25.09.2013 Views

Het bekkenbeheerplan van het Dijle-Zennebekken - Integraal ...

Het bekkenbeheerplan van het Dijle-Zennebekken - Integraal ...

Het bekkenbeheerplan van het Dijle-Zennebekken - Integraal ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

De valleien <strong>van</strong> de <strong>Dijle</strong> en Zenne worden vooral gekenmerkt door jonge bodems zonder profielontwikkeling<br />

op kleiig, lemig, zandlemig of licht-zandlemig materiaal. Op de plateaus en op de valleiwand zijn de<br />

omstandigheden anders: de grondwaterstanden zijn veelal lager en variëren meer in de loop <strong>van</strong> de<br />

seizoenen. Hierdoor treedt wel uitloging op, zodat componenten uit de bovenste lagen wegsijpelen en in de<br />

diepere lagen neerslaan. Hierdoor ontstaat onder de (zand)leemlaag vaak een zone die aangereikt is met<br />

klei en/of ijzer.<br />

De plateaugronden zijn meestal droog tot zeer droog, terwijl de valleien en de komgronden <strong>van</strong> nature nat<br />

tot zeer nat zijn. Door <strong>het</strong> aanleggen <strong>van</strong> een intensief drainagenetwerk zijn de komgronden vaak reeds<br />

deels ontwaterd. De oeverwallen zijn wegens hun hogere ligging en hun grovere textuur droger. In kwel- en<br />

bronzones komen permanent vochtige bodems voor. De “zeer natte” bodems vinden we vooral in de valleien<br />

<strong>van</strong> de <strong>Dijle</strong> en Zenne, en ten noorden <strong>van</strong> de grens tussen de leem- en zandleemstreek. “Natte” bodems<br />

zijn verspreid te vinden in <strong>het</strong> bekken <strong>van</strong> de <strong>Dijle</strong>-Zenne, vnl. rond de bovenlopen <strong>van</strong> waterlopen, in de<br />

diverse valleigebieden en tevens in ongeveer gans <strong>het</strong> uiterste zuidwesten <strong>van</strong> <strong>het</strong> bekken.<br />

<strong>Het</strong> bodemgebruik heeft een sterke ruimtelijke invloed op <strong>het</strong> watersysteem. In <strong>het</strong> verleden was <strong>het</strong><br />

watersysteem echter een sterk bepalende factor voor <strong>het</strong> bodemgebruik in een gebied: valleigronden<br />

werden in gebruik genomen als hooilanden terwijl de drogere percelen in aanmerking kwamen voor<br />

landbouw of huisvesting. Maar de laatste decennia is hierin een grote verandering gekomen: grote delen <strong>van</strong><br />

valleigebieden zijn ingericht voor bewoning, infrastructuur, industrie, landbouw, enzovoort. Dit heeft de<br />

afstroming en <strong>het</strong> bergend vermogen <strong>van</strong> onze valleien ingrijpend beïnvloed. De open ruimte wordt in <strong>het</strong><br />

<strong>Dijle</strong>-<strong>Zennebekken</strong> vooral ingenomen door akkerbouw en grasland/weiland. Grasland (15%) komt voor op de<br />

nattere gronden langsheen de verschillende waterlopen. Akkerland (27,57%) komt voor in <strong>het</strong> Pajottenland<br />

en Hageland en tussen de steden en lintbebouwingen in. Ten noorden <strong>van</strong> de <strong>Dijle</strong>-Demer is de akkerbouw<br />

minder intensief.<br />

Binnen <strong>het</strong> bekken liggen een aantal aaneengesloten boscomplexen (16,03%). De belangrijkste<br />

boscomplexen zijn <strong>het</strong> Zoniënwoud, <strong>het</strong> Hallerbos, <strong>het</strong> Meerdaal- en Mollendaalbos en <strong>het</strong> Heverleebos. <strong>Het</strong><br />

bodemgebruik wordt in hoofdzaak ingenomen door bebouwde terreinen of verharde oppervlakte. <strong>Het</strong> <strong>Dijle</strong>-<br />

<strong>Zennebekken</strong> kent een verstedelijkingsgraad <strong>van</strong> nagenoeg 31,65%. De bebouwing komt in hoofdzaak voor<br />

ter hoogte <strong>van</strong> de steden en langsheen de verschillende infrastructuren. Bebouwing is zeer geconcentreerd<br />

aanwezig rondom <strong>het</strong> Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De bebouwde of verharde oppervlakten vormen niet<br />

enkel grote gebieden maar sluiten ook sterk op elkaar aan. In <strong>het</strong> noordoostelijk gedeelte <strong>van</strong> <strong>het</strong> bekken<br />

vallen de vele lintbebouwing en verspreide bebouwing op.<br />

1.1.4 Watersysteemkenmerken<br />

OPPERVLAKTEWATER<br />

HYDROGRAFIE, HYDROLOGIE EN HYDRAULICA<br />

De <strong>Dijle</strong> ontspringt nabij Houtain-Le-Val in de provincie Waals-Brabant. In de gemeente Court-Saint-Etienne<br />

wordt de afvoer versterkt met de zijlopen Thyle en Orne. Na <strong>het</strong> doorstromen <strong>van</strong> de diep ingesneden vallei<br />

langs Waver, komt de Train nog in de <strong>Dijle</strong> <strong>van</strong>uit Waals grondgebied. <strong>Het</strong> gemiddelde debiet ter hoogte <strong>van</strong><br />

de grens met Wallonië bedraagt 4,5 m³/s.<br />

Ter hoogte <strong>van</strong> Leuven (Heverlee) heeft de <strong>Dijle</strong> een constant basisdebiet <strong>van</strong> circa 4 m³/s. Dit brondebiet<br />

maakt ongeveer 93% uit <strong>van</strong> de totale afvoer. <strong>Het</strong> gemiddelde jaardebiet ligt tussen de 5 en 11 m³/s. <strong>Het</strong><br />

maximum debiet voor de <strong>Dijle</strong> te Leuven bedraagt 19 m³/s. Samen met de 2 m 3 /s <strong>van</strong> de Molenbeek en de 4<br />

m 3 /s <strong>van</strong> de Voer is dit dus <strong>het</strong> maximumdebiet dat door Leuven kan. Meer water zou Leuven in problemen<br />

brengen. Er kan namelijk nog 5 m 3 /s hemelwater uit de Leuvense riolen komen in de <strong>Dijle</strong>. In <strong>het</strong><br />

bovenstrooms gedeelte ligt <strong>het</strong> maximum debiet voor de <strong>Dijle</strong> tussen de 23-24 m³/s. Hierboven overtopt de<br />

<strong>Dijle</strong> haar oevers en stroomt over in de vallei (natuurreservaat ‘Doode Bemde’). Ook tijdens een<br />

regenperiode blijft <strong>het</strong> debiet voor 50 tot 80% uit brondebiet bestaan. Ook de bovenlopen (Laan, Ijse, Voer,<br />

de Nethen, de Molenbeek en Vunt) worden door bronnen gevoed. Naast de bronbeken komen er in <strong>het</strong><br />

zuidelijke deel talrijke Leigrachten en Leibeken voor die door de mens zijn aangelegd om de komgronden te<br />

ontwateren. Ze hebben een klein verval en bijgevolg ook een lage stroomsnelheid. Ze worden vrijwel<br />

continu gevoed door kwelwater. De beken in de zand- en zandleemstreek stromen door een vlak gebied en<br />

vertonen dan ook meer kenmerken <strong>van</strong> de typische laaglandbeken met een kleiner verval, lagere<br />

stroomsnelheden, brede overstromingsvlakten en vrijwel geen voeding door bronnen.<br />

pg. 19

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!