29.09.2013 Views

TNO-rapport - Vereniging van Nederlandse Gemeenten

TNO-rapport - Vereniging van Nederlandse Gemeenten

TNO-rapport - Vereniging van Nederlandse Gemeenten

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong><br />

KvL/P&Z 2007.025<br />

Screening op taalachterstanden en<br />

spraakstoornissen bij kinderen <strong>van</strong> 1 tot 6 jaar door<br />

de jeugdgezondheidszorg<br />

Deel<strong>rapport</strong> 1: inventarisatie <strong>van</strong> instrumenten<br />

Datum Juli 2007<br />

Auteur(s) C.P.B. <strong>van</strong> der Ploeg<br />

C.I. Lanting<br />

F. Galindo Garre<br />

P.H. Verkerk<br />

Projectnummer 031.10715<br />

Aantal pagina's 106 (incl. bijlagen)<br />

Aantal bijlagen 3<br />

met ondersteuning <strong>van</strong> de overige leden <strong>van</strong> het projectteam:<br />

J.J. Sluijmers, F.I.M. Pijpers, M. <strong>van</strong> Denderen-Lubbers,<br />

S.A. Reijneveld<br />

Alle rechten voorbehouden. Niets uit dit <strong>rapport</strong> mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel<br />

<strong>van</strong> druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming<br />

<strong>van</strong> <strong>TNO</strong>.<br />

Indien dit <strong>rapport</strong> in opdracht werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verplichtingen <strong>van</strong> opdrachtgever en<br />

opdrachtnemer verwezen naar de Algemene Voorwaarden voor onderzoeksopdrachten aan <strong>TNO</strong>, dan wel de<br />

betreffende terzake tussen de partijen gesloten overeenkomst.<br />

Het ter inzage geven <strong>van</strong> het <strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> aan direct belanghebbenden is toegestaan.<br />

© 2007 <strong>TNO</strong><br />

Preventie en Zorg<br />

Wassenaarseweg 56<br />

Postbus 2215<br />

2301 CE Leiden<br />

www.tno.nl<br />

T 071 518 18 18<br />

F 071 518 19 10<br />

info-zorg@tno.nl


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 2 / 65


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 3 / 65<br />

Samenvatting<br />

Taal speelt een belangrijke rol in het dagelijks leven. Het opheffen of verbeteren <strong>van</strong><br />

een taalachterstand verdient daarom aandacht.<br />

Definities<br />

Een taalachterstand kan veroorzaakt worden door een stoornis bij het kind<br />

(taalontwikkelingsstoornis), door onvoldoende taalaanbod <strong>van</strong>uit de omgeving<br />

(blootstellingsachterstand) of een combinatie <strong>van</strong> beide. Taalontwikkelingsstoornissen<br />

kunnen op zichzelf staand voorkomen, maar kunnen ook samengaan met factoren zoals<br />

gehoorverlies, lage intelligentie, of afwijkingen aan het spraakorgaan. De oorzaak <strong>van</strong><br />

de taalachterstand is <strong>van</strong> groot belang voor het in te zetten vervolgtraject.<br />

Doel<br />

In dit deel<strong>rapport</strong> beantwoorden we vragen over de beschikbare instrumenten om<br />

taalachterstand op te sporen, namelijk: (1) Welke signaleringsinstrumenten bestaan er<br />

voor het opsporen <strong>van</strong> 1- tot 6-jarigen met taalachterstanden en spraakstoornissen in<br />

Nederland; (2) Wat is er bekend is over de eigenschappen <strong>van</strong> deze instrumenten in<br />

termen <strong>van</strong> validiteit, uitvoerbaarheid, discipline die de test moet uitvoeren en kosten;<br />

en (3) Welke <strong>van</strong> de instrumenten is het meest geschikt voor landelijke implementatie?<br />

Verder gaan we in op de effectiviteit (behaalde gezondheidswinst) <strong>van</strong> vroegtijdige<br />

opsporing en <strong>van</strong> interventies. Vervolgens beantwoorden we de vraag of er voldoende<br />

wetenschappelijke onderbouwing is voor het ontwikkelen <strong>van</strong> een richtlijn voor de<br />

beroepsgroepen voor uniforme, effectieve spraaktaalscreening voor kinderen <strong>van</strong> 1 tot 6<br />

jaar. Een tweede deel<strong>rapport</strong> richt zich meer op de wijze waarop JGZ-instellingen nu<br />

verwijzen naar voor- en vroegschoolse educatie (VVE)-programma’s.<br />

Methode<br />

Om de vraagstellingen te beantwoorden hebben we systematisch literatuuronderzoek<br />

verricht. We hebben de ontwikkelaars en onderzoekers <strong>van</strong> de screeningsinstrumenten<br />

gevraagd om ontbrekende literatuur en onderzoeksresultaten aan te leveren, en hebben<br />

beoordelingen <strong>van</strong> de screeningsinstrumenten door de COTAN opgevraagd. Er is een<br />

begeleidingscommissie ingesteld met vertegenwoordigers uit het veld, onderzoekers,<br />

ontwikkelaars of vertegenwoordigers <strong>van</strong> screeningsinstrumenten, overige onderzoekers<br />

en een oudervereniging. We hebben in samenwerking met ActiZ een vragenlijst<br />

uitgezet bij alle JGZ-organisaties met 0- tot 4-jarigenzorg om de huidige uitvoering <strong>van</strong><br />

de signalering <strong>van</strong> de taalachterstanden en de mening <strong>van</strong> de JGZ over de<br />

uitvoerbaarheid <strong>van</strong> de screeningsinstrumenten te achterhalen.<br />

Resultaten en conclusies<br />

Instrumenten<br />

De volgende instrumenten met een afnameduur <strong>van</strong> 10 minuten of minder zijn<br />

gevonden (in alfabetische volgorde):<br />

• Groninger Minimum Spreeknormen/ Groninger Diagnostische Spreeknormen<br />

(GMS/GDS)<br />

• Lexilijst Nederlands<br />

• Tweetalige Lexiconlijsten: Turks-Nederlands, Tarifit-Berbers-Nederlands en<br />

Marokkaans-Arabisch-Nederlands<br />

• Lexilijst Begrip (voorheen Taalbegripslijst Dreumesen)<br />

• N-CDIs Lijsten voor Communicatieve Ontwikkeling (korte vormen) (N-CDI)


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 4 / 65<br />

• Nonsenswoord repetitietaak (NRT)<br />

• Spraak- en taalNormen Eerste Lijns gezondheidszorg (SNEL)<br />

• Van Wiechenonderzoek<br />

• VTO taal 2-jarigen (VTO)<br />

De volgende instrumenten met een afnameduur <strong>van</strong> meer dan 10 minuten zijn<br />

gevonden: Logopedisch screeningsinstrument (LSI) incl. taalscreeningsinstrument (TSI)<br />

voor 3-, 4-, 5-jarigen, schoolvragenlijst (SVL) en oudervragenlijst (OVL); Peabody<br />

Picture Vocabulary Test-III-NL (PPVT-III-NL); Taalstandaard.<br />

Alle genoemde screeningsinstrumenten, behalve de tweetalige Lexiconlijsten, zijn<br />

ontwikkeld met hetzelfde doel, namelijk taalachterstand bij kinderen met Nederlands als<br />

eerste taal 1 op sporen. De oorzaak <strong>van</strong> deze taalachterstand kan zowel een taalontwikkelingsstoornis<br />

als een blootstellingsachterstand in de eerste taal zijn. Alleen de<br />

tweetalige Lexiconlijsten zijn ontwikkeld en genormeerd voor meertalige kinderen met<br />

een eerste taal anders dan Nederlands (nl. Turks, Tarifit-Berbers, Marokkaans-<br />

Arabisch). Het zijn de enige instrumenten voor het signaleren <strong>van</strong> taalontwikkelingsstoornissen<br />

bij deze groep.<br />

Geen <strong>van</strong> de instrumenten is ontwikkeld voor het signaleren <strong>van</strong> blootstellingsachterstand<br />

in het Nederlands als tweede taal.<br />

Eigenschappen<br />

• Validiteit. Van de psychometrische eigenschappen zijn vooral de sensitiviteit en<br />

specificiteit <strong>van</strong> belang voor selectie <strong>van</strong> veelbelovende instrumenten voor de JGZ.<br />

Deze geven weer hoe goed het instrument een onderscheid kan maken tussen<br />

kinderen met en zonder taalachterstand. Voor het huidige VTO taal 2-jarigen<br />

instrument wordt een sensitiviteit <strong>van</strong> 24-52% ge<strong>rapport</strong>eerd. D.w.z. dat de helft tot<br />

driekwart <strong>van</strong> de kinderen met een taalachterstand gemist wordt. De bijbehorende<br />

specificiteit is 97-98%. De sensitiviteit en specificiteit <strong>van</strong> de Lexilijst Nederlands,<br />

Lexiconlijsten Turks-Nederlands, Tarifit-Berbers-Nederlands en Marokkaans-<br />

Arabisch-Nederlands, de Lexilijst Begrip, en de SNEL zijn niet overtuigend of<br />

slechts deels vastgesteld. De sensitiviteit en specificiteit werden niet ge<strong>rapport</strong>eerd.<br />

Over de validiteit <strong>van</strong> de N-CDIs Lijsten voor Communicatieve Ontwikkeling<br />

Korte vormen, de NRT, en het Van Wiechenonderzoek zijn geen gegevens<br />

beschikbaar.<br />

• Uitvoerbaarheid. Zowel de GMS, Lexilijsten Nederlands en Begrip, de SNEL, het<br />

VTO taal 2-jarigen instrument, en het Van Wiechenonderzoek komen op grond <strong>van</strong><br />

het doel, de doelgroep, en de uitvoerbaarheid in aanmerking voor gebruik door de<br />

JGZ-professionals als instrument voor de algemene populatie Nederlandstalige 2-<br />

tot 3-jarigen. GMS, Van Wiechenonderzoek en SNEL komen daarnaast ook in<br />

aanmerking voor jongere en oudere kinderen. De tweetalige Lexiconlijsten Turks-<br />

Nederlands, Tarifit-Berbers-Nederlands en Marokkaans-Arabisch-Nederlands zijn<br />

de enige instrumenten ontwikkeld voor meertalige kinderen. De N-CDIs korte<br />

vormen komen niet in aanmerking <strong>van</strong>wege de woordkeuze: veel <strong>van</strong> de woorden<br />

en zinnen zijn Vlaams en daardoor niet bekend bij <strong>Nederlandse</strong> kinderen. Op grond<br />

<strong>van</strong> de lange afnameduur, het vereiste deskundigheidsniveau en/of de doelgroep<br />

komt de NRT, de LSI, Peabody Picture Vocabulary Test-III-NL en de<br />

Taalstandaard niet in aanmerking voor afname door JGZ-professionals.<br />

• Uitvoerenden. De Lexilijst Nederlands, tweetalige Lexiconlijsten, Lexilijst Begrip,<br />

N-CDI, SNEL, Van Wiechen en VTO taal 2-jarigen vereisen geen speciale<br />

1 Met de ‘eerste taal’ wordt bedoeld de taal die het meest gesproken wordt met het kind


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 5 / 65<br />

deskundigheid en kunnen worden afgenomen door JGZ-arts of JGZverpleegkundige.<br />

De NRT, LSI (of TSI), Peabody Picture Vocabulary Test-III-NL<br />

(PPVT-III-NL) en Taalstandaard moeten worden afgenomen door mensen met<br />

logopedisch deskundigheidsniveau. De PPVT-III-NL kan ook afgenomen worden<br />

door bijvoorbeeld een remedial teacher, orthopedagoog of anderen met ervaring met<br />

testafnamen.<br />

• Kosten. Bij de meeste instrumenten zijn er kosten verbonden aan de aanschaf er<strong>van</strong>.<br />

De kosten <strong>van</strong> screening worden echter vooral bepaald door de afnametijd <strong>van</strong> een<br />

instrument binnen de JGZ en het aantal kinderen dat op basis <strong>van</strong> de<br />

screeningsuitslag nader onderzocht moet worden (binnen de JGZ of in het natraject)<br />

en behandeld moet worden. Afname <strong>van</strong> de SNEL en het Van Wiechenonderzoek<br />

duurt 2-3 minuten. Naar schatting kosten de Lexilijst Nederlands en de Lexilijst<br />

Begrip ook ongeveer 2-3 minuten. De tweetalige Lexiconlijsten kosten iets meer<br />

tijd omdat er meer optellingen <strong>van</strong> woordscores nodig zijn, maar deze vergen<br />

minder dan 5 minuten tijd. Afname <strong>van</strong> het VTO taal 2-jarigen instrument duurt iets<br />

langer, namelijk ongeveer 5 minuten, omdat de test in gespreksvorm wordt<br />

afgenomen. De overige instrumenten kosten 10 minuten of meer. Door het<br />

ontbreken <strong>van</strong> gegevens over de sensitiviteit en specificiteit <strong>van</strong> de instrumenten is<br />

het aantal kinderen dat op basis <strong>van</strong> de screeningsuitslag nader onderzocht en<br />

behandeld moet worden onbekend. Hierdoor kunnen de kosten hier<strong>van</strong> ook niet<br />

worden bepaald.<br />

Effectiviteit<br />

In de internationale literatuur wordt geconcludeerd dat de effectiviteit (behaalde<br />

gezondheidswinst) <strong>van</strong> het gehele traject <strong>van</strong> spraaktaalscreening, diagnostiek en<br />

behandeling onduidelijk is door gebrek aan onderzoek op dit terrein. Recent Nederlands<br />

onderzoek <strong>rapport</strong>eert een lagere deelname aan het speciaal onderwijs bij gebruik <strong>van</strong><br />

het VTO taal 2-jarigen instrument in de interventiegroep ten opzichte <strong>van</strong> de<br />

controlegroep. Echter, op basis <strong>van</strong> ge<strong>rapport</strong>eerde aantallen achten wij het niet<br />

waarschijnlijk dat de daling in deelname aan het speciaal onderwijs via de weg <strong>van</strong><br />

screening, diagnose en behandeling is veroorzaakt. De onderzoekers die het<br />

<strong>Nederlandse</strong> effectiviteitsonderzoek met het VTO taal 2-jarigen instrument hebben<br />

verricht zijn het niet eens met onze conclusie dat de effectiviteit <strong>van</strong> screening niet<br />

overtuigend aangetoond is.<br />

Wat betreft de effectiviteit <strong>van</strong> logopedische interventies, beschrijft de<br />

wetenschappelijke vakliteratuur behandelingsvormen om fonologische stoornissen,<br />

expressieve en/of receptieve taalstoornissen te verbeteren. Uit een meta-analyse<br />

kwamen goede aanwijzingen dat interventies gericht op een deel <strong>van</strong> de kinderen met<br />

een specifieke spraaktaalstoornis effectief is, namelijk therapie gericht op kinderen met<br />

expressieve moeilijkheden op het vlak <strong>van</strong> de fonologie en woordenschat. Het gaat<br />

hierbij echter vooral om effectiviteit op korte termijn. Effectiviteit op de langere termijn<br />

is onbekend door gebrek aan onderzoek hiernaar.<br />

Wetenschappelijke onderbouwing voor het ontwikkelen <strong>van</strong> een richtlijn<br />

Positieve lange-termijn effecten <strong>van</strong> vroegtijdige opsporing en behandeling <strong>van</strong><br />

taalchterstanden zijn tot op heden niet overtuigend aangetoond. Internationaal, en ook in<br />

Nederland, heerst echter de overtuiging dat vroegtijdige opsporing nuttig is. In het<br />

“Besluit jeugdgezondheidszorg” (5 november 2002) is het nagaan of bij de jeugdige<br />

sprake is <strong>van</strong> spraak- of taalstoornissen daarom als taak op het gebied <strong>van</strong> opsporing en<br />

preventie door de JGZ vastgelegd. Uit de inventarisatie <strong>van</strong> de huidige werkwijze bij de<br />

JGZ 0-4-jarigen en 5-6-jarigen blijkt bovendien dat er op lokaal niveau zeer veel


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 6 / 65<br />

verschillende protocollen voor de signalering <strong>van</strong> spraaktaalontwikkelingsstoornissen in<br />

gebruik zijn. Negentig procent <strong>van</strong> de JGZ 0-4-jarigen-organisaties geeft bovendien aan<br />

dat zij behoefte hebben aan een landelijke richtlijn.<br />

Conclusies<br />

• Er is onvoldoende duidelijkheid over de effectiviteit <strong>van</strong> spraaktaalscreening om het<br />

instellen <strong>van</strong> een formele screening bij jonge kinderen, waarbij uitsluitend op basis<br />

<strong>van</strong> een testuitslag wordt vastgesteld of nader diagnostisch onderzoek nodig is, te<br />

rechtvaardigen.<br />

• Een gefundeerde keuze voor een bepaald screeningsinstrument kan bovendien niet<br />

gemaakt worden omdat er te weinig gegevens over de sensitiviteit en specificiteit<br />

<strong>van</strong> de instrumenten beschikbaar zijn.<br />

• Alle genoemde screeningsinstrumenten, behalve de tweetalige Lexiconlijsten, zijn<br />

ontwikkeld met het doel taalachterstand bij kinderen met Nederlands als eerste taal<br />

op te sporen. De oorzaak <strong>van</strong> die taalachterstand (taalontwikkelingsstoornis of<br />

blootstellingsachterstand in de eerste taal) kan hierbij niet onderscheiden worden.<br />

Er zijn geen screeningsinstrumenten om een blootstellingsachterstand in het<br />

Nederlands als tweede taal te identificeren.<br />

• Er is slechts beperkte uniformiteit in de wijze waarop signalering <strong>van</strong><br />

taalachterstanden in de praktijk plaatsvindt. De behoefte aan een landelijke richtlijn<br />

wordt door het veld duidelijk naar voren gebracht.<br />

Aanbevelingen<br />

• Een formele spraaktaalscreening bij jonge kinderen is niet aan te bevelen. Een<br />

minder formele vorm <strong>van</strong> signaleren <strong>van</strong> taalachterstanden, waarbij vooral gebruik<br />

wordt gemaakt <strong>van</strong> kennis en ervaring <strong>van</strong> professionals, ligt meer voor de hand.<br />

Als hulpmiddel bij het signaleren kan een screeningsinstrument worden gekozen.<br />

Het is echter niet wenselijk dat uitsluitend de uitslag op het gehanteerde instrument<br />

bepaalt of nader diagnostisch onderzoek nodig is.<br />

• We bevelen aan om in het kader <strong>van</strong> de signalering <strong>van</strong> taalontwikkelingsstoornissen<br />

een instrument of hulpmiddel voor de JGZ te ontwikkelen waarmee de<br />

eerste taal <strong>van</strong> anderstalige kinderen kan worden beoordeeld.<br />

• We bevelen aan de ontwikkeling <strong>van</strong> een landelijke richtlijn Spraaktaal zo spoedig<br />

mogelijk te starten om het gebrek aan uniformiteit in het signaleren <strong>van</strong><br />

spraaktaalachterstanden op te heffen. Hierin moeten afspraken worden vastgelegd<br />

over de uitvoering <strong>van</strong> de signalering, het doorverwijzen <strong>van</strong> kinderen en de<br />

monitoring/evaluatie hier<strong>van</strong>.<br />

• We bevelen aan na te gaan of onderdelen <strong>van</strong> de verschillende<br />

signaleringsinstrumenten (Van Wiechenonderzoek, SNEL, VTO-taal 2-jarigen,<br />

Lexilijst Nederlands en Lexilijst Begrip) samen te voegen zijn tot één nieuw<br />

instrument ter ondersteuning <strong>van</strong> de signalering door de JGZ. Ook zou nagegaan<br />

moeten worden of dit instrument kan worden geïntegreerd met het Van<br />

Wiechenonderzoek, omdat deze al door alle JGZ-organisaties wordt gebruikt.<br />

• Het is wenselijk dat er een instrument wordt ontwikkeld voor de JGZ waarmee de<br />

taalomgeving <strong>van</strong> het kind zo goed mogelijk in kaart gebracht kan worden. Door<br />

zowel de taalomgeving als de ontwikkeling <strong>van</strong> het kind in kaart te brengen, kan dit<br />

instrument helpen bij het bepalen <strong>van</strong> de aard <strong>van</strong> een taalachterstand<br />

(ontwikkelingsstoornis of onvoldoende blootstelling).<br />

• Het monitoren <strong>van</strong> de uitkomsten <strong>van</strong> de signalering <strong>van</strong> spraaktaalachterstanden in<br />

verschillende regio’s in Nederland (bijv. aantal terechte en onterechte verwijzingen<br />

voor verdere diagnostiek, aantal verwijzingen naar logopedie) is wenselijk. Door dit<br />

te koppelen aan de regionaal gebruikte protocollen en gehanteerde


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 7 / 65<br />

screeningsinstrumenten kunnen waardevolle gegevens worden verkregen over de<br />

(effectiviteit <strong>van</strong>) de verschillende uitvoeringsstrategieën, om zo een onderbouwde<br />

keuze voor een landelijk protocol te kunnen maken.<br />

• Het voorkómen of verminderen <strong>van</strong> een taalachterstand is beter dan vroegtijdige<br />

opsporing er<strong>van</strong>. Primaire preventie verdient aandacht.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 8 / 65


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 9 / 65<br />

Afkortingen<br />

AC Audiologisch Centrum<br />

ActiZ Brancheorganisatie voor zorgondernemers die zich bewegen in de<br />

markt <strong>van</strong> zorg, wonen, welzijn, preventie en aanverwante diensten,<br />

ontstaan door fusie <strong>van</strong> Arcares en Z-org. Z-org is de voormalige<br />

Landelijke <strong>Vereniging</strong> voor Thuiszorg.<br />

AJN Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland<br />

CB Consultatiebureau<br />

CLB Centra voor Leerlingenbegeleiding (in Vlaanderen)<br />

COTAN Commissie Testaangelegenheden Nederland<br />

Fenac Federatie <strong>Nederlandse</strong> Audiologische Centra<br />

FOSS <strong>Nederlandse</strong> federatie <strong>van</strong> ouders <strong>van</strong> slechthorende kinderen en <strong>van</strong><br />

kinderen met spraak-taal moeilijkheden<br />

GDS Groninger Diagnostische Spreeknormen<br />

GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst<br />

GMS Groninger Minimum Spreeknormen<br />

iMGZ Instituut Maatschappelijke Gezondheidszorg<br />

JGZ Jeugdgezondheidszorg<br />

KNO Keel, neus, oor<br />

LSI Logopedisch Screeningsinstrument<br />

LUMC Leids Universitair Medisch Centrum<br />

LVT Landelijke <strong>Vereniging</strong> voor Thuiszorg (tegenwoordig ActiZ)<br />

MC Medisch centrum<br />

MDD Multidisciplinaire diagnostiek<br />

M&G Maatschappij en gezondheid<br />

N-CDI N-CDIs Lijsten voor Communicatieve Ontwikkeling (Nederlandstalige<br />

Communicative Development Inventories)<br />

NIP Nederlands Instituut voor Psychologen<br />

NL Nederland<br />

NRT Nonsenswoord repetitietaak<br />

NSDSK <strong>Nederlandse</strong> stichting voor dove en slechthorende kinderen<br />

NVLF <strong>Nederlandse</strong> <strong>Vereniging</strong> voor Logopedie en Foniatrie<br />

OCW Ministerie <strong>van</strong> Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen<br />

OVL Oudervragenlijst<br />

PGO Periodiek geneeskundig onderzoek<br />

PPV Positief voorspellende waarde (positive predictive value)<br />

PPVT-III-NL Peabody Picture Vocabulary Test-III-NL<br />

SLS stottersignaleringslijst<br />

SNEL Spraak- en taalNormen Eerste Lijns gezondheidszorg<br />

SVL Schoolvragenlijst<br />

TAK Taaltoest allochtone kinderen<br />

<strong>TNO</strong>-KvL <strong>TNO</strong> Kwaliteit <strong>van</strong> Leven<br />

TSI Taalscreeningsinstrument voor 3-, 4-, 5-jarigen<br />

TvK Taaltoets voor kinderen<br />

UMCG Universitair Medisch Centrum Groningen<br />

USPSTF US Preventive Services Task Force<br />

VCLB Koepelorganisatie voor de vrije centra voor leerlingenbegeleiding<br />

VNG <strong>Vereniging</strong> <strong>Nederlandse</strong> <strong>Gemeenten</strong>


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 10 / 65<br />

VTO Vroegtijdige Opsporing (VTO taal 2-jarigen is een<br />

signaleringsinstrument)<br />

VVE Voor- en vroegschoolse educatie<br />

V&VN Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland<br />

VWS Ministerie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport<br />

ZonMW ZorgOnderzoek Nederland – Medische Wetenschappen


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 11 / 65<br />

Inhoudsopgave<br />

Samenvatting.................................................................................................................. 3<br />

Afkortingen .................................................................................................................... 9<br />

1 Inleiding........................................................................................................................ 13<br />

1.1 Vroegtijdige opsporing .................................................................................................. 13<br />

1.2 Prevalentie, indeling en oorzaken taalachterstand ......................................................... 14<br />

1.3 Theoretisch kader <strong>van</strong> screening.................................................................................... 17<br />

2 Vraagstelling ................................................................................................................ 19<br />

2.1 Opdracht VWS............................................................................................................... 19<br />

2.2 Twee doelen <strong>van</strong> vroegtijdige opsporing taalachterstand .............................................. 19<br />

2.3 Rapportage..................................................................................................................... 20<br />

3 Methoden...................................................................................................................... 23<br />

4 Effectiviteit <strong>van</strong> screening, diagnostiek en behandeling <strong>van</strong><br />

taalontwikkelingsstoornissen ...................................................................................... 25<br />

4.1 Effectiviteit <strong>van</strong> spraaktaalscreeningsprogramma’s ...................................................... 25<br />

4.2 Effectiviteit <strong>van</strong> interventies.......................................................................................... 31<br />

5 Signaleren: risicofactoren voor taalachterstand in de eerste taal en overzicht <strong>van</strong><br />

signaleringsinstrumenten ............................................................................................ 37<br />

5.1 Risicofactoren voor taalachterstand in de eerste taal ..................................................... 37<br />

5.2 Signaleringsinstrumenten voor het opsporen <strong>van</strong> kinderen met een taalachterstand..... 37<br />

5.3 Signaleringsinstrumenten voor het opsporen <strong>van</strong> kinderen met een articulatieprobleem<br />

....................................................................................................................................... 47<br />

5.4 Signaleringsinstrumenten voor het opsporen <strong>van</strong> kinderen die stotteren....................... 47<br />

6 Huidige werkwijze taalscreening................................................................................ 49<br />

6.1 Huidige werkwijze bij JGZ 0- tot 4 –jarigen ................................................................. 49<br />

6.2 Huidige werkwijze bij de 5- tot 6 –jarigen .................................................................... 51<br />

6.3 Huidige werkwijze in Vlaanderen ................................................................................. 52<br />

7 Conclusies, discussie en aanbevelingen...................................................................... 53<br />

8 Referenties.................................................................................................................... 61<br />

Bijlage(n)<br />

A Criteria waaraan elke screeningsprogramma moet voldoen (Wilson & Jungner, 1968;<br />

UK National Screening Committee, 2000)<br />

B Leden begeleidingscommissie spraaktaal<br />

C Overzicht <strong>van</strong> de signaleringsinstrumenten


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 12 / 65


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 13 / 65<br />

1 Inleiding<br />

Communicatie via gesproken taal heeft in principe betrekking op twee basisactiviteiten:<br />

praten en luisteren. Door te praten kunnen ideeën omgezet worden in woorden en<br />

kunnen waarnemingen, gevoelens en bedoelingen worden verwoord. Door te luisteren<br />

kunnen woorden in ideeën omgezet worden en kunnen waarnemingen, gevoelens en<br />

bedoelingen begrepen worden. In veel aspecten <strong>van</strong> het dagelijkse leven speelt de<br />

communicatie met behulp <strong>van</strong> taal daarom een belangrijke rol. Taal speelt een grote rol<br />

bij het organiseren <strong>van</strong> waarnemingen, bij het richten <strong>van</strong> gedachten, bij het controleren<br />

<strong>van</strong> handelingen, bij het helpen onthouden en modificeren <strong>van</strong> emoties. Het belang <strong>van</strong><br />

een goed verlopende taalontwikkeling voor zowel de cognitieve als de sociaalemotionele<br />

ontwikkeling wordt dan ook algemeen ondersteund. Vroege verstoringen<br />

<strong>van</strong> de taalontwikkeling kunnen voorlopers zijn <strong>van</strong> latere taal- en leerstoornissen en de<br />

oorzaak zijn <strong>van</strong> gedragsproblemen. Een vertraagde taalontwikkeling kan ook<br />

gerelateerd zijn aan lees- en schrijfmoeilijkheden. Taalontwikkeling speelt dus een<br />

grote rol in het verloop <strong>van</strong> de totale ontwikkeling <strong>van</strong> een kind.<br />

Ook een goedverlopende spraakontwikkeling is noodzakelijk voor een kind om zich<br />

verstaanbaar te kunnen maken voor de omgeving. Spraak bestaat onder andere uit<br />

articulatie en vloeiendheid (waaronder ook stotteren valt). Articulatie is het sluitstuk<br />

<strong>van</strong> het spreekproces, het spreken dankzij de spraakmotoriek. Articulatiestoornissen<br />

kunnen <strong>van</strong> grote invloed zijn op de communicatieve ontwikkeling en sociaalpsychologische<br />

ontwikkeling. Als het kind zich niet verstaanbaar kan uitdrukken<br />

kunnen er misverstanden tussen het kind en de omgeving ontstaan. De spraakmotoriek<br />

behoort tot de meest complexe motorische activiteit <strong>van</strong> het menselijke lichaam. Vele<br />

cognitieve, neurologische en motorische processen spelen een rol. Daarmee zijn<br />

articulatieproblemen vaak een symptoom <strong>van</strong> een onderliggende stoornis. Maar ook een<br />

onderliggende taalontwikkelingsstoornis kan <strong>van</strong> invloed zijn op de articulatie.<br />

Niet alleen spraak- of taalontwikkelingsstoornissen veroorzaken een taalachterstand.<br />

Een taalachterstand in een bepaalde taal (hier het Nederlands) kan ook veroorzaakt<br />

worden door onvoldoende blootstelling aan die taal. Zolang dit niet de eerste taal 2 <strong>van</strong><br />

het kind is, heeft het kind geen probleem, het kan zich normaal ontwikkelen.<br />

1.1 Vroegtijdige opsporing<br />

Vroegtijdige opsporing <strong>van</strong> een spraaktaalontwikkelingsstoornis bij een kind is<br />

belangrijk voor het tijdig kunnen inzetten <strong>van</strong> een effectieve behandeling. Doel is<br />

verbetering <strong>van</strong> het kind, of het voorkomen <strong>van</strong> verslechtering, waardoor een kind zich<br />

optimaal kan ontwikkelen. Dit kan worden bereikt via vermindering <strong>van</strong> de<br />

taalachterstand of zelfs opheffing er<strong>van</strong>, maar ook op andere manieren, als bijvoorbeeld<br />

communicatieproblemen tussen ouders en kinderen eerder kunnen worden opgelost<br />

door hen ondersteunende gebaren te leren. Omdat aan vroegtijdige opsporing ook<br />

bezwaren kleven, zoals extra kosten, ongerustheid <strong>van</strong> ouders en kans op vertraagde<br />

ontdekking <strong>van</strong> kinderen die bij de screening onterecht voldoende waren, is een<br />

belangrijke voorwaarde dat de voor het kind te behalen gezondheidswinst substantieel<br />

2 Met de ‘eerste taal’ wordt bedoeld de meest gesproken taal. (Eenheid <strong>van</strong> Taal, Richtlijn<br />

Handboek Eenheid <strong>van</strong> taal, Platform Jeugdgezondheidszorg, Richtlijn 2, febr 2005)


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 14 / 65<br />

is. Let wel: Dit kan alleen als er effectieve behandeling mogelijk is, die ook nog extra<br />

gezondheidswinst geeft als het op jongere leeftijd dan gebruikelijk kan worden ingezet.<br />

1.2 Prevalentie, indeling en oorzaken taalachterstand<br />

Een kind heeft een taalontwikkelingsstoornis als het taalbegrip en/of de taalproductie<br />

zich in vergelijking met leeftijdgenootjes langzamer of anders ontwikkelt. Uit een<br />

enquête uitgevoerd bij 140 specialisten (peuterleidsters, leerkrachten, logopedisten,<br />

psychologen, orthopedagogen enz.) kwam naar voren dat taalontwikkelingsstoornissen<br />

meestal in zeer algemene termen worden beschreven, wat betekent dat een<br />

taalontwikkelingsstoornis meestal intuïtief wordt aangenomen. Net als in de literatuur<br />

blijkt er onder de <strong>Nederlandse</strong> hulpverleners geen gouden standaard bekend te zijn om<br />

een taalontwikkelingsstoornis te benoemen (Luinge et al., 2002). De<br />

prevalentieschattingen lopen hierdoor sterk uiteen, voor autochtone kinderen 1-40% en<br />

voor allochtone kinderen 1-90%. Reep-<strong>van</strong> den Bergh schat de prevalentie <strong>van</strong><br />

taalontwikkelingsstoornissen op basis <strong>van</strong> uitgebreid literatuuronderzoek bij kinderen<br />

op 3- à 4-jarige leeftijd zeer globaal op 5%. Rond de 5-jarige leeftijd zijn de schattingen<br />

bijzonder uiteenlopend, maar waarschijnlijk stijgt de prevalentie na de leeftijd <strong>van</strong> vier<br />

jaar iets (Reep-<strong>van</strong> den Bergh et al., 1998).<br />

De overgang <strong>van</strong> een normale taalontwikkeling naar pathologie is gradueel. Het<br />

ontbreken <strong>van</strong> een heldere omschrijving <strong>van</strong> de aandoening taalontwikkelingsstoornis<br />

maakt het ontwikkelen <strong>van</strong> een effectieve screening extra lastig: er is geen vastomlijnde<br />

doelgroep waar<strong>van</strong> vaststaat dat zij baat zullen hebben bij vroegtijdige behandeling.<br />

Bovendien maakt een taalprobleem onderdeel uit <strong>van</strong> de algehele ontwikkeling en is<br />

daarmee nauw gerelateerd aan andere aspecten <strong>van</strong> de ontwikkeling.<br />

Definitie<br />

Een taalachterstand kan veroorzaakt worden door een stoornis bij het kind<br />

(taalontwikkelingsstoornis), door onvoldoende taalaanbod <strong>van</strong>uit de omgeving<br />

(blootstellingsachterstand) of een combinatie <strong>van</strong> beide (zie figuur 1). Het onderscheid<br />

is <strong>van</strong> groot belang voor het in te zetten vervolgtraject. Hieronder wordt dit verder<br />

uitgelegd. VVE-programma’s zijn vooral bedoeld voor kinderen met een<br />

blootstellingsachterstand in het Nederlands, als een taalontwikkelingsstoornis is<br />

uitgesloten.<br />

Taalontwikkelingsstoornis. Factoren die de taalontwikkeling op negatieve wijze<br />

beïnvloeden zijn in sterke mate bepalend voor de in te zetten therapie.<br />

Taalontwikkelingsstoornissen kunnen op zichzelf staand voorkomen, zonder<br />

aanwijsbare duidelijke oorzaak (specifieke taalontwikkelingsstoornis). Ze kunnen ook<br />

geheel of gedeeltelijk verklaarbaar zijn <strong>van</strong>uit een duidelijk aanwezige ongunstige<br />

beïnvloedende factor (niet-specifieke taalontwikkelingsstoornis), zoals gehoorverlies,<br />

lage intelligentie, algeheel vertraagde ontwikkeling of afwijkingen aan het<br />

spraakorgaan. Voor kinderen met specifieke taalontwikkelingsstoornissen is<br />

taaltherapie (logopedie, al dan niet via het speciaal onderwijs), soms gecombineerd met<br />

ouderbegeleiding, aangewezen. Voor alle andere kinderen geldt een ander therapieplan<br />

zoals hoorapparatuur bij gehoorproblemen, algehele ontwikkelingsstimulatie bij<br />

mentale retardatie, een chirurgische ingreep bij anatomische afwijkingen, et cetera.<br />

Daarnaast komt taaltherapie (logopedie) in aanmerking.<br />

Blootstellingsachterstand in een bepaalde taal. Bovengenoemde specifieke en nietspecifieke<br />

taalontwikkelingsstoornissen hebben een al dan niet aantoonbare medische of


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 15 / 65<br />

cognitieve component: het kind mankeert iets waardoor de taalontwikkeling verstoord<br />

wordt en een taalachterstand ontstaat. Er kan echter ook sprake zijn <strong>van</strong> een<br />

taalachterstand zonder een duidelijke medische of cognitieve oorzaak doordat het kind<br />

onvoldoende aan een taal is blootgesteld. De taal waarin een achterstand is moet hierbij<br />

vermeld worden. Om de taalachterstand weg te werken is het nodig de betreffende taal<br />

in voldoende kwaliteit en hoeveelheid aan het kind aan te bieden. Een taalachterstand<br />

door onvoldoende blootstelling aan de taal wordt soms bij specifieke, en soms bij nietspecifieke<br />

taalachterstanden ingedeeld. Omdat dit verwarrend is hebben we besloten om<br />

taalachterstand door onvoldoende blootstelling apart te benoemen als<br />

blootstellingsachterstand. De indeling <strong>van</strong> de verschillende vormen <strong>van</strong> taalachterstand<br />

is nader uitgelegd in figuur 1.<br />

Er zijn twee vormen <strong>van</strong> een blootstellingsachterstand in het Nederlands. Het kan<br />

voorkomen bij kinderen die worden opgevoed in een andere taal, maar het kan ook<br />

worden veroorzaakt bij kinderen met Nederlands als eerste taal met wie weinig of slecht<br />

Nederlands wordt gesproken. Bij de anderstalige groep loopt het kind alleen achter ten<br />

opzichte <strong>van</strong> Nederlandstalige kinderen, wat eigenlijk een vreemde vergelijkingsgroep<br />

is. Als bij de anderstalige kinderen de taalontwikkeling in de andere taal goed verloopt<br />

(geen blootstellingsachterstand in die taal en geen achterliggende<br />

taalontwikkelingsstoornis), is er normaal gesproken geen probleem met het aanleren<br />

<strong>van</strong> het Nederlands als tweede taal. Als dit toch onvoldoende lukt, komt dit volgens M.<br />

Blumenthal <strong>van</strong> het Kenniscentrum Meertaligheid (persoonlijke communicatie) door<br />

andere oorzaken dan de blootstellingachterstand aan het Nederlands, namelijk 1) sociaal<br />

economische achterstand of analfabetisme; 2) geïsoleerd gezin; 3) pedagogische<br />

onmacht en/of onkunde; 4) ouders die te weinig Nederlands spreken; 5) het feit dat er te<br />

veel scholen zijn die de huidige good-practice bij het aanleren <strong>van</strong> Nederlands als<br />

tweede taal niet of onvoldoende doorvoeren; en 6) negatieve appreciatie <strong>van</strong> de<br />

samenleving voor het spreken <strong>van</strong> niet-westerse talen. Dat laatste heeft invloed op het<br />

zelfvertrouwen <strong>van</strong> kinderen, en daarmee ook op het leren (<strong>van</strong> Nederlands).<br />

De tweede groep, ééntalig <strong>Nederlandse</strong> kinderen met wie weinig of slecht Nederlands<br />

wordt gesproken, wordt onvoldoende aan hun eerste taal (in dit geval Nederlands)<br />

blootgesteld, er wordt bijvoorbeeld nauwelijks met het kind gesproken of de gebruikte<br />

taal is <strong>van</strong> zeer slechte kwaliteit. Deze kinderen maken geen goede taalontwikkeling<br />

door, ze krijgen geen inzicht in taalstructuren. Ernstige deprivatie kan zelfs gevolgen op<br />

hersenniveau hebben (bekend voorbeeld: kinderen die zijn opgegroeid bij wolven). Een<br />

blootstellingsachterstand <strong>van</strong> de eerste taal, d.w.z. de taal die het meest gesproken<br />

wordt met het kind, is daarom ernstiger dan een blootstellingsachterstand <strong>van</strong> de tweede<br />

taal. Uiteraard kunnen ook meertalige kinderen een blootstellingsachterstand in hun<br />

eerste taal hebben.<br />

Spraakstoornis. Naast een taalachterstand kan er ook een spraakstoornis zijn. Dit is het<br />

geval als het niveau <strong>van</strong> klankvorming niet past bij het taalontwikkelingsniveau (figuur<br />

1). Als therapie wordt meestal logopedie ingezet.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 16 / 65<br />

Taalachterstand in het Nederlands: overkoepelende term voor alle<br />

kinderen die in één of meer <strong>van</strong> de ovalen vallen<br />

(1) Specifieke<br />

taalontwikkelingsstoornis<br />

(op zichzelf staand)<br />

(0)<br />

Figuur 1. Begripsindeling taalachterstanden en spraakstoornissen<br />

Toelichting bij figuur 1. Elk kind heeft een plaats in het diagram. Buiten de ovalen zitten de<br />

kinderen zonder taalachterstand in het Nederlands (0). Een taalachterstand in het Nederlands<br />

kan komen door een specifieke taalontwikkelingsstoornis (1) of een niet-specifieke<br />

taalontwikkelingsstoornis (2). Een combinatie kan ook voorkomen (3). Daarnaast kan een<br />

taalachterstand in het Nederlands ontstaan door onvoldoende blootstelling aan het<br />

Nederlands (4). Ook dit kan gecombineerd met specifieke of niet-specifieke<br />

taalontwikkelingsstoornissen voorkomen (5, 6 en 7).<br />

Kinderen met een eerste taal niet gelijk aan het Nederlands komen net als <strong>Nederlandse</strong><br />

ééntalige kinderen in alle delen <strong>van</strong> het diagram voor. Het diagram moet voor hen wel<br />

anders gelezen worden dan voor Nederlandstalige kinderen, omdat onvoldoende<br />

blootstelling aan de <strong>Nederlandse</strong> taal (4) bij hen niet de eerste taal betreft. Bij het zoeken<br />

naar de oorzaak <strong>van</strong> de taalachterstand in het Nederlands bij deze kinderen moet ook de<br />

eerste taal3 in beschouwing genomen worden. Als het kind geen taalachterstand in de eerste<br />

taal heeft, maar alleen in het Nederlands, zit het in vak 4. Als een kind voldoende aan de<br />

eerste taal wordt blootgesteld, maar toch een taalachterstand in die eerste taal heeft, kan het<br />

kind een specifieke of niet-specifieke taalontwikkelingsstoornis hebben (1, 2 of 3).<br />

Onvoldoende blootstelling aan de eerste taal is bij deze kinderen niet apart in het diagram<br />

weergegeven.<br />

3 Met de ‘eerste taal’ wordt bedoeld de meest gesproken taal. (Eenheid <strong>van</strong> Taal, Richtlijn Handboek<br />

Eenheid <strong>van</strong> taal, Platform Jeugdgezondheidszorg, Richtlijn 2, febr 2005)<br />

(3)<br />

7<br />

(5) (6)<br />

(4) Onvoldoende blootstelling<br />

aan de <strong>Nederlandse</strong> taal<br />

(door omgeving)<br />

(2) Niet-specifieke<br />

taalontwikkelingsstoornis<br />

(door ander probleem:<br />

bijv. gehoor,<br />

verstandelijke handicap,<br />

psychische stoornis)<br />

Spraakstoornis: als het niveau <strong>van</strong> de klankvorming niet past bij het<br />

taalontwikkelingsniveau


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 17 / 65<br />

1.3 Theoretisch kader <strong>van</strong> screening<br />

Screening is een bijzondere vorm <strong>van</strong> gezondheidszorg. De meeste deelnemers zijn<br />

gezond en zich niet bewust <strong>van</strong> een probleem, maar ondergaan een onderzoek om de<br />

personen met de afwijking te kunnen vinden. Daarbij zijn altijd mensen aanwezig die de<br />

afwijking niet hebben, maar toch een afwijkend testresultaat hebben (fout-positieven)<br />

en mensen met de afwijking die een normale testuitslag hebben (fout-negatieven). De<br />

fout-positieven krijgen te maken met onnodige ongerustheid en onnodige verdere<br />

diagnostiek. De fout-negatieven worden ten onrechte gerustgesteld en zullen hierdoor<br />

vaak pas na een extra vertraging de juiste diagnose en behandeling krijgen. De<br />

vervroeging <strong>van</strong> de diagnose door de screening leidt daarnaast alleen onder bepaalde<br />

omstandigheden tot een betere uitkomst. De situatie bij screening is dus heel anders dan<br />

wanneer mensen zelf een arts bezoeken <strong>van</strong>wege een gezondheidsprobleem. De arts zal<br />

in het laatste geval zijn best doen het probleem op te lossen, en zal onderzoeken<br />

verrichten en behandelingen geven ondanks dat soms de voor- en nadelen <strong>van</strong> deze<br />

onderzoeken en behandelingen nog niet bewezen zijn. Dit is acceptabel omdat de<br />

patiënt om hulp vraagt. Bij screening is er echter geen hulpvraag.<br />

Vanwege de nadelen die aan elk screeningsprogramma kleven moet daarom, al voordat<br />

het screeningsprogramma wordt gestart, voldoende bewijs zijn dat de voordelen <strong>van</strong> het<br />

screeningsprogramma groter zullen zijn dan de nadelen (UK National Screening<br />

Committee, 2000). Op groepsniveau moeten de personen die de screening aangeboden<br />

krijgen gezondheidswinst boeken ten opzichte <strong>van</strong> de situatie waarin geen screening<br />

plaats vindt. De patiënten binnen de groep gescreende personen boeken<br />

gezondheidswinst als zij als gevolg <strong>van</strong> vroegtijdige behandeling beter worden of als<br />

verslechtering wordt voorkomen ten opzichte <strong>van</strong> de situatie zonder<br />

screeningsprogramma. De kosten <strong>van</strong> screening bestaan naast materiële ook uit<br />

immateriële kosten, bijvoorbeeld fout-positieve uitslagen kunnen onnodige<br />

ongerustheid bij (ouders <strong>van</strong>) patiënten veroorzaken, of een onnodige belasting <strong>van</strong> het<br />

zorgsysteem waardoor andere patiënten geconfronteerd worden met (langere)<br />

wachttijden, of kans op vertraagde ontdekking <strong>van</strong> kinderen met een taalachterstand die<br />

bij de screening onterecht voldoende waren (door onterechte geruststelling <strong>van</strong> de<br />

ouders of arts). De kosten <strong>van</strong> een screeningsprogramma dienen dus niet alleen in<br />

economische zin geïnterpreteerd te worden. Alvorens een screeningsprogramma<br />

ingevoerd wordt moet daarom eerst nagegaan worden of de baten wel opwegen tegen de<br />

kosten. Eisen die aan een screeningsprogramma gesteld moeten worden zijn<br />

bijvoorbeeld: het gezondheidsprobleem waarop gescreend wordt moet een belangrijk<br />

probleem zijn, er moet een geschikte test zijn om patiënten met een hoog risico te<br />

kunnen onderscheiden <strong>van</strong> patiënten die een laag risico lopen op de gezochte<br />

aandoening, vroegtijdige behandeling moet leiden tot betere resultaten dan latere<br />

behandeling, voorzieningen voor diagnostiek en behandeling moeten beschikbaar zijn<br />

(zie bijlage A). Deze bijlage geeft de door de National Screening Committee (1998) uit<br />

Groot-Brittannië aangepaste criteria <strong>van</strong> Wilson & Jungner (1968).<br />

Aan de basis <strong>van</strong> een screeningsprogramma staat een valide testinstrument, d.w.z. het<br />

resultaat <strong>van</strong> de test (afwijkend/niet afwijkend) is juist voor de onderzochte kinderen.<br />

Om dit te kunnen bepalen moeten de resultaten <strong>van</strong> de te onderzoeken test afgezet<br />

worden tegen een ‘gouden standaard’, waarna de sensitiviteit, specificiteit en<br />

voorspellende waarden <strong>van</strong> de testmethode kunnen worden bepaald (Law et al, 1998,<br />

Vandenbroucke en Hofman, 1993). De sensitiviteit <strong>van</strong> een test is de kans dat degene<br />

met de gezochte aandoening (hier een taalachterstand en dan die vormen waarvoor


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 18 / 65<br />

effectieve behandeling voorhanden is) een positieve testuitslag heeft; de specificiteit is<br />

de kans dat degene die de aandoening niet heeft een negatieve uitslag heeft; en de<br />

positief voorspellende waarde is de kans op de aandoening indien de testuitslag positief<br />

is. Pas bij voldoende hoge waarden kan een screening naar tevredenheid worden<br />

uitgevoerd. Immers, bij een lage sensitiviteit zullen relatief veel kinderen met een<br />

stoornis worden gemist. Bij een lage specificiteit zullen relatief veel kinderen met een<br />

normaal verlopende taalontwikkeling worden doorverwezen voor nader onderzoek, met<br />

alle negatieve gevolgen <strong>van</strong> dien zoals ongerustheid bij de ouders en extra kosten <strong>van</strong><br />

diagnostiek. Bij een lage positief voorspellende waarde zullen de instanties die de<br />

doorverwezen kinderen nader moeten onderzoeken (medisch specialisten, audiologische<br />

centra etc.) een relatief groot aandeel bij nader inzien ‘gezonde’ kinderen voor<br />

onderzoek doorverwezen krijgen, terwijl maar slechts af en toe een kind werkelijk de<br />

gezochte aandoening heeft.<br />

Bij het begrip effectiviteit wordt nagegaan in welke mate de zorg de patiënten<br />

daadwerkelijk beter heeft gemaakt, of verslechtering heeft weten te voorkomen<br />

(Mackenbach & <strong>van</strong> der Maas, 2004). Om dit te kunnen bereiken is het niet alleen<br />

nodig dat de patiënt met de screening wordt ontdekt, maar ook dat deze vervolgens<br />

deelneemt aan diagnostiek, dat deze diagnostiek goed is bij het vaststellen of er<br />

werkelijk een probleem is of niet, en dat uiteindelijk ook een behandeling kan worden<br />

ingezet die verbetering geeft bij het kind of verslechtering voorkomt. Het gaat dus om<br />

de effectiviteit <strong>van</strong> het gehele screeningsprogramma, d.w.z. screening, diagnostiek én<br />

behandeling. Elk <strong>van</strong> deze onderdelen moet op zichzelf effectief zijn: de screening in<br />

het opsporen <strong>van</strong> kinderen die gebaat zijn bij vroegtijdige behandeling, de diagnostiek<br />

in het toegeleiden naar het juiste vervolgtraject (de juiste behandeling of juist geen<br />

behandeling bij bijv. problemen die spontaan herstellen), de behandeling in het<br />

verbeteren <strong>van</strong> het kind of het voorkomen <strong>van</strong> verslechtering. De behandeling moet<br />

daarnaast ook nog extra gezondheidswinst geven als deze op jongere leeftijd dan<br />

gebruikelijk (zonder screening) kan worden ingezet. Als dat niet het geval is heeft<br />

vroegtijdige opsporing geen zin. Een programma is bewezen effectief als door<br />

onderzoek overtuigend is aangetoond dat er in de praktijk bepaalde doelen beter mee<br />

worden bereikt dan met andere programma’s of zonder het programma. Er zijn twee<br />

soorten aanwijzingen voor de effectiviteit, namelijk directe en indirecte aanwijzingen.<br />

Directe aanwijzingen zijn resultaten uit Nederlands onderzoek naar de effectiviteit <strong>van</strong><br />

het programma, beschreven in een document. Indirecte aanwijzingen zijn resultaten uit<br />

Nederlands of buitenlands effectonderzoek bij soortgelijke programma’s. Ook wat<br />

betreft de onderzoeksopzet moet er onderscheid gemaakt worden naar mate <strong>van</strong><br />

bewijskracht. Zo heeft een systematische review waarbij alle op dat moment<br />

beschikbare studies worden betrokken en waarbij ook een metanalyse gedaan is een<br />

grotere bewijskracht dan één waarbij geen metanalyse gedaan is. Een Randomized<br />

Controlled Trial (RCT) heeft verder een grotere bewijskracht dan follow-up- of patiëntcontrole-onderzoek<br />

of een patiëntenserie.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 19 / 65<br />

2 Vraagstelling<br />

2.1 Opdracht VWS<br />

VWS heeft <strong>TNO</strong> gevraagd te inventariseren welke instrumenten er voor Nederland<br />

beschikbaar zijn om taalachterstanden en spraakstoornissen te signaleren, en deze te<br />

beschrijven in termen <strong>van</strong> wetenschappelijke onderbouwing (worden de juiste kinderen<br />

wel/niet opgespoord), uitvoerbaarheid door het kernteam JGZ 4 (artsen,<br />

verpleegkundigen en assistenten) en gevolgen voor het natraject, wat betreft de<br />

aantallen nader te diagnosticeren kinderen. Op basis daar<strong>van</strong> kan de geschiktheid <strong>van</strong> de<br />

verschillende instrumenten worden beoordeeld. Ook moest worden nagegaan wat er<br />

bekend is over de effectiviteit (behaalde gezondheidswinst) <strong>van</strong> het gehele traject <strong>van</strong><br />

screening met dit instrument, diagnostiek en behandeling.<br />

Uit dit onderzoek kan blijken dat er onvoldoende onderbouwing is voor een bepaald<br />

instrument. In dat geval moeten de meest veelbelovende instrumenten worden<br />

geselecteerd. De validatie <strong>van</strong> deze instrumenten die vervolgens plaats moet vinden valt<br />

buiten dit onderzoek.<br />

Tijdens het project kwam er extra politieke aandacht voor de aanpak <strong>van</strong><br />

taalachterstanden in het Nederlands veroorzaakt door onvoldoende taalaanbod. In het<br />

coalitieakkoord (7 februari 2007) staat: “Kinderen waarbij op driejarige leeftijd door het<br />

consultatiebureau of elders een taalachterstand wordt geconstateerd, zullen via<br />

kinderop<strong>van</strong>g/peuterspeelzalen, voor- en vroegschoolse educatie (groep 0) en aparte<br />

(schakel)klassen op het vereiste niveau worden gebracht.” VWS heeft aanvullende<br />

vragen opgesteld over de mogelijke rol <strong>van</strong> de JGZ hierbij.<br />

2.2 Twee doelen <strong>van</strong> vroegtijdige opsporing taalachterstand<br />

Het doel bij het beoordelen <strong>van</strong> de taal <strong>van</strong> het kind door de JGZ is <strong>van</strong> oudsher het<br />

nagaan of er sprake is <strong>van</strong> een taalontwikkelingsstoornis, al dan niet veroorzaakt door<br />

een medisch of cognitief probleem. De daarbij te onderzoeken taal is de eerste taal <strong>van</strong><br />

het kind, dat is de taal die het kind het best spreekt. In de praktijk kan dit problemen<br />

geven bij anderstaligen omdat de JGZ-medewerkers vaak alleen Nederlands spreken.<br />

Als de ouders voldoende Nederlands spreken wordt via hen wel navraag gedaan naar de<br />

eerste taal bij hun kind.<br />

Een taalachterstand <strong>van</strong> de <strong>Nederlandse</strong> taal kan ook ontstaan door onvoldoende<br />

blootstelling aan het Nederlands. Om kinderen met dit probleem een zo goed mogelijke<br />

start te laten maken in het <strong>Nederlandse</strong> basisonderwijs is een behandeltraject met meer<br />

blootstelling aan het Nederlands nodig. Onvoldoende blootstelling aan het Nederlands<br />

kan voorkomen bij <strong>Nederlandse</strong> kinderen uit een taalarm milieu, of bij meertalige<br />

4 Er is geen eenduidige definitie <strong>van</strong> JGZ-kernteam. Echter, alle kinderen en hun ouders hebben<br />

(frontoffice) te maken met JGZ-arts, jeugdverpleegkundige en CB-doktersassistent. Daarnaast zijn er<br />

allerlei ‘specialisten’ die (backoffice) worden ingezet voor geselecteerde kinderen en/of hun ouders.<br />

Hieronder vallen naast bijvoorbeeld pedagogen, diëtisten en VETC-ers ook logopedisten. Logopedie is<br />

op dit moment niet aanwezig in alle JGZ-organisaties, wordt niet ingezet voor alle contactmomenten<br />

en niet voor alle kinderen.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 20 / 65<br />

kinderen. Het doel <strong>van</strong> de vroegtijdige opsporing <strong>van</strong> deze vorm <strong>van</strong> taalachterstand is<br />

dus anders dan het gebruikelijke doel: het gaat hier om taalachterstand in de<br />

<strong>Nederlandse</strong> taal door onvoldoende blootstelling aan het Nederlands<br />

(blootstellingsachterstand).<br />

Bij de vroegtijdige opsporing <strong>van</strong> taalachterstanden en spraakstoornissen gaat het<br />

binnen het kader <strong>van</strong> dit project dus om twee vragen:<br />

1) heeft het kind mogelijk een spraak- of taalontwikkelingsstoornis?<br />

2) heeft het kind een achterstand in de <strong>Nederlandse</strong> taal <strong>van</strong>wege onvoldoende<br />

blootstelling aan het Nederlands?<br />

Het is ook nog mogelijk dat een meertalig kind een blootstellingsachterstand in<br />

zijn/haar eerste taal heeft. Het onderscheid tussen blootstellingsachterstand in de eerste<br />

taal en taalontwikkelingsstoornis is moeilijk te maken, omdat beide zich uiten als<br />

taalachterstand in de eerste taal. Zodra een kind een achterstand in de eerste taal<br />

vertoont, moet worden verwezen naar multidisciplinaire diagnostiek (MDD) voor<br />

nadere diagnostiek. Daar wordt ook de oorzaak onderzocht. Omdat er op die manier<br />

voldoende aandacht wordt gegeven aan de mogelijkheid <strong>van</strong> een<br />

blootstellingsachterstand in de eerste, niet-<strong>Nederlandse</strong>, taal, laten wij het verder buiten<br />

beschouwing.<br />

2.3 Rapportage<br />

De resultaten <strong>van</strong> het onderzoek worden beschreven in twee deel<strong>rapport</strong>en.<br />

Dit deel<strong>rapport</strong> gaat vooral over de spraaktaalscreening door de JGZ gericht op<br />

achterstand in de ontwikkeling <strong>van</strong> de eerste taal (door een spraak- of<br />

taalontwikkelingsstoornis of onvoldoende taalaanbod in de eerste taal). Het bevat een<br />

inventarisatie <strong>van</strong> bestaande spraaktaalscreeningsinstrumenten voor kinderen <strong>van</strong> 1 tot 6<br />

jaar. Ook wordt aangegeven of voldoende wetenschappelijke onderbouwing<br />

beschikbaar is voor het ontwikkelen <strong>van</strong> een richtlijn voor de beroepsgroepen voor<br />

uniforme, effectieve taalscreening voor kinderen <strong>van</strong> 1 tot 6 jaar. De inventarisatie<br />

wordt beschikbaar gesteld aan externe veldpartijen, zodat zij deze informatie kunnen<br />

aanwenden voor het opstellen <strong>van</strong> een projectvoorstel voor een JGZ-richtlijn in het<br />

kader <strong>van</strong> een ZonMW-programma. Een JGZ-richtlijn is een document met<br />

aanbevelingen, adviezen en instructies ter ondersteuning <strong>van</strong> professionals in de JGZ,<br />

berustend op resultaten <strong>van</strong> wetenschappelijk onderzoek met daarop gebaseerde<br />

discussie en aansluitende meningsvorming, gericht op het het expliciteren <strong>van</strong><br />

doeltreffend en doelmatig medisch handelen. Bij de ontwikkeling is er sprake <strong>van</strong> een<br />

systematisch ontwikkelproces en een formele autorisatieprocedure binnen de<br />

beroepsvereniging, waardoor deze de status <strong>van</strong> een professionele standaard krijgt (<strong>van</strong><br />

Everdingen et al., 2004).


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 21 / 65<br />

Dit deel<strong>rapport</strong> is gericht op de volgende vraagstellingen:<br />

1 Welke signaleringsinstrumenten 5 en verwijsprotocollen voor het opsporen <strong>van</strong> 1- tot<br />

6-jarigen met taalachterstanden en spraakstoornissen in Nederland zijn er? Wat zijn<br />

de risicofactoren voor taalachterstand?<br />

2 Wat is bekend over de testeigenschappen <strong>van</strong> deze instrumenten? En bij gebrek aan<br />

onderzoek: wat zijn de verwachtingen <strong>van</strong> experts hier<strong>van</strong>?<br />

3 Wat is de uitvoerbaarheid <strong>van</strong> elk <strong>van</strong> de instrumenten volgens de literatuur (en evt.<br />

volgens inschatting <strong>van</strong> JGZ-artsen of uit een pilot-onderzoek)?<br />

4 Welke discipline moet deze test uitvoeren, hoeveel tijd is ermee gemoeid en wat<br />

zijn de kosten in de JGZ, bij andere uitvoerenden en in het natraject (diagnostiek en<br />

behandeling)? Wat is bekend over de effectiviteit (behaalde gezondheidswinst) <strong>van</strong><br />

het gehele traject <strong>van</strong> screening, diagnostiek en behandeling?<br />

5 Wat is bekend over de effectiviteit <strong>van</strong> logopedische interventies bij kinderen met<br />

een taalachterstand en kinderen met een spraakstoornis?<br />

6 Welke taal- en spraakscreeningsinstrumenten worden geselecteerd op basis <strong>van</strong> de<br />

antwoorden <strong>van</strong> vraag 1-4 als meest geschikt voor landelijke implementatie? Als<br />

blijkt dat er op basis <strong>van</strong> bestaande (kennis over) screeningsinstrumenten geen<br />

keuze gemaakt kan worden, zullen de meest veelbelovende screeningsinstrumenten<br />

geselecteerd worden voor een vervolgonderzoek.<br />

7 Is er voldoende wetenschappelijke onderbouwing beschikbaar voor het ontwikkelen<br />

<strong>van</strong> een richtlijn door de beroepsgroepen voor uniforme, effectieve<br />

spraaktaalscreening voor kinderen <strong>van</strong> 1 tot 6 jaar?<br />

Het tweede deel<strong>rapport</strong> gaat over de huidige uitvoering <strong>van</strong> het verwijzen naar VVE, en<br />

de relatie tussen de in dit deel<strong>rapport</strong> behandelde spraaktaalscreening door de JGZ en<br />

het vaststellen <strong>van</strong> taalachterstand in het Nederlands door onvoldoende taalaanbod.<br />

Het onderwerp dyslexie was ook onderdeel <strong>van</strong> het oorspronkelijke project. VWS heeft<br />

verzocht dit onderdeel te laten vervallen, omdat de benodigde <strong>rapport</strong>ages <strong>van</strong> andere<br />

onderzoeken daarover vertraagd worden opgeleverd.<br />

Indeling<br />

Hieronder volgt in hoofdstuk 3 de methoden. Hoofdstuk 4 gaat over de effectiviteit <strong>van</strong><br />

spraaktaalscreeningsprogramma’s. In hoofdstuk 5 staat een beschrijving <strong>van</strong> gevonden<br />

signalerings- en screeningsinstrumenten, en wat er bekend is over de testeigenschappen<br />

en uitvoerbaarheid <strong>van</strong> deze instrumenten. In hoofdstuk 6 volgt een beschrijving <strong>van</strong> de<br />

manier waarop de JGZ op dit moment vorm geeft aan de spraaktaalscreening, bij jonge<br />

kinderen (0-4 jaar) en kleuters (5 jaar), inclusief welke screeningsinstrumenten ingezet<br />

worden. Tot slot volgen de conclusies en aanbevelingen in hoofdstuk 7.<br />

5 Hierbij zijn 2 typen instrumenten te onderscheiden: 1. Instrumenten voor ééntrapsscreening, waarbij<br />

na het vinden <strong>van</strong> een “niet-pluis” resultaat het kind direct wordt verwezen voor diagnostiek; 2.<br />

Combinaties <strong>van</strong> instrumenten die ingezet kunnen worden in een tweetrapsscreening, waarbij na een<br />

eerste grove “pluis/niet-pluis”-screening een deel <strong>van</strong> de kinderen met een “niet-pluis”-resultaat niet<br />

direct wordt verwezen voor diagnostiek, maar met een tweede instrument wordt onderzocht op een<br />

extra contactmoment of op het volgende consult.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 22 / 65


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 23 / 65<br />

3 Methoden<br />

Om de vraagstellingen te kunnen beantwoorden is systematisch literatuuronderzoek<br />

verricht. Hierbij werden zowel de nationale (Picarta) als internationale databases<br />

(Pubmed, PsychInfo, ERIC) geraadpleegd.<br />

In Pubmed werd gezocht met de Mesh termen: language disorders (prevention and<br />

control)/language development in combinatie met een explode-commando <strong>van</strong> de<br />

termen Evaluation Studies (als Mesh-term en publicatie type). In PsychInfo werd<br />

gezocht met de thesaurustermen Language, -disorders, -development, -delay in<br />

combinatie met de thesaurustermen Early Intervention, family intervention, schoolbased<br />

intervention, intervention, vervolgens in combinatie met de thesaurustermen<br />

Program-evaluation, treatment-effectiveness-evaluation en evaluation. In ERIC waren<br />

de thesaurustermen: Language skills, language impairments, language disabilities,<br />

delayed speech, vocabulary development gecombineerd met de thesaurustermen<br />

Intervention, program effectiveness, effectivity, effects. In Picarta werd gezocht met de<br />

trefwoorden Taalstoornissen, taalverwerving, en de vrije tekstwoorden taalstoornissen<br />

en taalscreening.<br />

Daarnaast werd gezocht in de zgn. “grijze literatuur”, d.w.z. <strong>rapport</strong>en en tijdschriften<br />

die niet worden opgenomen in de databases en veelal niet “peer-reviewed” zijn.<br />

Verder hebben we ook de ontwikkelaars en onderzoekers <strong>van</strong> de instrumenten gevraagd<br />

om ontbrekende literatuur en onderzoeksresultaten aan te leveren.<br />

Tot slot is de beoordeling <strong>van</strong> de instrumenten door de Commissie Testaangelegenheden<br />

Nederland (COTAN) opgevraagd. Deze commissie <strong>van</strong> het Nederlands Instituut<br />

voor Psychologen (NIP) beoordeelt instrumenten aan de hand <strong>van</strong> bepaalde criteria (zie<br />

www.cotan.nl).<br />

Om onze kennis te verbreden en de resultaten <strong>van</strong> het onderzoek te toetsen, is een<br />

begeleidingscommissie ingesteld met vertegenwoordigers uit het veld (ActiZ, GGD-<br />

NL, NVLF, V&VN, AJN, Viataal), onderzoekers, ontwikkelaars of vertegenwoordigers<br />

<strong>van</strong> instrumenten (NSDSK, iMGZ, UMCG, L. Schlichting, Van Wiechen commissie),<br />

overige onderzoekers (LUMC, Expertisecentrum Nederlands, Kenniscentrum<br />

meertaligheid) en een oudervereniging (FOSS, zie bijlage B). Deze commissie is vier<br />

keer bijeengekomen (4 september 2006, 18 december 2006, 12 maart 2007 en 21 mei<br />

2007) en heeft ons gevraagd en ongevraagd <strong>van</strong> informatie voorzien. Met ingang <strong>van</strong><br />

januari 2007 zijn ook de Fenac en de VNG toegetreden tot de begeleidingscommissie.<br />

Zij zijn slechts beperkt bij dit deel <strong>van</strong> het project betrokken geweest.<br />

Om de huidige uitvoering <strong>van</strong> de screening op taalachterstanden en de mening <strong>van</strong> de<br />

JGZ over de uitvoerbaarheid <strong>van</strong> de instrumenten te achterhalen, hebben we in<br />

samenwerking met ActiZ in december 2006 een vragenlijst uitgezet bij alle JGZorganisaties<br />

voor zorg voor 0-4-jarigen. De uitvoering <strong>van</strong> de taalscreening bij kleuters<br />

door de GGDen hebben we begin 2005 al geïnventariseerd (<strong>van</strong> der Ploeg, 2005, 2006).<br />

Om te achterhalen of er voor deze groep nog nieuwe instrumenten waren ontwikkeld<br />

heeft GGD-Nederland op ons verzoek een korte e-mail gestuurd aan de hoofden JGZ en<br />

aan de logopedisten <strong>van</strong> de GGDen. Bij zowel de JGZ 0-4 jaar als de GGDen zijn ook<br />

de verwijsprotocollen voor het opsporen <strong>van</strong> kinderen met taalachterstanden en<br />

spraakstoornissen opgevraagd.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 24 / 65


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 25 / 65<br />

4 Effectiviteit <strong>van</strong> screening, diagnostiek en behandeling<br />

<strong>van</strong> taalontwikkelingsstoornissen<br />

Screening in het algemeen, en dus ook screening op spraaktaalontwikkelingsstoornissen<br />

bij kinderen <strong>van</strong> 1-6 jaar, zou alleen aangeboden moeten worden als deze<br />

kosteneffectief is. Het begrip effectiviteit is beschreven in paragraaf 1.3. Het gaat om<br />

het behalen <strong>van</strong> verbetering bij de patiënt of het voorkomen <strong>van</strong> verslechtering ten<br />

opzichte <strong>van</strong> de situatie zonder screeningsprogramma. Om dit te kunnen bereiken<br />

moeten alle onderdelen <strong>van</strong> het screeningsprogramma (screening, diagnostiek en<br />

behandeling) effectief zijn.<br />

4.1 Effectiviteit <strong>van</strong> spraaktaalscreeningsprogramma’s<br />

In deze paragraaf worden eerst de resultaten <strong>van</strong> internationale reviews naar bewijzen<br />

voor of tegen screening op taalachterstand beschreven (paragraaf 4.1.1). Daarna<br />

beschrijven we in paragraaf 4.1.2 het enige effectiviteitsonderzoek op dit vlak dat in<br />

Nederland is verricht.<br />

4.1.1 Internationale resultaten<br />

Nelson et al (2006) hebben in een systematische review <strong>van</strong> de Engelstalige literatuur<br />

over screening op spraak- en taalachterstand bij kleuters zorgvuldig onderzocht welke<br />

bewijzen er zijn ten gunste of ten nadele <strong>van</strong> de screening. Op basis <strong>van</strong> deze studie<br />

concludeert de US Preventive Services Task Force (USPSTF, 2006) dat er onvoldoende<br />

bewijs is dat er snel af te nemen instrumenten voor het beoordelen <strong>van</strong> de<br />

taalontwikkeling en spraak bestaan die geschikt zijn voor de preventieve<br />

gezondheidszorg en waarmee accuraat kinderen gevonden kunnen worden die baat<br />

hebben bij verdere diagnostiek en interventie. Verder concluderen de auteurs dat er<br />

redelijk bewijs is dat interventies op korte termijn een positief effect hebben op de<br />

spraak- en taalvaardigheid, maar dat er vrijwel geen studies zijn die naar lange termijn<br />

effecten hebben gekeken. Zij vonden ook geen studies waarin onderzocht is of er<br />

gezondheidswinst is ontstaan door het behandelen <strong>van</strong> kinderen die bij de screening zijn<br />

ontdekt en die niet door zorgen bij ouders of artsen zouden zijn gevonden. Ook vonden<br />

zij geen onderzoeken naar de potentiële schade die screening en behandeling voor<br />

taalachterstand en spraakstoornissen kan veroorzaken, zoals stigmatiseren, ongerustheid<br />

bij ouders, en onnodige diagnostiek en behandeling. De USPSTF kan daarom de balans<br />

tussen voordelen en nadelen <strong>van</strong> de screening niet bepalen. Echter, de USPSTF erkent<br />

het belang <strong>van</strong> tijdige ontdekking <strong>van</strong> taalachterstanden en spraakstoornissen, en geeft<br />

aan dat zorgen bij artsen of ouders belangrijke manieren zijn om kinderen met deze<br />

problemen te identificeren.<br />

In Australië werd een vergelijkbare review uitgevoerd naar taalachterstand (Oberklaid<br />

et al, 2002). Deze auteurs concluderen ook dat er onvoldoende bewijs is om een<br />

aanbeveling voor of tegen een formele screening op taalachterstand te kunnen geven.<br />

Vanwege dit gebrek aan bewijs zeggen zij dat implementatie <strong>van</strong> formele<br />

screeningsprogramma’s voor taalachterstand niet aan te bevelen is op dit moment. Er is<br />

een dringende noodzaak tot onderzoek naar o.a. instrumenten waarmee kinderen met<br />

een taalachterstand die niet spontaan verdwijnt en wel nadelige gevolgen heeft<br />

opgespoord kunnen worden.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 26 / 65<br />

4.1.2 Nederlands effectiviteitsonderzoek naar taalscreeningsprogramma<br />

Voor de Engelstalige situatie werd onvoldoende bewijs gevonden om een aanbeveling<br />

voor een formele screening op taalachterstand te kunnen rechtvaardigen. Het is<br />

onduidelijk of dit ook voor de <strong>Nederlandse</strong> situatie geldt. In Nederland is één onderzoek<br />

op dit vlak uitgevoerd. Gezien de conclusie <strong>van</strong> dit onderzoek dat het effect <strong>van</strong><br />

vroegsignalering op 2-jarige leeftijd en daaropvolgende vroegtijdige interventie<br />

aangetoond is, wordt dit enige <strong>Nederlandse</strong> onderzoek hier uitgebreid ge<strong>rapport</strong>eerd en<br />

besproken.<br />

In een grote Randomized Controlled Trial (RCT) zijn JGZ-artsen gerandomiseerd om te<br />

screenen op taalachterstand met het VTO-taal 2-jarigen instrument op de leeftijd <strong>van</strong> 18<br />

en 24 maanden (interventiegroep) of om niet te screenen maar standaard zorg te<br />

verlenen (controlegroep). Alleen kinderen met Nederlands als eerste taal zijn in het<br />

onderzoek betrokken. Bij een positieve uitslag op de screening werd verwezen naar het<br />

audiologisch centrum (AC) voor multidisciplinaire diagnostiek (MDD). Bij de AC’s<br />

werd de gebruikelijke MDD verricht bij zowel kinderen die <strong>van</strong>uit de screening<br />

kwamen als kinderen die <strong>van</strong>uit het reguliere verwijskanaal kwamen (bijv. wegens<br />

zorgen bij ouders, JGZ-arts of huisarts). Afhankelijk <strong>van</strong> de bevindingen werden de<br />

kinderen doorverwezen voor behandeling indien nodig. In het onderzoek zijn naast de<br />

resultaten <strong>van</strong> de screening ook gegevens verzameld op de leeftijd <strong>van</strong> 3 jaar en op de<br />

leeftijd <strong>van</strong> 8 jaar over behandeling voor spraaktaalproblemen en over school (type,<br />

doublures, resultaten taaltoetsen).<br />

De resultaten zijn beschreven in de Koning et al. (2000, 2004) en in een eind<strong>rapport</strong><br />

(<strong>van</strong> Agt et al., 2005).<br />

Resultaten<br />

In het artikel over de 3-jarigen (de Koning, 2004) bestaat de interventiegroep uit 5734<br />

kinderen en de controlegroep uit 4621 kinderen. In de interventiegroep zijn 3147<br />

kinderen gescreend. 73 (2,3%) <strong>van</strong> hen hadden een positieve uitslag en werden daarom<br />

verwezen naar diagnostiek. 48 <strong>van</strong> de 73 (66%) werd ook onderzocht, bij de rest<br />

volgden de ouders de verwijzing niet op. 27 <strong>van</strong> de 48 (56%) bleek een taalachterstand<br />

te hebben. De sensitiviteit <strong>van</strong> het VTO-taal instrument bleek 24%-52%, afhankelijk<br />

<strong>van</strong> de gekozen definitie voor taalachterstand (24% bij vaststelling via de ouders, en<br />

52% bij vaststelling via specialisten). Dit betekent dat een kwart tot de helft <strong>van</strong> de<br />

kinderen met een taalachterstand gevonden worden, maar dat dus ook de andere helft<br />

tot drie kwart niet met het instrument wordt ontdekt. In de interventiegroep is 2,0%<br />

behandeld voor een taalprobleem vóór 3e verjaardag en in de controlegroep 1,5%<br />

(p≤ 0,05). Er was geen statistisch significant verschil in taalontwikkeling tussen de twee<br />

groepen op de leeftijd <strong>van</strong> 3 jaar (de Koning, 2004).<br />

In het onderzoek op 8-jarige leeftijd (<strong>van</strong> Agt, 2005) zijn interventie- en controlegroep<br />

groter dan in de analyse op 3-jarige leeftijd, nl. respectievelijk 7576 en 5851 kinderen.<br />

In deze interventiegroep hadden 112 kinderen (i.p.v. 73) een positieve testuitslag en<br />

werden daarom naar het AC verwezen. 71 <strong>van</strong> hen (63%) werd daar ook onderzocht, bij<br />

47 <strong>van</strong> 71 (66%) bleek een taalachterstand te hebben (de Koning, 2000).<br />

Op de leeftijd <strong>van</strong> 8 jaar zijn er in de interventiegroep significant minder kinderen op<br />

het speciaal onderwijs dan in de controlegroep (resp. 2,7% en 4,1%, p=0,003) en<br />

significant meer kinderen blijven zitten i.v.m. de taal/spraakontwikkeling (volgens<br />

ouders) (resp. 6,1% en 4,7%, p=0,035). Taalscores zijn vergelijkbaar of beter in de<br />

interventiegroep, echter deze verschillen zijn statistisch niet significant (Van Agt,<br />

2005).


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 27 / 65<br />

Het verschil in deelname aan het speciaal onderwijs tussen interventie en controlegroep<br />

is 1,4% (4,1% - 2,7%). Bij een interventiegroep <strong>van</strong> 7576 kinderen komt dit neer op 106<br />

kinderen minder in het speciaal onderwijs (1,4% <strong>van</strong> 7576).<br />

Discussie<br />

Op de leeftijd <strong>van</strong> 3 jaar was nog geen gezondheidswinst <strong>van</strong>wege het<br />

screeningsprogramma aan te tonen. De follow-up periode <strong>van</strong> 12 maanden na de<br />

screening is daarvoor te kort.<br />

Op de leeftijd <strong>van</strong> 8 jaar is de meest opvallende uitkomst de lagere deelname aan het<br />

speciaal onderwijs in de interventiegroep t.o.v. de controlegroep. Het is niet plausibel<br />

dat het gevonden verschil op de leeftijd <strong>van</strong> 8 jaar in deelname aan het speciaal<br />

onderwijs via de weg <strong>van</strong> screening, diagnose en behandeling door de screening is<br />

veroorzaakt. Het maximale aantal kinderen dat via de screening vroegtijdig is<br />

opgespoord en dus door de screening gezondheidswinst kan behalen was 112, namelijk<br />

de kinderen met een positieve (afwijkende) testuitslag op het VTO taal 2-jarigen<br />

instrument. De resultaten wat betreft deelname aan het speciaal onderwijs geven aan dat<br />

in de interventiegroep 106 kinderen minder deelnamen aan het speciaal onderwijs dan<br />

in de controlegroep. Er zijn vijf redenen waarom wij verwachten dat niet bijna<br />

evenveel, maar slechts een veel kleiner deel <strong>van</strong> de 112 kinderen met een positieve<br />

testuitslag dankzij de screening niet naar het speciaal onderwijs gaan, namelijk:<br />

• 63% <strong>van</strong> de kinderen met een positieve (afwijkende) screeningsuitslag volgt de<br />

verwijzing naar het AC op. De andere 37% is dus niet naar het AC gegaan.<br />

• 66% <strong>van</strong> de kinderen met een positieve (afwijkende) screeningsuitslag die wel<br />

nader gediagnosticeerd zijn had werkelijk een taalachterstand in het Nederlands als<br />

eerste taal (de Koning, 2000). De andere 34% <strong>van</strong> de op het AC onderzochte<br />

kinderen had geen taalachterstand.<br />

• Bij de kinderen met een taalachterstand in de eerste taal is behandeling niet altijd<br />

effectief. 30-40% <strong>van</strong> de kinderen kan verbeteren, de andere 60-70% blijft, ondanks<br />

begeleiding, stabiel in de taalprestaties (Goorhuis, 2005).<br />

• Zelfs effectieve behandeling zal niet altijd het gevolg hebben dat het kind daardoor<br />

niet naar het speciaal onderwijs hoeft (in deze studie ging bijvoorbeeld 21,5% <strong>van</strong><br />

de kinderen met een positieve (afwijkende) screeningsuitslag alsnog naar het<br />

speciaal onderwijs)<br />

• Niet alle kinderen met een taalachterstand gaan naar het speciaal onderwijs<br />

(onbekend percentage).<br />

Daarom is te verwachten dat het aantal kinderen bij wie door de taalscreeningsuitslag<br />

voorkomen wordt dat zij naar het speciaal onderwijs gaan hooguit ongeveer 63% x 66%<br />

x 35% x (100%-21,5%) = 11% is <strong>van</strong> het aantal kinderen dat een afwijkende<br />

screeningsuitslag had, d.w.z. maximaal 11% x 112 = 13 kinderen (nog exclusief de<br />

laatste reden). Uiteraard is dit een schatting die alleen de grootte-orde <strong>van</strong> het aantal<br />

kinderen aangeeft, maar deze schatting maakt duidelijk dat de gevonden vermindering<br />

in het speciaal onderwijs <strong>van</strong> 106 kinderen veel groter is dan verwacht kan worden. Dat<br />

er een veel groter verschil tussen interventie- en controlegroep is gevonden kunnen we<br />

niet verklaren. Het is echter niet aannemelijk dat het gevonden verschil wordt<br />

veroorzaakt door het traject screening – diagnostiek - vroegtijdige behandeling.<br />

Omdat wij de gevonden effecten niet <strong>van</strong>uit de screening kunnen verklaren, vinden wij<br />

dat de aanbeveling om tot landelijke screening met het VTO taal 2-jarigen instrument<br />

over te gaan nog onvoldoende onderbouwd. Met de huidige kennis achten wij het<br />

namelijk nog steeds mogelijk dat de nadelen <strong>van</strong> de screening groter zijn dan de<br />

voordelen. Screening is bedoeld om ‘mechanisch’ toe te passen: puur op basis <strong>van</strong> een


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 28 / 65<br />

score op een instrument wordt wel of niet een vervolgtraject ingezet, het oordeel <strong>van</strong> de<br />

testafnemer wordt niet meegenomen bij deze beslissing. Van het VTO taal 2-jarigen<br />

instrument is bekend dat veel kinderen met een taalstoornis gemist worden, de door de<br />

onderzoekers zelf aangegeven sensitiviteit is namelijk erg laag (24% tot 52%). Dit<br />

betekent dat de helft tot drie-kwart <strong>van</strong> de gezochte kinderen gemist worden met deze<br />

screening. Dat kan tot onterechte geruststelling leiden en daarmee tot onnodig uitstel<br />

<strong>van</strong> een interventie. Bij signalering wordt nadrukkelijk de kennis en ervaring <strong>van</strong> JGZartsen<br />

betrokken bij de afweging om wel of niet tot verwijzing over te gaan. Wij zijn,<br />

evenals Law (1998), <strong>van</strong> mening dat op dit moment een vorm <strong>van</strong> signalering,<br />

eventueel met ondersteuning <strong>van</strong> een instrument, te preferen is om<br />

spraaktaalstoornissen op te sporen.<br />

In de discussie hebben we ons geconcentreerd op de belangrijkste uitkomstmaat,<br />

deelname aan het speciaal onderwijs. Van Agt (2005) <strong>rapport</strong>eerde ook een ongunstig<br />

effect: in de interventiegroep zijn er significant meer kinderen blijven zitten i.v.m. de<br />

taal/spraakontwikkeling. Op taalscores zijn volgens Van Agt (2005) geen statistisch<br />

significante verschillen gevonden.<br />

Het door ons gebruikte <strong>rapport</strong> (Van Agt, 2005) bevat onvoldoende informatie over de<br />

gebruikte analysetechniek om de juistheid te kunnen nagaan. In een heranalyse door de<br />

Koning et al is duidelijk gemaakt dat daarin de juiste analysetechniek is gebruikt (o.a.<br />

correctie voor clusterrandomisatie). De resultaten <strong>van</strong> die heranalyse zijn anders.<br />

Hoewel we een publicatie over deze eindanalyse hebben gekregen <strong>van</strong> de auteurs,<br />

kunnen we hierover niet <strong>rapport</strong>eren, omdat het artikel is aangeboden aan een<br />

internationaal peer-reviewed tijdschrift, dat vervroegde openbaring tijdens het<br />

reviewproces verbiedt.<br />

Conclusie <strong>Nederlandse</strong> effectiviteitsonderzoek<br />

Op de leeftijd <strong>van</strong> 3 jaar kon de effectiviteit <strong>van</strong> een taalscreeningsprogramma<br />

(screening met VTO taal 2-jarigen, diagnostiek en behandeling) niet aangetoond<br />

worden. Dit was ook niet te verwachten, omdat een follow-up periode <strong>van</strong> 12 maanden<br />

hiervoor te kort is. Op de leeftijd <strong>van</strong> 8 jaar is er een lagere deelname aan het speciaal<br />

onderwijs in de interventiegroep ten opzichte <strong>van</strong> de controlegroep. Echter, op basis <strong>van</strong><br />

ge<strong>rapport</strong>eerde aantallen is het niet plausibel dat de daling in deelname aan het speciaal<br />

onderwijs in de interventiegroep ten opzichte <strong>van</strong> de controlegroep via de weg <strong>van</strong><br />

screening, diagnose en behandeling door de taalscreening is veroorzaakt. Omdat wij de<br />

gevonden effecten niet <strong>van</strong>uit de screening kunnen verklaren, vinden wij dat de<br />

aanbeveling om tot landelijke screening met het VTO taal 2-jarigen instrument over te<br />

gaan nog onvoldoende onderbouwd. Met de huidige kennis is het namelijk nog<br />

mogelijk dat de nadelen <strong>van</strong> de screening groter zijn dan de voordelen. De onderzoekers<br />

zijn het hier niet mee eens. Hieronder staat hun reactie.<br />

Het is echter ook niet aangetoond dat het screeningsprogramma niet effectief zou zijn.<br />

Knelpunt is dat verwijzing naar multi-disciplinaire diagnostiek op de leeftijd <strong>van</strong> 2 jaar<br />

op basis <strong>van</strong> de screeningsuitslag vaak niet wordt opgevolgd (éénderde <strong>van</strong> de 2-jarigen<br />

met verwijzing naar diagnostiek neemt niet deel aan diagnostiek).<br />

Reactie <strong>van</strong> de onderzoekers die het <strong>Nederlandse</strong> effectiviteitsonderzoek hebben<br />

verricht.<br />

(ongewijzigd overgenomen tekst <strong>van</strong> H. de Koning en H. <strong>van</strong> Agt, ErasmusMC)<br />

“Een screeningsinstrument dient zo goed mogelijk onderscheid te maken tussen kinderen waarbij<br />

nader onderzoek noodzakelijk is en kinderen waarbij dat niet het geval is. Echter, het vroegtijdig


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 29 / 65<br />

opsporen <strong>van</strong> meer taalproblemen is geen doel op zich: vroegtijdig opsporen dient ook te resulteren in<br />

een betere prognose ten aanzien <strong>van</strong> later opsporen. Sommige opgespoorde taalproblemen kunnen<br />

immers <strong>van</strong>zelf weer overgaan en bij sommige taalproblemen is later ontdekken en behandelen<br />

mogelijk even effectief als vroegtijdig ingrijpen. Bovendien kan dit ook leiden tot onnodige<br />

ongerustheid bij ouders, extra kosten en extra werkdruk bij diagnostische centra en/of hulpverlenende<br />

instanties.<br />

De enige manier om vast te stellen of screening leidt tot extra voordelen, namelijk een betere prognose<br />

ten aanzien <strong>van</strong> de taalontwikkeling ten opzichte <strong>van</strong> de gangbare praktijk, is het uitvoeren <strong>van</strong> een<br />

gerandomiseerde trial.<br />

De door Erasmus MC uitgevoerde trial voldoet aan alle daarvoor gestelde en algemeen geaccepteerde<br />

richtlijnen, zoals o.a. beschreven in het CONSORT protocol (Campbell, Elbourne, Altman, & group,<br />

2004), waarbij o.m. het beoogde effect, de primaire uitkomstmaten en de te verrichten analyses <strong>van</strong> te<br />

voren nauwkeurig dient te worden omschreven. Op basis hier<strong>van</strong> hebben wij bij aan<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de studie<br />

de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de steekproef bepaald, en <strong>van</strong>tevoren bepaald welke uitkomstmaten zouden worden<br />

geanalyseerd om deze steekproef te onderbouwen.<br />

Vooraf hadden wij geschat, dat bij de gangbare zorg ongeveer 2,5 % <strong>van</strong> de kinderen uiteindelijk op 8jarige<br />

leeftijd ernstige taalproblemen heeft. Als eerste indicator hiervoor gebruikten we ‘het volgen<br />

<strong>van</strong> speciaal onderwijs’. Op basis <strong>van</strong> de destijds door Law ge<strong>rapport</strong>eerde om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> het effect <strong>van</strong><br />

behandeling <strong>van</strong> verschillende taalproblemen (in de orde <strong>van</strong> 1 standaard deviatie, corresponderend<br />

met een vooruitgang <strong>van</strong> de 5 de tot de 25 de percentiel <strong>van</strong> een standaard diagnostische taaltest (Law,<br />

Boyle, Harris, Harkness, & Nye, 1998)), en op basis <strong>van</strong> de geobserveerde verdeling <strong>van</strong> de<br />

verschillende gediagnosticeerde taalproblemen op 2-jarige leeftijd en het aantal kinderen bij wie als<br />

gevolg <strong>van</strong> de vroegtijdige signalering mogelijk vroegtijdig geintervenieerd zou worden voor een<br />

taalprobleem, hadden we geschat, dat het percentage ernstige taalproblemen op 8-jarige leeftijd met<br />

20% gereduceerd zou kunnen worden in de interventiegroep, met 1-zijdige toetsing (Bland & Altman,<br />

1994) (5% significantie) en met 80% power. Wij hebben dus hierbij vooraf rekening gehouden met<br />

alle door <strong>TNO</strong> aangevoerde redenen over het te verwachte effect.<br />

Onze resultaten zijn dus gebaseerd op vooraf gespecificeerde verwachtingen omtrent de verwachte<br />

daling <strong>van</strong> taalproblemen als gevolg <strong>van</strong> de screening, daarbij ons baserend op eerder onderzoek en<br />

geobserveerde gegevens. De trial toont nu significante verschillen aan, daar de reducties groter dan<br />

20% blijken te zijn.<br />

Een trial heeft niet als doel het werkingsmechanisme te ontrafelen <strong>van</strong> de te onderzoeken interventie,<br />

zo ook deze trial niet. Toch tracht <strong>TNO</strong> het door ons aangetoonde effect <strong>van</strong> de screening en vroegere<br />

interventie mogelijk terug te rekenen aan de hand <strong>van</strong> het traject <strong>van</strong> diagnostiek en behandeling <strong>van</strong><br />

door screening ontdekte kinderen. Dit doen zij bovendien op basis <strong>van</strong> een puntschatting (<strong>van</strong> de<br />

gevonden percentages kinderen in het speciaal onderwijs), terwijl bij een puntschatting een<br />

onzekerheidsgebied hoort.<br />

Het traject na screening is in deze follow-up studie over 6 jaar over meer dan 5.000 kinderen uiteraard<br />

niet in detail in kaart gebracht kunnen worden, wat zoals gezegd ook geen doel was <strong>van</strong> de trial. Tot<br />

op zekere hoogte is dat de prijs die je betaalt bij grootschalige populatiebrede studies. Er is geen<br />

gedetailleerde klinische of ouderinformatie beschikbaar over alle behandelingen, ouderinterventies en<br />

adviezen in de periode na de screening. Dat slechts een deel <strong>van</strong> de slecht scorende kinderen door ons<br />

geregistreerde multidisciplinaire diagnostiek op het audiologisch centrum zou hebben gehad, laat<br />

onverlet dat mogelijk meer slecht scorende kinderen alsnog advies of behandeling hebben gehad. Dit<br />

hebben wij ook destijds uitgezocht, en dat bleek ook zo te zijn (de Koning et al 2000, p 46-47: ‘bij de<br />

41 andere onvoldoende, maar niet op het AC aangemelde kinderen is in ongeveer 30-40% volgens<br />

follow-up gegevens mogelijk een taalachterstand aanwezig…’. Want ook vroege interventie door


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 30 / 65<br />

ouders als het om vroeggesignaleerde taalachterstand gaat kan de ontwikkeling <strong>van</strong> hun kind<br />

verbeteren (zie powerberekeningen).<br />

In conclusie, een gerandomiseerde studie <strong>van</strong> screening op taalontwikkelingsstoornissen is de enige<br />

wijze waarmee kan worden aangetoond of vroegopsporing gevolgd door interventies effectief is in het<br />

voorkomen <strong>van</strong> latere problemen op school. Deze in de wereld unieke grootschalige studie is correct<br />

uitgevoerd volgens de daarvoor geldende richtlijnen. Omdat voor de publieke gezondheidszorg alleen<br />

de vraagstelling <strong>van</strong> belang was of screening en interventie leidt tot een reductie in taalproblemen is<br />

<strong>van</strong>tevoren en tijdens de begeleiding <strong>van</strong> de studie bepaald dat 1-zijdige toetsing <strong>van</strong> de primaire<br />

uitkomstmaat zou plaats vinden: is er een verbetering opgetreden? was de centrale hypothese. Zowel<br />

de onwaarschijnlijke, maar theoretisch mogelijke uitkomst dat er een verslechtering in de gehele groep<br />

na 6 jaar was opgetreden of dat er geen verschil tussen de groepen was opgetreden zouden beide NIET<br />

tot invoering <strong>van</strong> het programma leiden. Men is dus in dit geval specifiek geinteresseerd in enkel de<br />

hypothese <strong>van</strong> een verbetering (Bland & Altman, 1994). Ook in sommige kankerscreeningsprogramma’s<br />

is dit de uitkomstmaat op langere termijn.<br />

Op alle <strong>van</strong>tevoren vastgestelde primaire uitkomstmaten die <strong>van</strong>uit taalontwikkelingsoptiek plausibel<br />

zijn, zien we gecorrigeerd voor cluster-en kindkarakteristieken significante verbeteringen in de groep<br />

(uitgenodigd voor) vroeggesignaleerde kinderen: 27% minder kinderen op het speciaal onderwijs<br />

(significant), 33% minder kinderen met problemen met spellen (significant) en 20% minder kinderen<br />

bij wie de leerkracht de toekomstige ontwikkeling ongunstig inschat (significant) (<strong>van</strong> Agt et al.,<br />

submitted). We hebben tevens aangetoond dat na het tijdstip <strong>van</strong> vroegsignalering de interventies in<br />

de studiegroep significant toenamen t.o.v. de controlegroep, terwijl er voor het 2 e jaar geen enkel<br />

verschil tussen de groepen waren. Bij een correct uitgevoerde trial is daarmee eenduidig het effect <strong>van</strong><br />

vroegsignalering op 2-jarige leeftijd en vroegtijdige interventie daaropvolgend aangetoond (<strong>van</strong> Agt et<br />

al., submitted).<br />

Bland, J. M., & Altman, D. G. (1994). One and two sided tests of significance. Bmj, 309(6949), 248.<br />

Campbell, M. K., Elbourne, D. R., Altman, D. G., & group, C. (2004). CONSORT statement:<br />

extension to cluster randomised trials. BMJ, 328(7441), 702-708.<br />

de Koning, H. J., de Ridder-Sluiter, J. G., <strong>van</strong> Agt, H. M., Reep-<strong>van</strong> den Bergh, C. M., <strong>van</strong> der Stege,<br />

H. A., Korfage, I. J., et al. (2004). A cluster-randomised trial of screening for language disorders in<br />

toddlers. J Med Screen, 11(3), 109-116.<br />

Law, J., Boyle, J., Harris, F., Harkness, A., & Nye, C. (1998). Screening for speech and language<br />

delay: a systematic review of the literature. Health Technol Assess, 2(9).”<br />

Tot zover het commentaar <strong>van</strong> het ErasmusMC. De resultaten die zij noemen komen uit<br />

een nog vertrouwelijk artikel dat wij niet mochten gebruiken in dit <strong>rapport</strong>. Zij stellen<br />

dat bij een correct uitgevoerde trial het effect <strong>van</strong> vroegsignalering op 2-jarige leeftijd<br />

en vroegtijdige interventie daaropvolgend is aangetoond. Op basis <strong>van</strong> de publicaties<br />

die wij mogen gebruiken zijn we onvoldoende in staat om te beoordelen of het<br />

onderzoek is uitgevoerd volgens de geldende richtlijnen. Wij vinden het wel<br />

merkwaardig dat:<br />

1 de inclusiecriteria voor de analyses zijn veranderd: in de publicatie over de 3jarigen<br />

(de Koning, 2004) zijn minder kinderen geïncludeerd dan in de publicatie<br />

over de 8-jarigen (Van Agt, 2005). Bij een vooraf gespecificeerd onderzoek is dit<br />

onmogelijk.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 31 / 65<br />

2 in Van Agt (2005) niet is vermeld dat de ge<strong>rapport</strong>eerde p-waarden éénzijdige<br />

toetsing 6 betreffen, terwijl éénzijdige toetsing ongebruikelijk is en daarom het<br />

vermelden waard. Bovendien wordt in bijlagen de resultaten <strong>van</strong> 2-zijdige toetsing<br />

vermeld, terwijl de onderzoekers stellen dat het altijd al de bedoeling is geweest om<br />

éénzijdig te gaan toetsen. In het artikel over de 3-jarigen (De Koning, 2004) staat<br />

overigens een berekening <strong>van</strong> het benodigde aantal kinderen die gebaseerd is op<br />

twee-zijdig toetsen.<br />

3 de resultaten uit de nog vertrouwelijke publicatie over de 8-jarigen anders zijn dan<br />

in de publicatie <strong>van</strong> Van Agt over de 8-jarigen. Zowel de aantallen als de effecten<br />

en de p-waarden zijn anders.<br />

Mogelijk zijn er goede verklaringen voor deze verschillen. Echter, ook als de studie<br />

volgens de richtlijnen is uitgevoerd, is er geen plausibele verklaring voor de gevonden<br />

resultaten. De onderzoeker <strong>van</strong> ErasmusMC stellen zich op het standpunt dat een RCT<br />

niet als doel heeft het werkingsmechanisme te ontrafelen <strong>van</strong> de interventie. Dat hoeft<br />

ook niet, wel moet het echter aannemelijk zijn dat de gevonden verschillen in de<br />

gezondheidseffecten tussen de interventiegroep en controlegroep veroorzaakt kunnen<br />

zijn door screening, diagnostiek en behandeling. Naar onze mening is dit niet plausibel:<br />

slechts een klein deel (ongeveer 13/106=12%) <strong>van</strong> het gevonden effect op het speciaal<br />

onderwijs kan hieruit verklaard worden. Het grootste deel (ongeveer 88%) <strong>van</strong> het<br />

effect is echter onverklaarbaar: wat wel (mede) de oorzaak is <strong>van</strong> de verschillen is niet<br />

duidelijk. Mogelijk spelen factoren mee zoals extra aandacht voor spraak/taal in de<br />

interventiegroep. Deze onbekende effecten kunnen echter <strong>van</strong> tijdelijke aard zijn,<br />

waardoor na enige tijd het effect verdwenen is.<br />

Conclusie ten aanzien <strong>van</strong> effectiviteit op basis <strong>van</strong> de <strong>Nederlandse</strong> studie<br />

Het <strong>Nederlandse</strong> onderzoek heeft de conclusie uit de buitenlandse studies, dat er<br />

onvoldoende bewijs is om een aanbeveling voor óf tegen een formele screening op<br />

taalachterstand te kunnen geven, niet overtuigend kunnen veranderen.<br />

4.2 Effectiviteit <strong>van</strong> interventies<br />

De via de spraaktaalscreening op te sporen kinderen moeten de kinderen zijn met<br />

problemen waarvoor effectieve interventies beschikbaar zijn, die bovendien extra<br />

gezondheidswinst geven als deze op jongere leeftijd dan gebruikelijk (dus zonder<br />

screening) kunnen worden ingezet. Daarom is het nodig te weten welke interventies bij<br />

welke vormen <strong>van</strong> taalachterstand effectief zijn.<br />

Mogelijke interventies zijn: spraak- en taaltherapie, globale interventies (stimuleren <strong>van</strong><br />

de ontwikkeling bij kinderen met problemen op het gebied <strong>van</strong> de<br />

spraaktaalontwikkeling), medische interventies (zoals opheffen <strong>van</strong> KNO-problemen)<br />

en stottertherapie. De effectiviteit <strong>van</strong> voor- en vroegschoolse educatie komt aan de<br />

6 De formulering <strong>van</strong> de te toetsen alternatieve hypothese (H1) bepaalt of we éénzijdig of tweezijdig<br />

toetsen. Als de formulering is, H1: de effectiviteit <strong>van</strong> screenen is niet hetzelfde als de gebruikelijke<br />

signalering (dus ofwel beter, ofwel slechter), dan wordt tweezijdig getoetst, d.w.z. getoetst met<br />

tweezijdig alternatief. Als de formulering daarentegen is, H1 de effectiviteit <strong>van</strong> screenen is beter dan<br />

de gebruikelijke signalering, dan wordt eenzijdig getoetst, d.w.z. getoetst met éénzijdig alternatief.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 32 / 65<br />

orde in het tweede deel<strong>rapport</strong> (Van der Ploeg et al, 2007). De effectiviteit <strong>van</strong><br />

medische interventies en stottertherapie vallen buiten het bestek <strong>van</strong> dit <strong>rapport</strong>.<br />

Om de vraag naar de effectiviteit <strong>van</strong> interventies te kunnen beantwoorden hebben we<br />

een literatuuronderzoek verricht (zie ook methodesectie voor zoektermen). We<br />

beperkten ons tot Engelstalige reviews en Nederlandstalige artikelen (onafhankelijk <strong>van</strong><br />

het publicatietype). Uit de 187 mogelijk rele<strong>van</strong>te referenties behielden we er zeven,<br />

vijf Engelstalige reviews en twee Nederlandstalige artikelen. Alle zeven artikelen<br />

betroffen de effectiviteit <strong>van</strong> spraak- en taaltherapie. Hierover hebben we ook één<br />

Nederlandstalig review uit de grijze literatuur. We vonden bovendien één Nederlands<br />

verslag over de uitkomsten <strong>van</strong> een globale interventie en een afstudeerscriptie over de<br />

resultaten <strong>van</strong> een voorschoolse behandeling voor kinderen met spraak-taalproblemen.<br />

Daarnaast vonden we nog een opiniërend Nederlandstalig artikel dat we hier niet nader<br />

zullen beschrijven.<br />

4.2.1 Internationale resultaten<br />

We vonden vijf Engelstalige reviews waarin een overzicht wordt gegeven <strong>van</strong> de<br />

bestaande literatuur over de effectiviteit <strong>van</strong> spraak en taaltherapie bij kinderen met een<br />

spraaktaalstoornis. Drie <strong>van</strong> deze reviews zijn beschrijvend <strong>van</strong> aard en de literatuur<br />

werd niet op systematisch wijze verzameld waardoor er mogelijk sprake is <strong>van</strong> bias en<br />

een synthese <strong>van</strong> uitkomsten niet goed mogelijk is (Enderby, 1996; Law, 1997;<br />

McLean, 1997). De vierde, Nye (1987), voert een meta-analyse uit, maar gebruikt<br />

daarbij ook resultaten afkomstig <strong>van</strong> niet gerandomiseerde studies. De toevoeging <strong>van</strong><br />

kwalitatief minder goede studies door Nye et al. kan de conclusies op negatieve wijze<br />

hebben beïnvloed.<br />

De vijfde Engelstalige review (Law, 2003) betrof een meta-analyse waarin wel alleen<br />

studies met experimentele en controlegroepen op basis <strong>van</strong> toevallige toewijzing<br />

(randomized controlled trials; RCTs) werden meegenomen. Deze studies betroffen<br />

kinderen en adolescenten met een primaire spraaktaalstoornis; resultaten betreffende<br />

kinderen met een algehele ontwikkelingsachterstand, neurologische problemen en<br />

gehoorverlies werden niet in beschouwing genomen. Ook kinderen waarbij de<br />

problemen ontstonden door stotteren of aangeleerde articulatieproblemen werden door<br />

de onderzoekers niet meegenomen in de analyses. De interventies betroffen elke vorm<br />

<strong>van</strong> hulp bedoeld om het expressief of receptief aspect <strong>van</strong> de fonologie (productie of<br />

begrip <strong>van</strong> klanken), de woordenschat (productie of begrip <strong>van</strong> woorden) of de syntaxis<br />

(productie of begrip <strong>van</strong> zinnen) te verbeteren.<br />

De gegevens werden gerangschikt volgens de aard <strong>van</strong> de controlegroep (geen<br />

behandeling versus algemene stimulatie versus traditionele therapieën) en worden<br />

verder besproken naar gelang de te verwachten effecten. Als uitkomstmaat wordt<br />

telkens uitsluitend rekening gehouden met de primaire effecten <strong>van</strong> therapie zoals<br />

uitslagen op taaltesten, beoordelingen door ouders, taalfragmenten. Niet-linguïstische<br />

uitkomstmaten, zoals gedrag, zelfwaardering, aan- of afwezigheid <strong>van</strong> leesproblemen,<br />

verbetering <strong>van</strong> de communicatieve vaardigheden in de omgeving werden niet<br />

meegenomen.<br />

De resultaten <strong>van</strong> 25 studies werden betrokken in de meta-analyse. De resultaten geven<br />

aan dat therapieën voor spraak en taal effectief zijn voor kinderen met expressieve<br />

moeilijkheden op het vlak <strong>van</strong> fonologie (standardised mean difference (SMD) =0,44;<br />

95% betrouwbaarheidsinterval (95% CI) 0,01-0,86) en woordenschat (SMD=0,89; 95%


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 33 / 65<br />

CI 0,21-1,56). De effectiviteit <strong>van</strong> interventies gericht op de receptieve moeilijkheden<br />

kon niet worden aangetoond. Tegenstrijdige resultaten werden gevonden wat betreft de<br />

effectiviteit <strong>van</strong> syntactische, expressieve interventies; in een subgroepanalyse werd<br />

gevonden dat therapie effectief kan zijn als er geen bijkomende receptieve<br />

taalmoeilijkheden zijn.<br />

Law et al. geven in hun review ook aan dat er geen significante verschillen aangetoond<br />

konden worden tussen interventies door professionals en interventies door ouders die<br />

vooraf getraind werden en gesuperviseerd door professionals. Ook werden geen<br />

verschillen gevonden tussen groeps- en individuele interventies. Het betrekken <strong>van</strong><br />

leeftijdsgenoten zonder spraaktaalmoeilijkheden heeft een positief effect op het<br />

resultaat <strong>van</strong> de therapie (SMD=2,29; 95% CI 1,11-3,48).<br />

Law et al geven bovendien aan vrijwel geen studies te hebben gevonden waarin<br />

kinderen langer dan zes maanden worden gevolgd. Het blijft dan ook onduidelijkheid of<br />

de gevonden positieve effecten <strong>van</strong> spraak- en taaltherapie ook op de langere termijn<br />

blijven bestaan.<br />

4.2.2 Nederlands onderzoek naar de effectiviteit <strong>van</strong> spraak-en taaltherapie<br />

In Nederland werd onderzoek verricht naar de effectiviteit <strong>van</strong> spraak- en taaltherapie<br />

door Knijff en Goorhuis-Brouwer. In 2002 beschreven ze de resultaten <strong>van</strong> een<br />

onderzoek onder 31 goedhorende en ‘gezonde’ kinderen tussen 1;5 en 5;4 jaar oud bij<br />

wie de ouders zich zorgen maakten over de taalontwikkeling (Knijff & Goorhuis-<br />

Brouwer, 2001). Hierbij werden kinderen met specifieke taalstoornissen (SLI groep;<br />

n=16) onderscheiden <strong>van</strong> kinderen met een niet-specifieke taalstoornis (niet-SLI groep;<br />

n=15). De SLI groep kreeg logopedie, de niet-SLI groep kreeg algehele<br />

ontwikkelingsstimulatie (vaak nog aangevuld met logopedie). In beide groep groeiden<br />

kinderen in hun taalbegrip. Het verschil in taalbegrip tussen de groepen was statistisch<br />

niet significant. De taalproductie groeide in de SLI groep meer dan in de niet-SLI<br />

groep; in de SLI groep groeide 63% (n=10) <strong>van</strong> de kinderen en in de niet-SLI groep<br />

27% (n=4). Bij vergelijking <strong>van</strong> de gemiddelde vooruitgang bij beide groepen kinderen<br />

blijkt een significant verschil ten voordele <strong>van</strong> de kinderen in de SLI-groep. De auteurs<br />

concludeerden dat in de SLI groep taaltherapie bepalend is voor de vorderingen, in de<br />

niet-SLI groep lijkt ontwikkelingsstimulatie meer effect te sorteren dan logopedie. In dit<br />

onderzoek is geen controlegroep met SLI of niet-SLI betrokken die geen interventie<br />

kregen. Hierdoor kan deze studie geen bijdrage leveren aan de vraag hoe effectief de<br />

gegeven interventies zijn.<br />

In 2003 verscheen <strong>van</strong> de zelfde auteurs nog een artikel (Goorhuis-Brouwer & Knijff,<br />

2003). Hierin betreft het een groep <strong>van</strong> 34 kinderen tussen de 2;0 en 5;3 jaar die door<br />

hun huisarts werden verwezen voor logopedie in verband met een mogelijk<br />

taalprobleem. 97% <strong>van</strong> deze kinderen kreeg spraaktaaltherapie. De meeste <strong>van</strong> de<br />

kinderen vertoonden gemiddeld tot bovengemiddelde scores op gestandaardiseerde<br />

testen voor zinsontwikkeling (61%) en taalbegrip (79%). De problemen <strong>van</strong> de kinderen<br />

lagen voornamelijk op het gebied <strong>van</strong> de articulatie en de vloeiendheid <strong>van</strong> spreken. Na<br />

12 maanden kreeg 50% <strong>van</strong> de kinderen nog spraaktaaltherapie, wat erop duidt dat bij<br />

de helft <strong>van</strong> de kinderen de behandeling nog onvoldoende effectief was. De scores op<br />

de taaltoetsen bleven stabiel gedurende deze periode. De auteurs concluderen dat<br />

problemen op het gebied <strong>van</strong> de uitspraak vaak leiden tot logopedie en dat ‘a watchful<br />

waiting approach’ vaker gehanteerd zou moeten worden.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 34 / 65<br />

We vonden ook een Nederlands verslag <strong>van</strong> een globale interventie, namelijk het<br />

project Kangoeroe (<strong>van</strong> der Stege et al, 2002). Dit is een vorm <strong>van</strong> ouderbegeleiding<br />

voor ouders met jonge kinderen (2 t/m 4 jaar) met taal-/spraakproblemen. De<br />

ouderbegeleiding wordt aangeboden in Audiologische Centra, en omvat een<br />

informatieve module (3 groepsbijeenkomsten), een vaardigheidsmodule (drie<br />

individuele sessies) en een module ‘peer’-interactie (drie speelsessies voor een klein<br />

groepje kinderen waar de ouders bij zijn). Het bleek lastig om de effectiviteit <strong>van</strong><br />

Kangoeroe ouderbegeleiding te bepalen, omdat naast Kangoeroe ook andere<br />

behandelingen plaats vonden die interfeerden. Verder waren er verschillen tussen de<br />

Kangoeroegroep en de controlegroep qua aard en ernst <strong>van</strong> het taalprobleem, ondanks<br />

het feit dat bijv. scores op taaltesten bij aan<strong>van</strong>g niet significant <strong>van</strong> elkaar verschilden.<br />

Beide groepen boekten vooruitgang op taalgebied, maar op verschillende terreinen.<br />

Resultaten met betrekking tot de ouder-kind interactie waren klein en over de gehele<br />

linie niet significant. Zowel ouders als professionals waren tevreden over Kangoeroe.<br />

Een conclusie over de effectiviteit kan niet getrokken worden.<br />

In het kader <strong>van</strong> haar master Pedagogische Wetenschappen (Radboud Universiteit,<br />

Nijmegen) schreef G. Aarts een scriptie over de effecten <strong>van</strong> Vroegbehandeling.<br />

Vroegbehandeling is een behandelvorm die zich richt op kinderen <strong>van</strong> 2 tot 5 jaar die<br />

communicatiebeperkingen ondervinden als gevolg <strong>van</strong> problemen op het gebied <strong>van</strong><br />

spraak, taal en/of gehoor. De behandeling vindt plaats in een groep <strong>van</strong> maximaal 7<br />

kinderen onder begeleiding <strong>van</strong> een multidisciplinair team. De kinderen komen twee tot<br />

vier dagen per week <strong>van</strong> 9.00 tot 14.00 uur naar Vroegbehandeling. In de behandeling<br />

wordt gebruik gemaakt <strong>van</strong> verschillende methoden en ondersteunende<br />

communicatievormen binnen een vast dagprogramma. Er wordt zowel individueel als<br />

groepsgewijs gewerkt. Alle 83 kinderen die behandeld zijn, zijn in het onderzoek<br />

betrokken. Van alle kinderen zijn gegevens verzameld in een databestand, inclusief<br />

testscores <strong>van</strong> de Reynell Test voor Taalbegrip en de Schlichting Test voor<br />

Taalproductie. Van beide tests zijn resultaten verzameld op twee of drie<br />

meetmomenten. Kinderen met niet-specifieke taalproblemen gaan niet vooruit, terwijl<br />

kinderen met specifieke taalproblemen wel vooruit gaan ten opzichte <strong>van</strong> de periode<br />

waarin ze niet of gedeeltelijk worden behandeld. Bij het onderzoek was echter geen<br />

controlegroep beschikbaar, waardoor de effectiviteit niet vastgesteld kan worden.<br />

Goetry et al. (2006) geven een Nederlandstalig overzicht <strong>van</strong> in de internationale<br />

wetenschappelijke vakliteratuur besproken hulpverleningsvormen: fonologische<br />

interventies, lexicale interventies, grammaticale interventies, pragmatische interventies<br />

en globale interventies. De auteurs concluderen dat, wat specifiek de behandeling <strong>van</strong><br />

fonologische problemen betreft, <strong>van</strong> drie methoden werkzaamheid wordt ge<strong>rapport</strong>eerd.<br />

In het domein <strong>van</strong> de woordenschat wordt over vier methodes werkzaamheid<br />

ge<strong>rapport</strong>eerd. In het domein <strong>van</strong> de grammatica wordt werkzaamheid <strong>van</strong> één methode<br />

ge<strong>rapport</strong>eerd, op het terrein <strong>van</strong> de taalpragmatiek is ook <strong>van</strong> één methode<br />

werkzaamheid ge<strong>rapport</strong>eerd. Drie werkzame interventies worden beschreven in het<br />

terrein <strong>van</strong> de (globale) taalachterstand. Tenslotte leveren enkele studies argumenten<br />

voor het feit dat interventies voor de verbetering <strong>van</strong> spraak en taal een positief effect<br />

kunnen hebben op de sociale vaardigheden, het gedrag, de ouderlijke stress en het<br />

zelfbeeld. Het betrof hierbij vooral werkzaamheid op de korte termijn.<br />

Conclusie effectiviteit interventies<br />

De wetenschappelijke vakliteratuur beschrijft behandelingsvormen om fonologische<br />

stoornissen en expressieve en/of receptieve taalstoornissen te verbeteren. Uit een meta-


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 35 / 65<br />

analyse kwamen goede aanwijzingen dat interventies gericht op een deel <strong>van</strong> de groep<br />

kinderen met een specifieke spraaktaalstoornis effectief is, namelijk therapie gericht op<br />

kinderen met expressieve moeilijkheden op het vlak <strong>van</strong> de fonologie en woordenschat.<br />

Een eventuele screening of signalering in de JGZ zou zich daarom met name op deze<br />

groep kinderen moeten richten. Het gaat hierbij echter vooral om effectiviteit op korte<br />

termijn. Effectiviteit op de langere termijn is onbekend door gebrek aan onderzoek<br />

hiernaar.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 36 / 65


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 37 / 65<br />

5 Signaleren: risicofactoren voor taalachterstand in de<br />

eerste taal en overzicht <strong>van</strong> signaleringsinstrumenten<br />

5.1 Risicofactoren voor taalachterstand in de eerste taal<br />

Nelson et al (2006) hebben in een systematische review <strong>van</strong> de Engelstalige literatuur<br />

over screening op spraak- en taalachterstand bij kleuters onderzocht of identificatie <strong>van</strong><br />

risicofactoren de screening kan verbeteren. Het gebruik <strong>van</strong> risicofactoren om te<br />

selecteren welke groep kinderen gescreend zouden moeten worden is niet geëvalueerd,<br />

en er is geen lijst <strong>van</strong> specifieke risicofactoren ontwikkeld die werkers in de eerste lijns<br />

gezondheidszorg kan helpen met deze voorselectie. De meest consistent ge<strong>rapport</strong>eerde<br />

risicofactoren zijn spraak- en taalachterstand in de familie, mannelijk geslacht en<br />

perinatale risicofactoren. Andere risicofactoren die minder vaak ge<strong>rapport</strong>eerd worden<br />

zijn lage opleiding <strong>van</strong> de moeder en vader, kinderziekten, laat in de kinderrij <strong>van</strong> een<br />

gezin en gezinsgrootte.<br />

Studies naar kinderen met een diagnose waar<strong>van</strong> bekend is dat deze spraak- en<br />

taalachterstand in de eerste taal kan geven zijn niet onderzocht door Nelson et al (2006).<br />

Als voorbeeld noemen zij autisme, mentale retardatie, fragiel X syndroom,<br />

gehoorverlies, degeneratieve en andere neurologische stoornissen. Dit zijn ook<br />

risicofactoren.<br />

Onvoldoende blootstelling aan een bepaalde taal geeft uiteraard een achterstand in die<br />

taal ten opzichte <strong>van</strong> andere kinderen die wel aan die taal worden blootgesteld<br />

(blootstellingsachterstand, zie definitie in paragraaf 1.2). Als het een tweede taal betreft<br />

er zijn geen aanwijzingen dat dit een risicofactor voor een specifieke of niet-specifieke<br />

taalontwikkelingsstoornis zou zijn: normaal gesproken is er geen probleem met het<br />

aanleren <strong>van</strong> een tweede taal. Als echter een kind onvoldoende aan zijn/haar eerste taal<br />

wordt blootgesteld, is dit een risicofactor.<br />

5.2 Signaleringsinstrumenten voor het opsporen <strong>van</strong> kinderen met een taalachterstand<br />

Bijlage C geeft een overzicht <strong>van</strong> signaleringsinstrumenten die beschikbaar zijn voor<br />

het opsporen <strong>van</strong> kinderen met een taalachterstand. Er wordt een onderverdeling<br />

gemaakt naar instrumenten met een afname duur <strong>van</strong> 10 minuten of minder (deel A) en<br />

instrumenten met een afname duur <strong>van</strong> > 10 minuten (deel B). De reden hiervoor is dat<br />

we op zoek zijn naar een instrument dat geschikt is als screeningsinstrument in de JGZ.<br />

Instrumenten in onderdeel B komen mogelijk door hun langere afnameduur alleen in<br />

aanmerking als tweede fase in het screeningstraject, bijvoorbeeld na voorselectie <strong>van</strong><br />

een risicopopulatie met een instrument uit deel A <strong>van</strong> bijlage C. Hiervoor zou dan een<br />

onderzoek op indicatie moeten worden verricht.<br />

Deel A <strong>van</strong> bijlage C (


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 38 / 65<br />

• Nonsenswoord repetitietaak (NRT)<br />

• Spraak- en taalNormen Eerste Lijns gezondheidszorg (SNEL)<br />

• Van Wiechenonderzoek<br />

• VTO taal 2-jarigen (VTO)<br />

Deel B bevat (in alfabetische volgorde):<br />

• LSI incl. taalscreeningsinstrument (TSI) voor 3-, 4-, 5-jarigen, schoolvragenlijst<br />

(SVL) en oudervragenlijst (OVL)<br />

• Peabody Picture Vocabulary Test-III-NL (PPVT-III-NL)<br />

• Taalstandaard<br />

Daarnaast zijn er testen die als gouden standaard voor het bepalen <strong>van</strong> de sensiviteit en<br />

specificiteit <strong>van</strong> de instrumenten worden gebruikt: de Reynell Test voor Taalbegrip, de<br />

Test voor Zinsontwikkeling en de Test voor Woordontwikkeling uit de Schlichting Test<br />

voor Taalproductie.<br />

Van elk instrumenten beschrijven we:<br />

1 Doel: Wat wordt beoordeeld? Bijvoorbeeld taalproductie, taalbegrip etc.<br />

2 Classificatie: Is het instrument ontwikkeld voor het signalering <strong>van</strong><br />

taalaandoeningen of voor diagnostiek <strong>van</strong> taalaandoeningen?<br />

3 Doelgroep: Het communicatieniveau waarvoor de test bedoeld is. Conform de<br />

opdracht hebben we gezocht naar instrumenten geschikt voor een<br />

communicatieniveau <strong>van</strong> 1 tot 6 jaar.<br />

4 Uitvoerbaarheid: Met o.a. afnameduur, wijze <strong>van</strong> afname, mogelijke uitvoerders,<br />

benodigd materiaal, of er voor juiste uitvoering training noodzakelijk is.<br />

De gebruikersonafhankelijkheid geeft aan of het testresultaat afhangt <strong>van</strong> de<br />

afnemer; het is een beoordeling <strong>van</strong> de objectiviteit <strong>van</strong> de test. De<br />

situatieonafhankelijkheid geeft aan of voor de afname eisen worden gesteld aan de<br />

situatie, zoals bijv. de noodzaak <strong>van</strong> een rustige onderzoekskamer. Pluspunten en<br />

knelpunten zijn afkomstig <strong>van</strong> besprekingen in de begeleidingscommissie of uit de<br />

antwoorden en opmerkingen <strong>van</strong> de JGZ-professionals die i.v.m. de inventarisatie<br />

<strong>van</strong> protocollen werden benaderd.<br />

5 Beschrijving: Hier geven we een korte beschrijving <strong>van</strong> de uitvoering <strong>van</strong> het<br />

instrument, en opmerkingen over opvallende aspecten <strong>van</strong> de inhoud.<br />

6 Normering: Zijn er normen gedefinieerd en zo ja hoe? De normering <strong>van</strong> een<br />

instrument kan empirisch tot stand gekomen zijn, d.w.z. aan de hand <strong>van</strong> de<br />

verdeling <strong>van</strong> uitslagen in een steekproef worden normen bepaald. Als dat zo is<br />

wordt een beschrijving <strong>van</strong> de steekproef waarop het onderzoek gebaseerd is<br />

gegeven. De normering kan ook ‘criterion-referenced’ zijn. Dat wil zeggen dat<br />

beoordelingscategorieën gebaseerd zijn op mijlpalen in de ontwikkeling afkomstig<br />

uit literatuuronderzoek en klinische ervaring.<br />

7 Betrouwbaarheid: Hier wordt het onderzoek naar de betrouwbaarheid <strong>van</strong> het<br />

instrument beschreven. Bekende methoden om de betrouwbaarheid <strong>van</strong> een test te<br />

meten is de test-hertest methode (Pearson correlatie (r) tussen totaalscore <strong>van</strong> twee<br />

onafhankelijke metingen <strong>van</strong> een test) en de interne-consistentie methode. Criteria<br />

voor (r) zijn afhankelijk <strong>van</strong> het doel <strong>van</strong> de test. Wanneer het om een test voor<br />

belangrijke • beslissingen op individueel niveau gaat, hanteert de COTAN voor<br />

onvoldoende: r 0,90.<br />

• Met belangrijke beslissingen wordt bedoeld: beslissingen die op basis <strong>van</strong> de testscores worden<br />

genomen, die in principe, of op korte termijn, onomkeerbaar zijn, en die voor een belangrijk deel<br />

buiten de geteste om worden genomen.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 39 / 65<br />

Wanneer het een test op individueel niveau voor minder belangrijke • beslissingen<br />

betreft, zijn de criteria soepeler: voor onvoldoende: r < 0,70, voor voldoende:<br />

0,70 < r < 0,80, en voor goed: r > 0,80. Omdat op basis <strong>van</strong> een screeningstest<br />

wordt beslist of het kind nader wordt onderzocht op taalachterstand, hanteren wij de<br />

eerste (strengste) set criteria voor screeningsinstrumenten. Als instrumenten worden<br />

gebruikt voor diagnostiek, wordt de tweede set criteria gehanteerd. De bekendste<br />

coëfficiënt <strong>van</strong> interne consistentie is de Cronbach’s alpha. Een test is betrouwbaar<br />

voor individueel gebruik wanneer alpha groter is dan 0,90 (en er voor de berekening<br />

<strong>van</strong> alpha een factoranalyse is uitgevoerd). Als voor de interne consistentie de nonparametrische<br />

item response testtheorie is toegepast, dan is de coëfficiënt gelijk aan<br />

Rho. De betrouwbaarheid is goed wanneer Rho groter is dan 0,65 (Drenth en<br />

Sijtsma, 2006). De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid kan o.a. onderzocht worden<br />

via correlatie tussen totaalscores <strong>van</strong> verschillende beoordelaars.<br />

8 Validiteit: Hier wordt het onderzoek naar de criteriumvaliditeit <strong>van</strong> het instrument<br />

beschreven (steekproefbeschrijving en steekproefgrootte). De validiteit <strong>van</strong> een<br />

instrument wordt geëvalueerd door de sensitiviteit en de specificiteit. Soms wordt<br />

de validiteit ook geëvalueerd door de correlatie met andere testen te onderzoeken.<br />

Om de sensitiviteit en de specificiteit te evalueren wordt het instrument vergeleken<br />

met een referentie of gouden standaard. De sensitiviteit <strong>van</strong> een test is de kans dat<br />

degene met de gezochte aandoening een positieve testuitslag heeft, en de<br />

specificiteit is de kans dat degene die de aandoening niet heeft een negatieve uitslag<br />

heeft. De validiteit <strong>van</strong> een test heeft praktische consequenties voor de praktijk. Het<br />

bepaalt welk deel <strong>van</strong> de kinderen met een taalachterstand er gevonden worden<br />

(sensitiviteit) en welk deel <strong>van</strong> de kinderen met een ‘normale’ taalontwikkeling<br />

desondanks verwezen worden (1-specificiteit). Ook bepaalt het welk deel <strong>van</strong> de<br />

kinderen dat op basis <strong>van</strong> de test verwezen wordt ook daadwerkelijk een<br />

taalachterstand heeft (de positief voorspellende waarde of PPV), wat <strong>van</strong> invloed is<br />

op de werkbelasting <strong>van</strong> het diagnostische traject.<br />

9 Beoordeling door de Commissie Testaangelegenheden Nederland (COTAN): Deze<br />

commissie <strong>van</strong> het Nederlands Instituut voor Psychologen (NIP) beoordeelt<br />

instrumenten aan de hand <strong>van</strong> bepaalde criteria (zie www.cotan.nl). Door de<br />

COTAN worden psychodiagnostische instrumenten beoordeeld aan de hand <strong>van</strong><br />

criteria als testconstructie, uitvoering <strong>van</strong> de handleiding en testmateriaal,<br />

betrouwbaarheid en validiteit. In dit onderdeel beschrijven we of het instrument<br />

door COTAN is beoordeeld en wat de conclusies waren. In de COTAN-beoordeling<br />

worden twee typen validiteit beoordeeld. Bij begripsvaliditeit gaat het erom te<br />

onderzoeken wat de test nu eigenlijk meet. Meet de test het bedoelde begrip of,<br />

gedeeltelijk of voornamelijk, iets anders? Een vaak gebruikte methode voor het<br />

aantonen <strong>van</strong> de begripsvaliditeit is factoranalyse voor het aantonen <strong>van</strong> de<br />

ééndimensionaliteit. Bij criteriumvaliditeit onderzoekt men in hoeverre de testscore<br />

een goede voorspeller is <strong>van</strong> het onderliggende probleem (retrospectief, gelijktijdig<br />

of predictief). De criteriumvaliditeit wordt bepaald door de test te vergelijken met<br />

één of meer externe variabelen die verondersteld worden een directe maat voor het<br />

kenmerk of gedrag in kwestie te zijn (<strong>van</strong> der Brink, 1998). De validiteit die wij<br />

beschouwen (zie punt hierboven) heeft alleen op dit laatste betrekking.<br />

10 Verwijscriteria: Zijn criteria voor verwijzing naar MDD, logopedie, VVE etc.<br />

gedefinieerd? En zo ja, hoe?<br />

11 Volgen <strong>van</strong> ontwikkeling: Is dit instrument geschikt voor meerdere testafnemingen<br />

op verschillende leeftijden?


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 40 / 65<br />

12 Effectiviteit: Hier geven we aan of er onderzoek naar de effectiviteit is gedaan,<br />

welke uitkomstmaten werden gehanteerd en wat de resultaten waren. De<br />

effectiviteit staat bij een instrument als er met dit instrument effectiviteitsonderzoek<br />

is gedaan, maar feitelijk betreft het de effectiviteit <strong>van</strong> screening met dit instrument<br />

in combinatie met de organisatie en invulling <strong>van</strong> het natraject (verwijzing,<br />

diagnostiek en behandeling). De effectiviteit bepaalt in hoeverre er<br />

gezondheidswinst geboekt wordt door het gehele screeningsprogramma. Zie ook<br />

paragraaf 1.3.<br />

13 Conclusie: Aan de hand <strong>van</strong> bovenstaande aspecten trekken we een conclusie of het<br />

geschikt is als screeningsinstrument. Hierbij zijn vooral uitvoerbaarheid,<br />

sensitiviteit en specificiteit belangrijk.<br />

14 Referenties: Lijst <strong>van</strong> door ons gehanteerde referenties. Bevat zowel peer-reviewed<br />

werk als werk afkomstig uit het grijze circuit.<br />

In onderstaande paragrafen beschrijven we de instrumenten op basis <strong>van</strong><br />

uitvoerbaarheid en psychometrische eigenschappen voor zoverre deze bekend zijn. De<br />

ge<strong>rapport</strong>eerde effectiviteit <strong>van</strong> het screeningsproces waarbij het betreffende instrument<br />

werd gebruikt behoort niet tot de testeigenschappen en is in hoofdstuk 4 beschreven.<br />

5.2.1 Doel <strong>van</strong> de instrumenten<br />

Alle genoemde screeningsinstrumenten, behalve de tweetalige Lexiconlijsten, zijn<br />

ontwikkeld met het doel taalachterstand bij kinderen met Nederlands als eerste taal op<br />

te sporen. De oorzaak <strong>van</strong> deze taalachterstand kan zowel een taalontwikkelingsstoornis<br />

als een blootstellingsachterstand in de eerste taal zijn.<br />

Alleen de tweetalige Lexiconlijsten zijn ontwikkeld en genormeerd voor meertalige<br />

kinderen met een eerste taal anders dan Nederlands (nl. Turks, Tarifit-Berbers,<br />

Marokkaans-Arabisch). Het zijn de enige instrumenten voor het opsporen <strong>van</strong><br />

taalontwikkelingsstoornissen bij deze groep.<br />

Geen <strong>van</strong> de instrumenten is ontwikkeld voor het signaleren <strong>van</strong> een blootstellingsachterstand<br />

bij kinderen met Nederlands als tweede taal. Overigens zijn door de JGZorganisaties<br />

zijn wel protocollen ontwikkeld voor gebruik bij de beslissing om al dan<br />

niet te verwijzen naar VVE-programma’s. Hierover gaat het tweede deel<strong>rapport</strong>.<br />

5.2.2 Eigenschappen <strong>van</strong> de instrumenten: uitvoerbaarheid<br />

We onderscheiden testen gebaseerd op mijlpalen in de ontwikkeling, testen gebaseerd<br />

op woordenlijsten waarbij de ouders aan moeten kruisen welk woord of zinnetje het<br />

kind zegt of begrijpt, en overige testen waarbij meestal een logopedisch<br />

deskundigheidsniveau vereist is.<br />

Er zijn vier instrumenten gebaseerd op mijlpalen in de ontwikkeling: GMS, SNEL, Van<br />

Wiechenonderzoek en VTO taal 2-jarigen. Deze hebben inhoudelijk veel<br />

overeenkomsten. Bijvoorbeeld SNEL, Van Wiechenonderzoek en VTO taal 2-jarigen<br />

hebben alledrie het onderwerp lichaamsdelen: bij het Van Wiechenonderzoek en het<br />

VTOtaal 2-jarigen instrument moeten kinderen de lichaamsdelen <strong>van</strong> een pop<br />

aanwijzen, en in de SNEL is de vraag opgenomen “Kan uw kind 1 of meer<br />

lichaamsdelen aanwijzen? (bijv. “Waar zit je neus?”)”. Het aantal woorden dat een kind<br />

per zin gebruikt wordt bepaald bij allevier de testen.<br />

GMS/SNEL. De GMS is een beknopt instrument gericht op taalproductie. Door<br />

observatie <strong>van</strong> het kind en/of het stellen <strong>van</strong> gesloten vragen aan de ouders, aangepast<br />

aan de leeftijd <strong>van</strong> het kind, onderzoekt de JGZ-arts of –verpleegkundige op elk


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 41 / 65<br />

contactmoment of een kind aan de minimum spreeknormen voor zijn leeftijd voldoet.<br />

De GMS werden doorontwikkeld tot de SNEL omdat er kritiek was op de beknoptheid<br />

<strong>van</strong> het instrument. Daarnaast is het alleen gericht op taalproductie. De SNEL<br />

beoordeelt de taalproductie, het taalbegrip en narratieve vaardigheden. Doelgroep is in<br />

overeenstemming met die <strong>van</strong> de GMS. De SNEL bevat 14 korte ja/nee-vragen die<br />

refereren aan mijlpalen in de taalontwikkeling <strong>van</strong> kinderen <strong>van</strong> 1 tot 6 jaar. Doordat de<br />

SNEL op meerdere leeftijden kan worden afgenomen kan de taalontwikkeling in de tijd<br />

gevolgd worden. De vragen kunnen door ouders eenduidig beantwoord worden. De test<br />

is gratis te verkrijgen, bijv. via downloaden <strong>van</strong> een website. Voordeel is de korte<br />

afnameduur (2-3 minuten). Het instrument wordt in Groningen en Amsterdam al<br />

gebruikt als eerste stap in het Protocol Taalontwikkeling Groningen. Onderzoek naar de<br />

implementatie <strong>van</strong> het protocol wees uit dat het grootste gedeelte <strong>van</strong> de gebruikers het<br />

afnemen, het invoeren <strong>van</strong> de tabel en het bepalen <strong>van</strong> de score gemakkelijk vond.<br />

Bijna alle medewerkers vonden dat de test voldoende houvast geeft om het<br />

taalontwikkelingsniveau te bepalen. Het is niet de bedoeling dat ouders de test zelf<br />

downloaden en invullen. Dit heeft namelijk als nadeel dat ouders die hulpmijdend zijn,<br />

de ontwikkeling <strong>van</strong> hun kind te rooskleurig kunnen voorstellen.<br />

Van Wiechen. Ook het <strong>van</strong> Wiechenonderzoek is gebaseerd op mijlpalen in de<br />

ontwikkeling. Op gestandaardiseerde wijze wordt geobserveerd of diverse<br />

leeftijdsspecifieke ontwikkelingskenmerken waaronder communicatie al dan niet<br />

aanwezig zijn. Het is het enige instrument dat de taalontwikkeling beoordeelt in<br />

combinatie met de overige ontwikkelingsvelden (ontwikkeling <strong>van</strong> fijne motoriek,<br />

adaptatie, persoonlijkheid en sociaal gedrag en grove motoriek). Deze informatie kan in<br />

de JGZ meegewogen worden bij beoordeling <strong>van</strong> de taalontwikkeling. De doelgroep is<br />

relatief breed, namelijk kinderen <strong>van</strong> 0-54 maanden oud. Dit maakt het volgen <strong>van</strong> de<br />

ontwikkeling in de tijd zeer goed mogelijk. Het Van Wiechenonderzoek maakt deel uit<br />

<strong>van</strong> het Basistakenpakket en wordt al op alle consultatiebureaus gebruikt om de<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> zuigelingen en peuters te volgen. De afnameduur is kort (3 minuten).<br />

Nadeel is dat uit de praktijk blijkt dat de uitkomsten <strong>van</strong> het onderzoek gemakkelijk<br />

kunnen leiden tot verschillende interpretaties.<br />

VTO. Het vierde instrument gebaseerd op mijlpalen is het VTO taal 2-jarigen<br />

instrument. Dit is bedoeld voor het opsporen <strong>van</strong> taalontwikkelingsstoornissen bij<br />

Nederlandstalige kinderen <strong>van</strong> 23-29 maanden. De test omvat vragen aan ouder en kind<br />

over taalproductie, interactie (spelen) en taalbegrip. Door het inbouwen <strong>van</strong> de vragen<br />

in een gesprek zijn de ouders goede informanten, het ‘testkarakter’ is weggenomen.<br />

Hierdoor kost de test wel meer tijd (5 minuten). De uitvoerbaarheid is goed, en kan<br />

plaats vinden door de JGZ-arts of -verpleegkundige. Sinds het verschijnen <strong>van</strong> de<br />

handleiding is geen cursus meer vereist, indien gewenst is een training wel mogelijk.<br />

Knelpunt kan zijn dat medewerking <strong>van</strong> het kind nodig is bij aanwijzen <strong>van</strong> de<br />

lichaamsdelen. Maar als het kind dit niet kan laten zien, kan de ouder -net als bij het<br />

Van Wiechenonderzoek- aangeven of het kind dit beheerst. Verder moet het kind niet<br />

bij zichzelf, maar bij een pop de lichaamsdelen aanwijzen. Een extra cognitieve<br />

categorie is dus ingevoegd. In een pilot onderzoek is onderzocht of dit instrument kan<br />

dienen als tweede screeningsstap voor kinderen die op de leeftijd <strong>van</strong> 2 jaar uitvallen op<br />

het Van Wiechenschema. Er werden nog veel kinderen met (soms ernstige)<br />

taalachterstand gemist (zie bijlage C, VTO taal 2-jarigen).


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 42 / 65<br />

Er zijn vijf instrumenten gebaseerd op woordenlijsten: de Lexilijst Nederlands, de<br />

Lexiconlijsten Turks-Nederlands, Tarifit-Berbers-Nederlands en Marokkaans-Arabisch-<br />

Nederlands en de N-CDIs korte vormen.<br />

Lexi(con)lijsten. De Lexilijst Nederlands en de Lexiconlijsten Turks-Nederlands,<br />

Tarifit-Berbers-Nederlands en Marokkaans-Arabisch-Nederlands zijn gebaseerd op een<br />

lijst met woordjes en zinnetjes waarbij de ouders moeten aankruisen welke woordjes en<br />

zinnetjes hun kind zegt. De eerste is gericht op de vroege taalontwikkeling in het<br />

Nederlands. Hij is gebaseerd op een Amerikaanse lijst. Internationaal wordt op grote<br />

schaal met dit type oudervragenlijsten gewerkt. De laatste drie lijsten zijn gebaseerd op<br />

de Lexilijst Nederlands en bedoeld voor anderstalige peuters met Nederlands als tweede<br />

taal. Alle zijn dus gericht op taalproductie. De Lexilijst Begrip meet het taalbegrip<br />

doordat ouders moeten aankruisen welke woordjes en zinnetjes hun kind begrijpt. Bij<br />

alle Lexi(con)lijsten vullen ouders thuis de lijst in. Het door middel <strong>van</strong> een normtabel<br />

omzetten <strong>van</strong> ruwe scores in standaardscores kost de JGZ-professional ongeveer 1<br />

minuut. We schatten dat de JGZ-medewerker in totaal 2-3 minuten bezig is met deze<br />

lijsten. De lijsten voor anderstalige kinderen hebben als nadeel de matige respons <strong>van</strong><br />

ouders; onderzoek wees uit dat 54% <strong>van</strong> de vragenlijsten wordt ingevuld. Alle<br />

Lexi(con)lijsten zijn onhandig in gebruik bij analfabetische ouders.<br />

N-CDI. De N-CDIs korte vormen gaan ook uit <strong>van</strong> lijsten met woorden die in de taal<br />

<strong>van</strong> jonge kinderen voorkomen waarna ouders het aantal aangekruiste items tellen. De<br />

N-CDIs meten het communicatieniveau (begrip en productie) <strong>van</strong> kinderen <strong>van</strong> 16-30<br />

maanden oud. Bij de groep <strong>van</strong> 30-37 maanden oud meet het instrument de<br />

woordenschatproductie, grammatica, taalbegrip en de taalproductie algemeen. Het is<br />

een <strong>van</strong> oorsprong Amerikaanse lijst die werd aangepast voor de Vlaamse situatie. De<br />

lijst bevat hierdoor echter woorden die niet in Nederland door jonge kinderen gezegd<br />

worden. Een voordeel is dat een eerste screening met de N-CDI korte vormen kan plaats<br />

vinden, waarna de uitgebreidere N-CDI lange vormen gebruikt kunnen worden om een<br />

afwijkend resultaat te bevestigen.<br />

Andere instrumenten<br />

NRT. De Nonsenswoord repetitietaak is bedoeld voor het beoordelen <strong>van</strong><br />

communicatievoorwaarden en <strong>van</strong> de eerste verbale en non-verbale communicatie bij<br />

kinderen <strong>van</strong>af 3 jaar. Het kind wordt gevraagd nonsenswoorden na te zeggen. Het is<br />

hierdoor bijzonder geschikt voor kinderen die meertalig worden opgevoed. Uitvoering<br />

dient te geschieden door een logopedist. Daarom is deze lijst minder geschikt voor de<br />

JGZ, waar deze expertise niet altijd aanwezig is (zie hoofdstuk 6), afnameduur is vrij<br />

lang (10 minuten). Kortom, hoewel dit instrument voor zowel <strong>Nederlandse</strong> ééntalige als<br />

ook voor meertalige kinderen is bedoeld, lijkt het niet geschikt als screeningsinstrument<br />

voor de JGZ. Misschien is hij inzetbaar in een tweede fase <strong>van</strong> de screening<br />

(bijvoorbeeld na voorselectie <strong>van</strong> een risicopopulatie), mits logopedie aanwezig is.<br />

LSI, PPVT-III-NL, Taalstandaard. Er zijn drie instrumenten beoordeeld waar<strong>van</strong> de<br />

afnameduur meer dan 10 minuten is (LSI, Peabody Picture Vocabulary Test-III-NL,<br />

Taalstandaard). Voor alle drie is een logopedisch deskundigheidsniveau vereist.<br />

Hierdoor zijn ze alleen geschikt als eerste stap in een screeningsproces in de JGZ als er<br />

voor elk kind een logopedist beschikbaar is in de JGZ. Dit is nu niet het geval (zie<br />

hoofdstuk 6). We hebben besloten deze instrumenten wel mee te nemen in de<br />

beoordeling. Overigens zouden ook de Reynell Test voor Taalbegrip en de Schlichting<br />

Test voor Taalproductie (de testen die meestal als gouden standaard gebruikt worden)


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 43 / 65<br />

meegenomen kunnen worden. Deze vereisen ook logopedische deskundigheid, maar de<br />

afname er<strong>van</strong> duurt nog veel langer (minimaal 30 minuten per test, maar dan is er geen<br />

tijd om het kind eerst op z’n gemak te stellen, praatje met de ouders etc.; persoonlijke<br />

communicatie J. Sluijmers). Daar komt bij dat de Reynell en Schlichting test vaak<br />

belangrijke onderdelen zijn in de diagnostiek rondom kinderen met vermeende<br />

taalachterstanden. Als de testen reeds op het consultatiebureau gebruikt zouden worden,<br />

dan zou dat de diagnostische waarde er<strong>van</strong> in het verdere verloop, bijv. tijdens MDD,<br />

duidelijk beperken, omdat de kinderen er al ervaring mee hebben opgedaan. Daarom<br />

worden deze testen niet verder behandeld.<br />

Conclusie ten aanzien <strong>van</strong> uitvoerbaarheid:<br />

• Zowel de GMS, Lexilijsten Nederlands en Begrip, de SNEL, het VTO taal 2-jarigen<br />

instrument en het Van Wiechenonderzoek komen op grond <strong>van</strong> het doel, de<br />

doelgroep, en de uitvoerbaarheid in aanmerking voor gebruik door de JGZprofessionals<br />

als instrument voor de algemene populatie Nederlandstalige 2- tot 3jarigen.<br />

• GMS, Van Wiechenonderzoek en SNEL komen daarnaast ook in aanmerking voor<br />

jongere en oudere kinderen. Voordeel <strong>van</strong> het Van Wiechenonderzoek is dat het<br />

deel uitmaakt <strong>van</strong> het Basistakenpakket en dus al op grote schaal wordt gebruikt.<br />

Algemeen gebruik <strong>van</strong> de GMS ligt minder voor de hand omdat deze werd<br />

doorontwikkeld tot de SNEL.<br />

• De tweetalige Lexiconlijsten Turks-Nederlands, Tarifit-Berbers-Nederlands en<br />

Marokkaans-Arabisch-Nederlands zijn de enige instrumenten ontwikkeld voor<br />

meertalige kinderen. Knelpunt is de non-respons: de respons was 54% ondanks<br />

responsbewaking. Maar niet uitgesloten kan worden dat dit ook bij eventueel nieuw<br />

ontwikkelde instrumenten voor deze doelgroep het geval zal zijn.<br />

• De N-CDIs korte vormen komen niet in aanmerking <strong>van</strong>wege de woordkeuze: veel<br />

<strong>van</strong> de woorden en zinnen zijn Vlaams en daardoor niet bekend bij <strong>Nederlandse</strong><br />

kinderen.<br />

• Op grond <strong>van</strong> de lange afnameduur, het vereiste deskundigheidsniveau en/of de<br />

doelgroep komen de NRT, de LSI, Peabody Picture Vocabulary Test-III-NL en de<br />

Taalstandaard niet in aanmerking.<br />

5.2.3 Eigenschappen <strong>van</strong> de instrumenten: psychometrische eigenschappen<br />

Algemeen geldt dat de psychometrische eigenschappen niet rechtstreeks met elkaar te<br />

vergelijken zijn. De studies gebruiken bijvoorbeeld verschillende gouden standaarden<br />

voor het bepalen <strong>van</strong> de validiteit. Ook varieert de gehanteerde ernst <strong>van</strong> de op te<br />

sporen taalachterstand tussen studies.<br />

Sommigen instrumenten (Lexilijst Nederlands, Van Wiechenonderzoek, TSI als<br />

onderdeel <strong>van</strong> de LSI, en Peabody Picture Vocabulary; zie bijlage C), zijn beoordeeld<br />

door de COTAN. Deze commissie beoordeelt instrumenten aan de hand <strong>van</strong> bepaalde<br />

criteria, waaronder psychometrische kenmerken. De volgende items komen aan de orde:<br />

uitgangspunten bij testconstructie, kwaliteit <strong>van</strong> het testmateriaal, kwaliteit <strong>van</strong> de<br />

handleiding, normen, betrouwbaarheid, begripsvaliditeit en criteriumvaliditeit. De<br />

psychometrische eigenschappen <strong>van</strong> de Lexilijst Nederlands werden als geheel als<br />

voldoende of goed beoordeeld. Dat geldt ook voor de TSI als onderdeel <strong>van</strong> de LSI. De<br />

Peabody Picture Vocabulary Test scoorde uitsluitend op de criteriumvaliditeit<br />

onvoldoende, de overige items scoorden goed of voldoende. De eigenschappen <strong>van</strong> het<br />

<strong>van</strong> Wiechenonderzoek werden als matig beoordeeld. In het bijzonder de normering, de<br />

betrouwbaarheid, de begripsvaliditeit en de criteriumvaliditeit scoorden onvoldoende


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 44 / 65<br />

<strong>van</strong>wege het gebrek aan onderzoek hiernaar. Uitgangspunten <strong>van</strong> de testconstructie, de<br />

kwaliteit <strong>van</strong> het testmateriaal en de handleiding werden als goed tot voldoende<br />

aangemerkt. Recent onderzoek met het Van Wiechenschema wijst echter uit dat de<br />

betrouwbaarheid voor een deel <strong>van</strong> het Van Wiechenschema (nl. voor kinderen <strong>van</strong> 0-2<br />

jaar) en ten aanzien <strong>van</strong> alle items als goed aangemerkt kan worden (Jacobusse et al,<br />

2006). Door gebrek aan informatie over de overige instrumenten konden we onze<br />

vergelijking slechts deels baseren op de COTAN-beoordeling. Daar komt bij dat de<br />

COTAN de criteriumvaliditeit ook als voldoende of goed beoordeelt als de sensitiviteit<br />

en specificiteit niet bekend zijn.<br />

Normering. De GMS, het Van Wiechenonderzoek en de Taalstandaard zijn ‘criterionreferenced’<br />

(d.w.z. gebaseerd op de klinische praktijk). Voor alle andere instrumenten<br />

geldt dat er een normering gegeven wordt die gebaseerd is op onderzoek. Normering<br />

<strong>van</strong> de SNEL is gebaseerd op telefonische ondervraging <strong>van</strong> 527 ouders <strong>van</strong> kinderen<br />

<strong>van</strong> kinderen <strong>van</strong> 12 tot 72 maanden. Het is onbekend hoe telefonische ondervraging<br />

zich verhoudt tot persoonlijk contact. Bovendien was de steekproef per leeftijdsgroep<br />

relatief klein. Ook de normeringen <strong>van</strong> de Lexiconlijsten Turks-Nederlands, Tarifit-<br />

Berbers-Nederlands en Marokkaans-Arabisch-Nederlands zijn gebaseerd op een kleine<br />

steekproef. De normering <strong>van</strong> de huidige versie <strong>van</strong> het VTO taal 2-jarigen instrument<br />

is gebaseerd op een grote groep Nederlandstalige kinderen uit de algemene populatie.<br />

Er is echter een onduidelijkheid, want alle scores samen tellen op tot meer dan 100%<br />

(de Koning et al, 2000, p. 76). Over de totstandkoming <strong>van</strong> de normering <strong>van</strong> de N-<br />

CDIs en de NRT hebben we geen informatie. Van de testen met een langere<br />

afnameduur hadden de LSI en de Peabody Picture Vocabulary Test-III-NL een<br />

voldoende normering gebaseerd op empirie.<br />

Betrouwbaarheid. Voor slechts een deel <strong>van</strong> de instrumenten hebben we informatie<br />

over de betrouwbaarheid. Voor de SNEL wordt op basis <strong>van</strong> een steekproef <strong>van</strong> 527<br />

kinderen een goede betrouwbaarheid ge<strong>rapport</strong>eerd. Onderzoek naar de<br />

betrouwbaarheid <strong>van</strong> de Lexiconlijsten Turks-Nederlands, Tarifit-Berbers-Nederlands,<br />

Marokkaans-Arabisch-Nederlands wees uit dat deze als goed aangemerkt kan worden.<br />

De hierbij gebruikte onderzoekspopulatie is echter aan de kleine kant. De<br />

betrouwbaarheid <strong>van</strong> de Lexilijst Begrip is goed (Cronbach’s alpha 0,91 voor kinderen<br />

in de leeftijdsgroep 15-24 maanden; bron: persoonlijke communicatie L. Schlichting).<br />

Er is geen informatie beschikbaar over de betrouwbaarheid <strong>van</strong> de GMS, de N-CDIs<br />

korte vormen, en de NRT. Voor wat betreft de instrumenten met een langere<br />

afnameduur vonden we een redelijk tot goede betrouwbaarheid <strong>van</strong> de Peabody Picture<br />

Vocabulary Test-III-NL en de Taalstandaard. Over de betrouwbaarheid <strong>van</strong> de TSI als<br />

onderdeel <strong>van</strong> de LSI hebben we geen informatie.<br />

Validiteit. Van de psychometrische eigenschappen zijn vooral de sensitiviteit en<br />

specificiteit <strong>van</strong> belang voor de selectie <strong>van</strong> veelbelovende screeningsinstrumenten voor<br />

de JGZ. Deze geven weer hoe goed met het instrument kinderen met een taalachterstand<br />

kunnen worden ontdekt, terwijl kinderen zonder taalachterstand goed bevonden worden<br />

door het instrument. Deze twee eigenschappen hangen met elkaar samen: door te<br />

variëren met het verwijscriterium wordt de sensitiviteit groter en de specificiteit kleiner,<br />

of andersom. De correlatie met een extern criterium biedt ook enig inzicht in de<br />

validiteit <strong>van</strong> een instrument. Er is onderzoek gedaan naar de validiteit <strong>van</strong> de volgende<br />

instrumenten: GMS, Lexilijst Nederlands, Lexilijst Begrip, SNEL, en het VTO taal 2jarigen<br />

instrument. Van de langer durende testen is alleen de Taalstandaard gevalideerd.<br />

Voor de overige korte instrumenten (Van Wiechenonderzoek, de N-CDIs Korte


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 45 / 65<br />

vormen, de tweetalige Lexionlijsten en de NRT) is er geen informatie over de validiteit.<br />

Overigens hoeft dit niet te betekenen dat deze onvoldoende zijn. Wel biedt het bekend<br />

zijn <strong>van</strong> vooral de sensitiviteit en specificiteit een groot voordeel bij het voorspellen wat<br />

gebruik <strong>van</strong> de betreffende test in een grootschalig screeningsprogramma zal betekenen.<br />

Hierbij moet gedacht worden aan bijvoorbeeld te verwachten aantallen kinderen met<br />

een taalachterstand die niet opgespoord worden en het aantal zich normaal<br />

ontwikkelende kinderen dat desondanks als “niet pluis” wordt aangemerkt.<br />

Voor de GMS wordt een sensitiviteit en specificiteit <strong>van</strong> respectievelijk 100% en 86%<br />

ge<strong>rapport</strong>eerd. Maar het onderzoek naar de validiteit <strong>van</strong> de GMS is alleen gedaan in<br />

een steekproef <strong>van</strong> de populatie in Groningen. De sensitiviteit en de specificiteit werden<br />

vastgesteld met een zeer kleine steekproef, waardoor de betrouwbaarheidsintervallen<br />

erg groot zijn. De GMS werden doorontwikkeld tot de SNEL. Voor de SNEL wordt een<br />

sensitiviteit <strong>van</strong> 94% en een specificiteit <strong>van</strong> 83% ge<strong>rapport</strong>eerd. Het is echter<br />

opvallend dat de SNEL uitsluitend is gevalideerd met een instrument voor taalproductie<br />

(de Schlichting Test) als gouden standaard, terwijl er conclusies worden getrokken over<br />

taalproductie, taalbegrip en verstaanbaarheid. Verder is de validiteit gebaseerd op een<br />

zeer kleine groep <strong>van</strong> 98 kinderen <strong>van</strong> 12 tot 72 maanden. Hiervoor zijn uit de<br />

oorspronkelijke onderzoeksgroep <strong>van</strong> 527 kinderen per leeftijdsgroep de kinderen<br />

genomen die onder het 10 e percentiel <strong>van</strong> de SNEL-score zaten, en daarnaast nog een<br />

random selectie <strong>van</strong> 10% <strong>van</strong> de overige kinderen uit de onderzoeksgroep (samen 84<br />

kinderen) en 14 kinderen met een taalachterstand uit de kliniek. Een belangrijk voordeel<br />

is dat voor de SNEL, in tegenstelling tot de overige instrumenten, er ROC (receiver<br />

operating characteristic)-curven worden ge<strong>rapport</strong>eerd in plaats <strong>van</strong> uitsluitend waarden<br />

voor sensitiviteit en specificiteit. Met een ROC-curve kan voor verschillende<br />

afkapwaarden <strong>van</strong> de testscore (verwijscriteria) de sensitiviteit en specificiteit bepaald<br />

worden. Dit verschaft veel additionele informatie die te gebruiken is voor de<br />

beoordeling <strong>van</strong> het instrument en de geschiktheid voor gebruik als<br />

screeningsinstrument. Uit de ROC-curve leiden wij af dat als het verwijscriterium zo<br />

gekozen wordt dat de specificiteit 95% is, de bijbehorende sensitiviteit ongeveer 73%<br />

is. Bij een specificiteit <strong>van</strong> 98% is de sensitiviteit ongeveer 50%. Door de kleine<br />

steekproef waarop de ROC-curve is gebaseerd, is de onzekerheid groot. Wij<br />

concluderen dat onderzoek in een grotere steekproef noodzakelijk is om de<br />

ge<strong>rapport</strong>eerde sensitiviteit en specificiteit te bevestigen.<br />

Voor de Lexilijst Nederlands kunnen we opmerken dat de Amerikaanse instrumenten<br />

(‘Language Development Survey’ en de ‘Communicative Development Inventories’)<br />

waarop de test gebaseerd is een goede sensitiviteit en een specificiteit hebben. Dat<br />

betekent niet dat de sensitiviteit en de specificiteit <strong>van</strong> de <strong>Nederlandse</strong> versie hetzelfde<br />

zijn. Er is dus niet bekend of deze test in voldoende mate een positieve uitkomst geeft<br />

als een taalachterstand aanwezig is en in welke mate de test een negatieve uitkomst<br />

aangeeft als geen taalachterstand aanwezig is. In een groep <strong>van</strong> 91 kinderen <strong>van</strong> 21<br />

maanden oud werden redelijke correlaties (r varieerde <strong>van</strong> 0,42 – 0,72) gevonden tussen<br />

de Lexilijst 1995 en de Reynell Test en de Schlichting Test voor Taalproductie<br />

gevonden. Deze laatste twee testen worden vaak gebruikt als gouden standaard.<br />

Vergelijkbare resultaten werden in een groep prematuur geboren kinderen gevonden.<br />

Beide studies betreffen de versie <strong>van</strong> 1995, maar niet de huidige versie. Wel dient<br />

hierbij opgemerkt te worden dat beide versies gelijkvormig zijn en dat meer dan de helft<br />

<strong>van</strong> de woorden in de huidige Lexilijst afkomstig zijn uit de versie 1995. Volgens de<br />

maker <strong>van</strong> de lijsten is de correlatie tussen de Lexilijst <strong>van</strong> 1995 en die <strong>van</strong> 2002 hoog,<br />

namelijk variërend <strong>van</strong> 0,998 bij 17 maanden tot 0,982 bij 25 maanden (persoonlijke


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 46 / 65<br />

communicatie L. Schlichting). Validiteit in termen <strong>van</strong> sensitiviteit en specificiteit zijn<br />

echter onbekend.<br />

De Lexiconlijsten Turks-Nederlands, Tarifit-Berbers-Nederlands, Marokkaans-<br />

Arabisch-Nederlands zijn ontwikkeld op basis <strong>van</strong> de Lexilijst Nederlands, maar de<br />

testeigenschappen hier<strong>van</strong> zijn niet zonder meer overdraagbaar op de tweetalige versie.<br />

Probleem bij de tweetalige Lexiconlijsten is dat er geen instrumenten zijn waarmee de<br />

validiteit onderzocht kan worden. Kortom, de validiteit <strong>van</strong> deze lijsten is tot op heden<br />

onvoldoende vastgesteld.<br />

Voor de Lexilijst Begrip werd een voldoende tot goede correlatie gevonden met een<br />

aantal items <strong>van</strong> de Bayleytest. Het betrof hier echter een kleine populatie <strong>van</strong> 33<br />

kinderen (persoonlijke communicatie L. Schlichting). Tevens werd een redelijke<br />

correlatie met de Lexilijst Nederlands gevonden. Ook voor de relatie met de gouden<br />

standaarden (Reynell Test voor Taalbegrip en de Schlichting test voor Taalproductie,<br />

onderdeel woordontwikkeling) werden redelijke correlaties (respectievelijk 0,58 en<br />

0,53; n=67) gevonden (persoonlijke communicatie L. Schlichting).<br />

Voor het VTO taal 2-jarigen instrument werden zwakke correlaties met de gouden<br />

standaard (Reynell test voor taalbegrip) en met spontane taalproductie gevonden. De<br />

specificiteit is 97-98%. De sensitiviteit is 24-52%, afhankelijk <strong>van</strong> welke definitie voor<br />

taalachterstand wordt gehanteerd. Dit betekent dat de helft tot driekwart <strong>van</strong> de<br />

kinderen met een taalachterstand waarschijnlijk niet zal worden opgespoord. Bij dit<br />

instrument is door de keuze <strong>van</strong> het verwijscriterium de specificiteit hoog, maar de<br />

sensitiviteit erg laag. Als de score voor verwijzing verhoogd wordt (bijv. ≤ 2 i.p.v. ≤ 1),<br />

zal de specificiteit dalen (meer kinderen worden verwezen) maar de sensitiviteit stijgen.<br />

Wat de waarden precies worden kan niet worden afgeleid uit de publicaties.<br />

De Taalstandaard heeft een sensitiviteit <strong>van</strong> 89% en een specificiteit <strong>van</strong> 84%. Deze<br />

zijn echter gebaseerd op een kleine steekproef.<br />

Voor de TSI was de sensitiviteit tussen 62-83% en de specificiteit tussen 91-95% voor<br />

verschillende cut-off punten. Deze waarden zijn echter alleen bepaald bij te vroeg<br />

geboren kinderen die in een neonatale intensive care unit zijn opgenomen. Deze groep<br />

vormt slechts ongeveer 2% <strong>van</strong> alle kinderen. Het is onbekend wat de sensitiviteit en<br />

specificiteit zijn voor de grote groep overige kinderen.<br />

Conclusies ten aanzien <strong>van</strong> de psychometrische eigenschappen:<br />

• De psychometrische eigenschappen <strong>van</strong> de verschillende testen zijn niet<br />

rechtstreeks met elkaar vergelijkbaar doordat er verschillende<br />

onderzoeksmethodieken werden gehanteerd om tot de resultaten te komen.<br />

• Voor het huidige VTO taal 2-jarigen instrument wordt een sensitiviteit <strong>van</strong> 24-52%<br />

ge<strong>rapport</strong>eerd, afhankelijk <strong>van</strong> de gekozen definitie voor taalachterstand. D.w.z. dat<br />

de helft tot driekwart <strong>van</strong> de kinderen met een taalachterstand gemist wordt. De<br />

bijbehorende specificiteit was 97-98%.<br />

• De eigenschappen <strong>van</strong> de Lexilijst Nederlands, Lexiconlijsten Turks-Nederlands,<br />

Tarifit-Berbers-Nederlands en Marokkaans-Arabisch-Nederlands, de Lexilijst<br />

Begrip, en de SNEL zijn niet overtuigend of slechts deels vastgesteld. Bij geen <strong>van</strong><br />

deze instrumenten zijn sensitiviteit en specificiteit ge<strong>rapport</strong>eerd.<br />

• De eigenschappen <strong>van</strong> de N-CDIs Lijsten voor Communicatieve Ontwikkeling<br />

Korte vormen, de NRT, en het Van Wiechenonderzoek zijn onbekend.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 47 / 65<br />

• Van de langere instrumenten zijn sensitiviteit en specificiteit alleen bekend voor de<br />

TSI (onderdeel <strong>van</strong> de LSI) bij te vroeg geboren kinderen, en voor de<br />

Taalstandaard. Voor de TSI was de sensitiviteit tussen 62-83% en de specificiteit<br />

tussen 91-95% voor verschillende cut-off punten. De Taalstandaard heeft een<br />

ge<strong>rapport</strong>eerde sensitiviteit <strong>van</strong> 89% en specificiteit <strong>van</strong> 84%.<br />

5.3 Signaleringsinstrumenten voor het opsporen <strong>van</strong> kinderen met een<br />

articulatieprobleem<br />

Voor het screenen <strong>van</strong> de articulatie <strong>van</strong>af jonge leeftijd zijn (nog) geen instrumenten<br />

ontwikkeld. Een bepaalde mate <strong>van</strong> verstaanbaarheid <strong>van</strong> kinderen is wel onderdeel <strong>van</strong><br />

de mijlpalen in de taalontwikkeling en is op deze wijze dan ook opgenomen in<br />

signaleringsinstrumenten voor taalachterstand die zijn gebaseerd op mijlpalen in de<br />

taalontwikkeling (GMS/SNEL, <strong>van</strong> Wiechenonderzoek, VTO taal 2-jarigen).<br />

Verstaanbaarheid is echter breder dan articulatie. Als een kind bijvoorbeeld een zin zegt<br />

met woorden die afzonderlijk wel correct worden uitgesproken, maar bijvoorbeeld de<br />

samenhang klopt niet, dan begrijpt de ouder het kind ook niet. Verstaanbaarheid meet<br />

daardoor ook de begrijpelijkheid <strong>van</strong> het kind. Daarnaast kan bijvoorbeeld een schor of<br />

te zacht stemgeluid de verstaanbaarheid negatief beïnvloeden.<br />

5.4 Signaleringsinstrumenten voor het opsporen <strong>van</strong> kinderen die stotteren<br />

Voor het screenen <strong>van</strong> stotteren bij kinderen <strong>van</strong> 2 t/m 7 jaar is een instrument<br />

ontwikkeld: de Screeningslijst voor Stotteren (SLS) (te dowloaden via<br />

www.stotteren.nl). Op basis <strong>van</strong> zes vragen die de arts met de ouder invult wordt een<br />

score bepaald, die aangeeft of verwezen moet worden naar een stotterdeskundige, het<br />

onderzoek na 3 maanden herhaald moet worden, of er geen reden is voor verwijzing.<br />

Afname duurt 2 minuten (Franken, 2004). De lijst is gebaseerd op een Amerikaanse<br />

test, maar voor de <strong>Nederlandse</strong> versie zijn de testeigenschappen onbekend.<br />

Overigens wordt op dit moment vroegbehandeling geaccepteerd om chronisch stotteren<br />

te kunnen voorkomen, ook al worden daarmee kinderen behandeld die anders ook wel<br />

waren hersteld en ook al is niet duidelijk wat precies het rendement is. De klinische<br />

praktijk leert dat met vroegbehandeling de ernst <strong>van</strong> het stotteren vrijwel altijd tot een<br />

geringe vorm beperkt kan blijven (Franken, 2004).


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 48 / 65


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 49 / 65<br />

6 Huidige werkwijze taalscreening<br />

6.1 Huidige werkwijze bij JGZ 0- tot 4–jarigen<br />

ActiZ (destijds LVT) heeft in 2002 richtlijnen opgesteld voor een gewenste aanpak <strong>van</strong><br />

taalactiviteiten in de JGZ voor 0-4-jarigen (LVT, 2002). Via een vragenlijst hebben we<br />

onderzocht hoe uitvoering wordt gegeven aan het screeningsonderdeel hier<strong>van</strong>.<br />

In december 2006 waren er 58 JGZ-instellingen voor 0- tot 4-jarigenzorg. 47 (81 %)<br />

<strong>van</strong> deze organisaties hebben de vragenlijst beantwoord.<br />

Al deze organisaties gebruiken het Van Wiechen ontwikkelingsonderzoek bij bijna elk<br />

nagevraagd contactmoment (leeftijd 14 en 18 maanden, en 2 jaar, 3 jaar en 3 jaar en 9<br />

maanden (3;9 jaar)). De Groninger Minimum Spreeknormen en andere instrumenten<br />

werden bij minder organisaties gebruikt (tabel 6.1). Deze instrumenten worden meestal<br />

niet bij alle kinderen ingezet, maar op indicatie bij een deel <strong>van</strong> de kinderen (tabel 6.1).<br />

Tabel 6.1. Aantal JGZ-organisaties 0- tot 4-jarigen dat instrument gebruikt<br />

Gebruik in één of<br />

meer<br />

contactmomenten<br />

Gebruik per contactmoment<br />

14 m 18 m 2 j 3 j 3;9 j<br />

Instrument + ind + ind + ind + ind + ind<br />

a.Van Wiechen 47 47 - 44 2 47 - 46 1 47 -<br />

b.GMS 21 11 4 11 5 13 8 12 7 14 6<br />

c.Lexi(con)lijst<br />

NLs<br />

d.Lexi(con)lijst<br />

Turks<br />

e.Lexi(con)lijst<br />

Tarifit-Berbers<br />

f.Lexi(con)lijst<br />

Marok-Arab<br />

10 - 3 1 4 1 9 - 1 - 2<br />

5 - - - 2 - 5 - 1 - 1<br />

5 - - - 2 - 5 - 1 - 1<br />

5 - - - 2 - 5 - 1 - 1<br />

g.VTO 4 - 2 - 2 - 4 - 3 - 1<br />

h.SNEL 6 1 3 1 3 3 3 3 3 2 4<br />

i.N-CDI 2 - 1 - 2 - 2 - 2 - 1<br />

j.Lexilijst Begrip 0 - - - - - - - - - -<br />

k.PPVT-III-NL 0 - - - - - - - - - -<br />

l.Taalstandaard 3 - 1 - 1 - 3 - 3 - 3<br />

+ betekent dat de test wordt gebruikt bij alle kinderen, ind betekent dat de test op indicatie wordt<br />

gebruikt.<br />

De uitvoerbaarheid <strong>van</strong> Van Wiechen, GMS en SNEL werd goed tot zeer goed<br />

gevonden voor gebruik bij alle kinderen (tabel 6.2). De andere instrumenten werden<br />

soms minder geschikt gevonden voor gebruik bij alle kinderen (zie tabel 6.2, eerste<br />

kolom). De uitvoerbaarheid bij gebruik op indicatie werden voor bijna alle instrumenten<br />

vaker goed tot zeer goed bevonden (Van Wiechen uitgezonderd; tabel 6.2, tweede<br />

kolom).


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 50 / 65<br />

De meeste respondenten vonden de uitkomsten <strong>van</strong> alle instrumenten goed tot zeer goed<br />

bruikbaar voor het bepalen <strong>van</strong> de benodigde vervolgstappen. Er zijn nog andere<br />

instrumenten aangedragen die gebruikt worden in de JGZ: de Reynell, de Schlichting,<br />

TAK, TvK worden gebruikt in de GGD Regio Nijmegen, de stottersignaleringslijst<br />

(SLS) wordt gebruikt in JGZ Kennemerland. De eerstgenoemde instrumenten zijn<br />

overigens geen screeningsinstrumenten. In Mark en Maasmond, Thuiszorg<br />

Westbrabant, Thuiszorg Breda en GGD West Brabant is een taalstimuleringshuisbezoek<br />

ontwikkeld dat in Mark en Maasmond ook wordt uitgevoerd. In de praktijk worden alle<br />

instrumenten behalve de Taalstandaard en de Peabody Picture Vocabulary test binnen<br />

tien minuten afgenomen.<br />

Tabel 6.2 Aantal organisaties dat een beoordeling heeft toegekend aan een instrument<br />

Uitvoerbaarheid<br />

bij gebruik bij alle kinderen bij gebruik op indicatie<br />

Uitkomst bruikbaar voor<br />

bepalen vervolgstap<br />

Instr. ++ + 0 - -- tot ++ + 0 - -- tot ++ + 0 - -- tot<br />

a vWie 21 20 1 42 9 10 10 6 1 36 8 20 10 3 41<br />

b GMS 5 8 2 15 3 5 5 2 15 3 9 4 16<br />

c Lex 4 1 2 7 8 2 2 12 7 3 10<br />

d L-Tu 1 1 2 4 3 2 1 6 1 3 1 5<br />

e L-Ta 1 2 3 1 2 2 1 6 1 2 2 5<br />

f L-Ma 1 2 3 4 1 1 6 3 1 4<br />

g VTO 1 3 1 2 7 2 5 2 9 2 4 2 8<br />

h SNEL 3 2 5 4 1 5 2 4 6<br />

i N-CDI 1 1 2 1 1 1 3 0<br />

j Lbegr 1 1 2 1 1 0<br />

k Peab 1 1 2 1 1 0<br />

l Taalst 2 1 1 4 1 1 1 1 4 2 1 3<br />

++ zeer goed, + goed, 0 neutraal, - slecht, -- zeer slecht, tot: aantal respondenten<br />

Bij 20 <strong>van</strong> de 46 organisaties (43,5%) bestond de mogelijkheid om het kind bij twijfel<br />

te laten onderzoeken door een logopedist. Verder bestond bij 30 <strong>van</strong> de 46 organisaties<br />

(65,2%) de mogelijkheid om het kind bij twijfel te laten onderzoeken door een VTOteam.<br />

Eén organisatie heeft deze vraag niet beantwoord.<br />

De werkwijze bij de beoordeling <strong>van</strong> de taalontwikkeling is bij 27 (60%) <strong>van</strong> de 45<br />

organisaties die de vraag beantwoorden schriftelijk vastgelegd (bijv. in een richtlijn,<br />

beschrijving of protocol). Deze zijn ons toegestuurd door 24 organisaties. Er blijkt<br />

sprake te zijn <strong>van</strong> veel verschillende werkwijzen omtrent de taalscreening.<br />

De vraag hoeveel kinderen er jaarlijks ongeveer op een contactmoment kwamen en<br />

hoeveel <strong>van</strong> hen een onvoldoende taalontwikkeling hadden was moeilijk te<br />

beantwoorden: 29 organisaties hebben een interpreteerbaar antwoord gegeven. Dit<br />

antwoord was bij 20 organisaties gebaseerd op een registratie, bij 7 op basis <strong>van</strong> een<br />

globale schatting en bij 2 op basis <strong>van</strong> een combinatie <strong>van</strong> schatting en registratie.<br />

Het gemiddelde percentage kinderen dat bij een contactmoment een beoordeling<br />

“onvoldoende taalontwikkeling” kreeg, was 4,6 % (range 0,3% - 7,6%). Per<br />

contactmoment was dit 2,6 % bij 14 maanden, 4,6 % bij 18 maanden, 6,7% bij 2 jaar,<br />

7,5% bij 3 jaar en 7,8% bij 3;9 jaar.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 51 / 65<br />

Ook het aantal doorverwijzingen was moeilijk leverbaar: 23 organisaties gaven<br />

informatie hierover. Het totale aantal doorverwijzingen naar voorzieningen buiten de<br />

JGZ per jaar was 3621 (ongeveer 3% <strong>van</strong> alle kinderen). Informatie over het aantal<br />

doorverwijzingen per leeftijdgroep per instantie was alleen beschikbaar voor 10<br />

organisaties, echter niet voor alle leeftijdgroepen. 5 organisaties konden wel voor alle<br />

leeftijdsgroepen het aantal verwijzingen doorgeven: in totaal waren 968 kinderen op de<br />

volgende leeftijd verwezen: 44 éénjarigen (5%), 205 tweejarigen (21%), 381 driejarigen<br />

(39%) en 338 vierjarigen (35%).<br />

Voor 2983 kinderen is informatie beschikbaar over de instantie waarheen ze werden<br />

doorverwezen. 315 (11%) werden verwezen naar een audiologisch centrum (AC), 981<br />

(33%) naar een logopedist, 321 (11%) naar een KNO-arts, 578 (19%) naar een<br />

kinderarts en 788 (26%) naar een VVE-programma.<br />

Tenslotte gaven 37 <strong>van</strong> de 41 organisaties (90%) aan dat zij behoefte hebben aan een<br />

landelijke taalstandaard. 6 organisaties hebben deze vraag niet beantwoord.<br />

6.2 Huidige werkwijze bij de 5- tot 6 –jarigen<br />

Bij de inventarisatie naar de uitvoering <strong>van</strong> de signalering <strong>van</strong> spraak-<br />

/taalontwikkelingsstoornissen bij kleuters door de GGDen in 2005 heeft 90% <strong>van</strong> de<br />

GGDen gereageerd (Van der Ploeg, 2005, 2006). De kleuterscreening werd niet alleen<br />

door de GGDen aangeboden, maar ook door logopedisten in dienst <strong>van</strong> gemeenten of<br />

logopedisten werkzaam bij schoolbegeleidingsdiensten (EDventure, 2004). De twee<br />

uitvoeringswijzen die het meeste voorkomen waren (tabel 4.3):<br />

• screening op school door logopedisten (77%), meestal bij leerlingen <strong>van</strong> groep 2<br />

maar soms bij leerlingen <strong>van</strong> groep 1 of kort na de 5e verjaardag, en<br />

• tijdens het periodiek geneeskundig onderzoek (PGO) door artsen JGZ 4-19 jaar<br />

(29%) of jeugdverpleegkundigen (3%) bij kinderen uit groep 2.<br />

Tabel 6.3 Uitvoering spraak-/taalscreening bij 35 GGDen in januari 2005*.<br />

Uitvoering Aantal GGDen (%) Instrument Aantal GGDen<br />

Op school door<br />

logopedist<br />

Tijdens PGO # door arts<br />

JGZ 4-19 jaar<br />

Tijdens PGO door<br />

jeugdverpleegkundige<br />

Voorselectie via<br />

leerkrachten/ouders,<br />

dokterassistent of via<br />

groepsscreening<br />

27 (77%)*<br />

10 (29%)*<br />

LSI # 9<br />

LSI # met aanpassing 8<br />

Eigen instrument 11<br />

Onbekend 1<br />

GMS # 1<br />

Anders 7<br />

Onbekend 2<br />

1 (3%)* Onbekend 1<br />

5 (14%)*<br />

* Bij 8 GGDen zijn twee uitvoeringswijzen. Bij 2 GGDen worden twee instrumenten gebruikt bij<br />

screening op school door de logopedist. Deze 10 GGDen zijn twee keer geteld in de tabel.<br />

Hierdoor tellen de percentages op tot meer dan 100%.<br />

# LSI: Logopedische Screening Instrument, GMS: Groninger Minimum Spreeknormen, PGO:<br />

periodiek geneeskundig onderzoek


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 52 / 65<br />

Sinds 2005 kunnen er nieuwe instrumenten voor kleuters zijn ontwikkeld die in dit<br />

onderzoek naar wetenschappelijk onderbouwing moeten worden meegenomen. Daarom<br />

hebben we in december 2006 een mail gestuurd aan alle 37 GGDen. Hierin werd<br />

gevraagd of er sinds het vorige onderzoek nog andere instrumenten ontwikkeld en in<br />

gebruik genomen zijn voor de screening op taalachterstanden of spraakstoornissen bij<br />

kleuters. 25 (68%) <strong>van</strong> deze organisaties hebben gereageerd op de mail. Met deze<br />

mailing zijn geen nieuwe instrumenten voor kleuters ontdekt die in het onderzoek<br />

moeten worden meegenomen. Er zijn wel varianten op bestaande instrumenten<br />

ontwikkeld om de kleuters te screenen. Dit was ook al duidelijk geworden uit het<br />

eerdere onderzoek. De alternatieve methoden zijn echter niet gevalideerd of<br />

gepubliceerd.<br />

Uit de inventarisatie is verder duidelijk geworden dat er een grote variatie in de<br />

uitvoering <strong>van</strong> de screening op taalachterstand en spraakstoornissen bij kleuters bestaat,<br />

en dat er veel werk wordt verricht door de GGDen om een zo goed mogelijke<br />

werkwijze te ontwikkelen.<br />

Conclusie<br />

Uit de inventarisatie <strong>van</strong> de huidige werkwijze bij de JGZ 0-4-jarigen en 5-6-jarigen<br />

komt naar voren dat er op lokaal niveau zeer veel verschillende protocollen en<br />

werkwijzes in gebruik zijn, met een variatie aan (combinaties <strong>van</strong>) instrumenten.<br />

6.3 Huidige werkwijze in Vlaanderen 7<br />

In Vlaanderen verzorgt Kind en Gezin de JGZ voor kinderen <strong>van</strong> 0 tot 3 jaar. De<br />

taalontwikkeling wordt vastgesteld door op vaste leeftijden het Van Wiechenschema te<br />

hanteren bij Kind en Gezin. Op enkele consultatiebureaus, maar zeker niet in heel<br />

Vlaanderen, worden de N-CDI-lijsten of de verkorte vormen er<strong>van</strong> gebruikt.<br />

Een arts <strong>van</strong> Kind en Gezin geeft aan dat men op termijn graag iets wil hebben om beter<br />

aan taalscreening te doen. Het Van Wiechenonderzoek leert hen dat dit niet voldoende<br />

is, maar de N-CDI lijsten (lange vormen) zijn veel te uitgebreid. De verkorte vormen<br />

heeft deze arts nog niet gezien.<br />

Vanaf 2½ jaar gaan de kinderen in Vlaanderen naar school. Voor informatie, hulp en<br />

begeleiding <strong>van</strong> leerlingen met betrekking tot o.a. de preventieve gezondheidszorg zijn<br />

in Vlaanderen Centra voor Leerlingenbegeleiding (CLB) opgericht. Leerlingen, ouders,<br />

leerkrachten en schooldirecties kunnen een beroep doen op deze organisaties. Er is een<br />

koepelorganisatie voor de 44 vrije centra voor leerlingenbegeleiding (VCLB), die het<br />

katholiek onderwijs vertegenwoordigen. In dit onderwijs zit ongeveer 3/4 <strong>van</strong> de<br />

leerlingen. Een medewerker <strong>van</strong> het VCLB heeft gereageerd op onze vraag naar<br />

screening op taalachterstand en spraakproblemen bij schoolgaande kinderen. Zij meldt<br />

dat er <strong>van</strong>uit de koepel geen richtlijnen bestaan voor deze screening. Ze denkt wel dat<br />

veel centra eigen instrumenten gebruiken, voornamelijk om articulatie te screenen. Een<br />

aantal centra en scholen hebben een samenwerkingsverband met logopedisten. Verder is<br />

er regionaal een grote diversiteit in terugbetalingsmodaliteiten door de ziekenfondsen,<br />

waar de centra ook rekening mee houden bij het opsporen en verwijzen.<br />

Uit dit antwoord blijkt wel dat er in Vlaanderen weinig standaardisering op het gebied<br />

<strong>van</strong> het vroegtijdige opsporen <strong>van</strong> taalachterstand en spraakstoornissen is.<br />

7 De auteurs danken Inge Zink en Karel Hoppenbrouwers (beide KU Leuven) voor deze informatie.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 53 / 65<br />

7 Conclusies, discussie en aanbevelingen<br />

Vraagstelling 1a. Welke signaleringsinstrumenten en verwijsprotocollen voor het<br />

opsporen <strong>van</strong> 1- tot 6-jarigen met taalachterstanden en spraakstoornissen in Nederland<br />

zijn er?<br />

Omdat we op zoek zijn naar een instrument dat geschikt is als screeningsinstrument<br />

voor de JGZ hebben we een indeling gemaakt naar afnameduur <strong>van</strong> het instrument. De<br />

volgende instrumenten met een afnameduur <strong>van</strong> 10 minuten of minder werden<br />

gevonden (in alfabetische volgorde):<br />

• Groninger Minimum Spreeknormen/ Groninger Diagnostische Spreeknormen<br />

(GMS/GDS)<br />

• Lexilijst Nederlands<br />

• Tweetalige Lexiconlijsten: Turks-Nederlands, Tarifit-Berbers-Nederlands en<br />

Marokkaans-Arabisch-Nederlands<br />

• Lexilijst Begrip (voorheen Taalbegripslijst Dreumesen)<br />

• N-CDIs Lijsten voor Communicatieve Ontwikkeling (korte vormen) (N-CDI)<br />

• Nonsenswoord repetitietaak (NRT)<br />

• Spraak- en taalNormen Eerste Lijns gezondheidszorg (SNEL)<br />

• Van Wiechenonderzoek<br />

• VTO taal 2-jarigen (VTO)<br />

Alle bovenstaande screeningsinstrumenten, behalve de tweetalige Lexiconlijsten, zijn<br />

ontwikkeld met het doel taalachterstand bij kinderen met Nederlands als eerste taal op<br />

te sporen. De oorzaak <strong>van</strong> deze taalachterstand kan zowel een taalontwikkelingsstoornis<br />

als een blootstellingsachterstand in de eerste taal zijn.<br />

Alleen de tweetalige Lexiconlijsten zijn ontwikkeld voor meertalige kinderen met een<br />

eerste taal anders dan Nederlands (nl. Turks, Tarifit-Berbers, Marokkaans-Arabisch).<br />

Het zijn de enige instrumenten voor het opsporen <strong>van</strong> taalontwikkelingsstoornissen bij<br />

deze groep. Voor meertalige kinderen met een andere eerste taal zijn er geen<br />

instrumenten beschikbaar. Als de ouders voldoende Nederlands spreken wordt via hen<br />

wel navraag gedaan naar de eerste taal bij hun kind. Er zijn geen instrumenten<br />

ontwikkeld voor het signaleren <strong>van</strong> blootstellingsachterstand in het Nederlands als<br />

tweede taal door de JGZ.<br />

Uit de inventarisatie <strong>van</strong> de huidige werkwijze bij de JGZ 0-4-jarigen en 5-6-jarigen<br />

komt naar voren dat er in de praktijk zeer veel verschillende verwijsprotocollen en<br />

werkwijzes in gebruik zijn, met een variatie aan (combinaties <strong>van</strong>) instrumenten.<br />

De volgende instrumenten met een afnameduur <strong>van</strong> meer dan 10 minuten werden<br />

gevonden: LSI incl. taalscreeningsinstrument (TSI) voor 3-, 4-, 5-jarigen,<br />

schoolvragenlijst (SVL) en oudervragenlijst (OVL); Peabody Picture Vocabulary Test-<br />

III-NL (PPVT-III-NL); Taalstandaard.<br />

1b. Wat zijn de risicofactoren voor taalachterstand?<br />

De meest consistent ge<strong>rapport</strong>eerde risicofactoren voor specifieke taalontwikkelingsstoornissen<br />

bij overig ‘gezonde’ kinderen zijn spraak- en taalachterstand in de familie,<br />

mannelijk geslacht en perinatale risicofactoren (Nelson et al, 2006). Andere<br />

risicofactoren die minder vaak ge<strong>rapport</strong>eerd worden zijn lage opleiding <strong>van</strong> de moeder<br />

en vader, kinderziekten, laat in de kinderrij <strong>van</strong> een gezin en gezinsgrootte. Risicofactor<br />

voor blootstellingsachterstand is (per definitie) onvoldoende blootstelling aan een


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 54 / 65<br />

bepaalde taal. Echter, als de blootstellingsachterstand een tweede taal betreft zijn er<br />

geen aanwijzingen dat dit een risicofactor voor een specifieke of niet-specifieke<br />

taalontwikkelingsstoornis zou zijn: normaal gesproken is er geen probleem met het<br />

aanleren <strong>van</strong> een tweede taal.<br />

Het gebruik <strong>van</strong> risicofactoren voor selectieve screening op taalachterstand in de eerste<br />

taal (het screenen <strong>van</strong> alleen de kinderen met één of meer risicofactoren) is niet<br />

geëvalueerd. Voor zover ons bekend is er geen lijst <strong>van</strong> specifieke risicofactoren<br />

ontwikkeld die werkers in de eerste lijns gezondheidszorg kan helpen met deze<br />

voorselectie.<br />

2. Wat is bekend over de testeigenschappen <strong>van</strong> deze instrumenten? En bij gebrek aan<br />

onderzoek: wat zijn de verwachtingen <strong>van</strong> experts hier<strong>van</strong>?<br />

Een beschrijving <strong>van</strong> de testeigenschappen <strong>van</strong> de verschillende instrumenten staat in<br />

paragraaf 5.2 en in bijlage C. Van de psychometrische eigenschappen zijn vooral de<br />

sensitiviteit en specificiteit <strong>van</strong> belang. Deze zijn nodig om te kunnen schatten hoeveel<br />

kinderen voor vervolgonderzoek in aanmerking komen en hoeveel kinderen met een<br />

taalachterstand gemist zullen worden bij de screening. Op basis <strong>van</strong> de bevindingen in<br />

paragraaf 5.2 en bijlage C hebben we de volgende conclusies getrokken. Algemeen<br />

geldt dat de psychometrische eigenschappen <strong>van</strong> de verschillende testen niet<br />

rechtstreeks met elkaar vergelijkbaar zijn doordat er verschillende onderzoeksmethodieken<br />

werden gehanteerd om tot de resultaten te komen. Verder concluderen we:<br />

• Voor het VTO taal 2-jarigen instrument wordt een sensitiviteit <strong>van</strong> 24-52%<br />

ge<strong>rapport</strong>eerd, afhankelijk <strong>van</strong> de gekozen definitie voor taalachterstand. D.w.z. dat<br />

de helft tot driekwart <strong>van</strong> de kinderen met een taalachterstand gemist wordt. De<br />

bijbehorende specificiteit is 97-98%.<br />

• De eigenschappen <strong>van</strong> de Lexilijst Nederlands, Lexiconlijsten Turks-Nederlands,<br />

Tarifit-Berbers-Nederlands en Marokkaans-Arabisch-Nederlands, de Lexilijst<br />

Begrip, en de SNEL zijn niet overtuigend of slechts deels vastgesteld. Bij geen <strong>van</strong><br />

deze instrumenten zijn sensitiviteit en specificiteit ge<strong>rapport</strong>eerd.<br />

• De eigenschappen <strong>van</strong> de N-CDIs Lijsten voor Communicatieve Ontwikkeling<br />

Korte vormen, de NRT, en het Van Wiechenonderzoek zijn onbekend.<br />

In de deskundigencommissie zijn de instrumenten niet systematisch besproken. De<br />

leden die vertrouwd zijn met het beoordelen <strong>van</strong> testeigenschappen hebben in de meeste<br />

gevallen zelf één of meer <strong>van</strong> de genoemde instrumenten ontwikkeld. Zij hebben hoge<br />

verwachtingen over de eigen instrumenten.<br />

3. Wat is de uitvoerbaarheid <strong>van</strong> elk <strong>van</strong> de instrumenten volgens de literatuur (en evt.<br />

volgens inschatting <strong>van</strong> JGZ-artsen of uit een pilot-onderzoek)?<br />

Een beschrijving <strong>van</strong> de uitvoerbaarheid <strong>van</strong> de verschillende instrumenten staat in<br />

paragraaf 5.2 en in bijlage C. Op basis hier<strong>van</strong> hebben we de volgende conclusies<br />

getrokken:<br />

• Zowel de GMS, Lexilijsten Nederlands en Begrip, de SNEL, het VTO taal 2-jarigen<br />

instrument, en het Van Wiechenonderzoek komen op grond <strong>van</strong> het doel, de<br />

doelgroep, en de uitvoerbaarheid in aanmerking voor gebruik door de JGZprofessionals<br />

als instrument voor de algemene populatie Nederlandstalige 2- tot 3jarigen.<br />

• GMS, Van Wiechenonderzoek en SNEL komen daarnaast ook in aanmerking voor<br />

jongere en oudere kinderen. Voordeel <strong>van</strong> het Van Wiechenonderzoek is dat het<br />

deel uitmaakt <strong>van</strong> het Basistakenpakket en dus al op grote schaal wordt gebruikt.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 55 / 65<br />

Algemeen gebruik <strong>van</strong> de GMS ligt minder voor de hand omdat deze is<br />

doorontwikkeld tot de SNEL.<br />

• De tweetalige Lexiconlijsten Turks-Nederlands, Tarifit-Berbers-Nederlands en<br />

Marokkaans-Arabisch-Nederlands zijn de enige instrumenten ontwikkeld voor<br />

meertalige kinderen. Knelpunt is de non-respons: de respons was 54% ondanks<br />

responsbewaking. Maar niet uitgesloten kan worden dat dit ook bij eventueel nieuw<br />

ontwikkelde instrumenten voor deze doelgroep het geval zal zijn.<br />

• De N-CDIs korte vormen komen niet in aanmerking <strong>van</strong>wege de woordkeuze: veel<br />

<strong>van</strong> de woorden en zinnen zijn Vlaams en daardoor niet bekend bij <strong>Nederlandse</strong><br />

kinderen.<br />

• Op grond <strong>van</strong> de lange afnameduur, het vereiste deskundigheidsniveau en/of de<br />

doelgroep komen de NRT, de LSI, Peabody Picture Vocabulary Test-III-NL en de<br />

Taalstandaard niet in aanmerking. De LSI wordt nu veel gebruikt bij de screening<br />

<strong>van</strong> 5-jarigen.<br />

De inschatting <strong>van</strong> de uitvoerbaarheid <strong>van</strong>uit de JGZ hebben we verkregen via een<br />

vragenlijstonderzoek bij de JGZ 0-4 jaar (paragraaf 6.1). De uitvoerbaarheid <strong>van</strong> het<br />

Van Wiechenonderzoek, de GMS en SNEL werd goed tot zeer goed gevonden voor<br />

gebruik bij alle kinderen. De andere instrumenten werden soms minder geschikt<br />

gevonden voor gebruik bij alle kinderen (zie tabel 6.2, eerste kolom). De<br />

uitvoerbaarheid bij gebruik op indicatie werden voor bijna alle instrumenten vaker goed<br />

tot zeer goed bevonden. Verder oordeelt de JGZ grotendeels positief over de<br />

bruikbaarheid <strong>van</strong> de meeste instrumenten voor het bepalen <strong>van</strong> het vervolgtraject (tabel<br />

6.2).<br />

Omdat de verschillende instrumenten inhoudelijk veel overeenkomsten hebben, is het<br />

aan te bevelen na te gaan of onderdelen <strong>van</strong> de verschillende instrumenten samen te<br />

voegen zijn tot één nieuw instrument. Ook zou nagegaan moeten worden of dit<br />

instrument kan worden geïntegreerd met het Van Wiechenonderzoek, omdat deze al<br />

door alle JGZ-organisaties wordt gebruikt.<br />

4a. Welke discipline moet deze test uitvoeren, hoeveel tijd is ermee gemoeid en wat zijn<br />

de kosten in de JGZ, bij andere uitvoerenden en in het natraject (diagnostiek en<br />

behandeling)?<br />

In bijlage C wordt beschreven welke discipline een instrument kan afnemen, hoeveel<br />

tijd de afname kost en hoe hoog de kosten <strong>van</strong> aanschaf en training zijn. De Lexilijst<br />

Nederlands, tweetalige Lexiconlijsten, Lexilijst Begrip, N-CDI, SNEL, Van Wiechen,<br />

VTO taal 2-jarigen vereisen geen speciale deskundigheid en kunnen worden afgenomen<br />

door JGZ-arts of JGZ-verpleegkundige. Training is alleen nodig voor het Van Wiechen<br />

onderzoek, maar dit brengt geen extra kosten met zich mee omdat het al overal in de<br />

JGZ in gebruik is. De NRT, LSI (of TSI), Peabody Picture Vocabulary Test-III-NL<br />

(PPVT-III-NL) en Taalstandaard moeten worden afgenomen door mensen met<br />

logopedisch deskundigheidsniveau. De PPVT-III-NL kan ook afgenomen worden door<br />

bijvoorbeeld een remedial teacher, orthopedagoog of anderen met ervaring met<br />

testafnamen. Bij de meeste instrumenten zijn er kosten verbonden aan de aanschaf <strong>van</strong><br />

scoreformulieren, handleidingen en/of materiaal. Uitzondering is de SNEL (deze is<br />

gratis).<br />

De kosten worden echter vooral bepaald door de afnametijd <strong>van</strong> een instrument binnen<br />

de JGZ en het aantal kinderen dat op basis <strong>van</strong> de screeningsuitslag nader onderzocht<br />

moet worden (binnen de JGZ of in het natraject) en behandeld moet worden. Afname


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 56 / 65<br />

<strong>van</strong> de SNEL en het Van Wiechenonderzoek duurt 2-3 minuten. Naar schatting kosten<br />

de Lexilijst Nederlands en de Lexilijst Begrip ook ongeveer 2-3 minuten, mits deze<br />

thuis door de ouders zijn ingevuld. De tweetalige Lexiconlijsten kosten iets meer tijd<br />

omdat er meer optellingen <strong>van</strong> woordscores nodig zijn, maar deze vergen minder dan 5<br />

minuten tijd. Afname <strong>van</strong> het VTO taal 2-jarigen instrument duurt iets langer, namelijk<br />

ongeveer 5 minuten, omdat de test in gespreksvorm wordt afgenomen. De overige<br />

instrumenten (NRT, PPVT-III-NL, LSI en Taalstandaard) kosten 10 minuten of meer.<br />

Het aantal kinderen dat op basis <strong>van</strong> de screeningsuitslag nader onderzocht moet<br />

worden (binnen de JGZ of in het natraject) is niet alleen afhankelijk <strong>van</strong> het instrument<br />

zelf, maar ook <strong>van</strong> de keuze <strong>van</strong> het verwijscriterium, d.w.z. het afkappunt <strong>van</strong> een<br />

instrument waarbij verwijzing geïndiceerd is. Bij een hoge specificiteit hebben weinig<br />

kinderen zonder taalachterstand een onvoldoende uitslag op de test; er zijn dan weinig<br />

onterechte vervolgonderzoeken nodig (weinig vals-positieven). Bij een hoge<br />

sensitiviteit blijven er weinig kinderen met een taalachterstand onontdekt (weinig valsnegatieven).<br />

Deze twee eigenschappen hangen met elkaar samen: door te variëren met<br />

het verwijscriterium wordt de sensitiviteit groter en de specificiteit kleiner, of<br />

andersom. Van slechts één instrument met afnametijd


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 57 / 65<br />

<strong>van</strong> spraak- of taalstoornissen daarom als gemeentelijke taak op het gebied <strong>van</strong><br />

opsporing en preventie door de JGZ vastgelegd.<br />

Aanvullend dient opgemerkt te worden dat het voorkómen <strong>van</strong> taalachterstanden beter<br />

is dan vroegtijdige opsporing er<strong>van</strong>. Hiertoe zijn in de JGZ dan ook initiatieven<br />

ontwikkeld, zoals taalstimuleringsprogramma’s voor 0- tot 2-jarigen. De gemeente is<br />

opdrachtgever hiervoor. In het tweede deel<strong>rapport</strong> <strong>van</strong> dit project wordt ge<strong>rapport</strong>eerd<br />

wat er bekend is over de effectiviteit hier<strong>van</strong> (Van der Ploeg et al, 2007). Verder zou<br />

overwogen kunnen worden kinderen die een lage blootstelling (hoeveelheid en<br />

kwaliteit) <strong>van</strong> het Nederlands hebben naar een peuterspeelzaal of voorschool te laten<br />

gaan, waar Nederlands <strong>van</strong> goede kwaliteit wordt gesproken en het kind gestimuleerd<br />

wordt (zie tweede deel<strong>rapport</strong>).<br />

5. Wat is bekend over de effectiviteit <strong>van</strong> logopedische interventies bij kinderen met een<br />

taalachterstand en kinderen met een spraakstoornis?<br />

Niet alle problemen die een taalachterstand veroorzaken zijn effectief te behandelen. De<br />

via de spraaktaalscreening op te sporen kinderen zouden de kinderen moeten zijn met<br />

problemen waarvoor effectieve interventies beschikbaar zijn, die bovendien extra<br />

gezondheidswinst geven als deze op jongere leeftijd dan gebruikelijk (dus zonder<br />

screening) kunnen worden ingezet. De wetenschappelijke vakliteratuur beschrijft<br />

interventies om fonologische stoornissen, expressieve en/of receptieve taalstoornissen te<br />

verbeteren. Uit een meta-analyse kwamen goede aanwijzingen dat interventies gericht<br />

op een deel <strong>van</strong> de groep kinderen met een specifieke spraaktaalstoornis effectief is,<br />

namelijk therapie gericht op kinderen met expressieve moeilijkheden op het vlak <strong>van</strong> de<br />

fonologie en woordenschat. Het gaat hierbij echter vooral om effectiviteit op korte<br />

termijn. Effectiviteit op de langere termijn is onbekend door gebrek aan onderzoek<br />

hiernaar.<br />

6. Welke taal- en spraakscreeningsinstrumenten worden geselecteerd op basis <strong>van</strong> de<br />

antwoorden <strong>van</strong> vraag 1-4 als meest geschikt voor landelijke implementatie? Als blijkt<br />

dat er op basis <strong>van</strong> bestaande (kennis over) screeningsinstrumenten geen keuze<br />

gemaakt kan worden, zullen de meest veelbelovende screeningsinstrumenten<br />

geselecteerd worden voor een vervolgonderzoek.<br />

De testeigenschappen sensitiviteit en specificiteit zijn uitsluitend beschikbaar voor het<br />

VTO taal 2-jarigen instrument. Bij dit instrument is gekozen voor een hoge specificiteit,<br />

ten koste <strong>van</strong> een erg lage sensitiviteit. Van de overige instrumenten zijn geen of geen<br />

overtuigende gegevens over de sensitiviteit en specificiteit aanwezig. Inhoudelijk zijn<br />

alle beoordeelde screeningsinstrumenten, behalve de tweetalige Lexiconlijsten,<br />

ontwikkeld met hetzelfde doel, namelijk taalachterstand (door een ontwikkelingsstoornis<br />

of door onvoldoende blootstelling) bij kinderen met Nederlands als eerste taal<br />

op sporen. Het is dus niet mogelijk om een screeningsinstrument voor landelijke<br />

implementatie te kiezen op basis <strong>van</strong> sensitiviteit en specificiteit of doel <strong>van</strong> de<br />

instrumenten. Op basis <strong>van</strong> uitvoerbaarheid komt een aantal instrumenten in<br />

aanmerking, nl. het Van Wiechenonderzoek, de SNEL, het VTO-taal 2-jarigen, de<br />

Lexilijst Nederlands en de Lexilijst Begrip voor Nederlandstalige kinderen (zie vraag<br />

3).<br />

De tweetalige Lexiconlijsten zijn de enige instrumenten die werden ontwikkeld en<br />

genormeerd voor meertalige kinderen met een eerste taal anders dan het Nederlands (nl.<br />

Turks, Tarifit-Berbers, Marokkaans-Arabisch). Uitgebreider onderzoek naar de<br />

normering er<strong>van</strong> en vervolgens de testeigenschappen is echter nodig. Voor kinderen


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 58 / 65<br />

met een eerste taal anders dan Turks, Tarifit-Berbers, Marokkaans-Arabisch zijn er geen<br />

instrumenten om taalontwikkelingsstoornissen op te sporen. Op dit moment is het dus<br />

een probleem om een taalachterstand in de eerste taal <strong>van</strong> anderstalige kinderen te<br />

ontdekken: hiervoor zijn nog geen voldoende onderbouwde instrumenten beschikbaar,<br />

en globale beoordeling <strong>van</strong> de taal <strong>van</strong> het kind door de JGZ-medewerker is meestal<br />

niet mogelijk omdat de JGZ-medewerker de taal niet kent. Als de ouders voldoende<br />

Nederlands spreken kan via hen wel navraag gedaan worden naar de eerste taal bij hun<br />

kind. We bevelen aan om instrumenten of hulpmiddelen voor de JGZ te ontwikkelen<br />

waarmee de eerste taal <strong>van</strong> anderstalige kinderen kan worden beoordeeld. Hierbij<br />

denken we aan nader onderzoek naar de genoemde tweetalige Lexiconlijsten. Voor<br />

talen die in mindere mate voorkomen in Nederland is het niet efficiënt om een<br />

tweetalige Lexiconlijst te ontwikkelen. Om ook die eerste talen te kunnen beoordelen, is<br />

het wellicht mogelijk via de ouders de mijlpalen in de taalontwikkeling na te vragen op<br />

een gestructureerde wijze.<br />

7. Is er voldoende wetenschappelijke onderbouwing beschikbaar voor het ontwikkelen<br />

<strong>van</strong> een richtlijn door de beroepsgroepen voor uniforme, effectieve spraaktaalscreening<br />

voor kinderen <strong>van</strong> 1 tot 6 jaar?<br />

Er is onvoldoende wetenschappelijke basis voor het installeren <strong>van</strong> een formele<br />

spraaktaalscreening, waarbij uitsluitend op basis <strong>van</strong> een test besloten wordt of nader<br />

diagnostisch onderzoek gewenst is. Dit komt vooral omdat er onvoldoende kennis is<br />

over de effectiviteit een dergelijk programma; er is niet overtuigend aangetoond dat de<br />

voordelen <strong>van</strong> screenen op wegen tegen de nadelen er<strong>van</strong>. Een gefundeerde keuze voor<br />

een bepaald screeningsinstrument kan bovendien niet gemaakt worden. Internationaal,<br />

en ook in Nederland, wordt echter algemeen aangenomen dat vroegtijdige opsporing<br />

nuttig is. Daarom heeft de <strong>Nederlandse</strong> overheid de opsporing <strong>van</strong> spraaktaalachterstanden<br />

verplicht gesteld. Dit moet daarom zo goed mogelijk uitgevoerd worden.<br />

Evenals Law (1998) bevelen we een minder formele vorm <strong>van</strong> screenen aan, namelijk<br />

signaleren <strong>van</strong> taalachterstanden door gebruik te maken <strong>van</strong> de ervaring <strong>van</strong><br />

professionals in de JGZ. Uit de inventarisatie <strong>van</strong> de huidige werkwijze bij de JGZ 0-4jarigen<br />

en 5-6-jarigen blijkt dat er op lokaal niveau zeer veel verschillende protocollen<br />

in gebruik zijn. Negentig procent <strong>van</strong> de JGZ 0-4-jarigenorganisaties geeft verder aan<br />

dat zij behoefte hebben aan een landelijke richtlijn. We bevelen daarom aan de<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> een dergelijke richtlijn zo spoedig mogelijk te starten. In de richtlijn<br />

moeten afspraken worden vastgelegd over de uitvoering <strong>van</strong> de signalering, het<br />

doorverwijzen <strong>van</strong> kinderen en de monitoring/evaluatie hier<strong>van</strong>.<br />

Omdat er weinig bekend is over de effectiviteit <strong>van</strong> screeningsprogramma’s op het<br />

gebied <strong>van</strong> spraak en taal, en de screeningsinstrumenten ook niet goed vergeleken<br />

kunnen worden, zal de richtlijn voor een groot deel op basis <strong>van</strong> consensus <strong>van</strong><br />

deskundigen ontwikkeld moeten worden. Omdat de effectiviteit <strong>van</strong> screenen niet<br />

aangetoond is zal voor de signalering een vorm moeten worden gekozen waarbij de<br />

nadelen die altijd aan een dergelijk programma verbonden zijn, beperkt blijven. Om dit<br />

te bereiken moet dan eerder worden gekozen voor een vorm met een hoge specificiteit<br />

(weinig fout-positieve uitslagen) dan voor een vorm met een hoge sensitiviteit (weinig<br />

gemiste kinderen met taalachterstand). Onderdeel <strong>van</strong> de richtlijn zou een inhoudelijke<br />

beoordeling <strong>van</strong> de instrumenten kunnen zijn. Hierbij is het aan te bevelen na te gaan of<br />

onderdelen <strong>van</strong> de verschillende instrumenten samen te voegen zijn tot één nieuw<br />

instrument ter ondersteuning <strong>van</strong> de signalering. Dit instrument zou dan opgenomen<br />

kunnen worden in de richtlijn. Ook zou nagegaan moeten worden of dit instrument kan<br />

worden geïntegreerd met het Van Wiechenonderzoek, omdat deze al door alle JGZ-


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 59 / 65<br />

organisaties wordt gebruikt. Als integratie tot één instrument niet mogelijk is, kunnen<br />

de bestaande instrumenten inhoudelijk beschreven worden in de richtlijn, zodat<br />

organisaties, totdat een landelijke keuze voor een bepaald instrument mogelijk is, op<br />

een geïnformeerde manier kunnen kiezen óf ze een instrument gaan gebruiken ter<br />

ondersteuning <strong>van</strong> de signalering, en zo ja, welk instrument.<br />

Een ander onderwerp in de richtlijn zou moeten zijn hoe onderscheid tussen een<br />

ontwikkelingsstoornis en een achterstand door onvoldoende blootstelling aan taal<br />

gemaakt kan worden. Er zijn geen screeningsinstrumenten om een<br />

blootstellingsachterstand <strong>van</strong> het Nederlands op te sporen. Toch kan de JGZ<br />

vermoedelijk een rol spelen bij het vaststellen <strong>van</strong> de oorzaak “onvoldoende<br />

blootstelling” als een taalachterstand in het Nederlands wordt geconstateerd. Hiervoor is<br />

het wenselijk dat er een instrument wordt ontwikkeld voor de JGZ waarmee de<br />

taalomgeving <strong>van</strong> het kind zo goed mogelijk in kaart gebracht kan worden. Hiertoe zijn<br />

al initiatieven genomen (o.a. Sluijmers et al, 2005; Blumenthal en Julen;<br />

www.monitorgezondheid.nl). De JGZ noteert op dit moment de taalomgeving in korte<br />

vorm in het Integraal Kinddossier JGZ. Uiteraard moet ook de ontwikkeling <strong>van</strong> het<br />

kind betrokken worden bij het vaststellen <strong>van</strong> de vermoedelijke oorzaak <strong>van</strong> de<br />

taalachterstand. In het tweede deel<strong>rapport</strong> (<strong>van</strong> der Ploeg et al, 2007) wordt uitgebreider<br />

op dit onderwerp ingegegaan.<br />

Een suggestie voor vervolgonderzoek is het monitoren <strong>van</strong> de uitkomsten <strong>van</strong> de<br />

signalering <strong>van</strong> spraaktaalachterstanden in verschillende regio’s in Nederland, en dit<br />

koppelen aan de regionaal gebruikte protocollen. Bij elk <strong>van</strong> de JGZ-organisaties die<br />

voor een screeningsinstrument hebben gekozen moet dan worden bijgehouden hoeveel<br />

Nederlandstalige kinderen een afwijkende testuitslag krijgen, hoeveel hier<strong>van</strong> er gevolg<br />

geven aan de verwijzing naar multidisciplinaire diagnostiek (MDD), wat de uitkomst<br />

<strong>van</strong> de MDD is (wel/geen taalachterstand) en of er behandeling ingezet wordt. Ter<br />

vergelijking zouden de gegevens over MDD en behandeling ook moeten worden<br />

verzameld bij JGZ-organisaties die geen screeningsinstrument gebruiken, maar<br />

uitsluitend op basis <strong>van</strong> het oordeel/de inschatting <strong>van</strong> de professional handelen. De<br />

waarde <strong>van</strong> elk <strong>van</strong> de gehanteerde protocollen wordt duidelijk en ook de resultaten <strong>van</strong><br />

de implementatie <strong>van</strong> een eventuele landelijke richtlijn zou kunnen worden<br />

geëvalueerd. De positief voorspellende waarde <strong>van</strong> elk <strong>van</strong> de instrumenten kan dan<br />

worden bepaald, en de specificiteit kan worden benaderd. In deze opzet blijft de<br />

sensitiviteit (hoeveel kinderen met taalachterstand worden daadwerkelijk opgespoord)<br />

onbekend, omdat je niet weet hoeveel kinderen met een taalachterstand onontdekt<br />

blijven. De effectiviteit <strong>van</strong> de signalering kan wellicht zelfs onderzocht worden als het<br />

resultaat <strong>van</strong> de taalscreening op kleuterleeftijd worden geregistreerd.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 60 / 65


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 61 / 65<br />

8 Referenties<br />

Aarts G. Effecten <strong>van</strong> Vroegbehandeling: Een voorschoolse behandelvorm voor<br />

kinderen met spraak-taal- en/of gehoorproblemen. Nijmegen: Radboud Universiteit<br />

Nijmegen, 2007. Afstudeerscriptie in het kader <strong>van</strong> master Pedagogische<br />

Wetenschappen.<br />

Agt HME <strong>van</strong>, Koning HJ de. Vroegtijdige onderkenning taalontwikkelingsstoornissen<br />

0-3 jaar. 8 jaar follow-up studie. Rotterdam: Erasmus Medisch Centrum, 2005.<br />

Agt HME <strong>van</strong>, Schlichting JEPT, Koning HJ de. Taalachterstand opsporen in de grote<br />

steden. Rotterdam: Erasmus Medisch Centrum, 2006.<br />

Blumenthal M, Julen M. Anamnese meertaligheid. Taalaanbod en attitudes t.o.v.<br />

betrokkene talen. Koninklijke Effatha Guyot groep. Te downloaden via: http://www.acamsterdam.nl/extern/info_alg/meertaligheid/Anamnese%20meertaligheid.doc<br />

Brink <strong>van</strong> der WP, Mellenbergh GJ. Testleer en testconstructie. Amsterdam: Boom,<br />

1998.<br />

Drenth PJD, Sijtsma K. Testtheorie: inleiding in de theorie <strong>van</strong> de psychologische test<br />

en zijn toepassingen. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum, 1990.<br />

Edventure. Rapport Logopedie. Inventariserend onderzoek onder de leden <strong>van</strong><br />

EDventure naar de dienstverlening op het terrein <strong>van</strong> logopedie in het primair<br />

onderwijs. Den Haag, 2004<br />

Enderby P, Emerson J. Speech and language therapy: does it work?. Brit J Med<br />

1996;312:1655-58.<br />

Everdingen <strong>van</strong> JJE, Burgers JS, Assendelft WJJ, Swinkels JA, Barneveld TA <strong>van</strong>,<br />

Klundert JLM <strong>van</strong> de. Evidence-based richtlijnontwikkeling: een leidraad voor de<br />

praktijk. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum, 2004.<br />

Fahrenfort J, Gerritsen E. Normering en gebruik TSI: tien jaar later. Logoped Foniat<br />

1999; 9:186-192.<br />

Franken, MC. Vijftig jaar behandeling <strong>van</strong> stotteren bij jonge kinderen. Ned Tijschr<br />

Geneeskd 2004;148(33)1622-1626.<br />

Gerrits, E. Taaldiagnostiek bij meertalige kinderen: Problemen en oplossingen.<br />

Toegepaste Taalwetenschap in Artikelen 2005;74(2) 169-77.<br />

Gerritsen FME. VTO Taalscreenings-instrument (TSI) voor 3-, 4-, en 5-jarigen.<br />

Handleiding en verantwoording. Lisse; Swets & Zeitlinger, 1994.<br />

Goetry V, Nossent C, Hecke P <strong>van</strong>. Taalontwikkelings- en leerstoornissen: een<br />

literatuuronderzoek in opdracht <strong>van</strong> het Rijksinstituut voor Ziekte- en<br />

Invaliditeitsverzekering. Brussel; RiZiv, Maart 2006.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 62 / 65<br />

Goorhuis-Brouwer SM, Lucht F <strong>van</strong> der. Signaleren <strong>van</strong> taalontwikkelingsstoornissen.<br />

Tijdschr Jeugdgezondheidsz 1995;27(5):79-82.<br />

Goorhuis-Brouwer SM, Knijff WA. Efficacy of speech therapy in children with<br />

language disorders: specific language impairment compared with language impairment<br />

in comorbidity with cognitive delay. Int J Pediatric Otolaryngol 2002;63:129-136.<br />

Goorhuis-Brouwer SM, Knijf WA. Language disorders in Young children: when is<br />

speech therapy recommended. Int J Pediatric Otolaryngol 2003;67:525-529.<br />

Goorhuis-Brouwer SM. Babylonische spraakverwarring. Over taalachterstanden en<br />

effecten <strong>van</strong> therapie. Symposium “Dolgedraaid; mogen peuters nog peuteren en<br />

kleuters nog kleuteren? Visies op de vroegkinderlijke ontwikkeling en de<br />

beïnvloedbaarheid daar<strong>van</strong>” Groningen: AZG Groningen, 4 maart, 2005<br />

Goorhuis-Brouwer SM, Luinge, ML, Post, WJ. Spreeknormen voor jonge kinderen: <strong>van</strong><br />

GMS naar SNEL. Tijdschrift JGZ, febr 2007.<br />

Jacobusse GW, Buuren S <strong>van</strong>, Verkerk PH. An interval scale for development of<br />

children aged 0-2 years. Stat Med 2006;25(13): 2272-2283.<br />

Knijff WA, Goorhuis-Brouwer SM. Therapie-effecten bij kinderen met specifieke en<br />

niet-specifieke taalstoornissen. Tijdschr Orthopedagogiek 2001;40:313-320.<br />

Knuijt S, Sondaar M, de Kleine MJK, Kollee LAA. Validation of a Dutch language<br />

screening instrument for 5-year-old preterm infants. Acta Paediatrica 2005;<br />

93(10):1372-1377.<br />

Koning HJ de, Ridder-Sluiter JG de, Agt HME <strong>van</strong>, Reep-<strong>van</strong> den Bergh, HA, Steg IJ<br />

<strong>van</strong> der, Korfage IJ, Polder JJ, Maas, PJ <strong>van</strong> der. Vroegtijdige onderkenning <strong>van</strong><br />

taalontwikkelingsstoornissen 0-3 jaar. Rotterdam: Erasmus Medisch Centrum, 2000.<br />

Koning HJ de, Ridder-Sluiter JG de, Agt HME <strong>van</strong>, Reep-<strong>van</strong> den Bergh, HA, Steg IJ<br />

<strong>van</strong> der, Korfage IJ, Polder JJ, Maas, PJ <strong>van</strong> der. A cluster- randomised trial of<br />

screening for language delay in toddlers. J Med Screen 2004;11: 09-116.<br />

Koning HJ de. Aandachtspunten eindverslag ZonMW. Programma Preventie. Projectnr.<br />

2100.0075.<br />

Laurent de Angulo MS, Brouwers-de Jong EA, Bijlsma-Schlosser JFM, Bulk-<br />

Bunschoten AMW, Pauwels JH, Steinbuch-Linstra I. Ontwikkelingsonderzoek in de<br />

Jeugdgezondheidzorg. Het <strong>van</strong> Wiechenonderzoek. De Baecke-Fassaert Motoriektest.<br />

Assen: Koninklijke <strong>van</strong> Gorcum, 2006.<br />

Law J, Boyle J, Harris F, Harkness, A. Screening for speech and language delay: a<br />

systematic review of the literature. Health Technology Asses 1998;2(9)1-184.<br />

Law J. Evaluating intervention for language impaired children: a review of the<br />

literature. Eur J Disorders Communication (1997); 32:1-4.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 63 / 65<br />

Law J, Garret Z, Nye C. Speech and language therapy interventions for children with<br />

primary speech and language delay or disorder. The Cochrane database of systematic<br />

reviews (2003), Issue 3.<br />

Leijenaar B. Eind<strong>rapport</strong>age Protocol Taaldiagnostiek Groningen (PTG), versie oktober<br />

2006.<br />

Luinge MR, Goorhuis-Brower SM, Post WJ. Taalproblemen bij kinderen <strong>van</strong> 0 tot 6<br />

jaar: een inventariserend onderzoek. Tijdschr Orthopedagogiek 2002;41:303-319.<br />

Luinge M. The language-screening instrument SNEL. Groningen: RU Groningen,<br />

2005. Proefschrift.<br />

LVT. Van brabbelen tot spreken. Richtlijnen voor een gewenste aanpak <strong>van</strong><br />

taalactiviteiten in de JGZ voor 0-4-jarigen. Bunnik, augustus 2002.<br />

Te downloaden via www.ggd.nl/kennisnet/<br />

Mackenbach JP, Maas PJ <strong>van</strong> der. Volksgezondheid en gezondheidszorg. 3e dr.<br />

Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg, 2004.<br />

McLean LK, WoodsCripe JW. The effectiveness of early intervention for children with<br />

communication disorders. In: Guralnick MJ, editor. The effectiveness of early<br />

interventions. Baltimore MD: Paul H Brookes, 1997.<br />

Nelson HD, Nygren P, Walker M, Panoscha,R. Screening for speech and language<br />

delay in preschool children: systematic evidence review for the US Preventive Services<br />

Task Force. Pediatrics 2006;117:e298-e319.<br />

NIP (Nederlands Instituut voor Psychologen). Beoordelingssysteem voor de kwaliteit<br />

<strong>van</strong> tests (www.cotan.nl), versie 2004.<br />

Nye C, Foster SH, Seaman D. Effectiveness of language intervention with language/<br />

learning disabled children. J Speech Hearing Dis 1987;52:348-357.<br />

Oberklaid F, Wake, M, Harris C, Hesketh K, Wright M. Child health screening and<br />

suveillance: a critial review of the evidence. National Health & Medical research<br />

Council, Australia, 15 maart 2002,<br />

http://www.nhmrc.gov.au/publications/_files/ch42.pdf<br />

Olthof E. Doctoraalscriptie<br />

Ploeg CPB <strong>van</strong> der, Lanting CI, Verkerk, PH. Signalering <strong>van</strong> spraak-/taalontwikkelingsstoornissen<br />

bij kleuters. Leiden: <strong>TNO</strong> Kwaliteit <strong>van</strong> Leven, 2005. Publ.<br />

nr. 2005.076.<br />

Ploeg CPB <strong>van</strong> der, Lanting CI, Verkerk, PH. Signalering <strong>van</strong> spraak-/taalontwikkelingsstoornissen<br />

bij kleuters. Tijdschr JGZ 2006;38(6):119-123.<br />

Ploeg CPB <strong>van</strong> der, Lanting CI, Verkerk, PH. Voor- en vroegschoolse educatie (VVE):<br />

rol <strong>van</strong> de jeugdgezondheidszorg. Deel<strong>rapport</strong> 2 behorend bij het project “Screening op<br />

taalachterstanden en spraakstoornissen bij kinderen <strong>van</strong> 1 tot 6 jaar door de<br />

jeugdgezondheidszorg” Leiden: <strong>TNO</strong> Kwaliteit <strong>van</strong> Leven, 2007. Publ.nr. 2007.095.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 64 / 65<br />

Raat H, Agt H <strong>van</strong>. Vroege onderkenning <strong>van</strong> spraak-taalstoornissen. Update<br />

programmeringsstudie JGZ, nov. 2005. In: 2e programmeringsstudie effectonderzoek<br />

Jeugdgezondheidszorg. Verslag <strong>van</strong> het literatuuronderzoek naar de effectiviteit <strong>van</strong><br />

JGZ-activiteiten uit het basistakenpakket JGZ. Van Leerdam FJM, Raat H, HiraSing<br />

RA, Amsterdam/Rotterdam/Leiden, nov. 2005.<br />

Reep-<strong>van</strong> den Bergh CMM, Koning HJ de, Ridder-Sluiter JG de, Lem GJ <strong>van</strong> der, Maas<br />

PJ <strong>van</strong> der. Prevalentie <strong>van</strong> taalontwikkelingsstoornissen bij kinderen. TSG 1998;<br />

76:311-317.<br />

Ridder JG de, Stege HA <strong>van</strong> der, Agt HME <strong>van</strong>, Koning HJ de, Verhoeven LTW. VTO<br />

taal 2-jarigen: handleiding. Amsterdam: Harcourt Test Publishers, 2006.<br />

Ridder-Sluiter H de. Vroegtijdige onderkenning <strong>van</strong> communicatieve ontwikkelingsstoornissen.<br />

Proefschrift RU Leiden, nov. 1990.<br />

Schlichting JEPT, Lutje Spelberg HC. Lexilijst Nederlands: een instrument om de<br />

taalontwikkeling te onderzoeken bij Nederlandstalige kinderen <strong>van</strong> 15-27 maanden in<br />

het kader <strong>van</strong> vroegtijdige onderkenning. Lisse: Swets test publishers, 2002.<br />

Schlichting JEPT, Lutje Spelberg HC. Taalscreening bij kinderen <strong>van</strong> 15-27 maanden<br />

met de Lexilijst. Tijdschrift JGZ 2003;3:49-53.<br />

Schlichting L. Lexiconlijsten, Marokkaans-Arabisch, Tarifit-Berbers en Turks.<br />

Instrumenten om de taalontwikkeling te onderzoeken bij jonge Marokkaanse en Turkse<br />

kinderen in Nederland. Amsterdam: JIP, 2006.<br />

Schlichting L. Peabody Picture Vocabulary Test-III-NL. Amsterdam: Harcourt Test<br />

Publishers, 2005.<br />

Slofstra-Bremer CF, Meulen Sj <strong>van</strong> der & Lutje Spelberg, H.G. De Taalstandaard.<br />

Amsterdam: Harcourt Test publishers, 2006.<br />

Slofstra-Bremer, CF, Meulen, Sj <strong>van</strong> der, Lutje Spelberg H.G. De Taalstandaard: een<br />

observatie-instrument voor taalonderzoek bij kinderen <strong>van</strong> 1;6-4;0 jaar. Logopedie en<br />

Foniatrie 9:268-275, 2006.<br />

Sluijmers J. Implementatie Protocol Taalontwikkeling Groningen. Amsterdam: GGD<br />

Amsterdam, 2006.<br />

Sluijmers J, Lindeboom R, Pijpers F, Kesler A. Verklaring <strong>van</strong> verschillen in<br />

Nederlands taalbegrip tussen Turkse en Marokkaanse peuters. Tijdschrift JGZ<br />

2005;6:102-106.<br />

Spaai GWG, Wenners-Lo-A-Njoe VT, Hameeteman-Hoekstra MA, Stege HA <strong>van</strong> der,<br />

Uilenburg N. Vroegsignalering VTO taal: een exploratief onderzoek naar de<br />

effectiviteit <strong>van</strong> een protocol voor risicoscreening. Amsterdam: Expertisecentrum Kind<br />

en Ontwikkeling, okt. 2006.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007 65 / 65<br />

Spaai GWG, <strong>van</strong> der Stege HA, Wenners-Lo-A-Njoe VT, Uilenburg N, Vermeij B.<br />

Taalscreening in de JGZ; 3-6 jaar. Amsterdam: Expertisecentrum Kind en<br />

Ontwikkeling, 2006.<br />

Stege HA <strong>van</strong> der, Ridder-Sluiter JG de, Manschot W, Slofstra-Bremer CF, Hoeben d.<br />

Begeleiding voor ouders <strong>van</strong> jonge kinderen met taal-/spraakontwikkelingsstoornsissen<br />

door Audiologische Centra. Eindverslag uitkomsten <strong>van</strong> het project Kangoeroe.<br />

December 2002.<br />

US Preventive Services Task Force. Screening for speech and Language Delay in<br />

Preschool Children: Recommendation Statement, 2006.<br />

Vandenbroucke JP, Hofman A. Grondslagen der epidemiologie. 4e dr. Utrecht: Bunge,<br />

1993.<br />

Wilson JMG, Jungner G. Principles and practice of screening for disease. Geneve:<br />

WHO, 1968. Public Health Papers no. 34.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

A Criteria waaraan elke screeningsprogramma moet<br />

voldoen (Wilson & Jungner, 1968; UK National<br />

Screening Committee, 2000)<br />

Bijlage A<br />

The condition<br />

1. The condition should be an important health problem.<br />

2. The epidemiology and natural history of the condition, including development from<br />

latent to declared disease, should be adequately understood and there should be a<br />

detectable risk factor, disease marker, latent period or early symptomatic stage.<br />

3. All the cost-effective primary prevention interventions should have been<br />

implemented as far as practicable.<br />

The test<br />

4. There should be a simple, safe, precise and validated screening test.<br />

5. The distribution of test values in the target population should be known and a<br />

suitable cut-off level defined and agreed.<br />

6. The test should be acceptable to the population.<br />

7. There should be an agreed policy on the further diagnostic investigation of<br />

individuals with a positive test result and on the choices available to those<br />

individuals.<br />

The treatment<br />

8 There should be an effective treatment or intervention for patients identified<br />

through early detection, with evidence of early treatment leading to better outcomes<br />

than late treatment.<br />

9 There should be agreed evidence based policies covering which individuals should<br />

be offered treatment and the appropriate treatment to be offered.<br />

10 Clinical management of the condition and patient outcomes should be optimised by<br />

all health care providers prior to participation in a screening programme.<br />

The screening programme<br />

11 There should be evidence from high quality Randomised Controlled Trials that the<br />

screening programme is effective in reducing mortality or morbidity.<br />

12 There should be evidence that the complete screening programme (test, diagnostic<br />

procedures, treatment/ intervention) is clinically, socially and ethically acceptable<br />

to health professionals and the public.<br />

13 The benefit from the screening programme should outweigh the physical and<br />

psychological harm (caused by the test, diagnostic procedures and treatment).<br />

14 The opportunity cost of the screening programme (including testing, diagnosis and<br />

treatment) should be economically balanced in relation to expenditure on medical<br />

care as a whole.<br />

15 There should be a plan for managing and monitoring the screening programme and<br />

an agreed set of quality assurance standards.<br />

16 Adequate staffing and facilities for testing, diagnosis, treatment and programme<br />

management should be available prior to the commencement of the screening<br />

programme.<br />

17 All other options for managing the condition should have been considered (e.g.<br />

improving treatment, providing other services), to ensure that no more cost<br />

effective intervention could be introduced or current interventions increased within<br />

the resources available.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

Bijlage A<br />

18 Evidence-based information, explaining the consequences of testing, investigation<br />

and treatment, should be made available to potential participants to assist them in<br />

making an informed choice.<br />

19 Public pressure for widening the eligibility criteria for reducing the screening<br />

interval, and for increasing the sensitivity of the testing process, should be<br />

anticipated. Decisions about these parameters should be scientifically justifiable to<br />

the public.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

B Leden begeleidingscommissie spraaktaal<br />

Mw. drs. A.C.S. Atzema, directeur, GGD Nederland<br />

Dhr. dr. H. <strong>van</strong> Balkom, Pontem (voorheen Viataal/Effatha)<br />

Mw. drs. M. Blumenthal, Kenniscentrum Meertaligheid<br />

Mw. M. Boersma, beleidsmedewerker, NVLF<br />

Mw. drs. H. Bots, arts M&G, Van Wiechencommissie<br />

Mw. drs. G. <strong>van</strong> den Brink, directeur, NSDSK<br />

Mw. drs. B. Carmiggelt, AJN<br />

Mw. L. Dieleman, GGD Zeeland<br />

Mw. prof. dr. S.M. Goorhuis-Brouwer, orthopedagoog, UMCG<br />

Mw. drs. S. Hoedjes, VWS (agendalid)<br />

Dhr. drs. J. Jawad, VNG (sinds januari 2007)<br />

Dhr. dr. H.J. de Koning, arts-epidemioloog, iMGZ/Erasmus MC<br />

Mw. prof. dr. A.M. Oudesluys-Murphy, LUMC<br />

Mw. dr. S. Peters, Expertisecentrum Nederlands<br />

Mw. dr. L. Schlichting<br />

Mw. drs. T. Snijders-de Vos, GGD Nederland<br />

Dhr. drs. M. Strik, Fenac (sinds januari 2007)<br />

Dhr. A. Verschoor, Oudervereniging FOSS<br />

Mw. J. de Vries, ActiZ<br />

Mw. L. Wijnalda, stafverpleegkundige, V&VN<br />

Leden projectteam<br />

Mw. drs. M. <strong>van</strong> Denderen-Lubbers, CB-arts, JGZ Noord-Kennemerland<br />

Mw. dr. C.I. Lanting, arts-epidemioloog, <strong>TNO</strong>-KvL<br />

Dhr. dr. F.I.M. Pijpers, clusterhoofd JGZ, GGD Amsterdam<br />

Mw. dr. C.P.B. <strong>van</strong> der Ploeg, epidemioloog, <strong>TNO</strong>-KvL<br />

Mw. drs. J.J. Sluijmers, coördinator logopedie, GGD Amsterdam<br />

Dhr. prof.dr. S.A. Reijneveld, arts M&G-epidemioloog, UMCG/<strong>TNO</strong>-KvL<br />

Dhr. dr. P.H. Verkerk, arts M&G-epidemioloog, <strong>TNO</strong>-KvL<br />

Bijlage B


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

C Overzicht <strong>van</strong> de signaleringsinstrumenten<br />

A. Instrumenten met een afnameduur <strong>van</strong> 10 minuten of minder<br />

Bijlage C<br />

1. Groninger Minimum Spreeknormen/ Groninger Diagnostische Spreeknormen<br />

Doel: Beoordelen spraak / taalontwikkeling in eerste taal, met name<br />

taalproductie<br />

Classificatie: Signaleringsinstrument<br />

Doelgroep: − Communicatieniveau: 12-72 maanden<br />

Uitvoerbaarheid: − Afnameduur: 2 minuten<br />

− Wijze <strong>van</strong> afname: Onmiddellijke observatie<br />

<strong>van</strong> het kind in combinatie<br />

met ouder<strong>rapport</strong>age<br />

− Uitvoerders: JGZ; arts of<br />

verpleegkundige<br />

− Gebruikersonafhankelijkheid: Ja<br />

− Situatieonafhankelijkheid: Ja<br />

− Materiaal (eenvoudig, kosten,<br />

verkrijgbaarheid):<br />

De beschrijving <strong>van</strong> de<br />

GMS staat in de<br />

gebruikershandleiding<br />

behorende bij het Integraal<br />

Kinddossier JGZ en is dus<br />

algemeen beschikbaar.<br />

− Training uitvoerder nodig: Nee<br />

− Wordt al door JGZ gebruikt: Ja, bij enkele organisaties<br />

− Pluspunten: − Geen informatie<br />

− Knelpunten: − Deskundigen uit de<br />

praktijk geven aan dat<br />

ouders weinig waarde<br />

hechten aan de<br />

uitkomst <strong>van</strong> het<br />

onderzoek.<br />

Beschrijving: Op basis <strong>van</strong> observaties <strong>van</strong> normale kinderen en<br />

literatuurgegevens werden mijlpalen in de ontwikkeling<br />

gedefinieerd. Door het stellen <strong>van</strong> korte gesloten vragen aan de<br />

ouders, aangepast aan de leeftijd <strong>van</strong> het kind, wordt<br />

onderzocht of een kind aan de minimum spreeknormen voor<br />

zijn leeftijd voldoet. Bij kinderen tussen de anderhalf en twee<br />

jaar vraagt men of het kind al woordjes zegt en zo ja, hoeveel.<br />

Bij kinderen tussen twee en drie vraagt men niet alleen naar<br />

het aantal woorden in een zin, maar ook naar de<br />

verstaanbaarheid. Vanwege kritiek op de beknoptheid <strong>van</strong> het<br />

instrument en de gerichtheid op taalproductie doorontwikkeld<br />

tot de SNEL (zie onder).


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

Normering: − Gedefinieerd (ja/nee): Ja<br />

− Gebaseerd op: Criterion-referenced. Dus<br />

vastgesteld op basis <strong>van</strong><br />

klinische praktijk, rekening<br />

houdende met de in de<br />

literatuur aangegeven<br />

individuele variaties.<br />

Vastgesteld in Groningse<br />

populatie 1 .<br />

Betrouwbaarheid: Geen informatie<br />

COTAN: − Beoordeeld door COTAN<br />

(ja/nee):<br />

Nee<br />

− Uitkomst: N.v.t.<br />

Bijlage C<br />

Validiteit:<br />

Waarde Referentie/ ‘gouden<br />

standaard’<br />

Soort steekproef N<br />

Sensitiviteit* 100% 1 Multidisciplinair onderzoek 537 kinderen 603<br />

(logopedisch onderzoek, werden op het<br />

KNO-onderzoek,<br />

consultatiebureau<br />

audiologisch onderzoek, (provincie<br />

pedagogisch onderzoek, Groningen)<br />

indien noodzakelijk gescreend, 66<br />

aangevuld met<br />

werden<br />

psychologisch onderzoek) gescreend op<br />

peuterspeelzaal<br />

(stad Groningen).<br />

Opm: Aard <strong>van</strong><br />

non-respons<br />

onduidelijk<br />

Specificiteit* 86% 1 idem idem<br />

* Opmerking: Door de auteurs ge<strong>rapport</strong>eerde validiteit. Herberekening door <strong>TNO</strong> op<br />

basis <strong>van</strong> de hele onderzoeksgroep geeft een sensitiviteit <strong>van</strong> 100% (95%<br />

betrouwbaarheidsinterval 72-100%) en een specificiteit <strong>van</strong> 98% (95%<br />

betrouwbaarheidsinterval 78-100%). Zie ook p. 19 in: Ploeg CPB <strong>van</strong> der, Lanting CI,<br />

Verkerk, PH. Signalering <strong>van</strong> spraak-/taalontwikkelingsstoornissen bij kleuters (2005).<br />

Leiden: <strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> 2005.076.<br />

Verwijscriteria: − Gedefinieerd (ja/nee): Nee<br />

Volgen <strong>van</strong><br />

ontwikkeling:<br />

Effectiviteit: Geen informatie<br />

− Longitudinale afname mogelijk<br />

(ja/nee):<br />

Conclusie: Beknopt instrument gericht op taalproductie <strong>van</strong> kinderen <strong>van</strong><br />

12-72 maanden. Is doorontwikkeld tot de SNEL. Gebaseerd op<br />

mijlpalen in de ontwikkeling en daardoor minder<br />

taalafhankelijk. Door het stellen <strong>van</strong> gesloten vragen aan de<br />

Ja


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

Bijlage C<br />

ouders, aangepast aan de leeftijd <strong>van</strong> het kind, wordt<br />

onderzocht of een kind aan de minimum spreeknormen voor<br />

zijn leeftijd voldoet. Normering op basis <strong>van</strong> klinische praktijk<br />

in de populatie rondom Groningen. Het onderzoek naar de<br />

validiteit is alleen gedaan in een steekproef <strong>van</strong> de populatie in<br />

Groningen. De sensitiviteit en de specificiteit werden<br />

vastgesteld met een zeer kleine steekproef, waardoor de<br />

betrouwbaar intervallen erg groot zijn. Over de effectiviteit<br />

<strong>van</strong> de test is op dit moment geen informatie beschikbaar.<br />

Resultaten ten aanzien <strong>van</strong> de validiteit zijn hoopgevend, maar<br />

onvoldoende onderbouwd..<br />

Referenties: 1 Goorhuis-Brouwer S M and Lucht F <strong>van</strong> der. “Signaleren<br />

<strong>van</strong> taalontwikkelingsstoornissen.” Tijdschr<br />

Jeugdgezondheidsz 27.5 (1995): 79-82.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

2. Lexilijst Nederlands<br />

Bijlage C<br />

Doel: Signaleren <strong>van</strong> achterstand in de vroege taalontwikkeling <strong>van</strong><br />

het Nederlands, met name taalproductie<br />

Classificatie: Signaleringsinstrument<br />

Doelgroep: − Communicatieniveau: 15 -27 maanden. Ook toepasbaar<br />

bij oudere kinderen mits de<br />

woordenschat tenminste niet hoger<br />

is dan het gemiddelde bij 27<br />

maanden.<br />

Uitvoerbaarheid: − Afnameduur: Ouders tellen het aantal<br />

aangekruiste items. Het door<br />

middel <strong>van</strong> normtabel omzetten <strong>van</strong><br />

ruwe scores in standaardscores kost<br />

1 minuut. In totaal naar schatting 2-<br />

3 minuten.<br />

− Wijze <strong>van</strong> afname: Vragenlijst aan de ouders<br />

− Uitvoerders: Logopedisten, artsen en<br />

verpleegkundigen in de JGZ en<br />

remedial teachers.<br />

− Gebruikersonafhankelijkheid:<br />

Ja<br />

− Situatieonafhanke- Ja<br />

lijkheid:<br />

− Materiaal<br />

(eenvoudig, kosten,<br />

verkrijgbaarheid):<br />

− Training uitvoerder<br />

nodig:<br />

− Wordt al door JGZ<br />

gebruikt:<br />

Handleiding en formulieren. Per set<br />

€ 150,50 excl. BTW. Via Harcourt.<br />

Nee<br />

Ja, bij enkele organisaties.<br />

− Pluspunten: − Wordt in de praktijk als<br />

gebruikersvriendelijk ervaren.<br />

− Geschikt gebleken om ouders te<br />

motiveren voor hulpverlening.<br />

− Knelpunten: Taalbegrip wordt niet meegenomen.<br />

Hiervoor is de verwante Lexilijst<br />

Begrip ontwikkeld.<br />

Beschrijving: De Lexilijst Nederlands is een lijst met woorden en zinnetjes,<br />

in totaal 274 items, die in de taal <strong>van</strong> jonge kinderen<br />

voorkomen. Ouders kruisen thuis op de lijst aan welke<br />

woorden en zinnetjes hun kind zegt. Het totale aantal<br />

aangekruiste items vormt de ruwe score, op basis waar<strong>van</strong> het<br />

kind door middel <strong>van</strong> normtabellen kan worden vergeleken<br />

met zijn of haar leeftijdsgroep.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

Bijlage C<br />

Normering: − Gedefinieerd (ja/nee): Ja<br />

− Gebaseerd op: Onderzoek onder 809<br />

proefpersonen, at random<br />

geselecteerd, 398 meisjes, 411<br />

jongens; 15-17 maanden oud;<br />

27 maanden oud;<br />

ondervertegenwoordiging laag<br />

SES niveau 1 .<br />

Betrouwbaarheid:<br />

Waarde Statistic Soort steekproef N<br />

Betrouwbaarheid Varieert over de<br />

leeftijdsgroepen<br />

<strong>van</strong> 0,94 tot<br />

0,99 1<br />

Pearson correlatie Er zijn twee 809<br />

tussen twee tests vergelijkbare<br />

(parallelvorm versies <strong>van</strong> de<br />

methode)<br />

Lexiconlijst, de A<br />

en B versie, zodat<br />

een er<strong>van</strong> als hertest<br />

gebruikt kan<br />

worden. De<br />

correlatie tussen de<br />

scores op de A- en<br />

B-versie werden<br />

berekend.)<br />

COTAN: − Beoordeeld door<br />

COTAN (ja/nee):<br />

Ja<br />

− Uitkomst: Uitgangspunten bij testconstructie:<br />

goed<br />

Kwaliteit <strong>van</strong> het testmateriaal: Goed<br />

Kwaliteit <strong>van</strong> de handleiding: Goed<br />

Normen: Voldoende<br />

Betrouwbaarheid: Goed<br />

Begripsvaliditeit: Voldoende<br />

Criteriumvaliditeit: Voldoende


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

Bijlage C<br />

Validiteit:<br />

Waarde Referentie/ ‘gouden Soort<br />

N<br />

standaard’<br />

steekproef<br />

Pearson correlatie 0,42<br />

(NB: betreft<br />

Lexilijst in de<br />

versie <strong>van</strong> 1995)<br />

2<br />

0,64 2<br />

0,72 2<br />

Reynell Test voor Ouders <strong>van</strong> 91<br />

Taalbegrip,<br />

kinderen <strong>van</strong> 21<br />

Test voor<br />

maanden oud<br />

Zinsontwikkeling<br />

en de Test voor<br />

Woordontwikkeling uit de<br />

Schlichting Test voor<br />

Taal productie<br />

Pearson correlatie 0,40<br />

(NB: betreft<br />

Lexilijst in de<br />

versie <strong>van</strong> 1995)<br />

2<br />

0,61 2<br />

0,65 2<br />

Reynell Test voor Ouders <strong>van</strong> 34-38<br />

Taalbegrip,<br />

prematuur<br />

Test voor<br />

geboren<br />

Zinsontwikkeling kinderen <strong>van</strong> 32<br />

en de Test voor<br />

Woordontwikkeling uit de<br />

Schlichting Test voor<br />

Taal productie<br />

maanden oud<br />

Pearson correlatie 0,54 3<br />

begrip<br />

0,91 3<br />

productie<br />

SNEL 229<br />

Opmerking: Volgens de maker <strong>van</strong> de lijsten is de correlatie tussen de Lexilijst <strong>van</strong><br />

1995 en die <strong>van</strong> 2002 hoog, namelijk variërend <strong>van</strong> 0,998 bij 17 maanden tot 0,982 bij<br />

25 maanden (persoonlijke communicatie L. Schlichting).<br />

Verwijscriteria: − Gedefinieerd (ja/nee): nee<br />

Volgen <strong>van</strong><br />

ontwikkeling:<br />

− Longitudinale<br />

afname mogelijk<br />

(ja/nee):<br />

Effectiviteit: Geen informatie<br />

Nee. Hertest versie voor 1 maal<br />

herhaling na 3 maanden beschikbaar.<br />

Herhaling met dezelfde versie is<br />

mogelijk tot het kind aan het plafond zit<br />

omdat het hier gaat om inventarisatie<br />

<strong>van</strong> de taalproductie.<br />

Conclusie: Gericht op taalproductie in het Nederlands <strong>van</strong> kinderen <strong>van</strong> 15 -<br />

27 maanden De Lexilijst Nederlands is een lijst met woorden en<br />

zinnetjes, in totaal 274 items, die in de taal <strong>van</strong> jonge kinderen<br />

voorkomen. Ouders kruisen thuis op de lijst aan welke woorden en<br />

zinnetjes hun kind zegt. Het door middel <strong>van</strong> normtabel omzetten<br />

<strong>van</strong> ruwe scores in standaardscores kost de JGZ-professional<br />

ongeveer 1 minuut. Wordt in de praktijk als gebruikersvriendelijk<br />

ervaren. De psychometrische eigenschappen <strong>van</strong> de test werden<br />

beoordeeld door de COTAN. Uitkomsten variëren <strong>van</strong> voldoende<br />

tot goed. Normering gebaseerd op empirie.<br />

De sensitiviteit en specificiteit <strong>van</strong> de Lexiconlijst zijn niet


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

Bijlage C<br />

onderzocht. Het is bekend dat de instrumenten ‘Language<br />

Development Survey’ en de ‘Communicative Development<br />

Inventories’ waarop de Lexiconlijst is gebaseerd een goede<br />

sensitiviteit en een specificiteit hebben (<strong>van</strong> 91 en 87 percent<br />

respectievelijk; Schlichting en Spelberg, 2003). Dat betekent niet<br />

dat de sensitiviteit en de specificiteit <strong>van</strong> de <strong>Nederlandse</strong> versie het<br />

zelfde zijn. Er is dus niet bekend of dit test in voldoende mate een<br />

positieve uitkomst geeft als een taalachterstand aanwezig is en in<br />

welke mate de test een positieve uitkomst aangeef als geen<br />

taalachterstand aanwezig is. Voldoende correlaties met de Reynell<br />

Test en de Schlichting Test voor Taalproductie werden gevonden.<br />

Studies naar de validiteit zijn beschikbaar voor de versie <strong>van</strong> 1995,<br />

maar niet voor de huidige versie. Volgens de maker <strong>van</strong> de lijsten<br />

is de correlatie tussen de Lexilijst <strong>van</strong> 1995 en die <strong>van</strong> 2002 hoog,<br />

namelijk variërend <strong>van</strong> 0,998 bij 17 maanden tot 0,982 bij 25<br />

maanden. De validiteit in termen <strong>van</strong> sensitiviteit en specificiteit is<br />

tot op heden onbekend.<br />

Referenties: 1 Schlichting JEPT and Lutje Spelberg HC. “Taalscreening bij<br />

kinderen <strong>van</strong> 15-27 maanden met de Lexilijst.” Tijdschrift<br />

JGZ 3 (2003): 49-53.<br />

2 Schlichting JEPT en Lutje Spelberg HC. Een instrument om<br />

de taalontwikkeling te onderzoeken bij Nederlandstalige<br />

kinderen <strong>van</strong> 15-27 maanden in het kader <strong>van</strong> vroegtijdige<br />

onderkenning. (2002). Lisse: Swets test publishers.<br />

3 Ellen Olthof (doctoraalscriptie)<br />

Overige rele<strong>van</strong>te informatie:<br />

− De Lexiconlijst is gebaseerd op de Amerikaanse Language Development Survey en<br />

Communicative Development Inventories 1 De ge<strong>rapport</strong>eerde sensitiviteit en de<br />

specificiteit <strong>van</strong> de Language Development Survey zijn respectievelijk 91 en 87%.<br />

Voor Nederland werd in 1995 een <strong>Nederlandse</strong> versie <strong>van</strong> de Language<br />

Development Survey gepubliceerd. Voor het Vlaams werden versies ontwikkeld<br />

<strong>van</strong> de Communicative Development Inventories. De lijst is empirisch genormeerd<br />

voor leeftijd en geslacht in een representatieve steekproef <strong>van</strong> 809 kinderen <strong>van</strong><br />

15 – 27 maanden oud. Maar de interpretatie <strong>van</strong> Lexiquotiënten voor te ondernemen<br />

acties na afname is arbitrair en hangt samen met de leeftijd en andere aspecten <strong>van</strong><br />

de ontwikkeling.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

3. Lexiconlijsten Turks-Nederlands en Tarifit-Berbers-Nederlands en<br />

Marokkaans-Arabisch-Nederlands<br />

Bijlage C<br />

Doel: Signaleren <strong>van</strong> achterstand in de vroege taalontwikkeling <strong>van</strong><br />

respectievelijk het resp. Turks-, Tarifit-Berbers- en<br />

Marokkaans-Arabisch sprekende peuters in Nederland, met<br />

name taalproductie<br />

Classificatie: Signaleringsinstrument<br />

Doelgroep: − Communicatieniveau: Gericht op anderstalige peuters<br />

(resp. Turks, Tarifit-Berbers en<br />

Marokkaans-Arabisch talig) <strong>van</strong><br />

20-30 maanden oud met<br />

Nederlands als tweede taal<br />

Uitvoerbaarheid: − Afnameduur: < 5 minuten<br />

− Wijze <strong>van</strong> afname: Vragenlijst aan de ouders<br />

− Uitvoerders: Logopedisten, artsen en<br />

verpleegkundigen in de<br />

JGZ en remedial teachers.<br />

− Gebruikersonafhankelijkheid: Ja<br />

− Situatieonafhankelijkheid: Ja<br />

− Materiaal (eenvoudig, kosten,<br />

verkrijgbaarheid):<br />

Handleiding (€20,10) en<br />

formulieren (8 stuks voor<br />

€9,00), toelichting voor<br />

ouders, instructie CD. Via<br />

uitgeverij JIP, Amsterdam<br />

− Training uitvoerder nodig: Nee<br />

− Wordt al door JGZ gebruikt: Ja, in enkele organisaties<br />

− Pluspunten: JGZ professional hoeft de<br />

betreffende vreemde taal<br />

niet zelf te beheersen<br />

− Knelpunten: − Non-respons; Respons<br />

54% ondanks<br />

responsbewaking<br />

(schriftelijk of<br />

telefonisch) 1 . Respons<br />

wordt hoger als<br />

moedertaalsprekende<br />

assistentes in de<br />

wachtruimte <strong>van</strong> het<br />

CB aanwezig zijn.<br />

Oorzaak <strong>van</strong> nonrespons<br />

onbekend. De<br />

ingevulde vragenlijsten<br />

waren in 93% bruikbaar<br />

voor het berekenen <strong>van</strong><br />

de uitslag. 1<br />

− Onhandig in gebruik bij<br />

analfabetische ouders


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

Bijlage C<br />

Beschrijving: Tweetalig instrument op basis <strong>van</strong> de Lexilijst Nederlands. In<br />

de lijst met ruim 300 woorden in twee talen kunnen ouders de<br />

woorden aankruisen die hun kind al zegt.<br />

Normering: − Gedefinieerd<br />

(ja/nee):<br />

Ja<br />

− Gebaseerd op: Woordscores bij 225<br />

Turkssprekende kinderen <strong>van</strong> 24-31<br />

maanden; 280 Tarifit-<br />

Berberssprekende Marokkaanse<br />

kinderen <strong>van</strong> 20-30 maanden oud;<br />

266 Marokkaans-Arabisch<br />

sprekende kinderen <strong>van</strong> 20-28<br />

maanden 1 .<br />

Betrouwbaarheid:<br />

Betrouwbaarheid<br />

2<br />

Waarde Statistic Soort<br />

steekproef<br />

Varieert <strong>van</strong> Cronbach’s Kinderen<br />

0,97 tot en met alpha (per die<br />

0,99 voor leeftijdsgroep) opkwamen<br />

Marokkaans-<br />

voor het 24-<br />

Arabisch en <strong>van</strong><br />

maands<br />

0,94 tot en met<br />

bezoek op<br />

0,99 voor<br />

Tarifit-Berbers.<br />

Bij Turkse<br />

kinderen waren<br />

alle waarden<br />

0,99<br />

het CB<br />

COTAN: − Beoordeeld door<br />

COTAN (ja/nee):<br />

Nee<br />

− Uitkomst: N.v.t.<br />

N<br />

Turks:<br />

N=225<br />

Tarifit-<br />

Berbers:<br />

N=280<br />

Marokkaans<br />

-Arabisch:<br />

N=266<br />

Validiteit: Er zijn geen instrumenten waarmee validiteit onderzocht kan<br />

worden. Zowel bij Turkse als bij Marokkaanse kinderen heeft<br />

een kwart <strong>van</strong> de kinderen een afwijkende uitslag op de<br />

Lexiconlijst. Bij een derde er<strong>van</strong> vond extra actie plaats. Voor<br />

deze afweging werd het oordeel <strong>van</strong> de CB-arts en de uitslag<br />

op het <strong>van</strong> Wiechenonderzoek in aanmerking genomen 1<br />

Verwijscriteria: − Gedefinieerd (ja/nee): nee<br />

Volgen <strong>van</strong><br />

ontwikkeling:<br />

Longitudinale afname<br />

mogelijk (ja/nee):<br />

Effectiviteit: Geen informatie<br />

Herhaling met dezelfde versie<br />

mogelijk tot dat het kind aan<br />

het plafond zit.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

Bijlage C<br />

Conclusie: Gericht op taalproductie <strong>van</strong> anderstalige peuters (resp. Turks,<br />

Tarifit-Berbers en Marokkaans-Arabisch talig) <strong>van</strong> rond de 2<br />

jaar met Nederlands als tweede taal. In de lijst met ruim 300<br />

woorden in twee talen kunnen ouders de woorden aankruisen<br />

die hun kind al zegt. Matige respons <strong>van</strong> ouders; onderzoek<br />

wees uit dat 54% <strong>van</strong> de vragenlijsten wordt ingevuld.<br />

Onhandig in gebruik bij analfabetische ouders.<br />

Normering op basis <strong>van</strong> kleine onderzoekspopulatie. Er zijn<br />

geen instrumenten waarmee validiteit onderzocht kan worden.<br />

Zowel bij Turkse als bij Marokkaanse kinderen had een kwart<br />

<strong>van</strong> de kinderen een afwijkende uitslag op de Lexiconlijst.<br />

Ontwikkeld op basis <strong>van</strong> de Lexilijst Nederlands, de<br />

psychometrische eigenschappen hier<strong>van</strong> zijn echter niet zonder<br />

meer overdraagbaar op de tweetalige versie. Kortom, lijst<br />

bedoeld voor tweetalige kinderen. Normering is onvoldoende<br />

onderbouwd. Vooralsnog niet gevalideerd.<br />

Referenties: 1 De Koning H.J. Aandachtspunten eindverslag ZonMW.<br />

Programma Preventie. Projectnr. 2100.0075<br />

2 Schlichting, L. (2006). Lexiconlijsten, Marokkaans-<br />

Arabisch, Tarifit-Berbers en Turks. Instrumenten om de<br />

taalontwikkeling te onderzoeken bij jonge Marokkaanse en<br />

Turkse kinderen in Nederland. Amsterdam, JIP.<br />

Overige rele<strong>van</strong>te informatie:<br />

De Lexiconlijsten Turks-Nederlands en Tarifit-Berbers-Nederlands en Marokkaans-<br />

Arabisch-Nederlands zijn gebaseerd op de Lexilijst Nederlands. Zie aldaar voor<br />

overige rele<strong>van</strong>te informatie.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

4 Lexilijst Begrip (voorheen Taalbegripslijst Dreumesen)<br />

Doel: Signaleren <strong>van</strong> achterstand in de vroege taalontwikkeling<br />

(Nederlands), met name taalbegrip<br />

Classificatie: Signaleringsinstrument<br />

Doelgroep: − Communicatieniveau: 15-25 maanden,<br />

Nederlandstalig<br />

Bijlage C<br />

Uitvoerbaarheid: − Afnameduur: Ouders tellen het aantal<br />

aangekruiste items. Het door<br />

middel <strong>van</strong> normtabel<br />

omzetten <strong>van</strong> ruwe scores in<br />

standaardscores en kost 1<br />

minuut. In totaal naar<br />

schatting 2-3 minuten.<br />

− Wijze <strong>van</strong> afname: Vragenlijst aan de ouders<br />

− Uitvoerders: Logopedisten, artsen en<br />

verpleegkundigen in de JGZ<br />

en remedial teachers.<br />

− Gebruikersonafhankelijkheid: Ja<br />

− Situatieonafhankelijkheid: Ja<br />

− Materiaal (eenvoudig, kosten,<br />

verkrijgbaarheid):<br />

Handleiding en formulieren.<br />

Naar verwachting voorjaar<br />

2007 verkrijgbaar.<br />

− Training uitvoerder nodig: Nee<br />

− Wordt al door JGZ gebruikt: Nee<br />

− Pluspunten: Geen informatie<br />

− Knelpunten: Geen informatie<br />

Beschrijving: De Lexilijst Begrip is een lijst met woorden en zinnetjes. Ouders<br />

kruisen thuis op de lijst aan welke woorden en zinnetjes hun<br />

kind begrijpt.<br />

Normering: − Gedefinieerd (ja/nee): Beschikbaar voorjaar 2007<br />

− Gebaseerd op: Onderzoek bij 573 kinderen in<br />

de leeftijd <strong>van</strong> 15-25 maanden,<br />

random geselecteerd.<br />

Betrouwbaarheid: Onvoldoende informatie<br />

COTAN: − Beoordeeld door<br />

COTAN (ja/nee):<br />

Nee<br />

− Uitkomst: N.v.t.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

Validiteit:<br />

Pearson correlatie<br />

Waarde Referentie/ ‘gouden<br />

standaard’<br />

Varieert <strong>van</strong><br />

0,75 tot 0,91 1<br />

Items <strong>van</strong> Bayleytest<br />

0,59 2<br />

0,58 1<br />

0,26 1<br />

0,53 1<br />

Lexilijst Nederlands<br />

Reynell test voor<br />

taalbegrip<br />

Schlichting test voor<br />

Zinsontwikkeling<br />

Schlichting test voor<br />

Woordontwikkeling<br />

Verwijscriteria: − Gedefinieerd (ja/nee): Nee<br />

Volgen <strong>van</strong><br />

ontwikkeling:<br />

− Longitudinale afname<br />

mogelijk (ja/nee):<br />

Effectiviteit: Geen informatie<br />

Soort<br />

steekproef<br />

Ouders <strong>van</strong><br />

kinderen met<br />

een gemiddelde<br />

leeftijd <strong>van</strong> 15<br />

tot en met 24<br />

maanden oud<br />

(gemiddeld 19,5<br />

maanden)<br />

zonder gebleken<br />

taalachterstand<br />

15-25 maanden<br />

oude kinderen<br />

Kinderen<br />

woonachtig in<br />

Groningen,<br />

gemiddeld 22,5<br />

maanden oud.<br />

Idem<br />

Idem<br />

Bijlage C<br />

Conclusie: Signaleert achterstand in het taalbegrip <strong>van</strong> het Nederlands. Is<br />

hiermee aanvullend aan de Lexilijst Nederlands die de<br />

taalproductie meet. Bedoeld voor kinderen <strong>van</strong> 15-25 maanden.<br />

De Lexilijst Begrip is een lijst met woorden en zinnetjes. Ouders<br />

kruisen thuis op de lijst aan welke woorden en zinnetjes hun<br />

kind begrijpt. Normering wordt empirisch bepaald in random<br />

steekproef en is naar verwachting voorjaar 2007 beschikbaar.<br />

Validiteit, in termen <strong>van</strong> sensitiviteit en specificiteit zijn<br />

onbekend.<br />

Ja<br />

N<br />

33<br />

229<br />

67<br />

67<br />

67


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

Bijlage C<br />

Referenties: 1 Persoonlijke communicatie L. Schlichting.<br />

2 Schlichting L, Spelberg Henk lutje. Lexilijst Begrip: Een<br />

instrument om het taalbegrip te onderzoeken bij <strong>Nederlandse</strong><br />

kinderen <strong>van</strong> 15-25 maanden in het kader <strong>van</strong> vroegtijdige<br />

onderkenning. Amsterdam: Harcourt. In voorbereiding.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

5 N-CDIs Lijsten voor Communicatieve Ontwikkeling Korte vormen<br />

Bijlage C<br />

Doel: Beoordelen <strong>van</strong> het communicatieniveau (begrip, productie) <strong>van</strong><br />

jonge kinderen. Bij oudere groep woordenschatproductie,<br />

grammatica, taalbegrip en taalproductie algemeen<br />

Classificatie: Signaleringsinstrument<br />

Doelgroep: − Communicatieniveau: 16-30 maanden (N-CDI2A en<br />

B)/ 30-37 maanden (N-CDI 3)<br />

Uitvoerbaarheid: − Afnameduur: Ouders tellen het aantal<br />

aangekruiste items. Het door<br />

middel <strong>van</strong> normtabel<br />

omzetten <strong>van</strong> ruwe scores in<br />

standaardscores kost 1<br />

minuut.<br />

− Wijze <strong>van</strong> afname: Vragenlijst aan ouders<br />

− Uitvoerders: Logopedisten, artsen en<br />

verpleegkundigen in de JGZ<br />

en remedial teachers.<br />

− Gebruikersonafhankelijkheid: Ja<br />

− Situatieonafhankelijkheid: Ja<br />

− Materiaal (eenvoudig, kosten,<br />

verkrijgbaarheid):<br />

Handleiding (€ 49,90) via<br />

boekhandel. Over<br />

verkrijgbaarheid <strong>van</strong><br />

formulieren geen informatie<br />

beschikbaar.<br />

− Training uitvoerder nodig: Nee<br />

− Wordt al door JGZ gebruikt: In overweging<br />

− Pluspunten: Geen informatie<br />

− Knelpunten: Bevat typisch Vlaamse<br />

begrippen, die niet in<br />

Nederland door jonge<br />

kinderen gezegd worden.<br />

Beschrijving: Het betreft hier een aanpassing en hernormering <strong>van</strong> de<br />

Amerikaanse MacArthur Short Form Vocabulary Checklists<br />

voor de Vlaamse situatie. De N-CDIs korte vormen zijn lijsten<br />

met woorden die in de taal <strong>van</strong> jonge Vlaamse kinderen<br />

voorkomen. Bij kinderen <strong>van</strong> 16-30 maanden wordt het<br />

woordenschatbegrip, de woordenschatproductie bepaald. Bij<br />

kinderen <strong>van</strong> 30-37 maanden zijn dat de woordenschatproductie,<br />

grammatica, taalbegrip en taalproductie algemeen. Hiervoor<br />

kruisen ouders thuis op de lijst aan welke woorden hun kind<br />

zegt. Het totale aantal aangekruiste items vormt de ruwe score,<br />

op basis waar<strong>van</strong> het kind door middel <strong>van</strong> normtabellen kan<br />

worden vergeleken met zijn of haar leeftijdsgroep.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

Bijlage C<br />

Normering: − Gedefinieerd (ja/nee): Ja<br />

− Gebaseerd op: Onderzoek bij 3190<br />

normaal ontwikkelende<br />

kinderen uit Nederlandstalig<br />

België; gelijke<br />

verhouding meisjes en<br />

jongens.<br />

Betrouwbaarheid: Geen informatie<br />

COTAN: − Beoordeeld door<br />

COTAN (ja/nee):<br />

Nee<br />

− Uitkomst: N.v.t.<br />

Validiteit: Geen informatie<br />

Verwijscriteria: − Gedefinieerd (ja/nee): nee<br />

Volgen <strong>van</strong><br />

ontwikkeling:<br />

− Longitudinale afname<br />

mogelijk (ja/nee):<br />

Effectiviteit: Geen informatie<br />

Conclusie: Beoordelen <strong>van</strong> het communicatieniveau (begrip en productie)<br />

<strong>van</strong> kinderen <strong>van</strong> 16-30 maanden oud. Bij groep <strong>van</strong> 30-37<br />

maanden oud meet het instrument de woordenschatproductie,<br />

grammatica, taalbegrip en taalproductie algemeen. Het betreft<br />

hier een aanpassing en hernormering <strong>van</strong> de Amerikaanse<br />

MacArthur Short Form Vocabulary Checklists voor de Vlaamse<br />

situatie. De N-CDIs korte vormen zijn lijsten met woorden die in<br />

de taal <strong>van</strong> jonge kinderen voorkomen. De lijst bevat echter<br />

woorden die niet in Nederland door jonge Vlaamse kinderen<br />

gezegd worden. Empirisch genormeerd op basis <strong>van</strong> onderzoek<br />

bij een grote groep kinderen uit Nederlandstalig België. Over de<br />

psychometrische eigenschappen <strong>van</strong> de test hebben we geen<br />

informatie gevonden, evenals als over de validiteit. Kortom,<br />

verminderd uitvoerbaar door gebruik Vlaamse woorden en<br />

onbekende testeigenschappen.<br />

Referenties: Niet gevonden<br />

Ja


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

6 Nonsenswoord repetitietaak (NRT)<br />

Bijlage C<br />

Doel: De NRT is een gestandaardiseerd onderzoeksinstrument voor het<br />

observeren en beoordelen <strong>van</strong> communicatievoorwaarden en <strong>van</strong><br />

de eerste verbale en non-verbale communicatie.<br />

Classificatie: Signalerings- en diagnostisch instrument<br />

Doelgroep: − Communicatieniveau: Vanaf 3 jaar.<br />

Uitvoerbaarheid: − Afnameduur 1 : 10 minuten.<br />

− Wijze <strong>van</strong> afname: Het kind wordt gevraagd<br />

nonsenswoorden na te<br />

zeggen.<br />

− Uitvoerders: Logopedist<br />

− Gebruikersonafhankelijkheid: Geen informatie<br />

− Situatieonafhankelijkheid: Ja<br />

− Materiaal (eenvoudig, kosten,<br />

verkrijgbaarheid) :<br />

CD met opnamen <strong>van</strong> 28<br />

stimulus-woorden en<br />

afspeelapparatuur<br />

− Training uitvoerder nodig: Ja<br />

− Wordt al door JGZ gebruikt: Nee (voor zover bekend)<br />

− Pluspunten: Geen informatie<br />

− Knelpunten: Geen informatie<br />

Beschrijving 1 : Het kind wordt gevraagd nonsenswoorden na te zeggen. Het<br />

aantal juiste woorden wordt bijgehouden. Tijdens de test wordt<br />

elke uiting meteen gescoord. Bij het herhalen <strong>van</strong> de woorden<br />

zijn fundamentele cognitieve taalverwerkingsprocessen<br />

betrokken, zoals foneemidentificatie, fonologisch korte<br />

termijngeheugen, fonologische output/planning en<br />

klankproductie.<br />

Normering: − Gedefinieerd (ja/nee): Geen informatie<br />

− Gebaseerd op: N.v.t.<br />

Betrouwbaarheid: Geen informatie<br />

COTAN: − Beoordeeld door<br />

COTAN (ja/nee):<br />

Nee<br />

− Uitkomst: N.v.t.<br />

Validiteit: Geen informatie<br />

Verwijscriteria: − Gedefinieerd (ja/nee): Nee<br />

Volgen <strong>van</strong><br />

ontwikkeling:<br />

− Longitudinale afname<br />

mogelijk (ja/nee):<br />

Effectiviteit: Geen informatie<br />

Ja


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

Bijlage C<br />

Conclusie: Bedoeld voor het beoordelen <strong>van</strong> communicatievoorwaarden en<br />

<strong>van</strong> de eerste verbale en non-verbale communicatie bij kinderen<br />

<strong>van</strong>af 3 jaar. Hierdoor in het bijzonder geschikt voor kinderen<br />

die meertalig worden opgevoed. Tevens geschikt als<br />

diagnostisch instrument. Het kind wordt gevraagd<br />

nonsenswoorden na te zeggen. Het aantal juiste woorden wordt<br />

bijgehouden. Uitvoering door logopedist, dus minder geschikt<br />

voor de JGZ omdat slechts ongeveer de helft <strong>van</strong> de organisaties<br />

over deze expertise beschikt. Afnameduur is vrij lang (10<br />

minuten). In Amerikaanse studies met ééntalige kinderen is<br />

aangetoond dat de NRT hoog scoort op sensitiviteit, specificiteit,<br />

en betrouwbaarheid. Er is echter geen informatie over de<br />

psychometrische eigenschappen, de validiteit <strong>van</strong> de test bij<br />

gebruik bij <strong>Nederlandse</strong> kinderen.<br />

Kortom, instrument dat mede bedoeld is voor kinderen die<br />

meertalig worden opgevoed. Kortom, logopedisch<br />

deskundigheidsniveau vereist, onbekende testeigenschappen.<br />

Referenties: 1 Gerrits, E. Onderzoek naar de bruikbaarheid <strong>van</strong> de<br />

NonsensWoorden Repetitie test (NWR-test) voor spraaktaaldiagnostiek<br />

bij meertalige kinderen in Nederland. 2005<br />

(ongepubliceerd werk).<br />

2 Gerrits, E. "Taaldiagnostiek bij meertalige kinderen:<br />

Problemen en oplossingen." Toegepaste Taalwetenschap in<br />

Artikelen 74.2 (2005): 169-77.<br />

Overige rele<strong>van</strong>te<br />

informatie:<br />

In studies met Amerikaanse, ééntalige kinderen is aangetoond<br />

dat de NRT hoog scoort op sensitiviteit, specificiteit en<br />

betrouwbaarheid. Hij is sensitief voor taalproblemen maar wordt<br />

niet beïnvloed door de taal en cultuur <strong>van</strong> het kind, of het<br />

opleidingsniveau <strong>van</strong> de moeder.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

7 Spraak- en taalNormen Eerste Lijns gezondheidszorg (SNEL)<br />

Doel: Beoordelen spraak / taalontwikkeling in eerste taal;<br />

taalproductie, taalbegrip narratieve vaardigheden<br />

Classificatie: Signaleringsinstrument<br />

Doelgroep: − Communicatieniveau: 12-72 maanden<br />

Bijlage C<br />

Uitvoerbaarheid: − Afnameduur: 2-3 minuten<br />

− Wijze <strong>van</strong> afname: Vragen aan ouders tijdens<br />

persoonlijk contact<br />

− Uitvoerders: JGZ; arts of<br />

verpleegkundige<br />

− Gebruikersonafhankelijkheid: Ja<br />

− Situatieonafhankelijkheid: Ja<br />

− Materiaal (eenvoudig, kosten,<br />

verkrijgbaarheid):<br />

Test kan gedownload<br />

worden <strong>van</strong> website<br />

(http://www.kindentaal.nl/)<br />

− Training uitvoerder nodig: Nee<br />

− Wordt al door JGZ gebruikt: Ja, in Groningen en<br />

Amsterdam als onderdeel<br />

<strong>van</strong> Protocol<br />

Taalontwikkeling<br />

Groningen, waarbij eerst<br />

de SNEL en als tweede<br />

stap de Taalstandaard<br />

gebruikt wordt 4, 5 . Zie ook<br />

Taalstandaard.<br />

− Pluspunten: Tevredenheid <strong>van</strong><br />

uitvoerders is in<br />

Groningen onderzocht. Het<br />

grootste gedeelte <strong>van</strong> de<br />

gebruikers vindt het<br />

afnemen, het invoeren <strong>van</strong><br />

de tabel en het bepalen <strong>van</strong><br />

de score gemakkelijk. 11<br />

<strong>van</strong> de 12 medewerkers<br />

vonden dat de test houvast<br />

geeft om het<br />

taalontwikkelingsniveau te<br />

bepalen 4 .<br />

Mogelijkheid voor<br />

groeicurves in<br />

taalontwikkeling<br />

− Knelpunten: Pilot-study verricht bij 58<br />

ouders. Op geleide hier<strong>van</strong><br />

zijn aanpassingen gedaan.<br />

Ouders kunnen de test zelf<br />

downloaden. Dit is niet<br />

wenselijk, omdat ouders


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

Bijlage C<br />

die hulpmijdend zijn door<br />

het zelf in te vullen de<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> hun kind<br />

te rooskleurig kunnen<br />

voorstellen.<br />

Beschrijving: De SNEL-test is een vragenlijst voor ouders <strong>van</strong> kinderen in de<br />

leeftijd <strong>van</strong> 1-6 jaar die tijdens persoonlijk contact wordt<br />

afgenomen. Elk <strong>van</strong> de 14 korte vragen refereert aan een<br />

mijlpaal in de taalontwikkeling <strong>van</strong> kinderen in deze<br />

leeftijdscategorie. Op elke vraag kan 1 punt gescoord worden; de<br />

SNEL-score is gelijk aan het aantal vragen dat positief werd<br />

beantwoord. De SNEL-score wordt vergeleken met een<br />

vergelijkingsscore voor de betreffende leeftijdsgroep. Valt het<br />

kind op of onder de vergelijkingsscore voor zijn/haar leeftijd dan<br />

is dat een indicatie voor een taalachterstand. De vragenlijst is<br />

bedoeld om een globaal zicht te krijgen op de taalontwikkeling<br />

<strong>van</strong> het kind.<br />

Normering: Gedefinieerd (ja/nee): Ja 1<br />

Gebaseerd op: De mijlpalen zijn geselecteerd<br />

op basis <strong>van</strong> literatuur en<br />

verschillende instrumenten voor<br />

andere talen. De<br />

normeringsgegevens voor<br />

empirisch onderzoek zijn<br />

verzameld door telefonische<br />

ondervraging <strong>van</strong> ouders <strong>van</strong><br />

Nederlandstalige kinderen. Het<br />

is onbekend hoe dit zich<br />

verhoudt tot persoonlijk contact.<br />

Betrouwbaarheid:<br />

Waarde Statistic Soort steekproef N<br />

Betrouwbaarheid 0,96 2 Rho (>=0,90) 12-72 maanden oude<br />

kinderen uit een<br />

normale populatie; 260<br />

jongens, 267 meisjes<br />

527<br />

Schaalbaarheid 0,95 2 H (H>0,5) 12-72 maanden oude<br />

kinderen uit een<br />

normale populatie; idem<br />

527<br />

COTAN: − Beoordeeld door<br />

COTAN (ja/nee):<br />

Nee<br />

− Uitkomst: N.v.t.<br />

Validiteit:<br />

Waarde Referentie/ ‘gouden<br />

standaard’<br />

Sensitiviteit 94% 1<br />

Schlichting Test voor<br />

Taalproductie<br />

Soort steekproef N<br />

De validiteit <strong>van</strong><br />

de SNEL werd<br />

98


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

Opm.:<br />

Afkappunt<br />

10 e<br />

percentiel.<br />

Specificiteit 83% 1<br />

Opm.:<br />

Afkappunt<br />

10 e<br />

percentiel.<br />

Opm: Test is opgesteld<br />

om taalproductie,<br />

taalbegrip en narratieve<br />

vaardigheden te<br />

beoordelen.<br />

Idem Idem<br />

onderzocht in een<br />

groep <strong>van</strong> 98<br />

kinderen (12-72<br />

maanden),<br />

bestaande uit 14<br />

kinderen met een<br />

bewezen<br />

taalachterstand en<br />

84 waar<strong>van</strong><br />

ongeveer de helft<br />

tot de 10% laagste<br />

scores op de<br />

SNEL behoorden<br />

en de andere helft<br />

een random<br />

sample uit de<br />

populatie was<br />

Bijlage C<br />

Verwijscriteria: − Gedefinieerd (ja/nee): Ja. Zie protocol Taaldiagnostiek<br />

Groningen.<br />

Volgen <strong>van</strong><br />

ontwikkeling:<br />

− Longitudinale afname<br />

mogelijk (ja/nee):<br />

Effectiviteit: Geen informatie<br />

Conclusie: Beoordeelt taalproductie, taalbegrip narratieve vaardigheden <strong>van</strong><br />

eerste taal <strong>van</strong> kinderen <strong>van</strong> 12-72 maanden oud. De SNEL<br />

bevat vragen voor ouders <strong>van</strong> kinderen in de leeftijd <strong>van</strong> 1-6<br />

jaar. Elk <strong>van</strong> de 14 vragen refereert aan een mijlpaal in de<br />

taalontwikkeling <strong>van</strong> kinderen in deze leeftijdscategorie. De test<br />

is dus taalonafhankelijk. De test is kosteloos beschikbaar voor de<br />

JGZ. Afnameduur is kort (2-3 minuten). Wordt in Groningen en<br />

Amsterdam al in de JGZ gebruikt als eerste stap in het Protocol<br />

Taaldiagnostiek Groningen. In Groningen vindt het grootste<br />

gedeelte <strong>van</strong> de gebruikers het afnemen, het invoeren <strong>van</strong> de<br />

tabel en het bepalen <strong>van</strong> de score gemakkelijk. Bijna alle<br />

medewerkers vonden dat de test voldoende houvast geeft om het<br />

taalontwikkelingsniveau te bepalen. Normering is empirisch<br />

vastgesteld voor Nederlandstalige kinderen.<br />

De betrouwbaarheid is vastgesteld in een studie met een kleine<br />

steekproef.<br />

De SNEL is gevalideerd met en instrument voor taalproductie,<br />

de Schlichting Test, maar er worden conclusies getrokken over<br />

Ja


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

Bijlage C<br />

taalproductie, taalbegrip en verstaanbaarheid. Validiteit is<br />

bepaald op basis <strong>van</strong> een zeer kleine steekproef (N=98 in<br />

verschillende leeftijdsgroepen). Een belangrijk voordeel <strong>van</strong><br />

deze studie is dat een ROC curve wordt ge<strong>rapport</strong>eerd in plaats<br />

<strong>van</strong> uitsluitend waarden voor sensitiviteit en specificiteit.<br />

Concluderend, test voor taalproductie, en mogelijk ook voor<br />

taalbegrip. Gebaseerd op mijlpalen in de ontwikkeling, met korte<br />

afnameduur zonder gebruik te hoeven maken <strong>van</strong> dure<br />

materialen. Wordt al naar tevredenheid gebruikt in Amsterdam<br />

en Groningen. Normering gebaseerd op empirie.<br />

Psychometrische eigenschappen zijn vooralsnog onvoldoende<br />

onderbouwd.<br />

Referenties: 1 Luinge M. "The language-screening instrument SNEL."<br />

Proefschrift, RU Groningen, 2005.<br />

2 Goorhuis-Brouwer, S.M., Luinge, M.L., Post, W.J.<br />

Spreeknormen voor jonge kinderen: <strong>van</strong> GMS naar SNEL.<br />

Tijdschrift JGZ (febr 2007)<br />

3 Leijenaar. Eind<strong>rapport</strong>age Protocol Taaldiagnostiek<br />

Groningen. Rapport afdeling logopedie GGD Groningen,<br />

2006.<br />

4 J. Sluijmers. Implementatie Protocol Taalontwikkeling<br />

Groningen. Rapport GGD Amsterdam, 2006.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

8 Van Wiechenonderzoek<br />

Bijlage C<br />

Doel: Beoordelen ontwikkeling; fijne motoriek, adaptatie,<br />

persoonlijkheid en sociaal gedrag, communicatie (Nederlands)<br />

en grove motoriek.<br />

Classificatie: Signaleringsinstrument<br />

Doelgroep: − Communicatieniveau: 0-54 maanden<br />

Uitvoerbaarheid: − Afnameduur: 3 minuten<br />

− Wijze <strong>van</strong> afname: Uitlokken <strong>van</strong> gewenst<br />

gedrag bij kind. Alhoewel<br />

dit niet de voorkeur heeft<br />

is er bij verschillende<br />

kenmerken de<br />

mogelijkheid tot<br />

ouder<strong>rapport</strong>age.<br />

− Uitvoerders: JGZ; arts of<br />

verpleegkundige<br />

− Gebruikersonafhankelijkheid: Redelijk<br />

− Situatieonafhankelijkheid: Redelijk<br />

− Materiaal (eenvoudig, kosten,<br />

verkrijgbaarheid):<br />

Vierkante doos met 10<br />

blokken,vormenstoof,<br />

blokken, twee ballen, pop,<br />

leporelloboekje volgens<br />

specificatie; uitsluitend<br />

verkrijgbaar via medische<br />

groothandel (samen € 50).<br />

Daarbij twee<br />

instructieschema’s<br />

(zonder kosten te<br />

downloaden <strong>van</strong> website)<br />

en het instructieboek<br />

(Uitgeverij Van Gorcum<br />

te Assen, verkrijgbaar in<br />

de boekhandel; € 50).<br />

− Training uitvoerder nodig: Ja, voor het gehele Van<br />

Wiechenonderzoek, niet<br />

apart voor de<br />

communicatie items.<br />

Training wordt gegeven<br />

door Stichting <strong>van</strong><br />

Wiechen onderzoek i.s.m.<br />

<strong>TNO</strong>-KvL en leidt op tot<br />

arts-instructeur of<br />

verpleegkundigeinstructeur<br />

(principe trainthe-trainer).<br />

Een behaald<br />

certificaat is vijf jaar


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

Bijlage C<br />

geldig. Er zijn ook<br />

cursussen voor artsen en<br />

verpleegkundigen JGZ.<br />

− Wordt al door JGZ gebruikt: Ja, door alle organisaties<br />

JGZ<br />

− Pluspunten: Registratie opgenomen in<br />

Integraal Kinddossier JGZ<br />

− Knelpunten: Uitkomst <strong>van</strong> het<br />

onderzoek kan<br />

gemakkelijk leiden tot<br />

verschillende<br />

interpretaties.<br />

Verwijscriteria <strong>van</strong><br />

verpleegkundige naar arts<br />

binnen het team JGZ zijn<br />

onvoldoende; bij<br />

onvoldoende score op<br />

communicatie items hoeft<br />

het kind pas binnen een<br />

half jaar door de arts<br />

gezien te worden.<br />

Beschrijving 1 : Het Van Wiechenonderzoek wordt op alle consultatiebureaus<br />

gebruikt om de ontwikkeling <strong>van</strong> zuigelingen en peuters te<br />

volgen en de ouders daar zo goed mogelijk bij te betrekken. Op<br />

gestandaardiseerde wijze wordt nagegaan of diverse<br />

leeftijdsspecifieke ontwikkelingskenmerken al dan niet aanwezig<br />

zijn. Het onderzoek omvat de volgende ontwikkelingsvelden:<br />

Fijne motoriek, adaptatie, persoonlijkheid en sociaal gedrag,<br />

communicatie en grove motoriek. Voor het onderzoek worden<br />

gedragingen uitgelokt, bijvoorbeeld het op verzoek bouwen <strong>van</strong><br />

een blokkentoren, kruipen, lopen, die vervolgens geobserveerd,<br />

beoordeeld, en per kenmerk in een registratieschema vastgelegd<br />

worden. Het ontwikkelingsveld communicatie <strong>van</strong> het Van<br />

Wiechenonderzoek omvat 23 items. Hoewel dit niet de voorkeur<br />

heeft, kan voor een deel <strong>van</strong> de kenmerken op informatie <strong>van</strong> de<br />

moeder worden vertrouwd. Herziening <strong>van</strong> het onderzoek heeft<br />

plaatsgevonden in 1996, en nogmaals in 2005.<br />

Normering: − Gedefinieerd (ja/nee): Nee. Wel worden per item<br />

leeftijdsindicaties gegeven.<br />

Totaalscore ontbreekt.<br />

− Gebaseerd op: (internationale)<br />

onderzoeksliteratuur en<br />

klinische ervaring (criterionreferenced).


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

Betrouwbaarheid:<br />

Waarde Statistic Soort<br />

steekproef<br />

Betrouwbaarheid 2 0,989 Separation Index over alle Alle items <strong>van</strong><br />

leeftijdsmomenten kinderen tussen<br />

0 en 2 jaar<br />

Bijlage C<br />

COTAN: − Beoordeeld door<br />

COTAN (ja/nee):<br />

Ja<br />

− Uitkomst: Uitgangspunten bij<br />

testconstructie: goed<br />

Kwaliteit <strong>van</strong> het testmateriaal:<br />

voldoende<br />

Kwaliteit <strong>van</strong> de handleiding:<br />

voldoende<br />

Normen: onvoldoende<br />

Betrouwbaarheid: onvoldoende<br />

Begripsvaliditeit: onvoldoende<br />

Criteriumvaliditeit: onvoldoende<br />

Validiteit: Geen informatie<br />

Verwijscriteria: − Gedefinieerd (ja/nee): Nee<br />

Volgen <strong>van</strong><br />

ontwikkeling:<br />

− Longitudinale afname<br />

mogelijk (ja/nee):<br />

Effectiviteit: Geen informatie<br />

Conclusie: Beoordeelt ontwikkeling; fijne motoriek, adaptatie,<br />

persoonlijkheid en sociaal gedrag, communicatie (Nederlands)<br />

en grove motoriek. Doelgroep is kinderen <strong>van</strong> 0-54 maanden.<br />

Het Van Wiechenonderzoek wordt op alle consultatiebureaus<br />

gebruikt om de ontwikkeling <strong>van</strong> zuigelingen en peuters te<br />

volgen. Op gestandaardiseerde wijze wordt geobserveerd of<br />

diverse leeftijdsspecifieke ontwikkelingskenmerken al dan niet<br />

aanwezig zijn. Relatief korte afnameduur (3 minuten). Training<br />

<strong>van</strong> de uitvoerders in noodzakelijk. Uitkomst <strong>van</strong> het onderzoek<br />

kan gemakkelijk leiden tot verschillende interpretaties.<br />

Normering ontbreekt, wel worden per item leeftijdsindicaties<br />

gegeven. Psychometrische eigenschappen <strong>van</strong> de test werden<br />

beoordeeld door de COTAN. Uitkomsten op de verschillende<br />

aspecten varieerden <strong>van</strong> onvoldoende (4 items), via voldoende (2<br />

items) tot goed (1 item). Niet gevalideerd. Volgen <strong>van</strong> de<br />

ontwikkeling in de tijd is zeer goed mogelijk.<br />

Kortom, het <strong>van</strong> Wiechenonderzoek is het enige onderzoek dat<br />

behalve de communicatie ook de overige aspecten <strong>van</strong> de<br />

ontwikkeling meeneemt. Onderzoek wordt al door alle<br />

organisaties in Nederland gebruikt. Betrouwbaarheid is hoopvol<br />

te noemen, maar onvoldoende onderbouwd. Niet gevalideerd.<br />

Ja<br />

N


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

Bijlage C<br />

Referenties: 1 Laurent de Angulo MS. Brouwers-de Jong EA, Bijlsma-<br />

Schlosser JFM, Bulk-Bunschoten AMW, Pauwels JH,<br />

Steinbuch-Linstra I (red)., Ontwikkelingsonderzoek in de<br />

Jeugdgezondheidzorg. Het <strong>van</strong> Wiechenonderzoek. De<br />

Baecke-Fassaert Motoriektest. Assen, Koninklijke <strong>van</strong><br />

Gorcum BV, 2006.<br />

2 Jacobusse GW, Buuren S <strong>van</strong>, Verkerk PH (2006). An<br />

interval scale for development of children aged 0-2 years.<br />

Statistics in Medicine, 25(13), 2272-2283.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

9 VTO taal 2-jarigen<br />

Bijlage C<br />

Doel: Vroegtijdig onderkennen <strong>van</strong> taalstoornissen in het Nederlands<br />

als eerste taal op 2-jarige leeftijd. Bevat onderdelen gericht op<br />

taalproductie, interactie (spelen) en taalbegrip.<br />

Classificatie: Signaleringsinstrument<br />

Doelgroep: − Communicatieniveau: 23-29 maanden<br />

Uitvoerbaarheid: − Afnameduur: 5 minuten<br />

− Wijze <strong>van</strong> afname: Onmiddellijke observatie<br />

<strong>van</strong> het kind in combinatie<br />

met ouder<strong>rapport</strong>age<br />

− Uitvoerders: JGZ; arts of<br />

verpleegkundige<br />

− Gebruikersonafhankelijkheid: Ja<br />

− Situatieonafhankelijkheid: Ja<br />

− Materiaal (eenvoudig, kosten,<br />

verkrijgbaarheid):<br />

Handleiding + blok 100<br />

formulieren (€ 53,-) via<br />

Harcourt<br />

− Training uitvoerder nodig: Sinds handleiding is<br />

verschenen is geen<br />

training meer nodig.<br />

Training beschikbaar<br />

indien gewenst (cursus<br />

<strong>van</strong> 1 dagdeel,<br />

georganiseerd door het<br />

Expertisecentrum Kind &<br />

Ontwikkeling).<br />

− Wordt al door JGZ gebruikt: Bij enkele organisaties<br />

− Pluspunten: − Test wordt in gespreksvorm<br />

afgenomen.<br />

− In pilot 5 is onderzocht of het kan<br />

dienen als tweede screeningsstap voor<br />

de 10% kinderen die op de leeftijd <strong>van</strong><br />

2 jaar uitvallen op het Van<br />

Wiechenschema. 27 <strong>van</strong> de 1050<br />

peuters valt op beide instrumenten uit<br />

en wordt verwezen. 17 <strong>van</strong> de 27<br />

(63%) worden onderzocht, 11 daar<strong>van</strong><br />

hebben een taalachterstand (PPV 65%).<br />

Echter, minstens 6 kinderen met<br />

ernstige taalachterstand en 10 met<br />

matige spraaktaalproblemen zijn gemist<br />

met dit protocol.<br />

− Knelpunten: − Medewerking kind is nodig bij<br />

aanwijzen lichaamsdelen. Als het kind<br />

niet meewerkt kan de ouder aangeven<br />

of het kind het onderdeel beheerst.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

Bijlage C<br />

Bovendien moet het kind niet bij<br />

zichzelf, maar bij een pop de<br />

lichaamsdelen aanwijzen. Een extra<br />

cognitieve categorie is dus ingevoegd.<br />

− Ouders volgen verwijzing naar MDD<br />

niet altijd op (48/73=66% 3 en<br />

17/27=63% 5 opvolging).<br />

Beschrijving: Bevat vragen aan ouder en kind over taalproductie, interactie<br />

(spelen) en taalbegrip. De antwoorden worden gescoord. Er<br />

kunnen maximaal 5 punten gehaald worden. Bij 0 of 1 punten is<br />

de score onvoldoende en is verwijzing naar een spraaktaalteam<br />

voor verdere diagnostiek noodzakelijk. Een deel <strong>van</strong> de vragen<br />

wordt niet gebruikt om de score te bepalen. De reden voor het<br />

stellen <strong>van</strong> vragen over het spelgedrag is in de praktijk<br />

onduidelijk; het is geen categorie die taalontwikkeling meet.<br />

Voorheen werd de test op 2 meetmomenten uitgevoerd (18 en 24<br />

maanden) 2-5 , in een nieuwe uitgave is er één meetmoment (24<br />

Observatie aan/<br />

informatie <strong>van</strong>:<br />

maanden). Bij de allereerste ontwikkeling 10 meetmomenten 1 .<br />

Kind en ouder<br />

Normering: − Gedefinieerd (ja/nee): Ja<br />

− Gebaseerd op: Algemene populatie<br />

Nederlandstalige kinderen.<br />

N>2000. Echter onduidelijk,<br />

want alle scores samen tellen op<br />

(2, p.76)<br />

tot meer dan 100%<br />

Betrouwbaarheid:<br />

Waarde Statistic Soort steekproef N<br />

Betrouwbaarheid 0,86 6, p.47 Cronbach’s alpha Nederlandstalige populatie 4351<br />

COTAN: − Beoordeeld door<br />

COTAN (ja/nee):<br />

Nee<br />

− Uitkomst: N.v.t.<br />

Validiteit:<br />

Sensitiviteit 3<br />

(2 waarden)<br />

Waarde Referentie/ ‘gouden<br />

standaard’<br />

52% Oordeel specialist<br />

(taalprobleem, late start<br />

taalontwikkeling, of<br />

taalproductie of<br />

taalbegrip onvoldoende)<br />

24%<br />

Rapportage ouder (ooit<br />

taalachterstand<br />

geconstateerd)<br />

Soort<br />

steekproef<br />

Alg. populatie<br />

Nederlandstalige<br />

kinderen, 70%<br />

respons<br />

N<br />

Geen<br />

informatie<br />

over aantal<br />

gescreende<br />

kinderen<br />

met<br />

oordeel<br />

specialist<br />

of<br />

<strong>rapport</strong>age<br />

ouder


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

Specificiteit 97-98% Op basis <strong>van</strong> het<br />

verwijspercentage<br />

Correlatie 3, 6, p.21 0,48 Reynell language<br />

comprehension test<br />

0,34<br />

Spontane taalproductie<br />

Verwijscriteria: − Gedefinieerd (ja/nee): Ja<br />

Volgen <strong>van</strong><br />

ontwikkeling:<br />

− Longitudinale afname<br />

mogelijk (ja/nee):<br />

Nee<br />

idem 3147<br />

100 kinderen in<br />

laagste en<br />

hoogste score<br />

categorie<br />

volgens 3 , 50<br />

kinderen volgens<br />

6<br />

Effectiviteit: − Onderzocht (ja/nee):<br />

3, 4<br />

Ja<br />

− Uitkomst: Bij 3 jaar: geen effect. 3<br />

Bijlage C<br />

200 3 of 50<br />

6<br />

Idem<br />

Bij 8 jaar: Effectiviteit <strong>van</strong> de<br />

screening (incl. natraject) is niet<br />

aangetoond. Reductie in speciaal<br />

onderwijs (4,1% in<br />

interventiegroep, 2,7% in<br />

controlegroep 4 ), maar het is niet<br />

plausibel dat dit een gevolg is <strong>van</strong><br />

de taalscreening. Reden: zie hfst 4.<br />

Toename <strong>van</strong> aantal doublures<br />

(6,1% in interventiegroep, 4,7% in<br />

controlegroep 4 ), maar idem.<br />

Taaluitkomsten vergelijkbaar. Zie<br />

hfst 4 voor uitgebreidere<br />

informatie.<br />

Conclusie: Bedoeld voor opsporen taalstoornis bij Nederlandstalige kinderen <strong>van</strong><br />

23-29 maanden. Huidige versie heeft één meetmoment. Voorgaande<br />

versies met 2 meetmomenten of nog eerder met 10 meetmomenten zijn<br />

uitgebreid onderzocht. Normering op grote groep (zie nog de vraag<br />

hierbij). Correlaties gebaseerd op 20 jaar oude gegevens, correlaties met<br />

Reynell test voor taalbegrip en met spontane taalproductie zwak.<br />

Sensitiviteit 24-52% (recent onderzoek, niet met Reynell/Schlichting),<br />

wat betekent dat de helft tot ¾ <strong>van</strong> de kinderen met een taalachterstand<br />

wordt gemist. Specificiteit 97-98% (goed).<br />

Uitvoerbaarheid goed, maar kost 5 minuten en vergt materiaal. Door<br />

inbouwen <strong>van</strong> de vragen in een gesprek zijn de ouders goede<br />

informanten, het ‘testkarakter’ is weggenomen.<br />

Bij score ≤ 1 volgt verwijzing naar MDD; dit wordt slecht opgevolgd<br />

(éénderde gaat niet).<br />

Onderzoek bij ruim 10.000 kinderen naar effectiviteit <strong>van</strong> een<br />

screeningsprogramma (screening met dit instrument, diagnostiek en<br />

behandeling) toont effectiviteit niet overtuigend aan (hfst 4).<br />

Kortom: lage sensitiviteit bij hoge specificiteit, maar niet bepaald met<br />

gebruikelijke gouden standaard. Daarom is het nodig dit instrument in


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

onderzoek te vergelijken met andere instrumenten.<br />

Bijlage C<br />

Referenties: 1 Ridder-Sluiter H de. Vroegtijdige onderkenning <strong>van</strong><br />

communicatieve ontwikkelingsstoornissen. Proefschrift RU<br />

Leiden, nov. 1990.<br />

2 Koning HJ de, et al. Vroegtijdige onderkenning <strong>van</strong><br />

taalontwikkelingsstoornissen 0-3 jaar. Rapport, ErasmusMC, maart<br />

2000.<br />

3 Koning HJ de, et al. A cluster- randomised trial of screening for<br />

language delay in toddlers. J Med Screen, 11: 109-116, 2004.<br />

4 Agt HME. <strong>van</strong>, Koning, HJ de. Vroegtijdige onderkenning<br />

taalontwikkelingsstoornissen 0-3 jaar. 8 jaar follow-up studie.<br />

Eind<strong>rapport</strong>, ErasmusMC, okt. 2005.<br />

5 Spaai GWG et al. Vroegsignalering VTO taal. Een exploratief<br />

onderzoek naar de effectiviteit <strong>van</strong> een protocol voor<br />

risicoscreening. Rapport, Expertisecentrum Kind en Ontwikkeling,<br />

okt. 2006.<br />

6 Ridder JG de, et al. VTO taal 2-jarigen. Handleiding. Harcourt Test<br />

Publishers, 2006.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

B. Instrumenten met een afnameduur langer dan 10 minuten<br />

Bijlage C<br />

1. LSI (logopedisch screeningsinstrument) incl. taalscreeningsinstrument (TSI)<br />

voor 3-, 4- en 5-jarigen, schoolvragenlijst (SVL) en oudervragenlijst (OVL)<br />

Doel: Opsporing <strong>van</strong> spraak- en taalontwikkelingsproblemen<br />

Classificatie: Signaleringsinstrument<br />

Doelgroep: − Communicatieniveau: 4.9 – 5.9-jarigen. Voor het<br />

hoofditem taal wordt het VTOtaalscreeningsinstrument<br />

3-6<br />

jaar (ook<br />

taalscreeningsinstrument; TSI<br />

genoemd) gebruikt, geschikt<br />

voor kinderen <strong>van</strong> 2.9 tot 5.8<br />

jaar.<br />

Uitvoerbaarheid: − Afnameduur: 15-20 minuten<br />

− Wijze <strong>van</strong> afname: Logopedisch afname <strong>van</strong><br />

de items taal,<br />

spraakverstaan, articulatie,<br />

stem, vloeiendheid en<br />

mondgedrag. Voor het<br />

hoofditem taal wordt het<br />

VTOtaalscreeningsinstrument<br />

3-6 jaar gebruikt (=TSI).<br />

TSI heeft ook een<br />

schoolvragenlijst en<br />

oudervragenlijst.<br />

− Uitvoerders: Logopedisch<br />

deskundigheidsniveau<br />

− Gebruikersonafhankelijkheid: Onvoldoende, zie ook<br />

knelpunten<br />

− Situatieonafhankelijkheid: Onderzoekskamer niet<br />

noodzakelijk; hoofdzaak<br />

is dat het kind de platen<br />

goed kan zien en de<br />

uitvoerder het kind goed<br />

− Materiaal (eenvoudig, kosten,<br />

verkrijgbaarheid):<br />

kan zien.<br />

Handleiding,<br />

instructieformulieren,<br />

testkaarten,<br />

scoreformulieren,<br />

kleurplaten,<br />

oudervragenlijst,<br />

schoolvragenlijst. Set €<br />

465,- via Swets Test<br />

Publishers. Aantal<br />

formulieren per set niet


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

Bijlage C<br />

onderzocht.<br />

− Training uitvoerder nodig: N.v.t., uitvoering door<br />

logopedisch getrainde<br />

professional<br />

− Wordt al door JGZ gebruikt: Ja<br />

− Pluspunten: Geen informatie<br />

− Knelpunten: Vaak worden bepaalde<br />

onderdelen weggelaten of<br />

in aangepaste vorm<br />

gebruikt.<br />

37-55% <strong>van</strong> de kinderen<br />

krijgen een afwijkende<br />

uitslag op de LSI.<br />

De logopedist interpreteert<br />

de betrekkelijke ernst <strong>van</strong><br />

het onderkende probleem.<br />

Er zijn geen richtlijnen<br />

voor de interpretatie <strong>van</strong><br />

de uitkomst <strong>van</strong> de TSI in<br />

samenhang met de<br />

oudervragenlijst en<br />

schoolvragenlijst.<br />

Beschrijving: In de LSI <strong>van</strong> de NVLF (NVLF, Map Logopedische Screening, versie<br />

januari 2001) zijn zes hoofditems opgenomen, namelijk: (1) taal, (2)<br />

spraakverstaan, (3) articulatie, (4) stem, (5) vloeiendheid en (6)<br />

mondgedrag. Daarnaast is er een item “overige”. Voor het hoofditem<br />

taal is het Taalscreeningsinstrument (TSI) ontwikkeld. Dit instrument,<br />

ook wel het VTO-taalscreeningsinstrument 3-6 jaar genoemd, behoort<br />

samen met een bijbehorende oudervragenlijst (OVL) en een<br />

speelzaal/basisschoolvragenlijst (SVL) te worden afgenomen. Bij het<br />

hoofditem spraak verstaan zegt het kind 12 woorden na <strong>van</strong> een<br />

cassettebandje dat op 50 dB wordt afgespeeld. Voor het hoofditem<br />

articulatie wordt gebruik gemaakt <strong>van</strong> items uit het Utrechts<br />

Articulatie Onderzoek (UAO). Hierbij benoemt het kind plaatjes. Voor<br />

stem wordt tijdens het hele onderzoek naar de stemkwaliteit geluisterd<br />

en op het stemgebruik gelet. Ook naar de vloeiendheid <strong>van</strong> spreken<br />

wordt geluisterd. Bij het hoofditem mondgedrag wordt gelet op open<br />

mond en de tongpositie. Bij overig let men op verkoudheid, tong- en<br />

lipmotoriek, adem en kaak- en gebitsstand. Afname <strong>van</strong> de hoofditems<br />

taal, spraak verstaan en articulatie zijn geprotocolleerd, terwijl bij<br />

stem, vloeiendheid en mondgedrag alleen een korte instructie en<br />

aanwijzing voor de scoring worden gegeven.<br />

Normering: − Gedefinieerd (ja/nee) 1 : Ja, TSI/SVL/OVL zijn elk<br />

genormeerd voor kinderen <strong>van</strong><br />

4;9 jaar tot 5;9 jaar, maar niet in<br />

samenhang tot elkaar. LSI als<br />

geheel is ook niet genormeerd.<br />

− Gebaseerd op: TSI/SVL/OVL: De normen zijn<br />

bepaald (n=594, 1988) op de


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

Betrouwbaarheid: Geen informatie<br />

Bijlage C<br />

drie instrumenten samen.<br />

Onderzoek (1990/1996) bij 1688<br />

kinderen uit Nederlandstalige<br />

gezinnen en 530 kinderen uit<br />

migrantengezinnen wees uit dat<br />

hernormering niet nodig was 2 .<br />

COTAN: − Beoordeeld door TSI/OVL/SVL: Ja, uit 1996<br />

COTAN (ja/nee): LSI als geheel: Nee<br />

− Uitkomst: COTAN-beoordeling 1996:<br />

Uitgangspunten bij<br />

testconstructie: goed<br />

Kwaliteit <strong>van</strong> het testmateriaal:<br />

Goed<br />

Kwaliteit <strong>van</strong> de handleiding:<br />

Goed<br />

Normen: Voldoende<br />

Betrouwbaarheid: Voldoende<br />

Begripsvaliditeit: Goed<br />

Criteriumvaliditeit: Voldoende<br />

Validiteit 3:<br />

Sensitiviteit 3:<br />

(TSI/SVL/OVL)<br />

Specificiteit 3:<br />

(TSI/SVL/OVL)<br />

Waarde Referentie/<br />

‘gouden<br />

standaard’<br />

Tussen 62-83%<br />

voor verschillende<br />

cut-off punten<br />

Tussen 91-95%<br />

voor verschillende<br />

cut-off punten<br />

Reynell Test en<br />

Schlichting Test<br />

Idem Idem<br />

Verwijscriteria: − Gedefinieerd (ja/nee): Nee<br />

Volgen <strong>van</strong><br />

ontwikkeling:<br />

− Longitudinale afname<br />

mogelijk (ja/nee):<br />

Effectiviteit: Geen informatie<br />

Ja<br />

Soort steekproef N<br />

5 jaar en ouder;<br />

neonatal intensive<br />

care unit (NICU)<br />

graduates<br />

Conclusie: Doel is het opsporen <strong>van</strong> spraak- en taalontwikkelingsproblemen.<br />

Doelgroep <strong>van</strong> de hele LSI is 4.9 – 5.9-jarigen. Voor het<br />

hoofditem taal wordt het VTO-taalscreeningsinstrument (TSI)<br />

gebruikt geschikt voor kinderen <strong>van</strong> 2.9 tot 5.8 jaar. Lange<br />

afnameduur (15-20 minuten); wordt gecombineerd met<br />

Oudervragenlijst (OVL) en Schoolvragenlijst (SVL). Logopedisch<br />

afname <strong>van</strong> de items taal, spraakverstaan, articulatie, stem,<br />

vloeiendheid en mondgedrag. Voor het hoofditem taal wordt het<br />

VTO-taalscreeningsinstrument 3-6 jaar gebruikt. Logopedisch<br />

145


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

Bijlage C<br />

deskundigheidsniveau vereist. TSI/SVL/OVL is genormeerd voor<br />

<strong>Nederlandse</strong> en meertalige kinderen <strong>van</strong> 4;9 jaar tot 5;9 jaar. LSI<br />

als geheel is niet genormeerd. Er zijn geen richtlijnen voor de<br />

interpretatie <strong>van</strong> de uitkomst <strong>van</strong> de TSI in samenhang met de<br />

oudervragenlijst en schoolvragenlijst. COTAN beoordeling <strong>van</strong><br />

psychometrische eigenschappen uit 1996: uitkomsten varieerden<br />

per item <strong>van</strong> goed tot voldoende. Een behoorlijk deel (37-55%)<br />

<strong>van</strong> de kinderen valt uit op de LSI.<br />

Sensitiviteit en specificiteit zijn alleen bestudeerd voor een selecte<br />

steekproef (nl. kinderen <strong>van</strong> 5 jaar en ouder die op de NICU<br />

(neonatal intensive care unit) hebben gelegen.<br />

Kortom, een instrument met een lange afnameduur waarvoor<br />

logopedische deskundigheid noodzakelijk is. Doelgroep komt niet<br />

overeen met kinderen tussen 2 en 3 jaar. Testeigenschappen voor<br />

algemene populatie onbekend.<br />

Referenties: 1 Gerritsen FME. VTO Taalscreenings-instrument (TSI) voor 3-<br />

4-, en 5-jarigen. Handleiding en verantwoording (1994). Lisse,<br />

Swets & Zeitlinger.<br />

2 Fahrenfort J, Gerritsen E. Normering en gebruik TSI: tien jaar<br />

later. Logopedie en foniatrie nr 9; 1999; 186-192.<br />

3 Knuijt S, Sondaar M, de Kleine MJK, Kollee LAA. Validation<br />

of a Dutch language screening instrument for 5-year-old<br />

preterm infants. Acta Paediatrica 2005;93(10):1372-1377.<br />

4 Spaai GWG, <strong>van</strong> der Stege HA, Wenners-Lo-A-Njoe VT,<br />

Uilenburg N, Vermeij B. Taalscreening in de JGZ; 3-6 jaar<br />

(2006). Amsterdam: Expertisecentrum Kind en Ontwikkeling.<br />

Overige rele<strong>van</strong>te informatie:<br />

Recent is de vorm en inhoud <strong>van</strong> het VTO taal 3-6 jaar instrument op basis <strong>van</strong><br />

bevindingen <strong>van</strong> veldinterviews geactualiseerd en bekort 4 . De OVL en SVL werden niet<br />

onderzocht. De betrouwbaarheid <strong>van</strong> de vernieuwde versie bleef echter achter bij die<br />

<strong>van</strong> de vorige versie. De sensitiviteit en specificiteit <strong>van</strong> de nieuwe versie is onbekend.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

2 Peabody Picture Vocabulary Test-III-NL<br />

Doel: Het testen <strong>van</strong> taalbegrip <strong>van</strong> het gesproken Nederlands.<br />

Classificatie: Diagnostisch instrument<br />

Bijlage C<br />

Doelgroep: − Communicatieniveau: Kinderen en volwassenen <strong>van</strong><br />

2,3 tot en met 90 jaar<br />

Uitvoerbaarheid: − Afnameduur:


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

Bijlage C<br />

Betrouwbaarheid:<br />

Waarde Statistic Soort steekproef N<br />

Betrouwbaarheid 1 Varieert <strong>van</strong> Lambda-2 Random via scholen, 1746<br />

0,89 – 0,97<br />

peuterspeelzalen en<br />

over de<br />

verschillende<br />

leeftijdsgroepen<br />

<strong>van</strong> 2;3 tot en<br />

met 15;11 jaar.<br />

kinderdagverblijven<br />

COTAN: − Beoordeeld door<br />

COTAN (ja/nee):<br />

Ja<br />

− Uitkomst: Uitgangspunten bij<br />

testconstructie: voldoende<br />

Kwaliteit <strong>van</strong> het testmateriaal:<br />

Goed<br />

Kwaliteit <strong>van</strong> de handleiding:<br />

Goed<br />

Normen: Voldoende<br />

Betrouwbaarheid: Goed<br />

Begripsvaliditeit: Voldoende<br />

Criteriumvaliditeit:<br />

Onvoldoende<br />

Validiteit: Niet onderzocht<br />

Verwijscriteria: − Gedefinieerd (ja/nee): Nee<br />

Volgen <strong>van</strong><br />

ontwikkeling:<br />

− Longitudinale afname<br />

mogelijk (ja/nee):<br />

Effectiviteit: Geen informatie<br />

Conclusie: Doel is het testen <strong>van</strong> het taalbegrip <strong>van</strong> het gesproken<br />

Nederlands. Wordt gewaardeerd als een diagnostisch instrument.<br />

Bij gebruik als screeningsinstrument lange afnameduur, bij<br />

gebruik als diagnostisch instrument acceptabele afnameduur.<br />

Formele training is niet noodzakelijk. Is een vertaling en<br />

bewerking <strong>van</strong> de Amerikaanse PPVT-III, een internationaal<br />

veel gebruikte test. De test bevat 204 testplaten met telkens 4<br />

afbeeldingen. De proefpersoon kiest de juiste afbeelding bij een<br />

mondeling aangeboden woord. Empirisch genormeerd. COTAN<br />

beoordeling varieert <strong>van</strong> onvoldoende (1 item), via voldoende (3<br />

items), tot goed (3 items). De validiteit is niet onderzocht voor<br />

de <strong>Nederlandse</strong> situatie. Volgen <strong>van</strong> de ontwikkeling is zeer<br />

goed mogelijk (doelgroep 2;3 tot 90 jaar).<br />

Kortom, test voor het taalbegrip <strong>van</strong> het gesproken Nederlands.<br />

Betrouwbaarheid goed, niet gevalideerd.<br />

Referenties: 1 L. Schlichting. Peabody Picture Vocabulary Test-III-NL.<br />

Amsterdam: Harcourt Test Publishers, 2005.<br />

Ja


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

3 Taalstandaard<br />

Doel: Richting geven aan verdere diagnostiek bij kinderen die<br />

ontwikkelingsproblemen hebben op het gebied <strong>van</strong><br />

communicatie en de spraak- en taalontwikkeling.<br />

Classificatie: Observatie-instrument voor eerste-fase diagnostiek<br />

Doelgroep: − Communicatieniveau: 18-48 maanden<br />

Uitvoerbaarheid 1,<br />

2 :<br />

− Afnameduur: 30 minuten<br />

Bijlage C<br />

− Wijze <strong>van</strong> afname: Observatie in combinatie met<br />

eenvoudig bij de ouders na te<br />

vragen items.<br />

− Uitvoerders: Logopedist, linguïst,<br />

spraak/taalpatholoog.<br />

− Gebruikersonafhankelijkheid: Vrije afname conditie.<br />

− Situatieonafhankelijkheid: Geen informatie<br />

− Materiaal (eenvoudig, kosten, Handleiding € 57,75 excl.<br />

verkrijgbaarheid):<br />

BTW via Harcourt.<br />

− Training uitvoerder nodig: Ja<br />

− Wordt al door JGZ gebruikt: Ja, in Groningen en<br />

Amsterdam<br />

− Pluspunten: Hoewel niet genormeerd<br />

voor anderstaligen, geeft<br />

afname bij hen veel<br />

kwalitatieve informatie over<br />

voorwaarden voor<br />

taalontwikkeling en ouderkind<br />

interactie.<br />

Is onderdeel <strong>van</strong> protocol<br />

taaldiagnostiek Groningen,<br />

hierbij wordt met SNEL<br />

voorgeselecteerd welke<br />

kinderen met Taalstandaard<br />

onderzocht worden (15% in<br />

Amsterdam en 7% in<br />

Groningen). Uit de<br />

Taalstandaard volgt dat een<br />

deel <strong>van</strong> de kinderen wordt<br />

verwezen naar MDD<br />

(Amsterdam 50%, Groningen<br />

33%). Een deel krijgt advies,<br />

extra controle of logopedie<br />

(Amsterdam 26%, Groningen<br />

66%). Een deel heeft geen<br />

bijzonderheden (Amsterdam<br />

24%, Groningen 0%) 3, 4 .<br />

− Knelpunten: Geen informatie


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

Bijlage C<br />

Beschrijving 1 : De onderzoeker observeert het kind terwijl het met de ouder of<br />

met de onderzoeker speelt en scoort terwijl het onderzoek<br />

gaande is. Er zijn 24 observatie-items per leeftijdsgroep. Deze<br />

items zijn geordend per leeftijdsgroep volgens de drie criteria<br />

‘duidelijk evidentie voor normaal’, ‘mogelijk evidentie voor een<br />

probleem’ en ‘duidelijke evidentie voor een probleem’. De items<br />

zijn geordend in thematisch samenhangende clusters: Taalcognitie<br />

/ contact, taal-cognitie / gerichtheid en vitaliteit en<br />

motoriek. Daarnaast is er een afzonderlijke groep<br />

predisponerende factoren: anamnestische gegevens zoals zorgen<br />

<strong>van</strong> de ouders, de medische voorgeschiedenis, het gehoor, de<br />

gezinssituatie, et cetera. De items <strong>van</strong> deze groep worden niet<br />

meegeteld bij de scoring maar zijn medebepalend voor de<br />

interpretatie <strong>van</strong> het totaalbeeld.<br />

Normering: − Gedefinieerd (ja/nee): Nee<br />

− Gebaseerd op: Het instrument is niet empirisch<br />

genormeerd, maar in plaats<br />

daar<strong>van</strong> is het ‘criterionreferenced’.<br />

Dat wil zeggen dat<br />

de waardering <strong>van</strong> de<br />

beoordelingscategorieën zijn<br />

gebaseerd op mijlpalen in de<br />

ontwikkeling afkomstig uit<br />

literatuuronderzoek en klinische<br />

ervaring 1 .<br />

Betrouwbaarheid:<br />

Betrouwbaarheid 2<br />

Waarde Statistic Soort steekproef N<br />

Interne<br />

Cronbach’s alpha 107 patiënten <strong>van</strong> 5 237<br />

consistentie<br />

audiologische centra<br />

varieerde tussen<br />

en 130 controle<br />

leeftijdsgroepen<br />

kinderen afkomstig<br />

<strong>van</strong> 0,88 tot 0,92.<br />

<strong>van</strong> 4 verschillende<br />

kinderdagverblijven<br />

in West-Nederland.<br />

Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid<br />

<strong>van</strong> 0,84.<br />

Test-hertest<br />

betrouwbaarheid<br />

varieerde tussen<br />

leeftijdsgroepen<br />

<strong>van</strong> 0,68 tot 0,81.<br />

Correlatie tussen<br />

beoordelaars<br />

Correlatie tussen<br />

metingen<br />

COTAN: − Beoordeeld door<br />

COTAN (ja/nee):<br />

Nee<br />

− Uitkomst: N.v.t.


<strong>TNO</strong>-<strong>rapport</strong> | KvL/P&Z 2007.025 | Juli 2007<br />

Bijlage C<br />

Validiteit:<br />

Waarde Referentie/ ‘gouden<br />

standaard’<br />

Soort steekproef N<br />

Sensitiviteit 1 89% Reynell Test voor<br />

107 patiënten <strong>van</strong> 5 237<br />

Taalbegrip, Schlichting audiologische<br />

Test voor Taalproductie en centra en 130<br />

Bayley<br />

controle kinderen<br />

Ontwikkelingsschalen 2-30 afkomstig <strong>van</strong> 4<br />

of de SON-R.<br />

verschillende<br />

kinderdagverblijven<br />

in West-Nederland.<br />

Specificiteit 1 84% idem idem idem<br />

Verwijscriteria: − Gedefinieerd (ja/nee): Ja, uit implementatie protocol<br />

3, 4<br />

taalontwikkeling Groningen<br />

Volgen <strong>van</strong><br />

ontwikkeling:<br />

− Longitudinale afname<br />

mogelijk (ja/nee):<br />

Effectiviteit: Geen informatie<br />

Conclusie: Richtinggevend instrument aan verdere diagnostiek bij kinderen die<br />

ontwikkelingsproblemen hebben op het gebied <strong>van</strong> communicatie<br />

en de spraak- en taalontwikkeling. De onderzoeker observeert het<br />

kind terwijl het met de ouder of met de onderzoeker speelt en<br />

scoort terwijl het onderzoek gaande is. Afnameduur 30 minuten.<br />

Logopedische deskundigheid noodzakelijk. Is onderdeel <strong>van</strong><br />

protocol taaldiagnostiek Groningen dat in Groningen en<br />

Amsterdam gebruikt wordt, als tweede stap na afname <strong>van</strong> de<br />

SNEL. Het instrument is niet empirisch genormeerd, maar in plaats<br />

daar<strong>van</strong> is het ‘criterion-referenced’. Betrouwbaarheid voldoende.<br />

Sensitiviteit is 89% en specificiteit 84%, maar gebaseerd op een<br />

kleine steekproef.<br />

Kortom, eerste-fase diagnostisch instrument waarvoor logopedische<br />

deskundigheid is vereist. Voldoende betrouwbaar. Resultaten ten<br />

aanzien <strong>van</strong> validiteit zijn hoopgevend, maar vooralsnog<br />

onvoldoende onderbouwd.<br />

Referenties: 1 Slofstra-Bremer, C.F., Meulen, Sj <strong>van</strong> der & lutje Spelberg,<br />

H.G. (2006) De Taalstandaard. Amsterdam: Harcourt Test<br />

publishers.<br />

2 Slofstra-Bremer, C.F., Meulen, Sj <strong>van</strong> der & lutje Spelberg,<br />

H.G. (2006) De Taalstandaard: Een observatie-instrument voor<br />

taalonderzoek bij kinderen <strong>van</strong> 1;6-4;0 jaar. Logopedie en<br />

fonatrie (9) 268-275.<br />

3 Leijenaar. Eind<strong>rapport</strong>age Protocol Taaldiagnostiek Groningen.<br />

Rapport afdeling logopedie GGD Groningen, 2006.<br />

4 J. Sluijmers. Implementatie Protocol Taalontwikkeling<br />

Groningen. Rapport GGD Amsterdam, 2006.<br />

Ja

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!