ontwerpbesluit voor de milieuvergunning - Provincie Groningen
ontwerpbesluit voor de milieuvergunning - Provincie Groningen
ontwerpbesluit voor de milieuvergunning - Provincie Groningen
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
(ONTWERP) VERGUNNING<br />
WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT<br />
<strong>Groningen</strong>,.. juni 2013<br />
Nr. 2013- 23.152/, MV<br />
Zaaknummer: 463101<br />
Fase 1, milieu<strong>de</strong>el<br />
verleend aan<br />
NPG <strong>Groningen</strong> N.V.<br />
Voor een co vergistingsinstallatie<br />
(Locatie: Avebeweg 1 te Foxhol)
Inhoudsopgave<br />
INLEIDING 6<br />
1.1 On<strong>de</strong>rwerp 6<br />
1.2 Besluit 6<br />
1.3 On<strong>de</strong>rtekening en verzending 6<br />
OMGEVINGSVERGUNNINGPROCEDUREEL 8<br />
2.1 Gegevens aanvrager 8<br />
2.2 Gefaseer<strong>de</strong> indiening 8<br />
2.3 Projectbeschrijving 8<br />
2.4 Bevoegd gezag 8<br />
2.5 M.e.r.-beoor<strong>de</strong>lingsplicht 8<br />
2.6 Bestemmingsplan 8<br />
2.7 Procedure en zienswijzen 8<br />
2.8 Volledigheid aanvraag 8<br />
2.9 Adviezen 9<br />
2.10 Ter inzage ontwerpbeschikking 9<br />
2.11 P.M. Zienswijzen 9<br />
2.12 P.M. Ter inzage <strong>de</strong>finitieve beschikking 9<br />
OVERWEGINGEN EN TOETSING MILIEU 9<br />
3.1 Inleiding 9<br />
3.2 Toetsingska<strong>de</strong>r 9<br />
3.3 Conclusie 10<br />
3.4 Nationale Milieubeleidsplannen 10<br />
3.5 Provinciaal Omgevingsplan (POP) 10<br />
3.6 Groene wetten 10<br />
3.6.1 Natuurbeschermingswet 10<br />
3.6.2 Flora en faunawet 10<br />
3.7 Het milieu<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> aanvraag 10<br />
3.8 Activiteitenbesluit 12<br />
3.9 Best Beschikbare Technieken 12<br />
3.9.1 Inleiding 12<br />
3.9.2 Toetsdocumenten 13<br />
3.9.3 Wijze van toetsing 13<br />
3.9.4 Conclusie 13<br />
3.9.5 Handreiking (co-)vergisting van mest; 13<br />
3.9.6 Toetsing 14<br />
3.9.7 Conclusie 14<br />
3.10 Afvalstoffen 14<br />
3.10.1 Acceptatie ingangsmaterialen 14<br />
3.10.2 Binnen <strong>de</strong> inrichting vrij komen<strong>de</strong> afval- en reststoffen 14<br />
3.10.3 Conclusie 15<br />
3.11 Afvalwater 15<br />
3.12 Lucht 15<br />
3.12.1 Inleiding 15<br />
3.12.2 Emissie WKK's 16<br />
3.12.3 Emissies fakkelinstallatie 16<br />
3.12.4 Monitoring emissies stookinstallaties 16
3.12.5 Emissie van stof bij op- en overslag vaste ingangsmaterialen 16<br />
3.13 Emissie geur 16<br />
3.13.1 Inleiding 16<br />
3.13.2 Geurbeleid 16<br />
3.13.3 Toetsingska<strong>de</strong>r NPG 18<br />
3.13.4 Geurrelevantie activiteit 18<br />
3.13.5 Omvang geurbronnen 18<br />
3.13.6 Maatregelen 19<br />
3.13.7 Geurbelasting 19<br />
3.13.8 Voorschriften 20<br />
3.14 Luchtkwaliteit 21<br />
3.15 Geluid 21<br />
3.15.1 Inleiding 21<br />
3.15.2 Toetsingska<strong>de</strong>r 21<br />
3.15.3 Aangevraag<strong>de</strong> geluidsbelasting Langtijdgemid<strong>de</strong>ld beoor<strong>de</strong>lingsniveau 22<br />
3.15.4 Maatregelen Best beschikbare technieken 23<br />
3.15.5 Bereken<strong>de</strong> langtijdgemid<strong>de</strong>ld beoor<strong>de</strong>lingsniveau 23<br />
3.15.6 Zonetoets 23<br />
3.15.7 Inci<strong>de</strong>ntele bedrijfssituatie 23<br />
3.15.8 Toekomstige ontwikkelingen 23<br />
3.15.9 Maximale geluidsniveaus 23<br />
Beoor<strong>de</strong>ling maximale geluidsniveaus 24<br />
3.15.10 Indirecte hin<strong>de</strong>r 24<br />
3.15.11 Conclusie 24<br />
3.15.12 Trillingen 24<br />
3.16 Bo<strong>de</strong>m 24<br />
3.16.1 Bo<strong>de</strong>mbescherming 24<br />
3.16.2 Nulsituatieon<strong>de</strong>rzoek 25<br />
3.16.3 Conclusie 25<br />
3.17 Veiligheid 26<br />
3.17.1 Besluit Risico's Zware Ongevallen 26<br />
3.17.2 Domino effecten.... 26<br />
3.17.3 Effect- en risicoafstan<strong>de</strong>n biogas 26<br />
3.17.4 Beoor<strong>de</strong>ling afstand tot natuurgebie<strong>de</strong>n 27<br />
3.17.5 Registratiebesluit externe veiligheid 27<br />
3.17.6 Besluit externe veiligheid inrichtingen 27<br />
3.17.7 Explosiegevaar 28<br />
3.17.8 Brandbeveiliging 29<br />
3.17.9 Conclusie 29<br />
3.18 Energie 29<br />
3.18.1 Conclusie 29<br />
3.19 Grondstoffen- en waterverbruik 29<br />
3.19.1 Grondstoffen 29<br />
3.19.2 Leidingwater 29<br />
3.19.3 Conclusie 29<br />
3.20 Installaties 29<br />
3.20.1 Toestellen on<strong>de</strong>r druk 29<br />
3.20.2 Elektrische installaties 30<br />
3.20.3 Vergistingsinstallatie 30<br />
3.20.4 WKK-installatie en ketelinstallatie 30<br />
pagina 4 van 54
3.20.5 Opslag biogas 30<br />
3.20.6 Biogasbehan<strong>de</strong>ling 30<br />
3.20.7 Noodfakkelinstallatie 30<br />
3.21 Overige activiteiten 30<br />
3.22 Overige aspecten 31<br />
3.22.1 Integrale afweging 31<br />
3.22.2 EG-veror<strong>de</strong>ning PRTR 31<br />
3.22.3 Maatregelen in bijzon<strong>de</strong>re omstandighe<strong>de</strong>n 31<br />
VOORSCHRIFTEN 32<br />
BIJLAGE 1 : AFVALSCHEIDINGSTABEL 53<br />
BIJLAGE 2: ZONEBEHEERTOETS 54<br />
pagina 5 van 54
<strong>Groningen</strong>,<br />
Nr. 2013-23.152/ , MV<br />
GEDEPUTEERDE STATEN DER PROVINCIE GRONINGEN<br />
ONTWERP<br />
Beschikken hierbij op <strong>de</strong> aanvraag van NPG <strong>Groningen</strong> N. V. <strong>voor</strong> een oprichtingsvergunning op<br />
grond van <strong>de</strong> Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht <strong>voor</strong>een biogasinstallatie.<br />
1. INLEIDING<br />
1.1 On<strong>de</strong>rwerp<br />
Ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> Staten van <strong>Groningen</strong> hebben op 7 maart 2013 een aanvraag ontvangen van NPG<br />
<strong>Groningen</strong> N.V. (NPG). De aanvraag gaat over een biogasinstallatie. De inrichting is gelegen aap Avebeweg<br />
1 te Foxhol, kadastraal bekend gemeente Hoogezand, sectie L.<br />
De aanvraag is geregistreerd on<strong>de</strong>r nummer OLO 594965.<br />
Verzocht wordt om:<br />
1. een omgevingsvergunning zoals bedoeld in <strong>de</strong> Wabo. De aanvraag is gefaseerd, waarbij fase 1<br />
betrekking heeft op een vergunning ex artikel 2.1, lid 1, on<strong>de</strong>r e (milieu) juncto artikel 2.6, lid 1 Wabo;<br />
2. fase 2 (nog in te dienen) heeft betrekking op een vergunning ex artikel 2.1, lid 1, on<strong>de</strong>r a (bouw).<br />
1.2 Besluit<br />
Ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> Staten besluiten, gelet op artikel 2.1 en 2.2 van <strong>de</strong> Wet algemene bepalingen<br />
omgevingsrecht:<br />
- <strong>de</strong> omgevingsvergunning <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eerste fase beschikking te verlenen <strong>voor</strong><strong>de</strong> activiteit milieu (artikel 2.1,<br />
lid 1 on<strong>de</strong>r a Wabo)<br />
- <strong>de</strong> vergunning te verlenen <strong>voor</strong> onbepaal<strong>de</strong> tijd;<br />
- dat <strong>de</strong> aanvraag geen on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el uitmaakt van <strong>de</strong>ze vergunning:<br />
- aan <strong>de</strong>ze vergunning <strong>voor</strong>schriften te verbin<strong>de</strong>n die zijn opgenomen in <strong>de</strong> bijlage;<br />
- dat het aan <strong>de</strong>ze vergunning verbon<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>schrift 6.1.2 geduren<strong>de</strong> 3 jaar In werking blijft nadat <strong>de</strong>ze<br />
vergunning zijn geldigheid heeft verloren.<br />
1.3 On<strong>de</strong>rtekening en verzending<br />
Ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> Staten van <strong>Groningen</strong>,<br />
Deze beslissing is namens Ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> Staten genomen door het lid van Ge<strong>de</strong>puteer<strong>de</strong> Staten dat het<br />
on<strong>de</strong>rwerp in portefeuille heeft.<br />
, <strong>voor</strong>zitter.<br />
Een exemplaar van dit (ontwerp-) besluit is gezon<strong>de</strong>n aan<br />
pagina 6 van 54<br />
, secretaris.
het college van burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs van <strong>de</strong> gemeente Hoogezand-Sappemeer;<br />
<strong>de</strong> burgemeester van <strong>de</strong> gemeente Hoogezand-Sappemeer;<br />
het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (ILT), postbus 16191, 2500 BD te Den Haag;<br />
Inspectie SZW, Postbus Al 10 MHC, Postbus 820, 3500 AV Utrecht:<br />
het bestuur van <strong>de</strong> Veiligheidsregio, postbus 584, 9700 AN te <strong>Groningen</strong>, en<br />
het Waterschap Hunze en Aa's te Veendam.<br />
pagina 7 van 54
2. OMGEVINGSVERGUNNINGPROCEDUREEL<br />
2.1 Gegevens aanvrager<br />
Op 7 maart 2013 hebben wij een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in <strong>de</strong> Wet algemene<br />
bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ontvangen. Het betreft een verzoek van NPG <strong>voor</strong> een biogasinstallatie.<br />
2.2 Gefaseer<strong>de</strong> indiening<br />
De vergunning is gefaseerd ingediend. In fase 1 wordt het milieu<strong>de</strong>el behan<strong>de</strong>ld, in fase 2 wordt het<br />
bouw<strong>de</strong>el behan<strong>de</strong>ld. On<strong>de</strong>rhavige beschikking heeft betrekking op fase 1. Dit betekent dat <strong>de</strong><br />
inwerkingtreding van <strong>de</strong> omgevingsvergunning dan pas optreedt nadat ook <strong>de</strong> beschikking op het bouw<strong>de</strong>el<br />
van kracht is gewor<strong>de</strong>n.<br />
2.3 Projectbeschrijving<br />
De hoofdactiviteit van NPG betreft het gezamenlijk vergisten van mest en co-producten, bestaan<strong>de</strong> uit<br />
landbouwproducten, <strong>voor</strong> het verkrijgen van biogas. Deels wordt met dit biogas in een Warmte Kracht<br />
Koppeling (WKK) electriciteit en warmte opgewekt, en <strong>de</strong>els wordt het biogas opgewerkt tot groen gas. Per<br />
jaar wordt 360.000 ton biomassa aangevoerd, waarvan minimaal <strong>de</strong> helft bestaat uit mest.<br />
2.4 Bevoegd gezag<br />
De hoeveelheid biogas, die binnen <strong>de</strong> inrichting aanwezig kan zijn, overschrijdt <strong>de</strong> in artikel 8 BRZO 1999<br />
aangegeven hoge drempelwaar<strong>de</strong> <strong>voor</strong> gevaarlijke stoffen. Het bedrijf is daarom VR-plichtig op grond van<br />
het BRZO 1999.<br />
Derhalve zijn wij gelet op <strong>de</strong> projectbeschrijving, alsme<strong>de</strong> op het bepaal<strong>de</strong> in hoofdstuk 3 van het Besluit<br />
omgevingsrecht (Bor) en <strong>de</strong> daarbij horen<strong>de</strong> bijlage het bevoegd gezag om <strong>de</strong> integrale<br />
omgevingsvergunning te verlenen of (ge<strong>de</strong>eltelijk) te weigeren. Daarbij zijn wij er procedureel en inhou<strong>de</strong>lijk<br />
<strong>voor</strong> verantwoor<strong>de</strong>lijk dat in ons besluit alle aspecten aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> komen met betrekking tot <strong>de</strong> fysieke<br />
leefomgeving, zoals ruimte, milieu, natuur en aspecten met betrekking tot bouwen, monumenten en<br />
brandveiligheid. Ver<strong>de</strong>r dienen wij er<strong>voor</strong> zorg te dragen dat <strong>de</strong> aan <strong>de</strong> omgevingsvergunning verbon<strong>de</strong>n<br />
<strong>voor</strong>schriften op elkaar zijn afgestemd.<br />
2.5 M.e.r.-beoor<strong>de</strong>lingsplicht<br />
De <strong>voor</strong>genomen activiteit valt on<strong>de</strong>r categorie 22.1 van <strong>de</strong> D-lijst van het Besluit m.e.r, maar valt ruim on<strong>de</strong>r<br />
<strong>de</strong> drempel van <strong>de</strong> m.e.r.-beoor<strong>de</strong>lingsplicht. Volgens het Besluit m.e.r. is er dan geen m.e.r.beoor<strong>de</strong>lingsplicht.<br />
Deze drempel mag volgens het Europese Hof niet bepalend zijn.<br />
Derhalve hebben wij aanvullend <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> in bijlage III van <strong>de</strong> EEG-richtlijn milieueffectrapportage<br />
aangegeven factoren in overweging genomen:<br />
1. het kenmerk van het project<br />
2. <strong>de</strong> plaats van het project<br />
3. <strong>de</strong> kenmerken van het potentiële effect.<br />
Naar onze mening is er, op basis van <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling van bovenstaan<strong>de</strong> factoren, geen sprake van dusdanig<br />
mogelijke na<strong>de</strong>lige gevolgen <strong>voor</strong> het milieu dat een m.e.r.-beoor<strong>de</strong>lingsprocedure noodzakelijk is.<br />
2.6 Bestemmingsplan<br />
De inrichting van NPG dient te voldoen aan <strong>de</strong> eisen van het bestemmingplan bedrijventerrein Hoogezand<br />
West. Dit bestemmingsplan is van <strong>de</strong> datum 4 oktober 2010. Het bestemmingplan staat <strong>de</strong> vestiging van<br />
NPG toe en stelt daaraan diverse eisen. Deze eisen wor<strong>de</strong>n getoetst in het bouw<strong>de</strong>el van <strong>de</strong><br />
Omgevingsvergunning (fase 2). Belangrijke bestemmingplaneisen zijn:<br />
De aard en omvang van het gebruik<br />
Maximale bouwhoogte<br />
2.7 Procedure en zienswijzen<br />
Deze beschikking is <strong>voor</strong>bereid met <strong>de</strong> uitgebrei<strong>de</strong> <strong>voor</strong>bereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.3<br />
van <strong>de</strong> Wabo. Gelet hierop zijn wij niet verplicht om van <strong>de</strong> aanvraag kennis te geven in een of meer dag-,<br />
nieuws- of huis-aan-huisbla<strong>de</strong>n of op an<strong>de</strong>re geschikte wijze.<br />
Wij hebben op 14 maart 2013 <strong>de</strong> ontvangst van <strong>de</strong> aanvraag bevestigd aan <strong>de</strong> aanvrager.<br />
2.8 Volledigheid aanvraag<br />
Artikel 2.8 van <strong>de</strong> Wabo biedt <strong>de</strong> grondslag <strong>voor</strong> een geharmoniseer<strong>de</strong> regeling van <strong>de</strong> indieningsvereisten.<br />
Dit betreft <strong>de</strong> gegevens en beschei<strong>de</strong>n die bij een aanvraag om een omgevingsvergunning moeten wor<strong>de</strong>n<br />
overlegd om tot een ontvankelijke aanvraag te komen. De regeling is uitgewerkt in paragraaf 4.2 van het Bor,<br />
met een na<strong>de</strong>re uitwerking in <strong>de</strong> Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor).<br />
De aanvraag is volledig.<br />
pagina 8 van 54
2.9 Adviezen<br />
In <strong>de</strong> Wabo en het Bor wor<strong>de</strong>n bestuursorganen vanwege hun specifieke <strong>de</strong>skundigheid of betrokkenheid<br />
aangewezen als adviseur. Gelet op het bepaal<strong>de</strong> in artikel 2.26 Wabo, alsme<strong>de</strong> <strong>de</strong> artikelen 6.1 tot en met<br />
6.5 van het Bor, hebben wij <strong>de</strong> aanvraag op 14 maart 2013 ter advies aan <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> instanties c.q.<br />
bestuursorganen gezon<strong>de</strong>n:<br />
het college van burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs van <strong>de</strong> gemeente Hoogezand-Sappemeer, <strong>de</strong> burgemeester<br />
van <strong>de</strong> gemeente Hoogezand-Sappemeer, het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (ILT), Postbus 16191,<br />
2500 BD te Den Haag, Inspectie SZW, Postbus Al 10 MHC, Postbus 820, 3500 AV Utrecht, het bestuur van<br />
<strong>de</strong> Veiligheidsregio, Postbus 584, 9700 AN te <strong>Groningen</strong> en het Waterschap Hunze en Aa's te Veendam.<br />
Wij hebben geen adviezen ontvangen.<br />
2.10 Ter inzage ontwerpbeschikking<br />
Tussen 10 juni 2013 en 22 juli 2013 ligt het ontwerp van <strong>de</strong> beschikking ter inzage in het gemeentehuis van<br />
<strong>de</strong> gemeente Hoogezand-Sappemeer en in het provinciehuis. Een ie<strong>de</strong>r is/wordt in <strong>de</strong> gelegenheid gesteld<br />
om in die perio<strong>de</strong> zienswijzen naar voren te brengen.<br />
Het <strong>ontwerpbesluit</strong> is gepubliceerd in het Dagblad van het Noor<strong>de</strong>n, editie Noord, van 8 juni 2013 en op <strong>de</strong><br />
provinciale website. Daarnaast is het <strong>ontwerpbesluit</strong> bij brief van .. juni 2013 toegezon<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> aanvrager<br />
en belanghebben<strong>de</strong>n.<br />
Tevens zijn <strong>de</strong> adviseurs in <strong>de</strong> gelegenheid gesteld advies uit te brengen over het <strong>ontwerpbesluit</strong>.<br />
2.11 P.M. Zienswijzen<br />
Van mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen is «wel/geen» gebruik gemaakt.<br />
Samengevat betreft het <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> zienswijze(n):<br />
«samenvatting zienswijzen».<br />
Over <strong>de</strong>ze zienswijzen merken wij het volgen<strong>de</strong> op:<br />
«reactie op zienswijze(n)».<br />
2.12 P.M. Ter inzage <strong>de</strong>finitieve beschikking<br />
Tussen «datum start terinzagelegging» en «datum ein<strong>de</strong> terinzagelegging» heeft <strong>de</strong> beschikking ter<br />
inzage gelegen in het gemeentehuis van <strong>de</strong> gemeente en in het provinciehuis. Het besluit is<br />
gepubliceerd in het Dagblad van het Noor<strong>de</strong>n van en op <strong>de</strong> provinciale website. Daarnaast is het besluit<br />
bij brief van toegezon<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> aanvrager en aan <strong>de</strong>genen die een zienswijze hebben ingediend en<br />
aan <strong>de</strong> adviseurs.<br />
3. OVERWEGINGEN EN TOETSING MILIEU<br />
3.1 Inleiding<br />
De aanvraag heeft betrekking op het oprichten en in werking hebben van een inrichting als bedoeld in artikel<br />
2.1, lid 1, aanhef en on<strong>de</strong>r e Wabo. De Wabo omschrijft in artikel 2.14 het milieuhygiënische toetsingska<strong>de</strong>r<br />
van <strong>de</strong> aanvraag <strong>voor</strong> een omgevingsvergunning. Een toetsing aan <strong>de</strong>ze aspecten heeft plaatsgevon<strong>de</strong>n.<br />
3.2 Toetsingska<strong>de</strong>r<br />
Gelet op artikel 2.14, lid 1 on<strong>de</strong>r a Wabo hebben wij <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> aspecten betrokken bij <strong>de</strong> beslissing:<br />
1. <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> toestand van het milieu, <strong>voor</strong> zover <strong>de</strong> inrichting daar<strong>voor</strong> gevolgen kan veroorzaken;<br />
2. <strong>de</strong> gevolgen <strong>voor</strong> het milieu, me<strong>de</strong> in hun on<strong>de</strong>rlinge samenhang bezien, die <strong>de</strong> inrichting kan<br />
veroorzaken, me<strong>de</strong> gezien <strong>de</strong> technische kenmerken en <strong>de</strong> geografische ligging daarvan;<br />
3. <strong>de</strong> met betrekking tot <strong>de</strong> inrichting en het gebied waar <strong>de</strong> inrichting zal zijn of is gelegen, re<strong>de</strong>lijkerwijs te<br />
verwachten ontwikkelingen die van belang zijn met het oog op <strong>de</strong> bescherming van het milieu;<br />
4. <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n tot bescherming van het milieu, door <strong>de</strong> na<strong>de</strong>lige gevolgen <strong>voor</strong> het milieu, die <strong>de</strong><br />
inrichting kan veroorzaken, te <strong>voor</strong>komen, of zoveel mogelijk te beperken, <strong>voor</strong> zover zij niet kunnen<br />
wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>komen;<br />
5. het systeem van met elkaar samenhangen<strong>de</strong> technische, administratieve en organisatorische<br />
maatregelen om <strong>de</strong> gevolgen die <strong>de</strong> inrichting <strong>voor</strong> het milieu veroorzaakt, te monitoren, te beheersen<br />
en, <strong>voor</strong> zover het na<strong>de</strong>lige gevolgen betreft, te vermin<strong>de</strong>ren, dat <strong>de</strong>gene die <strong>de</strong> inrichting drijft, met<br />
betrekking tot <strong>de</strong> inrichting toepast, alsme<strong>de</strong> het milieubeleid dat hij met betrekking tot <strong>de</strong> inrichting<br />
voert.<br />
Wij beperken ons tot die on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van het toetsingska<strong>de</strong>r die ook daadwerkelijk op onze beslissing van<br />
invloed (kunnen) zijn.<br />
pagina 9 van 54
3.3 Conclusie<br />
Vanuit het toetsingska<strong>de</strong>r dat betrekking heeft op on<strong>de</strong>rhavige aanvraag <strong>voor</strong> het oprichten en in werking<br />
hebben van een biomassa vergistingsinstallatie hebben wij geen be<strong>de</strong>nkingen tegen het verlenen van een<br />
omgevingsvergunning <strong>voor</strong> fase 1.<br />
3.4 Nationale Milieubeleidsplannen<br />
Het algemene Rijksbeleid met betrekking tot het milieu is vastgelegd in <strong>de</strong> Nationale Milieubeleidsplannen<br />
(NMP's). Doel van het milieubeleid is een bijdrage te leveren aan een gezond en veilig leven, in een<br />
aantrekkelijke leefomgeving, te mid<strong>de</strong>n van een vitale natuur, zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> mondiale biodiversiteit aan te tasten<br />
of natuurlijke hulpbronnen uit te putten.<br />
In <strong>de</strong> NMP's zijn geen direct werken<strong>de</strong> bepalingen of beperkingen opgenomen <strong>voor</strong> het verlenen van<br />
<strong>milieuvergunning</strong>en. Wel zijn on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re lan<strong>de</strong>lijke doelstellingen geformuleerd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> emissies van NOx,<br />
SO2 en VOS. Wij zijn van mening dat <strong>de</strong> werkwijze van <strong>de</strong> vergunninghoudster niet in strijd is met <strong>de</strong><br />
NMP's.<br />
3.5 Provinciaal Omgevingsplan (POP)<br />
Het provinciaal beleid <strong>voor</strong> <strong>de</strong> fysieke leefomgeving in <strong>de</strong> provincie <strong>Groningen</strong> is opgenomen in het<br />
Provinciaal Omgevingsplan <strong>Groningen</strong> 2009-2013 (POP) dat Provinciale Staten van <strong>Groningen</strong> op 17 juni<br />
2009 hebben vastgesteld.<br />
Voor een bijdrage aan een duurzame ontwikkeling van <strong>de</strong> provincie <strong>Groningen</strong> wordt daarbij naar een goe<strong>de</strong><br />
balans tussen leefbaarheid, milieu en economie gezocht. Daarbij zullen <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> doelstellingen wor<strong>de</strong>n<br />
nagestreefd:<br />
zo laag mogelijke milieubelasting <strong>voor</strong> mens en natuur bij het inrichten van <strong>de</strong> ruimte;<br />
handhaving van <strong>de</strong> huidige milieukwaliteit (bo<strong>de</strong>m, lucht, water, geur en geluid) op gebiedsniveau<br />
on<strong>de</strong>r in aanmerking neming daarbij van <strong>de</strong> daarmee samenhangen<strong>de</strong> gezondheidsrisico's en <strong>de</strong><br />
manier waarop we omgaan met gevaarlijke stoffen en afval;<br />
zuinig gebruik van grondstoffen en energie en ketenvorming en/of bun<strong>de</strong>ling met an<strong>de</strong>re<br />
productieprocessen.<br />
In <strong>de</strong> hoofdstukken "Schoon en veilig <strong>Groningen</strong>", "Karakteristiek <strong>Groningen</strong>" en "Energiek <strong>Groningen</strong>"<br />
wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> doelstellingen die specifiek van toepassing zijn op milieukwaliteit na<strong>de</strong>r ge<strong>de</strong>finieerd. In <strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rhavige vergunning is hiermee rekening gehou<strong>de</strong>n.<br />
Het plan bevat ten aanzien van <strong>de</strong> activiteiten waar<strong>voor</strong> vergunning wordt gevraagd en <strong>de</strong> milieu-aspecten<br />
die hierbij aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> zijn geen concrete beleidsbeslissingen.<br />
3.6 Groene wetten<br />
3.6.1 Natuurbeschermingswet<br />
De Natuurbeschermingswet 1998 heeft betrekking op gebiedsbescherming, en <strong>de</strong> Vogel- en Habitatrichtlijn<br />
zijn volledig in <strong>de</strong>ze wet geïmplementeerd. Op een afstand van 420m van <strong>de</strong> grens van <strong>de</strong> inrichting ligt het<br />
Zuidlaar<strong>de</strong>rmeergebied. Dit is een aangewezen beschermd natuurmonument en Natura 2000-gebied als<br />
bedoeld in <strong>de</strong> Natuurbeschermingswet 1998.<br />
De bijdrage van emissies van <strong>de</strong> inrichting op dit Zuidlaar<strong>de</strong>rmeergebied kan ons inziens als niet significant<br />
wor<strong>de</strong>n beschouwd en zal naar onze mening niet lei<strong>de</strong>n tot significante negatieve effecten op natuurwaar<strong>de</strong>n<br />
van bescherm<strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n dan wel organismen in <strong>de</strong> omgeving van <strong>de</strong> inrichting. Het is geenszins<br />
aannemelijk dat <strong>de</strong> wezenlijke kenmerken hiervan wor<strong>de</strong>n aangetast door dit <strong>voor</strong>nemen.<br />
3.6.2 Flora en faunawet<br />
De Flora- en faunawet heeft betrekking op <strong>de</strong> individuele bescherm<strong>de</strong> plant- en diersoorten. In <strong>de</strong> Flora- en<br />
faunawet is een verbod opgenomen tot het beschadigen, do<strong>de</strong>n, vernielen, verontrusten en/of verstoren van<br />
bescherm<strong>de</strong> plant- en diersoorten dan wel het beschadigen, vernielen en/of verstoren van <strong>de</strong> nesten, holen,<br />
<strong>voor</strong>tplanting- en rustplaatsen van beschermen<strong>de</strong> diersoorten. Dit houdt in dat als <strong>de</strong> oprichting of het in<br />
werking zijn van een vergunningplichtige inrichting leidt tot negatieve effecten op (<strong>voor</strong>tplantings-, rust- en<br />
verblijfplaatsen van) bescherm<strong>de</strong> soorten, ontheffing op grond van <strong>de</strong> Flora- en faunawet vereist kan zijn.<br />
In on<strong>de</strong>rhavig geval is hiervan geen sprake en een belemmering op grond van <strong>de</strong> Flora- en faunawet is<br />
<strong>de</strong>rhalve niet aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>.<br />
Gelet op <strong>de</strong> in <strong>de</strong> <strong>voor</strong>gaan<strong>de</strong> alinea's weergegeven feiten en omstandighe<strong>de</strong>n zijn wij van oor<strong>de</strong>el dat met<br />
betrekking tot <strong>de</strong> aangevraag<strong>de</strong> activiteiten geen re<strong>de</strong>nen aanwezig zijn om aan <strong>de</strong> aangevraag<strong>de</strong><br />
vergunning hiertoe aanvullen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>schriften te verbin<strong>de</strong>n.<br />
3.7 Het milieu<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> aanvraag<br />
De hoofdactiviteit van NPG betreft het gezamenlijk vergisten van biomassa, bestaan<strong>de</strong> uit mest en<br />
landbouwproducten, <strong>voor</strong> het verkrijgen van biogas. Deels wordt met dit biogas in een Warmte Kracht<br />
Koppeling (WKK) elecitriciteit en warmte opgewekt, en <strong>de</strong>els wordt het biogas opgewerkt tot groen gas.<br />
Biomassa<br />
pagina 10 van 54
Per jaar wordt 360.000 ton biomassa aangevoerd, waarvan minimaal <strong>de</strong> helft bestaat uit mest. Het overige<br />
<strong>de</strong>el betreft co-vergistingsmaterialen. Er is geen sprake van het aanvoer van afvalstoffen. Alle grondstoffen<br />
die ten behoeve van co-vergisting wor<strong>de</strong>n toegepast, zijn beoogd geproduceerd.<br />
Gas/electriciteit<br />
De gezamenlijke gasproductie van alle vergisters is 39.000.000 m3 gas.<br />
Dit is gemid<strong>de</strong>ld 106.849 m3 gas/dag. Maximaal wordt 120.000 m3 gas per dag gemaakt.<br />
Van dit biogas wordt circa 20% afgevoerd als brandstof <strong>voor</strong> <strong>de</strong> twee WKK's (circa 900 m3 per uur). De<br />
jaarlijks met <strong>de</strong> WKK geproduceer<strong>de</strong> hoeveelheid electriciteit is circa 17.700.000 kWh.<br />
Het resteren<strong>de</strong> gas gaat <strong>voor</strong> ver<strong>de</strong>re opwerking naar <strong>de</strong> Biogas Upgra<strong>de</strong> installatie en wordt afgevoerd naar<br />
het openbare net als groen gas.<br />
Proces<br />
De grondstoffen (mest en biomassa) wor<strong>de</strong>n in een loods opgeslagen. Deze opslag is zo groot dat een<br />
werkdag zon<strong>de</strong>r aanvoer overbrugd kan wor<strong>de</strong>n. Re<strong>de</strong>n hier<strong>voor</strong> is dat dan op zon- en feestdagen geen<br />
aan- en afvoer nodig is.<br />
Co-producten wor<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> leveren<strong>de</strong> bedrijven tij<strong>de</strong>lijk opgeslagen, ze zijn dus niet in opslag bij NPG.<br />
De steekvaste mest en co-substraten wor<strong>de</strong>n in een bunker gestort. Deze bunkers zijn <strong>voor</strong>zien van walking<br />
floors. Met <strong>de</strong>ze walking floors in combinatie met schroeftransport wordt <strong>de</strong> mest en het co-substraat zon<strong>de</strong>r<br />
ver<strong>de</strong>r han<strong>de</strong>lingen in <strong>de</strong> hydrolysetanks gebracht.<br />
In <strong>de</strong> hydrolysetanks vindt sanitatie plaats. Hierbij wor<strong>de</strong>n lange molecuulketens van stoffen (vetzuren,<br />
koolhydraten eiwitten enz.) tot korte ketens gebroken. Dit is het begin van het vergistingsproces en in <strong>de</strong>ze<br />
fase ontstaat dan ook nog geen biogas.<br />
Het vergistingsproces vindt plaats in <strong>de</strong> hoofdvergisters en <strong>de</strong> (na)vergisters. Het materiaal verblijft ca. 30<br />
dagen bij een temperatuur gelegen tussen 38 en 55 °C in <strong>de</strong> vergisters en ca. 30 dagen bij een temperatuur<br />
van 40°C in <strong>de</strong> navergisters. De gezamenlijke gasproductie van alle vergisters is 39.000.000 m3 gas. Dit is<br />
gemid<strong>de</strong>ld 106.849 m3 gas/dag. Maximaal wordt 120.000 m3 gas per dag gemaakt.<br />
Van dit biogas wordt circa 20% afgevoerd als brandstof <strong>voor</strong> <strong>de</strong> twee WKK's (circa 900 m3 per uur). De<br />
jaarlijks met <strong>de</strong> WKK geproduceer<strong>de</strong> hoeveelheid electriciteit is circa 17.700.000 kWh. Bei<strong>de</strong> WKK's hebben<br />
hier<strong>voor</strong> elk een vermogen van 2 MW.<br />
Het ontstane biogas wordt via een leiding naar <strong>de</strong> gasbuffertank gebracht, daarna gaat het via <strong>de</strong><br />
ontzwaveling (waterstofdisulfi<strong>de</strong>-verwij<strong>de</strong>ring(= H2S)) en koeling als brandstof naar <strong>de</strong> WKK (circa 20% van<br />
het gas) of als ver<strong>de</strong>r op te werken gas naar <strong>de</strong> BiogasUpgra<strong>de</strong> Installatie (circa 80% van het gas).<br />
De twee WKK's, van 2 Mw elk, zetten het gas om in electriciteit en warmte. De opgewekte hoeveelheid<br />
elektriciteit is circa 17.700.000 kWh. Dit wordt <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>el verbruikt in het eigen proces; het overgrote <strong>de</strong>el<br />
wordt geleverd aan het openbare net. De warmte wordt nog <strong>de</strong>els benut <strong>voor</strong> het vergistingsproces.<br />
Naast het leveren van elektrische energie wordt een <strong>de</strong>el van het geproduceer<strong>de</strong> biogas opgewerkt tot<br />
aardgaskwaliteit in een Biogas Upgra<strong>de</strong> installatie. Vervolgens wordt dit gas (8 bar druk) afgegeven aan het<br />
openbare aardgasnetwerk. Het betreft hier een regionaal lage druk systeem.<br />
De biomassa, dat resteert na <strong>de</strong> gasproductie - het digestaat -, wordt vervolgens afgevoerd en toegepast als<br />
bemesting op <strong>de</strong> omliggen<strong>de</strong> landbouwgron<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> noor<strong>de</strong>lijke regio<br />
Installatie<br />
3 ontvangstloodsen met elk een oppervlak van 1540 m2 en een mestopslagcapaciteit van 21.000 ton .<br />
In elk van <strong>de</strong> <strong>de</strong> 3 genoem<strong>de</strong> loodsen bevindt zich ten behoeve van <strong>de</strong> mestopslag een stortbunker <strong>voor</strong><br />
steekvaste biomassa en 2 hydrolysetanks met elk een inhoud van circa 510 m3.<br />
9 vergisters met elk een inhoud van circa 3800 m3<br />
3 navergisters met elk een inhoud van circa 9620 m3<br />
3 digestaattanks met elk een inhoud van circa 9620 m3<br />
1 biogastank (biogasbuffer) met een inhoud van maximaal 12.828 m3<br />
Een WKK 1 en een WKK2. Met elk een maximaal vermogen van 2 MW.<br />
Een BiogasUpgra<strong>de</strong> installatie<br />
Utilities<br />
Per opslagloods is een biologische luchtwasser <strong>voor</strong>zien <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>ring van stof, ammoniak en geur.<br />
Affakkelinstallatie.<br />
De opslag van motorolie en dieselolie vindt plaats in <strong>de</strong> werkplaats. De diesel wordt gebruikt als brandstof<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> shovel en het noodstroomaggregaat.<br />
Opslag vindt plaats in een bovengrondse dubbelwandige tank met lek<strong>de</strong>tectie, danwei in een (enkelwandige)<br />
dieseltank opgesteld in / boven een opvangbak met voldoen<strong>de</strong> opvangcapaciteit.<br />
pagina 11 van 54
Noodstroomaggregaat op diesel van 500 kW.<br />
3.8 Activiteitenbesluit<br />
Rechtstreekse werking<br />
Het Activiteitenbesluit is een Algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) waarin <strong>voor</strong> bepaal<strong>de</strong> activiteiten<br />
direct werken<strong>de</strong> eisen zijn gesteld. Deze eisen mogen niet in <strong>de</strong> omgevingsvergunning wor<strong>de</strong>n opgenomen.<br />
In <strong>de</strong> omgevingsvergunning kan van het Activiteitenbesluit wor<strong>de</strong>n afgeweken <strong>voor</strong> zover dat in het<br />
Activiteitenbesluit is aangegeven.<br />
In bijlage 1, on<strong>de</strong>r B of C van het Bor wordt aangegeven of <strong>voor</strong> een inrichting een vergunningplicht geldt.<br />
NPG is een type C inrichting. Bepaal<strong>de</strong> artikelen uit het Activiteitenbesluit kunnen van toepassing zijn. Deze<br />
<strong>voor</strong>schriften uit het Activiteitenbesluit en <strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong> Ministeriële regeling hebben een rechtstreekse<br />
werking en mogen niet in <strong>de</strong> vergunning wor<strong>de</strong>n opgenomen. De <strong>voor</strong>schriften die in <strong>de</strong>ze vergunning zijn<br />
opgenomen zijn die <strong>voor</strong>schriften <strong>voor</strong> aspecten en activiteiten die niet zijn geregeld in het Activiteitenbesluit<br />
en <strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong> Ministeriële regeling.<br />
Activiteiten on<strong>de</strong>r Activiteitenbesluit<br />
Binnen <strong>de</strong> inrichting vin<strong>de</strong>n <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> activiteiten plaats die vallen on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> werkingssfeer van het<br />
Activiteitenbesluit.<br />
Voor <strong>de</strong> aangevraag<strong>de</strong> activiteiten houdt dit in dat - <strong>voor</strong> zover <strong>de</strong>ze betrekking hebben op <strong>de</strong> genoem<strong>de</strong><br />
(<strong>de</strong>el)activiteiten - moet wor<strong>de</strong>n voldaan aan <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> artikelen uit het Activiteitenbesluit en <strong>de</strong><br />
bijbehoren<strong>de</strong> ministeriële regeling:<br />
1 .Paragraaf 3.1.3 Lozen van hemelwater niet afkomstig van bo<strong>de</strong>mbeschermen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>ziening;<br />
2.Paragraaf 3.1.4 Lozen van huishou<strong>de</strong>lijk afvalwater op locatie ;<br />
3.Paragraaf 3.2.1 In werking hebben van een stookinstallatie, niet zijn<strong>de</strong> een grote stookinstallatie;<br />
4.Paragraaf 3.4.3 Opslaan en overslaan van goe<strong>de</strong>ren;<br />
5.Paragraaf 3.4.6 Opslaan van drijfmest en digestaat;<br />
6.Paragraaf 3.4.9 Opslaan van gasolie, smeerolie of afgewerkte olie in een bovengrondse opslagtank.<br />
Algemene regels ten aanzien genoem<strong>de</strong> activiteiten<br />
Op <strong>de</strong> bovengenoem<strong>de</strong> activiteiten die on<strong>de</strong>r het activiteitenbesluit valllen is van het activiteitenbesluit<br />
tevens van toepassing af<strong>de</strong>ling 2.1 (zorgplicht), af<strong>de</strong>ling 2.2 (lozingen), af<strong>de</strong>ling 2.3. (lucht) en af<strong>de</strong>ling 2.4.<br />
(bo<strong>de</strong>m).<br />
Maatwerk<br />
Gezien <strong>de</strong> rechtstreekse werking van het Activiteitenbesluit kunnen uitsluitend aanvullen<strong>de</strong><br />
maatwerk<strong>voor</strong>schriften wor<strong>de</strong>n vastgesteld ten aanzien van <strong>de</strong>ze activiteiten. Er wor<strong>de</strong>n in dit geval geen<br />
aanvullen<strong>de</strong> maatwerk<strong>voor</strong>schriften vastgesteld <strong>voor</strong> genoem<strong>de</strong> activiteiten. De <strong>voor</strong>schriften uit het<br />
Activiteitenbesluit voldoen <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze situatie.<br />
3.9 Best Beschikbare Technieken<br />
3.9.1 Inleiding<br />
In het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu moeten aan <strong>de</strong><br />
vergunning <strong>voor</strong>schriften wor<strong>de</strong>n verbon<strong>de</strong>n, die nodig zijn om <strong>de</strong> na<strong>de</strong>lige gevolgen die <strong>de</strong> inrichting <strong>voor</strong><br />
het milieu kan veroorzaken, te <strong>voor</strong>komen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk - bij <strong>voor</strong>keur bij <strong>de</strong><br />
bron - te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in <strong>de</strong> inrichting ten minste <strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> inrichting in aanmerking komen<strong>de</strong> beste beschikbare technieken (BBT) wor<strong>de</strong>n toegepast.<br />
Vanaf januari 2013 moet <strong>voor</strong> IPPC-inrichtingen bij het bepalen van beste beschikbare technieken (BBT)<br />
rekening wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n met BBT-conclusies en bij ministeriële regeling aangewezen<br />
informatiedocumenten over BBT.<br />
Bij niet IPPC-inrichtingen is wettelijk alleen toetsing aan en bij ministeriële regeling aangewezen<br />
informatiedocumenten over BBT vereist. BBT-conclusies kunnen wel bij <strong>de</strong> toetsing wor<strong>de</strong>n betrokken.<br />
Nationaal aangewezen BBT-documenten<br />
In <strong>de</strong> bijlage van <strong>de</strong> Mor staan <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse informatiedocumenten over BBT:<br />
Europese wetgeving<br />
Vanaf januari 2013 moet bij het bepalen van beste beschikbare technieken (BBT) rekening wor<strong>de</strong>n<br />
gehou<strong>de</strong>n met BBT-conclusies. BBT-conclusies is een document met <strong>de</strong> conclusies over beste beschikbare<br />
technieken, vastgesteld overeenkomstig artikel 13, vijf<strong>de</strong> en zeven<strong>de</strong> lid van <strong>de</strong> Richtlijn industriële<br />
emissies (<strong>de</strong>finitie in artikel 1.1 eerste lid van het Bor):<br />
- Met BBT-conclusies overeenkomstig artikel 13 vijf<strong>de</strong> lid wor<strong>de</strong>n BBT-conclusies bedoeld die wor<strong>de</strong>n<br />
vastgesteld op basis artikel 75 twee<strong>de</strong> lid van <strong>de</strong> Richtlijn industriële emissies. Dit zijn <strong>de</strong> BBT-conclusies<br />
vastgesteld na 6 januari 2011 on<strong>de</strong>r het regime van <strong>de</strong> Richtlijn industriële emissies;<br />
pagina 12 van 54
- Met BBT-conclusies overeenkomstig artikel 13 zeven<strong>de</strong> lid wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> BREFs bedoeld. Het<br />
hoofdstuk waarin <strong>de</strong> beste beschikbare technieken (BAT hoofdstuk) staan uit <strong>de</strong>ze BREFs geldt als BBTconclusies<br />
(totdat nieuwe BBT conclusies overeenkomstig artikel 75 twee<strong>de</strong> lid zijn vastgesteld).<br />
BBT-conclusies wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> Europese commissie vastgesteld en bekendgemaakt in het Publicatieblad<br />
van <strong>de</strong> Europese Unie (een uitvoeringsbesluit van <strong>de</strong> Europese commissie dat gericht is tot <strong>de</strong> lidstaten). Zij<br />
wor<strong>de</strong>n daarom niet meer apart wor<strong>de</strong>n aangewezen in <strong>de</strong> Regeling omgevingsrecht.<br />
Een actueel overzicht van <strong>de</strong> BBT-conclusies zijn te vin<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> website van Kenniscentrum<br />
InfoMil www.infomil.nl/bbt-conclusies<br />
3.9.2 Toetsdocumenten<br />
De aangevraag<strong>de</strong> activiteiten wor<strong>de</strong>n niet genoemd in bijlage I van <strong>de</strong> IPPC-richtlijn. Derhalve betreft het<br />
geen inrichting waartoe een IPPC -installatie behoort.<br />
Bij het bepalen van <strong>de</strong> BBT hebben wij rekening gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> informatiedocumenten over<br />
BBT, zoals aangewezen in <strong>de</strong> bijlage van <strong>de</strong> Mor.<br />
Handreiking (co-)vergisting van mest;<br />
Ne<strong>de</strong>rlandse emissierichtlijn lucht (NeR);<br />
Ne<strong>de</strong>rlandse richtlijn bo<strong>de</strong>mbescherming (NRB);<br />
PGS 15, Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen;<br />
PGS 30, Vloeibare aardolieproducten: buitenopslag in kleine installaties<br />
3.9.3 Wijze van toetsing<br />
De in <strong>de</strong> aanvraag beschreven situatie dient te voldoen aan BBT. In <strong>de</strong> hierna volgen<strong>de</strong> hoofdstukken is per<br />
on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el gemotiveerd waarom <strong>de</strong>ze aangevraag<strong>de</strong> situatie BBT en dus vergunbaar is.<br />
3.9.4 Conclusie<br />
De inrichting voldoet aan <strong>de</strong> beste beschikbare technieken (BBT) ter <strong>voor</strong>koming van emissies naar <strong>de</strong> lucht,<br />
<strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m, het water, gelui<strong>de</strong>missies, afvalpreventie, externe veiligheid en energiebesparing.<br />
3.9.5 Handreiking (co-)vergisting van mest;<br />
De handreiking (co)-vergisting van mest is <strong>de</strong>finitief gewor<strong>de</strong>n in september 2010, en is per 1 januari 2011<br />
aangewezen als BBT-referentiedocument.<br />
In <strong>de</strong> handreiking (co)-vergisting genoem<strong>de</strong> uitgangspunten:<br />
- On<strong>de</strong>rhoud en aanpassingen aan vergistingsinstallatie, biogasopslag, wkk en alle bijbehoren<strong>de</strong> leidingen<br />
en <strong>voor</strong>zieningen vindt plaats door een externe <strong>de</strong>skundige partij op basis van een beschikbaar<br />
on<strong>de</strong>rhoudscontract. Het uitgangspunt om alleen on<strong>de</strong>rhoud en aanpassingen door <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n toe te staan is<br />
min<strong>de</strong>r van toepassing op NPG omdat het hier een installatie met een grote industriële omvang betreft en <strong>de</strong><br />
daarmee samenhangen<strong>de</strong> personeelsbezetting. Tevens dient binnen <strong>de</strong> inrichting te wor<strong>de</strong>n gewerkt met<br />
een veiligheidsbeheersysteem (VBS, zie paragraaf veiligheid). In dit VBS is het opleidingsniveau van het<br />
personeel vastgelegd. Het toezicht op het VBS is mid<strong>de</strong>ls het BRZO rechtstreeks werkend.<br />
Tevens zijn in <strong>voor</strong>schrift 1.3.1 eisen opgenomen.<br />
-Er moet een opstartprocedure zijn opgesteld. Dit uitgangspunt is in <strong>voor</strong>schrift 9.1.2 vastgelegd.<br />
-Er moet een storingsprocedure zijn opgesteld. Dit uitgangspunt is in <strong>voor</strong>schrift 9.1.2 vastgelegd.<br />
-Er moet een noodprocedure zijn opgesteld. Dit uitgangspunt is in <strong>voor</strong>schrift 9.1.2 vastgelegd<br />
-Er moeten <strong>voor</strong>zieningen zijn om er<strong>voor</strong> te zorgen dat bij storing of stroomuitval in ie<strong>de</strong>r geval <strong>de</strong> luchtpomp<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> ontzwaveling en <strong>de</strong> fakkelinstallatie kunnen blijven draaien. Dit uitgangspunt is in <strong>voor</strong>schrift 9.1.7<br />
vastgelegd.<br />
-Het toevoegen van co-substraten aan <strong>de</strong> naopslag is niet toegestaan. Dit uitgangspunt is in <strong>voor</strong>schrift<br />
9.3.4 vastgelegd.<br />
-Het is niet toegestaan digestaat dat rechtstreeks uit <strong>de</strong> vergistingstank komt te transporteren of te mengen<br />
met an<strong>de</strong>re dierlijke meststoffen. Dit uitgangspunt is in <strong>voor</strong>schrift 9.2.9 vastgelegd<br />
-Om bo<strong>de</strong>mverontreiniging te <strong>voor</strong>komen dienen tanks met mest/co-vergistingsmaterialen te voldoen aan<br />
Richtlijnen Mestbassins 1992 (RM 1992), dient <strong>de</strong> opslag van steekvaste co-substraten plaats te vin<strong>de</strong>n op<br />
een (vloeistof keren<strong>de</strong>) opslagplaat en moet lekkage van olie uit <strong>de</strong> warmtekrachtinstallatie wor<strong>de</strong>n<br />
<strong>voor</strong>komen. Dit uitgangspunt is in <strong>voor</strong>schrift 6.3.1 vastgelegd.<br />
-Afvalwater dat vrijkomt bij <strong>de</strong> gasopwerking is zuur (pH circa 1). Dit is te zuur om op het riool of <strong>de</strong><br />
afvalwaterzuivering te lozen. Dit is niet aangevraagd.<br />
-Om geuroverlast te <strong>voor</strong>komen dienen installaties gesloten te zijn uitgevoerd en dienen eisen te wor<strong>de</strong>n<br />
gesteld aan <strong>de</strong> te vergisten materialen. Dit uitgangspunt is in <strong>de</strong> diverse <strong>voor</strong>schriften van hoofdstuk 4<br />
vastgelegd.<br />
-Bij grotere installaties is een fakkel verplicht. Deze dient te voldoen aan <strong>de</strong> Richtlijn NPR 7910-1. Dit<br />
uitgangspunt is in <strong>de</strong> diverse <strong>voor</strong>schriften van paragraaf 9.6. vastgelegd.<br />
pagina 13 van 54
- De emissies van <strong>de</strong> WKK dienen te voldoen aan het Activiteitenbesluit (<strong>de</strong> handreiking noemt nog het<br />
BEMS). Het Activiteitenbesluit is op <strong>de</strong> WKK van toepassing en rechtstreeks werkend.<br />
-Met betrekking tot <strong>de</strong> invloed op <strong>de</strong> luchtkwaliteit is alleen een significante emissie te verwachten van NOx<br />
bij <strong>de</strong> warmtekrachtinstallatie.<br />
-Gevarenzone-in<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> installatie aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong> ATEX 137 richtlijn en <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
praktijkrichtlijn 7910-1 om te komen tot een explosieveilige uitvoering. De Arbeidsinspectie ziet toe op <strong>de</strong><br />
naleving van <strong>de</strong>ze regelgeving.<br />
- Het aanhou<strong>de</strong>n van veiligheidsafstan<strong>de</strong>n conform het RIVM-rapport Veiligheid grootschalige productie van<br />
biogas (RIVM, 2010) en het document Effect- en risicoafstan<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> opslag van biogas (RIVM, 2008). Bij<br />
<strong>de</strong> aanvraag is een QRA gevoegd waarbij rekening is gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong>ze afstan<strong>de</strong>n.<br />
- Een zorgplicht <strong>voor</strong> een doelmatig gebruik van <strong>de</strong> door <strong>de</strong> WKK opgewekte warmte. Een eis aan het<br />
totaalren<strong>de</strong>ment is <strong>voor</strong> dit type WKK niet nodig.<br />
-De mogelijke geluidsbronnen van <strong>de</strong> mestvergistingsinstallatie zijn: <strong>de</strong> warmtekrachtinstallatie, <strong>de</strong><br />
mestpompen, <strong>de</strong> motoren die het roerwerk van <strong>de</strong> mestvergister aandrijven. Inci<strong>de</strong>nteel gebruik van <strong>de</strong><br />
fakkel in noodsituaties(min<strong>de</strong>r dan 12 keer per jaar) wordt buiten beschouwing gelaten. Dit is in <strong>de</strong> aanvraag<br />
opgenomen.<br />
-in <strong>de</strong> vergunning op te nemen dat alle co-substraten uit categorie A en B van <strong>de</strong> positieve lijst vergist mogen<br />
wor<strong>de</strong>n. Voor <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re categorieën uitsluitend vergunning te verlenen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> aangevraag<strong>de</strong> stromen. Dit<br />
uitgangspunt is in <strong>voor</strong>schrift 2.1.1 vastgelegd.<br />
-Verbie<strong>de</strong>n co-substraten te vergisten die niet op <strong>de</strong> positieve lijst staan. De positieve lijst is vastgesteld in<br />
bijlage Aa on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el IV van <strong>de</strong> Uitvoeringsregeling Meststoffenwet is. Hierop staan organische<br />
materialen/producten die <strong>voor</strong> co-vergisting van dierlijke mest gebruikt mogen wor<strong>de</strong>n. Dit uitgangspunt is in<br />
<strong>voor</strong>schrift 2.1.1 vastgelegd.<br />
. Op grond van <strong>de</strong> Wet milieubeheer, het Besluit mel<strong>de</strong>n bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen en <strong>de</strong><br />
Meststoffenwet moeten bepaal<strong>de</strong> registraties wor<strong>de</strong>n bijgehou<strong>de</strong>n. Hiermee is <strong>de</strong> registratie uitputten<br />
geregeld en zijn geen aanvullen<strong>de</strong> registratie-eisen in <strong>de</strong> vergunning nodig.<br />
-Voor mestverwerking is <strong>de</strong> BREF <strong>voor</strong> <strong>de</strong> intensieve veehou<strong>de</strong>rij relevant (Reference Document on Best<br />
Available Techniques for Intensive Rearing of Pigs and Poultry, juli 2003). In hoofdstuk 4.9 besteedt <strong>de</strong><br />
BREF aandacht aan "techniques for on-farm processing of manure", waaron<strong>de</strong>r biologische behan<strong>de</strong>ling<br />
zoals (co-)vergisting. De BREF stelt vrij algemene <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n aan mestverwerking zodat in Ne<strong>de</strong>rland met<br />
<strong>de</strong> inzet van co-vergisting als mestverwerkingstechniek aan <strong>de</strong> BREF kan wor<strong>de</strong>n voldaan.<br />
3.9.6 Toetsing<br />
De in <strong>de</strong> handreiking aangegeven aspecten zijn in <strong>voor</strong>schriften vastgelegd.<br />
3.9.7 Conclusie<br />
De inrichting voldoet aan <strong>de</strong> beste beschikbare technieken (BBT) die <strong>voor</strong> NPG van toepassing zijn op grond<br />
van <strong>de</strong> handreiking (co-)vergisting van mest.<br />
3.10 Afvalstoffen<br />
3.10.1 Acceptatie ingangsmaterialen<br />
Ten behoeve van <strong>de</strong> vergistingsinstallatie wor<strong>de</strong>n dierlijke mest en biomassa (co-substraten) aangevoerd.<br />
Er is geen sprake van het vergisten van afvalstoffen. Alle co-substraten die ten behoeve van co-vergisting<br />
wor<strong>de</strong>n toegepast, zijn beoogd geproduceerd. Naar <strong>de</strong> inrichting mogen <strong>de</strong>rhalve geen afvalstoffen van<br />
<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n aangevoerd.<br />
3.10.2 Binnen <strong>de</strong> inrichting vrijkomen<strong>de</strong> afval- en reststoffen<br />
Preventie<br />
In hoofdstuk 13 van het LAP is het beleid uitgewerkt <strong>voor</strong> afvalpreventie. Preventie van afval is een van <strong>de</strong><br />
hoofddoelstellingen van het afvalstoffenbeleid. Op welke wijze wij invulling geven aan preventie is<br />
beschreven in <strong>de</strong> handreiking "Wegen naar preventie bij bedrijven" (Infomil 2005). Uitgangspunt <strong>voor</strong> alle<br />
bedrijven is dat het ontstaan van afval zoveel mogelijk moet wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>komen of beperkt.<br />
Voornoem<strong>de</strong> handreiking hanteert on<strong>de</strong>rgrenzen die <strong>de</strong> relevantie van afvalpreventie bepalen. Hierin wordt<br />
gesteld dat afvalpreventie relevant is wanneer er jaarlijks meer dan 25 ton (niet gevaarlijk) bedrijfsafval en/of<br />
meer dan 2,5 ton gevaarlijk afval binnen <strong>de</strong> inrichting vrijkomt.<br />
De totale hoeveelhe<strong>de</strong>n gevaarlijk en niet gevaarlijk (gemengd) bedrijfsafval die binnen <strong>de</strong> inrichting<br />
vrijkomen liggen bene<strong>de</strong>n <strong>de</strong> gehanteer<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rgrenzen. Alleen met betrekking tot als afvalstof af te voeren<br />
digestaat dat niet voldoet als meststof kan <strong>voor</strong>noem<strong>de</strong> relevantiecriterium <strong>voor</strong> niet gevaarlijk afval wor<strong>de</strong>n<br />
overschre<strong>de</strong>n. Het vorenstaan<strong>de</strong> overwegen<strong>de</strong> en gezien <strong>de</strong> aard van <strong>de</strong>ze inrichting, hebben wij in <strong>de</strong>ze<br />
beschikking ver<strong>de</strong>r geen aandacht besteed aan <strong>de</strong> preventie van afvalstoffen.<br />
pagina 14 van 54
Afvalscheiding<br />
In hoofdstuk 14 van het LAP is het beleid uitgewerkt <strong>voor</strong> afvalscheiding, waarbij paragraaf 14.4 specifiek<br />
ingaat op afvalscheiding door bedrijven. Daarbij is aangegeven dat het <strong>voor</strong> bedrijfsafval niet goed mogelijk<br />
is een limitatieve opsomming te maken van afvalstoffen die door alle bedrijven geschei<strong>de</strong>n moet wor<strong>de</strong>n<br />
gehou<strong>de</strong>n. Bedrijven verschillen van aard en omvang veel van elkaar en er bestaat een groot aantal<br />
bedrijfsspecifieke afvalstoffen. Uitgangspunt is dat bedrijven verplicht zijn alle afvalstoffen te schei<strong>de</strong>n,<br />
geschei<strong>de</strong>n te hou<strong>de</strong>n en geschei<strong>de</strong>n afte geven, tenzij dat re<strong>de</strong>lijkerwijs niet van hen kan wor<strong>de</strong>n gevergd.<br />
In bijlage 3 van <strong>de</strong>ze beschikking is een overzicht gegeven van <strong>de</strong> afscheidingsrichtlijnen.<br />
In <strong>voor</strong>schrift 3.1.2 is vastgelegd dat het als afvalstof af te voeren digestaat, dat niet voldoet als meststof,<br />
apart van het als meststof af te voeren digestaat dient te wor<strong>de</strong>n opgeslagen.<br />
Overige <strong>voor</strong>schriften op dit punt achten wij, gelet op <strong>de</strong> aard en <strong>de</strong> omvang van <strong>de</strong> geproduceer<strong>de</strong><br />
afvalstoffen, niet nodig.<br />
Registratie afval- en reststoffen<br />
Op grond van rechtstreekse bepalingen vanuit <strong>de</strong> Wm (artikel 10.38) moet het bedrijf een registratie<br />
bijhou<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen die wor<strong>de</strong>n afgegeven aan erken<strong>de</strong><br />
inzamelaars. De gegevens die van <strong>de</strong> afgifte moeten wor<strong>de</strong>n bijgehou<strong>de</strong>n, moeten ter beschikking wor<strong>de</strong>n<br />
gehou<strong>de</strong>n van het toezichthou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> bevoegd gezag. Daarom zijn geen <strong>voor</strong>schriften opgenomen met<br />
betrekking tot <strong>de</strong> registratie van afgevoer<strong>de</strong> afvalstoffen.<br />
Opslag van geproduceer<strong>de</strong> rest- en afvalstoffen<br />
Het bevoegd gezag dient op grond van het Besluit stortplaatsen en stortverbo<strong>de</strong>n afvalstoffen (Bssa) aan<br />
een omgevingsvergunning <strong>voor</strong>schriften te verbin<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> opslagduur van afvalstoffen binnen een<br />
inrichting. Deze termijn bedraagt in principe ten hoogste 1 jaar. De opslag kan evenwel ook tot doel hebben<br />
<strong>de</strong> afvalstoffen daarna (al dan niet na een be-/verwerking) door nuttige toepassing te laten volgen. Indien<br />
daarvan aantoonbaar sprake is kan <strong>de</strong> opslagtermijn ten hoogste 3 jaar bedragen. Aan <strong>de</strong>ze beschikking is<br />
<strong>voor</strong>schrift 3.1.1 verbon<strong>de</strong>n met betrekking tot <strong>de</strong> maximale opslagtermijn van afvalstoffen.<br />
3.10.3 Conclusie<br />
De inrichting voldoet aan <strong>de</strong> beste beschikbare technieken (BBT) <strong>voor</strong> afvalpreventie en energiebesparing.<br />
3.11 Afvalwater<br />
A fvalwaterstromen<br />
a. Niet verontreinigd hemelwater van schoon verhard terrein en dakoppervlak wordt via het eigen riool direct<br />
op oppervlaktewater (het Fox hol stermeer) geloosd. Voor <strong>de</strong>ze lozing is het waterschap Hunze en Aa's<br />
bevoegd gezag.<br />
b. Huishou<strong>de</strong>lijk afvalwater uit <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> (kantoor)-gebouwen (overgenomen van Avebe) wordt geloosd<br />
op het riool van Avebe. Op <strong>de</strong>ze lozing is paragraaf 3.1.4 van het Activiteitenbesluit van toepassing.<br />
Aan <strong>de</strong> omgevingsvergunning wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>rhalve geen ver<strong>de</strong>re <strong>voor</strong>schriften verbon<strong>de</strong>n.<br />
c. Overige waterstromen wor<strong>de</strong>n niet geloosd , maar teruggevoerd naar het proces of afgevoerd naar een<br />
erkend verwerker. Dit betreft:<br />
-Inci<strong>de</strong>nteel water dat wordt gebruikt <strong>voor</strong> het schoonmaken van <strong>de</strong> vloer in <strong>de</strong> ontvangsthal. Dit wordt<br />
bijgemengd in <strong>de</strong> vijzel bij het verpompbaar maken van <strong>de</strong> vaste mest / biomassa).<br />
-Spuiwater uit <strong>de</strong> gecombineer<strong>de</strong> wasser. Dit is een oplossing van ammoniumsulfaat [(NH4)2S04]<br />
in water. Dit afvalwater mag wor<strong>de</strong>n toegepast als meststof of wordt afgevoerd naar een erken<strong>de</strong> verwerker.<br />
Het betreft een spuistroom met een omvang van circa 975 m3 per jaar.<br />
- Spuiwater afkomstig uit het opwaar<strong>de</strong>ren van het biogas (M) bevat stikstof hou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> zouten<br />
in <strong>de</strong> vorm van nitraten en ammoniumsulfaat. Dit wordt afgevoerd naar een erken<strong>de</strong> verwerker.<br />
Het betreft een spuistroom met een omvang van circa 3500 m3 per jaar.<br />
Instructieregeling<br />
Op grond van <strong>de</strong> instructieregeling lozings<strong>voor</strong>schriften milieubeheer moeten in een omgevingsvergunning<br />
eisen wor<strong>de</strong>n gesteld aan <strong>de</strong>ze lozing op het openbare riool en het door een openbaar lichaam beheerd<br />
zuiveringstechnisch werk. Deze <strong>voor</strong>schriften dienen ter bescherming van <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> werking van het<br />
rioolstelsel en <strong>de</strong> rioolwaterzuiveringsinstallatie en ter bescherming van <strong>de</strong> kwaliteitvan het<br />
oppervlaktewater. Omdat geen sprake is van lozing op een openbaar riool zijn ver<strong>de</strong>r geen <strong>voor</strong>schriften aan<br />
<strong>de</strong>ze beschikking verbon<strong>de</strong>n.<br />
3.12 Lucht<br />
3.12.1 Inleiding<br />
De in het ka<strong>de</strong>r van on<strong>de</strong>rhavige vergunningaanvraag te beoor<strong>de</strong>len emissies naar lucht betreffen:<br />
pagina 15 van 54
-<strong>de</strong> emissies <strong>de</strong> twee biogasgestookte WKK's<br />
-<strong>de</strong> fakkelinstallatie;<br />
-<strong>de</strong> drie biologische luchtwassers.<br />
De emissie-eisen van <strong>de</strong> twee WWK's wor<strong>de</strong>n veroorzaakt door zuigermotoren en vallen on<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />
rechtstreekse werking van het activiteitenbesluit. Zie eer<strong>de</strong>r opgenomen paragraaf "activiteitenbesluit".<br />
Ver<strong>de</strong>r is binnen <strong>de</strong> inrichting een noodstroomaggregaat aanwezig. Aan <strong>de</strong>ze nood<strong>voor</strong>ziening stellen wij<br />
geen emissie-eisen.<br />
Ten aanzien van <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> emissies van <strong>de</strong> fakkelinstallatie en <strong>de</strong> emissie van geur hebben wij<br />
<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse emissie Richtlijn (NeR) gehanteerd. De geuremissie van <strong>de</strong> inrichting is daarnaast getoetst<br />
aan het binnen Ne<strong>de</strong>rland beschikbare geurbeleid.<br />
3.12.2 Emissie WKK's<br />
Een <strong>de</strong>el van het geproduceer<strong>de</strong> biogas wordt verbrand in 2 WKK-zuigermotoren.<br />
Het te verbran<strong>de</strong>n biogas bestaat naast methaan (CH4) uit kooldioxi<strong>de</strong> (CO2), zwavelwaterstof (H2S) en<br />
waterdamp (H2O). Daarnaast bevat het biogas, naast geringe hoeveelhe<strong>de</strong>n ammoniak (NH3), stikstof (N2),<br />
koolmonoxi<strong>de</strong> (CO) en waterstofgas (H2)en een geringe hoeveelheid overige koolwaterstoffen (CxHy).<br />
Het in het biogas aanwezige H2S wordt bij verbranding groten<strong>de</strong>el omgezet in SO2.<br />
Het activiteitenbesluit stelt rechtstreeks eisen aan <strong>de</strong> emissie van stikstofdioxi<strong>de</strong>n, zwaveldioxi<strong>de</strong>n, stof en<br />
onverbran<strong>de</strong> koolwaterstoffen. In artikel 3.7 lid 2 van het Activiteitenbesluit is <strong>de</strong> mogelijkheid tot het<br />
opnemen van een maatwerk<strong>voor</strong>schrift met betrekking tot NOx beschreven, indien dit in het belang is van <strong>de</strong><br />
luchtkwaliteit. Omdat dit belang zich niet <strong>voor</strong>doet zijn in <strong>de</strong> vergunning geen <strong>voor</strong>schriften meer opgenomen<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze emissies van <strong>de</strong> WKK's.<br />
3.12.3 Emissies fakkelinstallatie<br />
Ten behoeve van een veilige verwerking van een eventueel overschot aan geproduceerd biogas wordt<br />
gebruik gemaakt van een noodfakkel. In <strong>de</strong> aanvraag is aangegeven dat gebruik zal wor<strong>de</strong>n gemaakt van<br />
een standaardfakkel <strong>voor</strong> biogasinstallaties met een capaciteit van maximaal 4000 m3/uur. Belangrijk is dat<br />
<strong>de</strong> fakkel <strong>de</strong> maximale te verwachten hoeveelheid biogas kan vernietigen. Dit is in <strong>voor</strong>schrift 9.6.14<br />
vastgelegd.<br />
De fakkel dient te voldoen aan <strong>de</strong> bepalingen van <strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>re regeling G1 (BR G1 "Ver fakkelwerking van<br />
gassen van stortplaatsen, afvalvergisting en anaërobe afvalwaterzuiveringsinstallaties") van <strong>de</strong> NeR.<br />
Conform <strong>de</strong>ze regeling dient een fakkelinstallatie een uittre<strong>de</strong>temperatuur van ten minste 900 °C te hebben<br />
en dient <strong>de</strong> verblijftijd van <strong>de</strong> verbrandingsgassen in <strong>de</strong> fakkel minimaal 0,3 secon<strong>de</strong>n te bedragen. Dit<br />
hebben wij in een <strong>voor</strong>schrift vastgelegd.<br />
3.12.4 Monitoring emissies stookinstallaties<br />
Metingen ten aanzien van <strong>de</strong> emissies van <strong>de</strong> WKK-gasmotoren en <strong>de</strong> verwarmingsketel dienen conform het<br />
rechtstreekswerken<strong>de</strong> Activiteitenbelsuit te wor<strong>de</strong>n uitgevoerd. Hiertoe wor<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> vergunning geen<br />
<strong>voor</strong>schriften verbon<strong>de</strong>n. Ten aanzien van <strong>de</strong> emissies van <strong>de</strong> fakkel installatie achten wij een monitoring niet<br />
aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> aangezien dit een noodinstallatie betreft welke uitsluitend bij calamiteiten in werking zal tre<strong>de</strong>n.<br />
3.12.5 Emissie van stof bij op- en overslag vaste ingangsmaterialen<br />
De op- en overslag van mest en co-substraten vindt in <strong>de</strong> opslagloodsen plaats.<br />
De opslagloodsen zijn <strong>voor</strong>zien van een ventilatiesysteem waarmee een on<strong>de</strong>rdruk wordt gerealiseerd en<br />
<strong>voor</strong>zien van automatisch sluiten<strong>de</strong> <strong>de</strong>uren. Deze <strong>de</strong>uren staan zo kortstondig open dat <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rdruk<br />
gehandhaafd blijft. De hal is op <strong>de</strong> uitlaten van het ventilatiesysteem <strong>voor</strong>zien van een luchtbehan<strong>de</strong>ling <strong>voor</strong><br />
geurverwij<strong>de</strong>ring.<br />
3.13 Emissie geur<br />
3.13.1 Inleiding<br />
De bedrijfsactiviteiten die NPG wil ontplooien zijn geurrelevant. Zowel <strong>de</strong> stoffen die het productieproces<br />
ingaan zoals mest, als het geproduceer<strong>de</strong> biogas kennen een dui<strong>de</strong>lijke geur. Bij <strong>de</strong> aanvraag is een<br />
geuron<strong>de</strong>rzoek gevoegd (BMD Advies, maart 2013) om inzichtelijk te maken welke activiteiten precies<br />
hoeveel geur met zich meebrengen, en aan te geven wat aan maatregelen wordt <strong>voor</strong>zien om <strong>de</strong> kans op<br />
geurhin<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> omgeving te minimaliseren. Onze inzet is om nieuwe hin<strong>de</strong>r te <strong>voor</strong>komen.<br />
3.13.2 Geurbeleid<br />
De provincie <strong>Groningen</strong> heeft <strong>voor</strong> <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> aanvraag op het on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el geur een werkwijze<br />
toegepast die is afgeleid van <strong>de</strong> hin<strong>de</strong>rsystematiek uit <strong>de</strong> Handleding Geur (Infomil, 2012). De<br />
hin<strong>de</strong>rsystematiek kent geen algemeen toetsingska<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> lokale situaties. Conform het rijksbeleid is het<br />
vaststellen van <strong>de</strong> lokaal te hanteren toetswaar<strong>de</strong> of 'norm', het lokaal aanvaardbaar hin<strong>de</strong>rniveau,<br />
<strong>voor</strong>behou<strong>de</strong>n aan het bevoegd gezag. Voor <strong>de</strong>ze bevoegdheid hanteren wij, <strong>voor</strong>uitlopend op een formeel<br />
vast te stellen provinciaal geurbeleid, het hieron<strong>de</strong>r beschreven toetsingska<strong>de</strong>r. In het toetsingska<strong>de</strong>r<br />
wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> aspecten meegenomen die <strong>de</strong> potentieel tot hin<strong>de</strong>r aanleiding geven<strong>de</strong> geurbelasting bepalen.<br />
Deze elementen zijn:<br />
pagina 16 van 54
BBT-toets<br />
Maatregelen conform BBT<br />
Geurgevoelige objecten;<br />
Geurconcentratie;<br />
Hedonische waar<strong>de</strong> (geurbelevingswaar<strong>de</strong>);<br />
Frequentie van waarneming;<br />
Onnauwkeurigheid en onzekerheid in geuron<strong>de</strong>rzoeken.<br />
Ook <strong>voor</strong> geur is het uitgangspunt bij vergunningverlening dat aan BBT moet wor<strong>de</strong>n voldaan. Elk<br />
geurrapport dient dan ook een zogenaam<strong>de</strong> BBT-toets te bevatten, waarbij beschreven moet zijn welke<br />
maatregelen mogelijk dan wel <strong>voor</strong>geschreven zijn en op welke wijze daar invulling aan gegeven wordt;<br />
ren<strong>de</strong>ment en effect van maatregelen (bron en verspreiding);<br />
crossmedia effecten van maatregelen;<br />
kosten en kosteneffectiviteit, me<strong>de</strong> in relatie tot verwachten omvang aan geurhin<strong>de</strong>r, en<br />
een conclusie ten aanzien van <strong>de</strong> toepassing van <strong>de</strong> BBT.<br />
Geurgevoelige objecten<br />
Het is beleid om alle geurgevoelige objecten te beschermen tegen geurhin<strong>de</strong>r. Geurgevoelig is dat waar<br />
mensen verblijven. Er wor<strong>de</strong>n wel verschillen in het niveau van bescherming gehanteerd. Objecten in het<br />
ste<strong>de</strong>lijk gebied krijgen in principe een hoog beschermingsniveau, objecten in het buitengebied een lager<br />
beschermingsniveau. Objecten op bedrijfsterreinen, ongeacht of <strong>de</strong>ze terreinen in ste<strong>de</strong>lijk gebied of<br />
buitengebied zijn gelegen, krijgen ook een lager beschermingsniveau.<br />
Toetsingska<strong>de</strong>r<br />
Voor <strong>de</strong> geurbelasting wordt, met in acht neming van het bovenstaan<strong>de</strong>, door <strong>de</strong> provincie <strong>Groningen</strong> <strong>de</strong><br />
volgen<strong>de</strong> combinatie van waarnemingsfrequentie, geurconcentratie en hedonische waar<strong>de</strong> als<br />
toetsingska<strong>de</strong>r gehanteerd <strong>voor</strong> te beschermen objecten.<br />
Beschermingsniveau Norm: 98-percentiel geurconcentratie behoren<strong>de</strong> bij<br />
een hedonische waar<strong>de</strong> (H)* gel<strong>de</strong>nd <strong>voor</strong>:<br />
(A) Objecten met een hoog beschermingsniveau -0,5<br />
(B) Objecten met een laag beschermingsniveau -1<br />
(C) Maximumbelasting te beschermen objecten -2<br />
*) ter illustratie: <strong>voor</strong> als hin<strong>de</strong>rlijk ervaren geuren zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hedonische<br />
waar<strong>de</strong>n van respectievelijk -0,5 , -1 en -2 veel <strong>voor</strong>komen<strong>de</strong> geurconcentraties respectievelijk circa<br />
1,3 , circa 2,5 en circa 6 0UE/m3. Min<strong>de</strong>r hin<strong>de</strong>rlijke geuren hebben hogere concentraties, zeer hin<strong>de</strong>rlijke geuren<br />
lagere.<br />
Afhankelijk van <strong>de</strong> lokale situatie kan gemotiveerd met dit toetsingska<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n omgegaan. Nieuwe<br />
situaties behoren te voldoen aan <strong>de</strong> A-waar<strong>de</strong>, overschrijdingen van <strong>de</strong> C-waar<strong>de</strong> mogen nooit <strong>voor</strong>komen.<br />
In die situatie waar geen hedonische waar<strong>de</strong> bekend is hanteren wij als toetswaar<strong>de</strong> (A) <strong>de</strong> 0,5 0UE/m3 als<br />
98-percentiel. Daar waar <strong>de</strong> emissie uit meer<strong>de</strong>re geurtypen (met verschillen<strong>de</strong> hedonische waar<strong>de</strong>n)<br />
bestaat, wordt een naar <strong>de</strong> concentratie behoren<strong>de</strong> bij <strong>de</strong> hedonische waar<strong>de</strong> gewogen emissie gehanteerd.<br />
Onnauwkeurigheid<br />
Bij nieuwe bronnen moet <strong>de</strong> geurbelasting doorgaans geschat wor<strong>de</strong>n op basis van kengetallen. Deze<br />
kengetallen hebben per <strong>de</strong>finitie een zekere onnauwkeurigheid <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lokale situatie. In <strong>de</strong> praktijk kan het<br />
<strong>voor</strong>komen dat <strong>de</strong> werkelijke emissie ongunstig uitvalt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> (reeds aanwezige) omgeving. Een extra<br />
bescherming <strong>voor</strong> <strong>de</strong> omgeving is dus gerechtvaardigd. In situaties waarbij <strong>de</strong> bron nieuw is hanteren wij<br />
daarom een veiligheidsfactor 2 en toetsen op <strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> hierboven benoem<strong>de</strong> normconcentraties.<br />
Bepaling omgevingssituatie<br />
De bepaling van <strong>de</strong> te toetsen geursituatie rond een geurbron vindt plaats via een rekenmo<strong>de</strong>l. Conform<br />
lan<strong>de</strong>lijke afspraken hanteren wij hier<strong>voor</strong> het Nieuw Nationaal Mo<strong>de</strong>l (NNM). Dit verspreidingsmo<strong>de</strong>l bepaalt<br />
op basis van omgevingskenmerken, <strong>de</strong> meerjarige weerssituatie en gegevens over <strong>de</strong> te beoor<strong>de</strong>len bron<br />
welke geurbelasting waar in <strong>de</strong> omgeving van die bron verwacht mag wor<strong>de</strong>n. Die bereken<strong>de</strong> geurbelasting<br />
geldt als het te toetsen getal. Deze geurbelasting wordt uitgedrukt in een zogenaam<strong>de</strong> percentielwaar<strong>de</strong>,<br />
zoals <strong>de</strong> gebruikelijke 98-percentielconcentratie (<strong>de</strong> geurconcentratie die geduren<strong>de</strong> 98% van <strong>de</strong> tijd niet<br />
gehaald wordt, en slechts 2% dus wordt overschre<strong>de</strong>n). Het NNM rekent in uurgemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n.<br />
pagina 17 van 54
Piekbelastingen<br />
Naast <strong>de</strong> gebruikelijke 98-percentielconcentratie omvat ons beleid ook een toets aan <strong>de</strong> concentraties bij<br />
hogere percentielen, te weten <strong>de</strong> 99,5- en 99,9-percentiel. Dit is bedoeld om te hoge piekbelastingen niette<br />
laten <strong>voor</strong>komen, en is met name <strong>voor</strong> discontinue en hoge bronnen van belang. Wij hanteren bij toetsing<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> geurconcentratie als 99,5- en 99,9-percentiel respectievelijk een factor 2 en 4 t.o.v. <strong>de</strong> 98percentielconcentratie.<br />
3.13.3 Toetsingska<strong>de</strong>r NPG<br />
Gebruik makend van bovenstaand beleid wordt ons streven (nieuwe) hin<strong>de</strong>r te <strong>voor</strong>komen vertaald in het<br />
volgen<strong>de</strong> toetsingska<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> NPG:<br />
Het pakket aan geurmaatregelen zal ten minste conform BBT moeten zijn.<br />
De geurbelasting bij woningen nabij <strong>de</strong> inrichting dient overal lager te zijn dan 0,25 0UE/m3 als 98percentiel,<br />
of <strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> 99,5- en 99,9-percentiel.<br />
Dat <strong>de</strong> omvang aan maatregelen ten minste BBT dient te zijn, geeft rekenschap aan <strong>de</strong> ruimtelijke situatie<br />
met een op korte afstand van het bedrijf (vanaf 150m) gelegen woonkern. Zo'n situatie kan aanleiding geven<br />
tot het nemen van meer maatregelen dan gebruikelijk.<br />
De benoem<strong>de</strong> maximale geurbelasting correspon<strong>de</strong>ert met een hoog beschermingsniveau (A-waar<strong>de</strong>) uit<br />
ons beleid inclusief veiligheidsfactor 2 <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze nieuwe op kentallen gebaseer<strong>de</strong> situatie.<br />
De A-waar<strong>de</strong>, ofwel H-waar<strong>de</strong> van -0,5, uit het beleid bedraagt in dit geval zon<strong>de</strong>r veiligheidsfactor 0,5<br />
0UE/m3 als 98-percentiel. Dit op basis van het feit dat in <strong>de</strong> aanvraag geen informatie is opgenomen over<br />
een specifiek op NPG van toepassing zijn<strong>de</strong> hedonische waar<strong>de</strong>. Daarmee wordt in het toetsingska<strong>de</strong>r<br />
veiligheidshalve ook een zekerheid ingebouwd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> aard van <strong>de</strong> geur, wat blijkt uit <strong>de</strong> vergelijking met<br />
veel <strong>voor</strong>komen<strong>de</strong> concentraties van 1-1,5 oug/m^ <strong>voor</strong> <strong>de</strong> H-waar<strong>de</strong> van -0,5. Zelfs bij een bij zeer lage<br />
concentraties onaangename geur wordt dus nog een hoge bescherming gebo<strong>de</strong>n.<br />
3.13.4 Geurrelevantie activiteit<br />
Het bij <strong>de</strong> aanvraag gevoeg<strong>de</strong> geuron<strong>de</strong>rzoek NPG <strong>Groningen</strong> te Foxhol vermeldt twee bedrijfson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len<br />
waar sprake zal zijn van een zekere geuruitstoot. Dat zijn <strong>de</strong> warmtekrachtinstallaties (WKK's), waar het zelf<br />
geproduceer<strong>de</strong> biogas <strong>de</strong> brandstof <strong>voor</strong> vormt, en <strong>de</strong> aanvoer en opslag van <strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> biogasproductie<br />
benodig<strong>de</strong> biomassa. Bij dit laatst genoem<strong>de</strong> bedrijfson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el treedt geur pas naar buiten na <strong>de</strong><br />
biologische luchtwassers (BLW's) die <strong>de</strong> afgezogen lucht reinigen uit ontvangstloodsen waarin <strong>de</strong> aanvoer<br />
en opslag van biomassa plaatsvindt.<br />
In totaal <strong>voor</strong>ziet <strong>de</strong> aanvraag in vijf geurbronnen met in totaal elf emissiepunten. Dat zijn:<br />
a. twee WKK's (op <strong>de</strong> totale installatie);<br />
b. drie BLW's (één per ontvangstloods/bedrijfshal) met per BLW drie luchtuitlaten.<br />
Om dit gegeven uit <strong>de</strong> aanvraag te on<strong>de</strong>rbouwen wordt hieron<strong>de</strong>r het productieproces op geurrelevantie<br />
langsgelopen.<br />
De kern van het bedrijf is <strong>de</strong> biogas-productie. Het biogas vormt zich in afgesloten vergistingstanks en komt<br />
niet naar <strong>de</strong> omgeving vrij. Ook het leidingwerk van en naar <strong>de</strong>ze tanks is volledig gesloten. Een<br />
gasbuffertank zorgt er<strong>voor</strong> dat eventuele schommelingen in gasdruk op te vangen zijn. De biogas-productie<br />
unit is kortom geheel gesloten en daarmee, uitgezon<strong>de</strong>rd storingen of calamiteiten, niet als geurbron aan te<br />
merken.<br />
Het geproduceer<strong>de</strong> biogas wordt door NPG op twee manieren benut. Een beperkt <strong>de</strong>el van het biogas wordt<br />
toegevoerd aan <strong>de</strong> WKK's en daar verbrand. Het grootste <strong>de</strong>el wordt opgewerkt tot aardgas-kwaliteit. Voor<br />
bei<strong>de</strong> toepassingen wordt het biogas eerst ontzwaveld. Deze ontzwaveling is geen geurrelevant proces. Het<br />
systeem <strong>voor</strong> opwaar<strong>de</strong>ring tot aardgas leidt niet tot geur door toepassing van een biotricklingfilter en een<br />
nageschakeld koolfilter. De WKK's zijn daarmee on<strong>de</strong>r normale procesomstandighe<strong>de</strong>n <strong>de</strong> enige plek bij <strong>de</strong><br />
productie en verwerking van biogas waar een geuremissie naar <strong>de</strong> omgeving optreedt.<br />
Het biogas ontstaat uit <strong>de</strong> vergisting van biomassa. De samenstelling van <strong>de</strong>ze biomassa is me<strong>de</strong>bepalend<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> geuruitstoot. NPG gaat <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze biomassa een mix gebruiken van ca. 50% vloeibare mest, ca. 10%<br />
vaste mest en ca. 40% <strong>voor</strong> vergisting toegelaten agrarische producten.<br />
Na vergisting blijft van <strong>de</strong>ze biomassa het zogenaam<strong>de</strong> digestaat over (ca. 90% in massa) dat als meststof<br />
in <strong>de</strong> landbouw kan wor<strong>de</strong>n afgezet. Ook het digestaat is geurrelevant.<br />
Conclusie geurbronnen aanvraag<br />
De aanvraag benoemt correct <strong>de</strong> geurrelevante bedrijfsprocessen en <strong>de</strong> daaraan verbon<strong>de</strong>n geurbronnen.<br />
De aanvoer en handling van biomassa, <strong>de</strong> handling en afvoer van het digestaat, en <strong>de</strong> verbranding van<br />
biogas in <strong>de</strong> WKK-installatie, zijn <strong>de</strong> geurrelevante bedrijfsprocessen.<br />
3.13.5 Omvang geurbronnen<br />
NPG heeft <strong>de</strong> grootte van <strong>de</strong> geurbronnen WKK en BLW ingeschat op basis van kentallen uit <strong>de</strong> literatuur.<br />
Praktijkmetingen zijn immers niet mogelijk omdat <strong>de</strong> aangevraag<strong>de</strong> installatie volledig nieuw is. NPG<br />
pagina 18 van 54
eschikt weliswaar over een eigen bestaan<strong>de</strong> vergistingsinstallatie (Tongeren, België) maar vastgesteld is<br />
dat <strong>de</strong> verschillen met <strong>de</strong> beoog<strong>de</strong> installatie te Foxhol te groot zijn om in plaats van kentallen eventuele<br />
meetresultaten aan <strong>de</strong>ze installatie te kunnen gebruiken. De door NPG gebruikte kentallen zijn vergeleken<br />
met, en passen bij, gegevens uit <strong>de</strong> literatuur. De opgegeven emissies aan geur wor<strong>de</strong>n door ons reëel<br />
geacht. In <strong>de</strong> <strong>voor</strong>schriften zijn getallen <strong>voor</strong> maximaal toegestane geuremissies opgenomen.<br />
3.13.6 Maatregelen<br />
NPG geeft in haar aanvraag aan geuroverlast <strong>voor</strong> <strong>de</strong> omgeving te willen <strong>voor</strong>komen. NPG past daar<strong>voor</strong><br />
diverse <strong>voor</strong>zieningen toe ter beperking van geï<strong>de</strong>ntificeer<strong>de</strong> geurbronnen én hun invloed op <strong>de</strong> omgeving.<br />
NPG geeft in het geurrapport aan qua maatregelen en qua bedrijfsvoering hier<strong>voor</strong> ten minste BBT (beste<br />
bestaan<strong>de</strong> technieken) toe te zullen passen. Voor wat BBT t.a.v. geur inhoudt, is aansluiting gezocht bij<br />
bewezen technieken zoals <strong>de</strong>ze ook terug te vin<strong>de</strong>n zijn in gangbare (BBT-) documenten als <strong>de</strong> Handreiking<br />
co-vergisting (Infomil), NeR en Activiteitenbesluit.<br />
NPG neemt als belangrijkste BBT-maatregel dat <strong>de</strong> handling en opslag van alle aangevoer<strong>de</strong> biomassa en<br />
afvoer van digestaat inpandig zal plaatsvin<strong>de</strong>n, en dat daarbij afgezogen lucht alleen na reiniging naar <strong>de</strong><br />
buitenlucht vrijkomt. De aanvoer van biomassa en afvoer van digestaat gebeurt aansluitend slechts met<br />
gesloten vrachtwagens.<br />
NPG bouwt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> handling en opslag van biomassa drie bedrijfshallen die zodanig wor<strong>de</strong>n uitgevoerd en<br />
gebruikt dat er geen geur diffuus naar <strong>de</strong> omgeving zal ontwijken. Deuren gaan alleen open <strong>voor</strong> het<br />
doorlaten van voertuigen en personen. De hallen wor<strong>de</strong>n bovendien zodanig geventileerd dat <strong>de</strong>ze op<br />
on<strong>de</strong>rdruk wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n. Het ventilatievoud dat NPG daar<strong>voor</strong> opgeeft (4-voudig) voldoet aan BBT. 's<br />
Nachts en in het weekend bedraagt het ventilatievoud 1 wat voldoet omdat in en om <strong>de</strong> hal dan geen<br />
activiteiten (hoeven) plaatsvin<strong>de</strong>n en <strong>de</strong>uren gesloten kunnen blijven .<br />
Op ie<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> drie bedrijfshallen komt er een meertraps luchtreinigingsinstallatie (aangeduid als BLW) om<br />
<strong>de</strong> ventilatielucht te reinigen. De restemissies van <strong>de</strong> drie BLW's wor<strong>de</strong>n sterk bepalend geacht <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
verwachte invloed van NPG op zijn omgeving. Uitvoering en ren<strong>de</strong>ment van <strong>de</strong> BLW's is getoetst aan BBT<br />
en akkoord bevon<strong>de</strong>n. Er is een met BBT haalbaar maximum aan restemissie vastgelegd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> drie<br />
BLW's, én <strong>voor</strong> <strong>de</strong> situatie dat er (nog) geen drie bedrijfshallen met bijbehoren<strong>de</strong> BLW's operationeel zijn.<br />
ie<strong>de</strong>re BLW zal bestaan uit ten minste drie en zonodig vier reinigingstrappen. Bij drie trappen gaat het om <strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong> veehou<strong>de</strong>rijen bewezen techniek van een gecombineer<strong>de</strong> (biologische-) luchtwasser. NPG verwacht<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> drietraps-installatie een geurverwij<strong>de</strong>ringsren<strong>de</strong>ment te kunnen halen van 93,75% (2x 75%). BBT<br />
bepaalt <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>rgelijke luchtreiniging dat een geurverwij<strong>de</strong>ringsren<strong>de</strong>ment van ten minste 85% haalbaar<br />
is . De luchtreiniging in drieën omvat filters/wassers respectievelijk <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verwij<strong>de</strong>ring van stof, ammoniak<br />
en geur. Een vier<strong>de</strong> trap, in <strong>de</strong> vorm van een lucht-ionisatie, is als na te schakelen techniek in <strong>de</strong> aanvraag<br />
opgenomen als extra zekerheid om <strong>de</strong> vergun<strong>de</strong> maximale restemissie en het daar<strong>voor</strong> benodig<strong>de</strong><br />
ren<strong>de</strong>ment van een BLW te behalen. Geoor<strong>de</strong>eld is dat <strong>de</strong>ze extra zekerheid nodig is omdat op basis van <strong>de</strong><br />
met kentallen geprognotiseer<strong>de</strong> geurbronnen bij aanvoer, handling en opslag, een benodigd ren<strong>de</strong>ment van<br />
circa 95% wordt <strong>voor</strong>zien en <strong>de</strong> 85% conform BBT <strong>voor</strong> veehou<strong>de</strong>rijen daarmee niet voldoen<strong>de</strong> zou zijn. In<br />
die zin kan <strong>de</strong>ze maatregel op aanvoer en handling als BBT-plus maatregel wor<strong>de</strong>n gezien.<br />
De grootte van <strong>de</strong> geuremissie uit een WKK hangt samen met <strong>de</strong> kwaliteit van het biogas als brandstof én<br />
van <strong>de</strong> verbranding in <strong>de</strong> WKK. NPG stuurt daar<strong>voor</strong> op voldoen<strong>de</strong> ontzwaveling (tot maximaal 1 ppm H2S)<br />
en <strong>de</strong> inzet van bewezen techniek van verbranding. In geval van een storing in <strong>de</strong> WKK, neemt een<br />
fakkelinstallatie <strong>de</strong> verbranding van het biogas over zodat het biogas ook dan na verbranding ('gereinigd')<br />
vrijkomt. Veiligheidshalve is in <strong>de</strong> aanvraag <strong>voor</strong> <strong>de</strong> restemissie van <strong>de</strong> WKK's niet uitgegaan van <strong>de</strong> best<br />
haalbare waar<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> geurconcentratie na verbranding, maar van een in <strong>de</strong> literatuur gemid<strong>de</strong>ld<br />
gevon<strong>de</strong>n waar<strong>de</strong>.<br />
Om <strong>de</strong> verspreiding van <strong>de</strong> restemissies van <strong>de</strong> BLW's en WKK's in <strong>de</strong> omgeving te bevor<strong>de</strong>ren, is <strong>voor</strong> al<br />
<strong>de</strong>ze (vijf) emissiepunten een afvoer op hoogte, en verticaal naar boven gericht, <strong>voor</strong>zien. De<br />
emissiehoogten bedragen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> BLW's 12 meter, en <strong>voor</strong> <strong>de</strong> WKK's 15 meter. Daarmee komen <strong>de</strong><br />
emissiepunten precies boven <strong>de</strong> bedrijfsgebouwen uit. Gebouwinvloed is hiermee niet uit te sluiten, en<br />
daarom ook meegenomen in <strong>de</strong> verspreidingsberekeningen. Een ver<strong>de</strong>re optimalisatie van <strong>de</strong> verspreiding<br />
wordt vanwege <strong>de</strong> geringe bronsterkten niet nodig geacht.<br />
Conclusie maatregelen geur<br />
Met <strong>de</strong> in <strong>de</strong> aanvraag opgenomen uitvoering van <strong>de</strong> genoem<strong>de</strong> maatregelen wordt ons inziens voldaan aan<br />
BBT.<br />
3.13.7 Geurbelasting<br />
De geurbelasting van <strong>de</strong> omgeving van het bedrijf wordt, zoals in eer<strong>de</strong>r stadium aangegeven, bepaald door<br />
<strong>de</strong> restemissies uit <strong>de</strong> vijf emissiepunten door te rekenen met het daartoe <strong>voor</strong>geschreven<br />
verspreidingsmo<strong>de</strong>l NNM. Het geurrapport bij <strong>de</strong> aanvraag geeft aan hoe dit precies is gedaan. De<br />
uitkomsten van <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>lberekening wor<strong>de</strong>n getoetst aan het van toepassing zijn<strong>de</strong> geurbeleid.<br />
De uitgevoer<strong>de</strong> verspreidingsberekening maakt, naast <strong>de</strong> brongegevens van NPG zelf, gebruik van<br />
beschikbare informatie over <strong>de</strong> lokale ruimtelijke situatie (terreinruwheid, ligging woningen), en <strong>de</strong> in <strong>de</strong><br />
pagina 19 van 54
toekomst te verwachten weersomstandighe<strong>de</strong>n. Deze laatste wor<strong>de</strong>n bena<strong>de</strong>rd door met over <strong>de</strong>ze locatie<br />
beken<strong>de</strong> meteodata van <strong>de</strong> afgelopen 10 jaar te rekenen, zoals o.a. windrichting en windsnelheid. Tot slot is<br />
rekening gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> mate waarin <strong>de</strong> bedrijfsgebouwen van NPG invloed hebben op <strong>de</strong> verspreiding<br />
van <strong>de</strong> geuremissies.<br />
De uitkomst van <strong>de</strong>ze berekening <strong>voor</strong> NPG, zoals opgenomen in het geurrapport, laat zien dat er met <strong>de</strong><br />
geprognosticeer<strong>de</strong> geuremissies na maatregelen een geurbelasting ter plaatse van <strong>de</strong> woonbebouwing van<br />
Foxhol verwacht wordt van maximaal 0,25 0UE/m3 als 98-percentiel. Dit hebben wij geverifieerd en akkoord<br />
bevon<strong>de</strong>n. Op basis van <strong>de</strong>ze beoor<strong>de</strong>ling is gebleken dat <strong>voor</strong> <strong>de</strong> inrichting, met in acht neming van<br />
<strong>voor</strong>noem<strong>de</strong> geurbeperken<strong>de</strong> maatregelen, kan wor<strong>de</strong>n voldaan aan het nagestreef<strong>de</strong> geurhin<strong>de</strong>rniveau ter<br />
plaatse van omliggen<strong>de</strong> geurgevoelige objecten. Het aanvaardbaar hin<strong>de</strong>rniveau <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze situatie is<br />
daarmee vastgesteld op 0,25 0UE/m3 als 98-percentiel in combinatie met 0,5 0UE/m3 als 99,5Tpercentiel<br />
en 1,0 0UE/m3 als 99,9-percentiel.<br />
Deze mo<strong>de</strong>lmatig bepaal<strong>de</strong> geurbelasting betekent praktisch dat het bedrijf in zeer beperkte mate in <strong>de</strong><br />
omgeving waarneembaar mag zijn en geen aanleiding tot overlast/geurhin<strong>de</strong>r behoort te geven.<br />
3.13.8 Voorschriften<br />
Wij hebben <strong>de</strong> vereisten t.a.v. <strong>de</strong> geuremissie en geurbelasting van on<strong>de</strong>rhavige inrichting in een zestal<br />
groepen van <strong>voor</strong>schriften vastgelegd, te weten:<br />
a. Emissie geur;<br />
b. Geuron<strong>de</strong>rzoek;<br />
c. Maatregelen geur;<br />
d. Reguliere controles;<br />
e. Storingen en klachtenafhan<strong>de</strong>ling;<br />
f. Aanpak bij hin<strong>de</strong>r.<br />
Hieron<strong>de</strong>r volgt per groep een toelichting bij <strong>de</strong> <strong>voor</strong>schriften.<br />
a. Emissie geur<br />
Het zeker stellen van een aanvaardbaar hin<strong>de</strong>rniveau in <strong>de</strong> omgeving doen wij primair met het opleggen van<br />
een maximum aan geuruitstoot aan <strong>de</strong> bron. In <strong>de</strong> eerste groep <strong>voor</strong>schriften on<strong>de</strong>r 4.1 zijn zowel <strong>de</strong><br />
toegestane geurbronnen specifiek benoemd als <strong>de</strong> bijbehoren<strong>de</strong> maximaal toegelaten geuremissies<br />
vastgelegd. De <strong>voor</strong>schriften verplichten NPG, ongeacht het precieze in <strong>de</strong> praktijk haalbare ren<strong>de</strong>ment van<br />
<strong>de</strong> BLW's, te allen tij<strong>de</strong> zich aan een maximale restemissie te hou<strong>de</strong>n. Het bedrijf heeft m.a.w. dë<br />
mogelijkheid om <strong>de</strong> precieze uitvoering van <strong>de</strong> luchtbehan<strong>de</strong>ling te bepalen, als maar <strong>voor</strong> het voldoen aan<br />
het bepaal<strong>de</strong> emissieplafond wordt gezorgd.<br />
b. Geuron<strong>de</strong>rzoek<br />
NPG heeft <strong>de</strong> geuraspecten van <strong>de</strong> aangevraag<strong>de</strong> activiteiten gebaseerd op kentallen. Een verificatie van<br />
<strong>de</strong>ze kentallen in <strong>de</strong> praktijk dient plaats te vin<strong>de</strong>n. NPG dient na realisatie met een a<strong>de</strong>quaat<br />
geuron<strong>de</strong>rzoek <strong>de</strong> geuremissies in werkelijkheid vast te stellen. Dit zodra van een normale bedrijfssituatie<br />
sprake is. Aan het on<strong>de</strong>rzoek zijn in <strong>de</strong> <strong>voor</strong>schriften termijnen verbon<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> het uitvoeren en rapporteren<br />
ervan.<br />
Om ook wat betreft het uit te voeren on<strong>de</strong>rzoek te anticiperen op een opstartfase c.q. functioneren op min<strong>de</strong>r<br />
dan <strong>de</strong> aangevraag<strong>de</strong> productiecapaciteit, regelt <strong>voor</strong>schrift 4.2.2 aanvullend op 4.2.1 dat <strong>de</strong><br />
praktijkmetingen herhaald dienen te wor<strong>de</strong>n in het geval dat een (eer<strong>de</strong>re) meting bij een productiecapaciteit<br />
van < 90% heeft plaats gevon<strong>de</strong>n.<br />
Wij willen geurhin<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> omgeving <strong>voor</strong>komen. Daarom zijn er ook <strong>voor</strong>schriften opgenomen yoor <strong>de</strong><br />
situatie dat uit het <strong>voor</strong>noem<strong>de</strong> geuron<strong>de</strong>rzoek naar voren komt dat niet aan <strong>de</strong> gestel<strong>de</strong> geureisen wordt<br />
voldaan. Voorschriften 4.2.5 tot en met 4.2.7 verplichten het bedrijf in dat geval om:<br />
1. het on<strong>de</strong>rzoek aan te vullen met een plan van aanpak <strong>voor</strong> uitvoering van aanvullen<strong>de</strong><br />
geurreduceren<strong>de</strong> maatregelen waarmee uitein<strong>de</strong>lijk wel aan <strong>de</strong> gestel<strong>de</strong> geureisen kan wor<strong>de</strong>n voldaan;<br />
2. <strong>de</strong> productieomvang, en daarmee <strong>de</strong> (potentiële) geurbelasting <strong>voor</strong> <strong>de</strong> omgeving, evenredig met <strong>de</strong><br />
geconstateer<strong>de</strong> overschrijding onmid<strong>de</strong>llijk te beperken;<br />
3. pas na met metingen aangetoon<strong>de</strong> voldoen<strong>de</strong> verbetering in <strong>de</strong> geuruitstoot, <strong>de</strong> productiecapaciteit<br />
weer te mogen verhogen.<br />
Wel krijgt het bedrijf, zoals in Ne<strong>de</strong>rland gebruikelijk, bij het constateren van teveel geuruitstoot het <strong>voor</strong><strong>de</strong>el<br />
van <strong>de</strong> twijfel als het om <strong>de</strong> onzekerheid in geurmetingen gaat. Pas als <strong>de</strong> meetwaar<strong>de</strong> met aftrek van <strong>de</strong>ze<br />
onzekerheid (factor 2) boven het emissieplafond komt, wor<strong>de</strong>n het maken van een plan van aanpak en <strong>de</strong><br />
productiebeperking van kracht.<br />
c. Maatregelen geur<br />
Het nemen van diverse maatregelen is nodig om geurhin<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> omgeving te <strong>voor</strong>komen. In <strong>de</strong> groep<br />
<strong>voor</strong>schriften on<strong>de</strong>r 4.3 is uitgewerkt om welke maatregelen <strong>voor</strong> NPG dit gaat en welke rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n<br />
pagina 20 van 54
door ons aan <strong>de</strong>ze maatregelen wor<strong>de</strong>n gesteld. Het maatregelenpakket volgt één op één uit <strong>de</strong> beschrijving<br />
van NPG als geurrelevante activiteit on<strong>de</strong>r 1.1.4 van <strong>de</strong>ze consi<strong>de</strong>rans.<br />
d. Reguliere controles<br />
Het goed functioneren van <strong>de</strong> productie-installatie en van <strong>de</strong> geur-bestrijdingsmaatregelen is zowel <strong>voor</strong> het<br />
bedrijf als <strong>voor</strong> ons het uitgangspunt, maar daarmee nog geen uitgemaakte zaak. De <strong>voor</strong>schriften on<strong>de</strong>r 4.4<br />
<strong>voor</strong>zien in (<strong>de</strong> verplichting tot) het planmatig uitvoeren van controles op <strong>voor</strong> geur cruciale aspecten van<br />
productieprocessen en bedrijfsvoering. Hiermee wordt beoogd die informatie en bijstuur mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
beschikbaar te hebben dat het bedrijf in staat is ongewenste veran<strong>de</strong>ringen vroegtijdig te signaleren en, ter<br />
<strong>voor</strong>koming van onnodige en ongewenste geuruitstoot, bij te sturen.<br />
e. Storingen en klachtenafhan<strong>de</strong>ling<br />
Ondanks alle <strong>voor</strong>zorgen en controles is het altijd mogelijk dat er toch iets mis gaat. Het is in een <strong>de</strong>rgelijk<br />
geval zaak om snel en a<strong>de</strong>quaat te reageren om zo hin<strong>de</strong>r te <strong>voor</strong>komen dan wel zoveel mogelijk te<br />
beperken. De <strong>voor</strong>schriften on<strong>de</strong>r 4.5 schrijven het bedrijf <strong>voor</strong> procedures <strong>voor</strong> storingen te hebben en via<br />
een goe<strong>de</strong> registratie van binnenkomen<strong>de</strong> (stank-)klachten vast te leggen dat, en hoe, er op storingen en <strong>de</strong><br />
gevolgen ervan is gereageerd. Storingen hoeven overigens niet tot hin<strong>de</strong>r te lei<strong>de</strong>n of zelfs in <strong>de</strong> omgeving<br />
waarneembaar te zijn; een storing kan ook zijn dat slechts één van regulier gecontroleer<strong>de</strong> parameters een<br />
niet geoorloof<strong>de</strong> afwijking aangeeft.<br />
Bij een storing met een langere tijdsduur dan 4 uur is een ingreep in <strong>de</strong> bedrijfsactiviteiten <strong>voor</strong>geschreven<br />
(zie <strong>voor</strong>schrift 4.5.3 laatste streepje).<br />
f. Aanpak bij hin<strong>de</strong>r<br />
De <strong>voor</strong>schriften on<strong>de</strong>r 4.6 zijn bedoeld om ook verplichtingen op te leggen <strong>voor</strong> het geval dat, ondanks alle<br />
<strong>voor</strong>zorgen van genomen maatregelen en controles, er in <strong>de</strong> omgeving toch structureel (dus niet een op<br />
zichzelf staand ongewoon <strong>voor</strong>val) geurhin<strong>de</strong>r blijkt op te tre<strong>de</strong>n. Voorschrift 4.6.1 benoemt allereerst wat in<br />
dit geval door ons on<strong>de</strong>r hin<strong>de</strong>r wordt verstaan.<br />
Wij willen het bedrijf aanzetten tot het on<strong>de</strong>rnemen van actie om <strong>de</strong> oorzaak van <strong>de</strong>ze hin<strong>de</strong>r te achterhalen<br />
en gericht maatregelen ter verbetering van <strong>de</strong> situatie uit te werken en te implementeren. Het bedrijf behoort<br />
in zo'n geval zelf, of door ons daartoe verplicht, één of meer van <strong>de</strong> in <strong>voor</strong>schrift 4.6.4 benoem<strong>de</strong><br />
activiteiten te on<strong>de</strong>rnemen. De aanpak bij hin<strong>de</strong>r staat gespecificeerd in <strong>voor</strong>schrift 4.6.8 en 4.6.9. kan<br />
bestaan uit een analyse van <strong>de</strong> opgetre<strong>de</strong>n situatie, het uitvoeren van een geuron<strong>de</strong>rzoek, het opstellen van<br />
een verbeterplan, en het implementeren van <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong> maatregelen.<br />
3.14 Luchtkwaliteit<br />
In bijlage 2 van <strong>de</strong> Wet milieubeheer staan grenswaar<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> concentratie van zwaveldioxi<strong>de</strong>,<br />
stikstofdioxi<strong>de</strong>, zweven<strong>de</strong> <strong>de</strong>eltjes (PM 10), lood, koolmonoxi<strong>de</strong> en benzeen in <strong>de</strong> buitenlucht.<br />
Indien emissies van <strong>de</strong>ze stoffen een toename veroorzaken van <strong>de</strong> concentratie in <strong>de</strong> buitenlucht, dient <strong>de</strong>ze<br />
(toename van <strong>de</strong>) concentratie te wor<strong>de</strong>n getoetst aan <strong>de</strong>ze grenswaar<strong>de</strong>n.<br />
Bij <strong>de</strong> aanvraag is een bijlage "Indicatieve beoor<strong>de</strong>ling luchtkwaliteit" van oktober 2012 gevoegd. In <strong>de</strong><br />
bijlage wordt een toename van zwaveldioxi<strong>de</strong> en stikstofdioxi<strong>de</strong> door <strong>de</strong> WKK aangegeven en een toename<br />
van zweven<strong>de</strong> <strong>de</strong>eltjes (PM 10) door het wegverkeer.<br />
Uit toepassing van <strong>de</strong> NIBM-tool van Infomil en berekeningen met het nationaal verspreidingsmo<strong>de</strong>l blijkt dat<br />
het geen relevante toename van <strong>de</strong> concentratie van <strong>de</strong>ze stof(fen) in <strong>de</strong> buitenlucht betreft.<br />
Conclusie<br />
Aan <strong>de</strong> grenswaar<strong>de</strong>n in bijlage 2 van <strong>de</strong> Wm wordt voldaan.<br />
3.15 Geluid<br />
3.15.1 Inleiding<br />
Bij <strong>de</strong> aanvraag om vergunning is een akoestisch on<strong>de</strong>rzoek toegevoegd. Dit on<strong>de</strong>rzoek heeft tot doel om<br />
inzicht te geven in <strong>de</strong> mate van aanwezigheid van hin<strong>de</strong>r als gevolg van industrielawaai. Hierbij wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />
volgen<strong>de</strong> aspecten in beschouwing genomen namelijk, het langtijdgemid<strong>de</strong>ld beoor<strong>de</strong>lingsniveau,<br />
aanwezigheid van kortstondige verhogingen van het geluidsniveau (maximale geluidsniveaus) en<br />
aanwezigheid van indirecte hin<strong>de</strong>r. De mate van hin<strong>de</strong>r wordt bepaald op woningen en an<strong>de</strong>re soortgelijke<br />
geluidsgevoelige objecten in <strong>de</strong> omgeving.<br />
Voor elk aspect dat wordt beoor<strong>de</strong>eld geldt een toetsingska<strong>de</strong>r waarmee <strong>de</strong> mate van het hin<strong>de</strong>raspect en<br />
het milieu hygiënisch aspect wordt bepaald.<br />
3.15.2 Toetsingska<strong>de</strong>r<br />
Langtijdgemid<strong>de</strong>ld beoor<strong>de</strong>lingsniveau<br />
De nieuwe inrichting van NPG zal wor<strong>de</strong>n gevestigd aan <strong>de</strong> Avebe-weg 1 te Foxhol. Het betreft hier een<br />
ge<strong>de</strong>elte van het terrein welke in eigendom is van AVEBE.<br />
pagina 21 van 54
Het terrein is on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van een industrieterrein "Hoogezand West / Foxhol", dat in het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> Wet<br />
geluidhin<strong>de</strong>r is <strong>voor</strong>zien van een geluidszonegrens. Re<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong>ze industrieterrein volgens <strong>de</strong> wet dient te<br />
zijn <strong>voor</strong>zien van een zonegrens is omdat op het bestemmingsplan het vestigen van zware industrie, die ook<br />
wel grote lawaaimakers wor<strong>de</strong>n genoemd, toelaat. Op <strong>de</strong>ze zonegrens mag het gecumuleer<strong>de</strong><br />
geluidsbelasting veroorzaakt door het industrie op het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) etmaalwaar<strong>de</strong><br />
bedragen. Dat houdt in 50 dB(A) in <strong>de</strong> dagperio<strong>de</strong>, 45 dB(A) in <strong>de</strong> avondperio<strong>de</strong> en 40 dB(A) in <strong>de</strong><br />
nachtperio<strong>de</strong>. De wet geluidhin<strong>de</strong>r hanteert <strong>de</strong>ze grenswaar<strong>de</strong> omdat bij <strong>de</strong>ze geluidsbelasting <strong>de</strong> situatie<br />
milieu hygiënisch aanvaardbaar is. Om die re<strong>de</strong>n wordt dit ook <strong>de</strong> <strong>voor</strong>keursgrenswaar<strong>de</strong> genoemd.<br />
Wanneer tussen <strong>de</strong> grens van het industrieterrein en <strong>de</strong> geluidszonegrens woningen en an<strong>de</strong>re<br />
geluidsgevoelige bestemmingen liggen dan on<strong>de</strong>rvin<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze een hogere geluidsbelasting dan <strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>keursgrenswaar<strong>de</strong> van 50 dB(A) etmaalwaar<strong>de</strong>. Om die re<strong>de</strong>n is <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze woningen noodzakelijk dat<br />
er een ontheffing <strong>voor</strong> een hogere geluidsbelasting wordt verleend waarbij rekening wordt gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong><br />
geluidsgrenswaar<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> geluidsgevoelige ruimten van een woning of soortgelijke geluidsgevoèlig object<br />
zoals genoemd in het bouwbesluit. Dat betekent dat <strong>de</strong> gevelwering van een woning over een isoleren<strong>de</strong><br />
capaciteit beschikt waarbij <strong>de</strong> binnengrenswaar<strong>de</strong> van <strong>de</strong> geluidsgevoelige ruimten wor<strong>de</strong>n gerespecteerd.<br />
Voor bestaan<strong>de</strong> situaties (situaties zoals <strong>de</strong>ze er waren ten tij<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> zone is vastgesteld) geldt als<br />
maximum een ontheffingswaar<strong>de</strong> van 65 dB(A) etmaalwaar<strong>de</strong>. Voor nieuwe situaties (situaties die ontstaan<br />
na vaststelling van <strong>de</strong> geluidszonegrens) geldt als maximum een ontheffingswaar<strong>de</strong> van 55 dB(A)<br />
etmaalwaar<strong>de</strong>. Op <strong>de</strong>ze manier kan ruimtelijk een omgeving op een milieu hygiënisch verantwoor<strong>de</strong>lijke<br />
manier wor<strong>de</strong>n ingevuld. Dit geldt zowel <strong>voor</strong> woningen gelegen binnen een geluidszone als <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
invulling van een industrieterrein.<br />
Dat betekent dus dat <strong>de</strong> geluidsbijdrage aan industrieterrein dat door NPG wordt aangevraagd niet mag<br />
zorgdragen <strong>voor</strong> een overschrijding van <strong>de</strong> grenswaar<strong>de</strong> op <strong>de</strong> geluidszonegrens en niet mag zorgdragen<br />
van een overschrijding van <strong>de</strong> ontheffingswaar<strong>de</strong> <strong>voor</strong> een hogere geluidsbelasting die bij woningen en<br />
soortgelijke geluidsgevoelige bestemmingen binnen <strong>de</strong> geluidszone zijn gelegen.<br />
Met behulp van een geluidsboekhouding dat het zonebeheer wordt genoemd wordt rekenkundig <strong>de</strong><br />
aangevraag<strong>de</strong> geluidsbelasting gecumuleerd met het overige industrielawaai en gereserveer<strong>de</strong><br />
geluidsruimte getoetst aan <strong>de</strong> grens- en ontheffingswaar<strong>de</strong>n. Hiertoe is <strong>de</strong> gemeente bevoegd. Daarnaast<br />
wordt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vergunningverlening het akoestisch on<strong>de</strong>rzoek getoetst aan best beschikbare technieken en<br />
zo nodig wor<strong>de</strong>n aanvullen<strong>de</strong> maatregelen verlangd indien <strong>de</strong> geluidsbelasting zorg draagt <strong>voor</strong> een<br />
overschrijding van grenswaar<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> geluidszone en woningen en soortgelijke geluidsgevoelige<br />
bestemmingen. Nadat <strong>de</strong> zonetoets positief is bevon<strong>de</strong>n wordt op vergunningen niveau <strong>de</strong> aanvullen<strong>de</strong><br />
maatregelen en geluidsbelasting geborgd in <strong>voor</strong>schriften.<br />
3.15.3 Aangevraag<strong>de</strong> geluidsbelasting Langtijdgemid<strong>de</strong>ld beoor<strong>de</strong>lingsniveau<br />
Het langtijdgemid<strong>de</strong>ld beoor<strong>de</strong>lingsniveau is in feite een geluidsbelasting dat wordt berekend opgrond van<br />
geluidsbronnen die geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> representatieve bedrijfssituatie in werking zijn. De representatieve<br />
bedrijfssituatie is <strong>de</strong> bedrijfssituatie waarin het bedrijf maximaal gebruik maakt van hun capaciteit en die<br />
vaker dan 12 dagen per jaar plaatsvindt.<br />
De representatieve bedrijfssituatie wordt bepaal<strong>de</strong> in drie verschillen<strong>de</strong> etmaalperio<strong>de</strong>n, namelijk <strong>de</strong><br />
dagperio<strong>de</strong> (07.00 - 19.00 uur) avondperio<strong>de</strong> (19.00-23.00 uur) en nachtperio<strong>de</strong> (23.00-07.00 uur)<br />
In het akoestisch on<strong>de</strong>rzoek is on<strong>de</strong>rscheidt gemaakt in stationaire geluidsbronnen en mobiele<br />
geluidsbronnen die tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> representatieve bedrijfssituatie in werking zijn. In on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> tabel zijn <strong>de</strong><br />
geluidsbronnen, <strong>de</strong> bedrijfsduur en <strong>de</strong> etmaal perio<strong>de</strong> waarin <strong>de</strong>ze geluidsbronnen in werking zijn'<br />
weergegeven.<br />
Omschrijving<br />
Bedrijfsduur in uren:minuten of aantal of percentage<br />
Dagperio<strong>de</strong> Avond perio<strong>de</strong> Nachtperio<strong>de</strong><br />
Stationaire geluidsbronnen<br />
Lucht in en uitlaten WKK's<br />
Koelers WKK's<br />
Gebouwuitstraling ontvangsthallen<br />
Roerwerken vergistingstanks<br />
(elektromotoren)<br />
Luchtwassers (3 stuks)<br />
Blower membraan dak tanks<br />
Mobiele geluidsbronnen<br />
Rijroute laadschop tussen<br />
ontvangsthallen<br />
Rijroute vrachtwagens (heen en terug)<br />
12 uur<br />
12 uur<br />
12 uur<br />
3 uur<br />
12 uur<br />
12 uur<br />
2 X 30 min<br />
87 auto's<br />
pagina 22 van 54<br />
4 uur<br />
4 uur<br />
4 uur<br />
1 uur<br />
4 uur<br />
4 uur<br />
8 uur<br />
8 uur<br />
8 uur<br />
2 uur<br />
8 uur<br />
8 uur<br />
- -
3.15.4 Maatregelen Best beschikbare technieken<br />
In <strong>de</strong> inrichting wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> maatregelen getroffen ter beperking van <strong>de</strong> geluidsbelasting op <strong>de</strong><br />
omgeving. Hiermee is in <strong>de</strong> berekeningen rekening gehou<strong>de</strong>n. De WKK's wor<strong>de</strong>n geïsoleerd opgesteld in<br />
een afgeschei<strong>de</strong>n technische ruimte (gemetseld gebouw). Lucht in- en uitlaten en rookgasafvoeren wor<strong>de</strong>n<br />
geluidsge<strong>de</strong>mpt uitgevoerd. De transformator dient in het gebouw te wor<strong>de</strong>n opgenomen. Het la<strong>de</strong>n en<br />
lossen vindt in <strong>de</strong> vrijwel gesloten ontvangsthallen plaats. Om <strong>de</strong> geluidsisoleren<strong>de</strong> werking van <strong>de</strong> loodsen<br />
goed te benutten, wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>zien van snel sluiten<strong>de</strong> overhead<strong>de</strong>uren. in <strong>de</strong> avond- en nachtperio<strong>de</strong><br />
vin<strong>de</strong>n geen vrachtwagentransporten plaats. De in <strong>de</strong> inrichting gebruikte machines en transportmid<strong>de</strong>len<br />
(laadschop en vrachtauto's) voldoen aan <strong>de</strong> stand <strong>de</strong>r techniek.<br />
3.15.5 Bereken<strong>de</strong> langtijdgemid<strong>de</strong>ld beoor<strong>de</strong>lingsniveau<br />
De geluidsbelasting op <strong>de</strong> dichtst bijgelegen woningen namelijk <strong>de</strong> woningen aan <strong>de</strong> Gerrit Imbosstraat<br />
bedraagt ten hoogste 37 dB(A) in <strong>de</strong> dagperio<strong>de</strong>, en 35 dB(A) in <strong>de</strong> dag- en avondperio<strong>de</strong>. Voor <strong>de</strong>ze<br />
woningen is een ontheffing (maximale toelaatbare geluidsbelasting) van 55 dB(A) etmaalwaar<strong>de</strong> vastgesteld.<br />
Op <strong>de</strong> dichtst bijgelegen zone toetst punt, namelijk zonetoets punt 135 bedraagt <strong>de</strong> geluidsbelasting ten<br />
hoogste 28 dB(A) in <strong>de</strong> dagperio<strong>de</strong> en 20 dB(A) in <strong>de</strong> avond- en nachtperio<strong>de</strong>.<br />
3.15.6 Zonetoets<br />
De geluidsbelasting zoals <strong>de</strong>ze is geprognosticeerd is getoetst door <strong>de</strong> gemeente Hoogezand-Sappemeer<br />
aan <strong>de</strong> geluidsgrenswaar<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> woningen en zonegrens. Er is geconstateerd dat <strong>de</strong> geluidsbelasting<br />
on<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n inpasbaar is. Zoals blijkt zijn er geen reserveringen <strong>voor</strong> toekomstige ontwikkelingen op<br />
het industrieterrein opgenomen. Het grond dat AVEBE beschikbaar stelt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vestiging van NPG beschikt<br />
eveneens niet over een geluidsreservering. Om die re<strong>de</strong>n is AVEBE met <strong>de</strong> gemeente Hoogezand-<br />
Sappemeer overeengekomen om geluidsruimte beschikbaar te stellen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vestiging van NPG.<br />
Daarnaast zal <strong>de</strong> gemeente Hoogezand-Sappemeer zich gaan inzetten <strong>voor</strong> een geluidsreductieplan van het<br />
geluidsgezoneer<strong>de</strong> industrieterrein. In dit geluidsreductieplan is het van belang dat rekening moet wor<strong>de</strong>n<br />
gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> toekomstige ontwikkelingen van het industrieterrein conform <strong>de</strong> daar<strong>voor</strong> vigeren<strong>de</strong><br />
bestemmingsplan en <strong>de</strong> toekomstige ontwikkelingen op dit industrieterrein.<br />
Geconclu<strong>de</strong>erd kan wor<strong>de</strong>n dat hiermee <strong>de</strong> grenswaar<strong>de</strong>n geluidszone en ontheffingswaar<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n<br />
gerespecteerd en dat <strong>de</strong> situatie milieu hygiënisch aanvaardbaar is. De aangevraag<strong>de</strong> geluidsbelasting is in<br />
<strong>voor</strong>schriften met <strong>de</strong> daarin genoem<strong>de</strong> grenswaar<strong>de</strong>n vastgelegd.<br />
3.15.7 Inci<strong>de</strong>ntele bedrijfssituatie<br />
Bij vergunningverlening is het gebruikelijk dat een bedrijf tevens een bedrijfssituatie aanvraagt dat afwijkt van<br />
<strong>de</strong> representatieve bedrijfssituatie. Dit kunnen bedrijfssituaties die een gevolg kunnen zijn van <strong>de</strong><br />
representatieve situatie en niet vaker <strong>voor</strong>komen dan 12 dagen per jaar.<br />
Volgens het akoestisch on<strong>de</strong>rzoek kan een <strong>de</strong>rgelijke situatie ook bij NPG plaatsvin<strong>de</strong>n. Het gaat namelijk<br />
om een fakkel dat inci<strong>de</strong>nteel of bij calamiteiten kan wor<strong>de</strong>n ingezet. Zoals verwoord is dat in <strong>de</strong>ze situatie<br />
door het inzetten van <strong>de</strong> fakkel een hogere geluidsniveau kan ontstaan. Wel is <strong>de</strong> verwachting dat het<br />
inzetten van een fakkel niet vaker dan 12 dagen per jaar <strong>voor</strong>komt. Om dat <strong>de</strong>ze situatie als inci<strong>de</strong>nteel<br />
wordt aangemerkt wordt <strong>de</strong> geluidsbelasting niet in <strong>de</strong> zonetoetst opgenomen omdat <strong>de</strong> zonetoets alleen<br />
betrekking heeft op een representatieve geluidsbelasting.<br />
3.15.8 Toekomstige ontwikkelingen<br />
Er zijn plannen om <strong>de</strong> aan- en afvoer mid<strong>de</strong>ls een schip op het Winschoterdiep te laten plaatsvin<strong>de</strong>n. De<br />
opening van het Ou<strong>de</strong> Winschoterdiep is in <strong>de</strong> nabije toekomst waarschijnlijk. Hierdoor zal het aantal<br />
vrachtbewegingen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rhavige inrichting aanzienlijk afnemen en <strong>de</strong> geluidsuitstraling ten goe<strong>de</strong><br />
komen. Deze plannen zijn echter nog niet concreet en <strong>de</strong>rhalve in het on<strong>de</strong>rhavige on<strong>de</strong>rzoek niet<br />
on<strong>de</strong>rzocht.<br />
3.15.9 Maximale geluidsniveaus<br />
Maximale geluidsniveaus zijn kortstondige verhogingen van het geluidsniveau. Deze wor<strong>de</strong>n getoetst aan <strong>de</strong><br />
adviezen uit <strong>de</strong> Handreiking Industrielawaai en vergunningverlening 1998. De Handreiking adviseert dat<br />
maximale geluidsniveaus <strong>voor</strong> zover dat mogelijk is zoveel mogelijk moeten wor<strong>de</strong>n beperkt dan wel wor<strong>de</strong>n<br />
<strong>voor</strong>komen. Wanneer maximale geluidsniveaus inherent zijn aan <strong>de</strong> soort activiteiten die binnen <strong>de</strong> inrichting<br />
plaatsvin<strong>de</strong>n adviseert <strong>de</strong> Handreiking om te streven naar een maximale geluidsniveau die 10 dB boven het<br />
gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> geluidsniveau komt te liggen. Voor woningen gelegen binnen een geluidszonegrens waar een<br />
ontheffing <strong>voor</strong> een hogere geluidsbelasting is vastgesteld adviseert <strong>de</strong> Handreiking een streefwaar<strong>de</strong> van<br />
10 boven <strong>de</strong> ontheffingswaar<strong>de</strong>. Vaak is dit niet haalbaar en om die re<strong>de</strong>n adviseert <strong>de</strong> Handreiking om<br />
maximale geluidsniveaus te gaan beperken tot een grenswaar<strong>de</strong> van 70 dB(A) 65 dB(A) en 60 dB(A) <strong>voor</strong><br />
respectievelijk <strong>de</strong> dag- avond- en nachtperio<strong>de</strong>. Omdat woningen gelegen op een geluidsgezoneerd<br />
industrieterrein niet door <strong>de</strong> Wet geluidhin<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n beschermd gel<strong>de</strong>n dan <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze woningen dan ook<br />
geen grenswaar<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> maximale geluidsniveaus.<br />
pagina 23 van 54
Beoor<strong>de</strong>ling maximale geluidsniveaus<br />
Het akoestisch on<strong>de</strong>rzoek heeft in <strong>de</strong> prognose geïnventariseerd naar eventuele aanwezigheid en <strong>de</strong> te<br />
verwachten maximale geluidsniveaus. Omdat meren<strong>de</strong>el gaat om geluidsbronnen die continue in werking<br />
zijn hier geen kortstondige verhogingen te verwachten. Deze kunnen wel ontstaan door <strong>de</strong> vrachtwagentransportbewegingen<br />
op het terrein. Omdat <strong>de</strong>ze alleen in <strong>de</strong> dagperio<strong>de</strong> plaatsvin<strong>de</strong>n vin<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> avon<strong>de</strong>n<br />
nachtperio<strong>de</strong> dan ook geen maximale geluidsniveaus plaats. Volgens <strong>de</strong> geluidsberekeningen bedraagt<br />
<strong>de</strong> geluidsbelasting aan <strong>de</strong> woning Gerrit Imbosstraat 36 het hoogst, namelijk 46 dB(A) in <strong>de</strong> dagperio<strong>de</strong>. Dit<br />
maximaal geluidsniveau ligt on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> ontheffingswaar<strong>de</strong> van 55 dB(A) en om die re<strong>de</strong>n kan wor<strong>de</strong>n<br />
geconclu<strong>de</strong>erd dat op <strong>de</strong>ze woning geen sprake is van hin<strong>de</strong>r als gevolg van maximale geluidsniveaus.<br />
Conclusie<br />
Geconclu<strong>de</strong>erd kan wor<strong>de</strong>n dat ruimschoots aan <strong>de</strong> streefwaar<strong>de</strong> wordt voldaan. Het is daarom niet<br />
noodzakelijk om grenswaar<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> bescherming tegen maximale geluidsniveaus in <strong>voor</strong>schriften vast te<br />
leggen.<br />
3.15.10 Indirecte hin<strong>de</strong>r<br />
On<strong>de</strong>r indirecte hin<strong>de</strong>r wordt verstaan hin<strong>de</strong>r die buiten <strong>de</strong> inrichtingsgrens plaatsvin<strong>de</strong>n die in directe relatie<br />
staan met <strong>de</strong> activiteiten binnen <strong>de</strong> inrichtingsgrenzen. In dit geval kunnen <strong>de</strong> transportbewegingen van en<br />
naar <strong>de</strong> inrichting indirecte hin<strong>de</strong>r veroorzaken. Omdat het hier gaat om een geluidsgezoneerd<br />
industrieterrein kan op grond van jurispru<strong>de</strong>ntie geen grenswaar<strong>de</strong>n ter bescherming <strong>voor</strong> Indirecte hin<strong>de</strong>r in<br />
<strong>voor</strong>schriften wor<strong>de</strong>n vastgelegd. Daar en tegen kunnen wel mid<strong>de</strong>l<strong>voor</strong>schriften ter beperking van <strong>de</strong>ze<br />
hin<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> vergunning wor<strong>de</strong>n vastgelegd. De Handreiking hanteert een reikwijdte waarbinnen sprake kan<br />
zijn van indirecte hin<strong>de</strong>r. Het vrachtverkeer wordt ontsloten via <strong>de</strong> Avebeweg. Dit is een ontsluitingsweg die<br />
ook <strong>voor</strong> overige industrie wordt gebruikt. Bij het passeren van een woning zal het vrachtverkeer zich niet<br />
meer akoestisch on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n van het overige wegverkeer omdat het vrachtverkeer is opgenomen in het<br />
heersend wegverkeersbeeld..<br />
Conclusie<br />
Geconclu<strong>de</strong>erd kan wor<strong>de</strong>n dat geen sprake is van indirecte hin<strong>de</strong>r.<br />
3.15.11 Conclusie<br />
De inrichting voldoet aan <strong>de</strong> beste beschikbare technieken (BBT) ter <strong>voor</strong>koming van gelui<strong>de</strong>missies.<br />
3.15.12 Trillingen<br />
Als gevolg van het in werking hebben van WKK-motoren en als gevolg van vrachtverkeer kunnen er trillingen<br />
optre<strong>de</strong>n. Gezien <strong>de</strong> afstand van <strong>de</strong> opstelplaats van <strong>de</strong> WKK-motoren en routing van vrachtverkeer ten<br />
opzichte van woningen is trillingshin<strong>de</strong>r ons inziens niet te verwachten. Wij achten het daarom niet nodig<br />
hiertoe <strong>voor</strong>schriften aan <strong>de</strong>ze beschikking te verbin<strong>de</strong>n.<br />
3.16 Bo<strong>de</strong>m<br />
3.16.1 Bo<strong>de</strong>mbescherming<br />
Het (nationale) preventieve bo<strong>de</strong>mbeschermingbeleid is vastgelegd in <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse Richtlijn<br />
Bo<strong>de</strong>mbescherming (NRB). Het uitgangspunt van <strong>de</strong> NRB is dat door een combinatie van <strong>voor</strong>zieningen en<br />
maatregelen (cvm) een verwaarloosbaar bo<strong>de</strong>mrisico wordt gerealiseerd. Alleen in bepaal<strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong><br />
situaties kan conform <strong>de</strong> NRB on<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n volstaan wor<strong>de</strong>n met een aanvaardbaar bo<strong>de</strong>mrisico.<br />
Op basis van <strong>de</strong> NRB wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> (<strong>voor</strong>genomen) activiteiten beoor<strong>de</strong>eld en wordt bepaald welke cvm<br />
noodzakelijk is om tot een verwaarloosbaar bo<strong>de</strong>mrisico te komen. Daarbij richt <strong>de</strong> NRB zich op öe normale<br />
bedrijfsvoering en <strong>voor</strong>zienbare inci<strong>de</strong>nten. Bo<strong>de</strong>mbescherming in situaties van calamiteiten wordt in het<br />
ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> NRB niet behan<strong>de</strong>ld.<br />
Bo<strong>de</strong>mbedreigen<strong>de</strong> activiteiten<br />
Bij <strong>de</strong> aanvraag, is in tabelvorm, een overzicht gevoegd van <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>mbedreigen<strong>de</strong> activiteiten, met<br />
<strong>voor</strong>zieningen en maatregelen. Dit betreft:<br />
Aanvoer van vaste mest en biomassa en opslag daarvan boven keren<strong>de</strong> <strong>voor</strong>zieningen. Deze opslag vindt<br />
inpandig plaats.<br />
Aanvoer van vloeibare mest en opslag daarvan boven keren<strong>de</strong> <strong>voor</strong>zieningen. Deze opslag vindt inpandig<br />
plaats.<br />
Vergistingsinstallatie, bestaan<strong>de</strong> uit vergistingstanks, navergistingstanks en digistaatopslagtanks met<br />
betonnen vloer en lek<strong>de</strong>tectie.<br />
Verpompen van vloeistoffen in een gesloten systeem.<br />
Opstelling WKK's boven een keren<strong>de</strong> vloer.<br />
Dieselopslag, <strong>de</strong>ze valt on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> rechtstreekse werking van het activiteitenbesluit, waarin is aangegeven dat.<br />
<strong>de</strong> NRB dient te wor<strong>de</strong>n toegepast.<br />
In <strong>de</strong> aanvraag is aangegeven dat <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zieningen en maatregelen lei<strong>de</strong>n tot een verwaarloosbaar risico<br />
op bo<strong>de</strong>mverontreiniging.<br />
Grondwatermonitoring<br />
pagina 24 van 54
De opslag van vloeibare mest en <strong>de</strong> vergistingstanks, navergistingstanks en digistaatopslagtanks met<br />
betonnen vloer en lek<strong>de</strong>tectie is niet aan <strong>de</strong> buitenzij<strong>de</strong> en vanwege <strong>de</strong> constante vloeistofbelasting ook niet<br />
aan <strong>de</strong> binnenzij<strong>de</strong> visueel te inspecteren. Derhalve zijn wij van mening dat niet kan wor<strong>de</strong>n voldaan aan<br />
een bo<strong>de</strong>mrisicoklasse A (ein<strong>de</strong>missiescore 1).<br />
Voor <strong>voor</strong>noem<strong>de</strong> bedrijfson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len menen wij een grondwatermonitoring te moeten <strong>voor</strong>schrijven, waarbij<br />
on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> bassins/tanks (horizontale) drainagebuizen met bijbehoren<strong>de</strong> bemonsteringsputten dienen te<br />
wor<strong>de</strong>n aangebracht. De grondwaterkwaliteit kan hiermee wor<strong>de</strong>n beoor<strong>de</strong>eld aan <strong>de</strong> hand van een<br />
monitoringsregime met analyse op <strong>de</strong> parameters CZV en N-NH4. Hiermee kan wor<strong>de</strong>n voldaan aan een<br />
bo<strong>de</strong>mrisicocategorie A (een aanvaardbaar risico).<br />
Een en an<strong>de</strong>r hebben wij in paragraaf 6.3 van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>schriften vastgelegd, waarbij tevens <strong>de</strong><br />
bemonsteringsfrequentie en wijze van rapportage van <strong>de</strong> monitoringgegevens is vastgelegd. Het<br />
grondwatermonitoringsysteem dient te voldoen aan <strong>de</strong> NRB-richtlijn Monitoring bo<strong>de</strong>mkwaliteit<br />
bedrijfsmatige activiteiten (B2). Voor <strong>de</strong> concrete uitvoering van het grondwatermonitoringsysteem hebben<br />
wij, <strong>voor</strong> zover van toepassing, aansluiting gezocht bij aanbevelingen van <strong>de</strong> I PO/S TOW A-werkgroep<br />
"Bo<strong>de</strong>mbescherming op rwzi's" zoals vastgelegd in <strong>de</strong> notitie "Bescherming van <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m op rwzi's" van 26<br />
juni 2009. De aanbevelingen hebben betrekking op bo<strong>de</strong>mbeschermen<strong>de</strong> maatregelen en <strong>voor</strong>zieningen<br />
waarmee <strong>voor</strong> bedrijfson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van afvalwaterwaterzuiveringsinstallatie met een verhoogd bo<strong>de</strong>mrisico<br />
aan <strong>de</strong> NRB kan wor<strong>de</strong>n voldaan.<br />
Inspectie en on<strong>de</strong>rhoud<br />
Om het verwaarloosbaar bo<strong>de</strong>mrisico te borgen zijn in <strong>de</strong> vergunning <strong>voor</strong>schriften opgenomen die <strong>voor</strong>zien<br />
in <strong>de</strong> inspectie en het on<strong>de</strong>rhoud van <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>mbeschermen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>zieningen.<br />
Voor <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>mbeschermen<strong>de</strong> maatregelen zijn <strong>voor</strong>schriften opgenomen die <strong>voor</strong>zien in een a<strong>de</strong>quate<br />
instructie en training van het personeel.<br />
3.16.2 Nulsituatieon<strong>de</strong>rzoek<br />
Het preventieve bo<strong>de</strong>mbeschermingbeleid gaat ervan uit dat (zelfs) een verwaarloosbaar bo<strong>de</strong>mrisico nooit<br />
volledig uitsluit dat een verontreiniging of aantasting van <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m optreedt. Om die re<strong>de</strong>n is altijd een<br />
nulsituatieon<strong>de</strong>rzoek noodzakelijk. Het nulsituatieon<strong>de</strong>rzoek richt zich op <strong>de</strong> afzon<strong>de</strong>rlijke activiteiten en <strong>de</strong><br />
daar gebruikte stoffen.<br />
Het nulsituatieon<strong>de</strong>rzoek bestaat uit het vastleggen van <strong>de</strong> nulsituatie bo<strong>de</strong>mkwaliteit <strong>voor</strong>afgaand aan <strong>de</strong><br />
start van <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> activiteit(en) en een vergelijkbaar eindsituatieon<strong>de</strong>rzoek na het beëindigen van <strong>de</strong><br />
betreffen<strong>de</strong> activiteit.<br />
Het nulsituatieon<strong>de</strong>rzoek moet ten minste dui<strong>de</strong>lijkheid verstrekken over:<br />
<strong>de</strong> locatie van bemonsteringspunten rekening hou<strong>de</strong>nd met <strong>de</strong> mobiliteit van <strong>de</strong> gebruikte stoffen en<br />
<strong>de</strong> locale grondwaterstroming;<br />
<strong>de</strong> wijze waarop <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> stoffen moeten wor<strong>de</strong>n ge<strong>de</strong>tecteerd, bemonsterd en geanalyseerd;<br />
<strong>de</strong> bo<strong>de</strong>mkwaliteit ter plaatse van bemonsteringslocaties.<br />
De in het nulsituatieon<strong>de</strong>rzoek vastgeleg<strong>de</strong> bo<strong>de</strong>mkwaliteit geldt als uitgangspunt bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling of ten<br />
gevolge van <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> activiteiten verontreiniging of aantasting van <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m heeft plaatsgevon<strong>de</strong>n en<br />
of bo<strong>de</strong>mherstel nodig is.<br />
Voor het bo<strong>de</strong>mon<strong>de</strong>rzoek noodzakelijke werkzaamhe<strong>de</strong>n als vermeld in <strong>de</strong> Regeling bo<strong>de</strong>mkwaliteit<br />
moeten zijn uitgevoerd door een erken<strong>de</strong> instantie als bedoeld in het Besluit bo<strong>de</strong>mkwaliteit.<br />
Voordat door vergunninghoudster bo<strong>de</strong>mbedreigen<strong>de</strong> activiteiten wor<strong>de</strong>n uitgevoerd in <strong>de</strong> inrichting dient<br />
een nulsituatieon<strong>de</strong>rzoek te hebben plaatsgevon<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> vergunning is hiertoe <strong>voor</strong>schrift 6.1.1<br />
opgenomen.<br />
Het risico dat door <strong>de</strong> aangevraag<strong>de</strong> activiteiten in combinatie met <strong>de</strong> getroffen en te treffen <strong>voor</strong>zieningen<br />
een bo<strong>de</strong>mverontreiniging ontstaat is (in combinatie met <strong>de</strong> gestel<strong>de</strong> <strong>voor</strong>schriften) verwaarloosbaar conform<br />
het gestel<strong>de</strong> in <strong>de</strong> NRB. Het is dan ook niet noodzakelijk dat <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>mkwaliteit tussentijds wordt<br />
gecontroleerd.<br />
Het bo<strong>de</strong>mrisico en/of <strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>re bescherming die in het betreffen<strong>de</strong> gebied is vereist en/of <strong>de</strong><br />
bo<strong>de</strong>mgesteldheid maakt geen tussentijds bo<strong>de</strong>mon<strong>de</strong>rzoek noodzakelijk.<br />
Na beëindiging van <strong>de</strong> activiteiten of een <strong>de</strong>el daarvan moet een eindon<strong>de</strong>rzoek wor<strong>de</strong>n verricht. Indien blijkt<br />
dat sprake is van een bo<strong>de</strong>mbelasting als gevolg van <strong>de</strong> activiteiten, zal <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>mkwaliteit hersteld moeten<br />
wor<strong>de</strong>n. Hiertoe zijn <strong>voor</strong>schriften in <strong>de</strong> vergunning opgenomen.<br />
3.16.3 Conclusie<br />
De inrichting voldoet aan <strong>de</strong> beste beschikbare technieken (BBT) ter <strong>voor</strong>koming van emissies naar <strong>de</strong><br />
bo<strong>de</strong>m.<br />
pagina 25 van 54
3.17 Veiligheid<br />
3.17.1 Besluit Risico's Zware Ongevallen<br />
Het overheidsbeleid inzake externe veiligheid is gericht op het beheersen van risico's van activiteiten en het<br />
realiseren van een veilige woon- en leefomgeving. Hiertoe is in het Besluit Risico's Zware Ongevallen 1999<br />
(BRZO 1999) vastgelegd bij welke hoeveelheid aanwezige gevaarlijke stoffen volgens <strong>de</strong> in dit besluit<br />
aangegeven systematiek naar <strong>de</strong> veiligheidsrisico's moet wor<strong>de</strong>n gekeken.<br />
De hoeveelheid biogas, die binnen <strong>de</strong> inrichting aanwezig is dan wel kan wor<strong>de</strong>n gevormd, overschrijdt <strong>de</strong><br />
in artikel 8 BRZO 1999 aangegeven hoge drempelwaar<strong>de</strong>. Het bedrijf is daarom VR-plichtig op grond van<br />
het BRZO 1999. Dit houdt in dat er naast een preventiebeleid zware ongevallen (PBZO), een<br />
veiligheidsbeheerssysteem (VBS) en een intern noodplan, tevens een veiligheidsrapport en een actuele<br />
stoffenlijst aanwezig moet zijn. De on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van het VR die betrekking hebben op <strong>de</strong> risico's <strong>voor</strong><br />
personen buiten <strong>de</strong> inrichting en <strong>voor</strong> het milieu zijn bij <strong>de</strong> vergunningaanvraag gevoegd en tezamen met <strong>de</strong><br />
vergunningaanvraag ter inzage gelegd.<br />
De aanvraag is verzon<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het ministerie van<br />
Infrastructuur &Milieu (ILT), <strong>de</strong> burgemeester van <strong>de</strong> gemeente Hoogezand -Sappemeer, het Waterschap<br />
Hunze en Aa's, Rijkswaterstaat directie Noord-Ne<strong>de</strong>rland en <strong>de</strong> Regionale brandweer.<br />
Bij <strong>de</strong> aanvraag heeft NPG een zogenaamd * (sterretje) VR ingediend. Gebaseerd op het door NPG<br />
ingedien<strong>de</strong> *VR zijn wij van oor<strong>de</strong>el dat het hierin gepresenteer<strong>de</strong> risico op een ernstig ongeval aan <strong>de</strong><br />
normen voldoet.<br />
Voordat <strong>de</strong> inrichting in werking kan wor<strong>de</strong>n gesteld, dient een volledig VR aan het bevoegd gezag te zijn<br />
gezon<strong>de</strong>n. Het volledige VR zal <strong>de</strong> algemene (BRZO-)procedure <strong>voor</strong> het beoor<strong>de</strong>len van een VR<br />
doorlopen. Het VR zal integraal wor<strong>de</strong>n getoetst op aanvaardbaarheid van <strong>de</strong> risico's <strong>voor</strong> het milieu,<br />
personen binnen en buiten <strong>de</strong> inrichting en <strong>de</strong> <strong>voor</strong>bereiding van <strong>de</strong> rampenbestrijding door <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong><br />
bevoeg<strong>de</strong> instanties.<br />
De on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van het VR die betrekking hebben op <strong>de</strong> risico's <strong>voor</strong> personen buiten <strong>de</strong> inrichting en <strong>voor</strong><br />
het milieu zijn overeenkomstig artikel 4.13 jo artikel 4.16 Mor bij <strong>de</strong> vergunningaanvraag gevoegd en<br />
tezamen met <strong>de</strong> vergunningaanvraag ter inzage gelegd.<br />
3.17.2 Domino effecten<br />
Op basis van art. 7 BRZO wijst het bevoeg<strong>de</strong> gezag zogenaam<strong>de</strong> domino bedrijven aan. Voor aanwijzing<br />
wordt gebruik gemaakt van het Instrument Domino-Effecten (IDE) van het RIVM. Domino-effecten gel<strong>de</strong>n<br />
per <strong>de</strong>finitie alleen <strong>voor</strong> inrichtingen die on<strong>de</strong>r het BRZO vallen. De bepaling van <strong>de</strong> domino afstand berust<br />
op het uitgangspunt dat alleen <strong>de</strong> vrijwel onmid<strong>de</strong>llijk werken<strong>de</strong> overdrachtsmechanismen (fragmenten,<br />
piekoverdruk, langdurige warmte straling en langdurig vlamcontact) kunnen lei<strong>de</strong>n tot een domino-effect.<br />
Conform <strong>de</strong> systematiek van het IDE is <strong>de</strong> maximale dominoafstand 1600 meter.<br />
Met behulp van het instrument domino-effecten hebben wij on<strong>de</strong>rzocht bij welke inrichtingen een verhoog<strong>de</strong><br />
kans op een zwaar ongeval aanwezig is ten gevolge van <strong>de</strong> aanwezigheid van risicobepalen<strong>de</strong> factoren bij<br />
<strong>de</strong> in <strong>de</strong> onmid<strong>de</strong>llijke nabijheid gelegen inrichtingen die ook on<strong>de</strong>r het Brzo 1999 vallen. De Buurbedrijven<br />
Avebe en Bayer MaterialScience zijn aangewezen als een domino-inrichting.<br />
Met behulp van <strong>de</strong> door RIVM bereken<strong>de</strong> afstan<strong>de</strong>n tot <strong>de</strong> 0.1 en 0.3 bar overdruk grenzen is naar <strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rlinge afstand tussen NPG en <strong>voor</strong>noem<strong>de</strong> bedrijven gekeken. Bei<strong>de</strong> bedrijven liggen binnen <strong>de</strong> 0.3<br />
overdruk contour van NPG (ca. 100 m <strong>voor</strong> <strong>de</strong> biogasbuffer en circa 70 m <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vergistingstanks) daarom<br />
zal NPG wor<strong>de</strong>n aangewezen als Domino veroorzaker <strong>voor</strong> Avebe en Bayer MaterialScience, <strong>de</strong>ze bedrijven<br />
dienen rekening te hou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> aard en omvang van <strong>de</strong> risico's van een zwaar ongeval bij NPG.<br />
Gezien <strong>de</strong> afstan<strong>de</strong>n tussen NPG en Bayer MaterialScience wordt NPG niet aangewezen als Domino<br />
ontvangend bedrijf ten gevolge van <strong>de</strong> aanwezige propyleen opslag van Bayer MaterialScience.<br />
3.17.3 Effect- en risicoafstan<strong>de</strong>n biogas<br />
Met betrekking tot het aspect veiligheid is <strong>de</strong> productie en <strong>de</strong> opslag van biogas van belang. Een rol hierbij is<br />
het gehalte aan H2S in het biogas.<br />
De Europese preparatenrichtlijn (1999/45/EC) geeft aan bij welke concentratie een gas eigenschappen<br />
overneemt van het zeer toxische bestand<strong>de</strong>el H2S. Hieruit volgt dat biogas met een concentratie H2S tussen<br />
0,2 en 1% aangemerkt moet wor<strong>de</strong>n als toxisch en bij een concentratie > 1% als zeer toxisch.<br />
In <strong>de</strong> aanvraag is aangegeven dat het H2S-gehalte van biogas dat bij NPG wordt geproduceerd en wordt<br />
opgeslagen <strong>de</strong> 1.000 ppm kan overschrij<strong>de</strong>n. De concentratie is echter niet zo hoog dat het biogas <strong>de</strong><br />
giftige eigenschappen van H2Sover neemt. Om dit te borgen hebben wij een periodieke meting en<br />
rapportage van het H2S-gehalte van het opgeslagen, niet ontzwavel<strong>de</strong>, biogas <strong>voor</strong>geschreven. Met het<br />
gebruik van een poortwachter (gaschromatograaf) is <strong>voor</strong>zien in een continue bepaling van <strong>de</strong> samenstelling<br />
van het, op het net in te voe<strong>de</strong>n dan wel aan <strong>de</strong> WKK-motoren te leveren, behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> biogas.<br />
Hiermee wordt ons inziens voldoen<strong>de</strong> inzicht verkregen in <strong>de</strong> hoeveelheid opgeslagen biogas en <strong>de</strong><br />
samenstelling hiervan.<br />
pagina 26 van 54
3.17.4 Beoor<strong>de</strong>ling afstand tot natuurgebie<strong>de</strong>n<br />
Volgend uit art. 2.14 lid 2 Wabo en art. 5.11 Bor draagt het bevoegd gezag er<strong>voor</strong> zorg dat <strong>de</strong> beslissing op<br />
een aanvraag om een vergunning die betrekking heeft op een inrichting waarop het Besluit risico's zware<br />
ongevallen 1999 van toepassing is, niet tot gevolg heeft dat min<strong>de</strong>r dan voldoen<strong>de</strong> afstand aanwezig is<br />
tussen die inrichting en een waar<strong>de</strong>vol of bijzon<strong>de</strong>r kwetsbaar natuurgebied. Bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong><br />
afstand betrekt het bevoegd gezag <strong>de</strong> maatregelen die wor<strong>de</strong>n getroffen om een zwaar ongeval in <strong>de</strong><br />
inrichting te <strong>voor</strong>komen of <strong>de</strong> gevolgen daarvan te beperken.<br />
Als te beschermen natuurgebie<strong>de</strong>n zijn aangewezen <strong>de</strong> bescherm<strong>de</strong> Natuurmonumenten, en <strong>de</strong> gebie<strong>de</strong>n<br />
die zijn aangewezen op grond van <strong>de</strong> Vogel richtlijn en <strong>de</strong> Habitatrichtlijn.<br />
Het Zuidlaar<strong>de</strong>rmeergebied is een aangewezen natuurgebied en ligt op een afstand van circa 420 meter<br />
van <strong>de</strong> grens van <strong>de</strong> inrichting. In <strong>de</strong> vergunningsaanvraag is aangegeven, wat <strong>de</strong> impact is van <strong>de</strong> risico's<br />
<strong>voor</strong> dit gebied. Hierover hebben wij het volgen<strong>de</strong> overwogen <strong>de</strong> gevolgen <strong>voor</strong> het natuurgebied zijn<br />
Een uniforme metho<strong>de</strong> <strong>voor</strong> het beoor<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> risico's <strong>voor</strong> natuurgebie<strong>de</strong>n ontbreekt nog. Deze wordt<br />
op dit moment ontwikkeld door <strong>de</strong> betrokken partijen, waaron<strong>de</strong>r VROM, IPO en LNV. Uiteraard ontslaat het<br />
ontbreken van een metho<strong>de</strong> en toetsingscriterium ons niet van <strong>de</strong> verplichting om te on<strong>de</strong>rzoeken of <strong>de</strong><br />
inrichting op voldoen<strong>de</strong> afstand van natuurgebie<strong>de</strong>n liggen.<br />
Wij kiezen daarom <strong>voor</strong> aansluiting bij <strong>de</strong> Milieu risico analyse (MRA) om te beoor<strong>de</strong>len of afstand tot<br />
natuurgebied voldoen<strong>de</strong> is. Het MRA is <strong>voor</strong> het veiligheidsrapport beoor<strong>de</strong>eld door het Waterschap.<br />
De toets aan <strong>de</strong> stand <strong>de</strong>r veiligheidstechniek is volledig. NPG voldoet aan <strong>de</strong> stand <strong>de</strong>r veiligheidstechniek.<br />
Uiteraard zal aan <strong>de</strong> hand van een inspectie nagegaan moeten wor<strong>de</strong>n in hoeverre daar ook in <strong>de</strong> praktijk<br />
aan wordt voldaan.<br />
De uitgangspunten <strong>voor</strong> het opstellen van het mo<strong>de</strong>l, dat wil zeggen <strong>de</strong> selectiecriteria zijn correct gekozen<br />
en opgenomen in het mo<strong>de</strong>l. De stofeigenschappen zijn op een juiste wijze verwerkt.<br />
De ontvangen<strong>de</strong> oppervlaktewateren zijn op een juiste manier in <strong>de</strong> risicostudie verwerkt.<br />
De risico's ter plaatse van <strong>de</strong> het natuurgebied Zuidlaar<strong>de</strong>rmeer zijn nagenoeg allemaal verwaarloosbaar.<br />
In <strong>de</strong> algemene beschrijving bij <strong>de</strong> aanvraag heeft NPG aangegeven dat bij bezwijken van een silo <strong>de</strong><br />
mogelijkheid bestaat dat biomassa in het Foxholstermeer en Feijemeer aan <strong>de</strong> zuidzij<strong>de</strong> van het NPGterrein<br />
terechtkomt. Om dit te <strong>voor</strong>komen gaat NPG <strong>de</strong> afstroomroute naar het meer afblokken met een<br />
aar<strong>de</strong>n wal.<br />
Door het Waterschap wordt aanbevolen om eisen te stellen aan <strong>de</strong> ligging van <strong>de</strong> in het MRA <strong>voor</strong>ziene<br />
aar<strong>de</strong>n wal. Voorschriften aan <strong>de</strong> aar<strong>de</strong>n wal hebben wij opgenomen in <strong>voor</strong>schrift 1.2.4<br />
3.17.5 Registratiebesluit externe veiligheid<br />
Op 29 maart 2007 is het Registratiebesluit externe veiligheid (28 november 2006 gepubliceerd) in werking<br />
getre<strong>de</strong>n.<br />
Dit besluit geeft aan welke inrichtingen en welke informatie opgenomen moeten wor<strong>de</strong>n in het Risicoregister.<br />
Hiernaast dienen ook inrichtingen die vallen on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> reikwijdte van <strong>de</strong> Ministeriele regeling provinciale<br />
risicokaart (19 april 2007 gepubliceerd) te wor<strong>de</strong>n opgenomen in het register. De criteria van bei<strong>de</strong> stukken<br />
regelgeving zijn samengevoegd in <strong>de</strong> drempelwaar<strong>de</strong>ntabel. De drempelwaar<strong>de</strong>ntabel is opgenomen in <strong>de</strong><br />
Leidraad Risico Inventarisatie, <strong>de</strong>el Gevaarlijke Stoffen.<br />
NPG valt on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> criteria van het Registratiebesluit en/of <strong>de</strong> Ministeriele regeling. Na afronding van<br />
on<strong>de</strong>rhavige procedure zal <strong>de</strong> inrichting in het risicoregister wor<strong>de</strong>n opgenomen.<br />
3.17.6 Besluit externe veiligheid inrichtingen<br />
NPG valt on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> reikwijdte van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) van wege <strong>de</strong> grote<br />
hoeveelheid biogas die binnen <strong>de</strong> inrichting aanwezig kan zijn. Het BEVI koppelt <strong>de</strong> Wabo en <strong>de</strong> Wet op <strong>de</strong><br />
Ruimtelijke Or<strong>de</strong>ning (WRO). De toegestane grenswaar<strong>de</strong> <strong>voor</strong> het plaatsgebon<strong>de</strong>n risico (PR) ter plaatse<br />
van een (geprojecteerd) kwetsbaar object is 10"® per jaar. Dit is eveneens <strong>de</strong> richtwaar<strong>de</strong> <strong>voor</strong> een<br />
(geprojecteerd) beperkt kwetsbaar object. Door <strong>de</strong> koppeling met <strong>de</strong> WRO wordt het bestemmingsplan<br />
hierop aangepast (<strong>voor</strong> zover dat nodig mocht zijn). Om inzicht te krijgen in <strong>de</strong> groep mensen die potentieel<br />
blootgesteld wordt aan <strong>de</strong> gevolgen van een ramp is ook beoor<strong>de</strong>eld of het groepsrisico (GR) een relevant<br />
aspect is. De uitvoering heeft in gezamenlijkheid met <strong>de</strong> regionale brandweer <strong>Groningen</strong> en <strong>de</strong> af<strong>de</strong>ling RO<br />
van <strong>de</strong> gemeente Hoogezand-Sappemeer plaatsgevon<strong>de</strong>n.<br />
Plaatsgebon<strong>de</strong>n risico (10'^ contour)<br />
Wij hebben vastgesteld dat <strong>de</strong> 10"® contour <strong>voor</strong> <strong>de</strong> inrichting maximaal 40 meter rondom <strong>de</strong> biogasbuffer<br />
bedraagt. Binnen <strong>de</strong> 10'® contour komen geen (beperkt) kwetsbare objecten <strong>voor</strong>. In het bestemmingsplan<br />
bedrijventerrein Hoogezand West zal wor<strong>de</strong>n geborgd dat er geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen <strong>de</strong><br />
10'® contour mogelijk zijn. Daarmee wordt voldaan aan <strong>de</strong> grenswaar<strong>de</strong> respectievelijk <strong>de</strong> richtwaar<strong>de</strong> van<br />
het BEVI.<br />
pagina 27 van 54
Conclusie<br />
Uit <strong>voor</strong>gaan<strong>de</strong> overwegingen volgt dat er wordt voldaan aan <strong>de</strong> grenswaar<strong>de</strong> respectievelijk<strong>de</strong> richtwaar<strong>de</strong><br />
van het BEVI.<br />
Groepsrisico<br />
Wij hebben vastgesteld dat het invloedsgebied waarbinnen het groepsrisico verantwoord moet wor<strong>de</strong>n 125<br />
meter rondom <strong>de</strong> biogasbuffer bedraagt.<br />
Het BEVI verplicht ons <strong>voor</strong>ts aandacht te beste<strong>de</strong>n aan:<br />
<strong>de</strong> personendichtheid in het invloedsgebied;<br />
het groepsrisico versus <strong>de</strong> oriënteren<strong>de</strong> waar<strong>de</strong>;<br />
<strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> <strong>voor</strong>genomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in <strong>de</strong> nabije<br />
toekomst;<br />
<strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n tot <strong>voor</strong>bereiding van bestrijding van een ramp bij NPG<br />
<strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> personen om zich in veiligheid te brengen.<br />
Wij hebben hierover overlegd met het college van burgemeester en wethou<strong>de</strong>rs van gemeente Hoogezand-<br />
Sappemeer en advies gevraagd aan het bestuur van <strong>de</strong> regionale brandweer.<br />
Personendichtheid in het invloedsgebied<br />
Het invloedsgebied hebben wij bepaald met behulp van <strong>de</strong> effectafstan<strong>de</strong>n die wor<strong>de</strong>n gegeven door <strong>de</strong><br />
berekening met behulp van Safeti-nl. De effectafstand is 125 meter. De woonkern Foxhol is gelegen op 105<br />
meter afstand van NPG. Alleen <strong>de</strong> woonkern wordt gekenmerkt door een hogere dichtheid van personen,<br />
slechts een klein <strong>de</strong>el van het invloedsgebied bevat een hogere personendichtheid.<br />
Het groepsrisico versus <strong>de</strong> oriënteren<strong>de</strong> waar<strong>de</strong><br />
Het groepsrisico van <strong>de</strong> aangevraag<strong>de</strong> activiteit is weergegeven in figuur 7 van <strong>de</strong> risicoanalyse. Het<br />
groepsrisico ligt ruim on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> oriënteren<strong>de</strong> waar<strong>de</strong>.<br />
Maatregelen die het groepsrisico beperken<br />
Uit <strong>de</strong> figuur lei<strong>de</strong>n wij af dat het groepsrisico klein is. In het Veiligheidsrapport en <strong>de</strong> aanvraag zijn geen<br />
maatregelen genoemd die specifiek het groepsrisico beperken. De bevolkingsgroep die binnen het<br />
invloedsgebied aanwezig is zijn <strong>de</strong> me<strong>de</strong>werkers van <strong>de</strong> omliggen<strong>de</strong> risicovolle bedrijven Avebe, Bayer<br />
Material Science BV. Gelet op <strong>de</strong> geringe grootte van het risico en het feit dat <strong>de</strong> personen die<br />
werkzaamhe<strong>de</strong>n verrichten binnen het invloedsgebied zelf bekend zijn met <strong>de</strong> risico's, hebben wij zelf geen<br />
on<strong>de</strong>rzoek uitgevoerd naar <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n om het groepsrisico te beperken.<br />
Wel dient het bedrijf te voldoen aan BBT en valt het on<strong>de</strong>r het regime van het BRZO'99 waarbij het een<br />
veiligheidsbeheerssysteem moet hebben en een veiligheidsrapport.<br />
Rampbestrijding<br />
De algemene preventieve <strong>voor</strong>zieningen heeft NPG genoemd in het veiligheidsrapport en <strong>de</strong> aanvraag. De<br />
volgen<strong>de</strong> preventieve maatregelen beperken <strong>de</strong> omvang van een ramp of zwaar ongeval in het bijzon<strong>de</strong>r:.<br />
Zelfredzaamheid<br />
De mogelijkheid <strong>voor</strong> personen om zichzelf in veiligheid te brengen in geval van een ramp bij NPG is on<strong>de</strong>r<br />
an<strong>de</strong>re afhankelijk van <strong>de</strong> persoonlijke gesteldheid en het type ramp (grote brand of gaswolk). In <strong>de</strong> directe<br />
omgeving van NPG bevin<strong>de</strong>n zich <strong>de</strong> risicobedrijven Bayer MaterialSience en Avebe, <strong>de</strong> me<strong>de</strong>werkers van<br />
<strong>de</strong> risicovolle bedrijven zijn bekend met het werken in een omgeving met een verhoogd risico en kunnen als<br />
voldoen<strong>de</strong> zelfredzaam wor<strong>de</strong>n beschouwd. Binnen het invloedsgebied bevin<strong>de</strong>n zich geen objecten <strong>voor</strong><br />
het verblijf van vermin<strong>de</strong>rd zelfredzame personen <strong>de</strong> in het invloedsgebied aanwezige personen wor<strong>de</strong>n<br />
daarom in zijn algemeenheid als voldoen<strong>de</strong> zelfredzaam gezien.<br />
Conclusie<br />
Aldus geeft <strong>de</strong> bovenstaan<strong>de</strong> beschouwing van het groepsrisico ons geen aanleiding om <strong>de</strong> aangevraag<strong>de</strong><br />
vergunning te weigeren.<br />
3.17.7 Explosiegevaar<br />
Vanwege <strong>de</strong> vorming en aanwezigheid van brandbaar biogas en <strong>de</strong> kans dat dit gas tot ontbranding of<br />
ontsteking wordt gebracht, zal <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vergistingsinstallatie een in<strong>de</strong>ling in "Gevarenzone-in<strong>de</strong>ling met<br />
betrekking tot gasontploffingsgevaar (NPR 7910)" moeten wor<strong>de</strong>n opgesteld. Bovendien zal alle apparatuur<br />
in explosiegevoelige ruimten wor<strong>de</strong>n uitgevoerd conform ATEX-Richtlijnen. De verplichtingen <strong>voor</strong> bedrijven<br />
ten aanzien van gasontploffingsgevaar zijn verankerd in <strong>de</strong> Arbowet en het Arbobesluit. Het gaat dan met<br />
name om het explosieveiligheidsdocument, <strong>de</strong> risico-inventarisatie en -evaluatie en <strong>de</strong> gevarenzonein<strong>de</strong>ling.<br />
De Arbeidsinspectie is in <strong>de</strong>zen <strong>de</strong> toezichthou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> instantie. Wij vin<strong>de</strong>n het veiligheidsaspect<br />
dusdanig van belang dat, <strong>voor</strong>afgaand aan <strong>de</strong> ingebruikname van <strong>de</strong> inrichting, een bewijsstuk dat een<br />
gevarenzone-in<strong>de</strong>ling heeft plaatsgevon<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> het bevoegd gezag <strong>voor</strong> <strong>de</strong> omgevingsvergunning<br />
beschikbaar moet zijn (zie <strong>voor</strong>schriften 9.1.1 en 9.1.2).<br />
pagina 28 van 54
3.17.8 Brandbeveiliging<br />
Voor on<strong>de</strong>rhavige inrichting wor<strong>de</strong>n brandveiligheidsaspecten zoals aanwezigheid en on<strong>de</strong>rhoud<br />
brandblusmid<strong>de</strong>len, opslag van brandbare niet-gevaarlijke materialen, <strong>de</strong> uitvoeringvan <strong>de</strong> brandweren<strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>zieningen, <strong>de</strong> in<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> inrichting in (brand)compartimenten als ook <strong>de</strong> benodig<strong>de</strong><br />
brandblusmid<strong>de</strong>len, gereguleerd via het Bouwbesluit, zodat hier<strong>voor</strong> geen <strong>voor</strong>schriften aan <strong>de</strong><br />
omgevingsvergunning behoeven te wor<strong>de</strong>n verbon<strong>de</strong>n.<br />
Voor <strong>de</strong> inrichting dient op grond van het BRZO een bedrijfsnoodplan dient te wor<strong>de</strong>n opgesteld waarin<br />
milieu- en veiligheidsrisico's <strong>voor</strong> <strong>de</strong> omgeving zijn uitgewerkt.<br />
3.17.9 Conclusie<br />
De inrichting voldoet aan <strong>de</strong> beste beschikbare technieken (BBT) met betrekking tot externe veiligheid.<br />
3.18 Energie<br />
Het lan<strong>de</strong>lijke beleid op het gebied van energie richt zich <strong>voor</strong>al op het terugdringen van het gebruik van<br />
energie; wij hebben <strong>de</strong>ze doelstelling overgenomen. De omgevingsvergunning biedt <strong>de</strong> mogelijkheid om<br />
energiebesparing te concretiseren bij individuele bedrijven.<br />
De nu aangevraag<strong>de</strong> bedrijfsactiviteiten van NPG zijn primair gericht op het door mid<strong>de</strong>l van het van<br />
vergisten van mest en co-substraten, biogas te produceren dat als groengas op het net zal wor<strong>de</strong>n<br />
ingebracht. Daarnaast kan het geproduceer<strong>de</strong> biogas wor<strong>de</strong>n ingezet <strong>voor</strong> een WKK-installatie waarmee<br />
warmte en elektriciteit wordt geproduceerd. Ver<strong>de</strong>r zal een <strong>de</strong>el van het geproduceer<strong>de</strong> gas wor<strong>de</strong>n gebruikt<br />
<strong>voor</strong> opwerking tot groen gas.<br />
De inrichting zal hiermee <strong>voor</strong>zien in haar eigen energiebehoefte (warmte en elektriciteit). Dit levert<br />
uitein<strong>de</strong>lijk een C02-reductie op, omdat het gebruik van fossiele/primaire brandstoffen wordt verme<strong>de</strong>n.<br />
Op basis hiervan hebben wij, behou<strong>de</strong>ns een <strong>voor</strong>schrift met betrekking tot <strong>de</strong> te registreren van <strong>de</strong><br />
energiegegevens en tot optimale benutting van <strong>de</strong> geproduceer<strong>de</strong> warmte, geen ver<strong>de</strong>re<br />
(on<strong>de</strong>rzoeks)<strong>voor</strong>schriften gericht op energiebesparing aan <strong>de</strong>ze beschikking verbon<strong>de</strong>n.<br />
3.18.1 Conclusie<br />
De inrichting voldoet aan <strong>de</strong> beste beschikbare technieken (BBT) met betrekking tot energiebesparing.<br />
3.19 Grondstoffen- en waterverbruik<br />
3.19.1 Grondstoffen<br />
Het beleid van <strong>de</strong> overheid richt zich op een zuinig gebruik van primaire grondstoffen en <strong>de</strong> toepassing van<br />
milieuvrien<strong>de</strong>lijke grond- en hulpstoffen. De aard van <strong>de</strong> activiteiten alsme<strong>de</strong> <strong>de</strong> bij ons beken<strong>de</strong> gegevens<br />
omtrent <strong>de</strong> binnen <strong>de</strong> inrichting toegepaste grond- en hulpstoffen geven ons geen aanleiding om hier<strong>voor</strong><br />
<strong>voor</strong>schriften op te leggen.<br />
3.19.2 Leidingwater<br />
Zoals aangegeven in <strong>de</strong> Handreiking "Wegen naar preventie bij bedrijven" (Infomil, <strong>de</strong>cember 2005) is <strong>de</strong><br />
relevantie van waterbesparing sterk afhankelijk van <strong>de</strong> lokale situatie en zijn daarom hier geen on<strong>de</strong>rgrenzen<br />
<strong>voor</strong> geformuleerd. In onze beleidsnotitie "Verruim<strong>de</strong> reikwijdte en vergunningverlening" is aangegeven dat<br />
het aspect water <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>milieuvergunning</strong> relevant is indien het verbruik in <strong>de</strong> inrichting 5.000 m^ of meer<br />
leidingwater bedraagt.<br />
Aan <strong>de</strong> aanvraag is een document BBT-maatregelen watergebruik en -verbruik toegevoegd. Hieruit blijkt dat<br />
het proceswater veelvuldig wordt gerecycled. Het netto leidingwaterverbruik wordt daarmee ingeschat tussen<br />
1200 en 3500 m3 per jaar.<br />
Gezien het bovenstaan<strong>de</strong> achten wij het niet noodzakelijk om <strong>voor</strong>schriften met betrekking tot<br />
waterbesparing op te leggen.<br />
3.19.3 Conclusie<br />
De inrichting voldoet aan <strong>de</strong> beste beschikbare technieken (BBT) met betrekking tot waterverbruik.<br />
3.20 Installaties<br />
3.20.1 Toestellen on<strong>de</strong>r druk<br />
Op enkele plaatsen in het proces zal gebruik wor<strong>de</strong>n gemaakt van "toestellen on<strong>de</strong>r druk". Voor <strong>de</strong>rgelijke<br />
toestellen waarin een overdruk heerst van meer dan 0,5 bar is het "Warenwetbesluit drukapparatuur" van <strong>de</strong><br />
minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) van toepassing. Dit besluit bevat eisen <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
uitvoering, keuring en on<strong>de</strong>rhoud van <strong>de</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> drukhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> bedrijfson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len.<br />
De Arbeidsinspectie is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> controle op <strong>de</strong> naleving van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>schriften van het "Warenwetbesluit<br />
drukapparatuur" bevoegd gezag. Aan <strong>de</strong>ze beschikking hebben wij daarom geen aanvullen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>schriften<br />
met betrekking tot drukapparatuur verbon<strong>de</strong>n.<br />
pagina 29 van 54
3.20.2 Elektrische installaties<br />
Algemeen<br />
De elektrische installaties binnen <strong>de</strong> inrichting moeten voldoen aan <strong>de</strong> eisen zoals die zijn gesteld in <strong>de</strong> NEN<br />
1010. In ruimtes en op locaties met een verhoogd gevaar op gasexplosie wor<strong>de</strong>n ten aanzien van <strong>de</strong><br />
elektrische installatie een aantal aanvullen<strong>de</strong> eisen gesteld. Binnen on<strong>de</strong>rhavige inrichting betreft dit <strong>de</strong><br />
vergistingstanks, <strong>de</strong> biogasopslag, <strong>de</strong> gasontzwaveling, <strong>de</strong> gasopwerkingsinstallatie, <strong>de</strong> opstelruimtes van<br />
<strong>de</strong> WKK-installaties en ketelinstallatie en <strong>de</strong> noodfakkel. In dit verband zijn <strong>voor</strong>schriften 9.1.3, 9.1.4, 9.1.5<br />
en 10.8.1 aan <strong>de</strong>ze beschikking verbon<strong>de</strong>n.<br />
Noodstroom<strong>voor</strong>ziening<br />
In <strong>de</strong> aanvraag is aangegeven dat <strong>voor</strong> <strong>de</strong> noodstroom<strong>voor</strong>ziening van <strong>de</strong> gehele inrichting gebruik zal<br />
wor<strong>de</strong>n gemaakt van een noodstroomaggregaat. Voor <strong>de</strong> inrichting dient in ie<strong>de</strong>r geval een<br />
noodstroom<strong>voor</strong>ziening beschikbaar te zijn waarmee bij stroomuitval of storingen <strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> veiligheid van<br />
belang zijn<strong>de</strong> installatie-on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len zoals <strong>de</strong> luchtpomp van <strong>de</strong> biogasontzwaveling, <strong>de</strong> roerwerken van <strong>de</strong><br />
vergisters, <strong>de</strong> WKK-installaties en <strong>de</strong> noodfakkel, in werking kunnen blijven. Dit is vastgelegd in <strong>voor</strong>schrift<br />
9.1.2. Hiermee wordt tevens invulling gegeven aan het advies van <strong>de</strong> Regionale brandweer <strong>Groningen</strong><br />
hieromtrent.<br />
3.20.3 Vergistingsinstallatie<br />
In <strong>de</strong> <strong>voor</strong>schriften zijn diverse eisen opgenomen met betrekking tot constructie en procesbeveiligingen.<br />
3.20.4 WKK-installatie en ketelinstallatie.<br />
Het in <strong>de</strong> vergistingsinstallatie geproduceer<strong>de</strong> biogas wordt in een WKK-installatie met 2 gasgestookte<br />
zuigermotoren omgezet in groene stroom en warmte die (<strong>de</strong>els) wordt aangewend <strong>voor</strong> eigen gebruik<br />
(verwarming vergistingsproces). Met betrekking tot <strong>de</strong> eisen die aan <strong>de</strong> uitvoering, inspectie en on<strong>de</strong>rhoud<br />
van <strong>de</strong> WKK-installatie wor<strong>de</strong>n gesteld. De WKK valt on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> rechtstreekse werking van het<br />
Activiteitenbesluit.<br />
3.20.5 Opslag biogas<br />
Het binnen <strong>de</strong> inrichting geproduceer<strong>de</strong> biogas bevindt zich in diverse gashou<strong>de</strong>rs, zoals <strong>de</strong> hoofdvergisters,<br />
<strong>de</strong> navergisters, <strong>de</strong> digistaatopslagen en <strong>de</strong> gasbuffer. In paragraaf 9.5 van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>schriften is vastgelegd<br />
van welke beveiligingen <strong>de</strong> gashou<strong>de</strong>rs dienen te zijn <strong>voor</strong>zien.<br />
3.20.6 Biogasbehan<strong>de</strong>ling<br />
In het biogaszuiveringssysteem wordt het geproduceer<strong>de</strong> biogas door mid<strong>de</strong>l van koeling ontwaterd en vindt<br />
een eerste ontzwaveling plaats. Het H2S-gehalte wordt vervolgens door mid<strong>de</strong>l van een grove ontzwaveling<br />
(natte gaswasser) teruggebracht van 1.000 ppm naar maximaal 100 ppm en zal optioneel wor<strong>de</strong>n toegepast<br />
in een WKK-installatie of ketelinstallatie. In geval van groengasproductie zal het grof ontzwavel<strong>de</strong> biogas met<br />
een H2S-gehalte van 100 ppm vervolgens in <strong>de</strong> groengasinstallatie wor<strong>de</strong>n teruggebracht tot < 5 ppm (met<br />
behulp van een amine gaswasser dan wel actief koolfilters). Het koolstofdioxi<strong>de</strong>-, zuurstof- en stikstof gehalte<br />
zal tevens in <strong>de</strong> groengasinstallatie wor<strong>de</strong>n opgewerkt tot aardgaskwaliteit (<strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong> Wobbe-in<strong>de</strong>x).<br />
Vervolgens wordt het geproduceer<strong>de</strong> groengas in het aardgasnet ingevoerd.<br />
3.20.7 Noodfakkelinstallatie<br />
Indien bij storing in <strong>de</strong> WKK-installaties en/of <strong>de</strong> afvoer van groen gas er een overdruksituatie in <strong>de</strong><br />
gashou<strong>de</strong>rs ontstaat, wordt het overschot aan biogas verbrand in een noodfakkelinstallatie. De technische<br />
specificaties waaraan <strong>de</strong>ze installatie dient voldoen alsook inspectie en on<strong>de</strong>rhoud van <strong>de</strong> installatie is<br />
vastgelegd in <strong>voor</strong>schrift 10.6.1 toten met 10.6.13.<br />
3.21 Overige activiteiten<br />
Opslag gevaarlijke stoffen<br />
Uit <strong>de</strong> luchtwasser komt een spuiwaterstroom (afvalstroom) vrij met een omvang van 975 m3 per jaar en dus<br />
circa 3 m3 per dag. Het betreft een oplossing van ammoniumsulfaat [(NH4)2S04] in water. Het spuiwater<br />
wordt opgeslagen in een speciaal hier<strong>voor</strong> bestem<strong>de</strong> vloeistofdichte ruimte die on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el uitmaakt van <strong>de</strong><br />
combiluchtwasser. De wan<strong>de</strong>n en vloer van <strong>de</strong> opslagruimte zijn bestand tegen <strong>de</strong> invloed van het<br />
spuiwater.<br />
Het spuiwater wordt per tankwagen afgevoerd om te wor<strong>de</strong>n toegepast als meststof.<br />
Het spuiwater afkomstig uit het opwaar<strong>de</strong>ren van het biogas bedraagt circa 15 m3 per dag en wordt in een<br />
buffertank opgevangen.<br />
Dit betreft een bo<strong>de</strong>mbedreigen<strong>de</strong> activiteit waar<strong>voor</strong> maatregelen en <strong>voor</strong>zieningen overeenkomstig <strong>de</strong><br />
NRB dienen te zijn getroffen. Dit is in <strong>voor</strong>schrift 6.3.1. vastgelegd.<br />
Zwavelzuurdosering<br />
Aan <strong>de</strong> luchtwasser dient zwavelzuur te wor<strong>de</strong>n gedoseerd <strong>voor</strong> het uitwassen van <strong>de</strong> ammoniak (hierbij<br />
wordt het eer<strong>de</strong>r genoem<strong>de</strong> ammoniumsulfaat gevormd). Gebruikelijk is dat <strong>de</strong> dosering plaatsvindt vanuit<br />
een IBC-container en dat een gevul<strong>de</strong> IBC-container als reserve gereed staat. In verband met <strong>de</strong>ze<br />
opstelling is <strong>voor</strong>schrift 6.3.12 toegevoegd.<br />
pagina 30 van 54
Opslag en aflevering diesei-Zgasolie<br />
Binnen <strong>de</strong> inrichting vindt opslag (tank van 4000 m3) en aflevering van dieselolie ten behoeve van rij<strong>de</strong>nd<br />
materieel binnen <strong>de</strong> inrichting plaats. Deze activiteit valt on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> rechtstreekse werking van het<br />
activiteitenbesluit.<br />
Werk<strong>voor</strong>ra<strong>de</strong>n<br />
Kleine hoeveelhe<strong>de</strong>n gevaarlijke stoffen in emballage die bij on<strong>de</strong>rhoudswerkzaamhe<strong>de</strong>n in kleine<br />
hoeveelhe<strong>de</strong>n van min<strong>de</strong>r dan 30 kg wor<strong>de</strong>n gehanteerd zijn niet ADR-geclassificeerd en <strong>de</strong>rhalve is <strong>de</strong><br />
richtlijn PGS 15 niet van toepassing. De werkwijze die gevolgd wordt bij <strong>de</strong>ze werk<strong>voor</strong>ra<strong>de</strong>n dient te<br />
voldoen aan <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>mbeschermingsvereisten uit <strong>de</strong> NRB.<br />
THT<br />
Binnen <strong>de</strong> inrichting wor<strong>de</strong>n gasflessen met tetrahydrothyopheen (THT, maximaal 153 kg) opgeslagen. THT<br />
wordt toegepast <strong>voor</strong> het odoriseren van het geproduceer<strong>de</strong> groengas. In <strong>voor</strong>schrift 1.2.3. is vastgelegd aan<br />
welke bepalingen van <strong>de</strong> PGS 15 <strong>de</strong>ze opslag van gasflessen dient te voldoen.<br />
Werkplaats<br />
Er is een kleine werkplaats <strong>voor</strong>zien <strong>voor</strong> kleinschalig on<strong>de</strong>rhoud en/of reparatiewerkzaamhe<strong>de</strong>n. Dit betreft<br />
een bo<strong>de</strong>mbedreigen<strong>de</strong> activiteit waar<strong>voor</strong> maatregelen en <strong>voor</strong>zieningen overeenkomstig <strong>de</strong> NRB dienen te<br />
zijn getroffen. Dit is in <strong>voor</strong>schrift 6.3.1. vastgelegd.<br />
Opslagtank <strong>voor</strong> kooldioxi<strong>de</strong><br />
Deze opslagtank staat on<strong>de</strong>r druk. Zie ver<strong>de</strong>r paragraaf 3.20.1.<br />
La<strong>de</strong>n en lossen van tankauto's<br />
Het lossen en het la<strong>de</strong>n van tankauto's vindt plaats in <strong>de</strong> opslagloodsen. Dit betreft een bo<strong>de</strong>mbedreigen<strong>de</strong><br />
activiteit waar<strong>voor</strong> maatregelen en <strong>voor</strong>zieningen overeenkomstig <strong>de</strong> NRB dienen te zijn getroffen. Dit is in<br />
<strong>voor</strong>schrift 6.3.1. vastgelegd.<br />
Conclusie<br />
De inrichting voldoet aan <strong>de</strong> beste beschikbare technieken (BBT).<br />
3.22 Overige aspecten<br />
3.22.1 Integrale afweging<br />
Het bevoegd gezag moet alle aspecten van <strong>de</strong> milieugevolgen, <strong>voor</strong> zover ze elkaar beïnvloe<strong>de</strong>n, tegen<br />
elkaar afwegen. Hiermee wordt <strong>voor</strong>komen dat maatregelen ten behoeve van het ene milieucompartiment<br />
negatieve gevolgen hebben <strong>voor</strong> een an<strong>de</strong>r compartiment. Bij <strong>de</strong>ze vergunning vindt geen relevante<br />
on<strong>de</strong>rlinge beïnvloeding plaats. Een na<strong>de</strong>re afweging is daarom niet nodig.<br />
3.22.2 EG-veror<strong>de</strong>ning PRTR<br />
Op <strong>de</strong> activiteiten van NPG zijn hoofdstuk 12, titel 12.3, van <strong>de</strong> Wm en <strong>de</strong> EU-veror<strong>de</strong>ning PRTR (Pollutant<br />
Release and Transfer Register) niet van toepassing. Daarmee geldt <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze inrichting geen jaarlijkse<br />
rapportageplicht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> emissies naar lucht, water en bo<strong>de</strong>m en <strong>de</strong> afgifte van afvalstoffen aan <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n.<br />
3.22.3 Maatregelen in bijzon<strong>de</strong>re omstandighe<strong>de</strong>n<br />
Indien ten gevolge van ongewone <strong>voor</strong>vallen (calamiteiten en afwijkingen van <strong>de</strong> normale gang van zaken in<br />
<strong>de</strong> inrichting) na<strong>de</strong>lige effecten <strong>voor</strong> het milieu zijn ontstaan dan wel dreigen te ontstaan, dienen daarop door<br />
<strong>de</strong>gene die <strong>de</strong> inrichting drijft (onmid<strong>de</strong>llijk) <strong>de</strong> nodige acties te wor<strong>de</strong>n genomen. Ten aanzien van <strong>de</strong>ze<br />
ongewone <strong>voor</strong>vallen is hoofdstuk 17 (Maatregelen in bijzon<strong>de</strong>re omstandighe<strong>de</strong>n) van <strong>de</strong> Wm van<br />
toepassing. Dit hoofdstuk verplicht <strong>de</strong> vergunninghou<strong>de</strong>r om van een ongewoon <strong>voor</strong>val in <strong>de</strong> inrichting zo<br />
spoedig mogelijk melding te maken bij het bevoegd gezag en onmid<strong>de</strong>llijk <strong>de</strong> nodige maatregelen te nemen<br />
om <strong>de</strong> gevolgen van het <strong>voor</strong>val te <strong>voor</strong>komen, te beperken of ongedaan te maken. In <strong>de</strong> wet is aangegeven<br />
welke gegevens met betrekking tot het <strong>voor</strong>val aan <strong>de</strong> melding dienen te wor<strong>de</strong>n toegevoegd.<br />
pagina 31 van 54
VOORSCHRIFTEN<br />
INHOUDSOPGAVE<br />
VOORSCHRIFTEN 32<br />
1 ALGEMEEN 34<br />
1.1 Capaciteit 34<br />
1.2 Overige 34<br />
1.3 Inspectie- en on<strong>de</strong>rhoud 34<br />
1.4 Milieuregister 34<br />
1.5 Procedures en instructies 35<br />
1.6 Zorgplicht 35<br />
1.7 Terrein 35<br />
1.8 Beëindigen activiteiten 35<br />
2 INGANGSMATERIALEN 35<br />
2.1 Acceptatie en verwerking 35<br />
2.2 Op-/overslag en bewerking mest en co-substraten 36<br />
2.3 Registratie 36<br />
3 AFVALSTOFFEN 36<br />
3.1 Opslag, beheer en afvoer 36<br />
4 GEUR 37<br />
4.1 Emissie geur 37<br />
4.2 Geuron<strong>de</strong>rzoek 37<br />
4.3 Maatregelen geur 38<br />
4.4 Reguliere controles 38<br />
4.5 Opstarten, storingen, en klachtenafhan<strong>de</strong>ling 39<br />
4.6 Aanpak bij hin<strong>de</strong>r 40<br />
5 GELUID 41<br />
6 BODEM 41<br />
6.1 Bo<strong>de</strong>mon<strong>de</strong>rzoek 41<br />
6.2 Herstelplicht 42<br />
6.3 Bo<strong>de</strong>mbescherming 42<br />
6.4 Inspectie- en on<strong>de</strong>rhoudsprogramma bo<strong>de</strong>mbeschermen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>zieningen 43<br />
7 ENERGIE 44<br />
7.1 Algemeen 44<br />
8 VEILIGHEID 44<br />
8.1 ■ Gasexplosiegevaar 44<br />
8.2 Samenstelling opgeslagen biogas 45<br />
9 INSTALLATIES 45<br />
9.1 Algemeen 45<br />
9.2 Vergistingsinstallatie 46<br />
9.3 (na)vergisters 47<br />
9.4 Leidingen 47<br />
9.5 Gashou<strong>de</strong>rs 47<br />
9.6 Noodfakkelinstallatie 47<br />
9.7 Digestaatbewerki ng 48<br />
9.8 Elektrische installaties (algemeen) 48<br />
9.9 Trafo-/ stroomver<strong>de</strong>elstation 48<br />
pagina 32 van 54
BIJLAGE 1 : AFVALSCHEIDINGSTABEL 53<br />
BIJLAGE 2: ZONEBEHEERTOETS 54<br />
pagina 33 van 54
1 ALGEMEEN<br />
1.1 Capaciteit<br />
1.1.1<br />
Binnen <strong>de</strong> inrichting mag dierlijke mest en co-substraten wor<strong>de</strong>n geaccepteerd en verwerkt tot een<br />
(gezamenlijk) maximum van 360.000 ton per kalen<strong>de</strong>rjaar en 7200 ton per week..<br />
1.2 Overige<br />
1.2.1<br />
De inrichting moet schoon wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n en in goe<strong>de</strong> staat van on<strong>de</strong>rhoud verkeren.<br />
1.2.2<br />
Aan alle binnen <strong>de</strong> inrichting werkzame personen, waaron<strong>de</strong>r het personeel van <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n, zijn toereiken<strong>de</strong><br />
schriftelijke instructies verstrekt, die erop gericht zijn, dat gedragingen hunnerzijds niet lei<strong>de</strong>n tot een<br />
overtreding van <strong>de</strong> aan <strong>de</strong>ze beschikking verbon<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>schriften.<br />
1.2.3<br />
De opslag van gasflessen met tetrahydrothyopheen dient te voldoen aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>schriften van paragraaf 6.2.<br />
(<strong>voor</strong>schriften <strong>voor</strong> <strong>de</strong> opslag van gasflessen) van <strong>de</strong> richtlijn PGS 15 "Opslag van verpakte gevaarlijke<br />
stoffen" van <strong>de</strong> publicatiereeks gevaarlijke stoffen.<br />
1.2.4<br />
Voordat met <strong>de</strong> bouwwerkzaamhe<strong>de</strong>n een aanvang wordt gemaakt dient een tekening te wor<strong>de</strong>n ingediend<br />
bij het bevoegd gezag waarop <strong>de</strong> exacte locatie van een (ring)dijk en <strong>de</strong> rioolafsluiters is aangegeven.<br />
De dijk dient minimaal te voldoen aan <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> vereisten:<br />
-realisatie van een dijk met daarbinnen een opvangcapaciteit <strong>voor</strong> minimaal <strong>de</strong> inhoud van één<br />
digistaatopslag en 10% van <strong>de</strong> overige in <strong>de</strong> inrichting buiten opgestel<strong>de</strong> tanks.<br />
-<strong>de</strong> dijk moet zo sterk en stabiel geconstrueerd zijn, dat <strong>de</strong>ze <strong>de</strong> maximaal te verwachten vloeistofdruk<br />
geduren<strong>de</strong> lange tijd kan weerstaan.<br />
-<strong>de</strong> dijk moet zodanig wor<strong>de</strong>n gecontroleerd en on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> minimale hoogte en vloeistófkerendheid<br />
gewaarborgd blijven.<br />
- De dijk dient te voldoen aan <strong>de</strong> CUR-publicatie nr. 162 "Construeren met grond, Grondconstructies op en in<br />
weinig daadkrachtige en sterk samendrukbare on<strong>de</strong>rgrond"(jaar van uitgave 1992)<br />
1.2.5<br />
De binnen <strong>de</strong> inrichting plaatsvin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> activiteiten dienen te wor<strong>de</strong>n uitgevoerd overeenkomstig <strong>de</strong> door het<br />
bedrijf opgestel<strong>de</strong> procedures en instructies. Daar waar procedures en instructies conflicteren met<br />
vergunning<strong>voor</strong>schriften dienen <strong>de</strong> vergunning<strong>voor</strong>schriften te wor<strong>de</strong>n gevolgd.<br />
1.2.6<br />
Binnen <strong>de</strong> organisatie moeten <strong>de</strong> taken en verantwoor<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n van het personeel (eigen werknemers en<br />
van <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n) dat betrokken is bij het beheersen van <strong>de</strong> risico's, tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> normale bedrijfsvoering alsme<strong>de</strong><br />
tij<strong>de</strong>ns noodsituaties procedureel geborgd te zijn. De minimale personele bezetting binnen <strong>de</strong> inrichting moet<br />
hier op zijn afgestemd;<br />
1.3 Inspectie-en on<strong>de</strong>rhoud<br />
1.3.1<br />
De vergunninghoudster moet beschikken over en uitvoering geven aan een actueel inspectie- en<br />
on<strong>de</strong>rhoudsprogramma <strong>voor</strong> <strong>de</strong> aanwezige installaties, milieubeschermen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>zieningen en <strong>de</strong> riolering.<br />
Het inspectie- en on<strong>de</strong>rhoudsprogramma behoeft <strong>de</strong> goedkeuring van het bevoegd gezag en dient in overleg<br />
met het bevoegd gezag te wor<strong>de</strong>n geactualiseerd.<br />
Het inspectie- en on<strong>de</strong>rhoudsprogramma dient minimaal te voldoen aan <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> vereisten:<br />
- On<strong>de</strong>rhoud en aanpassingen aan vergistingsinstallatie, biogasopslag, wkk en alle bijbehoren<strong>de</strong> leidingen<br />
en <strong>voor</strong>zieningen vindt plaats door een externe <strong>de</strong>skundige partij, tenzij aantoonbare <strong>de</strong>skundigheid in het<br />
bedrijf aanwezig is.<br />
- Het on<strong>de</strong>rhoudscontract met een externe <strong>de</strong>skundige partij is in het on<strong>de</strong>rhoudsprogramma opgenomen. -<br />
- In het on<strong>de</strong>rhoudscontract moet zijn opgenomen dat in geval van storing aan <strong>de</strong> biogasinstallatie zo snel<br />
mogelijk wordt ingegrepen en uiterlijk binnen 4 uur moet iemand ter plaatse zijn die kan ingrijpen.<br />
1.4 Milieuregister<br />
1.4.1<br />
Binnen <strong>de</strong> inrichting moet een milieuregister aanwezig zijn waarin informatie omtrent on<strong>de</strong>rhoud,: metingen,<br />
keuringen, controles en gegevens van relevante milieu-on<strong>de</strong>rzoeken wor<strong>de</strong>n bijgehou<strong>de</strong>n. Het milieuregister<br />
moet ten minste <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> informatie omvatten:<br />
pagina 34 van 54
a Schriftelijke instructies <strong>voor</strong> het personeel;<br />
b De resultaten van in <strong>de</strong> inrichting uitgevoer<strong>de</strong> milieucontroles, keuringen, inspecties en metingen;<br />
c Registraties en on<strong>de</strong>rzoeken (zoals emissie-on<strong>de</strong>rzoek, bo<strong>de</strong>mon<strong>de</strong>rzoek, akoestisch on<strong>de</strong>rzoek etc);<br />
d Meldingen van ongewone <strong>voor</strong>vallen, die van invloed zijn op het milieu, met vermelding van datum,<br />
tijdstip en <strong>de</strong> genomen maatregelen;<br />
e Een registratie van <strong>de</strong> toegepaste brandstoffen;<br />
f Afgiftebewijzen van (gevaarlijke) afvalstoffen;<br />
g Registratie van het biogas- en waterverbruik;<br />
h Het bedrijfsnoodplan en brandbeveiligingsplan;<br />
i Registratie van klachten van <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n omtrent milieu-aspecten en daarop on<strong>de</strong>rnomen acties;<br />
j De aanvraag en een afschrift van <strong>de</strong> vigeren<strong>de</strong> <strong>milieuvergunning</strong>(en) met bijbehoren<strong>de</strong> <strong>voor</strong>schriften.<br />
De in dit <strong>voor</strong>schrift genoem<strong>de</strong> gegevens moeten ten minste 5 jaar binnen <strong>de</strong> inrichting wor<strong>de</strong>n bewaard.<br />
1.5 Procedures en instructies<br />
1.5.1<br />
Voor <strong>de</strong> installatie dient een noodprocedure te zijn opgesteld waarin wordt beschreven wat er moet<br />
gebeuren bij inci<strong>de</strong>nten. Situaties die.in ie<strong>de</strong>r geval beschreven moeten wor<strong>de</strong>n zijn storing van <strong>de</strong> wkk en<br />
stroomuitval. De procedures dienen binnen 3 maan<strong>de</strong>n na ingebruikname van <strong>de</strong> installatie waar zij<br />
betrekking op heeft te wor<strong>de</strong>n getest door <strong>de</strong> inrichtinghou<strong>de</strong>r.<br />
1.6 Zorgplicht<br />
1.6.1<br />
De vergunninghoudster draagt er zorg <strong>voor</strong> dat bij <strong>de</strong> bedrijfsvoering, bij bouw-, sloop- en<br />
on<strong>de</strong>rhoudsactiviteiten en bij <strong>de</strong> aanschaf van productiemid<strong>de</strong>len <strong>de</strong> gevolgen <strong>voor</strong> het milieu zoveel<br />
mogelijk wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>komen dan wel beperkt. Dit houdt on<strong>de</strong>r meer in dat:<br />
zo efficiënt mogelijk wordt omgegaan met energie, grond- en hulpstoffen,<br />
het ontstaan van afvalstoffen zoveel als re<strong>de</strong>lijkerwijs mogelijk wordt <strong>voor</strong>komen,<br />
het verkeer van en naar <strong>de</strong> inrichting en <strong>de</strong> hierdoor veroorzaakte overlast zoveel mogelijk wordt beperkt.<br />
1.7 Terrein<br />
1.7.1<br />
Biogashou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> installatie-on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len die zich in <strong>de</strong> nabijheid van rijroutes bevin<strong>de</strong>n, dienen te zijn<br />
<strong>voor</strong>zien van een aanrijbeveiliging.<br />
1.7.2<br />
De in <strong>de</strong> inrichting aangebrachte of gebruikte verlichting moet zodanig zijn afgesteld dan wel zijn<br />
afgeschermd dat er geen directe lichtstraling buiten <strong>de</strong> inrichting kan optre<strong>de</strong>n.<br />
1.8 Beëindigen activiteiten<br />
1.8.1<br />
Bij het geheel of ge<strong>de</strong>eltelijk beëindigen van <strong>de</strong> activiteiten binnen <strong>de</strong> inrichting moeten alle aanwezige<br />
stoffen en materialen, die uitsluitend aanwezig zijn vanwege <strong>de</strong> - te beëindigen- activiteiten, door of namens<br />
vergunninghou<strong>de</strong>r op milieuhygiënisch verantwoor<strong>de</strong> wijze in overleg met het bevoegd gezag wor<strong>de</strong>n<br />
verwij<strong>de</strong>rd.<br />
1.8.2<br />
Van het structureel buiten werking stellen van (<strong>de</strong>len van) installaties en/of beëindigen van (een van <strong>de</strong>)<br />
activiteiten moet het bevoegd gezag zo spoedig mogelijk op <strong>de</strong> hoogte wor<strong>de</strong>n gesteld. Installaties of <strong>de</strong>len<br />
van installaties die structureel buiten werking zijn gesteld en na<strong>de</strong>lige gevolgen <strong>voor</strong> het milieu kunnen<br />
hebben, moeten in overleg met het bevoegd gezag wor<strong>de</strong>n verwij<strong>de</strong>rd tenzij <strong>de</strong> (<strong>de</strong>len van <strong>de</strong>) installaties in<br />
een zodanige staat van on<strong>de</strong>rhoud wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> na<strong>de</strong>lige gevolgen niet kunnen optre<strong>de</strong>n.<br />
2 INGANGSMATERIALEN<br />
2.1 Acceptatie en verwerking<br />
2.1.1<br />
De co-substraten die naar <strong>de</strong> inrichting mogen wor<strong>de</strong>n aangevoerd en binnen <strong>de</strong> inrichting aanwezig mogen<br />
zijn dienen te zijn vermeld op bijlage Aa on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el IV van <strong>de</strong> Uitvoeringsregeling Meststoffen, categorie A en<br />
B.<br />
Toelichting: dit betreft<br />
A Stoffen van plantaardige herkomst afkomstig van een landbouwbedrijf<br />
Al Gewas(-producten) <strong>voor</strong> humane consumptie of diervoe<strong>de</strong>rs<br />
. Wei<strong>de</strong>gras, op het veld gedroogd wei<strong>de</strong>gras, wei<strong>de</strong>kuilgras, snijmaïs, kuilmaïs/maïssilage, korrelmaïs,<br />
corn cob mix (CCM), gerstkorrels, haverkorrels, roggekorrels, tarwekorrels, aardappelen, suikerbieten,<br />
pagina 35 van 54
voe<strong>de</strong>rbieten, uien, witlofpennen, zaad van erwten, gehele plantsilage van erwten, zaad van lupinen,<br />
bonen/peulen van veldbonen, zonnebloempitten, zaad van kool- of raapzaad, stro van koolzaad, zaad<br />
van olievlas, zaad van vezelvlas, groente en fruit behorend tot <strong>de</strong> in bijlage A opgenomen<br />
bladgewassen, koolgewassen, krui<strong>de</strong>n, vruchtgewassen, stengel-/knol-/wortelgewassen en<br />
fruitteeltgewassen.<br />
A2 Gewas(-producten) <strong>voor</strong> <strong>de</strong> biogasproductie<br />
1 Energiemaïs<br />
g stoffen van plantaardige herkomst afkomstig van natuurterrein als bedoeld in artikel 1, eerste lid,<br />
on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el e, van het Besluit gebruik meststoffen<br />
. Wei<strong>de</strong>gras en op het veld gedroogd wei<strong>de</strong>gras afkomstig van grasland als bedoeld in artikel 1, eerste<br />
lid, on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el c, van het Besluit gebruik meststoffen.<br />
g. Wei<strong>de</strong>gras afkomstig van grasland als bedoeld in artikel 1, eerste lid, on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el c, van het Besluit<br />
gebruik meststoffen.<br />
2.1.2<br />
Er mogen geen afvalstoffen van <strong>de</strong>r<strong>de</strong>n binnen <strong>de</strong> inrichting wor<strong>de</strong>n gebracht of aanwezig zijn.<br />
Toelichting: On<strong>de</strong>r meer stoffen met een euralco<strong>de</strong> zijn afvalstoffen.<br />
2.2 Op- /overslag en bewerking mest en co-substraten<br />
2.2.1<br />
De aangevoer<strong>de</strong> vloeibare en vaste mest en co-substraten mogen uitsluitend inpandig wor<strong>de</strong>n op- en<br />
overgeslagen.<br />
2.2.2<br />
Vloeibare mest en co-substraten moeten wor<strong>de</strong>n opgeslagen en bewerkt in gesloten, vloeistofdichte,<br />
productbestendige tanks van voldoen<strong>de</strong> sterkte. Een tank mag <strong>voor</strong> ten hoogste 95% wor<strong>de</strong>n gevuld.<br />
2.2.3<br />
Gemorste mest- en co-substraat dient onmid<strong>de</strong>llijk na beëindiging van <strong>de</strong> overslaghan<strong>de</strong>lingen te wor<strong>de</strong>n<br />
opgeruimd en in een opslag<strong>voor</strong>ziening wor<strong>de</strong>n overgebracht of als afvalstof te wor<strong>de</strong>n afgevoerd.<br />
2.2.4<br />
Op het terrein buiten <strong>de</strong> ontvangstloodsen mag geen opslag plaatsvin<strong>de</strong>n van mest of co-producten.<br />
2.3 Registratie<br />
2.3.1<br />
Er dient een registratie te wor<strong>de</strong>n bijgehou<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> afzon<strong>de</strong>rlijke hoeveelhe<strong>de</strong>n mest en co-producten die<br />
aan <strong>de</strong> vergistinginstallatie zijn toegevoerd. In <strong>de</strong>ze registratie dient minimaal <strong>de</strong> datum van toevoer, <strong>de</strong><br />
hoeveelheid alsook soort ingangsmateriaal (samenstelling) te wor<strong>de</strong>n aangegeven.<br />
2.3.2<br />
in <strong>de</strong> inrichting moet een registratiesysteem aanwezig zijn, waarin van alle aangevoer<strong>de</strong> mest en<br />
co-substraten het volgen<strong>de</strong> moet wor<strong>de</strong>n vermeld:<br />
a datum van aanvoer;<br />
b aangevoer<strong>de</strong> hoeveelheid (kg);<br />
c naam en adres van <strong>de</strong> locatie van herkomst;<br />
d aard, samenstelling en gebruikelijke benaming van <strong>de</strong> stroom;<br />
e nummer met bijbehoren<strong>de</strong> omschrijving van co-substraat volgens bijlage Aa on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el IV van <strong>de</strong><br />
Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (indien van toepassing);<br />
3 AFVALSTOFFEN<br />
3.1 Opslag, beheer en afvoer<br />
3.1.1<br />
De termijn van opslag van afvalstoffen mag maximaal één jaar bedragen. In afwijking hiervan mag <strong>de</strong> termijn<br />
van opslag van afvalstoffen maximaal driejaar bedragen indien <strong>de</strong> vergunninghou<strong>de</strong>r ten genoegen van het<br />
bevoegd gezag aantoont dat <strong>de</strong> opslag van alvalstoffen gevolgd wordt door nuttige toepassing van<br />
afvalstoffen.<br />
3.1.2<br />
Digestaat dat niet voldoet aan <strong>de</strong> eisen van <strong>de</strong> Meststoffenwet en daarmee niet als meststof in <strong>de</strong> landbouw<br />
kan wor<strong>de</strong>n afgezet, dient op een inzichtelijke en herkenbare wijze geschei<strong>de</strong>n te wor<strong>de</strong>n opgeslagen van<br />
het overige binnen <strong>de</strong> inrichting vrijkomen<strong>de</strong> digestaat.<br />
pagina 36 van 54
4 GEUR<br />
4.1 Emissie geur<br />
4.1.1<br />
Er mogen bij <strong>de</strong> inrichting niet meer en geen an<strong>de</strong>re bronnen met enige geuremissie zijn dan diegenen die<br />
als zodanig benoemd staan in het "geuron<strong>de</strong>rzoek ten behoeve van aanvraag omgevingsvergunning NPG<br />
<strong>Groningen</strong> te Foxhol" van maart 2013. Deze geurbronnen zijn:<br />
Twee WKK-gasmotoren;<br />
Drie meertraps luchtwasinstallaties (BLW's), die elk <strong>de</strong> afgezogen lucht behan<strong>de</strong>len van één van <strong>de</strong><br />
drie ontvangstloodsen.<br />
4.1.2<br />
De geuremissie van elke WKK-installatie mag niet meer bedragen dan 11,5x10® OUE per uur.<br />
4.1.3<br />
De geuremissie van elk van <strong>de</strong> luchtwasinstallaties mag niet meer bedragen dan:<br />
van maandag tot en met zaterdag van 7.00 uur tot 19.00 uur: 5,0 xlO® OUE per uur;<br />
overige uren: 0,6 xlO® OUE per uur.<br />
Deze emissie betreft bij elke luchtwasinstallatie <strong>de</strong> som van drie afzon<strong>de</strong>rlijke emissiepunten.<br />
4.2 Geuron<strong>de</strong>rzoek<br />
4.2.1<br />
Van elke productiestraat en elke WKK-gasmotor dient binnen 3 maan<strong>de</strong>n nadat in werking is gebracht,<br />
on<strong>de</strong>r representatieve bedrijfsomstandighe<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> actuele geuremissies met metingen te wor<strong>de</strong>n bepaald<br />
en <strong>de</strong> geurimmissie van <strong>de</strong> gehele inrichting mo<strong>de</strong>lmatig te wor<strong>de</strong>n geëvalueerd. Dit geuron<strong>de</strong>rzoek dient<br />
door een onafhankelijk en gecertificeerd bureau te wor<strong>de</strong>n uitgevoerd conform het document "Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
technische afspraak NTA 9065 Meten en rekenen geur".<br />
4.2.2<br />
Wanneer het on<strong>de</strong>r 4.2.1. genoem<strong>de</strong> geuron<strong>de</strong>rzoek is uitgevoerd bij niet volledige benutting (
15 1600<br />
25 800<br />
40 0<br />
Toelichting: Gecorrigeer<strong>de</strong> weekcapaciteit gebaseerd op (120.000/50)*vergunningseis/(meetresultaat/2)<br />
o Meetresultaat = Resultaat van <strong>de</strong> meting aan <strong>de</strong> luchtwasinstallatie op <strong>de</strong>ze ontvangstloods van <strong>de</strong> meest<br />
recente van <strong>de</strong> in <strong>de</strong>ze paragraaf genoem<strong>de</strong> geuron<strong>de</strong>rzoeken. Het meetresultaat heeft betrekking op <strong>de</strong><br />
perio<strong>de</strong> van werkdagen tussen 7.00 uur en 19.00 uur<br />
e Doorzet= <strong>de</strong> maximale hoeveelheid te vergisten materiaal in tonnen die wekelijks naar <strong>de</strong> ontvangstloods<br />
mag wor<strong>de</strong>n aangevoerd.<br />
4.2.7<br />
Voor het opheffen van <strong>de</strong> in <strong>voor</strong>schrift 6 opgenomen beperking van <strong>de</strong> productiecapaciteit is nodig dat met<br />
on<strong>de</strong>rzoek is aangetoond dat genomen maatregelen effectief zijn en/of voldaan wordt aan <strong>de</strong> eisen uit <strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>schriften 4.1.1. tot en met 4.1.3.<br />
4.3 Maatregelen geur<br />
4.3.1<br />
Elke ontvangstloods dient zodanig te zijn uitgevoerd en te wor<strong>de</strong>n gebruikt dat geurhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> lucht uit dit<br />
bedrijfsgebouw uitsluitend via <strong>de</strong> luchtwasinstallatie naar <strong>de</strong> buitenlucht vrijkomt. Deze luchtstroom dient op<br />
minimaal 12m boven maaiveld vrij te komen en te allen tij<strong>de</strong> verticaal omhoog gericht te zijn en te blijven.<br />
Tevens dient <strong>de</strong>ze luchtstroom een minimale temperatuur te hebben van 293 Keivin en een minimale<br />
uittreesnelheid van 9,2 m/s tussen 7.00 uur en 19.00 uur en een minimale uittreesnelheid van 2,3 m/s tussen<br />
19.00 uur en 7.00 uur.<br />
4.3.2<br />
Elke ontvangstloods dient te allen tij<strong>de</strong> op on<strong>de</strong>rdruk te staan. Deuren en ramen dienen gesloten te wor<strong>de</strong>n<br />
gehou<strong>de</strong>n. Deuren mogen slechts wor<strong>de</strong>n geopend <strong>voor</strong> het onmid<strong>de</strong>llijk doorlaten van personen of<br />
goe<strong>de</strong>ren. Daar waar vrachtwagens <strong>de</strong> ontvangstloodsen in- en uitrij<strong>de</strong>n moeten dit automatisch sluiten<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>uren zijn. Het ventilatievoud van een loods dient tij<strong>de</strong>ns werkuren circa 4 te bedragen, en buiten werktijd<br />
circa 1.<br />
4.3.3<br />
Er mag uit <strong>de</strong> biogas productie- en verwerkingseenheid uitsluitend geur vrijkomen via <strong>de</strong> rookgassen van <strong>de</strong><br />
WKK. De vergistingstanks en het leidingwerk dienen zodanig te zijn uitgevoerd, on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n en gebruikt dat<br />
er geen biogas ontsnapt of an<strong>de</strong>rszins geur naar <strong>de</strong> buitenlucht kan vrijkomen.<br />
De rookgassen van <strong>de</strong> WKK dienen op minimaal 15m boven maaiveld vrij te komen en te allen tij<strong>de</strong> verticaal<br />
omhoog gericht te zijn en te blijven. Op ie<strong>de</strong>r moment dient aantoonbaar te zijn dat <strong>de</strong>ze luchtstroom een<br />
minimale temperatuur heeft van 453 Keivin en een minimale uittreesnelheid van 20 m/s.<br />
4.3.4<br />
De luchtwasinstallaties dienen te wor<strong>de</strong>n geplaatst in het bestaan<strong>de</strong> gebouw 85.<br />
4.3.5<br />
De WKK dient te wor<strong>de</strong>n geplaatst op <strong>de</strong> locatie zoals aangegeven in tekeningnummer 7478-SA-1-6<br />
(renvooinummer 11 opstelruimte WKK installaties).<br />
4.3.6<br />
De concentratie zwavelwaterstof (H2S) in het naar <strong>de</strong> WWK als brandstof toegevoer<strong>de</strong> gas mag niet hoger<br />
zijn dan 1 ppm.<br />
4.4 Reguliere controles<br />
4.4.1<br />
6 maan<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>dat gestart wordt met <strong>de</strong> bouw van <strong>de</strong> installatie moet, met betrekking tot in <strong>voor</strong>schrift 4.1.1.<br />
tot en met 4.1.3 genoem<strong>de</strong> emissie-eisen, een controleplan ter goedkeuring aan het bevoegd gezag wor<strong>de</strong>n<br />
overgelegd.<br />
4.4.2<br />
In het vanwege <strong>voor</strong>schrift 4.4.1. op te stellen controleplan dienen <strong>de</strong> reguliere controles <strong>voor</strong> <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />
zaken te zijn opgenomen met inachtneming van het gestel<strong>de</strong> in par. 3.7 van <strong>de</strong> NeR:<br />
a. bepaling storingsfactor (volgens gestel<strong>de</strong> in 3.7.2. NeR);<br />
b. vaststellen controlevorm (metingen/ERP's) en -frequentie (volgens gestel<strong>de</strong> in 3.7.2. NeR);<br />
c <strong>de</strong> beschrijving van <strong>de</strong> emissierei eva nte parameters<br />
d. <strong>de</strong> monitoringfrequentie<br />
e. <strong>de</strong> relatie tussen <strong>de</strong> emissie en <strong>de</strong> emissierelevante parameter<br />
pagina 38 van 54
f. <strong>de</strong> on<strong>de</strong>r- en bovengrenzen van <strong>de</strong> emissierelevante parameter waarbinnen <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> werking van <strong>de</strong><br />
afgasbehan<strong>de</strong>lingstechniek gewaarborgd is (NeR 3.7.5)<br />
g. een on<strong>de</strong>rbouwing van bovengenoem<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r- en bovengrens, on<strong>de</strong>r meer door het vastleggen van <strong>de</strong><br />
relatie tussen <strong>de</strong> emissierelevante parameters en <strong>de</strong> emissie door metingen<br />
h. <strong>de</strong> wijze waarop meetapparatuur wordt gekalibreerd.<br />
4.4.3<br />
Het bevoegd gezag kan ten aanzien van on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van het controleplan na<strong>de</strong>re eisen<br />
stellen.<br />
4.4.4<br />
Emissierelevante parameters die in het in <strong>voor</strong>schrift 4.4.3 genoem<strong>de</strong> controleplan dienen te wor<strong>de</strong>n<br />
opgenomen zijn:<br />
A. Primair zoals weergegeven in on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> tabel<br />
Afgasstroom Drukval<br />
over<br />
<strong>de</strong>biet<br />
afgas<br />
Wasv looistof<br />
circulatie<br />
T afgas Drukval <strong>de</strong>biet<br />
ws<br />
Stofvangfilter x ~ X<br />
NH3-<br />
Absorptie<br />
pH<br />
T ws pH<br />
X X(in) X X X X<br />
Biowasser X X ( uit) X X X X<br />
Gasreiniging<br />
ozon<br />
X ~ ~<br />
T: temperatuur; ws: wasvloelstof<br />
B. Bijkomend, specifiek naar installatie-on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el<br />
■ het stofvangfilter: indicatieve stofmeting- <strong>de</strong> ammoniakwasser: concentratie van het reagens in <strong>de</strong><br />
wasvloelstof en concentratie van het te absorberen ammoniak in <strong>de</strong> wasvloelstof* <strong>de</strong> biowasser:<br />
maximale temperatuur van het waswater in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> tijd.- <strong>de</strong> gasreiniging met ozon :<br />
elektrische spanning of stroom over apparaat en periodiek ozonconcentratie in afgas van<br />
gasreiniging<br />
4.4.5<br />
Alle gegevens die conform <strong>de</strong> <strong>voor</strong>schriften van dit hoofdstuk wor<strong>de</strong>n bepaald en verzameld dienen binnen<br />
<strong>de</strong> inrichting te wor<strong>de</strong>n bewaard en/of op een inzichtelijke wijze beschikbaar te zijn <strong>voor</strong> het bevoegd gezag.<br />
4.4.6<br />
Vergunninghou<strong>de</strong>r dient <strong>de</strong> reguliere controles conform het goedgekeur<strong>de</strong> controleplan uit te voeren.<br />
4.5 Opstarten, storingen, en klachtenafhan<strong>de</strong>ling<br />
4.5.1<br />
Door vergunninghou<strong>de</strong>r dienen <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> <strong>voor</strong> geurhin<strong>de</strong>r relevante en aan het (mogelijk) optre<strong>de</strong>n van<br />
storingen gerelateer<strong>de</strong> proces-/installatieparameters te wor<strong>de</strong>n geregistreerd:<br />
het drukverloop in <strong>de</strong> vergistingstanks en <strong>de</strong> gasopvang;<br />
<strong>de</strong> inschakeling van noodafblaasinrichting van <strong>de</strong> vergistingstanks en <strong>de</strong> gasopvang;<br />
<strong>de</strong> tijdstippen dat <strong>de</strong> noodfakkelinstallatie in werking is, inclusief reactietijd tussen storing en<br />
fakkelstart.<br />
4.5.2<br />
Vergunninghou<strong>de</strong>r moet beschikken over procedures hoe om te gaan met start-/stop-situaties, on<strong>de</strong>rhoud en<br />
storingen waardoor afwijken<strong>de</strong> emissies ten opzichte van het normale patroon kunnen optre<strong>de</strong>n. Dergelijke<br />
procedures moeten ten minste bevatten:<br />
een beschrijving van <strong>de</strong> storing<br />
een beschrijving van <strong>de</strong> bij <strong>de</strong> storing verwachte geuremissie;<br />
<strong>de</strong> te volgen procedure om <strong>de</strong> storingen ongedaan te maken;<br />
criteria om te bepalen of en hoe het productieproces moet wor<strong>de</strong>n gestopt.<br />
4.5.3<br />
In <strong>de</strong>ze storingsprocedures moet minimaal wor<strong>de</strong>n voldaan aan <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n:<br />
Bij geurwaarneming in <strong>de</strong> omgeving ten gevolge van een storing of een inci<strong>de</strong>nt dient <strong>de</strong><br />
omgeving onmid<strong>de</strong>llijk te wor<strong>de</strong>n geïnformeerd over <strong>de</strong> oorzaak en <strong>de</strong> verwachte tijdsduur<br />
van <strong>de</strong> storing.<br />
pagina 39 van 54
Bij een storing rond één of meer van <strong>de</strong> ontvangsthallen of in één van <strong>de</strong> luchtwassers, met<br />
buiten <strong>de</strong> inrichting waarneembare geurhin<strong>de</strong>r tot gevolg, dienen laad- en lesactiviteiten in<br />
en nabij <strong>de</strong> hal(len) direct te wor<strong>de</strong>n beëindigd.<br />
Een storing waarbij emissierelevante parameters wor<strong>de</strong>n overschre<strong>de</strong>n mag zich maximaal<br />
4 uur aaneengesloten <strong>voor</strong>doen, daarna moet <strong>de</strong> aanvoer van te vergisten materiaal naar<br />
betreffen<strong>de</strong> productiestraat direct wor<strong>de</strong>n beëindigd.<br />
4.5.4<br />
Vergunninghou<strong>de</strong>r dient een eigen registratie bij te hou<strong>de</strong>n van bij het bedrijf gemel<strong>de</strong> klachten, en daarbij te<br />
vermel<strong>de</strong>n hoe <strong>de</strong>ze klacht binnen het bedrijf is on<strong>de</strong>rzocht, welke corrigeren<strong>de</strong> maatregelen er op zijn<br />
uitgedaan, en op welke wijze zowel intern als extern (richting bevoegd gezag en/of klager) over <strong>de</strong> wijze van<br />
afhan<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> klacht is gecommuniceerd.<br />
4.6 Aanpak bij hin<strong>de</strong>r<br />
4.6.1<br />
De aanpak van hin<strong>de</strong>r is aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> bij een situatie met ongewenste geurbelasting. Van een ongewenste<br />
geurbelasting van <strong>de</strong> omgeving is sprake als ter plaatse van woningen in <strong>de</strong> woonkern Foxhol het <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze<br />
situatie vastgestel<strong>de</strong> aanvaardbaar hin<strong>de</strong>rniveau van uurgemid<strong>de</strong>ld 0,25 oue/m^ als 98-percentiel, 0,5 oue/m^<br />
als 99,5-percentiel, 1,0 oue/m^ als 99,9-percentiel wordt overschre<strong>de</strong>n, of <strong>de</strong> geur van het bedrijf<br />
waarneembaar is op een afstand van meer dan 700m buiten <strong>de</strong> terreingrens.<br />
4.6.2<br />
Als vergunninghou<strong>de</strong>r zelf of het bevoegd gezag constateren dat er sprake is van structurele aan het bedrijf,<br />
maar niet aan storingen of an<strong>de</strong>re on<strong>voor</strong>ziene gebeurtenissen, gerelateer<strong>de</strong> geurhin<strong>de</strong>r, dient<br />
vergunninghou<strong>de</strong>r actie te on<strong>de</strong>rnemen om <strong>de</strong>ze hin<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> toekomst te <strong>voor</strong>komen. Binnen 1 maand na<br />
het constateren van het structurele karakter van <strong>de</strong> hin<strong>de</strong>r stelt vergunninghou<strong>de</strong>r een Plan van Aanpak op<br />
en informeert het bevoegd gezag over <strong>de</strong> uitvoering.<br />
Dit <strong>voor</strong>schrift laat onverlet, dat aan <strong>voor</strong>schrift 4.1.3 moet wor<strong>de</strong>n voldaan.<br />
4.6.3<br />
Het bevoegd gezag kan vergunninghoudster verplichten een geuron<strong>de</strong>rzoek uit te voeren als door het<br />
bevoegd gezag, op basis van waarnemingen door het bevoegd gezag of gevali<strong>de</strong>er<strong>de</strong> geurklachten, wordt<br />
geconstateerd dat er sprake is van structurele - niet aan storingen of an<strong>de</strong>re on<strong>voor</strong>ziene gebeurtenissen<br />
gerelateer<strong>de</strong> - geurhin<strong>de</strong>r als gevolg van het in werking hebben van <strong>de</strong> installatie.<br />
Dit on<strong>de</strong>rzoek moet als resultaat hebben dat <strong>de</strong> oorzaak van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rvon<strong>de</strong>n hin<strong>de</strong>r/overlast wordt<br />
vastgesteld. Het on<strong>de</strong>rzoek dient tevens na te gaan of aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>schriften 4.1.1. tot en met 4.1.3. gestel<strong>de</strong><br />
eisen en het geurbelastingsniveau uit <strong>voor</strong>schrift 4.6.1 wordt, dan wel kan, wor<strong>de</strong>n voldaan.<br />
4.6.4<br />
Het geuron<strong>de</strong>rzoek zoals bedoeld in <strong>voor</strong>gaand <strong>voor</strong>schrift moet binnen een door het bevoegd gezag te<br />
bepalen termijn, door een onafhankelijk en gecertificeerd bureau en overeenkomstig <strong>de</strong> wijze vermeld in<br />
NTA 9065 "Meten en Rekenen Geur" te wor<strong>de</strong>n uitgevoerd.<br />
Het on<strong>de</strong>rzoeksrapport dient in ie<strong>de</strong>r geval <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> gegevens te bevatten:<br />
• een beschrijving van <strong>de</strong> geconstateer<strong>de</strong> hin<strong>de</strong>rsituatie op basis van bij<strong>voor</strong>beeld verrichte<br />
veldwaarnemingen, klachtenanalyse, e.d.<br />
• een overzicht van en motivatie bij <strong>de</strong> te on<strong>de</strong>rzoeken geuremissiepunten/ geurbronnen/<br />
bedrijfsomstandighe<strong>de</strong>n;<br />
• <strong>de</strong> geuremissies van <strong>de</strong> afzon<strong>de</strong>rlijke bronnen in OUE /h en <strong>de</strong> op basis daarvan bereken<strong>de</strong><br />
geurconcentratie van <strong>de</strong> inrichting in <strong>de</strong> omgeving (in 0UE/m3 als 98, 99,5 en 99,9-percentiel waar<strong>de</strong>);<br />
• <strong>de</strong> geurbelasting en bedrijfsomstandighe<strong>de</strong>n bij klachtensituaties of an<strong>de</strong>rszins optre<strong>de</strong>n<strong>de</strong> hin<strong>de</strong>r in <strong>de</strong><br />
omgeving;<br />
• een beschrijving van <strong>de</strong> (technische en organisatorische) oorzaken en achtergron<strong>de</strong>n van <strong>de</strong><br />
geconstateer<strong>de</strong> hin<strong>de</strong>r.<br />
4.6.5<br />
Het bevoegd gezag dient minimaal 5 werkdagen <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> uitvoering het in <strong>voor</strong>schrift 4.6.3<br />
bedoel<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoek in kennis te wor<strong>de</strong>n gesteld van te betrekken geuremissiepunten/ geurbronnen/<br />
bedrijfsomstandighe<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> gehanteer<strong>de</strong> meetmetho<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> uitvoering van <strong>de</strong> monsterpunten, het aantal<br />
<strong>de</strong>elmetingen en monsternemingsduur, <strong>de</strong> standaard meetcondities, <strong>de</strong><br />
meetonzekerhe<strong>de</strong>n, uitvoeren<strong>de</strong> instantie en datum van uitvoering.<br />
4.6.6<br />
Het bevoegd gezag kan, bij herhaling van <strong>de</strong> verplichting tot het doen van on<strong>de</strong>rzoek binnen 12 maan<strong>de</strong>n na<br />
een opgedragen geuron<strong>de</strong>rzoek, na<strong>de</strong>re eisen stellen aan <strong>de</strong> uitvoering en omvang van het (vervolg-)<br />
on<strong>de</strong>rzoek.<br />
4.6.7<br />
De rapportage van het in <strong>voor</strong>schrift 4.6.2 bedoel<strong>de</strong> geuron<strong>de</strong>rzoek dient uiterlijk binnen 1 maand na<br />
uitvoering van het on<strong>de</strong>rzoek te wor<strong>de</strong>n ingediend bij het bevoegd gezag.<br />
pagina 40 van 54
4.6.8<br />
Indien <strong>de</strong> in <strong>de</strong> <strong>voor</strong>schriften 4.1.1. tot en met 4.1.3 gestel<strong>de</strong> emissienormen wor<strong>de</strong>n overschre<strong>de</strong>n óf <strong>de</strong><br />
geurbelasting van <strong>de</strong> omgeving niet blijkt te voldoen aan <strong>voor</strong>schrift 4.6.1 en aanvullen<strong>de</strong> maatregelen zijn<br />
vereist, dient vergunninghoudster, binnen 1 maand na uitvoering van het in <strong>voor</strong>schrift 4.6.2 bedoel<strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rzoek, een plan van aanpak alsme<strong>de</strong> het tijdspad tot reductie van <strong>de</strong> geuremissie ter goedkeuring bij<br />
het bevoegd gezag in te dienen. In dit plan van aanpak dient ten minste te zijn aangegeven:<br />
<strong>de</strong> geurreduceren<strong>de</strong> maatregel(en) welke volgens vergunninghoudster technisch en financieeleconomisch<br />
in re<strong>de</strong>lijkheid realiseerbaar zijn;<br />
het effect van elke te nemen maatregel(en) op <strong>de</strong> geurcontour;<br />
<strong>de</strong> fasering van realisatie van <strong>de</strong> maatregel(en) alsme<strong>de</strong> <strong>de</strong> einddatum waarop <strong>de</strong> maatregel(en)<br />
zullen wor<strong>de</strong>n uitgevoerd;<br />
<strong>de</strong> investerings- en exploitatiekosten van elke maatregel;<br />
het vaststellen van technische of financieel-economische haalbaarheidsgrenzen dient<br />
vergunninghoudster te laten verifiëren door een onafhankelijke <strong>de</strong>skundige. De on<strong>de</strong>rbouw<strong>de</strong> bevindingen<br />
van <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>skundige dienen <strong>de</strong>el uit te maken van het plan van aanpak.<br />
Het bevoeg<strong>de</strong> gezag kan na<strong>de</strong>re eisen stellen aan het ingedien<strong>de</strong> plan van aanpak.<br />
4.6.9<br />
De geurreduceren<strong>de</strong> maatregelen moeten vervolgens wor<strong>de</strong>n uitgevoerd overeenkomstig het door het<br />
bevoegd gezag goedgekeur<strong>de</strong> plan van aanpak en met inachtneming van <strong>de</strong> eventuele door het bevoeg<strong>de</strong><br />
gezag gestel<strong>de</strong> na<strong>de</strong>re eisen.<br />
5 GELUID<br />
5.1.1<br />
Het langtijdgemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>lingsniveau <strong>voor</strong> geluid (LAr.Li), veroorzaakt door <strong>de</strong>ze inrichting, mag op <strong>de</strong><br />
aangegeven punten <strong>de</strong> hierna genoem<strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n niet overschrij<strong>de</strong>n:<br />
Beoor<strong>de</strong>lings Omschrijving Dagperio<strong>de</strong> Avond perio<strong>de</strong> Nachtperio<strong>de</strong><br />
punt (07.00-19.00 (19.00-23.00 (23.00 - 07.00<br />
uur) uur) uur)<br />
001 Woning Krullweg 6-8 34 30 30<br />
002 Woning Gerrit Imbosstraat 36 37 35 35<br />
003 Woning Gerrit Imbosstraat 13 37 33 33<br />
008 Woning Van Arnhemslaan 6 35 32 32<br />
009 Woning Borgweg 2-4 34 26 26<br />
5.1.2<br />
Binnen 3 maan<strong>de</strong>n nadat <strong>de</strong> inrichting volledig in werking is gebracht dient, on<strong>de</strong>r representatieve<br />
bedrijfsomstandighe<strong>de</strong>n door een onafhankelijk bureau, door mid<strong>de</strong>l van een akoestisch on<strong>de</strong>rzoek aan het<br />
bevoegd gezag wor<strong>de</strong>n aangetoond dat aan het bepaal<strong>de</strong> in <strong>voor</strong>schrift 5.1.1 wordt voldaan. De resultaten<br />
van dit akoestisch on<strong>de</strong>rzoek moeten binnen die termijn schriftelijk aan het bevoegd gezag wor<strong>de</strong>n<br />
gerapporteerd. Het bevoegd gezag moet geïnformeerd wor<strong>de</strong>n over datum en tijdstip waarop <strong>de</strong><br />
geluidmetingen <strong>voor</strong> bovengenoem<strong>de</strong> rapportage plaats vin<strong>de</strong>n<br />
5.1.3<br />
De in <strong>de</strong>ze paragraaf genoem<strong>de</strong> geluidsniveaus dienen te wor<strong>de</strong>n bepaald en beoor<strong>de</strong>eld volgens <strong>de</strong><br />
Handleiding meten en rekenen Industrielawaai 1999. De referentiepunten staan aangegeven in <strong>de</strong> bij <strong>de</strong>ze<br />
beschikking gevoeg<strong>de</strong> bijlage 2. De referentiepunten zijn gelegen op een hoogte van 5 meter ten opzichte<br />
van het maaiveld.<br />
6 BODEM<br />
6.1 Bo<strong>de</strong>mon<strong>de</strong>rzoek<br />
6.1.1<br />
Ter vaststelling van <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m als referentiesituatie moet <strong>voor</strong> <strong>de</strong> start van <strong>de</strong><br />
bouwwerkzaamhe<strong>de</strong>n een bo<strong>de</strong>mon<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> nulsituatie zijn uitgevoerd. De resultaten moeten<br />
uiterlijk 2 maan<strong>de</strong>n na uitvoering van het bo<strong>de</strong>mon<strong>de</strong>rzoek aan het bevoegd gezag zijn overgelegd.<br />
Het on<strong>de</strong>rzoek moet betrekking hebben op alle plaatsen binnen <strong>de</strong> inrichting waar bo<strong>de</strong>mbedreigen<strong>de</strong><br />
activiteiten plaatsvin<strong>de</strong>n. Het on<strong>de</strong>rzoek moet gebaseerd zijn op <strong>de</strong> NEN 5740 'On<strong>de</strong>rzoekstrategie<br />
vaststelling nulsituatie bij een toekomstige bo<strong>de</strong>mbelasting' en afgestemd zijn op <strong>de</strong> toegepaste stoffen.<br />
De monsterneming en analyse van <strong>de</strong> monsters moet zijn uitgevoerd overeenkomstig NEN 5740 en NEN<br />
5725.<br />
pagina 41 van 54
Ter zake van <strong>de</strong> uitvoering van het bo<strong>de</strong>mon<strong>de</strong>rzoek kunnen - binnen 3 maan<strong>de</strong>n nadat <strong>voor</strong>noem<strong>de</strong><br />
rapportage is overgelegd - na<strong>de</strong>re eisen wor<strong>de</strong>n gesteld door het bevoegd gezag; inhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> dat meer<strong>de</strong>re<br />
monsternemingen of analyses moeten wor<strong>de</strong>n verricht, indien dit op grond van <strong>de</strong> overgeleg<strong>de</strong> hypothes(n)<br />
en on<strong>de</strong>rzoeksstrategie noodzakelijk blijkt.<br />
Toelichting: om te <strong>voor</strong>komen dat monsternemingen on<strong>de</strong>r reeds gebouw<strong>de</strong> vloeren moet plaats vin<strong>de</strong>n is het aan te bevelen om tijdig<br />
met het bevoegd gezag overeenstemming over <strong>de</strong> na<strong>de</strong>re eisen te vin<strong>de</strong>n.<br />
6.1.2<br />
Bij beëindiging van een bo<strong>de</strong>mbedreigen<strong>de</strong> activiteit moet ter vaststelling van <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m een<br />
bo<strong>de</strong>mbelastingon<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> eindsituatie zijn uitgevoerd. Ter plaatse van <strong>de</strong> tij<strong>de</strong>ns het<br />
nulsituatieon<strong>de</strong>rzoek on<strong>de</strong>rzochte locaties moet het eindon<strong>de</strong>rzoek <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> opzet en intensiteit hebben als<br />
het nulsituatieon<strong>de</strong>rzoek, mits dat on<strong>de</strong>rzoek correct is uitgevoerd. Als het nulsituatie on<strong>de</strong>rzoek niet correct<br />
is uitgevoerd dan moet het eindon<strong>de</strong>rzoek betrekking hebben op alle plaatsen binnen <strong>de</strong> inrichting waar<br />
bo<strong>de</strong>mbedreigen<strong>de</strong> activiteiten hebben plaatsgevon<strong>de</strong>n.<br />
6.1.3<br />
Het on<strong>de</strong>rzoek moet gebaseerd zijn op <strong>de</strong> NEN 5740 'On<strong>de</strong>rzoekstrategie vaststelling nulsituatie bij een<br />
toekomstige bo<strong>de</strong>mbelasting' en afgestemd zijn op <strong>de</strong> toegepaste stoffen. De monsterneming en analyse<br />
van <strong>de</strong> monsters moet zijn uitgevoerd overeenkomstig NEN 5740 en NEN 5725.<br />
6.1.4<br />
Ter zake van <strong>de</strong> uitvoering van het bo<strong>de</strong>mon<strong>de</strong>rzoek kunnen - binnen 3 maan<strong>de</strong>n nadat <strong>voor</strong>noem<strong>de</strong><br />
rapportage is overgelegd - na<strong>de</strong>re eisen wor<strong>de</strong>n gesteld door het bevoegd gezag; inhou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> dat meer<strong>de</strong>re<br />
monsternemingen of analyses moeten wor<strong>de</strong>n verricht, indien dit op grond van <strong>de</strong> overgeleg<strong>de</strong> hypothes(n)<br />
en on<strong>de</strong>rzoeksstrategie noodzakelijk blijkt.<br />
6.2 Herstelplicht<br />
6.2.1<br />
Indien uit het on<strong>de</strong>rzoek, bedoeld in <strong>de</strong> <strong>voor</strong>schrift 6.1.2, blijkt dat <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m als gevolg van <strong>de</strong> activiteiten in<br />
<strong>de</strong> inrichting is aangetast of verontreinigd, draagt <strong>de</strong>gene die <strong>de</strong> inrichting drijft er zorg <strong>voor</strong> dat zo spoedig<br />
mogelijk na toezending van dat rapport dan wel binnen een met het bevoegd gezag na<strong>de</strong>r overeengekomen<br />
termijn, <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>mkwaliteit is hersteld tot <strong>de</strong> nulsituatie zoals vastgelegd in het on<strong>de</strong>rzoek als bedoeld in<br />
<strong>voor</strong>schrift 6.1.1.<br />
Het herstel van <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>mkwaliteit geschiedt door een persoon of een instelling die beschikt over een<br />
erkenning op grond van het Besluit bo<strong>de</strong>mkwaliteit.<br />
6.2.2<br />
Indien <strong>de</strong> Wet bo<strong>de</strong>mbescherming niet van toepassing is op <strong>de</strong> wijze van saneren moet sanering<br />
plaatsvin<strong>de</strong>n overeenkomstig door het bevoegd gezag te stellen na<strong>de</strong>re eisen.<br />
6.3 Bo<strong>de</strong>mbescherming<br />
6.3.1<br />
Voor elke bedrijfsactiviteit waarbij volgens <strong>de</strong> NRB een risico op bo<strong>de</strong>mverontreiniging bestaat, dienen<br />
dusdanige bo<strong>de</strong>mbeschermen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>zieningen en maatregelen wor<strong>de</strong>n getroffen dat <strong>de</strong> activiteit,<br />
overeenkomstig <strong>de</strong> NRB, voldoet aan een verwaarloosbaar bo<strong>de</strong>mrisico zoals ge<strong>de</strong>finieerd in <strong>de</strong> NRB.<br />
6.3.2<br />
Als uitzon<strong>de</strong>ring op het bepaal<strong>de</strong> in <strong>voor</strong>schrift 6.2.1 dienen ten aanzien van <strong>de</strong> opslag van vloeibare mest,<br />
<strong>de</strong> vergistingstanks, <strong>de</strong> navergistingstanks, <strong>de</strong> digistaatopslagtanks en <strong>de</strong> spui wateropslag dusdanige<br />
bo<strong>de</strong>mbeschermen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>zieningen en maatregelen te wor<strong>de</strong>n getroffen dat <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze activiteiten,<br />
overeenkomstig <strong>de</strong> NRB, wordt voldaan aan minimaal een aanvaardbaar risico zoals ge<strong>de</strong>finieerd in <strong>de</strong><br />
NRB.<br />
6.3.3<br />
Om te voldoen aan het bepaal<strong>de</strong> in <strong>voor</strong>schrift 6.2.2 dient vergunninghoudster <strong>voor</strong> <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong><br />
installatie-on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len een grondwatermonitoringsysteem operationeel te hebben. Het ontwerp, aanleg,<br />
beheer en exploitatie van het grondwatermonitoringsysteem dient te voldoen aan het bepaal<strong>de</strong> in <strong>de</strong> NRBrichtlijn<br />
Monitoring bo<strong>de</strong>mkwaliteit bedrijfsmatige activiteiten (B2), juli 1998.<br />
6.3.4<br />
Het monitoringssysteem als bedoeld in <strong>voor</strong>schrift 6.2.3 dient te bestaan uit horizontaal geplaatste<br />
drainagebuizen om <strong>de</strong> 30 meter, welke op afschot naar een verticale monsternamebuis wor<strong>de</strong>n gelegd.<br />
6.3.5<br />
De toegepaste materialen <strong>voor</strong> een monitoringssysteem mogen <strong>de</strong> meetresultaten van <strong>de</strong> te analyseren<br />
parameters niet beïnvloe<strong>de</strong>n.<br />
6.3.6<br />
pagina 42 van 54
Een monsternamepeilbuis alsme<strong>de</strong> <strong>de</strong> plaatsing moet voldoen aan het gestel<strong>de</strong> uit NEN 5766:2003.<br />
Het ontwerp en <strong>de</strong> aanleg van het monitoringssysteem moet zodanig zijn dat representatieve monsters van<br />
het grondwater genomen kunnen wor<strong>de</strong>n.<br />
6.3.7<br />
Met <strong>de</strong> plaatsing van <strong>de</strong> horizontale drainagebuizen moet rekening wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong><br />
stromingsrichting van het grondwater.<br />
6.3.8<br />
Elk kalen<strong>de</strong>rjaar moet een gefiltreerd monster uit elke monsternamebuis geanalyseerd wor<strong>de</strong>n op CZV en N-<br />
NH4. Tussen opeenvolgen<strong>de</strong> monsternames moet minimaal 11 maan<strong>de</strong>n liggen.<br />
6.3.9<br />
Deze resultaten moeten één maal per 2 kalen<strong>de</strong>rjaren met een toelichting gerapporteerd wor<strong>de</strong>n aan het<br />
bevoegd gezag. De rapportage moet plaats vin<strong>de</strong>n binnen 2 maan<strong>de</strong>n na <strong>de</strong> laatste van <strong>de</strong> 2<br />
monsternames.<br />
6.3.10<br />
Meetwaar<strong>de</strong>s die meer dan 50% hoger zijn dan <strong>de</strong> referentiewaar<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> grondwaterkwaliteit moeten<br />
binnen 1 maand na analyse gerapporteerd wor<strong>de</strong>n aan het bevoegd gezag. Wanneer <strong>de</strong> gemeten waar<strong>de</strong>n<br />
meer dan 50% hoger zijn dan <strong>de</strong> referentiegrondwaterkwaliteit moet binnen 2 maan<strong>de</strong>n na rapportage een<br />
nieuw monster wor<strong>de</strong>n geanalyseerd. Als <strong>de</strong> gemeten waar<strong>de</strong>n geduren<strong>de</strong> 3 opeenvolgen<strong>de</strong> waarnemingen<br />
gemid<strong>de</strong>ld meer dan 50% hoger zijn en niet kan wor<strong>de</strong>n aangetoond dat <strong>de</strong>ze verhogingen niet veroorzaakt<br />
wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> in <strong>voor</strong>schrift 7.2.2 genoem<strong>de</strong> installatie-on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len, moet binnen 3 maan<strong>de</strong>n na rapportage<br />
van <strong>de</strong> laatste analyses in overleg met en met instemming van het bevoegd gezag een herstelplan <strong>voor</strong> het<br />
(<strong>de</strong>) <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> installatie-on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el (-<strong>de</strong>len) zijn opgesteld.<br />
6.3.11<br />
Voor <strong>de</strong> wijziging van analysemetho<strong>de</strong>s, bepalingsfrequenties en wijze van rapporteren, zoals bedoeld in<br />
<strong>voor</strong>schriften 6.2.8, 6.2.9 en 6.2.10, moetvergunninghoudster <strong>voor</strong>af een on<strong>de</strong>rbouwd <strong>voor</strong>stel aan het<br />
bevoegd gezag overleggen. Voorgenomen wijzigingen behoeven <strong>de</strong> schriftelijke toestemming van het<br />
bevoegd gezag.<br />
6.3.12<br />
Vloeibare gevaarlijke (afval)stoffen in emballage moeten zijn geplaatst op een vloeistofdichte vloer of in een<br />
vloeistofdichte lekbak en het geheel dient te zijn geplaatst on<strong>de</strong>r een (af)dak.<br />
Alleen vloeibare gevaarlijke (afval)stoffen met ADR klasse 8 zijn toegestaan. De aanwezige hoeveelheid<br />
mag maximaal bestaan uit een aangesloten doseervat en een reserve<strong>voor</strong>raad in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> or<strong>de</strong> van grootte.<br />
6.3.13<br />
Het lossen en het la<strong>de</strong>n van tankauto's moet lekvrij plaatsvin<strong>de</strong>n. Daarbij mogen reguliere laad- en<br />
lesactiviteiten alleen plaatsvin<strong>de</strong>n op daartoe speciaal ingerichte laad- en losplaatsen.<br />
Deze speciaal ingerichte laad- en <strong>de</strong> losplaatsen moeten:<br />
a. dui<strong>de</strong>lijk zijn gemarkeerd of dui<strong>de</strong>lijk door bor<strong>de</strong>n zijn aangegeven;<br />
b. goed bereikbaar zijn;<br />
c. zodanig zijn uitgevoerd dat het veilige la<strong>de</strong>n en lossen wordt gewaarborgd.<br />
6.3.14<br />
Binnen <strong>de</strong> inrichting dient een actuele rapportage met daarin opgenomen <strong>de</strong> bepaling van <strong>de</strong><br />
bo<strong>de</strong>mrisicocategorie van elke bo<strong>de</strong>mbedreigen<strong>de</strong> activiteit, overeenkomstig <strong>de</strong> NRB, aanwezig te zijn.<br />
Inspectie- en on<strong>de</strong>rhoudsprogramma bo<strong>de</strong>mbeschermen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>zieningen<br />
6.4 Inspectie- en on<strong>de</strong>rhoudsprogramma bo<strong>de</strong>mbeschermen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>zieningen<br />
6.4.1<br />
Bo<strong>de</strong>mbeschermen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>zieningen binnen <strong>de</strong> inrichting moeten periodiek wor<strong>de</strong>n geïnspecteerd en<br />
on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n. Vergunninghoudster dient te beschikken over een, op <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zieningen en bedrijfsactiviteiten<br />
afgestemd, inspectie- en on<strong>de</strong>rhoudsprogramma. In dit programma moet ten minste zijn vermeld:<br />
a. welke <strong>voor</strong>zieningen geïnspecteerd en on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n;<br />
b. <strong>de</strong> inspectie- en on<strong>de</strong>rhoudsfrequentie;<br />
c. <strong>de</strong> wijze van inspectie (visueel, monsterneming, metingen etc);<br />
d. waaruit het on<strong>de</strong>rhoud bestaat;<br />
e. hoe <strong>de</strong> resultaten van inspectie en on<strong>de</strong>rhoud wor<strong>de</strong>n gerapporteerd en geregistreerd;<br />
f. <strong>de</strong> verantwoor<strong>de</strong>lijke functionaris <strong>voor</strong> inspectie, on<strong>de</strong>rhoud<br />
Het inspectie- en on<strong>de</strong>rhoudsprogramma moet altijd op <strong>de</strong> werkplek van <strong>de</strong> uitvoeren<strong>de</strong> perso(o)n(en)<br />
aanwezig zijn en moet op aanvraag van het bevoegd gezag wor<strong>de</strong>n overgelegd. De vergunninghoudster<br />
moet erop toezien dat het programma wordt nageleefd. Na elk uitgevoerd on<strong>de</strong>rhoud moet ten minste<br />
wor<strong>de</strong>n geregistreerd:<br />
pagina 43 van 54
a. datum waarop het on<strong>de</strong>rhoud is uitgevoerd;<br />
b. bevindingen;<br />
c uitgevoer<strong>de</strong> reparaties.<br />
De registraties moeten in het milieuregister wor<strong>de</strong>n bewaard.<br />
7 ENERGIE<br />
7.1 Algemeen<br />
7.1.1<br />
De vergunninghou<strong>de</strong>r dient een energieboekhouding bij te hou<strong>de</strong>n, waarin per kalen<strong>de</strong>rjaar <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />
gegevens zijn opgenomen:<br />
a biogasproductie/-levering (m^);<br />
b energieproductie/-levering (MWh);<br />
c hoeveelheid warmtelevering of restwarmtebenutting (MWth);<br />
d het jaargemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> netto ren<strong>de</strong>ment van <strong>de</strong> afzon<strong>de</strong>rlijke WKK-installaties (%);<br />
e biogasverbruik WKK-installaties en ketelinstallatie (m^);<br />
f diesel-/gasolieverbruik (liter);<br />
g ingezette hoeveelheid mest en co-substraten uitgesplitst per soort ingangsmateriaal (ton);<br />
h bedrijfsuren van <strong>de</strong> afzon<strong>de</strong>rlijke WKK-installaties alsme<strong>de</strong> <strong>de</strong> oorzaken<br />
(stops/start/storingen/calamiteiten/e.d.) die van invloed zijn geweest op <strong>de</strong> bedrijfsduur.<br />
Voornoem<strong>de</strong> gegevens moeten per kalen<strong>de</strong>rjaar in het milieuregister wor<strong>de</strong>n opgenomen.<br />
8 VEILIGHEID<br />
8.1 Gasexplosiegevaar<br />
8.1.1<br />
De gevarenzone-in<strong>de</strong>ling met betrekking tot gasexplosiegevaar rondom <strong>de</strong> vergistingstanks, <strong>de</strong><br />
biogasbuffers, <strong>de</strong> biogasontzwavelingsinstallatie, <strong>de</strong> groengasinstallatie, <strong>de</strong> WKK-installaties en<br />
fakkelinstallatie moet conform <strong>de</strong> door het Ne<strong>de</strong>rlandse Normalisatie Instituut en Arbeidsinspectie<br />
uitgegeven richtlijnen zoals opgenomen in <strong>de</strong> NPR 7910-1:2010 en het <strong>voor</strong>lichtingsblad V27 wor<strong>de</strong>n<br />
uitgevoerd.<br />
8.1.2<br />
De informatie met betrekking tot <strong>de</strong> in <strong>voor</strong>schrift 8.1.1 bedoel<strong>de</strong> gevarenzone-in<strong>de</strong>ling en <strong>de</strong> daarbij<br />
behoren<strong>de</strong> beschermingswijze(n) moeten zijn gedocumenteerd. Deze documentatie moet voldoen<strong>de</strong><br />
gegevens bevatten om on<strong>de</strong>rhoud uit te kunnen voeren. De documentatie moet altijd zijn bijgewerkt en in het<br />
milieuregister ter inzage te wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> het bevoegd gezag.<br />
8.1.3<br />
Ter plaatse van <strong>de</strong> in <strong>voor</strong>schrift 8.1.1 bedoel<strong>de</strong> installatie-on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len moeten <strong>de</strong> aanwezige elektrische<br />
installaties, <strong>de</strong> bij <strong>de</strong> toestellen behoren<strong>de</strong> koppelingen en elektrisch materieel alsme<strong>de</strong> inspecties en<br />
on<strong>de</strong>rhoud voldoen aan NEN-EN 50281-1-2:1998<br />
8.1.4<br />
Conform NEN-EN 50110-3140 bijlage V moet <strong>de</strong> elektrische installatie aan <strong>de</strong>skundig on<strong>de</strong>rzoek wor<strong>de</strong>n<br />
on<strong>de</strong>rworpen. Het resultaat van <strong>de</strong> inspecties moet opgenomen wor<strong>de</strong>n in het in het milieuregister.<br />
8.1.5<br />
In <strong>de</strong> overeenkomstig NPR 7910-1:2010 gezoneer<strong>de</strong> ruimten en locaties met gasontploffingsgevaar moet <strong>de</strong><br />
daarin aanwezige elektrische installatie voldoen aan NEN-EN-IEC 60079-14:2008.<br />
8.1.6<br />
De in <strong>voor</strong>schrift 8.1.1 bedoel<strong>de</strong> installatie-on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len moeten ter beveiliging tegen blikseminslag zijn<br />
<strong>voor</strong>zien van een bliksemafleidingsinstallatie.<br />
8.1.7<br />
Aardverbindingen of elektrostatische verbindingen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> afvoer van elektrostatische lading en<br />
bliksemafleidingsinstallaties moeten ten minste één maal per jaar door een erkend installatiebureau wor<strong>de</strong>n<br />
gecontroleerd. De bevindingen moeten wor<strong>de</strong>n geregistreerd.<br />
8.1.8<br />
De uitvoering van inspecties en het on<strong>de</strong>rhoud van bliksemafleidings- en van aardingsinstallaties moeten<br />
geschie<strong>de</strong>n overeenkomstig NEN-EN-IEC 62305-serie (2006).<br />
8.1.9<br />
In ruimten of op plaatsen met gasexplosiegevaar (bepaald overeenkomstig <strong>voor</strong>schrift 8.1.1) is roken en<br />
open vuur verbo<strong>de</strong>n. Op daartoe geschikte plaatsen moet een veiligheidsteken overeenkomstig NEN<br />
3011:2004 dui<strong>de</strong>lijk zichtbaar zijn aangebracht.<br />
pagina 44 van 54
8.2 Samenstelling opgeslagen biogas<br />
8.2.1<br />
Vergunninghou<strong>de</strong>r dient maan<strong>de</strong>lijks het H2S-gehalte van het in <strong>de</strong> gashou<strong>de</strong>rs opgeslagen onbehan<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />
biogas te bepalen. De meetresultaten dienen in het milieuregister te wor<strong>de</strong>n bewaard.<br />
8.2.2<br />
Indien blijkt dat het H2S-gehalte van het in <strong>de</strong> gashou<strong>de</strong>rs opgeslagen biogas hoger is dan 1,0 vol%, dient<br />
het bevoegd gezag hiervan binnen 1 week na het bekend wor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> meetresultaten in kennis te wor<strong>de</strong>n<br />
gesteld. Daarbij wordt tevens aangegeven welke maatregelen zijn of wor<strong>de</strong>n getroffen om H2S-gehalte tot<br />
on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> 1,0 vol% terug te brengen.<br />
9 INSTALLATIES<br />
9.1 Algemeen<br />
9.1.1<br />
Installaties moeten zijn <strong>voor</strong>zien van regel- en beveiligingsapparatuur, waardoor <strong>de</strong> erin uitgevoer<strong>de</strong><br />
processen kunnen wor<strong>de</strong>n beheerst en <strong>de</strong> veilige werking van <strong>de</strong> installaties is gewaarborgd.<br />
Regel- en beveiligingsapparatuur van installaties moet tijdig in het betreffen<strong>de</strong> proces ingrijpen alvorens<br />
ongewenste, niet-reguliere emissies naar <strong>de</strong> lucht plaatsvin<strong>de</strong>n.<br />
Bij toepassing van een computergestuurd procesbesturings- en beveiligingssysteem moet er naast <strong>de</strong><br />
computer <strong>voor</strong> essentiële beveiligingen een onafhankelijk daarvan werkend beveiligingssysteem zijn, zodat<br />
het veiligheidssysteem niet wegvalt door storingen of fouten in <strong>de</strong> procesbesturing.<br />
Bij stroomstoring en/of storing in <strong>de</strong> toevoer van <strong>de</strong> instrumentenlucht moeten <strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> procesbeveiliging<br />
van belang zijn<strong>de</strong> kleppen en afsluiters in <strong>de</strong> veilige stand komen.<br />
9.1.2<br />
Voor <strong>de</strong> bediening van <strong>de</strong> installatie moeten <strong>voor</strong>schriften of procedures zijn opgesteld waarin ten minste het<br />
on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> is opgenomen:<br />
a <strong>de</strong> proces <strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> han<strong>de</strong>lingen, het opstarten, het volgen en het stoppen van een proces;<br />
b <strong>de</strong> hoeveelhe<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> wijze en <strong>de</strong> volgor<strong>de</strong> van doseren van <strong>de</strong> <strong>voor</strong> het proces noodzakelijke stoffen;<br />
c <strong>de</strong> procesomstandighe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> een normaal procesverloop (proceswindow);<br />
d <strong>de</strong> te treffen maatregelen bij boven normale procesomstandighe<strong>de</strong>n die tot een gevaarlijke situatie<br />
kunnen lei<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> te volgen noodstopprocedures;<br />
e <strong>de</strong> te volgen procedures om <strong>de</strong> installaties productvrij te maken.<br />
9.1.3<br />
Vergunninghou<strong>de</strong>r moet een rapport ter goedkeuring aanbie<strong>de</strong>n waarin dui<strong>de</strong>lijk is/zijn beschreven:<br />
e Alle beveiligingen, procesinstrumentatie diagram, regelkringen<br />
Laag en hoog niveau alarmering vergisters<br />
De werkdrukken en <strong>de</strong> drukken waarbij beveiligingen wor<strong>de</strong>n aangesproken zoals bv. <strong>de</strong> fakkel, <strong>de</strong><br />
overdruk ventielen etc.<br />
Personeelsbezetting/controle<br />
Welke richtlijnen wor<strong>de</strong>n toegepast ten aanzien van <strong>de</strong> constructie van <strong>de</strong> vergisters en gasopslagen<br />
die ver<strong>de</strong>r gaan dan <strong>de</strong> bouwtechnische richtlijnen mestbassins, bijv -DIN 1045<br />
Warmtebelasting op <strong>de</strong> folies tij<strong>de</strong>ns in werking zijn van <strong>de</strong> fakkel<br />
Wat er inzichtelijk is in <strong>de</strong> controle kamer aan procesparameters.<br />
Mogelijkheid scheiding on<strong>de</strong>rlinge vergisters (mogelijkheid tot individuele afschakeling vergister)<br />
Folie karakteristieken: referentie tij<strong>de</strong>n/perio<strong>de</strong>n, bestendigheid tegen micro-organismen, etc.<br />
Plan van aanpak folie vernieuwing<br />
Gas <strong>de</strong>tectie tussen folies<br />
Welke lucht wordt tussen <strong>de</strong> folie geblazen<br />
Maatregelen die wor<strong>de</strong>n genomen ter <strong>voor</strong>koming van schuimvorming<br />
De wijze van monitoring van het zuurstof gehalte in <strong>de</strong> vergisters en sturing zodanig dat geen<br />
explosief mengsel ontstaat,<br />
o De wijze van monitoring van: biogasopbrengst, pH, Temperatuur; bacteriewerking; in-line meting<br />
door CH4, C02, 02 en H2S metingen <strong>voor</strong> en na <strong>de</strong> gasbehan<strong>de</strong>ling en <strong>de</strong> drukken,<br />
e Test- en on<strong>de</strong>rhoudsplan veiligheids<strong>voor</strong>zieningen zoals kleppen, fakkel etc<br />
o Materiaalkeuze gasleidingen: UV bestendigheid, corrosiebestendigheid etc.<br />
9.1.4<br />
Voordat met <strong>de</strong> bouwvan <strong>de</strong> inrichting mag wor<strong>de</strong>n begonnen dient <strong>de</strong> vergunninghou<strong>de</strong>r goedkeuring te<br />
hebben ontvangen op <strong>de</strong> rapportage als bedoeld in <strong>voor</strong>schrift 9.1.3.<br />
9.1.5<br />
Alle parameters die in <strong>voor</strong>schrift 9.1.3 wor<strong>de</strong>n genoemd dienen te wor<strong>de</strong>n gemonitoord en inzichtelijk te<br />
zijn.<br />
pagina 45 van 54
9.1.6<br />
De biogasopslagen, <strong>de</strong> biogasbehan<strong>de</strong>lingsinstallaties, het leidingwerk en overige <strong>voor</strong>zieningen welke in<br />
aanraking komen met biogas, moeten voldoen aan <strong>de</strong> door GASTEC geformuleer<strong>de</strong> eisen <strong>voor</strong><br />
biogasinstallaties.<br />
9.1.7<br />
Binnen <strong>de</strong> inrichting dient een zodanige noodstroom<strong>voor</strong>ziening aanwezig te zijn dat bij stroomuitval of<br />
storingen <strong>de</strong> werking van <strong>de</strong> luchtpomp van <strong>de</strong> biogasontzwaveling, <strong>de</strong> roerwerken van <strong>de</strong> vergisters, <strong>de</strong><br />
WKK-installaties en <strong>de</strong> noodfakkel gegaran<strong>de</strong>erd blijft.<br />
9.1.8<br />
De vergistingsinstallatie moet wor<strong>de</strong>n bedreven met een menusturing waarmee wordt gestuurd op een H2Sgehalte<br />
dat altijd kleiner is dan 1 vol%.<br />
9.1.9<br />
Beveiligingen mogen niet verstopt of beschadigd raken ten gevolge van schuimvorming, inrichtinghou<strong>de</strong>r<br />
moet maatregelen nemen ter <strong>voor</strong>koming van <strong>voor</strong>noem<strong>de</strong> situaties.<br />
9.1.10<br />
Voor ingebruikname moeten <strong>de</strong> leidingen op gasdichtheid zijn beproefd, een exemplaar van <strong>de</strong> rapportage<br />
hierover dient aan het bevoegd gezag te wor<strong>de</strong>n overgelegd.<br />
9.1.11<br />
Alle vergisters en <strong>de</strong> gasbuffer moeten individueel afgeschakeld kunnen wor<strong>de</strong>n.<br />
9.2 Vergistingsinstallatie<br />
9.2.1<br />
De constructie van <strong>de</strong> opslagtanks <strong>voor</strong> vloeibare mest en co-substraten, <strong>de</strong> hydrolysetank, , <strong>de</strong> hoofd-<br />
/navergistingstanks en <strong>de</strong> opslagtanks <strong>voor</strong> vloeibaar digestaat moeten minimaal voldoen aan <strong>de</strong> van<br />
toepassing zijn<strong>de</strong> bepalingen uit <strong>de</strong> Richtlijnen Mestbassins 1992. Daar waar in <strong>de</strong>ze vergunning wordt<br />
venwezen naar an<strong>de</strong>re normen moet hieraan <strong>voor</strong>rang wor<strong>de</strong>n gegeven.<br />
9.2.2<br />
Van tanks die zijn opgebouwd uit samengestel<strong>de</strong> constructie<strong>de</strong>len moeten <strong>voor</strong> het verstrijken van <strong>de</strong><br />
referentieperio<strong>de</strong>, zoals genoemd in <strong>de</strong> publicatie Richtlijnen Mestbassins 1992 <strong>de</strong>ze constructie<strong>de</strong>len<br />
wor<strong>de</strong>n vervangen, tenzij een door of namens het KIWA dan wel een hiertoe geaccepteer<strong>de</strong> <strong>de</strong>skundige<br />
uitgevoer<strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling uitwijst dat er een volgend tijdsbestek van gebruik kan zijn. Een bewijs van<br />
beoor<strong>de</strong>ling moet aan het bevoegd gezag wor<strong>de</strong>n overgelegd. In dit bewijs moet <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>staetreffen<strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> bouwconstructie of <strong>de</strong> af<strong>de</strong>kking een nieuwe referentieperio<strong>de</strong> zijn aangegeven.<br />
9.2.3<br />
De hoofd-/navergistingstanks moeten zijn <strong>voor</strong>zien van een noodafblaasinstallatie zodat in geval van storing<br />
bij afvoer van het geproduceer<strong>de</strong> groengas in combinatie met een storing in <strong>de</strong> WKK-installaties en <strong>de</strong><br />
fakkelinstallatie geen overdruk ontstaat. In <strong>de</strong> directe omgeving van een afblaaspunt mogen geen<br />
ontstekingsbronnen aanwezig zijn.<br />
9.2.4<br />
De ten aanzien van <strong>de</strong> overdrukbeveiliging toegepaste watersloten moeten zodanig zijn geplaatst dat<br />
bevriezing steeds wordt <strong>voor</strong>komen. Het vloeistofniveau in alle watersloten moet dagelijks wor<strong>de</strong>n<br />
gecontroleerd en zo nodig wor<strong>de</strong>n bijgevuld.<br />
9.2.5<br />
De inrichtinghou<strong>de</strong>r dient <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> normen of een daaraan gelijkwaardige toe te passen:<br />
• DIN EN 206-1 <strong>voor</strong> <strong>de</strong> betonkwaliteit<br />
• Din 1045 <strong>voor</strong> <strong>de</strong> constructie<br />
o DIN 11622 <strong>voor</strong> <strong>de</strong> bestendigheid tegen inwerking van <strong>de</strong> aanwezige materialen<br />
9.2.6<br />
Indien inrichtinghou<strong>de</strong>r een gelijkwaardige norm wil toepassen dient dat <strong>voor</strong>af met het bevoegd gezag te<br />
wor<strong>de</strong>n overeengekomen.<br />
9.2.7<br />
Voor ingebruikname dient met een on<strong>de</strong>rzoek te wor<strong>de</strong>n aangetoond dat <strong>de</strong> vergisters en gasopslag<br />
daadwerkelijk bestendig zijn tegen <strong>de</strong> te verwachten materialen conform DIN 11622.<br />
9.2.8<br />
De toe te passen folie dient in ie<strong>de</strong>r geval aan <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> criteria te voldoen:<br />
• De scheurbestendigheid moet minstens 500 N/5cm bedragen<br />
• De trekbestendigheid moet minstens 250 N/5cm bedragen<br />
o De gasdoorlatendheid van methaan mag maximaal 1000cm^/m^*d*bar bedragen<br />
o De temperatuurbestendigheid van -30 °C tot 50 °C<br />
9.2.9<br />
pagina 46 van 54
Het is niet toegestaan digestaat dat rechtstreeks uit <strong>de</strong> vergistingstank komt te transporteren of te mengen<br />
met an<strong>de</strong>re dierlijke meststoffen.<br />
9.3 (na)vergisters<br />
9.3.1<br />
De luchtdosering in <strong>de</strong> (na)vergisters moet zodanig ingesteld wor<strong>de</strong>n dat er maximaal 12 vol % van <strong>de</strong> op<br />
dat moment geproduceer<strong>de</strong> biogas wordt toegevoegd.<br />
9.3.2<br />
De luchtdosering is zodanig uitgevoerd dat ook bij een disfunctioneren van <strong>de</strong> mengregeling er nooit meer<br />
dan <strong>de</strong> in het <strong>voor</strong>gaan<strong>de</strong> <strong>voor</strong>schrift genoem<strong>de</strong> 12 vol% kan wor<strong>de</strong>n toegevoegd.<br />
9.3.3<br />
De toevoerleiding naar <strong>de</strong> vergister dient zo dicht mogelijk bij <strong>de</strong> vergister wor<strong>de</strong>n gesitueerd incl. een<br />
terugslagklep. Tussen <strong>de</strong> klep en <strong>de</strong> gasruimte (vergister) mogen geen appendages behalve een afsluiter<br />
aanwezig zijn. Dit is nodig om bij uitval van <strong>de</strong> pomp te <strong>voor</strong>komen dat biogas terug kan stromen.<br />
9.3.4<br />
Het toevoegen van co-substraten aan <strong>de</strong> navergisters is niet toegestaan.<br />
9.4 Leidingen<br />
9.4.1<br />
De gasleidingen dienen, afhankelijk van <strong>de</strong> materiaal keuze, te voldoen aan DIN 8075, DIN 16929, DIN<br />
4033, DIN 11832.<br />
9.4.2<br />
De gasleidingen dienen minimaal een druk van 1 bar te kunnen doorstaan.<br />
9.4.3<br />
Gasleidingen waardoor vochtig gas wordt geleid moeten tegen vorst beschermd zijn.<br />
9.5 Gashou<strong>de</strong>rs<br />
9.5.1<br />
On<strong>de</strong>r gashou<strong>de</strong>rs wordt verstaan <strong>de</strong> hoofdvergister, navergister,digestaatopslag en <strong>de</strong> biogasbuffer<br />
9.5.2<br />
De druk in een gashou<strong>de</strong>r dient permanent te wor<strong>de</strong>n gemeten door mid<strong>de</strong>l van een geijkte drukmeter.<br />
9.5.3<br />
Indien <strong>de</strong> druk in een gashou<strong>de</strong>r meer dan 4 mbar bereikt en het gas niet in een WKK-installatie kan wor<strong>de</strong>n<br />
verwerkt, dient <strong>de</strong> fakkel-installatie automatisch in werking tre<strong>de</strong>n.<br />
9.5.4<br />
De gashou<strong>de</strong>rs dienen te zijn uitgerust met een alarm om een waarschuwing te geven indien maximale druk<br />
wordt bereikt.<br />
9.5.5<br />
Een gashou<strong>de</strong>r moet zijn <strong>voor</strong>zien van een noodafblaasinrichting en een waterslot of een gelijkwaardige<br />
<strong>voor</strong>ziening, zodat in geval van storing bij <strong>de</strong> WKK-installaties en/of groengasinstallatie en een (gelijktijdige)<br />
storing van <strong>de</strong> fakkelinstallatie geen overdruk ontstaat in <strong>de</strong> gashou<strong>de</strong>r, in <strong>de</strong> directe omgeving van een<br />
afblaaspunt mogen geen ontstekingsbronnen aanwezig zijn.<br />
9.6 Noodfakkelinstallatie<br />
9.6.1<br />
De noodfakkelinstallatie mag alleen in werking zijn op het moment dat het biogas als gevolg van een storing<br />
in <strong>de</strong> groengasinstallatie en/of <strong>de</strong> WKK-installaties niet kan wor<strong>de</strong>n benut en <strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gashou<strong>de</strong>rs <strong>de</strong><br />
maximale druk is bereikt zoals opgenomen in <strong>de</strong> rapportage als bedoeld in <strong>voor</strong>schrift 9.1.3 of in het geval<br />
van het testen van <strong>de</strong> fakkelinstallatie.<br />
9.6.2<br />
Een fakkel dient te zijn <strong>voor</strong>zien van een automatische <strong>voor</strong>ziening die <strong>de</strong> fakkel uitschakelt op het moment<br />
dat <strong>de</strong> druk van <strong>de</strong> opslag van het biogas voldoen<strong>de</strong> is teruggelopen.<br />
9.6.3<br />
Bij verbranding van biogas in een fakkelinstallatie dient <strong>de</strong> uittre<strong>de</strong>temperatuur ten minste 900 °C te zijn en<br />
dient <strong>de</strong> verblijftijd van <strong>de</strong> verbrandingsgassen in <strong>de</strong> fakkel bij <strong>de</strong>ze temperatuur minimaal 0,3 secon<strong>de</strong>n te<br />
bedragen. Om <strong>de</strong> uittre<strong>de</strong>temperatuur te monitoren dient een temperatuurmeting te zijn aangebracht<br />
waarvan <strong>de</strong> meetresultaten zijn af te lezen in <strong>de</strong> controlekamer.<br />
9.6.4<br />
pagina 47 van 54
In een fakkelinstallatie moet een beveiliging zijn aangebracht, die <strong>voor</strong>komt dat er vlamterugslag in het<br />
leidingsysteem kan optre<strong>de</strong>n, terwijl een vrije doorstroming van het biogas blijft gewaarborgd.<br />
9.6.5<br />
In <strong>de</strong> biogasleiding naar een fakkel moet een handbedien<strong>de</strong> afsluiter zijn aangebracht, die altijd bereikbaar<br />
moet zijn.<br />
9.6.6<br />
De vergunninghoudster moet met behulp van on<strong>de</strong>rhoud zorgen <strong>voor</strong> een goe<strong>de</strong> werking van <strong>de</strong><br />
fakkelinstallatie, zodat er geen roet- of geurvorming optreedt.<br />
9.6.7<br />
Een fakkelinstallatie dient jaarlijks door een hiertoe erkend <strong>de</strong>skundige te wor<strong>de</strong>n gecontroleerd op goe<strong>de</strong><br />
werking. De bevindingen moeten in het milieuregister wor<strong>de</strong>n opgenomen.<br />
9.6.8<br />
De fakkel moet zijn <strong>voor</strong>zien van waakvlammen of een elektronisch ontstekingsysteem die zodanig (in/om <strong>de</strong><br />
mond van <strong>de</strong>fakkeltop) is/zijn gesitueerd, dat ontsteking van <strong>de</strong> ontwijken<strong>de</strong> brandbare dampen en/of<br />
gassen on<strong>de</strong>r alle omstandighe<strong>de</strong>n is verzekerd.<br />
9.6.9<br />
De ontstekingsinstallatie of <strong>de</strong> waakvlambran<strong>de</strong>rs van <strong>de</strong> fakkel moet(en) ten minste éénmaal per maand op<br />
<strong>de</strong> goe<strong>de</strong> werking wor<strong>de</strong>n beproefd. Indien dit aantoonbaar niet mogelijk is, kan wor<strong>de</strong>n volstaan met het<br />
testen van het elektrische/elektronische systeem. De resultaten van <strong>de</strong> beproeving moeten in het<br />
milieuregister wor<strong>de</strong>n vastgelegd.<br />
9.6.10<br />
Bij een <strong>de</strong>fect in het fakkelsysteem moet het fakkelsysteem onmid<strong>de</strong>llijk en op een veilige wijze buiten bedrijf<br />
wor<strong>de</strong>n gesteld en gerepareerd. Gegaran<strong>de</strong>erd moet zijn dat als gevolg van het buiten werking zijn van <strong>de</strong><br />
fakkel bij optre<strong>de</strong>n<strong>de</strong> overdruk in <strong>de</strong> gashou<strong>de</strong>rs, <strong>de</strong> hierop aangebrachte noodafblaasinstallatie in werking<br />
treedt.<br />
9.6.11<br />
Een fakkelvlam mag niet lei<strong>de</strong>n tot brandgevaar in <strong>de</strong> omgeving van <strong>de</strong> fakkel.<br />
9.6.12<br />
Een fakkelinstallatie mag buiten <strong>de</strong> inrichting geen lichthin<strong>de</strong>r veroorzaken.<br />
9.6.13<br />
Van <strong>de</strong> tijdstippen dat <strong>de</strong> fakkelinstallatie in werking is getre<strong>de</strong>n en is uitgeschakeld dient een registratie te<br />
wor<strong>de</strong>n bijgehou<strong>de</strong>n in het milieuregister.<br />
9.6.14<br />
De capaciteit van <strong>de</strong> fakkel moet zodanig zijn dat <strong>de</strong>ze het maximale <strong>de</strong>biet van geproduceerd gas kan<br />
verwerken.<br />
9.6.15<br />
De fakkel moet zodanig wor<strong>de</strong>n aangesloten dat te allen tij<strong>de</strong> <strong>de</strong> fakkel kan wor<strong>de</strong>n aangesproken in geval<br />
dat noodzakelijk is.<br />
9.6.16<br />
De positionering van <strong>de</strong> fakkelinstallatie dient te voldoen aan <strong>de</strong> veiligheidseisen gesteld in <strong>de</strong> Richtlijn NPR<br />
7910-1:2001<br />
9.7 Digestaatbewerking<br />
9.7.1<br />
Aan opgeslagen digestaat mag geen verse dierlijke mest of co-substraten wor<strong>de</strong>n toegevoegd.<br />
9.8 Elektrische installaties (algemeen)<br />
9.8.1<br />
De elektrische installaties in <strong>de</strong> inrichting moeten voldoen aan <strong>de</strong> NEN 1010.<br />
9.9 Trafo- / stroomver<strong>de</strong>elstation<br />
9.9.1<br />
Oliegevul<strong>de</strong> transformatoren moeten <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>lijk zijn beveiligd tegen oververhitting, brand, explosie en<br />
overbelasting.<br />
9.9.2<br />
Bouwkundige scheidingsconstructies (wan<strong>de</strong>n, vloer en af<strong>de</strong>kking) van een transformatorruimte moeten een<br />
brandwerendheid hebben van ten minste 30 minuten, bepaald overeenkomstig <strong>de</strong> norm NEN 6069:2005.<br />
9.9.3<br />
pagina 48 van 54
Eventueel in transformatorruimtes aangebrachte <strong>de</strong>uren moeten een brandwerendheid hebben van ten<br />
minste 30 minuten, bepaald overeenkomstig <strong>de</strong> norm NEN 6069:2005 en dienen behou<strong>de</strong>ns het onmid<strong>de</strong>llijk<br />
doorlaten van een daartoe door het bevoegd gezag bevoegd te achten <strong>de</strong>skundige, met slot en sleutel<br />
gesloten wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n.<br />
9.9.4<br />
Een transformatorruimte moet zijn <strong>voor</strong>zien van een doelmatige ventilatie.<br />
pagina 49 van 54
BEGRIPPEN<br />
Voor zover een DIN-, DIN-ISO, NEN-, NEN-EN-, NEN-ISO-, NVN-norm, Al-blad, BRL, PGS of NPR,<br />
waarnaar in een <strong>voor</strong>schrift verwezen wordt, betrekking heeft op <strong>de</strong> uitvoering van constructies, toestellen,<br />
werktuigen en installaties, wordt bedoeld <strong>de</strong> norm, BRL, PGS, NPR of het Al-blad die <strong>voor</strong> <strong>de</strong> datum waarop<br />
<strong>de</strong> vergunning is verleend het laatst is uitgegeven met <strong>de</strong> daarop tot die datum uitgegeven aanvullingen of<br />
correctiebla<strong>de</strong>n dan wel -<strong>voor</strong> zover het op <strong>voor</strong>noem<strong>de</strong> datum reeds bestaan<strong>de</strong> constructies, toestellen,<br />
werktuigen en installaties betreft -<strong>de</strong> norm, BRL, PGS, NPR of het Al-blad die bij <strong>de</strong> aanleg of installatie van<br />
die constructies, toestellen, werktuigen en installaties is toegepast, tenzij in het <strong>voor</strong>schrift an<strong>de</strong>rs is bepaald.<br />
BESTELADRESSEN:<br />
publicaties zijn in ie<strong>de</strong>r geval verkrijgbaar bij <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> instanties:<br />
- overheidspublicaties zoals Al-bla<strong>de</strong>n en PGS-richtlijnen bij:<br />
SDU Service, af<strong>de</strong>ling Verkoop, Postbus 20014, 2500 EA DEN HAAG, telefoon (070) 378 98 80<br />
- DIN, DIN-ISO, NEN, NEN-EN, NEN-ISO, NVN-normen en NPR-richtlijnen bij:<br />
Ne<strong>de</strong>rlands Normalisatie-instituut (NEN), Af<strong>de</strong>ling verkoop. Postbus 5059, 2600 GB DELFT<br />
telefoon (015) 269 03 91, Wtww.nen.nl<br />
- BRL-richtlijnen bij: KiWA Certificatie en Keuringen, Postbus 70, 2280 AB RIJSWIJK<br />
telefoon (070) 414 44 00<br />
ACCEPTABEL HINDERNIVEAU: Criterium <strong>voor</strong> vergunningverlening. De mate van hin<strong>de</strong>r die nog<br />
acceptabel is, vastgesteld door het bevoeg<strong>de</strong> bestuursorgaan. Het acceptabel hin<strong>de</strong>rniveau bestaat<br />
enerzijds uit een milieuhygiënische indicatie, kwalificatie en/of kwantificering van <strong>de</strong> mate van hin<strong>de</strong>r.<br />
An<strong>de</strong>rzijds bestaat <strong>de</strong>ze uit een overweging of beoor<strong>de</strong>ling wat acceptabel is op basis van <strong>de</strong>ze mate van<br />
hin<strong>de</strong>r, <strong>de</strong> lokale situatie waarin on<strong>de</strong>r meer planologische en sociaal-economische aspecten en<br />
bedrijfseconomische aspecten een rol spelen.<br />
ADR: Accord europeen relatif au transport international <strong>de</strong>s marchandises Dangereuses par Route<br />
(Europese Overeenkomst betreffen<strong>de</strong> het internationale vervoer van gevaarlijke goe<strong>de</strong>ren over <strong>de</strong> weg).<br />
AFGEWERKTE OLIE: Smeer- en systeemolie in <strong>de</strong> bijlage bij <strong>de</strong> regeling Europese afvalstoffenlijst (Eural)<br />
aangeduid met een van <strong>de</strong> afvalstoffenco<strong>de</strong>s 13 01 01 * tot en met 13 01 13*, 13 02 04* tot en met 13 02 08*<br />
en 13 03 01 * tot en met 13 03 10*, op minerale of synthetische basis, die hetzij door vermenging met an<strong>de</strong>re<br />
stoffen hetzij op an<strong>de</strong>re wijze onbruikbaar is gewor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> het doel waar<strong>voor</strong> zij oorspronkelijk.was<br />
bestemd.<br />
BBT: Best Beschikbare Technieken<br />
BEDRIJFSDUURCORRECTIE: Correctie als bedoeld in <strong>de</strong> "Handleiding meten en rekenen industrielawaai<br />
1999", zijn<strong>de</strong> <strong>de</strong> logaritmische verhouding tussen <strong>de</strong> tijdsduur dat <strong>de</strong> geluidbron geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />
beoor<strong>de</strong>lingstijd in werking is, en <strong>de</strong> duur van die beoor<strong>de</strong>lingsperio<strong>de</strong>.<br />
BODEMBESCHERMENDE VOORZIENING: Fysieke <strong>voor</strong>ziening die <strong>de</strong> kans op emissies of immissies<br />
reduceert.<br />
BRANDBARE STOFFEN: Stoffen die met lucht van normale samenstelling en druk on<strong>de</strong>r vuurverschijnselen<br />
blijven reageren, ook nadat <strong>de</strong> ontstekingsbron is weggenomen.<br />
BRL: Een beoor<strong>de</strong>lingsrichtlijn die door <strong>de</strong> Raad <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Accreditatie<br />
erken<strong>de</strong> certificatie-instellingen wordt gehanteerd als grondslag<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> afgifte en instandhouding van certificaten.<br />
BEDRIJFSRIOLERING: Voorziening <strong>voor</strong> <strong>de</strong> afvoer van bedrijfsafvalwater vanuit <strong>de</strong> inrichting naar een<br />
openbare riolering of een an<strong>de</strong>re <strong>voor</strong>ziening <strong>voor</strong> <strong>de</strong> inzameling en het transport van afvalwater.<br />
BODEMRISICO(CATEGORIE): Typering van <strong>de</strong> kans op (en omvang van) een bo<strong>de</strong>mbelasting door een<br />
specifieke bedrijfsmatige activiteit.<br />
CONSTANTE EMISSIE: Een emissie waarbij geen of nauwelijks sprake is van schommeling van <strong>de</strong><br />
bronsterkte binnen een bepaal<strong>de</strong> perio<strong>de</strong>.<br />
CONTINUE EMISSIE: Een emissie die geduren<strong>de</strong> het hele jaar optreedt.<br />
CUR/PBV: Stichting Civieltechnisch Centrum Uitvoering Research en Regelgeving / Projectbureau Plan<br />
Bo<strong>de</strong>mbeschermen<strong>de</strong> Voorzieningen.<br />
DIFFUSE BRON: Een niet-gekanaliseer<strong>de</strong> emissie, niet zijn<strong>de</strong> een oppervlaktebron (bij<strong>voor</strong>beeld op een<br />
bedrijfsterrein rij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> voertuigen).<br />
DIFFUSE EMISSIES: Emissies door lekverliezen. Emissies van oppervlaktebronnen<br />
DISCONTINUE EMISSIE: Een emissie die slechts een ge<strong>de</strong>elte van het jaar optreedt.<br />
pagina 50 van 54
EMBALLAGE: Verpakkingsmateriaal, zoals glazen en kunststof flessen, blikken en kunststof cans, metalen<br />
en kunststof vaten of fiberdrums, papieren en kunststof zakken, houten kisten, big-bags en intermediate<br />
buikcontainers (IBC's).<br />
FREQUENTIEVERDELING: Overzicht van frequenties van <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n van bereken<strong>de</strong> of waargenomen<br />
concentraties.<br />
FLUCTUERENDE EMISSIE: Emissie met aanzienlijke schommeling van <strong>de</strong> bronsterkte binnen een<br />
bepaal<strong>de</strong> perio<strong>de</strong>.<br />
GELUIDBELASTING: De etmaalwaar<strong>de</strong> van het equivalente geluidniveau.<br />
GELUIDSNIVEAU IN DB(A): Het niveau van het ter plaatse optre<strong>de</strong>n<strong>de</strong> geluid, uitgedrukt in dB(A),<br />
overeenkomstig <strong>de</strong> door <strong>de</strong> Internationale Elektrotechnische Commissie (iEC) terzake opgestel<strong>de</strong> regels,<br />
zoals neergelegd in <strong>de</strong> lEC-publicatie no. 651, uitgave 1989.<br />
GEURBELASTING: De bereken<strong>de</strong> hoeveelheid geur die op een bepaal<strong>de</strong> plaats geduren<strong>de</strong> een bepaal<strong>de</strong><br />
tijd in <strong>de</strong> lucht aanwezig is en waaraan een persoon kan zijn of wor<strong>de</strong>n blootgesteld.<br />
GEURCONCENTRATIE: De immissieconcentratie van geurveroorzaken<strong>de</strong> stoffen in <strong>de</strong> lucht, uitgedrukt in<br />
geureenhe<strong>de</strong>n of odour units per kubieke meter (m^).<br />
GEURCONTOUR: Een lijn die plaatsten verbindt waarbij één bepaal<strong>de</strong> concentratie eenzelf<strong>de</strong> aantal malen<br />
per tijdseenheid, meestal per jaar, wordt overschre<strong>de</strong>n. Deze lijn wordt op geografische kaarten aangegeven<br />
in <strong>de</strong> vorm van een contour. Wordt ook wel isoconcentratielijn genoemd.<br />
GEURDREMPEL: Die concentratie van een stof of van een mengsel van stoffen die door <strong>de</strong> helft van een<br />
geselecteerd panel wordt on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n van geurvrije lucht. De geurdrempel komt per <strong>de</strong>finitie overeen met<br />
een geurconcentratie van 1 geureenheid per m^.<br />
GEUREENHEID (GE): Een geurconcentratie van 1 ge/m^ is ge<strong>de</strong>finieerd als <strong>de</strong> panelgemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />
waarnemingsdrempel bij een concentratie van 20 ppb n-butanol in schone lucht, in plaats van geureenheid<br />
wordt veelal <strong>de</strong> Europese odour unit (OUE) gebruikt, waarbij geldt: 1 OUg/m^ = 2 ge/m^<br />
GEUREMISSIE: De uitworp van geurstoffen uitgedrukt in geureenhe<strong>de</strong>n, snuffeleenhe<strong>de</strong>n of Odor Units per<br />
tijdseenheid.<br />
GEURGEVOELIG OBJECT: Geurgevoelige objecten zijn woningen en an<strong>de</strong>re locaties waar mensen zich<br />
bevin<strong>de</strong>n en waar blootstelling aan geur tot hin<strong>de</strong>r kan lei<strong>de</strong>n. Hierbij wordt zowel het feitelijk gebruik als <strong>de</strong><br />
bestemming van het object in ogenschouw genomen.<br />
GEURHINDER: Geurhin<strong>de</strong>r is het cumulatieve resultaat van herhaal<strong>de</strong> stankverstoring geduren<strong>de</strong> een<br />
langere perio<strong>de</strong> dat zich laat kenmerken door gewijzigd gedrag of gedragsaanpassing. Dit gedrag kan actief<br />
zijn (klagen, ramen sluiten, min<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> tuin zitten) of passief (<strong>de</strong>sgevraagd (bv. in een enquête) geeft men<br />
aan hin<strong>de</strong>r te on<strong>de</strong>rvin<strong>de</strong>n).<br />
GEURWAARNEMING: De geur wordt minstens éénmaal waargenomen. De geur dient herkend te wor<strong>de</strong>n<br />
als een geur afkomstig van <strong>de</strong> inrichting en niet van an<strong>de</strong>re bronnen uit <strong>de</strong> omgeving.<br />
GEVAARLIJKE AFVALSTOFFEN: Afvalstoffen zoals aangewezen in <strong>de</strong> regeling Europese afvalstoffenlijst<br />
(Eural).<br />
GEVAARLIJKE STOFFEN: Stoffen en <strong>voor</strong>werpen, waarvan het vervoer volgens het ADR is verbo<strong>de</strong>n of<br />
slechts on<strong>de</strong>r daarin opgenomen <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n is toegestaan.<br />
HEDONISCHE WAARDE: De waar<strong>de</strong>ring van een geur die aangegeven wordt op een schaal van uiterst<br />
onaangenaam (score -4) via neutraal (score 0) tot uiterst aangenaam (score +4).<br />
IMMISSIECONCENTRATIE: Concentratie van geurstoffen in <strong>de</strong> atmosfeer op leefniveau (1,5 m boven<br />
maaiveld, eventueel kan er aanleiding zijn om een an<strong>de</strong>re immissiehoogte te kiezen, bv. bij hoogbouw).<br />
LANGTIJDGEMIDDELD BEOORDELINGSNIVEAU (LA^T): Gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> van <strong>de</strong> afwisselen<strong>de</strong> niveaus van<br />
het ter plaatse optre<strong>de</strong>n<strong>de</strong> geluid, gemeten in <strong>de</strong> loop van een bepaal<strong>de</strong> perio<strong>de</strong> en vastgesteld en<br />
beoor<strong>de</strong>eld overeenkomstig <strong>de</strong> 'Handleiding meten en rekenen industrielawaai', uitgave 1999.<br />
MAXIMALE GELUIDNIVEAU (LAmax): Het maximaal gemeten A-gewogen geluidniveau, meterstand "fast"<br />
gecorrigeerd met <strong>de</strong> meteocorrectieterm Cm.<br />
MTG: Maximaal Toegestane Gevelbelasting<br />
NCP: Ne<strong>de</strong>rlandse Commissie Preventie<br />
NEN: Een door het Ne<strong>de</strong>rlands Normalisatie-instituut (NEN) uitgegeven norm.<br />
NEN-EN: Een door het ComitéEuropéen <strong>de</strong> Normalisation opgestel<strong>de</strong> en door het Ne<strong>de</strong>rlands Normalisatie<br />
Instituut (NNI) als Ne<strong>de</strong>rlandse norm aanvaar<strong>de</strong> en uitgegeven norm.<br />
NER: Ne<strong>de</strong>rlandse Emissie Richtlijn Lucht<br />
NIEUW NATIONAAL MODEL (NNM)<br />
pagina 51 van 54
Het nationaal mo<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verspreiding van luchtverontreiniging.<br />
NMP: Nationaal Milieubeleids Plan<br />
NPR: Ne<strong>de</strong>rlandse Praktijk Richtlijn, uitgegeven door het Ne<strong>de</strong>rlands Normalisatie-Instituut (NNI).<br />
NRB: Ne<strong>de</strong>rlandse Richtlijn Bo<strong>de</strong>mbescherming bedrijfsmatige activiteiten.<br />
NULSiTUATIE: De kwaliteit van <strong>de</strong> grond en het grondwater ter plaatse van <strong>de</strong> inrichting op het moment van<br />
vergunningverlening.<br />
NULSITUATIE-ONDERZOEK: On<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> kwaliteitvan <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m (grond en grondwater) op die<br />
plaatsen van <strong>de</strong> inrichting waar potentieel bo<strong>de</strong>mbedreigen<strong>de</strong> activiteiten plaatsvin<strong>de</strong>n of zullen plaatsvin<strong>de</strong>n<br />
en dat is gericht op die verontreinigen<strong>de</strong> stoffen die ten gevolge van <strong>de</strong> activiteiten binnen <strong>de</strong> inrichting in <strong>de</strong><br />
bo<strong>de</strong>m kunnen geraken.<br />
ODOUR UNIT (OUE): Na een Ne<strong>de</strong>rlandse norm <strong>voor</strong> olfactometrie in 1992 is er sinds 2003 een Europese<br />
norm <strong>voor</strong> olfactometrie en spreken we niet meer over geureenhe<strong>de</strong>n, maar Europese odour units. Een<br />
geurconcentratie van 1 OUe/m^ is ge<strong>de</strong>finieerd als <strong>de</strong> panelgemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> waarnemingsdrempel bij een<br />
concentratie van 40 ppb n-butanol in schone lucht.<br />
OPENBAAR RIOOL: Voorziening <strong>voor</strong> <strong>de</strong> inzameling en transport van afvalwater, als bedoeld in artikel<br />
10.30 van <strong>de</strong> Wet milieubeheer.<br />
OPPERVLAKTEBRON: Een niet-gekanaliseer<strong>de</strong> emissie afkomstig van een bron met een relatief groot<br />
oppervlak (bij <strong>voor</strong>beeld een vloeiveld).<br />
PERCENTIEL: De percentielwaar<strong>de</strong> geeft het percentage van <strong>de</strong> tijd aan, dat een zekere (over een<br />
bepaal<strong>de</strong> tijd gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>) concentratie niet wordt overschre<strong>de</strong>n. Daar waar in het geurbeleid gemakshalve<br />
gesproken wordt over een 98-3 contour, word in feite bedoeld <strong>de</strong> contour waar<strong>voor</strong> geldt dat geduren<strong>de</strong> 98%<br />
van <strong>de</strong> uren <strong>de</strong> over een uur gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> concentratie lager is dan 3 (en dus geduren<strong>de</strong> 2% van <strong>de</strong> uren <strong>de</strong><br />
concentratie hoger dan 3).<br />
PGS: Publikatiereeks Gevaarlijke Stoffen<br />
POP: Provinciaal Omgevings Plan<br />
PREVENTIE: Vermin<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> hoeveelheid en <strong>de</strong> scha<strong>de</strong>lijkheid <strong>voor</strong> het milieu van autowrakken en<br />
van <strong>de</strong> daarin aanwezige materialen en on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len.<br />
PUNTBRON: Een gefixeerd punt van gekanaliseer<strong>de</strong> emissies.<br />
REPRESENTATIEVE BEDRIJFSSITUATIE: Toestand waarbij <strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> geluidproductie relevante<br />
omstandighe<strong>de</strong>n kenmerkend zijn <strong>voor</strong> een bedrijfsvoering bij volledige capaciteit in <strong>de</strong> te beschouwen<br />
etmaalperio<strong>de</strong>.<br />
VISA: Veiligheid Industriële Stookinstallaties <strong>voor</strong> het stoken van Aardgas.<br />
VLOEISTOFDICHT: De situatie waarbij een vloeistof <strong>de</strong> niet met vloeistof belaste zij<strong>de</strong> van een<br />
bo<strong>de</strong>mbeschermen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>ziening niet bereikt.<br />
VLOEISTOFDICHTE VLOER: Vloeistofdichte vloer van bewezen kwaliteit inclusief 100% opvang en/of<br />
gecontroleer<strong>de</strong> afvoer alsme<strong>de</strong> een a<strong>de</strong>quaat inspectie- en on<strong>de</strong>rhoudsprogramma.<br />
VLOEISTOFDICHTE VOORZIENING: Effectgerichte <strong>voor</strong>ziening die waarborgt dat, on<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> van<br />
doelmatig on<strong>de</strong>rhoud en a<strong>de</strong>quate inspectie en/of bewaking, geen vloeistof aan <strong>de</strong> niet met vloeistof belaste<br />
zij<strong>de</strong> kan komen.<br />
VLOEISTOFKERENDE VLOER: Vloeistofkeren<strong>de</strong> verharding (gesloten elementenverharding b.v.<br />
stelconplaten, tegels en klinkers) met 100 % opvang en/of gecontroleer<strong>de</strong> vloeistofdichte afvoer.<br />
VLOEISTOFKERENDE VOORZIENING: Een niet vloeistofdichte <strong>voor</strong>ziening die in staat is vrijgekomen<br />
stoffen tij<strong>de</strong>lijk zo lang tegen te hou<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong>ze kunnen wor<strong>de</strong>n opgeruimd <strong>voor</strong>dat indringing in <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m<br />
plaats kan vin<strong>de</strong>n.<br />
WABO: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht<br />
WBDBO: Weerstand tegen Brand Doorslag en Brand Overslag<br />
WGH: Wet geluidhin<strong>de</strong>r<br />
WM: Wet milieubeheer<br />
WMS Wet milieugevaarlijke stoffen<br />
WTW: Waterwet<br />
pagina 52 van 54
BIJLAGE 1 : AFVALSCHEIDINGSTABEL<br />
Verplichtingen en richtlijnen <strong>voor</strong> afvalscheiding door bedrijven (Tabel 14.2, van het LAP).<br />
Gevaarlijk afval<br />
Asbest<br />
Papier & karton<br />
Wit- en bruingoed<br />
Afvalstoffen die altijd geschei<strong>de</strong>n dienen te wor<strong>de</strong>n,<br />
onafhankelijk van <strong>de</strong> bedrijfssituatie<br />
Afvalstoffen met richtlijn <strong>voor</strong> afvalscheiding<br />
afvalstoffen Afvalstoffen Richtlijn afvalscheiding<br />
(maximale herbruikbare hoeveelheid per<br />
week in het restafval)<br />
Folie Okg<br />
EPS (piepschuim) 1 rolcontainer van 240 liter (± 3 kg)<br />
Plastic bekertjes ± 500 bekertjes<br />
Overige kunststoffen 25 kg<br />
Autoban<strong>de</strong>n 5 ban<strong>de</strong>n<br />
G FT/S will 200 kg<br />
Groenafval 200 kg<br />
Houten pallets 2 pallets (± 40 kg)<br />
Overig houtafval 40 kg<br />
Glazen verpakkingen 1/2 rolcontainer van 240 liter (± 30 kg)<br />
Metalen 40 kg<br />
Steenachtig materiaal / Puin 0 kg; bij inci<strong>de</strong>ntele hoeveelhe<strong>de</strong>n 1 m3<br />
Textiel 40 kg<br />
Glas- en steenwol 25 kg<br />
Bedrijfsspecifieke afvalstoffen, zoals productuitval<br />
(broodafval bij <strong>de</strong> brood industrie, visafval bij <strong>de</strong><br />
visindustrie), bouw- of sloopafval, procesafval van<br />
industriële sectoren, incontinentiemateriaal bij<br />
ziekenhuizen,enz.<br />
pagina 53 van 54<br />
Dit zijn vaak relatief homogene en schone<br />
afvalstoffen, die in grotere hoeveelhe<strong>de</strong>n en<br />
geconcentreerd vrijkomen. In die gevallen is<br />
afvalscheiding re<strong>de</strong>lijk.
BIJLAGE 2 :ZONEBEHEERTOETS<br />
Gemeente<br />
Hoogezand-Sappemeer<br />
Hf<br />
TOETSING AKOESTISCH R>VPPORTTBV ZONEBEHEER<br />
Bedrijfsgegevens: Volgnummer.<br />
Soort vergunning<br />
Naam:<br />
Adres:<br />
Plaats:<br />
Rapport NumiTKr<br />
Datum:<br />
Naam bureau:<br />
Conlactpersoon:<br />
9-3<br />
oprichting<br />
NPG<br />
Avebe««g la<br />
Foxhol<br />
4l68/NAA/hw/fvv/2<br />
23-12-2011<br />
NAA BV<br />
H.H. Wolierman<br />
Status: cfeRnitie f<br />
Het rapport van tel adviesbui^au is in het zone beheersmo<strong>de</strong>l Faxhol, Hoogezand West ingevoerd.<br />
Het rapport is opgesteld overeenkomstig <strong>de</strong> rekenparametErs die zijn aange^ven door <strong>de</strong><br />
zone beheer<strong>de</strong>r, ikl uitgangspunt <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze zonetoets is <strong>de</strong> toezegging van Avebe dat zij gcluidniimte<br />
inleveren conform het akoestisch on<strong>de</strong>izoek van Ramakers versie februari 2011 + 5 maatreg:len.<br />
In on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> tabel zij n <strong>de</strong> meuw bere ben<strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n lanfiE Reven.<br />
Beoor<strong>de</strong>lingspunten<br />
LangtiJdRemid<strong>de</strong>ld beoor<strong>de</strong>lingsniveau LA,XI •indB(A)<br />
Inrichting sec Etmaalwaar<strong>de</strong><br />
dag<br />
(n.09-lftOOiinr<br />
avond<br />
i%(n-23jooimr<br />
nacht<br />
23XO-07.coinir<br />
etmaalwaar<strong>de</strong><br />
industrieterrein totaal<br />
<strong>voor</strong> I lia<br />
inpassen nw rappoit<br />
Op controle punten<br />
NPGI 37.5 30.2 30.2 40<br />
NPG 2 45.2 39.3 39.3 49<br />
NPG 3 43.4 30.8 30.8 43<br />
NPG 4 42.5 30.2 30.2 42<br />
Op woninjsn me» MTG van SS dB(A)<br />
001 Knilweg 6 33.8 29.7 29.7 40 52 52<br />
002 C Imbossü- 36 37.4 35.1 35.1 45 55 55<br />
003 G Imbosslr 13 36.9 31.2 31.2 41 55 55<br />
009 Borgweg 2-4 33.3 25.4 25.4 35 55 55<br />
OpzoncRTens 50dB(A)<br />
135 27.0 19.7 19.7 30 49 49<br />
136 25.9 18.0 18.0 28 46 46<br />
140 22.0 14.5 14.5 24 44 44<br />
142 22.2 187 187 29 46 46<br />
Conclusie:<br />
Uit <strong>de</strong> betekening blijkt dal <strong>de</strong> invloed van het bedrijf op <strong>de</strong> woningen roet een MTG en op <strong>de</strong><br />
zonegrens zodanig is dal er geen overschrijdingen in <strong>de</strong> dog-, avond- of nachtpericxlc plaats vin<strong>de</strong>n.<br />
Indien Avebe geen geluidruimle inlevert zal het geluidsniveau op <strong>de</strong> woningen met een MTG wor<strong>de</strong>n<br />
overschre<strong>de</strong>n door Avebe en is cr geen geluidruimte TOor NPG.<br />
Opmerkingen:<br />
Het verschil in bereken<strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n nwl hel NAA rapport wordl veroorzaakt door hel toepassen van een<br />
an<strong>de</strong>re bodcmfactor op hel terrein van Avebe en NPG. Het resuUant valt gunstiger uit.<br />
d.d 244)4-2013 Zonebeheer<strong>de</strong>r P.J. Sniljer<br />
pagina 54 van 54