programma2012 18

aren” een zinvolle aanzet tot beroepsactiviteit te
bieden. Het flankerende bestaat hier uit twee luiken;
enerzijds een infrastructuur- en activiteitenaanbod
voor de scholen, anderzijds de organisatie
van een degelijke en comfortabele mobiliteit.
Zowel inzake sport als inzake cultuur biedt Genk
een aantal mogelijkheden aan die boeiend kunnen
zijn voor de scholen. Inzake sport zijn er zwembaden
en sporthallen. En dat werkt in twee richtingen.
Scholen kunnen gebruik maken van stedelijke
infrastructuur en het stadsbestuur verzorgt buiten
de schooluren de uitbating van de sportinfrastructuur
van de scholen. Inzake cultuur is er het uitstekend
programma dat het C-mine Cultuurcentrum
aanbiedt en waar meerdere scholen expliciet op
inspelen. Maar ook het aanbod van de bibliotheek
naar leesbevordering en de werking van de twee
academies via de projecten voor kunstinitiatie in
scholen maakt dat cultuureducatie centraal komt
te staan. Indien er vragen zijn vanuit scholen,
wordt er gezocht naar een win-win-situatie tussen
stedelijke instelling en onderwijsinstelling.
Qua mobiliteit dringt zich een onderzoek op. In het
potentieel rekruteringsgebied worden alle bewoningsconcentraties
van enige omvang afgebakend
en voor elk van deze concentraties wordt de bereikbaarheid
(en het comfort ervan, nl. al dan niet
via overstappen) van de scholen (inclusief Bokrijk,
Boxbergheide en Hoevenzavel) op het juiste tijdstip
(inclusief de avond) onderzocht aan de hand
van de routes en de uurregelingen van De Lijn.
Uit de “missing links” die hieruit te voorschijn komen
maakt het bestuur vervolgens een keuze van
speerpunten voor bespreking over de lijnvoering.
Ook de bovenlokale mobiliteit en directe bereikbaarheid
vanuit de omliggende gemeenten naar
bv. de scholencampus Bret is van groot belang.
Voor Verpleegkunde en Kunst komt het aantal
leerlingen voor ongeveer driekwart van buiten
Genk. Hier wordt de link met het hoger onderwijs
héél duidelijk. Voor verpleegkunde is de mobiliteitsproblematiek
voor de hand liggend: door het
samenvoegen van de locaties voor secundair en
hoger onderwijs wordt er een zeer sterk aantrekkingspunt
gecreëerd voor gemeenschappelijk vervoer
(overigens in combinatie met het ZOL).
En voor de studenten die niet comfortabel via
openbaar vervoer op hun studieplek geraken is
een goed kotbeleid belangrijk; zowel voor het hoger,
als voor het secundair, gelet op de leeftijd van
de leerlingen van deze secundaire opleiding. Voor
het kunstonderwijs moet een oplossing gezocht
worden in enerzijds de goede verbinding vanuit
gans Limburg met het scholencentrum Bret en anderzijds
in een specifieke “huisvestingssituatie met
toezicht” (internaat of gezin) voor de leerlingen
(meestal -18). Het is van belang dat er niet alleen
een goede verbinding is, maar die verbinding moet
ook comfortabel zijn, m.a.w. de reizigers moeten
zich goed voelen op de bus en tijdens de eventuele
overstappen.