beschikking vergunning wet milieubeheer - Provincie Groningen

3.9.5 Emissie PAK asfaltmenginstallatie
Voor de emissie van stoffen waarvan op basis van de NeR een minimalisatieverplichting geldt, moet worden
aangesloten bij het Rijksbeleid voor chemische stoffen, verwerkt in de Strategie Omgaan Met Stoffen
(SOMS). Voor stoffen die onder de SOMS-categorie "zeer ernstige zorg" vallen geldt op basis van de NeR
een minimalisatieverplichting. Voor APW betreft dit de emissie van PAK (polycyclische aromatische
koolwaterstoffen).
In de NeR zijn voor stoffen met een minimalisatieverplichting (MVP) twee grensmassastromen opgenomen,
te weten een MVP1 voor stofvormige emissies en een MVP2 voor gas- en dampvormige emissies. Voor
MVP1-stoffen geldt bij een emissievracht van 0,15 gram per uur een emissie-eis van 0,05 mg per m³. Voor
MVP2-stoffen geldt bij een emissievracht van 2,5 gram per uur een emissie-eis van 1 mg per m³.
Voornoemde waarden gelden bij een actueel zuurstofgehalte.
Uit het in 1999 uitgevoerde emissie-onderzoek is een maximale emissie aan PAK van 0,0014 mg per m³
naar voren gekomen. Tijdens het in 2003 uitgevoerde emissie-onderzoek is een PAK-emissie (totaal 6 van
NeR) van 0,0026 tot 0,0036 mg per m³ bij 17% zuurstof respectievelijk 0,005 tot 0,006 mg per m³ bij actueel
zuurstofgehalte gemeten en een emissievracht van 0,2 - 0,3 gram per uur. De metingen hebben betrekking
op een productie van PR-asfalt met een percentage oud asfalt van 30 tot 40%.
Op basis van de gemeten waarden valt te concluderen dat de emissie-eisen van de NeR voor PAK ver
worden onderschreden. Het is daarmee niet te verwachten dat de emissie-eisen bij productie van PR-asfalt
met een percentage oud asfalt van 50% zullen worden overschreden.
In de herziene BR voor asfaltmenginstallaties is aangegeven dat, indien er bij de inname van asfaltgranulaat
ten behoeve van de productie van recyclingasfalt wordt gewerkt met een acceptatieprotocol op basis van de
CROW publicatie "Omgaan met vrijkomend asfalt", voldaan wordt aan de kwaliteitseisen van de BRL 9320
en daarmee wordt voldaan aan de minimalisatieverplichting van de NeR. In de aanvraag is aangegeven dat
door APW een dergelijk acceptatieprotocol wordt gehanteerd.
Wij achten het daarom niet noodzakelijk voorschriften met betrekking tot de emissie van PAK aan de
vergunning te verbinden.
3.9.6 Emissie stof
Emissie van stof van de asfaltmenginstallatie en vulstofsilo's
Voor het afvangen van stof in de afgassen van de asfaltmenginstallatie en bij het vullen van silo's met
vulstoffen, wordt gebruik gemaakt van doekenfilters.
In de herziene BR wordt uitgegaan van een emissie-eis van 10 mg per m³ per 1 januari 2008 voor bestaande
installaties en 5 mg per m³ voor nieuwe installaties.
Op basis van de algemene eisen van de NeR dienen niet gpbv-installaties, bij toepassing van filtrerende
afscheiders, per 31 oktober 2010 te voldoen aan een emissie-eis van 5 mg per m³.
Uit het in 1999 uitgevoerde emissie-onderzoek is voor de asfaltmenginstallatie een maximale emissie aan
stof van 1,05 mg per m³ naar voren gekomen. Tijdens onderzoek in 2003 is een waarde van 0,6 tot 1,2 mg
per m 3 bij actueel zuurstofgehalte gemeten en kleiner dan 0,6 mg per m³ bij 17% zuurstof.
Wij menen thans een voorschrift aan de vergunning te verbinden waarin voor de asfaltmenginstallatie voor
stof per direct een emissie-eis van 5 mg per m³ (bij 17% zuurstof) wordt vastgelegd (voorschrift 2.1.2).
Ten aanzien van de vulstofsilo's, welke zijn voorzien van een doekenfilter, is de algemene stofemissie-eis
van de NeR van 10 mg per m³ (bij actueel zuurstofgehalte) voorgeschreven (voorschrift 2.1.3). Per 31
oktober 2010 dient te worden voldaan aan 5 mg per m³. Aangezien ten aanzien van de silo's geen
representatieve stofmeting is uit te voeren, dient door middel van specificaties van de toegepaste
doekenfilters inzichtelijk te worden gemaakt en door juiste inspectie en onderhoud worden geborgd dat aan
voornoemde emissie-eisen wordt voldaan.
Emissie van stof bij op- en overslag van minerale grondstoffen
Bij de opslag en verlading van minerale grondstoffen op het terrein kan stofhinder optreden. Volgens de
Bijzondere Regeling van de NeR voor stofemissie bij verwerking, bereiding, transport, laden en lossen
alsmede opslag van stuifgevoelige stoffen, vallen de toegepaste grondstoffen (zand, grind, steenslag,
asfaltgranulaat) onder stuifklasse S4 (licht stuifgevoelig, wel bevochtigbaar) of S5 (nauwelijks of niet
stuifgevoelig). Het toegepaste vulstof valt onder stuifklasse S1 (sterk stuifgevoelig, niet bevochtigbaar).
Voor de materialen die vallen onder de stuifklasse S4 en S5 wordt gebruik gemaakt van open
opslagvoorzieningen, de opslag van vulstof vindt in gesloten silo's plaats.
In de aanvraag zijn de volgende stofreducerende maatregelen omschreven:
pagina 19 van 44