TNO-rapport - Vereniging van Nederlandse Gemeenten
TNO-rapport - Vereniging van Nederlandse Gemeenten
TNO-rapport - Vereniging van Nederlandse Gemeenten
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong><br />
KvL/P&Z 2007.025<br />
Screening op taalachterstanden en<br />
spraakstoornissen bij kinderen <strong>van</strong> 1 tot 6 jaar door<br />
de jeugdgezondheidszorg<br />
Deel<strong>rapport</strong> 1: inventarisatie <strong>van</strong> instrumenten<br />
Datum Juli 2007<br />
Auteur(s) C.P.B. <strong>van</strong> der Ploeg<br />
C.I. Lanting<br />
F. Galindo Garre<br />
P.H. Verkerk<br />
Projectnummer 031.10715<br />
Aantal pagina's 106 (incl. bijlagen)<br />
Aantal bijlagen 3<br />
met ondersteuning <strong>van</strong> de overige leden <strong>van</strong> het projectteam:<br />
J.J. Sluijmers, F.I.M. Pijpers, M. <strong>van</strong> Denderen-Lubbers,<br />
S.A. Reijneveld<br />
Alle rechten voorbehouden. Niets uit dit <strong>rapport</strong> mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel<br />
<strong>van</strong> druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming<br />
<strong>van</strong> <strong>TNO</strong>.<br />
Indien dit <strong>rapport</strong> in opdracht werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verplichtingen <strong>van</strong> opdrachtgever en<br />
opdrachtnemer verwezen naar de Algemene Voorwaarden voor onderzoeksopdrachten aan <strong>TNO</strong>, dan wel de<br />
betreffende terzake tussen de partijen gesloten overeenkomst.<br />
Het ter inzage geven <strong>van</strong> het <strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> aan direct belanghebbenden is toegestaan.<br />
© 2007 <strong>TNO</strong><br />
Preventie en Zorg<br />
Wassenaarseweg 56<br />
Postbus 2215<br />
2301 CE Leiden<br />
www.tno.nl<br />
T 071 518 18 18<br />
F 071 518 19 10<br />
info-zorg@tno.nl
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 2 / 65
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 3 / 65<br />
Samenvatting<br />
Taal speelt een belangrijke rol in het dagelijks leven. Het opheffen of verbeteren <strong>van</strong><br />
een taalachterstand verdient daarom aandacht.<br />
Definities<br />
Een taalachterstand kan veroorzaakt worden door een stoornis bij het kind<br />
(taalontwikkelingsstoornis), door onvoldoende taalaanbod <strong>van</strong>uit de omgeving<br />
(blootstellingsachterstand) of een combinatie <strong>van</strong> beide. Taalontwikkelingsstoornissen<br />
kunnen op zichzelf staand voorkomen, maar kunnen ook samengaan met factoren zoals<br />
gehoorverlies, lage intelligentie, of afwijkingen aan het spraakorgaan. De oorzaak <strong>van</strong><br />
de taalachterstand is <strong>van</strong> groot belang voor het in te zetten vervolgtraject.<br />
Doel<br />
In dit deel<strong>rapport</strong> beantwoorden we vragen over de beschikbare instrumenten om<br />
taalachterstand op te sporen, namelijk: (1) Welke signaleringsinstrumenten bestaan er<br />
voor het opsporen <strong>van</strong> 1- tot 6-jarigen met taalachterstanden en spraakstoornissen in<br />
Nederland; (2) Wat is er bekend is over de eigenschappen <strong>van</strong> deze instrumenten in<br />
termen <strong>van</strong> validiteit, uitvoerbaarheid, discipline die de test moet uitvoeren en kosten;<br />
en (3) Welke <strong>van</strong> de instrumenten is het meest geschikt voor landelijke implementatie?<br />
Verder gaan we in op de effectiviteit (behaalde gezondheidswinst) <strong>van</strong> vroegtijdige<br />
opsporing en <strong>van</strong> interventies. Vervolgens beantwoorden we de vraag of er voldoende<br />
wetenschappelijke onderbouwing is voor het ontwikkelen <strong>van</strong> een richtlijn voor de<br />
beroepsgroepen voor uniforme, effectieve spraaktaalscreening voor kinderen <strong>van</strong> 1 tot 6<br />
jaar. Een tweede deel<strong>rapport</strong> richt zich meer op de wijze waarop JGZ-instellingen nu<br />
verwijzen naar voor- en vroegschoolse educatie (VVE)-programma’s.<br />
Methode<br />
Om de vraagstellingen te beantwoorden hebben we systematisch literatuuronderzoek<br />
verricht. We hebben de ontwikkelaars en onderzoekers <strong>van</strong> de screeningsinstrumenten<br />
gevraagd om ontbrekende literatuur en onderzoeksresultaten aan te leveren, en hebben<br />
beoordelingen <strong>van</strong> de screeningsinstrumenten door de COTAN opgevraagd. Er is een<br />
begeleidingscommissie ingesteld met vertegenwoordigers uit het veld, onderzoekers,<br />
ontwikkelaars of vertegenwoordigers <strong>van</strong> screeningsinstrumenten, overige onderzoekers<br />
en een oudervereniging. We hebben in samenwerking met ActiZ een vragenlijst<br />
uitgezet bij alle JGZ-organisaties met 0- tot 4-jarigenzorg om de huidige uitvoering <strong>van</strong><br />
de signalering <strong>van</strong> de taalachterstanden en de mening <strong>van</strong> de JGZ over de<br />
uitvoerbaarheid <strong>van</strong> de screeningsinstrumenten te achterhalen.<br />
Resultaten en conclusies<br />
Instrumenten<br />
De volgende instrumenten met een afnameduur <strong>van</strong> 10 minuten of minder zijn<br />
gevonden (in alfabetische volgorde):<br />
• Groninger Minimum Spreeknormen/ Groninger Diagnostische Spreeknormen<br />
(GMS/GDS)<br />
• Lexilijst Nederlands<br />
• Tweetalige Lexiconlijsten: Turks-Nederlands, Tarifit-Berbers-Nederlands en<br />
Marokkaans-Arabisch-Nederlands<br />
• Lexilijst Begrip (voorheen Taalbegripslijst Dreumesen)<br />
• N-CDIs Lijsten voor Communicatieve Ontwikkeling (korte vormen) (N-CDI)
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 4 / 65<br />
• Nonsenswoord repetitietaak (NRT)<br />
• Spraak- en taalNormen Eerste Lijns gezondheidszorg (SNEL)<br />
• Van Wiechenonderzoek<br />
• VTO taal 2-jarigen (VTO)<br />
De volgende instrumenten met een afnameduur <strong>van</strong> meer dan 10 minuten zijn<br />
gevonden: Logopedisch screeningsinstrument (LSI) incl. taalscreeningsinstrument (TSI)<br />
voor 3-, 4-, 5-jarigen, schoolvragenlijst (SVL) en oudervragenlijst (OVL); Peabody<br />
Picture Vocabulary Test-III-NL (PPVT-III-NL); Taalstandaard.<br />
Alle genoemde screeningsinstrumenten, behalve de tweetalige Lexiconlijsten, zijn<br />
ontwikkeld met hetzelfde doel, namelijk taalachterstand bij kinderen met Nederlands als<br />
eerste taal 1 op sporen. De oorzaak <strong>van</strong> deze taalachterstand kan zowel een taalontwikkelingsstoornis<br />
als een blootstellingsachterstand in de eerste taal zijn. Alleen de<br />
tweetalige Lexiconlijsten zijn ontwikkeld en genormeerd voor meertalige kinderen met<br />
een eerste taal anders dan Nederlands (nl. Turks, Tarifit-Berbers, Marokkaans-<br />
Arabisch). Het zijn de enige instrumenten voor het signaleren <strong>van</strong> taalontwikkelingsstoornissen<br />
bij deze groep.<br />
Geen <strong>van</strong> de instrumenten is ontwikkeld voor het signaleren <strong>van</strong> blootstellingsachterstand<br />
in het Nederlands als tweede taal.<br />
Eigenschappen<br />
• Validiteit. Van de psychometrische eigenschappen zijn vooral de sensitiviteit en<br />
specificiteit <strong>van</strong> belang voor selectie <strong>van</strong> veelbelovende instrumenten voor de JGZ.<br />
Deze geven weer hoe goed het instrument een onderscheid kan maken tussen<br />
kinderen met en zonder taalachterstand. Voor het huidige VTO taal 2-jarigen<br />
instrument wordt een sensitiviteit <strong>van</strong> 24-52% ge<strong>rapport</strong>eerd. D.w.z. dat de helft tot<br />
driekwart <strong>van</strong> de kinderen met een taalachterstand gemist wordt. De bijbehorende<br />
specificiteit is 97-98%. De sensitiviteit en specificiteit <strong>van</strong> de Lexilijst Nederlands,<br />
Lexiconlijsten Turks-Nederlands, Tarifit-Berbers-Nederlands en Marokkaans-<br />
Arabisch-Nederlands, de Lexilijst Begrip, en de SNEL zijn niet overtuigend of<br />
slechts deels vastgesteld. De sensitiviteit en specificiteit werden niet ge<strong>rapport</strong>eerd.<br />
Over de validiteit <strong>van</strong> de N-CDIs Lijsten voor Communicatieve Ontwikkeling<br />
Korte vormen, de NRT, en het Van Wiechenonderzoek zijn geen gegevens<br />
beschikbaar.<br />
• Uitvoerbaarheid. Zowel de GMS, Lexilijsten Nederlands en Begrip, de SNEL, het<br />
VTO taal 2-jarigen instrument, en het Van Wiechenonderzoek komen op grond <strong>van</strong><br />
het doel, de doelgroep, en de uitvoerbaarheid in aanmerking voor gebruik door de<br />
JGZ-professionals als instrument voor de algemene populatie Nederlandstalige 2-<br />
tot 3-jarigen. GMS, Van Wiechenonderzoek en SNEL komen daarnaast ook in<br />
aanmerking voor jongere en oudere kinderen. De tweetalige Lexiconlijsten Turks-<br />
Nederlands, Tarifit-Berbers-Nederlands en Marokkaans-Arabisch-Nederlands zijn<br />
de enige instrumenten ontwikkeld voor meertalige kinderen. De N-CDIs korte<br />
vormen komen niet in aanmerking <strong>van</strong>wege de woordkeuze: veel <strong>van</strong> de woorden<br />
en zinnen zijn Vlaams en daardoor niet bekend bij <strong>Nederlandse</strong> kinderen. Op grond<br />
<strong>van</strong> de lange afnameduur, het vereiste deskundigheidsniveau en/of de doelgroep<br />
komt de NRT, de LSI, Peabody Picture Vocabulary Test-III-NL en de<br />
Taalstandaard niet in aanmerking voor afname door JGZ-professionals.<br />
• Uitvoerenden. De Lexilijst Nederlands, tweetalige Lexiconlijsten, Lexilijst Begrip,<br />
N-CDI, SNEL, Van Wiechen en VTO taal 2-jarigen vereisen geen speciale<br />
1 Met de ‘eerste taal’ wordt bedoeld de taal die het meest gesproken wordt met het kind
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 5 / 65<br />
deskundigheid en kunnen worden afgenomen door JGZ-arts of JGZverpleegkundige.<br />
De NRT, LSI (of TSI), Peabody Picture Vocabulary Test-III-NL<br />
(PPVT-III-NL) en Taalstandaard moeten worden afgenomen door mensen met<br />
logopedisch deskundigheidsniveau. De PPVT-III-NL kan ook afgenomen worden<br />
door bijvoorbeeld een remedial teacher, orthopedagoog of anderen met ervaring met<br />
testafnamen.<br />
• Kosten. Bij de meeste instrumenten zijn er kosten verbonden aan de aanschaf er<strong>van</strong>.<br />
De kosten <strong>van</strong> screening worden echter vooral bepaald door de afnametijd <strong>van</strong> een<br />
instrument binnen de JGZ en het aantal kinderen dat op basis <strong>van</strong> de<br />
screeningsuitslag nader onderzocht moet worden (binnen de JGZ of in het natraject)<br />
en behandeld moet worden. Afname <strong>van</strong> de SNEL en het Van Wiechenonderzoek<br />
duurt 2-3 minuten. Naar schatting kosten de Lexilijst Nederlands en de Lexilijst<br />
Begrip ook ongeveer 2-3 minuten. De tweetalige Lexiconlijsten kosten iets meer<br />
tijd omdat er meer optellingen <strong>van</strong> woordscores nodig zijn, maar deze vergen<br />
minder dan 5 minuten tijd. Afname <strong>van</strong> het VTO taal 2-jarigen instrument duurt iets<br />
langer, namelijk ongeveer 5 minuten, omdat de test in gespreksvorm wordt<br />
afgenomen. De overige instrumenten kosten 10 minuten of meer. Door het<br />
ontbreken <strong>van</strong> gegevens over de sensitiviteit en specificiteit <strong>van</strong> de instrumenten is<br />
het aantal kinderen dat op basis <strong>van</strong> de screeningsuitslag nader onderzocht en<br />
behandeld moet worden onbekend. Hierdoor kunnen de kosten hier<strong>van</strong> ook niet<br />
worden bepaald.<br />
Effectiviteit<br />
In de internationale literatuur wordt geconcludeerd dat de effectiviteit (behaalde<br />
gezondheidswinst) <strong>van</strong> het gehele traject <strong>van</strong> spraaktaalscreening, diagnostiek en<br />
behandeling onduidelijk is door gebrek aan onderzoek op dit terrein. Recent Nederlands<br />
onderzoek <strong>rapport</strong>eert een lagere deelname aan het speciaal onderwijs bij gebruik <strong>van</strong><br />
het VTO taal 2-jarigen instrument in de interventiegroep ten opzichte <strong>van</strong> de<br />
controlegroep. Echter, op basis <strong>van</strong> ge<strong>rapport</strong>eerde aantallen achten wij het niet<br />
waarschijnlijk dat de daling in deelname aan het speciaal onderwijs via de weg <strong>van</strong><br />
screening, diagnose en behandeling is veroorzaakt. De onderzoekers die het<br />
<strong>Nederlandse</strong> effectiviteitsonderzoek met het VTO taal 2-jarigen instrument hebben<br />
verricht zijn het niet eens met onze conclusie dat de effectiviteit <strong>van</strong> screening niet<br />
overtuigend aangetoond is.<br />
Wat betreft de effectiviteit <strong>van</strong> logopedische interventies, beschrijft de<br />
wetenschappelijke vakliteratuur behandelingsvormen om fonologische stoornissen,<br />
expressieve en/of receptieve taalstoornissen te verbeteren. Uit een meta-analyse<br />
kwamen goede aanwijzingen dat interventies gericht op een deel <strong>van</strong> de kinderen met<br />
een specifieke spraaktaalstoornis effectief is, namelijk therapie gericht op kinderen met<br />
expressieve moeilijkheden op het vlak <strong>van</strong> de fonologie en woordenschat. Het gaat<br />
hierbij echter vooral om effectiviteit op korte termijn. Effectiviteit op de langere termijn<br />
is onbekend door gebrek aan onderzoek hiernaar.<br />
Wetenschappelijke onderbouwing voor het ontwikkelen <strong>van</strong> een richtlijn<br />
Positieve lange-termijn effecten <strong>van</strong> vroegtijdige opsporing en behandeling <strong>van</strong><br />
taalchterstanden zijn tot op heden niet overtuigend aangetoond. Internationaal, en ook in<br />
Nederland, heerst echter de overtuiging dat vroegtijdige opsporing nuttig is. In het<br />
“Besluit jeugdgezondheidszorg” (5 november 2002) is het nagaan of bij de jeugdige<br />
sprake is <strong>van</strong> spraak- of taalstoornissen daarom als taak op het gebied <strong>van</strong> opsporing en<br />
preventie door de JGZ vastgelegd. Uit de inventarisatie <strong>van</strong> de huidige werkwijze bij de<br />
JGZ 0-4-jarigen en 5-6-jarigen blijkt bovendien dat er op lokaal niveau zeer veel
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 6 / 65<br />
verschillende protocollen voor de signalering <strong>van</strong> spraaktaalontwikkelingsstoornissen in<br />
gebruik zijn. Negentig procent <strong>van</strong> de JGZ 0-4-jarigen-organisaties geeft bovendien aan<br />
dat zij behoefte hebben aan een landelijke richtlijn.<br />
Conclusies<br />
• Er is onvoldoende duidelijkheid over de effectiviteit <strong>van</strong> spraaktaalscreening om het<br />
instellen <strong>van</strong> een formele screening bij jonge kinderen, waarbij uitsluitend op basis<br />
<strong>van</strong> een testuitslag wordt vastgesteld of nader diagnostisch onderzoek nodig is, te<br />
rechtvaardigen.<br />
• Een gefundeerde keuze voor een bepaald screeningsinstrument kan bovendien niet<br />
gemaakt worden omdat er te weinig gegevens over de sensitiviteit en specificiteit<br />
<strong>van</strong> de instrumenten beschikbaar zijn.<br />
• Alle genoemde screeningsinstrumenten, behalve de tweetalige Lexiconlijsten, zijn<br />
ontwikkeld met het doel taalachterstand bij kinderen met Nederlands als eerste taal<br />
op te sporen. De oorzaak <strong>van</strong> die taalachterstand (taalontwikkelingsstoornis of<br />
blootstellingsachterstand in de eerste taal) kan hierbij niet onderscheiden worden.<br />
Er zijn geen screeningsinstrumenten om een blootstellingsachterstand in het<br />
Nederlands als tweede taal te identificeren.<br />
• Er is slechts beperkte uniformiteit in de wijze waarop signalering <strong>van</strong><br />
taalachterstanden in de praktijk plaatsvindt. De behoefte aan een landelijke richtlijn<br />
wordt door het veld duidelijk naar voren gebracht.<br />
Aanbevelingen<br />
• Een formele spraaktaalscreening bij jonge kinderen is niet aan te bevelen. Een<br />
minder formele vorm <strong>van</strong> signaleren <strong>van</strong> taalachterstanden, waarbij vooral gebruik<br />
wordt gemaakt <strong>van</strong> kennis en ervaring <strong>van</strong> professionals, ligt meer voor de hand.<br />
Als hulpmiddel bij het signaleren kan een screeningsinstrument worden gekozen.<br />
Het is echter niet wenselijk dat uitsluitend de uitslag op het gehanteerde instrument<br />
bepaalt of nader diagnostisch onderzoek nodig is.<br />
• We bevelen aan om in het kader <strong>van</strong> de signalering <strong>van</strong> taalontwikkelingsstoornissen<br />
een instrument of hulpmiddel voor de JGZ te ontwikkelen waarmee de<br />
eerste taal <strong>van</strong> anderstalige kinderen kan worden beoordeeld.<br />
• We bevelen aan de ontwikkeling <strong>van</strong> een landelijke richtlijn Spraaktaal zo spoedig<br />
mogelijk te starten om het gebrek aan uniformiteit in het signaleren <strong>van</strong><br />
spraaktaalachterstanden op te heffen. Hierin moeten afspraken worden vastgelegd<br />
over de uitvoering <strong>van</strong> de signalering, het doorverwijzen <strong>van</strong> kinderen en de<br />
monitoring/evaluatie hier<strong>van</strong>.<br />
• We bevelen aan na te gaan of onderdelen <strong>van</strong> de verschillende<br />
signaleringsinstrumenten (Van Wiechenonderzoek, SNEL, VTO-taal 2-jarigen,<br />
Lexilijst Nederlands en Lexilijst Begrip) samen te voegen zijn tot één nieuw<br />
instrument ter ondersteuning <strong>van</strong> de signalering door de JGZ. Ook zou nagegaan<br />
moeten worden of dit instrument kan worden geïntegreerd met het Van<br />
Wiechenonderzoek, omdat deze al door alle JGZ-organisaties wordt gebruikt.<br />
• Het is wenselijk dat er een instrument wordt ontwikkeld voor de JGZ waarmee de<br />
taalomgeving <strong>van</strong> het kind zo goed mogelijk in kaart gebracht kan worden. Door<br />
zowel de taalomgeving als de ontwikkeling <strong>van</strong> het kind in kaart te brengen, kan dit<br />
instrument helpen bij het bepalen <strong>van</strong> de aard <strong>van</strong> een taalachterstand<br />
(ontwikkelingsstoornis of onvoldoende blootstelling).<br />
• Het monitoren <strong>van</strong> de uitkomsten <strong>van</strong> de signalering <strong>van</strong> spraaktaalachterstanden in<br />
verschillende regio’s in Nederland (bijv. aantal terechte en onterechte verwijzingen<br />
voor verdere diagnostiek, aantal verwijzingen naar logopedie) is wenselijk. Door dit<br />
te koppelen aan de regionaal gebruikte protocollen en gehanteerde
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 7 / 65<br />
screeningsinstrumenten kunnen waardevolle gegevens worden verkregen over de<br />
(effectiviteit <strong>van</strong>) de verschillende uitvoeringsstrategieën, om zo een onderbouwde<br />
keuze voor een landelijk protocol te kunnen maken.<br />
• Het voorkómen of verminderen <strong>van</strong> een taalachterstand is beter dan vroegtijdige<br />
opsporing er<strong>van</strong>. Primaire preventie verdient aandacht.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 8 / 65
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 9 / 65<br />
Afkortingen<br />
AC Audiologisch Centrum<br />
ActiZ Brancheorganisatie voor zorgondernemers die zich bewegen in de<br />
markt <strong>van</strong> zorg, wonen, welzijn, preventie en aanverwante diensten,<br />
ontstaan door fusie <strong>van</strong> Arcares en Z-org. Z-org is de voormalige<br />
Landelijke <strong>Vereniging</strong> voor Thuiszorg.<br />
AJN Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland<br />
CB Consultatiebureau<br />
CLB Centra voor Leerlingenbegeleiding (in Vlaanderen)<br />
COTAN Commissie Testaangelegenheden Nederland<br />
Fenac Federatie <strong>Nederlandse</strong> Audiologische Centra<br />
FOSS <strong>Nederlandse</strong> federatie <strong>van</strong> ouders <strong>van</strong> slechthorende kinderen en <strong>van</strong><br />
kinderen met spraak-taal moeilijkheden<br />
GDS Groninger Diagnostische Spreeknormen<br />
GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst<br />
GMS Groninger Minimum Spreeknormen<br />
iMGZ Instituut Maatschappelijke Gezondheidszorg<br />
JGZ Jeugdgezondheidszorg<br />
KNO Keel, neus, oor<br />
LSI Logopedisch Screeningsinstrument<br />
LUMC Leids Universitair Medisch Centrum<br />
LVT Landelijke <strong>Vereniging</strong> voor Thuiszorg (tegenwoordig ActiZ)<br />
MC Medisch centrum<br />
MDD Multidisciplinaire diagnostiek<br />
M&G Maatschappij en gezondheid<br />
N-CDI N-CDIs Lijsten voor Communicatieve Ontwikkeling (Nederlandstalige<br />
Communicative Development Inventories)<br />
NIP Nederlands Instituut voor Psychologen<br />
NL Nederland<br />
NRT Nonsenswoord repetitietaak<br />
NSDSK <strong>Nederlandse</strong> stichting voor dove en slechthorende kinderen<br />
NVLF <strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> voor Logopedie en Foniatrie<br />
OCW Ministerie <strong>van</strong> Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen<br />
OVL Oudervragenlijst<br />
PGO Periodiek geneeskundig onderzoek<br />
PPV Positief voorspellende waarde (positive predictive value)<br />
PPVT-III-NL Peabody Picture Vocabulary Test-III-NL<br />
SLS stottersignaleringslijst<br />
SNEL Spraak- en taalNormen Eerste Lijns gezondheidszorg<br />
SVL Schoolvragenlijst<br />
TAK Taaltoest allochtone kinderen<br />
<strong>TNO</strong>-KvL <strong>TNO</strong> Kwaliteit <strong>van</strong> Leven<br />
TSI Taalscreeningsinstrument voor 3-, 4-, 5-jarigen<br />
TvK Taaltoets voor kinderen<br />
UMCG Universitair Medisch Centrum Groningen<br />
USPSTF US Preventive Services Task Force<br />
VCLB Koepelorganisatie voor de vrije centra voor leerlingenbegeleiding<br />
VNG <strong>Vereniging</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Gemeenten</strong>
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 10 / 65<br />
VTO Vroegtijdige Opsporing (VTO taal 2-jarigen is een<br />
signaleringsinstrument)<br />
VVE Voor- en vroegschoolse educatie<br />
V&VN Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland<br />
VWS Ministerie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport<br />
ZonMW ZorgOnderzoek Nederland – Medische Wetenschappen
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 11 / 65<br />
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting.................................................................................................................. 3<br />
Afkortingen .................................................................................................................... 9<br />
1 Inleiding........................................................................................................................ 13<br />
1.1 Vroegtijdige opsporing .................................................................................................. 13<br />
1.2 Prevalentie, indeling en oorzaken taalachterstand ......................................................... 14<br />
1.3 Theoretisch kader <strong>van</strong> screening.................................................................................... 17<br />
2 Vraagstelling ................................................................................................................ 19<br />
2.1 Opdracht VWS............................................................................................................... 19<br />
2.2 Twee doelen <strong>van</strong> vroegtijdige opsporing taalachterstand .............................................. 19<br />
2.3 Rapportage..................................................................................................................... 20<br />
3 Methoden...................................................................................................................... 23<br />
4 Effectiviteit <strong>van</strong> screening, diagnostiek en behandeling <strong>van</strong><br />
taalontwikkelingsstoornissen ...................................................................................... 25<br />
4.1 Effectiviteit <strong>van</strong> spraaktaalscreeningsprogramma’s ...................................................... 25<br />
4.2 Effectiviteit <strong>van</strong> interventies.......................................................................................... 31<br />
5 Signaleren: risicofactoren voor taalachterstand in de eerste taal en overzicht <strong>van</strong><br />
signaleringsinstrumenten ............................................................................................ 37<br />
5.1 Risicofactoren voor taalachterstand in de eerste taal ..................................................... 37<br />
5.2 Signaleringsinstrumenten voor het opsporen <strong>van</strong> kinderen met een taalachterstand..... 37<br />
5.3 Signaleringsinstrumenten voor het opsporen <strong>van</strong> kinderen met een articulatieprobleem<br />
....................................................................................................................................... 47<br />
5.4 Signaleringsinstrumenten voor het opsporen <strong>van</strong> kinderen die stotteren....................... 47<br />
6 Huidige werkwijze taalscreening................................................................................ 49<br />
6.1 Huidige werkwijze bij JGZ 0- tot 4 –jarigen ................................................................. 49<br />
6.2 Huidige werkwijze bij de 5- tot 6 –jarigen .................................................................... 51<br />
6.3 Huidige werkwijze in Vlaanderen ................................................................................. 52<br />
7 Conclusies, discussie en aanbevelingen...................................................................... 53<br />
8 Referenties.................................................................................................................... 61<br />
Bijlage(n)<br />
A Criteria waaraan elke screeningsprogramma moet voldoen (Wilson & Jungner, 1968;<br />
UK National Screening Committee, 2000)<br />
B Leden begeleidingscommissie spraaktaal<br />
C Overzicht <strong>van</strong> de signaleringsinstrumenten
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 12 / 65
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 13 / 65<br />
1 Inleiding<br />
Communicatie via gesproken taal heeft in principe betrekking op twee basisactiviteiten:<br />
praten en luisteren. Door te praten kunnen ideeën omgezet worden in woorden en<br />
kunnen waarnemingen, gevoelens en bedoelingen worden verwoord. Door te luisteren<br />
kunnen woorden in ideeën omgezet worden en kunnen waarnemingen, gevoelens en<br />
bedoelingen begrepen worden. In veel aspecten <strong>van</strong> het dagelijkse leven speelt de<br />
communicatie met behulp <strong>van</strong> taal daarom een belangrijke rol. Taal speelt een grote rol<br />
bij het organiseren <strong>van</strong> waarnemingen, bij het richten <strong>van</strong> gedachten, bij het controleren<br />
<strong>van</strong> handelingen, bij het helpen onthouden en modificeren <strong>van</strong> emoties. Het belang <strong>van</strong><br />
een goed verlopende taalontwikkeling voor zowel de cognitieve als de sociaalemotionele<br />
ontwikkeling wordt dan ook algemeen ondersteund. Vroege verstoringen<br />
<strong>van</strong> de taalontwikkeling kunnen voorlopers zijn <strong>van</strong> latere taal- en leerstoornissen en de<br />
oorzaak zijn <strong>van</strong> gedragsproblemen. Een vertraagde taalontwikkeling kan ook<br />
gerelateerd zijn aan lees- en schrijfmoeilijkheden. Taalontwikkeling speelt dus een<br />
grote rol in het verloop <strong>van</strong> de totale ontwikkeling <strong>van</strong> een kind.<br />
Ook een goedverlopende spraakontwikkeling is noodzakelijk voor een kind om zich<br />
verstaanbaar te kunnen maken voor de omgeving. Spraak bestaat onder andere uit<br />
articulatie en vloeiendheid (waaronder ook stotteren valt). Articulatie is het sluitstuk<br />
<strong>van</strong> het spreekproces, het spreken dankzij de spraakmotoriek. Articulatiestoornissen<br />
kunnen <strong>van</strong> grote invloed zijn op de communicatieve ontwikkeling en sociaalpsychologische<br />
ontwikkeling. Als het kind zich niet verstaanbaar kan uitdrukken<br />
kunnen er misverstanden tussen het kind en de omgeving ontstaan. De spraakmotoriek<br />
behoort tot de meest complexe motorische activiteit <strong>van</strong> het menselijke lichaam. Vele<br />
cognitieve, neurologische en motorische processen spelen een rol. Daarmee zijn<br />
articulatieproblemen vaak een symptoom <strong>van</strong> een onderliggende stoornis. Maar ook een<br />
onderliggende taalontwikkelingsstoornis kan <strong>van</strong> invloed zijn op de articulatie.<br />
Niet alleen spraak- of taalontwikkelingsstoornissen veroorzaken een taalachterstand.<br />
Een taalachterstand in een bepaalde taal (hier het Nederlands) kan ook veroorzaakt<br />
worden door onvoldoende blootstelling aan die taal. Zolang dit niet de eerste taal 2 <strong>van</strong><br />
het kind is, heeft het kind geen probleem, het kan zich normaal ontwikkelen.<br />
1.1 Vroegtijdige opsporing<br />
Vroegtijdige opsporing <strong>van</strong> een spraaktaalontwikkelingsstoornis bij een kind is<br />
belangrijk voor het tijdig kunnen inzetten <strong>van</strong> een effectieve behandeling. Doel is<br />
verbetering <strong>van</strong> het kind, of het voorkomen <strong>van</strong> verslechtering, waardoor een kind zich<br />
optimaal kan ontwikkelen. Dit kan worden bereikt via vermindering <strong>van</strong> de<br />
taalachterstand of zelfs opheffing er<strong>van</strong>, maar ook op andere manieren, als bijvoorbeeld<br />
communicatieproblemen tussen ouders en kinderen eerder kunnen worden opgelost<br />
door hen ondersteunende gebaren te leren. Omdat aan vroegtijdige opsporing ook<br />
bezwaren kleven, zoals extra kosten, ongerustheid <strong>van</strong> ouders en kans op vertraagde<br />
ontdekking <strong>van</strong> kinderen die bij de screening onterecht voldoende waren, is een<br />
belangrijke voorwaarde dat de voor het kind te behalen gezondheidswinst substantieel<br />
2 Met de ‘eerste taal’ wordt bedoeld de meest gesproken taal. (Eenheid <strong>van</strong> Taal, Richtlijn<br />
Handboek Eenheid <strong>van</strong> taal, Platform Jeugdgezondheidszorg, Richtlijn 2, febr 2005)
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 14 / 65<br />
is. Let wel: Dit kan alleen als er effectieve behandeling mogelijk is, die ook nog extra<br />
gezondheidswinst geeft als het op jongere leeftijd dan gebruikelijk kan worden ingezet.<br />
1.2 Prevalentie, indeling en oorzaken taalachterstand<br />
Een kind heeft een taalontwikkelingsstoornis als het taalbegrip en/of de taalproductie<br />
zich in vergelijking met leeftijdgenootjes langzamer of anders ontwikkelt. Uit een<br />
enquête uitgevoerd bij 140 specialisten (peuterleidsters, leerkrachten, logopedisten,<br />
psychologen, orthopedagogen enz.) kwam naar voren dat taalontwikkelingsstoornissen<br />
meestal in zeer algemene termen worden beschreven, wat betekent dat een<br />
taalontwikkelingsstoornis meestal intuïtief wordt aangenomen. Net als in de literatuur<br />
blijkt er onder de <strong>Nederlandse</strong> hulpverleners geen gouden standaard bekend te zijn om<br />
een taalontwikkelingsstoornis te benoemen (Luinge et al., 2002). De<br />
prevalentieschattingen lopen hierdoor sterk uiteen, voor autochtone kinderen 1-40% en<br />
voor allochtone kinderen 1-90%. Reep-<strong>van</strong> den Bergh schat de prevalentie <strong>van</strong><br />
taalontwikkelingsstoornissen op basis <strong>van</strong> uitgebreid literatuuronderzoek bij kinderen<br />
op 3- à 4-jarige leeftijd zeer globaal op 5%. Rond de 5-jarige leeftijd zijn de schattingen<br />
bijzonder uiteenlopend, maar waarschijnlijk stijgt de prevalentie na de leeftijd <strong>van</strong> vier<br />
jaar iets (Reep-<strong>van</strong> den Bergh et al., 1998).<br />
De overgang <strong>van</strong> een normale taalontwikkeling naar pathologie is gradueel. Het<br />
ontbreken <strong>van</strong> een heldere omschrijving <strong>van</strong> de aandoening taalontwikkelingsstoornis<br />
maakt het ontwikkelen <strong>van</strong> een effectieve screening extra lastig: er is geen vastomlijnde<br />
doelgroep waar<strong>van</strong> vaststaat dat zij baat zullen hebben bij vroegtijdige behandeling.<br />
Bovendien maakt een taalprobleem onderdeel uit <strong>van</strong> de algehele ontwikkeling en is<br />
daarmee nauw gerelateerd aan andere aspecten <strong>van</strong> de ontwikkeling.<br />
Definitie<br />
Een taalachterstand kan veroorzaakt worden door een stoornis bij het kind<br />
(taalontwikkelingsstoornis), door onvoldoende taalaanbod <strong>van</strong>uit de omgeving<br />
(blootstellingsachterstand) of een combinatie <strong>van</strong> beide (zie figuur 1). Het onderscheid<br />
is <strong>van</strong> groot belang voor het in te zetten vervolgtraject. Hieronder wordt dit verder<br />
uitgelegd. VVE-programma’s zijn vooral bedoeld voor kinderen met een<br />
blootstellingsachterstand in het Nederlands, als een taalontwikkelingsstoornis is<br />
uitgesloten.<br />
Taalontwikkelingsstoornis. Factoren die de taalontwikkeling op negatieve wijze<br />
beïnvloeden zijn in sterke mate bepalend voor de in te zetten therapie.<br />
Taalontwikkelingsstoornissen kunnen op zichzelf staand voorkomen, zonder<br />
aanwijsbare duidelijke oorzaak (specifieke taalontwikkelingsstoornis). Ze kunnen ook<br />
geheel of gedeeltelijk verklaarbaar zijn <strong>van</strong>uit een duidelijk aanwezige ongunstige<br />
beïnvloedende factor (niet-specifieke taalontwikkelingsstoornis), zoals gehoorverlies,<br />
lage intelligentie, algeheel vertraagde ontwikkeling of afwijkingen aan het<br />
spraakorgaan. Voor kinderen met specifieke taalontwikkelingsstoornissen is<br />
taaltherapie (logopedie, al dan niet via het speciaal onderwijs), soms gecombineerd met<br />
ouderbegeleiding, aangewezen. Voor alle andere kinderen geldt een ander therapieplan<br />
zoals hoorapparatuur bij gehoorproblemen, algehele ontwikkelingsstimulatie bij<br />
mentale retardatie, een chirurgische ingreep bij anatomische afwijkingen, et cetera.<br />
Daarnaast komt taaltherapie (logopedie) in aanmerking.<br />
Blootstellingsachterstand in een bepaalde taal. Bovengenoemde specifieke en nietspecifieke<br />
taalontwikkelingsstoornissen hebben een al dan niet aantoonbare medische of
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 15 / 65<br />
cognitieve component: het kind mankeert iets waardoor de taalontwikkeling verstoord<br />
wordt en een taalachterstand ontstaat. Er kan echter ook sprake zijn <strong>van</strong> een<br />
taalachterstand zonder een duidelijke medische of cognitieve oorzaak doordat het kind<br />
onvoldoende aan een taal is blootgesteld. De taal waarin een achterstand is moet hierbij<br />
vermeld worden. Om de taalachterstand weg te werken is het nodig de betreffende taal<br />
in voldoende kwaliteit en hoeveelheid aan het kind aan te bieden. Een taalachterstand<br />
door onvoldoende blootstelling aan de taal wordt soms bij specifieke, en soms bij nietspecifieke<br />
taalachterstanden ingedeeld. Omdat dit verwarrend is hebben we besloten om<br />
taalachterstand door onvoldoende blootstelling apart te benoemen als<br />
blootstellingsachterstand. De indeling <strong>van</strong> de verschillende vormen <strong>van</strong> taalachterstand<br />
is nader uitgelegd in figuur 1.<br />
Er zijn twee vormen <strong>van</strong> een blootstellingsachterstand in het Nederlands. Het kan<br />
voorkomen bij kinderen die worden opgevoed in een andere taal, maar het kan ook<br />
worden veroorzaakt bij kinderen met Nederlands als eerste taal met wie weinig of slecht<br />
Nederlands wordt gesproken. Bij de anderstalige groep loopt het kind alleen achter ten<br />
opzichte <strong>van</strong> Nederlandstalige kinderen, wat eigenlijk een vreemde vergelijkingsgroep<br />
is. Als bij de anderstalige kinderen de taalontwikkeling in de andere taal goed verloopt<br />
(geen blootstellingsachterstand in die taal en geen achterliggende<br />
taalontwikkelingsstoornis), is er normaal gesproken geen probleem met het aanleren<br />
<strong>van</strong> het Nederlands als tweede taal. Als dit toch onvoldoende lukt, komt dit volgens M.<br />
Blumenthal <strong>van</strong> het Kenniscentrum Meertaligheid (persoonlijke communicatie) door<br />
andere oorzaken dan de blootstellingachterstand aan het Nederlands, namelijk 1) sociaal<br />
economische achterstand of analfabetisme; 2) geïsoleerd gezin; 3) pedagogische<br />
onmacht en/of onkunde; 4) ouders die te weinig Nederlands spreken; 5) het feit dat er te<br />
veel scholen zijn die de huidige good-practice bij het aanleren <strong>van</strong> Nederlands als<br />
tweede taal niet of onvoldoende doorvoeren; en 6) negatieve appreciatie <strong>van</strong> de<br />
samenleving voor het spreken <strong>van</strong> niet-westerse talen. Dat laatste heeft invloed op het<br />
zelfvertrouwen <strong>van</strong> kinderen, en daarmee ook op het leren (<strong>van</strong> Nederlands).<br />
De tweede groep, ééntalig <strong>Nederlandse</strong> kinderen met wie weinig of slecht Nederlands<br />
wordt gesproken, wordt onvoldoende aan hun eerste taal (in dit geval Nederlands)<br />
blootgesteld, er wordt bijvoorbeeld nauwelijks met het kind gesproken of de gebruikte<br />
taal is <strong>van</strong> zeer slechte kwaliteit. Deze kinderen maken geen goede taalontwikkeling<br />
door, ze krijgen geen inzicht in taalstructuren. Ernstige deprivatie kan zelfs gevolgen op<br />
hersenniveau hebben (bekend voorbeeld: kinderen die zijn opgegroeid bij wolven). Een<br />
blootstellingsachterstand <strong>van</strong> de eerste taal, d.w.z. de taal die het meest gesproken<br />
wordt met het kind, is daarom ernstiger dan een blootstellingsachterstand <strong>van</strong> de tweede<br />
taal. Uiteraard kunnen ook meertalige kinderen een blootstellingsachterstand in hun<br />
eerste taal hebben.<br />
Spraakstoornis. Naast een taalachterstand kan er ook een spraakstoornis zijn. Dit is het<br />
geval als het niveau <strong>van</strong> klankvorming niet past bij het taalontwikkelingsniveau (figuur<br />
1). Als therapie wordt meestal logopedie ingezet.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 16 / 65<br />
Taalachterstand in het Nederlands: overkoepelende term voor alle<br />
kinderen die in één of meer <strong>van</strong> de ovalen vallen<br />
(1) Specifieke<br />
taalontwikkelingsstoornis<br />
(op zichzelf staand)<br />
(0)<br />
Figuur 1. Begripsindeling taalachterstanden en spraakstoornissen<br />
Toelichting bij figuur 1. Elk kind heeft een plaats in het diagram. Buiten de ovalen zitten de<br />
kinderen zonder taalachterstand in het Nederlands (0). Een taalachterstand in het Nederlands<br />
kan komen door een specifieke taalontwikkelingsstoornis (1) of een niet-specifieke<br />
taalontwikkelingsstoornis (2). Een combinatie kan ook voorkomen (3). Daarnaast kan een<br />
taalachterstand in het Nederlands ontstaan door onvoldoende blootstelling aan het<br />
Nederlands (4). Ook dit kan gecombineerd met specifieke of niet-specifieke<br />
taalontwikkelingsstoornissen voorkomen (5, 6 en 7).<br />
Kinderen met een eerste taal niet gelijk aan het Nederlands komen net als <strong>Nederlandse</strong><br />
ééntalige kinderen in alle delen <strong>van</strong> het diagram voor. Het diagram moet voor hen wel<br />
anders gelezen worden dan voor Nederlandstalige kinderen, omdat onvoldoende<br />
blootstelling aan de <strong>Nederlandse</strong> taal (4) bij hen niet de eerste taal betreft. Bij het zoeken<br />
naar de oorzaak <strong>van</strong> de taalachterstand in het Nederlands bij deze kinderen moet ook de<br />
eerste taal3 in beschouwing genomen worden. Als het kind geen taalachterstand in de eerste<br />
taal heeft, maar alleen in het Nederlands, zit het in vak 4. Als een kind voldoende aan de<br />
eerste taal wordt blootgesteld, maar toch een taalachterstand in die eerste taal heeft, kan het<br />
kind een specifieke of niet-specifieke taalontwikkelingsstoornis hebben (1, 2 of 3).<br />
Onvoldoende blootstelling aan de eerste taal is bij deze kinderen niet apart in het diagram<br />
weergegeven.<br />
3 Met de ‘eerste taal’ wordt bedoeld de meest gesproken taal. (Eenheid <strong>van</strong> Taal, Richtlijn Handboek<br />
Eenheid <strong>van</strong> taal, Platform Jeugdgezondheidszorg, Richtlijn 2, febr 2005)<br />
(3)<br />
7<br />
(5) (6)<br />
(4) Onvoldoende blootstelling<br />
aan de <strong>Nederlandse</strong> taal<br />
(door omgeving)<br />
(2) Niet-specifieke<br />
taalontwikkelingsstoornis<br />
(door ander probleem:<br />
bijv. gehoor,<br />
verstandelijke handicap,<br />
psychische stoornis)<br />
Spraakstoornis: als het niveau <strong>van</strong> de klankvorming niet past bij het<br />
taalontwikkelingsniveau
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 17 / 65<br />
1.3 Theoretisch kader <strong>van</strong> screening<br />
Screening is een bijzondere vorm <strong>van</strong> gezondheidszorg. De meeste deelnemers zijn<br />
gezond en zich niet bewust <strong>van</strong> een probleem, maar ondergaan een onderzoek om de<br />
personen met de afwijking te kunnen vinden. Daarbij zijn altijd mensen aanwezig die de<br />
afwijking niet hebben, maar toch een afwijkend testresultaat hebben (fout-positieven)<br />
en mensen met de afwijking die een normale testuitslag hebben (fout-negatieven). De<br />
fout-positieven krijgen te maken met onnodige ongerustheid en onnodige verdere<br />
diagnostiek. De fout-negatieven worden ten onrechte gerustgesteld en zullen hierdoor<br />
vaak pas na een extra vertraging de juiste diagnose en behandeling krijgen. De<br />
vervroeging <strong>van</strong> de diagnose door de screening leidt daarnaast alleen onder bepaalde<br />
omstandigheden tot een betere uitkomst. De situatie bij screening is dus heel anders dan<br />
wanneer mensen zelf een arts bezoeken <strong>van</strong>wege een gezondheidsprobleem. De arts zal<br />
in het laatste geval zijn best doen het probleem op te lossen, en zal onderzoeken<br />
verrichten en behandelingen geven ondanks dat soms de voor- en nadelen <strong>van</strong> deze<br />
onderzoeken en behandelingen nog niet bewezen zijn. Dit is acceptabel omdat de<br />
patiënt om hulp vraagt. Bij screening is er echter geen hulpvraag.<br />
Vanwege de nadelen die aan elk screeningsprogramma kleven moet daarom, al voordat<br />
het screeningsprogramma wordt gestart, voldoende bewijs zijn dat de voordelen <strong>van</strong> het<br />
screeningsprogramma groter zullen zijn dan de nadelen (UK National Screening<br />
Committee, 2000). Op groepsniveau moeten de personen die de screening aangeboden<br />
krijgen gezondheidswinst boeken ten opzichte <strong>van</strong> de situatie waarin geen screening<br />
plaats vindt. De patiënten binnen de groep gescreende personen boeken<br />
gezondheidswinst als zij als gevolg <strong>van</strong> vroegtijdige behandeling beter worden of als<br />
verslechtering wordt voorkomen ten opzichte <strong>van</strong> de situatie zonder<br />
screeningsprogramma. De kosten <strong>van</strong> screening bestaan naast materiële ook uit<br />
immateriële kosten, bijvoorbeeld fout-positieve uitslagen kunnen onnodige<br />
ongerustheid bij (ouders <strong>van</strong>) patiënten veroorzaken, of een onnodige belasting <strong>van</strong> het<br />
zorgsysteem waardoor andere patiënten geconfronteerd worden met (langere)<br />
wachttijden, of kans op vertraagde ontdekking <strong>van</strong> kinderen met een taalachterstand die<br />
bij de screening onterecht voldoende waren (door onterechte geruststelling <strong>van</strong> de<br />
ouders of arts). De kosten <strong>van</strong> een screeningsprogramma dienen dus niet alleen in<br />
economische zin geïnterpreteerd te worden. Alvorens een screeningsprogramma<br />
ingevoerd wordt moet daarom eerst nagegaan worden of de baten wel opwegen tegen de<br />
kosten. Eisen die aan een screeningsprogramma gesteld moeten worden zijn<br />
bijvoorbeeld: het gezondheidsprobleem waarop gescreend wordt moet een belangrijk<br />
probleem zijn, er moet een geschikte test zijn om patiënten met een hoog risico te<br />
kunnen onderscheiden <strong>van</strong> patiënten die een laag risico lopen op de gezochte<br />
aandoening, vroegtijdige behandeling moet leiden tot betere resultaten dan latere<br />
behandeling, voorzieningen voor diagnostiek en behandeling moeten beschikbaar zijn<br />
(zie bijlage A). Deze bijlage geeft de door de National Screening Committee (1998) uit<br />
Groot-Brittannië aangepaste criteria <strong>van</strong> Wilson & Jungner (1968).<br />
Aan de basis <strong>van</strong> een screeningsprogramma staat een valide testinstrument, d.w.z. het<br />
resultaat <strong>van</strong> de test (afwijkend/niet afwijkend) is juist voor de onderzochte kinderen.<br />
Om dit te kunnen bepalen moeten de resultaten <strong>van</strong> de te onderzoeken test afgezet<br />
worden tegen een ‘gouden standaard’, waarna de sensitiviteit, specificiteit en<br />
voorspellende waarden <strong>van</strong> de testmethode kunnen worden bepaald (Law et al, 1998,<br />
Vandenbroucke en Hofman, 1993). De sensitiviteit <strong>van</strong> een test is de kans dat degene<br />
met de gezochte aandoening (hier een taalachterstand en dan die vormen waarvoor
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 18 / 65<br />
effectieve behandeling voorhanden is) een positieve testuitslag heeft; de specificiteit is<br />
de kans dat degene die de aandoening niet heeft een negatieve uitslag heeft; en de<br />
positief voorspellende waarde is de kans op de aandoening indien de testuitslag positief<br />
is. Pas bij voldoende hoge waarden kan een screening naar tevredenheid worden<br />
uitgevoerd. Immers, bij een lage sensitiviteit zullen relatief veel kinderen met een<br />
stoornis worden gemist. Bij een lage specificiteit zullen relatief veel kinderen met een<br />
normaal verlopende taalontwikkeling worden doorverwezen voor nader onderzoek, met<br />
alle negatieve gevolgen <strong>van</strong> dien zoals ongerustheid bij de ouders en extra kosten <strong>van</strong><br />
diagnostiek. Bij een lage positief voorspellende waarde zullen de instanties die de<br />
doorverwezen kinderen nader moeten onderzoeken (medisch specialisten, audiologische<br />
centra etc.) een relatief groot aandeel bij nader inzien ‘gezonde’ kinderen voor<br />
onderzoek doorverwezen krijgen, terwijl maar slechts af en toe een kind werkelijk de<br />
gezochte aandoening heeft.<br />
Bij het begrip effectiviteit wordt nagegaan in welke mate de zorg de patiënten<br />
daadwerkelijk beter heeft gemaakt, of verslechtering heeft weten te voorkomen<br />
(Mackenbach & <strong>van</strong> der Maas, 2004). Om dit te kunnen bereiken is het niet alleen<br />
nodig dat de patiënt met de screening wordt ontdekt, maar ook dat deze vervolgens<br />
deelneemt aan diagnostiek, dat deze diagnostiek goed is bij het vaststellen of er<br />
werkelijk een probleem is of niet, en dat uiteindelijk ook een behandeling kan worden<br />
ingezet die verbetering geeft bij het kind of verslechtering voorkomt. Het gaat dus om<br />
de effectiviteit <strong>van</strong> het gehele screeningsprogramma, d.w.z. screening, diagnostiek én<br />
behandeling. Elk <strong>van</strong> deze onderdelen moet op zichzelf effectief zijn: de screening in<br />
het opsporen <strong>van</strong> kinderen die gebaat zijn bij vroegtijdige behandeling, de diagnostiek<br />
in het toegeleiden naar het juiste vervolgtraject (de juiste behandeling of juist geen<br />
behandeling bij bijv. problemen die spontaan herstellen), de behandeling in het<br />
verbeteren <strong>van</strong> het kind of het voorkomen <strong>van</strong> verslechtering. De behandeling moet<br />
daarnaast ook nog extra gezondheidswinst geven als deze op jongere leeftijd dan<br />
gebruikelijk (zonder screening) kan worden ingezet. Als dat niet het geval is heeft<br />
vroegtijdige opsporing geen zin. Een programma is bewezen effectief als door<br />
onderzoek overtuigend is aangetoond dat er in de praktijk bepaalde doelen beter mee<br />
worden bereikt dan met andere programma’s of zonder het programma. Er zijn twee<br />
soorten aanwijzingen voor de effectiviteit, namelijk directe en indirecte aanwijzingen.<br />
Directe aanwijzingen zijn resultaten uit Nederlands onderzoek naar de effectiviteit <strong>van</strong><br />
het programma, beschreven in een document. Indirecte aanwijzingen zijn resultaten uit<br />
Nederlands of buitenlands effectonderzoek bij soortgelijke programma’s. Ook wat<br />
betreft de onderzoeksopzet moet er onderscheid gemaakt worden naar mate <strong>van</strong><br />
bewijskracht. Zo heeft een systematische review waarbij alle op dat moment<br />
beschikbare studies worden betrokken en waarbij ook een metanalyse gedaan is een<br />
grotere bewijskracht dan één waarbij geen metanalyse gedaan is. Een Randomized<br />
Controlled Trial (RCT) heeft verder een grotere bewijskracht dan follow-up- of patiëntcontrole-onderzoek<br />
of een patiëntenserie.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 19 / 65<br />
2 Vraagstelling<br />
2.1 Opdracht VWS<br />
VWS heeft <strong>TNO</strong> gevraagd te inventariseren welke instrumenten er voor Nederland<br />
beschikbaar zijn om taalachterstanden en spraakstoornissen te signaleren, en deze te<br />
beschrijven in termen <strong>van</strong> wetenschappelijke onderbouwing (worden de juiste kinderen<br />
wel/niet opgespoord), uitvoerbaarheid door het kernteam JGZ 4 (artsen,<br />
verpleegkundigen en assistenten) en gevolgen voor het natraject, wat betreft de<br />
aantallen nader te diagnosticeren kinderen. Op basis daar<strong>van</strong> kan de geschiktheid <strong>van</strong> de<br />
verschillende instrumenten worden beoordeeld. Ook moest worden nagegaan wat er<br />
bekend is over de effectiviteit (behaalde gezondheidswinst) <strong>van</strong> het gehele traject <strong>van</strong><br />
screening met dit instrument, diagnostiek en behandeling.<br />
Uit dit onderzoek kan blijken dat er onvoldoende onderbouwing is voor een bepaald<br />
instrument. In dat geval moeten de meest veelbelovende instrumenten worden<br />
geselecteerd. De validatie <strong>van</strong> deze instrumenten die vervolgens plaats moet vinden valt<br />
buiten dit onderzoek.<br />
Tijdens het project kwam er extra politieke aandacht voor de aanpak <strong>van</strong><br />
taalachterstanden in het Nederlands veroorzaakt door onvoldoende taalaanbod. In het<br />
coalitieakkoord (7 februari 2007) staat: “Kinderen waarbij op driejarige leeftijd door het<br />
consultatiebureau of elders een taalachterstand wordt geconstateerd, zullen via<br />
kinderop<strong>van</strong>g/peuterspeelzalen, voor- en vroegschoolse educatie (groep 0) en aparte<br />
(schakel)klassen op het vereiste niveau worden gebracht.” VWS heeft aanvullende<br />
vragen opgesteld over de mogelijke rol <strong>van</strong> de JGZ hierbij.<br />
2.2 Twee doelen <strong>van</strong> vroegtijdige opsporing taalachterstand<br />
Het doel bij het beoordelen <strong>van</strong> de taal <strong>van</strong> het kind door de JGZ is <strong>van</strong> oudsher het<br />
nagaan of er sprake is <strong>van</strong> een taalontwikkelingsstoornis, al dan niet veroorzaakt door<br />
een medisch of cognitief probleem. De daarbij te onderzoeken taal is de eerste taal <strong>van</strong><br />
het kind, dat is de taal die het kind het best spreekt. In de praktijk kan dit problemen<br />
geven bij anderstaligen omdat de JGZ-medewerkers vaak alleen Nederlands spreken.<br />
Als de ouders voldoende Nederlands spreken wordt via hen wel navraag gedaan naar de<br />
eerste taal bij hun kind.<br />
Een taalachterstand <strong>van</strong> de <strong>Nederlandse</strong> taal kan ook ontstaan door onvoldoende<br />
blootstelling aan het Nederlands. Om kinderen met dit probleem een zo goed mogelijke<br />
start te laten maken in het <strong>Nederlandse</strong> basisonderwijs is een behandeltraject met meer<br />
blootstelling aan het Nederlands nodig. Onvoldoende blootstelling aan het Nederlands<br />
kan voorkomen bij <strong>Nederlandse</strong> kinderen uit een taalarm milieu, of bij meertalige<br />
4 Er is geen eenduidige definitie <strong>van</strong> JGZ-kernteam. Echter, alle kinderen en hun ouders hebben<br />
(frontoffice) te maken met JGZ-arts, jeugdverpleegkundige en CB-doktersassistent. Daarnaast zijn er<br />
allerlei ‘specialisten’ die (backoffice) worden ingezet voor geselecteerde kinderen en/of hun ouders.<br />
Hieronder vallen naast bijvoorbeeld pedagogen, diëtisten en VETC-ers ook logopedisten. Logopedie is<br />
op dit moment niet aanwezig in alle JGZ-organisaties, wordt niet ingezet voor alle contactmomenten<br />
en niet voor alle kinderen.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 20 / 65<br />
kinderen. Het doel <strong>van</strong> de vroegtijdige opsporing <strong>van</strong> deze vorm <strong>van</strong> taalachterstand is<br />
dus anders dan het gebruikelijke doel: het gaat hier om taalachterstand in de<br />
<strong>Nederlandse</strong> taal door onvoldoende blootstelling aan het Nederlands<br />
(blootstellingsachterstand).<br />
Bij de vroegtijdige opsporing <strong>van</strong> taalachterstanden en spraakstoornissen gaat het<br />
binnen het kader <strong>van</strong> dit project dus om twee vragen:<br />
1) heeft het kind mogelijk een spraak- of taalontwikkelingsstoornis?<br />
2) heeft het kind een achterstand in de <strong>Nederlandse</strong> taal <strong>van</strong>wege onvoldoende<br />
blootstelling aan het Nederlands?<br />
Het is ook nog mogelijk dat een meertalig kind een blootstellingsachterstand in<br />
zijn/haar eerste taal heeft. Het onderscheid tussen blootstellingsachterstand in de eerste<br />
taal en taalontwikkelingsstoornis is moeilijk te maken, omdat beide zich uiten als<br />
taalachterstand in de eerste taal. Zodra een kind een achterstand in de eerste taal<br />
vertoont, moet worden verwezen naar multidisciplinaire diagnostiek (MDD) voor<br />
nadere diagnostiek. Daar wordt ook de oorzaak onderzocht. Omdat er op die manier<br />
voldoende aandacht wordt gegeven aan de mogelijkheid <strong>van</strong> een<br />
blootstellingsachterstand in de eerste, niet-<strong>Nederlandse</strong>, taal, laten wij het verder buiten<br />
beschouwing.<br />
2.3 Rapportage<br />
De resultaten <strong>van</strong> het onderzoek worden beschreven in twee deel<strong>rapport</strong>en.<br />
Dit deel<strong>rapport</strong> gaat vooral over de spraaktaalscreening door de JGZ gericht op<br />
achterstand in de ontwikkeling <strong>van</strong> de eerste taal (door een spraak- of<br />
taalontwikkelingsstoornis of onvoldoende taalaanbod in de eerste taal). Het bevat een<br />
inventarisatie <strong>van</strong> bestaande spraaktaalscreeningsinstrumenten voor kinderen <strong>van</strong> 1 tot 6<br />
jaar. Ook wordt aangegeven of voldoende wetenschappelijke onderbouwing<br />
beschikbaar is voor het ontwikkelen <strong>van</strong> een richtlijn voor de beroepsgroepen voor<br />
uniforme, effectieve taalscreening voor kinderen <strong>van</strong> 1 tot 6 jaar. De inventarisatie<br />
wordt beschikbaar gesteld aan externe veldpartijen, zodat zij deze informatie kunnen<br />
aanwenden voor het opstellen <strong>van</strong> een projectvoorstel voor een JGZ-richtlijn in het<br />
kader <strong>van</strong> een ZonMW-programma. Een JGZ-richtlijn is een document met<br />
aanbevelingen, adviezen en instructies ter ondersteuning <strong>van</strong> professionals in de JGZ,<br />
berustend op resultaten <strong>van</strong> wetenschappelijk onderzoek met daarop gebaseerde<br />
discussie en aansluitende meningsvorming, gericht op het het expliciteren <strong>van</strong><br />
doeltreffend en doelmatig medisch handelen. Bij de ontwikkeling is er sprake <strong>van</strong> een<br />
systematisch ontwikkelproces en een formele autorisatieprocedure binnen de<br />
beroepsvereniging, waardoor deze de status <strong>van</strong> een professionele standaard krijgt (<strong>van</strong><br />
Everdingen et al., 2004).
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 21 / 65<br />
Dit deel<strong>rapport</strong> is gericht op de volgende vraagstellingen:<br />
1 Welke signaleringsinstrumenten 5 en verwijsprotocollen voor het opsporen <strong>van</strong> 1- tot<br />
6-jarigen met taalachterstanden en spraakstoornissen in Nederland zijn er? Wat zijn<br />
de risicofactoren voor taalachterstand?<br />
2 Wat is bekend over de testeigenschappen <strong>van</strong> deze instrumenten? En bij gebrek aan<br />
onderzoek: wat zijn de verwachtingen <strong>van</strong> experts hier<strong>van</strong>?<br />
3 Wat is de uitvoerbaarheid <strong>van</strong> elk <strong>van</strong> de instrumenten volgens de literatuur (en evt.<br />
volgens inschatting <strong>van</strong> JGZ-artsen of uit een pilot-onderzoek)?<br />
4 Welke discipline moet deze test uitvoeren, hoeveel tijd is ermee gemoeid en wat<br />
zijn de kosten in de JGZ, bij andere uitvoerenden en in het natraject (diagnostiek en<br />
behandeling)? Wat is bekend over de effectiviteit (behaalde gezondheidswinst) <strong>van</strong><br />
het gehele traject <strong>van</strong> screening, diagnostiek en behandeling?<br />
5 Wat is bekend over de effectiviteit <strong>van</strong> logopedische interventies bij kinderen met<br />
een taalachterstand en kinderen met een spraakstoornis?<br />
6 Welke taal- en spraakscreeningsinstrumenten worden geselecteerd op basis <strong>van</strong> de<br />
antwoorden <strong>van</strong> vraag 1-4 als meest geschikt voor landelijke implementatie? Als<br />
blijkt dat er op basis <strong>van</strong> bestaande (kennis over) screeningsinstrumenten geen<br />
keuze gemaakt kan worden, zullen de meest veelbelovende screeningsinstrumenten<br />
geselecteerd worden voor een vervolgonderzoek.<br />
7 Is er voldoende wetenschappelijke onderbouwing beschikbaar voor het ontwikkelen<br />
<strong>van</strong> een richtlijn door de beroepsgroepen voor uniforme, effectieve<br />
spraaktaalscreening voor kinderen <strong>van</strong> 1 tot 6 jaar?<br />
Het tweede deel<strong>rapport</strong> gaat over de huidige uitvoering <strong>van</strong> het verwijzen naar VVE, en<br />
de relatie tussen de in dit deel<strong>rapport</strong> behandelde spraaktaalscreening door de JGZ en<br />
het vaststellen <strong>van</strong> taalachterstand in het Nederlands door onvoldoende taalaanbod.<br />
Het onderwerp dyslexie was ook onderdeel <strong>van</strong> het oorspronkelijke project. VWS heeft<br />
verzocht dit onderdeel te laten vervallen, omdat de benodigde <strong>rapport</strong>ages <strong>van</strong> andere<br />
onderzoeken daarover vertraagd worden opgeleverd.<br />
Indeling<br />
Hieronder volgt in hoofdstuk 3 de methoden. Hoofdstuk 4 gaat over de effectiviteit <strong>van</strong><br />
spraaktaalscreeningsprogramma’s. In hoofdstuk 5 staat een beschrijving <strong>van</strong> gevonden<br />
signalerings- en screeningsinstrumenten, en wat er bekend is over de testeigenschappen<br />
en uitvoerbaarheid <strong>van</strong> deze instrumenten. In hoofdstuk 6 volgt een beschrijving <strong>van</strong> de<br />
manier waarop de JGZ op dit moment vorm geeft aan de spraaktaalscreening, bij jonge<br />
kinderen (0-4 jaar) en kleuters (5 jaar), inclusief welke screeningsinstrumenten ingezet<br />
worden. Tot slot volgen de conclusies en aanbevelingen in hoofdstuk 7.<br />
5 Hierbij zijn 2 typen instrumenten te onderscheiden: 1. Instrumenten voor ééntrapsscreening, waarbij<br />
na het vinden <strong>van</strong> een “niet-pluis” resultaat het kind direct wordt verwezen voor diagnostiek; 2.<br />
Combinaties <strong>van</strong> instrumenten die ingezet kunnen worden in een tweetrapsscreening, waarbij na een<br />
eerste grove “pluis/niet-pluis”-screening een deel <strong>van</strong> de kinderen met een “niet-pluis”-resultaat niet<br />
direct wordt verwezen voor diagnostiek, maar met een tweede instrument wordt onderzocht op een<br />
extra contactmoment of op het volgende consult.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 22 / 65
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 23 / 65<br />
3 Methoden<br />
Om de vraagstellingen te kunnen beantwoorden is systematisch literatuuronderzoek<br />
verricht. Hierbij werden zowel de nationale (Picarta) als internationale databases<br />
(Pubmed, PsychInfo, ERIC) geraadpleegd.<br />
In Pubmed werd gezocht met de Mesh termen: language disorders (prevention and<br />
control)/language development in combinatie met een explode-commando <strong>van</strong> de<br />
termen Evaluation Studies (als Mesh-term en publicatie type). In PsychInfo werd<br />
gezocht met de thesaurustermen Language, -disorders, -development, -delay in<br />
combinatie met de thesaurustermen Early Intervention, family intervention, schoolbased<br />
intervention, intervention, vervolgens in combinatie met de thesaurustermen<br />
Program-evaluation, treatment-effectiveness-evaluation en evaluation. In ERIC waren<br />
de thesaurustermen: Language skills, language impairments, language disabilities,<br />
delayed speech, vocabulary development gecombineerd met de thesaurustermen<br />
Intervention, program effectiveness, effectivity, effects. In Picarta werd gezocht met de<br />
trefwoorden Taalstoornissen, taalverwerving, en de vrije tekstwoorden taalstoornissen<br />
en taalscreening.<br />
Daarnaast werd gezocht in de zgn. “grijze literatuur”, d.w.z. <strong>rapport</strong>en en tijdschriften<br />
die niet worden opgenomen in de databases en veelal niet “peer-reviewed” zijn.<br />
Verder hebben we ook de ontwikkelaars en onderzoekers <strong>van</strong> de instrumenten gevraagd<br />
om ontbrekende literatuur en onderzoeksresultaten aan te leveren.<br />
Tot slot is de beoordeling <strong>van</strong> de instrumenten door de Commissie Testaangelegenheden<br />
Nederland (COTAN) opgevraagd. Deze commissie <strong>van</strong> het Nederlands Instituut<br />
voor Psychologen (NIP) beoordeelt instrumenten aan de hand <strong>van</strong> bepaalde criteria (zie<br />
www.cotan.nl).<br />
Om onze kennis te verbreden en de resultaten <strong>van</strong> het onderzoek te toetsen, is een<br />
begeleidingscommissie ingesteld met vertegenwoordigers uit het veld (ActiZ, GGD-<br />
NL, NVLF, V&VN, AJN, Viataal), onderzoekers, ontwikkelaars of vertegenwoordigers<br />
<strong>van</strong> instrumenten (NSDSK, iMGZ, UMCG, L. Schlichting, Van Wiechen commissie),<br />
overige onderzoekers (LUMC, Expertisecentrum Nederlands, Kenniscentrum<br />
meertaligheid) en een oudervereniging (FOSS, zie bijlage B). Deze commissie is vier<br />
keer bijeengekomen (4 september 2006, 18 december 2006, 12 maart 2007 en 21 mei<br />
2007) en heeft ons gevraagd en ongevraagd <strong>van</strong> informatie voorzien. Met ingang <strong>van</strong><br />
januari 2007 zijn ook de Fenac en de VNG toegetreden tot de begeleidingscommissie.<br />
Zij zijn slechts beperkt bij dit deel <strong>van</strong> het project betrokken geweest.<br />
Om de huidige uitvoering <strong>van</strong> de screening op taalachterstanden en de mening <strong>van</strong> de<br />
JGZ over de uitvoerbaarheid <strong>van</strong> de instrumenten te achterhalen, hebben we in<br />
samenwerking met ActiZ in december 2006 een vragenlijst uitgezet bij alle JGZorganisaties<br />
voor zorg voor 0-4-jarigen. De uitvoering <strong>van</strong> de taalscreening bij kleuters<br />
door de GGDen hebben we begin 2005 al geïnventariseerd (<strong>van</strong> der Ploeg, 2005, 2006).<br />
Om te achterhalen of er voor deze groep nog nieuwe instrumenten waren ontwikkeld<br />
heeft GGD-Nederland op ons verzoek een korte e-mail gestuurd aan de hoofden JGZ en<br />
aan de logopedisten <strong>van</strong> de GGDen. Bij zowel de JGZ 0-4 jaar als de GGDen zijn ook<br />
de verwijsprotocollen voor het opsporen <strong>van</strong> kinderen met taalachterstanden en<br />
spraakstoornissen opgevraagd.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 24 / 65
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 25 / 65<br />
4 Effectiviteit <strong>van</strong> screening, diagnostiek en behandeling<br />
<strong>van</strong> taalontwikkelingsstoornissen<br />
Screening in het algemeen, en dus ook screening op spraaktaalontwikkelingsstoornissen<br />
bij kinderen <strong>van</strong> 1-6 jaar, zou alleen aangeboden moeten worden als deze<br />
kosteneffectief is. Het begrip effectiviteit is beschreven in paragraaf 1.3. Het gaat om<br />
het behalen <strong>van</strong> verbetering bij de patiënt of het voorkomen <strong>van</strong> verslechtering ten<br />
opzichte <strong>van</strong> de situatie zonder screeningsprogramma. Om dit te kunnen bereiken<br />
moeten alle onderdelen <strong>van</strong> het screeningsprogramma (screening, diagnostiek en<br />
behandeling) effectief zijn.<br />
4.1 Effectiviteit <strong>van</strong> spraaktaalscreeningsprogramma’s<br />
In deze paragraaf worden eerst de resultaten <strong>van</strong> internationale reviews naar bewijzen<br />
voor of tegen screening op taalachterstand beschreven (paragraaf 4.1.1). Daarna<br />
beschrijven we in paragraaf 4.1.2 het enige effectiviteitsonderzoek op dit vlak dat in<br />
Nederland is verricht.<br />
4.1.1 Internationale resultaten<br />
Nelson et al (2006) hebben in een systematische review <strong>van</strong> de Engelstalige literatuur<br />
over screening op spraak- en taalachterstand bij kleuters zorgvuldig onderzocht welke<br />
bewijzen er zijn ten gunste of ten nadele <strong>van</strong> de screening. Op basis <strong>van</strong> deze studie<br />
concludeert de US Preventive Services Task Force (USPSTF, 2006) dat er onvoldoende<br />
bewijs is dat er snel af te nemen instrumenten voor het beoordelen <strong>van</strong> de<br />
taalontwikkeling en spraak bestaan die geschikt zijn voor de preventieve<br />
gezondheidszorg en waarmee accuraat kinderen gevonden kunnen worden die baat<br />
hebben bij verdere diagnostiek en interventie. Verder concluderen de auteurs dat er<br />
redelijk bewijs is dat interventies op korte termijn een positief effect hebben op de<br />
spraak- en taalvaardigheid, maar dat er vrijwel geen studies zijn die naar lange termijn<br />
effecten hebben gekeken. Zij vonden ook geen studies waarin onderzocht is of er<br />
gezondheidswinst is ontstaan door het behandelen <strong>van</strong> kinderen die bij de screening zijn<br />
ontdekt en die niet door zorgen bij ouders of artsen zouden zijn gevonden. Ook vonden<br />
zij geen onderzoeken naar de potentiële schade die screening en behandeling voor<br />
taalachterstand en spraakstoornissen kan veroorzaken, zoals stigmatiseren, ongerustheid<br />
bij ouders, en onnodige diagnostiek en behandeling. De USPSTF kan daarom de balans<br />
tussen voordelen en nadelen <strong>van</strong> de screening niet bepalen. Echter, de USPSTF erkent<br />
het belang <strong>van</strong> tijdige ontdekking <strong>van</strong> taalachterstanden en spraakstoornissen, en geeft<br />
aan dat zorgen bij artsen of ouders belangrijke manieren zijn om kinderen met deze<br />
problemen te identificeren.<br />
In Australië werd een vergelijkbare review uitgevoerd naar taalachterstand (Oberklaid<br />
et al, 2002). Deze auteurs concluderen ook dat er onvoldoende bewijs is om een<br />
aanbeveling voor of tegen een formele screening op taalachterstand te kunnen geven.<br />
Vanwege dit gebrek aan bewijs zeggen zij dat implementatie <strong>van</strong> formele<br />
screeningsprogramma’s voor taalachterstand niet aan te bevelen is op dit moment. Er is<br />
een dringende noodzaak tot onderzoek naar o.a. instrumenten waarmee kinderen met<br />
een taalachterstand die niet spontaan verdwijnt en wel nadelige gevolgen heeft<br />
opgespoord kunnen worden.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 26 / 65<br />
4.1.2 Nederlands effectiviteitsonderzoek naar taalscreeningsprogramma<br />
Voor de Engelstalige situatie werd onvoldoende bewijs gevonden om een aanbeveling<br />
voor een formele screening op taalachterstand te kunnen rechtvaardigen. Het is<br />
onduidelijk of dit ook voor de <strong>Nederlandse</strong> situatie geldt. In Nederland is één onderzoek<br />
op dit vlak uitgevoerd. Gezien de conclusie <strong>van</strong> dit onderzoek dat het effect <strong>van</strong><br />
vroegsignalering op 2-jarige leeftijd en daaropvolgende vroegtijdige interventie<br />
aangetoond is, wordt dit enige <strong>Nederlandse</strong> onderzoek hier uitgebreid ge<strong>rapport</strong>eerd en<br />
besproken.<br />
In een grote Randomized Controlled Trial (RCT) zijn JGZ-artsen gerandomiseerd om te<br />
screenen op taalachterstand met het VTO-taal 2-jarigen instrument op de leeftijd <strong>van</strong> 18<br />
en 24 maanden (interventiegroep) of om niet te screenen maar standaard zorg te<br />
verlenen (controlegroep). Alleen kinderen met Nederlands als eerste taal zijn in het<br />
onderzoek betrokken. Bij een positieve uitslag op de screening werd verwezen naar het<br />
audiologisch centrum (AC) voor multidisciplinaire diagnostiek (MDD). Bij de AC’s<br />
werd de gebruikelijke MDD verricht bij zowel kinderen die <strong>van</strong>uit de screening<br />
kwamen als kinderen die <strong>van</strong>uit het reguliere verwijskanaal kwamen (bijv. wegens<br />
zorgen bij ouders, JGZ-arts of huisarts). Afhankelijk <strong>van</strong> de bevindingen werden de<br />
kinderen doorverwezen voor behandeling indien nodig. In het onderzoek zijn naast de<br />
resultaten <strong>van</strong> de screening ook gegevens verzameld op de leeftijd <strong>van</strong> 3 jaar en op de<br />
leeftijd <strong>van</strong> 8 jaar over behandeling voor spraaktaalproblemen en over school (type,<br />
doublures, resultaten taaltoetsen).<br />
De resultaten zijn beschreven in de Koning et al. (2000, 2004) en in een eind<strong>rapport</strong><br />
(<strong>van</strong> Agt et al., 2005).<br />
Resultaten<br />
In het artikel over de 3-jarigen (de Koning, 2004) bestaat de interventiegroep uit 5734<br />
kinderen en de controlegroep uit 4621 kinderen. In de interventiegroep zijn 3147<br />
kinderen gescreend. 73 (2,3%) <strong>van</strong> hen hadden een positieve uitslag en werden daarom<br />
verwezen naar diagnostiek. 48 <strong>van</strong> de 73 (66%) werd ook onderzocht, bij de rest<br />
volgden de ouders de verwijzing niet op. 27 <strong>van</strong> de 48 (56%) bleek een taalachterstand<br />
te hebben. De sensitiviteit <strong>van</strong> het VTO-taal instrument bleek 24%-52%, afhankelijk<br />
<strong>van</strong> de gekozen definitie voor taalachterstand (24% bij vaststelling via de ouders, en<br />
52% bij vaststelling via specialisten). Dit betekent dat een kwart tot de helft <strong>van</strong> de<br />
kinderen met een taalachterstand gevonden worden, maar dat dus ook de andere helft<br />
tot drie kwart niet met het instrument wordt ontdekt. In de interventiegroep is 2,0%<br />
behandeld voor een taalprobleem vóór 3e verjaardag en in de controlegroep 1,5%<br />
(p≤ 0,05). Er was geen statistisch significant verschil in taalontwikkeling tussen de twee<br />
groepen op de leeftijd <strong>van</strong> 3 jaar (de Koning, 2004).<br />
In het onderzoek op 8-jarige leeftijd (<strong>van</strong> Agt, 2005) zijn interventie- en controlegroep<br />
groter dan in de analyse op 3-jarige leeftijd, nl. respectievelijk 7576 en 5851 kinderen.<br />
In deze interventiegroep hadden 112 kinderen (i.p.v. 73) een positieve testuitslag en<br />
werden daarom naar het AC verwezen. 71 <strong>van</strong> hen (63%) werd daar ook onderzocht, bij<br />
47 <strong>van</strong> 71 (66%) bleek een taalachterstand te hebben (de Koning, 2000).<br />
Op de leeftijd <strong>van</strong> 8 jaar zijn er in de interventiegroep significant minder kinderen op<br />
het speciaal onderwijs dan in de controlegroep (resp. 2,7% en 4,1%, p=0,003) en<br />
significant meer kinderen blijven zitten i.v.m. de taal/spraakontwikkeling (volgens<br />
ouders) (resp. 6,1% en 4,7%, p=0,035). Taalscores zijn vergelijkbaar of beter in de<br />
interventiegroep, echter deze verschillen zijn statistisch niet significant (Van Agt,<br />
2005).
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 27 / 65<br />
Het verschil in deelname aan het speciaal onderwijs tussen interventie en controlegroep<br />
is 1,4% (4,1% - 2,7%). Bij een interventiegroep <strong>van</strong> 7576 kinderen komt dit neer op 106<br />
kinderen minder in het speciaal onderwijs (1,4% <strong>van</strong> 7576).<br />
Discussie<br />
Op de leeftijd <strong>van</strong> 3 jaar was nog geen gezondheidswinst <strong>van</strong>wege het<br />
screeningsprogramma aan te tonen. De follow-up periode <strong>van</strong> 12 maanden na de<br />
screening is daarvoor te kort.<br />
Op de leeftijd <strong>van</strong> 8 jaar is de meest opvallende uitkomst de lagere deelname aan het<br />
speciaal onderwijs in de interventiegroep t.o.v. de controlegroep. Het is niet plausibel<br />
dat het gevonden verschil op de leeftijd <strong>van</strong> 8 jaar in deelname aan het speciaal<br />
onderwijs via de weg <strong>van</strong> screening, diagnose en behandeling door de screening is<br />
veroorzaakt. Het maximale aantal kinderen dat via de screening vroegtijdig is<br />
opgespoord en dus door de screening gezondheidswinst kan behalen was 112, namelijk<br />
de kinderen met een positieve (afwijkende) testuitslag op het VTO taal 2-jarigen<br />
instrument. De resultaten wat betreft deelname aan het speciaal onderwijs geven aan dat<br />
in de interventiegroep 106 kinderen minder deelnamen aan het speciaal onderwijs dan<br />
in de controlegroep. Er zijn vijf redenen waarom wij verwachten dat niet bijna<br />
evenveel, maar slechts een veel kleiner deel <strong>van</strong> de 112 kinderen met een positieve<br />
testuitslag dankzij de screening niet naar het speciaal onderwijs gaan, namelijk:<br />
• 63% <strong>van</strong> de kinderen met een positieve (afwijkende) screeningsuitslag volgt de<br />
verwijzing naar het AC op. De andere 37% is dus niet naar het AC gegaan.<br />
• 66% <strong>van</strong> de kinderen met een positieve (afwijkende) screeningsuitslag die wel<br />
nader gediagnosticeerd zijn had werkelijk een taalachterstand in het Nederlands als<br />
eerste taal (de Koning, 2000). De andere 34% <strong>van</strong> de op het AC onderzochte<br />
kinderen had geen taalachterstand.<br />
• Bij de kinderen met een taalachterstand in de eerste taal is behandeling niet altijd<br />
effectief. 30-40% <strong>van</strong> de kinderen kan verbeteren, de andere 60-70% blijft, ondanks<br />
begeleiding, stabiel in de taalprestaties (Goorhuis, 2005).<br />
• Zelfs effectieve behandeling zal niet altijd het gevolg hebben dat het kind daardoor<br />
niet naar het speciaal onderwijs hoeft (in deze studie ging bijvoorbeeld 21,5% <strong>van</strong><br />
de kinderen met een positieve (afwijkende) screeningsuitslag alsnog naar het<br />
speciaal onderwijs)<br />
• Niet alle kinderen met een taalachterstand gaan naar het speciaal onderwijs<br />
(onbekend percentage).<br />
Daarom is te verwachten dat het aantal kinderen bij wie door de taalscreeningsuitslag<br />
voorkomen wordt dat zij naar het speciaal onderwijs gaan hooguit ongeveer 63% x 66%<br />
x 35% x (100%-21,5%) = 11% is <strong>van</strong> het aantal kinderen dat een afwijkende<br />
screeningsuitslag had, d.w.z. maximaal 11% x 112 = 13 kinderen (nog exclusief de<br />
laatste reden). Uiteraard is dit een schatting die alleen de grootte-orde <strong>van</strong> het aantal<br />
kinderen aangeeft, maar deze schatting maakt duidelijk dat de gevonden vermindering<br />
in het speciaal onderwijs <strong>van</strong> 106 kinderen veel groter is dan verwacht kan worden. Dat<br />
er een veel groter verschil tussen interventie- en controlegroep is gevonden kunnen we<br />
niet verklaren. Het is echter niet aannemelijk dat het gevonden verschil wordt<br />
veroorzaakt door het traject screening – diagnostiek - vroegtijdige behandeling.<br />
Omdat wij de gevonden effecten niet <strong>van</strong>uit de screening kunnen verklaren, vinden wij<br />
dat de aanbeveling om tot landelijke screening met het VTO taal 2-jarigen instrument<br />
over te gaan nog onvoldoende onderbouwd. Met de huidige kennis achten wij het<br />
namelijk nog steeds mogelijk dat de nadelen <strong>van</strong> de screening groter zijn dan de<br />
voordelen. Screening is bedoeld om ‘mechanisch’ toe te passen: puur op basis <strong>van</strong> een
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 28 / 65<br />
score op een instrument wordt wel of niet een vervolgtraject ingezet, het oordeel <strong>van</strong> de<br />
testafnemer wordt niet meegenomen bij deze beslissing. Van het VTO taal 2-jarigen<br />
instrument is bekend dat veel kinderen met een taalstoornis gemist worden, de door de<br />
onderzoekers zelf aangegeven sensitiviteit is namelijk erg laag (24% tot 52%). Dit<br />
betekent dat de helft tot drie-kwart <strong>van</strong> de gezochte kinderen gemist worden met deze<br />
screening. Dat kan tot onterechte geruststelling leiden en daarmee tot onnodig uitstel<br />
<strong>van</strong> een interventie. Bij signalering wordt nadrukkelijk de kennis en ervaring <strong>van</strong> JGZartsen<br />
betrokken bij de afweging om wel of niet tot verwijzing over te gaan. Wij zijn,<br />
evenals Law (1998), <strong>van</strong> mening dat op dit moment een vorm <strong>van</strong> signalering,<br />
eventueel met ondersteuning <strong>van</strong> een instrument, te preferen is om<br />
spraaktaalstoornissen op te sporen.<br />
In de discussie hebben we ons geconcentreerd op de belangrijkste uitkomstmaat,<br />
deelname aan het speciaal onderwijs. Van Agt (2005) <strong>rapport</strong>eerde ook een ongunstig<br />
effect: in de interventiegroep zijn er significant meer kinderen blijven zitten i.v.m. de<br />
taal/spraakontwikkeling. Op taalscores zijn volgens Van Agt (2005) geen statistisch<br />
significante verschillen gevonden.<br />
Het door ons gebruikte <strong>rapport</strong> (Van Agt, 2005) bevat onvoldoende informatie over de<br />
gebruikte analysetechniek om de juistheid te kunnen nagaan. In een heranalyse door de<br />
Koning et al is duidelijk gemaakt dat daarin de juiste analysetechniek is gebruikt (o.a.<br />
correctie voor clusterrandomisatie). De resultaten <strong>van</strong> die heranalyse zijn anders.<br />
Hoewel we een publicatie over deze eindanalyse hebben gekregen <strong>van</strong> de auteurs,<br />
kunnen we hierover niet <strong>rapport</strong>eren, omdat het artikel is aangeboden aan een<br />
internationaal peer-reviewed tijdschrift, dat vervroegde openbaring tijdens het<br />
reviewproces verbiedt.<br />
Conclusie <strong>Nederlandse</strong> effectiviteitsonderzoek<br />
Op de leeftijd <strong>van</strong> 3 jaar kon de effectiviteit <strong>van</strong> een taalscreeningsprogramma<br />
(screening met VTO taal 2-jarigen, diagnostiek en behandeling) niet aangetoond<br />
worden. Dit was ook niet te verwachten, omdat een follow-up periode <strong>van</strong> 12 maanden<br />
hiervoor te kort is. Op de leeftijd <strong>van</strong> 8 jaar is er een lagere deelname aan het speciaal<br />
onderwijs in de interventiegroep ten opzichte <strong>van</strong> de controlegroep. Echter, op basis <strong>van</strong><br />
ge<strong>rapport</strong>eerde aantallen is het niet plausibel dat de daling in deelname aan het speciaal<br />
onderwijs in de interventiegroep ten opzichte <strong>van</strong> de controlegroep via de weg <strong>van</strong><br />
screening, diagnose en behandeling door de taalscreening is veroorzaakt. Omdat wij de<br />
gevonden effecten niet <strong>van</strong>uit de screening kunnen verklaren, vinden wij dat de<br />
aanbeveling om tot landelijke screening met het VTO taal 2-jarigen instrument over te<br />
gaan nog onvoldoende onderbouwd. Met de huidige kennis is het namelijk nog<br />
mogelijk dat de nadelen <strong>van</strong> de screening groter zijn dan de voordelen. De onderzoekers<br />
zijn het hier niet mee eens. Hieronder staat hun reactie.<br />
Het is echter ook niet aangetoond dat het screeningsprogramma niet effectief zou zijn.<br />
Knelpunt is dat verwijzing naar multi-disciplinaire diagnostiek op de leeftijd <strong>van</strong> 2 jaar<br />
op basis <strong>van</strong> de screeningsuitslag vaak niet wordt opgevolgd (éénderde <strong>van</strong> de 2-jarigen<br />
met verwijzing naar diagnostiek neemt niet deel aan diagnostiek).<br />
Reactie <strong>van</strong> de onderzoekers die het <strong>Nederlandse</strong> effectiviteitsonderzoek hebben<br />
verricht.<br />
(ongewijzigd overgenomen tekst <strong>van</strong> H. de Koning en H. <strong>van</strong> Agt, ErasmusMC)<br />
“Een screeningsinstrument dient zo goed mogelijk onderscheid te maken tussen kinderen waarbij<br />
nader onderzoek noodzakelijk is en kinderen waarbij dat niet het geval is. Echter, het vroegtijdig
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 29 / 65<br />
opsporen <strong>van</strong> meer taalproblemen is geen doel op zich: vroegtijdig opsporen dient ook te resulteren in<br />
een betere prognose ten aanzien <strong>van</strong> later opsporen. Sommige opgespoorde taalproblemen kunnen<br />
immers <strong>van</strong>zelf weer overgaan en bij sommige taalproblemen is later ontdekken en behandelen<br />
mogelijk even effectief als vroegtijdig ingrijpen. Bovendien kan dit ook leiden tot onnodige<br />
ongerustheid bij ouders, extra kosten en extra werkdruk bij diagnostische centra en/of hulpverlenende<br />
instanties.<br />
De enige manier om vast te stellen of screening leidt tot extra voordelen, namelijk een betere prognose<br />
ten aanzien <strong>van</strong> de taalontwikkeling ten opzichte <strong>van</strong> de gangbare praktijk, is het uitvoeren <strong>van</strong> een<br />
gerandomiseerde trial.<br />
De door Erasmus MC uitgevoerde trial voldoet aan alle daarvoor gestelde en algemeen geaccepteerde<br />
richtlijnen, zoals o.a. beschreven in het CONSORT protocol (Campbell, Elbourne, Altman, & group,<br />
2004), waarbij o.m. het beoogde effect, de primaire uitkomstmaten en de te verrichten analyses <strong>van</strong> te<br />
voren nauwkeurig dient te worden omschreven. Op basis hier<strong>van</strong> hebben wij bij aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de studie<br />
de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de steekproef bepaald, en <strong>van</strong>tevoren bepaald welke uitkomstmaten zouden worden<br />
geanalyseerd om deze steekproef te onderbouwen.<br />
Vooraf hadden wij geschat, dat bij de gangbare zorg ongeveer 2,5 % <strong>van</strong> de kinderen uiteindelijk op 8jarige<br />
leeftijd ernstige taalproblemen heeft. Als eerste indicator hiervoor gebruikten we ‘het volgen<br />
<strong>van</strong> speciaal onderwijs’. Op basis <strong>van</strong> de destijds door Law ge<strong>rapport</strong>eerde om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> het effect <strong>van</strong><br />
behandeling <strong>van</strong> verschillende taalproblemen (in de orde <strong>van</strong> 1 standaard deviatie, corresponderend<br />
met een vooruitgang <strong>van</strong> de 5 de tot de 25 de percentiel <strong>van</strong> een standaard diagnostische taaltest (Law,<br />
Boyle, Harris, Harkness, & Nye, 1998)), en op basis <strong>van</strong> de geobserveerde verdeling <strong>van</strong> de<br />
verschillende gediagnosticeerde taalproblemen op 2-jarige leeftijd en het aantal kinderen bij wie als<br />
gevolg <strong>van</strong> de vroegtijdige signalering mogelijk vroegtijdig geintervenieerd zou worden voor een<br />
taalprobleem, hadden we geschat, dat het percentage ernstige taalproblemen op 8-jarige leeftijd met<br />
20% gereduceerd zou kunnen worden in de interventiegroep, met 1-zijdige toetsing (Bland & Altman,<br />
1994) (5% significantie) en met 80% power. Wij hebben dus hierbij vooraf rekening gehouden met<br />
alle door <strong>TNO</strong> aangevoerde redenen over het te verwachte effect.<br />
Onze resultaten zijn dus gebaseerd op vooraf gespecificeerde verwachtingen omtrent de verwachte<br />
daling <strong>van</strong> taalproblemen als gevolg <strong>van</strong> de screening, daarbij ons baserend op eerder onderzoek en<br />
geobserveerde gegevens. De trial toont nu significante verschillen aan, daar de reducties groter dan<br />
20% blijken te zijn.<br />
Een trial heeft niet als doel het werkingsmechanisme te ontrafelen <strong>van</strong> de te onderzoeken interventie,<br />
zo ook deze trial niet. Toch tracht <strong>TNO</strong> het door ons aangetoonde effect <strong>van</strong> de screening en vroegere<br />
interventie mogelijk terug te rekenen aan de hand <strong>van</strong> het traject <strong>van</strong> diagnostiek en behandeling <strong>van</strong><br />
door screening ontdekte kinderen. Dit doen zij bovendien op basis <strong>van</strong> een puntschatting (<strong>van</strong> de<br />
gevonden percentages kinderen in het speciaal onderwijs), terwijl bij een puntschatting een<br />
onzekerheidsgebied hoort.<br />
Het traject na screening is in deze follow-up studie over 6 jaar over meer dan 5.000 kinderen uiteraard<br />
niet in detail in kaart gebracht kunnen worden, wat zoals gezegd ook geen doel was <strong>van</strong> de trial. Tot<br />
op zekere hoogte is dat de prijs die je betaalt bij grootschalige populatiebrede studies. Er is geen<br />
gedetailleerde klinische of ouderinformatie beschikbaar over alle behandelingen, ouderinterventies en<br />
adviezen in de periode na de screening. Dat slechts een deel <strong>van</strong> de slecht scorende kinderen door ons<br />
geregistreerde multidisciplinaire diagnostiek op het audiologisch centrum zou hebben gehad, laat<br />
onverlet dat mogelijk meer slecht scorende kinderen alsnog advies of behandeling hebben gehad. Dit<br />
hebben wij ook destijds uitgezocht, en dat bleek ook zo te zijn (de Koning et al 2000, p 46-47: ‘bij de<br />
41 andere onvoldoende, maar niet op het AC aangemelde kinderen is in ongeveer 30-40% volgens<br />
follow-up gegevens mogelijk een taalachterstand aanwezig…’. Want ook vroege interventie door
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 30 / 65<br />
ouders als het om vroeggesignaleerde taalachterstand gaat kan de ontwikkeling <strong>van</strong> hun kind<br />
verbeteren (zie powerberekeningen).<br />
In conclusie, een gerandomiseerde studie <strong>van</strong> screening op taalontwikkelingsstoornissen is de enige<br />
wijze waarmee kan worden aangetoond of vroegopsporing gevolgd door interventies effectief is in het<br />
voorkomen <strong>van</strong> latere problemen op school. Deze in de wereld unieke grootschalige studie is correct<br />
uitgevoerd volgens de daarvoor geldende richtlijnen. Omdat voor de publieke gezondheidszorg alleen<br />
de vraagstelling <strong>van</strong> belang was of screening en interventie leidt tot een reductie in taalproblemen is<br />
<strong>van</strong>tevoren en tijdens de begeleiding <strong>van</strong> de studie bepaald dat 1-zijdige toetsing <strong>van</strong> de primaire<br />
uitkomstmaat zou plaats vinden: is er een verbetering opgetreden? was de centrale hypothese. Zowel<br />
de onwaarschijnlijke, maar theoretisch mogelijke uitkomst dat er een verslechtering in de gehele groep<br />
na 6 jaar was opgetreden of dat er geen verschil tussen de groepen was opgetreden zouden beide NIET<br />
tot invoering <strong>van</strong> het programma leiden. Men is dus in dit geval specifiek geinteresseerd in enkel de<br />
hypothese <strong>van</strong> een verbetering (Bland & Altman, 1994). Ook in sommige kankerscreeningsprogramma’s<br />
is dit de uitkomstmaat op langere termijn.<br />
Op alle <strong>van</strong>tevoren vastgestelde primaire uitkomstmaten die <strong>van</strong>uit taalontwikkelingsoptiek plausibel<br />
zijn, zien we gecorrigeerd voor cluster-en kindkarakteristieken significante verbeteringen in de groep<br />
(uitgenodigd voor) vroeggesignaleerde kinderen: 27% minder kinderen op het speciaal onderwijs<br />
(significant), 33% minder kinderen met problemen met spellen (significant) en 20% minder kinderen<br />
bij wie de leerkracht de toekomstige ontwikkeling ongunstig inschat (significant) (<strong>van</strong> Agt et al.,<br />
submitted). We hebben tevens aangetoond dat na het tijdstip <strong>van</strong> vroegsignalering de interventies in<br />
de studiegroep significant toenamen t.o.v. de controlegroep, terwijl er voor het 2 e jaar geen enkel<br />
verschil tussen de groepen waren. Bij een correct uitgevoerde trial is daarmee eenduidig het effect <strong>van</strong><br />
vroegsignalering op 2-jarige leeftijd en vroegtijdige interventie daaropvolgend aangetoond (<strong>van</strong> Agt et<br />
al., submitted).<br />
Bland, J. M., & Altman, D. G. (1994). One and two sided tests of significance. Bmj, 309(6949), 248.<br />
Campbell, M. K., Elbourne, D. R., Altman, D. G., & group, C. (2004). CONSORT statement:<br />
extension to cluster randomised trials. BMJ, 328(7441), 702-708.<br />
de Koning, H. J., de Ridder-Sluiter, J. G., <strong>van</strong> Agt, H. M., Reep-<strong>van</strong> den Bergh, C. M., <strong>van</strong> der Stege,<br />
H. A., Korfage, I. J., et al. (2004). A cluster-randomised trial of screening for language disorders in<br />
toddlers. J Med Screen, 11(3), 109-116.<br />
Law, J., Boyle, J., Harris, F., Harkness, A., & Nye, C. (1998). Screening for speech and language<br />
delay: a systematic review of the literature. Health Technol Assess, 2(9).”<br />
Tot zover het commentaar <strong>van</strong> het ErasmusMC. De resultaten die zij noemen komen uit<br />
een nog vertrouwelijk artikel dat wij niet mochten gebruiken in dit <strong>rapport</strong>. Zij stellen<br />
dat bij een correct uitgevoerde trial het effect <strong>van</strong> vroegsignalering op 2-jarige leeftijd<br />
en vroegtijdige interventie daaropvolgend is aangetoond. Op basis <strong>van</strong> de publicaties<br />
die wij mogen gebruiken zijn we onvoldoende in staat om te beoordelen of het<br />
onderzoek is uitgevoerd volgens de geldende richtlijnen. Wij vinden het wel<br />
merkwaardig dat:<br />
1 de inclusiecriteria voor de analyses zijn veranderd: in de publicatie over de 3jarigen<br />
(de Koning, 2004) zijn minder kinderen geïncludeerd dan in de publicatie<br />
over de 8-jarigen (Van Agt, 2005). Bij een vooraf gespecificeerd onderzoek is dit<br />
onmogelijk.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 31 / 65<br />
2 in Van Agt (2005) niet is vermeld dat de ge<strong>rapport</strong>eerde p-waarden éénzijdige<br />
toetsing 6 betreffen, terwijl éénzijdige toetsing ongebruikelijk is en daarom het<br />
vermelden waard. Bovendien wordt in bijlagen de resultaten <strong>van</strong> 2-zijdige toetsing<br />
vermeld, terwijl de onderzoekers stellen dat het altijd al de bedoeling is geweest om<br />
éénzijdig te gaan toetsen. In het artikel over de 3-jarigen (De Koning, 2004) staat<br />
overigens een berekening <strong>van</strong> het benodigde aantal kinderen die gebaseerd is op<br />
twee-zijdig toetsen.<br />
3 de resultaten uit de nog vertrouwelijke publicatie over de 8-jarigen anders zijn dan<br />
in de publicatie <strong>van</strong> Van Agt over de 8-jarigen. Zowel de aantallen als de effecten<br />
en de p-waarden zijn anders.<br />
Mogelijk zijn er goede verklaringen voor deze verschillen. Echter, ook als de studie<br />
volgens de richtlijnen is uitgevoerd, is er geen plausibele verklaring voor de gevonden<br />
resultaten. De onderzoeker <strong>van</strong> ErasmusMC stellen zich op het standpunt dat een RCT<br />
niet als doel heeft het werkingsmechanisme te ontrafelen <strong>van</strong> de interventie. Dat hoeft<br />
ook niet, wel moet het echter aannemelijk zijn dat de gevonden verschillen in de<br />
gezondheidseffecten tussen de interventiegroep en controlegroep veroorzaakt kunnen<br />
zijn door screening, diagnostiek en behandeling. Naar onze mening is dit niet plausibel:<br />
slechts een klein deel (ongeveer 13/106=12%) <strong>van</strong> het gevonden effect op het speciaal<br />
onderwijs kan hieruit verklaard worden. Het grootste deel (ongeveer 88%) <strong>van</strong> het<br />
effect is echter onverklaarbaar: wat wel (mede) de oorzaak is <strong>van</strong> de verschillen is niet<br />
duidelijk. Mogelijk spelen factoren mee zoals extra aandacht voor spraak/taal in de<br />
interventiegroep. Deze onbekende effecten kunnen echter <strong>van</strong> tijdelijke aard zijn,<br />
waardoor na enige tijd het effect verdwenen is.<br />
Conclusie ten aanzien <strong>van</strong> effectiviteit op basis <strong>van</strong> de <strong>Nederlandse</strong> studie<br />
Het <strong>Nederlandse</strong> onderzoek heeft de conclusie uit de buitenlandse studies, dat er<br />
onvoldoende bewijs is om een aanbeveling voor óf tegen een formele screening op<br />
taalachterstand te kunnen geven, niet overtuigend kunnen veranderen.<br />
4.2 Effectiviteit <strong>van</strong> interventies<br />
De via de spraaktaalscreening op te sporen kinderen moeten de kinderen zijn met<br />
problemen waarvoor effectieve interventies beschikbaar zijn, die bovendien extra<br />
gezondheidswinst geven als deze op jongere leeftijd dan gebruikelijk (dus zonder<br />
screening) kunnen worden ingezet. Daarom is het nodig te weten welke interventies bij<br />
welke vormen <strong>van</strong> taalachterstand effectief zijn.<br />
Mogelijke interventies zijn: spraak- en taaltherapie, globale interventies (stimuleren <strong>van</strong><br />
de ontwikkeling bij kinderen met problemen op het gebied <strong>van</strong> de<br />
spraaktaalontwikkeling), medische interventies (zoals opheffen <strong>van</strong> KNO-problemen)<br />
en stottertherapie. De effectiviteit <strong>van</strong> voor- en vroegschoolse educatie komt aan de<br />
6 De formulering <strong>van</strong> de te toetsen alternatieve hypothese (H1) bepaalt of we éénzijdig of tweezijdig<br />
toetsen. Als de formulering is, H1: de effectiviteit <strong>van</strong> screenen is niet hetzelfde als de gebruikelijke<br />
signalering (dus ofwel beter, ofwel slechter), dan wordt tweezijdig getoetst, d.w.z. getoetst met<br />
tweezijdig alternatief. Als de formulering daarentegen is, H1 de effectiviteit <strong>van</strong> screenen is beter dan<br />
de gebruikelijke signalering, dan wordt eenzijdig getoetst, d.w.z. getoetst met éénzijdig alternatief.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 32 / 65<br />
orde in het tweede deel<strong>rapport</strong> (Van der Ploeg et al, 2007). De effectiviteit <strong>van</strong><br />
medische interventies en stottertherapie vallen buiten het bestek <strong>van</strong> dit <strong>rapport</strong>.<br />
Om de vraag naar de effectiviteit <strong>van</strong> interventies te kunnen beantwoorden hebben we<br />
een literatuuronderzoek verricht (zie ook methodesectie voor zoektermen). We<br />
beperkten ons tot Engelstalige reviews en Nederlandstalige artikelen (onafhankelijk <strong>van</strong><br />
het publicatietype). Uit de 187 mogelijk rele<strong>van</strong>te referenties behielden we er zeven,<br />
vijf Engelstalige reviews en twee Nederlandstalige artikelen. Alle zeven artikelen<br />
betroffen de effectiviteit <strong>van</strong> spraak- en taaltherapie. Hierover hebben we ook één<br />
Nederlandstalig review uit de grijze literatuur. We vonden bovendien één Nederlands<br />
verslag over de uitkomsten <strong>van</strong> een globale interventie en een afstudeerscriptie over de<br />
resultaten <strong>van</strong> een voorschoolse behandeling voor kinderen met spraak-taalproblemen.<br />
Daarnaast vonden we nog een opiniërend Nederlandstalig artikel dat we hier niet nader<br />
zullen beschrijven.<br />
4.2.1 Internationale resultaten<br />
We vonden vijf Engelstalige reviews waarin een overzicht wordt gegeven <strong>van</strong> de<br />
bestaande literatuur over de effectiviteit <strong>van</strong> spraak en taaltherapie bij kinderen met een<br />
spraaktaalstoornis. Drie <strong>van</strong> deze reviews zijn beschrijvend <strong>van</strong> aard en de literatuur<br />
werd niet op systematisch wijze verzameld waardoor er mogelijk sprake is <strong>van</strong> bias en<br />
een synthese <strong>van</strong> uitkomsten niet goed mogelijk is (Enderby, 1996; Law, 1997;<br />
McLean, 1997). De vierde, Nye (1987), voert een meta-analyse uit, maar gebruikt<br />
daarbij ook resultaten afkomstig <strong>van</strong> niet gerandomiseerde studies. De toevoeging <strong>van</strong><br />
kwalitatief minder goede studies door Nye et al. kan de conclusies op negatieve wijze<br />
hebben beïnvloed.<br />
De vijfde Engelstalige review (Law, 2003) betrof een meta-analyse waarin wel alleen<br />
studies met experimentele en controlegroepen op basis <strong>van</strong> toevallige toewijzing<br />
(randomized controlled trials; RCTs) werden meegenomen. Deze studies betroffen<br />
kinderen en adolescenten met een primaire spraaktaalstoornis; resultaten betreffende<br />
kinderen met een algehele ontwikkelingsachterstand, neurologische problemen en<br />
gehoorverlies werden niet in beschouwing genomen. Ook kinderen waarbij de<br />
problemen ontstonden door stotteren of aangeleerde articulatieproblemen werden door<br />
de onderzoekers niet meegenomen in de analyses. De interventies betroffen elke vorm<br />
<strong>van</strong> hulp bedoeld om het expressief of receptief aspect <strong>van</strong> de fonologie (productie of<br />
begrip <strong>van</strong> klanken), de woordenschat (productie of begrip <strong>van</strong> woorden) of de syntaxis<br />
(productie of begrip <strong>van</strong> zinnen) te verbeteren.<br />
De gegevens werden gerangschikt volgens de aard <strong>van</strong> de controlegroep (geen<br />
behandeling versus algemene stimulatie versus traditionele therapieën) en worden<br />
verder besproken naar gelang de te verwachten effecten. Als uitkomstmaat wordt<br />
telkens uitsluitend rekening gehouden met de primaire effecten <strong>van</strong> therapie zoals<br />
uitslagen op taaltesten, beoordelingen door ouders, taalfragmenten. Niet-linguïstische<br />
uitkomstmaten, zoals gedrag, zelfwaardering, aan- of afwezigheid <strong>van</strong> leesproblemen,<br />
verbetering <strong>van</strong> de communicatieve vaardigheden in de omgeving werden niet<br />
meegenomen.<br />
De resultaten <strong>van</strong> 25 studies werden betrokken in de meta-analyse. De resultaten geven<br />
aan dat therapieën voor spraak en taal effectief zijn voor kinderen met expressieve<br />
moeilijkheden op het vlak <strong>van</strong> fonologie (standardised mean difference (SMD) =0,44;<br />
95% betrouwbaarheidsinterval (95% CI) 0,01-0,86) en woordenschat (SMD=0,89; 95%
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 33 / 65<br />
CI 0,21-1,56). De effectiviteit <strong>van</strong> interventies gericht op de receptieve moeilijkheden<br />
kon niet worden aangetoond. Tegenstrijdige resultaten werden gevonden wat betreft de<br />
effectiviteit <strong>van</strong> syntactische, expressieve interventies; in een subgroepanalyse werd<br />
gevonden dat therapie effectief kan zijn als er geen bijkomende receptieve<br />
taalmoeilijkheden zijn.<br />
Law et al. geven in hun review ook aan dat er geen significante verschillen aangetoond<br />
konden worden tussen interventies door professionals en interventies door ouders die<br />
vooraf getraind werden en gesuperviseerd door professionals. Ook werden geen<br />
verschillen gevonden tussen groeps- en individuele interventies. Het betrekken <strong>van</strong><br />
leeftijdsgenoten zonder spraaktaalmoeilijkheden heeft een positief effect op het<br />
resultaat <strong>van</strong> de therapie (SMD=2,29; 95% CI 1,11-3,48).<br />
Law et al geven bovendien aan vrijwel geen studies te hebben gevonden waarin<br />
kinderen langer dan zes maanden worden gevolgd. Het blijft dan ook onduidelijkheid of<br />
de gevonden positieve effecten <strong>van</strong> spraak- en taaltherapie ook op de langere termijn<br />
blijven bestaan.<br />
4.2.2 Nederlands onderzoek naar de effectiviteit <strong>van</strong> spraak-en taaltherapie<br />
In Nederland werd onderzoek verricht naar de effectiviteit <strong>van</strong> spraak- en taaltherapie<br />
door Knijff en Goorhuis-Brouwer. In 2002 beschreven ze de resultaten <strong>van</strong> een<br />
onderzoek onder 31 goedhorende en ‘gezonde’ kinderen tussen 1;5 en 5;4 jaar oud bij<br />
wie de ouders zich zorgen maakten over de taalontwikkeling (Knijff & Goorhuis-<br />
Brouwer, 2001). Hierbij werden kinderen met specifieke taalstoornissen (SLI groep;<br />
n=16) onderscheiden <strong>van</strong> kinderen met een niet-specifieke taalstoornis (niet-SLI groep;<br />
n=15). De SLI groep kreeg logopedie, de niet-SLI groep kreeg algehele<br />
ontwikkelingsstimulatie (vaak nog aangevuld met logopedie). In beide groep groeiden<br />
kinderen in hun taalbegrip. Het verschil in taalbegrip tussen de groepen was statistisch<br />
niet significant. De taalproductie groeide in de SLI groep meer dan in de niet-SLI<br />
groep; in de SLI groep groeide 63% (n=10) <strong>van</strong> de kinderen en in de niet-SLI groep<br />
27% (n=4). Bij vergelijking <strong>van</strong> de gemiddelde vooruitgang bij beide groepen kinderen<br />
blijkt een significant verschil ten voordele <strong>van</strong> de kinderen in de SLI-groep. De auteurs<br />
concludeerden dat in de SLI groep taaltherapie bepalend is voor de vorderingen, in de<br />
niet-SLI groep lijkt ontwikkelingsstimulatie meer effect te sorteren dan logopedie. In dit<br />
onderzoek is geen controlegroep met SLI of niet-SLI betrokken die geen interventie<br />
kregen. Hierdoor kan deze studie geen bijdrage leveren aan de vraag hoe effectief de<br />
gegeven interventies zijn.<br />
In 2003 verscheen <strong>van</strong> de zelfde auteurs nog een artikel (Goorhuis-Brouwer & Knijff,<br />
2003). Hierin betreft het een groep <strong>van</strong> 34 kinderen tussen de 2;0 en 5;3 jaar die door<br />
hun huisarts werden verwezen voor logopedie in verband met een mogelijk<br />
taalprobleem. 97% <strong>van</strong> deze kinderen kreeg spraaktaaltherapie. De meeste <strong>van</strong> de<br />
kinderen vertoonden gemiddeld tot bovengemiddelde scores op gestandaardiseerde<br />
testen voor zinsontwikkeling (61%) en taalbegrip (79%). De problemen <strong>van</strong> de kinderen<br />
lagen voornamelijk op het gebied <strong>van</strong> de articulatie en de vloeiendheid <strong>van</strong> spreken. Na<br />
12 maanden kreeg 50% <strong>van</strong> de kinderen nog spraaktaaltherapie, wat erop duidt dat bij<br />
de helft <strong>van</strong> de kinderen de behandeling nog onvoldoende effectief was. De scores op<br />
de taaltoetsen bleven stabiel gedurende deze periode. De auteurs concluderen dat<br />
problemen op het gebied <strong>van</strong> de uitspraak vaak leiden tot logopedie en dat ‘a watchful<br />
waiting approach’ vaker gehanteerd zou moeten worden.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 34 / 65<br />
We vonden ook een Nederlands verslag <strong>van</strong> een globale interventie, namelijk het<br />
project Kangoeroe (<strong>van</strong> der Stege et al, 2002). Dit is een vorm <strong>van</strong> ouderbegeleiding<br />
voor ouders met jonge kinderen (2 t/m 4 jaar) met taal-/spraakproblemen. De<br />
ouderbegeleiding wordt aangeboden in Audiologische Centra, en omvat een<br />
informatieve module (3 groepsbijeenkomsten), een vaardigheidsmodule (drie<br />
individuele sessies) en een module ‘peer’-interactie (drie speelsessies voor een klein<br />
groepje kinderen waar de ouders bij zijn). Het bleek lastig om de effectiviteit <strong>van</strong><br />
Kangoeroe ouderbegeleiding te bepalen, omdat naast Kangoeroe ook andere<br />
behandelingen plaats vonden die interfeerden. Verder waren er verschillen tussen de<br />
Kangoeroegroep en de controlegroep qua aard en ernst <strong>van</strong> het taalprobleem, ondanks<br />
het feit dat bijv. scores op taaltesten bij aan<strong>van</strong>g niet significant <strong>van</strong> elkaar verschilden.<br />
Beide groepen boekten vooruitgang op taalgebied, maar op verschillende terreinen.<br />
Resultaten met betrekking tot de ouder-kind interactie waren klein en over de gehele<br />
linie niet significant. Zowel ouders als professionals waren tevreden over Kangoeroe.<br />
Een conclusie over de effectiviteit kan niet getrokken worden.<br />
In het kader <strong>van</strong> haar master Pedagogische Wetenschappen (Radboud Universiteit,<br />
Nijmegen) schreef G. Aarts een scriptie over de effecten <strong>van</strong> Vroegbehandeling.<br />
Vroegbehandeling is een behandelvorm die zich richt op kinderen <strong>van</strong> 2 tot 5 jaar die<br />
communicatiebeperkingen ondervinden als gevolg <strong>van</strong> problemen op het gebied <strong>van</strong><br />
spraak, taal en/of gehoor. De behandeling vindt plaats in een groep <strong>van</strong> maximaal 7<br />
kinderen onder begeleiding <strong>van</strong> een multidisciplinair team. De kinderen komen twee tot<br />
vier dagen per week <strong>van</strong> 9.00 tot 14.00 uur naar Vroegbehandeling. In de behandeling<br />
wordt gebruik gemaakt <strong>van</strong> verschillende methoden en ondersteunende<br />
communicatievormen binnen een vast dagprogramma. Er wordt zowel individueel als<br />
groepsgewijs gewerkt. Alle 83 kinderen die behandeld zijn, zijn in het onderzoek<br />
betrokken. Van alle kinderen zijn gegevens verzameld in een databestand, inclusief<br />
testscores <strong>van</strong> de Reynell Test voor Taalbegrip en de Schlichting Test voor<br />
Taalproductie. Van beide tests zijn resultaten verzameld op twee of drie<br />
meetmomenten. Kinderen met niet-specifieke taalproblemen gaan niet vooruit, terwijl<br />
kinderen met specifieke taalproblemen wel vooruit gaan ten opzichte <strong>van</strong> de periode<br />
waarin ze niet of gedeeltelijk worden behandeld. Bij het onderzoek was echter geen<br />
controlegroep beschikbaar, waardoor de effectiviteit niet vastgesteld kan worden.<br />
Goetry et al. (2006) geven een Nederlandstalig overzicht <strong>van</strong> in de internationale<br />
wetenschappelijke vakliteratuur besproken hulpverleningsvormen: fonologische<br />
interventies, lexicale interventies, grammaticale interventies, pragmatische interventies<br />
en globale interventies. De auteurs concluderen dat, wat specifiek de behandeling <strong>van</strong><br />
fonologische problemen betreft, <strong>van</strong> drie methoden werkzaamheid wordt ge<strong>rapport</strong>eerd.<br />
In het domein <strong>van</strong> de woordenschat wordt over vier methodes werkzaamheid<br />
ge<strong>rapport</strong>eerd. In het domein <strong>van</strong> de grammatica wordt werkzaamheid <strong>van</strong> één methode<br />
ge<strong>rapport</strong>eerd, op het terrein <strong>van</strong> de taalpragmatiek is ook <strong>van</strong> één methode<br />
werkzaamheid ge<strong>rapport</strong>eerd. Drie werkzame interventies worden beschreven in het<br />
terrein <strong>van</strong> de (globale) taalachterstand. Tenslotte leveren enkele studies argumenten<br />
voor het feit dat interventies voor de verbetering <strong>van</strong> spraak en taal een positief effect<br />
kunnen hebben op de sociale vaardigheden, het gedrag, de ouderlijke stress en het<br />
zelfbeeld. Het betrof hierbij vooral werkzaamheid op de korte termijn.<br />
Conclusie effectiviteit interventies<br />
De wetenschappelijke vakliteratuur beschrijft behandelingsvormen om fonologische<br />
stoornissen en expressieve en/of receptieve taalstoornissen te verbeteren. Uit een meta-
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 35 / 65<br />
analyse kwamen goede aanwijzingen dat interventies gericht op een deel <strong>van</strong> de groep<br />
kinderen met een specifieke spraaktaalstoornis effectief is, namelijk therapie gericht op<br />
kinderen met expressieve moeilijkheden op het vlak <strong>van</strong> de fonologie en woordenschat.<br />
Een eventuele screening of signalering in de JGZ zou zich daarom met name op deze<br />
groep kinderen moeten richten. Het gaat hierbij echter vooral om effectiviteit op korte<br />
termijn. Effectiviteit op de langere termijn is onbekend door gebrek aan onderzoek<br />
hiernaar.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 36 / 65
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 37 / 65<br />
5 Signaleren: risicofactoren voor taalachterstand in de<br />
eerste taal en overzicht <strong>van</strong> signaleringsinstrumenten<br />
5.1 Risicofactoren voor taalachterstand in de eerste taal<br />
Nelson et al (2006) hebben in een systematische review <strong>van</strong> de Engelstalige literatuur<br />
over screening op spraak- en taalachterstand bij kleuters onderzocht of identificatie <strong>van</strong><br />
risicofactoren de screening kan verbeteren. Het gebruik <strong>van</strong> risicofactoren om te<br />
selecteren welke groep kinderen gescreend zouden moeten worden is niet geëvalueerd,<br />
en er is geen lijst <strong>van</strong> specifieke risicofactoren ontwikkeld die werkers in de eerste lijns<br />
gezondheidszorg kan helpen met deze voorselectie. De meest consistent ge<strong>rapport</strong>eerde<br />
risicofactoren zijn spraak- en taalachterstand in de familie, mannelijk geslacht en<br />
perinatale risicofactoren. Andere risicofactoren die minder vaak ge<strong>rapport</strong>eerd worden<br />
zijn lage opleiding <strong>van</strong> de moeder en vader, kinderziekten, laat in de kinderrij <strong>van</strong> een<br />
gezin en gezinsgrootte.<br />
Studies naar kinderen met een diagnose waar<strong>van</strong> bekend is dat deze spraak- en<br />
taalachterstand in de eerste taal kan geven zijn niet onderzocht door Nelson et al (2006).<br />
Als voorbeeld noemen zij autisme, mentale retardatie, fragiel X syndroom,<br />
gehoorverlies, degeneratieve en andere neurologische stoornissen. Dit zijn ook<br />
risicofactoren.<br />
Onvoldoende blootstelling aan een bepaalde taal geeft uiteraard een achterstand in die<br />
taal ten opzichte <strong>van</strong> andere kinderen die wel aan die taal worden blootgesteld<br />
(blootstellingsachterstand, zie definitie in paragraaf 1.2). Als het een tweede taal betreft<br />
er zijn geen aanwijzingen dat dit een risicofactor voor een specifieke of niet-specifieke<br />
taalontwikkelingsstoornis zou zijn: normaal gesproken is er geen probleem met het<br />
aanleren <strong>van</strong> een tweede taal. Als echter een kind onvoldoende aan zijn/haar eerste taal<br />
wordt blootgesteld, is dit een risicofactor.<br />
5.2 Signaleringsinstrumenten voor het opsporen <strong>van</strong> kinderen met een taalachterstand<br />
Bijlage C geeft een overzicht <strong>van</strong> signaleringsinstrumenten die beschikbaar zijn voor<br />
het opsporen <strong>van</strong> kinderen met een taalachterstand. Er wordt een onderverdeling<br />
gemaakt naar instrumenten met een afname duur <strong>van</strong> 10 minuten of minder (deel A) en<br />
instrumenten met een afname duur <strong>van</strong> > 10 minuten (deel B). De reden hiervoor is dat<br />
we op zoek zijn naar een instrument dat geschikt is als screeningsinstrument in de JGZ.<br />
Instrumenten in onderdeel B komen mogelijk door hun langere afnameduur alleen in<br />
aanmerking als tweede fase in het screeningstraject, bijvoorbeeld na voorselectie <strong>van</strong><br />
een risicopopulatie met een instrument uit deel A <strong>van</strong> bijlage C. Hiervoor zou dan een<br />
onderzoek op indicatie moeten worden verricht.<br />
Deel A <strong>van</strong> bijlage C (
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 38 / 65<br />
• Nonsenswoord repetitietaak (NRT)<br />
• Spraak- en taalNormen Eerste Lijns gezondheidszorg (SNEL)<br />
• Van Wiechenonderzoek<br />
• VTO taal 2-jarigen (VTO)<br />
Deel B bevat (in alfabetische volgorde):<br />
• LSI incl. taalscreeningsinstrument (TSI) voor 3-, 4-, 5-jarigen, schoolvragenlijst<br />
(SVL) en oudervragenlijst (OVL)<br />
• Peabody Picture Vocabulary Test-III-NL (PPVT-III-NL)<br />
• Taalstandaard<br />
Daarnaast zijn er testen die als gouden standaard voor het bepalen <strong>van</strong> de sensiviteit en<br />
specificiteit <strong>van</strong> de instrumenten worden gebruikt: de Reynell Test voor Taalbegrip, de<br />
Test voor Zinsontwikkeling en de Test voor Woordontwikkeling uit de Schlichting Test<br />
voor Taalproductie.<br />
Van elk instrumenten beschrijven we:<br />
1 Doel: Wat wordt beoordeeld? Bijvoorbeeld taalproductie, taalbegrip etc.<br />
2 Classificatie: Is het instrument ontwikkeld voor het signalering <strong>van</strong><br />
taalaandoeningen of voor diagnostiek <strong>van</strong> taalaandoeningen?<br />
3 Doelgroep: Het communicatieniveau waarvoor de test bedoeld is. Conform de<br />
opdracht hebben we gezocht naar instrumenten geschikt voor een<br />
communicatieniveau <strong>van</strong> 1 tot 6 jaar.<br />
4 Uitvoerbaarheid: Met o.a. afnameduur, wijze <strong>van</strong> afname, mogelijke uitvoerders,<br />
benodigd materiaal, of er voor juiste uitvoering training noodzakelijk is.<br />
De gebruikersonafhankelijkheid geeft aan of het testresultaat afhangt <strong>van</strong> de<br />
afnemer; het is een beoordeling <strong>van</strong> de objectiviteit <strong>van</strong> de test. De<br />
situatieonafhankelijkheid geeft aan of voor de afname eisen worden gesteld aan de<br />
situatie, zoals bijv. de noodzaak <strong>van</strong> een rustige onderzoekskamer. Pluspunten en<br />
knelpunten zijn afkomstig <strong>van</strong> besprekingen in de begeleidingscommissie of uit de<br />
antwoorden en opmerkingen <strong>van</strong> de JGZ-professionals die i.v.m. de inventarisatie<br />
<strong>van</strong> protocollen werden benaderd.<br />
5 Beschrijving: Hier geven we een korte beschrijving <strong>van</strong> de uitvoering <strong>van</strong> het<br />
instrument, en opmerkingen over opvallende aspecten <strong>van</strong> de inhoud.<br />
6 Normering: Zijn er normen gedefinieerd en zo ja hoe? De normering <strong>van</strong> een<br />
instrument kan empirisch tot stand gekomen zijn, d.w.z. aan de hand <strong>van</strong> de<br />
verdeling <strong>van</strong> uitslagen in een steekproef worden normen bepaald. Als dat zo is<br />
wordt een beschrijving <strong>van</strong> de steekproef waarop het onderzoek gebaseerd is<br />
gegeven. De normering kan ook ‘criterion-referenced’ zijn. Dat wil zeggen dat<br />
beoordelingscategorieën gebaseerd zijn op mijlpalen in de ontwikkeling afkomstig<br />
uit literatuuronderzoek en klinische ervaring.<br />
7 Betrouwbaarheid: Hier wordt het onderzoek naar de betrouwbaarheid <strong>van</strong> het<br />
instrument beschreven. Bekende methoden om de betrouwbaarheid <strong>van</strong> een test te<br />
meten is de test-hertest methode (Pearson correlatie (r) tussen totaalscore <strong>van</strong> twee<br />
onafhankelijke metingen <strong>van</strong> een test) en de interne-consistentie methode. Criteria<br />
voor (r) zijn afhankelijk <strong>van</strong> het doel <strong>van</strong> de test. Wanneer het om een test voor<br />
belangrijke • beslissingen op individueel niveau gaat, hanteert de COTAN voor<br />
onvoldoende: r 0,90.<br />
• Met belangrijke beslissingen wordt bedoeld: beslissingen die op basis <strong>van</strong> de testscores worden<br />
genomen, die in principe, of op korte termijn, onomkeerbaar zijn, en die voor een belangrijk deel<br />
buiten de geteste om worden genomen.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 39 / 65<br />
Wanneer het een test op individueel niveau voor minder belangrijke • beslissingen<br />
betreft, zijn de criteria soepeler: voor onvoldoende: r < 0,70, voor voldoende:<br />
0,70 < r < 0,80, en voor goed: r > 0,80. Omdat op basis <strong>van</strong> een screeningstest<br />
wordt beslist of het kind nader wordt onderzocht op taalachterstand, hanteren wij de<br />
eerste (strengste) set criteria voor screeningsinstrumenten. Als instrumenten worden<br />
gebruikt voor diagnostiek, wordt de tweede set criteria gehanteerd. De bekendste<br />
coëfficiënt <strong>van</strong> interne consistentie is de Cronbach’s alpha. Een test is betrouwbaar<br />
voor individueel gebruik wanneer alpha groter is dan 0,90 (en er voor de berekening<br />
<strong>van</strong> alpha een factoranalyse is uitgevoerd). Als voor de interne consistentie de nonparametrische<br />
item response testtheorie is toegepast, dan is de coëfficiënt gelijk aan<br />
Rho. De betrouwbaarheid is goed wanneer Rho groter is dan 0,65 (Drenth en<br />
Sijtsma, 2006). De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid kan o.a. onderzocht worden<br />
via correlatie tussen totaalscores <strong>van</strong> verschillende beoordelaars.<br />
8 Validiteit: Hier wordt het onderzoek naar de criteriumvaliditeit <strong>van</strong> het instrument<br />
beschreven (steekproefbeschrijving en steekproefgrootte). De validiteit <strong>van</strong> een<br />
instrument wordt geëvalueerd door de sensitiviteit en de specificiteit. Soms wordt<br />
de validiteit ook geëvalueerd door de correlatie met andere testen te onderzoeken.<br />
Om de sensitiviteit en de specificiteit te evalueren wordt het instrument vergeleken<br />
met een referentie of gouden standaard. De sensitiviteit <strong>van</strong> een test is de kans dat<br />
degene met de gezochte aandoening een positieve testuitslag heeft, en de<br />
specificiteit is de kans dat degene die de aandoening niet heeft een negatieve uitslag<br />
heeft. De validiteit <strong>van</strong> een test heeft praktische consequenties voor de praktijk. Het<br />
bepaalt welk deel <strong>van</strong> de kinderen met een taalachterstand er gevonden worden<br />
(sensitiviteit) en welk deel <strong>van</strong> de kinderen met een ‘normale’ taalontwikkeling<br />
desondanks verwezen worden (1-specificiteit). Ook bepaalt het welk deel <strong>van</strong> de<br />
kinderen dat op basis <strong>van</strong> de test verwezen wordt ook daadwerkelijk een<br />
taalachterstand heeft (de positief voorspellende waarde of PPV), wat <strong>van</strong> invloed is<br />
op de werkbelasting <strong>van</strong> het diagnostische traject.<br />
9 Beoordeling door de Commissie Testaangelegenheden Nederland (COTAN): Deze<br />
commissie <strong>van</strong> het Nederlands Instituut voor Psychologen (NIP) beoordeelt<br />
instrumenten aan de hand <strong>van</strong> bepaalde criteria (zie www.cotan.nl). Door de<br />
COTAN worden psychodiagnostische instrumenten beoordeeld aan de hand <strong>van</strong><br />
criteria als testconstructie, uitvoering <strong>van</strong> de handleiding en testmateriaal,<br />
betrouwbaarheid en validiteit. In dit onderdeel beschrijven we of het instrument<br />
door COTAN is beoordeeld en wat de conclusies waren. In de COTAN-beoordeling<br />
worden twee typen validiteit beoordeeld. Bij begripsvaliditeit gaat het erom te<br />
onderzoeken wat de test nu eigenlijk meet. Meet de test het bedoelde begrip of,<br />
gedeeltelijk of voornamelijk, iets anders? Een vaak gebruikte methode voor het<br />
aantonen <strong>van</strong> de begripsvaliditeit is factoranalyse voor het aantonen <strong>van</strong> de<br />
ééndimensionaliteit. Bij criteriumvaliditeit onderzoekt men in hoeverre de testscore<br />
een goede voorspeller is <strong>van</strong> het onderliggende probleem (retrospectief, gelijktijdig<br />
of predictief). De criteriumvaliditeit wordt bepaald door de test te vergelijken met<br />
één of meer externe variabelen die verondersteld worden een directe maat voor het<br />
kenmerk of gedrag in kwestie te zijn (<strong>van</strong> der Brink, 1998). De validiteit die wij<br />
beschouwen (zie punt hierboven) heeft alleen op dit laatste betrekking.<br />
10 Verwijscriteria: Zijn criteria voor verwijzing naar MDD, logopedie, VVE etc.<br />
gedefinieerd? En zo ja, hoe?<br />
11 Volgen <strong>van</strong> ontwikkeling: Is dit instrument geschikt voor meerdere testafnemingen<br />
op verschillende leeftijden?
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 40 / 65<br />
12 Effectiviteit: Hier geven we aan of er onderzoek naar de effectiviteit is gedaan,<br />
welke uitkomstmaten werden gehanteerd en wat de resultaten waren. De<br />
effectiviteit staat bij een instrument als er met dit instrument effectiviteitsonderzoek<br />
is gedaan, maar feitelijk betreft het de effectiviteit <strong>van</strong> screening met dit instrument<br />
in combinatie met de organisatie en invulling <strong>van</strong> het natraject (verwijzing,<br />
diagnostiek en behandeling). De effectiviteit bepaalt in hoeverre er<br />
gezondheidswinst geboekt wordt door het gehele screeningsprogramma. Zie ook<br />
paragraaf 1.3.<br />
13 Conclusie: Aan de hand <strong>van</strong> bovenstaande aspecten trekken we een conclusie of het<br />
geschikt is als screeningsinstrument. Hierbij zijn vooral uitvoerbaarheid,<br />
sensitiviteit en specificiteit belangrijk.<br />
14 Referenties: Lijst <strong>van</strong> door ons gehanteerde referenties. Bevat zowel peer-reviewed<br />
werk als werk afkomstig uit het grijze circuit.<br />
In onderstaande paragrafen beschrijven we de instrumenten op basis <strong>van</strong><br />
uitvoerbaarheid en psychometrische eigenschappen voor zoverre deze bekend zijn. De<br />
ge<strong>rapport</strong>eerde effectiviteit <strong>van</strong> het screeningsproces waarbij het betreffende instrument<br />
werd gebruikt behoort niet tot de testeigenschappen en is in hoofdstuk 4 beschreven.<br />
5.2.1 Doel <strong>van</strong> de instrumenten<br />
Alle genoemde screeningsinstrumenten, behalve de tweetalige Lexiconlijsten, zijn<br />
ontwikkeld met het doel taalachterstand bij kinderen met Nederlands als eerste taal op<br />
te sporen. De oorzaak <strong>van</strong> deze taalachterstand kan zowel een taalontwikkelingsstoornis<br />
als een blootstellingsachterstand in de eerste taal zijn.<br />
Alleen de tweetalige Lexiconlijsten zijn ontwikkeld en genormeerd voor meertalige<br />
kinderen met een eerste taal anders dan Nederlands (nl. Turks, Tarifit-Berbers,<br />
Marokkaans-Arabisch). Het zijn de enige instrumenten voor het opsporen <strong>van</strong><br />
taalontwikkelingsstoornissen bij deze groep.<br />
Geen <strong>van</strong> de instrumenten is ontwikkeld voor het signaleren <strong>van</strong> een blootstellingsachterstand<br />
bij kinderen met Nederlands als tweede taal. Overigens zijn door de JGZorganisaties<br />
zijn wel protocollen ontwikkeld voor gebruik bij de beslissing om al dan<br />
niet te verwijzen naar VVE-programma’s. Hierover gaat het tweede deel<strong>rapport</strong>.<br />
5.2.2 Eigenschappen <strong>van</strong> de instrumenten: uitvoerbaarheid<br />
We onderscheiden testen gebaseerd op mijlpalen in de ontwikkeling, testen gebaseerd<br />
op woordenlijsten waarbij de ouders aan moeten kruisen welk woord of zinnetje het<br />
kind zegt of begrijpt, en overige testen waarbij meestal een logopedisch<br />
deskundigheidsniveau vereist is.<br />
Er zijn vier instrumenten gebaseerd op mijlpalen in de ontwikkeling: GMS, SNEL, Van<br />
Wiechenonderzoek en VTO taal 2-jarigen. Deze hebben inhoudelijk veel<br />
overeenkomsten. Bijvoorbeeld SNEL, Van Wiechenonderzoek en VTO taal 2-jarigen<br />
hebben alledrie het onderwerp lichaamsdelen: bij het Van Wiechenonderzoek en het<br />
VTOtaal 2-jarigen instrument moeten kinderen de lichaamsdelen <strong>van</strong> een pop<br />
aanwijzen, en in de SNEL is de vraag opgenomen “Kan uw kind 1 of meer<br />
lichaamsdelen aanwijzen? (bijv. “Waar zit je neus?”)”. Het aantal woorden dat een kind<br />
per zin gebruikt wordt bepaald bij allevier de testen.<br />
GMS/SNEL. De GMS is een beknopt instrument gericht op taalproductie. Door<br />
observatie <strong>van</strong> het kind en/of het stellen <strong>van</strong> gesloten vragen aan de ouders, aangepast<br />
aan de leeftijd <strong>van</strong> het kind, onderzoekt de JGZ-arts of –verpleegkundige op elk
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 41 / 65<br />
contactmoment of een kind aan de minimum spreeknormen voor zijn leeftijd voldoet.<br />
De GMS werden doorontwikkeld tot de SNEL omdat er kritiek was op de beknoptheid<br />
<strong>van</strong> het instrument. Daarnaast is het alleen gericht op taalproductie. De SNEL<br />
beoordeelt de taalproductie, het taalbegrip en narratieve vaardigheden. Doelgroep is in<br />
overeenstemming met die <strong>van</strong> de GMS. De SNEL bevat 14 korte ja/nee-vragen die<br />
refereren aan mijlpalen in de taalontwikkeling <strong>van</strong> kinderen <strong>van</strong> 1 tot 6 jaar. Doordat de<br />
SNEL op meerdere leeftijden kan worden afgenomen kan de taalontwikkeling in de tijd<br />
gevolgd worden. De vragen kunnen door ouders eenduidig beantwoord worden. De test<br />
is gratis te verkrijgen, bijv. via downloaden <strong>van</strong> een website. Voordeel is de korte<br />
afnameduur (2-3 minuten). Het instrument wordt in Groningen en Amsterdam al<br />
gebruikt als eerste stap in het Protocol Taalontwikkeling Groningen. Onderzoek naar de<br />
implementatie <strong>van</strong> het protocol wees uit dat het grootste gedeelte <strong>van</strong> de gebruikers het<br />
afnemen, het invoeren <strong>van</strong> de tabel en het bepalen <strong>van</strong> de score gemakkelijk vond.<br />
Bijna alle medewerkers vonden dat de test voldoende houvast geeft om het<br />
taalontwikkelingsniveau te bepalen. Het is niet de bedoeling dat ouders de test zelf<br />
downloaden en invullen. Dit heeft namelijk als nadeel dat ouders die hulpmijdend zijn,<br />
de ontwikkeling <strong>van</strong> hun kind te rooskleurig kunnen voorstellen.<br />
Van Wiechen. Ook het <strong>van</strong> Wiechenonderzoek is gebaseerd op mijlpalen in de<br />
ontwikkeling. Op gestandaardiseerde wijze wordt geobserveerd of diverse<br />
leeftijdsspecifieke ontwikkelingskenmerken waaronder communicatie al dan niet<br />
aanwezig zijn. Het is het enige instrument dat de taalontwikkeling beoordeelt in<br />
combinatie met de overige ontwikkelingsvelden (ontwikkeling <strong>van</strong> fijne motoriek,<br />
adaptatie, persoonlijkheid en sociaal gedrag en grove motoriek). Deze informatie kan in<br />
de JGZ meegewogen worden bij beoordeling <strong>van</strong> de taalontwikkeling. De doelgroep is<br />
relatief breed, namelijk kinderen <strong>van</strong> 0-54 maanden oud. Dit maakt het volgen <strong>van</strong> de<br />
ontwikkeling in de tijd zeer goed mogelijk. Het Van Wiechenonderzoek maakt deel uit<br />
<strong>van</strong> het Basistakenpakket en wordt al op alle consultatiebureaus gebruikt om de<br />
ontwikkeling <strong>van</strong> zuigelingen en peuters te volgen. De afnameduur is kort (3 minuten).<br />
Nadeel is dat uit de praktijk blijkt dat de uitkomsten <strong>van</strong> het onderzoek gemakkelijk<br />
kunnen leiden tot verschillende interpretaties.<br />
VTO. Het vierde instrument gebaseerd op mijlpalen is het VTO taal 2-jarigen<br />
instrument. Dit is bedoeld voor het opsporen <strong>van</strong> taalontwikkelingsstoornissen bij<br />
Nederlandstalige kinderen <strong>van</strong> 23-29 maanden. De test omvat vragen aan ouder en kind<br />
over taalproductie, interactie (spelen) en taalbegrip. Door het inbouwen <strong>van</strong> de vragen<br />
in een gesprek zijn de ouders goede informanten, het ‘testkarakter’ is weggenomen.<br />
Hierdoor kost de test wel meer tijd (5 minuten). De uitvoerbaarheid is goed, en kan<br />
plaats vinden door de JGZ-arts of -verpleegkundige. Sinds het verschijnen <strong>van</strong> de<br />
handleiding is geen cursus meer vereist, indien gewenst is een training wel mogelijk.<br />
Knelpunt kan zijn dat medewerking <strong>van</strong> het kind nodig is bij aanwijzen <strong>van</strong> de<br />
lichaamsdelen. Maar als het kind dit niet kan laten zien, kan de ouder -net als bij het<br />
Van Wiechenonderzoek- aangeven of het kind dit beheerst. Verder moet het kind niet<br />
bij zichzelf, maar bij een pop de lichaamsdelen aanwijzen. Een extra cognitieve<br />
categorie is dus ingevoegd. In een pilot onderzoek is onderzocht of dit instrument kan<br />
dienen als tweede screeningsstap voor kinderen die op de leeftijd <strong>van</strong> 2 jaar uitvallen op<br />
het Van Wiechenschema. Er werden nog veel kinderen met (soms ernstige)<br />
taalachterstand gemist (zie bijlage C, VTO taal 2-jarigen).
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 42 / 65<br />
Er zijn vijf instrumenten gebaseerd op woordenlijsten: de Lexilijst Nederlands, de<br />
Lexiconlijsten Turks-Nederlands, Tarifit-Berbers-Nederlands en Marokkaans-Arabisch-<br />
Nederlands en de N-CDIs korte vormen.<br />
Lexi(con)lijsten. De Lexilijst Nederlands en de Lexiconlijsten Turks-Nederlands,<br />
Tarifit-Berbers-Nederlands en Marokkaans-Arabisch-Nederlands zijn gebaseerd op een<br />
lijst met woordjes en zinnetjes waarbij de ouders moeten aankruisen welke woordjes en<br />
zinnetjes hun kind zegt. De eerste is gericht op de vroege taalontwikkeling in het<br />
Nederlands. Hij is gebaseerd op een Amerikaanse lijst. Internationaal wordt op grote<br />
schaal met dit type oudervragenlijsten gewerkt. De laatste drie lijsten zijn gebaseerd op<br />
de Lexilijst Nederlands en bedoeld voor anderstalige peuters met Nederlands als tweede<br />
taal. Alle zijn dus gericht op taalproductie. De Lexilijst Begrip meet het taalbegrip<br />
doordat ouders moeten aankruisen welke woordjes en zinnetjes hun kind begrijpt. Bij<br />
alle Lexi(con)lijsten vullen ouders thuis de lijst in. Het door middel <strong>van</strong> een normtabel<br />
omzetten <strong>van</strong> ruwe scores in standaardscores kost de JGZ-professional ongeveer 1<br />
minuut. We schatten dat de JGZ-medewerker in totaal 2-3 minuten bezig is met deze<br />
lijsten. De lijsten voor anderstalige kinderen hebben als nadeel de matige respons <strong>van</strong><br />
ouders; onderzoek wees uit dat 54% <strong>van</strong> de vragenlijsten wordt ingevuld. Alle<br />
Lexi(con)lijsten zijn onhandig in gebruik bij analfabetische ouders.<br />
N-CDI. De N-CDIs korte vormen gaan ook uit <strong>van</strong> lijsten met woorden die in de taal<br />
<strong>van</strong> jonge kinderen voorkomen waarna ouders het aantal aangekruiste items tellen. De<br />
N-CDIs meten het communicatieniveau (begrip en productie) <strong>van</strong> kinderen <strong>van</strong> 16-30<br />
maanden oud. Bij de groep <strong>van</strong> 30-37 maanden oud meet het instrument de<br />
woordenschatproductie, grammatica, taalbegrip en de taalproductie algemeen. Het is<br />
een <strong>van</strong> oorsprong Amerikaanse lijst die werd aangepast voor de Vlaamse situatie. De<br />
lijst bevat hierdoor echter woorden die niet in Nederland door jonge kinderen gezegd<br />
worden. Een voordeel is dat een eerste screening met de N-CDI korte vormen kan plaats<br />
vinden, waarna de uitgebreidere N-CDI lange vormen gebruikt kunnen worden om een<br />
afwijkend resultaat te bevestigen.<br />
Andere instrumenten<br />
NRT. De Nonsenswoord repetitietaak is bedoeld voor het beoordelen <strong>van</strong><br />
communicatievoorwaarden en <strong>van</strong> de eerste verbale en non-verbale communicatie bij<br />
kinderen <strong>van</strong>af 3 jaar. Het kind wordt gevraagd nonsenswoorden na te zeggen. Het is<br />
hierdoor bijzonder geschikt voor kinderen die meertalig worden opgevoed. Uitvoering<br />
dient te geschieden door een logopedist. Daarom is deze lijst minder geschikt voor de<br />
JGZ, waar deze expertise niet altijd aanwezig is (zie hoofdstuk 6), afnameduur is vrij<br />
lang (10 minuten). Kortom, hoewel dit instrument voor zowel <strong>Nederlandse</strong> ééntalige als<br />
ook voor meertalige kinderen is bedoeld, lijkt het niet geschikt als screeningsinstrument<br />
voor de JGZ. Misschien is hij inzetbaar in een tweede fase <strong>van</strong> de screening<br />
(bijvoorbeeld na voorselectie <strong>van</strong> een risicopopulatie), mits logopedie aanwezig is.<br />
LSI, PPVT-III-NL, Taalstandaard. Er zijn drie instrumenten beoordeeld waar<strong>van</strong> de<br />
afnameduur meer dan 10 minuten is (LSI, Peabody Picture Vocabulary Test-III-NL,<br />
Taalstandaard). Voor alle drie is een logopedisch deskundigheidsniveau vereist.<br />
Hierdoor zijn ze alleen geschikt als eerste stap in een screeningsproces in de JGZ als er<br />
voor elk kind een logopedist beschikbaar is in de JGZ. Dit is nu niet het geval (zie<br />
hoofdstuk 6). We hebben besloten deze instrumenten wel mee te nemen in de<br />
beoordeling. Overigens zouden ook de Reynell Test voor Taalbegrip en de Schlichting<br />
Test voor Taalproductie (de testen die meestal als gouden standaard gebruikt worden)
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 43 / 65<br />
meegenomen kunnen worden. Deze vereisen ook logopedische deskundigheid, maar de<br />
afname er<strong>van</strong> duurt nog veel langer (minimaal 30 minuten per test, maar dan is er geen<br />
tijd om het kind eerst op z’n gemak te stellen, praatje met de ouders etc.; persoonlijke<br />
communicatie J. Sluijmers). Daar komt bij dat de Reynell en Schlichting test vaak<br />
belangrijke onderdelen zijn in de diagnostiek rondom kinderen met vermeende<br />
taalachterstanden. Als de testen reeds op het consultatiebureau gebruikt zouden worden,<br />
dan zou dat de diagnostische waarde er<strong>van</strong> in het verdere verloop, bijv. tijdens MDD,<br />
duidelijk beperken, omdat de kinderen er al ervaring mee hebben opgedaan. Daarom<br />
worden deze testen niet verder behandeld.<br />
Conclusie ten aanzien <strong>van</strong> uitvoerbaarheid:<br />
• Zowel de GMS, Lexilijsten Nederlands en Begrip, de SNEL, het VTO taal 2-jarigen<br />
instrument en het Van Wiechenonderzoek komen op grond <strong>van</strong> het doel, de<br />
doelgroep, en de uitvoerbaarheid in aanmerking voor gebruik door de JGZprofessionals<br />
als instrument voor de algemene populatie Nederlandstalige 2- tot 3jarigen.<br />
• GMS, Van Wiechenonderzoek en SNEL komen daarnaast ook in aanmerking voor<br />
jongere en oudere kinderen. Voordeel <strong>van</strong> het Van Wiechenonderzoek is dat het<br />
deel uitmaakt <strong>van</strong> het Basistakenpakket en dus al op grote schaal wordt gebruikt.<br />
Algemeen gebruik <strong>van</strong> de GMS ligt minder voor de hand omdat deze werd<br />
doorontwikkeld tot de SNEL.<br />
• De tweetalige Lexiconlijsten Turks-Nederlands, Tarifit-Berbers-Nederlands en<br />
Marokkaans-Arabisch-Nederlands zijn de enige instrumenten ontwikkeld voor<br />
meertalige kinderen. Knelpunt is de non-respons: de respons was 54% ondanks<br />
responsbewaking. Maar niet uitgesloten kan worden dat dit ook bij eventueel nieuw<br />
ontwikkelde instrumenten voor deze doelgroep het geval zal zijn.<br />
• De N-CDIs korte vormen komen niet in aanmerking <strong>van</strong>wege de woordkeuze: veel<br />
<strong>van</strong> de woorden en zinnen zijn Vlaams en daardoor niet bekend bij <strong>Nederlandse</strong><br />
kinderen.<br />
• Op grond <strong>van</strong> de lange afnameduur, het vereiste deskundigheidsniveau en/of de<br />
doelgroep komen de NRT, de LSI, Peabody Picture Vocabulary Test-III-NL en de<br />
Taalstandaard niet in aanmerking.<br />
5.2.3 Eigenschappen <strong>van</strong> de instrumenten: psychometrische eigenschappen<br />
Algemeen geldt dat de psychometrische eigenschappen niet rechtstreeks met elkaar te<br />
vergelijken zijn. De studies gebruiken bijvoorbeeld verschillende gouden standaarden<br />
voor het bepalen <strong>van</strong> de validiteit. Ook varieert de gehanteerde ernst <strong>van</strong> de op te<br />
sporen taalachterstand tussen studies.<br />
Sommigen instrumenten (Lexilijst Nederlands, Van Wiechenonderzoek, TSI als<br />
onderdeel <strong>van</strong> de LSI, en Peabody Picture Vocabulary; zie bijlage C), zijn beoordeeld<br />
door de COTAN. Deze commissie beoordeelt instrumenten aan de hand <strong>van</strong> bepaalde<br />
criteria, waaronder psychometrische kenmerken. De volgende items komen aan de orde:<br />
uitgangspunten bij testconstructie, kwaliteit <strong>van</strong> het testmateriaal, kwaliteit <strong>van</strong> de<br />
handleiding, normen, betrouwbaarheid, begripsvaliditeit en criteriumvaliditeit. De<br />
psychometrische eigenschappen <strong>van</strong> de Lexilijst Nederlands werden als geheel als<br />
voldoende of goed beoordeeld. Dat geldt ook voor de TSI als onderdeel <strong>van</strong> de LSI. De<br />
Peabody Picture Vocabulary Test scoorde uitsluitend op de criteriumvaliditeit<br />
onvoldoende, de overige items scoorden goed of voldoende. De eigenschappen <strong>van</strong> het<br />
<strong>van</strong> Wiechenonderzoek werden als matig beoordeeld. In het bijzonder de normering, de<br />
betrouwbaarheid, de begripsvaliditeit en de criteriumvaliditeit scoorden onvoldoende
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 44 / 65<br />
<strong>van</strong>wege het gebrek aan onderzoek hiernaar. Uitgangspunten <strong>van</strong> de testconstructie, de<br />
kwaliteit <strong>van</strong> het testmateriaal en de handleiding werden als goed tot voldoende<br />
aangemerkt. Recent onderzoek met het Van Wiechenschema wijst echter uit dat de<br />
betrouwbaarheid voor een deel <strong>van</strong> het Van Wiechenschema (nl. voor kinderen <strong>van</strong> 0-2<br />
jaar) en ten aanzien <strong>van</strong> alle items als goed aangemerkt kan worden (Jacobusse et al,<br />
2006). Door gebrek aan informatie over de overige instrumenten konden we onze<br />
vergelijking slechts deels baseren op de COTAN-beoordeling. Daar komt bij dat de<br />
COTAN de criteriumvaliditeit ook als voldoende of goed beoordeelt als de sensitiviteit<br />
en specificiteit niet bekend zijn.<br />
Normering. De GMS, het Van Wiechenonderzoek en de Taalstandaard zijn ‘criterionreferenced’<br />
(d.w.z. gebaseerd op de klinische praktijk). Voor alle andere instrumenten<br />
geldt dat er een normering gegeven wordt die gebaseerd is op onderzoek. Normering<br />
<strong>van</strong> de SNEL is gebaseerd op telefonische ondervraging <strong>van</strong> 527 ouders <strong>van</strong> kinderen<br />
<strong>van</strong> kinderen <strong>van</strong> 12 tot 72 maanden. Het is onbekend hoe telefonische ondervraging<br />
zich verhoudt tot persoonlijk contact. Bovendien was de steekproef per leeftijdsgroep<br />
relatief klein. Ook de normeringen <strong>van</strong> de Lexiconlijsten Turks-Nederlands, Tarifit-<br />
Berbers-Nederlands en Marokkaans-Arabisch-Nederlands zijn gebaseerd op een kleine<br />
steekproef. De normering <strong>van</strong> de huidige versie <strong>van</strong> het VTO taal 2-jarigen instrument<br />
is gebaseerd op een grote groep Nederlandstalige kinderen uit de algemene populatie.<br />
Er is echter een onduidelijkheid, want alle scores samen tellen op tot meer dan 100%<br />
(de Koning et al, 2000, p. 76). Over de totstandkoming <strong>van</strong> de normering <strong>van</strong> de N-<br />
CDIs en de NRT hebben we geen informatie. Van de testen met een langere<br />
afnameduur hadden de LSI en de Peabody Picture Vocabulary Test-III-NL een<br />
voldoende normering gebaseerd op empirie.<br />
Betrouwbaarheid. Voor slechts een deel <strong>van</strong> de instrumenten hebben we informatie<br />
over de betrouwbaarheid. Voor de SNEL wordt op basis <strong>van</strong> een steekproef <strong>van</strong> 527<br />
kinderen een goede betrouwbaarheid ge<strong>rapport</strong>eerd. Onderzoek naar de<br />
betrouwbaarheid <strong>van</strong> de Lexiconlijsten Turks-Nederlands, Tarifit-Berbers-Nederlands,<br />
Marokkaans-Arabisch-Nederlands wees uit dat deze als goed aangemerkt kan worden.<br />
De hierbij gebruikte onderzoekspopulatie is echter aan de kleine kant. De<br />
betrouwbaarheid <strong>van</strong> de Lexilijst Begrip is goed (Cronbach’s alpha 0,91 voor kinderen<br />
in de leeftijdsgroep 15-24 maanden; bron: persoonlijke communicatie L. Schlichting).<br />
Er is geen informatie beschikbaar over de betrouwbaarheid <strong>van</strong> de GMS, de N-CDIs<br />
korte vormen, en de NRT. Voor wat betreft de instrumenten met een langere<br />
afnameduur vonden we een redelijk tot goede betrouwbaarheid <strong>van</strong> de Peabody Picture<br />
Vocabulary Test-III-NL en de Taalstandaard. Over de betrouwbaarheid <strong>van</strong> de TSI als<br />
onderdeel <strong>van</strong> de LSI hebben we geen informatie.<br />
Validiteit. Van de psychometrische eigenschappen zijn vooral de sensitiviteit en<br />
specificiteit <strong>van</strong> belang voor de selectie <strong>van</strong> veelbelovende screeningsinstrumenten voor<br />
de JGZ. Deze geven weer hoe goed met het instrument kinderen met een taalachterstand<br />
kunnen worden ontdekt, terwijl kinderen zonder taalachterstand goed bevonden worden<br />
door het instrument. Deze twee eigenschappen hangen met elkaar samen: door te<br />
variëren met het verwijscriterium wordt de sensitiviteit groter en de specificiteit kleiner,<br />
of andersom. De correlatie met een extern criterium biedt ook enig inzicht in de<br />
validiteit <strong>van</strong> een instrument. Er is onderzoek gedaan naar de validiteit <strong>van</strong> de volgende<br />
instrumenten: GMS, Lexilijst Nederlands, Lexilijst Begrip, SNEL, en het VTO taal 2jarigen<br />
instrument. Van de langer durende testen is alleen de Taalstandaard gevalideerd.<br />
Voor de overige korte instrumenten (Van Wiechenonderzoek, de N-CDIs Korte
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 45 / 65<br />
vormen, de tweetalige Lexionlijsten en de NRT) is er geen informatie over de validiteit.<br />
Overigens hoeft dit niet te betekenen dat deze onvoldoende zijn. Wel biedt het bekend<br />
zijn <strong>van</strong> vooral de sensitiviteit en specificiteit een groot voordeel bij het voorspellen wat<br />
gebruik <strong>van</strong> de betreffende test in een grootschalig screeningsprogramma zal betekenen.<br />
Hierbij moet gedacht worden aan bijvoorbeeld te verwachten aantallen kinderen met<br />
een taalachterstand die niet opgespoord worden en het aantal zich normaal<br />
ontwikkelende kinderen dat desondanks als “niet pluis” wordt aangemerkt.<br />
Voor de GMS wordt een sensitiviteit en specificiteit <strong>van</strong> respectievelijk 100% en 86%<br />
ge<strong>rapport</strong>eerd. Maar het onderzoek naar de validiteit <strong>van</strong> de GMS is alleen gedaan in<br />
een steekproef <strong>van</strong> de populatie in Groningen. De sensitiviteit en de specificiteit werden<br />
vastgesteld met een zeer kleine steekproef, waardoor de betrouwbaarheidsintervallen<br />
erg groot zijn. De GMS werden doorontwikkeld tot de SNEL. Voor de SNEL wordt een<br />
sensitiviteit <strong>van</strong> 94% en een specificiteit <strong>van</strong> 83% ge<strong>rapport</strong>eerd. Het is echter<br />
opvallend dat de SNEL uitsluitend is gevalideerd met een instrument voor taalproductie<br />
(de Schlichting Test) als gouden standaard, terwijl er conclusies worden getrokken over<br />
taalproductie, taalbegrip en verstaanbaarheid. Verder is de validiteit gebaseerd op een<br />
zeer kleine groep <strong>van</strong> 98 kinderen <strong>van</strong> 12 tot 72 maanden. Hiervoor zijn uit de<br />
oorspronkelijke onderzoeksgroep <strong>van</strong> 527 kinderen per leeftijdsgroep de kinderen<br />
genomen die onder het 10 e percentiel <strong>van</strong> de SNEL-score zaten, en daarnaast nog een<br />
random selectie <strong>van</strong> 10% <strong>van</strong> de overige kinderen uit de onderzoeksgroep (samen 84<br />
kinderen) en 14 kinderen met een taalachterstand uit de kliniek. Een belangrijk voordeel<br />
is dat voor de SNEL, in tegenstelling tot de overige instrumenten, er ROC (receiver<br />
operating characteristic)-curven worden ge<strong>rapport</strong>eerd in plaats <strong>van</strong> uitsluitend waarden<br />
voor sensitiviteit en specificiteit. Met een ROC-curve kan voor verschillende<br />
afkapwaarden <strong>van</strong> de testscore (verwijscriteria) de sensitiviteit en specificiteit bepaald<br />
worden. Dit verschaft veel additionele informatie die te gebruiken is voor de<br />
beoordeling <strong>van</strong> het instrument en de geschiktheid voor gebruik als<br />
screeningsinstrument. Uit de ROC-curve leiden wij af dat als het verwijscriterium zo<br />
gekozen wordt dat de specificiteit 95% is, de bijbehorende sensitiviteit ongeveer 73%<br />
is. Bij een specificiteit <strong>van</strong> 98% is de sensitiviteit ongeveer 50%. Door de kleine<br />
steekproef waarop de ROC-curve is gebaseerd, is de onzekerheid groot. Wij<br />
concluderen dat onderzoek in een grotere steekproef noodzakelijk is om de<br />
ge<strong>rapport</strong>eerde sensitiviteit en specificiteit te bevestigen.<br />
Voor de Lexilijst Nederlands kunnen we opmerken dat de Amerikaanse instrumenten<br />
(‘Language Development Survey’ en de ‘Communicative Development Inventories’)<br />
waarop de test gebaseerd is een goede sensitiviteit en een specificiteit hebben. Dat<br />
betekent niet dat de sensitiviteit en de specificiteit <strong>van</strong> de <strong>Nederlandse</strong> versie hetzelfde<br />
zijn. Er is dus niet bekend of deze test in voldoende mate een positieve uitkomst geeft<br />
als een taalachterstand aanwezig is en in welke mate de test een negatieve uitkomst<br />
aangeeft als geen taalachterstand aanwezig is. In een groep <strong>van</strong> 91 kinderen <strong>van</strong> 21<br />
maanden oud werden redelijke correlaties (r varieerde <strong>van</strong> 0,42 – 0,72) gevonden tussen<br />
de Lexilijst 1995 en de Reynell Test en de Schlichting Test voor Taalproductie<br />
gevonden. Deze laatste twee testen worden vaak gebruikt als gouden standaard.<br />
Vergelijkbare resultaten werden in een groep prematuur geboren kinderen gevonden.<br />
Beide studies betreffen de versie <strong>van</strong> 1995, maar niet de huidige versie. Wel dient<br />
hierbij opgemerkt te worden dat beide versies gelijkvormig zijn en dat meer dan de helft<br />
<strong>van</strong> de woorden in de huidige Lexilijst afkomstig zijn uit de versie 1995. Volgens de<br />
maker <strong>van</strong> de lijsten is de correlatie tussen de Lexilijst <strong>van</strong> 1995 en die <strong>van</strong> 2002 hoog,<br />
namelijk variërend <strong>van</strong> 0,998 bij 17 maanden tot 0,982 bij 25 maanden (persoonlijke
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 46 / 65<br />
communicatie L. Schlichting). Validiteit in termen <strong>van</strong> sensitiviteit en specificiteit zijn<br />
echter onbekend.<br />
De Lexiconlijsten Turks-Nederlands, Tarifit-Berbers-Nederlands, Marokkaans-<br />
Arabisch-Nederlands zijn ontwikkeld op basis <strong>van</strong> de Lexilijst Nederlands, maar de<br />
testeigenschappen hier<strong>van</strong> zijn niet zonder meer overdraagbaar op de tweetalige versie.<br />
Probleem bij de tweetalige Lexiconlijsten is dat er geen instrumenten zijn waarmee de<br />
validiteit onderzocht kan worden. Kortom, de validiteit <strong>van</strong> deze lijsten is tot op heden<br />
onvoldoende vastgesteld.<br />
Voor de Lexilijst Begrip werd een voldoende tot goede correlatie gevonden met een<br />
aantal items <strong>van</strong> de Bayleytest. Het betrof hier echter een kleine populatie <strong>van</strong> 33<br />
kinderen (persoonlijke communicatie L. Schlichting). Tevens werd een redelijke<br />
correlatie met de Lexilijst Nederlands gevonden. Ook voor de relatie met de gouden<br />
standaarden (Reynell Test voor Taalbegrip en de Schlichting test voor Taalproductie,<br />
onderdeel woordontwikkeling) werden redelijke correlaties (respectievelijk 0,58 en<br />
0,53; n=67) gevonden (persoonlijke communicatie L. Schlichting).<br />
Voor het VTO taal 2-jarigen instrument werden zwakke correlaties met de gouden<br />
standaard (Reynell test voor taalbegrip) en met spontane taalproductie gevonden. De<br />
specificiteit is 97-98%. De sensitiviteit is 24-52%, afhankelijk <strong>van</strong> welke definitie voor<br />
taalachterstand wordt gehanteerd. Dit betekent dat de helft tot driekwart <strong>van</strong> de<br />
kinderen met een taalachterstand waarschijnlijk niet zal worden opgespoord. Bij dit<br />
instrument is door de keuze <strong>van</strong> het verwijscriterium de specificiteit hoog, maar de<br />
sensitiviteit erg laag. Als de score voor verwijzing verhoogd wordt (bijv. ≤ 2 i.p.v. ≤ 1),<br />
zal de specificiteit dalen (meer kinderen worden verwezen) maar de sensitiviteit stijgen.<br />
Wat de waarden precies worden kan niet worden afgeleid uit de publicaties.<br />
De Taalstandaard heeft een sensitiviteit <strong>van</strong> 89% en een specificiteit <strong>van</strong> 84%. Deze<br />
zijn echter gebaseerd op een kleine steekproef.<br />
Voor de TSI was de sensitiviteit tussen 62-83% en de specificiteit tussen 91-95% voor<br />
verschillende cut-off punten. Deze waarden zijn echter alleen bepaald bij te vroeg<br />
geboren kinderen die in een neonatale intensive care unit zijn opgenomen. Deze groep<br />
vormt slechts ongeveer 2% <strong>van</strong> alle kinderen. Het is onbekend wat de sensitiviteit en<br />
specificiteit zijn voor de grote groep overige kinderen.<br />
Conclusies ten aanzien <strong>van</strong> de psychometrische eigenschappen:<br />
• De psychometrische eigenschappen <strong>van</strong> de verschillende testen zijn niet<br />
rechtstreeks met elkaar vergelijkbaar doordat er verschillende<br />
onderzoeksmethodieken werden gehanteerd om tot de resultaten te komen.<br />
• Voor het huidige VTO taal 2-jarigen instrument wordt een sensitiviteit <strong>van</strong> 24-52%<br />
ge<strong>rapport</strong>eerd, afhankelijk <strong>van</strong> de gekozen definitie voor taalachterstand. D.w.z. dat<br />
de helft tot driekwart <strong>van</strong> de kinderen met een taalachterstand gemist wordt. De<br />
bijbehorende specificiteit was 97-98%.<br />
• De eigenschappen <strong>van</strong> de Lexilijst Nederlands, Lexiconlijsten Turks-Nederlands,<br />
Tarifit-Berbers-Nederlands en Marokkaans-Arabisch-Nederlands, de Lexilijst<br />
Begrip, en de SNEL zijn niet overtuigend of slechts deels vastgesteld. Bij geen <strong>van</strong><br />
deze instrumenten zijn sensitiviteit en specificiteit ge<strong>rapport</strong>eerd.<br />
• De eigenschappen <strong>van</strong> de N-CDIs Lijsten voor Communicatieve Ontwikkeling<br />
Korte vormen, de NRT, en het Van Wiechenonderzoek zijn onbekend.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 47 / 65<br />
• Van de langere instrumenten zijn sensitiviteit en specificiteit alleen bekend voor de<br />
TSI (onderdeel <strong>van</strong> de LSI) bij te vroeg geboren kinderen, en voor de<br />
Taalstandaard. Voor de TSI was de sensitiviteit tussen 62-83% en de specificiteit<br />
tussen 91-95% voor verschillende cut-off punten. De Taalstandaard heeft een<br />
ge<strong>rapport</strong>eerde sensitiviteit <strong>van</strong> 89% en specificiteit <strong>van</strong> 84%.<br />
5.3 Signaleringsinstrumenten voor het opsporen <strong>van</strong> kinderen met een<br />
articulatieprobleem<br />
Voor het screenen <strong>van</strong> de articulatie <strong>van</strong>af jonge leeftijd zijn (nog) geen instrumenten<br />
ontwikkeld. Een bepaalde mate <strong>van</strong> verstaanbaarheid <strong>van</strong> kinderen is wel onderdeel <strong>van</strong><br />
de mijlpalen in de taalontwikkeling en is op deze wijze dan ook opgenomen in<br />
signaleringsinstrumenten voor taalachterstand die zijn gebaseerd op mijlpalen in de<br />
taalontwikkeling (GMS/SNEL, <strong>van</strong> Wiechenonderzoek, VTO taal 2-jarigen).<br />
Verstaanbaarheid is echter breder dan articulatie. Als een kind bijvoorbeeld een zin zegt<br />
met woorden die afzonderlijk wel correct worden uitgesproken, maar bijvoorbeeld de<br />
samenhang klopt niet, dan begrijpt de ouder het kind ook niet. Verstaanbaarheid meet<br />
daardoor ook de begrijpelijkheid <strong>van</strong> het kind. Daarnaast kan bijvoorbeeld een schor of<br />
te zacht stemgeluid de verstaanbaarheid negatief beïnvloeden.<br />
5.4 Signaleringsinstrumenten voor het opsporen <strong>van</strong> kinderen die stotteren<br />
Voor het screenen <strong>van</strong> stotteren bij kinderen <strong>van</strong> 2 t/m 7 jaar is een instrument<br />
ontwikkeld: de Screeningslijst voor Stotteren (SLS) (te dowloaden via<br />
www.stotteren.nl). Op basis <strong>van</strong> zes vragen die de arts met de ouder invult wordt een<br />
score bepaald, die aangeeft of verwezen moet worden naar een stotterdeskundige, het<br />
onderzoek na 3 maanden herhaald moet worden, of er geen reden is voor verwijzing.<br />
Afname duurt 2 minuten (Franken, 2004). De lijst is gebaseerd op een Amerikaanse<br />
test, maar voor de <strong>Nederlandse</strong> versie zijn de testeigenschappen onbekend.<br />
Overigens wordt op dit moment vroegbehandeling geaccepteerd om chronisch stotteren<br />
te kunnen voorkomen, ook al worden daarmee kinderen behandeld die anders ook wel<br />
waren hersteld en ook al is niet duidelijk wat precies het rendement is. De klinische<br />
praktijk leert dat met vroegbehandeling de ernst <strong>van</strong> het stotteren vrijwel altijd tot een<br />
geringe vorm beperkt kan blijven (Franken, 2004).
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 48 / 65
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 49 / 65<br />
6 Huidige werkwijze taalscreening<br />
6.1 Huidige werkwijze bij JGZ 0- tot 4–jarigen<br />
ActiZ (destijds LVT) heeft in 2002 richtlijnen opgesteld voor een gewenste aanpak <strong>van</strong><br />
taalactiviteiten in de JGZ voor 0-4-jarigen (LVT, 2002). Via een vragenlijst hebben we<br />
onderzocht hoe uitvoering wordt gegeven aan het screeningsonderdeel hier<strong>van</strong>.<br />
In december 2006 waren er 58 JGZ-instellingen voor 0- tot 4-jarigenzorg. 47 (81 %)<br />
<strong>van</strong> deze organisaties hebben de vragenlijst beantwoord.<br />
Al deze organisaties gebruiken het Van Wiechen ontwikkelingsonderzoek bij bijna elk<br />
nagevraagd contactmoment (leeftijd 14 en 18 maanden, en 2 jaar, 3 jaar en 3 jaar en 9<br />
maanden (3;9 jaar)). De Groninger Minimum Spreeknormen en andere instrumenten<br />
werden bij minder organisaties gebruikt (tabel 6.1). Deze instrumenten worden meestal<br />
niet bij alle kinderen ingezet, maar op indicatie bij een deel <strong>van</strong> de kinderen (tabel 6.1).<br />
Tabel 6.1. Aantal JGZ-organisaties 0- tot 4-jarigen dat instrument gebruikt<br />
Gebruik in één of<br />
meer<br />
contactmomenten<br />
Gebruik per contactmoment<br />
14 m 18 m 2 j 3 j 3;9 j<br />
Instrument + ind + ind + ind + ind + ind<br />
a.Van Wiechen 47 47 - 44 2 47 - 46 1 47 -<br />
b.GMS 21 11 4 11 5 13 8 12 7 14 6<br />
c.Lexi(con)lijst<br />
NLs<br />
d.Lexi(con)lijst<br />
Turks<br />
e.Lexi(con)lijst<br />
Tarifit-Berbers<br />
f.Lexi(con)lijst<br />
Marok-Arab<br />
10 - 3 1 4 1 9 - 1 - 2<br />
5 - - - 2 - 5 - 1 - 1<br />
5 - - - 2 - 5 - 1 - 1<br />
5 - - - 2 - 5 - 1 - 1<br />
g.VTO 4 - 2 - 2 - 4 - 3 - 1<br />
h.SNEL 6 1 3 1 3 3 3 3 3 2 4<br />
i.N-CDI 2 - 1 - 2 - 2 - 2 - 1<br />
j.Lexilijst Begrip 0 - - - - - - - - - -<br />
k.PPVT-III-NL 0 - - - - - - - - - -<br />
l.Taalstandaard 3 - 1 - 1 - 3 - 3 - 3<br />
+ betekent dat de test wordt gebruikt bij alle kinderen, ind betekent dat de test op indicatie wordt<br />
gebruikt.<br />
De uitvoerbaarheid <strong>van</strong> Van Wiechen, GMS en SNEL werd goed tot zeer goed<br />
gevonden voor gebruik bij alle kinderen (tabel 6.2). De andere instrumenten werden<br />
soms minder geschikt gevonden voor gebruik bij alle kinderen (zie tabel 6.2, eerste<br />
kolom). De uitvoerbaarheid bij gebruik op indicatie werden voor bijna alle instrumenten<br />
vaker goed tot zeer goed bevonden (Van Wiechen uitgezonderd; tabel 6.2, tweede<br />
kolom).
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 50 / 65<br />
De meeste respondenten vonden de uitkomsten <strong>van</strong> alle instrumenten goed tot zeer goed<br />
bruikbaar voor het bepalen <strong>van</strong> de benodigde vervolgstappen. Er zijn nog andere<br />
instrumenten aangedragen die gebruikt worden in de JGZ: de Reynell, de Schlichting,<br />
TAK, TvK worden gebruikt in de GGD Regio Nijmegen, de stottersignaleringslijst<br />
(SLS) wordt gebruikt in JGZ Kennemerland. De eerstgenoemde instrumenten zijn<br />
overigens geen screeningsinstrumenten. In Mark en Maasmond, Thuiszorg<br />
Westbrabant, Thuiszorg Breda en GGD West Brabant is een taalstimuleringshuisbezoek<br />
ontwikkeld dat in Mark en Maasmond ook wordt uitgevoerd. In de praktijk worden alle<br />
instrumenten behalve de Taalstandaard en de Peabody Picture Vocabulary test binnen<br />
tien minuten afgenomen.<br />
Tabel 6.2 Aantal organisaties dat een beoordeling heeft toegekend aan een instrument<br />
Uitvoerbaarheid<br />
bij gebruik bij alle kinderen bij gebruik op indicatie<br />
Uitkomst bruikbaar voor<br />
bepalen vervolgstap<br />
Instr. ++ + 0 - -- tot ++ + 0 - -- tot ++ + 0 - -- tot<br />
a vWie 21 20 1 42 9 10 10 6 1 36 8 20 10 3 41<br />
b GMS 5 8 2 15 3 5 5 2 15 3 9 4 16<br />
c Lex 4 1 2 7 8 2 2 12 7 3 10<br />
d L-Tu 1 1 2 4 3 2 1 6 1 3 1 5<br />
e L-Ta 1 2 3 1 2 2 1 6 1 2 2 5<br />
f L-Ma 1 2 3 4 1 1 6 3 1 4<br />
g VTO 1 3 1 2 7 2 5 2 9 2 4 2 8<br />
h SNEL 3 2 5 4 1 5 2 4 6<br />
i N-CDI 1 1 2 1 1 1 3 0<br />
j Lbegr 1 1 2 1 1 0<br />
k Peab 1 1 2 1 1 0<br />
l Taalst 2 1 1 4 1 1 1 1 4 2 1 3<br />
++ zeer goed, + goed, 0 neutraal, - slecht, -- zeer slecht, tot: aantal respondenten<br />
Bij 20 <strong>van</strong> de 46 organisaties (43,5%) bestond de mogelijkheid om het kind bij twijfel<br />
te laten onderzoeken door een logopedist. Verder bestond bij 30 <strong>van</strong> de 46 organisaties<br />
(65,2%) de mogelijkheid om het kind bij twijfel te laten onderzoeken door een VTOteam.<br />
Eén organisatie heeft deze vraag niet beantwoord.<br />
De werkwijze bij de beoordeling <strong>van</strong> de taalontwikkeling is bij 27 (60%) <strong>van</strong> de 45<br />
organisaties die de vraag beantwoorden schriftelijk vastgelegd (bijv. in een richtlijn,<br />
beschrijving of protocol). Deze zijn ons toegestuurd door 24 organisaties. Er blijkt<br />
sprake te zijn <strong>van</strong> veel verschillende werkwijzen omtrent de taalscreening.<br />
De vraag hoeveel kinderen er jaarlijks ongeveer op een contactmoment kwamen en<br />
hoeveel <strong>van</strong> hen een onvoldoende taalontwikkeling hadden was moeilijk te<br />
beantwoorden: 29 organisaties hebben een interpreteerbaar antwoord gegeven. Dit<br />
antwoord was bij 20 organisaties gebaseerd op een registratie, bij 7 op basis <strong>van</strong> een<br />
globale schatting en bij 2 op basis <strong>van</strong> een combinatie <strong>van</strong> schatting en registratie.<br />
Het gemiddelde percentage kinderen dat bij een contactmoment een beoordeling<br />
“onvoldoende taalontwikkeling” kreeg, was 4,6 % (range 0,3% - 7,6%). Per<br />
contactmoment was dit 2,6 % bij 14 maanden, 4,6 % bij 18 maanden, 6,7% bij 2 jaar,<br />
7,5% bij 3 jaar en 7,8% bij 3;9 jaar.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 51 / 65<br />
Ook het aantal doorverwijzingen was moeilijk leverbaar: 23 organisaties gaven<br />
informatie hierover. Het totale aantal doorverwijzingen naar voorzieningen buiten de<br />
JGZ per jaar was 3621 (ongeveer 3% <strong>van</strong> alle kinderen). Informatie over het aantal<br />
doorverwijzingen per leeftijdgroep per instantie was alleen beschikbaar voor 10<br />
organisaties, echter niet voor alle leeftijdgroepen. 5 organisaties konden wel voor alle<br />
leeftijdsgroepen het aantal verwijzingen doorgeven: in totaal waren 968 kinderen op de<br />
volgende leeftijd verwezen: 44 éénjarigen (5%), 205 tweejarigen (21%), 381 driejarigen<br />
(39%) en 338 vierjarigen (35%).<br />
Voor 2983 kinderen is informatie beschikbaar over de instantie waarheen ze werden<br />
doorverwezen. 315 (11%) werden verwezen naar een audiologisch centrum (AC), 981<br />
(33%) naar een logopedist, 321 (11%) naar een KNO-arts, 578 (19%) naar een<br />
kinderarts en 788 (26%) naar een VVE-programma.<br />
Tenslotte gaven 37 <strong>van</strong> de 41 organisaties (90%) aan dat zij behoefte hebben aan een<br />
landelijke taalstandaard. 6 organisaties hebben deze vraag niet beantwoord.<br />
6.2 Huidige werkwijze bij de 5- tot 6 –jarigen<br />
Bij de inventarisatie naar de uitvoering <strong>van</strong> de signalering <strong>van</strong> spraak-<br />
/taalontwikkelingsstoornissen bij kleuters door de GGDen in 2005 heeft 90% <strong>van</strong> de<br />
GGDen gereageerd (Van der Ploeg, 2005, 2006). De kleuterscreening werd niet alleen<br />
door de GGDen aangeboden, maar ook door logopedisten in dienst <strong>van</strong> gemeenten of<br />
logopedisten werkzaam bij schoolbegeleidingsdiensten (EDventure, 2004). De twee<br />
uitvoeringswijzen die het meeste voorkomen waren (tabel 4.3):<br />
• screening op school door logopedisten (77%), meestal bij leerlingen <strong>van</strong> groep 2<br />
maar soms bij leerlingen <strong>van</strong> groep 1 of kort na de 5e verjaardag, en<br />
• tijdens het periodiek geneeskundig onderzoek (PGO) door artsen JGZ 4-19 jaar<br />
(29%) of jeugdverpleegkundigen (3%) bij kinderen uit groep 2.<br />
Tabel 6.3 Uitvoering spraak-/taalscreening bij 35 GGDen in januari 2005*.<br />
Uitvoering Aantal GGDen (%) Instrument Aantal GGDen<br />
Op school door<br />
logopedist<br />
Tijdens PGO # door arts<br />
JGZ 4-19 jaar<br />
Tijdens PGO door<br />
jeugdverpleegkundige<br />
Voorselectie via<br />
leerkrachten/ouders,<br />
dokterassistent of via<br />
groepsscreening<br />
27 (77%)*<br />
10 (29%)*<br />
LSI # 9<br />
LSI # met aanpassing 8<br />
Eigen instrument 11<br />
Onbekend 1<br />
GMS # 1<br />
Anders 7<br />
Onbekend 2<br />
1 (3%)* Onbekend 1<br />
5 (14%)*<br />
* Bij 8 GGDen zijn twee uitvoeringswijzen. Bij 2 GGDen worden twee instrumenten gebruikt bij<br />
screening op school door de logopedist. Deze 10 GGDen zijn twee keer geteld in de tabel.<br />
Hierdoor tellen de percentages op tot meer dan 100%.<br />
# LSI: Logopedische Screening Instrument, GMS: Groninger Minimum Spreeknormen, PGO:<br />
periodiek geneeskundig onderzoek
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 52 / 65<br />
Sinds 2005 kunnen er nieuwe instrumenten voor kleuters zijn ontwikkeld die in dit<br />
onderzoek naar wetenschappelijk onderbouwing moeten worden meegenomen. Daarom<br />
hebben we in december 2006 een mail gestuurd aan alle 37 GGDen. Hierin werd<br />
gevraagd of er sinds het vorige onderzoek nog andere instrumenten ontwikkeld en in<br />
gebruik genomen zijn voor de screening op taalachterstanden of spraakstoornissen bij<br />
kleuters. 25 (68%) <strong>van</strong> deze organisaties hebben gereageerd op de mail. Met deze<br />
mailing zijn geen nieuwe instrumenten voor kleuters ontdekt die in het onderzoek<br />
moeten worden meegenomen. Er zijn wel varianten op bestaande instrumenten<br />
ontwikkeld om de kleuters te screenen. Dit was ook al duidelijk geworden uit het<br />
eerdere onderzoek. De alternatieve methoden zijn echter niet gevalideerd of<br />
gepubliceerd.<br />
Uit de inventarisatie is verder duidelijk geworden dat er een grote variatie in de<br />
uitvoering <strong>van</strong> de screening op taalachterstand en spraakstoornissen bij kleuters bestaat,<br />
en dat er veel werk wordt verricht door de GGDen om een zo goed mogelijke<br />
werkwijze te ontwikkelen.<br />
Conclusie<br />
Uit de inventarisatie <strong>van</strong> de huidige werkwijze bij de JGZ 0-4-jarigen en 5-6-jarigen<br />
komt naar voren dat er op lokaal niveau zeer veel verschillende protocollen en<br />
werkwijzes in gebruik zijn, met een variatie aan (combinaties <strong>van</strong>) instrumenten.<br />
6.3 Huidige werkwijze in Vlaanderen 7<br />
In Vlaanderen verzorgt Kind en Gezin de JGZ voor kinderen <strong>van</strong> 0 tot 3 jaar. De<br />
taalontwikkeling wordt vastgesteld door op vaste leeftijden het Van Wiechenschema te<br />
hanteren bij Kind en Gezin. Op enkele consultatiebureaus, maar zeker niet in heel<br />
Vlaanderen, worden de N-CDI-lijsten of de verkorte vormen er<strong>van</strong> gebruikt.<br />
Een arts <strong>van</strong> Kind en Gezin geeft aan dat men op termijn graag iets wil hebben om beter<br />
aan taalscreening te doen. Het Van Wiechenonderzoek leert hen dat dit niet voldoende<br />
is, maar de N-CDI lijsten (lange vormen) zijn veel te uitgebreid. De verkorte vormen<br />
heeft deze arts nog niet gezien.<br />
Vanaf 2½ jaar gaan de kinderen in Vlaanderen naar school. Voor informatie, hulp en<br />
begeleiding <strong>van</strong> leerlingen met betrekking tot o.a. de preventieve gezondheidszorg zijn<br />
in Vlaanderen Centra voor Leerlingenbegeleiding (CLB) opgericht. Leerlingen, ouders,<br />
leerkrachten en schooldirecties kunnen een beroep doen op deze organisaties. Er is een<br />
koepelorganisatie voor de 44 vrije centra voor leerlingenbegeleiding (VCLB), die het<br />
katholiek onderwijs vertegenwoordigen. In dit onderwijs zit ongeveer 3/4 <strong>van</strong> de<br />
leerlingen. Een medewerker <strong>van</strong> het VCLB heeft gereageerd op onze vraag naar<br />
screening op taalachterstand en spraakproblemen bij schoolgaande kinderen. Zij meldt<br />
dat er <strong>van</strong>uit de koepel geen richtlijnen bestaan voor deze screening. Ze denkt wel dat<br />
veel centra eigen instrumenten gebruiken, voornamelijk om articulatie te screenen. Een<br />
aantal centra en scholen hebben een samenwerkingsverband met logopedisten. Verder is<br />
er regionaal een grote diversiteit in terugbetalingsmodaliteiten door de ziekenfondsen,<br />
waar de centra ook rekening mee houden bij het opsporen en verwijzen.<br />
Uit dit antwoord blijkt wel dat er in Vlaanderen weinig standaardisering op het gebied<br />
<strong>van</strong> het vroegtijdige opsporen <strong>van</strong> taalachterstand en spraakstoornissen is.<br />
7 De auteurs danken Inge Zink en Karel Hoppenbrouwers (beide KU Leuven) voor deze informatie.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 53 / 65<br />
7 Conclusies, discussie en aanbevelingen<br />
Vraagstelling 1a. Welke signaleringsinstrumenten en verwijsprotocollen voor het<br />
opsporen <strong>van</strong> 1- tot 6-jarigen met taalachterstanden en spraakstoornissen in Nederland<br />
zijn er?<br />
Omdat we op zoek zijn naar een instrument dat geschikt is als screeningsinstrument<br />
voor de JGZ hebben we een indeling gemaakt naar afnameduur <strong>van</strong> het instrument. De<br />
volgende instrumenten met een afnameduur <strong>van</strong> 10 minuten of minder werden<br />
gevonden (in alfabetische volgorde):<br />
• Groninger Minimum Spreeknormen/ Groninger Diagnostische Spreeknormen<br />
(GMS/GDS)<br />
• Lexilijst Nederlands<br />
• Tweetalige Lexiconlijsten: Turks-Nederlands, Tarifit-Berbers-Nederlands en<br />
Marokkaans-Arabisch-Nederlands<br />
• Lexilijst Begrip (voorheen Taalbegripslijst Dreumesen)<br />
• N-CDIs Lijsten voor Communicatieve Ontwikkeling (korte vormen) (N-CDI)<br />
• Nonsenswoord repetitietaak (NRT)<br />
• Spraak- en taalNormen Eerste Lijns gezondheidszorg (SNEL)<br />
• Van Wiechenonderzoek<br />
• VTO taal 2-jarigen (VTO)<br />
Alle bovenstaande screeningsinstrumenten, behalve de tweetalige Lexiconlijsten, zijn<br />
ontwikkeld met het doel taalachterstand bij kinderen met Nederlands als eerste taal op<br />
te sporen. De oorzaak <strong>van</strong> deze taalachterstand kan zowel een taalontwikkelingsstoornis<br />
als een blootstellingsachterstand in de eerste taal zijn.<br />
Alleen de tweetalige Lexiconlijsten zijn ontwikkeld voor meertalige kinderen met een<br />
eerste taal anders dan Nederlands (nl. Turks, Tarifit-Berbers, Marokkaans-Arabisch).<br />
Het zijn de enige instrumenten voor het opsporen <strong>van</strong> taalontwikkelingsstoornissen bij<br />
deze groep. Voor meertalige kinderen met een andere eerste taal zijn er geen<br />
instrumenten beschikbaar. Als de ouders voldoende Nederlands spreken wordt via hen<br />
wel navraag gedaan naar de eerste taal bij hun kind. Er zijn geen instrumenten<br />
ontwikkeld voor het signaleren <strong>van</strong> blootstellingsachterstand in het Nederlands als<br />
tweede taal door de JGZ.<br />
Uit de inventarisatie <strong>van</strong> de huidige werkwijze bij de JGZ 0-4-jarigen en 5-6-jarigen<br />
komt naar voren dat er in de praktijk zeer veel verschillende verwijsprotocollen en<br />
werkwijzes in gebruik zijn, met een variatie aan (combinaties <strong>van</strong>) instrumenten.<br />
De volgende instrumenten met een afnameduur <strong>van</strong> meer dan 10 minuten werden<br />
gevonden: LSI incl. taalscreeningsinstrument (TSI) voor 3-, 4-, 5-jarigen,<br />
schoolvragenlijst (SVL) en oudervragenlijst (OVL); Peabody Picture Vocabulary Test-<br />
III-NL (PPVT-III-NL); Taalstandaard.<br />
1b. Wat zijn de risicofactoren voor taalachterstand?<br />
De meest consistent ge<strong>rapport</strong>eerde risicofactoren voor specifieke taalontwikkelingsstoornissen<br />
bij overig ‘gezonde’ kinderen zijn spraak- en taalachterstand in de familie,<br />
mannelijk geslacht en perinatale risicofactoren (Nelson et al, 2006). Andere<br />
risicofactoren die minder vaak ge<strong>rapport</strong>eerd worden zijn lage opleiding <strong>van</strong> de moeder<br />
en vader, kinderziekten, laat in de kinderrij <strong>van</strong> een gezin en gezinsgrootte. Risicofactor<br />
voor blootstellingsachterstand is (per definitie) onvoldoende blootstelling aan een
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 54 / 65<br />
bepaalde taal. Echter, als de blootstellingsachterstand een tweede taal betreft zijn er<br />
geen aanwijzingen dat dit een risicofactor voor een specifieke of niet-specifieke<br />
taalontwikkelingsstoornis zou zijn: normaal gesproken is er geen probleem met het<br />
aanleren <strong>van</strong> een tweede taal.<br />
Het gebruik <strong>van</strong> risicofactoren voor selectieve screening op taalachterstand in de eerste<br />
taal (het screenen <strong>van</strong> alleen de kinderen met één of meer risicofactoren) is niet<br />
geëvalueerd. Voor zover ons bekend is er geen lijst <strong>van</strong> specifieke risicofactoren<br />
ontwikkeld die werkers in de eerste lijns gezondheidszorg kan helpen met deze<br />
voorselectie.<br />
2. Wat is bekend over de testeigenschappen <strong>van</strong> deze instrumenten? En bij gebrek aan<br />
onderzoek: wat zijn de verwachtingen <strong>van</strong> experts hier<strong>van</strong>?<br />
Een beschrijving <strong>van</strong> de testeigenschappen <strong>van</strong> de verschillende instrumenten staat in<br />
paragraaf 5.2 en in bijlage C. Van de psychometrische eigenschappen zijn vooral de<br />
sensitiviteit en specificiteit <strong>van</strong> belang. Deze zijn nodig om te kunnen schatten hoeveel<br />
kinderen voor vervolgonderzoek in aanmerking komen en hoeveel kinderen met een<br />
taalachterstand gemist zullen worden bij de screening. Op basis <strong>van</strong> de bevindingen in<br />
paragraaf 5.2 en bijlage C hebben we de volgende conclusies getrokken. Algemeen<br />
geldt dat de psychometrische eigenschappen <strong>van</strong> de verschillende testen niet<br />
rechtstreeks met elkaar vergelijkbaar zijn doordat er verschillende onderzoeksmethodieken<br />
werden gehanteerd om tot de resultaten te komen. Verder concluderen we:<br />
• Voor het VTO taal 2-jarigen instrument wordt een sensitiviteit <strong>van</strong> 24-52%<br />
ge<strong>rapport</strong>eerd, afhankelijk <strong>van</strong> de gekozen definitie voor taalachterstand. D.w.z. dat<br />
de helft tot driekwart <strong>van</strong> de kinderen met een taalachterstand gemist wordt. De<br />
bijbehorende specificiteit is 97-98%.<br />
• De eigenschappen <strong>van</strong> de Lexilijst Nederlands, Lexiconlijsten Turks-Nederlands,<br />
Tarifit-Berbers-Nederlands en Marokkaans-Arabisch-Nederlands, de Lexilijst<br />
Begrip, en de SNEL zijn niet overtuigend of slechts deels vastgesteld. Bij geen <strong>van</strong><br />
deze instrumenten zijn sensitiviteit en specificiteit ge<strong>rapport</strong>eerd.<br />
• De eigenschappen <strong>van</strong> de N-CDIs Lijsten voor Communicatieve Ontwikkeling<br />
Korte vormen, de NRT, en het Van Wiechenonderzoek zijn onbekend.<br />
In de deskundigencommissie zijn de instrumenten niet systematisch besproken. De<br />
leden die vertrouwd zijn met het beoordelen <strong>van</strong> testeigenschappen hebben in de meeste<br />
gevallen zelf één of meer <strong>van</strong> de genoemde instrumenten ontwikkeld. Zij hebben hoge<br />
verwachtingen over de eigen instrumenten.<br />
3. Wat is de uitvoerbaarheid <strong>van</strong> elk <strong>van</strong> de instrumenten volgens de literatuur (en evt.<br />
volgens inschatting <strong>van</strong> JGZ-artsen of uit een pilot-onderzoek)?<br />
Een beschrijving <strong>van</strong> de uitvoerbaarheid <strong>van</strong> de verschillende instrumenten staat in<br />
paragraaf 5.2 en in bijlage C. Op basis hier<strong>van</strong> hebben we de volgende conclusies<br />
getrokken:<br />
• Zowel de GMS, Lexilijsten Nederlands en Begrip, de SNEL, het VTO taal 2-jarigen<br />
instrument, en het Van Wiechenonderzoek komen op grond <strong>van</strong> het doel, de<br />
doelgroep, en de uitvoerbaarheid in aanmerking voor gebruik door de JGZprofessionals<br />
als instrument voor de algemene populatie Nederlandstalige 2- tot 3jarigen.<br />
• GMS, Van Wiechenonderzoek en SNEL komen daarnaast ook in aanmerking voor<br />
jongere en oudere kinderen. Voordeel <strong>van</strong> het Van Wiechenonderzoek is dat het<br />
deel uitmaakt <strong>van</strong> het Basistakenpakket en dus al op grote schaal wordt gebruikt.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 55 / 65<br />
Algemeen gebruik <strong>van</strong> de GMS ligt minder voor de hand omdat deze is<br />
doorontwikkeld tot de SNEL.<br />
• De tweetalige Lexiconlijsten Turks-Nederlands, Tarifit-Berbers-Nederlands en<br />
Marokkaans-Arabisch-Nederlands zijn de enige instrumenten ontwikkeld voor<br />
meertalige kinderen. Knelpunt is de non-respons: de respons was 54% ondanks<br />
responsbewaking. Maar niet uitgesloten kan worden dat dit ook bij eventueel nieuw<br />
ontwikkelde instrumenten voor deze doelgroep het geval zal zijn.<br />
• De N-CDIs korte vormen komen niet in aanmerking <strong>van</strong>wege de woordkeuze: veel<br />
<strong>van</strong> de woorden en zinnen zijn Vlaams en daardoor niet bekend bij <strong>Nederlandse</strong><br />
kinderen.<br />
• Op grond <strong>van</strong> de lange afnameduur, het vereiste deskundigheidsniveau en/of de<br />
doelgroep komen de NRT, de LSI, Peabody Picture Vocabulary Test-III-NL en de<br />
Taalstandaard niet in aanmerking. De LSI wordt nu veel gebruikt bij de screening<br />
<strong>van</strong> 5-jarigen.<br />
De inschatting <strong>van</strong> de uitvoerbaarheid <strong>van</strong>uit de JGZ hebben we verkregen via een<br />
vragenlijstonderzoek bij de JGZ 0-4 jaar (paragraaf 6.1). De uitvoerbaarheid <strong>van</strong> het<br />
Van Wiechenonderzoek, de GMS en SNEL werd goed tot zeer goed gevonden voor<br />
gebruik bij alle kinderen. De andere instrumenten werden soms minder geschikt<br />
gevonden voor gebruik bij alle kinderen (zie tabel 6.2, eerste kolom). De<br />
uitvoerbaarheid bij gebruik op indicatie werden voor bijna alle instrumenten vaker goed<br />
tot zeer goed bevonden. Verder oordeelt de JGZ grotendeels positief over de<br />
bruikbaarheid <strong>van</strong> de meeste instrumenten voor het bepalen <strong>van</strong> het vervolgtraject (tabel<br />
6.2).<br />
Omdat de verschillende instrumenten inhoudelijk veel overeenkomsten hebben, is het<br />
aan te bevelen na te gaan of onderdelen <strong>van</strong> de verschillende instrumenten samen te<br />
voegen zijn tot één nieuw instrument. Ook zou nagegaan moeten worden of dit<br />
instrument kan worden geïntegreerd met het Van Wiechenonderzoek, omdat deze al<br />
door alle JGZ-organisaties wordt gebruikt.<br />
4a. Welke discipline moet deze test uitvoeren, hoeveel tijd is ermee gemoeid en wat zijn<br />
de kosten in de JGZ, bij andere uitvoerenden en in het natraject (diagnostiek en<br />
behandeling)?<br />
In bijlage C wordt beschreven welke discipline een instrument kan afnemen, hoeveel<br />
tijd de afname kost en hoe hoog de kosten <strong>van</strong> aanschaf en training zijn. De Lexilijst<br />
Nederlands, tweetalige Lexiconlijsten, Lexilijst Begrip, N-CDI, SNEL, Van Wiechen,<br />
VTO taal 2-jarigen vereisen geen speciale deskundigheid en kunnen worden afgenomen<br />
door JGZ-arts of JGZ-verpleegkundige. Training is alleen nodig voor het Van Wiechen<br />
onderzoek, maar dit brengt geen extra kosten met zich mee omdat het al overal in de<br />
JGZ in gebruik is. De NRT, LSI (of TSI), Peabody Picture Vocabulary Test-III-NL<br />
(PPVT-III-NL) en Taalstandaard moeten worden afgenomen door mensen met<br />
logopedisch deskundigheidsniveau. De PPVT-III-NL kan ook afgenomen worden door<br />
bijvoorbeeld een remedial teacher, orthopedagoog of anderen met ervaring met<br />
testafnamen. Bij de meeste instrumenten zijn er kosten verbonden aan de aanschaf <strong>van</strong><br />
scoreformulieren, handleidingen en/of materiaal. Uitzondering is de SNEL (deze is<br />
gratis).<br />
De kosten worden echter vooral bepaald door de afnametijd <strong>van</strong> een instrument binnen<br />
de JGZ en het aantal kinderen dat op basis <strong>van</strong> de screeningsuitslag nader onderzocht<br />
moet worden (binnen de JGZ of in het natraject) en behandeld moet worden. Afname
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 56 / 65<br />
<strong>van</strong> de SNEL en het Van Wiechenonderzoek duurt 2-3 minuten. Naar schatting kosten<br />
de Lexilijst Nederlands en de Lexilijst Begrip ook ongeveer 2-3 minuten, mits deze<br />
thuis door de ouders zijn ingevuld. De tweetalige Lexiconlijsten kosten iets meer tijd<br />
omdat er meer optellingen <strong>van</strong> woordscores nodig zijn, maar deze vergen minder dan 5<br />
minuten tijd. Afname <strong>van</strong> het VTO taal 2-jarigen instrument duurt iets langer, namelijk<br />
ongeveer 5 minuten, omdat de test in gespreksvorm wordt afgenomen. De overige<br />
instrumenten (NRT, PPVT-III-NL, LSI en Taalstandaard) kosten 10 minuten of meer.<br />
Het aantal kinderen dat op basis <strong>van</strong> de screeningsuitslag nader onderzocht moet<br />
worden (binnen de JGZ of in het natraject) is niet alleen afhankelijk <strong>van</strong> het instrument<br />
zelf, maar ook <strong>van</strong> de keuze <strong>van</strong> het verwijscriterium, d.w.z. het afkappunt <strong>van</strong> een<br />
instrument waarbij verwijzing geïndiceerd is. Bij een hoge specificiteit hebben weinig<br />
kinderen zonder taalachterstand een onvoldoende uitslag op de test; er zijn dan weinig<br />
onterechte vervolgonderzoeken nodig (weinig vals-positieven). Bij een hoge<br />
sensitiviteit blijven er weinig kinderen met een taalachterstand onontdekt (weinig valsnegatieven).<br />
Deze twee eigenschappen hangen met elkaar samen: door te variëren met<br />
het verwijscriterium wordt de sensitiviteit groter en de specificiteit kleiner, of<br />
andersom. Van slechts één instrument met afnametijd
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 57 / 65<br />
<strong>van</strong> spraak- of taalstoornissen daarom als gemeentelijke taak op het gebied <strong>van</strong><br />
opsporing en preventie door de JGZ vastgelegd.<br />
Aanvullend dient opgemerkt te worden dat het voorkómen <strong>van</strong> taalachterstanden beter<br />
is dan vroegtijdige opsporing er<strong>van</strong>. Hiertoe zijn in de JGZ dan ook initiatieven<br />
ontwikkeld, zoals taalstimuleringsprogramma’s voor 0- tot 2-jarigen. De gemeente is<br />
opdrachtgever hiervoor. In het tweede deel<strong>rapport</strong> <strong>van</strong> dit project wordt ge<strong>rapport</strong>eerd<br />
wat er bekend is over de effectiviteit hier<strong>van</strong> (Van der Ploeg et al, 2007). Verder zou<br />
overwogen kunnen worden kinderen die een lage blootstelling (hoeveelheid en<br />
kwaliteit) <strong>van</strong> het Nederlands hebben naar een peuterspeelzaal of voorschool te laten<br />
gaan, waar Nederlands <strong>van</strong> goede kwaliteit wordt gesproken en het kind gestimuleerd<br />
wordt (zie tweede deel<strong>rapport</strong>).<br />
5. Wat is bekend over de effectiviteit <strong>van</strong> logopedische interventies bij kinderen met een<br />
taalachterstand en kinderen met een spraakstoornis?<br />
Niet alle problemen die een taalachterstand veroorzaken zijn effectief te behandelen. De<br />
via de spraaktaalscreening op te sporen kinderen zouden de kinderen moeten zijn met<br />
problemen waarvoor effectieve interventies beschikbaar zijn, die bovendien extra<br />
gezondheidswinst geven als deze op jongere leeftijd dan gebruikelijk (dus zonder<br />
screening) kunnen worden ingezet. De wetenschappelijke vakliteratuur beschrijft<br />
interventies om fonologische stoornissen, expressieve en/of receptieve taalstoornissen te<br />
verbeteren. Uit een meta-analyse kwamen goede aanwijzingen dat interventies gericht<br />
op een deel <strong>van</strong> de groep kinderen met een specifieke spraaktaalstoornis effectief is,<br />
namelijk therapie gericht op kinderen met expressieve moeilijkheden op het vlak <strong>van</strong> de<br />
fonologie en woordenschat. Het gaat hierbij echter vooral om effectiviteit op korte<br />
termijn. Effectiviteit op de langere termijn is onbekend door gebrek aan onderzoek<br />
hiernaar.<br />
6. Welke taal- en spraakscreeningsinstrumenten worden geselecteerd op basis <strong>van</strong> de<br />
antwoorden <strong>van</strong> vraag 1-4 als meest geschikt voor landelijke implementatie? Als blijkt<br />
dat er op basis <strong>van</strong> bestaande (kennis over) screeningsinstrumenten geen keuze<br />
gemaakt kan worden, zullen de meest veelbelovende screeningsinstrumenten<br />
geselecteerd worden voor een vervolgonderzoek.<br />
De testeigenschappen sensitiviteit en specificiteit zijn uitsluitend beschikbaar voor het<br />
VTO taal 2-jarigen instrument. Bij dit instrument is gekozen voor een hoge specificiteit,<br />
ten koste <strong>van</strong> een erg lage sensitiviteit. Van de overige instrumenten zijn geen of geen<br />
overtuigende gegevens over de sensitiviteit en specificiteit aanwezig. Inhoudelijk zijn<br />
alle beoordeelde screeningsinstrumenten, behalve de tweetalige Lexiconlijsten,<br />
ontwikkeld met hetzelfde doel, namelijk taalachterstand (door een ontwikkelingsstoornis<br />
of door onvoldoende blootstelling) bij kinderen met Nederlands als eerste taal<br />
op sporen. Het is dus niet mogelijk om een screeningsinstrument voor landelijke<br />
implementatie te kiezen op basis <strong>van</strong> sensitiviteit en specificiteit of doel <strong>van</strong> de<br />
instrumenten. Op basis <strong>van</strong> uitvoerbaarheid komt een aantal instrumenten in<br />
aanmerking, nl. het Van Wiechenonderzoek, de SNEL, het VTO-taal 2-jarigen, de<br />
Lexilijst Nederlands en de Lexilijst Begrip voor Nederlandstalige kinderen (zie vraag<br />
3).<br />
De tweetalige Lexiconlijsten zijn de enige instrumenten die werden ontwikkeld en<br />
genormeerd voor meertalige kinderen met een eerste taal anders dan het Nederlands (nl.<br />
Turks, Tarifit-Berbers, Marokkaans-Arabisch). Uitgebreider onderzoek naar de<br />
normering er<strong>van</strong> en vervolgens de testeigenschappen is echter nodig. Voor kinderen
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 58 / 65<br />
met een eerste taal anders dan Turks, Tarifit-Berbers, Marokkaans-Arabisch zijn er geen<br />
instrumenten om taalontwikkelingsstoornissen op te sporen. Op dit moment is het dus<br />
een probleem om een taalachterstand in de eerste taal <strong>van</strong> anderstalige kinderen te<br />
ontdekken: hiervoor zijn nog geen voldoende onderbouwde instrumenten beschikbaar,<br />
en globale beoordeling <strong>van</strong> de taal <strong>van</strong> het kind door de JGZ-medewerker is meestal<br />
niet mogelijk omdat de JGZ-medewerker de taal niet kent. Als de ouders voldoende<br />
Nederlands spreken kan via hen wel navraag gedaan worden naar de eerste taal bij hun<br />
kind. We bevelen aan om instrumenten of hulpmiddelen voor de JGZ te ontwikkelen<br />
waarmee de eerste taal <strong>van</strong> anderstalige kinderen kan worden beoordeeld. Hierbij<br />
denken we aan nader onderzoek naar de genoemde tweetalige Lexiconlijsten. Voor<br />
talen die in mindere mate voorkomen in Nederland is het niet efficiënt om een<br />
tweetalige Lexiconlijst te ontwikkelen. Om ook die eerste talen te kunnen beoordelen, is<br />
het wellicht mogelijk via de ouders de mijlpalen in de taalontwikkeling na te vragen op<br />
een gestructureerde wijze.<br />
7. Is er voldoende wetenschappelijke onderbouwing beschikbaar voor het ontwikkelen<br />
<strong>van</strong> een richtlijn door de beroepsgroepen voor uniforme, effectieve spraaktaalscreening<br />
voor kinderen <strong>van</strong> 1 tot 6 jaar?<br />
Er is onvoldoende wetenschappelijke basis voor het installeren <strong>van</strong> een formele<br />
spraaktaalscreening, waarbij uitsluitend op basis <strong>van</strong> een test besloten wordt of nader<br />
diagnostisch onderzoek gewenst is. Dit komt vooral omdat er onvoldoende kennis is<br />
over de effectiviteit een dergelijk programma; er is niet overtuigend aangetoond dat de<br />
voordelen <strong>van</strong> screenen op wegen tegen de nadelen er<strong>van</strong>. Een gefundeerde keuze voor<br />
een bepaald screeningsinstrument kan bovendien niet gemaakt worden. Internationaal,<br />
en ook in Nederland, wordt echter algemeen aangenomen dat vroegtijdige opsporing<br />
nuttig is. Daarom heeft de <strong>Nederlandse</strong> overheid de opsporing <strong>van</strong> spraaktaalachterstanden<br />
verplicht gesteld. Dit moet daarom zo goed mogelijk uitgevoerd worden.<br />
Evenals Law (1998) bevelen we een minder formele vorm <strong>van</strong> screenen aan, namelijk<br />
signaleren <strong>van</strong> taalachterstanden door gebruik te maken <strong>van</strong> de ervaring <strong>van</strong><br />
professionals in de JGZ. Uit de inventarisatie <strong>van</strong> de huidige werkwijze bij de JGZ 0-4jarigen<br />
en 5-6-jarigen blijkt dat er op lokaal niveau zeer veel verschillende protocollen<br />
in gebruik zijn. Negentig procent <strong>van</strong> de JGZ 0-4-jarigenorganisaties geeft verder aan<br />
dat zij behoefte hebben aan een landelijke richtlijn. We bevelen daarom aan de<br />
ontwikkeling <strong>van</strong> een dergelijke richtlijn zo spoedig mogelijk te starten. In de richtlijn<br />
moeten afspraken worden vastgelegd over de uitvoering <strong>van</strong> de signalering, het<br />
doorverwijzen <strong>van</strong> kinderen en de monitoring/evaluatie hier<strong>van</strong>.<br />
Omdat er weinig bekend is over de effectiviteit <strong>van</strong> screeningsprogramma’s op het<br />
gebied <strong>van</strong> spraak en taal, en de screeningsinstrumenten ook niet goed vergeleken<br />
kunnen worden, zal de richtlijn voor een groot deel op basis <strong>van</strong> consensus <strong>van</strong><br />
deskundigen ontwikkeld moeten worden. Omdat de effectiviteit <strong>van</strong> screenen niet<br />
aangetoond is zal voor de signalering een vorm moeten worden gekozen waarbij de<br />
nadelen die altijd aan een dergelijk programma verbonden zijn, beperkt blijven. Om dit<br />
te bereiken moet dan eerder worden gekozen voor een vorm met een hoge specificiteit<br />
(weinig fout-positieve uitslagen) dan voor een vorm met een hoge sensitiviteit (weinig<br />
gemiste kinderen met taalachterstand). Onderdeel <strong>van</strong> de richtlijn zou een inhoudelijke<br />
beoordeling <strong>van</strong> de instrumenten kunnen zijn. Hierbij is het aan te bevelen na te gaan of<br />
onderdelen <strong>van</strong> de verschillende instrumenten samen te voegen zijn tot één nieuw<br />
instrument ter ondersteuning <strong>van</strong> de signalering. Dit instrument zou dan opgenomen<br />
kunnen worden in de richtlijn. Ook zou nagegaan moeten worden of dit instrument kan<br />
worden geïntegreerd met het Van Wiechenonderzoek, omdat deze al door alle JGZ-
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 59 / 65<br />
organisaties wordt gebruikt. Als integratie tot één instrument niet mogelijk is, kunnen<br />
de bestaande instrumenten inhoudelijk beschreven worden in de richtlijn, zodat<br />
organisaties, totdat een landelijke keuze voor een bepaald instrument mogelijk is, op<br />
een geïnformeerde manier kunnen kiezen óf ze een instrument gaan gebruiken ter<br />
ondersteuning <strong>van</strong> de signalering, en zo ja, welk instrument.<br />
Een ander onderwerp in de richtlijn zou moeten zijn hoe onderscheid tussen een<br />
ontwikkelingsstoornis en een achterstand door onvoldoende blootstelling aan taal<br />
gemaakt kan worden. Er zijn geen screeningsinstrumenten om een<br />
blootstellingsachterstand <strong>van</strong> het Nederlands op te sporen. Toch kan de JGZ<br />
vermoedelijk een rol spelen bij het vaststellen <strong>van</strong> de oorzaak “onvoldoende<br />
blootstelling” als een taalachterstand in het Nederlands wordt geconstateerd. Hiervoor is<br />
het wenselijk dat er een instrument wordt ontwikkeld voor de JGZ waarmee de<br />
taalomgeving <strong>van</strong> het kind zo goed mogelijk in kaart gebracht kan worden. Hiertoe zijn<br />
al initiatieven genomen (o.a. Sluijmers et al, 2005; Blumenthal en Julen;<br />
www.monitorgezondheid.nl). De JGZ noteert op dit moment de taalomgeving in korte<br />
vorm in het Integraal Kinddossier JGZ. Uiteraard moet ook de ontwikkeling <strong>van</strong> het<br />
kind betrokken worden bij het vaststellen <strong>van</strong> de vermoedelijke oorzaak <strong>van</strong> de<br />
taalachterstand. In het tweede deel<strong>rapport</strong> (<strong>van</strong> der Ploeg et al, 2007) wordt uitgebreider<br />
op dit onderwerp ingegegaan.<br />
Een suggestie voor vervolgonderzoek is het monitoren <strong>van</strong> de uitkomsten <strong>van</strong> de<br />
signalering <strong>van</strong> spraaktaalachterstanden in verschillende regio’s in Nederland, en dit<br />
koppelen aan de regionaal gebruikte protocollen. Bij elk <strong>van</strong> de JGZ-organisaties die<br />
voor een screeningsinstrument hebben gekozen moet dan worden bijgehouden hoeveel<br />
Nederlandstalige kinderen een afwijkende testuitslag krijgen, hoeveel hier<strong>van</strong> er gevolg<br />
geven aan de verwijzing naar multidisciplinaire diagnostiek (MDD), wat de uitkomst<br />
<strong>van</strong> de MDD is (wel/geen taalachterstand) en of er behandeling ingezet wordt. Ter<br />
vergelijking zouden de gegevens over MDD en behandeling ook moeten worden<br />
verzameld bij JGZ-organisaties die geen screeningsinstrument gebruiken, maar<br />
uitsluitend op basis <strong>van</strong> het oordeel/de inschatting <strong>van</strong> de professional handelen. De<br />
waarde <strong>van</strong> elk <strong>van</strong> de gehanteerde protocollen wordt duidelijk en ook de resultaten <strong>van</strong><br />
de implementatie <strong>van</strong> een eventuele landelijke richtlijn zou kunnen worden<br />
geëvalueerd. De positief voorspellende waarde <strong>van</strong> elk <strong>van</strong> de instrumenten kan dan<br />
worden bepaald, en de specificiteit kan worden benaderd. In deze opzet blijft de<br />
sensitiviteit (hoeveel kinderen met taalachterstand worden daadwerkelijk opgespoord)<br />
onbekend, omdat je niet weet hoeveel kinderen met een taalachterstand onontdekt<br />
blijven. De effectiviteit <strong>van</strong> de signalering kan wellicht zelfs onderzocht worden als het<br />
resultaat <strong>van</strong> de taalscreening op kleuterleeftijd worden geregistreerd.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 60 / 65
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 61 / 65<br />
8 Referenties<br />
Aarts G. Effecten <strong>van</strong> Vroegbehandeling: Een voorschoolse behandelvorm voor<br />
kinderen met spraak-taal- en/of gehoorproblemen. Nijmegen: Radboud Universiteit<br />
Nijmegen, 2007. Afstudeerscriptie in het kader <strong>van</strong> master Pedagogische<br />
Wetenschappen.<br />
Agt HME <strong>van</strong>, Koning HJ de. Vroegtijdige onderkenning taalontwikkelingsstoornissen<br />
0-3 jaar. 8 jaar follow-up studie. Rotterdam: Erasmus Medisch Centrum, 2005.<br />
Agt HME <strong>van</strong>, Schlichting JEPT, Koning HJ de. Taalachterstand opsporen in de grote<br />
steden. Rotterdam: Erasmus Medisch Centrum, 2006.<br />
Blumenthal M, Julen M. Anamnese meertaligheid. Taalaanbod en attitudes t.o.v.<br />
betrokkene talen. Koninklijke Effatha Guyot groep. Te downloaden via: http://www.acamsterdam.nl/extern/info_alg/meertaligheid/Anamnese%20meertaligheid.doc<br />
Brink <strong>van</strong> der WP, Mellenbergh GJ. Testleer en testconstructie. Amsterdam: Boom,<br />
1998.<br />
Drenth PJD, Sijtsma K. Testtheorie: inleiding in de theorie <strong>van</strong> de psychologische test<br />
en zijn toepassingen. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum, 1990.<br />
Edventure. Rapport Logopedie. Inventariserend onderzoek onder de leden <strong>van</strong><br />
EDventure naar de dienstverlening op het terrein <strong>van</strong> logopedie in het primair<br />
onderwijs. Den Haag, 2004<br />
Enderby P, Emerson J. Speech and language therapy: does it work?. Brit J Med<br />
1996;312:1655-58.<br />
Everdingen <strong>van</strong> JJE, Burgers JS, Assendelft WJJ, Swinkels JA, Barneveld TA <strong>van</strong>,<br />
Klundert JLM <strong>van</strong> de. Evidence-based richtlijnontwikkeling: een leidraad voor de<br />
praktijk. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum, 2004.<br />
Fahrenfort J, Gerritsen E. Normering en gebruik TSI: tien jaar later. Logoped Foniat<br />
1999; 9:186-192.<br />
Franken, MC. Vijftig jaar behandeling <strong>van</strong> stotteren bij jonge kinderen. Ned Tijschr<br />
Geneeskd 2004;148(33)1622-1626.<br />
Gerrits, E. Taaldiagnostiek bij meertalige kinderen: Problemen en oplossingen.<br />
Toegepaste Taalwetenschap in Artikelen 2005;74(2) 169-77.<br />
Gerritsen FME. VTO Taalscreenings-instrument (TSI) voor 3-, 4-, en 5-jarigen.<br />
Handleiding en verantwoording. Lisse; Swets & Zeitlinger, 1994.<br />
Goetry V, Nossent C, Hecke P <strong>van</strong>. Taalontwikkelings- en leerstoornissen: een<br />
literatuuronderzoek in opdracht <strong>van</strong> het Rijksinstituut voor Ziekte- en<br />
Invaliditeitsverzekering. Brussel; RiZiv, Maart 2006.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 62 / 65<br />
Goorhuis-Brouwer SM, Lucht F <strong>van</strong> der. Signaleren <strong>van</strong> taalontwikkelingsstoornissen.<br />
Tijdschr Jeugdgezondheidsz 1995;27(5):79-82.<br />
Goorhuis-Brouwer SM, Knijff WA. Efficacy of speech therapy in children with<br />
language disorders: specific language impairment compared with language impairment<br />
in comorbidity with cognitive delay. Int J Pediatric Otolaryngol 2002;63:129-136.<br />
Goorhuis-Brouwer SM, Knijf WA. Language disorders in Young children: when is<br />
speech therapy recommended. Int J Pediatric Otolaryngol 2003;67:525-529.<br />
Goorhuis-Brouwer SM. Babylonische spraakverwarring. Over taalachterstanden en<br />
effecten <strong>van</strong> therapie. Symposium “Dolgedraaid; mogen peuters nog peuteren en<br />
kleuters nog kleuteren? Visies op de vroegkinderlijke ontwikkeling en de<br />
beïnvloedbaarheid daar<strong>van</strong>” Groningen: AZG Groningen, 4 maart, 2005<br />
Goorhuis-Brouwer SM, Luinge, ML, Post, WJ. Spreeknormen voor jonge kinderen: <strong>van</strong><br />
GMS naar SNEL. Tijdschrift JGZ, febr 2007.<br />
Jacobusse GW, Buuren S <strong>van</strong>, Verkerk PH. An interval scale for development of<br />
children aged 0-2 years. Stat Med 2006;25(13): 2272-2283.<br />
Knijff WA, Goorhuis-Brouwer SM. Therapie-effecten bij kinderen met specifieke en<br />
niet-specifieke taalstoornissen. Tijdschr Orthopedagogiek 2001;40:313-320.<br />
Knuijt S, Sondaar M, de Kleine MJK, Kollee LAA. Validation of a Dutch language<br />
screening instrument for 5-year-old preterm infants. Acta Paediatrica 2005;<br />
93(10):1372-1377.<br />
Koning HJ de, Ridder-Sluiter JG de, Agt HME <strong>van</strong>, Reep-<strong>van</strong> den Bergh, HA, Steg IJ<br />
<strong>van</strong> der, Korfage IJ, Polder JJ, Maas, PJ <strong>van</strong> der. Vroegtijdige onderkenning <strong>van</strong><br />
taalontwikkelingsstoornissen 0-3 jaar. Rotterdam: Erasmus Medisch Centrum, 2000.<br />
Koning HJ de, Ridder-Sluiter JG de, Agt HME <strong>van</strong>, Reep-<strong>van</strong> den Bergh, HA, Steg IJ<br />
<strong>van</strong> der, Korfage IJ, Polder JJ, Maas, PJ <strong>van</strong> der. A cluster- randomised trial of<br />
screening for language delay in toddlers. J Med Screen 2004;11: 09-116.<br />
Koning HJ de. Aandachtspunten eindverslag ZonMW. Programma Preventie. Projectnr.<br />
2100.0075.<br />
Laurent de Angulo MS, Brouwers-de Jong EA, Bijlsma-Schlosser JFM, Bulk-<br />
Bunschoten AMW, Pauwels JH, Steinbuch-Linstra I. Ontwikkelingsonderzoek in de<br />
Jeugdgezondheidzorg. Het <strong>van</strong> Wiechenonderzoek. De Baecke-Fassaert Motoriektest.<br />
Assen: Koninklijke <strong>van</strong> Gorcum, 2006.<br />
Law J, Boyle J, Harris F, Harkness, A. Screening for speech and language delay: a<br />
systematic review of the literature. Health Technology Asses 1998;2(9)1-184.<br />
Law J. Evaluating intervention for language impaired children: a review of the<br />
literature. Eur J Disorders Communication (1997); 32:1-4.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 63 / 65<br />
Law J, Garret Z, Nye C. Speech and language therapy interventions for children with<br />
primary speech and language delay or disorder. The Cochrane database of systematic<br />
reviews (2003), Issue 3.<br />
Leijenaar B. Eind<strong>rapport</strong>age Protocol Taaldiagnostiek Groningen (PTG), versie oktober<br />
2006.<br />
Luinge MR, Goorhuis-Brower SM, Post WJ. Taalproblemen bij kinderen <strong>van</strong> 0 tot 6<br />
jaar: een inventariserend onderzoek. Tijdschr Orthopedagogiek 2002;41:303-319.<br />
Luinge M. The language-screening instrument SNEL. Groningen: RU Groningen,<br />
2005. Proefschrift.<br />
LVT. Van brabbelen tot spreken. Richtlijnen voor een gewenste aanpak <strong>van</strong><br />
taalactiviteiten in de JGZ voor 0-4-jarigen. Bunnik, augustus 2002.<br />
Te downloaden via www.ggd.nl/kennisnet/<br />
Mackenbach JP, Maas PJ <strong>van</strong> der. Volksgezondheid en gezondheidszorg. 3e dr.<br />
Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg, 2004.<br />
McLean LK, WoodsCripe JW. The effectiveness of early intervention for children with<br />
communication disorders. In: Guralnick MJ, editor. The effectiveness of early<br />
interventions. Baltimore MD: Paul H Brookes, 1997.<br />
Nelson HD, Nygren P, Walker M, Panoscha,R. Screening for speech and language<br />
delay in preschool children: systematic evidence review for the US Preventive Services<br />
Task Force. Pediatrics 2006;117:e298-e319.<br />
NIP (Nederlands Instituut voor Psychologen). Beoordelingssysteem voor de kwaliteit<br />
<strong>van</strong> tests (www.cotan.nl), versie 2004.<br />
Nye C, Foster SH, Seaman D. Effectiveness of language intervention with language/<br />
learning disabled children. J Speech Hearing Dis 1987;52:348-357.<br />
Oberklaid F, Wake, M, Harris C, Hesketh K, Wright M. Child health screening and<br />
suveillance: a critial review of the evidence. National Health & Medical research<br />
Council, Australia, 15 maart 2002,<br />
http://www.nhmrc.gov.au/publications/_files/ch42.pdf<br />
Olthof E. Doctoraalscriptie<br />
Ploeg CPB <strong>van</strong> der, Lanting CI, Verkerk, PH. Signalering <strong>van</strong> spraak-/taalontwikkelingsstoornissen<br />
bij kleuters. Leiden: <strong>TNO</strong> Kwaliteit <strong>van</strong> Leven, 2005. Publ.<br />
nr. 2005.076.<br />
Ploeg CPB <strong>van</strong> der, Lanting CI, Verkerk, PH. Signalering <strong>van</strong> spraak-/taalontwikkelingsstoornissen<br />
bij kleuters. Tijdschr JGZ 2006;38(6):119-123.<br />
Ploeg CPB <strong>van</strong> der, Lanting CI, Verkerk, PH. Voor- en vroegschoolse educatie (VVE):<br />
rol <strong>van</strong> de jeugdgezondheidszorg. Deel<strong>rapport</strong> 2 behorend bij het project “Screening op<br />
taalachterstanden en spraakstoornissen bij kinderen <strong>van</strong> 1 tot 6 jaar door de<br />
jeugdgezondheidszorg” Leiden: <strong>TNO</strong> Kwaliteit <strong>van</strong> Leven, 2007. Publ.nr. 2007.095.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 64 / 65<br />
Raat H, Agt H <strong>van</strong>. Vroege onderkenning <strong>van</strong> spraak-taalstoornissen. Update<br />
programmeringsstudie JGZ, nov. 2005. In: 2e programmeringsstudie effectonderzoek<br />
Jeugdgezondheidszorg. Verslag <strong>van</strong> het literatuuronderzoek naar de effectiviteit <strong>van</strong><br />
JGZ-activiteiten uit het basistakenpakket JGZ. Van Leerdam FJM, Raat H, HiraSing<br />
RA, Amsterdam/Rotterdam/Leiden, nov. 2005.<br />
Reep-<strong>van</strong> den Bergh CMM, Koning HJ de, Ridder-Sluiter JG de, Lem GJ <strong>van</strong> der, Maas<br />
PJ <strong>van</strong> der. Prevalentie <strong>van</strong> taalontwikkelingsstoornissen bij kinderen. TSG 1998;<br />
76:311-317.<br />
Ridder JG de, Stege HA <strong>van</strong> der, Agt HME <strong>van</strong>, Koning HJ de, Verhoeven LTW. VTO<br />
taal 2-jarigen: handleiding. Amsterdam: Harcourt Test Publishers, 2006.<br />
Ridder-Sluiter H de. Vroegtijdige onderkenning <strong>van</strong> communicatieve ontwikkelingsstoornissen.<br />
Proefschrift RU Leiden, nov. 1990.<br />
Schlichting JEPT, Lutje Spelberg HC. Lexilijst Nederlands: een instrument om de<br />
taalontwikkeling te onderzoeken bij Nederlandstalige kinderen <strong>van</strong> 15-27 maanden in<br />
het kader <strong>van</strong> vroegtijdige onderkenning. Lisse: Swets test publishers, 2002.<br />
Schlichting JEPT, Lutje Spelberg HC. Taalscreening bij kinderen <strong>van</strong> 15-27 maanden<br />
met de Lexilijst. Tijdschrift JGZ 2003;3:49-53.<br />
Schlichting L. Lexiconlijsten, Marokkaans-Arabisch, Tarifit-Berbers en Turks.<br />
Instrumenten om de taalontwikkeling te onderzoeken bij jonge Marokkaanse en Turkse<br />
kinderen in Nederland. Amsterdam: JIP, 2006.<br />
Schlichting L. Peabody Picture Vocabulary Test-III-NL. Amsterdam: Harcourt Test<br />
Publishers, 2005.<br />
Slofstra-Bremer CF, Meulen Sj <strong>van</strong> der & Lutje Spelberg, H.G. De Taalstandaard.<br />
Amsterdam: Harcourt Test publishers, 2006.<br />
Slofstra-Bremer, CF, Meulen, Sj <strong>van</strong> der, Lutje Spelberg H.G. De Taalstandaard: een<br />
observatie-instrument voor taalonderzoek bij kinderen <strong>van</strong> 1;6-4;0 jaar. Logopedie en<br />
Foniatrie 9:268-275, 2006.<br />
Sluijmers J. Implementatie Protocol Taalontwikkeling Groningen. Amsterdam: GGD<br />
Amsterdam, 2006.<br />
Sluijmers J, Lindeboom R, Pijpers F, Kesler A. Verklaring <strong>van</strong> verschillen in<br />
Nederlands taalbegrip tussen Turkse en Marokkaanse peuters. Tijdschrift JGZ<br />
2005;6:102-106.<br />
Spaai GWG, Wenners-Lo-A-Njoe VT, Hameeteman-Hoekstra MA, Stege HA <strong>van</strong> der,<br />
Uilenburg N. Vroegsignalering VTO taal: een exploratief onderzoek naar de<br />
effectiviteit <strong>van</strong> een protocol voor risicoscreening. Amsterdam: Expertisecentrum Kind<br />
en Ontwikkeling, okt. 2006.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 65 / 65<br />
Spaai GWG, <strong>van</strong> der Stege HA, Wenners-Lo-A-Njoe VT, Uilenburg N, Vermeij B.<br />
Taalscreening in de JGZ; 3-6 jaar. Amsterdam: Expertisecentrum Kind en<br />
Ontwikkeling, 2006.<br />
Stege HA <strong>van</strong> der, Ridder-Sluiter JG de, Manschot W, Slofstra-Bremer CF, Hoeben d.<br />
Begeleiding voor ouders <strong>van</strong> jonge kinderen met taal-/spraakontwikkelingsstoornsissen<br />
door Audiologische Centra. Eindverslag uitkomsten <strong>van</strong> het project Kangoeroe.<br />
December 2002.<br />
US Preventive Services Task Force. Screening for speech and Language Delay in<br />
Preschool Children: Recommendation Statement, 2006.<br />
Vandenbroucke JP, Hofman A. Grondslagen der epidemiologie. 4e dr. Utrecht: Bunge,<br />
1993.<br />
Wilson JMG, Jungner G. Principles and practice of screening for disease. Geneve:<br />
WHO, 1968. Public Health Papers no. 34.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
A Criteria waaraan elke screeningsprogramma moet<br />
voldoen (Wilson & Jungner, 1968; UK National<br />
Screening Committee, 2000)<br />
Bijlage A<br />
The condition<br />
1. The condition should be an important health problem.<br />
2. The epidemiology and natural history of the condition, including development from<br />
latent to declared disease, should be adequately understood and there should be a<br />
detectable risk factor, disease marker, latent period or early symptomatic stage.<br />
3. All the cost-effective primary prevention interventions should have been<br />
implemented as far as practicable.<br />
The test<br />
4. There should be a simple, safe, precise and validated screening test.<br />
5. The distribution of test values in the target population should be known and a<br />
suitable cut-off level defined and agreed.<br />
6. The test should be acceptable to the population.<br />
7. There should be an agreed policy on the further diagnostic investigation of<br />
individuals with a positive test result and on the choices available to those<br />
individuals.<br />
The treatment<br />
8 There should be an effective treatment or intervention for patients identified<br />
through early detection, with evidence of early treatment leading to better outcomes<br />
than late treatment.<br />
9 There should be agreed evidence based policies covering which individuals should<br />
be offered treatment and the appropriate treatment to be offered.<br />
10 Clinical management of the condition and patient outcomes should be optimised by<br />
all health care providers prior to participation in a screening programme.<br />
The screening programme<br />
11 There should be evidence from high quality Randomised Controlled Trials that the<br />
screening programme is effective in reducing mortality or morbidity.<br />
12 There should be evidence that the complete screening programme (test, diagnostic<br />
procedures, treatment/ intervention) is clinically, socially and ethically acceptable<br />
to health professionals and the public.<br />
13 The benefit from the screening programme should outweigh the physical and<br />
psychological harm (caused by the test, diagnostic procedures and treatment).<br />
14 The opportunity cost of the screening programme (including testing, diagnosis and<br />
treatment) should be economically balanced in relation to expenditure on medical<br />
care as a whole.<br />
15 There should be a plan for managing and monitoring the screening programme and<br />
an agreed set of quality assurance standards.<br />
16 Adequate staffing and facilities for testing, diagnosis, treatment and programme<br />
management should be available prior to the commencement of the screening<br />
programme.<br />
17 All other options for managing the condition should have been considered (e.g.<br />
improving treatment, providing other services), to ensure that no more cost<br />
effective intervention could be introduced or current interventions increased within<br />
the resources available.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
Bijlage A<br />
18 Evidence-based information, explaining the consequences of testing, investigation<br />
and treatment, should be made available to potential participants to assist them in<br />
making an informed choice.<br />
19 Public pressure for widening the eligibility criteria for reducing the screening<br />
interval, and for increasing the sensitivity of the testing process, should be<br />
anticipated. Decisions about these parameters should be scientifically justifiable to<br />
the public.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
B Leden begeleidingscommissie spraaktaal<br />
Mw. drs. A.C.S. Atzema, directeur, GGD Nederland<br />
Dhr. dr. H. <strong>van</strong> Balkom, Pontem (voorheen Viataal/Effatha)<br />
Mw. drs. M. Blumenthal, Kenniscentrum Meertaligheid<br />
Mw. M. Boersma, beleidsmedewerker, NVLF<br />
Mw. drs. H. Bots, arts M&G, Van Wiechencommissie<br />
Mw. drs. G. <strong>van</strong> den Brink, directeur, NSDSK<br />
Mw. drs. B. Carmiggelt, AJN<br />
Mw. L. Dieleman, GGD Zeeland<br />
Mw. prof. dr. S.M. Goorhuis-Brouwer, orthopedagoog, UMCG<br />
Mw. drs. S. Hoedjes, VWS (agendalid)<br />
Dhr. drs. J. Jawad, VNG (sinds januari 2007)<br />
Dhr. dr. H.J. de Koning, arts-epidemioloog, iMGZ/Erasmus MC<br />
Mw. prof. dr. A.M. Oudesluys-Murphy, LUMC<br />
Mw. dr. S. Peters, Expertisecentrum Nederlands<br />
Mw. dr. L. Schlichting<br />
Mw. drs. T. Snijders-de Vos, GGD Nederland<br />
Dhr. drs. M. Strik, Fenac (sinds januari 2007)<br />
Dhr. A. Verschoor, Oudervereniging FOSS<br />
Mw. J. de Vries, ActiZ<br />
Mw. L. Wijnalda, stafverpleegkundige, V&VN<br />
Leden projectteam<br />
Mw. drs. M. <strong>van</strong> Denderen-Lubbers, CB-arts, JGZ Noord-Kennemerland<br />
Mw. dr. C.I. Lanting, arts-epidemioloog, <strong>TNO</strong>-KvL<br />
Dhr. dr. F.I.M. Pijpers, clusterhoofd JGZ, GGD Amsterdam<br />
Mw. dr. C.P.B. <strong>van</strong> der Ploeg, epidemioloog, <strong>TNO</strong>-KvL<br />
Mw. drs. J.J. Sluijmers, coördinator logopedie, GGD Amsterdam<br />
Dhr. prof.dr. S.A. Reijneveld, arts M&G-epidemioloog, UMCG/<strong>TNO</strong>-KvL<br />
Dhr. dr. P.H. Verkerk, arts M&G-epidemioloog, <strong>TNO</strong>-KvL<br />
Bijlage B
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
C Overzicht <strong>van</strong> de signaleringsinstrumenten<br />
A. Instrumenten met een afnameduur <strong>van</strong> 10 minuten of minder<br />
Bijlage C<br />
1. Groninger Minimum Spreeknormen/ Groninger Diagnostische Spreeknormen<br />
Doel: Beoordelen spraak / taalontwikkeling in eerste taal, met name<br />
taalproductie<br />
Classificatie: Signaleringsinstrument<br />
Doelgroep: − Communicatieniveau: 12-72 maanden<br />
Uitvoerbaarheid: − Afnameduur: 2 minuten<br />
− Wijze <strong>van</strong> afname: Onmiddellijke observatie<br />
<strong>van</strong> het kind in combinatie<br />
met ouder<strong>rapport</strong>age<br />
− Uitvoerders: JGZ; arts of<br />
verpleegkundige<br />
− Gebruikersonafhankelijkheid: Ja<br />
− Situatieonafhankelijkheid: Ja<br />
− Materiaal (eenvoudig, kosten,<br />
verkrijgbaarheid):<br />
De beschrijving <strong>van</strong> de<br />
GMS staat in de<br />
gebruikershandleiding<br />
behorende bij het Integraal<br />
Kinddossier JGZ en is dus<br />
algemeen beschikbaar.<br />
− Training uitvoerder nodig: Nee<br />
− Wordt al door JGZ gebruikt: Ja, bij enkele organisaties<br />
− Pluspunten: − Geen informatie<br />
− Knelpunten: − Deskundigen uit de<br />
praktijk geven aan dat<br />
ouders weinig waarde<br />
hechten aan de<br />
uitkomst <strong>van</strong> het<br />
onderzoek.<br />
Beschrijving: Op basis <strong>van</strong> observaties <strong>van</strong> normale kinderen en<br />
literatuurgegevens werden mijlpalen in de ontwikkeling<br />
gedefinieerd. Door het stellen <strong>van</strong> korte gesloten vragen aan de<br />
ouders, aangepast aan de leeftijd <strong>van</strong> het kind, wordt<br />
onderzocht of een kind aan de minimum spreeknormen voor<br />
zijn leeftijd voldoet. Bij kinderen tussen de anderhalf en twee<br />
jaar vraagt men of het kind al woordjes zegt en zo ja, hoeveel.<br />
Bij kinderen tussen twee en drie vraagt men niet alleen naar<br />
het aantal woorden in een zin, maar ook naar de<br />
verstaanbaarheid. Vanwege kritiek op de beknoptheid <strong>van</strong> het<br />
instrument en de gerichtheid op taalproductie doorontwikkeld<br />
tot de SNEL (zie onder).
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
Normering: − Gedefinieerd (ja/nee): Ja<br />
− Gebaseerd op: Criterion-referenced. Dus<br />
vastgesteld op basis <strong>van</strong><br />
klinische praktijk, rekening<br />
houdende met de in de<br />
literatuur aangegeven<br />
individuele variaties.<br />
Vastgesteld in Groningse<br />
populatie 1 .<br />
Betrouwbaarheid: Geen informatie<br />
COTAN: − Beoordeeld door COTAN<br />
(ja/nee):<br />
Nee<br />
− Uitkomst: N.v.t.<br />
Bijlage C<br />
Validiteit:<br />
Waarde Referentie/ ‘gouden<br />
standaard’<br />
Soort steekproef N<br />
Sensitiviteit* 100% 1 Multidisciplinair onderzoek 537 kinderen 603<br />
(logopedisch onderzoek, werden op het<br />
KNO-onderzoek,<br />
consultatiebureau<br />
audiologisch onderzoek, (provincie<br />
pedagogisch onderzoek, Groningen)<br />
indien noodzakelijk gescreend, 66<br />
aangevuld met<br />
werden<br />
psychologisch onderzoek) gescreend op<br />
peuterspeelzaal<br />
(stad Groningen).<br />
Opm: Aard <strong>van</strong><br />
non-respons<br />
onduidelijk<br />
Specificiteit* 86% 1 idem idem<br />
* Opmerking: Door de auteurs ge<strong>rapport</strong>eerde validiteit. Herberekening door <strong>TNO</strong> op<br />
basis <strong>van</strong> de hele onderzoeksgroep geeft een sensitiviteit <strong>van</strong> 100% (95%<br />
betrouwbaarheidsinterval 72-100%) en een specificiteit <strong>van</strong> 98% (95%<br />
betrouwbaarheidsinterval 78-100%). Zie ook p. 19 in: Ploeg CPB <strong>van</strong> der, Lanting CI,<br />
Verkerk, PH. Signalering <strong>van</strong> spraak-/taalontwikkelingsstoornissen bij kleuters (2005).<br />
Leiden: <strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> 2005.076.<br />
Verwijscriteria: − Gedefinieerd (ja/nee): Nee<br />
Volgen <strong>van</strong><br />
ontwikkeling:<br />
Effectiviteit: Geen informatie<br />
− Longitudinale afname mogelijk<br />
(ja/nee):<br />
Conclusie: Beknopt instrument gericht op taalproductie <strong>van</strong> kinderen <strong>van</strong><br />
12-72 maanden. Is doorontwikkeld tot de SNEL. Gebaseerd op<br />
mijlpalen in de ontwikkeling en daardoor minder<br />
taalafhankelijk. Door het stellen <strong>van</strong> gesloten vragen aan de<br />
Ja
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
Bijlage C<br />
ouders, aangepast aan de leeftijd <strong>van</strong> het kind, wordt<br />
onderzocht of een kind aan de minimum spreeknormen voor<br />
zijn leeftijd voldoet. Normering op basis <strong>van</strong> klinische praktijk<br />
in de populatie rondom Groningen. Het onderzoek naar de<br />
validiteit is alleen gedaan in een steekproef <strong>van</strong> de populatie in<br />
Groningen. De sensitiviteit en de specificiteit werden<br />
vastgesteld met een zeer kleine steekproef, waardoor de<br />
betrouwbaar intervallen erg groot zijn. Over de effectiviteit<br />
<strong>van</strong> de test is op dit moment geen informatie beschikbaar.<br />
Resultaten ten aanzien <strong>van</strong> de validiteit zijn hoopgevend, maar<br />
onvoldoende onderbouwd..<br />
Referenties: 1 Goorhuis-Brouwer S M and Lucht F <strong>van</strong> der. “Signaleren<br />
<strong>van</strong> taalontwikkelingsstoornissen.” Tijdschr<br />
Jeugdgezondheidsz 27.5 (1995): 79-82.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
2. Lexilijst Nederlands<br />
Bijlage C<br />
Doel: Signaleren <strong>van</strong> achterstand in de vroege taalontwikkeling <strong>van</strong><br />
het Nederlands, met name taalproductie<br />
Classificatie: Signaleringsinstrument<br />
Doelgroep: − Communicatieniveau: 15 -27 maanden. Ook toepasbaar<br />
bij oudere kinderen mits de<br />
woordenschat tenminste niet hoger<br />
is dan het gemiddelde bij 27<br />
maanden.<br />
Uitvoerbaarheid: − Afnameduur: Ouders tellen het aantal<br />
aangekruiste items. Het door<br />
middel <strong>van</strong> normtabel omzetten <strong>van</strong><br />
ruwe scores in standaardscores kost<br />
1 minuut. In totaal naar schatting 2-<br />
3 minuten.<br />
− Wijze <strong>van</strong> afname: Vragenlijst aan de ouders<br />
− Uitvoerders: Logopedisten, artsen en<br />
verpleegkundigen in de JGZ en<br />
remedial teachers.<br />
− Gebruikersonafhankelijkheid:<br />
Ja<br />
− Situatieonafhanke- Ja<br />
lijkheid:<br />
− Materiaal<br />
(eenvoudig, kosten,<br />
verkrijgbaarheid):<br />
− Training uitvoerder<br />
nodig:<br />
− Wordt al door JGZ<br />
gebruikt:<br />
Handleiding en formulieren. Per set<br />
€ 150,50 excl. BTW. Via Harcourt.<br />
Nee<br />
Ja, bij enkele organisaties.<br />
− Pluspunten: − Wordt in de praktijk als<br />
gebruikersvriendelijk ervaren.<br />
− Geschikt gebleken om ouders te<br />
motiveren voor hulpverlening.<br />
− Knelpunten: Taalbegrip wordt niet meegenomen.<br />
Hiervoor is de verwante Lexilijst<br />
Begrip ontwikkeld.<br />
Beschrijving: De Lexilijst Nederlands is een lijst met woorden en zinnetjes,<br />
in totaal 274 items, die in de taal <strong>van</strong> jonge kinderen<br />
voorkomen. Ouders kruisen thuis op de lijst aan welke<br />
woorden en zinnetjes hun kind zegt. Het totale aantal<br />
aangekruiste items vormt de ruwe score, op basis waar<strong>van</strong> het<br />
kind door middel <strong>van</strong> normtabellen kan worden vergeleken<br />
met zijn of haar leeftijdsgroep.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
Bijlage C<br />
Normering: − Gedefinieerd (ja/nee): Ja<br />
− Gebaseerd op: Onderzoek onder 809<br />
proefpersonen, at random<br />
geselecteerd, 398 meisjes, 411<br />
jongens; 15-17 maanden oud;<br />
27 maanden oud;<br />
ondervertegenwoordiging laag<br />
SES niveau 1 .<br />
Betrouwbaarheid:<br />
Waarde Statistic Soort steekproef N<br />
Betrouwbaarheid Varieert over de<br />
leeftijdsgroepen<br />
<strong>van</strong> 0,94 tot<br />
0,99 1<br />
Pearson correlatie Er zijn twee 809<br />
tussen twee tests vergelijkbare<br />
(parallelvorm versies <strong>van</strong> de<br />
methode)<br />
Lexiconlijst, de A<br />
en B versie, zodat<br />
een er<strong>van</strong> als hertest<br />
gebruikt kan<br />
worden. De<br />
correlatie tussen de<br />
scores op de A- en<br />
B-versie werden<br />
berekend.)<br />
COTAN: − Beoordeeld door<br />
COTAN (ja/nee):<br />
Ja<br />
− Uitkomst: Uitgangspunten bij testconstructie:<br />
goed<br />
Kwaliteit <strong>van</strong> het testmateriaal: Goed<br />
Kwaliteit <strong>van</strong> de handleiding: Goed<br />
Normen: Voldoende<br />
Betrouwbaarheid: Goed<br />
Begripsvaliditeit: Voldoende<br />
Criteriumvaliditeit: Voldoende
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
Bijlage C<br />
Validiteit:<br />
Waarde Referentie/ ‘gouden Soort<br />
N<br />
standaard’<br />
steekproef<br />
Pearson correlatie 0,42<br />
(NB: betreft<br />
Lexilijst in de<br />
versie <strong>van</strong> 1995)<br />
2<br />
0,64 2<br />
0,72 2<br />
Reynell Test voor Ouders <strong>van</strong> 91<br />
Taalbegrip,<br />
kinderen <strong>van</strong> 21<br />
Test voor<br />
maanden oud<br />
Zinsontwikkeling<br />
en de Test voor<br />
Woordontwikkeling uit de<br />
Schlichting Test voor<br />
Taal productie<br />
Pearson correlatie 0,40<br />
(NB: betreft<br />
Lexilijst in de<br />
versie <strong>van</strong> 1995)<br />
2<br />
0,61 2<br />
0,65 2<br />
Reynell Test voor Ouders <strong>van</strong> 34-38<br />
Taalbegrip,<br />
prematuur<br />
Test voor<br />
geboren<br />
Zinsontwikkeling kinderen <strong>van</strong> 32<br />
en de Test voor<br />
Woordontwikkeling uit de<br />
Schlichting Test voor<br />
Taal productie<br />
maanden oud<br />
Pearson correlatie 0,54 3<br />
begrip<br />
0,91 3<br />
productie<br />
SNEL 229<br />
Opmerking: Volgens de maker <strong>van</strong> de lijsten is de correlatie tussen de Lexilijst <strong>van</strong><br />
1995 en die <strong>van</strong> 2002 hoog, namelijk variërend <strong>van</strong> 0,998 bij 17 maanden tot 0,982 bij<br />
25 maanden (persoonlijke communicatie L. Schlichting).<br />
Verwijscriteria: − Gedefinieerd (ja/nee): nee<br />
Volgen <strong>van</strong><br />
ontwikkeling:<br />
− Longitudinale<br />
afname mogelijk<br />
(ja/nee):<br />
Effectiviteit: Geen informatie<br />
Nee. Hertest versie voor 1 maal<br />
herhaling na 3 maanden beschikbaar.<br />
Herhaling met dezelfde versie is<br />
mogelijk tot het kind aan het plafond zit<br />
omdat het hier gaat om inventarisatie<br />
<strong>van</strong> de taalproductie.<br />
Conclusie: Gericht op taalproductie in het Nederlands <strong>van</strong> kinderen <strong>van</strong> 15 -<br />
27 maanden De Lexilijst Nederlands is een lijst met woorden en<br />
zinnetjes, in totaal 274 items, die in de taal <strong>van</strong> jonge kinderen<br />
voorkomen. Ouders kruisen thuis op de lijst aan welke woorden en<br />
zinnetjes hun kind zegt. Het door middel <strong>van</strong> normtabel omzetten<br />
<strong>van</strong> ruwe scores in standaardscores kost de JGZ-professional<br />
ongeveer 1 minuut. Wordt in de praktijk als gebruikersvriendelijk<br />
ervaren. De psychometrische eigenschappen <strong>van</strong> de test werden<br />
beoordeeld door de COTAN. Uitkomsten variëren <strong>van</strong> voldoende<br />
tot goed. Normering gebaseerd op empirie.<br />
De sensitiviteit en specificiteit <strong>van</strong> de Lexiconlijst zijn niet
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
Bijlage C<br />
onderzocht. Het is bekend dat de instrumenten ‘Language<br />
Development Survey’ en de ‘Communicative Development<br />
Inventories’ waarop de Lexiconlijst is gebaseerd een goede<br />
sensitiviteit en een specificiteit hebben (<strong>van</strong> 91 en 87 percent<br />
respectievelijk; Schlichting en Spelberg, 2003). Dat betekent niet<br />
dat de sensitiviteit en de specificiteit <strong>van</strong> de <strong>Nederlandse</strong> versie het<br />
zelfde zijn. Er is dus niet bekend of dit test in voldoende mate een<br />
positieve uitkomst geeft als een taalachterstand aanwezig is en in<br />
welke mate de test een positieve uitkomst aangeef als geen<br />
taalachterstand aanwezig is. Voldoende correlaties met de Reynell<br />
Test en de Schlichting Test voor Taalproductie werden gevonden.<br />
Studies naar de validiteit zijn beschikbaar voor de versie <strong>van</strong> 1995,<br />
maar niet voor de huidige versie. Volgens de maker <strong>van</strong> de lijsten<br />
is de correlatie tussen de Lexilijst <strong>van</strong> 1995 en die <strong>van</strong> 2002 hoog,<br />
namelijk variërend <strong>van</strong> 0,998 bij 17 maanden tot 0,982 bij 25<br />
maanden. De validiteit in termen <strong>van</strong> sensitiviteit en specificiteit is<br />
tot op heden onbekend.<br />
Referenties: 1 Schlichting JEPT and Lutje Spelberg HC. “Taalscreening bij<br />
kinderen <strong>van</strong> 15-27 maanden met de Lexilijst.” Tijdschrift<br />
JGZ 3 (2003): 49-53.<br />
2 Schlichting JEPT en Lutje Spelberg HC. Een instrument om<br />
de taalontwikkeling te onderzoeken bij Nederlandstalige<br />
kinderen <strong>van</strong> 15-27 maanden in het kader <strong>van</strong> vroegtijdige<br />
onderkenning. (2002). Lisse: Swets test publishers.<br />
3 Ellen Olthof (doctoraalscriptie)<br />
Overige rele<strong>van</strong>te informatie:<br />
− De Lexiconlijst is gebaseerd op de Amerikaanse Language Development Survey en<br />
Communicative Development Inventories 1 De ge<strong>rapport</strong>eerde sensitiviteit en de<br />
specificiteit <strong>van</strong> de Language Development Survey zijn respectievelijk 91 en 87%.<br />
Voor Nederland werd in 1995 een <strong>Nederlandse</strong> versie <strong>van</strong> de Language<br />
Development Survey gepubliceerd. Voor het Vlaams werden versies ontwikkeld<br />
<strong>van</strong> de Communicative Development Inventories. De lijst is empirisch genormeerd<br />
voor leeftijd en geslacht in een representatieve steekproef <strong>van</strong> 809 kinderen <strong>van</strong><br />
15 – 27 maanden oud. Maar de interpretatie <strong>van</strong> Lexiquotiënten voor te ondernemen<br />
acties na afname is arbitrair en hangt samen met de leeftijd en andere aspecten <strong>van</strong><br />
de ontwikkeling.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
3. Lexiconlijsten Turks-Nederlands en Tarifit-Berbers-Nederlands en<br />
Marokkaans-Arabisch-Nederlands<br />
Bijlage C<br />
Doel: Signaleren <strong>van</strong> achterstand in de vroege taalontwikkeling <strong>van</strong><br />
respectievelijk het resp. Turks-, Tarifit-Berbers- en<br />
Marokkaans-Arabisch sprekende peuters in Nederland, met<br />
name taalproductie<br />
Classificatie: Signaleringsinstrument<br />
Doelgroep: − Communicatieniveau: Gericht op anderstalige peuters<br />
(resp. Turks, Tarifit-Berbers en<br />
Marokkaans-Arabisch talig) <strong>van</strong><br />
20-30 maanden oud met<br />
Nederlands als tweede taal<br />
Uitvoerbaarheid: − Afnameduur: < 5 minuten<br />
− Wijze <strong>van</strong> afname: Vragenlijst aan de ouders<br />
− Uitvoerders: Logopedisten, artsen en<br />
verpleegkundigen in de<br />
JGZ en remedial teachers.<br />
− Gebruikersonafhankelijkheid: Ja<br />
− Situatieonafhankelijkheid: Ja<br />
− Materiaal (eenvoudig, kosten,<br />
verkrijgbaarheid):<br />
Handleiding (€20,10) en<br />
formulieren (8 stuks voor<br />
€9,00), toelichting voor<br />
ouders, instructie CD. Via<br />
uitgeverij JIP, Amsterdam<br />
− Training uitvoerder nodig: Nee<br />
− Wordt al door JGZ gebruikt: Ja, in enkele organisaties<br />
− Pluspunten: JGZ professional hoeft de<br />
betreffende vreemde taal<br />
niet zelf te beheersen<br />
− Knelpunten: − Non-respons; Respons<br />
54% ondanks<br />
responsbewaking<br />
(schriftelijk of<br />
telefonisch) 1 . Respons<br />
wordt hoger als<br />
moedertaalsprekende<br />
assistentes in de<br />
wachtruimte <strong>van</strong> het<br />
CB aanwezig zijn.<br />
Oorzaak <strong>van</strong> nonrespons<br />
onbekend. De<br />
ingevulde vragenlijsten<br />
waren in 93% bruikbaar<br />
voor het berekenen <strong>van</strong><br />
de uitslag. 1<br />
− Onhandig in gebruik bij<br />
analfabetische ouders
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
Bijlage C<br />
Beschrijving: Tweetalig instrument op basis <strong>van</strong> de Lexilijst Nederlands. In<br />
de lijst met ruim 300 woorden in twee talen kunnen ouders de<br />
woorden aankruisen die hun kind al zegt.<br />
Normering: − Gedefinieerd<br />
(ja/nee):<br />
Ja<br />
− Gebaseerd op: Woordscores bij 225<br />
Turkssprekende kinderen <strong>van</strong> 24-31<br />
maanden; 280 Tarifit-<br />
Berberssprekende Marokkaanse<br />
kinderen <strong>van</strong> 20-30 maanden oud;<br />
266 Marokkaans-Arabisch<br />
sprekende kinderen <strong>van</strong> 20-28<br />
maanden 1 .<br />
Betrouwbaarheid:<br />
Betrouwbaarheid<br />
2<br />
Waarde Statistic Soort<br />
steekproef<br />
Varieert <strong>van</strong> Cronbach’s Kinderen<br />
0,97 tot en met alpha (per die<br />
0,99 voor leeftijdsgroep) opkwamen<br />
Marokkaans-<br />
voor het 24-<br />
Arabisch en <strong>van</strong><br />
maands<br />
0,94 tot en met<br />
bezoek op<br />
0,99 voor<br />
Tarifit-Berbers.<br />
Bij Turkse<br />
kinderen waren<br />
alle waarden<br />
0,99<br />
het CB<br />
COTAN: − Beoordeeld door<br />
COTAN (ja/nee):<br />
Nee<br />
− Uitkomst: N.v.t.<br />
N<br />
Turks:<br />
N=225<br />
Tarifit-<br />
Berbers:<br />
N=280<br />
Marokkaans<br />
-Arabisch:<br />
N=266<br />
Validiteit: Er zijn geen instrumenten waarmee validiteit onderzocht kan<br />
worden. Zowel bij Turkse als bij Marokkaanse kinderen heeft<br />
een kwart <strong>van</strong> de kinderen een afwijkende uitslag op de<br />
Lexiconlijst. Bij een derde er<strong>van</strong> vond extra actie plaats. Voor<br />
deze afweging werd het oordeel <strong>van</strong> de CB-arts en de uitslag<br />
op het <strong>van</strong> Wiechenonderzoek in aanmerking genomen 1<br />
Verwijscriteria: − Gedefinieerd (ja/nee): nee<br />
Volgen <strong>van</strong><br />
ontwikkeling:<br />
Longitudinale afname<br />
mogelijk (ja/nee):<br />
Effectiviteit: Geen informatie<br />
Herhaling met dezelfde versie<br />
mogelijk tot dat het kind aan<br />
het plafond zit.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
Bijlage C<br />
Conclusie: Gericht op taalproductie <strong>van</strong> anderstalige peuters (resp. Turks,<br />
Tarifit-Berbers en Marokkaans-Arabisch talig) <strong>van</strong> rond de 2<br />
jaar met Nederlands als tweede taal. In de lijst met ruim 300<br />
woorden in twee talen kunnen ouders de woorden aankruisen<br />
die hun kind al zegt. Matige respons <strong>van</strong> ouders; onderzoek<br />
wees uit dat 54% <strong>van</strong> de vragenlijsten wordt ingevuld.<br />
Onhandig in gebruik bij analfabetische ouders.<br />
Normering op basis <strong>van</strong> kleine onderzoekspopulatie. Er zijn<br />
geen instrumenten waarmee validiteit onderzocht kan worden.<br />
Zowel bij Turkse als bij Marokkaanse kinderen had een kwart<br />
<strong>van</strong> de kinderen een afwijkende uitslag op de Lexiconlijst.<br />
Ontwikkeld op basis <strong>van</strong> de Lexilijst Nederlands, de<br />
psychometrische eigenschappen hier<strong>van</strong> zijn echter niet zonder<br />
meer overdraagbaar op de tweetalige versie. Kortom, lijst<br />
bedoeld voor tweetalige kinderen. Normering is onvoldoende<br />
onderbouwd. Vooralsnog niet gevalideerd.<br />
Referenties: 1 De Koning H.J. Aandachtspunten eindverslag ZonMW.<br />
Programma Preventie. Projectnr. 2100.0075<br />
2 Schlichting, L. (2006). Lexiconlijsten, Marokkaans-<br />
Arabisch, Tarifit-Berbers en Turks. Instrumenten om de<br />
taalontwikkeling te onderzoeken bij jonge Marokkaanse en<br />
Turkse kinderen in Nederland. Amsterdam, JIP.<br />
Overige rele<strong>van</strong>te informatie:<br />
De Lexiconlijsten Turks-Nederlands en Tarifit-Berbers-Nederlands en Marokkaans-<br />
Arabisch-Nederlands zijn gebaseerd op de Lexilijst Nederlands. Zie aldaar voor<br />
overige rele<strong>van</strong>te informatie.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
4 Lexilijst Begrip (voorheen Taalbegripslijst Dreumesen)<br />
Doel: Signaleren <strong>van</strong> achterstand in de vroege taalontwikkeling<br />
(Nederlands), met name taalbegrip<br />
Classificatie: Signaleringsinstrument<br />
Doelgroep: − Communicatieniveau: 15-25 maanden,<br />
Nederlandstalig<br />
Bijlage C<br />
Uitvoerbaarheid: − Afnameduur: Ouders tellen het aantal<br />
aangekruiste items. Het door<br />
middel <strong>van</strong> normtabel<br />
omzetten <strong>van</strong> ruwe scores in<br />
standaardscores en kost 1<br />
minuut. In totaal naar<br />
schatting 2-3 minuten.<br />
− Wijze <strong>van</strong> afname: Vragenlijst aan de ouders<br />
− Uitvoerders: Logopedisten, artsen en<br />
verpleegkundigen in de JGZ<br />
en remedial teachers.<br />
− Gebruikersonafhankelijkheid: Ja<br />
− Situatieonafhankelijkheid: Ja<br />
− Materiaal (eenvoudig, kosten,<br />
verkrijgbaarheid):<br />
Handleiding en formulieren.<br />
Naar verwachting voorjaar<br />
2007 verkrijgbaar.<br />
− Training uitvoerder nodig: Nee<br />
− Wordt al door JGZ gebruikt: Nee<br />
− Pluspunten: Geen informatie<br />
− Knelpunten: Geen informatie<br />
Beschrijving: De Lexilijst Begrip is een lijst met woorden en zinnetjes. Ouders<br />
kruisen thuis op de lijst aan welke woorden en zinnetjes hun<br />
kind begrijpt.<br />
Normering: − Gedefinieerd (ja/nee): Beschikbaar voorjaar 2007<br />
− Gebaseerd op: Onderzoek bij 573 kinderen in<br />
de leeftijd <strong>van</strong> 15-25 maanden,<br />
random geselecteerd.<br />
Betrouwbaarheid: Onvoldoende informatie<br />
COTAN: − Beoordeeld door<br />
COTAN (ja/nee):<br />
Nee<br />
− Uitkomst: N.v.t.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
Validiteit:<br />
Pearson correlatie<br />
Waarde Referentie/ ‘gouden<br />
standaard’<br />
Varieert <strong>van</strong><br />
0,75 tot 0,91 1<br />
Items <strong>van</strong> Bayleytest<br />
0,59 2<br />
0,58 1<br />
0,26 1<br />
0,53 1<br />
Lexilijst Nederlands<br />
Reynell test voor<br />
taalbegrip<br />
Schlichting test voor<br />
Zinsontwikkeling<br />
Schlichting test voor<br />
Woordontwikkeling<br />
Verwijscriteria: − Gedefinieerd (ja/nee): Nee<br />
Volgen <strong>van</strong><br />
ontwikkeling:<br />
− Longitudinale afname<br />
mogelijk (ja/nee):<br />
Effectiviteit: Geen informatie<br />
Soort<br />
steekproef<br />
Ouders <strong>van</strong><br />
kinderen met<br />
een gemiddelde<br />
leeftijd <strong>van</strong> 15<br />
tot en met 24<br />
maanden oud<br />
(gemiddeld 19,5<br />
maanden)<br />
zonder gebleken<br />
taalachterstand<br />
15-25 maanden<br />
oude kinderen<br />
Kinderen<br />
woonachtig in<br />
Groningen,<br />
gemiddeld 22,5<br />
maanden oud.<br />
Idem<br />
Idem<br />
Bijlage C<br />
Conclusie: Signaleert achterstand in het taalbegrip <strong>van</strong> het Nederlands. Is<br />
hiermee aanvullend aan de Lexilijst Nederlands die de<br />
taalproductie meet. Bedoeld voor kinderen <strong>van</strong> 15-25 maanden.<br />
De Lexilijst Begrip is een lijst met woorden en zinnetjes. Ouders<br />
kruisen thuis op de lijst aan welke woorden en zinnetjes hun<br />
kind begrijpt. Normering wordt empirisch bepaald in random<br />
steekproef en is naar verwachting voorjaar 2007 beschikbaar.<br />
Validiteit, in termen <strong>van</strong> sensitiviteit en specificiteit zijn<br />
onbekend.<br />
Ja<br />
N<br />
33<br />
229<br />
67<br />
67<br />
67
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
Bijlage C<br />
Referenties: 1 Persoonlijke communicatie L. Schlichting.<br />
2 Schlichting L, Spelberg Henk lutje. Lexilijst Begrip: Een<br />
instrument om het taalbegrip te onderzoeken bij <strong>Nederlandse</strong><br />
kinderen <strong>van</strong> 15-25 maanden in het kader <strong>van</strong> vroegtijdige<br />
onderkenning. Amsterdam: Harcourt. In voorbereiding.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
5 N-CDIs Lijsten voor Communicatieve Ontwikkeling Korte vormen<br />
Bijlage C<br />
Doel: Beoordelen <strong>van</strong> het communicatieniveau (begrip, productie) <strong>van</strong><br />
jonge kinderen. Bij oudere groep woordenschatproductie,<br />
grammatica, taalbegrip en taalproductie algemeen<br />
Classificatie: Signaleringsinstrument<br />
Doelgroep: − Communicatieniveau: 16-30 maanden (N-CDI2A en<br />
B)/ 30-37 maanden (N-CDI 3)<br />
Uitvoerbaarheid: − Afnameduur: Ouders tellen het aantal<br />
aangekruiste items. Het door<br />
middel <strong>van</strong> normtabel<br />
omzetten <strong>van</strong> ruwe scores in<br />
standaardscores kost 1<br />
minuut.<br />
− Wijze <strong>van</strong> afname: Vragenlijst aan ouders<br />
− Uitvoerders: Logopedisten, artsen en<br />
verpleegkundigen in de JGZ<br />
en remedial teachers.<br />
− Gebruikersonafhankelijkheid: Ja<br />
− Situatieonafhankelijkheid: Ja<br />
− Materiaal (eenvoudig, kosten,<br />
verkrijgbaarheid):<br />
Handleiding (€ 49,90) via<br />
boekhandel. Over<br />
verkrijgbaarheid <strong>van</strong><br />
formulieren geen informatie<br />
beschikbaar.<br />
− Training uitvoerder nodig: Nee<br />
− Wordt al door JGZ gebruikt: In overweging<br />
− Pluspunten: Geen informatie<br />
− Knelpunten: Bevat typisch Vlaamse<br />
begrippen, die niet in<br />
Nederland door jonge<br />
kinderen gezegd worden.<br />
Beschrijving: Het betreft hier een aanpassing en hernormering <strong>van</strong> de<br />
Amerikaanse MacArthur Short Form Vocabulary Checklists<br />
voor de Vlaamse situatie. De N-CDIs korte vormen zijn lijsten<br />
met woorden die in de taal <strong>van</strong> jonge Vlaamse kinderen<br />
voorkomen. Bij kinderen <strong>van</strong> 16-30 maanden wordt het<br />
woordenschatbegrip, de woordenschatproductie bepaald. Bij<br />
kinderen <strong>van</strong> 30-37 maanden zijn dat de woordenschatproductie,<br />
grammatica, taalbegrip en taalproductie algemeen. Hiervoor<br />
kruisen ouders thuis op de lijst aan welke woorden hun kind<br />
zegt. Het totale aantal aangekruiste items vormt de ruwe score,<br />
op basis waar<strong>van</strong> het kind door middel <strong>van</strong> normtabellen kan<br />
worden vergeleken met zijn of haar leeftijdsgroep.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
Bijlage C<br />
Normering: − Gedefinieerd (ja/nee): Ja<br />
− Gebaseerd op: Onderzoek bij 3190<br />
normaal ontwikkelende<br />
kinderen uit Nederlandstalig<br />
België; gelijke<br />
verhouding meisjes en<br />
jongens.<br />
Betrouwbaarheid: Geen informatie<br />
COTAN: − Beoordeeld door<br />
COTAN (ja/nee):<br />
Nee<br />
− Uitkomst: N.v.t.<br />
Validiteit: Geen informatie<br />
Verwijscriteria: − Gedefinieerd (ja/nee): nee<br />
Volgen <strong>van</strong><br />
ontwikkeling:<br />
− Longitudinale afname<br />
mogelijk (ja/nee):<br />
Effectiviteit: Geen informatie<br />
Conclusie: Beoordelen <strong>van</strong> het communicatieniveau (begrip en productie)<br />
<strong>van</strong> kinderen <strong>van</strong> 16-30 maanden oud. Bij groep <strong>van</strong> 30-37<br />
maanden oud meet het instrument de woordenschatproductie,<br />
grammatica, taalbegrip en taalproductie algemeen. Het betreft<br />
hier een aanpassing en hernormering <strong>van</strong> de Amerikaanse<br />
MacArthur Short Form Vocabulary Checklists voor de Vlaamse<br />
situatie. De N-CDIs korte vormen zijn lijsten met woorden die in<br />
de taal <strong>van</strong> jonge kinderen voorkomen. De lijst bevat echter<br />
woorden die niet in Nederland door jonge Vlaamse kinderen<br />
gezegd worden. Empirisch genormeerd op basis <strong>van</strong> onderzoek<br />
bij een grote groep kinderen uit Nederlandstalig België. Over de<br />
psychometrische eigenschappen <strong>van</strong> de test hebben we geen<br />
informatie gevonden, evenals als over de validiteit. Kortom,<br />
verminderd uitvoerbaar door gebruik Vlaamse woorden en<br />
onbekende testeigenschappen.<br />
Referenties: Niet gevonden<br />
Ja
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
6 Nonsenswoord repetitietaak (NRT)<br />
Bijlage C<br />
Doel: De NRT is een gestandaardiseerd onderzoeksinstrument voor het<br />
observeren en beoordelen <strong>van</strong> communicatievoorwaarden en <strong>van</strong><br />
de eerste verbale en non-verbale communicatie.<br />
Classificatie: Signalerings- en diagnostisch instrument<br />
Doelgroep: − Communicatieniveau: Vanaf 3 jaar.<br />
Uitvoerbaarheid: − Afnameduur 1 : 10 minuten.<br />
− Wijze <strong>van</strong> afname: Het kind wordt gevraagd<br />
nonsenswoorden na te<br />
zeggen.<br />
− Uitvoerders: Logopedist<br />
− Gebruikersonafhankelijkheid: Geen informatie<br />
− Situatieonafhankelijkheid: Ja<br />
− Materiaal (eenvoudig, kosten,<br />
verkrijgbaarheid) :<br />
CD met opnamen <strong>van</strong> 28<br />
stimulus-woorden en<br />
afspeelapparatuur<br />
− Training uitvoerder nodig: Ja<br />
− Wordt al door JGZ gebruikt: Nee (voor zover bekend)<br />
− Pluspunten: Geen informatie<br />
− Knelpunten: Geen informatie<br />
Beschrijving 1 : Het kind wordt gevraagd nonsenswoorden na te zeggen. Het<br />
aantal juiste woorden wordt bijgehouden. Tijdens de test wordt<br />
elke uiting meteen gescoord. Bij het herhalen <strong>van</strong> de woorden<br />
zijn fundamentele cognitieve taalverwerkingsprocessen<br />
betrokken, zoals foneemidentificatie, fonologisch korte<br />
termijngeheugen, fonologische output/planning en<br />
klankproductie.<br />
Normering: − Gedefinieerd (ja/nee): Geen informatie<br />
− Gebaseerd op: N.v.t.<br />
Betrouwbaarheid: Geen informatie<br />
COTAN: − Beoordeeld door<br />
COTAN (ja/nee):<br />
Nee<br />
− Uitkomst: N.v.t.<br />
Validiteit: Geen informatie<br />
Verwijscriteria: − Gedefinieerd (ja/nee): Nee<br />
Volgen <strong>van</strong><br />
ontwikkeling:<br />
− Longitudinale afname<br />
mogelijk (ja/nee):<br />
Effectiviteit: Geen informatie<br />
Ja
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
Bijlage C<br />
Conclusie: Bedoeld voor het beoordelen <strong>van</strong> communicatievoorwaarden en<br />
<strong>van</strong> de eerste verbale en non-verbale communicatie bij kinderen<br />
<strong>van</strong>af 3 jaar. Hierdoor in het bijzonder geschikt voor kinderen<br />
die meertalig worden opgevoed. Tevens geschikt als<br />
diagnostisch instrument. Het kind wordt gevraagd<br />
nonsenswoorden na te zeggen. Het aantal juiste woorden wordt<br />
bijgehouden. Uitvoering door logopedist, dus minder geschikt<br />
voor de JGZ omdat slechts ongeveer de helft <strong>van</strong> de organisaties<br />
over deze expertise beschikt. Afnameduur is vrij lang (10<br />
minuten). In Amerikaanse studies met ééntalige kinderen is<br />
aangetoond dat de NRT hoog scoort op sensitiviteit, specificiteit,<br />
en betrouwbaarheid. Er is echter geen informatie over de<br />
psychometrische eigenschappen, de validiteit <strong>van</strong> de test bij<br />
gebruik bij <strong>Nederlandse</strong> kinderen.<br />
Kortom, instrument dat mede bedoeld is voor kinderen die<br />
meertalig worden opgevoed. Kortom, logopedisch<br />
deskundigheidsniveau vereist, onbekende testeigenschappen.<br />
Referenties: 1 Gerrits, E. Onderzoek naar de bruikbaarheid <strong>van</strong> de<br />
NonsensWoorden Repetitie test (NWR-test) voor spraaktaaldiagnostiek<br />
bij meertalige kinderen in Nederland. 2005<br />
(ongepubliceerd werk).<br />
2 Gerrits, E. "Taaldiagnostiek bij meertalige kinderen:<br />
Problemen en oplossingen." Toegepaste Taalwetenschap in<br />
Artikelen 74.2 (2005): 169-77.<br />
Overige rele<strong>van</strong>te<br />
informatie:<br />
In studies met Amerikaanse, ééntalige kinderen is aangetoond<br />
dat de NRT hoog scoort op sensitiviteit, specificiteit en<br />
betrouwbaarheid. Hij is sensitief voor taalproblemen maar wordt<br />
niet beïnvloed door de taal en cultuur <strong>van</strong> het kind, of het<br />
opleidingsniveau <strong>van</strong> de moeder.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
7 Spraak- en taalNormen Eerste Lijns gezondheidszorg (SNEL)<br />
Doel: Beoordelen spraak / taalontwikkeling in eerste taal;<br />
taalproductie, taalbegrip narratieve vaardigheden<br />
Classificatie: Signaleringsinstrument<br />
Doelgroep: − Communicatieniveau: 12-72 maanden<br />
Bijlage C<br />
Uitvoerbaarheid: − Afnameduur: 2-3 minuten<br />
− Wijze <strong>van</strong> afname: Vragen aan ouders tijdens<br />
persoonlijk contact<br />
− Uitvoerders: JGZ; arts of<br />
verpleegkundige<br />
− Gebruikersonafhankelijkheid: Ja<br />
− Situatieonafhankelijkheid: Ja<br />
− Materiaal (eenvoudig, kosten,<br />
verkrijgbaarheid):<br />
Test kan gedownload<br />
worden <strong>van</strong> website<br />
(http://www.kindentaal.nl/)<br />
− Training uitvoerder nodig: Nee<br />
− Wordt al door JGZ gebruikt: Ja, in Groningen en<br />
Amsterdam als onderdeel<br />
<strong>van</strong> Protocol<br />
Taalontwikkeling<br />
Groningen, waarbij eerst<br />
de SNEL en als tweede<br />
stap de Taalstandaard<br />
gebruikt wordt 4, 5 . Zie ook<br />
Taalstandaard.<br />
− Pluspunten: Tevredenheid <strong>van</strong><br />
uitvoerders is in<br />
Groningen onderzocht. Het<br />
grootste gedeelte <strong>van</strong> de<br />
gebruikers vindt het<br />
afnemen, het invoeren <strong>van</strong><br />
de tabel en het bepalen <strong>van</strong><br />
de score gemakkelijk. 11<br />
<strong>van</strong> de 12 medewerkers<br />
vonden dat de test houvast<br />
geeft om het<br />
taalontwikkelingsniveau te<br />
bepalen 4 .<br />
Mogelijkheid voor<br />
groeicurves in<br />
taalontwikkeling<br />
− Knelpunten: Pilot-study verricht bij 58<br />
ouders. Op geleide hier<strong>van</strong><br />
zijn aanpassingen gedaan.<br />
Ouders kunnen de test zelf<br />
downloaden. Dit is niet<br />
wenselijk, omdat ouders
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
Bijlage C<br />
die hulpmijdend zijn door<br />
het zelf in te vullen de<br />
ontwikkeling <strong>van</strong> hun kind<br />
te rooskleurig kunnen<br />
voorstellen.<br />
Beschrijving: De SNEL-test is een vragenlijst voor ouders <strong>van</strong> kinderen in de<br />
leeftijd <strong>van</strong> 1-6 jaar die tijdens persoonlijk contact wordt<br />
afgenomen. Elk <strong>van</strong> de 14 korte vragen refereert aan een<br />
mijlpaal in de taalontwikkeling <strong>van</strong> kinderen in deze<br />
leeftijdscategorie. Op elke vraag kan 1 punt gescoord worden; de<br />
SNEL-score is gelijk aan het aantal vragen dat positief werd<br />
beantwoord. De SNEL-score wordt vergeleken met een<br />
vergelijkingsscore voor de betreffende leeftijdsgroep. Valt het<br />
kind op of onder de vergelijkingsscore voor zijn/haar leeftijd dan<br />
is dat een indicatie voor een taalachterstand. De vragenlijst is<br />
bedoeld om een globaal zicht te krijgen op de taalontwikkeling<br />
<strong>van</strong> het kind.<br />
Normering: Gedefinieerd (ja/nee): Ja 1<br />
Gebaseerd op: De mijlpalen zijn geselecteerd<br />
op basis <strong>van</strong> literatuur en<br />
verschillende instrumenten voor<br />
andere talen. De<br />
normeringsgegevens voor<br />
empirisch onderzoek zijn<br />
verzameld door telefonische<br />
ondervraging <strong>van</strong> ouders <strong>van</strong><br />
Nederlandstalige kinderen. Het<br />
is onbekend hoe dit zich<br />
verhoudt tot persoonlijk contact.<br />
Betrouwbaarheid:<br />
Waarde Statistic Soort steekproef N<br />
Betrouwbaarheid 0,96 2 Rho (>=0,90) 12-72 maanden oude<br />
kinderen uit een<br />
normale populatie; 260<br />
jongens, 267 meisjes<br />
527<br />
Schaalbaarheid 0,95 2 H (H>0,5) 12-72 maanden oude<br />
kinderen uit een<br />
normale populatie; idem<br />
527<br />
COTAN: − Beoordeeld door<br />
COTAN (ja/nee):<br />
Nee<br />
− Uitkomst: N.v.t.<br />
Validiteit:<br />
Waarde Referentie/ ‘gouden<br />
standaard’<br />
Sensitiviteit 94% 1<br />
Schlichting Test voor<br />
Taalproductie<br />
Soort steekproef N<br />
De validiteit <strong>van</strong><br />
de SNEL werd<br />
98
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
Opm.:<br />
Afkappunt<br />
10 e<br />
percentiel.<br />
Specificiteit 83% 1<br />
Opm.:<br />
Afkappunt<br />
10 e<br />
percentiel.<br />
Opm: Test is opgesteld<br />
om taalproductie,<br />
taalbegrip en narratieve<br />
vaardigheden te<br />
beoordelen.<br />
Idem Idem<br />
onderzocht in een<br />
groep <strong>van</strong> 98<br />
kinderen (12-72<br />
maanden),<br />
bestaande uit 14<br />
kinderen met een<br />
bewezen<br />
taalachterstand en<br />
84 waar<strong>van</strong><br />
ongeveer de helft<br />
tot de 10% laagste<br />
scores op de<br />
SNEL behoorden<br />
en de andere helft<br />
een random<br />
sample uit de<br />
populatie was<br />
Bijlage C<br />
Verwijscriteria: − Gedefinieerd (ja/nee): Ja. Zie protocol Taaldiagnostiek<br />
Groningen.<br />
Volgen <strong>van</strong><br />
ontwikkeling:<br />
− Longitudinale afname<br />
mogelijk (ja/nee):<br />
Effectiviteit: Geen informatie<br />
Conclusie: Beoordeelt taalproductie, taalbegrip narratieve vaardigheden <strong>van</strong><br />
eerste taal <strong>van</strong> kinderen <strong>van</strong> 12-72 maanden oud. De SNEL<br />
bevat vragen voor ouders <strong>van</strong> kinderen in de leeftijd <strong>van</strong> 1-6<br />
jaar. Elk <strong>van</strong> de 14 vragen refereert aan een mijlpaal in de<br />
taalontwikkeling <strong>van</strong> kinderen in deze leeftijdscategorie. De test<br />
is dus taalonafhankelijk. De test is kosteloos beschikbaar voor de<br />
JGZ. Afnameduur is kort (2-3 minuten). Wordt in Groningen en<br />
Amsterdam al in de JGZ gebruikt als eerste stap in het Protocol<br />
Taaldiagnostiek Groningen. In Groningen vindt het grootste<br />
gedeelte <strong>van</strong> de gebruikers het afnemen, het invoeren <strong>van</strong> de<br />
tabel en het bepalen <strong>van</strong> de score gemakkelijk. Bijna alle<br />
medewerkers vonden dat de test voldoende houvast geeft om het<br />
taalontwikkelingsniveau te bepalen. Normering is empirisch<br />
vastgesteld voor Nederlandstalige kinderen.<br />
De betrouwbaarheid is vastgesteld in een studie met een kleine<br />
steekproef.<br />
De SNEL is gevalideerd met en instrument voor taalproductie,<br />
de Schlichting Test, maar er worden conclusies getrokken over<br />
Ja
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
Bijlage C<br />
taalproductie, taalbegrip en verstaanbaarheid. Validiteit is<br />
bepaald op basis <strong>van</strong> een zeer kleine steekproef (N=98 in<br />
verschillende leeftijdsgroepen). Een belangrijk voordeel <strong>van</strong><br />
deze studie is dat een ROC curve wordt ge<strong>rapport</strong>eerd in plaats<br />
<strong>van</strong> uitsluitend waarden voor sensitiviteit en specificiteit.<br />
Concluderend, test voor taalproductie, en mogelijk ook voor<br />
taalbegrip. Gebaseerd op mijlpalen in de ontwikkeling, met korte<br />
afnameduur zonder gebruik te hoeven maken <strong>van</strong> dure<br />
materialen. Wordt al naar tevredenheid gebruikt in Amsterdam<br />
en Groningen. Normering gebaseerd op empirie.<br />
Psychometrische eigenschappen zijn vooralsnog onvoldoende<br />
onderbouwd.<br />
Referenties: 1 Luinge M. "The language-screening instrument SNEL."<br />
Proefschrift, RU Groningen, 2005.<br />
2 Goorhuis-Brouwer, S.M., Luinge, M.L., Post, W.J.<br />
Spreeknormen voor jonge kinderen: <strong>van</strong> GMS naar SNEL.<br />
Tijdschrift JGZ (febr 2007)<br />
3 Leijenaar. Eind<strong>rapport</strong>age Protocol Taaldiagnostiek<br />
Groningen. Rapport afdeling logopedie GGD Groningen,<br />
2006.<br />
4 J. Sluijmers. Implementatie Protocol Taalontwikkeling<br />
Groningen. Rapport GGD Amsterdam, 2006.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
8 Van Wiechenonderzoek<br />
Bijlage C<br />
Doel: Beoordelen ontwikkeling; fijne motoriek, adaptatie,<br />
persoonlijkheid en sociaal gedrag, communicatie (Nederlands)<br />
en grove motoriek.<br />
Classificatie: Signaleringsinstrument<br />
Doelgroep: − Communicatieniveau: 0-54 maanden<br />
Uitvoerbaarheid: − Afnameduur: 3 minuten<br />
− Wijze <strong>van</strong> afname: Uitlokken <strong>van</strong> gewenst<br />
gedrag bij kind. Alhoewel<br />
dit niet de voorkeur heeft<br />
is er bij verschillende<br />
kenmerken de<br />
mogelijkheid tot<br />
ouder<strong>rapport</strong>age.<br />
− Uitvoerders: JGZ; arts of<br />
verpleegkundige<br />
− Gebruikersonafhankelijkheid: Redelijk<br />
− Situatieonafhankelijkheid: Redelijk<br />
− Materiaal (eenvoudig, kosten,<br />
verkrijgbaarheid):<br />
Vierkante doos met 10<br />
blokken,vormenstoof,<br />
blokken, twee ballen, pop,<br />
leporelloboekje volgens<br />
specificatie; uitsluitend<br />
verkrijgbaar via medische<br />
groothandel (samen € 50).<br />
Daarbij twee<br />
instructieschema’s<br />
(zonder kosten te<br />
downloaden <strong>van</strong> website)<br />
en het instructieboek<br />
(Uitgeverij Van Gorcum<br />
te Assen, verkrijgbaar in<br />
de boekhandel; € 50).<br />
− Training uitvoerder nodig: Ja, voor het gehele Van<br />
Wiechenonderzoek, niet<br />
apart voor de<br />
communicatie items.<br />
Training wordt gegeven<br />
door Stichting <strong>van</strong><br />
Wiechen onderzoek i.s.m.<br />
<strong>TNO</strong>-KvL en leidt op tot<br />
arts-instructeur of<br />
verpleegkundigeinstructeur<br />
(principe trainthe-trainer).<br />
Een behaald<br />
certificaat is vijf jaar
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
Bijlage C<br />
geldig. Er zijn ook<br />
cursussen voor artsen en<br />
verpleegkundigen JGZ.<br />
− Wordt al door JGZ gebruikt: Ja, door alle organisaties<br />
JGZ<br />
− Pluspunten: Registratie opgenomen in<br />
Integraal Kinddossier JGZ<br />
− Knelpunten: Uitkomst <strong>van</strong> het<br />
onderzoek kan<br />
gemakkelijk leiden tot<br />
verschillende<br />
interpretaties.<br />
Verwijscriteria <strong>van</strong><br />
verpleegkundige naar arts<br />
binnen het team JGZ zijn<br />
onvoldoende; bij<br />
onvoldoende score op<br />
communicatie items hoeft<br />
het kind pas binnen een<br />
half jaar door de arts<br />
gezien te worden.<br />
Beschrijving 1 : Het Van Wiechenonderzoek wordt op alle consultatiebureaus<br />
gebruikt om de ontwikkeling <strong>van</strong> zuigelingen en peuters te<br />
volgen en de ouders daar zo goed mogelijk bij te betrekken. Op<br />
gestandaardiseerde wijze wordt nagegaan of diverse<br />
leeftijdsspecifieke ontwikkelingskenmerken al dan niet aanwezig<br />
zijn. Het onderzoek omvat de volgende ontwikkelingsvelden:<br />
Fijne motoriek, adaptatie, persoonlijkheid en sociaal gedrag,<br />
communicatie en grove motoriek. Voor het onderzoek worden<br />
gedragingen uitgelokt, bijvoorbeeld het op verzoek bouwen <strong>van</strong><br />
een blokkentoren, kruipen, lopen, die vervolgens geobserveerd,<br />
beoordeeld, en per kenmerk in een registratieschema vastgelegd<br />
worden. Het ontwikkelingsveld communicatie <strong>van</strong> het Van<br />
Wiechenonderzoek omvat 23 items. Hoewel dit niet de voorkeur<br />
heeft, kan voor een deel <strong>van</strong> de kenmerken op informatie <strong>van</strong> de<br />
moeder worden vertrouwd. Herziening <strong>van</strong> het onderzoek heeft<br />
plaatsgevonden in 1996, en nogmaals in 2005.<br />
Normering: − Gedefinieerd (ja/nee): Nee. Wel worden per item<br />
leeftijdsindicaties gegeven.<br />
Totaalscore ontbreekt.<br />
− Gebaseerd op: (internationale)<br />
onderzoeksliteratuur en<br />
klinische ervaring (criterionreferenced).
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
Betrouwbaarheid:<br />
Waarde Statistic Soort<br />
steekproef<br />
Betrouwbaarheid 2 0,989 Separation Index over alle Alle items <strong>van</strong><br />
leeftijdsmomenten kinderen tussen<br />
0 en 2 jaar<br />
Bijlage C<br />
COTAN: − Beoordeeld door<br />
COTAN (ja/nee):<br />
Ja<br />
− Uitkomst: Uitgangspunten bij<br />
testconstructie: goed<br />
Kwaliteit <strong>van</strong> het testmateriaal:<br />
voldoende<br />
Kwaliteit <strong>van</strong> de handleiding:<br />
voldoende<br />
Normen: onvoldoende<br />
Betrouwbaarheid: onvoldoende<br />
Begripsvaliditeit: onvoldoende<br />
Criteriumvaliditeit: onvoldoende<br />
Validiteit: Geen informatie<br />
Verwijscriteria: − Gedefinieerd (ja/nee): Nee<br />
Volgen <strong>van</strong><br />
ontwikkeling:<br />
− Longitudinale afname<br />
mogelijk (ja/nee):<br />
Effectiviteit: Geen informatie<br />
Conclusie: Beoordeelt ontwikkeling; fijne motoriek, adaptatie,<br />
persoonlijkheid en sociaal gedrag, communicatie (Nederlands)<br />
en grove motoriek. Doelgroep is kinderen <strong>van</strong> 0-54 maanden.<br />
Het Van Wiechenonderzoek wordt op alle consultatiebureaus<br />
gebruikt om de ontwikkeling <strong>van</strong> zuigelingen en peuters te<br />
volgen. Op gestandaardiseerde wijze wordt geobserveerd of<br />
diverse leeftijdsspecifieke ontwikkelingskenmerken al dan niet<br />
aanwezig zijn. Relatief korte afnameduur (3 minuten). Training<br />
<strong>van</strong> de uitvoerders in noodzakelijk. Uitkomst <strong>van</strong> het onderzoek<br />
kan gemakkelijk leiden tot verschillende interpretaties.<br />
Normering ontbreekt, wel worden per item leeftijdsindicaties<br />
gegeven. Psychometrische eigenschappen <strong>van</strong> de test werden<br />
beoordeeld door de COTAN. Uitkomsten op de verschillende<br />
aspecten varieerden <strong>van</strong> onvoldoende (4 items), via voldoende (2<br />
items) tot goed (1 item). Niet gevalideerd. Volgen <strong>van</strong> de<br />
ontwikkeling in de tijd is zeer goed mogelijk.<br />
Kortom, het <strong>van</strong> Wiechenonderzoek is het enige onderzoek dat<br />
behalve de communicatie ook de overige aspecten <strong>van</strong> de<br />
ontwikkeling meeneemt. Onderzoek wordt al door alle<br />
organisaties in Nederland gebruikt. Betrouwbaarheid is hoopvol<br />
te noemen, maar onvoldoende onderbouwd. Niet gevalideerd.<br />
Ja<br />
N
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
Bijlage C<br />
Referenties: 1 Laurent de Angulo MS. Brouwers-de Jong EA, Bijlsma-<br />
Schlosser JFM, Bulk-Bunschoten AMW, Pauwels JH,<br />
Steinbuch-Linstra I (red)., Ontwikkelingsonderzoek in de<br />
Jeugdgezondheidzorg. Het <strong>van</strong> Wiechenonderzoek. De<br />
Baecke-Fassaert Motoriektest. Assen, Koninklijke <strong>van</strong><br />
Gorcum BV, 2006.<br />
2 Jacobusse GW, Buuren S <strong>van</strong>, Verkerk PH (2006). An<br />
interval scale for development of children aged 0-2 years.<br />
Statistics in Medicine, 25(13), 2272-2283.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
9 VTO taal 2-jarigen<br />
Bijlage C<br />
Doel: Vroegtijdig onderkennen <strong>van</strong> taalstoornissen in het Nederlands<br />
als eerste taal op 2-jarige leeftijd. Bevat onderdelen gericht op<br />
taalproductie, interactie (spelen) en taalbegrip.<br />
Classificatie: Signaleringsinstrument<br />
Doelgroep: − Communicatieniveau: 23-29 maanden<br />
Uitvoerbaarheid: − Afnameduur: 5 minuten<br />
− Wijze <strong>van</strong> afname: Onmiddellijke observatie<br />
<strong>van</strong> het kind in combinatie<br />
met ouder<strong>rapport</strong>age<br />
− Uitvoerders: JGZ; arts of<br />
verpleegkundige<br />
− Gebruikersonafhankelijkheid: Ja<br />
− Situatieonafhankelijkheid: Ja<br />
− Materiaal (eenvoudig, kosten,<br />
verkrijgbaarheid):<br />
Handleiding + blok 100<br />
formulieren (€ 53,-) via<br />
Harcourt<br />
− Training uitvoerder nodig: Sinds handleiding is<br />
verschenen is geen<br />
training meer nodig.<br />
Training beschikbaar<br />
indien gewenst (cursus<br />
<strong>van</strong> 1 dagdeel,<br />
georganiseerd door het<br />
Expertisecentrum Kind &<br />
Ontwikkeling).<br />
− Wordt al door JGZ gebruikt: Bij enkele organisaties<br />
− Pluspunten: − Test wordt in gespreksvorm<br />
afgenomen.<br />
− In pilot 5 is onderzocht of het kan<br />
dienen als tweede screeningsstap voor<br />
de 10% kinderen die op de leeftijd <strong>van</strong><br />
2 jaar uitvallen op het Van<br />
Wiechenschema. 27 <strong>van</strong> de 1050<br />
peuters valt op beide instrumenten uit<br />
en wordt verwezen. 17 <strong>van</strong> de 27<br />
(63%) worden onderzocht, 11 daar<strong>van</strong><br />
hebben een taalachterstand (PPV 65%).<br />
Echter, minstens 6 kinderen met<br />
ernstige taalachterstand en 10 met<br />
matige spraaktaalproblemen zijn gemist<br />
met dit protocol.<br />
− Knelpunten: − Medewerking kind is nodig bij<br />
aanwijzen lichaamsdelen. Als het kind<br />
niet meewerkt kan de ouder aangeven<br />
of het kind het onderdeel beheerst.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
Bijlage C<br />
Bovendien moet het kind niet bij<br />
zichzelf, maar bij een pop de<br />
lichaamsdelen aanwijzen. Een extra<br />
cognitieve categorie is dus ingevoegd.<br />
− Ouders volgen verwijzing naar MDD<br />
niet altijd op (48/73=66% 3 en<br />
17/27=63% 5 opvolging).<br />
Beschrijving: Bevat vragen aan ouder en kind over taalproductie, interactie<br />
(spelen) en taalbegrip. De antwoorden worden gescoord. Er<br />
kunnen maximaal 5 punten gehaald worden. Bij 0 of 1 punten is<br />
de score onvoldoende en is verwijzing naar een spraaktaalteam<br />
voor verdere diagnostiek noodzakelijk. Een deel <strong>van</strong> de vragen<br />
wordt niet gebruikt om de score te bepalen. De reden voor het<br />
stellen <strong>van</strong> vragen over het spelgedrag is in de praktijk<br />
onduidelijk; het is geen categorie die taalontwikkeling meet.<br />
Voorheen werd de test op 2 meetmomenten uitgevoerd (18 en 24<br />
maanden) 2-5 , in een nieuwe uitgave is er één meetmoment (24<br />
Observatie aan/<br />
informatie <strong>van</strong>:<br />
maanden). Bij de allereerste ontwikkeling 10 meetmomenten 1 .<br />
Kind en ouder<br />
Normering: − Gedefinieerd (ja/nee): Ja<br />
− Gebaseerd op: Algemene populatie<br />
Nederlandstalige kinderen.<br />
N>2000. Echter onduidelijk,<br />
want alle scores samen tellen op<br />
(2, p.76)<br />
tot meer dan 100%<br />
Betrouwbaarheid:<br />
Waarde Statistic Soort steekproef N<br />
Betrouwbaarheid 0,86 6, p.47 Cronbach’s alpha Nederlandstalige populatie 4351<br />
COTAN: − Beoordeeld door<br />
COTAN (ja/nee):<br />
Nee<br />
− Uitkomst: N.v.t.<br />
Validiteit:<br />
Sensitiviteit 3<br />
(2 waarden)<br />
Waarde Referentie/ ‘gouden<br />
standaard’<br />
52% Oordeel specialist<br />
(taalprobleem, late start<br />
taalontwikkeling, of<br />
taalproductie of<br />
taalbegrip onvoldoende)<br />
24%<br />
Rapportage ouder (ooit<br />
taalachterstand<br />
geconstateerd)<br />
Soort<br />
steekproef<br />
Alg. populatie<br />
Nederlandstalige<br />
kinderen, 70%<br />
respons<br />
N<br />
Geen<br />
informatie<br />
over aantal<br />
gescreende<br />
kinderen<br />
met<br />
oordeel<br />
specialist<br />
of<br />
<strong>rapport</strong>age<br />
ouder
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
Specificiteit 97-98% Op basis <strong>van</strong> het<br />
verwijspercentage<br />
Correlatie 3, 6, p.21 0,48 Reynell language<br />
comprehension test<br />
0,34<br />
Spontane taalproductie<br />
Verwijscriteria: − Gedefinieerd (ja/nee): Ja<br />
Volgen <strong>van</strong><br />
ontwikkeling:<br />
− Longitudinale afname<br />
mogelijk (ja/nee):<br />
Nee<br />
idem 3147<br />
100 kinderen in<br />
laagste en<br />
hoogste score<br />
categorie<br />
volgens 3 , 50<br />
kinderen volgens<br />
6<br />
Effectiviteit: − Onderzocht (ja/nee):<br />
3, 4<br />
Ja<br />
− Uitkomst: Bij 3 jaar: geen effect. 3<br />
Bijlage C<br />
200 3 of 50<br />
6<br />
Idem<br />
Bij 8 jaar: Effectiviteit <strong>van</strong> de<br />
screening (incl. natraject) is niet<br />
aangetoond. Reductie in speciaal<br />
onderwijs (4,1% in<br />
interventiegroep, 2,7% in<br />
controlegroep 4 ), maar het is niet<br />
plausibel dat dit een gevolg is <strong>van</strong><br />
de taalscreening. Reden: zie hfst 4.<br />
Toename <strong>van</strong> aantal doublures<br />
(6,1% in interventiegroep, 4,7% in<br />
controlegroep 4 ), maar idem.<br />
Taaluitkomsten vergelijkbaar. Zie<br />
hfst 4 voor uitgebreidere<br />
informatie.<br />
Conclusie: Bedoeld voor opsporen taalstoornis bij Nederlandstalige kinderen <strong>van</strong><br />
23-29 maanden. Huidige versie heeft één meetmoment. Voorgaande<br />
versies met 2 meetmomenten of nog eerder met 10 meetmomenten zijn<br />
uitgebreid onderzocht. Normering op grote groep (zie nog de vraag<br />
hierbij). Correlaties gebaseerd op 20 jaar oude gegevens, correlaties met<br />
Reynell test voor taalbegrip en met spontane taalproductie zwak.<br />
Sensitiviteit 24-52% (recent onderzoek, niet met Reynell/Schlichting),<br />
wat betekent dat de helft tot ¾ <strong>van</strong> de kinderen met een taalachterstand<br />
wordt gemist. Specificiteit 97-98% (goed).<br />
Uitvoerbaarheid goed, maar kost 5 minuten en vergt materiaal. Door<br />
inbouwen <strong>van</strong> de vragen in een gesprek zijn de ouders goede<br />
informanten, het ‘testkarakter’ is weggenomen.<br />
Bij score ≤ 1 volgt verwijzing naar MDD; dit wordt slecht opgevolgd<br />
(éénderde gaat niet).<br />
Onderzoek bij ruim 10.000 kinderen naar effectiviteit <strong>van</strong> een<br />
screeningsprogramma (screening met dit instrument, diagnostiek en<br />
behandeling) toont effectiviteit niet overtuigend aan (hfst 4).<br />
Kortom: lage sensitiviteit bij hoge specificiteit, maar niet bepaald met<br />
gebruikelijke gouden standaard. Daarom is het nodig dit instrument in
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
onderzoek te vergelijken met andere instrumenten.<br />
Bijlage C<br />
Referenties: 1 Ridder-Sluiter H de. Vroegtijdige onderkenning <strong>van</strong><br />
communicatieve ontwikkelingsstoornissen. Proefschrift RU<br />
Leiden, nov. 1990.<br />
2 Koning HJ de, et al. Vroegtijdige onderkenning <strong>van</strong><br />
taalontwikkelingsstoornissen 0-3 jaar. Rapport, ErasmusMC, maart<br />
2000.<br />
3 Koning HJ de, et al. A cluster- randomised trial of screening for<br />
language delay in toddlers. J Med Screen, 11: 109-116, 2004.<br />
4 Agt HME. <strong>van</strong>, Koning, HJ de. Vroegtijdige onderkenning<br />
taalontwikkelingsstoornissen 0-3 jaar. 8 jaar follow-up studie.<br />
Eind<strong>rapport</strong>, ErasmusMC, okt. 2005.<br />
5 Spaai GWG et al. Vroegsignalering VTO taal. Een exploratief<br />
onderzoek naar de effectiviteit <strong>van</strong> een protocol voor<br />
risicoscreening. Rapport, Expertisecentrum Kind en Ontwikkeling,<br />
okt. 2006.<br />
6 Ridder JG de, et al. VTO taal 2-jarigen. Handleiding. Harcourt Test<br />
Publishers, 2006.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
B. Instrumenten met een afnameduur langer dan 10 minuten<br />
Bijlage C<br />
1. LSI (logopedisch screeningsinstrument) incl. taalscreeningsinstrument (TSI)<br />
voor 3-, 4- en 5-jarigen, schoolvragenlijst (SVL) en oudervragenlijst (OVL)<br />
Doel: Opsporing <strong>van</strong> spraak- en taalontwikkelingsproblemen<br />
Classificatie: Signaleringsinstrument<br />
Doelgroep: − Communicatieniveau: 4.9 – 5.9-jarigen. Voor het<br />
hoofditem taal wordt het VTOtaalscreeningsinstrument<br />
3-6<br />
jaar (ook<br />
taalscreeningsinstrument; TSI<br />
genoemd) gebruikt, geschikt<br />
voor kinderen <strong>van</strong> 2.9 tot 5.8<br />
jaar.<br />
Uitvoerbaarheid: − Afnameduur: 15-20 minuten<br />
− Wijze <strong>van</strong> afname: Logopedisch afname <strong>van</strong><br />
de items taal,<br />
spraakverstaan, articulatie,<br />
stem, vloeiendheid en<br />
mondgedrag. Voor het<br />
hoofditem taal wordt het<br />
VTOtaalscreeningsinstrument<br />
3-6 jaar gebruikt (=TSI).<br />
TSI heeft ook een<br />
schoolvragenlijst en<br />
oudervragenlijst.<br />
− Uitvoerders: Logopedisch<br />
deskundigheidsniveau<br />
− Gebruikersonafhankelijkheid: Onvoldoende, zie ook<br />
knelpunten<br />
− Situatieonafhankelijkheid: Onderzoekskamer niet<br />
noodzakelijk; hoofdzaak<br />
is dat het kind de platen<br />
goed kan zien en de<br />
uitvoerder het kind goed<br />
− Materiaal (eenvoudig, kosten,<br />
verkrijgbaarheid):<br />
kan zien.<br />
Handleiding,<br />
instructieformulieren,<br />
testkaarten,<br />
scoreformulieren,<br />
kleurplaten,<br />
oudervragenlijst,<br />
schoolvragenlijst. Set €<br />
465,- via Swets Test<br />
Publishers. Aantal<br />
formulieren per set niet
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
Bijlage C<br />
onderzocht.<br />
− Training uitvoerder nodig: N.v.t., uitvoering door<br />
logopedisch getrainde<br />
professional<br />
− Wordt al door JGZ gebruikt: Ja<br />
− Pluspunten: Geen informatie<br />
− Knelpunten: Vaak worden bepaalde<br />
onderdelen weggelaten of<br />
in aangepaste vorm<br />
gebruikt.<br />
37-55% <strong>van</strong> de kinderen<br />
krijgen een afwijkende<br />
uitslag op de LSI.<br />
De logopedist interpreteert<br />
de betrekkelijke ernst <strong>van</strong><br />
het onderkende probleem.<br />
Er zijn geen richtlijnen<br />
voor de interpretatie <strong>van</strong><br />
de uitkomst <strong>van</strong> de TSI in<br />
samenhang met de<br />
oudervragenlijst en<br />
schoolvragenlijst.<br />
Beschrijving: In de LSI <strong>van</strong> de NVLF (NVLF, Map Logopedische Screening, versie<br />
januari 2001) zijn zes hoofditems opgenomen, namelijk: (1) taal, (2)<br />
spraakverstaan, (3) articulatie, (4) stem, (5) vloeiendheid en (6)<br />
mondgedrag. Daarnaast is er een item “overige”. Voor het hoofditem<br />
taal is het Taalscreeningsinstrument (TSI) ontwikkeld. Dit instrument,<br />
ook wel het VTO-taalscreeningsinstrument 3-6 jaar genoemd, behoort<br />
samen met een bijbehorende oudervragenlijst (OVL) en een<br />
speelzaal/basisschoolvragenlijst (SVL) te worden afgenomen. Bij het<br />
hoofditem spraak verstaan zegt het kind 12 woorden na <strong>van</strong> een<br />
cassettebandje dat op 50 dB wordt afgespeeld. Voor het hoofditem<br />
articulatie wordt gebruik gemaakt <strong>van</strong> items uit het Utrechts<br />
Articulatie Onderzoek (UAO). Hierbij benoemt het kind plaatjes. Voor<br />
stem wordt tijdens het hele onderzoek naar de stemkwaliteit geluisterd<br />
en op het stemgebruik gelet. Ook naar de vloeiendheid <strong>van</strong> spreken<br />
wordt geluisterd. Bij het hoofditem mondgedrag wordt gelet op open<br />
mond en de tongpositie. Bij overig let men op verkoudheid, tong- en<br />
lipmotoriek, adem en kaak- en gebitsstand. Afname <strong>van</strong> de hoofditems<br />
taal, spraak verstaan en articulatie zijn geprotocolleerd, terwijl bij<br />
stem, vloeiendheid en mondgedrag alleen een korte instructie en<br />
aanwijzing voor de scoring worden gegeven.<br />
Normering: − Gedefinieerd (ja/nee) 1 : Ja, TSI/SVL/OVL zijn elk<br />
genormeerd voor kinderen <strong>van</strong><br />
4;9 jaar tot 5;9 jaar, maar niet in<br />
samenhang tot elkaar. LSI als<br />
geheel is ook niet genormeerd.<br />
− Gebaseerd op: TSI/SVL/OVL: De normen zijn<br />
bepaald (n=594, 1988) op de
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
Betrouwbaarheid: Geen informatie<br />
Bijlage C<br />
drie instrumenten samen.<br />
Onderzoek (1990/1996) bij 1688<br />
kinderen uit Nederlandstalige<br />
gezinnen en 530 kinderen uit<br />
migrantengezinnen wees uit dat<br />
hernormering niet nodig was 2 .<br />
COTAN: − Beoordeeld door TSI/OVL/SVL: Ja, uit 1996<br />
COTAN (ja/nee): LSI als geheel: Nee<br />
− Uitkomst: COTAN-beoordeling 1996:<br />
Uitgangspunten bij<br />
testconstructie: goed<br />
Kwaliteit <strong>van</strong> het testmateriaal:<br />
Goed<br />
Kwaliteit <strong>van</strong> de handleiding:<br />
Goed<br />
Normen: Voldoende<br />
Betrouwbaarheid: Voldoende<br />
Begripsvaliditeit: Goed<br />
Criteriumvaliditeit: Voldoende<br />
Validiteit 3:<br />
Sensitiviteit 3:<br />
(TSI/SVL/OVL)<br />
Specificiteit 3:<br />
(TSI/SVL/OVL)<br />
Waarde Referentie/<br />
‘gouden<br />
standaard’<br />
Tussen 62-83%<br />
voor verschillende<br />
cut-off punten<br />
Tussen 91-95%<br />
voor verschillende<br />
cut-off punten<br />
Reynell Test en<br />
Schlichting Test<br />
Idem Idem<br />
Verwijscriteria: − Gedefinieerd (ja/nee): Nee<br />
Volgen <strong>van</strong><br />
ontwikkeling:<br />
− Longitudinale afname<br />
mogelijk (ja/nee):<br />
Effectiviteit: Geen informatie<br />
Ja<br />
Soort steekproef N<br />
5 jaar en ouder;<br />
neonatal intensive<br />
care unit (NICU)<br />
graduates<br />
Conclusie: Doel is het opsporen <strong>van</strong> spraak- en taalontwikkelingsproblemen.<br />
Doelgroep <strong>van</strong> de hele LSI is 4.9 – 5.9-jarigen. Voor het<br />
hoofditem taal wordt het VTO-taalscreeningsinstrument (TSI)<br />
gebruikt geschikt voor kinderen <strong>van</strong> 2.9 tot 5.8 jaar. Lange<br />
afnameduur (15-20 minuten); wordt gecombineerd met<br />
Oudervragenlijst (OVL) en Schoolvragenlijst (SVL). Logopedisch<br />
afname <strong>van</strong> de items taal, spraakverstaan, articulatie, stem,<br />
vloeiendheid en mondgedrag. Voor het hoofditem taal wordt het<br />
VTO-taalscreeningsinstrument 3-6 jaar gebruikt. Logopedisch<br />
145
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
Bijlage C<br />
deskundigheidsniveau vereist. TSI/SVL/OVL is genormeerd voor<br />
<strong>Nederlandse</strong> en meertalige kinderen <strong>van</strong> 4;9 jaar tot 5;9 jaar. LSI<br />
als geheel is niet genormeerd. Er zijn geen richtlijnen voor de<br />
interpretatie <strong>van</strong> de uitkomst <strong>van</strong> de TSI in samenhang met de<br />
oudervragenlijst en schoolvragenlijst. COTAN beoordeling <strong>van</strong><br />
psychometrische eigenschappen uit 1996: uitkomsten varieerden<br />
per item <strong>van</strong> goed tot voldoende. Een behoorlijk deel (37-55%)<br />
<strong>van</strong> de kinderen valt uit op de LSI.<br />
Sensitiviteit en specificiteit zijn alleen bestudeerd voor een selecte<br />
steekproef (nl. kinderen <strong>van</strong> 5 jaar en ouder die op de NICU<br />
(neonatal intensive care unit) hebben gelegen.<br />
Kortom, een instrument met een lange afnameduur waarvoor<br />
logopedische deskundigheid noodzakelijk is. Doelgroep komt niet<br />
overeen met kinderen tussen 2 en 3 jaar. Testeigenschappen voor<br />
algemene populatie onbekend.<br />
Referenties: 1 Gerritsen FME. VTO Taalscreenings-instrument (TSI) voor 3-<br />
4-, en 5-jarigen. Handleiding en verantwoording (1994). Lisse,<br />
Swets & Zeitlinger.<br />
2 Fahrenfort J, Gerritsen E. Normering en gebruik TSI: tien jaar<br />
later. Logopedie en foniatrie nr 9; 1999; 186-192.<br />
3 Knuijt S, Sondaar M, de Kleine MJK, Kollee LAA. Validation<br />
of a Dutch language screening instrument for 5-year-old<br />
preterm infants. Acta Paediatrica 2005;93(10):1372-1377.<br />
4 Spaai GWG, <strong>van</strong> der Stege HA, Wenners-Lo-A-Njoe VT,<br />
Uilenburg N, Vermeij B. Taalscreening in de JGZ; 3-6 jaar<br />
(2006). Amsterdam: Expertisecentrum Kind en Ontwikkeling.<br />
Overige rele<strong>van</strong>te informatie:<br />
Recent is de vorm en inhoud <strong>van</strong> het VTO taal 3-6 jaar instrument op basis <strong>van</strong><br />
bevindingen <strong>van</strong> veldinterviews geactualiseerd en bekort 4 . De OVL en SVL werden niet<br />
onderzocht. De betrouwbaarheid <strong>van</strong> de vernieuwde versie bleef echter achter bij die<br />
<strong>van</strong> de vorige versie. De sensitiviteit en specificiteit <strong>van</strong> de nieuwe versie is onbekend.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
2 Peabody Picture Vocabulary Test-III-NL<br />
Doel: Het testen <strong>van</strong> taalbegrip <strong>van</strong> het gesproken Nederlands.<br />
Classificatie: Diagnostisch instrument<br />
Bijlage C<br />
Doelgroep: − Communicatieniveau: Kinderen en volwassenen <strong>van</strong><br />
2,3 tot en met 90 jaar<br />
Uitvoerbaarheid: − Afnameduur:
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
Bijlage C<br />
Betrouwbaarheid:<br />
Waarde Statistic Soort steekproef N<br />
Betrouwbaarheid 1 Varieert <strong>van</strong> Lambda-2 Random via scholen, 1746<br />
0,89 – 0,97<br />
peuterspeelzalen en<br />
over de<br />
verschillende<br />
leeftijdsgroepen<br />
<strong>van</strong> 2;3 tot en<br />
met 15;11 jaar.<br />
kinderdagverblijven<br />
COTAN: − Beoordeeld door<br />
COTAN (ja/nee):<br />
Ja<br />
− Uitkomst: Uitgangspunten bij<br />
testconstructie: voldoende<br />
Kwaliteit <strong>van</strong> het testmateriaal:<br />
Goed<br />
Kwaliteit <strong>van</strong> de handleiding:<br />
Goed<br />
Normen: Voldoende<br />
Betrouwbaarheid: Goed<br />
Begripsvaliditeit: Voldoende<br />
Criteriumvaliditeit:<br />
Onvoldoende<br />
Validiteit: Niet onderzocht<br />
Verwijscriteria: − Gedefinieerd (ja/nee): Nee<br />
Volgen <strong>van</strong><br />
ontwikkeling:<br />
− Longitudinale afname<br />
mogelijk (ja/nee):<br />
Effectiviteit: Geen informatie<br />
Conclusie: Doel is het testen <strong>van</strong> het taalbegrip <strong>van</strong> het gesproken<br />
Nederlands. Wordt gewaardeerd als een diagnostisch instrument.<br />
Bij gebruik als screeningsinstrument lange afnameduur, bij<br />
gebruik als diagnostisch instrument acceptabele afnameduur.<br />
Formele training is niet noodzakelijk. Is een vertaling en<br />
bewerking <strong>van</strong> de Amerikaanse PPVT-III, een internationaal<br />
veel gebruikte test. De test bevat 204 testplaten met telkens 4<br />
afbeeldingen. De proefpersoon kiest de juiste afbeelding bij een<br />
mondeling aangeboden woord. Empirisch genormeerd. COTAN<br />
beoordeling varieert <strong>van</strong> onvoldoende (1 item), via voldoende (3<br />
items), tot goed (3 items). De validiteit is niet onderzocht voor<br />
de <strong>Nederlandse</strong> situatie. Volgen <strong>van</strong> de ontwikkeling is zeer<br />
goed mogelijk (doelgroep 2;3 tot 90 jaar).<br />
Kortom, test voor het taalbegrip <strong>van</strong> het gesproken Nederlands.<br />
Betrouwbaarheid goed, niet gevalideerd.<br />
Referenties: 1 L. Schlichting. Peabody Picture Vocabulary Test-III-NL.<br />
Amsterdam: Harcourt Test Publishers, 2005.<br />
Ja
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
3 Taalstandaard<br />
Doel: Richting geven aan verdere diagnostiek bij kinderen die<br />
ontwikkelingsproblemen hebben op het gebied <strong>van</strong><br />
communicatie en de spraak- en taalontwikkeling.<br />
Classificatie: Observatie-instrument voor eerste-fase diagnostiek<br />
Doelgroep: − Communicatieniveau: 18-48 maanden<br />
Uitvoerbaarheid 1,<br />
2 :<br />
− Afnameduur: 30 minuten<br />
Bijlage C<br />
− Wijze <strong>van</strong> afname: Observatie in combinatie met<br />
eenvoudig bij de ouders na te<br />
vragen items.<br />
− Uitvoerders: Logopedist, linguïst,<br />
spraak/taalpatholoog.<br />
− Gebruikersonafhankelijkheid: Vrije afname conditie.<br />
− Situatieonafhankelijkheid: Geen informatie<br />
− Materiaal (eenvoudig, kosten, Handleiding € 57,75 excl.<br />
verkrijgbaarheid):<br />
BTW via Harcourt.<br />
− Training uitvoerder nodig: Ja<br />
− Wordt al door JGZ gebruikt: Ja, in Groningen en<br />
Amsterdam<br />
− Pluspunten: Hoewel niet genormeerd<br />
voor anderstaligen, geeft<br />
afname bij hen veel<br />
kwalitatieve informatie over<br />
voorwaarden voor<br />
taalontwikkeling en ouderkind<br />
interactie.<br />
Is onderdeel <strong>van</strong> protocol<br />
taaldiagnostiek Groningen,<br />
hierbij wordt met SNEL<br />
voorgeselecteerd welke<br />
kinderen met Taalstandaard<br />
onderzocht worden (15% in<br />
Amsterdam en 7% in<br />
Groningen). Uit de<br />
Taalstandaard volgt dat een<br />
deel <strong>van</strong> de kinderen wordt<br />
verwezen naar MDD<br />
(Amsterdam 50%, Groningen<br />
33%). Een deel krijgt advies,<br />
extra controle of logopedie<br />
(Amsterdam 26%, Groningen<br />
66%). Een deel heeft geen<br />
bijzonderheden (Amsterdam<br />
24%, Groningen 0%) 3, 4 .<br />
− Knelpunten: Geen informatie
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
Bijlage C<br />
Beschrijving 1 : De onderzoeker observeert het kind terwijl het met de ouder of<br />
met de onderzoeker speelt en scoort terwijl het onderzoek<br />
gaande is. Er zijn 24 observatie-items per leeftijdsgroep. Deze<br />
items zijn geordend per leeftijdsgroep volgens de drie criteria<br />
‘duidelijk evidentie voor normaal’, ‘mogelijk evidentie voor een<br />
probleem’ en ‘duidelijke evidentie voor een probleem’. De items<br />
zijn geordend in thematisch samenhangende clusters: Taalcognitie<br />
/ contact, taal-cognitie / gerichtheid en vitaliteit en<br />
motoriek. Daarnaast is er een afzonderlijke groep<br />
predisponerende factoren: anamnestische gegevens zoals zorgen<br />
<strong>van</strong> de ouders, de medische voorgeschiedenis, het gehoor, de<br />
gezinssituatie, et cetera. De items <strong>van</strong> deze groep worden niet<br />
meegeteld bij de scoring maar zijn medebepalend voor de<br />
interpretatie <strong>van</strong> het totaalbeeld.<br />
Normering: − Gedefinieerd (ja/nee): Nee<br />
− Gebaseerd op: Het instrument is niet empirisch<br />
genormeerd, maar in plaats<br />
daar<strong>van</strong> is het ‘criterionreferenced’.<br />
Dat wil zeggen dat<br />
de waardering <strong>van</strong> de<br />
beoordelingscategorieën zijn<br />
gebaseerd op mijlpalen in de<br />
ontwikkeling afkomstig uit<br />
literatuuronderzoek en klinische<br />
ervaring 1 .<br />
Betrouwbaarheid:<br />
Betrouwbaarheid 2<br />
Waarde Statistic Soort steekproef N<br />
Interne<br />
Cronbach’s alpha 107 patiënten <strong>van</strong> 5 237<br />
consistentie<br />
audiologische centra<br />
varieerde tussen<br />
en 130 controle<br />
leeftijdsgroepen<br />
kinderen afkomstig<br />
<strong>van</strong> 0,88 tot 0,92.<br />
<strong>van</strong> 4 verschillende<br />
kinderdagverblijven<br />
in West-Nederland.<br />
Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid<br />
<strong>van</strong> 0,84.<br />
Test-hertest<br />
betrouwbaarheid<br />
varieerde tussen<br />
leeftijdsgroepen<br />
<strong>van</strong> 0,68 tot 0,81.<br />
Correlatie tussen<br />
beoordelaars<br />
Correlatie tussen<br />
metingen<br />
COTAN: − Beoordeeld door<br />
COTAN (ja/nee):<br />
Nee<br />
− Uitkomst: N.v.t.
<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />
Bijlage C<br />
Validiteit:<br />
Waarde Referentie/ ‘gouden<br />
standaard’<br />
Soort steekproef N<br />
Sensitiviteit 1 89% Reynell Test voor<br />
107 patiënten <strong>van</strong> 5 237<br />
Taalbegrip, Schlichting audiologische<br />
Test voor Taalproductie en centra en 130<br />
Bayley<br />
controle kinderen<br />
Ontwikkelingsschalen 2-30 afkomstig <strong>van</strong> 4<br />
of de SON-R.<br />
verschillende<br />
kinderdagverblijven<br />
in West-Nederland.<br />
Specificiteit 1 84% idem idem idem<br />
Verwijscriteria: − Gedefinieerd (ja/nee): Ja, uit implementatie protocol<br />
3, 4<br />
taalontwikkeling Groningen<br />
Volgen <strong>van</strong><br />
ontwikkeling:<br />
− Longitudinale afname<br />
mogelijk (ja/nee):<br />
Effectiviteit: Geen informatie<br />
Conclusie: Richtinggevend instrument aan verdere diagnostiek bij kinderen die<br />
ontwikkelingsproblemen hebben op het gebied <strong>van</strong> communicatie<br />
en de spraak- en taalontwikkeling. De onderzoeker observeert het<br />
kind terwijl het met de ouder of met de onderzoeker speelt en<br />
scoort terwijl het onderzoek gaande is. Afnameduur 30 minuten.<br />
Logopedische deskundigheid noodzakelijk. Is onderdeel <strong>van</strong><br />
protocol taaldiagnostiek Groningen dat in Groningen en<br />
Amsterdam gebruikt wordt, als tweede stap na afname <strong>van</strong> de<br />
SNEL. Het instrument is niet empirisch genormeerd, maar in plaats<br />
daar<strong>van</strong> is het ‘criterion-referenced’. Betrouwbaarheid voldoende.<br />
Sensitiviteit is 89% en specificiteit 84%, maar gebaseerd op een<br />
kleine steekproef.<br />
Kortom, eerste-fase diagnostisch instrument waarvoor logopedische<br />
deskundigheid is vereist. Voldoende betrouwbaar. Resultaten ten<br />
aanzien <strong>van</strong> validiteit zijn hoopgevend, maar vooralsnog<br />
onvoldoende onderbouwd.<br />
Referenties: 1 Slofstra-Bremer, C.F., Meulen, Sj <strong>van</strong> der & lutje Spelberg,<br />
H.G. (2006) De Taalstandaard. Amsterdam: Harcourt Test<br />
publishers.<br />
2 Slofstra-Bremer, C.F., Meulen, Sj <strong>van</strong> der & lutje Spelberg,<br />
H.G. (2006) De Taalstandaard: Een observatie-instrument voor<br />
taalonderzoek bij kinderen <strong>van</strong> 1;6-4;0 jaar. Logopedie en<br />
fonatrie (9) 268-275.<br />
3 Leijenaar. Eind<strong>rapport</strong>age Protocol Taaldiagnostiek Groningen.<br />
Rapport afdeling logopedie GGD Groningen, 2006.<br />
4 J. Sluijmers. Implementatie Protocol Taalontwikkeling<br />
Groningen. Rapport GGD Amsterdam, 2006.<br />
Ja