MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD - PvdA

83204 MONITEUR BELGE — 31.10.2013 — BELGISCH STAATSBLAD
Pour ce qui concerne l’article 6, de la loi du 19 décembre 2006, il
convient d’y mentionner que l’article 6, § 2, alinéa 3, a été remplacé, et
non modifié, par la loi du 26 janvier 2010. Il est, en outre, inutile d’y
reprendre l’intitulé de cette loi modificative.
2. Le projet ayant notamment pour objet de déterminer les exigences
complémentaires applicables au personnel de sécurité qui assure la
circulation des véhicules à caractère patrimonial (articles 34 à 38,
formant la section 3 du chapitre 3 du projet), il y a également lieu de
viser, au titre de fondement légal, l’article 6, § 2, 5°, de la loi du
19 décembre 2006, remplacé par la loi du 26 janvier 2010.
3. Pour ce qui concerne l’article 37/27 de la loi du 19 décembre 2006,
il convient de préciser que cet article a été inséré par la loi du
26 janvier 2010.
Comme en a convenu la fonctionnaire déléguée, il convient également
de viser en lieu et place de l’article 37/27, paragraphe 1 er ,3°bis et
5°, l’article 37/27, paragraphe 5, 3° et 4°.
Dispositif
Article 15
L’article 15, § 1 er , du projet est consacré à l’énumération des
différentes catégories de licences (nationales) de conducteur de train. La
catégorie A4 concerne la catégorie « conducteur de raccordé »
(« bestuurder van een spooraansluiting »).
De l’accord de la fonctionnaire déléguée, les termes « raccordement
privé »(« private spooraansluiting ») remplaceront adéquatement le
terme « raccordé »(1).
Cette observation vaut également pour le modèle de licence figurant
à l’annexe 1.4 du projet.
Article 39
1. L’article 39, § 1 er , alinéa 3, du projet, dispose :
« Le GI en réfère immédiatement, et au plus tard le jour ouvrable
suivant, à l’autorité de sécurité ».
Cette disposition constituant un rappel de la norme figurant déjà à
l’article 27, § 1 er , de la loi du 4 décembre 2006 ‘relative à l’utilisation de
l’infrastructure ferroviaire’, il convient, pour éviter toute méprise sur sa
portée, de la compléter par les mots « conformément à l’article 27, § 1 er ,
de la loi du 4 décembre 2006 relative à l’utilisation de l’infrastructure
ferroviaire ».
2. L’article 39, § 3, du projet, dispose :
« § 3. Le personnel de sécurité qui fait l’objet d’une suspension
préventive est soumis à un contrôle du taux d’alcoolémie ».
Une suspension préventive peut intervenir dans des hypothèses
totalement étrangères à un soupçon d’imprégnation alcoolique de
l’agent concerné. Il est donc excessif de prévoir que le membre du
personnel de sécurité suspendu préventivement est, dans tous les cas,
soumis à un contrôle du taux d’alcoolémie. Il convient dès lors de
remplacer les mots « est soumis » par les mots « peut être soumis ».
Annexes
1. De l’accord de la fonctionnaire déléguée, le point 3 de l’annexe 1 du
projet sera omis.
2. Les modèles d’attestation de connaissance de ligne et d’attestation
de connaissance de matériel, figurant aux points 5 et 6 (devenant les
points 4 et 5) de l’annexe 1 du projet, se réfèrent à un « Livret du Service
des Trains – Tome III ».
Il convient d’y mentionner la référence réglementaire précise de ce
document, ou, à défaut, d’en donner la définition dans le dispositif du
projet.
3. L’observation qui précède vaut également pour le modèle d’attestation
de connaissances professionnelles figurant à l’annexe 2, point 4,
du projet, qui mentionne en note (2) « Appellations reprises au Tome III
LST ».
Le greffier,
Colette Gigot
Le président,
Pierre Liénardy
Voor wat artikel 6 van de wet van 19 december 2006 betreft, moet
worden vermeld dat artikel 6, § 2, derde lid, is vervangen, en niet
gewijzigd, bij de wet van 26 januari 2010. Het is daarenboven onnodig
daar het opschrift van deze wijzigingswet over te nemen.
2. Aangezien het ontwerp er onder andere toe strekt de bijkomende
vereisten vast te stellen die van toepassing zijn op het veiligheidspersoneel
dat met de toeristische spoorwegritten met historische voertuigen
is belast (artikelen 34 tot 38, die afdeling 3 van hoofdstuk 3 van het
ontwerp vormen), moet ook artikel 6, § 2, 5°, van de wet van
19 december 2006, vervangen bij de wet van 26 januari 2010, als
rechtsgrond worden vermeld.
3. Voor wat artikel 37/27 van de wet van 19 december 2006 betreft,
moet worden aangegeven dat dit artikel is ingevoegd bij de wet van
26 januari 2010.
Zoals de gemachtigde ambtenaar heeft beaamd, moet ook worden
verwezen naar artikel 37/27, § 5, 3° en 4°, in plaats van naar
artikel 37/27, § 1, 3bis en 5°.
Dispositief
Artikel 15
Artikel 15, § 1, van het ontwerp bevat een opsomming van de
verschillende categorieën (nationale) vergunningen van treinbestuurder.
Categorie A4 betreft de categorie “bestuurder van een spooraansluiting”
(“conducteur de raccordé”).
De gemachtigde ambtenaar is het ermee eens dat de term “spooraansluiting”
beter zou worden vervangen door de woorden “private
spooraansluiting” (“raccordement privé”) (1).
Deze opmerking geldt ook voor het model van vergunning dat in
bijlage 1.4 van het ontwerp is opgenomen.
Artikel 39
1. Artikel 39, § 1, derde lid, van het ontwerp luidt als volgt :
“De IB meldt dit onmiddellijk en uiterlijk de volgende werkdag aan
de veiligheidsinstantie.”
Aangezien deze bepaling een herhaling is van de regel die reeds in
artikel 27, § 1, van de wet van 4 december 2006 ‘betreffende het gebruik
van de spoorweginfrastructuur’ is vervat, moet ze, teneinde elke
misvatting betreffende haar strekking te voorkomen, worden aangevuld
met de woorden “overeenkomstig artikel 27, § 1, van de wet van
4 december 2006 betreffende het gebruik van de spoorweginfrastructuur”.
2. Artikel 39, § 3, van het ontwerp luidt als volgt :
“Het veiligheidspersoneelslid dat het voorwerp uitmaakt van een
preventieve schorsing van de veiligheidsfuncties wordt onderworpen
aan een alcoholtest”.
Een preventieve schorsing kan voorkomen in gevallen die in het
geheel niets te maken hebben met een vermoeden van een te groot
alcoholpromillage van de betrokken werknemer. Het is dus overdreven
te bepalen dat het lid van het veiligheidspersoneel dat preventief is
geschorst, in alle gevallen een alcoholtest moet ondergaan. De woorden
“wordt onderworpen” moeten dus worden vervangen door de woorden
“kan worden onderworpen”.
Bijlagen
1. In overeenstemming met de gemachtigde ambtenaar moet punt 3
van bijlage 1 van het ontwerp worden weggelaten.
2. De modellen van attest van lijnkennis en van attest van materieelkennis
die in de punten 5 en 6 (die de punten 4 en 5 worden) van
bijlage 1 van het ontwerp zijn opgenomen, grijpen terug naar het “Boek
van de Treindienst - Deel III”.
Er moet nauwkeurig worden aangegeven naar welke regelgeving dit
document verwijst, of anders moet het document in het dispositief van
het ontwerp worden gedefinieerd.
3. De voorgaande opmerking geldt tevens voor het model van attest
van beroepskennis, opgenomen in bijlage 2, punt 4, van het ontwerp,
dat in voetnoot (2) melding maakt van “In Deel III van het BVT
opgenomen benamingen.”
De griffier,
Colette Gigot
De voorzitter,
Pierre Liénardy
Note
(1) Voir, dans l’avis 52.830/4, donné le 25 février 2013 sur un projet
d’arrêté royal ‘portant adoption des exigences applicables au matériel
roulant n’utilisant pas de sillons’ (observation particulière en ce sens
formulée à propos de l’article 3).
Nota
(1) Zie advies 52.830/4, op 25 februari 2013, gegeven over een
ontwerp van koninklijk besluit ‘tot aanneming van de van toepassing
zijnde vereisten op het rollend materieel zonder het gebruik van
rijpaden’ (bijzondere opmerking betreffende artikel 3 in die zin).