Plattegrond van het Heilige Kruisgasthuis aan de Biltstraat met aanduiding van de verschillende vertrekken en de aangrenzende weilanden en boomgaard (1653) Interieur van het Heilige Kruisgasthuis - B. van Straaten sr,. 1825
II Een caleidoscopische biografie van Buiten Wittevrouwen Een duurzame orde Buiten Wittevrouwen als onderdeel van een religieus en militair landschap Niet monniken maar nonnen vormen het startpunt van het tweede gedeelte van dit essay. In 1797 kwam een abrupt einde aan de ruim vier eeuwen durende woongeschiedenis van de zusters Premonstratenzers, een kloosterorde die bekend staat om haar witte pijen. Het was niet vergrijzing van haar bewoners, maar de invoering van Franse wetgeving die het adellijk vrouwenklooster Wittevrouwen de das omdeed. In de jonge Bataafse Republiek werden kloosters opgeheven en bezittingen van de Rooms-katholieke kerk geconfisqueerd. Het terrein van het al eerder in verval geraakte kloostercomplex viel in handen van het stadsbestuur. Deze besloot in 1824 tot de bouw van de Willemskazerne, waarvoor ook De Hond werd opgeofferd, een bouwvallige middeleeuwse waltoren nabij de Wittevrouwenpoort (Van Hulzen, 1980, p. 227). Links: Wittevrouwenklooster omstreeks 1600 - J. Stellingwerf, ca. 1725 naar onbekend voorbeeld Rechts: Gezicht vanaf de stadswal te Utrecht ter hoogte van het bolwerk Wolvenburg over de stadsbuitengracht uit het noorden, met de toren de Hond. Op de achtergrond links de huizen aan het begin van de Biltstraat, in het midden een gedeelte van de Wittevrouwenbrug en rechts van de Wittevrouwenpoort - H. Saftleven, ca. 1660 Deze transformatie in het noordoostelijk deel van de ommuurde stad treft twee pijlers van de ruimtelijke orde, voordat Utrecht in de ban raakte van stoom en stadsuitbreiding. Zowel binnen als buiten de vestinggracht was sprake van een militair en religieus geordend landschap, een orde die in grote lijnen teruggevoerd kan worden op de aanwezigheid van het Romeinse castellum (1 e -3 e eeuw na Chr.) en de kerstening van de Friezen en Saksen door Sint Willebrord, de eerste aartsbisschop van Utrecht (7 e eeuw na Chr.). De verdediging van de stad gebood een vrij schootsveld en de kerk was als grootgrondbezitter in belangrijke mate verantwoordelijk voor ontginning en gebruik van gronden buiten de stad. De stad onderscheidde zich tot in de negentiende eeuw scherp van het platteland, niet alleen in fysiek opzicht maar evenzeer op juridische, politiek, economisch en sociaal-cultureel terrein. Hoewel de ruimtelijke orde aan weerszijden van de vestingwerken werd gedicteerd door dezelfde geïnstitutionaliseerde belangen, fungeerden de stadspoort in de beleving als filter tussen twee werelden (Van der Woud, 1987, p. 337). Een stadsbewoner die vóór 1800 de Wittevrouwenpoort uitging, belandde op de Biltse Steenstraat. Langs deze straatweg 1 had zich sinds de Middeleeuwen een kleine voorstad ontwikkeld, compleet met eigen omwalling en Gildpoort (Edens, 2007). Op dit gebied had de stedelijke rechtsmacht vanouds beperkt vat. Het vormde een parasitaire agglomeratie, met ondernemingen die de regels, verordeningen en accijnzen van de stad ontdoken. Ook bevonden zich hier enkele gasthuizen, zoals het Heilige Kruisgasthuis en Matha Gasthuis, die onderdak boden aan reizigers en anderen die niet tot de vaste inwoners van de stad behoorden (Vogelzang red., 2007, p. 18). 1 In 1139 werd aan de oostzijde van de stad een weg aangelegd die liep naar de hoge gronden bij De Bilt. Na bestrating in 1290 ontstond de benaming Biltse Steenweg of Nieuwe Steenweg (Vogelzang red., 2007, p. 13).