01.09.2013 Views

Eind goed, 167 al goed? - WODC

Eind goed, 167 al goed? - WODC

Eind goed, 167 al goed? - WODC

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Hoofdstuk 2 34<br />

cognitieve gedragstherapeutische interventies (gericht op het veranderen van irreële<br />

gedachten en interpretaties)26, gezinstherapieën en overlevingstochten27.<br />

Ook Weisz e.a. (1987) laten zien dat voor<strong>al</strong> therapie gebaseerd op (cognitief) gedragstherapeutische<br />

principes succes heeft.<br />

Beh<strong>al</strong>ve het soort interventie blijken ook andere behandelingskenmerken een rol<br />

te spelen. Zo speelt de mate van training van behandelaars een rol. Professionele<br />

therapeuten blijken meer succes te hebben bij geïntern<strong>al</strong>iseerde (naar binnen<br />

gerichte) problematiek. Bij geëxtern<strong>al</strong>iseerde (naar buiten gerichte) problematiek<br />

blijken ouders en profession<strong>al</strong>s even succesvol. De verklaring die hiervoor wordt<br />

aangedragen, is dat het bij geëxtern<strong>al</strong>iseerde problematiek gaat om opvoedingsachtige<br />

activiteiten die gericht zijn op discipline en het zich houden aan regels en<br />

dat adolescenten met extern<strong>al</strong>iserende problemen gemotiveerd zijn voor het snel<br />

leren van concrete zaken (Weisz e.a, 1987). Ook combinaties van interventies blijken<br />

nuttig. Zo blijkt de helft van de jongens uit een Amerikaanse strafinrichting er na<br />

vertrek beter aan toe te zijn na een combinatie van een token economy systeem met<br />

verplichte individuele én groepstherapie, en gezinstherapie naar keuze (Hagan en<br />

King, 1992). Andere factoren die een positief effect hebben zijn: de mogelijkheid tot<br />

het volgen van een onderwijs- of scholingsprogramma, een opnameduur langer dan<br />

drie maanden, het afmaken van het interventieprogramma, betrokkenheid van het<br />

personeel bij de opgenomen jongeren, de mate waarin ouders betrokken kunnen<br />

worden bij het programma en de mate waarin jongeren bekend zijn met en betrokken<br />

zijn bij het formuleren van 'hun' behandeldoelen (Curry, 1991; Wells, 1991).<br />

2.2.2 Nazorg<br />

In paragraaf 2.2 kwam <strong>al</strong> even aan de orde dat effecten van interventies vaak achter-<br />

wege blijven omdat jongeren na een relatief korte behandelperiode weer terug-<br />

komen in hun 'gewone' leven. Diverse auteurs zien de afwezigheid van hulpverle-<br />

ning na vertrek <strong>al</strong>s een belangrijke factor voor het uitblijven van blijvende behande-<br />

lingsresultaten. Zo wijst Curry (1991, p. 352) erop dat er'extensive after-care treat-<br />

ment' nodig is. Al tijdens het verblijf, maar ook na vertrek is het noodzakelijk met<br />

zowel de jongere <strong>al</strong>s zijn ouder(s) te werken.<br />

Greenwood en Turner (1993) stellen dat de omgeving waar jongeren naar teruggaan,<br />

zo onveilig en ongestructureerd is dat men niet kan verwachten dat een jaar in een<br />

behandelingshuis een modelburger van de opgenomen jongens maakt. Millham en<br />

Little (1991) zijn van mening dat residentiële hulpverlening uitstekend kan voor-<br />

bereiden op zelfstandig wonen en dat daarin zelfs meer succes te beh<strong>al</strong>en v<strong>al</strong>t dan<br />

26 Onder meer door: problem solving, negotiation skills, interpersona) skills training, ration<strong>al</strong>-emotive<br />

therapy, role-playing and modeling or cognitiue behavior modification (Izzo en Ross, 1990).<br />

27 Verwers en Van der Laan (1993) laten het tegenovergestelde zien: van overlevingstochten blijkt geen<br />

blijvend effect op recidive uit te gaan.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!