Eind goed, 167 al goed? - WODC
Eind goed, 167 al goed? - WODC
Eind goed, 167 al goed? - WODC
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Inleiding 15<br />
houdende veiligheidsnoodzaak, gekoppeld aan ongemotiveerdheid van de jeugdige,<br />
niet elders kan worden geëffectueerd' (Dienst Justitiële Inrichtingen, 1995).<br />
Strafrechtelijke maatregelen<br />
Wanneer een jongere wegens een strafbaar feit voor de rechter moet verschijnen,<br />
kan deze besluiten om in plaats van een straf een strafrechtelijke maatregel op te<br />
leggen. Ongeveer 20% van de in de behandelinrichtingen opgenomen jongeren heeft<br />
een strafrechtelijke maatregel opgelegd gekregen.<br />
Tot de invoering van het nieuwe jeugdstrafrecht eind 1995 had de kinderrechter de<br />
keuze uit drie strafrechtelijke maatregelen: Plaatsing in een inrichting voor Buitengewone<br />
Behandeling (PIBB), jeugd-tbr en de strafrechtelijke ots. De PIBB kon <strong>al</strong>leen<br />
worden opgelegd aan jongeren bij wie sprake was van een 'gebrekkige ontwikkeling<br />
of ziekelijke stoornis van de geestvermogens'. De PIBB was daarmee de maatregel<br />
voor ontoerekeningsvatbaren en vergelijkbaar met de tbs voor volwassenen. De<br />
jeugd-tbr was bedoeld voor gev<strong>al</strong>len waarbij heropvoeding nodig werd geacht en<br />
had niet te maken met ontoerekeningsvatbaarheid. Een strafrechtelijke ots verschilde<br />
eigenlijk niet van een civielrechtelijke ots. Het enige verschil was dat de ots <strong>al</strong>s<br />
een strafrechtelijke maatregel werd opgelegd. Met de invoering van het nieuwe<br />
jeugdstrafrecht is het mogelijk geworden straffen en maatregelen met een veel<br />
langere duur op te leggen dan voorheen. Onder het oude jeugdstrafrecht was de<br />
langste straf die jongeren opgelegd konden krijgen, een h<strong>al</strong>f jaar. Indien een jongere<br />
een strafrechtelijke maatregel opgelegd kreeg, kon het verblijf in een justitiële inrichting<br />
langer duren. Ongeacht wanneer de maatregel werd opgelegd, konden de<br />
strafrechtelijke ots en de jeugd-tbr doorlopen tot het achttiende jaar. In gev<strong>al</strong> van<br />
een PIBB duurde de maatregel maxima<strong>al</strong> tot de eenentwintigste verjaardag van een<br />
jongere.<br />
In het nieuwe jeugdstrafrecht, dat 1 september 1995 is ingegaan, kan aan jongeren<br />
tot 16 jaar een maxim<strong>al</strong>e straf van één jaar opgelegd worden. Jongeren van 16 en 17<br />
jaar kunnen maxima<strong>al</strong> twee jaar opgelegd krijgen.6 De drie strafrechtelijke maatregelen<br />
zijn vervangen door één nieuwe maatregel, de 'plaatsing in een inrichting<br />
voor jeugdigen' (PIJ). De duur van de maatregel is niet meer, zo<strong>al</strong>s voorheen, gekoppeld<br />
aan leeftijd, maar wordt in jaren uitgedrukt. De maatregel geldt voor twee jaar<br />
en kan verlengd worden, waarbij de tot<strong>al</strong>e duur niet meer dan vier jaar mag zijn.<br />
Indien er sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de<br />
geestvermogens mag de maatregel, inclusief de verlenging(en), ten hoogste zes jaar<br />
duren (Ten Siethoff, 1994). Daardoor is het nu bijvoorbeeld in principe mogelijk dat<br />
een jongere van 17 jaar die een Pij opgelegd krijgt, pas zes jaar later, op de leeftijd<br />
van 23 jaar, weer uit de inrichting vertrekt.<br />
6 Daarnaast bestaat er (en bestond er <strong>al</strong>tijd <strong>al</strong>) de mogelijkheid om jeugdigen vanaf 16 jaar te berechten<br />
onder het volwassenenstrafrecht, indien de ernst van het feit daartoe aanleiding geeft.