02.09.2013 Views

Toetscommissie interventies jeugd - Thuis Op Straat

Toetscommissie interventies jeugd - Thuis Op Straat

Toetscommissie interventies jeugd - Thuis Op Straat

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Toetscommissie</strong><br />

<strong>interventies</strong> <strong>jeugd</strong><br />

Eerste TIJ-rapportage over<br />

zeven <strong>jeugd</strong><strong>interventies</strong><br />

Toetsing juni 2012


2<br />

e e r s t e t i j-r a p p o r ta g e<br />

t o e t s i n g j u n i 2012


Woord vooraf<br />

In de onlangs gepubliceerde misdaadmeter van het Algemeen Dagblad wordt<br />

Rotterdam niet langer aangemerkt als minst veilige gemeente van Nederland. Een<br />

verdienste van de <strong>Toetscommissie</strong> Interventies Jeugd (TIJ)?<br />

Neen, dat zeker nog niet. Het bewijst echter eens te meer dat het installeren en de<br />

activiteiten van de toetscommissie niet op zichzelf staan. De context waarbinnen<br />

TIJ opereert, is er een waarbinnen het inzetten van juist die <strong>interventies</strong> die hun<br />

waarde hebben bewezen steeds belangrijker wordt. Vooral in een tijd met krimpende<br />

(overheids)financiën is dit van groot belang.<br />

Na een periode waarin de leden van TIJ een solide en zorgvuldig toetsingsproces in<br />

elkaar hebben gedraaid, is de toetscommissie klaar voor het delen van haar eerste<br />

resultaten met u.<br />

Met gepaste trots presenteert de TIJ haar eerste rapport. Hierin zijn de oordelen en<br />

adviezen opgenomen van in totaal zeven <strong>interventies</strong> die deel uit maken van het<br />

Rotterdamse <strong>jeugd</strong>beleid.<br />

De <strong>Toetscommissie</strong> Interventies Jeugd<br />

V.l.n.r. Fleur van der Werf (TIJ-lid), Yeter Demirci (TIJ-lid),<br />

Onno de Zwart, Alex Hekelaar (TIJ-lid), Pascal Bisscheroux<br />

(TIJ-lid), Joren van Popta, wethouder De Jonge, Anne Marijke<br />

Bannink (TIJ-lid), Ton Legerstee (TIJ-lid), Maurice Geluk (TIJ-<br />

e e r s t e t i j-r a p p o rta g e<br />

lid), Toon Voorham (TIJ-lid) en Hanneke Klunder.<br />

to e t s i n g j u n i 2012<br />

3


4<br />

e e r s t e t i j-r a p p o r ta g e<br />

t o e t s i n g j u n i 2012


Inhoudsopgave<br />

1 Inleiding 7<br />

2 Werkwijze 8<br />

3 Resultaten 10<br />

4 Bon Bini 11<br />

A. Beschrijving door TIJ 11<br />

B. Toetsing door TIJ 15<br />

5 Lots / Samen leren 16<br />

A. Beschrijving door TIJ 16<br />

B. Toetsing door TIJ 19<br />

C. Reactie op toetsing door TIJ 21<br />

6 Mosquito 22<br />

A. Beschrijving door TIJ 22<br />

B. Toetsing door TIJ 25<br />

C. Reactie op toetsing door TIJ 27<br />

7 <strong>Op</strong>boxen 28<br />

A. Beschrijving door TIJ 28<br />

B. Toetsing door TIJ 32<br />

C. Reacties op toetsing door TIJ 35<br />

8 Pak je kans 36<br />

A. Beschrijving door TIJ 36<br />

B. Toetsing door TIJ 41<br />

9 Pilot straatcoaches 42<br />

A. Beschrijving door TIJ 42<br />

B. Toetsing door TIJ 45<br />

C. Reactie op toetsing door TIJ 47<br />

10 <strong>Thuis</strong> op straat Charlois 49<br />

A. Beschrijving door TIJ 49<br />

B. Toetsing door TIJ 53<br />

C. Reactie op toetsing door TIJ 56<br />

11 Evaluatie van de pilotfase 57<br />

11.1 Het toetsproces 57<br />

11.2 Stimuleren van kenniscirculatie 60<br />

11.3 Effectief werken in de <strong>jeugd</strong>sector 60<br />

12 Samenstelling en contactgegevens 61<br />

e e r s t e t i j-r a p p o rta g e<br />

to e t s i n g j u n i 2012<br />

5


6<br />

e e r s t e t i j-r a p p o r ta g e<br />

t o e t s i n g j u n i 2012


1<br />

Inleiding Het<br />

Rotterdamse <strong>jeugd</strong>beleid krijgt vorm rondom een aantal doelstellingen. Het college<br />

van burgemeester en wethouders wil meer kinderen in een kansrijk en veilig thuis<br />

laten opgroeien; op tijd en adequaat handelen bij risico<strong>jeugd</strong>; jongeren beter laten<br />

presteren in het onderwijs; voortijdig uitval in het onderwijs voorkomen en de risico’s op<br />

dakloosheid bij jongeren bestrijden. Deze doelstellingen zijn vastgelegd in verschillende<br />

gemeentelijke programma’s.<br />

In de afgelopen jaren zijn talloze <strong>jeugd</strong><strong>interventies</strong> ontwikkeld en ingezet met<br />

financiering van het Rijk, de stadsregio Rotterdam, gemeente en/of deelgemeenten. Tot<br />

op heden ontbreekt echter een compleet beeld van zowel de hoeveelheid <strong>interventies</strong><br />

als van de resultaten die daarmee worden behaald. Dubbels en witte vlekken in het<br />

aanbod zijn niet bekend en alleen op onderdelen zijn de effectiviteit, het bereik en de<br />

kosten inzichtelijk.<br />

Grote stad, veel <strong>interventies</strong><br />

Voor iedere deelgemeente, wijk, buurt, maar ook op stedelijk niveau worden<br />

<strong>jeugd</strong><strong>interventies</strong> ontwikkeld en ingezet. Dat we daar ‘als Rotterdam’ bedreven in zijn<br />

(geweest), wordt duidelijk met de inventarisatie van <strong>jeugd</strong><strong>interventies</strong> (afgerond januari<br />

2012). In zes deelgemeenten worden 321 <strong>interventies</strong> ingezet: 187 stedelijke en 134<br />

deelgemeentelijke <strong>interventies</strong> 1 . Voor de gehele stad met veertien deelgemeenten<br />

impliceert dit een veelvoud. Voor het overgrote deel geldt dat niet inzichtelijk is tot<br />

welke resultaten de verschillende aanpakken leiden en het is onbekend of zaken dubbel<br />

worden gedaan en sprake is van leemtes in beleid.<br />

Ontwikkelingen als evidence based werken, gebiedsgerichte inzet, professioneler<br />

opdracht geverschap en optimalisatie van het aanbod winnen in toenemende mate aan<br />

populariteit. Krimpende financiën en een veranderende rol van de (lokale) overheid zijn<br />

redenen hiertoe. Een belangrijke ontwikkeling is daarnaast dat de gemeente Rotterdam<br />

vanaf 2014 verantwoordelijk wordt voor alles wat met <strong>jeugd</strong> en <strong>jeugd</strong>zorg te maken<br />

heeft. Daarom zijn binnen het concern processen op gang gebracht die het <strong>jeugd</strong>veld<br />

en de coördinatie daarop anders moeten organiseren.<br />

Doen wat werkt<br />

De <strong>Toetscommissie</strong> Interventies Jeugd wil het beste voor alle jongeren in Rotterdam. Dit<br />

betekent voor TIJ dat de <strong>jeugd</strong>inter venties die ontwikkeld en ingezet worden, gebaseerd<br />

zijn op ‘wat werkt’. Het gaat TIJ om het (gebiedsgerichte) gebruik van <strong>jeugd</strong><strong>interventies</strong><br />

die bewezen effectief zijn (in theorie en praktijk) en dat er op voorhand een gefundeerde<br />

discussie wordt gevoerd over de samenhang in doel, doelgroep en aanpak, waardoor<br />

het behalen van aantoonbare resultaten in de stad aannemelijk(er) wordt.<br />

1 Rapportage bestuursopdracht OGOR-<strong>jeugd</strong>. Herziening <strong>jeugd</strong><strong>interventies</strong> en vereenvoudigde<br />

zorgcoördinatie d.d. 24 januari 2012.<br />

e e r s t e t i j-r a p p o rta g e<br />

to e t s i n g j u n i 2012<br />

7


8<br />

2<br />

Werkwijze<br />

e e r s t e t i j-r a p p o r ta g e<br />

t o e t s i n g j u n i 2012<br />

TIJ werkt aan een kwalitatief hoogwaardiger aanbod van <strong>jeugd</strong><strong>interventies</strong> en een<br />

verdere professionalise ring van (deel)gemeentelijk opdrachtgeverschap in het<br />

Rotterdamse <strong>jeugd</strong>beleid. Zij doet dit door gezaghebbende adviezen te geven over<br />

de effectiviteit van <strong>jeugd</strong>inter venties alsmede over de aanwezigheid van werkzame<br />

bestanddelen. Tegelijkertijd stimuleert TIJ de discussie over evidence based werken.<br />

Enerzijds door bruggen te slaan tussen wat werkt volgens de wetenschap en wat werkt<br />

in de Rotterdamse praktijk. Anderzijds doet zij dit doordat de toetscommissieleden<br />

onderbouwen waarom iets wel of niet deugt, adviseren hoe het beter kan en kritisch zijn<br />

op het eigen functioneren. TIJ gaat het gesprek aan en brengt partijen bij elkaar.<br />

Voor het uitvoeren van haar opdracht maakt de toetscommissie gebruik van de<br />

wetenschap pelijke kennis uit het Kennisfundament (WODC) en de methodiek van Nicis<br />

Institute/Jeugdfabriek om <strong>interventies</strong> te screenen en te beoordelen op effectiviteit. In<br />

de beginfase bevat het Kennisfundament voldoende kennis om de <strong>jeugd</strong><strong>interventies</strong> te<br />

toetsen. Naarmate TIJ zich gaat bezighouden met curatieve en preventieve <strong>interventies</strong><br />

zal eveneens gebruik gemaakt worden van andere relevante, wetenschappelijke<br />

kennisbronnen/kennisinstituten.<br />

Stappen in het toetsproces<br />

TIJ kan zelf getoetst worden op de zorgvuldigheid en correctheid van haar<br />

werkzaamheden. De werkwijze is bovendien transparant, waardoor TIJ haar<br />

onafhankelijkheid kan garanderen<br />

De werkwijze van de toetscommissie in deze pilotfase is als volgt:<br />

1. <strong>Op</strong>drachtgever en opdrachtnemer ontvangen een (wethouders)brief met daarin het<br />

verzoek tot medewerking aan de toetsing;<br />

2. <strong>Op</strong>drachtgever en opdrachtnemer leveren TIJ informatie over de gevraagde<br />

interventie (het streven is volledigheid). Indien nodig geacht, volgt een verzoek tot<br />

aanvullende informatie;<br />

3. TIJ voert in- en extern gesprekken met sleutelfiguren;<br />

4. TIJ stelt een beschrijving (conceptrapportage) van de interventie op;<br />

5. <strong>Op</strong>drachtgever en opdrachtnemer worden gevraagd om hoor/wederhoor op<br />

feitelijkheden in de beschrijving;<br />

6. TIJ toetst de interventie en brengt een oordeel/advies uit. De interventie wordt<br />

beoordeeld als: kansrijk, kansarm of project ter verbetering;<br />

7. <strong>Op</strong>drachtgever en opdrachtnemer worden gevraagd om een reactie op het oordeel.<br />

TIJ voegt de eventuele reactie toe, achter het eindadvies;<br />

8. TIJ brengt advies uit aan de wethouder Onderwijs, Jeugd en Gezin.<br />

Als gevolg van de evaluatie van de pilotfase is de werkwijze van TIJ aangescherpt (zie<br />

paragraaf 11.1 Het toetsproces).


Prioritering<br />

<strong>Op</strong> verzoek van de wethouder van Onderwijs, Jeugd en Gezin zijn er door het ministerie<br />

van Veiligheid en Justitie middelen beschikbaar gesteld ten behoeve van het oprichten<br />

van de toetscommissie 2 . Vanwege het beschikbare wetenschappelijke instrumentarium<br />

om <strong>jeugd</strong>interven ties mee te beoordelen, en omdat het gezien de hoeveelheid<br />

<strong>interventies</strong> onmogelijk is ze allemaal op korte termijn te toetsen, ligt in eerste instantie<br />

de focus op het voorkomen van overlastgevend en/of crimineel gedrag bij jongeren (en<br />

dus het reduceren van de risico’s hierop). <strong>Op</strong> termijn screent de toetscommissie zoveel<br />

mogelijk <strong>interventies</strong> uit het gehele <strong>jeugd</strong>domein.<br />

De mate waarin <strong>interventies</strong> bijdragen aan het voorkomen van overlastgevend en/<br />

of crimineel gedrag bij jongeren lopen in aanleg uiteen van <strong>interventies</strong> in de justitiële<br />

keten (bijv. voorkomen van recidief) tot <strong>interventies</strong> waarbij de relatie met crimineel<br />

gedrag (bijna) niet aantoonbaar is (analoog aan de veiligheidsketen repressief, curatief/<br />

preventief en pro-actief), terwijl op theoretische gronden die relatie heel aannemelijk<br />

kan zijn.<br />

2 ‘Verzoek ondersteuning doorontwikkeling en implementatie Kennisfundament’, zoals op 8 september<br />

2011 door wethouder OJG aan minister Veiligheid en Justitie is verstuurd (kenmerk: 719433).<br />

e e r s t e t i j-r a p p o rta g e<br />

to e t s i n g j u n i 2012<br />

9


10<br />

3<br />

Resultaten<br />

e e r s t e t i j-r a p p o r ta g e<br />

t o e t s i n g j u n i 2012<br />

Bon Bini<br />

LOTS/Samen Leren<br />

Mosquito<br />

<strong>Op</strong>boxen<br />

Pak Je Kans<br />

Pilot <strong>Straat</strong>coaches<br />

<strong>Thuis</strong> op <strong>Straat</strong> Charlois<br />

In de pilotfase heeft de toetscommissie zeven <strong>interventies</strong> getoetst. Er is bewust<br />

gekozen voor zeven zeer diverse <strong>jeugd</strong><strong>interventies</strong>/projecten teneinde de werkwijze<br />

van TIJ uiteindelijk zo breed mogelijk toepasbaar te maken. Het oordeel dat TIJ een<br />

interventie uiteindelijk geeft bestaat uit drie categorieën:<br />

1. Kansrijk: de beoogde doelen zijn gerealiseerd en middels onderzoek(sliteratuur) is<br />

aannemelijk gemaakt dat de interventie, zoals die is uitgevoerd, substantieel hieraan<br />

heeft bijgedragen.<br />

2.<br />

3.<br />

Project ter verbetering: de beoogde doelen zijn niet gerealiseerd, maar middels<br />

onderzoek(sliteratuur) is minimaal aannemelijk gemaakt dat de interventie bij een<br />

juiste (integere) uitvoering tot de beoogde doelen kan leiden.<br />

Kansarm: de beoogde doelen zijn niet gerealiseerd noch kan (middels<br />

onderzoeksliteratuur aannemelijk worden gemaakt dat de interventie bij een integere<br />

uitvoering tot de realisatie van de beoogde doelen zal leiden.<br />

Onderstaand overzicht toont de zeven <strong>interventies</strong> met het oordeel van TIJ. Voor de<br />

onderbouwing van het oordeel wordt u verwezen naar de specifieke hoofdstukken.<br />

Wetenschappelijke basis<br />

(onderzoek, ervaring en/of methode)<br />

Nee<br />

Ja<br />

Nee<br />

Nee<br />

Ja<br />

Ja<br />

Ja<br />

Oordeel TIJ Onderbouwing TIJ<br />

Kansarm<br />

Project ter verbetering<br />

Project ter verbetering<br />

Project ter verbetering<br />

Project ter verbetering<br />

Project ter verbetering<br />

Kansrijk<br />

Zie pag. 11-15<br />

Zie pag. 16-21<br />

Zie pag. 22-27<br />

Zie pag. 28-35<br />

Zie pag. 36-41<br />

Zie pag. 42-48<br />

Zie pag. 49-56<br />

Leeswijzer<br />

Onderstaand volgen de rapportages van de zeven <strong>interventies</strong> die door de<br />

toetscommissie zijn getoetst. Achtereenvolgens komen aan bod: Bon Bini (H4),<br />

LOTS/Samen Leren (H5), Mosquito (H6), <strong>Op</strong>boxen (H7), Pak Je Kans (H8), Pilot<br />

<strong>Straat</strong>coaches (H9) en <strong>Thuis</strong> op <strong>Straat</strong> Charlois (H10).<br />

Per interventie wordt gestart met de beschrijving (Deel A). Daaropvolgend vindt de<br />

toetsing door TIJ plaats (Deel B). Indien een opdrachtgever/opdrachtnemer een reactie<br />

heeft gegeven op de toetsing door TIJ, dan is dit achteraan de rapportage toegevoegd<br />

(Deel C).<br />

Hoofdstuk 11 besteedt aandacht aan de evaluatie van de pilotfase en bevat conclusies<br />

over het toetsproces van de toetscommissie


4<br />

Bon Bini<br />

A. Beschrijving door TIJ<br />

(op basis van aangereikte documenten en interviews)<br />

1. Interventiegegevens<br />

Interventie : Bon Bini<br />

<strong>Op</strong>drachtgever : Stadsmarinier Antillianen (Directie Veiligheid)<br />

Uitvoerder : Bon Bini<br />

Periode uitvoering : 2008 – eind 2011<br />

2. Beschrijving interventie<br />

2.1 Korte samenvatting<br />

Bon Bini is een interventie van waaruit nieuwe Antilliaanse vestigers in Rotterdam thuis<br />

worden opgezocht. Tijdens deze huisbezoeken worden de nieuwkomers welkom geheten<br />

en signaleert Bon Bini tegelijkertijd vroegtijdig mogelijke hulp -en zorgvragen en vindt<br />

doorgeleiding plaats naar hulp –en zorginstellingen.<br />

2.2 Doel<br />

Het doel van Bon Bini is eventuele problemen bij Antilliaanse nieuwkomers in Rotterdam<br />

zo vroeg mogelijk op te sporen en door te geleiden naar de reguliere hulp –en<br />

zorginstellingen in de stad. Concrete doelstelling in 2011 is alle Antilliaanse nieuwkomers<br />

in Rotterdam thuis opzoeken en zonodig hulp –en zorgvragen vroegtijdig signaleren en<br />

door te geleiden naar hulp –en zorginstellingen.<br />

Huisbezoeken worden uitsluitend afgelegd in de deelgemeenten Charlois, Delfshaven,<br />

Feijenoord, Hoogvliet en IJsselmonde. In deze deelgemeenten is de populatie van<br />

Antillianen groot. Dit zijn tevens de deelgemeenten waarin de in het actieprogramma<br />

‘Aanpak risicogroepen van Marokkaanse en Antilliaanse afkomst 2010-2013’ (Gemeente<br />

Rotterdam, 2010) vastgelegde focuswijken zich bevinden. De doelstelling voor 2011 is<br />

voor zover meetbaar dat bijgehouden wordt hoeveel huisbezoeken er zijn afgelegd.<br />

2.3 Doelgroep<br />

De doelgroep bestaat uit Antillianen die zich vanuit de Antillen en vanuit andere steden<br />

in Nederland vestigen in de deelgemeenten Charlois, Delfshaven, Feijenoord, Hoogvliet<br />

en IJsselmonde. Bon Bini is bedoeld voor ieder van deze groep; van 0 tot 100 jaar. Het is<br />

geen interventie specifiek gericht op risico<strong>jeugd</strong>, maar op alle Antilliaanse nieuwkomers.<br />

2.4 Aanpak en materiaal<br />

Publiekszaken Rotterdam (PZR) levert maandelijks een lijst aan met namen en<br />

adressen van Antillianen die zich nieuw hebben gevestigd in Rotterdam. Het gaat niet<br />

om Antillianen die binnen Rotterdam verhuizen, maar om Antillianen die zich vanaf de<br />

Antillen of elders uit Nederland in de gemeente Rotterdam vestigen. Alle personen<br />

die op deze lijst staan vermeld, krijgen een welkomstbrief thuis gestuurd. Deze brief<br />

is ondertekend door de burgemeester van Rotterdam. Naast een verwelkoming wordt<br />

aangekondigd dat er binnenkort een thuisbezoek van Bon Bini volgt.<br />

Tijdens een huisbezoek wordt de betreffende persoon welkom geheten in de stad en er<br />

wordt een welkomstgeschenk (een koffiemok) aangeboden. Voorts wordt aan de hand<br />

van een checklist besproken of hulp nodig en gewenst is op de volgende onderwerpen:<br />

werk, scholing, gezondheid, financiën, gezinssituatie, vrije tijd, politie, justitie en overige<br />

zaken (vb. een taalcursus).<br />

e e r s t e t i j-r a p p o rta g e<br />

to e t s i n g j u n i 2012<br />

11


12<br />

e e r s t e t i j-r a p p o r ta g e<br />

t o e t s i n g j u n i 2012<br />

Indien uit het gesprek blijkt dat er sprake is van enkelvoudige problematiek wordt een<br />

informatiemap overhandigd met daarin mogelijk relevante instanties in Rotterdam.<br />

Verwijzing vindt plaats wanneer dit nodig wordt geacht, veelal naar SoZaWe, de Sociaal<br />

Raadslieden of de Vraagwijzer. Wanneer sprake is van meervoudige problematiek wordt<br />

de betreffende persoon doorverwezen naar een hulp- en/of zorginstelling. Tevens vindt<br />

terugkoppeling plaats aan de stadsmarinier Antillianen. In gemiddeld 80 procent van<br />

de gevallen betreft het schuldenproblematiek en vindt doorverwijzing naar de Sociaal<br />

raadslieden plaats. Bon Bini legt de verantwoordelijkheid tot het opnemen van contact<br />

met een bepaalde instantie neer bij de persoon waaraan het huisbezoek is afgelegd.<br />

Wanneer de Antilliaanse nieuwkomer thuis niet wordt aangetroffen, volgt een<br />

herhalingsbezoek. Vangen de medewerkers wederom bot, dan laten zij een brief achter<br />

met daarin het telefoonnummer van Bon Bini.<br />

2.5 Organisatie<br />

Huisbezoeken worden uitgevoerd door vier vaste uitzendkrachten met een nulurencontract.<br />

De hoeveelheid werk is afhankelijk van het aantal nieuwe vestigers in de<br />

stad. De meeste Antillianen vestigen zich rond de zomer in Rotterdam. Juli en augustus<br />

zijn de drukke maanden. In deze maanden worden tijdelijk extra uitzendkrachten ingezet.<br />

De huisbezoeken worden in tweetallen afgenomen. Zij bezoeken alle personen die door<br />

PZR worden aangeleverd. Een voorwaarde is dat één van de twee uitzendkrachten een<br />

Antilliaanse achtergrond heeft en Papiaments spreekt.<br />

De interventie Bon Bini is onderdeel van het actieprogramma ‘Aanpak risicogroepen<br />

van Marokkaanse en Antilliaanse afkomst 2010-2013’. Dit programma staat onder regie<br />

van de Directie Veiligheid. Zij voert regie op de resultaten van het actieprogramma en<br />

werkt nauw samen met de diensten en deelgemeenten die verantwoordelijk zijn voor de<br />

uitvoering. De stadmarinier Antillianen was tot het voorjaar van 2012 verantwoordelijk<br />

voor de regie en de uitvoering op wijkniveau.<br />

3 Indicatie kosten<br />

De kosten van Bon Bini bedragen €100.000,- per jaar, waarvan 50 procent door de<br />

gemeente Rotterdam en 50 procent door het Rijk wordt gefinancierd. Als gevolg van het<br />

stopzetten van de rijksmiddelen is het project Bon Bini met ingang van 1 januari 2012<br />

beeïndigd.<br />

4. Resultaten<br />

4.1 Bereik<br />

Het doel van Bon Bini is om eventuele problemen bij Antilliaanse nieuwkomers zo vroeg<br />

mogelijk op te sporen en hen zonodig door te geleiden naar hulp –en zorginstellingen.<br />

De gesignaleerde problematiek omvat veelal: financiën, zorgverzekering, gezondheid<br />

en huisvesting. Doordat een aanzienlijk deel van doelgroep niet wordt bereikt (zie<br />

4.2 Output), ontbreekt een gedegen zicht op de problematiek van de Antilliaanse<br />

nieuwkomers in Rotterdam.<br />

Naar aanleiding van de afgelegde huisbezoeken kan slechts een indicatie worden<br />

gegeven van de mogelijk aanwezige problemen. Goed doorvragen van de<br />

uitzendkrachten is noodzakelijk, omdat de nieuwkomers niet overal vanzelfsprekend<br />

antwoord op geven. Dit kan bijvoorbeeld te maken hebben met schaamte of wantrouwen.<br />

Een indicatie van de mogelijk aanwezige problemen kan alleen gegeven worden van de<br />

mensen die thuis zijn getroffen.<br />

Het blijft de vraag of de personen die thuis zijn bezocht uiteindelijk terecht zijn gekomen<br />

bij een zorg- en/of hulpverleningsinstelling. De medewerkers van Bon Bini controleren of<br />

monitoren namelijk niet of en op welke wijze de doorverwijzing is opgevolgd.


Eind 2011 is Bon Bini gestopt. <strong>Op</strong> advies van de stadsmarinier Jan de Kloet is<br />

geprobeerd om via de deelgemeenten aan vroegsignalering te blijven doen bij<br />

Antilliaanse nieuwkomers. De wijze waarop de verschillende deelgemeenten dit<br />

oppakken, kan niet worden afgedwongen. Momenteel wordt alleen in de deelgemeenten<br />

Charlois en Hoogvliet huisbezoeken afgelegd bij Antilliaanse nieuwkomers. Het<br />

is onduidelijk of bij de deelgemeenten zicht is op het aantal succesvol afgelegde<br />

huisbezoeken en wat er is gebeurd na doorverwijzing.<br />

4.2 Output<br />

In het kalenderjaar 2011 zijn in totaal 459 huisbezoeken afgelegd. Tijdens 382 van<br />

de 459 huisbezoeken zijn geen bijzonderheden vastgesteld. Bij 57 huisbezoeken<br />

is enkelvoudige problematiek (informatiemap overhandigd) vastgesteld en bij 20<br />

huisbezoeken is meervoudige problematiek vastgesteld. 508 personen zijn niet<br />

bezocht dan wel thuis aangetroffen. Van deze groep bevonden 87 personen zich<br />

in een opvanginstelling, in 28 gevallen klopte de gegevens uit de gemeentelijke<br />

basisadministratie (GBA) (mogelijk) niet en 393 personen waren tot tweemaal toe niet<br />

thuis.<br />

4.3 Outcome<br />

De hoeveelheid Antilliaanse nieuwkomers die hulp- en/of zorgverlening nodig hebben,<br />

worden doorgeleid en ook daadwerkelijk terechtkomen bij een instantie, is onbekend.<br />

Hierdoor is het lastig om het beoogd effect (vroegsignalering van hulp/zorgvragen en<br />

doorgeleiden naar instanties) te meten.<br />

4.4 Neveneffecten<br />

Over het optreden van neveneffecten is niets bekend.<br />

B. Toetsing door TIJ<br />

1. Volledigheid van de beschrijving<br />

Het project Bon Bini mist een beschrijving. Er schijnt een projectbeschrijving te bestaan,<br />

deze is echter niet overlegd aan de onderzoekers van TIJ. Een beschrijving van de<br />

doelgroep, indicatie en contra indicatie, expliciete doelen, methodiek en werkwijze<br />

ontbreekt daardoor.<br />

2. Degelijkheid van de methodiek<br />

De methodiek is niet beschreven. Enkel in gesprekken is de werkwijze toegelicht.<br />

<strong>Op</strong> basis van de aanwezige informatie kan niet aannemelijk gemaakt worden dat de<br />

methodiek degelijk dan wel ondegelijk is.<br />

De interventie signaleert risicofactoren zoals: scholing, gezondheid, financiën,<br />

gezinssituatie, vrije tijd, politie en justitie, maar grijpt hier niet direct op in. Deze factoren<br />

beïnvloeden de proximale processen: ouders van kinderen zijn minder betrokken bij<br />

de opvoeding, houden minder toezicht op hun kinderen en gebruiken vaker negatieve,<br />

harde controle strategieën. Dat heeft effect op de ontwikkeling van een kind (Brons et al.,<br />

2008).<br />

Veel Antilliaanse migranten vanuit de Antillen zijn naar Nederland geëmigreerd vanuit de<br />

hoop op positieverbetering. Veel van deze migranten ontbreekt het aan ‘conventioneel<br />

kapitaal’ dat hen kan helpen om zich te ontwikkelen in Nederland en aansluiting te<br />

vinden bij onderwijs en werk. Ze hebben weinig opleiding, beheerden de Nederlandse<br />

taal in beperkte mate en zijn afkomstig uit de lagere sociale klassen op de Antillen.<br />

e e r s t e t i j-r a p p o rta g e<br />

to e t s i n g j u n i 2012<br />

13


14<br />

e e r s t e t i j-r a p p o r ta g e<br />

t o e t s i n g j u n i 2012<br />

Mede als gevolg van de beperkte kansen op het vinden van regulier werk is de<br />

schuldenproblematiek groot onder kansarme jongeren die kort in Nederland zijn.<br />

Verder zijn de eerste generatie Antillianen het sterkst vertegenwoordigd in de<br />

criminaliteitcijfers, dit risicogedrag beperkt zich niet tot de Antilliaanse jongeren, ook<br />

oudere leeftijdsgroepen (35-40jaar) zijn meer dan gemiddeld vertegenwoordigd in<br />

de criminaliteitscijfers. Bovendien is betrokkenheid bij criminaliteit niet uitsluitend<br />

voorbehouden aan mannen, ook vrouwen maken zich schuldig aan delicten (Brons et al,<br />

2008).<br />

Bon Bini maakt een indicatie van de gesignaleerde problematiek bij de Antilliaanse<br />

nieuwkomers die thuis zijn gevonden. Bij gesignaleerde problematiek wordt de<br />

nieuwkomers (door)verwezen naar instanties die mogelijk kunnen helpen bij de<br />

vraagstukken, echter ligt de verantwoordelijkheid van het ondernemen van actie bij de<br />

Antilliaanse nieuwkomer. Er is geen sprake van follow-up, monitoring en intensievere<br />

begeleiding in geval van meervoudige problematiek.<br />

Gezien de hierboven uiteengezette problematiek van de Antilliaanse migranten is het niet<br />

voldoende om vanuit Bon Bini enkel de problematiek te signaleren.<br />

3 Uitvoeringsintegriteit<br />

De interventie wordt ten dele uitgevoerd zoals bedoeld. Namelijk; een huisbezoek<br />

afleggen en doorverwijzen naar een instantie. De zoektocht wordt echter na twee keer<br />

niet thuis gestaakt. Hierdoor worden, volgens de resultaten, veel nieuwkomers niet<br />

gevonden. Een indicatie over de eventueel aanwezige problematiek kan daardoor niet<br />

worden gegeven.<br />

Een belangrijk knelpunt is dat er geen follow-up en monitoring plaatsvindt van de<br />

gesignaleerde problematiek. Daarbij wordt Bon Bini niet door professionals uitgevoerd,<br />

maar door uitzendkrachten. In hoeverre deze uitzendkrachten op hun kennis en kunde<br />

worden geselecteerd, is niet helder geworden. Een belangrijke voorwaarde is wel dat<br />

één van de twee huisbezoekers een Antilliaanse achtergrond heeft c.q. Papiaments<br />

spreekt.<br />

Vanuit Bon Bini wordt geen specifieke actie ondernemen in geval er (meervoudige)<br />

problematiek wordt aangetroffen. Het blijft bij een indicatie en signalering van de<br />

problematiek, doorverwijzen en rapporteren aan de stadsmarinier Antillianen. Het is aan<br />

de nieuwkomer zelf om actie te ondernemen.<br />

4. Resultaten<br />

In het kalenderjaar 2011 zijn in totaal 459 huisbezoeken afgelegd. Hiervan is bij 382 van<br />

de huisbezoeken geen bijzonderheden vastgesteld, bij 57 huisbezoeken is enkelvoudige<br />

problematiek (informatiemap overhandigd) vastgesteld en bij 20 huisbezoeken is<br />

meervoudige problematiek vastgesteld. 508 personen zijn niet bezocht of thuis<br />

gevonden. Hiervan zaten 87 personen in een opvanginstelling, bij 28 adressen klopte de<br />

GBA-gegevens mogelijk niet en 393 personen zijn niet thuis gevonden.<br />

Vanuit Bon Bini ontbreekt een analyse van de aard en de omvang van de aangetroffen<br />

problematiek. Ook is geen zicht op het aantal doorverwijzingen en het aantal Antilliaanse<br />

nieuwkomers dat daadwerkelijk in een zorg- en/of hulpverleningstraject terecht is<br />

gekomen.<br />

5. Oordeel: Kansarm, kansrijk, project ter verbetering<br />

Bon Bini is beoordeeld als kansarm.<br />

TIJ is tot dit oordeel gekomen vanwege het feit dat:<br />

Niet inzichtelijk is welke problematiek gesignaleerd is door Bon Bini. In het kalenderjaar<br />

2011 is bij 20 huisbezoeken meervoudige problematiek vastgesteld. Echter is niet helder<br />

om wat voor soort problematiek het hier gaat.


Het is niet bekend wat er met de eventueel gesignaleerde hulp- en/of zorgvraag<br />

gebeurt. Het blijft de vraag of de personen die thuis zijn bezocht uiteindelijk terecht<br />

zijn gekomen bij een zorg- en/of hulpverleningsinstellingen. De medewerkers van Bon<br />

Bini controleren of monitoren namelijk niet of de doorverwijzing is opgevolgd. Bon Bini<br />

legt de verantwoordelijkheid tot het nemen van vervolg actie neer bij de Antilliaanse<br />

nieuwkomer. De Antilliaanse nieuwkomers (eerste generatie migranten) hebben veelal<br />

weinig opleiding, beheersen de Nederlandse taal in beperkte mate en zijn afkomstig<br />

uit de lagere sociale klasse op de Antillen. Zij hebben meer moeite met het vinden van<br />

aansluiting bij onderwijs en werk. Het is aannemelijk dat deze groep de genoemde<br />

verantwoordelijkheid niet zelfstandig kan oppakken. Intensievere begeleiding, follow-up<br />

en monitoring is voor deze groep gewenst.<br />

Daarnaast blijven een groot deel van de Antilliaanse nieuwkomers uit beeld. In het<br />

kalenderjaar 2011 zijn 508 personen niet bezocht dan wel thuis aangetroffen. Van deze<br />

groep bevonden 87 personen zich in een opvanginstelling, in 28 gevallen klopte de<br />

gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie (GBA) niet en 393 personen zijn tot<br />

tweemaal toe niet thuis aangetroffen.<br />

6. Aanbevelingen<br />

De interventie kan meer tot de beoogde doelstelling leiden door gebruik te maken van<br />

een uitgebreidere werkwijze. Met name een follow-up op het afgegeven signaal, het<br />

monitoren van deze signalen en eventueel het afleggen van een vervolg huisbezoek zijn<br />

aspecten die kunnen leiden tot een betere realisatie van de doelstelling.<br />

Wanneer sprake is van een (meervoudige) hulp- en/of zorgvraag is alleen het signaleren<br />

daarvan niet voldoende. Wat gebeurt vervolgens met dit signaal, wie pakt dit op en wat<br />

gebeurt en er met die huishoudens die niet thuis zijn aangetroffen? Onduidelijk is het of<br />

en op welke wijze er samenwerking met ketenpartners is. Hier valt winst te behalen.<br />

7. Geraadpleegde bronnen<br />

Interviews:<br />

22 februari 2012 – mevrouw P. Koedijk, destijds projectleider Bon Bini, Bureau<br />

Rotterdam Interim Management (BRIM).<br />

26 februari 2012 – de heer J. de Kloet, destijds stadsmarinier Antillianen, Directie<br />

Veiligheid tevens opdrachtgever.<br />

Documenten:<br />

Brons, D., Hilhorst, N. en Willemsen, F. (2008). Het kennisfundament t.b.v. de aanpak<br />

van criminele Marokkaanse jongeren. Den Haag: Wetenschappelijk Onderzoek- en<br />

Documentatiecentrum/Ministerie van Veiligheid en Justitie.<br />

Gemeente Rotterdam (2010). Actieprogramma aanpak risicogroepen van Marokkaanse<br />

en Antilliaanse afkomst 2010-2013. Rotterdam: Directie Veiligheid<br />

Gemeente Rotterdam, Bon Bini (2011a). Overzicht Bon Bini 2011.<br />

Gemeente Rotterdam, Bon Bini (2011b). Huisbezoekformulier Bon Bini;<br />

Gemeente Rotterdam, Bon Bini (2011c). Informatiemap, Bon Bini na Rotterdam’.<br />

Gemeente Rotterdam (2012). ‘Herkomst en Vestiging Antilliaanse Nieuwkomers’,<br />

Rotterdam 2010-2011.<br />

e e r s t e t i j-r a p p o rta g e<br />

to e t s i n g j u n i 2012<br />

15


16<br />

5<br />

Lots / Samen leren<br />

e e r s t e t i j-r a p p o rta g e<br />

t o e t s i n g j u n i 2012<br />

A. Beschrijving door TIJ<br />

(op basis van aangereikte documenten en interviews)<br />

1. Interventiegegevens<br />

Interventie : Laagdrempelige ondersteuning thuis en op school<br />

(LOTS) / Samen Leren<br />

<strong>Op</strong>drachtgever : Dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving (JOS)<br />

Uitvoerder : Bureau Frontlijn<br />

Periode uitvoering : 1 september 2011 – 5 juli 2012<br />

2. Beschrijving interventie<br />

2.1 Korte samenvatting<br />

Het project Samen Leren richt zich op ouders en kinderen uit gezinnen waarbij de<br />

kinderen slecht presteren op school en soms ongewenst gedrag vertonen. Door te<br />

investeren in de relatie ouder-kind op het gebied van de schoolprestaties hoopt Bureau<br />

Frontlijn deze kinderen een betere toekomst te bieden.


2.2 Doel<br />

Kinderen – die het nodig hebben – krijgen op de basisschool extra ondersteuning door<br />

bijvoorbeeld de intern begeleider (IB-er) of een schoolmaatschappelijk werker (SMWer).<br />

Ouders staan bij deze ondersteuning veelal aan de zijlijn. Bureau Frontlijn ziet<br />

betrokken ouders als een belangrijke succesfactor bij de schoolse ontwikkeling van<br />

kinderen. Vanuit deze gedachte biedt Bureau Frontlijn ouders ondersteuning thuis aan<br />

zodat zij de benodigde vaardigheden, om deze extra ondersteuning te bieden, zelf<br />

kunnen ontwikkelen. Het uiteindelijke doel is dat ouders na afloop in staat zijn om thuis<br />

een positief leerklimaat te creëren, waarin zij hun kind(eren) cognitief stimuleren, en<br />

zodoende de schoolprestaties verbeteren.<br />

Onder de doelstelling hangen een aantal subdoelen:<br />

• onderwijsprestaties van kinderen verbeteren (hogere cito-score);<br />

• ouderbetrokkenheid bij ontwikkeling van kind en school vergroten;<br />

• taalniveau ouder en kind verhogen;<br />

• maatschappelijke participatie ouders vergroten en;<br />

• scholen ontlasten.<br />

2.3 Doelgroep<br />

De doelgroep van Samen Leren bestaat uit kinderen (op deelnemende basisscholen)<br />

en hun ouders. Specifiek de groepen 1-4 en in sommige gevallen groepen 5 en 6.<br />

Veelal worden ‘zwakke’ leerlingen aangemeld en/of leerlingen waar op gedragsgebied<br />

beginnende zorgen om zijn.<br />

Het aantal deelnemende kinderen per basisschool per groep is volgens Bureau Frontlijn<br />

afhankelijk van een aantal factoren; onder andere van de naamsbekendheid van het<br />

project, inzet van scholen zelf en positieve mond-tot-mondreclame door ouders. Recent<br />

deelnemende scholen melden bijvoorbeeld minder aan dan scholen die al langer<br />

deelnemen. Gemiddeld komt het aantal deelnemende leerlingen aan Samen Leren neer<br />

op twee per groep.<br />

Er zijn contra-indicaties aanwezig, bijvoorbeeld wanneer sprake is van meervoudige<br />

problematiek binnen een gezin. Soms wordt het gezin dan doorverwezen naar de sociale<br />

teams.<br />

2.4 Aanpak en materiaal<br />

Samen Leren maakt onderdeel uit van een cluster <strong>interventies</strong> van Bureau Frontlijn voor<br />

kinderen tussen 0-12 jaar en hun ouders. Doel van deze <strong>interventies</strong> is om de positieve<br />

ontwikkeling van het kind te stimuleren. De interventie Samen Leren richt zich specifiek<br />

op het versterken van de band tussen ouder(s) en kind, waarbij het ‘samen leren’<br />

centraal staat.<br />

Bureau Frontlijn gelooft erin dat door het besteden van veel aandacht aan de relatie<br />

tussen ouder en kind, en daarbij de leerprestaties centraal te stellen, een setting<br />

gecreëerd wordt waarin (weer) aandacht is voor de ontwikkeling van het kind.<br />

Uit onderzoek (Kenniscentrum Onderwijs en <strong>Op</strong>voeding van de Hogeschool van<br />

Amsterdam) blijkt dat ouderbetrokkenheid – in casu onderwijsondersteunend gedrag<br />

in de thuissituatie – leidt tot hogere prestaties op school. Samen Leren geeft hier<br />

handen en voeten aan. Bureau Frontlijn maakt vanuit ervaring en theorie een praktisch<br />

toepasbare vertaling naar de thuissituatie van de ouder.<br />

Het aanmelden van de kinderen/gezinnen vindt plaats via leerkrachten, themabijeen-<br />

e e r s t e t i j-r a p p o rta g e<br />

to e t s i n g j u n i 2012<br />

17


18<br />

e e r s t e t i j-r a p p o r ta g e<br />

t o e t s i n g j u n i 2012<br />

komsten en mond-tot-mondreclame. De intake wordt gedaan door de vaste medewerkers<br />

van Bureau Frontlijn en per gezin wordt het gewenste eindresultaat genoteerd. Om een<br />

zo groot mogelijk bereik te hebben, zijn er geen strikte inclusiecriteria. In praktijk betreft<br />

het vrijwel allemaal gezinnen waarbij sprake is van meervoudige problematiek.<br />

Nadat een gezin is aangenomen, wordt een koppel studenten op het gezin geplaatst.<br />

De twee studenten geven ouder(s) en kind adviezen over hoe de schoolse activiteiten<br />

verweven kunnen worden met de thuissituatie. Het gaat met name om het creëren<br />

van bewustwording bij de ouder(s) van de belangrijke rol die zij spelen in het<br />

ontwikkelingsproces van hun kinderen. Thema’s die daarbij aan de orde komen, zijn:<br />

huiswerkinstructie, positieve stimulering, ouderbetrokkenheid en structuur. Voor elk gezin<br />

wordt een behandelplan opgesteld. Dit dient als leidraad voor de verdere begeleiding<br />

van ouder en kind. Deelname van de gezinnen aan Samen Leren is vrijwillig.<br />

2.5 Organisatie<br />

Bureau Frontlijn werkt samen met zeven basisscholen uit de deelgemeenten Charlois<br />

en Feijenoord. Voor de uitvoering van Samen Leren wordt vanuit Bureau Frontlijn 3 fte<br />

ingezet. Volgens de subsidieverleners van JOS is de inzet beperkt in vergelijking met<br />

het potentieel aan wijken en scholen die een beroep op Samen Leren kunnen doen. Het<br />

behandelplan wordt door de studenten met de projectleider (intern) doorgesproken om<br />

de kwaliteit daarvan te verbeteren. In het proces is een nazorgtraject ingebouwd.<br />

De huisbezoeken worden door HBO-studenten afgelegd. In totaal leggen vijf koppels<br />

(van twee studenten) per gezin 10-12 bezoeken af in ongeveer 3 maanden tijd. Ieder<br />

koppel staat onder begeleiding van een vaste medewerker van Bureau Frontlijn. Over<br />

het algemeen zijn het studenten pedagogiek, die worden geworven bij verschillende<br />

hogescholen. De intake van de studenten is volgens Bureau Frontlijn streng. Hoge eisen<br />

worden gesteld aan onder andere zelfstandigheid, flexibiliteit en creativiteit. Meer dan de<br />

helft van de studenten valt daardoor tijdens het selectieproces af. Meertaligheid is bijna<br />

nooit een probleem, omdat het studenten betreft met diverse etnische achtergronden<br />

Bureau Frontlijn heeft op Rotterdam-Zuid, nabij de zeven basisscholen, een kantoor. Van<br />

daaruit voeren de begeleiders en de studenten de interventie uit. Naast de basisscholen<br />

wordt er samengewerkt met het Centrum voor Jeugd en Gezin (JG) uit de betreffende<br />

deelgemeenten. <strong>Op</strong> casusniveau wordt met diverse (zorg)partners samengewerkt.<br />

3. Indicatie kosten<br />

De kosten bedragen momenteel rond de € 2.500,- tot 3.000,- per gezin. Naar<br />

verwachting nemen deze kosten af nu de methodiek is uitontwikkeld. Het is nog niet<br />

bekend wat de afname gaat worden, omdat het project nog niet zo lang draait. De kosten<br />

zijn zo laag omdat er met studenten wordt gewerkt.<br />

4. Resultaten<br />

4.1 Bereik<br />

Per jaar kunnen (in theorie) door de vijf koppels van studenten 100-120 gezinnen worden<br />

geholpen. Dit aantal wordt volgens Bureau Frontlijn vooralsnog niet behaald, omdat de<br />

uitvoering zich in de opstartfase bevindt.<br />

4.2 Output<br />

De genoemde aantallen (zie 4.1 Bereik) worden nu niet geheel gehaald. Met de huidige<br />

doorloop verwacht Bureau Frontlijn dit in de toekomstwel te doen. In totaal zijn er 68<br />

doorverwijzingen gedaan richting andere (zorg)instellingen vanwege problemen in<br />

gezinnen, die buiten de reikwijdte van Samen Leren vallen (meervoudig kijken). Tot<br />

op heden is één gezin afgehaakt, omdat het niet verder wilde. Door de veelheid aan<br />

doelstellingen is het lastig te beoordelen of output (en feitelijk ook outcome) worden<br />

behaald. Deze veelheid kan de focus op het behalen van de hoofddoelstelling mogelijk<br />

nadelig beïnvloeden.


4.3 Outcome<br />

Uit de vragenlijsten blijken vrijwel alle ouders, kinderen leerkrachten tevreden over de<br />

aanpak. Bureau Frontlijn geeft aan dat zij op relatief korte termijn kan meten of er sprake<br />

is van voortgang in de relatie tussen ouder en het kind, op beïnvloeding van het gedrag<br />

en op de schoolpres taties van het kind. Bij de afronding wordt bekeken of het eerder<br />

gestelde doel is behaald. De follow-up, drie maanden na afloop van de interventie, laat<br />

volgens Bureau Frontlijn zien of de verandering al dan niet is behouden. De school<br />

wordt bevraagd en zowel ouders, kinderen als leerkracht vullen een vragenlijst in met<br />

betrekking tot hun tevredenheid over de inzet van Samen Leren. De vragenlijst kent<br />

gesloten en open vragen, waardoor ook kritische noten geplaatst kunnen worden.<br />

Gesteld wordt dat het resultaat van Samen Leren op korte termijn gesubjectiveerd<br />

(tevredenheid) en geobjectiveerd (onderwijsresultaten) gemeten wordt. Niet alleen bij het kind<br />

wordt de eventuele voortgang gemeten, hetzelfde gebeurt bij de ouder(s) en de leerkracht.<br />

Het is niet mogelijk om uitspraken te doen over de effecten van de interventie op de<br />

langere termijn. Deze effecten worden pas zichtbaar op het moment dat kinderen die<br />

hebben geparticipeerd het goed doen tijdens hun schoolcarrière en in de maatschappij.<br />

Dus op de lange termijn: het afronden van school, het hebben van werk en niet afglijden<br />

in de richting van criminaliteit.<br />

4.4 Neveneffecten<br />

Als eerste neveneffect wordt genoemd de doorverwijzingen. In 68 gevallen zijn<br />

gezinnen doorverwezen naar andere instanties. Het is onbekend of deze instanties<br />

de doorverwijzingen c.q. de problematiek hebben aangepakt/opgelost. Volgens<br />

Bureau Frontlijn onderhouden zij wel altijd contact met de instantie, maar er zijn geen<br />

documenten die dat aantonen.<br />

Volgens Bureau Frontlijn is het tweede neveneffect dat hele klassen beter gaan<br />

functioneren c.q. de onderwijsresultaten van alle leerlingen vooruit gaan wanneer één of<br />

meerdere leerlingen door Samen Leren worden begeleid. Het ongewenste gedrag van<br />

de betreffende leerling(en) wordt namelijk weggenomen (uit de klas). Dit komt ten goede<br />

aan de prestatie van de klas als collectief.<br />

B. Toetsing door TIJ<br />

1. Volledigheid van de beschrijving<br />

TIJ heeft geconstateerd dat de relevante kenmerken van de doelgroep van Samen<br />

Leren zijn beschreven. Ook is beschreven welke gezinnen worden geholpen en welke<br />

niet. Daarmee is er sprake van een vorm van indicering, zonder dat aan deze indicering<br />

een duidelijke grond is toegekend. In tegenstelling tot hetgeen Bureau Frontlijn heeft<br />

aangegeven, is de intake van kind/gezin niet streng. Er worden in de breedte, meerdere<br />

levensgebieden bevraagd die ten grondslag kunnen liggen aan problematiek in de<br />

opvoeding dan wel problemen met leren.<br />

Samen Leren bereikt haar doelgroep, aangezien de kinderen en gezinnen afkomstig<br />

zijn van de scholen waarmee wordt samengewerkt. Daarnaast zijn er vaak specifieke<br />

redenen voor aanmelding door bijvoorbeeld een leerkracht. Resultaten op school zijn<br />

in ieder geval leidend voor de intake. Deze vindt plaats in het bijzijn van zowel de<br />

studenten als de projectleider. Voor elke casus worden de te nemen stappen vastgelegd<br />

in een behandelplan.<br />

2. Degelijkheid van de methodiek<br />

Er zijn bij TIJ geen soortgelijke projecten bekend. Wel bieden diverse <strong>interventies</strong> producten<br />

aan zoals huiswerkbegeleiding.<br />

e e r s t e t i j-r a p p o rta g e<br />

to e t s i n g j u n i 2012<br />

19


20<br />

e e r s t e t i j-r a p p o r ta g e<br />

t o e t s i n g j u n i 2012<br />

Een causale relatie tussen het bieden van ondersteuning vanuit Samen Leren en de<br />

positieve (door)ontwikkeling van het kind in zijn of haar (school)carrière kan niet worden<br />

aangetoond. Dit vanwege de constatering dat Samen Leren in het bijzonder ingrijpt op<br />

het gedrag en de leerprestaties op korte termijn.<br />

Onderzoek (vgl. Brons et al., 2008) maakt inzichtelijk dat Samen Leren inspeelt op risicoreductie<br />

– de tweede lijn van het Kennisfundament. <strong>Op</strong> zowel het niveau van de individuele<br />

factoren van het kind (positief zelfbeeld) als op het niveau van het gezin (stabielere<br />

opvoedingsomgeving) worden door Bureau Frontlijn positieve resultaten geboekt.<br />

3. Uitvoeringsintegriteit<br />

De interventie wordt uitgevoerd zoals deze bedoeld is. In enkele gevallen vergt de<br />

uitvoering extra inspanning vanuit Bureau Frontlijn. Over het algemeen worden studenten<br />

ingezet die beschikken over de benodigde capaciteiten. Het werken met studenten kan<br />

volgens TIJ echter een knelpunt zijn, omdat niet vanzelfsprekend is dat de studenten op<br />

een juiste manier met de voorgeschotelde problematiek kunnen omgaan. Voldoende en<br />

adequate sturing van de projectleiders is daarom van groot belang. Daarentegen is het<br />

aannemelijk dat de studenten (mede door hun diverse etnische achtergrond) zorgen voor<br />

een laagdrempelige manier van werken.<br />

4. Resultaten<br />

<strong>Op</strong> korte termijn worden de, aan de voorkant, vastgestelde doelen behaald. De<br />

resultaten worden zowel objectief als subjectief gemeten. <strong>Op</strong> de middellange en lange<br />

termijn worden echter geen metingen uitgevoerd en dit is ook niet in de aanpak van<br />

Samen Leren opgenomen.<br />

Onduidelijk is het bijvoorbeeld of na één á twee jaar de relatie tussen ouder en kind<br />

positief (veranderd) blijft en de schoolresultaten nog steeds goed zijn. <strong>Op</strong> de lange<br />

termijn is (vooralsnog) niets te zeggen over de mate waarin het kind uiteindelijk<br />

maatschappelijk succesvol is. Het ontbreken van deze gegevens wordt Bureau Frontlijn,<br />

gezien de opstartfase van het project, niet direct aangerekend. Er wordt wel gewezen<br />

op het risico van terugval bij zowel ouder als kind en dat dit nu buiten beeld van Bureau<br />

Frontlijn blijft.<br />

TIJ acht aannemelijk dat de kinderen die in contact zijn geweest met Samen Leren<br />

een betere kans hebben op een goede toekomst. Niet alleen omdat zij meer bagage<br />

meekrijgen, maar ook meer (onder)steun(ing) van hun ouders kunnen verwachten.<br />

5. Oordeel: Kansarm, kansrijk, project ter verbetering<br />

Samen Leren is een project ter verbetering.<br />

De resultaten die Samen Leren op korte termijn boekt, zijn kansrijk en veelbelovend. Als<br />

gevolg van de korte looptijd blijven de vragen over de resultaten op lange termijn echter<br />

onbeantwoord. Dit vergt niet alleen tijd, maar ook een verbeterslag in de vorm van de<br />

(langdurige) monitoring van gezinnen nadat zij zijn uitgestroomd.<br />

6. Aanbevelingen<br />

In het kader van het beschrijven van doelen, aanpak, randvoorwaarden en de behaalde<br />

resultaten doet TIJ drie voorstellen tot verbetering:<br />

1. Ook op langere termijn moet worden gerapporteerd of de interventie leidt<br />

tot blijvende verbetering. Nader moet worden onderzocht wat de werkzame<br />

bestanddelen van de interventie zijn.<br />

2. Het werken met studenten is aantrekkelijk teneinde het kostenniveau van deze<br />

arbeidsintensieve aanpak zo laag mogelijk te houden. Het vergt echter een goede<br />

en professionele begeleiding van de studenten.<br />

3. Een betere ketensamenwerking kan winst opleveren. Dit houdt in dat Bureau<br />

Frontlijn moet inzetten op een betere samenwerking met andere partners dan het<br />

onderwijs.


7. Geraadpleegde bronnen<br />

Interviews:<br />

10-01-2012 – de heer B. Rombouts, directeur, Bureau Frontlijn<br />

10-02-2012 – mevrouw P. Huyts, projectleider, Bureau Frontlijn<br />

Documenten:<br />

Brons, D., Hilhorst, N. en Willemsen, F. (2008). Het kennisfundament t.b.v. de aanpak<br />

van criminele Marokkaanse jongeren. Den Haag: Wetenschappelijk Onderzoek- en<br />

Documentatiecentrum/Ministerie van Veiligheid en Justitie<br />

Bureau Frontlijn (2011). Plan van aanpak LOTS. Rotterdam<br />

Bureau Frontlijn (2011). Rapportage LOTS 2010-2011. Rotterdam<br />

Bureau Frontlijn (januari 2012). Rapportage LOTS. Rotterdam<br />

Bureau Frontlijn (februari 2012). Samen leren. Rotterdam<br />

Bureau Frontlijn. Samen Leren evaluatie Ouders. Rotterdam<br />

Bureau Frontlijn. Samen leren intakeformulier ouders. Rotterdam<br />

Bureau Frontlijn. Samen leren vragenlijst school. Rotterdam<br />

C. Reactie op toetsing door TIJ<br />

Reactie van Bureau Frontlijn, mevrouw P. Huyts:<br />

“Wij kunnen ons helemaal vinden in het feit dat de korte termijn resultaten goed<br />

uitpakken, maar het zwaartepunt van de effectiviteit op de lange termijn moet liggen.<br />

Met de middelen die we nu hebben, kunnen we hier nog niet over zeggen. Wel blijkt<br />

uit eerder onderzoek dat de variabelen die Samen Leren beïnvloedt op lange termijn<br />

een positief effect hebben op latere kansen in de maatschappij. In Carnisse wordt<br />

nu gedurende 3 jaar de effecten van de inzet bijgehouden, dit is een goede stap om<br />

de middellange termijn effecten inzichtelijk te maken. Elke mogelijkheid om de echt<br />

lange termijn effecten in kaart te brengen zullen we met beide handen aangrijpen. Een<br />

opdrachtformulering die hieraan tegemoet komt zien we reikhalzend tegemoet.”<br />

“Met betrekking tot het vastleggen en specificeren van de aanpak nemen we momenteel<br />

al de nodige stappen, door inderdaad een NJI aanvraag te formuleren en een<br />

handleiding uit te werken. Het is een terechte kanttekening dat hierbij ook de lange<br />

termijn effecten aandacht verdienen.”<br />

“Met betrekking tot de ketensamenwerking; hier kunnen we meer in investeren dan<br />

we nu doen. In eerste instantie zijn we erg gericht geweest om onze eigen werkwijze<br />

verder uit te werken. Er zijn al de nodige contacten gelegd (waaronder goede met de<br />

(hoge en basis-)scholen en de centra voor <strong>jeugd</strong> en gezin), maar een intensivering van<br />

samenwerking is altijd wenselijk.”<br />

“Kortom; Wij herkennen ons project in het rapport en zijn het eens met de<br />

aandachtspunten.”<br />

e e r s t e t i j-r a p p o rta g e<br />

to e t s i n g j u n i 2012<br />

21


22<br />

6<br />

Mosquito<br />

e e r s t e t i j-r a p p o r ta g e<br />

t o e t s i n g j u n i 2012<br />

A. Beschrijving door TIJ<br />

(op basis van aangereikte documenten en interviews)<br />

1. Interventiegegevens<br />

Interventie : Mosquito<br />

<strong>Op</strong>drachtgever : Deelgemeente(n)<br />

Uitvoerder : Deelgemeente(n) (aanvrager) in samenwerking met Directie<br />

Veiligheid (juridische toets)<br />

Periode uitvoering : 2010-2012<br />

2. Beschrijving interventie<br />

2.1 Korte samenvatting<br />

De Mosquito is een geluidsapparaat dat tonen uitzendt van een hoge frequentie die<br />

vrijwel alleen jongeren tot ongeveer 25 jaar kunnen horen. Over het algemeen worden<br />

deze tonen, door degenen die het kunnen horen, als vervelend ervaren. Het apparaat<br />

wordt in meer dan honderd Nederlandse steden gebruikt als middel om hangjongeren<br />

van bepaalde plaatsen te weren.<br />

De Mosquito is afkomstig uit het Verenigd Koninkrijk. De eerste Mosquito’s werden<br />

in 2006 in Nederland geïntroduceerd. In principe is een ieder in Nederland vrij er één<br />

aan te schaffen en op te hangen. Medio 2009 was er sprake van meer dan vijfhonderd<br />

Mosquito-systemen in Nederland.<br />

2.2 Doel<br />

Het doel van de Mosquito is het weren van jongeren van een specifieke plek.<br />

Het uiteindelijke doel is om op deze plek <strong>jeugd</strong>overlast, mogelijk vandalisme en/<br />

of criminaliteit te voorkomen dan wel te verminderen. Er zijn geen concrete targets<br />

benoemd bij de toepassing van de Mosquito. Alleen voor die ene, specifieke plek is het<br />

doel om overlast te voorkomen door het voor jongeren onmogelijk te maken daar te<br />

hangen.<br />

2.3 Doelgroep<br />

Tot de doelgroep behoren jongeren tot ongeveer 25 jaar, die overlast veroorzaken op<br />

een specifieke locatie. Wanneer blijkt dat afspraken tussen buurtbewoners, buurtagenten<br />

en jongeren voortdurend door jongeren worden overtreden, is de Mosquito inzetbaar als<br />

ultimum remedium om hen van de betreffende plek te weren.<br />

2.4 Aanpak en materiaal<br />

In Rotterdam wordt door het college van burgemeester en wethouders, middels het<br />

actieprogramma ’Ruimte geven door grenzen te stellen’ (Gemeente Rotterdam, 2007),<br />

ingezet op een brede aanpak van jongerenoverlast. Het uitgangspunt is dat jongeren<br />

de ruimte moeten krijgen, ook op straat. Van jonge Rotterdammers wordt echter wel<br />

verwacht dat zij zich weten te gedragen c.q. in ieder geval geen overlast veroorzaken.<br />

In dit kader wordt voorgesteld de Mosquito in te zetten op openbare plaatsen waar<br />

sprake is van ernstige overlast veroorzaakt door (hang)jongeren en waar alle andere<br />

<strong>interventies</strong> geen soelaas bieden.<br />

Vanaf het moment dat (in 2006) de Mosquito op de markt kwam, werden ze al snel en op<br />

diverse locaties in Rotterdam opgehangen. Pas in een later stadium is de juridische en<br />

bestuurlijke basis gelegd.


Als gevolg van juridische/politieke gevoeligheden is het artikel<br />

2.4.4a ‘Mosquito op openbare plaatsen’ opgenomen in de Algemene<br />

Plaatselijke Verordening (APV). Daardoor is het ‘lastiger’ geworden<br />

om Mosquito’s in te zetten. Hierdoor zijn ze op diverse plekken in de stad<br />

verdwenen en op slechts enkele locaties nog aanwezig.<br />

De inzet van een Mosquito dient evenredig te zijn met het door de<br />

Mosquito te dienen doel, namelijk: het handhaven van de openbare orde.<br />

Mede vanwege de omstreden status van de Mosquito is in de Algemene<br />

Plaatselijke Verordening (APV) met ingang van 8 oktober 2009 artikel 2.4.4a<br />

‘Mosquito op openbare plaatsen’ opgenomen (Gemeente Rotterdam, 2009).<br />

In de besluitvorming rondom het al dan niet plaatsen van een Mosquito worden de<br />

volgende overwegingen gemaakt:<br />

1. Er is sprake van structurele overlast;<br />

2. Reeds ingezette middelen hebben geen effect gesorteerd;<br />

3. De aanwezigheid van reeds werkzame Mosquito’s in de nabijheid van de beoogde<br />

locatie;<br />

4. Een mogelijke oneigenlijke beperking van dichtbij gelegen voorzieningen. Dit<br />

betekent dat een Mosquito niet wordt geplaatst in de buurt van voorzieningen die<br />

voor een ieder toegankelijk moeten zijn, zoals een bushokje.<br />

De Mosquito wordt altijd tijdelijk, voor de duur 3-6 maanden, opgehangen. Na verloop<br />

van deze periode wordt de Mosquito verwijderd of er wordt een aanvraag tot verlenging<br />

gedaan (zie Organisatie 2.5).<br />

Eventuele hinder voor jongeren of kinderen die het geluid horen, bij het passeren<br />

of binnengaan van het bereiksgebied van de Mosquito, blijft beperkt tot een korte<br />

waarneming. Het geluid leidt niet tot een schrikreactie noch is het gevaarlijk of pijnlijk.<br />

Onderzoek van TNO (2006) en het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC)<br />

heeft uitgewezen dat bij normaal gebruik gezondheids risico’s uitblijven. In 2008 heeft<br />

de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de uitkomsten van een<br />

onderzoek naar de juridische basis van de Mosquito aan de Tweede Kamer gestuurd<br />

(Ministerie BZK, 2008). De resultaten van dit onderzoek gaven uiteindelijk geen<br />

uitsluitsel op de vraag of de inzet van de Mosquito mensenrechten zou schenden.<br />

De Mosquito kan handmatig (bijv. door een beheerder), door een tijdschakelaar en/<br />

of door een bewegingsmelder worden ingeschakeld. Nieuwe technieken maken het<br />

mogelijk de Mosquito aan te laten slaan wanneer op die specifieke plek sprake is<br />

van beweging/groepsvorming. Momenteel hangen er zeven Mosquito’s in Rotterdam,<br />

waarvan het merendeel in deelgemeente Charlois. De Mosquito’s aldaar gaan aan op<br />

het moment dat er veel beweging is.<br />

2.5 Organisatie<br />

De Rotterdamse gemeenteraad heeft eind 2009 het nieuwe beleid rondom het instrument<br />

Mosquito bekrachtigd in het reeds aangehaalde APV-artikel. <strong>Op</strong> grond van dit artikel<br />

is het plaatsen van Mosquito’s een bevoegdheid van de burgemeester geworden. De<br />

Directie Veiligheid adviseert de burgemeester, biedt de aanvrager ondersteuning in het<br />

bepalen van de locatie van de Mosquito en zorgt dat een juridische toets plaatsvindt.<br />

In principe kan iedere deelgemeente een Mosquito aanvragen. Na goedkeurig door de<br />

deelraad van de deelgemeente wordt een nieuwe dan wel een verlengingsaanvraag<br />

neergelegd bij de Directie Veiligheid. Na de uiteindelijke goedkeuring door de<br />

burgemeester volgt een Plaatsingsbesluit Mosquito voor/in de deelgemeente.<br />

e e r s t e t i j-r a p p o rta g e<br />

to e t s i n g j u n i 2012<br />

23


24<br />

e e r s t e t i j-r a p p o r ta g e<br />

t o e t s i n g j u n i 2012<br />

Vervolgens kan de deelgemeente contact zoeken met een leverancier en installateur<br />

om de Mosquito op te hangen/te verwijderen. Buurtbewoners worden schriftelijk<br />

geïnformeerd over de plaatsing. Hierin voorziet het APV-artikel ondermeer.<br />

<strong>Op</strong> het moment van onderzoek door TIJ worden in drie Rotterdamse deelgemeenten in<br />

totaal zeven Mosquito’s ingezet. TIJ heeft gekeken naar de inzet in twee deelgemeenten.<br />

Over inzet in de deelgemeente Kralingen-Crooswijk is bij TIJ niets bekend. Het<br />

onderzoek van TIJ spitst zich daardoor toe op de inzet in de deelgemeente Charlois.<br />

3. Indicatie kosten<br />

De eenmalige aanschafprijs van een Mosquito bedraagt ongeveer € 1.500,-. Dit bedrag<br />

is inclusief de kosten voor het plaatsen, maar exclusief de jaarlijkse onderhoudskosten.<br />

4. Resultaten<br />

4.1 Bereik<br />

Door de ‘valse start’ – het ontbreken van een juridische basis – is aan de voorkant niet<br />

nagedacht over het meten en evalueren van het effect van het instrument. De inzet van<br />

de Mosquito is gebaseerd op algemene onderzoeken die er in Nederland zijn uitgevoerd<br />

(vgl. TNO, 2006).<br />

De deelgemeente Charlois geeft aan dat de betreffende Mosquito’s eerst zijn<br />

opgehangen en dat na verloop van tijd is geconstateerd dat zich op die bewuste<br />

plek geen jongeren meer ophielden. Dit is op basis van de waarnemingen van een<br />

beleidsambtenaar van de deelgemeente en de stadsmarinier. Het effect van de Mosquito<br />

is daarmee niet structureel gemeten.<br />

In de deelgemeente Charlois is er bij de inzet van Mosquito’s sprake van locaties met<br />

structurele <strong>jeugd</strong>overlast en waarbij verschillende middelen zijn ingezet om deze overlast<br />

te verminderen. Ook aspect drie (zie 2.4 Aanpak en materiaal) is meegenomen in de<br />

besluitvorming. In een later stadium, na vaststelling van de beleidsregel in de APV en het<br />

verwijderen van een aantal Mosquito’s, is voldaan aan voorwaarde vier. Ook wordt aan<br />

afspraak tot het tijdelijk inzetten van de Mosquito voldaan.<br />

4.2 Output<br />

<strong>Op</strong> dit moment hangen er zeven Mosquito’s in drie deelgemeenten. Eén in Overschie,<br />

één in Kralingen-Crooswijk en vijf in Charlois (bij het Zuidplein).<br />

4.3 Outcome<br />

Geen sprake meer van overlast op de locaties waar een Mosquito hangt.<br />

4.4 Neveneffecten<br />

Bij de inzet van de Mosquito is er sprake (geweest) van het optreden van neveneffecten.<br />

Voor de verantwoordelijke ambtenaar in de deelgemeente Charlois wegen deze effecten,<br />

naar eigen zeggen, bijna zwaarder mee dan de oorspronkelijke doelstelling van/<br />

overweging tot het plaatsen van een Mosquito. Twee neveneffecten die zijn opgetreden:<br />

• Het aankondigen en ophangen van de Mosquito verhoogde bij bewoners het gevoel<br />

van (subjectieve) veiligheid. Het toonde volgens de bewoners aan dat de lokale<br />

overheid in deze alert en adequaat reageert op <strong>jeugd</strong>overlast.<br />

Dit neveneffect is echter niet meetbaar gemaakt en er zijn geen 0- en 1-metingen<br />

uitgevoerd.<br />

• De deelgemeenten merken op dat ook na het verwijderen van een Mosquito de<br />

jongeren de plek blijven vermijden. Aangenomen wordt dat de locatie voor hen lange<br />

tijd niet aantrekkelijk is.<br />

Ook hier ontbreekt het aan gegevens die deze opvattingen onderbouwen. Onduidelijk is<br />

het hoe lang de afwezigheid van jongeren heeft geduurd en of de jongeren uiteindelijk<br />

weer zijn teruggekeerd op de locatie.


B. Toetsing door TIJ<br />

1. Volledigheid van de beschrijving<br />

Bij het gebruik van de Mosquito staat niet beschreven welke jongeren specifiek worden<br />

aangepakt. Voor algemeen wordt aangenomen dat de Mosquito een middel is tegen<br />

jongeren die rondhangen op een plek waar ‘de samenleving’ liever niet heeft dat ze<br />

rondhangen, omdat de jongeren dan bijvoorbeeld overlast veroorzaken.<br />

Indicatie en contra-indicatie spelen geen rol bij de inzet van de Mosquito. Het doel is<br />

(inmiddels) duidelijk omschreven. Voor opname van het genoemde artikel in de APV<br />

heeft er eerst een juridische toets plaatsgevonden. De APV is nu het fundament onder<br />

de inzet van het instrument. Het inzetten/aanvragen van de Mosquito is geen ingewikkeld<br />

proces; de werkwijze en methodiek is dan ook niet uitgebreid beschreven.<br />

2. Degelijkheid van de methodiek<br />

De respondenten in het onderzoek van TIJ geven aan dat de jongeren na inzet van<br />

de Mosquito verdwijnen van een specifieke locatie. Er is echter geen enkel onderzoek<br />

bekend dat uitsluitsel geeft over bijvoorbeeld de duur daarvan en/of verplaatsingseffecten.<br />

Door de deelgemeente Charlois wordt zelfs gesteld dat het plaatsen van een<br />

draaiorgel bij Zuidplein meer resultaat zou opleveren.<br />

Na inschakeling van de Mosquito duurt het een tijdje voordat groepjes jongeren zich<br />

verspreiden. Het geluid veroorzaakt geen schrikreactie, maar na korte tijd wel irritatie.<br />

Zodra jongeren zich bewust zijn van het geluid, valt het meer op en neemt de effectiviteit<br />

van de Mosquito toe.<br />

Het toepassen van de Mosquito in de openbare ruimte volgt de lijn ‘Grenzen stellen’ van<br />

het Kennisfundament (Brons et al., 2008). Inzet van de Mosquito voorkomt overlast en<br />

mogelijk vandalisme of – nog erger – criminaliteit op de bewuste locatie. Vraag is wel of<br />

dit ook geldt voor het omliggende gebied c.q. een wijk als geheel. Omdat jongeren op<br />

een andere locatie hangen, is daar mogelijk een grotere kans op vandalisme en overlast.<br />

3. Uitvoeringsintegriteit<br />

De interventie wordt uitgevoerd zoals bedoeld; de Mosquito wordt opgehangen en de<br />

jongeren verdwijnen. Dit blijkt slechts uit willekeurige observaties en het ontbreekt aan<br />

gedegen onderzoek.<br />

Voor aanvragen/verlengen van een Mosquito is, onder invloed van het APV-artikel,<br />

een ‘drempel’ opgeworpen. Toestemming wordt niet meer zomaar verleend. Het blijkt<br />

echter dat de aanvragen met name onderbouwd worden met subjectieve informatie. Ter<br />

illustratie: de politie voorziet de aanvraag van rapportages, die niet specifiek ingaan op<br />

overlast door jongeren, maar juist informatie bevatten over allerlei waarnemingen van de<br />

wijkagenten die de bewuste plek hebben bezocht.<br />

Zoals aangegeven is de juridische legitimiteit een knelpunt. De mate waarin de<br />

onderzoeksresultaten uit een onderzoek overeenkomen met de alledaagse praktijk<br />

(ecologische validiteit) is niet vast te stellen; iedereen weet dat de Mosquito werkt<br />

en inzet vindt plaats zonder een direct wetenschappelijke basis. An sich lijkt het<br />

verbieden van jongeren, om zich op een bepaalde locatie te bevinden, in te gaan tegen<br />

de fundamentele rechten van de mens (vgl. de gebiedsontzeggingen). Vanwege de<br />

juridische basis onder de Mosquito kan nu echter gesteld worden dat het slechts gaat<br />

om het gebruik op een paar hinderlijke locaties. Er is sprake van een ultimum remedium;<br />

op die specifieke plek moeten de jongeren weg en er zijn voldoende mogelijkheden om<br />

ergens anders te zijn.<br />

e e r s t e t i j-r a p p o rta g e<br />

to e t s i n g j u n i 2012<br />

25


26<br />

e e r s t e t i j-r a p p o r ta g e<br />

t o e t s i n g j u n i 2012<br />

4. Resultaten<br />

Er zijn geen evaluaties uitgevoerd/bekend over de effecten van de Mosquito.<br />

Beleidsmedewerkers in de deelgemeenten baseren het al dan niet inzetten van een<br />

Mosquito op eigen waarneming – door er af en toe langs te lopen en door af te gaan op<br />

de reacties/klachten van buurtbewoners.<br />

Gegevens over waar de jongeren dan wel gaan hangen ontbreken. Tegelijkertijd is het<br />

onduidelijk of zij op die andere locatie ook overlast veroorzaken.<br />

5. Oordeel: Kansarm, kansrijk, project ter verbetering<br />

De Mosquito is een project ter verbetering.<br />

<strong>Op</strong> basis van haar onderzoek komt TIJ tot de conclusie dat de inzet van de Mosquito voor<br />

verbetering in aanmerking komt. Onduidelijk is of de overlast op de locatie van de Mosquito<br />

(permanent) is afgenomen; dit blijkt uit waarnemingen, maar niet uit gedegen onderzoek.<br />

Het is zelfs aannemelijk dat de overlast op een andere locatie is toegenomen.<br />

TIJ stelt met aan zekerheid grenzende waarschijnlijk dat het beoogde doel – voorkomen<br />

dat jongeren op een plek hangen waar dat niet gewenst is – wordt gehaald. Er zijn echter<br />

geen objectieve cijfers bekend die dit onderbouwen.<br />

Onduidelijk is het wanneer de Mosquito in- en uitgeschakeld wordt. De vraag wanneer<br />

de overlast zodanig is dat de Mosquito wordt aangezet, blijft onbeantwoord. Eveneens<br />

onduidelijk is het of de overlast in het omliggende gebied/de aangrenzende buurt<br />

afneemt. Dit verklaart volgens TIJ grotendeels het gegeven dat alleen de direct<br />

omwonenden blij zijn met de komst van een Mosquito.<br />

6. Aanbevelingen<br />

TIJ is van mening dat de toepassing als ultimum remedium op enkele locaties in de stad<br />

mogelijk moet blijven. De eisen voor aanvraag/verlening moeten dan wel verzwaard<br />

worden, omdat de huidige onderbouwing vanuit de deelgemeenten onvoldoende is.<br />

TIJ beveelt daarom aan: toon de effecten aan met heldere resultaten en de noodzaak<br />

tot ophangen/verlengen met duidelijke cijfers. De Directie Veiligheid moet hierin haar<br />

regierol verstevigen.<br />

Van een deelgemeente wordt een goede meting van de effecten (blijven de jongeren<br />

echt weg) en inzicht in de gevolgen van het wegblijven (waar gaan ze dan hangen en<br />

veroorzaken ze daar overlast) verwacht. Dit helpt om de Mosquito bewuster in te zetten<br />

en de effecten richting de politiek beter te kunnen verantwoorden.<br />

7. Geraadpleegde bronnen<br />

Interviews:<br />

09-05-2012 – de heer J. van Rooijen, beleidsadviseur, Directie Veiligheid<br />

31-01-2012 – mevrouw L. Kromhout, beleidsmedewerker, deelgemeente Charlois


Documenten:<br />

Brons, D., Hilhorst, N. en Willemsen, F. (2008). Het kennisfundament t.b.v. de aanpak<br />

van criminele Marokkaanse jongeren. Den Haag: Wetenschappelijk Onderzoek- en<br />

Documentatiecentrum/Ministerie van Veiligheid en Justitie.<br />

Gemeente Rotterdam (2007). Ruimte geven door grenzen te stellen. Rotterdam doet<br />

het! Versterking preventie en aanpak <strong>jeugd</strong>overlast. Rotterdam: Directie Veiligheid<br />

Gemeente Rotterdam (2009). Beleidsregel inzake het beperken van overlast door<br />

jongeren; artikel 2.4.4a Algemene Plaatselijke Verordening: Mosquito op openbare<br />

plaatsen. Brief aan de gemeenteraad d.d. 7 juli 2009, met kenmerk 310830.<br />

Rotterdam.<br />

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2008). Kamerstukken II<br />

2008/09, 28 684, bijlage bij nr. 188. Den Haag.<br />

TNO (2006). Akoestisch onderzoek Mosquito, met kenmerk: IS-RPT-033-<br />

DTS-2006-00867. Leiden.<br />

C. Reactie op toetsing door TIJ<br />

Reactie van Directie Veiligheid, de heer J. van Rooijen:<br />

“TIJ constateert dat geen harde, onderbouwde metingen beschikbaar zijn voor<br />

de locaties waar de Mosquito wordt toegepast. Deze constatering klopt. Mosquito<br />

aanvragen worden onderbouwd vanuit het algemeen inzicht binnen de deelgemeente<br />

van de <strong>jeugd</strong>overlast op de betreffende locatie, vanuit de subjectieve waarneming van<br />

de betrokken ambtenaar en vanuit de waarnemingen van de betrokken wijkagenten.<br />

De politie levert door middel van een sfeerrapportage voor elke Mosquito locatie de<br />

waarnemingen van de wijkagenten aan. De onderbouwing van de aanvraag door de<br />

deelgemeente en de bijhorende sfeerrapportage van de politie gaan dus wel specifiek<br />

in op de <strong>jeugd</strong>overlast op die locatie. Bij een verlengingsaanvraag wordt ook specifiek<br />

ingegaan op de situatie voor en na de inzet van de Mosquito, en dus wordt<br />

ingegaan op de effectiviteit. Zoals gezegd zijn dit geen harde, onderbouwde<br />

metingen, maar eigen waarnemingen van de betrokken professionals.”<br />

e e r s t e t i j-r a p p o rta g e<br />

to e t s i n g j u n i 2012<br />

27


28<br />

7<br />

<strong>Op</strong>boxen<br />

e e r s t e t i j-r a p p o r ta g e<br />

t o e t s i n g j u n i 2012<br />

A. Beschrijving door TIJ<br />

(op basis van aangereikte documenten en interviews)<br />

1. Interventiegegevens<br />

Interventie : <strong>Op</strong>boxen<br />

<strong>Op</strong>drachtgever : Sociale Zaken en Werkgelegenheid Rotterdam (SoZaWe),<br />

deelgemeente Hoogvliet, gemeente Spijkenisse<br />

Uitvoerder : Stichting <strong>Op</strong>boxen<br />

Periode uitvoering : sinds 1993, toetsingsperiode 2010-2011<br />

2. Beschrijving interventie<br />

2.1 Korte samenvatting<br />

<strong>Op</strong>boxen is begin jaren ‘90 op initiatief van de heer Schildkamp in de praktijk ontwikkeld.<br />

Jaarlijks nemen 30-40 jongeren uit Hoogvliet en omstreken, zonder werk en/of scholing<br />

hieraan deel. Aan de hand van een (vast) weekprogramma, bestaande uit trainingen en<br />

persoonlijke begeleiding, wordt gewerkt aan het zelfvertrouwen en de zelfredzaamheid<br />

van de jongeren teneinde hen te laten doorstromen richting een vervolgproject; een<br />

reguliere baan of opleiding.<br />

Vier dagen per week (van 9.00 tot 16.30) volgen de jongeren een doorlopend programma.<br />

Het ochtenddeel bestaat uit lessen en trainingen, zoals een training Veiligheid<br />

Gezondheid en Milieu Checklist voor Aannemers (VCA) – verplicht voor veel werknemers<br />

in de regio. Daarnaast worden training gegeven op het gebied van sociale vaardigheid,<br />

bedrijfshulpverlening (BHV) en typevaardigheid. In het middaggedeelte (13.30 tot 15.30)<br />

is er tijd voor sport. Ter afsluiting vindt dagelijks een uitgebreide evaluatie plaats.<br />

2.2 Doel<br />

Het uiteindelijke doel van <strong>Op</strong>boxen is om jongeren zonder zinvolle dagbesteding (vb.<br />

school of regulier werk) af te houden van ernstig(er) onaangepast dan wel crimineel<br />

gedrag en hun kansen op werk dan wel scholing te vergroten. De nadruk ligt met name<br />

op (re)socialisatie. In het werkplan (Stichting <strong>Op</strong>boxen, 2012) wordt vermeld: “De<br />

jongens leren hier geen vak, ze leren hier hoe ze zich moeten gedragen.”<br />

Er zijn geen indicatoren en criteria benoemd waarmee de realisatie van de doelstellingen<br />

kan worden gemeten. Een vaste termijn waarbinnen de doelen behaald moeten zijn, is<br />

eveneens niet benoemd<br />

2.3 Doelgroep<br />

De doelgroep bestaat uit jongeren woonachtig in Rotterdam en Spijkenisse. Kenmerken<br />

van de doelgroep (Stichting <strong>Op</strong>boxen, 2012):<br />

• leeftijd van 15-23 jaar<br />

• geen zinvolle dagbesteding (vb. school of werk);<br />

• thuis (vaak) problemen met andere gezinsleden;<br />

• actief in de criminaliteit of dreigen daar snel in te komen;<br />

• veroorzaken overlast door vertonen van asociaal gedrag thuis en op straat.<br />

De omvang van de doelgroep is onbekend. Als contra-indicaties gelden ernstige<br />

alcohol- en/of drugsverslaving en ernstige psychiatrische/gedragsproblematiek. Alhoewel<br />

jongeren niet per definitie worden afgewezen, waakt de stichting <strong>Op</strong>boxen ervoor niet te<br />

veel jongeren met dergelijke problematiek op te nemen in de groep.


In praktijk blijkt dit het evenwicht te verstoren en komt de hulpverlening aan andere<br />

groepsleden in gevaar.<br />

2.4 Aanpak en materiaal<br />

De aanpak <strong>Op</strong>boxen is vormgegeven rondom het bieden van regelmaat en structuur in<br />

het leven van de jongeren. Middels trainingen en opleidingen worden zelfvertrouwen en<br />

sociale vaardigheden vergroot. De <strong>Op</strong>box-gedachte (visie) is dat jongeren het allereerst<br />

leuk moeten vinden bij <strong>Op</strong>boxen (vb. blijven komen, gezond dagritme, thuis voelen en<br />

zelfvertrouwen krijgen). Nadat de jongeren ‘tot rust’ zijn gekomen en enige regelmaat<br />

kennen, wordt de focus verlegd naar de toekomst. Volgens het werkplan (Stichting<br />

<strong>Op</strong>boxen, 2012) is werken aan zelfvertrouwen en vertrouwen in de toekomst daarbij<br />

het belangrijkst. De organisatie achter <strong>Op</strong>boxen heeft het vertrouwen dat een baan,<br />

opleiding of vervolgproject dan vanzelf volgen.<br />

Het werkplan beschrijft de <strong>Op</strong>box-methode als volgt:<br />

• er onvoorwaardelijk zijn voor deelnemers (dag en nacht klaar staan);<br />

• positief gedrag belonen;<br />

• fouten mogen worden gemaakt, het erkennen van fouten is positief gedrag;<br />

• vertrouwen geven waar mogelijk en – heel belangrijk – vertrouwen uitspreken, en;<br />

• groepsdynamiek staat centraal.<br />

De concrete aanpak:<br />

• Jongeren zijn 32 uur per week (dinsdag t/m vrijdag) aanwezig in het gebouw van<br />

stichting <strong>Op</strong>boxen (vb. structuur en regelmaat);<br />

• Volgen van de cursussen VCA, BHV, theorie-examen rijvaardigheid en lessen<br />

sociale vaardigheid (SoVa) (vb. beter gekwalificeerd voor werk, eigenwaarde<br />

vergroten, motiveren voor werk en scholing);<br />

• Sport en spel, zoals boxtraining (vb. afreageren, respectvolle omgang, leiding<br />

geven/training verzorgen);<br />

• Persoonlijke begeleiding van jongeren door medewerkers van <strong>Op</strong>boxen (vb.<br />

vergezellen naar SoZaWe, rechtbank);<br />

• Aanspreken van jongeren op houding en gedrag in begrijpelijke (straat)taal – met<br />

respect en de nodige humor. De jongeren worden beloond voor wat ze goed doen<br />

en gemotiveerd om het (nog) beter te doen;<br />

• Jongeren blijven in traject totdat werk, scholing of een vervolgtraject geregeld is;<br />

• Nazorg. Jongeren die uitstromen, houden veelal contact met <strong>Op</strong>boxen. Exdeelnemers<br />

kunnen ‘s avonds trainen op de boxschool en zodoende kunnen<br />

medewerkers een vinger aan de pols houden.<br />

e e r s t e t i j-r a p p o rta g e<br />

to e t s i n g j u n i 2012<br />

29


30<br />

e e r s t e t i j-r a p p o r ta g e<br />

t o e t s i n g j u n i 2012<br />

2.5 Organisatie<br />

De uitvoering is in handen van stichting <strong>Op</strong>boxen. De stichting bestaat uit vijf personen:<br />

een directeur/begeleider, een projectleider/begeleider, een secretaris/penningmeester,<br />

een opleider en een banenpooler. Het materiaal waarover de stichting beschikt bestaat<br />

uit onder andere computers, software, sport- en spelfaciliteiten en het gebouw van de<br />

stichting. De lessen (vb. SoVa-training, BHV en VCA) worden gegeven door Training<br />

Centrum Eemhaven. Stichting <strong>Op</strong>boxen huurt bij dit bedrijf gediplomeerde docenten in.<br />

Vanaf het begin draait de stichting op de persoonlijke inzet en toewijding van<br />

initiatiefnemer de heer Schildkamp (‘Ome Jan’). In tijden van nood is hij er telkens<br />

in geslaagd om de stichting overeind te houden (publiciteit genereren en middelen<br />

aanboren). De zoon van de heer Schildkamp neemt langzamerhand taken over, omdat<br />

laatstgenoemde een dagje ouder wordt. Vorig jaar is de heer Schildkamp vanwege<br />

gezondheidsredenen een tijd afwezig geweest. De overdracht (van het vak) vindt in de<br />

praktijk plaats – van vader op zoon.<br />

Het bestuur van <strong>Op</strong>boxen noemt een aantal knelpunten in de uitvoering. Ten eerste, een<br />

gebrek aan (structurele) financieringsbronnen. Zo zou er op dit moment onvoldoende<br />

budget zijn om gekwalificeerde medewerkers aan te nemen. De stichting is daarnaast<br />

nog niet in staat gebleken vrijwilligers aan te trekken die met deze jongeren om kunnen<br />

gaan. Ten tweede, een gebrek aan toeleidingen vanuit SoZaWe. De aanmeldingen<br />

voor <strong>Op</strong>boxen behoren via SoZaWe en de leerplichtambtenaren uit Spijkenisse te<br />

verlopen. <strong>Op</strong>boxen krijgt weliswaar ook ‘zelfmelders’ en aanmeldingen vanuit de<br />

Deelgemeentelijke Organisatie Sluitende Aanpak (DOSA) en de politie. Vervolgens moet<br />

er sprake zijn van een uitkeringsrelatie, zodat <strong>Op</strong>boxen de target van twintig jongeren<br />

met een WIJ-uitkering (zie ‘Indicatie kosten’ hieronder) kan realiseren. In de praktijk blijkt<br />

dit niet altijd mogelijk. Ten derde, het toenemende aantal aanmeldingen van jongeren<br />

met ernstige gedragsproblemen. De verzwaring van de problemen van de doelgroep is<br />

een mogelijke verklaring voor het gegeven dat jongeren langer in het traject blijven en<br />

de uitstroomcijfers dalen. De stichting heeft geen eigenstandig netwerk van werkgevers<br />

waar ze jongeren naartoe kunnen bemiddelen voor werk of stage.<br />

3. Indicatie kosten<br />

Stichting <strong>Op</strong>boxen ontvangt jaarlijks subsidie voor haar activiteiten. De totale begroting<br />

voor 2012 bedraagt € 219.500,- en is er door de drie belangrijkste subsidiënten in totaal<br />

een bedrag van € 192.500 aan stichting <strong>Op</strong>boxen toegekend. Onderstaande tabel toont<br />

de drie financieringsbronnen.<br />

SoZaWe Gemeente Spijkenisse Deelgemeente Hoogvliet<br />

€ 127.500,- € 40.000,- € 25.000,-<br />

Met de stichting zijn voor het jaar 2011 resultaatafspraken gemaakt. Deze zijn echter niet<br />

SMART geformuleerd (Deelgemeente Hoogvliet, 2010). De subsidieverplichtingen zijn<br />

gericht op het minimaal aantal deelnemers en niet op de resultaten (prestaties/uitstroom)<br />

die worden behaald. SoZaWe stelt de eis dat minimaal twintig Rotterdamse jongeren<br />

(met een uitkering) worden geholpen. De gemeente Spijkenisse heeft tien plekken<br />

ingekocht voor jongeren die in Spijkenisse wonen, leerplichtig zijn, maar niet naar<br />

school gaan. De deelgemeente Hoogvliet levert een aanvullende, financiële bijdrage,<br />

zonder verplichtingen te stellen aan bijvoorbeeld het aantal of de kenmerken van de<br />

deelnemers.<br />

Vanwege bezuinigingen op (deel)gemeentelijke budgetten voor re-integratie en<br />

participatie is de financiering voor 2013 vanuit SoZaWe (en de deelgemeente) onzeker.<br />

Volgens de verantwoordelijke beleidsmedewerker bij SoZaWe zou een interventie als<br />

<strong>Op</strong>boxen elders beter op zijn plaats zijn. <strong>Op</strong>boxen zou namelijk méér gericht zijn op de<br />

(re)socialisatie van jongeren dan op re-integratie naar werk en uitstroom uit de uitkering.


Indien SoZaWe de subsidierelatie beëindigd, is de deelgemeente Hoogvliet naar<br />

verwachting niet geneigd om dit gat te dichten. Het bestuur van stichting <strong>Op</strong>boxen is op<br />

aangeven van SoZaWe in contact getreden met Challenge Sports, een commercieel reintegratiebedrijf,<br />

met als doel de bedrijfsmatige opzet van <strong>Op</strong>boxen te verbeteren.<br />

4. Resultaten<br />

4.1 Bereik<br />

De belangrijkste doelstelling volgens het bestuur van <strong>Op</strong>boxen is het vergroten van<br />

het zelfvertrouwen en het vertrouwen in de toekomst van de jongeren. Over bereiken<br />

van deze doelstelling, de problematiek van de aangemelde jongeren evenals over de<br />

omvang van de doelgroep zijn geen gegevens beschikbaar<br />

In praktijk bestaat de groep deelnemers uit 30-40 jongeren uit de regio Rijnmond, met<br />

name uit Hoogvliet, Rotterdam en Spijkenisse. Volgens de medewerkers van <strong>Op</strong>boxen<br />

gaat het in de praktijk om jongeren die nergens meer terecht kunnen, overal zijn weggestuurd,<br />

geen structuur hebben in het leven en vaak overlast veroorzaken door het<br />

vertonen van asociaal gedrag thuis en op straat. Een aanzienlijk deel van de jongeren is<br />

crimineel en daarvan heeft een deel gevangenisstraffen openstaan.<br />

In 2011 had <strong>Op</strong>boxen 37 deelnemers: 25 uit Rotterdam (waarvan 14 uit Hoogvliet), 10<br />

uit Spijkenisse, 1 uit Rhoon en 1 uit Hellevoetsluis. Vier deelnemers zijn aangemeld via<br />

SoZaWe (Schildkamp, 2012). Veruit de grootste groep in 2011, meer dan 80 procent van<br />

de deelnemers, is door een leerplichtambtenaar aangemeld. Drie jongeren hebben zichzelf<br />

aangemeld en twee jongeren zijn door Bureau Jeugdzorg naar <strong>Op</strong>boxen verwezen<br />

(Gouw, 2012).<br />

4.2 Output<br />

In het jaarverslag van de stichting <strong>Op</strong>boxen – onderdeel van het Werkplan 2012 – wordt<br />

vermeld dat een afzonderlijk traject succesvol is indien een deelnemer tijdens of na<br />

deelname aan <strong>Op</strong>boxen werkt, zelf op zoek gaat naar werk of een opleiding, een vervolgtraject<br />

richting opleiding/werk of hulpverleningstraject volgt. Volgens deze definitie<br />

zijn in 2011 zestien jongeren succesvol uitgestroomd (64 procent van de deelnemers).<br />

Van de 37 deelnemers in 2011 hebben 25 jongeren hun traject beëindigd. In 16 gevallen<br />

dus met een positief resultaat: 8 werk, 6 scholing en 2 een vervolg. Vier jongeren vielen<br />

uit vanwege onder andere een gebrek aan motivatie. Twee jongeren gingen in detentie,<br />

twee verhuisden buiten Rotterdam en 1 keerde terug naar de Nederlandse Antillen<br />

(Schildkamp, 2012). <strong>Op</strong> de website van <strong>Op</strong>boxen wordt vanaf het jaar 1999 een gemiddeld<br />

succespercentage van 76 procent vermeld.<br />

Werkgevers die jongeren in dienst hebben genomen na het volgen van een traject<br />

bij <strong>Op</strong>boxen zijn een ferry-operator, een uitzendbureau en een installatiebedrijf. Als<br />

uitstroom naar scholing worden het Haven- en Transportcollege en de opleiding tot<br />

vorkheftruckchauffeur genoemd. Als vervolgtraject staat de behandeling door een psychiater<br />

vermeld.<br />

4.3 Outcome<br />

Het is niet bekend hoeveel deelnemers zijn afgehouden van ernstig(er) onaangepast of<br />

crimineel gedrag en in hoeverre hun kansen op werk of scholing zijn vergroot.<br />

4.4 Neveneffecten<br />

Neveneffecten zijn onbekend.<br />

e e r s t e t i j-r a p p o rta g e<br />

to e t s i n g j u n i 2012<br />

31


32<br />

e e r s t e t i j-r a p p o r ta g e<br />

t o e t s i n g j u n i 2012<br />

B. Toetsing door TIJ<br />

1. Volledigheid van de beschrijving<br />

De doelgroep van de interventie <strong>Op</strong>boxen wordt in zeer algemene termen beschreven.<br />

TIJ heeft de indruk dat daarmee – slechts – een specifieke doelgroep wordt aangesproken,<br />

namelijk jongeren die worden aangetrokken door de ‘stoere uitstraling’ van<br />

de vechtsport c.q. het boksen. De indicaties en contra-indicaties voor deelname zijn<br />

onvoldoende scherp en de doelen van de interventie zijn niet SMART geformuleerd. De<br />

methodiek/werkwijze is globaal, op het niveau van concrete activiteiten in een weekprogramma<br />

beschreven. In de praktijk lijkt de aanpak echter meer te behelzen dan is<br />

beschreven, bijvoorbeeld het persoonlijk begeleiden van jongeren bij het contact met<br />

instanties.<br />

2. Degelijkheid van de methodiek<br />

<strong>Op</strong>boxen geniet lokale, landelijke en zelfs internationale bekendheid, maar voor zover<br />

bij TIJ bekend is, heeft deze aanpak elders geen toepassing gevonden. De ervaringen<br />

met de methodiek zijn aldus beperkt tot de stichting <strong>Op</strong>boxen. Sinds de start in het jaar<br />

1993 is de effectiviteit van de interventie nooit onderzocht. TIJ constateert dat de methodische<br />

uitgangspunten van <strong>Op</strong>boxen niet theoretisch onderbouwd zijn.<br />

Er zijn wel bestanddelen in de interventie aanwezig die wetenschappelijk gezien van<br />

invloed zijn op antisociaal gedrag van jongeren. De methodiek van <strong>Op</strong>boxen volgt daarmee<br />

de lijn van risicoreductie uit het Kennisfundament (Brons et al., 2008). <strong>Op</strong>vallend<br />

is dat de interventie geen activiteiten ontplooit die gericht zijn op de omgeving van de<br />

deelnemers (vb. gezin, vrienden). Met name het leren van peers c.q. vrienden is, gezien<br />

de leeftijd van de doelgroep, van belang. Deze afwezigheid kan zowel positief als negatief<br />

uitpakken. Het onderzoek van TIJ geeft hierover geen uitsluitsel.<br />

<strong>Op</strong> individueel niveau neemt de interventie een aantal risicofactoren weg en bevordert<br />

het een aantal beschermende factoren ten aanzien van antisociaal gedrag. Hier worden<br />

genoemd:<br />

• vergroten positief zelfbeeld;<br />

• vergroten van het zelfvertrouwen, onder andere ten aanzien van participatie op<br />

school en in regulier werk;<br />

• vergroten van sociale en contactuele vaardigheden;<br />

• vergroten van het moreel redeneervermogen;<br />

• verbeteren van de cognitieve informatieverwerking door het vergroten van het<br />

gedragsrepertoire met sociaal acceptabel gedrag;<br />

• verminderen van (vroeg) agressief en storend gedrag door het verminderen van<br />

vijandige attributies en verbeteren van vermogen om ambigue sociale situaties op<br />

een positieve manier te interpreteren.<br />

De deelnemende jongeren worden in theorie (vb. SoVa-training) en praktijk geleerd<br />

wat (on)aanvaardbaar gedrag is. <strong>Op</strong> verschillende momenten (tijdens of na informele<br />

bijeenkomsten, trainingen, lessen, bokstraining) ontvangen jongeren feedback van hun<br />

trainers, begeleiders en groepsgenoten. Begeleiders van <strong>Op</strong>boxen geven ook feedback<br />

aan derden (vb. uitkeringsinstantie, rechtbank). Onduidelijk is hoe vaak dat gebeurt.<br />

Het aanspreken van de jongeren op houding en gedrag gebeurt in een taal die ze<br />

begrijpen (straattaal). Het gewenste gedrag wordt geventileerd en de jongere wordt<br />

gemotiveerd middels het toekennen van complimenten, diploma’s en certificaten. De<br />

aanpak is hoofdzakelijk positief (belonen van gewenst gedrag).


In de sportbeoefening, met name bij het boksen, zijn regels van groot belang.<br />

Aannemelijk is dat dit ten goede komt aan de zelfbeheersing. In de nabesprekingen<br />

en bij de persoonlijke begeleiding kunnen in algemene zin aspecten van de<br />

omgangsvormen in het sociale verkeer aan bod komen. Daarbij wordt jongeren onder<br />

andere geleerd zich te verplaatsen in de ander en intenties van anderen neutraler te<br />

beoordelen. Het is niet duidelijk in hoeverre dit bij <strong>Op</strong>boxen daadwerkelijk gebeurd.<br />

<strong>Op</strong>boxen beperkt de gelegenheid voor ongewenst gedrag en de invloeden van buitenaf<br />

(negatieve peergroup) doordat de jongeren (overdag) in het gebouw van <strong>Op</strong>boxen<br />

actief zijn. Tegelijkertijd komen ze daar in aanraking met (mogelijk) criminele jongeren.<br />

Voor een gezonde gewetensvorming en –binding zou het contact met delinquente<br />

leeftijdsgenoten zoveel mogelijk moeten worden verbroken.<br />

Het is niet aannemelijk dat de <strong>Op</strong>box-methode direct bijdraagt aan de reductie van<br />

de criminaliteit onder jongeren. De interventie lijkt gestoeld op het alledaagse inzicht<br />

dat jongeren gemotiveerd raken via beweging/boksen, aantrekkelijke cursussen en<br />

persoonlijke aandacht. En, dat zij daardoor verleid worden tot gedragsveranderingen<br />

en het behalen van een erkend diploma. Langs deze weg kunnen de deelnemers méér<br />

zelfvertrouwen en sociale vaardigheden verwerven. Uiteindelijk is dit een belangrijke<br />

voorwaarde voor herintreding naar werk of scholing.<br />

3. Uitvoeringsintegriteit<br />

Voor de interventie <strong>Op</strong>boxen is de methodiek niet duidelijk beschreven. Volgens haar<br />

eigen standaard voldoet de stichting aan de kwaliteitseisen indien deelnemers van 09.00<br />

tot 16.30 bezig zijn, blijven komen en een praktisch diploma behalen. De mate van<br />

succes hangt tevens af van de jongeren die uitgestroomd zijn in een scholingstraject of<br />

werk en/of blijven terugkomen op de boksschool in de avonduren. Cijfers daarover zijn<br />

niet bekend.<br />

De twee belangrijkste knelpunten die de uitvoerders ervaren, zijn een verzwaring<br />

van de doelgroep (de jongeren die instromen hebben vaker drugs- of psychiatrische<br />

problemen) en het vinden van geschikte trainers. Het probleemgedrag van jongeren<br />

wordt bij <strong>Op</strong>boxen ten dele aangepakt, namelijk in de context waar het probleemgedrag<br />

zich voordoet. Bijvoorbeeld in contact met andere jongeren, specifieke onderwijssetting<br />

en met instanties/werkgevers. Van laatstgenoemde is de intensiteit onduidelijk. Het<br />

probleemgedrag dat een jongere thuis, op straat, tijdens het uitgaan of op de werkvloer<br />

vertoont/geneigd is te vertonen, wordt niet aangepakt.<br />

Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid sluit de aanpak aan bij jongeren<br />

die zich aangetrokken voelen tot de uitstraling van de sportschool/boksschool. Deze<br />

aantrekkingskracht, op veelal de dropouts die (ernstig) onaangepast of crimineel gedrag<br />

vertonen, sluit tegelijkertijd een deel van de totale doelgroep uit. Cijfers zijn echter niet<br />

bekend.<br />

Een eenduidige omschrijving van de professionals die deze aanpak (kunnen) uitvoeren<br />

is niet te geven. Dit komt vooral doordat de aanpak door de jaren heen is gegroeid<br />

en overgedragen. Het is aldus niet helder of en hoe de continuïteit van <strong>Op</strong>boxen<br />

gewaarborgd wordt.<br />

4. Resultaten<br />

Het bereik en de behaalde resultaten zijn onduidelijk in het licht van de beoogde doelen.<br />

Daarvoor zijn zowel doelgroep als doelen te vaag geformuleerd. Bovendien ontbreken de<br />

benodigde kwantitatieve gegevens. Gegevens over instroom, doorstroom en output zijn<br />

wel beschikbaar. Het ontbreekt echter aan gegevens over de outcome en de effectiviteit<br />

van de interventie met betrekking tot de primaire doelstellingen. Over neveneffecten is<br />

niets bekend.<br />

e e r s t e t i j-r a p p o rta g e<br />

to e t s i n g j u n i 2012<br />

33


34<br />

e e r s t e t i j-r a p p o rta g e<br />

t o e t s i n g j u n i 2012<br />

5. Oordeel: Kansarm, kansrijk, project ter verbetering<br />

<strong>Op</strong>boxen is een project ter verbetering.<br />

TIJ acht onvoldoende bewezen dat <strong>Op</strong>boxen bijdraagt aan de realisatie van de<br />

einddoelen die de stichting zichzelf stelt. De interventie <strong>Op</strong>boxen is kwetsbaar<br />

doordat de organisatie en de methodiek sterk gekoppeld zijn aan de inzet van enkele<br />

sleutelfiguren (fam. Schildkamp). Daarnaast ontbreekt het aan een gedegen financieel<br />

beleid.<br />

Gezien de resultaten en de theoretisch werkzame elementen in de aanpak kan de<br />

interventie <strong>Op</strong>boxen worden gezien als een belangrijke eerste stap in de resocialisatie<br />

en re-integratie van drop-outs. <strong>Op</strong>boxen blijkt namelijk goed in staat jongeren die zijn<br />

uitgevallen – kampen met een gebrek aan zelfvertrouwen en structuur in hun leven –<br />

vast te houden en een dagbesteding aan te bieden. De relatie tussen de activiteiten<br />

van <strong>Op</strong>boxen, de reductie van crimineel gedrag én het vergroten van de kans op werk/<br />

scholing kan tot op zekere hoogte theoretisch worden onderbouwd. Wetenschappelijke<br />

inzichten maken het aannemelijk dat de jongeren door de interventie meer<br />

zelfvertrouwen krijgen en nuttige sociale vaardigheden opdoen.<br />

De jongeren worden sociale vaardigheden, normen en waarden bijgebracht, waarmee<br />

zij zich in meer algemene zin kunnen handhaven in de maatschappij. Zodoende<br />

fungeert <strong>Op</strong>boxen als een warming-up voor onderwijs, werk of een vervolgtraject (vb.<br />

hulpverlening). Om de resocialisatie en re-integratie van de jongeren tot een succes<br />

te maken, is parallel/na afloop van <strong>Op</strong>boxen actieve begeleiding van de jongeren op<br />

verschillende gebieden noodzakelijk. <strong>Op</strong> dit moment blijkt op basis van de geleverde<br />

informatie onvoldoende sprake te zijn van bijvoorbeeld: begeleiding op het gebied van<br />

omgang met peers, gedrag op straat, psychische en lichamelijke gezondheid, verslaving,<br />

ouderschap, huishouden.


6. Aanbevelingen<br />

Voor de stichting is het van belang om de in de praktijk ontwikkelde werkwijze vast te<br />

leggen in een methodiek en deze stevig theoretisch en empirisch te onderbouwen.<br />

Daarbij dienen haalbare én meetbare doelen te worden gesteld. Daarnaast is het opzetten<br />

van een professionele organisatie evenals de inbedding van <strong>Op</strong>boxen in de keten<br />

van voorzieningen rondom de resocialisatie en re-integratie van jongeren van belang.<br />

Zodoende kan de interventie worden geborgd voor de toekomst en de effectiviteit van de<br />

resocialisatie en re-integratie(keten) worden vergroot.<br />

Bijzondere aandacht verdienen de ontwikkelingen rond de Wijkschool en de samenwerking<br />

met andere organisaties die zich richten op de resocialisatie en re-integratie van<br />

jongeren middels sportactiviteiten (vb. Challenge Sports). Tot besluit beveelt TIJ aan<br />

dat geïnvesteerd wordt in de ontwikkeling van een monitoringsysteem waarin instroom,<br />

voortgang en uitstroom op een aantal kenmerken van de jongeren wordt vastgelegd alsmede<br />

de situatie/voortgang van de jongeren ten aanzien van de interventiedoelen.<br />

7. Geraadpleegde bronnen<br />

Interviews:<br />

06-03-2012 – de heren J. Schildkamp sr. (directeur) en J. Schildkamp jr. (projectleider),<br />

Stichting <strong>Op</strong>boxen<br />

20-02-2012 – de heer W. Akkerman, beleidsadviseur, deelgemeente Hoogvliet<br />

08-03-2012 – de heer O. Douenburg, beleidsmedewerker, dienst SoZaWe<br />

Documenten:<br />

Brons, D., Hilhorst, N. en Willemsen, F. (2008). Het kennisfundament t.b.v. de aanpak<br />

van criminele Marokkaanse jongeren. Den Haag: Wetenschappelijk Onderzoek- en<br />

Documentatiecentrum/Ministerie van Veiligheid en Justitie.<br />

Deelgemeente Hoogvliet (1 december 2010). Beschikking structurele subsidie 2011.<br />

Rotterdam: Deelgemeente Hoogvliet, Sector Beleid<br />

Gouw, L. (februari 2012). Verantwoording In- en Uitstroom 2011 (excel-bestand).<br />

Hoogvliet: St. <strong>Op</strong>boxen.<br />

Hoedt, S. den (2002). Masterscriptie. <strong>Op</strong>boxen in de ring: Een sociologisch onderzoek<br />

naar het project <strong>Op</strong>boxen. Rotterdam: EUR.<br />

Schildkamp, J. jr. (maart 2012). Uitstroom 2010/2011. Hoogvliet: Stichting <strong>Op</strong>boxen<br />

SoZaWe Rotterdam. SWG <strong>Op</strong>boxen verleningsbeschikking 2012, d.d. 19 december 2011<br />

Stichting <strong>Op</strong>boxen. <strong>Op</strong>boxen Werkplan 2012. Hoogvliet: St. <strong>Op</strong>boxen.<br />

Overig:<br />

Schriftelijke reacties op conceptrapportage van de heren W. Akkerman (deelgemeente<br />

Hoogvliet), O. Douenburg (SoZaWe), J. Schildkamp sr. en J. Schildkamp jr. (beiden<br />

Stichting <strong>Op</strong>boxen).<br />

Website <strong>Op</strong>boxen, Stichting <strong>Op</strong>boxen: http://www.opboxen.nl, zoals bezocht op 05-05-2012.<br />

C. Reacties op toetsing door TIJ<br />

Reactie van SoZaWe Rotterdam, de heer O. Douenburg:<br />

“Dit schetst het beeld wat ik herken van <strong>Op</strong>boxen, een sympathieke club die goed werk<br />

doet, maar meer focus en bedrijfsmatige aanpak kan gebruiken…. kan … me goed<br />

vinden in de teksten.”<br />

Reactie van stichting <strong>Op</strong>boxen, de heer L. Gouw:<br />

“Ik kan het eens zijn met de opmerking dat het niet geheel bekend is wat het succes<br />

van <strong>Op</strong>boxen is, maar neem maar aan dat bij welk onderzoek (wetenschappelijk of een<br />

straatonderzoek) je ook in stelt dat onze doelgroep maar met 1 remedie te vangen en op<br />

te voeden is en dat is: ORDE, RUST en REGELMAAT. En WONING WERK en W (vrouw)<br />

(sic red.). Deze basis zie ik niet terug en dat is nu net wat wij bieden en kennelijk staat<br />

deze materie niet in de boeken. Bij ons wel en daar willen we ons voor inzetten.”<br />

e e r s t e t i j-r a p p o rta g e<br />

to e t s i n g j u n i 2012<br />

35


36<br />

8<br />

e e r s t e t i j-r a p p o r ta g e<br />

t o e t s i n g j u n i 2012<br />

Pak je kans<br />

A. Beschrijving door TIJ<br />

(op basis van aangereikte documenten en interviews)<br />

1. Interventiegegevens<br />

Interventie : Pak Je Kans<br />

<strong>Op</strong>drachtgever : GGD Rotterdam-Rijnmond (GGD)<br />

Uitvoerder : FlexusJeugdplein en Humanitas<br />

Periode uitvoering : 1997 – heden<br />

2. Beschrijving interventie<br />

2.1 Korte samenvatting<br />

Pak je Kans biedt snelle, kortdurende en ambulante hulp aan jongeren die voor het<br />

eerst in aanraking komen met de politie. Binnen 48 uur vindt de interventie plaats. De<br />

aanpak bestaat uit een screening, gevolgd door een hulpverleningstraject bestaande uit<br />

begeleiding via gesprekken op het politiebureau en/of thuis. Zwaardere vormen van hulp<br />

worden indien nodig doorverwezen. Pak Je Kans houdt vervolgens in de gaten hoe die<br />

hulp loopt.<br />

2.2 Doel<br />

Pak Je Kans heeft tot doel het voorkomen dat <strong>jeugd</strong>igen afglijden in de richting<br />

van crimineel gedrag en/of dat problemen verergeren. Dit gebeurt door middel van<br />

vroegtijdige signalering door de politie van probleem/delictgedrag en voorts het bieden<br />

van kortdurende, ambulante hulp.<br />

2.3 Doelgroep<br />

Pak Je Kans is bedoeld voor kinderen en jongeren van 0-18 jaar, die thuis, op straat, op<br />

school en/of op werk zorgwekkend signaalgedrag vertonen. Deze jongeren ondervinden<br />

of veroorzaken problemen waardoor zij in aanraking komen met de politie. De<br />

problematiek, die aanleiding is voor aanmelding bij Pak Je Kans, is onder te verdelen in<br />

vier categorieën:<br />

1. signaalgedrag: bijv. baldadig gedrag, kleine kinderen die ‘s avonds laat op straat zijn;<br />

2. (lichte) strafbare feiten: bijv. als een jongere een strafbaar feit pleegt, een<br />

zogenaamd Halt-waardig delict3 ;<br />

3. kinderen die slachtoffer zijn van huiselijk geweld;<br />

4. kinderen die gepest worden.<br />

In praktijk richt de aanpak van Pak Je Kans zich vooral op de eerste twee categorieën:<br />

signaalgedrag en (lichte) strafbare feiten.<br />

Contra-indicaties:<br />

• er is sprake van een geringe overtreding waarvan de jongere zich niet bewust lijkt,<br />

terwijl er verder niets wijst op problematiek (bijv. roken waar dat niet is toegestaan of<br />

een sigarettenpeuk op straat gooien);<br />

• een jongere woont buiten het district (zo mogelijk wordt deze jongere verwezen naar<br />

Pak Je Kans in het betreffende district);<br />

3 Een delict is Halt-waardig als er sprake is van openlijk geweld tegen goederen met een beperkte<br />

schade, bij (poging tot) diefstal en heling van een goed van een beperkt bedrag, en strafbare feiten in<br />

gemeentelijke verordeningen voor zover ze betrekking hebben op vuurwerk of baldadig gedrag waarbij<br />

de schade beperkt is.


•<br />

•<br />

de jongere volgt al een hulpverleningstraject (elders). In overleg kan een parallel<br />

hulpverlenings traject plaatsvinden;<br />

de jongere heeft te zware strafbare feiten gepleegd, vertoont psychiatrische<br />

problematiek en/of de situatie is gevaarlijk voor jongere en/of Pak Je Kansmedewerker.<br />

2.4 Aanpak en materiaal<br />

<strong>Op</strong> het moment dat een agent (bovengenoemd) signaalgedrag waarneemt bij de<br />

doelgroep dan wel deze (voor de eerste keer) een licht strafbaar feit heeft gepleegd,<br />

weegt de agent af of het kind voor straf en/of hulp in aanmerking komt. Indien een<br />

hulpverleningstraject nodig wordt geacht, worden door de politie zowel ouders als<br />

jongere gevraagd om mee te werken aan een Pak Je Kans-traject. In sommige gevallen<br />

is er sprake van twee trajecten tegelijkertijd: Halt én Pak Je Kans.<br />

Wanneer de ouders gebruik willen maken van het aanbod meldt de agent de <strong>jeugd</strong>ige<br />

aan met behulp van een zorgformulier. Aanmelding verloopt via de <strong>jeugd</strong>coördinator<br />

van de politie bij de Pak Je Kans-medewerker. Deze medewerker werkt vanuit het politiebureau.<br />

Daardoor is het mogelijk binnen 48 uur contact op te nemen met de <strong>jeugd</strong>ige<br />

(en de ouders/verzorgers).<br />

In het Pak Je Kans-jaarverslag (Politie Rotterdam-Rijnmond et al., 2010) wordt aangegeven<br />

dat uit onderzoek blijkt dat vroegtijdig, snel en consequent optreden richting<br />

signaalgedrag effectief is en verergering van eventuele problemen kan voorkomen.<br />

Domburgh (2009) stelt in haar proefschrift: “<strong>Op</strong> dit moment loopt er een aantal zeer<br />

veelbelovende initiatieven op dit gebied in Nederland (o.a. Jeugd Preventie Team,<br />

Jeugd Preventie Plan, Pak Je Kans) waarbij politie en hulpverleningsinstanties nauw<br />

samenwerken.” Deze projecten volgen grosso modo dezelfde werkwijze, namelijk het<br />

verwijzen van jonge delinquenten en hun families naar een hulpverleningsinstantie, die<br />

vervolgens op korte termijn (bijv. binnen 48 uur) een bezoek brengt aan het gezin. De<br />

hulpverleningsinstantie inventariseert vervolgens de eventuele problemen en biedt indien<br />

nodig een interventie van korte duur aan. Indien het vermoeden bestaat/er sprake<br />

is van zwaardere problematiek kan worden doorverwezen voor nader (diagnostisch)<br />

onderzoek en verdere behandeling.<br />

Staan de partijen open voor het hulpaanbod, dan volgt een screening. Door de Pak<br />

Je Kans-medewerker wordt onderzocht wat de oorzaken zijn van het signaalgedrag.<br />

Daaruit moet blijken of, en voorts welke, hulp nodig is. De screening kan opleveren dat<br />

e e r s t e t i j-r a p p o rta g e<br />

to e t s i n g j u n i 2012<br />

37


38<br />

e e r s t e t i j-r a p p o r ta g e<br />

t o e t s i n g j u n i 2012<br />

er geen hulp nodig is en/of hulpverlening al geboden wordt (reeds bekend bij Bureau<br />

Jeugdzorg). Zonodig wordt directe hulpverlening geboden. Pak Je Kans biedt kortdurende<br />

hulp voor de duur van maximaal 13 weken aan. Als een zwaardere vorm van hulpverlening<br />

nodig wordt geacht, vindt doorverwijzing plaats.<br />

Indien (kortdurende) hulp wordt toegewezen, dan worden met de ouder(s), verzorgers<br />

en/of het kind een aantal doelen gesteld. De mate van het succes van het hulpverleningstraject<br />

wordt afgemeten aan het behalen van die doelen. Al naar gelang de<br />

problematiek kan het gaan om doelen met betrekking tot opvoedingsondersteuning of<br />

maatregelen die zich direct richten op het kind (bijv. anders omgaan met agressie).<br />

In de keten vindt samenwerking plaats met politie, Deelgemeente Organisatie Sluitende<br />

Aanpak (DOSA), Centra voor Jeugd en Gezin en Bureau Jeugdzorg. De regels van<br />

deze samen werking zijn ondermeer vastgelegd in Nadere regels Meldcode Huiselijk<br />

Geweld en Kindermishandeling (Gemeente Rotterdam, 2009a), Nadere regels subsidievoorwaarden<br />

SISA (Gemeente Rotterdam, 2009b) en de zogenaamde STAAL-afspraken<br />

aangaande brede zorgcoördinatie en op- en afschaling.<br />

De werkwijze van Pak Je Kans wordt theoretisch onderbouwd in het zogenaamde<br />

Jeugdpreventie programma (JPP) van Van Montfoort (2001).<br />

2.5 Organisatie<br />

In de stadsregio Rotterdam wordt Pak Je Kans uitgevoerd door de politie, stichting<br />

Humanitas, FlexusJeugdplein en Kwadraad. Het onderzoek van TIJ beperkt zich tot de<br />

<strong>interventies</strong> binnen de gemeente Rotterdam en daarom tot de activiteiten van Humanitas<br />

en FlexusJeugdplein. Humanitas richt zich op de politiedistricten West, Centrum en<br />

Oost. FlexusJeugdplein is de uitvoerende partij in de politiedistricten Waterweg-Noord,<br />

Noord, Feijenoord-Ridderster en Zuid. De uitvoering van de <strong>interventies</strong> valt onder de<br />

verantwoordelijkheid van een stuurgroep, onder voorzitterschap van de burgemeester<br />

van Lansingerland.<br />

De toeleiding van jongeren vindt plaats door de politie, meestal via de buurtagent. Sinds<br />

het jaar 2010 is er sprake van samenwerking met het schoolmaatschappelijk werk en<br />

Halt.<br />

Het vereiste opleidingsniveau van de uitvoerende medewerkers bij FlexusJeugdplein<br />

en Humanitas is een afgeronde, relevante HBO-opleiding. Beide organisaties hebben<br />

sinds 2011 een kwaliteitskeurmerk voor <strong>jeugd</strong>hulpverlening en opvoedingsondersteuning<br />

ontvangen van de stichting Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector, het<br />

zogenaamde HKZ-certificaat.<br />

De werkwijze binnen Pak Je Kans wordt gemonitord door de instellingen zelf en door de<br />

GGD. De kwaliteit van de werkwijze wordt geborgd door de tweewekelijkse casuïstiekbespreking<br />

met een gedragsdeskundige, door de toepassing van de HKZ en de meting<br />

van tevredenheid bij jongeren en ouders. Deze C-toets (Jumelet et al., 2004) is niet<br />

gevalideerd, maar wordt op brede schaal binnen de <strong>jeugd</strong>zorg aangeraden en gebruikt.<br />

3. Indicatie kosten<br />

Voor de periode 2010-2011 heeft de GGD een subsidie verleend aan Humanitas ad.<br />

€153.186,- en aan FlexusJeugdplein ad. € 221.270,-.<br />

Humanitas heeft voor de periode 2011-2102 een subsidie gekregen ad. € 192.574,-. De<br />

subsidie is verstrekt door drie partijen: GGD (€ 147.186,-), deelgemeente Kralingen-<br />

Crooswijk (€ 39.688,-) en deelgemeente Prins-Alexander (€ 5.700,-).<br />

4. Resultaten<br />

4.1 Bereik<br />

Bij de subsidieverlening in 2010 heeft Humanitas ruim voldaan aan het afgesproken


aantal screeningen en hulpverleningstrajecten. Voor FlexusJeugdplein is dit in mindere<br />

mate het geval.<br />

Aantal hulpverleningstrajecten in 2010, waarvan: FlexusJeugdplein Humanitas<br />

Probleem opgelost of beter hanteerbaar (geen vervolghulp nodig) 54% 75%<br />

Verwezen (na begeleidingsgesprekken) 27% 17%<br />

Afgebroken 12% 8%<br />

(NB: Bij deze tabel over het aantal succesvol afgesloten trajecten zijn de cijfers niet apart tot de gemeente Rotterdam herleidbaar.<br />

Daarom zijn alleen percentages gegeven.)<br />

In een onderzoek (DSP, 2011) dat zich specifiek richt op kinderen die, gezien hun leeftijd<br />

te laat buiten spelen zonder toezicht, wordt aangegeven dat de ervaringen van de<br />

ouders en jongeren met Pak Je Kans overwegend positief zijn. Door de onderzoekers<br />

wordt geconstateerd dat het eerste contact met politie en het gezin in belangrijke mate<br />

meespeelt in de acceptatie van het hulpaanbod. Omvang van de potentiële doelgroep is<br />

niets bekend.<br />

4.2 Output<br />

Uit het Pak Je Kans-jaarverslag van Politie Rotterdam-Rijnmond et al. (2010) blijkt dat<br />

door Flexus Jeugdplein in 2010 in Rotterdam 208 aanmeldingen door de politie gedaan,<br />

160 screeningen en 94 hulpverleningstrajecten gestart. In de subsidie beschikking werd<br />

eerder uitgegaan van 170 screeningen en 110 hulpverleningstrajecten.<br />

Bij Humanitas was over 2010 sprake van 163 aanmeldingen, 129 screeningen en 81<br />

hulpverleningstrajecten. In de subsidiebeschikking werd uitgegaan van 104 screeningen<br />

en 72 hulpverleningstrajecten.<br />

4.3 Outcome<br />

Na afsluiting van ieder hulpverleningstraject wordt geen vervolgonderzoek gedaan naar<br />

het al dan niet bereiken van het gestelde doel. Het is daarmee onbekend of jongeren<br />

uiteindelijk afglijden richting crimineel gedrag en/of dat de problemen verergeren. Vanuit<br />

de GGD – en instellingen als Humanitas en FlexusJeugdplein – wordt momenteel in een<br />

breder kader (gezinscoaching) ingezet op toekomstige monitoring en effectmeting (GGD<br />

Rotterdam Rijnmond, 2011).<br />

4.4 Neveneffecten<br />

Over neveneffecten is niets bekend.<br />

B. Toetsing door TIJ<br />

1. Volledigheid van de beschrijving<br />

De doelgroep en werkwijze van Pak Je Kans zijn goed beschreven. Om hoeveel<br />

jongeren (doelgroep) het in totaal gaat, is onbekend. De factoren voor indicatie en<br />

contra-indicatie zijn beschreven.<br />

Bij de start van het hulpverleningstraject wordt samen met de cliënt het doel bepaald.<br />

Na afsluiting van het traject wordt hierop geëvalueerd. Een traject wordt met succes<br />

afgesloten wanneer het probleem is opgelost/beter hanteerbaar is en er geen<br />

vervolghulp nodig is. Als succesvol wordt ook aangemerkt de motivatie van het gezin en<br />

een warme overdracht naar vervolghulpverlening van casussen waarbij sprake is van<br />

zwaardere problematiek.<br />

e e r s t e t i j-r a p p o rta g e<br />

to e t s i n g j u n i 2012<br />

39


40<br />

e e r s t e t i j-r a p p o r ta g e<br />

t o e t s i n g j u n i 2012<br />

In de handleiding en het werkboek van de JPP-methode (Van Montfoort, 2001) is de<br />

methodiek voor de uitvoering van Pak Je Kans uitvoerig beschreven. Deze handboeken<br />

stammen uit 2001. Medeauteur is het in 2007 opgeheven Nederlands Instituut voor Zorg<br />

en Welzijn (NIZW). Het NIZW is deels opgegaan in het Nederlands Jeugd Instituut (NJI).<br />

Het proefschrift van Domburgh (2009) beschrijft Pak je kans als veelbelovend.<br />

2. Degelijkheid van de methodiek<br />

Jongeren die een eerste (licht) strafbaar feit hebben begaan, komen onder invloed<br />

van Pak Je Kans vroegtijdig in beeld en in aanmerking voor hulpverlening. Dit<br />

geldt ook specifiek voor de groep van twaalfminners. Pak Je Kans is een vorm van<br />

vroegsignalering van signaal/probleemgedrag. Doordat politie met ouder(s)/verzorgers in<br />

gesprek gaat en op korte termijn hulp wordt geboden, is het aannemelijk dat ernstigere<br />

vormen van mogelijk crimineel gedrag worden voorkomen. Deze lik op stuk-aanpak is<br />

een belangrijk effectief element in de benadering.<br />

Bij het kind en/of ouders wordt er op gewezen dat bepaald gedrag niet zonder<br />

consequenties blijft. Dat is duidelijk in lijn met het onderdeel van het kennsifundament<br />

met betrekking tot grenzen stellen. Daarnaast kan door de aangeboden hulp<br />

aandacht komen voor beschermende factoren of voor gewetensvorming (bijv. via<br />

opvoedingsonder steuning of agressietraining). Het is echter onvoldoende duidelijk wat er<br />

precies gebeurt in de fase van deze hulpverlening. Het is niet duidelijk welke modellen<br />

worden gebruikt (bijvoorbeeld systeem-benadering) al is er wel .<br />

3. Uitvoeringsintegriteit<br />

De hulpverlening wordt door de professionals uitgevoerd volgens een vaste methodiek.<br />

Er vindt doorverwijzing plaats naar hulp- en/of zorginstellingen wanneer sprake is van<br />

zwaardere problematiek.<br />

4. Resultaten<br />

<strong>Op</strong> basis van een vergelijking van de kwantitatieve resultaten en doelen van 2010 blijkt<br />

dat aan de gestelde subsidiedoelstellingen – hetzij in mindere mate door FlexusJeugdplein<br />

– wordt voldaan. Aangezien na beëindiging van de hulptrajecten geen vervolgonderzoek<br />

wordt gedaan, is niet aan te tonen of de doelstelling (voorkomen van afglijden<br />

naar crimineel gedrag) behaald wordt. Domburgh (2009) waarschuwt er wel voor dat de<br />

voorspelling van toekomstig delictgedrag moeilijk is bij kinderen die al een delict hebben<br />

begaan.<br />

5. Oordeel: Kansarm, kansrijk, project ter verbetering<br />

Pak Je Kans is een project ter verbetering.<br />

TIJ komt tot haar oordeel, omdat niet kan worden aangetoond dat met deze interventie<br />

afglijden naar crimineel gedrag wordt voorkomen, of dat een determinant van crimineel<br />

gedrag wordt veranderd. Wel is aannemelijk gemaakt dat deze interventie op een<br />

professionele wijze wordt uitgevoerd en een positieve bijdrage aan de gestelde doelen<br />

kan leveren.<br />

6. Aanbevelingen<br />

Uit het onderzoek van TIJ blijkt dat er – met name bij de politie – onvoldoende gegevens<br />

voor handen zijn ten behoeve van de monitoring van de uiteindelijke effecten. De GGD<br />

wordt aanbevolen om onderzoek naar de effecten van Pak Je Kans op te starten c.q.<br />

monitoring na afloop van de interventie op te starten.<br />

Daarnaast wijzen we op een van de punten die van Domburg aanroert: “Echter, de aanwezigheid<br />

van een gedragsstoornis (OD en/of CD) bleek voorspellend voor persistentie van<br />

delictgedrag. Aangezien er over 12-minners die voor het eerst met de politie in aanraking komen<br />

geen delictgeschiedenis en dus geen frequentie of diversiteit van delictgedrag bekend<br />

is, lijkt het van belang dergelijke informatie van kinderen en ouders zelf te verzamelen wil<br />

men, na verloop van tijd, hoog risico- van laag risicokinderen kunnen onderscheiden.”


Tot slot adviseren wij aan Humanitas en Flexus om in contact te treden met Collegio om<br />

de JPP methodiek voor te leggen aan het NJI.<br />

7. Geraadpleegde bronnen<br />

Interviews:<br />

06-04-2012 – mevrouw M. Evers, beleidsmedewerker, GGD Rotterdam-Rijnmond<br />

06-04-2012 – mevrouw M. Venekamp, Humanitas<br />

06-04-2012 – mevrouw M. Willigers, gebiedsmanager, FlexusJeugdplein<br />

06-04-2012 – mevrouw K. Senders, FlexusJeugdplein<br />

Documenten:<br />

Brons, D., Hilhorst, N. en Willemsen, F. (2008). Het kennisfundament t.b.v. de aanpak<br />

van criminele Marokkaanse jongeren. Den Haag: Wetenschappelijk Onderzoek- en<br />

Documentatiecentrum/Ministerie van Veiligheid en Justitie<br />

Domburgh, L. van (2009). Very young offenders. Characteristics of children and their<br />

environment in relation to (re)-offending (proefschrft). Universiteit van Amsterdam<br />

DSP-groep (2011). Kind speelde laat op straat. Evaluatie van het Project Zorg om<br />

Kinderen. Amsterdam<br />

FlexusJeugdplein (2007). Handboek Pak Je Kans, door Trees van Gestel en Karin<br />

Senders. Rotterdam<br />

FlexusJeugdplein (2012). Algemeen Jaarverslag 2011. Rotterdam<br />

Gemeente Rotterdam (2009a). Nadere regels subsidie meldcode huiselijk geweld en<br />

kindermishandeling. Gepubliceerd in Gemeenteblad 2009-131, d.d. 6 november<br />

2009. Rotterdam<br />

Gemeente Rotterdam (2009b). Nadere subsidieregels SISA. Gepubliceerd in<br />

Gemeenteblad 2009-131, d.d. 6 november 2009. Rotterdam<br />

GGD Rotterdam-Rijnmond (2011). Eindrapportage Monitoring en Effectonderzoek<br />

Gezins<strong>interventies</strong>, d.d. 12 december 2011. Rotterdam<br />

Jumelet, H., Welling, M., Jurrius, K. en Havinga, L. (2004). De C-toets: Een instrument<br />

om feedback te vragen; Handleiding. Utrecht: MOgroep<br />

Lieverse, G, D. Heineke en E. Hoffman (2002). De JPP-methode. Een handleiding voor<br />

<strong>jeugd</strong>preventiewerkers. Utrecht: NIZW<br />

Politie Rotterdam-Rijnmond, Flexus Jeugdplein, Stichting Humanitas en Kwadraad<br />

(2011). Jaarverslag Pak Je Kans 2010. Rotterdam<br />

Spanjaard, H., M. van Vugt, E. Hoffman en G. Lieverse (2001). Werkboek JPP; een<br />

beschrijving van mogelijke <strong>interventies</strong> voor <strong>jeugd</strong>preventiewerkers. Utrecht: NIZW<br />

Stichting Humanitas (2012). Jaarverslag Pak je Kans 2011, district Oost, West en<br />

Centrum. Rotterdam<br />

Overig:<br />

Flexus Jeugdplein. Functiebeschrijving ambulant hulpverlener B. Rotterdam<br />

GGD Rotterdam-Rijnmond. Verleningsbeschikking structurele subsidies 2010, d.d. 7 juni<br />

2010, kenmerk 2010/0063 aan Stichting Humanitas<br />

GGD Rotterdam Rijnmond. Verleningsbeschikking structurele subsidies 2010, d.d. 12<br />

augustus 2010, kenmerk 2010/0068 aan Stichting FlexusJeugdplein<br />

GGD Rotterdam-Rijnmond. Aanvraag subsidievaststelling Pak je kans van Stichting<br />

Humanitas d.d 29 maart 2012, kenmerk GJK/DT/6222<br />

Stichting Humanitas. Functiebeschrijving maatschappelijk werker 1, d.d. 18 april 2005.<br />

Rotterdam<br />

Website Van Monfoort/Collegio: http://www.collegio.nl/coll-trainingen-a-diensten/205<strong>jeugd</strong>-preventie-programma-jpp-uitgebreide-beschrijving,<br />

zoals bezocht op 26 april<br />

2012<br />

Website Nederlands Jeugd Instituut/databank effectieve <strong>interventies</strong>, informatie over<br />

Jeugd Preventie programma: http://www.nji.nl/eCache/DEF/1/22/796.html, zoals<br />

bezocht op 4 april 2012.<br />

e e r s t e t i j-r a p p o rta g e<br />

to e t s i n g j u n i 2012<br />

41


42<br />

9<br />

Pilot straatcoaches<br />

e e r s t e t i j-r a p p o r ta g e<br />

t o e t s i n g j u n i 2012<br />

A. Beschrijving door TIJ<br />

(op basis van aangereikte documenten en interviews)<br />

1. Interventiegegevens<br />

Interventie : Pilot <strong>Straat</strong>coaches Nieuwe Westen (Delfshaven)<br />

<strong>Op</strong>drachtgever : Directie Veiligheid (dV)<br />

Uitvoerder : Dienst Stadstoezicht (STZ)<br />

Periode uitvoering : 2010-2012<br />

2. Beschrijving interventie<br />

2.1 Korte samenvatting<br />

De pilot <strong>Straat</strong>coaches wordt uitgevoerd door acht gespecialiseerde stadswachten.<br />

Onder regie van deelgemeente Delfshaven proberen zij in de wijk Het Nieuwe Westen<br />

hinderlijk en overlastgevend gedrag van groepen jongeren op straat te verminderen en<br />

de veiligheidsbeleving van winkeliers en omwonenden te vergroten.<br />

2.2 Doel<br />

Het doel van de pilot <strong>Straat</strong>coaches is de afname van onacceptabel gedrag veroorzaakt<br />

door groepen jongeren en/of individuen op straat in de wijk Het Nieuwe Westen. De inzet<br />

is in het bijzonder gericht op jongeren die volgens de Beke-methodiek gekwalificeerd<br />

worden als hinderlijk. Middels deze methodiek – beschreven in het rapport Jeugdgroepen<br />

in beeld (Ferwerda et al., 2004) – worden problematische <strong>jeugd</strong>groepen in beeld<br />

gebracht en onderverdeeld in hinderlijke, overlastgevende of criminele <strong>jeugd</strong>groepen<br />

De actieve <strong>interventies</strong> vanuit de pilot <strong>Straat</strong>coaches richten zich, in principe, niet op<br />

jongeren die vallen in de categorieën overlastgevend dan wel crimineel (Snijders, 2010).<br />

Het gaat om het tegengaan van vernielingen, hinderlijk rondhangen, alcoholgebruik en<br />

gebruik van scheldwoorden. De aanpak van overlastgevende en criminele jongeren gaat<br />

niet verder dan signaleren en rapporteren. Uiteindelijk beoogt de pilot wel het tegengaan<br />

van het afglijden van jongeren naar crimineel gedrag. Verder zijn doelstellingen het<br />

vergroten van het veiligheidsgevoel bij bewoners en winkeliers én het met elkaar in<br />

contact brengen van jongeren en wijkbewoners. Er zijn geen kwantitatieve targets<br />

geformuleerd.<br />

2.3 Doelgroep<br />

De doelgroep staat omschreven als jongeren van 6 tot 24 jaar die hinderlijk gedrag<br />

vertonen in de wijk Het Nieuwe Westen. De aanpak is nadrukkelijk niet gericht op<br />

jongeren die crimineel gedrag vertonen. In de praktijk gaat het voornamelijk om jongeren<br />

in de leeftijd van 17-18 jaar. De uiteindelijke effecten moeten ten goede komen aan<br />

bewoners, winkeliers en de jongeren in de wijk zelf.<br />

2.4 Aanpak en materiaal<br />

Vanuit STZ zijn acht personen – inclusief teamleider en meewerkend voorman –<br />

gerekruteerd om de taak van straatcoach op zich nemen. Ten behoeve van de uitvoering<br />

is de (werk)relatie tussen STZ, politie, deelgemeente Delfshaven en het jongerenwerk<br />

vastgelegd. De deelgemeentelijke projectleider overlastgevende <strong>jeugd</strong> stuurt de<br />

straatcoaches inhoudelijk aan.


De straatcoaches treden zichtbaar op, signaleren en rapporteren in dagelijkse en<br />

wekelijkse evaluaties richting politie, jongerenwerkers en deelgemeente. Zij spreken de<br />

jongeren allereerst aan op onacceptabel gedrag en werken zo mogelijk preventief. Ten<br />

tweede hebben de straatcoaches hun repressieve bevoegdheden, zoals het bekeuren/<br />

bestraffen van jongeren. De straatcoach werkt wanneer de jongeren op straat zijn, dus<br />

voornamelijk ’s avonds.<br />

De aanpak van de straatcoaches bestaat uit de volgende elementen:<br />

• continu zichtbaar aanwezig zijn op straat;<br />

• signalerend optreden richting politie en jongerenwerkers (vb. het signaleren van<br />

schooluitval);<br />

• rapporteren aan politie, deelgemeente en jongerenwerk bij voorkomende overlast<br />

en/of calamiteiten;<br />

• jongeren (en bewoners) aanspreken op gedrag en houding (vb. pesterijen, herrie en<br />

intimidatie);<br />

• de-escalerend optreden;<br />

• respectvol, eerlijk, duidelijk en flexibel zijn in het aanspreken van jongeren in voor<br />

hen begrijpelijke taal en;<br />

• repressief optreden tegen jongeren die een strafbaar feit begaan.<br />

2.5 Organisatie<br />

De pilot <strong>Straat</strong>coaches heeft volgens plan (Snijders, 2010) een looptijd van november<br />

2010 tot april 2011. De pilotperiode is inmiddels verlengd met een jaar om de methodiek<br />

verder te kunnen ontwikkelen. Zodoende blijft in 2012 de pilot gehandhaafd en is nu de<br />

wijk Bospolder/Tussendijken aan de beurt. De straatcoaches trekken zich dan terug uit<br />

Het Nieuwe Westen.<br />

De deelgemeente Delfshaven geeft inhoudelijk sturing aan de pilot, STZ levert de<br />

expertise (bijv. middels voormannen) en de Rotterdamse School draagt zorg voor het<br />

opleiden van de straatcoaches. Een projectteam bestaande uit leden van Directie<br />

Veiligheid, STZ, deelgemeente Delfshaven, politie en dienst Jeugd, Onderwijs en<br />

Samenleving begeleidt de pilot.<br />

e e r s t e t i j-r a p p o rta g e<br />

to e t s i n g j u n i 2012<br />

43


44<br />

e e r s t e t i j-r a p p o r ta g e<br />

t o e t s i n g j u n i 2012<br />

In totaal zijn acht straatcoaches actief in Het Nieuwe Westen; allen gedetacheerd vanuit<br />

STZ. De straatcoaches zijn geworven en geselecteerd op basis van het: om kunnen<br />

gaan met de doelgroep, streetwise zijn, kennis van andere culturen en affiniteit met<br />

jongeren. Als gevolg van de afwijkende werktijden (wanneer jongeren actief zijn) van<br />

de straatcoaches zijn onder andere met de Ondernemingsraad aanvullende afspraken<br />

gemaakt. Twee straatcoaches hadden moeite met de aanpak en zijn teruggegaan in de<br />

functie van stadswacht bij STZ. Zij bleken bij nader inzien moeilijk te kunnen aansluiten<br />

bij de straatcultuur en contact te maken met de doelgroep.<br />

De straatcoach heeft een intermediaire rol tussen politie en jongerenwerk. Tussen de<br />

straatcoaches en de politie verliep de afstemming van taken/verantwoordelijkheden en<br />

het uitwisselen van informatie in eerste instantie moeizaam. Inmiddels is dit verbeterd.<br />

STZ geeft aan dat de activiteiten van de jongeren op straat gedurende het jaar van<br />

wisselende intensiteit zijn. Vanaf maart wordt het drukker op straat. Dit vereist een<br />

flexibele inzet. Hetzelfde geldt in geval de overlastgevers zich verplaatsen buiten Het<br />

Nieuwe Westen (bijv. overkant van de ’s Gravendijkwal). De straatcoaches gaan ook<br />

daar met de jongeren aan de slag.<br />

3. Indicatie kosten<br />

De begrote kosten over het jaar 2011 bedragen € 487.343,-. De werkelijke kosten<br />

(inclusief evaluatieonderzoek ad. € 20.100,-) bedragen € 397.039,-. Het geld is afkomstig<br />

van het Rijk en is door de Directie Veiligheid beschikt aan STZ.<br />

De subsidie vanuit het Rijk stopt na januari 2013. Daarna zou de financiering<br />

door andere partijen overgenomen moet worden, zoals de Directie Veiligheid, de<br />

deelgemeente(n) en/of de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving (JOS). Vanwege<br />

de positieve ervaringen heeft de deelgemeente Delfshaven zich bereid verklaard om<br />

op het moment dat de rijksfinanciering eindigt een financiële bijdrage te leveren aan de<br />

bekostiging van de straatcoaches.<br />

4. Resultaten<br />

4.1 Bereik<br />

De doelgroep bestaat uit groepen jongeren die hinderlijk gedrag vertonen in Het Nieuwe<br />

Westen. De omvang van de doelgroep is onbekend en daardoor is het bereik niet vast te<br />

stellen.<br />

4.2 Output<br />

De straatcoaches houden het aantal <strong>interventies</strong> bij. In 2011 hadden de straatcoaches<br />

1190 contacten met jongeren, 434 contacten met ondernemers en 428 contacten met<br />

bewoners/burgers. Zes jongeren werden doorverwezen, zes jongeren werden aangehouden<br />

en 941 maal werd een waarschuwing gegeven aan hinderlijke- en overlastgevende<br />

jongeren (Directie Veiligheid, 2011).<br />

4.3 Outcome<br />

Uit het evaluatieonderzoek van Bouziane et al. (2011) blijkt dat het aantal meldingen<br />

<strong>jeugd</strong>overlast in Het Nieuwe Westen in 2011 met een derde is afgenomen ten opzichte<br />

van het jaar 2010. Directie Veiligheid stelt dat de buurttevredenheid eveneens is verbeterd.<br />

4.4 Neveneffecten<br />

Er is geen sprake van verplaatsingseffecten, zoals een stijging van het aantal meldingen<br />

van <strong>jeugd</strong>overlast in wijken grenzend aan Het Nieuwe Westen.


B. Toetsing door TIJ<br />

1. Volledigheid van de beschrijving<br />

De doelgroep van de interventie zijn jongeren die volgens de Beke-methodiek<br />

overlastgevend zijn. Ook de groepen jongeren op wie de interventie zich niet richt –<br />

criminele jongeren – zijn duidelijk omschreven. Degenen die baat moet hebben van de<br />

effecten (outcome) zijn de winkeliers en bewoners van de wijk Het Nieuwe Westen. De<br />

gehanteerde leeftijdscategorie (6 tot 24 jaar) is erg breed voor een gerichte methodische<br />

aanpak<br />

De doelen zijn geformuleerd met betrekking tot reductie overlast/hinder en<br />

verbetering van de buurtbeleving. Deze zijn echter niet SMART geformuleerd (vb.<br />

niet gekwantificeerd en geen tijdslijn). Daarbij zijn er vele uiteenlopende doelen op<br />

verschillende niveaus geformuleerd.<br />

In het plan van aanpak en het evaluatieonderzoek (Bouziane et al., 2011) wordt<br />

uitgebreid beschreven wat de activiteiten van de straatcoaches zijn.<br />

2. Degelijkheid van de methodiek<br />

Sinds 2006 kent Nederland het begrip straatcoaches. De straatcoaches zijn voor het<br />

eerst ingezet in Slotervaart, Amsterdam. Inmiddels zijn straatcoaches actief in onder<br />

andere de steden: Utrecht, Nijmegen, Leeuwarden en Venlo. Ondanks de toepassing<br />

in meerdere steden heeft TIJ geen (formeel) onderzoek weten te achterhalen naar<br />

de effectiviteit van straatcoaches. Evaluaties in genoemde steden laten wisselende<br />

resultaten zien. Rotterdam is de enige stad waar straatcoaches functioneren<br />

binnen de gemeentelijke organisatie en de bevoegdheden van een buitengewoon<br />

opsporingsambtenaar (BOA) hebben.<br />

De methodiek verhoogt de pakkans en reduceert de anonimiteit. In wetenschappelijk<br />

perspectief sluit dit aan op de (eerste) lijn van grenzen stellen volgens het<br />

Kennisfundament (WODC, 2008)<br />

3. Uitvoeringsintegriteit<br />

Na vergelijking van het plan van aanpak (Snijders, 2010) met het evaluatieonderzoek<br />

(Bouziane et al., 2011) constateren de onderzoekers van TIJ dat de pilot in het<br />

algemeen volgens plan is uitgevoerd. Uit de gevoerde gesprekken blijkt echter dat de<br />

doelgroep waarmee de straatcoaches in de praktijk te maken krijgen, zwaarder is dan de<br />

oorspronkelijk geformuleerde hinderlijke en overlastgevende (groepen) jongeren. Over<br />

de uitvoering kan verder gezegd worden dat het een pilot betreft waarbij sprake is van<br />

opstartproblemen dan wel dat er problemen hebben gespeeld in de afstemming tussen<br />

straatcoaches, politie en jongerenwerk onderling. Onduidelijk is hoe de ketenaanpak is<br />

verbeterd.<br />

Doordat de pilot <strong>Straat</strong>coaches plaatsvindt in de leefwereld van de jongeren en degenen<br />

die de overlast/hinder ervaren (bewoners en winkeliers) wordt de interventie bestempeld<br />

als ecologisch valide. Teneinde hun werk naar behoren te kunnen uitvoeren, krijgen de<br />

straatcoaches training en de benodigde bevoegdheden om bestraffend op te treden.<br />

4. Resultaten<br />

Uit evaluatieonderzoek (Bouziane et al., 2011) blijkt dat de (objectieve) <strong>jeugd</strong>overlast<br />

in Het Nieuwe Westen gedurende de pilotperiode is afgenomen. De cijfers geven geen<br />

aanwijzing voor het bestaan van een zogenaamd waterbed-effect. Ondernemers en<br />

bewoners geven aan dat zij zich dankzij de straatcoaches veiliger voelen. Daarnaast is<br />

de overlast die inwoners van Het Nieuwe Westen ervaren van groepen jongeren volgens<br />

de Veiligheidsindex weliswaar licht gestegen, maar de stijging is minder groot dan in de<br />

gehele deelgemeente Delfshaven (website Veiligheidsindex Rotterdam 2012).<br />

e e r s t e t i j-r a p p o rta g e<br />

to e t s i n g j u n i 2012<br />

45


46<br />

e e r s t e t i j-r a p p o rta g e<br />

t o e t s i n g j u n i 2012<br />

Bij aanvang van de pilot is er geen nulmeting verricht, noch zijn in het<br />

evaluatieonderzoek andere Rotterdamse wijken meegenomen. Gezien in Het<br />

Nieuwe Westen sprake is van de inzet van meerdere <strong>interventies</strong> voor de aanpak<br />

overlastgevende jongeren is niet te bepalen in hoeverre de gemeten veranderingen<br />

het gevolg zijn van de inzet van de straatcoaches. Onbekend is tevens in hoeverre het<br />

overlastgevend dan wel hinderlijk gedrag van de jongeren is veranderd. Omdat het een<br />

pilot betreft, is onbekend of overlastgevend en hinderlijk gedrag over de langere termijn<br />

is veranderd.<br />

5. Oordeel: Kansarm, kansrijk, project ter verbetering<br />

De pilot <strong>Straat</strong>coaches is een project ter verbetering.<br />

TIJ komt tot dit oordeel omdat onvoldoende inzichtelijk is of met de aanpak van de<br />

straatcoaches de beoogde doelen worden gerealiseerd. Het is daarnaast onduidelijk<br />

of de gemeten veranderingen in het aantal meldingen <strong>jeugd</strong>overlast en de ervaren<br />

veiligheidsbeleving bij bewoners is toe te schrijven aan de pilot <strong>Straat</strong>coaches. De<br />

methodiek volgt de lijnen van het Kennisfundament (WODC, 2008), met name grenzen<br />

stellen, maar het is niet helder wat de werkzame elementen in de aanpak (<strong>interventies</strong>)<br />

van de <strong>Straat</strong>coaches zijn.<br />

6. Aanbevelingen<br />

Met het oog op een bredere implementatie van de pilot <strong>Straat</strong>coaches is onderzoek<br />

naar de effectiviteit in verschillende settings gewenst. Procesonderzoek is nodig om<br />

de werkzame elementen van de aanpak en verbeteringen in de keten te identificeren.<br />

Daarbij is een voorwaarde dat de financiering na 1 januari 2013 voldoende is geborgd.


7. Geraadpleegde bronnen<br />

Interviews:<br />

13-01-2012 – de heer Z. El-Khetabi, projectleider <strong>Straat</strong>coaches, dienst Stadstoezicht<br />

10-02-2012 – mevrouw M. Rook, projectleider <strong>jeugd</strong>overlast, deelgemeente Delfshaven.<br />

Documenten:<br />

Bouziane, M. en I. El Hadioui (2011). <strong>Straat</strong>coach 2.0. Een empirisch-sociologisch<br />

onderzoek naar het functioneren van de Rotterdamse straatcoach in het Nieuwe<br />

Westen. Rotterdam: EUR.<br />

Brons, D., Hilhorst, N. en Willemsen, F. (2008). Het kennisfundament t.b.v. de aanpak<br />

van criminele Marokkaanse jongeren. Den Haag: Wetenschappelijk Onderzoek- en<br />

Documentatiecentrum/Ministerie van Veiligheid en Justitie.<br />

Directie Veiligheid (2012). Resultaatoverzicht <strong>Straat</strong>coaches 2011. Rotterdam: Gemeente<br />

Rotterdam.<br />

Ferwerda, H. en A. Kloosterman (2004). Jeugdgroepen in beeld. Stappenplan en randvoorwaarden<br />

voor de shortlistmethodiek. Verschenen in de reeks politiekunde (nr. 6)<br />

van het programma Politie en Wetenschap. Zoets: Uitgeverij Kerckebosch B.V.<br />

Marissing, E. van (2010). Evaluatie van de straatcoaches en de rol van de<br />

<strong>jeugd</strong>regisseur in Venlo. Inventarisatie van gepercipieerde effecten voor de periode<br />

2009-2010. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.<br />

Snijders, R. (september 2010). Jeugdaanpak Stadstoezicht. Projectplan stadswachten.<br />

Gemeente Rotterdam.<br />

Overig:<br />

Schriftelijke reactie op conceptrapportage van de heer R. Bormans,<br />

beleidsadviseur, Directie Veiligheid.<br />

Website Veiligheidsindex Rotterdam 2012, Gemeente Rotterdam:<br />

http://www.v-index.nl, zoals bezocht op 12-04-2012.<br />

C. Reactie op toetsing door TIJ<br />

Algemene reactie van Directie Veiligheid, de heer R. Bormans, op toetsing door<br />

TIJ:<br />

“Wij vinden het een gemis dat er niet gesproken is met de straatcoaches, de jongeren<br />

en bewoners, ondernemers (de feitelijke uitvoerders en doelgroepen). Er wordt nu een<br />

oordeel geveld op basis van 2 gesprekken en literatuur. Dat biedt een vrij beperkt inzicht<br />

in het werk en functioneren van de straatcoaches, de ervaring van de doelgroepen en<br />

ook niet in het verschil tussen theorie en praktijk.”<br />

1. Volledigheid beschrijving<br />

[…] TIJ: De doelen zijn geformuleerd met betrekking tot reductie overlast en hinder<br />

en verbetering van de buurtbeleving. Deze zijn echter niet SMART geformuleerd (o.a<br />

niet gekwantificeerd, geen tijdslijn).<br />

Reactie van Directie Veiligheid, de heer R. Bormans:<br />

“Deze constatering is terecht. Daarbij blijft wel de vraag hoe SMART alle doelen<br />

beschreven kunnen worden, aangezien er gelijktijdig wordt geconstateerd dat de één op<br />

één relatie tussen maatregel en effect in een gebied waar integrale aanpakken lopen per<br />

definitie niet te meten is. Is het niet verstandiger outcome effecten te noemen van een<br />

clustering van maatregelen op bv. het thema <strong>jeugd</strong>overlast?”<br />

4. Resultaten<br />

[…] TIJ: Er is bij aanvang van de pilot echter geen nulmeting verricht, noch zijn<br />

andere Rotterdamse wijken betrokken bij het onderzoek.<br />

e e r s t e t i j-r a p p o rta g e<br />

to e t s i n g j u n i 2012<br />

47


48<br />

e e r s t e t i j-r a p p o r ta g e<br />

t o e t s i n g j u n i 2012<br />

Reactie van Directie Veiligheid, de heer R. Bormans:<br />

“Dit is een terechte constatering waar in de pilot 2.0 zeker aandacht aan geschonken wordt.”<br />

[…] TIJ: Onbekend is in hoeverre het overlastgevend en hinderlijk gedrag van de<br />

jongeren is veranderd.<br />

Reactie van Directie Veiligheid, de heer R. Bormans:<br />

“Doel van de pilot is overlastgevend gedrag in het publiek domein in het Nieuwe Westen<br />

aan te pakken en te doen afnemen. De straatcoaches kunnen aangeven welke jongeren<br />

hun gedrag wel/niet verbeterd hebben daar waar het om hun aanwezigheid in het pilotgebied<br />

gaat. De straatcoaches kunnen niet aangeven of het overlastgevend gedrag in<br />

het geheel duurzaam is gestopt (is ook niet hun taak). Daarmee bedoel ik dat als een<br />

jongere uit het Nieuwe Westen in het Nieuwe Westen geen overlast meer pleegt door de<br />

inzet van de straatcoaches, maar bv. nog wel in het centrumgebied, dat dan niet gezegd<br />

kan worden dat de straatcoaches hun werk niet goed hebben gedaan. <strong>Straat</strong>coaches<br />

moeten beoordeeld worden op het effect van overlastgevend gedrag van jongeren in<br />

het gebied waar ze actief zijn, en niet op het duurzaam (in de volle breedte en lengte)<br />

veranderen van hun gedrag.”<br />

5. Oordeel<br />

[…] TIJ: De <strong>Straat</strong>coaches is een interventie ter verbetering. Het is onduidelijk of<br />

de gemeten veranderingen in aantal meldingen en de ervaren veiligheid is toe te<br />

schrijven aan de interventie.<br />

Reactie van Directie Veiligheid, de heer R. Bormans:<br />

“Deze constatering is enerzijds juist, maar anderzijds een open deur, omdat dit feitelijk<br />

geldt voor alle integrale aanpakken die er zijn. Hetzelfde kan ook gezegd worden van<br />

het werk van de wijkagent, de jongerenwerker, etc. Als TIJ suggesties heeft hoe we een<br />

één op één effect kunnen meten in een gebied waar vele verschillende integrale aanpakken<br />

door en langs elkaar heen lopen, dan horen wij dat graag.”<br />

[…] TIJ: De methodiek volgt de lijnen van het kennisfundament, maar het is niet<br />

duidelijk wat de werkzame elementen in de aanpak zijn.<br />

Reactie van Directie Veiligheid, de heer R. Bormans:<br />

“Wij erkennen dat het instrument straatcoaches verbeterd kan worden en dat het nog<br />

niet helemaal helder is wat alle werkzame bestanddelen zijn, maar missen in het oordeel<br />

van TIJ het gegeven dat het in 2011 om een pilot ging van een nieuw te ontwikkelen<br />

methodiek/instrument, dat ook nog eens ingebed moest worden bij een organisatie (STZ)<br />

voor wie deze rol en taak geheel nieuw is. Feitelijk ging het in 2011 om de ontwikkeling<br />

van een nieuw instrument en was er nog geen sprake van een bestaande aanpak.”<br />

6. Aanbevelingen<br />

[…] TIJ: Met het oog op bredere implementatie van de interventie <strong>Straat</strong>coaches is<br />

effectiviteitsonderzoek in verschillende settings gewenst.<br />

Reactie van Directie Veiligheid, de heer R. Bormans:<br />

“Deze aanbeveling is terecht en wordt in principe al uitgevoerd door de pilot<br />

Staatcoaches 2.0 die in 2012 Bospolder-Tussendijken plaatsvindt. Bij aanvang van de<br />

pilot 1.0 is er bewust gekozen voor 1 wijk in 1 deelgemeente. De keuze voor 2 andere<br />

wijken, maar wel binnen 1 deelgemeente, is ook een bewuste geweest.”<br />

[…] TIJ: Procesonderzoek is nodig om de werkzame elementen van de interventie<br />

<strong>Straat</strong>coaches en verbeteringen in de keten te identificeren.<br />

Reactie van Directie Veiligheid, de heer R. Bormans:<br />

“Ook deze aanbeveling is terecht en wordt meegenomen in de pilot 2.0.”


10<br />

<strong>Thuis</strong> op<br />

straat Charlois<br />

A. Beschrijving door TIJ<br />

(op basis van aangereikte documenten en interviews)<br />

1. Interventiegegevens<br />

Interventie : <strong>Thuis</strong> op <strong>Straat</strong> (TOS) Charlois<br />

<strong>Op</strong>drachtgever : Dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving (JOS) (voor stichting<br />

<strong>Thuis</strong> op <strong>Straat</strong>/TOS Centraal) en deelgemeente Charlois (voor<br />

stichting TOS Charlois)<br />

Uitvoerder : TOS Centraal (methodiekondersteuning in een franchise formule)<br />

en TOS Charlois (uitvoering in deelgemeente Charlois)<br />

Periode uitvoering : van 1 januari 2012 tot 31 december 2012<br />

2. Beschrijving interventie<br />

2.1 Korte samenvatting<br />

<strong>Thuis</strong> op <strong>Straat</strong> organiseert activiteiten voor kinderen op pleinen zodat ze, nadat de TOSactiviteiten<br />

zijn gestopt, veilig met elkaar buiten kunnen blijven spelen. De inzet heeft tot<br />

doel de buitenruimte weer een veilige speelplek te maken. <strong>Thuis</strong> op <strong>Straat</strong> hanteert een<br />

franchiseconstructie. De methodiekondersteuning wordt gegeven door TOS Centraal.<br />

De activiteiten zijn per deelgemeente ondergebracht in zelfstandige stichtingen. Deze<br />

rapportage betreft TOS Charlois.<br />

TOS Charlois is gegund in een openbare aanbesteding Zorg en Welzijn (perceel 4:<br />

Bevorderen Gezonde en Sociale Leefstijl) van 1-1-2012 tot 31-12-2012. TOS Charlois is<br />

de enige uitvoerder van dit resultaatgebied in de deelgemeente Charlois<br />

2.2 Doel & 2.3 Doelgroep<br />

TOS Centraal formuleert haar doelen en omschrijft haar doelgroepen als volgt:<br />

• Meer kinderen, jongeren en andere buurtbewoners op het plein door het<br />

organiseren van activiteiten. Pleinen waar meerdere doelgroepen gebruik van<br />

maken, krijgen meer kwaliteit. Speciale aandacht is er voor jonge kinderen en<br />

meisjes;<br />

• Gedrag. Door haar <strong>interventies</strong> stimuleert TOS positief gedrag bij kinderen en<br />

jongeren. Het gaat onder andere om: rekening houden met anderen, respect<br />

voor materiaal/omgeving, bewegen is gezond en eigen kwaliteiten ontdekken en<br />

ontwikkelen;<br />

• Signaleren.<br />

Door alle medewerkers van TOS wordt gesignaleerd. Van een kapot<br />

speeltoestel tot een kind in de knel. Wat TOS zelf op kan lossen wordt direct<br />

opgepakt. Andere signalen worden gedeeld met partners en er wordt afgesproken<br />

wie welke actie onderneemt;<br />

• Ouders en volwassenen betrekken bij het plein. Het gaat om direct contact op<br />

het plein;<br />

• Tegengaan van vandalisme en overlast door veel op straat te zijn en contacten te<br />

hebben met jong en oud.<br />

e e r s t e t i j-r a p p o rta g e<br />

to e t s i n g j u n i 2012<br />

49


50<br />

e e r s t e t i j-r a p p o r ta g e<br />

t o e t s i n g j u n i 2012<br />

<strong>Op</strong> het outputniveau worden door de lokale uitvoeringsorganisaties van TOS, de<br />

zogenaamde TOS-praktijken, concrete targets geformuleerd. Deze zijn minutieus<br />

uitgewerkt in de plannen van aanpak. TOS Charlois stelt zich onder andere ten doel<br />

(Stichting TOS Charlois, 2011, Plan van aanpak, blz 16):<br />

• voorbeeld van een beleidsdoelstelling: Het percentage kinderen in de leeftijdgroep 3<br />

tot 12 jaar in Charlois dat minimaal 5 dagen per week buiten speelt, is toegenomen<br />

met 7% in 2014 ten opzichte van 2010 op basis van de Rotterdamse Jeugdmonitor.<br />

• voorbeeld van een resultaat: Tussen 1-1-2012 en 31 -12-2012 spelen minimaal<br />

1925 unieke kinderen van 3-19 jaar woonachtig in Charlois onder professionele<br />

begeleiding van TOS in de buitenruimte in de directe leefomgeving.<br />

Voor TOS Charlois is overlast- en criminaliteitsbestrijding geen doelstelling. Het gaat<br />

met nadruk om positief <strong>jeugd</strong>beleid; het versterken van de beschermende factoren<br />

voor een goed speel- en spelklimaat c.q. opvoedingsomgeving voor jonge kinderen.<br />

De deelgemeente Charlois bewaakt de samenhang met andere (aanbestedings)<br />

trajecten rond overlastbestrijding. Tevens bewaakt de deelgemeente de afstemming en<br />

informatie-uitwisseling tussen de verschillende uitvoerders. TOS Charlois sluit aan bij de<br />

Kwaliteitssprong op Zuid omdat zij veel aandacht besteedt aan de ontwikkeling van de<br />

zogenaamde ‘soft skills’ – sociale vaardigheden en omgangsvormen (uit interview dd.<br />

10-04-2012).<br />

2.4 Aanpak en materiaal<br />

De werkwijze van TOS wordt op stedelijk niveau ontwikkeld door TOS Centraal. <strong>Op</strong><br />

lokaal niveau – de praktijken in de deelgemeenten – krijgt deze aanpak zijn uiteindelijke<br />

kleur. <strong>Op</strong> voorhand wordt van ieder(e) plein/buurt waar TOS actief is een analyse<br />

gemaakt. Daarin probeert de organisatie (informatie van) zo veel mogelijk bewoners en<br />

andere organisaties op te nemen. TOS maakt daarbij gebruik van een sterrensysteem<br />

voor Rotterdamse pleinen (Boonstra et al., 2010).<br />

<strong>Op</strong> basis van deze analyse wordt bepaald naar welke resultaten toegewerkt wordt. In<br />

de uitvoering wordt uitgegaan van een cyclisch proces met een aantal stappen: analyse<br />

– plan – uitvoering – tussenevaluatie (analyse) – uitvoering – evaluatie (analyse). In<br />

de dagelijkse uitvoering is dit cyclische aspect ook te herkennen. Het gaat dan om het<br />

vaststellen van de (vandaag) te behalen resultaten, hoe dat gaat gebeuren (briefing), de<br />

daadwerkelijke uitvoering en een evaluatie (data invoeren in elektronisch logboek).<br />

Na elke activiteit voert het team van TOS data over de activiteit, de deelnemers, het<br />

plein, verdere omgeving, etc. in het informatiesysteem. Dit logboek heeft de volgende<br />

functies:<br />

• gezamenlijk reflectiemoment;<br />

• overdrachtsdocument;<br />

• informatiesysteem voor de leidinggevende. De trends en de signalen kunnen zo<br />

nodig gedeeld worden met partners en opdrachtgever;<br />

• verantwoording (feiten en cijfers) naar de opdrachtgever(s).<br />

TOS Centraal werkt met (de ondersteuning van) de volgende <strong>interventies</strong>/activiteiten:<br />

• Organiseren van sport-, spel-, creatieve- en buurtactiviteiten met kinderen en<br />

jongeren op pleinen/in buurtjes;<br />

• Tijdens de activiteiten contact leggen met deelnemers, aanwezigen en (volwassen)<br />

buurtbewoners;<br />

• Bij het organiseren van activiteiten jongeren uit de buurt betrekken;<br />

• Signaleren en signalen doorgeven (naar partners);<br />

• Tijdens het ‘rondje wijk’ signaleren en contacten leggen met wijkbewoners;<br />

• Inzetten van het Individueel Volgsysteem voor kinderen (na toestemming ouders);<br />

• Categoriseren van pleinen aan de hand van het sterrensysteem dat de organisatie in<br />

samenwerking met het Verwey-Jonker heeft ontwikkeld (Boonstra et al., 2010). Aan<br />

de hand van een sterdiagram wordt samen met bewoners en andere organisaties<br />

een pleinagenda opgesteld.


De aanpak van TOS Charlois:<br />

• De deelgemeente Charlois heeft op basis van de Communties that Care-methodiek<br />

een probleemanalyse gemaakt, die vervolgens is verwerkt in het bestek voor de<br />

aanbesteding Zorg en Welzijn (Bevorderen van Gezonde en Sociale Leefstijl).<br />

Daarbij heeft de deelgemeente de doelstellingen zeer concreet uitgewerkt. TOS<br />

Charlois kon op basis daarvan de bijpassende activiteiten SMART uitwerken;<br />

• Het primaire proces is het dagelijkse werk in de wijk, dat wil zeggen het organiseren<br />

van activiteiten op de pleinen van de deelgemeente. Om ervoor te zorgen dat de<br />

uitvoering op kwaliteit blijft en voortdurend reageert op de vragen uit de omgeving is<br />

een systeem opgebouwd dat aanzet geeft tot transparante productiecijfers en er een<br />

zelfdenkend netwerk in de wijk of buurt gaat ontstaan;<br />

• De meeste <strong>interventies</strong> van TOS worden als een activiteit geformuleerd, zoals de<br />

sport- en spelactiviteiten. Daarnaast hecht de organisatie veel waarde aan het<br />

‘betekenisvol aanwezig zijn’ (vgl. Baart, 2001). Dat komt bijvoorbeeld tot uitdrukking<br />

bij de rol van TOS in de opvang na het overlijden van een kind. In de marge van<br />

sport en spel worden vele doelen bereikt: sociale vaardigheden, gewetensvorming,<br />

grenzen stellen en accepteren. Daarbij wordt dus veel gebruik gemaakt de theorie<br />

van modelleren.<br />

• In aanvulling op de pleinaanpak worden er sport- en spelactiviteiten in het<br />

Zuiderpark georganiseerd voor jongeren, vooral voor de wat oudere doelgroep.<br />

TOS Centraal geeft aan dat de organisatie een eclectische manier van werken hanteert.<br />

De TOS-aanpak is gestoeld op methoden uit het opbouwwerk, sociaal cultureel werk en<br />

sportwerk. <strong>Thuis</strong> <strong>Op</strong> <strong>Straat</strong> is te kenmerken als een lerende organisatie; praktijkervaringen<br />

en theorie beïnvloeden elkaar. Dat betekent ook dat persoonlijke ontwikkeling,<br />

team- en organisatieontwikkeling al lerend met elkaar verbonden worden (uit interview<br />

dd. 21-03-2012).<br />

2.5 Organisatie<br />

TOS streeft naar een plat organisatiemodel en kleinschaligheid. Dit met het oog op<br />

flexibiliteit en prioriteit voor de uitvoering en sociaal ondernemerschap. In principe is<br />

TOS in Rotterdam per deelgemeente een kleine juridische en zelfstandige werkeenheid<br />

met variërend 4–14 vaste medewerkers. Teams bestaan maximaal uit 4–5 vaste<br />

medewerkers, aangevuld met jongeren met een bijbaan en stagiaires. De zelfstandige<br />

werkeenheden, de TOS-praktijken, zijn franchisenemers van ‘het merk’ TOS. Tot op<br />

heden wordt de franchise-fee voor de verschillende praktijken centraal gefinancierd door<br />

de dienst JOS. De activiteiten van de lokale praktijken worden grotendeels gesubsidieerd<br />

door de deelgemeenten en woningbouwcorporaties.<br />

Als franchisehouder treedt TOS-centraal op, een kleine organisatie met 3,11 fte (vier<br />

parttimers). De werkzaamheden van TOS-centraal:<br />

• verzorgen van scholing voor alle praktijken;<br />

• bieden van ondersteuning aan de praktijken;<br />

• samen met de praktijken zorg dragen voor werk- en beleidsontwikkeling;<br />

• ontwikkelen van strategisch beleid;<br />

• kwaliteitsbewaking van werk en merk.<br />

Na oprichting van een nieuwe TOS praktijk functioneert die in eerste instantie onder de<br />

paraplu van TOS Centraal. Na verloop van tijd volgt zelfstandigheid. De activiteiten van<br />

TOS worden gevolgd door het Verwey-Jonker Instituut. Dit instituut volgt onder andere<br />

de data van het elektronisch logboek en verricht aanvullend onderzoek.<br />

TOS Charlois is een relatief grote praktijk met twintig medewerkers. De praktijk bestaat<br />

uit een directeur, twee TOS-bazen en een projectleider Zuiderpark. Daarnaast zijn er 34<br />

jongeren tot 18 jaar die als oproepkracht werken, 20-30 zakgelders en 20-25 stagiaires.<br />

e e r s t e t i j-r a p p o rta g e<br />

to e t s i n g j u n i 2012<br />

51


52<br />

e e r s t e t i j-r a p p o rta g e<br />

t o e t s i n g j u n i 2012<br />

TOS hecht veel belang aan het inzetten van stagiaires. Dit doet zij om drie redenen:<br />

de organisatie is er van overtuigd dat MBO-studenten hun stage bij TOS nuttig kunnen<br />

invullen;<br />

• het is een investering in nieuwe collega’s en;<br />

• revitalisering van het werk, doordat stagiaires nieuwe theoretische en praktische<br />

inzichten meenemen vanuit hun opleiding.<br />

3. Indicatie kosten<br />

TOS Charlois ontvangt in 2012 een subsidie ad. € 1.250.000,-.<br />

4. Resultaten<br />

4.1 Bereik<br />

Het jaarverslag 2011 van TOS Charlois (2012) geeft een uitgebreid overzicht van het<br />

aantal bereikte deelnemers. In Charlois zijn er in 2011 met 8.993 kinderen (alle leeftijden)<br />

activiteiten ontplooid. Voor uitsplitsing naar leeftijdscategorieën en pleinen verwijzen we<br />

naar het jaarverslag.<br />

Voor het project in het Zuiderpark wordt op dit moment een nieuwe methode uitgedacht<br />

om het bereik van het aantal unieke kontakten te kunnen vaststellen.<br />

4.2 Output<br />

Het jaarverslag 2011 van TOS Charlois (2012) geeft een uitgebreid overzicht van geplande<br />

en gerealiseerde uren per activiteit. Er zijn in 2011 in totaal in Charlois over alle<br />

pleinen 3240 maal activiteiten (reguliere pleinactiviteiten en vakantieactiviteiten) georganiseerd.<br />

Voor verder uitsplitsing verwijzen we naar het jaarverslag.


4.3 Outcome<br />

Uit verschillende niet-experimentele onderzoeken blijkt dat TOS het speelklimaat, de<br />

emotionele/sociale veiligheid voor kinderen en het gedrag van kinderen verbetert.<br />

In 2010 is het onderzoek <strong>Thuis</strong> <strong>Op</strong> <strong>Straat</strong> van start gegaan (gefinancierd door ZonMW<br />

en uitgevoerd door het Verwey-Jonker Instituut). Doel van het onderzoek is met een<br />

experimenteel onderzoeksdesign vast te stellen of TOS daadwerkelijk de emotionele en<br />

sociale veiligheid voor kinderen verbetert, het sociaal gedrag van kinderen bevordert en<br />

psychosociale- en gedragsproblemen tegengaat. Er zijn verschillende nulmetingen uitgevoerd<br />

en dit jaar volgen de eerste resultaten van de effectmeting (zie website ZonMw).<br />

TOS Charlois benoemt als belemmerende factoren voor haar effectiviteit de grote doorstroom<br />

van bewoners in een aantal wijken (soms 25% per jaar). Sommige basisscholen<br />

maken het niet vaak mee dat een kind in groep 1 start en blijft tot groep 8. Hetzelfde<br />

geldt dan ook voor pleinactiviteiten. Daarom ziet deelgemeente Charlois TOS eerder als<br />

voorziening dan als een interventie. In ieder geval beschouwt de deelgemeente TOS als<br />

een langdurige interventie.<br />

Een andere belemmerende factor voor effectiviteit is de mismatch tussen de cultuur<br />

van school, van thuis en van de straat. TOS tracht met de selectie van de zogenaamde<br />

zakgelders en de bijbaners de aansluiting bij de kinderen optimaal te maken. Om de<br />

effectiviteit van deze rolmodellen zo groot mogelijk te maken, is er veel aandacht voor<br />

de werving en selectie. Men is zich bewust van de potentiële averechtse werking mocht<br />

een bijbaner de fout ingaan.<br />

4.4 Neveneffecten<br />

Het komt voor dat stagiaires uit de wijken zelf komen en in die zin eenzelfde voorbeeldrol<br />

vervullen als de jongeren die een bijbaan bij TOS hebben.<br />

B. Toetsing door TIJ<br />

1. Volledigheid van de beschrijving<br />

De aanpak van TOS in de deelgemeente Charlois richt zich op positief <strong>jeugd</strong>beleid<br />

en universele preventie. Daarmee is de aanpak van TOS in principe gericht op alle<br />

jongeren. Voor criminele en overlast gevende jongeren in de deelgemeente is er<br />

een andere aanpak; uitgevoerd door andere partijen. Het gaat bij TOS veelal om het<br />

teruggeven van de pleinen aan de jongere kinderen.<br />

Door de deelgemeente Charlois zijn beleidsdoelen geformuleerd, die vertaald zijn naar<br />

outputdoelen voor TOS Charlois (Stichting TOS Charlois, 2011). De doelen van TOS<br />

Centraal zijn breed en omvattend. Voor TOS Charlois zijn ze echter heel concreet en<br />

pragmatisch. Zowel de methodiek (TOS Centraal) als de concrete activiteiten (TOS<br />

Charlois) zijn uitgebreid beschreven.<br />

2. Degelijkheid van de methodiek<br />

Er wordt in de beschrijvingen geen relatie gelegd met de lijnen uit het Kennisfundament<br />

omdat er ook geen doelstelling is geformuleerd over overlastbestrijding. De relatie met<br />

het kennisfundament kan wel gelegd worden, met name bij de risicofactoren in relatie<br />

tot antisociaal gedrag. De werkzame elementen in de aanpak van TOS dragen bij aan<br />

een positieve opgroeiomgeving. Het gaat om het aanleren van sociale vaardigheden,<br />

rolmodellen, versterken van de sociale cohesie in de buurt.<br />

e e r s t e t i j-r a p p o rta g e<br />

to e t s i n g j u n i 2012<br />

53


54<br />

e e r s t e t i j-r a p p o r ta g e<br />

t o e t s i n g j u n i 2012<br />

TOS maakt gebruik gemaakt van voor en door- methode, de peer education method<br />

(Bandura, 1986; Voorham, 2003) opbouwwerkmethodes, betekenisvolle aanwezigheid<br />

(vgl. Baart, 2001) en sport- en spelmethodes. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van de<br />

volgende effectverhogende maatregelen:<br />

• ruimte voor persoonlijke benadering;<br />

• feedback over de eigen situatie, gedrag of effecten;<br />

• gebruik van beloningsstrategieën;<br />

• barrières voor gewenst gedrag wegnemen;<br />

• mobiliseren van sociale steun en betrokkenheid;<br />

• aanleren van vaardigheden;<br />

• interactieve benadering.<br />

TOS moet er voor waken haar primaire doelstellingen (meer spelende kinderen op de<br />

pleinen) niet uit het oog te verliezen. Door de grote mix van doelstellingen kan de systematische<br />

aanpak met effectieve doel-doelgroep-middel-combinaties in gevaar komen.<br />

3. Uitvoeringsintegriteit<br />

De planning en uitvoering komen goed met elkaar overeen. Er is een stevige TOS-organisatie<br />

opgezet in Charlois en de deelgemeente heeft een heldere opdracht geformuleerd.<br />

Een belemmerende factor voor een effectieve inzet is het grote verloop van<br />

inwoners in een aantal wijken. De ecologische validiteit is groot, omdat de activiteiten<br />

worden uitgevoerd in de directe leefomgeving van de deelnemers. Vanuit TOS is er veel<br />

aandacht voor selectie, leren, terugkoppeling en training van de professionals. In Charlois<br />

komt de aanpak voort uit positief beleid.<br />

4. Resultaten<br />

In Charlois worden op outputniveau de doelen gerealiseerd. Dit is o.a. af te leiden uit<br />

het jaarverslag van Tos Charlois 2011. Het Verwey-Jonker Instituut doet momenteel<br />

onderzoek naar outcome-effectiviteit. Theoretisch kan problematisch gedrag zich<br />

verplaatsen naar gebieden waar de interventie niet plaatsvindt. Dat is niet gebleken. Ook<br />

kunnen rolmodellen een averechts effect sorteren. Dit is in Charlois niet vastgesteld.<br />

Gezien de aard van de activiteiten lijkt een bijdrage aan de versterking van de sociale<br />

cohesie van wijken aannemelijk. Ondanks dat de aanpak in Charlois niet de expliciete<br />

doelstelling heeft om overlast aan te pakken, zal deze daar zeker aan bijdragen doordat<br />

de pleinen weer meer door alle bewoners worden gebruikt.<br />

5. Oordeel: Kansarm, kansrijk, project ter verbetering<br />

TOS Charlois is een kansrijke interventie.<br />

De doelstellingen met betrekking tot buitenspelen, sportparticipatie en het gebruik van<br />

de openbare speelruimte worden overwegend gerealiseerd. Er is een sterke theoretische<br />

fundering en de methodiek is uitgebreid beschreven. De organisatie is professioneel<br />

opgezet en doet actief aan kwaliteitsbewaking. Effectonderzoek wordt uitgevoerd.<br />

De uitstekend uitgewerkte aanbesteding (bestek) van de deelgemeente Charlois, als<br />

opdrachtgever voor dit resultaatgebeid, zal zeker hebben bijgedragen aan de duidelijke<br />

projectbeschrijving.<br />

6. Aanbevelingen<br />

<strong>Op</strong> centraal niveau zien we een veelheid aan doelstellingen en een eclectisch gebruik<br />

van uiteenlopende methodieken. Wellicht kan dit leiden tot de ontwikkeling van een<br />

nieuw model met heldere doel–doelgroep–middelcombinaties. Belangrijk is het duidelijk<br />

onderscheiden van de primaire en secundaire doelen.<br />

7. Geraadpleegde bronnen<br />

Interviews:<br />

21-03-2012 – mevrouw M. Martens, directeur, <strong>Thuis</strong> op <strong>Straat</strong> Centraal en de heer P.<br />

Hartog, beleidsmedewerker <strong>Thuis</strong> op <strong>Straat</strong> Centraal


10-04-2012 – de heer J. Kolste, beleidsmedewerker, deelgemeente Charlois en de heer<br />

P. van Gelderen, directeur, <strong>Thuis</strong> op <strong>Straat</strong> Charlois<br />

Documenten:<br />

Baart A.J. (2001) Een theorie van de presentie, Utrecht: Lemma (derde vermeerderde<br />

druk 2004);<br />

Bandura, A. (1986) Social foundations of thought and action: a social cognitive theory.<br />

Englewood Cliffs, NJ: Prentice Hall<br />

Boonstra N. & R. van Wonderen (2009) ‘Het goede voorbeeld`. Leefbare buurten door<br />

de inzet van jongeren van de straat. Verwey-Jonkerinstituut, in opdracht van TOS<br />

Centraal en TOS Amsterdam. Utrecht. (ISBN 978-90-5830-321-9)<br />

Boonstra N. , R. Verwijs & R. van Wonderen (2009) Voel je thuis op straat. onderzoek<br />

naar kindvriendelijkheid en bewonersbetrokkenheid in de wijk Fort-Zeekant in<br />

Bergen op Zoom.. Verwey-Jonkerinstituut in opdracht van <strong>Thuis</strong> <strong>Op</strong> <strong>Straat</strong>. (ISBN<br />

978-90-5830-317-2)<br />

Boonstra, N., N. Hermens en I. Bakker (2010). De publieke waarde van pleinen; de<br />

ontwikkeling en toepassing van een sterrensysteem voor Rotterdamse pleinen.<br />

Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.<br />

Brons, D., Hilhorst, N. en Willemsen, F. (2008). Het kennisfundament t.b.v. de aanpak<br />

van criminele Marokkaanse jongeren. Den Haag: Wetenschappelijk Onderzoek- en<br />

Documentatiecentrum/Ministerie van Veiligheid en Justitie.<br />

De Nieuwe Lijn i.s.m. Huiskens T. (1998) <strong>Thuis</strong> <strong>Op</strong> <strong>Straat</strong>, PJ Partners, mei 1998<br />

Engbersen R. & K. Voogd (2005) `KOM NAAR BUITEN!´ <strong>Thuis</strong> <strong>Op</strong> <strong>Straat</strong> is er ook!<br />

Uitgeverij `De knappe man`. Rotterdam<br />

Engbersen, G. & R. (2001) Spelen in de stad, Een essay in opdracht van de stuurgroep<br />

`Nationale Duimdropdag´ Uitgegeven door BSW ( Buurt- en speeltuinwerk).<br />

Grijzen J. (2008) Projectboek `Resultaatsturing <strong>Thuis</strong> op <strong>Straat</strong>` ,publicatie in eigen<br />

beheer <strong>Thuis</strong> op <strong>Straat</strong>.<br />

Karyotis S., T. Tudjman, K. Masson & W. de Jong (2005) Jeugd en Buitenruimte in<br />

Rotterdam; het <strong>Thuis</strong> op <strong>Straat</strong> project. RISBO Contractresearch BV/ Erasmus (ISBN<br />

90-76613-001)<br />

Martens M. & J. Grijzen. (2008) Adviesnotitie <strong>Thuis</strong> <strong>Op</strong> <strong>Straat</strong> in de deelgemeente<br />

Charlois inventarisatie van de mogelijkheden en kansen voor de TOS-aanpak in<br />

de Tarwewijk, Oud Charlois en Carnisse in de deelgemeente Charlois. Publicatie in<br />

eigen beheer. Rotterdam, september 2008.<br />

Masson K., S. Karyotis & W. de Jong (2002) De straat aan de <strong>jeugd</strong>. Een<br />

ontwikkelingsgericht onderzoek naar 3 jaar <strong>Thuis</strong> <strong>Op</strong> <strong>Straat</strong>.. Uitgeverij Aksant 2002<br />

(ISBN 90-5260-048-1)<br />

Stichting TOS Charlois (2011) Plan van Aanpak Stichting <strong>Thuis</strong> <strong>Op</strong> <strong>Straat</strong> Charlois:<br />

<strong>Op</strong>enbare aanbesteding Zorg en Welzijn, Rotterdam-Charlois, Nummer project:<br />

1970711 A0156 Perceel 4 Bevorderen Gezonde en Sociale Leefstijl.<br />

Stichting TOS Charlois (2012). Jaarverslag 2011. Rotterdam<br />

<strong>Thuis</strong> op <strong>Straat</strong> (2008) Leer- en werkboek <strong>Thuis</strong> <strong>Op</strong> <strong>Straat</strong>. Leerboek voor stagiaires.<br />

Eigen publicatie.<br />

TOS Centraal (2008) Resultaat telt 2007/2008, Een publicatie in eigen beheer over<br />

resultaatgestuurd werken.<br />

TOS Centraal (2009). Methodiekenboek in ringband. In de ringband verzamelde<br />

methodieken ontwikkeld in de TOS-praktijken. Gestart in 2009, wordt jaarlijks<br />

aangevuld.<br />

TOS Charlois (2012) Jaarverslag 2011, TOS Charlois<br />

Voorham A.J.J. (2003). Gezondheidsbevordering voor-en-door de doelgroep;<br />

Theoretische onderbouwing en evaluatie bij migranten en ouderen. Proefschrift<br />

Maastricht.<br />

Wonderen R. van, & N. Boonstra (2008) Voel je thuis op straat. Onderzoek in<br />

Amsterdam Noord/Vogelbuurt bij kinderen, jongeren en bewoners. In opdracht van<br />

<strong>Thuis</strong> <strong>Op</strong> <strong>Straat</strong> (ISBN 978-90-5830-268-7).<br />

e e r s t e t i j-r a p p o rta g e<br />

to e t s i n g j u n i 2012<br />

55


56<br />

e e r s t e t i j-r a p p o r ta g e<br />

t o e t s i n g j u n i 2012<br />

Overig:<br />

Website ZonMw: http://www.zonmw.nl/nl/projecten/project-detail/effectstudie-thuis-opstraat.<br />

Rapportage in 2013, zoals bezocht op 30 maart 2012.<br />

C. Reactie op toetsing door TIJ<br />

4. Resultaten<br />

[…] TIJ: Theoretisch kan problematisch gedrag zich verplaatsen naar gebieden waar<br />

de interventie niet plaatsvindt. Dat is niet gebleken. Ook kunnen rolmodellen een<br />

averechts effect sorteren. Dit is in Charlois niet vastgesteld. Gezien de aard van de<br />

activiteiten lijkt een bijdrage aan de versterking van de sociale cohesie van wijken<br />

aannemelijk.<br />

Reactie van <strong>Thuis</strong> op <strong>Straat</strong>, de heer P. Hartog:<br />

“Door de rondjes wijk wordt het verplaatste problematisch gedrag snel gezien en<br />

gesignaleerd. Iedere TOS-praktijk moet minimaal 2 keer per week rondjes wijk doen.”<br />

6. Aanbevelingen<br />

[…] TIJ: <strong>Op</strong> centraal niveau zien we een veelheid aan doelstellingen en een<br />

eclectisch gebruik van uiteenlopende methodieken. Wellicht kan dit leiden tot de<br />

ontwikkeling van een nieuw model met heldere doel–doelgroep–middelcombinaties.<br />

Belangrijk is de primaire doelen en de secundaire doelen goed te blijven<br />

onderscheiden.<br />

Reactie van <strong>Thuis</strong> op <strong>Straat</strong>, de heer P. Hartog:<br />

“TOS-Centraal noemt 5 resultaatgebieden. Binnen die resultaatgebieden kan gewerkt<br />

worden aan een groot aantal resultaten. Aan welk resultaat ( doel/doelstelling)<br />

precies gewerkt wordt is afhankelijk van de locale situatie (kan verschillen per plein);<br />

wat is nodig? Wat willen bewoners? Wat wil de opdrachtgever? Wat signaleren de<br />

medewerkers? Anders gezegd; de resultaatgebieden zijn kaders als hulpmiddel, binnen<br />

die kaders kan op maat van het plein en buurt gekozen worden.”


11<br />

Evaluatie van de pilotfase<br />

In deze pilotfase is de werkwijze van TIJ getest op uitvoerbaarheid. <strong>Op</strong> basis hiervan<br />

worden bijstellingen gedaan in het plan van aanpak. Bewust is in deze pilotfase gekozen<br />

voor zeven zeer diverse projecten, zodat de werkwijze van TIJ uiteindelijk zo breed<br />

mogelijk toepasbaar is. Dit hoofdstuk besteedt allereerst aandacht aan de leerpunten die<br />

het toetsproces aanscherpen, vervolgens leerpunten die het gebruik van de adviezen<br />

betreffen en ten slotte wordt gewezen op een aantal kansen voor de gemeente die de<br />

effectiviteit van <strong>jeugd</strong><strong>interventies</strong> kunnen ondersteunen.<br />

11.1 Het toetsproces<br />

A. Lacunes in het planmatig proces<br />

TIJ constateert bij de onderzochte <strong>interventies</strong> over het algemeen:<br />

1. weinig aandacht voor planmatigheid en wetenschappelijk theoretische onderbouwing<br />

van de <strong>interventies</strong>;<br />

2. ontbreken van een logische samenhang tussen de te behalen doelstellingen en de<br />

inzet van middelen en methoden, en;<br />

3. er wordt relatief weinig aandacht besteed aan monitoring van bereik of van<br />

uitgevoerde activiteiten.<br />

Voor een adequate toets moet voldoende informatie over de theoretische fundering en<br />

de praktische vormgeving beschikbaar zijn. Als die informatie er niet is, wordt het lastig<br />

om een oordeel te vormen. Deze situatie is vermoedelijk gegroeid vanwege de aard van<br />

het <strong>jeugd</strong>domein: steeds moeten acute oplossingen voor urgente problemen worden<br />

gezocht zonder dat er genoeg tijd is voor planmatige interventieontwikkeling. Mogelijk<br />

gebeurt dit ook vanuit de onjuiste opvatting ‘baat het niet, dan schaadt het niet’. Zeker<br />

wanneer die theoretische fundering minder sterk is, mag men verwachten dat de effectiviteit<br />

in de aanpak extra aandacht krijgt. Er moet ten minste een logische redeneerlijn<br />

zitten tussen de doelstelling van de interventie en de aanpak. Een nieuwe interventie<br />

kan beter gepaard gaan met monitoring van de cijfers over instroom, uitval en uitstroom.<br />

En, met adequaat procesonderzoek: Hoe wordt de interventie uitgevoerd? Wat zijn<br />

werkzame elementen? Wat vindt de doelgroep? Daarna is het nog maar een kleine stap<br />

om de effectiviteit te vast te stellen, met in de praktijk toepasbare methodes.<br />

e e r s t e t i j-r a p p o rta g e<br />

to e t s i n g j u n i 2012<br />

57


58<br />

Een interventie in het kader van TIJ is:<br />

e e r s t e t i j-r a p p o r ta g e<br />

t o e t s i n g j u n i 2012<br />

B. Breedte van TIJ: van crimineel tot veilig en gezond<br />

TIJ heeft in de pilotfase gewerkt volgens onderstaande definitie van het begrip<br />

interventie.<br />

“Een planmatige en doelgerichte aanpak om opvattingen, gedrag en/of vaardigheden van jongeren te veranderen<br />

en/of hun omstandigheden te beïnvloeden, met als (hoofd)doel de kans op crimineel, overlastgevend of gewelddadig<br />

gedrag van die jongeren te verkleinen.”<br />

Een interventie is geen instelling, organisatie of voorziening (zoals de voorziening basisschool of kinderdagverblijf),<br />

maar het is ook geen losse activiteit. Er is altijd wel een voorziening, organisatie of instelling nodig om een<br />

interventie te kunnen (laten) uitvoeren. Een interventie kan deel uitmaken van een programma. Een programma is<br />

een combinatie van verschillende <strong>interventies</strong> die gecoördineerd en gefaseerd worden uitgevoerd, om een bepaald<br />

beleidsdoel te realiseren.<br />

TIJ kijkt dus alleen naar <strong>interventies</strong> zolang die in dienst (kunnen) staan van het<br />

verkleinen van de kans op overlastgevend gedrag dan wel het vergroten van de<br />

veiligheid(sbeleving). Ter illustratie: <strong>Thuis</strong> op <strong>Straat</strong> stimuleert kinderen om op straat te<br />

spelen. Dat vergroot de veiligheid van het plein, maar ook hun lichamelijke fitheid. In het<br />

vervolg wil de toetscommissie soortgelijke <strong>interventies</strong> nadrukkelijker in haar opdracht en<br />

werkwijze meenemen. Dat leidt tot een aanpassing, een verruiming van de definitie van<br />

een interventie:<br />

Een planmatige en doelgerichte aanpak om opvattingen, gedrag en/of vaardigheden van jongeren te veranderen en/<br />

of hun omstandigheden te beïnvloeden, met als (hoofd)doel: de kans op crimineel, overlastgevend of gewelddadig<br />

gedrag van die jongeren te verkleinen en/of de kans om veilig en gezond op te groeien te vergroten.<br />

C. De determinanten modellen<br />

TIJ beoordeelt in principe alle <strong>interventies</strong> in het <strong>jeugd</strong>domein. Dat zijn <strong>interventies</strong> die<br />

tot doel hebben om overlast en criminaliteit te voorkomen, maar ook <strong>interventies</strong> die tot<br />

doel hebben om gezondheid te bevorderen. Het zijn <strong>interventies</strong> die op korte termijn<br />

effecten kunnen sorteren, maar ook <strong>interventies</strong> die aangrijpen op de determinanten van<br />

het ongewenst gedrag of verschijnsel, en dus alleen op de langere termijn effecten laten<br />

zien. In die gevallen is het van belang dat op determinantniveau wel effecten worden<br />

bereikt.<br />

Het Kennisfundament (WODC, 2008) is ontwikkeld om de evidence base van <strong>interventies</strong><br />

gericht op overlast- en criminaliteitspreventie te kunnen beoordelen. Het gaat uit van drie<br />

lijnen:<br />

• grenzen stellen;<br />

• risicoreductie bij het individu, het gezin en bij leeftijdsgenoten;<br />

• gewetensvorming en binding.<br />

Voor <strong>interventies</strong> op het gebeid van gezondheidsbevordering bestaan andere modellen<br />

om <strong>interventies</strong> op effectiviteit te beoordelen. Die verschillende beoordelingsmodellen<br />

moeten beter op elkaar worden afgestemd.<br />

D. TIJ als onderdeel van kwaliteitsbeleid<br />

Het beoordelen van <strong>interventies</strong> op effectiviteit is de opdracht van TIJ. Dat is een<br />

onderdeel van kwaliteitsbeleid. Kwaliteitsbeleid heeft drie pijlers: kwaliteit van<br />

professionals, kwaliteit van organisaties en de kwaliteit van <strong>interventies</strong>. TIJ beoordeelt<br />

alleen de derde pijler, met nadruk op effectiviteit (wordt het doel behaald?) en niet op<br />

efficiëntie (wordt het doel behaald tegen de laagste kosten?) of klanttevredenheid.


E. De selectie van projecten<br />

Een individuele interventie staat nooit op zichzelf, maar maakt onderdeel uit van een<br />

programma of beleid. In dat beleid moet de rationale voor de keuze van de interventie<br />

en de samenhang tussen alle in dat beleid gekozen <strong>interventies</strong> zichtbaar worden. Deze<br />

combinatie van <strong>interventies</strong> bepaalt in grote mate de planmatigheid van het uit te voeren<br />

beleid. In deze pilotfase is geen rekening gehouden met deze context van de individuele<br />

<strong>interventies</strong> en zijn de <strong>interventies</strong> alleen op hun individuele merites beoordeeld.<br />

F. Groepen van <strong>interventies</strong><br />

In de stad en deelgemeenten worden vele <strong>interventies</strong> uitgevoerd die sterk op<br />

elkaar lijken. Soms met een zelfde naam, maar vaak met andere namen. <strong>Op</strong> zich is<br />

dat begrijpelijk vanuit het oogpunt van onderscheid of publiciteit, in belang van de<br />

opdrachtgever of –nemer. Het is ook niet nadelig, tenminste zolang de basis voor de<br />

interventie (het model van de interventie) scherp in het oog wordt gehouden. Voor TIJ is<br />

het wenselijk om deze groepen van <strong>interventies</strong> méér in samenhang te beoordelen. TIJ<br />

heeft al een zekere clustering van te toetsen <strong>interventies</strong> beschreven en zal waar dat<br />

mogelijk is de toetsingen in clusters van dezelfde soort gaan uitvoeren.<br />

H. De werkwijze<br />

In deze pilotfase heeft TIJ het model voor de toetsing verder uitgewerkt op basis van<br />

het Kennisfundament, de ervaring van de Jeugdfabriek en de ervaring met de zeven<br />

<strong>interventies</strong>. Er is nu een groslijst van onderwerpen die per interventie in kaart moet<br />

worden gebracht. Deze pilot heeft geleerd dat er een scherp onderscheid gemaakt moet<br />

worden tussen de feitelijke informatie die over de interventie bestaat en de beoordeling<br />

van de informatie door TIJ. Dat zijn twee onderdelen die nu ook duidelijk onderscheiden<br />

zijn in de rapportages. TIJ heeft zich afgevraagd hoeveel ondersteuning de leden<br />

moeten bieden bij het in kaart brengen van de feitelijke informatie van de opdrachtgever<br />

en opdrachtnemer. In deze pilotfase heeft TIJ daaraan veel tijd en aandacht moeten<br />

besteden.<br />

Ons voorstel is om een zeer duidelijk onderscheid te gaan maken tussen de feitelijke<br />

informatie die aangeleverd dient te worden door de opdrachtgever en de opdrachtnemer,<br />

en het oordeel van de commissie over de kans op effectiviteit van de interventie.<br />

De ‘bewijslast’ voor het aanleveren van de informatie ligt dus bij de opdrachtgever en<br />

–nemer en er wordt een duidelijke tijdslimiet gesteld voor het aanleveren. Dit betekent<br />

dat wanneer de betrokkenen bij een interventie niet in staat zijn om de planmatigheid van<br />

hun interventie voldoende overtuigend weer te geven aan de hand van een duidelijke<br />

itemlijst, zeer waarschijnlijk negatief zal worden beoordeeld. Géén informatie is een<br />

negatief oordeel over effectiviteit!<br />

De basiswerkwijze is als volgt:<br />

• De opdrachtgever en opdrachtnemer worden middels een wethoudersbrief<br />

uitgenodigd informatie over de interventie te verstrekken (Deel A).<br />

• TIJ-leden voeren een gesprek over deze aangeleverde informatie: lacunes en<br />

inconsistenties worden gesignaleerd, suggesties voor aanvullingen worden gedaan<br />

(Deel A);<br />

• De opdrachtgever en opdrachtnemer krijgen tijd om deze interventiebeschrijving<br />

(Deel A) zo nodig aan te vullen;<br />

• De TIJ analyseert de aangeleverde gegevens en beoordeelt de interventie op de<br />

kans op effectiviteit en doet suggesties voor de verbetering van de onderbouwing<br />

van de interventie (Deel B)<br />

• De opdrachtgever en opdrachtnemer krijgen deze analyse te lezen, mogen een<br />

aanvulling op de feitelijkheden (uit Deel A) en/of een weerwoord op de beoordeling<br />

schrijven (Deel C). Het weerwoord op de beoordeling wordt integraal overgenomen<br />

in de TIJ-rapportage aan de wethouder Onderwijs, Jeugd en Gezin.<br />

e e r s t e t i j-r a p p o rta g e<br />

to e t s i n g j u n i 2012<br />

59


60<br />

e e r s t e t i j-r a p p o r ta g e<br />

t o e t s i n g j u n i 2012<br />

11.2 Stimuleren van kenniscirculatie<br />

Het uiteindelijk doel van TIJ is een bijdrage leveren aan een effectiever en efficiënter<br />

<strong>jeugd</strong>beleid in Rotterdam. Dat proces kan worden versneld door te investeren in<br />

kenniscirculatie over de resultaten van de toetsingen. Het debat met de betrokkenen<br />

over de analyses, die in het proces van toetsing zijn gemaakt, zal voor de impuls tot<br />

verandering moeten zorgen. Zonder debat over de toetsingen zal TIJ – zeker door de<br />

opdrachtgevers en opdrachtnemers – al snel worden opgevat als bezuinigingsinstrument,<br />

zonder de kwaliteitsimpuls. Uiteindelijk zullen de opdracht gevers en opdrachtnemers (en<br />

dan met name de betrokken interventiemedewerkers) met de resultaten van TIJ aan de<br />

slag moeten. TIJ kan dit stimuleren en ondersteunen door deskundig heidsbevordering,<br />

training en kennisuitwisseling te stimuleren in samenwerking met de relevante partners<br />

(opdrachtgevers en opdrachtnemers) in de stad en met lokale en landelijke kennisinstituten.<br />

11.3 Effectief werken in de <strong>jeugd</strong>sector<br />

Zorgonderzoek Nederland Medische Wetenschappen (ZonMw) schrijft naar verwachting<br />

aan het einde van dit jaar de call uit voor het nieuwe programma ‘Effectief Werken<br />

in de Jeugdsector’. Dit programma beslaat de periode 2013–2019. De definitieve<br />

programmatekst is beschikbaar. Het programma biedt veel aangrijpingspunten voor een<br />

kwaliteitsimpuls voor het <strong>jeugd</strong>beleid in Rotterdam.<br />

Uit de samenvatting van het programma:<br />

Het programma geeft uitwerking aan de Visie Kwaliteit voor Jeugd (Ministerie van<br />

VWS en Ministerie van Veiligheid en Justitie, in voorbereiding). Hiervoor zijn vier<br />

programmalijnen opgesteld: Kind en gezin, Beroepsbeoefenaren, Hulpmiddelen /<br />

instrumenten en Organisaties. Daarnaast is budget gereserveerd voor het bundelen<br />

en uitdragen van de kennis die binnen dit programma gegenereerd wordt en voor<br />

kennisontwikkeling rond actuele (beleids)vragen die binnen elke programmalijn kunnen<br />

spelen. (…). Belangrijke prioriteiten in dit programma zijn de ontwikkeling en toepassing<br />

van kennis over cliëntfactoren (welke factoren vergroten de kans op een succesvolle<br />

behandeluitkomst?), over kenmerken van de beroepsbeoefenaar (wat maakt dat<br />

een hulpverlener resultaten boekt?) en over de alliantie tussen het kind/gezin en de<br />

beroepsbeoefenaar. Ook in de beoogde studies naar het effect van methodieken,<br />

instrumenten en <strong>interventies</strong> zal aandacht aan deze cliëntfactoren en de kenmerken van<br />

de beroepsbeoefenaar worden besteed. Kennislacunes die bij de ontwikkeling en het<br />

gebruik van richtlijnen gesignaleerd worden, zijn sturend voor dit programma. Ook meer<br />

inzicht in de kosten en baten van zorg is cruciaal. Voorts zal steeds worden nagegaan<br />

of de studies die gehonoreerd worden, resultaten opleveren die bruikbaar zijn voor de<br />

praktijk.<br />

De kenniscentra kunnen in samenwerking met de gemeente Rotterdam en met de<br />

praktijk in het <strong>jeugd</strong>domein een of meerdere aanvragen gaan voorbreiden. Dit vergt<br />

van de gemeente een regierol en een ondersteunende rol in het voorbereiden van de<br />

aanvragen.


12<br />

Samenstelling en contactgegevens<br />

Samenstelling van TIJ<br />

Leden van de <strong>Toetscommissie</strong> Interventies Jeugd met ingang van 2 april 2012:<br />

A.F.M. (Ton) Legerstee (voorzitter) - cluster MO/dienst JOS<br />

Mw. F.E. (Fleur) van der Werf (vice-voorzitter) - Bestuursdienst/directie Veiligheid<br />

Mw. A.M. (Anne Marijke) Bannink - Bestuursdienst/directie Veiligheid<br />

P.F.L.A. (Pascal) Bisscheroux - cluster MO/GGD<br />

Mw. Y. (Yeter) Demirci - Bestuursdienst/directie Veiligheid<br />

A. (Alex) Hekelaar - cluster MO/ SoZaWe<br />

dr. A.J.J. (Toon) Voorham - cluster MO/GGD<br />

M. (Maurice) Geluk (secretaris) - Bestuursdienst/directie Veiligheid<br />

J.A.J. (Joren) van Popta (afstudeeronderzoek) - cluster MO/dienst JOS<br />

Contactgegevens:<br />

E-mail: tij@rotterdam.nl<br />

Telefoon: 010-267 34 83<br />

e e r s t e t i j-r a p p o rta g e<br />

to e t s i n g j u n i 2012<br />

61


62<br />

e e r s t e t i j-r a p p o r ta g e<br />

t o e t s i n g j u n i 2012

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!