NTOG%202016-4_web
NTOG%202016-4_web
NTOG%202016-4_web
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Nederlands Tijdschrift voor Obstetrie & Gynaecologie vol. 129, mei 2016 www.ntog.nl<br />
198<br />
moeten voorstellen. Saunders en O’Malley hebben<br />
deze structuren geïnterpreteerd als zijnde de ronde<br />
koorden.3<br />
Als men deze afbeeldingen bekijkt, stelt men vast dat<br />
Vesalius in 1538 nog een overtuigde leerling van<br />
Galenus (129-199) was. Zijn schematische voorstelling<br />
van de genitale tractus bij de vrouw verschilt in<br />
wezen niet van die van da Carpi, tenzij dat de ovaria<br />
op hun correcte plaats zijn getekend en ook de eileiders<br />
zijn afgebeeld.<br />
De afbeeldingen waren evenwel zo revolutionair en<br />
vernieuwend, dat zij snel werden nagemaakt en verspreid,<br />
o.m. een paar jaar later, in 1540, in de Duitstalige<br />
gebieden door Jobst de Necker.<br />
De humani corporis Fabrica libri septem,<br />
editio 1543<br />
Nadat Vesalius in 1540 voor de tweede maal naar<br />
Bologna was uitgenodigd om aldaar demonstraties te<br />
geven, begint hij aan zijn levenswerk, de Fabrica, of<br />
meer precies, de ‘De humani corporis Fabrica libri<br />
septem’,4 waarvan in figuur 5 de titelpagina wordt<br />
afgebeeld. In de hoofdstukken 15 tot 17 van het Vijfde<br />
boek komt de vrouwelijke tractus aan de beurt.<br />
Deze hoofdstukken dragen als titel: ‘Over de baarmoeder<br />
en de andere vrouwelijke organen, die nuttig<br />
zijn voor de voortplanting’, ‘Over de acetabula of<br />
zuignappen in de baarmoeder’ en ‘Over de omhulsels<br />
van de foetus’. De tekst is verlucht met zeven<br />
tekeningen genummerd van 24 tot 30. Het materiaal<br />
waarover Vesalius toen beschikte was gering en bleef<br />
beperkt tot zes vrouwen bij wie hij ter gelegenheid<br />
van een sectie, een autopsie of een in der haast<br />
geëxtirpeerde tractus, deze organen had kunnen<br />
bestuderen.<br />
Op Figuur 24 staat een vrouw afgebeeld van wie het<br />
abdomen is geopend. Voor de eerste maal in de<br />
geschiedenis van de ontleedkunde krijgen wij een<br />
natuurgetrouwe afbeelding te zien van de situs van<br />
de pelvische organen: de baarmoeder, de linker eileider,<br />
de brede band en het ovarium zijn duidelijk te<br />
zien (figuur 6). Vooraan is de blaas vrij geprepareerd<br />
van de buikwand om de geoblitereerde umbilicale<br />
slagaders en urachus te laten zien. Tussen blaas en<br />
baarmoeder is de voorzijde van de schede zichtbaar<br />
gemaakt.<br />
De volledige draagwijdte van deze revolutionaire iconografie<br />
wordt duidelijk, wanneer men deze afbeelding<br />
plaatst naast andere prenten uit de vroege<br />
Renaissance periode: enerzijds de zeer rudimentaire<br />
tekening van een uterus naast de dunne darm bij<br />
Magnus Hundt (1449-1519) (figuur 7); anderzijds de al<br />
wat fraaiere tekeningen van Hans Wächtlin (ca.1480-<br />
ca.1520) in de ‘Spiegel der Artzney’ van Lorenz Fries<br />
(1489-1550). De natuurgetrouwe correctheid bij Vesalius<br />
is duidelijk opvallend.<br />
In Figuur 25 van de Fabrica zijn de ingewanden en<br />
de vliezen (‘membranae’) weggesneden, zodat ook<br />
de structuren ter hoogte van de achterste buikwand<br />
duidelijk zichtbaar zijn (figuur 8). De rechter ureter is<br />
nabij de blaas doorgeknipt en de blaas zelf omgeklapt.<br />
De schaamvoeg werd uitgezaagd waardoor<br />
men zicht krijgt op de vagina en de blaashals.<br />
Deze figuur vertolkt uitstekend Vesalius’ gedachten<br />
over de zaadvorming bij de vrouw, die hij overigens<br />
van Galenus heeft overgenomen.<br />
De voorloper van het zaad bereikt de teelbal van de<br />
vrouw via de bloedbaan. Distaal versmelten de twee<br />
vaten, ader en slagader, tot één orgaantje dat Vesalius<br />
de pyramide noemt, en dat versmolten is met de<br />
eierstok. In de eierstok wordt deze voorloper omgevormd<br />
tot het echte zaad (semen). Vooraleer de twee<br />
bloedvaten versmelten, geven zij een tak af die de<br />
baarmoeder bevloeit, terwijl het onderste gedeelte<br />
ervan, samen met de schede, bloed ontvangt vanuit<br />
de hypogastrische vaten. Dat de bloedvoorziening<br />
van deze twee delen van de tractus gescheiden is,<br />
werd reeds in de Zes anatomische Tafels duidelijk<br />
aangegeven. Vanuit de eierstok, waarvan de ligging<br />
correct is aangegeven, wordt het zaad afgevoerd naar<br />
de baarmoeder, via het ‘vas semen a teste in uterum<br />
deferens’. Zoals bij de man ontspringt het afvoerkanaal<br />
ter hoogte van het ovarium. Doch, in tegenstelling<br />
met wat bij hem het geval is, omgeeft het<br />
eerste gedeelte van dit kanaal de vrouwelijke testis<br />
cirkelvormig, ‘zoals een worm’ schrijft Vesalius!<br />
Vesalius’ beschrijving van het einddeel van deze leider<br />
is als volgt: ‘Het vas, na zich te hebben verwijderd<br />
van de eierstok, trekt even naar boven, maakt<br />
dan meerdere bochten en loopt verder als een rond<br />
kanaal, dat goed gelijkt op een zenuw, en in één vlak<br />
gewonden als een druivenrank, om te eindigen in het<br />
midden van de baarmoeder’.<br />
Op vele punten blijkt Vesalius de teksten van Galenus<br />
nauwkeurig te volgen, waardoor hij de afvoerwegen<br />
van de vrouw gelijk stelt met deze bij de man.<br />
Op andere punten heeft hij de Meester gecorrigeerd,<br />
want hij laat de linker vena ovarica in de vena renalis<br />
en niet in de vena cava uitmonden. Hij is evenwel<br />
van oordeel dat de onderste en bovenste epigastrische<br />
vaten verbonden zijn met de vasa mammariae<br />
internae, wat steun moet geven aan de theorie van<br />
de Antieke auteurs, volgens dewelke het menstrueel<br />
bloed gedurende de zwangerschap naar de borstklieren<br />
werd afgevoerd om er te worden omgevormd tot<br />
melk. .<br />
Leerzaam is ook figuur 26. Hier is de baarmoeder<br />
met haar aanhangsels en bloc geëxtirpeerd en kijkt<br />
de lezer op de portio, na de schedewanden te hebben<br />
opgestroopt. De peritoneale verbinding, met<br />
andere woorden de brede banden (‘membrana uterum<br />
peritonaeo connectens, ipsiusque vasa continens),<br />
zijn ontvouwd zoals de vleugels van een vleermuis<br />
(figuur 9). Volgens Vesalius maken schede (uteri<br />
cervix) en baarmoeder (uteri fundus) deel uit van één<br />
orgaan: de baarmoeder (uterus). Aan de portio wordt