Myotone Dystrofie type 1 - Nederlandse Vereniging voor Neurologie
Myotone Dystrofie type 1 - Nederlandse Vereniging voor Neurologie
Myotone Dystrofie type 1 - Nederlandse Vereniging voor Neurologie
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Hoofdstuk 1 Algemene inleiding<br />
1.1 Aanleiding tot het maken van de richtlijn<br />
<strong>Myotone</strong> dystrofie <strong>type</strong> 1 (DM1) of de ziekte van Steinert, vroeger ook wel genoemd<br />
dystrophia myotonica of dystrofische myotonie, is de meest <strong>voor</strong>komende erfelijke<br />
spierziekte op volwassen leeftijd. DM1 is een autosomaal dominant overervende<br />
aandoening, waarbij naast de spieren (myotonie en spierdystrofie) ook vele andere<br />
organen betrokken kunnen raken, zoals het hart, de tractus digestivus, de zintuigen en het<br />
centrale zenuwstelsel.<br />
Tengevolge van de diversiteit van de symptomatologie zijn vaak vele (orgaan-) specialisten<br />
betrokken. Dit maakt de begeleiding van deze patiëntengroep complex. Bovendien kan de<br />
betrokkenheid van de hersenen bij patiënten leiden tot traagheid en initiatiefarmoede,<br />
waardoor een actieve houding bij de behandeling en begeleiding bij DM1 van de arts moet<br />
komen. Mede daardoor worden in Nederland waarschijnlijk nog veel patiënten<br />
onderbehandeld. Een geprotocolleerde en multidisciplinaire aanpak is nodig.<br />
1.2 Doel van de richtlijn<br />
De richtlijn heeft als doel de kwaliteit van de begeleiding en de behandeling van volwassen<br />
patiënten met DM1 te verbeteren door een uniform beleid.<br />
1.3 Afbakening van de richtlijn<br />
Deze richtlijn richt zich op volwassen patiënten (18 jaar en ouder) met DM1. De richtlijn<br />
betreft patiënten met alle <strong>type</strong>s DM1 (congenitale <strong>type</strong>, kinder<strong>type</strong>, volwassenen <strong>type</strong> en<br />
milde <strong>type</strong>), dus ook patiënten waarbij de ziekte op kinderleeftijd al gediagnosticeerd is.<br />
De richtlijn is <strong>voor</strong>al van toepassing op patiënten die al ziekteverschijnselen hebben en<br />
personen waarbij op basis van hun DNA-uitslag verwacht mag worden dat zij op volwassen<br />
leeftijd duidelijke symptomen zullen krijgen. Personen met een protomutatie, waarbij niet<br />
of nauwelijks symptomen te verwachten zijn, vallen hier dus (grotendeels) buiten.<br />
De diversiteit van de symptomatologie dwingt tot beperking van de onderwerpen die in<br />
deze richtlijn worden behandeld. De werkgroep heeft er<strong>voor</strong> gekozen de meest<br />
<strong>voor</strong>komende problemen op te nemen.<br />
Daarnaast is er<strong>voor</strong> gekozen de problematiek rondom kinderwens, zwangerschap en<br />
bevalling niet mee te nemen in de richtlijn. Erfelijkheids<strong>voor</strong>lichting, genetisch onderzoek<br />
en familieonderzoek bij DM1 komen slechts zijdelings aan bod. Deze onderwerpen kunnen<br />
worden opgenomen in een aparte richtlijn.<br />
Specifieke vragen waar<strong>voor</strong> deze richtlijn aanbevelingen geeft zijn:<br />
Organisatie<br />
Hoe moet de zorg <strong>voor</strong> patiënten gecoördineerd worden?<br />
- Wat is de optimale organisatie van zorg?<br />
- Wat zijn de taken van de coördinator?<br />
- Hoe worden complicaties vroegtijdig gesignaleerd?<br />
- Wat zijn indicaties <strong>voor</strong> verwijzing naar een specialist?<br />
- Hoe wordt sociale problematiek gesignaleerd?<br />
18