06.07.2015 Views

Download rapport - Biax Consult

Download rapport - Biax Consult

Download rapport - Biax Consult

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

BIAXiaal<br />

288<br />

Archeobotanisch onderzoek naar de<br />

voedingsgewoonten aan de Prinsenhof te Brugge<br />

(13 e -17 e eeuw)<br />

H. van Haaster<br />

November 2006<br />

BIAX<br />

C o n s u l t<br />

Onderzoeks- en Adviesbureau<br />

voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie


Colofon<br />

Titel:<br />

BIAXiaal 288<br />

Archeobotanisch onderzoek naar de voedingsgewoonten aan de Prinsenhof in Brugge<br />

(13 e -17 e eeuw).<br />

Auteur:<br />

H. van Haaster<br />

Opdrachtgever:<br />

Raakvlak, Intergemeentelijke Dienst Archeologie Brugge & Ommeland<br />

ISSN: 1568-2285<br />

©BIAX <strong>Consult</strong>, Zaandam, 2006<br />

Correspondentie adres:<br />

BIAX <strong>Consult</strong><br />

Hogendijk 134<br />

1506 AL Zaandam<br />

tel: 075 – 61 61 010<br />

fax: 075 – 61 49 980<br />

e-mail: BIAX@BIAX.nl


BIAXiaal 288 1<br />

1. Inleiding<br />

In de zomer van 2004 is door de Intergemeentelijke Dienst Archeologie Brugge &<br />

Ommeland (Raakvlak, Brugge) een archeologisch onderzoek uitgevoerd op een terrein<br />

dat omsloten wordt door de Geldmuntstraat, Ontvangerstraat, Moerstraat en<br />

Geerwijnstraat. De aanleiding voor dit onderzoek was de geplande nieuwbouw van een<br />

hotel en een ondergrondse parkeergarage waarbij naar verwachting het ter plaatse<br />

aanwezige bodemarchief ernstig zou worden beschadigd. Op de onderzoekslocatie<br />

bevond zich namelijk vroeger de Prinsenhof. De locatie van deze grafelijke residentie<br />

wordt in figuur 1 weergegeven.<br />

Figuur 1<br />

De locatie van de Prinsenhof aangegeven op de stadsplattegrond van Braun &<br />

Hogenberg uit 1572. Het noorden ligt onder!<br />

In een document uit 1396 wordt voor het eerst melding gemaakt van een grafelijke<br />

residentie die gelegen was tussen de Moerstraat en de Noordzandstraat. Aanvankelijk<br />

wellicht relatief bescheiden van omvang, werd het door de hertogen van Bourgondië sterk<br />

vergroot door aankoop van de belendende percelen en uitgebouwd tot een luxueuze<br />

residentie: de Prinsenhof. Naast dienstgebouwen en verblijven voor hovelingen,<br />

ambtenaren en gasten, omvatte het de residenties van de hertog, een slottoren, een kapel,<br />

een kaatsbaan, een boomgaard, verschillende tuinen en een dierentuin met exotische<br />

dieren. Vooral Filips de Goede en zijn kleindochter Maria van Bourgondië verbleven er,<br />

en zijn er ook overleden.<br />

Na de dood van Maria van Bourgondië in 1482 werd de Prinsenhof nog maar zelden<br />

als vorstelijke residentie gebruikt. In 1576 werd een aanzienlijk deel van het domein<br />

verkocht en verkaveld. In 1631 werd wat er nog van restte, eveneens verkocht.<br />

Vanaf 1662 werden de overblijvende gebouwen overwegend door kloosterzusters<br />

betrokken.


BIAXiaal 288 2<br />

In 1989 werd het gebouwencomplex aan een Brugse ondernemer verkocht die er een<br />

hotel in vestigde. Een nieuwe bouwheer kocht de site recent aan met de bedoeling het tot<br />

een vijfsterrenhotel om te bouwen. Mede dankzij de financiële bijdrage van de bouwheer<br />

kon er op de terreinen van het voormalige Prinsenhof worden opgegraven, vooraleer de<br />

bouwwerken van start gaan.<br />

Tijdens de opgraving zijn uit verschillende contexten grondmonsters genomen voor<br />

archeobotanisch onderzoek. De belangrijkste doelstelling van het botanisch onderzoek<br />

was te achterhalen wat de voedingsgewoonten van de vroegere bewoners en hun gasten<br />

waren. Daarnaast was de verwachting dat misschien informatie zou kunnen worden<br />

verkregen over andere activiteiten die de bewoners op het complex uitvoerden. We<br />

kunnen hierbij denken aan locale tuinbouw, het houden van dieren of ambachtelijke<br />

activiteiten.<br />

2. Methode van onderzoek<br />

Uit vier waterputten en beerputten zijn in totaal zes monsters genomen voor<br />

archeobotanisch onderzoek. Een overzicht van deze monsters wordt in tabel 1 gegeven.<br />

Tabel 1<br />

Brugge-Prinsenhof, overzicht van geanalyseerde monsters.<br />

staalnummer context laag datering<br />

VII/116-118 waterput ? 1250-1350<br />

XII/60 waterput onder 14 e eeuw<br />

XII/60/2 waterput 2 14 e eeuw<br />

XII/60/4 waterput 4 14 e eeuw<br />

XIV/113 beerput ? eind 14 e -/15 e eeuw<br />

IX/1 beerput 4 17 e eeuw<br />

Voor het onderzoek aan botanische macroresten (zaden, vruchten en andere relatief grote<br />

plantenresten) zijn de monsters eerst met water gezeefd over een set zeven met<br />

maaswijdten van 0.25, 0.5, 1 en 2 mm. De macroresten zijn geanalyseerd met een<br />

opvallend-lichtmicroscoop met vergrotingen tot 50 x. Vóór het zeven is uit elk monster<br />

een submonster genomen voor pollenanalyse. Doel van het pollenonderzoek was<br />

aanvullende informatie over de voedingsgewoonten te verkrijgen. De ervaring leert dat<br />

veel groenten en keukenkruiden een grotere kans hebben om door middel van<br />

pollenonderzoek te worden aangetoond. 1<br />

3. Resultaten<br />

De resultaten van het macrorestenonderzoek staan weergegeven in bijlage 1.<br />

De aangetroffen soorten zijn voor de overzichtelijkheid onderverdeeld in gebruiksplanten<br />

en wilde planten (onkruiden). Binnen de categorie gebruiksplanten is een onderverdeling<br />

aangebracht die is gebaseerd op het vermoedelijke vroegere gebruik. De wilde planten<br />

zijn ingedeeld op grond van de vegetatiestructuur en abiotische standplaatsfactoren als<br />

vochtgehalte, trofietoestand en zuurgraad. 2 Met nadruk moet wel worden gesteld dat deze<br />

indeling gebaseerd is op het huidige voorkomen van de planten en dat deze indeling niet<br />

1 Voor de resultaten van het pollenonderzoek wordt verwezen naar Hillewaert & Van Besien 2007.<br />

2 Tamis et al. 2004.


BIAXiaal 288 3<br />

kritiekloos toegepast mag worden op vroegere vegetaties. Dit geldt vooral voor door<br />

mensen beïnvloede vegetaties zoals bijvoorbeeld akkeronkruidvegetaties en graslanden.<br />

Toch wordt omwille van de herkenbaarheid in bijlage 1 uitgegaan van het huidige<br />

voorkomen. Bij de bespreking van de diverse vegetatietypen zullen indien nodig<br />

nuanceringen op de indelingen worden aangebracht.<br />

3.1 13 E /14 E EEUW (1250-1350)<br />

Uit deze periode is één monster uit een waterput onderzocht.<br />

3.1.1 Granen en dergelijke<br />

In het 13 e /14 e -eeuwse monster zijn geen resten van graan gevonden.<br />

Uit de onkruidanalyse zijn echter wel aanwijzingen voor de consumptie van graan<br />

tevoorschijn gekomen. We kunnen dit afleiden uit de goede vertegenwoordiging van<br />

onkruiden die in archeologische context meestal in combinatie met rogge worden<br />

gevonden (zie hieronder).<br />

3.1.2 Fruit, zuidvruchten en noten<br />

Binnen deze categorie zijn vondsten gedaan van hazelnoot (Corylus avellana), walnoot<br />

(Juglans regia), appel (Malus domestica), vijg (Ficus carica), braam (Rubus fruticosus)<br />

en vlierbes (Sambucus nigra). Alle soorten zijn normale verschijningen in 13 e /14 e -eeuwse<br />

context. Van vijg zijn de meeste resten (enkele honderden pitten) gevonden. Dit hoeft<br />

echter niet te betekenen dat de vroegere bewoners meer vijgen aten dan bijvoorbeeld<br />

appels of noten. In één enkele vijg kunnen namelijk vele honderden pitten zitten.<br />

De vijgen zijn waarschijnlijk in gedroogde vorm geïmporteerd uit zuidelijke streken.<br />

Uit historische bronnen blijkt echter dat ook in de Nederlanden vroeger hier en daar wel<br />

vijgen verbouwd werden. Ook op een beschutte plaats op de Prinsenhof kan dit het geval<br />

zijn geweest. Over de kwaliteit van de hier geteelde vijgen verschilden echter de<br />

meningen. Volgens de Italiaanse reiziger Lodovico Guicciardini die in de 16 e eeuw de<br />

Lage Landen bezocht, rijpten de vijgen hier slecht door gebrek aan warmte. 3 Een<br />

vergelijkbare mening houdt de Zuid-Nederlandse botanicus Dodoens er in zijn kruidenboek<br />

van 1554 op na. 4 Hoe het ook zij, de waarschijnlijk incidentele inlandse vijgenteelt<br />

was vrijwel zeker onvoldoende om de grote behoefte aan vijgen te dekken.<br />

Vooral tijdens de traditionele vastenperiode vanaf Aswoensdag tot Pasen (40 dagen!)<br />

werden vroeger veel vijgen gegeten. Dit blijkt uit het feit dat in oude rekeningen grote<br />

bestellingen van vijgen vooral in maart voorkomen. 5<br />

De andere fruitsoorten en noten zijn waarschijnlijk allemaal van locale (inheemse)<br />

herkomst. Het is niet mogelijk vast te stellen of de soorten in een locale tuin of<br />

boomgaard verbouwd werden, of op een markt werden gekocht.<br />

3.1.3 Groenten en peulvruchten<br />

Van biet (Beta vulgaris) zijn opvallend veel vruchtjes in de waterput gevonden. Strikt<br />

genomen kan het bij deze vondsten gaan om de gecultiveerde biet of de strandbiet.<br />

Vruchtjes van deze beide variëteiten zijn namelijk niet van elkaar te onderscheiden. De<br />

wilde biet, ook wel strandbiet genoemd, komt echter van nature alleen in het kustgebied<br />

voor. 6 Bij vondsten in het binnenland gaan we er meestal vanuit dat zij van een<br />

gecultiveerd bietengewas afkomstig zijn, vooral als de vondsten gedaan worden in relatie<br />

met ander consumptieafval, zoals in de hier onderzochte waterput het geval is. Enige<br />

3 Guicciardini 1566; Sangers 1952, 69.<br />

4 Dodoens 1554, 772.<br />

5 Van Winter 1989, 254.<br />

6 Weeda et al. 1985, 157.


BIAXiaal 288 4<br />

voorzichtigheid is wel op zijn plaats, want via het Zwin stond Brugge in de<br />

Middeleeuwen wel in verbinding met de zee. Het is dus niet helemaal uitgesloten dat de<br />

vruchtjes van strandbiet afkomstig zijn, vooral omdat in het monster ook een paar andere<br />

kustplanten zijn gevonden (zie hieronder). Als de vruchtjes van een in locale tuinen<br />

verbouwd bietengewas afkomstig zijn, dan moeten we denken aan een gewas dat met<br />

onze huidige snijbiet moet worden vergeleken. Onze tegenwoordige rode bietjes en<br />

suikerbieten bestonden in de Late Middeleeuwen nog niet.<br />

3.1.4 Kruiden en specerijen<br />

In deze categorie zijn alleen vondsten van dille (Anethum graveolens) en zwarte mosterd<br />

(Brassica nigra) gedaan.<br />

Zaden van dille worden in archeologische context niet vaak gevonden. Ook in Brugge<br />

is het nog niet eerder gevonden. 7 Het is een kruid dat oorspronkelijk afkomstig is uit het<br />

Middellandse-Zeegebied en het wordt vanaf de Romeinse tijd in de Nederlanden<br />

verbouwd. 8 Waar dille in de 14 e eeuw precies voor werd gebruikt is niet zeker. Het wordt<br />

genoemd in Den Herbarius in Dyetsche, een kruidenboek dat omstreeks 1500 in<br />

Antwerpen werd gedrukt en dat is gebaseerd op een aantal kruidenboeken uit het laatste<br />

kwart van de 15 e eeuw. Hierin worden alleen geneeskundige toepassingen van dille<br />

beschreven. Zo zou het goed zijn tegen de hik, hoofdpijn, maagklachten etc. 9 Pas in<br />

kookboeken uit de 16 e eeuw staan culinaire toepassingen van dille beschreven.<br />

Ook zwarte mosterd is oorspronkelijk afkomstig uit het Middellandse-Zeegebied. De<br />

zaden bevatten een hoog gehalte aan mosterdolie, wat de reden is voor de verspreiding<br />

van deze plant als cultuurgewas. De plant heeft zich echter ook op natuurlijke manier via<br />

rivierdalen naar het Noordwest Europa verspreid. Ook leidt de cultuur van zwarte<br />

mosterd gemakkelijk tot verwildering van de planten. Dit is de reden dat we met de<br />

interpretatie van vondsten van zwarte mosterd voorzichtig moeten zijn. Het kan namelijk<br />

ook gaan om zaden van in de natuurlijke omgeving voorkomende planten. Omdat de<br />

zaden van zwarte mosterd tussen andere etensresten zijn gevonden, zouden de zaden<br />

echter heel goed op het gebruik van mosterd kunnen duiden. Mosterd werd gemaakt door<br />

de zaden fijn te malen en te vermengen met azijn. Mosterdsaus (pekel of pekele genoemd)<br />

werd beschouwd als een goede saus bij allerlei taaie en rauwe spijzen, hetzij vlees of vis,<br />

omdat het deze voedingsmiddelen zou helpen verteren. 10 De beste kwaliteit mosterd werd<br />

overigens gemaakt van zaden van witte mosterd (Sinapis alba) die niet in de onderzochte<br />

monsters zijn gevonden.<br />

3.1.5 Olie- en vezelplanten<br />

Vlas (Linum usitatissimum) wordt al vele eeuwen voor de oliehoudende zaden (lijnzaad)<br />

en de vezels (linnen) verbouwd. De aanwezigheid van de zaden in de waterput duidt er op<br />

dat in de omgeving van de waterput iets met vlas of lijnzaad is gedaan. De aanwezigheid<br />

van zaden in de beerputten en dergelijke wordt meestal in verband gebracht met een of<br />

ander culinair of geneeskundig gebruik. Inwendig gebruik van lijnzaad werkt onder<br />

andere goed tegen de hoest, zyde-wee 11 en tering. 12 Het is ook mogelijk dat vlas op het<br />

binnenterrein werd verwerkt of opgeslagen.<br />

3.1.6 Overige gebruiksplanten<br />

Uit deze categorie zijn vondsten gedaan van hennep (Cannabis sativa), wouw (Reseda<br />

luteola) en kaardenbol (Dipsacus fullonum/sativus).<br />

7 Cooremans, ongepubliceerde gegevens.<br />

8 Pals 1997, 43.<br />

9 Vandewiele 1974.<br />

10 Dodoens 1554, 661.<br />

11 = pijn in de zijde.<br />

12 Blankaart 1698, 366.


BIAXiaal 288 5<br />

Hennep behoort tot de oudste cultuurgewassen ter wereld en is in het verleden vooral<br />

vanwege de vezels en de olie verbouwd. In oude kruidenboeken wordt hennep vrijwel<br />

altijd genoemd vanwege zijn geneeskrachtige werking. In beerputten worden<br />

hennepzaden regelmatig gevonden. Deze vondsten duiden vrijwel zeker op medicinaal<br />

gebruik. De uit de zaden geperste olie werd tijdens de vasten ook voor de maaltijdbereiding<br />

gebruikt, maar omdat hennepolie in het verleden ook kant en klaar op markten<br />

verkrijgbaar was, is het niet waarschijnlijk dat de zaden uit de waterput gebruikt zijn om<br />

olie uit te persen. Wanneer er sprake was geweest van het persen van olie zouden<br />

ongetwijfeld grotere hoeveelheden kapotte zaden zijn gevonden.<br />

Wouw was tijdens de Middeleeuwen in Europa een zeer belangrijke verfplant. Ze werd<br />

beschouwd als de beste verfplant voor geel. 13 In oude verfrecepten wordt wouw geroemd<br />

vanwege zijn sterke lichtechtheid, die beter was dan het geel van de verfbrem of<br />

Perzische bessen. 14 De planten werden veel verbouwd rond belangrijke centra van<br />

tapijtindustrie zoals Doornik, Brussel en Gent. 15<br />

Wouw werd op de markt gebracht in bundels van gedroogde planten. De beste<br />

kwaliteit kleurstof werd geleverd als de planten geoogst werden voordat de zaden gerijpt<br />

waren. Desondanks lijdt de verwerking van wouw tot een explosieve verspreiding van<br />

zaden. 16 Het gebruik van wouw kan daarom door archeobotanisch onderzoek gemakkelijk<br />

worden aangetoond. De aanwezigheid van de zaden in de waterput kan betekenen dat ter<br />

plaatse iets met wouw is gedaan. De wouw kan in een locale tuin verbouwd zijn geweest<br />

of in de omgeving van de waterput kan elders gekochte wouw verwerkt zijn.<br />

Van weverskaarde (Dipsacus sativus) of grote kaardebol (Dipsacus fullonum) zijn in<br />

de waterput ook resten gevonden. Gedroogde bloeiwijzen van deze planten, ook wel<br />

kaardenbollen genoemd (zie figuur 2), werden vroeger gebruikt om wol te kaarden.<br />

Grote kaardenbol is een oorspronkelijk inheemse plant die in allerlei ruige<br />

begroeiingen kan worden aangetroffen. De wetenschappelijke soortnaam fullonum heeft<br />

betrekking op het vollen van textiel. 17 In het (meer recente) verleden werden voor dit doel<br />

voornamelijk kaardenbollen van de weverskaarde (Dipsacus sativus) gebruikt. Deze soort<br />

is vermoedelijk door doelbewuste selectie ontstaan uit de grote kaardebol. 18 Wanneer dit<br />

gebeurd is, is niet precies bekend. Uit het feit dat de zaden van weverskaarde niet vóór de<br />

Karolingische tijd worden gevonden, leiden we af dat voor deze tijd wol werd gekaard<br />

met de kaardenbollen van de inheemse grote kaardenbol en dat weverskaarde pas<br />

‘ontstaan’ is na de 10 e eeuw. Of de vondst van de resten in de waterput inderdaad duidt<br />

op het kaarden van wol door de voormalige bewoners, kan niet met zekerheid worden<br />

geconcludeerd, maar het is wel verleidelijk om de resten in verband te brengen met de<br />

aanwezigheid van wouw!<br />

13 Leix 1936.<br />

14 De Nie 1936.<br />

15 Ysselsteyn 1936.<br />

16 Grierson 1990, 27.<br />

17 Het woord fullonum is de 2 e naamval meervoud van het Latijnse woord fullonis hetgeen volder of<br />

voller betekent. Dit is iemand, die laken volt of walkt, dwz. in volmolens of tussen rollen plet en<br />

met behulp van reinigingsmiddelen (volaarde, vollersaarde, een vette kleisoort) van<br />

onzuiverheden bevrijdt.<br />

18 Zeven & de Wet 1982, 89.


BIAXiaal 288 6<br />

Figuur 2<br />

Bloeiwijze (kaardenbol) van weverskaarde (Dipsacus sativus).<br />

Bron afbeelding: www.ecoflora.be (20-06-05).<br />

3.1.7 Wilde planten<br />

Wilde planten die in archeologische grondsporen worden aangetroffen, geven vaak<br />

waardevolle informatie over menselijke activiteiten en milieuomstandigheden op en rond<br />

een nederzettingsterrein.<br />

Bij de groep ‘Onkruiden van voedselrijke akkers en tuinen’ valt de goede<br />

vertegenwoordiging op van kleine brandnetel (Urtica urens), vogelmuur (Stellaria<br />

media), zwarte nachtschade (Solanum nigrum), paarse dovenetel (Lamium purpureum),<br />

melganzenvoet (Chenopodium album) en perzikkruid (Persicaria maculosa). Van deze<br />

soorten zijn in de waterput vele honderden zaden gevonden. Alle genoemde soorten<br />

groeien bij voorkeur op stikstofrijke of zeer stikstofrijke plaatsen. Tegenwoordig komen<br />

ze daarom veel voor in goedbemeste moestuinen en hakvruchtakkers (tussen aardappels,<br />

bieten e.d). De vondst van veel resten van deze soorten in archeologische context wordt<br />

dan ook vaak in verband gebracht met de vroegere aanwezigheid van tuinen op een<br />

nederzettingsterrein. Bij een tuin moeten we denken aan een (waarschijnlijk) omheind<br />

stuk grond waar kruiden, groenten en andere arbeidsintensieve gewassen werden<br />

verbouwd. Vanwege het intensieve gebruik van deze stukken grond werden ze meestal<br />

flink bemest. Dit verklaart de aanwezigheid van eenjarige, stikstofminnende planten.<br />

Vanwege de intensieve grondbewerking komen meerjarige onkruiden in moestuinen<br />

nauwelijks voor. Deze planten moeten namelijk minstens een jaar ongestoord kunnen<br />

groeien omdat ze pas in het tweede jaar zaad produceren.


BIAXiaal 288 7<br />

3.2 14 E EEUW<br />

Tussen de onkruidvondsten in de waterput bevinden zich ook soorten die kenmerkend<br />

zijn voor akkers op matig voedselrijke, meestal zandige grond. Het gaat om korenbloem<br />

(Centaurea cyanus), eenjarige hardbloem (Scleranthus annuus), gewone spurrie<br />

(Spergula arvensis), knopherik (Raphanus raphanistrum) en schapenzuring (Rumex<br />

acetosella). Heel vaak worden resten van deze onkruiden in archeologische context in<br />

relatie met rogge gevonden. We denken daarom dat dit graan een rol speelde in de<br />

voeding van de bewoners van de Prinsenhof tijdens de 13 e /14 e eeuw, ook al hebben we<br />

van het graan zelf geen resten gevonden.<br />

Van varkensgras (Polygonum aviculare) zijn in de waterput vele honderden zaden<br />

gevonden. Varkensgras is een echte tredplant die vaak op door dieren of mensen veel<br />

betreden plaatsen wordt aangetroffen. We kunnen hierbij denken aan wegbermen, erven,<br />

of intensief beweide (en betreden!) graslanden. Varkensgras komt echter ook in sommige<br />

akkeronkruidvegetaties voor. In de zogenaamde Korensla-associatie (een vegetatie op<br />

akkers waar jarenlang achtereen winterrogge verbouwd wordt) is varkensgras zelfs een<br />

zogenaamde constante soort! 19 Ook het varkensgras kan derhalve tussen de rogge hebben<br />

gestaan.<br />

Veel van de andere onkruiden die in de waterput zijn aangetroffen, kunnen ook<br />

afkomstig zijn van graanakkers. Doordat chemische onkruidbestrijding nog niet werd<br />

toegepast, kwamen vroeger veel meer wilde planten dan tegenwoordig in akkers en tuinen<br />

voor. We moeten hierbij niet alleen denken aan 'echte' akkeronkruiden als klaprozen en<br />

korenbloemen, maar ook aan soorten die tegenwoordig vooral in andere milieus<br />

voorkomen. Omdat ook kunstmest destijds nog niet bestond, werd de vruchtbaarheid van<br />

de akkers op peil gehouden met natuurlijke mest. Hierbij werd niet alleen gebruik<br />

gemaakt van stalmest, maar ook van slootbagger, bosstrooisel e.d. Op deze manier<br />

kwamen vroeger veel onkruidzaden uit uiteenlopende milieus op de akkers terecht.<br />

Daarom worden onkruiden die in beerputten (dus tussen consumptieafval) worden<br />

aangetroffen meestal geïnterpreteerd als akkeronkruiden. Hoewel in de onderzochte<br />

waterput ook consumptieafval is aangetroffen moeten we er toch rekening mee houden<br />

dat veel onkruiden rond de waterput hebben gestaan. Zoals hierboven al is gesteld geldt<br />

dit vrijwel zeker voor de eenjarige stikstofliefhebbers.<br />

Uit de 14 e eeuw zijn drie monsters uit een waterput onderzocht. De conservering van de<br />

plantenresten uit de bovenste twee niveaus (lagen 2 en 4) was helaas vrij slecht. In deze<br />

monsters zijn daarom maar weinig herkenbare plantenresten aangetroffen. In het diepste<br />

monster waren de bewaringsomstandigheden aanzienlijk beter. In dit monster zijn zeer<br />

veel goed geconserveerde plantenresten aangetroffen, met een grote diversiteit aan<br />

soorten. De hieronder besproken resultaten hebben daarom voornamelijk betrekking op<br />

dit monster<br />

3.2.1 Granen en dergelijke<br />

In de waterput zijn resten van drie granen gevonden: rogge (Secale cereale), broodtarwe<br />

(Triticum aestivum) en haver (Avena sativa/strigosa).<br />

Opvallend is dat van rogge en broodtarwe veel dorsafval gevonden is. Het gaat<br />

voornamelijk om aarspilfragmenten. Dat zijn onderdelen van de aar die normaal<br />

gesproken tijdens de eerste dorsronde van de graankorrels worden gescheiden. Dit<br />

gebeurt altijd op of vlakbij de locatie waar het graan verbouwd wordt. De aanwezigheid<br />

van het vele dorsafval kan betekenen dat de granen ter plaatse werden verbouwd en/of<br />

gedorst. Een tweede mogelijkheid is dat in de nabijheid van de waterput dieren werden<br />

gehouden en dat het dorsafval moet worden geïnterpreteerd in termen van<br />

stalvloerbedekking en/of veevoeding.<br />

19 Schaminée, Weeda & Westhoff 1998, 229.


BIAXiaal 288 8<br />

Van de haverkorrels kon niet precies worden vastgesteld van welke soort zij afkomstig<br />

zijn. Eén korrel kan afkomstig zijn van gewone haver (Avena sativa) of ruwe haver, ook<br />

wel evene of evie (Avena strigosa) genoemd. Gewone haver wordt al vanaf de IJzertijd in<br />

ons cultuurgebied verbouwd. Ruwe haver wordt echter pas met zekerheid vanaf 1399 als<br />

zelfstandig cultuurgewas verbouwd. Bij vroegere vondsten valt op dat dit graan altijd<br />

gemengd voorkomt met gewone haver, waardoor de indruk wordt gewekt dat het als<br />

onkruid tussen gecultiveerde haver voorkwam. 20 Gezien de datering van de waterput gaan<br />

we er veiligheidshalve vanuit dat de haverkorrels van gewone haver afkomstig zijn; ook<br />

de niet nader gedetermineerde korrels.<br />

De vraag is nu waar de haver voor werd gebruikt. Schriftelijke bronnen over het<br />

gebruik van haver in de 14 e eeuw zijn niet bekend, maar uit iets latere perioden is wel<br />

waardevolle informatie beschikbaar. Hieruit blijkt dat haver destijds niet veel door<br />

mensen werd gegeten. Het speelde wel een belangrijke rol in de bierbrouwerij. Voordat<br />

gerst als moutgraan werd ontdekt, vormde haver zelfs het belangrijkste bestanddeel van<br />

het brouwsel. 21 Daarnaast werd haver veel als dierenvoedsel gebruikt. Uit de<br />

inkooprekeningen van het Tolhuis bij Lobith (begin 15 e eeuw) blijkt bijvoorbeeld dat<br />

haver werd gebruikt om paarden, varkens en zwanen te voeden. 22 In Vlaanderen werd het<br />

in de Late-Middeleeuwen gebruikt om mestzwijnen, schapen, koeien, paarden en ganzen<br />

te voeden. In de vorm van gort werd het ook wel voor menselijke consumptie gebruikt. 23<br />

In zijn beroemde kruidenboek schrijft Dodoens (1554) echter dat haver voor mensen niet<br />

geschikt is, tenzij zij door uiterste hongersnood gedwongen worden brood van dit graan te<br />

bakken. Brood van haver is namelijk “onlieflijck van smaeck”. 24<br />

Rogge en tarwe werden wel veel door mensen gegeten. Rogge werd in de<br />

Middeleeuwen zeer veel verbouwd. Broodtarwe was een luxe graansoort waar in de<br />

Middeleeuwen aanzienlijk hogere prijzen voor werden betaald dan voor de andere<br />

granen. Het is een graan waar in tegenstelling tot de andere granen echt witbrood van kan<br />

worden gemaakt.<br />

3.2.2 Fruit, zuidvruchten en noten<br />

De 14 e -eeuwse bewoners van de Prinsenhof waren blijkbaar echte fruitliefhebbers want in<br />

de waterput zijn vele honderden pitten van wel vijftien soorten fruit teruggevonden. Het<br />

gaat om vijg (Ficus carica), appel (Malus domestica), mispel (Mespilus germanica),<br />

zoete en/of zure kers (Prunus avium/Prunus cerasus), hazelnoot (Corylus avellana),<br />

walnoot (Juglans regia), aardbei (Fragaria), verschillende soorten pruimen (Prunus<br />

domestica), peer (Pyrus communis), aalbes (Ribes rubrum), gewone braam (Rubus<br />

fruticosus), vlierbes (Sambucus nigra) en druif/krent/rozijn (Vitis vinifera).<br />

Vooral van bramen, vijgen en druiven zijn zeer veel pitten gevonden. De druivenpitten<br />

kunnen afkomstig zijn van verse druiven. Mogelijk werden ze door de vroegere bewoners<br />

zelf op een beschutte plaats verbouwd, bijvoorbeeld langs een zuidmuur van een van de<br />

gebouwen op het complex. Het is echter waarschijnlijker dat ze afkomstig zijn van<br />

krenten of rozijnen. Omdat pitloze krenten en rozijnen in de Middeleeuwen nog niet<br />

bestonden, kwamen vroeger veel druivenpitten door het eten van deze zuidvruchten in<br />

beerputten en dergelijke terecht. Krenten en rozijnen werden destijds massaal gegeten,<br />

vooral tijdens vastenperioden. 25 Als de druivenpitten inderdaad afkomstig zijn van<br />

krenten of rozijnen, dan zijn deze evenals de vijgen geïmporteerd uit zuidelijker streken.<br />

Mispels zijn merkwaardige vruchten die tegenwoordig niet veel meer worden gegeten.<br />

De vruchten hebben de vorm van grote, ruwe rozenbottels en bevatten veel grote, houtige<br />

pitten (zie figuur 3). Ze zijn pas lekker als ze bijna verrot zijn (‘zo rot als een mispel’).<br />

20 Van Haaster 1997, 69.<br />

21 Doorman 1955, 96-98.<br />

22 Van Winter 1981, 339.<br />

23 Thoen 1988, 705.<br />

24 Dodoens 1644, 824.<br />

25 Van Haaster 1997, 143.


BIAXiaal 288 9<br />

Mispels worden in november, na enkele nachtvorsten geoogst, waarna ze op een<br />

vorstvrije plaats narijpen maar net niet verrotten. De grote, houtige pitten worden in<br />

(post)Middeleeuwse context vaak gevonden, waaruit we afleiden dat de vruchten vroeger<br />

zeer werden gewaardeerd. Oorspronkelijk is de mispel afkomstig uit het Middellandse-<br />

Zeegebied, maar de bomen doen het in ons klimaat ook goed.<br />

Figuur 3<br />

Vrucht van mispel (Mespilus germanica).<br />

Bron afbeelding: www.natuureducatie.nl.<br />

Het is niet helemaal zeker van welke soort(en) de aardbeipitten afkomstig zijn. Van<br />

nature komen in ons klimaatgebied twee soorten aardbeien voor die in de Late<br />

Middeleeuwen ook op markten e.d. te koop waren. Dat zijn bosaardbeien (Fragaria<br />

vesca) en grote bosaardbeien (Fragaria moschata). Deze aardbeien werden in het wild<br />

verzameld, maar ook in tuinen verbouwd. In 1397 werden ze bijvoorbeeld in de<br />

omgeving van Brussel verbouwd. 26 Met onze huidige (veel grotere) gecultiveerde<br />

aardbeien hebben de middeleeuwse aardbeien niets gemeen, want die stammen af van<br />

Amerikaanse voorouders. 27<br />

In de waterput zijn pruimenpitten van minstens drie verschillende typen gevonden. 28<br />

Dit lijkt er op te wijzen dat de 14 e -eeuwse bewoners tenminste drie soorten pruimen<br />

kenden. Over welke variëteiten het gaat, weten we niet helemaal zeker. Determinatie van<br />

pruimenpitten uit archeologische context kan namelijk alleen verricht worden door de<br />

pitten te vergelijken met pitten van oude pruimenrassen die tegenwoordig nog verbouwd<br />

worden. Als de in archeologische context aangetroffen pitten afkomstig zijn van rassen<br />

die zijn uitgestorven, zijn ze niet determineerbaar.<br />

De pitten van het type GRO-3 zijn identiek aan de pitten van een kroosjespruim<br />

(Prunus domestica subsp. insititia) die tegenwoordig in Zuid-Frankrijk nog kan worden<br />

aangetroffen: de St. Julien pruim. Dit zijn kleine, donkerblauwe pruimen met een<br />

diameter van ca. 2,5 cm. De soort wordt tegenwoordig voornamelijk als onderstam<br />

gebruikt waarop modernere variëteiten worden geënt. De pruimen zelf hebben dus<br />

tegenwoordig geen economische betekenis meer. Gezien de archeologische vondsten van<br />

de pitten werden St. Julien pruimen vroeger veel verbouwd.<br />

De pruimen met pitten van het type GRO-5 behoren tot een zeer oud ras: de<br />

boerewitte. Binnen dit type bestonden vroeger de enkele boerewitte (=GRO-5a) en de<br />

26 Lindemans 1952 deel II, 206.<br />

27 Van Haaster 1997, 88.<br />

28 Volgens het systeem van Van Zeist & Woldring 2000.


BIAXiaal 288 10<br />

dubbele boerewitte (= GRO-5b). De dubbele boerewitte is een vrij grote pruim met een<br />

opmerkelijk diepe naad. De kleur is niet wit, zoals de naam doet vermoeden, maar<br />

groenachtig geel. De enkele boerewitte is de voorloper van de dubbele, kleiner van<br />

afmeting en iets geler van kleur. Beide pruimen werden vroeger veel in ons land<br />

verbouwd vanwege hun rijke smaak. Volgens Knoop behoorden ze tot de smakelijkste<br />

pruimen. 29<br />

De pitten van het type GRO-9 lijken veel op de pitten van een pruimenras dat nog in<br />

Zuid-Frankrijk kan worden gevonden. Deze zogenaamde La Croisille pruimen zijn<br />

omgekeerd eivormig tot ovaal van vorm en 3 tot 3,5 cm lang. De vorm van de pitten lijkt<br />

ook zeer veel op de pitten van pruimen die tegenwoordig in gedroogde vorm worden<br />

verhandeld, de zogenaamde “pruneau d’Agen”, gedroogde pruimen van het ras Agen. 30<br />

Deze pruimen, of de kloon Prune d’ente (verbasterd: pruimedanten) stonden in de Late<br />

Middeleeuwen en later bekend onder de naam Pruijmen van Damast (pruimen uit<br />

Damascus). Deze pruimen komen in veel recepten uit die tijd voor en werden onder<br />

andere in pasteien verwerkt. 31 Blijkbaar waren ze op de Prinsenhof ook populair.<br />

In de waterput zijn ook enkele tientallen kersenpitten gevonden. Veel pitten zijn<br />

afkomstig van de zoete kers (kriek, Prunus avium), maar veel andere pitten hebben<br />

kenmerken die tussen zoete en zure kers (morel, Prunus cerasus) in staan. Mogelijk gaat<br />

het om een kruising tussen beide soorten.<br />

Van appels en peren zijn niet veel pitten gevonden. Ze waren in de Middeleeuwen wel<br />

heel populair. Er bestonden vele tientallen rassen van. Mogelijk werden ze door de<br />

bewoners van de Prinsenhof in de 14 e eeuw niet zo gewaardeerd.<br />

Het ribes-zaadje kon niet tot op de soort gedetermineerd worden. Het kan in principe<br />

afkomstig zijn van kruisbes (Ribes uva-crispa), zwarte bes (Ribes nigrum) of aalbes<br />

(Ribes rubrum). De vroegste schriftelijke bronnen uit ons cultuurgebied die melding<br />

maken van aelbessen dateren pas uit de 15 e eeuw. 32 Waarschijnlijk worden hier zwarte<br />

bessen (Ribes nigrum) bedoeld. Vermeldingen van rode aalbessen dateren pas uit de 16 e<br />

eeuw. 33 Het feit dat Dodoens de Roode Aalbesien ook Besiekens van Overzee noemt,<br />

geeft aan dat het destijds (1554) nog als een nieuw gewas werd beschouwd.<br />

Vermeldingen van kruisbessen dateren ook pas uit de 15 e eeuw. 34 Waarschijnlijk is ook<br />

dit gewas niet inheems. Dodoens, die gewend is ook eventuele natuurlijke standplaatsen<br />

van de door hem beschreven planten te noemen, vermeldt alleen dat de Stekelbesien<br />

(=kruisbes) in en langs tuinen en hoven geplant worden. Volgens Vandommele is de<br />

kruisbes uit Italië afkomstig. 35 Als we op de geschreven bronnen afgaan, is de kans dat de<br />

bessen in de waterput van rode aalbes of kruisbes afkomstig zijn, niet zo groot. De enige<br />

bes die van nature in de Nederlanden voorkomt, is de zwarte bes. Alleen van deze bes<br />

beschrijft Dodoens natuurlijke standplaatsen. De smaak is volgens hem echter onliefelijck,<br />

reden waarom zij niet gheoeffent (verbouwd), noch oock niet ghebruyckt werd. 36<br />

Blankaart denkt daar echter anders over. Hij schrijft dat de zwarte bessen een<br />

jeneverachtige smaak hebben. Ze werden “over de tafel genuttigt als de roode” en er<br />

werd brandenwijn van gemaakt. 37 Deze laatste informatie dateert echter pas uit de 17 e<br />

eeuw.<br />

29 Knoop 1763.<br />

30 Van Zeist & Woldring 2000, 570.<br />

31 Vriendelijke mededeling M. van der Molen-Willebrands.<br />

32 Sangers 1952, 43.<br />

33 Baudet 1904, 111; Lindemans 1952 (II), 206.<br />

34 Baudet 1904, 111.<br />

35 Vandommele 1986, 75.<br />

36 Dodoens 1554, 738-739.<br />

37 Blankaart 1698, 502.


BIAXiaal 288 11<br />

3.2.3 Groenten en peulvruchten<br />

Vergeleken met de fruitsoorten, zijn groenten en peulvruchten aanzienlijk minder goed<br />

vertegenwoordigd. Dat komt omdat de meeste groenten worden verbouwd voor het blad<br />

en daarom geoogst worden als de planten nog geen zaden gevormd hebben. De kans dat<br />

groentenzaden meegeoogst worden en uiteindelijk in een beerput of latrine terecht<br />

komen, is dus zeer klein. Door het hoge eiwitgehalte blijven ook peulvruchten slecht<br />

bewaard. Daarom worden van deze voedingsmiddelen maar af en toe resten in beerputten<br />

teruggevonden.<br />

In de waterput zijn resten gevonden van vier groenten. Dat zijn biet (Beta vulgaris),<br />

tuinkers (Lepidium sativum), venkel (Foeniculum vulgare) en selderij (Apium<br />

graveolens).<br />

Venkel is in de Late-Middeleeuwen een populair kruid. In 16 e -eeuwse kookboeken<br />

komen veel recepten voor waarin venkel is verwerkt. Het gaat dan soms om het gebruik<br />

van venkel als groente, (bijvoorbeeld stamppot van groene venkel met steur). Ook komen<br />

veel recepten voor waarin venkelzaden (vinckelsaet of vennekoelsaet) worden genoemd.<br />

Het kan dan gaan om recepten voor gewone gerechten (appeltaart met venkelzaad) maar<br />

ook om medicinale recepten. Zo bestonden er meerdere recepten tegen hoest en keelpijn<br />

waarin venkelzaden verwerkt moesten worden. 38 De aanwezigheid van venkelzaden in<br />

beerputten en vergelijkbare contexten, heeft waarschijnlijk meer te maken met het<br />

gebruik als geneesmiddel dan dat het een bewijs is voor de consumptie van venkel als<br />

groente. De kans dat bij het oogsten van groene venkel zaden meegeoogst worden, is<br />

namelijk nihil.<br />

Voor selderij geldt min of meer hetzelfde als voor biet: de planten komen van nature<br />

in brakke milieus voor. 39 De vondst van zaden in het (zoete) binnenland betekent met vrij<br />

grote zekerheid dat ze van gecultiveerde selderij afkomstig zijn. De vroegere bewoners<br />

van de Prinsenhof hebben het blad ongetwijfeld als groente of keukenkruid gebruikt.<br />

Selderij-variëteiten met verdikte stengels of knollen bestonden destijds nog niet. 40 In de<br />

tuin en de keuken heette de plant sellerie, maar de in het wild groeiende planten droegen<br />

de boeiende naam Jouffrouw-Merck. 41<br />

Vondsten van tuinkers worden niet vaak gedaan. Tuinkers, in historische documenten<br />

ook wel ‘hofkers’ genoemd, komt oorspronkelijk uit het Nabije Oosten (globale<br />

indicatie). 42 Uit archeobotanische vondsten blijkt dat het gewas al vanaf de Romeinse tijd<br />

in ons cultuurgebied bekend was. 43 Tuinkers is een echte saladeplant die in de 16 e eeuw<br />

als een toekruyd werd beschouwd. Toekruiden waren welriekende kruiden, die werden<br />

toegevoegd aan gerechten om de smaak en geur te verbeteren zoals tuinkers, raket,<br />

dragon, pimpernel, kattenkruid, postelein en druifkruid. 44 Over het gebruik van tuinkers<br />

in de Late Middeleeuwen, zijn helaas geen gegevens bekend.<br />

3.2.4 Kruiden en specerijen<br />

Binnen deze categorie zijn alleen enkele vondsten van dille en zwarte mosterd gedaan.<br />

Beide soorten waren ook in de vorige bewoningsfase al aangetoond.<br />

3.2.5 Olie -en vezelplanten<br />

Wat de olie- en vezelplanten betreft, zijn zaden van vlas (lijnzaad) en raapzaad (Brassica<br />

rapa) gevonden.<br />

38 Jansen-Sieben & Van der Molen-Willebrands 1994.<br />

39 Weeda et al. 1987, 270.<br />

40 Körber-Grohne 1987, 241.<br />

41 Dodoens 1554, 646.<br />

42 Zeven & Zhukovsky 1975, 109.<br />

43 Vanderhoeven et al. 1993.<br />

44 Willebrands 2006.


BIAXiaal 288 12<br />

Olie van raapzaad vroeger raeptsmout genoemd, was vroeger een veelgebruikt product in<br />

de keuken. Ook voor verlichting werd het gebruikt. Vooral tijdens de vastenperioden<br />

wanneer dierlijke vetten verboden waren, werden maaltijden met raapolie bereid.<br />

Raapolie was kant-en-klaar op de markt te koop. Het is daarom niet helemaal duidelijk<br />

hoe de vondst van de zaden in de waterput verklaard moet worden. De cultuur van<br />

raapzaad zal ongetwijfeld tot verwildering en opslag tussen andere cultuurgewassen<br />

hebben geleid. De kans dat het raapzaad met graan is meegeoogst en op die manier in de<br />

waterput terecht is gekomen, is dan ook reëel. Het is echter ook mogelijk dat het raapzaad<br />

afkomstig is van in locale tuinen verbouwde rapen en/of raapzaad. Raapzaad werd<br />

geoogst van rapen die in bloei waren geschoten.<br />

3.2.6 Sier- en symboolplanten<br />

In de waterput zijn enkele zaden van akelei (Aquilegia vulgaris) gevonden. Akelei<br />

speelde al in de Middeleeuwen een belangrijke rol als sier- en symboolplant. Op veel<br />

afbeeldingen in getijden- en gebedenboeken zijn akeleien te zien (zie figuur 4). De plant<br />

behoort weliswaar tot de inheemse flora van ons land, maar gezien de vele<br />

kleurvariëteiten waarin akelei is afgebeeld, is het waarschijnlijk dat akeleien bewust als<br />

symboolplant werden gekweekt. 45 De vondst van akelei heeft waarschijnlijk te maken<br />

met religieuze uitingen van de vroegere bewoners van de Prinsenhof.<br />

Figuur 4<br />

Akelei (rechtsonder) in een zogenaamde strooirand rond een afbeelding in een<br />

middeleeuws getijdenboek.<br />

45 Zie bijvoorbeeld afbeeldingen in Defoer et al., 1989; Wüstefeld 1993; Diehl 1954.


BIAXiaal 288 13<br />

Opvallend zijn de zaden van taxus (Taxus baccata) die in de waterput werden gevonden.<br />

Taxus is een voor mens en dier zeer giftige plant. Het is nauwelijks voor te stellen dat de<br />

vruchten door de voormalige bewoners in de voeding of als geneesmiddel zijn gebruikt.<br />

Volgens Dodoens zijn alle onderdelen van de taxus zeer schadelijk voor mens en dier. Hij<br />

beschrijft er ook geen toepassingen van, alleen kunstzogenaamde hindernisse, een term<br />

die hij gebruikt om klachten en bijwerkingen te omschrijven. Zelfs het slapen onder een<br />

taxusboom wordt als schadelijk beschouwd:<br />

‘Die Ibenboom (taxus) en wordt tot profijte van den menschen niet ghebruyckt/ hy es zoo<br />

scadelijck ende fenijnnich/ dat die ghene die onder die lombre (schaduw) van hem slapen/<br />

daer af cranck worden somtijts oock sterven/ sonderlinghe als hy bloeyet ende in<br />

Gascongnien/ daer dese boom alder scadelijcxste es’. 46<br />

Het gebruik als voedingsmiddel of als medicijn kan dus (nagenoeg) worden uitgesloten.<br />

Vroeger werd de taxus echter wel gebruikt als heg rond deeltuinen in een groter<br />

tuinencomplex. Taxushagen werden dan rond groepen van kleinere kruidenperken gezet.<br />

De afzonderlijke tuintjes in de groep waren omringd door buxushagen (waarvan in de<br />

waterput geen resten zijn gevonden).<br />

3.2.7 Overige gebruiksplanten<br />

Binnen deze categorie vallen vooral de grote hoeveelheid resten op van wouw,<br />

kaardenbol en hennep. Daarnaast zijn enkele zaden gevonden van hop (Humulus lupulus)<br />

en jeneverbes (Juniperus communis).<br />

De enorme hoeveelheid zaden van wouw kan maar één ding betekenen: op het terrein<br />

van de Prinsenhof werd textiel geverfd. Ook de resten van kaardenbol moeten<br />

waarschijnlijk in het kader van textielbewerking worden gezien.<br />

Jeneverbessen bevatten veel aromatische stoffen en werden vroeger daarom veel als<br />

smaakmaker in marinades en paté’s gebruikt. Ook werden ze wel gebruikt om brandewijn<br />

mee te maken. 47 In de Middeleeuwen lijken de bessen voornamelijk als geneesmiddel<br />

gebruikt te zijn. Dat kunnen we bijvoorbeeld lezen op pagina 75 van Den Herbarius in<br />

Dyetsche (zie figuur 5). Volgens de schrijver is Geniver ‘heet en droog in de derde<br />

graad’. De meeste sterk kruidige planten en specerijen worden in de middeleeuwse<br />

medicijnleer op zo’n manier beschreven. Er worden meerdere geneeskundige<br />

toepassingen van jeneverbes beschreven, maar ‘alderbest’ is de olie (uit de bessen) tegen<br />

een overvloed van zwarte gal, ofwel melancholie.<br />

46 Dodoens 1554, 810.<br />

47 Blankaart 1698, 336.


BIAXiaal 288 14<br />

Figuur 5<br />

Afbeelding en beschrijving van jeneverbes (Genivaer) in Den Herbarius in Dyetsche (ca.<br />

1500).<br />

Van hop zijn in de waterput enkele zaden gevonden. Hop was in de Late Middeleeuwen<br />

ook al een belangrijk bestanddeel van bier. We kunnen daarom niet helemaal uitsluiten<br />

dat de vondst van hop duidt op het brouwen van bier door de vroegere bewoners. Bij<br />

locaal brouwen van bier zouden we echter meer resten van hop verwachten. Bovendien<br />

was bier kant-en-klaar op de markt te koop. Misschien moet de vondst van de hop daarom<br />

in het licht van een ander gebruik worden gezien. Mogelijk heeft het als geneesmiddel<br />

een rol gespeeld. In Den Herbarius in Dyetsche worden veel medicinale toepassingen van<br />

‘hoppencruyt’ genoemd. 48 Overigens is het zo dat naar huidige inzichten hopbellen met<br />

zaden ongeschikt zijn voor de productie van bier omdat ze het bier een bittere smaak<br />

geven. Al met al is het dus het meest waarschijnlijk dat de hopzaden als geneesmiddel<br />

zijn gebruikt.<br />

3.2.8 Wilde planten<br />

Bij de wilde planten valt weer de goede vertegenwoordiging van eenjarige<br />

stikstofliefhebbers op. Dit maakt het aannemelijk dat in de nabije omgeving van de<br />

waterput tuinen aanwezig waren.<br />

Goed vertegenwoordigd zijn ook onkruiden uit de categorie ‘Planten van kalkrijke<br />

akkers’. Het gaat om guichelheil (Anagallis arvensis), getande veldsla (Valerianella<br />

dentata), naaldenkervel (Scandix pecten-veneris), straalscherm (Orlaya grandiflora) en<br />

caucalis (Caucalis platycarpos). Alle soorten zijn kenmerkend voor een vegetatietype dat<br />

officieel het Naaldenkervel-verbond (Caucalidion platycarpi) wordt genoemd. De<br />

aanwezigheid van de soorten uit deze plantengemeenschap betekent dat er sprake was van<br />

48 Vandewiele 1974, 78.


BIAXiaal 288 15<br />

graanakkers op kalkrijke, leem- of kleigrond. Waarschijnlijk hebben de onkruiden tussen<br />

de tarwe gestaan, dit graan wordt immers bij voorkeur op kalkrijke bodems verbouwd. De<br />

zaden zijn met de tarwe meegeoogst en op deze manier, waarschijnlijk samen met het<br />

dorsafval, in de waterput terechtgekomen. De vondst van naaldenkervel is bijzonder,<br />

want de merkwaardige zaden (zie figuur 6) van deze plant worden heel weinig gevonden<br />

in archeologische context.<br />

Figuur 6<br />

Zaden van naaldenkervel (Scandix pecten-veneris, ofwel venuskam).<br />

Bron afbeelding: www.solvinzankl.de.<br />

Opvallend zijn de vele resten van water-, oever- en graslandplanten die in de waterput<br />

zijn gevonden. We nemen niet aan dat zich in waterput een complete vegetatie van<br />

tientallen soorten water- en oeverplanten bevond. De resten van deze planten moeten dus<br />

op een andere manier in de waterput terecht zijn gekomen. Een mogelijke verklaring is<br />

dat de waterput een verbinding had met het grachtenstelsel van de stad. Het is echter goed<br />

mogelijk dat op het binnenterrein van de Prinsenhof hooi lag opgeslagen dat afkomstig<br />

was van een nat grasland.<br />

3.3 EIND 14 E -/15 E EEUW<br />

Uit deze periode is één monster uit een beerput onderzocht.<br />

3.3.1 Granen en dergelijke<br />

In het monster zijn wat de granen betreft alleen enkele resten van haver en rogge<br />

gevonden. We nemen niet aan dat de (verkoolde) haver een rol in de voeding van de<br />

toenmalige bewoners heeft gespeeld. Waarschijnlijk zijn de verkoolde korrels met ander<br />

afval in de beerput terecht gekomen. De aanwezigheid van de hierboven al beschreven<br />

‘Onkruiden van kalkrijke akkers’ kan duiden op de consumptie van tarwe. Een<br />

vergelijkbaar verhaal gaat op voor de categorie ‘Onkruiden van matig voedselrijke<br />

akkers’. Zij hebben zeer waarschijnlijk tussen de rogge gestaan, zijn met dit graan<br />

meegeoogst en op deze manier in de beerput terechtgekomen. De aanwezigheid van de<br />

onkruiden kan dus duiden op de consumptie van rogge.


BIAXiaal 288 16<br />

3.3.2 Fruit, zuidvruchten en noten<br />

In de beerput is een enorme hoeveelheid resten van fruit gevonden. Veel fruitsoorten die<br />

in de vorige bewoningsfase populair waren, zijn ook in de 14 e /15 e eeuw nog populair. Dat<br />

zijn bijvoorbeeld hazelnoten, vijgen, aardbeien, pruimen en druiven (of krenten/rozijnen).<br />

Van appels, peren en kersen zijn aanzienlijk meer resten gevonden dan in de vorige<br />

fase. Dat kan betekenen dat deze fruitsoorten populairder zijn geworden.<br />

Van pruimen zijn in de monsters uit de 14 e /15 e eeuw een paar nieuwe soorten<br />

gevonden. Het gaat om de ‘soorten’ GRO-2 en GRO-13. De pitten van het type GRO-2<br />

zijn identiek aan het door de Duitse onderzoeker Behre beschreven Formenkreis A. 49<br />

Pruimenpitten van dit type zijn veel gevonden in vroegstedelijke contexten in Noord- en<br />

Centraal Duitsland, Nederland en Frankrijk. Hieruit kan worden afgeleid dat deze<br />

pruimen in een groot deel van Europa populair waren.<br />

De pitten van het type GRO-13 hebben dezelfde vorm als de pitten van een oud<br />

pruimenras dat hier en daar nog wel in ons land kan worden gevonden: het smal<br />

boerenblauwtje. Het gaat om een kleine, blauwe pruim met een diameter van ca. 2,5 cm.<br />

Verder is een groot aantal pitten gevonden van een kroosjespruim (Prunus domestica<br />

subsp. insititia) die niet nader kon worden geïdentificeerd. De pruim van het type GRO-9<br />

was ook in de vorige fase al aanwezig.<br />

Nieuwe fruitsoorten in de 14 e /15 e eeuw zijn zwarte moerbei (Morus nigra), veenbes<br />

(Oxycoccus palustris), aalbes (Ribes rubrum) en granaatappel (Punica granatum).<br />

Van granaatappel zijn enkele pitten gevonden. Granaatappels zijn oorspronkelijk<br />

afkomstig uit West-Azië en Noordoost-India, maar worden al vanaf de Klassieke<br />

Oudheid in het Middellandse-Zeegebied verbouwd. Van hieruit werden ze naar<br />

Noordwest-Europa geëxporteerd. Uit schriftelijke bronnen blijkt dat granaatappels,<br />

vroeger o.a. appelen van garnaten (appels uit Granada) genoemd, vanaf de 15 e eeuw in de<br />

Nederlanden verkrijgbaar waren. 50 Granaatappels hadden waarschijnlijk een grotere<br />

betekenis als religieus symbool dan als voedingsmiddel. Als oorspronkelijk<br />

vruchtbaarheidssymbool (vanwege het grote aantal zaden) was de granaatappel zowel een<br />

huwelijkssymbool als een belangrijk religieus symbool, waarbij de opengelegde vrucht de<br />

innerlijke eenheid van de kerk en de zaden de gelovigen uitdrukken. De pitten werden in<br />

de 16 e eeuw onder andere als garnering op appelkoek gebruikt. 51 De schillen werden<br />

gebruikt om samen met venkelzaad en honing gorgelwater te maken. 52 Het is moeilijk aan<br />

de hand van de gevonden zaden de kwaliteit van de gegeten granaatappel(s) te<br />

beoordelen, maar in principe behoren de vruchten tot de relatief dure producten die tot op<br />

dit moment alleen in rijke sociale context zijn aangetroffen. 53<br />

Ook de vondst van de aalbessen is bijzonder, want deze bessen worden pas in de 16 e<br />

eeuw populair.<br />

De veenbessen kunnen in de omgeving van de stad verzameld zijn of op een locale<br />

markt gekocht zijn. Volgens Lindemans worden de bessen door ‘schamele lieden’ in de<br />

bossen verzameld. 54 Dit hoeft uiteraard niet te betekenen dat de vroegere bewoners van de<br />

Prinsenhof ‘schamele lieden’ waren die zelf de bossen introkken om bessen te plukken.<br />

Ongetwijfeld waren de bessen in de Late-Middeleeuwen op de markt van Brugge te koop.<br />

De bramen zijn zonder twijfel ook in de omgeving van de stad verzameld, maar<br />

kunnen eveneens op de markt zijn gekocht.<br />

Zwarte moerbei is oorspronkelijk afkomstig uit het Middellandse-Zeegebied, maar de<br />

bomen werden al vanaf de Late Middeleeuwen in de Nederlanden aangeplant. Volgens<br />

Lindemans behoort de moerbei tot het 'luxe fruit' en werd de boom niet aangeplant in<br />

49 Behre 1978.<br />

50 Baudet 1904, 111, 113, 114; Sangers 1952, 43.<br />

51 Jansen-Sieben & Van Winter 1989, 84.<br />

52 Jansen-Sieben & Van Winter 1989, 143.<br />

53 Cooremans 1996, Raversijde en Mechelen, Brugge ongepubliceerd.<br />

54 Lindemans 1952 (II), 207.


BIAXiaal 288 17<br />

gewone boomgaarden maar in de wat meer elitaire tuinen zoals kasteeltuinen, pastorieën<br />

en lusthoven. 55<br />

3.3.3 Groenten en peulvruchten<br />

In de beerput zijn resten van vier soorten groenten gevonden; dat zijn venkel, tuinkers,<br />

selderij en erwt (Pisum sativum). Van de eerste drie groenten waren in de monsters uit<br />

eerdere bewoningsfasen ook al resten teruggevonden. Dit geldt niet voor erwt.<br />

Erwten behoorden reeds diep in de prehistorie (zo’n 7000 jaar geleden) tot de<br />

belangrijkste voedingsmiddelen van de mens. Ook in de Middeleeuwen werden ze veel<br />

gegeten. Met onze huidige verse doperwten hebben de middeleeuwse erwten niets te<br />

maken. Uit de vroegste historische vermeldingen die uit ons cultuurgebied bekend zijn,<br />

maken we op dat het bij de vroegere erwten gaat om gedroogde erwten. De erwten<br />

worden bijvoorbeeld in maart verhandeld en in tonnen op de markt gebracht. Beide zijn<br />

betrouwbare aanwijzingen voor gedroogde (grauwe) erwten. Pas in de 16 e eeuw werden<br />

verse doperwten en peulen populair. 56<br />

3.3.4 Kruiden en specerijen<br />

Uit deze categorie zijn resten gevonden van zwarte mosterd, koriander (Coriandrum<br />

sativum) en anijs (Pimpinella anisum).<br />

Koriander lijkt een populaire smaakmaker te zijn geweest. Van de karakteristieke,<br />

halve-bolvormige zaden zijn er tientallen gevonden. Koriander was een belangrijk<br />

bestanddeel van twee beroemde middeleeuwse kruidenwijnen: clareyt en ypocras. Dit<br />

zijn wijnen waarin afhankelijk van de soort veel kruiden, waaronder koriander, samen<br />

met suiker, lakmoes, saffraan etc. in rode of witte wijn werden gekookt of opgewarmd.<br />

De kruiden werden er daarna uitgefilterd met een speciale zeef: de clareytsac.<br />

Waar de anijszaden voor gebruikt werden is niet helemaal zeker. Uit schriftelijke<br />

bronnen is bekend dat zaden van anijs tegen allerlei kwaaltjes gebruikt werden. Zo scheen<br />

het goed te zijn tegen borst-qualen en maakte het de fluimen los. Door op de zaden te<br />

kauwen kon ook slechte adem worden verdreven. 57 Van het zaad werd ook<br />

anijsbrandewijn gemaakt en het werd in de keuken bij de maaltijdbereiding gebruikt.<br />

Door suikerbakkers werden de zaden van een laagje suiker voorzien. 58<br />

3.3.5 Olie- en vezelplanten<br />

Wat de olie- en vezelplanten betreft, is slechts één vondst van vlas (lijnzaad) gedaan.<br />

3.3.6 Overige gebruiksplanten<br />

Binnen deze categorie valt vooral de enorme hoeveelheid zaden van hennep op. Helaas is<br />

niet te achterhalen waar de bewoners de hennepzaden voor gebruikt hebben. Het is heel<br />

goed mogelijk dat ze een rol in de geneeskunde hebben gespeeld. Hennepzaad werd ook<br />

wel gebruikt om een slaapdrank te maken. 59 Uit ons cultuurgebied zijn geen culinaire<br />

recepten bekend waarin hennep voorkomt. Dergelijke recepten komen wel voor in twee<br />

15 e -eeuwse kookboeken uit Italië. Merkwaardig genoeg maakt de schrijver bij vrijwel elk<br />

recept melding van ernstige bijwerkingen die optreden na het nuttigen van de met<br />

hennepzaden bereide schotels. De klachten variëren van misselijkheid, maagpijn,<br />

darmproblemen en impotentie tot oogbeschadigingen. Aan een recept heeft de auteur<br />

zelfs toegevoegd: ‘De hoc male sentit Cassius Emina, quo nihil (ut idem asserit) potest<br />

55 Lindemans 1952 (II), 205.<br />

56 Vandommele 1991, 79.<br />

57 Dodoens 1644, 480.<br />

58 Blankaart 1698, 67.<br />

59 Braekman 1963, 302.


BIAXiaal 288 18<br />

ess insalibrius’, hetgeen vrij vertaald neerkomt op ‘Cassius Emina werd ziek na het eten<br />

van deze maaltijd, er is (zo blijkt) dan ook niets ongezonders’. 60 Dit betekent dat<br />

hennepzaden die regelmatig in beerputten worden gevonden vrijwel zeker op medicinaal<br />

gebruik duiden.<br />

3.3.7 Onkruiden<br />

Wat de onkruiden betreft zijn niet veel bijzondere vondsten gedaan. De aanwezigheid van<br />

de meeste soorten kan verklaard worden met de akkeronkruidtheorie.<br />

Opvallend zijn wel de vele honderden (fragmenten van) bolderikzaden (Agrostemma<br />

githago) die in het monster zijn aangetroffen. In beerputten en dergelijke worden vaak<br />

fragmenten van bolderikzaden gevonden. Dat is bijzonder omdat de zaden zeer giftig zijn.<br />

De klachten die de consumptie van dit zaad (dat met het graan werd meegegeten)<br />

veroorzaakte, waren echter niet specifiek genoeg, waardoor het verband tussen het eten<br />

van het zaad en de ziekteverschijnselen pas in de 19 e eeuw werd ontdekt. 61 Dodoens<br />

noemt de plant Corenroosen, een naam waaruit niet bepaald haar schadelijkheid blijkt.<br />

Dodoens is meestal zeer goed op de hoogte van de giftigheid van de planten die hij in zijn<br />

kruidenboek uit 1554 beschrijft, maar van de kracht, nature ende werckinhge van<br />

Corenroosen is hem niets bekend. 62 Het is echter opvallend dat hij wel schrijft dat het<br />

eten van de zaden goed is tegen darmparasieten! 63<br />

3.4 17E EEUW<br />

Uit de 17 e eeuw is een monster uit een beerput onderzocht.<br />

3.4.1 Granen en dergelijke<br />

Uit de enorme hoeveelheid graanzemelen die in het monster zijn gevonden, kunnen we<br />

opmaken dat in de 17 e eeuw veel graan werd gegeten. Helaas kon van de zemelen niet<br />

betrouwbaar worden vastgesteld van welk graan ze afkomstig zijn. Van haver, tarwe en<br />

boekweit zijn andere resten gevonden die wel betrouwbaar konden worden<br />

gedetermineerd. Van haver en tarwe zijn in totaal slechts twee verkoolde korrels<br />

gevonden. We nemen niet aan dat het hier gaat om maaltijdrestanten. Misschien zijn de<br />

korrels met ander afval in de beerput beland.<br />

Boekweit behoort botanisch gezien niet tot de granen, maar wordt hier uit praktische<br />

overwegingen, vanwege de overeenkomst in het gebruik met de echte granen, wel toe<br />

gerekend. 64 Van dit ‘pseudograan’ zijn veel kafresten gevonden. Het gaat om de<br />

zogenaamde vruchtklepjes (doppen) die normaal gesproken vóór de consumptie van het<br />

zaad in een grutterij werden verwijderd, maar waarvan altijd wel fragmenten in gedorste<br />

boekweit achterbleven die uiteindelijk in een beerput terecht konden komen. In de 17 e<br />

eeuw werd boekweit veel verbouwd op schrale zandgronden en afgebrand hoogveen. Het<br />

komt dan ook vaak in kookboeken voor. Boekweit stond in de 17 e eeuw niet bekend als<br />

een product dat veel in de sociale bovenlagen van de bevolking werd gegeten. Van het<br />

meel werd echter wel luxe gebak gemaakt, bijvoorbeeld toverkoek. 65 Volgens de<br />

geneeskundige Stephaan Blankaart werd van het meel met melk en saffraan een pap<br />

gemaakt die een verzachtende uitwerking op allerlei gezwellen had. Ook werd er wel<br />

60 Van Winter 1982, 402.<br />

61 Knörzer 1967.<br />

62 Dodoens 1554, 197.<br />

63 Blankaart 1698, 390.<br />

64 Echte granen behoren tot de grassenfamilie, terwijl boekweit tot de duizendknoopfamilie behoort.<br />

Uit de naam boekweit kan echter worden afgeleid dat men het gewas vroeger wel degelijk als<br />

een graan gebruikte. Het middelnederlandse woord boeck betekent beuk, vanwege de op<br />

beukennootjes gelijkende zaden, en weit betekent tarwe. Overigens is het woord graan afgeleid<br />

van het middelnederlandse woord grein dat korrel betekent, en behoorden erwten en bonen<br />

vroeger tot de ronde granen.<br />

65 Van ’t Veer 1966, 155.


BIAXiaal 288 19<br />

brood en koeken van gebakken of bier van gebrouwen en werd het aan duiven en<br />

hoenders gevoerd. De kafresten of doppen, waarvan er veel in de beerput terecht zijn<br />

gekomen, werden gebruikt om allerlei breekbare waren (glazen, pijpen) in te verpakken.<br />

Vanwege het absorberend vermogen van het kaf werd het ook gebruikt ‘om kinderbeddekens<br />

van te maken, wanneer sy nog des nagts in ’t bedde pissen’. 66 Of de boekweit<br />

dus door de vroegere bewoners werd gegeten, of dat het (kaf) voor iets anders werd<br />

gebruikt, kan niet met zekerheid worden gezegd.<br />

3.4.2 Fruit, zuidvruchten<br />

Fruit werd ook door de 17 e -eeuwse bewoners veel gegeten. In de beerput zaten pitten,<br />

doppen en andere resten van gele kornoelje (Cornus mas), hazelnoot, vijg, aardbei, peer<br />

en/of kweepeer, walnoot, mispel, moerbei, olijf (Olea europaea), kersen, pruimen,<br />

granaatappel, perzik (Prunus persica), aalbes, framboos (Rubus idaeus), vlierbes, braam<br />

en druif (of krent/rozijn). Vooral van aardbeien, aalbessen, peren, appels, moerbeien,<br />

bramen en druiven zijn veel pitten gevonden.<br />

Een opvallende vondst is olijf (Olea europaea) waarvan in het 17 e /18 e -eeuwse monster<br />

een pit is gevonden. Vondsten van deze mediterrane vrucht in archeologische context zijn<br />

zeldzaam. De meeste vondsten zijn gedaan op vindplaatsen uit de Romeinse tijd. Uit<br />

postromeinse context zijn maar weinig vondsten bekend. Het gaat in alle gevallen om<br />

elitaire contexten. 67 De olijven zijn met zekerheid uit het Middellandse-Zeegebied<br />

geïmporteerd. Net als tegenwoordig zullen de 17 e -eeuwse olijven in gezouten vorm zijn<br />

gegeten.<br />

Perziken komen oorspronkelijk uit Oost-Azië, maar werden vermoedelijk al in de<br />

Romeinse tijd in ons cultuurgebied verbouwd. Relatief grote aantallen perzikpitten zijn in<br />

de voormalige Romeinse haven bij het huidige Velsen (NL) gevonden. 68 In de<br />

Middeleeuwen en daarna worden perzikpitten slechts af en toe gevonden. De hoogste<br />

aantallen zijn gevonden in kasteelopgravingen en andere rijke contexten, hetgeen doet<br />

vermoeden dat perziken niet behoorden tot de normale, alledaagse fruitsoorten. 69 Uit<br />

historische bronnen blijkt dat perziken ook in ons klimaatgebied werden gekweekt.<br />

Dodoens schrijft dat perziken (persen) in hoven en wijngaarden worden verbouwd op<br />

plaatsen waar de zon veel schijnt. 70 Stephaan Blankaart schrijft in zijn kruidenboek uit<br />

1698 dat perziken meestal langs schuttingen en muren geleid werden om zo beter van de<br />

warmte te kunnen profiteren. Door enten en kruisen werden verschillende variëteiten<br />

verkregen. Grote vruchten werden verkregen door perziken te enten op een onderstam<br />

van wilg. De vruchten werden dan weliswaar groot maar dat ging ten koste van de smaak.<br />

Door de bomen vervolgens weer op een onderstam van pruim of perzik te enten, kregen<br />

de vruchten hun smaak weer terug. 71<br />

Ook de vondst van gele kornoelje is bijzonder. Gele kornoelje komt tegenwoordig in<br />

West-Vlaanderen niet veel in het wild voor. Het is een struik die eigenlijk meer thuis<br />

hoort in Midden- en Zuidoost-Europa. Natuurlijke standplaatsen van gele kornoelje in<br />

Vlaanderen zijn te vinden in de Maasvallei en de Voerstreek. 72 De plant is al heel lang in<br />

cultuur voor de smakelijke rode vruchten die er uitzien als langwerpige kersen (zie figuur<br />

7). Ook in Vlaanderen werden de struiken in tuinen aangeplant. Vanaf de 15 e eeuw<br />

66 Blankaart 1698, 258.<br />

67 Van Vilsteren 1983; Brinkkemper & de Man 1996; Luijten 1992; Van Zeist et al. 2000; Van<br />

Haaster & Van Smeerdijk 2002, Van Haaster et al. 2005; Van Haaster & Hänninen 2004;<br />

Cooremans ongepubliceerd (Brugge).<br />

68 Pals in druk.<br />

69 Bron: archeobotanische database RADAR.<br />

70 Dodoens 1554, 765.<br />

71 Blankaart 1698, 455.<br />

72 Maes et al. 2006, 116.


BIAXiaal 288 20<br />

worden af toe vondsten van de pitten gedaan. Tot op heden zijn vondsten van gele<br />

kornoelje vooral in rijke contexten gedaan. 73<br />

Figuur 7<br />

Vruchten van gele kornoelje (Cornus mas). © P. Busselen KULAK.<br />

In de beerput zijn ook weer pitten aangetroffen van pruimen en kroosjes. Pitten van het<br />

type GRO-8 en GRO-12 waren we in de monsters van de Prinsenhof nog niet eerder<br />

tegengekomen. De pitten van het type GRO-8 lijken veel op pitten van grote, gelige<br />

pruimen die bekend staan onder de naam spilling. Volgens Knoop behoren spillingen tot<br />

de ongezondste pruimen. 74<br />

Pitten van het GRO-12 type worden heel vaak in beerputten en dergelijke gevonden,<br />

maar er is geen (nog) bestaand pruimenras bekend met pitten van dit type. De pitten<br />

lijken echter op de pitten van de hierboven beschreven smalle boereblauwe, ze zijn<br />

daarom mogelijk verwant met dit ras. 75<br />

Dat er zoveel pitten van aalbes in de beerput zijn aangetroffen, is in overeenstemming<br />

met het beeld dat uit archobotanisch onderzoek naar voren komt: aalbessen worden in de<br />

17 e eeuw heel populair. In de Verstandighe Confituurmaker, een onderdeel van het in<br />

1671 in Antwerpen verschenen kookboek De verstandige kock of sorghvuldige<br />

huyshoudster, zijn meerdere recepten te vinden om gelei, siroop of sap van aalbessen te<br />

maken. Ook werden aalbessen soms geconfijt:<br />

Om heele aelbesien te confijten<br />

Neemt besien, plucktse van de steelen. Doetse in een kanne, laet die zieden in een<br />

ketel met water. Doet de kanne wel toe. Als de besien gaer zijn, doetse dan door een<br />

teems. Neemt tegens anderhalf pont sap, twee pont suyker en een kommetje<br />

regenwater. Laet dat koocken. Doet de heele besien daerin. Laet het sachtjens koken<br />

tot'et begint te lijmen en dan al voorts tot het wel lijmt.<br />

Ook aardbeien waren in de 17 e eeuw blijkbaar populair. Het zou hierbij kunnen gaan om<br />

andere soorten dan de wilde aardbeien die in de vorige eeuwen op tafel kwamen. In de<br />

73 Ook in Brugge: Cooremans ongepubliceerd.<br />

74 Knoop 1763.<br />

75 Mededeling H. Woldring.


BIAXiaal 288 21<br />

17 e verschenen namelijk aardbeien uit Noord-Amerika in de Nederlanden op de markt.<br />

Ook ontstonden er kruisingen tussen de oude en nieuwe aardbeien. 76 De pitten van de<br />

nieuwe aardbeien zijn niet betrouwbaar te onderscheiden van wilde aardbeien. Dit maakt<br />

het niet makkelijk om te achterhalen van welke soorten de pitten uit de beerput precies<br />

afkomstig zijn. Aardbeien werden in de 17 e eeuw als zeer gezond beschouwd. Men dacht<br />

zelfs dat tering (tbc) alleen door het eten van aardbeien genezen kon worden. 77 Bij<br />

feestelijke gebeurtenissen werden ze als nagerecht gegeten. Ze werden dan bijvoorbeeld<br />

in suiker gedoopt of met room gegeten. 78<br />

3.4.3 Groenten en peulvruchten<br />

Uit deze categorie voedingsmiddelen zijn resten van drie soorten in de beerput<br />

aangetroffen. Het gaat om venkel, komkommer (Cucumis sativus) en postelein (Portulaca<br />

oleracea).<br />

Vooral van venkel zijn veel zaden gevonden (enige honderden). Gezien de andere<br />

luxueuze vondsten in de beerput is het verleidelijk de vele venkelzaden in verband te<br />

brengen met een luxueus recept uit een Antwerps kookboek voor Leckertonghen. In dit<br />

kookboek is een sjaslik-achtig recept met de naam Fegatellen te lezen waarin<br />

venkelzaden een belangrijke rol spelen. Stukjes varkenslever zo groot als walnoten<br />

worden in gestampt venkelzaad en peper gewenteld. Vervolgens worden de stukjes lever<br />

afgewisseld met stukjes spek en laurierblaadjes aan een spies gestoken. Het geheel wordt<br />

licht geroosterd en met warm sinaasappelsap gegeten. 79<br />

Het is niet helemaal zeker of de Cucumis-zaden die in de beerput zijn gevonden van<br />

komkommers of van augurken afkomstig zijn. Botanisch gezien behoren komkommers en<br />

augurken namelijk tot dezelfde soort en zijn daardoor op grond van de zaden niet van<br />

elkaar te onderscheiden. Uit laatmiddeleeuwse schriftelijke bronnen blijkt dat<br />

komkommers destijds al wel bekend waren, maar het is niet altijd duidelijk wat met een<br />

bepaalde gewasnaam bedoeld werd. De namen die in het verleden voor<br />

komkommerachtigen (meloen, pompoen, kalebas, komkommer) werden gebruikt, zijn<br />

namelijk nogal eens met elkaar verward. Pas met het verschijnen van de eerste kruidenboeken<br />

in de 16 e eeuw weten we met zekerheid wat bijvoorbeeld met concommeren<br />

bedoeld wordt. Dodoens beschrijft in zijn uitgave van 1554 onder deze naam een plant<br />

met vruchten die een wratachtig oppervlak hebben en duidelijk meer op onze tegenwoordige<br />

augurken lijken dan op komkommers (zie figuur 8). 80 Komkommers zoals wij die<br />

kennen (lang en glad), beschrijft hij niet. Ook op schilderijen uit de 16 e /17 e -eeuw, zoals<br />

de keuken- en marktstukken van Joachim Beuckelaer en zijn volgelingen, komen<br />

dergelijke komkommers niet voor. Vondsten van komkommer in archeologische context<br />

zijn betrekkelijk zeldzaam. Uit onderzoek in 's-Hertogenbosch is gebleken dat<br />

komkommers voornamelijk door de hoge sociale lagen van de bevolking werden<br />

gegeten. 81 Ook uit een aantal historische bronnen blijkt dit. De 17 e -eeuwse dominee en<br />

schrijver Hondius noemt in een uitvoerige beschrijving van wat hij in zijn tuin heeft staan<br />

ook cleyn comcommers. Ze zijn een halve vinger lang en worden in pekel bewaard. Uit de<br />

overige opsomming in zijn ‘Moufeschans of Dapes inemptae’ blijkt dat Hondius er niet<br />

bepaald alledaagse eetgewoonten op nahoudt. Hij eet namelijk ook in boter<br />

klaargemaakte artisjokken, wit brood “met eyers doorgekneet”, kalkoen en pauw. 82 Dit<br />

zou kunnen betekenen dat ook komkommers in de 17 e eeuw geen alledaagse kost waren.<br />

Ook uit een vermelding in Het wederzyds Huwelyksbedrog van de schrijver Pieter<br />

Langendyk zou kunnen worden afgeleid dat augurken door wat meer welgestelde mensen<br />

76 Van Haaster 1997, 88.<br />

77 Burema 1953, 159.<br />

78 Van ’t Veer 1966.<br />

79 Braekman 1995, 50.<br />

80 Dodoens 1554, 625.<br />

81 Van Haaster 2003.<br />

82 Hondius 1621, 207.


BIAXiaal 288 22<br />

werden gegeten. 83 Augurken worden hier namelijk genoemd met luxe voedingsmiddelen<br />

als haas, kalkoen, kapoen en ribstuk terwijl koeienpoten, karnemelkse pap, gort en<br />

grauwe erwten als eenvoudige voedingsmiddelen worden genoemd. Volgens Burema<br />

werden komkommers als sla gegeten met olie en azijn. 84 De Verstandige Confituurmaker,<br />

een onderdeel van de Verstandige Kok of Sorghvuldige Huyshoudster, geeft een<br />

recept waarin komkommers worden ingelegd in wijnazijn met foelie, peper, kruidnagels,<br />

mierikswortel, venkel en laurierblad. 85<br />

Figuur 8<br />

Afbeelding van komkommer uit het kruidenboek van Dodoens (1554). Bron afbeelding:<br />

www.biolib.de.<br />

In de beerput zijn ook zaden van postelein (Portulaca oleracea) aangetroffen. Van<br />

postelein bestaan twee ondersoorten. Het cultuurgewas postelein (Portulaca oleracea<br />

subsp. sativa) is landbouwhistorisch gezien al heel oud. Het bestond al in de Klassieke<br />

Oudheid. Er bestaat echter ook een wilde soort postelein (Portulaca oleracea subsp.<br />

oleracea) die in ook in ons klimaatgebied voorkomt. In de 17 e eeuw werden deze soorten<br />

respectievelijk tamme porceleyne en wilde porceleyne genoemd. De eerste groeide<br />

volgens Dodoens in de hoven; de tweede onder andere langs wegen (als onkruid). De<br />

zaden van beide soorten postelein lijken zeer veel op elkaar. We gaan er echter vanuit dat<br />

de in de beerput aangetroffen zaden van het cultuurgewas postelein afkomstig zijn; de<br />

83 Langendyk 1714.<br />

84 Burema 1953, 153.<br />

85 Willebrands 2006.


BIAXiaal 288 23<br />

tamme porceleyne dus. Van deze postelein beschrijft Dodoens een flinke reeks<br />

medicinale toepassingen. Het wekt geen verwondering dat de plant, die sappige bladeren<br />

en stengels heeft, vooral voor verkoelende doeleinden werd gebruikt. Het zaad werd in de<br />

17 e eeuw ook gebruikt tegen darmparasieten. 86 Dodoens schrijft dat het ‘in de spijse’ op<br />

dezelfde manier als sla gebruikt wordt. Recepten van postelein zijn echter moeilijk te<br />

vinden. In de Verstandige Kok of Sorghvuldige Huyshoudster komt het wel voor: 87<br />

Om alderley Groen te stoven<br />

Men neemt Spenagie / Kropsala / Endivie / Biet / Surckel (zuring) of spruyten van<br />

kool ofte Porceleyn; dit een van allen wel murruw (gaar) gekoockt zijnde / wordt<br />

gestooft met Boter / Foelie / Notenmuskaet en Sout.<br />

3.4.4 Kruiden en specerijen<br />

Het eten werd op smaak gebracht met zwarte mosterd, koriander, anijs en peper. Met<br />

koriander en anijs hadden we al in eerdere bewoningsfasen kennisgemaakt. Peper is voor<br />

de Prinsenhof in de 17 e eeuw een nieuwe smaakmaker. Vanaf de 15 e eeuw worden<br />

peperkorrels slechts af en toe in archeologische context in ons cultuurgebied gevonden.<br />

Vondsten van grote aantallen peperkorrels lijken beperkt te zijn tot rijke contexten. Peper<br />

is inderdaad van oudsher een duur (peperduur!) importproduct uit Zuid-Azië. Het was in<br />

de Middeleeuwen een van de duurste specerijen. Een pond peper kostte net zoveel als een<br />

heel schaap. 88 Het doen van uitspraken over de sociale status van de vroegere bewoners<br />

aan de hand van pepervondsten is echter riskant. Ondanks de hoge prijs werd peper<br />

namelijk vrij algemeen gebruikt. In de lagere adellijke kringen en bij de burgerij<br />

behoorde peper met gember, kaneel en saffraan tot de basiskruiden.<br />

3.4.5 Overige gebruiksplanten<br />

Wat de overige gebruiksplanten betreft zijn vondsten gedaan van bilzekruid (Hyoscyamus<br />

niger), jeneverbes, maanzaad (Papaver somniferum) en hennep (Cannabis sativa). Met<br />

hennep en jeneverbes hadden we in de vorige fasen al kennis gemaakt.<br />

Bilzekruid is op de Prinsenhof een nieuwe vondst. Het is vanwege het hoge gehalte<br />

aan alkaloïden een zeer giftige plant. Deze eigenschap maakt de plant echter ook populair<br />

als geneeskruid. In 16 e -eeuwse en jongere kruidenboeken worden dan ook veel<br />

toepassingen van bilzekruid als geneesmiddel beschreven. Dodoens wijdt in zijn<br />

kruidenboek onder het hoofdstuk Hindernisse echter ook een stuk tekst aan het gevaar dat<br />

het gebruik van bilzekruid kan opleveren. Hij spreekt van 'razernie, ydelheyt ende swaere<br />

droemen den dronckenscappe seer ghelijck (...) die den menschen oock ter doot<br />

bringhen'. In een 16 e -eeuws recept voor een slaapdrank komen zowel hennepzaden,<br />

maanzaad als zaden van bilzekruid voor: 89<br />

Om eenen te doen slaepen.<br />

Neemt een groet toyrnoyse ghewichte wit macopisaet (=maanzaad) ende also vele<br />

ghewichte caenpsaet (=hennepzaad) ende een alf groets tornoyse ghewichte belsaet<br />

(=zaad van bilzekruid) ende poedert ende gheeft hem drincken.<br />

Pleisters van bilzekruid werden in de 18 e eeuw door velen aangeprezen. Het schijnt dat de<br />

beroemde 18 e -eeuwse arts Boerhave tijdens het maken van bilzekruidpleisters bijna<br />

86 Dodoens 1554, 614.<br />

87 Willebrands 2006.<br />

88 Jansen-Sieben 1992, 197.<br />

89 Braekman 1963, 302.


BIAXiaal 288 24<br />

dronken werd. 90 Of dergelijke pleisters in het 17 e -eeuwse Brugge ook gebruikt waren<br />

weten we uiteraard niet zeker, maar het verhaal is te mooi om hier niet te vermelden.<br />

3.4.6 Onkruiden<br />

Tussen de onkruiden zijn geen opvallende vondsten gedaan.<br />

4. Discussie en conclusies<br />

4.1 13 E /14 E EEUW (1250-1350)<br />

4.2 14 E EEUW<br />

Uit deze vroege periode hebben we niet zoveel informatie over de voedingsgewoonten<br />

gekregen. Resten van graan zijn niet gevonden, maar op grond van de onkruidvondsten<br />

vermoeden we wel dat rogge destijds een rol in de voeding speelde. Ook het fruitaanbod<br />

was beperkt, zeker als we dit vergelijken met de jongere fasen in het gebruik van het<br />

terrein. Het lijkt er op dat de 12 e /13 e -eeuwse bewoners slechts vier fruitsoorten kenden:<br />

hazelnoten, vijgen, appels en walnoten. Ook het groenten- en kruidenassortiment was<br />

zeer beperkt. Uit de vondst van kaardenbolfragmenten en zaden van wouw leiden we af<br />

dat op het terrein mogelijk aan textielverwerking werd gedaan. De kaardenbollen werden<br />

voor het kaarden van de textielvezels gebruikt en met de wouw werd het textiel (geel)<br />

geverfd.<br />

Uit de goede vertegenwoordiging van eenjarige stikstofliefhebbers leiden we af dat<br />

zich in de nabijheid van de onderzochte waterput waarschijnlijk een of enkele moestuinen<br />

bevonden. In deze tuinen werden ongetwijfeld meer groenten, kruiden,<br />

nijverheidgewassen etc. verbouwd dan de soorten waarvan we in de waterput resten<br />

hebben teruggevonden.<br />

In de monsters uit de 14 e eeuw zijn meer resten van graan gevonden: haver, tarwe en<br />

rogge. De meeste resten betreffen echter dorsafval. Vooral van tarwe en rogge is veel<br />

dorsafval gevonden. We nemen niet aan dat het hier gaat om menselijk consumptieafval.<br />

Waarschijnlijk moeten de resten in verband worden gebracht met het houden van dieren<br />

op het terrein. Het dorsafval kan als diervoeding of als stalvloerbedekking zijn gebruikt.<br />

Ook het grote aantal soorten grasland- en oeverplanten kan mogelijk in verband worden<br />

gebracht met het houden van dieren.<br />

Het assortiment fruit is met 15 soorten flink toegenomen. Dit geldt ook voor het aantal<br />

soorten groenten.<br />

De aanwijzingen voor locale textielverwerking in de 14 e eeuw zijn zeer sterk, gezien<br />

het grote aantal resten van kaardenbol en wouw.<br />

Uit de onkruidvondsten leiden we af dat in de 14 e eeuw ook sprake was van tuinen op<br />

het complex. In deze tuinen kunnen de aangetroffen groenten, kruiden en<br />

nijverheidsgewassen hebben gestaan, alsmede de taxus (mogelijk als haag) en de akelei.<br />

4.3 EIND 14 E -/15 E EEUW<br />

In deze periode is door de bewoners wat de granen betreft vooral rogge en tarwe gegeten.<br />

Het menu werd aangevuld met een groot aantal soorten fruit, groenten en kruiden. Uit de<br />

vondst van granaatappelpitten kan mogelijk worden afgeleid dat de bewoners een zekere<br />

status hadden. Behalve de destijds dure granaatappel zijn echter geen andere botanische<br />

indicatoren voor luxe voeding gevonden.<br />

Aanwijzingen voor locale tuinbouw zijn niet gevonden, maar dat heeft waarschijnlijk<br />

te maken met de context waarin de vondsten zijn gedaan. Tuinplanten hebben immers een<br />

90 Oskamp 1796, 86.


BIAXiaal 288 25<br />

4.4 17 E EEUW<br />

grotere kans om in een in de tuin aanwezige waterput terecht te komen dan in een<br />

(afgesloten, inpandige) latrine.<br />

Ook aanwijzingen voor het houden van dieren en locale textielverwerking zijn in de<br />

beerput niet gevonden.<br />

Het basisvoedsel van de 17 e -eeuws bewoners bestond uit boekweit, rogge en (mogelijk)<br />

tarwe. Dit werd aangevuld met een grote verscheidenheid aan fruitsoorten, groenten en<br />

kruiden. Tussen deze voedingsmiddelen is een aantal soorten gevonden die meestal in<br />

verband worden gebracht met een relatief hoge sociale status. Dat zijn komkommer,<br />

granaatappel, perzik, gele kornoelje en peper. Aanwijzingen voor tuinen, dierenhouderij<br />

of nijverheid zijn niet gevonden, maar dit kan weer heel goed het gevolg zijn van de<br />

context waarin de vondsten zijn gedaan.<br />

Dat de bewoners van de Prinsenhof in de 15 e en 17 e eeuw zoveel fruit aten, is opvallend<br />

omdat dit volgens de toenmalige gezondheidsleer als ongezond beschouwd werd. De<br />

meeste medicijnmeesters (Tregement der ghesontheyt) waren van mening dat ‘Deghene<br />

die ghesont bliven wylt en sal ghemeynlijck niet veel fruyten noch wermoesen eten’. 91<br />

Ondanks het feit dat het eten van fruit dus als ongezond werd beschouwd, werd het<br />

toch veel gegeten. Blijkbaar namen de bewoners (kloosterzusters) het wat de voeding<br />

betreft niet zo nauw met de officiële gezondheidsregels en hadden ze hun eigen ideeën<br />

over wat gezond was en wat niet. Bovendien was het dan misschien officieel wel<br />

ongezond, zo smaakte het beslist niet!<br />

Uiteraard zal het fruitaanbod niet het hele jaar zo gevarieerd zijn geweest. Het zal sterk<br />

afhankelijk geweest zijn van het seizoen, hoewel een aantal soorten waarschijnlijk ook<br />

wel in geconserveerde vorm gegeten werd. Zo werden bijvoorbeeld appels, peren,<br />

walnoten, pruimen, kersen en aalbessen gekonfijt. 92 Morellen (zure kers) werden vaak aan<br />

draden geregen en gedroogd. 93 Op deze manier konden ze ook in de winter nog gegeten<br />

worden. Veel fruit zal ook verwerkt zijn geweest in geleien, marmelade en siroop.<br />

De grote hoeveelheden vijgen en krenten of rozijnen zijn waarschijnlijk tijdens een van<br />

de vele vastenperiodes gegeten.<br />

De meeste voedingsmiddelen kunnen in locale tuinen of boomgaarden verbouwd zijn<br />

geweest. Een aantal producten is betrokken via internationale handel. Dat zijn vijgen,<br />

krenten/rozijnen, granaatappels, olijven en peper. Gezien het feit dat Brugge in de 14 e en<br />

15 e eeuw de belangrijkste aanvoerhaven van specerijen en zuidvruchten in Noordwest-<br />

Europa was, is het opvallend dat in de monsters uit die tijd zo weinig exotische<br />

voedingsmiddelen zijn gevonden. 94 Weliswaar werd de leidende positie in de<br />

specerijenhandel van Brugge in 16 e eeuw overgenomen door Antwerpen, maar de<br />

aanvoer in Brugge zal vanaf die tijd toch niet geheel zijn gestaakt.<br />

Hoewel we enige aanwijzingen hebben voor luxe eetgewoonten op de Prinsenhof tijdens<br />

de 17 e eeuw, zijn verantwoord uitspraken over sociale status van de vroegere bewoners<br />

op dit moment nog riskant omdat we nog geen representatief deel van het bodemarchief<br />

in Brugge hebben onderzocht. We weten hierdoor nog niet wat normale, algemeen<br />

gebruikte voedingsmiddelen in de stad zijn tijdens een bepaalde periode, en wat<br />

bijzondere en daardoor mogelijk dure voedingsmiddelen waren. 95<br />

91 Baudet 1904, 103.<br />

92 Zie 'De Verstandige Confituur-maker’ in de ‘Verstandige kok of sorghvuldige Huys-houdster’.<br />

93 Burema 1953, 159.<br />

94 Van Uytven 1992; Laurioux 1992.<br />

95 Wachten op publicatie van veel Brugse gegeven van Cooremans.


BIAXiaal 288 26<br />

5. Literatuur<br />

Baudet, F.E.J.M., 1904: De maaltijd en de keuken in de middeleeuwen, Leiden.<br />

Behre, K.-E., 1978: Formenkreise von Prunus domestica L. von der Wikingerzeit bis in<br />

die frühe Neuzeit nach Fruchtsteinen aus Haithabu und Alt-Schleswig, Berichte der<br />

Deutschen Botanischen Gesellschaft 91, 161-179.<br />

Blankaart, S., 1698: Den Nederlandschen Herbarius, Amsterdam (herdruk 1980,<br />

Groningen).<br />

Braekman, W., 1963: Middelnederlandse zegeningen, bezweringsformulieren en<br />

toverplanten, Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor<br />

Taal- en Letterkunde (Nieuwe Reeks), Gent.<br />

Braekman, W.L., 1995: Een Antwerps kookboek voor ‘leckertongen’, Antwerpen.<br />

Brinkkemper, O. & R. de Man 1996: Granen, groente, fruit en (on)kruiden, in: E.<br />

Vreenegoor & J. Kuipers (red.), Vondsten in Veere. Middeleeuwse voorwerpen uit een<br />

beerput van huis "In den Struys", Abcoude, 100-107.<br />

Burema, L., 1953: De voeding in Nederland van de Middeleeuwen tot de twintigste eeuw,<br />

Assen.<br />

Defoer, H.L.M., A.S. Korteweg & W.C.M. Wüstefeld 1989: The Golden Age of Dutch<br />

Manuscript Painting, Utrecht.<br />

Diehl, J.M., 1954: Plant en dier in de middeleeuwse wandtapijten, Publicaties reeks VII -<br />

1954 van het Natuurhistorisch Genootschap in Limburg, Maastricht.<br />

Dodoens, R., 1554: Cruydeboeck, Antwerpen.<br />

Dodoens, R., 1644: Cruydt-Boeck, volghens sijne laetste verbeteringhe: Met Bijvoeghsels<br />

achter elck Capitel, uyt verscheyden Cruydt-beschrijvers: Item, in 't laetste een<br />

Beschrijvinghe vande Indiaensche ghewassen, meest ghetrocken uyt de schriften van<br />

Carolus Clusius. Nu wederom van nieuws oversien ende verbetert, Antwerpen.<br />

Doorman, G., 1955: De middeleeuwse brouwerij en de gruit, 's-Gravenhage.<br />

Grierson, S., 1990: Traditional Scottish Dyestuffs and their possible Identification from<br />

Archaeological Deposits, in: D.E. Robinson (ed.), Experimentation and<br />

Reconstruction in Environmental Archaeology, Symposia of the Association for<br />

Environmental Archaeology no. 9, Roskilde Denmark 1988, København, 25-32.<br />

Guicciardini, L., 1566: Descrizione di tutti i Paesi-Bassi, Vertaling Kiliaen, 1568.<br />

Haaster, H. van, & D.G. van Smeerdijk 2002: Gierst met krenten en toverkoek.<br />

Resultaten van het botanisch onderzoek aan een 18 e -eeuwse beerput in Zaandam,<br />

BIAXiaal 142, Zaandam.<br />

Haaster, H. van, 1997: De introductie van cultuurgewassen in de Nederlanden tijdens de<br />

Middeleeuwen, in: A.C. Zeven (red.), De introductie van onze cultuurplanten en hun<br />

begeleiders van het Neolithicum tot 1500 AD, Wageningen, 53-104.<br />

Haaster, H. van, 2003: Archeobotanica uit ’s-Hertogenbosch. Milieuomstandigheden,<br />

bewoningsgeschiedenis en agrarische ontwikkelingen in en rond een<br />

(post)middeleeuwse groeistad, thesis, Amsterdam.<br />

Haaster, H. van, & K. Känninen 2004: Tiepels, Boberellen, Stekelbesien en Struyskoeck,<br />

Resultaten van het archeobotanisch onderzoek op het terrein van de Berghuijskazerne<br />

in Middelburg (1375-1725), BIAXiaal 197, Zaandam.


BIAXiaal 288 27<br />

Haaster, H. van, K. Hänninen & P. van Rijn 2005: Voedingsgewoonten en<br />

milieuomstandigheden op en rond Huis te Vleuten (12 e -18 e eeuw), BIAXiaal 224,<br />

Zaandam.<br />

Hillewaert, B., & E. van Besien (red.) 2007: Het Prinsenhof in Brugge, Brugge.<br />

Hondius, P., 1621: Dapes inemptæ, of de Moufe-schans, dat is, de soeticheydt des bvytenlevens,<br />

vergheselschapt van de boucken, afghedeelt in X gangen. Nieuwe editie. Nu<br />

eerst bij den autheur uyt laten gaen. T’samen met zijn Hof-wetten, Leiden.<br />

Jansen-Sieben, R., 1992: Specerijen in Middeleeuwen en Renaissance, in: E. Collet (red.),<br />

Specerijkelijk, Brussel, 182-206.<br />

Jansen-Sieben, R. & J.M. van Winter 1989: De keuken van de late Middeleeuwen,<br />

Amsterdam.<br />

Jansen-Sieben, R. & M. van der Molen-Willebrands 1994: Een notabel boecxken van<br />

cokeryen, Amsterdam (Tekstuitgaven van het kookboek uit circa 1514, uitgegeven<br />

door Thomas Vander Noot in Brussel).<br />

Knoop, J.H., 1763: Fructologia of Beschryving der Vrugtbomen en Vrugten die men in de<br />

hoven plant en onderhout, Leeuwarden.<br />

Knörzer, K.-H., 1967: Kornradensamen (Agrostemma githago L.) als giftige Beimischung<br />

in römerzeitlichen und mittelalterlichen Nahrungsresten, Archaeo-Physika 2, 100-107.<br />

Körber-Grohne, U., 1987: Nutzpflanzen in Deutschland. Kulturgeschichte und Biologie,<br />

Stuttgart.<br />

Langendyk, P., 1714: Het Wederzyds Huwelyksbedrog. Blyspel, Amsterdam.<br />

Laurioux, B., 1992: De gouden eeuw der kruiden, in: E. Collet (red.), Specerijkelijk,<br />

Brussel, 60-69.<br />

Leix, A., 1936: Färberei im Mittelalter, Ciba Rundschau 1.<br />

Lindemans, P., 1952: Geschiedenis van de landbouw in België, Antwerpen (twee delen).<br />

Luijten, H., 1992: Zaden en vruchten: overblijfselen van het plantaardige voedsel en de<br />

begroeiing van de grachten, in: N. Arts (red.), Het Kasteel van Eindhoven.<br />

Archeologie, ecologie en geschiedenis van een heerlijke woning 1420-1676,<br />

Eindhoven, 237-244.<br />

Maes, B. (red.), J. Bastiaens, O. Brinkkemper, K. Deforce, C. Rövekamp, P. van den<br />

Bremt & A. Zwaenepoel 2006: Inheemse bomen en struiken in Nederland en<br />

Vlaanderen, Amsterdam.<br />

Nie, W.J.L. de, 1936: De ontwikkeling der Noord-Nederlandse textielververij van de<br />

veertiende tot de achttiende eeuw, thesis, Leiden.<br />

Oskamp, D.L., 1796: Afbeeldingen der artseny-gewassen met derzelver Nederduitsche en<br />

Latynsche beschryvingen, deel 1, Amsterdam.<br />

Pals, J.P., 1997: De introductie van cultuurgewassen in de Romeinse Tijd, in: A.C. Zeven<br />

(red.), De introductie van onze cultuurplanten en hun begeleiders van het Neolithicum<br />

tot 1500 AD, Wageningen, 25-51.<br />

Sangers, W.J., 1952: De ontwikkeling van de Nederlandse tuinbouw, Zwolle.<br />

Schaminée, J.H.J., E.J. Weeda & V. Westhoff 1998: De vegetatie van Nederland, IV:<br />

plantengemeenschappen van kust en binnenlandse pioniermilieu’s, Leiden etc.<br />

Tamis, W.L.M., R. van der Meijden, J. Runhaar, R.M. Bekker, W.A. Ozinga, B. Odé & I.<br />

Hoste 2004: Standaardlijst van de Nederlandse flora 2003, Gorteria 30-4/5, 101-195.


BIAXiaal 288 28<br />

Thoen, E., 1988: Landbouweconomie en bevolking in Vlaanderen gedurende de late<br />

Middeleeuwen en het begin van de Moderne Tijden. Testregio: de kasselrijen van<br />

Oudenaarde en Aalst, Gent.<br />

Uytven, R. van, 1992: Specerijen en kruiden in de Zuidnederlandse steden, in: E. Collet<br />

(red.), Specerijkelijk, Brussel.<br />

Vanderhoeven A., G. Vynckier G. & P. Vynckier 1993: Het oudheidkundig<br />

bodemonderzoek aan de Veemarkt te Tongeren (Eindverslag 1988), Archeologie in<br />

Vlaanderen III, 127-205.<br />

Vandewiele, L.J., 1974: Introductie bij de Facsimile uitgave van Den Herbarius in<br />

Dyetsche (= Opera Pharmaceutica Rariora, vol. 9), Gent.<br />

Vandommele, H., 1986: Groenten en fruit in de Nederlanden in de zestiende eeuw, in: P.<br />

Verbraeken (red.), Joachim Beuckelaer. Het Markt- en Keukenstuk in de Nederlanden<br />

1550-1650, Gent, 71-77.<br />

Vandommele, H., 1991: Van kapucijner tot doperwt, Gent.<br />

Veer, A. van 't, 1966: Oud-Hollands kookboek, Antwerpen etc.<br />

Vilsteren, V.T. van, 1983: Aan de vruchten herkent men de...Voorst. Botanisch<br />

onderzoek bij de opgraving, Het Kasteel Voorst, macht en verval van een Overijsselse<br />

burcht circa 1280-1362 naar aanleiding van een opgraving (Vereeniging tot<br />

beoefening van Overijsselsch regt en geschiedenis, Werken Nr.36), 133-143.<br />

Weeda, E.J., R. Westra, Ch. Westra & T. Westra 1985: Nederlandse oecologische flora.<br />

Wilde planten en hun relaties 1, Deventer.<br />

Weeda, E.J., R. Westra, Ch. Westra & T. Westra 1987: Nederlandse oecologische flora.<br />

Wilde planten en hun relaties 2, Deventer.<br />

Willebrands, M., 2006: De verstandige kok. De rijke keuken van de Gouden Eeuw.<br />

Bussum: uitgeverij Pereboom. (hertaalde uitgave van De Verstandige Kock of<br />

Sorghvuldige Huyshoudster, ed. 1669. Onderdeel van Het Vermakelijck Landtleven.<br />

Amsterdam: M.W. Doornick 1669).<br />

Winter, J.M. van, 1981: Nahrung auf dem Lobither Zollhaus, auf Grund der<br />

Zollrechnungen aus den Jahren 1426-27, 1427-28 und 1428-29, in: T.J. Hoekstra, H.L.<br />

Janssen & I.W.L. Moerman (red.), Liber Castellorum, 40 variaties op het thema kasteel,<br />

Zutphen, 338-348.<br />

Winter, J.M. van, 1989: De rol van ingemaakt voedsel in enige middeleeuwse<br />

huishoudingen in Nederland, in: R. Jansen-Sieben (red.), Artes mechanicae in<br />

Middeleeuws Europa. Handelingen van het colloquium van 15 oktober 1987, Brussel,<br />

243-260.<br />

Wüstefeld, W.C.M., 1993: Middeleeuwse Boeken van Het Catharijneconvent, Utrecht.<br />

Ysselsteyn, G.T. van, 1936: Geschiedenis der tapijtweverijen in de Noordelijke<br />

Nederlanden: bijdrage tot de geschiedenis der kunstnijverheid, Leiden.<br />

Zeist, W. van, & H. Woldring 2000: Plum (Prunus domestica L.) Varieties in Late- and<br />

Post-Medieval Groningen: the Archaeobotanical Evidence, Palaeohistoria 39/40, 563-<br />

576.<br />

Zeist, W. van, R.T.J. Cappers, M.G. Ouderkerken, R.M. Palfenier-Vegter, G.J. de Roller<br />

& F. Vrede 2000: Cultivated and Wild Plants in Late- and Post-Medieval Groningen.<br />

A Study of Archaeological Plant Remains, Groningen.<br />

Zeven, A.C. & J.M.J. de Wet 1982: Dictionary of Cultivated Plants and their Regions of<br />

Diversity, Wageningen.


BIAXiaal 288 29<br />

Zeven, A.C., & P.M. Zhukovsky 1975: Dictionary of Cultivated Plants and their Centres<br />

of Diversity, Wageningen.


Bijlage 1<br />

Brugge-Prinsenhof, resultaten macrorestenonderzoek.<br />

Tenzij anders vermeld, zijn alle resten onverkoold. Legenda: v = verkoold, m = gemineraliseerd, cf. = gelijkend op, fragm. = fragmenten, + = tientallen, ++ =<br />

honderden, +++ = duizenden, ++++ = tienduizenden.<br />

datering 1250-1350 14e eeuw 14e eeuw 14e eeuw 14 e /15e eeuw 17e eeuw<br />

context waterput waterput waterput waterput beerput beerput<br />

laag ? onder 2 4 ? 4<br />

staalnummer VII/116-118 XII/60/onder XII/60/2 XII/60/4 XIV/113 IX/1<br />

Gebruiksplanten<br />

Granen en dergelijke<br />

Avena sativa/strigosa (v) - 1 - - - - Haver/Evene<br />

Avena (v) - 5 - - 6 1 Haver<br />

Cerealia indet., fragment (v) - - - 1 - - graan<br />

Cerealia indet., zemelen - ++ - - - ++++ graan<br />

Fagopyrum esculentum - - - - - + Boekweit<br />

Secale cereale, aarspil - 1 - - + - Rogge<br />

Secale cereale, aarspilfragment - +++ - - - - Rogge<br />

Secale cereale, aarspilfragment (v) - 2 - - - - Rogge<br />

Secale cereale (m) - - - - 1 - Rogge<br />

Secale cereale (v) - 5 - - - - Rogge<br />

Triticum aestivum, aarspilfragment - ++ - - - - Tarwe<br />

Triticum aestivum, aarspilfragment (v) - 2 - - - - Tarwe<br />

Triticum aestivum (v) - 5 1 - - 1 Tarwe<br />

Triticum - 1 - - - - Tarwe<br />

Fruit, zuidvruchten en noten<br />

Cornus mas - - - - - 12 Gele kornoelje<br />

Corylus avellana, schaalfragment + ++ + + + ++ Hazelnoot<br />

Corylus avellana, schaalfragment (v) - + - - - - Hazelnoot<br />

Corylus avellana, spermoderm - - - - + - Hazelnoot<br />

Cydonia/Pyrus, steencelkluwen - - - - ++++ ++ Kwee/Peer<br />

Ficus carica ++ +++ + ++ ++++ ++++ Vijg


datering 1250-1350 14e eeuw 14e eeuw 14e eeuw 14 e /15e eeuw 17e eeuw<br />

context waterput waterput waterput waterput beerput beerput<br />

laag ? onder 2 4 ? 4<br />

staalnummer VII/116-118 XII/60/onder XII/60/2 XII/60/4 XIV/113 IX/1<br />

Fragaria vesca - + - - + ++++ Bosaardbei<br />

Juglans regia, schaalfragment + + - + + + Walnoot<br />

Malus domestica + 1 - - +++ +++ Appel<br />

Malus domestica (m) - - - - + - Appel<br />

Malus/Pyrus, klokhuisfragment - - - - + - Appel/Peer<br />

Mespilus germanica - 4 - - + + Mispel<br />

Morus nigra - - - - 1 ++ Zwarte moerbei<br />

Olea europaea - - - - - 2 Olijf<br />

Oxycoccus palustris - - - - + - Kleine veenbes<br />

Prunus avium/cerasus - + + - +++ +++ Zoete kers/Zure kers<br />

Prunus domestica subsp. domestica - - - - + + Pruim<br />

Prunus domestica subsp. insititia - - - - + + Kroosjes<br />

Prunus domestica type GRO 2 - - - - + - Pruim: Formenkreis A<br />

Prunus domestica type GRO 3 - 1 - - - + Pruim: St. Julien<br />

Prunus domestica type GRO 5a - 1 - - - - Pruim: Enkele boerewitte<br />

Prunus domestica type GRO 8 - - - - + Pruim: Spilling<br />

Prunus domestica type GRO 9 - 1 - - + - Pruimen van Damast<br />

Prunus domestica type GRO 12 - - - - - + Pruim: Boerewitte<br />

Prunus domestica type GRO 13 - - - - + - Pruim: Smal boerenblauwtje<br />

Prunus persica - - - - - 1 Perzik<br />

Punica granatum - - - - 12 5 Granaatappel<br />

Pyrus communis - 1 - - ++ +++ Peer<br />

Ribes, onbekend - 1 - - + - Ribes<br />

Ribes rubrum - - - - - +++ Aalbes<br />

Ribes rubrum (m) - - - - ++ - Aalbes<br />

Rosa - - - - 1 - Roos


datering 1250-1350 14e eeuw 14e eeuw 14e eeuw 14 e /15e eeuw 17e eeuw<br />

context waterput waterput waterput waterput beerput beerput<br />

laag ? onder 2 4 ? 4<br />

staalnummer VII/116-118 XII/60/onder XII/60/2 XII/60/4 XIV/113 IX/1<br />

Rubus caesius - - - - + - Dauwbraam<br />

Rubus idaeus - - - - - +++ Framboos<br />

Rubus fruticosus s.l. + +++ - + +++ +++ Gewone braam<br />

Sambucus nigra + ++ + + + + Gewone vlier<br />

Vitis vinifera - +++ + + ++++ ++++ Druif/Krent/Rozijn<br />

Vitis vinifera (m) - - - - + - Druif/Krent/Rozijn<br />

Vitis vinifera, vruchtsteeltje - 1 - - - - Druif/Krent/Rozijn<br />

Groenten en peulvruchten<br />

Apium graveolens - + - + 2 - Selderij<br />

Beta vulgaris, vruchtklepje - + - - - - Biet en Strandbiet<br />

Beta vulgaris, vruchtkluwen 23 + - - - - Biet en Strandbiet<br />

Cucumis sativus - - - - - 1 Komkommer<br />

Foeniculum vulgare - + - + ++ +++ Venkel<br />

Lepidium sativum - + - - + - Tuinkers<br />

Lepidium sativum (m) - 1 - - - - Tuinkers<br />

Pisum sativum (v) - - - - 2 - Erwt<br />

Portulaca oleracea - - - - - 2 Postelein<br />

Kruiden en specerijen<br />

Anethum graveolens 1 + - - - - Dille<br />

Brassica nigra + 3 - - + + Zwarte mosterd<br />

Brassica nigra (v) - - - - + - Zwarte mosterd<br />

Brassica nigra, fragmenten - + - - + - Zwarte mosterd<br />

Coriandrum sativum, fragmenten - - - - + + Koriander<br />

Pimpinella anisum - - - - 1 - Anijs<br />

Pimpinella anisum (m) - - - - - 2 Anijs<br />

Piper nigrum - - - - - 1 Zwarte peper


datering 1250-1350 14e eeuw 14e eeuw 14e eeuw 14 e /15e eeuw 17e eeuw<br />

context waterput waterput waterput waterput beerput beerput<br />

laag ? onder 2 4 ? 4<br />

staalnummer VII/116-118 XII/60/onder XII/60/2 XII/60/4 XIV/113 IX/1<br />

Olie- en vezelplanten<br />

Brassica rapa - + - - - - Raapzaad<br />

Linum usitatissimum, (m) - - - - 1 - Vlas<br />

Linum usitatissimum, fragmenten + + - - - - Vlas<br />

Sier- en symboolplanten<br />

Aquilegia vulgaris - + - - - - Akelei<br />

Taxus baccata - 2 - - - - Taxus<br />

Overige gebruiksplanten<br />

Papaver somniferum - - - - + ++ Maanzaad<br />

Papaver somniferum (m) - - - - + - Maanzaad<br />

Cannabis sativa + +++ - + +++ + Hennep<br />

Dipsacus fullonum/sativus, schutblaadje + ++ - + - - Grote kaardebol/Weverskaarde<br />

Dipsacus fullonum/sativus, perianthiumfragment 3 - - + - - Grote kaardebol/Weverskaarde<br />

Dipsacus sativus, perianthium - +++ - 20 - - Weverskaarde<br />

Humulus lupulus - + - - + - Hop<br />

Dipsacus fullonum, perianthium - ++ - - - - Grote kaardebol<br />

Hyoscyamus niger - - - - - 1 Bilzekruid<br />

Reseda luteola + +++ - 7 - - Wouw<br />

Juniperus communis - + - - - 2 Jeneverbes<br />

Wilde planten<br />

Onkruiden van voedselrijke akkers en tuinen<br />

Chenopodium album ++ + + - - - Melganzenvoet<br />

Euphorbia helioscopia - + - - - - Kroontjeskruid


datering 1250-1350 14e eeuw 14e eeuw 14e eeuw 14 e /15e eeuw 17e eeuw<br />

context waterput waterput waterput waterput beerput beerput<br />

laag ? onder 2 4 ? 4<br />

staalnummer VII/116-118 XII/60/onder XII/60/2 XII/60/4 XIV/113 IX/1<br />

Fallopia convolvulus + + - + 1 - Zwaluwtong<br />

Fumaria officinalis 1 - - - - - Gewone duivenkervel<br />

Lamium purpureum + - - - - - Paarse dovenetel s.s.<br />

Persicaria maculosa + + - - + + Perzikkruid<br />

Sinapis arvensis - ++ - + + - Herik<br />

Sinapis arvensis, hauwfragment - + - - - - Herik<br />

Sinapis arvensis, vork - + - - - - Herik<br />

Solanum nigrum ++ +++ + + - - Zwarte en Beklierde nachtschade<br />

Sonchus arvensis - + - - - - Akkermelkdistel s.l.<br />

Sonchus asper - - - - + - Gekroesde melkdistel<br />

Sonchus oleraceus - - - - - 1 Gewone melkdistel<br />

Stellaria media ++ + - - - - Vogelmuur<br />

Urtica urens ++ +++ - - - - Kleine brandnetel<br />

Vicia hirsuta (v) - 2 - - - - Ringelwikke<br />

Onkruiden van kalkrijke akkers<br />

Anagallis arvensis - + - + - - Guichelheil<br />

Caucalis platycarpos - 1 - - - - Caucalis<br />

Galium spurium - - - - + - Akkerwalstro<br />

Orlaya grandiflora - - - + 3 - Straalscherm<br />

Ranunculus arvensis - - - - 3 - Akkerboterbloem<br />

Scandix pecten-veneris - + - - - - Naaldenkervel<br />

Stachys annua - - - 1 - - Zomerandoorn<br />

Valerianella dentata - + - - - - Getande veldsla<br />

Onkruiden van matig voedselrijke akkers<br />

Agrostemma githago - + - - - - Bolderik<br />

Agrostemma githago, fragmenten - + - + ++++ +++ Bolderik


datering 1250-1350 14e eeuw 14e eeuw 14e eeuw 14 e /15e eeuw 17e eeuw<br />

context waterput waterput waterput waterput beerput beerput<br />

laag ? onder 2 4 ? 4<br />

staalnummer VII/116-118 XII/60/onder XII/60/2 XII/60/4 XIV/113 IX/1<br />

Anthemis arvensis - + - - + - Valse kamille<br />

Centaurea cyanus, fragment bloemhoofdje - - - - - - Korenbloem<br />

Centaurea cyanus + + - - + - Korenbloem<br />

Chrysanthemum segetum - + - - - - Gele ganzenbloem<br />

Galeopsis segetum-type - + - - - - Bleekgele hennepnetel<br />

Papaver argemone - +++ - - + - Ruige klaproos<br />

Papaver cf. argemone (m) - - - - + - Ruige klaproos?<br />

Raphanus raphanistrum, hauwfragmenten + + - - - - Knopherik<br />

Rumex acetosella + +++ - + + - Schapenzuring<br />

Scleranthus annuus + 1 - - - - Eenjarige hardbloem<br />

Spergula arvensis + - - - - - Gewone spurrie<br />

Stachys arvensis - + - - - - Akkerandoorn<br />

Viola cf. arvensis - + - - - - Viooltje?<br />

Tredplanten<br />

Plantago major - + - - - - Grote en Getande weegbree<br />

Poa annua - +++ - - - - Straatgras<br />

Polygonum aviculare ++ +++ - + + - Gewoon varkensgras<br />

Planten van voedselrijke ruigten<br />

Anthemis cotula - + - - - - Stinkende kamille<br />

Anthriscus caucalis - + - - - - Fijne kervel<br />

Anthriscus caucalis (m) - 1 - - - - Fijne kervel<br />

Arctium lappa/tomentosum 1 - - 1 - - Grote/Donzige klit<br />

Atriplex patula/prostrata + + - + + - Uitstaande melde/Spiesmelde<br />

Ballota nigra 4 - - - - - Ballote<br />

Chenopodium ficifolium + - - - - - Stippelganzenvoet<br />

Chenopodium murale ++ +++ - - - - Muurganzenvoet


datering 1250-1350 14e eeuw 14e eeuw 14e eeuw 14 e /15e eeuw 17e eeuw<br />

context waterput waterput waterput waterput beerput beerput<br />

laag ? onder 2 4 ? 4<br />

staalnummer VII/116-118 XII/60/onder XII/60/2 XII/60/4 XIV/113 IX/1<br />

Cirsium arvense/palustre + + - - - + Akkerdistel/Kale jonker<br />

Conium maculatum + - - - 2 - Gevlekte scheerling<br />

Galeopsis bifida-type - - - - 1 - Gespleten hennepnetel<br />

Galium aparine - - - - 1 - Kleefkruid<br />

Leonurus cardiaca - + - - - - Hartgespan<br />

Malva neglecta 1 1 - - - - Klein kaasjeskruid<br />

Marrubium vulgare - + - 1 - - Malrove<br />

Persicaria lapathifolia - + - + + - Beklierde duizendknoop<br />

Rumex obtusifolius-type - + - - - - Ridderzuring<br />

Sambucus cf. ebulus - + - - - - Kruidvlier?<br />

Torilis japonica 1 +++ - + 1 - Heggendoornzaad<br />

Urtica dioica + +++ - - - - Grote brandnetel<br />

Planten van stikstofrijke, natte grond<br />

Bidens tripartita - + - - - - Veerdelig tandzaad<br />

Chenopodium glaucum/rubrum - + - - - - Zeegroene ganzenvoet/Rode ganzenvoet<br />

Ranunculus sceleratus - + - + - - Blaartrekkende boterbloem<br />

Rumex maritimus, bloemdek - + - - - - Goudzuring<br />

Stellaria aquatica/media - + - - - - Watermuur/Vogelmuur<br />

Montia fontana subsp. chondrosperma - + - - - - Klein bronkruid<br />

Water- en oeverplanten<br />

Alisma plantago-aquatica - ++ - - - - Grote waterweegbree<br />

Alisma, embryo - + - - - - Waterweegbree<br />

Bolboschoenus maritimus - + - - - - Heen<br />

Carex acuta/elata - + - - + - Scherpe-/Stijve zegge<br />

Carex riparia - + - + + - Oeverzegge<br />

Carex vesicaria - + - - - - Blaaszegge


datering 1250-1350 14e eeuw 14e eeuw 14e eeuw 14 e /15e eeuw 17e eeuw<br />

context waterput waterput waterput waterput beerput beerput<br />

laag ? onder 2 4 ? 4<br />

staalnummer VII/116-118 XII/60/onder XII/60/2 XII/60/4 XIV/113 IX/1<br />

Cladium mariscus + +++ - + - - Galigaan<br />

Cladium mariscus (m) - 1 - - - - Galigaan<br />

Damasonium alisma, embryo - + - - - - Stervruchtige waterweegbree<br />

Echinodorus ranunculoides - 1 - - - - Stijve moerasweegbree<br />

Eleocharis palustris/uniglumis + +++ - + + + Gewone waterbies/Slanke waterbies<br />

Euphorbia palustris - 1 - - - - Moeraswolfsmelk<br />

Glyceria - + - - - - Vlotgras<br />

Glyceria fluitans - + - - - - Mannagras<br />

Glyceria maxima/notata - + - - - - Liesgras/Stomp vlotgras<br />

Lycopus europaeus + - - - - - Wolfspoot<br />

Mentha aquatica/arvensis - ++ - - - - Watermunt/Akkermunt<br />

Oenanthe - - - - 2 - Torkruid<br />

Oenanthe aquatica - + - - - - Watertorkruid<br />

Phragmites australis, stengelknoop - 1 - - - - Riet<br />

Potamogeton - + - - - - Fonteinkruid<br />

Ranunculus lingua - + - - - - Grote boterbloem<br />

Rumex hydrolapathum - + - - - - Waterzuring<br />

Schoenoplectus lacustris - + + - - - Mattenbies<br />

Schoenoplectus tabernaemontani - ++ + + + - Ruwe bies<br />

Sium latifolium - + - - - - Grote watereppe<br />

Solanum dulcamara - + - + - - Bitterzoet<br />

Sparganium erectum, steen + 3 - - - - Grote en Blonde egelskop<br />

Stachys palustris - + - + - - Moerasandoorn<br />

Graslandplanten<br />

Agrostis stolonifera - ++ - - - - Fioringras<br />

Alopecurus geniculatus - - - + - - Geknikte vossenstaart


datering 1250-1350 14e eeuw 14e eeuw 14e eeuw 14 e /15e eeuw 17e eeuw<br />

context waterput waterput waterput waterput beerput beerput<br />

laag ? onder 2 4 ? 4<br />

staalnummer VII/116-118 XII/60/onder XII/60/2 XII/60/4 XIV/113 IX/1<br />

Carex caryophyllea - + - - - - Voorjaarszegge<br />

Carex disticha - + - - - - Tweerijige zegge<br />

Carex hirta - +++ - - - - Ruige zegge<br />

Carex hirta, utricula - + - - - - Ruige zegge<br />

Carex hirta/riparia - + - - - - Ruige zegge/Oeverzegge<br />

Carex otrubae/vulpina + + - - - - Valse voszegge/Voszegge<br />

Centaurea cf. jacea - 1 - - - - Knoopkruid?<br />

Daucus carota - + 1 - - - Peen<br />

Hydrocotyle vulgaris - + - - - - Gewone waternavel<br />

Juncus articulatus-type - ++ - - - - Zomprus<br />

Knautia arvensis - - - - 1 - Beemdkroon<br />

Poa - + - - - - Beemdgras<br />

Poa (m) - + - - - - Beemdgras<br />

Poa compressa/nemoralis - +++ - - - - Plat beemdgras/Schaduwgras<br />

Poa pratensis/trivialis + + - - - - Veldbeemdgras/Ruw beemdgras<br />

Poaceae (m) - - - - + - Grassenfamilie<br />

Poaceae (v) - 2 - - - - Grassenfamilie<br />

Poaceae, mog. Cerealia, stengelfragment - + - - - - Grassenfamilie<br />

Poaceae, stengelfragment (v) - 1 - - - - Grassenfamilie<br />

Potentilla anserina 1 + - - - - Zilverschoon<br />

Prunella vulgaris + + - - - - Gewone brunel<br />

Ranunculus acris/repens + + - - 1 - Scherpe-/Kruipende boterbloem<br />

Ranunculus sardous - + - + - - Behaarde boterbloem<br />

Rumex crispus-type + + + - + - Krulzuring<br />

Silene vulgaris 1 + - - - - Blaassilene<br />

Taraxacum officinale - + - - - - Gewone paardenbloem


datering 1250-1350 14e eeuw 14e eeuw 14e eeuw 14 e /15e eeuw 17e eeuw<br />

context waterput waterput waterput waterput beerput beerput<br />

laag ? onder 2 4 ? 4<br />

staalnummer VII/116-118 XII/60/onder XII/60/2 XII/60/4 XIV/113 IX/1<br />

Torilis arvensis - + - - - - Akkerdoornzaad<br />

Trifolium repens, bloemblad - - - - + - Witte klaver<br />

Vicia sativa (v) - 3 - - 1 - Smalle en Voederwikke<br />

Kwelderplanten<br />

Triglochin maritima - + - - - - Schorrenzoutgras<br />

Carex distans + - - - - - Zilte zegge<br />

Juncus gerardi - +++ - - - - Zilte rus<br />

Heide- en veenplanten<br />

Calluna vulgaris, bloemhoofdje - + - - - - Struikhei<br />

Calluna vulgaris, twijgje - + - - - - Struikhei<br />

Carex flacca - + - - - - Zeegroene zegge<br />

Carex flava-type + - - - - - Gele zegge<br />

Carex panicea + - - + - - Blauwe zegge<br />

Erica tetralix - +++ - - - - Gewone dophei<br />

Erica tetralix, blad - - - - + - Gewone dophei<br />

Eriophorum, sklerenchymspoeltje - ++ - + - - Wollegras<br />

Eriophorum, stengelfragment - + - - - - Wollegras<br />

Menyanthes trifoliata 1 + - + - - Waterdrieblad<br />

Menyanthes trifoliata (v) - - - 1 - 1 Waterdrieblad<br />

Myrica gale, pseudocarp - + - - - - Wilde gagel<br />

Potentilla erecta - + - - + - Tormentil<br />

Potentilla palustris - + - - - - Wateraardbei<br />

Ranunculus flammula - + - - - - Egelboterbloem<br />

Rhynchospora - + - - + - Snavelbies<br />

Valeriana dioica - + - - - - Kleine valeriaan


datering 1250-1350 14e eeuw 14e eeuw 14e eeuw 14 e /15e eeuw 17e eeuw<br />

context waterput waterput waterput waterput beerput beerput<br />

laag ? onder 2 4 ? 4<br />

staalnummer VII/116-118 XII/60/onder XII/60/2 XII/60/4 XIV/113 IX/1<br />

Bomen, bosplanten<br />

Alnus, knop - - - - - + Els<br />

Populus, knop - 1 - + - - Populier<br />

Salix, schutblad - + - - - - Wilg<br />

Betula pendula/pubescens + - - - - - Ruwe/Zachte berk<br />

Carex remota - +++ - - - - IJle zegge<br />

Overige plantenvondsten<br />

Apiaceae, fragment + + - - + - Schermbloemenfamilie<br />

Asteraceae, endospermum - - - - + - Composietenfamilie<br />

Asteraceae - + - - - 1 Composietenfamilie<br />

Brassicaceae - 1 - - - - Kruisbloemenfamilie<br />

Bromus (v) - 2 - - - - Dravik<br />

Carex - + - - - - Zegge<br />

Carex appropinquata/paniculata - + - + - - Paardenhaar-/Pluimzegge<br />

Carex, utricula - + - - - - Zegge<br />

Cerastium - + - - - 1 Hoornbloem<br />

Crepis - + - - - - Streepzaad<br />

Hypochaeris - + - - - - Biggenkruid<br />

indet - 2 - - - -<br />

indet, kelk - 1 - - - -<br />

indet, knoppen (m) - 2 - - - -<br />

Lamium - 1 - - - - Dovenetel<br />

Malva 1 + - - - - Kaasjeskruid<br />

Medicago arabica/polymorpha - - - - - 3 Gevlekte/Ruige rupsklaver<br />

Melica - + - - - - Parelgras<br />

Myosotis - + - - - - Vergeet-mij-nietje


datering 1250-1350 14e eeuw 14e eeuw 14e eeuw 14 e /15e eeuw 17e eeuw<br />

context waterput waterput waterput waterput beerput beerput<br />

laag ? onder 2 4 ? 4<br />

staalnummer VII/116-118 XII/60/onder XII/60/2 XII/60/4 XIV/113 IX/1<br />

Picris - 1 - - - - Bitterkruid<br />

Primulaceae - + - - - - Sleutelbloemfamilie<br />

Rosaceae, doorns + + - - - - Rozenfamilie<br />

Rumex - + - - - - Zuring<br />

Rumex sp, perianthium - + - - - - Zuring<br />

Solanaceae - 1 - - - 1 Nachtschadefamilie<br />

Stellaria neglecta/nemorum - + - - - - Heggenvogel-/Bosmuur<br />

Vicia (v) - 1 - - - - Wikke<br />

Overige resten<br />

aardewerk - + - - + -<br />

been + ++ ++ + ++ ++<br />

visbeen + +++ +++ +++ ++ +++<br />

hout - + - - + +<br />

houtskool + + ++ + +++ +<br />

Insecta - ++ - - ++ ++ Insekten<br />

Acari - + - - - - Mijten<br />

Cladocera - + - - - - Watervlooien<br />

Cenococcum geophilum - - - - + - Bodemschimmel<br />

Sphagnum - ++++++ + + + - Veenmos<br />

Bryophyta excl. Sphagnum - ++ - - - - Mossen excl. veenmos<br />

Eischaal - +++ + - + -<br />

Ostreidae - - - - + + Oester<br />

Mytilus edulis - 1 - - - - Mossel<br />

Baksteen & Mortel - + - - + -<br />

Textiel - - - - + -<br />

Leer - + - - - 2

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!