Musis mei 2011 nr. 5 - Gemeente Schiedam
Musis mei 2011 nr. 5 - Gemeente Schiedam
Musis mei 2011 nr. 5 - Gemeente Schiedam
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Johan Hendrik Weissenbruch, Landschap met molen van de Nieuwlandsche polder bij <strong>Schiedam</strong> (1873). Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam<br />
van industriemolens, maar het waren er nooit meer dan<br />
de ongeveer 600 die er halverwege de 18 de eeuw tegelijk<br />
draaiden. Het kwantitatieve hoogtepunt van de windmolen<br />
was omstreeks 1850. Toen moeten er in Nederland ongeveer<br />
10.000 gedraaid hebben. Daarna nam de stoommotor de taak<br />
van de wind geleidelijk over, en in 1960 telde Nederland nog<br />
ongeveer 1.000 windmolens. Al die reizigers schreven lyrisch<br />
over de molens in de Zaanstreek en niet over die in <strong>Schiedam</strong>,<br />
hoewel de <strong>Schiedam</strong>se industriemolens uiterlijk niet<br />
verschilden van die elders. De verklaring is simpel. <strong>Schiedam</strong><br />
was, net als de Zaanstreek, in de 19 de eeuw een industrieel<br />
centrum waarvoor windmolens de energie leverden, maar<br />
voor de schrijvers en de schilders in de 19 de eeuw maakte<br />
het een groot verschil dat het industriële landschap van<br />
de Zaanstreek nog niet ontsierd werd door rookspuwende<br />
schoorstenen en dat van <strong>Schiedam</strong> wel.<br />
de schilderbaarheid van de molen<br />
Windmolens vallen op. Of ze langs een poldervaart staan of<br />
rond een stad, ze hebben een opvallende vorm waardoor ze<br />
afsteken tegen de omgeving, zeker als hun wieken draaien.<br />
In de pre-industriële tijd stonden in Nederland veel molens.<br />
Ze dienden voor het malen van koren voor bakkers of het<br />
zagen van hout, en in het groeiende aantal polders voor<br />
het regelen van de waterhuishouding. In de 17 de eeuw<br />
stoffeerden landschapsschilders als Jan van Goyen, Jacob<br />
van Ruisdael en Meindert Hobbema hun landschappen met<br />
wind- en watermolens. Sommige daarvan zouden nog steeds<br />
bestaan. Dat is lang gedacht van Ruisdaels Molen van Wijk bij<br />
Duurstede. Ruisdael zou omstreeks 1670 de molen Rijn en Lek<br />
hebben verbeeld, maar recent is vastgesteld dat de molen<br />
op het schilderij niet Rijn en Lek kan zijn. Die – foute –<br />
toeschrijving is in de jaren '20 van de vorige eeuw met<br />
succes gebruikt als argument om de sloop van de molen<br />
9 musis<br />
te voorkomen. Kunstkenner Cornelis Hofstede Groot liet<br />
zich voor het karretje van de molenbeschermers spannen<br />
en dankzij hem kwam ook geld binnen voor de restauratie<br />
van de molen. De molen die Ruisdael in werkelijkheid had<br />
geschilderd, was toen echter allang verdwenen. In de 17 de en<br />
18 de eeuw hadden schilders weinig belangstelling voor het<br />
polderlandschap en de molens die daar steeds nadrukkelijker<br />
aanwezig waren. Kohl had gelijk. De schilders negeerden<br />
de poldermolens, en schilderden vooral industriemolens op<br />
rustieke plekken in en rond steden. Dat veranderde in de 19 de<br />
eeuw, toen schilders als Johan Hendrik Weissenbruch en Paul<br />
Gabriel juist de poldermolens en het landschap waarvan zij<br />
Jacob van Ruisdael, Molen bij Wijk bij Duurstede (ca. 1670). Schilderij.<br />
Rijksmuseum Amsterdam