De leeftijd der koe. De invloed van de leeftijd der koe op de melkgift <strong>en</strong> het vetgehaltevan de melk is door verschill<strong>en</strong>de onderzoekers hier te lande <strong>en</strong> in het buit<strong>en</strong>land nagegaan.Zij kwam<strong>en</strong> all<strong>en</strong> tot vrijwel gelijke uitkomst<strong>en</strong>. Bij e<strong>en</strong> door Ir. Bosma ingesteldonderzoek, die de invloed van de leeftijd op het produktievermog<strong>en</strong> bestudeerde bij 457Friese stamboekkoei<strong>en</strong>, waarvan 7 normale achtere<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de melkstat<strong>en</strong> bek<strong>en</strong>d war<strong>en</strong>,werd het volg<strong>en</strong>de waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.Wanneer de gemiddelde melkproduktie per dier <strong>en</strong> het gemiddelde vetgehalte der melkop 100 wordt gesteld, werd<strong>en</strong> bij koei<strong>en</strong> van verschill<strong>en</strong>de ouderdom de volg<strong>en</strong>de verhoudingsgetall<strong>en</strong>gevond<strong>en</strong> :De leeftijd der koe heeft, zoals uit het staatje blijkt, e<strong>en</strong> belangrijke invloed op de melkgift.Deze stijgt, tot de koe 7 à 8 jaar oud is. Vooral in de eerste jar<strong>en</strong> is de stijging dermelkgift groot. Uit onderzoeking<strong>en</strong> van ander<strong>en</strong> blijkt, dat de melkgift na het bereik<strong>en</strong>van de 8-jarige leeftijd nog e<strong>en</strong> paar jar<strong>en</strong> op dezelfde hoogte blijft, maar na e<strong>en</strong> ouderdomvan de koe van 10 jaar <strong>en</strong> meer geleidelijk daalt. Haar gemiddelde produktievermog<strong>en</strong>heeft de koe op 4- à 5-jarige leeftijd.Het gemiddelde vetgehalte wordt door de leeftijd der koe weinig beinvloed. Bij het ouderword<strong>en</strong> van de koe vertoond het vetgehalte e<strong>en</strong> geringe neiging tot daling.-De lactatieperiode. Hieronder verstaat m<strong>en</strong> de tijd, welke verloopt - tuss<strong>en</strong> het afkalv<strong>en</strong><strong>en</strong> het droogzett<strong>en</strong> der koe. Gemiddeld duurt deze ± 300 dag<strong>en</strong>.[027] Onder normale omstandighed<strong>en</strong> is de melkgift gedur<strong>en</strong>de 4 à 5 maand<strong>en</strong> na hetafkalv<strong>en</strong> het grootst, daarna vindt e<strong>en</strong> daling van de hoeveelheid melk plaats. Het vetgehalteondergaat gedur<strong>en</strong>de de eerste wek<strong>en</strong> na het afkalv<strong>en</strong> in de regel <strong>en</strong>ige daling. Danblijft het meestal e<strong>en</strong> maand of vier b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong> het jaargemiddelde, om t<strong>en</strong>slotte vrij geleidelijkte stijg<strong>en</strong>. In het laatst van de lactatieperiode kan het vetgehalte zeer hoog word<strong>en</strong>;het stijgt dan soms tot 6 % <strong>en</strong> hoger.De droogstand. Vooral bij jonge koei<strong>en</strong>, die nog min of meer in e<strong>en</strong> groeistadium verker<strong>en</strong>,heeft de l<strong>en</strong>gte van de droogstand e<strong>en</strong> nogal belangrijke invloed op de melkgift.Dit is gemakkelijk te begrijp<strong>en</strong>. Voor de produktie van de melk <strong>en</strong> voor de groei van devrucht in de laatste maand<strong>en</strong> zijn immers grote hoeveelhed<strong>en</strong> voedingsstoff<strong>en</strong> nodig. Eris als het ware e<strong>en</strong> dubbel verbruik. Ook voor het verzamel<strong>en</strong> van kracht<strong>en</strong> voor de kom<strong>en</strong>demelkperiode is e<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>de lange droogstand (6 à 8 wek<strong>en</strong>) gew<strong>en</strong>st. E<strong>en</strong> kortedroogstand heeft e<strong>en</strong> nadelige invloed op de melkgift in de volg<strong>en</strong>de lactatie-periode.De maand van afkalv<strong>en</strong>. Ir. H.G.A. Leignes Bakhov<strong>en</strong> <strong>en</strong> F. Keestra hebb<strong>en</strong> aan dehand van gegev<strong>en</strong>s van 49782 melklijst<strong>en</strong> van Friese koei<strong>en</strong> uit de jar<strong>en</strong> 1927 <strong>en</strong> 1928Heruitgave zuivelhistoriedr<strong>en</strong>the.nl 24
de invloed van de maand van afkalv<strong>en</strong> op de melkgift <strong>en</strong> het vetgehalte nagegaan. Zijvond<strong>en</strong> dat de koei<strong>en</strong>, welke in de periode september tot december afkalfd<strong>en</strong>, in de bijbehor<strong>en</strong>delactatieperiode gemiddeld de meeste melk met het hoogste vetgehalte gav<strong>en</strong>,terwijl het voorjaar (maart-mei) het ongunstigst voor het afkalv<strong>en</strong> bleek te zijn. In dezeperiode echter kalv<strong>en</strong> de meeste koei<strong>en</strong> af.In andere provinciën kwam m<strong>en</strong> tot vrijwel dezelfde uitkomst<strong>en</strong>.De maand van het afkalv<strong>en</strong> heeft e<strong>en</strong> veel grotere invloed op de hoeveelheid melk perlactatieperiode, dan op het gemiddelde vetgehalte. Het verschil in melkgift tuss<strong>en</strong> degunstigste <strong>en</strong> de ongunstigste maand van afkalv<strong>en</strong> kan op ongeveer 20 à 25 % word<strong>en</strong>gesteld, terwijl zulks voor het vetgehalte nauwelijks 4 % bedraagt. De invloed van demaand van afkalv<strong>en</strong> is dus op de melkgift ongeveer zes maal zo groot, als op het vettehalte.De duur der lactatie-periode is. langer bij de „najaars-", dan bij de ,.voorjaarskalvers".De gunstigste maand <strong>en</strong> de ongunstigste lop<strong>en</strong> ongeveer 20 dag<strong>en</strong> uite<strong>en</strong>.De hogere produktiecijfers van de in het najaar afkalv<strong>en</strong>de koei<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> deels word<strong>en</strong>toegeschrev<strong>en</strong> aan de gunstiger lev<strong>en</strong>svoorwaard<strong>en</strong>, waaronder ze gehoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong>(o.a. de voeding), <strong>en</strong> anderzijds aan de langere duur der lactatie-periode, terwijl de„herfstkalvers" bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> in de gure herfstperiode droog staan.[027] De voeding. De hoeveelheid <strong>en</strong> de sam<strong>en</strong>stelling van het voedsel hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> groteinvloed op de melkgift. Door e<strong>en</strong> doelmatige <strong>en</strong> krachtiger voeding toe te pass<strong>en</strong>, kande hoeveelheid melk per lactatieperiode belangrijk word<strong>en</strong> opgevoerd. Het is echterzeer de vraag, of het altijd wel r<strong>en</strong>dabel is, de melkgift door bijvoedering van krachtvoertot het uiterste op te voer<strong>en</strong>. Het al of niet voordelig zijn hangt vooral af van deverhouding tuss<strong>en</strong> de melk- <strong>en</strong> voederprijz<strong>en</strong> <strong>en</strong> de arbeidslon<strong>en</strong>. Er is e<strong>en</strong> gr<strong>en</strong>s, waarbov<strong>en</strong>e<strong>en</strong> vermeerdering van de hoeveelheid voedsel niet meer lon<strong>en</strong>d is.E<strong>en</strong> schrale voeding, vooral als deze kort na het afkalv<strong>en</strong> wat lang aanhoudt, kan demelkgift sterk do<strong>en</strong> dal<strong>en</strong>. De abnormale voederomstandighed<strong>en</strong> gedur<strong>en</strong>de de laatsteoorlogsperiode kunn<strong>en</strong> hiervan e<strong>en</strong> voorbeeld gev<strong>en</strong>.Ook wanneer er door langdurige droogte weinig gras groeit, heeft dit e<strong>en</strong> merkbare invloedop de melkgift. In dit verband kan word<strong>en</strong> vermeld, dat de verlaging van de melkgiftin de zeer droge zomer van 1921 in sommige gebied<strong>en</strong> op 15 à 20 % bedroeg.Vroeger werd aan de voeding e<strong>en</strong> nogal grote betek<strong>en</strong>is met betrekking tot het vetgehalteder melk toegek<strong>en</strong>d. M<strong>en</strong> me<strong>en</strong>de dat sommige voedingsmiddel<strong>en</strong> het vetgehalte vrijbelangrijk kond<strong>en</strong> do<strong>en</strong> stijg<strong>en</strong>, terwijl andere daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> daling tot gevolg zoud<strong>en</strong>hebb<strong>en</strong>.Wet<strong>en</strong>schappelijke onderzoeking<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> echter aangetoond, dat e<strong>en</strong> verhoging vanhet vetgehalte door bepaalde rantso<strong>en</strong><strong>en</strong>, in de regel slechts van tijdelijke aard is. Hoeweldeze tijdelijke verhoging soms vrij groot kan zijn, blijkt ze op het jaargemiddeldeechter van vrij geringe betek<strong>en</strong>is.Enkele, op oordeelkundige wijze verstrekte voedermiddel<strong>en</strong> schijn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> kleine verhogingvan het gemiddelde vetgehalte te kunn<strong>en</strong> veroorzak<strong>en</strong>. In dit verband kunn<strong>en</strong> o.a.kokos- <strong>en</strong> palmpitkoek g<strong>en</strong>oemd word<strong>en</strong>.Voedering met waterrijke voedermiddel<strong>en</strong>, zoals pulp <strong>en</strong> voederbiet<strong>en</strong>, kan op de duurhet vetgehalte do<strong>en</strong> dal<strong>en</strong>.Hoe weinig echter in het algeme<strong>en</strong> het gemiddelde vetgehalte door zeer krachtige ofzeer schaarse voedering, zelfs wanneer deze gedur<strong>en</strong>de lange tijd word<strong>en</strong> toegepast,beinvloed wordt, kan blijk<strong>en</strong> uit het volg<strong>en</strong>de voorbeeld:Heruitgave zuivelhistoriedr<strong>en</strong>the.nl 25