01.05.2013 Views

Reacties - COC

Reacties - COC

Reacties - COC

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

DISCUSSIENOTA<br />

HERTEKENING ONDERWIJSLANDSCHAP SECUNDAIR ONDERWIJS : REACTIES VAN<br />

KOEPELS, VAKBONDEN EN DIRECTIEVERENIGINGEN 1<br />

1 Om de nuances te bewaren, werd geen samenvatting gemaakt van de reacties per mail van de verschillende<br />

geledingen. De ingestuurde reacties tot en met donderdag 12 december werden zoveel als mogelijk integraal<br />

opgenomen.


0. INLEIDENDE BESCHOUWINGEN<br />

Het Gemeenschapsonderwijs<br />

Het Gemeenschapsonderwijs is niet direct vragende partij om grote structurele hervormingen door te<br />

voeren.<br />

Het Gemeenschapsonderwijs stelt zich de vraag welke plaats die eerste discussienota in het vervolg<br />

van de besprekingen inneemt.<br />

Het voorstel van de minister om de wekelijkse lessentabel in TSO en BSO te reduceren van 36 naar 32<br />

uur kan nog moeilijk vrijblijvend besproken worden, omdat de minister verwachtingen heeft<br />

geschapen bij de leerlingen en voor onrust heeft gezorgd bij de leerkrachten.<br />

Ook wijst het Gemeenschapsonderwijs erop dat er geen stimulansen tot netoverstijgende<br />

samenwerking te vinden zijn. Daarnaast merkt het Gemeenschapsonderwijs op dat de plaats van het<br />

buitengewoon onderwijs in het geheel van de hertekening niet duidelijk is afgebakend, alsook de<br />

verhouding tussen de begrippen scholengroep en scholengemeenschap.<br />

Tenslotte, een discussie over de hertekening van het onderwijslandschap moet voor het<br />

Gemeenschapsonderwijs een dynamisch ontwikkelingsperspectief inhouden, dat vertrekt vanuit een<br />

emancipatorische maatschappijvisie, zoals die in het Pedagogisch Project van het<br />

Gemeenschapsonderwijs ingebed is. Dit uitgangspunt staat in uiterst sterk contrast met de realiteit die<br />

in de discussienota voorgeschoteld wordt: het opleggen van normen. Het Gemeenschapsonderwijs ziet<br />

ook geen heil in experimenten met leerlingen of onderwijsverstrekkers, zoals dat met de invoering van<br />

het VSO is gebeurd.<br />

Het Gemeenschapsonderwijs is daarom van oordeel dat:<br />

- deze discussienota geen basis voor onderhandelingen vormt, gelet op de voorgestelde oprichtings- en<br />

behoudsnormen;<br />

- een inhoudelijke discussie verder moet gaan dan onderwijs alleen;<br />

- experimenteren met leerlingen geconditioneerd moet zijn en dus zomaar niet kan.<br />

Het Gemeenschapsonderwijs wijst erop dat de minister voor het secundair onderwijs een discussienota<br />

voorstelt, terwijl zij voor de hertekening van het basisonderwijs van een visienota spreekt.<br />

Op basis van de vooropgestelde oprichtings- en behoudsnormen heeft het Gemeenschapsonderwijs<br />

simulaties gemaakt, die catastrofale gevolgen voor ons onderwijsaanbod hebben. Over heel<br />

Vlaanderen zullen blinde vlekken in het onderwijslandschap ontstaan, scholen zullen moeten sluiten,<br />

zowel in Zuidwest-Vlaanderen, als Oost-Vlaanderen en de Kempen, het Waasland, het Meetjesland en<br />

in grote stedelijke centra. Deze enorme reductie van het studieaanbod zal de naast structurele gevolgen<br />

ook tot menselijke en sociale drama’s leiden ten gevolge van boventalligheden bij vast benoemd<br />

personeel en ontslagen bij tijdelijk personeel.<br />

In ieder geval, deze discussienota is voor het Gemeenschapsonderwijs totaal onaanvaardbaar en vormt<br />

geen basis voor onderhandelingen.<br />

OVSG<br />

OVSG is geen vragende partij om ingrijpende hervormingen in het secundair onderwijs door te<br />

voeren. De hervormingen ingezet door het decreet secundair onderwijs van 1998 zijn nog in volle<br />

implementatiefase.<br />

OVSG is de mening toegedaan dat eerst de leerkracht in zijn basiswerking dient bevestigd te worden<br />

om vervolgens na te gaan waar het werk kan verbeterd worden.<br />

Het is correct dat de oplossing niet enkel wordt geboden door meer geld in het onderwijs te investeren<br />

maar het zal wel noodzakelijk blijken wil men de goede resultaten van vandaag blijven garanderen.<br />

De situatie waarin een onderwijs zeer goed scoort in internationale vergelijkingen met minder<br />

middelen dan het gemiddelde, is niet houdbaar.<br />

Uit het rapport “Accent op talent. Een nieuwe visie op leren en werken” zou blijken dat scholen zelf<br />

een cultuur van innovatie moeten ontwikkelen. OVSG wenst hierbij op te merken dat ook een externe<br />

input of energiebron noodzakelijk zal zijn om vernieuwingen ingang te laten vinden in de scholen.<br />

Het perpetuum mobile bestaat immers niet; ook niet in onderwijs.<br />

1


Het herverkavelen van het onderwijs in een drie maal vierjarige structuur, strookt niet met de visie van<br />

OVSG over de plaats waar onderwijs dient verstrekt te worden. Met het subsidiariteitsprincipe als<br />

uitgangspunt en een basisonderwijs van onder elke kerktoren, valt een 4-4-4 structuur waarbij basis-<br />

en secundair onderwijs gekoppeld worden moeilijk te rijmen.<br />

Bovendien veroorzaakt ook een 3 maal vierjarige structuur kloven; ongeacht de indeling die men<br />

voorstelt, zullen de leerlingen met overgangen in hun schoolloopbaan geconfronteerd worden.<br />

Niemand betwijfelt de groeiende impact van ICT op het geheel van het onderwijsgebeuren maar het<br />

verwachtingspatroon omtrent ICT dat hier wordt gecreëerd ligt te hoog. De technologie zal onmogelijk<br />

de leraar kunnen vervangen.<br />

POV<br />

De discussietekst roept een dubbel gevoel op. Enerzijds is Provinciaal Onderwijs Vlaanderen van<br />

mening dat het werken met discussieteksten alvorens tot vernieuwingen over te gaan een goede manier<br />

van werken is. Anderzijds geeft deze discussietekst de indruk dat bepaalde zaken reeds vast liggen en<br />

er voor die items enkel nog zal kunnen gediscussieerd worden over de punten en komma’s.<br />

Daarom zou het goed zijn om aan te geven welke grote lijnen vast liggen, welke objectieven dienen<br />

gehaald te worden.<br />

In die zin kan gedacht worden aan een duidelijke afbakening van volgende fasen:<br />

1. ontwikkelen van lange termijnvisie<br />

2. analyse van de huidige situatie<br />

3. bepalen van de<br />

− prioriteiten<br />

− objectieven<br />

− doelstellingen<br />

4. uitvoering<br />

− bepalen van de modaliteiten<br />

− bepalen van de (rand)voorwaarden<br />

− regelgeving<br />

− implementatie in de scholen<br />

5. evaluatie<br />

6. bijsturing<br />

Voor wat betreft de ontwikkeling van de lange termijnvisie wordt de link gelegd met het rapport van<br />

de Koning Boudewijnstichting ‘Accent op talent’ en dat is een goede zaak.<br />

Wij pleiten er dan ook voor onder meer dit rapport als inspiratiebron te blijven gebruiken. Gevaar<br />

bestaat echter dat uit het rapport van de Koning Boudewijnstichting elementen à la carte worden<br />

genomen. Het is belangrijk het geheel ervan te blijven zien.<br />

Naar ons aanvoelen wordt er nog onvoldoende teruggekoppeld naar reeds genomen initiatieven.<br />

Denken we maar aan de Rondetafelconferentie, de rondetafelconferentie NT2, de<br />

rondetafelconferentie onthaalklassen, bestaande onderzoeken, e.d. …<br />

Het is niet goed dat onderwijsactoren ideeën geven, maar geen feedback krijgen over wat ermee<br />

gebeurt. Soms bestaat de indruk dat uit dergelijke debatten ideeën worden gepikt, maar dat het geheel<br />

concept verloren gaat.<br />

De discussienota geeft de indruk dat alles in vraag wordt gesteld. Dit kan tot gevolg hebben dat de<br />

veranderingen niet meer beheersbaar zijn en in de scholen onbegrip en weerstand groeit.<br />

Het is goed dat het beleid vragen stelt, maar op termijn moeten ook antwoorden kunnen gegeven<br />

worden op die vragen.<br />

Wat de timing betreft, zien we een ernstig probleem. Het zou contraproductief zijn bepaalde<br />

veranderingen tegen een hoge tijdsdruk door te voeren. Een ernstig debat en het respecteren van<br />

bovengenoemde fasen is onontbeerlijk, willen we over een voldoende draagvlak voor vernieuwing<br />

beschikken.<br />

Het is duidelijk dat de overheid nog worstelt met het begrip lokale autonomie. In de tekst staan enkele<br />

prima aanzetten om naar die lokale autonomie te groeien, maar anderzijds een heleboel voorstellen die<br />

regelrecht indruisen tegen het principe van lokale autonomie. Het is duidelijk dat autonomie moet<br />

gekoppeld worden aan het begrip beleidsvoerend vermogen. De vraag is enkel heeft een school<br />

2


autonomie nodig om tot beleidsvoerend vermogen te komen of heeft een school eerst voldoende<br />

beleidsvoerend vermogen nodig vooraleer te kunnen beschikken over voldoende autonomie.<br />

Verder is het verband tussen het gedetecteerde probleem en de geboden oplossing niet altijd even<br />

duidelijk. Een reden temeer om de bovengenoemde fasen te respecteren.<br />

VVKSO<br />

De bij het VVKSO aangesloten scholen zijn absoluut géén vragende partij voor opgelegde<br />

structuurhervormingen. Het gaat hier ons inziens vooral om een bezuinigingsoperatie.<br />

Het VVKSO stelt zich de vraag of de motieven van de minister voor deze herstructurering wel<br />

pedagogisch-didactisch van aard zijn. Met haar voorstellen heeft de minister duidelijk de intentie om<br />

op niveau van het secundair onderwijs te besparen.Deze intentie blijkt uit een aantal voorgestelde<br />

structurele maatregelen. Het VVKSO kan geen besparingen in het secundair onderwijs tolereren. Het<br />

wijst ook op het inconsequente optreden van de overheid. In eerste instantie maakte de minister de<br />

vooropgestelde besparing van 2,5 % (ingangsdatum 1 september 2000) ongedaan. Vanaf het<br />

schooljaar 2002/2003 voorziet ze 7000 uren-leraar (dit loopt op tot 20 000 uren-leraar in het<br />

schooljaar 2004/2005) om de werkdruk te verlagen. Hoe vallen bovengenoemde<br />

besparingsvoorstellen hiermee te rijmen?<br />

De nota getuigt op een aantal vlakken van interne tegenspraak:<br />

- Er wordt een grote autonomie toegezegd aan het lokale niveau maar tegelijkertijd wordt de<br />

dwingende regelgeving sterk benadrukt (normering, 36-32, evolutie naar comprehensieve<br />

middenscholen) en zijn de middelen die autonomie in de weg staan niet weggewerkt. We denken hier<br />

bv. aan het degressief omkaderingssysteem.<br />

- Inhoudelijke punten op basis van visie botsen met of zijn niet compatibel met de<br />

besparingsoverwegingen.<br />

- Er worden “niet-gekleurde uren” beloofd maar er zal wel controle op de besteding volgen.<br />

- Er worden veel signalen gegeven om te streven naar een gemeenschappelijkheid in de opleiding<br />

maar toch moet de verscheidenheid van elke leerling worden beklemtoond door onderwijs op maat te<br />

verstrekken.<br />

Er wordt een grotere verantwoordelijkheid naar de scholengemeenschappen doorgeschoven, bv. de<br />

verdeling van het urenpakket en de omkadering op het niveau van de scholengemeenschap. Het is<br />

maar de vraag of dat vandaag realistisch is. Het maakt in ieder geval verregaande afspraken tussen IM<br />

en SG noodzakelijk.<br />

Structuur: men kiest resoluut voor een horizontaal model met een groot aandeel van<br />

gemeenschappelijke opleidingen. Het horizontaal model schijnt te “stoppen” op bij de overgang van<br />

het 1 ste naar het 2 de jaar van de 2 de graad, rond 16 jaar. Uitstel van studiekeuze botst met het streven<br />

naar maatwerk, individualisering, modularisering.<br />

Timing: de informatie over de verschillende data waarop de hervormingen zouden worden<br />

doorgevoerd, geeft een zeer verwarrend beeld over het project als geheel.<br />

Linearisering: een voorwaarde om tot een rationeel aanbod te komen is de invoering van een lineaire<br />

berekening van de omkadering. Op dit moment betekent het degressief systeem een rem voor de<br />

uitbouw van een rationeel aanbod. De discussie over de schrapping van vaak onrendabele en<br />

dunbevolkte dubbels wordt bemoeilijkt door de daaraan automatisch gekoppelde reductie op het<br />

pakket uren-leraar en, sinds 1 september 2001, op het aantal betrekkingen in de categorie van het<br />

ondersteunend personeel.<br />

Indien de overheid een fundamentele herstructurering van het secundair onderwijs vooropstelt, dan<br />

moet de discussie los van besparingen kunnen gevoerd worden. Het VVKSO vindt het dan het ideale<br />

moment om de linearisering door te voeren. Bij een doorgedreven linearisering speelt het aantal<br />

scholen, het aantal keren dat een studiegebied/studierichting wordt aangeboden geen rol op het vlak<br />

van het aantal ambten. Doorgedreven linearisering veronderstelt wel dat de scholengemeenschap (en<br />

dus de Inrichtende Machten die er deel van uitmaken) gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen voor<br />

het aan bod in de streek, dus ook voor de in de scholengemenschap perifeer gelegen scholen. Steeds<br />

meer moeten doen met minder middelen, gaat niet langer.<br />

3


ACOD<br />

Zonder voldoende draagvlak van de basis, voldoende voorbereiding en een uitgewerkt stappenplan<br />

dreigt het secundair onderwijs stuurloos te worden.<br />

Akkoord met de inbedding in de lokale gemeenschap maar alles valt of staat met het<br />

participatiedecreet. Het op korte termijn verwezenlijken van een aantal doelstellingen mag niet leiden<br />

tot de ontwrichting van het huidig onderwijssysteem.<br />

Dat de leerling centraal moet staan onderschrijven wij volledig. Dit kan echter maar slagen als in de<br />

hele hervorming het welbevinden van de leerkracht niet uit het oog wordt verloren.<br />

- Alle onderwijsparticipanten vragen rust in het onderwijs.<br />

- De laatste grondige hervorming dateert pas van 1998.<br />

- Reductie van 36u. naar 32u. leidt tot een verlies van 1.700 vakgebonden ambten.<br />

- De voorstellen in de discussienota zijn verdoken besparingsmaatregelen en een eerste stap naar de<br />

invoering van een enveloppefinanciering.<br />

- Het secundair onderwijs mag geen melkkoe worden om de terechte noden in andere<br />

onderwijsniveaus te lenigen.<br />

- De verregaande deregulering, zoals in Nederland reeds aangetoond, heeft niet geleid tot<br />

kwaliteitsverhoging in het onderwijs, noch tot het welbevinden van het personeel. Planlast en<br />

werkdruk zullen hierdoor eerder toenemen.<br />

- ICT mag geen doel op zichzelf zijn maar enkel een middel tot onderwijsvernieuwing en<br />

kwaliteitsverbetering.<br />

- Welbevinden van de leerling is geen vrijblijvende onderneming. Weerbaarheid, zin voor<br />

samenwerking, doorzettingsvermogen, wilskracht … zijn zinvolle attitudes die in de verdere<br />

ontwikkeling onontbeerlijk zijn. De rol van de leerkracht hierin is onvervangbaar.<br />

- Kortom, deze voorstellen zullen niet bijdragen tot een grotere attractiviteit van het lerarenambt.<br />

<strong>COC</strong><br />

Ook <strong>COC</strong> pleit voor een kwaliteitsvol onderwijs. De minister wil kwaliteitsvol onderwijs door het<br />

efficiënter inzetten van de beschikbare middelen. Wij vermoeden dat dit synoniem is voor het<br />

heroriënteren van middelen, voor verdere besparingen in het secundair onderwijs, voor een uitholling<br />

van het personeelsstatuut en verdere taakbelasting.<br />

Verder stelt de minister dat we ons ook op pedagogisch-didactisch en onderwijskundig vlak nog aan<br />

een hele evolutie mogen verwachten. Bij het ontwikkelen van regelgeving moet zij er dus steeds zorg<br />

voor dragen dat die regelgeving de nodige soepelheid bezit om in te spelen op mogelijke evoluties. Als<br />

concreet voorbeeld geeft zij aan het herverkavelen van het onderwijs in een structuur van drie keer<br />

vier jaar. Zij wenst deze structuur nu nog niet op te leggen, maar zegt dat een nieuwe regelgeving zo'n<br />

structuur ook niet onmogelijk mag maken.<br />

<strong>COC</strong> is gekant tegen nog maar eens structuur- en andere hervormingen in het secundair onderwijs. De<br />

personeelsleden hebben nood aan een periode waarin de maatregelen die in het verleden genomen<br />

werden, kunnen bezinken en verwerkt worden. Bovendien worden weer hervormingen ingevoerd die<br />

het noodzakelijk zullen maken de pas ingevoerde regelgeving te wijzigen (bijv. deze met betrekking<br />

tot de eindtermen).<br />

<strong>COC</strong> stelt vast dat de discussienota van de minister tal van besparingsmaatregelen bevat.<br />

Met haar maatregelen dreigt de minister de rechtspositie van de personeelsleden te ondergraven.<br />

<strong>COC</strong> is gekant tegen de schoolopdracht zoals ze door de minister naar voren wordt geschoven.<br />

<strong>COC</strong> stelt vast dat de minister op verschillende plaatsen de scholengemeenschap in de plaats laat<br />

treden van de school. Voor <strong>COC</strong> is de spil van het hele onderwijsgebeuren nog steeds de school.<br />

Voor domeinen waarin de scholen nog geen autonomie hebben, looft en prijst de minister de lokale<br />

autonomie en wil ze deze toekennen. Voor domeinen waarin de scholen al autonomie hebben, stelt ze<br />

dat die gefaald heeft en dat ze dus moet ingrijpen. Voor nog andere domeinen neemt ze de lokale<br />

autonomie af, zelfs als die steeds gefunctioneerd heeft.<br />

De voorstellen die de minister doet inzake de reductie van de studierichtingen in de tweede en derde<br />

graad gaan volgens <strong>COC</strong> in de richting van een privatisering en commercialisering van het onderwijs.<br />

De maatregelen die de minister neemt inzake het personeel verhogen de attractiviteit van het<br />

lerarenberoep niet, integendeel.<br />

4


Volgens <strong>COC</strong> doet de minister een aantal voorstellen die alleen te realiseren zijn mits daartegenover<br />

een grote financiële inspanning staat. Deze inspanning wenst zij niet te doen, tenzij door<br />

"heroriënteringsmaatregelen".<br />

<strong>COC</strong> aanziet de voorstellen van de minister als een voorafname van de 3x4-structuur waarvan zij<br />

voorstander is. Bovendien zijn haar voorstellen alleen maar te realiseren binnen een modulaire<br />

onderwijsstructuur. Daardoor geeft zij te kennen de evaluatie van het onderwijsexperiment inzake<br />

modulair onderwijs niet af te wachten. Dat betekent ook dat haar voorstel tot experiment in de eerste<br />

graad in feite geen experiment is.<br />

De minister verwijst in haar nota naar het rapport van de Koning Boudewijnstichting. In dat rapport<br />

staat ook duidelijk dat hervormingen maar kunnen slagen als alle onderwijspartners deze<br />

hervormingen dragen. <strong>COC</strong> draagt deze hervormingsplannen van de minister niet.<br />

VSOA<br />

Het V.S.O.A. zal altijd zijn steun verlenen om het onderwijs kwaliteitsvoller te maken. Wat ons<br />

beangstigt is, dat gesteld wordt dat de beschikbare middelen efficiënter zouden kunnen besteed<br />

worden. Dergelijke uitspraken hebben in het verleden al geleid tot besparingen, grotere taakbelasting<br />

en uitholling van het personeelsstatuut.<br />

Het op korte termijn willen invoeren van vernieuwingen zonder steun vanuit de basis, en zonder<br />

fatsoenlijke uitwerking, zal leiden tot mindere kwaliteit.<br />

Dit kan en mag niet de bedoeling zijn.<br />

Een onderwijsinstelling moet nauw verbonden zijn met de lokale leefgemeenschap, maar ook dit mag<br />

niet overhaast gebeuren. Alles hangt af van inhoud en uitvoering van het participatiedecreet.<br />

Bij de besprekingen van CAO VI werd aan de vakorganisaties gevraagd te zorgen voor sociale rust.<br />

Rust in het onderwijs was en is NOG STEEDS broodnodig. Sindsdien werd het onderwijspersoneel<br />

reeds meerdere keren geconfronteerd met grondige hervormingen. Wat het Secundair Onderwijs<br />

betreft dateert de laatste hervorming pas van 1998.Deze zijn nog niet helemaal in zijn geheel verwerkt.<br />

Hierover moeten nu nog steeds besluiten uitgevaardigd worden, en alweer worden we geconfronteerd<br />

met nieuwe voorstellen.<br />

De discussienota staat bol van verdoken besparingsmaatregelen, o.a. invoering van nieuwe<br />

rationalisatie- en behoudsnormen , verminderen van de opties in de eerste graad, sluiting van<br />

middenscholen door hoge leerlingennorm, van 36 naar 32u. leidt tot verlies van ± 1700 ambten.<br />

De vraag rijst : zal door deze hervormingen de vrije keuze wel gewaarborgd worden ?<br />

ICT wordt te veel naar voor geschoven. ICT moet een middel tot kwaliteitsverbetering zijn, maar kan<br />

en zal nooit de leerkracht vervangen.<br />

Onderwijs is niet langer enkel maar kennisoverdracht. Voorbereiden op de maatschappij, leren werken<br />

in team, voorbereiden op de arbeidsmarkt, doorzettingvermogen… zijn attitudes die onontbeerlijk zijn.<br />

De leerkracht is de aangewezen persoon om ervoor te zorgen dat deze bekomen worden.<br />

Athenea<br />

In de eerste plaats willen wij er op aandringen dat de op stapel staande nieuwe plannen tot<br />

hervorming slechts na rijp beraad en grondige voorbereiding in samenspraak met de betrokkenen<br />

worden doorgevoerd. Alvast is het nodig datgene wat nu gepland is en nog niet gerealiseerd is,eerst<br />

uitgevoerd wordt.De timing van de gehele hervorming lijkt ons onrealistisch wegens te veel en te<br />

snel binnen de gestelde termijnen, respectievelijk 1 september 2003 en 2004.<br />

St.A.M.<br />

St.A.M. staat in het algemeen positief met de beleidslijnen die in de discussienota worden uitgetekend.<br />

De visie die in de discussienota wordt geëxpliciteerd spreekt St.A.M. aan.<br />

Het is trouwens de eerste keer dat er zo duidelijk gekozen wordt voor het concept middenschool in het<br />

kader van leerlingenbegeleiding. Langs de andere kant staat St.A.M. wat sceptisch t.o.v. de<br />

haalbaarheid van alle voorgestelde evoluties om dat er geen duidelijkheid is i.v.m. aan te wenden<br />

middelen en voorziene ondersteuning. Op sommige plaatsen is de nota ook te vaag wat wantrouwen<br />

creëert. Toch wil St.A.M. mee risico’s nemen om een aantal innoverende ideeën te helpen realiseren.<br />

5


VIGOM<br />

Wij kunnen ons volledig terugvinden in de pedagogische visie achter de tekst van de Minister zoals<br />

ook verwoord in ‘Accent op Talent’ van de Koning Boudewijnstichting. De middengroep van 10- tot<br />

14-jarigen in de puberteit wordt best begeleid vanuit één middenschool die deze leeftijden omvat. Wij<br />

verwijzen naar de ‘Collèges’ in Frankrijk die al vele jaren hun deugdelijkheid op dit vlak hebben<br />

bewezen.<br />

6


1. UITGANGSPUNTEN<br />

1. Brede basisvorming uitmondend in een positieve oriëntering<br />

Het Gemeenschapsonderwijs<br />

Het Gemeenschapsonderwijs kan in principe akkoord gaan met de verdaging van de studiekeuze, maar<br />

het uitstellen van de studiekeuze zorgt wel voor problemen op een dubbel vlak. Het veroorzaakt<br />

problemen inzake de keuzemogelijkheden voor leerlingen die KSO willen volgen. Het uitstel van de<br />

studiekeuze kan helemaal niet voor leerlingen die in het BUSO terechtkomen; het uitstel strookt niet<br />

met de orthopedagogische aanpak van het buitengewoon onderwijs.<br />

OVSG<br />

Een keuze waardoor meer gelijkgerichte groepen ontstaan – met daarbinnen een uitgewerkte<br />

differentiëring - is noodzakelijk om iedereen op zijn eigen tempo te laten vooruitgaan. Wanneer in de<br />

ontwikkeling van de jongere blijkt dat een ander onderwijsaanbod beter zou geschikt en/of haalbaar<br />

zou zijn, moet een traject kunnen worden aangeboden dat toelaat aan te sluiten bij een andere groep.<br />

VVKSO<br />

De wijze waarop scholen invulling geven aan de brede basisvorming is de verantwoordelijkheid van<br />

de school of scholengemeenschap.<br />

ACOD<br />

Bij welk niveau sluit de verlengde basisvorming aan? Waar is hier de plaats van of de onderwijzer of<br />

de regent? Kan dit bijdragen tot een correcte oriëntatie van de leerlingen?<br />

<strong>COC</strong><br />

<strong>COC</strong> gaat ermee akkoord dat de eerste graad van het secundair onderwijs zo naadloos mogelijk moet<br />

aansluiten op het basisonderwijs. Hiervoor moeten echter zowel vanuit het basisonderwijs als vanuit<br />

het secundair onderwijs inspanningen geleverd worden.<br />

<strong>COC</strong> wenst op dit ogenblik geen definitieve en/of ondoordachte uitspraak te doen over de<br />

wenselijkheid van een uitstel van studiekeuze. De problematiekvan de brede basisvorming, het<br />

watervalsysteem en de studievormen isdaarvoor te complex. Halsoverkop weer eens nieuwe<br />

hervomingen doorvoeren zonder dat men de financiële, de pedagogische en de personeelsimplicaties<br />

daarvan ten volle kan inschatten, kunnen volgens <strong>COC</strong> niet. Een ingrijpende hervorming in de<br />

structuur van het secundair onderwijs die rekening houdt met alle maatschappelijke noden, kan alleen<br />

na een lang en grondig maatschappelijk debat en niet op basis van enkele ministeriële nota's of één<br />

publicatie van de Koning Boudewijnstichting. Bovendien is de organisatorische draagkracht van<br />

scholen en personeelsleden om nog maar eens een nieuwe herstructurering door te voeren, al lang<br />

overschreden. Daarom is <strong>COC</strong> van oordeel dat er in afwachting van zo'n debat geen wijzigingen aan<br />

de structuur van de eerste graad kunnen aangebracht worden.<br />

<strong>COC</strong> staat achter het idee van de minister om het imago van de TSO- en BSO-studierichtingen te<br />

verbeteren. Hiervoor is ten gronde echter een wijziging nodig van de mentaliteit van de ouders en van<br />

de gemeenschap.<br />

VSOA<br />

Algemeen: de laatste tijd wordt echter nogal veel aandacht besteed aan het welbevinden van de<br />

leerlingen, maar naar het welbevinden van de leerkracht wordt zelden of nooit gevraagd. Beiden zijn<br />

onlosmakelijk met elkaar verbonden.<br />

Wij gaan akkoord dat het best is zo naadloos mogelijk aan te sluiten op het basisonderwijs. Maar bij<br />

welk niveau zal deze basisvorming aansluiten ? Welke structuur zal gevolgd worden ? Lager of<br />

secundair ?<br />

V.S.O.A. wil meewerken aan het verbeteren van het imago van TSO en BSO, maar hiervoor moet<br />

gezorgd worden voor een mentaliteitswijziging in de maatschappij.<br />

7


St.A.M.<br />

Achter dit principe staat St.A.M. tenvolle. Het is trouwens een van de fundamentele doelen van alle<br />

ST.A.M.-scholen en deze scholen hebben op dat vlak al heel wat gerealiseerd en heel veel know-how<br />

verworven.<br />

VIGOM<br />

Dit moet ingevoerd worden over alle netten heen.<br />

8


2. Actief leren stimuleren<br />

OVSG<br />

Iedereen kan zich achter de visie van actief leren scharen maar OVSG beklemtoont dat dit geen<br />

inbreuk mag vormen op de pedagogisch-didactische autonomie van de school en de leerkracht.<br />

VVKSO<br />

In de eerste jaren van het SO willen we minder de nadruk leggen op het zelfstandig leren maar een<br />

model aanreiken waarbij de leerlingen getraind worden in gestructureerd leren om later daarvan<br />

gebruik te maken wanneer ze evolueren naar een grotere vorm van zelfstandig leren. We zijn van<br />

oordeel dat we, ook in de 1 ste graad, aan een “pauze” toe zijn in de structuurhervormingen zodat lokaal<br />

werken aan kwaliteit weer op de eerste plaats kan komen.<br />

Werkervaring in bedrijven kan zeer belangrijk zijn in technische en beroepsopleidingen. Het huidige<br />

voorstel, stage voor iedereen, is niet realistisch. Het is onmogelijk om voor alle leerlingen SO<br />

bedrijven te vinden die gedurende een lange periode bereid zullen zijn te investeren in<br />

leerlingenstages.<br />

ACOD<br />

-Vaardigheden ontwikkelen én kennisverwerving zijn voor ons de basisgegevens van een goede<br />

vorming. Op zich is het geen probleem dat leren ook plezierig kan zijn op voorwaarde dat de juiste<br />

attitudes rond inspanning en eigen verantwoordelijkheid niet uit het oog worden verloren. Deze<br />

attitudes zijn immers noodzakelijk om in het verdere leven te slagen.<br />

-Het opdoen van werkervaring, de nodige lessen trekken uit de soms negatieve ervaringen uit het<br />

DBSO en degelijke voorbereiding en begeleiding vormen een absolute noodzaak.<br />

-Voor het uitbouwen van stageplaatsen moeten de nodige middelen terbeschikking gesteld worden.<br />

Hierbij moeten ook de leerkrachten de mogelijkheid krijgen om zich via een leersabbat te<br />

vervolmaken.<br />

<strong>COC</strong><br />

Volgens <strong>COC</strong> is het uitgangspunt van de minister zeer nobel, maar te liberaal. Eerst en vooral zou ze<br />

duidelijkheid moeten scheppen over wat er nog te leren valt. Daarna kan nagegaan worden hoe ICT<br />

hierbij een hulp kan betekenen.<br />

Zelfstandig leren is ook geen evidentie voor alle leerlingen. De opvatting dat de leerling zélf<br />

verantwoordelijk is voor zijn eigen leren, is erg individualistisch. Als een leerling het zelfstandig leren<br />

- al dan niet met een ICT-toepassing - niet aankan, dan is dat blijkbaar alleen zijn eigen<br />

verantwoordelijkheid. Voor sterkeleerlingen met een sterke sociaal-economische achtergrond is dat<br />

wellicht geen probleem, maar een leerling met minder mogelijkheden heeft dan pech.<br />

<strong>COC</strong> is ervan overtuigd dat werkervaring opdoen belangrijk kan zijn voor leerlingen die in het<br />

secundair onderwijs een beroep aanleren. Voor de andere leerlingen is <strong>COC</strong> hiervan niet overtuigd. De<br />

minister stelt in haar nota ook niet welk doel zij hiermee wil bereiken en hoe zulke stage dan moet<br />

ingebouwd worden in het lesprogramma.<br />

VSOA<br />

Volmondig akkoord ! Leren is een kwestie van interactie waarbij ELKE PARTNER actief moet zijn.<br />

Jongeren kunnen zich slechts vaardigheden eigen maken onder begeleiding. Alhoewel ICT ook een<br />

hulp kan zijn, maar dit moet onder deskundige begeleiding.<br />

Niet alle leerlingen kunnen zelfstandig leren en verantwoordelijkheid dragen voor hun “eigen leren”.<br />

Dit moet uiteraard begeleid worden.<br />

De overheid stelt dat werkervaring opdoen een zeer grote rol speelt op voorwaarde dat die ervaring<br />

degelijk begeleid wordt en dat ze nadien samen met de leerlingen besproken; geëvalueerd en<br />

geïntegreerd wordt.<br />

Deze begeleiding kan niet als de leerkrachten niet in de mogelijkheid gesteld worden hierover zelf<br />

navorming te volgen.<br />

9


Athenea<br />

De leerkracht als coach is positief alleen dient de lerarenopleiding aangepast te worden en bijscholing<br />

voor huidig corps georganiseerd te worden.<br />

St.A.M.<br />

Ook met dit principe is St.A.M. het volmondig eens. Het hanteren van interactieve werkvormen<br />

binnen een interculturele context is een aandachtspunt waarmee de scholen van St.A.M. volop bezig<br />

zijn. Een congres over “zelfstandig begeleid leren en werken”, georganiseerd door St.A.M. met<br />

medewerking van de UA, op 4/12/02 , is daar trouwens een concrete realisatie van.<br />

VIGOM<br />

Dit alles vereist een dringende aanpassing van de lerarenopleiding.<br />

Alvorens aan de leerplannen te raken dienen eerst de eindtermen’ ontstoft’ worden : een kritische<br />

actualisering door de DVO, het weglaten van alle overbodige en te specifieke en onhaalbare<br />

eindtermen.De term ‘de eindtermen dienen bereikt te worden dient vervangen door : ‘ het streven naar<br />

het bereiken van de eindtermen dient aangeduid te worden ‘<br />

10


3. Samenhang realiseren<br />

Het Gemeenschapsonderwijs<br />

De leerplannen kunnen pas ontstoft worden, als met de eindtermen hetzelfde is gebeurd en als deze<br />

gereduceerd zijn tot een aanvaardbaar minimum. Ook wat het integreren van vakken betreft, moet men<br />

de eindtermen als basis nemen. De integratie van verschillende vakken binnen AV wordt reeds<br />

toegepast met betrekking tot beroepsgerichte studierichtingen, zoals dat het geval is voor<br />

PAV. Maar wat het ASO betreft, geeft het Gemeenschapsonderwijs er de voorkeur aan om te<br />

vertrekken vanuit aparte vakken, waarbij de integratie bewerkstelligd wordt via projecten.<br />

Het Gemeenschapsonderwijs stelt zich de vraag wat er met de KV-vakken in het SO gebeurt. Het<br />

Gemeenschapsonderwijs koppelt wel belangrijke randvoorwaarden aan de integratie van vakken,<br />

waaraan de nodige onderbouw moet gegeven worden in de lerarenopleiding.<br />

OVSG<br />

OVSG wenst de discussie aan te gaan over het ontstoffen van de leerplannen. Een kritische analyse ter<br />

zake schuwen wij niet doch dit zal ontegensprekelijk ook zijn consequenties hebben naar de<br />

eindtermen in het secundair onderwijs. Zij vormen immers de basis van de leerinhouden.<br />

Wat de integratie van de vakken betreft, stelt OVSG de vraag of hier niet eerder coördinatie en<br />

samenhang worden bedoeld dan integratie.<br />

POV<br />

Het spreekt voor zich dat niet alleen kan gewerkt worden aan het ontstoffen van de leerplannen, maar<br />

ook van de eindtermen.<br />

Wat is de betekenis van het integreren van verschillende specialiteiten?<br />

VVKSO<br />

Het integreren van de verschillende vakken zal meer en meer moeten gebeuren maar dit vereist een<br />

grotere inzetbaarheid van het onderwijzend personeel. Het huidige systeem van<br />

bekwaamheidsbewijzen met de daaraan verbonden rechten en plichten staat flexibiliteit in de weg.<br />

Ook op dit vlak dringt een herziening zich op. In dit kader dient minimaal de kunstmatige scheiding<br />

tussen technische en praktische vakken opgelost te worden. Ook de verschillende weddenschalen<br />

beperken de inzetbaarheid van het personeel. Bij de verdeling van de opdrachten moet het<br />

schoolbestuur er immers voor zorgen dat de vastbenoemde personeelsleden minimum dezelfde<br />

weddenschaal krijgen. Voorstellen in de zin dat het bekwaamheidsbewijs de weddenschaal bepaalt,<br />

zouden een oplossing kunnen zijn. Dit betekent dat de personeelsleden steeds dezelfde weddenschaal<br />

krijgen voor om het even welk vak, in om het even welke graad en onderwijsvorm.<br />

Er moet inderdaad ruimte zijn voor creatieve invulling van de leerplannen. Volgens de minister<br />

moeten de leerplannen ontstoft worden, we gaan daarmee akkoord maar we vragen eveneens een<br />

ontstoffing van de eindtermen.<br />

ACOD<br />

Bij het ontstoffen van de leerplannen moet men rekening houden met een goed evenwicht tussen de<br />

noodzakelijke basiskennis en het ontwikkelen van samenhang van verschillende vakken en disciplines.<br />

Het mag niet leiden tot een vervlakking van de noodzakelijke basiskennis. De voorgestelde vorm van<br />

integratie (die nu reeds bestaat) mag niet leiden tot het verdwijnen van de vakleraar.<br />

<strong>COC</strong><br />

Ook voor <strong>COC</strong> is het duidelijk dat een aantal evoluties (o.a. de kennisexplosie en de<br />

informatietechnologie) belangrijke gevolgen hebben voor het onderwijs, zowel op het vlak van de<br />

leerinhouden en leermiddelen als op het vlak van didactiek en methodologie. Naast kennisoverdracht<br />

zal een leraar de leerlingen ook moeten leren hoe zij kennis en informatie kunnen verwerken. Het<br />

integreren van vakken is echter geen eenvoudige taak. Enerzijds omdat de meeste leraren daarvoor<br />

meestal niet zijn opgeleid, maar anderzijds ook omdat hier vele administratieve zaken aan vasthangen<br />

(bekwaamheidsbewijzen, bezoldiging, prestatieregeling…). In ieder geval zal bij een integratie van<br />

11


vakken de werkbelasting, die nu al hoog is, nog hoger worden.<br />

In dit kader wijst <strong>COC</strong> er ook op dat dit ook veronderstelt dat het Vlaams Parlement, dat amper klaar<br />

is met zijn werk over de vakgebonden eindtermen,dit werk kan herbeginnen<br />

VSOA<br />

Bij het opmaken van nieuwe leerplannen moet gezorgd worden voor evenwicht tussen basiskennis en<br />

ontwikkeling voor creatieve invulling door leerkracht en leerling.<br />

Basiskennis is noodzakelijk. Integratie in vakken mag niet leiden tot het wegvallen van vakleraars. De<br />

vrees bestaat dat dit zal leiden tot werkbelasting.<br />

Athenea<br />

Wat de integratie van de vakken(TV/PV en AV met TV en PV etc.) betreft: de bekwaamheidsbewijzen<br />

dienen in die zin aangepast te worden alvorens hiertoe over te gaan;anders dreigen er administratieve<br />

problemen met de werkstations.<br />

Het werken met vakoverschrijdende eindtermen bevordert het ontwikkelen van het inzicht tussen de<br />

vakken: dit is ontegensprekelijk correct alleen dienen de eindtermen/ vakoverschrijdende eindtermen<br />

beperkt te worden om de haalbaarheid te vergroten.<br />

St.A.M.<br />

Ook met dit principe is St.A.M.het volkomen eens. Voor de middenschool betekent het een<br />

genuanceerd antwoord kunnen geven op de vraag “Wat is basisvorming?”. Dat heeft St.A.M. vele<br />

jaren beziggehouden en gedurende de twee voorbije jaren zijn daar congressen rond georganiseerd die<br />

geleid hebben tot de definitie van “sleutelcompetenties” ( in samenwerking met de DVO en conform<br />

de ideeën over key-competences van de OESO). St.A.M.- scholen zijn nu volop bezig met deze<br />

principes in praktijk te brengen door ze te vertalen in concrete condities in schoolwerkplannen en<br />

vakwerkplannen.<br />

12


4. Nog meer aandacht aan alle leerlingen besteden door zorgbreed werken<br />

en het scheppen van gelijke onderwijskansen<br />

OVSG<br />

OVSG staat 100% achter het scheppen van gelijke onderwijskansen voor alle leerlingen doch dit is<br />

niet gelijk aan het behalen van “gelijke” (identieke) resultaten door alle leerlingen.<br />

VVKSO<br />

Scholen voor buitengewoon onderwijs hebben goede redenen om zich te integreren in de bestaande<br />

scholengemeenschappen. Wij vrezen in dit opzicht wel voor de draagkracht van sommige<br />

scholengemeenschappen. Er zullen bijkomende middelen nodig zijn.<br />

In de 2 de fase van GOK ligt het accent op de leerlingenbegeleiding. Scholen hebben in het nabije<br />

verleden sterke vooruitgang geboekt op het vlak van 1 ste lijns-leerlingenbegeleiding die professioneel<br />

in de scholen wordt uitgewerkt. Dit gebeurde tot nu toe met uren uit het reguliere pakket. We willen<br />

deze inspanningen beloond zien met extra uren, en niet met uren die uit het urenpakket worden<br />

weggenomen en met een zeer beperkte aanwending herbesteed dienen te worden.<br />

Ook de taakomschrijving van het CLB moet hier ter sprake komen, sterkere professionele<br />

leerlingenbegeleiding door de scholen zelf moet in samenhang gezien worden met de rol van het CLB.<br />

In het huidige voorstel vergroot de zorg in de school maar blijft de rol van het CLB onvermeld.<br />

Hierdoor holt men de rol van CLB uit. We zien de wisselwerking met het CLB liefst geregeld op het<br />

niveau van de scholengemeenschappen door het afsluiten van overeenkomsten van nauwe<br />

samenwerking per scholengemeenschap.<br />

ACOD<br />

Welke plaats wordt hierin voorzien voor het CVO?<br />

<strong>COC</strong><br />

Enerzijds is <strong>COC</strong> van mening dat iedere leerling die beschikt over minimale leer- en sociale<br />

vaardigheden moet opgevangen worden in het gewoon onderwijs. Sociaal-economische en etnische<br />

achtergrond mogen geen belemmering vormen tot het gewoon onderwijs. <strong>COC</strong> wil voorkomen dat<br />

kinderen en jongeren zonder reden in het buitengewoon onderwijs terechtkomen.<br />

Anderzijds heeft elk kind recht op kwaliteitsonderwijs en het moet dat onderwijs kunnen volgen in de<br />

voor hem meest geschikte onderwijsinstelling. Hoewel <strong>COC</strong> er ook voorstander van is dat leerlingen<br />

zo veel mogelijk in het gewoon onderwijs opgevangen worden, zou het nefast zijn, zowel voor henzelf<br />

als voor de klasgenoten, als ze te lang of te krampachtig in het gewoon onderwijs zouden gehouden<br />

worden.<br />

Daarom is het belangrijk dat het buitengewoon onderwijs blijft bestaan. In deze context mag men ook<br />

niet vergeten dat Vlaanderen een jarenlange traditie opgebouwd heeft in het onderwijs voor leerlingen<br />

met speciale onderwijsbehoeften. De geëigende aanpak, de schoolcultuur, de methoden en<br />

werkvormen hebben veel kinderen en jongeren een nieuwe kans gegeven om zich volwaardig te<br />

integreren in het maatschappelijk en/of beroepsleven.<br />

<strong>COC</strong> vestigt er ook de aandacht op dat een school voor gewoon onderwijs over voldoende financiële,<br />

materiële en personele ondersteuning moet beschikken om kinderen met speciale onderwijsbehoeften<br />

op te kunnen vangen en dat zulke opvang voor de leerkrachten uit het gewoon onderwijs een<br />

verzwaring en uitbreiding van hun opdracht inhoudt. Het zal hierbij niet volstaan om te heroriënteren,<br />

te schuiven met mensen en middelen.<br />

Gelet op de werking van de scholengemeenschappen is het voor <strong>COC</strong> ook niet zo vanzelfsprekend dat<br />

als scholen voor buitengewoon onderwijs toetreden tot scholengemeenschappen, alle scholen van de<br />

scholengemeenschap zullen kunnen genieten van de door deze scholen opgebouwde expertise. De<br />

minister verduidelijkt ook niet op welke wijze de scholen van de scholengemeenschap hiervan zullen<br />

kunnen genieten en geeft in haar nota ook niet aan wat de gevolgen hiervan zullen zijn voor de<br />

scholen van het buitengewoon onderwijs. Dat heeft tot gevolg dat het voorstel van de minister ten<br />

gronde niet kan beoordeeld worden.<br />

13


Volgens <strong>COC</strong> moet iedere leraar ook aandacht hebben voor de socio-emotieve begeleiding van<br />

leerlingen. Gelet op zijn functie is hij goed geplaatst om problemen te detecteren. Het detecteren van<br />

problemen is echter niet voldoende, ze moeten ook opgelost worden. Om leerlingen efficiënt te<br />

kunnen helpen en begeleiden, heeft de school nood aan voldoende geschoold personeel. Hiervoor moet<br />

je extra financiële middelen voorzien. Ook moeten andere externe instanties (CLB, gespecialiseerde<br />

hulpverlening) over voldoende personeel beschikken en vanuit de school gemakkelijk bereikbaar zijn.<br />

Zonder dit extra-personeel en zonder goed uitgebouwde externe begeleidingsdiensten en hulpverlening<br />

kan de leraar zijn/haar taak als begeleider niet waarmaken en leiden bijkomende eisen vanuit de<br />

samenleving alleen maar tot een taakverzwaring van de individuele leraar.<br />

VSOA<br />

V.S.O.A. vindt ook dat de scholen voor buitengewoon onderwijs als volwaardige partner moeten<br />

geïntegreerd worden in de bestaande scholengemeenschappen.<br />

Het buitengewoon onderwijs moet wel als dusdanig blijven bestaan voor leerlingen met speciale<br />

onderwijsbehoeften.<br />

De specifieke aanpak, methode en werkvormen zorgen dat deze jongeren de kans krijgen te integreren<br />

in de maatschappij en werksfeer.<br />

Het centrum voor leerlingenBEGELEIDING bestaat en is voor ons het best aangewezen team om het<br />

zorgbeleid te voeren. Ook deze mensen moeten permanente bijscholing kunnen volgen.<br />

Athenea<br />

Integratie van buitengewoon onderwijs in de scholengemeenschap als volwaardige partner:<br />

samenwerkingsverbanden met buitengewoon SO bieden voldoende garantie, ook de GON-<br />

maatregelen volstaan. De expertise van buitengewoon onderwijs is niet zomaar overdraagbaar.<br />

St.A.M.<br />

Ook met dit principe is St.A.M. het volledig eens. Leerlingenbegeleiding in een interculturele context<br />

is een van de grote doelen van St.A.M.-scholen. Vele scholen hebben op dit gebied een fijnmazig<br />

netwerk van leerlingenbegeleiding uitgebouwd en het principe van leerlingenbegeleiding in de brede<br />

zin van het woord is het sturend principe binnen de scholen geworden.<br />

14


2. DE ONDERWIJSORGANISATIE<br />

• Autonomie<br />

Het Gemeenschapsonderwijs<br />

Inzake autonomie is het Gemeenschapsonderwijs van mening dat het begrippenkader niet erg<br />

duidelijk is. Met ‘lokale niveau’ bedoelt de minister het niveau van de school en wellicht ook dat<br />

van de scholengemeenschap. De term ‘mesoniveau’ wordt in de didactiek gebruikt voor het<br />

schoolniveau; in het BDGO van 14 juli 1998 staat het begrip voor de scholengroep, terwijl de<br />

minister hier wellicht (ook) doelt op het niveau van het net of de koepel.<br />

Het Gemeenschapsonderwijs wil uitdrukkelijk - zoals eerder gesteld - de scholengroep als meest<br />

werkbare samenwerkingsvorm behouden.<br />

De scholengroep moet als inrichtende macht behouden blijven. Scholengemeenschappen kunnen<br />

enkel geformaliseerd optreden als overleg- of adviesplatformen en niet als beheerstructuren, met<br />

dien verstande evenwel dat beslissingen van de scholengroep die afwijken van het advies van de<br />

scholengemeenschap gemotiveerd moeten worden.<br />

Wat het genereren van werkingsmiddelen betreft, wenst het Gemeenschapsonderwijs de<br />

nettendiscussie te verlaten. Wij stellen een regeling voor die uitgaat van volgende principes:<br />

- een basisfinanciering voor elke school;<br />

- bijkomende financiering op basis van leerlinggerichte kenmerken;<br />

- bijkomende financiering op basis van schoolgerichte kenmerken;<br />

- bijkomende financiering voor die scholen die de vrije keuze waarborgen in een open pluralistisch<br />

netwerk en dus ook de keuze aanbieden tussen de verschillende levensbeschouwelijke vakken.<br />

Inzake het besteden van de middelen is het Gemeenschapsonderwijs voorstander om één grote<br />

ontkleurde enveloppe aan de scholengroep toe te kennen, waarbij de middelen flexibel aangewend<br />

kunnen worden, mits outputcontrole.<br />

Deze outputcontrole moet rekening houden met de input- en contextvariabelen.<br />

OVSG<br />

OVSG gaat ervan uit dat lokale autonomie moet vertrekken van het subsidiariteitsprincipe maar<br />

stelt vast dat de realiteit van het overheidsoptreden ons een veel sterkere centrale sturing naar het<br />

lokale niveau toont – zonder het niveau van de inrichtende macht daarin te erkennen - dan wel<br />

kansen biedt aan de lokale creativiteit.<br />

Wij stellen verwonderd vast dat de minister minder inkleuring wenst te geven aan de toegekende<br />

middelen omdat de middelen die zij op dit ogenblik toekent meer dan vroeger nog gekleurd zijn.<br />

Het lokaal anders invullen van uren dan de centrale overheid zich had voorgesteld is het resultaat<br />

van lokale autonomie. Als men lokaal maar mag invullen wat men centraal wenst …..<br />

POV<br />

De discussie omtrent de autonomie van scholen is een moeilijke discussie en kan niet<br />

losgekoppeld worden van het beleidsvoerend vermogen van scholen.<br />

Daarnaast moet duidelijkheid gecreëerd worden in hoe men de relatie ziet tussen:<br />

- school – scholengemeenschap<br />

- school – inrichtende macht<br />

- scholengemeenschap – inrichtende macht<br />

- scholen onderling<br />

Inrichtende machten hebben een rol te spelen en moeten die kunnen blijven spelen. Hierin kunnen<br />

eveneens afspraken gemaakt worden. Naar onze mening hebben inrichtende machten vooral een<br />

verantwoordelijkheid op het vlak van:<br />

- het beheer van roerend en onroerend goed<br />

- de finale verantwoordelijkheid op het vlak van het personeelsbeleid, inclusief het toezicht op<br />

de directeur<br />

15


- het mee bepalen van de grote lijnen van het pedagogisch project<br />

- de systeembewaking<br />

Met mesoniveau worden wellicht de representatieve vertegenwoordigers van inrichtende machten<br />

bedoeld (= macroniveau). Wij willen er echter op wijzen dat de vrijheid van vereniging toelaat dat<br />

inrichtende machten en scholen zich verenigen in een of andere organisatie.<br />

Daarnaast krijgen we signalen van scholen, dat de centrale overheid, ondanks veelvuldige<br />

contacten met scholen, toch veraf staat van de lokale problematieken.<br />

Provinciaal Onderwijs Vlaanderen gaat akkoord met de stelling dat de overheid doelstellingen kan<br />

formuleren voor het onderwijs, maar over de modaliteiten waarop deze geconcretiseerd worden,<br />

moet een brede consensus bestaan, vermits niet de overheid, maar de onderwijsverstrekkers deze<br />

doelstellingen moeten waarmaken.<br />

Begrippen als kwaliteit,een billijk onderwijssysteem, relevant onderwijs, efficiënt onderwijs<br />

moeten operationeel geformuleerd worden omdat ze anders containerbegrippen dreigen te blijven.<br />

Met betrekking tot outputcontrole zal het beleidsvoerend vermogen van de school bepalend zijn of<br />

dit kan lukken.<br />

VVKSO<br />

Wij zijn voorstander van het toekennen van autonomie aan het lokale niveau.<br />

We pleiten voor het toekennen van “niet-gekleurde” middelen maar dan wel voldoende opdat de<br />

school kan beantwoorden aan de verwachtingen die men erin stelt. De verantwoordelijkheid over het<br />

goed beheer van het totale lestijdenpakket moet aan de directie en de inrichtende machten van de<br />

scholen toevertrouwd worden.<br />

Wij willen dat de overheid de wijze vastlegt waarop ze haar doelstellingen controleert zodat wij over<br />

deze controlecriteria overleg kunnen plegen.<br />

Uit internationale vergelijkingen blijkt dat ons SO goed scoort. Toch kan de overheid het niet laten om<br />

steeds maar lineaire structuurwijzigingen door te voeren en op te leggen wat scholen met lestijden<br />

moeten doen. Zo klinkt het autonomieliedje behoorlijk vals.<br />

ACOD<br />

Grotere autonomie mag niet leiden tot een willekeurig personeelsbeleid. Afspraken dienaangaande<br />

op mesoniveau mogen niet vooraf worden uitgesloten.<br />

Met grote bezorgdheid stellen wij vast dat de overheid zich wil terugtrekken uit één van haar<br />

kerntaken: het aanbieden van kwaliteitsonderwijs en zich slechts wenst te beperken tot<br />

outputcontrole.<br />

<strong>COC</strong><br />

Volgens <strong>COC</strong> heeft het hervonden geloof van de minister niets te maken met haar geloof in de<br />

autonomie, maar schuift zij hier haar verantwoordelijkheid op een gemakkelijke en doorzichtige<br />

manier door naar de scholen. De overheid weet dat de middelen die ze aan de scholen toekent<br />

ontoereikend zijn. Als de middelen gekleurd zijn, kan je makkelijk aantonen dat ze ontoereikend<br />

zijn (cf. de middelen voor de ICT-coördinatie). Dat kan niet meer als de middelen niet meer<br />

gekleurd zijn, hoewel ze ontoereikend blijven. Bij falen zal de overheid verwijzen naar de<br />

autonomie van de scholen. Het falen van de scholen zal vertaald worden in het falen van de<br />

personeelsleden en leiden tot een zware psycho-sociale belasting van de leraar met alle nefaste<br />

gevolgen vandien.<br />

Dit houdt in dat outputcontrole volgens <strong>COC</strong> niet kan zonder inputcontrole. Het gevaar is ook niet<br />

denkbeeldig dat een school bij gebrek aan middelen en met het oog op alleen de outputcontrole,<br />

middelen van buitenuit (commercialisering!) gaat zoeken.<br />

VSOA<br />

Toekennen van een grotere autonomie aan het lokale niveau : ja - MAAR dit mag niet leiden tot<br />

een willekeurig personeelsbeleid. Wij vragen ons af of het toekennen van grotere autonomie niet<br />

het afwentelen van verantwoordelijkheid is. De overheid wil zich terugtrekken uit haar kerntaak,<br />

“kwaliteitsonderwijs aanbieden”, en wil zich beperken tot outputcontrole.<br />

16


Middelen of geen middelen, de eindtermen moeten behaald worden. Wij zijn van oordeel dat de<br />

overheid de optimale mogelijkheden moet creëren om hiertoe te komen.<br />

Bij laag slaagpercentage van de leerlingen zal de schuld in de schoenen van het schoolteam<br />

geschoven worden, met alle nefaste gevolgen vandien.<br />

Athenea<br />

De bevoegdheden van de scholengemeenschappen uitbreiden is positief , maar een duidelijke<br />

functieomschrijving van de Codi dringt zich op. Ook de vergoeding van de Codi's dient<br />

herbekeken te worden: het onderscheid tussen scholengemeenschappen met min. 2000 leerlingen<br />

tegenover minder dan 2000 om in aanmerking te komen voor financiering dient opgeheven te<br />

worden. Wij dringen hier samen met de andere directieverenigingen al lang op aan. Tot op heden<br />

hebben wij hieromtrent tot onze spijt nog geen uitsluitsel gekregen of enige beweging in dit<br />

dossier gekregen.<br />

St.A.M.<br />

St.A.M. is vragende partij voor “meer autonomie voor de lokale school”. Het verwerven van die<br />

autonomie moet volgens ons echter niet te sterk gestuurd worden maar veeleer gefaciliteerd. Het<br />

engagement moet bottom-up groeien. De leerstad, zoals vermeld in het rapport “Accent op talent”<br />

van de KBS is hier een mooi voorbeeld van en een na te streven ideaal.<br />

Wij stellen ons wel vragen bij de voorgestelde outputcontrole en wat precies met deze term wordt<br />

bedoeld. Als outputcontrole leerlinggericht is en er geen rekening gehouden wordt met de input(<br />

wat leerlingen betreft) dan zijn er heel wat bezwaren te formuleren. Daarom is het nodig om deze<br />

idee verder genuanceerd toe te lichten.<br />

VIGOM<br />

De term ‘ het lokale niveau’ dient duidelijk omschreven te worden.Alle school- en<br />

leerlinggebonden bevoegdheden moeten zo dicht mogelijk bij diezelfde leerling worden gebracht,<br />

d.w.z. de school of zoals de Minister het goed formuleert: de ‘schoolgemeenschap’.<br />

Betekent ‘mesoniveau’ hetzelfde als ‘ de koepel’ ?<br />

De scholengemeenschap mag zeker geen nieuw mesoniveau worden.<br />

Begrippen uit de doorlichting worden hier uit hun context gelicht.<br />

Inputcontrole en contextvariabelen moeten blijven meespelen voor het gemeenschapsonderwijs en<br />

haar financiering.Financiele responsabilisering moet inbegrepen zijn.<br />

17


• De scholengemeenschap als autonome lokale entiteit<br />

OVSG<br />

OVSG kiest resoluut voor één niveau met name de inrichtende macht die ofwel een gemeenschap<br />

van scholen onder zijn bevoegdheid heeft ofwel een school (met voldoende grootte).<br />

De diverse instellingen kunnen dan met een relatieve autonomie onder leiding van de directeur het<br />

pedagogische beleid vorm geven.<br />

POV<br />

Wat blijft dan nog de taak van de inrichtende machten. Het gevolg van deze piste kan zijn dat er<br />

meer homogene scholengemeenschappen zullen ontstaan in plaats van netoverstijgende.<br />

Bij het ontstaan van de scholengemeenschappen is het nooit de bedoeling geweest dat deze<br />

scholengemeenschappen in de plaats zouden treden van de inrichtende machten.<br />

VVKSO<br />

Wanneer grotere verantwoordelijkheden doorgeschoven worden naar de scholengemeenschappen<br />

is het belangrijk om de relatie tussen scholengemeenschappen en inrichtende machten zorgvuldig<br />

af te wegen en uit te klaren, zeker wanneer ook de verdeling van het lesurenpakket via de<br />

scholengemeenschap gebeurt.<br />

Het pedagogisch-didactisch handelen dient zich op niveau van de school te situeren. Dit handelen<br />

is een parameter voor de verdeling van het pakket uren-leraar. Echte autonomie betekent ook<br />

rekening houden met de principes van subsidiariteit. Zaken die geregeld kunnen worden op een<br />

lager niveau dienen niet geregeld te worden op een hoger niveau. In deze optiek heeft de<br />

verschuiving van het pakket uren-leraar naar de scholengemeenschap geen meerwaarde. We<br />

blijven dan ook opteren voor de toekenning van het lesurenpakket aan de individuele scholen.<br />

ACOD<br />

Wij wensen te wijzen op het spanningsveld dat hier zal ontstaan tussen de<br />

“omkaderingsbevoegdheden” van de scholengemeenschap en de pedagogisch-didactische<br />

invulling door de lokale school. Voorafgaandelijke afspraken rond verantwoordelijkheden en<br />

bevoegdheden zijn hier absoluut noodzakelijk. Dit voorstel zou “op termijn” geïmplementeerd<br />

worden.<br />

<strong>COC</strong><br />

Volgens <strong>COC</strong> moet het personeelsbeleid al naargelang de materie ofwel op het niveau van de<br />

inrichtende macht ofwel op het niveau van de school worden gevoerd, maar niet op het niveau van<br />

de scholengemeenschap. Meer autonomie op het niveau van de scholengemeenschap kan alleen<br />

als gegarandeerd kan worden dat er op dat niveau ook daadwerkelijk reële inspraak is en dit in<br />

alle netten. Dit veronderstelt ook dat daar middelen tegenover staan voor de<br />

personeelsafgevaardigden.<br />

<strong>COC</strong> is ook van mening dat het pakket uren-leraar moet toegekend blijven aan de individuele<br />

school. Dat pakket is tegenwoordig al onvoldoende. Het toekennen aan de scholengemeenschap<br />

houdt het niet denkbeeldige risico in dat er op dat niveau al een voorafname gebeurt, wat<br />

nogmaals tot een taakverzwaring voor de personeelsleden zal leiden.<br />

VSOA<br />

Niet meer bevoegdheden aan de scholengemeenschap vooraleer een structuur gecreëerd wordt.<br />

We bedoelen op bestuurlijk gebied, omkadering, syndicale werking. Het uren-leraarpakket moet<br />

toegekend blijven aan de individuele school.<br />

St.A.M<br />

Als de scholengemeenschap dergelijke bevoegdheden krijgt wordt er wel eens gepleit voor één<br />

Inrichtende Macht per scholengemeenschap. Voor St.A.M. kan dit maar hoeft dit geen ideaalmodel<br />

18


te zijn. Ook andere invullingen moeten mogelijk blijven. De situatie verschilt te sterk van lokaliteit<br />

tot lokaliteit. Tevens moet er nagegaan worden hoe een scholengemeenschap secundair onderwijs<br />

interfereert met de op te richten scholengemeenschap basisonderwijs, vooral in die situaties waar<br />

scholengroepen niveauoverschrijdend perfect functioneren.<br />

VIGOM<br />

De huidige bevoegdheden van de scholengemeenschap moeten beperkt blijven.Hier mag geen extra<br />

niveau worden gemaakt tussen school en scholengroep in !<br />

De aanwending van het urenpakket van de school dient beslist te worden in de school onder de<br />

democratische controle van de vakbonden, de personeelsvergadering, de schoolraad en de ouders<br />

en na peiling van de verwachtingen bij ouders en leerlingen.<br />

Indien de scholengemeenschap de uren zou toewijzen aan de scholen bestaat het gevaar dat:<br />

1.bovenvermelde participanten niet aanwezig zijn en dus niet kunnen meespreken<br />

2.de verdeling bij stemming meerderheid tegen minderheid zou plaatsvinden<br />

3.men met verschillende netten en inrichtende machten beslist over één school<br />

4.de lokale directeur moet gaan uitleggen aan zijn ouders en leerkrachten dat de<br />

Scholengemeenschap beslist heeft dat uren die door de decreetgever gegeven werden voor de<br />

begeleiding en lessen van leerlingen in de brugklas 1B gebruikt gaan worden om bvb.een 6 de<br />

Latijnse te splitsen !<br />

Wij pleiten voor het behoud van de huidige toestand waarbij in deze materie de<br />

scholengemeenschap heer huidige bevoegdheden behoudt.<br />

19


• Opleidingenstructuur en onderwijsvormen<br />

Het Gemeenschapsonderwijs<br />

De onderwijsverstrekkers moeten bij de uitwerking van de opleidingenstructuur betrokken wat het<br />

KSO betreft, pleit het Gemeenschapsonderwijs ervoor dat de opleidingen van het huidige KSO<br />

behouden blijven binnen de structuur van het (voltijds) secundair onderwijs.<br />

OVSG<br />

Een opleidingenstructuur die de bestaande onderwijsvormen vervangt is mogelijk wanneer het<br />

resultaat aantoonbaar beter is<br />

POV<br />

Provinciaal Onderwijs Vlaanderen kan instemmen met het afschaffen van de onderwijsvormen op<br />

voorwaarde dat er een alternatief is dat transparant is voor zowel leerlingen, ouders,<br />

onderwijsverstrekkers en werkgevers.<br />

We willen er wel op wijzen dat ook zal moeten gewerkt worden aan een mentaliteitswijziging bij<br />

ouders en werkgevers, willen we een alternatief ingang doen vinden.<br />

VVKSO<br />

De opleidingsstructuur is zo belangrijk dat de vertegenwoordigers van onderwijsinstellingen er van<br />

zeer nabij moeten bij betrokken worden. We zien niet echt een meerwaarde in het afschaffen van de<br />

onderwijsvormen. Mensen willen ordenen, indien niet in onderwijsvormen, dan wel in<br />

studierichtingen. De onderwijsvormen leiden de oriëntering geleidelijker, een keuze voor kwalificatie<br />

en doorstroming doet dat radicaler en vooral op de leeftijd van 14 jaar, ruim vroeg naar het<br />

maatschappelijk aanvoelen van vandaag. Zoeken naar een moderne tussenweg lijkt de boodschap.<br />

Onderwijsvormen lijken ons in elk geval te verkiezen boven een zwart/wit model van doorstroming en<br />

kwalificatie. Bovendien zitten scholen vandaag allerminst te wachten op structurele wijzigingen.Wij<br />

stellen voor aan de onderwijsvormen momenteel niet te tornen.<br />

Dit hoofdstuk is ook strijdig met het deel over de uitreiking van het diploma SO na het 2 de leerjaar van<br />

de 3 de graad BSO. Als men de onderwijsvormen schrapt, hoe houdt men dan de andere invulling van<br />

het diploma SO overeind na het huidige BSO?<br />

ACOD<br />

Wij zijn principieel akkoord dat de eerste graad een meer algemeen vormend karakter mag<br />

hebben. De opleidingsstructuren van de tweede en derde graad mogen echter niet uitsluitend<br />

afgestemd worden op de eisen van de beroepenwereld.<br />

<strong>COC</strong><br />

<strong>COC</strong> ontkent niet dat de maatschappij de ene onderwijsvorm als prestigieuzer beschouwt dan de<br />

andere. Volgens <strong>COC</strong> is de maatschappij hierin fout. Leerlingen moeten gewaardeerd worden om<br />

hun talenten, om het even waar die zich situeren. Het is echter fout te veronderstellen dat door de<br />

loutere afschaffing van de onderwijsvormen de problemen terzake zullen opgelost zijn. De<br />

misplaatste over- en onderwaardering van onderwijsvormen zal plaats maken voor een<br />

misplaatste over- en onderwaardering van studierichtingen. De ene studierichting zal als<br />

waardevoller aangezien worden dan de andere (wat nu binnen dezelfde onderwijsvorm ook al het<br />

geval is). Het doorbreken van de onderwijsvormen zal het waarderingsprobleem dus niet oplossen.<br />

Over het voorstel van de minister om de onderwijsvormen te vervangen door een<br />

opleidingenstructuur kan <strong>COC</strong> zich nog niet uitspreken bij gebrek aan relevante informatie.<br />

VSOA<br />

Het is niet goed jongeren te vroeg in een bepaalde opleidingsrichting te sturen. De eerste graad<br />

20


moet een algemeen vormend karakter hebben. De opleidingsstructuur van de tweede en derde<br />

graad kunnen wel inspelen op de behoeften van de beroepenwereld, maar de algemene vorming<br />

mag niet uit het oog verloren worden.<br />

Athenea<br />

Onderwijsvormen afschaffen : nieuwe opleidingsstructuur uittekenen: de onderwijsverstrekkers<br />

dienen hierbij betrokken te worden , dit kan niet enkel overgelaten worden aan de DVO; wat met<br />

KSO-opleidingen binnen het geheel?<br />

St.AM.<br />

St.A.M. gaat volledig akkoord met de principes om een opleidingenstructuur uit te tekenen vanaf<br />

de tweede graad van het secundair onderwijs waarin de onderwijsvormen verdwijnen.<br />

21


• Voor alle leerlingen 32 u. per week<br />

Het Gemeenschapsonderwijs<br />

In principe kan het Gemeenschapsonderwijs meegaan met de reductie tot 32 uur; deze reductie<br />

staat voor het Gemeenschapsonderwijs gelijk aan het verminderen van het aantal contacturen,<br />

maar wel binnen een leerkrachtige omgeving. Het moet bovendien eenvormig worden opgelegd<br />

over de scholen heen, zodat het geen element kan worden van concurrentie of studiekeuze.<br />

Voor het Gemeenschapsonderwijs moet de globale centrale pot aan de scholengemeenschap<br />

toegekend worden. Het behoort tot de lokale autonomie om het gestructureerde aanbod van deze<br />

uren te besteden in het kader van zorgverbreding voor de leerlingen. Deze uren mogen niet als<br />

bijkomende vakcomponent gebruikt of uitgediept worden, maar moeten zeer specifiek aangewend<br />

worden inzake leren leren, het ontwikkelen van ICT-vaardigheden, het uitwerken van projecten,<br />

het nastreven van de vakoverschrijdende eindtermen, enz.<br />

Bovendien is deze reductie niet haalbaar tegen 1 september 2003. Het Gemeenschapsonderwijs<br />

stelt voor om in principe te starten op 1 september 2004 tegelijk met de vier leerjaren van de<br />

tweede en de derde graad, op voorwaarde dat de decretale specifieke eindtermen zeer snel<br />

vastgelegd worden.<br />

Het Gemeenschapsonderwijs wenst daar nog volgende bedenkingen aan vast te knopen. Het<br />

systeem zal een andere taakinvulling van de leerkracht vragen (consequenties voor<br />

lesopdracht/schoolopdracht). Ook zal een herziening van de bekwaamheidsbewijzen zich<br />

opdringen.<br />

Deze reductie geldt niet voor het KSO. Dit kan hier tot complicaties leiden. Meer bepaald voor<br />

wat betreft het behalen van de dubbele doelstelling van het KSO:<br />

- enerzijds de doorstroming naar het Hoger Kunstonderwijs(zowel Podiumkunsten als Beeldende<br />

Kunsten);<br />

- anderzijds de doorstroming naar het HO, inclusief de universiteit (met variaties al naargelang de<br />

studierichting).<br />

OVSG<br />

OVSG blijft bij zijn vroeger geformuleerde bezwaar tegen een verplichte beperking van het aantal<br />

lesuren/contacturen voor alle leerlingen.<br />

Vanuit de sociale opdracht van de school moeten 36 contacturen behouden kunnen blijven voor<br />

de leerlingen teneinde op die manier ook de zinvolle daginvulling van de leerlingen gestalte te<br />

geven.<br />

De school moet meer aandacht kunnen besteden aan leerlingenbegeleiding maar is het nu niet zo<br />

dat juist de leraren praktijk – wiens uren het beleid wenst af te bouwen – contacten leggen met de<br />

jongeren in een positieve sfeer?<br />

De competenties van de leerlingen mogen niet verminderen. De ontwikkeling van de<br />

technische/ambachtelijke vaardigheden van de leerling vraagt tijd en een technische omgeving die<br />

buiten de school niet kan geboden worden tenzij in bepaalde sectoren zoals bv. diamant, hotel en<br />

horeca, handel.<br />

Volgens de nota zullen de uren die vrij komen - door de vermindering van het aantal contacturen -<br />

in een globale centrale pot worden ingeput. Het idee van dergelijk centraal sturingsmechanisme<br />

staat haaks tegenover de lokale autonomie.<br />

Het invoeren van dergelijke ingreep met ingang van 1 september eerstkomend is voor OVSG niet<br />

aan de orde.<br />

POV<br />

Provinciaal Onderwijs Vlaanderen is van mening dat deze maatregel is ingegeven vanuit de<br />

wetenschap dat zorgcoördinatie in het secundair onderwijs noodzakelijk is, maar ook vanuit het<br />

gegeven dat hiervoor geen middelen beschikbaar zijn. Daardoor wordt voor een pedagogische<br />

nood een eerder budgettaire oplossing gegeven.<br />

Wij zijn van mening reductie naar 35, 34, 33 of 32 kan op voorwaarde dat de beslissing hiervoor<br />

ligt bij de inrichtende macht en de school. Ook dit is een aspect van lokale autonomie.<br />

22


Er zouden wel voorwaarden kunnen gekoppeld worden aan die keuze, nl. dat de vrij gekomen uren<br />

worden gebruikt voor zelfstudie, naschoolse activiteiten, pedagogische activiteiten, ontspanning,<br />

…<br />

Hierbij dient rekening te worden gehouden met enkele mogelijke valkuilen:<br />

- een lineaire reductie tot 32 uren zou tot gevolg kunnen hebben dat de druk op de leerlingen<br />

groter wordt wat contraproductief kan werken omdat op die manier juist minder extra<br />

activiteiten (extra muros, e.d.) zouden kunnen mogelijk worden.<br />

- zelfgestuurd leren zou kunnen verworden tot een aparte activiteit, terwijl dit juist dient<br />

geïntegreerd te worden in de vakken.<br />

- de zogenaamde discriminatie tussen ASO en TSO/BSO-leerlingen zou plaats kunnen maken<br />

voor een individuele discriminatie. Leerlingen die extra zorg nodig hebben worden extra<br />

begeleid en blijven wat langer op school.<br />

- voor sommige studierichtingen wordt een reductie van de uren bijzonder moeilijk, omdat<br />

praktijkervaring en contacten met het werkveld een absolute noodzaak is om de opleiding een<br />

voldoende realiteitsgehalte te geven en de leerlingen gemotiveerd te houden.<br />

- er kan een personeelsproblematiek ontstaan voor leraren technische vakken.<br />

- per graad dient te gebeuren, gezien graadleerplannen geïmplementeerd worden. Een<br />

invoering op 1 september 2003 kan niet.<br />

VVKSO<br />

Mensen zijn wel gelijkwaardig maar niet gelijk, ze hebben verschillende behoeften en noden die<br />

op een verschillende manier beantwoord moeten worden. Misschien hebben BSO-leerlingen wel<br />

meer oefening en dus meer tijd nodig om tot een vooropgezet resultaat te komen? En … wordt<br />

meer onderwijs als negatief ervaren? Daar waar scholen overgestapt zijn naar minder uren is de<br />

keuze in de eerste plaats bepaald door schoolorganisatorische overwegingen, zoals de krapte van<br />

het lestijdenpakket.<br />

De huidige leerplannen zijn meestal geschreven naar 32 uur + 4 uur complementair. Scholen die<br />

nu 32 uur aanbieden, doen dat door alle complementaire uren te schrappen. Precies in die uren<br />

kunnen scholen eigen accenten leggen en een eigen profiel ontwikkelen.<br />

De overheid wil duidelijk dat de uren die verdwijnen niet uit AV komen maar uit TV en PV. De<br />

vorming wordt niet in haar geheel bekeken maar opgedeeld in basisvorming waar niet aan geraakt<br />

kan/mag worden (de sacrale eindtermen) en technische en beroepsgerichte vorming waar<br />

ogenschijnlijk zonder problemen in kan worden gesnoeid.<br />

Als leerlingen na de schooluren nog aan hun vorming willen werken, is het niet vanzelfsprekend<br />

dat dit thuis kan gebeuren. De machines, de computers, de omgeving, de instrumenten, het<br />

leerklimaat, de rechtstreekse begeleiding… hebben alle invloed op het leren van leerlingen.Zeker<br />

in de nijverheidstechnische scholen vreest men voor een sterke terugval van de kwaliteit, als ze<br />

naar 32 lestijden moeten.<br />

Er wordt duidelijk gesteld dat deze maatregel geen besparingsmaatregel is. Daar zijn we blij om<br />

maar hebben moeite om dat te geloven.<br />

TSO-BSO-leerlingen vragen om steviger begeleiding. De 4 uur extra zijn terecht: ze kunnen<br />

gebruikt worden als lestijd of als begeleidingstijd. Ze komen ten goede aan de leerlingen die er<br />

voor hun vorming het meeste nood aan hebben. Vraag is of deze uren, na de collecte in de centrale<br />

pot, door dezelfde scholen herbesteed kunnen worden.<br />

Hoe zal de overheid het verlies aan uren ondersteuning door Technisch adviseurs en Technischadviseurs-coördinatoren<br />

opvangen? De basisvraag is of de scholen autonomie krijgen. Wat zij dan<br />

doen met hun lestijdenpakket is hun zaak. We zijn dus tegen een lineaire verplichting voor iedere<br />

school om naar 32 lestijden te gaan. Het VVKSO aanvaardt niet dat de 36-32 discussie – ten<br />

gronde een besparingsmaatregel – wordt doorgevoerd. We zijn voor een vrijere “niet-gekleurde”<br />

besteding van het lestijdenpakket door de school.<br />

Wil men zorgcoördinatie, dan vinden we dat prima, maar die kan ook in samenwerking met de<br />

CLB’s worden gerealiseerd.<br />

23


ACOD<br />

- We merken op dat sociaal zwakke leerlingen vrijblijvend kunnen intekenen op allerlei<br />

activiteiten en er verondersteld wordt dat ze zelfgestuurd gaan leren en de ICT-mogelijkheden<br />

gaan implementeren. Zijn het niet juist deze leerlingen die noodzaak hebben aan begeleiding en<br />

ondersteuning?<br />

- Het geïntegreerde model en de schoolcultuur zijn op dit ogenblik veel te vaag geformuleerd om<br />

dit verder zinnig te kunnen bespreken.<br />

- De vrijgekomen uren moeten in de school blijven waar ze kunnen aangewend worden voor<br />

diverse taken zodat boventalligheid wordt vermeden.<br />

<strong>COC</strong><br />

Volgens <strong>COC</strong> is de vermindering van 36 naar 32 uren louter ingegeven door financiële motieven.<br />

De minister wil bepaalde zaken doorvoeren (o.a. de invoering van het ambt van zorgcoördinator),<br />

maar heeft en wil daarvoor geen bijkomende middelen vrijmaken. Dus moeten de middelen elders<br />

gezocht worden.<br />

<strong>COC</strong> stelt vast dat de scholen momenteel de mogelijkheid hebben om minder uren te organiseren.<br />

De lokale autonomie (waar de minister nochtans sterk in gelooft) kan hier dus ten volle spelen.<br />

Het is merkwaardig dat de minister deze autonomie nu aan de scholen wil ontnemen.<br />

<strong>COC</strong> is er niet van overtuigd dat wat in 36 uren kan, ook kan in 32 uren. De vraag rijst of de<br />

argumenten die de scholen in het verleden voor deze vermindering gebruikten en eventueel nog<br />

gebruiken wel valabel waren. Ging het niet om pogingen om andere doelstellingen te kunnen<br />

bereiken (bijv. om dunbevolkte studierichtingen in stand te kunnen houden of om functies te<br />

creëren waarvoor geen middelen voorzien werden)?<br />

<strong>COC</strong> stelt ook dat het gelijkheidsbeginsel (alle leerlingen zijn gelijk: dus voor iedereen 32 uren)<br />

geen valabel argument is. De vraag moet veeleer zijn hoeveel uren les de leerlingen wekelijks<br />

moeten volgen opdat zij op het einde van hun schoolloopbaan degelijk gevormd zouden zijn. Het<br />

is dus perfect mogelijk dat het antwoord op deze vraag niet altijd 32 is. In deze discussie moet ook<br />

rekening gehouden worden met de reële studiebelasting van alle leerlingen. Een vermindering van<br />

het aantal contacturen kan dus niet zomaar.<br />

Het is ook onmiskenbaar zo dat de sociale partners de lat erg hoog leggen bij de opmaak van de<br />

beroepsprofielen. Vaak wordt er gesteld dat die eisen onmogelijk kunnen gerealiseerd worden<br />

binnen het huidige aantal lesuren. Een reductie lijkt dus ook vanuit dit oogpunt niet wenselijk.<br />

De minister stelt dat de zo uitgespaarde uren voor andere doeleinden kunnen gebruikt worden,<br />

bijv. voor leerlingenbegeleiding en sportactiviteiten. Maar hebben deze leerlingen niet meer<br />

behoefte aan een degelijke vaktechnische vorming? Daarbij aansluitend vreest <strong>COC</strong> dat de<br />

reductie van het aantal uren gepaard zal gaan met een vermindering van het aantal uren TV en/of<br />

PV. Dit zijn juist de uren waarin de leerlingen het meest geïnteresseerd zijn.<br />

De minister vindt bovendien dat de lesuren die vrijkomen, centraal moeten herverdeeld worden en<br />

dit omdat ook de ASO-scholen werk moeten maken van zorgverbreding. <strong>COC</strong> is het ook hier niet<br />

mee eens. Het gaat ook niet op om op 1 september 2001 een herverdeling van de punten voor het<br />

ondersteunend personeel door te voeren ten nadele van de ASO-scholen en nu een omgekeerde<br />

beweging met de lesuren te maken. In 2001 was de stelling van de minister dat leerlingen van het<br />

ASO minder begeleiding nodig hadden en die van het TSO-BSO meer. Het logisch gevolg hiervan<br />

is dat deze uren best in de school blijven waar ze worden gegenereerd. Het zou ook zinvol zijn<br />

eens te onderzoeken in welke mate deze bijkomende middelen geleid hebben tot een betere<br />

begeleiding van de leerlingen en in welke mate deze begeleiding geleid heeft tot een<br />

taakverlichting van de leraar.<br />

De minister stelt dat een reductie mogelijk moet zijn door het meer geïntegreerd geven van<br />

vakken. Zo'n operatie is echter complexer dan uit de nota van de minister blijkt. Welk statuut<br />

krijgen deze geïntegreerde vakken? Zijn het technische vakken of zijn het praktische vakken?<br />

Welke bekwaamheidsbewijzen zijn hiervoor nodig en welke bezoldiging staat hier tegenover?<br />

Om dit alles is <strong>COC</strong> gekant tegen een verplichte reductie van het aantal lesuren.<br />

Als de minister haar wil toch doordrijft, moeten er begeleidende maatregelen getroffen worden<br />

voor de getroffen personeelsleden, inclusief de technisch adviseurs en de technisch adviseurcoördinatoren.<br />

24


VSOA<br />

Wij kunnen niet overtuigd worden van de positieve resultaten van de invoering van de 32-uren<br />

week voor alle leerlingen.Wanneer sociaal zwakke leerlingen vrijblijvend kunnen intekenen op<br />

allerlei activiteiten, stellen wij ons de vraag wanneer en door wie, en met welke<br />

middelen deze zullen georganiseerd worden.<br />

Trouwens, hoe kan je iemand motiveren om hieraan deel te nemen, als hen eerst verteld is dat ze<br />

4u minder les gaan krijgen.<br />

De vrijgekomen uren mogen absoluut niet in een centrale pot en moeten in de school blijven,<br />

zodat boventalligheid wordt vermeden.<br />

St.AM.<br />

De overschakeling naar 32 uren moet volgens St.A.M. niet worden opgelegd. Scholen moeten daar<br />

vrij kunnen over beslissen. Dat de vrijgekomen uren in een centrale pot zouden terechtkomen is<br />

voor ons compleet onduidelijk. Het lijkt op een stille bezuiniging en uren overhevelen naar het<br />

ASO stelt toch heel veel vragen voorop.<br />

VIGOM<br />

Geen probleem met een veralgemening van de 32-urige ‘werkweek’voor alle leerlingen van de<br />

eerste graad.<br />

Welke criteria worden voorzien om deze uren te herverdelen en om ‘oneigenlijk gebruik’ van de<br />

uren te voorkomen ? Het zou toch moeten zijn dat uren opgebracht door een kind uit het BSO of<br />

TSO ook daadwerkelijk voor die leerling worden bedoeld ? Dat was toch ook de initiele intentie<br />

van de wetgever ?<br />

25


• Diploma secundair onderwijs na 6BSO<br />

Het Gemeenschapsonderwijs<br />

De visie omtrent het diploma secundair onderwijs moet vertrekken vanuit het belang van de<br />

leerlingen, niet vanuit een structureel denken.<br />

Inzake het behalen van het diploma secundair onderwijs na het zesde leerjaar en de<br />

gelijkwaardigheid van de startkwalificaties vraagt het Gemeenschapsonderwijs een verduidelijking<br />

van het standpunt van de minister; een verdere reflectie over deze problematiek en over de relatie<br />

met het hoger onderwijs en het volwassenenonderwijs zijn nodig. Wat de volwaardige<br />

startkwalificatie betreft, merkt het Gemeenschapsonderwijs op dat dit begrip een dubbele functie<br />

inhoudt, die enerzijds gericht is op vervolgonderwijs en anderzijds op tewerkstelling. Het is dus<br />

logisch dat de sanctie niet op een identieke wijze gebeurt na 6 jaar. Bijgevolg vraagt het<br />

gemeenschapsonderwijs zich af of –in het kader van een eventuele vervaging van de<br />

onderwijsvormen- er niet voor alle kwalificatiegerichte opleidingen een schakelmodule gevolgd<br />

mag of moet worden ter voorbereiding op de doorstroming naar het hoger onderwijs. Het aparte<br />

karakter van de eindtermen voor de schakelmodule heeft maar zin, indien de finaliteit na 6 jaar<br />

van de tewerkstellingsgerichte opleidingen anders is dan bij de doorstromingsgerichte opleidingen.<br />

Daarnaast moet er tewerkstellingsgericht ruimte blijven voor de jongeren om meer<br />

gespecialiseerde kwalificatiegerichte ‘zevende jaren’ te volgen om hun tewerkstellingsingroei op<br />

de arbeidsmarkt te bevorderen.<br />

OVSG<br />

OVSG vindt dat leerlingen die 6 jaar secundair onderwijs gevolgd hebben daarvoor gekwalificeerd<br />

moeten worden maar deze diplomering moet gedifferentieerd zijn.<br />

Voor OVSG vormt het uitreiken van het “diploma secundair onderwijs” na 6BSO een<br />

fundamenteel probleem dat nog versterkt wordt door het voorstel van “32 uur voor alle<br />

leerlingen”.<br />

POV<br />

Dit voorstel geeft aanleiding tot het ontstaan van twee soorten diploma secundair onderwijs, één<br />

voor BSO-leerlingen zonder doorstromingsmogelijkheden naar het hoger onderwijs en één voor de<br />

andere leerlingen, met doorstromingsmogelijkheden en lost dus niets op m.b.t. het oorspronkelijke<br />

probleem.<br />

Daarnaast moet erover gewaakt worden dat het diploma secundair onderwijs niet uitgehold wordt.<br />

Dit zou enkel een toename van toelatingsproeven in het hoger onderwijs tot gevolg hebben.<br />

Provinciaal Onderwijs Vlaanderen is wel voorstander van het uitsplitsen van de 7 de jaren in<br />

enerzijds specialisatiejaren en anderzijds voorbereidingsjaren voor hoger onderwijs.<br />

VVKSO<br />

Als het diploma na het tweede jaar van de derde graad de BSO-leerling een gevoel van gelijkheid geeft<br />

is dat wellicht goed voor een tijdelijk welbevinden.<br />

Indien het diploma SO na 6 BSO uitgereikt wordt, hoeft er in de zevende (specialisatie)jaren geen<br />

basisvorming meer gegeven worden. Dan komt er meer tijd vrij voor de beroepsgerichte vorming en<br />

dat kan de leerlingen die daar voor kiezen alleen maar beter op de beroepsuitoefening voorbereiden.<br />

Wellicht kunnen zo uitgebouwde studierichtingen ook leerlingen uit TSO aantrekken.<br />

Maar leerlingen kiezen voor BSO omdat ze eerder praktisch dan theoretisch gericht zijn. Als het<br />

diploma BSO geen toegang geeft tot hogere studiën, dan wordt hun eigenheid miskend. De overheid<br />

refereert aan een zogenaamde ongelijkheid als argument om het diploma na 6 BSO uit te reiken. De<br />

aangehaalde ongelijkheid – diploma na 7 BSO – wordt dan vervangen door een nieuwe ongelijkheid:<br />

een jaar extra studeren in een BSO-onvriendelijke context, louter algemene vakken. Wij pleiten dus als<br />

eerste prioriteit voor de status-quo: diploma na 7 BSO.<br />

Werkgevers beginnen net het verschil tussen een 6 de en een 7 de -jaars BSO te kennen en te waarderen.<br />

26


ACOD<br />

Het uitgangspunt een volwaardige startkwalificatie te geven dient te worden gerelativeerd. Om een<br />

BSO-leerling een betere toegang te geven tot het hoger onderwijs wordt een “schakelmodule”<br />

opgericht. Moet hiervoor het naamloze 7 de leerjaar worden opgeofferd? De eindtermen hiervan<br />

laten ontwikkelen door het hoger onderwijs doet ons vrezen dat de lat te hoog wordt gelegd.<br />

<strong>COC</strong><br />

<strong>COC</strong> stelt dat het juist is dat BSO-leerlingen door de toekenning van een diploma SO een<br />

startkwalificatie krijgen. Maar die startkwalificatie heeft minder waarde dan de startkwalificatie<br />

die toegekend wordt aan leerlingen die een diploma SO krijgen na het volgen van ASO, TSO of<br />

KSO.<br />

<strong>COC</strong> vraagt zich af of het diploma SO dat zou toegekend worden na het tweede leerjaar van de<br />

derde graad BSO niet toegekend wordt om oneigenlijke redenen, met name om de statistieken van<br />

de gekwalificeerde uitstroom kunstmatig op te vijzelen. Als dat de reden is, dan hoeft het voor<br />

<strong>COC</strong> niet.<br />

Volgens de huidige wetgeving wordt het diploma SO afgeleverd als voldaan is aan een dubbele<br />

voorwaarde: enerzijds moet de gevolgde studierichting met succes zijn doorlopen en anderzijds<br />

moet de leerling in staat om zijn studies verder te zetten in minstens één vorm van hoger onderwijs<br />

met volledig leerplan.<br />

Volgens <strong>COC</strong> moet eerst uitgeklaard worden of deze dubbele voorwaarde moet gehandhaafd<br />

blijven. Voor <strong>COC</strong> is de cruciale vraag dus niet of men het diploma SO toekent na het zesde jaar<br />

BSO, maar zijn de cruciale vragen wel:<br />

- aan welke voorwaarden moet een leerling voldoen wil hij een diploma SO<br />

behalen?<br />

- kunnen die voorwaarden verschillen naargelang van de studierichting die de<br />

leerling gevolgd heeft?<br />

Deze vragen moeten het voorwerp zijn van een ruimer debat.<br />

VSOA<br />

Diploma Secundair Onderwijs na 6 jaar BSO kan, maar mag geen toelating geven tot hoger<br />

onderwijs. Daarvoor moet het 7 e jaar gevolgd worden. Dit 7 e jaar wordt wel ingericht in het<br />

Secundair Onderwijs.<br />

27


• Zorgcultuur en welbevinden<br />

Het Gemeenschapsonderwijs<br />

Het Gemeenschapsonderwijs vindt het evident dat er meer aandacht besteed wordt aan alle<br />

leerlingen. Anderzijds is het niet duidelijk welke plaats de minister geeft aan de BUSO-scholen in<br />

de scholengemeenschappen. Heeft het ‘volwaardige partnerschap’ van de BUSO-scholen enkel<br />

betrekking op dit item of ziet de minister dit ruimer? In elk geval verwijst het<br />

Gemeenschaponderwijs in dit verband naar zijn standpunt over de verhouding tussen scholengroep<br />

en scholengemeenschap (zie later).<br />

Het lijkt ons beter om geleidelijk aan te evolueren naar inclusief onderwijs door op de eerste plaats<br />

het GON flexibeler te maken en uit te breiden naar een grotere doelgroep leerlingen met een<br />

specifieke zorgvraag zoals ze nu in de huidige typologieën worden vermeld. Op termijn moet dit<br />

resulteren in een continuüm van onderwijsvoorzieningen gaande van scholen met een verhoogde<br />

draagkracht, ondersteund door netoverschrijdende ondersteuningscentra, tot specifieke scholen<br />

voor buitengewoon onderwijs die beter tegemoetkomen aan de zorgvraag van leerlingen met<br />

speciale onderwijsbehoeften.<br />

Indien de minister de middelen voor de zorgcoördinatie wenst toe te kennen op basis van een<br />

puntensysteem, pleit het Gemeenschapsonderwijs voor een systeem dat een zo groot mogelijke<br />

autonomie mogelijk maakt, zodat de scholengroep op advies van de scholengemeenschap en in<br />

overleg met het CLB kan inspelen op de lokale behoeften.<br />

Dit moet op diverse wijzen kunnen worden ingevuld, hetzij via het creëren van een specifiek ambt,<br />

hetzij via het geheel of gedeeltelijk klasvrij maken van leerkrachten of andere<br />

personeelscategorieën, al dan niet met een specifieke vergoeding.<br />

OVSG<br />

Voor de uitvoering van de elementen die nu deel uitmaken van het GOK-decreet, gaan wij ervan<br />

uit dat de secundaire scholen over voldoende knowhow beschikken.<br />

Indien een verdere verbreding, meer diepgaande remediëring en meer inclusie nodig zouden zijn,<br />

opent dit de fundamentele discussie over de plaats van het BUSO en het CLB in dit alles.<br />

POV<br />

Een en ander moet gezien worden in relatie tot de CLB’s.<br />

Activiteiten zoals:<br />

- opvang van leerlingen in problematische situaties<br />

- opvang en begeleiding van leerlingen met antisociaal gedrag<br />

- opvang en begeleiding van gedemotiveerde leerlingen en van leerlingen met spijbelgedrag<br />

behoren zeker ook tot de opdrachten van de CLB’s.<br />

Er is ondertussen heel wat expertise opgebouwd door leraren. Leraren moeten dus eveneens de<br />

mogelijkheid hebben de zorgcoördinatie op zich te nemen. Trouwens; problemen als dyslexie<br />

moeten in de klas worden aangepakt.<br />

Provinciaal Onderwijs Vlaanderen wil graag vernemen of deze 36 uur uit het uren- leraar-pakket<br />

moet worden genomen. In dat geval zou dit een verdoken besparingsmaatregel betekenen met<br />

verlies van ambten tot gevolg.<br />

VVKSO<br />

Op dit vlak moet eerst en vooral de verhouding tussen de inhoudelijke taken van het CLB en het<br />

zorgbeleid verzekerd door de scholen, uitgeklaard worden.<br />

ACOD<br />

Streven naar zorgcultuur en het welbevinden van de leerlingen zijn nobele doelstellingen. Doch<br />

opgelet: de introductie van de zorgcoördinator mag niet leiden tot planlastverhoging voor de<br />

leerkracht; hij dient de leerkracht daadwerkelijk te ondersteunen. De zorgcoördinator moet<br />

behoren tot de categorie van het bestuurs- en onderwijzend personeel.<br />

28


<strong>COC</strong><br />

Veel scholen hebben op schoolniveau rond deze thematiek al initiatieven genomen met middelen<br />

die voor andere doeleinden bestemd waren. Volgens <strong>COC</strong> is het verkeerd om een ambt van<br />

zorgcoördinator op te richten op niveau van de scholengemeenschap. Wanneer de overheid de<br />

functie van zorgcoördinator belangrijk vindt, moet ze bereid zijn om hiervoor de nodige extra<br />

middelen te voorzien.<br />

Algemeen gesproken, is <strong>COC</strong> van mening dat het belang van de scholengemeenschappen nogal<br />

wordt overroepen.<br />

VSOA<br />

Dit moeten inderdaad onze doelstellingen zijn.Het invoeren van het ambt van zorgcoördinator is<br />

een goede zaak, maar de idee om deze aan de scholengemeenschap toe te wijzen, kan onze<br />

goedkeuring niet vinden.<br />

De zorgcoördinatie is zeer schoolpopulatie- en schoolteamgebonden.<br />

Niet zo om het even wie mag met deze taak belast worden. Over pedagogische deskundigheid<br />

beschikken is van primordiaal belang.<br />

Dit ambt moet volgens ons ingedeeld worden in de categorie “bestuurs- en onderwijzend<br />

personeel”.<br />

Zorgcoördinatie moet, maar mag geen planlast veroorzaken voor de leerkracht.Kan er niet<br />

gedacht worden aan CLB-medewerking op dit gebied ?<br />

St.A.M<br />

St.A.M. realiseert in een aantal van haar scholen tenvolle deze idee van zorg en zorgcoördinator.<br />

We stellen ons echter heel wat vragen over een aantal vooropgestelde concretiseringen:<br />

-Is het wel een goed idee om zorgcoördinatoren toe te kennen aan de scholengemeenschap?<br />

Betekent dit dat er middelen worden vrijgemaakt of dat de opdracht organiek wordt ingevuld?<br />

-Is het niet beter om de scholen daar zelf te laten over beslissen?<br />

-Waarom moet de zorgcoördinator uit het ondersteunend personeel komen? Kunnen de scholen of<br />

de scholengemeenschap daar lokaal niet zelf over beslissen? Waarom moet er in de staart van dit<br />

idee weer een regel meer naar de scholen komen?<br />

VIGOM<br />

Beter: per ‘ schoolgemeenschap’ gezien de afbouw van het takenpakket in de CLB’s waardoor<br />

heelwat vroeger CLB-werk nu door de school zelf moet gebeuren.Het is toch ook de ‘<br />

schoolgemeenschap’ die het dichtst staat bij leerling en ouders ?<br />

Geen versnippering van uren over teveel scholen.<br />

Zeker inzake preventie secundair ligt de eerste taak bij de middenschool .Het is vanaf de eerste<br />

dag in het eerste jaar dat een en ander onder de beste voorwaarden kan starten.<br />

Preventie begint uiteraard beter in de eerste graad dan in de tweede graad.<br />

Hierin ligt een belangrijke opdracht voor de brede middenschool !<br />

Ook leerkrachten moeten hier kunnen ingeschakeld worden.<br />

29


3. EEN RATIONELER ONDERWIJSAANBOD<br />

VVKSO<br />

Wij twijfelen eraan of het de 4 opgesomde principes zijn die aan de basis lagen van de verplichte<br />

invoering van het eenheidstype. Wij zijn niet vergeten dat het toenmalige VSO onbetaalbaar was<br />

geworden voor de overheid en evenmin dat er grote naijver bestond tussen de scholen van type 1<br />

en deze van type 2. Dat waren eerder de echte redenen om te beslissen tot de opstart van het<br />

eenheidstype.<br />

ACOD<br />

Er is een tegenstrijdigheid in de aanhef van dit hoofdstuk. Enerzijds zijn de doelstellingen niet echt<br />

gehaald omdat de lokale autonomie zou tekort geschoten zijn. Anderzijds wordt er in gans de<br />

tekst gepleit voor nog meer lokale autonomie om de doelstellingen van de overheid te realiseren.<br />

• De eerste graad<br />

POV<br />

Onderwijs moet vertrekken van de competenties en interesses van de leerlingen. Heel wat<br />

leerlingen weten heel goed welke richting ze willen inslagen op 12, 13,14 jaar. Verschillende<br />

pistes moeten opengelaten worden.<br />

Onderwijs moet vertrekken van de competenties en interesses van de leerlingen. Heel wat<br />

leerlingen weten heel goed welke richting ze willen inslagen op 12, 13,14 jaar. Verschillende<br />

pistes moeten opengelaten worden.<br />

VVKSO<br />

De vorm die scholen/scholengemeenschappen kiezen om de basisvorming te verwerken, behoort tot<br />

de autonomie. De wijze waarop ze leerlingen groeperen, of ze werken met homogene, resp. heterogene<br />

groepen, evenzeer. Hetzelfde geldt dus voor de vraag of men kiest voor een categoriaal of een<br />

comprehensief model. Vlaanderen biedt reeds een wijde variatie. Waarom een experiment dan nodig<br />

is, is niet duidelijk. De door de Minister gewenste structuur wordt vandaag in een aantal scholen<br />

gerealiseerd en daaruit kan men leren. Een structuur in driemaal vier jaar is o.i. ook niet iets wat de<br />

overheid opleggen moet. We bepleiten hier eerder het model van de radicale autonomie (met<br />

verantwoordingsplicht), zoals die ook bepleit wordt in Accent op Talent (KBS).<br />

ACOD<br />

Wij vragen ons af op welk vlak de overgang tussen het basisonderwijs en het secundair onderwijs<br />

problematisch is.<br />

<strong>COC</strong><br />

Als leerlingen al gegroepeerd worden vanaf het ogenblik dat zij secundair onderwijs aanvangen,<br />

gebeurt deze groepering omdat de ouders voor deze school gekozen hebben en in het geval van<br />

zesjarige scholen wellicht in de hoop dat hun kinderen hun secundair onderwijs in deze school<br />

kunnen doorlopen. <strong>COC</strong> is het niet eens met de minister als zij stelt dat het mechanisme van de<br />

basisopties in de A-stroom bedoeld waren als een vrijblijvende en reversibele kennismaking.<br />

De minister stelt dat ouders de eerste graden van technisch- en beroepsgerichte scholen blijkbaar<br />

minder aantrekkelijk vinden en dit omwille van de technische basisopties in de eerste graad. Dit<br />

leidt ze af uit het feit dat de instroom van leerlingen in zulke scholen afneemt. Volgens <strong>COC</strong> is het<br />

niet aangetoond dat dit te wijten is aan het aanbod van de technische basisopties in de eerste graad.<br />

Hieraan conclusies verbinden, is volgens <strong>COC</strong> dan ook voorbarig.<br />

Wat de B-stroom betreft, gaat de minister er blijkbaar vanuit dat de meeste betrokken leerlingen<br />

naar de A-stroom kunnen geremedieerd worden. <strong>COC</strong> heeft daar haar twijfels over. Meer dan in<br />

30


de A-stroom is het hier uitermate van belang dat de leerlingen een zekere eigenwaarde creëren ("ik<br />

kan ook iets").<br />

<strong>COC</strong> onderschrijft de gedachte dat er een samenhang moet zijn tussen basisonderwijs en secundair<br />

onderwijs net zoals er samenhang moet zijn tussen het secundair onderwijs en het hoger<br />

onderwijs. Oplossingen hiervoor kunnen echter alleen gegeven worden als het duidelijk is waar de<br />

knelpunten zich situeren.<br />

VSOA<br />

Het is niet goed alle leerlingen een zelfde eerste graad te doen volgen. Dit gaat leiden tot<br />

demotivatie van leerlingen, alsook tot kwaliteitsverlies. Leerlingen die “praktijkgerichter” zijn,<br />

moet de mogelijkheid geboden worden hierop in te spelen.<br />

St.A.M.<br />

St.A.M. gaat ten dele akkoord met deze algemene analyse maar wenst toch te beklemtonen dat de<br />

analyse ongenuanceerd algemeen gesteld is. In een aantal lokaliteiten worden de vooropgestelde<br />

de doelstellingen wel grotendeels gerealiseerd en dit wordt geregeld in dergelijke analyses over<br />

het hoofd gezien. Het zou zinvol zijn om in dergelijke analyses mee te onderzoeken welke<br />

voorwaarden en condities scholen hebben gecreëerd om die doelstellingen te realiseren.<br />

VIGOM<br />

Hoe kunnen wij samen hieraan iets doen ? Het succes van 1B verschilt sterk van school tot<br />

school.Het Losoproject van prof.Jan Van Damme toonde dit ook duidelijk aan.<br />

Een vierjarige middenschool zou dit beter kunnen opvangen.<br />

Het inschakelen van onderwijzers in de eerste graad is bespreekbaar.<br />

Inhoudelijke bijsturing – inperken van het aantal opties<br />

OVSG<br />

Het blijkt dat behoorlijk wat achterstand reeds opgebouwd is wanneer de leerlingen starten aan<br />

hun loopbaan in het secundair onderwijs. Als er in het basisonderwijs reeds grote verschillen zijn,<br />

is het dan logisch dat al deze leerlingen weer worden samengezet in een zelfde groep met een<br />

zelfde “programma”. Met welke doelstelling?<br />

POV<br />

Eén en ander is gebaseerd op de comprehensive school in het Verenigd Koninkrijk. Het is<br />

belangrijk te weten dat deze scholen ondertussen zelf onder vuur liggen en welke de kritieken zijn<br />

die geuit worden.<br />

VVKSO<br />

Het ISCED-experiment (level 2) wordt op een unfaire wijze aangehaald om een nog bredere<br />

basisvorming in de 1 ste graad te “promoten”.De minister plukt hier een doelstelling uit ISCED maar<br />

noteert er niet bij dat ISCED op het 2 de niveau (lager secundair) wél een aantal opties/categorieën<br />

voorstelt: algemeen onderwijs, pre-beroeps/technisch onderwijs en beroeps/technisch onderwijs. Van<br />

een verlengde basisvorming is in dit document helemaal géén sprake. Het citaat uit ISCED is dus<br />

volledig uit zijn verband gerukt.<br />

ACOD<br />

Een “experiment” moet tegelijkertijd in alle netten starten en dit op basis van vrijwilligheid.<br />

<strong>COC</strong><br />

<strong>COC</strong> zal zich maar uitspreken over het experiment wanneer de contouren daarvan en de gevolgen<br />

ervan voor het personeel gekend zijn. <strong>COC</strong> is nu echter al de mening toegedaan dat een aantal<br />

31


doelstellingen van het experiment al in het basisonderwijs kunnen en zelfs moeten ontwikkeld<br />

worden.<br />

De nota van de minister geeft de indruk dat er voor het secundair onderwijs geen basisonderwijs is<br />

geweest.<br />

Daarenboven rijst ook de vraag hoe men dit experiment zal evalueren en of dit wel evalueerbaar<br />

is. De cruciale vraag is immers of deze leerlingen nu beter georiënteerd zullen worden dan als er<br />

geen experiment was geweest. Oriëntatie is bovendien maar één aspect, het succesvol doorlopen<br />

van een studierichting is een ander.<br />

Ook een grotere gemeenschappelijkheid in de eerste graad kan maar doorgevoerd worden na een<br />

grondig maatschappelijk debat. In zulk debat moet ook duidelijk worden welke financiële<br />

middelen de Vlaamse gemeenschap hiervoor veil heeft, want volgens <strong>COC</strong> kan zo'n systeem<br />

alleen maar functioneren met een totaal vernieuwde pedagogische en didactische aanpak, in<br />

kleinere klassen, met ruime mogelijkheden voor differentiatie e.d. Als hiervoor geen extra<br />

financiële middelen beschikbaar zijn, vraagt <strong>COC</strong> zich af of binnen die grote<br />

gemeenschappelijkheid wel de talenten van elke leerling kunnen ontdekt en ontwikkeld worden.<br />

<strong>COC</strong> stelt zich ook de vraag of het gevaar niet groot is dat leerlingen te veel zullen geconfronteerd<br />

worden met leerinhouden die hen helemaal niet liggen. Kunnen leerlingen binnen die<br />

gemeenschappelijkheid wel voldoende uitdagingen en prikkels krijgen of dreigt het gevaar van de<br />

verveling en de vervlakking met nefaste gevolgen voor de kwaliteit van het onderwijs?<br />

VSOA<br />

Eerst een experiment invoeren, alvorens vernieuwingen in te voeren, is goed. Maar dit experiment<br />

moet breed uitgevoerd worden. Dit betekent in scholen van alle netten, geografisch gespreid op<br />

VRIJWILLIGE basis.<br />

Athenea<br />

Wat het experiment met een twintigtal scholen betreft voor inhoudelijke bijsturing en inperking<br />

van het aantal opties in de eerste graad per 1 september 2004: dit is ok maar dan in één bepaalde<br />

regio en over alle netten heen.<br />

St.A.M<br />

St.A.M. heeft hierbij de volgende bedenkingen:<br />

-In een aantal scholen van St.A.M. worden de vooropgestelde doelen nadrukkelijk nagestreefd. Er<br />

zijn dus een aantal scholen in Vlaanderen die al jarenlang aan een dergelijk project werken in een<br />

omgeving die dat project niet altijd gunstiggezind is en met een overheid die tot nu toe de lokale<br />

projecten aan hun lot overliet.<br />

-De selectie van de twintig scholen die met het proefproject zullen starten dient heel nauwkeurig te<br />

gebeuren volgens vooraf vastgestelde criteria.<br />

-Binnen het experiment mag geen of weinig ruimte gegeven worden voor lokale invulling (bv. een<br />

deelnemende school moet alle opties in het tweede jaar ook effectief realiseren –anders wordt de<br />

voorafbeelding nog sterker).<br />

-De tijd die aan Technologische Opvoeding wordt besteed moet niet meteen veel groter worden<br />

maar de inhoud van Technologische opvoeding moet veranderen, aantrekkelijker worden voor<br />

leerlingen. Meer van hetzelfde is geen goed piste.<br />

VIGOM<br />

Akkoord indien de pilootscholen in één regio valllen waarbinnen dan ALLE scholen en netten<br />

meedoen.Een ander systeem zou concurrentieverstorend werken.<br />

32


Structurele onderwijsorganisatorische maatregelen<br />

Het Gemeenschapsonderwijs<br />

Het Gemeenschapsonderwijs ziet twee volwaardige alternatieven:<br />

- Ofwel opteert men voor een 6-jarige structuur. Dit heeft als voordeel dat er geen nieuwe kloof<br />

ontstaat tussen de eerste en de tweede graad.<br />

- Ofwel opteert men voor de brede autonome middenschool. Deze optie is interessant in functie<br />

van de leerlingenoriëntering. Indien men opteert voor de brede autonome middenschool, moet<br />

aan volgende voorwaarden worden voldaan:<br />

- de middenschool moet op alle vlakken autonoom zijn;<br />

- de invoering moet voor alle netten gebeuren binnen een bepaalde regio.<br />

Het moet in ieder geval worden uitgesloten dat scholengemeenschappen die niet opteren voor een<br />

volledige autonome middenschool een concurrentieel voordeel behalen.<br />

Het Gemeenschapsonderwijs stel bovendien de vraag of het organiseren van een volledig aanbod<br />

ook geldt in de eerste graad van scholen met een 6-jarige structuur.<br />

We pleiten ervoor om de huidige desbetreffende regelgeving te behouden en de keuze van de<br />

optie geval per geval te bekijken.<br />

De vierjarige middenscholen moeten kunnen worden uitgebreid tot een zesjarige structuur, waar<br />

het waarborgen van de vrije keuze dit verantwoordt.<br />

OVSG<br />

Het aanbieden van een volledige structuur door een eerstegraadsschool (incl. 2BVJ) kan voor<br />

OVSG enkel geëist worden op het niveau van de scholengemeenschap.<br />

POV<br />

Aan de keuze voor autonome middenscholen hangt een kostenplaatje. Dit wil men onder controle<br />

houden door normering.<br />

De vraag is of onderwijs nood heeft aan extra normering. Hier wordt een dubbele normering<br />

voorgesteld: een normering per school en een normering per scholengemeenschap.<br />

De voorgestelde normen zijn wellicht niet houdbaar voor scholengemeenschappen met een ruime<br />

geografische spreiding.<br />

VVKSO<br />

Wij zijn van oordeel dat zowel de 6-jarige scholen als de middenscholen moeten blijven bestaan.<br />

We gaan niet akkoord met de eis dat elke eerstegraadsschool een volledige structuur moet<br />

aanbieden omdat dit in tegenspraak is met de trend die zich vandaag te velde manifesteert: veel<br />

eerstegraadsscholen die aan een bovenbouw zijn gekoppeld, slagen er niet in voldoende leerlingen<br />

te motiveren om 1B of BVL te volgen.<br />

Wij vinden het belangrijk dat elke school haar eigen structuur kan organiseren. Vandaag kan dat<br />

zijn:<br />

- de eerste graad<br />

- de eerste en de tweede graad<br />

- de tweede en de derde graad<br />

- de eerste, de tweede en de derde graad<br />

Inrichtende machten moeten vrij kunnen bepalen welk organisatiemodel het best aansluit bij de<br />

eigen visie op onderwijs, bij voorkeur op basis van afspraken binnen de scholengemeenschap. Een<br />

beperking van het aantal eerstegraadsscholen per scholengemeenschap wijzen we om<br />

besparingsredenen, af. Ook vinden we deze beperking een aanfluiting van de lokale autonomie.<br />

ACOD<br />

- De combinatie van het optrekken van de rationalisatienorm naar 120 leerlingen samen met het<br />

onmogelijk maken van het inrichten van een tweede graad (4-jarige structuur) in de<br />

33


middenscholen zal leiden tot sluiting of gedwongen fusies van een aantal bestaande<br />

middenscholen.<br />

- Bij de organisatie van het studieaanbod moet de lokale autonomie blijven primeren.<br />

Hoe ziet de minister de nieuwe B-klassen waarin de remediëringsfunctie beter zou gerealiseerd<br />

worden?<br />

<strong>COC</strong><br />

Volgens <strong>COC</strong> is het<br />

a) niet zo dat een eerstegraadsschool een volledige structuur moet aanbieden om correct te kunnen<br />

oriënteren. Waarom zou een school die 1 B en 2BVJ heeft, juister kunnen oriënteren dan een<br />

school die deze jaren niet organiseert? Moet er misschien naar deze jaren georiënteerd worden?<br />

Men moet wel de volledige structuur kennen en er zorg voor dragen dat de leerlingen objectief<br />

beoordeeld en georiënteerd worden. In deze materie mag men echter ook de rol van de ouders niet<br />

onderschatten.<br />

b) afschaffen van de vierjarige middenscholen niet ingegeven door oriënteringsoverwegingen,<br />

want in deze optiek moet men ook alle zesjarige scholen afschaffen. Ook in deze scholen bestaat<br />

immers het gevaar van een gestuurde oriëntering;<br />

c) rationalisatievoorstel van de minister inzake het aantal eerstegraadsscholen in een<br />

scholengemeenschap louter en alleen ingegeven door besparingsoverwegingen en derhalve<br />

kortzichtig. Door het aantal eerstegraadsscholen te laten afhangen van het aantal leerlingen per<br />

scholengemeenschap, wordt het oriëntatieprobleem ook niet opgelost. Bovendien rijst ook de<br />

vraag of het aantal leerlingen terzake het enige criterium moet of kan zijn.<br />

VSOA<br />

Volledig akkoord met eerste graadsschool die enkel uit eerste en tweede jaar bestaat.<br />

Het voorbeeld van volledig structuur in de nota klopt niet. Er zijn naast 1 A, 1 B, 2 A en 2 BVJ<br />

nog andere richtingen, zoals sociaal technische, handel……<br />

Enerzijds de tweede graad in de middenscholen afschaffen en anderzijds de normen naar 120<br />

optrekken, zal leiden tot sluiting of gedwongen fusies.<br />

De organisatie van het studieaanbod moet lokale autonomie blijven.<br />

St.A.M.<br />

St.A.M. gaat volledig akkoord met het voorgestelde principe. Wat de grootte van een<br />

middenschool (eerstegraadsschool) betreft, is het standpunt van St.A.M. het volgende:<br />

-minimum 100 leerlingen in het eerste jaar van de A-stroom. Dat garandeert normaal voldoende<br />

aantal leerlingen in de B-stroom en in het tweede jaar. Dit komt neer op een schoolnorm van 220<br />

leerlingen.<br />

-de scholengemeenschap beslist zelf of ze een middenschool in stand houdt met minder<br />

leerlingen. In dat geval kan de scholengemeenschap bijvoorbeeld voldoende uren vrijmaken voor<br />

geheel of gedeeltelijk vrijstellen van de directeur.<br />

Tevens pleit St.A.M. sterk voor het principe van de lineaire coëfficiënt. Elke leerling moet<br />

“evenveel waard” zijn in elke school. Het invoeren van de lineaire coëfficiënt zal trouwens op een<br />

aantal plaatsen leiden tot een rationeler aanbod en een meer doorzichtig onderwijsaanbod omdat<br />

bestaande eerstegraadsscholen vlugger zullen fusioneren op die plaatsen waar ze met twee of<br />

meer administratief autonome scholen onder hetzelfde dak functioneren.<br />

VIGOM<br />

Volledig akkoord met de 2 vermelde punten.<br />

Net zoals de collega’s van Stam lijkt ons een norm van 100 beter.Wij pleiten echter voor het<br />

behoud van de huidige normen inzake programmatie en rationalisatie die verfijnder en meer<br />

genuanceerd en beter rekening houden met de regio waarbinnen de school zich bevindt.<br />

De financiële norm binnen de schooldotatie voor lln.in de B-stroom moet dringen opgetrokken<br />

worden tot een niveau vergelijkbaar met een ll.BSO 2 de graad.<br />

34


• De tweede en de derde graad<br />

Verdere reductie van de studierichtingen<br />

Het Gemeenschapsonderwijs<br />

De verdere reductie van de studierichtingen houdt volgens het Gemeenschapsonderwijs een<br />

gedeeltelijke terugkeer in naar het vroegere type II met zijn structuur van lager en hoger secundair<br />

onderwijs. Doordat de tweede graad wordt opgedeeld, veroorzaakt dit problemen met het<br />

aanmaken van leerplannen en het invullen van het fundamenteel gedeelte van een studierichting.<br />

OVSG<br />

Algemeen wenst OVSG te stellen dat vanuit de industrie wordt gevraagd te voldoen aan bepaalde<br />

beroepsprofielen en dat onderwijs maximale ontplooiingskansen moet bieden aan jongeren. De<br />

combinatie van deze twee factoren zal het aantal studierichtingen bepalen en niet de<br />

dwanggedachte van reductie.<br />

Een vermindering van uren praktijkvakken heeft bovendien een weerslag op het aantal<br />

studiepunten dat nodig is om een beroepsprofiel te bereiken.<br />

POV<br />

Onderwijs is en blijft verantwoordelijk voor opleidingen, ook naar sectoren waarvoor minder<br />

belangstelling bestaat. De taak van onderwijs kan niet worden overgenomen door het<br />

bedrijfsleven.<br />

Bij een verdere reductie dreigt bij een beperking van KSO-studierichtingen de homogene<br />

kunstschool verloren te gaan. Provinciaal Onderwijs Vlaanderen pleit voor het behoud van het<br />

huidige KSO binnen het voltijds secundair onderwijs.<br />

Bij de keuze voor RTC’s en het centraliseren van uitrusting – een concept waarin Provinciaal<br />

Onderwijs Vlaanderen in principe kan meestappen – moet er wel mee rekening gehouden worden<br />

dat leerlingen verplaatsingen zullen moeten maken. Dit moet afgewogen worden wanneer gedacht<br />

wordt aan een reductie van het aantal lesuren tot 32.<br />

VVKSO<br />

We kunnen niet akkoord gaan met nog verdere reductie in de 2 de graad. De tweede graad ASO<br />

heeft nog maar met ingang van 1september 2002 een reductie ondergaan.<br />

Het structureel opleggen van reducties is alweer in tegenspraak zowel met het streven naar<br />

autonomie als met het streven naar rust.<br />

Een paar bewegingen op het vlak van reductie manifesteren zich wel in bepaalde TSO/BSOstudierichtingen.<br />

We denken hierbij aan Handel/Handel-Talen, Kantoor/Verkoop en Land- en<br />

tuinbouw.<br />

Elke beperking van de taak van onderwijs in de 3 de graad TSO-BSO keuren wij af, gezien de<br />

leerplicht en de kwaliteit waarvan de afgestudeerden vandaag blijk geven. Internationale studies<br />

erkennen de hoogstaande kwaliteit van ons onderwijssysteem.<br />

Het vormend aspect van onderwijs en dan doelen we zowel op de algemene als op de praktische<br />

vakken, kan nooit door het bedrijfsleven worden benaderd.<br />

De regionale technologische centra en de sectorconvenants onttrekken middelen aan het onderwijs<br />

niet alleen op financieel vlak maar ook op het vlak van gespecialiseerde personeelsleden.<br />

ACOD<br />

De verdere reductie van studierichtingen zal leiden tot een verschraling van het onderwijsaanbod.<br />

De beroepsopleidingen, ook de hoogtechnologische, behoren tot de kerntaak van de scholen.<br />

Dit houdt in dat een school moet beschikken over de nodige infrastructuur en hierbij kan<br />

ondersteund worden door voldoende RTC’s. Deze RTC’s dienen onder de bevoegdheid van het<br />

departement Onderwijs en onder de toepassing van de onderwijs-reglementering te vallen.<br />

35


<strong>COC</strong><br />

Voor wat de grotere gemeenschappelijkheid betreft, verwijst <strong>COC</strong> naar haar standpunt over de<br />

eerste graad. Inzake het standpunt van de minister over de grotere keuzemogelijkheid in het<br />

tweede leerjaar van de tweede graad vraagt <strong>COC</strong> zich af of de minister terugkeert naar het idee<br />

van lager secundair onderwijs en hoger secundair onderwijs.<br />

Wat de derde graad betreft, stelt de minister dat moet uitgeklaard worden wat de kerntaak van<br />

onderwijs is, hoe ver de specialisatie in het technisch en beroepsonderwijs moet gaan en wat de<br />

taak is van het bedrijfsleven inzake de beroepsopleiding.<br />

<strong>COC</strong> vindt het merkwaardig dat de minister zich nu pas afvraagt wat de kerntaak van het<br />

onderwijs is. Moet deze vraag niet beantwoord zijn vooraleer er ook maar de minste wijziging<br />

wordt aangebracht aan de structuur van het onderwijs? <strong>COC</strong> vreest dat de minister alleen maar zal<br />

bewerkstelligen dat het bedrijfsleven binnen de kortste keren klaagt over het niveau van het<br />

secundair onderwijs en dat er uit pure noodzaak privé-initiatieven zullen ontwikkeld worden om<br />

de tekorten van het onderwijs op te vangen.<br />

VSOA<br />

Wij blijven van mening dat ouders en leerlingen zelf best weten welke richting hun kind of zijzelf<br />

kiezen. Reductie van studierichtingen zal deze keuzemogelijkheid beperken.<br />

Opleiden moet de taak blijven van het onderwijs. Beroepsopleidingen, ook hoogtechnologische,<br />

moeten vanuit het onderwijs aangeboden worden.De scholen moeten dan ook over de nodige<br />

infrastructuur beschikken. Dit kan wel in samenwerking met het bedrijfsleven, V.D.A.B……<br />

Athenea<br />

Verdere reductie van de studierichtingen in de tweede graad: is dit gezien de recente hervorming<br />

wel opportuun? De effecten en resultaten van de huidige hervorming zouden toch eerst<br />

geëvalueerd moeten worden.<br />

Structurele onderwijsorganisatorische maatregelen<br />

Het Gemeenschapsonderwijs<br />

De voorstellen inzake de oprichtings- en behoudsnormen zijn voor het Gemeenschapsonderwijs<br />

absoluut niet onderhandelbaar. Ook het aantasten van de minimumpakketten, de andere invulling<br />

van de degressiviteit van de leerlingencoëfficiënten kunnen voor het Gemeenschapsonderwijs niet.<br />

Bovendien komt de multisectorialiteit in gevaar. Door het cumulerend effect van deze maatregel<br />

komt de levensvatbaarheid van onze scholen in het gedrang, ook gelet op de specifieke<br />

samenstelling van onze scholengemeenschappen: (de meeste van) onze scholen liggen ver uit<br />

elkaar verspreid in een landelijke omgeving. Door dit alles zal de vrije schoolkeuze verloren gaan.<br />

Naast de essentiële taak aan elkeen kwaliteitsonderwijs te waarborgen, heeft de Vlaamse<br />

Gemeenschap de grondwettelijke plicht de keuzevrijheid van ouders en leerlingen te garanderen.<br />

Dit is en blijft een fundamentele opdracht van het Gemeenschapsonderwijs.<br />

Naast de nodige middelen moeten aangepaste rationalisatie- en programmatiemodaliteiten en een<br />

specifieke omkadering de vrije keuze inhoud geven.<br />

Het Gemeenschapsonderwijs wil het initiatief nemen tot en zich nadrukkelijk engageren in een<br />

netwerk van open pluralistische scholen die de vrije keuze waarborgen en kunnen instaan voor<br />

kwalitatief hoogstaand onderwijs voor alle niveaus en onderwijsvormen.<br />

In het gewoon secundair onderwijs houdt de vrije keuze in dat in, op basis van leerlingenstromen,<br />

af te bakenen geografische gebieden de vijf grote studiegebieden (ASO, handel, mechanicaelektriciteit,<br />

personenzorg, hout) georganiseerd moeten kunnen worden. Binnen deze<br />

studiegebieden dient daarbij een redelijk aanbod aan studierichtingen gewaarborgd te blijven.<br />

Het Gemeenschapsonderwijs stelt bovendien vast dat de minister de studiegebieden reeds tot 4<br />

gereduceerd heeft, dat er geen gegarandeerd aanbod is, maar dat er een gemotiveerde<br />

36


vraag opgelegd wordt en dat er eveneens geen garantie is van een redelijk aanbod van<br />

studierichtingen, wat voor het Gemeenschapsonderwijs absoluut niet kan.<br />

OVSG<br />

OVSG is bereid om een normering te aanvaarden op voorwaarde dat het behalen van het<br />

vooropgestelde minimumaantal ook gehonoreerd wordt met de noodzakelijke<br />

personeelsomkadering, werkingsmiddelen en infrastructuur zodat de school haar opdracht inzake<br />

eindtermen op een kwaliteitsvolle wijze kan waarmaken.<br />

De vrije keuze-problematiek wordt in de discussienota op een zeer arbitraire wijze opgegeven.<br />

OVSG wenst de elementen die aanleiding gaven tot deze stelling grondig te bediscussiëren.<br />

Het opstarten van de hele operatie op 1/9/2003 is voor OVSG niet aan de orde.<br />

POV<br />

Op heel wat plaatsen worden nu al gesprekken gehouden tussen inrichtende machten (ook<br />

netoverstijgend) met de bedoeling dunbevolkte studierichtingen te reduceren.<br />

Provinciaal Onderwijs Vlaanderen is van mening dat men deze reductie verder organisch moet<br />

laten gebeuren.<br />

Ter ondersteuning daarvan kan onderzocht worden hoe groot een levensvatbare studierichting is.<br />

Hierbij zullen verschillen optreden tussen graden, en studierichtingen.<br />

Unieke of zeldzame studierichtingen moeten kunnen blijven bestaan.<br />

De bestaande regelgeving inzake scholengemeenschappen geeft aanleiding tot transfers van uren<br />

naar bepaalde studierichtingen.<br />

Voor de verdeling van het lesurenpakket is het akkoord nodig van een personeelsafvaardiging. Zij<br />

moeten mee waken over de correcte besteding van de uren.<br />

De autonomie moet hier kunnen spelen. Scholen moeten een actief personeelsbeleid kunnen<br />

voeren.<br />

Met betrekking tot normen dient rekening gehouden te worden met jaarlijkse fluctuaties.<br />

Provinciaal Onderwijs Vlaanderen begrijpt niet in welke zin de vrije keuze problematiek<br />

verschillend kan zijn voor verschillende studiegebieden.<br />

VVKSO<br />

In het kader van de autonomie wijzen we normen per studierichting af. Indien het beleid gelooft<br />

in de lokale autonomie moet ze ook de voorwaarden scheppen die de lokale autonomie<br />

bevorderen. We stellen vast dat het degressief omkaderingsmechanisme een remmende factor is<br />

om uit eigen beweging het aanbod te rationaliseren. We verwijzen hier ook naar punt 6 van de<br />

algemene opmerkingen. Indien de overheid onnodige en dunbevolkte dubbels wil schrappen, dan<br />

moet de discussie los van besparingen op het vlak van omkadering kunnen gevoerd worden.<br />

Besparingen op het vlak van infrastructuur lijken de logica zelve.<br />

De vrije keuze moet ook spelen voor ouders die voor hun kinderen opteren voor scholen van het<br />

vrij onderwijs<br />

ACOD<br />

De herinvoering van oprichtings- en behoudsnorm en het terugschroeven van de<br />

minimumpakketten is onaanvaardbaar. Vooral het officieel onderwijs, het enige net dat kan<br />

instaan voor de vrije keuze, zal bijzonder zwaar getroffen worden.<br />

Bij de organisatie van het studieaanbod moet de lokale autonomie primeren. Het opstarten van<br />

deze operatie per 1 september 2003 is voor het onderwijsveld onhaalbaar.<br />

<strong>COC</strong><br />

Volgens <strong>COC</strong> heeft de eerste maatregel die de minister voorstelt niets te maken met de<br />

vaststellingen die ze heeft gedaan. Wanneer een school in de mogelijkheid wordt gesteld een<br />

onderwijsaanbod te voorzien, dan moet deze school daartoe ook de middelen krijgen. Aangezien<br />

er binnen een scholengemeenschap de mogelijkheid bestaat om onbeperkt uren over te dragen naar<br />

een andere school, is de maatregel die zij voorstelt overbodig en zelfs niet gewenst.<br />

37


<strong>COC</strong> wijst de voorgestelde rationalisatiemaatregelen af omdat ze op een lineaire manier worden<br />

doorgevoerd. Zo houden ze bijvoorbeeld geen rekening met de specifieke kenmerken van<br />

bepaalde scholengemeenschappen en scholen (uitgestrektheid van de scholengemeenschappen,<br />

ligging van de scholen…). Alleen het feit dat scholen behoren tot een scholengemeenschap is<br />

blijkbaar reden genoeg om normen op te leggen.<br />

VSOA<br />

Het opnieuw invoeren van oprichtings- en behoudsnormen en het afschaffen van<br />

minimumpakketten is onaanvaardbaar. Vele scholen zullen hierdoor in een neerwaartse spiraal<br />

terechtkomen.<br />

Normen moeten behalen in middenscholen, norm per studierichting, van 36 naar 32u.,zal leiden<br />

tot katastrofale gevolgen voor het personeel.<br />

Alweer stelt de overheid dat de lokale autonomie faalde, en toch wil ze deze vergroten.<br />

Alle uren berekend per school en toekennen op niveau van de scholengemeenschap KAN NIET.<br />

Dubbel aanbod op studierichting in dezelfde scholengemeenschap moet kunnen (geografisch<br />

aanbod).<br />

Vrije keuze moet gewaarborgd blijven.<br />

Ouders en leerlingen mogen niet verplicht worden enorme verplaatsingen te doen om de<br />

studierichting van hun keuze te vinden.<br />

Athenea<br />

Bij afschaffing van de minimumpaketten bij dubbel aanbod in de scholengemeenschap en het<br />

aanwenden van oprichtingsnormen en behoudsnormen voor de studierichtingen in de tweede en de<br />

derde graad dient er op gewezen worden dat landelijke gebieden en Brussel hierop uitzondering<br />

dienen te krijgen en de vrijheid van onderwijs gevrijwaard moet worden.<br />

St.A.M<br />

Hier heeft St.A.M. toch wel ernstige principiële bedenkingen. We gaan volkomen akkoord met de<br />

analyse over het overaanbod in een aantal regio’s. De vraag is of dit kan opgelost worden binnen<br />

de scholengemeenschap. Daarenboven is het invoeren van normen weer sterk regelgevend en<br />

vanuit het centrale beleid ongenuanceerd toegepast op het veld. We stellen ons uitdrukkelijk de<br />

vraag of dit de juiste strategie is om een rationeler aanbod te creëren.<br />

38


• Het D.B.S.O.<br />

Het Gemeenschapsonderwijs<br />

Met het willen garanderen van een 100% invulling voor de leerlingen van het deeltijds<br />

beroepsonderwijs is het Gemeenschapsonderwijs principieel akkoord. Alleen wanneer de overheid<br />

deze invulling garandeert, hebben de leerlingen de plicht om deze mogelijkheid volwaardig<br />

te benutten.<br />

OVSG<br />

Vermits voor OVSG de studiebekrachtiging DBSO specifiek is, moet deze ook duidelijk de<br />

kenmerken van dit onderwijs.<br />

POV<br />

Provinciaal Onderwijs Vlaanderen vindt de aandacht die geschonken wordt aan het DBSO<br />

absoluut noodzakelijk.<br />

Naar onze mening werkt het systeem van het deeltijds onderwijs goed, vooral voor de jongeren die<br />

alternerend kunnen tewerkgesteld worden. De centra voor DBSO doen bijzondere inspanningen<br />

om zoveel mogelijk jongeren tewerk te stellen.<br />

Ook voor vele jongeren die nog niet aan de bak kunnen op de arbeidsmarkt doen zij grote<br />

inspanningen ondanks de omkadering die enkel bedoeld is voor het organiseren van de 15 uren<br />

onderwijs (met uitzondering van de 0,14 u per leerling die bedoeld is voor trajectbegeleiding).<br />

Door het koppelen van voorwaarden aan de instap van jongeren in DBSO zadelen we het voltijds<br />

onderwijs op met een probleem waartegen men niet is opgewassen. De instap in het DBSO moet<br />

voorwaardenloos en drempelloos blijven.<br />

Wel moeten we meer begeleidingsmogelijkheden voorzien voor jongeren die nog niet voldoende<br />

arbeidsrijp zijn. Hiervoor moeten extra middelen voorzien worden en is er ook nood aan andere<br />

competenties dan die van leraren.<br />

Dit mag echter geen aanleiding geven tot het realiseren van een andere vorm van voltijds<br />

onderwijs. Wat buiten de 15 uren gebeurt mag niet op schoolse wijze worden ingevuld.<br />

We willen er eveneens op wijzen dat het gelijke kansendecreet-I niets voorziet voor het DBSO,<br />

daar waar de nood bijzonder hoog is.<br />

VVKSO<br />

In het deeltijds onderwijs wordt gestreefd naar een alternerende opleiding. Wij menen dat een<br />

opleiding in het deeltijds onderwijs vereist dat ook de andere component is ingevuld. Een pure<br />

beperking tot de “15 uur” als invulling van de deeltijdse leerplicht is onaanvaardbaar.<br />

Alternering in zijn brede betekenis wordt een must in het deeltijds onderwijs.<br />

De “15 uren” worden aangevuld met<br />

- een werknemersleercontract<br />

- tewerkstelling (een arbeidscontract)<br />

- een brugproject<br />

- een + werking<br />

Deze + werking is de tijdsinvulling voor wie buiten de 15 uur niets om handen heeft en wordt<br />

georganiseerd door het vormingswerk, niet door het onderwijs.<br />

Het lopende project IJHV (integrale jeugdhulpverlening) moet ook bij deze uitwerking worden<br />

betrokken.<br />

ACOD<br />

De vooropgestelde criteria om in aanmerking te komen als leerling van het DBSO zullen ertoe<br />

leiden dat de meerderheid van de doelgroepleerlingen niet langer in aanmerking komen. Aan het<br />

DBSO moeten meer mogelijkheden toegekend worden om de begeleiding naar het arbeidscircuit<br />

te optimaliseren.<br />

39


<strong>COC</strong><br />

In principe kan <strong>COC</strong> deze maatregel van de minister onderschrijven, maar plaatst er toch enkele<br />

kanttekeningen bij. <strong>COC</strong> vreest dat het gevaar zeer groot is dat leerlingen die schoolmoe zijn en<br />

wensen over te schakelen naar het D.B.S.O., maar dit niet kunnen omwille van het ontbreken<br />

van de gegarandeerde invulling van de dagen dat ze niet in het centrum zijn, gedemotiveerd zullen<br />

achterblijven in het beroepssecundair onderwijs. Het is ook de vraag wat er gebeurt met leerlingen<br />

die overgaan naar het D.B.S.O. en dan hun "werkplaats" verliezen.<br />

Wat de diplomering betreft stelt <strong>COC</strong> dat deze problematiek mee ter sprake moet komen bij een<br />

ruimer debat omtrent de sanctionering van de studies voor alle leerlingen.<br />

VSOA<br />

Beter uitbouwen van “opdoen werkervaring” is noodzakelijk. Het D.B.S.O. moet in de<br />

mogelijkheid gesteld worden om de begeleiding naar het arbeidscircuit te optimaliseren.<br />

Het lijkt ons niet goed dat een leerling uit D.B.S.O. een gelijkwaardig diploma haalt als die uit het<br />

voltijds onderwijs.Dit zal het watervaleffect versterken.<br />

De terug instapmodaliteiten zal een goede zaak zijn.<br />

40


4. PERSONEELSBELEID<br />

Het Gemeenschapsonderwijs<br />

Het gemeenschapsonderwijs is niet gekant tegen ‘schoolopdrachten’, maar dan moeten de scholen<br />

hiervoor goed uitgerust zijn qua infrastructuur (werkruimten voor de leerkrachten) en moeten zij<br />

hiervoor over de nodige werkingsmiddelen kunnen beschikken.<br />

OVSG<br />

OVSG is voorstander van een centraal kader met daaraan gekoppeld een centraal kader van<br />

verloning. Als men binnen de lokale autonomie andere bevoegdheden dan deze van het raamkader<br />

toekent, kunnen deze alleen tegenstelbaar zijn aan de betrokken inrichtende macht. De lokale<br />

beslissing valt onder de verantwoordelijkheid van de inrichtende macht die ze nam en kan – bv. in<br />

het kader van reaffectatie - geen repercussies hebben voor andere inrichtende machten.<br />

Een duidelijke visie op werkgeverschap met duidelijk afgebakende bevoegdheden is absoluut<br />

noodzakelijk.<br />

OVSG wenst graag te participeren aan de discussie over het werken met schoolopdrachten (cf. het<br />

voorstel van de zorgcoördinator met een 36 uren opdracht). Het overwegen van dergelijke<br />

operaties vereist wel een degelijk infrastructuureffectenrapport.<br />

Daarbij wil OVSG nog opmerken dat wat men ook mag stellen, de technisch-praktische<br />

component vakinhoudelijk de “core business” vormt van de specifieke eindtermen (decretale en<br />

afgeleide) in de technische finaliteiten en bijgevolg een voorname plaats moet krijgen in het<br />

geheel van het secundair onderwijs.<br />

Voor het personeelsbeleid mogen scholen(gemeenschappen) geen eilanden zijn, net zomin als<br />

voor hun pedagogische werking. Dit maakt een brugfunctie nodig die onafhankelijk is van het<br />

centrale bestuur.<br />

POV<br />

Om als inrichtende macht een degelijk personeelsbeleid te kunnen voeren is er voldoende mate<br />

van rechtszekerheid voor de personeelsleden nodig.<br />

Leerkrachten profileren en identificeren zich nog steeds op hun deskundigheid aangaande de<br />

vakgerichtheid. Indien men deze profilering zou wegnemen, kan zich dit vertalen naar een daling<br />

van mensen die bewust kiezen voor een loopbaan in het secundair onderwijs. We pleiten voor een<br />

profiel van de leerkracht die naast ‘vakgericht’, ‘algemeen onderwijzend’ is.<br />

Het valorisatiesysteem m.b.t. elders verworven competenties wordt best centraal aangestuurd, om<br />

risico’s van verschillende benaderingen uit te sluiten.<br />

We willen benadrukken dat het voor alle betrokkenen, transparant moet blijven wat de<br />

uiteindelijke opdracht is van iedere leerkracht. Hoe wordt een fulltime opdracht ingevuld naar les-<br />

en schoolopdracht, in welke verhoudingen?<br />

Welke wervingscriteria kunnen in deze context gehanteerd worden, zodat deze niet te veel<br />

uiteenlopen? Hierover kunnen grondregels worden vastgelegd, doch men moet de lokale overheid<br />

de marges geven om hiermee flexibel te kunnen omgaan.<br />

VVKSO<br />

We kunnen ons akkoord verklaren met de aanzet van de geformuleerde ideeën maar wij<br />

constateren dat deze niet zijn uitgewerkt.<br />

bepalingen rond functiebeschrijvingen en –evaluatie. De bepalingen zijn nog steeds niet<br />

operationeel door het ontbreken van de beroepsinstantie. We pleiten dan ook voor een instantie die<br />

de rechten van de verdediging verzoent met respect voor de beslissingen van inrichtende machten.<br />

We menen dat de tijd rijp is om het kader van een modern personeelsbeleid uit te tekenen aan de<br />

hand van de toen uitgewerkte principes (het ooit geplande HRM-decreet).<br />

Er is in ieder geval nood aan minder regels. In plaats daarvan kan een regeling komen op het<br />

niveau van de scholengemeenschap. Het is belangrijk dat bij zulke decentralisatie werk gemaakt<br />

wordt van een echt participatief model (gegarandeerde inbreng van het personeel).<br />

41


Een personeelsbeleid waarbij de directie meer inspeelt op de competenties van het personeel (wat<br />

kan leiden tot functiedifferentiatie) is een beter alternatief dan de centrale regelgeving van<br />

vandaag.<br />

Een nieuwe definitie van beschikbaarheid en inzetbaarheid moet dan ook overwogen worden.<br />

In het kader van beschikbaarheid willen we af van de breuken met in de noemer het maximum<br />

aantal contacturen.<br />

Wat de inzetbaarheid betreft willen we een grotere flexibiliteit bekomen zonder dat aan de<br />

onderwijskwaliteit geraakt wordt. We vetrekken vanuit het systeem van vereiste en voldoend<br />

geachte bekwaamheidsbewijzen, maar geven aan het lokale niveau de ruimte om met de voldoend<br />

geachte bekwaamheidsbewijzen soepeler om te springen.<br />

Autonoom personeelsbeleid lukt niet met het huidige decreet rechtspositie. We vragen dat de<br />

overheid het initiatief neemt om te praten over aanpassingen. Belangrijke aandachtspunten kunnen<br />

zijn:<br />

- hernemen van functiebeschrijving en –evaluatie<br />

- rechten en plichten van personeelsleden in balans brengen (teveel aan verlofstelsels, affectatie<br />

aan het schoolbestuur, TADD, enz.)<br />

Gezien de juridisch andere aard van de arbeidsovereenkomst in het vrij gesubsidieerd onderwijs<br />

zijn we géén vragende partij voor het ineenschuiven van de DRP’s van het personeel van<br />

gemeenschaps- en gesubsidieerd onderwijs.<br />

Voor het ondersteunend personeel is er reeds vrij veel ten goede veranderd. Toch zijn er nog<br />

correcties mogelijk: vb. een tussencategorie van 100 punten om wedde-anomalieën op te lossen<br />

voor diegenen die bijkomende verantwoordelijkheden dragen.<br />

Ondersteuning van directies is nodig opdat de directeur zijn kerntaken ten volle kan vervullen<br />

Een enveloppe voor middenkaderfuncties, uitgedrukt in FTE’s, toegekend aan de scholen, laat de<br />

scholen vrij om te beslissen wie deel uitmaakt van het directieteam: bv. het hoofd van het<br />

secretariaat, de graadcoördinatoren, de technisch-adviseurs-coördinatoren … Het is noodzakelijk<br />

dat enerzijds de functies van het schoolmiddenkader gedefinieerd worden en anderzijds duidelijk<br />

omschreven wordt wat het schoolgemeenschapsmiddenkader omvat, dat de overheid met aparte<br />

middelen financiert. In ieder geval mag de uitbouw van het middenkader van de<br />

scholengemeenschap niet gaan ten koste van het middenkader van de gewone school.<br />

ACOD<br />

De grotere autonomie mag niet leiden tot het uithollen van het DRP. De voorstellen inzake<br />

zogenaamd modern personeelsbeleid zijn totaal onaanvaardbaar.<br />

<strong>COC</strong><br />

Inzake de bekwaamheidsbewijzen stelt <strong>COC</strong> dat het de taak van de overheid blijft om de<br />

bekwaamheidsbewijzen vast te leggen, maar ook om via dit kanaal de kwaliteit van het onderwijs<br />

sterk te bewaken. De strikte scheiding tussen vereiste en voldoend geachte bekwaamheidsbewijzen<br />

moet behouden blijven, net als de regels die bepalen wie op welke vakken aanspraak kan maken.<br />

Algemeen gesproken stelt <strong>COC</strong> dat de personeelsleden van het onderwijs na een lange strijd een<br />

rechtspositie hebben afgedwongen. Zij wensen niet dat deze lokaal kan ondergraven worden.<br />

Het principe van de schoolopdracht zoals de minister die voorstelt, wordt afgewezen. In het nog<br />

niet zo verre verleden bestond de opdracht van een leraar uit het geven van lessen, de<br />

voorbereiding, de nazorg, het af en toe vervangen van afwezige collega's en het contact met de<br />

ouders. Men ging er toen van uit dat een leraar die een lesopdracht had van 19 uren, 20 uren, 21<br />

uren, 22 uren… een voltijdse opdracht had. Plage-uren werden enkel toegekend in geval van<br />

pedagogische noodzakelijkheid. Zogenaamde nuluren bestonden niet, klassenraden ook niet.<br />

Eind van de jaren zeventig kwamen in de opdracht van de leraar de uren klassenraad en<br />

klassendirectie erbij. Dit waren bezoldigde opdrachten.<br />

Met het invoeren van het pakket uren-leraar werden deze taken (in de praktijk) uit de opdracht van<br />

de leraar gehaald, maar werd hij wel geacht ze gratis te presteren. Ook het organiseren van plage-<br />

en nuluren werd een plaag. Directeurs gebruikten hun autonomie inzake de besteding van het<br />

pakket uren-leraar om functies te creëren die enerzijds hun eigen (ook groeiende) taakbelasting<br />

42


enigszins moesten afremmen en anderzijds om te kunnen voldoen aan verplichtingen hen opgelegd<br />

door de wet- of decreetgever (bijv. de preventieadviseur).<br />

Het voorstel van de minister houdt in dat men deze gegroeide taakbelasting nu als normaal gaat<br />

beschouwen via het invoeren van een schoolopdracht. De directeur zal individueel uitmaken wie<br />

welke taak heeft, hoeveel tijd elk personeelslid besteedt aan zijn voorbereidingen en nazorg en<br />

welke andere taken hij nog heeft. Nuluren en plage-uren zullen er niet meer zijn. Deze uren zullen<br />

gewoon deel uitmaken van de opdracht. De toegenomen taakbelasting wordt op een volkomen<br />

arbitraire manier geïncorporeerd in de schoolopdracht. Bovendien wordt voor hetzelfde loon veel<br />

meer verwacht van ieder personeelslid. <strong>COC</strong> wijst deze vorm van autonomie af omdat ze weerom<br />

zal leiden tot een grotere taakbelasting.<br />

<strong>COC</strong> wijst het invoeren van nieuwe functies niet af, maar de creatie van deze nieuwe functies mag<br />

niet tot gevolg hebben dat de andere personeelsleden nog maar eens geconfronteerd worden met<br />

een groeiende taakbelasting, integendeel.<br />

VSOA<br />

Bestuursstructuur voor de scholengemeenschap moet eerst uitgewerkt worden vooraleer meer<br />

bevoegdheden te geven.<br />

Professionalisering voor een bepaald vak wordt niet langer gestimuleerd, veralgemening leidt tot<br />

kwaliteitsverlies en vervlakking èn demotivatie van vakbekwame leerkrachten.<br />

De “bekwaamheid” bepalen van een leerkracht mag niet overgelaten worden aan de lokale<br />

autonomie. Dit kan leiden tot het met de voeten treden van het personeelsstatuut.<br />

Nuttige ervaring en elders verworven competenties valoriseren moet in de toekomst kunnen.<br />

Voor een mening te geven over de idee schoolopdracht moeten we de modaliteiten kennen.<br />

Het invoeren van nieuwe functies mag niet tot gevolg hebben dat de collega’s nog maar eens<br />

opgezadeld worden met een hogere taakbelasting.<br />

Athenea<br />

Leraren hebben schoolopdracht is goed idee: maar de werkruimte op gebied van infrastuctuur en<br />

de middelen lokaal?<br />

St.A.M.<br />

St.A.M. gaat akkoord met het principe van de schoolopdracht maar ziet dit liever niet centraal<br />

vertaald in een opdracht uitgedrukt in halve dagen of uren. De scholengemeenschap kan hier een<br />

belangrijke rol spelen.<br />

43

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!