25.09.2013 Views

DE FACTORIJ TE BATAVIA

DE FACTORIJ TE BATAVIA

DE FACTORIJ TE BATAVIA

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

No. 9 (NIEUWE REEKS) AUGUSTUS 1941<br />

REDAC<strong>TE</strong>UR : W. C. VAN MEURS<br />

mmm<br />

DJOCJAWEG 97, <strong>BATAVIA</strong>-C. <strong>TE</strong>LEFOON WL. 526<br />

NE<strong>DE</strong>RLANDSCHE HAN<strong>DE</strong>L-MAATSCHAPPIJ, N.V.<br />

HOOFDKANTOOR:<br />

<strong>DE</strong> <strong>FACTORIJ</strong> <strong>TE</strong> <strong>BATAVIA</strong><br />

ALLE BANK- EN<br />

EFFEC<strong>TE</strong>NZAKEN<br />

o<br />

SAFELOKET<strong>TE</strong>N EN<br />

KOFFERKLUIZEN<br />

•<br />

CONSIGNATIE<br />

VAN PRODUC<strong>TE</strong>N<br />

•<br />

EIGEN OPSLAG- EN<br />

AFSCHEEPBEDRIJVEN


No. 9 (NIEUWE REEKS) AUGUSTUS 1941<br />

REDAC<strong>TE</strong>UR: W. C. VAN MEURS<br />

jllllipiljlllj<br />

DJOKJAWEG 97, <strong>BATAVIA</strong>-C. <strong>TE</strong>LEFOON WL. 526<br />

Inhoud : Gratie verleend. Persstemmen. — Zilveren Jubileum. Onze collega E. W. Ostreig. — Ledenvergadering.<br />

— Bestuursmededeelingen. Ledenlijst. — Centrale registratie van vreemdelingen. — Uit bezet Nederland.<br />

De dagblad-redacties. Printahs voor de pers. — Rechtsverkeer in oorlogstijd. — Militaire weerbaarheid en<br />

inheemsche bevolking. — Het Nederlandsch Informatiebureau te New-York. — De Censuur.<br />

Vrijdag 25 Juli bracht Aneta op de perstribune van<br />

den Volksraad het bericht, dat aan collega Jansen<br />

gratie was verleend en dadelijk werden verschillende<br />

leden er mede in kennis gesteld, zoodat de beslissing<br />

spoedig algemeen bekend was.<br />

't Was hier, zooals 't elders moet geweest zijn: groote<br />

voldoening over deze gunstige beslissing van den Gouverneur-Generaal.<br />

Die voldoening willen wé ook op deze plaats zonder<br />

eenig voorbehoud uitspreken.<br />

Met erkentelijkheid jegens den Landvoogd, voor zijn<br />

beslissing, welke voorkwam, dat een bekwaam journalist<br />

als collega Jansen, die met zijn publicaties over de<br />

Djembersche Mei-histories niets anders beoogde dan<br />

het algemeen belang te dienen, het gevang in raakte.<br />

Onze voldoening gaat in de eerste plaats uit naar<br />

onzen collega zelf, die naar zijn overtuiging het landsbelang<br />

diende en ons allen ten voorbeeld staat, in zijn<br />

trouw aan de hooge beginselen van ons schoone vak.<br />

Voldoening uitsprekend over de verleéning van gratie<br />

denken we tevens aan de echtgenoote van onzen collega,<br />

die hem in den moeilijken tijd van spannende<br />

onzekerheid ter zijde heeft gestaan en voor wie de<br />

beslissing van den Landvoogd — om 't eens heel gewoon<br />

te zeggen — een „opluchting" moet zijn geweest.<br />

Er is ook reden tot voldoening voor ons journalisten<br />

in het algemeen, voor de pers en voor het publiek.<br />

Het valt niet te verhelen, dat in juridisch-formeelen<br />

zin het arrest van het Hooggerechtshof, dat behoudens<br />

eenige wijziging in de kwalificatie het vonnis van den<br />

Baad van Justitie te Soerabaia bekrachtigde, als onaanvechtbaar<br />

moet worden beschouwd; in welk besef te<br />

grooter onze waardeering is voor de beslissing door<br />

den Gouverneur-Generaal genomen.<br />

Hierdoor is immers de overtuiging verkregen, dat het<br />

bekende Latijnsche adagium: "dura lex sed lex" hier<br />

niet tot in alle harde gestrengheid zijn toepassing behoeft<br />

te vinden.<br />

Waarbij wij dit mogen bedenken, dat de gratie-verleening<br />

het rechtsgevoel van duizenden en duizenden in<br />

den lande bevrediging heeft geschonken.<br />

Indien wij nu verklaren, ondanks alle reden tot vol­<br />

GRATIE VERLEEND.<br />

doening, door ons zonder eenige restrictie uitgesproken,<br />

toch niet geheel en al voldaan te zijn, dan ga daaraan<br />

de nadrukkelijke verzekering vooraf, dat die onvoldaanheid<br />

geenerlei verband houdt met de beslissing van<br />

den Gouverneur-Generaal.<br />

De vervolging wegens een persdelict — waarbij de<br />

veroordeeling wel niet altijd door een gratie-verleenlng<br />

gevolgd zal kunnen worden — heeft nog anderen kanten,<br />

m.n. het optreden van O.M. en rechterlijk colleges<br />

betreffende.<br />

Er is goede reden aan te nemen, dat het vervolgingsbeleid<br />

van het O.M., i.e. wat persdelicten betreft, zich<br />

door redelijkheid zal willen kenmerken; er is hierbij<br />

trouwens de leiding en het toezicht van den procureurgeneraal.<br />

Wat de rechtspraak betreft is de zaak-Jansen van<br />

belang, omdat hierbij een beslissing in hoogste instantie<br />

werd verkregen en men dus niet meer staat tegenover<br />

de uitspraak van een Raad van Justitie, maar met de<br />

beslissing en overwegingen van het hoogste rechtscollege<br />

heeft te maken, waarnaar de jurisprudentie zich<br />

zal vormen.<br />

liet arrest van het Hooggerechtshof verdient daarom<br />

de bijzondere aandacht van de dagbladpers; het<br />

werd, met het vonnis van den Raad van Justitie te<br />

Soerabaia, in het ..Indisch Tijdschrift<br />

voor het Recht" opgenomen.<br />

Voor de belangrijke overwegingen, welke direct de<br />

journalistiek raken, zij verwezen naar het uitvoerige<br />

gratie-rekest van het bestuur van den Ned. Journalisten<br />

Kring, in het voorgaande nummer van ons orgaan.<br />

Wij ontleenen er hier slechts de volgende overwegingen<br />

aan:<br />

dat ondergeteekenden (het Kringbestuur) het betreuren,<br />

dat, waar het Hof meende de zaak ook<br />

eenigermate van journalistiek standpunt te bezien<br />

— wat h.i. op zich zelf niet anders dan waardeering<br />

zou verdienen — zich, waar het Hof uiteraard daarmede<br />

op minder bekend terrein kwam, niet door een<br />

of meer deskundigen over die journalistieke ethiek<br />

en wat men daartoe moge rekenen, heeft laten voorlichten,<br />

dat dit te meer wenschelijk ware geweest, omdat,<br />

naar uit het arrest blijkt, de journalistieke werkwijze<br />

en opvatting een belangrijk element hebben gevormd<br />

voor het Hof om zich een oordeel te vormen over<br />

83


81<br />

NE<strong>DE</strong>RLANDSCH-INDISCHE<br />

ESCOMPTO MIJ. N.V<br />

ALLE BANKZAKEN


ekl. als journalist ten aanzien van zijn artikelen<br />

van 16/9 en 26/9, mede in onderling verband beschouwd,<br />

dat dit een aangelegenheid is, welke niet alleen<br />

dezen bekl. en de onderhavige vervolging raakt,<br />

maar van algemeen journalistiek belang is en daardoor<br />

onvermijdelijk tevens van publiek belang.<br />

Er bestaat zeer zeker voor het Kringbestuur aanleiding<br />

om deze aangelegenheid in meer algemeen verband<br />

nader te beschouwen en zich c.q. hiervoor tot<br />

de bevoegde autoriteiten te wenden.<br />

Er is nog een ander punt in het arrest, waarvoor we<br />

hier speciaal de aandacht willen vragen; dat betreft<br />

de overweging ten aanzien van de strafmaat, waaruit<br />

blijkt, dat het Hof eigenlijk een hoogere straf had<br />

willen opleggen.<br />

Aan het slot van het arrest leest men nl.:<br />

„dat het Hof dan ook alleen op grond van het feit,<br />

dat het O.M. (bij den Raad van Justitie te Soerabaia)<br />

in de straf (van twee maanden) heeft berust in verband<br />

met de inmiddels tegen bekl. uitgesproken voorwaardelijke<br />

veroordeeling (betreffende de bekende<br />

Rijst-af f aire), zich bij de door den eersten rechter uitgesproken<br />

straf neerlegt".<br />

Deze wel zeer straffe en gestrenge opvatting van het<br />

Hof maakt het te meer noodzakelijk, dunkt ons, aan<br />

journalistieke opvattingen en inzichten ter zake ruimere<br />

bekendheid te geven.<br />

Op den zelfden dag als het gratie-besluit van den<br />

Gouverneur-Generaal, verscheen het antwoord der<br />

Regeering op de schriftelijke vragen van het Volksraadslid,<br />

den heer Soangkoepon betreffende de strafzaak<br />

der Djembersche Mei-histories. Genoemd Volksraadslid<br />

stelde de vraag: of de Regeering bereid is bij<br />

het vervolgingsbeleid van het O.M. rekening te doen<br />

houden en bij haar hanteering van het gratie-recht in<br />

aanmerking te willen nemen, dat een vrije pers ook in<br />

dezen tijd als een groot landsbelang is te beschouwen.<br />

Op deze tweeledige vraag antwoordde de Regeering:<br />

het vervolgingsbeleid van het O.M. houdt terdege<br />

rekening met het groote belang, dat de persvrijheid —<br />

ook naar de overtuiging der Regeering — vertegenwoordigt,<br />

bij de hanteering van het gratierecht is Zij uiteraard<br />

eveneens bereid telkens wanneer zulks pas geeft, dit<br />

belang in aanmerking te nemen.<br />

Waar de Regeering zelf Haar gratierecht ter sprake<br />

brengt, mag men aannemen in dit deel van het antwoord<br />

althans eenige aanwijzing te vinden voor de overwegingen,<br />

welke de Gouverneur-Generaal hebben geleid bij de<br />

gratieverleening aan collega Jansen.<br />

In dit verband is dan ook vooral van beteekenis hetgeen<br />

de Regeering in Haar antwoord aan den heer<br />

Soangkoepon nog laat volgen.<br />

Na verklaard te hebben, niet het blijkbare inzicht<br />

van den steller van de vraag te deelen, als zoude de<br />

zaak-Jansen zich als voorbeeld leenen tot toetsing<br />

van den eerbied van het O.M. voor de vrijheid der<br />

pers, verklaart de Regeering in Haar antwoord:<br />

„Waar het O.M. stond voor een duidelijk geval van<br />

smaadschrift in een dagblad aan een ambtenaar in de<br />

uitoefening van zijn bediening aangedaan, nog wel<br />

ondanks de van ambtelijke zijde ontvangen rechtzetting<br />

van eerder in het zelfde blad geplaatste mededeelingen,<br />

welke rechtzetting den hoofdredacteur tot waarschuwing<br />

had moeten zijn, ware achterwege laten van ingrijpen<br />

onjuist geweest".<br />

De kwestie van de „rechtzetting", van de zijde van<br />

den gouverneur van Oost-Java door collega Jansen<br />

ontvangen, laten we hier buiten beschouwing, verwezen<br />

zij naar de betreffende passage in het rekest van den<br />

Kring. v. M.<br />

PERSS<strong>TE</strong>MMEN.<br />

Het overzicht over hetgeen de persschreef naar<br />

aanleiding van de gratie door den G.G. aan collega<br />

Jansen verleend, beginnen we met hetgeen deze op den<br />

dag zelf in „De Indische Courant" schreef:<br />

„Wij zijn den gouverneur-generaal erkentelijk voor<br />

deze gunstige beschikking en zullen dankbaar blijven<br />

gedenken den grooten moreelen steun, dien wij in den<br />

strijd, welken wij met de sublieme medewerking van<br />

onzen verdediger, mr. Sinninge Damsté, gevoerd en tot<br />

dit alleszins bevredigend einde gebracht hebben, van<br />

zoo talloos velen uit geheel Indië ondervonden hebben."<br />

In het volgend nummer van „D e Indische<br />

Courant" dd. 26 Juli schreef Jansen onder den titel<br />

„De strijd gestreden" een hoofdartikel, waarin hij de<br />

beslissing van den G.G. een in gunstigen zin noemt,<br />

alleen reeds omdat wij de gevangenisdeuren niet achter<br />

ons zullen hooren sluiten, een — laten wij eerlijk zijn!<br />

— ietwat onaangename gedachte, waarmede wij ons<br />

echter in de achter ons liggende maanden vertrouwd<br />

hadden gemaakt. Dit viel ons gemakkelijk, omdat wij<br />

wisten, onzen journalistieken plicht tegenover de gemeenschap<br />

naar eer en geweten vervuld te hebben, in<br />

overeenstemming met de goede zeden, welke in ons<br />

beroep gelden, in overeenstemming evenzeer met de<br />

voor ons schoone vak geldende usances en werkwijze.<br />

Hoe zeer wij de mooie tradities, welke de gedragslijn<br />

van den journalist bepalen, hebben hoog gehouden: wij<br />

zouden de hierop betrekking hebbende passages uit het<br />

verzoek om gratie, ingediend door het bestuur van den<br />

Ned. Journalistenkring, waarin de vakkundige zijde van<br />

het proces behandeld wordt, kunnen aanhalen, om onze<br />

houding nader te adstrueeren. Wij zullen dit niet doen,<br />

van pluimen steken op den eigen hoed houden wij niet.<br />

Hetgeen dan niet wegneemt, dat wij voor den met tal<br />

van argumenten onderstreepten, steun, gegeven in dit<br />

gratierekest, onzen collega's zeer erkentelijk zijn, evenals<br />

voor dien, welke ons reeds eerder in vele beschouwingen<br />

hunnerzijds gewerd.<br />

Een andere factor, welke er in hooge mate toe bijdroeg,<br />

dat Jansen met de idee, geruimen tijd uit de<br />

samenleving verwijderd te zullen worden, vertrouwd<br />

geraakte, betrof het medeleven van deze samenleving<br />

met het proces, waarbij zij zich voor het grootste deel<br />

aan zijn zijde schaarde.<br />

Deze algemeene reactie bereikte haar hoogtepunt,<br />

zoo vervolgt collega Jansen, toen het Hof meende, het<br />

vonnis van den Raad van Justitie te Soerabaia te moeten<br />

bevestigen, teleurstelling barend aan ons, aan de<br />

samenleving. Teleurstelling, die, wat de samenleving<br />

betrof, drong tot de spontane daad: de indiening van<br />

gratierekesten. Wij releveerden reeds dat van den Ned.<br />

Journalistenkring. Maar er waren er nog van „Eenheid<br />

door Democratie", van den Algemeen Democratischen<br />

Bond, van den Kring Soerabaia van de Vaderlandsche<br />

Club. Vele, vele duizenden, zetten hun handteekening<br />

ter adhaesie-betuiging. Alweder niet om der wille van<br />

onze persoon, die bijzaak was, doch omdat deze uitspraak<br />

hun rechtsgevoel ten eenemale onbevredigd<br />

liet, zij het dan, dat na het arrest van het<br />

Hooggerechtshof aangenomen moest worden, dat<br />

juridisch deze uitspraak in orde was.<br />

Schr. constateert vervolgens: „ruime winst":<br />

Het gratierekest, hetwelk wijzelven indienden, luidden<br />

wij in met de, eerbiedig gegeven, verzekering, dat wij<br />

dit verzoek niet deden „als berouwvol zondaar, doch<br />

met de wetenschap, dat de gratie-procedure in wezen<br />

een derde instantie is, welke correctie en mitigatie<br />

van rechterlijke uitspraken toestaat".<br />

85


Welnu, deze correctie en mitigatie hebben plaats gehad,<br />

dank zij het in het geding brengen van elementen,<br />

die de rechterlijke instanties bij hun beoordeeling niet<br />

tot gelding vermochten te brengen, zoodat de Landvoogd<br />

termen kon vinden voor slechts een voorwaardelijke<br />

straf. Hieruit kunnen wij dit concludeeren: al<br />

vindt ook de gouverneur-generaal schuld aan onze zijde<br />

aanwezig, Z. E. acht haar klaarblijkelijk niet der<br />

mate groot, dat wij, gelijk blijkens de uitspraken van<br />

Raad van Justitie en Hooggerechtshof, deze rechterlijke<br />

colleges wilden, hiervoor zonder meer zouden<br />

moeten boeten.<br />

Hier ligt dan een deel van de winst: wij zullen het<br />

vonnis niet aan ons zien voltrekken. Wij zullen<br />

ononderbroken onzen arbeid in het algemeen<br />

belang kunnen voortzetten. Alleen om deze reden reeds<br />

zijn wij den gouverneur-generaal dankbaar.<br />

Er is echter nog winst van anderen aard. Wij geloofden<br />

aanvankelijk, dat het welbeschouwd verstandiger<br />

zou zijn geweest indien in eerste instantie van vervolging<br />

zou zijn afgezien.<br />

Wij zijn thans een andere meening toegedaan, want het<br />

verloop van dit proces, met al hetgeen zich er om heen<br />

heeft afgespeeld, heeft aangetoond, hoe groote bedachtzaamheid<br />

gevorderd moet worden van hen, die geroepen<br />

zijn tot het instellen van ambtshalve vervolgingen, zooals<br />

het onderhavige er een was, bedachtzaamheid, die<br />

dan niet alleen behoort te zijn afgestemd op het<br />

persoon 1 ij k inzicht van de locale vervolgende<br />

instantie. Het heeft mede aangetoond, hoe er als gevolg<br />

van een geveld vonnis en de wijze, waarop het met<br />

redenen omkleed is, een conflict met de openbare meening<br />

kan ontstaan, zooals in stukken, welke in dagblad<br />

en periodiek aan deze histories gewijd werden, en ze<br />

zijn te vinden in de vragen en opmerkingen van Volksraadsleden<br />

aan het adres der regeering.<br />

Het „N i e u w s van den Dag" schreef<br />

naar aanleiding van het gratie-besluit:<br />

„Een zéér wijze beslissing. Zij zegt niet: het vonnis<br />

was een fout. Zij zegt dit: de rechter kon met de wet<br />

in de hand niet anders handelen dan hij gedaan heeft.<br />

Desniettemin bevredigt het vonnis niet, omdat het niet<br />

in overeenstemming is met het rechtsgevoel. Daarom<br />

een voorwaardelijke straf.<br />

Wij wenschen collega Jansen met deze beslissing van<br />

harte geluk. Maar niet minder den Gouverneur-Generaal<br />

en het Hof, die met dit besluit getoond hebben het<br />

levend, het onbeschreven recht hooger te stellen dan het<br />

beschreven, het formeele recht, dat naar het woord van<br />

Multatuli slechts dorre harten erkennen."<br />

Maar het „B at. N w s b 1." miste in deze beslissing<br />

„het breede royale gebaar, dat de publieke opinie juist<br />

in dezen tijd tegenover iemand die dagelijks zijn beste<br />

krachten wijdt aan de nationale zaak, zoo op prijs zou<br />

hebben gesteld."<br />

Het gekwetste rechtsgevoel diende geheeld te worden<br />

en dit is niet geschied door de straf te laten bestaan en<br />

haar slechts voor zoover de uitvoering betreft te verzachten.<br />

Het blad had volledige kwijtschelding van<br />

straf verwacht:<br />

„Wat wij, belangstellende burgers, zoo graag hadden<br />

gezien is dat de gratie-verleening tevens zou hebben<br />

getuigd van gevoel voor de roerselen van „Indië in<br />

oorlogstijd". Dat bij deze gelegenheid het hart luider<br />

gesproken zou hebben dan het hoofd, al is het gratierecht<br />

dan ook een rechtsmiddel."<br />

Daarom ziet het blad in dit gratie-besluit een gemiste<br />

kans, om regeering en burgerij dichter bij elkaar<br />

te brengen.<br />

Volgens het „A. I. D g b 1." beoogt de wijze, waarop<br />

de Landvoogd van zijn gratie-recht heeft gebruik gemaakt<br />

„duidelijk te doen uitkomen, dat ook naar de<br />

opvatting van den hoogsten gezagsdrager hier te lande<br />

het vonnis over Jansen geveld in wezen juist was. De<br />

verleende gratie beoogt genade voor recht te laten<br />

gelden. Dat was het niet, waarvoor gepleit is door<br />

duizenden in Indië in gratie-rekesten en in betoogen in<br />

de krant. Er is gepleit voor herstel van wat men als<br />

onrechtvaardig aanvoelde. Dat herstel is niet gekomen.<br />

Het formeele recht heeft gezegevierd over de<br />

rechtvaardigheid. In hoogste instantie.<br />

Het blad deelt de voldoening, dat Jansen de gevangenis<br />

niet in gaat, maar is „diep teleurgesteld" over het<br />

feit, dat de rechtvaardigheid niet boven het formeele<br />

recht werd gesteld en dat daarmede „de onaandoenlijkheid<br />

van ambtelijk Indië ook hier weer heeft gezegevierd<br />

over het levende rechtsbewustzijn der Indische<br />

maatschappij."<br />

Hiertegenover merkte „h et Nieuws" in een<br />

polemiek met het „A. I. D g b 1." op:<br />

„De wet verbiedt den Landvoogd zeer duidelijk het<br />

recht van gratie te hanteeren als een middel om een<br />

soort van hooger beroep uit te oefenen ten aanzien der<br />

beslissing van, of de straftoemeting door den rechter.<br />

Het recht van gratie heeft slechts ten doel om daar<br />

waar de letter der wet tot onbillijkheid en onrecht zou<br />

voeren, de gevolgen van de rechterlijke veroordeeling<br />

geheel of ten deele buiten werking te stellen.<br />

Dat is thans gebeurd.<br />

Hoe kan het A. I. D. dan beweren, dat het formeele<br />

recht heeft gezegevierd over de rechtvaardigheid? Het<br />

is juist precies andersom. De rechtvaardigheid, juister:<br />

het besef dat de zuivere toepassing van de wet tot<br />

onrecht zou hebben geleid, heeft over het formeele recht<br />

gezegevierd. En daar kunnen wij den Gouverneur-<br />

Generaal niet dankbaar genoeg voor zijn."<br />

De „Indië-Bode" is „niet bevredigd":<br />

„Immers de bezwaren der Indische samenleving,<br />

welke in de aan den Landvoogd aangeboden gratierekesten<br />

zoo nadrukkelijk tot uiting zijn gekomen,<br />

stoelden niet in medelijden met den hoofdredacteur van<br />

de Indische Courant, hoewel men het natuurlijk uitermate<br />

betreurde, dat deze de gevangenis in zou gaan,<br />

maar zij hadden den veel dieperen ondergrond van beleedigd<br />

rechtsgevoel."<br />

„M a t a r a m" betoogt, dat met de gratie-rekesten<br />

een beroep werd gedaan op de Jurisdictie van<br />

den Gouverneur-Generaal en „hij heeft aan dit beroep<br />

het oor geleend, niet alleen, doch hij heeft gesproken<br />

en hij heeft goed gesproken."<br />

De „D e 1 i Courant" verklaarde:<br />

Het is met groote dankbaarheid dat wij thans vernemen<br />

hoe de Landvoogd onzen collega wel heeft willen<br />

gratieeren, zoodat hem het leed van een gevangenisstraf<br />

bespaard blijft.<br />

<strong>DE</strong> DRUKFOUT<br />

The typographical error is a slippery thing and sly,<br />

You can hunt till you are dizzy, but it somehow will<br />

get by...<br />

The boss, he stares with horror, then he grabs his<br />

hair and groans;<br />

The. copy reader drops his head upon his hands and<br />

moans.<br />

The remainder of the issue may be clean as clean can be,<br />

But that typographical error is the only thing you see.<br />

IRISH NEWS.


Per 1 September is het 25 jaar geleden, dat onze<br />

collega, de heer E. W. Ostreig, besloot het beroep te<br />

kiezen, dat hem sedert niet meer heeft losgelaten. De<br />

heer Ostreig werd journalist en had daarmede zijn lot<br />

voor altijd bezegeld, want, wie vrijwillig dit beroep kiest<br />

en door innerlijken drang gedreven wordt, kan niet<br />

meer terug. Tijdens de loopbaan van onzen collega werd<br />

dit aan hem zelf overtuigend bewezen, toen hij — in<br />

de beginjaren van den Volksraad — meende den z.g.<br />

taehigrafischen dienst van deze instelling op zich te<br />

kunnen nemen.<br />

Hoewel het voor dezen dienst onmisbaar was, dat<br />

daarbij personen met journalistieke gaven werden te<br />

werk gesteld, bleek toch wel, dat zij wel hun bekwaamheid,<br />

doch niet hun hart aan dit werk konden geven.<br />

Want het moge dan een der belangrijkste en ook een<br />

der moeillijkste opgaven zijn voor den journalist om<br />

verslagen te maken van gebeurtenissen, vergaderingen,<br />

debatten, het voornaamste element : de innerlijke<br />

dicipline en de daardoor verkregen innerlijke vrijheid<br />

mogen niet ontbreken.<br />

Vrijheid is het essentieele kenmerk van den<br />

journalist.<br />

De journalist bestaat alleen, of liever, heeft alleen<br />

bestaansrecht zoo lang de vrijheid van het woord<br />

bestaat. Zonder deze is zijn werk van geen maatschappelijk<br />

nut.<br />

Men kan, zooals tegenwoordig trouwens veel gebeurt,<br />

wel de vakkennis van een journalist benutten voor propaganda-<br />

en andere doeleinden, doch het product, dat<br />

de propagandist aflevert, verhoudt zich tot dat van den<br />

vrijen journalist als een fotographie tot een schilderij.<br />

Het zilveren jubileum van den heer Ostreig hier te<br />

herdenken, is een bijzonder voorrecht. Vijf en twintig<br />

jaar heeft deze collega voor Indië gewerkt. Hoevele<br />

duizenden hebben zijn werk in den loop der jaren gelezen,<br />

hoevelen — dikwijls zonder het te weten — door zijn<br />

oogen alle belangrijke gebeurtenissen gezien.<br />

Ostreig is, anders zou hij ook niet zulk een groot<br />

succes hebben gehad, een persoonlijkheid.<br />

Ik heb vandaag hel; voorrecht om dezen collega te<br />

mogen herdenken in het orgaan van den Nederlandsehen<br />

Journalisten Kring, een orgaan, dat nog niet zoo is, als<br />

wij het gaarne zouden wenschen, maar dat niettemin<br />

alleen reeds door het feit, dat het verschijnen kan, tot<br />

een ieder zeggen wil: de traditie van de vrijheid blijft<br />

ook onder deze oorlogsomstandigheden ons ideaal.<br />

Ostreig was reeds in de journalistiek toen ik zelf een<br />

kans kreeg om dit beroep practisch te mogen beoefenen.<br />

Ik werkte ook onder zijn leiding aan het zelfde blad, zij<br />

het voor korten tijd.<br />

Wij hebben reeds in dien eersten tijd de conflicten deivrijheid<br />

leeren kennen. In dien tijd vocht ik voor de<br />

objectiviteit van het verslag en werd prompt voor de<br />

keuze gesteld om vergiffenis te vragen, of zonder meer<br />

op straat te worden gezet.<br />

Dat was ruim 20 jaar geleden.<br />

Ostreig en ik hebben samen sedertdien veel geleerd.<br />

Maar wij zijn ook nu nog, met alle andere collega's, die<br />

het vak liefhebben, bereid om — wanneer wij voor de<br />

keuze worden gesteld om ons journalistieke geweten<br />

geweld aan te doen, of de laan uit te gaan — met<br />

vreugde het laatste te kiezen.<br />

Er is niet altijd aanleiding in dit vak om elkaar iets<br />

vriendelijks te zeggen. Wij, journalisten, zijn ook veelal<br />

ZILVEREN JUBILEUM.<br />

Onze collega E. W. Ostreig.<br />

in debat en onderhouden op die wijze de vriendschap.<br />

Wij willen duidelijk, wij moeten daardoor lastig zijn.<br />

Daar zijn wij voor. Wij willen immers, juist door onze<br />

taak zoo goed mogelijk te vervullen, mede helpen aan<br />

den opbouw van de maatschappij, wij willen onze taak<br />

zóó zien, dat vooral in een groeiende maatschappij als<br />

de Indische en in een bewogen wereld als de huidige,<br />

de resultaten van onze gedachten, van ons geloof, de<br />

wensch om te d i e n e n, tot uiting komen.<br />

Vrijheid is daarbij essentieel. Vrijheid, ook in dezen<br />

tijd Zij is mogelijk, zij is belangrijk. Het is oorlogstijd.<br />

Debat is ongewenscht. In ieder geval is het noodig,<br />

om thans alles wat er op het gebied der vrije journalistiek<br />

mankeert, op den achtergrond te stellen, omdat<br />

er oorlog is, tot de strijd zal zijn gewonnen.<br />

Ik wil daarover in dit artikel niet iets definitiefs<br />

zeggen. Het is meer in den geest van dit jubileum om<br />

hier te verklaren, dat Ostreig, na 25 jaren, nog meer<br />

overtuigd is van de noodzaak eener geestelijke vrijheid,<br />

gedragen door een innerlijke discipline, dan hij vroeger<br />

was. En zijn meening is ook de onze. Ik wil hier alleen<br />

maar de hoop uitspreken, dat men overal, waar men<br />

met de pers te maken heeft, zal beseffen, dat het beperken<br />

en belemmeren van bona fida journalisten schade<br />

doet aan de maatschappij. En dat de hanteering van<br />

bepalingen, van machtsmiddelen, de hanteering ook van<br />

subtiele bevoegdheden als censuur, een zoo groote ruimte<br />

van inzicht, een zoo groote wegcijfering van eigen<br />

belangrijkheid bij de betrokkenen, die er ook vreemd<br />

voor staan, vergt, dat het geen wonder is, als juist in<br />

dezen tijd van spanning dikwijls onnoodige verbittering<br />

wordt gewekt.<br />

Onjuiste beslissingen worden genomen, die voor de<br />

journalisten op zich zelf onaangenaam, doch voor het<br />

vertrouwen in het werk van de pers eventueel fnuikend<br />

kunnen zijn.<br />

Wij bieden Ostreig onze gelukwenschen aan en wij<br />

kunnen dit met te grooter overtuiging en hartelijkheid<br />

doen, omdat wij in hem een collega bezitten, waarop<br />

wij trotsch zijn en ook omdat hem door de omstandigheden<br />

nu wederom een belangrijke post zal worden<br />

toevertrouwd, waarbij hij de sympathie van ons allen<br />

noodig zal hebben. Ostreig zal, van einde October af,<br />

tijdens mijn afwezigheid gedurende een bezoek aan<br />

Londen, optreden als leider van de redactie van het<br />

persbureau „Aneta".<br />

Ik wil natuurlijk het werk, dat daar gebeurt, niet<br />

overschatten, maar ik mag er wel dit van zeggen, — dat<br />

het alleen maar vraagt om 24 uren van den dag beschikbaar<br />

te zijn, alleen maar vraagt om altijd weer berichten<br />

te toetsen, alleen maar vraagt een toewijding, die niet<br />

alleen hoofdzaken, maar ook détails betreft. Neen, wij<br />

moeten dat werk niet overschatten, maar wij moeten<br />

er ook niet misprijzend tegenover staan.<br />

Want de journalistieke afdeeling van „Aneta" heeft<br />

— ik kan dit werkelijk uit de eerste hand verzekeren —<br />

vooral sedert het uitbreken van den tweeden wereldoorlog<br />

geworsteld met problemen en ook wel met<br />

instanties, waarbij ik persoonlijk dikwijls heb gehoopt<br />

en gelukkig dikwijls ook heb mogen rekenen op de<br />

volledige sympathie van mijn vaklievende collega's.<br />

„Aneta" is een deel van de Indische pers geworden.<br />

Aneta heeft geleerd dat dienen de grootste vreugde geeft.<br />

Wij willen ter gelegenheid van het jubileum van E. W.<br />

Ostreig nog eens bedenken, dat niet alleen voor en<br />

87


NE<strong>DE</strong>RLANDSCH INDISCHE<br />

v<br />

HAN<strong>DE</strong>LSBANK, N.V.<br />

HOOFDKANTOOR: <strong>BATAVIA</strong><br />

KANTOREN IN NE<strong>DE</strong>RLANDSCH-INDIË <strong>TE</strong>:<br />

KANTOREN IN:<br />

Ampenan<br />

Bandjermasin<br />

Bandoeng<br />

Banjoewangi<br />

Besoeki<br />

Cheribon<br />

Djambi<br />

Gorontalo<br />

Makassar<br />

Malang<br />

Medan<br />

Menado<br />

Palembang<br />

Pasoeroean<br />

Pekalongan<br />

Pontianak<br />

Probolinggo<br />

Semarang<br />

Soerabaia<br />

Tandjong Balei<br />

Tegal<br />

Telok-Betong<br />

Tjilatjap<br />

Weltevreden<br />

BRITSCH-INDIË - CHINA - JAPAN -<br />

PHILIPPIJNEN - STRAITS SETTLEMENTS<br />

EIGEN VER<strong>TE</strong>GENWOORDIGERS <strong>TE</strong> LON<strong>DE</strong>N EN NEW-YORK<br />

SPECIALE AF<strong>DE</strong>ELINGEN VOOR<br />

OPSLAG EN AFSCHEEP VAN PRODUC<strong>TE</strong>N<br />

INKLARING EN REGELING VAN ASSURANTIËN


na den oorlog, maar ook reeds t ij d e n s dezen oorlog<br />

onze journalisten vechten voor een nieuwe en betere<br />

maatschappij en voor de vrijheid, voor het geheel en<br />

— juist daarom — voor de vrijheid van het woord.<br />

Wij willen dit jubileum aangrijpen en aldus handelen<br />

in den geest van onzen collega door een ieder toe te<br />

roepen, die hiermede te maken heeft: tast de vrijheid<br />

van de pers niet aan, denkt toch niet, dat de publieke<br />

opinie aan banden kan worden gelegd, weest niet tevreden<br />

met de afwezigheid van critiek, weest liever<br />

ongerust, wanneer in tijden van spanning de publieke<br />

opinie zoo zwijgzaam is. Want als in tijden van<br />

spanning het publiek zich niet uiten wil, kan of durft,<br />

dan is er iets verkeerd gegaan en dan moet men naarstig<br />

zoeken naar de oorzaak ! —<br />

Wij wenschen onzen collega Ostreig nog vele jaren<br />

toe in het vak, dat ons aller liefde heeft. Wij wenschen<br />

hem vooral de kracht toe en het idealisme, die noodig<br />

zijn om te blijven vechten voor de erkenning van vakkennis,<br />

de erkenning van de noodzaak der vrijheid en<br />

voor een beter begrip van de taak, die de pers, vooral<br />

in deze maatschappij juist nu heeft.<br />

Batavia-C., 12 Augustus 1941.<br />

LE<strong>DE</strong>NVERGA<strong>DE</strong>RING.<br />

G. A. van Bovene.<br />

14 September.<br />

Het ligt in de bedoeling van het bestuur op Zondag 14<br />

September te Batavia een vergadering te beleggen voor<br />

de gewone leden van den Ned. Journalisten Kring, welke<br />

vergadering een huishoudelijk karakter zal dragen.<br />

Het bestuur overweegt dien dag hierna de jaarvergadering<br />

te houden.<br />

Collega W. C. Hoenders is bereid gevonden een<br />

inleiding te houden over de materieele positie van<br />

den journalist en de wenschelijkheid van duurtetoeslag.<br />

Een der punten, welke op deze vergadering in bespreking<br />

komen, zal zeker ook zijn de beslissing over de<br />

zaak-Jansen.<br />

Het bestuur wil een proef er mede nemen deze vergadering<br />

op Zondagochtend te stellen, zoodat dan ook<br />

journalisten van elders, zelfs van verder dan Bandoeng,<br />

tegenwoordig zullen kunnen zijn, en nog dien zelfden<br />

dag naar hun woonplaats kunnen terugkeeren.<br />

Na afloop zou men zich in Hotel des Indes aan de<br />

aldaar vermaarde rijsttafel kunnen vereenigen.<br />

De agenda voor deze vergadering zal tijdig aan de<br />

gewone leden worden toegezonden.<br />

Het bestuur vertrouwt, dat vele leden deze vergadering<br />

zullen bijwonen en zich daarvoor eenige opofferingen<br />

zullen willen getroosten.<br />

Mogelijk zijn er Kringleden bereid om collega's van<br />

elders nachtlogies te verstrekken; terwijl de buitenleden<br />

aan de rijsttafel gast van den Kring zullen zijn.<br />

BESTUURSME<strong>DE</strong><strong>DE</strong>ELINGEN.<br />

Het Kringbestuur ontving uittreksel uit het besluit<br />

van den Gouverneur-Generaal van Ned.-Indië waarbij<br />

is bevolen, dat aan E. Jansen, hoofdredacteur der<br />

„Indische Couran t", bij wege van gratie de hem<br />

opgelegde straf niet zal worden ten uitvoer gelegd,<br />

tenzij hij voor den afloop van een proeftijd van een<br />

jaar na dagteekening van dit besluit (23 Juli 1941) terzake<br />

van eenig strafbaar feit zal worden vervolgd en<br />

de vervolging met eene onherroepelijke veroordeeling<br />

eindigt.<br />

Het gratie-besluit bevat geenerlei motiveering.<br />

Het Kringbestuur zond, mede namens de leden, een<br />

collegialen gelukwensen aan coll. Jansen naar aanleiding<br />

van de door den G.G. verleende gratie.<br />

Ook de Journalisten van de perstribune in den Volksraad<br />

('t zijn er slechts enkelen) zonden een telegram<br />

van gelukwensch.<br />

Op de cocktail-partij, het Australische Journalistengezelschap<br />

door den R.P.D. in het receptie-paviljoen<br />

van Hotel des Indes, op Woensdag 13 Augustus aangeboden,<br />

was het Kringbestuur, bij verhindering van voorzitter<br />

en secretaris, door den penningmeester, coll.<br />

Doodeheefver, vertegenwoordigd.<br />

LE<strong>DE</strong>NLIJST.<br />

Aanvragen lidmaatschap.<br />

Gewoon lid.<br />

H. W. Ledeboer, redacteur Bat. N w s b 1., Batavia-C.<br />

Buitengewoon lid.<br />

Dr. H. A. Colijn, directeur van „Aneta", Batavia-C.<br />

Journalistieke Mutaties.<br />

Met ingang van 1 September a.s. is aangesteld als<br />

lste redacteur van het A. I. D g b 1., de Preangerbode<br />

te Bandoeng de heer A. W. Colijn, thans als<br />

eerste redacteur verbonden aan den redactie-staf van<br />

De Locomotief te Semarang.<br />

Met ingang van denzelfden datum is tot lsten redacteur<br />

van De Locomotief aangesteld de heer<br />

H. J. Tichelman, thans als eerste redacteur verbonden<br />

aan den staf van de redactie van de Sumatra Post<br />

te Medan.<br />

CENTRALE REGISTRATIE VAN VREEM<strong>DE</strong>LINGEN<br />

Met verzoek hierop de aandacht te vestigen, ontvingen<br />

wij van het Centrale Kantoor voor de Statistiek<br />

een exemplaar van het rondschrijven van Juli 1941<br />

No. 4536a/275, dat is toegezonden aan de diverse landsdiensten<br />

en aan de particuliere ondernemingen, en<br />

bedrijven voor zoover deze adressen op het Centraal<br />

Kantoor voor de Statistiek bekend zijn.<br />

In genoemd rondschrijven wordt een exposé gegeven<br />

van de richtlijnen welke gelden voor de centrale registratie<br />

krachtens het G.B. van 28 Februari 1941 No. 8.<br />

Uit het rondschrijven blijkt, dat ook vreemdelingen<br />

worden geregistreerd. In dit verband wordt de aandacht<br />

gevestigd op de aanvulling van evengenoemd G.B. bij<br />

het G.B. van 21 Mei 1941 No. 2, waarbij is bepaald,<br />

„dat van personen van vreemde nationaliteit geen<br />

inlichtingen ten behoeve van de centrale registratie<br />

zullen worden gevorderd". Naar aanleiding van deze<br />

wijziging heeft het C.K.S. het standpunt ingenomen,<br />

dat personen van vreemde nationaliteit zich v r ij -<br />

willig kunnen laten registreeren.<br />

8!)


De dagblad-redacties.<br />

Aneta seinde dd. 26 Juli uit Londen:<br />

De dagbladen zijn thans verplicht om de namen van<br />

hoofdredacteur en van de redacteuren, die verantwoordelijk<br />

zijn voor de hoofdpunten van hun blad, af te<br />

drukken.<br />

Uit opgaven is gebleken dat de staven van enkele<br />

dagbladen ongewijzigd zijn gebleven, doch die van<br />

andere bladen geheel vervangen zijn.<br />

Handelsblad : Hoofdredacteur Von Balluseck,*<br />

Redacteuren: Buitenland mr. J. van Galen,* Binnenland<br />

J. de Jonge, Financieele Zaken J. Fahrenfort,* Landbouw<br />

S. S. Hoogtelp, Sport J. Nyland,* Foto's A. J. Yardon<br />

Millord.<br />

De Telegraaf : Hoofdredacteur J. M. Goedemans,<br />

Redacteuren: Buitenland J. Z. van den Berg,* Binnenland<br />

3. J. F. Stokvis, Kunst L. M. G. Arntzenius, Literatuur<br />

J. W. F. Werumeus Buning, Financieele Zaken dr.<br />

S. K. D. Bosch, Sport H. J. Looman, Foto's C. Arnoldy,<br />

Nederlandsch-Indië P. C. A. van Lith, Landbouw D. A.<br />

Anema,* Onderwijs M. Fokkema.<br />

Het Volk: Hoofdredacteur drs. W. Goedhuis,<br />

Eerste Redacteur ir. A. H. de Haas van Dorsser. Redacteuren:<br />

Binnenland R. Kampstra, Sociale Zaken C. J.<br />

Roosenschoon, Buitenland M. Andrik Lindt,* Kunst M.<br />

Wolters,* Sport J. J. Liber.*<br />

Nationaal Dagblad: „Waarnemend Hoofdopsteller"<br />

J. de Nobel," Assistent N. Zweirs. Redacteuren:<br />

Buitenland 3. P. A. de Moyne, Binnenland J. B.<br />

Broekhuis.<br />

Haagse he Post: Hoofdredacteur D. C. M.<br />

Bauduin." Eerste Redacteur Y. G. E. Foppema.<br />

Nederlander : Hoofdredacteur Q. A. de Ridder.*<br />

Redacteuren: Binnenland L. Claus,* Buitenland E. de<br />

Lange.<br />

Nieuwe Rotterdamse he Courant:<br />

Hoofdredacteur Mr. S. Huyts. Redacteuren: Binnenland<br />

H. Zalsrnan jr., Buitenland Dr. A. J. Tammes, 1 Financieele<br />

Zaken B. Meyer,* Kunst T. Verdoes,* Sport<br />

A. H. M. Meerum Terwogt,* Advertenties T. A. Niessing.<br />

D e T ij d : Hoofdredacteur Mr. L. G. A. Schlichting.<br />

Eerste Redacteur Mr. 3. Derks. Redacteuren: Buitenland<br />

W. Severin, Binnenland W. Putman, Kunst A. van<br />

Domburg, Financieele Zaken H. van der Waerden,<br />

Citynews F. Thomas, Sport J. Contaar, Foto's G.<br />

Geurtsen.<br />

De Standaard: Hoofdredacteur T. C. Mossen,<br />

Eerste Redacteur H. Burger.* Redacteuren: Binnenland<br />

N. Bohlmeyer,* Buitenland J. K. Latter, Kerkelijke<br />

Aangelegenheden A. P. Bongers,* Staf-Verslaggever<br />

J. J. F. van den Bergh.*<br />

UIT BEZET NE<strong>DE</strong>RLAND.<br />

Printahs voor de pers!<br />

A. N. P. - A n e t a meldde dd. 1 Aug. jl. uit Londen:<br />

In een op 23 Mei j.1. uit Amsterdam door de „Provinciale<br />

Periodieke Pers" aan zijn leden verzonden rondschrijven<br />

zijn de volgende instructies van de „Presse-<br />

Abteilung" van Seyss Inquart's bureau vervat:<br />

Ie. Niets mag worden gepubliceerd over de stakingen<br />

in België.<br />

2e. De periodieken moeten minstens eenmaal per<br />

week aandacht besteden aan de Winterhulp, met foto's<br />

welke het kantoor van de Winterhulp gaarne zal<br />

verschaffen.<br />

3e. Er mag geen letter worden gedrukt over het<br />

gerucht, dat de loten van de Winterhulp-loterij zijn<br />

gemerkt.<br />

* Gewoon lid N.J.K.<br />

° Buitengewoon lid N.J.K.<br />

90<br />

4e. Het fotobureau van Seyss Inquart's staf zal de<br />

periodieke pers voorzien van een zeer geslaagde caricatuur<br />

van Churchill. De „Presse-Abteilung" van het<br />

departement van Volksvoorlichting zal een opvallende<br />

plaatsing van deze caricatuur hoogelijk op prijs stellen.<br />

5e. Geruchten over beperkingen van het passagiersen<br />

goederenverkeer moeten van nu af aan worden verwezen<br />

naar de „Presse-Abteilung" alvorens tot publicatie<br />

ervan wordt overgegaan.<br />

6e. De aandacht wordt gevestigd op de gecombineerde<br />

marsenen van de Hitler-Jugend en den Nationalen<br />

Jeugdstorm op 31 Mei en 1 Juni te Amsterdam en Den<br />

Haag. De deelnemers zullen worden toegesproken door<br />

Seyss Inquart en Van Geelkerken.<br />

7e. De aandacht wordt gevestigd op de volgende<br />

persconferentie waarop het vraagstuk van de behoeften<br />

der bevolking zal worden besproken.<br />

De hoofdredacteur van het „A 1 g e m e e n<br />

Handelsblad" te Amsterdam, D. J. van<br />

Balluseck, werd door de Duitschers gearresteerd.<br />

Blijkens de „N ieuwe Rotterdamsche<br />

Courant" van 23 Juli werd J. de Nobel,<br />

wnd. hoofdredacteur van het Nationale Dagblad, benoemd<br />

tot leider van den redactioneelen dienst van<br />

het „A Igemeen Handelsbla d".<br />

RECHTSVERKEER IN OORLOGSTIJD.<br />

De Kring verg a deringen.<br />

Bij haar besluit van 19 Mei 1941, No. I716/C.R.O. heeft<br />

de Commissie voor het Rechtsverkeer in Oorlogstijd<br />

bepaald:<br />

„Artikel 14 van de „Verordening rechtsverkeer in<br />

oorlogstijd," blijft, gerekend vanaf 10 Mei 1940, buiten<br />

toepassing ten aanzien van:<br />

Ie. rechtspersonen, andere dan vennootschappen<br />

van koophandel en stichtingen, voor zoover op de te<br />

houden vergadering geen besluiten worden genomen,<br />

tengevolge waarvan rechten of verplichtingen van<br />

personen in vijandelijk gebied ontstaan of worden<br />

gewijzigd;<br />

2e. vennootschappen, welker aandeelhouders of<br />

leden, en welker aandeelbewijzen, zoo zij er zijn, zich<br />

alle in Nederlandsche-Indië bevinden en voor zoover<br />

op de te houden vergadering geen besluiten worden<br />

genomen, tengevolge waarvan rechten of verplichtingen<br />

van personen in vijandelijk gebied ontstaan of<br />

worden gewijzigd;<br />

3e. alle Inlandse he rechtspersonen<br />

en alle organisaties welke<br />

zich uitsluitend bewegen op<br />

het gebied van weten schap, kunst,<br />

politiek, sociale zorg, gezellig<br />

verkeer en lichamelijke ontwikkeling;<br />

een en ander, tenzij door de<br />

Commissie ten aanzien van boven<br />

bedoelde rechtspersonen<br />

anders wordt bepaal d."<br />

Uit een desbetreffende circulaire blijkt, dat onder sub<br />

3 gerekend wordt de Ned. Journalisten Kring. Bovenvermeld<br />

besluit geldt dus ook voor Kringvergaderingen.<br />

Voor onze vergaderingen is derhalve geen toestemming<br />

van de Commissie vereischt, „wanneer daarin geen besluiten<br />

worden genomen, tengevolge waarvan rechten<br />

of verplichtingen van personen in vijandelijk gebied<br />

ontstaan of worden gewijzigd".


MILITAIRE WEERBAARHEID EN INHEEMSCHE BEVOLKING.<br />

Voor leden en genoodigden van den Ned. Journalistenkring<br />

heeft Maandagavond 21 Juli j.1. de majoor van<br />

den Generalen Staf, R. B. van D ij k e n, in het receptiepaviljoen<br />

van het Hotel des Indes te Batavia een voordracht<br />

over de Inheemsche militie gehouden.<br />

Tot de genoodigden behoorden de commandant der<br />

lste Divisie, generaal-majoor Schilling, de commandant<br />

van het 2de Regiment Infanterie, kolonel Toorop, het<br />

hoofd van den R. P. D., de heer Ritman, en het hoofd<br />

van den Marine-Voorlichtingsdienst, de heer Quispel,<br />

alsmede eenige Inheemsche en Chineesche journalisten.<br />

Van den pi. commandant van Batavia, Ltnt. Kol.<br />

Milius, kwam bericht van verhindering.<br />

Opening.<br />

De voorzitter, de heer W. C. van M e u r s,<br />

heette de aanwezigen welkom en wees er op, dat<br />

blijkens de wijze van aankondiging in enkele bladen<br />

eenig misverstand is ontstaan over deze lezing, als zou<br />

het initiatief er voor van het departement van Oorlog<br />

of de legerleiding afkomstig zijn. Het was daarom<br />

wellicht goed tevoren te constateeren, dat het initiatief<br />

voor deze voordracht is uitgegaan van het Kringbestuur.<br />

Majoor Van Dijken gaf er echter — op het<br />

moment dat hem de uitnoodiging bereikte — de voorkeur<br />

aan dit onderwerp te bespreken na afloop van de<br />

toen reeds in gang zijnde behandeling van het ontwerp<br />

der Inheemsche militie in den Volksraad.<br />

Voordracht maj. van D ij k e n.<br />

Spr. ving aan met den voorzitter dank te zeggen voor<br />

zijn inleiding. Hij wist, dat de leden van den Kring<br />

onder den druk van elkaar snel opvolgende dagelijksche<br />

gebeurtenissen vaak hun oordeel moeten vormen op<br />

niet geheel volledige gegevens. In dit geval was bovendien<br />

een samenloop van omstandigheden oorzaak, dat<br />

vooraf geen bespreking met de pers over de Inheemsche<br />

militie heeft plaats gehad.<br />

Overgaand tot het onderwerp van dezen avond, geloofde<br />

spr. niet, dat het van primair nut was om nog<br />

eens alle bijzonderheden van de ordonnantie na te gaan.<br />

In pers en periodiek is gedurende ongeveer een jaar dit<br />

onderwerp van vele zijden bekeken; naar hij verder<br />

moest aannemen heeft de uitvoerige behandeling in den<br />

Volksraad op verschillende punten opheldering gebracht.<br />

Wanneer hij dus sprak over de „Inheemsche Militie"<br />

— en men zou hem ten goede houden dat hij deze populaire<br />

en korte aanduiding gebruikte in plaats van het<br />

correcte „dienstplicht voor onderdanen-niet-Nederlanders<br />

— dan was dat om enkele aspecten van de uitvoering<br />

van deze ordonnantie te belichten. De ordonnantie<br />

zelve is met gunstig advies den Volksraad gepasseerd.<br />

Enkele leden meenden aan dezen maatregel vervulling<br />

van staatkundige wenschen te moeten koppelen; anderen<br />

meenden aan dit ontwerp hun stem niet te kunnen<br />

geven.<br />

Doch niet alleen vond een overgroote meerderheid dit<br />

onderwerp wel aanvaardbaar, het leek spr. bovendien<br />

niet ondienstig ook te constateeren, dat in feite niemand<br />

zich in beginsel tegen invoering van een inheemsche<br />

militie kantte: óf men meende daar voorwaarden<br />

aan te moeten verbinden, óf men had bezwaar tegen<br />

bepaalde regelingen. Het behoorde niet tot zijn competentie<br />

een oordeel over het gestelde staatkundige vraagpunt<br />

te geven.<br />

Toch meende hij te moeten aannemen, dat zelfs zij,<br />

die dit vraagpunt opwierpen, niet blind zijn voor het<br />

Voordracht maj. van D ij ken<br />

De nieuwe legerfilm.<br />

gevaar, dat in dezen onrustigen tijd uit het buitenland<br />

dreigt; dat ook zij op loyale wijze zullen meewerken<br />

aan de tenuitvoerlegging van deze wetgeving. Daardoor<br />

zal immers beter dan voorheen kunnen worden verzekerd,<br />

dat die dingen in onze wel steeds onvolmaakte<br />

maatschappij, waarop nu en later voor een betere toekomst<br />

kan worden gebouwd, behouden blijven. Zaken,<br />

welke ook z ij immers niet zouden willen missen en die<br />

zeer zeker verloren zouden gaan bij een slagen van een<br />

buitenlandsehe agressie.<br />

De uitvoering.<br />

Over die uitvoering nu wilde hij spreken:<br />

Reeds vroeger bij de invoering van den „Europeeschen<br />

dienstplicht" — omstreeks 1920 — heeft men ondervonden,<br />

dat vele ouders huiverig waren hun zoons, zij<br />

het dan tijdelijk, af te staan aan het leger. In dien tijd<br />

was er feitelijk alleen een beroepsleger; ook de inheemsche<br />

hulpkorpsen telden slechts lang dienende „militaires<br />

de carrière". Deze ouders zeiden: „In het leger<br />

wordt ruwe taal gebruikt, gevloekt, er wordt behoorlijk<br />

met Wijntje en Trijntje omgesprongen, wat moet er in<br />

dat milieu van mijn zoon terecht komen?" Andere<br />

ouders, vooral moeders, waren huiverig vanwege het<br />

krijgsgevaar waaraan hun jongens zouden worden blootgesteld.<br />

Wanneer men even deze laatste overweging bij den<br />

kop neemt, dan ziet men. dat in dit opzicht wel veel<br />

veranderd is: het gevaar voor den soldaat aan het front<br />

of bij de achterland-verdediging is in dezen totalitairen<br />

oorlog vaak niet grooter dan dat van den burger in<br />

het achterland!<br />

Ik herinner mij, aldus spr., op een van onze persconferenties<br />

tegen een van U — die zich gaarne zag opgenomen<br />

in de toen nog slechts gewenschte Inheemsche<br />

militie — als een grapje te hebben opgemerkt, dat hij<br />

zeker naar het front wenschte te gaan, om zich aan<br />

het gevaar van luchtbombardementen in het achterland<br />

te onttrekken; dat was in een tijd, dat de Britsche verliescijfers<br />

onder de burgerbevolking grooter waren dan<br />

onder de weermacht.<br />

91


Het zou mij niet verwonderen, wanneer dit ook nu<br />

nog zoo was, althans voor zoover betreft het aantal<br />

dooden en gewonden. IJ kent waarschijnlijk ook wel het<br />

plaatje, waarop een soldaat afscheid neemt van zijn<br />

vrouw in Londen en constateert, dat hij aan het front<br />

eindelijk weer rust zal kunnen vinden.<br />

In het algemeen mag deze voorstelling een beetje<br />

overdreven zijn, maar zeker is, dat bij de huidige wijze<br />

van oorlogvoering geen moeder haar zoon voor het<br />

oorlogsmonster zal kunnen veilig stellen, wanneer dit<br />

over ons komt, door hem burger te doen zijn in het<br />

"achterland: ook daar is hij niet buiten bereik van de<br />

bommen, welke juist ook de burger-bevolking teisteren.<br />

Daartegenover stelde spr., dat wel de zoon zijn<br />

moeder zal kunnen beschermen door<br />

een goed soldaat te zijn en mede te helpen<br />

den v ij and te verslaan.<br />

Wat nu de andere schrikbeelden betreft, spr. wist<br />

niet, of men daar nu nog zoo over denkt. Zeker is wel,<br />

dat voor onze Europeesche miliciens de zaken erg meegevallen<br />

zijn. Daarmee wilde spr. niet zeggen, dat er<br />

nooit iemand in het Leger onheusch zou worden bejegend<br />

of dat de gemiddelde soldaat minder drinkt of<br />

naar de meisjes kijkt dan een burger. Doch dat er in<br />

dit opzicht zulke groote verschillen zouden bestaan,<br />

moest hij beslist ontkennen. Hierbij komt nog, dat juist<br />

de recruut, de soldaat in opleiding, of hij een lang of<br />

een kort verband heeft, of milicien is, met een zekere<br />

extra-zorg omringd wordt. Voor zoover dat mogelijk<br />

is bij de vele thans bestaande opleidingen wordt het<br />

kader speciaal op hun geschiktheid voor deze taak<br />

uitgezocht; bij deze opleidingseenheden zijn afzonderlijke<br />

officieren van gezondheid ingedeeld, die, naast de<br />

gewone geneeskundige behandeling, tevens hygiënischen<br />

arbeid verrichten, welke voor een niet gering deel<br />

bestaat in voorlichting van deze jonge menschen, daarbij<br />

rekening houdend met hun ontwikkeling en de gewoonten<br />

in hun eigen milieu.<br />

D e M. G. D.<br />

Het is hier misschien de plaats te wijzen op het<br />

werk van onzen M. G. D. Een dienst, die als zoovele<br />

andere legerdiensten in stilte werk van groot belang<br />

doet. Vóór de genezing van zieken staat de taak tot<br />

voorkómen van ziekten; deze strijd voor de handhaving<br />

van een goede hygiëne onder soms ongunstige omstandigheden,<br />

die onze geneeskundige dienst in samenwerking<br />

met de troepencommandanten voortdurend voert,<br />

is van het allergrootst belang. Om dit met feiten te<br />

staven herinner ik slechts aan de geschiedenis van de<br />

beri-beri; toen de voornaamste oorzaken van deze ziekten<br />

nog niet waren onderkend, kon men er op rekenen<br />

dat zeker de helft van een troep te velde binnen korten<br />

tijd niet in staat zou zijn te vechten. Was deze ziekte<br />

niet onderdrukt, dan zouden wij dus tweemaal zooveel<br />

troepen noodig hebben met nog het risico, deze troepen<br />

op een kritiek oogenblik niet in staat te vinden tot<br />

ver'hten. Ook andere voor de physieke en moreele<br />

krachten van de weermacht funeste ziekten zijn met<br />

uitstekend gevolg teruggedrongen.<br />

Misschien wil men mij tegenwerpen: „Het is gemakkelijk<br />

genoeg iets uit te voeren wat een ander heeft<br />

ontdekt". Maar dan moet ik opmerken, dat zelfs het<br />

doorzetten van een juiste uitvoering niet altijd een<br />

even eenvoudige zaak is. En dat juist uit ons korps<br />

Officieren van Gezondheid niet weinigen zijn voorgekomen,<br />

die op dit gebied baanbrekend werk hebben<br />

verricht; ik noem alleen maar de professoren Eijckman,<br />

die den grondslag voor de beri-beri-bestrijding legde, Flu,<br />

de hygiënist, Koolemans Beijnen, de specialist in tropische<br />

ziekten. Het is aan een korps artsen, dat deze<br />

92<br />

eervolle tradities op het gebied van gezondheidszorg<br />

heeft op te houden, dat wij onze recruten en straks dus<br />

ook onze Inheemsche miliciens toevertrouwen.<br />

Daarmede is natuurlijk heelemaal niet gezegd, dat<br />

er nooit iemand ziek zou worden, doch alleen dat het<br />

mogelijke wordt gedaan om ziekten te voorkomen. Dit<br />

is ongetwijfeld ook een algemeen legerbelang, zoodat<br />

hier, als zoo vaak het persoonlijk en het algemeen<br />

belang' hand in hand gaan.<br />

In dit verband verdient de keuze van de garnizoenen,<br />

waar de eerste oefening zal plaats hebben, de aandacht.<br />

Op practische gronden is men hiervoor min of meer<br />

aangewezen op militaire centra, doch, waar dit mogelijk<br />

was, zijn de h e e 1 groote steden, die in bepaalde opzichten<br />

nu eenmaal in een slechten reuk staan, vermeden.<br />

De individueele zorg.<br />

Spr. wilde ook nog een enkele opmerking maken over<br />

het menschelijk element in de opleiding. Dit element<br />

wordt in ons leger niet verwaarloosd. Een ieder, die<br />

daarin wel eens de waarlijk mooie taak van compagniesof<br />

batterij-commandant heeft vervuld, of de vervulling<br />

van die taak van nabij heeft kunnen observeeren, weet,<br />

dat de tijd van dien kapitein niet uitsluitend gevuld<br />

is met de militaire oefeningen en het administratief<br />

beheer van zijn troep. Een belangrijk deel van zijn dag<br />

wordt gevuld met de zorg voor en over de moeilijkheden<br />

van zijn menschen, waarin zij soms door eigen schuld,<br />

soms door omstandigheden, zijn geraakt. De meest<br />

uiteenloopende kwesties worden hem voorgelegd en het<br />

is een soort traditie, dat de kapitein er wel raad op<br />

zal weten.<br />

De populaire voorstelling van den „op het rapport"<br />

alleen maar „stevige douwen" uitdeelenden commandant<br />

is dan ook een fictie. Zeker vallen er wel eens spaanders<br />

als dat noodig is, maar daarmee houdt de zorg<br />

niet op. Het is geen ijdele praat, dat de sergeant-majoor<br />

de moeder en de kapitein de vader van de compagnie is.<br />

Ook onze Inheemsche miliciens zullen deze traditie,<br />

welke meer is dan een holle phrase, onderkennen en<br />

leeren waardeeren en, wanneer dat noodig is, een willig<br />

oor vinden bij hun commandant.<br />

Reeds eerder zal hij de noodige inlichtingen van zijn<br />

hoofden kunnen krijgen. Gedurende eenige maanden<br />

hebben officieren de in aanmerking komende gebieden<br />

bezocht en de Bestuurshoofden over de werking van de<br />

toekomstige ordonnantie ingelicht; uiteraard moest deze<br />

voorlichting, toen nog niets vaststond, vertrouwelijk<br />

worden gegeven, doch wanneer men thans in desa en<br />

kampong de hoofden bij elkaar steekt om over „milisie"<br />

te praten, moeten wij aannemen, dat daaraan ook deze<br />

vorm van voorlichting debet is, welke nu dus in het<br />

openbaar vrucht kan gaan dragen.<br />

Het Indische leger.<br />

Welke plaats gaat overigens de Inheemsche milicien<br />

in het leger innemen?<br />

Om het nu eens sterk te zeggen — aldus spr. — het<br />

beroepsleger bestaat al gedurende jaren niet meer.<br />

Wanneer wij spreken van het „beroepsleger" bedoelen<br />

wij in feite een verzameling beroepsmilitairen, die wij<br />

in vredestijd bij elkaar zien in bepaalde leger-onderdeelen.<br />

Doch deze en andere onderdeelen worden pas<br />

een echt leger, wanneer zij al hun reservisten hebben<br />

ontvangen en dat zijn er heel wat en van verschillende<br />

soorten: daar zijn de kort-verbanders (de vliegers en<br />

grond-soldaten), de Inheemsche hulpkorpsen met langen<br />

kortverband-personeel, de Nederlandsche dienstplichtigen,<br />

de reserve-officieren van verschillende<br />

landaarden, de vrijwilligers-oud-militairen in de reservekorpsen,<br />

de vrijwillige Stads- en Landwachters en


daarbij komen nu ook nog de niet-Nederlaiiders-dienstplichtigen.<br />

Elk van deze categorieën neemt in het oorlogsleger<br />

zijn plaats in, niet in dien zin dat er onderdeden bestaan<br />

van uitsluitend beroepspersoneel of uitsluitend miliciens,<br />

enz. Dit soort onderdeelen bestaat practisch niet meer;<br />

misschien alleen nog op sommige plaatsen in de Buitengewesten.<br />

Doch de samenstelling van deze onderdeelen<br />

varieert sterk met de taak: er zijn bijv. zeer mobiele<br />

eenheden, welke voor het meerendeel beroepspersoneel<br />

tellen; andere onderdeelen met een weinig mobiele taak<br />

worden vrijwel geheel zonder beroepspersoneel samengesteld;<br />

als uiterste vindt men bijv. bepaalde landstormeenheden<br />

en stads- en landwachten, waarbij het beroepspersoneel<br />

geheel of vrijwel geheel mankeert.<br />

In de meeste gevallen echter zijn meer soorten personeel<br />

in elk der onderdeelen vertegenwoordigd. Zoo<br />

dienen bij de Militaire Luchtvaart beroepspersoneel,<br />

reserve-officieren, dienstplichtigen en kort-verbanders<br />

nog van verschillende soort, ieder in een voor hem<br />

geëigende taak. Ook de nieuwe dienstplichtigen zullen<br />

op dergelijke wijze worden ingedeeld.<br />

Evenmin als er dus sprake is van een eigenlijk<br />

beroepsleger, kan er sprake zijn van een militie-leger.<br />

Sedert de invoering van de Europeesche militie is het<br />

leger uitgegroeid tot een z.g. kaderleger, zijnde als het<br />

ware een kader van beroepspersoneel, opgevuld met<br />

reservisten.<br />

Onder reservisten verstaan wij dus hier een ieder, die<br />

in vredestijd slechts voor oefening onder de wapenen<br />

komt. Dat zijn, behalve de reserve-officieren, de dienstplichtigen,<br />

de kort-verbanders, de oud-militairen en de<br />

stads- en landwachters.<br />

Nu het leger vrijwel de geheele maatschappij bestrijkt,<br />

is het voor den burger van Indië niet meer een leger<br />

of het leger, maar met recht z ij n leger, waaraan hij<br />

rechtstreeks deel heeft.<br />

Indeeling en milieu.<br />

In den loop der tijden is gebleken, dat de geest van<br />

dit leger een krachtig bindmiddel is voor alle landaarden:<br />

wie eens daardoor gegrepen is, laat hij gewoonlijk<br />

niet meer los; al deze heterogene soorten militairen<br />

groeien samen tot één leger.<br />

Dat neemt niet weg, dat aanvankelijk gedurende de<br />

eerste opleiding elk „soort" zooveel mogelijk bij elkaar<br />

gehouden wordt. Dit heeft ook zijn practische redenen:<br />

de overgang uit de burgermaatschappij naar de militaire<br />

sfeer is voor den recruut ook psychisch een niet geringe<br />

overgang. Eerst als hij in dit nieuwe milieu gewend is,<br />

kan zijn oorlogsindeeling tezamen met andere categorieën<br />

volgen. Daarmee wordt hij opgenomen in het<br />

groote geheel, op die plaats in de organisatie waar hij<br />

zijn taak het best zal kunnen vervullen, en hij is onderworpen<br />

aan dezelfde bepalingen wat betreft zijn<br />

gebruik.<br />

Buiten Indië.<br />

Het heeft hierbij de aandacht getrokken, dat onze<br />

Inheemsche miliciens ook buiten Nederlandsch-Indië<br />

zullen kunnen worden gebruikt. De bedoeling van deze<br />

bepaling is door den regeeringsgemachtigde, generaal<br />

Berenschot, duidelijk uiteengezet en ook door de hoorders<br />

wel goed begrepen. Minder heeft de aandacht<br />

getrokken, hoewel ook door den regeeringsgemachtigde<br />

genoemd, dat eenzelfde bepaling voor de Nederlandsche<br />

dienstplichtigen zal gelden; het ontwerp voor invoering<br />

van deze bepalingen is reeds ingediend, doch werd<br />

slechts niet tegelijk met het ontwerp van de inheemsche<br />

militie behandeld.<br />

Ook in dit opzicht dus een gelijke lijn.<br />

Spr. was overtuigd, dat meer nog dan welke staatkundige<br />

hervorming, deze militie het gevoel van saamhoorigheid<br />

zal opwekken en versterken. Hij vroeg zich<br />

zelfs af, of niet juist deze militie een van de elementen<br />

zal blijken te zijn waardoor een goed begrip, voor<br />

hetgeen in de toekomst noodig is, zal ontstaan: niet het<br />

minst ook: verband tusschen weermacht en bevolking,<br />

begrip dat onze eigen weermacht er is, ter bescherming<br />

van ons eigen lijf en goed!<br />

(applaus).<br />

Hierna werd gepauzeerd.<br />

Van de gelegenheid tot het stellen van vragen werd<br />

geen gebruik gemaakt; alleen wenschte een der Inheemsche<br />

journalisten door tusschenkomst van den voorzitter<br />

op een tweetal punten nog nadere inlichtingen,<br />

nl. wat betreft de individueele positie van den Inheemschen<br />

milicien in het leger en de verdeeling der Inheemsche<br />

miliciens over de verschillende leger-onderdeelen.<br />

In aansluiting met hetgeen door hem hierover reeds<br />

was medegedeeld, gaf maj. Van Dijken omtrent beide<br />

punten nog nadere bijzonderheden.<br />

Hierna vroeg de heer Hadji A. Salim nog een nadere<br />

preciseering omtrent het feit, dat de Inheemsche miliciens<br />

ook buiten Ned.-Indtë zullen kunnen worden<br />

gebruikt, welk punt de spreker ook in bevestigenden<br />

zin nog nader toelichtte.<br />

Vervolgens werd de film „Het nieuwe Leger" vertoond,<br />

welke met merkbare belangstelling werd gevolgd;<br />

de film geeft in haar groote verscheidenheid een goed<br />

beeld van ons leger in zijn vele onderdeelen.<br />

Sluiting.<br />

De voorzitter ging hierna tot sluiting der bijeenkomst<br />

over, allereerst maj. Van Dijken dank zeggend<br />

voor zijn interessante en duidelijke uiteenzetting, welke<br />

speciaal op twee zoo belangrijke punten als de positie<br />

van den Inheemschen milicien en de verdeeling over de<br />

verschillende legeronderdeelen verhelderend heeft<br />

gewerkt.<br />

Spr. wees voorts op de eensgezindheid en eenheid,<br />

welke de zoo uiteenloopende onderdeelen van het leger,<br />

in hun onderlingen samenhang beschouwd, beheerschen,<br />

waarin zich uit het besef van een wilskrachtig samengaan,<br />

zoowel voor de passieve als bij de actieve paraatheid<br />

van Ned.-Indië. In haar afwachtende taak met<br />

eigen weerbaarheid heeft Indië mede een aandeel in<br />

den grooten strijd, waarvan het uiteindelijk resultaat<br />

zal zijn, dat Nederland zal herrijzen!<br />

(a p p 1 a ii s.)<br />

BEWAKINGSDIENST, <strong>DE</strong><strong>TE</strong>CTIVE- EN INFORMATIE-BUREAU<br />

HERMANDAD Efi<br />

LEVERT BEWAKING ON<strong>DE</strong>R VOLLE GARANTIE. VOLVOERT ALLE OPDRACH<strong>TE</strong>N OP BIJ K A N T O O R<br />

<strong>DE</strong><strong>TE</strong>CTIVE-GEBIED. GEHEIMHOUDING VERZEKERD. DIREC<strong>TE</strong>UR J. F. J. WAN<strong>DE</strong>RS PRIOK - <strong>TE</strong>L. PRIOK 36<br />

98


Begin Juli gaven de bladen een uitvoerig verslag van<br />

de officieele opening van het nieuwe Nederlandsche<br />

Informatiebureau, tevens informatiebureau voor Ned.<br />

Oost- en West-Indië, gevestigd Rockefeller Plaza 10,<br />

kamer 419, te New-York.<br />

We ontleenen er hier de zakelijke bijzonderheden aan.<br />

Tal van persoonlijkheden, zoo schreef Aneta-New-York,<br />

uit de New-Yorksche perswereld en dé Nederlandsche<br />

kolonie' $iraréu opgekomen om deze opening bij te wonen<br />

en tevens den eeregast te begroeten, den.minister van<br />

Buiterilandsche Zaken mr. E. N. van Klef f ens. O.a<br />

waren aanwezig de Nederlandsche zaakgelastigde<br />

Baron van Boetzelaer van Oosterhout en Baronesse van<br />

Boetzelaer, de Consul-generaal der Nederlanden te New-<br />

York, dr. J. A. Schuurman, en de hahdelscommissaris<br />

voor Nederlaridsch-ïndië, de heer E. C. Zimmerman;<br />

voorts de nieuwe leider van de Britsche Informatieorganisaties,<br />

sir Gerald Campbell, eii de heefen Dudley<br />

Bij verordening Nr. 7 van het Militair Gezag van<br />

11 Mei 1940 werd een censuur op alle postzendingen,<br />

telegrammen en telefonische berichten ingesteld.<br />

Deze verordening is blijkens persbericht van ï'1 juli<br />

jl. — bij verordening Nr. 84 — verduidelijkt in dien<br />

zin, dat de werking en de bevoegdheden der censuur in<br />

haar vollen omvang nauwkeurig zijn vastgelegd. Dit<br />

is geschied om eiken twijfel, welke dienaangaande nog<br />

mocht bestaan, uit den weg te ruimen.<br />

Bovendien is in de nieuwe verordening bepaald, dat<br />

hij, die het door de censuur-organisatie uitgeoefend toezicht<br />

tracht te beletten, te bemoeilijken, te belemmeren<br />

of té verijdelen, zich schuldig maakt aan een overtreding,<br />

waarop hechtenis van ten hoogste drie maanden<br />

of geldboete van ten hoogste vijfhonderd gulden is<br />

gesteld. .'."'.••'.'•.•".'.'...'<br />

Dé volledige tekst der verordening volgt hieronder:<br />

De Legercommandant heeft, met intrekking van<br />

verordening Nr* 7/DvO/VIIA-8 (Ja ïasche C o-u rant<br />

van 14 Mei 1940 Nr, 39a.),'de volgende verordening<br />

vastgesteld:<br />

Artikel 1.<br />

Gerekend van 11 Mei 1940 is era toezicht ingesteld<br />

Ie. a. alle aan de post of andere instelling van vervoer<br />

toevertrouwde brieven en andere zendingen, alsK*<br />

mede wissels en quitanties en de daarvoor gestorte,<br />

of geïnde bedragen;<br />

b. alle aan de telegrafie toevertrouwde telegrammen;<br />

c-alle aan de telefonie -toevertrouwde berichten en<br />

gesprekken;<br />

d. het gebruik van codes, geheimschrift, geheimspraak,<br />

stenografisch schrift, teekeningen, bijzondere<br />

teekens, zoomede op het gebruik van andere<br />

talen dan de Nederlandsche;<br />

2e. alle particuliere telegrafen en telefonen, waaronder<br />

begrepen alle radio-ontvang- en zendinrichtingen;<br />

Se. het drukken, uitgeven, aankondigen,<br />

aan bieden, verspreiden, aan-<br />

94<br />

HET NE<strong>DE</strong>RLANDSCH INFORMATIEBUREAU<br />

<strong>TE</strong> NEW-YORK.<br />

<strong>DE</strong> CENSUUR.<br />

en Wheeler Bennett, die hem in deze taak terzijde staan.<br />

Ook het Inter-AUied comité, dat de propaganda voor<br />

de algemeene zaak der geallieerden behartigt, was door<br />

verschillende leden vertegenwoordigd. De leden van de<br />

Nederlandsche Aankoop Commissie en leiders van vele<br />

andere Nederlandsche 'instellingen in de Vereenigde<br />

Staten deden eveneens persoonlijk van hunne belangstelling<br />

blijken.<br />

Nadat de gasten zich in de „Nieuw-Amsterdam"-zaal<br />

van Holland Huis verzameld hadden, hield de directeur<br />

van het Informatie Bureau, dr. N. A. C...S to tem aker<br />

dé Bruïne, de openingsrede.<br />

Tot onder-directeur werd benoemd de heer J. H.<br />

Hui z in ga, die tot aan den Duitschen inval in Nederland<br />

Londensch-correspondent van een der voornaamste<br />

Nederlandsche dagbladen was. De bibliotheek zal onder<br />

leiding staan van dr. B. Landheer en den heer<br />

J. v a n S-t a p p e n.<br />

.:.••• • " ' . «4fc .- '•;'•-'• . ' ••-• •••'•<br />

Ge wijz i gd e v e r o r d en i n g.<br />

plakken, in den handel brengen<br />

of in het bezit hebben van ge-<br />

, schriften, teekeningen, clichê's<br />

en afbeeldingen;<br />

4e. alle analoge zendingen als bedoeld onder ten Ie, sub<br />

a, b en c en ten 3e, welke dooi' anderen (onder wie<br />

begrepen zoowel physieke als rechtspersonen) dan<br />

de daar bedoelde instellingen van vervoer binnen het<br />

rechtsgebied van Nederlandsch-Indië worden overgebracht;<br />

5e. alle analoge zendingen als bedoeld onder ten Ie, sub<br />

' a, b en c en ten 3e, welke het rechtsgebied van<br />

Nederlandsch-Indië worden binnengebracht of daaruit<br />

verzonden door personen en instellingen als bedoeld<br />

onder ten Ie, ten 2e, én ten 4e.<br />

Artikel 2.<br />

(1) De uitoefening van het in artikel 1 bedoeld toezicht<br />

is opgedragen aan de „censuur.".<br />

(2) Door of vanwege den Legercommandant worden<br />

de personen aangewezen, die belast zijn met een gedeeltelijke<br />

of geheelé uitoefening van het in alinea (1) bedoeld<br />

toezicht.<br />

Artikel 3.<br />

Uitsluitend ten behoeve van de uitoefening van het<br />

in artikel 1 omschreven toezicht beschikt de censuur<br />

over dé bevoegdheden als omschreven in de artikelen<br />

11, 12, 18 en 37 van den Staat van Oorlog en van Beleg.<br />

Artikel 4.<br />

(1) Hij, die het door de censuurorganisatie uitoefenend<br />

toezicht tracht te beletten, te bemoeilijken, te<br />

belemmeren of te verijdelen, wordt gestraft met hechtenis<br />

van ten hoogste drie maanden of geldboete van<br />

ten hoogste vijfhonderd gulden.<br />

(2) Het in lid (1) strafbaar gestelde feit wordt beschouwd<br />

als overtreding.<br />

Artikel 5.<br />

De verordening werkt terug tot 11 Mei 1940.


tea**

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!