb ik met deze mensen nog een goed contact en dat grijpt mij zo<br />
aan. Ik wil mij er helemaal aan wijden, maar ik krijg dat huisje niet. Nu heb ik het aan<br />
Caritas gevraagd en gezegd: ik ga drie maanden lopen naar <strong>Santiago</strong> de Compostela<br />
en dan moeten jullie zorgen dat ik dat huisje krijg."<br />
Benjamin, een Fransman uit Lyon, 72 jaar, loopt voor het geluk van zijn zes kinderen<br />
en veertien kleinkinderen. Een aimabele man en met Joanna een wonderlijke<br />
combinatie.<br />
De twee lopen nu al een week samen, maar het aardige is, zegt Joanna: "Ik spreek<br />
geen woord Frans en Benjamin geen woord Duits. Wij converseren met behulp van<br />
een woordenboek". Joanna heeft een Duits-Spaans en Benjamin een Spaans-Frans<br />
woordenboek. Joanna zoekt dus een Spaans woord op en Benjamin zoekt via het<br />
Spaans het Franse woord en vice versa. Aldus verloopt de conversatie. Het is vaak<br />
stil als ze lopen en dat vindt ze fijn, dan kan ze denken en bidden.<br />
Ik vond het een groot voorrecht dat ik anderhalf uur bij deze mensen tolk mocht zijn.<br />
Dan neem je weer afscheid. Ik zie ze later nog één keer lopen in de vlakte: Benjamin<br />
2 meter en Joanna 1,60 meter lang. We zwaaien nog één keer.<br />
Een bijzondere ontmoeting.<br />
Frans Kolder
Toen we in de buurt van Sarria uit het bos kwamen, zagen we iets wat op een<br />
kleine bar leek. Althans, iets waar je wel cola zou kunnen krijgen. Na de lange tocht<br />
door het bos zullen hier wel meer pelgrims binnengaan. En dan zullen ze misschien<br />
Nelida ontmoeten, het dochterje dat als doofstom werd beschouwd en waarvan men<br />
dacht dat het niet mogelijk was haar nog iets bij te brengen. Als zodanig werd ze dan<br />
ook behandeld. Ze had een simpel gehoorapparaat maar ze gebruikte het niet. Ze<br />
kon wel wat klanken uitbrengen. Een grappig kind dat tien jaar oud was. In alles<br />
wilde ze ons helpen: bestek brengen, want haar moeder had ons beloofd een tortilla<br />
te maken.<br />
We waren meteen vertederd door het kind. Met kleine tekeningetjes erbij lieten we<br />
haar woorden nazeggen totdat het ergens op leek. Zielsgelukkig was ze, elke keer<br />
dat het lukte. Op het laatst zat ze om de beurt bij ons op de knie en herhaalde ze de<br />
woordjes die ze geleerd had. Moeder werd erg emotioneel. Ze was bang dat ze het<br />
kind niet goed geholpen had om te leren praten. We hebben haar gezegd dat dat<br />
eigenlijk alleen door vakmensen kon gebeuren. Ook hebben we haar geleerd om<br />
letters te schrijven. Zelfs haar voornaam. Ze was zo aanhankelijk geworden dat we<br />
niet eens meer zelf de suiker in de koffie mochten doen.<br />
Julio, mijn Spaanse tochtgenoot op dat moment, heeft nog voor Nelida gezongen,<br />
kinderliedjes, waarvan moeder meer genoot dan Nelida. Het was voor haar ook niet<br />
zo gemakkelijk om het goed te volgen.<br />
1983 - Een jaar later kwam Henk van Woezik, ook uit Eindhoven, in het huisje van<br />
Nelida. Thuis kregen we contact over deze situatie. Nelida had geen vorderingen<br />
meer gemaakt.<br />
Dank zij een door Henk goed voorbereide bijeenkomst hebben we een vrij groot<br />
bedrag voor het gestelde doel ingezameld. Een bekend Eindhovens bedrijf met een<br />
vestiging in Spanje interesseerde zich voor het probleem Nelida. Een audio-ingenieur<br />
heeft de familie bezocht en er werd gezorgd voor een modern gehoorapparaat. Met<br />
het resterende geld kon er nog iets aan folow-up worden gedaan.<br />
1995 - In september van dit jaar heb ik de camino weer gelopen en bezocht de<br />
familie van Nelida. Het werd een zeer emotionele ontmoeting. Toevallig was ze thuis<br />
Ze studeerde namelijk voor apothekers-assistente op het doofstommeninstituut van<br />
Lugo!<br />
Geen wonder dat haar moeder Nelida beschouwt als het petekind van de Neder-<br />
landse pelgrims.<br />
Ontmoeting op de camino, september 1982<br />
Nelida, een petekind van Nederlandse pelgrims<br />
Max de Haan
Ik wil de aandacht vestigen op een bepaald aspect van het pelgrimeren. John uit<br />
Schotland, waarover later meer, duidde het aan met de term: the moving village,<br />
pelgrims onderweg naar <strong>Santiago</strong> die elkaar steeds weer ontmoeten. Ervaringen<br />
uitwisselen en informatie geven over mede-pelgrims. Ik zal het verduidelijken met wat<br />
voorbeelden.<br />
We ontmoetten de eerste pelgrim tijdens onze fietstocht op de camping van Accolay,<br />
niet ver van Vézelay. Hanny zat voor haar tent te genieten van een zonnetje dat we<br />
twee weken hadden moeten missen. We dronken samen koffie en Hanny vertelde<br />
ons dat een zekere Bob uit Amersfoort en een Joop uit Leusden ook op de fiets<br />
onderweg waren. Bob uit Amersfoort hebben we weken lang gevolgd, we lazen<br />
berichtjes van hem in gastenboeken, zagen hem zonder het te weten op de camping<br />
van St.-Jean en ontmoetten hem echt in de albergue van Astorga. Joop waren we<br />
bijna vergeten tot hij, toen we al op de terugweg waren, de camping van Lugo op<br />
kwam fietsen. De volgende dag sliepen en aten we gedrieën in de sympathieke<br />
albergue van Fonsagrada.<br />
Na Accolay verwachtten we zeker pelgrims te treffen in Vézelay en ja, twee Schotse<br />
fietsers met schelp, John en Jacky die van fietsen zo ongeveer hun beroep hadden<br />
gemaakt. We zagen hen weer in Nevers. Wij gingen over Le Puy, dus we verloren<br />
hen uit het oog, maar niet uit oor en hart. In St.-Jean hoorden we van Bob dat ze net<br />
's morgens waren vertrokken. In Spanje zaten ze steeds één of twee dagen voor<br />
ons. We hoorden regelmatig berichten. Pas in <strong>Santiago</strong> zagen we elkaar weer, een<br />
hartelijke ontmoeting als met oude vrienden.<br />
Het zijn een paar voorbeelden in een reeks ontmoetingen met mensen uit de groep<br />
die op weg is, een dorp dat zich voortbeweegt en waar niets verborgen blijft.<br />
In dit verband wil ik ook het wonderlijke verhaal vertellen van de regenjas. Na een<br />
buiige ochtend droogden we tijdens de maaltijd in Palas do Rei onze twee identieke<br />
regenjassen op een pleintje waar een groep lopers wachtte tot de albergue open zou<br />
gaan. 's Avonds hadden we nog maar één regenjas. In <strong>Santiago</strong> wandelden we in<br />
druilerig weer door de smalle straten toen uit een bar een Spanjaard ons achterna<br />
kwam rennen. Waren we zo'n regenjas kwijt? Ja! Verbazing. Nou, die regenjas had<br />
hij. Nog grotere verbazing. De wandelaars in Palas do Rei hadden aan hem als<br />
fietser de jas meegegeven. Pelgrims in blauwe jasjes, hadden ze gezegd. En zo<br />
hadden we weer twee regenjassen die we nog heel hard nodig hadden tijdens onze<br />
tocht naar Finisterre en later naar Santander.<br />
The moving village, pelgrims trekken langs een eeuwenoude weg en communiceren<br />
op een eeuwenoude manier. Nieuws wordt aan elkaar doorgegeven, mensen stellen<br />
belang in elkaar. Ontmoeting in de ware zin van het woord. Voor wie daar voor open<br />
staat, is dit een kostbaar aspect van het pelgrimeren naar <strong>Santiago</strong>.<br />
Ria van der Meer
Na een nacht onder de sterren bij San Nicolas vroeg opgestaan. Het is eerste-<br />
pinksterdag 1990 en we willen op tijd in Sahagun, 6 km. verder, zijn om de mis bij te<br />
wonen.<br />
Plotseling gepiep naast ons in het bouwland: een scharminkel van een hondje<br />
probeert mankend naar ons toe te komen. Dat lukt hem slecht, hij heeft een gebroken<br />
schouder blijkt later. Ik geef hem wat water in mijn mok, een maatje geeft een<br />
stukje boterhamworst. Het beestje is uitgedroogd en uitgehongerd.<br />
Is hij op de naburige carretera uit de auto gegooid of hebben die hond-onvriendelijke<br />
Spanjaarden hem met zijn gebroken poot aan het heil van de Virgen del Puente (die<br />
in een kapelletje langs de weg huist) toevertrouwd? In ieder geval gaat hij hier in het<br />
bouwland een wisse dood tegemoet. Hoe vaak had ik het onderweg niet gehoord:<br />
pas op trap niet op die rups, kijk wat een prachtige vlinder, zie je hoe mooi die<br />
bloemen zijn? Ik krijg problemen met mijn geweten als ik hem hier laat liggen, maak<br />
dus mijn katoenen broodtasje leeg en stop hem erin (drie dagen later weegt hij vier<br />
kilo).<br />
Hij ligt onder ons bankje als we op de markt in Sahagun ontbijten; hij gaat in het<br />
tasje mee naar de mis en slaapt achter in de kerk naast onze rugzakken. Hij gaat<br />
mee dineren na de mis en krijgt een flinke portie van mijn vlees.<br />
Een vrouw wil hem wel hebben maar ik vertrouw die Spaanse hondeliefde niet erg,<br />
desnoods is er thuis wel ruimte voor hem. De EHBO-post weet er geen weg mee; het<br />
nonnenklooster ter stede wil hem niet, de politie zegt gooi hem maar weer in het<br />
bouwland. Hij gaat mee in het tasje dat we om beurten of samen bungelend aan een<br />
stok dragen Hij vreet een dooie salemander en een paar bedorven eieren bij een<br />
huis. De volgende dag koop ik een paar eieren en wat gehakt voor hem. We noemen<br />
hem Jago! Hij is zwart met geschimmelde poten, net geiteharen sokken. Ofschoon hij<br />
eruit ziet als een oud mannetje, heeft hij baby-ogen. Jago is op dat moment circa<br />
acht weken oud.<br />
In León komen we moeilijk onderdak met hond maar sint Jacobus helpt ons weer<br />
eens. Helpt hij ook de eigenares van de kamers? Het is er geen vetpot. Dit deel van<br />
de camino zit erop. We staan op het perron in León om de thuistreis te aanvaarden,<br />
Jago doet nog even een plasje. Dat wekt de aandacht van de Guardia Civil. Ho, ho,<br />
een hond mag niet zomaar in de trein. Ik kies voor de hond en mijn maatjes reizen<br />
af.<br />
Om één uur 's nachts begin ik aan een langdurige thuisreis met Jago al dan niet in<br />
een doos. Jagoeis een grote hond geworden, model Duitse staander, een enthousiast<br />
pelgrim, kampeerder en wandelaar.<br />
Eerbied voor het leven langs de weg<br />
Mieneke Jas
FONSBROUNS<br />
IGNAAS BREKELMANS<br />
THEO VAN DER LINDEN<br />
IDA BLOK<br />
WIM SLEDDENS<br />
ANNIE GARCIA-BARNET<br />
JAC VAN AARSSEN<br />
JOKE DEN DULK<br />
ANNEMARIE ROEBERT<br />
JACQUES EN SOFIE VAN BEEK<br />
NICO ZIJP
VlrLl;?n c L w<br />
Lege meseta<br />
witte hitte eindeloos<br />
hemel ofwel hel?<br />
vaag blauw de hemel<br />
monotoon geel de velden<br />
tweekleurig landschap<br />
extreme leegte<br />
hitte teistert mijn leden<br />
vol bloeit de distel<br />
het werk is gedaan<br />
graanhopen op het grasveld<br />
levend verleden<br />
zon in het zenith<br />
je mond droog als bordkarton<br />
wrede camino<br />
zon op je schedel<br />
in de berm lege flessen<br />
agua, por favor<br />
Tijdens onze fietstocht naar <strong>Santiago</strong> de Compostela ontstonden op het mesetagedeelte,<br />
waarschijnlijk door een samenstel van factoren, hitte, uitputting, de overweldigende<br />
impressie van het landschap, bovenstaande haiku's.<br />
Fons Brouns
Op zondag 8 april 1990 vertrok ik met mijn ezelin Saartje naar <strong>Santiago</strong>. Ik<br />
arriveerde op 27 april via de Belgische Ardennen in het prachtige natuurgebied "De<br />
Berg Gods" in de Franse Ardennen. Hier werd in de Ilde eeuw een chartreuse<br />
gebouwd waar de monniken de stilte beleefden op hun domein van 1300 hectare<br />
Deze monniken magen in Abraham, de vader van alle gelovigen, hun voorbeeld op de<br />
pelgrimstocht van het leven. Zij brachten dit onder andere tot uitdrukking in hun<br />
klooster-stempel, waarop zij de woorden van Abraham vastlegden: "Op de berg zal<br />
de Heer erin voorzien".<br />
Dit stempel ontving ik van een boer, monsieur Milhau, die nu een 50 hectare bewerkt<br />
van het grote domein dat in de Franse revolutie in handen viel van de staat. Met zijn<br />
vrouw en vier kinderen ontving boer Milhau mij en Saartje buitengewoon gastvrij. We<br />
hadden er een zware dag op zitten en waren moe van het lopen over moeilijk<br />
begaanbare paden met grote kiezelstenen. De zoon van boer Milhau was ons<br />
tegemoetgekomen en had ons de laatste etappe begeleid. Zo kwamen wij thuis op<br />
deze berg Gods waar Hij voor ons zorgde in de gastvrijheid van het gezin Milhau.<br />
Op zondag 29 april bezocht ik met de boerin de hoogmis in La Chêne. We luisterden<br />
daar naar het, voor mij als pelgrim, toepasselijke evangelie over de leerlingen van<br />
Emmaus met wie Jezus wandelde, hun ogen opende en hun harten verwarmde<br />
Saartje ontving intussen alle troost, zorg en aandacht van de kinderen op de boerde-<br />
rij. Ze had namelijk hartverscheurend gebalkt toen ik met de boerin vertrok Een van<br />
de kinderen Milhau maakte bijgaande mooie tekening van Saartje.<br />
Door het stempel van "de berg Gods" werd ik opnieuw uitgenodigd om al mijn<br />
vertrouwen, ook voor deze pelgrimstocht, op de Heer te werpen, in geloof dat "Hij in<br />
alles zal voorzien".<br />
In monte Dominus videbit (Genesis 22,14)<br />
Op de berg zal de Heer erin voorzien<br />
Ignaas Brekelmans, Brabantse pelgrim
Rijdend van Sauveterre de Béarn naar Saint-Jean-Pied-de-Port kwamen wij al<br />
borden tegen met het opschrift "Chemin de Saint Jacques". Op een van die borden<br />
staat "Gibraltar". Dit heeft niets te maken met de bekende kaap. Het is Baskisch en<br />
verwijst naar het hospitium van Harambelz, in de burt van Ostabat.<br />
De weg is een slecht geplaveid pad, omhoog slingerend tussen de bossen. Dit<br />
eenzame pad lijkt langer dan het is. Aan het einde een klein ve~aHen kerkje: de<br />
chapelle Saint-Nicolas uit de 12de eeuw. Helaas is het kerkje gesloten en er is<br />
nergens een sleutel verkrijgbaar. We moeten ons tevreden stellen met de buitenkant.<br />
Op het piepkleine kerkhofje staan een paar bijzondere grafstenen. Omdat er een<br />
davidster op staat denken wij dat het joodse graven zijn. Het zijn Baskische graven;<br />
de stenen zijn onderaan trapeziumvormig en van boven rond.<br />
Een dag later Arnegue en de oversteek van de Pyreneeën. Lang is de weg naar<br />
Compostela: 805 km. De hoogte van deze pas is lager, vergeleken met de toppen<br />
die nog moeten komen.<br />
Zon, weinig schaduw, zomerhitte. De weg eindeloos. Elke slag van de pedalen<br />
overspant enkele meters.<br />
Zo zijn we voort gegaan tot bij de heilige poort van Compostela. Het "waarom" doet<br />
denken aan de ijverige mieren even voorbij Nájera. Onze broodkruimels werden<br />
weggevoerd door vele mieren. Kruimels, veel groter dan deze beestjes groot zijn,<br />
gingen omhoog tegen zeer steile wanden. een inspanning groter dan de onze.<br />
Gebeurt dit om de voedselvoorziening van het mierenvolk in stand te houden3<br />
Misschien onbegrijpelijk voor deze diertjes?<br />
Voor ons is het onbegrijpelijk dat we deze weg gaan naar sint Jacob, zoon van.<br />
Zebedeus en Maria Salome, al 2000 jaar dood.<br />
Praten kunnen we niet met hem. We weten niet eens met zekerheid of de beenderen<br />
in Compostela eens tot zijn lichaam behoorden! Toch gingen wij verder, evenals de<br />
mieren, zon, hitte en dorst overwinnend.<br />
Want "iets" dat we niet begrijpen zette ons verder op weg.<br />
Onderweg - juli 1990<br />
Theo van der Linden
Er zijn wat wolken gekomen, waar de zon achter schuil gaat. Het geeft de vuurtjes<br />
op de meseta iets sinisters, alsof het al bijna avond is. Het eerst nogal stenige pad<br />
wordt een graspad. Het loopt vrijwel vlak. Heerlijk om door te stappen en na te<br />
denken.<br />
Ik geloof dat ik nu weet, voor mezelf tenminste, wat het verschil is tussen een<br />
bedevaart en een pelgrimstocht. Het is me een paar keer gebeurd dat ik Nederlandse<br />
toeristen uitlegde waarmee ik bezig was. Dan zeiden ze: "eigenlijk een bedevaart<br />
dus?" Ik had sterk de neiging om te zeggen: "nee, geen bedevaart". Maar wat het<br />
verschil dan zou zijn met een pelgrimstocht kon ik zo een, twee, drie niet uitleggen.<br />
Ik denk dat het bij een bedevaart om het einddoel gaat, een voor jou heilige plaats<br />
waar je heengaat om te bidden. Het doet er niet toe op welke manier je er heen gaat.<br />
Terwijl het juist bij een pelgrimstocht om de tocht zelf gaat. Het is geen vakantiereis,<br />
hoewel het er soms even op lijkt. Het betekent doorlopen, ondanks zere voeten, ook<br />
als het regent of heet weer is. Het kan betekenen een dag lang geen café tegenko-<br />
men om op adem te komen, slapen op een kale vloer omdat er geen gite is, dood-<br />
vermoeiende stukken langs de grote weg met langsrazend verkeer. Of je naar je<br />
einddoel gaat om daar te bidden is dan minder belangrijk. Dat heb je onderweg al<br />
gedaan, bij de tekenen van vroomheid van vorige generaties, bij kruisen en in<br />
kerken, misschien ook bij bruggen en hospitalen.<br />
Ik schrik op uit mijn gepeins als er ineens twee fietsers achter me aankomen. De<br />
meseta lijkt eindeloos, toch kan Hontanas niet zo ver meer zijn. De lage zon komt<br />
nog even door, recht voor me. Ineens is het dal daar. Bijna tegelijkertijd zie ik een<br />
kerktoren, dan de rest van het dorp, dicht opeen gepakt in een zijdal.<br />
3 oktober 1994<br />
Ida Blok
Ik had me altijd voorgesteld dat ik van mijn eigen huis af zou vertrekken. En zo<br />
liep ik met mijn rugzak de wijk uit, richting Veghel. Daar zou ik de eerste nacht<br />
kunnen slapen. Van daar verder, steeds verder weg van huis en van mijn vertrouwde<br />
omgeving.<br />
Mooie zonnige dagen werden afgewisseld met kou en regen. De route langs de<br />
Maas was heel anders dan ik me had voorgesteld. Ik liep stevig door, ik voelde me<br />
goed. In gedachten had ik de hele tocht ingedeeld in stukken van 30 kilometer en op<br />
basis daarvan ook afspraken gemaakt. Op 20 maart zou ik in Vézelay zijn.<br />
Vrijheid houdt een aantal factoren in, ook een factor waar ik niet aan gedacht had:<br />
mezelf. In de loop van de tweede week merkte ik dat ik mezelf allerminst vrij liet. Ik<br />
had haast en die haast ging als een last op me drukken. Op een morgen kon ik<br />
nauwelijks echt meer op pad. Ik begreep niet waarom maar het was gewoon zo. Ik<br />
besloot om een paar dagen te rusten. Dat zou inhouden dat ik een stuk met de trein<br />
zou moeten inhalen. Maar het was een goed besluit. De weg biedt zijn eigen mogelijkheden<br />
maar vraagt ook zijn eigen ritme. Ik voelde dat ik me daarnaar te richten<br />
had. En toen ik dat kon maakte dat mijn gevoel van vrijheid een stuk echter. [...l<br />
De camino de <strong>Santiago</strong> geeft een kader aan waarbinnen je op pad kunt gaan. De<br />
camino draagt je. Ik heb er vaak over nagedacht waarom dat zo is. Voor een deel<br />
zijn het de andere pelgrims die je ontmoet en met wie je, in alle vrijheid tegenover<br />
elkaar, samen optrekt. Je herkent elkaar, je ziet de rustige maar zekere doelgericht-<br />
heid. Ik voelde ook de kracht van de weg, van de camino zelf. Vele eeuwen hebben<br />
mensen die tot een weg gemaakt. Ik voelde het ook aan de gastvrijheid van de<br />
mensen onderweg en in de refugios en aan de manier waarop mensen je ontvangen<br />
en verder helpen.<br />
In het kader van elkaar regelmatig tegenkomen op de rustpunten en slaapplaatsen<br />
onderweg heb ik me helemaal thuis gevoeld. Binnen dit kader kon de stilte van elke<br />
dag heel diep in me doordringen, samen met het weidse landschap en de hemel. De<br />
wilde bloemen die overal bloeiden werden mijn vrienden. De ruimte van het land-<br />
schap gaf mij ruimte van binnen. De hartelijkheid en gastvrijheid gaven me vertrou-<br />
wen. En binnen dit geheel is de stilte me het meest dierbaar geworden.<br />
Op weg gaan<br />
Wim Sleddens
Op 2 mei 1993 zette ik in Vézelay mijn eerste stappen op weg naar <strong>Santiago</strong>,de<br />
Compostela. Daar kreeg ik ook mijn eerste stempel met de volgende zegen van een<br />
pater franciscaan: "Que sainte Marie-Madeleine vous protege sur la route de saint<br />
Jacques".<br />
De eerste dagen liep ik niet zo veel, gemiddeld zo 'n 18 kilometer per dag. Mijn<br />
rugzak bleek te zwaar te zijn en mijn schouders deden pijn. Bovendien had ik van te<br />
voren niet getraind en had me tot doel gesteld om elke dag ergens aan te kloppen<br />
voor onderdak en eten. Ik probeerde daarom elke dag om ongeveer twee uur 's<br />
middags op de plaats van bestemming te zijn en dat is mij gelukt.<br />
Aan mijn staf en mijn schelp zag men dat ik een pelgrim was. Mijn staf werd voor mij<br />
op maat door mijn vader gemaakt. Omdat mijn vader nogal mager is en eigenlijk<br />
graag met mij mee was gegaan, zag ik hem in deze staf als mijn reisgezel. I...]<br />
Het Franse deel van mijn route was zeer waardevol voor mij vanwege de vele<br />
gevarieerde ontmoetingen. Deze confronteerden me dikwijls met de vragen die ik<br />
mezelf stelde. Elke dag en elk moment had ik het gevoel dat ik moest zijn waar ik<br />
was. [...l<br />
In Roncesvalles begon voor mijn gevoel een geheel nieuw gedeelte van mijn<br />
pelgrimstocht, als gevolg van het feit dat de tocht een meer georganiseerd karakter<br />
kreeg. Daardoor werd het voor mij een stuk gemakkelijker en kon ik wel tot 44<br />
kilometer per dag afleggen.<br />
Omdat ik steeds meer pelgrims ontmoette, werd het voor mij wel moeilijker om alleen<br />
te lopen. Dat wilde ik graag, omdat ik de eenzaamheid en stilte nodig had tijdens de<br />
momenten van meditatie en gebed Tijdens deze momenten realiseerde ik me dat ik<br />
enerzijds klein en zwak was ten opzichte van de grootsheid van alles om me heen.<br />
Anderzijds voelde ik me ook groot en sterk omdat ik daar deel van uitmaakte. Juist<br />
daarin lag de essentie van mijn tocht.<br />
Met mijn man en kinderen en mijn moeder had ik afgesproken hen op 20 juli op de<br />
Monte del Gozo te ontmoeten om de laatste vier kilometer naar <strong>Santiago</strong> de Compostela<br />
samen af te leggen. Op 21 juli heb ik mijn rugzak aan de voeten van saint<br />
Jacques neergelegd Vanwege het massale gebeuren voelde ik me leeg en verloren<br />
en wilde direct de stad verlaten.<br />
Twee maanden later kreeg ik de gelegenheid om terug te gaan naar saint Jacques.<br />
Toen pas kreeg ik het gevoel dat ik mijn pelgrimstocht in alle rust had voltooid<br />
Met mijn staf op stap<br />
Annie Garcia-Barnet
Om half zes al op weg na 'n slechte nacht. Te lang bleven groepjes Spaanse<br />
vrouwen kwebbelen in de overvolle slaapruimte en ik vraag me af wanneer die<br />
mensen wél slapen.<br />
Kom maar moeilijk op gang, er zit oweer in de lucht en soms vallen er regendruppels.<br />
Ik tast naar mijn poncho maar even later breekt de koperen ploert even<br />
vriendelijk als beslist opnieuw door de wolken. Het voetpad is oud en smal en als<br />
een riviertje in de grond uitgeslepen. De onvolprezen gele markering voert ons door<br />
dorpjes waar je, als je de armen strekt, met elke hand een boerderijtje kunt aanraken.<br />
Over heuvels gaat het en langs velden die zo groen zijn als in Galicië maar kan.<br />
Ze zijn afgezet met plakken steen die soms als grafstenen lijken. Soms is de grond<br />
erg drassig maar dan is er altijd weer een steen om je verder te helpen. Hier een<br />
verweerd kapelletje, daar 'n machtig stenen kruis dat al zoveel eeuwen de camino<br />
markeert, als een van de vele bakens. Soms ook 'n aandoenlijk zelfgetimmerd en<br />
bekwast wegwijzertje, ingeklemd tussen 'n paar stenen.<br />
Weer word ik er fel door geraakt, door het beleven van deze dingen, en door de<br />
herinnering aan wat ooit was op deze weg en nooit meer terug zal kunnen komen.<br />
Woorden en regels zoals ik ze ooit las woelen rond in mijn hoofd. Zoals ik ze nu<br />
onderga lijken ze mij van alle tijden:<br />
"Er zijn van die momenten ...<br />
ik weet niet wat het is,<br />
maar het vibreert als een tak<br />
die terug slaat in mijn gezicht.<br />
En daarachter opnieuw dat landschap waarvoor ik kwam<br />
en dat me broodnodige onverschilligheid leert;<br />
zichzelf zien als iets dat passeert, en 't besef:<br />
al een heel eind van huis, en ik ga steeds méér<br />
over die onzichtbare brug die achter mij afbreekt ..."<br />
Ik versta de zangvogels boven onze hoofden niet, maar misschien zingen zij wel<br />
dezelfde woorden in het onbeschrijfelijke licht van deze zomerdag dat me godsblij en<br />
warm maakt van buiten en van binnen.<br />
Vrijdag 7 augustus 1994<br />
Van Portomarin naar Palas del Rey<br />
Jac van den Aarssen
We (Michel en Joke) gingen in de vastentijd van 1990 op weg om pelgrimerend<br />
aan te komen. Aankomen, waar?<br />
We gingen op reis na een moeilijke periode, waarbij wrevel zich in ons had genesteld<br />
en als een steen op ons hart lag. We beseften dat we afstand moesten nemen van<br />
de voorbije periode en wrevel kwijtraken, wilden we ons bezinnen op de komende<br />
tijd. Juist daarom kozen we de veertigdagentijd.<br />
Pelgrimeren, zei eens een pater tegen ons, is het leven spelen. Het leven van<br />
ontberen, doorzetten, in je opnemen en verstaan. Dat hebben we ervaren. De<br />
negatieve elementen waarmee we geconfronteerd werden, zoals angst, teleurstelling,<br />
meningsverschil en vermoeidheid zijn nu, na zes jaren, wegge-ebd. De goede<br />
ervaringen van voldoening, blij zijn met de hartelijkheid onderweg en je laten vinden,<br />
werken nog altijd door. De stilte, de grootheid van de natuur konden ons opgetogen<br />
maken.<br />
We bezochten veel kerken en kathedralen. We werden erdoor geraakt en aange-<br />
moedigd om naar binnen te gaan vanuit een zekere nieuwsgierigheid maar ook<br />
vanuit een verlangen de vindplaats te benaderen van God en van je diepste zelf; om<br />
iets te ondergaan van de grootheid, de schoonheid en het mysterie. Het vraagt een<br />
intense aandacht om alles in je op te nemen.<br />
We voelden ons vereend met de pelgrims die ons vóór gingen door de stad, langs de<br />
autowegen, door de natuur. Op wegen waar mensen verloren lopen en waar zwer-<br />
vers hun weg gaan zonder doel, zonder uitzicht. De pelgrim weet het doel en heeft<br />
uitzicht. Eenmaal het doel bereikt weet hij dat dit zich heeft verlegd naar binnen in de<br />
mens, in relatie met God, met het mysterie.<br />
We liepen vaak in stilte om het beleven een grotere en diepere kans te geven. Het<br />
bracht ons nader tot elkaar. Juist het woordeloos bij elkaar zijn deed ons elkaar<br />
verstaan. De wrevel, de steen vergruisde wel op de weg naar <strong>Santiago</strong> de Compos-<br />
tela. De kaarsen op een koude dag aangestoken in Lourdes, onder het uitspreken<br />
van namen van mensen waarmee we verzoend dienden te worden, deden ons<br />
verlicht terugkeren naar huis.<br />
We waren weggetrokken uit de verwarring en mochten in die vrijheid komen, waar<br />
barmhartigheid en vergeving levenskrachten zijn.<br />
Vragen zullen blijven komen: Wie ben ik? Wat ben ik? Waar woon ik? Waar hoor ik<br />
thuis?<br />
Mijn antwoord is: ik ben een mensenkind, en pelgrim, thuisgekomen bij de start,<br />
maar anders: meer bij mezelf en toch steeds op weg.<br />
Aankomen, waar?<br />
Joke den Dulk
Een drukke, volle dag: emotioneel. Om te beginnen ging ik naar de kathedraal.<br />
Mario Clavell, iemand van het bestuur van het genootschap in <strong>Santiago</strong>, had mij<br />
zondag op straat herkend van uit de processie tijdens de feestdag van sint Jacob. Ik<br />
denk, voornamelijk via die prachtige schelp van mij. Ik vroeg hem of ik de Codex<br />
Calixtinus zou mogen zien. Hij stuurde mij naar Don José Maria Diaz Fernández.<br />
Vóór het koorgebed van halftien zat ik des anderendaags bij de sacristie. Een van de<br />
kanunniken, Don Celestino, was heel behulpzaam: hij zou Don José Maria wel<br />
opvangen. Na een tijdje kwamen beide heren pratend naar mij toe.<br />
Ik mocht mee naar het archief. Een sleutel als die van Petrus voor de hemelpoort<br />
kwam tevoorschijn. Nog even moest ik wachten in een hal met een prachtige uit hout<br />
gesneden Jacobus Matamoros.<br />
Boven gekomen gingen we een kamer binnen, vol perkamenten banden. Een<br />
prachtige houten doos met ivoor ingelegd werd op tafel gezet. Zittend aan die tafel -<br />
staande was ik misschien wel gevallen! - zag ik daar die Codex: een rijkdom. Ja, ik<br />
mocht hem zien, ik mocht hem aanraken: de perkamenten bladen, zo helder beschreven.<br />
Wat een initialen! Zo verschillend van stijl. De hele geïllustreerde bladzijde<br />
van Karel de Grote, meen ik. Het rood was mooier dan ik ooit gezien had. Kan grijs<br />
zo glanzend zijn? Tranen van ontroering liepen zo maar uit mijn ogen. Dit was weer<br />
een hoogtepunt. Wat mooi, wat mooi.<br />
De tijd dat ik de codex mocht bekijken leek me veel te kort.<br />
Een beetje verdwaasd en nog steeds met tranen in de ogen, keerde ik via het<br />
kloosterpand naar de kathedraal terug.<br />
Wat een geluk ...<br />
<strong>Santiago</strong>, maandag 27 juli 1992<br />
Annemarie Roebert
Wij liepen naar de kathedraal<br />
met allen, die in het verleden<br />
omhoog klommen naar zijn portaal<br />
en aan zijn voet hebben gebeden;<br />
hun hand spreekt duidelijke taal.<br />
'Wij liepen naar de kathedraal,<br />
al hadden wij niet zo geleden<br />
(als pelgrims, doodmoe en versleten,<br />
wij legden onze hand ditmaal<br />
in Jesses stenen stamverhaal.<br />
Rust daalde over onze leden.<br />
Zo hebben wij even gebeden<br />
iln Jacobeo's kathedraal.<br />
Hun hand spreekt<br />
Jacques en Sofie van Beek
EL CAMINO, die voor mij begon in Den Helder, waar ik, ondanks de zwakke mo-<br />
menten van mijn kant, trots op ben die gelopen te hebben.<br />
EL CAMINO, waar ik voor het eerst sinds jaren weer met meerdere vlooien kennis-<br />
maak.<br />
EL CAMINO, waar meerdere refugio's aan een verwende Nederlander een goed en<br />
volgens tradities een gratis onderdak geven.<br />
EL CAMINO, die dank zij gele verfstrepen en gele linten, goed is aangegeven.<br />
EL CAMINO, waar je niet het lef hebt vanaf te wijken, want er zijn altijd Spanjaarden<br />
op weg, die je dan terug roepen en je op de traditionele weg terugzetten.<br />
EL CAMINO, in het land waar de stamgasten 's ochtends voor hun werk al hun borrel<br />
komen halen.<br />
EL CAMINO, in het land waar je opmerkelijk veel jonge kinderen op straat ziet.<br />
EL CAMINO, in het land waar de kerken erg gastvrij zijn voor ooievaars op het dak,<br />
mogelijk om zo vergroting van het kindertal te stimuleren.<br />
EL CAMINO, in het land, waar vaak de teléfono publico ten onrechte wel de munten<br />
inslikt, maar je geen seconde contact met thuis oplevert.<br />
EL CAMINO, in het land waar, als je de weg vraagt, mensen twee, drie straten<br />
meelopen om je de goede richting in te sturen.<br />
SANTIAGO, de stad waar je als rijke Nederlander en nederige pelgrim om een gratis<br />
maaltijd komt vragen aan de achterdeur van het vijf-sterren-hotel van Los Reyes<br />
Católicos.<br />
SANTIAGO, met een kathedraal, waar als het ware een wandelstraat doorheen loopt<br />
met babbelende mensen, de ene hoofdpoort in, langs het hoofdaltaar en de andere<br />
hoofdpoort weer uit.<br />
SANTIAGO, waar ik in de kathedraal zeven kaarsjes heb opgestoken:<br />
- voor alle vriendelijke mensen onderweg die me gedag zeiden, met wie ik een<br />
praatje maakte, die mij iets toeriepen zoals "priez pour nous a Compostelle";<br />
- voor alle mensen die mij onderdak gaven of een plekje voor mijn tent, ook voor<br />
diegenen die mij de juiste weg wezen en soms een paar straten meeliepen;<br />
- voor diegenen, die niet zoals ik de vrijheid en de rijkdom hebben om zich meer dan<br />
tweeduizend kilometer voort te bewegen door meerdere landen;<br />
- voor al mijn vroegere collega's uit het onderwijs, vooral tientallen waar ik met veel<br />
plezier dertig jaar verkering mee gehad heb;<br />
- voor mijn twee zussen, tien schoonzussen en elf zwagers, dat we het met ons allen<br />
samen nog lang mogen volhouden;<br />
- voor mijn zes zonen en lieve schoondochters, dat ze veel geluk en plezier mogen<br />
hebben, thuis en bij hun werk;<br />
- voor mijn allerliefste in onze volgende levensfase.<br />
Jacobuslitanie<br />
Nico Zijp
epiloog<br />
HANNY POUDEROYEN<br />
BOB DUIJVESTIJN
Wanneer een mens na het babystadium gaat lopen wordt hij "groot". Maar lopen<br />
kunnen we altijd blijven doen. Lopen is de manier om de dingen om ons heen rustig<br />
en intens te verkennen. Toch verandert ook dan de wereld, al is het langzaam. Tot er<br />
ineens de grens is van de eigen woonplaats. Een beetje vreemdeling word je d an al.<br />
Een snelweg over, boerenland in, de mensen gaan omkijken. "Wie ben je?", "Wat<br />
doe je met die rugzak?", "Waar ga je heen?". Maar nog steeds kan je in een<br />
I jouw<br />
vertrouwde taal antwoord geven.<br />
Rivieren over, hier wordt het Nederlands veel zachter uitgesproken, maar me !er en<br />
meer wordt de schelp herkend en de vreemdeling goede reis gewenst en ster1 cte op
ijn verre tocht. Ineens de eerste officiële landsgrens. De taal wordt Vlaams, moei-<br />
liijker verstaanbaar maar de schelp is het paspoort van de vreemdeling. Hij brengt<br />
een plekje in een privé-tuin voor de tent als er geen camping blijkt te zijn. Mensen<br />
raken geinteresseerd in belevenissen.<br />
Dan letterlijk van de ene voet op de andere een taalgrens. Hier voel je je echt<br />
wreemdeling, de Franse taal niet direct paraat, andere gewoontes, de weg onduide-<br />
lijk Vreemdeling, je weet waarheen je wil maar zonder hulp kom je er niet Vragen<br />
dus, en weer wordt de schelp herkend, een processie gestopt en de vreemdeling<br />
onderdak en voedsel geboden, een kortere, mooiere route over een privé-terrein<br />
gewezen. De schelp zal de volgende dag de boze boswachter in een glimlachende<br />
engel doen veranderen.<br />
Voort gaat de vreemdeling, de volgende landsgrens over, de taal komt vloeiender<br />
over de lippen, communiceren met de lokale bevolking wordt gemakkelijker,<br />
"Vreemdeling, we weten waar je heengaat!", "Steek een kaars voor ons op!", "Bon<br />
courage!".<br />
Dan de grote steden Zonder rugzak ben je kwetsbaar, een "gewone toerist". Niets is<br />
meer vanzelfsprekend. Naakt ben je zonder schelp.<br />
Langzaam verandert het landschap, seizoenen wisselen, voorjaar wordt zomer,<br />
romer wordt herfst. Fruit rijpt, graan wordt geoogst, velden geploegd. En weer volgt<br />
een taalgrens, een die onzeker maakt. Echt vreemdeling ben je nu, Baskisch is met<br />
niets te vergelijken. Maar je paspoort hangt op je rug. Pelgrim, wat moest je zonder<br />
die schelp. Vreemdeling ben je, vreemdeling zou je blijven. Nu ben je een beetje<br />
vriend: "Ongi ibil!".<br />
Dan een heuse hoge grens, de Pyreneeën. Je voeten merken deze grens, de<br />
schoenen gaan slijten, ze worden zelfs een beetje vreemdeling voor jou De Spaanse<br />
taal onvoldoende machtig, er kan geen gesprek gevoerd worden met de plaatselijke<br />
bevolking. Toch is daar weer je paspoort: de schelp. Er wordt meegelopen om de<br />
weg te wijzen, onderdak spontaan aangeboden, een handvol druiven. Pelgrim word<br />
je langzamerhand op de Camino de <strong>Santiago</strong>. "Ultreia!".<br />
Strompelend ga je nu verder, hoe krijg je een blaar verzorgd. Maar dan is er de<br />
bemande refugio, de hospitalero begrijpt de omhooggstoken voet.<br />
En verder kan de vreemdeling de laatste grenzen over de Galicische taalgrens, de<br />
stadsgrens van <strong>Santiago</strong>, de drempel van de kathedraal Met zijn hand op de pilaar,<br />
waar miljoenen hem voorgingen, verdwijnt de vreemdeling Hier spreekt iedereen<br />
dezelfde taal, luistert met dezelfde ademloze spanning naar het voorlezen van de<br />
plaatsen van vertrek, kijkt uit naar het zwaaien van de botafumeiro En of hij nu<br />
kwam voor sint Jacobus, saint James, saint Jacques of <strong>Santiago</strong>, pelgrim is hij nu<br />
onder andere pelgrims. "Thuisgekomen!".<br />
Het is een vreemdeling zeker..<br />
Hanny Pouderoyen
Als in de 9de eeuw in het uiterste westen van Spanje het (vermeende) graf van de<br />
apostel Jacobus wordt ontdekt, brengt dat een gigantische volksverhuizing op de<br />
been, die de hele middeleeuwen door geduurd heeft. Via de camino de <strong>Santiago</strong><br />
liepen of reden jaar in jaar uit honderden, ja duizenden pelgrims, voorzien van staf<br />
en Jacobsschelp naar <strong>Santiago</strong>, de meesten haveloos, bedreigd door het klimaat,<br />
door roofdieren of - nog erger - de roofzuchtige medemens, zich voedende met wat<br />
zij onderweg vonden of wat hun als gave werd geboden.<br />
Na een tocht van maanden, soms jaren, kwamen ze in de stad aan, huilend van<br />
emoties over het volbrengen van hun pelgrimage, die velen als boete was opgelegd.<br />
Als ik na drie weken comfortabel fietsen in de stad aankom - nou ja, wegen en<br />
bergen maakten dit toch niet altijd even comfortabel - stel ik vast dat ik helemaal niet<br />
door emoties geraakt word: ik ben niet trots, niet opgelucht dat het einddoel bereikt<br />
is, niet verdrietig dat de tocht voorbij is, ik ben er gewoon.
Vlak voor <strong>Santiago</strong> ligt de Monte del Gozo, de berg der vreugde, van waaruit de<br />
pelgrims van weleer de heilige stad met haar kathedraal voor het eerst konden zien;<br />
zij huilden dan van vreugde. Als ik boven op de heuvel sta, blijken mijn emoties niet<br />
te zijn meegereisd. Door de ochtendnevel kan ik aan de stad onder me geen<br />
bijzonderheden ontdekken. Het bouwwerk dat mij het eerst in het oog springt is het<br />
voetbalstadion.<br />
Ik ken ook geen emoties als ik de kathedraal binnenkom en mijn hand leg op of in de<br />
zuil van de Pórtico de la Gloria; ik voel me ook niet verbonden met al diegenen die<br />
me in dit ritueel eeuwenlang zijn voorgegaan. Ik geloof dat het hem hierin zit: voor<br />
mij was de reis niet de echte pelgrimage, vol ontberingen en gevaren. Het weer, mijn<br />
conditie en per saldo ook de fiets droegen ertoe bij dat mijn tocht wellicht wat te<br />
gesmeerd is verlopen.<br />
Toen op de dag van aankomst 's middags de zon scheen ben ik op de fiets terug-<br />
gekeerd naar de berg der vreugde, in de hoop dat ik mij nu wel kon inleven in de<br />
vreugde die de vroegere pelgrims vervulde bij het zien van stad en kathedraal.<br />
Tevergeefs. De stad lag gehuld in een mede door CO-2-output veroorzaakte hard-<br />
nekkige sluiernevel en weer was het het stadion dat ik het eerst en het meest<br />
prominent ontwaarde.<br />
Wat mij toen gebeurde is zuivere ironie.<br />
Boven op de Monte del Gozo staat een modern monument, geplaatst naar aanleiding<br />
van het bezoek van paus Juan Pablo Dos in 1993 aan <strong>Santiago</strong>. Als ik bij dat<br />
monument sta, komt er net een bus met Japanners aangereden. De reisleider stapt<br />
als eerste uit en vraagt naar mijn herkomst:<br />
"From Holland"<br />
"From Holland, Amsterdam?"<br />
"Yes, from Amsterdam", ik wou niet provoceren met Philips Eindhoven.<br />
"Your bike?"<br />
"Yes, I came by bike."<br />
"Ooooh, by bike! How far from Amsterdam?"<br />
Ik zeg: "two thousand four hundred kilometers."<br />
"Ooooh, two thousand four hundred kilometers! How old are you?"<br />
Ik zeg: "fifty" en loog dus nog een paar jaartjes.<br />
"Ooooh fifty!"<br />
Het gevolg laat zich raden. In no time waren op gezag van de reisleider fiets en<br />
berijder het middelpunt van een heel reisgezelschap, dat door zo 'n dozijn fototoe-<br />
stellen werd gefocust. Dat nu was het lot van de sterke en eenzame fietser die<br />
pelgrim wilde zijn: een toeristische attractie.<br />
Column<br />
Bob Duijvestijn
NEDERLANDS GENOOTSCHAP VAN SINT JACOB