11.09.2013 Views

Verzekeringsrecht jurisprudentie 2002.pdf - Ex Tunc

Verzekeringsrecht jurisprudentie 2002.pdf - Ex Tunc

Verzekeringsrecht jurisprudentie 2002.pdf - Ex Tunc

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

OTOS-Jonkman (1990) Verzekeringsovereenkomst. Meldingsplicht verzekerde t.a.v. risicoverzwaring.<br />

Vervaltermijnclausule. Beperkende werking redelijkheid en billijkheid. Iedere tussen<br />

partijen als gevolg van een overeenkomst geldende regel, dus ook een<br />

vervaltermijnclausule, is n.v.t., voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar<br />

maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. In december 1983<br />

was m.b.t. de woning Bakkeveensterweg 3 te Waskemeer tussen de eigenaren - de<br />

erven Jonkman - en OTOS als verzekeraar een door de erflater, Jonkman sr., gesloten<br />

verzekeringsovereenkomst van kracht, welke o.m. dekking gaf tegen schade door<br />

water. In die maand heeft de woning een waterschade opgelopen ten bedrage van fl.<br />

14081,-. De woning was toen sinds anderhalf jaar - sinds het overlijden van Jonkman<br />

sr. - niet bewoond, maar nog wel gemeubileerd en als woning ingericht. OTOS wil<br />

geen schade uitkeren en beroept zich erop dat geen kennis was gegeven van het buiten<br />

gebruik raken van de woning.<br />

Hogenboom-Unigarant (1993) Hier is niet aan de orde de vraag of, in het kader van een wettelijke verplichting tot<br />

schadevergoeding, een bepaalde schade als gevolg van de gebeurtenis waarop<br />

aansprakelijkheid berust, aan de aansprakelijke kan worden toegerekend, doch de<br />

vraag of een causaal verband aanwezig is, dat in een overeenkomst voor een bepaald<br />

overeengekomen rechtsgevolg wordt geëist tussen twee gebeurtenissen van andere<br />

aard, hier het voormelde ongeval en de hier bedoelde functiestoornis. Bij de<br />

beoordeling of een dergelijk in een overeenkomst geëist causaal verband aanwezig is,<br />

komt het in de eerste plaats aan op inhoud en strekking van die overeenkomst en, zo<br />

daarover geschil bestaat, op uitleg van die overeenkomst. Uitleg van de<br />

verzekeringsovereenkomst is voorbehouden aan de feitenrechter. In deze zaak eist<br />

Hogenboom van Unigarant uit hoofde van een mede te zijnen behoeve gesloten<br />

overeenkomst van reisverzekering een uitkering van fl. 100.000,- wegens een hem<br />

tijdens een kampeervakantie in België overkomen ongeval hierin bestaande dat op of<br />

omstreeks 30 aug. 1975 een door P. Kint bestuurde auto tegen de tent aanreed waarin<br />

hij lag te slapen. Daarbij heeft Hogenboom, naar hij stelt, lichamelijk letsel opgelopen<br />

aan zijn rechterschouder en -arm, dat ertoe heeft geleid dat hij blijvend invalide is<br />

geworden. Unigarant stelt daartegenover dat een organische oorzaak van de blijvende<br />

pijnklachten van Hogenboom nooit is vastgesteld en dat, ook indien Hogenboom niet<br />

simuleert maar lijdt aan conversie-hysterie, diens huidige toestand geweten moet<br />

worden aan psychische stoornis en niet aan het ongeval. De onderhavige verzekering<br />

dekt ondermeer blijvende invaliditeit, dat wil volgens de verzekeringsvoorwaarden<br />

zeggen ‘elke in de toekomst niet voor verbetering vatbare beschadiging van het<br />

lichaam en/of geest, als rechtstreeks gevolg van een ongeval’.<br />

AANVULLENDE JURISPRUDENTIE<br />

Nationale Nederlanden – ’t Witte Wij nemen dan ook aan dat het alleszins redelijk is ook de niet in geld gedane<br />

Paerdje (2003) opofferingen (vullen brandblusser) onder ‘onkosten’ in de zin van art. 283K te laten<br />

vallen. Dit wordt ondersteund door het nieuwe wetsartikel 7:957 BW en de uitspraak<br />

van de Hoge Raad in het arrest NN-’t Witte Paerdje: HR 10 oktober 2003, RvdW<br />

2003, 159 is de Hoge Raad teruggekomen op de uitleg van art. 283, lid 2 K (oud)<br />

zoals gegeven in het arrest Parlevliet, HR 3 april 1914 waarin de Hoge Raad zoals<br />

gezegd had geoordeeld dat de onder het begrip ‘onkosten’ alleen met geld te betalen<br />

uitgaven vallen en niet tevens op geld waardeerbare opofferingen. Door te stellen dat<br />

de uitspraak niet in overeenstemming is met de huidige opvatting zoals die in de<br />

literatuur en in art. 7:957 BW tot uitdrukking komt. Indien voor de vulling van de<br />

brandblusser van de buurvrouw een rekening wordt overlegd is er geen twijfel dat dit<br />

onder de kosten van art. 7:957, tweede lid, BW valt.<br />

Te late schademelding Verzekeraar stelt dat door de te late schademelding haar de mogelijkheid is onthouden<br />

om tijdig zelfstandig onderzoek te doen, feiten en omstandigheden te verzamelen die<br />

van belang zijn voor de dekkingsvraag en zelf in een vroeg stadium van het geschil<br />

een een schikkingspoging te ondernemen. Hierdoor stelt de verzekeraar in zijn<br />

belangen te zijn geschaad. Op grond van artikel 7:941 lid 4 kan de verzekeraar een<br />

verval van het recht op uitkering slechts bedingen indien hij door niet nakoming van<br />

de meldingsplicht in een redelijk belang is geschaad.<br />

Het gerechtshof stelt vast dat de verzekeraar wel enigszins is benadeeld door de te late<br />

melding (verzekeraar is de mogelijkheid van een beter schikkingsresultaat onthouden)<br />

maar dat dit niet een geheel verval van het recht op uitkering rechtvaardigt. De in lid<br />

4 besloten liggende norm van redelijkheid en billijkheid brengt met zich mee dat op<br />

het moment dat de omvang van de schade wel kan worden vastgesteld het niet redelijk<br />

is de sanctie van het (geheel) vervallen van het recht op uitkering toe te passen, maar

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!