maart/april 2001 de moederschapsideologie van het ... - Nemesis
maart/april 2001 de moederschapsideologie van het ... - Nemesis
maart/april 2001 de moederschapsideologie van het ... - Nemesis
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
MAART/APRIL <strong>2001</strong><br />
2<br />
GELUKE-B E HANDELINGSWETGEVING<br />
IN DE 21 E EEUW<br />
OLIEVLEK OF ZWART GAT?<br />
PROTOCOL 12 BIJ HET EVRM<br />
BESCHERMING TEGEN DISCRIMINATIE VERBREED<br />
DE MOEDERSCHAPSIDEOLOGIE VAN<br />
HET EUROPESE HOF<br />
DISCUSSIE VERVOLGD<br />
VAN RECHT OP ARBEID NAAR<br />
ARBEIDSPL1CHT?<br />
KRONIEK SOCIALE ZEKERHEID
Verschijnt zes maal per jaar<br />
Redactie:<br />
Els <strong>van</strong> Blokland, Marjolein <strong>van</strong> <strong>de</strong>n<br />
Brink, Renée Kool, Ellen-Rose Kambel,<br />
Jet Tigchelaar, Albertine Veldman,<br />
Sarah <strong>van</strong> Walsum, Mies Westerveld.<br />
Me<strong>de</strong>werksters:<br />
Susanne Burri, Eva Cremers, Malva<br />
Driessen, Stans Goudsmit, Annelies<br />
Henstra, Yvonne Konijn, Tessel <strong>de</strong><br />
Lange, Katinka Lünnemann, Liesbeth<br />
Lijnzaad, Mies Monster, Louise<br />
Mul<strong>de</strong>r, Frans Pennings, Linda Sen<strong>de</strong>n,<br />
Marianne Voets, Ria Wolleswinkel.<br />
Redactiesecretariaat:<br />
Marjan Wijers - redactiesecretaris<br />
Postbus 93639<br />
1090 EC Amsterdam<br />
tel. 020 - 6684069<br />
fax 020-668437 T<br />
E-mail mwijers@clara-wichmann.nl<br />
Website :<br />
www.clara-wichmann.nl<br />
<strong>Nemesis</strong>:<br />
<strong>Nemesis</strong> is een uitgave <strong>van</strong> Kluwer<br />
en maakt <strong>de</strong>el uit <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
Clara Wichmann Instituut, <strong>het</strong><br />
Wetenschappelijk Instituut Vrouwen<br />
en Recht.<br />
Abonnementen:<br />
ƒ 165,- per jaar inclusief opbergband,<br />
losse nummers ƒ 35,-,<br />
opbergban<strong>de</strong>n ƒ 37,50.<br />
Abonnementen-administratie:<br />
Kluwer Af<strong>de</strong>ling Klantcontacten,<br />
Postbus 23, 7400 GA Deventer,<br />
tel. 0570-673 555<br />
Automatische bestellijn 0570 - 673 511<br />
Fax 0570-632 411<br />
Email info@kluwer.nl<br />
Abonnementen kunnen schriftelijk tot<br />
uiterlijk 1 <strong>de</strong>cember <strong>van</strong> <strong>het</strong> lopen<strong>de</strong><br />
abonnementsjaar wor<strong>de</strong>n opgezegd. Bij<br />
niet tijdig opzeggen wordt <strong>het</strong><br />
abonnement automatisch met een jaar<br />
verlengd.<br />
Reprorecht:<br />
Het overnemen, evenals <strong>het</strong><br />
vermenigvuldigen <strong>van</strong> artikelen en<br />
illustraties is slechts geoorloofd na<br />
schriftelijke toestemming <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
redactie.<br />
Aanbevolen citeerwijze:<br />
<strong>Nemesis</strong> 2000 nr. Lp. ...<br />
Omslagontwerp en lay-out:<br />
DAVstudio Fenna Westerdiep, BNO<br />
Amsterdam.<br />
Advertentie-exploitatie:<br />
Kluwer-advertentie af<strong>de</strong>ling<br />
Postbus 23, 7400 GA Deventer<br />
tel. (0570) 648977, fax (0570) 619179<br />
A "''ÜTT g eversverbond<br />
Groep uitgevers voor<br />
vak en wetenschap<br />
ISSN 0922-0801<br />
I I<br />
REDACTIONEEL<br />
JAARGANG 17, MAART/APRIL <strong>2001</strong>, NUMMER 2<br />
33 Het zwarte gat<br />
Gelijke-behan<strong>de</strong>lingswetgeving in <strong>de</strong> 21e eeuw<br />
Albertine Veldman<br />
ARTIKELEN<br />
37 Meer gelijkheid in <strong>de</strong> bescherming tegen discriminatie?<br />
Protocol 12 bij <strong>het</strong> EVRM<br />
Katja Ker<strong>de</strong>l<br />
DISCUSSIE VERVOLGD<br />
47 Moe<strong>de</strong>rschapsi<strong>de</strong>ologie en <strong>het</strong> HvJEG: een reactie<br />
Mies Monster<br />
54 The i<strong>de</strong>ology of motherhood Revisited<br />
Clare McGlynn<br />
KRONIEK<br />
58 Van recht op arbeid naar arbeidsplicht?<br />
Kroniek sociale zekerheid<br />
Malva Driessen, Frans Pennings, Marianne Voets<br />
R E C H T U I T H E T H A R T<br />
65 L'histoire se répète<br />
Van <strong>de</strong> overheid moeten prostituees <strong>het</strong> (nog steeds) niet hebben<br />
Marjan Wijers<br />
ACTUALITEITENKATERN<br />
16 Wetgeving<br />
Tbv 2000/25, Rechtspositie vrouwen in <strong>het</strong> vreem<strong>de</strong>lingenrecht<br />
22 Literatuur<br />
Samenstelling Tanja Kraft <strong>van</strong> Ermel<br />
And thou, who never yet ofhuman wrong<br />
Left the unbalanced scale, Great <strong>Nemesis</strong>!<br />
(Byron) Chil<strong>de</strong> Harold's Pilgrimage, Canto IV
Gelijkebehan<strong>de</strong>lingswetgeving<br />
in <strong>de</strong><br />
21e eeuw<br />
De rij discriminatiegron<strong>de</strong>n<br />
in <strong>het</strong> (internationale recht<br />
wordt steeds langer en <strong>het</strong><br />
aantal toepassingsgebie<strong>de</strong>n<br />
steeds groter. Toch blijkt dat<br />
ondanks <strong>de</strong> bloei <strong>van</strong> gelijkebehan<strong>de</strong>lingsnormen<br />
er nauwelijks<br />
een normeren<strong>de</strong> invloed<br />
<strong>van</strong>uit gaat. In plaats<br />
<strong>van</strong> een olievlek die zich<br />
steeds ver<strong>de</strong>r uitbreidt lijkt<br />
<strong>het</strong> gelijkheidsbeginsel eer<strong>de</strong>r<br />
een zwart gat: <strong>het</strong> zuigt<br />
in potentie elke vorm <strong>van</strong><br />
maatschappelijke ongelijkheid<br />
op, maar zon<strong>de</strong>r dat <strong>de</strong><br />
ontstane gelijkheidsnormen<br />
terugkaatsen op <strong>de</strong> maatschappij.<br />
Het gebruik <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
gelijke-behan<strong>de</strong>lingsnorm als<br />
wetgevingspanacee voor in<br />
wezen zeer uiteenlopen<strong>de</strong><br />
problemen heeft niet alleen<br />
een uithollend effect op<br />
daadwerkelijke anti-discriminatiewetgeving,<br />
maar kan<br />
ook functioneren als schijnoplossing.<br />
REDACTIONEEL ALBERTINE VELDMAN<br />
Het zwarte gat<br />
Het gelijkheidsbeginsel is een radicaliserend beginsel, zo werd al eens geschreven.<br />
De zelfreproduceren<strong>de</strong> werking <strong>van</strong> <strong>de</strong> gelijke-behan<strong>de</strong>lingsnorm verblijdt<br />
ons met steeds nieuwe discriminatiegron<strong>de</strong>n en nieuwe maatschappelijke toepassingsvel<strong>de</strong>n.<br />
De wetgevingsagenda is overvol. De Awgb dient politiek geëvalueerd<br />
te wor<strong>de</strong>n, <strong>het</strong> nieuwe 12e protocol bij <strong>het</strong> EVRM waarin een autonoom<br />
non-discriminatieverbod is opgenomen zal geratificeerd moeten wor<strong>de</strong>n<br />
(zie hierover K. Ker<strong>de</strong>l in dit nummer) en op last <strong>van</strong> <strong>de</strong> Europese wetgever zal<br />
in <strong>de</strong> nabije toekomst <strong>het</strong> sociale-zekerheidsterrein wor<strong>de</strong>n toegevoegd aan <strong>de</strong><br />
discriminatiegrond <strong>van</strong> ras en zullen 'handicap', 'leeftijd' en <strong>het</strong> 'tij<strong>de</strong>lijk arbeidscontract'<br />
als nieuwe, verbo<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rscheidsgron<strong>de</strong>n gaan gel<strong>de</strong>n.<br />
Wanneer we kijken naar <strong>het</strong> om<strong>van</strong>grijke (inter)nationale non-discriminatierecht,<br />
dan voegen <strong>de</strong> drie nieuwe on<strong>de</strong>rscheidsgron<strong>de</strong>n zich bij <strong>de</strong> reeds beken<strong>de</strong><br />
discriminatiegron<strong>de</strong>n <strong>van</strong> on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re ras, nationaliteit, taal, sekse, seksuele<br />
oriëntatie, religieuze of politieke gezindheid, maatschappelijke afkomst, burgerlijke<br />
staat, eigendom, geboorte en arbeidsduur. Het maatschappelijk toepassingsbereik<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze discriminatieverbo<strong>de</strong>n is in <strong>de</strong> loop <strong>de</strong>r tijd uitgebreid naar<br />
on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re arbeid, sociale zekerheid, on<strong>de</strong>rwijs, huisvesting en dienstverlening.<br />
Over <strong>de</strong> schijnbaar onstuitbare groei <strong>van</strong> <strong>het</strong> gelijkheidsrecht schreef Heringa<br />
reeds tien jaar gele<strong>de</strong>n: 'De effecten <strong>van</strong> <strong>het</strong> gelijkheidsbeginsel zijn als<br />
een olievlek: steeds nieuwe stran<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n aangedaan (..)'}<br />
Olievlekwerking?<br />
Toch is <strong>de</strong> olievlekwerking <strong>van</strong> <strong>het</strong> gelijkheidsbeginsel een misplaatste metafoor,<br />
zoals Willem Witteveen opmerkt in <strong>de</strong> recent verschenen bun<strong>de</strong>l 'De<br />
toekomst <strong>van</strong> gelijkheid' ? De bun<strong>de</strong>l en <strong>het</strong> gelijknamige symposium dat <strong>de</strong>cember<br />
j.1. plaatsvond, vorm<strong>de</strong>n een initiatief <strong>van</strong> <strong>de</strong> Commissie gelijke behan<strong>de</strong>ling.<br />
Naar aanleiding <strong>van</strong> <strong>het</strong> verschijnen <strong>van</strong> <strong>het</strong> evaluatierapport over <strong>de</strong><br />
Awgb, 3 nodig<strong>de</strong> <strong>de</strong> Commissie verschei<strong>de</strong>ne schrijvers uit om zich te buigen<br />
over <strong>de</strong> vraag in hoeverre <strong>de</strong> gelijke-behan<strong>de</strong>lingsnorm nu eigenlijk is ingebed<br />
in zijn juridische en maatschappelijke omgeving.<br />
Uit <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l, evenals uit <strong>het</strong> evaluatierapport over <strong>de</strong> Awgb, komt naar voren<br />
dat ondanks <strong>de</strong> juridische bloei <strong>van</strong> gelijke-behan<strong>de</strong>lingsnormen er nauwelijks<br />
or<strong>de</strong>nen<strong>de</strong> werking <strong>van</strong>uit gaat. In <strong>de</strong> semi-autonome vel<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> arbeidsorganisatie,<br />
<strong>de</strong> school, <strong>de</strong> huizenmarkt of <strong>de</strong> commerciële dienstverlening dringt<br />
<strong>de</strong> norm moeilijk door of wordt in betekenis vervlakt als gevolg <strong>van</strong> interferentie<br />
met <strong>de</strong> aldaar gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> normen en waar<strong>de</strong>n. Gelijke behan<strong>de</strong>ling is geen olievlek<br />
die maatschappelijke stran<strong>de</strong>n overspoelt, maar veeleer een juridisch f o rmat<br />
met een inherente neiging om steeds an<strong>de</strong>re politieke, sociale of culturele<br />
scheidslijnen te ont<strong>de</strong>kken en naar zich toe te trekken. Zo bezien is <strong>de</strong> norme-<br />
1. A.W. Heringa, 'Rechter en gelijkheid', NJCM-Bulletin oktober 1991, p. 655-656.<br />
2. W. Witteveen, 'Over <strong>de</strong> vermeen<strong>de</strong> olievlekwerking <strong>van</strong> <strong>het</strong> gelijkheidsbeginsel', in: R. Holtmaat<br />
(eindred.), De toekomst <strong>van</strong> gelijkheid, Kluwer: Deventer 2000, p. 179-192.<br />
3.1.P. Asscher-Vonk en CA. Groenendijk (red.), Gelijke behan<strong>de</strong>ling: regels en realiteit. Een juridische<br />
en rechtssociologische analyse <strong>van</strong> <strong>de</strong> gelijke behan<strong>de</strong>lingswetgeving, Sdu: Den Haag 1999.<br />
NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2 33
en<strong>de</strong> invloed <strong>van</strong> <strong>de</strong> maatschappij op <strong>het</strong> gelijkheidsbeginsel<br />
groter dan <strong>de</strong> normeren<strong>de</strong> invloed <strong>van</strong> <strong>het</strong> gelijkheidsbeginsel<br />
op <strong>de</strong> maatschappij. Als daarbij een<br />
passen<strong>de</strong> metafoor wordt gezocht is <strong>het</strong> gelijkheidsbeginsel<br />
eer<strong>de</strong>r een zwart gat dan een olievlek. Volgens<br />
<strong>de</strong> astronomie is een zwart gat niet met <strong>het</strong> oog waarneembaar<br />
omdat <strong>het</strong> samengebal<strong>de</strong> krachtenveld waaruit<br />
dit fenomeen in feite bestaat, <strong>het</strong> nabije licht naar<br />
binnen trekt en vervolgens ge<strong>van</strong>gen houdt. Zo zuigt<br />
<strong>het</strong> politiek-juridisch krachtenveld rond <strong>het</strong> gelijkheidsbeginsel<br />
in potentie elke vorm <strong>van</strong> maatschappelijk<br />
on<strong>de</strong>rscheid op, maar weerhoudt blijkbaar ook dat<br />
<strong>de</strong> ontstane gelijkheidsnormen weerkaatsen op <strong>de</strong><br />
maatschappij.<br />
Uitholling <strong>van</strong> <strong>de</strong> gelijke-behan<strong>de</strong>lingswetgeving<br />
Het is on<strong>de</strong>r meer dit schisma tussen <strong>de</strong> rechtspolitieke<br />
en <strong>de</strong> sociaal-maatschappelijke werkelijkheid dat <strong>de</strong><br />
vraag oproept of <strong>de</strong> huidige wettelijke expansie <strong>van</strong><br />
on<strong>de</strong>rscheidsverbo<strong>de</strong>n ons op <strong>de</strong> lange termijn dat gaat<br />
opleveren wat we er er<strong>van</strong> verwachten. Met waarschijnlijk<br />
een uitbreiding <strong>van</strong> discriminatiegron<strong>de</strong>n in<br />
<strong>de</strong> Awgb voor <strong>de</strong> boeg, lijkt <strong>het</strong> zinvol een pas achteruit<br />
te doen en stil te staan bij <strong>de</strong> vraag welke richting <strong>de</strong><br />
gelijke behan<strong>de</strong>ling lijkt uit te gaan in <strong>de</strong> 21e eeuw. De<br />
aanzetten die hiertoe in <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>rgenoem<strong>de</strong> bun<strong>de</strong>l zijn<br />
gedaan, stemmen niet louter vrolijk. Van <strong>de</strong> huidige<br />
richting en versnelling die <strong>de</strong> gelijke-behan<strong>de</strong>lingswetgeving<br />
doormaakt, kunnen inflatoire ten<strong>de</strong>nsen uit<br />
gaan die <strong>de</strong> betekenis <strong>van</strong> gelijke behan<strong>de</strong>ling uithollen.<br />
Gezien <strong>de</strong> wetgevingsinitiatieven over <strong>de</strong> afgelopen jaren<br />
en <strong>de</strong> voorstellen die op stapel staan, valt te constateren<br />
dat <strong>de</strong> wetgever een voorkeur lijkt te hebben<br />
om in toenemen<strong>de</strong> mate ongelijkhe<strong>de</strong>n <strong>van</strong> welke aard<br />
dan ook via <strong>de</strong> uniforme blauwdruk <strong>van</strong> <strong>het</strong> juridisch<br />
on<strong>de</strong>rscheidsverbod te bestrij<strong>de</strong>n. Dit houdt wetgevingstechnisch<br />
niet veel meer in dan <strong>het</strong> introduceren<br />
<strong>van</strong> een algemene verbodsnorm op <strong>het</strong> maken <strong>van</strong><br />
een zeker on<strong>de</strong>rscheid, waaraan vervolgens een ontsnappingsroute<br />
wordt verbon<strong>de</strong>n via objectieve rechtvaardigingsgron<strong>de</strong>n<br />
of zwaarwegen<strong>de</strong> bedrijfsbelangen.<br />
Het is aan <strong>de</strong> burger om <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze onuitgewerkte<br />
rechtsnorm naar believen en op eigen geluk en kosten<br />
gebruik te maken. Behalve <strong>het</strong> feit dat <strong>de</strong> justitiabele<br />
die daadwerkelijk tot een achtergestel<strong>de</strong> groep behoort<br />
hiervoor vaak bedankt, dreigt <strong>de</strong> ongebrei<strong>de</strong>l<strong>de</strong> uitbreiding<br />
<strong>van</strong> zoge<strong>het</strong>en verdachte on<strong>de</strong>rscheidsgron<strong>de</strong>n<br />
<strong>de</strong> oorspronkelijke doelstelling <strong>van</strong> gelijke-behan<strong>de</strong>lingswetgeving<br />
naar <strong>de</strong> achtergrond te drukken.<br />
Wanneer men er<strong>van</strong> uit gaat dat non-discriminatiewetgeving<br />
zou moeten zien op <strong>de</strong> bestrijding <strong>van</strong> discriminatie<br />
en achterstelling <strong>van</strong> systematisch bena<strong>de</strong>el<strong>de</strong><br />
groepen, zijn er wellicht vraagtekens te stellen bij discriminatiegron<strong>de</strong>n<br />
zoals bijvoorbeeld nationaliteit,<br />
burgerlijke staat, leeftijd, arbeidsduur of tij<strong>de</strong>lijk arbeidscontract.<br />
4. R. Holtmaat, 'De inbedding <strong>van</strong> non-disciriminatie en gelijke behan<strong>de</strong>ling',<br />
in: De toekomst <strong>van</strong> gelijkheid, p. 15.<br />
5. M. Westerveld, 'Hoezo discriminatie? Pensioenen en <strong>het</strong> burgerlijkestaatcriterium<br />
in <strong>de</strong> AWGB', in: De toekomst <strong>van</strong> gelijkheid, p.<br />
HET ZWARTE GAT ALBERTINE VELDMAN<br />
Hoe verdacht zijn <strong>de</strong> discriminatiegron<strong>de</strong>n?<br />
Zo zou men kunnen betwijfelen of nationaliteit een<br />
persoons- of i<strong>de</strong>ntiteitsgebon<strong>de</strong>n kenmerk vormt waarbij<br />
sprake is <strong>van</strong> een aanwijsbare sociale groep die aantoonbaar<br />
en systematisch uitsluiting en achterstelling<br />
on<strong>de</strong>rvindt. Want hoeveel zelfhulpgroepen zijn er eigenlijk<br />
voor Amerikanen of Belgen die woonachtig<br />
zijn in Ne<strong>de</strong>rland? Gaat <strong>het</strong> wanneer we aan discriminatie<br />
<strong>de</strong>nken op dit terrein, <strong>van</strong>daag <strong>de</strong> dag niet vooral<br />
om sociale uitsluiting als gevolg <strong>van</strong> <strong>de</strong> door <strong>het</strong><br />
vreem<strong>de</strong>lingenbeleid zelf geschapen on<strong>de</strong>rscheidsgrond<br />
<strong>van</strong> (il)legaliteit? 4 Door nationaliteit op te nemen<br />
in <strong>de</strong> Awgb en tegelijkertijd <strong>het</strong> vreem<strong>de</strong>lingenterrein<br />
er<strong>van</strong> uit te sluiten, is <strong>de</strong>ze discriminatiegrond<br />
in <strong>de</strong> praktijk een synoniem voor <strong>de</strong> discriminatiegrond<br />
<strong>van</strong> ras. In soortgelijke zin stelt Mies Westerveld<br />
ook vraagtekens bij <strong>de</strong> Awgb-grond 'burgerlijke<br />
staat'. 5 Oorspronkelijk een on<strong>de</strong>rscheidsgrond met<br />
vooral na<strong>de</strong>lige effecten voor vrouwen en homoseksuelen,<br />
maar tegenwoordig vooral aangrijpingspunt voor<br />
alleenstaan<strong>de</strong>n. Maar als we om ons heen kijken, is <strong>het</strong><br />
ongehuwd-zijn dan werkelijk een intrinsiek persoonskenmerk<br />
dat in <strong>de</strong> samenleving aanleiding geeft tot<br />
vooroor<strong>de</strong>len en gevoelens <strong>van</strong> inferioriteit tegenover<br />
<strong>de</strong>ze groep?<br />
Voor <strong>de</strong> grond <strong>van</strong> burgerlijke staat, en wellicht <strong>de</strong>els<br />
ook voor <strong>de</strong> grond <strong>van</strong> leeftijd, lijkt te gel<strong>de</strong>n dat <strong>het</strong><br />
hier vooral om een politieke beleidscategorie gaat en<br />
niet altijd (me<strong>de</strong>) om een sociaal, on<strong>de</strong>rdrukkend mechanisme.<br />
Waar in <strong>het</strong> laatste geval louter <strong>van</strong>wege<br />
persoonskenmerken een wezenlijk respect ontbreekt<br />
voor <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r, lijken beleidscategoriseringen op grond<br />
<strong>van</strong> burgerlijke staat of leeftijd niet zon<strong>de</strong>r meer verdacht.<br />
Dat wil niet zeggen dat <strong>de</strong>rgelijke scheidslijnen<br />
in geen enkel geval verdacht kunnen zijn, maar wel dat<br />
er ook genoeg gevallen bestaan waarin zij een aanvaardbaar<br />
differentiatiecriterium opleveren. Hoewel<br />
elke beleidscategorisering per <strong>de</strong>finitie berust op generalisering,<br />
is <strong>het</strong> trekken <strong>van</strong> grenzen onmisbaar voor<br />
<strong>de</strong> handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid <strong>van</strong> algemeen<br />
verbin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> regelgeving. 6 Volstrekte individuele<br />
rechtvaardigheid voor allen is beleidsmatig een utopie.<br />
Ik heb dan ook weinig moeite met <strong>het</strong> feit dat <strong>het</strong><br />
jeugdwerkgelegenheidsbeleid ophoudt bij 23 jaar, dat<br />
men gepensioneerd wordt op 65 jaar of dat <strong>de</strong> overheid<br />
bijvoorbeeld nog enige tijd on<strong>de</strong>rlinge zorgverplichtingen<br />
oplegt aan hen die gehuwd waren.<br />
Hoewel dit in veel sterkere mate opgaat voor burgerlijke<br />
staat, lijkt toch ook voor <strong>de</strong> grond <strong>van</strong> leeftijd te gel<strong>de</strong>n<br />
dat <strong>het</strong> zich als sociaal uitsluitingsmechanisme niet<br />
systematisch en eenduidig genoeg voordoet. Als men<br />
bijvoorbeeld algemene arbeidstatistieken over selectie,<br />
carrièreverloop en salariëring zou uitsplitsen naar sekse,<br />
kan men er genoegzaam <strong>van</strong>uit gaan dat mannen ten<br />
opzichte <strong>van</strong> vrouwen een grotere selectiekans hebben,<br />
een steiler carrièreverloop en een hogere beloning.<br />
Splitst men <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> statistieken uit naar leeftijd, dan<br />
zullen <strong>de</strong> uitkomsten - waar men <strong>de</strong> leeftijdsgrens ook<br />
wenst te trekken - aanzienlijk diffuser zijn. Dat zou er<br />
87-98.<br />
6. R. Holtmaat, 'De inbedding <strong>van</strong> non-disciriminatie en gelijke behan<strong>de</strong>ling',<br />
in: De toekomst <strong>van</strong> gelijkheid, p. 16.<br />
34 NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2
voor pleiten <strong>de</strong> gevallen waarin wel sprake kan zijn<br />
<strong>van</strong> leeftijdsdiscriminatie met meer gerichte en specifieke<br />
rechtsnormen te bestrij<strong>de</strong>n. Dit in plaats <strong>van</strong> een<br />
algemeen on<strong>de</strong>rscheidsverbod dat noodzakelijkerwijs<br />
gepaard zal moeten gaan met een waslijst <strong>van</strong> gevallen<br />
waarin <strong>het</strong> trekken <strong>van</strong> een leeftijdsgrens een aanvaardbare<br />
beleidscategorisering oplevert.<br />
Willekeur versus discriminatie<br />
Met <strong>het</strong> bovenstaan<strong>de</strong> raken we aan een twee<strong>de</strong> ten<strong>de</strong>ns<br />
die <strong>de</strong> huidige richting <strong>van</strong> <strong>het</strong> wetgevingsproces<br />
op <strong>het</strong> terrein <strong>van</strong> gelijke behan<strong>de</strong>ling kenmerkt en een<br />
potentiële bedreiging vormt voor <strong>de</strong> betekenis <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
discriminatiebegrip. Ik doel hier op een verwatering<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rscheid tussen <strong>het</strong> gelijkheidsbeginsel als<br />
willekeurverbod en <strong>het</strong> gelijkheidsbeginsel als vehikel<br />
voor non-discriminatiebeleid. Politiek bestuur brengt<br />
categoriseren met zich mee en <strong>het</strong> is <strong>het</strong> juridisch willekeurverbod<br />
dat hieraan grenzen dient te stellen ter<br />
bescherming <strong>van</strong> individuele vrijhe<strong>de</strong>n. Non-discriminatierecht<br />
stelt echter an<strong>de</strong>re eisen aan normstelling,<br />
bewijsregels en handhaving. Men tracht hiermee immers<br />
soms nauwelijks grijpbare machtsprocessen te<br />
bestrij<strong>de</strong>n die lei<strong>de</strong>n tot marginalisering en uitsluiting<br />
<strong>van</strong> bepaal<strong>de</strong> sociale groepen op grond <strong>van</strong> hun inherente,<br />
menselijke kenmerken. Het bestuurlijk veld is<br />
uiteraard niet immuun voor <strong>het</strong> laatste, maar dat maakt<br />
nog niet dat willekeur en discriminatie in wezen <strong>het</strong>zelf<strong>de</strong><br />
zijn. Wanneer <strong>het</strong> willekeurverbod en <strong>het</strong> discriminatieverbod<br />
uitein<strong>de</strong>lijk op één hoop zou<strong>de</strong>n belan<strong>de</strong>n,<br />
maakt <strong>het</strong> juridisch niet langer een verschil of<br />
men nu seksediscriminatie bestrijdt of, om maar wat te<br />
noemen, discriminatie <strong>van</strong> Amsterdammers die straks<br />
moeten betalen voor torpoorten waar Utrechters vooralsnog<br />
<strong>de</strong> dans ontspringen. Bovendien bestaat <strong>het</strong> gevaar<br />
dat als op <strong>de</strong>n duur ie<strong>de</strong>reen wel ergens om gediscrimineerd<br />
wordt, er maar weinig resteert <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
morele inhoud <strong>van</strong> dit begrip.<br />
De ten<strong>de</strong>ns om <strong>de</strong> gelijke-behan<strong>de</strong>lingsnorm uniform<br />
toe te passen op in wezen zeer uiteenlopen<strong>de</strong> problemen,<br />
is wellicht met meer recht als 'olie vlek werking'<br />
aan te dui<strong>de</strong>n. Het zijn evenwel geen maatschappelijke<br />
stran<strong>de</strong>n maar vooral burelen <strong>van</strong> (inter)nationale wetgevingsjuristen<br />
die wor<strong>de</strong>n aangedaan. Aldaar blijkt<br />
<strong>de</strong> gelijke-behan<strong>de</strong>lingsnorm inmid<strong>de</strong>ls ook ont<strong>de</strong>kt te<br />
zijn als wetgevingspanacee voor regulier arbeidsmarktbeleid.<br />
Sociaal-economische doelstellingen zoals<br />
<strong>het</strong> bevor<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> <strong>de</strong> arbeidsparticipatie door mid<strong>de</strong>l<br />
<strong>van</strong> facilitering <strong>van</strong> arbeid & zorg of door mid<strong>de</strong>l<br />
<strong>van</strong> versterking <strong>van</strong> <strong>de</strong> marginale arbeidsmarktpositie<br />
<strong>van</strong> bepaal<strong>de</strong> werknemers, wor<strong>de</strong>n door wetgevingsjuristen<br />
bijna achteloos vertaald naar nieuwe gelijke-behan<strong>de</strong>lingsnormen<br />
op grond <strong>van</strong> arbeidsduur (artikel<br />
7:648 BW) of tij<strong>de</strong>lijk arbeidscontract (richtlijn<br />
99/70/EG, Pb. L 175 dd. 10/07/1999, p. 43).<br />
Laat ik niet misverstaan wor<strong>de</strong>n, <strong>het</strong> gaat mij er niet om<br />
he<strong>de</strong>ndaagse problemen rond burgerlijke staat, leeftijd,<br />
<strong>de</strong>eltijdwerken of marginale arbeidsposities te bagatelliseren<br />
of <strong>de</strong> noodzaak <strong>van</strong> beleid op bovengenoem<strong>de</strong><br />
terreinen te ontkennen, <strong>het</strong> gaat mij om <strong>de</strong><br />
keuzen en (<strong>het</strong> gebrek aan) creativiteit in <strong>het</strong> wetgevingsproces<br />
dat daarop volgt. Wanneer die keuze in<br />
HET ZWARTE GAT A L B E R T I N E VELDMAN<br />
7. N. Huls, 'Gelijkheid en postmo<strong>de</strong>rn individualisme', in: De toekomst <strong>van</strong> gelijkheid, p. 24.<br />
toenemen<strong>de</strong> mate op <strong>de</strong> codificering <strong>van</strong> weer een<br />
nieuwe gelijke-behan<strong>de</strong>lingsnorm valt, heeft dit niet<br />
alleen een uithollend effect op daadwerkelijke non-discriminatiewetgeving<br />
maar gebruikt men <strong>de</strong> norm in<br />
sommige gevallen ook als schijnoplossing. Sectorale<br />
beleidsregulering, zoals bijvoorbeeld arbeidsmarktwetgeving,<br />
is in veel gevallen meer gediend met <strong>de</strong> invoering<br />
<strong>van</strong> rechtstreeks or<strong>de</strong>nen<strong>de</strong> regels of collectieve<br />
voorzieningen, dan met een geïndividualiseerd<br />
gelijke-behan<strong>de</strong>lingsrecht waar<strong>van</strong> <strong>de</strong> handhaafbaarheid<br />
twijfelachtig is. Het laatste gaat in bepaal<strong>de</strong> gevallen<br />
overigens ook op voor <strong>het</strong> non-discriminatierecht<br />
zelf. Over leeftijd is in dit verband al gesproken,<br />
maar ook een discriminatiegrond als handicap kan<br />
meer gediend zijn met specifieke, positieve (aanpassings)<br />
verplichtingen dan met een uniform juridisch on<strong>de</strong>rscheidsverbod.<br />
De gesignaleer<strong>de</strong> populariteit <strong>van</strong> <strong>de</strong> invoering <strong>van</strong><br />
subjectieve rechten, waar<strong>van</strong> <strong>het</strong> maar afwachten is of<br />
ze te verzilveren vallen, ten koste <strong>van</strong> specifieke or<strong>de</strong>ningsregels<br />
die een administratieve belasting voor bedrijf<br />
of overheid vormen, past waarschijnlijk bij een<br />
mo<strong>de</strong>rn neo-liberaal klimaat. Toch is <strong>het</strong> juist dit he<strong>de</strong>ndaagse,<br />
politiek-maatschappelijke klimaat dat <strong>de</strong><br />
wetgever eer<strong>de</strong>r zou moeten aanzetten tot ver<strong>de</strong>rgaan<strong>de</strong><br />
verdieping dan ein<strong>de</strong>loze verbreding <strong>van</strong> <strong>de</strong> gelijkebehan<strong>de</strong>lingsnorm.<br />
Gelijkheid in <strong>de</strong> postmo<strong>de</strong>rne samenleving<br />
De postmo<strong>de</strong>rne maatschappelijke context waarin <strong>de</strong><br />
gelijke-behan<strong>de</strong>lingsnorm in <strong>de</strong> toekomst zal moeten<br />
gedijen, kan als een laatste bedreigen<strong>de</strong> ten<strong>de</strong>ns wor<strong>de</strong>n<br />
gezien als <strong>het</strong> gaat om <strong>de</strong> vooruitzichten <strong>van</strong> gelijke-behan<strong>de</strong>lingswetgeving<br />
in <strong>de</strong> 21e eeuw. Nick Huls<br />
constateert dat <strong>de</strong> <strong>van</strong>zelfsprekendheid <strong>van</strong> <strong>het</strong> gelijkheids<strong>de</strong>nken<br />
inmid<strong>de</strong>ls voorbij is. 7 Emancipatie en sociale<br />
gelijkheid moeten zich een plaats bevechten in<br />
een mo<strong>de</strong>rne cultuur <strong>van</strong> individualisering en versterkte<br />
meritocratie. De steeds grotere nadruk op individuele<br />
verdienste lijkt aan te zetten tot een onverschilligheid<br />
voor achterblijvers en kan op <strong>de</strong>n duur<br />
maatschappelijke solidariteit met zwakkere, sociale<br />
groepen on<strong>de</strong>rmijnen. Individualisering luidt <strong>het</strong> ein<strong>de</strong><br />
in <strong>van</strong> goed georganiseer<strong>de</strong> emancipatiebewegingen<br />
die <strong>de</strong> noodzakelijke link vormen tussen politiek en<br />
maatschappij en leidt tot een toenemen<strong>de</strong> behoefte aan<br />
on<strong>de</strong>rscheiding en an<strong>de</strong>rs-zijn op individueel niveau.<br />
Het laatste verhoudt zich slecht met een streven naar<br />
sociale gelijkheid en kan mogelijkerwijs een impuls<br />
zijn voor een terugkeer naar meer klassieke opvattingen<br />
<strong>van</strong> vrijheid en gelijkheid, waarbij overheidsinmenging<br />
ten behoeve <strong>van</strong> bena<strong>de</strong>el<strong>de</strong> groepen al snel<br />
als discriminatoire bevoor<strong>de</strong>ling wordt bestempeld.<br />
On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>rgelijke uitgangscondities dient verbreding<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> gelijke-behan<strong>de</strong>lingsnorm met on<strong>de</strong>rscheidingsgron<strong>de</strong>n<br />
die beter passen bij een juridisch willekeurverbod<br />
dan een discriminatieverbod, terughou<strong>de</strong>nd<br />
bezien te wor<strong>de</strong>n. Beter lijkt <strong>het</strong> wanneer <strong>de</strong><br />
wetgever zijn pijlen in <strong>de</strong> toekomst meer zal richten op<br />
wat <strong>de</strong> 'inbedding' <strong>van</strong> <strong>de</strong> gelijke-behan<strong>de</strong>lingsnorm<br />
wordt genoemd. Hoewel <strong>het</strong> gelijke-behan<strong>de</strong>lingsrecht<br />
expan<strong>de</strong>ert, staat <strong>het</strong> te geïsoleerd <strong>van</strong> an<strong>de</strong>re rechts-<br />
NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2 35
I HET<br />
gebie<strong>de</strong>n en <strong>van</strong> <strong>de</strong> sociale vel<strong>de</strong>n waarbinnen <strong>de</strong> norm<br />
zijn uitwerking zou moeten hebben. Het eerste vraagt<br />
om aandacht voor een (preventieve) verdiscontering<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> norm in <strong>het</strong> reguliere arbeidsrecht, gezondheidsrecht,<br />
vreem<strong>de</strong>lingenrecht, verzekeringsrecht, etcetera.<br />
Het twee<strong>de</strong> om aandacht voor een sociologisch<br />
perspectief op <strong>de</strong> uitvoering en handhaving <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
norm. Versterkte, intermediaire mechanismen tussen<br />
recht en werkelijkheid, zoals bijvoorbeeld te vervullen<br />
door een Commissie gelijke behan<strong>de</strong>ling, zou<strong>de</strong>n kunnen<br />
bijdragen aan <strong>het</strong> ontzetten <strong>van</strong> <strong>de</strong> gelijke-behan<strong>de</strong>lingsnorm<br />
uit zijn benauwend, politiek-juridisch<br />
krachtenveld.<br />
ZWARTE GAT ALBERTINE VELDMAN<br />
36 NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2
Protocol 12 bij <strong>het</strong><br />
EVRM<br />
Al sinds <strong>de</strong> inwerkingtreding<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> Europees verdrag<br />
voor <strong>de</strong> rechten <strong>van</strong> <strong>de</strong> mens<br />
en <strong>de</strong> fundamentele vrijhe<strong>de</strong>n<br />
(EVRM) staat <strong>de</strong> rol die<br />
<strong>het</strong> gelijkheidsbeginsel zou<br />
moeten spelen in <strong>de</strong> bescherming<br />
on<strong>de</strong>r dit verdrag<br />
ter discussie. Tot nu toe is<br />
vastgehou<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> meest<br />
voorzichtige bena<strong>de</strong>ring: een<br />
discriminatieverbod beperkt<br />
tot <strong>de</strong> rechten en vrijhe<strong>de</strong>n<br />
die in <strong>het</strong> EVRM zelf zijn opgenomen.<br />
Eind vorig jaar<br />
werd, na uitvoerige discussie,<br />
Protocol 12 bij <strong>het</strong> EVRM<br />
ter on<strong>de</strong>rtekening opengesteld.<br />
Het protocol bevat een<br />
autonoom discriminatieverbod<br />
en heeft daarmee een<br />
grotere reikwijdte dan artikel<br />
14 EVRM. Er liggen dus<br />
nieuwe toepassingsmogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
voor gebie<strong>de</strong>n die niet<br />
direct on<strong>de</strong>r <strong>het</strong> EVRM vallen.<br />
Staten zullen zich niet<br />
meer kunnen verschuilen<br />
achter hun 'onschendbaarheid'<br />
op <strong>de</strong> tot nu toe voor<br />
art. 14 onbereikbare rechtsen<br />
beleidsgebie<strong>de</strong>n en meer<br />
burgers zullen voor <strong>de</strong> nationale<br />
rechter en indien nodig<br />
in Straatsburg hun 'gelijk'<br />
kunnen halen.<br />
I ARTIKEL<br />
KATJA KERDEL<br />
Senior-secretaris bij <strong>de</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenkamer <strong>van</strong> <strong>de</strong> Rechtbank Amsterdam 1<br />
Meer gelijkheid in <strong>de</strong><br />
bescherming tegen<br />
discriminatie?<br />
Het Europees Verdrag tot bescherming <strong>van</strong> <strong>de</strong> rechten <strong>van</strong> <strong>de</strong> mens en <strong>de</strong> fundamentele<br />
vrijhe<strong>de</strong>n (EVRM) wordt op <strong>het</strong> internationale en nationale vlak als<br />
belangrijk instrument ter bescherming <strong>van</strong> <strong>de</strong> mensenrechten gezien. Dit aanzien<br />
is on<strong>de</strong>r meer gelegen in <strong>het</strong> sterke toezichtmechanisme dat <strong>het</strong> Verdrag<br />
kent. Uitspraken <strong>van</strong> <strong>het</strong> Europese Hof voor <strong>de</strong> rechten <strong>van</strong> <strong>de</strong> mens (hierna:<br />
EHRM of <strong>het</strong> Hof) op uiteenlopend gebied zijn talrijk en bin<strong>de</strong>nd voor lidstaten.<br />
Bovendien kan door <strong>het</strong> Hof scha<strong>de</strong>vergoeding wor<strong>de</strong>n toegekend. De bepalingen<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> EVRM werken door in <strong>de</strong> rechtsor<strong>de</strong>s <strong>van</strong> lidstaten: ze kunnen voor<br />
<strong>de</strong> nationale rechters wor<strong>de</strong>n ingeroepen. Het voorgaan<strong>de</strong> neemt niet weg dat er<br />
een gebied is waarop <strong>de</strong> Straatsburgse norm dui<strong>de</strong>lijk achter loopt bij gelijksoortige<br />
internationale en nationale normen: <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> gelijke behan<strong>de</strong>ling<br />
en non-discriminatie. 2<br />
Dat betekent echter niet dat er geen aandacht is geweest voor dit gebied, integen<strong>de</strong>el.<br />
De discussies over <strong>de</strong> rol die <strong>het</strong> gelijkheidsbeginsel zou moeten spelen<br />
in <strong>de</strong> bescherming on<strong>de</strong>r <strong>het</strong> EVRM zijn net zo oud als <strong>het</strong> verdrag zelf. Alleen<br />
kon men <strong>het</strong> binnen <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> Europa niet eens wor<strong>de</strong>n, en uitein<strong>de</strong>lijk<br />
werd gekozen voor <strong>de</strong> meest voorzichtige bena<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>het</strong> gelijkheidsbeginsel:<br />
een discriminatieverbod beperkt tot gevallen <strong>van</strong> discriminatie in verticale<br />
verhoudingen met betrekking tot <strong>de</strong> rechten en vrijhe<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>het</strong> verdrag zelf.<br />
Dit in tegenstelling tot art. 26 <strong>van</strong> <strong>het</strong> Internationaal verdrag inzake burgerlijke<br />
en politieke rechten (IVBPR), dat een autonoom discriminatieverbod formuleert<br />
en bovendien een positieve formulering <strong>van</strong> <strong>het</strong> gelijkheidsbeginsel bevat, namelijk<br />
gelijkheid voor <strong>de</strong> wet en gelijke bescherming door <strong>de</strong> wet. Ook <strong>de</strong> gelij<br />
kheidsnormen <strong>van</strong> <strong>het</strong> EG-recht zijn over <strong>het</strong> algemeen op hun specifieke toepassingsgebied<br />
ruimer geformuleerd dan wel geïnterpreteerd dan art. 14 EVRM.<br />
Indirecte discriminatie en horizontale werking zijn voor <strong>het</strong> Hof <strong>van</strong> Justitie<br />
geen onbeken<strong>de</strong> begrippen. Het VN-vrouwenverdrag en <strong>het</strong> Rassendiscriminatieverdrag<br />
bevatten <strong>de</strong> ruimste bepalingen. Hun gelijkheidsnormen voorzien in<br />
positieve actie en begeven zich expliciet ook buiten <strong>het</strong> publieke terrein. Op nationaal<br />
terrein bevatten on<strong>de</strong>r meer <strong>de</strong> Algemene wet gelijke behan<strong>de</strong>ling<br />
(Awgb) en <strong>de</strong> Wet gelijke behan<strong>de</strong>ling mannen en vrouwen (Wgb) ruim geformuleer<strong>de</strong><br />
gelijkheidsnormen.<br />
Het ziet ernaar uit dat er binnenkort veran<strong>de</strong>ring in <strong>de</strong>ze 'ongelijkheid' gaat komen.<br />
Op 4 november 2000, terwijl in Rome <strong>de</strong> vijftigste verjaardag <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
EVRM werd gevierd, is Protocol 12 bij <strong>het</strong> EVRM ter on<strong>de</strong>rtekening opengesteld.<br />
3 Protocol 12 is bedoeld ter uitbreiding <strong>van</strong> <strong>het</strong> huidige discriminatieverbod<br />
<strong>van</strong> art. 14 EVRM en bevat een autonoom discriminatieverbod.<br />
1. Dit artikel is in hoofdzaak gebaseerd op <strong>de</strong> doctoraalscriptie die ik in <strong>maart</strong> 2000 aan <strong>de</strong> Universiteit<br />
Lei<strong>de</strong>n heb voltooid.<br />
2. Men kan zich hierbij afvragen of non-discriminatie en gelijkheid in <strong>het</strong> recht equivalente begrippen<br />
zijn, of dat gelijkheid een ruimer begrip is en bijvoorbeeld meer plaats biedt voor <strong>het</strong> aannemen<br />
<strong>van</strong> positieve verplichtingen. Hierover lopen <strong>de</strong> meningen uiteen. Zie voor verschillen<strong>de</strong> meningen<br />
o.a. A. Bayefski, 'The Principle of Equality or Non-Discrimination in International Law', in: Human<br />
RightsLaw Journal 1990, jrg. 11, nr. 1/2, p.1 en D. Harris e. a., Law of the European Convention on<br />
Human Rights, 1995, p. 462.<br />
3. Protocol 12 en <strong>het</strong> Explanatory Report zijn te vin<strong>de</strong>n via <strong>de</strong> website www.dhdirhr.coe.fr.<br />
NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2 37
I MEER<br />
In dit artikel wordt inzicht gegeven in wat Protocol 12<br />
aan <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> bescherming tegen discriminatie op<br />
internationaal en nationaal gebied kan toevoegen.<br />
Daartoe wordt allereerst stilgestaan bij <strong>de</strong> huidige bescherming<br />
tegen discriminatie on<strong>de</strong>r <strong>het</strong> EVRM. Dan<br />
zal Protocol 12 uitgebreid aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> komen. Welke<br />
bescherming biedt <strong>het</strong> Protocol? Wat zullen <strong>de</strong> gevolgen<br />
zijn op Europees gebied? Welke plaats zal Protocol<br />
12 innemen tussen an<strong>de</strong>re belangrijke gelijkheidsnormen<br />
op internationaal en nationaal gebied? En ten<br />
slotte: moeten lidstaten Protocol 12 bekrachtigen?<br />
Artikel 14 EVRM<br />
Het genot <strong>van</strong> <strong>de</strong> rechten en vrijhe<strong>de</strong>n die in dit Verdrag<br />
zijn vermeld, moet wor<strong>de</strong>n verzekerd zon<strong>de</strong>r enig<br />
on<strong>de</strong>rscheid op welke grond ook, zoals geslacht, ras,<br />
kleur, taal, godsdienst, politieke of an<strong>de</strong>re mening, nationale<br />
of maatschappelijke afkomst, <strong>het</strong> behoren tot<br />
een nationale min<strong>de</strong>rheid, vermogen, geboorte of an<strong>de</strong>re<br />
status.<br />
Reikwijdte<br />
Zoals gezegd beperkt <strong>het</strong> discriminatieverbod <strong>van</strong> art.<br />
14 EVRM zich tot <strong>de</strong> rechten en vrijhe<strong>de</strong>n die in <strong>het</strong><br />
EVRM zelf zijn opgenomen. Vanwege dit accessoire<br />
karakter is <strong>de</strong> bescherming die art. 14 kan bie<strong>de</strong>n tegen<br />
discriminatie verre <strong>van</strong> optimaal. Alleen als er een an<strong>de</strong>r<br />
verdragsartikel in <strong>het</strong> geding is, kan art. 14 wor<strong>de</strong>n<br />
ingeroepen. Het accessoire karakter gaat echter niet<br />
zover, dat eerst een schending <strong>van</strong> een an<strong>de</strong>r artikel<br />
moet zijn vastgesteld. 4 Volgens vaste jurispru<strong>de</strong>ntie<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> Hof kan art. 14 toepassing vin<strong>de</strong>n als <strong>de</strong> klacht<br />
binnen <strong>het</strong> bereik <strong>van</strong> een <strong>van</strong> <strong>de</strong> overige bepalingen<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> EVRM valt.<br />
Zo gaat <strong>het</strong> in <strong>de</strong> zaak Abdulaziz 5 om immigratiewetgeving<br />
in <strong>het</strong> Verenigd Koninkrijk. Die wetgeving<br />
geeft aan buitenlandse vrouwen <strong>de</strong> mogelijkheid zich<br />
bij hun in <strong>het</strong> Verenigd Koninkrijk rechtmatig verblijven<strong>de</strong><br />
echtgenoten te voegen, doch eenzelf<strong>de</strong> mogelijkheid<br />
wordt an<strong>de</strong>rsom niet gebo<strong>de</strong>n aan buitenlandse<br />
mannen die zich bij hun we<strong>de</strong>rhelft willen voegen.<br />
De echtgenotes dienen een klacht in bij <strong>het</strong> Hof. Het<br />
Hof bepaalt vervolgens dat <strong>de</strong> klacht binnen <strong>het</strong> bereik<br />
<strong>van</strong> art. 8 EVRM, <strong>het</strong> recht op bescherming <strong>van</strong> familie-<br />
en gezinsleven, valt en dat art. 14 EVRM daarom<br />
kan wor<strong>de</strong>n toegepast. Aldus is aan art. 14 EVRM in <strong>de</strong><br />
Straatsburgse praktijk een 'gematigd accessoir' karakter<br />
6 toegekend. Hoe ruimer nu <strong>de</strong> verdragsbepalingen<br />
4. Deze interpretatie <strong>van</strong> art. 14 EVRM liet <strong>de</strong> Europese Commissie<br />
voor <strong>de</strong> rechten <strong>van</strong> <strong>de</strong> mens voor <strong>het</strong> eerst zien in <strong>de</strong> zaak Grandrath,<br />
uitspraak <strong>van</strong> 6 <strong>de</strong>cember 1966, nr. 2299/64, Yearbook 1967,<br />
nr. 19, p. 627 e.v., par. 38. Het Hof erkent <strong>het</strong> ge<strong>de</strong>eltelijk autonome<br />
karakter <strong>van</strong> art. 14 voor <strong>het</strong> eerst in Belgische Taalzaken, uitspraak<br />
<strong>van</strong> 23 juli 1968, A-6.<br />
5. Uitspraak <strong>van</strong> 28 mei 1985, A-84, par. 71.<br />
6. Zie J. Schokkenbroek, Toetsing aan <strong>de</strong> Vrijheidsrechten <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
EVRM, 1996, p. 23.<br />
7. Zie o.a. A.W. Heringa, 'Art. 14 discriminatieverbod', in: A.W.<br />
Heringa e.a., EVRM Rechtspraak en Commentaar 1998, p.1.<br />
8. Uitspraak <strong>van</strong> 21 februari 1997,Reports 1997nr.I,p. 173 e.v., par.<br />
33-35, zie hierover <strong>de</strong> noot <strong>van</strong> AJ.Th. Woltjer in NJCM-bulletin<br />
1997, jrg. 22, nr. 4, p. 475-483 en T. Loenen, 'Gelijke behan<strong>de</strong>ling<br />
na Van Raalte: geen revolutie in <strong>de</strong> sociale zekerheid', in: 50 jaar<br />
EVRM, stichting NJCM-boekerij 2000, p. 301 e.v.<br />
9. Uitspraak <strong>van</strong> 16 september 1996, Reports 1996 nr. IV, p. 1129<br />
GELIJKHEID IN DE BESCHERMING TEGEN DISCRIMINATIE? KATJA KER D EL<br />
wor<strong>de</strong>n geïnterpreteerd, <strong>de</strong>s te groter is <strong>de</strong> mogelijkheid<br />
dat art. 14 kan wor<strong>de</strong>n toegepast. 7 Zo heeft bijvoorbeeld<br />
door een ruime interpretatie <strong>van</strong> art. 1 <strong>van</strong><br />
Protocol 1 (<strong>het</strong> recht op eigendom) een aantal klachten<br />
over ongelijke behan<strong>de</strong>ling op <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> <strong>de</strong> sociale<br />
zekerheid toch zijn weg naar Straatsburg kunnen<br />
vin<strong>de</strong>n. In Van Raalte 8 gaat <strong>het</strong> om een vrijstelling<br />
voor premiebetaling op grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> Algemene kin<strong>de</strong>rbijslagwet,<br />
in Gaygusuz 9 om <strong>het</strong> recht op sociale<br />
uitkering. In <strong>de</strong> zaak Wessels-Bergervoet bepaalt <strong>het</strong><br />
Hof dat <strong>het</strong> recht op een pensioenuitkering als 'eigendom'<br />
in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> art. 1 Protocol 1 kan wor<strong>de</strong>n beschouwd.<br />
10<br />
Het discriminatieverbod <strong>van</strong> art. 14<br />
EVRM beperkt zich tot <strong>de</strong> rechten en<br />
vrijhe<strong>de</strong>n die in <strong>het</strong> EVRM zelf zijn<br />
opgenomen<br />
Behalve een gematigd accessoir karakter heeft art. 14<br />
in <strong>de</strong> Straatsburgse praktijk ook een subsidiair karakter.<br />
In gevallen waarin een schending <strong>van</strong> een verdragsartikel<br />
wordt geconstateerd, vindt <strong>het</strong> Hof <strong>het</strong><br />
vaak niet meer noodzakelijk <strong>de</strong> discriminatieklacht<br />
nog te bekijken on<strong>de</strong>r art. 14 EVRM. Dit wordt voor<br />
<strong>het</strong> eerst bepaald in <strong>de</strong> zaak Airey. u Mevrouw Airey<br />
wil een echtscheidingsverzoek indienen maar heeft<br />
niet genoeg geld om een advocaat te bekostigen. Het<br />
Hof bekijkt <strong>de</strong> zaak, constateert uitein<strong>de</strong>lijk een schending<br />
<strong>van</strong> art. 6 EVRM (<strong>het</strong> recht op toegang tot <strong>de</strong> rechter)<br />
en vindt <strong>het</strong> vervolgens niet meer nodig art. 14<br />
EVRM te bekijken. Dit is jammer, want op <strong>de</strong>ze wijze<br />
onthoudt <strong>het</strong> Hof zich <strong>van</strong> een inhou<strong>de</strong>lijk oor<strong>de</strong>el over<br />
<strong>de</strong> vraag of er sprake is <strong>van</strong> discriminatie, waardoor<br />
art. 14 een on<strong>de</strong>rgeschikte positie krijgt in <strong>de</strong> Straatsburgse<br />
rechtsbescherming. 12 Recentelijk lijkt <strong>het</strong> Hof<br />
een an<strong>de</strong>re weg te zijn ingeslagen met art. 14, zo getuigen<br />
<strong>de</strong> uitspraken in Salgueiro 13 en Thlimmenos. 14 In<br />
die zaken wordt een schending <strong>van</strong> <strong>het</strong> discriminatieverbod<br />
gevon<strong>de</strong>n, waarna <strong>het</strong> Hof <strong>het</strong> niet meer nodig<br />
vindt om <strong>de</strong> klacht on<strong>de</strong>r art. 8 respectievelijk art. 9<br />
(vrijheid <strong>van</strong> religieuze opvatting) te bekijken.<br />
Toetsingsmaatstaven<br />
Naast <strong>de</strong> reikwijdte <strong>van</strong> een discriminatieverbod, is<br />
ook <strong>van</strong> groot belang hoe <strong>het</strong> verbod in <strong>de</strong> praktijk<br />
e.v., par. 36-41, zie hierover A. Jacobs, '50 jaar EVRM en sociale zekerheid',<br />
in: 50 jaar EVRM, stichting NJCM-boekerij 2000, p. 421<br />
e.v.<br />
10. Uitspraak <strong>van</strong> 3 oktober 2000, waarin <strong>het</strong> Hof zich uitspreekt<br />
over <strong>de</strong> ont<strong>van</strong>kelijkheid <strong>van</strong> een klacht over <strong>de</strong> toepassing <strong>van</strong> korting<br />
op een Aow-pensioen, die volgens klaagster discriminerend is<br />
op grond <strong>van</strong> geslacht, appl.nr. 34462/97, bron: www.dhdirhr.coe.fr.<br />
11. Uitspraak <strong>van</strong> 9 oktober 1979, A-32, par. 30.<br />
12. Zie Harris e.a., supra noot 2, p. 468 en P. <strong>van</strong> Dijk & G. <strong>van</strong> Hoof,<br />
Theory and Practice of the European Convention on Human Rights,<br />
1998 (3e druk), p. 717. Zie ook <strong>de</strong> dissenting opinion <strong>van</strong> rechter Ervigenis<br />
bij Airey, supra noot 11.<br />
13. Uitspraak <strong>van</strong> 21 <strong>de</strong>cember 1999, nr. 33290/96, par. 23-28. Zie<br />
hierover C.J. For<strong>de</strong>r in NJCM-bulletin 2000, jrg. 25, nr. 4, p. 880 e.v.<br />
14. Uitspraak <strong>van</strong> 6 <strong>april</strong> 2000, nr. 34369/97, nog niet gepubliceerd.<br />
Zie hierover <strong>de</strong> noot <strong>van</strong> R. Lawson in RN 2000, nr. 1245 en <strong>de</strong> noot<br />
<strong>van</strong> T. Loenen en A. Hendriks in NJCM-bulletin 2000, jrg. 25, nr. 6.<br />
38 NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2
I MEER<br />
Protocol No. 12 to the Convention for the<br />
Protection of Human Rights and Fundamental<br />
Freedoms<br />
Rome, 4X1.2000<br />
The member States of the Council of Europe signatory<br />
hereto,<br />
Having regard to the fundamental principle according<br />
to which all persons are equal before the law and are<br />
entitled to the equal protection of the law;<br />
Being resolved to take further steps to promote the<br />
equality of all persons through the collective enforcement<br />
of a general prohibition of discrimination by<br />
means of the Convention for the Protection of Human<br />
Rights and Fundamental Freedoms signed at Rome<br />
on 4 November 1950 (hereinafter referred to as 'the<br />
Convention');<br />
Reaffirming that the principle of non-discrimination<br />
does not prevent States Parties from taking measures<br />
in or<strong>de</strong>r to promote full and effective equality, provi<strong>de</strong>d<br />
that there is an objective and reasonable justification<br />
for those measures,<br />
Have agreed as follows:<br />
Article 1 - General prohibition of discrimination<br />
1. The enjoyment of any right set forth by law shall<br />
be secured without discrimination on any ground<br />
such as sex, race, colour, language, religion, political<br />
or other opinion, national or social origin, association<br />
with a national minority, property, birth or other status.<br />
2. No one shall be discriminated against by any public<br />
authority on any ground such as those mentioned<br />
in paragraph 1.<br />
Article 2 - Territorial application<br />
1. Any State may, at the time of signature or when<br />
<strong>de</strong>positing its instrument of ratification, acceptance or<br />
approval, specify the territory or territories to which<br />
this Protocol shall apply.<br />
2. Any State may at any later date, by a <strong>de</strong>claration<br />
addressed to the Secretary General of the Council of<br />
Europe, extend the application of this Protocol to any<br />
other territory specified in the <strong>de</strong>claration. In respect<br />
of such territory the Protocol shall enter into force on<br />
the first day of the month following the expiration of<br />
a period of three months after the date of receipt by<br />
the Secretary General of such <strong>de</strong>claration.<br />
3. Any <strong>de</strong>claration ma<strong>de</strong> un<strong>de</strong>r the two preceding<br />
paragraphs may, in respect of any territory specified<br />
in such <strong>de</strong>claration, be withdrawn or modified by a<br />
notification addressed to the Secretary General of the<br />
Council of Europe. The withdrawal or modification<br />
shall become effective on the first day of the month<br />
following the expiration of a period of three months<br />
after the date of receipt of such notification by the<br />
Secretary General.<br />
4. A <strong>de</strong>claration ma<strong>de</strong> in accordance with this article<br />
shall be <strong>de</strong>emed to have been ma<strong>de</strong> in accordance<br />
with paragraph 1 of Article 56 of the Convention.<br />
5. Any State which has ma<strong>de</strong> a <strong>de</strong>claration in accor-<br />
GELIJKHEID IN DE BESCHERMING TEGEN DISCRIMINATIE? KATJA KERDEL<br />
dance with paragraph 1 or 2 of this article may at any<br />
time thereafter <strong>de</strong>clare on behalf of one or more of the<br />
territories to which the <strong>de</strong>claration relates that it accepts<br />
the competence of the Court to receive applications<br />
from individuals, non-governmental organisations<br />
or groups of individuals as provi<strong>de</strong>d by Article<br />
34 of the Convention in respect of Article 1 of this<br />
Protocol.<br />
Article 3 — Relationship to the Convention<br />
As between the States Parties, the provisions of Articles<br />
1 and 2 of this Protocol shall be regar<strong>de</strong>d as additional<br />
articles to the Convention, and all the provisions<br />
of the Convention shall apply accordingly.<br />
Article 4 - Signature and ratification<br />
This Protocol shall be open for signature by member<br />
States of the Council of Europe which have signed the<br />
Convention. It is subject to ratification, acceptance or<br />
approval. A member State of the Council of Europe<br />
may not ratify, accept or approve this Protocol without<br />
previously or simultaneously ratifying the Convention.<br />
Instruments of ratification, acceptance or approval<br />
shall be <strong>de</strong>posited with the Secretary General<br />
of the Council of Europe.<br />
Article 5 - Entry into force<br />
1. This Protocol shall enter into force on the first day<br />
of the month following the expiration of a period of<br />
three months after the date on which ten member<br />
States of the Council of Europe have expressed their<br />
consent to be bound by the Protocol in accordance<br />
with the provisions of<br />
Article 4.<br />
2. In respect of any member State which subsequently<br />
expresses its consent to be bound by it, the Protocol<br />
shall enter into force on the first day of the month<br />
following the expiration of a period of three months<br />
after the date of the <strong>de</strong>posit of the instrument of ratification,<br />
acceptance or approval.<br />
Article 6 - Depositary functions<br />
The Secretary General of the Council of Europe shall<br />
notify all the member States of the Council of Europe<br />
of:<br />
a. any signature;<br />
b. the <strong>de</strong>posit of any instrument of ratification, acceptance<br />
or approval;<br />
c. any date of entry into force of this Protocol in accordance<br />
with Articles 2 and 5;<br />
d. any other act, notification or communication relating<br />
to this Protocol.<br />
In witness whereof the un<strong>de</strong>rsigned, being duly authorised<br />
thereto, have signed this Protocol.<br />
Done at Rome, this 4th day of November 2000, in<br />
English and in French, both texts being equally authentic,<br />
in a single copy which shall be <strong>de</strong>posited in<br />
the archives of the Council of Europe. The Secretary<br />
General of the Council of Europe shall transmit certified<br />
copies to each member State of the Council of<br />
Europe.<br />
NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2 39
I MEER<br />
wordt geïnterpreteerd. Wanneer is er nu on<strong>de</strong>r <strong>het</strong><br />
EVRM sprake <strong>van</strong> schending <strong>van</strong> <strong>het</strong> discriminatieverbod<br />
<strong>van</strong> art. 14? Om dit te kunnen beoor<strong>de</strong>len heeft <strong>het</strong><br />
Hof een aantal vaste criteria ontwikkeld. Er moet allereerst<br />
wor<strong>de</strong>n gekeken of er sprake is <strong>van</strong> een verschillen<strong>de</strong><br />
behan<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> vergelijkbare gevallen. 15 Dit<br />
duidt op een formele bena<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>het</strong> gelijkheidsbeginsel.<br />
Een materiële bena<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>het</strong> gelijkheidsbeginsel<br />
is voor <strong>het</strong> eerst te zien in <strong>de</strong> zaak<br />
Thlimmenos, waarin <strong>het</strong> Hof discriminatie vaststelt in<br />
een geval <strong>van</strong> gelijke behan<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> ongelijke gevallen.<br />
16 In bei<strong>de</strong> bena<strong>de</strong>ringen moet vervolgens wor<strong>de</strong>n<br />
beoor<strong>de</strong>eld of er voor <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling waarover wordt<br />
geklaagd een objectieve rechtvaardiging is, dat wil<br />
zeggen dat er een legitiem doel is beoogd en dat er<br />
sprake is <strong>van</strong> proportionaliteit tussen <strong>de</strong> gebruikte mid<strong>de</strong>len<br />
en <strong>het</strong> beoog<strong>de</strong> doel. 17 Op dit punt komt aan staten<br />
in <strong>de</strong> meeste gevallen een beoor<strong>de</strong>lingsruimte toe,<br />
<strong>de</strong> margin of appreciation. Hoe groot <strong>de</strong>ze marge is,<br />
verschilt per geval. Daarbij kunnen twee factoren een<br />
rol spelen.<br />
Het Hof kijkt soms of er sprake is <strong>van</strong> een common<br />
ground tussen <strong>de</strong> lidstaten op <strong>het</strong> gebied waarop <strong>de</strong><br />
klacht betrekking heeft. Geen common ground betekent<br />
een ruime marge, zoals <strong>de</strong> zaak Petrovic ls illustreert.<br />
In die zaak klaagt een Oostenrijkse va<strong>de</strong>r over<br />
ongelijke behan<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> va<strong>de</strong>rs en moe<strong>de</strong>rs met betrekking<br />
tot ou<strong>de</strong>rschapsverlof, welk verlof alleen aan<br />
moe<strong>de</strong>rs wordt toegekend. Het Hof komt tot <strong>de</strong> conclusie<br />
dat er op <strong>het</strong> moment dat <strong>het</strong> probleem voor<br />
Petrovic speel<strong>de</strong>, geen overeenstemming in normen<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> lidstaten was en dat Oostenrijk<br />
zijn beoor<strong>de</strong>lingsruimte niet heeft overschre<strong>de</strong>n. 19<br />
Voorts kan <strong>de</strong> context <strong>van</strong> verschillen<strong>de</strong> (of juist gelijke)<br />
behan<strong>de</strong>ling een rol spelen bij <strong>het</strong> toekennen <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
marge. Zo wordt bijvoorbeeld een ruime marge toegekend<br />
als <strong>het</strong> gaat om <strong>de</strong> bescherming <strong>van</strong> eigendomsrechten<br />
en een kleine marge als <strong>het</strong> gaat om <strong>de</strong> bescherming<br />
<strong>van</strong> min<strong>de</strong>rjarigen. In <strong>het</strong> bijzon<strong>de</strong>r is <strong>de</strong><br />
marge klein als <strong>het</strong> gaat om zogenaam<strong>de</strong> 'verdachte'<br />
discriminatiegron<strong>de</strong>n, zoals ras, geslacht, wettigheid<br />
<strong>van</strong> kin<strong>de</strong>ren en godsdienst. In die gevallen hanteert<br />
<strong>het</strong> Hof een strenge discriminatietoets. In Abdulaziz 20<br />
overweegt <strong>het</strong> Hof dat zeer zwaarwegen<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen<br />
moeten wor<strong>de</strong>n aangevoerd om een on<strong>de</strong>rscheid op<br />
grond <strong>van</strong> geslacht te kunnen rechtvaardigen. 21 De bescherming<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> arbeidsmarkt, door <strong>het</strong> Verenigd Koninkrijk<br />
opgegeven als doel <strong>van</strong> <strong>het</strong> op geslacht gebaseer<strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rscheid, voldoet naar <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
Hof niet aan dit strenge criterium. In Schuler-Zgrag-<br />
15. De Franse tekst zegt: 'sans distinction aucune', <strong>de</strong> Engelse tekst<br />
zegt: 'without discrimination'. Volgens <strong>het</strong> Hof in Belgische Taaizaken<br />
moet <strong>de</strong>ze laatste, meer restrictieve versie wor<strong>de</strong>n gehanteerd.<br />
16. Zie hierover ook <strong>de</strong> noot <strong>van</strong> T. Loenen en A. Hendriks supra<br />
noot 14, p. 1100 en <strong>de</strong> noot <strong>van</strong> R. Lawson, supra noot 14.<br />
17. Zie o.a. Karlheinz Schmidt, uitspraak <strong>van</strong> 18 juli 1994, A-291-B,<br />
par. 24. Zie A.W. Heringa, supra noot 7, voor een uitgebrei<strong>de</strong> bespreking<br />
<strong>van</strong> jurispru<strong>de</strong>ntie.<br />
18. Uitspraak <strong>van</strong> 27 <strong>maart</strong> 1998, Reports 1998 nr. II, p. 579 e.v.,<br />
par. 39.<br />
19. Zie hierover o.a. T. Loenen in 50 jaar EVRM, supra noot 8.<br />
20. Supra noot 2.<br />
21. In Van Raalte, supra noot 8, wordt zelfs gesproken over 'compelling<br />
reasons'.<br />
22. Uitspraak <strong>van</strong> 24 juni 1993, A-263, par. 67.<br />
23. Zie <strong>de</strong> zaak Salgueiro, supra noot 13.<br />
GELIJKHEID IN DE BESCHERMING TEGEN DISCRIMINATIE? KATJA KERDEL<br />
gen 22 gaat <strong>het</strong> om <strong>de</strong> arbeidsongeschiktheidsuitkering<br />
<strong>van</strong> klaagster, die is stopgezet louter <strong>van</strong>wege haar<br />
vrouwzijn. Vrouwen zeggen toch gewoonlijk hun<br />
werk op na <strong>de</strong> geboorte <strong>van</strong> een kind, aldus <strong>de</strong> Zwitserse<br />
poging <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rscheid te rechtvaardigen. Deze<br />
grond wordt gelukkig door <strong>het</strong> Hof via <strong>de</strong> strenge toets<br />
<strong>van</strong> tafel geveegd.<br />
Het concept <strong>van</strong> indirecte discriminatie<br />
is in Straatsburg (nog) niet echt uit <strong>de</strong><br />
verf gekomen<br />
De opsomming <strong>van</strong> discriminatiegron<strong>de</strong>n in art. 14 is<br />
overigens niet-limitatief: <strong>het</strong> verbiedt discriminatie 'op<br />
welke grond ook'. Behalve <strong>de</strong> in <strong>het</strong> artikel opgesom<strong>de</strong><br />
gron<strong>de</strong>n kunnen klachten dus ook betrekking hebben<br />
op discriminatie wegens gron<strong>de</strong>n die niet expliciet<br />
in <strong>het</strong> artikel wor<strong>de</strong>n genoemd; te <strong>de</strong>nken valt aan seksuele<br />
oriëntatie 23 of handicap. 24<br />
Overige aspecten <strong>van</strong> <strong>het</strong> Straatsburgse discriminatieverbod:<br />
indirecte discriminatie, positieve<br />
verplichtingen en positieve actie<br />
Het concept <strong>van</strong> indirecte discriminatie is in Straatsburg<br />
(nog) niet echt uit <strong>de</strong> verf gekomen. De Europese<br />
Commissie voor <strong>de</strong> rechten <strong>van</strong> <strong>de</strong> mens (ECRM, <strong>de</strong><br />
Commissie) krijgt on<strong>de</strong>r meer in <strong>de</strong> zaak Krüger, Norgaard<br />
D.S. tegen Ne<strong>de</strong>rland 25 met indirecte discriminatie<br />
te maken. Het gaat in die zaak om <strong>de</strong> partnertoets<br />
in <strong>de</strong> Wet rechtsbijstand aan on- en min<strong>de</strong>rvermogen<strong>de</strong>n,<br />
welke toets volgens klaagster indirect discrimineert<br />
op grond <strong>van</strong> geslacht. De Commissie vindt uitein<strong>de</strong>lijk<br />
een objectieve rechtvaardiging voor <strong>het</strong><br />
(indirecte) on<strong>de</strong>rscheid. Het Hof lijkt in Belgische<br />
Taaltaken 26 naar <strong>het</strong> begrip indirecte discriminatie te<br />
verwijzen door te overwegen dat bij <strong>de</strong> toetsing <strong>van</strong><br />
een maatregel on<strong>de</strong>r art. 14 moet wor<strong>de</strong>n gekeken naar<br />
<strong>de</strong> doelstellingen én effecten <strong>van</strong> <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> maatregel.<br />
In Abdulaziz 21 wordt <strong>het</strong> Hof rechtstreeks met<br />
<strong>het</strong> concept <strong>van</strong> indirecte discriminatie geconfronteerd.<br />
Een min<strong>de</strong>rheid binnen <strong>de</strong> Commissie komt in<br />
die zaak tot <strong>de</strong> conclusie dat bepaal<strong>de</strong> aspecten <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
immigratiewetgeving indirect discrimineren op grond<br />
<strong>van</strong> ras, omdat zij met name immigranten uit <strong>het</strong> Indische<br />
subcontinent treffen. In een <strong>van</strong> <strong>de</strong> bepalingen<br />
wordt namelijk <strong>het</strong> vereiste gesteld dat <strong>de</strong> huwelijkspartners<br />
elkaar ontmoet moeten hebben voor zij kun-<br />
24. Zie <strong>de</strong> zaak Botta, uitspraak <strong>van</strong> 24 februari 1998, Reports 1998<br />
nr. I, p. 412 e.v. par. 35-39, waarin overigens art. 8 noch art. 14 uitein<strong>de</strong>lijk<br />
<strong>van</strong> toepassing werd geacht.<br />
25. Appl. nr. 17175/90, uitspraak <strong>van</strong> 12oktober 1992, gepubliceerd<br />
in: RN 1993, nr. 302, met noot <strong>van</strong> M. Kraamwinkel.<br />
26. Supra noot 4.<br />
27. Supra noot 5, par. 85. Zie over indirecte discriminatie en art. 14<br />
o.a. Harris e.a., supra noot 2, p. 478, die kritiek heeft op <strong>de</strong> bena<strong>de</strong>ring<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> Hof <strong>van</strong> <strong>het</strong> concept <strong>van</strong> indirecte discriminatie in Abdulaziz,<br />
en zie ook E.A. Alkema, 'Het internationaal gelijkheidsbeginsel<br />
en <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandsche staatsrechtelijke verhoudingen. Wie<br />
leidt <strong>de</strong> wals <strong>van</strong> <strong>de</strong> gelijkheid?', in: Staatsrecht, Buitenlandse Betrekkingen<br />
en <strong>de</strong> Internationale Rechtsor<strong>de</strong>. Staatsrechtconferentie<br />
1986, AAL 1987, p. 89, die constateert dat <strong>het</strong> arrest een 'schrille tegenstelling'<br />
vormt met art. 1 <strong>van</strong> <strong>het</strong> Rassendiscriminatieverdrag,<br />
dat dui<strong>de</strong>lijk ook op indirecte rassendiscriminatie ziet.<br />
40 NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2
nen huwen met hun in <strong>het</strong> Verenigd Koninkrijk gevestig<strong>de</strong><br />
partner bij wie zij verblijf beogen, terwijl dit juist<br />
in genoem<strong>de</strong> culturen niet gebruikelijk is. Dit zou een<br />
schending <strong>van</strong> art. 14 opleveren. Het Hof maakt echter<br />
korte metten met <strong>de</strong>ze re<strong>de</strong>nering. Hiermee is overigens<br />
niet gezegd dat indirecte discriminatie niet on<strong>de</strong>r<br />
art. 14 getoetst kan wor<strong>de</strong>n. De toets zou dan niet hoeven<br />
te verschillen <strong>van</strong> <strong>de</strong> toets die bij directe discriminatie<br />
wordt gebruikt. De vraag is natuurlijk hoever <strong>het</strong><br />
Hof hierin zou willen gaan.<br />
Het Hof is (nog) niet zo ver gegaan on<strong>de</strong>r art. 14 een<br />
positieve verplichting aan te nemen, zoals on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re<br />
Verdragsartikelen is gebeurd. In Airey 2S bijvoorbeeld<br />
wordt wel een positieve verplichting on<strong>de</strong>r art. 6<br />
gevon<strong>de</strong>n, maar wordt <strong>de</strong> discriminatieclaim vervolgens<br />
niet meer inhou<strong>de</strong>lijk behan<strong>de</strong>ld.<br />
Voorstelbaar is dat voorkeursbehan<strong>de</strong>ling in bepaal<strong>de</strong><br />
gevallen is toegestaan on<strong>de</strong>r art. 14 EVRM. Ook dan<br />
zou moeten wor<strong>de</strong>n getoetst of er een objectieve en re<strong>de</strong>lijke<br />
rechtvaardiging is voor <strong>de</strong> ongelijke behan<strong>de</strong>ling,<br />
die erop gericht is een bepaal<strong>de</strong> achtergestel<strong>de</strong><br />
groep mensen in een gunstiger positie te brengen om<br />
zo een grotere mate <strong>van</strong> gelijkheid te bereiken. Art. 14<br />
EVRM gaat echter zeker niet zover dat voorkeursbehan<strong>de</strong>ling<br />
ook gebo<strong>de</strong>n is.<br />
Protocol 12<br />
Art. 1 <strong>van</strong> Protocol 12 luidt:<br />
1. The enjoyment ofany right setforth by law shall be<br />
secured without discrimination on any ground such as<br />
sex, race, colour, language, religion, political or other<br />
opinion, national or social origin, association with a<br />
national minority, property, birth or other status.<br />
2. No one shall be discriminated against by any public<br />
authority on any grounds such as those mentioned in<br />
paragraph 1.<br />
Art. 2 <strong>van</strong> <strong>het</strong> protocol gaat over <strong>de</strong> territoriale toepassing<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> Protocol. Staten kunnen volgens dit artikel<br />
een Verklaring afleggen over <strong>het</strong> gebied waar <strong>het</strong> Protocol<br />
<strong>van</strong> toepassing zal zijn. De clausule is ontleend<br />
aan <strong>de</strong> Mo<strong>de</strong>l Final Clauses die zijn aangenomen door<br />
<strong>het</strong> Comité <strong>van</strong> Ministers in 1980.<br />
Art. 3 heeft tot doel <strong>de</strong> verhouding <strong>van</strong> <strong>het</strong> Protocol tot<br />
<strong>het</strong> EVRM te verdui<strong>de</strong>lijken. De artikelen 1 en 2 moeten<br />
wor<strong>de</strong>n gezien als aan <strong>het</strong> Verdrag toegevoeg<strong>de</strong> artikelen,<br />
en alle Verdragsbepalingen zijn in overeenstemming<br />
met <strong>de</strong>ze artikelen <strong>van</strong> toepassing. Ver<strong>de</strong>r<br />
wordt (zon<strong>de</strong>r na<strong>de</strong>re toelichting) aangegeven dat is<br />
besloten om geen verwijzing naar art. 16 EVRM (over<br />
beperkingen <strong>van</strong> <strong>de</strong> politieke activiteiten <strong>van</strong> vreem<strong>de</strong>lingen)<br />
in <strong>het</strong> Protocol op te nemen. 29 Wat betreft <strong>de</strong><br />
28. Supranoot 11.<br />
29. In <strong>het</strong> 'Ontwerp Commentaar' (bij Ontwerp Protocol 12, doe.<br />
8490 <strong>van</strong> 25 augustus 1999) werd daarbij nog opgemerkt dat dit artikel<br />
zel<strong>de</strong>n wordt toegepast in <strong>de</strong> rechtspraak <strong>van</strong> <strong>het</strong> Hof.<br />
30. De ontwikkelingen die hebben geleid tot <strong>de</strong> totstandkoming <strong>van</strong><br />
Protocol 12 wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r meer gesc<strong>het</strong>st in <strong>het</strong> Explanatory Report<br />
bij Protocol 12, in: Proceedings of the 7th International Colloquy of<br />
the European Convention on Human Rights organised by the Secretariat<br />
General of the Council ofEurope 30 May - 2 June 1990, N.P.<br />
Engel Publisher: 1994, p. 127 e.v. (rapport <strong>van</strong> Ei<strong>de</strong> en Opsahl) en p.<br />
330 e.v. (eindrapport <strong>van</strong> Ryssdal) en in een (niet gepubliceerd) paper<br />
<strong>van</strong> J. Schokkenbroek.<br />
31.Recommendation 1116, 1989.<br />
MEER GELIJKHEID IN OE BESCHERMING TEGEN DISCRIMINATIE? KATJA KERDEL<br />
verhouding tussen art. 1 <strong>van</strong> Protocol 12 en art. 14<br />
EVRM wordt gezegd dat art. 1 <strong>van</strong> <strong>het</strong> Protocol een<br />
grotere reikwijdte heeft dan art. 14 EVRM. Art. 14<br />
blijft <strong>van</strong> toepassing; <strong>de</strong> bepalingen overlappen elkaar.<br />
Ver<strong>de</strong>re interpretatie over <strong>de</strong>ze verhouding wordt volgens<br />
art. 32 EVRM aan <strong>het</strong> Hof overgelaten.<br />
Art. 4 gaat over <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rtekening en ratificatie. Art. 5<br />
gaat over <strong>de</strong> inwerkingtreding <strong>van</strong> <strong>het</strong> Protocol: dit zal<br />
zijn <strong>de</strong> eerste dag <strong>van</strong> <strong>de</strong> maand volgend op een perio<strong>de</strong><br />
<strong>van</strong> drie maan<strong>de</strong>n na <strong>de</strong> tien<strong>de</strong> ratificatie. Art. 6 regelt<br />
<strong>de</strong> taken <strong>van</strong> <strong>de</strong> Secretaris-Generaal <strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad<br />
<strong>van</strong> Europa met betrekking tot <strong>het</strong> Protocol. Deze drie<br />
laatste artikelen zijn eveneens standaardclausules<br />
overeenkomstig <strong>de</strong> Mo<strong>de</strong>l Final Clauses.<br />
Totstandkoming<br />
Sinds 1960 is in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> Europa gezocht<br />
naar mogelijkhe<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> garanties die <strong>het</strong><br />
EVRM biedt op <strong>het</strong> terrein <strong>van</strong> gelijkheid en non-discriminatie<br />
te vergroten. 30 Plannen om een algemeen<br />
gelijkheidsgebod op te nemen in <strong>het</strong> EVRM mislukken<br />
echter. Een veelgehoord argument daarbij is, dat <strong>de</strong> gevolgen<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> opnemen <strong>van</strong> een <strong>de</strong>rgelijke bepaling<br />
niet te overzien zijn. Ook zou <strong>het</strong> lei<strong>de</strong>n tot een grote<br />
stroom klachten in Straatsburg.<br />
In 1989 doet <strong>de</strong> Parlementaire Verga<strong>de</strong>ring een aanbeveling<br />
aan <strong>het</strong> Comité <strong>van</strong> Ministers 31 om <strong>het</strong> Steering<br />
Committee for Human Rights op te dragen <strong>de</strong> prioriteit<br />
te leggen bij <strong>het</strong> versterken <strong>van</strong> <strong>het</strong> discriminatieverbod<br />
<strong>van</strong> art. 14 EVRM. Tij<strong>de</strong>ns <strong>het</strong> 7th International<br />
Colloquy on the European Convention on Human<br />
Rights' 32 in 1990 wordt er gediscussieerd over <strong>de</strong> beperkte<br />
bescherming <strong>van</strong> art. 14. 33<br />
De mogelijkhe<strong>de</strong>n voor versterking <strong>van</strong> <strong>de</strong> gelijkheidsgaranties<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> EVRM wor<strong>de</strong>n vervolgens opnieuw<br />
on<strong>de</strong>rzocht. Dit gebeurt in eerste instantie op <strong>het</strong><br />
gebied <strong>van</strong> <strong>de</strong> bestrijding <strong>van</strong> racisme en intolerantie<br />
door <strong>de</strong> European Commission against Racism and Intolerance<br />
(ECRI) en op <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> <strong>de</strong> gelijke rechten<br />
<strong>van</strong> mannen en vrouwen door <strong>het</strong> Steering Commitee<br />
for the Equality between Women and Men<br />
(CEDG). Het CEDG doet een voorstel tot <strong>het</strong> opnemen<br />
<strong>van</strong> een recht op gelijke behan<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> vrouwen en<br />
mannen in een Protocol. 34 Dit zou noodzakelijk zijn<br />
om <strong>de</strong> jure en <strong>de</strong> facto gelijkheid te bereiken tussen<br />
vrouwen en mannen. De ECRI doet eveneens een<br />
voorstel voor <strong>het</strong> opstellen <strong>van</strong> een Protocol bij <strong>het</strong><br />
EVRM. In dit Protocol zou een algemeen verbod <strong>van</strong><br />
discriminatie op grond <strong>van</strong> ras, kleur, taal, geloof of<br />
nationale of etnische afkomst moeten wor<strong>de</strong>n opgenomen.<br />
Het Steering Committee on Human Rights (Steering<br />
32. Gehou<strong>de</strong>n te Kopenhagen, Oslo en Lund <strong>van</strong> 30 mei tot 2 juni<br />
1990.<br />
33. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> discussies kwamen drie mogelijke bena<strong>de</strong>ringen naar<br />
voren om dit probleem aan te pakken: 1) Ver<strong>de</strong>re ontwikkeling <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> Straatsburgse jurispru<strong>de</strong>ntie; 2) Sectorale normstelling: <strong>de</strong> introductie<br />
<strong>van</strong> specifieke instrumenten op bepaal<strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n, bijvoorbeeld<br />
met betrekking tot gelijkheid tussen <strong>de</strong> seksen, ten behoeve<br />
<strong>van</strong> min<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n, kin<strong>de</strong>ren, of op <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> gezondheid, arbeid,<br />
etc; 3) Het opnemen <strong>van</strong> een algemene bepaling in <strong>de</strong> vorm <strong>van</strong> een<br />
zelfstandig discriminatieverbod of een gelijkheidsgarantie zoals in<br />
art. 26 IVBPR.<br />
34. Zie ook Recommendation 1229, 1994 en 1269, 1995 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Parlementaire<br />
Verga<strong>de</strong>ring, waarin <strong>het</strong>zelf<strong>de</strong> werd aanbevolen aan <strong>het</strong><br />
Comité <strong>van</strong> Ministers.<br />
NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2 41
Committee of <strong>het</strong> CDDH) bekijkt <strong>de</strong> voorstellen <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> CEDG en <strong>de</strong> ECRI en stelt een rapport op. Naar<br />
aanleiding <strong>van</strong> dit rapport draagt <strong>het</strong> Comité <strong>van</strong> Ministers<br />
<strong>het</strong> Steering Committee in <strong>maart</strong> 1998 35 op om<br />
een Protocol te ontwerpen, dat een algemeen discriminatieverbod<br />
moet bevatten en een niet-limitatieve opsomming<br />
<strong>van</strong> discriminatiegron<strong>de</strong>n. Dit alles leidt uitein<strong>de</strong>lijk<br />
tot <strong>de</strong> totstandkoming <strong>van</strong> Ontwerp Protocol<br />
12 in 1999. 36<br />
Vervolgens geven <strong>het</strong>EHRM en <strong>de</strong> Parlementaire Verga<strong>de</strong>ring<br />
hun reactie op <strong>het</strong> ontwerp. 37 De reactie <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> Hof is over <strong>het</strong> algemeen positief te noemen. Het<br />
Hof constateert dat Ontwerp Protocol 12 een hel<strong>de</strong>re,<br />
wettelijke basis verschaft om gevallen <strong>van</strong> discriminatie<br />
te on<strong>de</strong>rzoeken die niet ge<strong>de</strong>kt wor<strong>de</strong>n door art. 14.<br />
Het Hof wil daarbij wel <strong>de</strong> aandacht <strong>van</strong> <strong>het</strong> Comité<br />
<strong>van</strong> Ministers vestigen op <strong>de</strong> impact die <strong>de</strong>ze toename<br />
in werklast zal hebben op <strong>het</strong> toezichtmechanisme, dat<br />
toch al on<strong>de</strong>r grote druk staat. Hoewel <strong>de</strong> om<strong>van</strong>g <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong>ze gevolgen pas later kan wor<strong>de</strong>n vastgesteld en niet<br />
onmid<strong>de</strong>llijk merkbaar zal zijn, wil <strong>het</strong> Hof toch dat<br />
hier rekening mee wordt gehou<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>n- en<br />
lange-termijnplanning en voorzieningen voor <strong>het</strong> Hof<br />
en <strong>het</strong> Verdragssysteem.<br />
Ook <strong>de</strong> Parlementaire Verga<strong>de</strong>ring verwelkomt <strong>de</strong> uitbreiding<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> reikwijdte <strong>van</strong> <strong>het</strong> discriminatieverbod<br />
zoals voorgesteld in Ontwerp Protocol 12. An<strong>de</strong>rs<br />
dan <strong>het</strong> Hof plaatst <strong>de</strong> Parlementaire Verga<strong>de</strong>ring echter<br />
een aantal kritische kanttekeningen bij <strong>het</strong> Ontwerp,<br />
omdat zij vindt dat dit niet aan <strong>de</strong> verwachtingen voldoet<br />
die bij verschillen<strong>de</strong> gelegenhe<strong>de</strong>n zijn gewekt.<br />
Het wordt betreurd dat <strong>het</strong> Ontwerp geen algemene gelijkheidsgarantie<br />
bevat, zoals bijvoorbeeld art. 1 <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
Universele Verklaring en art. 3 IVBPR. De Parlementaire<br />
Verga<strong>de</strong>ring vindt dat <strong>de</strong> begrippen gelijkheid en<br />
non-discriminatie niet <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> betekenis hebben. Met<br />
name zou er een aparte bepaling moeten komen over<br />
gelijke rechten <strong>van</strong> mannen en vrouwen; dit is volgens<br />
<strong>de</strong> Parlementaire Verga<strong>de</strong>ring een basisveron<strong>de</strong>rstelling<br />
binnen <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> rechten <strong>van</strong> <strong>de</strong> mens. Het<br />
menselijk ras bestaat <strong>van</strong> nature uit mannen en vrouwen<br />
en daarom mogen vrouwen of mannen in beginsel<br />
niet als een aparte categorie of groep wor<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld.<br />
Voorts is <strong>de</strong> Parlementaire Verga<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> mening,<br />
rekening hou<strong>de</strong>nd met <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ringen sinds<br />
1950, dat seksuele oriëntatie als verbo<strong>de</strong>n discriminatiegrond<br />
in art. 1 Protocol 12 zou moeten wor<strong>de</strong>n opgenomen,<br />
zoals bijvoorbeeld is gebeurd in art. 13 EGverdrag.<br />
Het Hof heeft weliswaar art. 14 EVRM ook<br />
toegepast met betrekking tot niet expliciet genoem<strong>de</strong><br />
discriminatiegron<strong>de</strong>n, maar er zit toch een bepaal<strong>de</strong><br />
hiërarchie in <strong>de</strong> wel genoem<strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n in verhouding<br />
tot elkaar en tot niet genoem<strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n. Hoewel seksuele<br />
oriëntatie als discriminatiegrond is opgenomen in<br />
<strong>de</strong> wetgeving <strong>van</strong> elf lidstaten, zijn homoseksuelen in<br />
sommige lan<strong>de</strong>n nog steeds vaak slachtoffer <strong>van</strong> ernstige<br />
vormen <strong>van</strong> discriminatie, <strong>het</strong>geen onaanvaardbaar<br />
is, aldus <strong>de</strong> Parlementaire Verga<strong>de</strong>ring.<br />
35. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> 622e Bijeenkomst <strong>van</strong> <strong>het</strong> Comité <strong>van</strong> Ministers op 10<br />
en 11 <strong>maart</strong> 1998.<br />
36. Pari. Verg. Doe. 8490 <strong>van</strong> 25 augustus 1999, bron:<br />
http://stars.coe.fr.<br />
37. Doe. 8608 <strong>van</strong> 5 januari 2000 en <strong>het</strong> rapport <strong>van</strong> <strong>het</strong> Committee<br />
on Legal Affairs and Human Rights, Doe. 8614 <strong>van</strong> 14 januari 2000,<br />
bron: http://stars.coe.fr.<br />
MEER GELIJKHEID IN DE BESCHERMING TEGEN DISCRIMINATIE? KATJA KERDEL<br />
Het ontwerp wordt uitein<strong>de</strong>lijk niet aangepast en <strong>het</strong><br />
<strong>de</strong>finitieve ontwerp wordt op 26 juni 2000 door <strong>het</strong> Comité<br />
<strong>van</strong> Ministers aangenomen. In <strong>het</strong> Explanatory<br />
Report wordt na een inleiding over <strong>de</strong> totstandkoming<br />
<strong>van</strong> Protocol 12, uitleg bij en commentaar op <strong>het</strong> Protocol<br />
gegeven. Aan <strong>de</strong> hand <strong>van</strong> dit Commentaar wordt<br />
Protocol 12 in <strong>het</strong> navolgen<strong>de</strong> toegelicht.<br />
Het wordt betreurd dat <strong>het</strong> Ontwerp geen<br />
algemene gelijkheidsgarantie bevat<br />
De Preambule<br />
In <strong>de</strong> eerste paragraaf <strong>van</strong> <strong>de</strong> Preambule wordt verwezen<br />
naar <strong>het</strong> fundamentele beginsel <strong>van</strong> gelijkheid voor<br />
<strong>de</strong> wet en gelijke bescherming door <strong>de</strong> wet. Het gelijkheidsbeginsel<br />
is niet expliciet opgenomen in art. 14<br />
EVRM of in art. 1 <strong>van</strong> <strong>het</strong> Twaalf<strong>de</strong> Protocol, maar <strong>het</strong><br />
is nauw verweven ('closely intertwined') met <strong>het</strong> beginsel<br />
<strong>van</strong> non-discriminatie. Het gelijkheidsbeginsel<br />
vereist dat gelijke gevallen gelijk, en ongelijke gevallen<br />
ongelijk moeten wor<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld. Wanneer dit<br />
wordt nagelaten, zon<strong>de</strong>r dat hier een objectieve rechtvaardiging<br />
voor is, dan is er sprake <strong>van</strong> discriminatie,<br />
aldus <strong>het</strong> Commentaar. De <strong>de</strong>r<strong>de</strong> paragraaf <strong>van</strong> <strong>de</strong> Preambule<br />
luidt:<br />
'Reaffirming that the principle of non discrimination<br />
does not prevent State Parties from taking measures in<br />
or<strong>de</strong>r tot promote f uil and effective equality, provi<strong>de</strong>d<br />
that there is an objective and reasonable justification<br />
for those measures.'<br />
Het Commentaar op <strong>de</strong> Preambule verwijst naar verschillen<strong>de</strong><br />
internationale bepalingen waarin dit beginsel<br />
ook is verwoord, zoals art. 1, vier<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
Rassendiscriminatieverdrag en art. 4, eerste lid, <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> VN-vrouwen verdrag. Het beginsel houdt in dat<br />
voorkeursbehan<strong>de</strong>ling gerechtvaardigd kan zijn om<br />
gelijkheid te bevor<strong>de</strong>ren voor bepaal<strong>de</strong> achtergestel<strong>de</strong><br />
groepen of in geval <strong>van</strong> bestaan<strong>de</strong> <strong>de</strong> facto ongelijkhe<strong>de</strong>n.<br />
Daarbij moet wel <strong>het</strong> proportionaliteitsvereiste in<br />
acht wor<strong>de</strong>n genomen. Hoewel er verschillen<strong>de</strong> instrumenten<br />
zijn die staten aanmoedigen of verplichten zulke<br />
maatregelen te nemen 38 doet Protocol 12 dit niet.<br />
Een <strong>de</strong>rgelijke verplichting verdraagt zich volgens <strong>het</strong><br />
Commentaar niet goed met <strong>de</strong> aard <strong>van</strong> <strong>het</strong> EVRM en<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> bijbehoren<strong>de</strong> toezichtmechanisme. Het EVRM<br />
ziet (slechts) op <strong>de</strong> collectieve garantie <strong>van</strong> individuele<br />
rechten die voldoen<strong>de</strong> specifiek zijn geformuleerd om<br />
in rechte een beroep op te doen.<br />
De notie <strong>van</strong> discriminatie en discriminatiegron<strong>de</strong>n<br />
De bedoeling is dat <strong>de</strong> term 'discriminatie' in Art. 1<br />
Protocol 12 <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> betekenis krijgt als in art. 14<br />
EVRM. Verwezen wordt naar <strong>de</strong> jurispru<strong>de</strong>ntie <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> Hof met betrekking tot art. 14, waarin <strong>de</strong> notie <strong>van</strong><br />
discriminatie zich heeft ontwikkeld. 39 De ontwerpers<br />
38. Het Commentaar verwijst naar art. 2, twee<strong>de</strong> lid <strong>van</strong> <strong>het</strong> VNvrouwenverdrag;<br />
art. 4, twee<strong>de</strong> lid <strong>van</strong> <strong>het</strong> Rassendiscriminatieverdrag;<br />
art. 4, twee<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>het</strong> Ka<strong>de</strong>rverdrag voor <strong>de</strong> bescherming<br />
<strong>van</strong> nationale min<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n en Aanbeveling nr. R (85) 2 <strong>van</strong> <strong>het</strong> Comité<br />
<strong>van</strong> Ministers over <strong>de</strong> wettelijke bescherming tegen seksedis-<br />
42 NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2
I MEER<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> Protocol hebben <strong>het</strong> niet nodig gevon<strong>de</strong>n een<br />
uitzon<strong>de</strong>ringsclausule in <strong>de</strong> bepaling op te nemen. Dit<br />
komt doordat <strong>de</strong> notie <strong>van</strong> discriminatie zelf al impliceert<br />
dat on<strong>de</strong>rscheid is toegestaan als er een objectieve<br />
en re<strong>de</strong>lijke rechtvaardiging voor wordt gegeven,<br />
waarbij <strong>het</strong> Commentaar verwijst naar <strong>de</strong> 'margin of<br />
appreciation'.<br />
De discriminatiegron<strong>de</strong>n <strong>van</strong> art. 1 <strong>van</strong> Protocol 12<br />
zijn <strong>het</strong>zelf<strong>de</strong> als in art. 14. De opsomming bevat geen<br />
extra discriminatiegron<strong>de</strong>n, bijvoorbeeld handicap of<br />
seksuele oriëntatie. Hoewel <strong>het</strong> belang <strong>van</strong> zulke discriminatiegron<strong>de</strong>n<br />
in <strong>de</strong> huidige maatschappij wel <strong>de</strong>gelijk<br />
wordt on<strong>de</strong>rkend in vergelijking met <strong>de</strong> tijd<br />
waarin art. 14 werd ontworpen, is bewust verkozen <strong>de</strong><br />
opsomming niet aan te passen. Als re<strong>de</strong>n wordt genoemd<br />
dat <strong>de</strong> opsomming niet uitputtend is geformuleerd.<br />
Het Hof heeft art. 14 ook toegepast met betrekking<br />
tot niet in <strong>het</strong> artikel genoem<strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n,<br />
waaron<strong>de</strong>r seksuele oriëntatie in <strong>de</strong> zaak Salgueiro 40 ,<br />
militaire rang in <strong>de</strong> zaak Engel 41 en woonplaats in Belgische<br />
Taalzaken. 42 Ver<strong>de</strong>r wordt als re<strong>de</strong>n aangegeven<br />
dat <strong>het</strong> opnemen <strong>van</strong> extra gron<strong>de</strong>n zou kunnen lei<strong>de</strong>n<br />
tot a contrario interpretaties met betrekking tot<br />
gron<strong>de</strong>n die niet expliciet in <strong>het</strong> artikel zijn opgenomen.<br />
Het beginsel houdt in dat<br />
voorkeursbehan<strong>de</strong>ling<br />
gerechtvaardigd kan zijn<br />
De reikwijdte <strong>van</strong> artikel 1<br />
Art. 1 Protocol 12 voorziet in een algemeen verbod <strong>van</strong><br />
discriminatie, en heeft daarmee een grotere reikwijdte<br />
dan <strong>het</strong> verbod <strong>van</strong> art. 14 EVRM, dat zich beperkt tot<br />
<strong>de</strong> uitoefening <strong>van</strong> <strong>de</strong> in <strong>het</strong> Verdrag genoem<strong>de</strong> rechten<br />
en vrijhe<strong>de</strong>n. Het artikel strekt zich uit over gevallen<br />
waarin een persoon wordt gediscrimineerd:<br />
1) in <strong>de</strong> uitoefening <strong>van</strong> enig recht dat specifiek is toegekend<br />
aan een individu on<strong>de</strong>r nationaal recht;<br />
2) in <strong>de</strong> uitoefening <strong>van</strong> een recht dat kan wor<strong>de</strong>n afgeleid<br />
<strong>van</strong> een dui<strong>de</strong>lijke verplichting <strong>van</strong> een publieke<br />
autoriteit on<strong>de</strong>r nationaal recht, dat wil zeggen als<br />
een publieke autoriteit on<strong>de</strong>r nationaal recht verplicht<br />
is zich op een bepaal<strong>de</strong> manier te gedragen;<br />
3) door een publieke autoriteit in <strong>de</strong> uitoefening <strong>van</strong><br />
een discretionaire bevoegdheid;<br />
4) door enige an<strong>de</strong>re han<strong>de</strong>ling of enig nalaten <strong>van</strong> een<br />
publieke autoriteit.<br />
De twee paragrafen <strong>van</strong> art. 1 zijn complementair en<br />
samen <strong>de</strong>kken zij <strong>de</strong> vier genoem<strong>de</strong> elementen. Het<br />
wordt niet nodig gevon<strong>de</strong>n om te specificeren welk lid<br />
welk element <strong>de</strong>kt. In <strong>het</strong> Commentaar wordt nog aan-<br />
39. Het Commentaar verwijst naar <strong>de</strong> uitspraken <strong>van</strong> <strong>het</strong> Hof in Abdulazk,<br />
supra noot 5, en Belgische Taalzaken, supra noot 4.<br />
40. Supranoot 13.<br />
41. Uitspraak <strong>van</strong> 8 juni 1976, A-22, par. 72.<br />
42. Supra noot 4.<br />
43. Appl. Nr. 8493/79, uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Commissie <strong>van</strong> 8 oktober<br />
1981,D&R25,p. 210 e.v.<br />
44. Zie voor een vergelijkbaar geval bij <strong>het</strong> Hof <strong>de</strong> zaak Glasenapp,<br />
GELIJKHEID IN DE BESCHERMING TEGEN DISCRIMINATIE? KATJ A KEROEL<br />
gegeven dat <strong>de</strong> vier genoem<strong>de</strong> categorieën niet scherp<br />
zijn omlijnd; nationale rechtsstelsels kunnen verschillen<strong>de</strong><br />
bena<strong>de</strong>ringen hebben met betrekking tot welk<br />
geval on<strong>de</strong>r welke categorie valt.<br />
Een voorbeeld <strong>van</strong> een zaak die on<strong>de</strong>r art. 14 geen succes<br />
had, maar die wel een kans zou maken on<strong>de</strong>r art. 1<br />
Protocol 12 is De Meester tegen België. 43 Een Belgische<br />
advocaat, Hubert <strong>de</strong> Meester, wordt in 1969 gewijd<br />
als priester bij <strong>de</strong> katholieke kerk. De Meester<br />
blijft zijn naam echter trouw door advocaat te blijven;<br />
als priester verricht hij nooit daadwerkelijk geestelijke<br />
taken. In 1978 solliciteert De Meester voor een functie<br />
als plaatsver<strong>van</strong>gend rechter bij <strong>het</strong> Gentse Gerecht<br />
<strong>van</strong> Eerste Aanleg. Hij voldoet aan alle vereisten <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> Belgische wet op <strong>de</strong> rechterlijke organisatie behalve<br />
aan één. Het uitoefenen <strong>van</strong> een rechterlijke functie<br />
is volgens die wet namelijk niet verenigbaar met een<br />
kerkelijke status. De Meester dient een klacht in bij <strong>de</strong><br />
Commissie voor <strong>de</strong> rechten <strong>van</strong> <strong>de</strong> mens in Straatsburg.<br />
De Commissie verwerpt allereerst <strong>het</strong> beroep op<br />
art. 9 EVRM (<strong>het</strong> recht op vrijheid <strong>van</strong> godsdienst),<br />
omdat <strong>de</strong> Commissie vindt dat er geen sprake is <strong>van</strong><br />
een inbreuk op <strong>de</strong> uitoefening <strong>van</strong> dit recht. De enige<br />
vrijheid die is beperkt, is <strong>de</strong> vrijheid te solliciteren naar<br />
een functie bij <strong>de</strong> rechterlijke macht. Nu dit geen recht<br />
is dat wordt beschermd door <strong>het</strong> Verdrag, of dat binnen<br />
<strong>het</strong> bereik <strong>van</strong> art. 9 valt, kan art. 14 EVRM geen toepassing<br />
vin<strong>de</strong>n, aldus <strong>de</strong> Commissie. Het is interessant<br />
te be<strong>de</strong>nken wat <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze zaak was gewor<strong>de</strong>n, wanneer<br />
art. 1 Protocol 12 <strong>van</strong> kracht was geweest. De<br />
rechterlijke macht en <strong>de</strong> wetgever vallen bei<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<br />
<strong>de</strong> term 'publieke autoriteit'. De uitoefening <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
recht op gelijke benoembaarheid in <strong>de</strong> openbare dienst<br />
is on<strong>de</strong>r te brengen bij <strong>het</strong> eerste vlaggetje <strong>van</strong> <strong>de</strong> reikwijdte<br />
<strong>van</strong> art. 1, <strong>de</strong> uitoefening <strong>van</strong> enig recht dat specifiek<br />
is toegekend aan een individu on<strong>de</strong>r nationaal<br />
recht. 44 Vervolgens is natuurlijk <strong>de</strong> vraag of <strong>het</strong> door<br />
<strong>de</strong> wetgever gemaakte on<strong>de</strong>rscheid <strong>de</strong> discriminatietoets<br />
doorstaat: is er een objectieve en re<strong>de</strong>lijke rechtvaardiging?<br />
Een legitiem doel is niet moeilijk te geven:<br />
<strong>de</strong> bescherming <strong>van</strong> <strong>de</strong> onafhankelijkheid <strong>van</strong> <strong>de</strong> rechterlijke<br />
macht. Wat betreft <strong>het</strong> proportionaliteitsvereiste<br />
zou moeten wor<strong>de</strong>n aangetoond dat <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len (<strong>het</strong><br />
vaststellen <strong>van</strong> <strong>de</strong> absolute onverenigbaarheid <strong>van</strong> een<br />
rechterlijke functie met kerkelijke status) evenredig<br />
zijn met <strong>het</strong> doel. Het gaat om een on<strong>de</strong>rscheid gebaseerd<br />
op geloof: wellicht een strengere toets. 45 België<br />
zou waarschijnlijk aanvoeren dat <strong>de</strong> onafhankelijkheid<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> rechterlijke macht een very weighty reason<br />
vormt. De Meester is echter geen praktiserend priester;<br />
<strong>het</strong> lijkt dan ook niet direct re<strong>de</strong>lijk om hem uitsluitend<br />
op grond <strong>van</strong> zijn kerkelijke status <strong>van</strong> een rechterlijke<br />
functie uit te sluiten.<br />
Discriminatie op <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> <strong>de</strong> toelating <strong>van</strong> en <strong>het</strong><br />
toezicht op vreem<strong>de</strong>lingen is een an<strong>de</strong>r voorbeeld <strong>van</strong><br />
een gebied dat niet direct on<strong>de</strong>r <strong>het</strong> EVRM valt, en<br />
waar art. 14 dus niet snel <strong>van</strong> toepassing is. Protocol 12<br />
uitspraak <strong>van</strong> 28 augustus 1986, A-104, over een lerares die in haar<br />
proefperio<strong>de</strong> op een mid<strong>de</strong>lbare school wordt ontslagen op grond<br />
<strong>van</strong> vermeen<strong>de</strong> communistische voorkeuren.<br />
45. Zie bijvoorbeeld <strong>de</strong> zaak Hoffman, uitspraak <strong>van</strong> 23 juni 1993,<br />
A-255-C, par. 36. Hierin is sprake <strong>van</strong> een on<strong>de</strong>rscheid op grond <strong>van</strong><br />
godsdienst waarbij door <strong>het</strong> Hof, zij <strong>het</strong> niet expliciet, een strenge<br />
toets wordt gehanteerd.<br />
NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2 43
I MEER<br />
biedt daar nieuwe mogelijkhe<strong>de</strong>n. Te <strong>de</strong>nken valt aan<br />
bijvoorbeeld <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse regeling voor voortgezet<br />
verblijf na verbreking <strong>van</strong> een huwelijk. Het gaat dan<br />
om vreem<strong>de</strong>lingen die in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> verblijf bij<br />
echtgenoot zijn toegelaten, maar wiens huwelijk is verbroken.<br />
Om een zelfstandige titel te verkrijgen moet<br />
on<strong>de</strong>r meer wor<strong>de</strong>n voldaan aan <strong>het</strong> vereiste dat <strong>de</strong><br />
vreem<strong>de</strong>ling in zijn eigen on<strong>de</strong>rhoud moet kunnen<br />
voorzien. Daartoe wordt aan <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling een zogenaamd<br />
'zoekjaar' toegekend. 46 Het is voor te stellen,<br />
dat <strong>de</strong>ze regeling indirect discriminerend is voor vrouwen<br />
<strong>van</strong>wege hun achtergestel<strong>de</strong> positie op <strong>de</strong> arbeidsmarkt.<br />
47 Het recht op toelating in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> voortgezet<br />
verblijf is geen recht dat wordt beschermd door<br />
<strong>het</strong> EVRM. On<strong>de</strong>r art. 14 maken <strong>de</strong>ze vrouwen waarschijnlijk<br />
weinig kans, tenzij <strong>het</strong> geheel binnen <strong>het</strong> bereik<br />
<strong>van</strong> art. 8 EVRM is te brengen. On<strong>de</strong>r art. 1 Protocol<br />
12 kunnen <strong>de</strong>ze vrouwen nu zon<strong>de</strong>r omweg in<br />
Straatsburg terecht, waarschijnlijk on<strong>de</strong>r <strong>het</strong> eerste<br />
vlaggetje. Binnen <strong>het</strong> vreem<strong>de</strong>lingenrecht valt ver<strong>de</strong>r<br />
te <strong>de</strong>nken aan een discriminatoire uitvoering <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
vreem<strong>de</strong>lingentoezicht of <strong>de</strong> regeling <strong>van</strong> voorzieningen<br />
voor vreem<strong>de</strong>lingen.<br />
Ook kan men <strong>de</strong>nken aan <strong>de</strong> rechten <strong>van</strong> min<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n.<br />
Het op discriminatoire wijze toekennen <strong>van</strong> bepaal<strong>de</strong><br />
subsidies aan min<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n zou bijvoorbeeld on<strong>de</strong>r <strong>het</strong><br />
<strong>de</strong>r<strong>de</strong> vlaggetje kunnen vallen: discriminatie door een<br />
publieke autoriteit in <strong>de</strong> uitoefening <strong>van</strong> een discretionaire<br />
bevoegdheid. On<strong>de</strong>r <strong>het</strong> vier<strong>de</strong> vlaggetje zou bijvoorbeeld<br />
een geval <strong>van</strong> discriminatie op grond <strong>van</strong> ras<br />
door or<strong>de</strong>handhaven<strong>de</strong> ambtenaren bij <strong>het</strong> bedwingen<br />
<strong>van</strong> een rel kunnen vallen. 48<br />
Positieve verplichtingen en overige aspecten<br />
In hoeverre zijn staten on<strong>de</strong>r art. 1 Protocol 12 verplicht,<br />
eventueel ook in horizontale verhoudingen, tot<br />
<strong>het</strong> nemen <strong>van</strong> maatregelen ter voorkoming <strong>van</strong> discriminatie<br />
en tot <strong>het</strong> bie<strong>de</strong>n <strong>van</strong> rechtsherstel in geval <strong>van</strong><br />
discriminatie? Het Commentaar stelt: 'While such positive<br />
obligation cannot be exclu<strong>de</strong>d altogether, the<br />
prime objective of Article 1 is to embody a negative<br />
obligation for the Parties: the obligation not to discriminate<br />
against individuals'.<br />
Uit <strong>de</strong> bewoordingen <strong>van</strong> art. 1 volgt een evenwichtige<br />
bena<strong>de</strong>ring met betrekking tot <strong>het</strong> vraagstuk <strong>van</strong><br />
positieve verplichtingen. Aan <strong>de</strong> ene kant biedt art. 1<br />
bescherming tegen discriminatie door publieke autoriteiten.<br />
Het artikel is niet bedoeld om positieve verplichtingen<br />
op staten te leggen met betrekking tot alle<br />
gevallen <strong>van</strong> discriminatie in horizontale verhoudingen.<br />
Dat neemt niet weg dat nationale of internationale<br />
bepalingen ver<strong>de</strong>re bescherming kunnen bie<strong>de</strong>n.<br />
Verwezen wordt naar specifieke verdragen ter bestrijding<br />
<strong>van</strong> discriminatie, bijvoorbeeld <strong>het</strong> Rassendiscriminatieverdrag<br />
en <strong>het</strong> VN-vrouwenverdrag. Deze<br />
verdragen bevatten ge<strong>de</strong>tailleer<strong>de</strong> bepalingen met betrekking<br />
tot positieve verplichtingen. Aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />
kant kan <strong>van</strong>wege <strong>de</strong> formulering <strong>van</strong> art. 1, '(•••) shall<br />
46. Overigens is recentelijk met <strong>het</strong> Tussentijds Bericht Vreem<strong>de</strong>lingencirculaire<br />
2000/25, Staatscourant 11 <strong>de</strong>cember 2000, nr. 240,<br />
p. 8, dit zoekjaar bij voortgezet verblijf komen te vervallen.<br />
47. Zie J.D.M. Steenbergen e.a., Internationaal Immigratierecht<br />
1999, p. 219 en 220.<br />
48. Men zou zich kunnen voorstellen dat dit nu via bijvoorbeeld art.<br />
8 EVRM ook wel on<strong>de</strong>r art. 14 is te brengen, maar in elk geval hoeft<br />
GELIJKHEID IN DE BESCHERMING TEGEN DISCRIMINATIE? KATJA KERDEL<br />
be securea" <strong>het</strong> bestaan <strong>van</strong> positieve verplichtingen<br />
on<strong>de</strong>r art. 1 niet geheel wor<strong>de</strong>n uitgesloten. Als voorbeeld<br />
wordt genoemd <strong>het</strong> geval waarin een grote lacune<br />
bestaat in nationale wetgeving wat betreft <strong>de</strong><br />
bescherming tegen discriminatie. In horizontale verhoudingen<br />
zou <strong>het</strong> nalaten <strong>van</strong> <strong>het</strong> bie<strong>de</strong>n <strong>van</strong> bescherming<br />
tegen discriminatie binnen <strong>de</strong> reikwijdte <strong>van</strong> art.<br />
1 kunnen wor<strong>de</strong>n gebracht. Toch zal volgens <strong>het</strong> Commentaar<br />
<strong>de</strong> aanwezigheid <strong>van</strong> eventuele positieve verplichtingen<br />
beperkt zijn. Het discriminatieverbod <strong>van</strong><br />
art. 1 heeft betrekking op 'any right setforth by law\<br />
en richt zich tot publieke autoriteiten. Ver<strong>de</strong>r is door<br />
art. 1 <strong>van</strong> <strong>het</strong> EVRM <strong>de</strong> verantwoor<strong>de</strong>lijkheid <strong>van</strong> Verdragsstaten<br />
beperkt. 49 Dit brengt met zich mee dat<br />
eventuele positieve verplichtingen ten hoogste zou<strong>de</strong>n<br />
bestaan in verhoudingen in <strong>de</strong> publieke sfeer die gewoonlijk<br />
wettelijk wor<strong>de</strong>n geregeld, en waarvoor staten<br />
een zekere verantwoor<strong>de</strong>lijkheid dragen. Voorbeel<strong>de</strong>n<br />
zijn <strong>de</strong> toegang tot openbare gelegenhe<strong>de</strong>n,<br />
toegang tot <strong>het</strong> arbeidsproces, medische zorg of an<strong>de</strong>re<br />
voorzieningen. Zuivere privé-relaties vallen buiten<br />
<strong>de</strong> reikwijdte <strong>van</strong> <strong>de</strong> positieve verplichtingen. Eventueel<br />
kan in zulke gevallen wel art. 8 EVRM <strong>van</strong> toepassing<br />
zijn.<br />
De formulering 'any right setforth by law' in <strong>het</strong> eerste<br />
lid <strong>van</strong> art. 1 is bedoeld om <strong>de</strong> reikwijdte <strong>van</strong> <strong>de</strong> in<br />
dit lid opgenomen garantie te bepalen, en mogelijke indirecte<br />
horizontale effecten te beperken. Vervolgens<br />
wordt uitgelegd dat <strong>het</strong> woord 'law'' uit lid 1 ook kan<br />
verwijzen naar internationaal recht. Dit betekent echter<br />
niet dat <strong>het</strong> Hof in Straatsburg bevoegd is om te on<strong>de</strong>rzoeken<br />
of een geval in overeenstemming is met bepalingen<br />
uit an<strong>de</strong>re internationale instrumenten. Tot slot<br />
wordt nog <strong>de</strong> term 'publieke autoriteit' omschreven.<br />
Deze term heeft niet alleen betrekking op overheidsorganen,<br />
maar ook op rechtspreken<strong>de</strong> en wetgeven<strong>de</strong> organen.50<br />
Wat hebben we <strong>van</strong> protocol 12 te verwachten?<br />
Het is te verwachten dat Protocol 12, wanneer <strong>het</strong><br />
wordt aangenomen en bekrachtigd, meer recht zal<br />
doen aan <strong>het</strong> gelijkheidsbeginsel dan <strong>het</strong> beperkte discriminatieverbod<br />
<strong>van</strong> art. 14. Gevallen <strong>van</strong> discriminatie<br />
die op dit moment buiten <strong>de</strong> reikwijdte <strong>van</strong> art. 14<br />
EVRM vallen kunnen straks on<strong>de</strong>r Protocol 12 wel<br />
wor<strong>de</strong>n getoetst, nu dit artikel een autonoom discriminatieverbod<br />
bevat. Te <strong>de</strong>nken valt aan discriminatie<br />
met betrekking tot sociale, economische en culturele<br />
rechten, zoals bijvoorbeeld opgenomen in <strong>het</strong> Internationaal<br />
Verdrag inzake economische, sociale en culturele<br />
rechten. An<strong>de</strong>re gebie<strong>de</strong>n die nu buiten <strong>het</strong> Verdrag<br />
vallen zijn <strong>de</strong> rechten <strong>van</strong> min<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n, <strong>het</strong><br />
vreem<strong>de</strong>lingenrecht en <strong>de</strong> toelating tot een functie bij<br />
<strong>de</strong> overheidsdienst. Ook kan men <strong>de</strong>nken aan discriminatoire<br />
han<strong>de</strong>lingen <strong>van</strong> publieke autoriteiten zoals <strong>het</strong><br />
op discriminatoire wijze toekennen <strong>van</strong> bepaal<strong>de</strong> overheidssubsidies<br />
of discriminatoir gedrag <strong>van</strong> ambte-<br />
<strong>het</strong> Hof met Protocol 12 niet meer via een omweg tot een discriminatietoets<br />
te komen.<br />
49. Art. 1 EVRM luidt: 'De Hoge Verdragsluiten<strong>de</strong> Partijen verzekeren<br />
een ie<strong>de</strong>r die ressorteert on<strong>de</strong>r haar rechtsmacht <strong>de</strong> rechten en<br />
vrijhe<strong>de</strong>n die zijn vastgesteld in <strong>de</strong> Eerste Titel <strong>van</strong> dit Verdrag.'<br />
50. De term is ontleend aan art. 8, twee<strong>de</strong> lid en art. 10, eerste lid,<br />
EVRM.<br />
44 NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2
naren in <strong>de</strong> handhaving <strong>van</strong> <strong>de</strong> openbare or<strong>de</strong>. Staten<br />
zullen zich on<strong>de</strong>r Protocol 12 niet meer kunnen verschuilen<br />
achter hun 'onschendbaarheid' op <strong>de</strong> tot nu<br />
toe voor art. 14 EVRM onbereikbare rechts- en beleidsgebie<strong>de</strong>n.<br />
Dit zal met zich meebrengen, dat <strong>de</strong> publieke<br />
autoriteiten nog meer dan tevoren op hun hoe<strong>de</strong><br />
moeten zijn. Met Protocol 12 zullen veel meer individuen<br />
voor <strong>de</strong> nationale rechter en indien nodig in<br />
Straatsburg 'hun gelijk' kunnen (trachten) te halen. De<br />
publieke autoriteiten zullen klachten moeten voorkomen<br />
door zelf te allen tij<strong>de</strong> <strong>het</strong> beginsel <strong>van</strong> gelijke behan<strong>de</strong>ling<br />
en non-discriminatie te respecteren. Het Hof<br />
kan geen wetgeving voorschrijven, maar aan veel uitspraken<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> Hof wordt door nationale wetgevers<br />
wel gevolg gegeven.<br />
Ook kan men <strong>de</strong>nken aan<br />
discriminatoire han<strong>de</strong>lingen <strong>van</strong><br />
publieke autoriteiten<br />
Het voorgaan<strong>de</strong> betekent niet, dat nu alle gevallen <strong>van</strong><br />
vermeen<strong>de</strong> discriminatie voor toetsing in Straatsburg<br />
in aanmerking komen. Het moet gaan om discriminatie<br />
in verticale verhoudingen; voor toetsing <strong>van</strong> <strong>het</strong> discriminatieverbod<br />
<strong>van</strong> Protocol 12 in horizontale verhoudingen<br />
is in beginsel geen plaats. Het Verdrag richt<br />
zich immers in eerste instantie tot <strong>de</strong> lidstaten. Hooguit<br />
kan er indirecte horizontale werking zijn, in <strong>de</strong><br />
vorm <strong>van</strong> positieve verplichtingen voor staten. Ondanks<br />
<strong>het</strong> feit dat op dit punt terughou<strong>de</strong>ndheid in<br />
Straatsburg is voorspeld, is <strong>het</strong> toch belangrijk dat <strong>de</strong><br />
mogelijkheid tot <strong>het</strong> aannemen <strong>van</strong> positieve verplichtingen<br />
niet wordt uitgesloten. Met <strong>het</strong> aannemen <strong>van</strong><br />
positieve verplichtingen kunnen immers bepaal<strong>de</strong> 'gaten'<br />
in <strong>de</strong> wetgeving wor<strong>de</strong>n gedicht, waardoor meer<br />
recht aan <strong>het</strong> gelijkheidsbeginsel kan wor<strong>de</strong>n gedaan<br />
dan door <strong>het</strong> verbie<strong>de</strong>n <strong>van</strong> discriminatie alleen.<br />
Hoeveel bescherming op <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> gelijke behan<strong>de</strong>ling<br />
en non-discriminatie daadwerkelijk gebo<strong>de</strong>n zal<br />
wor<strong>de</strong>n door Protocol 12, hangt voor een groot <strong>de</strong>el af<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> houding en interpretatie <strong>van</strong> <strong>het</strong> Hof. Klachten<br />
die on<strong>de</strong>r Protocol 12 in Straatsburg kunnen wor<strong>de</strong>n<br />
getoetst, zullen lang niet altijd een schending <strong>van</strong> art. 1<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> Protocol opleveren. Art. 1 Protocol 12 is een<br />
open norm, net als art. 14, en an<strong>de</strong>rs dan <strong>de</strong> meer ingevul<strong>de</strong><br />
normen <strong>van</strong> bijvoorbeeld <strong>het</strong> VN-vrouwenverdrag<br />
en <strong>de</strong> EG-richtlijnen. Er zijn geen expliciete uitzon<strong>de</strong>ringen<br />
genoemd die een on<strong>de</strong>rscheid kunnen<br />
rechtvaardigen. Het Hof zal bekijken of er een re<strong>de</strong>lijke<br />
en objectieve rechtvaardiging voor <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rscheid<br />
is. Daarbij zal er voor <strong>de</strong> lidstaten waarschijnlijk weer<br />
een 'margin of appreciation' bestaan. Het is te hopen<br />
dat <strong>het</strong> Hof in ie<strong>de</strong>r geval <strong>de</strong> ontwikkeling <strong>van</strong> <strong>de</strong> strenge<br />
toets bij 'verdachte' discriminatiegron<strong>de</strong>n zal doorzetten<br />
en wellicht versterken.<br />
Afgewacht moet wor<strong>de</strong>n, wat er met <strong>het</strong> subsidiaire karakter<br />
<strong>van</strong> art. 14 EVRM zal gebeuren. De vraag is of<br />
51. Supra noten 13 en 14.<br />
52. Zie bijvoorbeeld <strong>de</strong> zaakB.d.B. tegen Ne<strong>de</strong>rland, waarin <strong>het</strong> han<strong>de</strong>len<br />
<strong>van</strong> een bedrijfsvereniging aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> is. Uitspraak <strong>van</strong> 30<br />
<strong>maart</strong> 1089, nr. 273/1989, VN doe. A/44/40, p. 286 e.v.<br />
MEER GELIJKHEID IN DE BESCHERMING TEGEN DISCRIMINATIE? KATJA KERDEL<br />
NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2<br />
<strong>het</strong> Hof zijn veel bekritiseer<strong>de</strong> praktijk <strong>van</strong> judicial abstention<br />
zal doorzetten on<strong>de</strong>r Protocol 12. Het volhou<strong>de</strong>n<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> subsidiaire karakter <strong>van</strong> <strong>het</strong> discriminatieverbod<br />
zou tot scheve verhoudingen kunnen lei<strong>de</strong>n in<br />
<strong>de</strong> bescherming die <strong>het</strong> Verdrag biedt. Wellicht heeft<br />
<strong>het</strong> Hof dit al voorzien, door in <strong>de</strong> zaken Salgueiro en<br />
Thlimmenos geen subsidiair karakter aan art. 14 toe te<br />
kennen. 51 In ie<strong>de</strong>r geval is <strong>het</strong> toe te juichen dat <strong>het</strong> Hof<br />
in <strong>de</strong>ze zaak <strong>het</strong> discriminatieverbod voorop geplaatst<br />
heeft.<br />
De verhouding tussen Protocol 12 en an<strong>de</strong>re<br />
gelijkheidsnormen<br />
Het wordt spannend hoe <strong>de</strong> verhouding zal komen te<br />
liggen tussen art. 1 Protocol 12 en an<strong>de</strong>re gelijkheidsnormen.<br />
Het IVBPR bevat in art. 26 een algemeen, autonoom<br />
discriminatieverbod net als art. 1 <strong>van</strong> Protocol 12, en<br />
daarnaast nog een algemeen gelijkheidsgebod. Art. 26<br />
beperkt zich net als art. 1 Protocol 12 in beginsel tot<br />
verticale verhoudingen. Ten aanzien <strong>van</strong> horizontale<br />
werking <strong>van</strong> art. 26 is <strong>het</strong> Mensenrechtencomité tot nu<br />
toe terughou<strong>de</strong>nd geweest, tenzij <strong>de</strong> semi-publieke<br />
overheid in <strong>het</strong> geding is. 52 Een zelf<strong>de</strong> soort opvatting<br />
is te vin<strong>de</strong>n in <strong>het</strong> Commentaar bij art. 1 Protocol 12.<br />
Hoewel <strong>de</strong> gelijkheidsnorm <strong>van</strong> art. 1 Protocol 12 niet<br />
ruimer is geformuleerd dan die <strong>van</strong> art. 26 IVBPR,<br />
heeft Protocol 12 wel <strong>de</strong>gelijk toegevoeg<strong>de</strong> waar<strong>de</strong>.<br />
De uitspraken <strong>van</strong> <strong>het</strong> Mensenrechtencomité zijn niet<br />
bin<strong>de</strong>nd, zoals <strong>de</strong> uitspraken <strong>van</strong> <strong>het</strong> EHRM. Daar<br />
komt bij dat er geen dui<strong>de</strong>lijke lijn in <strong>de</strong> uitspraken <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> Mensenrechtencomité over discriminatie zit, en dat<br />
zel<strong>de</strong>n een schending <strong>van</strong> art. 26 wordt gevon<strong>de</strong>n. De<br />
behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> klachten over art. 26 gaan bovendien voornamelijk<br />
over on<strong>de</strong>rscheid op grond <strong>van</strong> geslacht binnen<br />
<strong>de</strong> sociale zekerheid. Wat dat betreft kent <strong>het</strong><br />
EHRM met art. 14 EVRM een veel rijkere jurispru<strong>de</strong>ntieverzameling.<br />
Ver<strong>de</strong>r kunnen bij <strong>het</strong> Mensenrechtencomité<br />
alleen natuurlijke personen terecht, terwijl<br />
in Straatsburg ook rechtspersonen een klacht<br />
kunnen indienen als zij aan <strong>de</strong> vereisten voldoen. Een<br />
an<strong>de</strong>r rele<strong>van</strong>t verschil is dat Straatsburg een mon<strong>de</strong>linge<br />
procedure kent, terwijl <strong>de</strong> procedure voor <strong>het</strong><br />
Mensenrechtencomité schriftelijk is. Tot slot kan een<br />
klacht die al bij <strong>het</strong> Mensenrechtencomité is voorgelegd,<br />
niet nog eens in Straatsburg wor<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld.<br />
An<strong>de</strong>rsom kan dat eventueel wel. 53 Een individu wiens<br />
klacht over discriminatie voorheen buiten <strong>de</strong> reikwijdte<br />
<strong>van</strong> art. 14 viel maar wiens klacht wel on<strong>de</strong>r art. 1<br />
Protocol 12 valt kan er dus nu voor kiezen eerst naar<br />
Straatsburg te gaan om zijn gelijk te halen, omdat daar<br />
<strong>het</strong> beschermingsmechanisme sterker is dan dat <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> Mensenrechtencomité. Mocht dat mislukken dan<br />
kan alsnog <strong>de</strong> gang naar Genève gemaakt wor<strong>de</strong>n.<br />
De discriminatiebepalingen <strong>van</strong> art. 1 <strong>van</strong> <strong>het</strong> Rassendiscriminatieverdrag<br />
en <strong>van</strong> art. 1 <strong>van</strong> <strong>het</strong> Vrouwenverdrag<br />
zijn over <strong>het</strong> algemeen ruimer geformuleerd<br />
dan art. 1 Protocol 12. Zij verbie<strong>de</strong>n zowel directe als<br />
indirecte discriminatie en richten zich ook op horizon-<br />
53. Zie Heffernan, 'A comparative view of individual petition procedures<br />
un<strong>de</strong>r the ECHR and the ICCPR', in: Human Rights Quarterly<br />
1997, jrg. 19, p. 104.<br />
45
I MEER<br />
tale verhoudingen. Ver<strong>de</strong>r bevatten bei<strong>de</strong> verdragen<br />
expliciete bepalingen met betrekking tot positieve actie.<br />
Op <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> <strong>de</strong> gelijke behan<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> vrouwen<br />
en mannen is opvallend dat <strong>het</strong> VN-vrouwenverdrag<br />
asymmetrisch is: <strong>het</strong> beoogt in beginsel alleen<br />
vrouwen te beschermen tegen discriminatie op grond<br />
<strong>van</strong> geslacht. Het VN-vrouwenverdrag is er expliciet<br />
op gericht <strong>de</strong> achterstandspositie <strong>van</strong> vrouwen op te<br />
heffen. Het EVRM is wat dat betreft veel zwakker omdat<br />
<strong>het</strong> een sekseneutrale non-discriminatiebepaling<br />
bevat. Vergeleken met <strong>het</strong> EVRM is <strong>het</strong> toezichtmechanisme<br />
on<strong>de</strong>r bei<strong>de</strong> verdragen echter beperkt. Uitspraken<br />
naar aanleiding <strong>van</strong> individuele klachten bij<br />
<strong>het</strong> CERD en straks <strong>het</strong> CEDAW hebben geen bin<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />
kracht. Daarom is art. 1 Protocol 12 in Europees<br />
verband een belangrijke bepaling voor personen die (in<br />
verticale verhoudingen) menen te wor<strong>de</strong>n gediscrimineerd<br />
op grond <strong>van</strong> ras of geslacht. Men zou zich daarbij<br />
kunnen in<strong>de</strong>nken dat <strong>de</strong> gelijkheidsnormen <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
VN-vrouwenverdrag en <strong>het</strong> Rassendiscriminatieverdrag<br />
invloed kunnen uitoefenen op <strong>de</strong> bena<strong>de</strong>ring <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> Straatsburgse gelijkheidsbeginsel. 54<br />
Art. 1 Protocol 12 is een belangrijke<br />
bepaling voor personen die menen te<br />
wor<strong>de</strong>n gediscrimineerd op grond <strong>van</strong><br />
ras of geslacht<br />
Het EG-recht heeft een bijzon<strong>de</strong>re status, omdat <strong>het</strong> in<br />
beginsel doorwerkt in <strong>de</strong> nationale rechtsor<strong>de</strong>s <strong>van</strong><br />
EU-staten, soms ook in horizontale verhoudingen. Wat<br />
betreft <strong>de</strong> garanties <strong>van</strong> <strong>het</strong> gelijkheidsbeginsel is met<br />
name aan <strong>de</strong> gelijke behan<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> mannen en vrouwen<br />
veel aandacht besteed, mid<strong>de</strong>ls art. 141 (ex art.<br />
119) en <strong>de</strong> hiermee samenhangen<strong>de</strong> richtlijnen. Sterke<br />
punten zijn <strong>de</strong> horizontale werking <strong>van</strong> art. 141 en <strong>de</strong><br />
strenge toets on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> richtlijnen <strong>van</strong>wege <strong>de</strong> gesloten<br />
norm voor directe discriminatie. De bepalingen zijn allemaal<br />
zeer specifiek, waardoor niet ie<strong>de</strong>reen zich erop<br />
kan beroepen voor <strong>de</strong> nationale rechter. Ook beperken<br />
<strong>de</strong> bepalingen zich tot bepaal<strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n, bijvoorbeeld<br />
gelijke behan<strong>de</strong>ling wat betreft arbeidsomstandighe<strong>de</strong>n<br />
of sociale zekerheid. Een belangrijke ontwikkeling<br />
in dit opzicht is in gang gezet met <strong>het</strong> Verdrag <strong>van</strong> Amsterdam,<br />
in <strong>het</strong> bijzon<strong>de</strong>r met <strong>het</strong> nieuwe art. 13, op<br />
grond waar<strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad ruimere maatregelen kan nemen<br />
om discriminatie te bestrij<strong>de</strong>n. De eerste ontwerprichtlijnen<br />
(waarbij <strong>de</strong> discriminatiegrond geslacht<br />
echter wordt overgeslagen!) wor<strong>de</strong>n op dit moment be-<br />
54. Vergelijk T. Loenen, in: A.W. Heringa e.a (red.), Het Vrouwenverdrag,<br />
een beeld <strong>van</strong> een verdrag...,1994, p. 1-13, waarin on<strong>de</strong>r<br />
meer uiteengezet wordt dat door inlezing <strong>van</strong> art. 1 <strong>van</strong> <strong>het</strong> VN-vrouwenverdrag<br />
in art. 26 IVBPR dit laatste artikel zowel op nationaal als<br />
op internationaal niveau een belangrijke schakelfunctie zou kunnen<br />
vervullen om vrouwendiscriminatie tegen te gaan. De vraag is na-<br />
GELIJKHEID IN DE BESCHERMING TEGEN DISCRIMINATIE? KATJA KER D EL<br />
sproken binnen <strong>de</strong> Europese Unie. Ver<strong>de</strong>r is er een<br />
Handvest <strong>van</strong> grondrechten in ontwerp, waarin ook <strong>het</strong><br />
gelijkheidsbeginsel zal wor<strong>de</strong>n opgenomen. Het valt te<br />
bezien, hoe <strong>de</strong> verhouding zal komen te liggen tussen<br />
dit Handvest en <strong>het</strong> EVRM. 55 Voorlopig is <strong>het</strong> echter<br />
nog niet zo ver en blijft <strong>het</strong> nuttig <strong>de</strong> gelijkheidsgarantie<br />
on<strong>de</strong>r <strong>het</strong> EVRM te versterken. Bovendien telt <strong>de</strong><br />
Raad <strong>van</strong> Europa 41 lidstaten, tegenover vijftien bij <strong>de</strong><br />
Europese Unie, en is <strong>het</strong> dus geenszins overbodig <strong>de</strong><br />
gelijkheidsgaranties <strong>van</strong> bei<strong>de</strong> geheel eigensoortige<br />
rechtsstelsels te optimaliseren.<br />
In <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse rechtsor<strong>de</strong> is <strong>de</strong> Algemene wet gelijke<br />
behan<strong>de</strong>ling veel ruimer geformuleerd dan art. 1<br />
Protocol 12. De uitspraken <strong>van</strong> <strong>de</strong> Commissie gelijke<br />
behan<strong>de</strong>ling zijn echter niet bin<strong>de</strong>nd. Bovendien kent<br />
<strong>de</strong> Awgb een uitputten<strong>de</strong> opsomming <strong>van</strong> discriminatiegron<strong>de</strong>n.<br />
Rechterlijke uitspraken zijn natuurlijk wel<br />
bin<strong>de</strong>nd, maar een beperking is dat <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
rechter formele wetten niet kan toetsen aan art. 1 <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> Grondwet, waarin een algemeen discriminatieverbod<br />
met een ongelimiteer<strong>de</strong> opsomming discriminatiegron<strong>de</strong>n<br />
is opgenomen. Aldus zijn <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse burgers<br />
met klachten over discriminatie in grote mate<br />
afhankelijk <strong>van</strong> <strong>de</strong> rechtsreeks werken<strong>de</strong> internationale<br />
bepalingen. Dat art. 1 Protocol 12 niet zo ruim geformuleerd<br />
is als art. 26IVBPR, waarin ook een algemeen<br />
gelijkheidsgebod is opgenomen, betekent niet<br />
dat Protocol 12 aan <strong>de</strong> nationale rechtspraktijk weinig<br />
zou kunnen toevoegen. Zoals gezegd zijn uitspraken<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> Mensenrechtencomité over art. 26 IVBPR<br />
schaars en bovendien niet altijd even dui<strong>de</strong>lijk. Vanwege<br />
<strong>het</strong> sterke toezichtmechanisme on<strong>de</strong>r <strong>het</strong> EVRM<br />
zal <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse rechter houvast hebben aan uitspraken<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> Hof in Straatsburg. Protocol 12 zal in<br />
zaken voor <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse rechter een belangrijke rol<br />
kunnen spelen, op een breed terrein.<br />
Conclusie<br />
Het voorgaan<strong>de</strong> moge dui<strong>de</strong>lijk hebben gemaakt dat<br />
<strong>het</strong> wenselijk is dat <strong>de</strong> lidstaten Protocol 12 zo spoedig<br />
mogelijk ratificeren opdat er ook binnen <strong>het</strong> Straatsburgse<br />
systeem <strong>van</strong> rechtsbescherming zoveel mogelijk<br />
recht kan wor<strong>de</strong>n gedaan aan <strong>het</strong> gelijkheidsbeginsel.<br />
Met Protocol 12 kan eens te meer waar wor<strong>de</strong>n<br />
gemaakt dat <strong>het</strong> EVRM een living instrument is. Rest<br />
nog <strong>de</strong> hoop te uiten, dat <strong>het</strong> Hof <strong>het</strong> nieuwe Protocol,<br />
mocht <strong>het</strong> wor<strong>de</strong>n bekrachtigd, ook zal interpreteren<br />
naar <strong>de</strong> present day conditions <strong>van</strong> <strong>de</strong> 21e eeuw, zodat<br />
<strong>het</strong> gelijkheidsbeginsel in <strong>de</strong> Straatsburgse bescherming<br />
(ein<strong>de</strong>lijk) een waardige plaats toekomt.<br />
tuurlijk of je eenzelf<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nering zou kunnen voeren met betrekking<br />
tot <strong>het</strong> EVRM. Het gaat te ver daar in dit ka<strong>de</strong>r op in te gaan.<br />
55. Zie hierover o.a. <strong>het</strong> rapport <strong>van</strong> <strong>de</strong> Committee on Legal Affairs<br />
and Human Rights <strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> Europa, Pari. Verg. doe. 8611,<br />
dat gaat over <strong>het</strong> eventuele naast elkaar bestaan <strong>van</strong> bei<strong>de</strong> Europese<br />
documenten. Bron: http://stars.coe.fr.<br />
46 NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2
I ARTIKEL<br />
MIES MONSTER<br />
Universitair docent Katholieke Universiteit Nijmegen<br />
Discussie vervolgd Moe<strong>de</strong>rschapsi<strong>de</strong>ologie<br />
en <strong>het</strong><br />
HvJEG: een reactie<br />
In <strong>Nemesis</strong> 2000, nr. 2 verscheen<br />
<strong>het</strong> artikel 'Moe<strong>de</strong>rschapsi<strong>de</strong>ologieën<br />
in <strong>het</strong><br />
Europese gelijke-behan<strong>de</strong>lingsrecht',<br />
<strong>van</strong> Clare<br />
McGlynn. Zij stelt hierin<br />
dat <strong>de</strong> gelijke-behan<strong>de</strong>lingsjurispru<strong>de</strong>ntie<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> Hof<br />
<strong>van</strong> Justitie <strong>van</strong> <strong>de</strong> EG gebaseerd<br />
is op een on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong><br />
traditionele moe<strong>de</strong>rschapsi<strong>de</strong>ologie.<br />
Mies Monster bestrijdt <strong>de</strong>ze<br />
interpretatie. Het Hof heeft<br />
juist in een aantal zaken <strong>de</strong><br />
traditionele moe<strong>de</strong>rschapsi<strong>de</strong>ologie<br />
achter zich gelaten<br />
en voor vrouwen zelf wordt<br />
<strong>de</strong> ruimte om aan een moe<strong>de</strong>rschapsi<strong>de</strong>ologie<br />
toe te<br />
geven ingekrompen.<br />
In een reactie hierop beargumenteert<br />
McGlynn dat die<br />
on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> i<strong>de</strong>ologie er<br />
wel <strong>de</strong>gelijk nog is en dat <strong>de</strong>ze<br />
radicaal moet wor<strong>de</strong>n veran<strong>de</strong>rd<br />
om plaats te maken<br />
voor een 'equalparenting'<br />
bena<strong>de</strong>ring. Een bena<strong>de</strong>ring<br />
die vrouwen niet alleen<br />
versterkt in hun zorgen<strong>de</strong><br />
taken maar ook in hun<br />
beroepsleven.<br />
Met belangstelling las ik in <strong>Nemesis</strong> 2000 nr. 2 <strong>het</strong> artikel <strong>van</strong> Clare McGlynn<br />
over <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>rschapsi<strong>de</strong>ologie <strong>van</strong> <strong>het</strong> Hof <strong>van</strong> Justitie <strong>van</strong> <strong>de</strong> EG (HvJEG). Interessant<br />
waren <strong>de</strong> uiteenzettingen ten aanzien <strong>van</strong> <strong>het</strong> concept moe<strong>de</strong>rschapsi<strong>de</strong>ologie.<br />
Naar mijn mening zijn er echter vraagtekens te zetten bij <strong>de</strong> totale<br />
strekking <strong>van</strong> haar betoog, namelijk dat <strong>de</strong> rechtspraak <strong>van</strong> <strong>het</strong> Hof doortrokken<br />
is <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze moe<strong>de</strong>rschapsi<strong>de</strong>ologie. Weliswaar <strong>de</strong>el ik in beginsel haar zorgen<br />
over <strong>de</strong> rechtspraak <strong>van</strong> <strong>het</strong> Hof op <strong>het</strong> door haar behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> terrein. Die jurispru<strong>de</strong>ntie<br />
is onbevredigend en niet consistent. 1 Maar ik betwijfel of dat nu wordt<br />
veroorzaakt door een moe<strong>de</strong>rschapsi<strong>de</strong>ologie. Deze twijfel licht ik graag toe aan<br />
<strong>de</strong> hand <strong>van</strong> <strong>de</strong> begrippen 'bescherming' en 'moe<strong>de</strong>rschap', oorsprong en strekking<br />
<strong>van</strong> art. 2 lid 3 <strong>van</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> gelijke-behan<strong>de</strong>lingsrichtlijn (76/207) <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
EG, en <strong>de</strong> door McGlynn behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> jurispru<strong>de</strong>ntie <strong>van</strong> <strong>het</strong> HvJEG.<br />
De kern <strong>van</strong> <strong>de</strong> verhan<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> McGlynn vormt, in haar woor<strong>de</strong>n, <strong>het</strong> 'beschermingsprincipe',<br />
zoals dat is uitgedrukt in art. 2 lid 3 <strong>van</strong> richtlijn 76/207<br />
met <strong>de</strong> tekst: '<strong>de</strong>ze richtlijn doet geen afbreuk aan <strong>de</strong> bepalingen betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />
bescherming <strong>van</strong> <strong>de</strong> vrouw, met name voor wat zwangerschap en moe<strong>de</strong>rschap<br />
betreft'.<br />
Dit is natuurlijk een bijzon<strong>de</strong>r ongelukkige formulering. Leest men <strong>de</strong> bepaling<br />
onbe<strong>van</strong>gen dan staat er dat èn vrouwen, èn zwangerschap èn moe<strong>de</strong>rschap mogen<br />
wor<strong>de</strong>n beschermd. Daar zit veel overlap in en in essentie zou <strong>de</strong> bepaling<br />
er op neerkomen dat alle vrouwen altijd beschermd mogen wor<strong>de</strong>n. Alle vrouwen<br />
zijn immers potentiële moe<strong>de</strong>rs en als men eenmaal moe<strong>de</strong>r is dan is men<br />
dat <strong>het</strong> hele leven. Ie<strong>de</strong>reen die <strong>van</strong> <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis <strong>van</strong> <strong>de</strong> vrouwenarbeid ook<br />
maar enigszins op <strong>de</strong> hoogte is weet dat men waakzaam moet zijn als bescherming<br />
<strong>van</strong> vrouwen bij <strong>de</strong> arbeid aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> is. Want om vrouwen te beschermen<br />
wer<strong>de</strong>n in <strong>het</strong> verle<strong>de</strong>n arbeidsverbo<strong>de</strong>n voor vrouwen ingevoerd, zoals een verbod<br />
op nachtarbeid, overwerk en zondagsarbeid. Afgezien <strong>van</strong> medische, sociale<br />
en economische re<strong>de</strong>nen lag hier in<strong>de</strong>rdaad me<strong>de</strong> een zekere moe<strong>de</strong>rschapsi<strong>de</strong>ologie<br />
aan ten grondslag. Die had geen betrekking op <strong>de</strong> zorg voor <strong>de</strong><br />
immateriële belangen <strong>van</strong> <strong>het</strong> kind, gebaseerd op bijvoorbeeld <strong>de</strong> hechtingstheorieën<br />
<strong>van</strong> Bowlby; daar had men toen nog nooit <strong>van</strong> gehoord. Veeleer wer<strong>de</strong>n<br />
die arbeidsverbo<strong>de</strong>n ingesteld met <strong>het</strong> oog op <strong>de</strong> materiële belangen <strong>van</strong> kin<strong>de</strong>ren:<br />
aan <strong>het</strong> eind <strong>van</strong> <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw was in bijna alle westerse<br />
industrialiseren<strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n sprake <strong>van</strong> grote zuigelingen- en kin<strong>de</strong>rsterfte. Maar<br />
ook toen al is in <strong>de</strong> vrouwenbeweging(en) heftig gediscussieerd over <strong>de</strong> wenselijkheid<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong>rgelijke verbo<strong>de</strong>n. Deze 'bescherming' beteken<strong>de</strong> min<strong>de</strong>r werkgelegenheid<br />
voor vrouwen en verlies <strong>van</strong> hun concurrentiepositie ten opzichte<br />
<strong>van</strong> mannen.<br />
Uit <strong>de</strong> historie is dus af te lei<strong>de</strong>n dat <strong>het</strong> terecht is principiële vraagtekens te<br />
plaatsen bij <strong>de</strong> 'bescherming' <strong>van</strong> art. 2 lid 3 <strong>van</strong> richtlijn 76/207. Vooropgesteld<br />
zij evenwel dat art. 2 lid 3 niet <strong>de</strong> enige bepaling is in richtlijn 76/207 die <strong>het</strong><br />
1. Zie alleen al <strong>de</strong> zaken HvJEG 29 mei 1997, zaak C-400/95, Jur. I, p. 2757 (Larsson) en HvJEG<br />
30 juni 1998, zaak C-394/96, Jur. I, p. 2011 (Brown).<br />
NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2 47
I MOEDERSCHAPSIDEOLOGIE<br />
woord 'bescherming' bezigt. Er zijn nog twee bepalingen<br />
die zich bezighou<strong>de</strong>n met bescherming <strong>van</strong><br />
vrouwen: in <strong>de</strong> artikelen 3, lid 2 sub c en 5 lid 2 sub c<br />
wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> lidstaten verplicht om bepalingen die aan<strong>van</strong>kelijk<br />
wer<strong>de</strong>n 'gemotiveerd door beschermen<strong>de</strong><br />
bedoelingen' met betrekking tot respectievelijk <strong>de</strong> toegang<br />
tot <strong>de</strong> arbeid en <strong>de</strong> arbeidsvoorwaar<strong>de</strong>n (op termijn)<br />
af te schaffen. In art. 2 lid 3 gaat <strong>het</strong> dus om beschermen<strong>de</strong><br />
maatregelen die zijn toegestaan en in <strong>de</strong><br />
artikelen 3 en 5 om een verplichting tot afschaffing <strong>van</strong><br />
beschermen<strong>de</strong> bepalingen. Kennelijk is <strong>de</strong> optiek <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> richtlijn dat er verschillen<strong>de</strong> 'soorten' bescherming<br />
bestaan. Daarmee doet zich <strong>de</strong> vraag voor waar <strong>de</strong><br />
grens ligt tussen toegelaten en verbo<strong>de</strong>n bescherming.<br />
Het is goed gebruik om voor <strong>het</strong> achterhalen <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
strekking <strong>van</strong> juridische teksten en documenten zich<br />
allereerst in <strong>de</strong> ontstaansgeschie<strong>de</strong>nis te verdiepen.<br />
Voor <strong>het</strong> antwoord op <strong>de</strong> hiervoor gestel<strong>de</strong> vraag kan<br />
in dat verband wor<strong>de</strong>n gekeken naar <strong>de</strong> wordingsgeschie<strong>de</strong>nis<br />
<strong>van</strong> art. 2 lid 3 <strong>van</strong> richtlijn 76/207. De<br />
bepaling kwam in <strong>het</strong> eerste ontwerp <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze richtlijn<br />
niet voor. Pas na <strong>de</strong> adviezen <strong>van</strong> <strong>het</strong> Europees Parlement<br />
en <strong>het</strong> Economisch Sociaal Comité, waarin werd<br />
gewezen op <strong>de</strong> noodzaak <strong>van</strong> speciale maatregelen<br />
voor zwangere vrouwen en <strong>de</strong> in <strong>de</strong> lidstaten reeds<br />
bestaan<strong>de</strong> regels daaromtrent, is art. 2 lid 3 toegevoegd.<br />
Gezien <strong>de</strong>ze oorsprong zou men <strong>de</strong>nken dat <strong>het</strong><br />
in <strong>de</strong> bepaling om situaties <strong>van</strong> zwangerschap en bevalling<br />
gaat, dus alleen om moe<strong>de</strong>rschap in biologische<br />
zin. De bepaling zou dan inhou<strong>de</strong>n dat <strong>het</strong> is<br />
toegestaan vrouwen te beschermen als zij zwanger zijn<br />
of pas bevallen, maar dat wordt in art. 2 lid 3 <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
richtlijn niet geëxpliciteerd. En zo kan <strong>de</strong> gedachte<br />
postvatten dat <strong>het</strong> woord 'moe<strong>de</strong>rschap' ook betrekking<br />
heeft op niet-biologische aspecten, ook wel aangeduid<br />
als <strong>het</strong> 'sociaal moe<strong>de</strong>rschap'. Niet alleen <strong>het</strong><br />
woord 'bescherming' blijkt dus problematisch, maar<br />
ook <strong>het</strong> woord 'moe<strong>de</strong>rschap'. In <strong>het</strong> Engels is dat niet<br />
an<strong>de</strong>rs: <strong>het</strong> woord 'maternity' in <strong>de</strong> Engelse tekst <strong>van</strong><br />
art. 2 lid 3 <strong>van</strong> <strong>de</strong> richtlijn heeft in beginsel eveneens<br />
betrekking op zowel <strong>het</strong> biologisch als <strong>het</strong> sociaal<br />
moe<strong>de</strong>rschap. In ou<strong>de</strong>re (Engelstalige) literatuur is al<br />
expliciet gewezen op <strong>de</strong> twee aspecten <strong>van</strong> <strong>het</strong> woord<br />
'moe<strong>de</strong>rschap' in an<strong>de</strong>re, vergelijkbare, juridische teksten.<br />
2<br />
Een twee<strong>de</strong> bron om <strong>de</strong> strekking <strong>van</strong> art. 2 lid 3 te achterhalen<br />
is <strong>de</strong> Europese Commissie. Het standpunt <strong>van</strong><br />
dit college is dui<strong>de</strong>lijk. Bij een eerste evaluatie <strong>van</strong><br />
richtlijn 76/207 gaf zij te kennen dat art. 2 lid 3 uitsluitend<br />
op zwangerschap en bevalling slaat, dat <strong>het</strong> artikel<br />
strikt moet wor<strong>de</strong>n geïnterpreteerd en dat bepalingen<br />
die verlof of an<strong>de</strong>re voor<strong>de</strong>len voor <strong>de</strong> opvoeding <strong>van</strong><br />
jonge kin<strong>de</strong>ren toekennen, on<strong>de</strong>r art. 5 <strong>van</strong> <strong>de</strong> richtlijn<br />
vallen en bijgevolg voor werknemers <strong>van</strong> bei<strong>de</strong> geslachten<br />
moeten gel<strong>de</strong>n. 3 Dit standpunt is door <strong>de</strong><br />
Commissie regelmatig herhaald in <strong>de</strong> uitspraken die<br />
McGlynn noemt. Tevens zijn enkele zaken juist door<br />
2. Zie voor literatuur waarin eveneens vraagtekens wor<strong>de</strong>n gezet bij<br />
<strong>het</strong> woord 'maternity' in art. 4 VN-vrouwenverdrag: T. Meron, Human<br />
Rights Law-making in the United Nations, A Critique of Instruments<br />
and Process, Oxford 1986, p. 73; N. Kaufman Hevener, 'An<br />
analysis of Gen<strong>de</strong>r based Treaty Law, Contemporary Developments<br />
in Historical Perspective', Human Rights Quarterly 1986, p. 70; zie<br />
voor gelijksoortig commentaar bij art. 8 ESH: D. Harris, The Euro-<br />
EN HET HvJEG: EEN REACTIE MIES MONSTER<br />
<strong>de</strong> Commissie aanhangig gemaakt {Commissie-Italië<br />
en Commissie-Frankrijk)^ omdat zij <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el was<br />
dat in een bepaald land sprake was <strong>van</strong> strijd met <strong>de</strong><br />
door haar gegeven interpretatie <strong>van</strong> art. 2 lid 3 <strong>van</strong><br />
richtlijn 76/207.<br />
McGlynn laat niet blijken of zij <strong>de</strong> wordingsgeschie<strong>de</strong>nis<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> bepaling heeft bestu<strong>de</strong>erd. Zij neemt zon<strong>de</strong>r<br />
meer aan dat <strong>de</strong> bepaling alleen betrekking heeft op<br />
<strong>het</strong> biologisch moe<strong>de</strong>rschap. Haar betoog behelst in essentie<br />
een verwijt aan <strong>het</strong> HvJEG <strong>de</strong> bepaling een bre<strong>de</strong>re<br />
strekking te geven.<br />
Niet alleen <strong>het</strong> woord 'bescherming'<br />
blijkt dus problematisch, maar ook <strong>het</strong><br />
woord 'moe<strong>de</strong>rschap'<br />
Zo kom ik bij <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> en belangrijkste bron voor na<strong>de</strong>re<br />
invulling <strong>van</strong> art. 2 lid 3: <strong>de</strong> rechtspraak <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
HvJEG. Op <strong>de</strong>ze jurispru<strong>de</strong>ntie is <strong>de</strong> verhan<strong>de</strong>ling <strong>van</strong><br />
McGlynn gebaseerd. De eerste zaak betrof Commissie-<br />
Italië uit 1983 waarin <strong>het</strong> Hof oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> dat een adoptieverlof<br />
alleen voor moe<strong>de</strong>rs niet in strijd was met <strong>de</strong><br />
richtlijn. Het Hof overwoog in dat verband 'dat Italië<br />
terecht had opgemerkt dat dit on<strong>de</strong>rscheid zijn rechtvaardiging<br />
vond "in <strong>het</strong> rechtmatig streven om <strong>de</strong> opneming<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> kind in <strong>het</strong> adoptiegezin geduren<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>ze bijzon<strong>de</strong>r <strong>de</strong>licate perio<strong>de</strong> zoveel mogelijk on<strong>de</strong>r<br />
<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>n te doen verlopen als <strong>de</strong> komst<br />
<strong>van</strong> een nieuwgeborene in <strong>het</strong> gezin'" (r.o. 42 en 43).<br />
In <strong>de</strong> uitspraak staat niet uitdrukkelijk dat een <strong>de</strong>rgelijk<br />
verlof valt on<strong>de</strong>r art. 2 lid 3, maar <strong>het</strong> feit dat <strong>de</strong> regeling<br />
niet in strijd met <strong>de</strong> richtlijn werd geacht, impliceert<br />
dat <strong>het</strong> Hof <strong>van</strong> mening was dat <strong>het</strong> adoptieverlof<br />
wel als een toegelaten beschermen<strong>de</strong> bepaling, dat wil<br />
zeggen als een bepaling ter bescherming <strong>van</strong> <strong>het</strong> moe<strong>de</strong>rschap<br />
was te beschouwen. Daarmee lijkt <strong>het</strong> er op<br />
dat <strong>het</strong> Hof <strong>de</strong> opvatting dat art. 2 lid 3 alleen betrekking<br />
heeft op zwangerschap en bevalling - waar<strong>van</strong> bij<br />
adoptie geen sprake is - niet tot <strong>de</strong> zijne maakte. De<br />
uitspraak stemt in<strong>de</strong>rdaad niet gelukkig en roept zon<strong>de</strong>r<br />
meer <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>nking <strong>van</strong> moe<strong>de</strong>rschapsi<strong>de</strong>ologie<br />
op. An<strong>de</strong>rzijds zij bedacht dat <strong>het</strong> <strong>de</strong> allereerste zaak<br />
was die <strong>het</strong> Hof op dit terrein te behan<strong>de</strong>len kreeg, <strong>de</strong><br />
materie voor <strong>het</strong> Hof geheel nieuw was en dat <strong>de</strong> bekritiseer<strong>de</strong><br />
overweging <strong>van</strong> <strong>het</strong> Hof nooit meer is herhaald.<br />
De vraag lijkt dan ook gerechtvaardigd of aan<br />
dit arrest grote betekenis moet wor<strong>de</strong>n gehecht, ook al<br />
kunnen sporen <strong>van</strong> <strong>de</strong> uitspraak in latere arresten wor<strong>de</strong>n<br />
teruggevon<strong>de</strong>n.<br />
Belangrijker is <strong>de</strong> zaak Hqfmann 5 waar <strong>het</strong> een alleen<br />
voor moe<strong>de</strong>rs gel<strong>de</strong>nd verlof aansluitend aan <strong>het</strong> bevallingsverlof<br />
betrof. In <strong>de</strong>ze zaak gaf <strong>het</strong> Hof drie cruciale<br />
overwegingen ten beste:<br />
pean Social Charter, Charlottesville 1984, p. 93.<br />
3. COM (80) 832 <strong>de</strong>f. p. 62-63.<br />
4. HvJEG 26 oktober 1983, zaak 163/82, Jur. I, p. 3284 (Commissie-<br />
Italië) HvJEG 25 oktober 1988, zaak 312/86 Jur. I, p. 6332 (Commissie-Frankrijk).<br />
5. HvJEG 12juli 1984, zaak 184/3, Jur. 1, p. 3047 (Hofmann-Barmer<br />
Ersatzkasse).<br />
48 NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2
1. dat men met art. 2 lid 3 <strong>de</strong> bescherming <strong>van</strong> <strong>de</strong> biologische<br />
gesteldheid <strong>de</strong>r vrouw tij<strong>de</strong>ns en na haar<br />
zwangerschap heeft willen verzekeren tot op <strong>het</strong> ogenblik<br />
waarop haar fysiologische en psychische functies<br />
zich <strong>van</strong> <strong>de</strong> bevalling hebben hersteld;<br />
2. dat men met art. 2 lid 3 tevens <strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>re relatie<br />
tussen moe<strong>de</strong>r en kind heeft willen beschermen en verstoring<br />
<strong>van</strong> die relatie door cumulatie <strong>van</strong> lasten als gevolg<br />
<strong>van</strong> gelijktijdige beroepsuitoefening heeft willen<br />
voorkomen;<br />
3. dat richtlijn 76/207 geen vragen <strong>van</strong> gezinsstructuur<br />
heeft willen regelen en in <strong>de</strong> taakver<strong>de</strong>ling tussen<br />
<strong>de</strong> echtelie<strong>de</strong>n geen wijziging heeft willen aanbrengen.<br />
Deze drie overwegingen zijn in diverse latere arresten<br />
herhaald. Voor McGlynn <strong>de</strong> uiting bij uitstek <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
moe<strong>de</strong>rschapsi<strong>de</strong>ologie <strong>van</strong> <strong>het</strong> HvJEG. Naar mijn<br />
mening echter kunnen Hofmann en <strong>de</strong> latere arresten<br />
an<strong>de</strong>rs wor<strong>de</strong>n geïnterpreteerd dan McGlynn doet.<br />
Daarbij ga ik op elk <strong>van</strong> <strong>de</strong> drie cruciale overwegingen<br />
uit Hofmann afzon<strong>de</strong>rlijk in.<br />
Bescherming <strong>van</strong> <strong>de</strong> gezondheid <strong>van</strong> <strong>de</strong> vrouw<br />
Met <strong>de</strong>ze uitspraak werd in Hofmann art. 2 lid 3 <strong>van</strong><br />
richtlijn 76/207 beperkt tot bescherming <strong>van</strong> <strong>de</strong> gezondheid<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> vrouw in <strong>de</strong> situatie <strong>van</strong> zwangerschap<br />
en bevalling. Het Hof conformeer<strong>de</strong> zich in dit<br />
opzicht aan <strong>de</strong> opvatting <strong>van</strong> <strong>de</strong> Europese Commissie.<br />
De consequentie is dat <strong>het</strong> woord 'vrouw' dat in <strong>de</strong><br />
tekst <strong>van</strong> <strong>de</strong> bepaling voorkomt, geen zelfstandige<br />
betekenis (meer) heeft, dat <strong>het</strong> begrip 'moe<strong>de</strong>rschap'<br />
beperkt werd tot biologisch moe<strong>de</strong>rschap en dat <strong>het</strong> begrip<br />
'bescherming' alleen betrekking heeft op bescherming<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> gezondheid. Dusdoen<strong>de</strong> werd tevens <strong>de</strong><br />
grens gelegd tussen <strong>de</strong> wel toegelaten bescherming <strong>van</strong><br />
art. 2 lid 3 en <strong>de</strong> niet toegelaten bescherming uit <strong>de</strong> artikelen<br />
3 lid 2 sub c en 5 lid 2 sub c <strong>van</strong> <strong>de</strong> richtlijn en<br />
dat is winst. Er wordt afgedaan met datgene wat men<br />
aan <strong>het</strong> begin <strong>van</strong> <strong>de</strong> vorige eeuw als 'bescherming'<br />
beschouw<strong>de</strong>.<br />
In <strong>het</strong> arrest Johnston 6 uit 1986 spreekt <strong>het</strong> Hof vervolgens<br />
uit dat art. 2 lid 3 strikt moet wor<strong>de</strong>n uitgelegd:<br />
'Uit <strong>de</strong> uitdrukkelijke vermelding <strong>van</strong> zwangerschap<br />
en moe<strong>de</strong>rschap in <strong>de</strong> richtlijn blijkt dat zij <strong>de</strong> bescherming<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> biologische gesteldheid <strong>de</strong>r vrouw alsook<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>re relatie tussen moe<strong>de</strong>r en kind wil<br />
verzekeren. Deze bepaling staat <strong>de</strong>rhalve niet toe dat<br />
vrouwen <strong>de</strong> toegang tot een bepaal<strong>de</strong> betrekking wordt<br />
ontzegd, op <strong>de</strong> grond dat <strong>de</strong> publieke opinie verlangt<br />
dat vrouwen meer dan mannen wor<strong>de</strong>n beschermd tegen<br />
mannen en vrouwen gelijkelijk betreffen<strong>de</strong> gevaren,<br />
die verschillen <strong>van</strong> <strong>de</strong> specifieke behoeften aan bescherming<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> vrouw zoals <strong>de</strong> uitdrukkelijk<br />
genoem<strong>de</strong>' (r.o. 44). In <strong>de</strong>ze opmerking lag een na<strong>de</strong>re<br />
afbakening met <strong>de</strong> artikelen 3 lid 2 sub c en 5 lid 2<br />
sub c opgesloten. Opnieuw winst, al kan men zich afvragen<br />
hoe <strong>de</strong> 'bijzon<strong>de</strong>re relatie tussen moe<strong>de</strong>r en<br />
kind' strikt valt te toetsen.<br />
Nadien is <strong>de</strong> in Hofmann in overweging 1 geformu-<br />
6. HvJEG 15 mei 1986, zaak 222/84, Jur. I, p. 1663 (Johnston).<br />
7. HvJEG 5 mei 1994, zaak C-421/92, JurI, p. 1668 (Habermann).<br />
8. HvJEG 25 juli 1991, zaak C-345/89 Jur. 1, p. 4062 (Stoeckel).<br />
9. HvJEG 15 mei 1986, zaak 222/84, Jur. I, p. 1663 (Johnston).<br />
10. HvJEG 25 oktober 1988, Zaak 312/86, Jur. I, p. 6332 (Commissie-Frankrijk).<br />
MOEDERSCHAPSIDEOLOGIE EN HET HVJEG: EEN REACTIE MIES MONSTER<br />
leer<strong>de</strong> doelstelling door <strong>het</strong> Hof stelselmatig gehanteerd<br />
als toetsingska<strong>de</strong>r voor <strong>de</strong> vraag of een bepaal<strong>de</strong><br />
regeling als een bepaling ter bescherming <strong>van</strong> <strong>het</strong> moe<strong>de</strong>rschap<br />
is te beschouwen. En zo komt <strong>het</strong> op een case<br />
by case basis tot een reeks uitspraken over voorzieningen<br />
die wel of niet te beschouwen zijn als een maatregel<br />
ter bescherming <strong>van</strong> <strong>het</strong> moe<strong>de</strong>rschap. Een verbod<br />
op nachtarbeid voor zwangere vrouwen is een <strong>de</strong>rgelijke<br />
maatregel. 7 Een algemeen verbod op nachtarbeid<br />
voor alle vrouwen daarentegen 8 , of een verbod aan<br />
vrouwelijke politiefunctionarissen om wapens te dragen<br />
9 , alsook cao-bepalingen die aan vrouwen extra<br />
rechten toekennen ten behoeve <strong>van</strong> kin<strong>de</strong>ren zoals<br />
vrije dagen bij verjaardagen of <strong>de</strong> eerste schooldag 10 ,<br />
zijn geen maatregelen ter bescherming <strong>van</strong> <strong>het</strong> moe<strong>de</strong>rschap.<br />
Er wordt afgedaan met datgene wat men<br />
aan <strong>het</strong> begin <strong>van</strong> <strong>de</strong> vorige eeuw als<br />
'bescherming' beschouw<strong>de</strong>.<br />
Het voorgaan<strong>de</strong> is voor mij geen aanleiding om <strong>het</strong><br />
Hof een moe<strong>de</strong>rschapsi<strong>de</strong>ologie toe te schrijven. Bescherming<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> gezondheid <strong>van</strong> <strong>de</strong> vrouw tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong><br />
zwangerschap en na <strong>de</strong> bevalling wordt ook door<br />
McGlynn zon<strong>de</strong>r meer gewenst geacht. 11 Dat neemt<br />
niet weg dat er nog vragen over blijven, bijvoorbeeld<br />
omtrent <strong>de</strong> lengte <strong>van</strong> <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> waarin <strong>de</strong> biologische<br />
gesteldheid <strong>van</strong> <strong>de</strong> vrouw moet wor<strong>de</strong>n beschermd.<br />
Daar heeft <strong>het</strong> Hof in zijn algemeenheid nooit een antwoord<br />
op gegeven. Het lijkt mij echter een punt <strong>van</strong> belang.<br />
Want als er al sprake mocht zijn <strong>van</strong> een moe<strong>de</strong>rschapsi<strong>de</strong>ologie<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> Hof dan moet er toch ergens in<br />
<strong>de</strong> tijd een moment zijn waarop 'bescherming <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
moe<strong>de</strong>rschap' overgaat in moe<strong>de</strong>rschapsi<strong>de</strong>ologie. Het<br />
Hof heeft wel diverse malen herhaald dat <strong>de</strong> lidstaten<br />
ruime discretionaire bevoegdheid hebben ten aanzien<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> maatregelen <strong>van</strong> art. 2 lid 3. Zo zijn niet alleen<br />
in Hofmann maar ook in an<strong>de</strong>re arresten lange 12 'moe<strong>de</strong>rschapsverloven'<br />
na <strong>de</strong> bevalling altijd door <strong>het</strong> Hof<br />
toegelaten. Ik kom daar nog op terug.<br />
Bescherming <strong>van</strong> <strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>re relatie tussen moe<strong>de</strong>r<br />
en kind<br />
Hoe verging <strong>het</strong> <strong>de</strong> ook in latere arresten herhaal<strong>de</strong><br />
'bijzon<strong>de</strong>re band tussen moe<strong>de</strong>r en kind'? Deze overweging<br />
vraagt <strong>de</strong> meeste aandacht <strong>van</strong> McGlynn en in<strong>de</strong>rdaad<br />
heeft <strong>het</strong> Hof er nooit na<strong>de</strong>re toelichting bij<br />
gegeven. De enige aanleiding voor <strong>de</strong>ze toevoeging is<br />
wellicht dat <strong>het</strong> Hof niet helemaal afstand wil<strong>de</strong> nemen<br />
<strong>van</strong> Commissie-Italië, of althans niet <strong>de</strong> indruk wil<strong>de</strong><br />
wekken dat zijn jurispru<strong>de</strong>ntie niet consistent zou zijn.<br />
Maar in <strong>de</strong> door McGlynn genoem<strong>de</strong> uitspraken noch,<br />
voor zover mij bekend, in enige an<strong>de</strong>re uitspraak, is<br />
aan <strong>de</strong>ze overweging ooit enige consequentie verbon<strong>de</strong>n.<br />
Het ging in concreto steeds evi<strong>de</strong>nt om een maat-<br />
11. Al noemt zij dat dan, Ellis citerend, 'voorkeursbehan<strong>de</strong>ling voor<br />
zwangere en net bevallen vrouwen' een te vermij<strong>de</strong>n uitdrukking,<br />
aangezien voorkeursbehan<strong>de</strong>ling als een zelfstandige uitzon<strong>de</strong>ring<br />
op <strong>het</strong> beginsel <strong>van</strong> gelijke behan<strong>de</strong>ling is opgenomen in art. 2 lid 4<br />
<strong>van</strong> richtlijn 76/207.<br />
12. HvJEG 30 <strong>april</strong> 1998, zaak C-136/95, Jur. I, p. 2011 (Thibault).<br />
NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2 49
egel ter bescherming <strong>van</strong> <strong>de</strong> gezondheid <strong>van</strong> een<br />
zwangere of pas bevallen vrouw; <strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>re relatie<br />
tussen moe<strong>de</strong>r en kind speel<strong>de</strong> daarin geen rol. Gezien<br />
<strong>de</strong>ze stand <strong>van</strong> zaken is <strong>het</strong> moeilijk uit te maken in<br />
hoeverre '<strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>re relatie' (nog) door <strong>het</strong> Hof zelf<br />
een als belangrijk element in <strong>de</strong> doelstelling <strong>van</strong> 'bescherming<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> moe<strong>de</strong>rschap' wordt beschouwd.<br />
Desondanks zou <strong>het</strong> achterwege laten <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze zinsne<strong>de</strong><br />
mij ook welkom zijn, temeer nu zij in <strong>de</strong> rechtspraak<br />
geen rol <strong>van</strong> enige betekenis vormt.<br />
Ad overweging 3: geen vragen <strong>van</strong> gezinsstructuur of<br />
taakver<strong>de</strong>ling tussen echtgenoten<br />
De <strong>de</strong>r<strong>de</strong> cruciale overweging uit Hofmann luid<strong>de</strong> dat<br />
<strong>de</strong> richtlijn niet tot doel heeft vragen <strong>van</strong> gezinsstructuur<br />
of <strong>de</strong> taakver<strong>de</strong>ling tussen <strong>de</strong> echtelie<strong>de</strong>n te willen<br />
regelen. Betekent dit nu dat <strong>het</strong> Hof <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el is dat<br />
<strong>de</strong> rolver<strong>de</strong>ling tussen echtgenoten vooral <strong>het</strong>zelf<strong>de</strong>,<br />
en dus traditioneel, moet blijven? Naar mijn mening<br />
niet. Het Hof kwam in Hofmann tot <strong>de</strong>ze overweging<br />
na een uitvoerige beschouwing over <strong>de</strong> aspecten die <strong>de</strong><br />
richtlijn wel regelt (r.o. 18 t/m 23), als reactie op opmerkingen<br />
<strong>van</strong> die strekking <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r. Ook als<br />
men <strong>de</strong> richtlijn zelf bestu<strong>de</strong>ert kan niet tot <strong>de</strong> conclusie<br />
gekomen wor<strong>de</strong>n dat er enige bepaling in staat die<br />
betrekking heeft op (behoud of veran<strong>de</strong>ring <strong>van</strong>) <strong>de</strong> gezinsstructuur.<br />
In latere arresten herhaalt <strong>het</strong> Hof ook <strong>de</strong>ze opmerking<br />
maar ik kan daar niet uithalen dat <strong>het</strong> Hof - zoals Mc-<br />
Glynn stelt - bescherming <strong>van</strong> vrouwen binnen <strong>het</strong> gezinsleven<br />
naar binnen haalt. In Stoeckel en Commissie-<br />
Frankrijk is <strong>de</strong>ze constatering juist <strong>de</strong> aanleiding om te<br />
oor<strong>de</strong>len dat bepaal<strong>de</strong> voorzieningen <strong>van</strong> lidstaten<br />
strijdig met <strong>de</strong> richtlijn zijn (en dus vallen on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />
verbo<strong>de</strong>n bescherming <strong>van</strong> <strong>de</strong> artikelen 3 lid 2 sub c en<br />
5 lid 2 sub c <strong>van</strong> richtlijn 76/207). Een algemeen verbod<br />
op nachtarbeid tenein<strong>de</strong> vrouwen hun zorgen<strong>de</strong><br />
taak thuis te kunnen laten uitvoeren is niet toegestaan.<br />
Een alleen voor moe<strong>de</strong>rs gel<strong>de</strong>nd recht op vrije dagen<br />
in verband met schoolvakanties kan niet goedgekeurd<br />
wor<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> enkele re<strong>de</strong>n dat <strong>het</strong> in <strong>de</strong> praktijk moe<strong>de</strong>rs<br />
zijn die daarbij aanwezig zijn en niet va<strong>de</strong>rs. Natuurlijk<br />
zou <strong>het</strong> wenselijk zijn als <strong>het</strong> Hof kon oor<strong>de</strong>len<br />
dat ook va<strong>de</strong>rs die rechten zou<strong>de</strong>n moeten hebben,<br />
maar zo werkt <strong>het</strong> niet in <strong>de</strong> jurispru<strong>de</strong>ntie <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
HvJEG. Het Hof oor<strong>de</strong>elt alleen over <strong>de</strong> vraag of een<br />
regeling in strijd is met <strong>de</strong> richtlijn, ongeveer zoals in<br />
ons land <strong>de</strong> Commissie gelijke behan<strong>de</strong>ling. Het Hof<br />
legt geen sancties op, dat is aan <strong>de</strong> lidstaten overgelaten<br />
en evenmin doet <strong>het</strong> Hof uitspraken of suggesties<br />
over wetsaanpassingen.<br />
McGlynn on<strong>de</strong>rsteunt haar betoog op dit punt vooral<br />
met <strong>het</strong> arrest Hill-StapletonP In dit arrest zou <strong>het</strong><br />
Hof zelfs ver<strong>de</strong>r voortschrij<strong>de</strong>n op <strong>het</strong> pad <strong>van</strong> <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>rschapsi<strong>de</strong>ologie<br />
en nog nadrukkelijker bescherming<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> moe<strong>de</strong>rschap binnen <strong>het</strong> gezin introduceren.<br />
In <strong>het</strong> arrest was aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> <strong>de</strong> discriminatoir<br />
geachte inschaling <strong>van</strong> twee vrouwelijke <strong>de</strong>eltij<strong>de</strong>rs<br />
in een duobaan die voltijds gingen werken. Het arrest<br />
heeft op zichzelf geen betrekking op <strong>de</strong> organisatie <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> gezinsleven. Dit on<strong>de</strong>rwerp komt slechts in wel-<br />
13. HvJEG 17 juni 1998, zaak C-242/95, Jur. I, p. 2739 (Hill-Stapleton).<br />
14. Ik ga hier niet in op <strong>de</strong> opmerkingen <strong>van</strong> McGlynn over <strong>de</strong> visie<br />
MOEDERSCHAPSIDEOLOGIE EN HET HVJEG: EEN REACTIE MIES MONSTER<br />
geteld één opmerking ter sprake (r.o. 42) die dan ook<br />
door McGlynn wordt uitgelicht. Het betreft een reactie<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> Hof op een <strong>van</strong> <strong>de</strong> aangevoer<strong>de</strong> objectieve<br />
rechtvaardigingsgron<strong>de</strong>n voor <strong>het</strong> geconstateer<strong>de</strong> indirecte<br />
on<strong>de</strong>rscheid. Gesteld was dat <strong>het</strong> feit dat vooral<br />
vrouwen in duobanen werkten berustte op <strong>de</strong> eigen<br />
keuze <strong>van</strong> <strong>de</strong> vrouwen met <strong>het</strong> doel werk en gezin te<br />
combineren (r.o. 41). In rechtsoverweging 42 wijst<br />
<strong>het</strong> Hof dit argument als objectieve rechtvaardigingsgrond<br />
als volgt af. 'Het gemeenschapsrecht op dit gebied<br />
is, te bevor<strong>de</strong>ren dat <strong>de</strong> arbeidsvoorwaar<strong>de</strong>n zo<br />
mogelijk wor<strong>de</strong>n aangepast aan <strong>de</strong> zorg voor <strong>het</strong> gezin.<br />
De bescherming <strong>van</strong> <strong>de</strong> vrouw in <strong>het</strong> gezinsleven alsook<br />
in <strong>het</strong> verloop <strong>van</strong> haar beroepswerkzaamheid is,<br />
evenals die <strong>van</strong> <strong>de</strong> man, een beginsel dat in <strong>de</strong> rechtsor<strong>de</strong>n<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> lidstaten algemeen wordt beschouwd als<br />
<strong>het</strong> logisch gevolg <strong>van</strong> <strong>de</strong> gelijkheid <strong>van</strong> mannen en<br />
vrouwen en dat door <strong>het</strong> gemeenschapsrecht wordt erkend'.<br />
Natuurlijk zou <strong>het</strong> wenselijk zijn als <strong>het</strong><br />
Hof kon oor<strong>de</strong>len dat ook va<strong>de</strong>rs die<br />
rechten zou<strong>de</strong>n moeten hebben<br />
Aan <strong>de</strong>ze twee zinnen besteedt McGlynn bijna twee<br />
(Afemes«-)pagina's, zon<strong>de</strong>r overigens <strong>de</strong> tekst letterlijk<br />
te citeren. Volgens haar (ik citeer nu haar tekst)<br />
'stel<strong>de</strong> <strong>het</strong> Hof dat <strong>het</strong> doel <strong>van</strong> <strong>het</strong> gemeenschapsrecht<br />
was om "verantwoor<strong>de</strong>lijkheid voor <strong>het</strong> gezin te bemoedigen<br />
en zo mogelijk werkomstandighe<strong>de</strong>n daarop<br />
af te stemmen".' Voorts werd nog aangevoerd dat <strong>het</strong><br />
EG-beleid tot doel heeft '<strong>de</strong> bescherming <strong>van</strong> vrouwen<br />
binnen <strong>het</strong> gezinsleven en in <strong>de</strong> loop <strong>van</strong> hun professionele<br />
activiteiten' te waarborgen.' Een volle (Neme-<br />
^w-)kolom ver<strong>de</strong>r komt <strong>het</strong> vervolg als McGlynn<br />
schrijft: 'Het Hof gaat ver<strong>de</strong>r met te stellen dat <strong>het</strong> EGbeleid<br />
er ook op is gericht, <strong>de</strong> rol <strong>van</strong> mannen binnen<br />
<strong>het</strong> gezin te beschermen'. Tussendoor leidt zij uit <strong>de</strong><br />
tekst<strong>de</strong>len zoals zij die weergeeft af dat <strong>het</strong> Hof een traditionele<br />
visie heeft op <strong>het</strong> gezinsleven en <strong>de</strong> rol <strong>van</strong><br />
vrouwen daarin, en aan <strong>het</strong> eind constateert zij dat <strong>het</strong><br />
Hof va<strong>de</strong>rs alleen in hun traditionele rol - <strong>van</strong> kostwinner<br />
- wil beschermen, ondanks <strong>de</strong> ogenschijnlijke<br />
sekseneutraliteit. 14<br />
Bij <strong>de</strong>ze wijze <strong>van</strong> tekstanalyse plaats ik vraagtekens.<br />
McGlynn haalt niet alleen rechtsoverweging 42 uit <strong>de</strong><br />
context <strong>van</strong> <strong>het</strong> arrest, maar ook uit <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rling verband.<br />
Ik lees in <strong>de</strong>ze overweging niet dat <strong>het</strong> Hof <strong>van</strong><br />
oor<strong>de</strong>el is dat vrouwen en mannen elk op eigen wijze<br />
in <strong>het</strong> gezinsleven moeten wor<strong>de</strong>n beschermd, dat wil<br />
zeggen, zoals McGlynn stelt: mannen als kostwinner<br />
en vrouwen in hun zorgen<strong>de</strong> rol. Ik lees veeleer dat <strong>het</strong><br />
Hof <strong>van</strong> opvatting is dat vrouwen en mannen op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />
wijze in zowel hun beroepsleven als in hun zorgen<strong>de</strong><br />
rol moeten wor<strong>de</strong>n beschermd. Het Hof verwijst<br />
immers naar <strong>het</strong> gemeenschapsrecht en aangezien <strong>het</strong><br />
inmid<strong>de</strong>ls 1998 is, behoort tot die wetgeving <strong>de</strong> EGzwangerschapsrichtlijn<br />
15 (alleen voor vrouwen), een<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> Hof op <strong>het</strong> begrip 'gezin'. Het is een on<strong>de</strong>rwerp apart. Ook<br />
in Ne<strong>de</strong>rland is men <strong>het</strong> niet eens over <strong>de</strong> juiste <strong>de</strong>finitie.<br />
15. Richtlijn 92/85/EEG, PbEG 1992 L 348/1.<br />
50 NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2
ACTUALITEITENKATERN Samenstelling Marjan Wijers, Danielle Piechocki<br />
ACTUALITEITENKATERN<br />
MAART/APRIL <strong>2001</strong>, NR. 2 I N H<br />
ARBEID<br />
Deeltijd<br />
RELATIERECHT<br />
Omgangsrecht<br />
RELATIEVERMOGENS-<br />
RECHT<br />
Alimentatie<br />
Pensioen<br />
SEKSUEEL GEWELD<br />
Scha<strong>de</strong>vergoeding<br />
RECHTSPRAAK<br />
Nr. 1289 HvJEG 28 <strong>maart</strong> 2000 (Ba<strong>de</strong>ck) (RN-kort)<br />
Positieve discriminatie bij bevor<strong>de</strong>ringen <strong>van</strong> vrouwen in openbare dienst in casu toegestaan.<br />
Nr. 1290 Amsterdam 4 oktober 2000 (RN-kort)<br />
Ongelijke beloning tij<strong>de</strong>ns perio<strong>de</strong>s <strong>van</strong> ziekte ongeoorloofd on<strong>de</strong>rscheid op grond <strong>van</strong> arbeidsduur.<br />
Nr. 1291 Rb Amsterdam 12 <strong>de</strong>cember 2000<br />
Afwijzing verzoek verlening ver<strong>van</strong>gen<strong>de</strong> toestemming voor erkenning.<br />
Nr. 1292 Rb Utrecht 1 februari 2000 (RN-kort)<br />
Afwijzing vor<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> echtgenoot om bij <strong>de</strong> bevalling <strong>van</strong> door hem verwekt kind aanwezig te zijn.<br />
Nr. 1293 Rb Leeuwar<strong>de</strong>n 4 <strong>april</strong> 2000 (RN-kort)<br />
Uitbreiding voorlopige omgangsregeling hangen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoek. Niet bin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> afspraak tussen partijen.<br />
Nr. 1294 HR 29 september 2000 (RN-kort)<br />
Ont<strong>van</strong>kelijkheid verzoek vaststelling omgangsregeling biologische va<strong>de</strong>r. Bestaan family-life.<br />
Nr. 1295 Rb Zwolle 4 augustus 1999 (RN-kort)<br />
Ver<strong>de</strong>ling schul<strong>de</strong>n na beëindiging samenwoning.<br />
Nr. 1296 Hof 's-Gravenhage 17 <strong>maart</strong> 2000 (RN-kort)<br />
Wijziging kin<strong>de</strong>ralimentatie. Handhaving toepassing Nibud-schema op grond <strong>van</strong> convenant.<br />
Nr. 1297 Hof 's-Gravenhage 18 oktober 2000 (RN kort)<br />
Geen verplichting tot uitbreiding werkzaamhe<strong>de</strong>n voor in <strong>de</strong>eltijd werken<strong>de</strong> vrouw <strong>van</strong>wege zorgtaak.<br />
Nr. 1298 Hof's-Gravenhage 18 oktober 2000 (RN-kort)<br />
Draagkracht va<strong>de</strong>r. Van nieuwe echtgenote kan verwacht wor<strong>de</strong>n dat zij eigen inkomsten verwerft.<br />
Nr. 1299 Rb ' s-Hertogenbosch 26 november 1999 (RN-kort)<br />
Geen onverkorte toepassing Wet verevening pensioenen o.g.v. re<strong>de</strong>lijkheid en billijkheid.<br />
5 Nr. 1300 Rb. Amsterdam 30 augustus 2000<br />
Scha<strong>de</strong>vergoeding na verkrachting. Wettelijke rente verschuldigd <strong>van</strong>af moment <strong>van</strong> misdrijf.<br />
7 Nr. 1301 Rb Arnhem 31 augustus 2000<br />
Toewijzing reconventionele vor<strong>de</strong>ring smartengeld na vor<strong>de</strong>ring ex-verdachte o.g.v. beweer<strong>de</strong> valse<br />
aangifte.<br />
9 Nr. 1302 HR 8 september 2000 (RN-kort)<br />
Verjaring vor<strong>de</strong>ring scha<strong>de</strong>vergoeding. Overgangsregeling nieuwe art. 3:310 lid 4 BW.<br />
SOCIALE ZEKERHEID 10 Nr. 1303 Pres. CRvB 14 <strong>maart</strong> 2000 (RN-kort)<br />
Geen arbeidsverplichting voor <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r die ervoor kiest <strong>de</strong> zorgtaak volledig op zich te nemen.<br />
10 Nr. 1304 Rb. Amsterdam 11 <strong>de</strong>cember 2000<br />
Terugvor<strong>de</strong>ring Abw-uitkering wegens volgen HBO-opleiding; verbo<strong>de</strong>n indirect on<strong>de</strong>rscheid.<br />
11 Nr. 1305 Rb. Groningen 5 januari <strong>2001</strong> (RN-kort)<br />
Geen ontheffing sollicitatieplicht pleegva<strong>de</strong>r <strong>van</strong>wege zorg voor negen (gehandicapte) pleegkin<strong>de</strong>ren.<br />
12 Nr. 1306 CrvB 24 januari <strong>2001</strong> (RN-kort)<br />
Overgangsrecht Anw. Verlaging weduwenpensioen niet in strijd met internationaal recht.<br />
VREEMDELINGEN<br />
Afhankelijk verblijfsrecht<br />
Gezinsleven<br />
Koppelingswet<br />
Vluchtelingen<br />
12 Nr. 1307 Staatssecretaris <strong>van</strong> Justitie (RN-kort)<br />
Voortgezet verblijf na verbreking huwelijk. Mishan<strong>de</strong>ling afdoen<strong>de</strong> aangetoond.<br />
12 Nr. 1308 Rb 's-Gravenhage zp Haarlem 4 mei 2000 (RN-kort)<br />
Gezinshereniging, mid<strong>de</strong>lenvereiste. Afwijzing mvv in strijd met art. 8 EVRM. Positieve verplichting.<br />
13 Nr. 1309 Pres. Rb's-Gravenhage zp Haarlem 11 augustus 2000 (RN-kort)<br />
Hardheidsclausule. Aanvraag vrouw met jong kind voor verblijf bij partner. Art. 3 en 8 EVRM.<br />
13 Nr. 1310 B& W Amsterdam 23 februari 2000<br />
Toekenning bijstand t.b.v Ne<strong>de</strong>rlands kind met moe<strong>de</strong>r zon<strong>de</strong>r geldige verblijfstitel.<br />
14 Nr. 1311 Pres. Rb. Haarlem 17 januari <strong>2001</strong><br />
Toekenning bijstand t.b.v. Ne<strong>de</strong>rlands kind met moe<strong>de</strong>r zon<strong>de</strong>r geldige verblijfstitel. (Seksueel)<br />
geweld.<br />
16 Nr. 1312 EHRM 11 juli 2000 (Jabari v. Turkije) (RN-kort)<br />
Vlucht uit Iran i.v.m. bestraffing wegens overspel. Uitzetting in strijd met art. 3 en 13 EVRM.<br />
WETGEVING<br />
16 Tbv 2000/25, positie vrouwen in <strong>het</strong> vreem<strong>de</strong>lingenrecht<br />
ERATUU R<br />
22 Samenstelling Tanja Kraft <strong>van</strong> Ermel
ARBEID<br />
Nr. 1289(RN-kort)<br />
Hof <strong>van</strong> Justitie EG<br />
28 <strong>maart</strong> 2000<br />
Nr. C-158/97, NJB 18, nr. 14, NJ 2000,<br />
532, JAR 2000,104<br />
Mrs. Rodriguez Iglesias, Moitinho <strong>de</strong><br />
Almeida, Schintgen, Gulmann, Puissoc<strong>het</strong>,<br />
Hirsch, Jann, Wathelet<br />
Ba<strong>de</strong>ck e.a. tegen Lan<strong>de</strong>sanwalt<br />
beim Staatsgerichtshof <strong>de</strong>s Lan<strong>de</strong>s<br />
Hessen<br />
Positieve discriminatie<br />
Art. 2 lid 1 en 4 richtlijn 76/207/EEG<br />
Een maatregel volgens welke vrouwelijke<br />
kandidaten in sectoren <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> openbare dienst waarin zij zijn<br />
on<strong>de</strong>rvertegenwoordigd, bij voorrang<br />
moeten wor<strong>de</strong>n bevor<strong>de</strong>rd, is<br />
verenigbaar met <strong>het</strong> gemeenschapsrecht<br />
wanneer <strong>de</strong>ze bij gelijke kwalificatie<br />
<strong>van</strong> mannelijke en vrouwelijke<br />
kandidaten niet automatisch en<br />
onvoorwaar<strong>de</strong>lijk voorrang verleent<br />
aan <strong>de</strong> vrouwelijke kandidaten, en<br />
wanneer <strong>de</strong> sollicitaties wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rworpen<br />
aan een objectieve beoor<strong>de</strong>ling<br />
die rekening houdt met <strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>re<br />
persoonlijke situatie <strong>van</strong><br />
alle kandidaten. De regeling die hier<br />
in <strong>het</strong> geding is en die inhoudt dat bij<br />
gelijke kwalificatie voor een vrouw<br />
moet wor<strong>de</strong>n gekozen als geen<br />
zwaarwegen<strong>de</strong> juridische re<strong>de</strong>n zich<br />
daartegen verzet, is toelaatbaar. De<br />
regeling kent namelijk vijf situaties<br />
waarin aan vrouwen geen voorrang<br />
wordt verleend, zodat niet gezegd<br />
De integrale teksten en <strong>de</strong> literatuur<br />
zijn opgenomen op <strong>de</strong> CD-ROM<br />
Vrouwen en Recht <strong>van</strong> <strong>het</strong> Clara<br />
Wichmann Instituut (CWI).<br />
Kopieën <strong>van</strong> integrale teksten zijn<br />
tevens tegen vergoeding te bestellen<br />
bij <strong>het</strong> CWI.<br />
De redactie stelt toezending <strong>van</strong><br />
ongepubliceer<strong>de</strong> uitspraken en<br />
opmerkelijke berichten zeer op prijs.<br />
Toezending <strong>van</strong> scripties graag met<br />
informatie over <strong>de</strong> wijze waarop <strong>de</strong><br />
scriptie besteld kan wor<strong>de</strong>n.<br />
Adres: Postbus 93639<br />
1090 EC Amsterdam<br />
Telefoon: 020-6684069<br />
Fax:020-6684371<br />
E-mail: bedrij f sbureau® clara-wichmann.nl<br />
RECHTSPRAAK<br />
kan wor<strong>de</strong>n dat er sprake is <strong>van</strong> automatische<br />
en onvoorwaar<strong>de</strong>lijke<br />
voorrang. Eveneens toelaatbaar is <strong>de</strong><br />
regeling die inhoudt dat <strong>het</strong> percentage<br />
vrouwelijke wetenschappers<br />
moet overeenkomen met <strong>het</strong> aan<strong>de</strong>el<br />
vrouwelijke afgestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong>n, promovendi<br />
en stu<strong>de</strong>nten.<br />
Deeltijd<br />
Nr. 1290 (RN-kort)<br />
Rechtbank Am ter dam<br />
4 oktober 2000<br />
Nr. H99.1482, JAR 2000, 232<br />
Mrs. Beukenhorst, Pompe, Van Harmelen<br />
Verenig<strong>de</strong> Bloemenveilingen Aalsmeer,<br />
eiseres, procureur mr. Schütz tegen<br />
FNV Bondgenoten en CNV Dienstenbond,<br />
gedaag<strong>de</strong>n, procureur mr.<br />
Unger<br />
Discriminatie op grond <strong>van</strong> arbeidsduur;<br />
gelijke beloning<br />
Art. 7:648 BW<br />
Deeltijdwerkers bij <strong>de</strong> bloemenveiling<br />
Aalsmeer, die structureel meer<br />
uren werken dan contractueel overeengekomen,<br />
krijgen bij ziekte doorbetaling<br />
<strong>van</strong> loon over <strong>het</strong> aantal<br />
overeengekomen uren en niet over<br />
<strong>het</strong> gemid<strong>de</strong>ld aantal gemaakte<br />
meeruren. De kantonrechter heeft<br />
geoor<strong>de</strong>eld dat dit een ongeoorloofd<br />
on<strong>de</strong>rscheid op grond <strong>van</strong> arbeidsduur<br />
oplevert (zie JAR 1999/76). In<br />
hoger beroep oor<strong>de</strong>elt <strong>de</strong> rechtbank<br />
dat voltij<strong>de</strong>rs in <strong>het</strong> bedrijf over hun<br />
meeruren een overwerktoeslag ont<strong>van</strong>gen<br />
en <strong>de</strong>eltij<strong>de</strong>rs niet, tenzij op<br />
een dag meer dan acht uur is gewerkt.<br />
Uitgangspunt dient echter te<br />
zijn dat voor <strong>het</strong>zelf<strong>de</strong> aantal gewerkte<br />
uren binnen een bepaal<strong>de</strong> perio<strong>de</strong>,<br />
<strong>de</strong> totale beloning gelijk moet<br />
zijn, ongeacht of een gewerkt uur<br />
voor <strong>de</strong> ene werknemer wel en voor<br />
<strong>de</strong> an<strong>de</strong>re niet binnen <strong>de</strong> contractuele<br />
arbeidsduur valt. Toepassing <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> door werkgever voorgestel<strong>de</strong> caobepaling<br />
leidt er toe dat <strong>de</strong> beloning<br />
voor <strong>de</strong>eltij<strong>de</strong>rs, rekening hou<strong>de</strong>nd<br />
met <strong>de</strong> structureel gemaakte meeruren,<br />
in geval <strong>van</strong> ziekte lager uitvalt<br />
dan die <strong>van</strong> voltij<strong>de</strong>rs (die geen vergelijkbare<br />
meeruren maken). Daarom<br />
is hier sprake <strong>van</strong> ongeoorloofd<br />
on<strong>de</strong>rscheid als bedoeld in art. 7:648<br />
lid 1 BW. Dat bij <strong>de</strong>eltij<strong>de</strong>rs <strong>de</strong> minuren<br />
wor<strong>de</strong>n doorbetaald doet hieraan<br />
niet af, aangezien <strong>de</strong> werkgever<br />
ingevolge art. 7:628 BW <strong>de</strong> verplich-<br />
ting heeft om bij onvoldoen<strong>de</strong> werk<br />
<strong>het</strong> loon door te betalen.<br />
RELATIERECHT<br />
Nr. 1291<br />
Rechtbank Amsterdam<br />
12 <strong>de</strong>cember 2000<br />
Nr. 00.0362 H<br />
Mr. Bonga-Sigmond<br />
K., verzoeker, procureur eerst mr. Van<br />
Luyn, thans mr. Berendsen, tegen L.,<br />
verweerster, procureur mr. Eusman<br />
Erkenning; ver<strong>van</strong>gen<strong>de</strong> toestemming<br />
Art.l:2041id3BW<br />
Het beginsel dat <strong>het</strong> in <strong>het</strong> algemeen<br />
in <strong>het</strong> belang <strong>van</strong> een kind moet wor<strong>de</strong>n<br />
geacht dat zijn of haar afstamming<br />
komt vast te staan en er familierechtelijke<br />
ban<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r<br />
ontstaan lijdt uitzon<strong>de</strong>ring in <strong>het</strong> geval<br />
partijen <strong>de</strong> procedure tot ver<strong>van</strong>gen<strong>de</strong><br />
toestemming <strong>van</strong> <strong>de</strong> rechtbank<br />
voor erkenning gebruiken om<br />
elkaar on<strong>de</strong>r druk te zetten ten ein<strong>de</strong><br />
zakelijke verschillen in <strong>het</strong> eigen<br />
voor<strong>de</strong>el af te wikkelen.<br />
Het verzoekschrift strekt ertoe dat <strong>de</strong><br />
rechtbank ver<strong>van</strong>gen<strong>de</strong> toestemming<br />
aan verzoeker zal verlenen om zijn<br />
min<strong>de</strong>rjarige kin<strong>de</strong>ren te erkennen, als<br />
bedoeld in artikel 1:204 lid 3 <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
Burgerlijk Wetboek (BW).<br />
Gron<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> beslissing<br />
1.1 Partijen, bei<strong>de</strong>n <strong>van</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
nationaliteit, hebben <strong>van</strong> 1985 tot 1999<br />
een relatie gehad, waaruit op (...)1986<br />
hun dochter (D.) is geboren. Zij zijn samen<br />
gaan wonen nadat op (...) 1997<br />
hun zoon (Z.) is geboren.(...)<br />
1.2 Tussen partijen zijn verschillen<strong>de</strong><br />
procedures aanhangig (geweest) met<br />
betrekking tot een omgangsregeling<br />
tussen K. en Z. en met betrekking tot <strong>de</strong><br />
financiële afwikkeling <strong>van</strong> <strong>de</strong> vennootschap<br />
on<strong>de</strong>r firma, die in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong><br />
<strong>van</strong> 1 januari 1995 tot 1 oktober 1999<br />
tussen hen heeft bestaan.<br />
Het verzoek<br />
2.1 K. legt aan <strong>het</strong> verzoek ten grondslag<br />
dat hij <strong>de</strong> verwekker <strong>van</strong> D. en Z.<br />
is. Hij acht <strong>het</strong> in <strong>het</strong> belang <strong>van</strong> <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren<br />
dat hun afstamming komt vast te<br />
staan.<br />
2.2 Hij stelt dat L. <strong>de</strong> weigering <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
toestemming tot erkenning gebruikt<br />
NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2
om hem tot concessies te bewegen in<br />
<strong>de</strong> overige tussen hen bestaan<strong>de</strong> geschillen.<br />
Het verweer<br />
3.1 L. voert tegen <strong>het</strong> verzoek aan dat<br />
<strong>de</strong> verhouding tussen D. en K. slecht is,<br />
zodat <strong>het</strong> niet in <strong>het</strong> belang <strong>van</strong> D. is dat<br />
K. haar zou erkennen. Volgens L. heeft<br />
K. geen belangstelling voor D. en<br />
wenst hij vooral Z. te erkennen, nu <strong>het</strong><br />
hebben <strong>van</strong> een zoon in <strong>de</strong> Chinese cultuur,<br />
waaruit K. afkomstig is, <strong>van</strong> belang<br />
is.<br />
3.2 Voorts stelt L. dat K. haar on<strong>de</strong>r<br />
druk zet om tot een voor hem gunstige<br />
regeling <strong>van</strong> <strong>de</strong> financiële geschillen te<br />
komen.<br />
3.3 Een en an<strong>de</strong>r leidt er volgens L. toe<br />
dat <strong>de</strong> gewenste erkenning tweespalt in<br />
haar gezin zal veroorzaken. Zij verzoekt<br />
<strong>de</strong>rhalve <strong>het</strong> verzoek af te wijzen.<br />
Het standpunt <strong>van</strong> <strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>r curator,<br />
<strong>de</strong> officier <strong>van</strong> justitie en <strong>de</strong> Ambtenaar<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> burgerlijke stand<br />
4.1 De bijzon<strong>de</strong>r curator heeft te kennen<br />
gegeven geen bezwaren tegen <strong>de</strong><br />
gewenste erkenning te zien, hoewel L.<br />
zich daartegen verzet.<br />
4.2 Officier <strong>van</strong> justitie conclu<strong>de</strong>ert dat<br />
<strong>het</strong> verzoek niet kan wor<strong>de</strong>n toegewezen,<br />
zolang niet vaststaat dat toewijzing<br />
in <strong>het</strong> belang <strong>van</strong> <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren is en<br />
<strong>de</strong> ongestoor<strong>de</strong> verhouding met hun<br />
moe<strong>de</strong>r niet zal verstoren.<br />
4.3 De Ambtenaar <strong>van</strong> <strong>de</strong> burgerlijke<br />
stand heeft te kennen gegeven dat <strong>het</strong><br />
belang <strong>van</strong> <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren in <strong>de</strong>ze voorop<br />
dient te staan.<br />
De beoor<strong>de</strong>ling<br />
5.1 Vooropgesteld wordt dat <strong>het</strong> in <strong>het</strong><br />
algemeen in <strong>het</strong> belang <strong>van</strong> een kind<br />
moet wor<strong>de</strong>n geacht dat zijn of haar afstamming<br />
komt vast te staan en er familierechtelijke<br />
ban<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r<br />
ontstaan.<br />
5.2 Dit beginsel lijdt evenwel uitzon<strong>de</strong>ring<br />
in <strong>het</strong> geval wanneer, zoals hier,<br />
uit <strong>de</strong> stukken en uit <strong>de</strong> mon<strong>de</strong>linge behan<strong>de</strong>ling<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> verzoek <strong>de</strong> indruk<br />
naar voren komt dat partijen <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige<br />
procedure gebruiken om elkaar<br />
on<strong>de</strong>r druk te zetten ten ein<strong>de</strong> zakelijke<br />
geschillen in <strong>het</strong> eigen voor<strong>de</strong>el af te<br />
wikkelen. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze omstandighe<strong>de</strong>n<br />
komt <strong>het</strong> niet gera<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong> burgerlijke<br />
staat <strong>van</strong> <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren te wijzigen.<br />
5.3 Waar voorts <strong>de</strong> thans veertienjarige<br />
dochter <strong>van</strong> partijen te kennen heeft gegeven<br />
absoluut niet door K. erkend te<br />
willen wor<strong>de</strong>n, acht <strong>de</strong> rechtbank <strong>de</strong> erkenning<br />
niet in haar belang.<br />
5.4 De rechtbank acht <strong>het</strong> evenmin in<br />
I RECHTSPRAAK<br />
<strong>het</strong> belang <strong>van</strong> Z. dat K. alleen hem zal<br />
erkennen, aangezien dan een ongelijkwaardige<br />
verhouding tussen D. en Z.<br />
zal ontstaan.<br />
Beslissing<br />
De rechtbank wijst <strong>het</strong> verzoek af.<br />
Omgangsrecht<br />
Nr. 1292 (RN-kort)<br />
Rechtbank Utrecht<br />
1 februari 2000<br />
Nr. 110384/KG ZA, KG 2000, 94<br />
Mr. Breedveld-<strong>van</strong> Beeck Calkoen<br />
C, eiser, procureur mr. <strong>de</strong> Vries, advocaat<br />
mr. <strong>de</strong> Jong tegen K., gedaag<strong>de</strong>,<br />
procureur mr. Keulen, advocaat mr.<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong>r Keur<br />
Omgangsregeling tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> bevalling;<br />
informatieplicht<br />
Art. l:377hBW<br />
Eiser, <strong>de</strong> man, en gedaag<strong>de</strong>, <strong>de</strong><br />
vrouw, zijn gehuwd. De vrouw heeft<br />
een verzoek tot echtscheiding ingediend.<br />
Zij woont (weer) in Ne<strong>de</strong>rland;<br />
<strong>de</strong> man woont in New York. De<br />
vrouw is zwanger en <strong>de</strong> man is <strong>de</strong><br />
verwekker. Hij vor<strong>de</strong>rt in kort geding<br />
<strong>de</strong> vrouw te bevelen ervoor zorg<br />
te dragen dat hij tijdig voor <strong>de</strong> geboorte<br />
op <strong>de</strong> hoogte wordt gesteld<br />
<strong>van</strong> plaats, datum en tijdstip <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
bevalling, haar te bevelen hem aanwezig<br />
te laten zijn bij <strong>de</strong> bevalling en<br />
<strong>de</strong> vrouw te bevelen in overleg te tre<strong>de</strong>n<br />
met hem omtrent <strong>de</strong> naamgeving<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> kind (zowel voor- als achternaam),<br />
dit alles op straffe <strong>van</strong> een<br />
dwangsom. Ter zitting wordt overeenstemming<br />
bereikt omtrent <strong>de</strong> namen.<br />
Ter zitting heeft <strong>de</strong> man zijn<br />
vor<strong>de</strong>ring om bij <strong>de</strong> bevalling aanwezig<br />
te zijn genuanceerd tot <strong>het</strong><br />
verzoek in <strong>het</strong>zelf<strong>de</strong> gebouw waar <strong>de</strong><br />
vrouw zich tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> bevalling bevindt<br />
aanwezig te zijn. De presi<strong>de</strong>nt<br />
vat <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>de</strong> man op als<br />
een verzoek om voorlopig een omgangsregeling<br />
als bedoeld in art.<br />
l:377h BW vast te stellen totdat <strong>de</strong><br />
rechtbank op <strong>het</strong> - na <strong>de</strong> geboorte in<br />
te dienen - verzoek dienaangaan<strong>de</strong><br />
heeft beslist.<br />
Hoewel <strong>de</strong> man - die na <strong>de</strong> geboorte<br />
me<strong>de</strong> <strong>het</strong> gezag over <strong>het</strong> kind zal<br />
hebben - recht heeft op omgang, zal<br />
zijn belang om direct na <strong>de</strong> geboorte<br />
dat recht te kunnen uitoefenen moeten<br />
wor<strong>de</strong>n afgewogen tegen <strong>het</strong><br />
recht <strong>van</strong> <strong>de</strong> vrouw (en <strong>het</strong> kind) om<br />
NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2<br />
hem dat recht te ontzeggen. De presi<strong>de</strong>nt<br />
overweegt dat vooropgesteld<br />
moet wor<strong>de</strong>n dat een bevalling een<br />
ingrijpen<strong>de</strong> en stressvolle gebeurtenis<br />
is voor moe<strong>de</strong>r en kind. Hoewel<br />
op zichzelf genomen <strong>het</strong> belang <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> man om met <strong>het</strong> kind een emotionele<br />
en persoonlijke binding aan te<br />
gaan <strong>van</strong>af <strong>de</strong> geboorte evi<strong>de</strong>nt aanwezig<br />
is, wordt aan <strong>het</strong> fysieke welzijn<br />
<strong>van</strong> zowel moe<strong>de</strong>r als kind voor,<br />
tij<strong>de</strong>ns en direct na <strong>de</strong> bevalling een<br />
zwaarwegen<strong>de</strong>r belang gehecht. Dat<br />
<strong>het</strong> kind veilig ter wereld komt, moet<br />
in <strong>het</strong> belang <strong>van</strong> bei<strong>de</strong> partijen wor<strong>de</strong>n<br />
geacht. Het is voldoen<strong>de</strong> aannemelijk<br />
dat <strong>de</strong> vrouw <strong>de</strong> gedachte dat<br />
<strong>de</strong> man in haar directe nabijheid<br />
verblijft tij<strong>de</strong>ns en direct na <strong>de</strong> bevalling<br />
als stressvol ervaart. Niet betwist<br />
wordt dat gevoelens <strong>van</strong> stress<br />
na<strong>de</strong>lig zijn voor <strong>de</strong> bevalling (op dit<br />
punt is tevens een verklaring <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
verloskundige overgelegd). De vor<strong>de</strong>ring<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> man wordt afgewezen.<br />
De vor<strong>de</strong>ring om <strong>de</strong> vrouw te bevelen<br />
<strong>de</strong> man tijdig voor <strong>de</strong> geboorte op<br />
<strong>de</strong> hoogte te stellen <strong>van</strong> plaats, datum<br />
en tijdstip <strong>van</strong> <strong>de</strong> bevalling<br />
komt er op neer dat <strong>de</strong> vrouw, zodra<br />
<strong>de</strong> eerste tekenen zich voordoen dat<br />
<strong>de</strong> bevalling zich aandient, <strong>de</strong> man<br />
moet inlichten. Daargelaten of zo'n<br />
vor<strong>de</strong>ring in rechte afdwingbaar is,<br />
is <strong>de</strong> presi<strong>de</strong>nt <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat <strong>de</strong>ze<br />
vor<strong>de</strong>ring, gelet op <strong>het</strong> belasten<strong>de</strong><br />
karakter er<strong>van</strong> voor <strong>de</strong> vrouw en <strong>het</strong><br />
belang <strong>van</strong> een goe<strong>de</strong> afloop <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
bevalling, niet voor toewijzing vatbaar<br />
is. Wel acht <strong>de</strong> presi<strong>de</strong>nt <strong>het</strong> als<br />
een plicht <strong>van</strong> moraal en fatsoen dat<br />
<strong>de</strong> vrouw <strong>de</strong> man zo spoedig mogelijk<br />
na <strong>de</strong> geboorte informeert over<br />
<strong>de</strong> geboorte <strong>van</strong> <strong>het</strong> kind.<br />
Nr. 1293 (RN-kort)<br />
Rechtbank Leeuwar<strong>de</strong>n<br />
4 <strong>april</strong> 2000<br />
Nr. 38801/ KG ZA 00-52, KG 2000,<br />
173<br />
Mr. Bosch<br />
K., eiser, procureur mr. Both, tegen F.,<br />
gedaag<strong>de</strong>, procureur mr. Poort<br />
Omgang; on<strong>de</strong>rzoek Raad voor <strong>de</strong><br />
Kin<strong>de</strong>rbescherming<br />
Na echtscheiding heeft <strong>de</strong> rechtbank<br />
<strong>de</strong> Raad voor <strong>de</strong> Kin<strong>de</strong>rbescherming<br />
belast met een on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>het</strong><br />
gezag en een - <strong>de</strong>finitieve - omgangsregeling.<br />
In <strong>de</strong>ze beschikking is geen<br />
voorlopige omgangsregeling vastgelegd.<br />
Tij<strong>de</strong>ns <strong>het</strong> raadson<strong>de</strong>rzoek
hebben partijen ten kantore <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
raad een omgangsregeling <strong>van</strong> één<br />
weekein<strong>de</strong> per veertien dagen afgesproken.<br />
Ook mocht eiser drie maal<br />
per week met <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren bellen. De<br />
relatie tussen partijen raakte daarna<br />
in toenemen<strong>de</strong> mate verstoord, <strong>het</strong>geen<br />
ertoe leid<strong>de</strong> dat gedaag<strong>de</strong>, <strong>de</strong><br />
vrouw, niet meer wil<strong>de</strong> meewerken<br />
aan <strong>de</strong> omgang. Telefonisch contact<br />
bleef wel mogelijk. Eiser, <strong>de</strong> man,<br />
vor<strong>de</strong>rt in kort geding nakoming <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> overeengekomen omgangsregeling,<br />
alsme<strong>de</strong> een informatieplicht.<br />
De presi<strong>de</strong>nt oor<strong>de</strong>elt dat een afspraak<br />
over <strong>de</strong> omgangsregeling die<br />
tussen partijen is gemaakt in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r<br />
<strong>van</strong> een on<strong>de</strong>rzoek <strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad<br />
voor <strong>de</strong> Kin<strong>de</strong>rbescherming niet primair<br />
kan wor<strong>de</strong>n uitgelegd als bin<strong>de</strong>nd<br />
tussen partijen op <strong>de</strong> langere<br />
termijn, maar als fase in een beoog<strong>de</strong><br />
ontwikkeling naar een eindsituatie<br />
waarin <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs op re<strong>de</strong>lijke wijze<br />
met elkaar kunnen communiceren<br />
over <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren en waarin een behoorlijke<br />
omgangsregeling functioneert.<br />
Als <strong>de</strong>rgeh'jké afspraken zon<strong>de</strong>r<br />
meer bin<strong>de</strong>nd zou<strong>de</strong>n zijn zou<br />
<strong>het</strong> risico groot zijn dat ou<strong>de</strong>rs niet<br />
of nauwelijks bereid zou<strong>de</strong>n zijn om<br />
door mid<strong>de</strong>l <strong>van</strong> <strong>de</strong>rgelijke afspraken<br />
af te tasten of een bepaal<strong>de</strong> ontwikkeling<br />
wel of niet goed uitpakt.<br />
De presi<strong>de</strong>nt is voorlopig <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el<br />
dat een afspraak over een omgangsregeling<br />
in <strong>de</strong> hier gegeven context<br />
alleen dan als bin<strong>de</strong>nd kan wor<strong>de</strong>n<br />
opgevat wanneer een ou<strong>de</strong>r <strong>de</strong> afspraak<br />
niet nakomt en daar geen enkele<br />
re<strong>de</strong>lijke grond voor aannemelijk<br />
maakt, met an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n<br />
wanneer er sprake is <strong>van</strong> botte onwil.<br />
Gehoord partijen is <strong>de</strong> presi<strong>de</strong>nt <strong>van</strong><br />
oor<strong>de</strong>el dat er <strong>van</strong> <strong>de</strong>rgelijke onwil<br />
geen sprake is. De vrouw is oprecht<br />
bezorgd over <strong>de</strong> gang <strong>van</strong> zaken met<br />
betrekking tot <strong>de</strong> omgang en <strong>de</strong> gevolgen<br />
daar<strong>van</strong> voor <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren.<br />
Ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> informatieplicht<br />
is onvoldoen<strong>de</strong> gesteld of gebleken<br />
dat <strong>de</strong> vrouw haar wettelijke informatieplicht<br />
niet of onvoldoen<strong>de</strong> nakomt.<br />
Het gevor<strong>de</strong>r<strong>de</strong> wordt afgewezen.<br />
Nr. 1294 (RN-kort)<br />
Hoge Raad<br />
29 september 2000<br />
Nr. R99/171HR, JOL 2000,447<br />
Mrs. Mijnssen, Herrmann, <strong>van</strong> <strong>de</strong>r<br />
Putt-Lauwers, <strong>de</strong> Savornin Lohmann,<br />
Kop<br />
RECHTSPRAAK<br />
V., verzoekster, advocaat mr. Schutte,<br />
tegen M., verweer<strong>de</strong>r, advocaat mr.<br />
Groen<br />
Omgang; family life<br />
Art. l:377fj o l:2041id3BW<br />
Verweer<strong>de</strong>r is <strong>de</strong> biologische va<strong>de</strong>r<br />
<strong>van</strong> K.; verzoekster is haar moe<strong>de</strong>r.<br />
Rechtbank en hof hebben <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r<br />
ont<strong>van</strong>kelijk geacht in zijn verzoek<br />
tot <strong>het</strong> treffen <strong>van</strong> een omgangsregeling<br />
met K., nu hij naast zijn biologisch<br />
va<strong>de</strong>rschap voldoen<strong>de</strong> bijkomen<strong>de</strong><br />
omstandighe<strong>de</strong>n (in casu <strong>de</strong><br />
met <strong>het</strong> kind na <strong>de</strong> geboorte opgebouw<strong>de</strong><br />
relatie) heeft gesteld om<br />
aannemelijk te maken dat tussen<br />
hem en K. een nauwe persoonlijke<br />
betrekking bestaat in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> art.<br />
l:377f BW. De moe<strong>de</strong>r stelt in cassatie<br />
on<strong>de</strong>r meer dat <strong>de</strong> man niet-ont<strong>van</strong>kelijk<br />
verklaard had moeten<br />
wor<strong>de</strong>n omdat voor <strong>de</strong> man als verwekker<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> kind <strong>de</strong> weg <strong>van</strong> art.<br />
1:204 lid 3 BW openstond en hij -<br />
na erkenning - op <strong>de</strong> voet <strong>van</strong> art.<br />
1:377a BW recht op omgang met zijn<br />
kind zou hebben gehad.<br />
De Hoge Raad overweegt hieromtrent<br />
als volgt: 'De wetgever heeft <strong>de</strong><br />
mogelijkheid een omgangsregeling<br />
als bedoeld in art. l:377f BW te doen<br />
vaststellen (...) me<strong>de</strong> bestemd voor<br />
<strong>de</strong> verwekker <strong>van</strong> <strong>het</strong> kind. Het nadien<br />
op 1 <strong>april</strong> 1998 in werking getre<strong>de</strong>n<br />
nieuwe art. 1:204 lid 3 BW betreft<br />
uitsluitend <strong>de</strong> in <strong>het</strong> voetspoor<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> rechtspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Hoge<br />
Raad aan <strong>de</strong> verwekker <strong>van</strong> een kind<br />
gegeven mogelijkheid <strong>de</strong> voor een erkenning<br />
vereiste toestemming <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
moe<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>r bepaal<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n<br />
te doen ver<strong>van</strong>gen door toestemming<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> rechtbank. Deze<br />
bepaling heeft (...) noch tot gevolg<br />
dat voor een verwekker die niet een<br />
erkenning nastreeft, niet <strong>de</strong> mogelijkheid<br />
bestaat een omgangsregeling<br />
te doen vaststellen, noch dat aan<br />
<strong>de</strong> ont<strong>van</strong>kelijkheid <strong>van</strong> zijn op art.<br />
l:377f gegron<strong>de</strong> verzoek an<strong>de</strong>re eisen<br />
moeten wor<strong>de</strong>n gesteld dan voor<br />
<strong>de</strong> inwerkingtreding <strong>van</strong> art. 1:204<br />
lid 3 BW'.<br />
RELATIEVERMOGENS-<br />
RECHT<br />
Nr. 1295 (RN-kort)<br />
Rechtbank Zwolle<br />
4 augustus 1999<br />
Nr. 43704/HA ZA 98-1487, FJR 2000,<br />
28<br />
Mr. <strong>van</strong> <strong>de</strong>r Hulst<br />
M., eiser, procureur mr. Schuldink, advocaat<br />
mr. Bakhuis tegen V., gedaag<strong>de</strong>,<br />
procureur mr. Hovius, advocaat mr.<br />
Oomen<br />
Verbreken samenwonen; boe<strong>de</strong>lscheiding<br />
Art. 3:166, 3:178 en 3:179 BW<br />
Partijen hebben samengewoond.<br />
Tussen hen zijn geen schriftelijke afspraken<br />
gemaakt over <strong>de</strong> gevolgen<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> beëindiging <strong>van</strong> <strong>de</strong> samenwoning.<br />
Eiser heeft een huurschuld ten<br />
aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> woning waarin partijen<br />
hebben samengewoond (en<br />
waar<strong>van</strong> hij alleen huur<strong>de</strong>r was). Tevens<br />
zijn partijen hoof<strong>de</strong>lijk veroor<strong>de</strong>eld<br />
tot <strong>het</strong> betalen <strong>van</strong> een schuld<br />
op grond <strong>van</strong> een huurkoopovereenkomst;<br />
zij betalen bei<strong>de</strong>n af aan <strong>de</strong><br />
betreffen<strong>de</strong> crediteur. Eiser vor<strong>de</strong>rt<br />
thans ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> genoem<strong>de</strong><br />
schul<strong>de</strong>n, stellen<strong>de</strong> dat <strong>de</strong>ze in een<br />
gemeenschap vallen. Dé rechtbank<br />
wijst <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring af. De rechtbank<br />
overweegt dat een gemeenschap als<br />
bedoeld in art. 3:166 BW niet uit<br />
schul<strong>de</strong>n kan bestaan, nu dit artikel<br />
spreekt over goe<strong>de</strong>ren, zijn<strong>de</strong> zaken<br />
en vermogensrechten, en schul<strong>de</strong>n<br />
geen vermogensrechten zijn. Er bestaan<br />
weliswaar schul<strong>de</strong>n die voor<br />
rekening <strong>van</strong> een gemeenschap komen,<br />
maar ver<strong>de</strong>ling daar<strong>van</strong> kan<br />
alleen wor<strong>de</strong>n gevor<strong>de</strong>rd als daarnaast<br />
ver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> een gemeenschappelijk<br />
goed wordt gevor<strong>de</strong>rd<br />
(vgl. art. 3:179 BW). De rechtbank<br />
overweegt ten overvloe<strong>de</strong> nog dat<br />
door enkele samenwoning geen gemeenschap<br />
ontstaat.<br />
Alimentatie<br />
Nr. 1296 (RN-kort)<br />
Gerechtshof 's-Gravenhage<br />
17 <strong>maart</strong> 2000<br />
Nr. 817-H-99<br />
Mrs. Hehemann, Van <strong>de</strong>n Wil<strong>de</strong>nberg,<br />
Fockema Andreae-Hartsuiker<br />
M., verzoeker, procureur mr. Clarenbeek<br />
tegen S., verweerster, procureur<br />
mr. Van Keulen<br />
Kin<strong>de</strong>ralimentatie<br />
Wijziging kin<strong>de</strong>ralimentatie. Partijen<br />
zijn bij <strong>de</strong> echtscheiding overeengekomen<br />
dat ƒ 850,- per maand kin<strong>de</strong>ralimentatie<br />
wordt betaald. Uit<br />
<strong>het</strong> echtscheidingsconvenant blijkt<br />
dat dit bedrag is gebaseerd op <strong>het</strong> re-<br />
NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2
kenschema <strong>van</strong> <strong>het</strong> Nibud met <strong>de</strong> bepaling<br />
dat ingeval <strong>van</strong> wijziging <strong>van</strong><br />
omstandighe<strong>de</strong>n dit rekenschema<br />
weer zal wor<strong>de</strong>n gehanteerd. Verzoeker,<br />
<strong>de</strong> va<strong>de</strong>r, stelt dat hij <strong>de</strong>stijds<br />
met genoemd bedrag akkoord is gegaan<br />
enkel en alleen omdat verweerster,<br />
<strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r, met <strong>het</strong> kind toen in<br />
België woon<strong>de</strong> en <strong>de</strong> huurlast daar<br />
hoog was. Hij meent dat nu moe<strong>de</strong>r<br />
en kind weer in Ne<strong>de</strong>rland wonen<br />
<strong>het</strong> Nibud-schema niet moet wor<strong>de</strong>n<br />
toegepast. Volgens <strong>het</strong> hof blijkt dit<br />
niet uit <strong>het</strong> convenant en <strong>het</strong> hof past<br />
<strong>het</strong> Nibud-rekenschema toe.<br />
Nr. 1297 (RN-kort)<br />
Gerechtshof 's-Gravenhage<br />
18 oktober 2000<br />
Nr. 262-R-00/FA RK 99-6642<br />
Mrs. Koning, Fockema Andreae-Hartsuiker,<br />
Zeven-Postma<br />
N., verzoeker, tevens inci<strong>de</strong>nteel verweer<strong>de</strong>r,<br />
procureur mr. Carli, tegen B.,<br />
verweerster, tevens inci<strong>de</strong>nteel verzoekster,<br />
procureur mr. Van <strong>de</strong>r Spoel<br />
Alimentatie<br />
Bij <strong>de</strong> echtscheidingsbeschikking<br />
heeft <strong>de</strong> rechtbank bepaald dat verzoeker<br />
aan verweerster ƒ 400,- partneralimentatie<br />
en ƒ 400,- kin<strong>de</strong>ralimentatie<br />
moet betalen ten behoeve<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> driejarige dochter <strong>van</strong> partijen.<br />
Verzoeker verzoekt <strong>het</strong> hof in hoger<br />
beroep lagere bedragen vast te<br />
stellen. Hij stelt hiertoe dat verweerster<br />
haar werkzaamhe<strong>de</strong>n, waarmee<br />
zij in <strong>de</strong>eltijd ongeveer ƒ 1500,- netto<br />
per maand verdient, kan uitbrei<strong>de</strong>n<br />
en in eigen levenson<strong>de</strong>rhoud kan<br />
voorzien. Verweerster verklaart in<br />
verband met <strong>de</strong> zorg voor <strong>het</strong> kind<br />
haar werkzaamhe<strong>de</strong>n voorlopig niet<br />
te kunnen uitbrei<strong>de</strong>n. Dit neemt <strong>het</strong><br />
hof aan. De behoefte <strong>van</strong> verweerster<br />
aan aanvullen<strong>de</strong> alimentatie en die<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> kind aan kin<strong>de</strong>ralimentatie<br />
staan vast. Het hof bekrachtigt <strong>de</strong><br />
beschikking <strong>van</strong> <strong>de</strong> rechtbank voor<br />
wat betreft <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ralimentatie. De<br />
partneralimentatie wordt op basis<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> draagkracht <strong>van</strong> verweerster<br />
op ƒ 225,- vastgesteld.<br />
Nr. 1298 (RN-kort)<br />
Gerechtshof 's-Gravenhage<br />
18 oktober 2000<br />
Nr. 360-R-00/FA 00-336<br />
Mrs. Koning, Fockema Andreae-Hartsuiker,<br />
Zeven-Postma<br />
RECHTSPRAAK<br />
J., verzoeker, procureur mr. <strong>van</strong> <strong>de</strong>r<br />
Valk, tegen N., verweer<strong>de</strong>r<br />
Alimentatie<br />
Verzoeker is in beroep gekomen <strong>van</strong><br />
een beschikking waarbij is bepaald<br />
dat hij ten behoeve <strong>van</strong> zijn twee<br />
min<strong>de</strong>rjarige kin<strong>de</strong>ren ƒ 250,- per<br />
kind per maand aan verweer<strong>de</strong>r<br />
moet betalen. Verzoeker heeft een<br />
arbeidsongeschiktheidsuitkering en<br />
een aanvullen<strong>de</strong> Rww-uitkering. Hij<br />
is ruim twee jaar gele<strong>de</strong>n hertrouwd.<br />
Zijn echtgenote heeft geen inkomsten.<br />
Het hof overweegt dat <strong>de</strong> verplichting<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r aan <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhoud<br />
<strong>van</strong> zijn kin<strong>de</strong>ren bij te<br />
dragen zwaar<strong>de</strong>r weegt dan zijn<br />
wens om zijn echtgenote te vrijwaren<br />
<strong>van</strong> betaal<strong>de</strong> arbeid om in haar eigen<br />
levenson<strong>de</strong>rhoud te voorzien. De<br />
huidige echtgenote heeft geen medische<br />
belemmeringen om arbeid buitenshuis<br />
te verrichten. Zij heeft uit<br />
een eer<strong>de</strong>r huwelijk een kind <strong>van</strong> negentien<br />
jaar (dat niet meer thuis<br />
woont) en een kind <strong>van</strong> zeventien<br />
jaar. Het hof is <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat <strong>van</strong><br />
haar kan wor<strong>de</strong>n verwacht dat zij<br />
tenminste ƒ 677,- netto per maand<br />
verdient, zijn<strong>de</strong> <strong>het</strong> bedrag <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
verschil tussen <strong>de</strong> netto bijstandsnorm<br />
<strong>van</strong> een alleenstaan<strong>de</strong> en die<br />
<strong>van</strong> een gezin. Financieel merkt <strong>het</strong><br />
hof <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r hierom als alleenstaan<strong>de</strong><br />
aan. Aangezien <strong>de</strong> echtgenote <strong>van</strong><br />
verzoeker nog geen inkomen heeft en<br />
<strong>de</strong> eer<strong>de</strong>re beschikking daartoe ook<br />
niet noopte, stelt <strong>het</strong> hof <strong>de</strong> te betalen<br />
kin<strong>de</strong>ralimentatie <strong>van</strong> ƒ 250,- per<br />
kind per maand slechts vast met ingang<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> maand volgend op <strong>het</strong><br />
arrest; voor <strong>de</strong> daaraan voorafgaan<strong>de</strong><br />
maan<strong>de</strong>n wordt <strong>de</strong> bijdrage op nihil<br />
gesteld.<br />
Pensioen<br />
Nr. 1299 (RN-kort)<br />
Rechtbank 's-Hertogenbosch<br />
26 november 1999<br />
Nr. 36386/FA RK 99-957<br />
Mr. Milar<br />
V., verzoekster, tegen M., verweer<strong>de</strong>r,<br />
procureur mr. Renckens<br />
Pensioenverevening<br />
Wet verevening pensioenen<br />
In <strong>de</strong> echtscheidingsprocedure vor<strong>de</strong>rt<br />
verzoekster on<strong>de</strong>r meer ver<strong>de</strong>ling<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> huwelijksgemeenschap.<br />
Verweer<strong>de</strong>r heeft gesteld dat <strong>het</strong> in<br />
NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2<br />
casu in strijd met <strong>de</strong> re<strong>de</strong>lijkheid en<br />
billijkheid is <strong>de</strong> Wet verevening pensioenen<br />
onverkort <strong>van</strong> toepassing te<br />
laten zijn en hij heeft <strong>de</strong> rechtbank<br />
gevraagd voor recht te verklaren dat<br />
<strong>de</strong> vrouw pas aanspraak heeft op <strong>de</strong><br />
door <strong>de</strong> man opgebouw<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rdomspensioenrechten<br />
wanneer ook<br />
<strong>de</strong> vrouw <strong>de</strong> 65-jarige leeftijd bereikt.<br />
Krachtens <strong>de</strong> Wet verevening<br />
pensioenen heeft <strong>de</strong> vrouw recht op<br />
ca. ƒ 1500,- bruto per maand. Zij<br />
heeft daarnaast een bruto-maandinkomen<br />
<strong>van</strong> ƒ 3278,61 en geen woonlasten.<br />
Indien <strong>de</strong> man <strong>het</strong> genoem<strong>de</strong><br />
bedrag <strong>van</strong> ƒ 1500,- aan <strong>de</strong> vrouw<br />
zou betalen zou hij, inclusief <strong>de</strong> Aow<br />
en me<strong>de</strong> gezien zijn woonlasten, on<strong>de</strong>r<br />
<strong>het</strong> bestaansminimum komen,<br />
uitgaan<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> bijstandsnorm<br />
voor een alleenstaan<strong>de</strong>, vermin<strong>de</strong>rd<br />
met <strong>de</strong> woonnorm. De rechtbank is<br />
<strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat in een situatie als <strong>de</strong>ze,<br />
waarin verevening <strong>van</strong> <strong>het</strong> ou<strong>de</strong>rdomspensioen<br />
tot gevolg zou hebben<br />
dat <strong>de</strong> man min<strong>de</strong>r dan <strong>het</strong> bestaansminimum<br />
overhoudt, terwijl <strong>de</strong><br />
vrouw ruimschoots in haar eigen levenson<strong>de</strong>rhoud<br />
kan voorzien, er re<strong>de</strong>n<br />
is <strong>de</strong> Wet verevening pensioenen<br />
niet onverkort toe te passen omdat<br />
dit naar maatstaven <strong>van</strong> re<strong>de</strong>lijkheid<br />
en billijkheid onaanvaardbaar zou<br />
zijn. Er is echter geen aanleiding om<br />
<strong>de</strong> verevening in zijn geheel uit te<br />
stellen, maar slechts voorzover <strong>de</strong><br />
man daardoor niet <strong>de</strong> beschikking<br />
houdt over wat minimaal noodzakelijk<br />
wordt geacht om in zijn bestaan<br />
te voorzien. Dit wordt bereikt indien<br />
aan <strong>de</strong> vrouw 1/3 <strong>de</strong>el <strong>van</strong> waar zij<br />
bij onverkorte toepassing <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet<br />
verevening pensioenen recht op zou<br />
hebben, zal wor<strong>de</strong>n betaald, zijn<strong>de</strong><br />
ƒ 500,- bruto per maand, dit tot <strong>het</strong><br />
moment dat <strong>de</strong> vrouw <strong>de</strong> 65-jarige<br />
leeftijd bereikt (2007). De rechtbank<br />
verklaart vervolgens voor recht dat<br />
<strong>de</strong> Wet verevening pensioenen ge<strong>de</strong>eltelijk<br />
buiten toepassing blijft.<br />
SEKSUEEL GEWELD<br />
Scha<strong>de</strong>vergoeding<br />
Nr. 1300<br />
Rechtbank Amsterdam<br />
30 augustus 2000<br />
Nr. C 1.0874, rolnr H 99.1078<br />
Mr. Beukenhorst<br />
W., eiseres, procureur mr. Van Lijf, tegen<br />
K., gedaag<strong>de</strong>, procureur mr. Grijmans-Veenendaal
Verkrachting; immateriële scha<strong>de</strong>vergoeding;<br />
wettelijke rente<br />
Eiseres is in oktober 1996 verkracht<br />
en gegijzeld. Vanaf oktober 1998 is<br />
zij on<strong>de</strong>r behan<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> Riagg.<br />
De rechtbank overweegt dat <strong>de</strong> psychische<br />
scha<strong>de</strong> geacht moet wor<strong>de</strong>n<br />
ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> misdrijf te zijn toegebracht,<br />
en daarmee te zijn gele<strong>de</strong>n.<br />
Dat <strong>de</strong> klachten zich hebben verergerd<br />
en dat eiseres zich later (na twee<br />
jaar) tot <strong>de</strong> Riagg wendt doet daaraan<br />
niet af. De wettelijke rente is dus<br />
<strong>van</strong>af <strong>de</strong> datum <strong>van</strong> <strong>het</strong> misdrijf verschuldigd.<br />
(...)<br />
Gron<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> beslissing<br />
1. Als enerzijds gesteld en an<strong>de</strong>rzijds<br />
erkend of niet (voldoen<strong>de</strong>) betwist, alsme<strong>de</strong><br />
op grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> in zoverre niet<br />
weersproken inhoud <strong>van</strong> overgeleg<strong>de</strong><br />
bewijsstukken, staat <strong>het</strong> volgen<strong>de</strong> vast.<br />
a. Op 7 mei 1997 is K. door <strong>de</strong> rechtbank<br />
te Amsterdam veroor<strong>de</strong>eld tot een<br />
onvoorwaar<strong>de</strong>lijke ge<strong>van</strong>genisstraf<br />
voor <strong>de</strong> duur <strong>van</strong> vier jaar. De rechtbank<br />
achtte bewezen dat hij op (of omstreeks)<br />
21 oktober 1996 zich schuldig<br />
heeft gemaakt aan:<br />
- me<strong>de</strong>plegen <strong>van</strong> verkrachting, meermalen<br />
gepleegd;<br />
- me<strong>de</strong>plegen <strong>van</strong> feitelijke aanranding<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> eerbaarheid;<br />
- me<strong>de</strong>plegen <strong>van</strong> <strong>het</strong> opzettelijk iemand<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> vrijheid beroven en beroofd<br />
hou<strong>de</strong>n, alsme<strong>de</strong> dat W. een <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> slachtoffers <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze verkrachting,<br />
aanranding en vrijheidsberoving was.<br />
b. Op 12 <strong>de</strong>cember 1997 heeft <strong>het</strong> Gerechtshof<br />
te Amsterdam K. eveneens<br />
tot vier jaar onvoorwaar<strong>de</strong>lijke ge<strong>van</strong>genisstraf<br />
veroor<strong>de</strong>eld en <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />
strafbare feiten bewezen geacht.<br />
c. Op 26 februari 1998 heeft K. <strong>het</strong><br />
door hem op 24 <strong>de</strong>cember 1997 ingestel<strong>de</strong><br />
cassatieberoep ingetrokken.<br />
2. On<strong>de</strong>r verwijzing naar <strong>de</strong>ze bei<strong>de</strong><br />
uitspraken vor<strong>de</strong>rt W. voor recht te verklaren<br />
dat K. jegens haar onrechtmatig<br />
heeft gehan<strong>de</strong>ld door genoem<strong>de</strong> strafbare<br />
feiten te begaan. Voorts vor<strong>de</strong>rt<br />
W. <strong>de</strong> veroor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> K. tot betaling<br />
aan haar <strong>van</strong> een bedrag <strong>van</strong><br />
ƒ 44.109,38, te vermeer<strong>de</strong>ren met <strong>de</strong><br />
wettelijke rente over ƒ 37.500,- <strong>van</strong>af<br />
20 oktober 1996 tot <strong>de</strong> dag <strong>de</strong>r algehele<br />
voldoening, met veroor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> K.<br />
in <strong>de</strong> kosten <strong>van</strong> <strong>het</strong> geding. Het bedrag<br />
<strong>van</strong> ƒ 44.109,38 bestaat uit een bedrag<br />
<strong>van</strong> ƒ 37.500,- als immateriële scha<strong>de</strong>vergoeding<br />
en een bedrag <strong>van</strong><br />
ƒ 6.609,38 als buitengerechtelijke incassokosten.<br />
Zij stelt daartoe dat zij ten<br />
I RECHTSPRAAK<br />
gevolge <strong>van</strong> <strong>de</strong> verkrachting psychische<br />
scha<strong>de</strong> heeft gele<strong>de</strong>n en nog zal<br />
lij<strong>de</strong>n. Zij is hiervoor on<strong>de</strong>r behan<strong>de</strong>ling<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> RIAGG.<br />
3. K. heeft daartegenover volstaan met<br />
<strong>het</strong> verweer dat hij <strong>de</strong> strafbare feiten<br />
niet heeft gepleegd en dat ook in <strong>het</strong><br />
strafproces altijd heeft ontkend. Net als<br />
in <strong>de</strong> strafzaak vermoedt hij dat W. samen<br />
met haar vriendinnen probeert<br />
hem veroor<strong>de</strong>eld te krijgen. Hij heeft<br />
dit verweer niet na<strong>de</strong>r toegelicht.<br />
4. Daarmee heeft hij <strong>de</strong> gemotiveer<strong>de</strong><br />
stellingen <strong>van</strong> W. onvoldoen<strong>de</strong> gemotiveerd<br />
betwist, zodat <strong>van</strong> <strong>de</strong> juistheid<br />
<strong>van</strong> die stellingen moet wor<strong>de</strong>n uitgegaan.<br />
Bewijslevering is niet aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>.<br />
5. K. heeft daarnaast <strong>de</strong> scha<strong>de</strong> betwist.<br />
De door W. overgeleg<strong>de</strong> brief <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
RIAGG <strong>van</strong> 15 <strong>de</strong>cember 1999 zou<br />
slechts na zijn reactie op <strong>de</strong> vermeen<strong>de</strong><br />
scha<strong>de</strong> in zijn conclusie <strong>van</strong> antwoord<br />
zijn ingebracht om een grondslag voor<br />
<strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring te creëren. K. betwist<br />
voorts <strong>de</strong> hoogte <strong>van</strong> <strong>de</strong> gevor<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />
immateriële scha<strong>de</strong>vergoeding. Hij<br />
stelt dat <strong>de</strong> door W. aangehaal<strong>de</strong> voorbeel<strong>de</strong>n<br />
niet vergelijkbaar zijn en dat in<br />
vergelijkbare gevallen een substantieel<br />
lager bedrag aan scha<strong>de</strong>vergoeding<br />
werd toegekend.<br />
6. Als feit <strong>van</strong> algemene bekendheid<br />
kan wor<strong>de</strong>n aangenomen dat slachtoffers<br />
<strong>van</strong> een verkrachting hier<strong>van</strong> in<br />
meer of min<strong>de</strong>re mate psychische scha<strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rvin<strong>de</strong>n. De door W. overgeleg<strong>de</strong><br />
verklaring <strong>van</strong> een me<strong>de</strong>werker<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> RIAGG on<strong>de</strong>rsteunt en specificeert<br />
<strong>de</strong>ze scha<strong>de</strong>. Die - wat <strong>de</strong> inhoud<br />
betreft niet betwiste - verklaring <strong>van</strong><br />
15 <strong>de</strong>cember 1999 <strong>van</strong> M. <strong>van</strong> <strong>de</strong>n En<strong>de</strong>,<br />
maatschappelijk werkster en gespecialiseerd<br />
traumatherapeut bij <strong>het</strong><br />
RIAGG, luidt als volgt:<br />
'N.a.v. uw verzoek om informatie betreffen<strong>de</strong><br />
mw. W. kan ik u <strong>het</strong> volgen<strong>de</strong><br />
berichten:<br />
Huidige klachten: Cliënte lijdt aan een<br />
Posttraumatische stress-stoornis met<br />
<strong>de</strong>pressieve kenmerken, chronisch met<br />
verlaat begin.<br />
Zij heeft last <strong>van</strong> stemmingsklachten<br />
vooral <strong>van</strong> <strong>de</strong>pressieve aard, piekeren,<br />
slaapproblemen, nachtmerries en herbeleving<br />
<strong>van</strong> een verkrachting on<strong>de</strong>r<br />
gijzeling in oktober 1996. Haar lichaamsgewicht<br />
is op <strong>de</strong> grens <strong>van</strong> on<strong>de</strong>rgewicht<br />
omdat zij moeilijk kan eten.<br />
Ze is onzeker, heeft geen zelfvertrouwen<br />
en is sociaal angstig. Ze heeft <strong>het</strong><br />
gevoel dat haar leven stil is komen te<br />
staan en aan haar voorbijtrekt. Zij heeft<br />
moeite an<strong>de</strong>re mensen te vertrouwen.<br />
Ingestel<strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling: individuele<br />
on<strong>de</strong>rsteunen<strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling gericht op<br />
<strong>het</strong> herstel <strong>van</strong> <strong>de</strong> Posttraumatische<br />
stress-stoornis.<br />
Prognose: De impact <strong>van</strong> <strong>de</strong> doorgemaakte<br />
verkrachting met gijzeling in<br />
oktober 1996 is <strong>van</strong> dien ernstige aard<br />
dat <strong>het</strong> voor cliënte tot op he<strong>de</strong>n nog<br />
bijzon<strong>de</strong>r moeilijk is erover te spreken.<br />
Zij <strong>de</strong>compenseert snel wanneer dit ter<br />
sprake komt omdat <strong>het</strong> haar zo zwaar<br />
valt. Dit maakt dat <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling<br />
langdurig zal zijn, waarschijnlijk 2<br />
tot 3 jaar. Over <strong>de</strong> prognose in optimistische<br />
zin kan ik, gezien <strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong>,<br />
op dit moment nog weinig zeggen.<br />
Mate <strong>van</strong> arbeidsongeschiktheid: Tot<br />
op he<strong>de</strong>n en vooralsnog acht ik cliënte<br />
niet arbeidsgeschikt gezien <strong>de</strong> ernst<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> klachten.'<br />
7. W. is, met haar han<strong>de</strong>n op haar rug<br />
gebon<strong>de</strong>n en on<strong>de</strong>r bedreiging <strong>van</strong> een<br />
mes, seksueel misbruikt door meer<strong>de</strong>re<br />
personen die <strong>de</strong> woning waarin zij lag<br />
te slapen waren binnengedrongen. Dit<br />
vormt een zeer ernstige inbreuk op haar<br />
geestelijke en lichamelijke integriteit.<br />
De bovenstaan<strong>de</strong> brief maakt voldoen<strong>de</strong><br />
aannemelijk welke gevolgen zij<br />
daaraan heeft overgehou<strong>de</strong>n. De rechtbank<br />
zal <strong>de</strong> scha<strong>de</strong> naar billijkheid bepalen<br />
op ƒ 25.000,-.<br />
8. K. betwist tenslotte <strong>het</strong> moment <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> opeisbaarheid Van <strong>de</strong> wettelijke rente.<br />
Hij stelt dat <strong>de</strong> rente pas opeisbaar is<br />
<strong>van</strong>af <strong>de</strong> aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling<br />
door <strong>het</strong> RIAGG in oktober 1998, zijn<strong>de</strong><br />
<strong>het</strong> moment waarop <strong>de</strong> scha<strong>de</strong> wordt<br />
geacht te zijn gele<strong>de</strong>n.<br />
9. De door W. gele<strong>de</strong>n psychische<br />
scha<strong>de</strong> wordt, gezien <strong>de</strong> ernst en ingrijpendheid<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> misdrijf, geacht ten<br />
tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> misdrijf te zijn toegebracht<br />
en daarmee te zijn gele<strong>de</strong>n. Dat<br />
<strong>de</strong> klachten zich dusdanig hebben ontwikkeld<br />
en verergerd dat zij zich op<br />
een later moment on<strong>de</strong>r behan<strong>de</strong>ling<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> RIAGG heeft gesteld, doet<br />
daaraan niet af. De wettelijke rente is<br />
dus <strong>van</strong>af 21 oktober 1996 verschuldigd.<br />
10. De buitengerechtelijke kosten wor<strong>de</strong>n<br />
niet zelfstandig betwist en zullen<br />
<strong>de</strong>rhalve eveneens wor<strong>de</strong>n toegewezen.<br />
11. K. zal als in <strong>het</strong> ongelijk gestel<strong>de</strong><br />
partij wor<strong>de</strong>n veroor<strong>de</strong>eld in <strong>de</strong> kosten<br />
<strong>van</strong> dit geding.<br />
Beslissing<br />
De rechtbank:<br />
- verklaart voor recht dat K. door <strong>het</strong><br />
begaan <strong>van</strong> <strong>de</strong> hiervoor on<strong>de</strong>r la vermel<strong>de</strong><br />
strafbare feiten jegens W. onrechtmatig<br />
heeft gehan<strong>de</strong>ld;<br />
- veroor<strong>de</strong>elt K. tot betaling aan W.<br />
NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2
<strong>van</strong> ƒ 31.609,38, alsme<strong>de</strong> <strong>de</strong> wettelijke<br />
rente over ƒ 25.000,- <strong>van</strong>af 21 oktober<br />
1996 tot <strong>de</strong> dag <strong>de</strong>r algehele voldoening;<br />
- veroor<strong>de</strong>elt K. in <strong>de</strong> kosten <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
geding, (...).<br />
Nr. 1301<br />
Rechtbank Arnhem<br />
31 augustus 2000<br />
Nr. 1998/249<br />
Mr. Teeuwissen-<strong>van</strong> <strong>de</strong>r Valk.<br />
O., eiser in conventie, gedaag<strong>de</strong> in reconventie,<br />
procureur mr. Wessing, tegen<br />
X, gedaag<strong>de</strong> in conventie, eiseres<br />
in reconventie, procureur mr. Smits<br />
Seksueel misbruik; scha<strong>de</strong>vergoeding;<br />
bewijs<br />
O., <strong>de</strong> oom <strong>van</strong> X, is strafrechtelijk<br />
vrijgesproken <strong>van</strong> seksueel misbruik<br />
<strong>van</strong> X. In <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige procedure<br />
vor<strong>de</strong>rt hij <strong>van</strong> X scha<strong>de</strong>vergoeding<br />
in verband met beweer<strong>de</strong>lijke valse<br />
aangifte. In reconventie vor<strong>de</strong>rt X<br />
smartengeld op grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> scha<strong>de</strong><br />
die zij ten gevolge <strong>van</strong> <strong>het</strong> seksueel<br />
misbruik heeft gele<strong>de</strong>n. De aanwezige<br />
verklaringen wettigen <strong>het</strong> vermoe<strong>de</strong>n<br />
<strong>van</strong> seksueel misbruik.<br />
Hieraan doet niet af dat <strong>het</strong> gerechtshof<br />
O. heeft vrijgesproken. O. krijgt<br />
zowel in conventie als in reconventie<br />
een bewijsopdracht, waarin hij niet<br />
slaagt.<br />
Tussenvonnis 25 <strong>maart</strong> 1999<br />
(...)<br />
2. De feiten<br />
2.1 Als enerzijds gesteld en an<strong>de</strong>rzijds<br />
erkend althans niet of onvoldoen<strong>de</strong> gemotiveerd<br />
weersproken dan wel blijkens<br />
<strong>de</strong> in <strong>de</strong> zoverre niet bestre<strong>de</strong>n inhoud<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> in <strong>het</strong> geding gebrachte<br />
producties staat <strong>het</strong> volgen<strong>de</strong> tussen<br />
partijen vast.<br />
2.2 Op 9 augustus 1995 heeft X bij <strong>de</strong><br />
politie te Nijmegen aangifte gedaan<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> plegen <strong>van</strong> ontuchtige han<strong>de</strong>lingen<br />
tussen haar vier<strong>de</strong> en elf<strong>de</strong> levensjaar<br />
door O., die getrouwd is met<br />
<strong>de</strong> zuster <strong>van</strong> <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r <strong>van</strong> X. In verband<br />
met <strong>de</strong>ze aangifte is O. op 12 <strong>de</strong>cember<br />
1995 in verzekering gesteld in<br />
<strong>het</strong> politiebureau te Nijmegen en op 15<br />
<strong>de</strong>cember 1995 weer op vrije voeten<br />
gesteld. Bij vonnis <strong>van</strong> <strong>de</strong> rechtbank te<br />
Arnhem <strong>van</strong> 26 november 1996 is O.<br />
strafrechtelijk veroor<strong>de</strong>eld naar aanleiding<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze aangifte.<br />
Bij arrest <strong>van</strong> 23 <strong>de</strong>cember 1997 heeft<br />
<strong>het</strong> Gerechtshof te Arnhem dit vonnis<br />
RECHTSPRAAK<br />
vernietigd en opnieuw rechtdoen<strong>de</strong><br />
niet bewezen verklaard, dat O. <strong>het</strong> ten<br />
laste geleg<strong>de</strong> had begaan en hem vrijgesproken.<br />
3. Het geschil<br />
In conventie<br />
3.1 Na tweemaal zijn eis te hebben vermeer<strong>de</strong>rd,<br />
tegen welke eisvermeer<strong>de</strong>ringen<br />
X zich heeft verzet, vor<strong>de</strong>rt O. X<br />
bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad te<br />
veroor<strong>de</strong>len tot betaling aan hem <strong>van</strong><br />
ƒ 7.294,45, vermeer<strong>de</strong>rd met <strong>de</strong> wettelijke<br />
rente gerekend <strong>van</strong>af 2 januari<br />
1998 met veroor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> X in <strong>de</strong> proceskosten.<br />
O. baseert zijn vor<strong>de</strong>ring op <strong>het</strong> navolgen<strong>de</strong>.<br />
X heeft een onware, dus valse aangifte<br />
bij <strong>de</strong> politie gedaan, als gevolg waar<strong>van</strong><br />
hij wegens ge<strong>de</strong>rf<strong>de</strong> levensvreug<strong>de</strong><br />
door spanningen in familie- en gezinsverband<br />
en aantasting in zijn eer en<br />
goe<strong>de</strong> naam immateriële scha<strong>de</strong> heeft<br />
gele<strong>de</strong>n, die ƒ 1.500,- bedraagt. Voorts<br />
heeft hij hierdoor materiële scha<strong>de</strong> gele<strong>de</strong>n<br />
ten bedrage <strong>van</strong> ƒ 5.794,45 totaal.<br />
3.2 X heeft een aantal formele en inhou<strong>de</strong>lijke<br />
verweren tegen <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring<br />
aangevoerd.<br />
In-reconventie<br />
3.3 X vor<strong>de</strong>rt om bij vonnis, uitvoerbaar<br />
bij voorraad,:<br />
- O. te veroor<strong>de</strong>len aan haar ten titel<br />
<strong>van</strong> smartengeld ƒ 30.000,- te betalen<br />
of een zodanig bedrag als <strong>de</strong> rechtbank<br />
re<strong>de</strong>lijk en billijk acht; verhoogd met<br />
<strong>de</strong> wettelijke rente <strong>van</strong>af ljanuari 1997,<br />
alsme<strong>de</strong> wegens kosten <strong>van</strong> rechtsbijstand<br />
buiten rechte <strong>van</strong> een bedrag <strong>van</strong><br />
ƒ 6.976,85, verhoogd met <strong>de</strong> wettelijke<br />
rente <strong>van</strong>af 1 januari 1997, althans <strong>van</strong>af<br />
16 <strong>april</strong> 1998, of een zodanig bedrag<br />
als <strong>de</strong> rechtbank re<strong>de</strong>lijk en billijk acht;<br />
- te verklaren voor recht tussen partijen,<br />
dat O. jegens X onrechtmatig heeft<br />
gehan<strong>de</strong>ld en dat O. gehou<strong>de</strong>n is <strong>de</strong><br />
scha<strong>de</strong> aan X te vergoe<strong>de</strong>n, welke<br />
scha<strong>de</strong> nog na<strong>de</strong>r opgemaakt dient te<br />
wor<strong>de</strong>n bij staat en vereffend dient te<br />
wor<strong>de</strong>n volgens <strong>de</strong> wet;<br />
- veroor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> O. in <strong>de</strong> proceskosten.<br />
X baseert haar vor<strong>de</strong>ring op <strong>het</strong> navolgen<strong>de</strong>.<br />
Vanaf haar vier<strong>de</strong> jaar tot haar<br />
verhuizing naar H. in 1987 is zij slachtoffer<br />
gewor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> in sexueel opzicht<br />
grensoverschrij<strong>de</strong>nd gedrag <strong>van</strong> O. zoals<br />
door haar omschreven in haar verklaring<br />
ten overstaan <strong>van</strong> <strong>de</strong> politie op<br />
19 augustus 1995. De daar beschreven<br />
gedragingen hebben geduren<strong>de</strong> een<br />
aantal jaren frequent plaatsgevon<strong>de</strong>n<br />
on<strong>de</strong>r strikte geheimhouding, opgelegd<br />
NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2<br />
door O. In <strong>de</strong>cember 1994 heeft X zich<br />
aangemeld bij <strong>de</strong> Riagg te H. in verband<br />
met trauma's, die veroorzaakt<br />
zijn door sexueel misbruik door O. haar<br />
grootva<strong>de</strong>r, haar neef en een neef <strong>van</strong><br />
O. Deze trauma's bestaan uit lichamelijke<br />
klachten, die zij heeft (gehad) namelijk<br />
buikpijn, hoofdpijn en ro<strong>de</strong> en<br />
opgezette genitaliën. Daarnaast heeft<br />
zij niet-somatische klachten, zoals<br />
nachtmerries, gebrek aan vertrouwen<br />
in mannen, <strong>de</strong>pressieve gevoelens,<br />
angsten, relationele problemen, slapeloosheid,<br />
karakterwijziging, labiel,<br />
emotioneel, ongestructureerd/chaotisch<br />
dan wel ongeconcentreerdheid.<br />
Het Riagg te H. heeft haar begeleiding<br />
gegeven. Tevens heeft zij hulp gezocht<br />
en verkregen bij bureau slachtofferhulp<br />
te N. en bij <strong>de</strong> FIOM te A. O. heeft door<br />
zijn gedrag onrechtmatig jegens X gehan<strong>de</strong>ld<br />
door haar integriteit te schen<strong>de</strong>n.<br />
Hij is <strong>de</strong>rhalve aansprakelijk voor<br />
<strong>de</strong> scha<strong>de</strong>, die zij daardoor heeft gele<strong>de</strong>n.<br />
X begroot haar immateriële scha<strong>de</strong><br />
thans op ƒ 30.000,- terwijl <strong>de</strong> scha<strong>de</strong><br />
wegens buitengerechtelijke bijstand<br />
<strong>van</strong> haar raadsvrouw ƒ 6.976, 85 bedraagt.<br />
De materiële scha<strong>de</strong> is thans<br />
nog niet geheel dui<strong>de</strong>lijk, maar (tij<strong>de</strong>lijk)<br />
verlies <strong>van</strong> arbeidsvermogen is,<br />
naar zij stelt, voorzienbaar.<br />
Ondanks sommatie per 9 <strong>de</strong>cember<br />
1996, waarbij <strong>de</strong> wettelijke rente <strong>van</strong>af<br />
1 januari 1997 is aangezegd, heeft O.<br />
geweigerd aansprakelijkheid te erkennen<br />
en ook geen scha<strong>de</strong>vergoeding<br />
aangebo<strong>de</strong>n of betaald.<br />
4. De beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>het</strong> geschil<br />
De rechtbank zal eerst een aantal formele<br />
verweren <strong>van</strong> partijen bespreken.<br />
(...)<br />
De ver<strong>de</strong>re beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> eis in<br />
conventie.<br />
4.4 Als verweer tegen <strong>de</strong>ze vor<strong>de</strong>ring<br />
voert X aan, dat zij geen onware verklaring<br />
tegen <strong>de</strong> politie heeft afgelegd,<br />
toen zij bij <strong>de</strong> politie aangifte <strong>de</strong>ed <strong>van</strong><br />
sexueel misbruik door O., maar dat zij<br />
toen <strong>de</strong> waarheid heeft gesproken. Zij<br />
verwijst daarvoor in <strong>de</strong> eerste plaats<br />
naar haar eigen ge<strong>de</strong>tailleer<strong>de</strong> verklaring<br />
tegenover <strong>de</strong> politie, alsme<strong>de</strong> naar<br />
<strong>de</strong> an<strong>de</strong>re verklaringen, die in dit verband<br />
bij <strong>de</strong> politie zijn afgelegd en tenslotte<br />
naar een door haar moe<strong>de</strong>r opgesteld<br />
journaal.<br />
4.5 Tegen <strong>de</strong> politie heeft X verklaard,<br />
dat toen zij vier jaar was tot uiterlijk tot<br />
aan haar verhuizing in 1987 naar H. O.<br />
haar, wanneer zij bij hem en zijn echtgenote<br />
logeer<strong>de</strong>, sexueel misbruikte<br />
zoals na<strong>de</strong>r in haar verklaring beschreven.
Haar va<strong>de</strong>r verklaar<strong>de</strong> tegenover <strong>de</strong> politie<br />
dat X <strong>van</strong>af haar <strong>de</strong>r<strong>de</strong> jaar ging logeren<br />
bij <strong>de</strong> familie O. De moe<strong>de</strong>r <strong>van</strong><br />
X verklaar<strong>de</strong> bij <strong>de</strong> politie, dat X in <strong>de</strong><br />
perio<strong>de</strong> 1983/1984 regelmatig bij haar<br />
va<strong>de</strong>r verbleef en dat als <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r <strong>van</strong><br />
X, die toen geschei<strong>de</strong>n was <strong>van</strong> haar<br />
moe<strong>de</strong>r in die perio<strong>de</strong>, uitging, O. en<br />
zijn echtgenote in hun woning oppasten.<br />
Voorts verklaart <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r <strong>van</strong> X<br />
tegenover <strong>de</strong> politie, dat haar dochter<br />
haar had verteld over sexueel misbruik<br />
door O. en voorts dat X se<strong>de</strong>rt 1984 niet<br />
meer naar O. wil<strong>de</strong> gaan. Broer N. die<br />
eenjaar ou<strong>de</strong>r is dan X heeft tegenover<br />
<strong>de</strong> politie verklaard, dat toen hij acht<br />
jaar was X hem had verteld, dat O.<br />
sexuele han<strong>de</strong>lingen met haar <strong>de</strong>ed.<br />
Tevens verklaar<strong>de</strong> mevrouw R., <strong>de</strong><br />
stiefmoe<strong>de</strong>r <strong>van</strong> X tegenover <strong>de</strong> politie,<br />
dat X, toen zij ongeveer zes jaar was,<br />
jegens haar had geklaagd wegens ro<strong>de</strong><br />
en opgezwollen genitaliën en dat zij dat<br />
drie a vier keer gezien had. In een na<strong>de</strong>re<br />
verklaring heeft mevrouw R. <strong>de</strong>ze<br />
verklaring na<strong>de</strong>r ge<strong>de</strong>tailleerd in die<br />
zin, dat X <strong>de</strong>ze klachten had na een<br />
aantal logeerpartijen <strong>van</strong> X bij O. en<br />
zijn echtgenote. O. heeft <strong>de</strong> inhoud <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> verklaringen <strong>van</strong> R. betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />
opgezwollen en ro<strong>de</strong> genitaliën na<br />
logeerpartijen bij X niet - ook niet bij<br />
gebrek aan wetenschap - betwist. Hij<br />
heeft slechts gesteld, dat meisjes op<br />
die leeftijd om uiteenlopen<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen<br />
dikwijls hier<strong>van</strong> last hebben en dat X<br />
in die tijd een bedplasser was, waardoor<br />
dat verschijnsel verklaard kan<br />
zijn. De rechtbank acht <strong>de</strong>ze opmerkingen<br />
te algemeen en te vaag om daar<br />
enig gewicht aan te hechten.<br />
4.6 Alle hiervoor genoem<strong>de</strong> verklaringen<br />
in hun on<strong>de</strong>rling verband gezien<br />
wettigen <strong>het</strong> vermoe<strong>de</strong>n, dat X in ie<strong>de</strong>r<br />
geval <strong>van</strong>af 1983 tij<strong>de</strong>ns logeerpartijen<br />
door O. sexueel is misbruikt en dat dit<br />
misbruik in ie<strong>de</strong>r geval ook nog in<br />
1984 heeft plaats gevon<strong>de</strong>n. Hieraan<br />
doet niet af, dat <strong>het</strong> Gerechtshof te Arnhem<br />
O. heeft vrijgesproken <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
hem ten laste geleg<strong>de</strong> sexueel misbruik<br />
<strong>van</strong> X. Het Gerechtshof heeft immers<br />
geen specifieke motivering voor die<br />
vrijspraak gegeven, zodat daar niets uit<br />
kan wor<strong>de</strong>n afgeleid met betrekking tot<br />
<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige civiele procedure.<br />
4.7 Op grond <strong>van</strong> <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong><br />
komt <strong>de</strong> rechtbank tot <strong>de</strong> slotsom, dat<br />
behou<strong>de</strong>ns tegenbewijs tussen partijen<br />
vaststaat, dat X geen valse aangifte<br />
heeft gedaan.<br />
4.8 Ter on<strong>de</strong>rbouwing <strong>van</strong> zijn stelling,<br />
dat X een valse aangifte heeft gedaan,<br />
beroept O. zich met name erop, dat X<br />
<strong>van</strong>af augustus 1982 niet meer bij hem<br />
RECHTSPRAAK<br />
heeft gelogeerd. Omdat <strong>het</strong> vermoe<strong>de</strong>n<br />
<strong>van</strong> sexueel misbruik me<strong>de</strong> gebaseerd<br />
is op <strong>de</strong> constatering door mevrouw R.<br />
<strong>van</strong> ro<strong>de</strong> en gezwollen genitaliën in <strong>de</strong><br />
jaren ' 83 en ' 84 na logeerpartijen bij O.<br />
thuis zal <strong>de</strong> rechtbank O. toelaten tot<br />
<strong>het</strong> door hem aangebo<strong>de</strong>n bewijs, dat X<br />
<strong>van</strong>af augustus 1982 niet meer bij hem<br />
thuis gelogeerd heeft.<br />
In reconventie<br />
4.9 De rechtbank is op grond <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
hierbovenstaan<strong>de</strong> <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el, dat <strong>het</strong><br />
vermoe<strong>de</strong>n gerechtvaardigd is, dat O.<br />
X in ie<strong>de</strong>r geval in 1983 en 1984 sexueel<br />
misbruikt heeft. Nu X gesteld heeft,<br />
dat <strong>het</strong> sexuele misbruik <strong>van</strong> O. heeft<br />
plaatsgevon<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>ns logeerpartijen<br />
bij hem thuis, en O. heeft gesteld, dat<br />
X <strong>van</strong>af augustus 1982 niet meer bij<br />
hem gelogeerd heeft, zal hij wor<strong>de</strong>n<br />
toegelaten tot <strong>het</strong> bewijs <strong>van</strong> die stelling.<br />
(...)<br />
5. De beslissing<br />
De rechtbank, recht doen<strong>de</strong>:<br />
In conventie en reconventie<br />
- laat O. toe te bewijzen, dat X <strong>van</strong>af<br />
augustus 1982 niet meer bij hem thuis<br />
gelogeerd heeft;<br />
(...)<br />
Tussenvonnis 23 <strong>maart</strong> 2000<br />
(...)<br />
2. De ver<strong>de</strong>re beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>het</strong> geschil<br />
(...)<br />
2.2 Ingevolge <strong>het</strong> tussenvonnis <strong>van</strong> 25<br />
<strong>maart</strong> 1999 is O. zowel in conventie als<br />
in reconventie toegelaten tot <strong>het</strong> bewijs,<br />
dat X <strong>van</strong>af augustus 1982 niet<br />
meer bij hem thuis gelogeerd heeft. (...)<br />
2.4 Uit <strong>de</strong>ze getuigenverklaringen in<br />
hun on<strong>de</strong>rling verband gezien kan <strong>het</strong><br />
volgen<strong>de</strong> wor<strong>de</strong>n geconclu<strong>de</strong>erd.<br />
O. heeft <strong>van</strong>af 1975 tot 1983 aan <strong>de</strong><br />
V[...]weg te G. gewoond. In juni 1983<br />
is hij <strong>van</strong> <strong>de</strong> V[...]weg naar <strong>de</strong><br />
T[...]weg in G. verhuisd.<br />
X die met haar ou<strong>de</strong>rs aan<strong>van</strong>kelijk op<br />
<strong>de</strong> H[...]weg te G. heeft gewoond, is in<br />
<strong>de</strong> eerste helft <strong>van</strong> 1983 met haar moe<strong>de</strong>r<br />
en broers <strong>van</strong>daar uit naar E. verhuisd,<br />
enige tijd later naar B. en omstreeks<br />
1987 naar H.<br />
Voorts heeft O. verklaard, dat X een<br />
keer of drie, vier, of vijf bij hem thuis<br />
aan <strong>de</strong> V[...]weg heeft gelogeerd en dat<br />
zij nooit bij hem heeft gelogeerd, toen<br />
hij aan <strong>de</strong> T[...]weg woon<strong>de</strong>. Deze verklaring<br />
is bevestigd door zijn echtgenote.<br />
Tegenover <strong>de</strong>ze verklaringen staan<br />
met name <strong>de</strong> verklaringen <strong>van</strong> PD, CD,<br />
R, <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r <strong>van</strong> X, <strong>de</strong> broer <strong>van</strong> X en X<br />
zelf.<br />
Uit <strong>de</strong> getuigenverklaringen <strong>van</strong> PD,<br />
CD W. kan geconclu<strong>de</strong>erd wor<strong>de</strong>n, dat<br />
X in ie<strong>de</strong>r geval toen O. op <strong>de</strong><br />
V[...]weg woon<strong>de</strong> bij hem gelogeerd<br />
heeft. Zowel getuige R. als ook <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r<br />
en <strong>de</strong> broer <strong>van</strong> X hebben zon<strong>de</strong>r<br />
voorbehoud verklaard, dat X na <strong>de</strong> verhuizing<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> V[...]weg naar <strong>de</strong><br />
T[...]weg regelmatig bij <strong>de</strong> familie O.<br />
heeft gelogeerd, al dan niet in gezelschap<br />
<strong>van</strong> haar broer. X heeft verklaard,<br />
dat zij zowel toen O. aan <strong>de</strong><br />
V[...]weg woon<strong>de</strong> als in <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> na<br />
zijn verhuizing naar <strong>de</strong> T[...]weg bij O.<br />
thuis heeft gelogeerd. In dit verband<br />
verklaar<strong>de</strong> zij nog, dat dit plaatsvond in<br />
<strong>de</strong> perio<strong>de</strong>, dat zij in E. en B. woon<strong>de</strong>.<br />
De verklaringen <strong>van</strong> <strong>de</strong> overige gehoor<strong>de</strong><br />
getuigen zijn te vaag, om daar<br />
uit iets af te lei<strong>de</strong>n met betrekking tot<br />
<strong>de</strong> bewijsopdracht.<br />
2.5 Op grond <strong>van</strong> <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong><br />
komt <strong>de</strong> rechtbank tot <strong>de</strong> slotsom, dat<br />
O., nu zijn (partij-)verklaring en die<br />
<strong>van</strong> zijn echtgenote t.a.v. <strong>de</strong> bewijsopdracht<br />
alleen staan, in zijn bewijsopdracht<br />
niet is geslaagd. Me<strong>de</strong> gezien in<br />
<strong>het</strong> licht <strong>van</strong> <strong>het</strong>geen reeds in <strong>het</strong> tussen<br />
partijen gewezen tussenvonnis <strong>van</strong> 25<br />
<strong>maart</strong> 1999 is overwogen, houdt dat <strong>het</strong><br />
navolgen<strong>de</strong> in.<br />
Inconventie<br />
2.6 Gelet op r.o. 4.7 <strong>van</strong> vorenvermeld<br />
tussenvonnis komt <strong>de</strong> rechtbank tot <strong>de</strong><br />
slotsom, dat nu O. niet in zijn bewijsopdracht<br />
is geslaagd X geen valse aangifte<br />
heeft gedaan. Zijn vor<strong>de</strong>ring zal<br />
daarom wor<strong>de</strong>n afgewezen. Als <strong>de</strong> in<br />
<strong>het</strong> ongelijk gestel<strong>de</strong> partij zal hij in <strong>de</strong><br />
proceskosten wor<strong>de</strong>n veroor<strong>de</strong>eld.<br />
In reconventie<br />
2.7 Op grond <strong>van</strong> <strong>het</strong>geen <strong>de</strong> rechtbank<br />
in r.o. 4.9 in haar vorengenoemd tussenvonnis<br />
heeft overwogen komt <strong>de</strong><br />
rechtbank tot <strong>de</strong> slotsom, dat nu O. niet<br />
in zijn bewijsopdracht in <strong>de</strong>ze is geslaagd<br />
tussen partijen vaststaat, dat O.<br />
in ie<strong>de</strong>r geval in 1983 en 1984 X sexueel<br />
misbruikt heeft. Hij is daarom aansprakelijk<br />
voor <strong>de</strong> scha<strong>de</strong>, die <strong>het</strong> gevolg<br />
is <strong>van</strong> dit sexuele misbruik.<br />
2.8 Uit <strong>de</strong> hierboven vermel<strong>de</strong> getuigenverklaringen<br />
blijkt, dat X niet alleen<br />
in 1983 en 1984, maar ook nadien<br />
nog bij hem gelogeerd heeft. Nu <strong>het</strong><br />
verweer <strong>van</strong> O. met name daarop was<br />
gebaseerd, dat X <strong>van</strong>af augustus 1982<br />
niet meer bij hem gelogeerd had, gaat<br />
<strong>de</strong> rechtbank in <strong>het</strong> hierna volgen<strong>de</strong> er<br />
<strong>van</strong> uit, dat O. ookna 1984 tot <strong>de</strong> verhuizing<br />
X tij<strong>de</strong>ns logeerpartijen sexu-<br />
NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2
eel heeft misbruikt. Ook voor <strong>de</strong> daaruit<br />
voortvloeien<strong>de</strong> scha<strong>de</strong> <strong>van</strong> X is hij<br />
aansprakelijk.<br />
2.9 Naar algemeen bekend is, heeft<br />
sexueel misbruik over <strong>het</strong> algemeen<br />
ernstige psychische gevolgen voor <strong>de</strong>geen,<br />
die misbruikt is. Dat klemt te<br />
meer, als dat misbruik plaats heeft gevon<strong>de</strong>n<br />
over een perio<strong>de</strong> <strong>van</strong> enkele jaren<br />
en <strong>het</strong> een jeugdig slachtoffer betreft.<br />
De rechtbank acht <strong>het</strong> me<strong>de</strong> in<br />
verband hiermee aannemelijk, dat er in<br />
dit geval niet alleen psychische, maar<br />
ook psychosomatische gevolgen zijn<br />
(geweest) voor X. Alles overzien<strong>de</strong> zal<br />
<strong>de</strong> rechtbank <strong>de</strong> hoogte <strong>van</strong> <strong>het</strong> smartengeld<br />
ex aequo et bono bepalen op<br />
ƒ 20.000,-. De gevor<strong>de</strong>r<strong>de</strong> wettelijke<br />
rente over dit bedrag, gerekend <strong>van</strong>af 1<br />
januari 1997, komt eveneens voor toewijzing<br />
in aanmerking.<br />
2.10 X heeft ƒ 6.976,85 gevor<strong>de</strong>rd wegens<br />
buitengerechtelijke kosten. In<br />
haar toelichting <strong>de</strong>elt zij mee, dat dit<br />
betreft beste<strong>de</strong> tijd tot aan <strong>het</strong> antwoord<br />
in conventie/eis in reconventie, te weten<br />
ruim 13 uur.<br />
O. heeft betwist, dat <strong>de</strong> raadsvrouw <strong>van</strong><br />
X dit aantal uren heeft besteed aan<br />
werkzaamhe<strong>de</strong>n tot aan <strong>het</strong> opstellen<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> conclusie <strong>van</strong> antwoord in conventie/eis<br />
in reconventie. X zal in verband<br />
met een en an<strong>de</strong>r een specificatie<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze uren in <strong>het</strong> geding moeten<br />
brengen.<br />
2.11 De gevor<strong>de</strong>r<strong>de</strong> verklaring voor<br />
recht zal wor<strong>de</strong>n toegewezen met dien<br />
verstan<strong>de</strong>, dat O. gehou<strong>de</strong>n is <strong>de</strong> scha<strong>de</strong><br />
als gevolg <strong>van</strong> <strong>het</strong> sexueel misbruik<br />
door hem aan X te vergoe<strong>de</strong>n na<strong>de</strong>r op<br />
te maken bij staat en te vereffenen volgens<br />
<strong>de</strong> wet, voorzover die scha<strong>de</strong> niet<br />
reeds in dit vonnis is toegewezen.<br />
(...)<br />
3. De beslissing<br />
De rechtbank, recht doen<strong>de</strong><br />
in reconventie<br />
- bepaalt, dat X een specificatie <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
door haar gevor<strong>de</strong>r<strong>de</strong> buitengerechtelijke<br />
kosten in <strong>het</strong> geding brengt en verwijst<br />
daartoe <strong>de</strong> zaak naar <strong>de</strong> rol <strong>van</strong><br />
twee weken na uitspraak <strong>van</strong> dit vonnis;<br />
(...)<br />
- houdt ie<strong>de</strong>re ver<strong>de</strong>re beslissing aan.<br />
Eindvonnis 31 augustus 2000<br />
(...)<br />
2. De ver<strong>de</strong>re beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>het</strong> geschil<br />
2.1 In conventie en in reconventie<br />
De rechtbank volhardt bij <strong>het</strong>geen is<br />
overwogen en beslist in haar tussen<br />
RECHTSPRAAK<br />
partijen gewezen tussenvonnissen <strong>van</strong><br />
25 <strong>maart</strong> 1999 en 23 <strong>maart</strong> 2000.<br />
2.2 In reconventie<br />
(...)<br />
Uit <strong>de</strong> door X overgeleg<strong>de</strong> producties<br />
en <strong>de</strong> door haar gegeven toelichting<br />
conclu<strong>de</strong>ert <strong>de</strong> rechtbank, dat <strong>de</strong> gevor<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />
buitengerechtelijke kosten aan<br />
<strong>de</strong> dubbele re<strong>de</strong>lijkheidstoets <strong>van</strong> art.<br />
6:96, lid 2 sub b BW voldoen. De rechtbank<br />
zal <strong>de</strong>rhalve <strong>het</strong> ter zake gevor<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />
bedrag <strong>van</strong> ƒ 6.976,85 toewijzen.<br />
De wettelijke rente hierover zal wor<strong>de</strong>n<br />
toegewezen, <strong>van</strong>af <strong>de</strong> datum <strong>van</strong> <strong>de</strong> eis<br />
in reconventie, te weten 16 <strong>april</strong> 1998.<br />
2.3. Als <strong>de</strong> in <strong>het</strong> ongelijk gestel<strong>de</strong> partij<br />
zal O. in <strong>de</strong> proceskosten wor<strong>de</strong>n<br />
veroor<strong>de</strong>eld. Nu <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring in reconventie<br />
voortvloeit uit <strong>het</strong> verweer in<br />
conventie zal <strong>de</strong> rechtbank <strong>de</strong> tot op he<strong>de</strong>n<br />
aan <strong>de</strong> zij<strong>de</strong> <strong>van</strong> X in <strong>de</strong> reconventiegevallen<br />
proceskosten begroten op<br />
<strong>de</strong> helft <strong>van</strong> <strong>het</strong>geen,waarop zij volgens<br />
<strong>het</strong> normale liquidatietarief recht<br />
zou hebben.<br />
3. De beslissing<br />
In conventie<br />
1. wijst <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ring af;<br />
2. veroor<strong>de</strong>elt O. in <strong>de</strong> proceskosten<br />
(...)<br />
In reconventie<br />
3. veroor<strong>de</strong>elt O. om aan X ten titel <strong>van</strong><br />
smartengeld ƒ 20.000,- en wegens buitengerechtelijke<br />
kosten ƒ 6.976,85,<br />
<strong>de</strong>rhalve in totaal ƒ 26.976,85 te betalen,<br />
vermeer<strong>de</strong>rd met <strong>de</strong> wettelijke rente<br />
over ƒ 20.000,- <strong>van</strong>af 1 januari 1997<br />
en over ƒ 6.976,85 <strong>van</strong>af 16 <strong>april</strong> 1998<br />
tot aan <strong>de</strong> dag <strong>de</strong>r voldoening,<br />
4. verklaart voor recht dat O. jegens X<br />
onrechtmatig heeft gehan<strong>de</strong>ld en dat O.<br />
gehou<strong>de</strong>n is <strong>de</strong> scha<strong>de</strong> aan X te vergoe<strong>de</strong>n<br />
na<strong>de</strong>r op te maken bij staat en te<br />
vereffenen volgens <strong>de</strong> wet, voorzover<br />
die scha<strong>de</strong> niet reeds in dit vonnis is<br />
toegewezen;<br />
5. veroor<strong>de</strong>elt O. in <strong>de</strong> proceskosten.<br />
(...)<br />
Nr. 1302(RN-kort)<br />
Hoge Raad<br />
8 september 2000<br />
Nr. C99/250HR, RvdW2000, 181C<br />
Mrs. Mijnssen, Heemskerk, Jansen,<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong>r Putt-Lauwers, <strong>de</strong> Savornin-<br />
Lohmann<br />
B, eiseres, advocaat mr. <strong>de</strong> Korte, tegen<br />
B (<strong>de</strong> va<strong>de</strong>r), verweer<strong>de</strong>r in cassatie,<br />
advocaat mr. Groen.<br />
Seksueel misbruik; verjaring; overgangsrecht<br />
NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2<br />
Art. 310 lid 4 en 3:310 lid 1 BW<br />
Uitleg <strong>van</strong> <strong>de</strong> overgangsbepaling <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> wet <strong>van</strong> 7 juli 1994 (in werking getre<strong>de</strong>n<br />
op 1 september 1994). Ter<br />
verbetering <strong>van</strong> <strong>de</strong> bescherming <strong>van</strong><br />
min<strong>de</strong>rjarige slachtoffers <strong>van</strong> ze<strong>de</strong>n<strong>de</strong>licten<br />
is in genoem<strong>de</strong> wet een<br />
nieuwe regeling gegeven voor <strong>de</strong><br />
strafrechtelijke en civielrechtelijke<br />
verjaring. Er is voor gekozen <strong>de</strong> civielrechtelijke<br />
termijn niet eer<strong>de</strong>r te<br />
laten eindigen dan <strong>de</strong> (nieuwe) strafrechtelijke<br />
verjaring. De overgangsregeling<br />
(art. 3 <strong>van</strong> <strong>de</strong> wet) houdt in<br />
dat <strong>de</strong> nieuwe verjaringstermijnen<br />
ook gel<strong>de</strong>n voor strafbare feiten gepleegd<br />
voor <strong>de</strong> inwerkingtreding <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> wet. Aan <strong>de</strong> door <strong>de</strong> wetgever beoog<strong>de</strong><br />
overgangsregeling zou afbreuk<br />
wor<strong>de</strong>n gedaan indien <strong>de</strong> (onherroepelijke)<br />
berechting <strong>van</strong> een<br />
eer<strong>de</strong>r gepleegd strafbaar feit <strong>het</strong> gebruikmaken<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> nieuwe in art.<br />
3:310 lid 4 BW neergeleg<strong>de</strong> verjaringsregime<br />
zou verhin<strong>de</strong>ren. Een<br />
eer<strong>de</strong>re strafrechtelijke afdoening<br />
staat dan ook, an<strong>de</strong>rs dan <strong>het</strong> Hof<br />
heeft geoor<strong>de</strong>eld, niet aan toepassing<br />
<strong>van</strong> art. 3 in <strong>de</strong> weg. De onmid<strong>de</strong>llijke<br />
werking <strong>van</strong> art. 3:310 lid 4 BW<br />
houdt echter niet in dat een civiele<br />
vor<strong>de</strong>ring tot scha<strong>de</strong>vergoeding, die<br />
is gebaseerd op strafbare feiten gepleegd<br />
voor <strong>de</strong> inwerkingtreding <strong>van</strong><br />
die regeling en die volgens <strong>de</strong> op dat<br />
tijdstip gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> regels reeds - civielrechtelijk<br />
- was verjaard, zou<br />
herleven. Dit betekent dat indien <strong>de</strong><br />
vor<strong>de</strong>ring volgens <strong>het</strong> tot dan toe gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />
recht reeds voor 1 september<br />
1994 zou zijn verjaard, geen beroep<br />
meer kan wor<strong>de</strong>n gedaan op art.<br />
3:310 lid 4 BW.<br />
In <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige zaak heeft <strong>het</strong> Hof<br />
geen ondubbelzinnig uitsluitsel gegeven<br />
over <strong>de</strong> aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> <strong>de</strong> verjaringstermijn<br />
en heeft, an<strong>de</strong>rs dan <strong>de</strong><br />
overgangsregeling bij <strong>het</strong> nieuwe<br />
vier<strong>de</strong> lid <strong>van</strong> art. 3:310 BW vereist,<br />
nagelaten vast te stellen of <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige<br />
vor<strong>de</strong>ring niet reeds op 1 september<br />
1994 was verjaard. Het verwijzingshof<br />
zal dit alsnog dienen té<br />
doen, en zal bij die vaststelling in zijn<br />
oor<strong>de</strong>el moeten betrekken <strong>het</strong>geen<br />
omtrent <strong>het</strong> aan<strong>van</strong>gstijdstip <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
verjaring door <strong>de</strong> Hoge Raad in zijn<br />
arrest <strong>van</strong> 23 oktober 1998, nr<br />
16567, NJ 2000,15 is overwogen.
SOCIALE ZEKERHEID<br />
Nr. 1303 (RN-kort)<br />
Presi<strong>de</strong>nt Centrale Raad <strong>van</strong> Beroep<br />
14 <strong>maart</strong> 2000<br />
Nr. 00/487+490.NABW-VV, 99/6210<br />
+ 6211 NABW, USZ 2000, 105<br />
Mr. <strong>van</strong> <strong>de</strong>n Hurk<br />
A. en A.B., verzoekers, tegen <strong>het</strong> College<br />
<strong>van</strong> Burgemeester en Wethou<strong>de</strong>rs<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente Oostburg, gedaag<strong>de</strong><br />
Abw; arbeidsverplichting; zorgarbeid<br />
Art. 107 lid 2 en 113 Abw<br />
De ou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> <strong>het</strong> kind, dat jonger is<br />
dan vijfjaar, hebben ervoor gekozen<br />
<strong>de</strong> zorgtaak volledig bij <strong>de</strong> vrouw te<br />
leggen. De gemeente meent dat bei<strong>de</strong><br />
ou<strong>de</strong>rs <strong>de</strong>salniettemin een arbeidsverplichting<br />
hebben. Indien <strong>de</strong><br />
vrouw erin slaagt werk te vin<strong>de</strong>n, betekent<br />
dat dat <strong>de</strong> zorgtaak op dat<br />
moment op <strong>de</strong> man komt te rusten,<br />
aldus <strong>de</strong> gemeente. De rechtbank<br />
overweegt dat <strong>het</strong> aan <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs zelf<br />
is om in on<strong>de</strong>rling overleg <strong>de</strong> rolver<strong>de</strong>ling<br />
met betrekking tot <strong>de</strong> zorgtaak<br />
te ver<strong>de</strong>len. Het staat hen vrij<br />
ervoor te kiezen één <strong>van</strong> hen met <strong>de</strong><br />
volledige zorgtaak te belasten. In dat<br />
geval zal <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r volledig beschikbaar<br />
dienen te zijn voor <strong>de</strong> arbeidsmarkt.<br />
In <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige geval<br />
geldt <strong>de</strong> arbeidsverplichting <strong>de</strong>rhalve<br />
niet voor <strong>de</strong> vrouw. De CRvB bevestigt<br />
<strong>de</strong> uitspraak en overweegt dat<br />
<strong>het</strong> <strong>de</strong> uitdrukkelijke bedoeling <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> wetgever is geweest om in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> uitvoering <strong>van</strong> <strong>de</strong> Abw <strong>de</strong><br />
ou<strong>de</strong>r die een kind jonger dan vijf<br />
jaar verzorgt, <strong>de</strong> volstrekte zekerheid<br />
wordt gebo<strong>de</strong>n dat geen arbeidsverplichting<br />
wordt opgelegd als<br />
<strong>de</strong> betrokken ou<strong>de</strong>r zelf geen mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
ziet om dat te combineren<br />
met <strong>de</strong> verzorgen<strong>de</strong> taak.<br />
Nr. 1304<br />
Rechtbank Amsterdam<br />
11 <strong>de</strong>cember 2000<br />
Nr. AWB 99/647 NABW<br />
Mr. Kleiss<br />
M., eiseres, advocaat mr. Van Dijk, tegen<br />
<strong>het</strong> college <strong>van</strong> B&W Amsterdam,<br />
verweer<strong>de</strong>r, gemachtig<strong>de</strong> mr. De Haan<br />
Abw; indirecte discriminatie; on<strong>de</strong>rwijs<br />
Artikel 3 Scholingsbesluit bijstandsgerechtig<strong>de</strong>n<br />
Eiseres, alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r met een<br />
I RECHTSPRAAK<br />
Abw-uitkering, gaat een opleiding<br />
tot verloskundige volgen omdat die<br />
haar met zekerheid kans op werk<br />
verschaft. Zij heeft geen sollicitatieplicht.<br />
De gemeente vor<strong>de</strong>rt <strong>de</strong> uitkering<br />
terug omdat geen toestemming<br />
is'gevraagd danwei verleend voor <strong>het</strong><br />
volgen <strong>van</strong> <strong>de</strong> opleiding. De rechtbank<br />
verwijst naar <strong>de</strong> uitspraak <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> HR 31 <strong>maart</strong> 2000 (RvdW 2000,<br />
88, RN 2000/5, nr. 1233), waarin is<br />
bepaald dat artikel 3 <strong>van</strong> <strong>het</strong> Scholingsbesluit<br />
leidt tot een verbo<strong>de</strong>n<br />
vorm <strong>van</strong> indirecte discriminatie. De<br />
rechtbank oor<strong>de</strong>elt dat <strong>de</strong> beslissing<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Hoge Raad in casu kan wor<strong>de</strong>n<br />
toegepast nu er sprake is <strong>van</strong> een<br />
vergelijkbare situatie. Dat eiseres<br />
een opleiding volg<strong>de</strong> op HBO-niveau<br />
en niet op wetenschappelijk niveau<br />
doet hier niet aan af.<br />
(...)<br />
3. Motivering<br />
Eiseres, geboren 18 oktober 1966, ont<strong>van</strong>gt<br />
se<strong>de</strong>rt 1 september 1993 een uitkering<br />
ingevolge <strong>de</strong> Algemene Bijstandswet<br />
(ABW) naar <strong>de</strong> norm <strong>van</strong><br />
een alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r. Aangezien eiseres<br />
op dat moment een kind heeft dat<br />
jonger is dan 12 jaar - haar dochter is<br />
geboren op 3 februari 1986 - waren <strong>de</strong><br />
verplichtingen ter inschakeling in <strong>de</strong><br />
arbeid niet op eiseres <strong>van</strong> toepassing.<br />
Vervolgens ont<strong>van</strong>gt eiseres per 1 <strong>de</strong>cember<br />
1996 een uitkering ingevolge<br />
<strong>de</strong> Algemene bijstandswet (Abw) naar<br />
<strong>de</strong> voor een alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />
norm.<br />
Naar aanleiding <strong>van</strong> anonieme tips <strong>van</strong><br />
3 en 25 <strong>april</strong> 1997, inhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> dat eiseres<br />
naast haar bijstandsuitkering en<br />
zon<strong>de</strong>r me<strong>de</strong>weten <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r een<br />
HBO-opleiding volgt, heeft <strong>de</strong> af<strong>de</strong>ling<br />
Sociale Recherche Amsterdam een on<strong>de</strong>rzoek<br />
ingesteld. Op grond <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
door <strong>de</strong> Sociale Recherche opgemaakte<br />
proces-verbaal heeft verweer<strong>de</strong>r geconclu<strong>de</strong>erd<br />
dat eiseres geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />
perio<strong>de</strong> <strong>van</strong> 1 september 1993 tot en<br />
met 31 juli 1997 een HBO-opleiding<br />
heeft gevolgd zon<strong>de</strong>r verweer<strong>de</strong>r daar<strong>van</strong><br />
in kennis te stellen.<br />
In dit geding is aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> <strong>de</strong> vraag of<br />
verweer<strong>de</strong>r terecht <strong>het</strong> recht <strong>van</strong> eiseres<br />
op bijstand met ingang <strong>van</strong> 1 september<br />
1993 heeft herzien en <strong>de</strong> aan eiseres<br />
over <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> <strong>van</strong> 1 september<br />
1993 tot en met 31 juli 1997 betaal<strong>de</strong><br />
uitkering - een bruto bedrag <strong>van</strong><br />
ƒ 101.227,06 - heeft teruggevor<strong>de</strong>rd.<br />
1. De herziening <strong>van</strong> <strong>het</strong> recht <strong>van</strong> eiseres<br />
op bijstand<br />
Per 1 juli 1997 is, voor wat betreft <strong>de</strong><br />
Abw, <strong>de</strong> Wet boeten, maatregelen en<br />
terug- en invor<strong>de</strong>ring sociale zekerheid<br />
(hierna: <strong>de</strong> Wet BMTI) in werking getre<strong>de</strong>n.<br />
In artikel XVI, eerste lid <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
Wet BMTI is bepaald dat in <strong>de</strong> bevoegdheid<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeenten tot weigering<br />
<strong>van</strong> uitkering wegens gedragingen<br />
die hebben plaatsgevon<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong><br />
datum <strong>van</strong> inwerkingtreding <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze<br />
wet, alsme<strong>de</strong> in <strong>de</strong> bevoegdheid tot terugvor<strong>de</strong>ring<br />
en verrekening <strong>van</strong> <strong>het</strong>geen<br />
voor die datum onverschuldigd is<br />
betaald, geen wijziging wordt gebracht.<br />
Nu <strong>het</strong> hier om gedragingen <strong>van</strong> voor<br />
<strong>de</strong> inwerkingtreding <strong>van</strong> <strong>de</strong> wet Boeten<br />
gaat, kon verweer<strong>de</strong>r <strong>het</strong> primaire besluit<br />
<strong>van</strong> 3 <strong>april</strong> 1998, voor wat betreft<br />
<strong>de</strong> herziening <strong>van</strong> <strong>de</strong> uitkering <strong>van</strong> eiseres<br />
over <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> 1 september 1993<br />
tot en met 30 juni 1997 niet doen steunen<br />
op <strong>de</strong> se<strong>de</strong>rt 1 juli 1997 in werking<br />
getre<strong>de</strong>n herzieningsbepaling, te weten<br />
artikel 69, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, aanhef en on<strong>de</strong>r a,<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Abw. De herzieningsbeslissing<br />
past niet in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> wet en is<br />
voor <strong>de</strong> daarop gebaseer<strong>de</strong> terugvor<strong>de</strong>ring<br />
overbodig.<br />
Het besluit zal wegens <strong>het</strong> ontbreken<br />
<strong>van</strong> een <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>lijke motivering wor<strong>de</strong>n<br />
vernietigd. Aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> is vervolgens<br />
<strong>de</strong> vraag of verweer<strong>de</strong>r zich terecht<br />
op <strong>het</strong> standpunt heeft gesteld dat<br />
eiseres over <strong>de</strong> aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> zijn<strong>de</strong> perio<strong>de</strong><br />
geen recht op bijstand had.<br />
2. Het recht <strong>van</strong> eiseres op bijstand<br />
Met ingang <strong>van</strong> 1 januari 1996 is - tegelijk<br />
met <strong>de</strong> nieuwe Algemene bijstandswet<br />
- <strong>de</strong> Invoeringswet herinrichting<br />
Abw ingevoerd. In <strong>de</strong>ze wet is<br />
bepaald dat <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> Algemene Bijstandswet<br />
(ABW) <strong>van</strong> toepassing blijft<br />
ten aanzien <strong>van</strong> een uitkeringsgerechtig<strong>de</strong><br />
totdat een herbeoor<strong>de</strong>ling in <strong>het</strong><br />
ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> nieuwe Abw heeft plaatsgevon<strong>de</strong>n.<br />
Vastgesteld wordt dat eiseres<br />
is herbeoor<strong>de</strong>eld en dat <strong>de</strong> Abw op<br />
haar <strong>van</strong> toepassing is verklaard per 1<br />
<strong>de</strong>cember 1996. Op eiseres is <strong>de</strong>rhalve<br />
<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> ABW <strong>van</strong> toepassing gebleven<br />
tot 1 <strong>de</strong>cember 1996. Voor <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> recht <strong>van</strong> eiseres dient een<br />
on<strong>de</strong>rscheid gemaakt te wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong><br />
perio<strong>de</strong> voor 1 <strong>de</strong>cember 1996 en daarna.<br />
2a. De perio<strong>de</strong> <strong>van</strong> 1 september 1993<br />
tot 1 <strong>de</strong>cember 1996<br />
Blijkens <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit stelt verweer<strong>de</strong>r<br />
zich op <strong>het</strong> standpunt dat eiseres<br />
een HBO- opleiding volg<strong>de</strong> en dat<br />
<strong>de</strong>ze opleiding niet vol<strong>de</strong>ed aan <strong>de</strong> in<br />
artikel 1 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Beschikking noodzakelijke<br />
Scholing ABW 1991, Stcrt 1991,<br />
10 NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2
193, (hierna: <strong>de</strong> Beschikking), juncto<br />
artikel 3, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>het</strong> eveneens op<br />
1 januari 1992 in werking getre<strong>de</strong>n<br />
Scholingsbesluit bijstandsgerechtig<strong>de</strong>n,<br />
Stb. 1991, 491 (hierna: <strong>het</strong> Scholingsbesluit).<br />
Vervolgens heeft verweer<strong>de</strong>r overwogen<br />
dat <strong>het</strong> feit dat <strong>de</strong> verplichtingen ter<br />
inschakeling in <strong>de</strong> arbeid niet op eiseres<br />
<strong>van</strong> toepassing waren, dat <strong>de</strong> perspectieven<br />
op <strong>de</strong> arbeidsmarkt voor<br />
verloskundige goed zijn te noemen, dat<br />
<strong>het</strong> opleidingsniveau <strong>van</strong> eiseres onvoldoen<strong>de</strong><br />
zou zijn geweest of dat zij<br />
een eer<strong>de</strong>re opleiding in verband met<br />
kin<strong>de</strong>rop<strong>van</strong>g heeft moeten afbreken,<br />
hier niet aan af doen.<br />
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak<br />
<strong>van</strong> 31 <strong>maart</strong> 2000 bepaald dat artikel 3<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> Scholingsbesluit leidt tot een<br />
verbo<strong>de</strong>n vorm <strong>van</strong> indirecte discriminatie,<br />
omdat door <strong>de</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong><br />
bepaling veel meer mannen dan vrouwen<br />
wor<strong>de</strong>n getroffen, nu er wel <strong>de</strong><br />
mogelijk bestaat om wetenschappelijk<br />
avondon<strong>de</strong>rwijs te volgen en dit voor<br />
mannen makkelijker te doen is dan<br />
voor alleenstaan<strong>de</strong> vrouwen met kin<strong>de</strong>ren.<br />
Naar <strong>het</strong> oor<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> Hoge<br />
Raad is er voor dit on<strong>de</strong>rscheid geen<br />
rechtvaardiging te be<strong>de</strong>nken, me<strong>de</strong> in<br />
verband met <strong>het</strong> feit dat <strong>het</strong> in <strong>de</strong> meeste<br />
gevallen gaat om personen die geen<br />
sollicitatieverplichting had<strong>de</strong>n.<br />
De rechtbank is <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat aanleiding<br />
bestaat <strong>het</strong> hierboven weergegeven<br />
oor<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> Hoge Raad in <strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rhavige situatie te volgen, nu op<br />
essentiële punten sprake is <strong>van</strong> een vergelijkbare<br />
situatie. Ook aan eiseres was<br />
in verband met <strong>de</strong> verzorging <strong>van</strong> een<br />
kind geen sollicitatieverplichting opgelegd<br />
en ook eiseres volg<strong>de</strong> een dagopleiding.<br />
Dat eiseres, an<strong>de</strong>rs dan <strong>de</strong><br />
vrouw in <strong>de</strong> zaak waarover <strong>de</strong> Hoge<br />
Raad heeft geoor<strong>de</strong>eld, een opleiding<br />
volg<strong>de</strong> op HB O-niveau en niet op wetenschappelijk<br />
niveau maakt naar <strong>het</strong><br />
oor<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> rechtbank <strong>de</strong> situatie<br />
<strong>van</strong> eiseres niet wezenlijk an<strong>de</strong>rs. Ook<br />
<strong>het</strong> feit dat eiseres tij<strong>de</strong>ns haar studie<br />
soms geduren<strong>de</strong> perio<strong>de</strong>n <strong>van</strong> 7 dagen,<br />
24 uur per dag oproepbaar was en eiseres<br />
geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong>n alsnog<br />
voor op<strong>van</strong>g <strong>van</strong> haar kind moest zorgen,<br />
leidt niet tot een an<strong>de</strong>r oor<strong>de</strong>el, nu<br />
niet is gebleken dat <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong>n <strong>van</strong><br />
oproepbaarheid zo frequent voorkwamen<br />
dat in feite niet langer <strong>van</strong> <strong>het</strong> volgen<br />
<strong>van</strong> (louter) dagon<strong>de</strong>rwijs kan wor<strong>de</strong>n<br />
gesproken. Het Scholingsbesluit<br />
dient <strong>de</strong>rhalve in dit geval buiten toepassing<br />
te blijven. Verweer<strong>de</strong>r heeft<br />
ten onrechte geconclu<strong>de</strong>erd dat eiseres<br />
ten onrechte bijstand heeft ont<strong>van</strong>gen.<br />
RECHTSPRAAK<br />
2b. De perio<strong>de</strong> <strong>van</strong> 1 <strong>de</strong>cember 1996<br />
tot en met 31 juli 1997<br />
Blijkens <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit heeft<br />
verweer<strong>de</strong>r zijn standpunt dat eiseres in<br />
<strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> ten onrechte bijstand<br />
heeft gekregen, gebaseerd op <strong>de</strong> artikelen<br />
9, twee<strong>de</strong> lid aanhef en on<strong>de</strong>r b dan<br />
wel c, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Abw en <strong>het</strong> door verweer<strong>de</strong>r<br />
gevoer<strong>de</strong> beleid ter zake. Ter<br />
zitting heeft <strong>de</strong> gemachtig<strong>de</strong> <strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r<br />
<strong>de</strong>sgevraagd verklaard dat <strong>het</strong><br />
bestre<strong>de</strong>n besluit is gebaseerd op artikel<br />
9, twee<strong>de</strong> lid, aanhef en sub e, <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> Abw. In laatstgenoemd artikellid is<br />
bepaald dat <strong>de</strong>gene wiens voor werkzaamhe<strong>de</strong>n<br />
beschikbare tijd voor ten<br />
minste 19 uur per week in beslag wordt<br />
genomen door of in verband met <strong>het</strong><br />
volgen <strong>van</strong> on<strong>de</strong>rwijs of <strong>van</strong> een beroepsopleiding,<br />
geen recht op algemene<br />
bijstand heeft, tenzij <strong>het</strong> betreft een<br />
scholing of opleiding als bedoeld in artikel<br />
113, eerste lid, on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el g, <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
Abw.<br />
Niet in geschil is dat <strong>de</strong> door eiseres gevolg<strong>de</strong><br />
opleiding ten minste 19 uur per<br />
week in beslag neemt. Voorts heeft eiseres<br />
niet bestre<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> opleiding tot<br />
verloskundige niet voldoet aan <strong>de</strong> in artikel<br />
1 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Regeling noodzakelijke<br />
scholing, Stscrt 1995, 188 (hierna: <strong>de</strong><br />
Regeling) juncto artikel 114, twee<strong>de</strong><br />
lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong> Abw gestel<strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>n.<br />
Evenmin heeft eiseres bestre<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong><br />
door haar gevolg<strong>de</strong> opleiding niet<br />
wordt genoemd in <strong>de</strong> tussen <strong>de</strong> Sociale<br />
Dienst en <strong>het</strong> Arbeidsbureau gesloten<br />
overeenkomst inzake 1 arbeidsmarktgerichte<br />
scholing.<br />
Vervolgens wordt overwogen dat, wat<br />
er zij <strong>van</strong> <strong>de</strong> vraag of eer<strong>de</strong>rgenoem<strong>de</strong><br />
uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Hoge Raad tevens tot<br />
<strong>de</strong> conclusie zou moeten lei<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong><br />
Regeling noodzakelijke scholing tot<br />
een verbo<strong>de</strong>n vorm <strong>van</strong> indirecte discriminatie<br />
leidt, eiseres zich met betrekking<br />
tot haar situatie op en na 1 <strong>de</strong>cember<br />
1996 niet met succes op <strong>de</strong>ze<br />
uitspraak kan beroepen. Eiseres is immers<br />
na <strong>de</strong> herbeoor<strong>de</strong>ling in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Abw - 1 <strong>de</strong>cember 1996 - niet<br />
langer vrijgesteld <strong>van</strong> haar sollicitatieverplichting.<br />
Dat eiseres naar zij stelt<br />
niet wist en ook niet kon weten dat zij<br />
per <strong>de</strong>ze datum gehou<strong>de</strong>n was te solliciteren<br />
overtuigt <strong>de</strong> rechtbank niet, nu<br />
blijkens <strong>de</strong> ter zitting <strong>van</strong> <strong>de</strong> zij<strong>de</strong> <strong>van</strong><br />
verweer<strong>de</strong>r ter inzage overgeleg<strong>de</strong> bijlage<br />
bij <strong>het</strong> besluit tot toekenning <strong>van</strong><br />
een Abw-uitkering, eiseres is gewezen<br />
op <strong>de</strong> in artikel 113 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Awb opgenomen<br />
verplichtingen.<br />
Voor zover eiseres zich heeft beroepen<br />
op <strong>de</strong> uitspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Centrale Raad<br />
<strong>van</strong> Beroep <strong>van</strong> 30 november 1999, ge-<br />
NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2<br />
publiceerd in JABW 2000135, wordt<br />
overwogen dat geen sprake is <strong>van</strong> een<br />
vergelijkbare situatie omdat in die zaak<br />
(alleen) uitkering was geweigerd op<br />
grond <strong>van</strong> artikel 9, twee<strong>de</strong> lid, on<strong>de</strong>r b,<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Abw en bovendien voor <strong>de</strong> betrokkene<br />
- an<strong>de</strong>rs dan bij eiseres - geen<br />
arbeidsplicht gold.<br />
Gelet op <strong>het</strong> vorenstaan<strong>de</strong> is <strong>de</strong> rechtbank<br />
<strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat verweer<strong>de</strong>r terecht<br />
heeft geconclu<strong>de</strong>erd dat aan eiseres<br />
over <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> <strong>van</strong> 1 <strong>de</strong>cember<br />
1996 tot en met 30 juni 1997 ten onrechte<br />
een bijstandsuitkering is verleend.<br />
Verweer<strong>de</strong>r heeft voorts voor <strong>de</strong><br />
perio<strong>de</strong> <strong>van</strong> 1 juli 1997 tot en met 31 juli<br />
1997 op goe<strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n <strong>de</strong> uitkering<br />
<strong>van</strong> eiseres met in achtneming <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
gestel<strong>de</strong> in artikel 69, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid, <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
Abw herzien.<br />
(...)<br />
4. Beslissing<br />
De rechtbank,<br />
- verklaart <strong>het</strong> beroep gegrond;<br />
- vernietigt <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit;<br />
- bepaalt dat verweer<strong>de</strong>r binnen zes<br />
weken een nieuwe beslissing neemt op<br />
<strong>het</strong> bezwaarschrift <strong>van</strong> eiseres;<br />
(...)<br />
Nr. 1305 (RN-kort)<br />
Rechtbank Groningen<br />
5 januari <strong>2001</strong><br />
Nr. AWB00/133 NABW V13, Elro-nr.<br />
AA9416<br />
Mr. Laman<br />
X, eiser, tegen burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs<br />
<strong>van</strong> Groningen, verweer<strong>de</strong>rs<br />
Abw; arbeidsverplichting; zorgarbeid<br />
Art. 107 lid 1 en 113 Abw<br />
Eiser verzorgt samen met zijn echtgenote<br />
negen min<strong>de</strong>rjarige (<strong>de</strong>els gehandicapte)<br />
pleegkin<strong>de</strong>ren. Hij heeft<br />
om die re<strong>de</strong>n een ge<strong>de</strong>eltelijke arbeidsverplichting<br />
<strong>van</strong> twintig uur.<br />
Zijn echtgenote is volledig vrijgesteld,<br />
conform <strong>het</strong> beleid <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente,<br />
omdat zij ou<strong>de</strong>r is dan veertig<br />
jaar en geduren<strong>de</strong> minimaal<br />
twaalf jaar niet georiënteerd is geweest<br />
op <strong>de</strong> arbeidsmarkt. Eiser is<br />
<strong>van</strong> mening dat ook hij volledig vrijgesteld<br />
dient te wor<strong>de</strong>n in verband<br />
met <strong>de</strong> zorg voor <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren. De<br />
rechtbank, die zich terughou<strong>de</strong>nd<br />
opstelt omdat <strong>het</strong> hier een discretionaire<br />
bevoegdheid <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente<br />
betreft, oor<strong>de</strong>elt dat eiser niet voldoet<br />
aan <strong>de</strong> criteria die zijn vastge-<br />
11
Iegd in <strong>het</strong> beleidsinstructieboek <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> gemeente Groningen, zodat in beginsel<br />
volledige beschikbaarheid<br />
voor <strong>de</strong> arbeidsmarkt geldt. Van belang<br />
daarbij is dat <strong>de</strong> echtgenote <strong>van</strong><br />
eiser volledig is vrijgesteld zodat zij<br />
<strong>de</strong> zorg <strong>van</strong> <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren groten<strong>de</strong>els<br />
op zich kan nemen. Ver<strong>de</strong>r gaan <strong>de</strong><br />
kin<strong>de</strong>ren naar school en wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />
gehandicapte kin<strong>de</strong>ren gehaald en<br />
gebracht met een busje. Tot slot<br />
overweegt <strong>de</strong> rechtbank dat <strong>het</strong><br />
maatschappelijke probleem <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
tekort aan pleeggezinnen en <strong>het</strong> onbetaald<br />
blijven <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze vorm <strong>van</strong><br />
pleegzorg niet op <strong>de</strong> Abw dient te<br />
wor<strong>de</strong>n afgewenteld.<br />
Nr. 1306(RN-kort)<br />
Centrale Raad <strong>van</strong> Beroep<br />
24 januari <strong>2001</strong><br />
Nr. 99/5662 Anw, 99/5957 Anw,<br />
00/2148/Anw, Elro-m. AA9616<br />
Mrs. Haverkamp, Zwart, <strong>de</strong> Vries<br />
A., verzoekster, advocaat mr. Knotter,<br />
tegen SVB, verweer<strong>de</strong>r<br />
Anw; weduwenpensioen; overgangsregeling<br />
Overgangsregeling bij art. 67 Anw, art.<br />
1 Eerste Protocol EVRM, art. 14<br />
EVRM, art. 26IVBPR, ILO-verdragen<br />
121 en 128<br />
Met ingang <strong>van</strong> 1 januari 1998 is <strong>de</strong><br />
Anw-uitkering <strong>van</strong> een groep weduwen<br />
verlaagd. Deze weduwen ontvingen<br />
tot 1 juli 1996 een Aww-uitkering,<br />
welk pensioen na invoering <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> Anw ongewijzigd is gebleven tot 1<br />
januari 1998. Per die datum wer<strong>de</strong>n<br />
<strong>de</strong> inkomsten <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze groep weduwen<br />
gekort op hun Anw-uitkering.<br />
Wel is voor <strong>de</strong>ze groep een overgangsregeling<br />
ingevoerd met een<br />
'verzachte' kortingsregeling. Hoewel<br />
<strong>de</strong> CRvB meent dat invoering<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Anw heeft geleid tot eigendomsontneming<br />
per 1 januari 1998<br />
voor <strong>de</strong>ze groep weduwen, is er geen<br />
sprake <strong>van</strong> strijd met <strong>het</strong> Eerste Protocol<br />
EVRM omdat <strong>de</strong> wetgever in<br />
<strong>de</strong> overgangsregeling <strong>van</strong> <strong>de</strong> Anw op<br />
juiste wijze <strong>de</strong> in <strong>het</strong> Eerste Protocol<br />
genoem<strong>de</strong> criteria in acht heeft genomen.<br />
Het is <strong>van</strong>uit <strong>het</strong> oogpunt <strong>van</strong><br />
gelijkheid gerechtvaardigd dat <strong>de</strong><br />
wijzigingen in <strong>de</strong> Anw ten opzichte<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Aww ook gel<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong> weduwen<br />
die reeds een Aww-uitkering<br />
ontvingen. Aan <strong>de</strong>ze groep is, gelet<br />
op <strong>de</strong> overgangsregeling, voldoen<strong>de</strong><br />
compensatie gebo<strong>de</strong>n. Ver<strong>de</strong>r oor<strong>de</strong>elt<br />
<strong>de</strong> CRvB dat <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rscheid<br />
RECHTSPRAAK<br />
tussen inkomsten uit arbeid en inkomsten<br />
in verband met arbeid niet<br />
in strijd is met <strong>de</strong> artikelen 26<br />
IVBPR en 14 EVRM. De doelstelling<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Anw, <strong>het</strong> behoeftebeginsel,<br />
vormt voldoen<strong>de</strong> rechtvaardiging<br />
voor dit on<strong>de</strong>rscheid. Het beroep op<br />
<strong>de</strong> ILO-verdragen 121 en 128 wordt<br />
verworpen omdat <strong>de</strong>ze verdragen<br />
geen rechtstreekse werking hebben.<br />
VREEMDELINGEN<br />
Afhankelijk verblijfsrecht<br />
Nr. 1307 (RN-kort)<br />
Staatssecretaris <strong>van</strong> Justitie (beschikking<br />
in bezwaar)<br />
26 oktober 2000<br />
Nr. 9807-20-8119<br />
P., verzoekster, advocaat mr. <strong>van</strong> Deuzen,<br />
tegen <strong>de</strong> staatssecretaris <strong>van</strong> Justitie<br />
Voortgezet verblijf na verbreking<br />
huwelijk; (seksueel) geweld; klemmen<strong>de</strong><br />
re<strong>de</strong>nen <strong>van</strong> humanitaire<br />
aard<br />
P., <strong>van</strong> Turkse nationaliteit, verblijft<br />
sinds 1991 in Ne<strong>de</strong>rland op grond<br />
<strong>van</strong> een verblijfsvergunning voor<br />
verblijf bij echtgenoot. Tij<strong>de</strong>ns <strong>het</strong><br />
huwelijk wor<strong>de</strong>n drie kin<strong>de</strong>ren geboren.<br />
In 1997 verbreekt P. <strong>het</strong> huwelijk<br />
<strong>van</strong>wege (seksueel) geweld en<br />
mishan<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> haarzelf en <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren,<br />
waarna zij een zgn. 'zoekjaar'<br />
krijgt. Op <strong>de</strong> peildatum beschikt zij<br />
niet over voldoen<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len <strong>van</strong><br />
bestaan. Haar aanvraag voor verblijf<br />
op humanitaire gron<strong>de</strong>n wordt<br />
afgewezen. Inmid<strong>de</strong>ls beschikt P. wel<br />
over werk. Met betrekking tot <strong>het</strong><br />
(seksueel) geweld is er geen informatie<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n voorhan<strong>de</strong>n. Er is<br />
nooit aangifte gedaan, <strong>de</strong> echtgenoot<br />
ging altijd mee naar <strong>de</strong> huisarts, gegevens<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> AMW zijn niet meer<br />
beschikbaar. Desondanks is <strong>de</strong> adviescommissie<br />
voor vreem<strong>de</strong>lingenzaken<br />
<strong>van</strong> mening dat <strong>het</strong> geweld afdoen<strong>de</strong><br />
is aangetoond op grond <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> verhaal <strong>van</strong> betrokkene op papier<br />
aan haar gemachtig<strong>de</strong>, foto's<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> letsel, <strong>de</strong> uitleg <strong>van</strong> betrokkene<br />
op <strong>de</strong> hoorzitting en een resumé<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> huisarts met betrekking tot<br />
<strong>de</strong> bezoeken <strong>van</strong> betrokkene aan<br />
hem en <strong>de</strong> geconstateer<strong>de</strong> (m.n.<br />
spannings)klachten. Voorts neemt<br />
<strong>de</strong> commissie in aanmerking dat <strong>de</strong><br />
kin<strong>de</strong>ren in <strong>het</strong> bezit zijn <strong>van</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
nationaliteit, dat met na-<br />
me <strong>de</strong> oudste zoon <strong>van</strong> tien in Ne<strong>de</strong>rland<br />
is geworteld en dat er sprake<br />
lijkt te zijn <strong>van</strong> een re<strong>de</strong>lijke relatie<br />
tussen <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren en <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r. Er is<br />
een omgangsregeling <strong>van</strong> drie uur<br />
per week en <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r draagt sinds<br />
een half jaar bij aan <strong>de</strong> kosten <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> levenson<strong>de</strong>rhoud <strong>van</strong> <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren.<br />
De commissie adviseert P. in <strong>het</strong><br />
bezit te stellen <strong>van</strong> een verblijfsvergunning<br />
op humanitaire gron<strong>de</strong>n.<br />
De IND beslist conform.<br />
Gezinsleven<br />
Nr. 1308 (RN-kort)<br />
Rechtbank 's-Gravenhage zp Haarlem<br />
4 mei 2000<br />
Nr. AWB 99/3093 VRWET, JV 2000,<br />
212<br />
Mr. Schotman<br />
A., eiser, gemachtig<strong>de</strong> mr. Hamerslag,<br />
tegen <strong>de</strong> minister <strong>van</strong> Buitenlandse Zaken,<br />
verweer<strong>de</strong>r<br />
Gezinsleven; positieve verplichting;<br />
traumata; mid<strong>de</strong>lenvereiste<br />
Art. 8 EVRM<br />
Eiser, een Somalische man, heeft beroep<br />
ingesteld tegen <strong>de</strong> afwijzen<strong>de</strong><br />
beslissing op <strong>de</strong> aanvraag om verlening<br />
<strong>van</strong> een nivv, die zijn in Ne<strong>de</strong>rland<br />
verblijven<strong>de</strong> echtgenote voor<br />
hem heeft ingediend. De vrouw voldoet<br />
niet aan <strong>het</strong> mid<strong>de</strong>lenvereiste.<br />
Zij heeft een verblijfsvergunning<br />
zon<strong>de</strong>r beperking, zij heeft ernstige<br />
traumatische ervaringen opgedaan<br />
in Somalië en is door <strong>de</strong> sociale<br />
dienst vrijgesteld <strong>van</strong> sollicitatieplicht.<br />
Zij heeft <strong>de</strong> zorg voor twee<br />
jonge kin<strong>de</strong>ren. De echtgenoten zijn<br />
door oorlogsgeweld in Somalië <strong>van</strong><br />
elkaar geschei<strong>de</strong>n en hebben al negen<br />
jaar geen gezinsleven kunnen<br />
uitoefenen. Niet in geschil is dat er<br />
sprake is <strong>van</strong> een objectieve belemmering<br />
om <strong>het</strong> gezinsleven in Somalië<br />
uit te oefenen. Vraag is of er sprake<br />
is <strong>van</strong> een positieve verplichting.<br />
De rechtbank oor<strong>de</strong>elt dat, gelet op<br />
haar traumatisch verle<strong>de</strong>n, niet <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> vrouw kan wor<strong>de</strong>n gevergd dat zij<br />
zich, meer dan zij nu doet, inspant<br />
om aan <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leneis te voldoen.<br />
Voorts is <strong>van</strong> belang dat zij <strong>de</strong> zorg<br />
heeft over twee jonge kin<strong>de</strong>ren die <strong>de</strong><br />
nodige op<strong>van</strong>g behoeven en dat zij<br />
door <strong>de</strong> sociale dienst is vrijgesteld<br />
<strong>van</strong> sollicitatieplicht. Doorslaggeven<strong>de</strong><br />
betekenis moet wor<strong>de</strong>n toegekend<br />
aan <strong>het</strong> feit dat betrokkenen en<br />
12 NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2
hun kin<strong>de</strong>ren al zeer lang buiten hun<br />
toedoen geen gezinsleven hebben<br />
kunnen uitoefenen. Die perio<strong>de</strong> is zo<br />
lang dat <strong>de</strong> zoon <strong>van</strong> betrokkenen<br />
zijn va<strong>de</strong>r niet zal kennen. On<strong>de</strong>r die<br />
omstandighe<strong>de</strong>n is <strong>het</strong> onaanvaardbaar<br />
dat hereniging langer uitblijft.<br />
De bestre<strong>de</strong>n beslissing is in strijd<br />
met art. 8 EVRM, een mvv moet alsnog<br />
wor<strong>de</strong>n verstrekt.<br />
Nr. 1309 (RN-kort)<br />
Presi<strong>de</strong>nt Rechtbank 's-Gravenhage<br />
zp Haarlem<br />
11 augustus 2000<br />
Nr. AWB 00/5210 VRWET, JV 2000,<br />
232<br />
Mr. Greeuw<br />
A., verzoekster, gemachtig<strong>de</strong> mr. Kuit,<br />
tegen <strong>de</strong> staatssecretaris <strong>van</strong> Justitie,<br />
verweer<strong>de</strong>r<br />
Mvv; hardheidsclausule; art. 3 en 8<br />
EVRM; scheiding reguliere en asielaanvragen<br />
Art. 3 en 8 EVRM, art. 16a Vw<br />
Aanvraag voor verblijf bij partner<br />
door Srilankaanse vrouw, me<strong>de</strong> ten<br />
behoeve <strong>van</strong> haar zeer jonge kind,<br />
waarbij zij stelt dat <strong>het</strong> ontbreken<br />
<strong>van</strong> een mvv haar niet kan wor<strong>de</strong>n<br />
tegengeworpen. Zij beroept zich op<br />
<strong>de</strong> hardheidsclausule en stelt dat terugkeer<br />
naar Sri Lanka in strijd is<br />
met art. 3 en 8 EVRM. De presi<strong>de</strong>nt<br />
overweegt dat <strong>de</strong> door verweer<strong>de</strong>r<br />
gehanteer<strong>de</strong> strikte scheiding tussen<br />
asiel(gerelateer<strong>de</strong>) aanvragen en reguliere<br />
aanvragen voor verbh'jf niet<br />
kennelijk onre<strong>de</strong>lijk is. Wel moet<br />
verweer<strong>de</strong>r, indien zoals in <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavig<br />
geval <strong>van</strong> meet af aan dui<strong>de</strong>lijk<br />
is dat <strong>de</strong> reguliere aanvraag<br />
asielgerelateer<strong>de</strong> aspecten in zich<br />
draagt, alvorens te beslissen op <strong>de</strong><br />
reguliere aanvraag, <strong>de</strong> aanvrager<br />
wijzen op <strong>de</strong> noodzaak een asielaanvraag<br />
in te dienen tenein<strong>de</strong> zijn aanvraag<br />
aan art. 3 EVRM getoetst te<br />
zien. De situatie zoals nu ontstaan,<br />
waarin door verweer<strong>de</strong>r niet is getoetst<br />
of <strong>de</strong> buitenbehan<strong>de</strong>ling-stelling<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> aanvraag in strijd is met<br />
art. 3 EVRM, is onaanvaardbaar,<br />
gelet op <strong>de</strong> eigen, uit <strong>het</strong> EVRM<br />
voortvloeien<strong>de</strong>, verantwoor<strong>de</strong>lijkheid<br />
<strong>van</strong> verweer<strong>de</strong>r. Voorts vermag<br />
<strong>de</strong> presi<strong>de</strong>nt niet in te zien waarom<br />
<strong>de</strong> algemene situatie in <strong>het</strong> land <strong>van</strong><br />
herkomst geen enkele rol kan spelen<br />
bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling of <strong>de</strong> hardheidsclausule<br />
moet wor<strong>de</strong>n toegepast.<br />
Daarbij speelt met name een rol of<br />
RECHTSPRAAK<br />
<strong>van</strong> verzoekster, gegeven <strong>het</strong> feit dat<br />
zij met een zeer jong kind zal moeten<br />
reizen, verlangd kan wor<strong>de</strong>n dat zij<br />
wordt blootgesteld aan <strong>de</strong> aanmerkelijke<br />
kans om bij terugkeer (regelmatig)<br />
aangehou<strong>de</strong>n te wor<strong>de</strong>n en<br />
(kortdurend) ge<strong>de</strong>tineerd te wor<strong>de</strong>n.<br />
Naar <strong>de</strong> presi<strong>de</strong>nt ambtshalve bekend<br />
is, kan aanvraag <strong>van</strong> een mvv<br />
in <strong>het</strong> land <strong>van</strong> herkomst een langdurige<br />
scheiding <strong>van</strong> <strong>de</strong> partner met<br />
zich meebrengen. Verweer<strong>de</strong>r zal<br />
moeten bezien of een <strong>de</strong>rmate langdurige<br />
scheiding, gelet op alle rele<strong>van</strong>te<br />
feiten en omstandighe<strong>de</strong>n,<br />
waaron<strong>de</strong>r <strong>de</strong> aanwezigheid <strong>van</strong> een<br />
zeer jong kind, zich verdraagt met<br />
art. 8 EVRM.<br />
Koppelingswet<br />
Nr. 1310<br />
Burgemeester en Wethou<strong>de</strong>rs Amsterdam<br />
(herziene beschikking op<br />
bezwaar)<br />
23 februari 2000<br />
Nr. MEC 200000173 (10305766)A<br />
M., eiseres, tegen college <strong>van</strong> burgemeester<br />
en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente<br />
Amsterdam<br />
Abw; Ne<strong>de</strong>rlands kind; moe<strong>de</strong>r zon<strong>de</strong>r<br />
geldige verblijfstitel<br />
Art. 11 lid 1 en 13 lid 1 Abw<br />
M. is <strong>van</strong> Marokkaanse nationaliteit.<br />
Ingevolge <strong>de</strong> inwerkingtreding <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> Koppelingswet heeft zij geen<br />
recht meer op bijstandverstrekking.<br />
Daarvoor ontving zij een eenou<strong>de</strong>rgezin-uitkering<br />
ten behoeve <strong>van</strong><br />
haar en haar min<strong>de</strong>rjarige zoontje<br />
N. Sinds 1 <strong>de</strong>cember 1998 heeft zij<br />
een Rvb-uitkering. Deze is echter alleen<br />
bedoeld voor M., gezien <strong>het</strong> feit<br />
dat N. <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse nationaliteit<br />
heeft. De va<strong>de</strong>r <strong>van</strong> N. is al jaren<br />
spoorloos. Haar bezwaar tegen <strong>de</strong> afwijzing<br />
<strong>van</strong> haar aanvraag om een<br />
bijstandsuitkering ten behoeve <strong>van</strong><br />
N. wordt gegrond verklaard. Met ingang<br />
<strong>van</strong> 17 <strong>de</strong>cember 1998 wordt<br />
alsnog een bijstandsuitkering toegekend<br />
ten behoeve <strong>van</strong> N. ter hoogte<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> verschil tussen <strong>de</strong> norm voor<br />
een alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r en <strong>de</strong> norm<br />
voor een alleenstaan<strong>de</strong>, dat wil zeggen<br />
twintig procent <strong>van</strong> <strong>de</strong> bijstandsnorm<br />
voor gehuw<strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>r dan 21<br />
jaar on<strong>de</strong>r verrekening <strong>van</strong> <strong>het</strong> bedrag<br />
waarmee M.'s inkomsten <strong>de</strong><br />
norm voor een alleenstaan<strong>de</strong> <strong>van</strong> 21<br />
jaar en ou<strong>de</strong>r overschrijdt.<br />
Herziene beschikking op <strong>het</strong> bezwaar<br />
ingevolge <strong>de</strong> Algemene wet bestuursrecht<br />
naar aanleiding <strong>van</strong> een beschikking<br />
ingevolge <strong>de</strong> Algemene bijstandswet<br />
C)<br />
Door u is beroep ingesteld bij <strong>de</strong> Arrondissementsrechtbank<br />
naar aanleiding<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> beschikking op bezwaarschrift<br />
<strong>van</strong> 5 <strong>maart</strong> 1999, verzenddatum<br />
10 <strong>maart</strong> 1999.<br />
Heroverweging <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze zaak geeft<br />
ons aanleiding ons standpunt te wijzigen.<br />
Voor <strong>de</strong> feiten, die betrekking hebben<br />
op <strong>de</strong>ze aangelegenheid, wordt verwezen<br />
naar <strong>de</strong> beschikking op bezwaarschrift<br />
<strong>van</strong> 5 <strong>maart</strong> 1999.<br />
Ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> overige rele<strong>van</strong>te<br />
feiten is ons nog <strong>het</strong> volgen<strong>de</strong> gebleken.<br />
Ingaan<strong>de</strong> 1 <strong>de</strong>cember 1998 ont<strong>van</strong>gt<br />
u een toelage c.q. <strong>de</strong>kking <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
kosten <strong>van</strong> medische verstrekkingen op<br />
grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> Regeling verstrekkingen<br />
aan bepaal<strong>de</strong> categorieën vreem<strong>de</strong>lingen<br />
(Rvb). De toelage bedroeg <strong>van</strong>af<br />
<strong>de</strong> maand <strong>de</strong>cember 1998 ƒ 1.488,43<br />
per maand.<br />
Met betrekking tot uw bezwaren tegen<br />
<strong>het</strong> besluit <strong>van</strong> 24 november 1998 hebben<br />
wij <strong>het</strong> volgen<strong>de</strong> overwogen.<br />
Op grond <strong>van</strong> artikel 11, eerste lid <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> Abw kunnen burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs<br />
aan een persoon die geen recht<br />
op bijstand heeft, gelet op alle omstandighe<strong>de</strong>n,<br />
in afwijking <strong>van</strong> paragraaf 1<br />
bijstand verlenen indien zeer dringen<strong>de</strong><br />
re<strong>de</strong>nen daartoe noodzaken. Ingevolge<br />
<strong>het</strong> bepaal<strong>de</strong> in artikel 13, eerste lid <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> Abw stemmen burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs<br />
<strong>de</strong> bijstand en <strong>de</strong> daaraan verbon<strong>de</strong>n<br />
verplichtingen af op omstandighe<strong>de</strong>n,<br />
mogelijkhe<strong>de</strong>n en mid<strong>de</strong>len<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> betrokken persoon.<br />
De voorgeschreven werkwijze ten aanzien<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong> 'overgangsgevallen'<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Koppelingswet schrijft<br />
voor dat er een gesprek met <strong>de</strong> betrokken<br />
cliënt moet wor<strong>de</strong>n gevoerd. De<br />
cliënt, die nog niet (of niet meer) een<br />
geldige verblijfstitel heeft, krijgt recht<br />
op nog twee weken bijstand na <strong>de</strong> datum<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> gesprek. In <strong>het</strong> geval dat er<br />
min<strong>de</strong>rjarige kin<strong>de</strong>ren betrokken zijn<br />
kan wor<strong>de</strong>n besloten dat <strong>het</strong> recht op<br />
bijstand zal bestaan nog geduren<strong>de</strong> vier<br />
weken. Volgens <strong>de</strong> werkvoorschriften<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Sociale Dienst Amsterdam is in<br />
<strong>de</strong> situatie wanneer een on<strong>de</strong>rhoudsplichtige<br />
ou<strong>de</strong>r die zelf geen recht op<br />
bijstand heeft bijstandverstrekking ten<br />
behoeve <strong>van</strong> <strong>het</strong> kind wel mogelijk. Er<br />
moet wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rzocht of er een an<strong>de</strong>re<br />
ou<strong>de</strong>r is op wie een beroep kan<br />
NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2 13
wor<strong>de</strong>n gedaan. Is dit niet <strong>het</strong> geval dan<br />
kan met toepassing <strong>van</strong> artikel 11 <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> Abw recht op algemene bijstand bestaan.<br />
De hoogte <strong>van</strong> <strong>de</strong> bijstand is afwijkend<br />
vastgesteld op basis <strong>van</strong> artikel<br />
13, eerste lid <strong>van</strong> <strong>de</strong> Abw. Het<br />
bedrag is gelijk aan <strong>het</strong> verschil tussen<br />
<strong>de</strong> norm voor een alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r<br />
en <strong>de</strong> norm voor een alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r.<br />
Dit is 20% <strong>van</strong> <strong>de</strong> bijstandsnorm<br />
voor gehuw<strong>de</strong>n ou<strong>de</strong>r dan 21 jaar. De<br />
bijstandsuitkering wordt toegekend<br />
aan <strong>de</strong> niet rechthebben<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r. Deze<br />
uitkering staat ook wel bekend als <strong>de</strong><br />
'baby uitkering'.<br />
Ons is gebleken dat u op grond <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
bovengenoem<strong>de</strong> beleidsregels tot en<br />
met 16 <strong>de</strong>cember 1998 recht heeft op<br />
bijstand naar <strong>de</strong> norm <strong>van</strong> een alleenstaan<strong>de</strong><br />
ou<strong>de</strong>r <strong>van</strong> 21 jaar en ou<strong>de</strong>r,<br />
verhoogd met een gemeentelijke toeslag<br />
ter grootte <strong>van</strong> 20% <strong>van</strong> <strong>het</strong> nettominimumloon.<br />
Met ingang <strong>van</strong> 17 <strong>de</strong>cember<br />
1998 heeft u recht op <strong>de</strong><br />
'babyuitkering'. De hoogte <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze<br />
uitkering is 20% <strong>van</strong> <strong>de</strong> bijstandsnorm<br />
voor gehuw<strong>de</strong>n <strong>van</strong> 21 jaar en ou<strong>de</strong>r<br />
on<strong>de</strong>r verrekening <strong>van</strong> <strong>het</strong> bedrag<br />
waarmee uw inkomsten <strong>de</strong> norm voor<br />
een alleenstaan<strong>de</strong> <strong>van</strong> 21 jaar en ou<strong>de</strong>r<br />
overschrijdt.<br />
(...)<br />
Derhalve hebben wij - in onze verga<strong>de</strong>ring<br />
<strong>van</strong> 18 februari 2000 - besloten<br />
uw bezwaren gegrond te verklaren en<br />
te bepalen dat in <strong>de</strong> beschikking d.d. 24<br />
november 1998 genoem<strong>de</strong> beëindigingsdatum<br />
wordt gewijzigd in 17 <strong>de</strong>cember<br />
1998 en dat aan u met ingang<br />
<strong>van</strong> 17 <strong>de</strong>cember 1998 met inachtneming<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> hiervoor overwogenen<br />
een 'babyuitkering' wordt toegekend.<br />
Hoogachtend,<br />
Burgemeester en Wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> Amsterdam<br />
(...) ;<br />
Nr. 1311<br />
Presi<strong>de</strong>nt Rechtbank Haarlem<br />
17 januari <strong>2001</strong><br />
Nr. AWB 00-8725 en 00-8726 NAbw<br />
H VOO G14 Kv<br />
Mr. Brouwer<br />
A., verzoekster, gemachtig<strong>de</strong> mr. Ansink,<br />
tegen <strong>het</strong> college <strong>van</strong> burgemeester<br />
en wethou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente<br />
Zaanstad, verweer<strong>de</strong>r<br />
Abw; Ne<strong>de</strong>rlands kind; moe<strong>de</strong>r zon<strong>de</strong>r<br />
geldige verblijfstitel; seksueel geweld<br />
Art. 11 lid 1 en 13 lid 1 Abw<br />
RECHTSPRAAK<br />
Na verbreking <strong>van</strong> haar huwelijk<br />
<strong>van</strong>wege mishan<strong>de</strong>ling heeft A. een<br />
zgn. 'zoekjaar' gekregen tot november<br />
1998. Haar verzoek om verlenging<br />
is afgewezen en <strong>het</strong> daartegen<br />
ingedien<strong>de</strong> bezwaar is ongegrond<br />
verklaard. Vervolgens heeft A. een<br />
nieuwe aanvraag om een verblijfsvergunning<br />
ingediend om humanitaire<br />
re<strong>de</strong>nen, welke buiten behan<strong>de</strong>ling<br />
werd gesteld wegens <strong>het</strong><br />
ontbreken <strong>van</strong> een mvv. Deze procedure<br />
loopt nog. Met ingang <strong>van</strong> 1 mei<br />
2000 is haar bijstandsuitkering<br />
beëindigd wegens <strong>het</strong> niet beschikken<br />
over een geldig verblijfsdocument.<br />
Juni 2000 heeft A. een aanvraag<br />
om bijstand ingediend ten<br />
behoeve <strong>van</strong> haar min<strong>de</strong>rjarige Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
zoon N. De presi<strong>de</strong>nt overweegt<br />
dat op grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> verklaringen<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> Blijfhuis en <strong>het</strong> Bureau<br />
Jeugdzorg voldoen<strong>de</strong> aannemelijk is<br />
dat er sprake is geweest <strong>van</strong> mishan<strong>de</strong>ling.<br />
Derhalve kan <strong>van</strong> A. en haar<br />
zoon re<strong>de</strong>lijkerwijs niet gevergd<br />
wor<strong>de</strong>n dat contact gezocht wordt<br />
met <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r. De instandlating <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> gezamenlijk ou<strong>de</strong>rlijk gezag doet<br />
daar niet aan af. In casu acht <strong>de</strong> presi<strong>de</strong>nt<br />
art. 11 Abw <strong>van</strong> toepassing. A.<br />
mag niet werken in Ne<strong>de</strong>rland, zij en<br />
haar zoon verkeren al geruime tijd<br />
in behoeftige omstandighe<strong>de</strong>n en<br />
hebben tot nu toe <strong>van</strong> giften geleefd<br />
die stopgezet dreigen te wor<strong>de</strong>n, N.<br />
heeft gespecialiseer<strong>de</strong> hulp nodig die<br />
alleen kans <strong>van</strong> slagen heeft als er<br />
een stabiele situatie is. Bovendien<br />
kan op dit moment geen behan<strong>de</strong>laanbod<br />
wor<strong>de</strong>n gedaan omdat een<br />
ziektekostenverzekering ontbreekt.<br />
Daarnaast is A's aanvraag voor een<br />
verblijfsvergunning, gezien <strong>het</strong><br />
thans bestaan<strong>de</strong> beleid met betrekking<br />
tot mishan<strong>de</strong>ling, bepaald niet<br />
kansloos. Met ingan <strong>van</strong> <strong>de</strong> datum<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> uitspraak dient ten behoeve<br />
<strong>van</strong> N. bij wijze <strong>van</strong> voorlopige voorziening<br />
bijstand te wor<strong>de</strong>n toegekend<br />
overeenkomstig <strong>de</strong> norm als<br />
bepaald in art. 29, lid 1, aanhef en<br />
on<strong>de</strong>r a, Abw.<br />
(...)<br />
2. De vaststaan<strong>de</strong> feiten<br />
Op grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> inhoud <strong>van</strong> <strong>de</strong> gedingstukken<br />
en <strong>het</strong> verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ter terechtzitting,<br />
stelt <strong>de</strong> presi<strong>de</strong>nt in dit geding<br />
<strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> feiten vast:<br />
a. A. verblijft se<strong>de</strong>rt 19 juni 1996 in<br />
Ne<strong>de</strong>rland. Zij is gehuwd geweest met<br />
<strong>de</strong> heer X. (Ne<strong>de</strong>rlandse nationaliteit)<br />
en beschikte <strong>de</strong>stijds over een vergunning<br />
tot verblijf in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> ge-<br />
zinshereniging. Uit <strong>het</strong> huwelijk is op<br />
27 november 1994 een zoon geboren.<br />
De zoon (hierna: N.) heeft <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
nationaliteit. In november 1997<br />
is A. met haar zoon vertrokken uit <strong>de</strong><br />
echtelijke woning en heeft zij haar toevlucht<br />
gezocht in <strong>het</strong> Blijfhuis Z. Per<br />
21 augustus 1998 is <strong>het</strong> huwelijk ontbon<strong>de</strong>n.<br />
b. Tot 7 november 1998 was A. in <strong>het</strong><br />
bezit <strong>van</strong> een verblijfsvergunning met<br />
als doel <strong>het</strong> vin<strong>de</strong>n <strong>van</strong> arbeid in loondienst.<br />
Een aanvraag om verlenging<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> verblijfsvergunning is bij besluit<br />
<strong>van</strong> 8 <strong>april</strong> 1999 afgewezen en <strong>het</strong><br />
daartegen ingedien<strong>de</strong> bezwaar is ongegrond<br />
verklaard. Op 7 juli 2000 heeft<br />
A. een nieuwe aanvraag ingediend om<br />
een vergunning tot verblijf om humanitaire<br />
re<strong>de</strong>nen (in verband met <strong>de</strong> zorg<br />
voor een min<strong>de</strong>rjarig kind en <strong>het</strong> gevoer<strong>de</strong><br />
beleid ter zake <strong>van</strong> mishan<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />
vrouwen). De aanvraag is buiten behan<strong>de</strong>ling<br />
gesteld wegens <strong>het</strong> ontbreken<br />
<strong>van</strong> een machtiging voorlopig verblijf.<br />
Hiertegen is bezwaar gemaakt en<br />
een voorlopige voorziening ingediend,<br />
welke nog niet zijn behan<strong>de</strong>ld.<br />
c. B&W Zaanstad heeft <strong>de</strong> bijstandsuitkering<br />
<strong>van</strong> A. met ingang <strong>van</strong> 1 mei<br />
2000 beëindigd wegens <strong>het</strong> niet beschikken<br />
over een geldig verblijfsdocument.<br />
d. Op 14 juni 2000 heeft A. een aanvraag<br />
ingediend om bijstand ter voorziening<br />
in <strong>de</strong> noodzakelijke bestaanskosten<br />
ten behoeve <strong>van</strong> haar min<strong>de</strong>rjarige<br />
zoon. Deze aanvraag is bij<br />
besluit <strong>van</strong> 29 juni 2000 afgewezen. Bij<br />
besluit op bezwaar <strong>van</strong> 16 november<br />
2000, verzon<strong>de</strong>n 23 november 2000,<br />
(hierna: <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit) zijn, on<strong>de</strong>r<br />
wijziging <strong>van</strong> <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> bezwaren<br />
ongegrond verklaard.<br />
3. Het verzoek om een voorlopige voorziening<br />
3.1. A. verzoekt <strong>de</strong> presi<strong>de</strong>nt <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n<br />
besluit met onmid<strong>de</strong>llijke ingang<br />
te schorsen en te bepalen dat aan<br />
A. op en na 7 <strong>de</strong>cember 2000 bijstand<br />
wordt toegekend ingevolge <strong>de</strong> Algemene<br />
bijstandswet (Abw) ten behoeve<br />
<strong>van</strong> haar zoon.<br />
3.2. B&W Zaanstad heeft getoetst of er<br />
zeer dringen<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen op grond <strong>van</strong><br />
artikel 11 Abw zijn om tot bijstandsverlening<br />
over te gaan. B&W Zaanstad<br />
stelt allereerst dat, nu er aanleiding is<br />
voor een maatregel <strong>van</strong> justitiële kin<strong>de</strong>rbescherming,<br />
er <strong>van</strong>uit een oogpunt<br />
<strong>van</strong> bijstandsverlening geen sprake kan<br />
zijn <strong>van</strong> zeer dringen<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen.<br />
Voorts stelt B&W Zaanstad dat, gelet<br />
op <strong>de</strong> handhaving <strong>van</strong> <strong>het</strong> ou<strong>de</strong>rlijk ge-<br />
14 NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2
zag na echtscheiding, <strong>het</strong> financieel onvermogen<br />
<strong>van</strong> A. geen dringen<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n<br />
kan opleveren. B&W Zaanstad wijzen<br />
er op dat <strong>de</strong> beschuldigingen <strong>van</strong> mishan<strong>de</strong>ling<br />
door <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r op geen enkele<br />
wijze met bewijzen wor<strong>de</strong>n gestaafd<br />
en A. ook akkoord is gegaan met <strong>het</strong> in<br />
stand laten <strong>van</strong> <strong>het</strong> gezamenlijke ou<strong>de</strong>rlijke<br />
gezag.<br />
3.3. A. stelt dat <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit<br />
geen stand kan hou<strong>de</strong>n. Volgens A. is<br />
B&W Zaanstad ten onrechte tot <strong>de</strong><br />
conclusie gekomen dat zeer dringen<strong>de</strong><br />
re<strong>de</strong>nen die tot bijstandsverlening nopen<br />
ontbreken. In tegenstelling tot <strong>het</strong>geen<br />
B&W Zaanstad stelt is er volgens<br />
A. geen aanleiding voor <strong>het</strong> treffen <strong>van</strong><br />
een maatregel <strong>van</strong> justitiële kin<strong>de</strong>rbescherming.<br />
Door <strong>het</strong> Bureau Jeugdzorg<br />
is aangegeven dat er geen sprake kan<br />
zijn <strong>van</strong> een <strong>de</strong>rgelijke maatregel omdat<br />
in dit geval <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r ten aanzien<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> ontstane situatie geen verwijt<br />
treft. Wat betreft <strong>de</strong> positie <strong>van</strong> <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r<br />
wijst A. op <strong>de</strong> verklaring <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
Blijf <strong>van</strong> mijn lijfhuis en Bureau<br />
Jeugdzorg Z/W. Zij voert ver<strong>de</strong>r aan<br />
dat zij zich uit angst voor een reactie<br />
niet tegen <strong>de</strong> gezagskwestie en <strong>de</strong> omgangsregeling<br />
heeft durven verzetten<br />
en er bovendien <strong>van</strong>uit ging dat <strong>het</strong><br />
slechts papieren afspraken zou<strong>de</strong>n zijn<br />
omdat <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r in wezen nooit belangstelling<br />
heeft getoond voor zijn zoon.<br />
Zij wijst er op dat <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r <strong>de</strong> afgelopen<br />
twee- en een halfjaar geen contact<br />
heeft gezocht met zijn zoon en evenmin<br />
an<strong>de</strong>rszins <strong>van</strong> belangstelling blijk<br />
heeft gegeven. A. meent daarmee genoegzaam<br />
dui<strong>de</strong>lijk te hebben gemaakt<br />
dat er sprake is geweest <strong>van</strong> mishan<strong>de</strong>ling<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> kind en contacten met <strong>de</strong><br />
va<strong>de</strong>r <strong>de</strong> belangen <strong>van</strong> <strong>het</strong> kind zou<strong>de</strong>n<br />
kunnen scha<strong>de</strong>n.<br />
4. Beoor<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>het</strong> verzoek<br />
(...)<br />
Overwegingen<br />
4.4. De presi<strong>de</strong>nt stelt voorop dat<br />
B&W Zaanstad <strong>de</strong> voorliggen<strong>de</strong> aanvraag<br />
terecht heeft getoetst aan artikel<br />
11 Abw. Dit artikel geeft <strong>de</strong> bevoegdheid<br />
aan B&W Zaanstad om ten behoeve<br />
<strong>van</strong> N., waar<strong>van</strong> vaststaat dat hij<br />
geen zelfstandig recht op bijstand<br />
heeft, financiële steun te verlenen,<br />
wanneer zich daartoe dringen<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen<br />
voordoen.<br />
4.5. Het geschil spitst zich hier allereerst<br />
toe op <strong>de</strong> vraag, of <strong>de</strong> aanwezigheid<br />
<strong>van</strong> een veron<strong>de</strong>rstel<strong>de</strong> voorliggen<strong>de</strong><br />
voorziening, namelijk een<br />
maatregel <strong>van</strong> justitiële kin<strong>de</strong>rbescherming,<br />
aan bijstandsverlening in <strong>de</strong> weg<br />
staat. De presi<strong>de</strong>nt is <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat<br />
RECHTSPRAAK<br />
aard en doel <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze maatregel tot gevolg<br />
heeft dat hier niet <strong>van</strong> een aan <strong>de</strong><br />
bijstand als passend en toereikend te<br />
beschouwen voorliggen<strong>de</strong> voorziening<br />
kan wor<strong>de</strong>n gesproken. Bovendien is<br />
<strong>de</strong> toepassing <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze maatregel niet<br />
daadwerkelijk aangewend en is op<br />
grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> overgeleg<strong>de</strong> informatie<br />
ook niet aannemelijk dat tot on<strong>de</strong>rtoezichtstelling<br />
zal wor<strong>de</strong>n overgegaan.<br />
Er kan daarom niet gesproken wor<strong>de</strong>n<br />
<strong>van</strong> een voorliggen<strong>de</strong> voorziening als<br />
bedoeld in artikel 17 Abw.<br />
4.6. De presi<strong>de</strong>nt ziet zich voorts gesteld<br />
voor <strong>de</strong> vraag of in dit geval <strong>de</strong><br />
handhaving <strong>van</strong> <strong>het</strong> gezamenlijke ou<strong>de</strong>rlijke<br />
gezag - en dus <strong>de</strong> mogelijkheid<br />
tot <strong>het</strong> (me<strong>de</strong>) kunnen bijdragen<br />
aan <strong>de</strong> opvoeding/verzorging door <strong>de</strong><br />
va<strong>de</strong>r - aan bijstandsverlening in <strong>de</strong><br />
weg staat. B&W Zaanstad stellen niet<br />
zomaar op <strong>de</strong> verklaringen <strong>van</strong> <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r<br />
te kunnen afgaan, zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r<br />
daarbij te betrekken. B&W Zaanstad<br />
meent in dit verband dat A. haar bewering<br />
dat <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r zich schuldig heeft<br />
gemaakt aan mishan<strong>de</strong>ling op geen enkele<br />
wijze met bewijzen heeft on<strong>de</strong>rsteund.<br />
B&W Zaanstad acht daarbij<br />
met name <strong>van</strong> belang dat A. geen aangifte<br />
heeft gedaan <strong>van</strong> mishan<strong>de</strong>ling.<br />
4.7. De presi<strong>de</strong>nt kan B&W Zaanstad<br />
hierin niet volgen. Het komt <strong>de</strong> presi<strong>de</strong>nt<br />
op grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> voorhan<strong>de</strong>n zijn<strong>de</strong><br />
verklaringen <strong>van</strong> <strong>het</strong> Blijfhuis en <strong>het</strong><br />
Bureau Jeugdzorg wel aannemelijk<br />
voor dat er sprake is geweest <strong>van</strong> een<br />
situatie <strong>van</strong> mishan<strong>de</strong>ling. De presi<strong>de</strong>nt<br />
neemt daarbij in aanmerking dat<br />
A. en haar zoon, zo blijkt uit <strong>de</strong> verklaring<br />
<strong>van</strong> 28 juli 2000 <strong>van</strong> <strong>het</strong> Blijfhuis,<br />
daar met behulp <strong>van</strong> <strong>de</strong> politie zijn binnengekomen.<br />
In zoverre kan, naar <strong>het</strong><br />
oor<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> presi<strong>de</strong>nt <strong>van</strong> A. en haar<br />
zoon niet in re<strong>de</strong>lijkheid gevergd wor<strong>de</strong>n<br />
dat er contact wordt gezocht met <strong>de</strong><br />
va<strong>de</strong>r. Dat <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r niet bij <strong>de</strong> totstandkoming<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit is betrokken<br />
mag A. niet wor<strong>de</strong>n tegengeworpen.<br />
De presi<strong>de</strong>nt merkt ver<strong>de</strong>r op<br />
aan <strong>de</strong> instandlating <strong>van</strong> <strong>het</strong> gezamenlijk<br />
gezag over <strong>het</strong> kind niet die betekenis<br />
toe te kennen als verweer<strong>de</strong>r doet.<br />
Op grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> thans gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> wettelijke<br />
bepalingen is <strong>de</strong> instandlating <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> gezamenlijke gezag door bei<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs<br />
regel en wordt slechts bij uitzon<strong>de</strong>ring<br />
an<strong>de</strong>rs beslist. Ook dient in <strong>de</strong><br />
afweging te wor<strong>de</strong>n betrokken <strong>het</strong> gegeven<br />
dat <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r al geruime tijd geen<br />
contact heeft gezocht met zijn zoon en<br />
ook an<strong>de</strong>rszins niet heeft laten blijken<br />
belangstelling te hebben voor zijn<br />
zoon.<br />
4.8. Uit <strong>het</strong> vorenoverwogene vloeit<br />
voort dat <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit niet kan<br />
wor<strong>de</strong>n gedragen door <strong>de</strong> daaraan ten<br />
grondslag geleg<strong>de</strong> motivering en op<br />
grond <strong>van</strong> artikel 7:12, lid 1 Algemene<br />
wet bestuursrecht (Awb) voor vernietiging<br />
in aanmerking komt.<br />
4.9. De presi<strong>de</strong>nt overweegt voorts dat<br />
tóepassing <strong>van</strong> artikel 11 Abw aan <strong>de</strong><br />
or<strong>de</strong> kan zijn indien vaststaat dat sprake<br />
is <strong>van</strong> een acute noodsituatie en <strong>de</strong><br />
behoeftige omstandighe<strong>de</strong>n op geen<br />
enkele an<strong>de</strong>re wijze zijn te verhelpen,<br />
zodat <strong>het</strong> verlenen <strong>van</strong> <strong>de</strong> bijstand onvermij<strong>de</strong>lijk<br />
is. De presi<strong>de</strong>nt tekent<br />
daarbij aan dat blijkens <strong>de</strong> MvT <strong>het</strong><br />
ontbreken <strong>van</strong> <strong>de</strong> noodzakelijke mid<strong>de</strong>len<br />
om in <strong>het</strong> bestaan te voorzien op<br />
zich nog geen dringen<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen oplevert.<br />
4.10. Vaststaat dat A. niet beschikt<br />
over voldoen<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len. Haar bijstandsuitkering<br />
is ingaan<strong>de</strong> 1 mei 2000<br />
beëindigd omdat zij niet (langer) rechtmatig<br />
verblijf hield in Ne<strong>de</strong>rland in <strong>de</strong><br />
zin <strong>van</strong> artikel lb <strong>van</strong> <strong>de</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenwet.<br />
Zij kan op diezelf<strong>de</strong> grond<br />
evenmin aanspraak maken op kin<strong>de</strong>rbijslag<br />
voor N. Het is A. ook niet toegestaan<br />
in Ne<strong>de</strong>rland te werken en dus<br />
is zij niet in staat zelf inkomen te genereren.<br />
Voorts is gesteld - en niet<br />
weersproken - dat <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r geen draagkracht<br />
heeft. Hij ont<strong>van</strong>gt een bijstandsuitkering,<br />
zodat een vor<strong>de</strong>ring<br />
tot alimentatie geen kans <strong>van</strong> slagen<br />
heeft. Zoals hiervoor overwogen kan<br />
in verband met N's belangen niet gevergd<br />
wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> opvoeding/verzorging<br />
wordt betrokken en is<br />
dit naar moet wor<strong>de</strong>n aangenomen ook<br />
feitelijk niet aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>. Ter zitting is<br />
ver<strong>de</strong>r gebleken dat A. en haar zoon<br />
<strong>van</strong>af mei 2000 hebben geleefd <strong>van</strong><br />
door een maatschappelijk werkster ingezamel<strong>de</strong><br />
giften <strong>van</strong> kerken. Deze giften<br />
zullen in <strong>de</strong> loop <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze maand<br />
wor<strong>de</strong>n stopgezet.<br />
4.11. De presi<strong>de</strong>nt constateert dat A. en<br />
haar zoon al geruime tijd in behoeftige<br />
omstandighe<strong>de</strong>n verkeren en tot op he<strong>de</strong>n<br />
in staat zijn geweest via giften <strong>de</strong><br />
allerbenodigste levensbehoeften te verkrijgen,<br />
Het stopzetten <strong>van</strong> die giften<br />
zal naar verwachting voor N. een bedreigen<strong>de</strong><br />
situatie opleveren. Uit <strong>de</strong><br />
verklaring <strong>van</strong> mevrouw B. <strong>van</strong> <strong>het</strong> Bureau<br />
Jeugdzorg <strong>van</strong> 28 augustus 2000<br />
begrijpt <strong>de</strong> presi<strong>de</strong>nt ver<strong>de</strong>r dat een<br />
hulpaanbod (daarbij wordt gedacht aan<br />
gespecialiseer<strong>de</strong> gezinsverzorging en<br />
<strong>de</strong>elname <strong>van</strong> N. aan <strong>het</strong> project 'Spel<br />
aan huis') voor N's ontwikkeling onontbeerlijk<br />
is, maar dit alleen kans <strong>van</strong><br />
slagen heeft wanneer er een stabiele situatie<br />
voor N. en zijn moe<strong>de</strong>r ontstaat<br />
NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2 15
en daarvoor is nodig dat <strong>het</strong> gezin over<br />
financiële mid<strong>de</strong>len beschikt. Bovendien<br />
kan op korte termijn geen concreet<br />
behan<strong>de</strong>laanbod wor<strong>de</strong>n gedaan omdat<br />
daartoe <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len (ziektekostenverzekering)<br />
ontbreken.<br />
4.12. De concrete omstandighe<strong>de</strong>n in<br />
ogenschouw nemend, komt <strong>het</strong> <strong>de</strong> presi<strong>de</strong>nt<br />
voor dat in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige situatie<br />
artikel 11 Abw in casu toepasbaar<br />
lijkt. De presi<strong>de</strong>nt neemt daarbij tevens<br />
in aanmerking dat, gelet op <strong>de</strong> aannemelijke<br />
mishan<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> moe<strong>de</strong>r en<br />
kind, <strong>de</strong> kans <strong>van</strong> slagen in <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>lingenrechtelijke<br />
procedure tot <strong>het</strong><br />
volgen <strong>van</strong> een verblijfsvergunning,<br />
gelet op <strong>het</strong> thans bestaan<strong>de</strong> beleid, bepaald<br />
niet kansloos moet wor<strong>de</strong>n geacht.<br />
Veron<strong>de</strong>rsteld mag wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong><br />
verblijfsrechtelijke procedure binnen<br />
niet al te lange tijd zal zijn afgerond.<br />
4.13. De presi<strong>de</strong>nt ziet hierin aanleiding<br />
met toepassing <strong>van</strong> <strong>het</strong> bepaal<strong>de</strong><br />
in artikel 8:85, lid 2, aanhef en on<strong>de</strong>r c,<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Awb te bepalen dat ten behoeve<br />
<strong>van</strong> N. bij wijze <strong>van</strong> voorlopige voorziening<br />
bijstand wordt toegekend zoals<br />
hieron<strong>de</strong>r in <strong>het</strong> dictum aangegeven.<br />
5. Beslissing<br />
De presi<strong>de</strong>nt:<br />
5.1 Verklaart <strong>het</strong> beroep gegrond en<br />
vernietigt <strong>het</strong> bestre<strong>de</strong>n besluit <strong>van</strong> 16<br />
november 2000;<br />
5.2 Verstaat dat verweer<strong>de</strong>r een nieuw<br />
besluit neemt met inachtneming <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong>geen in <strong>de</strong>ze uitspraak is overwogen;<br />
5.3 Draagt verweer<strong>de</strong>r op ten behoeve<br />
<strong>van</strong> N. met ingang <strong>van</strong> <strong>de</strong> datum <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong>ze uitspraak bij wijze <strong>van</strong> voorlopige<br />
voorziening bijstand te verlenen overeenkomstig<br />
<strong>de</strong> norm als bepaald in artikel<br />
29, lid 1, aanhef en on<strong>de</strong>r a, <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
Abw, tot uiterlijk 6 weken na <strong>de</strong> datum<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> nieuw te nemen besluit op bezwaar;<br />
(...)<br />
Vluchtelingen<br />
Nr. 1312(RN-kort)<br />
Europees Hof Rechten <strong>van</strong> <strong>de</strong> Mens<br />
(Jabari v. Turkije)<br />
11 juli 2000<br />
Nr. 00040035/98, NJB 2000, 39<br />
Mrs. Ress, Pastor Ridruego, Caflisch,<br />
Butkevych, Hedigan,Peoolonpaa, Gölcüklü<br />
J., klaagster, gemachtig<strong>de</strong> mr. Selahattin<br />
Esmer, tegen Turkije.<br />
Asiel; onmenselijke behan<strong>de</strong>ling; effective<br />
remedy<br />
I WETGEVING<br />
Art. 3 en art. 13EVRM<br />
Betrokkene is in Iran gearresteerd<br />
wegens overspel. Nadat haar familie<br />
haar weet los te krijgen, vlucht zij<br />
naar Turkije uit vrees voor bestraffing<br />
door zweepslagen of steniging.<br />
Na een mislukte poging om<br />
door te reizen naar Canada, vraagt<br />
zij in Turkije asiel aan. Haar aanvraag<br />
wordt echter niet in behan<strong>de</strong>ling<br />
genomen omdat <strong>de</strong> daarvoor<br />
gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> termijn <strong>van</strong> vijf dagen inmid<strong>de</strong>ls<br />
is verstreken. Haar beroep<br />
tegen <strong>het</strong> uitzettingsbesluit wordt afgewezen.<br />
Vervolgens dient <strong>de</strong> vrouw<br />
bij <strong>de</strong> ECRM een klacht in op grond<br />
<strong>van</strong> art. 3 (verbod op foltering en onmenselijke<br />
behan<strong>de</strong>ling) en art. 13<br />
(recht op effective remedy) EVRM.<br />
Als gevolg <strong>van</strong> <strong>de</strong> inwerkingtreding<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> Elf<strong>de</strong> Protocol wordt <strong>de</strong> zaak<br />
overgenomen door <strong>het</strong> 'nieuwe' Hof.<br />
Het Hof overweegt dat volgens vaste<br />
jurispru<strong>de</strong>ntie <strong>de</strong> Verdragspartijen<br />
af moeten zien <strong>van</strong> uitzetting <strong>van</strong> een<br />
vreem<strong>de</strong>ling, indien er gegron<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen<br />
zijn om aan te nemen dat betrokkene<br />
na uitzetting een reëel risico<br />
loopt te wor<strong>de</strong>n blootgesteld aan<br />
een behan<strong>de</strong>ling in strijd met art. 3<br />
EVRM. De Turkse rechter had dit<br />
moeten on<strong>de</strong>rzoeken. In casu heeft<br />
geen inhou<strong>de</strong>lijke toetsing <strong>van</strong> betekenis<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> asielverzoek plaatsgevon<strong>de</strong>n.<br />
Me<strong>de</strong> op grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> gegevens<br />
<strong>van</strong> Amnesty International en <strong>de</strong><br />
UNHCR meent <strong>het</strong> Hof dat in casu<br />
uitzetting schending <strong>van</strong> art. 3<br />
EVRM oplevert. Tevens is er sprake<br />
<strong>van</strong> schending <strong>van</strong> art. 13. In <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rhavige<br />
geval kan alleen gesproken<br />
wor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> een effective remedy<br />
in <strong>de</strong> zin <strong>van</strong> die bepaling, indien een<br />
onafhankelijk en zorgvuldig on<strong>de</strong>rzoek<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> asielverzoek plaatsvindt,<br />
en <strong>de</strong> mogelijkheid bestaat <strong>de</strong><br />
uitzetting hangen<strong>de</strong> dit on<strong>de</strong>rzoek<br />
op te schorten.<br />
WETGEVING<br />
Tbv 2000/25, Rechtspositie<br />
vrouwen in <strong>het</strong><br />
vreem<strong>de</strong>lingenbeleid<br />
Tussentijds Bericht Vreem<strong>de</strong>lingencirculaire<br />
TBV 2000/25<br />
Datum: 8 <strong>de</strong>cember 2000<br />
Geldig <strong>van</strong>/tot: 11 <strong>de</strong>cember 2000 t/m<br />
2 oktober <strong>2001</strong><br />
On<strong>de</strong>rwerp: De beleidsnotitie over <strong>de</strong><br />
vreem<strong>de</strong>lingenrechtelijke rechtspositie<br />
<strong>van</strong> vrouwen in <strong>het</strong> vreem<strong>de</strong>lingenbeleid<br />
d.d. 25 <strong>april</strong> 2000<br />
Vindplaats: Staatscourant 11 <strong>de</strong>cember<br />
2000, nr. 240, p. 8<br />
Bijlagen: Schema eerste toelating en<br />
voortgezet verblijf<br />
1. Inleiding<br />
In dit TBV wordt uitvoering gegeven<br />
aan een <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> beleidsvoornemens<br />
die zijn voorgesteld in <strong>de</strong> notitie inzake<br />
<strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>lingenrechtelijke rechtspositie<br />
<strong>van</strong> vrouwen in <strong>het</strong> vreem<strong>de</strong>lingenbeleid.(l)<br />
De beleidsnotitie bevat voorstellen tot<br />
wijziging <strong>van</strong> <strong>het</strong> beleid inzake eerste<br />
toelating in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> gezinshereniging<br />
en gezinsvorming en <strong>van</strong> <strong>het</strong> beleid<br />
inzake voortgezet verblijf na verbreking<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> huwelijk of <strong>de</strong> relatie.<br />
In dit TBV wordt ingegaan op <strong>de</strong> beleidswijzigingen<br />
inzake eerste toelating<br />
en voortgezet verblijf, waarbij per<br />
wijziging zal wor<strong>de</strong>n aangegeven welk<br />
overgangsrecht geldt.<br />
Voor <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rscheid tussen eerste toelating<br />
en voortgezet verblijf is bepalend<br />
<strong>de</strong> vraag of <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling in <strong>de</strong><br />
perio<strong>de</strong> <strong>van</strong> zes maan<strong>de</strong>n direct voorafgaan<strong>de</strong><br />
aan <strong>de</strong> aanvraag, beschikte over<br />
een verblijfstitel op grond <strong>van</strong> artikel<br />
9-10 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Vreem<strong>de</strong>lingenwet, hierna<br />
Vw.<br />
De overige in <strong>de</strong> notitie neergeleg<strong>de</strong><br />
voornemens, voor zover die bestaan uit<br />
aanscherpingen, zullen ingaan op <strong>het</strong><br />
moment dat <strong>de</strong> nieuwe Vreem<strong>de</strong>lingenwet<br />
in werking treedt.<br />
2. Eerste toelating<br />
2.1 Huwelijk of geregistreerd partnerschap<br />
met een Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r, een als<br />
vluchteling toegelaten vreem<strong>de</strong>ling,<br />
een hou<strong>de</strong>r <strong>van</strong> een vergunning tot verblijf<br />
als asielgerechtig<strong>de</strong> of een hou<strong>de</strong>r<br />
<strong>van</strong> een vergunning tot vestiging<br />
Bij <strong>de</strong> eerste toelating op grond <strong>van</strong> een<br />
huwelijk of geregistreerd partnerschap<br />
bij een Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r, een als vluchteling<br />
toegelaten vreem<strong>de</strong>ling, een hou<strong>de</strong>r<br />
<strong>van</strong> een vergunning tot verblijf als<br />
asielgerechtig<strong>de</strong> of een hou<strong>de</strong>r <strong>van</strong><br />
een vergunning tot vestiging, gel<strong>de</strong>n<br />
vier categorieën uitzon<strong>de</strong>ringen op <strong>de</strong><br />
hoofdregel dat <strong>de</strong> persoon bij wie <strong>de</strong><br />
vreem<strong>de</strong>ling als echtgeno(o)t(e) of geregistreerd<br />
partner wil verblijven, zelfstandig<br />
en duurzaam moet beschikken<br />
over voldoen<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len <strong>van</strong> bestaan<br />
16 NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2
(zie Vreem<strong>de</strong>lingencirculaire 1994,<br />
hierna Vc.B 1/1.2.3.5.).<br />
Het betreft hier:<br />
a. <strong>de</strong> 32uursregeling voor 18 tot 23 jarigen<br />
(zie Vc 1994, B 1/1.2.3.5. sub a).<br />
Deze uitzon<strong>de</strong>ring blijft vooralsnog bestaan<br />
voor <strong>de</strong>ze groepen. De reikwijdte<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze uitzon<strong>de</strong>ring wordt niet verruimd.<br />
Deze uitzon<strong>de</strong>ring zal met ingang<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> nieuwe Vreem<strong>de</strong>lingenwet<br />
komen te vervallen;<br />
b. <strong>de</strong> 70%-regeling en <strong>de</strong> WW-regeling<br />
voor personen <strong>van</strong> 23 jaar of ou<strong>de</strong>r (zie<br />
Vc 1994, B 1/1.2.3.5. sub b). Deze uitzon<strong>de</strong>ring<br />
blijft vooralsnog bestaan<br />
voor <strong>de</strong>ze groepen. De reikwijdte <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong>ze uitzon<strong>de</strong>ring wordt niet verruimd.<br />
Deze uitzon<strong>de</strong>ring zal met ingang <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> nieuwe Vreem<strong>de</strong>lingenwet komen<br />
te vervallen;<br />
c. De vrijstelling <strong>van</strong> personen <strong>van</strong><br />
57,5 jaar of ou<strong>de</strong>r, alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs<br />
met <strong>de</strong> zorg voor kin<strong>de</strong>ren<br />
bene<strong>de</strong>n <strong>de</strong> leeftijd <strong>van</strong> vijfjaar en <strong>van</strong><br />
personen die blijvend en volledig arbeidsongeschikt<br />
zijn (zie Vc 1994,<br />
B1/1.2.3.5. sub c). Deze uitzon<strong>de</strong>ring<br />
blijft bestaan;<br />
d. De vrijstelling <strong>van</strong> langdurig werklozen<br />
(zie Vc 1994, B1/1.2.3.5. sub d).<br />
Deze uitzon<strong>de</strong>ringen blijft vooralsnog<br />
bestaan voor <strong>de</strong>ze groepen. De reikwijdte<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze uitzon<strong>de</strong>ring wordt<br />
niet verruimd. Deze uitzon<strong>de</strong>ring zal<br />
met ingang <strong>van</strong> <strong>de</strong> nieuwe Vreem<strong>de</strong>lingenwet<br />
komen te vervallen.<br />
Het huidige beleid, zoals genoemd in<br />
B1/1.2.3.4 Vc 1994 blijft onverkort<br />
<strong>van</strong> toepassing.<br />
2.2 Huwelijk of geregistreerd partnerschap<br />
bij een hou<strong>de</strong>r <strong>van</strong> een vergunning<br />
tot verblijf<br />
Bij <strong>de</strong> eerste toelating op grond <strong>van</strong> een<br />
huwelijk of geregistreerd partnerschap<br />
bij een hou<strong>de</strong>r <strong>van</strong> een vergunning tot<br />
verblijf, geldt thans <strong>de</strong> hoofdregel onverkort<br />
dat <strong>de</strong> persoon bij wie <strong>de</strong><br />
vreem<strong>de</strong>ling als echtgeno(o)t(e) of geregistreerd<br />
partner wil verblijven, zelfstandig<br />
en duurzaam moet beschikken<br />
over voldoen<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len <strong>van</strong> bestaan<br />
(zie Vc 1994, B 1/1.2.3.2).<br />
Voorzover in <strong>de</strong> beleidsnotitie wordt<br />
gesteld dat in <strong>de</strong> toekomst niet langer<br />
een on<strong>de</strong>rscheid wordt gemaakt in <strong>de</strong><br />
hoogte <strong>van</strong> <strong>het</strong> inkomen voor personen<br />
met een bepaal<strong>de</strong> verblijfsstatus, heeft<br />
dit enkel betrekking op <strong>de</strong> situatie dat<br />
met ingang <strong>van</strong> <strong>de</strong> nieuwe Vreem<strong>de</strong>lingenwet<br />
<strong>de</strong> inkomenseis voor echtgenoten<br />
<strong>van</strong> een Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r, een hou<strong>de</strong>r<br />
<strong>van</strong> een verblijfsvergunning asiel voor<br />
bepaal<strong>de</strong> tijd en een hou<strong>de</strong>r <strong>van</strong> een<br />
WETGEVING<br />
verblijfsvergunning regulier voor onbepaal<strong>de</strong><br />
tijd, zal wor<strong>de</strong>n verhoogd<br />
naar 100% <strong>van</strong> <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> Abwnorm,<br />
zoals ook in <strong>het</strong> Regeerakkoord<br />
is overeengekomen. Er wordt dus onverkort<br />
vastgehou<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> hoogte<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> inkomen dat tenminste 100%<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> Abw-norm dient te<br />
bedragen.<br />
Met ingang <strong>van</strong> dit TBV (2) geldt <strong>de</strong><br />
vrijstelling <strong>van</strong> <strong>het</strong> mid<strong>de</strong>lenvereiste<br />
voor personen <strong>van</strong> 57,5 jaar of ou<strong>de</strong>r,<br />
alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs met <strong>de</strong> zorg voor<br />
kin<strong>de</strong>ren bene<strong>de</strong>n <strong>de</strong> leeftijd <strong>van</strong> vijf<br />
jaar, en <strong>van</strong> personen die blijvend en<br />
volledig arbeidsongeschikt zijn (zie Vc<br />
1994, B 1/1.2.3.5. sub c), ook voor <strong>de</strong>ze<br />
categorie.<br />
Deze vreem<strong>de</strong>lingen kunnen met ingang<br />
<strong>van</strong> dit TBV in eerste aanleg en<br />
bezwaar wor<strong>de</strong>n vrijgesteld <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
mid<strong>de</strong>lenvereiste. Het gaat hier om:<br />
1. nog in te dienen aanvragen;<br />
2. reeds ingedien<strong>de</strong> aanvragen, voor<br />
zover daarop nog in eerste aanleg of<br />
bezwaar moet wor<strong>de</strong>n beslist. Indien<br />
<strong>de</strong> beschikking op bezwaar reeds is genomen,<br />
wordt er geen vergunning tot<br />
verblijf verleend. De vreem<strong>de</strong>ling<br />
dient een nieuwe aanvraag bij <strong>de</strong><br />
korpschef in te dienen. Hiervoor zijn<br />
wel legeskosten verschuldigd. De<br />
vreem<strong>de</strong>lingen wor<strong>de</strong>n niet <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
mvv-vereiste vrijgesteld.<br />
2.3 Relatie (ongeacht verblijfstitel verblijfsgever)<br />
Bij <strong>de</strong> eerste toelating op grond <strong>van</strong> een<br />
relatie met een hou<strong>de</strong>r <strong>van</strong> een vergunning<br />
tot verblijf, geldt thans <strong>de</strong> hoofdregel<br />
onverkort dat <strong>de</strong> persoon bij wie<br />
<strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling als partner wil verblijven,<br />
zelfstandig en duurzaam moet beschikken<br />
over voldoen<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len <strong>van</strong><br />
bestaan (zie Vc 1994, Bl/3.2.3.2).<br />
Voorzover in <strong>de</strong> beleidsnotitie wordt<br />
gesteld dat in <strong>de</strong> toekomst niet langer<br />
een on<strong>de</strong>rscheid wordt gemaakt in <strong>de</strong><br />
hoogte <strong>van</strong> <strong>het</strong> inkomen voor personen<br />
met een bepaal<strong>de</strong> verblijfsstatus, heeft<br />
dit enkel betrekking op <strong>de</strong> situatie dat<br />
met ingang <strong>van</strong> <strong>de</strong> nieuwe Vreem<strong>de</strong>lingenwet<br />
<strong>de</strong> inkomenseis voor echtgenoten<br />
<strong>van</strong> een Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r, een hou<strong>de</strong>r<br />
<strong>van</strong> een verblijfsvergunning asiel voor<br />
bepaal<strong>de</strong> tijd en een hou<strong>de</strong>r <strong>van</strong> een<br />
verblijfsvergunning regulier voor onbepaal<strong>de</strong><br />
tijd, zal wor<strong>de</strong>n verhoogd<br />
naar 100% <strong>van</strong> <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> Abwnorm,<br />
zoals ook in <strong>het</strong> Regeerakkoord<br />
is overeengekomen. Er wordt dus onverkort<br />
vastgehou<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> hoogte<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> inkomen dat tenminste 100%<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> Abw-norm dient te<br />
bedragen.<br />
Met ingang <strong>van</strong> dit TBV geldt <strong>de</strong> vrijstelling<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> mid<strong>de</strong>lenvereiste voor<br />
personen <strong>van</strong> 57,5 jaar of ou<strong>de</strong>r, alleenstaan<strong>de</strong><br />
ou<strong>de</strong>rs met <strong>de</strong> zorg voor kin<strong>de</strong>ren<br />
bene<strong>de</strong>n <strong>de</strong> leeftijd <strong>van</strong> vijfjaar en<br />
<strong>van</strong> personen die blijvend en volledig<br />
arbeidsongeschikt zijn (zie Vc 1994,<br />
B1/1.2.3.5. sub c), ook voor <strong>de</strong>ze categorie.<br />
Deze vreem<strong>de</strong>lingen kunnen met ingang<br />
<strong>van</strong> dit TBV in eerste aanleg en<br />
bezwaar wor<strong>de</strong>n vrijgesteld <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
mid<strong>de</strong>lenvereiste. Het gaat hier om:<br />
1. nog in te dienen aanvragen;<br />
2. reeds ingedien<strong>de</strong> aanvragen, voor<br />
zover daarop nog in eerste aanleg of<br />
bezwaar moet wor<strong>de</strong>n beslist.<br />
Indien <strong>de</strong> beschikking op bezwaar<br />
reeds is genomen, wordt er geen vergunning<br />
tot verblijf verleend. De<br />
vreem<strong>de</strong>ling dient een nieuwe aanvraag<br />
bij <strong>de</strong> korpschef in te dienen.<br />
Hiervoor zijn wel legeskosten verschuldigd.<br />
De vreem<strong>de</strong>lingen wor<strong>de</strong>n<br />
niet <strong>van</strong> <strong>het</strong> mvv-vereiste vrijgesteld.<br />
2.4 Min<strong>de</strong>rjarige kin<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> een Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r,<br />
als vluchteling toegelaten<br />
vreem<strong>de</strong>ling, hou<strong>de</strong>r <strong>van</strong> een vergunning<br />
tot verblijf als asielgerechtig<strong>de</strong>,<br />
hou<strong>de</strong>r <strong>van</strong> een vergunning tot vestiging<br />
Bij <strong>de</strong> eerste toelating <strong>van</strong> min<strong>de</strong>rjarige<br />
kin<strong>de</strong>ren bij een Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r, als<br />
vluchteling toegelaten vreem<strong>de</strong>ling,<br />
hou<strong>de</strong>r <strong>van</strong> een vergunning tot verblijf<br />
als asielgerechtig<strong>de</strong> of een hou<strong>de</strong>r <strong>van</strong><br />
een vergunning tot vestiging, gel<strong>de</strong>n<br />
vier categorieën uitzon<strong>de</strong>ringen op <strong>de</strong><br />
hoofdregel dat <strong>de</strong> persoon bij wie <strong>de</strong><br />
vreem<strong>de</strong>ling als min<strong>de</strong>rjarig kind wil<br />
verblijven, zelfstandig en duurzaam<br />
moet beschikken over voldoen<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len<br />
<strong>van</strong> bestaan (zie Vc 1994,<br />
Bl/5.2.1.5). Het betreft hier:<br />
a. <strong>de</strong> 32uursregeling voor 18 tot 23 jarigen<br />
(zie Vc 1994, Bl/5.2.1.5 sub a.)<br />
Deze uitzon<strong>de</strong>ring blijft vooralsnog bestaan<br />
voor <strong>de</strong>ze groepen. De reikwijdte<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze uitzon<strong>de</strong>ring wordt niet verruimd.<br />
Deze uitzon<strong>de</strong>ring zal met ingang<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> nieuwe Vreem<strong>de</strong>lingenwet<br />
komen te vervallen;<br />
b. <strong>de</strong> 70%-regeling en <strong>de</strong> WW-regeling<br />
personen <strong>van</strong> 23 jaar of ou<strong>de</strong>r (zie Vc<br />
1994, Bl/5.2.1.5. sub b). Deze uitzon<strong>de</strong>ring<br />
blijft vooralsnog bestaan voor<br />
<strong>de</strong>ze groepen. De reikwijdte <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze<br />
uitzon<strong>de</strong>ring wordt niet verruimd. Deze<br />
uitzon<strong>de</strong>ring zal met ingang <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
nieuwe Vreem<strong>de</strong>lingenwet komen te<br />
vervallen;<br />
c. <strong>de</strong> vrijstelling <strong>van</strong> personen <strong>van</strong> 57,5<br />
jaar of ou<strong>de</strong>r, alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs met<br />
<strong>de</strong> zorg voor kin<strong>de</strong>ren bene<strong>de</strong>n <strong>de</strong> leef-<br />
NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2 17
tijd <strong>van</strong> vijf jaar, en <strong>van</strong> personen die<br />
blijvend en volledig arbeidsongeschikt<br />
zijn (zie Vc 1994, Bl/5.2.1.5 sub c).<br />
Deze uitzon<strong>de</strong>ring blijft bestaan;<br />
d. <strong>de</strong> vrijstelling <strong>van</strong> langdurig werklozen<br />
(zie Vc 1994, Bl/5.2.1.5. sub d).<br />
Deze uitzon<strong>de</strong>ring blijft vooralsnog bestaan<br />
voor <strong>de</strong>ze groepen. De reikwijdte<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze uitzon<strong>de</strong>ring wordt niet verruimd.<br />
Deze uitzon<strong>de</strong>ring zal met ingang<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> nieuwe Vreem<strong>de</strong>lingenwet<br />
komen te vervallen.<br />
Het huidige beleid, zoals genoemd in<br />
B1/5.2.1.4 Vc 1994 blijft onverkort<br />
<strong>van</strong> toepassing.<br />
2.5 Min<strong>de</strong>rjarige kin<strong>de</strong>ren bij een hou<strong>de</strong>r<br />
<strong>van</strong> een vergunning tot verblijf<br />
Bij <strong>de</strong> eerste toelating <strong>van</strong> min<strong>de</strong>rjarige<br />
kin<strong>de</strong>ren bij een ou<strong>de</strong>r die hou<strong>de</strong>r <strong>van</strong><br />
een vergunning tot verblijf is, geldt<br />
thans <strong>de</strong> hoofdregel onverkort dat <strong>de</strong><br />
persoon bij wie <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling als<br />
partner wil verblijven, zelfstandig en<br />
duurzaam moet beschikken over voldoen<strong>de</strong><br />
mid<strong>de</strong>len <strong>van</strong> bestaan (zie Vc<br />
1994, Bl/5.2.1.2). Voorzover in <strong>de</strong> beleidsnotitie<br />
wordt gesteld dat in <strong>de</strong> toekomst<br />
niet langer een on<strong>de</strong>rscheid<br />
wordt gemaakt in <strong>de</strong> hoogte <strong>van</strong> <strong>het</strong> inkomen<br />
voor personen met een bepaal<strong>de</strong><br />
verblijfsstatus, heeft dit enkel betrekking<br />
op <strong>de</strong> situatie dat met ingang <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> nieuwe Vreem<strong>de</strong>lingenwet <strong>de</strong> inkomenseis<br />
voor echtgenoten <strong>van</strong> een Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r,<br />
een hou<strong>de</strong>r <strong>van</strong> een verblijfsvergunning<br />
asiel voor bepaal<strong>de</strong><br />
tijd en een hou<strong>de</strong>r <strong>van</strong> een verblijfsvergunning<br />
regulier voor onbepaal<strong>de</strong> tijd,<br />
zal wor<strong>de</strong>n verhoogd naar 100% <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
betreffen<strong>de</strong> Abw-norm, zoals ook in<br />
<strong>het</strong> Regeerakkoord is overeengekomen.<br />
Er wordt dus onverkort vastgehou<strong>de</strong>n<br />
aan <strong>de</strong> hoogte <strong>van</strong> <strong>het</strong> inkomen<br />
dat tenminste 100% <strong>van</strong> <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong><br />
Abw-norm dient te bedragen.<br />
Met ingang <strong>van</strong> dit TBV geldt <strong>de</strong> vrijstelling<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> mid<strong>de</strong>lenvereiste voor<br />
personen <strong>van</strong> 57,5 jaar of ou<strong>de</strong>r, alleenstaan<strong>de</strong><br />
ou<strong>de</strong>rs met kin<strong>de</strong>ren bene<strong>de</strong>n<br />
<strong>de</strong> leeftijd <strong>van</strong> vijf jaar, en <strong>van</strong> personen<br />
die blijvend en volledig arbeidsongeschikt<br />
zijn (zie Vc 1994, Bl/5.2.1.5.<br />
sub c), ook voor <strong>de</strong>ze categorie. Deze<br />
vreem<strong>de</strong>lingen kunnen met ingang <strong>van</strong><br />
dit TBV in eerste aanleg en bezwaar<br />
wor<strong>de</strong>n vrijgesteld <strong>van</strong> <strong>het</strong> mid<strong>de</strong>lenvereiste.<br />
Het gaat hier om:<br />
1. nog in te dienen aanvragen;<br />
2. reeds ingedien<strong>de</strong> aanvragen, voor<br />
zover daarop nog in eerste aanleg of<br />
bezwaar moet wor<strong>de</strong>n beslist. Indien<br />
<strong>de</strong> beschikking op bezwaar reeds is genomen,<br />
wordt er geen vergunning tot<br />
I WETGEVING<br />
verblijf verleend. De vreem<strong>de</strong>ling<br />
dient een nieuwe aanvraag bij <strong>de</strong><br />
korpschef in te dienen.<br />
Hiervoor zijn wel legeskosten verschuldigd.<br />
De vreem<strong>de</strong>lingen wor<strong>de</strong>n<br />
niet <strong>van</strong> <strong>het</strong> mvv-vereiste vrijgesteld.<br />
2.6 Verruim<strong>de</strong> gezinshereniging<br />
Bij <strong>de</strong> eerste toelating <strong>van</strong> vreem<strong>de</strong>lingen<br />
in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> verruim<strong>de</strong> gezinshereniging<br />
bij een Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r, als<br />
vluchteling toegelaten vreem<strong>de</strong>ling,<br />
hou<strong>de</strong>r <strong>van</strong> een vergunning tot verblijf<br />
als asielgerechtig<strong>de</strong> of hou<strong>de</strong>r <strong>van</strong><br />
een vergunning tot vestiging, gel<strong>de</strong>n<br />
vier categorieën uitzon<strong>de</strong>ringen op <strong>de</strong><br />
hoofdregel dat <strong>de</strong> persoon bij wie <strong>de</strong><br />
vreem<strong>de</strong>ling als meer<strong>de</strong>rjarig kind bij<br />
ou<strong>de</strong>rs wil verblijven, zelfstandig en<br />
duurzaam moet beschikken over voldoen<strong>de</strong><br />
mid<strong>de</strong>len <strong>van</strong> bestaan (zie Vc<br />
1994, Bl/7.2.1.5). Het betreft hier:<br />
a. <strong>de</strong> 32uursregeling voor 18 tot 23 jarigen<br />
(zie Vc 1994, Bl/7.2.1.5 sub a).<br />
Deze uitzon<strong>de</strong>ring blijft vooralsnog bestaan<br />
voor <strong>de</strong>ze groepen. De reikwijdte<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze uitzon<strong>de</strong>ring wordt niet verruimd.<br />
Deze uitzon<strong>de</strong>ring zal met ingang<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> nieuwe Vreem<strong>de</strong>lingenwet<br />
komen te vervallen;<br />
b. <strong>de</strong> 70%-regeling en <strong>de</strong> WW-regeling<br />
personen <strong>van</strong> 23 jaar of ou<strong>de</strong>r (zie Vc<br />
1994, Bl/7.2.1.5. sub b). Deze uitzon<strong>de</strong>ring<br />
blijft vooralsnog bestaan voor<br />
<strong>de</strong>ze groepen. De reikwijdte <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze<br />
uitzon<strong>de</strong>ring wordt niet verruimd. Deze<br />
uitzon<strong>de</strong>ring zal met ingang <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
nieuwe Vreem<strong>de</strong>lingenwet komen te<br />
vervallen;<br />
c. <strong>de</strong> vrijstelling <strong>van</strong> personen <strong>van</strong> 57,5<br />
jaar of ou<strong>de</strong>r, alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs met<br />
<strong>de</strong> zorg voor kin<strong>de</strong>ren bene<strong>de</strong>n <strong>de</strong> leeftijd<br />
<strong>van</strong> vijfjaar en <strong>van</strong> personen die<br />
blijvend en volledig arbeidsongeschikt<br />
zijn (zie, Vc 1994, Bl/7.2.1.5 sub c).<br />
Deze uitzon<strong>de</strong>ring blijft bestaan;<br />
d. <strong>de</strong> vrijstelling <strong>van</strong> langdurig werklozen<br />
(zie Vc 1994, Bl/7.2.1.5. sub d).<br />
Deze uitzon<strong>de</strong>ring blijft vooralsnog bestaan<br />
voor <strong>de</strong>ze groepen. De reikwijdte<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze uitzon<strong>de</strong>ring wordt niet verruimd.<br />
Deze uitzon<strong>de</strong>ring zal met ingang<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> nieuwe Vreem<strong>de</strong>lingenwet<br />
komen te vervallen.<br />
Het huidige beleid, zoals genoemd in<br />
B 1/7.2.1.4 Vc 1994 blijft onverkort<br />
<strong>van</strong> toepassing.<br />
2.7 Verruim<strong>de</strong> gezinshereniging bij<br />
hou<strong>de</strong>r <strong>van</strong> een vergunning tot verblijf<br />
Bij <strong>de</strong> eerste toelating <strong>van</strong> meer<strong>de</strong>rjarige<br />
kin<strong>de</strong>ren bij een ou<strong>de</strong>r die hou<strong>de</strong>r<br />
<strong>van</strong> een vergunning tot verblijf is, geldt<br />
thans <strong>de</strong> hoofdregel onverkort dat <strong>de</strong><br />
persoon bij wie <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling als<br />
partner wil verblijven, zelfstandig en<br />
duurzaam moet beschikken over voldoen<strong>de</strong><br />
mid<strong>de</strong>len <strong>van</strong> bestaan (zie Vc<br />
1994, B 1/7.2.1.2). Voorzover in <strong>de</strong> beleidsnotitie<br />
wordt gesteld dat in <strong>de</strong> toekomst<br />
niet langer een on<strong>de</strong>rscheid<br />
wordt gemaakt in <strong>de</strong> hoogte <strong>van</strong> <strong>het</strong> inkomen<br />
voor personen met een bepaal<strong>de</strong><br />
verblijfsstatus, heeft dit enkel betrekking<br />
op <strong>de</strong> situatie dat met ingang <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> nieuwe Vreem<strong>de</strong>lingenwet <strong>de</strong> inkomenseis<br />
voor echtgenoten <strong>van</strong> een Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r,<br />
een hou<strong>de</strong>r <strong>van</strong> een verblijfsvergunning<br />
asiel voor bepaal<strong>de</strong><br />
tijd en een hou<strong>de</strong>r <strong>van</strong> een verblijfsvergunning<br />
regulier voor onbepaal<strong>de</strong> tijd,<br />
zal wor<strong>de</strong>n verhoogd naar 100% <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
betreffen<strong>de</strong> Abw-norm, zoals ook in<br />
<strong>het</strong> Regeerakkoord is overeengekomen.<br />
Er wordt dus onverkort vastgehou<strong>de</strong>n<br />
aan <strong>de</strong> hoogte <strong>van</strong> <strong>het</strong> inkomen<br />
dat tenminste 100% <strong>van</strong> <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong><br />
Abw-norm dient te bedragen.<br />
Met ingang <strong>van</strong> dit TBV geldt <strong>de</strong> vrijstelling<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> mid<strong>de</strong>lenvereiste voor<br />
personen <strong>van</strong> 57,5 jaar of ou<strong>de</strong>r, alleenstaan<strong>de</strong><br />
ou<strong>de</strong>rs met <strong>de</strong> zorg voor kin<strong>de</strong>ren<br />
bene<strong>de</strong>n <strong>de</strong> leeftijd <strong>van</strong> vijfjaar en<br />
<strong>van</strong> personen die blijvend en volledig<br />
arbeidsongeschikt zijn (zie Vc 1994,<br />
Bl/7.2.1.5. sub c) ook voor <strong>de</strong>ze categorie.<br />
Deze vreem<strong>de</strong>lingen kunnen met ingang<br />
<strong>van</strong> dit TBV in eerste aanleg en<br />
bezwaar wor<strong>de</strong>n vrijgesteld <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
mid<strong>de</strong>lenvereiste. Het gaat hier om:<br />
1. nog in te dienen aanvragen;<br />
2. reeds ingedien<strong>de</strong> aanvragen, voor<br />
zover daarop nog in eerste aanleg of<br />
bezwaar moet wor<strong>de</strong>n beslist. Indien<br />
<strong>de</strong> beschikking op bezwaar reeds is genomen,<br />
wordt er geen vergunning tot<br />
verblijf verleend. De vreem<strong>de</strong>ling<br />
dient een nieuwe aanvraag bij <strong>de</strong><br />
korpschef in te dienen.<br />
Hiervoor zijn wel legeskosten verschuldigd.<br />
De vreem<strong>de</strong>lingen wor<strong>de</strong>n<br />
niet <strong>van</strong> <strong>het</strong> mvv-vereiste vrijgesteld.<br />
3. Voortgezet verblijf<br />
Het on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> beleidsnotitie inzake<br />
voortgezet verblijf ziet alleen op<br />
verblijf na verbreking <strong>van</strong> <strong>de</strong> (huwelijksrelatie.<br />
De beleidsnotitie heeft<br />
daarom slechts betrekking op B1/2 en<br />
Bl/4 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Vc. De beleidswijzigingen<br />
zijn <strong>van</strong>af datum <strong>van</strong> dit TBV <strong>van</strong><br />
kracht. Hieron<strong>de</strong>r zal <strong>het</strong> beleid per categorie<br />
wor<strong>de</strong>n uitgezet en wordt ingegaan<br />
op <strong>het</strong> overgangsrecht.<br />
3.1 Weduwen en weduwnaars<br />
Vreem<strong>de</strong>lingen, die op basis <strong>van</strong> een<br />
18 NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2
huwelijk of een relatie een verblijfsrecht<br />
op grond <strong>van</strong> artikel 9 of 10 Vw in<br />
Ne<strong>de</strong>rland hebben of hebben gehad,<br />
welke (huwelijks)relatie door overlij<strong>de</strong>n<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> verblijfsgever is verbroken,<br />
kunnen in aanmerking komen voor<br />
voortgezet verblijf. Hierbij zijn <strong>de</strong> duur<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> huwelijk of <strong>de</strong> relatie en <strong>de</strong><br />
duur <strong>van</strong> <strong>het</strong> verblijf op grond <strong>van</strong> artikel<br />
9 of 10 Vw niet <strong>van</strong> belang. Dit betekent<br />
een versoepeling <strong>van</strong> <strong>het</strong> huidige<br />
beleid die gerechtvaardigd wordt door<br />
<strong>het</strong> feit dat <strong>het</strong> hier een zodanige bijzon<strong>de</strong>re<br />
en onbeïnvloedbare omstandigheid<br />
betreft.<br />
3.1.1 Datum inwerkingtreding beleidswijziging<br />
In uitzon<strong>de</strong>ring op <strong>de</strong> ingangsdatum<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> overige versoepelingen <strong>van</strong> dit<br />
TBV, treedt <strong>de</strong>ze beleidswijziging met<br />
terugwerken<strong>de</strong> kracht in werking op 11<br />
oktober 1999, <strong>de</strong> datum met ingang<br />
waar<strong>van</strong> uitstel <strong>van</strong> vertrek werd verleend<br />
inzake aanvragen om voortgezet<br />
verblijf na verbreking (huwelijksrelatie<br />
door overlij<strong>de</strong>n. De weduwen en<br />
weduwnaars zoals hier bedoeld, die<br />
<strong>van</strong>af 11 oktober 1999 feitelijk onafgebroken<br />
in Ne<strong>de</strong>rland verblijven, kunnen<br />
voor voortgezet verblijf Ne<strong>de</strong>rland<br />
in aanmerking komen.<br />
Of <strong>de</strong> datum <strong>van</strong> <strong>het</strong> overlij<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
(huwelijks)partner voor of na 11 oktober<br />
1999 ligt is daarbij overigens niet<br />
<strong>van</strong> belang. Aan <strong>de</strong> te verlenen vergunning<br />
tot verblijf wor<strong>de</strong>n geen na<strong>de</strong>re<br />
beperkingen verbon<strong>de</strong>n.<br />
Voortgezet verblijf wordt niet toegestaan:<br />
a. indien <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling onjuiste gegevens<br />
heeft verstrekt;<br />
b. indien <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling inbreuk heeft<br />
gemaakt op <strong>de</strong> openbare rust, openbare<br />
or<strong>de</strong>, dan wel een gevaar vormt voor <strong>de</strong><br />
nationale veiligheid;<br />
c. indien <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling niet beschikt<br />
over een geldig document voor grensoverschrijding.<br />
De wet BEU<br />
De aanvragen <strong>van</strong> weduwen en weduwnaars<br />
die <strong>van</strong>af 11 oktober 1999<br />
naar <strong>het</strong> land <strong>van</strong> herkomst zijn teruggekeerd<br />
om hun recht op een uitkering<br />
zeker te stellen in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> wet<br />
BEU, wor<strong>de</strong>n getoetst aan <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>n<br />
voor voortgezette toelating.<br />
Op <strong>het</strong> moment <strong>van</strong> indiening <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
aanvraag in Ne<strong>de</strong>rland, wordt <strong>het</strong> verzoek<br />
om toelating aangemerkt als een<br />
verzoek om voortgezet verblijf en wor<strong>de</strong>n<br />
zij vrijgesteld <strong>van</strong> <strong>het</strong> mvv-vereiste.<br />
Het verblijf in <strong>het</strong> buitenland of een<br />
I WETGEVING<br />
eventueel verblijfsgat wordt in dit geval<br />
niet tegengeworpen.<br />
Het is aan <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling om aan te tonen<br />
dat hij of zij is teruggekeerd naar<br />
<strong>het</strong> land <strong>van</strong> herkomst in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> wet BEU.<br />
3.1.2 Openstaan<strong>de</strong> aanvragen in eerste<br />
aanleg of bezwaar<br />
De terugwerken<strong>de</strong> kracht houdt in dat<br />
vreem<strong>de</strong>lingen die <strong>het</strong> hier betreft, die<br />
al voor 11 oktober 1999 een aanvraag<br />
om voortgezet verblijf hebben ingediend,<br />
waarop nog niet in bezwaar is<br />
beslist, met ingang <strong>van</strong> 11 oktober<br />
1999 in bezit kunnen wor<strong>de</strong>n gesteld<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> gevraag<strong>de</strong> vergunning. Indien<br />
<strong>de</strong> aanvraag om voortgezet verblijf na<br />
11 oktober 1999 is ingediend, kan <strong>de</strong><br />
gevraag<strong>de</strong> vergunning wor<strong>de</strong>n verleend<br />
<strong>van</strong>af datum aanvraag. De betreffen<strong>de</strong><br />
vreem<strong>de</strong>ling wordt vrijgesteld<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> mvv-vereiste.<br />
Indien <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling reeds in bezit is<br />
gesteld <strong>van</strong> een verblijfsvergunning<br />
voor <strong>het</strong> verrichten <strong>van</strong> arbeid al dan<br />
niet in loondienst, kan <strong>de</strong>ze op aanvraag<br />
wor<strong>de</strong>n gewijzigd in een vergunning<br />
tot verblijf on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> beperking:<br />
'voortgezet verblijf. Arbeid is vrij toegestaan.<br />
Een tewerkstellingsvergunning<br />
is niet vereist'.<br />
3.1.3 Zaken in beroep of uitgeproce<strong>de</strong>er<strong>de</strong>n<br />
Indien <strong>de</strong> beschikking op bezwaar<br />
reeds is genomen of <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling is<br />
uitgeproce<strong>de</strong>erd, wordt er geen vergunning<br />
tot verblijf verleend. De<br />
vreem<strong>de</strong>ling dient een nieuwe aanvraag<br />
bij <strong>de</strong> korpschef in te dienen.<br />
Hiervoor zijn wel legeskosten verschuldigd.<br />
De vergunning tot verblijf<br />
wordt verleend met ingang <strong>van</strong> <strong>de</strong> datum<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> nieuwe aanvraag.<br />
3.2 Duur <strong>van</strong> <strong>de</strong> (huwelijks)relatie is<br />
driejaar of langer en er is direct voorafgaand<br />
aan <strong>de</strong> aanvraag om voortgezet<br />
verblijf drie jaar of langer aan <strong>de</strong><br />
vreem<strong>de</strong>ling verblijfsrecht op grond<br />
<strong>van</strong> artikel 9 of 10 Vw verleend<br />
Indien <strong>de</strong> (huwelijksrelatie langer dan<br />
drie jaren heeft bestaan en aan <strong>de</strong><br />
vreem<strong>de</strong>ling is direct voorafgaand aan<br />
<strong>de</strong> aanvraag om voortgezet verblijf drie<br />
jaar of langer een verblijfsrecht op<br />
grond <strong>van</strong> artikel 9 of 10 Vw op basis<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze (huwelijks)relatie verleend,<br />
kunnen voor voortgezet verblijf in aanmerking<br />
komen.<br />
Voortgezet verblijf wordt niet toegestaan:<br />
a. indien <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling onjuiste gegevens<br />
heeft verstrekt;<br />
b. indien <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling inbreuk heeft<br />
gemaakt op <strong>de</strong> openbare rust, openbare<br />
or<strong>de</strong>, dan wel een gevaar vormt voor <strong>de</strong><br />
nationale veiligheid;<br />
c. indien <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling niet beschikt<br />
over een geldig document voor grensoverschrijding.<br />
Het zogenoem<strong>de</strong> zoekjaar (zie Vc<br />
1994, B 1/2.3.1 en 4.3.1) komt voor <strong>de</strong>ze<br />
categorie te vervallen. Daarbij speelt<br />
overigens geen rol of <strong>de</strong> (huwelijksrelatie<br />
op <strong>het</strong> moment <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanvraag<br />
om voortgezet verblijf feitelijk is verbroken.<br />
Ook indien <strong>de</strong> (huwelijksrelatie<br />
nog in stand is kunnen <strong>de</strong>ze vreem<strong>de</strong>lingen<br />
in aanmerking komen voor<br />
een zelfstandig verblijfsrecht.<br />
3.2.1 Openstaan<strong>de</strong> aanvragen in eerste<br />
aanleg of bezwaar<br />
Het gaat hier naast aanvragen om<br />
voortgezet verblijf direct na verbreking<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> (huwelijks)relatie ook om aanvragen<br />
om arbeid in loondienst of arbeid<br />
als zelfstandige na afloop <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
zoekjaar. Met ingang <strong>van</strong> <strong>de</strong> datum <strong>van</strong><br />
dit TBV kan aan <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> categorie<br />
vreem<strong>de</strong>lingen een vergunning tot<br />
verblijf wor<strong>de</strong>n verleend on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> beperking:<br />
'voortgezet verblijf. Arbeid is<br />
vrij toegestaan. Een tewerkstellingsvergunning<br />
is niet vereist'.<br />
Indien <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling reeds in bezit is<br />
gesteld <strong>van</strong> een verblijfsvergunning<br />
voor <strong>het</strong> verrichten <strong>van</strong> arbeid al dan<br />
niet in loondienst of na <strong>de</strong> peildatum<br />
<strong>van</strong> een vergunning tot verblijf voor<br />
<strong>het</strong> verrichten <strong>van</strong> arbeid, kan <strong>de</strong>ze op<br />
aanvraag wor<strong>de</strong>n gewijzigd in een vergunning<br />
tot verblijf on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> beperking:<br />
'voortgezet verblijf. Arbeid is<br />
vrij toegestaan. Een tewerkstellingsvergunning<br />
is niet vereist'.<br />
3.2.2 Zaken in beroep of uitgeproceerd<br />
Indien <strong>de</strong> beschikking op bezwaar<br />
reeds is genomen of <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling is<br />
uitgeproce<strong>de</strong>erd, wordt er geen vergunning<br />
tot verblijf verleend. De<br />
vreem<strong>de</strong>ling dient een nieuwe aanvraag<br />
bij <strong>de</strong> korpschef in te dienen.<br />
Hiervoor zijn wel legeskosten verschuldigd.<br />
De betreffen<strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling<br />
wordt vrijgesteld <strong>van</strong> <strong>het</strong> mvv-vereiste.<br />
De vergunning tot verblijf wordt verleend<br />
met ingang <strong>van</strong> <strong>de</strong> datum <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
nieuwe aanvraag.<br />
3.3 Duur <strong>van</strong> <strong>het</strong> huwelijk is drie jaar<br />
of langer en er is direct voorafgaand<br />
aan <strong>de</strong> feitelijke verbreking eenjaar of<br />
langer, maar min<strong>de</strong>r dan driejaar verblijfsrecht<br />
op grond <strong>van</strong> artikel 9 of 10<br />
Vw verleend<br />
Op vreem<strong>de</strong>lingen, wier huwelijk op<br />
NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2 19
<strong>het</strong> moment <strong>van</strong> <strong>de</strong> feitelijke verbreking<br />
drie jaar of langer heeft geduurd,<br />
maar die op basis <strong>van</strong> dit huwelijk langer<br />
dan één, maar korter dan drie jaar<br />
op basis <strong>van</strong> een vergunning tot verblijf<br />
hier te lan<strong>de</strong> hebben verbleven, blijft<br />
<strong>het</strong> huidige beleid bestaan als genoemd<br />
in B 1/2.3.1 Vc 1994 onverkort <strong>van</strong> toepassing.<br />
(Met ingang <strong>van</strong> <strong>de</strong> nieuwe<br />
Vreem<strong>de</strong>lingenwet komt dit te vervallen).<br />
Op <strong>de</strong>ze categorie is overigens<br />
wel <strong>het</strong> beleid als genoemd in 3.1 en<br />
3.4 <strong>van</strong> dit TBV <strong>van</strong> toepassing.<br />
3.4 Duur <strong>van</strong> <strong>de</strong> (huwelijks)relatie<br />
én/of duur <strong>van</strong> <strong>het</strong> verblijf op basis <strong>van</strong><br />
artikel 9 of 10 Vw op grond <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze<br />
relatie, is korter dan driejaar<br />
Het beleid ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze categorie<br />
zoals thans verwoord in B 1/2.4 en<br />
B 1/4.2 Vc 1994 wordt naar aanleiding<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>r genoem<strong>de</strong> beleidsnotitie<br />
in dit TBV verdui<strong>de</strong>lijkt. Deze categorie<br />
kan in aanmerking komen voor<br />
voortgezet verblijf indien er sprake is<br />
<strong>van</strong> een combinatie <strong>van</strong> klemmen<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen<br />
<strong>van</strong> humanitaire aard. Voortgezet<br />
verblijf wordt niet toegestaan:<br />
a. indien <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling onjuiste gegevens<br />
heeft verstrekt;<br />
b. indien <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling inbreuk heeft<br />
gemaakt op <strong>de</strong> openbare rust, openbare<br />
or<strong>de</strong>, dan wel een gevaar vormt voor <strong>de</strong><br />
nationale veiligheid;<br />
c. indien <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling niet beschikt<br />
over een geldig document voor grensoverschrijding.<br />
Factoren die kunnen wor<strong>de</strong>n betrokken<br />
bij <strong>de</strong> belangenafweging zijn:<br />
1. <strong>de</strong> situatie <strong>van</strong> alleenstaan<strong>de</strong> vrouwen<br />
in <strong>het</strong> land <strong>van</strong> herkomst;<br />
2. <strong>de</strong> maatschappelijke positie <strong>van</strong><br />
vrouwen in <strong>het</strong> land <strong>van</strong> herkomst;<br />
3. <strong>de</strong> vraag of in <strong>het</strong> land <strong>van</strong> herkomst<br />
een naar <strong>de</strong> maatstaven <strong>van</strong> dat land<br />
aanvaardbaar te achten op<strong>van</strong>g aanwezig<br />
is;<br />
4. <strong>de</strong> zorg die <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling heeft<br />
voor kin<strong>de</strong>ren die in Ne<strong>de</strong>rland geboren<br />
zijn of een opleiding volgen;<br />
Bijlage 1 Schema eerste toelating<br />
I WETGEVING<br />
5. aantoonbaar on<strong>de</strong>rvon<strong>de</strong>n (seksueel)<br />
geweld binnen <strong>de</strong> relatie dat heeft geleid<br />
tot <strong>de</strong> feitelijke verbreking.<br />
Het is expliciet <strong>de</strong> eigen verantwoor<strong>de</strong>lijkheid<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling om bij <strong>het</strong><br />
indienen <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanvraag om voortgezet<br />
verblijf aan te geven dat er sprake is<br />
<strong>van</strong> een combinatie <strong>van</strong> bovengenoem<strong>de</strong><br />
factoren. De vreem<strong>de</strong>lingendienst<br />
zal echter bij <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> zo'n<br />
aanvraag specifiek aandacht dienen te<br />
beste<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong>ze aspecten en <strong>de</strong><br />
vreem<strong>de</strong>ling hierover na<strong>de</strong>r dienen te<br />
bevragen danwei te verzoeken om na<strong>de</strong>re<br />
informatie omtrent <strong>de</strong> bovengenoem<strong>de</strong><br />
factoren te overleggen.<br />
Ad. 1, 2 en 3:<br />
Aan <strong>de</strong> hand <strong>van</strong> <strong>de</strong> door <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling<br />
overleg<strong>de</strong> informatie omtrent <strong>de</strong><br />
bovengenoem<strong>de</strong> factoren kan <strong>de</strong> IND<br />
zonodig een individueel ambtsbericht<br />
opvragen bij <strong>de</strong> Minister <strong>van</strong> Buitenlandse<br />
Zaken. Er zal altijd een belangenafweging<br />
tussen <strong>de</strong> factoren wor<strong>de</strong>n<br />
gemaakt.<br />
Ad. 5:<br />
Aan <strong>de</strong>ze laatste factor wordt een<br />
zwaar gewicht toegekend. Dit maakt <strong>de</strong><br />
belangenafweging an<strong>de</strong>rs dan voor <strong>de</strong><br />
overige factoren. De vreem<strong>de</strong>ling behoeft<br />
naast <strong>de</strong>ze factor slechts aan één<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re factoren (nrs. 14) te voldoen<br />
om voor voortgezet verblijf in<br />
aanmerking te komen.<br />
Voor beantwoording <strong>van</strong> <strong>de</strong> vraag hoe<br />
in <strong>de</strong> praktijk wordt aangetoond dat er<br />
sprake is <strong>van</strong> on<strong>de</strong>rvon<strong>de</strong>n (seksueel)<br />
geweld dat heeft geleid tot <strong>de</strong> feitelijke<br />
verbreking <strong>van</strong> <strong>de</strong> (huwelijks)relatie<br />
kan aan <strong>het</strong> volgen<strong>de</strong> wor<strong>de</strong>n gedacht:<br />
a. gegevens <strong>van</strong> <strong>de</strong> politie. Dit kan een<br />
melding betreffen <strong>van</strong> een inci<strong>de</strong>nt,<br />
maar ook een procesverbaal <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
aangifte;<br />
b. een verklaring <strong>van</strong> een (vertrouwens)arts<br />
(hoeft niet <strong>de</strong> eigen huisarts<br />
te zijn) of een an<strong>de</strong>re hulpverlener;<br />
c. verblijf in een blijf-<strong>van</strong>-mijn-lijfhuis.<br />
3.4.1 Zaken in bezwaar<br />
Vreem<strong>de</strong>lingen die <strong>het</strong> hier betreft dienen<br />
te wor<strong>de</strong>n gehoord door een ambtelijke<br />
commissie, indien uit <strong>de</strong> aanvraag<br />
of <strong>het</strong> bezwaarschrift niet direct<br />
blijkt dat een vreem<strong>de</strong>ling een geslaagd<br />
beroep doet op een combinatie <strong>van</strong><br />
klemmen<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen <strong>van</strong> humanitaire<br />
aard. De bezwaarprocedure mag <strong>de</strong>rhalve<br />
in Ne<strong>de</strong>rland wor<strong>de</strong>n afgewacht.<br />
Van <strong>het</strong> horen <strong>van</strong> <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling<br />
wordt afgezien indien <strong>het</strong> bezwaar op<br />
grond <strong>van</strong> artikel 7:3 Awb:<br />
a. kennelijk niet-ont<strong>van</strong>kelijk is,<br />
b. kennelijk ongegrond is,<br />
c. <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling heeft verklaard geen<br />
gebruik te willen maken <strong>van</strong> <strong>het</strong> recht<br />
te wor<strong>de</strong>n gehoord, of<br />
d. aan <strong>het</strong> bezwaar volledig tegemoet<br />
wordt gekomen.<br />
4. Aanvragen voortgezet verblijf<br />
Op grond <strong>van</strong> TBV 2000/14 is er sprake<br />
<strong>van</strong> voortgezette toelating indien <strong>de</strong><br />
aanvraag tot verlenging <strong>van</strong> <strong>de</strong> geldigheidsduur<br />
of tot wijziging <strong>van</strong> <strong>de</strong> beperking<br />
wordt ingediend nadat <strong>de</strong> geldigheidsduur<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>r verleen<strong>de</strong><br />
vergunning tot verblijf is verstreken.<br />
De vreem<strong>de</strong>ling dient binnen een re<strong>de</strong>lijk<br />
termijn een aanvraag voor een vergunning<br />
tot verblijf on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> beperking<br />
'voortgezet verblijf in te dienen. On<strong>de</strong>r<br />
een re<strong>de</strong>lijke termijn wordt een<br />
tijdvak <strong>van</strong> zes maan<strong>de</strong>n na afloop <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> geldigheidsduur <strong>van</strong> <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>r verleen<strong>de</strong><br />
verblijfsvergunning verstaan.<br />
De Staatssecretaris <strong>van</strong> Justitie,<br />
M.J. Cohen.<br />
Verblijf bij Hoogte inkomen Ontheffing <strong>van</strong> <strong>het</strong> mid<strong>de</strong>lenvereiste Overgangsrecht<br />
Echtgenoot, geregistreerd<br />
partner of ou<strong>de</strong>r die Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r<br />
of toegelaten vluchteling<br />
is, danwei hou<strong>de</strong>r is<br />
<strong>van</strong> een vergunning tot vestiging.<br />
70% <strong>van</strong> <strong>de</strong> ABW-norm<br />
leeftijd 18-23 jaar: een arbeids-overeenkomst<br />
voor<br />
tenminste 1 jaar voor tenminste<br />
32 uur per week, ongeacht<br />
<strong>de</strong> hoogte <strong>van</strong> <strong>het</strong> inkomen.<br />
Persoon bij wie verblijf in Ne<strong>de</strong>rland<br />
wordt beoogd:<br />
- is blijvend en volledig<br />
arbeidsongeschikt verklaard<br />
- is 57,5 jaar of ou<strong>de</strong>r<br />
- heeft <strong>de</strong> zorg over een kind bene<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />
leeftijd <strong>van</strong> 5 (cf <strong>het</strong> gestel<strong>de</strong> in<br />
Bl/1.2.3.5. cVc).<br />
Noten<br />
l.TK1999-2Ö00;27 111,nr. 1.<br />
2. Met ingangsdatum wordt <strong>de</strong> publicatiedatum<br />
<strong>van</strong> dit TBV bedoeld.<br />
Beleid blijft vooralsnog ongewijzigd.<br />
Geen overgangsrecht nodig.<br />
20 NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2
I WETGEVING<br />
Verblijfbij Hoogte inkomen Ontheffing <strong>van</strong> <strong>het</strong> mid<strong>de</strong>lenvereiste Overgangsrecht<br />
Partner ongeacht <strong>de</strong> verblijfsstatus<br />
of <strong>de</strong> nationaliteit<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> partner.<br />
100% <strong>van</strong> <strong>de</strong> Abw-norm. Persoon bij wie verblijf in Ne<strong>de</strong>rland<br />
wordt beopgd:<br />
- is blijvend en volledig<br />
arbeidsongeschikt verklaard.<br />
- is 57,5 of ou<strong>de</strong>r.<br />
- heeft <strong>de</strong> zorg over een kind bene<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />
leeftijd <strong>van</strong> 5 (cf <strong>het</strong> gestel<strong>de</strong> in<br />
Bl/1.2.3.5.cVc).<br />
Bij ou<strong>de</strong>rs in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> 70% <strong>van</strong> <strong>de</strong> Abw-norm. Persoon bij wie verblijf in Ne<strong>de</strong>rland<br />
verruim<strong>de</strong> gezinshereniging,<br />
die Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r of<br />
toegelaten vluchteling is,<br />
danwei hou<strong>de</strong>r is <strong>van</strong> een<br />
vergunning tot vestiging.<br />
Bij ou<strong>de</strong>rs in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong><br />
verruim<strong>de</strong> gezinshereniging<br />
met een hou<strong>de</strong>r <strong>van</strong> een<br />
vergunning tot verblijf.<br />
Leeftijd 18-23 jaar: een arbeidsovereenkomst<br />
voor<br />
tenminste 1 jaar voor tenminste<br />
32 uur per week, ongeacht<br />
<strong>de</strong> hoogte <strong>van</strong> <strong>het</strong> inkomen.<br />
wordt beoogd:<br />
- is blijvend en volledig<br />
arbeidsongeschikt verklaard.<br />
- is 57,5 jaar of ou<strong>de</strong>r.<br />
- heeft <strong>de</strong> zorg over een kind bene<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />
leeftijd <strong>van</strong> 5 (cf <strong>het</strong> gestel<strong>de</strong> in<br />
B 1/7.2.1.5.cVc).<br />
100% <strong>van</strong> <strong>de</strong> Abw-norm Persoon bij wie verblijf in Ne<strong>de</strong>rland<br />
wordt beoogd:<br />
- is blijvend en volledig<br />
arbeidsongeschikt verklaard.<br />
- is 57,5 jaar of ou<strong>de</strong>r.<br />
- heeft <strong>de</strong> zorg over een kind bene<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />
leeftijd <strong>van</strong> 5 (cf <strong>het</strong> gestel<strong>de</strong> in<br />
B 1/7.2.1.5.cVc)<br />
Schema: voortgezet verblijf na verbreking (huwelijkse) relatie<br />
Duur <strong>van</strong> <strong>de</strong> (huwelijkse) relatie<br />
voor <strong>de</strong> feitelijke verbreking<br />
Huwelijk of relatie op grond<br />
waar<strong>van</strong> een verblijfsrecht is<br />
verkregen wordt verbroken door<br />
<strong>het</strong> overlij<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> (huwelijkse)<br />
partner, ongeacht <strong>de</strong> duur<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> (huwelijkse) relatie.<br />
Voorwaar<strong>de</strong>n Verblijfsvergunning Overgangsrecht<br />
- Geen gevaar voor <strong>de</strong> openbare<br />
rust, openbare or<strong>de</strong> of nationale<br />
veiligheid;<br />
- Geen onjuiste gegevens verstrekt;<br />
- Geldig grensoverschrij<strong>de</strong>nd<br />
document.<br />
Vtv on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> beperking 'voortgezet<br />
verblijf. Arbeid vrij toegestaan.<br />
Een TWV is niet vereist'.<br />
Met ingang <strong>van</strong> dit TBV wordt:<br />
1. In eerste aanleg en bezwaar een vtv<br />
verleend. Dit geldt zowel voor nog in te<br />
dienen aanvragen en reeds ingedien<strong>de</strong><br />
aanvragen, voor zover daarop nog moet<br />
wor<strong>de</strong>n beslist.<br />
2. In beroep/vovo:<br />
indien <strong>de</strong> beschikking op bezwaar reeds is<br />
genomen dient <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling een nieuwe<br />
aanvraag in te dienen bij <strong>de</strong> korpschef.<br />
De legeskosten zijn wel verschuldigd.<br />
Geen vergoeding <strong>van</strong> <strong>de</strong> proceskosten en<br />
geen vrijstelling <strong>van</strong> <strong>het</strong> mvv-vereiste.<br />
Beleid blijft vooralsnog ongewijzigd.<br />
Geen overgangsrecht nodig.<br />
Met ingang <strong>van</strong> dit TBV wordt:<br />
1. In eerste aanleg en bezwaar een vtv<br />
verleend. Dit geldt zowel voor nog in te<br />
dienen aanvragen en reeds ingedien<strong>de</strong><br />
aanvragen, voor zover daarop nog moet<br />
wor<strong>de</strong>n beslist.<br />
2. In beroep/vovo:<br />
indien <strong>de</strong> beschikking op bezwaar reeds is<br />
genomen dient <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling een nieuwe<br />
aanvraag in te dienen bij <strong>de</strong> korpschef.<br />
De legeskosten zijn wel verschuldigd.<br />
Geen vergoeding <strong>van</strong> <strong>de</strong> proceskosten en<br />
geen vrijstelling <strong>van</strong> <strong>het</strong> mvv-véreiste.<br />
Eerste aanleg/bezwaar:<br />
- aanvraag, voor 11 okt. 1999 en geen beslissing?<br />
M.i.v. 11 okt. 1999 een vtv verlening.<br />
- aanvraag na 11 okt. 1999 en geen beslissing?<br />
Vtv-verlening m.i.v. datum aanvraag.<br />
Beroep/vovo of uitgeproce<strong>de</strong>er<strong>de</strong>n:<br />
nieuwe aanvraag indienen. Legeskosten<br />
zijn verschuldigd, geen vergoeding <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
proceskosten. Zonodig vrijstelling <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
mvv-vereiste indien sprake is <strong>van</strong><br />
TVB2000/14<br />
Eerste aanleg of bezwaar:<br />
- M.i.v. datum TBV een vtv-verlening.<br />
Duur <strong>van</strong> <strong>het</strong> huwelijk of <strong>de</strong> re- - Geen gevaar voor <strong>de</strong> openba- Vtv on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> beperking: 'voort- Beroep/vovo of uitgeproce<strong>de</strong>er<strong>de</strong>n: nieu-<br />
latie 3 jaar of langer en verblijfsrecht<br />
o.g.v. art. 9 of 10 Vw direct<br />
voorafgaand aan <strong>de</strong><br />
feitelijke verbreking 3 jaar of<br />
langer.<br />
re rust, openbare or<strong>de</strong> of nationale<br />
veiligheid;<br />
- Geen onjuiste gegevens verstrekt;<br />
- Geldig grensoverschrij<strong>de</strong>nd<br />
document.<br />
gezet verblijf. Arbeid vrij toegestaan.<br />
Een TWV is niet vereist'.<br />
we aanvraag indienen. Legeskosten zijn<br />
verschuldigd, geen vergoeding <strong>van</strong> <strong>de</strong> proceskosten.<br />
Zonodig vrijstelling <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
mvv-vereiste indien sprake is <strong>van</strong> TBV<br />
2000/14.<br />
NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2 21
Duur <strong>van</strong> <strong>de</strong> (huwelijkse) relatie<br />
voor <strong>de</strong> feitelijke verbreking<br />
Duur <strong>van</strong> <strong>het</strong> huwelijk 3 jaar of<br />
langer en verblijfsrecht o.g.v.<br />
art. 9 of 10 Vw direct voorafgaand<br />
aan <strong>de</strong> feitelijke verbreking<br />
1 jaar of langer. Huwelijk<br />
niet verbroken door overlij<strong>de</strong>n<br />
en er zijn geen overige klemmen<strong>de</strong><br />
re<strong>de</strong>nen <strong>van</strong> humanitaire<br />
aard.<br />
I WETGEVING<br />
Voorwaar<strong>de</strong>n Verblijfsvergunning Overgangsrecht<br />
- Geen gevaar voor <strong>de</strong> openbare<br />
rust, openbare or<strong>de</strong> of nationale<br />
veiligheid;<br />
- Geen onjuiste gegevens verstrekt;<br />
- Geldig grensoverschrij<strong>de</strong>nd<br />
document.<br />
- Op <strong>de</strong> peildatum (1 jaar na <strong>de</strong><br />
feitelijke verbreking <strong>van</strong> <strong>het</strong> huwelijk)<br />
dient <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>ling te<br />
beschikken over een arbeidsovereenkomst<br />
voor tenminste 1<br />
jaar, waarmee tenminste een inkomen,<br />
ter hoogte <strong>van</strong> 100%<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> Abw-norm<br />
wordt verdiend (Zie<br />
Bl/2.3.1Vc)<br />
Het zogenoem<strong>de</strong> zoekjaar wordt<br />
gegeven: 'voor-<strong>het</strong> verrichten<br />
<strong>van</strong> arbeid al dan niet in loondienst.<br />
Arbeid is vrij toegestaan.<br />
Een TWV is niet vereist'. Zie<br />
ver<strong>de</strong>r beleid als genoemd in<br />
Bl/2.3.1Vc.<br />
Geen beleidswijziging, dus geen overgangsrecht<br />
benodigd.<br />
Duur <strong>van</strong> <strong>het</strong> huwelijk of relatie - Geweld aangetoond door zie Vtv on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> beperking: Horen in bezwaar.<br />
min<strong>de</strong>r dan 3 jaar voor <strong>de</strong> feite- par 3.4 ad. 5.<br />
'voortgezet verblijf. Arbeid vrij<br />
lijke verbreking. Verbreking - Er is sprake <strong>van</strong> een <strong>van</strong> <strong>de</strong> toegestaan. Een TWV is niet<br />
vloeit voort uit (seksueel) ge- overige klemmen<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen <strong>van</strong> vereist.'<br />
weld.<br />
humanitaire aard als genoemd in<br />
Bl/2.4ofBl/4.4<br />
- Geen gevaar voor <strong>de</strong> openbare<br />
rust, openbare or<strong>de</strong> of nationale<br />
veiligheid;<br />
- Geen onjuiste gegevens verstrekt;<br />
- Geldig nationaal paspoort.<br />
Duur <strong>van</strong> <strong>het</strong> huwelijk of <strong>de</strong> relatie<br />
min<strong>de</strong>r dan 3 jaar voor <strong>de</strong><br />
feitelijke verbreking. Er wordt<br />
een beroep gedaan op klemmen<strong>de</strong><br />
re<strong>de</strong>nen <strong>van</strong> humanitaire<br />
aard.<br />
Duur <strong>van</strong> <strong>het</strong> huwelijk of <strong>de</strong> relatie<br />
min<strong>de</strong>r dan 3 jaar voor <strong>de</strong><br />
feitelijke verbreking. Er wordt<br />
geen beroep gedaan op klemmen<strong>de</strong><br />
re<strong>de</strong>nen <strong>van</strong> humanitaire<br />
aard.<br />
LITERATUUR<br />
Samenstelling Tanja Kraft <strong>van</strong> Ermel<br />
Susanne Denise Burri<br />
Tijd <strong>de</strong>len: Deeltijd, gelijkheid en<br />
gen<strong>de</strong>r in Europees- en nationaalrechtelijk<br />
perspectief<br />
Utrecht, 2000 740p., lit. opg., register,<br />
met samenvatting in <strong>het</strong> Engels, Proefschrift<br />
Universiteit Utrecht<br />
De vraag staat centraal in hoeverre <strong>het</strong><br />
recht, in <strong>het</strong> bijzon<strong>de</strong>r <strong>het</strong> gelijkheidsbeginsel<br />
toegepast op <strong>de</strong>eltijdarbeid,<br />
- Er is sprake <strong>van</strong> een combinatie<br />
<strong>van</strong> als genoemd in B 1/2.4 of<br />
B 1/4.4. Geen gevaar voor <strong>de</strong><br />
openbare rust, <strong>de</strong> openbare or<strong>de</strong><br />
of nationale veiligheid;<br />
- Geen onjuiste gegevens verstrekt;<br />
- Geldig grensoverschrij<strong>de</strong>nd<br />
document<br />
Beleid als genoemd in Bl/2.2 en<br />
B 1/4.2 <strong>van</strong> toepassing<br />
Vtv on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> beperking:<br />
'voortgezet verblijf. Arbeid vrij<br />
toegestaan. Een TWV is niet<br />
vereist.'<br />
Beleid als genoemd in B1/2 en<br />
B1/4 <strong>van</strong> toepassing<br />
kan bijdragen aan <strong>de</strong> herver<strong>de</strong>ling <strong>van</strong><br />
arbeid en zorg tussen mannen en vrouwen.<br />
Het EG-recht neemt een centrale<br />
plaats in, waarbij vooral <strong>het</strong> concept<br />
<strong>van</strong> indirecte discriminatie naar geslacht,<br />
dat in <strong>de</strong> jurispru<strong>de</strong>ntie <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
Europese Hof <strong>van</strong> Justitie is ontwikkeld<br />
met betrekking tot <strong>de</strong>eltijdarbeid,<br />
<strong>van</strong> belang is. Het Ne<strong>de</strong>rlandse recht<br />
kent naast <strong>het</strong> gelijke-behan<strong>de</strong>lingsrecht<br />
<strong>van</strong> mannen en vrouwen ook een<br />
wettelijk verbod <strong>van</strong> on<strong>de</strong>rscheid naar<br />
arbeidsduur (Woa) en een Wet aanpassing<br />
arbeidsduur (Waa).<br />
Horen in bezwaar.<br />
Geen beleidswijziging, dus geen<br />
overgangsrecht benodigd.<br />
R. Holtmaat (red.)<br />
De toekomst <strong>van</strong> gelijkheid: De juridische<br />
en maatschappelijke inbedding<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> gelijkebehan<strong>de</strong>lingsnorm<br />
Deventer: Kluwer; Utrecht: Commissie<br />
gelijke behan<strong>de</strong>ling, 2000 294 p.,<br />
lit. opg., ISBN 9026837208<br />
In <strong>het</strong> eerste <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze bun<strong>de</strong>l laten<br />
<strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> auteurs hun licht<br />
schijnen over <strong>de</strong> vraag in hoeverre <strong>de</strong><br />
huidige en <strong>de</strong> voorgenomen discriminatiegron<strong>de</strong>n<br />
inmid<strong>de</strong>ls een <strong>van</strong>zelfsprekend<br />
on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el <strong>van</strong> recht en beleid<br />
22 NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2
zijn, of dat een na<strong>de</strong>re inbedding gewenst<br />
is. Het twee<strong>de</strong> <strong>de</strong>el behan<strong>de</strong>lt <strong>de</strong><br />
rol <strong>van</strong> <strong>het</strong> gelijkheidsbeginsel in actuele<br />
maatschappelijke ontwikkelingen<br />
in <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rwijs, <strong>de</strong> gezondheidszorg,<br />
<strong>de</strong> volkshuisvesting en <strong>de</strong> ICT-sector.<br />
Deel drie bevat een aantal artikelen<br />
<strong>van</strong>uit een meer algemeen, rechtstheoretisch<br />
perspectief.<br />
Het boek bevat bijdragen <strong>van</strong> M. <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong>n Brink, S, <strong>van</strong> Walsum, S. Rutten,<br />
B. Vermeulen, M. Westerveld, M.<br />
Kroes, M. Laemers, P. Ippel, J. Duyvendak<br />
en L. Veldboer, A. Ved<strong>de</strong>r, W.<br />
Witteveen, A. Veldman, B. <strong>van</strong> Klink,<br />
N. Huls, D. Pessers en R. Holtmaat.<br />
Kea G. Tij<strong>de</strong>ns<br />
Vraag en aanbod <strong>van</strong> huishou<strong>de</strong>lijke<br />
diensten in Ne<strong>de</strong>rland<br />
Amsterdam: Amsterdam Institute for<br />
Ad<strong>van</strong>ced Labour Studies (AIAS),<br />
Universiteit <strong>van</strong> Amsterdam, 2000 69<br />
p., lit. opg., tab. (AIAS research report;<br />
4)<br />
Verslag <strong>van</strong> een on<strong>de</strong>rzoek dat verricht<br />
is in opdracht <strong>van</strong> <strong>de</strong> European Foundation<br />
for the Improvement of Working<br />
and Living Conditions. Dit project<br />
beoog<strong>de</strong> <strong>de</strong> werkgelegenheidscreatie<br />
door <strong>de</strong> omzetting <strong>van</strong> onbetaal<strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>lijke<br />
arbeid in betaal<strong>de</strong> arbeid te<br />
analyseren en <strong>de</strong> consequenties <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
werkgelegenheidscreatie te on<strong>de</strong>rzoeken<br />
in termen <strong>van</strong> arbeidsvoorwaar<strong>de</strong>n,<br />
arbeidsuren en betrokkenheid bij<br />
gezins- en gemeenschapsactiviteiten<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong>genen die in <strong>de</strong>ze nieuwe banen<br />
werken. De Ne<strong>de</strong>rlandse bijdrage on<strong>de</strong>rzocht<br />
<strong>de</strong> werkgelegenheidscreatie<br />
in huishou<strong>de</strong>lijke diensten die ontstaat<br />
als gevolg <strong>van</strong> <strong>de</strong> uitbesteding door<br />
huishou<strong>de</strong>ns. Het gaat om vier diensten:<br />
op<strong>van</strong>g <strong>van</strong> kin<strong>de</strong>ren, zorg voor<br />
ou<strong>de</strong>ren, huishou<strong>de</strong>lijk werk en tuinon<strong>de</strong>rhoud.<br />
Sawitri Saharso<br />
Feminisme versus Multiculturalisme?<br />
Utrecht: Forum, 2000 47 p., lit. opg.,<br />
ISBN 9057140888<br />
Auteur verzet zich tegen <strong>het</strong> standpunt,<br />
dat vrouwen <strong>de</strong> dupe zou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n<br />
als min<strong>de</strong>rheidsgroepen <strong>het</strong> recht verwerven<br />
om volgens hun eigen cultuur<br />
te leven. Zij gaat er niet <strong>van</strong> uit dat feminisme<br />
en multiculturalisme <strong>van</strong>zelfsprekend<br />
eikaars vijan<strong>de</strong>n zijn.<br />
Hilary Charlesworth and Christine<br />
Chinkin<br />
The boundaries of international law:<br />
A feminist analysis<br />
Manchester: Manchester University<br />
I LITERATUUR<br />
Press, 2000 414 p., lit. opg., in<strong>de</strong>x,<br />
ISBN 0719037395 (Melland Schill<br />
Studies in International Law)<br />
The authors provi<strong>de</strong> a feminist perspective<br />
on the structure, processes and<br />
substance of international law. They<br />
<strong>de</strong>al with its sources, treaty law, the<br />
concept of statehood and the right of<br />
self-<strong>de</strong>termination, the role of international<br />
institutions, the law of human<br />
rights, the international legal commitment<br />
to the peaceful settlement of disputes<br />
and the prohibition of the use of<br />
force in international relations. They<br />
finally consi<strong>de</strong>r w<strong>het</strong>her inclusion of<br />
women in the jurisdiction of international<br />
war crimes tribunals represents a<br />
significant shift in the boundaries of international<br />
law.<br />
G.P. Hoefnagels<br />
Handboek scheidingsbemid<strong>de</strong>ling:<br />
Mediation als metho<strong>de</strong> <strong>van</strong> recht en<br />
psychologie<br />
Deventer, Tjeenk Willink, 2000 210 p.,<br />
lit. opg., ISBN 9027152349<br />
Ten eerste wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> vragen over bemid<strong>de</strong>ling<br />
besproken zoals <strong>de</strong>ze internationaal<br />
en nationaal gesteld wor<strong>de</strong>n.<br />
Daarna wordt ingegaan op <strong>het</strong> psychologisch<br />
proces <strong>van</strong> schei<strong>de</strong>n en komt <strong>de</strong><br />
metho<strong>de</strong> <strong>van</strong> bemid<strong>de</strong>len aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>.<br />
Saskia Keuzenkamp en Ko Oudhof<br />
Emancipatiemonitor 2000<br />
Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau,<br />
Centraal Bureau voor <strong>de</strong> Statistiek,<br />
2000 188 p., lit. opg., bijlagen,<br />
ISBN 9037700225 (SCP-publicatie<br />
2000/5)<br />
Overzicht <strong>van</strong> ontwikkelingen en <strong>de</strong><br />
stand <strong>van</strong> zaken op een viertal terreinen<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> emancipatiebeleid: arbeid, zorg<br />
en inkomen; on<strong>de</strong>rwijs; politieke en<br />
maatschappelijke besluitvorming en<br />
geweld tegen vrouwen.<br />
I. Koopmans en M.M J. Stavenuiten<br />
Besparingen op <strong>de</strong> kosten <strong>van</strong> personeelsverloop<br />
en ziekte door balans<br />
werk en privé<br />
Nyfer, 2000 80 p., lit. opg., bijlagen,<br />
ISBN 9076443335<br />
Problemen met <strong>het</strong> combineren <strong>van</strong><br />
werk en privé kunnen lei<strong>de</strong>n tot vertrek<br />
of ziekte <strong>van</strong> werknemers. Door te investeren<br />
in een goe<strong>de</strong> balans tussen<br />
werk en privé besparen bedrijven op <strong>de</strong><br />
kosten <strong>van</strong> <strong>het</strong> personeelsverloop en<br />
<strong>het</strong> ziekteverzuim. Voor twee bedrijven<br />
is berekend wat <strong>de</strong> kosten en mogelijke<br />
besparingen zijn. Deze berekeningen<br />
dienen tevens als voorbeeld<br />
voor an<strong>de</strong>re bedrijven.<br />
Manou <strong>van</strong> Moorsel (Bewerkt door<br />
C. <strong>de</strong> Groot)<br />
Gezamenlijk gezag: Een on<strong>de</strong>rzoek<br />
naar <strong>de</strong> positie <strong>van</strong> <strong>de</strong> zorgou<strong>de</strong>r na<br />
echtscheiding<br />
Utrecht: Wetenschapswinkel Rechten<br />
Universiteit Utrecht, 2000 38 p.<br />
In opdracht <strong>van</strong> <strong>het</strong> Clara Wichmann<br />
Instituut is on<strong>de</strong>rzocht hoe artikel 251<br />
lid 2 <strong>van</strong> boek 1 <strong>van</strong> <strong>het</strong> Burgerlijk<br />
Wetboek in <strong>de</strong> rechtspraktijk door<br />
rechters en advocaten wordt geïnterpreteerd<br />
en wat <strong>de</strong> consequenties hier<strong>van</strong><br />
zijn voor <strong>de</strong> rechtspositie <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
zorgou<strong>de</strong>r.<br />
Jaarboek Emancipatie: Door <strong>het</strong><br />
glazen plafond?<br />
Den Haag: Directie Coördinatie Emancipatiebeleid<br />
(DCE), ministerie <strong>van</strong><br />
Sociale Zaken en Werkgelegenheid,<br />
2000 127 p., lit. opg., bijlagen, ISBN<br />
9057496577<br />
Op grond <strong>van</strong> cijfers, on<strong>de</strong>rzoek en<br />
portretten wordt een overzicht gegeven<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> wereld die achter <strong>de</strong> metafoor<br />
'glazen plafond' schuilgaat. Hoe kijken<br />
bedrijven en vrouwen zelf tegen<br />
<strong>het</strong> probleem aan? Welke factoren belemmeren<br />
<strong>de</strong> doorstroom <strong>van</strong> vrouwen<br />
naar hogere functies? Welke extra<br />
drempels ervaren allochtone vrouwen?<br />
Advies <strong>van</strong> <strong>de</strong> Commissie gelijke behan<strong>de</strong>ling<br />
op <strong>het</strong> Plan <strong>van</strong> aanpak<br />
gelijke beloning (mei 2000) <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
staatssecretaris <strong>van</strong> Sociale Zaken<br />
en Werkgelegenheid<br />
Utrecht: Commissie gelijke behan<strong>de</strong>ling,<br />
2000 20 p.<br />
Commentaar betreffen<strong>de</strong> twee punten<br />
die in <strong>het</strong> Plan <strong>van</strong> aanpak gelijke beloning<br />
aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> komen. Deze punten<br />
betreffen <strong>het</strong> aanbie<strong>de</strong>n <strong>van</strong> nietverplichten<strong>de</strong><br />
audits op <strong>het</strong> terrein <strong>van</strong><br />
gelijke beloning inclusief functiewaar<strong>de</strong>ring<br />
en <strong>de</strong> invulling <strong>van</strong> een nalevingson<strong>de</strong>rzoek<br />
op <strong>het</strong> terrein <strong>van</strong> gelijk<br />
beloning.<br />
TIJDSCHRIFTEN<br />
Women and Criminal Justice. Jrg.<br />
11 (2000) nr. 4<br />
- Melissa Farley and Vanessa Kelly,<br />
Prostitution: A critical review of the<br />
medical and social sciences literature<br />
- David E. Olson, Arthur J. Lurigio<br />
and Magnus Seng, A comparison of female<br />
and male probationers: characteristics<br />
and case outcomes<br />
- Susan A. Lentz, Without peers: a<br />
history of women and trial by jury part<br />
two - the law of jury service in the<br />
twentieth century<br />
NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2 23
Echtscheidingsbulletin 2000 nr. 10<br />
(oktober)<br />
- C.A. Kraan, Beroep op vervaltermijn<br />
bij <strong>het</strong> Amsterdams verrekenbeding<br />
- L.H.M. Zonnenberg, Nevenvoorzieningen<br />
bij echtscheiding<br />
Sociaal Recht Jrg. 15 (2000) nr. 11<br />
(november)<br />
- A.G. Veldman, Stille strijd rond <strong>het</strong><br />
(Europese) recht op pensioenreparatie;<br />
Verjaring <strong>van</strong> pensioenscha<strong>de</strong> als gevolg<br />
<strong>van</strong> voormalige discriminatoire<br />
uitsluiting in Ne<strong>de</strong>rland en <strong>het</strong> Verenigd<br />
Koninkrijk<br />
- M. Westerveld, De flexibilisering<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> nabestaan<strong>de</strong>npensioen: over,<br />
uit en sluiten?<br />
Justitiële verkenningen. Jrg. 26<br />
(2000) nr. 8 (oktober/november)<br />
- C. <strong>van</strong> Eek, Eerwraak in Turkije :<br />
Protest tegen <strong>de</strong> 'traditiemoor<strong>de</strong>n'<br />
- N.A.N.M. <strong>van</strong> Os, Vrouwenstrijd in<br />
Turkije<br />
Ellen <strong>de</strong> Vries<br />
Feiten of fictieve herinnering in documentaire<br />
over incest<br />
In: De journalist. 2000, 17 november<br />
36-39<br />
In <strong>de</strong> documentaire 'Verborgen moe<strong>de</strong>rs:<br />
zwanger na incest' liet <strong>de</strong> documentairemaker<br />
slachtoffers vrijelijk<br />
hun verhaal vertellen. Ellen <strong>de</strong> Vries<br />
sprak met <strong>de</strong> gedupeer<strong>de</strong> families, hun<br />
advocaten, <strong>de</strong> NCRV en Margreet <strong>de</strong><br />
Boer <strong>van</strong> <strong>het</strong> Clara Wichmann Instituut.<br />
Canadian Journal of Women and<br />
the Law. Jrg. 12 (2000) nr. 1<br />
- Joan Sangster, Girls in conflict with<br />
the law: exploring the construction of<br />
female '<strong>de</strong>linquency' inOntario, 1940-<br />
60<br />
- Katherine Lippel et Diane Demers,<br />
Le harcèlement sexuel au travail: la<br />
rencontre du droit <strong>de</strong> la santé au travail<br />
et <strong>de</strong>s droits <strong>de</strong> la personne<br />
- Bruce Feldthusen, Olena Hankivsky,<br />
and Lorraine Greaves, Therapeutic<br />
consequences of civil actions for damages<br />
and compensation claims by victims<br />
of sexual abuse<br />
- Anna S. Pellatt, Equality rights litigation<br />
and social transformation: a<br />
consi<strong>de</strong>ration of the women's legal<br />
education and action fund's intervention<br />
in Vriend v. R.<br />
-Diana Ginn, Cah failure to disclose<br />
HIV positivity to sexual partners vitiate<br />
consent? R. v. Cuerrier: Case comments<br />
I LITERATUUR<br />
F.J.A. <strong>van</strong> <strong>de</strong>r Vel<strong>de</strong>n<br />
Een Europese Veror<strong>de</strong>ning betreffen<strong>de</strong><br />
bevoegdheid, erkenning en<br />
tenuitvoerlegging in familierechtelijke<br />
zaken<br />
In: Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat<br />
en Registratie (WPNR). Jrg. 131<br />
(2000) nr. 6421 (11 november), p. 753-<br />
763<br />
Met ingang <strong>van</strong> 1 <strong>maart</strong> <strong>2001</strong> zal <strong>de</strong> bevoegdheid<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse rechter<br />
in internationale echtscheidingen en in<br />
beslissingen over <strong>het</strong> ou<strong>de</strong>rlijk gezag<br />
door een Europese veror<strong>de</strong>ning wor<strong>de</strong>n<br />
geregeld. Ook <strong>de</strong> erkenning en tenuitvoerlegging<br />
<strong>van</strong> beslissingen in die on<strong>de</strong>rwerpen<br />
wor<strong>de</strong>n dan binnen Europa<br />
uniform geregeld. Bespreking <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
veror<strong>de</strong>ning.<br />
L. Waddington<br />
Twee<strong>de</strong>-generatie richtlijnen Gelijke<br />
Behan<strong>de</strong>ling: <strong>de</strong> nieuwe Richtlijn<br />
inzake gelijke behan<strong>de</strong>ling ongeacht<br />
ras of etnische afstamming en <strong>de</strong> Ka<strong>de</strong>rrichtlijn<br />
gelijke behan<strong>de</strong>ling in<br />
arbeid en beroep<br />
In: Sociaal recht. Jrg. 15 (2000) nr. 12<br />
(December) p. 357-362<br />
De inhoud <strong>van</strong> twee richtlijnen, aangenomen<br />
op grond <strong>van</strong> art. 13 EG-verdrag,<br />
en <strong>de</strong> gevolgen voor <strong>het</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
recht wordt beschreven, De<br />
eerste verbiedt discriminatie op grond<br />
<strong>van</strong> ras; <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> verbiedt discriminatie<br />
op grond <strong>van</strong> godsdienst of overtui- •<br />
ging, handicap, leeftijd en seksuele geaardheid.<br />
S.Jansen<br />
Seksueel geweld in een schrijnen<strong>de</strong><br />
combinatie<br />
In: Migrantenrecht. Jrg. 15 (2000) nr.<br />
9, p. 12-16<br />
Bij <strong>het</strong> beantwoor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> vraag of<br />
een geschei<strong>de</strong>n vrouw in aanmerking<br />
komt voor een verblijfsvergunning op<br />
humanitaire gron<strong>de</strong>n wordt sinds 1997<br />
ook bekeken of er sprake is <strong>van</strong> 'aangetoond<br />
(seksueel) geweld binnen <strong>het</strong> huwelijk,<br />
wat heeft geleid tot <strong>de</strong> feitelijke<br />
verbreking <strong>van</strong> <strong>het</strong> huwelijk'. Bespreking<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> stand <strong>van</strong> zaken rondom<br />
<strong>het</strong> (seksueel) geweld-criterium.<br />
The Howard journal of criminal justice.<br />
Jrg. 38 (1999) nr. 1 (Feb.)<br />
- Graham Farrell and Alistair Buckley,<br />
Evaluation of a UK Police Domestic<br />
Violence Unit using repeat victimisation<br />
as a performance indicator<br />
- Jennifer Temkin, Reporting rape in<br />
London: a qualitative study<br />
Lisa Frohmann<br />
Constituting power in sexual assault<br />
cases: prosecutorial strategies for<br />
victim management<br />
In: Social problems, Jrg. 45 (1998) nr.<br />
3 (August), p. 393-407<br />
On<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> interactie tussen <strong>de</strong><br />
officier <strong>van</strong> justitie en <strong>het</strong> slachtoffer in<br />
verkrachtingszaken.<br />
Social and Legal Studies. Jrg. 9<br />
(2000) nr. 4 (Dec.)<br />
- Emily Jackson, Abortion, autonomy<br />
and prenatal diagnosis<br />
- Kirsty Keywood, My body and other<br />
stories: Anorexia Nervosa and the legal<br />
politics of embodiment<br />
- Lieve Gies, Contesting the rule of<br />
emotions? The press and enforced caesareans<br />
- Alice Belcher, The Not-mother<br />
puzzle<br />
American University Journal of<br />
Gen<strong>de</strong>r, Social Policy & the Law.<br />
Vol. 8 (2000) nr. 3<br />
- Anne-Marie Harris and Kenneth,B.<br />
Grooms, A new lesson plan for educational<br />
institutions: expan<strong>de</strong>d rules<br />
governing liability un<strong>de</strong>r title IX of the<br />
education amendments of 1972 for stu<strong>de</strong>nt<br />
and faculty sexual harassment<br />
- Susan Notar and Vicki Turetsky,<br />
Mo<strong>de</strong>ls for safe child support enforcement<br />
- Christopher M. Law, A house of<br />
fools: the Child Custody Protection Act<br />
Feminist Legal Studies Jrg. 8 (2000)<br />
nr. 3<br />
- Anne Baron, Feminism, Aest<strong>het</strong>icism<br />
And The Limits Of Law<br />
- Kirsty Keywood, More than a woman?<br />
Embodiment and sexual difference<br />
in medical law<br />
- Kim Stevenson, Unequivocal victims:<br />
the historical roots of the mystification<br />
of the female complainant in rape<br />
cases<br />
- Giorgio Monti, Un<strong>de</strong>rstanding sexual<br />
harassment a little better: Reed and<br />
Buil Information Systems Ltd v. Stedman<br />
24 NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2
ichtlijn ou<strong>de</strong>rschapsverlof 16 (voor bei<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs), een<br />
richtlijn inzake <strong>de</strong>eltijdarbeid 17 (voor alle werknemers)<br />
en een aanbeveling inzake kin<strong>de</strong>rop<strong>van</strong>g 18 (voor<br />
werken<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs). Het Hof mag dan weliswaar soms<br />
afwijken <strong>van</strong> <strong>de</strong> door <strong>de</strong> Commissie gewenste uitleg<br />
<strong>van</strong> bepaal<strong>de</strong> EG-voorschriften, maar dat moet wor<strong>de</strong>n<br />
aangenomen dat <strong>het</strong> <strong>de</strong> hele gemeenschapswetgeving<br />
aan zijn laars lapt is mij een stap te ver.<br />
Nieuw in dit arrest is natuurlijk wel <strong>de</strong> 'bescherming<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> vrouw (en <strong>de</strong> man) in <strong>het</strong> gezinsleven', in vergelijking<br />
met <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> formule uit Hofmann. Lastig is<br />
ook dat <strong>het</strong> Hof niet dui<strong>de</strong>lijk maakt wat <strong>de</strong>ze bescherming<br />
dan wel inhoudt. Maar <strong>het</strong> is bepaald niet on<strong>de</strong>nkbaar<br />
dat <strong>het</strong> nu juist <strong>het</strong> oog had op <strong>de</strong> zojuist genoem<strong>de</strong><br />
recente richtlijnen, die allemaal te maken<br />
hebben met <strong>de</strong> organisatie <strong>van</strong> <strong>het</strong> gezinsleven.<br />
Ik kom daarmee tot <strong>de</strong> conclusie dat <strong>de</strong> opmerking in<br />
Hill-Stapleton niet kan wor<strong>de</strong>n gezien als een bevestiging<br />
<strong>van</strong> een moe<strong>de</strong>rschapsi<strong>de</strong>ologie. Wel is sprake<br />
<strong>van</strong> een wijziging in opvatting ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> organisatie<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> gezinsleven: <strong>het</strong> gemeenschapsrecht<br />
houdt zich daar nu ook mee bezig, al is <strong>het</strong> dan niet<br />
richtlijn 76/207 zelf.<br />
Met dit alles is nog niet gezegd dat <strong>de</strong> rechtspraak <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> Hof zonneklaar is. Maar <strong>de</strong> kern <strong>van</strong> <strong>het</strong> probleem<br />
moet naar mijn mening niet gezocht wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> -<br />
vermeen<strong>de</strong> - moe<strong>de</strong>rschapsi<strong>de</strong>ologie <strong>van</strong> <strong>het</strong> Hof.<br />
Voorzover daar nog enig bewijs voor te vin<strong>de</strong>n zou<br />
zijn, zoals in cruciale overweging 2 in Hofmann, wordt<br />
<strong>het</strong> Hof daarin tegengehou<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> zojuist genoem<strong>de</strong><br />
richtlijnen inzake ou<strong>de</strong>rschapsverlof, <strong>de</strong>eltijd en<br />
kin<strong>de</strong>rop<strong>van</strong>g.<br />
Essentieel voor <strong>de</strong> problematiek zijn naar mijn mening<br />
veeleer twee an<strong>de</strong>re, samenhangen<strong>de</strong>, punten: <strong>het</strong> moment<br />
waarop bescherming <strong>van</strong> <strong>het</strong> moe<strong>de</strong>rschap overgaat<br />
in moe<strong>de</strong>rschapsi<strong>de</strong>ologie en <strong>de</strong> invulling <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
begrip bescherming <strong>van</strong> art. 2 lid 3 <strong>van</strong> richtlijn 76/207<br />
door <strong>het</strong> Hof.<br />
Op <strong>het</strong> eerste punt vestig<strong>de</strong> ik al eer<strong>de</strong>r <strong>de</strong> aandacht.<br />
Wanneer eindigt <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> waarin <strong>de</strong> gezondheid <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r moet wor<strong>de</strong>n beschermd? Daar zijn uitgebrei<strong>de</strong><br />
medische verhan<strong>de</strong>lingen over te hou<strong>de</strong>n maar<br />
in <strong>de</strong> praktijk wordt dat in beginsel bepaald door <strong>de</strong><br />
wetgeving die <strong>de</strong> lengte <strong>van</strong> <strong>het</strong> (zwangerschaps- en<br />
bevallingsverlof bepaalt. Dat loopt in <strong>de</strong> lidstaten <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> EG nogal uiteen. Zoals gezegd heeft <strong>het</strong> Hof nooit<br />
een uitspraak gedaan over <strong>de</strong> lengte <strong>van</strong> <strong>de</strong> perio<strong>de</strong><br />
waarin <strong>het</strong> is toegelaten <strong>het</strong> moe<strong>de</strong>rschap te beschermen.<br />
Het werd overgelaten aan <strong>de</strong> discretionaire bevoegdheid<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> lidstaten en een lang verlof na <strong>de</strong> bevalling<br />
is nooit afgekeurd. Vaak ging <strong>het</strong> daarbij niet<br />
meer om bevallingsverlof maar om een daaraan aansluitend,<br />
alleen voor vrouwen gel<strong>de</strong>nd, verlof (bij cao<br />
of bedrijfsregeling vastgelegd) dat al naar gelang <strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> regeling extra verlof, aanvullend verlof,<br />
gewoon 'verlof' of moe<strong>de</strong>rschapsverlof wordt genoemd.<br />
Hoewel <strong>de</strong> kritiek <strong>van</strong> McGlynn zich hierop<br />
niet richt, is dit bij uitstek een aspect dat tot na<strong>de</strong>nken<br />
stemt. Zou <strong>het</strong> Hof niet (stiekem) twijfels hebben ge-<br />
16. Richtlijn 96/34/EG, PbEG L 1996 145/4.<br />
17. Richtlijn 97/81/EG, PbEG 1998 L 14/9.<br />
18. Aanbeveling <strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> 31 <strong>maart</strong> 1992 betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rop<strong>van</strong>g,<br />
PbEG 1992 L 123/16.<br />
MOEDERSCHAPSIDEOLOGIE EN HET HVJEG: EEN REACTIE MIES MONSTER<br />
had over <strong>de</strong> vraag of hier nog sprake was <strong>van</strong> bescherming<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> gezondheid <strong>van</strong> <strong>de</strong> vrouw tot haar fysiologische<br />
functies zich hebben hersteld? En heeft <strong>het</strong><br />
daarom misschien <strong>de</strong> 'bijzon<strong>de</strong>re band tussen moe<strong>de</strong>r<br />
en kind' toch maar weer steeds <strong>van</strong> stal gehaald? Feit<br />
is dat <strong>het</strong> in geen enkel arrest <strong>de</strong> lengte <strong>van</strong> <strong>het</strong> verlof<br />
betrof waartegen werd geageerd, waardoor <strong>het</strong> Hof er<br />
ook geen expliciete uitspraak over hoef<strong>de</strong> te doen. Opgekomen<br />
werd tegen an<strong>de</strong>re, aan <strong>het</strong> verlof verbon<strong>de</strong>n<br />
regelingen.<br />
En hiermee kom ik op mijn twee<strong>de</strong> punt: <strong>de</strong> invulling<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> begrip 'bescherming' <strong>van</strong> art. 2 lid 3 door <strong>het</strong><br />
Hof. Die invulling is enerzijds te ruim ('<strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>re<br />
band', die ik hier ver<strong>de</strong>r terzij<strong>de</strong> laat) maar an<strong>de</strong>rzijds<br />
te eng. En dat niet omdat <strong>het</strong> niet <strong>de</strong> 'ou<strong>de</strong>rwetse' bescherming<br />
(zoals bedoeld in <strong>de</strong> artikelen 3 lid 2 sub c<br />
en 5 lid 2 sub c <strong>van</strong> richtijn 76/207) omvat maar omdat<br />
met bescherming <strong>van</strong> <strong>de</strong> gezondheid niet alles is gezegd.<br />
Een zwangerschaps- en bevallingsverlof (of een<br />
verbod op nachtarbeid tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> zwangerschap) mogen<br />
weliswaar maatregelen ter bescherming <strong>van</strong> <strong>de</strong> gezondheid<br />
zijn, maar veel lidstaten verplichten tevens<br />
tot <strong>het</strong> verstrekken <strong>van</strong> inkomenscompensatie tij<strong>de</strong>ns<br />
<strong>het</strong> verlof en tot een verbod op ontslag tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> zwangerschap<br />
en een perio<strong>de</strong> na <strong>de</strong> bevalling. Datzelf<strong>de</strong> is<br />
te zien in internationale regelingen als ILO-verdrag<br />
103, art. 8 <strong>van</strong> <strong>het</strong> ESH en art. 11 lid 2 <strong>van</strong> <strong>het</strong> VNvrouwenverdrag.<br />
Bij bescherming <strong>van</strong> <strong>het</strong> moe<strong>de</strong>rschap<br />
gaat <strong>het</strong> <strong>de</strong>rhalve om tweeledige bescherming:<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> gezondheid en <strong>van</strong> <strong>de</strong> economische positie, dat<br />
wil zeggen <strong>van</strong> zowel <strong>de</strong> arbeidsplaats als <strong>het</strong> inkomen.<br />
De voorzieningen inzake bescherming <strong>van</strong> <strong>het</strong> moe<strong>de</strong>rschap<br />
betreffen daarmee een totaalpakket. Vanuit<br />
<strong>het</strong> gelijke-behan<strong>de</strong>lingsperspectief leidt <strong>het</strong> nalaten<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze voorzieningen tot discriminatie <strong>van</strong> vrouwen,<br />
<strong>het</strong>zij op <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> <strong>de</strong> gezondheid, <strong>het</strong>zij op <strong>het</strong><br />
gebied <strong>van</strong> inkomen of werkgelegenheid. Het Comité<br />
<strong>van</strong> Deskundigen dat toeziet op <strong>de</strong> naleving <strong>van</strong> on<strong>de</strong>r<br />
meer art. 8 <strong>van</strong> <strong>het</strong> ESH omschreef dat al begin jaren<br />
tachtig heel hel<strong>de</strong>r: 'It is essential that the mother<br />
should not suffer prejudice in the form of a substantial<br />
reduction of her income, implying a kind of sanction<br />
on maternity, for this would constitute a socially harmful<br />
instance of discrimination'. 19 Met an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n:<br />
uit concrete regelgeving blijkt dat <strong>het</strong> bij bescherming<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> moe<strong>de</strong>rschap weliswaar in eerste instantie om<br />
bescherming <strong>van</strong> <strong>de</strong> gezondheid gaat, maar impliciet<br />
blijkt dat <strong>de</strong>ze bescherming niet mag lei<strong>de</strong>n tot verzwakking<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> economische positie <strong>van</strong> <strong>de</strong> vrouw.<br />
Alle procedures voor <strong>het</strong> HvJEG had<strong>de</strong>n te maken met<br />
die economische aspecten <strong>van</strong> 'bescherming'. In Habermann<br />
ging <strong>het</strong> om toegang tot <strong>de</strong> arbeid, in Gillespie<br />
20 en Thibault om <strong>de</strong> hoogte <strong>van</strong> <strong>de</strong> financiële compensatie<br />
tij<strong>de</strong>ns <strong>het</strong> verlof en in Brown 21 om behoud<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> arbeidsplaats.<br />
In <strong>het</strong> licht <strong>van</strong> <strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong> is <strong>de</strong> opvatting <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
Hof dat bescherming <strong>van</strong> <strong>het</strong> moe<strong>de</strong>rschap <strong>de</strong> bescherming<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> gezondheid <strong>van</strong> <strong>de</strong> vrouw betreft erg beperkt.<br />
Bescherming <strong>van</strong> <strong>de</strong> economische positie heeft<br />
daarin geen principiële plaats. Inkomenscompensatie<br />
19. Ie rapport ex. art. 22 en 19.<br />
20. HvJEG 13 februari 1996, zaak C-324/93, Jur. I, p. 457 (Gillespie).<br />
21. HvJEG 30 juni 1998, zaak C-394/96, Jur. I, p. 4225 (Brown).<br />
NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2 51
I MOEDERSCHAPSIDEOLOGIE<br />
tij<strong>de</strong>ns <strong>het</strong> verlof wordt niet beschouwd als een bepaling<br />
ter bescherming <strong>van</strong> <strong>het</strong> moe<strong>de</strong>rschap, maar wordt<br />
aan <strong>de</strong> hand <strong>van</strong> <strong>het</strong> gelijk-loon-principe getoetst aan<br />
art. 141 EG-verdrag. Ontslagzaken in verband met <strong>de</strong><br />
zwangerschap wor<strong>de</strong>n <strong>het</strong>zij beoor<strong>de</strong>eld op basis <strong>van</strong><br />
art. 5 <strong>van</strong> richtlijn 76/207, <strong>het</strong>zij op basis <strong>van</strong> <strong>het</strong> in <strong>het</strong><br />
Dekker-arrest 22 ontwikkel<strong>de</strong> zwangerschapsdiscriminatie-principe.<br />
Juist <strong>de</strong>ze verschillen<strong>de</strong> toetsingscriteria<br />
hebben geleid tot <strong>de</strong> ongrijpbare jurispru<strong>de</strong>ntie <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> Hof. Als <strong>het</strong> Hof, dat toch niet in een juridisch vacuüm<br />
opereert, zich <strong>van</strong>af <strong>de</strong> aan<strong>van</strong>g meer had verdiept<br />
in <strong>de</strong> internationale regelgeving op <strong>het</strong> gebied<br />
<strong>van</strong> bescherming <strong>van</strong> <strong>het</strong> moe<strong>de</strong>rschap, alsme<strong>de</strong> in <strong>de</strong><br />
daarin naar voren komen<strong>de</strong> dogmatischer uitgangspunten,<br />
had <strong>het</strong> wellicht consistenter rechtspraak dan<br />
thans <strong>het</strong> geval is kunnen ontwikkelen.<br />
Juist <strong>het</strong> ontnemen <strong>van</strong> <strong>de</strong> toegang<br />
tot een eigen inkomen lijkt<br />
essentieel in <strong>het</strong> verzet tegen een<br />
moe<strong>de</strong>rschapsi<strong>de</strong>ologie<br />
In dit verband zijn voorts opmerkingen te maken over<br />
<strong>het</strong> concept 'moe<strong>de</strong>rschapsi<strong>de</strong>ologie'. Het principiële<br />
bezwaar <strong>van</strong> McGlynn daartegen is dat vrouwen wordt<br />
verteld wat zij behoren te doen, waardoor zij geen vrije<br />
keuze hebben voor <strong>de</strong> inrichting <strong>van</strong> hun eigen leven<br />
en belemmerd wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n tot zelfontplooiing.<br />
Ik zou <strong>de</strong> vraag willen stellen of er naast <strong>het</strong><br />
ontnemen <strong>van</strong> vrije keuze, niet een an<strong>de</strong>r belangrijk<br />
bezwaar is tegen een moe<strong>de</strong>rschapsi<strong>de</strong>ologie. Moe<strong>de</strong>rschapsi<strong>de</strong>ologie<br />
brengt, kort gezegd, praktisch mee dat<br />
vrouwen naar huis wor<strong>de</strong>n gestuurd om fulltime voor<br />
man en kin<strong>de</strong>ren te zorgen. Thuis zijn betekent geen eigen<br />
inkomen hebben. En juist <strong>het</strong> ontnemen <strong>van</strong> <strong>de</strong> toegang<br />
tot een eigen inkomen lijkt mij essentieel in <strong>het</strong><br />
verzet tegen een moe<strong>de</strong>rschapsi<strong>de</strong>ologie. Zoals in <strong>het</strong><br />
begin <strong>van</strong> dit artikel gesc<strong>het</strong>st, had <strong>de</strong> 'bescherming'<br />
<strong>van</strong> een eeuw gele<strong>de</strong>n in beginsel tot doel vrouwen te<br />
behoe<strong>de</strong>n voor uitputting door <strong>het</strong> werk - <strong>de</strong> arbeidsomstandighe<strong>de</strong>n<br />
waren erbarmelijk - opdat zij nog tijd<br />
en energie zou<strong>de</strong>n overhou<strong>de</strong>n om thuis in materiële<br />
zin voor hun kin<strong>de</strong>ren te zorgen. Impliciet ging <strong>het</strong> in<br />
<strong>de</strong> discussie die daarover ontstond natuurlijk in <strong>de</strong> eerste<br />
plaats over <strong>de</strong> mogelijkheid <strong>van</strong> vrouwen om aan<br />
geld te komen en niet over <strong>de</strong> zegeningen <strong>van</strong> <strong>de</strong>elname<br />
aan <strong>de</strong> betaal<strong>de</strong> arbeid als zodanig. De arbeid <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong>stijds was zwaar en <strong>van</strong> zelfontplooiing was geen<br />
sprake. De weerstand <strong>van</strong> <strong>de</strong>stijds had geen betrekking<br />
op <strong>het</strong> feit dat vrouwen zo graag wil<strong>de</strong>n werken, maar<br />
op <strong>het</strong> feit dat ze min<strong>de</strong>r kon<strong>de</strong>n verdienen. Thans ligt<br />
dat niet an<strong>de</strong>rs. Ook bij <strong>de</strong> proce<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> vrouwen in<br />
Habermann, Gillespie, Thibault en Brown ging <strong>het</strong> in<br />
eerste instantie om behoud <strong>van</strong> <strong>de</strong> economische positie<br />
en niet om <strong>de</strong> 'bescherming' als zodanig. Daarom lijkt<br />
mij <strong>de</strong> vraag te stellen of in <strong>de</strong> bezwaren tegen moe<strong>de</strong>rschapsi<strong>de</strong>ologie<br />
<strong>de</strong> financiële component niet op <strong>de</strong><br />
voorgrond dient te staan. Daaraan moet gekoppeld<br />
wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> vraag wanneer moe<strong>de</strong>rschapsi<strong>de</strong>ologie nu<br />
22. HvJEG 8 november 1990, zaak C-177/88, Jur. ƒ, p. 3941 (Dekker-VJV).<br />
EN HET HVJEG: EEN REACTIE MIES MONSTER<br />
<strong>het</strong> sterkst is: als <strong>het</strong> thuisblijven financieel wordt beloond<br />
of juist als <strong>het</strong> niet wordt beloond. Het antwoord<br />
daarop is niet zomaar te geven. Het hangt <strong>van</strong> veel factoren<br />
af, zoals <strong>de</strong> aard en <strong>het</strong> niveau (en dus <strong>van</strong> <strong>de</strong> ontplooiingsmogelijkhe<strong>de</strong>n)<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> betaal<strong>de</strong> baan, <strong>de</strong><br />
hoogte <strong>van</strong> <strong>het</strong> inkomen (thuisblijvend of buitenshuis<br />
werkend) en <strong>van</strong> <strong>de</strong> vraag wat nu precies on<strong>de</strong>r 'zelfontplooiing'<br />
moet wor<strong>de</strong>n verstaan.<br />
Terug nu naar <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> genoem<strong>de</strong> probleempunten<br />
(duur 'bescherming moe<strong>de</strong>rschap' en invulling begrip<br />
'bescherming') en nieuwe ontwikkelingen daaromtrent.<br />
In 1994 trad <strong>de</strong> EG-zwangerschapsrichtlijn in<br />
werking. In <strong>de</strong>ze richtlijn staan voorschriften met betrekking<br />
tot bescherming <strong>van</strong> <strong>de</strong> gezondheid (verlof<br />
<strong>van</strong> ten minste veertien weken, voorkomen <strong>van</strong> voor<br />
vrouw of foetus scha<strong>de</strong>lijke arbeidsomstandighe<strong>de</strong>n),<br />
inkomenscompensatie (uitkering tij<strong>de</strong>ns <strong>het</strong> verlof en<br />
behoud <strong>van</strong> arbeidsvoorwaar<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>ns <strong>het</strong> verlof) en<br />
behoud <strong>van</strong> <strong>de</strong> arbeidsplaats (ontslagverbod). In <strong>de</strong><br />
richtlijn is dus - en zelfs uitgebrei<strong>de</strong>r dan in <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>rgenoem<strong>de</strong><br />
internationale verdragen - aandacht voor<br />
bescherming <strong>van</strong> zowel <strong>de</strong> gezondheid als <strong>van</strong> <strong>de</strong> economische<br />
positie. Gesteld zou kunnen wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong>ze<br />
richtlijn art. 2 lid 3 <strong>van</strong> richtlijn 76/207 invult en dat op<br />
een dogmatischer wijze dan <strong>het</strong> Hof in zijn rechtspraak<br />
<strong>de</strong>ed. Zwangerschapszaken wor<strong>de</strong>n thans aan <strong>de</strong><br />
zwangerschapsrichtlijn getoetst, en daardoor ook beoor<strong>de</strong>eld<br />
op <strong>de</strong> vraag of, behalve <strong>de</strong> gezondheid, ook<br />
<strong>het</strong> inkomen en <strong>de</strong> arbeidsplaats wor<strong>de</strong>n beschermd.<br />
In <strong>de</strong> eerste arresten die (me<strong>de</strong>) zijn gewezen op basis<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> zwangerschapsrichtlijn wordt enig licht geworpen<br />
op <strong>de</strong> huidige visie <strong>van</strong> <strong>het</strong> Hof op zowel <strong>de</strong> duur<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> waarin <strong>het</strong> moe<strong>de</strong>rschap mag wor<strong>de</strong>n<br />
beschermd als op <strong>het</strong> begrip bescherming. In Boyle en<br />
Pe<strong>de</strong>rsen 23 ging <strong>het</strong> om diverse arbeidsvoorwaar<strong>de</strong>n<br />
tij<strong>de</strong>ns een zwangerschaps/bevallingsverlof en tij<strong>de</strong>ns<br />
een daaraan aansluitend extra verlof. Voor zover <strong>het</strong><br />
omstandighe<strong>de</strong>n betrof die binnen <strong>de</strong> door <strong>de</strong> zwangerschapsrichtlijn<br />
voorgeschreven veertien weken verlof<br />
vielen, werd getoetst aan <strong>de</strong> zwangerschapsrichtlijn.<br />
Voor zover <strong>het</strong> aspecten betrof die betrekking<br />
had<strong>de</strong>n op <strong>het</strong> extra verlof werd getoetst aan richtlijn<br />
76/207'. In Boyle ging <strong>het</strong> om <strong>de</strong> vraag of <strong>het</strong> niet opbouwen<br />
<strong>van</strong> vakantie tij<strong>de</strong>ns die extra weken in strijd<br />
was met <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> gelijke-behan<strong>de</strong>lingsrichtlijn, in<br />
Pe<strong>de</strong>rsen om <strong>de</strong> kwestie of <strong>het</strong> achterwege blijven <strong>van</strong><br />
een inkomenscompensatie tij<strong>de</strong>ns die weken discriminatie<br />
oplever<strong>de</strong>. Het Hof zag in bei<strong>de</strong> gevallen geen<br />
strijd met <strong>de</strong> richtlijn. De overwegingen in dat ka<strong>de</strong>r<br />
luid<strong>de</strong>n kort samengevat dat <strong>het</strong> extra verlof een specifiek<br />
voor<strong>de</strong>el voor vrouwen is dat ver<strong>de</strong>r gaat dan in <strong>de</strong><br />
zwangerschapsrichtlijn voorgeschreven {Boyle), en dat<br />
<strong>het</strong> opnemen <strong>van</strong> <strong>het</strong> verlof berustte op <strong>de</strong> keuze <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
vrouw en niet hoofdzakelijk op <strong>de</strong> zwangerschap {Pe<strong>de</strong>rsen).<br />
De meest in <strong>het</strong> oog springen<strong>de</strong> conclusie is dat <strong>het</strong> Hof<br />
<strong>de</strong> (minimum)termijn voor <strong>het</strong> verlof <strong>van</strong> <strong>de</strong> richtlijn,<br />
veertien weken, tot standaard lijkt te verheffen voor <strong>de</strong><br />
duur <strong>van</strong> <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> waarin <strong>het</strong> moe<strong>de</strong>rschap mag wor<strong>de</strong>n<br />
beschermd. Met betrekking tot <strong>de</strong> extra weken verlof<br />
zegt <strong>het</strong> Hof niet meer dat zij dienen ter bescher-<br />
23. HvJEG 27 oktober 1998, zaak C-411/96, Jur. I, p. 6443 (Boyle);<br />
HvJEG 19 november 1998, zaak C 66/96, Jur. I, p. 7358 (Pe<strong>de</strong>rsen).<br />
52 NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2
I MOEDERSCHAPSIDEOLOGIE<br />
ming <strong>van</strong> <strong>het</strong> moe<strong>de</strong>rschap en <strong>de</strong> 'bijzon<strong>de</strong>re band'.<br />
Weliswaar wordt in Boyle cruciale overweging 2 uit<br />
Hofmann herhaald, maar die had geen betrekking op <strong>de</strong><br />
extra weken verlof maar op <strong>de</strong> veertien door <strong>de</strong> richtlijn<br />
toegestane weken. Dit in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> een argument<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> we<strong>de</strong>rpartij die had opgemerkt dat <strong>de</strong><br />
zwangerschapsrichtlijn maar twee weken verlof verplicht<br />
stelt, zodat <strong>het</strong> opnemen <strong>van</strong> <strong>de</strong> overige weken<br />
verlof ter keuze was <strong>van</strong> <strong>de</strong> vrouw. Daar was <strong>het</strong> Hof<br />
<strong>het</strong> niet mee eens, en daarom herhaal<strong>de</strong> <strong>het</strong> nog maar<br />
eens <strong>de</strong> formule uit Hofmann.<br />
Het effect is waarschijnlijk dat vrouwen<br />
min<strong>de</strong>r snel kiezen voor <strong>het</strong> opnemen <strong>van</strong><br />
een langer verlof<br />
Over <strong>de</strong> toelaatbaarheid <strong>van</strong> <strong>de</strong> extra weken verlof laat<br />
<strong>het</strong> Hof zich ver<strong>de</strong>r niet uit. Maar ook hier geldt dat er<br />
geen bezwaar was aangetekend tegen die verlofweken<br />
als zodanig. Waar <strong>het</strong> Hof wel over oor<strong>de</strong>elt betreft <strong>de</strong><br />
vraag of er sprake is <strong>van</strong> discriminatie in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> na<strong>de</strong>re uitwerking <strong>van</strong> verlofregelingen. Het Hof<br />
toetste in Boyle en Pe<strong>de</strong>rsen dan ook alleen nog of tij<strong>de</strong>ns<br />
die extra weken verlof voor vrouwen <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> arbeidsvoorwaar<strong>de</strong>n<br />
gel<strong>de</strong>n als voor mannen geduren<strong>de</strong><br />
welk willekeurig verlof ook. Hoewel <strong>de</strong>ze aanpak in<br />
beginsel goed te volgen is, is een an<strong>de</strong>re bena<strong>de</strong>ring<br />
niet on<strong>de</strong>nkbaar. De zwangerschapsrichtlijn bepaalt<br />
dat <strong>het</strong> verlof ten minste veertien weken duurt. Daarmee<br />
wordt aangegeven dat <strong>het</strong> verlof langer kan duren.<br />
Als nu volgens <strong>de</strong> regelgeving in een lidstaat <strong>het</strong> verlof<br />
langer duurt, lijkt <strong>het</strong> mij ver<strong>de</strong>digbaar dat dan ook <strong>de</strong><br />
EN HET HVJEG: EEN REACTIE MIES MONSTER<br />
overige voorschriften uit <strong>de</strong> richtlijn op een langer verlof<br />
<strong>van</strong> toepassing dienen te zijn. In dat geval zou in <strong>de</strong><br />
toets <strong>van</strong> <strong>het</strong> Hof dus moeten wor<strong>de</strong>n nagegaan of voldaan<br />
wordt aan <strong>de</strong> overige voorschriften <strong>van</strong> <strong>de</strong> zwangerschapsrichtlijn.<br />
Uit <strong>het</strong> voorgaan<strong>de</strong> valt bepaald <strong>het</strong> een en an<strong>de</strong>r af te<br />
lei<strong>de</strong>n over <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>rschapsi<strong>de</strong>ologie <strong>van</strong> <strong>het</strong> Hof.<br />
Ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> toelaatbaarheid <strong>van</strong> een lang verlof<br />
na <strong>de</strong> bevalling zijn <strong>de</strong> uitspraken weinig veran<strong>de</strong>rd.<br />
Ten aanzien <strong>van</strong> <strong>de</strong> juridische inka<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> een <strong>de</strong>rgelijk<br />
verlof wel: <strong>het</strong> heeft niets meer te maken met<br />
'bescherming <strong>van</strong> <strong>het</strong> moe<strong>de</strong>rschap'. Die eindigt na<br />
ommekomst <strong>van</strong> veertien weken zwangerschaps-/bevallingsverlof.<br />
Wie kiest voor een langer verlof hoeft<br />
er niet op te rekenen dat <strong>de</strong> economische positie door<br />
<strong>het</strong> Hof wordt beschermd als dat ook niet <strong>het</strong> geval is<br />
als mannen een verlof opnemen. Een uitspraak als in<br />
Thibault bijvoorbeeld, waarin <strong>het</strong> Hof oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> dat<br />
een tij<strong>de</strong>ns een 26 weken durend zwangerschaps-/bevallings-/moe<strong>de</strong>rschapsverlof<br />
gemiste periodieke salarisverhoging<br />
in strijd was met richtlijn 76/207, zal in <strong>de</strong><br />
toekomst waarschijnlijk an<strong>de</strong>rs uitvallen als <strong>het</strong> Hof alleen<br />
nog nagaat of ook mannen tij<strong>de</strong>ns een verlof een<br />
periodieke salarisverhoging missen. Het effect is waarschijnlijk<br />
dat vrouwen min<strong>de</strong>r snel kiezen voor <strong>het</strong> opnemen<br />
<strong>van</strong> een langer verlof. Zo brengt <strong>de</strong> koerswijziging<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> Hof mee dat voor vrouwen zelf <strong>de</strong> ruimte<br />
om aan een moe<strong>de</strong>rschapsi<strong>de</strong>ologie toe te geven wordt<br />
ingekrompen. In dit verband wijs ik nog maar weer<br />
even op <strong>de</strong> financiële component <strong>van</strong> een moe<strong>de</strong>rschapsi<strong>de</strong>ologie.<br />
Ik conclu<strong>de</strong>er hiermee dat zeker na<br />
Boyle en Pe<strong>de</strong>rsen absoluut niet (meer) kan wor<strong>de</strong>n gesproken<br />
over een moe<strong>de</strong>rschapsi<strong>de</strong>ologie bij <strong>het</strong> Hof.<br />
NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2 53
I ARTIKEL<br />
CLARE MCGLYNN<br />
Department of Law, University of Durham, UK.<br />
The I<strong>de</strong>ology of<br />
Motherhood revisited<br />
Last year, I published an article in <strong>Nemesis</strong> in which I argued that elements of<br />
the jurispru<strong>de</strong>nce of the European Court of Justice in the sex equality field were<br />
foun<strong>de</strong>d on a dominant i<strong>de</strong>ology of motherhood: an i<strong>de</strong>ology which is premised<br />
on a traditional un<strong>de</strong>rstanding of women and men' s roles in families and which,<br />
in particular, privileges the mother's role as childcarer, over that of the father. 1<br />
This is a jurispru<strong>de</strong>nce which has the effect of restricting and limiting the potential<br />
of the Community's equality laws to bring about the required radical<br />
changes in the lives of women and men. I therefore argued that it was time for<br />
the European Court to recast the i<strong>de</strong>ological basis of its jurispru<strong>de</strong>nce and use its<br />
interpretative power to imagine a more egalitarian approach to women and<br />
men's familial roles. In response, Mies Monster argues that although some elements<br />
of the Court's jurispru<strong>de</strong>nce are regrettable, an analysis of its general approach<br />
can cast 'doubt' on the 'total thrust' of my argument. Furthermore, Monster<br />
argues that in the light of recent judgments 'there can be absolutely no<br />
(more) talk of an i<strong>de</strong>ology of motherhood'. However, I remain of the view that<br />
a dominant i<strong>de</strong>ology of motherhood continues to hold sway over the jurispru<strong>de</strong>nce<br />
of the European Court. In<strong>de</strong>ed, it seems clear to me that recent case law is<br />
equivocal in its approach and that far from casting doubt on my analysis, may<br />
serve to reinforce it. However, before turning to an examination of this recent<br />
case law, I wish first to respond to some of Monster's other comments.<br />
Feminist theory and the concept of a dominant i<strong>de</strong>ology of motherhood<br />
Monster makes a number of claims challenging my interpretations of key legislative<br />
materials and judgments. In particular, she claims that I had attributed<br />
assumptions or meanings to key texts which were not evi<strong>de</strong>nt on their face.<br />
There are three main examples of her claim. First, where I suggest that article<br />
2(3) of the Equal Treatment Directive establishes a 'protection of women' principle,<br />
Monster argues that I show no evi<strong>de</strong>nce of having examined the 'genesis'<br />
of the directive which, Monster claims, would lead to a different conclusion<br />
from my own. She also claims that the emphasis I give to the Court's repeated<br />
statements regarding the need to protect the 'special relationship between a<br />
woman and her child' is misplaced as it plays no clear role in the final judgment<br />
given on the facts. Finally, she argues that a reading of the text of the Equal<br />
Treatment Directive supports the Court' s claim in Hofmann that the directive<br />
has no bearing on the 'organisation of family life'. I will make responses to each<br />
of these specific claims, but they also merit a more general reply.<br />
Monster's general approach appears to place greater emphasis on the text of<br />
Community legislation and Court judgments, while focusing to a lesser extent<br />
on the hid<strong>de</strong>n assumptions and meanings which un<strong>de</strong>rpin legislative measures<br />
and judicial pronouncements. For this reason, it is perhaps not surprising that she<br />
disputes my argument regarding the existence of a dominant i<strong>de</strong>ology of moth-<br />
1. Published in English as 'I<strong>de</strong>ologies of Motherhood in European Community Sex Equality Law',<br />
European Law Journal 2000, nr. 6, p. 39-44.<br />
54 NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2
erhood. The concept of i<strong>de</strong>ology, and its revelation by<br />
analysis and examination of legislation and jurispru<strong>de</strong>nce,<br />
presumes the existence of hid<strong>de</strong>n assumptions<br />
which inform <strong>de</strong>cision-makers; of unspoken and unwritten<br />
norms which un<strong>de</strong>rpin society and therefore<br />
impact on the law-making process. Furthermore, feminist<br />
legal theory has <strong>de</strong>monstrated that gen<strong>de</strong>r neutral<br />
laws and judgments are often based on a masculine<br />
norm of society, with adverse implications for many<br />
women, such that it is essential to go beyond the mere<br />
text of law to reveal its possible alternative meanings.<br />
In this light, feminist analyses of law, and in particular<br />
the <strong>de</strong>velopment of concepts such as the i<strong>de</strong>ology of<br />
motherhood, seek to look beyond the mere text of legislation<br />
and judgments, in or<strong>de</strong>r to evaluate the bases<br />
on which such laws are adopted and interpreted. In this<br />
light, a number of responses can be ma<strong>de</strong> to Monster's<br />
specific claims.<br />
First, it is not evi<strong>de</strong>nt to me that an examination of the<br />
preparatory documents of the Equal Treatment Directive<br />
ad<strong>van</strong>ces our discussion. Although the background<br />
to the adoption of the Directive is important, it<br />
does not of itself settle the <strong>de</strong>bate. First, the legislation<br />
was adopted many years ago, and since that time there<br />
have been consi<strong>de</strong>rable changes in the social context of<br />
the legislation. Secondly, it seems difficult to <strong>de</strong>clare<br />
<strong>de</strong>fmitively the aim of the legislation in view of the<br />
large number of states and institutions involved in the<br />
Community legislative process. For these reasons,<br />
even were it to be possible to discern what the original<br />
aims of the legislation were, this does not preclu<strong>de</strong> my<br />
argument that the 'protection of women' principle is<br />
based on an outmo<strong>de</strong>d and paternalistic approach to<br />
women and parenting.<br />
In a similar vein, Monster argues that 'no value' can be<br />
attached to the Court' s repetition of its <strong>de</strong>claration of<br />
the importance of 'protecting the special relationship<br />
between a woman and her child'. Monster argues that<br />
the statement was not central to the judgments cited, it<br />
did not 'play a part', and therefore cannot be used as<br />
evi<strong>de</strong>nce of the existence of a dominant i<strong>de</strong>ology of<br />
motherhood. On the contrary, I would suggest that this<br />
<strong>de</strong>claration of the Court did, and continues to, constitute<br />
a significant element of the Court' s jurispru<strong>de</strong>nce.<br />
First, the aim of 'protecting the special relationship'<br />
was employed in or<strong>de</strong>r to justify the granting of a period<br />
of exten<strong>de</strong>d maternity leave to women only. 2 This<br />
period of leave was withdrawn in the event of the <strong>de</strong>ath<br />
of the child and it was therefore argued that it was in<br />
fact leave for childcare purposes, rather than in respect<br />
of the mother's health. Therefore, if the leave were to<br />
be granted to women only, there had to be some further<br />
reason, other than health grounds, for allowing that<br />
leave to be granted to women only. Thus, the Court argued<br />
that the leave was essential in or<strong>de</strong>r to protect the<br />
'special relationship between a woman and her child'.<br />
This policy aim was central to the <strong>de</strong>cision in Hofmann.<br />
In the later pregnancy cases, such as Webb v EMO,<br />
Brown etc, the 'special relationship' was given as one<br />
2. Case 184/83 Hofmann [1984] ECR 3047.<br />
THE IDEOLOGY OF MOTHERHOOD REVISITED CLARE MCGLÏNN<br />
of the general justifications for maternity leave and for<br />
the 'special protection' of pregnancy. Although these<br />
cases did not involve the issue of childcare leave as in<br />
Hofmann, the repetition of the statement remains important.<br />
In seeking to un<strong>de</strong>rstand the basis for the<br />
Court' s jurispru<strong>de</strong>nce, and in examining w<strong>het</strong>her there<br />
is a particular i<strong>de</strong>ology un<strong>de</strong>rpinning the Court' s judgments,<br />
it is in my view important to examine all aspects<br />
of <strong>de</strong>cisions, including obiter dicta, and not just the ratio.<br />
Therefore, the mere fact that the Court continued to<br />
refer to the 'special relationship', even where not part<br />
of the ratio, is significant as the Court clearly consi<strong>de</strong>rs<br />
it necessary to reiterate this statement.<br />
Central to feminist legal scholarship is<br />
the reality that, for most women, the<br />
public and the private spheres cannot be<br />
easily separated<br />
Finally, I wish to challenge Monster's claim that the<br />
Equal Treatment Directive does not affect the 'organisation<br />
of family life', therefore agreeing with the statement<br />
to that effect given by the Court in Hofmann. For<br />
me, central to feminist legal scholarship is the reality<br />
that, for most women, the public and the private<br />
spheres cannot be easily separated. By this I mean that<br />
it is impossible to talk about equality in the public<br />
sphere of the paid workforce, without explicitly or implicitly<br />
bringing the private sphere into the <strong>de</strong>bate.<br />
Thus, the Equal Treatment Directive, with its aim to<br />
ensure equality of access to work as well as in employment,<br />
necessarily and unavoidably concerns the private<br />
sphere and the organisation of families. Equal access<br />
to paid employment cannot be ensured unless<br />
there is greater sharing of care work and other unpaid<br />
work. Equality within the workplace cannot possibly<br />
be achieved unless there is change in families. The<br />
worlds of paid employment and family life are inextricably<br />
linked such that it is disingenuous to suggest a<br />
separation. In this light, where the Court states, with<br />
Monster's agreement, that the Directive does not relate<br />
to the 'organisation of family life', it is <strong>de</strong>liberately<br />
curtailing the scope of the Directive and limiting its potential<br />
to achieve its aims. The Court chooses to legitimate<br />
and ensure the continuation of the status quo.<br />
This leads me to a similar argument ma<strong>de</strong> by Monster<br />
in relation to the case of HUI and Stapleton. This case<br />
involved an equal pay claim by a number of women<br />
jobsharers who claimed that their pay per hour was less<br />
compared with full time workers. Monster states that<br />
this case 'does not concern itself with the organisation<br />
of family life' and it was, therefore, inappropriate for<br />
me to consi<strong>de</strong>r this case in <strong>de</strong>tail in the context of my<br />
discussion regarding the dominant i<strong>de</strong>ology of motherhood.<br />
Again, I disagree fundamentally. A case such as<br />
HUI and Stapleton, as with many indirect discrimination<br />
cases, is quintessentially about the organisation of<br />
family life. These are cases where women commonly<br />
work part-time, or jobshare or have some other form of<br />
NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2 55
I THE<br />
atypical work because of the way family life is presently<br />
organised. Women are generally primarily responsible<br />
for childcare, other care work and unpaid household<br />
work: this organisation of family life means that<br />
women are employed in atypical forms of work. HUI<br />
and Stapleton therefore was a case concerned with<br />
w<strong>het</strong>her or not it was lawful to pay less to those women<br />
who, because of the organisation of family life, jobshared.<br />
The unavoidable context to this case is the present<br />
gen<strong>de</strong>red division of paid and household labour.<br />
This context must not be ignored. In<strong>de</strong>ed, the European<br />
Court acknowledges this context, hence its comments:<br />
my argument is simply that although the Court<br />
states that there needs to be a reconciliation of paid<br />
work and family life, it approaches this as a concern for<br />
women only, consequently impacting little on the gen<strong>de</strong>red<br />
division of labour in the home.<br />
And, finally, on this subject of the family and its relationship<br />
with equality law, I would also challenge<br />
Monster's comment that the concept of 'family' is a<br />
'separate subject' from the issues un<strong>de</strong>r discussion.<br />
The concept of family which imbues the jurispru<strong>de</strong>nce<br />
of the Court is a central facet to my argument that a<br />
dominant i<strong>de</strong>ology of motherhood un<strong>de</strong>rpins the<br />
Court's jurispru<strong>de</strong>nce. The dominant i<strong>de</strong>ology of<br />
motherhood is premised on a traditional un<strong>de</strong>rstanding<br />
of women and men's roles within families and norms<br />
of family life. Therefore, when I argue that the Court<br />
assumes a particular role for women in families, that of<br />
primary childcarer and secondary breadwinner, this<br />
has a match in the assumed role for men - primary<br />
breadwinner and distant father. This is the traditional<br />
mo<strong>de</strong>l and one which is implicit in the assumptions<br />
about women's roles. This is not therefore a separate<br />
subject but one which is centrally bound up in the<br />
Court's approach to these issues. 3<br />
Reproducing the dominant i<strong>de</strong>ology of<br />
motherhood: Abdoulaye*<br />
An analysis of the jurispru<strong>de</strong>nce of the European<br />
Court, especially in the sex equality field, is an evolving<br />
challenge; it is not a field of law which is set in<br />
stone and in respect of which change is slow. In<strong>de</strong>ed,<br />
the Court's approach to many complex issues in equality<br />
law appears to be ever changing and evolving in<br />
line with contemporary <strong>de</strong>velopments. Thus, as I argued<br />
in my original article, where there was once an<br />
emphasis on the need for full-time childcare from<br />
mothers, the dominant i<strong>de</strong>ology of motherhood has<br />
evolved into an i<strong>de</strong>ology which retains the primacy of<br />
mothercare, but recognises the necessity of (some)<br />
paid employment. Thus, jurispru<strong>de</strong>nce and i<strong>de</strong>ologies<br />
are not concrete, but evolve. Monster appears to suggest<br />
that recent case law <strong>de</strong>velopments suggest that the<br />
Court has in<strong>de</strong>ed moved on from its earlier path. However,<br />
I would argue that this is not so obvious, as Abdoulaye<br />
case exemplifies.<br />
3.1 <strong>de</strong>velop this argument further in in 'A Family Law for the European<br />
Union?', in Jo Shaw (ed), Social Law and Policy in an Evolving<br />
European Union, Hart, Oxford: 2000, where I suggest that the<br />
Court has <strong>de</strong>veloped the concept of a 'mo<strong>de</strong>l European family'.<br />
4. Case C-218/98, Abdoulaye and others v Renault [1999] ECR<br />
1-5723.<br />
IDEOLOGY OF MOTHERHOOD REVISITED CLARE MCGLÏNN<br />
Abdoulaye concerned the payment of a lump sum exclusively<br />
to women employees 'when taking maternity<br />
leave', in addition to the payment of their full salary<br />
while on maternity leave. A similar lump sum payment<br />
was ma<strong>de</strong> to either adoptive mothers or fathers. A<br />
number of men challenged the payment on the grounds<br />
that it was discriminatory against men and therefore a<br />
breach of the principle of equal pay enshrined in article<br />
141 EC and the Equal Pay Directive. The male workers<br />
argued that although pregnancy leave may be granted<br />
exclusively to women, and is justified on the basis<br />
of biological characteristics, different consi<strong>de</strong>rations<br />
apply regarding a payment such as this. They argued<br />
that 'although the birth of a child concerns women<br />
alone from a strictly physiological point of view', it is<br />
also a 'social event which concerns the whole family,<br />
including the father' and to '<strong>de</strong>ny the father the same<br />
allowance amounts to unlawful discrimination'. 5<br />
The Court rejected the claim holding that male and female<br />
workers were not in comparable situations and<br />
that there could not, therefore, be any discrimination. 6<br />
However, in my view, it is possible to compare these<br />
situations and the rele<strong>van</strong>t comparison is between<br />
women and men becoming parents. 7 The payment to<br />
women 'when taking maternity leave' should have<br />
been compared with either the treatment of men taking<br />
parental/paternity leave, or with men becoming parents.<br />
This is because the payment was not ma<strong>de</strong> in respect<br />
of lost salary, that is maternity pay, to which<br />
women are legitimately entitled: it was ma<strong>de</strong> in addition<br />
to women's full salary. Nor was it treatment based<br />
on pregnancy, such as a dismissal because a woman is<br />
pregnant: the only connection was that the money was<br />
paid to a woman while on maternity leave. In the end,<br />
therefore, the payment in Abdoulaye related to a situation<br />
which affects both women and men: it was a payment,<br />
in the form of a bonus or gift, to women employees<br />
on becoming a parent. The male workers had a<br />
legitimate right to claim an entitlement to a similar<br />
sum. The fact that the Renault company ma<strong>de</strong> a payment<br />
to either mothers or fathers on the adoption of a<br />
child simply adds substance to this argument.<br />
I have argued elsewhere that the i<strong>de</strong>ological foundation<br />
of Abdoulaye is, therefore, very close to the heavily<br />
criticised Hofmann case. 8 It was in Hofmann that<br />
the Court held that an optional period of maternity<br />
leave, which was supplementary to the period of compulsory<br />
leave, was lawfully granted only to women.<br />
Mr Hofmann's claim that this constituted discrimination<br />
against men, who are equally entitled to time to<br />
care for their children, was rejected. Thus, in Hofmann<br />
women's existing entitlements to maternity leave were<br />
<strong>de</strong>fen<strong>de</strong>d against any a <strong>de</strong>mand to share such rights<br />
with fathers. Parental rights can be legitimately granted<br />
to women only, ergo the lump sum payment to<br />
women only in Abdoulaye was equally lawful. Thus,<br />
the dominant i<strong>de</strong>ology of motherhood, which I argue<br />
5. Ibidpaia. 7.<br />
6. Ibid para. 20.<br />
7. This would have followed the Court's approach in Case 312/86<br />
Commission v France [1986] E.C.R. 6315.<br />
8. 'Pregnancy, Parenthood and the Court of Justice in Abdoulaye',<br />
European Law Review 2000 nr. 25, p. 654.<br />
56 NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2
I THE<br />
un<strong>de</strong>rpins the judgments in Hofmann, is an i<strong>de</strong>ology<br />
which appears to un<strong>de</strong>rpin the Court' s judgment in Abdoulaye<br />
and ensures that Hofmann continues to exert a<br />
consi<strong>de</strong>rable hold on Community sex equality law.<br />
Thus, the principles established in Hofmann appear to<br />
be alive and well. To reiterate: the judgment in Abdoulaye<br />
presupposes a situation in which it is only<br />
women who take leave from the workplace to care for<br />
children and who therefore suffer disad<strong>van</strong>tages on<br />
seeking to return. This is an approach based on the<br />
dominant i<strong>de</strong>ology of motherhood I ad<strong>van</strong>ced in my<br />
earlier article.<br />
Recent legislative <strong>de</strong>velopments: hope for the<br />
future?<br />
Monster suggests that recent legislative <strong>de</strong>velopments<br />
point towards a more egalitarian approach to women<br />
and men's familial roles and to an end to a dominant<br />
i<strong>de</strong>ology of motherhood. In doing so, she points to the<br />
Parental Leave Directive and the Part-time Workers<br />
Directive, as well as to the legislative measures in the<br />
early 1990s, the Childcare Recommendation and the<br />
Pregnant Workers Directive. Monster goes on to con<strong>de</strong>mn<br />
what she says is my argument that the Court<br />
'does not care at all about Community legislation.<br />
In essence the EU policy on<br />
reconciliation does little to address the<br />
need for changes within families<br />
However, I do not dismiss all recent legislative<br />
changes, though I remain ambivalent about their likelihood<br />
to bring about radical change. First, it is clear<br />
that the Court in HUI and Stapleton did take judicial<br />
notice of the <strong>de</strong>velopments of the Community legislature<br />
in the broad field of the reconciliation of paid work<br />
and family life, hence its statement regarding Community<br />
policy in this area. However, my interpretation of<br />
the Court's approach is symptomatic of what I see as<br />
the legislature's approach to the reconciliation of paid<br />
work and family life. Although there is a clear need for<br />
measures to assist in balancing paid work and family<br />
life, and the Parental Leave Directive and Part-time<br />
Workers Directive take important steps down the path<br />
towards reconciliation, they are not sufficient. Moreover,<br />
it appears that although much of the r<strong>het</strong>oric regarding<br />
reconciliation of work and family life is gen<strong>de</strong>r<br />
neutral, the real policy is to increase the<br />
participation of women in the paid workforce, with little<br />
emphasis on changes in families. 9 Thus, although<br />
these two directives are positive in their gen<strong>de</strong>r neutral<br />
approach, and reference is ma<strong>de</strong> to the need to change<br />
the gen<strong>de</strong>red pattern of unpaid care work, in essence<br />
the EU policy on reconciliation does little to address<br />
the need for changes within families. This is evi<strong>de</strong>nt<br />
9.1 have <strong>de</strong>veloped this argument in 'Reclaiming a Feminist Vision:<br />
The Reconciliation of Paid Work and Family Life in European<br />
Union Law and Policy', Columbia Journal of European Law <strong>2001</strong><br />
nr. 7 (2).<br />
IDEOLOGY OF MOTHERHOOD REVISITED CLARE MCGLYNN<br />
from an examination of the range of policy instruments<br />
in this field, from the employment policy, to the equal<br />
opportunities action programmes. In each of these policy<br />
areas, the emphasis is given to women's employment<br />
rates, and the policy changes required to increase<br />
participation. These policies presume little change in<br />
the participation of fathers in the home and in childcare.<br />
My analysis, therefore, of the Court's statements in<br />
HUI and Stapleton et al is that, being based on a dominant<br />
i<strong>de</strong>ology of motherhood, they fall behind the<br />
r<strong>het</strong>oric of the Parental Leave Directive. However, taking<br />
the EU policy on reconciliation as a whole, my interpretation<br />
is that the the Court's statement mirrors the<br />
institutional approach. The i<strong>de</strong>ology of motherhood is<br />
changing to reflect the contemporary need for women<br />
in the paid workforce, but without reflecting women's<br />
(and some men's) <strong>de</strong>sire for change in the home.<br />
Conclusions<br />
The field of sex equality law in general, and pregnancy<br />
and maternity in particular, is extremely complex and<br />
controversial. This <strong>de</strong>bate and controversy is not confined<br />
to traditionalists and progressives, but within<br />
feminism as well. Thus, different feminist approaches<br />
reach different feminist results. These <strong>de</strong>bates within<br />
feminism are essential in or<strong>de</strong>r to ensure the vitality,<br />
rele<strong>van</strong>ce and adaptability of feminist i<strong>de</strong>as and it is in<br />
this spirit that I welcome Monster's response to my article.<br />
It is important that feminists engage with these<br />
judgments and legislative measures in or<strong>de</strong>r to evaluate<br />
their worth from a feminist perspective and to consi<strong>de</strong>r<br />
the value of different feminist approaches.<br />
It is clearly possible, therefore, to interprete the Court's<br />
jurispru<strong>de</strong>nce in the pregnancy field as being prowomen,<br />
in terms of protecting their existing rights. In<br />
the context of the Hofmann and Abdoulaye cases, this<br />
feminist approach might be termed a 'maternalist'<br />
feminist approach: that is, a feminism which seeks to<br />
empower women in their traditional caregiving roles. 10<br />
In contrast, I have argued that the Court's approach is<br />
one which disempowers women in the longer term. It<br />
may protect women' s traditional roles, but does little to<br />
allow them freedom to pursue whatever balances between<br />
paid work and family life they may chose. In<br />
particular, I argue that an 'equal parenting' approach to<br />
this field should un<strong>de</strong>rpin legislative <strong>de</strong>velopments and<br />
the Court's judgments: that is a feminism which advocates<br />
a disruption of traditional gen<strong>de</strong>r roles, in particular<br />
regarding caregiving, such that women are<br />
empowered not only in the home but also in the workplace,<br />
with men being equally empowered in both<br />
spheres. 11 It does not appear to me that the Court's jurispru<strong>de</strong>nce,<br />
either its ol<strong>de</strong>r judgments or more recent<br />
<strong>de</strong>cisions, reflects this latter approach.<br />
10. As so characterised by Joan Williams, Unbending Gen<strong>de</strong>r - Why<br />
Family and Work Conflict and What To Do About It, Oxford University<br />
Press: 2000, especially chapter seven.<br />
U.Ibid.<br />
NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2 57
Kroniek sociale<br />
zekerheid<br />
Voor sodale-zekerheidsbegrippen<br />
is <strong>het</strong> op <strong>het</strong> gebied<br />
<strong>van</strong> wetgeving en jurispru<strong>de</strong>ntie<br />
<strong>het</strong> afgelopen jaar erg<br />
rustig geweest. Nota's en<br />
plannen waren er volop. En<br />
snelle hypothesen!<br />
Het grote maatschappelijke<br />
kwaad <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze tijd, <strong>de</strong> arbeidsongeschiktheid,<br />
stond<br />
op Kamerniveau steeds opnieuw<br />
in <strong>de</strong> belangstelling.<br />
Vrouwen waren <strong>de</strong> boosdoeners<br />
voor <strong>de</strong> grote instroom,<br />
om even later plaats te maken<br />
voor <strong>de</strong> allochtonen. Nog<br />
voor <strong>de</strong> discussie over <strong>de</strong> arbeidsongeschiktheid<br />
<strong>van</strong> allochtonen<br />
was geluwd, werd<br />
weer een nieuwe groep verantwoor<strong>de</strong>lijk<br />
geacht voor <strong>de</strong><br />
(te) grote instroom, te weten<br />
<strong>de</strong> vrouwen die arbeidsongeschikt<br />
uit hun zwangerschaps-<br />
en bevallingsverlof<br />
komen. In feite hangen <strong>de</strong><br />
meeste voorstellen en beleidsvoornemens<br />
samen met <strong>de</strong><br />
doelstelling <strong>van</strong> reïntegratie:<br />
werk, werk en nog eens<br />
werk.<br />
I ARTIKEL<br />
DRIESSEN, PENNINGS & VOETS<br />
Malva Driessen is universitair docent sociaalzekerheidsrecht Universiteit Maastricht;<br />
Frans Pennings is universitair hoofddocent sociaal recht Universiteit <strong>van</strong> Tilburg;<br />
Marianne Voets is advocate bij Boulevard Heuvelink Advocaten, Arnhem.<br />
Van recht op arbeid<br />
naar arbeidsplicht?<br />
In <strong>de</strong>ze kroniek passeren <strong>de</strong> belangrijkste on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len <strong>van</strong> <strong>de</strong> sociale zekerheid<br />
weer eens <strong>de</strong> revue. Uiteraard is er een prominente plaats voor <strong>het</strong> wetsvoorstel<br />
Arbeid en zorg, voor zover dat betrekking heeft op <strong>de</strong> sociale zekerheid. Ver<strong>de</strong>r<br />
komen aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> <strong>de</strong> problemen bij verzekering <strong>van</strong> verhoog<strong>de</strong> risico's, kin<strong>de</strong>rop<strong>van</strong>g<br />
uitkeringsgerechtig<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> vrijwillige verzekering, <strong>de</strong> uitspraken <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> Centrale Raad <strong>van</strong> Beroep over ME en <strong>het</strong> nieuwe Schattingsbesluit.<br />
Bijstand<br />
Arbeid en zorg<br />
In <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> inmid<strong>de</strong>ls veelvuldig becommentarieer<strong>de</strong> en bekritiseer<strong>de</strong><br />
nota Arbeid en zorg is ook <strong>de</strong> arbeidsplicht voor <strong>de</strong> bijstandsmoe<strong>de</strong>rs met kin<strong>de</strong>ren<br />
die jonger zijn dan vijfjaar weer aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> gesteld. 1 Tij<strong>de</strong>ns <strong>het</strong> overleg<br />
met <strong>de</strong> Vaste kamercommissie SZW heeft dit geleid tot <strong>de</strong> (aangenomen) motie<br />
Bussemaker/Schimmel. 2 In <strong>de</strong>ze motie roept <strong>de</strong> Kamer <strong>het</strong> kabinet op om met<br />
voorstellen te komen over <strong>het</strong> on<strong>de</strong>rsteuningsbeleid voor alleenstaan<strong>de</strong> vrouwen<br />
in <strong>de</strong> bijstand; om voor ou<strong>de</strong>rs met kin<strong>de</strong>ren in <strong>de</strong> leeftijd tussen <strong>de</strong> vijf en zestien<br />
jaar uit te gaan <strong>van</strong> een beschikbaarheid <strong>van</strong> minimaal twintig uur en, alvorens<br />
te komen tot een sollicitatieplicht voor alleenstaan<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs met kin<strong>de</strong>ren<br />
bene<strong>de</strong>n <strong>de</strong> vijfjaar, <strong>de</strong> Kamer te informeren over <strong>het</strong> integrale on<strong>de</strong>rsteuningsbeleid<br />
en <strong>de</strong> uitwerking daar<strong>van</strong>.<br />
In <strong>het</strong> najaar <strong>van</strong> 2000 heeft <strong>het</strong> kabinet op <strong>de</strong>ze motie gereageerd. 3 Aan alle alleenstaan<strong>de</strong><br />
bijstandsmoe<strong>de</strong>rs (en -va<strong>de</strong>rs) zal een passend aanbod wor<strong>de</strong>n gedaan<br />
voor een (<strong>de</strong>eltijd)baan, een reïntegratietraject, een zorgtraject en eventueel<br />
kin<strong>de</strong>rop<strong>van</strong>g. Een 'sluiten<strong>de</strong> aanpak', die ook gaat gel<strong>de</strong>n voor ou<strong>de</strong>rs met<br />
kin<strong>de</strong>ren jonger dan 5 jaar. Het kabinet lijkt vooralsnog niet <strong>van</strong> plan om alleenstaan<strong>de</strong><br />
ou<strong>de</strong>rs met zeer jonge kin<strong>de</strong>ren een actieve sollicitatieplicht op te leggen,<br />
maar gaat er wel <strong>van</strong>uit dat gemeenten en bijstandsgerechtig<strong>de</strong>n afspraken<br />
maken in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> sluiten<strong>de</strong> aanpak. Deze afspraken hebben geen vrijblijvend<br />
karakter.<br />
Bovendien is <strong>het</strong> kabinet <strong>van</strong> plan te komen met on<strong>de</strong>rsteuningsbeleid voor alleenstaan<strong>de</strong><br />
ou<strong>de</strong>rs. Op stapel staat een budgetuitbreiding voor <strong>de</strong> zogenoem<strong>de</strong><br />
KOA-regeling, <strong>de</strong> Regeling kin<strong>de</strong>rop<strong>van</strong>g en buitenschoolse op<strong>van</strong>g alleenstaan<strong>de</strong><br />
ou<strong>de</strong>rs, goed voor zestienhon<strong>de</strong>rd extra plaatsen. Tevens heeft er in<br />
2000 een doelgroepuitbreiding voor <strong>de</strong>ze regeling plaatsgevon<strong>de</strong>n: ook tienermoe<strong>de</strong>rs<br />
en ou<strong>de</strong>rs die <strong>de</strong>elnemen aan sociale activering kunnen <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze KOAregeling<br />
gebruik maken. Het is opmerkelijk dat categorieën bijstandsmoe<strong>de</strong>rs<br />
die weer willen werken, terwijl ze dat (nog) niet verplicht zijn, geen gebruik kunnen<br />
maken <strong>van</strong> faciliteiten zoals <strong>de</strong> KOA-regeling, tenzij dat speciaal geregeld<br />
is.<br />
Uit <strong>de</strong> jurispru<strong>de</strong>ntie over <strong>de</strong> sollicitatieplicht pikken we <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> zaken. De<br />
1. Zie in dit verband Kamerstukken II1999-2000, 26 447.<br />
2. Kamerstukken II1999-2000, 26 447, nr. 27.<br />
3. Kamerstukken II2000-<strong>2001</strong>, 26 447, nr. 37.<br />
58 NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2
I VAN<br />
Rechtbank Groningen besliste in een nog niet gepubliceer<strong>de</strong><br />
uitspraak 4 dat een pleegva<strong>de</strong>r <strong>van</strong> negen kin<strong>de</strong>ren,<br />
<strong>van</strong> wie <strong>de</strong> meeste gehandicapt, die <strong>van</strong>wege <strong>de</strong><br />
zorg voor <strong>de</strong>ze kin<strong>de</strong>ren om ontheffing <strong>van</strong> <strong>de</strong> sollicitatieplicht<br />
had gevraagd toch moet solliciteren naar een<br />
baan <strong>van</strong> twintig uur per week. Zijn vrouw, die wel was<br />
vrijgesteld <strong>van</strong> sollicitatieplicht, zou overdag voor een<br />
groot <strong>de</strong>el voor <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren kunnen zorgen, zodat <strong>de</strong><br />
pleegva<strong>de</strong>r dan kan werken. De Rechtbank Zutphen<br />
heeft <strong>het</strong> beroep <strong>van</strong> een alleenstaan<strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r die zelf<br />
voor haar kin<strong>de</strong>ren wil<strong>de</strong> blijven zorgen niet-ont<strong>van</strong>kelijk<br />
verklaard, omdat <strong>de</strong> gemeente haar inmid<strong>de</strong>ls<br />
weer had ontheven <strong>van</strong> <strong>de</strong> sollicitatieplicht, zodat er<br />
geen procesbelang meer was. 5<br />
In een zaak waarin <strong>de</strong> gemeente aan bei<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs <strong>van</strong><br />
een kind jonger dan vijfjaar een sollicitatieplicht had<br />
opgelegd, terwijl <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs te kennen had<strong>de</strong>n gegeven<br />
dat <strong>de</strong> vrouw <strong>de</strong> zorg voor <strong>het</strong> kind zou dragen, stel<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong> presi<strong>de</strong>nt <strong>van</strong> <strong>de</strong> Centrale Raad <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs in <strong>het</strong> gelijk.<br />
De presi<strong>de</strong>nt stel<strong>de</strong> zich op <strong>het</strong> standpunt dat <strong>het</strong><br />
<strong>de</strong> uitdrukkelijke bedoeling <strong>van</strong> <strong>de</strong> wetgever is geweest<br />
om <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r die een kind jonger dan vijfjaar verzorgt,<br />
<strong>de</strong> volstrekte zekerheid te bie<strong>de</strong>n dat geen arbeidsverplichtingen<br />
wor<strong>de</strong>n opgelegd als <strong>de</strong> betrokken<br />
ou<strong>de</strong>r zelf geen mogelijkhe<strong>de</strong>n ziet om dat te combineren<br />
met <strong>de</strong> verzorgen<strong>de</strong> taak. 6<br />
Experimenteerartikel<br />
In <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> Bijstandswet is ook <strong>het</strong> experimenteerartikel,<br />
art. 144 Abw, geëvalueerd. 7 Dit artikel<br />
geeft een aantal daartoe aangewezen gemeenten <strong>de</strong> bevoegdheid<br />
om <strong>van</strong> bepaal<strong>de</strong> artikelen in <strong>de</strong> Bijstandswet<br />
af te wijken. Gemeenten hebben vooral gebruik<br />
gemaakt <strong>van</strong> <strong>de</strong> mogelijkheid om af te wijken <strong>van</strong> art.<br />
43 (vrijlatings- en premiebepalingen) en <strong>van</strong> art. 113<br />
(en wel gericht op ontheffing <strong>van</strong> <strong>de</strong> sollicitatieplicht).<br />
Gemeenten waren positief over <strong>de</strong> mogelijkheid om<br />
<strong>de</strong>elnemers aan sociale-activeringsactiviteiten tij<strong>de</strong>lijk<br />
te ontheffen <strong>van</strong> actieve sollicitatieverplichtingen. Dit<br />
heeft geleid tot een nieuw wetsvoorstel, dat <strong>de</strong>ze mogelijkheid<br />
formaliseert. 8 De tij<strong>de</strong>lijke ontheffing <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> sollicitatieverplichting ten behoeve <strong>van</strong> sociale activering<br />
zal vooral gaan gel<strong>de</strong>n voor personen die vooralsnog<br />
niet bemid<strong>de</strong>lbaar zijn naar werk of scholing.<br />
Opleiding<br />
Uit <strong>de</strong> jurispru<strong>de</strong>ntie over <strong>de</strong> bijstand zijn twee uitspraken<br />
vermel<strong>de</strong>nswaard over <strong>het</strong> recht op een Abwuitkering<br />
en <strong>het</strong> volgen <strong>van</strong> een opleiding.<br />
De Centrale Raad <strong>van</strong> Beroep 9 oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> over <strong>het</strong> verzoek<br />
<strong>van</strong> een hoofd <strong>van</strong> een eenou<strong>de</strong>rgezin om toestemming<br />
voor <strong>het</strong> volgen <strong>van</strong> een HBO-opleiding<br />
(<strong>van</strong> minimaal negentien uur per week) met behoud<br />
<strong>van</strong> uitkering. De weigering <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente, gebaseerd<br />
op <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> Regeling noodzakelijke<br />
scholing <strong>van</strong> 25 september 1995, werd aangevochten<br />
met een beroep op indirecte discriminatie naar<br />
geslacht omdat door <strong>de</strong> regeling vooral vrouwen in hun<br />
4. Arrondissementsrechtbank Groningen 5 januari <strong>2001</strong>. Zie katern:<br />
RN <strong>2001</strong>, 1305.<br />
5. Rechtbank Zutphen 22 januari <strong>2001</strong>, nr. 00/796 Nabw.<br />
6. Pres. CRvB 14 <strong>maart</strong> 2000, USZ 2000,105. Zie katern: RN <strong>2001</strong>,<br />
1303.<br />
7. Kamerstukken II1999-2000, 23 972, nr. 41.<br />
8. Kamerstukken II 1999-2000, 27 221 (wijziging <strong>van</strong> <strong>de</strong> Abw, <strong>de</strong><br />
RECHT OP ARBEID NAAR ARBEIDSPLICHT? DRIESSEN, PENNINGS & VOETS<br />
recht op arbeids- en opleidingsmogelijkhe<strong>de</strong>n beperkt<br />
wor<strong>de</strong>n. Dit werd door <strong>de</strong> betrokkene in strijd geacht<br />
met art. 11 <strong>van</strong> <strong>het</strong> Verdrag inzake <strong>de</strong> uitbanning <strong>van</strong><br />
alle vormen <strong>van</strong> discriminatie <strong>van</strong> vrouwen, art. 26 <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke<br />
rechten en art. 1 <strong>van</strong> <strong>de</strong> Grondwet. De Centrale<br />
Raad is <strong>van</strong> oor<strong>de</strong>el dat, gelet op <strong>de</strong> in <strong>de</strong> Regeling gestel<strong>de</strong><br />
voorwaar<strong>de</strong>n voor <strong>het</strong> volgen <strong>van</strong> scholing of<br />
opleiding met behoud <strong>van</strong> uitkering, in toereiken<strong>de</strong><br />
mate kan wor<strong>de</strong>n gesproken <strong>van</strong> een legitieme doelstelling<br />
en een passend mid<strong>de</strong>l om <strong>het</strong> gestel<strong>de</strong> doel te<br />
bereiken en <strong>de</strong>rhalve <strong>van</strong> een objectieve rechtvaardiging<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> gestel<strong>de</strong> indirecte on<strong>de</strong>rscheid. Met betrekking<br />
tot art. 11 <strong>van</strong> <strong>het</strong> Verdrag inzake <strong>de</strong> uitbanning<br />
<strong>van</strong> alle vormen <strong>van</strong> discriminatie <strong>van</strong> vrouwen<br />
merkte <strong>de</strong> Centrale Raad op dat dit artikel slechts een<br />
instructienorm bevat voor overhe<strong>de</strong>n om beschermen<strong>de</strong><br />
maatregelen te treffen en geen rechtstreekse werking<br />
heeft.<br />
De Hoge Raad 10 oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> over een terugvor<strong>de</strong>ring<br />
Abw <strong>van</strong> een hoofd <strong>van</strong> een eenou<strong>de</strong>rgezin gebaseerd<br />
op een verzwegen universitaire studie. De gemeente<br />
beriep zich op <strong>het</strong> Scholingsbesluit bijstandsgerechtig<strong>de</strong>n<br />
1991, op grond waar<strong>van</strong> <strong>de</strong> bijstandsverlening<br />
beëindigd dient te wor<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> wetenschappelijk<br />
dagon<strong>de</strong>rwijs en niet bij <strong>de</strong> aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong><br />
wetenschappelijk avondon<strong>de</strong>rwijs. De betrokkene stel<strong>de</strong><br />
dat sprake was <strong>van</strong> indirecte discriminatie <strong>van</strong> vrouwen<br />
op grond <strong>van</strong> art. 4 Richtlijn 79/7 EEG <strong>van</strong> 19 <strong>de</strong>cember<br />
1978. Nu <strong>de</strong> mogelijkheid om juist 's avonds<br />
wetenschappelijk on<strong>de</strong>rwijs te volgen voor hoof<strong>de</strong>n<br />
<strong>van</strong> eenou<strong>de</strong>rgezinnen met jonge kin<strong>de</strong>ren feitelijk niet<br />
of slechts in beperkte mate openstaat, kan, aldus <strong>de</strong><br />
Hoge Raad, <strong>het</strong> Scholingsbesluit voorzover dit met<br />
zich meebrengt dat <strong>de</strong> bijstandsverlening wordt beëindigd<br />
wanneer <strong>de</strong> betrokkene wetenschappelijk dagon<strong>de</strong>rwijs<br />
aan<strong>van</strong>gt, geenszins een geschikt en noodzakelijk<br />
mid<strong>de</strong>l wor<strong>de</strong>n genoemd ter bereiking <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
doelstelling <strong>van</strong> <strong>het</strong> Scholingsbesluit.<br />
Zoals we wel vaker hebben gezien, is <strong>de</strong> rechter strenger<br />
bij een toets aan Richtlijn 79/7 dan aan an<strong>de</strong>re internationale<br />
instrumenten. Voor betrokkene was <strong>het</strong><br />
dan ook gunstig dat <strong>de</strong> Hoge Raad zich niet afvroeg of<br />
<strong>de</strong> Abw wel on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> werkingssfeer <strong>van</strong> Richtlijn 79/7<br />
valt. Overigens verschillen bei<strong>de</strong> zaken feitelijk nogal<br />
<strong>van</strong> elkaar, zodat niet dui<strong>de</strong>lijk is of bij een toets aan<br />
Richtlijn 79/7 <strong>de</strong> eerste zaak an<strong>de</strong>rs zou zijn uitgevallen.<br />
Nabestaan<strong>de</strong>n<br />
In <strong>2001</strong> is <strong>de</strong> nieuwe Nabestaan<strong>de</strong>nwet vijfjaar in werking.<br />
In dat ka<strong>de</strong>r zal er, zoals toegezegd aan <strong>de</strong> Kamer,<br />
een evaluatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> wet plaatsvin<strong>de</strong>n. Inmid<strong>de</strong>ls<br />
blijkt uit <strong>de</strong> jaarcijfers <strong>van</strong> <strong>de</strong> Sociale Verzekeringsbank<br />
(SVB), dat <strong>het</strong> aantal nabestaan<strong>de</strong>nuitkeringen<br />
aanmerkelijk is teruggelopen. De bezuinigingsdoelstelling<br />
lijkt meer dan gehaald.<br />
IOAW en <strong>de</strong> IOAZ in verband met <strong>het</strong> verruimen <strong>van</strong> <strong>de</strong> mogelijkheid<br />
tot tij<strong>de</strong>lijke ontheffing <strong>van</strong> <strong>de</strong> sollicitatieverplichting ten behoeve<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong>elnemers aan sociale-activeringsactiviteiten), nrs. 1 en<br />
2.<br />
9. CRvB 4 januari 2000 RSV 2000, 79, m.nt. Stijnen.<br />
10.HR31 <strong>maart</strong> 2000, RSV2000, 132 enNJ2000, 554.<br />
NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2 59
Dat <strong>de</strong> uitvoeringskosten belangrijk zijn gestegen, nu<br />
<strong>de</strong> wet een inkomens- en partnertoets kent, valt overigens<br />
in <strong>de</strong>ze tabellen niet terug te lezen.<br />
Een groot probleem, dat naar voren kwam bij <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Anw (en in <strong>het</strong> algemeen problematisch<br />
is bij <strong>de</strong> privatisering <strong>van</strong> publiekrechtelijke regelingen)<br />
is <strong>de</strong> vraag hoe <strong>het</strong> zit met 'onverzekerbare<br />
risico's'. Door <strong>de</strong> Anw is immers een zogenoemd<br />
Anw-hiaat ontstaan, dat via <strong>de</strong> particuliere markt bijverzekerd<br />
kan wor<strong>de</strong>n. Verzekeringsmaatschappijen<br />
nemen echter lang niet ie<strong>de</strong>reen als klant aan. Vandaar<br />
dat <strong>de</strong> Sociaal Economische Raad (SER) gevraagd was<br />
om een advies uit te brengen over <strong>het</strong> vraagstuk <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
on verzekerbare risico's. In 1999 heeft <strong>de</strong> SER dit advies<br />
uitgebracht. 11 In zijn advies gaat <strong>de</strong> Raad eerst in<br />
op <strong>de</strong> vraag wat on<strong>de</strong>r on verzekerbare risico's moet<br />
wor<strong>de</strong>n verstaan. Hij komt tot <strong>de</strong> conclusie dat dat nog<br />
niet zo eenduidig valt te <strong>de</strong>finiëren, maar afhankelijk is<br />
<strong>van</strong> factoren, die niet alleen <strong>van</strong> persoon tot persoon,<br />
maar ook in <strong>de</strong> tijd kunnen verschillen.<br />
De risico's met <strong>de</strong> meeste verzekeringstechnische problemen<br />
zijn <strong>het</strong> risico arbeidsongeschiktheid en <strong>het</strong> risico<br />
overlij<strong>de</strong>n. Belemmeringen die mensen on<strong>de</strong>rvin<strong>de</strong>n<br />
liggen in <strong>de</strong> sfeer <strong>van</strong> <strong>het</strong> weigeren <strong>van</strong> een<br />
verzekering, <strong>het</strong> vragen <strong>van</strong> verhoog<strong>de</strong> premies of uitsluitingen.<br />
Hoeveel personen <strong>de</strong>ze belemmeringen on<strong>de</strong>rvin<strong>de</strong>n<br />
is niet dui<strong>de</strong>lijk; daar zijn onvoldoen<strong>de</strong> gegevens<br />
over bekend.<br />
Met betrekking tot <strong>het</strong> Anw-hiaat merkt <strong>de</strong> Raad op,<br />
dat bij behan<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> Anw in <strong>de</strong> Kamer herhaal<strong>de</strong>lijk<br />
is gerefereerd aan <strong>de</strong> mogelijkheid een particuliere<br />
verzekering af te sluiten. Omdat dit in <strong>de</strong> praktijk<br />
niet altijd mogelijk bleek voor mensen met gezondheidsproblemen<br />
zijn later noodverban<strong>de</strong>n aangelegd<br />
om <strong>de</strong> ergste onbillijkhe<strong>de</strong>n te verzachten.<br />
Daarnaast acht <strong>de</strong> Raad <strong>het</strong> voorstelbaar dat, bij een<br />
toenemen<strong>de</strong> maar vooral ook blijven<strong>de</strong> arbeidsparticipatie<br />
<strong>van</strong> vrouwen, personen <strong>het</strong> wenselijk kunnen vin<strong>de</strong>n<br />
een Anw-hiaatverzekering te sluiten. Indien <strong>de</strong>ze<br />
personen echter kampen met gezondheidsproblemen<br />
kan <strong>het</strong> afsluiten <strong>van</strong> een verzekering op individuele<br />
basis problemen opleveren.<br />
De Raad komt uitein<strong>de</strong>lijk tot <strong>de</strong> conclusie dat er problemen<br />
rond herverzekering bij <strong>het</strong> Anw-hiaat bestaan.<br />
Hoewel <strong>de</strong> Raad niet bepleit dat er een sluiten<strong>de</strong> regeling<br />
moet komen, vraagt hij wel aandacht voor situaties<br />
waarin onverzekerbaarheid voor <strong>het</strong> Anw-hiaat voor<br />
personen met een gezondheidshandicap als problematisch<br />
wordt ervaren. Met name noemt hij dan <strong>de</strong> inkomensterugval<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> nabestaan<strong>de</strong>, wanneer <strong>het</strong> jongste<br />
kind achttien jaar wordt of wanneer <strong>het</strong> arbeidsongeschiktheidspercentage<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> nabestaan<strong>de</strong> daalt bene<strong>de</strong>n<br />
<strong>de</strong> 45 procent en <strong>de</strong> Anw niet langer tot uitkering<br />
komt. De Raad bepleit in <strong>de</strong>rgelijke gevallen wel maatregelen,<br />
zoals een uitbreiding <strong>van</strong> <strong>de</strong> regeling voor onverzekerbare<br />
risico's in <strong>de</strong> Anw zelf. 12<br />
Naar aanleiding <strong>van</strong> dit advies is er een levendige discussie<br />
geweest tussen <strong>het</strong> kabinet en <strong>de</strong> Kamer. Van<br />
belang is dat <strong>de</strong> Kamer persisteert bij <strong>het</strong> uitgangspunt<br />
dat privatisering <strong>van</strong> een collectieve verzekering noopt<br />
I VAN RECHT OP ARBEID NAAR ARBEIDSPLICHT? D R I E S S E N , P E N N I N G S a V O E T S<br />
11. SER-advies nr. 99/02, Onverzekerbare risico 's.<br />
12. SER-advies nr. 99/02, Onverzekerbare risico's, p. 6-10<br />
13. CRvB 24 januari <strong>2001</strong>, 99/5662 Anw, 99/5957 Anw en 00/2148<br />
Anw. Zie katern: RN<strong>2001</strong>, 1306.<br />
tot <strong>de</strong> verplichting voor <strong>de</strong> overheid om aan ie<strong>de</strong>reen<br />
een ver<strong>van</strong>gen<strong>de</strong> verzekering te garan<strong>de</strong>ren. Bij genoem<strong>de</strong><br />
evaluatie <strong>van</strong> <strong>de</strong> Anw, die voor <strong>de</strong> zomer <strong>van</strong><br />
<strong>2001</strong> staat geagen<strong>de</strong>erd, zal <strong>het</strong> punt <strong>van</strong> <strong>de</strong> on verzekerbare<br />
risico's zeker weer uitgebreid aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> komen.<br />
Een groot probleem is <strong>de</strong> vraag<br />
hoe <strong>het</strong> zit met 'onverzekerbare<br />
risico 's'<br />
Inmid<strong>de</strong>ls ligt <strong>de</strong> zitting <strong>van</strong> <strong>de</strong> Centrale Raad <strong>van</strong> Beroep<br />
in <strong>het</strong> proefproces over <strong>het</strong> overgangsrecht <strong>van</strong><br />
Aww naar Anw al weer lang achter ons. Op 21 juni<br />
2000 boog dit college zich over <strong>de</strong> vraag in hoeverre<br />
<strong>het</strong> overgangsrecht voor 'ou<strong>de</strong> weduwen' en <strong>het</strong> daarvoor<br />
in <strong>de</strong> plaats verkregen Anw-recht een toets aan<br />
<strong>het</strong> (internationale) recht zou kunnen doorstaan. Zeer<br />
recent heeft <strong>de</strong> Raad, na ruim zeven maan<strong>de</strong>n, uitspraak<br />
gedaan. De weduwen zijn op geen enkel door<br />
hen ingebracht punt in <strong>het</strong> gelijk gesteld. In <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />
kroniek komen we uitgebrei<strong>de</strong>r terug op <strong>de</strong>ze teleurstellen<strong>de</strong><br />
uitspraak. 13<br />
Ou<strong>de</strong>rdomspensioen<br />
Uniek was <strong>de</strong> vraag <strong>van</strong> <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Kamer aan <strong>de</strong> SER<br />
om met een advies te komen over <strong>de</strong> financiële positie<br />
<strong>van</strong> ou<strong>de</strong>ren met een onvolledige Aow-opbouw<br />
en dan met name op een vijftal genoem<strong>de</strong> beleidsvarianten.<br />
14 Binnen een halfjaar lag dat advies er. 15 De<br />
Raad gaat er in dit advies <strong>van</strong>uit dat, nu een opbouwsysteem<br />
altijd <strong>de</strong> mogelijkheid <strong>van</strong> een onvolledige opbouw<br />
in zich bergt, <strong>het</strong> probleem <strong>van</strong> een onvolledige<br />
Aow-opbouw gezien moet wor<strong>de</strong>n als een inkomensprobleem,<br />
dat samenhangt met <strong>het</strong> ontbreken <strong>van</strong> voldoen<strong>de</strong><br />
inkomsten naast een onvolledige Aow-uitkering.<br />
De Raad analyseert <strong>de</strong> oorzaken en constateert<br />
dat <strong>de</strong> inkomensproblematiek zich met name voordoet<br />
bij <strong>de</strong> bijstandsafhankelijke Aow-gerechtig<strong>de</strong>n met<br />
een onvolledige Aow-opbouw. Deze groep noemt hij<br />
<strong>de</strong> doelgroep. Naar schatting gaat <strong>het</strong> om zestienduizend<br />
huishou<strong>de</strong>ns. De Raad wijst er op, dat <strong>het</strong> aantal<br />
Aow-ers met een onvolledige opbouw, die past<br />
in <strong>de</strong> genoem<strong>de</strong> doelgroep, in <strong>de</strong> loop <strong>de</strong>r jaren fors<br />
zal toenemen. Deze stijging wordt veroorzaakt door<br />
<strong>het</strong> toenemen<strong>de</strong> aan<strong>de</strong>el immigranten in <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>re bevolkingsgroepen,<br />
<strong>het</strong> gelei<strong>de</strong>lijk uitdoven <strong>van</strong> <strong>de</strong> overgangsregeling<br />
(<strong>de</strong> fictieve opbouw voor ie<strong>de</strong>re ingezetene<br />
tot <strong>de</strong> inwerkingtreding <strong>van</strong> <strong>de</strong> Aow in 1959<br />
heeft voor personen, geboren na 1941, geen betekenis<br />
meer), en veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> leef-, arbeids- en migratiepatronen.<br />
Beleidsmatige aandacht en specifieke maatregelen<br />
voor <strong>de</strong> doelgroep zijn volgens <strong>de</strong> Raad noodzakelijk.<br />
Voor <strong>de</strong> huidige bijstandsafhankelijke Aow-ers stelt<br />
hij voor, <strong>het</strong> normbedrag voor pensioen vrij lating in <strong>de</strong><br />
14. Adviesaanvraag <strong>van</strong> 16 <strong>de</strong>cember 1999. Het is <strong>de</strong> eerste en tot nu<br />
toe enige keer dat <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Kamer om een advies heeft verzocht.<br />
15. SER-advies nr. 2000/05, Onvolledige AOW-opbouw.<br />
60 NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2
Bijstandswet te verruimen. Bovendien stelt hij maatregelen<br />
voor om <strong>het</strong> niet-gebruik <strong>van</strong> bijstand te voorkomen.<br />
Maatregelen voor 'toekomstige doelgroepers' moeten<br />
gericht zijn op <strong>het</strong> bevor<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> eigen verantwoor<strong>de</strong>lijkheid.<br />
Daartoe adviseert <strong>de</strong> Raad om <strong>de</strong> perio<strong>de</strong><br />
waarin een beroep kan wor<strong>de</strong>n gedaan op <strong>de</strong> inkoopregeling,<br />
te verlengen tot vijf of tien jaar. Ook stelt hij<br />
voor <strong>het</strong> tarief voor inkoop <strong>van</strong> ontbreken<strong>de</strong> verzekeringsjaren<br />
te verlagen en <strong>de</strong> inkoop voor meer groepen<br />
mogelijk te maken. Een <strong>van</strong> <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n hiervoor<br />
zou kunnen voortvloeien uit <strong>het</strong> verruimen <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
mogelijkheid om <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse nationaliteit te verkrijgen.<br />
De overige voorstellen hebben betrekking op<br />
verruiming <strong>van</strong> fiscale mogelijkhe<strong>de</strong>n.<br />
Juist vrouwen hebben vaak<br />
een pensioenregeling die<br />
onvolledig is<br />
Van belang is ook dat <strong>de</strong> Raad opmerkt dat er, zijns inziens,<br />
aanleiding bestaat om te bezien of <strong>het</strong> huidige<br />
opbouwsysteem met een opbouwperio<strong>de</strong> <strong>van</strong> vijftig<br />
jaar nog wel a<strong>de</strong>quaat is, gezien <strong>de</strong> toenemen<strong>de</strong> internationale<br />
(arbeids)mobiliteit en <strong>de</strong> groei <strong>van</strong> <strong>het</strong> aan<strong>de</strong>el<br />
ou<strong>de</strong>ren in min<strong>de</strong>rheidsgroepen.<br />
Hoewel er in <strong>het</strong> advies geen specifieke aandacht wordt<br />
besteed aan <strong>de</strong> vraag of <strong>het</strong> vraagstuk <strong>van</strong> <strong>de</strong> bijstandsafhankelijke<br />
Aow-gerechtig<strong>de</strong>n te kenmerken valt als<br />
een vrouwenprobleem, is er wel alle aanleiding dit te<br />
veron<strong>de</strong>rstellen. Juist vrouwen hebben vaak een pensioenregeling<br />
die onvolledig is. 16 Het probleem lijkt<br />
zich te concentreren rond migrantenvrouwen, die vaak<br />
later naar Ne<strong>de</strong>rland zijn gekomen en voor wie <strong>de</strong> fictieve<br />
Aow-opbouw geen opgeld doet, juist omdat zij<br />
pas later naar Ne<strong>de</strong>rland zijn gekomen. Deze vrouwen<br />
zitten met een onvolledige Aow én een onvolledig bovenwettelijk<br />
pensioen. Het probleem lijkt ver<strong>de</strong>r meer<br />
vrouwen dan mannen te treffen omdat vrouwen nog<br />
steeds ou<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n dan mannen, waardoor <strong>de</strong> perio<strong>de</strong>,<br />
waarin zij gekarakteriseerd kunnen wor<strong>de</strong>n als bijstandsafhankelijke<br />
Aow-ers, langer is dan die <strong>van</strong><br />
mannen.<br />
Op <strong>het</strong> advies <strong>van</strong> <strong>de</strong> SER heeft niet <strong>de</strong> Kamer, maar<br />
<strong>het</strong> kabinet gereageerd. 17 Het kabinet neemt <strong>de</strong> aanbeveling<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> SER om te gelegener tijd te bekijken of<br />
<strong>de</strong> Aow-opbouw niet verkort moet wor<strong>de</strong>n tot een perio<strong>de</strong><br />
<strong>van</strong> veertig jaar serieus. De voorgestel<strong>de</strong> aanpassingen<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Abw vergen na<strong>de</strong>re studie; bij <strong>de</strong> begrotingsbehan<strong>de</strong>ling<br />
<strong>van</strong> <strong>2001</strong> zal <strong>het</strong> kabinet met<br />
voorstellen hierover komen. Voorts zegt <strong>het</strong> kabinet<br />
toe met plannen te komen over <strong>het</strong> niet-gebruik én over<br />
voorlichtingsactiviteiten. Met betrekking tot <strong>het</strong> opheffen<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> nationaliteitson<strong>de</strong>rscheid merkt <strong>het</strong> kabinet<br />
op dat daaraan invulling wordt gegeven in <strong>het</strong><br />
voorstel omtrent <strong>de</strong> vrijwillige verzekering, dat hierna<br />
wordt besproken.<br />
16. Zie hierover <strong>de</strong> <strong>Nemesis</strong> Pensioenspecial, 1999, nr. 4.<br />
17. Weliswaar op aanvraag <strong>van</strong> <strong>de</strong> Kamer: Kamerstukken II 2000-<br />
VAN RECHT OP ARBEID NAAR ARBEIDSPLICHT? D R I E S S E N , P E N N I N G S a V O E T S<br />
Vrijwillige verzekering<br />
In <strong>de</strong> diverse sociale-zekerheidswetten komen bepalingen<br />
voor omtrent vrijwillige verzekering: <strong>de</strong>ze zijn<br />
bijvoorbeeld <strong>van</strong> belang als men in <strong>het</strong> buitenland<br />
wil gaan wonen en daar verzekerd wil blijven voor <strong>de</strong><br />
Aow of Anw. Deze kwestie speelt bijvoorbeeld ook<br />
een rol als men op gegeven moment (op <strong>de</strong> leeftijd <strong>van</strong><br />
bijvoorbeeld 55 jaar) ophoudt te werken en in <strong>het</strong> buitenland<br />
gaat wonen. Sinds 1 januari <strong>2001</strong> zijn <strong>de</strong>ze<br />
personen niet meer verplicht verzekerd voor <strong>de</strong> volksverzekeringen.<br />
Er was daarom behoefte aan een nieuwe<br />
regeling <strong>van</strong> <strong>de</strong> vrijwillig verzeker<strong>de</strong>n. Tot dusver<br />
kon men zich onbeperkt in tijd vrijwillig verzekeren; in<br />
<strong>de</strong> toekomst kan dat niet meer. De regering stel<strong>de</strong> een<br />
maximumperio<strong>de</strong> <strong>van</strong> vijf jaar; <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Kamer<br />
heeft <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> bepaald op tien jaar. 18<br />
Het voorstel treft in belangrijke mate vrouwen die hun<br />
partner volgen die in <strong>het</strong> buitenland gaat werken of wonen<br />
(bijvoorbeeld als uitkeringsgerechtig<strong>de</strong>). Deze<br />
vrouwen zijn dan meestal (afhankelijk <strong>van</strong> <strong>het</strong> nationale<br />
buitenlandse recht) zelf niet voor een ou<strong>de</strong>rdomsverzekering<br />
verzekerd en kon<strong>de</strong>n tot dusver vrijwillig<br />
verzekerd zijn. Nu is dat in tijd beperkt.<br />
Vrijwillige verzekering is vooral gunstig (maar ook<br />
noodzakelijk) voor personen met een laag inkomen.<br />
De regering had voorgesteld <strong>de</strong> premie te verhogen <strong>van</strong><br />
vijf naar 25 procent over <strong>het</strong> maximaal te betalen bedrag<br />
voor <strong>de</strong> verplichte Aow-verzekering. De Kamer<br />
nam een motie aan om <strong>de</strong>ze verhoging te beperken tot<br />
tien procent. De Kamer heeft hiermee negatieve aspecten<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> wetsvoorstel verzacht, maar <strong>het</strong> is nog<br />
steeds een belangrijke verslechtering voor niet-werken<strong>de</strong><br />
vrouwen <strong>van</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse werknemers of uitkeringsgerechtig<strong>de</strong>n<br />
die zich in <strong>het</strong> buitenland vestigen.<br />
In <strong>het</strong> voorstel is ook een gewijzigd overgangsrecht<br />
opgenomen voor <strong>de</strong> niet-exporteerbaarheid <strong>van</strong> Wajong-uitkeringen.<br />
Zoals bekend zou ook voor bestaan<strong>de</strong><br />
gevallen per 1 januari 2002 geen exporteerbaarheid<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong>ze uitkering bestaan; in <strong>de</strong> wet is nu opgenomen<br />
dat <strong>de</strong>genen die voordat <strong>de</strong> Wajong in werking trad al<br />
recht had<strong>de</strong>n op een Aaw-uitkering <strong>de</strong> Wajong-uitkering<br />
kunnen blijven exporteren. In <strong>het</strong> wetsvoorstel<br />
wordt geen regeling getroffen voor vergemakkelijking<br />
<strong>van</strong> inkoop <strong>van</strong> Aow-rechten, op welke problematiek<br />
in <strong>het</strong> vorige on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el gedoeld werd; <strong>de</strong> regering kondigt<br />
aan daar later nog een standpunt over in te nemen.<br />
Ziekte/zwangerschap<br />
Van oudsher werd <strong>het</strong> zwangerschaps- en bevallingsverlof<br />
geregeld in <strong>de</strong> Ziektewet. Op zichzelf is <strong>het</strong> wat<br />
merkwaardig, zij <strong>het</strong> in internationaal opzicht niet ongebruikelijk,<br />
om zwangerschap en bevalling gelijk te<br />
stellen met ziekte. In <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> operatie Arbeid<br />
en zorg wordt hieraan een ein<strong>de</strong> gemaakt. In <strong>de</strong> nieuwe<br />
Wet arbeid en zorg komen nu <strong>de</strong> bepalingen uit <strong>de</strong> Zw<br />
en <strong>de</strong> Waz die betrekking hebben op zwangerschap en<br />
bevalling te staan. Inhou<strong>de</strong>lijk wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze bepalingen<br />
niet veran<strong>de</strong>rd.<br />
Een en an<strong>de</strong>r heeft tot gevolg dat een probleem met internationale<br />
verdragen wordt opgelost. In <strong>de</strong> over-<br />
<strong>2001</strong>, 27 400 XV (begroting SZW <strong>2001</strong>), nr. 20.<br />
18. Kamerstukken II2000-<strong>2001</strong>, 27 468.<br />
NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2 61
I VAN<br />
heidssector zijn werkgevers tot dusver namelijk eigenrisico-drager<br />
bij ziekte, maar ook in geval <strong>van</strong> zwangerschap<br />
en bevalling. 19 Dat betekent dat ze zelf zwangerschaps-<br />
en bevallingsverlof moeten op<strong>van</strong>gen.<br />
Deze situatie is in strijd met IAO-verdrag 103, dat immers<br />
regelt dat <strong>van</strong> werkgevers geen eigen bijdrage<br />
mag wor<strong>de</strong>n verwacht in geval <strong>van</strong> zwangerschap en<br />
bevalling. 20 De ratio hier<strong>van</strong> zal geen toelichting behoeven:<br />
zwangere vrouwen zijn momenteel een extra<br />
kostenfactor. Nu <strong>de</strong>ze bepalingen uit <strong>de</strong> ziekteregelingen<br />
gehaald wor<strong>de</strong>n, zal ook voor overheidswerkgevers<br />
gaan gel<strong>de</strong>n dat er een uitkering wordt verstrekt<br />
bij zwangerschap en bevalling.<br />
Arbeidsongeschiktheid<br />
Het hogere arbeidsongeschiktheidsrisico <strong>van</strong> vrouwen<br />
werd in opdracht <strong>van</strong> <strong>het</strong> Lan<strong>de</strong>lijk instituut sociale<br />
verzekeringen (Lisv) on<strong>de</strong>rzocht. Het rapport Vrouwen,<br />
(werkomstandighe<strong>de</strong>n en arbeidsongeschiktheid<br />
21 is een vervolg op enkele eer<strong>de</strong>re on<strong>de</strong>rzoeksprojecten.<br />
22 Arbeidsmarktfactoren, zoals werk in <strong>de</strong><br />
zorgsector, weinig carrièremogelijkhe<strong>de</strong>n, weinig regelmogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
en een ongezon<strong>de</strong> werkdruk en <strong>de</strong><br />
ervaren arbeidsomstandighe<strong>de</strong>n, zoals slechte werksfeer,<br />
geen plezier in <strong>het</strong> werk en fysiek werk veroorzaken<br />
ruim <strong>de</strong> helft <strong>van</strong> <strong>het</strong> verschil <strong>van</strong> <strong>de</strong> hogere<br />
Wao-kans voor vrouwen. Een verklaring voor <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />
helft kon niet wor<strong>de</strong>n vastgesteld. De zorg voor<br />
kin<strong>de</strong>ren is ook volgens dit on<strong>de</strong>rzoek niet doorslaggevend.<br />
In <strong>het</strong> najaar <strong>van</strong> 2000 kwam een voorstel <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
staatssecretaris in <strong>de</strong> publiciteit om in <strong>de</strong> Wao en Ww<br />
een opbouwstelsel in te voeren. Dit voorstel is nog niet<br />
gepubliceerd, zodat er nog niet veel over te zeggen is.<br />
Het zal dui<strong>de</strong>lijk zijn dat bij zo'n stelsel vooral gelet<br />
moet wor<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> gevolgen voor herintre<strong>de</strong>n<strong>de</strong> vrouwen.<br />
Zodra er meer nieuws over is, komen we er op terug<br />
in <strong>de</strong>ze kroniek.<br />
Uit <strong>de</strong> jurispru<strong>de</strong>ntie vermel<strong>de</strong>n we twee spraakmaken<strong>de</strong><br />
uitspraken over ME. 23<br />
In <strong>de</strong> eerste zaak werd <strong>de</strong> Aaw-uitkering <strong>van</strong> <strong>de</strong> betrokkene,<br />
na jarenlang geaccepteer<strong>de</strong> arbeidsongeschiktheid,<br />
ondanks haar ernstige vermoeidheidsklachten<br />
ingetrokken. De Centrale Raad schakel<strong>de</strong> een<br />
internist en psychiater in, die bei<strong>de</strong>n zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> precieze<br />
oorzaken te kunnen aanwijzen rapporteer<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong><br />
vrouw zodanige beperkingen had dat er geen benutbare<br />
arbeidsmogelijkhe<strong>de</strong>n voor haar waren. Volgens <strong>de</strong><br />
Centrale Raad was <strong>het</strong> advies niet louter gebaseerd op<br />
klachten, maar afdoen<strong>de</strong> medisch geobjectiveerd en<br />
daarom doorslaggevend. Dat <strong>de</strong> aard <strong>van</strong> <strong>de</strong> ziekte niet<br />
eenduidig vaststaat, doet daaraan niets af, aldus <strong>de</strong><br />
Raad.<br />
19. Ingevolge <strong>de</strong> Wet <strong>van</strong> 6 juni 1991, Stb. 347.<br />
20. De regeling is te vin<strong>de</strong>n in Kamerstukken II27 207, nr. 2.<br />
21. A.M. <strong>van</strong> <strong>de</strong>r Giezen, Vrouwen, (werk)omstandighe<strong>de</strong>n en arbeidsongeschiktheid,<br />
Amsterdam: Lisv 2000.<br />
22. A.M. <strong>van</strong> <strong>de</strong>r Giezen, B. Culenaere, R. Prins, Vrouwen vaker in<br />
<strong>de</strong> WAO?, 's-Gravenhage: 1998 en H. Vinke e.a., Vrouwen en reïntegratie,<br />
Hoofddorp: 1999.<br />
23. CRvB 8 augustus 2000, RSV 2000, 226 m.nt. Bockting en USZ<br />
2000,275 m.nt. Van Eijs en CRvB 16 augustus 2000, RSV 2000,228<br />
(en 229) m.nt. Bockting en USZ 2000, 234 (en 235) m.nt. Van Eijs.<br />
62<br />
RECHT OP ARBEID NAAR ARBEIDSPLICHT? D R I E S S E N , P E N N I N G S a V O E T S<br />
In <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zaak had <strong>de</strong> verzekeringsarts alle klachten<br />
verband hou<strong>de</strong>nd met ME buiten beschouwing gelaten,<br />
omdat in dit geval geen sprake zou kunnen zijn <strong>van</strong><br />
ziekte of gebrek. Hierbij kwam voor <strong>het</strong> eerst <strong>de</strong> juridische<br />
status <strong>van</strong> <strong>de</strong> Richtlijn medisch arbeidsongeschiktheidscriterium<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> Lisv 24 aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>. De<br />
richtlijn werd ingevoerd om <strong>het</strong> in 1993 aangescherpte<br />
wettelijk arbeidsongeschiktheidscriterium 25 te verdui<strong>de</strong>lijken<br />
en criteria te geven voor toepassing <strong>van</strong><br />
dit criterium. Om buiten twijfel te stellen dat niet alleen<br />
<strong>de</strong> uitvoeringsinstellingen, maar ook <strong>de</strong> rechterlijke<br />
macht aan <strong>de</strong> richtlijn gebon<strong>de</strong>n is, heeft <strong>de</strong> richtlijn in<br />
juli 2000 een wettelijk gefun<strong>de</strong>er<strong>de</strong> status gekregen in<br />
<strong>het</strong> Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. 26<br />
Achteraf gezien was dit wellicht niet nodig geweest.<br />
Volgens <strong>de</strong> Centrale Raad komt <strong>de</strong> richtlijn namelijk<br />
niet in strijd met <strong>de</strong> wet, ook niet op <strong>het</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el<br />
'moeilijk objectiveerbare aandoeningen' en zijn <strong>de</strong> uitvoeringsinstellingen<br />
<strong>van</strong>af 1 <strong>maart</strong> 1997 verplicht <strong>de</strong><br />
richtlijn als beleidsregel in acht te nemen. De Centrale<br />
Raad achtte <strong>het</strong> buiten beschouwing laten <strong>van</strong> klachten<br />
verband hou<strong>de</strong>nd met ME in strijd met <strong>de</strong> richtlijn, omdat<br />
- in bijzon<strong>de</strong>re gevallen - ook klachten zon<strong>de</strong>r dui<strong>de</strong>lijke<br />
oorzaak tot arbeidsongeschiktheid kunnen lei<strong>de</strong>n.<br />
27<br />
De ratio hier<strong>van</strong> zal geen<br />
toelichting behoeven: zwangere<br />
vrouwen zijn momenteel een extra<br />
kostenfactor<br />
In <strong>de</strong> media verschenen berichten over een ommekeer<br />
in <strong>de</strong> rechtspraak en een erkenning <strong>van</strong> ME als ziekte<br />
waarmee een recht op Wao ontstaat. Ter voorkoming<br />
<strong>van</strong> misverstan<strong>de</strong>n ontken<strong>de</strong> <strong>de</strong> Centrale Raad dit in<br />
een persbericht en verklaar<strong>de</strong> dat niet werd afgeweken<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> vaste al sinds jarenlang bestaan<strong>de</strong> lijn in <strong>de</strong> jurispru<strong>de</strong>ntie.<br />
Daarin is, aldus <strong>de</strong> Raad, niet <strong>de</strong> diagnose<br />
of <strong>het</strong> aangeven <strong>van</strong> klachten beslissend, maar <strong>de</strong><br />
vraag of er naar objectieve maatstaf op grond <strong>van</strong> ziekte<br />
of gebrek beperkingen bestaan waardoor werken<br />
niet mogelijk is.<br />
An<strong>de</strong>rs dan bij ME heeft <strong>de</strong> Centrale Raad bij extreme<br />
vermoeidheid in combinatie met MS 28 of na een behan<strong>de</strong>ling<br />
met chemotherapie en bestraling bij kanker<br />
29 wel een bepaald causaal verband aangenomen<br />
met <strong>de</strong> ziekte en/of therapie, ook al is <strong>de</strong> precieze aard<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> causale relatie (nog) niet bekend.<br />
Ver<strong>de</strong>r is in een aantal uitspraken <strong>het</strong> verschil tussen <strong>de</strong><br />
'medische' 30 en 'niet-medische parttimer' 31 opnieuw<br />
aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> gekomen. Wanneer zon<strong>de</strong>r medische<br />
noodzaak in <strong>de</strong>eltijd wordt gewerkt, kan bij <strong>het</strong> selec-<br />
24. Besluit <strong>van</strong> 2 <strong>april</strong> 1997, Stort 1997, 74 <strong>van</strong> 17 <strong>april</strong> 1997.<br />
25. Bij <strong>de</strong> invoering <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet Tba.<br />
26. Besluit <strong>van</strong> 8 juli 2000, Stb 2000, 307.<br />
27. In RSV2000, 229 en USZ 2000, 235 geen strijd met <strong>de</strong> richtlijn.<br />
28. CRvB 31 mei 2000, RSV 2000, 179 m.nt. Bockting.<br />
29. CRvB 6 september 2000, RSV 2000, 233 en USZ 2000, 276.<br />
30. CRvB 14 <strong>april</strong> 1999, RSV 1999, 177, CRvB 10 augustus 1999,<br />
RSV 2000,1 m.nt. Pardaan en CRvB 16 februari 2000, RSV 2000,64.<br />
31. CRvB 19 oktober 1999, RSV2000, 2, CRvB 11 januari 2000, AB<br />
2000, 123 m.nt. Pennings en CRvB 28 <strong>maart</strong> 2000, RSV 2000, 118.<br />
NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2
teren <strong>van</strong> gangbare functies wor<strong>de</strong>n volstaan met één<br />
arbeidsplaats in <strong>de</strong>eltijd per functie. Bovendien wor<strong>de</strong>n<br />
afwijkingen <strong>van</strong> <strong>het</strong> aantal uren <strong>van</strong> <strong>de</strong> maatgeven<strong>de</strong><br />
arbeid als een arbeidsmarktfactor gezien. Bij<br />
een 'medische parttimer' kan een functie met min<strong>de</strong>r<br />
uren dan <strong>de</strong> maatgeven<strong>de</strong> arbeid geselecteerd wor<strong>de</strong>n.<br />
Ook dat wordt gezien als een arbeidsmarktaspect.<br />
Tot slot dient te wor<strong>de</strong>n vermeld dat <strong>de</strong> Centrale Raad<br />
geoor<strong>de</strong>eld heeft dat art. IV <strong>van</strong> <strong>de</strong> Reparatiewet Aaw<br />
geen verbo<strong>de</strong>n eigendomsontneming oplevert in <strong>de</strong> zin<br />
<strong>van</strong> art. 1 <strong>van</strong> <strong>het</strong> Eerste Protocol EVRM. 32 In <strong>de</strong> zaak<br />
Wessels-Bergervoet is <strong>de</strong>ze kwestie voor <strong>het</strong> Hof voor<br />
<strong>de</strong> Rechten <strong>van</strong> <strong>de</strong> Mens aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> gesteld. Het Hof<br />
heeft <strong>de</strong> partij inmid<strong>de</strong>ls ge<strong>de</strong>eltelijk ont<strong>van</strong>kelijk verklaard.<br />
Als er een inhou<strong>de</strong>lijk oor<strong>de</strong>el bekend is dan<br />
komen we er op terug. 33<br />
Kin<strong>de</strong>rop<strong>van</strong>g uitkeringsgerechtig<strong>de</strong>n<br />
In <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>het</strong> Actieplan Emancipatietaakstellingen<br />
Departementen heeft <strong>het</strong> ministerie <strong>van</strong> Sociale<br />
Zaken en Werkgelegenheid (SZW) op zich genomen<br />
om voor reïntegreren<strong>de</strong> werkzoeken<strong>de</strong>n met een Wwof<br />
een Wao-uitkering meer mogelijkhe<strong>de</strong>n te bie<strong>de</strong>n<br />
voor kin<strong>de</strong>rop<strong>van</strong>g. Aan dit voornemen is vormgegeven<br />
door <strong>het</strong> indienen <strong>van</strong> een wetsvoorstel met <strong>de</strong>ze<br />
strekking. 34 Lei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> gedachte bij dit voornemen is<br />
dat, nu een werkgever die <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rop<strong>van</strong>g zou kunnen<br />
financieren ontbreekt, reïntegreren<strong>de</strong> werkzoeken<strong>de</strong>n<br />
onnodig lang afhankelijk blijven <strong>van</strong> een uitkering. Als<br />
zodanig past <strong>het</strong> voorstel in <strong>de</strong> wens <strong>van</strong> <strong>het</strong> kabinet<br />
om meer vrouwen aan <strong>het</strong> werk te hou<strong>de</strong>n, terwijl <strong>de</strong><br />
bestaan<strong>de</strong> initiatieven voor kin<strong>de</strong>rop<strong>van</strong>g voor bijstandsgerechtig<strong>de</strong>n<br />
onvoldoen<strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n bie<strong>de</strong>n<br />
voor <strong>de</strong>ze categorieën.<br />
Kin<strong>de</strong>rop<strong>van</strong>g wordt gebo<strong>de</strong>n<br />
aan werklozen of arbeidsgehandicapten<br />
in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> hun reïntegratie (en<br />
dus niet om een an<strong>de</strong>re re<strong>de</strong>n)<br />
Op grond <strong>van</strong> <strong>het</strong> wetsvoorstel krijgt <strong>het</strong> Lan<strong>de</strong>lijk instituut<br />
sociale verzekeringen <strong>de</strong> bevoegdheid om voor<br />
bepaal<strong>de</strong> groepen uitkeringsgerechtig<strong>de</strong>n kin<strong>de</strong>rop<strong>van</strong>g<br />
te financieren. De kin<strong>de</strong>rop<strong>van</strong>g is bedoeld voor<br />
kin<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> reïntegreren<strong>de</strong> werkzoeken<strong>de</strong>n tussen <strong>de</strong><br />
nul en <strong>de</strong> twaalf jaar en is <strong>van</strong> toepassing voor kin<strong>de</strong>rdagverblijven,<br />
gastou<strong>de</strong>rop<strong>van</strong>g en buitenschoolse op<strong>van</strong>g.<br />
Kin<strong>de</strong>rop<strong>van</strong>g wordt gebo<strong>de</strong>n aan werklozen of<br />
arbeidsgehandicapten in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> hun reïntegratie<br />
(en dus niet om een an<strong>de</strong>re re<strong>de</strong>n). Het Lisv kan een tegemoetkoming<br />
in <strong>de</strong> kosten toekennen aan die werkgevers,<br />
die een uitkeringsgerechtig<strong>de</strong> na afloop <strong>van</strong><br />
een reïntegratieproject voor ten minste zes maan<strong>de</strong>n in<br />
dienst nemen. Door <strong>de</strong>ze tegemoetkoming wordt voor-<br />
32. CRvB 22 <strong>de</strong>cember 1999, RSV2000, 78.<br />
33. Application no. 34462/97, uitspraak <strong>van</strong> 3 oktober 2000.<br />
34. Kamerstukken II 1999-2000, 27 269 (Wijziging <strong>van</strong> <strong>de</strong> Werkloosheidswet<br />
en <strong>de</strong> Wet op <strong>de</strong> (re)ïntegratie arbeidsgehandicapten in<br />
verband met <strong>de</strong> invoering <strong>van</strong> een regeling inzake <strong>de</strong> financiering<br />
<strong>van</strong> kin<strong>de</strong>rop<strong>van</strong>g voor uitkeringsgerechtig<strong>de</strong>n).<br />
VAN RECHT OP ARBEID NAAR ARBEIDSPLICHT? DRIESSEN, PENN1NGS & VOETS<br />
komen dat een uitkeringsgerechtig<strong>de</strong> geen werk kan<br />
accepteren wegens gebrek aan kin<strong>de</strong>rop<strong>van</strong>g. De tegemoetkoming<br />
aan een werkgever is voor maximaal<br />
twaalf maan<strong>de</strong>n. Ten behoeve <strong>van</strong> een alleenstaan<strong>de</strong><br />
uitkeringsgerechtig<strong>de</strong> bestaat <strong>de</strong> tegemoetkoming uit<br />
een bedrag ter hoogte <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemaakte kosten, voor<br />
een samenwonen<strong>de</strong> met een werken<strong>de</strong> partner bedraagt<br />
<strong>de</strong> tegemoetkoming aan <strong>de</strong> werkgever vijftig<br />
procent. Ou<strong>de</strong>rs betalen een kin<strong>de</strong>rbijdrage, conform<br />
VWS-ou<strong>de</strong>rbijdragetabellen.<br />
De beschreven regeling regelt <strong>de</strong> bevoegdheid <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
Lisv een <strong>de</strong>rgelijke tegemoetkoming toe te kennen; <strong>het</strong><br />
is nadrukkelijk geen (afdwingbaar) recht op kin<strong>de</strong>rop<strong>van</strong>g.<br />
Het kabinet verwacht dat <strong>de</strong> regeling budgetneutraal<br />
kan wor<strong>de</strong>n uitgevoerd.<br />
Het is altijd interessant om na verloop <strong>van</strong> tijd na te<br />
gaan of een nieuw ingevoer<strong>de</strong> regeling enig effect sorteert.<br />
Ons lijkt dit een regeling die ons stelsel <strong>van</strong> sociale<br />
zekerheid ver<strong>de</strong>r bureaucratiseert en no<strong>de</strong>loos<br />
ingewikkeld maakt. Waarom heeft <strong>het</strong> Lisv geen discretionaire<br />
bevoegdheid om alle activiteiten, die <strong>de</strong><br />
reïntegratie <strong>van</strong> een bepaal<strong>de</strong> persoon verbeteren, te<br />
bevor<strong>de</strong>ren? Een soort budgetsysteem a la <strong>de</strong> Wet Rea<br />
zou hierin kunnen voorzien, maar ook een algemene<br />
bevoegdheidstoe<strong>de</strong>ling. Nu loopt <strong>het</strong> Lisv immers<br />
steeds tegen <strong>het</strong> ontbreken <strong>van</strong> wettelijke mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
aan; dit werkt vaak zeer frustrerend. Bovendien<br />
lijkt <strong>het</strong> ontstaan <strong>van</strong> <strong>de</strong> regeling te zijn ingegeven door<br />
<strong>de</strong> emancipatietargets <strong>van</strong> <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> <strong>de</strong>partementen<br />
en niet door <strong>de</strong> vraag <strong>van</strong>uit <strong>de</strong> praktijk. Nietgebruik<br />
zal <strong>de</strong> regeling dan kenmerken. Wat dat betreft<br />
had <strong>het</strong> ministerie wellicht ook kritisch moeten kijken<br />
naar <strong>het</strong> niet-gebruik <strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet financiering loopbaanon<strong>de</strong>rbreking<br />
(Wet Finlo). Voor <strong>de</strong>ze wet zijn in<br />
<strong>de</strong> eerste helft <strong>van</strong> 1999 slechts 142 aanvragen ingediend.<br />
35<br />
Alfahulpen<br />
Al vaker is in <strong>de</strong>ze rubriek, maar ook op an<strong>de</strong>re plaatsen<br />
aandacht gevraagd voor <strong>de</strong> slechte rechtspositie<br />
<strong>van</strong> zogenoem<strong>de</strong> alfahulpen. Het on<strong>de</strong>rwerp heeft <strong>de</strong><br />
laatste tijd politiek meer aandacht 36 gekregen, zeker<br />
ook gezien <strong>de</strong> knelpunten in <strong>de</strong> thuiszorg.<br />
Op 29 <strong>april</strong> 1999 heeft <strong>de</strong> Kamer, bij mon<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
motie Bussemaker, gevraagd om een integrale notitie<br />
over <strong>de</strong> rechtspositie <strong>van</strong> alfahulpen. 37 Op basis <strong>van</strong><br />
een ambtelijke notitie, die niet als Kamerstuk is gepubliceerd,<br />
heeft <strong>het</strong> kabinet gekozen voor een optie<br />
waarin <strong>de</strong> thuiszorgvoorziening zou kunnen wor<strong>de</strong>n<br />
gegoten. 38 Daarbij heeft <strong>het</strong> gekeken naar <strong>de</strong> sociale<br />
zekerheid, <strong>de</strong> economische zelfstandigheid, <strong>de</strong> betaalbaarheid,<br />
<strong>het</strong> zorgvolume, <strong>de</strong> arbeidsmarkt en <strong>de</strong> wens<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> alfahulpen zelf.<br />
Per 1 januari <strong>2001</strong> moet een alfahulp daarom kiezen uit<br />
een duaal stelsel: zij kan kiezen voor <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong><br />
huishoudhulpconstructie, waarbij, met <strong>het</strong> oog op <strong>het</strong><br />
belastingstelsel, <strong>de</strong> beloning wordt opgetrokken, maar<br />
35.Stcrt. 1999,201.<br />
36. Kamerstukken II1998-1999, 26 206, nr. 9.<br />
37. Omdat <strong>de</strong> staatssecretaris niet tegemoetkwam aan <strong>de</strong>ze wens is<br />
zij hernieuwd ingediend {Kamerstukken II26 800 XVI, nr. 39 en 52).<br />
38. Kamerstukken II1999-2000, 26 814 (Emancipatiebeleid 2000),<br />
nr. 6.<br />
NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2 63
zij kan er ook voor kiezen in dienst te tre<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
thuiszorginstelling en dus als werknemer in <strong>de</strong> Caothuiszorg<br />
te wor<strong>de</strong>n ingeschaald.<br />
Het keuzemoment geldt zowel voor ou<strong>de</strong> als nieuwe<br />
gevallen; <strong>de</strong> kostenstijging zal door alle betrokken partijen<br />
moeten wor<strong>de</strong>n opge<strong>van</strong>gen. Dat betekent, dat er<br />
eerst overeenstemming met <strong>de</strong> betrokkenen moet zijn;<br />
daarna kan <strong>de</strong> voorlichtingsfase beginnen.<br />
Per 1 januari <strong>2001</strong> moet een alfahulp<br />
daarom kiezen uit een duaal stelsel<br />
De ver<strong>de</strong>re discussie met <strong>de</strong> Kamer is in die zin vertroebeld,<br />
omdat zij verpakt is in <strong>de</strong> discussie over <strong>het</strong><br />
gebrek aan werknemers in <strong>de</strong> zorg, <strong>het</strong> hoge ziekteverzuim<br />
en <strong>de</strong> hoge werkdruk in die sector. 39 Uit Kamervragen,<br />
beantwoord eind september 2000, blijkt, dat op<br />
dat moment <strong>de</strong> positie <strong>van</strong> <strong>de</strong> alfahulp nog steeds niet<br />
geheel dui<strong>de</strong>lijk is. Met name <strong>de</strong> inschaling leidt tot<br />
ondui<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n. Het is maar <strong>de</strong> vraag of alles per 1<br />
januari <strong>2001</strong> daadwerkelijk en goed geregeld is. De<br />
door <strong>de</strong> FNV opengestel<strong>de</strong> klaaglijn over <strong>het</strong> nieuwe<br />
belastingplan krijgt, blijkens krantenberichten, veel<br />
klachten <strong>van</strong> alfahulpen die er in inkomen op achteruit<br />
zijn gegaan. Wij vrezen hier in <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> kroniek op<br />
terug te moeten komen.<br />
Jurispru<strong>de</strong>ntie over discriminatie<br />
Ambtenaren in rijksdienst ont<strong>van</strong>gen een tegemoetkoming<br />
in <strong>de</strong> ziektekosten naar evenredigheid <strong>van</strong> <strong>de</strong> om<strong>van</strong>g<br />
<strong>van</strong> hun aanstelling, ongeacht <strong>de</strong> feitelijk betaal<strong>de</strong><br />
premie en <strong>de</strong> hoogte <strong>van</strong> <strong>het</strong> loon. Bij <strong>de</strong> invoering<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Wet verbod <strong>van</strong> on<strong>de</strong>rscheid naar arbeidsduur<br />
in 1996, werd dit verbod zowel neergelegd in <strong>het</strong> Burgerlijk<br />
Wetboek als in art. 125g, eerste lid Ambtenarenwet<br />
(Aw). Volgens dit artikel mag geen on<strong>de</strong>rscheid<br />
gemaakt wor<strong>de</strong>n tussen ambtenaren op grond<br />
39. Zie in die zin Kamerstukken II1999-2000, 26 814, nrs. 7 en 11.<br />
40. Commissie gelijke behan<strong>de</strong>ling 22 <strong>de</strong>cember 1997, oor<strong>de</strong>elnummer<br />
97-142, AB 1998, 180.<br />
41. CRvB 25 november 1999, USZ 2000, 10 m.nt. Wentholt en AB<br />
I VAN RECHT OP ARBEID NAAR ARBEIDSPLICHT? D R 1 E S S E N , P E N N I N G S & V O E T S<br />
64<br />
<strong>van</strong> een verschil in arbeidsduur, tenzij een <strong>de</strong>rgelijk<br />
on<strong>de</strong>rscheid objectief gerechtvaardigd is. De Commissie<br />
gelijke behan<strong>de</strong>ling oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> 40 dat <strong>de</strong> verstrekking<br />
<strong>van</strong> een tegemoetkoming in <strong>de</strong> ziektekosten naar rato<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanstelling strijdig is met art.<br />
125g, eerste lid Aw. Omdat oor<strong>de</strong>len <strong>van</strong> <strong>de</strong> Commissie<br />
niet bin<strong>de</strong>nd zijn, werd een proefproces aangespannen<br />
bij <strong>de</strong> bestuursrechter. De Centrale Raad 41 stelt<br />
zich echter op <strong>het</strong> standpunt dat een vergoeding <strong>van</strong><br />
ziektekosten aan ambtenaren in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>het</strong> Besluit<br />
tegemoetkoming ziektekosten rijkspersoneel naar<br />
rato <strong>van</strong> <strong>de</strong> arbeidsduur niet in strijd is met <strong>de</strong> Wet verbod<br />
on<strong>de</strong>rscheid naar arbeidsduur. Een verbo<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rscheid<br />
doet zich volgens <strong>de</strong> Raad alleen voor in geval<br />
<strong>van</strong> bena<strong>de</strong>ling en daar<strong>van</strong> is in beginsel geen<br />
sprake wanneer <strong>de</strong> om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> een arbeidsvoorwaar<strong>de</strong><br />
afhankelijk is <strong>van</strong> <strong>de</strong> arbeidsduur. De uitspraak <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> Centrale Raad is onbevredigend omdat voorbij<br />
wordt gegaan aan <strong>het</strong> feit dat <strong>de</strong> ziektekosten in absolute<br />
zin gelijk zijn en daardoor zwaar<strong>de</strong>r drukken op<br />
<strong>het</strong> inkomen <strong>van</strong> een <strong>de</strong>eltijdwerker dan op <strong>het</strong> inkomen<br />
<strong>van</strong> een voltijdwerker.<br />
Met betrekking tot <strong>de</strong> Ww is <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> uitspraak interessant.<br />
Een thuiswerkster kreeg geen Ww-uitkering<br />
omdat geen sprake zou zijn <strong>van</strong> een privaatrechtelijke<br />
dienstbetrekking en <strong>de</strong> arbeidsverhouding evenmin<br />
fictief als dienstbetrekking kan wor<strong>de</strong>n aangemerkt.<br />
De thuiswerkster vol<strong>de</strong>ed namelijk niet aan <strong>de</strong> eis dat<br />
<strong>het</strong> inkomen per maand doorgaans minimaal veertig<br />
procent <strong>van</strong> <strong>het</strong> minimumloon moet bedragen. De Centrale<br />
Raad 42 bevestig<strong>de</strong> <strong>de</strong> afwijzing. Omdat een concrete<br />
gezagsuitoefening ontbrak was geen sprake <strong>van</strong><br />
een dienstbetrekking en voor <strong>de</strong> inkomenseis werd,<br />
zou die al indirect discriminerend zijn, een toereiken<strong>de</strong><br />
objectieve rechtvaardigingsgrond aanwezig geacht, te<br />
weten voorkoming <strong>van</strong> kruimelvoorzieningen. Een<br />
onbevredigen<strong>de</strong> uitspraak die bij een stringentere toetsing<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> vraag of sprake is <strong>van</strong> een arbeidsovereenkomst<br />
en een objectieve rechtvaardigingsgrond rechtvaardiger<br />
had kunnen uitvallen.<br />
2000, 53 m.nt. RH.<br />
42. CRvB 12 augustus 1999, RN 2000, 1153 m.nt. Driessen en AB<br />
2000, 91 m.nt. HBr.<br />
NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2
RECHT UIT HET HART<br />
L'HISTOIRE SE RÉPÈTE<br />
VAN DE OVERHEID MOETEN PROSTITUEES HET (NOG STEEDS)<br />
NIET HEBBEN<br />
Prostitutie is arbeid en mensen die in <strong>de</strong> prostitutie werken<br />
hebben aanspraak op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> rechten en <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />
wettelijke bescherming als an<strong>de</strong>re werken<strong>de</strong> burgers. Dat<br />
is niet <strong>van</strong>zelf zo gekomen. Daar is pakweg zo'n vijftien tot<br />
twintig jaar parlementaire en an<strong>de</strong>rsoortige discussie voor<br />
nodig geweest - waarbij on<strong>de</strong>rweg nog een wetsvoorstel<br />
met die strekking een roemloze dood stierf- maar I oktober<br />
j.l. was <strong>het</strong> dan toch zover. Het bor<strong>de</strong>elverbod werd<br />
opgeheven en daarmee <strong>het</strong> strafrechtelijk obstakel om<br />
prostitutie als arbeid te behan<strong>de</strong>len. Zo kwam een eind<br />
aan <strong>de</strong> uitsluiting <strong>van</strong> prostituees <strong>van</strong> arbeidsrechten en<br />
arbeidsbescherming.<br />
Maar liefst zes doelstellingen wer<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> wetswijziging<br />
ten grondslag gelegd. Twee <strong>van</strong> <strong>de</strong> meest wezenlijke daar<strong>van</strong><br />
waren verbetering <strong>van</strong> <strong>de</strong> positie <strong>van</strong> prostituees (en<br />
passant om ondui<strong>de</strong>lijke re<strong>de</strong>nen veran<strong>de</strong>rd in 'bescherming<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> positie <strong>van</strong> prostituees': welke positie vraag je<br />
je dan af) en betere beheersing <strong>van</strong> prostitutie. Die laatste<br />
doelstelling is niets nieuws. Er is in <strong>de</strong> hele geschie<strong>de</strong>nis<br />
nog geen overheid geweest die zich druk heeft gemaakt<br />
over <strong>de</strong> rechten <strong>van</strong> prostituees, maar op <strong>het</strong> controleren,<br />
beheersen en reguleren <strong>van</strong> prostitutie en prostituees<br />
hebben alle overhe<strong>de</strong>n ter wereld, inclusief <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse,<br />
zich altijd met grote overgave gestort. Niet <strong>de</strong><br />
prostituee dien<strong>de</strong> immers beschermd te wor<strong>de</strong>n, maar <strong>de</strong><br />
samenleving.<br />
Nee, <strong>het</strong> nieuwe is een overheid die <strong>het</strong> tot haar officiële<br />
doelstelling verheft om <strong>de</strong> positie <strong>van</strong> prostituees te verbeteren.<br />
Dat beloof<strong>de</strong> veel. Maar wie verwacht dat onze<br />
emancipatiebewuste overheid met voortvarendheid <strong>de</strong> arbeidsemancipatie<br />
<strong>van</strong> prostituees ter hand neemt, komt<br />
bedrogen uit. Het Meerjarenbeleidsplan emancipatiebeleid<br />
rept met geen woord over hoe <strong>de</strong> staatssecretaris<br />
<strong>de</strong>nkt <strong>de</strong> (arbeids)emancipatie <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze nieuwe beroepsgroep<br />
te gaan bevor<strong>de</strong>ren. In <strong>de</strong> rapportage naar aanleiding<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> VN-vrouwenverdrag is <strong>het</strong> tevergeefs zoeken<br />
naar een passage over <strong>de</strong> maatregelen die <strong>de</strong> overheid<br />
<strong>de</strong>nkt te nemen om <strong>de</strong> sociale uitsluiting en stigmatisering<br />
<strong>van</strong> prostituees aan te pakken. Bij Sociale Zaken stokt <strong>de</strong><br />
productie <strong>van</strong> beleidsnota's wanneer <strong>het</strong> gaat om <strong>de</strong> implementatie<br />
in <strong>de</strong> seksindustrie <strong>van</strong> bestaan<strong>de</strong> wet- en regelgeving<br />
op <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> arbeid en sociale zekerheid. En<br />
hoe <strong>de</strong> arbeidsinspectie, <strong>de</strong> arbodienst, <strong>het</strong> Lisv en wat er<br />
nog meer <strong>van</strong> overheidswege aan toezichthou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> organen<br />
voorradig is, zijn voorbereid op hun taken op dit nieuwe<br />
werkterrein blijft in duisternis gehuld. Ook een forse<br />
subsidieverhoging <strong>van</strong> <strong>de</strong> Ro<strong>de</strong> Draad, <strong>de</strong> vakbond voor<br />
hoeren, voor een grootschalige campagne om prostituees<br />
te informeren over hun nieuwe rechten zit er niet in.<br />
Integen<strong>de</strong>el, <strong>het</strong> woord prostituee is in geen enkel emancipatiestuk<br />
te vin<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> Ro<strong>de</strong> Draad wordt voor <strong>de</strong> zo-<br />
1. Han<strong>de</strong>lingen I 2000-<strong>2001</strong>, 27 174, nr. I, p. 13<br />
2. Een uitzon<strong>de</strong>ring moet gemaakt wor<strong>de</strong>n voor GroenLinks, <strong>de</strong> enige<br />
veelste keer met opheffing bedreigd en <strong>de</strong> enige overheidsinstantie<br />
die zich actief met prostitutie bezig houdt is<br />
<strong>de</strong> belastingdienst. Maar dat <strong>de</strong><strong>de</strong>n ze toch al. Daar was<br />
geen wetswijziging voor nodig.<br />
Wat wel voortvarend ter hand werd genomen - l'histoire<br />
se répète - is <strong>de</strong> regulering en controle <strong>van</strong> prostitutie.<br />
Nu ston<strong>de</strong>n prostituees toch al enigszins achterdochtig tegenover<br />
<strong>de</strong> nieuwe situatie. Natuurlijk strij<strong>de</strong>n zij al jaren<br />
- en in toenemen<strong>de</strong> mate in internationaal verband - voor<br />
erkenning <strong>van</strong> prostitutie als arbeid, maar veel re<strong>de</strong>n voor<br />
overmatig vertrouwen in <strong>de</strong> overheid als beschermer <strong>van</strong><br />
hun rechten heeft die overheid hen tot nu toe niet gegeven.<br />
Een overheid die zich daadwerkelijk <strong>de</strong> verbetering<br />
<strong>van</strong> hun positie aantrekt en niet alleen haar instrumenten<br />
voor controle <strong>van</strong> <strong>de</strong> 'branche' wil uitbrei<strong>de</strong>n zou wel heel<br />
nieuw en bijzon<strong>de</strong>r zijn: iets in <strong>de</strong> or<strong>de</strong> <strong>van</strong> 'eerst zien dan<br />
geloven'.<br />
Zij lijken gelijk te krijgen. Zelfs nog voordat <strong>de</strong> opheffing<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> bor<strong>de</strong>elverbod een feit werd, lag er al een wetsvoorstel<br />
in <strong>de</strong> Kamer voor <strong>de</strong> invoering <strong>van</strong> een i<strong>de</strong>ntificatieplicht<br />
voor prostituees, als eerste en enige beroepsgroep<br />
in Ne<strong>de</strong>rland. En terwijl <strong>de</strong> opheffing <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
bor<strong>de</strong>elverbod meer dan vijftien jaar parlementaire discussie<br />
kostte, was dit wetsvoorstel er in iets meer dan<br />
drie en een halve maand doorheen. Een staaltje <strong>van</strong> snelle<br />
wetgeving, dunkt mij, maar niet precies wat je verwacht<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> 'zorgvuldige afweging', die, in <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
minister, moet voorafgaan aan een voorstel dat 'inbreuk<br />
kan maken op <strong>het</strong> grondrecht <strong>van</strong> eerbiediging <strong>van</strong> <strong>de</strong> persoonlijke<br />
levenssfeer'. 1 Terwijl politiek Ne<strong>de</strong>rland nog op<br />
zijn achterste benen stond <strong>van</strong>wege <strong>de</strong> invoering <strong>van</strong> een<br />
i<strong>de</strong>ntificatieplicht in voetbalstadions en <strong>het</strong> openbaar vervoer,<br />
waarbij argumenten als privacybescherming, discriminatie<br />
en <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Wereldoorlog over tafel vlogen,<br />
werd <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ntificatieplicht voor prostituees geruisloos<br />
ingevoerd, zon<strong>de</strong>r enig publiek of parlementair <strong>de</strong>bat <strong>van</strong><br />
betekenis. 2 Waar <strong>de</strong> privacy <strong>van</strong> 'gewone' burgers - terecht<br />
- beschermenswaardig wordt geacht, is die <strong>van</strong><br />
prostituees - een beroepsgroep die bij uitstek behoefte<br />
heeft aan bescherming <strong>van</strong> hun privacy - blijkbaar aanmerkelijk<br />
min<strong>de</strong>r beschermenswaardig. En waar <strong>het</strong> beginsel<br />
<strong>van</strong> gelijke behan<strong>de</strong>ling tot <strong>de</strong> fundamenten <strong>van</strong> onze samenleving<br />
is verheven, kan dat blijkbaar even gemakkelijk<br />
weer wor<strong>de</strong>n vergeten zodra <strong>het</strong> om prostituees gaat.<br />
Terwijl <strong>het</strong> toch zo'n aardig principe is om hoog te hou<strong>de</strong>n<br />
als je een bedrijfstak wil 'normaliseren', zoals uit en te<br />
na te lezen valt in <strong>de</strong> stukken over <strong>de</strong> opheffing <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
bor<strong>de</strong>elverbod.<br />
Zo heeft <strong>het</strong> kunnen gebeuren dat per I oktober gemeenteambtenaren<br />
- in <strong>de</strong> praktijk zal dat volgens <strong>de</strong> minister<br />
<strong>de</strong> ze<strong>de</strong>npolitie zijn - 'ten behoeve <strong>van</strong> <strong>de</strong> handhaving <strong>van</strong><br />
partij die nog een poging tot een echt <strong>de</strong>bat heeft on<strong>de</strong>rnomen.<br />
NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2 65
I RECHT<br />
<strong>het</strong> prostitutiebeleid' <strong>de</strong> bevoegdheid hebben prostituees<br />
om hun i<strong>de</strong>ntiteitspapieren te vragen. Oorspronkelijk<br />
richtte <strong>het</strong> wetsvoorstel - in ie<strong>de</strong>r geval formeel - zich nog<br />
op <strong>de</strong> controle <strong>van</strong> <strong>de</strong> exploitanten. De bijzon<strong>de</strong>re i<strong>de</strong>ntificatieplicht<br />
<strong>van</strong> prostituees was nodig, aldus <strong>de</strong> minister,<br />
om te kunnen controleren of exploitanten zich wel aan <strong>de</strong><br />
voorschriften hiel<strong>de</strong>n, dat wil zeggen geen illegale of min<strong>de</strong>rjarige<br />
prostituees in hun bedrijf lieten werken. Voor <strong>de</strong><br />
goe<strong>de</strong> or<strong>de</strong>: die controle stond geheel los <strong>van</strong> een eventuele<br />
loondienstverhouding, zoals <strong>de</strong> plicht <strong>van</strong> werkgevers<br />
om een kopie <strong>van</strong> <strong>het</strong> paspoort <strong>van</strong> hun werknemers<br />
in hun administratie te bewaren in <strong>het</strong> ka<strong>de</strong>r <strong>van</strong> <strong>de</strong> belasting-<br />
en sociale-zekerheidswetgeving.<br />
Vervolgens werd dankzij een motie <strong>van</strong> <strong>de</strong> PvdA <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ntificatieplicht<br />
uitgebreid tot prostituees die op straat werken,<br />
waarmee <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>lingrechtelijke aap uit <strong>de</strong> mouw<br />
kwam. Uitein<strong>de</strong>lijk gaat <strong>het</strong> dus gewoon om <strong>de</strong> controle<br />
<strong>van</strong> prostituees en dan vooral 'illegale' prostituees. Je<br />
moet je immers wel in erg veel bochten wringen om te<br />
kunnen inzien hoe exploitanten <strong>van</strong> bor<strong>de</strong>len aangepakt<br />
kunnen wor<strong>de</strong>n door i<strong>de</strong>ntiteitscontroles <strong>van</strong> op straat<br />
werken<strong>de</strong> prostituees.<br />
Daarbij moet nog aangetekend wor<strong>de</strong>n dat <strong>het</strong> tezelf<strong>de</strong>rtijd<br />
voor prostituees <strong>van</strong> buiten <strong>de</strong> EU zo goed als onmogelijk<br />
is legaal op <strong>de</strong> voor Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>rs gelegaliseer<strong>de</strong><br />
prostitutiemarkt te werken. Als enig beroep - opnieuw -<br />
is sekswerk uitgesloten <strong>van</strong> verkrijging <strong>van</strong> een werkvergunning.<br />
Een 'oud' verbod dat in<strong>de</strong>rtijd nog ver<strong>de</strong>digd<br />
werd met een beroep op <strong>het</strong> bor<strong>de</strong>elverbod (je kan immers<br />
geen tewerkstellingsvergunningen afgeven voor iets<br />
dat strafrechtelijk is verbo<strong>de</strong>n), maar dat tegelijk met <strong>de</strong><br />
opheffing <strong>van</strong> <strong>het</strong> bor<strong>de</strong>elverbod via een spoed-Amvb<br />
werd opgenomen in <strong>de</strong> Wet arbeid vreem<strong>de</strong>lingen. Dat<br />
betekent dat <strong>van</strong> exploitanten een vergunning geëist<br />
wordt die per <strong>de</strong>finitie niet wordt verleend. Maar <strong>het</strong> betekent<br />
vooral dat ongeveer <strong>de</strong> helft <strong>van</strong> <strong>de</strong> in Ne<strong>de</strong>rland<br />
werken<strong>de</strong> prostituees nog ver<strong>de</strong>r <strong>de</strong> illegaliteit in is gedrongen.<br />
Zeker is in ie<strong>de</strong>r geval dat <strong>de</strong> opheffing <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
bor<strong>de</strong>elverbod <strong>de</strong>ze groep niet bepaald een positieverbetering<br />
heeft gebracht. En <strong>de</strong> nieuwe i<strong>de</strong>ntificatieplicht legt<br />
hen <strong>de</strong> duimschroeven nog een stukje ver<strong>de</strong>r aan.<br />
Van <strong>de</strong> nieuw verworven bevoegdheid kan <strong>de</strong> gemeentelijke<br />
toezichthou<strong>de</strong>r gebruik maken 'voorzover dat re<strong>de</strong>lijkerwijs<br />
voor <strong>de</strong> vervulling <strong>van</strong> zijn taak nodig is (art. 5:13<br />
Awb)'. Dit is <strong>het</strong> geval, zo legt <strong>de</strong> minister uit, 'indien <strong>de</strong><br />
concrete omstandighe<strong>de</strong>n re<strong>de</strong>lijkerwijs nopen tot <strong>het</strong><br />
vor<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> inzage [<strong>van</strong> een i<strong>de</strong>ntificatiebewijs]'. Die<br />
concrete omstandighe<strong>de</strong>n bestaan uit 'aanwijzingen dat zij<br />
min<strong>de</strong>rjarig is of niet bevoegd is in Ne<strong>de</strong>rland inkomsten<br />
uit arbeid te verwerven'. 3 Welke aanwijzingen dat dan zijn<br />
wordt niet ver<strong>de</strong>r gespecificeerd: jong zijn, vrouw zijn,<br />
zich in een bepaal<strong>de</strong> buurt ophou<strong>de</strong>n, een kleurtje hebben,<br />
met een niet-Ne<strong>de</strong>rlands accent spreken, een ruime hoeveelheid<br />
make-up dragen, een (te) korte rok, een mannelijke<br />
voorbijganger aanspreken? Waar <strong>de</strong> minister wèl dui<strong>de</strong>lijk<br />
in is, is dat <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ntificatieplicht voor prostituees op<br />
3. Kamerstukken I 1999-2000, 27 174, nr. 2, p. 5 (MvA)<br />
4. Kamerstukken II 1999-2000, 27 174, nr. 3, p. 4/5 (MvT). In <strong>de</strong> huidige<br />
Vreem<strong>de</strong>lingenwet is <strong>het</strong> criterium 'concrete aanwijzingen <strong>van</strong> illegaal<br />
verblijf. In <strong>de</strong> nieuwe Vreem<strong>de</strong>lingenwet wordt dat 'een re<strong>de</strong>lijk ver-<br />
UIT HET HART MARJAN WIJERS<br />
grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> (gewijzig<strong>de</strong>) Gemeentewet ver<strong>de</strong>r gaat dan<br />
<strong>de</strong> i<strong>de</strong>ntificatieplicht die geldt voor <strong>het</strong> vreem<strong>de</strong>lingentoezicht<br />
op grond <strong>van</strong> <strong>de</strong> (ou<strong>de</strong> én nieuwe) Vreem<strong>de</strong>lingenwet.<br />
4 Gemeenteambtenaren mogen dus meer ten aanzien<br />
<strong>van</strong> prostituees dan <strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>lingenpolitie ten aanzien<br />
<strong>van</strong> vreem<strong>de</strong>lingen.<br />
Weigert <strong>de</strong> prostituee haar me<strong>de</strong>werking dan kan strafrechtelijk<br />
tegen haar wor<strong>de</strong>n opgetre<strong>de</strong>n, nog afgezien <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> vreem<strong>de</strong>lingrechtelijke sancties. Een beetje lastige constructie,<br />
want een algemene verplichting om een i<strong>de</strong>ntiteitsbewijs<br />
te dragen kent Ne<strong>de</strong>rland niet. Het enkele feit<br />
dat iemand dat niet kan tonen kan dus moeilijk ver<strong>de</strong>nking<br />
<strong>van</strong> een strafbaar feit opleveren. 'Dat is ook geen weigeren',<br />
zegt <strong>de</strong> minister, 'daar<strong>van</strong> is pas sprake als je zegt: dat<br />
gaat u helemaal niets aan', maar: 'Als je blijkt helemaal<br />
niets te hebben', kan dat wel weer 'een aanwijzing zijn dat<br />
er iets verkeerd is'. 5 Maar op zich is dat toch ook weer<br />
niet voldoen<strong>de</strong>: 'Het zal gaan om een samenstel <strong>van</strong> feiten<br />
en omstandighe<strong>de</strong>n, waaruit <strong>de</strong> toezichthou<strong>de</strong>r <strong>het</strong> vermoe<strong>de</strong>n<br />
krijgt dat er een re<strong>de</strong>lijke ver<strong>de</strong>nking voor art.<br />
184 Sr bestaat'. 6 Uitein<strong>de</strong>lijk vertrouwt <strong>de</strong> minister vooral<br />
op <strong>de</strong> intuïtie <strong>van</strong> <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> ambtenaar: 'De politie<br />
is re<strong>de</strong>lijk thuis in <strong>de</strong>ze wereld. Zij weten dan ook of ze iemand<br />
wel of niet kunnen geloven'. 7 Tot zover <strong>de</strong> waarborgen<br />
tegen willekeurig en discriminerend optre<strong>de</strong>n.<br />
Nu is <strong>de</strong> behoefte aan <strong>het</strong> i<strong>de</strong>ntificeren <strong>van</strong> prostituees<br />
niet nieuw. Al ten tij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>het</strong> gedoogbeleid probeer<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong> politie met grote hardnekkigheid prostituees te registreren<br />
op basis <strong>van</strong> 'vrijwillige' me<strong>de</strong>werking, dat wil zeggen<br />
met behulp <strong>van</strong> ordinaire intimidatie of argumenten in<br />
<strong>de</strong> or<strong>de</strong> <strong>van</strong> 'als we je dood aantreffen is <strong>het</strong> toch ook in<br />
jouw belang dat we weten wie je bent'. Aan <strong>de</strong>ze praktijk<br />
kwam pas een ein<strong>de</strong> toen <strong>de</strong> Registratiekamer na acties<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Ro<strong>de</strong> Draad <strong>de</strong> politie op <strong>de</strong> vingers tikte. Ook in<br />
<strong>de</strong> aanloop tot <strong>de</strong> opheffing <strong>van</strong> <strong>het</strong> bor<strong>de</strong>elverbod is door<br />
<strong>de</strong> gemeente Amsterdam nog geprobeerd via <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong><br />
'gedoogbeschikkingen' een i<strong>de</strong>ntificatieplicht in te<br />
voeren door <strong>het</strong> opnemen <strong>van</strong> een voorschrift dat exploitanten<br />
verplichtte er zorg voor te dragen dat prostituees<br />
<strong>de</strong>sgevor<strong>de</strong>rd aan <strong>de</strong> APV-ambtenaar een ID-document<br />
toon<strong>de</strong>n. Een voorschrift dat, dit keer na actie <strong>van</strong> <strong>de</strong> exploitanten,<br />
door <strong>de</strong> Rechtbank Amsterdam en <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling<br />
bestuursrechtspraak <strong>van</strong> <strong>de</strong> Raad <strong>van</strong> State werd afgeschoten<br />
als zijn<strong>de</strong> in strijd met <strong>de</strong> Wet op <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ntificatieplicht.<br />
En dat, uitein<strong>de</strong>lijk, leid<strong>de</strong> tot <strong>het</strong> wetsvoorstel dat<br />
een nieuwe wettelijke basis aan dit ou<strong>de</strong> verlangen verschafte.<br />
En zo zijn we weer terug bij af. Wat on<strong>de</strong>r <strong>het</strong> gedoogbeleid<br />
niet mocht, is nu wettelijk geregeld. Wat <strong>de</strong> politie<br />
niet lukte toen bor<strong>de</strong>len nog verbo<strong>de</strong>n waren, is nu <strong>de</strong><br />
eerste concrete 'positieverbetering' die <strong>de</strong> opheffing <strong>van</strong><br />
<strong>het</strong> bor<strong>de</strong>elverbod prostituees brengt. Van <strong>de</strong> overheid<br />
moeten prostituees <strong>het</strong> nog steeds niet hebben.<br />
Marjan Wijers<br />
moe<strong>de</strong>n <strong>van</strong> illegaal verblijf.<br />
5. Han<strong>de</strong>lingen 12000-<strong>2001</strong>, 27 174, nr. I, p. 16.<br />
6. Ibid., p. 20<br />
7. Ibid., p. 15<br />
66 NEMESIS <strong>2001</strong> nr. 2
S6UU Tijdschrift<br />
voor Europees en<br />
economisch recht<br />
De Europese rechtsontwikkeling wordt steeds<br />
belangrijker. Daarom is er SEW, Tijdschrift voor<br />
Europees en economisch recht. Een toonaan-<br />
gevend Ne<strong>de</strong>rlandstalig tijdschrift waarmee u<br />
optimaal op <strong>de</strong> hoogte blijft.<br />
Een complete informatiebron<br />
SEW besteedt al bijna 50 jaar aandacht aan alle aspecten<br />
<strong>van</strong> <strong>het</strong> Europees en economisch recht. De arresten <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
Hof <strong>van</strong> Justitie en <strong>van</strong> <strong>het</strong> Gerecht in Eerste Aanleg <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
Europese Unie wor<strong>de</strong>n voorzien <strong>van</strong> noot opgenomen of in<br />
samengevatte vorm gepubliceerd. Ook <strong>de</strong> nationale rechtspraak<br />
<strong>van</strong> on<strong>de</strong>rwerpen <strong>van</strong> economisch recht, zowel <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> burgerlijke, straf- als bestuursrechter, komt uitvoerig aan<br />
bod. SEW is tevens me<strong>de</strong><strong>de</strong>lingenblad voor <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
Vereniging voor Europees recht en <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandstalige<br />
af<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> Belgische Vereniging voor Europees recht.<br />
Inclusief katern Jurispru<strong>de</strong>ntie EG<br />
In <strong>het</strong> hart <strong>van</strong> ie<strong>de</strong>r nummer vindt u <strong>het</strong> katern Jurispru<strong>de</strong>ntie<br />
EG. Hierin staan belangrijke uitspraken <strong>van</strong> <strong>het</strong> Hof <strong>van</strong><br />
computer<br />
recht<br />
Is <strong>het</strong> op een website aanbrengen<br />
<strong>van</strong> hyperlinks naar illegale MP3-<br />
_ sites strafbaar? In hoeverre is<br />
^ - grensoverschrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> opsporing<br />
op <strong>het</strong> Internet mogelijk? En wat is <strong>de</strong> bevoegdheid <strong>van</strong><br />
OPTA m.b.t. interconnectieovereenkomsten?<br />
Het antwoord op dit soort vragen vindt u<br />
in <strong>het</strong> tijdschrift Computerrecht<br />
Computerrecht houdt u zes keer per jaar op <strong>de</strong> hoogte<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> laatste ontwikkelingen op <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> informatica,<br />
telecommunicatie en recht. Een onmisbare<br />
informatiebron voor juristen en informatie<strong>de</strong>skundigen!<br />
U leest artikelen over on<strong>de</strong>r meer...<br />
... beslechting <strong>van</strong> automatiseringsgeschillen, eigendomsrecht<br />
<strong>van</strong> software, gegevensbescherming, computercriminaliteit<br />
en chipsbescherming. Veel aandacht is er<br />
voor rechtspraak, waarbij geschillen omtrent automatisering,<br />
ontwikkeling <strong>van</strong> software e.d. centraal staan.<br />
Ver<strong>de</strong>r bevat <strong>het</strong> tijdschrift boekbesprekingen en<br />
besprekingen <strong>van</strong> ontwikkelingen op <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong><br />
juridische programmatuur.<br />
Alle aspecten <strong>van</strong> <strong>het</strong> Europees en economisch recht<br />
Justitie <strong>van</strong> <strong>de</strong> Europese Gemeenschappen.<br />
Van een uitspraak wor<strong>de</strong>n<br />
<strong>de</strong> rele<strong>van</strong>te feiten, dragen<strong>de</strong> overwegingen<br />
en hel dictum geresumeerd<br />
weergegeven, in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
taal. Ook wor<strong>de</strong>n korte signalementen<br />
<strong>van</strong> uitspraken <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
Gerecht in Eerste Aanleg opgenomen.<br />
Informatie waar u op<br />
kunt vertrouwen<br />
SEW biedt u uiterst betrouwbare informatie <strong>van</strong> hoge kwaliteit<br />
dankzij een team <strong>van</strong> <strong>de</strong>skundige redactiele<strong>de</strong>n en me<strong>de</strong>werkers.<br />
De hoofdredactie is in han<strong>de</strong>n <strong>van</strong> prof.mr. M.R. Mok.<br />
Abonnement?<br />
Een jaarabonnement op SEW kost ƒ 255,- (€ 115,71) per<br />
jaar. inclusief BTW. Een linnen opbergband met insteekmechaniek<br />
en opdruk is bij <strong>de</strong> prijs inbegrepen. Stu<strong>de</strong>nten<br />
ont<strong>van</strong>gen 20% korting. Bel voor een abonnement naar<br />
0570-673555. U kunt ons ook faxen (0570-632411) of<br />
e-mailen (info@kluwer.nl). Op internet vindt u ons op<br />
www.kluwcr.nl<br />
W.E.J. Tjeenk Willink<br />
Postbus 23<br />
7400 GA Deventer<br />
Laatste ontwikkelingen op <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> informatica, telecommunicatie en recht<br />
KLUWER}-<br />
Informatie <strong>van</strong> hoge kwaliteit<br />
Een multidisciplinair team <strong>van</strong> <strong>de</strong>skundigen vormt <strong>de</strong><br />
redactie <strong>van</strong> Computerrecht. Uw garantie VOOT informatie<br />
<strong>van</strong> hoge kwaliteit. Het team bestaat uit: prof.mr. J.M.A.<br />
Berkvens, prof.mr. E.J. Dommering, prof.dr. J. Dumortier,<br />
drs. R. <strong>van</strong> <strong>de</strong>n Hoven <strong>van</strong> Gen<strong>de</strong>ren, prof.mr. P.B. Hugenholtz,<br />
prof.mr. H.W.K. Kaspersen, mw.mr. E. Kindt, mr. F.<br />
Kuitenbrouwer, mr. A.P. Meijboom, prof.mr. R.V. De Mul<strong>de</strong>r,<br />
mr. D.Th.L Oosterbaan, prof. mr. A. Oskatnp, mr. F.P.J.<br />
Robben, mr. M.J.M. Taeymans en prof.mr. D.W.F. Verka<strong>de</strong>.<br />
Abonnement?<br />
Computerrecht kost ƒ 260,- (€ 118,-) per jaar, inclusief<br />
BTW. Stu<strong>de</strong>nten en aio's ont<strong>van</strong>gen 50% korting! Bel<br />
voor een abonnement naar 0570-673555. U kunt ons<br />
ook faxen (0570-632411) of e-mailen (info@kluwer.nl).<br />
Op internet vindt u ons op www.kluwer.nl<br />
Wilt u online op <strong>de</strong> hoogte zijn <strong>van</strong> <strong>de</strong> laatste ontwikkelingen<br />
op <strong>het</strong> gebied <strong>van</strong> informatica, telecommunicatie<br />
en recht?l0ëgjn <strong>2001</strong> is onze site<br />
www.computerrechi.nl gereed, waarop u actueel<br />
nieuws en <strong>de</strong> informatie uit <strong>het</strong> tijdschrift vindt!<br />
Kluwer<br />
Postbus 23<br />
7400 GA Deventer;
wetgeving.nl<br />
ÉÉN M A A N D GRATIS OP PROEF<br />
www.wetgeving.n/: <strong>het</strong> adres voor wakkere juristen.<br />
De complete Ne<strong>de</strong>rlandse wet- en regelgeving . Inclusief historische wet- en regelgeving <strong>van</strong>af 1992<br />
Nieuwe wetten en regelingen binnen 24 uur online . Toekomstige wet- en regelgeving<br />
Vier actieve online services voor abonnees • Gui<strong>de</strong>d tour op <strong>de</strong> site
-1V1EL RECHT<br />
Het informele<br />
huwelijk:<br />
<strong>de</strong> verbon<strong>de</strong>nheid<br />
tussen mens,<br />
goed en<br />
schuld<br />
ür. CJ. For<strong>de</strong>r<br />
Re<strong>de</strong> uitgesprokeri bij <strong>de</strong> aanvaarding <strong>van</strong> <strong>het</strong> ambt <strong>van</strong><br />
bijzon<strong>de</strong>r hoogleraar European Family Law, aan <strong>de</strong><br />
Universiteit Maastricht op vrijdag 27 oktober 200O.<br />
Het bevat een rechtsvergelijken<strong>de</strong> studie <strong>van</strong> <strong>de</strong> privaatrechteljike<br />
aspecten <strong>van</strong> <strong>de</strong> sarnenlevingsrelatie, te weten:<br />
<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhoudsverplichting, goe<strong>de</strong>renrechteljke regeling en<br />
<strong>de</strong> positie na overlij<strong>de</strong>n <strong>van</strong> een <strong>van</strong> <strong>de</strong> samenwoners.<br />
Voorts bevat dit boekje sociologische en <strong>de</strong>mografische<br />
gegevens over samenwoners in Ne<strong>de</strong>rland.<br />
De studie is beperkt tot samenwoners die in een relatie<br />
leven die op een huwelijk lijkt.<br />
Om<strong>van</strong>g 64 pagina's, f 29,50 (incl. BTW). € 13,39.<br />
ISBN 90 268 3703 8, 2000.<br />
BESTELLEN? www.profinfo.com<br />
Kluwer of bel (0570) 67 35 55 / 67 34 49<br />
of fax (0570) G9 1 5 55.<br />
-7<br />
Ne<strong>de</strong>rlands<br />
blad<br />
op internet!<br />
Elke week<br />
www.njb.nl
REDACTIONEEL<br />
ALBERTINE VELDMAN, HET ZWARTE GAT, GELIJKE-<br />
BEHANDELINGSWETGEVLNG IN DE 21 E EEUW<br />
ARTIKELEN<br />
KAT JA KERDEL, MEER GELIJKHEID IN DE BESCHERMING<br />
TEGEN DISCRIMINATIE?, PROTOCOL 12 BIJ HET EVRM<br />
DISCUSSIE VERVOLGD<br />
MIES MONSTER, MOEDERSCHAPSIDEOLOGIE EN HET HVJEG:<br />
EEN REACTIE<br />
CLARE MCGLYNN, THE IDEOLOGY OF MOTHERHOOD REVISITED<br />
KRONIEK<br />
MALVA DRIESSEN, FRANS PENNINGS, MARIANNE VOETS, VAN RECHT<br />
OP ARBEID NAAR ARBEIDSPLICHT?, KRONIEK SOCIALE<br />
ZEKERHEID<br />
RECHT UIT HET HART<br />
MARJAN WUERS, L'HISTOIRE SE RÉPÈTE, VAN DE OVERHEID<br />
MOETEN PROSTITUEES HET (NOG STEEDS) NIET HEBBEN<br />
ACTUALITEITEN KATERN<br />
WETGEVING<br />
TBV 2000/25, RECHTSPOSITIE VROUWEN IN HET VREEMDELINGENRECHT<br />
LITERATUUR<br />
SAMENSTELLING TANJA KRAFT VAN ERMEL<br />
W.EJ. Tjeenk Willink<br />
Clara Wichmann<br />
Expertise Vrouw en Recht<br />
Instituut