02.09.2013 Views

'Kennis is macht, doch meer dan kennis is karakter' - Politieacademie

'Kennis is macht, doch meer dan kennis is karakter' - Politieacademie

'Kennis is macht, doch meer dan kennis is karakter' - Politieacademie

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

’Kenn<strong>is</strong> <strong>is</strong> <strong>macht</strong>, <strong>doch</strong> <strong>meer</strong><br />

<strong>dan</strong> kenn<strong>is</strong> <strong>is</strong> karakter’<br />

Een kleine geschieden<strong>is</strong> van<br />

het politieonderwijs<br />

Pieter Tops en Ronald van der Wal


’Kenn<strong>is</strong> <strong>is</strong> <strong>macht</strong>,<br />

<strong>doch</strong> <strong>meer</strong> <strong>dan</strong> kenn<strong>is</strong> <strong>is</strong> karakter’<br />

Een kleine geschieden<strong>is</strong> van<br />

het politieonderwijs<br />

Verhaal geschreven ter gelegenheid van de opening van de nieuwe<br />

Concernlocatie (v/h De Weijert) van de <strong>Politieacademie</strong><br />

op 6 september 2010 te Apeldoorn<br />

Pieter Tops en Ronald van der Wal


Studenten van het Opleidingsinstituut voor Hogere Politie Ambtenaren (RIOHPA) in de<br />

bibliotheek van hun school in Hilversum. De foto <strong>is</strong> omstreeks 1960 genomen.<br />

De School voor Politiekunde beschikt over een Open Leer Centrum voor de studenten op alle<br />

locaties: Amsterdam, Apeldoorn, Den Haag, Drachten, Eindhoven en Rotterdam.<br />

Inleiding<br />

In deze bijdrage presenteren wij een kleine geschieden<strong>is</strong> van het Nederlandse<br />

politieonderwijs. Het gaat ons om de hoofdlijnen en om het schetsen van<br />

een perspectief waarbinnen huidige d<strong>is</strong>cussies over het politieonderwijs te<br />

plaatsen zijn. Het zal blijken dat de strijd om fatsoenlijk en gedegen politieonderwijs<br />

een stevige <strong>is</strong> geweest. Dat onderwijs heeft zich in de loop van de<br />

tijd ontwikkeld van een reeks weinig samenhangende bedrijfsopleidingen tot<br />

een volwaardige beroepsopleiding, die stevig in de politiewereld <strong>is</strong> geworteld<br />

maar een eigenstandige positie heeft. Die kenmerken van het huidige<br />

politieonderwijs verdienen zuinige behandeling, on<strong>dan</strong>ks kritiek die ook<br />

nodig en mogelijk <strong>is</strong>. Een aantal d<strong>is</strong>cussiepunten rond het politieonderwijs<br />

blijkt daarbij steeds weer terug te komen. Daartoe behoort onder andere de<br />

vraag of voor politiewerk wel een zware en hoogwaardige opleiding nodig<br />

<strong>is</strong>. Gegeven het belang en de complexiteit van het politiewerk <strong>is</strong> dit een<br />

merkwaardige vraag.<br />

Zoals gezegd gaan wij met zevenmijlslaarzen door de geschieden<strong>is</strong> van het<br />

politieonderwijs. We richten ons daarbij primair op de organ<strong>is</strong>ator<strong>is</strong>che<br />

ontwikkelingen, maar gaan zijdelings ook in op de inhoud en vorm van het<br />

politieonderwijs. Wie geïnteresseerd <strong>is</strong> in een <strong>meer</strong> uitgebreide beschrijving<br />

adv<strong>is</strong>eren wij om de kloeke studie van Van der Wal (2007) ter hand<br />

te nemen, die onderdeel <strong>is</strong> van een reeks studies naar de geschieden<strong>is</strong> van<br />

de Nederlandse politie onder leiding van Cyrille Fijnaut. Uiteraard zijn wij<br />

zo zorgvuldig mogelijk te werk gegaan, zeker bij de samenstelling van het<br />

overzicht op pagina 20-21, waarin de politiescholen die in de jaren zestig en<br />

zeventig zijn ontstaan, op een rij worden gezet. Heeft u echter aanvullingen<br />

of correcties, schroom <strong>dan</strong> niet contact met ons op te nemen. 1<br />

1 ronald.van.der.wal@politieacademie.nl, pieter.tops@politieacademie.nl.<br />

2 3


De geschieden<strong>is</strong> van het Nederlandse politieonderwijs <strong>is</strong> nog betrekkelijk<br />

jong. Zij start aan het einde van de 19e eeuw. Van serieuze overheidsbemoeien<strong>is</strong><br />

<strong>is</strong> pas vanaf de Duitse Bezetting sprake. Voor die tijd was het<br />

vooral gestoeld op particulier initiatief, dat incidenteel door de overheid<br />

werd gesubsidieerd.<br />

We hanteren in onze analyse de volgende indeling:<br />

1. de periode van 1886 tot de Tweede Wereldoorlog: pionieren vanuit de<br />

politievakbond<br />

2. de periode van de Duitse Bezetting tot 1957: eerste ervaringen met een<br />

centrale aanpak<br />

3. de periode van de Politiewet 1957 tot de oprichting van het LSOP (1992):<br />

proliferatie van politiescholen<br />

4. de periode vanaf 1992: LSOP, Politieonderwijs 2002, <strong>Politieacademie</strong> -<br />

naar een hoogwaardige beroepsopleiding<br />

4 5


Agenten van de rechercheopleiding tijdens een praktijkles over gipsafdrukken.<br />

Docent <strong>is</strong> C.J. van Ledden Hulsebosch, de pionier van het forens<strong>is</strong>ch onderzoek in Nederland.<br />

De foto <strong>is</strong> uit de jaren twintig van de vorige eeuw.<br />

De School voor Recherche beschikt ook anno 2010 over moderne onderwijs- en<br />

onderzoeksfaciliteiten.<br />

De periode van 1886 tot de Tweede Wereldoorlog:<br />

pionieren vanuit de politievakbond<br />

1.<br />

De noodzaak van een beroepsopleiding voor de politie werd eigenlijk pas<br />

aan het einde van de negentiende eeuw manifest. Voor die tijd waren de<br />

e<strong>is</strong>en die aan het politiepersoneel werden gesteld nog eenvoudig. De<br />

Amsterdamse hoofdcomm<strong>is</strong>sar<strong>is</strong> Versteeg omschreef ze – in een publicatie<br />

uit 1925 - als volgt:<br />

“lichaamskracht, een paar grote handen, waarmede ruw werd geduwd of<br />

tot arrestatie overgegaan, een druk gebruik van stok en sabel, en in het<br />

algemeen een ruw en onbesu<strong>is</strong>d optreden.”<br />

Een vooropleiding werd nauwelijks gevraagd. De meeste agenten hadden<br />

vaak niet <strong>meer</strong> <strong>dan</strong> enkele jaren lagere school genoten. Maar zelfs dat laatste<br />

was niet altijd het geval. Sommige inspecteurs in grote steden beklaagden<br />

zich <strong>dan</strong> ook over het feit dat zij <strong>meer</strong> tijd moesten besteden aan het<br />

taalkundig corrigeren van processen-verbaal <strong>dan</strong> aan het eigenlijke politiewerk.<br />

Niet alleen door de toename van wet- en regelgeving maar ook door de<br />

veranderende sociale verhoudingen en maatschappelijke omstandigheden<br />

ontstond er steeds <strong>meer</strong> behoefte aan scholing voor het politiepersoneel.<br />

In de grote steden werden in de jaren zeventig van de negentiende eeuw<br />

klasjes opgericht waarbij nieuwe agenten bekend werden gemaakt met de<br />

plaatselijke verordeningen. Door de hoge werkdruk werden veel van deze<br />

cursussen echter weer voortijdig beëindigd. Voor de kleinere gemeenten, die<br />

slechts een beperkte instroom van nieuw politiepersoneel kenden, was het<br />

opzetten en in stand houden van een eigen opleiding veel te kostbaar. Daar<br />

gebeurde vrijwel niets.<br />

De scholing van het politiepersoneel kreeg een belangrijke impuls in 1886<br />

met de oprichting van de eerste politievakorgan<strong>is</strong>atie. Deze Algemene Nederlandsche<br />

Politie-bond (ANPB) maakte de scholing van het politiepersoneel<br />

6 7


tot een van zijn speerpunten. In zijn statuten beloofde de bond plechtig zich<br />

te zullen inzetten voor de verbetering en de verheffing van de stand van de<br />

politieman. Die doelstelling kon onder <strong>meer</strong> worden bereikt door de politie<br />

op te leiden en verder te professional<strong>is</strong>eren. Meer concreet wilde de bond<br />

zich toeleggen op de “verbreiding van <strong>meer</strong>dere kenn<strong>is</strong> van het Politievak,<br />

bij de politie zelve en bij het publiek”. Onderwijs was in dit opzicht niet alleen<br />

een belangrijk instrument voor de verspreiding van vakkenn<strong>is</strong>, maar had<br />

ook tot doel de relatie met de burger te verbeteren.<br />

De bond vond dat scholing van de politie in eerste instantie een verantwoordelijkheid<br />

was van de rijksoverheid. Van meet af aan streefde de bond<br />

naar een wettelijke regeling van de politiezorg, die niet alleen <strong>meer</strong> eenheid<br />

in het versnipperde politiebestel moest aanbrengen, maar ook het politieonderwijs<br />

moest regelen. Net als in andere landen zou de regering politiescholen<br />

moeten opzetten. Het bevreemdde de bond ook dat de regering zich wel<br />

op andere terreinen met het onderwijs bemoeide. Genoemd werden onder<br />

<strong>meer</strong> het militair en het agrar<strong>is</strong>ch onderwijs en de cursussen voor douanebeambten<br />

en gemeentesecretar<strong>is</strong>sen. Toen de regering aan het einde van<br />

de negentiende eeuw aangaf dat zij het politieonderwijs niet als rijkstaak<br />

beschouwde maar als die van de gemeenten, besloot de ANPB zelf het heft<br />

in handen te nemen.<br />

In 1900 organ<strong>is</strong>eerde de bond voor het eerst het bondsexamen. Wie<br />

slaagde, kreeg het Politiediploma uitgereikt. De examenstof omvatte weten<br />

regelgeving en het schrijven van een proces-verbaal. Het Politiediploma<br />

groeide uit tot een waar succesnummer. Tussen 1900 en 1940 namen <strong>meer</strong><br />

<strong>dan</strong> 15.000 politiemensen aan het examen deel, dat tweemaal per jaar op<br />

verschillende plekken in het land werd afgenomen. Velen deden dit op<br />

vrijwillige bas<strong>is</strong> (wat de individuele behoefte aan kenn<strong>is</strong> nog maar eens aantoonde).<br />

Ook de gemeenten reageerden enthousiast en begonnen deelname<br />

aan het examen te stimuleren. Gediplo<strong>meer</strong>de agenten kregen een toe-<br />

lage op hun salar<strong>is</strong>. Steeds <strong>meer</strong> gemeenten stelden ook het bezit van een<br />

diploma als e<strong>is</strong> voor nieuw personeel. Het departement van Justitie steunde<br />

het bondsexamen met een kleine subsidie.<br />

Het bondsexamen zette aan tot <strong>meer</strong> professional<strong>is</strong>ering. Schriftelijke<br />

cursussen ter voorbereiding op het examen schoten als paddenstoelen uit de<br />

grond. Het beroemde leerboek van Stapel en De Koning (beiden toen nog<br />

werkzaam als inspecteur bij de politie en beiden lid van een examencomm<strong>is</strong>sie)<br />

heeft hier zijn oorsprong, maar er verschenen in deze tijd tientallen van<br />

dit soort inleidingen. Politiemensen en onderwijzers organ<strong>is</strong>eerden thu<strong>is</strong> “tussen<br />

de schuifdeuren” cursussen en verdienden zo een centje bij. In Rotterdam<br />

en Amsterdam werden de gemeentelijke korpsopleidingen vernieuwd<br />

en uitgebreid met speciale opsporingscursussen, die waren afgestemd op de<br />

laatste internationale ontwikkelingen op recherchegebied. In 1908 organ<strong>is</strong>eerde<br />

de Bond van Inspecteurs van Gemeentepolitie in Nederland het eerste<br />

inspecteurexamen.<br />

Gezien deze ontwikkeling waren de eerste twee decennia van de twintigste<br />

eeuw zonder enige twijfel een vruchtbare periode voor het politieonderwijs.<br />

Maar het was vooral een periode van zelfredzaamheid. Door particulier initiatief<br />

en inzet van de gemeenten werd het Nederlandse politiepersoneel op<br />

een hoger peil gebracht. De centrale overheid was slechts toeschouwer.<br />

Een nadeel was echter dat de kwaliteit van al deze onderwijsinitiatieven<br />

niet gegarandeerd was en ook niet werd gecontroleerd. Dat was de belangrijkste<br />

uitkomst van een landelijke enquête die de ANPB in 1917 organ<strong>is</strong>eerde<br />

naar de stand van het politieonderwijs. Leerplannen ontbraken, cursussen<br />

duurden te kort en de nadruk lag veel te veel op wetskenn<strong>is</strong>. Aan andere<br />

vaardigheden werd nauwelijks aandacht besteed.<br />

Op grond van zijn bevindingen drong de ANPB er bij de regering op aan<br />

om het initiatief te nemen. Toen ook ditmaal de bond nul op het rekest<br />

8 9


kreeg, besloot het bondsbestuur nog datzelfde jaar een eigen school in<br />

Hilversum te stichten, die demonstratief de naam van Model-Politievakschool<br />

kreeg (zie kader 1). De school was gevestigd in een fraaie villa aan de Graaf<br />

Flor<strong>is</strong>laan. Directeur van de school werd mr. P. Frima, wiens bibliotheek sinds<br />

enkele jaren <strong>is</strong> ondergebracht in de KLPD-kamer in Warnsveld.<br />

Tot aan de bezetting leverde de school jaarlijks dertig agenten af en vanaf<br />

1927 ook inspecteurs. In een tweejarige opleiding werd niet alleen aandacht<br />

besteed aan de traditionele theoret<strong>is</strong>che vakkenn<strong>is</strong>, maar ook aan opsporingstechnieken<br />

en specifieke politievaardigheden zoals de omgang met het<br />

publiek.<br />

De opleiding was razend populair. Het aantal belangstellenden dat zich<br />

jaarlijks aanmeldde, was vele malen groter <strong>dan</strong> het aantal beschikbare<br />

plaatsen. De leerlingen die de opleiding afrondden, waren gewild in de<br />

korpsen. De school was ook kwetsbaar. Zij werd grotendeels bekostigd uit<br />

de opbrengsten van een jaarlijks georgan<strong>is</strong>eerde bondsloterij en ontving een<br />

kleine overheidssubsidie. Toen als gevolg van de econom<strong>is</strong>che cr<strong>is</strong><strong>is</strong> van de<br />

jaren dertig de subsidie werd ingetrokken, de loterijopbrengsten terugliepen,<br />

en door een scheuring in de ANPB het ledental drast<strong>is</strong>ch afnam, gelukte het<br />

de school slechts met veel moeite om te overleven.<br />

De econom<strong>is</strong>che cr<strong>is</strong><strong>is</strong> van de jaren dertig toonde de kwetsbaarheid van<br />

de particuliere opleidingen eens te <strong>meer</strong> aan. Het was <strong>dan</strong> ook niet verwonderlijk<br />

dat de politiebonden ju<strong>is</strong>t in deze moeilijke tijd de druk op de<br />

regering weer opvoerden. De roep om staatsonderwijs klonk luider <strong>dan</strong> ooit.<br />

Maar volgens de regering stonden de enorme bezuinigingen op de overheidsuitgaven<br />

haar niet toe om kosten te maken voor het politieonderwijs.<br />

10 11<br />

kader 1<br />

De Model-Politievakschool<br />

Bouwe Welbedacht woonde in Dokkum. Het was halverwege de jaren<br />

dertig. De cr<strong>is</strong><strong>is</strong> had in volle hevigheid toegeslagen. Ook in het noorden<br />

van Friesland waren de gevolgen goed voelbaar. Zicht op vast werk was er<br />

nauwelijks. Op een gegeven moment hoorde Bouwe van een vriend over de<br />

in 1919 opgerichte Model-Politievakschool in Hilversum. Dat leek hem wel<br />

wat. Bouwe meldde zich aan, kreeg de nodige papieren thu<strong>is</strong>gestuurd en<br />

een oproep voor het toelatingsexamen in Hilversum. Hij was één van de ruim<br />

driehonderd gegadigden. Uiteindelijk konden er maar dertig worden toegelaten.<br />

Een dag voor het examen fietste hij naar Lemmer. Daar nam hij de nachtboot<br />

naar Amsterdam en ging vandaar weer per fiets naar Hilversum. Hij<br />

kwam ruim op tijd op zijn bestemming aan. In de statige villa aan de Graaf<br />

Flor<strong>is</strong>laan had hij eerst een gesprek met directeur Frima. In een ander lokaal<br />

werd hem het examen afgenomen. Toen dit alles achter de rug was, ging<br />

Bouwe weer per fiets terug naar Dokkum. Enkele dagen later hoorde hij dat<br />

hij werd toegelaten tot de opleiding.<br />

Voor hu<strong>is</strong>vesting werd gezorgd. Via de admin<strong>is</strong>tratie van de school<br />

kregen de leerlingen een adres voor kost en inwoning toegewezen. Voor<br />

onbemiddelde leerlingen was er een studiefonds. Het zakgeld bedroeg 15<br />

gulden in de week. De vakken waarin werd lesgegeven waren onder <strong>meer</strong>:<br />

m<strong>is</strong>daadonderzoek, signalementsleer, rekenen, strafrecht, bijzondere wetten,<br />

processen-verbaal, staatsinrichting, verbandleer, Frans (!), brandweer,<br />

aardrijkskunde en geschieden<strong>is</strong>. Ook aan sport werd de nodige tijd besteed:<br />

boksen, zwemmen in Crailo, gymnastiek in de gymzaal van de lokale HBS,<br />

schermen, handbal en voetbal.<br />

Het schoolregime was volgens verschillende oud-leerlingen streng maar<br />

rechtvaardig. De schoolregels werden ook stipt gecontroleerd. Fietsen die<br />

niet netjes op slot en recht in de stalling stonden, gingen een week aan de


ketting en de leerling moest lopen. Frima ging ook regelmatig de kosthui-<br />

zen langs. De voormalige leerling P.J. van IJzendoorn herinnert zich: “Op je<br />

pensionadres stond je om zeven uur naast je bed, snel wassen en aankleden.<br />

Immers het kon gebeuren dat mijnheer Frima aanbelde zo vroeg op de ochtend.<br />

Lag je nog in bed? … de straf volgde.”<br />

Iedere leerling had dagelijks twee verplichte studie-uren. Frima kwam<br />

<strong>dan</strong> regelmatig persoonlijk controleren of de leerling wel aan het werk was.<br />

Toen ooit twee leerlingen in hun studietijd in het kosthu<strong>is</strong> een potje aan het<br />

schaken waren, hoorden zij plotseling iemand aankomen op het grindpad.<br />

Haastig verstopten zij het schaakbord onder de tafel en pakten hun studieboeken.<br />

Maar er werd niet gebeld. Achteraf bleek de plotselinge bezoeker<br />

inderdaad Frima te zijn geweest. De volgende ochtend riep hij namelijk een<br />

van de leerlingen bij zich en vertelde hem dat hij de volgende keer zijn toren<br />

beter naar een ander vak kon verplaatsen omdat hij anders het spel zou hebben<br />

verloren.<br />

12 13


Wachtmeester E.A. Boesaard geeft een praktijkles over de Vogelwet. Boesaard was instructeur<br />

aan de Opleidingsschool van het Korps Rijkspolitie te Arnhem. De foto stamt uit de jaren vijftig<br />

van de vorige eeuw.<br />

Ook de docenten van nu maken gebruik van nieuwe technologieën om kenn<strong>is</strong> aan de<br />

studenten over te brengen.<br />

De periode van de Duitse Bezetting tot 1957:<br />

eerste ervaringen met een centrale aanpak<br />

2.<br />

Pas tijdens de Duitse bezetting kwam het staatsonderwijs van de grond. In<br />

relatief korte tijd werden naar Duits model <strong>meer</strong>dere politiescholen ingericht<br />

waaronder het Politieopleidingbataljon in Schalkhaar, een rechercheschool<br />

en een school voor politieofficieren. Het opleidingsbataljon functioneerde<br />

bijna drie jaar. De rechercheschool en de officiersopleiding hielden het nog<br />

geen jaar vol. Het onderwijs stond vooral ten dienste van de nazificatie en<br />

de militar<strong>is</strong>ering van de Nederlandse politie. Het aanleren van vakkenn<strong>is</strong> en<br />

politievaardigheden waren ondergeschikt aan dit doel.<br />

Maar de toon was gezet. Het staatsmodel sprak de overheid wel aan. In<br />

het Politiebesluit 1945 bepaalde de regering dat de opleiding van de politie<br />

voortaan een overheidstaak zou zijn. In de plannen die kort hierna werden<br />

gepresenteerd, ging men uit van een bas<strong>is</strong>opleiding, een kaderopleiding en<br />

een apart instituut voor het hogere politiepersoneel. Het min<strong>is</strong>terie van<br />

Justitie zou de kar gaan trekken.<br />

Deze ambities liepen echter al snel stuk. Eerst brak een strijd uit tussen<br />

Justitie en Binnenlandse Zaken. Het laatste departement wilde de opleiding<br />

van het gemeentelijke politiepersoneel zo veel mogelijk in eigen hand<br />

houden. Dit moest eerst worden geregeld alvorens het aan de uitvoering<br />

van de plannen wilde meewerken. Vervolgens trapte min<strong>is</strong>ter van Financiën<br />

Lieftinck op de rem. Met het oog op de belabberde financieel-econom<strong>is</strong>che<br />

situatie van het naoorlogse Nederland vond hij een al te grote uitgave voor<br />

het politieonderwijs onverantwoord. Daarom stelde Financiën in 1947 voor<br />

om het politieonderwijs weer in handen te geven van de politiebonden. Die<br />

vlieger ging echter niet op. Hoewel de bonden eerst nog verdeeld waren,<br />

vormden zij ten slotte toch één front en hielden vast aan het standpunt dat<br />

het politieonderwijs een overheidstaak was.<br />

14 15


Van de oorspronkelijke onderwijsplannen werd uiteindelijk alleen de op-<br />

leiding voor politieofficieren ten uitvoer gebracht, overigens opnieuw na een<br />

felle strijd tussen de departementen van Justitie en Binnenlandse Zaken. Het<br />

conflict ging zowel over de organ<strong>is</strong>atie van het onderwijs (internaatsmodel<br />

of niet) als over de zeggenschap (Binnenlandse Zaken vond de invloed van<br />

Justitie te groot). De hoofdrolspelers Van Zoelen (Justitie) en Mijnlieff (Binnenlandse<br />

Zaken) vochten hun conflict deels uit over het hoofd van Frima,<br />

de oud-directeur van de Model-Politievakschool en nu door Justitie voorgedragen<br />

als beoogd directeur van de nieuwe opleiding. Zelfs het feit dat de<br />

echtgenote van Frima een apotheek dreef, werd tegen hem gebruikt; het<br />

zou haar onvoldoende in staat stellen om de rol van (onbezoldigd) ‘moeder<br />

der compagnie’ te vervullen.<br />

In 1948 begonnen <strong>dan</strong> toch de voorbereidingen voor het Rijksinstituut<br />

voor de Opleiding van Hogere Politieambtenaren (RIOHPA) in Hilversum.<br />

Frima werd uiteindelijk tot directeur benoemd. De eerste cursussen begonnen<br />

in 1950. Het waren aspiranten van zowel de rijks- als gemeentepolitie.<br />

Zij kregen een tweejarige opleiding voor politieofficier. In 1967 verhu<strong>is</strong>de de<br />

school naar Apeldoorn waar zij verder ging onder de naam van Nederlandse<br />

<strong>Politieacademie</strong>.<br />

Voor het overige voerden de rijks- en gemeentepolitie ieder hun eigen<br />

koers. Dit pakte voor het Korps Rijkspolitie gunstiger uit <strong>dan</strong> voor de gemeentepolitie.<br />

Al in 1948 opende de school voor de Eerste Opleiding zijn<br />

deuren in N<strong>is</strong>telrode. De belangrijkste reden voor oprichting was het feit dat<br />

de theoret<strong>is</strong>che kenn<strong>is</strong> van het politiepersoneel lager was <strong>dan</strong> voor de Bezetting.<br />

De eerste lichtingen bestonden uit politiemannen die uit de praktijk<br />

waren teruggetrokken voor een bijscholing van drie maanden. In 1951 betraden<br />

de eerste aspiranten het schoolterrein. In datzelfde jaar begon het Korps<br />

Rijkspolitie ook een kaderopleiding in Bilthoven, waar een jaar later ook de<br />

eerste verkeersopleiding voor het korps van start ging.<br />

Eigenlijk kan deze situatie, die tot 1957 voortduurde, worden aangemerkt<br />

als een nieuwe periode van zelfredzaamheid. Dit keer waren het echter niet<br />

de bonden of particulieren maar de verschillende overheden zelf die opleidingen<br />

begonnen te organ<strong>is</strong>eren. Het min<strong>is</strong>terie van Justitie deed dit voor<br />

het Korps Rijkspolitie, de gemeenten voor de gemeentepolitie. De grote steden<br />

Amsterdam, Rotterdam en Den Haag organ<strong>is</strong>eerden hun eigen opleidingen.<br />

Zij hadden te maken met een constante instroom van nieuw personeel<br />

wat een opleiding ook rendabel maakte. Dat was het niet voor de kleinere<br />

gemeenten. Voor deze groep werd de oplossing aan het begin van de jaren<br />

vijftig gevonden in de vorm van provinciaal politieonderwijs op bas<strong>is</strong> van een<br />

gemeenschappelijke regeling.<br />

De provincie Zuid-Holland beet het spits af. In 1952 startte een opleiding<br />

voor nieuwe agenten in Wassenaar. Het was letterlijk pionieren. De school<br />

was gevestigd in een jeugdherberg, zodat er alleen ’s winters kon worden<br />

lesgegeven. In de zomermaanden moest de jeugdherberg open zijn voor vakantiegangers.<br />

De aspiranten kregen daarom een stoomcursus aangeboden<br />

van acht weken. Deze was volgens deskundigen veel te kort om iemand voor<br />

te bereiden op een zelfstandige uitoefening van de surveillancedienst. Maar<br />

de comm<strong>is</strong>sie van voorbereiding verwierp deze kritiek met de opmerking dat<br />

voor de surveillance slechts de “aller-noodzakelijkste” kenn<strong>is</strong> vere<strong>is</strong>t was. In<br />

het korps kon de opleiding <strong>dan</strong> worden voortgezet.<br />

Het Zuid-Hollandse voorbeeld kreeg al spoedig navolging. In 1953 ging in<br />

het Limburgse Doenrade een gemeenschappelijke opleiding van start voor<br />

het zuiden van land. In 1959 volgden de oostelijke en noordelijke provincies<br />

met een eigen opleidingsinstituut in Lochem.<br />

16 17


De ME-opleiding in Exloo begin jaren 70 van de vorige eeuw.<br />

Demonstratie van een molotov cocktail.<br />

De ME-opleiding in Ossendrecht in het begin van de 21ste eeuw.<br />

Oefeningen in een levensechte omgeving.<br />

De periode van de Politiewet 1957 tot de oprichting<br />

van het LSOP (1992): proliferatie van politiescholen<br />

3.<br />

De Politiewet 1957 zorgde voor de uiteindelijke doorbraak in het politieonderwijs.<br />

De wet stelde de beide politiemin<strong>is</strong>teries verantwoordelijk voor<br />

het politieonderwijs. Het min<strong>is</strong>terie van Binnenlandse Zaken begon nu orde<br />

op zaken te stellen en de opleiding voor de gemeentepolitie aan regels te<br />

binden. Er kwamen zes opleidingsinstituten, drie grootstedelijke scholen en<br />

drie regionale scholen. Voor iedere school gold een minimale capaciteit van<br />

ongeveer 100 leerlingen.<br />

Behalve de bas<strong>is</strong>opleiding en het RIOHPA was er nu ook ruimte voor special<strong>is</strong>t<strong>is</strong>che<br />

opleidingen. De toenemende complexiteit van de samenleving en<br />

de daardoor groeiende variëteit van het politiewerk vroegen om steeds <strong>meer</strong><br />

kenn<strong>is</strong> en vaardigheid op special<strong>is</strong>t<strong>is</strong>che onderdelen van het politiewerk zoals<br />

het verkeer, de openbare orde en de recherche. Voor de locaties werd veelal<br />

gebruik gemaakt van hotels en recreatieterreinen. Dat gold in ieder geval<br />

voor de opleiding van de recherche en de mobiele eenheden. Daardoor kon<br />

er net als in Wassenaar alleen ’s winters worden lesgegeven. Bij de ME-opleiding<br />

in het Drentse Echten had men een extra handicap. Als de wind verkeerd<br />

stond, waaiden de traangaswolken in de richting van de omliggende<br />

boerderijen wat steevast aanleiding was voor klachten van omwonenden.<br />

Opvallend was ook dat vrijwel alle scholen in tweevoud werden opgezet:<br />

een voor de rijkspolitie en een voor de gemeentepolitie. Alleen het RIOHPA<br />

en de rechercheschool waren uitzonderingen op deze regel. Bij de rechercheschool<br />

waren duidelijke afspraken gemaakt: tweederde deel van de curs<strong>is</strong>ten<br />

was afkomstig van de gemeentepolitie en eenderde deel van de rijkspolitie.<br />

In de jaren zeventig verhu<strong>is</strong>den de opleidingen naar vaste locaties. Kader 2<br />

geeft een overzicht.<br />

Ook onderwijsinhoudelijk veranderde er veel. Vanaf de jaren vijftig werd het<br />

traditionele concept van theoret<strong>is</strong>che vorming steeds <strong>meer</strong> losgelaten om<br />

18 19


kader 2<br />

Overzicht Politiescholen periode 1957-1992<br />

De eerste kolom geeft de soort opleiding weer, de tweede kolom geeft de<br />

vestigingsplaats aan<br />

Bas<strong>is</strong>opleidingen<br />

Bas<strong>is</strong>opleiding rijkspolitie N<strong>is</strong>telrode (1948-1955)<br />

Arnhem (1955-1975)<br />

Horn (1967-1991)<br />

Harlingen (1974-1997)<br />

Apeldoorn (1975-1992)<br />

Bas<strong>is</strong>opleiding gemeentepolitie1 Wassenaar (1952-1971)<br />

Den Haag/Rotterdam2 (tot 1983)<br />

Doenrade/Heerlen (1954-2002)<br />

Lochem (1959-2002)<br />

Overveen/Amsterdam (1956-2004)<br />

Leusden (1968-2004)<br />

Kaderscholen<br />

Kaderschool Gemeentepolitie3 Zutphen (1966-1997)<br />

Kaderschool Rijkspolitie<br />

Bilthoven (1948-1957)<br />

Centraal Instituut voor Opleiding en Vorming, CIOV Arnhem (1957-1970)<br />

(vanaf 1983)<br />

Amsterdam (1970-1975)<br />

Apeldoorn (1975-1993)<br />

Leidinggevenden<br />

Rijksinstituut voor de Opleiding van Hogere Politieambtenaren<br />

(RIOPHA) 4<br />

Nederlandse <strong>Politieacademie</strong>, NPA (vanaf 1967)<br />

Pietersbergconferenties<br />

Studiecentrum voor Hogere Politie-ambtenaren<br />

(vanaf 1962)<br />

Politiestudiecentrum (vanaf 1978)<br />

Hilversum 1948-1967<br />

Apeldoorn (Kleiberg) 1967-2004<br />

Oosterbeek (1951-1962)<br />

Heelsum (1962-1967)<br />

Warnsveld (1967-1994)<br />

Rechercheopleidingen<br />

Rechercheschool Wolfheze (hotel) (1963-1977)<br />

Zutphen (1977-2010)<br />

Opleidingen Mobiele Eenheid<br />

Opleidingscentrum Mobiele Eenheden<br />

Gemeentepolitie (OCME)<br />

ME opleiding rijkspolitie (vanaf 1970 Centrale<br />

Opleiding Mobiele Eenheden, COME)<br />

In 1991 samengevoegd in het Politie-instituut Openbare<br />

Orde en Veiligheid (PIOV), later Politie-instituut<br />

voor Openbare Orde en Gevaarbeheersing (PIOG)<br />

Woensdrecht (1971-1991)<br />

Echten (1967-1970)<br />

Exloo (1970-1973)<br />

Neerijnen (1973-1984)<br />

Horn/Baexem (1984-1991)<br />

Hoogerheide/Ossendrecht (1991- )<br />

Verkeersopleidingen<br />

Verkeersopleiding gemeentepolitie Zandvoort (Bouwes-palace)<br />

(1968-1977)<br />

Noordwijkerhout (1977-1988)<br />

Verkeersopleiding Korps Rijkspolitie Bilthoven (1949-1984)<br />

Apeldoorn (1984-1988)<br />

Gemeenschappelijke slipbaan Rijks- en<br />

Vliegbas<strong>is</strong> Soesterberg (1965-1971)<br />

Gemeentepolitie<br />

Enspijk5 (1971-1993)<br />

In 1988 samengevoegd in het<br />

Apeldoorn (1988- )<br />

Politie Verkeers Instituut (PVI)<br />

Lelystad (1989- )<br />

1 De scholen voor gemeentepolitie vonden hun bas<strong>is</strong> in de Wet Gemeenschappelijke Regelingen (WGR), waarbij Heerlen 31<br />

gemeenten omvatte, Amsterdam 21 gemeenten, Lochem 48 gemeenten en Leusden aanvankelijk 39 gemeenten.<br />

2 Den Haag en Rotterdam hadden volwaardige eigen scholen. Er hebben plannen bestaan die beide scholen samen te voegen.<br />

Daarvoor zou zelfs bouwgrond zijn gevonden in Delft in de tweede helft van de jaren zeventig. Met de komst van de<br />

HPO eindigde het bestaan van de beide scholen en werden zij bij Leusden gevoegd.<br />

3 Ten behoeve van de Kaderschool Gemeentepolitie, de Rechercheschool en het Studiecentrum Hogere Politieambtenaren<br />

bestond er een Centrale Dienst Politie-instituten Zutphen en Warnsveld, die taken had op het gebied van onder <strong>meer</strong> de<br />

hotel- en restaurantvoorziening, onderhoud gebouwen en comptabiliteit.<br />

4 In de accommodatie van het voormalige RIOPHA <strong>is</strong> ook het Landelijk Selectiecentrum voor de Gemeentepolitie gevestigd<br />

geweest. Ook de Selectiecomm<strong>is</strong>sie voor de Nederlandse <strong>Politieacademie</strong> voerde daar haar werkzaamheden uit.<br />

5 Deze baan bestond uit twee ellipsvormige banen die in spiegelbeeld waren aangelegd, waarvan de ene bestemd was voor<br />

de rijkspolitie en de andere voor de gemeentepolitie. Zie ook de site rijkspolitiegroepen.nl, voormalige slipbaan Enspijk.<br />

20 21


plaats te maken voor <strong>meer</strong> prakt<strong>is</strong>che vorming. Al in de jaren vijftig begon<br />

men te experimenteren met groepsgesprekken en vaardigheidstrainingen.<br />

Een aspirant moest zich door middel van praktijksimulaties kunnen oefenen<br />

in de voor het politievak vere<strong>is</strong>te eigenschappen als tact, geduld en de gave<br />

zich in te leven in uiteenlopende situaties.<br />

In 1957 werd op de rijkspolitiescholen een nieuw lesprogramma geïntroduceerd<br />

waarin het onderdeel mentale vorming een eigen plaats kreeg. De<br />

scholen voor de gemeentepolitie volgden in 1963 (zij leidden op voor het<br />

zogenaamde Politiediploma A). Veel <strong>meer</strong> nog <strong>dan</strong> de rijkspolitie zochten<br />

zij de aansluiting bij de maatschappelijke omgeving waarin de politieambtenaar<br />

functioneerde. Die omgeving was sterk veranderd en stelde andere<br />

en hogere e<strong>is</strong>en aan de politie. Mentale vorming - opgesplitst in de vakken<br />

maatschappelijke- en persoonlijkheidsvorming - werd een belangrijk onderdeel<br />

van de opleiding en moest eigenschappen aankweken als zelfd<strong>is</strong>cipline,<br />

doorzettingsvermogen, teamgeest en leiderschap. “Kenn<strong>is</strong> <strong>is</strong> <strong>macht</strong>, <strong>doch</strong><br />

<strong>meer</strong> <strong>dan</strong> kenn<strong>is</strong> <strong>is</strong> karakter”, zo werd opgemerkt bij de opening van de<br />

nieuwe politieschool in Heerlen (1959). Ook het onderwijsprogramma van de<br />

Nederlandse <strong>Politieacademie</strong> werd omgezet naar het model van het hoger<br />

beroepsonderwijs, met een vierjarige opleiding waarin een praktijkjaar was<br />

opgenomen. 1<br />

Beroemd en berucht in deze tijd was het zogenaamde B-examen om<br />

brigadier te worden (bij zowel de rijks- als de gemeentepolitie). Het was een<br />

zwaar examen, al in 1948 geïntroduceerd, waar hard voor geblokt moest<br />

worden. Veel politieagenten <strong>dan</strong>kten er hun gedetailleerde kenn<strong>is</strong> van de<br />

Vogelwet 1936 aan. Een officiële opleiding bestond er niet voor, maar in veel<br />

korpsen werd ondersteuning en hulp georgan<strong>is</strong>eerd (zie kader 3).<br />

1 In de studie van Van der Wal wordt deze ontwikkeling abusievelijk toegeschreven aan B.L. Anema, comm<strong>is</strong>sar<strong>is</strong> van politie<br />

uit Rotterdam. Deze trad echter pas in 1973 aan. Primair verantwoordelijk zijn H.W. Olffers (hoofdcomm<strong>is</strong>sar<strong>is</strong> uit Utrecht)<br />

en zijn staf. Olffers begon in 1969.<br />

geen uitzondering.<br />

22 23<br />

kader 3<br />

Het B-diploma<br />

Nadat het politiediploma A was behaald, moesten politiemensen, wilden ze<br />

bevorderd worden tot brigadier (gemeentepolitie) of opperwachtmeester<br />

(rijkspolitie) voldoen aan een aantal vere<strong>is</strong>ten. Ze moesten een beoordeling<br />

hebben waaruit bleek dat ze geschikt waren voor deze functie en daarnaast<br />

moesten ze aantonen dat ze bekwaam waren. Dat laatste gebeurde<br />

door het volgen van de kaderschool en het behalen van het politiediploma<br />

B. Vooral dat B-diploma <strong>is</strong> voor veel mensen een ware bezoeking geweest.<br />

Het bestond uit twee delen mondeling examen, namelijk hoofdvakken en<br />

bijzondere wetten en een schriftelijk deel, bestaande uit het schrijven een<br />

proces-verbaal m<strong>is</strong>drijf en een rapport of advies. Binnen de politiekorpsen<br />

en d<strong>is</strong>tricten werd dat georgan<strong>is</strong>eerd. Er werd gedurende twee jaar één dag<br />

per week les gegeven door collega’s. Na die twee jaar slaagde echter slechts<br />

een deel voor het examen, waarna op eigen kracht, via particulier georgan<strong>is</strong>eerde<br />

cursussen of via een schriftelijke cursus van het LOI, toch werd<br />

geprobeerd het diploma te behalen. Voor velen een echte lijdensweg. Er zijn<br />

mensen die wel <strong>meer</strong> <strong>dan</strong> tien keer zijn opgegaan voor het examen en het<br />

nooit hebben gehaald.<br />

Een keer per jaar was er gelegenheid om in te schrijven voor het examen.<br />

Daar was je zelf verantwoordelijk voor. Het examen werd georgan<strong>is</strong>eerd<br />

door de Inspecties Onderwijs van Binnenlandse Zaken en Justitie en gehouden<br />

in vier examencentra Emmen, Apeldoorn, Tilburg en Amsterdam.<br />

Het werd afgenomen door examinatoren uit de politiepraktijk, waarvan<br />

velen betrokken waren bij het lesgeven. De leidraad voor het examen werd<br />

jaarlijks vastgesteld. Daarin stonden de wetsartikelen die beheerst moesten<br />

worden. Er was echter geen opleiding voor de docenten en ook niet voor de<br />

examinatoren. Ook waren er geen echte criteria vastgesteld waaraan een<br />

docent of examinator moest voldoen. Dit had tot gevolg dat er nogal wat<br />

verschil was in kwaliteit, zowel van de opleiding als van het examen. Vragen<br />

in hoeverre het strafbaar was om ontucht te plegen met nijlpaarden waren


Maar de ontwikkelingen gingen allemaal niet snel genoeg. Uit onderzoek<br />

in de jaren zeventig bleek dat de theoret<strong>is</strong>che vorming toch nog steeds het<br />

meeste gewicht kreeg. Het onderdeel mentale vorming kwam te weinig tot<br />

bloei. De scholen hadden moeite om het onderwijs naar de praktijk te vertalen.<br />

De kritiek op het onderwijs groeide, wat nog eens werd aangewakkerd<br />

door de maatschappelijke veranderingen van de late jaren zestig. Mondjesmaat<br />

werden vernieuwende onderwijsmethoden geïntroduceerd. Door<br />

middel van rollenspelen leerde de aspirant om de theorie in een gespeelde<br />

werkelijkheid toe te passen. Dit gebeurde onder <strong>meer</strong> met behulp van bandof<br />

filmopnamen. Revolutionair waren de docenten die praktijkgevallen naar<br />

de school meebrachten. Zij lieten prostituees en verslaafden voor de klas<br />

vertellen hoe het er in het werkelijke leven aan toeging.<br />

De maatschappelijke veranderingen waren ook aanleiding voor het schrijven<br />

van het gezaghebbende rapport Politie in Verandering. Daarin pleitte de<br />

Projectgroep Organ<strong>is</strong>atiestructuren in 1977 voor een vermaatschappelijking<br />

van de politie. Zij zag daarin ook een belangrijke rol voor het politieonderwijs<br />

weggelegd. Dit resulteerde in de Herziening Primaire Politie-Opleiding,<br />

beter bekend als de HPO. De HPO stond voor een opleiding waarin de<br />

nadruk kwam te liggen op de handhaving van een ordelijk en soepel verlopend<br />

openbaar leven, op conflictbeheersing en op politiële hulpverlening.<br />

Onderwijsinhoudelijk betekende dit een vermindering van de “theoret<strong>is</strong>che<br />

ballast”. De vrijgekomen tijd kon aldus worden besteed aan vorming. De<br />

opleiding bestond uit drie fasen: de eerste was vooral gericht op het vergaren<br />

van kenn<strong>is</strong>, de tweede bestond uit een stage in een van de korpsen en<br />

de derde was bedoeld om de aldus opge<strong>dan</strong>e ervaringen te bespreken, uit<br />

te werken en te delen met anderen. Het HPO werd in 1983 ingevoerd. Vanaf<br />

dat moment was het politieonderwijs op alle scholen voor het lager politie-<br />

personeel eenduidig naar vorm en inhoud. Het was een belangrijke stap in<br />

de richting van een politieonderwijs dat nu veel <strong>meer</strong> aansloot op de praktijk.<br />

De nieuwe lesmethoden deden een belangrijk beroep op de zelfstandigheid<br />

en de weerbaarheid van de aspirant, eigenschappen die hij op straat<br />

hard nodig zou hebben.<br />

De kaderscholen leidden niet alleen op tot politieofficier. Meer en <strong>meer</strong><br />

werden hier politiemensen ook geschoold in didact<strong>is</strong>che vaardigheden. Het<br />

overgrote deel van het onderwijs werd immers door de politie zelf verzorgd.<br />

Naar schatting was ongeveer een op de twintig politiemensen belast met het<br />

opleiden van de anderen.<br />

Naast het officiële onderwijs, bleven ook altijd vormen van particulier onder-<br />

wijs bestaan. Een voorbeeld <strong>is</strong> het Politievormingscentrum (PVC) in Epe, dat<br />

door de plaatselijke korpschef, Hans Osseweyer, in het leven werd geroepen.<br />

Het stond bekend om zijn progressieve oriëntatie, waarin het nauw aansloot<br />

bij de ideeën uit Politie in Verandering. Het PVC was in sterke mate gericht<br />

op wijkagenten, surveillanten en andere op handhaving georiënteerde politiemensen.<br />

Het instituut werd deels ook door het departement van Binnenlandse<br />

Zaken gefinancierd.<br />

Nieuwe institutionele ontwikkelingen dienden zich aan halverwege de jaren<br />

tachtig toen de eerste stappen werden gezet om opleidingen voor rijks- en<br />

gemeentepolitie onder een dak te brengen. De handhaving van twee opleidingsstelsels<br />

werd onder druk van de bezuinigingen op de overheidsuitgaven<br />

<strong>meer</strong> en <strong>meer</strong> onhoudbaar. De samenvoeging van deze stelsels was een voor<br />

die tijd nog gedurfd experiment. Gehoopt werd dat de samenvoeging van<br />

de scholen als breekijzer zou kunnen fungeren in het moeizaam verlopende<br />

integratieproces van het Korps Rijkspolitie en de gemeentepolitie. In 1988<br />

werden als eerste de verkeersscholen samengevoegd.<br />

24 25


Vier jaar later werd dit proces afgerond en was het LSOP een feit. Dat was in<br />

1992, twee jaar voor de algemene politiereorgan<strong>is</strong>atie die een fusie betekende<br />

tussen de gemeentelijke politiekorpsen (ruim 140) en het korps Rijkspolitie.<br />

Ab Goedendorp was van de organ<strong>is</strong>atie de eerste algemene directeur<br />

en de organ<strong>is</strong>atienaam was aanvankelijk LISOP; de directie was gevestigd in<br />

Amersfoort.<br />

Van een leien dakje ging de fusie overigens niet. Zo werd vanuit de NPA<br />

en de andere scholen voor leidinggevenden geprobeerd om via de oprichting<br />

van een Politie Management Instituut buiten het LSOP te blijven. De poging<br />

m<strong>is</strong>lukte. Ook de samenvoeging en sluiting van afzonderlijke scholen veroorzaakten<br />

vaak ongenoegen en verdriet. Politiemensen brachten er immers<br />

hun vormende jaren door en docenten hadden er hun hart aan verpand. De<br />

ratio noopte tot aanvaarding van de nieuwe situatie, maar het gevoel zei bij<br />

velen wat anders.<br />

26 27


Studenten van de rijkspolitie krijgen les aan de hand van een schaalmodel van een<br />

verkeerssituatie. Oefenstof op de opleidingsschool in Arnhem. De foto <strong>is</strong> uit eind jaren zestig<br />

van de vorige eeuw.<br />

Agenten krijgen bij de School voor Handhaving, onder andere in Lelystad,<br />

een uitvoerige praktijktraining.<br />

4.<br />

<strong>Politieacademie</strong> - naar een hoogwaardige beroepsopleiding<br />

De periode vanaf 1992: LSOP, Politieonderwijs 2002,<br />

Ook voor het LSOP gold het credo “alle begin <strong>is</strong> moeilijk”. Het kostte het<br />

nieuwe instituut de nodige moeite om zich een volwaardige plaats in het<br />

politiebestel te verwerven. In een periode waarin het marktdenken ook binnen<br />

de overheid gestaag veld won, beschouwden verscheidene korpschefs<br />

het LSOP als gedwongen winkelnering. Korpsen hadden veel kritiek op de<br />

onderwijsmethoden, vonden dat de opleiding te lang duurde en er te weinig<br />

rekening werd gehouden met specifieke lokale of regionale behoeften.<br />

Het LSOP probeerde zo veel mogelijk aan de vraag van de korpsen tegemoet<br />

te komen. Enerzijds deed het dit door de invoering van modulair onderwijs,<br />

waarmee het een hernieuwde relatie met de praktijk wilde leggen.<br />

Anderzijds trachtte het aan de wensen van de korpsen tegemoet te komen<br />

door een <strong>meer</strong> flexibel en marktgericht onderwijsbeleid te voeren, met een<br />

waaier aan producten. In 1991 werd de bas<strong>is</strong>opleiding herzien. Nieuwe opleidingen<br />

als de Primaire Opleiding Medewerker Bas<strong>is</strong>politiezorg, beter bekend<br />

als de POMB, en de opleiding voor politiesurveillant werden ontwikkeld en<br />

aangeboden.<br />

Maar on<strong>dan</strong>ks alle inspanningen van de kant van het LSOP bleef de<br />

relatie met de korpsen moeilijk. De d<strong>is</strong>cussie over het politieonderwijs raakte<br />

sterk gepolar<strong>is</strong>eerd en gepolit<strong>is</strong>eerd. Geluiden van de korpsen om met het<br />

eigen beroepsonderwijs te breken en de opleiding door andere onderwijsinstellingen<br />

te laten verzorgen, werden steeds vaker gehoord.<br />

In 1996 greep het min<strong>is</strong>terie in. De beide politiedepartementen spraken<br />

zich duidelijk uit voor het behoud van een eigen beroepsopleiding voor de<br />

politie. Doorslaggevend voor hun keuze was de belangrijke en unieke positie<br />

van de Nederlandse politie, als special<strong>is</strong>t in veiligheid, binnen het staatsbestel.<br />

Een daarvoor opleidende instantie diende, door de heel eigen aard en<br />

identiteit van de politieorgan<strong>is</strong>atie, haar aparte positie in het Nederlands<br />

onderwijsbestel te behouden. In sommige organ<strong>is</strong>aties was het volgens de<br />

beide min<strong>is</strong>ters essentieel dat de beroepsbeoefenaren zich een “esprit de<br />

28 29


corps” en eenheid van houding en optreden eigen maakten. De politie was<br />

in hun ogen zo’n organ<strong>is</strong>atie. De zienswijze op de taak en functie van de<br />

politieorgan<strong>is</strong>atie was het beste gediend met een eigen politieonderwijsinstituut<br />

dat één duidelijk herkenbaar en definieerbaar veld bestreek.<br />

Tegelijkertijd erkenden de min<strong>is</strong>ters dat bij de totstandkoming van het<br />

LSOP vooral de organ<strong>is</strong>ator<strong>is</strong>che aspecten voorop hadden gestaan. Hoewel<br />

ook de kwaliteitsverbetering van het politieonderwijs een belangrijk doel zou<br />

zijn geweest, had de inhoud van het onderwijs veel minder aandacht gekregen.<br />

Door middel van een nieuw project met de naam Toekomstig Onderwijs<br />

voor de Politie (TOP) wilden de departementen de kwaliteit van het<br />

onderwijs verbeteren waarbij de aansluiting tussen onderwijs en politiepraktijk<br />

voorop stond. Bovendien streefde men naar aansluiting met het reguliere<br />

onderwijs. Tussen 1997 en 1999 kwam een nieuw onderwijsmodel tot stand.<br />

Optimale afstemming van het onderwijs op de korpsen, een betere onderlinge<br />

samenwerking en vermaatschappelijking door afstemming op het regulier<br />

onderwijs (via een vergelijkbare kwalificatiestructuur) waren de centrale<br />

begrippen in dit model dat bekend werd als Politieonderwijs 2002.<br />

Peter IJzerman, de voormalig korpschef van Twente, gaf als voorzitter van<br />

het College van Bestuur van het LSOP tussen 1997 en 2003 leiding aan dit<br />

proces. Nieuw in dit programma <strong>is</strong> ook het duale karakter van het onderwijs.<br />

In plaats van aparte stageperiodes die op vaste punten in de opleiding<br />

zijn verweven, worden praktijk en onderwijs op gezette tijden afgew<strong>is</strong>seld.<br />

Tijdens het leren in de praktijk – het woord stage <strong>is</strong> vervangen door de term<br />

“werkend leren” – levert de student een bijdrage aan de dagelijkse uitvoering<br />

van de politietaak. Het onderwijs werd competentiegericht en begrippen<br />

als beroepsprofielen en kernopgaven deden hun intrede. De examinering<br />

werd onafhankelijk georgan<strong>is</strong>eerd. Er werd niet langer een onderscheid<br />

gemaakt tussen een opleiding voor officieren en onderofficieren.<br />

Om officier te worden, moest je eerst in de praktijk aantonen over de benodigde<br />

kwaliteiten te beschikken.<br />

In 2004 veranderde het LSOP zijn naam in <strong>Politieacademie</strong>. In de wet op<br />

het Politieonderwijs werd aan de <strong>Politieacademie</strong> ook een eigen kenn<strong>is</strong>- en<br />

onderzoeksfunctie toegekend, bedoeld om het onderwijs en de politiepraktijk<br />

te voeden en bij de tijd te houden. Gaandeweg <strong>is</strong> die kenn<strong>is</strong>- en onderzoeksfunctie<br />

tot ontwikkeling gebracht. Belangrijk daarin <strong>is</strong> de totstandkoming<br />

van PolitieKenn<strong>is</strong>Net (PKN) geweest, een digitale databank gevuld met<br />

operationele politiekenn<strong>is</strong>. Iets later in de tijd <strong>is</strong> een aantal lectoren aan de<br />

<strong>Politieacademie</strong> benoemd. Ook de onderbrenging van het onderzoeksprogramma<br />

Politie & Wetenschap in de <strong>Politieacademie</strong> <strong>is</strong> een markant moment<br />

in de ontwikkeling van de onderzoeks- en kenn<strong>is</strong>functie geweest.<br />

30 31


Docente Annelies Kamp-Sterk geeft les over het onderwerp jeugdzaken aan een groep<br />

aspiranten aan de opleidingsschool in Apeldoorn. De foto <strong>is</strong> uit begin jaren tachtig van de<br />

vorige eeuw.<br />

Anno 2010 <strong>is</strong> het contact met ervaren docenten, veelal politiemedewerkers, nog altijd de spil<br />

van het politieonderwijs.<br />

Tot slot<br />

De geschieden<strong>is</strong> van het politieonderwijs <strong>is</strong> een bijzondere. De aanzet werd<br />

gegeven door politiemensen zelf. Politiebonden en particulieren waaronder<br />

ook veel politiemensen, hebben zich lange tijd intensief ingezet om het<br />

politiepersoneel te scholen. De bemoeien<strong>is</strong> van de rijksoverheid kwam pas in<br />

een later stadium op gang en niet eerder <strong>dan</strong> nadat de bonden weigerden<br />

om nog verder een actieve rol te spelen. De geschieden<strong>is</strong> van het politieonderwijs<br />

<strong>is</strong> ook het verhaal van een voortdurende zoektocht naar de ju<strong>is</strong>te<br />

onderwijsmethoden. Steeds weer stelt de samenleving nieuwe e<strong>is</strong>en aan het<br />

onderwijs. Toch zijn er ook wel een paar constanten.<br />

In de eerste plaats <strong>is</strong> het opvallend dat de rijksoverheid zo lange tijd zijn<br />

verantwoordelijkheid voor gedegen politieonderwijs ontkend heeft. Voor een<br />

van de kerninstituties van de staat, die <strong>is</strong> toegerust met het geweldsmonopolie<br />

en een omvangrijk sanctioneringpotentieel, zou men een gedegen door de<br />

staat geïnitieerde opleidingsstructuur verwachten, vergelijkbaar bijvoorbeeld<br />

met de opleiding voor de Koninklijke Marechaussee, die intensief en hoogwaardig<br />

was.<br />

Een van de redenen voor dit tekort <strong>is</strong> gelegen in de ingewikkelde, duale<br />

en gedecentral<strong>is</strong>eerde organ<strong>is</strong>atiestructuur van de politie. De rijksoverheid<br />

kon daardoor zijn verantwoordelijkheid op gemeenten afschuiven. Tussen<br />

de departementen van Binnenlandse Zaken en Justitie deden zich regelmatig<br />

stevige conflicten voor. Het ontbreken van een heldere centrale organ<strong>is</strong>atiestructuur<br />

heeft voor de kwaliteit van de politieopleiding negatieve consequenties<br />

gehad, zo kan worden geconstateerd.<br />

Een derde constante <strong>is</strong> de voortdurende d<strong>is</strong>cussie over kwaliteit en complexiteit<br />

van het politievak. Nog tot in de jaren zestig werd de analyse van<br />

de Amsterdamse comm<strong>is</strong>sar<strong>is</strong> Versteeg uit het begin van ons verhaal, door<br />

velen gedeeld. Bij kwaliteits- en niveauverhoging worden snel kanttekeningen<br />

geplaatst. Is dat voor het bas<strong>is</strong>politiewerk wel echt nodig <strong>is</strong> steeds de<br />

vraag? Financiële overwegingen en capaciteitsargumenten (er <strong>is</strong> altijd een<br />

32 33


overvraging van de politie) spelen daar een rol in. Het lijkt er daarbij sterk op<br />

dat niet alleen de relevante bestuurlijke omgeving, maar ook de politie zelf<br />

snel geneigd <strong>is</strong> om de complexiteit van de dagelijkse politiefunctie te onderschatten<br />

waardoor de lengte en de zwaarte van de bas<strong>is</strong>politieopleiding<br />

steeds weer ter d<strong>is</strong>cussie staat.<br />

Tot slot kan in het perspectief van de geschieden<strong>is</strong> van het politieonderwijs<br />

worden geconstateerd, dat met de huidige opleiding een stevige stap<br />

<strong>is</strong> gezet naar een hoogwaardig en eigenstandig politieonderwijs. Van een<br />

reeks bedrijfsscholen heeft het zich ontwikkeld tot een volwaardige beroepsopleiding,<br />

die ook ondersteund wordt door een eigenstandige kenn<strong>is</strong>functie.<br />

Zuinig omgaan met de kenmerken van dat instituut <strong>is</strong> daarbij op zijn plaats.<br />

In alle kritiek die er ook bestaat op inrichting en inhoud van het onderwijs<br />

<strong>is</strong> het goed om ons dat te real<strong>is</strong>eren. Aanpassingen zijn noodzakelijk, want<br />

het onderwijs moet een levend en zich voortdurend actual<strong>is</strong>erend geheel<br />

blijven. Het competentiegericht leren <strong>is</strong> bijvoorbeeld op sommige plekken te<br />

ver doorgeschoten; kenn<strong>is</strong>overdracht en structuur voor de student dienen<br />

geherwaardeerd te worden. Op een aantal plekken kan de opleiding korter.<br />

Niveauverhoging (‘hbo-<strong>is</strong>ering’) <strong>is</strong> wenselijk, maar <strong>dan</strong> wel op een streetw<strong>is</strong>e<br />

manier. Voor beursstudenten <strong>is</strong> best een plaats in te ruimen. Aanpassingen<br />

als deze zijn noodzakelijk om kwaliteit en steun voor het nieuwe politieonderwijs<br />

overeind te houden. Maar dat kan alleen in het diepe besef dat<br />

ook behoedzaamheid nodig <strong>is</strong> om de essentiële kenmerken, in de loop van<br />

<strong>meer</strong> <strong>dan</strong> een eeuw ontwikkeld en bevochten, overeind te houden.<br />

Dit te <strong>meer</strong> omdat hier sprake <strong>is</strong> van een niet te onderschatten bijdrage<br />

van Nederland aan de ontwikkeling van de politie in andere landen en op<br />

Europees niveau. Met waardering wordt in veel landen gekeken naar de<br />

kwaliteit en inrichting van het Nederlandse onderwijsstelsel ten behoeve van<br />

de politie, inclusief de ondersteuning en voeding daarvan door middel van<br />

kenn<strong>is</strong> en onderzoek. De buitenlandse belangstelling <strong>is</strong> zo<strong>dan</strong>ig, dat nu al<br />

een aantal jaren met veel succes een introductie wordt verzorgd onder de<br />

titel ‘Police education below the sea level’. Het <strong>is</strong> een vorm van kenn<strong>is</strong>export,<br />

die ook te beschouwen <strong>is</strong> als een uitdrukking van ‘soft power’ in de soms<br />

harde wereld van politie en veiligheid. Nu het politiewerk <strong>meer</strong> en <strong>meer</strong><br />

internationaal georiënteerd raakt, heeft dit voordelen waar niet alleen het<br />

buitenland, maar ook de politie in Nederland van kan profiteren. 1<br />

1 Met <strong>dan</strong>k aan Meindert van der Vegt, Michiel Holtackers, Klaas Klaver, Alice Vellinga, Cyrille Fijnaut en Peter Kiestra voor<br />

hun commentaar op een eerdere versie van dit verhaal.<br />

34 35


Het politiediploma uit 1928, uitgegeven onder auspiciën van De Algemene Nederlandsche<br />

Politie-Bond.<br />

Beknopte bronnenlijst<br />

ANPB, Rapport van de comm<strong>is</strong>sie vakopleiding, Amsterdam 1915.<br />

ANPB, Gedenkboek 1887-1937, Dokkum 1937.<br />

Beusekom, A.L., Politieopleiding. Hoe zij vroeger was, thans <strong>is</strong> en hoe zij<br />

worden kan, Wageningen 1917.<br />

Fijnaut C., Geschieden<strong>is</strong> van de Nederlandse politie. Een staatsinstelling<br />

in de maalstroom van de geschieden<strong>is</strong>, Amsterdam 2007.<br />

Jonge J.A. de, Korps Rijkspolitie 1945-1994, Apeldoorn 1993.<br />

Kelder J.J., De Schalkhaarders. Nederlandse Politiemannen naar<br />

nationaal-social<strong>is</strong>t<strong>is</strong>che snit, Veen 1990.<br />

Programma Evaluatie Politieonderwijs, Partners in leren. Evaluatie van het<br />

samenhangend stelsel van politieonderwijs, Apeldoorn 2007.<br />

Reenen P. van, ‘Politieleiding en haar opleiding. Een oriëntatie op de<br />

toekomst’, in WODC, Justitiële verkenningen, 1983, nr. 1, p. 32-35.<br />

Scholten, Th. en N.N. Waterschoot, Een herinnering aan het politieonderwijs<br />

in Zuid-Nederland 1954-2002, Heerlen 2002.<br />

Stuurgroep Herziening Primaire Opleiding, Eindrapport, Den Haag 1980.<br />

Versteeg, H.J., Van schout tot hoofdcomm<strong>is</strong>sar<strong>is</strong>, Amsterdam 1925.<br />

Wal, R. van der, De geschieden<strong>is</strong> van de Nederlandse politie.<br />

De vakorgan<strong>is</strong>atie en het beroepsonderwijs, Amsterdam 2007.<br />

36 37


Mr. P. Frima (1893-1969) was directeur van<br />

de Modelpolitievakschool in de jaren 1923-<br />

1942 en van het Rijksinstituut tot Opleiding<br />

van Hogere Politieambtenaren in de periode<br />

1946-1957. Deze opleidingen, beide geves-<br />

tigd in Hilversum, kunnen worden gezien als<br />

voorlopers van de huidige <strong>Politieacademie</strong>.<br />

Peter IJzerman (1944) was korpschef van<br />

de Politie Twente. In de periode 1997-2003<br />

was hij bestuursvoorzitter van het LSOP, de<br />

voorloper van de <strong>Politieacademie</strong>. Onder<br />

zijn leiding kwam de vernieuwing van het<br />

Politieonderwijs, PO 2002, tot stand.<br />

Colofon<br />

Uitgave <strong>Politieacademie</strong><br />

Datum 6 september 2010<br />

ISBN 978-90-79149-28-5<br />

Oplage 6000<br />

Over de auteurs Prof.dr. Pieter Tops <strong>is</strong> lid van het College van<br />

Bestuur van de <strong>Politieacademie</strong> en hoogleraar<br />

bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg.<br />

Dr. Ronald van der Wal <strong>is</strong> als senior-onderzoeker<br />

aan de <strong>Politieacademie</strong> verbonden.<br />

Fotografie Archief <strong>Politieacademie</strong><br />

Met <strong>dan</strong>k aan het Nederlands Politiemuseum voor<br />

het beschikbaar stellen van het h<strong>is</strong>tor<strong>is</strong>che fotomateriaal.<br />

Productiebegeleiding Communicatie & Marketing <strong>Politieacademie</strong><br />

Vormgeving CLIC-soft & design bv, Enschede<br />

Drukwerk De Bink, Leiden<br />

© 2010 <strong>Politieacademie</strong><br />

Behoudens de door de wet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden<br />

verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt zonder schriftelijke toestemming van de<br />

<strong>Politieacademie</strong>, die daartoe door de auteurs met uitsluiting van ieder ander<br />

onherroepelijk <strong>is</strong> ge<strong>macht</strong>igd.<br />

38 39


Pieter Tops en Ronald van der Wal schreven een kleine geschieden<strong>is</strong> van<br />

het Nederlandse politieonderwijs. Het gaat hen om de hoofdlijnen en<br />

om het schetsen van een perspectief waarbinnen huidige d<strong>is</strong>cussies over<br />

het politieonderwijs te plaatsen zijn. De strijd om fatsoenlijk en gedegen<br />

politieonderwijs <strong>is</strong> een stevige geweest, zo blijkt uit het verhaal. Vakbonden<br />

hebben daarin aan het begin van de vorige eeuw een cruciale rol gespeeld.<br />

Het onderwijs heeft zich vervolgens ontwikkeld van een reeks weinig<br />

samenhangende bedrijfsopleidingen tot een volwaardige beroepsopleiding,<br />

die sterk in de politiewereld <strong>is</strong> geworteld maar een eigenstandige positie<br />

heeft. De kenmerken van het huidige politieonderwijs verdienen in het<br />

licht van deze geschieden<strong>is</strong> een zuinige behandeling, zo betogen de<br />

auteurs. Gegeven de complexiteit en het maatschappelijk belang van goed<br />

politiewerk, <strong>is</strong> het merkwaardig dat de vraag steeds weer terugkeert of<br />

de politie wel een gedegen en hoogwaardige opleiding nodig heeft, zo<br />

stellen zij.<br />

Prof.dr. Pieter Tops <strong>is</strong> lid van het College van Bestuur van de <strong>Politieacademie</strong><br />

en hoogleraar bestuurskunde in Tilburg. Dr. Ronald van der Wal <strong>is</strong> senioronderzoeker<br />

aan de <strong>Politieacademie</strong>.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!