29.08.2013 Views

Burgerlijke bewegingen in Steenwijk - Historisch Centrum Overijssel

Burgerlijke bewegingen in Steenwijk - Historisch Centrum Overijssel

Burgerlijke bewegingen in Steenwijk - Historisch Centrum Overijssel

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

H. Spreen<br />

<strong>Burgerlijke</strong> <strong>beweg<strong>in</strong>gen</strong> <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong>:<br />

1745-1750<br />

Inleid<strong>in</strong>g<br />

Nadat <strong>in</strong> 1702 stadhouder Willem III na een val van zijn paard was overleden<br />

en de Staten van Holland, Zeeland, Utrecht en <strong>Overijssel</strong> hadden besloten geen<br />

nieuwe stadhouder aan te stellen, brak voor die gewesten een rumoerige<br />

periode aan. Het door Willem III gehanteerde patronagestelsel had bij de burgerij<br />

en vooral bij de niet-begunstigde regenten veel kwaad bloed gezet. Ook de<br />

f<strong>in</strong>anciële lasten die vooral op de gewone consument drukten, en de wijze van<br />

de belast<strong>in</strong>g<strong>in</strong>n<strong>in</strong>g door middel van verpacht<strong>in</strong>g veroorzaakten veelonvrede. In<br />

Gelderland kwam het op brede schaal zelfs tot onlusten en gewapende conflicten,<br />

de zogenaamde Plooierijen. Ook <strong>in</strong> het <strong>Overijssel</strong>se <strong>Steenwijk</strong> ontlaadde<br />

de felle kritiek op de oligarchische regenten zich <strong>in</strong> heftige beroer<strong>in</strong>g.<br />

De Plooierijen <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong><br />

Na de dood van Willem III en het <strong>in</strong>stellen van een nieuw reger<strong>in</strong>gsreglement<br />

door de Staten van <strong>Overijssel</strong> <strong>in</strong> 1703 waren er <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong> grote moeilijkheden<br />

ontstaan. Daar hadden de gemeenslieden geprobeerd de regel<strong>in</strong>g van het<br />

stadsbestuur te veranderen. De gezworen gemeente en de m<strong>in</strong>dere meenthe<br />

verzochten onder andere dat er een vaste meenthe en m<strong>in</strong>dere meenthe aangesteld<br />

zouden worden 'voor het leven' <strong>in</strong> plaats van de jaarlijks terugkerende verkiez<strong>in</strong>g.<br />

Bovendien eisten zij 'dat de Keur van den Magistraetspersonen sal<br />

geschieden jaarlijks en alle jaer naer older gewoonte, van de helfte van de<br />

meenthe en m<strong>in</strong>dermeenthe en de helfte van de Borgerie, dat is ses van de<br />

meenthe en m<strong>in</strong>nermeenthe en van ses gequalificeerde Burgeren'. De magistraat<br />

stemde hiermee <strong>in</strong>, hoewel dit niet <strong>in</strong> overeenstemm<strong>in</strong>g was met de<br />

oude gebruiken <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong>.' Dit besluit pakte echter verkeerd uit: direct<br />

daarop verscheen een aantal gecommitteerden uit de burgerij op het raadhuis,<br />

dat de zittende leden van de meenthe en m<strong>in</strong>dermeenthe voor afgezet verklaarde<br />

en zelf een twaalftal anderen aanstelde. Bovendien dienden de burgergecommitteerden<br />

een rekwest <strong>in</strong>, waar<strong>in</strong> zij onder andere eisten dat de gecommitteerden<br />

naast de gemeenslieden het afhoren van de stadsreken<strong>in</strong>gen<br />

mochten bijwonen. De gecommitteerden g<strong>in</strong>gen zelfs zo ver dat zij de magistraat<br />

afzetten."<br />

Naar aanleid<strong>in</strong>g van de gebeurtenissen <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong> besloten de Staten van<br />

"overijssel de drost van Vollenhove, Adolf Hendrik graafvan Rechteren en een<br />

burgemeester van Kampen, Beeldsnijder Steenbergen, opdracht te geven om<br />

'voortganek van onlust en seditie te weren'. Desnoods zou de Staten van Friesland<br />

verzocht worden om militie naar <strong>Steenwijk</strong> te sturen 'tot demp<strong>in</strong>ge van de<br />

onlusten en herstel van rust en eendracht'. Toch dienden de Staten van <strong>Overijssel</strong><br />

terughoudend te zijn, aangezien de stad <strong>Steenwijk</strong> het recht van vrije keur<br />

had. De Staten moesten daardoor voorzichtig handelen om te voorkomen dat<br />

OHB 114e stuk 1999 <strong>Burgerlijke</strong> <strong>beweg<strong>in</strong>gen</strong> <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong>: '745-'75° S'


ze beschuldigd zouden worden van bemoeienissen met het bestuur. Kennelijk<br />

beseften ze ook dat de afgezette gemeente de moeilijkheden aan zichzelf te wijten<br />

had doordat ze zelf <strong>in</strong> april 1703 het <strong>in</strong>itiatief hadden genomen tot wijzig<strong>in</strong>g<br />

van het reger<strong>in</strong>gsreglement b<strong>in</strong>nen de stad, Ze wilden nu gaan bemiddelen,<br />

waarbij noch de nieuwe, noch de oude, afgezette gemeente werd erkend.<br />

'Voor dese reyse' wilden de Staten zelf een nieuwe gemeente aanstellen, maar<br />

<strong>in</strong> de toekomst moest de reger<strong>in</strong>gsbestell<strong>in</strong>g blijven zoals zij was vóór het jaar<br />

1672.3Toch lukte hetniet op deze wijze de gemoederen tot bedaren te brengen.<br />

Een terugkeer naar de tijd van vóór 1672 betekende dat <strong>Steenwijk</strong> zelfhet recht<br />

van keur mocht uitoefenen.<br />

In mei berichtte de commissie aan de Prov<strong>in</strong>ciale Staten wat er zich had voorgedaan.<br />

De Landdag besliste daarop onder andere dat de oude magistraat <strong>in</strong> ere<br />

hersteld moest worden en dat degenen die zich met de opstand hadden beziggehouden,<br />

mogelijk vervolgd zouden worden. Ter ondersteun<strong>in</strong>g daarvan<br />

stuurden de Staten vanuit Zwolle drie eenheden ruiters naar <strong>Steenwijk</strong>. De<br />

zaken liepen hoog op toen de burgers weigerden deze b<strong>in</strong>nen de stad te laten<br />

en de poorten gesloten hielden. Ridderschap en Steden van <strong>Overijssel</strong> eisten<br />

nu de stad op en wilden desnoods 'gewelt met gewelt' tegengaan. Degenen die<br />

zich verzetten, zouden gestraft worden wegens 'gequetste majesteit'. Daarvoor<br />

zwichtte de burgerij, waarop de troepen alsnog <strong>in</strong>gekwartierd konden worden.<br />

Op 12 mei 17°3 werd de fiscaal Dr. Meier gelast een onderzoek <strong>in</strong> te stellen<br />

naar degenen die als aanstichters van de ordeverstor<strong>in</strong>gen konden worden<br />

beschouwd en naar degenen die de opdracht hadden gegeven de poorten voor<br />

de militairen te sluiten. Een paar personen werden gevangengenomen."<br />

In de zomer van 17°3 besloten de Prov<strong>in</strong>ciale Staten <strong>Steenwijk</strong> te dw<strong>in</strong>gen hun<br />

besliss<strong>in</strong>g te accepteren. Op 2 juni 17°3 was een verzoekschrift van 'bergers en<br />

<strong>in</strong>gesetenen' bij hen <strong>in</strong>gediend, waar<strong>in</strong> zij te kennen gaven zich te veelap hun<br />

stadsrechten en privileges te hebben beroepen. Ze zeiden toe zich naar de wil<br />

van de Staten te schikken. Bovendien eisten zij dat hun rechten en vrijheden<br />

werden gehandhaafd. Het leek erop dat deze brief was gedicteerd door de Staten,<br />

hoewel hij ondertekend was door onder andere Dr. Camelis Dortman en<br />

"''''-''~'''''''';i1'o'''''''''''",",' ·~~~~ffl'::._~.,w., .". __ . ,F;k"""i;r ;~:


Jan van de Velde, twee van de gecommitteerden uit de burgerij van <strong>Steenwijk</strong>,<br />

die <strong>in</strong> april I703 <strong>in</strong> de nieuwe magistraat waren benoemd. De drost van Vollenhave<br />

werd gelast om overeenkomstig het landrecht van <strong>Overijssel</strong> te procederen<br />

tegen de voornaamste aanstichters van de onrust. Merkwaardig is 'dat<br />

dewijl de Magistraet <strong>in</strong> deze 'suspect' (partijdig) is de Schout van Wanneperveen<br />

sal worden geautoriseert <strong>in</strong> desen contschappen te beleggen' (getuigen te<br />

horen). Verder moesten de drost van Vollenhave en griffier Lemker voorstellen<br />

doen voor de samenstell<strong>in</strong>g van een nieuwe gezworen gemeente. Daar<strong>in</strong> mochten<br />

noch de leden van de oude gemeente noch de nieuwe leden worden opgenomen.<br />

Toch lieten de ontevreden burgers het er niet bij zitten. Zij dienden op 23 juni<br />

I703 bij de Staten een stuk <strong>in</strong> met 'grieven van bezwaar' tegen de magistraat.<br />

Zij uitten klachten over het afbreken van stadsbruggen en poorten, over de tollen<br />

en de onderhandse verpacht<strong>in</strong>g en verkoop van landerijen door de burgemeesters.<br />

Ook leverden bepaalde gelden die niet door de magistraat werden<br />

verantwoord, de nodige klachten op." In het slot van dit stuk wezen zij er nog<br />

eens op dat het stadsbestuur buiten medeweten van de burgerij de gemeenslieden<br />

op hun verzoek 'ad vitam' had aangesteld. Daarom hadden zij als burgers<br />

de magistraat ontslagen.<br />

Het is niet duidelijk wat de Ridderschap en Steden van <strong>Overijssel</strong> met de grieven<br />

van de burgerij gedaan hebben. Mogelijk houdt dat verband met het feit dat<br />

er al <strong>in</strong> oktober I703 <strong>in</strong> de nieuw gevormde meenthe drie 'nieuwe plooiers'<br />

waren benoemd en dat <strong>in</strong> de jaren daarop andere 'plooiers' een zetel <strong>in</strong> het<br />

stadsbestuur wisten te bemachtigen.<br />

De rust leek dus terug te keren, maar <strong>in</strong> 1704 ontstonden nieuwe moeilijkheden<br />

tussen de kerkenraad en de magistraat over de benoem<strong>in</strong>g van een nieuwe<br />

predikant. Deze problemen zouden <strong>in</strong> de jaren tussen I745 en I750 een ernstig<br />

vervolg krijgen. In I7051eken echter ook deze spann<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong> voorbij<br />

te zijn. Alles met elkaar had de actie van de plooiers niet veel meer opgeleverd<br />

dan dat de burgerij de kans had gekregen met haar klachten naar voren te<br />

komen. Deze klachten hadden voor de <strong>in</strong>dieners ervan maar we<strong>in</strong>ig resultaten<br />

opgeleverd en zouden <strong>in</strong> 1748 terugkeren. Het uite<strong>in</strong>delijke resultaat was toen<br />

een terechtstell<strong>in</strong>g en een totale verander<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het stadsbestuur door het<br />

<strong>in</strong>grijpen van de erfstadhouder Willem IV. Voordien veranderde er niet veel,<br />

daarvoor hadden de regenten zich te zeer tot een oligarchie ontwikkeld.<br />

Intussen was het met de geldmiddelen treurig gesteld, wat niet alleen het<br />

gevolg was van een algehele armoede, maar ook te wijten was aan het toenmalige<br />

belast<strong>in</strong>gstelsel. Van belast<strong>in</strong>g naar het <strong>in</strong>komen of naar het vermogen wilden<br />

de regenten niets weten, omdat zij dan zelf het grootste aandeel van de<br />

belast<strong>in</strong>gen dienden te betalen. Zij gaven de voorkeur aan het heffen van<br />

accijnzen op dagelijkse gebruiksartikelen, zoals zout, brood, suiker, vis, vlees<br />

en bier. Op die manier kwamen de belast<strong>in</strong>ggelden grotendeels uit de zakken<br />

van de gewone man. Ook de wijze van belast<strong>in</strong>g<strong>in</strong>n<strong>in</strong>g liet veel te wensen over.<br />

Belast<strong>in</strong>gpachters stortten onderhands een vast bedrag <strong>in</strong> de kas van hun prov<strong>in</strong>cie<br />

of stad en alles wat zij meer ontv<strong>in</strong>gen aan belast<strong>in</strong>g, was voor hen zelf.<br />

Daardoor kwam er te we<strong>in</strong>ig geld b<strong>in</strong>nen en verdiende de pachter naar verhou-<br />

<strong>Burgerlijke</strong> <strong>beweg<strong>in</strong>gen</strong> <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong>: '745"'75° 53


54 1_ H. Spreen<br />

d<strong>in</strong>g te veel. Geen wonder dat, mede vanwege de zwakke defensie tegen de<br />

<strong>in</strong>val van Franse troepen <strong>in</strong> 1747-1748, de gemoederen zodanig hoog opliepen<br />

dat er op veel plaatsen <strong>in</strong> het land rellen uitbraken tegen de belast<strong>in</strong>gpachters.<br />

De regenten traden met kracht op tegen deze woel<strong>in</strong>gen, daarbij gesteund door<br />

de <strong>in</strong>middels herstelde erfstadhouder Willem IV. Invloed op de reger<strong>in</strong>g was<br />

een andere eis, vooral <strong>in</strong> Amsterdam, waar <strong>in</strong> 1748 het Doelistenoproer uitbrak.<br />

Daar wenste men een e<strong>in</strong>de te maken aan de regentenoligarchie. Hoewel<br />

deze <strong>beweg<strong>in</strong>gen</strong> alom <strong>in</strong> den lande een vrij gematigd karakter vertoonden,<br />

zouden soortgelijke <strong>beweg<strong>in</strong>gen</strong> <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong> tussen 1747 en 1750 ontaarden <strong>in</strong><br />

een reeks van onverkwikkelijke gebeurtenissen, mede veroorzaakt door en ten<br />

nauwste verweven met een kerkelijk conflict tussen de kerkenraad en de magistraat.<br />

De aanleid<strong>in</strong>g was de beroep<strong>in</strong>g van een predikant om de vacature te vervullen<br />

welke was ontstaan na het vertrek van de later zo bekende Oranjeklant Petrus<br />

Hofstede op 30 mei 1745 naar Oostzaandam. Een naar het zich liet aanzien vrij<br />

onschuldig men<strong>in</strong>gsverschil leidde tot verstrekkende gevolgen. De zittende<br />

kerkenraad g<strong>in</strong>g namelijk niet meteen over tot het beroepen van een nieuwe<br />

predikant. Het stadsbestuur echter wilde uit bezu<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>gsoverweg<strong>in</strong>gen het<br />

ambt van tweede predikant door een proponent (kandidaat) laten waarnemen.<br />

Daarom probeerde het, toen de kerkenraad op de gebruikelijke manier een predikant<br />

wilde benoemen, deze beroep<strong>in</strong>g zo lang mogelijk te dwarsbomen. De<br />

kerkenraad meende aan zijn verplicht<strong>in</strong>gen te hebben voldaan op grond van<br />

een op 31 mei 1650 tussen beide partijen gesloten conventie, door de magistraat<br />

te kennen te geven tot een nom<strong>in</strong>atie te willen overgaan. Dit betekende<br />

het beg<strong>in</strong> van een ernstig conflict tussen de kerkenraad en de magistraat. De<br />

laatste was van men<strong>in</strong>g dat de kerkenraad eerst om toestemm<strong>in</strong>g daartoe<br />

moest verzoeken. De kerkenraad g<strong>in</strong>g tenslotte na veel tegenwerk<strong>in</strong>g door de<br />

magistraat op 24 februari 1746 over tot de beroep<strong>in</strong>g van Joan Gerhardus Hillers,<br />

predikant te Anloo <strong>in</strong> Drenthe. Meteen daarop werd dit beroep door de<br />

magistraat onwettig verklaard.<br />

Dit conflict sleepte zich voort tot 1748. In dat jaar verscheen namelijk op 26<br />

juni het uit dertig artikelen bestaande 'Burgerrekwest', waarvan een der eerste<br />

een felle aanklacht <strong>in</strong>hield tegen het optreden van het stadsbestuur <strong>in</strong> het conflict<br />

met de kerkenraad." Tot op dat moment was de vacature nog steeds niet<br />

vervuld. In het rekwest werden nog tal van andere bezwaren geuit, waarover<br />

later.<br />

Samenstell<strong>in</strong>g en positie van het stadsbestuur<br />

Vóór 1795 vormden schepenen, raden en meenslieden samen het bestuur van<br />

de stad. Schepenen en raden werden aangeduid als de magistraat. Ze werden<br />

gekozen voor een periode van een jaar, maar waren herkiesbaar. Van de zes<br />

schepenen bekleedden beurtel<strong>in</strong>gs, iedere maand twee, het ambt van burgemeester.<br />

De verkiez<strong>in</strong>g van de magistraat had plaats op zondag na St. Paulsbeker<strong>in</strong>g<br />

(25 januari). Daags tevoren, op zaterdag, werden door het stadsbestuur<br />

acht, na 1597, twaalf burgers op het raadhuis ontboden, voor de helft uit de<br />

Oosterkluft en voor de andere helft uit de Westerkluft voortkomend. Meenslie-


den en gewone burgers waren daarbij gelijkelijk vertegenwoordigd. Zij allen<br />

moesten op zondagmorgen op het raadhuis verschijnen. Door lot<strong>in</strong>g viel de<br />

helft af en werden de overige vier, later zes, als keurmeesters beëdigd. Zij verkozen<br />

de magistraat voor het komende jaar. Zowel de wetgevende, uitvoerende<br />

als de rechterlijke macht berustte bij de magistraat. Het nieuwe bestuur trad<br />

direct na zijn verkiez<strong>in</strong>g <strong>in</strong> functie.<br />

Ieder jaar, daags voor St. Peter ad Cathedram (21 februari) benoemde het de<br />

stadsdienaren, gezworenen, kerkmeesters, rentmeesters en andere officianten,<br />

alsmede acht burgers tot meenslieden, namelijk vier <strong>in</strong> de gezworen en vier <strong>in</strong><br />

de zogenaamde m<strong>in</strong>nermeenthe, welke viertallen <strong>in</strong> 1597 tot twee zestallen<br />

werden uitgebreid. De ene helft van deze burgers woonde <strong>in</strong> de Oosterkluft, de<br />

andere helft <strong>in</strong> de Westerkluft van de stad. Indien schepenen en raden geen<br />

geschikte kandidaten konden v<strong>in</strong>den, dan mochten zij de oude meenslieden <strong>in</strong><br />

die functie bevestigen.' Van vergader<strong>in</strong>gen der meenthen buiten de magistraat<br />

om was nimmer sprake. Dat er bijna alleen bij overlijden een nieuwe man <strong>in</strong><br />

het college werd opgenomen, hoeft nauwelijks betoog en blijkt ook wel duidelijk<br />

uit de lijsten van kiezers en gekozenen. Zoals gezegd is er <strong>in</strong> 1703 een mislukte<br />

pog<strong>in</strong>g gedaan om de meenslieden niet jaarlijks te verkiezen, maar voor<br />

het leven aan te stellen."<br />

Een belangrijke functie <strong>in</strong> het stadsbestuur was die van de stadssecretaris, de<br />

enige bestuurder die voor het leven werd benoemd. Door zijn kennis van zaken<br />

kon hij een belangrijke rol spelen b<strong>in</strong>nen het stadsbestuur. Hij was vaak verwant<br />

aan een of meer schepenen.<br />

<strong>Steenwijk</strong> was voor wat de <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g van het bestuur betreft <strong>in</strong> hoge mate<br />

autonoom, doch hogere <strong>in</strong>stanties, konden er <strong>in</strong>vloed op uitoefenen, zoals<br />

bleek uit het reger<strong>in</strong>gsreglement van 1675. Daarbij moest de verkiez<strong>in</strong>g van<br />

magistraat en meenslieden zelf door de stadhouder worden geapprobeerd."<br />

Omdat de stadsreger<strong>in</strong>g na 1703 de benoem<strong>in</strong>g van de meenslieden weer zelf<br />

mocht regelen, ligt het voor de hand aan te nemen dat de zittende magistraat<br />

op grond van zijn positie aldus de weg gesloten hield voor degenen die verander<strong>in</strong>gen<br />

voorstonden. Evenals elders was ook <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong> een strijd om de<br />

macht gaande, waarbij de onderliggende factie probeerde de bakens te verzetten<br />

om vervolgens zelf op het kussen te geraken. Door tussenkomst van de erfstadhouder<br />

Willem IV zou dit <strong>in</strong> 1751 gelukken.<br />

De families die <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong> de lakens uitdeelden, waren: Telt<strong>in</strong>k, Ten Broeke<br />

en Ram. Zo zien wij gedurende de periode 174°-1751 steeds dezelfde namen<br />

van de regerende schepenen opduiken. Die schepenen waren:<br />

Arnold Croeven - s<strong>in</strong>ds 1718 Fredrik Ram - s<strong>in</strong>ds 1746<br />

Harmen ten Broeke - s<strong>in</strong>ds 1735 Jacob Bernars - s<strong>in</strong>ds 1743<br />

De stadsssecretaris Borchard ten Broeke was reeds s<strong>in</strong>ds 17I8 <strong>in</strong> functie, waarvoor<br />

zijn vader Barthold ten Broeke en eveneens stadssecretaris, reeds voor zijn<br />

dood <strong>in</strong> 1714 gezorgd had. Borchard ten Broeke studeerde toen nog <strong>in</strong> Franeker.<br />

Tot 17I8 werd het secretariaat van de stad waargenomen door de burgemeesters<br />

Hendrik Otterbeek en Dirk Anneus ten Broeke." De onderl<strong>in</strong>ge verbondenheid<br />

van deze families blijkt overduidelijk uit de familierelaties die er<br />

<strong>Burgerlijke</strong> <strong>beweg<strong>in</strong>gen</strong> <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong>: '745"75° SS


tussen deze burgemeesters en de stadssecretaris bestonden. Zo was Albertus<br />

Telt<strong>in</strong>k getrouwd met Gez<strong>in</strong>a ten Broeke, de zuster van Borchard ten Broeke.<br />

Jacob Bernars was gehuwd met Hildegonda Telt<strong>in</strong>k. Aldus waren de burgemeesters<br />

Telt<strong>in</strong>k en Bernars elkaars zwagers. Bovendien was Hildegonda Telt<strong>in</strong>k<br />

de nicht van Borchard ten Broeke. Borchard ten Broeke zelf was ongehuwd,<br />

maar omdat hij de neef was van Hildegonda Telt<strong>in</strong>k en de broer van<br />

Gez<strong>in</strong>a ten Broeke was hij zowel verwant aan Albertus Telt<strong>in</strong>k als aan Jacob<br />

Bernars. Harmen ten Broeke en Borchard ten Broeke waren bovendien zwagers<br />

van elkaar. Arnold Croeven en Arnold Vedder waren ongetrouwd, evenals<br />

Fredrik Ram, maar waren wel de kle<strong>in</strong>zonen van twee burgemeesters die al<br />

voor 1702 regeerden, respectievelijk Joan Muijs en Fredrik Ram. Op grond van<br />

deze gegevens en het bestaan van een vrij vaste kern van meenslieden en keurmeesters<br />

kan gèrust vastgesteld worden dat de zittende magistraat <strong>in</strong> deze<br />

periode vast <strong>in</strong> het zadel zat en gevormd werd door een wel erg kle<strong>in</strong> oligarchisch<br />

familiekliekje.<br />

Het burgerlijk conflict<br />

Hoewel de problemen <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong> begonnen waren met een conflict tussen de<br />

kerkenraad en de magistraat, waren er ook de nodige problemen gerezen tussen<br />

een deel van de burgerij en diezelfde magistraat. Deze burgers waren<br />

behoorlijk ontevreden over het beheer en verval van de stedelijke eigendommen<br />

en <strong>in</strong>komsten. Gedurende een reeks van jaren hadden ze gezien hoe de<br />

stedelijke eigendommen en landerijen naar willekeur door de stadsreger<strong>in</strong>g<br />

werden verkocht en verhuurd. Er waren pachters die hun eerder gepachte landerijen<br />

doorverhuurden en vaak een veel groter bedrag aan geld <strong>in</strong>casseerden<br />

dan waarvoor zij zelf de landerijen hadden gepacht. Daarnaast werden de<br />

<strong>in</strong>komsten van de stad verspild aan allerlei nutteloze zaken. Bovendien waren<br />

de <strong>in</strong>vloedhebbende leden van het stadsbestuur zozeer aan elkaar verwant, dat<br />

geen van hun tegenstanders tot enig ambt werd toegelaten. Dit g<strong>in</strong>g zelfs<br />

zover, dat, toen <strong>in</strong> 1742 een der burgemeesters, Peter Stuifzand, was overleden,<br />

men reeds op de volgende keurdag, 24 januari 1743, tegen de wettige bepal<strong>in</strong>gen<br />

<strong>in</strong> een man verkoos die pas drie weken tevoren uit Vollenhave <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong><br />

was komen wonen. Het stadsrecht bepaalde dat degene die geen drie jaar voorheen<br />

burger was geweest, niet tot burgemeester kon worden verkozen. Eigenmachtig<br />

werd nu door de magistraat aan Jacob Bernars hiervan dispensatie verleend.<br />

Dit wekte de nodige wrevel op bij velen uit de burgerij, die niet wilden dat een<br />

pas <strong>in</strong>gekomen vreemdel<strong>in</strong>g, van alle stadszaken onkundig, over hen de scepter<br />

kwam zwaaien. Verander<strong>in</strong>g was volgens velen daarom wel nodig. Men zou<br />

echter we<strong>in</strong>ig kans maken, omdat de stad zijn eigen magistraatsverkiez<strong>in</strong>g<br />

kende, zonder dat anderen daar controle op konden uitoefenen; de keurmeesters<br />

waren immers door de magistraat benoemd. Maar dat werd anders toen de<br />

verheff<strong>in</strong>g van Willem IV tot erfstadhouder <strong>in</strong> 1747 nieuwe hoop op verander<strong>in</strong>g<br />

wekte, aangezien de magistraatsbestell<strong>in</strong>g van <strong>Steenwijk</strong> nu weer tot diens<br />

approbatie stond. De oppositie vatte moed uit het feit dat de Pr<strong>in</strong>s de verkiez<strong>in</strong>g<br />

van 24 maart 1748 nog niet had goedgekeurd.<br />

56 H. Spreen


Steeds vaker kwamen er klachten over de manier waarop het stadsbestuur de<br />

kerkenraad behandelde. Dit was een slepend conflict, dat uite<strong>in</strong>delijk van een<br />

kerkelijk conflict omsloeg <strong>in</strong> een burgerlijk conflict. Hoewel de tweede predikantsplaats<br />

<strong>in</strong>middels al drie jaar vacant was, was de kerkelijke gemeente ervan<br />

overtuigd dat de kerkenraad zich alle moeite had getroost om een goede predikant<br />

te benoemen. Maar alles werd door de magistraat gedwarsboomd, zoals<br />

men kort tevoren nog had ervaren. Het uitstel van de goedkeur<strong>in</strong>g versehafte<br />

een gunstig klimaat om allerlei andere grieven aan het stadsbestuur kenbaar te<br />

maken. Men werd hiertoe gestimuleerd door berichten uit Gron<strong>in</strong>gen en Friesland,<br />

die verhaalden over allerlei succesvolle verzoeken van de kant van de burgers<br />

aan de reger<strong>in</strong>gen aldaar.<br />

Ook was er <strong>in</strong> het nabij gelegen Ku<strong>in</strong>re onrust ontstaan. Een bergplaats van<br />

sterke dranken en tabak, toebehorend aan Harmen Coops Fledderus, pachter<br />

der accijnzen en kelderhouder van sterke dranken uit <strong>Steenwijk</strong>, was compleet<br />

geplunderd en vernield. Ook <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong> schenen sommige heethoofden iets<br />

dergelijks <strong>in</strong> de z<strong>in</strong> te hebben.<br />

Beg<strong>in</strong> juni 1748 verschenen een paar Friese smokkelaars bij de klokluider van<br />

de St.- Clemenskerk en vroegen hem om de sleutels, omdat zij de klok wilden<br />

luiden. De klokluider weigerde echter de sleutels af te geven waarop de smokkelaars<br />

afdropen.<br />

Op 9 juni 1748 begaf zich een stel dronken mannen, die naar alle waarschijnlijkheid<br />

opstandig waren vanwege de verpacht<strong>in</strong>g van de accijnzen, naar het<br />

huis van H.C. Fledderus. Een van hen bemerkte dat het gez<strong>in</strong> nog op was en<br />

zei tot zijn maten dat hij wel een aardige gelegenheid wist om aan meer sterke<br />

drank te komen. Kennelijk maakten zij daarbij nogal wat herrie, want Fledderus<br />

kwam naar buiten om te zien wat er aan de hand was. Hij wilde een oogje<br />

<strong>in</strong> het zeil houden, aangezien hij als pachter van de impost en kelderhouder<br />

van sterke dranken kon verwachten dat de agressie zich het eerst tegen hem<br />

zou richten. Dit gesprek van Fledderus met de herrieschoppers zou later vooral<br />

breed uitgemeten worden alsof er een ernstig oproer had plaatsgevonden. Op<br />

grond daarvan werd Fledderus er door de magistraat later zelf van beschuldigd<br />

de aanstichter van de onrust te zijn geweest. Kennelijk werd het optreden van<br />

Fledderus opgevat als een provocatie.<br />

Vanwege de gebeurtenissen <strong>in</strong> Ku<strong>in</strong>re had de stadhouder op 8 juni 1748 een<br />

publicatie uitgevaardigd, die ook <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong> was aangeplakt. Daar<strong>in</strong> werden<br />

de herrieschoppers aangemaand zich van alle vormen van geweld te onthouden.<br />

Indien zij bezwaren hadden tegen de pachten konden zij zich door middel<br />

van een rekwest tot de Prov<strong>in</strong>ciale Staten wenden. Tevens hadden de Gedeputeerde<br />

Staten van <strong>Overijssel</strong> vanwege het gebeurde <strong>in</strong> Ku<strong>in</strong>re uit het garnizoen<br />

van Kampen detachementen naar Ku<strong>in</strong>re, Oldemarkt en <strong>Steenwijk</strong> gezonden.<br />

Er bestond namelijk de angst dat, omdat die plaatsen dicht bij Friesland lagen,<br />

de onlusten welke <strong>in</strong> Friesland gaande waren, naar <strong>Overijssel</strong> zouden overslaan.<br />

Op 10 juni 1748 verscheen <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong> een detachement van 200 soldaten uit<br />

het Zwitserse regiment van Graffenried <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong>. Deze moesten bij de<br />

tegenstanders van de magistraat worden <strong>in</strong>gekwartierd, waardoor de gemoede-<br />

<strong>Burgerlijke</strong> <strong>beweg<strong>in</strong>gen</strong> j,n<strong>Steenwijk</strong>: '745-'75° 57


58 H.5preen<br />

ren behoorlijk verhit raakten. Maar dat kwam ook door allerlei belachelijk<br />

krijgsvertoon, plagerijen en misplaatste vrees voor de Friezen. Die vrees voor<br />

<strong>in</strong>kwartier<strong>in</strong>g deed de burgerij besluiten haar grieven die zij allange tijd koesterde,<br />

<strong>in</strong> een rekwest aan het stadsbestuur kenbaar te maken.<br />

Dit rekwest, bestaande uit 30 artikelen, werd aanvankelijk op 26 juni I748 getekend<br />

ten huize van Harmen Coops Fledderus, door hemzelf, door Jan Thomasz,<br />

Jan Meesters, Dr. Hilbrand Tuttel en een vijftigtal andere <strong>in</strong>gezetenen.<br />

Samengevat bevatte het rekwest de volgende grieven:<br />

I het stadskapittel en andere publieke gebouwen werden slecht onderhouden,<br />

2 leveranties aan de colleges, zoals dat van het gasthuis, werden slecht<br />

betaald,<br />

3 predikanten moesten reeds jaren bedelen om hun wedde, hoewel de stad<br />

en de godsdienstige <strong>in</strong>stell<strong>in</strong>gen - volgens de klagers - altijd rijkelijk voorzien<br />

waren geweest van <strong>in</strong>komsten,<br />

4 de wijze van <strong>in</strong>vorderen van de landsmiddelen.<br />

5 het tra<strong>in</strong>eren van het beroepen van een tweede predikant,<br />

6 er was geen redres van misbruiken mogelijk, omdat de burgemeesters en<br />

de secretaris zodanig aan elkaar verwant waren dat buiten deze familiegroep<br />

niemand <strong>in</strong> de stadsreger<strong>in</strong>g werd toegelaten.<br />

Aangezien de rekwestranten vermoedden dat een gewoon verzoek aan het<br />

stadsbestuur we<strong>in</strong>ig kans van slagen zou hebben en de behandel<strong>in</strong>g ervan<br />

jarenlang zou kunnen duren, gaven zij te kennen de stadhouder hiervan op de<br />

hoogte te stellen.<br />

Diezelfde avond nog werd het rekwest ter onderteken<strong>in</strong>g neergelegd bij de herbergier<br />

Peter Wyben ten Wolde. Nadrukkelijk werd erbij gezegd dat men geen<br />

geweld voorstond en zich niet met prov<strong>in</strong>ciale zaken wilde bemoeien. Gezien<br />

echter de ernst van de gebeurtenissen <strong>in</strong> Friesland had een aantal burgers de<br />

zaken zelf ter hand genomen, omdat zij bang waren dat die onlusten ook naar<br />

<strong>Steenwijk</strong> zouden overslaan. Zij handelden dus uit voorzorg.<br />

B<strong>in</strong>nen korte tijd waren er I64 handteken<strong>in</strong>gen onder het rekwest geplaatst. Er<br />

werden acht gecommitteerden benoemd om de eisen van het rekwest kracht bij<br />

te zetten en de <strong>in</strong>willig<strong>in</strong>g daarvan te bespoedigen. Deze acht gecommitteerden<br />

waren: Harmen Coops Fledderus, Dr. Hilbrand Tuttel. Jacobus Dijxhoorn,<br />

Gerbrand Vogelsangh, Pieter van der Licht, Jan Thomasz, Jan Meesters en<br />

Hendrik de Boer. Aan hen werd een lastbrief meegegeven, waar<strong>in</strong> werd gesteld<br />

dat, <strong>in</strong>dien de magistraat niet b<strong>in</strong>nen drie dagen de gestelde eisen wenste te<br />

accepteren, er direct uit hun midden twee of meer aangewezen zouden worden<br />

die, hetzij mondel<strong>in</strong>g, hetzij schriftelijk, de Pr<strong>in</strong>s zouden verzoeken de burgers<br />

en <strong>in</strong>gezeten van <strong>Steenwijk</strong> te hulp te komen.<br />

De burgergecommitteerden verzochtens vervolgens 'Raad en Meenthe' bijeen<br />

te laten komen, doch toen ze bemerkten dat het stadsbestuur allerlei uitvluchten<br />

verzon om zich ervan af te maken, lieten ze op 30 juni 1748 het rekwest<br />

door de gerechtsbode Dirk Bus<strong>in</strong>gh bij de burgemeesters <strong>in</strong>dienen. Die beloofden<br />

het rekwest te onderzoeken en lieten kort daarop weten dat het hun onmogelijk<br />

was en ook niet gelegen kwam diezelfde dag nog 'Raad en Meenthe' bijeen<br />

te roepen. Maar reeds de volgende dag al liet de magistraat de


gecommitteerden door gerechtsbode Jan Sant<strong>in</strong>k aanzeggen dat twee van hen<br />

op I juli 1748, dat wil zeggen de dag daarop al, zich ter vergader<strong>in</strong>g van de<br />

Gedeputeerde Staten <strong>in</strong> Kampen moesten vervoegen. De gecommitteerden<br />

vermoedden echter dat dit een list was om hen naar Kampen te lokken.<br />

Daarom eisten zij een schriftelijke uitnodig<strong>in</strong>g en gaven zij de Staten te kennen<br />

dat zij, vanwege het twijfelachtige karakter van die aanzegg<strong>in</strong>g van de<br />

magistraat, niemand van hen konden afvaardigen. Maar ondertussen reisden<br />

burgemeester Fredrik Ram en stadssecretaris Borchard ten Broeke wel naar<br />

Kampen. Zij deden daar een uitvoerig verslag over hetgeen er vanuit hun<br />

standpunt gezien was voorgevallen. Zij wisten te bereiken dat daarover door de<br />

Staten een resolutie werd aangenomen, waar<strong>in</strong> de gecommitteerden opgedragen<br />

werd zich rustig te houden. Bovendien mochten zij de magistraat niet<br />

meer lastig vallen tot de buitengewone vergader<strong>in</strong>g van Ridderschap en Steden<br />

op IQ juli 1748.<br />

Nadat het rekwest reeds aan de magistraat was overhandigd meldde zich nog<br />

een groot aantal burgers om het rekwest te ondertekenen. Daarom lieten<br />

andere burgers onder de naam van 'nadere verteik<strong>in</strong>ge' een tweede geschrift<br />

rondgaan tot het moment waarop de resolutie van Ridderschap en Steden<br />

bekend gemaakt werd (2 juli 1748). Aangezien het antwoord van de magistraat<br />

uitbleef, maakten de gecommitteerden zich op om de stadhouder van het<br />

gebeurde op de hoogte te stellen. H.C. Fledderus en Dr. H. Tuttel werden met<br />

deze taak belast. Om bij de stadhouder toegelaten te worden dienden zij over<br />

een gerechtelijke procuratie (toestemm<strong>in</strong>g) te beschikken. Aangezien zij die<br />

van de magistraat niet konden verwachten, wendden zij zich op 8 juli 1748 tot<br />

de Verwalter Scholtus J. Kuper te Zuidveen. Maar daardoor raakte alles <strong>in</strong> rep<br />

en roer. Kuper was op dat moment <strong>in</strong> een proces verwikkeld met een zekere<br />

Rauke Wybes, een veehandelaar uit Heerenveen, die op datzelfde moment <strong>in</strong><br />

<strong>Steenwijk</strong> was. Spoedig werden er ten onrechte geruchten rondgestrooid dat de<br />

gecommitteerden partij hadden getrokken voor deze koopman en daarom naar<br />

Kupers won<strong>in</strong>g waren gegaan. Zij hadden echter al eerder met hem afgesproken<br />

dat zij de bedoelde procuratie te zijnen huize van hem zouden kunnen verkrijgen.<br />

Om deze vermeende 'aanslag' af te weren stuurden de burgemeesters<br />

daarop een troep Zwitserse soldaten naar Kupers huis, terwijl <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong> zelf<br />

de Markt, de straten, poorten en bolwerken met schildwachten bezet werden.<br />

Er was echter helemaal geen aanleid<strong>in</strong>g voor de gewapende macht om <strong>in</strong> te<br />

grijpen.<br />

Ondanks deze problemen wisten de gecommitteerden de procuratie toch te<br />

verkrijgen. Op 10 juli 1748 vertrokken de beide aangewezen gecommitteerden<br />

naar 's-Gravenhage, waar zij bij de stadhouder werden toegelaten en hem het<br />

rekwest en de justificatie daarvan overhandigden. De Pr<strong>in</strong>s beloofde ten aanzien<br />

van het rekwest te zijner tijd een besluit te nemen, waarop Tuttel en Fledderus<br />

begonnen aan de terugreis. Er werd gereisd via Amsterdam om van daar<br />

op 20 juli 1748 met het schip van beurtschipper en gecommitteerde Jan Thomasz<br />

naar <strong>Steenwijk</strong> te gaan. Toen ze op 21 juli 1748 <strong>in</strong> Blokzijl <strong>in</strong> alle vroegte<br />

aankwamen, kwam de pander (deurwaarder) G.F. Paarte vragen of Fledderus<br />

zich aan boord bevond. Nietsvermoedend begaf die zich met de pander naar<br />

BLI ..gedUke <strong>beweg<strong>in</strong>gen</strong> <strong>in</strong> SteemvUk: '745.'75° 59


60 H. Spreen<br />

een herberg. Daar werd hem een arrest aangezegd namens een tabakshandelaar<br />

uit Hattem, die nog een vorder<strong>in</strong>g op hem had uitstaan wegens geleverde<br />

tabak. Deze had hem een schip met tabak gezonden. Aangezien het schip op de<br />

IJssel was lek geraakt en er bij het overladen <strong>in</strong> een ander schip een paar manden<br />

te water waren geraakt, had Fledderus geweigerd deze te betalen. Hij was<br />

van men<strong>in</strong>g dat degene die de opdracht had gegeven voor het overladen, ook<br />

aansprakelijk was voor de opgelopen schade.<br />

Toen Fledderus het arrest had aangehoord bood hij aan twee borgen te stellen<br />

en als men daar niet mee kon <strong>in</strong>stemmen, daar zo nodig schipper Thomasz en<br />

Dr. Tuttel aan toe te voegen. Hij beloofde zelfs om b<strong>in</strong>nen drie uren het geld te<br />

bezorgen. De pander gaf echter te kennen dat zijn opdracht luidde hem te<br />

arresteren, terwijl de eigenlijke zaak niet hem maar procureur Kramer te<br />

Zwolle aang<strong>in</strong>g. Die zou nog diezelfde avond of de volgende morgen verwacht<br />

kunnen worden. Vermoedelijk is dit alles het werk geweest van een of enkele<br />

relatie(s) van de magistraat van <strong>Steenwijk</strong>, die bevriend was (waren) met de<br />

koopman te Hattem en hem tot die maatregel had (den) weten over te halen.<br />

Diezelfde koopman stemde later namelijk wel toe <strong>in</strong> een fl<strong>in</strong>ke kort<strong>in</strong>g op de<br />

leverantie van de tabak.<br />

In de tijd dat Fledderus met de pander onderhandelde, maakte schipper<br />

Thomasz aanstalten om te vertrekken. Ondanks het aangezegde arrest begaf<br />

Fledderus zich naar het schip, waarop de pander de hulp <strong>in</strong>riep van de bierdragers<br />

(<strong>in</strong> Blokzijl de helpers van de justitie) om de arrestatie kracht bij te zetten.<br />

Dezen g<strong>in</strong>gen samen aan boord, maar op datzelfde moment zette de schipper<br />

het schip <strong>in</strong> beweg<strong>in</strong>g. Onmiddellijk sprongen de pander en de bierdragers van<br />

boord. Nu lag er echter een voetbrug welke gepasseerd moest worden. Deze<br />

was eerder <strong>in</strong> opdracht van de pander met touwen afgesloten. De bemann<strong>in</strong>g<br />

sneed evenwel de touwen door en zette koers richt<strong>in</strong>g <strong>Steenwijk</strong>, waar het<br />

gezelschap's middags aankwam. Vreugdebetoon bleef uit, omdat de predikant<br />

E. Meteierkamp erop gewezen had dat de zondagsrust niet verstoord mocht<br />

worden.<br />

Tijdens de afwezigheid van Fledderus en Tuttel waren de gemoederen <strong>in</strong><br />

<strong>Steenwijk</strong> danig <strong>in</strong> beroer<strong>in</strong>g geraakt. Op 12 juli 1748 was het detachement<br />

Zwitserse troepen afgelost door 200 soldaten uit hetzelfde regiment. De magistraat<br />

had voor deze manschappen <strong>in</strong>kwartier<strong>in</strong>gsbiljetten afgegeven, doch uitsluitend<br />

voor de won<strong>in</strong>gen van diegenen die het rekwest hadden ondertekend.<br />

Deze partijdigheid wekte zo'n wrevel op dat veel burgers weigerden de manschappen<br />

huisvest<strong>in</strong>g te geven. De officieren beklaagden zich hierover bij de<br />

magistraat. Die gaf toen de opdracht aangewezen huizen te betrekken, te<br />

beg<strong>in</strong>nen bij de huizen van Fledderus en Vogelsangh. De beide huizen werden<br />

meteen door schildwachten bezet en verschillende mensen, onder wie Vogelsangh,<br />

werden met de bajonet op de borst gedwongen zich van hun gez<strong>in</strong> en<br />

eigendommen te verwijderen. De gecommitteerden die het gevaar beseften,<br />

stelden meteen een rekwest op. Daar<strong>in</strong> maakten zij aan de Staten van <strong>Overijssel</strong><br />

het partijdige gedrag van de magistraat bekend. Tegelijkertijd lieten zij een<br />

biljet onder de burgerij rondgaan waar<strong>in</strong> zij meld<strong>in</strong>g maakten van het rekwest<br />

aan de Staten. Zij verzochten daar<strong>in</strong> de manschappen tenm<strong>in</strong>ste voor een


nacht onderdak te verlenen. Hoewel daarmee voorlopig de rust weerkeerde,<br />

zou de magistraat zich evenwel niet ontzien de gecommitteerden G. Vogelsangh<br />

er ernstig van te beschuldigen de aanstichter te zijn van de weiger<strong>in</strong>g tot<br />

<strong>in</strong>kwartier<strong>in</strong>g van een detachement Zwitserse soldaten.<br />

Het volgende bedrijfbestond hier<strong>in</strong> dat, toen op 3 augustus I748 het garnizoen<br />

van <strong>Steenwijk</strong> samen met alle andere troepen <strong>in</strong> de omtrek naar Friesland was<br />

vertrokken, er <strong>in</strong> de herfst van dat jaar een Oranje-Vrij-Compagnie werd opgericht.<br />

Gedurende lange tijd was er geen schutterij geweest en nu hadden er ter<br />

gelegenheid van de verheff<strong>in</strong>g van de Pr<strong>in</strong>s tot stadhouder <strong>in</strong> alle gewesten <strong>in</strong><br />

1747 al meermalen samenkomsten van jongeren plaatsgevonden om hun<br />

openlijke vreugde daarover te tonen.<br />

In de zomer van I748 waren er zo'n tw<strong>in</strong>tig tot dertig jongelui blijven oefenen<br />

<strong>in</strong> het gebruik van wapens. Zij wilden zich aaneensluiten tot een compagnie<br />

om meer geregeld bijeen te kunnen komen en te exerceren. Wat er aan ontbrak<br />

waren de officieren. De ene groep wilde zijn officieren verkiezen uit de gecommitteerden,<br />

de andere uit de burgemeesters. Beide partijen bleven op hun<br />

standpunt staan, waardoor er een tweespalt optrad. De meesten schaarden zich<br />

achter de gecommitteerden. Deze groep benoemde op I3 oktober 1748 zijn offieieren,<br />

te weten H.C. Fledderus tot majoor, Dr. H. Tuttel tot kapite<strong>in</strong>, Pieter<br />

van der Licht tot kapite<strong>in</strong>-luitenant, Hendrik de Boer tot luitenant, Dr. Stephanus<br />

de Bock tot sous-luitenant, Gerbrand Vogelsangh tot vaandrig en Jan<br />

Thomasz tot kwartiermeester. De tegenpartij zat ook niet stil en stelde een rekwest<br />

op, gericht aan de magistraat, om op de dag bestemd voor de feestvier<strong>in</strong>g<br />

naar aanleid<strong>in</strong>g van de te Aken gesloten vrede, onder de wapens te komen<br />

onder bevel van burgemeester Fredrik Ram. Deze liet het rekwest daarop door<br />

de stad rondgaan om iedereen uit te nodigen aan de gewapende optocht deel te<br />

nemen. Dit alles gebeurde zonder toestemm<strong>in</strong>g van de magistraat. Om een<br />

zeker tegenwicht te kunnen vormen meende men van de kant der gecommitteerden<br />

ook een werv<strong>in</strong>g te moeten doen. Daartoe g<strong>in</strong>gen de tamboers op I2<br />

november I748 met slaande trom door de stad, terwijl een van hen een algemene<br />

uitnodig<strong>in</strong>g voorlas om te dienen onder de Compagnie van Oranje.<br />

's Avonds zou er getracteerd worden op een half vat bier.<br />

Wie hiertoe de opdracht heeft gegeven is niet bekend, maar nog maar nauwelijks<br />

had de magistraat hiervan kennis genomen of hij liet de tamboers met<br />

hun trom door gerechtsdienaar Jan Sant<strong>in</strong>k naar het raadhuis brengen. Aangezien<br />

geen van hen kon zeggen op wiens gezag deze uitnodig<strong>in</strong>g was verricht,<br />

liet de magistraat de tamboers weer gaan, maar behield hij de trom en het biljet.<br />

Toevallig bevonden Fledderus, Dr. de Bock en Vogelsangh zich op dat<br />

moment <strong>in</strong> de stadsherberg naast het stadhuis. Zij zagen wat er gebeurde, vervoegden<br />

zich meteen op het raadhuis en gaven de magistraat te kennen dat het<br />

de bedoel<strong>in</strong>g was geweest om ter ere van Zijne Hoogheid bij voorkomende<br />

gelegenheden te kunnen uitrukken. Daarom eisten zij de trom op. De magistraat<br />

wees deze eis van de hand met de mededel<strong>in</strong>g dat het zonder zijn toestemm<strong>in</strong>g<br />

verboden was de trom te roeren en volk te werven. Hierop antwoordden<br />

de gecommitteerden dat de burgemeesters nog nooit iets hadden<br />

willen doen ter ere van Zijne Hoogheid, met als bewijs het feit dat ze naar aan-<br />

Bu'-gerlijke <strong>beweg<strong>in</strong>gen</strong> <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong>: '745"75° 6r


62 H.Spreen<br />

leid<strong>in</strong>g van de geboorte van de Graaf van Buren (de latere stadhouder Willem<br />

V) op 8 maalt 1748 alles <strong>in</strong> het werk hadden gesteld om dit feest te dwarsbomen.<br />

Drie dagen later - IS november 1748 - kwam de Compagnie van burgemeester<br />

Ram bijeen voor het huis van president-burgemeester Arnold Croeven. Ram<br />

leidde de troep met getrokken degen naar het raadhuis, waar een publicatie<br />

werd voorgelezen naar aanleid<strong>in</strong>g van het feit dat een paar avonden tevoren<br />

diverse ruiten waren <strong>in</strong>geslagen . Er werd <strong>in</strong> aangegeven dat ter handhav<strong>in</strong>g<br />

van de algemene veiligheid iedereen zich beschikbaar diende te houden voor<br />

het betrekken van de wacht. De schutters van de Oranje-Vrij-Compagnie maakten<br />

daar bezwaar tegen en gaven <strong>in</strong> de vorm van een memorie aan naast de<br />

Compagnie van burgemeester Ram de wacht te zullen houden onder bevel van<br />

hun eigen officieren. De president-burgemeester Croeven weigerde deze<br />

memorie aan te nemen, onder het voorwendsel dat die aan de voltallige raad<br />

moest worden aangeboden. De officieren van de Oranje-Vrij-Compagnie besloten<br />

nu hun manschappen om beurten eens te trakteren. Fledderus, als majoor<br />

de eerste <strong>in</strong> rang en dus het eerst aan de beurt, liet op 16 november 1748 het<br />

volk uitnodigen op een half vat bier ten huize van zijn zwager, kastele<strong>in</strong> Peter<br />

Wyben ten Wolde. Telwijl de mannen zich vrolijk maakten, liet burgemeester<br />

Ram patrouilles rondgaan. Om moeilijkheden te voorkomen hielden de<br />

gecommitteerden hun schutters voorlopig bij Peter Wyben b<strong>in</strong>nen. Fledderus<br />

vertrok als een van de laatsten samen met zijn schoonvader Wybe ten Wolde.<br />

Toen zij op weg naar huis voorbij het raadhuis wilden gaan, werden zij staande<br />

gehouden door Jurriaen Ariaensz. de Vos, een handlanger van burgemeester<br />

Ram, die vooral Fledderus bedreigde en uitdaagde. Op het moment dat Fledderus<br />

zich daarop bij het gezelschap wilde voegen, dat even eerder uit de herberg<br />

was vertrokken en waartoe ook zijn stiefdochter Hendr<strong>in</strong>a en Dr. H. Tuttel behoorden,<br />

klonk gelijk de roep 'Wacht heraus' en stormde burgemeester Ram<br />

met de blanke degen naar voren. Hij vroeg meteen waar Fledderus was en voegde<br />

deze toe dat hij de opdracht had gegeven niemand te laten passeren. Fledderus<br />

merkte toen op dat hem dat niet bekend was. Ram, hierdoor <strong>in</strong> verlegenheid<br />

gebracht, wist niet anders te doen dan het bevel te geven Fledderus te arresteren.<br />

Na een vrij korte maar hevige worstel<strong>in</strong>g, waarbij Fledderus en de zijnen<br />

behoorlijk mishandeld werden, gelukte het hem te vluchten. Direct daarop gaf<br />

Ram bevel met scherp op de weerloze burgers te schieten. Daarbij werd een<br />

aantal, onder wie Fledderus en zijn dochter Hendr<strong>in</strong>a, meer of m<strong>in</strong>der gewond.<br />

Toen het bericht van de schietpartij <strong>in</strong> de herberg van Peter Wyben bekend<br />

werd, dreigde de zaak uit de hand te lopen. Een aantal personen g<strong>in</strong>g toen naar<br />

de Markt om verhaal te halen. Fledderus die onderweg naar zijn huis was, wist<br />

de opw<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g echter te bedaren. De gezamenlijke.gecommitteerden verklaarden<br />

daarop bij monde van Dr. H. Tuttel nog dat het <strong>in</strong> beslag nemen van een<br />

trom hen niet kon tegenhouden. Zij hadden er nog een en lieten die direct<br />

halen. Om te voorkomen dat ook deze trom <strong>in</strong> beslag werd genomen, werd<br />

besloten daar <strong>in</strong> eigen persoon bij te assisteren, gewapend met spontons (een<br />

soort pieken), die men uit Holland had gehaald en slechts diendenals onderdeel<br />

van het tenue van de officieren. Fledderus, De Bock en De Boer g<strong>in</strong>gen


daarbij voorop. Tijdens de rondgang door de stad kwamen wederom de<br />

gerechtsdienaren Bus<strong>in</strong>gh en Sant<strong>in</strong>k meedelen dat dat verboden was.<br />

Toen de Oranje-Vrij-Compagnie de volgende dag - I7 november I748 - 's avonds<br />

vergaderde, sprak een deel van de leden de vrees uit dat de <strong>in</strong> beslag genomen<br />

trom als object van overw<strong>in</strong>n<strong>in</strong>g en spot door Ram en zijn aanhangers gebruikt<br />

kon gaan worden. Daarom wilden zij de trom of de acht carolus guldens terug<br />

die zij voor reparaties aan de trom hadden betaald. Twee van hen, J. Christoffels<br />

en C Groen, vervoegden zich daartoe bij president-burgemeester A Croeven.<br />

Deze gaf te kennen dat hij dat de volgende dag op het raadhuis met de<br />

andere leden van de magistraat zou bespreken. Om verdere moeilijkheden te<br />

voorkomen g<strong>in</strong>gen de gecommitteerden zelf naar de president-burgemeester.<br />

Zij kregen het na veel moeite voor elkaar dat nog diezelfde avond de dienstbode<br />

van A Croeven hun de verlangde acht guldens kwam brengen.<br />

De wapens waarvan Ram en de zijnen zich hadden bediend, bleken afkomstig<br />

te zijn van het regiment van Holste<strong>in</strong>-Cottorf dat zijn overtollige munitie aan<br />

de magistraat <strong>in</strong> bewar<strong>in</strong>g had gegeven en die daarvan behoorlijk misbruik had<br />

gemaakt, Schutters uit de Compagnie van Ram ontzagen zich niet voor allerlei<br />

onbenullige zaken uit te rukken en vooral 's nachts vandalisme te bedrijven aan<br />

de huizen van de tegenpartij. De gecommitteerden, die vreesden dat het van<br />

kwaad tot erger zou worden, droegen opnieuw Dr. Tuttel en Fledderus op naar<br />

Den Haag te reizen om de stadhouder op de hoogte te stellen van wat er zich <strong>in</strong><br />

<strong>Steenwijk</strong> had afgespeeld. Zij vertrokken op 20 november 1748 en boden op 27<br />

november daaropvolgend de stadhouder een verzoekschrift aan waar<strong>in</strong> zij verzochten<br />

een gunstig besluit te nemen <strong>in</strong>zake het eerder op 17 juli 1748 aangeboden<br />

burgerrekwest. Verder verlangden zij dat hij maatregelen nam om de<br />

burgerij te beschermen tegen de ondervonden <strong>in</strong>timidatie en geweldspleg<strong>in</strong>g.<br />

Dit rekwest werd de magistraat van <strong>Steenwijk</strong> toegezonden om daarover aan de<br />

Pr<strong>in</strong>s te berichten.<br />

Op 29 november I748 kwamen Fledderus en Tuttel <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong> terug. Meteen<br />

diezelfde dag al meldden zich enige soldaten uit het stadsgarnizoen van generaal<br />

baron van Aylva bij het huis van Fledderus. Door middel van een smoes<br />

probeerden zij hem naar buiten te lokken en gevangen te nemen. Wie hier achter<br />

zaten is niet meer te achterhalen, evenm<strong>in</strong> als waarom hij niet meteen gearresteerd<br />

werd. Fledderus liet zich daar echter niet toe verleiden.<br />

Diezelfde dag was ook de Compagnie van burgemeester Ram actief. 's Avonds<br />

werd na het nodige drankmisbruik door Ram en de zijnen de smidsknecht en<br />

aanhanger van de gecommitteerden Arent Jans uit pure <strong>in</strong>timidatie onverwacht<br />

gevangengenomen, nadat hij eerst danig was mishandeld. Hij werd<br />

opgesloten <strong>in</strong> een kelderhok onder het raadhuis. Hij zat daar zestien dagen<br />

zonder verpleg<strong>in</strong>g en op een laag rantsoen, waarna besloten werd hem zonder<br />

dat er een proces had plaatsgevonden of zonder dat hij iets tot zijn verdedig<strong>in</strong>g<br />

had kunnen bijdragen, uit <strong>Overijssel</strong> te verbannen. Dit gebeurde op last van de<br />

magistraat en advocaat J. Kuper <strong>in</strong> zijn hoedanigheid als fiscaal van de drost<br />

van Vollenhove, Hendrik van Isselmuden tot Zwoll<strong>in</strong>gerkamp.<br />

Toen op 2 december I748 Fledderus een bezoek wilde brengen aan zijn overbuurman<br />

Berend Bru<strong>in</strong><strong>in</strong>g, werd hem door twee vaandrigs uit het garnizoen<br />

<strong>Burgerlijke</strong> <strong>beweg<strong>in</strong>gen</strong> <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong>: '745"75° 63


van Aylva arrest aangezegd. Volkomen onverwacht werd hij <strong>in</strong> de boeien geslagen<br />

en gevangengezet. De burgemeesters deden hiervan geen meld<strong>in</strong>g aan de<br />

drost van Vollenhove, die samen met hen de crim<strong>in</strong>ele jurisdictie uitoefende.<br />

Uiteraard waren de verbaz<strong>in</strong>g en de verslagenheid groot onder de overige<br />

gecommitteerden. Deze laatsten wisten ook niet precies wat zij er mee aan<br />

moesten, omdat zij de ware bedoel<strong>in</strong>gen van de magistraat op dat moment nog<br />

niet kenden. Fledderus werd meteen 'apart' gehouden. Niemand mocht contact<br />

met hem hebben; ook zijn vrouwen k<strong>in</strong>deren niet. In gevangenschap<br />

moest hij vele beledig<strong>in</strong>gen aanhoren, die hem toegevoegd werden door de<br />

'roode roede' afbiesjager Joost Harmen Duppe.<br />

Tevergeefs probeerde de familie met Fledderus <strong>in</strong> contact te komen. Zelfs bood<br />

een twaalftal burgers zich aan als borg voor zijn vrijlat<strong>in</strong>g. Het mocht niet<br />

baten. Daarop besloten de gecommitteerden een delegatie naar Leeuwarden te<br />

sturen om de kwestie persoonlijk aan de erfstadhouder voor te leggen. De<br />

afvaardig<strong>in</strong>g, bestaande uit Fledderus' vrouw Wyts ten Walde, Dr. H. Tuttel.<br />

G. Vogelsangh en H. de Boer, vertrok op 20 december 1748 naar Leeuwarden.<br />

Fledderus' vrouw diende daar een rekwest <strong>in</strong> waar<strong>in</strong> zij haar beklag deed over<br />

het zonder opgaaf van redenen gevangennemen van haar man. Verder verzocht<br />

zij de <strong>in</strong>stell<strong>in</strong>g van een onpartijdig gerecht, dat de getuigen zoals zij <strong>in</strong><br />

het rekwest genoemd werden, zou verhoren. Willem IV stelde op zijn beurt dit<br />

verzoekschrift <strong>in</strong> handen van de Gedeputeerde Staten van <strong>Overijssel</strong> om hem<br />

over het gebeurde te berichten.<br />

Tegelijkertijd bevond de stadssecretaris Borchard ten Broeke zich eveneens <strong>in</strong><br />

Leeuwarden om de erfstadhouder een bericht te overhandigen naar aanleid<strong>in</strong>g<br />

van het rekwest dat Tuttel en Fledderus op 27 november 1748 <strong>in</strong> 's-Gravenhage<br />

hadden aangeboden. De magistraat schroomde niet om daar de gecommitteerden,<br />

maar vooral Fledderus af te schilderen als de veroorzaker van de problemen<br />

te <strong>Steenwijk</strong> en zichzelf te presenteren als de onschuld zelve. Na een<br />

lange opsomm<strong>in</strong>g van zaken, voorgevallen <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong>, merkte de stadsreger<strong>in</strong>g<br />

<strong>in</strong> dit verslag op dat de Staten van <strong>Overijssel</strong> niet alleen haar houd<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de<br />

onderhavige kwestie hadden goedgekeurd, maar ook dat H.C. Fledderus als<br />

belangrijkste aanstichter van het oproer moest worden gearresteerd.<br />

Ondertussen nam de overmoed van hen die het stadsbestuur steunden, toe. Zij<br />

ontzagen zich daarbij niet om regelmatig de huizen van Fledderus en de<br />

andere gecommitteerden te doorzoeken. Op 6 januari 1749 werden er twee<br />

burgers zonder de ger<strong>in</strong>gste aanleid<strong>in</strong>g gevangengenomen. Deze twee waren<br />

Camelis Groen en Christiaan Rolfs, de stiefzoon van Jan Thomasz, een der<br />

gecommitteerden. Door dergelijke <strong>in</strong>timidatie werd hun positie er niet beter<br />

op. Daarop besloten zij zich nogmaals tot de erfstadhouder te richten. Op 28<br />

januari 1749 boden Jan Thomasz en Wybe ten Walde, de zwagervan Fledderus<br />

<strong>in</strong> 's-Gravenhage een nieuw verzoekschrift aan. Daar<strong>in</strong> werd het optreden van<br />

het stadsbestuur uit de doeken gedaan, zoals dat s<strong>in</strong>ds de <strong>in</strong>dien<strong>in</strong>g van het<br />

rekwest op 20 december 1748 had plaatsgevonden.<br />

Op 3 februari 1749 ontv<strong>in</strong>g Fledderus' echtgenote een afwijzend bericht van de<br />

Pr<strong>in</strong>s op haar rekwest van 20 december 1748. Hij gaf te kennen dat hij de zaak<br />

overliet aan de ord<strong>in</strong>aris justitie. Voor de oppositie volgde nog een tweede<br />

64 H.Spreen


teleurstell<strong>in</strong>g: de verkiez<strong>in</strong>g van de burgemeesters, schepenen en raden was<br />

namelijk door de stadhouder goedgekeurd. Dit bericht kwam b<strong>in</strong>nen op<br />

II februari 1749, hetgeen de magistraat het gevoel gaf dat hij sterk stond. Ram<br />

maakte met zijn Compagnie alvast een zegetocht door de stad.<br />

Op 17 februari 1749 werd een deel van deze Compagnie <strong>in</strong> een herberg onthaald<br />

op een stevige borrel. Het gezelschap bestond uit een aantal ruwe klanten,<br />

dat er een behagen <strong>in</strong> schiep voorbijgangers te molesteren, zoals onder<br />

anderen Jan Meesters, een der gecommitteerden overkwam. Deze laatste werd<br />

door Jurriaen Ariaensz. de Vos aangevallen, dezelfde die zich ook al eerder aan<br />

Fledderus had vergrepen. Nadat Jan Meesters eerst kans gezien had te vluchten,<br />

kwam De Vos terug met een scherp geslepen sabel, waarmee hij Jan Meesters<br />

de schedel kliefde. De volgende dag - 18 februari - stelde men de magistraat<br />

van het gebeurde op de hoogte. Ook de bejaarde vader van de<br />

zwaargewonde kwam zijn beklag doen bij het stadsbestuur, maar hij werd<br />

onverrichterzake weggestuurd. Jan Meesters overleed drie dagen later. Jurriaen<br />

Ariaensz. de Vos bleef zich gewoon <strong>in</strong> het openbaar vertonen. Pas nadat de burgemeesters<br />

het bericht hadden ontvangen van het overlijden van Jan Meesters,<br />

wekten zij de schijn een onderzoek te zullen <strong>in</strong>stellen. De Vos wist zich echter<br />

door naar Amsterdam te vluchten aan de naspeur<strong>in</strong>gen van de justitie te onttrekken,<br />

waarschijnlijk doordat hij getipt was.<br />

Ondertussen nam het proces voor Fledderus bedenkelijke vormen aan. Hij<br />

werd opnieuw verhoord nu de zaak aan de gewone justitie was overgelaten. Bij<br />

het verhoor was wel de advocaat Kuper namens de drost van Vollenhave aanwezig,<br />

maar geen advocaat voor de verdedig<strong>in</strong>g. Voortdurend spanden zowel Fledderus'<br />

vrouwals zijn medestanders zich <strong>in</strong> om van de magistraat gedaan te<br />

krijgen dat hij een advocaat kreeg toegewezen. Het mocht niet baten. Spoedig<br />

werd bekend dat het requisitoir <strong>in</strong>middels al was opgemaakt en aan een advocaat<br />

gezonden om advies ten aanzien van het te vellen vonnis. Zijn familie en<br />

vrienden probeerden nog wel door middel van een smeekschrift, op de Landdag<br />

aan de Staten overhandigd, een gunstige wend<strong>in</strong>g aan de zaak te geven.<br />

Maar omdat het advies al was b<strong>in</strong>nengekomen en reeds was veranderd <strong>in</strong> een<br />

terdoodveroordel<strong>in</strong>g van Fledderus, moesten zij wel <strong>in</strong> de zaak berusten.<br />

De magistraat voelde zich kennelijk sterk, want op zondag 20 april 1749 werd<br />

bij het uitgaan van de kerk Dr. H. Tuttel, die algemeen door de burgemeesters<br />

werd gezien als de opsteller van het burgerrekwest opgewacht en gearresteerd.<br />

Hij zou ook mede verantwoordelijk zijn tot het opzetten van een volksoproer op<br />

IQ juni 1748. G. Vogelsangh, die naast zijn weiger<strong>in</strong>g om het biljet van de<br />

<strong>in</strong>kwartier<strong>in</strong>g te ondertekenen er bovendien van werd verdacht met het roeren<br />

van de trom eveneens een volksopstand te hebben willen ontketenen, onderg<strong>in</strong>g<br />

hetzelfde lot. Diezelfde dag nog volgde ook nog de arrestatie van Jan Thomasz<br />

te BlokzijL Hij was de eerste ondertekenaar van het burgerrekwest<br />

geweest. Bovendien waren er <strong>in</strong> zijn schip enkele oude srraphanen gevonden<br />

die overigens toebehoorden aan de geweermaker Lucas Otterbos. Thomasz<br />

werd meteen overgebracht naar het kasteel te Vollenhove. Ook Tuttel en<br />

Vogelsangh werden de volgende dag daarheen gebracht. De moeder van Tuttel<br />

en Vogelsanghs echtgenote begaven zich daarop naar burgemeester A. Vedder<br />

B'


66 H. Spreen<br />

om te horen waarom hun zoon en echtgenoot gearresteerd waren. Aangezien<br />

hij daags tevoren zijn burgemeestersambt had neergelegd omdat hij het met<br />

een aantal door zijn collega-burgemeesters voorgestelde maatregelen tegen<br />

Fledderus en de andere gecommitteerden niet eens was, kon hij hun dat niet<br />

zeggen. Bij de andere burgemeesters kregen zij helemaal geen gehoor. Daarop<br />

besloten de beide dames zich rechtstreeks te wenden tot de drost van Vollenhave<br />

zelf. Zij werden aanvankelijk vergezeld door P. van der Licht, een der<br />

gecommitteerden. Ter hoogte van St. Jansklooster wisten de dames hem ervan<br />

te overtuigen niet verder te gaan, omdat ook zijn arrestatie verwacht kon worden.<br />

Via Hasselt, Nijeveen, Havelte, Oldeberkoop en Lemmer wist hij naar<br />

Holland te ontkomen. De dames Tuttel en Vogelsangh reisden door naar Vollenhove,<br />

doch bemerkten daar dat de drost <strong>in</strong> Zwolle was. Van daar begaven zij<br />

zich meteen naar Zwolle. Daar hoorden zij dat de Landdag nog <strong>in</strong> vergader<strong>in</strong>g<br />

bijeen was. Zij dienden toen een drietal rekwesten van dezelfde <strong>in</strong>houd <strong>in</strong> bij<br />

Ridderschap en Steden, bij de drost van Vollenhave en bij de magistraat van<br />

<strong>Steenwijk</strong>. Zij vroegen daar<strong>in</strong> vrijlat<strong>in</strong>g van hun zoon en echtgenoot overeenkomstig<br />

het <strong>Overijssel</strong>se Landrecht, doch zonder resultaat.<br />

Intussen werden reeds de voorbereid<strong>in</strong>gen getroffen voor de executie van Fledderus.<br />

Op 21 april 1749 werd hij overgebracht naar een kelderhok onder het<br />

raadhuis, terwijl hem pas op 23 april het doodvonnis werd meegedeeld. Ds. E.<br />

Meteierkamp werd opdracht gegeven Fledderus geestelijke bijstand te verlenen.<br />

Een van Fledderus' vrienden, die zich met moeite een acte van beroep had<br />

verworven en zich daarmee bij de burgemeesters vervoegde, werd meteen de<br />

deur gewezen. Om te verwachten moeilijkheden te voorkomen liet de magistraat<br />

op 24 april 1749 een detachement ruiterij van het regiment Schultz van<br />

Hagen uit Zwolle overkomen. Op diezelfde dag kwam ook de drost van Vollenhave<br />

naar <strong>Steenwijk</strong> en plaatste meteen zijn handteken<strong>in</strong>g onder het doodvonnis.<br />

De volgende dag - 25 april 1749 - werd het vonnis op het galgenveld buiten<br />

de stad door ophang<strong>in</strong>g voltrokken. Het lichaam van Fledderus moest als<br />

'afschrikwekkend exempel' blijven hangen. Nadat zijn familie eerst vijftig carolusguldens<br />

aan de beul, Jacob Snijder uit Kampen, betaald had, werd het<br />

lichaam 's avonds van de galg gehaald en daar onder begraven.<br />

De gebeurtenissen <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong> hadden steeds meer burgers de schrik om het<br />

hart doen slaan. In het <strong>in</strong> Drenthe gelegen Doldersum hield een aantal van hen<br />

een bijeenkomst op een buitengoed van Fledderus. Toen hen het bericht<br />

bereikte dat Fledderus ter dood was gebracht, vluchtten velen naar Friesland,<br />

Drenthe en Amsterdam. Daar voegden zich onder anderen de dames Tuttel,<br />

Vogelsangh, Dr. de Bock en ook de gecommitteerden Pieter van der Licht en<br />

Hendrik de Boer bij hen. In Amsterdam kaartten zij de kwestie aan bij de vrouw<br />

van Daniel Raap, die <strong>in</strong> contact stond met Anna van Hannover, de vrouw van de<br />

stadhouder. Wederom dienden de dames Tuttel, Vogelsangh en nu ook de<br />

vrouw van Jan Thomasz een rekwest <strong>in</strong> bij de stadhouder, waar<strong>in</strong> zij geen<br />

genade maar recht verlangden en aandrongen op een onderzoek. Daartoe werden<br />

twee rekwesten <strong>in</strong>gediend bij de stadhouder, een voor de gevangen Tuttel,<br />

Vogelsangh en Thomasz en een voor de gevluchte burgers. Hierop kregen zij op<br />

30 april 1749 de volgende beschikk<strong>in</strong>g: 'Zijne Hoogheid: zij deze gesteld <strong>in</strong> han-


De markt te <strong>Steenwijk</strong> met het raadhuis. In grijs gewassen penteken<strong>in</strong>g door Jacobus<br />

Verstegen uit 1780. (Stedelijk Museum Zwolle)<br />

den van den Drossaerd van Vollenhove en den Magistraet van <strong>Steenwijk</strong>, om<br />

zijne Hoogheid daerop te dienen van Bericht, houdende middelerwijl alles <strong>in</strong><br />

statu. Gegeven <strong>in</strong> 's-Gravenhage den 30 April 1749'." Willen IV handhaafde dus<br />

zijn eerdere standpunt om zich persoonlijk niet met de problemen <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong><br />

bezig te houden. Dit was overigens geheel volgens zijn gewoonte om zich alleen<br />

als het echt niet anders kon met de klachten van de burgerij te bemoeien. Met<br />

deze beschikk<strong>in</strong>g reisden de drie dames terug naar <strong>Overijssel</strong>, waar zij haar <strong>in</strong><br />

handen stelden van zowel de drost van Vollenhove als de magistraat van <strong>Steenwijk</strong>.<br />

Intussen bleven de gevluchte burgers nog <strong>in</strong> 's-Gravenhage. Ook zij leverden<br />

een rekwest <strong>in</strong>, waar<strong>in</strong> zij de stadhouder vroegen commissarissen naar<br />

<strong>Steenwijk</strong> te zenden om het voorgevallene te onderzoeken en bescherm<strong>in</strong>g voor<br />

henzelf te verlenen. Het antwoord van de stadhouder luidde dat de burgers zich<br />

weer ongeh<strong>in</strong>derd <strong>in</strong> en door de stad <strong>Steenwijk</strong> mochten begeven.<br />

De Commissie van Onderzoek<br />

Gelet op het <strong>in</strong>middels reeds voorgevallene en de executie van Fledderus werd<br />

het nu de hoogste tijd dat de stadhouder zich persoonlijk met de gang van zaken<br />

g<strong>in</strong>g bemoeien. Op 29 april 1749 waren H. Tuttel en J. Thomasz onder militaire<br />

escorte van Vollenhove naar <strong>Steenwijk</strong> overgebracht en daar opgesloten <strong>in</strong> het<br />

raadhuis. Jan Thomasz 'verhuisde' later naar een van de kelders onder het raadhuis.<br />

Zij bleven voorlopig onkundig van wat Fledderus was overkomen. Gedurende<br />

hun gevangenschap van 17weken mochten zij niemand ontvangen.<br />

Intussen werd het advies van de drost van Vollenhove naast dat van de magistraat<br />

van <strong>Steenwijk</strong> op de twee laatste rekwesten bij de stadhouder <strong>in</strong>gediend.<br />

BurgedUke beweg<strong>in</strong>ge" ,rI St.eenwUk: '745-'75° 67


68 H. Spreen<br />

De stadhouder liet zich nogmaals door hen om de tu<strong>in</strong> leiden en gaf, ondanks<br />

een toenemende reeks van klachten toestemm<strong>in</strong>g om met het proces tegen<br />

Tuttel en Thomasz verder te gaan. Hij behield zich echter wel het recht voor<br />

om het vonnis te bekrachtigen of te wijzigen, hetgeen een niet onbelangrijke<br />

koerswijzig<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de houd<strong>in</strong>g van de Pr<strong>in</strong>s betekende. Dat verh<strong>in</strong>derde het<br />

stadsbestuur echter niet een nieuwe reeks van beschuldig<strong>in</strong>gen te uiten aan het<br />

adres van de tegenstanders. Onder andere werden de gecommitteerden ervan<br />

beschuldigd wapens en 'glazen granaten' (flessen gevuld met buspoeder) verborgen<br />

te houden, hetgeen de zaak van de gevangenen er niet beter op maakte.<br />

Tenslotte besloten de moeder van Tuttel en de vrouwen van de andere gevangenen<br />

nogmaals een rekwest <strong>in</strong> te dienen bij de stadhouder om hun zoon en hun<br />

mannen op borgtocht vrij te laten. In juni 1749 vertrokken de dames <strong>in</strong> het<br />

gezelschap van Pieter van der Licht naar de stadhouder. Nu bleek deze wel<br />

bereid te zijn aan hun verzoek gehoor te geven. In een missive gafhij de stadsreger<strong>in</strong>g<br />

de opdracht de rechtsvervolg<strong>in</strong>g op te schorten. Hij liet nu zelf een<br />

onderzoek <strong>in</strong>stellen. Die taak werd opgedragen aan Willem van Haersolte, lid<br />

van de ridderschap van de Veluwe en van de Staten van Gelderland, en aan Mr.<br />

Frederik Robbert van Lathum, burgemeester van Zutphen en raadsecretaris<br />

van het Graafschap. Als secretarissen traden op Mr. Herman Albert Toewater<br />

en Mr. Burchard Johan Daendels, secretaris van de stad Hattem.<br />

Op 16 augustus 1749 kwam deze commissie met haar gevolg <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong> aan.<br />

Ondanks de teleurstell<strong>in</strong>g over de <strong>in</strong>stell<strong>in</strong>g van deze commissie werd zij door<br />

de stadsreger<strong>in</strong>g en haar aanhangers met de grootst mogelijke honneurs ontvangen,<br />

en verder ook door enige burgers van de tegenpartij, door de predikanten<br />

en enige officieren van de Compagnie van burgemeester Ram <strong>in</strong> hun paradekleren.<br />

Diezelfde middag al werden H. Tuttel en J. Thomasz vrijgelaten. Op<br />

I7 augustus 1749 kwamen de moeder van H. Tuttel, G. Vogelsanghs vrouwen<br />

P. van der Licht <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong> terug. Op diezelfde dag kwam ook G. Vogelsangh<br />

op borgtocht vrij, die meteen naar <strong>Steenwijk</strong> terugkeerde.<br />

Op 29 juli had de stadhouder een afschrift van het burgerrekwest aan de magistraat<br />

gestuurd en daarop ten spoedigste bericht gevorderd. Op 19 augustus<br />

1749 werd het bericht van het stadsbestuur, waar<strong>in</strong> een rechtvaardig<strong>in</strong>g van<br />

zijn eigen optreden was vervat, aan de erfstadhouder gezonden. Dit bericht<br />

werd door de stadhouder doorgegeven aan de commissie, zodat deze direct met<br />

haar werkzaamheden kon gaan beg<strong>in</strong>nen. Toen dit stuk aan de burgergecommitteerden<br />

ter lez<strong>in</strong>g werd aangeboden, merkten dezen op dat eerst maar eens<br />

aangetoond moest worden of zij zich wel schuldig hadden gemaakt aan oproerige<br />

activiteiten, zoals de magistraat beweerde. Zij voegden er aan toe dat uit<br />

een nadere bestuder<strong>in</strong>g van de stadsarchieven, waaronder reken<strong>in</strong>gen, kwitanties<br />

en opdrachten tot betal<strong>in</strong>gen, wel zou blijken of zij gelijk hadden met hun<br />

kritische opstell<strong>in</strong>g.<br />

Inderdaad eisten de commissarissen de reken<strong>in</strong>gen, kwitanties, resolutieboeken<br />

en andere stukken op. Een en ander werd zelfs ter <strong>in</strong>zage gegeven aan<br />

enkele burgergecommitteerden. Alles werd scherp gecontroleerd en er werd<br />

een groot aantal onregelmatigheden ontdekt, waarvoor de magistraat zich<br />

diende te verantwoorden. Landerijen bleken vaak en veel te goedkoop, zonder


openbare verpacht<strong>in</strong>g te zijn verhuurd. Buitensporige drank- en feestgelagen<br />

op het raadhuis bleken gehouden te zijn op kosten van de stad. De meerdere<br />

opbrengst van het schoorsteengeld, van de verpond<strong>in</strong>g en andere <strong>in</strong>komsten<br />

waren onder de leden van de magistraat en de stadssecretaris verdeeld.<br />

Opdrachten tot betal<strong>in</strong>gen - 'voor dit en dat' - waren <strong>in</strong> vele gevallen door een<br />

enkellid van de stadsreger<strong>in</strong>g gegeven, zonder te vermelden aan wie en waarvoor.<br />

Toen de commissarissen aldus een lange reeks van misstanden hadden<br />

geconstateerd, gaven zij hun bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen daarover door aan de stadhouder.<br />

Die stemde er<strong>in</strong> toe dat er een Reglement of Politieke Ordonnantie voor <strong>Steenwijk</strong><br />

werd opgesteld. Dit werd op 12 november 1749 vastgesteld en op 25<br />

november daaropvolgend <strong>in</strong> het bijzijn van de magistraat door secretaris Daendels<br />

vanaf de pui van het raadhuis afgekondigd. Op diezelfde dag - 25 november<br />

1749 - werden ook de beide burgercompagnieën ontbonden.<br />

Op 28 november 1749 vertrok de commissie na een onderzoek van vijftien<br />

weken. De ontb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g van de beide compagnieën was bedoeld geweest om<br />

eventuele bots<strong>in</strong>gen tussen de oppositie en de magistraatspartij te voorkomen.<br />

Aanvankelijk waren beide partijen daarover nogalontevreden, welke ontevredenheid<br />

door de partijdigheid van de magistraat sterk werd aangewakkerd. Dat<br />

bleek overduidelijk bij de doortocht door <strong>Steenwijk</strong> van de stadhouder op zijn<br />

reis van Leeuwarden naar 's-Gravenhage. Aangezien daarbij de Compagnie van<br />

Ram niet onder de wapenen kon komen, had de magistraat de Pr<strong>in</strong>s, die toen<br />

nog <strong>in</strong> Leeuwarden was, toestemm<strong>in</strong>g gevraagd bij diens doortocht de gehele<br />

burgerij onder de wapenen te laten komen. De Pr<strong>in</strong>s had daar<strong>in</strong> toegestemd.<br />

Daarop werd de avond tevoren - II december 1749 - de gehele burgerij, onder<br />

wie de gecommitteerden, de eerdere gevangenen <strong>in</strong>cluis, aangezegd om de volgende<br />

dag met ongeladen geweren en degens voor het raadhuis te verschijnen.<br />

De burgergecommitteerden vervoegden zich daarop op het raadhuis om te vernemen<br />

hoe zij zich <strong>in</strong> dezen dienden op te stellen. De magistraat gaf te kennen<br />

dat zij dat zelf maar moesten uitmaken, maar dat de gecommitteerden niet zelf<br />

als een zelfstandige eenheid konden optreden.<br />

Dat betekende dat alleen de Compagnie van Ram, maar nu <strong>in</strong> de hoedanigheid<br />

van burgerwacht, onder de wapens kon komen tegenover wie niet dezelfde<br />

voorzorgsmaatregelen waren getroffen als tegenover de vroegere Oranjecompagnie.<br />

Op deze manier dacht Ram de Oranjecompagnie schaakmat te kunnen<br />

zetten. Hij en zijn manschappen verschenen volledig uitgedost en voorzien<br />

van wapens op straat. De partij der gecommitteerden wilde niet aan zo'n<br />

schertsverton<strong>in</strong>g deelnemen en verliet de stad om de Pr<strong>in</strong>s buiten de vest<strong>in</strong>gwallen<br />

<strong>in</strong> te halen. Toen de Pr<strong>in</strong>s op de Markt stilhield, kon hij meteen getuige<br />

zijn van de wijze waarop de <strong>Steenwijk</strong>ers elkaar bejegenden. Toen Dr. S. de<br />

Bock volgens een wachtmeester wat al te dicht bij de koets van de Pr<strong>in</strong>s kwam,<br />

'streek' deze hem met een bajonet over het voorhoofd. Omdat de dokter<br />

behoorlijk gewond was geraakt, wilde hij ogenblikkelijk naar huis gaan. Hij<br />

werd echter tegengehouden en meteen door omstanders als een martelaar<br />

vooraan geplaatst. Zo kon de Pr<strong>in</strong>s zelf zien hoe het <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong> toeg<strong>in</strong>g. Dit<br />

voorval bracht de magistraat <strong>in</strong> grote verlegenheid: Dr. S. de Bock was een van<br />

de gevluchte <strong>Steenwijk</strong>ers uit de Oranjepartij geweest aan wie een vrijgeleide<br />

<strong>Burgerlijke</strong> <strong>beweg<strong>in</strong>gen</strong> i.n <strong>Steenwijk</strong>: '745.175° 69


was verleend, hetgeen de Pr<strong>in</strong>s bekend moest zijn. De Oranjepartij verzuimde<br />

uiteraard niet hem erop te wijzen hoe het <strong>in</strong> de stad zou toegaan <strong>in</strong>dien hij er<br />

niet aanwezig was. De Pr<strong>in</strong>s vervolgde daarop zijn weg.<br />

De afloop van het conflict<br />

Nog tijdens hun aanwezigheid <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong> ontv<strong>in</strong>gen de leden van de cornmissie<br />

van onderzoek van de gecommitteerden H. Tuttel. M. Tuttel, [broers],<br />

A. van Lubek, P. van der Licht, G. Vogelsangh, J. Thomasz, H. de Boer, A. Pieterson<br />

en Arent van Lubek een justificatie, ter verantwoord<strong>in</strong>g van hun gedrag.<br />

Zij waren namelijk beschuldigd door de drost van Vollenhave en de magistraat<br />

<strong>in</strong>zake hun houd<strong>in</strong>g gedurende de troebelen. De weduwe van Fledderus, Wyts<br />

ten Walde, voegde daar een rekwest aan de Pr<strong>in</strong>s bij. Zij vermeldde daar<strong>in</strong> nogmaals<br />

hoe en onder welke omstandigheden er gehandeld was <strong>in</strong> de zaak van<br />

haar man, zonder een eerlijk proces en zonder rechtskundige bijstand. Zij<br />

wilde eerherstel voor haar man.<br />

Op 6 januari 1750 leed de magistraat een zeer gevoelig verlies door het overlijden<br />

van stadssecretaris Borchard ten Broeke. Omdat de zaken <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong><br />

nogal precair waren en velen op de hoogte waren van het besluit van Ridderschap<br />

en Steden van I2 november 1749, waarbij de erfstadhouder gemachtigd<br />

was tot herstel van zaken en een nieuwe aanstell<strong>in</strong>g niet alleen van burgemeesters<br />

en meenthe, maar ook van de overige ambtenaren, draalde de magistraat<br />

niet lang met de begev<strong>in</strong>g van het ambt van stadssecretaris. Het resultaat was<br />

dat de zittende burgemeester Herman ten Broeke daartoe werd benoemd. Hij<br />

aanvaardde de benoem<strong>in</strong>g meteen. Aldus werd hij dienaar van het college,<br />

waarvan hij zelf al veertien jaren deel uit gemaakt had. Uiteraard accepteerde<br />

hij de aanstell<strong>in</strong>g wegens de voordelen die aan dat ambt verbonden waren,<br />

zoals de benoem<strong>in</strong>g voor het leven." Dit betekende dat er nu twee burgemeestersposten<br />

vacant waren; eerder immmers had A. Vedder <strong>in</strong> april I749 zijn burgemeesterspost<br />

vrijwillig opgegeven.<br />

Op 25 januari 1750 werd de verkiez<strong>in</strong>g gehouden voor de nieuwe magistraat.<br />

Zij die gehoopt hadden dat A. Vedder, de oud-burgemeester, opnieuw gekozen<br />

zou worden kwamen bedrogen uit. De nieuwe magistraat bestond uit A. Croeven,<br />

A. Telt<strong>in</strong>k, J. Bernars. F. Ram, G.B. van Randen en Nic. A. van Benthem.<br />

De twee laatsten waren beiden oud-officier geweest van de Compagnie van burgemeester<br />

Ram.<br />

Op St. Peter ad Cathedram (= 22 februari I750) vond als vanouds de begev<strong>in</strong>g<br />

der ambten en diensten plaats, evenals de verkiez<strong>in</strong>g der gemeenslieden. De<br />

uitslag van de verkiez<strong>in</strong>g werd <strong>in</strong>gevolge het reger<strong>in</strong>gsreglement van I675 ter<br />

goedkeur<strong>in</strong>g gezonden aan de stadhouder.<br />

Beg<strong>in</strong> april 1750 stelden de commissarissen de Pr<strong>in</strong>s door middel van een door<br />

hen opgesteld rapport op de hoogte van de crim<strong>in</strong>ele procedures die <strong>in</strong> de stad<br />

hadden plaatsgevonden. H. Tuttel en P. van der Licht hadden <strong>in</strong>tussen gehoor<br />

gevonden bij Willem IV om de standpunten van de burgerij toe te lichten en<br />

hadden nogmaals om bescherm<strong>in</strong>g gevraagd. Tezelfdertijd hadden zij ook een<br />

willig oor gevonden bij Anna van Hannover, 's Pr<strong>in</strong>sen echtgenote, aan wie zij<br />

een kopie overhandigden van het rekwest van Wyts ten Walde <strong>in</strong>zake het eer-<br />

70 H. Spreen


herstel van haar terechtgestelde man Harmen Coops Fledderus. De magistraat<br />

dacht nog veilig te zijn, omdat de Pr<strong>in</strong>s nog steeds aarzelde, het werk van de<br />

commissie was afgerond, Fledderus onder de galg begraven en veel zaken zouden<br />

zonder gevolgen blijven ... Maar ondertussen leed de magistraat een tweede<br />

gevoelig verlies door de dood van president-burgemeester Arnold Croeven op<br />

13 april 1750.<br />

Uite<strong>in</strong>delijk besloot de erfstadhouder gebruik te maken van de macht die hem<br />

verleend was door Ridderschap en Steden van <strong>Overijssel</strong> om alle personeel <strong>in</strong><br />

de stedelijke ambten en bedien<strong>in</strong>gen te <strong>Steenwijk</strong> naar eigen goeddunken aan<br />

te stellen.Volkomen onverwacht kwam de commissie op 28 juli 1750 weer naar<br />

<strong>Steenwijk</strong>. Zij beval de magistraat bijeen te komen om haar <strong>in</strong> de vergader<strong>in</strong>g<br />

te ontvangen. Daarop begaf de commissie zich naar het raadhuis en ontsloeg<br />

de gehele magistraat, <strong>in</strong>clusief de pas benoemde stadssecretaris. Meteen werd<br />

de raadhuisklok geluid en werd door de secretaris van de commissie, Mr. H. A.<br />

Toewater, vanaf de pui van het raadhuis een plakkaat van de erfstadhouder,<br />

gedateerd 24 juli 1750 voorgelezen, waarbij de gevonniste en <strong>in</strong> hechtenis<br />

genomen burgers <strong>in</strong> hun goede naam en faam werden hersteld. Voorts werden<br />

door een stadsbode gedagvaard: Arnold Vedder, de oud-burgemeester, Jacobus<br />

Dijxhoorn, Bernardus Egbertus Lubeley, Jan Ness<strong>in</strong>k, Egbert Lampe en Volkert<br />

ter Swege, alsook Dr. Hilbrand Tuttel. De eerste zes werden aangesteld tot burgemeesters,<br />

schepenen en raden over het lopende jaar, tot de eerste keurdag <strong>in</strong><br />

1751. H. Tuttel werd door de Pr<strong>in</strong>s aangesteld tot stadssecretaris. Ook zouden er<br />

verander<strong>in</strong>gen volgen <strong>in</strong> de samenstell<strong>in</strong>g der gemeenslieden en <strong>in</strong> de ambten<br />

en bedien<strong>in</strong>gen. Ram en een deel van zijn aanhang trokken hun conclusies en<br />

verlieten de stad."<br />

Al was dan door middel van het plakkaat van 24 juli 1750 Fledderus <strong>in</strong> zijn<br />

goede naam en eer hersteld, zijn weduwe Wyts ten Walde rustte niet eerder<br />

dan nadat zijn lichaam van onder de galg was opgegraven en op een andere<br />

plaats werd herbegraven. Zij richtte daartoe een verzoek tot de commissie en<br />

verkreeg daarop toestemm<strong>in</strong>g op 30 juli 1750. Een dag later - 31 juli 1750 -<br />

werd het lichaam van Fledderus opgegraven en herbegraven <strong>in</strong> het zuiderkoor<br />

van de St.- Clemenskerk, ironisch genoeg <strong>in</strong> een familiegraf van MI. Joan<br />

Zeger Ram, de eerste overleden man van Wyts ten Walde.<br />

Nadat nog enkele zaken met de nieuwe magistraat waren geregeld, vertrok de<br />

commissie op 6 augustus 1750. Als dank voor de door haar verrichte werkzaamheden<br />

en de rehabilitatie van de burgers verkregen Willem baron van<br />

Haersolte en MI. Frederik Robbert van Lathum met toestemm<strong>in</strong>g van de erfstadhouder<br />

het groot-burgerschap van <strong>Steenwijk</strong>. Enkele dagen later vertrok er<br />

een deputatie naar de stadhouder <strong>in</strong> 's-Gravenhage, maar nu met de bedoel<strong>in</strong>g<br />

om hem uit naam van de burgerij te bedanken. De galg waaraan Harmen<br />

Coops Fledderus zijn leven had moeten beë<strong>in</strong>digen, werd door onbekenden <strong>in</strong><br />

brand gestoken ...<br />

Nabeschouw<strong>in</strong>g<br />

Toen <strong>in</strong> 1702 stadhouder Willem III was overleden besloot een aantal gewesten<br />

geen nieuwe stadhouder te benoemen. In de jaren 1702-1747 was er nauwelijks<br />

BI,trgerlijke <strong>beweg<strong>in</strong>gen</strong> i" Stemwijk: '745'175° 7'


sprake van politieke Oranje<strong>beweg<strong>in</strong>gen</strong>, maar <strong>in</strong> 1747-1748 des te meer. De<br />

situatie leek op die van 1672, toen de Republiek eveneens door Frankrijk werd<br />

bedreigd. In sommige plaatsen vonden betog<strong>in</strong>gen plaats voor een stadhouder,<br />

Hoewel <strong>in</strong> vele steden de benoem<strong>in</strong>g van Willem IV met veel feestvertoon was<br />

gevierd, was een dergelijk feest <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong> achterwege gebleven. Daar had<br />

men het vreemd genoeg aangedurfd de doodsklok te laten luiden bij het vernemen<br />

van de geboorte van de latere stadhouder Willem V. Kennelijk voelde de<br />

magistraat zich sterk.<br />

In <strong>Steenwijk</strong> had een deel van de burgerij tijdens de Plooierijen zonder succes<br />

geprobeerd een grotere <strong>in</strong>vloed op de stadsreger<strong>in</strong>g te krijgen. Pas <strong>in</strong> de jaren<br />

1748 en 1749 kwamen velen tot het besef dat een volledige ommekeer <strong>in</strong> de<br />

machtsverhoud<strong>in</strong>gen b<strong>in</strong>nen de stad tot de mogelijkheden behoorde. De<br />

onderliggende factie probeerde, aangevoerd door de burgergecommitteerden,<br />

aan de macht te komen. Uite<strong>in</strong>delijk slaagde zij daar door tussenkomst van<br />

stadhouder Willem IV, die na een gehouden onderzoek <strong>in</strong> de stad een politiek<br />

reglement had uitgevaardigd op 12 november 1749, <strong>in</strong>. De moeilijkheden <strong>in</strong><br />

<strong>Steenwijk</strong> kunnen ook niet los gezien worden van de meedogenloos harde<br />

opstell<strong>in</strong>g van het stadsbestuur; deelnemers aan de redres<strong>beweg<strong>in</strong>gen</strong> wilden<br />

immers <strong>in</strong>vloed uitoefenen op het handelen van de overheid. In <strong>Steenwijk</strong>,<br />

evenals elders, baseerden de gecommitteerden zich op oude rechten en ijverden<br />

zij voor het herstel daarvan, maar tegelijkertijd probeerden zij via de<br />

machtswissel<strong>in</strong>g en de herstelde rechten meer welvaart te bereiken. Wellicht<br />

deden zij <strong>in</strong> de eerste plaats een beroep op de stadhouder om dit herstel van<br />

oude rechten te bewerkstelligen, maar was hun werkelijke oranje-gez<strong>in</strong>dheid<br />

m<strong>in</strong>der groot.<br />

Een reactie van de zijde der magistraat kon niet uitblijven, omdat <strong>in</strong> een kritieke<br />

situatie de overheid vaak gedwongen wordt toe te geven aan de eisen.<br />

Naast de direct <strong>in</strong>zetbare middelen ter handhav<strong>in</strong>g van de reehtsorde -<br />

gerechtsdienaren en soldaten - had oorspronkelijk de schutterij bestaan. De<br />

officiersplaatsen waren bekleed door regenten, terwijl de burgemeesters de<br />

hoogste autoriteit vormden. In reactie op het spontane ontstaan van de Oranje-<br />

Vrij-Compagnie stichtte burgemeester Ram zijn eigen Compagnie. Oorspronkelijk<br />

werd de schutterij gevormd uit de middenklasse en moesten de schutters<br />

hun eigen uitrust<strong>in</strong>g vaak zelf betalen. Door de achteruitgang <strong>in</strong> welvaalt<br />

waren velen daartoe niet meer <strong>in</strong> staat en was de schutterij tot een naam zonder<br />

<strong>in</strong>houd geworden. Ram schermde met 'voornaemste burgers' en dergelijke,<br />

maar reeruteerde zijn manschappen vooral uit de laagste volksklassen. Hij<br />

beschuldigde zijn tegenstanders ervan dat ook Katholieken en zelfs Joden het<br />

burgerrekwest hadden ondertekend, maar vergat gemakshalve te vertellen dat<br />

een deel van zijn eigen manschappen geworven was onder diezelfde groeper<strong>in</strong>gen.<br />

De komst van soldaten ter handhav<strong>in</strong>g van de orde riep bij de burgerij een<br />

afwijzende reactie op. Velen weigerden de soldaten <strong>in</strong> te kwartieren; ze wisten<br />

dan ook niet wat voor klanten ze b<strong>in</strong>nen de muren kregen.<br />

De berecht<strong>in</strong>g van overtreders van de wet vond plaats door de drost van Vollenhave<br />

samen met de magistraat van <strong>Steenwijk</strong>. Die handelden snel, zonder scrupules<br />

en zonder een diepgaand onderzoek <strong>in</strong> te stellen. Een snelle berecht<strong>in</strong>g<br />

72 H.Spreen


<strong>in</strong> het onderhavige conflict, waarbij Fledderus' terechtstell<strong>in</strong>g als een 'afschrikwekkend<br />

exempel' werd voorgesteld, gold kennelijk als een axioma.<br />

Ook <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong> vormden de regenten een politieke elite b<strong>in</strong>nen de hogere<br />

burgerij. We kunnen gezien de familierelaties zelfs van een familieclan spreken.<br />

Tot de hogere middenklasse behoorden de w<strong>in</strong>keliers, de ambachtslieden<br />

en de schippers. De lagere klasse werd gevormd door het dienstpersoneel,<br />

arbeiders en soldaten. Tenslotte waren er nog de ongeschoolde arbeiders die<br />

steeds moeilijker van de armen te onderscheiden waren. Over het algemeen<br />

zijn de motieven voor de moeilijkheden <strong>in</strong> het jaar I747-I748 elders af te leiden<br />

uit het doelwit dat door de relschoppers was uitgekozen, bijvoorbeeld een<br />

belast<strong>in</strong>gpachter. Maar <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong> lag dit anders. Van vaedsel- of belast<strong>in</strong>goproer<br />

was geen sprake. Hier g<strong>in</strong>g het aanvankelijk om een conflict tussen de<br />

kerkenraad en de magistraat dat uitgroeide tot een algemeen politiek verzet.<br />

Wel vormden belast<strong>in</strong>gproblemen er de eerste aanzet toe, getuige de aanslag<br />

op Fledderus' opslag <strong>in</strong> Ku<strong>in</strong>re. De actievoerders richtten zich vooral tegen hen<br />

met wie ze te maken hadden, te weten de belast<strong>in</strong>gpachters, de collecteurs en<br />

hun personeel.<br />

In <strong>Steenwijk</strong> was het evenwel uitgerekend een belast<strong>in</strong>gpachter die zich vervolgens<br />

aan het hoofd stelde van de beweg<strong>in</strong>g. Het is niet uitgesloten dat hij dat<br />

deed uit zelfbehoud. Volgens C.H.E. de Wit's 'complottheorie' is achter elk<br />

oproer leid<strong>in</strong>g van bovenaf te herkennen. De aanstichters zouden slechts handen<br />

spandiensten verrichten voor diegenen die via volks<strong>beweg<strong>in</strong>gen</strong> door tussenfiguren<br />

uit de lagere klassen gerecruteerd worden. Bier was meestal voldoende<br />

om deze amorele paupers <strong>in</strong> actie te krijgen." Ook <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong> leek<br />

het daar verdacht veelop, getuige de beschuldig<strong>in</strong>g van de zijde der magistraat<br />

dat men was uitgenodigd en getracteerd op bier bij de plaatselijke herbergier.<br />

Bovendien kon de onderliggende factie dan de Oranje-Vrij-Compagnie gebruiken<br />

voor het zogenaamde eerbetoon.<br />

D.J. Roorda wees er al op dat wij vaak zijn aangewezen op de onthull<strong>in</strong>gen van<br />

de tegenstanders." Ook <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong> blijkt dat op te gaan, gelet op de gebeurtenissen<br />

op de avond van 9 juni 1748 toen volgens de burgemeesters <strong>in</strong> opdracht<br />

van de gecommitteerden bij van te voren aangewezen huizen de ruiten <strong>in</strong>geslagen<br />

dienden te worden. Bovendien zou Fledderus porsele<strong>in</strong> voor zijn eigen<br />

ramen hebben laten plaatsen om dat vervolgens kapot te laten gooien. Overigens<br />

valt de eerder genoemde complottheorie hier moeilijk te bewijzen gezien<br />

de wijze waarop de burgemeesters <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong> het met het vermelden van de<br />

juiste toedracht der gebeurtenissen niet altijd even nauw namen: de facties <strong>in</strong><br />

<strong>Steenwijk</strong> streden vooralom de macht ter plaatse. De <strong>in</strong>zet was vaak de begev<strong>in</strong>g<br />

der ambten. Een aantal burgers liet zich gebruiken om <strong>in</strong> tijden van crisis<br />

contacten te leggen tussen de burgerij en de regenten. Onder de burgers leefde<br />

een oerconservatief verlangen naar redres, dat wil zeggen herstel van het oude.<br />

Waren de hoogste ambten voor de middenklasse onbereikbaar, voor de lagere<br />

ambten gold dat niet. In <strong>Steenwijk</strong> konden de regenten vele ambten vergeven<br />

en daarmee konden zij een grote aanhang vormen.<br />

Volgens P.c.A. Geyl waren <strong>in</strong> Gelderland en <strong>Overijssel</strong> de gemeenslieden al<br />

half op weg om zelf een nieuwe oligarchie te gaan vormen." De gilden, de<br />

<strong>Burgerlijke</strong> beweg<strong>in</strong>g"" <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong>: '745-'75° 73


schutterijen, de wijkvergader<strong>in</strong>gen waar de hervormers naar omzagen, waren<br />

alle kle<strong>in</strong>burgerlijke groeper<strong>in</strong>gen; regentenvrienden wilden bijvoorbeeld wel<br />

officier van een schuttersvendel zijn.<br />

In <strong>Steenwijk</strong> zien wij een ander beeld bij de opricht<strong>in</strong>g van de Oranje-Vrij-<br />

Compagnie. Wanneer wij er van uit gaan dat de magistraat het niet op prijs<br />

stelde dat anderen <strong>in</strong> zijn keuken keken, valt het wellicht te verklaren waarom<br />

de regenten probeerden snel te handelen. Zij waren bang dat er teveel bekend<br />

zou worden over hun activiteiten. In dat licht bezien is het des te <strong>in</strong>teressanter<br />

de positie van H.C. Fledderus te bekijken. Hij was getrouwd met Wyts ten<br />

Wolde, eerder weduwe van Joan Zeger Ram en dus ooit de schoonzuster van<br />

burgemeester Fredrik Ram. Het ligt dus voor de hand te veronderstellen dat<br />

Fledderus via zijn vrouw op de hoogte kon zijn van de onoirbare praktijken van<br />

de burgemeesters van <strong>Steenwijk</strong>. Daarom is het aan te nemen dat vooral Fredrik<br />

Ram de felste tegenstander werd van Fledderus toen die de kwaliteit van<br />

burgergecommitteerde aannam. Dat werd vermoedelijk als verraad beschouwd.<br />

Het lijkt er allesz<strong>in</strong>s op dat ook ord<strong>in</strong>aire familieruzies aan het conflict ten<br />

grondslag liggen. Ter illustratie: het stiefdochtertje van H.C. Fledderus heette ...<br />

Hendr<strong>in</strong>a Ram, het nichtje van burgemeester Fredrik Ram! Het lijkt er sterk op<br />

dat de magistraat er alles aangelegen is geweest om deze zo belangrijke getuige<br />

zo snel mogelijk te elim<strong>in</strong>eren, maar daarmee bereikte hij wel dat diezelfde<br />

Fledderus een martelaarsfiguur werd.<br />

In de periode 17°4-1745 waren er <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong> nauwelijks grote problemen,<br />

maar <strong>in</strong> 1745 deden die zich wel voor. Begonnen met een kerkelijk conflict,<br />

deden zij sterk denken aan de woel<strong>in</strong>gen gedurende de Plooierijen (1703-1704).<br />

Evenals <strong>in</strong> 1745 was de benoem<strong>in</strong>g van een nieuwe predikant <strong>in</strong> 1703 de aanleid<strong>in</strong>g<br />

geweest tot felle tegenstell<strong>in</strong>gen, die niet alleen de kerkenraad, maar ook<br />

grote delen van de burgerij <strong>in</strong> conflict met de magistraat brachten. In 1704<br />

werd het conflict nog bijgelegd door middel van een conventie, doch <strong>in</strong> 1745<br />

bleven de magistraat en de kerkenraad elkaars rechten <strong>in</strong>zake de benoem<strong>in</strong>gsprocedure<br />

voor een nieuwe predikant bestrijden. Evenals <strong>in</strong> 1703 koos <strong>in</strong> 1745<br />

een deel van de burgerij voor de magistraat en een ander deel voor de kerkenraad.<br />

Doch <strong>in</strong> de periode 1745-1748 werden de problemen omvangrijker, omdat een<br />

deel van de burgerij zich niet alleen achter de kerkenraad schaarde <strong>in</strong>zake het<br />

benoem<strong>in</strong>gsrecht van een nieuwe predikant, maar ook met een burgerrekwest<br />

kwam waar<strong>in</strong> de praktijken van de magistraat werden gehekeld. Opvallend is<br />

niet alleen de grote gelijkenis van dit burgerrekwest met de 'brieven van beswaer'<br />

van 1703, maar ook de grote gelijkenis van de familienamen welke<br />

onder beide stukken worden aangetroffen. Daaruit kan de conclusie getrokken<br />

worden dat de ondertekenaars van het burgerrekwest van 1748 <strong>in</strong> verband zijn<br />

te brengen met de Nieuwe Plooiers van 1703- Alles duidt er op dat net als <strong>in</strong><br />

1703 ook <strong>in</strong> de periode 1745-1748 de onderliggende factie van de moeilijke<br />

omstandigheden waar<strong>in</strong> het stadsbestuur was komen te verkeren, gebruik probeerde<br />

te maken door een pog<strong>in</strong>g te wagen zich van de macht meester te<br />

maken. Het grote verschil is echter dat daar waar men <strong>in</strong> 1703 probeerde de<br />

bakens te verzetten bij afwezigheid van de stadhouder, men zich juist <strong>in</strong> 1748<br />

74 H.Spreen


ichtte tot de <strong>in</strong> zijn waardigheid herstelde stadhouder Willem IV. Via hem verwachtte<br />

de oppositie de zittende magistraat opzij te kunnen schuiven. Zij<br />

slaagde daar na veel vruchteloze pog<strong>in</strong>gen tenslotte <strong>in</strong> dankzij het persoonlijke<br />

<strong>in</strong>grijpen van Willem IV.<br />

De gebeurtenissen <strong>in</strong> de jaren 1748-I749 wierpen hun schaduw vooruit op de<br />

Patriottentijd (I780-1787). Na I750 had de onderliggende factie onder het vaandel<br />

van Oranje de politieke macht overgenomen van de factie die tientallen<br />

jaren de politieke macht had uitgeoefend. Die was door de afloop van de crisis<br />

<strong>in</strong> 1750 uit de stad vertrokken of had zich aan de zijlijn moeten opstellen. Aan<br />

reger<strong>in</strong>gshervorm<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> democratische z<strong>in</strong> werd door het nieuwe bew<strong>in</strong>d<br />

echter nauwelijks gedacht. Hoogstens was de her<strong>in</strong>ner<strong>in</strong>g aan de oude privileges<br />

waarvan men zich had voorgesteld dat zij de rechten van de burgerij tegenover<br />

de nieuwe magistraat waarborgde, weer tot leven gewekt. In die z<strong>in</strong> verviel<br />

de Oranjegez<strong>in</strong>de factie <strong>in</strong> dezelfde fouten als die waarvan zij de magistraat<br />

voor 175I beschuldigde, namelijk bevoorrecht<strong>in</strong>g van zichzelf. De nieuwe stadhouder<br />

Willem V zou de gevolgen daarvan later onderv<strong>in</strong>den. De reger<strong>in</strong>gsreglementen<br />

vormden de basis van zijn macht, maar diens we<strong>in</strong>ig doortastende<br />

houd<strong>in</strong>g deed bij velen de hoop op <strong>in</strong>grijpende verbeter<strong>in</strong>gen vervagen. Toen<br />

het verzet tegen hem zich tijdens de Patriottenbeweg<strong>in</strong>g manifesteerde, bleek<br />

de onderliggende factie <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong> nog wel <strong>in</strong> staat een kle<strong>in</strong> deel van de burgerij<br />

<strong>in</strong> actie te brengen tegen de Oranjegez<strong>in</strong>de magistraat. De Patriottenbeweg<strong>in</strong>g<br />

<strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong> was echter uitermate zwak en daarom leverde dat voor<br />

haar niets op.<br />

Zo zijn er opmerkelijke lijnen te trekken vanaf de Plooierijen <strong>in</strong> 1703 - I704<br />

toen de onderliggende factie niet <strong>in</strong> haar opzet slaagde de macht over te<br />

nemen. In de periode 1745 - 1750 slaagde zij daar tenslotte wel <strong>in</strong>. Zij nam de<br />

macht volledig over en hun tegenstanders werden eruit gewerkt. Het nieuwe<br />

bew<strong>in</strong>d kwam zo stevig <strong>in</strong> het zadel te zitten dat de <strong>in</strong> 1750 afgezette factie er<br />

voorlopig niet <strong>in</strong> zou slagen het verloren terre<strong>in</strong> te herw<strong>in</strong>nen.<br />

Anonieme teken<strong>in</strong>g van <strong>Steenwijk</strong> rond 1800. (Universiteitsbibliotheek Leiden)<br />

B'lrgerlijke <strong>beweg<strong>in</strong>gen</strong> ill <strong>Steenwijk</strong>: '745.'75° 75


Noten<br />

1 Wertheim, W.F., en Wertheim - Gijse Ween<strong>in</strong>k, A.H., Burgers <strong>in</strong> verzet tegen regentenheerschappij.<br />

Onrust <strong>in</strong> Sticht en Over-sticht 1703-1706, Amsterdam, 1976, p. 62.<br />

2 N.N., Kronijk van <strong>Steenwijk</strong>, <strong>Steenwijk</strong>, s.a., folio 433-435.<br />

3 Wertheim, Burgers <strong>in</strong> verzet, p. 76.<br />

4 Kronijk, bijlage 17.<br />

5 Kronijk, bijlagen 18-21.<br />

6 Berends, P., Het oud-archief der stad <strong>Steenwijk</strong>, 's-Gravenhage, 1918, p.S.<br />

7 Postema, J.P.J., Tussen graaf en maire. Bijdragen tot de geschiedenis van <strong>Steenwijk</strong> en omstreken<br />

voornamelijk <strong>in</strong> de 16e en 17e eeuw, Kampen, 1987, p. 29.<br />

8 Postema, Graaf en maire, p. 42.<br />

9 Kronijk, folio 416.<br />

10 De feitelijke gebeurtenissen <strong>in</strong> <strong>Steenwijk</strong> gedurende de jaren 1747-1748 zijn grotendeels ontleend<br />

aan Houttuyn, F., <strong>Steenwijk</strong> beroerd en weer tot rust gebragt, Amsterdam, 1755.<br />

11 Houttuyn, <strong>Steenwijk</strong> beroerd, p.371.<br />

12 Kronijk, folio 416. OAS, <strong>in</strong>v. 10, d.d. 6 januari 1750.<br />

13 Houttuyn, <strong>Steenwijk</strong> beroerd, p. 741-744.<br />

14 Wit de, CH.E., De Nederlandse Revolutie van de Achttiende eeuw, 1780-1787. Oligarchie en<br />

Patriciaat, Oirsbeek, 1974. Opm.: Twijfels aan de complottheorie zijn geuit door M. van Os <strong>in</strong> zijn<br />

recensie over De Wit's 'Revolutiedagen' <strong>in</strong> het Tijdschrift voor Geschiedenis, 89, (1976), p. 262.<br />

15 Roorda, D.J., Partij en factie. De oproeren van 1672 <strong>in</strong> de steden van Holland en Zeeland, een<br />

krachtmet<strong>in</strong>g tussen partijen en facties, Gron<strong>in</strong>gen, 1978, p. 9.<br />

16 Geyl, P.CA., Geschiedenis van de Nederlandse stam, IV, 1701-1751, Amsterdam/Antwerpen,<br />

p.l009.<br />

76 H. Spreen

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!