You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
BIAXiaal 288 6<br />
Figuur 2<br />
Bloeiwijze (kaardenbol) van weverskaarde (Dipsacus sativus).<br />
Bron afbeelding: www.ecoflora.be (20-06-05).<br />
3.1.7 Wilde planten<br />
Wilde planten die in archeologische grondsporen worden aangetroffen, geven vaak<br />
waardevolle informatie over menselijke activiteiten en milieuomstandigheden op en rond<br />
een nederzettingsterrein.<br />
Bij de groep ‘Onkruiden van voedselrijke akkers en tuinen’ valt de goede<br />
vertegenwoordiging op van kleine brandnetel (Urtica urens), vogelmuur (Stellaria<br />
media), zwarte nachtschade (Solanum nigrum), paarse dovenetel (Lamium purpureum),<br />
melganzenvoet (Chenopodium album) en perzikkruid (Persicaria maculosa). Van deze<br />
soorten zijn in de waterput vele honderden zaden gevonden. Alle genoemde soorten<br />
groeien bij voorkeur op stikstofrijke of zeer stikstofrijke plaatsen. Tegenwoordig komen<br />
ze daarom veel voor in goedbemeste moestuinen en hakvruchtakkers (tussen aardappels,<br />
bieten e.d). De vondst van veel resten van deze soorten in archeologische context wordt<br />
dan ook vaak in verband gebracht met de vroegere aanwezigheid van tuinen op een<br />
nederzettingsterrein. Bij een tuin moeten we denken aan een (waarschijnlijk) omheind<br />
stuk grond waar kruiden, groenten en andere arbeidsintensieve gewassen werden<br />
verbouwd. Vanwege het intensieve gebruik van deze stukken grond werden ze meestal<br />
flink bemest. Dit verklaart de aanwezigheid van eenjarige, stikstofminnende planten.<br />
Vanwege de intensieve grondbewerking komen meerjarige onkruiden in moestuinen<br />
nauwelijks voor. Deze planten moeten namelijk minstens een jaar ongestoord kunnen<br />
groeien omdat ze pas in het tweede jaar zaad produceren.