beschikking vergunning wet milieubeheer - Provincie Groningen

gerelateerde - geurhinder, kan APW een onderzoeksverplichting worden opgelegd om te bepalen of aan de
vergunde geurconcentraties wordt voldaan.
Naar aanleiding van klachten van omwonenden valt op te maken dat met name de toepassing van
fosforslakken bij de productie van PR-asfalt aanleiding geeft tot geurhinder. Fosforslakken worden nog
sporadisch toegepast, maar de toepassing kan in het kader van deze vergunning niet worden geweigerd. Op
basis van landelijke regelgeving worden fosforlakken als een reguliere, in asfalt toe te passen, bouwstof
gezien. Indien APW onder de bestaande bedrijfsomstandigheden fosforslakken wil toepassen, dient te
worden aangetoond dat ook dan aan de vergunde geurconcentraties kan worden voldaan. APW wordt
daarom verplicht om bij de eerstvolgende keer (na het onherroepelijk worden van deze vergunning) dat
fosforslakken worden toegepast, dit met behulp van een geuronderzoek aan te tonen. Hierbij is
voorgeschreven dat, om geurhinder als gevolg van uitdamping inzichtelijk te maken, het geuronderzoek
betrekking dient te hebben op zowel de toepassing van droog en niet droog opgeslagen fosforslakken.
Indien op basis van voornoemde onderzoeken blijkt dat niet aan de gestelde geurimmissienormen kan
worden voldaan, dient vergunninghoudster een plan van aanpak voor aanvullende geurreducerende
maatregelen ter goedkeuring aan ons te doen toekomen, danwel de betreffende activiteit niet langer uit
voeren.
Voor de reguliere bedrijfsomstandigheden zal, onder toepassing van de standaard- en aanvullende
maatregelen en met inachtneming van voornoemde concentratieniveaus, geen onacceptabele geurhinder
optreden en wordt ons inziens voldaan aan BBT.
APW is voornemens te stoppen met de toepassing van een geurreducerend middel in de centrale
afgassenafvoer van de afvalcentrale. Door APW wordt voldaan aan de eisen van de bijzondere regeling van
de NeR en in een vergelijk tussen het geurklachtenpatroon en toepassing het geurreducerende middel heeft
de effectiviteit van het middel niet kunnen aantonen. Er wordt niet opnieuw vergunning gevraagd voor de
toepassing van een geurreducerend middel. Als bevoegd gezag kunnen wij hier mee instemmen.
3.9.8 Emissiemetingen
Aan de vergunning hebben wij voorschriften verbonden met betrekking tot het beschikbaar hebben van en
uitvoering geven aan een, door het bevoegd gezag goedgekeurd, meet- en registratieplan voor de emissie
van stof, SO 2 , NO x en C x H y met daaraan gekoppeld een rapportageverplichting (voorschriften 2.2.1 en
2.2.2).
3.9.9 Immissiegrenswaarden fijn stof en stikstofoxiden
Op basis van hoofdstuk 5 van de Wm en de EG-luchtkwaliteitsnormen gelden immissiegrenswaarden voor
fijn stof, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwaveldioxide, lood, koolmonoxide en benzeen (voorheen vastgelegd
in het Besluit Luchtkwaliteit 2005). Voor onderhavige aardgasgestookte asfaltmenginstallatie zijn de emissie
van fijn stof (PM 10 ) en NO x (berekend als NO 2 ) van de asfaltmenginstallatie en de dieselmotoren van de
loskraan, het aggregaat van zeef-/puinbreekinstallatie, rijdend materieel binnen de inrichting en
vrachtverkeer van en naar de inrichting van belang.
Voor de opslag van grondstoffen en de zeef-/puinbreekinstallatie is in deze de emissie van fijn stof van
belang.
Bij de aanvraag is een luchtkwaliteitsonderzoek gevoegd waarbij de immissie van fijn stof en NO x aan
voornoemde immissiegrenswaarden zijn getoetst. Hierbij is gebruik gemaakt van emissiegegevens uit het in
2003 uitgevoerde emissie-onderzoek.
De jaarvracht fijn stof is door verspreidingsberekeningen met het Nieuw Nationaal Model (NNM) getoetst aan
het jaargemiddelde (40 microgram/m 3 ) en het daggemiddelde (50 microgram/m 3 , welke 35 keer jaar
overschreden mag worden) norm voor fijn stof. De grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie wordt
niet overschreden. Het daggemiddelde wordt maximaal 15 keer per jaar overschreden.
De jaarvracht NO x is getoetst aan een jaargemiddelde van 40 microgram/m 3 ) en een daggemiddelde van 200
microgram/m 3 , welke 18 keer jaar overschreden mag worden. De grenswaarde voor de jaargemiddelde en
de daggemiddelde concentratie worden niet overschreden.
Er wordt daarmee voldaan aan de op basis van hoofdstuk 5 van de Wm gestelde immissiesgrenswaarden.
3.10 Geluid en trillingen
3.10.1 Inleiding
Het geluid wordt beoordeeld op basis van de representatieve bedrijfssituatie. Dit is de toestand waarbij de
inrichting volledig gebruik maakt van de vergunde capaciteit in de betreffende beoordelingsperiode.
Daarbij worden beoordeeld de geluidsbelasting, de maximale geluidsniveaus en de indirecte hinder als
gevolg van het in werking zijn van de inrichting.
De inrichting ligt op het industrieterrein Hoogezand-West, dat deel uitmaakt van het cluster
geluidsgezoneerde industrieterreinen Waterhuizen, Hoogezand West, Foxhol, terrein Noordwest Plan Zuid
en Martenshoek. De geluidszone voor dit terrein is op 27 augustus 1991 door de Kroon vastgesteld.
pagina 21 van 44