verkering, jongeren mèt vaste verkering en jongeren die af en toe wat 'scharrelen'met <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re sekse. Meer dan <strong>de</strong> helft <strong>van</strong> <strong>de</strong> steekproef heeft geenvaste verkering (63,4%), 25,7% zegt af en toe wat met <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re sekse te`scharrelen' en 11,0% heeft vaste verkering.Alvorens enkele cijfers te presenteren over het verband tussen <strong>de</strong>linquentieen het al dan niet hebben <strong>van</strong> verkering, moet opgemerkt wor<strong>de</strong>n dat tweevariabelen hierin een belangrijke interveniëren<strong>de</strong> rol spelen: sekse en leeftijd.Naarmate <strong>de</strong> leeftijd toeneemt, neemt het aantal vaste verkeringen toe, evenalshet aantal `scharrelaars', terwijl het aantal jongeren zon<strong>de</strong>r vaste verkeringafneemt. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> meisjes komt vaste verkering vaker voor dan on<strong>de</strong>r jongens.Een eventueel verband tussen het al dan niet hebben <strong>van</strong> vaste verkeringen <strong>de</strong>linquentie zou dus voor een groot <strong>de</strong>el bepaald zijn door leeftijd ensekse, want zoals ook uit dit on<strong>de</strong>rzoek weer is gebleken, neemt <strong>de</strong>linquentietoe met <strong>de</strong> leeftijd en plegen jongens meer <strong>de</strong>licten dan meisjes. Daarom isin <strong>de</strong> analyses gecontroleerd voor leeftijd en sekse. Allereerst sekse: on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>jongens wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> meeste <strong>de</strong>licten gepleegd door <strong>de</strong> `scharrelaars' - 51,6%geeft op in 1987/<strong>1988</strong> één of meer <strong>de</strong>licten te hebben gepleegd - gevolgddoor <strong>de</strong> jongens met een vaste relatie (45,7%), terwijl <strong>van</strong> <strong>de</strong> jongens zon<strong>de</strong>rvaste verkering slechts 29,4% <strong>de</strong>licten heeft gepleegd (p
Vaak wordt veron<strong>de</strong>rsteld dat wanneer bekend is waar <strong>de</strong>linquenten wonen,tevens dui<strong>de</strong>lijk is waar <strong>de</strong> meeste criminaliteit gepleegd wordt. Vooral tenaanzien <strong>van</strong> jongeren is dit een veel gehoor<strong>de</strong> opvatting. Echter, er kan nietzon<strong>de</strong>r meer aangenomen wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> woonbuurt <strong>van</strong> een da<strong>de</strong>r eveneens<strong>de</strong> locatie <strong>van</strong> <strong>de</strong>lictpleging is, aldus conclu<strong>de</strong>ert ó.a. Hesseling (1986) opgrond <strong>van</strong> een (beknopt) overzicht. De afstand tussen woonbuurt en locatie<strong>van</strong> <strong>de</strong>lictpleging blijkt voor verschillen<strong>de</strong> typen <strong>de</strong>licten te variëren (zieGabor en Gottheil, 1984). Op zich zegt <strong>de</strong> woonplaats <strong>van</strong> <strong>de</strong> respon<strong>de</strong>nt dusnog niet alles over <strong>de</strong> locaties waar <strong>de</strong>licten gepleegd wor<strong>de</strong>n. Daarom is aan<strong>de</strong> respon<strong>de</strong>nten die opgaven het afgelopen schooljaar <strong>de</strong>licten te hebben gepleegd,gevraagd wáár dat meestal gebeur<strong>de</strong> (zie tabel 40).Tabel 40: Locaties waar <strong>de</strong>licten gepleegd wor<strong>de</strong>n; in % (gegevens 1987/<strong>1988</strong>)<strong>de</strong>licteigenbuurtcentrumwoonplaatsel<strong>de</strong>rs inwoonplaatscentruman<strong>de</strong>re pl.zwart rij<strong>de</strong>n n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.graffiti 29,2 15,6 18,8 36,5iemand lastig vallen 30,9 17,0 17,0 35,1vernieling' 40,2 16,5 17,5 25,8winkeldiefstal" 18,8 37,5 4,2 39,6brandstichting 48,5 9,1 24,2 18,2heling n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.fietsendiefstal 16,7 22,2 33,3 27,8iemand in elkaar slaan 27,8 27,8 27,8 16,7inbraak/insluiping 33,3 6,7 20,0 40,0In dit geval was het uiteraard niet mogelijk om <strong>de</strong> somscore over <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> typenvernielingen te gebruiken. In plaats daar<strong>van</strong> zijn <strong>de</strong> gegevens <strong>van</strong> <strong>de</strong> algemene vraag overhet aanrichten <strong>van</strong> vernielingen gebruikt.De gesommeer<strong>de</strong> winkeldiefstalscore was in dit geval niet bruikbaar. Uitsluitend <strong>de</strong> gegevensover winkeldiefstal <strong>van</strong> artikelen <strong>van</strong> min<strong>de</strong>r dan f 10,- zijn opgenomen. (Slechts zevenrespon<strong>de</strong>nten hebben voor meer dan f 10,- uit winkels gestolen.)Vernielingen, graffiti, het lastigvallen <strong>van</strong> mensen en inbraak/insluiping blijkenhet meest in <strong>de</strong> eigen buurt of in het centrum <strong>van</strong> een an<strong>de</strong>re plaatsgepleegd te wor<strong>de</strong>n. Winkeldiefstal blijkt vooral in het centrum <strong>van</strong> <strong>de</strong> eigenwoonplaats of in het centrum <strong>van</strong> een an<strong>de</strong>re plaats te wor<strong>de</strong>n gepleegd. Ongetwijfelddraagt <strong>de</strong> aanwezigheid <strong>van</strong> veel winkelbedrijven op die locatieshier aan bij. Brandstichting wordt veruit het meest in <strong>de</strong> eigen buurt gepleegd,fietsendiefstal wordt of el<strong>de</strong>rs in <strong>de</strong> woonplaats of in het centrum <strong>van</strong>een an<strong>de</strong>re plaats gepleegd. Geweld tegen personen wordt overwegend in <strong>de</strong>eigen woonplaats gepleegd en in min<strong>de</strong>re mate in een an<strong>de</strong>re plaats.De belangrijkste conclusie die uit <strong>de</strong>ze resultaten kan wor<strong>de</strong>n getrokken, isdat jeugdige <strong>de</strong>linquenten tamelijk mobiel zijn. Zij beperken zich niet tot huneigen woonomgeving, maar plegen ook el<strong>de</strong>rs in hun woonplaats of in an<strong>de</strong>replaatsen <strong>de</strong>licten.5.4 Delinquentie en probleemgedragUit veel jeugdon<strong>de</strong>rzoek is naar voren gekomen dat `problematische' gedragingen,zoals overmatig alcohol- en druggebruik en spijbelen <strong>van</strong> school, eensamenhang met <strong>de</strong>linquentie vertonen. Een extreem voorbeeld <strong>van</strong> jongerenbij wie die problematiek zich voordoet, vormen <strong>de</strong> zogeheten 'randgroepjongeren';zie bijvoorbeeld Van Ewijk (1981) of Franssen (1981). Randgroepjongerenverkeren in diverse opzichten in een achterstandssituatie die zich ken-56