Over Unentse soldaten overzee - t schoor udenhout - biezenmortel
Over Unentse soldaten overzee - t schoor udenhout - biezenmortel
Over Unentse soldaten overzee - t schoor udenhout - biezenmortel
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Al vrij snel kwamen in het Nederlandse leger de eerste reorganisaties. Sommige<br />
legeronderdelen kregen in de tropen andere functies. Er was bijvoorbeeld geen behoefte aan<br />
anti-tank-artillerie, bepaalde soorten tanks en groepen veldartillerie. Het belangrijkste was<br />
een goede bewaking van vitale zaken zoals regeringsgebouwen, havens, vliegvelden,<br />
pompstations, elektriciteit- en waterkrachtcentrales, militaire complexen, plantages enz. Op<br />
een van de eerste wachten die de <strong>soldaten</strong> moesten lopen in de haven in Tandjong Priok<br />
kwamen een paar legerwagens met Japanse krijgsgevangenen het haventerrein opgereden.<br />
Hun taak bestond die dag uit het lossen van een boot, een soort rijnaak, vol met zware<br />
artilleriegranaten. Deze Jappen, gekleed in een korte legerbroek met <strong>soldaten</strong>kistjes zonder<br />
veters, hadden een zakje Japanse grond aan een veter om de hals hangen, zodat ze bij<br />
overlijden in den vreemde ook in Japanse grond begraven konden worden. De Japanners<br />
verrichtten hun werk gedrild en fanatiek. De Nederlanders zeiden: Eén Jap is twee Moffen te<br />
erg. Vanaf de boot tot in het magazijn gingen de Japanners op een enkel bevel in een lange<br />
rij naast elkaar staan. Bij het volgende korte bevel gooiden ze de zware granaten hand over<br />
hand van boot naar magazijn. Dat gebeurde al zingende en met hoge snelheid. Na tien<br />
minuten werken was er vijf minuten rust.<br />
Als gevolg van het steeds groeiende Nederlandse leger was er een groot gebrek aan militair<br />
personeel op legerkantoren en in bevoorradingsmagazijnen. Daar werkten veel oudere KNILmilitairen.<br />
Zij hadden allen in de periode vanaf 1942 tot 1945 in Japanse gevangenissen<br />
doorgebracht. Hun vrouwen en kinderen zaten toen opgesloten in door Jappen bewaakte<br />
vrouwenkampen. Deze KNIL-militairen hadden recht op enkele maanden verlof in Nederland.<br />
Een voorbeeld daarvan is de Udenhouter Wim Hoezen, sergeant-majoor, die in de jaren<br />
dertig naar de Oost vertrok en met zijn gezin op 2 juli 1948 zijn vakantie kwam opnemen in<br />
Udenhout. Enkele maanden later vertrok hij opnieuw met zijn gezin naar Indië. Een tweede<br />
voorbeeld is Pauw van de Hoven, geboren te Udenhout in 1916 en voor de oorlog<br />
beroepsmilitair geworden bij het KNIL. Hij trouwde daar in 1947 en is na zijn verlof in<br />
Nederland in 1949 weer teruggekeerd naar Makassar.<br />
Soekarno had al in 1945 met zijn pas gevormde leger de kans gegrepen om grote delen van<br />
Java en Sumatra als onafhankelijk gebied uit te roepen. Zijn regering zetelde in Djokjakarta<br />
op Midden-Java.<br />
Dat betekende, dat de Nederlandse militairen in de zomer van 1946 maar enkele gebieden<br />
van de Geallieerden konden overnemen. Zelfs in de regeringshoofdstad Batavia waren<br />
bepaalde belangrijke posities in handen van de Tentara Republiek Indonesia (TRI), het leger<br />
van Soekarno (later TNI genoemd). Van Batavia via Mr. Cornelis en Buitenzorg naar<br />
Bandoeng, 180 km verderop, was slechts een relatief vrij smalle corridor rond de<br />
hoofdwegen voor de Nederlandse troepen beschikbaar. Dezelfde situaties deden zich op tal<br />
van plaatsen voor, zoals rond Semarang en Soerabaja. Deze corridors waren van<br />
levensbelang voor het vervoer van levensbehoeften vanuit het binnenland naar de steden.<br />
Ook voor het transport van koffie, thee en rubber naar de havens waren de corridors van<br />
levensbelang. Op de lange corridor vielen TNI-milities regelmatig de Nederlanders aan. Dat<br />
betekende veel patrouilleren om aanvallen te voorkomen of terug te slaan.<br />
Vier groepen Indonesische vrijheidsstrijders<br />
Het Nederlandse leger kreeg niet alleen te maken met het leger van Soekarno. Er waren<br />
daarnaast nog drie groeperingen op oorlogspad. Dat waren groepen communistische<br />
vrijheidsstrijders en islamitische groeperingen die vanuit hun visie een andere invulling aan<br />
het begrip vrijheid wilden geven. En dan waren er nog de zogenaamde “rampokkers” of<br />
extremisten die groepsgewijze rovend en stelend het vooral op Europeanen gemunt hadden<br />
en al moordend het gebied onveilig maakten. Hoe ze aan oorlogsmateriaal kwamen, was<br />
niet altijd duidelijk. Mogelijk door de Jappen achtergelaten of van de Brits-Indische <strong>soldaten</strong><br />
gestolen of afkomstig uit veroverde wapendepots of clandestien ingevoerd, het kon allemaal.<br />
Alle groeperingen samen telden 170.000 inheemse strijders van allerlei pluimage. Hun legers<br />
samen waren groter dan het Nederlandse leger. Zij speelden een thuiswedstrijd op bekend<br />
26