12.09.2013 Views

Achter de lijn. - Centrum voor Taal & Onderwijs

Achter de lijn. - Centrum voor Taal & Onderwijs

Achter de lijn. - Centrum voor Taal & Onderwijs

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

ACHTER DE LIJN.<br />

VIER EMPIRISCHE STUDIES<br />

OVER ONTLUIKENDE STELVAARDIGHEID<br />

(met een samenvatting in het Engels)<br />

Proefschrift ingediend tot het bekomen<br />

van <strong>de</strong> graad van Doctor in <strong>de</strong> <strong>Taal</strong>kun<strong>de</strong><br />

aan <strong>de</strong> Katholieke Universiteit Leuven<br />

door<br />

Lieve VERHEYDEN<br />

Promotor: Prof. dr. Kris Van <strong>de</strong>n Bran<strong>de</strong>n<br />

Co‐promotor: Prof. dr. Gert Rijlaarsdam<br />

On<strong>de</strong>r me<strong>de</strong>begeleiding van<br />

Prof. dr. Huub van <strong>de</strong>n Bergh en Prof. dr. Sven De Maeyer<br />

Leuven, 2010


Voor mijn drie ou<strong>de</strong>rs en mijn vier zonen...<br />

Verweven dynamieken.<br />

Wat een rijkdom!<br />

Omslagontwerp: Riet Theys


WOORD VOORAF<br />

Er was eens een wat gek mannetje met opvallend grote honger. Niet naar<br />

ijsjes of bananen, maar naar kennis. Hij ging langs bij <strong>de</strong> koning, bij minister<br />

Frank, bij <strong>de</strong> heren Gok en bij Leon en formuleer<strong>de</strong> toen op officiële vellen<br />

papier een on<strong>de</strong>rzoeksvraag of twee, drie, vier... Precies op dat moment<br />

kwam er vanuit een verre lerarenopleiding een vrolijk vrouwtje aangehup‐<br />

peld. Ze zag <strong>de</strong> vellen en las <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvragen. Ze begreep er lang niet<br />

alles van, maar zei tegen het wat gekke mannetje: 'Dit ziet er interessant<br />

uit! Ik wil graag op zoek gaan naar een antwoord op uw vragen!' Het man‐<br />

netje, dat een professor bleek te zijn, trok zich terug in zijn kantoor, dacht<br />

heel diep na en riep het vrouwtje toen bij zich. Op ernstige toon zei hij: 'In<br />

or<strong>de</strong>, mevrouwtje, vier jaar en een beetje krijg je, niet meer; en dan wil ik<br />

een antwoord of twee, drie, vier. Ik hoop dat ik op jou kan rekenen.'<br />

Het vrouwtje gaf haar zonen schone kleren en een stevig ontbijt en ging<br />

toen aan <strong>de</strong> slag. Ze bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> landkaarten en VLOT‐tabellen en reis<strong>de</strong><br />

dagenlang door het uitgestrekte Vlaamse on<strong>de</strong>rwijslandschap met een kof‐<br />

fer vol dure graaf‐ en schraapinstrumenten. Ze verzamel<strong>de</strong> brokjes van dit<br />

en brokjes van data, en kreeg <strong>de</strong> hulp van vrien<strong>de</strong>n die vrien<strong>de</strong>n bleven,<br />

van kennissen die vrien<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n, en van haar zonen, die niet altijd goed<br />

begrepen waartoe die brokjes kon<strong>de</strong>n dienen. Ook drie grote wijzen uit het<br />

nabije, mid<strong>de</strong>lverre en verre noor<strong>de</strong>n bo<strong>de</strong>n hun hulp aan. De drie wijzen<br />

en <strong>de</strong> wat gekke professor, die ook erg wijs was, riepen het vrolijke vrouw‐<br />

tje af en toe bij zich. Zij keken hoe het vrouwtje <strong>de</strong> brokjes van dit en <strong>de</strong><br />

brokjes van data wikte en woog, verplaatste en herschikte, en er op <strong>de</strong>n


duur ook lage muurtjes van antwoor<strong>de</strong>n mee begon te bouwen. Ze luister‐<br />

<strong>de</strong>n, stel<strong>de</strong>n vragen en bouw<strong>de</strong>n hier en daar een stelling. Eerst een heel<br />

lage zodat het vrolijke vrouwtje er makkelijk op kon klauteren om <strong>de</strong> muren<br />

op te metselen. En dan een wat stevigere, want <strong>de</strong> muren van antwoord<br />

reikten nog lang niet hoog genoeg. Het vrolijke vrouwtje vond het fantas‐<br />

tisch hoe <strong>de</strong> wijzen die stellingen neerzetten: getimed, geruisloos en in een<br />

won<strong>de</strong>rwel samenspel bevestig<strong>de</strong>n ze planken op lad<strong>de</strong>rs, bouten in moe‐<br />

ren, richtingaanwijzers op splitsingen en een veiligheidsriem aan elke etage.<br />

Zo kon dat vrolijke vrouwtje, dat nu eens een voet omsloeg en dan weer<br />

een rib kneus<strong>de</strong>, ijverig ver<strong>de</strong>r bouwen, weer en wind trotserend. Enkel als<br />

<strong>de</strong> sneeuw te dik lag – en dat gebeur<strong>de</strong> in die jaren wel eens vaker – liep<br />

het vrouwtje <strong>de</strong> zonneheuvel op en nam ze wat tijd om zich te warmen.<br />

Op een mooie dag in jaar 3 was <strong>de</strong> eerste muur van antwoord helemaal<br />

klaar: strak, recht, met zeven bouwlagen. De vier wijzen keken en knikten;<br />

het vrouwtje voel<strong>de</strong> zich heel eventjes zweven en <strong>de</strong> professor tel<strong>de</strong>: 'één'.<br />

Even later kon het vrouwtje ook een punt zetten achter <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> muur<br />

van antwoord: strak, recht, verrassend. De vier wijzen keken en knikten;<br />

het vrouwtje zweef<strong>de</strong> een ietsje langer en <strong>de</strong> professor tel<strong>de</strong>: 'één, twee'.<br />

Voor <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> muur van antwoord werkten het vrolijke vrouwtje en <strong>de</strong> vier<br />

wijzen lange maan<strong>de</strong>n intens samen; het werd een grillig bouwwerk, dyna‐<br />

misch en complex. Maar toen het helemaal klaar was, keken <strong>de</strong> wijzen en<br />

het vrouwtje ernaar en knikten naar elkaar. Het vrouwtje zuchtte opge‐<br />

lucht. En opnieuw tel<strong>de</strong> <strong>de</strong> professor: 'één, twee, drie'. Jaar 4 was intussen<br />

verstreken. Het vrolijke vrouwtje had enkel nog een beetje. Niet meer. Ze<br />

schud<strong>de</strong> <strong>de</strong> brokjes van dit en <strong>de</strong> brokjes van data, selecteer<strong>de</strong> er enkele en<br />

ging opnieuw aan <strong>de</strong> slag. Gelukkig ston<strong>de</strong>n er al een stelling en wat op‐<br />

stapjes klaar zodat het metselen goed vor<strong>de</strong>r<strong>de</strong>. Het werd een dikke muur.<br />

De wijzen en het vrouwtje knikten en gaven elkaar <strong>de</strong> hand: dat hebben wij<br />

goed gedaan, leken ze te schud<strong>de</strong>n.<br />

Niet veel later – het was op een vrijdag – spraken <strong>de</strong> professor en het<br />

vrouwtje af op het kantoor waar ze vier jaar en een beetje gele<strong>de</strong>n ook sa‐<br />

men zaten. In <strong>de</strong> schemering van <strong>de</strong> vroege <strong>voor</strong>avond tel<strong>de</strong>n ze: 'Eén,<br />

twee, drie, vier', en lachten. 'Ik ben voldaan', zei <strong>de</strong> professor. 'Ik ook!',<br />

antwoord<strong>de</strong> het vrouwtje. En net op dat ogenblik hoor<strong>de</strong>n ze iemand roe‐<br />

pen: 'Tijd <strong>voor</strong> bubbels!'<br />

Lieve, 01.03.2010


Kris, Gert, Huub en Sven, wijze stellingenbouwers,<br />

mijn dankbaarheid jegens jullie is bijzon<strong>de</strong>r groot!<br />

CTO‐, GOK‐ en DLO‐collega's, dankjewel <strong>voor</strong> jullie vriendschap en hulp.<br />

"Rijpere vrouwen van 't schoon verdiep", <strong>voor</strong>al aan jullie: thanks!<br />

Els, Cathérine, Marien, ik heb je betrokkenheid erg geapprecieerd.<br />

Ingrid, Annemie, Bianca, Chris, Marcelline, An, Kristel en Annemie,<br />

bedankt <strong>voor</strong> jullie bijzon<strong>de</strong>re gastvrijheid.<br />

Ann, Wiske, Daniëlle, Marleen,<br />

dank <strong>voor</strong> je bereidwillige me<strong>de</strong>werking.<br />

Jobstu<strong>de</strong>nten, stu<strong>de</strong>nten Lerarenopleiding en MA‐stu<strong>de</strong>nten, merci!<br />

Eva, Emilie, An, Dorien, Bram, Eva, Goele, Marjolein, Sally,<br />

<strong>voor</strong>al jullie inzet was me een riem on<strong>de</strong>r het hart<br />

Chris, jij zei me: "Yes, you can!"<br />

Dankjewel!<br />

Beste kennissen die vrien<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n, bedankt.<br />

Koen, jou noem ik graag bij naam.<br />

Liefste vrien<strong>de</strong>n die vrien<strong>de</strong>n bleven, een dikke merci.<br />

Metro‐/meta‐Lijne, Ine, Greet, Veerle, Annemie, Beth, Hil<strong>de</strong>, …lievs!<br />

Allerliefste Moeberg van Zonneheuvel, een dikke kus.<br />

Zon<strong>de</strong>r jou had ik het gewoonweg niet gehaald!<br />

Aller‐, allerliefste Wies, Wannes, Thijs en Lukas,<br />

dank <strong>voor</strong> jullie grote betrokkenheid en on<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijke steun.<br />

Ik zie jullie zooo graag! KK.


INHOUDSOPGAVE<br />

Inleiding 1<br />

Studie 1: Gelijk op? Zeven taal‐ en tekstkenmerken in schriftelijke<br />

navertellingen van 8‐ à 10‐jarige Turkse leerlingen<br />

in het Vlaamse basison<strong>de</strong>rwijs 11<br />

Samenvatting 12<br />

1. Inleiding 13<br />

1.1 Jonge, kansarme T2‐schrijvers 13<br />

1.2 <strong>Taal</strong>‐ en tekstkenmerken van schriftelijke navertellingen 18<br />

1.2.1 <strong>Taal</strong>‐ en tekstkenmerken in on<strong>de</strong>rzoek bij jonge<br />

doelgroepleerlingen 19<br />

1.2.2 De selectie van taal‐ en tekstkenmerken in dit<br />

on<strong>de</strong>rzoek 21<br />

1.3 On<strong>de</strong>rzoeksvragen 21<br />

2. Metho<strong>de</strong> 22<br />

2.1 Participanten 22<br />

2.2 Opdracht: schriftelijke navertellingen 25<br />

2.3 <strong>Taal</strong>‐ en tekstkenmerken: operationalisering 27<br />

2.3.1 Communicatieve effectiviteit 27<br />

2.3.2 Inhoud: correctheid en volledigheid 27<br />

2.3.3 Lexicale rijkdom 28<br />

2.3.4 Complexitiet van <strong>de</strong> T‐unit 29<br />

2.3.5 Accuraatheid van <strong>de</strong> T‐unit 29<br />

2.3.6 Accuraatheid spelling 30<br />

2.3.7 Referentiële cohesie 31<br />

2.3.8 Samenhang tussen "6+1" taal‐ en tekstkenmerken 31<br />

2.4 Analyse 33<br />

2.4.1 Scoringsprocedures 33<br />

2.4.2 Analysestrategieën 34


3. Resultaten 38<br />

3.1 Zeven kenmerken in narratieve teksten van doelgroep‐<br />

leerlingen 38<br />

3.1.1 De gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> scores op vier meetmomenten <strong>voor</strong><br />

'Communicatieve effectiviteit' 39<br />

3.1.2 De gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> scores op vier meetmomenten<br />

<strong>voor</strong> zes objectieve taal‐ en tekstkenmerken 41<br />

3.2 Zeven kenmerken in narratieve teksten van Vlaamse en<br />

Turkse doelgroepleerlingen in klassen met een<br />

verschillen<strong>de</strong> samenstelling qua thuistaal 43<br />

3.2.1 De gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> 'Communicatieve<br />

effectiviteit' in teksten van Vlaamse en Turkse<br />

leerlingen in divers samengestel<strong>de</strong> klassen op vier<br />

meetmomenten 43<br />

3.2.2 De gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> zes objectieve taal‐ en<br />

tekstkenmerken in teksten van Vlaamse en Turkse<br />

leerlingen in divers samengestel<strong>de</strong> klassen op vier<br />

meetmomenten 45<br />

4. Discussie 49<br />

4.1 Voorspellers van <strong>de</strong> realisatie van taal‐ en tekstkenmerken 49<br />

4.2 Beperkingen van <strong>de</strong> studie en ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek 54<br />

4.3 Conclusie 56<br />

Bijlagen 58<br />

Studie 2: Winst, verlies of status quo? De leerwinst <strong>voor</strong> zeven<br />

taal‐ en tekstkenmerken in schriftelijke navertellingen<br />

van 8‐ à 10‐jarige doelgroepleerlingen<br />

in het Vlaamse basison<strong>de</strong>rwijs 61<br />

Samenvatting 62<br />

1. Inleiding 63<br />

1.1 Groeien in stellen 63<br />

1.2 Eén of meer snelhe<strong>de</strong>n qua groei in stellen 68<br />

1.3 On<strong>de</strong>rzoeksvragen 70


2. Metho<strong>de</strong> 70<br />

2.1 Participanten 71<br />

2.2 Opdracht: schriftelijke navertellingen 74<br />

2.3 <strong>Taal</strong>‐ en tekstkenmerken van narratieve teksten 74<br />

2.4 Analyse 75<br />

2.4.1 Scoringsprocedure 75<br />

2.4.2 Analysestrategieën 76<br />

3. Resultaten 79<br />

3.1 Leerwinst <strong>voor</strong> zeven taal‐ en tekstkenmerken 79<br />

3.1.1 Gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> leerwinst <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> zeven taal‐<br />

en tekstkenmerken 79<br />

3.1.2 Impact van kind‐ en klaskenmerken op <strong>de</strong> leerwinst<br />

<strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> zeven taal‐ en tekstkenmerken 83<br />

3.2 De on<strong>de</strong>rlinge samenhang qua leerwinst van taal‐ en<br />

tekstkenmerken 91<br />

4. Discussie 95<br />

4.1 De leerwinst van <strong>de</strong> "veron<strong>de</strong>rsteld" sterke en<br />

zwakke starters 95<br />

4.1.1 De leerwinst van <strong>de</strong> sterkere starters 95<br />

4.1.2 De leerwinst van <strong>de</strong> zwakkere starters 100<br />

4.1.3 Tussentijds besluit 103<br />

4.2 De leerwinst van jongens versus meisjes 104<br />

4.3 Beperkingen van <strong>de</strong> studie en ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek 105<br />

4.4 Conclusie 106<br />

Bijlagen 108<br />

Studie 3: Storingen op <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>? Ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid in het<br />

perspectief van Dynamic Systems Theory 111<br />

Samenvatting 112<br />

1. Inleiding 112<br />

1.1 Dynamic Systems Theory 113<br />

1.1.1 Dynamische systemen 113


1.1.2 Variabiliteit 115<br />

1.2 DST en schrijven in een twee<strong>de</strong> taal 117<br />

1.3 On<strong>de</strong>rzoeksvragen 120<br />

2. Metho<strong>de</strong> 121<br />

2.1 Participanten 121<br />

2.2 Opdracht: schriftelijke navertellingen 124<br />

2.3 De kwaliteit van teksten: 'Communicatieve effectiviteit' 125<br />

2.4 Analyse 127<br />

2.4.1 Scoringsprocedure 127<br />

2.4.2 Analysestrategieën 128<br />

3. Resultaten 132<br />

3.1 Welk mo<strong>de</strong>l past het beste bij onze data? 133<br />

3.1.1 Drie groeimo<strong>de</strong>llen op een rij 133<br />

3.1.2 Op zoek naar het meest a<strong>de</strong>quate mo<strong>de</strong>l 135<br />

3.2 Treffen we een inter‐individuele systematiek aan in <strong>de</strong><br />

grillige individuele ontwikkelingspa<strong>de</strong>n? 140<br />

3.3 In hoeverre kunnen kindkenmerken verschillen in intra‐<br />

individuele patronen verklaren? 142<br />

4. Discussie 145<br />

4.1 Een Dynamic Systems‐mo<strong>de</strong>l 145<br />

4.2 Methodologische consequenties 147<br />

4.3 Beperkingen van <strong>de</strong> studie en ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek 149<br />

4.4 Conclusie 152<br />

Bijlagen 154<br />

Studie 4: "Goed <strong>voor</strong> sterk, sterk <strong>voor</strong> zwak?" Een DST‐gerichte<br />

exploratie van het stelon<strong>de</strong>rwijs aan acht leerlingen<br />

uit het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerjaar (groep 5) van twee Vlaamse<br />

concentratiescholen 161<br />

Samenvatting 162<br />

1. Inleiding 163<br />

1.1 Stellen als schoolse taalvaardigheid 163


1.2 Ontluikend stellen in een repeller state 165<br />

1.3 On<strong>de</strong>rzoeksvraag 168<br />

2. Metho<strong>de</strong> 169<br />

2.1 Participanten 170<br />

2.1.1 Selectie van twee klasgroepen 171<br />

2.1.2 Selectie van tweemaal vier leerlingen 172<br />

2.2 Opzet 174<br />

2.3 Data 176<br />

2.3.1 Tekstmateriaal van leerlingen 176<br />

2.3.2 Protocols van <strong>de</strong> schrijfsessies 177<br />

2.3.3 Interviews van <strong>de</strong> leerkrachten 178<br />

2.4 Analyse 179<br />

3. Resultaten 180<br />

3.1 Casus 1: het verhaal van tweemaal twee "KOP"‐leerlingen 181<br />

3.1.1 Probleemstelling 181<br />

3.1.2 Bespreking 185<br />

3.1.3 Samenvatting 197<br />

3.2 Casus 2: het verhaal van twee "MIDDEN"‐<br />

leerlingen 198<br />

3.2.1 Probleemstelling 198<br />

3.2.2 Bespreking 199<br />

3.2.3 Samenvatting 208<br />

3.2 Casus 3: het verhaal van twee "STAART"‐<br />

leerlingen 209<br />

3.3.1 Probleemstelling 209<br />

3.3.2 Bespreking 210<br />

3.3.3 Samenvatting 218<br />

4. Discussie 218<br />

4.1 Goed <strong>voor</strong> sterk? 220<br />

4.2 Sterk <strong>voor</strong> (veeleer) zwak? 223<br />

4.2.1 Merve en Sad<strong>de</strong>din (Klas 1) 224<br />

4.2.2 Muhammet en Sergen (Klas 2) 226<br />

4.3 Twee bijkomen<strong>de</strong> overwegingen 231<br />

4.3.1 Naast belevenissen ook belevingen? 231<br />

4.3.2 Actief willen participeren: een noodzakelijke of een<br />

voldoen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>? 233


4.4 Beperkingen van <strong>de</strong> studie en ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek 234<br />

4.5 Conclusie 238<br />

Bijlagen 240<br />

Conclusie 247<br />

1. Parameters <strong>voor</strong> tekstkwaliteit als mogelijke indicator van<br />

stelvaardigheid 249<br />

1.1 Zeven "eigenzinnige" variabelen 250<br />

1.2 'Communicatieve effectiviteit' 251<br />

1.3 Suggesties <strong>voor</strong> <strong>de</strong> selectie van variabelen bij ver<strong>de</strong>r<br />

on<strong>de</strong>rzoek 252<br />

2. On<strong>de</strong>rzoek naar ontwikkeling of change 253<br />

2.1 De studie van ontwikkeling 254<br />

2.2 Dynamic Systems Theory en ontluiken<strong>de</strong> stelvaardig‐<br />

heidsontwikkeling (in een twee<strong>de</strong> taal) 256<br />

3. Stelon<strong>de</strong>rwijs 260<br />

3.1 "For good or for bad" 261<br />

3.2 Verschillen<strong>de</strong> visies op ontluikend‐stelvaardigheids‐<br />

on<strong>de</strong>rwijs 262<br />

3.3 Kwetsbare leerlingen 264<br />

4. Een jaar "naast" <strong>de</strong> schoolbanken 264<br />

5. Het laatste woord 267<br />

Summary 269<br />

Referenties 275<br />

Extra bijlagen 287<br />

Bijlage A: <strong>de</strong> schrijfsessies in klas 1: verdichte protocols 287<br />

Bijlage B: <strong>de</strong> schrijfsessies in klas 2: verdichte protocols 317


INLEIDING<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>. Vier empirische studies over ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid.© 2010.


2<br />

September! Voor juf Sara zitten 25 acht‐ à negenjarige leerlingen. Een aan‐<br />

zienlijk aantal van hen komt uit een kansarm en/of an<strong>de</strong>rstalig gezin. Enkele<br />

leerlingen spreken thuis Ne<strong>de</strong>rlands.<br />

Van haar collega's van <strong>de</strong> kleuterschool en <strong>de</strong> eerste graad weet juf Sara<br />

dat boekplezier, leren lezen, woordjes leren spellen, enz. een belangrijk <strong>de</strong>el<br />

van <strong>de</strong> tijd in beslag hebben genomen tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> <strong>voor</strong>bije jaren. In dit leer‐<br />

jaar moet <strong>de</strong> juf haar leerlingen tekstjes laten schrijven, met an<strong>de</strong>re woor‐<br />

<strong>de</strong>n laten "stellen". Om af te tasten wat ze zich bij <strong>de</strong> stelvaardigheid van <strong>de</strong><br />

concrete kin<strong>de</strong>ren van haar klas moet <strong>voor</strong>stellen organiseert juf Sara een<br />

stelopdracht. De leerlingen moeten <strong>voor</strong> me<strong>de</strong>leerlingen uit <strong>de</strong> parallelklas<br />

een verhaal schrijven bij <strong>de</strong> prentenreeks IJSJE (zie Bijlage 1 bij Studie 1).<br />

Met "verhalen" zijn <strong>de</strong>ze kin<strong>de</strong>ren vertrouwd en IJSJE is er eentje op maat<br />

van <strong>de</strong>ze kin<strong>de</strong>ren.<br />

Juf Sara licht <strong>de</strong> taak toe, en <strong>de</strong> leerlingen gaan aan <strong>de</strong> slag. Sommige<br />

leerlingen schieten heel snel in actie en mel<strong>de</strong>n al na een tiental minuten<br />

dat ze helemaal klaar zijn: <strong>de</strong> ene heeft het verhaal in vier à vijf zinnen ver‐<br />

teld; <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re heeft op die tijd tien tot vijftien zinnen neergepend. Een aan‐<br />

tal an<strong>de</strong>re leerlingen heeft na tien minuten nog geen woord op papier staan<br />

of misschien enkel wat doorgehaal<strong>de</strong> pogingen. Nog an<strong>de</strong>re leerlingen zit‐<br />

ten na een tijdje helemaal vast: ze weten niet welke naam ze aan het<br />

hoofdpersonage willen geven ("Liesje", "Fatma", ...?), of hoe je "ijsje" spelt<br />

("eisje", "ijjse", ...?), of ze kennen het woord "schil" niet en beseffen dat "het<br />

papier van <strong>de</strong> banaan" wel een oplossing is, maar niet <strong>de</strong> "juiste". Telkens<br />

spoort juf Sara <strong>de</strong> leerlingen rustig aan "Doe maar, je kan het wel, hoor!"<br />

Als ie<strong>de</strong>reen klaar is, verzamelt ze <strong>de</strong> productjes.<br />

Het meise zijn paapa kout ijsjes <strong>voor</strong>.<br />

die meice een man kijkt naar baanaanen.<br />

en die kijt naar baanaanen en hij<br />

gooit het baanaanen op <strong>de</strong> grond.<br />

en hij eet zijn baanaan op en <strong>de</strong><br />

Meice gaat met zijn ijs dan valt ze<br />

op <strong>de</strong> grond en <strong>de</strong> meice is boos op die<br />

man en <strong>de</strong> man zegt oeps zein ijsje<br />

valt op <strong>de</strong> grond 2 XXXee bol ijs en zij<br />

is blij met zijn eis en <strong>de</strong> man gooit<br />

het baanaanaan in <strong>de</strong> vulbak en <strong>de</strong><br />

meice is blij hij leeft lang en glukig (leerling 60303, sept. 2006)


INLEIDING 3<br />

1 mark kijkt naar banaane mark koobd <strong>de</strong> bamaamen<br />

2 en mark et een banaan en <strong>de</strong> sgel vam <strong>de</strong> bamaan goijt<br />

3 <strong>de</strong> sgel op grond en lien koobt en ijs en si stapt oover<br />

4 en bamame sgel en sijn ijs ligt op gront mark zij oeps<br />

5 en mark koopt lien en nuuw ijs in lies is XXX (klaar?) met te<br />

6 lage en mark eet nog en banan en <strong>de</strong>ezeker gaat sgel weg.<br />

7 en lin gaat naa huis (leerling 60311, sept. 2006)<br />

<strong>de</strong> man koop baanaan en toen hatie <strong>de</strong> schil ge gooit<br />

en toen was er een mijsch met ijs ge koomen en op <strong>de</strong> schil<br />

ge trapt en glijt <strong>de</strong> mijschi met <strong>de</strong> ijs <strong>de</strong> ijs hat ge valen<br />

toen hatie boos ge wor naar <strong>de</strong> man hat naar <strong>de</strong><br />

mijschi in niewe ijs ge kog en toen hat blijge wort<br />

en dan hat man <strong>de</strong> baanaan ge goot naar <strong>de</strong> vlbak<br />

en toen <strong>de</strong> mijsch weg gijn (leerling 60317, sept. 2006)<br />

's Avonds werpt juf Sara een eerste blik op <strong>de</strong> teksten. Hoewel ie<strong>de</strong>reen heel<br />

dui<strong>de</strong>lijk het IJSJE‐verhaal op papier heeft willen zetten, zijn <strong>de</strong> 25 tekstjes<br />

allemaal an<strong>de</strong>rs. Soms lezen <strong>de</strong> tekstjes vrij vlot: <strong>de</strong> zinnen lopen en ze vol‐<br />

gen elkaar netjes op; <strong>de</strong> spelling‐ en/of interpunctiefouten storen amper of<br />

niet. Hier en daar klinkt een verhaaltje nog "mon<strong>de</strong>ling" ("en toen, en<br />

toen"). Bij an<strong>de</strong>re teksten moet juf Sara <strong>de</strong> prentenreeks erbij nemen om<br />

wijs te raken uit wat er op papier staat. Het verhaal wordt met horten en<br />

stoten verteld en vormelijke eigenaardighe<strong>de</strong>n lei<strong>de</strong>n haar aandacht <strong>voor</strong>t‐<br />

durend af: zinnen lopen niet en <strong>de</strong> samenhang ertussen is soms helemaal<br />

zoek; het is ondui<strong>de</strong>lijk naar wie verwezen wordt; geregeld zet ook <strong>de</strong><br />

woordkeuze <strong>de</strong> juf op een verkeerd been; zelfs <strong>de</strong> spellingfouten werken<br />

echt verwarrend.<br />

Er flitsen heel veel vragen door Sara's hoofd, want hoe zit het nu met die<br />

stelvaardigheid van haar leerlingen? Wat kunnen <strong>de</strong>ze kin<strong>de</strong>ren al wel? Wat<br />

nog niet? Wat is <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> stap in hun leerproces? En wat is haar rol<br />

daarbij: hoe zou zij haar leerlingen kunnen helpen om tot betere tekstkwali‐<br />

teit te komen? Trouwens, welke kwaliteit mag zij op korte en langere ter‐<br />

mijn van dit soort navertellingen verwachten?<br />

°<br />

° °<br />

Leerkrachten van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> graad van het basison<strong>de</strong>rwijs (groepen 5 en 6)<br />

staan <strong>voor</strong> dit soort vragen wanneer zij hun leerlingen, in dit geval van huis


4<br />

an<strong>de</strong>rstalige leerlingen uit sociaal‐economisch en/of sociaal‐cultureel zwak‐<br />

kere milieus, begelei<strong>de</strong>n in het proces van ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid. Dat<br />

zij op die vragen nog geen sluitend antwoord hebben gevon<strong>de</strong>n, blijkt – in‐<br />

direct althans – uit het peilingson<strong>de</strong>rzoek "Schrijven" in Ne<strong>de</strong>rland (pei‐<br />

lingsjaar 1998/1999: 3 e en 6 e leerjaar) en het <strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>nd on<strong>de</strong>rzoek<br />

<strong>voor</strong> een peiling "Schrijven" in Vlaan<strong>de</strong>ren (6 e leerjaar): kansarme en/of van<br />

huis uit an<strong>de</strong>rstalige leerlingen doen het min<strong>de</strong>r goed <strong>voor</strong> "stellen". Die<br />

resultaten sluiten ook aan bij wat internationaal vastgesteld wordt.<br />

Op het eerste gezicht verwon<strong>de</strong>rt die vaststelling misschien niet. Stel‐<br />

len/schrijven is immers een ingewikkeld proces, waar<strong>voor</strong> een leerling een<br />

complex geheel aan (taal)vaardighe<strong>de</strong>n gecoördineerd moet inzetten. Wie<br />

<strong>de</strong> taal waarin geschreven dient te wor<strong>de</strong>n, nog niet (zo) goed beheerst,<br />

drukt zich schriftelijk wellicht ook moeizamer uit. Aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant pas‐<br />

sen <strong>de</strong>ze vaststellingen jammer genoeg maar "al te goed" in een bre<strong>de</strong>r ge‐<br />

heel: ook in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>lbare school zien we dat leerlingen uit <strong>de</strong> zwakste so‐<br />

ciaal‐economische gezinnen sterk oververtegenwoordigd zijn in het be‐<br />

roepson<strong>de</strong>rwijs en buitengewoon on<strong>de</strong>rwijs, en dat velen van hen onge‐<br />

kwalificeerd uitstromen. Opvallend is dat leerlingen die thuis Turks spreken,<br />

ook daar <strong>de</strong> zwakste <strong>de</strong>elgroep vormen. Nochtans heeft het on<strong>de</strong>rwijs <strong>voor</strong><br />

jongeren uit sociale milieus, die "thuis" min<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> op school belangrijk<br />

geachte kennis, vaardighe<strong>de</strong>n en attitu<strong>de</strong>s aangereikt krijgen, een specifie‐<br />

ke emancipatie‐opdracht. Die bestaat erin dat er <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze achterstand ge‐<br />

compenseerd wordt, meer bepaald door <strong>de</strong> betrokken leerlingen extra te<br />

on<strong>de</strong>rsteunen bij het nastreven van die belangrijk geachte doelen. Het Ge‐<br />

lijke On<strong>de</strong>rwijskansenbeleid van het Vlaams Ministerie van On<strong>de</strong>rwijs en<br />

Vorming formuleert die opdracht bondig als "Goed <strong>voor</strong> sterk, sterk <strong>voor</strong><br />

zwak!" en on<strong>de</strong>rsteunt ze concreet door aan scholen met grote aantallen<br />

kansarme leerlingen extra financiële mid<strong>de</strong>len aan te reiken, samen met <strong>de</strong><br />

mogelijkheid tot on<strong>de</strong>rsteuning door pedagogische begeleiding en het<br />

Steunpunt Gelijke On<strong>de</strong>rwijskansen 1 .<br />

In <strong>de</strong> vier empirische studies van dit proefschrift "<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>", dat we in<br />

het ka<strong>de</strong>r van het Gelijke On<strong>de</strong>rwijskansenbeleid 2 kon<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>n,<br />

willen we ons richten op <strong>de</strong> ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid van veelal kansar‐<br />

1 Het Steunpunt Gelijke On<strong>de</strong>rwijskansen is wegens besparingsmaatregelen per 1 januari<br />

2010 afgeschaft.<br />

2 Dit on<strong>de</strong>rzoek werd tussen begin 2005 en eind 2009 gefinancierd door het Steunpunt Gelij‐<br />

ke On<strong>de</strong>rwijskansen.


INLEIDING 5<br />

me, van huis uit an<strong>de</strong>rstalige leerlingen van het 3 e en 4 e leerjaar. Een aantal<br />

argumenten on<strong>de</strong>rsteunen die on<strong>de</strong>rwerpskeuze.<br />

Ten eerste speelt "taal", zeker in schriftelijke vorm, binnen <strong>de</strong> emancipa‐<br />

torische functie van het on<strong>de</strong>rwijs een belangrijke rol: niet alleen van lees‐<br />

vaardigheid, maar ook van schrijfvaardigheid wordt op school en nadien in<br />

het maatschappelijk leven veel verwacht. In het on<strong>de</strong>rwijs wordt schrijf‐<br />

vaardigheid ingezet om te leren (writing to learn) en ook bij evaluaties<br />

wordt een flink beroep gedaan op schriftelijke taalvaardigheid. Later, in het<br />

dagelijkse (beroeps)leven, wordt eveneens geregeld verwacht dat er schrif‐<br />

telijk gecommuniceerd wordt. We vermoe<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> nieuwe communica‐<br />

tiemedia die vraag alleen maar zullen aanwakkeren.<br />

Het is daarom (en ten twee<strong>de</strong>) erg jammer dat stelvaardigheid, in verge‐<br />

lijking met leesvaardigheid, een on<strong>de</strong>rbelicht domein is, zowel in het on<strong>de</strong>r‐<br />

zoek als in het on<strong>de</strong>rwijs. We weten heel weinig over het verwervingspro‐<br />

ces van stelvaardigheid, zeker als het om jonge kansarme twee<strong>de</strong>‐<br />

taalverwervers gaat. Wat speelt zich af achter <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rsteld strak oplo‐<br />

pen<strong>de</strong> ontwikkelings<strong>lijn</strong> van min<strong>de</strong>r naar meer stelvaardig? Het is dan ook<br />

niet vreemd dat we nog in het duister tasten wat ontluiken<strong>de</strong>‐<br />

stelvaardigheidsdidactiek betreft, zeker als het een groep kansarme, an‐<br />

<strong>de</strong>rstalige leerlingen betreft. Van daaruit mag het evenmin verbazen dat<br />

leerkrachten geneigd zijn om het stelon<strong>de</strong>rwijs enigszins stiefmoe<strong>de</strong>rlijk te<br />

behan<strong>de</strong>len: volgens nogal wat basisschoolleerkrachten boet binnen het<br />

taalon<strong>de</strong>rwijs <strong>voor</strong>al het stelon<strong>de</strong>rwijs aan tijd en aandacht in als er wegens<br />

(haast permanente) tijdsdruk gesnoeid moet wor<strong>de</strong>n. Dat zou wel eens een<br />

kwalijke zaak kunnen zijn, want we mogen veron<strong>de</strong>rstellen dat – samen<br />

met an<strong>de</strong>re "schoolse vaardighe<strong>de</strong>n" – ook productieve schriftelijke taal‐<br />

vaardigheid een rol speelt bij het streamen van leerlingen naar algemeen<br />

vormen<strong>de</strong>, technische of beroepsgerichte secundaire opleidingen.<br />

Dat brengt ons bij een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> argument <strong>voor</strong> onze on<strong>de</strong>rwerpskeuze. In<br />

<strong>de</strong> twee<strong>de</strong> graad van het basison<strong>de</strong>rwijs wordt traditioneel gezien een aan‐<br />

vang genomen met het stelon<strong>de</strong>rwijs – weliswaar niet in het "ijle" gezien <strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>bereidingen in termen van ontluiken<strong>de</strong> en aanvankelijke geletterdheid<br />

tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> jaren <strong>voor</strong>dien. Voor alle leerlingen van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> graad geldt<br />

immers dat zij <strong>voor</strong> het eerst systematisch geconfronteerd wor<strong>de</strong>n met<br />

stelopdrachtjes, d.w.z. met <strong>de</strong> verwachtingen die in het (basis)on<strong>de</strong>rwijs<br />

ten aanzien van "het schrijfproces" en "het schrijfproduct" gekoesterd wor‐<br />

<strong>de</strong>n, en met strategieën, hulpmid<strong>de</strong>len, en <strong>de</strong>rgelijke die hen in staat moe‐<br />

ten stellen om een stevige groei te realiseren. Wij kunnen bijgevolg ver‐<br />

moe<strong>de</strong>n dat alle leerlingen, kansarm of niet, an<strong>de</strong>rstalig of niet, zich op dat


6<br />

vlak in een instabiele en waarschijnlijk dus ook leergierige fase bevin<strong>de</strong>n.<br />

Het benieuwt ons hoe al <strong>de</strong>ze leerlingen zich ontwikkelen en welke verschil‐<br />

len in ontwikkeling zich tussen leerlingen <strong>voor</strong>doen, die vervolgens het ge‐<br />

diversifieerd streamen zou<strong>de</strong>n kunnen voe<strong>de</strong>n. Een extra‐focus op Turkse<br />

leerlingen leek ons in dat verband een logische optie.<br />

°<br />

° °<br />

Juni! Een heel jaar lang heeft juf Sara het stelon<strong>de</strong>rwijs een plekje proberen<br />

te geven in een behoorlijk drukke klasagenda van lesactiviteiten, projecten<br />

en uitstappen allerhan<strong>de</strong>. Ze heeft haar leerlingen allerlei tekstjes laten<br />

schrijven en hen daarbij zo goed mogelijk begeleid. Nu is ze erg benieuwd<br />

hoe haar leerlingen het er zon<strong>de</strong>r hulp of begeleiding van afbrengen. Ze<br />

biedt <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> IJSJE‐prentenreeks aan als in september en for‐<br />

muleert <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> opdracht. En 's avonds leest ze <strong>de</strong> verhaaltjes één na één.<br />

Ze legt ze ook even naast <strong>de</strong> versies van september.<br />

De man kijkt naar het muur en daar Zij ijse en moi<br />

je ijs hij wilt kope ma hij heeft geen geld omte<br />

kope. en hij koopt 3 benaanen en <strong>de</strong> man kijkt<br />

naar <strong>de</strong> man. en hij eet nie alemaal maar<br />

eetje banaan en hij gooit <strong>de</strong> schilt weg van <strong>de</strong><br />

banaan en <strong>de</strong> meisje heipelt met zein benen<br />

door <strong>de</strong> straat en stapt en stapt en<br />

zei valt op <strong>de</strong> grond Zei valt hoog in <strong>de</strong><br />

leugt. en zei wort heel heel boos op <strong>de</strong> man<br />

daar licht banaan op <strong>de</strong> grond en nog ijs<br />

en zei zit op <strong>de</strong> grond. De man gaat naar<br />

<strong>de</strong>man hij geeft in nieuwe ijs. en hij geeft <strong>de</strong><br />

banaan in <strong>de</strong> veibak. (leerling 60303, juni 2007)<br />

rik koopt een banaanen tros en rik eet een<br />

banaan op eefa kopt een ijs en dan grijt eefa<br />

over <strong>de</strong> banaanenschil en<strong>de</strong> man heeft dat gezien<br />

en <strong>de</strong> man koopt een ijsje <strong>voor</strong> eefa<br />

en <strong>de</strong> man eet werel een banaan en ze gooit<br />

<strong>de</strong> banaaneschil in <strong>de</strong> vuilensbak (leerling 60311, juni 2007)


INLEIDING 7<br />

<strong>de</strong>man en <strong>de</strong> kind <strong>de</strong> man met ij en <strong>de</strong> kind met ijs.<br />

De man kijkt naar <strong>de</strong> ijs ma toen was er en baanaan 4<br />

bananen en daar was papaen. maar <strong>de</strong> man kogt<br />

kogt baanaan <strong>de</strong> kasa man kaa<strong>de</strong> schoen raar van<br />

<strong>de</strong> man. De man eet een baanaan en die gooit <strong>de</strong><br />

schel op <strong>de</strong> grond. Toen kwam anlies en die kogt ijs<br />

die ziet <strong>de</strong> schil nie die valt op <strong>de</strong> gron van die baanaan<br />

zen sclut alsisg valen. he zij<strong>de</strong> anlies. <strong>de</strong> mseer kaw<br />

he dat is mijsculd alies was boos. <strong>de</strong> maan en<br />

zelv<strong>de</strong> ijs koopen. en anlies ging naar zin hijs en <strong>de</strong><br />

man goit <strong>de</strong> baanaan in <strong>de</strong> vulbak. (leerling 60317, juni 2007)<br />

Juf Sara merkt allerlei bewegingen op tussen <strong>de</strong> september‐ en juniteksten,<br />

maar krijgt niet meteen vat op het geheel. De teksten bevatten meer inhou‐<br />

<strong>de</strong>lijke elementen van het verhaal, en zijn ook wat langer gewor<strong>de</strong>n. Hier en<br />

daar is <strong>de</strong> spelling ook wat min<strong>de</strong>r problematisch. Maar juf Sara vraagt zich<br />

af hoe ze hier een mooie ontwikkelings<strong>lijn</strong> in zou moeten kunnen herkennen.<br />

Haar leerlingen zou<strong>de</strong>n na al die on<strong>de</strong>rwijstijd toch gewoon betere teksten<br />

moeten kunnen schrijven?<br />

°<br />

° °<br />

Me<strong>de</strong> vanuit <strong>de</strong> bekommernissen van "Juf Sara" en haar collega's willen we<br />

met dit on<strong>de</strong>rzoek in kaart brengen wat er op één schooljaar tijd zoal "be‐<br />

weegt" op het vlak van stelvaardigheid. We kiezen er<strong>voor</strong> om dit bre<strong>de</strong> en<br />

abstracte concept "stelvaardigheid" in termen van tekstkwaliteit te opera‐<br />

tionaliseren – the proof of the pudding! – en werpen een blik achter <strong>de</strong> ver‐<br />

on<strong>de</strong>rsteld strakke ontwikkelings<strong>lijn</strong> "van min<strong>de</strong>r kwaliteitsvolle naar meer<br />

kwaliteitsvolle teksten". We hebben gekozen <strong>voor</strong> een "vierluik", een sa‐<br />

menhangend geheel van vier studies die elk ook op zich staan en dus los<br />

van elkaar gelezen kunnen wor<strong>de</strong>n. De volgor<strong>de</strong> waarin wij <strong>de</strong> studies ge‐<br />

maakt hebben, en waarin ze in dit proefschrift ook weergeven wor<strong>de</strong>n, is<br />

niet willekeurig. Ze weerspiegelt immers het proces van een steeds ver<strong>de</strong>r<br />

reiken<strong>de</strong> blik "achter <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>".<br />

De vier studies zijn gebaseerd op een dataverzameling die plaatsvond in<br />

zeven scholen (veertien klassen) tij<strong>de</strong>ns schooljaar 2006‐2007. Gezien dit<br />

on<strong>de</strong>rzoek <strong>de</strong>el uitmaakt van het het grote Gelijke On<strong>de</strong>rwijskansen(GOK)‐<br />

on<strong>de</strong>rzoek (2005‐2009) naar "Hefbomen <strong>voor</strong> krachtige GOK‐


8<br />

leeromgevingen", gesubsidieerd door het <strong>de</strong>partement On<strong>de</strong>rwijs van <strong>de</strong><br />

Vlaamse regering en <strong>de</strong> Katholieke Universiteit Leuven, hebben we <strong>de</strong> con‐<br />

crete selectie van scholen, klasgroepen en focusleerlingen daarop afge‐<br />

stemd (Van Gorp & Verhey<strong>de</strong>n, 2006).<br />

In Gelijk op? Zeven taal en tekstkenmerken in schriftelijke navertellingen<br />

van 8‐ à 10‐jarige Turkse leerlingen in het Vlaamse basison<strong>de</strong>rwijs on<strong>de</strong>r‐<br />

zoeken we <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> kwaliteit van zeven taal‐ en tekstkenmerken in<br />

navertellingen van veelal kansarme en/of an<strong>de</strong>rstalige leerlingen, die zij in<br />

september en juni van één schooljaar schreven. We gaan na of <strong>de</strong> gemid‐<br />

<strong>de</strong>l<strong>de</strong> kwaliteit van die zeven kenmerken verschilt tussen <strong>de</strong> aanvang en het<br />

eind van het schooljaar. Eveneens wordt on<strong>de</strong>rzocht in welke mate <strong>de</strong> reali‐<br />

satie van <strong>de</strong> zeven taal‐ en tekstkenmerken <strong>voor</strong>speld wordt door <strong>de</strong> 'soci‐<br />

aal‐economische status' en <strong>de</strong> 'thuistaal' van <strong>de</strong> leerlingen, en door <strong>de</strong><br />

'klassensamenstelling naar thuistaal'. Met <strong>de</strong>ze studie wensen we een ant‐<br />

woord te kunnen formuleren op twee concrete vragen. Eén, gaat <strong>de</strong> gemid‐<br />

<strong>de</strong>l<strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> zeven kenmerken gelijk op? En twee, hoe doen Turk‐<br />

se leerlingen het <strong>voor</strong> stelvaardigheid, zoals door ons geoperationaliseerd?<br />

Studie 2, Winst, verlies of status quo? De leerwinst <strong>voor</strong> zeven taal‐ en<br />

tekstkenmerken in schriftelijke navertellingen van 8‐ à 10‐jarige doelgroep‐<br />

leerlingen in het Vlaamse basison<strong>de</strong>rwijs, wij<strong>de</strong>n we aan leerwinst. We vra‐<br />

gen ons af welke gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> leerwinst er door leerlingen van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong><br />

graad in <strong>de</strong> loop van één schooljaar geboekt wordt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zeven taal‐ en<br />

tekstkenmerken van schriftelijke navertellingen die ook in Studie 1 bestu‐<br />

<strong>de</strong>erd wer<strong>de</strong>n. We gaan ook na of <strong>de</strong> in Studie 1 vermel<strong>de</strong> kenmerken 'SES',<br />

'thuistaal' en 'klassamenstelling naar thuistaal' en het bijkomen<strong>de</strong> kenmerk<br />

'sekse' <strong>de</strong> leerwinst <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> zeven variabelen <strong>voor</strong>spelt. Daarnaast<br />

willen we te weten komen of we <strong>voor</strong> bepaal<strong>de</strong> combinaties van taal‐ en<br />

tekstkenmerken gemeenschappelijke dan wel uiteenlopen<strong>de</strong> leerwinstpa‐<br />

tronen vaststellen. We wensen met an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n een antwoord op <strong>de</strong><br />

vraag of leerwinst <strong>voor</strong> het ene kenmerk een prijs vraagt op een an<strong>de</strong>r vlak,<br />

met name door afname van kwaliteit <strong>voor</strong> een an<strong>de</strong>r kenmerk (tra<strong>de</strong>‐off).<br />

Terwijl we in Studies 1 en 2 een "<strong>voor</strong> en na"‐perspectief innamen, richten<br />

we ons in Studie 3, Storingen op <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>? Ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid in het<br />

perspectief van Dynamic Systems Theory, op wat tussen september en juni<br />

van één schooljaar aan ontwikkeling of groei plaatsvindt. We spitsen ons


INLEIDING 9<br />

toe op één van <strong>de</strong> zeven kenmerken, namelijk 'Communicatieve effectivi‐<br />

teit', en volgen <strong>de</strong> evolutie van dat kenmerk van schriftelijke navertellingen<br />

door het jaar heen. We stellen ons in eerste instantie <strong>de</strong> vraag of we <strong>de</strong><br />

mogelijke fluctuaties in prestaties van één individu mogen afdoen als ver‐<br />

waarloosbare "storingen op <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>", dan wel of die fluctuaties belangrijke<br />

informatie opleveren, zoals Dynamic Systems Theory beweert. Vervolgens<br />

wensen we ook te achterhalen of er zich in <strong>de</strong> mogelijks grillige individuele<br />

groeipatronen <strong>voor</strong> 'Communicatieve effectiviteit' tussen‐individuele sys‐<br />

tematiek te ontwaren valt.<br />

In Studie 4, "Goed <strong>voor</strong> sterk, sterk <strong>voor</strong> zwak?" Een DST‐gerichte exploratie<br />

van het stelon<strong>de</strong>rwijs aan acht leerlingen uit het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerjaar (groep 5)<br />

van twee Vlaamse concentratiescholen werpen we een blik op <strong>de</strong> wijze<br />

waarop twee leerkrachten in twee verschillen<strong>de</strong> contexten hun leerlingen<br />

begelei<strong>de</strong>n, van wie we vermoe<strong>de</strong>n dat ze zich <strong>voor</strong> stelvaardigheid alle‐<br />

maal in een (vrij) instabiele fase bevin<strong>de</strong>n. In bei<strong>de</strong> klassen volgen we twee<br />

sterk taalvaardige en twee zwak taalvaardige focusleerlingen geduren<strong>de</strong><br />

vier sessies. We observeren <strong>de</strong>ze acht leerlingen tij<strong>de</strong>ns hun interacties met<br />

<strong>de</strong> leerkracht, die hen in klasverband of individueel on<strong>de</strong>rsteunt bij <strong>de</strong><br />

schrijfopdracht; we analyseren hun schrijfproducten op <strong>de</strong> reeds geëxplo‐<br />

reer<strong>de</strong> tekstkenmerken (Studies 1 tot 3) en we luisteren naar een aantal<br />

reacties van leerkrachten en leerlingen op <strong>de</strong> stelsessies. Via kwalitatieve<br />

analyses van dit geheel aan data wensen we een antwoord te kunnen for‐<br />

muleren op <strong>de</strong> vraag of, en zo ja, hoe het motto "Goed <strong>voor</strong> sterk, sterk<br />

<strong>voor</strong> zwak?" <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze acht leerlingen gerealiseerd wordt.<br />

Met een conclusie waarin <strong>de</strong> belangrijkste bevindingen van dit on<strong>de</strong>rzoek<br />

samengebracht wor<strong>de</strong>n en mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek gesugge‐<br />

reerd wor<strong>de</strong>n, sluiten we ons verhaal over wat er zich achter <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>(tjes)<br />

van stelopdrachten bevindt, af.<br />

Opm.: Aangezien we er<strong>voor</strong> gekozen hebben om <strong>de</strong> vier studies als op zich‐<br />

zelf staan<strong>de</strong> teksten aan te bie<strong>de</strong>n, en we in <strong>de</strong> studies steeds ver<strong>de</strong>r bou‐<br />

wen op eer<strong>de</strong>re vaststellingen, hebben we niet kunnen vermij<strong>de</strong>n dat be‐<br />

paal<strong>de</strong> stukken informatie meer dan één keer in <strong>de</strong> teksten opgenomen<br />

zijn. We von<strong>de</strong>n het in dat verband raadzaam om te kiezen <strong>voor</strong> een letter‐<br />

lijke herneming van <strong>de</strong> stukken.


Studie 1 1<br />

GELIJK OP?<br />

Zeven taal‐ en tekstkenmerken<br />

in schriftelijke navertellingen<br />

van 8‐ à 10‐jarige Turkse leerlingen<br />

in het Vlaamse basison<strong>de</strong>rwijs<br />

1 Verhey<strong>de</strong>n, L., Van <strong>de</strong>n Bran<strong>de</strong>n, K., Rijlaarsdam, G., Van <strong>de</strong>n Bergh, H., & S. De Maeyer<br />

(2010). Written Narrations by 8‐ to 10‐year‐old Turkish pupils in Flemish primary education:<br />

A follow‐up of seven text features. Journal of Research in Reading, 33 (1), 20‐38.<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>. Vier empirische studies over ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid.© 2010


12<br />

SAMENVATTING<br />

De schoolloopbaan van allochtone jongeren is vaak problematisch. Hun<br />

beperkte socio‐economische vermogen (SES) lijkt daar<strong>voor</strong> <strong>de</strong> belangrijkste<br />

verklaren<strong>de</strong> factor. Voor Turkse jongeren veron<strong>de</strong>rstelt men echter dat ook<br />

nog bijkomen<strong>de</strong> factoren meespelen, want in heel wat studies naar on<strong>de</strong>r‐<br />

wijssuccessen presteren zij het minst goed. Voor <strong>de</strong> schrijfproducten van<br />

jonge (Turkse) kin<strong>de</strong>ren in het Vlaamse basison<strong>de</strong>rwijs ontbreekt echter alle<br />

informatie. In <strong>de</strong>ze semi‐longitudinale studie hebben we met behulp van<br />

multiniveau‐analyses <strong>de</strong> kwaliteit on<strong>de</strong>rzocht van schriftelijke navertellin‐<br />

gen van <strong>voor</strong>namelijk jonge Turkse twee<strong>de</strong>‐taalverwervers in het Ne<strong>de</strong>r‐<br />

landstalig on<strong>de</strong>rwijs. Daarbij is <strong>de</strong> impact van 'Socio‐economisch kapitaal<br />

(SES)' en 'Thuistaal', alsook van het klaskenmerk 'Samenstelling naar thuis‐<br />

taal' bestu<strong>de</strong>erd. Daartoe zijn bij het begin en aan het eind van schooljaar<br />

2006‐2007 <strong>de</strong> schrijfproducten verzameld van 106 leerlingen van het 3 e<br />

leerjaar (groep 5) en van 111 leerlingen van het 4 e leerjaar (groep 6) van<br />

zeven Vlaamse basisscholen. We beoor<strong>de</strong>el<strong>de</strong>n <strong>de</strong> teksten op het holistisch<br />

tekstkenmerk 'Communicatieve effectiviteit' en scoor<strong>de</strong>n zes objectieve<br />

parameters van tekstkwaliteit, met name 'Correcte en volledige inhoud',<br />

'Lexicale rijkdom', 'Spelling', 'Complexiteit van <strong>de</strong> T‐unit', 'Accuraatheid van<br />

<strong>de</strong> T‐unit' en 'Referentiële cohesie'. Voor elk van <strong>de</strong> tekstvariabelen stel<strong>de</strong>n<br />

we in bei<strong>de</strong> leerjaren een significante gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> toename vast, maar <strong>de</strong><br />

effectgroottes varieer<strong>de</strong>n van mid<strong>de</strong>lgroot <strong>voor</strong> inhoud‐gebon<strong>de</strong>n variabe‐<br />

len en spelling tot klein <strong>voor</strong> variabelen op zins‐ en tekstniveau. Het effect<br />

van 'SES' beperkte zich tot 'Communicatieve effectiviteit' in het 3 e en 4 e<br />

leerjaar en 'Spelling' in het 4 e leerjaar, terwijl 'Thuistaal' (m.n. Turks) een<br />

negatief effect had op <strong>de</strong> begin‐ en eindscores <strong>voor</strong> 'Communicatieve effec‐<br />

tiviteit', 'Accuraatheid van <strong>de</strong> T‐unit' en 'Referentiële cohesie' in het 3 e leer‐<br />

jaar en op alle tekstvariabelen in het vier<strong>de</strong> leerjaar behalve twee ('Lexicale<br />

rijkdom' en 'Spelling'). Een supplementair negatief effect werd vastgesteld<br />

<strong>voor</strong> 'Klassensamenstelling': zowel in het 3 e als in het 4 e leerjaar scoren<br />

teksten van leerlingen uit een homogeen Turkse klasgroep bedui<strong>de</strong>nd lager<br />

op <strong>de</strong> zins‐ en tekstvariabelen ('Accuraatheid van <strong>de</strong> T‐unit', 'Complexiteit<br />

van <strong>de</strong> T‐unit' en 'Referentiële cohesie'). Deze studie on<strong>de</strong>rstreept <strong>de</strong> im‐<br />

pact van klas‐ en kindkenmerken op <strong>de</strong> kwaliteit van schriftelijke producten<br />

van jonge leerlingen, alsook <strong>de</strong> noodzaak om dieper in te gaan op <strong>de</strong> zwak‐<br />

ke prestaties van jonge Turkse leerlingen.


GELIJK OP? 13<br />

1. INLEIDING<br />

Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> afgelopen twintig jaar werd door <strong>de</strong> Vlaamse overheid via allerlei<br />

initiatieven, zoals het On<strong>de</strong>rwijs<strong>voor</strong>rangsbeleid (1991), het Zorgverbre‐<br />

dingsbeleid (1993) en het Gelijke‐ On<strong>de</strong>rwijskansenbeleid (2002), geïnves‐<br />

teerd in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rsteuning van "doelgroepleerlingen" 2 , d.w.z. kansarme al‐<br />

lochtone en autochtone leerlingen. Toch blijkt <strong>de</strong> geletterdheidsontwikke‐<br />

ling van kansarme en/of allochtone leerlingen in het Vlaamse basison<strong>de</strong>r‐<br />

wijs nog steeds na<strong>de</strong>lig beïnvloed te wor<strong>de</strong>n door hun sociaal‐economische<br />

status (SES), etnische origine en/of thuistaal. Voor leesvaardigheid is dat al<br />

meermaals aangetoond (Pirls Vlaan<strong>de</strong>ren, 2006; Janssen et al., 2008). Voor<br />

schrijven/stellen, daarentegen, ontbreken on<strong>de</strong>rzoeksgegevens. We weten<br />

niet precies hoe <strong>de</strong> teksten van jonge doelgroepleerlingen in het Vlaamse<br />

on<strong>de</strong>rwijs er uitzien, in welke mate ze afwijken van het schriftelijk materiaal<br />

dat autochtone leerlingen uit beter gesitueer<strong>de</strong> milieus aanreiken, noch<br />

hoe <strong>de</strong> kwaliteit ervan evolueert. Voor curriculumontwikkelaars en leer‐<br />

krachten is het bijgevolg moeilijk om het schrijfon<strong>de</strong>rwijs aan jonge doel‐<br />

groepleerlingen goed vorm te geven.<br />

In §1.1 gaan we in op <strong>de</strong> specifieke situatie van jonge, kansarme T2‐<br />

schrijvers. Hoe we <strong>de</strong> kwaliteit van hun tekstmateriaal in kaart kunnen<br />

brengen, wordt in §1.2 besproken.<br />

1.1 Jonge, kansarme T2‐schrijvers<br />

Van kin<strong>de</strong>ren van het 3 e en 4 e leerjaar, die nog maar net hun eerste stappen<br />

in <strong>de</strong> wereld van letters en woor<strong>de</strong>n hebben gezet, wordt al snel verwacht<br />

dat zij via het medium "schriftelijke (verbale) taal" ook wat uitgebrei<strong>de</strong>re<br />

boodschappen leren communiceren: woor<strong>de</strong>n moeten samen zinnen vor‐<br />

men, en zinnen een autonome tekst, die op termijn aan heel wat eisen<br />

moet voldoen, zeer zeker wat communicatieve effectiviteit betreft (Komt<br />

<strong>de</strong> boodschap over?), maar ook – daarmee samenhangend – op het vlak<br />

van inhoud en vorm. Ook al zijn <strong>de</strong> meeste 8‐ à 10‐jarige kin<strong>de</strong>ren klaar<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze uitdaging (Kress, 1994), toch is het <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze jonge schrijvers niet<br />

2 Doelgroepleerlingen zijn leerlingen die voldoen aan één van <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> vijf Gelijke‐<br />

On<strong>de</strong>rwijskansen‐indicatoren: (1) <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs behoren tot <strong>de</strong> trekken<strong>de</strong> (rondreizen<strong>de</strong>) bevol‐<br />

king; (2) <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r is niet in het bezit van een diploma secundair on<strong>de</strong>rwijs; (3) <strong>de</strong> leerling<br />

woont buiten het eigen gezinsverband; (4) het gezin leeft van een vervangingsinkomen, en<br />

(5) <strong>de</strong> taal die gebruikt wordt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gangbare communicatie in het gezin, is niet het Ne<strong>de</strong>r‐<br />

lands (Omzendbrief BaO/2006/01 van het <strong>de</strong>partement On<strong>de</strong>rwijs).


14<br />

vanzelfsprekend om zon<strong>de</strong>r meer aan al die vereisten tegemoet te komen.<br />

Daartoe wordt een aantal verklaringsgron<strong>de</strong>n ingeroepen.<br />

Ten eerste wordt er verwezen naar het zich nog volop ontwikkelen<strong>de</strong><br />

"werkgeheugen" van <strong>de</strong>ze lagere‐schoolleerlingen, dat instaat <strong>voor</strong> <strong>de</strong> co‐<br />

ordinatie van meervoudige processen, nl. het plannen en genereren van<br />

inhoud, het vin<strong>de</strong>n van gepaste taal om die inhoud uit te drukken, het or‐<br />

ganiseren van het geheel van <strong>de</strong> tekst, en het overzicht hou<strong>de</strong>n over wat<br />

reeds geschreven is (Swanson & Berninger, 1994; Kellogg, 2008). On<strong>de</strong>rzoek<br />

toont aan dat jonge schrijvers zich in eerste instantie concentreren op <strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong> hen veeleisen<strong>de</strong> transcriptie‐processen van individuele woor<strong>de</strong>n, nl.<br />

spelling, handschrift (Berninger et al., 1992; Berninger, 1999; McCutchen,<br />

2000; Medwell & Wray, 2008). Daardoor blijft er weinig mentale ruimte<br />

over <strong>voor</strong> hogere‐or<strong>de</strong>processen, die bij<strong>voor</strong>beeld een grote rol spelen bij<br />

het vlot formuleren van een zin en het samenstellen van een coherente<br />

tekst.<br />

Datzelf<strong>de</strong> onvolgroei<strong>de</strong> werkgeheugen speelt ook een rol in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong><br />

verklaringsgrond: jonge schrijvers doen aan knowledge‐telling (Bereiter &<br />

Scardamalia, 1987): gedachte na gedachte wordt op papier gezet, zon<strong>de</strong>r<br />

dat <strong>de</strong> schrijver zich bekommert om <strong>de</strong> inhou<strong>de</strong>lijke en/of tekstuele sa‐<br />

menhang tussen <strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len. Berninger en Swanson (1994) spreken over<br />

on‐line (local) planning bij beginnen<strong>de</strong> schrijvers, in tegenstelling tot (glo‐<br />

bal) preplanning bij meer ervaren schrijvers. Die laatsten doen aan know‐<br />

ledge‐transforming: <strong>de</strong> inhoud die ze aan het blad toevertrouwen, is kennis<br />

die ze op basis van <strong>de</strong> schrijfdoelen en <strong>de</strong> tekstuele mogelijkhe<strong>de</strong>n en be‐<br />

perkingen, creatief bewerkt en herwerkt hebben. Terwijl ze doel‐ en lezer‐<br />

gericht schrijven, en precies omdat ze zo schrijven, wordt hun kennis over<br />

het on<strong>de</strong>rwerp ge‐/hervormd, zodat zij die kennis juister en coherenter<br />

in/tot tekst verwerken.<br />

Een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> verklaringsgrond wordt gevon<strong>de</strong>n in het feit dat kin<strong>de</strong>ren zich<br />

<strong>de</strong> "communicatiesituatie" maar moeizaam eigen maken, meer bepaald het<br />

feit dat <strong>de</strong> ontvanger van <strong>de</strong> boodschap niet aanwezig is. Jonge schrijvers<br />

missen <strong>de</strong> concrete 'instant' hulp van een gesprekspartner om te weten wat<br />

ze moeten vertellen, om bij het on<strong>de</strong>rwerp te blijven, of om in te spelen op<br />

<strong>de</strong> behoeften van <strong>de</strong> geadresseer<strong>de</strong> (Bereiter & Scardamalia, 1987). Zij<br />

hebben ook nog niet het volle vermogen om zich − zon<strong>de</strong>r hulp − te kunnen<br />

verplaatsen in <strong>de</strong> lezer, waardoor zij te weinig rekening hou<strong>de</strong>n met zijn<br />

<strong>voor</strong>kennis en/of interpretatiemogelijkhe<strong>de</strong>n: ze schrijven veeleer writer‐<br />

based dan rea<strong>de</strong>r‐based (Flower, 1979).


GELIJK OP? 15<br />

Jonge an<strong>de</strong>rstalige doelgroepleerlingen staan <strong>voor</strong> nog grotere uitdagingen.<br />

Aangezien zowel mon<strong>de</strong>linge taalvaardigheid als – daarmee samenhangend<br />

– leesvaardigheid in een taal direct bijdragen tot schrijfprestaties (Abbott &<br />

Berninger, 1993; Reese, Garnier, Gallimore, & Goldberg, 2000; Cragg & Na‐<br />

tion, 2007), is schrijven <strong>voor</strong> heel wat leerlingen die thuis een an<strong>de</strong>re taal<br />

gebruiken, een complexere opdracht dan <strong>voor</strong> hun Ne<strong>de</strong>rlandstalige klas‐<br />

genoten: hun algemene taalvaardigheid in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> taal is over het alge‐<br />

meen immers beperkter dan die van moe<strong>de</strong>rtaalsprekers (Ramaut, Roppe,<br />

Verhelst, & Heymans, 2007; Jor<strong>de</strong>ns, Kerkhofs, & Mad<strong>de</strong>ns, 2008). Het mo‐<br />

<strong>de</strong>l dat Alamargot en Chanquoy (2001) <strong>voor</strong> translating uitwerken, het<br />

twee<strong>de</strong> <strong>de</strong>elproces in het schrijfprocesmo<strong>de</strong>l van Hayes en Flower (1980),<br />

helpt om <strong>de</strong> uitdaging beter te begrijpen. Hayes en Flower (1980) <strong>de</strong>len het<br />

schrijfproces op in drie basisprocessen : planning (een schrijfplan opstel‐<br />

len), translating (inhoud in taal omzetten) en reviewing (nalezen en corrige‐<br />

ren). Op hun beurt on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n Alamargot & Chanquoy binnen transla‐<br />

ting vier fasen, nl.<br />

elaboration, een stukje inhoud opdiepen (bv. op basis van een tekst‐<br />

plan) en inhou<strong>de</strong>lijk verfijnen/aanvullen;<br />

linearisation, het (hiërarchisch geor<strong>de</strong>n<strong>de</strong>) brokje inhoud transforme‐<br />

ren in een (lineaire) pre‐verbale semantico‐syntactische structuur (on‐<br />

<strong>de</strong>rwerp – predicaat), waarbij <strong>de</strong> or<strong>de</strong>ning van <strong>de</strong> elementen bepaald<br />

wordt door <strong>de</strong> reële or<strong>de</strong>ning <strong>de</strong>r dingen in combinatie met communi‐<br />

catieve behoeften;<br />

formulation, <strong>de</strong> pre‐verbale boodschap in een enkelvoudige zin (clause)<br />

vertalen, m.a.w. <strong>de</strong> semantico‐syntactische structuur 'matchen' met<br />

grammaticale en lexicale structuren;<br />

execution, <strong>de</strong> zin op papier zetten.<br />

Precies op <strong>de</strong> overgang van fase 2 naar fase 3 doet zich <strong>voor</strong> leerlingen met<br />

een beperktere kennis van <strong>de</strong> taal waarin geschreven moet wor<strong>de</strong>n, een<br />

probleem <strong>voor</strong>: zij missen immers meer dan eens <strong>de</strong> lexicale en/of gramma‐<br />

ticale kennis om <strong>de</strong> pre‐verbale boodschap (van fase 2) om te zetten in een<br />

verbale constructie (fase 3). Het is zeer waarschijnlijk dat zulks op uiteenlo‐<br />

pen<strong>de</strong> wijzen in <strong>de</strong> teksten van <strong>de</strong>ze jonge schrijvers tot uiting komt. Het<br />

zou kunnen (1) dat kin<strong>de</strong>ren nalaten om het over een welbepaal<strong>de</strong> passage<br />

van het verhaal te hebben omdat ze het "juiste woord" missen <strong>voor</strong> het<br />

centrale <strong>voor</strong>werp of <strong>de</strong> centrale han<strong>de</strong>ling van die passage. (2) Kin<strong>de</strong>ren<br />

die moeten herformuleren of naar alternatieve uitdrukkingswijzen moeten<br />

zoeken, verliezen misschien sneller uit het oog wat eer<strong>de</strong>r geschreven


16<br />

werd, en formuleren bijgevolg een onsamenhangend en/of min<strong>de</strong>r boeiend<br />

geheel (Weigle, 2002). (3) De aandacht die <strong>de</strong>ze jonge schrijvers beste<strong>de</strong>n<br />

aan <strong>de</strong> expressie van complexere i<strong>de</strong>eën in complexere taalstructuren, gaat<br />

misschien wel ten koste van accuraatheid, of omgekeerd (cf. limited atten‐<br />

tion hypothesis; Skehan, 2007; Nelson & Van Meter, 2007). (4) De taal die<br />

op het blad terechtkomt, is doorweven met interlanguage (Ellis, 1985;<br />

Braun, Forges, & Wolmainck, 1997), bv. zinnen die <strong>de</strong>els wel, maar <strong>de</strong>els<br />

ook niet voldoen aan <strong>de</strong> syntaxis van het Ne<strong>de</strong>rlands. Een aantal studies<br />

bevestigt <strong>de</strong> precaire positie van jonge twee<strong>de</strong>‐taalschrijvers ten opzichte<br />

van leeftijdgenoten die in hun moe<strong>de</strong>rtaal schrijven. De two‐way immersi‐<br />

on‐studie van Howard, Christian, en Genesee (2004), bij<strong>voor</strong>beeld, stelt vast<br />

dat jonge twee<strong>de</strong>‐taalverwervers significant min<strong>de</strong>r goe<strong>de</strong> teksten schrij‐<br />

ven dan moe<strong>de</strong>rtaalverwervers, tenminste wat 'Compositie', 'Grammatica'<br />

en 'Spelling/Interpunctie' betreft. Ook <strong>de</strong> Vlaamse <strong>voor</strong>studie van het pei‐<br />

lingson<strong>de</strong>rzoek "Schrijven" wijst <strong>voor</strong> 12‐jarige leerlingen op een significant<br />

negatief effect van thuistaal niet‐Ne<strong>de</strong>rlands, weliswaar enkel op 'Doelge‐<br />

richtheid', een <strong>de</strong>elaspect van 'Communicatieve effectiviteit' (Colpin, Hey‐<br />

mans & Rymenans, 2005). Ten slotte treffen ook Cameron en Besser (2004)<br />

<strong>voor</strong> moe<strong>de</strong>rtaal 'niet‐Engels' een negatief effect aan <strong>voor</strong> 'Correcte uit‐<br />

drukkingswijze' ('Formulaic speech'), 'Gebruik van <strong>voor</strong>zetsels', 'Zinscom‐<br />

plexiteit (on<strong>de</strong>rschikking)', 'Complexiteit van het werkwoor<strong>de</strong>lijk gezeg<strong>de</strong>'<br />

in schriftelijke narratieven van 10‐ à 11‐jarige leerlingen. Dat effect stellen<br />

diezelf<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoekers niet vast <strong>voor</strong> 'Lexicale rijkdom'; <strong>voor</strong> 'Spelling' sco‐<br />

ren <strong>de</strong> niet‐moe<strong>de</strong>rtaalsprekers zelfs beter dan <strong>de</strong> ET1‐leerlingen.<br />

Daarnaast behoren heel wat doelgroepleerlingen tot sociaal‐economisch<br />

achtergestel<strong>de</strong> en kansarme milieus. Talrijke studies bevestigen het grote<br />

belang van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rsteuning door het gezin van <strong>de</strong> (ontluiken<strong>de</strong>‐) gelet‐<br />

terdheidsontwikkeling <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lees‐ en schrijfvaardigheidsontwikkeling<br />

(Lanauze & Snow, 1989; Snow, Burns, & Griffin, 1998), zelfs onafhankelijk<br />

van <strong>de</strong> taal waarin <strong>de</strong> stimulering gebeurt (Reese et al., 2000). Wells (1985),<br />

Genesee en Riches (2006) en an<strong>de</strong>ren laten ook zien dat er een samenhang<br />

is tussen <strong>de</strong> sociale klasse waartoe gezinnen behoren (opleiding va<strong>de</strong>r, op‐<br />

leiding moe<strong>de</strong>r) en het beschikbare socio‐culturele kapitaal, waaron<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

aandacht <strong>voor</strong> geletterdheid, in termen van bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong>leesfrequen‐<br />

tie. Het is dus niet verwon<strong>de</strong>rlijk dat het Ne<strong>de</strong>rlandse peilingson<strong>de</strong>rzoek<br />

<strong>voor</strong> stellen wijst op een significante achterstand van leerlingen van laag‐<br />

opgelei<strong>de</strong> (allochtone, autochtone) ou<strong>de</strong>rs, zowel halverwege als aan het<br />

eind van het basison<strong>de</strong>rwijs: <strong>de</strong> achterstand van kansarme leerlingen geldt


GELIJK OP? 17<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> communicatieve kwaliteit (Krom, Verhelst, & Veldhuijzen, 2004) en<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> taalkwaliteit van <strong>de</strong> schrijfproducten (Van <strong>de</strong> Gein, 2005). De <strong>voor</strong>‐<br />

studie van Colpin et al. (2005) toont het effect van lidmaatschap van <strong>de</strong> bi‐<br />

bliotheek en/of muziekschoolbezoek aan <strong>voor</strong> 'Gegeven inhoud', 'Organisa‐<br />

tie van <strong>de</strong> informatie', 'Formele structuur' en 'Doelgerichtheid'. Ook Moats,<br />

Foorman, en Taylor (2006) stellen heel wat meer problemen vast in <strong>de</strong> nar‐<br />

ratieven van 10‐jarige (kansarme) Afro‐Amerikaanse leerlingen dan in<br />

teksten van mid<strong>de</strong>nklasleerlingen.<br />

Ten slotte volgen heel wat doelgroepleerlingen on<strong>de</strong>rwijs in scholen met<br />

een meer<strong>de</strong>rheid aan kansarme (allochtone) leerlingen. Doelgroepleerlin‐<br />

gen zijn immers erg ongelijk ver<strong>de</strong>eld over <strong>de</strong> scholen (Desmedt & Nicaise,<br />

2006). Snow et al. (1998) en het op 15‐jarigen gerichte OECD (2001) stellen<br />

<strong>voor</strong> 'Lezen' vast dat niet alleen <strong>de</strong> leerlingenkenmerken, maar ook <strong>de</strong> sa‐<br />

menstelling van <strong>de</strong> schoolbevolking naar sociaal‐economische status van <strong>de</strong><br />

gezinnen waartoe <strong>de</strong> leerlingen behoren, een impact heeft op <strong>de</strong> resulta‐<br />

ten:<br />

Pisa toont (<strong>voor</strong> Vlaan<strong>de</strong>ren, L.V.) bij<strong>voor</strong>beeld aan dat twee leerlin‐<br />

gen met <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> sociale achtergrond, die naar verschillen<strong>de</strong> scholen<br />

gaan − een school met een hoog sociaal profiel, en een met een zwak<br />

sociaal profiel − zich mogen verwachten (sic) aan een grotere kloof in<br />

leescompetenties dan twee leerlingen uit een verschillend sociaal mi‐<br />

lieu die naar <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> school gaan. (Hirtt, Nicaise, & De Zutter, 2007,<br />

p. 118‐119).<br />

Uit Krom et al. (2004) en Braun, Forges, en Wlomainck (1997) blijkt ook <strong>de</strong><br />

impact van 'School‐/klasbevolking' op <strong>de</strong> kwaliteit van het "schriftelijke"<br />

taalmateriaal. In Ne<strong>de</strong>rland wordt er in scholen met meer dan 50% kansar‐<br />

me en/of allochtone leerlingen (i.e. met een hoog formatiegewicht) min<strong>de</strong>r<br />

sterk gepresteerd dan in niet‐concentratiescholen. In Wallonië scoren al‐<br />

lochtone leerlingen in een klasgroep met <strong>voor</strong>namelijk autochtone leerlin‐<br />

gen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> meeste kenmerken hoger dan allochtone leerlingen in klassen<br />

met een overwicht aan allochtone leerlingen. Braun et al. vragen zich daar‐<br />

om ook af of<br />

L' égalité <strong>de</strong>s chances ne passeraient‐elles pas par une égalité <strong>de</strong> l'<br />

hétérogénéité <strong>de</strong>s classes sur l' ensemble du territoire? (Braun et al.,<br />

1997, p. 113).


18<br />

In Vlaamse basisscholen staan vele kansarme leerlingen van Turkse, Marok‐<br />

kaanse, Italiaanse, Poolse en an<strong>de</strong>re herkomst <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hierboven geschets‐<br />

te uitdagingen. Het is op dit ogenblik echter niet helemaal dui<strong>de</strong>lijk of we<br />

ervan uit mogen gaan dat <strong>de</strong>ze doelgroepleerlingen <strong>voor</strong> geletterdheids‐<br />

ontwikkeling een homogene groep vormen. Verhoeven (1997) en Smits en<br />

Aarnoutse (1997) wijzen op significante verschillen tussen <strong>de</strong> prestaties en<br />

ontwikkelings<strong>lijn</strong>en van leerlingen van diverse etnische herkomst (Turks,<br />

Marokkaans, Antilliaans), en vragen zich af of <strong>de</strong> culturele oriëntatie, <strong>de</strong><br />

taal, dan wel een samenspel van bei<strong>de</strong> daarbij een rol speelt. Ook Gijsberts<br />

en Hartgers (2005) stellen vast dat Antilliaanse en Turkse leerlingen aan het<br />

eind van <strong>de</strong> basisschool bijna tweeëneenhalf jaar taalachterstand hebben<br />

op autochtone niet‐achterstandsleerlingen; Marokkaanse leerlingen lopen<br />

twee jaar achter, en Surinaamse leerlingen "slechts" één jaar. In hun con‐<br />

clusie verwoor<strong>de</strong>n zij zelfs:<br />

Alles overziend wordt dui<strong>de</strong>lijk dat Turkse leerlingen, ondanks hun<br />

<strong>voor</strong>uitgang, het van alle etnische groepen het slechtst doen. (Gijs‐<br />

berts & Hartgers, 2005, p. 76)<br />

Verhaeghe, Knipprath en Mertens (2007) sluiten zich daar op basis van <strong>de</strong><br />

Pirls‐resultaten (2006) bij aan wanneer zij vaststellen dat zelfs bij controle<br />

<strong>voor</strong> sociaal‐economische status, <strong>de</strong> Turkse leerlingen een "re<strong>de</strong>lijk grote<br />

achterstand" vertonen qua leesvaardigheid in tegenstelling tot een "eer<strong>de</strong>r<br />

kleine achterstand" <strong>voor</strong> <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re allochtone leerlingen. Het on<strong>de</strong>rzoek<br />

van Braun et al. (1997) in Wallonië, daarentegen, laat geen systematische<br />

verschillen tussen Turkse en Marokkaanse leerlingen zien.<br />

Bij <strong>de</strong>ze ogenschijnlijk tegenstrijdige on<strong>de</strong>rzoeksresultaten speelt het on‐<br />

<strong>de</strong>rscheid tussen receptieve en productieve schriftelijke vaardighe<strong>de</strong>n mis‐<br />

schien een rol. Daarnaast kunnen uiteenlopen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksresultaten <strong>voor</strong><br />

taalproductie ook te wijten zijn aan <strong>de</strong> keuze van tekstvariabelen. Deze stu‐<br />

die wil op dat laatste punt meer dui<strong>de</strong>lijkheid brengen. Op <strong>de</strong> concrete keu‐<br />

zemogelijkhe<strong>de</strong>n wat tekstvariabelen betreft, gaan we in <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> para‐<br />

graaf ver<strong>de</strong>r in.<br />

1.2 <strong>Taal</strong>‐ en tekstkenmerken van schriftelijke navertellingen<br />

Met het oog op on<strong>de</strong>rzoek naar schriftelijke productie moet <strong>de</strong> kwaliteit<br />

van individuele teksten zo goed mogelijk in kaart gebracht wor<strong>de</strong>n. Dat ge‐<br />

beurt aan <strong>de</strong> hand van een overwogen selectie van taal‐ en tekstkenmer‐


GELIJK OP? 19<br />

ken. Elke tekst is immers een uniek en complex weefsel van allerlei knoop‐<br />

punten op on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n linguïstische niveaus. Bijgevolg moet nagegaan<br />

wor<strong>de</strong>n (1) welke knooppunten het meest relevant (validiteit) zijn, en (2)<br />

hoe we die knooppunten het best in kaart kunnen brengen (betrouwbaar‐<br />

heid)? We beperken ons in het literatuuroverzicht (§1.2.1) tot het on<strong>de</strong>r‐<br />

zoek naar kenmerken van ‘prille teksten’, d.w.z. teksten geschreven ná <strong>de</strong><br />

fase van aanvankelijk lezen en schrijven, en vóór het begin van het mid<strong>de</strong>l‐<br />

baar on<strong>de</strong>rwijs. In §1.2.2 laten we daar <strong>de</strong> concrete selectie van taal‐ en<br />

tekstkenmerken <strong>voor</strong> dit on<strong>de</strong>rzoek op aansluiten.<br />

1.2.1 <strong>Taal</strong>‐ en tekstkenmerken in on<strong>de</strong>rzoek bij jonge doelgroepleerlingen<br />

Selecties van taal‐ en tekstkenmerken van jonge (T2‐)schrijvers komen in<br />

verschillen<strong>de</strong> types on<strong>de</strong>rzoek terug, bv. in het on<strong>de</strong>rzoek naar mogelijke<br />

<strong>voor</strong>spellers van tekstkwaliteit.<br />

Voor het Ne<strong>de</strong>rlandse peilingson<strong>de</strong>rzoek van 1999 maakt men gebruik<br />

van een meervoudige‐trekbeoor<strong>de</strong>ling of analytische beoor<strong>de</strong>ling van 'In‐<br />

houd (gegeven, zelfgegenereerd)', 'Organisatie en structuur', en 'Communi‐<br />

catieve effectiviteit (publiekgerichtheid en doelgerichtheid)'. Wat het as‐<br />

pect 'Stijl' betreft, heeft men moeten besluiten dat een objectieve beoor<strong>de</strong>‐<br />

ling niet mogelijk bleek (Krom et al., 2004). Daarnaast brengt men 'Hand‐<br />

schrift' in kaart (Van <strong>de</strong>r Schoot, 2003) en '<strong>Taal</strong>kwaliteit' (Van <strong>de</strong> Gein,<br />

2005). Wat dat laatste betreft, wor<strong>de</strong>n 'Leestekenproblemen', 'Spelfouten',<br />

'Ongrammaticaliteiten' en 'Lengte' on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. De <strong>voor</strong>studie van het<br />

Vlaamse peilingson<strong>de</strong>rzoek "Schrijven" bij 12‐jarigen van Colpin et al.<br />

(2005) sluit aan bij het Ne<strong>de</strong>rlandse on<strong>de</strong>rzoek: er wordt naar <strong>de</strong> schrijf‐<br />

vaardigheid van 12‐jarige leerlingen gepeild via zes teksten per leerling, tel‐<br />

kens beoor<strong>de</strong>eld op driemaal twee aspecten, nl. 'Inhoud (gegeven, zelfge‐<br />

genereerd)', 'Organisatie en structuur', 'Communicatieve effectiviteit (pu‐<br />

bliekgerichtheid en doelgerichtheid)'. De auteurs stellen vast dat <strong>de</strong> correla‐<br />

ties tussen <strong>de</strong> zes aspecten on<strong>de</strong>rling variëren van zeer zwak (.06) tot re<strong>de</strong>‐<br />

lijk sterk (.63), wat hen laat conclu<strong>de</strong>ren "dat we te maken hebben met ver‐<br />

schillen<strong>de</strong> <strong>de</strong>elvaardighe<strong>de</strong>n en niet met één on<strong>de</strong>elbare vaardigheid." (p.<br />

43). Voor <strong>de</strong> Amerikaanse tegenhanger van <strong>de</strong> Vlaamse en Ne<strong>de</strong>rlandse<br />

peilingson<strong>de</strong>rzoeken wordt gebruik gemaakt van een holistische primaire‐<br />

trekbeoor<strong>de</strong>ling, i.c. 'Communicatieve effectiviteit', meer bepaald 'Doelge‐<br />

richtheid' (Persky, Daane, & Yin, 2003).<br />

McMaster en Espin (2007), die zich toeleggen op <strong>de</strong> ontwikkeling van<br />

een (Amerikaans) leerlingvolgsysteem <strong>voor</strong> schrijven, mel<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> zoek‐


20<br />

tocht naar (taak‐ en interrater‐)betrouwbare en vali<strong>de</strong> criteria, die boven‐<br />

dien gevoelig zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> grote variantie tussen teksten, enerzijds, en<br />

groei/ontwikkeling, an<strong>de</strong>rzijds, nog volop bezig is. Voorlopig blijken <strong>de</strong> vol‐<br />

gen<strong>de</strong> criteria enigszins aan <strong>de</strong> verwachtingen tegemoet te komen: 'Totaal<br />

aantal woor<strong>de</strong>n', 'Percentage correct gespel<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n', 'Percentage cor‐<br />

recte tweewoor<strong>de</strong>nsequenties'. McMaster en Espin verwijzen ook naar het<br />

advies van Tindal en Parker (1991), die aangeven dat een combinatie van<br />

kwantitatieve (objectieve, telbare) en kwalitatieve (meer subjectieve) me‐<br />

tingen <strong>de</strong> beste data oplevert.<br />

Often, the subjective (holistic, L.V.) measures, though possessing<br />

more apparent (face) validity, have poor reliability, while those<br />

measures with higher reliability (i.e., objective, countable indices)<br />

have seriously doubtful validity. (Tindal & Parker, 1989, p. 170).<br />

Ten slotte verwijzen we naar twee recente studies waarin telkens een be‐<br />

paal<strong>de</strong> selectie van taal‐ en tekstkenmerken gemaakt is. Nelson en Van Me‐<br />

ter (2007) bestu<strong>de</strong>ren <strong>de</strong> kwaliteit van teksten geschreven tussen het eer‐<br />

ste en vijf<strong>de</strong> leerjaar op basis van kenmerken op drie niveaus: op het niveau<br />

van discourse on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n ze 'Totaal aantal woor<strong>de</strong>n', 'Totaal aantal T‐<br />

units', 'Verhaal<strong>lijn</strong>'. De zinsmaten zijn 'Complexiteit' en 'Accuraatheid'. Op<br />

woordniveau wor<strong>de</strong>n 'Aantal verschillen<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n' en 'Percentage correct<br />

gespel<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n' on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. In The National Writing Project (2008)<br />

wordt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> evaluatie van pre‐ en postteksten van <strong>de</strong> Mississippi‐cohort<br />

van 2005‐06 (leerlingen van het 3 e , 4 e , 5 e leerjaar, waaron<strong>de</strong>r heel wat<br />

kansarme ET2‐leerlingen), <strong>de</strong> 6+1 traits of writing toegepast, nl. 'Inhoud',<br />

'Structuur', 'Vertelstandpunt', 'Gevarieer<strong>de</strong> zinsbouw', '<strong>Taal</strong>gebruik', 'Con‐<br />

venties' + een holistische beoor<strong>de</strong>ling.<br />

De selectie van kenmerken die we in <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> studies aantreffen,<br />

zijn variaties op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> thema's:<br />

communicatieve effectiviteit;<br />

inhoud;<br />

organisatie;<br />

taalgebruik;<br />

lengte.


GELIJK OP? 21<br />

1.2.2 De selectie van taal‐ en tekstkenmerken in dit on<strong>de</strong>rzoek<br />

Bij <strong>de</strong> selectie van taal‐ en tekstkenmerken <strong>voor</strong> dit on<strong>de</strong>rzoek hou<strong>de</strong>n we<br />

rekening (1) met <strong>de</strong> vaststelling dat een tekst een multidimensioneel feno‐<br />

meen is, waarbij diverse taal‐ en tekstaspecten mogelijks verschillend wor‐<br />

<strong>de</strong>n beïnvloed door achtergrondkenmerken van <strong>de</strong> tekstschrijver (bv. thuis‐<br />

taal of sociaal‐economische status), en (2) met het advies dat een combi‐<br />

natie van kwalitatieve en kwantitatieve maten <strong>de</strong> beste data oplevert (Tin‐<br />

dal & Parker, 1991).<br />

Gezien <strong>de</strong> aard van het tekstmateriaal in dit on<strong>de</strong>rzoek, met name<br />

"schriftelijke navertellingen" (cf. §2.2), sluiten we ons aan bij het systeem<br />

van 6+1 traits of writing van The National Writing Project (2008). Aan<br />

'Communicatieve Effectiviteit', een kwalitatieve, holistische maat, voegen<br />

we zes objectieve, kwantitatieve parameters toe, waardoor we het veeleer<br />

subjectieve construct 'Communicatieve effectiviteit' kunnen vali<strong>de</strong>ren en<br />

het mogelijke signifische effect van een holistische score, dat tot lage inter‐<br />

raterbetrouwbaarheid kan lei<strong>de</strong>n (maar zie §2.3.1), kunnen compenseren<br />

(Van <strong>de</strong>n Bergh, De Glopper, & Schoonen, 1988; Rijlaarsdam & Wesdorp,<br />

1988; Schoonen, 2005). De zes parameters zijn 'Correcte en volledige in‐<br />

houd', 'Lexicale rijkdom', 'Complexiteit van <strong>de</strong> T‐unit', 'Accuraatheid van <strong>de</strong><br />

T‐unit', 'Spelling' en 'Referentiële cohesie'. Ze bevin<strong>de</strong>n zich op diverse lin‐<br />

guïstische niveaus (Nelson & Van Meter, 2007), nl. woord ('Lexicale rijkdom'<br />

en 'Spelling'), zin ('Complexiteit van <strong>de</strong> T‐unit' en 'Accuraatheid van <strong>de</strong> T‐<br />

unit') en tekst ('Inhoud', 'Communicatieve Effectiviteit' en 'Referentiële co‐<br />

hesie'). Ook combineren we met <strong>de</strong>ze taal‐ en tekstkenmerken zowel pro‐<br />

ductie‐onafhankelijke maten (bv. 'Complexiteit van <strong>de</strong> T‐unit') als waar‐<br />

schijnlijkheidsmaten (bv. 'Accuraatheid van <strong>de</strong> T‐unit' of 'Spelling') en een<br />

productie‐afhankelijke maat ('Lexicale rijkdom'), waardoor we het belang<br />

van <strong>de</strong> absolute lengte van <strong>de</strong> tekst kunnen relativeren zon<strong>de</strong>r het evenwel<br />

volledig te negeren (Jewell & Malecki, 2005).<br />

1.3 On<strong>de</strong>rzoeksvragen<br />

Op basis van (internationaal) on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> samenhang tussen bepaal‐<br />

<strong>de</strong> achtergrondkenmerken van leerlingen (m.n. etnische origine, thuistaal,<br />

SES) en geletterdheidsontwikkeling, mag verwacht wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> achter‐<br />

grondkenmerken van jonge stellers een impact hebben op concrete taal‐ en<br />

tekstkenmerken van hun schrijf‐/stelproducten. Tot vandaag ontbreekt ech‐<br />

ter essentiële informatie over het prille stelmateriaal van jonge doelgroep‐


22<br />

leerlingen in Vlaan<strong>de</strong>ren. De on<strong>de</strong>rzoeksvragen van <strong>de</strong>ze studie lui<strong>de</strong>n dan<br />

ook als volgt:<br />

In welke mate verschilt <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> kwaliteit van "6 + 1" taal‐ en<br />

tekstkenmerken van schriftelijke navertellingen van 8‐ tot 10‐jarige<br />

doelgroepleerlingen van het begin van het schooljaar met <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l‐<br />

<strong>de</strong> kwaliteit aan het ein<strong>de</strong> van datzelf<strong>de</strong> schooljaar?<br />

In welke mate kan <strong>de</strong> realisatie van <strong>de</strong> "6 + 1" taal‐ en tekstkenmerken<br />

<strong>voor</strong>speld wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> 'sociaal‐economische status' en <strong>de</strong> 'thuistaal'<br />

van <strong>de</strong> leerlingen, en door 'klassensamenstelling naar thuistaal'?<br />

2. METHODE<br />

Voor het beantwoor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvragen kozen we <strong>voor</strong> een semi‐<br />

longitudinale studie met twee metingen (begin en eind schooljaar) gelijktij‐<br />

dig in twee leerjaren, met name het 3 e en 4 e leerjaar basison<strong>de</strong>rwijs (groe‐<br />

pen 5 en 6) van zeven Vlaamse basisscholen.<br />

2.1 Participanten<br />

De dataverzameling vond plaats bij het begin (half september: pretest) en<br />

aan het eind (half juni: posttest) van schooljaar 2006‐2007. We verzamel‐<br />

<strong>de</strong>n tekstmateriaal in het 3 e en 4 e leerjaar van zeven scholen die we selec‐<br />

teer<strong>de</strong>n uit een pool van 18 Vlaamse basisscholen met een populatie doel‐<br />

groepleerlingen van meer dan 85%, op één school na (School D heeft 58,3%<br />

doelgroepleerlingen) (Van Gorp & Verhey<strong>de</strong>n, 2006). De zeven scholen<br />

wer<strong>de</strong>n geselecteerd wegens <strong>de</strong> twee aan twee vergelijkbaarheid enerzijds<br />

(zie ver<strong>de</strong>r) en het sterk variëren<strong>de</strong> percentage Turkse leerlingen an<strong>de</strong>r‐<br />

zijds. In sommige scholen/klassen was meer dan 80% van <strong>de</strong> leerlingen van<br />

Turkse herkomst (thuistaal Turks, eventueel + Ne<strong>de</strong>rlands); we spreken van<br />

"homogene" klasgroepen (HOM); an<strong>de</strong>re scholen/klassen had<strong>de</strong>n een "he‐<br />

terogene" populatie (HET): in elke klas troffen we minstens vijf verschillen‐<br />

<strong>de</strong> thuistalen aan, waaron<strong>de</strong>r Turks en eventueel ook Ne<strong>de</strong>rlands; geen<br />

enkele taalgroep was dominant. Daartussenin ston<strong>de</strong>n <strong>de</strong> klassen/scholen<br />

met twee, maximaal drie dominante subgroepen: een subgroep leerlingen<br />

met thuistaal Turks (+ Ne<strong>de</strong>rlands), een subgroep leerlingen van Vlaamse<br />

herkomst en een subgroep leerlingen van Marokkaans‐Arabische herkomst<br />

(BI/TRI).


GELIJK OP? 23<br />

In vier van <strong>de</strong> zeven scholen, met name <strong>de</strong> scholen waar we <strong>de</strong> leerkrach‐<br />

ten van het 3 e en 4 e leerjaar bereid von<strong>de</strong>n om <strong>de</strong>el te nemen aan het on‐<br />

<strong>de</strong>rzoek over ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid 3 , vond een zeer uitgebrei<strong>de</strong> data‐<br />

verzameling plaats (zie ook Studies 3 en 4 van dit proefschrift). We verza‐<br />

mel<strong>de</strong>n er <strong>de</strong> <strong>voor</strong>‐ en nateksten van alle leerlingen van het 3 e en 4 e leer‐<br />

jaar; om re<strong>de</strong>nen van praktische haalbaarheid verzamel<strong>de</strong>n we in <strong>de</strong> drie<br />

an<strong>de</strong>re − qua samenstelling vergelijkbare − scholen enkel <strong>de</strong> teksten van<br />

tien focusleerlingen 4 per klas. Deze tien leerlingen zijn geselecteerd op basis<br />

van leesvaardigheid (VLOT‐eindtoets "Lezen" van het schooljaar <strong>voor</strong>dien<br />

[Colpin, Gysen, Jaspaert, Timmermans, Van <strong>de</strong>n Bran<strong>de</strong>n, 1997) en van<br />

schrijfvaardigheid (pretest IJSJE (zie §2.2)): zes van <strong>de</strong> tien leerlingen be‐<br />

haal<strong>de</strong>n een (binnen hun klasgroep) relatief zwakke score, zowel <strong>voor</strong> lezen<br />

als <strong>voor</strong> schrijven; vier van <strong>de</strong> tien behaal<strong>de</strong>n een (binnen hun klasgroep)<br />

relatief sterke score, zowel <strong>voor</strong> lezen als <strong>voor</strong> schrijven 5 . Tabel 2.1 geeft<br />

een overzicht van <strong>de</strong> absolute aantallen per leerjaar per school.<br />

Op basis van een bevraging van <strong>de</strong> leerlingen en hun ou<strong>de</strong>rs (Reyn<strong>de</strong>rs, Van<br />

Hed<strong>de</strong>gem, Nicaise, & Van Damme, 2004) wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> achter‐<br />

grondgegevens verzameld (Tabel 2.2):<br />

<strong>de</strong> thuistaal: "Ne<strong>de</strong>rlands" (N) wordt toegekend aan leerlingen die thuis<br />

enkel Ne<strong>de</strong>rlands spreken; "Turks (+ Ne<strong>de</strong>rlands)" (T) geldt <strong>voor</strong> leerlin‐<br />

gen die thuis Turks spreken met minstens één principale gesprekspart‐<br />

ner (moe<strong>de</strong>r, va<strong>de</strong>r, broers/zussen). Sommige van hen spreken ook Ne‐<br />

<strong>de</strong>rlands met een of meer gezinsle<strong>de</strong>n; "An<strong>de</strong>r (+ Ne<strong>de</strong>rlands)" (A)<br />

hoort bij leerlingen die thuis met minstens één principale gesprekspart‐<br />

ner (moe<strong>de</strong>r, va<strong>de</strong>r, broers/zussen) een an<strong>de</strong>re taal spreken dan Turks<br />

of Ne<strong>de</strong>rlands (Reyn<strong>de</strong>rs, Nicaise, & Van Damme, 2006);<br />

<strong>de</strong> sociaal‐economische status van het gezin (SES): <strong>de</strong> toekenning is ge‐<br />

baseerd op het hoogste diploma van <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r. In navolging van het<br />

3 In <strong>de</strong> drie an<strong>de</strong>re scholen von<strong>de</strong>n an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>elon<strong>de</strong>rzoeken plaats van <strong>de</strong> grotere studie<br />

(2005 – 2009) over ‘Hefbomen <strong>voor</strong> krachtige GOK‐leeromgevingen' (zie 'Algemene Inlei‐<br />

ding').<br />

4 De focusleerlingen van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> klassen vormen samen <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksgroep van het<br />

on<strong>de</strong>rzoek van Laevers, Buyse en Snoeck (2009), een an<strong>de</strong>r <strong>de</strong>elon<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> grotere<br />

studie (2005 – 2009) over ‘Hefbomen <strong>voor</strong> krachtige GOK‐leeromgevingen' (zie 'Algemene<br />

Inleiding').<br />

5 Op basis van <strong>de</strong> schattingen <strong>voor</strong> het effect van 'toegevoeg<strong>de</strong> leerling' in <strong>de</strong> multivariate<br />

mo<strong>de</strong>llen <strong>voor</strong> vier meetmomenten (zie § 2.4.2) kunnen we niet aantonen dat <strong>de</strong> toevoeging<br />

van <strong>de</strong>ze 60 "geselecteer<strong>de</strong>" leerlingen <strong>de</strong> resultaten zou hebben beïnvloed.


24<br />

<strong>de</strong>creet Gelijke On<strong>de</strong>rwijskansen van <strong>de</strong> Vlaamse Regering (28 juni<br />

2002) leggen we <strong>de</strong> grens na het lager secundair on<strong>de</strong>rwijs (LSO): "laag"<br />

staat <strong>voor</strong> het gezin van een moe<strong>de</strong>r met een diploma niet hoger dan<br />

LSO; "hoog" staat <strong>voor</strong> het gezin van een moe<strong>de</strong>r met een diploma se‐<br />

cundair of hoger on<strong>de</strong>rwijs.<br />

School<br />

Tabel 2.1<br />

De schoolbevolking van <strong>de</strong> steekproef:<br />

samenstelling qua linguïstische diversiteit (gebaseerd op thuistaal)<br />

en (absoluut) aantal leerlingen per leerjaar<br />

Samenstelling qua Thuistaal<br />

3 e Leerjaar<br />

4 e Leerjaar<br />

Totaal<br />

School A Homogeen Turks<br />

17 27 44<br />

School B Homogeen Turks 10 10 20<br />

School C Turks, Marokkaans a , Ne<strong>de</strong>rlands b 17 14 31<br />

School D Ne<strong>de</strong>rlands, Turks, Marokkaans ab 24 17 41<br />

School E Marokkaans a , Turks b 10 10 20<br />

School F Heterogeen 18 23 41<br />

School G Heterogeen 10 10 20<br />

totaal 106 111 217<br />

a 'Marokkaans' staat <strong>voor</strong> 'Marokkaans‐Arabisch' en/of <strong>voor</strong> een Berbertaal.<br />

b De volgor<strong>de</strong> waarin <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n van etnisch‐culturele herkomst vermeld<br />

staan, verwijst naar <strong>de</strong> mate van vertegenwoordiging: van sterk naar min<strong>de</strong>r sterk verte‐<br />

genwoordigd.<br />

Tabel 2.2<br />

Demografische gegevens per leerjaar (percentages)<br />

3 e Leerjaar<br />

4 e Leerjaar<br />

Socio‐economische status<br />

Hoog 29 28<br />

Laag 66 69<br />

Missing 05 03<br />

Thuistaal<br />

Ne<strong>de</strong>rlands 20 18<br />

Turks (+ Ne<strong>de</strong>rlands) 54 57<br />

An<strong>de</strong>r (+ Ne<strong>de</strong>rlands) 26 25


GELIJK OP? 25<br />

Als we bei<strong>de</strong> achtergrondkenmerken ('SES' en 'thuistaal') combineren, dan<br />

stellen we vast dat <strong>de</strong> meeste leerlingen die thuis (ook) een an<strong>de</strong>re taal<br />

spreken dan Ne<strong>de</strong>rlands, tot een gezin met lage sociaal‐economische status<br />

behoren (76%). Van <strong>de</strong> leerlingen die thuis enkel Ne<strong>de</strong>rlands spreken, komt<br />

55% uit een gezin met een hoge, en 45% uit een gezin met een lage sociaal‐<br />

economische status.<br />

In <strong>de</strong> zeven scholen hebben <strong>de</strong> leerlingen een jaar lang het schrijfon<strong>de</strong>rwijs<br />

genoten dat normalerwijze 6 op hun school in die klas aangebo<strong>de</strong>n wordt.<br />

Scholen A en D baseren het taal‐ en (dus) ook het schrijfon<strong>de</strong>rwijs op het<br />

schoolboek <strong>Taal</strong>signaal (Rotthier, s.d.), dat zich in eerste instantie richt op<br />

moe<strong>de</strong>rtaalverwervers. De aanpak is elementgericht: er is uitdrukkelijk<br />

meer aandacht <strong>voor</strong> spelling en taalbeschouwing dan in De Toren van Bab‐<br />

bel (Jaspaert et al., 1996), <strong>de</strong> taakgerichte taalmetho<strong>de</strong> die in <strong>de</strong> overige vijf<br />

scholen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lessen ‘taal’ gebruikt wordt. In vier van <strong>de</strong> vijf scholen vult<br />

men De Toren van Babbel aan met een spellingmetho<strong>de</strong>. Enkel in school E<br />

gebeurt dat niet. In school F wor<strong>de</strong>n bovendien tweewekelijkse functionele<br />

lees‐ en schrijfactiviteiten uit Leesslang (OVGB‐Limburg, Voorrangsbeleid<br />

Brussel, & Steunpunt NT2, s.d.) aangebo<strong>de</strong>n.<br />

2.2 Opdracht: schriftelijke navertellingen<br />

We bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong>n <strong>de</strong> taal‐ en tekstkenmerken in hun "natuurlijk habitat",<br />

met name in zelfgeschreven teksten van leerlingen (Van <strong>de</strong>r Schoot in Van<br />

<strong>de</strong> Gein, 2005). We kozen <strong>voor</strong> narratieve teksten, omdat 8‐ à 10‐jarige<br />

leerlingen met dit genre het meest vertrouwd zijn (Applebee, 1978; Hees‐<br />

ters, 2000). Bovendien wil<strong>de</strong>n we met navertellingen aan <strong>de</strong> slag gaan (Ea‐<br />

ton, Collis, & Lewis, 1999). "Navertellingen" zijn verhalen die aansluiten bij<br />

een aangebo<strong>de</strong>n pictografisch <strong>voor</strong>gestel<strong>de</strong> verhaal<strong>lijn</strong>. Door <strong>de</strong> inhoud van<br />

het verhaal expliciet (maar niet verbaal) aan te reiken wordt <strong>de</strong> impact van<br />

<strong>de</strong> heel uiteenlopen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>kennis van leerlingen op <strong>de</strong> kwaliteit van het<br />

schrijfproduct omzeild (Van <strong>de</strong>n Bergh et al., 1988). Daarnaast kunnen we<br />

6 In het 3 e en 4 e leerjaar van <strong>de</strong> vier scholen waar we een uitgebrei<strong>de</strong> dataverzameling lieten<br />

plaatsvin<strong>de</strong>n (scholen A, C, D en F), hebben we ten behoeve van an<strong>de</strong>re on<strong>de</strong>rzoeksvragen<br />

(zie Studies 3 en 4) een minimale interventie georganiseerd van vier schrijftaken verspreid<br />

over het schooljaar. We hebben geen effect van <strong>de</strong>ze interventie kunnen vaststellen. We zijn<br />

er ons wel van bewust dat <strong>de</strong> selectie van leerlingen (sterk en zwak) in <strong>de</strong> "controle"‐klassen<br />

<strong>de</strong> binnenklasvariantie uitvergroot kan hebben, waardoor min<strong>de</strong>r snel effecten vastgesteld<br />

kunnen wor<strong>de</strong>n.


26<br />

vermoe<strong>de</strong>n dat dit soort sterk gestuur<strong>de</strong> opdracht <strong>de</strong> jonge schrijvers helpt<br />

om hun aandacht te richten op <strong>de</strong> in §1.1 toegelichte fase van translating<br />

(Hayes & Flower, 1980), meer bepaald op formulation en execution (Ala‐<br />

margot & Chanquoy, 2001). De inhoud van wat geschreven moet wor<strong>de</strong>n,<br />

ligt immers groten<strong>de</strong>els vast.<br />

Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> pre‐ en posttest wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> leerlingen uitgenodigd om het in <strong>de</strong><br />

prentenreeks <strong>voor</strong>gestel<strong>de</strong> verhaal schriftelijk te vertellen aan een lezer die<br />

<strong>de</strong> prentenreeks niet kent, noch op <strong>de</strong> hoogte is van <strong>de</strong> gebeurtenissen. Er<br />

werd gekozen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> prentenreeks IJSJE (Bijlage 1), waarvan aangetoond<br />

was dat hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze <strong>de</strong> doelgroep geschikt was. Voor bei<strong>de</strong> testafnames (9<br />

maan<strong>de</strong>n tussentijd) hebben we <strong>voor</strong> <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> prentenreeks gekozen, we‐<br />

tend dat aan het herhalen van eenzelf<strong>de</strong> opdracht gevaren verbon<strong>de</strong>n zijn<br />

(Bygate, 2009), zoals motivatieverlies omdat men zich <strong>de</strong> prentenreeks en<br />

<strong>de</strong> opdracht nog herinnert. De toetsafnemers hebben hier tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> afna‐<br />

me van <strong>de</strong> posttest op geanticipeerd door het hernemen van <strong>de</strong> opdracht<br />

<strong>voor</strong> te stellen als een kans om ditmaal een (nog) beter verhaal te schrijven.<br />

De afnames gebeur<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeker en door getrain<strong>de</strong> leer‐<br />

krachten‐on<strong>de</strong>rzoeksassistenten. Ze verliepen volgens een gestandaardi‐<br />

seer<strong>de</strong> procedure, die op basis van verschei<strong>de</strong>ne proefnemingen werd bij‐<br />

gesteld en vastgelegd. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> introductie op <strong>de</strong> taak werd <strong>de</strong> aandacht<br />

van <strong>de</strong> leerlingen er uitdrukkelijk op gevestigd dat het verhaal bedoeld is<br />

<strong>voor</strong> een lezer zon<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>kennis/prentenreeks. De leerlingen wer<strong>de</strong>n ge‐<br />

motiveerd door het <strong>voor</strong>uitzicht dat hun verhalen verzameld zou<strong>de</strong>n wor‐<br />

<strong>de</strong>n in een grote verhalenbun<strong>de</strong>l die aangebo<strong>de</strong>n zou wor<strong>de</strong>n in an<strong>de</strong>re<br />

klassen. Er zou in gelezen en uit <strong>voor</strong>gelezen kunnen wor<strong>de</strong>n, net zoals hen<br />

tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> introductie een verhaal was aangebo<strong>de</strong>n – weliswaar mon<strong>de</strong>ling<br />

(<strong>voor</strong>gelezen door testafnemer). Bij <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> afname – acht maan<strong>de</strong>n na<br />

<strong>de</strong> eerste – werd expliciet verwezen naar <strong>de</strong> eerste afname. Tevens werd<br />

on<strong>de</strong>rstreept dat <strong>de</strong> testafnemers veron<strong>de</strong>rstel<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> leerlingen gedu‐<br />

ren<strong>de</strong> het schooljaar heel wat had<strong>de</strong>n bijgeleerd en dat dit moest kunnen<br />

blijken uit <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> versies.<br />

Op geen enkele manier wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> leerlingen bij <strong>de</strong> uitvoering van <strong>de</strong>ze<br />

opdracht geholpen. Aan <strong>de</strong> leerkrachten werd gevraagd niet te intervenië‐<br />

ren. Op <strong>de</strong> sporadische vragen van <strong>de</strong> leerlingen werd door <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeker<br />

of on<strong>de</strong>rzoeksassistenten geantwoord met ‘Denk zelf maar goed na; je kunt<br />

het zelf wel!’ Als leerlingen wil<strong>de</strong>n herbeginnen, kregen ze een nieuw blad.<br />

De meeste leerlingen schreven één versie, weliswaar met heel wat interne


GELIJK OP? 27<br />

revisies. De leerlingen mochten schrijven zolang ze wil<strong>de</strong>n, maar alle leer‐<br />

lingen werkten hun tekst binnen het <strong>voor</strong>ziene lesuur af.<br />

2.3 <strong>Taal</strong>‐ en tekstkenmerken: operationalisering<br />

De "6 + 1" tekst‐ en taalkenmerken wor<strong>de</strong>n als volgt afgebakend en geope‐<br />

rationaliseerd.<br />

2.3.1 Communicatieve effectiviteit (ComEff)<br />

De ‘Communicatieve effectiviteit’ van een tekst betreft in eerste instantie<br />

<strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> inhoud van <strong>de</strong> boodschap, nl. in welke mate slaagt <strong>de</strong><br />

schrijver erin om <strong>de</strong> gebeurtenissen van het verhaal uit <strong>de</strong> pictografische<br />

reeks schriftelijk over te brengen?<br />

In <strong>de</strong>ze studie laten we ‘communicatieve effectiviteit’ holistisch beoor‐<br />

<strong>de</strong>len op een zevenpuntenschaal met behulp van ankerteksten (Rijlaarsdam<br />

& Wesdorp, 1988; Parker, Tindal, & Hasbrouck, 1991).<br />

Om re<strong>de</strong>nen van praktische haalbaarheid hebben we slechts van 244<br />

van <strong>de</strong> 434 teksten een score <strong>voor</strong> ComEff laten berekenen, i.e. <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

pre‐ en postteksten van zeven à tien leerlingen per klas. Voor <strong>de</strong> scholen B,<br />

E en G zijn het telkens <strong>de</strong> tien focusleerlingen per klas. Voor <strong>de</strong> scholen A,<br />

C, D en F pasten we eenzelf<strong>de</strong> selectieprocedure toe als in §2.1 beschreven<br />

is. We selecteer<strong>de</strong>n acht focusleerlingen per klas: <strong>de</strong> vijf relatief zwakste<br />

presteer<strong>de</strong>rs (waaron<strong>de</strong>r eventueel één zittenblijver) en <strong>de</strong> drie relatief<br />

sterkste presteer<strong>de</strong>rs. Twee leerlingen uit het 3 e leerjaar verlieten <strong>de</strong> school<br />

<strong>voor</strong> het ein<strong>de</strong> van het on<strong>de</strong>rzoeksjaar.<br />

2.3.2 Inhoud: correctheid en volledigheid (Inhoud)<br />

On<strong>de</strong>r het tekstkenmerk 'Inhoud: correctheid en volledigheid' verstaan we<br />

<strong>de</strong> correcte weergave van <strong>de</strong> volledige essentiële inhoud van het verhaal<br />

zoals het in <strong>de</strong> prenten <strong>voor</strong>gesteld wordt. Precies die inhoud wil <strong>de</strong> lezer<br />

op het spoor komen. Voor IJSJE omvat 'Inhoud' <strong>de</strong> setting (winkel / straat),<br />

<strong>de</strong> personages (meisje, man) en <strong>de</strong> essentiële acties van die personages<br />

(kopen, stappen, laten vallen, eten, vallen), waardoor een conflict ontstaat;<br />

ook <strong>de</strong> oplossing en een schets van <strong>de</strong> herstel<strong>de</strong> or<strong>de</strong> horen erbij. Net zoals<br />

Norbury en Bischop (2003) en Cragg en Nation (2006) on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n wij<br />

'Inhoud' van alle mogelijke narratieve en/of evaluatieve extra's die aan het


28<br />

verhaal toegevoegd kunnen wor<strong>de</strong>n, maar die niet <strong>de</strong> kern van <strong>de</strong> gebeur‐<br />

tenissen betreffen (Eaton, Collis, & Lewis, 1999).<br />

De variabele 'Inhoud' wordt geoperationaliseerd via een raster van 12<br />

proposities 7 , dat we op elke leerlingtekst leggen. Op twee proposities na is<br />

er geen evaluatieve informatie in verwerkt. De co<strong>de</strong>ringswijze is geïnspi‐<br />

reerd op Cragg en Nation (2006): bij elke propositie hoort een schaal van 0<br />

tot 1, 2 of 3, afhankelijk van <strong>de</strong> complexiteit van <strong>de</strong> propositie. De geselec‐<br />

teer<strong>de</strong> schaalwaar<strong>de</strong> drukt uit in welke mate <strong>de</strong> tekst <strong>de</strong> inhoud van <strong>de</strong><br />

propositie weergeeft. De interne consistentie tussen <strong>de</strong> items is matig:<br />

Cronbach's α = .61 (gebaseerd op 157 pre‐ en postteksten). We hebben er<br />

echter <strong>voor</strong> gekozen om <strong>de</strong> schaal als geheel te behou<strong>de</strong>n, omdat geen en‐<br />

kele particuliere propositie <strong>de</strong> matige Cronbach's α lijkt te veroorzaken.<br />

2.3.3 Lexicale rijkdom (LexRijk)<br />

Woor<strong>de</strong>n zijn elementaire talige bouwstenen. Via <strong>de</strong> maat ‘lexicale rijkdom’<br />

brengen we in kaart welke variatie op het niveau van woor<strong>de</strong>nschatrijkdom<br />

we in <strong>de</strong> leerlingenteksten aantreffen (Lanauze & Snow, 1989).<br />

Voor 'LexRijk' tellen we het aantal verschillen<strong>de</strong> lemma's in <strong>de</strong> tekst<br />

(Vermeer, 2000 a , 2000 b ; Nelson & Van Meter, 2007). On<strong>de</strong>r 'lemma' ver‐<br />

staan we <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>nboekvorm (Woor<strong>de</strong>nlijst Ne<strong>de</strong>rlandse <strong>Taal</strong>, 2005). We<br />

laten buiten beschouwing of het woord past in <strong>de</strong> context (bv. hij geeft een<br />

ijsje *naar het meisje: 7 lemma’s).'LexRijk' vertelt ook iets over <strong>de</strong> lengte<br />

van het schrijfproduct (Cragg & Nation, 2007), want zoals uit <strong>de</strong> operationa‐<br />

lisering kan blijken, wordt er niet gecorrigeerd <strong>voor</strong> lengte (Vermeer, 2000 a ,<br />

2000 b ; Vermeer, persoonlijke communicatie 8 ). De gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van<br />

<strong>de</strong> correlaties tussen 'LexRijk' en 'Aantal woor<strong>de</strong>n' op ie<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> vier<br />

meetmomenten is bijgevolg erg hoog, nl. r = .86 (p < .001).<br />

7 De twaalf proposities zijn (1) "Een man koopt een banaan in een winkel." (2) "De man eet<br />

<strong>de</strong> banaan op." (3) "De maan laat <strong>de</strong> schil op <strong>de</strong> grond vallen." (4) " Er komt een meisje met<br />

een ijsje aan." (5) "Het meisje valt over <strong>de</strong> bananenschil." (6) "Het ijsje ligt op <strong>de</strong> grond." (7)<br />

"Het meisje is boos/verdrietig." (8) "De man constateert het ongeluk van het meisje." (9) "De<br />

man zorgt <strong>voor</strong> een nieuw ijsje <strong>voor</strong> het meisje." (10) "De man gooit <strong>de</strong> schil van zijn banaan<br />

in <strong>de</strong> vuilnisbak." (11) "Het meisje loopt ver<strong>de</strong>r." (12) "Het meisje is blij."<br />

8 Vermeer (persoonlijke communicatie, 27 oktober 2007) geeft aan dat <strong>de</strong> klassieke Ty‐<br />

pe/Token Ratio noch een variant daarvan (bv. TTR(c), Guiraud) <strong>voor</strong> (mon<strong>de</strong>ling) taalmateri‐<br />

aal van jonge T2‐verwervers als geschikte operationalisering van "lexicale rijkdom" be‐<br />

schouwd kan wor<strong>de</strong>n. Gezien <strong>de</strong> vermoe<strong>de</strong>lijk nog beperkte omvang van <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>nschat<br />

van onze proefpersonen raadt Vermeer aan om lexicale rijkdom te operationaliseren via het<br />

absolute aantal lemma's.


2.3.4 Complexiteit van <strong>de</strong> T‐unit (CompTU)<br />

GELIJK OP? 29<br />

In tegenstelling tot het woord, is <strong>de</strong> zin geen natuurlijke eenheid van <strong>de</strong><br />

(mon<strong>de</strong>linge) taal. Voor een schrijver is <strong>de</strong> zin echter een onmisbare bouw‐<br />

steen (Kress, 1994; Saddler & Graham, 2005). In een tekst is die grammati‐<br />

cale eenheid immers het laagste niveau om inhoud en vorm te structure‐<br />

ren. Het is het niveau bij uitstek <strong>voor</strong> planning, verwoording, herformule‐<br />

ring van wat <strong>de</strong> jonge schrijver eigenlijk te zeggen heeft (Van <strong>de</strong> Gein,<br />

1991). Voor prille stellers mogen we ervan uitgaan dat langere en com‐<br />

plexere zinnen wijzen op ontwikkeling (Lanauze & Snow, 1989; Hudson,<br />

2009): ze helpen schrijvers om gedachten op preciezere wijze uit te druk‐<br />

ken, wat <strong>de</strong> kwaliteit van het geheel van <strong>de</strong> tekst zon<strong>de</strong>r meer ten goe<strong>de</strong><br />

komt (Myhill, 2008; Myhill, 2009; Saddler & Graham, 2005).<br />

Met 'CompTU' willen we vat krijgen op <strong>de</strong> complexiteit van <strong>de</strong> basis‐<br />

structuren waarin <strong>de</strong>ze jonge NT2‐leerlingen hun pre‐verbale boodschap‐<br />

pen ‘vertalen’. Wolfe‐Quintero, Inagaki, en Kim (1998) vermel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong><br />

complexiteit op zinsniveau enkele maten op basis van het aantal on<strong>de</strong>r‐<br />

schikkingen. Voor <strong>de</strong> narratieve teksten van <strong>de</strong> jonge NT2‐schrijvers in onze<br />

studie levert dat soort maten echter een bo<strong>de</strong>meffect op. In navolging van<br />

on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re Hunt (1965), Nelson en Van Meter (2007) en Cragg en Nation<br />

(2007) drukken we 'CompTU' uit in het gemid<strong>de</strong>ld aantal woor<strong>de</strong>n per T‐<br />

unit. Ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong> afbakening van <strong>de</strong> T‐unit volgen we Hunt (1965): het is<br />

een hoofdzin en alle on<strong>de</strong>rgeschikte zinnen. In ons on<strong>de</strong>rzoek expliciteren<br />

we daarnaast ook <strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> dat het geheel minstens één vervoegd<br />

werkwoord moet bevatten. Voor <strong>de</strong> afbakening van het begrip woord (bv.<br />

in samenstellingen), baseren we ons op <strong>de</strong> Woor<strong>de</strong>nlijst Ne<strong>de</strong>rlandse <strong>Taal</strong><br />

(2005).<br />

2.3.5 Accuraatheid van <strong>de</strong> T‐unit (AccuTU)<br />

In het verleng<strong>de</strong> van 'CompTU' is ook 'Accuraatheid van <strong>de</strong> T‐unit' een inte‐<br />

ressant kenmerk (Van <strong>de</strong> Gein, 1991). Correct gebouw<strong>de</strong> zinnen verhogen<br />

immers <strong>de</strong> vlotte leesbaarheid van <strong>de</strong> tekst. Voor jonge NT2‐schrijvers is<br />

het omzetten van preverbale semantico‐syntactische structuren in aan‐<br />

vaardbare syntactische structuren echter een grote uitdaging. An<strong>de</strong>rs dan<br />

moe<strong>de</strong>rtaalschrijvers moeten <strong>de</strong> meeste NT2‐leerlingen nog veel aandacht<br />

beste<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> accuraatheid van <strong>de</strong> constructies, zelfs van zeer eenvoudi‐<br />

ge constructies. In tegenstelling tot veel an<strong>de</strong>re on<strong>de</strong>rzoekers (bv. Foster,<br />

Tonkyn, & Wigglesworth, 2000) beperken we ons in <strong>de</strong>ze rubriek tot syntac‐


30<br />

tische fouten; we laten morfologische, lexicale en/of orthografische fouten<br />

buiten beschouwing. Voor <strong>de</strong> teksten van <strong>de</strong> prille stellers van <strong>de</strong>ze studie<br />

zou<strong>de</strong>n we an<strong>de</strong>rs een bo<strong>de</strong>meffect verkrijgen.<br />

'AccuTU' wordt uitgedrukt als <strong>de</strong> logaritmische functie van <strong>de</strong> kans dat<br />

<strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> syntactische eenheid (T‐unit) in <strong>de</strong> tekst correct zal zijn. De<br />

berekening gebeurt in verschillen<strong>de</strong> stappen. (1) De T‐units wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r‐<br />

schei<strong>de</strong>n van uitroepen en van niet ver<strong>de</strong>r ge<strong>de</strong>finieer<strong>de</strong> (foutieve) syntac‐<br />

tische eenhe<strong>de</strong>n. (2) Voor elk van <strong>de</strong> T‐units wordt nagegaan of <strong>de</strong> T‐unit<br />

correct is in termen van volledigheid, afwezigheid van overtollig woordge‐<br />

bruik, juiste woordvolgor<strong>de</strong>, en afwezigheid van punten/hoofdletters bin‐<br />

nen clauses. (3) Gezien <strong>de</strong> zeer ongelijke lengte van <strong>de</strong> schrijfproducten<br />

wordt vervolgens <strong>de</strong> waarschijnlijkheid (odds) berekend dat <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />

syntactische eenheid in <strong>de</strong> tekst correct zal zijn:<br />

odds = p/(1‐p), waarbij p <strong>de</strong> kans uitdrukt, gebaseerd op <strong>de</strong> observaties<br />

An<strong>de</strong>rs dan <strong>de</strong> kans [aantal goe<strong>de</strong>/totale aantal] wordt via odds ook in re‐<br />

kening gebracht over hoeveel observaties het gaat. Het resultaat is een po‐<br />

sitief getal tussen 0 en ∞. (4) Ten slotte is om re<strong>de</strong>nen van normaliteit van<br />

<strong>de</strong> odds het natuurlijk logaritme berekend.<br />

2.3.6 Accuraatheid spelling (Spelling)<br />

Een correct gespel<strong>de</strong> tekst is zon<strong>de</strong>r meer kwaliteitsvoller dan een tekst<br />

met spellingfouten. Voor leerlingen van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> graad van het basison‐<br />

<strong>de</strong>rwijs is <strong>de</strong> correcte spelling van individuele woor<strong>de</strong>n een zeer belangrijk<br />

aandachtspunt. Dat is hen immers zo ingeprent tij<strong>de</strong>ns het aanvankelijke<br />

schrijfon<strong>de</strong>rwijs van <strong>de</strong> eerste graad. Wanneer zij hun eerste langere<br />

teksten produceren, gaat er bijgevolg nog heel veel aandacht naar <strong>de</strong>ze<br />

component (Berninger, 1999).<br />

Het co<strong>de</strong>ren van 'Spelling' is vergelijkbaar met <strong>de</strong> werkwijze bij 'AccuTU'.<br />

Van <strong>de</strong> eerste tien inhoudswoor<strong>de</strong>n (zelfstandige en bijvoeglijke naam‐<br />

woor<strong>de</strong>n, infinitieven en bijwoor<strong>de</strong>n) en van <strong>de</strong> eerste tien vervoeg<strong>de</strong><br />

werkwoor<strong>de</strong>n (pv of VD) hebben we geteld hoeveel er spellinggewijs afwij‐<br />

ken van <strong>de</strong> norm. Voor <strong>de</strong> bijvoeglijke en zelfstandige naamwoor<strong>de</strong>n geldt<br />

dat <strong>de</strong> schrijfwijze juist gerekend wordt wanneer ze als dusdanig bestaat<br />

(Woor<strong>de</strong>nlijst Ne<strong>de</strong>rlandse <strong>Taal</strong>, 2005), ook al bevat het woord een morfo‐<br />

logische fout (bv. een *nieuwe huis). Eigennamen en een volgen<strong>de</strong> instantie<br />

van hetzelf<strong>de</strong> woord tellen niet mee. Voor <strong>de</strong> OVT en het VD van sterke


GELIJK OP? 31<br />

werkwoor<strong>de</strong>n hebben we enkel die instanties gescoord waarin <strong>de</strong> klank‐<br />

veran<strong>de</strong>ringen correct zijn gebeurd (bv. ‘hij koopte’ wordt niet gescoord;<br />

‘hij kogt’ wel). Vervolgens bereken<strong>de</strong>n we ook hier <strong>de</strong> waarschijnlijkheid<br />

van correcte realisatie, nl. odds, en – om re<strong>de</strong>n van normaliteit – het na‐<br />

tuurlijk logaritme van odds.<br />

2.3.7 Referentiële cohesie (RefCoh)<br />

‘Teksten’ waarin <strong>de</strong> ene zin gewoon achter <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re wordt gezet, on<strong>de</strong>r‐<br />

schei<strong>de</strong>n zich op negatieve wijze van teksten waarin <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> zin sa‐<br />

menhangt met en <strong>voor</strong>tbouwt op <strong>de</strong> vorige (Ghosn, 2007). Cohesie‐<br />

versterken<strong>de</strong> ingrepen maken een tekst kwaliteitsvoller (Halliday & Hasan,<br />

1976). Naast bijwoor<strong>de</strong>n en voegwoor<strong>de</strong>n, die in <strong>de</strong> leerlingentekstjes van<br />

onze studie nogal schaars waren (met uitzon<strong>de</strong>ring van ‘dan’ en ‘en’), kun‐<br />

nen ook verwijswoor<strong>de</strong>n cohesie op tekstniveau helpen realiseren (Barlett<br />

& Scribner, 1981). We inspireer<strong>de</strong>n onze co<strong>de</strong>ring op het on<strong>de</strong>rzoek naar<br />

referentiële cohesie in mon<strong>de</strong>linge narratieven van moe<strong>de</strong>rtaalverwervers<br />

met leer‐ en/of ontwikkelingsproblemen (Roth, Spekman, & Fye, 1995;<br />

Wigglesworth, 1997; Norbury & Bishop, 2003).<br />

Het co<strong>de</strong>ren van referentiële cohesie in <strong>de</strong>ze studie verloopt als volgt:<br />

<strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> verwijzingen naar een van bei<strong>de</strong> of naar bei<strong>de</strong> hoofdperso‐<br />

nages hebben we ons afgevraagd (1) of <strong>de</strong> verwijzing eenduidig is (niet‐<br />

ambigu), en (2) of <strong>de</strong> verwijzing tekstueel a<strong>de</strong>quaat is. Indien aan bei<strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n voldaan is, wordt er positief gescoord. Voor <strong>de</strong> verwerking<br />

van <strong>de</strong>ze gegevens volgen we <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> werkwijze als bij 'AccuTU' en 'Spel‐<br />

ling': we berekenen het natuurlijk logaritme van <strong>de</strong> waarschijnlijkheid dat<br />

<strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> verwijzing aan bei<strong>de</strong> criteria voldoet.<br />

2.3.8 Samenhang tussen <strong>de</strong> "6 + 1" taal‐ en tekstkenmerken<br />

In Tabellen 2.3 en 2.4 staan <strong>de</strong> correlaties tussen <strong>de</strong> variabelen op elk van<br />

<strong>de</strong> meetmomenten, nl. bij het begin van het 3 e leerjaar (MM1), aan het eind<br />

van het 3 e leerjaar (MM2), bij het begin van het 4 e leerjaar (MM3) en aan<br />

het eind van het 4 e leerjaar (MM4).<br />

Wat <strong>de</strong> correlaties tussen <strong>de</strong> variabelen in het 3 e leerjaar betreft, zien we<br />

<strong>voor</strong>namelijk <strong>voor</strong> 'ComEff' en <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re variabelen significante correlaties<br />

opduiken. Voor 'Inhoud', dat overigens sterk correleert met 'ComEff', geldt<br />

hetzelf<strong>de</strong>. Tussen <strong>de</strong> vijf objectieve parameters on<strong>de</strong>rling zijn <strong>de</strong> correlaties


32<br />

meestal zwak of afwezig. We hebben met an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n te maken met<br />

objectieve taal‐ en tekstkenmerken die relatief onafhankelijk zijn van el‐<br />

kaar. Wel zien we een beperkte samenhang tussen variabelen m.b.t. 'cor‐<br />

rectheid' ('Spelling', 'AccuTU', 'RefCoh'). Ten slotte valt op dat <strong>de</strong> correla‐<br />

ties van MM1 afwijken van die van MM2: zo "verliest" 'LexRijk' zijn signifi‐<br />

cante correlaties met 'Inhoud' en 'CompTU'; aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant wor<strong>de</strong>n<br />

enkele correlaties met 'RefCoh' wel significant.<br />

Tabel 2.3<br />

Pearson Correlaties <strong>voor</strong> 'Communicatieve effectiviteit' (ComEff), 'Inhoud', 'Lexicale rijkdom'<br />

(LexRijk), 'Complexiteit van <strong>de</strong> T‐unit' (CompTU), 'Accuraatheid van <strong>de</strong> T‐unit' (AccuTU), 'Spel‐<br />

ling' en 'Referentiële cohesie' (RefCoh) <strong>voor</strong> het 3 e leerjaar.<br />

On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> diagonaal: MM1; boven <strong>de</strong> diagonaal: MM2.<br />

ComEff: N = 60; an<strong>de</strong>re variabelen: N = 106<br />

ComEff<br />

Inhoud<br />

LexRijk<br />

CompTU<br />

AccuTU<br />

Spelling<br />

RefCoh<br />

ComEff .68 *** .30 * .26 * .45 *** .15 NS .34 **<br />

Inhoud .76 *** .13 NS .16 (*) .24 * .20 * .20 *<br />

LexRijk .60 *** .46 *** .15 NS .01 NS .04 NS .07 NS<br />

CompTU .37 ** .26 ** .34 *** ‐.09 NS .12 NS ‐.03 NS<br />

AccuTU .36 ** .26 ** .13 NS ‐.02 NS .29 ** .42 ***<br />

Spelling .29 * .20 ** .00 NS ‐.03 NS .28 ** .17 (*)<br />

RefCoh .09 NS ‐.06 NS ‐.02 NS .13 NS .31 *** .05 NS<br />

***: p


GELIJK OP? 33<br />

Tabel 2.4<br />

Pearson Correlaties <strong>voor</strong> 'Communicatieve effectiviteit' (ComEff), 'Inhoud', 'Lexicale rijkdom'<br />

(LexRijk), 'Complexiteit van <strong>de</strong> T‐unit' (CompTU), 'Accuraatheid van <strong>de</strong> T‐unit' (AccuTU), 'Spel‐<br />

ling' en 'Referentiële cohesie' (RefCoh) <strong>voor</strong> het 4 e leerjaar.<br />

On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> diagonaal: MM3; boven <strong>de</strong> diagonaal: MM4.<br />

ComEff: N = 62; an<strong>de</strong>re variabelen: N = 111<br />

ComEff<br />

Inhoud<br />

LexRijk<br />

CompTU<br />

AccuTU<br />

Spelling<br />

RefCoh<br />

ComEff .69 *** .55 *** .41 *** .33 ** .39 ** .31 *<br />

Inhoud .81 *** .23 * .35 *** .16 (*) .16 (*) .18 (*)<br />

LexRijk .59 *** .44 *** .14 NS .18 (*) .22 * .13 NS<br />

CompTU .27 * .27 ** .22 * ‐.01 NS .14 NS .23 *<br />

AccuTU .40 *** .31 *** .27 ** .13 NS .21 * .19 *<br />

Spelling .19 NS .07 NS .03 NS .10 NS .31 *** .27 **<br />

RefCoh .20 NS .25 ** .26 ** .23 * .32 *** ‐.01 NS<br />

***: p


34<br />

ervaren collega’s – geneigd zijn om zich te laten (mis)lei<strong>de</strong>n door vormelijke<br />

onregelmatighe<strong>de</strong>n. Aan <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>laars wer<strong>de</strong>n ook drie door experts 9 op<br />

Delphi‐wijze geselecteer<strong>de</strong> ankerteksten aangereikt die punten op <strong>de</strong> inter‐<br />

valschaal markeren: één ankertekst <strong>voor</strong> schaalwaar<strong>de</strong> 2, één <strong>voor</strong> schaal‐<br />

waar<strong>de</strong> 4 en één <strong>voor</strong> schaalwaar<strong>de</strong> 6. Een <strong>de</strong>rgelijk hulpmid<strong>de</strong>l leidt tot<br />

een reductie van het sequentie‐effect en van het risico op normverschui‐<br />

ving (Rijlaarsdam & Wesdorp, 1988), waardoor <strong>de</strong> betrouwbaarheid van <strong>de</strong><br />

beoor<strong>de</strong>ling toeneemt. De interjury‐betrouwbaarheid is ruim voldoen<strong>de</strong>: ρ<br />

= .87.<br />

Met het oog op <strong>de</strong> co<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> zes objectieve variabelen werd elke<br />

tekst vervolgens door <strong>de</strong> eerste auteur ver<strong>de</strong>eld in T‐units (Cragg & Nation,<br />

2006). Bovendien werd aan <strong>de</strong> tekst op traceerbare wijze toegevoegd wat<br />

nodig was om hem leesbaar te maken (bv. aanhalingstekens, spatie tussen<br />

twee woor<strong>de</strong>n). Onnodige herhalingen wer<strong>de</strong>n geschrapt. Syntactische<br />

eenhe<strong>de</strong>n die geen T‐units waren (bv. omdat een persoonsvorm ontbrak)<br />

wer<strong>de</strong>n gemarkeerd. Ook totaal onbegrijpelijke passages wer<strong>de</strong>n gemar‐<br />

keerd. Een twee<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksassistent controleer<strong>de</strong> <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling in T‐<br />

units, <strong>de</strong> aanpassingen en <strong>de</strong> markeringen. De twijfelgevallen wer<strong>de</strong>n be‐<br />

sproken en er werd telkens gezocht naar een <strong>voor</strong> bei<strong>de</strong> partijen aanvaard‐<br />

baar compromis. Voor <strong>de</strong> zes objectieve taal‐ en tekstkenmerken werd een<br />

uitgebrei<strong>de</strong> scorewijzer samengesteld, waarmee eerst intensief geoefend<br />

werd. Vervolgens scoor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> eerste auteur en <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksas‐<br />

sistent <strong>de</strong> zes kenmerken in 120 "bewerkte" teksten. Op basis daarvan werd<br />

<strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> kenmerken <strong>de</strong> interco<strong>de</strong>ursbetrouwbaarheid berekend. De<br />

vergelijking van <strong>de</strong> scores van bei<strong>de</strong> co<strong>de</strong>urs lever<strong>de</strong> Pearson's product‐<br />

moment correlation coëfficiënten op variërend tussen .88 ('RefCoh') en .98<br />

('LexRijk', 'Spelling'). Van <strong>de</strong> zes taal‐ en tekstkenmerken is ook on<strong>de</strong>rzocht<br />

in welke mate <strong>de</strong> resultaten van <strong>de</strong> 244 teksten mét een score <strong>voor</strong> ‘com‐<br />

municatieve effectiviteit’ (cf. §2.3.1) afwijken van die van <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re teksten<br />

(N=190). We hebben nergens een effect <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze selectie van teksten ge‐<br />

von<strong>de</strong>n.<br />

2.4.2 Analysestrategieën<br />

Gezien <strong>de</strong> aard van <strong>de</strong> data en <strong>de</strong> vragen die we eraan stel<strong>de</strong>n, kozen we<br />

<strong>voor</strong> multiniveau‐analyses, meer bepaald <strong>voor</strong> multivariate variantie‐<br />

9<br />

Het betreft hier vijf me<strong>de</strong>werkers van <strong>de</strong> sectie 'Basison<strong>de</strong>rwijs' van het <strong>Centrum</strong> <strong>voor</strong> <strong>Taal</strong><br />

& On<strong>de</strong>rwijs (K.U.Leuven).


GELIJK OP? 35<br />

analytische mo<strong>de</strong>llen <strong>voor</strong> tweemaal twee meetmomenten (Van <strong>de</strong>n Bergh<br />

& Kuhlemeier, 1997). In dit on<strong>de</strong>rzoek werkten we met MLwiN (Rasbash,<br />

Steele, Browne, & Prosser, 2005). Volgens Van <strong>de</strong>n Noortgate, Putsjens en<br />

Onghena (2004) is dat "het meest uitgebrei<strong>de</strong> gespecialiseer<strong>de</strong> pakket <strong>voor</strong><br />

multiniveau‐analyse" (p. 57).<br />

Multiniveau‐analyses maken het mogelijk om rekening te hou<strong>de</strong>n met<br />

<strong>de</strong> hiërarchische structuur van <strong>de</strong> data, met name dat teksten genest zijn<br />

binnen leerlingen, en leerlingen binnen klassen. Op die manier wordt het<br />

feit erkend dat <strong>de</strong> steekproef niet bestaat uit van elkaar onafhankelijke<br />

'eenhe<strong>de</strong>n', een belangrijke assumptie bij een (klassiek) lineair regressie‐<br />

mo<strong>de</strong>l (Putsjens, Van <strong>de</strong>n Noortgate, Onghena, & Van Damme, 2004). Bo‐<br />

vendien kunnen <strong>de</strong> vastgestel<strong>de</strong> ten<strong>de</strong>nsen toegeschreven wor<strong>de</strong>n aan het<br />

juiste niveau van <strong>de</strong> datastructuur, i.c. <strong>de</strong> klasgroep of <strong>de</strong> leerling, en kan<br />

het risico op cross‐level inferences verme<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n, d.w.z. conclusies<br />

over <strong>de</strong> samenhang tussen eenhe<strong>de</strong>n op micro‐niveau op basis van relaties<br />

tussen clusters op macro‐niveau, of omgekeerd, over <strong>de</strong> samenhang tussen<br />

clusters op macro‐niveau op basis van relaties tussen ge<strong>de</strong>saggregeer<strong>de</strong><br />

data op microniveau (Snij<strong>de</strong>rs & Bosker, 1999).<br />

In dit on<strong>de</strong>rzoek on<strong>de</strong>rscheid<strong>de</strong>n we drie niveaus: niveau 1: meetmo‐<br />

ment/tekst; niveau 2: leerling en niveau 3: klas. Het niveau ‘school’ werd<br />

niet on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n, gezien per meetmoment telkens maar één klas van een<br />

school in aanmerking kwam, met name óf het 3 e , óf het 4 e leerjaar.<br />

We kozen <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> zeven afhankelijke variabelen <strong>voor</strong> een multivari‐<br />

aat mo<strong>de</strong>l.<br />

In een multivariaat mo<strong>de</strong>l wordt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> meetmomenten<br />

(i.c. twee per leerjaar) simultaan geschat hoe er gemid<strong>de</strong>ld gescoord wordt<br />

(fixed effect) en wat <strong>de</strong> variantie is tussen <strong>de</strong> scores (random effects). Tus‐<br />

sen <strong>de</strong> twee meetmomenten per schooljaar wordt ook <strong>de</strong> covariantie ge‐<br />

schat (Snij<strong>de</strong>rs & Bosker, 1999). Een multivariaat mo<strong>de</strong>l biedt bovendien <strong>de</strong><br />

mogelijkheid om <strong>de</strong> verschillen tussen <strong>de</strong> schattingen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rschei‐<br />

<strong>de</strong>n fixed respectievelijk random parameters te toetsen op significantie<br />

(Van <strong>de</strong>n Bergh & Kuhlemeier, 1997).<br />

Het multivariate variantie‐analytische mo<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> variabelen<br />

werd stapsgewijs opgebouwd (Singer & Willett, 2003); daarbij is steeds <strong>de</strong>‐<br />

zelf<strong>de</strong> procedure gevolgd.


36<br />

In een eerste stap wordt gezocht naar het best fit‐brutomo<strong>de</strong>l, het mo<strong>de</strong>l<br />

zon<strong>de</strong>r verklaren<strong>de</strong> variabelen, dat met het minst aantal te schatten para‐<br />

meters <strong>de</strong> data zo kwaliteitsvol mogelijk in kaart brengt. Dat gebeurt in<br />

twee fases.<br />

Fase 1. Voor elk van <strong>de</strong> zeven kenmerken vertrekken we van het volledi‐<br />

ge multivariaat variantie‐analytisch mo<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> vier meetmomenten (MM1‐<br />

4). We hebben immers <strong>voor</strong> alle leerlingen <strong>de</strong> beschikking over <strong>de</strong> scores op<br />

twee meetmomenten. Omdat zowel <strong>de</strong> leerlingen uit het 3 e als <strong>de</strong> leerlin‐<br />

gen uit het 4 e leerjaar aan het on<strong>de</strong>rzoek <strong>de</strong>elnemen, moeten we vier<br />

meetmomenten on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n; begin en eind <strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerjaar, én begin en<br />

eind vier<strong>de</strong> leerjaar. Stel, Yijk is <strong>de</strong> score op moment i (i = 1, 2) van leerling j<br />

(j = 1, 2, …Jk) in klas k (k = 1, 2, …, K) en D1ijk, D2ijk, D3ijk en D4ijk zijn vier<br />

dummy‐variabelen die aangeven of een score op dat specifieke moment<br />

geobserveerd is. Hierbij is D1ijk een dummy die ‘aan staat’ (gelijk aan 1) als<br />

een score geobserveerd is aan het begin van het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerjaar. Op alle an‐<br />

<strong>de</strong>re meetmomenten staat <strong>de</strong>ze dummy ‘uit’ (gelijk aan 0). D2ijk staat alleen<br />

‘aan’ op het twee<strong>de</strong> meetmoment, eind <strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerjaar, etc. Nu kunnen we<br />

het te analyseren mo<strong>de</strong>l schrijven als<br />

Yijk = D1ijk (β1 + e10jk + u100k ) + D2ijk (β2 + e20jk + u 200k ) +<br />

D3ijk (β3 + e30jk + u 300k ) + D4ijk (β4 + e40jk + u 400k ) (1)<br />

Dit mo<strong>de</strong>l staat bekend als een zogenaamd fixed occassion‐mo<strong>de</strong>l (Snij<strong>de</strong>rs<br />

& Bosker, 1999). Per meetmoment wor<strong>de</strong>n twee <strong>de</strong>len van het mo<strong>de</strong>l on‐<br />

<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n: het fixed <strong>de</strong>el en het random <strong>de</strong>el. In het fixed <strong>de</strong>el van het<br />

mo<strong>de</strong>l (β1, β2, β3 en β4) wordt op elk meetmoment (MM) het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />

geschat. In het random <strong>de</strong>el van het mo<strong>de</strong>l wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> elk meetmoment<br />

twee residuen on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n (e0jk en u00k). Met het twee<strong>de</strong> residu (u00k)<br />

wordt <strong>de</strong> afwijking van klas k van het algemeen gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> aangegeven<br />

(β), terwijl met het eerste residu (e0jk) <strong>de</strong> afwijking van leerling j van het<br />

gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> van klas k (i.e. β + u00k) aangegeven wordt. We nemen aan dat<br />

<strong>de</strong> verwachte waar<strong>de</strong> van alle residuelen gelijk is aan 0 en <strong>de</strong> residuele sco‐<br />

res normaal ver<strong>de</strong>eld zijn met variantie van respectievelijk S 2 e10jk, S 2 e20jk,<br />

S 2 e30jk, S 2 e40jk en S 2 u100k, S 2 u200k, S 2 u300k en S 2 u400k. Naast <strong>de</strong> varianties op leer‐<br />

ling‐ en klasniveau wor<strong>de</strong>n ook <strong>de</strong> covarianties (correlaties) geschat. Dat wil<br />

zeggen: per leerjaar wordt <strong>de</strong> correlatie tussen <strong>de</strong> begin en eindmeting ge‐<br />

schat.<br />

Fase 2. Het mo<strong>de</strong>l, zoals weergegeven in Vergelijking (1) is in feite een<br />

zeer algemeen, weinig restrictief mo<strong>de</strong>l. In een twee<strong>de</strong> fase gaan we op


GELIJK OP? 37<br />

zoek naar een restrictiever mo<strong>de</strong>l dat zo goed mogelijk bij <strong>de</strong> geobserveer‐<br />

<strong>de</strong> gegevens past. We on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n vijf geneste mo<strong>de</strong>llen:<br />

het mo<strong>de</strong>l van Vergelijking (1) vormt het uitgangspunt. We noemen dit<br />

mo<strong>de</strong>l het Brutomo<strong>de</strong>l 0, omdat geen enkele restrictie opgelegd werd;<br />

in het volgen<strong>de</strong> mo<strong>de</strong>l voegen we één restrictie toe: <strong>de</strong> variantie op<br />

klasniveau wordt gepooled. We nemen dus aan dat S²u100k = S²u200k =<br />

S²u300k = S²u400k . Daarmee stellen we dat <strong>de</strong> verschillen tussen klassen<br />

even groot zijn bij het begin en aan het ein<strong>de</strong> van het 3 e en 4 e leerjaar.<br />

We spreken van Brutomo<strong>de</strong>l 1, wegens <strong>de</strong> invoering van één restrictie;<br />

in een volgend mo<strong>de</strong>l voegen we een twee<strong>de</strong> restrictie toe: we stellen<br />

dat <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> <strong>voor</strong>uitgang van leerlingen in het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerjaar<br />

even groot is als die in het vier<strong>de</strong> leerjaar. In feite leggen we <strong>de</strong> res‐<br />

trictie (β2 ‐ β1 =β4 – β3) aan <strong>de</strong> gegevens op. We noemen dit mo<strong>de</strong>l<br />

Brutomo<strong>de</strong>l 2;<br />

in een nieuw mo<strong>de</strong>l voegen we vervolgens <strong>de</strong> aanname toe dat <strong>de</strong> ver‐<br />

schillen tussen leerlingen op <strong>de</strong> vier meetmomenten even groot zijn<br />

(S²e10jk = S²e20jk = S²e30jk = S²e40jk). Het on<strong>de</strong>rwijs beïnvloedt <strong>de</strong> verschillen<br />

tussen leerlingen niet. We noemen dit mo<strong>de</strong>l Brutomo<strong>de</strong>l 3 wegens <strong>de</strong><br />

drie restricties;<br />

ten slotte wordt een restrictie opgelegd aan <strong>de</strong> covariantie (correlatie)<br />

tussen <strong>de</strong> scores aan het begin en ein<strong>de</strong> van het 3 e en 4 e leerjaar. In fei‐<br />

te wordt gesteld dat <strong>de</strong> samenhang tussen <strong>de</strong> scores op teksten bij het<br />

begin en aan ein<strong>de</strong> van bei<strong>de</strong> leerjaren i<strong>de</strong>ntiek is (cov(e10jk, e20jk) = cov<br />

(e30jk, e40jk). We spreken van Brutomo<strong>de</strong>l 4.<br />

De passing van <strong>de</strong> vijf bovenstaan<strong>de</strong> mo<strong>de</strong>llen kan geëvalueerd wor<strong>de</strong>n aan<br />

<strong>de</strong> hand van <strong>de</strong> ‐2loglikelihood‐toets. Daar <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong>ze grootheid<br />

onbekend is, kan <strong>de</strong> passing van <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>llen afzon<strong>de</strong>lijk niet geëvalueerd<br />

wor<strong>de</strong>n. Echter, daar het geneste mo<strong>de</strong>llen betreft, kan het verschil in pas‐<br />

sing wel getoetst wor<strong>de</strong>n. Het verschil tussen <strong>de</strong> passing (‐2loglikelihood)<br />

van twee geneste mo<strong>de</strong>llen is immers χ 2 ‐ver<strong>de</strong>eld, met het verschil in aan‐<br />

tal geschatte parameters als vrijheidsgra<strong>de</strong>n. Per variabele komen we via<br />

<strong>de</strong>ze evaluatie tot het best fit‐brutomo<strong>de</strong>l, het mo<strong>de</strong>l dat met het minste<br />

aantal parameters kwaliteitsvol bij <strong>de</strong> data aansluit.<br />

Met het oog op <strong>de</strong> vergelijkbaarheid van effecten on<strong>de</strong>rling standaardise‐<br />

ren we in een twee<strong>de</strong> stap <strong>de</strong> concrete resultaten <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> variabe‐<br />

len op basis van <strong>de</strong> resultaten van <strong>de</strong> respectieve best fit‐brutomo<strong>de</strong>llen.<br />

Daarbij nemen we telkens het eerste meetmoment als referentiepunt. Con‐


38<br />

creet betekent dit dat we op alle scores <strong>voor</strong> een bepaal<strong>de</strong> variabele <strong>de</strong><br />

volgen<strong>de</strong> formule toepassen:<br />

(score ‐ MMM 1) / SDMM 1 (2)<br />

Op basis van <strong>de</strong> gestandaardiseer<strong>de</strong> scores kunnen we <strong>de</strong> resultaten <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> variabelen, ook met betrekking tot <strong>de</strong> impact van verkla‐<br />

ren<strong>de</strong> variabelen, on<strong>de</strong>rling vergelijken. Alle effecten wor<strong>de</strong>n immers uit‐<br />

gedrukt in termen van standaard<strong>de</strong>viaties.<br />

In stap 3 gaan we op zoek naar het best fit‐nettomo<strong>de</strong>l, het mo<strong>de</strong>l mét ver‐<br />

klaren<strong>de</strong> variabelen, dat met het minst aantal te schatten parameters <strong>de</strong><br />

data zo kwaliteitsvol mogelijk in kaart brengt. Voor elke variabele vertrek‐<br />

ken we van het best fit‐brutomo<strong>de</strong>l. Daaraan voegen we eerst <strong>de</strong> verkla‐<br />

ren<strong>de</strong> kindvariabelen met betrekking tot 'thuistaal' toe (N = referentiecate‐<br />

gorie), gekoppeld aan leerjaar, nl. T*LJ3, T*LJ4, A*LJ3 en A*LJ4. Vervolgens<br />

schrappen we <strong>de</strong> niet‐significante thuistaaleffecten en/of voeren we <strong>de</strong><br />

thuistaalvariabelen gekoppeld aan leerjaar of overall in. Telkens vergelijken<br />

we <strong>de</strong> kwaliteit van het nieuwe mo<strong>de</strong>l met dat van <strong>voor</strong>gaan<strong>de</strong> mo<strong>de</strong>llen.<br />

We zoeken naar het meest spaarzame mo<strong>de</strong>l dat zo dicht mogelijk bij <strong>de</strong><br />

data aansluit. Vervolgens voegen we <strong>de</strong> verklaren<strong>de</strong> kindvariabele met be‐<br />

trekking tot 'sociaal‐economische status' toe (referentiecategorie = hoog‐<br />

SES), gekoppeld aan leerjaren. Hetzelf<strong>de</strong> parcours wordt doorlopen. Daarna<br />

on<strong>de</strong>rzoeken we of er interactie‐effecten optre<strong>de</strong>n tussen <strong>de</strong> twee onaf‐<br />

hankelijke variabelen in een bepaald leerjaar, of overall. Opnieuw zoeken<br />

we naar het best fit‐mo<strong>de</strong>l. Ten slotte voegen we aan dat mo<strong>de</strong>l nog een<br />

klasvariabele toe met betrekking tot 'samenstelling van <strong>de</strong> klasgroep naar<br />

thuistaal' (referentiecategorie = HET). Opnieuw passen we <strong>de</strong> <strong>de</strong>viantie‐<br />

toets toe om uit te maken of <strong>de</strong> verklaren<strong>de</strong> variabele op klasniveau een<br />

significante bijdrage levert aan het mo<strong>de</strong>l.<br />

3. RESULTATEN<br />

3.1 Zeven kenmerken in narratieve teksten van doelgroepleerlingen<br />

We vragen ons in <strong>de</strong>ze sectie eerst af of <strong>de</strong> 'Communicatieve effectiviteit'<br />

(ComEff) van schriftelijke navertellingen van jonge doelgroepleerlingen<br />

toeneemt met leeftijd (§3.1.1). Diezelf<strong>de</strong> vraag stellen we vervolgens ook<br />

aan <strong>de</strong> data <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zes objectieve variabelen. Nemen <strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> 'In‐


GELIJK OP? 39<br />

houd', 'LexRijk', 'Spelling', 'CompTU', 'AccuTU' en 'RefCoh' toe met leeftijd<br />

en doen ze dat in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> mate als we <strong>voor</strong> 'ComEff' vaststel<strong>de</strong>n (§3.1.2)?<br />

3.1.1 De gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> scores op vier meetmomenten <strong>voor</strong> ‘Communicatieve<br />

effectiviteit’<br />

De invoering van restricties in het meest uitgebrei<strong>de</strong> mo<strong>de</strong>l en <strong>de</strong> daarop‐<br />

volgen<strong>de</strong> evaluaties lei<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> 'ComEff' tot het best fit‐brutomo<strong>de</strong>l met<br />

vier restricties: zie Tabel 3.1. Voor <strong>de</strong> schattingen van Mo<strong>de</strong>l 4: zie Bijlage 2.<br />

Tabel 3.1<br />

Evaluatie van <strong>de</strong> passing van <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>llen <strong>voor</strong> 'Communicatieve Effectiviteit'<br />

df<br />

Vergelijking tussen mo<strong>de</strong>llen<br />

Mo<strong>de</strong>llen<br />

0 versus 1<br />

5<br />

3.69<br />

> .05<br />

1 versus 2 1 3.58 > .05<br />

2 versus 3 3 2.94 > .05<br />

3 versus 4 1 0.48 > .05<br />

Figuur 3.1 stelt <strong>de</strong> ontwikkeling van 'ComEff' in het 3 e en 4 e leerjaar – zoals<br />

geschat in Brutomo<strong>de</strong>l 4 – grafisch <strong>voor</strong>. Wat <strong>de</strong> "gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> score" be‐<br />

treft, zien we eenzelf<strong>de</strong> sterke toename in het 3 e leerjaar als in het 4 e leer‐<br />

jaar (Cohen’s d = .65; p < .001). Qua 'ComEff' is <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> tekst van<br />

leerlingen van het 3 e respectievelijk 4 e leerjaar dus dui<strong>de</strong>lijk beter aan het<br />

eind dan bij het begin van het schooljaar. Het verschil in gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> score<br />

tussen eind <strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerjaar en begin vier<strong>de</strong> leerjaar is verwaarloosbaar.<br />

Daarnaast lei<strong>de</strong>n we uit <strong>de</strong> stippel<strong>lijn</strong>en in Figuur 1, waarbinnen 80% van <strong>de</strong><br />

teksten zich bevindt ( M + SD*1.28; M ‐ SD*1.28), af dat <strong>de</strong> zwakkere<br />

teksten aan het eind van het vier<strong>de</strong> leerjaar <strong>voor</strong> 'ComEff' niet hoger scoren<br />

dan <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> teksten bij het begin van het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerjaar. De zwakke‐<br />

re teksten doen het op MM4 wel 1.30SD beter dan op MM1, maar halen<br />

maar amper het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> niveau van MM1. We spreken hier over twee<br />

volle schooljaren achterstand 10 . Ten slotte kunnen we geen verschillen qua<br />

10 "<strong>Achter</strong>stand" wordt berekend op basis van <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> toename op één schooljaar tijd.<br />

χ 2<br />

p


40<br />

variantie tussen meetmomenten aantonen (S²e = 1.59; SE = 0,16; p < .001).<br />

We mogen dus aannemen dat <strong>de</strong> verschillen tussen teksten niet significant<br />

veran<strong>de</strong>ren van meetmoment naar meetmoment.<br />

Score<br />

7,00<br />

6,00<br />

5,00<br />

4,00<br />

3,00<br />

2,00<br />

1,00<br />

MM1 MM2 MM3 MM4<br />

Meetmomenten<br />

Figuur 3.1.<br />

'Communicatieve effectiviteit' (Brutomo<strong>de</strong>l 4)<br />

in het 3 e leerjaar (MM1‐MM2) en 4 e leerjaar (MM3 en MM4):<br />

geschatte gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> score per meetmoment + 80% betrouwbaarheidsinterval.<br />

In Brutomo<strong>de</strong>l 4 <strong>voor</strong> 'ComEff' stellen we op klasniveau geen significante<br />

verschillen tussen <strong>de</strong> klassen vast (S²u = 0.09; SE = 0.08; p > .1). Dat bete‐<br />

kent dat geen van <strong>de</strong> klasgroepen teksten aflevert die over meetmomenten<br />

heen gemid<strong>de</strong>ld dui<strong>de</strong>lijk beter scoren <strong>voor</strong> dit kenmerk dan an<strong>de</strong>re klas‐<br />

groepen (rekening hou<strong>de</strong>nd met <strong>de</strong> variantie binnen elk van <strong>de</strong> klassen).<br />

Gezien we hierboven kon<strong>de</strong>n aantonen dat een gepool<strong>de</strong> variantiecompo‐<br />

nent (i.e. over meetmomenten heen) op dit niveau <strong>de</strong> <strong>voor</strong>keur geniet bo‐<br />

ven een afzon<strong>de</strong>rlijke component <strong>voor</strong> elk meetmoment, weten we ook dat<br />

er op geen enkel afzon<strong>de</strong>rlijk meetmoment significante tussenklasvariantie<br />

optreedt.


GELIJK OP? 41<br />

3.1.2 De gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> scores op vier meetmomenten <strong>voor</strong> zes objectieve taal‐<br />

en tekstkenmerken<br />

Figuur 3.2 stelt <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> scores van <strong>de</strong> zeven variabelen op <strong>de</strong> vier<br />

meetmomenten <strong>voor</strong>.<br />

Gestandaardiseer<strong>de</strong> score<br />

2,250<br />

2,000<br />

1,750<br />

1,500<br />

1,250<br />

1,000<br />

0,750<br />

0,500<br />

0,250<br />

0,000<br />

MM1 MM2 MM3 MM4<br />

Meetmomenten<br />

LexRijk<br />

ComEff<br />

Inhoud<br />

Spelling<br />

CompTU<br />

AccuTU<br />

RefCoh<br />

Figuur 3.2.<br />

Geschatte gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> 'LexRijk' (Brutomo<strong>de</strong>l 0),<br />

'ComEff' (Brutomo<strong>de</strong>l 4), 'Inhoud' (Brutomo<strong>de</strong>l 2), 'Spelling' (Brutomo<strong>de</strong>l 4),<br />

'CompTU' (Brutomo<strong>de</strong>l 4), 'AccuTU' (Brutomo<strong>de</strong>l 3) en 'RefCoh' (Brutomo<strong>de</strong>l 2)<br />

in het 3 e leerjaar (MM1 en MM2) en het 4 e leerjaar (MM3 en MM4).<br />

Niet‐significante verschillen tussen MM2 en MM3 zijn visueel gelijkgetrokken.<br />

Uit het best fit‐brutomo<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> variabelen blijkt dat het verschil<br />

tussen gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> begin‐ en eindscore in elk leerjaar <strong>voor</strong> elke variabele<br />

significant is, en dat <strong>de</strong> scores van MM2 en MM3 (<strong>voor</strong> en na <strong>de</strong> zomerva‐<br />

kantie) niet significant van elkaar verschillen. Die mo<strong>de</strong>llen leren ons ook


42<br />

dat <strong>de</strong> verschillen tussen <strong>de</strong> teksten van on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n leerlingen – net als<br />

in het geval van 'ComEff' – op elk meetmoment aanzienlijk zijn.<br />

De effectgroottes qua realisatie van elk van <strong>de</strong> variabelen zijn zichtbaar ver‐<br />

schillend. Er kunnen vier patronen on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. Nemen we<br />

'ComEff' als uitgangspunt, dan zien we dat er <strong>voor</strong> twee kenmerken een‐<br />

zelf<strong>de</strong> evolutie vastgesteld kan wor<strong>de</strong>n, nl. 'Inhoud' en 'Spelling'. Het twee‐<br />

<strong>de</strong> patroon wordt gevormd door één variabele die een ruimere effectgroot‐<br />

te realiseert dan 'ComEff', namelijk 'LexRijk'. Zoals reeds vermeld, is 'Lex‐<br />

Rijk' een productie‐afhankelijke maat: <strong>de</strong> stevige gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> toename van<br />

lexicale variatie wijst dus tevens op een gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> toename in lengte (ab‐<br />

soluut aantal woor<strong>de</strong>n) van <strong>de</strong> teksten. Het verschil tussen begin‐ en eind‐<br />

score is echter niet gelijk in bei<strong>de</strong> leerjaren: <strong>voor</strong> het 3 e leerjaar zien we een<br />

patroon dat nauw aansluit bij dat van 'ComEff'. Opvallend is echter het gro‐<br />

te effect in het 4 e leerjaar. De twee variabelen op zinsniveau vormen een<br />

<strong>de</strong>r<strong>de</strong> cluster. Voor bei<strong>de</strong> variabelen geldt een kleinere effectgrootte dan<br />

<strong>voor</strong> 'ComEff', nl. 0,4SD per jaar. Voor bei<strong>de</strong> leerjaren is <strong>de</strong> toename <strong>voor</strong><br />

bei<strong>de</strong> variabelen telkens gelijk. 'RefCoh', ten slotte, vertoont <strong>de</strong> kleinste<br />

effectgrootte: slechts 0,2SD per leerjaar.<br />

In <strong>de</strong>ze paragraaf hebben we <strong>de</strong> eerste on<strong>de</strong>rzoeksvraag beantwoord: <strong>de</strong><br />

teksten van doelgroepleerlingen uit het 3 e en 4 e leerjaar zijn <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong><br />

zeven geselecteer<strong>de</strong> tekst‐ en taalkenmerken significant beter aan het eind<br />

van het schooljaar dan bij het begin. Ook stellen we vast dat <strong>de</strong> scores aan<br />

het eind van het 4 e leerjaar significant hoger zijn dan aan het eind van het<br />

3 e leerjaar, en dat geldt <strong>voor</strong> alle variabelen. De verschillen tussen <strong>de</strong><br />

meetmomenten zijn echter niet <strong>voor</strong> alle variabelen even groot: <strong>voor</strong> in‐<br />

houd‐gerelateer<strong>de</strong> variabelen en 'spelling' zien we grotere effecten dan<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> vormelijke variabelen op zins‐ en tekstniveau. De verschillen tussen<br />

<strong>de</strong> variabelen vormen een belangrijk argument om elk van <strong>de</strong> zeven ken‐<br />

merken ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvraag mee te nemen. De onafhan‐<br />

kelijke variabelen, 'SES', 'thuistaal' en 'klassensamenstelling naar thuistaal'<br />

kunnen die verschillen immers helpen verklaren.


GELIJK OP? 43<br />

3.2 Zeven kenmerken in narratieve teksten van Vlaamse en Turkse<br />

doelgroepleerlingen in klassen met een verschillen<strong>de</strong> samenstelling<br />

qua thuistaal<br />

We vragen ons in <strong>de</strong>ze sectie eerst af of <strong>de</strong> 'Communicatieve Effectiviteit'<br />

van schriftelijke navertellingen van jonge doelgroepleerlingen op elk van <strong>de</strong><br />

meetmomenten, per leerjaar of overall verschilt naargelang van <strong>de</strong> thuis‐<br />

taal en/of van <strong>de</strong> sociaal‐economische status van het gezin waaruit <strong>de</strong><br />

schrijver komt, en/of van <strong>de</strong> samenstelling van <strong>de</strong> klas waartoe hij behoort.<br />

We presenteren <strong>de</strong> resultaten <strong>voor</strong> 'ComEff' stapsgewijs (§3.2.1). Dezelf<strong>de</strong><br />

vraag stellen we vervolgens ook aan <strong>de</strong> resultaten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zes concrete<br />

tekst‐ en taalvariabelen. Verschillen <strong>de</strong> scores op <strong>de</strong> zes variabelen afhanke‐<br />

lijk van <strong>de</strong> thuistaal en/of van <strong>de</strong> sociaal‐economische status van <strong>de</strong> schrij‐<br />

ver en/of van <strong>de</strong> samenstelling van <strong>de</strong> klas (§3.2.2)?<br />

3.2.1 De gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> 'Communicatieve effectiviteit' in teksten<br />

van Vlaamse en Turkse leerlingen in divers samengestel<strong>de</strong> klassen op vier<br />

meetmomenten<br />

Aan Brutomo<strong>de</strong>l 4 <strong>voor</strong> 'ComEff' (§3.1.1) voegen we achtereenvolgens <strong>de</strong><br />

verklaren<strong>de</strong> leerlingenvariabelen toe met betrekking tot 'thuistaal' (referen‐<br />

tiepunt = Ne<strong>de</strong>rlands [N]), 'sociaal‐economische status' (referentiepunt =<br />

hoogSES [SES + ]) en 'klassensamenstelling naar thuistaal' (referentiepunt =<br />

heterogeen [HET]). We zoeken telkens naar <strong>de</strong> beste passing. Tabel 3.2 be‐<br />

vat <strong>de</strong> resultaten.<br />

'Thuistaal' is een significante <strong>voor</strong>speller van 'ComEff'. Overall toegevoegd<br />

leidt hij tot een even kwalitatief maar spaarzamer mo<strong>de</strong>l dan wanneer hij<br />

gekoppeld aan leerjaren in het mo<strong>de</strong>l opgenomen wordt. Voegen we 'SES'<br />

toe, waar<strong>voor</strong> overigens hetzelf<strong>de</strong> opgemerkt kan wor<strong>de</strong>n, dan blijkt dat <strong>de</strong><br />

impact van 'Thuistaal' behou<strong>de</strong>n blijft, en dat daarnaast ook 'SES' <strong>de</strong> scores<br />

<strong>voor</strong> 'ComEff' significant <strong>voor</strong>spelt. Deze effecten zijn zelfs additioneel: ze<br />

mogen opgeteld wor<strong>de</strong>n. T‐leerlingen van SES ‐ ‐herkomst scoren bijgevolg<br />

gemid<strong>de</strong>ld 0,67SD lager <strong>voor</strong> 'ComEff' dan <strong>de</strong> niet‐T SES + ‐leerlingen. We<br />

kunnen <strong>voor</strong> SES ‐ en T geen interactie‐effect vaststellen: <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> verkla‐<br />

ren<strong>de</strong> variabelen beïnvloe<strong>de</strong>n <strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> 'ComEff' onafhankelijk van<br />

elkaar. Wanneer er gecontroleerd is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kindkenmerken 'SES' en 'thuis‐<br />

taal', kunnen we <strong>voor</strong> 'klassensamenstelling' geen significant effect vaststel‐<br />

len. Figuur 3.3 biedt een grafische <strong>voor</strong>stelling van <strong>de</strong>ze gegevens.


44<br />

Samenvattend kunnen we stellen dat <strong>de</strong> leerlingen die thuis Turks (+ Ne<strong>de</strong>r‐<br />

lands) spreken, systematisch meer dan een half schooljaar 11 achterop zijn<br />

bij <strong>de</strong> niet‐T‐leerlingen. Wie Turks combineert met SES ‐ , loopt één volledig<br />

schooljaar achter op niet‐T SES + ‐leerlingen.<br />

Tabel 3.2<br />

Parameterschattingen van <strong>de</strong> nettomo<strong>de</strong>llen <strong>voor</strong> 'Communicatieve effectiviteit':<br />

impact van <strong>de</strong> variabelen 'thuistaal' [T: Turks (+Ne<strong>de</strong>rlands); A: 'An<strong>de</strong>r' (+Ne<strong>de</strong>rlands)],<br />

'SES' [SES ‐ : laagSES] en 'klassensamenstelling' [BI/TRI: klasgroepen met 2 à 3 thuistalen;<br />

HOM: homogeen Turkse klasgroepen]<br />

Schatting<br />

Thuistaal<br />

SF<br />

Schatting<br />

+ SES<br />

SF<br />

Thuistaal + SES<br />

+ Klassen‐<br />

samenstelling<br />

Schatting<br />

VAST<br />

MM1 0,22 0,17 0,42 0,19 0,42 0,19<br />

MM2 0,84 0,17 1,03 0,19 1,03 0,19<br />

MM3 0,83 0,16 1,05 0,19 1,05 0,19<br />

MM4 1,45 0,16 1,66 0,19 1,66 0,19<br />

T*Klas3 ‐0,38* 0,15 ‐0,37* 0,15 ‐0,37* 0,15<br />

T*Klas4 ‐0,38* 0,15 ‐0,37* 0,15 ‐0,37* 0,15<br />

A*Klas3 NS NS<br />

A*Klas4 NS NS<br />

SES ‐ *Klas3 ‐0,30* 0,15 ‐0,30* 0,15<br />

SES ‐ *Klas4 ‐0,30* 0,15 ‐0,30* 0,15<br />

T*SES ‐ *Klas3<br />

T*SES ‐ *Klas4 NS<br />

BI/TRI NS<br />

HOM NS<br />

*: p


Gestandaardiseer<strong>de</strong> score<br />

1,900<br />

1,400<br />

0,900<br />

0,400<br />

‐0,100<br />

‐0,600<br />

GELIJK OP? 45<br />

MM1 MM2 MM3 MM4<br />

Meetmomenten<br />

niet‐T SES+<br />

niet‐T SES‐<br />

T SES+<br />

Figuur 3.3.<br />

Geschatte gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> scores in het 3 e en 4 e leerjaar (MM1 en 2, resp. MM3 en MM4) <strong>voor</strong><br />

'Communicatieve effectiviteit' (nettomo<strong>de</strong>l)<br />

<strong>voor</strong> T SES + : Turks (+Ne<strong>de</strong>rlands) hoogSES; T SES ‐ : Turks (+Ne<strong>de</strong>rlands) laagSES;<br />

niet‐T SES + : niet‐Turks hoogSES; niet‐T SES ‐ : niet‐Turks laagSES.<br />

3.2.2 De gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> zes objectieve taal‐ en tekstkenmerken in<br />

teksten van Vlaamse en Turkse leerlingen in divers samengestel<strong>de</strong> klassen<br />

op vier meetmomenten<br />

In Tabel 3.3 brengen we <strong>de</strong> resultaten samen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zes objectieve varia‐<br />

belen wat <strong>de</strong> impact betreft van 'SES', 'thuistaal' en 'klassensamenstelling'<br />

op <strong>de</strong> scores in bei<strong>de</strong> leerjaren. Aangezien we ons toespitsen op <strong>de</strong> scores<br />

van T‐leerlingen in vergelijking met die van <strong>de</strong> N‐leerlingen, nemen we <strong>de</strong><br />

gegevens van <strong>de</strong> A‐leerlingen apart in <strong>de</strong> analyses op. Zo krijgen we een<br />

precies beeld van <strong>de</strong> scores van elk van <strong>de</strong> subgroepen. We beperken ons<br />

tot <strong>de</strong> significante 12 resultaten.<br />

12 Gezien <strong>de</strong> relatief beperkte omvang van <strong>de</strong> steekproef, en het feit dat multiniveau analyses<br />

"conservatief" zijn, hebben we <strong>voor</strong> een p‐waar<strong>de</strong> of overschrijdingskans van 10% gekozen (p<br />

< .10). Zo kunnen we ook ten<strong>de</strong>nsen aangeven, die in een grotere steekproef misschien wel<br />

significant zijn (Tukey & McLaughlin, 1963; Saris & Bronkhorst, 1984).<br />

T SES‐


46<br />

Voor één afhankelijke variabele, nl. 'LexRijk', zien we geen enkel significant<br />

effect: noch <strong>de</strong> 'klassensamenstelling', noch 'SES' of 'thuistaal' lijkt <strong>de</strong> scores<br />

te beïnvloe<strong>de</strong>n.<br />

Voor twee an<strong>de</strong>re afhankelijke variabelen zien we enkel een effect van in‐<br />

dividuele achtergrondkenmerken. 'Thuistaal' <strong>voor</strong>spelt <strong>de</strong> score <strong>voor</strong> 'In‐<br />

houd': T‐leerlingen van het 4 e leerjaar scoren meer dan 0,5SD lager dan hun<br />

niet‐T‐leeftijdgenoten. 'SES' blijkt <strong>voor</strong> 'Spelling' doorslaggevend: <strong>de</strong> teksten<br />

van SES ‐ ‐leerlingen van het 4 e leerjaar tonen zowel bij het begin als aan het<br />

eind van het schooljaar een achterstand van 0,4SD. De impact van 'SES' op<br />

<strong>de</strong> scores van 'Spelling' gaat niet ten koste van een effect van 'thuistaal',<br />

want in geen enkel leerjaar noch overall kon een significant effect van<br />

'thuistaal' op 'Spelling' (p < .1) vastgesteld wor<strong>de</strong>n.<br />

Tabel 3.3<br />

Parameterschattingen van <strong>de</strong> nettomo<strong>de</strong>llen <strong>voor</strong> 'Inhoud', 'Lexicale rijkdom', 'Complexiteit<br />

van <strong>de</strong> T‐unit', 'Accuraatheid van <strong>de</strong> T‐unit', 'Spelling' en 'Referentiële Cohesie':<br />

impact van <strong>de</strong> variabelen 'thuistaal' [T: Turks (+Ne<strong>de</strong>rlands); A: 'An<strong>de</strong>r' (+Ne<strong>de</strong>rlands)],<br />

'SES' [SES ‐ : laagSES] en 'klassensamenstelling' [BI/TRI: klasgroepen met 2 à 3 thuistalen;<br />

HOM: homogeen Turkse klasgroepen]<br />

Inhoud<br />

LexRijk<br />

CompTU<br />

AccuTU<br />

Spelling<br />

RefCoh<br />

VAST<br />

MM1 0,01 0,00 0,37 0,27 0,01 0,54<br />

MM2 0,67 0,77 0,69 0,74 0,56 0,70<br />

MM3 0,80 1,02 1,48 0,52 0,85 1,15<br />

MM4 1,46 2,07 1,80 0,99 1,41 1,32<br />

T*Klas3 ‐0,44 *** ‐0,28*<br />

T*Klas4 ‐0,55 *** ‐0,65 ** ‐0,44 *** ‐0,70***<br />

A*Klas3 ‐0,36 (*)<br />

A*Klas4<br />

SES<br />

‐0,82 ** ‐0,36 (*) ‐0,49*<br />

‐ *Klas3<br />

SES ‐ *Klas4 ‐0,40 *<br />

BI/TRI ‐0,44 ** ‐0,50<br />

HOM ‐0,57 ** ‐0,30 (*)<br />

‐0,64<br />

***: p


GELIJK OP? 47<br />

'CompTU' en 'AccuTU' significant lager op elk van <strong>de</strong> meetmomenten, dan<br />

<strong>de</strong> teksten van wie in een HET‐klas zit. Vermits <strong>de</strong> effecten additioneel zijn,<br />

komt er <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze variabelen in teksten van twee<strong>de</strong>‐taalverwervers bijge‐<br />

volg nog een extra negatief effect bij. Voor 'CompTU' geldt dat A‐ en T‐<br />

leerlingen in het 4 e leerjaar zwakker scoren dan N‐leerlingen (‐0.82SD, res‐<br />

pectievelijk ‐0.65SD). Als zij tot een HOM‐ of BI/TRI‐klas behoren, wordt er<br />

nog een negatief effect van ‐0.57SD, respectievelijk ‐0.44SD aan toege‐<br />

voegd. T‐leerlingen van een HOM‐klas in het 4 e leerjaar zitten <strong>voor</strong><br />

'CompTU' 1.20SD achterop t.a.v. N‐leerlingen in een HET‐klasgroep. Tegen<br />

het eind van het 4 e leerjaar betekent dat een achterstand van drie schoolja‐<br />

ren (gezien <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> toename van 0.40SD per schooljaar). Figuur 3.4<br />

stelt die informatie grafisch <strong>voor</strong>.<br />

Gestandaardiseer<strong>de</strong> score<br />

2<br />

1,5<br />

1<br />

0,5<br />

0<br />

-0,5<br />

MM1 MM2 MM3<br />

Meetmomenten<br />

MM4<br />

N in HET<br />

N in BI/TRI<br />

T in HET<br />

T in BI/TRI<br />

T in HOM<br />

Figuur 3.4. Geschatte gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> 'Complexiteit van <strong>de</strong> T‐unit' (nettomo<strong>de</strong>l)<br />

<strong>voor</strong> leerlingen met thuistaal N en thuistaal T<br />

in heterogeen samengestel<strong>de</strong> klasgroepen (HET), in twee‐/drietalige klasgroepen (BI/TRI)<br />

en in homogeen Turks samengestel<strong>de</strong> klasgroepen (HOM) van het 3 e en 4 e leerjaar.<br />

Voor 'AccuTU' is er zowel in het 3 e als in het 4 e leerjaar een negatief effect<br />

van 'thuistaal' niet‐Ne<strong>de</strong>rlands: leerlingen die thuis een an<strong>de</strong>re taal spreken<br />

dan Ne<strong>de</strong>rlands, zitten permanent ongeveer 0.4SD achterop. Voegen we <strong>de</strong><br />

effecten van 'klassensamenstelling' en 'thuistaal' samen, dan stellen we<br />

vast dat <strong>de</strong> 'Accuraatheid van <strong>de</strong> T‐unit' in teksten van T‐leerlingen in een<br />

HOM‐klas aan het eind van het 4 e leerjaar op het niveau staat van <strong>de</strong><br />

teksten van N‐leerlingen bij het begin van het 3 e leerjaar.


48<br />

Voor <strong>de</strong> laatste variabele, 'RefCoh', geldt eveneens een effect van 'klassen‐<br />

samenstelling' in combinatie met een effect van 'thuistaal' (behalve <strong>voor</strong> A<br />

in het 3 e leerjaar). Ook <strong>de</strong>ze coëfficiënten maken dui<strong>de</strong>lijk hoeveel variantie<br />

er schuilgaat achter een "gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>" toename van 0,20SD op jaarbasis (zie<br />

Figuur 3.5).<br />

Gestandaardiseer<strong>de</strong> score<br />

1,6<br />

1,4<br />

1,2<br />

1<br />

0,8<br />

0,6<br />

0,4<br />

0,2<br />

0<br />

‐0,2<br />

‐0,4<br />

‐0,6<br />

MM1 MM2 MM3 MM4<br />

Meetmomenten<br />

N in HET<br />

T in HET<br />

N in BI/TRI<br />

T in BI/TRI<br />

T in HOM<br />

Figuur 3.5.<br />

Geschatte gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> Referentiële cohesie' (nettomo<strong>de</strong>l)<br />

<strong>voor</strong> leerlingen met thuistaal N of T a<br />

in heterogeen samengestel<strong>de</strong> klasgroepen (HET), in twee‐/drietalige klasgroepen (BI/TRI)<br />

en in homogeen Turks samengestel<strong>de</strong> klasgroepen (HOM) van het 3 e en 4 e leerjaar.<br />

Samengevat wordt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> impact van twee kindvariabelen en één klasva‐<br />

riabele op <strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> "6 + 1" taal‐ en tekstkenmerken op vier meetmo‐<br />

menten het volgen<strong>de</strong> dui<strong>de</strong>lijk:<br />

alle taal‐ en tekstkenmerken, behalve 'LexRijk', zijn gevoelig <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

impact van <strong>de</strong> door ons on<strong>de</strong>rzochte verklaren<strong>de</strong> variabelen 'SES',<br />

'thuistaal' en 'klassensamenstelling';<br />

enkel <strong>de</strong> holistisch beoor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> 'ComEff' en het kenmerk 'Spelling' blij‐<br />

ken gevoelig <strong>voor</strong> verschillen in <strong>de</strong> sociaal‐economische status van het<br />

gezin waaruit <strong>de</strong> schrijver komt; <strong>voor</strong> <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re taal‐ en tekstkenmer‐<br />

ken kunnen we geen impact van 'SES' vaststellen;<br />

behalve <strong>voor</strong> 'LexRijk' en 'Spelling' wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>r‐<br />

zochte taal‐ en tekstkenmerken ge<strong>de</strong>eltelijk door 'thuistaal' <strong>voor</strong>speld:<br />

thuistaal niet‐N levert vaak een negatief effect op;


GELIJK OP? 49<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> twee variabelen op zinsniveau ('AccuTU' en 'CompTU') en <strong>de</strong><br />

vormelijke variabele op tekstniveau ('RefCoh') stellen we een effect van<br />

klassensamenstelling vast: in klassen met veel tot zeer veel Turkse leer‐<br />

lingen loopt het <strong>voor</strong> die variabelen dui<strong>de</strong>lijk min<strong>de</strong>r goed dan in HET‐<br />

klassen.<br />

4. DISCUSSIE<br />

4.1 Voorspellers van <strong>de</strong> realisatie van taal‐ en tekstkenmerken<br />

In <strong>de</strong>ze studie bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong>n we <strong>de</strong> realisatie van zeven tekst‐ en taalken‐<br />

merken van schriftelijke navertellingen op vier meetmomenten verspreid<br />

over het 3 e en 4 e leerjaar en <strong>de</strong> impact van twee leerlingkenmerken ('thuis‐<br />

taal' en 'SES') en één klaskenmerk ('samenstelling naar thuistaal') op <strong>de</strong> sco‐<br />

res <strong>voor</strong> <strong>de</strong> geselecteer<strong>de</strong> kenmerken. De resultaten wijzen <strong>de</strong>els op een<br />

gemeenschappelijk verhaal, maar <strong>de</strong>els ook op zeven aparte verhalen<br />

(Hamp‐Lyons, 2003; Nelson & Van Meter, 2007; Weigle, 2002).<br />

Gemeenschappelijk <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zeven kenmerken is on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re het feit dat<br />

<strong>de</strong> scores systematisch en significant toenemen tussen het begin en het<br />

ein<strong>de</strong> van het schooljaar, zowel in het 3 e als in het 4 e leerjaar (Howard et<br />

al., 2004). Wat het aan<strong>de</strong>el is van spontane ontwikkeling en/of wat het ef‐<br />

fect is van on<strong>de</strong>rwijs, kunnen we op basis van onze data niet uitmaken.<br />

Daarnaast vallen <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> kenmerken ook <strong>de</strong> grote verschillen tussen<br />

<strong>de</strong> teksten op (Howard et al., 2004; Van <strong>de</strong> Gein, 2005; Moats et al., 2006).<br />

De verschillen tussen <strong>de</strong> variabelen springen sterk in het oog. Ten eerste<br />

zien we uiteenlopen<strong>de</strong> effectgroottes bij <strong>de</strong> variabelen. Vooral het on<strong>de</strong>r‐<br />

scheid tussen <strong>de</strong> aanzienlijke effectgroottes bij <strong>de</strong> op inhoud gerichte varia‐<br />

belen en veeleer beperkte effectgroottes bij <strong>de</strong> vorm‐gerelateer<strong>de</strong> variabe‐<br />

len vallen op: <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> toename van 'ComEff', 'Inhoud' en ook 'Lex‐<br />

Rijk' is 0.65SD of meer per jaar, terwijl die van 'AccuTU', 'CompTU' en 'Ref‐<br />

Coh' 0.40SD of min<strong>de</strong>r bedraagt.<br />

De bijzon<strong>de</strong>re plaats van het vormelijke kenmerk 'Spelling' in dat ver‐<br />

band kan betekenisvol zijn: 'Spelling' kent immers een effectgrootte die<br />

aansluit bij <strong>de</strong> inhoud‐gerelateer<strong>de</strong> variabelen (0.60SD): hebben we hier te<br />

maken (1) met een effect van <strong>de</strong> aard van het kenmerk: in spelling vor<strong>de</strong>r je<br />

misschien wel sneller dan in correcte zinsbouw; (2) met het feit dat jonge


50<br />

schrijvers zich in eerste instantie concentreren op <strong>de</strong> transcriptieprocessen<br />

(Berninger et al., 1992; Berninger, 1999; McCutchen, 2000; Medwell &<br />

Wray, 2008) en/of (3) met een effect van on<strong>de</strong>rwijs? In <strong>de</strong> basisschool<br />

wordt veel lestijd aan spelling besteed (Bonset & Hoogeveen, 2007).<br />

In het geheel van resultaten valt ook <strong>de</strong> zeer beperkte gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> toe‐<br />

name van 'RefCoh' op, zowel in het 3 e als <strong>de</strong>els ook in het 4 e leerjaar. Voor‐<br />

lopig zien we twee mogelijke verklaringen. Ten eerste is 'RefCoh' een ken‐<br />

merk op tekstniveau: het gaat om het ondubbelzinnig en tekstueel a<strong>de</strong>‐<br />

quaat verwijzen naar iemand (één van bei<strong>de</strong> hoofdpersonages) die <strong>voor</strong>‐<br />

dien – meestal zelfs in een an<strong>de</strong>re zin – genoemd werd. Voor jonge stellers<br />

is schrijven "in zinnen" al een behoorlijke uitdaging, laat staan dat om an<strong>de</strong>‐<br />

re dan inhou<strong>de</strong>lijke re<strong>de</strong>nen, ook nog over <strong>de</strong> zinsgrens gekeken moet wor‐<br />

<strong>de</strong>n. Een aantal prille stellers is daaraan misschien nog niet toe en/of in het<br />

ontluikend‐stelvaardigheidson<strong>de</strong>rwijs wordt daaraan nog geen aandacht<br />

besteed (cf. <strong>de</strong> leer<strong>lijn</strong>en <strong>voor</strong> "schrijven" in <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> leerplannen<br />

[OVSG, 1997; VVKBAO, 2000, GO!, 1998]). Dat brengt ons bij een twee<strong>de</strong><br />

verklaring <strong>voor</strong> <strong>de</strong> beperkte effectgrootte op jaarbasis, waarmee we raken<br />

aan <strong>de</strong> dubbele invulling van het begrip 'Referentiële cohesie'. Het ondub‐<br />

belzinnig verwijzen naar een van bei<strong>de</strong> hoofdpersonages (meisje, man)<br />

heeft veel te maken met <strong>de</strong> juiste keuze van het <strong>voor</strong>naamwoord ("zij",<br />

<strong>voor</strong> het meisje; "hij" <strong>voor</strong> <strong>de</strong> man). Voor moe<strong>de</strong>rtaalsprekers van het Turks<br />

heeft men m.b.t. het Ne<strong>de</strong>rlandse verwijssysteem echter een hardnekkig<br />

linguïstisch <strong>de</strong>ficiet vastgesteld (Elst, mon<strong>de</strong>linge communicatie, 28.04.'09;<br />

Nistov, 2001). Daartegenover staat wel <strong>de</strong> "corrigeerbaarheid" van dit soort<br />

incorrecte verwijzingen: <strong>de</strong> fout wordt immers makkelijk opgemerkt en is<br />

ook relatief eenvoudig te corrigeren. Daarnaast impliceert een positieve<br />

score op 'Referentiële cohesie' ook dat er tekstueel a<strong>de</strong>quaat verwezen<br />

wordt naar bei<strong>de</strong> hoofdpersonages. In tegenstelling tot <strong>de</strong> haast onproble‐<br />

matische situatie in een verhaal dat zich tot <strong>de</strong> essentie beperkt (bv. één<br />

zin per prent), is <strong>de</strong> kans dat er zich verwijsfouten <strong>voor</strong>doen in een uitge‐<br />

brei<strong>de</strong>r, complexer verhaal met meer aandacht <strong>voor</strong> <strong>de</strong>tails, veel groter.<br />

Ook dat zou <strong>de</strong> beperkte effectgrootte <strong>voor</strong> 'RefCoh' op jaarbasis mee beïn‐<br />

vloed kunnen hebben.<br />

Ten twee<strong>de</strong> stellen we <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zeven afhankelijke variabelen een heel ge‐<br />

varieer<strong>de</strong> impact van <strong>de</strong> onafhankelijke variabelen 'SES', 'thuistaal' en 'klas‐<br />

sensamenstelling naar thuistaal' vast.<br />

An<strong>de</strong>rs dan in vele studies m.b.t. taalvaardigheid (Janssen et al., 2008;<br />

Lanauze & Snow, 1989; Hirtt, Nicaise en De Zutter, 2007) is 'SES' – in <strong>de</strong>ze


GELIJK OP? 51<br />

studie geoperationaliseerd via ‘hoogste diploma moe<strong>de</strong>r’ – slechts een be‐<br />

perkte <strong>voor</strong>speller van <strong>de</strong> scores (Krom e.a., 2004; Van <strong>de</strong> Gein, 2005). 'SES'<br />

beïnvloedt enkel <strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> ‘Spelling’ (in het 4 e leerjaar) en – samen<br />

met 'thuistaal' – <strong>de</strong> holistische scores <strong>voor</strong> ‘ComEff’ in bei<strong>de</strong> leerjaren<br />

(Persky, Daane, & Yin, 2003). Het uitblijven van een thuistaaleffect op 'Spel‐<br />

ling' bevestigt <strong>de</strong> resultaten van het on<strong>de</strong>rzoek van Smits en Aarnoutse<br />

(1997), waarin aangetoond wordt dat spellingprestaties van allochtone leer‐<br />

lingen niet wezenlijk verschillen van die van autochtone leerlingen, zeker als<br />

het niet <strong>de</strong> werkwoordspelling betreft. Wat het effect van 'SES' op 'ComEff'<br />

betreft, kunnen we veron<strong>de</strong>rstellen dat <strong>de</strong> beperkte omgang met schrifte‐<br />

lijk materiaal in sociaal‐economisch min<strong>de</strong>r sterke gezinnen hier doorwerkt:<br />

'ComEff' heeft immers te maken met publieks‐ en doelgerichte communica‐<br />

tie, waarmee je als jonge taalgebruiker vertrouwd kunt raken door veelvul‐<br />

dige confrontaties en beschouwen<strong>de</strong> interacties (Wells, 1985; Janssen‐Vos,<br />

Pompert, & Vink, 1991; Aarnoutse & Verhoeven, 1999).<br />

In tegenstelling tot 'SES' is 'thuistaal' wél een dominante <strong>voor</strong>speller<br />

<strong>voor</strong> taal‐ en tekstkenmerken (Howard et al., 2004), want vijf van <strong>de</strong> zeven<br />

door ons bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> kenmerken wor<strong>de</strong>n erdoor beïnvloed, zij het niet<br />

allemaal in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> mate en niet allemaal op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> wijze. Soms speelt<br />

'thuistaal' op individueel niveau een doorslaggeven<strong>de</strong> rol, bv. bij 'ComEff'<br />

en 'Inhoud'; soms komt daar ook nog een effect van 'klassensamenstelling<br />

naar thuistaal' bovenop, bv. bij 'AccuTU', 'CompTU' en 'RefCoh'. De negatie‐<br />

ve invloed van niet‐heterogeen samengestel<strong>de</strong> klasgroepen op <strong>de</strong> meer<br />

vormelijke aspecten van <strong>de</strong> tekst laat zich wellicht voelen via het feit dat<br />

Ne<strong>de</strong>rlands niet <strong>de</strong> spontane lingua franca is: an<strong>de</strong>rs dan in HET‐klassen<br />

wor<strong>de</strong>n leerlingen van BI/TRI‐ en zeker van HOM‐klassen min<strong>de</strong>r uitgeno‐<br />

digd om <strong>voor</strong>tdurend Ne<strong>de</strong>rlands te praten. Enkel wanneer zij met <strong>de</strong> leer‐<br />

kracht in interactie gaan, is <strong>de</strong> schooltaal zon<strong>de</strong>r meer <strong>de</strong> aangewezen<br />

voertaal. Zowel receptief als productief zijn <strong>de</strong> kansen tot verwerving van<br />

het Ne<strong>de</strong>rlands dus beperkter. Daarnaast mogen we ook veron<strong>de</strong>rstellen<br />

dat <strong>de</strong> buitenschoolse contacten van leerlingen (HOM‐scholen) eveneens in<br />

<strong>de</strong> eigen moe<strong>de</strong>rtaal verlopen omdat bepaal<strong>de</strong> buurten rond <strong>de</strong>ze scholen<br />

sterk Turks gekleurd zijn (zie ook ver<strong>de</strong>r). De variabele op klasniveau maakt<br />

het effect op individueel niveau echter nergens ongedaan. Dat wijst erop<br />

dat er sowieso meer aan <strong>de</strong> hand is dan enkel een effect van <strong>de</strong> klassensa‐<br />

menstelling.<br />

Wat <strong>de</strong> impact van 'thuistaal' op 'AccuTU' en 'CompTU', <strong>de</strong> parameters<br />

op zinsniveau, betreft, dringt zich een combinatie van verklaringen op,<br />

<strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> jonge twee<strong>de</strong>‐taalverwervers. (1) Wanneer "schrijven" het ni‐


52<br />

veau van het losse woord overstijgt (vanaf het 3 e leerjaar), wordt <strong>de</strong> zin als<br />

eenheid zeer belangrijk. De schriftelijke zin is echter een typisch schrijftaal‐<br />

construct zon<strong>de</strong>r pendant in <strong>de</strong> mon<strong>de</strong>linge taal (Halliday, 1989; Van <strong>de</strong><br />

Gein, 1991; Kress, 1994), wat het tot een moeilijk niveau maakt <strong>voor</strong> jonge<br />

leerlingen. (2) Vele twee<strong>de</strong>‐taalverwervers uit dit on<strong>de</strong>rzoek behoren bo‐<br />

vendien tot gezinnen waarin geletterdheidsontwikkeling amper of niet on‐<br />

<strong>de</strong>rsteund wor<strong>de</strong>n. (3) Daarnaast hin<strong>de</strong>rt een beperkte taalvaardigheid Ne‐<br />

<strong>de</strong>rlands <strong>de</strong>ze leerlingen bij formulation, nl. wanneer zij <strong>de</strong> semantico‐<br />

syntactische structuur van wat ze willen zeggen, moeten "matchen" met<br />

a<strong>de</strong>quate lexicale en grammaticale structuren in het Ne<strong>de</strong>rlands (maar zie<br />

ver<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> 'LexRijk'). (4) Misschien zien we hier ook (het uitblijven van)<br />

een (verwacht) effect van on<strong>de</strong>rwijs: we kunnen ons immers afvragen of<br />

<strong>de</strong>ze doelgroepleerlingen wel voldoen<strong>de</strong> kwaliteitsvolle on<strong>de</strong>rsteuning krij‐<br />

gen bij het leren formuleren van zinnen, bv. via writing aloud in <strong>de</strong> text‐<br />

generation fase (Fisher, Myhill, Jones, & Larkin, 2007; Myhill, 2008; Elbow,<br />

2007), en of ze mogen oefenen op het samenstellen van complexere zinnen<br />

(Van <strong>de</strong> Gein, 1991). On<strong>de</strong>rzoek naar hoe leerlingen concreet on<strong>de</strong>rsteund<br />

wor<strong>de</strong>n in hun ontwikkeling van schriftelijke taalvaardigheid, i.c. <strong>voor</strong> wat<br />

het zinsniveau betreft, zou <strong>de</strong> vastgestel<strong>de</strong> effecten mee kunnen helpen<br />

verklaren (zie Studie 4 van dit proefschrift).<br />

In het verleng<strong>de</strong> van <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> verklaring hierboven, valt het ons op dat<br />

we bij 'LexRijk' geen impact van 'thuistaal' kunnen vaststellen. Misschien<br />

speelt hier mee dat 'LexRijk' in onze studie lengte‐ of productie‐afhankelijk<br />

is (Vermeer, 2000 a , 2000 b ; Verhoeven, 1992): het zou immers kunnen dat<br />

een eventuele invloed van 'thuistaal' op woor<strong>de</strong>nschat ("gevarieer<strong>de</strong><br />

woordkeuze") ongedaan wordt gemaakt doordat er geen impact van 'thuis‐<br />

taal' is op 'Lengte' (het aantal woor<strong>de</strong>n [tokens]). Zoals vermeld in § 2.3.3<br />

correleert 'LexRijk' sterk met 'Lengte'. Het zou ook kunnen dat het effect<br />

van 'thuistaal' op 'LexRijk' doorkruist wordt door een effect van 'sekse', dat<br />

in <strong>de</strong>ze studie echter geen <strong>de</strong>el uitmaakte van <strong>de</strong> opzet 13 . Nelson en Van<br />

Meter (2007), Olinghouse (2007) en an<strong>de</strong>ren tonen immers aan dat meisjes<br />

het significant beter doen dan jongens op lengte‐ of productie‐afhankelijke<br />

maten, zoals 'Totaal aantal woor<strong>de</strong>n'. Ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek zal moeten uitwij‐<br />

zen waarom het productie‐afhankelijke kenmerk 'LexRijk' ongevoelig is <strong>voor</strong><br />

'thuistaal'.<br />

13 Het aantal jongens en meisjes is gelijk ver<strong>de</strong>eld over <strong>de</strong> subgroepen T, A en N.


GELIJK OP? 53<br />

Ten slotte springen <strong>de</strong> verschillen tussen het 3 e en 4 e leerjaar in het oog:<br />

<strong>voor</strong> méér taal‐ en tekstkenmerken dan in het 3 e leerjaar, wordt er in het 4 e<br />

een kloof met <strong>de</strong> van huis uit Ne<strong>de</strong>rlandstalige leerlingen zichtbaar.<br />

Deze vaststelling betreft in eerste instantie en <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> Turkse leerlin‐<br />

gen en sluit aan bij wat ook el<strong>de</strong>rs opgemerkt wordt (Aarts, 1994; Pirls<br />

Vlaan<strong>de</strong>ren, 2006; Akinci, Jisa, & Kern, 2001). Voorlopig is nog geen eendui‐<br />

dige verklaring <strong>voor</strong> <strong>de</strong> wijdversprei<strong>de</strong> achterstand van Turkse leerlingen<br />

<strong>voor</strong>han<strong>de</strong>n; wel wordt vaak verwezen naar <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> argumenten. Samen‐<br />

gevat komen ze neer op wat Manço (2009) vaststelt <strong>voor</strong> het geheel van <strong>de</strong><br />

Turkse immigranten in West‐Europa, nl. economic exclusion en cultural<br />

marginality: <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren van Turkse immigranten vertonen overal in Europa<br />

zware on<strong>de</strong>rwijsachterstand, enerzijds wegens <strong>de</strong> zeer zwakke sociaal‐<br />

economische achtergrond van <strong>de</strong> gezinnen waartoe ze behoren (Aarts,<br />

1994; Akinci et al., 2001), en an<strong>de</strong>rzijds (en daarmee samenhangend) we‐<br />

gens <strong>de</strong> zeer beperkte omgang van <strong>de</strong> Turkse immigranten met <strong>de</strong> taal van<br />

het gastland, tenminste buiten <strong>de</strong> schoolmuren (Aarts, 1994; Braun et al.,<br />

1997; Ersanilli & Koopmans, 2007). De Turkse taal staat als lingua franca van<br />

<strong>de</strong> Turken in West‐Europa niet on<strong>de</strong>r druk: in <strong>de</strong> hechte Turkse gemeen‐<br />

schappen wordt ze dag in dag uit gesproken en is ze ook via alle mogelijke<br />

audio‐ en vi<strong>de</strong>o‐bronnen massaal aanwezig. Er wordt ook opgemerkt dat<br />

Turken van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong>/<strong>de</strong>r<strong>de</strong> generatie stilaan aan <strong>de</strong> hierboven geschetste<br />

spiraal lijken te ontsnappen, maar <strong>voor</strong> ons on<strong>de</strong>rzoek geldt dat <strong>de</strong> meeste<br />

Turkse kin<strong>de</strong>ren afkomstig zijn van gezinnen waarvan één van bei<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs<br />

in Turkije geboren is en via huwelijk naar België is gekomen. Van een vol‐<br />

waardige twee<strong>de</strong> of <strong>de</strong>r<strong>de</strong> generatie is in <strong>de</strong> klasgroepen van dit on<strong>de</strong>rzoek<br />

bijgevolg nog geen sprake.<br />

In twee<strong>de</strong> instantie overstijgt het probleem van het vier<strong>de</strong> leerjaar ech‐<br />

ter <strong>de</strong> Turkse subgroep. Ook in <strong>de</strong> teksten van A‐ en SES ‐ ‐leerlingen verto‐<br />

nen méér kenmerken dan in het 3 e leerjaar een achterstand ten opzichte<br />

van Ne<strong>de</strong>rlandstalige SES + ‐leerlingen. Wij vermoe<strong>de</strong>n dat die vaststelling op<br />

een fundamenteel verschil <strong>voor</strong> "stellen" wijst tussen het 3 e en 4 e leerjaar.<br />

Na twee jaar bijna exclusieve aandacht <strong>voor</strong> "spelling" (fase van aanvanke‐<br />

lijk schrijven in het 1e en 2e leerjaar) is er in het 3 e leerjaar <strong>voor</strong> het eerst<br />

aandacht <strong>voor</strong> "stellen", met an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> "schrijven dat het ni‐<br />

veau van het individuele woord overstijgt": een zin, een tekst. Van <strong>de</strong> leer‐<br />

lingen wordt <strong>voor</strong> het eerst gevraagd dat zij het erg complexe samenspel<br />

van <strong>de</strong>elprocessen, dat "stellen" is, coördineren. Leerlingen moeten dus op<br />

zoek gaan: hoe zet ik gedachten om in zinnen? En wat is een zin eigenlijk?<br />

Hoe zit een tekst in elkaar? Hoe weet ik wat ik behoor te vertellen? Waar‐


54<br />

aan moet ik <strong>de</strong> meeste aandacht beste<strong>de</strong>n? Welke bronnen kan ik raadple‐<br />

gen (eigen moe<strong>de</strong>rtaal, ervaring met Ne<strong>de</strong>rlandse teksten, mon<strong>de</strong>linge<br />

vaardighe<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> taal waarin geschreven wordt, <strong>de</strong> tekst van mijn buur‐<br />

meisje/‐jongen, enz.)? En wat lijkt <strong>de</strong> leerkracht belangrijk te vin<strong>de</strong>n? Welke<br />

aandachtspunten wor<strong>de</strong>n steeds weer herhaald, welke 'incorrecthe<strong>de</strong>n'<br />

telkens weer aangekruist? Beginnen<strong>de</strong> schrijvers zijn bijgevolg zoekend,<br />

onzeker én afhankelijk van / gevoelig <strong>voor</strong> allerlei impulsen. Het verwon‐<br />

<strong>de</strong>rt ons daarom niet dat <strong>de</strong> vastgestel<strong>de</strong> variantie niet zo makkelijk te ver‐<br />

klaren valt: àlle leerlingen zijn zoekend, onafhankelijk van moe<strong>de</strong>rtaal of<br />

sociaal‐economische status. Het verwon<strong>de</strong>rt ons dus evenmin dat in het<br />

on<strong>de</strong>rzoek van Nelson en Van Meter (2007) het 3 e leerjaar als een soort<br />

scharnierjaar oplichtte. In het 4 e leerjaar kunnen − gesteund door ver<strong>de</strong>re<br />

spontane rijping (verstan<strong>de</strong>lijke ontwikkeling, werkgeheugen) en genoten<br />

ervaringen met steloefeningen − <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> leerlingen die op stevig bron‐<br />

nenmateriaal kunnen terugvallen (moe<strong>de</strong>rtaalsprekers van <strong>de</strong> taal op<br />

school, ervaring met teksten en schrijven in geletter<strong>de</strong> thuisomgeving, ...),<br />

met wat meer zekerheid en dui<strong>de</strong>lijkheid aan <strong>de</strong> slag, waardoor ze zich <strong>voor</strong><br />

meer kenmerken on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n van leerlingen die enkel afhankelijk zijn<br />

van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rsteuning tij<strong>de</strong>ns (een (te) beperkt aantal uren) schrijfon<strong>de</strong>rwijs<br />

(Moats, Foorman, & Taylor, 2006). Dat betekent echter niet dat T‐leerlingen<br />

of SES ‐ ‐leerlingen niet zou<strong>de</strong>n vor<strong>de</strong>ren, maar wel dat <strong>de</strong> kans bestaat dat<br />

<strong>de</strong> kloof tussen T‐ en/of SES ‐ ‐leerlingen (met min<strong>de</strong>r bronnen) en N‐ en/of<br />

SES + ‐leerlingen (met meer bronnen) groter wordt.<br />

4.2 Beperkingen van <strong>de</strong> studie en ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek<br />

Via <strong>de</strong>ze studie hebben we willen on<strong>de</strong>rzoeken welke tekst‐ en taalkenmer‐<br />

ken gevoelig zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> leerlingkenmerken 'thuistaal' en 'SES' en <strong>voor</strong> het<br />

klaskenmerk 'samenstelling naar thuistaal'. We erkennen twee belangrijke<br />

beperkingen.<br />

De eerste beperking betreft <strong>de</strong> taak: het schriftelijk navertellen van het<br />

verhaal in een prentenreeks is een veeleer gesloten opdracht, die <strong>voor</strong>al <strong>de</strong><br />

zwakkere schrijvers ten goe<strong>de</strong> komt, en niet <strong>de</strong> sterkere (Schoonen, 1991,<br />

Weigle, 2002). De in <strong>de</strong>ze studie vastgestel<strong>de</strong> resultaten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> "beste"<br />

teksten zou<strong>de</strong>n een on<strong>de</strong>rschatting kunnen zijn van wat goe<strong>de</strong> schrijvers<br />

werkelijk aankunnen. Dat zou kunnen impliceren dat <strong>de</strong> kloof met <strong>de</strong> zwak‐<br />

kere teksten misschien nog groter is dan wat we hier aantoon<strong>de</strong>n.


GELIJK OP? 55<br />

Bovendien hebben we gewerkt met één soort schrijfopdracht (schriftelijke<br />

navertelling), meer bepaald zelfs met één prentenreeks. Die keuze vergroot<br />

het risico op specifieke‐taakeffecten. Immers, het zou kunnen dat bepaal<strong>de</strong><br />

tekst‐ en taalkenmerken (bv. 'LexRijk', 'CompTU' en 'RefCoh') on<strong>de</strong>rhevig<br />

zijn aan het genre en/of aan <strong>de</strong> concrete inhoud van het in <strong>de</strong> prenten<br />

<strong>voor</strong>gesteld verhaal (bv. complexiteit van <strong>de</strong> verhaal<strong>lijn</strong>).<br />

De twee<strong>de</strong> beperking betreft <strong>de</strong> steekproef. De leerlingen van het 3 e en 4 e<br />

leerjaar vorm<strong>de</strong>n twee cohorten, waardoor we enkel semi‐longitudinale<br />

gegevens kunnen <strong>voor</strong>leggen. Via longitudinale opvolging had<strong>de</strong>n we met<br />

iets meer zekerheid over <strong>de</strong> verschillen tussen het 3 e en 4 e leerjaar kunnen<br />

spreken.<br />

Bovendien hebben we moeten vaststellen dat het aantal van huis uit<br />

Ne<strong>de</strong>rlandstalige leerlingen, ondanks een relatief groot aantal participanten<br />

op leerlingniveau (N = 217), toch enigszins beperkt is (net geen 20%). Ook is<br />

het aantal SES + ‐leerlingen relatief klein en <strong>de</strong> variatie qua (hogere) oplei‐<br />

dingsniveaus beperkt. Het beperkte aantal effecten van 'SES' in tegenstel‐<br />

ling tot an<strong>de</strong>re studies zou daarmee kunnen samenhangen. Op klasniveau<br />

leidt het kleine aantal klassen (N = 14) ertoe dat we op basis van <strong>de</strong>ze stu‐<br />

die enkel <strong>voor</strong>zichtige hypotheses kunnen formuleren wat <strong>de</strong> impact van<br />

'klassensamenstelling' betreft. Ook het feit dat we in <strong>de</strong> subgroep HOM en‐<br />

kel homogeen Turkse klassen bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong>n, verhin<strong>de</strong>rt ons uitspraken te<br />

doen over homogene klassen in het algemeen (bv. homogeen Marokkaanse<br />

of zelfs homogeen Vlaamse klasgroepen). Aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant vormt <strong>de</strong><br />

aanwezigheid van significante effecten van <strong>de</strong> variabelen op leerlingniveau<br />

('SES', 'thuistaal') en <strong>de</strong> variabele op klasniveau ('samenstelling naar thuis‐<br />

taal') een belangrijk argument om het on<strong>de</strong>rzoek naar schriftelijk taalmate‐<br />

riaal van jonge (doelgroep)leerlingen <strong>voor</strong>t te zetten.<br />

Klas‐ en leerlingkenmerken blijken een rol te spelen bij het <strong>voor</strong>spellen van<br />

<strong>de</strong> realisatie van taal‐ en tekstkenmerken, maar ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek is nodig<br />

om <strong>de</strong> resultaten van <strong>de</strong>ze studie te bevestigen. Daarbij zou gezorgd moe‐<br />

ten kunnen wor<strong>de</strong>n (1) <strong>voor</strong> een groter aantal moe<strong>de</strong>rtaalsprekers van het<br />

Ne<strong>de</strong>rlands, zodat <strong>de</strong> impact van thuistaal preciezer in kaart gebracht kan<br />

wor<strong>de</strong>n, en (2) <strong>voor</strong> een groter aantal klassen met verschillen<strong>de</strong> samenstel‐<br />

lingen qua thuistaalgebruik. Immers, alleen dan kan men achterhalen wat<br />

<strong>de</strong> impact van verschillen<strong>de</strong> soorten klassensamenstelling precies is.


56<br />

Bovendien zou <strong>voor</strong> <strong>de</strong> parameters 'RefCoh' en 'LexRijk' gezocht kunnen<br />

wor<strong>de</strong>n naar operationaliseringen die het mogelijk maken om <strong>de</strong> hierboven<br />

vastgestel<strong>de</strong> patronen sluitend te verklaren. Die stap is nodig willen we in<br />

een daaropvolgen<strong>de</strong> fase aan leerkrachten en an<strong>de</strong>re betrokkenen handva‐<br />

ten kunnen aanreiken <strong>voor</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rsteuning van <strong>de</strong> stelontwikkeling van<br />

jonge (twee<strong>de</strong>‐)taalverwervers. Om diezelf<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n zou het ook zinvol zijn<br />

om <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> taal‐ en tekstkenmerken te bestu<strong>de</strong>ren in teksten behorend<br />

tot an<strong>de</strong>re genres: zo kan immers achterhaald wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> welke kenmer‐<br />

ken genre‐overstijgen<strong>de</strong> patronen qua impact van bv. 'thuistaal' of 'SES'<br />

optre<strong>de</strong>n, en <strong>voor</strong> welke kenmerken er interactie‐effecten optre<strong>de</strong>n met<br />

genre.<br />

Daarnaast vraagt het door ons vastgestel<strong>de</strong> verschil tussen het 3 e en het 4 e<br />

leerjaar ver<strong>de</strong>re studie. In combinatie met <strong>de</strong> aandacht <strong>voor</strong> "stellen", die<br />

meestal pas vanaf het 3 e leerjaar geldt, zorgt <strong>de</strong> snelle cognitieve maturatie<br />

van 8‐ à 10‐jarige leerlingen <strong>voor</strong> een bijzon<strong>de</strong>r interessante ontwikkelings‐<br />

fase, die <strong>voor</strong> niet‐moe<strong>de</strong>rtaalschrijvers amper of niet beschreven werd.<br />

Meer informatie over hoe doelgroepleerlingen er uitein<strong>de</strong>lijk in slagen om<br />

goe<strong>de</strong> teksten te schrijven, kan curriculum‐ontwikkelaars of leerkrachten<br />

helpen om het schrijfon<strong>de</strong>rwijs <strong>voor</strong> die leerlingen te optimaliseren.<br />

Ten slotte blijft het on<strong>de</strong>rpresteren van Turkse leerlingen om meer on<strong>de</strong>r‐<br />

zoek vragen. Hierbij zou gedacht kunnen wor<strong>de</strong>n aan on<strong>de</strong>rzoek naar het<br />

vakantie‐effect op uiteenlopen<strong>de</strong> taal‐ en tekstkenmerken, naar <strong>de</strong> relatie<br />

tussen <strong>de</strong> realisaties van kenmerken in mon<strong>de</strong>linge en schriftelijke navertel‐<br />

lingen, en naar <strong>de</strong> impact van on<strong>de</strong>rwijs op <strong>de</strong> kwaliteit van schrijfproduc‐<br />

ten.<br />

4.3 Conclusie<br />

De <strong>voor</strong>liggen<strong>de</strong> studie suggereert dat klas‐ en leerlingkenmerken een im‐<br />

pact hebben op zeven belangrijke tekst‐ en taalkenmerken van schriftelijke<br />

navertellingen, zij het op zeer uiteenlopen<strong>de</strong> wijze. De meerwaar<strong>de</strong> van<br />

<strong>de</strong>ze studie ten opzichte van eer<strong>de</strong>re studies ligt dan ook (1) in <strong>de</strong> combina‐<br />

tie van zes objectieve variabelen en één primaire‐trekbeoor<strong>de</strong>ling, en (2) in<br />

<strong>de</strong> multiniveau‐aanpak; daarnaast (3) wordt op het schriftelijk materiaal<br />

van jonge kansarme, allochtone leerlingen in het Vlaamse monolinguale<br />

on<strong>de</strong>rwijs gefocust, waarover in <strong>de</strong> literatuur nog niet veel bekend is. De<br />

resultaten maken dui<strong>de</strong>lijk dat Turkse leerlingen in monolinguaal Turkse


GELIJK OP? 57<br />

klasgroepen het opvallend min<strong>de</strong>r goed doen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> door ons geselec‐<br />

teer<strong>de</strong> taal‐ en tekstkenmerken. Onze data wijzen ook op een mogelijks<br />

groeien<strong>de</strong> kloof naarmate leerlingen ou<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n, al betreft het hier<br />

cross‐sectionele informatie: het 3 e leerjaar lijkt een soort scharnierjaar<br />

waarin alle leerlingen "op zoek zijn" naar <strong>de</strong> criteria waaraan een steltaak<br />

moet voldoen, en naar <strong>de</strong> wijze waarop die gerealiseerd kunnen wor<strong>de</strong>n. In<br />

het 4 e leerjaar nemen <strong>de</strong> leerlingen mét "taal‐ en/of verhaalbagage" een<br />

vlucht, terwijl <strong>de</strong> leerlingen zon<strong>de</strong>r die bagage – ondanks hun vor<strong>de</strong>ringen –<br />

toch ver<strong>de</strong>r achterop raken. Bijkomend on<strong>de</strong>rzoek naar het taalmateriaal<br />

van <strong>de</strong>ze jonge stellers, waarmee we meer inzicht verwerven in prille stel‐<br />

vaardigheidsontwikkeling, is nodig <strong>voor</strong> een optimalisering van het stelon‐<br />

<strong>de</strong>rwijs aan <strong>de</strong>ze leeftijdgroep.


58<br />

BIJLAGE 1<br />

© <strong>Centrum</strong> <strong>voor</strong> <strong>Taal</strong> en On<strong>de</strong>rwijs, K.U.Leuven<br />

Tekeningen: I. Vanbekbergen


GELIJK OP? 59<br />

BIJLAGE 2<br />

Tabel 1:<br />

Parameterschattingen van Brutomo<strong>de</strong>l 4 <strong>voor</strong> 'Communicatieve Effectiviteit'<br />

Schatting<br />

VAST<br />

MM1 0,000 0,139<br />

MM2 0,626 0,139<br />

MM3 0,630 0,137<br />

MM4 1,256 0,137<br />

VARIABEL<br />

Niveau Klas<br />

CONS/CONS 0,049 0.045<br />

Niveau Leerling<br />

MM1/MM1 0,878 0,087<br />

MM2/MM1 0,274 0,087<br />

MM2/MM2 0,878 0,087<br />

MM3/MM3 0,878 0,087<br />

MM4/MM3 0,274 0,087<br />

MM4/MM4 0,878 0,087<br />

‐2*loglikelihood 655,943<br />

Units: KLAS 14<br />

Units: SGOKco<strong>de</strong> 122<br />

Units: MMn<br />

244<br />

SE


Studie 2<br />

WINST, VERLIES OF STATUS QUO?<br />

De leerwinst<br />

<strong>voor</strong> zeven taal‐ en tekstkenmerken<br />

in schriftelijke navertellingen<br />

van 8‐ à 10‐jarige doelgroepleerlingen<br />

in het Vlaamse basison<strong>de</strong>rwijs<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>. Vier empirische studies over ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid.© 2010.


62<br />

SAMENVATTING<br />

Over <strong>de</strong> ontwikkeling van stelvaardigheid van jonge an<strong>de</strong>rstalige leerlingen<br />

weten we weinig. De resultaten uit cross‐sectioneel on<strong>de</strong>rzoek of uit longi‐<br />

tudinaal on<strong>de</strong>rzoek met discrete meetmomenten (zie ook Studie 1 van dit<br />

proefschrift) geven <strong>voor</strong>lopig enkel indicaties met betrekking tot mogelijke<br />

"mijlpalen" in verschillen<strong>de</strong> (leeftijds)fases. De impact van kindkenmerken<br />

zoals 'thuistaal' of 'sekse' betreft dan ook enkel het product, maar niet het<br />

proces. De studie van Coker (2006), waarin <strong>voor</strong> 6‐ tot 8‐jarige an<strong>de</strong>rstalige<br />

risicoleerlingen nagegaan wordt wat <strong>de</strong> groei in tekstkwaliteit hin<strong>de</strong>rt of<br />

bevor<strong>de</strong>rt, maakt dui<strong>de</strong>lijk dat daartoe niet productscores, maar wel leer‐<br />

winstscores het uitgangspunt moeten zijn. Voortbouwend op <strong>de</strong> vaststellin‐<br />

gen uit Studie 1 van dit proefschrift, met name dat <strong>de</strong> kwaliteit van tekst‐<br />

kenmerken toeneemt op één schooljaar tijd, on<strong>de</strong>rzochten we in een twee‐<br />

cohortenstudie via schriftelijke navertellingen van 8‐ à 10‐jarige (an<strong>de</strong>rsta‐<br />

lige) risicoleerlingen in welke mate er door welke subgroepen van leerlin‐<br />

gen leerwinst geboekt wordt. De subgroepen hebben we on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n op<br />

basis van kindkenmerken ('sekse', 'thuistaal', 'SES') en een klaskenmerk<br />

('samenstelling naar thuistaal'). Daarnaast on<strong>de</strong>rzochten we of er een sa‐<br />

menhang is in <strong>de</strong> leerwinstpatronen van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n kenmerken, en<br />

of die samenhang subgroep‐afhankelijk is. Bij het begin en aan het eind van<br />

schooljaar 2006‐2007 wer<strong>de</strong>n in zeven Vlaamse concentratiescholen schrijf‐<br />

producten verzameld van 106 leerlingen van het 3 e leerjaar en van 111 leer‐<br />

lingen van het 4 e leerjaar. Van die producten werd <strong>de</strong> leerwinst <strong>voor</strong> 'Com‐<br />

municatieve effectiviteit', 'Inhoud' en vijf linguïstische variabelen in kaart<br />

gebracht, die samenhangen met form‐as‐ambition (complexiteit, rijkdom)<br />

of met form‐as‐accuracy (correctheid). De resultaten wijzen op differentiële<br />

leerwinst en op subgroep‐afhankelijke leerwinstpatronen. Zowel zwakke als<br />

sterke starters kunnen vor<strong>de</strong>ren, maar of ze <strong>voor</strong>uitgaan, en <strong>voor</strong> welke<br />

variabelen ze leerwinst boeken, verschilt in bei<strong>de</strong> leerjaren en van subgroep<br />

tot subgroep. Daarnaast stellen we een algemeen patroon van inter‐<br />

individueel variëren<strong>de</strong> tra<strong>de</strong>‐off vast, met <strong>voor</strong> het 3 e leerjaar een meer<br />

systematisch terugkeren<strong>de</strong> "uitwisseling" tussen complexiteit en accuraat‐<br />

heid op zinsniveau dan <strong>voor</strong> het 4 e leerjaar. Op basis van <strong>de</strong> resultaten<br />

wor<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> studie enkele uitdagen<strong>de</strong> hypotheses met betrekking tot<br />

schrijfon<strong>de</strong>rwijs verbon<strong>de</strong>n.


WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 63<br />

1. INLEIDING<br />

Hoewel <strong>de</strong> vaardigheid "stellen/schrijven" via systematisch on<strong>de</strong>rricht op<br />

school verworven dient te wor<strong>de</strong>n, weten we <strong>voor</strong>lopig maar weinig over<br />

<strong>de</strong> groei in stelvaardigheid of schrijfvaardigheid op jonge leeftijd. Studie 1<br />

van dit proefschrift leer<strong>de</strong> ons dat <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> prestaties van jonge stel‐<br />

lers <strong>voor</strong> zeven tekstkenmerken significant toenemen geduren<strong>de</strong> één<br />

schooljaar. In <strong>de</strong>ze studie willen we on<strong>de</strong>rzoeken of álle leerlingen een ver‐<br />

gelijkbare mate van leerwinst realiseren, dan wel of leerwinst <strong>voor</strong>speld<br />

wordt door bepaal<strong>de</strong> leerling‐ en/of klaskenmerken. Gezien we diezelf<strong>de</strong><br />

vraag <strong>voor</strong> zeven kenmerken willen beantwoor<strong>de</strong>n, dringt zich ook <strong>de</strong> bij‐<br />

komen<strong>de</strong> vraag op of <strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> bepaal<strong>de</strong> kenmerken in samenhang<br />

toenemen.<br />

We richten ons op leerlingen uit het 3 e en 4 e leerjaar van zeven Vlaamse<br />

basisscholen. In elk van <strong>de</strong> scholen is er een aanzienlijke subgroep risico‐ of<br />

doelgroepleerlingen 1 , die in het wetenschappelijk on<strong>de</strong>rzoek m.b.t. ontlui‐<br />

kend stellen vaak on<strong>de</strong>rbelicht blijft. Deze doelgroep is ook <strong>de</strong> focus van het<br />

gelijke‐on<strong>de</strong>rwijskansenbeleid van <strong>de</strong> Vlaamse regering (<strong>de</strong>creet Gelijke<br />

On<strong>de</strong>rwijskansen van <strong>de</strong> Vlaamse Regering [28 juni 2002]): gezien <strong>de</strong><br />

schoolse achterstand waarmee vele doelgroepleerlingen hun on<strong>de</strong>rwijs‐<br />

loopbaan starten, is het belangrijk te weten óf, en in welke mate zij via ex‐<br />

tra leerwinst <strong>de</strong> kloof weten te dichten.<br />

1.1 Groeien in stellen<br />

Een <strong>de</strong>el van het on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> groei van schrijfvaardigheid, en meer<br />

bepaald ook van stelvaardigheid van jonge schrijvers, spitst zich toe op<br />

kenmerken van <strong>de</strong> output, m.a.w. taal‐ en tekstkenmerken van het schrifte‐<br />

lijke product. Ontwikkeling of groei op korte termijn (bv. 1 schooljaar) of<br />

lange termijn (bv. van kleuter tot adolescent) wordt gelijkgesteld aan <strong>de</strong><br />

toenemen<strong>de</strong> kwaliteit van het geproduceer<strong>de</strong> schriftelijke materiaal, uitge‐<br />

drukt in maten die zich richten op vormelijke (en eventueel ook functione‐<br />

le) fenomenen. In <strong>de</strong> studie van Cameron, Hunt en Linton (1996) wordt<br />

melding gemaakt van allerlei objectieve maten (zoals 'gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> zins‐<br />

1 Doelgroepleerlingen zijn leerlingen die voldoen aan één van <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> vijf Gelijke‐<br />

On<strong>de</strong>rwijskansen‐indicatoren: (1) <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs behoren tot <strong>de</strong> trekken<strong>de</strong> bevolking; (2) <strong>de</strong> moe‐<br />

<strong>de</strong>r is niet in het bezit van een diploma secundair on<strong>de</strong>rwijs; (3) <strong>de</strong> leerling woont buiten het<br />

eigen gezinsverband; (4) het gezin leeft van een vervangingsinkomen en (5) <strong>de</strong> taal die ge‐<br />

bruikt wordt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gangbare communicatie in het gezin, is niet het Ne<strong>de</strong>rlands (Omzend‐<br />

brief BaO/2006/01 van het <strong>de</strong>partement On<strong>de</strong>rwijs).


64<br />

lengte'), waarop <strong>de</strong> scores jaar na jaar significant verhogen. Vooruitgaan of<br />

ontwikkelen betekent in al <strong>de</strong>ze studies "meer":<br />

(...) more is better with most indices in that, with age, the children<br />

produced longer, richer, and more grammatically complex texts<br />

(Cameron, Hunt, & Linton, 1996, p. 135).<br />

Interessant <strong>voor</strong> <strong>de</strong> doelgroep van onze studie is het longitudinale on<strong>de</strong>r‐<br />

zoek van Howard, Christian en Genesee (2004): via analytische schalen <strong>voor</strong><br />

'compositie', 'grammatica' en 'spelling/interpunctie' brengen zij <strong>de</strong> toena‐<br />

me in tekstkwaliteit van jonge ET2‐verwervers (N=344) tussen het 3 e en 5 e<br />

leerjaar (8‐ tot 11‐jarigen 2 ) in kaart. Ook Nelson en Van Meter (2007) on‐<br />

<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n in een cross‐sectionele studie zeven objectieve (tel‐) variabe‐<br />

len op woord‐, zins‐ en tekstniveau, en brengen <strong>voor</strong> elk van die variabelen<br />

<strong>de</strong> <strong>voor</strong>uitgang qua schrijfvaardigheid van normaalontwikkelen<strong>de</strong> leerlin‐<br />

gen (N=224) en leerlingen met ontwikkelingsstoornissen (N=53) van het 1 e<br />

tot het 5 e leerjaar (6‐/7‐jarigen; 10/‐11‐jarigen 3 ) in kaart. Zij stellen signifi‐<br />

cante sprongen vast in <strong>de</strong> realisaties, <strong>voor</strong>al tussen het 1 e en 2 e leerjaar (6‐<br />

tot 8‐jarigen), het 3 e leerjaar (8‐/9‐jarigen) en het 4 e en 5 e leerjaar (9‐/11‐<br />

jarigen). In <strong>de</strong> semi‐longitudinale Studie 1 van dit proefschrift stel<strong>de</strong>n we<br />

vast dat <strong>de</strong> prestaties van 8‐/9‐jarigen en 9‐/10‐jarigen <strong>voor</strong> alle kenmerken<br />

op één jaar tijd systematisch toenemen, maar dat <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ringen <strong>voor</strong> be‐<br />

paal<strong>de</strong> tekstkenmerken groter zijn dan die <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re.<br />

Op basis van <strong>de</strong> resultaten van dit soort longitudinaal, semi‐<br />

longitudinaal of cross‐sectioneel on<strong>de</strong>rzoek wor<strong>de</strong>n groei<strong>lijn</strong>en en mijlpalen<br />

vastgelegd, die bepalen wat er in welke ontwikkelingsfase mogelijk is (<strong>de</strong>ve‐<br />

lopmental lad<strong>de</strong>r) en welke veran<strong>de</strong>ringen in taalkennis of taalgebruik het<br />

groeipad van onervaren naar ervaren schrijverschap lijken te plaveien<br />

(Christie & Derewianka, 2008).<br />

Een opvallen<strong>de</strong> uitzon<strong>de</strong>ring in het on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> groeipa<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> ont‐<br />

luiken<strong>de</strong> stelvaardigheid is <strong>de</strong> studie van Coker (2006). An<strong>de</strong>rs dan <strong>de</strong> hier‐<br />

boven vermel<strong>de</strong> studies brengt Coker in zijn longitudinaal on<strong>de</strong>rzoek bij<br />

leerlingen van het 1 e tot het 3 e leerjaar (6‐ tot 9‐jarigen 4 ) van 16 concentra‐<br />

2 De verwijzing naar leeftij<strong>de</strong>n is 'on<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>behoud': het uitgangspunt van Howard et al.'s<br />

studie is een cohorte samengesteld uit leerlingen van een bepaald leerjaar. Net zoals in<br />

Vlaan<strong>de</strong>ren behoort <strong>de</strong> meer<strong>de</strong>rheid van <strong>de</strong> leerlingen tot één bepaal<strong>de</strong> leeftijdscategorie,<br />

maar bevat <strong>de</strong> cohorte ook ou<strong>de</strong>re en eventueel zelfs jongere leerlingen.<br />

3 Zie voetnoot 2.<br />

4 Zie voetnoot 2.


WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 65<br />

tiescholen leerwinst <strong>voor</strong> twee tekstkenmerken in kaart, nl. 'lengte' en<br />

'kwaliteit', en niet – zoals in <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re studies – <strong>de</strong> prestaties op discrete<br />

meetmomenten. Via Cokers studie krijgen we bijgevolg een inkijk in <strong>de</strong> ech‐<br />

te vor<strong>de</strong>ringen van concrete leerlingen. Zijn doel reikt echter nog ver<strong>de</strong>r:<br />

via multiniveau‐analyses probeert Coker ook <strong>de</strong> impact van bepaal<strong>de</strong> ver‐<br />

klaren<strong>de</strong> variabelen (achtergrondkenmerken van <strong>de</strong> leerling; aard van <strong>de</strong><br />

instructie in het 1 e leerjaar) op <strong>de</strong> leerwinstscores <strong>voor</strong> bei<strong>de</strong> tekstkenmer‐<br />

ken te achterhalen. Op die manier biedt zijn studie ons informatie over ver‐<br />

klaren<strong>de</strong> variabelen die het toe‐ of afnemen van <strong>voor</strong>uitgang <strong>voor</strong>spellen,<br />

met an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n over datgene wat leerwinst bevor<strong>de</strong>rt of hin<strong>de</strong>rt. Co‐<br />

ker (2006) komt daarmee tegemoet aan <strong>de</strong> bezorgdheid van Cameron, Hunt<br />

en Linton (1996), die zich afvragen welke factoren <strong>de</strong> groei of ontwikkeling<br />

van stelvaardigheid stimuleren (of verhin<strong>de</strong>ren). De meeste studies – waar‐<br />

on<strong>de</strong>r ook Studie 1 van dit proefschrift – betreffen immers niet <strong>de</strong> recht‐<br />

streekse impact van verklaren<strong>de</strong> variabelen op leerwinst, maar op <strong>de</strong> scores<br />

van discrete momenten (bv. Olinghouse, 2007; Olinghouse & Graham,<br />

2009).<br />

Differentiële leerwinst is ook wat beleidsmakers met betrekking tot gelijke‐<br />

on<strong>de</strong>rwijskansen interesseert. Kin<strong>de</strong>ren stromen zeer ongelijk het on<strong>de</strong>r‐<br />

wijs binnen en een aanzienlijk aantal van hen behoudt die achterstand ge‐<br />

duren<strong>de</strong> jaren (Rau<strong>de</strong>nbush, 2009; Verhaeghe, Van <strong>de</strong> gaer, Reyn<strong>de</strong>rs, &<br />

Van Damme, 2006; Groenez, Van <strong>de</strong>n Bran<strong>de</strong>, & Nicaise, 2003). In het ka<strong>de</strong>r<br />

van billijk en efficiënt on<strong>de</strong>rwijs (<strong>de</strong>creet Gelijke On<strong>de</strong>rwijskansen van <strong>de</strong><br />

Vlaamse Regering [28 juni 2002]; cf. egalitaristische visie op on<strong>de</strong>rwijsbe‐<br />

leid [Nicaise, 2008]) is het echter belangrijk dat zwakke instromers relatief<br />

meer leerwinst kunnen boeken dan <strong>de</strong> sterke instromers, zodat hun achter‐<br />

stand verkleint, en – het liefst nog – helemaal verdwijnt.<br />

In <strong>de</strong>ze studie willen we <strong>de</strong> leerwinst van on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n subgroepen jonge<br />

doelgroepleerlingen <strong>voor</strong> ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid nagaan. We doen dat<br />

via <strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> zeven tekst‐ en taalkenmerken van schriftelijke navertel‐<br />

lingen bij <strong>de</strong> strip IJSJE (als Bijlage 1), geschreven door leerlingen van het 3 e<br />

respectievelijk 4 e leerjaar (groepen 5 en 6) van zeven Vlaamse concentratie‐<br />

scholen. De keuze <strong>voor</strong> het 3 e en 4 e leerjaar is ingegeven door <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />

overwegingen.<br />

Ten eerste wordt uit on<strong>de</strong>rzoek dui<strong>de</strong>lijk dat <strong>de</strong>ze leeftijds‐ of ontwikke‐<br />

lingsfase <strong>voor</strong> stellen erg boeiend is:


66<br />

Third‐gra<strong>de</strong>rs' uniqueness on a number of measures supports conclu‐<br />

sions about third gra<strong>de</strong> (8‐ à 9‐jarigen, L.V.) being a transitional year<br />

for pulling together aspects of written language production on more<br />

than one level. (Nelson & Van Meter, 2007, p.303)<br />

Ook Kress (1994) maakt in Learning to write dui<strong>de</strong>lijk dat <strong>de</strong> fase tussen het<br />

aanvankelijk schrijven (1e graad [6‐ tot 8‐jarigen]) en het beginnend (com‐<br />

petent) schrijverschap (vanaf 11 à 12 jaar) uitermate boeiend is, maar veel<br />

te weinig on<strong>de</strong>rzocht.<br />

Ten twee<strong>de</strong> wordt in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> graad (8‐ tot 10‐jarigen) "van oudsher"<br />

<strong>de</strong> basis gelegd <strong>voor</strong> het aanvankelijk stelon<strong>de</strong>rwijs. Volgens <strong>de</strong> on<strong>de</strong>r‐<br />

schei<strong>de</strong>n (<strong>de</strong>el‐) leerplannen Schrijven in <strong>de</strong> basisschool (On<strong>de</strong>rwijssecreta‐<br />

riaat van <strong>de</strong> Ste<strong>de</strong>n en Gemeenten, 1997; Vlaams verbond van het Katho‐<br />

liek Basison<strong>de</strong>rwijs, 2000; GO! On<strong>de</strong>rwijs van <strong>de</strong> Vlaamse Gemeenschap,<br />

1998) behoort stelvaardigheid dan ook volop aandacht te krijgen: rond zo‐<br />

wat alle vermel<strong>de</strong> schrijfdoelen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> basisschool moet immers gewerkt<br />

wor<strong>de</strong>n. Voor sommige van die doelen geldt dat ze reeds bereikt zou<strong>de</strong>n<br />

moeten wor<strong>de</strong>n (bv. "Verschillen en overeenkomsten tussen schrijf‐<br />

leessituaties en spreek‐luistersituaties ervaren en beseffen" [VVKBAO,<br />

2000] of "tekststructuur op zinsniveau" [OVSG, 1997]). Voor een an<strong>de</strong>r <strong>de</strong>el<br />

van <strong>de</strong> doelen volstaat het dat er in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> graad (3 e en 4 e leerjaar) een<br />

eerste aanzet gebeurt, bij wijze van "kennismaking" (bv. "tekststructuur op<br />

tekst‐ en alineaniveau (het or<strong>de</strong>nen van feiten; gedachten; het expliciteren<br />

van <strong>de</strong> structuur)" [OVSG, 1997] of "kennen en gebruiken van relevante<br />

tekstsoorten: beseffen dat bij bepaal<strong>de</strong> teksten afspraakregels bestaan"<br />

[GO!, 1998]).<br />

In het verleng<strong>de</strong> daarvan ligt nog een an<strong>de</strong>r argument <strong>voor</strong> onze keuze:<br />

een aantal fenomenen in het Vlaamse on<strong>de</strong>rwijslandschap wijst erop dat <strong>de</strong><br />

twee<strong>de</strong> graad <strong>voor</strong> doelgroepleerlingen wel eens <strong>de</strong> graad van <strong>de</strong> waarheid<br />

zou kunnen zijn: na het 4 e leerjaar wordt een aantal van hen doorverwezen<br />

naar <strong>de</strong> 1B‐klas van het secundair on<strong>de</strong>rwijs, tenminste als ze – bv. door<br />

tweemaal zittenblijven – <strong>de</strong> leeftijd van 12 jaar bereikt hebben (Scheys,<br />

2008). Een schoolteam geeft een leerling dit soort (soms dwingend) advies<br />

als <strong>de</strong> leerkrachten in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> graad (3 e en 4 e leerjaar) on‐<br />

voldoen<strong>de</strong> garanties gekregen hebben dat <strong>de</strong> betrokken leerling <strong>de</strong> eind‐<br />

termen van het lager on<strong>de</strong>rwijs zal kunnen halen. We vermoe<strong>de</strong>n dat een<br />

uitgesproken schoolse vaardigheid als "schrijven" die beslissing mee beïn‐<br />

vloedt. Dit soort officieuze streaming zou <strong>de</strong> in Vlaan<strong>de</strong>ren reeds zeer<br />

vroegtijdige officiële streaming (Hirtt, Nicaise, & De Zutter, 2007) twee jaar<br />

<strong>voor</strong>afgaan.


WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 67<br />

Gezien <strong>de</strong> negatieve berichten over het schoolsucces van bepaal<strong>de</strong> sub‐<br />

groepen van leerlingen in Vlaan<strong>de</strong>ren (bv. Turkse leerlingen vs. an<strong>de</strong>re al‐<br />

lochtone leerlingen [Pirls Vlaan<strong>de</strong>ren, 2006]), die wijzelf in Studie 1 van dit<br />

proefschrift bevestig<strong>de</strong>n, willen we ook te weten komen welke achter‐<br />

grondkenmerken van leerlingen <strong>de</strong> verschillen in leerwinst <strong>voor</strong>spellen. We<br />

spitsen <strong>de</strong> vraag toe op drie achtergrondkenmerken van leerlingen en één<br />

klascompositievariabele, die in eer<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>voor</strong> geschoven<br />

wer<strong>de</strong>n als verklarend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> varianties in scores op discrete meetmomen‐<br />

ten, nl. 'sociaal‐economische status' ('SES'), 'thuistaal', 'sekse', en 'klassa‐<br />

menstelling naar thuistaal'.<br />

Uit Studie 1 van dit proefschrift weten we dat 'thuistaal', 'SES' en 'klas‐<br />

compositie op basis van <strong>de</strong> thuista(a)l(en) van <strong>de</strong> leerlingen', een <strong>de</strong>el van<br />

<strong>de</strong> variantie verklaren van <strong>de</strong> scores op <strong>de</strong> zeven kenmerken in schriftelijke<br />

navertellingen van leerlingen van het 3 e en 4 e leerjaar. Vooral leerlingen<br />

met thuistaal Turks in klassen met 100% van huis uit Turkse leerlingen be‐<br />

halen significant lagere begin‐/eindscores dan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re leerlingen. Deze<br />

resultaten sluiten <strong>de</strong>els aan bij Coker (2006): <strong>voor</strong> 'thuistaal' stelt hij op<br />

'Lengte' een interactie‐effect vast met <strong>de</strong> proxy‐variabele 'leerkracht 1e<br />

leerjaar'; <strong>voor</strong> 'SES' is er een hoof<strong>de</strong>ffect op <strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> 'Tekstkwaliteit'<br />

en een interactie‐effect met 'leerkracht 1e leerjaar' op 'Tekstengte'.<br />

De <strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerlingvariabele, 'sekse', levert in heel wat schrijfon<strong>de</strong>rzoek<br />

bij leerlingen van <strong>de</strong> basisschool significante effecten op: meisjes en jon‐<br />

gens schrijven an<strong>de</strong>rs (Kanaris, 1999), meer nog: meisjes zou<strong>de</strong>n betere<br />

schrijvers zijn (Olinghouse, 2007; Persky, Daane, & Yin, 2003), zeker in ter‐<br />

men van lengte‐ of productie‐afhankelijke maten (Malecki & Jewell, 2003;<br />

Kanaris, 1999). Coker (2006) stelt interactie‐effecten vast van 'sek‐<br />

se*leerkracht 1e leerjaar' op 'Tekstwaliteit' én 'Tekstlengte': meisjes die in<br />

het 1 e leerjaar les kregen van een bepaal<strong>de</strong> leerkracht, schrijven langere<br />

en/of kwaliteitsvollere teksten dan jongens, of omgekeerd, jongens die van<br />

een an<strong>de</strong>re leerkracht les kregen, schrijven langere en/of kwaliteitsvollere<br />

teksten dan meisjes.<br />

Voor <strong>de</strong>ze drie leerlingvariabelen en <strong>de</strong> klasvariabele 'leerkracht 1 e leer‐<br />

jaar' heeft Coker (2006) ook <strong>de</strong> impact op leerwinst on<strong>de</strong>rzocht: hij stelt<br />

geen hoof<strong>de</strong>ffecten van <strong>de</strong> leerlingvariabelen op leerwinst vast, maar wel<br />

interactie‐effecten met 'leerkracht 1e leerjaar', o.a. van 'sekse*leerkracht<br />

1e leerjaar' en 'thuistaal*leerkracht 1e leerjaar' op <strong>de</strong> leerwinst <strong>voor</strong> 'Tekst‐<br />

kwaliteit': na on<strong>de</strong>rwijs te hebben gevolgd bij bepaal<strong>de</strong> 'leerkrachten 1e<br />

leerjaar' vor<strong>de</strong>ren meisjes meestal sneller dan jongens, en moe<strong>de</strong>rtaalspre‐<br />

kers meestal sneller dan an<strong>de</strong>rstaligen. Telkens vindt Coker echter ook één


68<br />

of enkele subgroepen die het tegen<strong>de</strong>el bewijzen: het on<strong>de</strong>rwijsaanbod van<br />

die leerkrachten lijkt dan veeleer <strong>de</strong> jongens, respectievelijk an<strong>de</strong>rstaligen<br />

in hun ontwikkeling te on<strong>de</strong>rsteunen. De instructies van een bepaal<strong>de</strong> leer‐<br />

kracht van het 1 e leerjaar blijken dus <strong>voor</strong> sommige leerlingen wél, en <strong>voor</strong><br />

an<strong>de</strong>re géén verschil te maken. Daarom besluit Coker als volgt:<br />

To address the writing needs of low‐income stu<strong>de</strong>nts, researchers<br />

and educators need a comprehensive un<strong>de</strong>rstanding of the influ‐<br />

ences on writing <strong>de</strong>velopment. (...) Future research is necessary to<br />

explore the precise nature of the relationships among the multiple in‐<br />

fluences on writing <strong>de</strong>velopment. (Coker, 2006, p. 485)<br />

1.2 Eén of meer snelhe<strong>de</strong>n qua groei in stellen<br />

Teksten zijn complexe weefsels, waarin alle on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len bijdragen tot <strong>de</strong><br />

kwaliteit van het geheel. Als leerlingen schrijven, zou<strong>de</strong>n ze elk van die on‐<br />

<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len aandacht moeten geven. Toch lijkt het wat veel gevraagd van on‐<br />

ervaren schrijvers om alles tegelijk in het oog hou<strong>de</strong>n (cf. Studie 1 van dit<br />

proefschrift). Dat blijkt on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re uit <strong>de</strong> lage correlaties tussen zeven<br />

tekst‐ en taalkenmerken in schriftelijke navertellingen van veelal van huis<br />

uit an<strong>de</strong>rstalige leerlingen uit het 3 e en 4 e leerjaar van het Vlaamse basis‐<br />

on<strong>de</strong>rwijs (Studie 1 van dit proefschrift), en uit <strong>de</strong> net iets hogere correla‐<br />

ties tussen zes aspecten m.b.t. inhoud, vorm en effectiviteit in teksten van<br />

12‐jarige leerlingen uit het Vlaamse basison<strong>de</strong>rwijs (Colpin, Heymans, &<br />

Rymenans, 2005). Colpin et al. (2005) conclu<strong>de</strong>ren uit <strong>de</strong> resultaten van hun<br />

studie dat "we te maken hebben met verschillen<strong>de</strong> <strong>de</strong>elvaardighe<strong>de</strong>n en<br />

niet met één on<strong>de</strong>elbare 'schrijfvaardigheid'." (p.43)<br />

Uit het cross‐sectionele on<strong>de</strong>rzoek van Braun, Forges en Wlomainck<br />

(1997) blijkt bovendien dat <strong>de</strong> correlaties tussen – eveneens – zes taalken‐<br />

merken in teksten van Waalse leerlingen van het 4 e en 6 e leerjaar sterker<br />

zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> van huis uit Franstalige leerlingen dan <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> sub‐<br />

groep Marokkaanse en <strong>de</strong> subgroep Turkse leer<strong>de</strong>rs, en ook sterker <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

zes<strong>de</strong>jaars‐ dan <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vier<strong>de</strong>jaarsleerlingen. De auteurs lei<strong>de</strong>n daaruit <strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>zichtige hypothese af dat meer en hogere correlaties tussen kenmer‐<br />

ken zou<strong>de</strong>n kunnen wijzen op een sterkere schrijfvaardigheid. Dat geeft<br />

aanleiding tot het vermoe<strong>de</strong>n dat jonge doelgroepleerlingen misschien wel<br />

(onbewuste, of eventueel zelfs door het on<strong>de</strong>rwijs ingegeven) "keuzes" ma‐<br />

ken <strong>voor</strong> bepaal<strong>de</strong> aspecten/kenmerken, terwijl ze geen aandacht beste<strong>de</strong>n<br />

aan an<strong>de</strong>re. Hun beperkte cognitieve capaciteiten (Swanson & Berninger,<br />

1994) en <strong>de</strong> complexiteit van <strong>de</strong> opdracht zou<strong>de</strong>n daarbij een rol spelen.


WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 69<br />

Skehan en Foster (2001) formuleren een vergelijkbare gedachte in <strong>de</strong> Limi‐<br />

ted Attentional Capacity Mo<strong>de</strong>l (en tra<strong>de</strong>‐off hypothese), weliswaar <strong>voor</strong><br />

mon<strong>de</strong>linge twee<strong>de</strong>‐taalvaardigheid:<br />

... that attentional limitations for the L2 learner and user are such<br />

that different areas of performance (i.c. vorm en inhoud, L.V.) com‐<br />

pete for one another for the resources that are available. (Skehan &<br />

Foster, 2001, p. 205)<br />

De auteurs voegen hieraan toe dat er binnen "vorm" een spanning optreedt<br />

tussen conservatism en risk‐taking, door Skehan (2007) benoemd als een<br />

spanning tussen form‐as‐accuracy en form‐as‐ambition.<br />

De samenhang van kenmerken (of afwezigheid daarvan) in teksten van een<br />

groep leerlingen vertelt echter nog niets over <strong>de</strong> samenhang qua leerwinst<br />

van bepaal<strong>de</strong> aspecten of kenmerken. Weigle (2002) gaat er <strong>voor</strong> twee<strong>de</strong>‐<br />

taalverwervers van uit dat aspecten van schrijfvaardigheid niet synchroon<br />

evolueren, en dat <strong>de</strong> samenhang qua progressie tussen verschillen<strong>de</strong> aspec‐<br />

ten grote interindividuele verschillen vertoont: "different aspects of writing<br />

ability <strong>de</strong>velop at different rates for different writers" (p. 121). De van<br />

meetmoment tot meetmoment wisselen<strong>de</strong> correlaties tussen variabelen<br />

on<strong>de</strong>rling in Studie 1 van dit proefschrift on<strong>de</strong>rsteunen <strong>de</strong>ze aanname.<br />

"Kiezen" twee<strong>de</strong>‐taalleer<strong>de</strong>rs in<strong>de</strong>rdaad elk een eigen leerpad, i.c. een<br />

eigen combinatie van aandachtspunten, waardoor noemenswaardige corre‐<br />

laties tussen kenmerken of aspecten uitblijven? Of stellen we vast dat be‐<br />

paal<strong>de</strong> kenmerken "stelselmatig gelijkmatig" <strong>voor</strong>uitgaan, bv. wegens con‐<br />

ceptuele verbon<strong>de</strong>nheid (bv. variabelen die met 'correctheid' te maken<br />

hebben), en zien we bijgevolg hoge positieve correlaties qua leerwinst tus‐<br />

sen die kenmerken (bv. 'Spelling' en 'Accuraatheid op zinsniveau')? Of <strong>voor</strong>‐<br />

spelt <strong>voor</strong>uitgang <strong>voor</strong> een bepaald aspect systematische achteruitgang<br />

<strong>voor</strong> een an<strong>de</strong>r aspect, bv. wegens <strong>de</strong> spanning tussen 'inhoud' en 'vorm' of<br />

tussen form‐as‐ambition versus form‐as‐accuracy, en stellen wij bijgevolg<br />

significante negatieve correlaties vast (tra<strong>de</strong>‐off)?<br />

De resultaten met betrekking tot <strong>de</strong> impact van verklaren<strong>de</strong> variabelen<br />

op leerwinst in <strong>de</strong> studie van Coker (2006) geven aan dat subgroepen van<br />

leerlingen in verschillen<strong>de</strong> mate leerwinst boeken <strong>voor</strong> <strong>de</strong> twee on<strong>de</strong>rzoch‐<br />

te kenmerken ('Tekstkwaliteit' en 'Tekstlengte'). In het verleng<strong>de</strong> daarvan<br />

ligt het vermoe<strong>de</strong>n dat ook <strong>de</strong> correlaties qua leerwinst tussen <strong>de</strong> twee af‐<br />

hankelijke variabelen <strong>voor</strong> <strong>de</strong>elgroepen van leerlingen kunnen verschillen.<br />

Misschien beperken <strong>de</strong> minst sterke starters hun aandacht tot "eenvoudi‐


70<br />

ge" (lage‐or<strong>de</strong>) aspecten, of gaat hun inzet op één aspect ten koste van een<br />

an<strong>de</strong>r aspect, terwijl sterke starters er misschien in slagen om heel wat as‐<br />

pecten gelijktijdig te laten vor<strong>de</strong>ren. Misschien bepalen ook achtergrond‐<br />

kenmerken van <strong>de</strong> leerlingen (bv. jongen vs. meisje, of T1‐ vs. T2‐<br />

verwervers) welke aspecten wél of net niet gezamenlijk evolueren.<br />

1.3 On<strong>de</strong>rzoeksvragen<br />

Voorlopig blijft <strong>de</strong> wetenschap het antwoord schuldig op veel vragen over<br />

leerwinst bij ontluiken<strong>de</strong> stellers. Dat is jammer, want meer inzicht in het<br />

effect van bepaal<strong>de</strong> leerlingkenmerken op <strong>de</strong> leerwinst <strong>voor</strong> taal‐ en tekst‐<br />

kenmerken, gecombineerd met meer inzicht in (subgroep‐afhankelijke)<br />

leerwinstpatronen (waaron<strong>de</strong>r tra<strong>de</strong>‐off) kan ons helpen om het schrijf‐<br />

ontwikkelingsproces van kansarme twee<strong>de</strong>‐taalverwervers in Vlaamse ba‐<br />

sisscholen beter te begrijpen, opdat a<strong>de</strong>quatere on<strong>de</strong>rsteuning gebo<strong>de</strong>n<br />

zou kunnen wor<strong>de</strong>n. De on<strong>de</strong>rzoeksvragen van <strong>de</strong>ze studie lui<strong>de</strong>n dan ook<br />

als volgt:<br />

Welke gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> leerwinst wordt er door leerlingen uit het 3 e en 4 e<br />

leerjaar (groepen 5 en 6) van Vlaamse basischolen met een groot aantal<br />

doelgroepleerlingen in <strong>de</strong> loop van één schooljaar geboekt <strong>voor</strong> zeven<br />

taal‐ en tekstkenmerken van schriftelijke navertellingen?<br />

Voorspellen <strong>de</strong> leerlingkenmerken 'SES', 'thuistaal' en 'sekse' en <strong>de</strong><br />

klasvariabele 'samenstelling naar thuistaal' <strong>de</strong> leerwinst <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong><br />

zeven taal‐ en tekstkenmerken?<br />

Stellen we <strong>voor</strong> bepaal<strong>de</strong> combinaties van objectieve taal‐ en tekst‐<br />

kenmerken in teksten van jonge stellers gemeenschappelijke leerwinst‐<br />

patronen vast, of is er sprake van tra<strong>de</strong>‐off tussen bepaal<strong>de</strong> taal‐ en<br />

tekstkenmerken?<br />

2. METHODE<br />

Voor het beantwoor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvragen kozen we <strong>voor</strong> een semi‐<br />

longitudinale studie met twee metingen (begin en eind schooljaar) gelijktij‐<br />

dig in twee leerjaren, met name het 3 e en 4 e leerjaar van het basison<strong>de</strong>r‐<br />

wijs.


2.1 Participanten<br />

WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 71<br />

De dataverzameling vond plaats bij het begin en aan het eind van schooljaar<br />

2006‐2007 (half september: <strong>voor</strong>toets; half juni: natoets). We verzamel<strong>de</strong>n<br />

tekstmateriaal in het 3 e en 4 e leerjaar van zeven scholen die we selecteer‐<br />

<strong>de</strong>n uit een pool van 18 Vlaamse basisscholen met een populatie doel‐<br />

groepleerlingen van meer dan 50% (Van Gorp & Verhey<strong>de</strong>n, 2006; Verhey‐<br />

<strong>de</strong>n, Van Gorp, & Heymans, 2006) (zie ook Studie 1 van dit proefschrift). De<br />

zeven scholen vertonen een grote diversiteit qua samenstelling van <strong>de</strong><br />

schoolbevolking <strong>voor</strong> zover het etnisch‐culturele herkomst betreft. In som‐<br />

mige scholen/klassen is meer dan 80% leerlingen van Turkse herkomst<br />

(thuistaal Turks, eventueel + Ne<strong>de</strong>rlands); we spreken van "homogene klas‐<br />

groepen" (HOM); an<strong>de</strong>re scholen/klassen hebben een "heterogene popula‐<br />

tie" (HET): in elke klas treffen we minstens vijf verschillen<strong>de</strong> thuistalen aan.<br />

Geen enkele taalgroep is dominant. Daartussenin bevin<strong>de</strong>n zich <strong>de</strong> klas‐<br />

sen/scholen met twee, maximaal drie subgroepen: een subgroep leerlingen<br />

van Turkse herkomst, een subgroep leerlingen van Vlaamse herkomst en<br />

een subgroep leerlingen van Marokkaans‐Arabische herkomst (BI/TRI).<br />

In vier van <strong>de</strong> zeven scholen, met name die scholen waar we <strong>de</strong> leerkrach‐<br />

ten van het 3 e en 4 e leerjaar bereid von<strong>de</strong>n om <strong>de</strong>el te nemen aan het on‐<br />

<strong>de</strong>rzoek over ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid 5 , vond een zeer uitgebrei<strong>de</strong> data‐<br />

verzameling plaats (zie ook Studies 3 en 4 van dit proefschrift). We verza‐<br />

mel<strong>de</strong>n er <strong>de</strong> <strong>voor</strong>‐ en nateksten van alle leerlingen van het 3 e en 4 e leer‐<br />

jaar; om re<strong>de</strong>nen van praktische haalbaarheid verzamel<strong>de</strong>n we in <strong>de</strong> drie<br />

an<strong>de</strong>re − qua samenstelling vergelijkbare − scholen enkel <strong>de</strong> teksten van<br />

tien focusleerlingen" 6 per klas. Deze tien leerlingen zijn geselecteerd op ba‐<br />

sis van leesvaardigheid (VLOT‐eindtoets "Lezen" van het schooljaar <strong>voor</strong>‐<br />

dien [Colpin, Gysen, Jaspaert, Timmermans & Van <strong>de</strong>n Bran<strong>de</strong>n, 1997) en<br />

van schrijfvaardigheid (pretest IJSJE (zie §2.2)): zes van <strong>de</strong> tien leerlingen<br />

behaal<strong>de</strong>n een (binnen hun klasgroep) relatief zwakke score, zowel <strong>voor</strong><br />

lezen als <strong>voor</strong> schrijven; vier van <strong>de</strong> tien behaal<strong>de</strong>n een (binnen hun klas‐<br />

5 In <strong>de</strong> drie an<strong>de</strong>re scholen von<strong>de</strong>n an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>elon<strong>de</strong>rzoeken plaats van <strong>de</strong> grotere studie<br />

(2005 – 2009) over ‘Hefbomen <strong>voor</strong> krachtige GOK‐leeromgevingen' (zie 'Algemene Inlei‐<br />

ding').<br />

6 De focusleerlingen van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> klassen vormen samen <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksgroep van het<br />

on<strong>de</strong>rzoek van Laevers, Buyse en Snoeck (2009), een an<strong>de</strong>r <strong>de</strong>elon<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> grotere<br />

studie (2005 – 2009) over ‘Hefbomen <strong>voor</strong> krachtige GOK‐leeromgevingen' (zie 'Algemene<br />

Inleiding').


72<br />

groep) relatief sterke score, zowel <strong>voor</strong> lezen als <strong>voor</strong> schrijven 7 . Tabel 2.1<br />

geeft een overzicht van <strong>de</strong> absolute aantallen per leerjaar per school.<br />

School<br />

Tabel 2.1<br />

De schoolbevolking van <strong>de</strong> steekproef:<br />

samenstelling qua linguïstische diversiteit (gebaseerd op thuistaal)<br />

en (absoluut) aantal leerlingen per leerjaar<br />

Samenstelling qua Thuistaal<br />

3 e Leerjaar<br />

4 e Leerjaar<br />

Totaal<br />

School A Homogeen Turks<br />

17 27 44<br />

School B Homogeen Turks 10 10 20<br />

School C Turks, Marokkaans a , Ne<strong>de</strong>rlands b 17 14 31<br />

School D Ne<strong>de</strong>rlands, Turks, Marokkaans ab 24 17 41<br />

School E Marokkaans a , Turks b 10 10 20<br />

School F Heterogeen 18 23 41<br />

School G Heterogeen 10 10 20<br />

totaal 106 111 217<br />

a 'Marokkaans' staat <strong>voor</strong> 'Marokkaans‐Arabisch' en/of <strong>voor</strong> een Berbertaal.<br />

b De volgor<strong>de</strong> waarin <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n van etnisch‐culturele herkomst vermeld<br />

staan, verwijst naar <strong>de</strong> mate van vertegenwoordiging: van sterk naar min<strong>de</strong>r sterk verte‐<br />

genwoordigd.<br />

Op basis van een bevraging van leerlingen en hun ou<strong>de</strong>rs (Reyn<strong>de</strong>rs, Van<br />

Hed<strong>de</strong>gem, Nicaise, & Van Damme, 2004) wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> achter‐<br />

grondgegevens verzameld (zie Tabel 2.2):<br />

sekse;<br />

thuistaal: "Ne<strong>de</strong>rlands" (N); "Turks (+ Ne<strong>de</strong>rlands)" (T) en "An<strong>de</strong>r (+ Ne‐<br />

<strong>de</strong>rlands)" (A);<br />

sociaal‐economische status van het gezin (SES), gebaseerd op het hoog‐<br />

ste diploma van <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r: géén diploma mid<strong>de</strong>lbaar on<strong>de</strong>rwijs (LAAG)<br />

versus wél een diploma mid<strong>de</strong>lbaar on<strong>de</strong>rwijs (HOOG).<br />

7 Op basis van <strong>de</strong> schattingen <strong>voor</strong> het effect van 'toegevoeg<strong>de</strong> leerling' in <strong>de</strong> multivariate<br />

mo<strong>de</strong>llen <strong>voor</strong> vier meetmomenten (zie Studie 1 van dit proefschrift) kunnen we niet aanto‐<br />

nen dat <strong>de</strong> toevoeging van <strong>de</strong>ze 60 "geselecteer<strong>de</strong>" leerlingen <strong>de</strong> resultaten zou hebben be‐<br />

invloed.


WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 73<br />

Tabel 2.2<br />

Demografische gegevens per leerjaar (percentages)<br />

3 e Leerjaar<br />

4 e Leerjaar<br />

Socio‐economische status<br />

Hoog 29 28<br />

Laag 66 69<br />

Missing 05 03<br />

Thuistaal<br />

Ne<strong>de</strong>rlands 20 18<br />

Turks (+ Ne<strong>de</strong>rlands) 54 57<br />

An<strong>de</strong>r (+ Ne<strong>de</strong>rlands) 26 25<br />

Als we bei<strong>de</strong> achtergrondkenmerken ('SES' en 'thuistaal') combineren, dan<br />

stellen we vast dat <strong>de</strong> meeste leerlingen die thuis (ook) een an<strong>de</strong>re taal<br />

spreken dan Ne<strong>de</strong>rlands, tot een gezin met lage sociaal‐economische status<br />

behoren (76%). Van <strong>de</strong> leerlingen die thuis enkel Ne<strong>de</strong>rlands spreken, komt<br />

55% uit een gezin met een hoge, en 45% uit een gezin met een lage sociaal‐<br />

economische status.<br />

In <strong>de</strong> zeven scholen hebben <strong>de</strong> leerlingen een jaar lang het schrijfon<strong>de</strong>rwijs<br />

genoten dat normalerwijze 8 op hun school in die klas aangebo<strong>de</strong>n wordt.<br />

Scholen A en D baseren het taal‐ en (dus) ook het schrijfon<strong>de</strong>rwijs op het<br />

schoolboek <strong>Taal</strong>signaal (Rotthier, z.d.), dat zich in eerste instantie richt op<br />

moe<strong>de</strong>rtaalverwervers. De aanpak is elementgericht: er is uitdrukkelijk<br />

meer aandacht <strong>voor</strong> spelling en taalbeschouwing dan in De Toren van Bab‐<br />

bel (Jaspaert et al., 1996), <strong>de</strong> taakgerichte taalmetho<strong>de</strong> die in <strong>de</strong> overige vijf<br />

scholen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lessen ‘taal’ gebruikt wordt. In vier van <strong>de</strong> vijf scholen vult<br />

men De Toren van Babbel aan met een spellingmetho<strong>de</strong>. Enkel in school E<br />

gebeurt dat niet. In school F wor<strong>de</strong>n bovendien tweewekelijkse functionele<br />

lees‐ en schrijfactiviteiten uit Leesslang (OVGB‐Limburg, Voorrangsbeleid<br />

Brussel, & Steunpunt NT2, z.d.) aangebo<strong>de</strong>n.<br />

8 In het 3 e en 4 e leerjaar van <strong>de</strong> vier scholen waar we een uitgebrei<strong>de</strong> dataverzameling lieten<br />

plaatsvin<strong>de</strong>n (scholen A, C, D en F), hebben we ten behoeve van an<strong>de</strong>re on<strong>de</strong>rzoeksvragen<br />

(zie Studies 3 en 4) een minimale interventie georganiseerd van vier schrijftaken verspreid<br />

over het schooljaar. We hebben geen effect van <strong>de</strong>ze interventie kunnen vaststellen.


74<br />

2.2 Opdracht: schriftelijke navertellingen<br />

We hebben gekozen om kwaliteitskenmerken van teksten te bestu<strong>de</strong>ren in<br />

zelfgeschreven teksten van leerlingen (Van <strong>de</strong> Gein, 2005). We beperken<br />

ons tot schriftelijke navertellingen, i.e. narratieven gebaseerd op een visu‐<br />

eel aangebo<strong>de</strong>n verhaal<strong>lijn</strong>. De opdracht van <strong>de</strong> pre‐ en posttest bestond<br />

erin om het in een prentenreeks <strong>voor</strong>gestel<strong>de</strong> verhaal schriftelijk te vertel‐<br />

len aan een lezer die <strong>de</strong> prentenreeks niet kent en niet op <strong>de</strong> hoogte is van<br />

<strong>de</strong> gebeurtenissen, noch <strong>de</strong> prentenreeks zal mogen zien bij het lezen van<br />

een verhaal. Voor bei<strong>de</strong> testafnames (9 maan<strong>de</strong>n tussentijd) werd gekozen<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> prentenreeks IJSJE (Bijlage 1), waarvan eer<strong>de</strong>r herhaal<strong>de</strong>lijk aange‐<br />

toond was dat ze <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze doelgroep geschikt was. De afnames gebeur<strong>de</strong>n<br />

door <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeker en door getrain<strong>de</strong> leerkrachten‐on<strong>de</strong>rzoeks‐<br />

assistenten. Ze verliepen volgens een gestandaardiseer<strong>de</strong> procedure. Op<br />

geen enkele manier wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> leerlingen bij <strong>de</strong> uitvoering van <strong>de</strong>ze op‐<br />

dracht geholpen. De meeste leerlingen schreven één versie, weliswaar met<br />

heel wat interne revisies. De leerlingen mochten schrijven zolang als ze wil‐<br />

<strong>de</strong>n, maar alle leerlingen werkten hun tekst binnen het <strong>voor</strong>ziene lesuur af.<br />

2.3 <strong>Taal</strong>‐ en tekstkenmerken van narratieve teksten<br />

We beantwoor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> hierboven geformuleer<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvragen <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

volgen<strong>de</strong> zeven tekst‐ en taalkenmerken (zie Studie 1 van dit proefschrift<br />

<strong>voor</strong> een uitvoerige beschrijving van elk van <strong>de</strong> kenmerken):<br />

'Communicatieve effectiviteit ('ComEff'), holistisch beoor<strong>de</strong>eld door<br />

jury's van telkens drie laatstejaarsstu<strong>de</strong>nten van <strong>de</strong> lerarenopleiding;<br />

'Inhoud: correctheid en volledigheid' ('Inhoud'), geco<strong>de</strong>erd aan <strong>de</strong> hand<br />

van een raster van twaalf essentiële proposities waarbij 1‐ tot 3‐punts<br />

Likertschalen horen, afhankelijk van <strong>de</strong> complexiteit van <strong>de</strong> propositie;<br />

'Lexicale rijkdom' ('LexRijk'), i.e. het totale aantal verschillen<strong>de</strong> lemma's,<br />

niet gecorrigeerd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lengte van <strong>de</strong> tekst;<br />

'Complexiteit van <strong>de</strong> T‐unit' ('CompTU'), i.e. het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> aantal<br />

woor<strong>de</strong>n per T‐unit;<br />

'Accuraatheid van <strong>de</strong> T‐unit' ('AccuTU'), i.e. <strong>de</strong> logaritmische functie van<br />

<strong>de</strong> waarschijnlijkheid dat <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> T‐unit in <strong>de</strong> tekst correct is 9 ;<br />

9 Door met "waarschijnlijkheid" aan <strong>de</strong> slag te gaan, en niet met "kans", hou<strong>de</strong>n we rekening<br />

met het (tussen leerlingen) ongelijke aantal verreken<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n. Het natuurlijk logaritme<br />

berekenen we om re<strong>de</strong>nen van normaliteit.


WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 75<br />

'Spelling' ('Spelling'), i.e. <strong>de</strong> logaritmische functie van <strong>de</strong> kans dat het<br />

volgen<strong>de</strong> inhoudswoord correct gespeld zal zijn 10 ;<br />

'Referentiële cohesie' ('RefCoh'), i.e. <strong>de</strong> logaritmische functie van <strong>de</strong><br />

kans dat <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> verwijzing naar een van bei<strong>de</strong> hoofdpersonages,<br />

eenduidig en tekstueel a<strong>de</strong>quaat is 11 .<br />

Voor <strong>de</strong> zes objectieve taal‐ en tekstkenmerken ('Inhoud', 'LexRijk',<br />

'CompTU', 'AccuTU', 'Spelling', 'RefCoh') hebben we telkens een score <strong>voor</strong><br />

434 teksten ter beschikking. Om re<strong>de</strong>nen van praktische haalbaarheid heb‐<br />

ben we slechts <strong>voor</strong> 244 van <strong>de</strong> 434 teksten een score <strong>voor</strong> 'Communicatie‐<br />

ve effectiviteit', met name <strong>voor</strong> <strong>de</strong> teksten van telkens zeven à tien focus‐<br />

leerlingen per klas. Voor <strong>de</strong> scholen B, E en G gaat het telkens om <strong>de</strong> 10<br />

focusleerlingen per klas (zie §2.1). Voor <strong>de</strong> scholen A, C, D en F pasten we<br />

<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> selectieprocedure toe. We selecteer<strong>de</strong>n acht focusleerlingen per<br />

klas: <strong>de</strong> vijf relatief zwakste presteer<strong>de</strong>rs <strong>voor</strong> VLOT‐Lezen (zie §2.1) en <strong>de</strong><br />

pretest IJSJE (waaron<strong>de</strong>r eventueel 1 zittenblijver) en <strong>de</strong> drie relatief sterk‐<br />

ste presteer<strong>de</strong>rs <strong>voor</strong> VLOT‐Lezen en <strong>de</strong> pretest IJSJE (zie §2.1). Twee leer‐<br />

lingen uit het 3 e leerjaar verlieten <strong>de</strong> school <strong>voor</strong> het ein<strong>de</strong> van het on<strong>de</strong>r‐<br />

zoeksjaar. Voor geen van <strong>de</strong> zes objectieve variabelen kon<strong>de</strong>n we een signi‐<br />

ficant effect vaststellen <strong>voor</strong> 'focusleerling' (i.e. behorend tot <strong>de</strong> groep van<br />

122 uitgeselecteer<strong>de</strong> leerlingen van wie we <strong>de</strong> teksten ook op 'ComEff' be‐<br />

oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong>n).<br />

2.4 Analyse<br />

In <strong>de</strong>ze sectie bespreken we <strong>de</strong> scoringsprocedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zes objectieve<br />

variabelen en <strong>de</strong> holistische variabele (§2.4.1). Voor een uitvoerige be‐<br />

schrijving verwijzen we naar Studie 1 van dit proefschrift. In §2.4.2 komen<br />

<strong>de</strong> analysestrategieën aan bod.<br />

2.4.1 Scoringsprocedure<br />

De <strong>voor</strong>‐ en nateksten van <strong>de</strong> 217 leerlingen wer<strong>de</strong>n verbatim gedigitali‐<br />

seerd. Een ruim <strong>de</strong>el van <strong>de</strong>ze teksten (N = 244) is <strong>voor</strong>gelegd aan jury's van<br />

drie experten (Schoonen, 1991), telkens willekeurig geselecteerd uit <strong>de</strong> stu‐<br />

<strong>de</strong>ntengroep van het laatste jaar van <strong>de</strong> lerarenopleiding 'on<strong>de</strong>rwijzer'<br />

10 Zie voetnoot 9.<br />

11 Zie voetnoot 9.


76<br />

(K.H.Leuven). De juryle<strong>de</strong>n dien<strong>de</strong>n gebruik te maken van een zevenpun‐<br />

tenschaal aangevuld met drie ankerteksten, met name <strong>voor</strong> <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n 2,<br />

4 en 6. De interjury‐betrouwbaarheid is ruim voldoen<strong>de</strong>: ρ=.87.<br />

Met het oog op <strong>de</strong> co<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> zes objectieve variabelen werd elke<br />

tekst door <strong>de</strong> eerste auteur ver<strong>de</strong>eld in T‐units. Op basis van een uitgebrei‐<br />

<strong>de</strong> scoringswijzer scoor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> eerste auteur en een on<strong>de</strong>rzoeksassistent <strong>de</strong><br />

kenmerken in 120 ‘geprepareer<strong>de</strong>’ teksten. De vergelijking van <strong>de</strong> scores<br />

van bei<strong>de</strong> co<strong>de</strong>urs lever<strong>de</strong> Pearson's product‐moment correlation coëffici‐<br />

enten op variërend van .88 ('RefCoh') tot .98 ('LexRijk'; 'Spelling').<br />

2.4.2 Analysestrategieën<br />

Gezien <strong>de</strong> aard van <strong>de</strong> data en <strong>de</strong> vragen die we eraan stellen, kiezen we<br />

<strong>voor</strong> multiniveau‐analyses, meer bepaald van multivariate leerwinstmo<strong>de</strong>l‐<br />

len met vier responsvariabelen (Van <strong>de</strong>n Bergh & Kuhlemeier, 1997). Multi‐<br />

niveau‐analyses maken het mogelijk om rekening te hou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> hiërar‐<br />

chische structuur van onze data, met name dat teksten genest zijn binnen<br />

leerlingen (elke leerling schreef er twee), en leerlingen binnen klassen. Het<br />

niveau "school" wordt niet on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n, gezien per meetmoment óf het<br />

3 e óf het 4 e leerjaar van een school in aanmerking komt, maar nooit bei<strong>de</strong><br />

samen.<br />

We stellen <strong>voor</strong> elk taal‐ en tekstkenmerk een apart multivariaat leer‐<br />

winstmo<strong>de</strong>l op waarin <strong>voor</strong> bei<strong>de</strong> leerjaren simultaan geschat wordt hoe er<br />

gemid<strong>de</strong>ld gescoord wordt bij <strong>de</strong> aanvang van het leerjaar en hoe groot <strong>de</strong><br />

gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> leerwinst per leerjaar is (fixed effects). Leerwinst wordt hier<br />

beschouwd als <strong>de</strong> afwijking van <strong>de</strong> score op <strong>de</strong> eindmeting ten aanzien van<br />

<strong>de</strong> score op <strong>de</strong> beginmeting (Van <strong>de</strong>n Bergh & Kuhlemeier, 1997). Tegelij‐<br />

kertijd wordt ook <strong>de</strong> variantie binnen begin‐ resp. leerwinstscores bere‐<br />

kend, samen met <strong>de</strong> covariantie tussen beginmeting en leerwinst <strong>voor</strong> elk<br />

van bei<strong>de</strong> leerjaren. Op <strong>de</strong>ze manier biedt het multivariate leerwinstmo<strong>de</strong>l<br />

ons <strong>de</strong> mogelijkheid om <strong>de</strong> verschillen tussen <strong>de</strong> schattingen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> on‐<br />

<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n fixed respectievelijk random parameters te toetsen op signifi‐<br />

cantie.<br />

We bouwen het multivariate leerwinstmo<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> afhankelijke<br />

variabelen in drie fasen op.<br />

In een eerste fase stellen we het "brutoleerwinstmo<strong>de</strong>l" samen, i.e. het<br />

mo<strong>de</strong>l dat via <strong>de</strong> te schatten parameters <strong>voor</strong> "beginmeting" en "leerwinst"


WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 77<br />

en <strong>voor</strong> individuele‐ en klasgebon<strong>de</strong>n variantie, <strong>de</strong> data zo goed mogelijk in<br />

kaart brengt. We kiezen er<strong>voor</strong> om met gestandaardiseer<strong>de</strong> scores te wer‐<br />

ken, zodat we <strong>de</strong> effecten van verklaren<strong>de</strong> variabelen (cf. <strong>de</strong>r<strong>de</strong> fase) on‐<br />

<strong>de</strong>rling kunnen vergelijken. Daartoe nemen we <strong>de</strong> beginmeting van het 3 e<br />

leerjaar (MM1) als referentiepunt. Concreet betekent dit dat we op alle<br />

scores <strong>voor</strong> een bepaal<strong>de</strong> variabele <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> formule toepassen:<br />

(score ‐ MMM 1) / SDMM 1 (1)<br />

Vermits we beschikken over <strong>de</strong> begin‐ en leerwinstscores van leerlingen van<br />

het 3 e leerjaar en van het 4 e leerjaar, moeten we vier dummy‐variabelen<br />

invoeren, die telkens aangeven of een score geobserveerd wordt: Klas3ijk,<br />

Klas3*LWijk, Klas4ijk en Klas4*LWijk. Klas3ijk "staat aan" (gelijk aan 1) als een<br />

score geobserveerd wordt bij <strong>de</strong> aanvang van het 3 e leerjaar, terwijl<br />

Klas3*LWijk "aanstaat" als een leerwinstscore <strong>voor</strong> het 3 e leerjaar geobser‐<br />

veerd wordt; i<strong>de</strong>m <strong>voor</strong> het 4 e leerjaar. Stel, Yijk is <strong>de</strong> score op moment i of<br />

<strong>voor</strong> leerwinst i van leerling j (j = 1, 2, …Jk) in klas k (k = 1, 2, …, K), dan kun‐<br />

nen we het te analyseren mo<strong>de</strong>l schrijven als volgt:<br />

Yijk = Klas3ijk (β1 + e10jk + u 100k ) +<br />

Klas3*LWijk (β2 + e2 0 jk + u 2 00k ) +<br />

Klas4ijk (β3 + e3 0jk + u 3 00k) +<br />

Klas4*LWijk (β4 + e4 0jk + u 400k ) (2)<br />

Voor <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> aanvangsmomenten (nl. begin 3 e en begin 4 e leerjaar) en<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> leerwinst van het 3 e , resp. 4 e leerjaar wor<strong>de</strong>n twee <strong>de</strong>len van het<br />

mo<strong>de</strong>l on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n: het fixed <strong>de</strong>el en het random <strong>de</strong>el. In het fixed <strong>de</strong>el<br />

van het mo<strong>de</strong>l (β1, β2, β3 en β4) wordt telkens het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> geschat (<strong>de</strong><br />

gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> beginscore of <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> leerwinstscore). In het random<br />

<strong>de</strong>el van het mo<strong>de</strong>l wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> elk meetmoment twee residuen on<strong>de</strong>r‐<br />

schei<strong>de</strong>n (e0jk en u00k). Met het twee<strong>de</strong> residu (u00k )wordt <strong>de</strong> afwijking van<br />

klas k van het algemeen gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> aangegeven (β), terwijl met het eerste<br />

residu (e0jk) <strong>de</strong> afwijking van leerling j van het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> van klas k (i.e. β +<br />

u00k) aangegeven wordt. We nemen aan dat <strong>de</strong> verwachte waar<strong>de</strong> van alle<br />

residuelen gelijk is aan 0 en <strong>de</strong> residuele scores normaal ver<strong>de</strong>eld zijn met<br />

variantie van respectievelijk S 2 e10jk, S 2 e20jk, S 2 e30jk, S 2 e40jk en S 2 u100k, S 2 u200k,<br />

S 2 u300k, en S 2 u400k.<br />

Gezien het beperkte aantal waarnemingen op klasniveau (<strong>voor</strong> bei<strong>de</strong><br />

leerjaren: N=7) kiezen we er<strong>voor</strong> om <strong>de</strong> variantie tussen <strong>de</strong> 14 klassen in


78<br />

het uitein<strong>de</strong>lijke mo<strong>de</strong>l constant te hou<strong>de</strong>n, zowel <strong>voor</strong> <strong>de</strong> beginmeting als<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> leerwinst, vandaar v4kcons + v5kLW ijk .<br />

Naast <strong>de</strong> varianties op leerlingniveau en een constante variantie op<br />

klasniveau, zowel <strong>voor</strong> beginmeting als <strong>voor</strong> leerwinst, wor<strong>de</strong>n ook <strong>de</strong> co‐<br />

varianties (correlaties) geschat. Dat wil zeggen: op leerlingniveau wordt per<br />

leerjaar <strong>de</strong> correlatie tussen <strong>de</strong> beginmeting en <strong>de</strong> leerwinst geschat; op<br />

klasniveau wordt die covariantie tussen beginmeting en leerwinst over bei‐<br />

<strong>de</strong> leerjaren heen geschat. Het mo<strong>de</strong>l ziet er uitein<strong>de</strong>lijk als volgt uit:<br />

Yijk = Klas3ijk (β1 + e10jk) +<br />

Klas3*LWijk (β2 + e2 0 jk) +<br />

Klas4ijk (β3 + e3 0jk) +<br />

Klas4*LWijk (β4 + e4 0jk) +<br />

v4kcons + v5kLWijk (3)<br />

Met <strong>de</strong> schattingen van dit mo<strong>de</strong>l per afhankelijke variabele kunnen we <strong>de</strong><br />

eerste on<strong>de</strong>rzoeksvraag beantwoor<strong>de</strong>n.<br />

In een twee<strong>de</strong> fase introduceren we elk van <strong>de</strong> verklaren<strong>de</strong> variabelen<br />

('SES', 'sekse', 'thuistaal', 'klassamenstelling') individueel in het brutoleer‐<br />

winstmo<strong>de</strong>l om te achterhalen of die onafhankelijke variabele variantie kan<br />

verklaren van <strong>de</strong> beginmeting en/of <strong>de</strong> leerwinst. We doen dat <strong>voor</strong> elk van<br />

<strong>de</strong> zeven taal‐ en tekstkenmerken. Op die manier verkrijgen we 7*4 tussen‐<br />

tijdse "nettoleerwinstmo<strong>de</strong>llen", waarin telkens het effect van één verkla‐<br />

ren<strong>de</strong> variabele nagegaan wordt, zon<strong>de</strong>r dat er gecontroleerd wordt <strong>voor</strong><br />

an<strong>de</strong>re verklaren<strong>de</strong> variabelen.<br />

In fase 3 gaan we <strong>voor</strong> elk tekst‐ en taalkenmerk op zoek naar het best fit‐<br />

nettoleerwinstmo<strong>de</strong>l, het mo<strong>de</strong>l mét verklaren<strong>de</strong> variabelen, dat <strong>de</strong> data zo<br />

kwaliteitsvol mogelijk in kaart brengt. Voor elk taal‐ en tekstkenmerk ver‐<br />

trekken we van het brutoleerwinstmo<strong>de</strong>l (fase 1). Daaraan voegen we <strong>de</strong><br />

verklaren<strong>de</strong> variabelen toe die in <strong>de</strong> tussentijdse nettoleerwinstmo<strong>de</strong>llen<br />

van fase 2 een significant effect bleken te sorteren. Vervolgens schrappen<br />

we <strong>de</strong> niet‐significante effecten. Ten slotte on<strong>de</strong>rzoeken we of er interactie‐<br />

effecten optre<strong>de</strong>n tussen steeds twee significante verklaren<strong>de</strong> variabelen.<br />

De schattingen per mo<strong>de</strong>l reiken ons het antwoord aan op <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> on‐<br />

<strong>de</strong>rzoeksvraag.


WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 79<br />

De laatste on<strong>de</strong>rzoeksvraag trachten we te beantwoor<strong>de</strong>n op basis van <strong>de</strong><br />

residuele scores <strong>voor</strong> <strong>de</strong> proefpersonen van <strong>de</strong> brutoleerwinstmo<strong>de</strong>llen<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> zes objectieve variabelen. Met die scores kunnen we achterhalen of<br />

bepaal<strong>de</strong> objectieve variabelen (<strong>voor</strong> bepaal<strong>de</strong> subgroepen van leerlingen)<br />

eenzelf<strong>de</strong> patroon van leerwinst vertonen (gelijk op/af), dan wel of ze zich<br />

in een relatie van "uitwisseling" bevin<strong>de</strong>n (tra<strong>de</strong>‐off )?<br />

3. RESULTATEN<br />

3.1 Leerwinst <strong>voor</strong> zeven taal‐ en tekstkenmerken<br />

3.1.1 Gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> leerwinst <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> zeven taal‐ en tekstkenmerken<br />

In <strong>de</strong>ze paragraaf on<strong>de</strong>rzoeken we <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> zeven tekstkenmerken<br />

welke leerwinst er gemid<strong>de</strong>ld geboekt wordt. In Tabel 3.1 vermel<strong>de</strong>n we <strong>de</strong><br />

daartoe relevante schattingen van <strong>de</strong> zeven brutoleerwinstmo<strong>de</strong>llen. Tabel<br />

3.2 bevat <strong>de</strong> correlaties 12 tussen beginmeting en leerwinst volgens <strong>de</strong> zeven<br />

brutoleerwinstmo<strong>de</strong>llen.<br />

Als we <strong>de</strong> gegevens <strong>voor</strong> 'ComEff' bij elkaar brengen (gearceer<strong>de</strong> kolom‐<br />

men), stellen we het volgen<strong>de</strong> vast: in bei<strong>de</strong> leerjaren wordt er gemid<strong>de</strong>ld<br />

genomen leerwinst geboekt. In het 3 e leerjaar gaat het om bijna een halve<br />

SD 13 (0.44SD; p


80<br />

halen <strong>de</strong> sterkere starters <strong>de</strong>els in. Figuur 3.1 illustreert dit <strong>voor</strong> <strong>de</strong> twee<br />

klassen van school F.<br />

Tabel 3.1<br />

Parameterschattingen van het beginniveau (Klas 3/4) en <strong>de</strong> leerwinst(LW)<br />

volgens <strong>de</strong> brutoleerwinstmo<strong>de</strong>llen <strong>voor</strong> zeven taal‐en tekstkenmerken:<br />

fixed effects en random effects op leerlingniveau (KLas3: N=106; Klas4: N=111)<br />

ComEff<br />

Inhoud<br />

LexRijk<br />

CompTU<br />

AccuTU<br />

Spelling<br />

RefCoh<br />

VAST<br />

Klas3 0.02 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00<br />

Klas3*LW 0.44** 0.52*** 0.76* 0.23(*) 0.41*** 0.57*** 0.28*<br />

Klas4 0.46** 0.35** 0.67*** 0.43** 0.07 (NS) 0.60*** 0.42*<br />

Klas4*LW 0.81*** 0.75*** 1.40*** 0.42** 0.73*** 0.51*** 0.09 (NS)<br />

VARIABEL (Niveau leerling)<br />

Klas3 0.94*** 0.99*** 0.99*** 0.96*** 1.01*** 0.90*** 0.97***<br />

Klas3*LW 1.24*** 1.78*** 1.55*** 1.50*** 1.00*** 1.00*** 0.97***<br />

Klas4 1.05*** 1.20*** 2.00*** 1.17*** 1.14*** 0.60*** 0.93***<br />

Klas4*LW 1.11*** 1.24*** 5.30*** 2.03*** 1.84*** 0.78*** 1.04***<br />

***: p


WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 81<br />

inhou<strong>de</strong>lijke kenmerken 'LexRijk' (0,76SD) en 'Inhoud' (0.52SD), maar ook<br />

<strong>voor</strong> 'Spelling' (0.57SD) is <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> progressie sterk positief. De leer‐<br />

winst <strong>voor</strong> 'AccuTU' valt daartussenin (0.41SD). In het 4 e leerjaar liggen <strong>de</strong><br />

scores <strong>voor</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> leerwinst meestal hoger, behalve <strong>voor</strong> 'Spelling' en<br />

'RefCoh'. Het gaat <strong>voor</strong> 'LexRijk', 'CompTU' en 'AccuTU' zelfs bijna om een<br />

verdubbeling t.o.v. het 3 e leerjaar.<br />

Evenals <strong>voor</strong> 'ComEff' zijn ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze variabelen <strong>de</strong> varianties op<br />

leerlingniveau qua startprestatie en leerwinst groot tot zeer groot. In het 4 e<br />

leerjaar vallen bij<strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong> inter‐individuele verschillen qua leerwinst op<br />

<strong>voor</strong> 'LexRijk', 'CompTu' en 'AccuTU'.<br />

Tabel 3.2 leert ons bovendien dat <strong>de</strong> correlaties tussen beginmeting en<br />

leerwinst ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zes objectieve variabelen, zowel in het 3 e als in het 4 e<br />

leerjaar negatief zijn, behalve <strong>voor</strong> 'LexRijk' in Klas4. Net als <strong>voor</strong> 'ComEff'<br />

boeken <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> zwakke starters leerwinst. Gezien <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>lmatig positie‐<br />

ve correlaties tussen begin‐ en eindmeting (Bijlage 2) weten we dat <strong>de</strong><br />

rangor<strong>de</strong> van <strong>de</strong> leerlingen wijzigt tussen begin en eind schooljaar: <strong>de</strong><br />

zwakkere starters halen <strong>de</strong> sterkere starters <strong>de</strong>els in. Figuur 3.2 maakt dit<br />

dui<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> 'CompTU'; Figuur 3.3 toont een grafiek <strong>voor</strong> 'LexRijk'.<br />

Figuur 3.1<br />

Ontwikkeling van 'Communicatieve effectiviteit'<br />

<strong>voor</strong> acht leerlingen uit Klas 3 (links) en acht leerlingen uit Klas 4 van school F.


82<br />

Figuur 3.2<br />

Ontwikkeling van 'Complexiteit van <strong>de</strong> T‐unit'<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> leerlingen uit Klas 3 (links) en Klas 4 (rechts) van school C.<br />

Figuur 3.3<br />

Ontwikkeling van 'Lexicale rijkdom'<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> leerlingen uit Klas 3 (links) en Klas 4 (rechts) van school F.


WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 83<br />

Samenvattend kunnen we met betrekking tot <strong>de</strong> eerste on<strong>de</strong>rzoeksvraag<br />

besluiten dat er – behalve <strong>voor</strong> 'RefCoh' in het 4 e leerjaar – gemid<strong>de</strong>ld ge‐<br />

nomen in bei<strong>de</strong> leerjaren <strong>voor</strong> alle taal‐ en tekstkenmerken leerwinst ge‐<br />

boekt wordt. Daarnaast hebben <strong>de</strong> schattingen ook gereveleerd dat <strong>de</strong><br />

zwakke starters meestal bedui<strong>de</strong>nd meer leerwinst boeken dan <strong>de</strong> sterke<br />

starters, en dat <strong>de</strong> rangor<strong>de</strong>n tussen leerlingen <strong>de</strong>els veran<strong>de</strong>ren.<br />

3.1.2 Impact van kind‐ en klaskenmerken op <strong>de</strong> leerwinst <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong><br />

zeven taal‐ en tekstkenmerken<br />

In het twee<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong>ze paragraaf behan<strong>de</strong>len we <strong>de</strong> vraag of <strong>de</strong><br />

drie door ons geselecteer<strong>de</strong> leerlingkenmerken 'SES', 'thuistaal' en 'sekse',<br />

en het klaskenmerk 'klassensamenstelling naar thuistaal' <strong>de</strong> leerwinst van<br />

<strong>de</strong> zeven kenmerken in bei<strong>de</strong> leerjaren <strong>voor</strong>spellen. Zoals hierboven be‐<br />

schreven, hebben we <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zeven taal‐ en tekstkenmerken eerst on<strong>de</strong>r‐<br />

zocht welke verklaren<strong>de</strong> variabelen een significant effect sorteer<strong>de</strong>n, wan‐<br />

neer er niet gecontroleerd werd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re variabelen. Vervolgens<br />

voeg<strong>de</strong>n we <strong>de</strong> significante effecten per kenmerk gelijktijdig toe. Met het<br />

oog op het best fit‐nettomo<strong>de</strong>l verwij<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n we ten slotte <strong>de</strong> niet‐<br />

significante effecten.<br />

In Tabel 3.3 brengen we eerst <strong>de</strong> significante fixed effects uit <strong>de</strong> zeven best<br />

fit‐nettomo<strong>de</strong>llen van het 3 e leerjaar samen. De verklaren<strong>de</strong> variabelen zijn<br />

zo ingevoerd dat we <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> afwijking van <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rsteld zwakke‐<br />

re presteer<strong>de</strong>rs (laagSES, thuistaal T, jongen en HOM‐ of BI/TRI‐klas) in<br />

kaart brengen ten opzichte van <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> prestatie van <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>r‐<br />

steld sterkere presteer<strong>de</strong>rs. Gezien we <strong>de</strong> scores standaardiseer<strong>de</strong>n, kun‐<br />

nen alle effecten geïnterpreteerd wor<strong>de</strong>n in termen van standaard<strong>de</strong>via‐<br />

ties.<br />

In <strong>de</strong> licht gearceer<strong>de</strong> balk staat wat <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rsteld sterkere presteer‐<br />

<strong>de</strong>rs aan gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> scores behalen. Meteen valt op dat <strong>de</strong>ze vermoe<strong>de</strong>lijk<br />

sterkere leerlingen in<strong>de</strong>rdaad sterker starten (Klas3: gemid<strong>de</strong>ld 0,5SD tot<br />

1SD boven het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> van <strong>de</strong> groep), maar dat zij – gemid<strong>de</strong>ld gezien<br />

− geen leerwinst boeken (Klas3*LW: meestal 0,0SD). Enkel <strong>voor</strong> 'Spelling '<br />

liggen <strong>de</strong> kaarten an<strong>de</strong>rs: <strong>de</strong> vermoe<strong>de</strong>lijk sterkere presteer<strong>de</strong>rs starten op<br />

het algemeen gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> niveau en boeken vervolgens bijna 1SD leer‐<br />

winst.


84<br />

De veron<strong>de</strong>rsteld zwakke presteer<strong>de</strong>rs kunnen we <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> variabe‐<br />

len goed i<strong>de</strong>ntificeren: telkens is er immers een subgroep van leerlingen<br />

<strong>voor</strong> wie geldt dat hun gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> score bij het begin van het schooljaar<br />

significant negatief afwijkt van die van <strong>de</strong> sterke presteer<strong>de</strong>rs:<br />

<strong>voor</strong> vijf van <strong>de</strong> zeven variabelen gaat het om <strong>de</strong> leerlingen van <strong>de</strong> ho‐<br />

mogene klasgroepen ('Inhoud', 'LexRijk', CompTU', 'AccuTU', 'RefCoh');<br />

<strong>voor</strong> 'AccuTU' en 'RefCoh' komt daar nog een min<strong>de</strong>r sterke start van T‐<br />

leerlingen bovenop;<br />

<strong>voor</strong> een an<strong>de</strong>re combinatie van vijf variabelen tonen <strong>de</strong> jongens zich<br />

<strong>de</strong> zwakke starters ('ComEff', 'Inhoud', 'LexRijk', 'AccuTU' en 'RefCoh');<br />

laagSES‐leerlingen starten min<strong>de</strong>r sterk <strong>voor</strong> 'ComEff', 'Inhoud' en<br />

'CompTU'.<br />

Tabel 3.3<br />

Impact van <strong>de</strong> variabelen 'thuistaal', SES' en 'klassensamenstelling' op <strong>de</strong> gestandaardiseer<strong>de</strong><br />

scores van <strong>de</strong> beginmeting (Klas3) en van <strong>de</strong> leerwinst van het 3 e leerjaar (Klas3*LW)<br />

volgens <strong>de</strong> best fit‐nettoleerwinstmo<strong>de</strong>llen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zeven taal‐ en tekstkenmerken; N=106<br />

ComEff<br />

Inhoud<br />

LexRijk<br />

CompTU<br />

AccuTU<br />

Spelling<br />

RefCoh<br />

Klas3 0.99 0.68 0.56 0.56 0.86 0.00 0.90<br />

Klas3*LW 0.93 ***<br />

Klas3*SES‐ ‐0.64 * ‐0.38 (*) ‐0.33 (*)<br />

Klas3*LW*SES‐ 0.58 (*) 0.62 * 0.51 *<br />

Klas3*T ‐0.50 ** ‐0.57 **<br />

Klas3*LW*T 0.62 * 0.35 (*)<br />

Klas3*A<br />

Klas3*LW*A 0.64 (*)<br />

Klas3*Jongen ‐0.84 *** ‐0.63 *** ‐0.87 *** ‐0.91 *** ‐0.29 *<br />

Klas3*LW*Jongen 0.39 * ‐0.35 *<br />

BI/TRI ‐0.49 ** ‐0.58 **<br />

BI/TRI*LW ‐0.30 *<br />

HOM ‐0.36 ** ‐0.55 *** ‐0.56 ** ‐0.34 ** ‐0.78 ***<br />

HOM*LW<br />

‐0.32 *<br />

***: p


WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 85<br />

we stellen vast dat er geen effect op leerwinst vastgesteld kan wor<strong>de</strong>n<br />

<strong>voor</strong> 'klascompositie': HOM‐klassen realiseren geen inhaal‐beweging;<br />

ook <strong>voor</strong> jongens als dusdanig kunnen we geen inhaalbeweging vast‐<br />

stellen, behalve <strong>de</strong>els <strong>voor</strong> 'AccuTU'. Voor 'Spelling' boeken ze – na een<br />

gelijke start – zelfs significant min<strong>de</strong>r leerwinst dan meisjes;<br />

laagSES‐leerlingen boeken telkens voldoen<strong>de</strong> leerwinst op alle variabe‐<br />

len om hun aanvangsachterstand te compenseren: <strong>de</strong> kloof met <strong>de</strong><br />

sterke starters wordt gedicht.<br />

Bij wijze van illustratie tonen Figuur 3.4 en Figuur 3.5 <strong>de</strong> gegevens <strong>voor</strong><br />

'ComEff' en 'Spelling'. De twee grafieken maken dui<strong>de</strong>lijk dat leerwinstpa‐<br />

tronen sterk verschillen tussen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> tekst‐ en taalkenmerken:<br />

laagSES‐leerlingen maken een sterke inhaalbeweging <strong>voor</strong> 'ComEff'. Voor<br />

'Spelling', daarentegen komt er tij<strong>de</strong>ns het leerjaar een kloof tot stand: <strong>de</strong><br />

meisjes en leerlingen van HET‐klassen boeken immers bedui<strong>de</strong>nd meer<br />

leerwinst dan jongens enerzijds en leerlingen van BI/TRI‐ of HOM‐klassen<br />

an<strong>de</strong>rzijds. De grafieken illustreren ook dat jongens aan het eind van het<br />

leerjaar een grote achterstand vertonen: ze scoren haast een volledige SD<br />

lager dan meisjes <strong>voor</strong> 'ComEff', en halen niet eens het beginniveau van <strong>de</strong><br />

zwakste vrouwelijke starters. Ze hebben aan het eind van het 3 e leerjaar<br />

een achterstand van meer dan één schooljaar. Voor 'Spelling' zien we dat<br />

<strong>de</strong> jongens in <strong>de</strong> BI/TRI‐ en HOM‐klassen driekwart SD achterstand hebben,<br />

wat overeenkomt met meer dan een jaar achterstand. De gegevens <strong>voor</strong><br />

'RefCoh' vertonen een nog grotere complexiteit. Opnieuw zien we dat een<br />

aantal leerlingen geen leerwinst boekt, m.n. <strong>de</strong> niet‐T‐jongens en ‐meisjes.<br />

De T‐leerlingen boeken wel leerwinst, tot welke soort klas ze ook behoren.<br />

Toch is hun achterstand aan het eind van <strong>de</strong> rit nog groot, <strong>voor</strong>al in het ge‐<br />

val van T‐jongens in HOM‐ en BI/TRI‐klassen. De achterstand – ondanks <strong>de</strong><br />

leerwinst – blijft <strong>voor</strong> sommige leerlingen bijna 2SD, wat – gezien <strong>de</strong> ge‐<br />

mid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> leerwinst per schooljaar − op veel meer dan één à twee jaar leer‐<br />

achterstand 14 wijst.<br />

De gegevens van het 4 e leerjaar staan in Tabel 3.4. Net zoals <strong>voor</strong> het 3 e<br />

leerjaar zijn <strong>de</strong> verklaren<strong>de</strong> variabelen ook <strong>voor</strong> het 4 e leerjaar zo ingevoerd<br />

dat we <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> afwijkingen van <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rsteld zwakkere pres‐<br />

teer<strong>de</strong>rs in kaart brengen ten opzichte van <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> prestaties van <strong>de</strong><br />

veron<strong>de</strong>rsteld sterkere presteer<strong>de</strong>rs.<br />

14 "<strong>Achter</strong>stand" wordt berekend op basis van <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> toename op één schooljaar tijd.


86<br />

Gestandaardiseer<strong>de</strong> score<br />

1,2<br />

1<br />

0,8<br />

0,6<br />

0,4<br />

0,2<br />

0<br />

-0,2<br />

-0,4<br />

-0,6<br />

SES ‐ Meisje<br />

SES ‐ Jongen<br />

SES + Meisje<br />

SES + Jongen<br />

MM1 MM2<br />

Meetmomenten<br />

Figuur 3.4<br />

Leerwinstpatroon <strong>voor</strong> vier subgroepen (hoog‐/laagSES, meisjes vs. jongens)<br />

zoals geschat door het best fit‐nettoleerwinstmo<strong>de</strong>l<br />

<strong>voor</strong> 'Communicatieve effectiviteit' in het 3 e leerjaar.<br />

Gestandaardiseer<strong>de</strong> score<br />

1<br />

0,9<br />

0,8<br />

0,7<br />

0,6<br />

0,5<br />

0,4<br />

0,3<br />

0,2<br />

0,1<br />

0<br />

MM1 MM2<br />

Meetmomenten<br />

Meisje<br />

HET‐klas<br />

Meisje<br />

niet‐HET‐klas<br />

Jongen<br />

HET‐klas<br />

Jongen<br />

niet‐HET‐klas<br />

Figuur 3.5<br />

Leerwinstpatroon <strong>voor</strong> vier subgroepen (heterogene vs. niet‐heterogene klasgroepen,<br />

meisjes vs. jongens) zoals geschat door het best fit‐nettoleerwinstmo<strong>de</strong>l<br />

<strong>voor</strong> 'Spelling' in het 3 e leerjaar.


WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 87<br />

De licht gearceer<strong>de</strong> balk toont wat <strong>de</strong> sterke presteer<strong>de</strong>rs gemid<strong>de</strong>ld reali‐<br />

seren (startscore; leerwinst): gezien ook in <strong>de</strong>ze tabel gestandaardiseer<strong>de</strong><br />

scores 15 weergegeven wor<strong>de</strong>n, zien we dat er <strong>voor</strong> alle variabelen door <strong>de</strong><br />

sterkere presteer<strong>de</strong>rs gemid<strong>de</strong>ld genomen gestart wordt met een score die<br />

1SD à 2SD hoger ligt dan <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> beginscore van het 3 e leerjaar (M =<br />

0,0). We stellen ook vast dat <strong>de</strong>ze veron<strong>de</strong>rsteld sterke presteer<strong>de</strong>rs ge‐<br />

mid<strong>de</strong>ld sterker starten dan <strong>de</strong> zwakkere presteer<strong>de</strong>rs en in vijf van <strong>de</strong> ze‐<br />

ven gevallen leerwinst boeken: tussen 0,5SD en 1SD <strong>voor</strong> vier variabelen, en<br />

2SD <strong>voor</strong> 'LexRijk'. Voor één tekstkenmerk ('AccuTU') boeken <strong>de</strong>ze sterkere<br />

starters geen leerwinst; <strong>voor</strong> 'RefCoh' stellen we zelfs "achteruitgang" vast.<br />

De veron<strong>de</strong>rsteld zwakke presteer<strong>de</strong>rs kunnen we ook in het 4 e leerjaar<br />

<strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> variabelen goed i<strong>de</strong>ntificeren: telkens is er immers een sub‐<br />

groep van leerlingen <strong>voor</strong> wie geldt dat <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> score bij het begin<br />

van het schooljaar significant negatief afwijkt van die van <strong>de</strong> sterke pres‐<br />

teer<strong>de</strong>rs. Het betreft<br />

T‐leerlingen <strong>voor</strong> 'ComEff', 'Inhoud', 'CompTU', 'AccuTU' en 'RefCoh',<br />

zeker in Hom‐klassen ('Inhoud', 'LexRijk', 'CompTU', 'AccuTU' en 'Ref<br />

Coh'), en in min<strong>de</strong>re mate ook in BI/TRI‐klassen ('CompTU' en 'RefCoh');<br />

jongens <strong>voor</strong> 'ComEff', 'Inhoud', 'LexRijk' en 'AccuTU';<br />

laagSES‐leerlingen <strong>voor</strong> 'AccuTU' en 'Spelling'.<br />

Net zoals <strong>voor</strong> het 3 e leerjaar stellen we <strong>voor</strong> het 4 e leerjaar vast dat "laag‐<br />

SES T‐jongens in HOM‐klassen" <strong>de</strong> minst gunstige startpositie innemen.<br />

Boeken <strong>de</strong>ze zwakke starters meer leerwinst dan <strong>de</strong> sterkere starters, zodat<br />

<strong>de</strong> kloof stilaan gedicht wordt? Het antwoord luidt als volgt:<br />

in zwak starten<strong>de</strong> klasgroepen (HOM − BI/TRI) wordt geen extra leer‐<br />

winst geboekt; integen<strong>de</strong>el, <strong>voor</strong> 'Spelling' is <strong>de</strong> leerwinst zelfs 0.3SD<br />

min<strong>de</strong>r dan die van HET‐klassen;<br />

T‐leerlingen maken hun achterstand bij <strong>de</strong> start slechts in één van <strong>de</strong><br />

vijf gevallen (<strong>de</strong>els) goed, nl. <strong>voor</strong> 'RefCoh';<br />

jongens dichten <strong>de</strong> kloof niet <strong>voor</strong> 'ComEff' en 'Inhoud', maar wel <strong>voor</strong><br />

'AccuTU'. Voor 'LexRijk' voegen ze aan een aanvangsachterstand ook<br />

veel min<strong>de</strong>r leerwinst toe (‐ 1,4SD) dan <strong>de</strong> sterke starters;<br />

laagSES‐leerlingen maken hun aanvangsachterstand <strong>voor</strong> 'AccuTU'<br />

ruimschoots goed door 0,5SD meer leerwinst. Voor 'Spelling' is dat niet<br />

het geval. Er wordt door laagSES‐leerlingen een kwart standaard<strong>de</strong>via‐<br />

15 De standaardisering <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> variabelen gebeur<strong>de</strong> op basis van <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> score<br />

en <strong>de</strong> standaard<strong>de</strong>viatie van het eerste meetmoment (van het 3 e leerjaar) (zie §2.4.2).


88<br />

tie lager gestart en geen extra leerwinst geboekt (<strong>de</strong> kloof blijft). Meer<br />

nog, laagSES‐jongens boeken 0,5SD min<strong>de</strong>r leerwinst dan gemid<strong>de</strong>ld<br />

(<strong>de</strong> kloof vergroot).<br />

Tabel 3.4<br />

Impact van <strong>de</strong> variabelen 'thuistaal', SES' en 'klassensamenstelling' op <strong>de</strong> gestandaardiseer<strong>de</strong><br />

scores van <strong>de</strong> beginmeting (Klas4) en van <strong>de</strong> leerwinst van het 4 e leerjaar (Klas4*LW)<br />

volgens <strong>de</strong> best fit‐nettoleerwinstmo<strong>de</strong>llen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zeven taal‐ en tekstkenmerken; N=111<br />

ComEff<br />

Inhoud<br />

LexRijk<br />

CompTU<br />

AccuTU<br />

Spelling<br />

RefCoh<br />

Klas4 0.89 0.90 1.29 1.41 0.84 0.71 1.93<br />

Klas4*LW 0.81 *** 0.71 *** 2.04 *** 0.41 ** 0.91 *** ‐0.55 *<br />

Klas4*SES ‐ ‐0.37 (*) ‐0.27 (*)<br />

Klas4*LW*SES ‐ 0.56 *<br />

Klas4*T ‐0.41* ‐0.43** ‐0.68 ** ‐0.32 * ‐1.27 ***<br />

Klas4*LW*T 0.76 **<br />

Klas4*A ‐0.85 ** ‐1.05 ***<br />

Klas4*LW*A 0.55 (*)<br />

Klas4*J ‐0.46* ‐0.35 * ‐0.87 *** ‐0.53 **<br />

Klas4*LW*J ‐1.40 ** 0.60 *<br />

Klas4*LW*A*J 0.52 *<br />

Klas4*LW*SES‐*J ‐0.50 **<br />

BI/TRI ‐0.49 ** ‐0.58 **<br />

BI/TRI*LW ‐0.30 *<br />

HOM ‐0.36 ** ‐0.55 *** ‐0.56 ** ‐0.34 ** ‐0.78 ***<br />

HOM*LW<br />

‐0.32 *<br />

***: p


Gestandaardiseer<strong>de</strong> score<br />

1,8<br />

1,6<br />

1,4<br />

1,2<br />

1<br />

0,8<br />

0,6<br />

0,4<br />

0,2<br />

0<br />

nt‐T meisje<br />

T meisje<br />

nt‐T jongen<br />

WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 89<br />

T jongen<br />

MM3 MM4<br />

Meetmomenten<br />

Figuur 3.6<br />

Leerwinstpatroon <strong>voor</strong> vier subgroepen (T vs. niet‐T, meisjes vs. jongens)<br />

zoals geschat door het best fit‐nettoleerwinstmo<strong>de</strong>l<br />

<strong>voor</strong> 'Communicatieve effectiviteit' in het 4 e leerjaar.<br />

Gestandaardiseer<strong>de</strong> score<br />

1,8<br />

1,6<br />

1,4<br />

1,2<br />

1<br />

0,8<br />

0,6<br />

0,4<br />

0,2<br />

0<br />

MM3 MM4<br />

Meetmomenten<br />

jongen HET SES+<br />

meisje HET SES+<br />

meisje HET SES‐<br />

meisje niet‐HET SES+<br />

jongen niet‐HET SES+<br />

meisje niet‐HET SES‐<br />

jongen HET SES‐<br />

jongen niet‐HET SES‐<br />

Figuur 3.7<br />

Leerwinstpatroon <strong>voor</strong> vier subgroepen (heterogene vs. niet‐heterogene klasgroepen, meisjes<br />

vs. jongens) zoals geschat door het best fit‐nettoleerwinstmo<strong>de</strong>l<br />

<strong>voor</strong> 'Spelling' in het 4 e leerjaar.


90<br />

Tot slot zoomen we nog even in op 'AccuTU'. Immers, <strong>de</strong> leerwinst van <strong>de</strong><br />

laagSES‐leerlingen en van <strong>de</strong> jongens springt in het oog, zeker in vergelijking<br />

met het status‐quo van <strong>de</strong> hoogSES‐meisjes. Deze twee subgroepen maken<br />

hun startachterstand t.a.v. <strong>de</strong> sterke starters ruim goed. Dat leidt tot een<br />

an<strong>de</strong>re rangor<strong>de</strong> van <strong>de</strong> subgroepjes, die ook al <strong>voor</strong>speld werd door <strong>de</strong><br />

correlaties tussen beginmeting en leerwinst (r=‐.72; p


Gestandaardiseer<strong>de</strong> score<br />

2<br />

1,5<br />

1<br />

N‐meisje HET AccuTU<br />

0,5<br />

N‐jongen HET CompTU<br />

N‐meisje HET CompTU<br />

0<br />

-0,5<br />

N‐jongen HET AccuTU<br />

WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 91<br />

MM1 MM2 MM3 MM4<br />

Meetmomenten<br />

Figuur 3.8<br />

Leerwinstpatroon <strong>voor</strong> twee subgroepen (jongens vs.meisjes) zoals geschat door <strong>de</strong> best fit‐<br />

nettoleerwinstmo<strong>de</strong>llen <strong>voor</strong> 'AccuTU' en 'CompTU' in het 3 e en 4 e leerjaar.<br />

Samenhang qua leerwinst tussen <strong>de</strong> zes objectieve variabelen.<br />

3.2 De on<strong>de</strong>rlinge samenhang qua leerwinst van taal‐ en tekstkenmer‐<br />

ken<br />

In <strong>de</strong>ze paragraaf behan<strong>de</strong>len we <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvraag naar <strong>de</strong> samenhang<br />

qua leerwinst van <strong>de</strong> zes objectieve variabelen, zowel algemeen als <strong>voor</strong><br />

diverse subgroepen. We nemen 'Communicatieve effectiviteit' niet op in <strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rzoeksvraag, omdat het hier om een holistische maat gaat, die mid‐<br />

<strong>de</strong>lmatig tot sterk positief correleert met <strong>de</strong> meeste an<strong>de</strong>re (zie Studie 1<br />

van dit proefschrift).<br />

Onze exploraties van <strong>de</strong> correlaties tussen <strong>de</strong> leerwinst <strong>voor</strong> objectieve va‐<br />

riabelen leveren <strong>voor</strong> het 3 e respectievelijk 4 e leerjaar als geheel telkens<br />

één significant resultaat op (gearceer<strong>de</strong> kolom). We nemen bei<strong>de</strong> resulta‐<br />

ten op in Tabel 3.5, waarin we ook aangeven of er verschillen tussen sub‐<br />

groepen (jongens vs. meisjes, Turks vs. niet‐Turks, ...) optre<strong>de</strong>n. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong><br />

exploraties van samenhang qua leerwinst tussen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> objectie‐<br />

ve variabelen troffen we <strong>voor</strong> bepaal<strong>de</strong> subgroepen (bv. jongens vs. meis‐<br />

jes) significante (p


92<br />

ties von<strong>de</strong>n we overall echter geen samenhang. Om die re<strong>de</strong>n verwerken<br />

we die gegevens niet in Tabel 3.5, maar reiken we ze – waar zinvol – in <strong>de</strong><br />

tekst aan.<br />

Tabel 3.5<br />

Correlaties tussen <strong>de</strong> leerwinst <strong>voor</strong> twee combinaties van objectieve tekstkenmerken<br />

in schriftelijke navertellingen van leerlingen van het 3 e (N=106) en 4 e leerjaar(N=111)<br />

en <strong>voor</strong> diverse subgroepen van leerlingen<br />

(Turks vs. niet‐Turks; jongen vs. meisje; laagSES [SES‐]vs. hoogSES [SES+])<br />

Correlaties<br />

<strong>voor</strong> leer‐<br />

winst tussen<br />

CompTU‐<br />

AccuTU<br />

Inhoud‐<br />

CompTU<br />

Leerjaar<br />

3<br />

4<br />

Vol‐<br />

ledige<br />

groep<br />

‐.27 *<br />

(N=106)<br />

.27 *<br />

(N=111)<br />

T<br />

‐.26 (*)<br />

(N=55)<br />

Thuistaal<br />

Niet‐T<br />

‐.27 *<br />

(N=51)<br />

.40 *<br />

(N=47)<br />

Jongen<br />

.32 *<br />

(N=55)<br />

Sekse SES<br />

Meisje<br />

‐.45 *<br />

(N=55)<br />

.22 (*)<br />

(N=56)<br />

(*) p


WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 93<br />

een negatieve samenhang tussen 'CompTU' en 'Spelling' op. Voor <strong>de</strong> laag‐<br />

SES‐groep daarentegen, stel<strong>de</strong>n we tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> exploraties enkel positieve<br />

correlaties vast.<br />

Ver<strong>de</strong>r zien we geen significante correlaties <strong>voor</strong> het 3 e leerjaar als ge‐<br />

heel. Vooruitgang op het ene gebied (bv. 'Spelling') levert geen <strong>voor</strong>spellin‐<br />

gen op <strong>voor</strong> <strong>de</strong> leerwinst op een an<strong>de</strong>r vlak (bv. 'Inhoud'). De aard van <strong>de</strong><br />

samenhang qua leerwinst tussen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> variabelen is dus <strong>voor</strong><br />

elke leerling an<strong>de</strong>rs, maar wel zo dat altijd een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> leerlingen een<br />

positieve leerwinstrelatie tussen twee variabelen realiseert, terwijl an<strong>de</strong>re<br />

leerlingen een negatieve relatie realiseren. De mate waarin <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong><br />

zes variabelen leerwinst geboekt wordt, lijkt bijgevolg een verhaal van grote<br />

inter‐individuele verschillen. Figuur 3.9 toont <strong>de</strong> leerwinst <strong>voor</strong> zes variabe‐<br />

len in teksten van twee willekeurig gekozen leerlingen.<br />

Gestandaardiseer<strong>de</strong> Score<br />

2,50<br />

2,00<br />

1,50<br />

1,00<br />

0,50<br />

0,00<br />

-0,50<br />

-1,00<br />

-1,50<br />

LL1: Spelling<br />

LL1: Inhoud<br />

LL1: CompTU<br />

LL1: RefCoh<br />

LL1: LexRijk<br />

LL1: AccuTU<br />

MM1 MM2 MM1 MM2<br />

Meetmomenten<br />

LL2: CompTU<br />

LL2: Spelling<br />

LL2: RefCoh<br />

LL2: AccuTU<br />

LL2: LexRijk<br />

LL2: Inhoud<br />

Figuur 3.9<br />

Leerwinst <strong>voor</strong> zes objectieve variabelen in <strong>de</strong> schriftelijke navertellingen<br />

van LL1, nl. nr.10302: laagSES T‐meisje in het 3e leerjaar (MM1, MM2) van HOM‐school B en<br />

van LL2, nl. nr. 40305: hoogSES A‐jongen in het 3e leerjaar (MM1, MM2) van HET‐school F.<br />

Voor <strong>de</strong> teksten van alle 4 e ‐klassers samen geldt ook één significante corre‐<br />

latie qua leerwinst. De correlatie toont een positieve samenhang tussen


94<br />

'Inhoud' en 'CompTU': een aantal leerlingen dat <strong>voor</strong> 'Inhoud' leerwinst<br />

boekt, boekt ook leerwinst <strong>voor</strong> 'CompTU', en vice versa, terwijl het ook<br />

omgekeerd zo is dat een aantal leerlingen dat <strong>voor</strong> 'Inhoud' ter plaatse<br />

trappelt of zelfs achteruitgaat, dat ook <strong>voor</strong> 'CompTU' doet, en vice versa.<br />

De gegevens uit Tabel 3.4 laten vermoe<strong>de</strong>n dat het wel om dubbele leer‐<br />

winst gaat, omdat <strong>de</strong> twee variabelen in het 4 e leerjaar gunstig evolueren.<br />

De resultaten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n subgroepen leren ons dat <strong>de</strong> samen‐<br />

hang tussen <strong>de</strong> leerwinst <strong>voor</strong> 'CompTU' en 'Inhoud' zich <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong>doet in<br />

teksten van niet‐T leerlingen en hoogSES‐leerlingen. Het formuleren van<br />

"meer inhoud in complexere zinnen" is in het 4 e leerjaar misschien (nog)<br />

niet aan laagSES‐ en/of T‐leerlingen besteed. Gezien we <strong>voor</strong> <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />

duo's van variabelen geen significante correlaties qua leerwinst op leerjaar‐<br />

niveau kunnen vaststellen, mogen we uitgaan van een grote inter‐<br />

individuele variatie in combinaties van kenmerken waar<strong>voor</strong> al dan niet<br />

leerwinst geboekt wordt. Figuur 3.10 toont <strong>de</strong> leerwinst <strong>voor</strong> zes variabelen<br />

in teksten van twee willekeurig gekozen leerlingen.<br />

Gestandaardiseer<strong>de</strong> score<br />

4,00<br />

3,00<br />

2,00<br />

1,00<br />

0,00<br />

-1,00<br />

-2,00<br />

LL1: LexRijk<br />

LL1: Spelling<br />

LL1: CompTU<br />

LL1: Inhoud<br />

LL1: RefCoh<br />

LL1: AccuTU<br />

MM3 MM4 MM3 MM4<br />

Meetmomenten<br />

LL2: LexRijk<br />

LL2: CompTU<br />

LL2: Inhoud<br />

LL2: RefCoh<br />

LL2: Spelling<br />

LL2: AccuTU<br />

Figuur 3.10<br />

Leerwinst <strong>voor</strong> zes objectieve variabelen in <strong>de</strong> schriftelijke navertellingen<br />

van LL1, nl. nr.40423: laagSES T‐jongen van het 4 e leerjaar (MM3, MM4) en van LL2,<br />

nl. nr. 40406: hoogSES N‐meisje van het 4 e leerjaar (MM3, MM4) van HET‐school F.


WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 95<br />

We kunnen het antwoord op <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvraag nu als volgt formu‐<br />

leren: het (positief of negatief) samengaan van leerwinst <strong>voor</strong> twee of meer<br />

objectieve variabelen is een sterk individueel gegeven. In elk leerjaar stel‐<br />

<strong>de</strong>n we immers slechts één instantie van systematische samenhang vast, nl.<br />

een zwak negatieve samenhang van 'AccuTU' en 'CompTU' in het 3 e leer‐<br />

jaar, wat wijst op tra<strong>de</strong>‐off, en een zwak positieve samenhang van 'Inhoud'<br />

en 'CompTU' in het 4 e leerjaar. We hebben <strong>voor</strong> bei<strong>de</strong> leerjaren ook kunnen<br />

achterhalen in welke subgroepen die samenhang zich het dui<strong>de</strong>lijkst <strong>voor</strong>‐<br />

<strong>de</strong>ed: <strong>voor</strong> het 3 e leerjaar zagen we tra<strong>de</strong>‐off <strong>voor</strong>namelijk bij meisjes; <strong>de</strong><br />

samenhang tussen 'CompTU' en 'Inhoud' van het 4 e leerjaar trad op bij niet‐<br />

T en hoogSES.<br />

4. DISCUSSIE<br />

4.1 De leerwinst van <strong>de</strong> "veron<strong>de</strong>rsteld" 16 sterke en zwakke starters<br />

In Figuur 4.1 vatten we <strong>de</strong> resultaten samen van ons on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong><br />

leerwinst van zwakke en sterke starters van het 3 e en 4 e leerjaar. De gege‐<br />

vens van <strong>de</strong> linkerhelft betreffen <strong>de</strong> sterke starters van het 3 e (bovenaan)<br />

en 4 e leerjaar (on<strong>de</strong>raan). Hun situatie wordt besproken in §4.1.1. De rech‐<br />

terhelft bevat <strong>de</strong> informatie over <strong>de</strong> zwakke starters, die ver<strong>de</strong>r toegelicht<br />

wordt in §4.1.2. Daarnaast vormen jongens en meisjes twee bijzon<strong>de</strong>re<br />

subgroepen: §4.1.3 bespreekt wat hen – qua leerwinst <strong>voor</strong> taal‐ en tekst‐<br />

kenmerken – verbindt en scheidt.<br />

4.1.1 De leerwinst van <strong>de</strong> sterkere starters<br />

In het 3 e leerjaar valt het op dat <strong>de</strong> volledige groep sterke starters gemid‐<br />

<strong>de</strong>ld genomen geen leerwinst boekt, behalve <strong>voor</strong> 'Spelling'. Voor <strong>de</strong> <strong>voor</strong>‐<br />

uitgang die door sommige sterke starters <strong>voor</strong> een of meer variabelen ge‐<br />

boekt wordt, is er bij zes van <strong>de</strong> zeven tekstkenmerken dus evenveel ach‐<br />

teruitgang bij an<strong>de</strong>re sterke starters. In het 4 e leerjaar zien we dat sterke<br />

starters <strong>voor</strong> vijf van <strong>de</strong> zeven tekstkenmerken gemid<strong>de</strong>ld wél leerwinst<br />

16 De "veron<strong>de</strong>rsteld" sterkere leerlingen zijn <strong>de</strong> leerlingen die wij in <strong>de</strong> nettoleerwinstmo<strong>de</strong>l‐<br />

len tot <strong>de</strong> referentiegroep hebben laten behoren (gearceer<strong>de</strong> balkjes in Tabellen 3.3 en 3.4).<br />

Zij zijn dus wie NIET opgesomd wordt in <strong>de</strong> linkerkolom van <strong>de</strong> respectieve tabellen. Dat zijn<br />

<strong>de</strong> "veron<strong>de</strong>rsteld" zwakkere starters: <strong>de</strong>ze subgroepen vertonen <strong>voor</strong> een of meer variabe‐<br />

len negatieve effecten ten opzichte van <strong>de</strong> startscores van <strong>de</strong> referentiegroep (i.e. <strong>de</strong> sterkere<br />

starters).


96<br />

3e<br />

leerjaar<br />

4e<br />

leerjaar<br />

boeken. Voor twee variabelen wordt door <strong>de</strong>ze subgroep als geheel gemid‐<br />

<strong>de</strong>ld genomen geen <strong>voor</strong>uitgang gemaakt.<br />

Sterke starters<br />

i.c. hoogSES<br />

Inhoud: SQ<br />

Form‐as‐ambition: SQ<br />

Form‐as‐accuracy: LW **<br />

Tra<strong>de</strong>‐off tussen LW 'CompTU'/<br />

'AccuTU' & 'CompTU'/'Spelling'<br />

Inhoud: LW **<br />

Form‐as‐ambition: LW **<br />

Form‐as‐accuracy: LW (*)<br />

Positieve samenhang qua LW<br />

'CompTU' / 'Inhoud'<br />

Sterke starters<br />

i.c. niet‐ T<br />

Zwakke starters<br />

i.c. laagSES<br />

Inhoud: LW **<br />

Form‐as‐ambition: LW **<br />

Form‐as‐accuracy: LW (*)<br />

Positieve samenhang qua LW<br />

tussen uiteenlopen<strong>de</strong> variabelen<br />

Inhoud: LW **<br />

Form‐as‐ambition: LW **<br />

Form‐as‐accuracy: LW */(*)<br />

Enkel inter‐individueel<br />

variëren<strong>de</strong> tra<strong>de</strong>‐off<br />

Zwakke starters<br />

i.c. T<br />

kloof verdwijnt<br />

kloof blijft<br />

Figuur 4.1<br />

Leerwinst <strong>voor</strong> 'Inhoud', form‐as‐ambition, en fom‐as‐accuracy in schriftelijke navertellingen.<br />

SQ: geen leerwinst; (*): indirect geobserveer<strong>de</strong> leerwinst; *: geobserveer<strong>de</strong> leerwinst: be‐<br />

perkt; **: geobserveer<strong>de</strong> leerwinst: aanzienlijk. In vetjes: significant lagere startscore.<br />

We willen ons binnen <strong>de</strong> groep sterke starters <strong>voor</strong> bei<strong>de</strong> leerjaren richten<br />

op <strong>de</strong> subgroep die – op basis van <strong>de</strong> effecten van <strong>de</strong> zwakkere subgroepen<br />

– <strong>de</strong> stevigste startpositie in lijkt te nemen. Zo zien we in het 3e leerjaar <strong>de</strong><br />

laagSES‐leerlingen op een dui<strong>de</strong>lijk zwakkere startpositie staan dan hoog‐<br />

SES‐leerlingen. Die laatste groep bekijken we van dichtbij. In het 4e leerjaar<br />

vormen <strong>de</strong> T‐leerlingen een subgroep zwakke starters, wat <strong>de</strong> niet‐T‐groep<br />

tot sterkere starters maakt. Voor bei<strong>de</strong> leerjaren bespreken we <strong>de</strong> sub‐<br />

groepen "jongens" en "meisjes" in §4.3.<br />

Dat <strong>de</strong> subgroepen (bv. hoogSES in het 3 e leerjaar) op bepaal<strong>de</strong> variabelen<br />

gemid<strong>de</strong>ld genomen niet of nauwelijks groeien, zou aan een plafon<strong>de</strong>ffect<br />

geweten kunnen wor<strong>de</strong>n.


WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 97<br />

Uit een vergelijking van gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> startscores <strong>voor</strong> 'ComEff' en 'Inhoud'<br />

van <strong>de</strong> subgroep hoogSES van het 3 e leerjaar met resultaten van 4 e leerjaar<br />

blijkt echter dat <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> scores in het 4 e leerjaar ongeveer dubbel zo<br />

hoog liggen als in 3 e leerjaar (ComEff*hoogSES in Klas 3: M=0.5; Co‐<br />

mEff*hoogSES in Klas 4: M=1,1; Inhoud*hoogSES in Klas 3: M=0.4; In‐<br />

houd*hoog SES in Klas 4: M=0,8). Bovendien zien we dat leerlingen in het 4 e<br />

leerjaar vanuit een vergelijkbare startscore <strong>voor</strong> diezelf<strong>de</strong> variabelen wel<br />

heel wat leerwinst boeken. We kunnen <strong>voor</strong> 'ComEff' en 'Inhoud' in het 3 e<br />

leerjaar dus bezwaarlijk over een plafon<strong>de</strong>ffect spreken.<br />

Voor 'AccuTU', <strong>de</strong> uitsluitend op correctheid gerichte variabele waar<strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> niet‐T‐leerlingen van het 4 e leerjaar geen leerwinst meer boeken, geldt<br />

<strong>de</strong>els <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nering: sommige niet‐T‐leerlingen starten in<strong>de</strong>rdaad<br />

met een hoge score <strong>voor</strong> 'AccuTU', zodat er geen grote positieve leerwinst<br />

meer geboekt kan wor<strong>de</strong>n. Toch liggen <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>ze subgroep<br />

bij het begin van het 4 e leerjaar niet hoog <strong>voor</strong> 'AccuTU': M = 0.34 (SD =<br />

0.99 ). Ter vergelijking, aan het eind van het 4 e leerjaar hebben meisjes een<br />

gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> score van 0.73 (SD = 1.03) <strong>voor</strong> 'AccuTU'. Een plafon<strong>de</strong>ffect lijkt<br />

ook hier dus niet <strong>de</strong> volledige verklaring te bie<strong>de</strong>n.<br />

Wat 'CompTU' betreft, <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re variabele waar<strong>voor</strong> door hoogSES in<br />

het 3 e leerjaar geen leerwinst geboekt wordt, kunnen we er – gezien <strong>de</strong> we‐<br />

zenlijke aard van <strong>de</strong>ze variabele en gezien <strong>de</strong> schrijfontwikkelingsfase van<br />

<strong>de</strong>ze leerlingen – van uitgaan dat een plafond niet snel bereikt zal zijn<br />

(Kress, 1994; Myhill, 2008; Hudson, 2009). Dat zien we ook aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>uit‐<br />

gang die in het 4 e leerjaar over het algemeen nog mogelijk is.<br />

Het antwoord op <strong>de</strong> vraag waarom hoogSES in Klas 3 en niet‐T in Klas 4<br />

géén <strong>voor</strong>uitgang boeken <strong>voor</strong> 'ComEff', 'Inhoud' en 'CompTU', respectieve‐<br />

lijk <strong>voor</strong> 'AccuTU' en 'RefCoh', moeten we bijgevolg el<strong>de</strong>rs zoeken. We leg‐<br />

gen per leerjaar <strong>de</strong> resultaten van §3.1 en §3.2 samen.<br />

Uit Tabel 3.5 leren we dat hoogSES in Klas 3 een negatieve correlatie laat<br />

zien tussen 'CompTU' en 'AccuTU' (r=‐.27 [p


98<br />

(Skehan & Foster, 2001), en wel zo dat die inzet ten koste gaat van form‐as‐<br />

ambition.<br />

Als dat klopt, rijst <strong>de</strong> vraag waarom <strong>de</strong>ze groep dat gedrag vertoont.<br />

Misschien speelt mee dat in het on<strong>de</strong>rwijs meer aandacht besteed wordt<br />

aan <strong>de</strong> vormelijke correctheid van schriftelijk taalgebruik (Bonset & Hooge‐<br />

veen, 2007). En/of misschien zijn <strong>de</strong>ze leerlingen mentaal nog niet in staat<br />

om dit soort intense aandacht <strong>voor</strong> vormelijke nauwkeurigheid (form‐as‐<br />

accuracy) te combineren met aandacht <strong>voor</strong> "uitdagen<strong>de</strong>r taalgebruik"<br />

(form‐as‐ambition) en/of met inhou<strong>de</strong>lijke precisie (Skehan & Foster, 2001;<br />

Skehan, 2007; Swanson & Berninger, 1994). De vaststelling dat laagSES‐<br />

leerlingen in <strong>de</strong> loop van dat leerjaar wél behoorlijk wat leerwinst boeken<br />

op combinaties van correctheids‐ en complexiteitsvariabelen (zie ver<strong>de</strong>r),<br />

spreekt <strong>de</strong>ze twee<strong>de</strong> verklaringsgrond echter tegen. Een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> verklaring<br />

kan gezocht wor<strong>de</strong>n in het feit dat het actuele stelon<strong>de</strong>rwijs form‐as‐<br />

ambition en ook 'Inhoud' te weinig heeft on<strong>de</strong>rsteund "op een <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze<br />

leerlingen zinvolle en leerrijke wijze". Die re<strong>de</strong>nering sluit aan bij Coker<br />

(2006): <strong>voor</strong> sommige subgroepen sorteert een bepaald type schrijfon<strong>de</strong>r‐<br />

wijs een positief effect <strong>voor</strong> bepaal<strong>de</strong> tekstkenmerken, terwijl het <strong>voor</strong> an‐<br />

<strong>de</strong>re subgroepen geen vruchten afwerpt wat diezelf<strong>de</strong> kenmerken betreft.<br />

In het 4 e leerjaar stellen we <strong>voor</strong> niet‐T‐leerlingen (als subgroep sterke star‐<br />

ters) vast dat ze een positieve correlatie tussen <strong>de</strong> leerwinst <strong>voor</strong> 'CompTU'<br />

en 'Inhoud' realiseren (r=.40 [p


WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 99<br />

betekent – in combinatie met een toename <strong>voor</strong> 'CompTU' – dus eigenlijk<br />

<strong>voor</strong>uitgang.<br />

'RefCoh' vertelt een <strong>de</strong>els overeenkomstig verhaal. Een toename <strong>voor</strong><br />

'Inhoud' oefent druk uit op 'RefCoh'. Vergelijk Fragmenten 1 en 2.<br />

Fragment 1<br />

Een man koopt een banaan. Hij eet ze op. Hij 1 gooit <strong>de</strong> schil op <strong>de</strong><br />

grond. Er komt een meisje. Ze koopt een ijsje. Plots valt ze over <strong>de</strong><br />

schil. De man zegt 'Oh'. Hij koopt een nieuw ijsje <strong>voor</strong> het meisje.<br />

Fragment 2<br />

Een man koopt een banaan bij groenteboer Leon. 'Een mooie ba‐<br />

naan', zegt hij². Hij eet <strong>de</strong> banaan op en gooit <strong>de</strong> schil op <strong>de</strong> grond.<br />

Daar komt een meisje. Zij koopt een ijsje bij <strong>de</strong> groenteboer. Ze smult<br />

van haar ijsje. Plots valt ze over <strong>de</strong> schil. 'Oh' zegt hij³. Hij komt naar<br />

haar toe en vraagt 'Gaat het?' Dan lopen ze samen naar <strong>de</strong> winkel. De<br />

man koopt een nieuw ijsje <strong>voor</strong> het meisje. En hij 4 gooit zijn schil in<br />

<strong>de</strong> vuilnisbak.<br />

In Fragment 1 staat enkel <strong>de</strong> allerbelangrijkste informatie. Zo verwijst <strong>de</strong><br />

schrijver enkel naar <strong>de</strong> twee hoofdpersonages, en niet naar <strong>de</strong> krui<strong>de</strong>nier,<br />

die in het stripverhaal nochtans dui<strong>de</strong>lijk in beeld wordt gebracht. Dat im‐<br />

pliceert dat er geen twee<strong>de</strong> mannelijk personage geïntroduceerd wordt,<br />

waardoor taalkundig correcte verwijzingen (man: hij, meisje: zij) sowieso<br />

ondubbelzinnig zijn. Tekstuele a<strong>de</strong>quaatheid hoeft echter niet steeds opti‐<br />

maal te zijn (zie bij<strong>voor</strong>beeld hij 1 ), maar wordt in <strong>de</strong>rgelijke eenvoudige<br />

teksten weinig op <strong>de</strong> proef gesteld. Fragment 2 bevat heel wat meer inhou‐<br />

<strong>de</strong>lijke informatie. De krui<strong>de</strong>nier wordt geïntroduceerd, waardoor een<br />

twee<strong>de</strong> mannelijk personage op <strong>de</strong> proppen komt, en het verwijswoord hij<br />

niet langer eenduidig is, bv. hij². Ook vanaf hij³ weet je niet over welke man<br />

het gaat. Pas in <strong>de</strong> <strong>voor</strong>laatste zin heeft een goed verstaan<strong>de</strong>r door dat het<br />

waarschijnlijk al een hele tijd om <strong>de</strong> man ging die <strong>de</strong> schil liet vallen. In <strong>de</strong><br />

laatste zin zien we een <strong>voor</strong>beeld van wat tekstueel niet optimaal is (hij 4 ):<br />

een nevenschikking met ellips zou a<strong>de</strong>quater zijn. Voor 'RefCoh' geldt dus<br />

dat <strong>de</strong> toename van 'Inhoud' druk uitoefent op <strong>de</strong> scores, in die zin dat we<br />

een status quo qua scores als leerwinst mogen beschouwen. Volgens <strong>de</strong><br />

schattingen van het best fit‐nettoleerwinstmo<strong>de</strong>l gaat <strong>de</strong> N‐groep echter<br />

achteruit (Tabel 3.4). Ook hier dringt <strong>de</strong> vraag zich op, waarom <strong>de</strong>ze groep<br />

leerlingen er niet in slaagt om minstens een status quo <strong>voor</strong> 'RefCoh' te rea‐<br />

liseren. Zou het kunnen dat in tegenstelling tot <strong>de</strong> relatief overzichtelijke


100<br />

systemen op woord‐ en zinsniveau ('Spelling', 'AccuTU' en 'CompTU'), het<br />

complexe, zinsoverstijgen<strong>de</strong> referentiële systeem onvoldoen<strong>de</strong> aandacht<br />

krijgt? Leerkrachten wijzen ongetwijfeld op het vormelijk correct ver‐<br />

wijzen 18 , maar wor<strong>de</strong>n leerlingen wel voldoen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rsteund bij het reali‐<br />

seren van tekstueel a<strong>de</strong>quate verwijswoor<strong>de</strong>n? Binnen <strong>de</strong> opzet van <strong>de</strong>ze<br />

studie is het niet mogelijk om die vraag te beantwoor<strong>de</strong>n.<br />

De resultaten van <strong>de</strong> hoogSES‐leerlingen in het 3 e leerjaar hebben het ver‐<br />

moe<strong>de</strong>n doen rijzen dat zij door het schooljaar heen meer op hun maat on‐<br />

<strong>de</strong>rsteund zou<strong>de</strong>n moeten wor<strong>de</strong>n in het oppakken van uitdagingen op het<br />

niveau van 'Inhoud' en form‐as‐ambition. De gegevens van <strong>de</strong> niet‐T‐<br />

leerlingen van het 4 e leerjaar laten ons vermoe<strong>de</strong>n dat zij misschien meer<br />

on<strong>de</strong>rsteuning op maat kunnen gebruiken bij het realiseren van <strong>de</strong> conse‐<br />

quenties van <strong>de</strong> door hen "aanvaar<strong>de</strong>" uitdaging van meer inhoud en form‐<br />

as‐ambition. Ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek naar leerkracht‐leerling interacties tij<strong>de</strong>ns<br />

schrijfactiviteiten moet uitwijzen of <strong>de</strong>ze hypotheses in<strong>de</strong>rdaad opgaan.<br />

4.1.2 De leerwinst van <strong>de</strong> zwakkere starters<br />

De resultaten leren ons dat bepaal<strong>de</strong> subgroepen zwakke starters <strong>voor</strong> be‐<br />

paal<strong>de</strong> tekstkenmerken significant meer <strong>voor</strong>uitgang boeken dan gemid‐<br />

<strong>de</strong>ld, waardoor <strong>de</strong> kloof met <strong>de</strong> sterke starters verkleint of zelfs verdwijnt.<br />

Het gaat om laagSES‐leerlingen in het 3 e leerjaar <strong>voor</strong> 'ComEff', 'Inhoud' en<br />

'CompTU', en jongens in het 3 e en 4 e leerjaar <strong>voor</strong> 'AccuTU'. Opvallend af‐<br />

wezig in <strong>de</strong>ze opsomming is <strong>de</strong> subgroep Turkse leerlingen in HOM‐klassen,<br />

die in het 4 e leerjaar nochtans zeer zwak start, en <strong>voor</strong> wie een inhaalbewe‐<br />

ging dus wenselijk is. In <strong>de</strong>ze paragraaf bespreken we <strong>de</strong> resultaten <strong>voor</strong><br />

laagSES in het 3 e leerjaar en T‐leerlingen in HOM‐klassen van het 4 e leerjaar.<br />

In §4.3 gaan we dieper in op <strong>de</strong> resultaten <strong>voor</strong> jongens.<br />

Opvallend is <strong>de</strong> leerwinst die laagSES‐leerlingen in het 3 e leerjaar <strong>voor</strong> 'In‐<br />

houd', 'ComEff'en 'CompTU' boeken ten opzichte van <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re leerlingen<br />

van het 3 e leerjaar, die <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze variabelen gemid<strong>de</strong>ld genomen een status<br />

quo realiseren. Zoals we uit Tabel 3.3 kunnen aflei<strong>de</strong>n, is <strong>de</strong> beginpositie<br />

van laagSES in het 3 e leerjaar <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze drie variabelen zwak in vergelijking<br />

met <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re leerlingen. De niet‐gestandaardiseer<strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n vullen<br />

18 De exploraties van leerwinstsamenhang toon<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze subgroep ook een positieve<br />

correlatie tussen 'Spelling' en 'AccuTU' (r=.33 [p


WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 101<br />

die zwakke start concreet in: op MM1 zien we <strong>voor</strong> ComEff*laagSES (1‐7‐<br />

Likertschaal): M = 3.24 (SD = 1.30); <strong>voor</strong> Inhoud*laagSES (/20 punten): M =<br />

10.96 (SD = 3.05) en <strong>voor</strong> CompTU*laagSES: M = 6.05 woor<strong>de</strong>n (SD = 1.06).<br />

Aan het eind van het schooljaar communiceren <strong>de</strong>ze leerlingen echter signi‐<br />

ficant meer inhoud en doen dat in significant langere zinnen dan bij het be‐<br />

gin van het schooljaar. Dat wordt bevestigd door <strong>de</strong> (tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> exploraties<br />

van leerwinstsamenhang vastgestel<strong>de</strong>) positieve correlatie qua leerwinst<br />

tussen bei<strong>de</strong> variabelen <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze subgroep (r=.26 [p


102<br />

Fragment 4<br />

Er was eens een man die grote honger had. Hij ging naar <strong>de</strong> winkel<br />

van groenteman Leon en kocht een rijpe banaan. Mm, dacht hij, lek‐<br />

ker. Hij at <strong>de</strong> banaan helemaal op, en gooi<strong>de</strong> <strong>de</strong> schil toen zomaar op<br />

<strong>de</strong> grond.<br />

De laagSES‐leerlingen weten hun leerwinst op het vlak van form‐as‐<br />

ambition en 'Inhoud' te combineren met een positieve reactie op <strong>de</strong> toege‐<br />

nomen druk op <strong>de</strong> correctheid van woor<strong>de</strong>n, zinnen en verwijzingen: <strong>voor</strong><br />

'Spelling', 'AccuTU' en 'RefCoh' realiseren zij in absolute termen immers een<br />

status quo, die – onrechtstreeks – wijst op leerwinst (cf. supra): wie moeilij‐<br />

kere woor<strong>de</strong>n kan schrijven en complexere zinnen kan bouwen zon<strong>de</strong>r<br />

méér fouten te maken qua 'Spelling' of 'AccuTU', heeft ook qua accuraat‐<br />

heid stappen gezet, zelfs al tonen <strong>de</strong> scores een status quo. Na een jaar<br />

schrijft <strong>de</strong>ze subgroep dus zon<strong>de</strong>r meer betere teksten, wat ook blijkt uit <strong>de</strong><br />

significante leerwinst <strong>voor</strong> 'ComEff'. Voor het tekstmateriaal van <strong>de</strong>ze sub‐<br />

groep kunnen we Skehans (2007) spanning tussen form‐as‐accuracy en<br />

form‐as‐ambition + 'Inhoud' bijgevolg niet bevestigen. De exploraties naar<br />

leerwinstsamenhang tussen <strong>de</strong> zes objectieve variabelen on<strong>de</strong>rstrepen dit<br />

besluit, want <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze laagSES‐subgroep stellen we enkel positieve corre‐<br />

laties vast. Naast <strong>de</strong> reeds vermel<strong>de</strong> samenhang tussen 'Inhoud' en<br />

'CompTU', zien we ook positieve samenhang qua leerwinst tussen 'Inhoud'<br />

en 'AccuTU', 'LexRijk' en 'AccuTU', 'CompTU' en 'Spelling' en 'Spelling' en<br />

'RefCoh'.<br />

Een heel an<strong>de</strong>re situatie treffen we aan in het 4 e leerjaar. Hoewel <strong>de</strong> T‐<br />

leerlingen (die ook <strong>de</strong> HOM‐klassen bevolken) <strong>de</strong> uitgesproken zwakke star‐<br />

ters van het 4 e leerjaar zijn (zie Tabel 3.4), boeken zij amper meer leerwinst<br />

dan <strong>de</strong> sterke starters, en slagen zij er bijgevolg niet in om <strong>de</strong> kloof met die<br />

groep enigszins te verkleinen. De T‐leerlingen boeken enkel <strong>voor</strong> 'RefCoh'<br />

significant meer leerwinst dan <strong>de</strong> referentiegroep, die <strong>voor</strong> dat kenmerk<br />

trouwens meer dan een halve SD achteruitgaat (zie ook §4.1). Dat redu‐<br />

ceert <strong>de</strong> leerwinst van <strong>de</strong> T‐leerlingen <strong>voor</strong> 'RefCoh' tot nog geen kwart SD.<br />

Voor 'Spelling' is <strong>de</strong> leerwinst significant kleiner dan die van <strong>de</strong> sterke star‐<br />

ters, omdat het klassensamenstellingskenmerk HOM een negatief effect<br />

uitoefent op die leerwinst. Het resultaat blijft echter nog wel positief, nl.<br />

iets meer dan een halve SD. Samengevat wil dat zeggen dat <strong>de</strong> T‐leerlingen<br />

(<strong>voor</strong>al in HOM‐klassen) gemid<strong>de</strong>ld gesproken een vergelijkbare mate van


WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 103<br />

leerwinst hebben geboekt als <strong>de</strong> niet‐T‐leerlingen. De grote kloof met <strong>de</strong><br />

sterke starters van dat leerjaar blijft bijgevolg bestaan.<br />

Het uitblijven van een positieve correlatie tussen <strong>de</strong> leerwinst <strong>voor</strong><br />

'CompTU' en 'Inhoud' <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze subgroep wordt on<strong>de</strong>rsteund door het uit‐<br />

blijven van an<strong>de</strong>re positieve corelaties tussen objectieve variabelen: <strong>voor</strong><br />

leerwinst op het ene vlak wordt in <strong>de</strong>ze groep altijd een prijs gevraagd op<br />

een an<strong>de</strong>r vlak, en die tra<strong>de</strong>‐off verschilt van leerling tot leerling.<br />

4.1.3 Tussentijds besluit<br />

We kunnen conclu<strong>de</strong>ren dat zwakke starters léren, zowel in het 3 e als in het<br />

4 e leerjaar. Of zij erin slagen <strong>de</strong> vastgestel<strong>de</strong> aanvangskloof te verkleinen,<br />

varieert per leerjaar: <strong>de</strong> groep zwakke starters van het 3 e leerjaar (m.n.<br />

laagSES) haalt <strong>de</strong> groep sterke starters groten<strong>de</strong>els in, die zelf weinig leer‐<br />

winst boekt. De groep zwakke starters van het 4 e leerjaar (m.n. T in HOM)<br />

gaat ook <strong>voor</strong>uit, maar ongeveer evenveel als <strong>de</strong> groep sterke starters,<br />

waardoor <strong>de</strong> kloof even groot blijft.<br />

Deze bevindingen roepen vragen op naar <strong>de</strong> rol van het on<strong>de</strong>rwijs. Wat<br />

goed stelon<strong>de</strong>rwijs betreft, meer bepaald met betrekking tot het genre<br />

"navertellingen", kunnen we op basis van onze bevindingen <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />

drieledige hypothese formuleren: (1) of het om zwakke dan wel om sterke<br />

starters gaat, het is belangrijk dat leerlingen <strong>de</strong> uitdaging mogen aangaan<br />

om een voldoen<strong>de</strong> rijke inhoud in een boeien<strong>de</strong> vorm te gieten (form‐as‐<br />

ambition). De kans op bre<strong>de</strong> ontwikkeling, d.w.z. <strong>voor</strong>uitgang <strong>voor</strong> verschil‐<br />

len<strong>de</strong> aspecten van tekstkwaliteit, lijkt dan het grootst. (2) Omgekeerd lijkt<br />

een focus op form‐as‐accuracy géén krachtige hefboom <strong>voor</strong> een bre<strong>de</strong> po‐<br />

sitieve ontwikkeling. (3) In het eerste geval moeten leerlingen on<strong>de</strong>rsteund<br />

wor<strong>de</strong>n bij het omgaan met <strong>de</strong> consequenties op correctheidsniveau van<br />

meer uitdagend taalgebruik en inhou<strong>de</strong>lijke verfijning.<br />

Voortbouwend op Braun et al. (1997) vragen we ons ten slotte af of sys‐<br />

tematisch positieve correlaties qua leerwinst niet eer<strong>de</strong>r een indicator van<br />

goed schrijfon<strong>de</strong>rwijs (<strong>voor</strong> een bepaal<strong>de</strong> doelgroep) zijn dan van schrijf‐<br />

vaardigheid als dusdanig. Hiermee stellen we ook Skehans (2007) en<br />

Skehan en Fosters (2001) spanning tussen "inhoud" en "vorm", en tussen<br />

form‐as‐ambition en form‐as‐accuracy in vraag.


104<br />

4.2 De leerwinst van jongens versus meisjes<br />

In <strong>de</strong>ze paragraaf zoomen we in op <strong>de</strong> specifieke situatie van meisjes en<br />

jongens. In <strong>de</strong> literatuur rond schrijfontwikkeling en schrijfon<strong>de</strong>rwijs vin<strong>de</strong>n<br />

we immers veel verwijzingen naar verschillen tussen <strong>de</strong> seksen (<strong>voor</strong> een<br />

overzicht: zie Peterson, 2006; maar zie ook Jones & Myhill, 2007). Deze in‐<br />

valshoek geeft ons bovendien <strong>de</strong> mogelijkheid om <strong>de</strong> grenzen van het 3 e of<br />

4 e leerjaar te overschrij<strong>de</strong>n.<br />

Zoals uit Tabellen 3.3 en 3.4 reeds kon blijken, starten jongens bijna over <strong>de</strong><br />

hele <strong>lijn</strong> significant min<strong>de</strong>r goed dan meisjes: enkel <strong>voor</strong> 'Spelling' (in bei<strong>de</strong><br />

leerjaren) en <strong>voor</strong> 'CompTU' en 'RefCoh' (in het 4 e leerjaar) verschillen <strong>de</strong><br />

beginscores niet significant. De leerwinst, daarentegen, loopt <strong>voor</strong> bei<strong>de</strong><br />

groepen groten<strong>de</strong>els gelijk, zelfs over <strong>de</strong> leerjaren heen: jongens gaan dus<br />

wel <strong>voor</strong>uit, maar slagen er niet in om <strong>voor</strong> <strong>de</strong> variabelen met een aan‐<br />

vangsachterstand <strong>de</strong> kloof te verkleinen, behalve <strong>voor</strong> 'AccuTU'.<br />

Bij <strong>de</strong>ze vaststellingen hoort een eerste algemene kanttekening: gezien<br />

<strong>de</strong> min<strong>de</strong>r sterke startpositie van jongens (vaak 0,5SD tot 1SD achterop) is<br />

het eigenaardig dat jongens (behalve <strong>voor</strong> 'AccuTU') niet méér leerwinst<br />

boeken dan meisjes. Hun groeikansen zijn immers nog zoveel groter (cf. <strong>de</strong><br />

laagSES‐leerlingen van het 3 e leerjaar die wel een inhaalmanoeuvre realise‐<br />

ren). Nemen we 'Spelling', waar<strong>voor</strong> bei<strong>de</strong> groepen in bei<strong>de</strong> leerjaren gelijk<br />

starten, dan zien we zelfs een significant kléinere leerwinst <strong>voor</strong> <strong>de</strong> jongens.<br />

In absolute termen is <strong>de</strong> leerwinst van jongens dus groten<strong>de</strong>els gelijk aan<br />

die van meisjes, maar relatief gezien lijkt ze beperkter. 'CompTU', waar<strong>voor</strong><br />

jongens gelijk starten met meisjes, en 'AccuTU', waar<strong>voor</strong> <strong>de</strong> jongens <strong>de</strong><br />

kloof <strong>de</strong>els lijken te kunnen dichten, vormen daarop interessante uitzon<strong>de</strong>‐<br />

ringen. Terwijl <strong>de</strong> jongens <strong>voor</strong> <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re variabelen meer dan een school‐<br />

jaar achterop (blijven) hinken t.o.v. <strong>de</strong> meisjes, slagen zij erin om <strong>de</strong> accu‐<br />

raatheid van hun zinnen systematisch op te drijven. Opvallend is dat ze dat<br />

doen in combinatie met behoud van <strong>de</strong> zinscomplexiteit (3 e leerjaar) of met<br />

een significante toename van zinscomplexiteit (4 e leerjaar). Hun prestaties<br />

op dit vlak vormen een tegen<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> Skehan en Fosters (2001) tra‐<br />

<strong>de</strong>‐off hypothese tussen form‐as‐ambition en form‐as‐accuracy.<br />

Gezien het belang van het zinsniveau in <strong>de</strong> prille schrijfontwikkeling<br />

(Kress, 1994; Hudson, 2009; Saddler & Graham, 2005), vormt <strong>de</strong>ze dubbele<br />

troef op zinsniveau in het verhaal van <strong>de</strong> jongens van onze studie misschien<br />

een belangrijke hefboom <strong>voor</strong> hun ver<strong>de</strong>re schrijfontwikkeling. Dat sluit ook<br />

aan bij wat Jones en Myhill (2007) conclu<strong>de</strong>ren naar aanleiding van <strong>de</strong> vast‐


WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 105<br />

stelling dat jongens het <strong>voor</strong> zinsbouw beter doen dan <strong>de</strong> meisjes: jongens<br />

zou<strong>de</strong>n daarmee op een krachtige manier een aspect van rijpend schrijver‐<br />

schap tentoonsprei<strong>de</strong>n.<br />

Toch betalen <strong>de</strong> jongens in ons on<strong>de</strong>rzoek een prijs <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze kracht‐<br />

toer: an<strong>de</strong>re variabelen schieten erbij in. In het 3 e leerjaar wordt dat gecon‐<br />

cretiseerd via een (in <strong>de</strong> exploraties van leerwinstsamenhang genoteer<strong>de</strong>)<br />

negatieve correlatie tussen 'CompTU' en 'Spelling'. 'Spelling' is in<strong>de</strong>rdaad<br />

het zwakke broertje, zowel in het 3 e als in het 4 e leerjaar: jongens hinken<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze in het on<strong>de</strong>rwijs zo belangrijke geachte indicator van schriftelijke<br />

taalvaardigheid steeds meer achterop, en dat ondanks <strong>de</strong> aandacht die er in<br />

het 3 e en 4 e leerjaar aan besteed wordt. Oook hier geldt dus dat on<strong>de</strong>rwijs<br />

differentiële effecten lijkt te sorteren op verschillen<strong>de</strong> subgroepen van leer‐<br />

lingen (Coker, 2006).<br />

Wat het "jongens versus meisjes" vraagstuk betreft, kunnen we dus conclu‐<br />

<strong>de</strong>ren dat meisjes sterker starten dan jongens, en dat bei<strong>de</strong> subgroepen<br />

ongeveer evenveel leerwinst boeken. Dat is geen positief bericht <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

jongens gezien <strong>de</strong> kloof tussen bei<strong>de</strong> groepen niet verkleint, laat staan ver‐<br />

dwijnt. Toch zien we één dui<strong>de</strong>lijk lichtpunt in dat geheel: jongens slagen<br />

erin om op zinsniveau belangrijke stappen te zetten. Ze combineren be‐<br />

houd of zelfs groei qua zinscomplexiteit met een significant grotere toena‐<br />

me van zinsaccuraatheid dan <strong>de</strong> meisjes. Gezien het belang van het zinsni‐<br />

veau <strong>voor</strong> ontluikend stellen, mogen we hopen dat dit element in <strong>de</strong><br />

schrijfontwikkeling van jongens als hefboom kan functioneren.<br />

4.3 Beperkingen van <strong>de</strong> studie en ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek<br />

Het aantal teksten dat we <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze studie geanalyseerd hebben, is beperkt<br />

in vergelijking met <strong>de</strong> variabelen die we in het on<strong>de</strong>rzoek hebben willen<br />

betrekken. Op dat vlak hebben we <strong>de</strong> grenzen van <strong>de</strong> dataset dui<strong>de</strong>lijk be‐<br />

reikt. Bovendien hebben we ons – mogelijke taak‐ en on<strong>de</strong>rwerpeffecten<br />

ten spijt – noodzakelijkerwijs moeten beperken tot één product per kind<br />

per meetmoment. Ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek zal moeten aantonen of <strong>de</strong> resultaten<br />

van <strong>de</strong>ze studie herhaald kunnen wor<strong>de</strong>n.<br />

Aangezien <strong>de</strong> leerlingen van dit on<strong>de</strong>rzoek tussen <strong>de</strong> begin‐ en eindmeting<br />

één volledig schooljaar on<strong>de</strong>rwijs hebben gevolgd, waaron<strong>de</strong>r ook schrijf‐<br />

on<strong>de</strong>rwijs, kunnen we enkele concrete vaststellingen vertalen naar hypo‐<br />

theses met betrekking tot het schrijfon<strong>de</strong>rwijs: (1) we vermoe<strong>de</strong>n dat


106<br />

schrijfon<strong>de</strong>rwijs differentiële effecten sorteert bij verschillen<strong>de</strong> subgroepen<br />

van leerlingen (cf. Coker, 2006); (2) on<strong>de</strong>rwijs dat bij dit soort taken <strong>de</strong><br />

klemtoon op form‐as‐accuracy legt, dreigt belangrijke an<strong>de</strong>re tekstkwalitei‐<br />

ten on<strong>de</strong>rbelicht te laten; (3) omgekeerd lijkt aandacht <strong>voor</strong> 'Inhoud' en<br />

form‐as‐ambition vormelijke correctheidsaspecten mee te kunnen trekken<br />

in een breed en positief leerwinstverhaal, tenminste als ook daar<strong>voor</strong> vol‐<br />

doen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rsteuning <strong>voor</strong>han<strong>de</strong>n is. (4) In dat verband lijkt <strong>voor</strong> jongens<br />

<strong>de</strong> hefboom van 'zinsbouw' interessant.<br />

Ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek is nodig om <strong>de</strong>ze hypotheses te toetsen. In ie<strong>de</strong>r geval<br />

moet daarbij gezocht wor<strong>de</strong>n naar meer meetmomenten, zodat het recht‐<br />

<strong>lijn</strong>ig ontwikkelingsverloop en <strong>de</strong> lineaire verban<strong>de</strong>n met onafhankelijke<br />

variabelen, zoals we die nu veron<strong>de</strong>rstellen, getoetst kunnen wor<strong>de</strong>n.<br />

Daarnaast zijn ook observaties van schrijfsessies nodig. Ten eerste is een<br />

variabele als 'sekse' wellicht een proxy‐variabele, waarachter <strong>voor</strong>lopig nog<br />

onbeken<strong>de</strong> mechanismen schuilgaan. Wellicht geldt dat ook – in enigerlei<br />

mate – <strong>voor</strong> 'thuistaal', 'SES' en 'klassamenstelling'. En ten twee<strong>de</strong> is er zelfs<br />

na controle <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vier onafhankelijke variabelen, <strong>voor</strong> elke afhankelijke<br />

variabele nog een behoorlijk <strong>de</strong>el onverklaar<strong>de</strong> variantie. We vermoe<strong>de</strong>n<br />

dat concrete lespraktijken ons in dat verband belangrijke aanwijzingen kun‐<br />

nen geven.<br />

4.4 Conclusie<br />

Voor twee cohorten doelgroepleerlingen, met name van het 3e en 4e leer‐<br />

jaar, hebben we <strong>de</strong> leerwinst in kaart gebracht <strong>voor</strong> zeven tekstkenmerken<br />

('Communicatieve Effectiviteit', 'Inhoud' en vijf linguïstische kenmerken<br />

m.b.t. complexiteit en accuraatheid) van schriftelijke navertellingen. We<br />

gingen ook <strong>de</strong> impact op <strong>de</strong> leerwinst na van drie kindkenmerken en een<br />

klaskenmerk , m.n. 'sekse', 'thuistaal', 'SES' en 'klassensamenstelling naar<br />

thuistaal'. Daar<strong>voor</strong> maakten we gebruik van multivariate variantie‐<br />

analytische leerwinstmo<strong>de</strong>llen <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> kenmerken. Daarnaast on‐<br />

<strong>de</strong>rzochten we via correlatie‐analyses <strong>voor</strong> 'Inhoud' en <strong>de</strong> vijf linguïstische<br />

kenmerken of er zich parallellen in leerwinstpatronen <strong>voor</strong><strong>de</strong><strong>de</strong>n, en of die<br />

patronen on<strong>de</strong>rhevig waren aan <strong>de</strong> impact van <strong>de</strong> hierboven vermel<strong>de</strong><br />

kind‐ en klaskenmerken.<br />

Op het eerste gezicht lever<strong>de</strong>n <strong>de</strong> antwoor<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvragen<br />

een vrij chaotisch beeld op: onafhankelijke variabelen hebben per leerjaar<br />

een "an<strong>de</strong>re" gevarieer<strong>de</strong> impact op <strong>de</strong> zeven kenmerken, wat ook leidt tot<br />

een grote variatie aan leerwinstpatronen. De combinatie van <strong>de</strong> twee soor‐


WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 107<br />

ten analyses die we in <strong>de</strong>ze studie toepasten, leid<strong>de</strong> echter tot <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />

inzichten: (1) alle leerlingen – ongeacht hun startpositie – vor<strong>de</strong>ren <strong>voor</strong><br />

aspecten van tekstkwaliteit; (2) naast twee meer systematische instanties<br />

stellen we <strong>voor</strong>al inter‐individueel variëren<strong>de</strong> patronen van samenhang qua<br />

leerwinst tussen <strong>de</strong> zes objectieve variabelen vast; (3) <strong>voor</strong> on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n<br />

subgroepen van leerlingen en <strong>voor</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n variabelen zien we<br />

differentiële leerwinst. (4) Daarnaast merken we ook op dat bepaal<strong>de</strong> sub‐<br />

groepen (waaron<strong>de</strong>r jongens en van huis uit Turksspreken<strong>de</strong> leerlingen,<br />

<strong>voor</strong>al in homogeen Turkse klassen) er <strong>voor</strong> heel wat variabelen niet in sla‐<br />

gen om <strong>de</strong> kloof met <strong>de</strong> sterkere subgroepen (nl. meisjes resp. Ne<strong>de</strong>rlands‐<br />

talige (en an<strong>de</strong>rstalige) leerlingen) te verkleinen. (5) Voor <strong>de</strong> subgroep<br />

"jongens" zijn we mogelijks op het spoor gekomen van 'zinsbouw' als hef‐<br />

boom <strong>voor</strong> stelontwikkeling.<br />

Deze resultaten hebben ons vervolgens <strong>de</strong> kans gegeven om hypotheses<br />

te formuleren met betrekking tot stelon<strong>de</strong>rwijs, die door ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek<br />

getoetst kunnen wor<strong>de</strong>n. De belangrijkste daarvan is tegelijkertijd een nu‐<br />

ancering van Skehans (2007) tra<strong>de</strong>‐off hypothese: onze resultaten lijken<br />

immers te suggereren dat vor<strong>de</strong>ringen <strong>voor</strong> 'Inhoud' en form‐as‐ambition<br />

ook vor<strong>de</strong>ringen <strong>voor</strong> form‐as‐accuracy kunnen uitlokken.<br />

Het aantal studies waarin naar leerwinst gepeild wordt via prille stelproduc‐<br />

ten van doelgroepleerlingen, is zeer beperkt. Over hoe jonge (an<strong>de</strong>rstalige)<br />

stellers ontwikkelen, weten we heel weinig. Nochtans wordt verwacht dat<br />

<strong>de</strong>ze leerlingen via goed on<strong>de</strong>rwijs stel‐ en schrijfvaardig wor<strong>de</strong>n. We mo‐<br />

gen hopen dat <strong>de</strong> resultaten van <strong>de</strong>ze studie een bijdrage kunnen leveren<br />

aan het on<strong>de</strong>rzoeksdomein evenals aan <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijspraktijk.


108<br />

BIJLAGE 1<br />

© <strong>Centrum</strong> <strong>voor</strong> <strong>Taal</strong> en On<strong>de</strong>rwijs, K.U.Leuven<br />

Tekeningen: I. Vanbekbergen


Correlaties<br />

Klas3:<br />

begin‐eind<br />

Klas4:<br />

begin‐eind<br />

WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 109<br />

BIJLAGE 2<br />

Tabel 1<br />

Correlaties tussen begin‐ en eindmeting van zeven tekstkwaliteiten<br />

volgens <strong>de</strong> brutomo<strong>de</strong>llen <strong>voor</strong> vier meetmomenten a .<br />

Klas3: N=106; Klas4= N=111<br />

ComEff<br />

Inhoud<br />

LexRijk<br />

CompTU<br />

AccuTU<br />

Spelling<br />

RefCoh<br />

.25* .12(NS) .36* .26* .46*** .41*** .37***<br />

.39* .36*** .42*** .25** .10(NS) .44*** .30**<br />

a Zie ook Studie 1 van dit proefschrift.


110


Studie 3<br />

STORINGEN OP DE LIJN?<br />

Ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid<br />

in het perspectief van Dynamic Systems Theory<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>. Vier empirische studies over ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid.© 2010.


112<br />

SAMENVATTING<br />

On<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> verwerving van taalvaardigheid vertrekt veelal van taal<br />

momentopnames van leer<strong>de</strong>rs in verschillen<strong>de</strong> stadia van hun leerproces,<br />

en behan<strong>de</strong>lt variabiliteit tussen en binnen leer<strong>de</strong>rs eer<strong>de</strong>r als "storingen<br />

op <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>" dan als een rijke bron van informatie: inter‐individuele verschil‐<br />

len wor<strong>de</strong>n vaak gereduceerd tot gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n, weliswaar met vermelding<br />

van standaard<strong>de</strong>viatie, en intra‐individuele verschillen wor<strong>de</strong>n beschouwd<br />

als error. Vanuit een fundamentele erkenning van <strong>de</strong> complexiteit en <strong>voor</strong>t‐<br />

duren<strong>de</strong> dynamiek van individuele taalsystemen ("use is change") pleit Dy‐<br />

namic Systems Theory (Larsen‐Freeman & Cameron, 2008) er<strong>voor</strong> om ver‐<br />

schillen binnen en tussen individuele leer<strong>de</strong>rs niet af te doen als "ruis". In‐<br />

tegen<strong>de</strong>el, variabiliteit is − aldus DST − een belangrijke informatiebron <strong>voor</strong><br />

ontwikkelingsprocessen. In <strong>de</strong>ze studie on<strong>de</strong>rzochten we <strong>voor</strong> een on<strong>de</strong>r‐<br />

belichte groep schrijvers, met name jonge kansarme twee<strong>de</strong>‐<br />

taalverwervers (N=30), aan <strong>de</strong> hand van variantie‐analytische multiniveau‐<br />

mo<strong>de</strong>llen hoe <strong>de</strong> groei van <strong>de</strong> 'Communicatieve effectiviteit' van schriftelij‐<br />

ke navertellingen tij<strong>de</strong>ns één schooljaar verloopt (zes meetmomenten). We<br />

stel<strong>de</strong>n vast dat <strong>de</strong> opname van inter‐ en intra‐individuele variabiliteit tot<br />

een significant kwaliteitsvoller mo<strong>de</strong>l leidt dan wanneer we aan <strong>de</strong> data een<br />

groeicurve (lineair of polynoom) opleggen: leerlingen volgen/creëren elk<br />

hun eigen grillige ontwikkelingspad. Toch hebben we ook kunnen vaststel‐<br />

len dat sekse en taalvaardigheid een <strong>de</strong>el van die variabiliteit tussen leer‐<br />

<strong>de</strong>rs kunnen wegverklaren: <strong>de</strong> ontwikkeling van jongens verloopt an<strong>de</strong>rs<br />

grillig dan die van meisjes. Hetzelf<strong>de</strong> geldt <strong>voor</strong> hoog versus laag taalvaardi‐<br />

ge leerlingen. Met <strong>de</strong>ze empirische studie hopen we een bijdrage te kunnen<br />

leveren aan het on<strong>de</strong>rzoek naar schriftelijke twee<strong>de</strong>‐taalverwerving op jon‐<br />

ge leeftijd, dat op zijn beurt kan bijdragen tot een effectiever "ontluikend<br />

stelvaardigheidson<strong>de</strong>rwijs" aan <strong>de</strong> betrokken doelgroep. Tevens wensen we<br />

bij te dragen tot <strong>de</strong> theorievorming m.b.t. schriftelijke (twee<strong>de</strong>‐<br />

)taalverwerving, meer bepaald ook tot Dynamic Systems Theory en (twee‐<br />

<strong>de</strong>‐)taalverwerving.<br />

1. INLEIDING<br />

Een aantal studies heeft aangetoond dat <strong>de</strong> schrijfproducten van jonge<br />

(kansarme) T2‐verwervers gemid<strong>de</strong>ld genomen beter wor<strong>de</strong>n naarmate <strong>de</strong><br />

kin<strong>de</strong>ren ou<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n (Howard, Christian, & Genesee, 2004). Ook in ons<br />

semi‐longitudinaal on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> kwaliteit van teksten van leerlingen


STORINGEN OP DE LIJN? 113<br />

van het 3 e en 4 e leerjaar (Studies 1 en 2 van dit proefschrift) stel<strong>de</strong>n we vast<br />

dat <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> tekstkwaliteit stijgt. Wij hebben bovendien ook aange‐<br />

toond dat <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> groeisnelheid van tekstkenmerk tot tekstkenmerk<br />

verschilt.<br />

Daarnaast reiken vele longitudinale studies, waaron<strong>de</strong>r Studie 1 van dit<br />

proefschrift, ook indicaties aan dat groei complexer is dan we via <strong>de</strong> "tradi‐<br />

tionele" gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n op twee meetmomenten boven water krijgen. Met<br />

name valt op hoe groot en wisselend <strong>de</strong> spreidingen in scores van leerlin‐<br />

gen op <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> meetmomenten zijn (Van <strong>de</strong>n Bergh, 2009). De<br />

aanname dat <strong>de</strong> individuele groei in tekstkwaliteit c.q. schrijfvaardigheid<br />

een rechtstreekse afdruk zou zijn van wat er "gemid<strong>de</strong>ld" vastgesteld<br />

wordt, komt daarmee op <strong>de</strong> helling te staan. Dynamic Systems Theory on‐<br />

<strong>de</strong>rschrijft die ernstige twijfel.<br />

1.1 Dynamic Systems Theory<br />

Hoewel Dynamic Systems Theory (DST) in <strong>de</strong> positieve wetenschappen (bio‐<br />

logie) ontstaan is, werpen recente toepassingen in het domein van taalver‐<br />

werving ook een nieuw licht op een aantal fundamentele vraagstukken van<br />

<strong>de</strong> taalwetenschap (Van Geert, 1998; Larsen‐Freeman & Cameron, 2008). In<br />

DST wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> complexiteit, <strong>de</strong> dynamiek en <strong>de</strong> zelforganisatie van het<br />

systeem "taal" als fundamenteel uitgangspunt genomen.<br />

(...) they (= the systems) are dynamic, complex, nonlinear, chaotic,<br />

unpredictable, sensitive to initial conditions, open, self‐organizing,<br />

feedback sensitive, and adaptive. (...) languages are organic, grow,<br />

and evolve (...). (Larsen‐Freeman, 1997, p. 142/158)<br />

1.1.1 Dynamische systemen<br />

<strong>Taal</strong> is een complex systeem van vele on<strong>de</strong>rling samenhangen<strong>de</strong> subsyste‐<br />

men: registers, dialecten, historische varianten, progressieve varianten,<br />

grammatica, lexicon, taal van persoon X, persoon Y, ... Ook <strong>de</strong> taal van per‐<br />

soon X is een complex dynamisch systeem, bestaand uit een aantal subsys‐<br />

temen (Verspoor, Lowie, & Van Dijk, 2008), genest in het taalsysteem van<br />

<strong>de</strong> grotere/ kleinere gemeenschap(pen) waartoe persoon X behoort, maar<br />

ook op uiteenlopen<strong>de</strong> wijzen verbon<strong>de</strong>n met an<strong>de</strong>re dynamische subsys‐<br />

temen van <strong>de</strong> persoon zelf, zoals <strong>de</strong> motorische, fysieke en sociaal‐<br />

emotionele subsystemen.


114<br />

De <strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong> interactie van <strong>de</strong> talloze "talige" subsystemen, die op hun<br />

beurt beïnvloed wor<strong>de</strong>n door een steeds wisselend samenspel van gebrui‐<br />

ker‐endogene en gebruiker‐exogene factoren, maakt dat het taalsysteem<br />

<strong>voor</strong>tdurend in beweging is. Belangrijk hierbij is dat het systeem ook vanuit<br />

zichzelf een <strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong> dynamiek vertoont (zelforganisatie):<br />

Such a view suggests that language grows and organizes itself from<br />

the bottom up in an organic way, as do other complex nonlinear sys‐<br />

tems. While rules can be used to <strong>de</strong>scribe such systems, the systems<br />

are not the product of rules. (...) The behavior of the whole emerges<br />

out of the interaction of the subsystems. (Larsen‐Freeman, 1997, p.<br />

148/149)<br />

Het taalsysteem van een individu reageert dus niet passief op wat er ge‐<br />

beurt, maar speelt dynamisch in op <strong>de</strong> taken waar<strong>voor</strong> het zich geplaatst<br />

weet, met als doel zo goed mogelijk tegemoet te komen aan <strong>de</strong> eisen die<br />

aan <strong>de</strong> taken gesteld wor<strong>de</strong>n (Van Geert & Steenbeek, 2008; Van Geert &<br />

Van Dijk, 2002). Larsen‐Freeman (1997) wijst in dat verband naar complexe<br />

systemen in <strong>de</strong> fysische wereld:<br />

Complex systems do not simply respond passively to events; they ac‐<br />

tively try to turn whatever happens to their advantage. They are ca‐<br />

pable of learning (...).(Larsen‐Freeman, 1997, p. 145)<br />

Van Geert en Steenbeek (2008) koppelen daaraan een eerste consequentie:<br />

<strong>de</strong> eigen dynamiek van het systeem maakt dat het <strong>de</strong> resources vanuit <strong>de</strong><br />

omgeving kan "ontstijgen":<br />

Self‐organization implies that certain systems, namely systems that<br />

are already highly or<strong>de</strong>red and structured, exhibit spontaneous in‐<br />

crease of or<strong>de</strong>r, structure or information. Thus in a self‐organizing<br />

system, transmission of information (as in a teaching process) may<br />

lead to the construction of structures that are more complex and<br />

more complete than the transmitted information itself. (Van Geert &<br />

Steenbeek, 2008, p. 3‐4)<br />

Een twee<strong>de</strong> consequentie is dat taalgebruik automatisch leidt naar taalver‐<br />

werving, waarbij verwerven niet noodzakelijk tot absoluut meer of beter of<br />

bre<strong>de</strong>r moet lei<strong>de</strong>n. Tucker en Hirsch‐Pasek (1993) noemen het "beter <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> taken op <strong>de</strong> lijst", maar misschien min<strong>de</strong>r soepel m.b.t. compleet nieuwe<br />

taken. Een taal‐"gebruiker" is dus een levenslange taal‐"verwerver": "use is


STORINGEN OP DE LIJN? 115<br />

change and change is use" (verwijzend naar Larsen‐Freeman (1997), Lowie,<br />

Verspoor, & De Bot, 2009, p. 125; Oostdam & Rijlaarsdam, 1995).<br />

1.1.2 Variabiliteit<br />

Gezien <strong>de</strong> complexiteit en <strong>de</strong> eigen dynamiek van het (taalverwer‐<br />

vings)systeem, kan niet uitgegaan wor<strong>de</strong>n van lineaire relaties tussen ge‐<br />

bruikerexogene/‐endogene factoren en een geobserveer<strong>de</strong> afhankelijke<br />

variabele: het effect van een bepaal<strong>de</strong> "oorzaak" (cause) is gezien <strong>de</strong> unici‐<br />

teit van <strong>de</strong> dynamiek van verwerving, on<strong>voor</strong>spelbaar: fundamentele varia‐<br />

biliteit in <strong>de</strong> ontwikkeling van het geobserveer<strong>de</strong> is het resultaat. Daarmee<br />

verwerpt DST <strong>de</strong> aanname dat groei, ontwikkeling of een leerproces gelei‐<br />

<strong>de</strong>lijk en recht<strong>lijn</strong>ig zou verlopen: men erkent intra‐individuele variabiliteit<br />

als een wezenlijk aspect van change en tevens ook van "zichzelf organise‐<br />

ren<strong>de</strong> systemen" (Granott & Parziale, 2002; De Bot, Verspoor, Lowie, 2005;<br />

Verspoor, Lowie, & Van Dijk, 2008; Larsen‐Freeman & Cameron, 2008):<br />

New research on micro<strong>de</strong>velopment shows that variability is one of<br />

the most consistent attributes of <strong>de</strong>velopmental processes. (Granott<br />

& Parziale, 2002, p. 4)<br />

Intra‐individuele variabiliteit is niet enkel een teken van, maar ook een aan‐<br />

leiding tot groei, change:<br />

In our perspective which has been inspired by dynamic systems the‐<br />

ory, variability is viewed as a potential driving force of <strong>de</strong>velopment<br />

and a potential indicator of ongoing processes. It should therefore be<br />

treated as a source of information. (Van Geert & Van Dijk, 2002, p.<br />

341)<br />

Daarmee stelt DST <strong>de</strong> traditionele zienswijze in ontwikkelingspsychologie in<br />

vraag, namelijk dat <strong>de</strong> intra‐individuele variabiliteit (= fluctuaties) over<br />

meetmomenten heen beschouwd mag wor<strong>de</strong>n als een vorm van "storingen<br />

op <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>" (noise). Heel wat on<strong>de</strong>rzoek naar ontwikkeling beperkt zich im‐<br />

mers tot een beperkt aantal metingen, waardoor niets an<strong>de</strong>rs dan een line‐<br />

air groeitraject veron<strong>de</strong>rsteld kan wor<strong>de</strong>n:<br />

A straight line passing through two points is the most complex func‐<br />

tional form that can be fit. (Rogosa, 1995, p. 9)<br />

Bovendien gaat men in traditioneel on<strong>de</strong>rzoek uit van <strong>de</strong> measurement‐<br />

error‐hypothesis. Die stelt dat elke meting een foutenmarge kent (errors of<br />

<strong>de</strong>sign of errors of execution, Van Geert & Van Dijk [2002]), die zich symme‐


116<br />

trisch rond het "ware niveau" <strong>voor</strong>doet. Door gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n te berekenen<br />

kan men dat "ware niveau" achter <strong>de</strong> (veron<strong>de</strong>rsteld onbedui<strong>de</strong>n<strong>de</strong>) fluctu‐<br />

aties bijgevolg vaststellen. De fluctuaties als dusdanig vormen bijgevolg<br />

geen on<strong>de</strong>rwerp van on<strong>de</strong>rzoek.<br />

Vanzelfsprekend hangt <strong>voor</strong> DST met een aanname van grote intra‐<br />

individuele variabiliteit wegens <strong>de</strong> unieke dynamiek van een taalverwer‐<br />

vingssysteem, ook een erkenning van inter‐individuele variabiliteit samen<br />

(Van Geert & Van Dijk, 2002). Ook die wordt in traditioneel on<strong>de</strong>rzoek niet<br />

altijd voldoen<strong>de</strong> naar waar<strong>de</strong> geschat:<br />

Veelal wordt aan verschillen in variantie <strong>voor</strong>bijgegaan. Het gevolg is<br />

dat <strong>de</strong> informatie in <strong>de</strong> gegevens niet ten volle gebruikt wordt, en<br />

kansen op interpretaties gemist wor<strong>de</strong>n. (Van <strong>de</strong>n Bergh, 2009, p.3)<br />

Wetenschappers uit verschillen<strong>de</strong> disciplines ervaren echter dat het inzoo‐<br />

men op variabiliteit heel wat informatie biedt over <strong>de</strong> wijze waarop ontwik‐<br />

keling "echt" verloopt (Siegler, 2006; Van <strong>de</strong>n Bergh, 2009). De ervaringen<br />

betreffen uiteenlopen<strong>de</strong> domeinen, waaron<strong>de</strong>r ook het domein van <strong>de</strong><br />

taalverwerving:<br />

(...) statistical mo<strong>de</strong>ls for the individual time paths provi<strong>de</strong> the foun‐<br />

dation for the estimation of change. (Rogosa, Brandt, & Zimowski,<br />

1982, p. 726)<br />

In summary, although the literature on language <strong>de</strong>velopment has so<br />

far largely neglected the issue of variability, there are solid indica‐<br />

tions that variability is prominently present and may bear theoretical<br />

and empirical importance. (Van Geert & van Dijk, 2002, p. 345)<br />

Vanuit een overwogen aanvaarding van variabiliteit als wetenschappelijk<br />

waar<strong>de</strong>volle informatie, kiest DST <strong>voor</strong> longitudinale studies van real‐life<br />

messy facts, waarvan binnen statistische mo<strong>de</strong>llen precies <strong>de</strong> spreidingsco‐<br />

efficiënten op leer<strong>de</strong>r‐ en meetmomentniveau getuigen. Het doel van DST<br />

is beter greep krijgen op <strong>de</strong> realiteit van veran<strong>de</strong>ring, groei, ontwikkeling,<br />

zoals ze zich werkelijk <strong>voor</strong>doet, om vervolgens ook vat te krijgen op patro‐<br />

nen, o.a. met betrekking tot het samenspel van factoren dat er <strong>voor</strong> "leer‐<br />

<strong>de</strong>rs" in bepaal<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n toe kan doen. Daarmee sluit DST zich<br />

aan bij wat Baltes & Nesselroa<strong>de</strong> (1979) formuleren als volgt:<br />

i<strong>de</strong>ntifying ...intraindividual change and interindividual patterns of in‐<br />

traindividual change in ... <strong>de</strong>velopment. (Baltes & Nesselro<strong>de</strong>, 1979,<br />

p. 7)


1.2 DST en schrijven in een twee<strong>de</strong> taal<br />

STORINGEN OP DE LIJN? 117<br />

Traditioneel empirisch on<strong>de</strong>rzoek naar schriftelijke twee<strong>de</strong>‐taalverwerving<br />

wordt gekenmerkt door een zoektocht naar <strong>de</strong> sporten van <strong>de</strong> metaforische<br />

ontwikkelingslad<strong>de</strong>r ("<strong>de</strong>velopmental lad<strong>de</strong>r"‐metaphor): het zijn <strong>de</strong> fases<br />

(interlanguages) in <strong>de</strong> (veron<strong>de</strong>rsteld) recht<strong>lijn</strong>ige en <strong>voor</strong> alle leer<strong>de</strong>rs ge‐<br />

lijklopen<strong>de</strong> ontwikkeling in <strong>de</strong> richting van <strong>de</strong> doeltaal, "a set of successive<br />

approximations to a steady‐state grammar" (Larsen‐Freeman, 1997, 159).<br />

Zo presenteren Howard, Christian en Genesee (2004) <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />

prestaties <strong>voor</strong> schriftelijke narratieve stelvaardigheid in T1 en T2 op 9<br />

meetmomenten verspreid over 3 schooljaren, van Spaans‐ en Engelsspre‐<br />

ken<strong>de</strong> two‐way immersion‐leerlingen van het 3 e tot 5 e leerjaar. Het resul‐<br />

taat is telkens een haast lineair patroon. De spreidingen van <strong>de</strong> scores per<br />

meetmoment wor<strong>de</strong>n echter niet besproken, evenmin als <strong>de</strong> intra‐<br />

individuele variabiliteit. Nochtans tonen <strong>de</strong> cijfers en figuren dat <strong>de</strong> sprei‐<br />

dingen aanzienlijk zijn, én wisselend: <strong>de</strong> standaard<strong>de</strong>viaties variëren tussen<br />

0,5 en 1 punt <strong>voor</strong> scores die variëren tussen 0 en 5.<br />

Ook Hudson (2009) brengt ontwikkeling van indicatoren van schrijfvaar‐<br />

digheid in kaart via gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> prestaties van verschillen<strong>de</strong> leeftijdgroepen<br />

in een cross‐sectioneel <strong>de</strong>sign. Interessant is <strong>de</strong> vaststelling dat <strong>de</strong> groeilij‐<br />

nen <strong>voor</strong> verschillen<strong>de</strong> indicatoren verschillen, en dat <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n <strong>voor</strong><br />

één indicator niet altijd in een strak lineair verband staan: het gestaag<br />

recht<strong>lijn</strong>ig evolueren van "niet vaardig" naar "vaardig" wordt daarmee in<br />

vraag gesteld. Informatie over <strong>de</strong> spreiding van <strong>de</strong> scores ontbreekt echter<br />

volledig.<br />

Bij Coker (2006), die <strong>de</strong> schrijfvaardigheid van jonge kin<strong>de</strong>ren op drie<br />

meetmomenten mo<strong>de</strong>lleert om effecten van on<strong>de</strong>rwijs te on<strong>de</strong>rzoeken,<br />

stellen we vast dat er <strong>voor</strong> <strong>de</strong> analyses vertrokken wordt van een lineair<br />

groeimo<strong>de</strong>l, ofschoon hij <strong>voor</strong>af via individuele groei<strong>lijn</strong>en aantoont dat<br />

<strong>voor</strong> geen van <strong>de</strong> leerlingen het pad recht<strong>lijn</strong>ig loopt. Samen met <strong>de</strong> lezer<br />

stelt hij die knikken vast, net zoals hij ook opmerkt dat bepaal<strong>de</strong> leerlingen<br />

"achteruitgaan". De curvi‐lineariteit, noch <strong>de</strong> inter‐individuele variantie<br />

wordt echter mee tot uitgangspunt gemaakt.<br />

Ook in ons semi‐longitudinaal pre‐post on<strong>de</strong>rzoek (Studies 1 en 2 van dit<br />

proefschrift) beperkten wij het aantal meetmomenten tot tweemaal twee,<br />

en zoom<strong>de</strong>n we <strong>voor</strong>namelijk in op gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> scores. We stel<strong>de</strong>n vast dat<br />

<strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zeven door ons on<strong>de</strong>rzochte tekstkenmerken op tekst‐,<br />

zins‐, en woordniveau in schriftelijke navertellingen van jonge twee<strong>de</strong>‐


118<br />

taalschrijvers op tijd van één schooljaar gemid<strong>de</strong>ld toenemen, zij het niet<br />

allemaal in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> mate.<br />

De resultaten van Studies 1 en 2 van dit proefschrift voe<strong>de</strong>n echter <strong>de</strong> twij‐<br />

fels die door DST en an<strong>de</strong>ren (Van <strong>de</strong>n Bergh, 2009) ten aanzien van traditi‐<br />

oneel on<strong>de</strong>rzoek naar ontwikkeling of groei geformuleerd wor<strong>de</strong>n. On<strong>de</strong>r of<br />

achter <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n en strakke groei<strong>lijn</strong>en van <strong>de</strong> zeven tekstkwaliteiten<br />

zien we immers heel wat variantie schuilgaan. We constateren (1) grote<br />

inter‐individuele verschillen <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> tekstkwaliteiten op elk van bei‐<br />

<strong>de</strong> meetmomenten, die slechts <strong>de</strong>els en wisselend tussen variabelen weg‐<br />

verklaard wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> kindkenmerken 'SES' en 'thuistaal' en door 'klas‐<br />

samenstelling', (2) grote inter‐individuele verschillen qua leerwinst <strong>voor</strong> elk<br />

van <strong>de</strong> zeven tekstkwaliteiten, die eveneens sterk wisselend en slechts<br />

<strong>de</strong>els wegverklaard wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> vermel<strong>de</strong> onafhankelijke variabelen,<br />

aangevuld met 'sekse', en (3) een grote mate van individueel bepaal<strong>de</strong> tra‐<br />

<strong>de</strong>‐off tussen <strong>de</strong> leerwinst <strong>voor</strong> verschillen<strong>de</strong> tekstkwaliteiten. We zijn<br />

daarnaast ook tot <strong>de</strong> verrassen<strong>de</strong> constatering gekomen (4) dat <strong>de</strong> zwakke<br />

starters <strong>de</strong> meeste leerwinst boeken <strong>voor</strong> zowat alle variabelen (sterke,<br />

negatieve correlaties tussen beginmeting en leerwinst).<br />

Als we ons – binnen een DST‐perspectief – schriftelijke twee<strong>de</strong>‐taal‐<br />

verwerving <strong>voor</strong>stellen als "the waxing and waning of patterns (...) the sys‐<br />

tem adapting to a changing context, in which the language resources of<br />

each individual are uniquely transformed in use" (Larsen‐Freeman, 2006, p.<br />

590), dan mogen we <strong>voor</strong> <strong>de</strong> afhankelijke variabelen (bv. aspecten van<br />

complexiteit, accuraatheid en vloeiendheid van het schrijfproduct) zowel<br />

grote fluctuaties tussen individuele scores op opeenvolgen<strong>de</strong> meetmomen‐<br />

ten verwachten, als (bijgevolg) grote verschillen tussen scores van verschil‐<br />

len<strong>de</strong> individuen. Daarnaast veron<strong>de</strong>rstellen we <strong>voor</strong> <strong>de</strong> afhankelijke varia‐<br />

belen ook veel inter‐parametervariabiliteit, waarmee we doelen op het feit<br />

dat <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> parameters on<strong>de</strong>rling heel uiteenlopen<strong>de</strong> patronen<br />

laten zien. De exploratieve empirische studies van Verspoor, De Bot en Lo‐<br />

wie (2004) en Larsen‐Freeman (2006) tonen <strong>voor</strong> schrijfvaardigheidsont‐<br />

wikkeling in een twee<strong>de</strong> taal aan welke meerwaar<strong>de</strong> een DST‐invalshoek<br />

kan hebben.<br />

Verspoor, De Bot, en Lowie (2004) voer<strong>de</strong>n een gevalsstudie uit naar varia‐<br />

biliteit in twee<strong>de</strong>‐taalontwikkeling aan <strong>de</strong> hand van tweemaal 10 schrijf‐<br />

producten van twee willekeurig geselecteer<strong>de</strong> leerlingen van het 3 e jaar van


STORINGEN OP DE LIJN? 119<br />

het secundair on<strong>de</strong>rwijs. De producten wer<strong>de</strong>n door <strong>de</strong>ze leerlingen ge‐<br />

schreven geduren<strong>de</strong> telkens een tiental minuten aan het begin van <strong>de</strong> En‐<br />

gelse les. De opdracht was zeer open: schrijf over wat je maar wilt, bv. over<br />

iets wat je beleefd of ervaren hebt. Tussentijds werd geen taalkundige<br />

feedback aangereikt. De on<strong>de</strong>rzoekers wil<strong>de</strong>n te weten komen "if any 'self‐<br />

directed' <strong>de</strong>velopment would take place" binnen het ka<strong>de</strong>r van "one learns<br />

by doing" (p. 413). Zij concretiseren ontwikkeling als grotere vloeiendheid<br />

(meer woor<strong>de</strong>n, langere zinnen en meer complexiteit) en meer correctheid<br />

(bv. op niveau van spelling en grammatica). De resultaten vertellen het vol‐<br />

gen<strong>de</strong>: (1) er is grote intra‐individuele variabiliteit binnen elke parameter,<br />

zon<strong>de</strong>r dat <strong>voor</strong> een of an<strong>de</strong>re parameter een dui<strong>de</strong>lijke (en standvastige)<br />

verbetering optreedt; (2) een vergelijking van <strong>de</strong> resultaten van <strong>de</strong> twee<br />

proefpersonen maakt dui<strong>de</strong>lijk dat bei<strong>de</strong> proefpersonen eigen patronen<br />

vertonen, bv. <strong>voor</strong> lengte (absoluut aantal woor<strong>de</strong>n): <strong>de</strong> ene schrijft gemid‐<br />

<strong>de</strong>ld min<strong>de</strong>r woor<strong>de</strong>n en vertoont kleinere fluctuaties; <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re heeft een<br />

hogere gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> productie, maar <strong>de</strong> verschillen tussen <strong>de</strong> meetmomen‐<br />

ten zijn veel groter; (3) bij een van bei<strong>de</strong> proefpersonen dringt zich een ver‐<br />

band op tussen productiviteit en betrokkenheid op het on<strong>de</strong>rwerp. Gezien<br />

<strong>de</strong> grote taakvrijheid die leerlingen kregen, moeten we <strong>voor</strong>zichtig om‐<br />

springen met <strong>de</strong> vastgestel<strong>de</strong> variabiliteit: er kan namelijk sprake zijn van<br />

een taakeffect, bovenop het haast onvermij<strong>de</strong>lijke on<strong>de</strong>rwerp‐effect (Van<br />

<strong>de</strong>n Bergh, De Glopper, & Schoonen, 1988; Schoonen, 1991): <strong>de</strong> vastgestel‐<br />

<strong>de</strong> variabiliteit is dus niet noodzakelijk een indicatie van the waxing and<br />

waning of patterns.<br />

In een longitudinaal on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> tekstkwaliteit van schriftelijke nar‐<br />

ratieven volgt Larsen‐Freeman (2006) <strong>de</strong> evolutie van enkele tekstvariabe‐<br />

len in telkens vier schrijfproducten per participant, die met tussentij<strong>de</strong>n van<br />

6 weken door vijf volwassen twee<strong>de</strong>‐taalverwervers onbegeleid zijn ge‐<br />

schreven. Zij toont <strong>voor</strong> 'complexiteit', 'vloeiendheid' en 'accuraatheid' aan<br />

dat <strong>de</strong>ze vijf leer<strong>de</strong>rs gemid<strong>de</strong>ld een bijna lineair patroon vertonen, maar<br />

dat <strong>de</strong> inter‐ en intra‐individuele verschillen zeer groot zijn: <strong>de</strong> leer<strong>de</strong>rs<br />

vormen/volgen elk hun eigen ontwikkelingspad, en elk van die pa<strong>de</strong>n lijkt<br />

op het eerste gezicht on<strong>voor</strong>spelbaar (instabiel). Toch ont<strong>de</strong>kt Larsen‐<br />

Freeman ook "logica" in <strong>de</strong> data, met name wanneer ze <strong>de</strong> resultaten <strong>voor</strong><br />

verschillen<strong>de</strong> variabelen per individu samenbrengt: het ene individu maakt<br />

vor<strong>de</strong>ringen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ene variabele, terwijl hij <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re variabelen ter<br />

plaatse trappelt. Bij een an<strong>de</strong>r individu zien we tegenovergestel<strong>de</strong> pa‐<br />

tronen:


120<br />

It is by looking at 'the messy little <strong>de</strong>tails' that we see that behavior is<br />

variable and context <strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nt. (Larsen‐Freeman, 2006, p. 611)<br />

Bei<strong>de</strong> empirische studies naar schrijfvaardigheidsontwikkeling in een twee‐<br />

<strong>de</strong> taal on<strong>de</strong>rsteunen het belang van <strong>de</strong> analyse van inter‐ en intra‐<br />

individuele variabiliteit, en – in het geval van Larsen‐Freeman (2006) – ook<br />

van inter‐parameter variabiliteit. In bei<strong>de</strong> studies gaat het echter om een<br />

klein aantal proefpersonen, waardoor statistische analyses onmogelijk zijn.<br />

Het spreekt dan ook <strong>voor</strong> zich dat Larsen‐Freeman (2006) pleit <strong>voor</strong> multi‐<br />

variate variantie‐analytische mo<strong>de</strong>llen, waarmee <strong>voor</strong> grotere groepen<br />

proefpersonen gekeken kan wor<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong> dynamiek van <strong>de</strong> verwerving<br />

van een complex systeem als een twee<strong>de</strong> taal, en wel vanuit het standpunt:<br />

that individual <strong>de</strong>velopmental paths, each with all its variation, may<br />

be quite different from one another, even though in a 'grand sweep'<br />

view these <strong>de</strong>velopmental paths are quite similar. (Larsen‐Freeman,<br />

2006, p. 615)<br />

1.3 On<strong>de</strong>rzoeksvragen<br />

In <strong>de</strong> <strong>lijn</strong> van Van <strong>de</strong>n Bergh (2009), van Verspoor, De Bot en Lowie (2004)<br />

en van Larsen‐Freeman (2006) voelen we vanuit <strong>de</strong> resultaten van eer<strong>de</strong>re<br />

analyses van onze eigen data <strong>de</strong> noodzaak aan om een blik te werpen ach‐<br />

ter <strong>de</strong> rechte groei<strong>lijn</strong>en zoals we ze in Studies 1 en 2 van dit proefschrift<br />

presenteer<strong>de</strong>n, en op zoek te gaan naar individuele groei‐ of ontwikkelings‐<br />

<strong>lijn</strong>en <strong>voor</strong> <strong>de</strong> tekstkwaliteit 'Communicatieve effectiviteit' ('ComEff') als<br />

indicator <strong>voor</strong> ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid 1 .<br />

Wij focussen daarbij op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> (sterk on<strong>de</strong>rbelichte) groep twee<strong>de</strong>‐<br />

taalverwervers als in Studies 1 en 2 van dit proefschrift, nl. op jonge kans‐<br />

arme leerlingen, die hun eerste stappen zetten in het verwerven van stel‐<br />

vaardigheid. Daarbij zorgen we <strong>voor</strong> een voldoen<strong>de</strong> grote groep proefper‐<br />

sonen, en <strong>voor</strong> een voldoen<strong>de</strong> groot aantal meetmomenten, zodat statisti‐<br />

sche analyses, met name variantie‐analytische multiniveau‐analyses, moge‐<br />

lijk zijn. Op die manier hopen we <strong>de</strong> vaststellingen van Verspoor et al.<br />

(2004) en Larsen‐Freeman (2006) te kunnen aanvullen met op statistische<br />

significantie getoetste resultaten.<br />

1 De correlaties tussen 'Communicatieve effectiviteit' en <strong>de</strong> zes objectieve taal‐ en tekstvari‐<br />

abelen (Studie 1 van dit proefschrift) vormen een vali<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> <strong>de</strong> keuze van <strong>de</strong>ze holisti‐<br />

sche variabele


STORINGEN OP DE LIJN? 121<br />

We stellen ons in <strong>de</strong>ze studie dan ook <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvragen.<br />

In hoeverre doen we recht aan <strong>de</strong> eigenlijke groei van 'Communicatieve<br />

effectiviteit' in schriftelijke navertellingen van (kansarme) (NT2‐<br />

)leerlingen als we die groei lineair beschrijven? Of moeten we vaststel‐<br />

len – zoals DST <strong>voor</strong>spelt – dat een mo<strong>de</strong>l dat intra‐individuele variabili‐<br />

teit niet als "storingen op <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>" afdoet, <strong>de</strong> data significant kwaliteits‐<br />

voller in kaart brengt, en dus meer recht doet aan <strong>de</strong> eigenlijke ontwik‐<br />

keling?<br />

Treffen we in <strong>de</strong> mogelijks grillige individuele groeipatronen <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

'Communicatieve effectiviteit' van schriftelijke navertellingen op zes<br />

meetmomenten een inter‐individuele systematiek aan?<br />

In hoeverre kunnen kindkenmerken als 'sekse', 'thuistaal', 'sociaal‐<br />

economische status' en/of 'startpositie' intra‐ en inter‐individuele ver‐<br />

schillen in ontwikkeling verklaren?<br />

2. METHODE<br />

Voor het beantwoor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvragen kozen we <strong>voor</strong> een longi‐<br />

tudinale studie met zes metingen van tekstkwaliteit, verspreid over één<br />

schooljaar. Daarmee sluiten we aan bij <strong>de</strong> criteria <strong>voor</strong> kwantitatief micro‐<br />

genetisch on<strong>de</strong>rzoek, met name veelvuldige observaties van <strong>de</strong> contextge‐<br />

bon<strong>de</strong>n inzet van een vaardigheid in volle ontwikkeling (Siegler, 2006; La‐<br />

velli et al., 2005; Schmidt & Teti, 2005).<br />

2.1 Participanten<br />

Voor <strong>de</strong>ze studie verzamel<strong>de</strong>n we data in het 3 e leerjaar (groep 5) van vier<br />

scholen, die we selecteer<strong>de</strong>n uit een pool van 18 Vlaamse basisscholen met<br />

een populatie risicoleerlingen van meer dan 85%, op één school na (55%).<br />

In elke klas selecteer<strong>de</strong>n we <strong>de</strong> teksten van acht focusleerlingen 2 (N=32),<br />

uitgekozen op basis van leesvaardigheid (VLOT‐eindtoets "Lezen" van het<br />

schooljaar <strong>voor</strong>dien; Colpin, Gysen, Jaspaert, Timmermans, & Van <strong>de</strong>n<br />

Bran<strong>de</strong>n, 1997) en van schrijfvaardigheid (pretest IJSJE [zie ver<strong>de</strong>r]): vijf van<br />

<strong>de</strong> leerlingen behaal<strong>de</strong>n een (binnen hun klasgroep) relatief zwakke score,<br />

zowel <strong>voor</strong> lezen als <strong>voor</strong> schrijven; drie leerlingen scoor<strong>de</strong>n (binnen hun<br />

2 Deze acht focusleerlingen maken <strong>de</strong>el uit van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksgroep van an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>elon<strong>de</strong>r‐<br />

zoeken van het grotere on<strong>de</strong>rzoek (2005 – 2009) naar ‘Hefbomen <strong>voor</strong> krachtige GOK‐<br />

leeromgevingen' (zie 'Algemene Inleiding').


122<br />

klasgroep) relatief sterk, zowel <strong>voor</strong> lezen als <strong>voor</strong> schrijven. In <strong>de</strong> loop van<br />

het schooljaar hebben twee leerlingen <strong>de</strong> school verlaten.<br />

Op basis van een bevraging van leerlingen en hun ou<strong>de</strong>rs (Reyn<strong>de</strong>rs, Van<br />

Hed<strong>de</strong>gem, Nicaise, & Van Damme, 2004) wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> achter‐<br />

grondgegevens verzameld:<br />

sekse;<br />

thuistaal: "Ne<strong>de</strong>rlands" (N); "Turks (+ Ne<strong>de</strong>rlands)" (T) en "An<strong>de</strong>r (+ Ne‐<br />

<strong>de</strong>rlands)" (A), en<br />

sociaal‐economische status van het gezin (SES), gebaseerd op het hoog‐<br />

ste diploma van <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r: "geen diploma mid<strong>de</strong>lbaar on<strong>de</strong>rwijs"<br />

(LAAG); wel een diploma mid<strong>de</strong>lbaar on<strong>de</strong>rwijs (HOOG).<br />

Tabel 2.1 geeft een overzicht van <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling naar sekse, sociaal‐<br />

economische status en thuistaal per leerjaar. Volledigheidshalve voegen we<br />

er ook <strong>de</strong> gegevens i.v.m. startniveau aan toe.<br />

Sekse<br />

Tabel 2.1<br />

Ver<strong>de</strong>ling van focusleerlingen uit vier klassen van het 3 e leerjaar<br />

naar sekse, thuistaal, SES en startniveau (absolute aantallen)<br />

Thuistaal SES Startniveau Totaal<br />

Meisje Jongen N T A Laag Hoog Zwak Sterk Totaal<br />

15<br />

15<br />

3<br />

20<br />

7<br />

De dataverzameling vond plaats op zes meetmomenten tij<strong>de</strong>ns het school‐<br />

jaar 2006‐2007, met name tweemaal tij<strong>de</strong>ns een niet‐begelei<strong>de</strong> schrijfsessie<br />

(begin en eind van het schooljaar), en viermaal tij<strong>de</strong>ns begelei<strong>de</strong> sessies (zie<br />

Tabel 2.2 <strong>voor</strong> een overzicht).<br />

19<br />

11<br />

18<br />

12<br />

30


Tijdstip<br />

Aard van sessie<br />

Afkorting<br />

STORINGEN OP DE LIJN? 123<br />

Tabel 2.2<br />

Overzicht van schrijfsessies: aard en tijdstip; aantal versies;<br />

absoluut aantal schrijfproducten van 30 partcipanten<br />

September<br />

2006<br />

Niet‐<br />

begeleid<br />

schrijven<br />

November<br />

2006<br />

Begeleid<br />

schrijven<br />

Januari<br />

2007<br />

Begeleid<br />

schrijven<br />

Maart<br />

2007<br />

Begeleid<br />

schrijven<br />

Mei<br />

2007<br />

Begeleid<br />

schrijven<br />

NBS1 BS1 BS2 BS3 BS4<br />

Versies max. 1 1 of 2 1 of 2 1 of 2<br />

Totaal aantal<br />

schrijfproduc‐<br />

ten<br />

1 of 2<br />

Juni<br />

2007<br />

Niet‐<br />

begeleid<br />

schrijven<br />

NBS2<br />

max. 1<br />

30 39 43 54 45 30<br />

In <strong>de</strong> vier klassen hebben <strong>de</strong> leerlingen een jaar lang het schrijfon<strong>de</strong>rwijs<br />

genoten dat normalerwijze in die klas aangebo<strong>de</strong>n wordt. Twee klassen ba‐<br />

seer<strong>de</strong>n het taal‐ en dus ook schrijfon<strong>de</strong>rwijs op het schoolboek <strong>Taal</strong>signaal<br />

(Rotthier, s.d.), dat zich in eerste instantie richt op moe<strong>de</strong>rtaalverwervers.<br />

De aanpak is sterk elementgericht: geïsoleer<strong>de</strong> stukjes taal wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r<br />

loep genomen en geoefend, in <strong>de</strong> overtuiging dat <strong>de</strong> leerlingen <strong>de</strong> verwor‐<br />

venhe<strong>de</strong>n zullen toepassen in grotere gehelen (bv. wanneer ze een tekst<br />

schrijven). In <strong>Taal</strong>signaal is uitdrukkelijk meer aandacht <strong>voor</strong> spelling en<br />

taalbeschouwing dan in De Toren van Babbel (Jaspaert e.a., 1996), <strong>de</strong> taak‐<br />

gerichte taalmetho<strong>de</strong> die in <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re 2 scholen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> taallessen gebruikt<br />

wordt. In <strong>de</strong>ze bei<strong>de</strong> scholen vult men De Toren van Babbel aan met een<br />

spellingmetho<strong>de</strong>. Eén school vult De Toren van Babbel aan met tweeweke‐<br />

lijkse functionele lees‐ en schrijfactiviteiten uit Leesslang (OVGB‐Limburg,<br />

Voorrangsbeleid Brussel, & Steunpunt NT2, s.d.).<br />

Bij het begin en aan het eind van het schooljaar is aan <strong>de</strong> leerlingen in een<br />

niet‐begelei<strong>de</strong> schrijfsessie (NBS1 en 2) een schrijftaak <strong>voor</strong>gelegd, die ze<br />

zelfstandig moesten uitvoeren (IJSJE, zie ver<strong>de</strong>r). De leerlingen beperkten<br />

zich allemaal spontaan tot één versie. Door het schooljaar heen hebben <strong>de</strong><br />

vier betrokken leerkrachten elk vier schrijfsessies georganiseerd rond een<br />

door <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeker aangereikte schrijftaak (<strong>voor</strong> <strong>de</strong> concrete invulling: zie<br />

ver<strong>de</strong>r). De instructies wer<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeker tot het absolute mini‐


124<br />

mum beperkt, nl. (1) op dag 1 komt elke leerling tot een individueel pro‐<br />

duct, en (2) op dag 2 wordt er feedback gegeven. Op die manier werd ge‐<br />

stimuleerd dat <strong>de</strong> leerkrachten <strong>de</strong> sessies vormgaven zoals zij dat gewoon<br />

waren. Van <strong>de</strong>ze schrijftaken wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> klad‐ en netversies verzameld.<br />

2.2 Opdracht: schriftelijke navertellingen<br />

We hebben er<strong>voor</strong> gekozen om <strong>de</strong> kwaliteit van schriftelijke navertellingen<br />

te bestu<strong>de</strong>ren. Schriftelijke navertellingen zijn in dit on<strong>de</strong>rzoek geschreven<br />

narratieven gebaseerd op een visueel aangebo<strong>de</strong>n verhaal<strong>lijn</strong>. In principe<br />

bestond <strong>de</strong> uitdaging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> leerlingen er telkens in dat zij het in <strong>de</strong> pren‐<br />

tenreeks <strong>voor</strong>gestel<strong>de</strong> verhaal schriftelijk moesten vertellen aan een lezer<br />

die <strong>de</strong> prentenreeks niet kent en niet op <strong>de</strong> hoogte is van <strong>de</strong> gebeurtenis‐<br />

sen, noch over <strong>de</strong> prentenreeks zal beschikken wanneer hij <strong>de</strong> tekst leest.<br />

Er is uitdrukkelijk gekozen om <strong>de</strong> leerlingen zesmaal (op jaarbasis) eenzelf‐<br />

<strong>de</strong> taak aan te bie<strong>de</strong>n: <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> opdracht; hetzelf<strong>de</strong> genre; verschillen<strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rwerpen (Larsen‐Freeman, 2006). Hoewel taakrepetitie (NBS1‐NBS2,<br />

zie ver<strong>de</strong>r) en/of herhaald oefenen van soortgelijke taken (BS1, BS2, BS3,<br />

BS4) bepaal<strong>de</strong> (<strong>de</strong>els nog ondui<strong>de</strong>lijke) effecten sorteert, bv. een gunstig<br />

effect op complexity and fluency (Bygate, 2009), woog <strong>voor</strong> ons het <strong>voor</strong>‐<br />

<strong>de</strong>el door dat we geen rekening hoef<strong>de</strong>n te hou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> factor "taakva‐<br />

riabiliteit". Wel zijn we er ons van bewust dat er on<strong>de</strong>rwerpsvariabiliteit kan<br />

optre<strong>de</strong>n (Van <strong>de</strong>n Bergh, De Glopper, & Schoonen, 1988; Schoonen, 1991).<br />

Voor <strong>de</strong> niet‐begelei<strong>de</strong> sessies is gekozen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> prentenreeks IJSJE (Bij‐<br />

lage 1), waarvan eer<strong>de</strong>r herhaal<strong>de</strong>lijk aangetoond was dat hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze<br />

doelgroep geschikt was. De sessies von<strong>de</strong>n plaats on<strong>de</strong>r leiding van <strong>de</strong> eer‐<br />

ste auteur of door getrain<strong>de</strong> leerkrachten‐on<strong>de</strong>rzoeksassistenten. Ze ver‐<br />

liepen volgens een gestandaardiseer<strong>de</strong> procedure. De opdracht, een ver‐<br />

haal schrijven bij <strong>de</strong> prentenreeks <strong>voor</strong> een lezer die geen bijkomen<strong>de</strong> in‐<br />

formatie ter beschikking heeft, is uitdrukkelijk geformuleerd en toegelicht.<br />

Op geen enkele manier wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> leerlingen bij <strong>de</strong> uitvoering van <strong>de</strong> op‐<br />

dracht geholpen. Als leerlingen wil<strong>de</strong>n herbeginnen, kregen ze een nieuw<br />

blad, maar <strong>de</strong> in dit <strong>de</strong>elon<strong>de</strong>rzoek betrokken leerlingen schreven allen<br />

slechts één versie, weliswaar met heel wat interne revisies. Hoewel <strong>de</strong> leer‐<br />

lingen mochten schrijven zolang als ze wil<strong>de</strong>n, werkten alle leerlingen hun<br />

tekst binnen het <strong>voor</strong>ziene lesuur af.<br />

Voor <strong>de</strong> begelei<strong>de</strong> sessies bezorg<strong>de</strong>n we <strong>de</strong> leerkrachten een veertiental<br />

dagen op <strong>voor</strong>hand <strong>de</strong> prentenreeks <strong>voor</strong> <strong>de</strong> concrete sessie, samen met<br />

zeer beperkte instructies (cf. supra). Alle leerkrachten hebben tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong>


STORINGEN OP DE LIJN? 125<br />

schrijfsessies hun leerlingen begeleid, helemaal naar eigen goeddunken.<br />

Gemeenschappelijk waren <strong>de</strong> grote <strong>lijn</strong>en van het verloop: zie Tabel 2.3.<br />

Dag 1<br />

Tabel 2.3<br />

De begelei<strong>de</strong> schrijfsessies: gemeenschappelijke elementen van het verloop<br />

On<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 1<br />

On<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 2<br />

Klassikale instructie, soms met <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> verkenning van het<br />

concrete on<strong>de</strong>rwerp en/of <strong>de</strong> prentenreeks<br />

Individueel schrijfmoment<br />

Dag 2 On<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 1 Klassikale (al dan niet geïndividualiseer<strong>de</strong>) feedback op <strong>de</strong> schrijf‐<br />

producten<br />

On<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 2 Kennisname van individuele (schriftelijke) feedback en – in onge‐<br />

veer <strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> gevallen – individueel herschrijfmoment<br />

Verschillen tussen klaspraktijken troffen we aan in zowat alle fases van <strong>de</strong><br />

sessies. We beperken ons tot <strong>de</strong> drie meest opvallen<strong>de</strong>:<br />

drie leerkrachten bereid<strong>de</strong>n <strong>de</strong> leerlingen via een on<strong>de</strong>rwijsleergesprek<br />

<strong>voor</strong> op het on<strong>de</strong>rwerp van <strong>de</strong> schrijftaak en overliepen met hen <strong>de</strong><br />

verhaal<strong>lijn</strong>, terwijl één leerkracht er uitdrukkelijk en systematisch <strong>voor</strong><br />

koos om <strong>de</strong> leerlingen het verhaal zelf te laten ont<strong>de</strong>kken;<br />

twee leerkrachten namen uitgebreid <strong>de</strong> tijd om samen met <strong>de</strong> leerling<br />

naar <strong>de</strong> eigen tekst te kijken en te bespreken hoe het beter had gekund,<br />

terwijl <strong>de</strong> twee an<strong>de</strong>re leerkrachten hun concrete feedback enkel<br />

schriftelijk aan <strong>de</strong> leerlingen bezorg<strong>de</strong>n;<br />

in twee klasgroepen schreven leerlingen steeds (minstens) twee ver‐<br />

sies, terwijl in <strong>de</strong> twee an<strong>de</strong>re klasgroepen meestal slechts één versie<br />

op papier gezet werd.<br />

Deze verschei<strong>de</strong>nheid van klaspraktijken heeft ons ertoe aangezet om <strong>de</strong><br />

data van <strong>de</strong> leerlingen bínnen hun respectieve klas op te nemen (geneste<br />

mo<strong>de</strong>llen, zie §2.4) en <strong>de</strong> variantie tussen klassen als parameter in het ana‐<br />

lysemo<strong>de</strong>l te introduceren.<br />

2.3 De kwaliteit van teksten: 'Communicatieve effectiviteit'<br />

De kwaliteit van schriftelijke producten van jonge leer<strong>de</strong>rs kan op heel uit‐<br />

eenlopen<strong>de</strong> wijzen in kaart gebracht wor<strong>de</strong>n. Hoewel het liefst gekozen<br />

wordt <strong>voor</strong> meer dan één variabele (Colpin, Rymenans, & Heymans, 2005;


126<br />

Krom, Verhelst, & Veldhuijzen, 2004; The National Writing Project, 2006),<br />

kon<strong>de</strong>n we in Studie 1 van dit proefschrift aantonen dat <strong>de</strong> holistische in‐<br />

schatting van <strong>de</strong> 'Communicatieve effectiviteit' ('ComEff') van een tekst een<br />

aanvaardbare én haalbare keuze is, als men zich om praktische re<strong>de</strong>nen tot<br />

één variabele moet beperken (Persky, Daane, & Yin, 2003). De keuze <strong>voor</strong><br />

'ComEff' is immers inhou<strong>de</strong>lijk verantwoord (Rijlaarsdam & Wesdorp,<br />

1988): <strong>de</strong> essentie van schriftelijke communicatie is een boodschap over‐<br />

brengen, in dit geval aan een lezer die geen weet heeft van <strong>de</strong> gebeurtenis‐<br />

sen, en die i.c. <strong>de</strong> plaatjes niet naast zich heeft terwijl hij <strong>de</strong> boodschap ont‐<br />

cijfert. Komt <strong>de</strong> boodschap over, dan is er effectief gecommuniceerd. Daar‐<br />

naast hebben we in Studie 1 van dit proefschrift ook kunnen vaststellen dat<br />

'ComEff' betrouwbaar gemeten kan wor<strong>de</strong>n en dat er mid<strong>de</strong>lmatig tot sterk<br />

positieve correlaties zijn tussen 'ComEff' en <strong>de</strong> meeste an<strong>de</strong>re objectieve<br />

tekstkenmerken, die <strong>de</strong> keuze <strong>voor</strong> 'ComEff' vali<strong>de</strong>ren. Tabel 2.4 geeft <strong>de</strong><br />

correlaties aan die in 60 verhalen uit <strong>de</strong> niet‐begelei<strong>de</strong> schrijfsessie van het<br />

begin van het schooljaar aangetroffen wer<strong>de</strong>n (zie Studie 1 van dit proef‐<br />

schrift).<br />

Tabel 2.4<br />

Pearsons correlaties tussen 'Communicatieve effectiviteit'<br />

en zes objectieve taal‐ en tekstkenmerken<br />

<strong>voor</strong> leerlingen van het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerjaar in 7 basisscholen (N=60)<br />

Inhou<strong>de</strong>lijke correctheid en volledigheid .76 ***<br />

Lexicale rijkdom .60 ***<br />

Complexiteit van <strong>de</strong> T‐unit .37 **<br />

Accuraatheid van <strong>de</strong> T‐unit .36 **<br />

Spelling .29 *<br />

Referentiële cohesie .09 (NS)<br />

Communicatieve effectiviteit<br />

***: p


2.4 Analyse<br />

STORINGEN OP DE LIJN? 127<br />

In <strong>de</strong>ze sectie bespreken we eerst <strong>de</strong> scoringsprocedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> afhankelij‐<br />

ke variabele 'Communicatieve effectiviteit' (§2.4.1), en vervolgens <strong>de</strong> analy‐<br />

sestrategieën (§2.4.2).<br />

2.4.1 Scoringsprocedure<br />

De leerlingen die aan het on<strong>de</strong>rzoek participeer<strong>de</strong>n, schreven elk zes tot<br />

tien teksten, die verbatim gedigitaliseerd wer<strong>de</strong>n door verschei<strong>de</strong>ne on<strong>de</strong>r‐<br />

zoeksassistenten. Met het oog op <strong>de</strong>ze studie werd enkel <strong>de</strong> finale versie 3<br />

van elke versie getranscribeerd. De transcripties wer<strong>de</strong>n vervolgens gecon‐<br />

troleerd en gecorrigeerd door <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeker: het aantal transcriptiefou‐<br />

ten was uiterst beperkt: ongeveer 1% van <strong>de</strong> getranscribeer<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n<br />

bevatte een fout. De eerste on<strong>de</strong>rzoeker maakte <strong>de</strong> teksten ook volledig<br />

anoniem.<br />

Voor <strong>de</strong> holistische scores van 'Communicatieve effectiviteit' hebben we<br />

gewerkt met jury's van drie experten (Schoonen, 1991), telkens willekeurig<br />

geselecteerd uit <strong>de</strong> stu<strong>de</strong>ntengroep van het laatste jaar van <strong>de</strong> professione‐<br />

le‐bacheloropleiding tot on<strong>de</strong>rwijzer (K.H.Leuven 4 , aca<strong>de</strong>miejaar 2007‐<br />

2008). Aan <strong>de</strong> juryle<strong>de</strong>n werd gevraagd om elk van <strong>de</strong> teksten uit een wille‐<br />

keurig samengesteld pakket globaal te beoor<strong>de</strong>len op een zevenpunten‐<br />

schaal. Vermits het hier gaat om een bijzon<strong>de</strong>re vorm van globale beoor<strong>de</strong>‐<br />

ling, m.n. primary trait scoring, waarbij het risico op een signifisch effect<br />

zoveel mogelijk on<strong>de</strong>rdrukt moet kunnen wor<strong>de</strong>n (Rijlaarsdam & Wesdorp,<br />

1988), werd tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> introductie‐ en oefenfase uitdrukkelijk gesteld dat <strong>de</strong><br />

kern van <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling in eerste instantie <strong>de</strong> "inhoud" van <strong>de</strong> boodschap<br />

dien<strong>de</strong> te betreffen, en niet "taalgebruik" en/of "genrekenmerken". Borg<br />

(2006) gaat er immers van uit dat leraren‐in‐opleiding – meer dan hun erva‐<br />

ren collega’s – geneigd zijn om zich te laten (mis)lei<strong>de</strong>n door vormelijke on‐<br />

regelmatighe<strong>de</strong>n. Aan <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>laars wer<strong>de</strong>n ook drie – door experts 5 op<br />

Delphi‐wijze geselecteer<strong>de</strong> – ankerteksten aangereikt die punten op <strong>de</strong> in‐<br />

tervalschaal markeren: één ankertekst <strong>voor</strong> schaalwaar<strong>de</strong> 2, één <strong>voor</strong><br />

3 De interne revisies (doorgehaal<strong>de</strong> letters of woor<strong>de</strong>n) wer<strong>de</strong>n niet getranscribeerd.<br />

4 We maken graag van <strong>de</strong> gelegenheid gebruik om mevrouw S. Buyckx en mevrouw G. Van‐<br />

<strong>de</strong>rhey<strong>de</strong>n te danken <strong>voor</strong> <strong>de</strong> praktische organisatie van <strong>de</strong>ze beoor<strong>de</strong>lingssessies.<br />

5 Het betreft hier vijf me<strong>de</strong>werkers 'Basison<strong>de</strong>rwijs' van het <strong>Centrum</strong> <strong>voor</strong> <strong>Taal</strong> en On<strong>de</strong>rwijs<br />

(K.U.Leuven), die we eveneens wensen te danken <strong>voor</strong> hun bereidwillige me<strong>de</strong>werking.


128<br />

schaalwaar<strong>de</strong> 4 en één <strong>voor</strong> schaalwaar<strong>de</strong> 6. Een <strong>de</strong>rgelijk hulpmid<strong>de</strong>l leidt<br />

tot een reductie van het sequentie‐effect en van het risico op normver‐<br />

schuiving (Rijlaarsdam & Wesdorp, 1988), waardoor <strong>de</strong> betrouwbaarheid<br />

van <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling toeneemt.<br />

De beoor<strong>de</strong>ling vond plaats in twee fases. In een eerste fase wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />

teksten beoor<strong>de</strong>eld die tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> niet‐begelei<strong>de</strong> sessies geschreven zijn<br />

(Studie 1 van dit proefschrift). Al <strong>de</strong>ze teksten betreffen het verhaal IJSJE.<br />

Ook <strong>de</strong> ankerteksten vertellen dit concrete verhaal. De interjury‐<br />

betrouwbaarheid is ruim voldoen<strong>de</strong>: ρ =.87. In fase twee wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> teksten<br />

beoor<strong>de</strong>eld die tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> begelei<strong>de</strong> sessies geschreven zijn, samen met een<br />

subset van <strong>de</strong> in fase 1 beoor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> teksten. Hoewel <strong>de</strong>ze twee<strong>de</strong> reeks<br />

teksten an<strong>de</strong>re verhaal<strong>lijn</strong>en betrof dan IJSJE, hebben <strong>de</strong> juryle<strong>de</strong>n ook <strong>voor</strong><br />

dit <strong>de</strong>el van hun opdracht gebruik gemaakt van <strong>de</strong> ankerteksten gebaseerd<br />

op IJSJE. We stellen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> set teksten een bij‐<br />

na even grote betrouwbaarheid vast: ρ =.83.<br />

Via <strong>de</strong> gemeenschappelijke subset van IJSJE‐teksten zijn <strong>de</strong> oor<strong>de</strong>len van<br />

<strong>de</strong> bei<strong>de</strong> jury’s geëquivaleerd. Door het ontbreken van een interactie‐effect<br />

tussen opstel en jury kon eenvoudig een constante bij <strong>de</strong> oor<strong>de</strong>len van één<br />

jury over <strong>de</strong> begeleid‐schrijven‐teksten opgeteld wor<strong>de</strong>n.<br />

2.4.2 Analysestrategieën<br />

Gezien <strong>de</strong> aard van <strong>de</strong> data en <strong>de</strong> vragen die we eraan stellen, kozen we<br />

er<strong>voor</strong> om gebruik te maken van multiniveau‐analyses (Van <strong>de</strong>n Bergh &<br />

Kuhlemeier, 1997). Die analyses maken het mogelijk om rekening te hou‐<br />

<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> hiërarchische structuur van onze data, met name dat teksten<br />

genest zijn binnen meetmomenten (N=6) en meetmomenten binnen leer‐<br />

lingen (N=30): elke leerling schreef zes tot tien teksten verspreid over zes<br />

sessies. Op hun beurt zijn leerlingen genest binnen klassen (N=4). De vier<br />

klassen behoren tot verschillen<strong>de</strong> scholen (N=4), waardoor klas‐ en school‐<br />

niveau samenvallen. Door per meetmoment met <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> score van<br />

<strong>de</strong> versies (N=1 of N=2) te werken, hou<strong>de</strong>n we het mo<strong>de</strong>l overzichtelijk<br />

(drie niveaus), en reduceren we ook enigszins het effect van <strong>de</strong> één‐<br />

taakmeting: toevallige abberaties wor<strong>de</strong>n gecompenseerd.<br />

De eerste on<strong>de</strong>rzoeksvraag betreft <strong>de</strong> zoektocht naar het mo<strong>de</strong>l dat het<br />

best aansluit bij <strong>de</strong> data. We vergelijken (1) een lineair variantie‐analytisch<br />

groeimo<strong>de</strong>l, (2) een polynominaal variantie‐analytisch groeimo<strong>de</strong>l en (3)<br />

een multivariaat variantie‐analytisch mo<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> zes meetmomenten. De


STORINGEN OP DE LIJN? 129<br />

concrete vergelijking van <strong>de</strong> passing van mo<strong>de</strong>llen 1 en 2, respectievelijk 1<br />

en 3 gebeurt aan <strong>de</strong> hand van een vergelijking van <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> ‐2log‐<br />

likelihood. Het verschil tussen <strong>de</strong> passing van die mo<strong>de</strong>llen is immer χ²‐<br />

ver<strong>de</strong>eld, met het verschil in aantal geschatte parameters als vrijheidsgra‐<br />

<strong>de</strong>n. Vervolgens vergelijken we <strong>de</strong> passingverbetering van bei<strong>de</strong> duo's.<br />

In een lineair groeimo<strong>de</strong>l, linear change trajectory, wordt uitgegaan van<br />

een gestage groei <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> leerlingen over <strong>de</strong> zes meetmomenten<br />

heen (Singer & Willett, 2003; Van <strong>de</strong>n Noortgate, Putsjens, & Onghena,<br />

2004). Weliswaar kunnen het aanvangsniveau (intercept op meetmoment<br />

0) en <strong>de</strong> groeisnelheid (groei per tijdseenheid) verschillen tussen leerlingen.<br />

Het lineaire mo<strong>de</strong>l wordt als volgt geconstrueerd. Stel, Yijk is <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />

score op moment i (i = 1, 2) <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> 'Communicatieve effectivi‐<br />

teit' van <strong>de</strong> versies (N=1 of N=2) die leerling j (j = 1, 2, …Jk) in klas k (k = 1, 2,<br />

…, K) schreef. TIME representeert <strong>de</strong> mate van groeisnelheid per tijdseen‐<br />

heid. Nu kunnen we het te analyseren mo<strong>de</strong>l schrijven als volgt:<br />

Yijk = β1 ijk cons + β2 jk TIMEijk + e1ijk + u 1jk + u 2jk + v1k<br />

In dit lineaire groeimo<strong>de</strong>l, wor<strong>de</strong>n twee <strong>de</strong>len on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n: het fixed <strong>de</strong>el<br />

en het random <strong>de</strong>el. In het fixed <strong>de</strong>el van het mo<strong>de</strong>l (β1, β2) wordt enerzijds<br />

<strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> score geschat op meetmoment 0 (begin schooljaar), en an‐<br />

<strong>de</strong>rzijds <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> hellingsgraad (= groeisnelheid) per tijdseenheid. In<br />

het random <strong>de</strong>el van het mo<strong>de</strong>l wor<strong>de</strong>n vier residuen on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. Het<br />

eerste residu e1ijk representeert <strong>de</strong> afwijking van <strong>de</strong> score op meetmoment i<br />

van <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> score van leerling j. Het twee<strong>de</strong> residu en het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> re‐<br />

sidu verwijzen naar <strong>de</strong> afwijking van <strong>de</strong> score van leerling j op meetmoment<br />

0 (intercept) van het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> van zijn klas k (u 1jk ), respectievelijk <strong>de</strong><br />

afwijking van <strong>de</strong> groeisnelheid van leerling j van <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> groeisnel‐<br />

heid (u 2jk ). Het vier<strong>de</strong> residu (v1k ) representeert <strong>de</strong> afwijking van <strong>de</strong> klassen<br />

van <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> score op meetmoment 0. Gezien het kleine aantal klas‐<br />

sen (N=4) gaan we niet op zoek naar <strong>de</strong> variantie tussen klassen wat groei‐<br />

snelheid (TIME) betreft. Naast <strong>de</strong> varianties op leerlingniveau wordt ook <strong>de</strong><br />

covariantie (correlatie) geschat tussen intercept en groeisnelheid.<br />

Een polynominaal groeimo<strong>de</strong>l of higher or<strong>de</strong>r change trajectory mo<strong>de</strong>l‐<br />

leert <strong>de</strong> evolutie van <strong>de</strong> scores over <strong>de</strong> tijd aan <strong>de</strong> hand van een functie van<br />

<strong>de</strong> eerste, twee<strong>de</strong>, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> of ... graad (Singer & Willett, 2003; Van <strong>de</strong>n<br />

Noortgate, Putsjens, & Onghena, 2004). Een twee<strong>de</strong>graadsmo<strong>de</strong>l of kwa‐<br />

dratisch mo<strong>de</strong>l laat ons toe een curve met één "knik" (one stationary point)<br />

te schatten: dat wil zeggen dat <strong>de</strong> aanvankelijke groeisnelheid (instantane‐<br />

(1)


130<br />

ous rate of change) éénmaal bijgestuurd wordt (the curvature of knik). In<br />

een <strong>de</strong>r<strong>de</strong>graadsmo<strong>de</strong>l krijgen we <strong>de</strong> kans om die eerste bijsturing (knik 1)<br />

nogmaals bij te sturen, waardoor we een twee<strong>de</strong> knik in <strong>de</strong> curve zien ver‐<br />

schijnen, enz. Het polynominale groeimo<strong>de</strong>l wordt als volgt samengesteld.<br />

Stel, Yij is <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> score op moment i (i = 1, 2, ...6) <strong>voor</strong> <strong>de</strong> 'Commu‐<br />

nicatieve effectiviteit' van <strong>de</strong> versies (n=1 of n=2) die leerling j (j = 1, 2, …J)<br />

schreef. TIME (i.e. TIME 1 ) representeert <strong>de</strong> mate van groeisnelheid op<br />

meetmoment 0. Deze parameter is vergelijkbaar met, maar niet gelijk aan<br />

<strong>de</strong> groei per tijdseenheid (hellingsgraad). Groei per tijdseenheid zou lineari‐<br />

teit opleveren, terwijl we hier met een steeds veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> groeisnelheid<br />

te maken hebben, vandaar "aanvankelijke snelheid". TIME² is <strong>de</strong> bijsturing<br />

van die mate van veran<strong>de</strong>ring. Een positieve bijsturing wijst op een versnel‐<br />

ling, een negatieve bijsturing wijst op een vertraging. TIME³ is <strong>de</strong> bijsturing<br />

van <strong>de</strong> eerste bijsturing, enz. Nu kunnen we het mo<strong>de</strong>l als volgt schrijven:<br />

Yijk = β1ijk cons + β2jk TIMEijk + β3jk TIME²ijk + β4jk TIME³ijk + ...<br />

+ e1ijk + u1jk + u2jk * TIMEijk + u3jk * TIME²ijk + u4jk * TIME³ijk + ... + v1k<br />

In dit polynominale groeimo<strong>de</strong>l (Singer & Willett, 2003) on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n we<br />

een fixed <strong>de</strong>el en een random <strong>de</strong>el. In het fixed <strong>de</strong>el van het mo<strong>de</strong>l wordt<br />

het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> intercept geschat op meetmoment 0 (β1), <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />

aanvankelijke groeisnelheid (β2), <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> bijsturing van die aanvan‐<br />

kelijke groeisnelheid (β3), <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> bijsturing van <strong>de</strong> bijsturing (β4),<br />

enz. In het random <strong>de</strong>el van het mo<strong>de</strong>l wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> residuen on‐<br />

<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. Residu (e1ijk) drukt <strong>de</strong> afwijking uit van <strong>de</strong> concrete score van<br />

leerling j uit klas k op meetmoment i van <strong>de</strong> eigen – door het mo<strong>de</strong>l <strong>voor</strong>‐<br />

spel<strong>de</strong> – groeicurve. De residuen (u1jk, u2jk, u3jk, u4jk, ...) geven <strong>de</strong> afwijkingen<br />

aan van leerling j van het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> intercept van <strong>de</strong> klas (β1 + v1k), van <strong>de</strong><br />

gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> aanvankelijke groeisnelheid (β2), van <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> bijsturing<br />

van <strong>de</strong> aanvankelijke groeisnelheid (β3), van <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> bijsturing van<br />

<strong>de</strong> eerste bijsturing van <strong>de</strong> aanvankelijke groeisnelheid (β4), enz. Het laat‐<br />

ste residu (v1k ) representeert <strong>de</strong> afwijking van <strong>de</strong> klassen van <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l‐<br />

<strong>de</strong> score op meetmoment 0. Gezien het kleine aantal klassen (N=4) gaan we<br />

niet op zoek naar <strong>de</strong> variantie tussen klassen wat groeisnelheid (TIME) en<br />

bijsturingen (TIME², TIME³) betreft. Naast <strong>de</strong> varianties op leerlingniveau<br />

wor<strong>de</strong>n ook <strong>de</strong> covarianties (correlaties) geschat tussen intercept, aanvan‐<br />

kelijke groeisnelheid, bijsturing van aanvankelijke groeisnelheid, bijsturing<br />

van bijsturing, enz. De uitein<strong>de</strong>lijke vorm van <strong>de</strong> polynoom wordt bepaald<br />

door het aantal "knikken" in <strong>de</strong> curve, m.a.w. door <strong>de</strong> or<strong>de</strong> tot waarin we<br />

(2)


STORINGEN OP DE LIJN? 131<br />

TIME moeten toevoegen aan het mo<strong>de</strong>l om <strong>de</strong> ontwikkeling van 'Communi‐<br />

catieve effectiviteit' zo zorgvuldig mogelijk te beschrijven (TIME, TIME², TI‐<br />

ME³, ...). Twee belangrijke criteria bepalen <strong>de</strong> keuze: (1) een hogere or<strong>de</strong><br />

van TIME wordt toegevoegd als <strong>de</strong> vorige nog een significant effect sorteert<br />

(empirische kwestie), en (2) <strong>de</strong> hoogste or<strong>de</strong> moet kleiner zijn dan het aan‐<br />

tal meetmomenten, in die zin dat een kwadratisch of twee<strong>de</strong>graads mo<strong>de</strong>l<br />

minstens vier meetmomenten veron<strong>de</strong>rstelt, een kubisch of <strong>de</strong>r<strong>de</strong>graads<br />

mo<strong>de</strong>l minstens vijf meetmomenten, enz.<br />

Ten slotte hanteren we een multivariaat groeimo<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> meer<strong>de</strong>re<br />

meetmomenten – zeg maar: een Dynamic Systems‐mo<strong>de</strong>l, dat het geen tra‐<br />

jectvorm oplegt aan <strong>de</strong> data (Van <strong>de</strong>n Bergh & Kuhlemeier, 1997; Snij<strong>de</strong>rs &<br />

Bosker, 1999). Het multivariate mo<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> zes meetmomenten wordt als<br />

volgt samengesteld. Stel, Yijk is <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> score op moment i (i = 1, 2)<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> 'Communicatieve effectiviteit' van <strong>de</strong> versies (N=1 of N=2) die leer‐<br />

ling j (j = 1, 2, …Jk) in klas k (k = 1, 2, …, K) schreef, en NBS1ijk, BS1ijk, BS2ijk,<br />

BS3ijk, BS4ijk en NBS2ijk zijn zes dummy‐variabelen die aangeven of een score<br />

op dat specifieke moment geobserveerd is. "NBS" staat <strong>voor</strong> niet‐begeleid<br />

schrijven; "BS" <strong>voor</strong> begeleid schrijven. NBS1ijk is dus een dummy die "aan<br />

staat" (gelijk aan 1) als een score geobserveerd is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> niet‐begelei<strong>de</strong><br />

sessie bij het begin van het schooljaar. Op alle an<strong>de</strong>re meetmomenten staat<br />

<strong>de</strong>ze dummy "uit" (gelijk aan 0). BS1ijk staat alleen "aan" op het twee<strong>de</strong><br />

meetmoment, nl. bij <strong>de</strong> eerste begelei<strong>de</strong> schrijfsessie van het schooljaar,<br />

BS2ijk bij <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> begelei<strong>de</strong> schrijfsessie, etc. Nu kunnen we het te analy‐<br />

seren mo<strong>de</strong>l schrijven als volgt:<br />

Yijk = NBS1ijk (β1 + u10jk + v100k ) +<br />

BS1ijk (β2 + u20jk + v200k ) +<br />

BS2ijk (β3 + u30jk + v300k ) +<br />

BS3ijk (β4 + u40jk + v400k ) +<br />

BS4ijk (β5 + u50jk + v500k ) +<br />

NBS2ijk (β6 + u60jk + v600k ) (3)<br />

Dit mo<strong>de</strong>l staat bekend als een zogenaamd fixed occassion mo<strong>de</strong>l (Snij<strong>de</strong>rs<br />

& Bosker, 1999). Per meetmoment wor<strong>de</strong>n twee <strong>de</strong>len van het mo<strong>de</strong>l on‐<br />

<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n: het fixed <strong>de</strong>el en het random <strong>de</strong>el. In het fixed <strong>de</strong>el van het<br />

mo<strong>de</strong>l (β1, β2, β3, β4, β5, β6) wordt op elk meetmoment (MM) het gemid<strong>de</strong>l‐<br />

<strong>de</strong> geschat. In het random <strong>de</strong>el van het mo<strong>de</strong>l wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> elk meetmo‐<br />

ment twee residuen on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n (u0jk en v00k). Met het twee<strong>de</strong> residu


132<br />

(v00k) wordt <strong>de</strong> afwijking van klas k van het algemeen gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> aangege‐<br />

ven (β), terwijl met het eerste residu (u0jk) <strong>de</strong> afwijking van leerling j van het<br />

gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> van klas k (i.e. β + v00k) aangegeven wordt. We nemen aan dat<br />

<strong>de</strong> verwachte waar<strong>de</strong> van alle residuelen gelijk is aan 0 en <strong>de</strong> residuele sco‐<br />

res normaal ver<strong>de</strong>eld zijn met variantie van respectievelijk S 2 u10jk, S 2 u20jk,<br />

S 2 u30jk, S 2 u40jk, S 2 u50jk , S 2 u60jk en S 2 v100k, S 2 v200k, S 2 v300k, S 2 v400k, S 2 v500k, en S 2 v600k.<br />

Naast <strong>de</strong> varianties op leerling‐ en klasniveau wor<strong>de</strong>n ook <strong>de</strong> covarianties<br />

(correlaties) geschat. Dat wil zeggen dat <strong>de</strong> correlaties tussen <strong>de</strong> verschil‐<br />

len<strong>de</strong> metingen in kaart gebracht wor<strong>de</strong>n.<br />

Gezien het beperkte aantal waarnemingen op klasniveau (N=4) kiezen<br />

we er<strong>voor</strong> om <strong>de</strong> variantie tussen <strong>de</strong> 4 klassen in het uitein<strong>de</strong>lijke mo<strong>de</strong>l<br />

constant te hou<strong>de</strong>n, vandaar v0kcons. Het mo<strong>de</strong>l ziet er uitein<strong>de</strong>lijk als volgt<br />

uit.<br />

Yijk = NBS1ijk (β1 + u10jk) +<br />

BS1ijk (β2 + u20jk) +<br />

BS2ijk (β3 + u30jk) +<br />

BS3ijk (β4 + u40jk) +<br />

BS4ijk (β5 + u50jk) +<br />

NBS2ijk (β6 + u60jk) + v0kcons (4)<br />

Met het oog op <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvraag introduceren we <strong>de</strong> verklaren<strong>de</strong><br />

variabelen, 'sekse', 'thuistaal', 'SES' en 'startpositie'. We voegen elk van <strong>de</strong><br />

variabelen overall toe, zon<strong>de</strong>r dat er gecontroleerd wordt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />

verklaren<strong>de</strong> variabelen. De variabelen die een significant effect blijken te<br />

sorteren, wor<strong>de</strong>n vervolgens in één mo<strong>de</strong>l samengebracht. Ten slotte wor‐<br />

<strong>de</strong>n niet‐significante effecten geschrapt.<br />

3. RESULTATEN<br />

In paragraaf 3.1 gaan we op zoek naar het mo<strong>de</strong>l dat <strong>de</strong> groei van 'Commu‐<br />

nicatieve effectiviteit' het best beschrijft. We willen daarmee achterhalen of<br />

<strong>de</strong> aanname van Dynamic Systems Theory opgaat, namelijk dat intra‐ en<br />

inter‐individuele variabiliteit géén storingen op <strong>de</strong> <strong>lijn</strong> vormen, maar we‐<br />

zenlijke informatie aanleveren. Paragraaf 3.2 beste<strong>de</strong>n we aan <strong>de</strong> vraag hoe<br />

inter‐ en intra‐individuele variabiliteit zich on<strong>de</strong>rling verhou<strong>de</strong>n. In para‐<br />

graaf 3.3 on<strong>de</strong>rzoeken we in hoeverre <strong>de</strong> kindkenmerken 'sekse', 'thuistaal',


STORINGEN OP DE LIJN? 133<br />

'SES' en/of 'startpositie' <strong>de</strong> verschillen tussen leerlingen in ontwikkelings‐<br />

verloop kunnen verklaren.<br />

3.1 Welk mo<strong>de</strong>l past het beste bij onze data?<br />

In <strong>de</strong>ze paragraaf willen we achterhalen of we <strong>de</strong> groei qua 'Communicatie‐<br />

ve effectiviteit', als indicator <strong>voor</strong> ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid, over zes<br />

meetmomenten heen (verspreid over een schooljaar), lineair mogen mo‐<br />

<strong>de</strong>lleren, dan wel of an<strong>de</strong>re curves <strong>de</strong> realiteit kwaliteitsvoller in kaart<br />

brengen. Eerst presenteren we <strong>de</strong> schattingen van het lineaire groeimo<strong>de</strong>l,<br />

het polynominale groeimo<strong>de</strong>l en het multivariate mo<strong>de</strong>l of Dynamic Sys‐<br />

tems‐mo<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> zes meetmomenten. Vervolgens gaan we via een vergelij‐<br />

king van <strong>de</strong> ‐2loglikelihood na welk mo<strong>de</strong>l het best aansluit bij onze data.<br />

3.1.1 Drie groeimo<strong>de</strong>llen op een rij<br />

De schattingen <strong>voor</strong> 'Communicatieve effectiviteit' van <strong>de</strong> drie mo<strong>de</strong>llen<br />

wor<strong>de</strong>n weergegeven in Tabel 3.1. In <strong>de</strong> schattingen van <strong>de</strong> drie mo<strong>de</strong>llen<br />

vallen <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> gegevens op.<br />

In geen van <strong>de</strong> drie mo<strong>de</strong>llen is <strong>de</strong> variantie op klasniveau significant.<br />

Dat betekent dat er statistisch gezien in geen van <strong>de</strong> drie mo<strong>de</strong>llen een<br />

dui<strong>de</strong>lijk verschil qua prestaties tussen klasgroepen gereveleerd kan<br />

wor<strong>de</strong>n;<br />

In het lineaire mo<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> 'ComEff' is het intercept (NBS1) gelijk aan<br />

3,73 (p


134<br />

BS2 <strong>de</strong> aanvankelijke groeisnelheid niet <strong>voor</strong>spelt. Voor TIME² (<strong>de</strong> bij‐<br />

sturing van <strong>de</strong> aanvankelijke groeisnelheid) zijn geen random schattin‐<br />

gen opgenomen omdat ze geen bijkomen<strong>de</strong> significante waar<strong>de</strong>n ople‐<br />

ver<strong>de</strong>n.<br />

Tabel 3.1<br />

Schattingen <strong>voor</strong> 'Communicatieve effectiviteit' van het lineaire groeimo<strong>de</strong>l (Mo<strong>de</strong>l 1), het<br />

polynominale groeimo<strong>de</strong>l (Mo<strong>de</strong>l 2) en het Dynamic Systems‐mo<strong>de</strong>l (Mo<strong>de</strong>l 3)


STORINGEN OP DE LIJN? 135<br />

In het Dynamic Systems‐mo<strong>de</strong>l bie<strong>de</strong>n <strong>de</strong> schattingen <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> in‐<br />

formatie: <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n per meetmoment van NBS1 en BS1<br />

wijken significant af van die <strong>voor</strong> BS2, BS3, BS4 en NBS2, die op hun<br />

beurt on<strong>de</strong>rling niet significant verschillen.<br />

Dat leidt tot een gemid<strong>de</strong>ld verloop zoals <strong>voor</strong>gesteld in Figuur 3.1. Qua<br />

verschillen tussen leerlingen zien we dat die op elk meetmoment significant<br />

zijn, en dat <strong>de</strong> grootte van die verschillen varieert van meetmoment tot<br />

meetmoment, waarbij NBS1 <strong>de</strong> kroon spant. De correlaties tussen <strong>de</strong> scores<br />

van leerlingen op verschillen<strong>de</strong> meetmomenten on<strong>de</strong>rling zijn niet altijd<br />

significant, wat erop wijst dat <strong>de</strong> rangor<strong>de</strong> van <strong>de</strong> leerlingen over <strong>de</strong> meet‐<br />

momenten heen wisselt (zie ook §3.2).<br />

Score<br />

7,00<br />

6,00<br />

5,00<br />

4,00<br />

3,00<br />

2,00<br />

1,00<br />

0,00<br />

NBS1 BS1 BS2 BS3 BS4 NBS2<br />

Meetmomenten<br />

Figuur 3.1<br />

'Communicatieve effectiviteit' op zes meetmomenten in leerjaar 3<br />

(NBS: niet‐begeleid schrijven; BS: begeleid schrijven): geschatte gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> score<br />

per meetmoment, <strong>voor</strong> zover er significante verschillen optre<strong>de</strong>n;<br />

80% betrouwbaarheidsinterval. Nleerling =30; N tekst =241.<br />

3.1.2 Op zoek naar het meest a<strong>de</strong>quate mo<strong>de</strong>l<br />

In Tabel 3.2 staan <strong>de</strong> resultaten van <strong>de</strong> vergelijkingen van <strong>de</strong> passing van<br />

tweemaal twee mo<strong>de</strong>llen, nl. van Mo<strong>de</strong>llen 1 en 2, en Mo<strong>de</strong>llen 1 en 3.<br />

Bei<strong>de</strong> vergelijkingen mogen gemaakt wor<strong>de</strong>n, omdat het om geneste mo‐<br />

<strong>de</strong>llen gaat: (1) als we in het polynominale groeimo<strong>de</strong>l (Mo<strong>de</strong>l 2) <strong>de</strong> para‐


136<br />

meter TIME² gelijkstellen aan 0, dan bekomen we een lineair groeimo<strong>de</strong>l<br />

(Mo<strong>de</strong>l 1). En (2), als we aan het Dynamic Systems‐mo<strong>de</strong>l (Mo<strong>de</strong>l 3) <strong>de</strong> res‐<br />

trictie toevoegen dat <strong>de</strong> verschillen tussen <strong>de</strong> schattingen <strong>voor</strong> twee op‐<br />

eenvolgen<strong>de</strong> meetmomenten gelijk zijn aan elkaar, dan bekomen we op‐<br />

nieuw het lineaire groeimo<strong>de</strong>l (Mo<strong>de</strong>l 1). Uit <strong>de</strong> vergelijkingen lei<strong>de</strong>n we<br />

het volgen<strong>de</strong> af: het polynominale groeimo<strong>de</strong>l is significant beter dan het<br />

lineaire groeimo<strong>de</strong>l (p


STORINGEN OP DE LIJN? 137<br />

In figuren 3.2, 3.3 en 3.4 stellen we <strong>de</strong> schattingen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> drie mo<strong>de</strong>llen<br />

<strong>voor</strong>. In elke grafiek lichten we ter illustratie <strong>de</strong> door het mo<strong>de</strong>l geschatte<br />

groei<strong>lijn</strong> van <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> leerling op. Het betreft Kella, een meisje uit een<br />

Turkstalig, sociaal‐economisch zwak thuismilieu. De grafieken illustreren <strong>de</strong><br />

relevantie van het niet‐opleggen van een groeicurve aan <strong>de</strong> data.<br />

Figuur 3.2<br />

'Communicatieve effectiviteit' op 6 meetmomenten in het 3 e leerjaar (N=30):<br />

schattingen gebaseerd op het lineaire groeimo<strong>de</strong>l.<br />

Een vergelijking tussen Figuren 3.2. en 3.3 maakt dui<strong>de</strong>lijk dat <strong>de</strong> groeicur‐<br />

ves van individuele leerlingen, bij<strong>voor</strong>beeld van het betrokken meisje, in<br />

een polynominaal mo<strong>de</strong>l meer informatie bevatten dan in een lineair mo‐<br />

<strong>de</strong>l: via <strong>de</strong> polynoom leren we immers dat het meisje eerst sterk groeit, en<br />

daarna een groeivertraging kent. In Figuur 3.4 reveleert <strong>de</strong> door het Dy‐<br />

namics Systems‐mo<strong>de</strong>l <strong>voor</strong>spel<strong>de</strong> groeicurve daarbovenop nog het mo‐<br />

ment en <strong>de</strong> grootte van <strong>de</strong> "groeisprongen": zo is <strong>voor</strong> het meisje blijkbaar<br />

<strong>de</strong> overgang van BS1 naar BS2 van cruciaal belang.<br />

Enkele teksten van Kella, met name <strong>de</strong> teksten van NBS1, BS1 , BS2 en<br />

BS3 (zie Tabel 3.3) helpen ons om beter te begrijpen waarom een Dynamic<br />

Systems‐curve veel realiteitsgetrouwere informatie biedt dan <strong>de</strong> twee an‐<br />

<strong>de</strong>rssoortige curves: in Kella's geval gaat het immers niet om een gelei<strong>de</strong>lij‐<br />

ke overgang van min<strong>de</strong>r naar meer communicatief effectieve teksten, maar<br />

om een plotse breuk<strong>lijn</strong> tussen niet‐effectief (want onbegrijpelijk <strong>voor</strong> een


138<br />

niets vermoe<strong>de</strong>n<strong>de</strong> lezer) en effectiever/effectief (want groten<strong>de</strong>els<br />

/volledig lezergericht geformuleerd).<br />

Figuur 3.3<br />

'Communicatieve effectiviteit' op 6 meetmomenten in het 3 e leerjaar (N=30):<br />

schattingen gebaseerd op het polynominale groeimo<strong>de</strong>l.<br />

Figuur 3.4<br />

'Communicatieve effectiviteit' op 6 meetmomenten in het 3 e leerjaar (N=30):<br />

schattingen gebaseerd op het Dynamic Systems‐mo<strong>de</strong>l;<br />

MM0=NBS1; MM1=BS1; MM2=BS2; MM3=BS3; MM4=BS4; MM5=NBS2.


TEKST NBS1<br />

TEKST BS1<br />

TEKST BS2<br />

STORINGEN OP DE LIJN? 139<br />

Tabel 3.3<br />

Eindversies van schriftelijke navertellingen van Kella (<strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerjaar)<br />

op zes meetmomenten<br />

Ik zouw een banaan koopen.<br />

Jekez banaan ik zou het maar proeven.<br />

Ik ga <strong>de</strong> banaan eeten.<br />

En Sofie zij een ijsje kan tog geen kwaat.<br />

aaaaaahoooh!<br />

Ooh nee he mijn ijs. het komt alemaal door dat banaan!<br />

meneer krijg ik alseblieft een ijs <strong>voor</strong> een meisje. ja hoor.<br />

Een karien kreeg een ijsje en ze ging<strong>de</strong> naar hetbos.<br />

Wofie wil niet wan<strong>de</strong>len<br />

1 Ooh lekker in het bad waf waf waf waf! Wat is er nu weer waf<br />

waf waf ik wil niet uit het bad waf waf.<br />

2 Wacht hou daar mee op Wofie zit stil en die shjaa weer hou daa<br />

rmee op met dat schu<strong>de</strong>n.<br />

3 Kom mee, ik haat je al je zo doet. Stap eens door Wofie waf waf<br />

4 Ooh nee he het regent oh daar is een plas! Waf waf waf pssstssst<br />

reerrr<br />

5 splec sptstst! Wof wof wof wof wof wof<br />

6 Ik ga naar huis en ook door jou schuld ben ik vuil en klets nat splet spet!!!<br />

7 Waf waf! Hou daar mee op klinkt hij boos!!!<br />

8 (W) Ha ha ha nu heb ik jou te pakken he! Wofie hrr hr hr wof wof<br />

wof hrr hr hrr!!!<br />

De stoute kin<strong>de</strong>ren<br />

1. De kin<strong>de</strong>ren waren rustig aan het zitten toen<br />

ging mama weg mama zij daag en <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren<br />

Jan en Lies (zei<strong>de</strong>) zei<strong>de</strong>n ook daag.<br />

2. En <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur lied mama toe en dan gingen Jan en ‐<br />

Lies kabaal maaken ze waaren aan het wild (speel)<br />

speelen. Ze zwaai<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> poppen.<br />

3. Plots gebeurt er iets. De pap van Lies komt ltegen<br />

<strong>de</strong> vaas en<strong>de</strong> vaas valt stuk.<br />

4. Dan gaan ze naar <strong>de</strong> winkel om een<br />

niewe vaas te koopen Lies neemt zijn<br />

spaarpot mee om <strong>de</strong> vaas te kopen.<br />

5. Mama is thuis. De kin<strong>de</strong>ren kijken sip zo<br />

bang en mama zegt halo (toenze h) toen ze<br />

thuis kawam.


140<br />

TEKST BS3<br />

6. En mama heeft een tuil bloemen mee<br />

gebraacht. Dan brengt zij b<strong>de</strong> bloemen naar<br />

<strong>de</strong> kast en ze vraagt zig af waar is mijn grote<br />

vaas (kblinktmzeboos) klinkt ze boos.<br />

7. Meneer kuut (uuu) u dit bloemen verwiselen<br />

<strong>voor</strong> dat kleine bloem en dan kijkt <strong>de</strong> (me)<br />

meneeer een beetje sip omdat hij geld moet<br />

krijgen ja naturur <strong>voor</strong> een kleine bloem en<br />

<strong>voor</strong> een ltuil bloem duu moet ze geld turug<br />

krijgen.<br />

8. Als jullie mijn vaas kapot gaan doen dan gooi<br />

ik jullie poppen weg en dan zitten <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren<br />

heel braaf op <strong>de</strong> zetel. Ein<strong>de</strong>.<br />

Een nieuwe auto <strong>voor</strong> Johan<br />

1. Toen het zes uur was speel<strong>de</strong> Johan(n) met<br />

zijn auto en zijn auto ging razend snel<br />

en hij was blij<br />

2. Het was (J) kwart over zes en werkte<br />

zijn auto niet en dan keek Johan sip<br />

3. Johan gaat naar zijn moe<strong>de</strong>r en vragt<br />

mama mijn auto werkt niet meer, kun je<br />

eens kijken.<br />

4. Mama zegt hou eens vast. Johan houd het<br />

vast, mama doet het luikje open waar <strong>de</strong><br />

batterij in zit.<br />

5. (Johan) steekt <strong>de</strong> batterijen in het (luj) luikje<br />

Mama batterij er uit en zet het in<strong>de</strong> batterijla<strong>de</strong>r<br />

6. Johan steekt <strong>de</strong> batterije in het (lijkje) luikje<br />

7. Het duurd maar 15 minuten en dan was<br />

Johan blij en mama ook dan ruim<strong>de</strong> mama<br />

alles op.<br />

Ein<strong>de</strong><br />

3.2. Treffen we een inter‐individuele systematiek aan in <strong>de</strong> grillige indivi‐<br />

duele ontwikkelingspa<strong>de</strong>n?<br />

In <strong>de</strong>ze paragraaf willen we via <strong>de</strong> schattingen van het Dynamic Systems‐<br />

mo<strong>de</strong>l <strong>de</strong> vraag proberen te beantwoor<strong>de</strong>n of er een inter‐individuele sys‐<br />

tematiek te vin<strong>de</strong>n is in <strong>de</strong> grillige patronen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> 'Communicatieve effec‐<br />

tiviteit' van teksten over een schooljaar heen. Dat doen we aan <strong>de</strong> hand van<br />

<strong>de</strong> variantie‐ en covariantieschattingen op leerlingniveau van het Dynamic<br />

Systems‐mo<strong>de</strong>l (Tabel 3.4).


STORINGEN OP DE LIJN? 141<br />

Tabel 3.4<br />

Varianties en correlaties tussen <strong>de</strong> scores van individuele leerlingen<br />

<strong>voor</strong> zes meetmomenten, gebaseerd op <strong>de</strong> schattingen van het<br />

Dynamic Systems‐mo<strong>de</strong>l<br />

NBS1<br />

BS1<br />

BS2<br />

BS3<br />

BS4<br />

NBS2<br />

NBS1 2,16 ***<br />

BS1 0,23 (NS) 1,43 ***<br />

BS2 0,46 * 0,06 (NS) 1,97 ***<br />

BS3 0,35 (*) ‐0,05 (NS) 0,40 (*) 1,67 ***<br />

BS4 0,20 (NS) ‐0,13 (NS) 0,24 (NS) 0,58 * 1,72 ***<br />

NBS2 ‐0,01 (NS) 0,09 (NS) 0,34 (*) 0,21 (NS) 0,04 (NS) 1,53 ***<br />

***: p


142<br />

het tweemaal goed doet, terwijl <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re vier prestaties veeleer zwak zijn.<br />

Een van <strong>de</strong> sterkere starters van Klas 2 (Serèn) vertoont een gelei<strong>de</strong>lijk op‐<br />

gaand patroon, terwijl <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re sterkere starter (Muhammet) veel meer<br />

grilligheid vertoont.<br />

Figuur 3.5<br />

Individuele trajecten <strong>voor</strong> 'Communicatieve effectiviteit' van vier leerlingen<br />

in Klas 1 (Karen, Kevin, Merve en Sad<strong>de</strong>din) en<br />

in Klas 2 (Kella, Kerèn, Muhammet en Sergen);<br />

MM0=NBS1; MM1=BS1; MM2=BS2; MM3=BS3; MM4=BS4; MM5=NBS2.<br />

Het antwoord op <strong>de</strong> vraag die in <strong>de</strong>ze paragraaf centraal stond, nl. treffen<br />

we inter‐individuele systematiek aan in <strong>de</strong> intra‐individuele variabiliteit,<br />

moet ontkennend beantwoord wor<strong>de</strong>n. De enige systematiek lijkt wel <strong>de</strong><br />

grilligheid zelf.<br />

3.3 In hoeverre kunnen kindkenmerken verschillen in intra‐individuele<br />

patronen verklaren?<br />

De individuele trajecten vertonen grote verschillen. In <strong>de</strong>ze paragraaf be‐<br />

antwoor<strong>de</strong>n we <strong>de</strong> vraag of – en in welke mate – <strong>de</strong> kindkenmerken<br />

'sekse', 'thuistaal', 'SES' en/of 'startpositie' <strong>de</strong> verschillen tussen leerlingen<br />

in hun ontwikkeling van 'ComEff' <strong>voor</strong>spellen.<br />

In Tabel 3.5 brengen we <strong>de</strong> resultaten samen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> overall impact van<br />

elk van <strong>de</strong> onafhankelijke variabelen, zon<strong>de</strong>r dat er gecontroleerd wordt<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re onafhankelijke variabelen (Mo<strong>de</strong>llen 1 tot 4). Uit Mo<strong>de</strong>llen


STORINGEN OP DE LIJN? 143<br />

1 tot 4 blijkt dat niet <strong>de</strong> 'sociaal‐economische achtergrond' van het gezin<br />

waaruit <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren komen, noch <strong>de</strong> 'thuistaal' die er gehanteerd wordt,<br />

overall (i.e. over <strong>de</strong> meetmomenten heen) op significante wijze variantie<br />

verklaart. 'Sekse' en 'startpositie' hebben wél een impact op <strong>de</strong> scores:<br />

meisjes doen het overall bijna een heel punt 6 beter dan jongens; sterke<br />

starters bijna 1,5 punt.<br />

Tabel 3.5<br />

Schattingen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> overall impact van 'sekse', 'thuistaal', 'SES' en 'startpositie' op <strong>de</strong> scores<br />

<strong>voor</strong> 'Communicatieve effectiviteit' volgens het Dynamic Systems‐mo<strong>de</strong>l.<br />

Mo<strong>de</strong>l 1: impact van 'meisje'; Mo<strong>de</strong>l 2: impact van 'niet‐Turks'; Mo<strong>de</strong>l 3: impact van 'sociaal‐<br />

economische situatie' (SES); Mo<strong>de</strong>l 4: impact van 'hoog taalvaardig' (Hg TV). N=30<br />

NBS1 a<br />

Mo<strong>de</strong>l 1<br />

Mo<strong>de</strong>l 2<br />

Mo<strong>de</strong>l 3<br />

Mo<strong>de</strong>l 4<br />

3.12 3.43 3.58 3.03<br />

BS1 3.06 3.36 3.51 2.97<br />

BS2 3.89 4.20 4.35 3.81<br />

BS3 4.02 4.33 4.48 3.93<br />

BS4 3.73 4.04 4.19 3.65<br />

NBS2 3.71 4.02 4.17 3.63<br />

Meisje 0.90 ***<br />

Niet‐T 0.42(NS)<br />

SES ‐0.02(NS)<br />

Hg TV 1.35***<br />

***: p


144<br />

menten in het mo<strong>de</strong>l opgenomen wor<strong>de</strong>n. Doen meisjes het altijd beter<br />

dan jongens, of zien we dat effect in sommige sessies meer, en in an<strong>de</strong>re<br />

min<strong>de</strong>r doorwegen? Dezelf<strong>de</strong> vragen gel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> sterke versus zwakke<br />

starters. Tabel 3.6 geeft <strong>de</strong> resultaten weer.<br />

Wat 'sekse' betreft (Mo<strong>de</strong>l 1), valt op dat het effect in<strong>de</strong>rdaad overall is<br />

op één sessie na, nl. BS4. In die laatste begelei<strong>de</strong> sessie blijken <strong>de</strong> resulta‐<br />

ten van meisjes en die van jongens niet significant meer van elkaar te ver‐<br />

schillen. De resultaten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> impact van 'startpositie' (Mo<strong>de</strong>l 2) zijn iets<br />

min<strong>de</strong>r stabiel: <strong>voor</strong>al op NBS1 speelt 'startpositie' een grote rol, wat ver‐<br />

klaard kan wor<strong>de</strong>n vanuit het feit dat <strong>de</strong> positiebepaling van <strong>de</strong> leerlingen<br />

<strong>de</strong>els ook op het product van <strong>de</strong> eerste sessie gebaseerd is. Opvallend is het<br />

uitblijven van een effect tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> en <strong>de</strong> laatste sessie, NBS2: sterke<br />

starters on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n zich in die sessies niet!<br />

Tabel 3.6<br />

Gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> geschatte scores <strong>voor</strong> 'Communicatieve effectiviteit'<br />

in schriftelijke navertellingen van jongens vs. meisjes en van laag taalvaardige vs hoog taal‐<br />

vaardige leerlingen (N=30) op zes meetmomenten in het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerjaar,<br />

gebaseerd op <strong>de</strong> schattingen van het Dynamic Systems‐mo<strong>de</strong>l<br />

NBS1 a<br />

Jongens<br />

3.01<br />

Meisjes Laag taalvaardig Hoogtaalvaardig<br />

4.13*<br />

2.75<br />

4.81***<br />

BS1 3.05 3.95* 3.10 4.11*<br />

BS2 3.79 4.88* 3.87 5.06**<br />

BS3 4.01 4.93* 4.20 4.90<br />

BS4 3.93 4.43 3.71 4.89*<br />

NBS2<br />

3.68 4.64* 4.22 4.09<br />

***: p


STORINGEN OP DE LIJN? 145<br />

schillen<strong>de</strong> patronen, die elk op zich weer grillig zijn (cf. Figuur 3.6). De vari‐<br />

abiliteit binnen elk van <strong>de</strong> subgroepen blijft echter zeer groot: on<strong>de</strong>r/achter<br />

<strong>de</strong> systematiek zit nog heel wat dynamiek.<br />

Score<br />

7<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

Hoogtaalvaardig<br />

Meisjes<br />

Jongens<br />

Laag taalvaardig<br />

NBS1 BS1 BS2 BS3 BS4 NBS2<br />

Meetmomenten<br />

Figuur 3.6<br />

Gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> geschatte scores volgens het Dynamic Systems‐mo<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> 'Communicatieve<br />

effectiviteit' in schriftelijke navertellingen van jongens versus meisjes en van laag versus hoog<br />

taalvaardige leerlingen (N=30) op zes meetmomenten in het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerjaar.<br />

NBS1: sessie niet‐begeleid schrijven 1; BS1: sessie begeleid schrijven 1; BS2: sessie begeleid<br />

schrijven 2; BS3: sessie begeleid schrijven 3; BS4: sessie begeleid schrijven 4; NBS2: sessie<br />

niet‐begeleid schrijven 2.<br />

4.1 Een Dynamic Systems‐ mo<strong>de</strong>l<br />

4. DISCUSSIE<br />

Met onze op statistische significantie getoetste resultaten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ontwik‐<br />

keling van 'Communicatieve effectiviteit' in schriftelijke navertellingen van<br />

ontluiken<strong>de</strong> stellers, bevestigen we <strong>de</strong> aanname van Dynamic Systems The‐<br />

ory, namelijk dat variabiliteit geen "vervelen<strong>de</strong> storing" vormt op een overi‐<br />

gens recht<strong>lijn</strong>ige ontwikkelings<strong>lijn</strong>, maar − integen<strong>de</strong>el − <strong>de</strong> essentie van<br />

ontwikkeling uitmaakt. De systematiek van ontwikkeling zit bijgevolg niet in


146<br />

een groten<strong>de</strong>els gelei<strong>de</strong>lijk en gelijklopend proces <strong>voor</strong> alle leer<strong>de</strong>rs, maar<br />

in <strong>de</strong> alomtegenwoordige grilligheid: ontwikkeling is systematisch dyna‐<br />

misch:<br />

While all this instability might have been seen at the time as a threat<br />

to the systematicity of IL's (= interlanguages, L.V.), chaos theory is re‐<br />

assuring in this regard. For as Percival (1992) notes, there is persis‐<br />

tent instability in complex dynamic systems. If we view ILs as complex<br />

dynamic systems, a perspective I am advocating, then the problem of<br />

reconciling systematicity and instability is eliminated – an unstable<br />

system is not a contradiction in terms. (Larsen‐Freeman, 1997, p.<br />

156)<br />

Onze empirische constateringen (zie bv. Figuren 3.4 en 3.5) liggen in het<br />

verleng<strong>de</strong> van <strong>de</strong> exploratieve gevalsstudies van Verspoor, De Bot en Lowie<br />

(2004) en van Larsen‐Freeman (2006).<br />

Enerzijds hebben we kunnen vaststellen dat individuele ontwikkelingspa<strong>de</strong>n<br />

niet recht<strong>lijn</strong>ig lopen. Het mo<strong>de</strong>l dat <strong>de</strong> meeste intra‐individuele fluctuaties<br />

toelaat (het multivariaat of Dynamic Systems‐mo<strong>de</strong>l), verdient immers dui‐<br />

<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> <strong>voor</strong>keur boven <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>llen die aan <strong>de</strong> data een trajectvorm op‐<br />

leggen (een lineair groeimo<strong>de</strong>l of een polynominaal groeimo<strong>de</strong>l). Dat bete‐<br />

kent dat fluctuaties of intra‐individuele variabiliteit tot <strong>de</strong> essentie beho‐<br />

ren(behoort) van <strong>de</strong> trajecten die wij in kaart hebben willen brengen. Het<br />

zichzelf organiserend systeem van on<strong>de</strong>rling interageren<strong>de</strong> <strong>de</strong>elsystemen,<br />

in combinatie met <strong>de</strong>els wisselen<strong>de</strong> leer<strong>de</strong>r‐ endogene en leer<strong>de</strong>r‐exogene<br />

factoren maakt dat recht<strong>lijn</strong>ige gestaagheid qua ontwikkeling een schrome‐<br />

lijke vereenvoudiging is van <strong>de</strong> realiteit. Ervan uitgaand dat <strong>de</strong> parameter<br />

'Communicatieve effectiviteit' een aanvaardbare indicator is <strong>voor</strong> schrijf‐<br />

vaardigheid, kunnen we – Larsen‐Freeman citerend – stellen dat:<br />

IL (Interlanguage) must be conceived as the evolving grammar of the<br />

learner adapting to an evolving target grammar, not as one of a set of<br />

successive approximations to a steady‐state grammar. (Larsen‐<br />

Freeman, 1997, p. 159)<br />

Onze data bie<strong>de</strong>n met an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n een sterk tegenbewijs <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

"ontwikkeling = lad<strong>de</strong>r"‐metafoor, tenminste wat ontluiken<strong>de</strong> stelvaardig‐<br />

heid betreft.<br />

An<strong>de</strong>rzijds hebben onze analyses getoond dat individuele groei<strong>lijn</strong>en ook<br />

on<strong>de</strong>rling heel sterk variëren. Het is dus niet zo dat ontluiken<strong>de</strong> stellers al‐


STORINGEN OP DE LIJN? 147<br />

lemaal eenzelf<strong>de</strong> − zeg maar: parallel − (grillig) patroon vertonen: zoals Fi‐<br />

guur 3.4 toon<strong>de</strong> kruisen <strong>de</strong> ontwikkelingspa<strong>de</strong>n van on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n indivi‐<br />

duen elkaar <strong>voor</strong>tdurend. Wel kon<strong>de</strong>n we enige systematiek aantreffen in<br />

enkele <strong>de</strong>elgroepen: zwak taalvaardige leerlingen vertonen een significant<br />

an<strong>de</strong>r gemid<strong>de</strong>ld ontwikkelingspatroon dan sterk taalvaardige leerlingen,<br />

en − daarmee sterk samenhangend − jongens vertonen een significant an‐<br />

<strong>de</strong>r gemid<strong>de</strong>ld ontwikkelingspatroon dan meisjes. Toch blijven er nog grote<br />

inter‐individuele verschillen tussen <strong>de</strong> le<strong>de</strong>n van elk van <strong>de</strong> <strong>de</strong>elgroepen.<br />

Aan <strong>de</strong>ze vaststellingen en analyses kunnen we nog extra on<strong>de</strong>rsteunend<br />

materiaal toevoegen: we <strong>de</strong><strong>de</strong>n namelijk vergelijkbare constateringen <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> parameter ('ComEff') in een − qua grootte en samenstelling − ver‐<br />

gelijkbare steekproef in het 4e leerjaar (groep 6). Bijlage 2 bevat 3 figuren<br />

die sterk lijken op Figuren 3.2 tot 3.4. Bovendien leveren ook analyses van<br />

an<strong>de</strong>re parameters eenzelf<strong>de</strong> soort grilligheid op: zowel <strong>voor</strong> het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> als<br />

<strong>voor</strong> het vier<strong>de</strong> leerjaar analyseer<strong>de</strong>n we <strong>de</strong> resultaten <strong>voor</strong> 'Complexiteit<br />

van <strong>de</strong> T‐unit' (aantal woor<strong>de</strong>n per T‐unit) op vier meetmomenten. De gra‐<br />

fieken van <strong>de</strong> schattingen zijn opgenomen als Bijlage 3. Ten slotte stel<strong>de</strong>n<br />

ook Van<strong>de</strong>rsteegen (2008) en Vanroy (2008) <strong>voor</strong> het aspect 'Spelling' in<br />

drie of meer opeenvolgen<strong>de</strong> teksten van een aantal leerlingen uit onze<br />

steekproef vergelijkbaar grillige patronen vast.<br />

Al <strong>de</strong>ze resultaten bevestigen ons vermoe<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> ontwikkeling van ont‐<br />

luiken<strong>de</strong> stelvaardigheid, zoals we die empirisch kon<strong>de</strong>n vaststellen, niet<br />

monotoon verloopt. We sluiten met <strong>de</strong>ze vaststelling aan bij Luyten, Vis‐<br />

scher en Witzier (2005):<br />

individual actors (are) acting – or, more accurately interacting – in<br />

such manner as to do the best they can for themselves, given their<br />

objectives, resources, and circumstances, as they perceive them.<br />

(Luyten, Visscher, & Witzier, 2005, p. 259)<br />

4.2 Methodologische consequenties<br />

De resultaten van <strong>de</strong>ze studie maken ons attent op <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> methodo‐<br />

logische consequenties.<br />

Zolang niet aangetoond is dat individuen on<strong>de</strong>rling een sterk vergelijkbaar<br />

proces doormaken (van welke aard ook), en/of een lineair proces, waarbij


148<br />

<strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ringsnelheid <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> individuen constant blijft, moeten<br />

we <strong>voor</strong>zichtig omspringen met gegevens over "veran<strong>de</strong>ring" op basis van<br />

cross‐sectionele data. Voor <strong>de</strong> studie van change geniet longitudinaal on‐<br />

<strong>de</strong>rzoek <strong>de</strong> absolute <strong>voor</strong>keur (Singer & Willett, 2003; Rogosa, 1995; Rogo‐<br />

sa, Brandt, & Zimowski, 1982).<br />

To mo<strong>de</strong>l change, you need longitudinal data that <strong>de</strong>scribe how each<br />

person in the sample changes over time. (...) cross‐sectional data can<br />

never confirm a possible conclusion because equally valid competing<br />

explanations abound. (Singer & Willett, 2003, p. 9)<br />

In dat perspectief plaatsen we <strong>de</strong> beperkingen van <strong>de</strong> semi‐longitudinale<br />

/semi‐cross‐sectionele opzet van Studies 1 en 2 van dit proefschrift.<br />

Daarnaast wordt ook dui<strong>de</strong>lijk dat het aantal meetmomenten goed over‐<br />

wogen moet wor<strong>de</strong>n.<br />

Two waves of data are better than one, but maybe not much better.<br />

Two data points provi<strong>de</strong> meager information on individual change,<br />

and thus the measurement of change often will require more than<br />

the traditional pre‐post data. (Rogosa, Brandt, & Zimowski, 1982, p.<br />

744)<br />

Rogosa, Brandt en Ziowski (1982) pleiten <strong>voor</strong> bedui<strong>de</strong>nd meer dan twee<br />

observaties: <strong>de</strong> precisie waarmee ontwikkeling in kaart gebracht wordt<br />

stijgt met het aantal metingen. Singer en Willett (2003) geven aan dat min‐<br />

stens vier meetmomenten noodzakelijk zijn als men het niveau van lineari‐<br />

teit wil kunnen ontstijgen:<br />

A quadratic level‐1 individual growth mo<strong>de</strong>l requires at least four<br />

(waves of data); a cubic at least five. And these are only the minimum<br />

requirements. Greater precision and power requires more waves. In<br />

analysis as in life, nothing comes without a cost. (Singer & Willett,<br />

2003, p. 217)<br />

Ook hier willen we verwijzen naar <strong>de</strong> beperkingen van Studies 1 en 2 van dit<br />

proefschrift, waarin we per cohort telkens slechts twee meetmomenten in<br />

kaart brachten.<br />

Ver<strong>de</strong>r tonen onze analyses ook het belang aan van statistische mo<strong>de</strong>llen<br />

waarbij "niet alleen gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n geschat wor<strong>de</strong>n, maar waar ook <strong>de</strong> (ver‐<br />

schillen) in variantie(s) expliciet gemo<strong>de</strong>lleerd wor<strong>de</strong>n." (Van <strong>de</strong>n Bergh,<br />

2009, p. 10). Aan <strong>de</strong> hand van multiniveaumo<strong>de</strong>llen kunnen we varianties


STORINGEN OP DE LIJN? 149<br />

per niveau schatten. Die verfijn<strong>de</strong> variantie‐analyses helpen ons om <strong>de</strong> re‐<br />

sultaten van analyses nauwkeuriger te interpreteren (Van <strong>de</strong>n Bergh, 2009):<br />

zo hebben we via onze mo<strong>de</strong>llen bij<strong>voor</strong>beeld kunnen vaststellen dat er<br />

geen tussenklasvariantie aangetoond kan wor<strong>de</strong>n.<br />

Daarnaast leren <strong>de</strong> resultaten van <strong>de</strong>ze studie ons ook dat – bij het on<strong>de</strong>r‐<br />

zoeken van groei of ontwikkeling – het niveau van het individu een centrale<br />

plek gegeven moet wor<strong>de</strong>n: Van <strong>de</strong>n Bergh (2009) spreekt in dat verband<br />

over het belang van "individuele diagnostiek" (p. 10). Wie zich slechts met<br />

gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n bezighoudt, heeft immers een sterk reductionistische visie op<br />

het complexe proces dat ontwikkeling of change is.<br />

The (...) myth could be stated as 'The average growth curve informs<br />

about individual growth'. (Rogosa, 1995, p. 36)<br />

Ten slotte hebben we kunnen vaststellen dat <strong>de</strong> impact van <strong>de</strong> kindken‐<br />

merken 'sekse' en 'taalvaardigheid' niet lineair is: <strong>de</strong> effecten van <strong>de</strong>ze<br />

proxy variabelen wisselen van moment tot moment. Dat wijst erop dat <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong>ze variabelen achterhaald zou moeten kunnen wor<strong>de</strong>n welke an<strong>de</strong>re me‐<br />

chanismen aan hun effect ten grondslag liggen.<br />

4.3 Beperkingen van <strong>de</strong> studie en ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek<br />

We hebben <strong>de</strong>ze studie naar <strong>de</strong> informatieve waar<strong>de</strong> van intra‐ en inter‐<br />

individuele variabiliteit toegespitst op één afhankelijke variabele ('Commu‐<br />

nicatieve effectiviteit') in zes opeenvolgen<strong>de</strong> schrijfproducten van 30 leer‐<br />

lingen uit het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerjaar. Het meren<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> leerlingen komt uit<br />

Turkse of Marokkaanse migrantengezinnen. Bijkomen<strong>de</strong> evi<strong>de</strong>ntie <strong>voor</strong> on‐<br />

ze stelling von<strong>de</strong>n we in <strong>de</strong> resultaten <strong>voor</strong> een vergelijkbare leerlingenpo‐<br />

pulatie uit het vier<strong>de</strong> leerjaar, én <strong>voor</strong> een an<strong>de</strong>re tekstkwaliteit, met name<br />

'Complexiteit van <strong>de</strong> T‐unit' in het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> én vier<strong>de</strong> leerjaar.<br />

Deze studie vertoont echter enkele dui<strong>de</strong>lijke beperkingen. De eerste be‐<br />

perking betreft het feit dat we in <strong>de</strong> statistische mo<strong>de</strong>llen telkens met<br />

slechts één afhankelijke variabele aan <strong>de</strong> slag zijn gegaan. Gezien <strong>de</strong> on<strong>de</strong>r‐<br />

linge verwevenheid van allerlei aspecten van taalvaardigheid (Larsen‐<br />

Freeman 2006; De Bot, Lowie, & Verspoor, 2007; Larsen‐Freeman & Came‐<br />

ron, 2008) zou ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek op dit punt aangewezen zijn:


150<br />

Thus, L. (...) has improved in what might be called an expressive di‐<br />

mension (fluency and vocabulary complexity), whereas subject U (...)<br />

appears to have <strong>de</strong>veloped in grammatical complexity, while her<br />

level of expressiveness − fluency and vocabulary complexity − have<br />

remained rather unchanged. (Larsen‐Freeman, 2006, p. 602‐604)<br />

Un<strong>de</strong>rstanding a system and how it behaves requires un<strong>de</strong>rstanding<br />

of how the different parts of the system interact with each other (...)<br />

(Larsen‐Freeman & Cameron, 2008, p. 39)<br />

Statistische analyses met betrekking tot inter‐parametervariabiliteit van<br />

een microgenetische dataset zou<strong>de</strong>n wellicht ook een nieuw licht kunnen<br />

werpen op <strong>de</strong> Tra<strong>de</strong>‐off Hypothesis (zie Studie 2 van dit proefschrift)<br />

(Skehan, 1998).<br />

Een twee<strong>de</strong>, daarmee samenhangen<strong>de</strong> beperking, betreft het kleine aantal<br />

participanten (N=30) uit (slechts) 4 klassen, behorend tot vier geselecteer<strong>de</strong><br />

(zwarte) scholen. Het replicatie‐on<strong>de</strong>rzoek bij een even grote groep leerlin‐<br />

gen van een volgend leerjaar uit <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> scholen levert weliswaar verge‐<br />

lijkbare resultaten op. Maar wat zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong> resultaten zijn <strong>voor</strong> moe<strong>de</strong>r‐<br />

taalsprekers in witte scholen? Zou <strong>de</strong> variantie binnen leerlingen, bij<strong>voor</strong>‐<br />

beeld, een vergelijkbare grilligheid vertonen? En welke patronen zou<strong>de</strong>n we<br />

bij ou<strong>de</strong>re – en dus meer ervaren –leer<strong>de</strong>rs aantreffen?<br />

Een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> beperking situeren we in het semi‐longitudinale <strong>de</strong>sign: onze<br />

resultaten beperken zich tot één schooljaar. Daardoor zijn we bij<strong>voor</strong>beeld<br />

niet bij machte om onze vaststellingen met betrekking tot afnemen<strong>de</strong> inter‐<br />

indiviuele variantie in <strong>de</strong> loop van het schooljaar in een groter perspectief<br />

te plaatsen. Van <strong>de</strong>n Bergh en Hoeksma (1993) stellen in hun longitudinale<br />

studie namelijk vast dat <strong>de</strong> verschillen tussen leerlingen op 2,5 schooljaren<br />

tijd groter wor<strong>de</strong>n: hoewel het on<strong>de</strong>rwijs er tij<strong>de</strong>ns een concreet schooljaar<br />

wel in slaagt om <strong>de</strong> verschillen waarmee leerlingen na <strong>de</strong> vakantieperio<strong>de</strong><br />

instromen, te doen afnemen, blijkt datzelf<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijs daar jaar na jaar<br />

min<strong>de</strong>r goed in te slagen. De kloof tussen sterk en zwak dus wordt dus stil‐<br />

aan groter.<br />

Een laatste beperking betreft <strong>de</strong> verschillen tussen subgroepen: we hebben<br />

kunnen aantonen dat subgroepen significant an<strong>de</strong>re gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ontwikke‐<br />

lingspa<strong>de</strong>n volgen. Of die subgroepen ook verschillen in <strong>de</strong> mate van grillig‐<br />

heid wat hun gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ontwikkelingspa<strong>de</strong>n betreft, hebben we niet kun‐


STORINGEN OP DE LIJN? 151<br />

nen achterhalen. Zo blijft bij<strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong> vraag onbeantwoord of het tra‐<br />

ject van zwak taalvaardige leerlingen meer intra‐individuele variabiliteit<br />

kent dan dat van sterk taalvaardige leerlingen.<br />

Ten slotte willen we nog een fundamentele vraag met betrekking tot <strong>de</strong><br />

meerwaar<strong>de</strong> van DST aan <strong>de</strong> discussie toevoegen. Onze door empirie ge‐<br />

steun<strong>de</strong> erkenning van intra‐ en inter‐individuele variabiliteit ten spijt (het<br />

minst spaarzame mo<strong>de</strong>l was het meest kwalitatieve), roept een figuur als<br />

Figuur 3.4 toch <strong>de</strong> fundamentele vraag op naar <strong>de</strong> meerwaar<strong>de</strong> van een<br />

mo<strong>de</strong>l dat <strong>de</strong> grilligheid van <strong>de</strong> (gemeten) werkelijkheid vrijwel "ongenuan‐<br />

ceerd" en "ongefilterd" tot essentie verheft, waardoor enige abstrahering<br />

of synthese achterwege blijft. Immers, wat is <strong>de</strong> opbrengt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> weten‐<br />

schap van het eruit <strong>voor</strong>tvloeien<strong>de</strong> "inzicht" dat alles op elk moment bij<br />

ie<strong>de</strong>reen kan variëren? Vanuit statistisch oogpunt weten we dat er naast <strong>de</strong><br />

wellicht terecht erken<strong>de</strong> intra‐individuele fluctuaties, hoe dan ook een aan‐<br />

<strong>de</strong>el "ruis" op <strong>de</strong> data zit. Hoe <strong>de</strong>finiëren we die? Wat is het aan<strong>de</strong>el? En<br />

wat vertellen <strong>de</strong> resteren<strong>de</strong> intra‐individuele fluctuaties ons, behalve dat<br />

het proces grillig verloopt? Om <strong>de</strong> ware meerwaar<strong>de</strong> van een DST‐mo<strong>de</strong>l en<br />

DST als theorie bloot te leggen, zal het nodig zijn <strong>de</strong> inter‐ en intra‐<br />

individuele variantie minstens <strong>de</strong>els te kunnen verklaren. De − in <strong>de</strong>ze stu‐<br />

die gerealiseer<strong>de</strong> − blik achter <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rsteld "rechte" ontwikkelings<strong>lijn</strong><br />

levert in dat verband alvast boeien<strong>de</strong> en − <strong>voor</strong> onze doelgroep − <strong>voor</strong>lopig<br />

nog onontgonnen on<strong>de</strong>rzoeksruimte op. Zo kunnen we ons naar aanleiding<br />

van Figuur 3.5 <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> vragen stellen: (1) Wat is er aan <strong>de</strong> hand op<br />

meetmoment 1, d.w.z. tij<strong>de</strong>ns BS1, in Klas 1, als twee sterke starters plotse‐<br />

ling zulke zwakke scores behalen? Voor Klas 2 ligt het <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand om <strong>de</strong><br />

sprongsgewijze vor<strong>de</strong>ringen van twee zwakke starters te bekijken, en ver‐<br />

volgens na te gaan waarom <strong>de</strong> prestatie van een van bei<strong>de</strong> op NBS2 op‐<br />

nieuw zo zwak is? (2) De visuele representatie van <strong>de</strong> patronen in bei<strong>de</strong><br />

klassen, samen met onze klasobservaties (§2.2), roepen ook vragen op naar<br />

verschillen in aanpak door <strong>de</strong> respectieve leerkrachten: <strong>de</strong> niet‐significante<br />

"tussenklasvariantie" die <strong>de</strong> respectieve mo<strong>de</strong>llen oplever<strong>de</strong>n (§3.1.1) kan<br />

in dat verband wellicht eer<strong>de</strong>r toegeschreven wor<strong>de</strong>n aan een zeer sterke<br />

binnenklasvariantie dan aan het ontbreken van enig verschil tussen klassen.<br />

(3) Ook <strong>de</strong> gegevens van Tabel 3.6, waarin <strong>de</strong> effecten van <strong>de</strong> proxy varia‐<br />

belen vermeld staan, nodigen uit om op zoek te gaan naar mechanismen<br />

achter <strong>de</strong> correlaties, bv. op BS3, het enige moment waarop hoogtaalvaar‐<br />

dige leerlingen het niet significant beter doen dan laagtaalvaardige leerlin‐<br />

gen. De antwoor<strong>de</strong>n op <strong>de</strong>ze vragen vallen buiten het bereik van <strong>de</strong>ze stu‐


152<br />

die, maar on<strong>de</strong>rzoek naar die vraagstukken biedt <strong>de</strong> mogelijkheid om het −<br />

wellicht − niet‐lineaire effect van exogene variabelen als 'motivatie' of 'be‐<br />

geleiding' of zelfs van interacties van <strong>de</strong>ze variabelen (aptitu<strong>de</strong> treatment<br />

interactions) te achterhalen (Verspoor et al., 2004; McKeough et al., 2005;<br />

Larsen‐Freeman, 2006; Van <strong>de</strong>n Bergh, 2009). Tegelijkertijd is dat soort on‐<br />

<strong>de</strong>rzoek ook the proof of the pudding <strong>voor</strong> DST: als een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> grillig‐<br />

heid verklaard kan wor<strong>de</strong>n, dan mogen we met zekerheid besluiten dat<br />

groei in<strong>de</strong>rdaad lokaler is dan we vaak wensen te geloven, en dat het be‐<br />

langrijk is om tot op het lokale niveau te gaan kijken.<br />

4.4 Conclusie<br />

In <strong>de</strong>ze kwantitatieve microgenetische studie naar het ontwikkelingsver‐<br />

loop van 'Communicatieve Effectiviteit' in schriftelijke navertellingen van 8‐<br />

à 9‐jarige leerlingen (N=30) uit vier klasgroepen met een groot aantal kans‐<br />

arme NT2‐leerlingen, hebben we uitvoerig aandacht geschonken aan wat in<br />

traditioneel on<strong>de</strong>rzoek beschouwd wordt als "storingen" op een rechte<br />

ontwikkelings<strong>lijn</strong>, met name <strong>de</strong> inter‐ en intra‐individuele variabiliteit. We<br />

hebben kunnen aantonen dat een mo<strong>de</strong>l dat ter<strong>de</strong>ge rekening houdt met<br />

<strong>de</strong> intra‐ en inter‐individuele variabiliteit, kwaliteitsvoller is dan een mo<strong>de</strong>l<br />

dat (intra‐individuele) variabiliteit beschouwt als "ruis" of "noise". De resul‐<br />

taten van <strong>de</strong>ze studie hebben we bovendien kunnen bevestigen <strong>voor</strong> een<br />

vergelijkbare leerlingengroep uit het vier<strong>de</strong> leerjaar, en <strong>voor</strong> het tekstken‐<br />

merk 'Complexiteit van <strong>de</strong> T‐unit'. Met <strong>de</strong>ze resultaten kunnen we twee<br />

belangrijke aannames van Dynamic Systems Theory (Larsen‐Freeman & Ca‐<br />

meron, 2008) on<strong>de</strong>rschrijven, namelijk (1) dat taalverwervingsprocessen<br />

niet lineair verlopen, en (2) dat variabiliteit wezenlijke informatie oplevert<br />

over ontwikkeling. Tegelijkertijd bie<strong>de</strong>n we een on<strong>de</strong>rbouw<strong>de</strong> aanvulling op<br />

<strong>de</strong> exploratieve schrijftaalstudies van Verspoor, De Bot en Lowie (2004) en<br />

Larsen‐Freeman (2006). Ver<strong>de</strong>r hebben we via onze analyses kunnen aan‐<br />

tonen dat er in <strong>de</strong> dynamiek (variabiliteit) van ontwikkeling toch enige sys‐<br />

tematiek te achterhalen valt: er blijken namelijk <strong>de</strong>elgroepen on<strong>de</strong>rschei‐<br />

<strong>de</strong>n te kunnen wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> wie telkens een gemid<strong>de</strong>ld ontwikkelingstraject<br />

bepaald kan wor<strong>de</strong>n, dat zich significant on<strong>de</strong>rscheidt van dat van an<strong>de</strong>re.<br />

Ten slotte heeft onze blik achter <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rsteld "rechte" ontwikkelings‐<br />

<strong>lijn</strong> ons geholpen om zeer concrete bijkomen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvragen te stel‐<br />

len, waarop vervolgon<strong>de</strong>rzoek een antwoord moet kunnen leveren. Dat zal<br />

tegelijkertijd ook inzicht bie<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> werkelijke meerwaar<strong>de</strong> van Dynamic<br />

Systems Theory <strong>voor</strong> <strong>de</strong> (twee<strong>de</strong>‐)taalverwervingswetenschap.


STORINGEN OP DE LIJN? 153<br />

Met <strong>de</strong>ze multi‐wave multiniveau studie van <strong>de</strong> 'Communicatieve effectivi‐<br />

teit' en <strong>de</strong> 'Complexiteit van <strong>de</strong> T‐unit' van navertellingen geschreven door<br />

ontluiken<strong>de</strong> stellers hopen we een bijdrage te hebben geleverd aan <strong>de</strong> rela‐<br />

tief jonge toepassing van Dynamic Systems Theory (Larsen‐Freeman & Ca‐<br />

meron, 2008) op (twee<strong>de</strong>‐)taalverwerving. Tevens mogen we hopen dat <strong>de</strong><br />

vaststellingen uit <strong>de</strong>ze studie het on<strong>de</strong>rwijsveld helpen bij het kijken naar<br />

en begelei<strong>de</strong>n van (schrijf)taal‐ontwikkelingsprocessen van ontluiken<strong>de</strong><br />

stellers.<br />

Better un<strong>de</strong>rstanding of the process of change in school can help<br />

educators make classroom practices more effective and efficient.<br />

They can restructure approches to support better learning, <strong>de</strong>sign<br />

empowering curricula, and create programs that stimulate <strong>de</strong>velop‐<br />

ment. To improve education, more needs to be known about how<br />

progress occurs during learning. (Granott & Parziale, 2002, p. 3)


154<br />

BIJLAGE 1<br />

© <strong>Centrum</strong> <strong>voor</strong> <strong>Taal</strong> en On<strong>de</strong>rwijs, K.U.Leuven<br />

Tekeningen: I. Vanbekbergen


STORINGEN OP DE LIJN? 155<br />

BIJLAGE 2<br />

Figuur 1<br />

'Communicatieve effectiviteit' op 6 meetmomenten in het 4e leerjaar (N=32):<br />

schattingen gebaseerd op het lineaire groeimo<strong>de</strong>l; leerling Harun (dikke <strong>lijn</strong>).


156<br />

Figuur 2<br />

'Communicatieve effectiviteit' op 6 meetmomenten in het 4e leerjaar (N=32):<br />

schattingen gebaseerd op het polynominale groeimo<strong>de</strong>l; leerling Harun (dikke <strong>lijn</strong>).<br />

Figuur 3<br />

'Communicatieve effectiviteit' op 6 meetmomenten in het 4e leerjaar (N=32):<br />

schattingen gebaseerd op het Dynamic Systems‐mo<strong>de</strong>l<br />

(MM0=NBS1; MM1=BS1; MM2=BS2; MM3=BS3; MM4=BS4; MM5=NBS2);<br />

leerling Harun (dikke <strong>lijn</strong>).


STORINGEN OP DE LIJN? 157<br />

BIJLAGE 3<br />

Figuur 4<br />

'Complexiteit T‐unit' op 4 meetmomenten in het 3 e en 4 e leerjaar (N=62):<br />

schattingen gebaseerd op het lineaire groeimo<strong>de</strong>l;<br />

leerling 'Kella' (driehoekje) ‐ leerling 'Harun' (vierkantje).


158<br />

Figuur 5<br />

'Complexiteit T‐unit' op 4 meetmomenten in het 3 e en 4 e leerjaar (N=62):<br />

schattingen gebaseerd op het polynominale groeimo<strong>de</strong>l;<br />

leerling 'Kella' (driehoekje) ‐ leerling 'Harun' (vierkantje).


STORINGEN OP DE LIJN? 159<br />

Figuur 6<br />

'Complexiteit T‐unit' op 4 meetmomenten in het 3 e en 4 e leerjaar (N=62):<br />

schattingen gebaseerd op het polynominale groeimo<strong>de</strong>l;<br />

MM0: NBS1; MM1: BS2; MM2: BS4; MM3: NBS2;<br />

leerling 'Kella' (driehoekje) ‐ leerling 'Harun' (vierkantje).


160


STUDIE 4<br />

"GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK"?<br />

Een DST‐gerichte exploratie van het stelon<strong>de</strong>rwijs<br />

aan acht leerlingen uit het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerjaar (groep 5)<br />

van twee Vlaamse concentratiescholen<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>. Vier empirische studies over ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid.© 2010.


162<br />

SAMENVATTING<br />

Hoewel er al eer<strong>de</strong>r in het on<strong>de</strong>rwijs aandacht besteed wordt aan produc‐<br />

tieve schriftelijke communicatie, wordt tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> graad van het<br />

basison<strong>de</strong>rwijs een belangrijke basis gelegd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> schoolse vaardigheid<br />

"stellen/schrijven". Zoals gestipuleerd in <strong>de</strong> leerplannen krijgen leerlingen<br />

vanaf het 3 e en 4 e leerjaar allerlei kansen om teksten te schrijven. Zo kun‐<br />

nen zij stilaan een bewustzijn opbouwen rond <strong>de</strong> criteria waaraan een tekst<br />

op woord‐, zins‐ en ook tekst‐/genreniveau moet voldoen, en vertrouwd<br />

raken met schrijfstrategieën. Net als in Ne<strong>de</strong>rland stellen we tegen het ein‐<br />

<strong>de</strong> van het Vlaamse basison<strong>de</strong>rwijs echter een kloof vast tussen <strong>de</strong> presta‐<br />

ties van zwakke en sterke stellers (Colpin, Heymans, & Rymenans, 2005).<br />

Het on<strong>de</strong>rwijs lijkt er <strong>voor</strong> stelvaardigheid niet altijd in te slagen om "goed<br />

<strong>voor</strong> sterk en sterk <strong>voor</strong> zwak" te realiseren (dixit oud‐minister van On<strong>de</strong>r‐<br />

wijs F. Van<strong>de</strong>nbroucke). Op dit ogenblik ontbreekt echter een voldoen<strong>de</strong><br />

concrete kijk op hoe Vlaamse leerkrachten van <strong>de</strong> meest kwetsbare leerlin‐<br />

gen, namelijk kansarme an<strong>de</strong>rstalige leerlingen, het stelon<strong>de</strong>rwijs vormge‐<br />

ven en door welk soort aanpak <strong>de</strong> groei in stelvaardigheid al dan niet be‐<br />

vor<strong>de</strong>rd wordt. Met dit kwalitatief microgenetisch on<strong>de</strong>rzoek, dat we in‐<br />

bed<strong>de</strong>n in Dynamic Systems Theory (Van Geert & Steenbeek, 2008; Larsen‐<br />

Freeman & Cameron, 2008; De Bot, Lowie, & Verspoor, 2007), hebben we<br />

<strong>de</strong> praktijk van het stelon<strong>de</strong>rwijs <strong>voor</strong> tweemaal vier leerlingen in twee<br />

concentratieklassen geëxploreerd. We zijn op zoek gegaan naar mogelijke<br />

mechanismen achter <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ringspatronen zoals we ze in Studie 3 van<br />

dit proefschrift op het spoor kwamen. Verspreid over het volledige school‐<br />

jaar wer<strong>de</strong>n schrijfsessies rond schriftelijke navertellingen georganiseerd,<br />

die <strong>de</strong> leerkrachten volledig zelf vormgaven (naturalistische setting). De<br />

dataverzameling hield per leerkracht vi<strong>de</strong>o‐ en audio‐recording van vier be‐<br />

gelei<strong>de</strong> schrijfsessies in. Daarnaast wer<strong>de</strong>n leerkrachten en leerlingen ook<br />

schriftelijk en mon<strong>de</strong>ling bevraagd. Ten slotte zijn ook alle versies van <strong>de</strong><br />

schrijfproducten van zes sessies verzameld en op tekstkenmerken als<br />

'Communicatieve effectiviteit' en 'Zinscomplexiteit' gescoord. Via een kwali‐<br />

tatieve analyse van het verloop van <strong>de</strong> sessies wer<strong>de</strong>n in casestudies van<br />

sterke, mid<strong>de</strong>lmatige en zwakke leerlingen, <strong>de</strong> resultaten <strong>voor</strong> bepaal<strong>de</strong><br />

tekstkenmerken van <strong>de</strong> schriftelijke producten in verband gebracht met <strong>de</strong><br />

leerkracht‐leerling interacties tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> sessies. In Klas 1 stond tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong><br />

sessies naast inhou<strong>de</strong>lijke volledigheid, <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> taalvorm centraal. In het<br />

aanbod van <strong>de</strong> leerkracht viel het streven op om <strong>de</strong> leerlingen <strong>voor</strong> aller‐<br />

han<strong>de</strong> fouten te behoe<strong>de</strong>n: <strong>de</strong>ze leerkracht creëer<strong>de</strong> "veiligheid" door aan


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 163<br />

te dringen op eenvoudig taalgebruik. In Klas 2 richtte <strong>de</strong> juf <strong>de</strong> aandacht<br />

van <strong>de</strong> leerlingen tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> sessies zowel op vormelijke aspecten (bv. 'Spel‐<br />

ling' en 'Interpunctie/Hoofdletters'), als op 'Inhoud' én 'Overdracht'. Het<br />

aanbod van <strong>de</strong>ze leerkracht wees in <strong>de</strong> richting van een uitdagen<strong>de</strong> taak,<br />

waarbij veiligheid gecreëerd werd doordat eisen qua vormelijke correctheid<br />

geminimaliseerd wer<strong>de</strong>n, en een aantal leerlingen on<strong>de</strong>rsteuning op maat<br />

gebo<strong>de</strong>n werd. De kwalitatieve analyses reveleer<strong>de</strong>n een zich opdringend<br />

verband tussen het "aanbod" van <strong>de</strong> leerkracht enerzijds, en groei, stagna‐<br />

tie en/of achteruitgang van bepaal<strong>de</strong> aspecten van tekstkwaliteit an<strong>de</strong>r‐<br />

zijds. Die vaststelling gold zowel <strong>voor</strong> sterke als <strong>voor</strong> zwakke leerlingen, die<br />

zich allen <strong>voor</strong> "stellen" in een "instabiele" fase lijken te bevin<strong>de</strong>n. Deze<br />

studie kan een bijdrage leveren aan <strong>de</strong> theorievorming met betrekking tot<br />

schrijftaalontwikkelingsprocessen en aan <strong>de</strong> optimalisering van het huidige<br />

stelvaardigheidson<strong>de</strong>rwijs.<br />

1. INLEIDING<br />

1.1 Stellen als schoolse taalvaardigheid<br />

"Stellen", zoals het in <strong>de</strong> basisschool genoemd wordt, of "schrijven" is een<br />

op en top schoolse vaardigheid (Pullens, Van <strong>de</strong>n Bergh, Herrlitz, & <strong>de</strong>n Ou‐<br />

<strong>de</strong>n, 2009; Bonset & Hoogeveen, 2007; Gutierrez, 1992), die in diverse<br />

leerprocessen (cf. writing to learn) evenals tij<strong>de</strong>ns evaluaties een grote rol<br />

speelt.<br />

In het kleuteron<strong>de</strong>rwijs en <strong>de</strong> eerste graad van het basison<strong>de</strong>rwijs 1 krij‐<br />

gen kin<strong>de</strong>ren heel wat kansen om teksten te leren lezen en om woor<strong>de</strong>n<br />

goed te leren spellen. Soms wor<strong>de</strong>n ze ook uitgedaagd om zelf schriftelijke<br />

boodschappen samen te stellen. Daarbij hoeven ze zich echter niet te be‐<br />

perken tot het medium "verbale taal": kleuters en eerste‐/twee<strong>de</strong>klassers<br />

componeren "multimediale" boodschappen (Aarnoutse & Verhoeven, 1999;<br />

Verhey<strong>de</strong>n, 2004). Bovendien bezorgen zij hun schriftelijke boodschappen<br />

meestal aan een erg vertrouw<strong>de</strong> lezer (bv. ou<strong>de</strong>r), en kunnen zij het "ge‐<br />

schrevene" dus mon<strong>de</strong>ling aanvullen.<br />

1 De eerste graad van het basison<strong>de</strong>rwijs (1 e en 2 e leerjaar) komt overeen met groepen 3 en<br />

4. Het betreft dus groten<strong>de</strong>els 6‐ tot 8‐jarige leerlingen. De twee<strong>de</strong> graad van het basison‐<br />

<strong>de</strong>rwijs (3 e en 4 e leerjaar) komt overeen met groepen en 5 en 6. Het gaat hier dus om 8‐ tot<br />

10‐jarige leerlingen.


164<br />

Bij het begin van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> graad 2 wor<strong>de</strong>n leerlingen vaak <strong>voor</strong> het eerst<br />

geconfronteerd met "echte" stelopdrachten, in die zin dat er boodschappen<br />

samengesteld moeten wor<strong>de</strong>n uitsluitend op basis van schriftelijke taal. We<br />

<strong>de</strong>nken aan verhalen, briefjes, verslagen. Zelfs ondanks alle <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong><br />

ervaringen roepen taken als "een opstelletje maken" bij <strong>de</strong>ze jonge leerlin‐<br />

gen heel wat vraagtekens op. Sommigen on<strong>de</strong>r hen, <strong>de</strong> veellezers bij<strong>voor</strong>‐<br />

beeld, kunnen zich wel wat <strong>voor</strong>stellen bij "een verhaal vertellen op pa‐<br />

pier", maar of die taakrepresentatie overeenkomt met wat op school be‐<br />

doeld/verwacht wordt, is <strong>de</strong> vraag (Broekkamp, Van Hout‐Wolters, Rijlaars‐<br />

dam, & Van <strong>de</strong>n Bergh, 2002). Voor veel an<strong>de</strong>re leerlingen is <strong>de</strong> wereld van<br />

geletterdheid een uitsluitend schoolse aangelegenheid. Hun invulling van<br />

het concept "stellen" of van <strong>de</strong> meer concrete taak "een verhaaltje of een<br />

briefje schrijven" is bijgevolg sterk afhankelijk van het on<strong>de</strong>rwijsaanbod tij‐<br />

<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> "stellessen" op school.<br />

Het on<strong>de</strong>rwijs draagt <strong>de</strong> verantwoor<strong>de</strong>lijkheid om alle leerlingen via stelles‐<br />

sen <strong>de</strong> nodige kansen te geven om een stevige schrijf‐/stelvaardigheid te<br />

verwerven: leerlingen moeten schriftelijke boodschappen leren samenstel‐<br />

len <strong>voor</strong> een (geken<strong>de</strong>) lezer, die per genre aan een (cultureel bepaald ge‐<br />

heel van) criteria voldoen (<strong>de</strong>creet Basison<strong>de</strong>rwijs van <strong>de</strong> Vlaamse Rege‐<br />

ring, 25 februari 1997). Dat vraagt veel time‐on‐task, samen met reflectie<br />

op en bijsturing van het schrijfproces en het gerealiseer<strong>de</strong> product (Rij‐<br />

laarsdam et al., 2005).<br />

Met het oog op gelijke‐on<strong>de</strong>rwijskansen <strong>voor</strong> alle leerlingen (<strong>de</strong>creet<br />

Gelijke On<strong>de</strong>rwijskansen van <strong>de</strong> Vlaamse Regering, 28 juni 2002) behoort<br />

het schrijf‐/stelon<strong>de</strong>rwijs, net als het on<strong>de</strong>rwijs van an<strong>de</strong>re aca<strong>de</strong>misch re‐<br />

levante on<strong>de</strong>rwerpen, ook te voldoen aan wat <strong>de</strong> vorige Vlaamse on<strong>de</strong>r‐<br />

wijsminister krachtig formuleer<strong>de</strong> als "goed <strong>voor</strong> sterk, sterk <strong>voor</strong> zwak"<br />

(Van<strong>de</strong>nbroucke, 2006). Het beleid beoogt immers via efficiënt en billijk<br />

on<strong>de</strong>rwijs <strong>de</strong> reproductie van sociale ongelijkheid te kunnen indijken (Hirtt,<br />

Nicaise, & De Zutter, 2007; Nicaise, 2008; Demeuse, Friant, & Nicaise,<br />

2008).<br />

Desondanks wordt via wetenschappelijk on<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> schrijfprestaties<br />

van basisschoolleerlingen systematisch een kloof vastgesteld tussen sterke<br />

presteer<strong>de</strong>rs en zwakke presteer<strong>de</strong>rs. In belangrijke mate betreft het een<br />

2 Zie voetnoot 1.


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 165<br />

(thuis‐)talige en/of sociaal‐economische kloof (Studies 1 en 2; Colpin, Hey‐<br />

mans, & Rymenans, 2005; Krom, Verhelst, & Veldhuijzen, 2004; Van <strong>de</strong><br />

Gein, 2005; Gutierrez, 1992). Daarnaast merken wij op dat <strong>de</strong> plek waar<br />

verwerving plaats dient te vin<strong>de</strong>n, nl. <strong>de</strong> klas, weinig on<strong>de</strong>rzoeksaandacht<br />

krijgt:<br />

Even less research attention has been given to examining the rela‐<br />

tionship between the nature of classroom talk, the social relation‐<br />

ships in the classroom, and the writing <strong>de</strong>velopment of language mi‐<br />

nority stu<strong>de</strong>nts. (...) This (...) un<strong>de</strong>rstanding of the sociocontextual<br />

nature of the acquisition of aca<strong>de</strong>mic literacy skills suggests that we<br />

must give greater attention to the classroom contexts in which stu‐<br />

<strong>de</strong>nts acquire writing skills, to what they learn, to how that know‐<br />

ledge is transmitted, to who is present in the writing activity, and to<br />

which instructional goals drive the learning event. (Gutierrez, 1992,<br />

245‐246)<br />

Ook Terwel (2004) pleit <strong>voor</strong> longitudinaal, kwalitatief, <strong>de</strong>scriptief, etnogra‐<br />

fisch on<strong>de</strong>rzoek waarin uitvoerige observaties van het leerproces en her‐<br />

haal<strong>de</strong> metingen van leerprestaties opgenomen kunnen wor<strong>de</strong>n, zodat die‐<br />

per doorgedrongen kan wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> relaties tussen interactieprocessen,<br />

<strong>de</strong> factoren die daarbij een rol spelen, en leerresultaten.<br />

1.2 Ontluikend stellen in een repeller state<br />

Zoals reeds aangehaald (Studie 1), bevin<strong>de</strong>n leerlingen zich tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> be‐<br />

ginfase van het stelon<strong>de</strong>rwijs (Leerjaar 3) in een staat van (enige tot grote)<br />

onzekerheid (Nelson & Van Meter, 2007; Moats, Foorman, & Taylor, 2006).<br />

Dynamics Systems Theory (DST) omschrijft een <strong>de</strong>rgelijke toestand als een<br />

repeller state, een staat die onaantrekkelijk is om in te vertoeven, want<br />

wankel, verwarrend, ondui<strong>de</strong>lijk, met veel of zelfs alles in beweging.<br />

States that are never preferred and settled in are so‐called ‘repeller<br />

states’. (Verspoor, Lowie, & De Bot, 2009, p. 64)<br />

Empirisch manifesteert <strong>de</strong>ze toestand zich in grote fluctuaties over meet‐<br />

momenten heen, dat wil zeggen in grote intra‐individuele variabiliteit (Stu‐<br />

die 3). Voor een (zwakke) ontluiken<strong>de</strong> steller kan die instabiliteit zich op tal<br />

van fronten manifesteren. Als we ons beperken tot aspecten van <strong>de</strong> output,<br />

m.a.w. van <strong>de</strong> schriftelijke navertelling, <strong>de</strong>nken we bij<strong>voor</strong>beeld aan een<br />

onvoldoen<strong>de</strong> geautomatiseerd handschrift (Berninger et al. 1992), onvol‐<br />

doen<strong>de</strong> geautomatiseer<strong>de</strong> spellingvaardighe<strong>de</strong>n (Berninger et al. 1992),


166<br />

onvoldoen<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>nschatkennis (Appel & Vermeer, 1997), onvoldoen<strong>de</strong><br />

inzicht in het hoofdletter‐/interpunctiegebruik (Vernon, Alvarado, & Zer‐<br />

meno, 2005), te weinig vaardighe<strong>de</strong>n qua zinsbouw (Van <strong>de</strong> Gein, 1991;<br />

Studies 1 en 2), onvoldoen<strong>de</strong> aandacht <strong>voor</strong> inhou<strong>de</strong>lijke volledigheid (Nor‐<br />

bury & Bishop, 2003; Studies 1 en 2), 'Communicatieve effectiviteit' ('Co‐<br />

mEff') (Studies 1 en 2) of taakrepresentatie (Broekkamp, Van Hout‐Wolters,<br />

Rijlaarsdam, & Van <strong>de</strong>n Bergh, 2002). Voor een sterkere starter kan <strong>de</strong> on‐<br />

zekerheid zich beperken tot enkele domeinen, bv. 'ComEff' (m.i.v. lezerge‐<br />

richtheid).<br />

DST gaat ervan uit dat <strong>de</strong> leer<strong>de</strong>r zo snel mogelijk weg wil uit die instabili‐<br />

teit, wat impliceert dat hij "veran<strong>de</strong>rt", en in het beste geval "groeit", "<br />

(zich) ontwikkelt":<br />

In our perspective which has been inspired by Dynamic Systems<br />

Theory, variability is viewed as a potential driving force of <strong>de</strong>velop‐<br />

ment and a potential indicator of ongoing processes. (...) Variability is<br />

consi<strong>de</strong>red to be a harbinger of change. Van Geert & Van Dijk, 2002,<br />

p. 341 ‐ 342 )<br />

Om die staat van onzekerheid te kunnen ontstijgen steunt <strong>de</strong> leer<strong>de</strong>r op<br />

allerlei leer<strong>de</strong>r‐endogene en ‐exogene resources, waaron<strong>de</strong>r bij<strong>voor</strong>beeld<br />

zijn eigen motivatie of <strong>de</strong> input vanuit <strong>de</strong> omgeving.<br />

(...) that language use may be helpfully seen as the soft assembly of<br />

language resources for particular instances. (Larsen‐Freeman & Ca‐<br />

meron, 2008, p. 64)<br />

Het aanbod tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> stellessen is <strong>voor</strong> vele ontluiken<strong>de</strong> stellers een re‐<br />

source van primordiaal belang. Het helpt <strong>de</strong> leer<strong>de</strong>r om opnieuw in een at‐<br />

tractor state terecht te komen, d.w.z. een toestand van relatieve stabiliteit<br />

omdat het (<strong>voor</strong>lopige) systeem (<strong>voor</strong>lopig) voldoet.<br />

As they <strong>de</strong>velop over time, dynamic subsystems have a habit of mov‐<br />

ing spontaneously towards specific states, which are preferred,<br />

though unpredictable, so‐called ‘attractor states’. (Verspoor, Lowie,<br />

& De Bot, 2009, p. 64)<br />

Toch zal blijken dat ook <strong>de</strong>ze fase tij<strong>de</strong>lijk is. Na verloop van tijd wor<strong>de</strong>n<br />

door een dynamisch samenspel van interne en externe factoren weer<br />

vraagtekens geplaatst bij een of meer aspecten van het systeem, waardoor<br />

het zichzelf – met behulp van resources – zal aanpassen. Alles samen leidt


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 167<br />

dat tot een visie op taalontwikkeling, die Larsen‐Freeman (1997) met be‐<br />

trekking tot interlanguages als volgt omschrijft:<br />

For as Percival (1993) notes, there is a persistent instability in com‐<br />

plex dynamic systems. If we view ILs (= interlanguages, L.V.) as com‐<br />

plex dynamic systems, a perspective I am advocating, then the prob‐<br />

lem of reconciling systematicity and instability is eliminated – an un‐<br />

stable system is not a contradiction in terms. (Larsen‐Freeman, 1997,<br />

p. 156)<br />

Kenmerkend <strong>voor</strong> een attractor state is dat die min<strong>de</strong>r vatbaar is <strong>voor</strong> aller‐<br />

lei vormen van beïnvloeding dan een repeller state.<br />

Stable dynamic systems are those in which slight changes in the ini‐<br />

tial conditions produce correspondingly slight effects. (Verspoor, Lo‐<br />

wie, & De Bot, 2009, p. 64)<br />

Wat echter onzeker is en wankelt, zoekt naar houvast, zelfs al is het (maar)<br />

een strohalm, en grijpt zich daaraan vast.<br />

As Van Dijk and Van Geert (2005) argue, a system that is moving from<br />

one attractor state to the next may be more open to change than a<br />

system that has reached an attractor state. What is being processed,<br />

therefore, will <strong>de</strong>pend on the particular <strong>de</strong>velopmental stage of the<br />

learner. (Verspoor, Lowie, & De Bot, 2009, p. 72)<br />

One of the tenets of this approach is that it is at the bifurcations or<br />

discontinuities, when the process is relatively unstable or chaotic,<br />

that the organism is free to explore new behaviors in response to<br />

task <strong>de</strong>mands. In<strong>de</strong>ed, it is the flexibility to discover new solutions<br />

that is the source of novel forms (Thelen 1995). (Larsen‐Freeman,<br />

2006, p. 614)<br />

Dat alles wijst tevens op een fundamenteel kenmerk van Dynamic Systems,<br />

zoals (twee<strong>de</strong>‐)taalverwerving en meer bepaald stelvaardigheidsverwerving<br />

er zou<strong>de</strong>n kunnen zijn, nl. <strong>de</strong> "niet‐lineariteit" van <strong>de</strong> impact van factoren.<br />

Binnen één leer<strong>de</strong>r stellen we niet‐lineaire impact vast op verschillen<strong>de</strong><br />

momenten in zijn ontwikkeling:<br />

We claim that the same input is not processed in the same way by<br />

the same learner at different times because the learning process it‐<br />

self is constantly changing in a learning/attrition continuum due to<br />

complex, dynamic interaction between input and all other factors af‐<br />

fecting language <strong>de</strong>velopment. (Verspoor, Lowie, & De Bot, 2009, p.<br />

63)


168<br />

Daarnaast treffen we niet‐lineariteit aan op hetzelf<strong>de</strong> moment <strong>voor</strong> ver‐<br />

schillen<strong>de</strong> leer<strong>de</strong>rs:<br />

(...) the same type and amount of input is likely to have significantly<br />

different effects for different learners, not only because those learn‐<br />

ers have different initial conditions when taking on the task, but also<br />

because the way in which the different resources will interact over<br />

time will be variable. (Verspoor, Lowie, De Bot, 2009, p.74)<br />

Vanzelfsprekend lei<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze vormen van non‐lineariteit tot (grote) verschil‐<br />

len tussen <strong>de</strong> ontwikkelingspa<strong>de</strong>n/ontwikkelingsprocessen van on<strong>de</strong>rschei‐<br />

<strong>de</strong>n individuen (inter‐individuele variabiliteit op het vlak van intra‐indivi‐<br />

duele variabiliteit), zoals we in Studie 3 van dit proefschrift kon<strong>de</strong>n vaststel‐<br />

len:<br />

It is not as though there was some norm from which individuals <strong>de</strong>vi‐<br />

ate. Variability stems from ongoing self‐organization of systems of ac‐<br />

tivity. (Larsen‐Freeman & Cameron, 2008, p. 159)<br />

1.3 On<strong>de</strong>rzoeksvraag<br />

Leerlingen van het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerjaar bevin<strong>de</strong>n zich <strong>voor</strong> hun ontluiken<strong>de</strong> stel‐<br />

vaardigheid in een fase van onzekerheid of een repeller state. Dat impli‐<br />

ceert dat zij in enigerlei mate afhankelijk zijn van resources in hun omge‐<br />

ving. Die kunnen hen immers helpen <strong>de</strong> toestand van instabiliteit om te<br />

buigen tot meer stabiliteit. Dat veran<strong>de</strong>ringsproces leidt in het beste geval<br />

tot groei, ontwikkeling, en dus ook tot een grotere stelvaardigheid, c.q.<br />

tekstkwaliteit. Zwakkere starters, <strong>voor</strong> wie <strong>de</strong> repeller state zich over een<br />

groot aantal subsystemen van hun stelvaardigheid uitspreidt, bevin<strong>de</strong>n zich<br />

mogelijks in een an<strong>de</strong>re situatie dan <strong>de</strong> sterkere starters, bij wie er in een<br />

aantal subsystemen misschien al wel wat stabiliteit gerealiseerd is.<br />

Wij vragen ons in <strong>de</strong>ze studie af hoe leerkrachten inspelen op <strong>de</strong>ze situatie,<br />

en of het motto "Goed <strong>voor</strong> sterk, sterk <strong>voor</strong> zwak!" in<strong>de</strong>rdaad gerealiseerd<br />

wordt, en stellen daarom <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvraag.<br />

Dringen er zich <strong>voor</strong> sterke resp. (veeleer) zwakke starters binnen één à<br />

twee on<strong>de</strong>rwijsactiviteiten (schrijfsessies) en/of over vier tot zes schrijfses‐<br />

sies heen verban<strong>de</strong>n op tussen veran<strong>de</strong>ringen <strong>voor</strong> bepaal<strong>de</strong> tekstkenmer‐<br />

ken van schriftelijke navertellingen enerzijds, en elementen van het on<strong>de</strong>r‐<br />

wijsaanbod an<strong>de</strong>rzijds?


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 169<br />

2. METHODE<br />

Om <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvraag die hierboven gesteld is, te kunnen beantwoor<strong>de</strong>n<br />

kiezen we <strong>voor</strong> wat Van Gel<strong>de</strong>r en Port (1995) a dynamical <strong>de</strong>scription<br />

noemen (Larsen‐Freeman, 1997; Larsen‐Freeman & Cameron, 2008):<br />

(It) provi<strong>de</strong>s a general conceptual apparatus for un<strong>de</strong>rstanding the<br />

way systems – including, in particular, non‐linear systems – change<br />

over time. (Van Gel<strong>de</strong>r & Port, 1995, p. 17)<br />

Noodzakelijke elementen van zo'n dynamical <strong>de</strong>scription zijn herhaal<strong>de</strong> ob‐<br />

servaties van <strong>de</strong> betrokken participanten terwijl zij <strong>de</strong> vaardigheid inzetten,<br />

zodat <strong>de</strong> individuele ontwikkelingsprocessen op <strong>de</strong> voet gevolgd kunnen<br />

wor<strong>de</strong>n, en <strong>de</strong> relevante kenmerken van die processen vastgesteld kunnen<br />

wor<strong>de</strong>n. Deze methodologische keuze sluit nauw aan bij een microgeneti‐<br />

sche on<strong>de</strong>rzoeksbena<strong>de</strong>ring van leren:<br />

Simply put, the only way to find out how children learn is to study<br />

them closely while they are learning. (Siegler, 2006, p. 476‐477)<br />

(...) studying change while it is occurring instead of comparing pre‐<br />

and post‐change behavioral patterns. (Lavelli, et al., 2005, p. 40)<br />

In het alomtegenwoordige cross‐sectionele en longitudinale on<strong>de</strong>rzoek<br />

wordt veelal op <strong>de</strong> "producten van het veran<strong>de</strong>ringsproces" gefocust, en<br />

niet op het veran<strong>de</strong>ringsproces zelf (Lavelli et al., 2005; Foster & Ohta,<br />

2005). Dat heeft – aldus Siegler (2006) – geleid tot tegenstrijdige resultaten,<br />

bij<strong>voor</strong>beeld binnen het on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> cognitieve ontwikkeling van<br />

kin<strong>de</strong>ren. Via een microgenetische bena<strong>de</strong>ring van leren kunnen echter<br />

meer eenslui<strong>de</strong>n<strong>de</strong> bevindingen bovendrijven: Siegler (2006) stelt immers<br />

vast dat er in <strong>de</strong> wijze waarop kin<strong>de</strong>ren leren (proces) méér eenvormigheid<br />

zit dan in hun concrete kennis op een bepaal<strong>de</strong> leeftijd (product). Daarmee<br />

verwijst <strong>de</strong> auteur naar het in DST veron<strong>de</strong>rstel<strong>de</strong> basisprincipe van "leren":<br />

A complexity perspective views learners' <strong>de</strong>velopment not as an act<br />

of conformity to some common endpoint, but rather as a process of<br />

dynamic adaptedness to a specific context. (Larsen‐Freeman & Came‐<br />

ron, 2008, p. 157)<br />

Voor onze studie maken <strong>de</strong> basisschoolleerlingen (zie §2.1) bij hun taakuit‐<br />

voering <strong>de</strong>el uit van een dynamische context, nl. een klasgroep tij<strong>de</strong>ns zes<br />

schrijfsessies, waarvan er vier begeleid wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> klasleerkracht (zie<br />

§2.2). Met het oog op data met een hoge realiteitswaar<strong>de</strong> hebben we er‐<br />

<strong>voor</strong> gekozen om <strong>de</strong>ze natuurlijke context van "leerling tij<strong>de</strong>ns schrijfsessie


170<br />

in klas" zo goed als intact te laten (Gutierrez, 1992; Foster & Ohta, 2005;<br />

Larsen‐Freeman & Cameron, 2008):<br />

Adopting a complexity perspective requires us to take seriously the<br />

interconnectedness of system components within and across levels<br />

and scales, as well as how they interconnect with the system's con‐<br />

text. (Larsen‐Freeman & Cameron, 2008, p. 39)<br />

Voor het beantwoor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvraag van <strong>de</strong>ze studie wordt<br />

samen met het groeiproces van <strong>de</strong> individuele leerling <strong>de</strong>ze naturalistische<br />

setting zo breed mogelijk in kaart gebracht en geanalyseerd (zie §2.3).<br />

I do not think that the effects of instruction can be factored later, any<br />

more than learner factors can be inclu<strong>de</strong>d after we have figured out<br />

the learning process. Remember that in complex non‐linear systems,<br />

the behavior of the whole emerges out of interaction of its parts.<br />

Studying parts in isolation one by one will tell us about each part, but<br />

not on how they interact. (Larsen‐Freeman, 1997, p. 157)<br />

Gezien <strong>de</strong> veelheid aan data en <strong>de</strong> grondigheid waarmee we <strong>de</strong> context en<br />

het zich daarbinnen voltrekken<strong>de</strong> groeiproces willen analyseren, kiezen we<br />

<strong>voor</strong> een kwalitatieve (microgenetische) bena<strong>de</strong>ring (zie §2.4). We situeren<br />

<strong>de</strong> gegevens m.b.t. <strong>de</strong> kwaliteit van het tekstmateriaal binnen <strong>de</strong> kwantita‐<br />

tieve analyses van Studies 1, 2 en 3.<br />

Bij wijze van samenvatting citeren we nogmaals Larsen‐Freeman:<br />

We need to look at the 'messy little <strong>de</strong>tails' that make up the 'here<br />

and now' of real time. We need to take into account learners' goals<br />

and intentions. We need to consi<strong>de</strong>r the tasks that we ask them to<br />

perform and consi<strong>de</strong>r each performance anew – stable and predicta‐<br />

ble in part, but at the same time, variable, flexible, and dynamically<br />

adapted to fit the situation. The messiness is not 'noise', but rather a<br />

natural part of a dynamically emergent behavior assembled by the<br />

individual with a dynamic history of engaging in such tasks, with his<br />

or her own self‐i<strong>de</strong>ntified (or jointly i<strong>de</strong>ntified) target of opportuni‐<br />

ties for growth. (Larsen‐Freeman, 2006, p. 614‐615)<br />

2.1 Participanten<br />

Voor <strong>de</strong>ze studie selecteer<strong>de</strong>n we tweemaal vier leerlingen uit twee <strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

klassen die ook in Studie 3 betrokken waren. We hanteer<strong>de</strong>n daarbij een<br />

strategie van <strong>voor</strong>tschrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> eliminatie.


2.1.1 Selectie van twee klasgroepen<br />

GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 171<br />

In <strong>de</strong> loop van schooljaar 2006‐2007 verzamel<strong>de</strong>n we data in zeven <strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

klassen, elk behorend tot een an<strong>de</strong>re school (Studies 1 en 2). Drie van <strong>de</strong><br />

zeven klassen betrokken we enkel in het pre‐post on<strong>de</strong>rzoek (Studies 1 en<br />

2: scholen B, E en G); in <strong>de</strong> vier overige klassen zetten we geduren<strong>de</strong> het<br />

schooljaar ook een uitgebrei<strong>de</strong> dataverzameling op (Studie 3), met inbegrip<br />

van vier tussentijdse schrijfproducten per leerling. We kregen daar<strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

vrijwillige me<strong>de</strong>werking van directies én klasleerkrachten 3 (Van Gorp &<br />

Verhey<strong>de</strong>n, 2006).<br />

Klas 1 (behorend tot school A [Studies 1 en 2]) is heterogeen samenge‐<br />

steld wat thuistaal betreft (minstens vijf verschillen<strong>de</strong> thuistalen: Ne<strong>de</strong>r‐<br />

lands, Turks, Marokkaans‐Arabisch, Pools, Spaans, enz.). Klas 2 (behorend<br />

tot school F [Studies 1 en 2]) is homogeen Turks van samenstelling. Klas 3<br />

(behorend tot school C [Studies 1 en 2]) heeft een even groot aantal (van<br />

huis uit) Arabisch‐ als Turksspreken<strong>de</strong> leerlingen, naast enkele Ne<strong>de</strong>rlands‐<br />

talige leerlingen, en Klas 4 (behorend tot school D [Studies 1 en 2]) heeft<br />

een aanzienlijk aantal Ne<strong>de</strong>rlandstalige leerlingen en daarnaast een even<br />

groot aantal van huis uit Arabisch als Turks spreken<strong>de</strong> leerlingen. De ge‐<br />

mid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> klasresultaten <strong>voor</strong> 'ComEff' <strong>voor</strong> <strong>de</strong> pre‐ en postteksten en <strong>de</strong><br />

vier tussentijdse teksten kunnen afgelezen wor<strong>de</strong>n in Figuur 2.1.<br />

Gezien <strong>de</strong> opvallend gelijke start van klassen 1, 2 en 3 laten we Klas 4 bui‐<br />

ten beschouwing. Wegens <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> resultaten <strong>voor</strong> Klas 2 (zie ook boven‐<br />

ste trend<strong>lijn</strong>) in vergelijking met die van Klassen 1 en 3, die ter plaatse<br />

trappelen, selecteren we sowieso Klas 2, <strong>de</strong> homogeen Turkse klas. Het<br />

grootst mogelijke contrast met <strong>de</strong>ze klas vin<strong>de</strong>n we in Klas 1 (zie ook on<strong>de</strong>r‐<br />

ste trend<strong>lijn</strong>), die een uitgesproken heterogene samenstelling kent. Deze<br />

klas behoort ook tot een school die in het uitgebrei<strong>de</strong> longitudinale en<br />

cross‐sectionele <strong>voor</strong>on<strong>de</strong>rzoek van resultaten <strong>voor</strong> taalvaardigheid in het<br />

twee<strong>de</strong> tot zes<strong>de</strong> leerjaar van achttien "zwarte scholen" (Verhey<strong>de</strong>n, Van<br />

Gorp, & Heymans, 2006) het allerbeste scoort, en dat in tegenstelling tot <strong>de</strong><br />

school waartoe Klas 2 behoort, die in datzelf<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoek aan <strong>de</strong> staart<br />

bengelt.<br />

3 Wij maken graag van <strong>de</strong> gelegenheid gebruik om <strong>de</strong> directies en <strong>de</strong> leerkrachten hartelijk te<br />

danken <strong>voor</strong> hun bereidwillige én vrijwillige me<strong>de</strong>werking. Geen van <strong>de</strong> leerkrachten is finan‐<br />

cieel of an<strong>de</strong>rszins gecompenseerd <strong>voor</strong> haar bijdrage aan dit on<strong>de</strong>rzoek.


172<br />

Naar <strong>de</strong> leerkrachten van bei<strong>de</strong> klassen wordt in <strong>de</strong>ze studie ver<strong>de</strong>r verwe‐<br />

zen met Juf Ena (Klas 1) en Juf Trees (Klas 2).<br />

Score<br />

6<br />

5,5<br />

5<br />

4,5<br />

4<br />

3,5<br />

3<br />

2,5<br />

2<br />

NBS1 BS1 BS2 BS3 BS4 NBS2<br />

Meetmomenten<br />

Figuur 2.1<br />

Gemid<strong>de</strong>ld verloop van Communicatieve Effectiviteit in <strong>de</strong>r<strong>de</strong> klassen 1 tot 4<br />

<strong>voor</strong> 6 meetmomenten. Voor klassen 1 en 2 is een trend<strong>lijn</strong> toegevoegd.<br />

NBS1 en NBS2: niet‐begeleid schrijven 1 (pre) en 2 (post);<br />

BS1‐4: begelei<strong>de</strong> schrijfsessies 1 tot 4.<br />

2.1.2 Selectie van tweemaal vier leerlingen<br />

Voor bei<strong>de</strong> klassen zijn we op zoek gegaan naar tweemaal twee sterke en<br />

tweemaal twee zwakke leerlingen. We had<strong>de</strong>n telkens <strong>de</strong> keuze uit acht<br />

focusleerlingen 4 , met name drie "sterke starters" en vijf "zwakke starters"<br />

per klas, geselecteerd op basis van <strong>de</strong> resultaten van <strong>de</strong> VLOT‐leestest af‐<br />

genomen aan het eind van het schooljaar <strong>voor</strong>dien en van <strong>de</strong> pretoets IJSJE<br />

(zie Studies 1 en 2 van dit proefschrift). Enkel van die acht leerlingen per<br />

klas verzamel<strong>de</strong>n we immers uitgebrei<strong>de</strong> achtergrondinformatie en alle<br />

versies van <strong>de</strong> tussentijdse schrijfproducten. De leerkrachten waren niet op<br />

<strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong>ze selectie.<br />

4 Deze 8 focusleerlingen per klas behoren tot <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksgroep van an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>elon<strong>de</strong>rzoe‐<br />

ken van het grotere on<strong>de</strong>rzoek (2005 – 2009) naar ‘Hefbomen <strong>voor</strong> krachtige GOK‐<br />

leeromgevingen' (zie 'Algemene Inleiding').<br />

klas 4<br />

klas 2<br />

klas 1<br />

klas 3


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 173<br />

Van <strong>de</strong> zestien kandidaten kwamen twee leerlingen niet in aanmerking we‐<br />

gens ontbreken<strong>de</strong> data (afwezig tij<strong>de</strong>ns één of meer schrijfsessies). Voor <strong>de</strong><br />

selectie van <strong>de</strong> overige leerlingen hiel<strong>de</strong>n we binnen <strong>de</strong> grenzen van "twee<br />

sterke en twee zwakke leerlingen" rekening met een zo evenwichtig moge‐<br />

lijke ver<strong>de</strong>ling over bei<strong>de</strong> seksen en met <strong>de</strong> grilligheid van het traject <strong>voor</strong><br />

'ComEff' van elk van hen. Intra‐individuele variabiliteit is immers interessant<br />

"(…) for predicting change, for analyzing change, and for un<strong>de</strong>rstanding<br />

change mechanisms (…)." (Siegler, 2006, p. 502).<br />

In Tabel 2.1 staan <strong>de</strong> achtergrondgegevens <strong>voor</strong> <strong>de</strong> acht geselecteer<strong>de</strong> leer‐<br />

lingen.<br />

Tabel 2.1<br />

<strong>Achter</strong>grondinformatie van <strong>de</strong> 8 geselecteer<strong>de</strong> focusleerlingen: klasgroep,<br />

sekse, thuistaal, sociaal‐economische status, aangevuld met resultaten op 3 VLOT‐toetsen:<br />

cursief: resultaat on<strong>de</strong>r het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> a ; vet: meer dan 1 sd verschil met gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> a<br />

Klas Sekse<br />

Eerste<br />

thuistaal<br />

SES<br />

VLOT:<br />

lezen<br />

VLOT:<br />

schrijven<br />

VLOT:<br />

edit<br />

Karen<br />

1 meisje Ned. hoog 11 14 31<br />

Kevin 1 jongen Portugees laag 12 11 32<br />

Merve 1 meisje Mar.‐Arab. laag 05 09 17<br />

Sad<strong>de</strong>din 1 jongen Turks laag 07 05 13<br />

Kella 2 meisje Turks laag 09 11 30<br />

Kerèn 2 meisje Turks hoog 11 11 27<br />

Muhammet 2 jongen Turks laag 06 02 27<br />

Sergen<br />

2 jongen Turks laag 05 01 10<br />

a: VLOT‐lezen: M = 8,04 (sd = 2,70); VLOT‐schrijven: M=6,63 (sd=4,61);<br />

VLOT‐edit: M = 23,91 (sd=6,77), gebaseerd op steekproef 3e leerjaar (N=106).<br />

We hebben <strong>de</strong> leerlingen fictieve namen gegeven: <strong>de</strong> eerste letter van hun<br />

naam verwijst naar hun positie in <strong>de</strong> klasgroep: K staat <strong>voor</strong> KOP‐leerling, M<br />

<strong>voor</strong> MIDDEN‐leerling en S <strong>voor</strong> STAART‐leerling. Deze in<strong>de</strong>ling is gebaseerd<br />

op resultaten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> VLOT‐toetsen (Colpin, Gysen, Jaspaert, Timmermans,<br />

& Van <strong>de</strong>n Bran<strong>de</strong>n, 1997) van <strong>de</strong>cember van het on<strong>de</strong>rzoeks(school)jaar<br />

(zie Tabel 2.1) in combinatie met percepties van leerkrachten (Jungbluth,<br />

2003). De KOP‐leerlingen (Kella, Kevin, Karen en Kerèn) en STAART‐<br />

leerlingen (Sad<strong>de</strong>din en Sergen) scoren goed respectievelijk zwak op <strong>de</strong>


174<br />

vermel<strong>de</strong> VLOT‐toetsen en wor<strong>de</strong>n ook als dusdanig inge<strong>de</strong>eld door hun<br />

leerkrachten (interview na <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> begelei<strong>de</strong> schrijfsessie [BS3]). MIDDEN‐<br />

leerling Muhammet maakt zowel goe<strong>de</strong> als slechte VLOT‐toetsen, en zijn<br />

leerkracht <strong>de</strong>elt hem spontaan ook bij <strong>de</strong> MIDDEN‐groep in (interview na<br />

BS3, zie Bijlage B). Merve scoort "an<strong>de</strong>rs grillig" dan Muhammet, en haar juf<br />

noemt haar "meer een STAARTje": "mon<strong>de</strong>ling lukt het wel, maar spelling is<br />

problematisch". Wij beschouwen Merve als MIDDEN‐leerling omdat haar<br />

capaciteit <strong>voor</strong> schrijven systematisch hoger geschat wordt door <strong>de</strong> leer‐<br />

kracht dan die van STAART‐leerling Sad<strong>de</strong>din uit diezelf<strong>de</strong> klas (zie §2.3 Da‐<br />

ta; zie ook Tabel 3.5).<br />

2.2 Opzet<br />

De dataverzameling vond plaats op zes meetmomenten tij<strong>de</strong>ns schooljaar<br />

2006‐2007, met name tweemaal tij<strong>de</strong>ns een niet‐begelei<strong>de</strong> schrijfsessie<br />

(begin en eind schooljaar), en viermaal tij<strong>de</strong>ns begelei<strong>de</strong> sessies (zie Tabel<br />

2.2 <strong>voor</strong> een overzicht).<br />

Twee<strong>de</strong><br />

helft sep‐<br />

tember<br />

2006<br />

Niet<br />

begeleid<br />

schrijven 1<br />

NBS1<br />

Eerste helft<br />

november<br />

2006<br />

Begeleid<br />

schrijven 1<br />

Tabel 2.2<br />

Overzicht van schrijfsessies: tijdstip, aard<br />

Eerste helft<br />

januari<br />

2007<br />

Begeleid<br />

schrijven 2<br />

Eerste helft<br />

maart<br />

2007<br />

Begeleid<br />

schrijven 3<br />

Eerste helft<br />

mei<br />

2007<br />

Begeleid<br />

schrijven 4<br />

Twee<strong>de</strong><br />

helft<br />

juni<br />

2007<br />

Niet<br />

begeleid<br />

schrijven 2<br />

BS1 BS2 BS3 BS4 NBS2<br />

Bij het begin en aan het eind van het schooljaar is aan <strong>de</strong> leerlingen in een<br />

niet‐begelei<strong>de</strong> schrijfsessie (NBS) een door <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoekers aangelever<strong>de</strong><br />

schrijftaak <strong>voor</strong>gelegd, die ze zelfstandig moesten uitvoeren (IJSJE, zie Stu‐<br />

dies 1 en 2). Door het schooljaar heen hebben <strong>de</strong> twee betrokken leer‐<br />

krachten elk vier schrijfsessies georganiseerd rond een overeenkomstige en<br />

eveneens door <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoekers aangereikte schrijftaak. In alle gevallen be‐<br />

stond <strong>de</strong> taak erin om een schriftelijke navertelling op papier te zetten. Dat<br />

is een geschreven narratief gebaseerd op een visueel aangebo<strong>de</strong>n verhaal‐


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 175<br />

<strong>lijn</strong>. De leerlingen wer<strong>de</strong>n veron<strong>de</strong>rsteld het in <strong>de</strong> prentenreeks <strong>voor</strong>gestel‐<br />

<strong>de</strong> verhaal schriftelijk te vertellen aan een lezer die <strong>de</strong> prentenreeks niet<br />

kent of ter beschikking heeft en die niet op <strong>de</strong> hoogte is van <strong>de</strong> gebeurte‐<br />

nissen. Er is uitdrukkelijk <strong>voor</strong> gekozen <strong>de</strong> leerlingen zesmaal (op jaarbasis)<br />

eenzelf<strong>de</strong> taak aan te bie<strong>de</strong>n: <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> opdracht, hetzelf<strong>de</strong> genre, verschil‐<br />

len<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerpen (Larsen‐Freeman, 2006). Hoewel taakrepetitie (NBS1‐<br />

NBS2, zie ver<strong>de</strong>r) en/of herhaald oefenen van soortgelijke taken (BS1, BS2,<br />

BS3, BS4) bepaal<strong>de</strong> (<strong>de</strong>els nog ondui<strong>de</strong>lijke) effecten sorteert (Bygate,<br />

2009), woog <strong>voor</strong> ons het <strong>voor</strong><strong>de</strong>el door dat we geen rekening hoef<strong>de</strong>n te<br />

hou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> factor "taakvariabiliteit" (Larsen‐Freeman, 2006). We zijn er<br />

ons van bewust dat er wel effecten wegens on<strong>de</strong>rwerpsvariabiliteit kunnen<br />

optre<strong>de</strong>n gezien er aan <strong>de</strong> leerlingen in elk van <strong>de</strong> begelei<strong>de</strong> sessies een<br />

an<strong>de</strong>re verhaal<strong>lijn</strong> aangebo<strong>de</strong>n werd. Bij bei<strong>de</strong> niet‐begelei<strong>de</strong> sessies wordt<br />

eenzelf<strong>de</strong>, vijf<strong>de</strong> verhaal<strong>lijn</strong> aangebo<strong>de</strong>n (zie Studies 1 en 2).<br />

Voor <strong>de</strong> niet‐begelei<strong>de</strong> sessies is gekozen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> prentenreeks IJSJE (Bijla‐<br />

ge 1), waarvan eer<strong>de</strong>r herhaal<strong>de</strong>lijk aangetoond was dat die <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze<br />

doelgroep geschikt was. De sessies von<strong>de</strong>n plaats on<strong>de</strong>r leiding van <strong>de</strong> on‐<br />

<strong>de</strong>rzoeker of een getrain<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksassistent (zie Studies 1 en 2). Voor<br />

<strong>de</strong> begelei<strong>de</strong> sessies bezorg<strong>de</strong>n we <strong>de</strong> leerkrachten een veertiental dagen<br />

op <strong>voor</strong>hand <strong>de</strong> prentenreeks <strong>voor</strong> <strong>de</strong> concrete sessie, samen met zeer be‐<br />

perkte instructies (Bijlage 2). Alle leerkrachten hebben hun leerlingen tij‐<br />

<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> schrijfsessies naar eigen goeddunken begeleid.<br />

Een begelei<strong>de</strong> schrijfsessie liep over twee dagen. Op dag 1 werd <strong>de</strong><br />

schrijftaak aangebo<strong>de</strong>n en uitgevoerd, zodat aan het eind van die dag elke<br />

leerling een individueel schrijfproduct kon inleveren. In grote <strong>lijn</strong>en bestond<br />

dat on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el uit (1) een klassikale introductie, (2) een fase van begeleid<br />

individueel schrijven, en soms nog (3) een klassikale afronding tij<strong>de</strong>ns welke<br />

enkele teksten <strong>voor</strong>gelezen wer<strong>de</strong>n. Op dag 2 blikten <strong>de</strong> leerkrachten terug<br />

op <strong>de</strong> schrijfproducten. Zij had<strong>de</strong>n die inmid<strong>de</strong>ls nagelezen en verbeterd<br />

en/of beoor<strong>de</strong>eld. De terugblik werd klassikaal aangezet en kreeg meestal<br />

een vervolg in <strong>de</strong> vorm van een individuele fase. Afhankelijk van klas en<br />

sessie werd een twee<strong>de</strong> versie geproduceerd of wer<strong>de</strong>n enkel wat woordjes<br />

gecorrigeerd.<br />

In <strong>de</strong> twee klassen hebben <strong>de</strong> leerlingen tevens een jaar lang het schrijf‐<br />

on<strong>de</strong>rwijs genoten dat normalerwijze op hun school in die klas aangebo<strong>de</strong>n<br />

wordt. Klas 2 baseer<strong>de</strong> het taal‐ en dus ook schrijfon<strong>de</strong>rwijs op het school‐<br />

boek <strong>Taal</strong>signaal (Rotthier, s.d.), dat zich in eerste instantie richt op moe‐<br />

<strong>de</strong>rtaalverwervers. De aanpak is sterk elementgericht. In <strong>Taal</strong>signaal is uit‐


176<br />

drukkelijk meer aandacht <strong>voor</strong> spelling en taalbeschouwing dan in De Toren<br />

van Babbel (Jaspaert e.a., 1996), <strong>de</strong> taakgerichte taalmetho<strong>de</strong> die in Klas 1<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> lessen "taal" gebruikt wordt. In die klas wordt De Toren van Babbel<br />

aangevuld met een spellingmetho<strong>de</strong> (Spelweg [Tubbas & Baeten, 1994]) en<br />

met tweewekelijkse functionele lees‐ en schrijfactiviteiten uit Leesslang<br />

(OVGB‐Limburg, Voorrangsbeleid Brussel, & Steunpunt NT2, s.d.).<br />

2.3 Data<br />

De dataset bestaat uit <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len:<br />

alle tekstmateriaal van <strong>de</strong> acht geselecteer<strong>de</strong> focusleerlingen op <strong>de</strong> zes<br />

meetmomenten: <strong>voor</strong> Klas 1 beperkt het materiaal zich meestal tot één<br />

versie per sessie omdat <strong>de</strong> leerkracht het schrijfwerk <strong>voor</strong> <strong>de</strong> leerlingen<br />

daartoe beperkte; <strong>voor</strong> Klas 2 verzamel<strong>de</strong>n we per begelei<strong>de</strong> sessie<br />

twee versies per leerling;<br />

uitgeschreven observatieprotocols van alle sessies, gebaseerd op <strong>de</strong><br />

notities van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeker als niet‐participerend observator, en op<br />

audio‐/vi<strong>de</strong>o‐opnames;<br />

schriftelijke bevragingen van leerlingen met betrekking tot hun beleving<br />

van <strong>de</strong> schrijfopdracht aan het eind van dag 1 en van dag 2 van ie<strong>de</strong>re<br />

(begelei<strong>de</strong>) schrijfsessies (Bijlage 3);<br />

schriftelijke bevragingen van <strong>de</strong> leerkrachten met betrekking tot hun<br />

inschattingen van <strong>de</strong> leerlingen aan het eind van dag 1 (Bijlage 4) en<br />

mon<strong>de</strong>linge bevragingen van <strong>de</strong> leerkrachten met betrekking tot hun<br />

beleving van <strong>de</strong> schrijfsessie aan het eind van dag 2 (semi‐<br />

gestructureer<strong>de</strong> interviews).<br />

2.3.1 Tekstmateriaal van leerlingen<br />

Op het tekstmateriaal van leerlingen hebben we <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> bewerkingen<br />

uitgevoerd: we digitaliseer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> schrijfproducten en lieten <strong>de</strong> le<strong>de</strong>n van<br />

driekoppige jury’s onafhankelijk van elkaar <strong>de</strong> 'ComEff' van elk van <strong>de</strong><br />

teksten beoor<strong>de</strong>len (zie Studie 3). Daarnaast bereken<strong>de</strong>n we <strong>de</strong> scores <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> parameters:<br />

'Complexiteit van <strong>de</strong> T‐unit' ('CompTU'): het gemid<strong>de</strong>ld aantal woor<strong>de</strong>n<br />

per T‐unit (zie Studie 1);<br />

'Accuraatheid van <strong>de</strong> T‐unit' ('AccuTU'): het natuurlijk logaritme van <strong>de</strong><br />

waarschijnlijkheid dat een volgen<strong>de</strong> T‐unit correct zal zijn (zie Studie 1);


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 177<br />

'Spelling': het natuurlijk logaritme van <strong>de</strong> waarschijnlijkheid 5 dat een<br />

volgend inhoudswoord (naamwoor<strong>de</strong>n, infinitieven) en/of vervoegd<br />

werkwoord correct gespeld zal zijn (zie Studie 1).<br />

Aan <strong>de</strong>ze parameters, die we ook in Studies 1 tot 3 verwerkten, voeg<strong>de</strong>n<br />

we er nog vier toe. De eerste parameter is 'Lengte van <strong>de</strong> tekst', waarmee<br />

we iets <strong>de</strong>nken te kunnen oplichten van het schrijfplezier en <strong>de</strong> schrijfdurf<br />

die onze jonge leerlingen vertonen (Moats, Foorman, & Taylor, 2006). De<br />

drie overige parameters ontlenen we aan Myhill (2009): in haar kwalitatieve<br />

cross‐sectionele studie van teksten van 12‐ en 14‐jarige moe<strong>de</strong>rtaalschrij‐<br />

vers merkt Myhill een samenhang op tussen een kwalitatief hoog geschatte<br />

tekst en drie parameters, die zij beschouwt als indicators <strong>voor</strong> drie "trajec‐<br />

tories" van groeiend schrijverschap.<br />

'Lengte': het absolute aantal woor<strong>de</strong>n per tekst (Verspoor, De Bot, &<br />

Lowie, 2004). Met het oog op <strong>de</strong> verwerking van <strong>de</strong>ze parameter in <strong>de</strong><br />

grafieken, <strong>de</strong>len we het absolute aantal woor<strong>de</strong>n door 20.<br />

Afwezigheid van nevenschikken<strong>de</strong> voegwoor<strong>de</strong>n bij het begin van <strong>de</strong> T‐<br />

unit ('Coord'): het natuurlijk logaritme van <strong>de</strong> waarschijnlijkheid dat een<br />

volgen<strong>de</strong> T‐unit NIET begint met een nevenschikkend voegwoord<br />

(i.c."en", "maar", "want" of "of"). Myhill (2009) spreekt in dit verband<br />

over het traject "from speech to writing patterns" (cf. Kress, 1994).<br />

'Complexiteit van <strong>de</strong> Clause' ('CompCL'): het gemid<strong>de</strong>ld aantal woor<strong>de</strong>n<br />

per clause: Myhill (2009) heeft het over het traject "from <strong>de</strong>claration to<br />

elaboration".<br />

'Variatie in zinsbouw' ('Variatie'): het natuurlijk logaritme van <strong>de</strong> waar‐<br />

schijnlijkheid dat een volgen<strong>de</strong> T‐unit óf een on<strong>de</strong>rschikking bevat, óf<br />

een inversie. Myhill (2009) verwerkt <strong>de</strong>ze parameter in het traject<br />

"from translation to transformation".<br />

2.3.2 Protocols van <strong>de</strong> schrijfsessies<br />

Voor het samenstellen van <strong>de</strong> protocols van <strong>de</strong> schrijfsessie hebben we ons<br />

gebaseerd op vi<strong>de</strong>o‐ en audio‐opnames van <strong>de</strong> schrijfsessies en op uitvoeri‐<br />

ge observaties en veldnotities door <strong>de</strong> (niet‐participeren<strong>de</strong>) on<strong>de</strong>rzoeker.<br />

5 Door met "waarschijnlijkheid" aan <strong>de</strong> slag te gaan, en niet met "kans", hou<strong>de</strong>n we rekening<br />

met het (tussen leerlingen) ongelijke aantal verreken<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n. Het natuurlijk logaritme<br />

berekenen we om re<strong>de</strong>nen van normaliteit.


178<br />

We combineer<strong>de</strong>n opnames met twee audio‐recor<strong>de</strong>rs, één met een klas‐<br />

microfoon, en één met een dasspeldmicrofoon (leerkracht), en opnames<br />

met twee vaste compacte vi<strong>de</strong>o‐camera's die per sessie gericht wer<strong>de</strong>n op<br />

telkens twee (zogezegd aselect gekozen) focusleerlingen. Bei<strong>de</strong> leerlingen<br />

kregen een dasspeldmicrofoon met zen<strong>de</strong>r, waardoor zij niet in hun bewe‐<br />

gingsvrijheid gehin<strong>de</strong>rd wer<strong>de</strong>n.<br />

De protocols van <strong>de</strong> schrijfsessies beperken zich tot <strong>de</strong> interacties die <strong>de</strong><br />

leerkracht aangaat met <strong>de</strong> klasgroep als geheel, met een <strong>de</strong>elgroepje leer‐<br />

lingen en/of met een individuele leerling. Getrain<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksassistenten<br />

schreven verbatim uit wat <strong>de</strong> leerkracht en <strong>de</strong> leerlingen zeg<strong>de</strong>n. Ze ba‐<br />

seer<strong>de</strong>n zich daarbij in eerste instantie op <strong>de</strong> audio‐opnames en <strong>de</strong> veldno‐<br />

tities; <strong>de</strong> vi<strong>de</strong>o‐opnames vorm<strong>de</strong>n een belangrijke bron <strong>voor</strong> <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ntifica‐<br />

tie van <strong>de</strong> leerlingen. De schrijfproducten (met aantekeningen van <strong>de</strong> leer‐<br />

kracht) hielpen bij het uitschrijven van <strong>de</strong> lesfases waarbij er individueel<br />

begeleid werd. De eerste versies van <strong>de</strong> protocols wer<strong>de</strong>n telkens door een<br />

twee<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksassistent aangevuld en/of gecorrigeerd. Ten slotte<br />

voer<strong>de</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeker steekproefsgewijze controles uit en stuur<strong>de</strong> het uit‐<br />

schrijven bij waar nodig.<br />

2.3.3 Interviews van <strong>de</strong> leerkrachten<br />

De interviews van <strong>de</strong> leerkrachten, die afgenomen wer<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> on<strong>de</strong>r‐<br />

zoeker op dag 2 van elke sessie, had<strong>de</strong>n <strong>de</strong> vorm van semigestructureer<strong>de</strong><br />

gesprekken: op die manier streef<strong>de</strong>n we naar een zekere standaardisering<br />

over <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> leerkrachten heen (Mortelmans, 2007). Het eerste<br />

<strong>de</strong>el van het interview betrof meer algemene vragen naar <strong>de</strong> plaats en in‐<br />

vulling van het schrijfon<strong>de</strong>rwijs binnen het grotere (taal)on<strong>de</strong>rwijska<strong>de</strong>r, en<br />

naar visie op goed taalon<strong>de</strong>rwijs en schrijfon<strong>de</strong>rwijs in het bijzon<strong>de</strong>r, meer<br />

bepaald aan jonge twee<strong>de</strong>‐taalverwervers. De vragen <strong>voor</strong> dit on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el<br />

kregen <strong>de</strong> leerkrachten op dag 1, zodat ze <strong>de</strong> kans had<strong>de</strong>n om hun ant‐<br />

woor<strong>de</strong>n (schriftelijk) <strong>voor</strong> te berei<strong>de</strong>n indien ze dat wensten. Het twee<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong>el van het interview behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> concrete, klasgebon<strong>de</strong>n topics: <strong>de</strong> doel‐<br />

stellingen en het verloop van <strong>de</strong> schrijfsessie zelf, <strong>de</strong> verwachtingen ten<br />

aanzien van en concrete realisaties van (focus)leerlingen 6 , één of meer con‐<br />

crete inci<strong>de</strong>nten tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> twee observatiedagen, enz.<br />

6 Om <strong>de</strong> aandacht van <strong>de</strong> leerkracht niet al te zeer op <strong>de</strong> acht focusleerlingen te vestigen,<br />

overliepen we in schriftelijke en mon<strong>de</strong>linge bevragingen telkens een twaalftal leerlingen of –<br />

in kleine klasgroepen – zelfs alle leerlingen.


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 179<br />

De tijdsdruk waaron<strong>de</strong>r <strong>de</strong> interviews afgenomen wer<strong>de</strong>n, o.a. omdat ze<br />

plaatsvon<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> niet‐werktijd van <strong>de</strong> leerkrachten, had soms een nega‐<br />

tieve invloed op <strong>de</strong> diepgang van het gesprek (<strong>voor</strong>al bij Juf Ena [Klas 1]).<br />

Ook het verwoor<strong>de</strong>n van aspecten van <strong>de</strong> eigen subjectieve on<strong>de</strong>rwijstheo‐<br />

rie met betrekking tot schrijfon<strong>de</strong>rwijs bleek niet <strong>voor</strong> elke leerkracht van‐<br />

zelfsprekend. Erg verwon<strong>de</strong>rlijk is dat niet gezien het complexe samenspel<br />

van (vaak onbewuste) factoren dat ten grondslag ligt aan <strong>de</strong> beslissingen<br />

die leerkrachten dag in dag uit nemen (Borg, 2006).<br />

De interviews wer<strong>de</strong>n verbatim uitgeschreven door getrain<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r‐<br />

zoeksassistenten; <strong>de</strong> transcripties zijn steekproefsgewijs gecontroleerd<br />

door <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeker.<br />

2.4 Analyse<br />

We hebben <strong>de</strong> dataset volgens <strong>de</strong> procedure van "narratieve analyse" be‐<br />

stu<strong>de</strong>erd: <strong>de</strong> data wor<strong>de</strong>n chronologisch geor<strong>de</strong>nd, zodat het veran<strong>de</strong>‐<br />

ringsproces van een bepaal<strong>de</strong> parameter in een coherent geheel van re‐<br />

sources of factoren geplaatst kan wor<strong>de</strong>n (Polkinghorne, 1995; Lavelli et al.,<br />

2005).<br />

I am using the phrase narrative configuration to refer to the process<br />

by which happenings are drawn together and integrated into a tem‐<br />

porally organized whole. The configurative process employs a the‐<br />

matic thread to lay out happenings as parts of an unfolding move‐<br />

ment that culminates in an outcome. When happenings are config‐<br />

ured or emplotted, they take on narrative meaning. That is, they are<br />

un<strong>de</strong>rstood from the perspective of their contribution and influence<br />

on specified outcome. (Polkinghorne, 1995, p. 5)<br />

Het resultaat van <strong>de</strong> analyse is een "verhaal" per casus. Wij zijn daarbij als<br />

volgt tewerk gegaan. Voor elk van <strong>de</strong> taal‐ en tekstkenmerken werd het<br />

ontwikkelingsverloop grafisch weergegeven. Uit die grafieken werd per ca‐<br />

sus (KOP‐leerlingen, MIDDEN‐leerlingen, STAART‐leerlingen) afgelezen wel‐<br />

ke parameters on<strong>de</strong>rling of als dusdanig variabiliteit vertoon<strong>de</strong>n die een<br />

na<strong>de</strong>re analyse wenselijk maakte. Voor <strong>de</strong> KOP‐leerlingen botsten we op <strong>de</strong><br />

intra‐individuele grilligheid van het verloop <strong>voor</strong> 'ComEff'; <strong>voor</strong> <strong>de</strong> MIDDEN‐<br />

leerlingen viel <strong>de</strong> interindividuele variatie op met betrekking tot <strong>de</strong> parame‐<br />

ters op zinsniveau, zeker in vergelijking met <strong>de</strong> trajecten <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re para‐<br />

meters. Voor <strong>de</strong> STAART‐leerlingen stel<strong>de</strong>n we bij bei<strong>de</strong> leerlingen een op‐<br />

vallen<strong>de</strong> afwisseling vast tussen een fase van relatieve stabiliteit en een fa‐<br />

se van relatieve variabiliteit <strong>voor</strong> zowat alle parameters.


180<br />

In <strong>de</strong> protocols <strong>de</strong>stilleer<strong>de</strong>n we <strong>de</strong> relevante passages met betrekking<br />

tot <strong>de</strong> geselecteer<strong>de</strong> taal‐ en tekstkenmerken (zie hierboven) en <strong>de</strong><br />

acht focusleerlingen, die we verbatim of in parafrase weergaven. Met<br />

het oog op <strong>de</strong> betrouwbaarheid van selectie en parafrase werd <strong>voor</strong>af<br />

één sessie op onafhankelijke basis "bewerkt" door <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeker en<br />

een on<strong>de</strong>rzoeksassistente. On<strong>de</strong>r leiding van een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeker,<br />

m.n. <strong>de</strong> promotor van dit on<strong>de</strong>rzoek, wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> resultaten van <strong>de</strong> ver‐<br />

dichting grondig vergeleken en een relatief beperkt aantal verschilpun‐<br />

ten besproken. Afgesproken werd dat <strong>de</strong> overige zeven sessies telkens<br />

door <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeker en <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksassistent bewerkt zou<strong>de</strong>n wor‐<br />

<strong>de</strong>n, en wel in een taakver<strong>de</strong>ling die we<strong>de</strong>rzijdse bijsturing mogelijk<br />

maakte. Die samenwerking mond<strong>de</strong> uit in "verdichte weergaves van het<br />

lesverloop" (zie Bijlage A <strong>voor</strong> Klas 1 en Bijlage B <strong>voor</strong> Klas 2).<br />

Aan <strong>de</strong> verdichte weergaves van het verloop van <strong>de</strong> tweemaal vier<br />

schrijfsessies voeg<strong>de</strong>n we <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> extra informatie toe op <strong>de</strong> chro‐<br />

nologisch correcte plaats binnen het verloop: (1) <strong>de</strong> reacties van leer‐<br />

kracht en leerlingen op <strong>de</strong> schriftelijke bevragingen <strong>voor</strong> zover relevant<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> casussen; (2) alle elementen van schriftelijke feedback (door <strong>de</strong><br />

leerkracht) op <strong>de</strong> versie van dag 1; (3) passages uit het interview met <strong>de</strong><br />

leerkracht aan het eind van <strong>de</strong> sessie. Telkens voeg<strong>de</strong>n we ook <strong>de</strong> oor‐<br />

spronkelijke versie, <strong>de</strong> door <strong>de</strong> leerkracht "bewerkte" versie en eventu‐<br />

eel ook <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> versie toe van <strong>de</strong> schrijfproducten die <strong>de</strong> 8 leerlin‐<br />

gen realiseer<strong>de</strong>n.<br />

Ten slotte verwerkten we <strong>de</strong> relevante data per casus in een chronolo‐<br />

gisch verhaal waarin interacties tussen leerkracht en betrokken leerlin‐<br />

gen, reacties van leerkrachten en leerlingen op <strong>de</strong> sessies, en aspecten<br />

van <strong>de</strong> output, m.n. <strong>de</strong> schriftelijke navertellingen, met elkaar verbon‐<br />

<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n.<br />

3. RESULTATEN<br />

In dit on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el stellen we <strong>de</strong> resultaten <strong>voor</strong> van <strong>de</strong> kwalitatieve analyses<br />

met betrekking tot het proces van tweemaal vier leerlingen uit twee klassen<br />

van het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerjaar in twee Vlaamse concentratiescholen met een et‐<br />

nisch‐cultureel heterogeen respectievelijk een homogeen Turks publiek. We<br />

bespreken <strong>de</strong> resultaten in drie paragrafen. In §3.1 zoomen we in op <strong>de</strong><br />

gevarieer<strong>de</strong> ontwikkelingspa<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> 'ComEff' van tweemaal twee KOP‐<br />

leerlingen; paragraaf 3.2 wij<strong>de</strong>n we aan <strong>de</strong> tegengestel<strong>de</strong> ontwikkelingslij‐<br />

nen <strong>voor</strong> 'CompTU' van twee MIDDEN‐leerlingen, en in §3.3 richten we <strong>de</strong>


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 181<br />

schijnwerpers op <strong>de</strong> opvallen<strong>de</strong> combinatie van een stabiele en meer dy‐<br />

namische fase in het proces van twee STAART‐leerlingen.<br />

3.1. Casus 1: het verhaal van tweemaal twee "KOP"‐ leerlingen<br />

3.1.1 Probleemstelling<br />

In Figuur 3.1 staan <strong>de</strong> resultaten <strong>voor</strong> 'ComEff' van <strong>de</strong> vier KOP‐leerlingen,<br />

nl. Karen (1) en Kevin (1) uit Klas 1 en Kella (2) en Kerèn (2) uit Klas 2 op twee<br />

meetmomenten. De twee leerlingen die met <strong>de</strong> hoogste score starten (met<br />

name op meetmoment NBS1), komen aan het eind van het schooljaar het<br />

laagst uit (meetmoment NBS2), en omgekeerd, <strong>de</strong> twee zwakkere starters,<br />

Kerèn (2) en Kella (2) , halen aan het eind van het schooljaar bijna het maxi‐<br />

mum.<br />

Score<br />

7<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

Karen(1)<br />

Kevin(1)<br />

Kerèn(2)<br />

Kella(2)<br />

NBS1 NBS2<br />

Meetmomenten<br />

Figuur 3.1<br />

Score <strong>voor</strong> Communicatieve Effectiviteit ('ComEff')<br />

op NBS1 en NBS2 van <strong>de</strong> vier KOP‐ leerlingen.<br />

Een <strong>de</strong>tailanalyse van <strong>de</strong> NBS1‐ en NBS2‐teksten van <strong>de</strong>ze vier leerlingen<br />

(Tabel 3.1), die alle on<strong>de</strong>r sterk gestandaardiseer<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n ge‐<br />

schreven wer<strong>de</strong>n, laat vermoe<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> scores van 'ComEff' ge<strong>de</strong>eltelijk<br />

samenhangen met <strong>de</strong> mate waarin <strong>de</strong> leerling erin slaagt om concrete<br />

spreek‐ of <strong>de</strong>nktaal (dialoog, inwendige monoloog) a<strong>de</strong>quaat in te bed<strong>de</strong>n.


182<br />

Tabel 3.1<br />

NBS1‐ en NBS2‐teksten van <strong>de</strong> vier KOP‐leerlingen, Karen en Kevin uit Klas 1, en Kella en Ke‐<br />

rèn uit Klas 2: 8 navertellingen op basis van prentenreeks IJsje (Bijlage 1)<br />

Karen (1)<br />

Kella (2)<br />

NBS1<br />

1. Er was eens een meneer en die heete a<br />

jef en hij ging naar <strong>de</strong> winkel.<br />

2. hij koopte er een tros banaanen.<br />

3. hij ging naar buiten hij at <strong>de</strong> ban‐<br />

aan op en gooi<strong>de</strong> <strong>de</strong> schel zomaar<br />

op straat. 4. toen kwamer een<br />

meisje aan gelopen met een<br />

leker ijsje. 5. ze gleed uit op <strong>de</strong><br />

banaane schil. 6. toen keek <strong>de</strong><br />

mener om. 7. hij ging met het meis‐<br />

je een nieuw ijsje halen. 8. toen<br />

ging het meisje weg en jef gooi<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> schil van <strong>de</strong> banaan netjes<br />

in <strong>de</strong> vuilnisbak. ein<strong>de</strong><br />

Ik zouw een banaan koopen.<br />

Jekez banaan ik zou het maar proeven.<br />

Ik ga <strong>de</strong> banaan eeten.<br />

En Sofie zij een ijsje kan tog geen kwaat.<br />

aaaaaahoooh!<br />

Ooh nee he mijn ijs. het komt alemaal door<br />

dat banaan!<br />

meneer krijg ik alseblieft een ijs <strong>voor</strong> een<br />

meisje. ja hoor.<br />

Een karien kreeg een ijsje en ze ging<strong>de</strong> naar<br />

hetbos.<br />

NBS2<br />

De val.<br />

Hmmmm ……. ! Wat een rijpe banane zeg ! Ik<br />

koop<br />

er één. Vlug openmaken ! De meneer<br />

laat <strong>de</strong> schil vallen. Jippie ! Wat een ijsje !<br />

Wo…. ! Auw ! Hm ! Mijn ijsje !Ooooo!<br />

Euhmmm ! Meneer, een ijsje graag ! Jippie !!!<br />

Die schil gooi ik in <strong>de</strong> vuilbak <strong>voor</strong> ik<br />

nog meer ijsjes moet betalen ! Jippie !<br />

Lalalalalala ! Trallallallala !<br />

Mmmmmmm! Heerlijk !<br />

EINDE<br />

Een meneer ging iets kopen, want ze had hon‐<br />

ger.<br />

Hij ging in <strong>de</strong> winkel en kocht een banaan.<br />

Toen ging hij naar buiten, hij gooi<strong>de</strong> <strong>de</strong> schil van‐<br />

<strong>de</strong> banaan op <strong>de</strong> grond en ad <strong>de</strong> banaan op.<br />

En Lies ging ook in <strong>de</strong> winkel en ze kocht een ijs.<br />

Maar toen geed ze van <strong>de</strong> banaan en viel op <strong>de</strong>‐<br />

grond. Ze was boos en verdrieteg ze had pijn en<br />

zin ijsje was op <strong>de</strong> grond gevallen. De meneer‐<br />

zag dat en hij dacht das mijn schuld.<br />

De meneer ging <strong>de</strong> winkel in hij kocht een ijsje<br />

<strong>voor</strong> Lies. De meneer gooi<strong>de</strong> <strong>de</strong> schil nu niet<br />

meer op <strong>de</strong> grond, en Lies kan ver<strong>de</strong>r eten.<br />

Ein<strong>de</strong>.


Kevin (1)<br />

Sèren (2)<br />

Op een dag gin Jan naar <strong>de</strong> groentenwingel.<br />

Jan kopte banaanen.<br />

Hij nam een banaan en <strong>de</strong>n eet hij <strong>de</strong> baan<br />

op.<br />

En jan gooi<strong>de</strong> <strong>de</strong> schil van <strong>de</strong> banaan weg.<br />

En er kwam een met een ijse.<br />

En het meise viel over schil van het banaan<br />

van jan.<br />

Het miese is boos op jan.<br />

Jan koop een ijse <strong>voor</strong> <strong>voor</strong> het miese.<br />

En Jan pakt het schip van <strong>de</strong> banaan.<br />

En het meise vroolek naa huis<br />

Er was eens bakkerij en er was een ><br />

meneer dat $<br />

graag banaan wilt eten en toen had ><br />

die meneer $<br />

een banaan genomen en ze had het ><br />

het papiertje $<br />

op<strong>de</strong>grond gegooid en er komt een ><br />

meisje die eet $<br />

een ijsje en oei het mijsje valt ><br />

opdgrond want $<br />

er was een papiertje op<strong>de</strong>grond en <strong>de</strong> ><br />

meisje $<br />

was boos dat ze gevalen was en <strong>de</strong> ><br />

meneer geeft $<br />

<strong>de</strong> meisje een niewe ijsje en <strong>de</strong> meisje ><br />

gaf rustig $<br />

naar huis.<br />

GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 183<br />

Lekere eten<br />

Wat zal ik eten, een ijsje of een banaan?<br />

Ik pak wel een banaan dat is gezond.<br />

Dat ziet er lekker uit.<br />

Het is ook lekker.<br />

Maar dat man gooit die schil van dat<br />

banaan.<br />

Daar komt een meisje met een ijsje.<br />

Het meisje valt over <strong>de</strong> schil van dat<br />

banaan.<br />

De man heeft dat gezien en zegt sori<br />

Het meisje is heel boos.<br />

De man helpt het meisje.<br />

De man gaat iets doen, maar wat gaat<br />

<strong>de</strong> man doen vraagt het meisje zich af<br />

De man is een ijsje <strong>voor</strong> het meisje<br />

gaan kopen.<br />

Het meisje gaat blij naar huis<br />

en is niet meer boos op het man<br />

Omdat <strong>de</strong> man een ijsje <strong>voor</strong> het<br />

mijsje heet gekocht.<br />

En <strong>de</strong> man gooit het schil in <strong>de</strong> vuilbak<br />

1. De man is bij een winkel. Hij kijkt O zegt hij.<br />

2. De man koopt banaanen hij houd ook ><br />

van banaanen. $<br />

Blij is <strong>de</strong> man omdat hij banaanen heeft gekocht.<br />

3. Hij eet het banaan op maar hij gooit het<br />

schil van het banaan op <strong>de</strong> grond. Hij gaat<br />

maar ver<strong>de</strong>r.<br />

4. Liesje gaat naar <strong>de</strong> winkel en ze koopt een ijsje<br />

mmm zegt ze. De schil van <strong>de</strong> banaan is ><br />

nog steets $<br />

op<strong>de</strong>grond.<br />

5. Liesje valt op <strong>de</strong> grond van <strong>de</strong> schil van ><br />

<strong>de</strong> banaan: $<br />

Die <strong>de</strong> meneer had gegooit. Wow zegt ze.<br />

6. Ze is boos omdat ze gevalt is. De man zegt a.<br />

De ijs dat Liesje gekogt had was op <strong>de</strong> grond<br />

7. De man koopt een ijsje Liesje kijkt ><br />

vrolijk naar het ijsje. $<br />

Liesje <strong>de</strong>nk naa. Ze zegt dat <strong>de</strong> man ><br />

<strong>de</strong> schil in $<br />

<strong>de</strong> vuilbak moet gooien en dat hij<br />

<strong>de</strong> ijs aan Liesje moest geven.<br />

8. Liesje nam het ijsje en ze gaat maar<br />

Ein<strong>de</strong><br />

a: De invulling per regel is gerespecteerd, of werd aangegeven met > ...$<br />

Zo slaagt Karen (1) uit Klas 1 er in NBS1 erg goed in om het IJSJE‐verhaal<br />

schriftelijk te vertellen aan een "niets vermoe<strong>de</strong>n<strong>de</strong>" lezer: die laatste kan


184<br />

zich <strong>de</strong> gebeurtenissen zoals ze in <strong>de</strong> prentenreeks verwerkt wer<strong>de</strong>n, haast<br />

perfect verbeel<strong>de</strong>n. In NBS2, daarentegen, schrijft het meisje echter een<br />

tekst die geen enkel houvast biedt: op één zin na zien we een aaneenscha‐<br />

keling van stukjes directe re<strong>de</strong>, die – gezien ze niet a<strong>de</strong>quaat ingebed wer‐<br />

<strong>de</strong>n in een vertellerstekst – oninterpreteerbaar zijn. Bij klasgenoot Kevin (1)<br />

treffen we een enigszins vergelijkbaar patroon aan: <strong>de</strong> NBS1‐tekst vertelt<br />

<strong>de</strong> gebeurtenissen op een <strong>voor</strong>treffelijke wijze, terwijl <strong>de</strong> NBS2‐tekst <strong>de</strong><br />

onweten<strong>de</strong> lezer heel wat twijfels bezorgt, on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re wegens niet‐<br />

a<strong>de</strong>quaat ingebed<strong>de</strong> directe re<strong>de</strong> in het eerste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> tekst. Kerèn (2) en<br />

Kella (2) uit Klas 2 zetten in NBS2 een tekst neer waarin directe re<strong>de</strong> – welis‐<br />

waar beperkt – goed geïntegreerd aan bod komt (afgezien van leesteken‐<br />

gebruik): De meneer zag dat en dacht das mijn schuld. (Kella (2) ) en mm zegt<br />

ze of Ze zegt dat <strong>de</strong> man <strong>de</strong> schil in <strong>de</strong> vuilbak moet gooien en dat hij <strong>de</strong> ijs<br />

aan Liesje moest geven.(Kerèn). Nochtans schreef Kella (2) in NBS1 een tekst<br />

die – net als Karen (1) 's NBS2‐tekst – onbegrijpelijk is <strong>voor</strong> een lezer die <strong>de</strong><br />

prentenreeks er niet bij heeft. Ook hier behoort slechts één zin tot vertel‐<br />

lerstekst. De NBS1‐tekst van Kerèn (2) , die dui<strong>de</strong>lijk hoger scoort <strong>voor</strong> 'Co‐<br />

mEff' dan Kella (2) 's NBS1‐tekst, geeft wel een behoorlijk relaas van <strong>de</strong> ge‐<br />

beurtenissen, weliswaar zon<strong>de</strong>r rechtstreekse of onrechtstreekse verwijzing<br />

naar concrete spreek‐ of <strong>de</strong>nktaal. Het feit dat tweemaal twee KOP‐<br />

leerlingen zo verschillend evolueren roept vele vragen op, met name naar<br />

het on<strong>de</strong>rwijs dat <strong>de</strong>ze duo's ontvangen hebben. Vin<strong>de</strong>n we in <strong>de</strong> concrete<br />

lespraktijk elementen die helpen verklaren waarom bei<strong>de</strong> duo's zo verschil‐<br />

lend evolueren?<br />

Hoewel er wellicht nog an<strong>de</strong>re elementen aangehaald kunnen wor<strong>de</strong>n<br />

die <strong>de</strong> verschillen tussen <strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> 'ComEff' verklaren, spitsen we ons<br />

in <strong>de</strong>ze bespreking toe op <strong>de</strong> plek die concrete spreek‐ en <strong>de</strong>nktaal, of dia‐<br />

loog en (inwendige) monoloog, in <strong>de</strong> respectieve tekstjes krijgen. We zien<br />

daar<strong>voor</strong> twee belangrijke re<strong>de</strong>nen. Ten eerste bevatten verhalen – an<strong>de</strong>rs<br />

dan verslagen – vanuit <strong>de</strong> aard van het genre verwijzingen naar <strong>de</strong> bele‐<br />

vingswereld van <strong>de</strong> personages. Daarin is <strong>de</strong> schrijver/lezer van een verhaal<br />

immers erg geïnteresseerd. Aspecten uit die belevingswereld kunnen door<br />

<strong>de</strong> verteller geïnterpreteerd en vervolgens genoemd wor<strong>de</strong>n, zoals in Het<br />

meisje was verdrietig want haar ijsje lag in het slijk. De schrijver kan er ook<br />

<strong>voor</strong> kiezen om elementen van <strong>de</strong> belevingswereld via verwijzingen naar<br />

concrete spreek‐ en/of <strong>de</strong>nktaal te tonen. Hij kan dat doen door inbedding<br />

van directe re<strong>de</strong>, bv. Het meisje snikte: "Mijn ijsje, mijn ijsje. Kijk hoe vies en<br />

vuil." of door indirecte re<strong>de</strong>, bv. Het meisje wees snikkend naar haar ijsje.<br />

Ze riep dat het nu helemaal vies en vuil was. (Kress, 1994) Voor jonge kin<strong>de</strong>‐


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 185<br />

ren zijn dit soort verwijzingen naar <strong>de</strong> concrete spreek‐/<strong>de</strong>nktaal in principe<br />

bekend (Eaton, Collis, & Lewis, 1999). In stripverhalen lezen ze dit soort uit‐<br />

latingen (directe re<strong>de</strong>) en in prentenboeken en leesboeken <strong>voor</strong> hun leeftijd<br />

wisselt vertellerstekst heel vaak af met directe of indirecte re<strong>de</strong> waarin<br />

spreek‐ en/of <strong>de</strong>nktaal verwerkt zit. In <strong>de</strong> teksten van <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren uit <strong>de</strong>ze<br />

studie zien we dan ook heel wat pogingen om <strong>de</strong>ze stukjes van <strong>de</strong> bele‐<br />

vingswereld van <strong>de</strong> personages een plek te geven. In die context vallen <strong>de</strong><br />

NBS1‐teksten van Kerèn (2) , Karen (1) en Kevin (1) wat magertjes uit: ze vertel‐<br />

len <strong>de</strong> gebeurtenissen wel, maar bie<strong>de</strong>n amper een blik op <strong>de</strong> belevingen<br />

van <strong>de</strong> hoofdpersonages. Ten twee<strong>de</strong> brengt <strong>de</strong> inbedding van concrete<br />

spreek‐ en/of <strong>de</strong>nktaal ons bij <strong>de</strong> essentiële opdracht van een schrijver, nl.<br />

lezergericht schrijven, m.a.w. een tekst produceren die een "niets vermoe‐<br />

<strong>de</strong>n<strong>de</strong>" lezer in staat stelt om <strong>de</strong> boodschap ondubbelzinnig te interprete‐<br />

ren. Het geschreven document moet daartoe volstaan. Teksten als die van<br />

Kella (2) (NBS1) en Karen (1) (NBS2) komen niet tegemoet aan die verwachtin‐<br />

gen.<br />

Samenvattend kunnen we stellen dat inbedding van spreek‐ en/of <strong>de</strong>nk‐<br />

taal een sterk wapen is als <strong>de</strong> schrijver die op a<strong>de</strong>quate wijze in <strong>de</strong> tekst<br />

realiseert, maar een gevaarlijk wapen als ze niet a<strong>de</strong>quaat in een verhaal<br />

verwerkt wordt.<br />

We mogen verwachten dat het on<strong>de</strong>rwijs <strong>de</strong> leerlingen helpt teksten te<br />

schrijven die het hier en nu overbruggen, en waarvan <strong>de</strong> boodschap door<br />

(geken<strong>de</strong>) lezers ondubbelzinnig geïnterpreteerd kan wor<strong>de</strong>n (<strong>de</strong>creet Ba‐<br />

sison<strong>de</strong>rwijs van <strong>de</strong> Vlaamse Regering, 25 februari 1997). Bovendien wordt<br />

van leerlingen ook verwacht dat zij aan het eind van <strong>de</strong> basisschool het ver‐<br />

haalgenre "beheersen". Daartoe behoort het a<strong>de</strong>quaat verwijzingen naar<br />

<strong>de</strong> belevingswereld van <strong>de</strong> personages (Jarvey, McKeough, & Pyryt, 2008).<br />

3.1.2 Bespreking<br />

In Tabel 3.2 staat een overzicht van <strong>de</strong> inbedding van directe re<strong>de</strong> in <strong>de</strong><br />

teksten van <strong>de</strong> twee niet‐begelei<strong>de</strong> sessies (NBS1, NBS2) en <strong>de</strong> vier begelei‐<br />

<strong>de</strong> sessies (BS1, BS2, BS3, BS4). Per tekst noteren we of er concrete spreek‐<br />

en/of <strong>de</strong>nktaal opgenomen werd, en of die keurig ingebed werd. We on‐<br />

<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n niet, beperkt (een of twee instanties), <strong>de</strong>els (ongeveer <strong>de</strong> helft<br />

van <strong>de</strong> tekst) of volledig wat <strong>de</strong> aanwezigheid van concrete spreek‐ en<br />

<strong>de</strong>nktaal betreft, en niet (niet ingebed), <strong>de</strong>els (<strong>de</strong>els goed, <strong>de</strong>els niet goed


186<br />

ingebed), goed (goed ingebed) wat <strong>de</strong> inbedding van <strong>de</strong> vermel<strong>de</strong> spreek‐<br />

en <strong>de</strong>nktaal betreft.<br />

Tabel 3.2<br />

Aanwezigheid en inbedding van concrete spreek‐ en <strong>de</strong>nktaal van <strong>de</strong> personages<br />

in zes schriftelijke navertellingen van vier KOP‐leerlingen.<br />

aanwezig?<br />

ingebed?<br />

Kevin (1) aanwezig?<br />

ingebed?<br />

Kella (2) aanwezig?<br />

ingebed?<br />

Kerèn (2) aanwezig?<br />

ingebed?<br />

Karen (1)<br />

NBS1<br />

niet a<br />

/<br />

niet<br />

/<br />

<strong>de</strong>els<br />

niet<br />

niet<br />

/<br />

BS1<br />

<strong>de</strong>els<br />

<strong>de</strong>els<br />

volledig<br />

niet<br />

volledig<br />

niet<br />

niet<br />

/<br />

BS2<br />

<strong>de</strong>els<br />

goed<br />

<strong>de</strong>els<br />

goed<br />

beperkt<br />

<strong>de</strong>els<br />

beperkt<br />

goed<br />

BS3<br />

beperkt<br />

goed<br />

<strong>de</strong>els<br />

<strong>de</strong>els<br />

beperkt<br />

goed<br />

beperkt<br />

goed<br />

a: in vetjes staat wat niet voldoet<br />

BS4<br />

beperkt<br />

Goed<br />

beperkt<br />

niet<br />

beperkt<br />

Goed<br />

beperkt<br />

Goed<br />

NBS2<br />

volledig<br />

niet<br />

<strong>de</strong>els<br />

niet<br />

beperkt<br />

goed<br />

beperkt<br />

goed<br />

We stellen het volgen<strong>de</strong> vast. Karen (1) en Kevin (1) uit Klas 1 tonen een wat<br />

wispelturig beeld: ze verwerken <strong>de</strong> spreek‐/<strong>de</strong>nktaal van hun personages in<br />

meer dan één van hun producten, maar zij doen dat lang niet altijd even<br />

a<strong>de</strong>quaat. Geen van bei<strong>de</strong> leerlingen lijkt een dui<strong>de</strong>lijke evolutie door te<br />

maken in <strong>de</strong> richting van een a<strong>de</strong>quatere inbedding van concrete spreek‐ of<br />

<strong>de</strong>nktaal: zowel Karen (1) 's als Kevin (1) 's laatste tekst (NBS2) voldoet immers<br />

niet. Kella (2) en Kerèn (2) uit Klas 2, daarentegen, vertonen een meer gelijk‐<br />

matig verloop. Kella (2) start met een tekst die groten<strong>de</strong>els ina<strong>de</strong>quaat is op<br />

dit vlak, levert vervolgens een tekst die <strong>de</strong>els tegemoetkomt aan <strong>de</strong> eisen,<br />

en schrijft ten slotte driemaal een tekst die helemaal voldoet. Kerèn (2) evo‐<br />

lueert van niet‐inbedding naar a<strong>de</strong>quate inbedding, en realiseert die a<strong>de</strong>‐<br />

quate inbedding viermaal op rij.<br />

Zoals uit <strong>de</strong> grafiek in Figuur 3.2 blijkt, weerspiegelen <strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> 'Com‐<br />

Eff' <strong>de</strong> informatie uit Tabel 3.2, zij het niet exact. Zoals reeds vermeld, is<br />

een a<strong>de</strong>quate inbedding van concrete spreek‐ en <strong>de</strong>nktaal slechts één as‐<br />

pect van 'ComEff'.


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 187<br />

Voor het concrete verloop van <strong>de</strong> vier sessies in Klas 1 en Klas 2 en <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

concrete schrijfproducten verwijzen we naar Bijlagen A en B. Hieron<strong>de</strong>r be‐<br />

perken we ons tot een synthese van <strong>de</strong> data.<br />

Score<br />

Karen(1)<br />

Kevin(1)<br />

Kella(2)<br />

Figuur 3.2<br />

Score <strong>voor</strong> 'ComEff' van <strong>de</strong> vier sterk taalvaardige leerlingen op zes meetmomenten.<br />

De klas van Juf Trees<br />

8<br />

7<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

Kerèn(2)<br />

NBS1 BS1 BS2 BS3 BS4 NBS2<br />

Meetmomenten<br />

Kella(2)<br />

Kerèn(2)<br />

Karen(1)<br />

BS1. Juf Trees, <strong>de</strong> leerkracht van Kella (2) en Kerèn (2) , wijst tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> intro‐<br />

ductiefase van BS1 op het verschil tussen een stripverhaal en een verhalen‐<br />

<strong>de</strong> tekst, zoals <strong>de</strong> leerlingen die moeten schrijven. Bij het klassikaal overlo‐<br />

pen van <strong>de</strong> prentenreeks verwerkt ze vertellerstekst in haar eigen parafra‐<br />

ses van wat <strong>de</strong> leerlingen bij <strong>de</strong> prenten vertellen. Aan het eind van <strong>de</strong> in‐<br />

troductiefase herhaalt Juf Trees <strong>de</strong> opdracht, nl. dat er een "verhaaltje" ge‐<br />

schreven moet wor<strong>de</strong>n.<br />

Juf Trees wijst op dag 1 geen van <strong>de</strong> leerlingen op ina<strong>de</strong>quaat ingebed<strong>de</strong><br />

spreek‐/<strong>de</strong>nktaal terwijl zij <strong>de</strong> tekst aan het schrijven zijn. Evenmin voegt ze<br />

dat soort opmerkingen als schriftelijke feedback toe (avond van dag 1).<br />

Nochtans doet het probleem zich bij een aantal leerlingen <strong>voor</strong>, waaron<strong>de</strong>r<br />

ook Kella (2) . Juf Trees stipt in Kella (2) 's tekst enkel spelling‐, hoofdletter‐ en<br />

interpunctiefouten aan, en noteert het (<strong>voor</strong> dit product) vrij positieve<br />

"Goed. Mooi zo."<br />

In grote <strong>lijn</strong>en sluit dat aan bij <strong>de</strong> houding van juf Trees t.a.v.<br />

(schrijf)on<strong>de</strong>rwijs aan <strong>de</strong>ze leerlingen, zoals ze die in het interview na BS1<br />

Kevin(1)


188<br />

(en ook meermaals nadien) vermeldt: "plezier" is <strong>voor</strong> haar <strong>de</strong> centrale<br />

doelstelling van <strong>de</strong> schrijfsessie (Fragment 3.1).<br />

Fragment 3.1: Klas 2, BS1<br />

Interviewer: Wat staat er bij jou centraal hier? Als je zo’n schrijfop‐<br />

dracht doet met <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren?<br />

Juf Trees: Ja, eigenlijk dat ze er plezier aan beleven.<br />

Interviewer: Dat ze er plezier aan beleven. Schrijfplezier?<br />

Juf Trees: Ja, ik vind dat wel. En dat ze dan, als ze het nog eens le‐<br />

zen, dat ze er plezier aan hebben en dat ze het leuk vin‐<br />

<strong>de</strong>n.<br />

(...)<br />

Juf Trees: En dan, dan. Dan ga ik eens rond. En dan zeg ik: oh da's<br />

goed. En hier en daar. Ook zo. En dan zeggen van dat<br />

moet zo of zo. En daarna laat ik hen eens lezen. En dan<br />

zeg ik altijd dat het goed is. Want ge kunt ni meer ver‐<br />

wachten eh. 't Is niet fijn als je altijd moet zeggen van<br />

dat. Ik kan dat altijd tot in <strong>de</strong> puntjes gaan verbeteren<br />

maar dan heb ik het uitein<strong>de</strong>lijk gemaakt. Dat heeft<br />

geen zin. Ik doe dat niet.<br />

(...)<br />

Interviewer: Wie zet je boven het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> (wat het resultaat van<br />

<strong>de</strong>ze schrijfopdracht betreft)?<br />

Juf Trees: X en Y. Die hebben qua zinsconstructie re<strong>de</strong>lijk goed.<br />

En omdat ze min<strong>de</strong>r spellingfouten maken misschien.<br />

Uit <strong>de</strong> combinatie van uitspraken en acties kunnen we opmaken (1) dat Juf<br />

Trees het resultaat on<strong>de</strong>rgeschikt maakt aan het welbevin<strong>de</strong>n, en (2) dat<br />

<strong>de</strong>ze leerkracht niet zulke hoge verwachtingen heeft ten aanzien van het<br />

resultaat. In dat ka<strong>de</strong>r "verantwoordt" ze zich ook <strong>voor</strong> haar intensieve cor‐<br />

rectie van spellingfouten: "Ja, je hebt schrik dat die fouten erin slijpen ei‐<br />

genlijk zo eh.", en probeert ze ook <strong>de</strong> leerlingen er meermaals van te over‐<br />

tuigen dat "die schrijffoutjes niet erg zijn." Toch gaat Juf Trees er ook vanuit<br />

dat een betere spelling en betere zinsconstructies belangrijke kenmerken<br />

zijn van teksten met een hogere dan gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> kwaliteit.<br />

Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> introductie op het herschrijfwerk van dag 2 behan<strong>de</strong>lt juf<br />

Trees het probleem van "niet‐ingebed<strong>de</strong> spreek‐/<strong>de</strong>nktaal" naar aanleiding<br />

van één concrete leerlingtekst. Ze kiest er<strong>voor</strong> om <strong>de</strong> betrokken leerling en<br />

alle an<strong>de</strong>ren te laten aanvoelen op welke moeilijkhe<strong>de</strong>n een lezer stuit<br />

wanneer hij/zij ze die tekst leest. Zo biedt ze lezersfeedback aan: "Wie zegt<br />

dat nu? Wie spreekt hier? Nu begrijp ik het niet meer? Is dat nu X of Y?" Ze


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 189<br />

raadt <strong>de</strong> betrokken leerling aan om dat probleem te verhelpen wanneer ze<br />

<strong>de</strong> netversie maakt. De uitein<strong>de</strong>lijke tekst van die leerling is in dat opzicht<br />

veel beter dan <strong>de</strong> kladversie. Juf Trees geeft diezelf<strong>de</strong> opdracht echter niet<br />

aan Kella (2) , die nochtans een – wegens niet‐a<strong>de</strong>quaat ingebed<strong>de</strong> spreek‐<br />

/<strong>de</strong>nktaal – oninterpreteerbare kladversie schreef. Kella (2) 's netversie is nog<br />

steeds een aaneenschakeling van niet‐ingebed<strong>de</strong> directe re<strong>de</strong>. Aan het eind<br />

van <strong>de</strong> schrijfsessie neemt Juf Trees echter wél uitgebreid <strong>de</strong> tijd om pre‐<br />

cies Kélla (2) 's product en meer bepaald dàt aspect ervan uitvoerig te be‐<br />

spreken. Aan <strong>de</strong> hand van Kella (2) 's tekst maakt zij het verschil dui<strong>de</strong>lijk tus‐<br />

sen een tekst waar<strong>voor</strong> je <strong>de</strong> tekeningen nodig hebt, en een tekst die auto‐<br />

noom functioneert. Enigszins verwarrend is dat Juf Trees geen kleur bekent:<br />

ze laat het <strong>voor</strong> <strong>de</strong> leerlingen open of ze bij dit soort opdrachten nu het ene<br />

genre dan wel het an<strong>de</strong>re moeten beoefenen, want "Jij hebt <strong>de</strong> mensen<br />

laten spreken, maar da's ook goed hoor."<br />

BS2. In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> sessie komt het probleem van <strong>de</strong> inbedding van spreek‐<br />

/<strong>de</strong>nktaal beperkt, maar expliciet ter sprake. In <strong>de</strong> introductiefase vermeldt<br />

Juf Trees – weliswaar naar aanleiding van een vraag van een leerling – dat<br />

<strong>de</strong> leerlingen dialoogjes mogen inlassen, maar dat dit niet echt hoeft. In die<br />

passage reikt <strong>de</strong> leerkracht vaktaal aan ("<strong>de</strong> verteller"), re<strong>de</strong>neert ze hard‐<br />

op over <strong>de</strong> consequenties van een vertelstandpunt, en biedt ze zowel het<br />

alternatief van <strong>de</strong> directe re<strong>de</strong> als dat van <strong>de</strong> indirecte re<strong>de</strong> aan. Juf Trees<br />

kiest er echter niet <strong>voor</strong> om <strong>de</strong> teksten van leerlingen op dit punt systema‐<br />

tisch bij te sturen. Zo is Kella (2) in staat om <strong>de</strong> inbedding goed te verwezen‐<br />

lijken, maar slaagt ze er blijkbaar niet in om dat telkens goed te doen. Op<br />

papier grijpt <strong>de</strong> leerkracht echter niet in. Kella (2) 's tekst wordt positief geë‐<br />

valueerd. Ook bij <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re leerlingen zien we geen opmerkingen verschij‐<br />

nen met betrekking tot dit aspect. Ook tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> klassikale feedback be‐<br />

steedt Juf Trees geen aandacht aan <strong>de</strong> min<strong>de</strong>r a<strong>de</strong>quate passages, noch in<br />

het werkje van Kella (2) noch in dat van an<strong>de</strong>ren. Wel dringt <strong>de</strong> leerkracht er<br />

naar aanleiding van <strong>de</strong> (relatief korte) tekst van leerling X op aan dat zij ook<br />

noteert "wat <strong>de</strong> mensen eigenlijk <strong>de</strong>nken of doen of zeggen tegen mekaar."<br />

Reagerend op een nogal chaotische tekst van een an<strong>de</strong>re leerling vertelt <strong>de</strong><br />

leerkracht vervolgens wat <strong>de</strong> "bedoeling" is van <strong>de</strong> opdracht (en van schrif‐<br />

telijke communicatie): "Het is <strong>de</strong> bedoeling dat iemand die <strong>de</strong>ze prenten<br />

niet ziet, en jij geeft het verhaal aan die mevrouw of aan die meneer en je<br />

laat dat lezen, dan is het <strong>de</strong> bedoeling dat die zich een beetje kan fantase‐<br />

ren, en dat die ziet: a ja, zo gaat dat verhaaltje."


190<br />

Het resultaat van <strong>de</strong> opdracht is in Kerèn (2) 's geval goed: het meisje last een<br />

enkele keer spreek‐/<strong>de</strong>nktaal in, en doet dat op a<strong>de</strong>quate wijze. Kella (2) 's<br />

resultaat bevat – zoals gezegd – enkele min<strong>de</strong>r goe<strong>de</strong> passages.<br />

BS3. In <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> sessie gaat Juf Trees op een groten<strong>de</strong>els vergelijkbare ma‐<br />

nier tewerk wanneer zij over <strong>de</strong> opdracht communiceert (verhalen, vertel‐<br />

len, prentjes, ...) en wanneer ze "schrijfzinnen" mon<strong>de</strong>ling mo<strong>de</strong>lleert (dag<br />

1). Daarnaast neemt <strong>de</strong>ze leerkracht enkele malen (maar lang niet altijd) <strong>de</strong><br />

gelegenheid te baat om het probleem van <strong>de</strong> inbedding van concrete<br />

spreek‐/<strong>de</strong>nktaal te bespreken. Zo <strong>de</strong>monstreert en bespreekt Juf Trees (op<br />

dag 2) het probleem van niet‐a<strong>de</strong>quate inbedding klassikaal aan <strong>de</strong> hand<br />

van een leerlingtekst: ze laat aanvoelen dat <strong>de</strong> directe re<strong>de</strong> niet a<strong>de</strong>quaat<br />

ingebed werd, en voegt − bij wijze van oplossing − stukjes tekst toe als "zegt<br />

<strong>de</strong> jongen" of "zegt mama". Ze diept datzelf<strong>de</strong> probleem ook nog enigszins<br />

uit naar aanleiding van een vraag van een an<strong>de</strong>re leerling. De leerkracht<br />

zegt: "Je moet het vertellen hè (...) jij bent <strong>de</strong> verteller van wat er op <strong>de</strong><br />

prenten dus (...) Nee, 't is geen toneelstukje! 't Is een verhaal. Jij gaat vertel‐<br />

len wat je ziet!" Ver<strong>de</strong>r zien we dat <strong>de</strong> leerkracht op eigen initiatief aan Kel‐<br />

la (2) en vervolgens aan een an<strong>de</strong>re leerling (een on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van) het leeste‐<br />

kengebruik bij inbedding van directe re<strong>de</strong> uitlegt. Ze biedt op dat ogenblik<br />

ook het alternatief van <strong>de</strong> indirecte re<strong>de</strong> aan. Diezelf<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rsteuning biedt<br />

ze echter niet aan alle leerlingen die met spreek‐ en <strong>de</strong>nktaal "experimen‐<br />

teren".<br />

Zowel Kella (2) als Kerèn (2) slagen erin om een verhaal te vertellen waarin<br />

ze instanties van spreek‐/<strong>de</strong>nktaal goed inbed<strong>de</strong>n. In bei<strong>de</strong> teksten gaat het<br />

om een vrij beperkt aantal instanties.<br />

BS4. Ook in <strong>de</strong>ze sessie stellen we een gelijksoortig han<strong>de</strong>len vast: zo ge‐<br />

beurt het parafraseren met het oog op schriftelijk vertellen tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> in‐<br />

troductiefase steeds vanuit alwetend vertelstandpunt. Juf Trees trekt het<br />

principe van a<strong>de</strong>quate inbedding echter niet door in <strong>de</strong> feedback van elke<br />

individuele tekst. Zo laat <strong>de</strong>ze leerkrachten drie teksten met niet‐a<strong>de</strong>quate<br />

inbedding compleet ongemoeid. Het gaat – toevallig of niet – om teksten<br />

van drie leerlingen die door <strong>de</strong> leerkracht erg laag geschat wor<strong>de</strong>n.<br />

De tekst van Kella (2) bevat enkele instanties van inbedding van spreek‐<br />

en <strong>de</strong>nktaal, waarvan slechts één instantie niet volledig a<strong>de</strong>quaat is. De<br />

leerkracht laat die echter ongemoeid. Kella (2) zelf verbetert die ina<strong>de</strong>quate<br />

inbedding in haar <strong>de</strong>finitieve versie. Serèn (2) 's tekst is op dit punt feilloos.


De klas van Juf Ena<br />

GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 191<br />

BS1. De aandachtspunten bij het schrijven die door <strong>de</strong> leerkracht van Ka‐<br />

ren (1) en Kevin (1) (Klas 1) tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> introductie naar <strong>voor</strong> geschoven wor<strong>de</strong>n,<br />

betreffen <strong>voor</strong>namelijk vormelijke aspecten op woord‐ en zinsniveau. De<br />

informatie over <strong>de</strong> inbedding van spreek‐ en <strong>de</strong>nktaal, on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re naar<br />

aanleiding van enkele concrete vragen van leerlingen, is beperkt en mis‐<br />

schien zelfs wat verwarrend (Fragment 3.2). Bovendien gebruikt <strong>de</strong> leer‐<br />

kracht tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> klassikale introductie op het individueel schrijven begrip‐<br />

pen als "stripreeks", "striptekeningen" en "verhaaltje" door elkaar. Noch‐<br />

tans lijkt <strong>de</strong>ze leerkracht zelf wel goed te weten wat ze met betrekking tot<br />

<strong>de</strong> inbedding van spreek‐ en <strong>de</strong>nktaal in een verhaal verwacht (i.t.t. wat<br />

eigen is aan strips, bij<strong>voor</strong>beeld). Dat blijkt immers uit haar gesprekje met<br />

Chani (Fragment 3.3).<br />

Fragment 3.2: Klas 1, BS1 7<br />

Kevin: Kan <strong>de</strong> hond praten?<br />

Juf Ena: Ik <strong>de</strong>nk... nen hond kan normaal gezien niet praten he.<br />

Maar als die zegt waf, waf, he, ge kunt eigenlijk begrij‐<br />

pen wat hij doet (LK toont op iets op <strong>de</strong> prenten). Aan<br />

<strong>de</strong> hand van zijn leiband weet je wat hij wil.<br />

Fragment 3.3: Klas 1, BS1<br />

Chani: Juf mogen wij tekstballonnetjes euh...<br />

Juf Ena: Nee, we gaan een verhaaltje schrijven, je mag ze iets<br />

laten zeggen, maar nie in een tekstballonnetje want dat<br />

is alleen bij een stripverhaal.<br />

Aan het eind van <strong>de</strong> les op dag 1 mogen Karen (1) en Kevin (1) hun teksten<br />

<strong>voor</strong>lezen. Juf Ena spreekt bij elk van <strong>de</strong> "verhaaltjes" van een heel goe<strong>de</strong>,<br />

zelfs knappe prestatie. Dat positieve commentaar op <strong>de</strong> <strong>voor</strong>gelezen<br />

teksten, die net op het vlak van 'ComEff', meer bepaald "inbedding van<br />

spreek‐ en <strong>de</strong>nktaal", zwak tot zeer zwak zijn, kan <strong>de</strong> leerlingen misschien<br />

verward hebben, niet in het minst <strong>de</strong> twee betrokken leerlingen, maar ook<br />

bij<strong>voor</strong>beeld Chani (zie hierboven).<br />

7 De transcripten zijn met het oog op leesbaarheid lichtjes bijgewerkt. Alle pauzes, herhalin‐<br />

gen, interjecties en technische indicaties zijn weggelaten.


192<br />

Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong>ze eerste sessie heeft Juf Ena er niet <strong>voor</strong> gekozen om in te spe‐<br />

len op enkele aanleidingen m.b.t. "<strong>de</strong> inbedding van concrete spreek‐<br />

/<strong>de</strong>nktaal". We <strong>de</strong>nken aan <strong>de</strong> vragen van Kevin (1) en Karen (1) bij <strong>de</strong> aanvang<br />

van <strong>de</strong> sessie (Fragment 3.2 en Fragment 3.4) en aan <strong>de</strong> producten met<br />

niet‐a<strong>de</strong>quaat ingebed<strong>de</strong> spreek‐ en/of <strong>de</strong>nktaal, waaron<strong>de</strong>r die van Ke‐<br />

vin (1) en Karen (1) .<br />

Fragment 3.4<br />

Karen: Mag je die een naam geven?<br />

Juf Ena Euh, je mag die jongen en die hond een naam geven. Je<br />

mag die ook tegen mekaar laten praten. Dus da mag je<br />

zelf kiezen.<br />

Uit <strong>de</strong> schriftelijke evaluatie van <strong>de</strong> teksten van an<strong>de</strong>re leerlingen (Tabel<br />

3.3) blijkt dat juf Ena ook nog drie an<strong>de</strong>re teksten op een vergelijkbare wijze<br />

evalueert. De juf geeft tij<strong>de</strong>ns het interview aan het eind van <strong>de</strong> sessie aan<br />

dat ze bij het nalezen erop gelet heeft of het hele verhaal in <strong>de</strong> tekst stond<br />

("Dat was <strong>voor</strong> mij het <strong>voor</strong>naamste."). De teksten van <strong>de</strong>ze vijf KOP‐<br />

leerlingen van <strong>de</strong> klas bestaan allemaal – toevallig of niet – <strong>de</strong>els of volledig<br />

uit niet‐a<strong>de</strong>quaat ingebed<strong>de</strong> spreek‐/<strong>de</strong>nktaal. Nochtans wor<strong>de</strong>n ze zeer<br />

positief geëvalueerd. Tij<strong>de</strong>ns het interview bevestigt Juf Ena <strong>de</strong>ze evaluatie<br />

nogmaals: ze geeft aan dat <strong>de</strong> verhalen van precies <strong>de</strong>ze leerlingen boven<br />

het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> uitsteken. Ze voegt er in het interview ook een verklaring<br />

aan toe: <strong>de</strong> leerlingen zijn van huis uit Ne<strong>de</strong>rlandstalig en/of van sociaal‐<br />

economisch sterke herkomst:<br />

Ja ja, natuurlijk eh, dat zijn Vlaamse kin<strong>de</strong>ren (Leerling1, Leerling2,<br />

Karen) die hebben hun taal veel beter mee dan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kin<strong>de</strong>ren.<br />

Leerling3 is nochtans ook wel, die was ook wel goed, geloof ik. Leer‐<br />

ling3. Maar die, dat voelt ge, die zijn ou<strong>de</strong>rs zijn ook wel op een ho‐<br />

ger niveau want die papa is dokter, geloof ik, en <strong>de</strong> broer gaat naar<br />

<strong>de</strong> universiteit, dus die is ook wel heel goed. Dus ook al is die van<br />

Spaanse origine, toch is die eigenlijk heel clever. (Juf Ena, Klas 1, BS1)<br />

Vergelijken we <strong>de</strong> "verhalen" van Kevin (1) en Karen (1) met <strong>de</strong> producten die<br />

bei<strong>de</strong> zwàkke focus‐leerlingen van diezelf<strong>de</strong> klas afleveren (Tabel 3.4), nl.<br />

Merve (1) en Sad<strong>de</strong>din (1) , dan zien we dat Juf Ena <strong>de</strong> teksten van die laatste<br />

leerlingen lager schat dan <strong>de</strong> teksten van Karen (1) en Kevin (1) <strong>voor</strong> wat haar<br />

<strong>voor</strong>naamste criterium betreft, nl. "dat het verhaal helemaal in <strong>de</strong> tekst<br />

zit". Dui<strong>de</strong>lijkheidshalve moeten we vermel<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> toevoeging "Goed" in


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 193<br />

<strong>de</strong> wereld van het basison<strong>de</strong>rwijs een "significant" an<strong>de</strong>re lading <strong>de</strong>kt dan<br />

"Knap", "Flink" of "Zeer goed!".<br />

Tabel 3.3<br />

Aanwezigheid en inbedding van concrete spreek‐/<strong>de</strong>nktaal in <strong>de</strong> BS1‐teksten van 5 KOP‐<br />

leerlingen uit Klas 1, samen met <strong>de</strong> scrhiftelijke evaluatie door <strong>de</strong> leerkracht<br />

Aanwezigheid<br />

Inbedding<br />

Scrhiftelijke evaluatie<br />

Leerling 1 beperkt<br />

Flink!<br />

Leerling 2 volledig niet Welk weer is het? Zeer goed!<br />

Leerling 3 volledig niet Knap verhaal!<br />

Kevin volledig niet Knap geschreven!!<br />

Karen <strong>de</strong>els <strong>de</strong>els Knap geschreven!!<br />

niet a<br />

a: in vetjes staat wat niet voldoet<br />

Tabel 3.4<br />

BS1‐teksten van STAART‐leerling Sad<strong>de</strong>din en MIDDEN‐leerling Merve (Klas 1)<br />

Sad<strong>de</strong>din<br />

De jonge zit in het bad.<br />

En <strong>de</strong> hond vil naar buiten gaan.<br />

De jonge doet zen jas aan en<br />

ganze waar buite.<br />

De jong vas beina in <strong>de</strong> plas<br />

gestapd. maar <strong>de</strong> hond spring<br />

in <strong>de</strong> plas. De jonge en <strong>de</strong> hond<br />

zijn nu zijn ze vuil.<br />

Nu gaan ze naar huis.<br />

De jonge moet nu weer in <strong>de</strong> bad<br />

gaan. De hond lagt hen uit.<br />

De jonge is klaar met bad.<br />

Nu moet <strong>de</strong> hond in bad.<br />

En<strong>de</strong><br />

Goed verteld a<br />

Merve<br />

Jan is in bad en huiis net schoom<br />

<strong>de</strong> hond wild uit ge laaten word.<br />

Maar zijn baasje wild niet maar <strong>de</strong><br />

hand blijvd blaven!<br />

o Okeje okeje ik gaa wel.<br />

d De bo hond stapt in een plas hij word vij<br />

vuil en zijn kasje ook.<br />

Nu moet ik trug in bad!<br />

Ze zij vijl tuis Jan gaat trug in bad <strong>de</strong><br />

hond lagt met zijn bazje maar zijn wedje<br />

wat het basje <strong>de</strong>d?<br />

Hij stopd <strong>de</strong> hondt in bad en <strong>de</strong> hond<br />

die werd schoon.<br />

En ze lev<strong>de</strong> nag loang en h glukeg.<br />

Goed<br />

a: cursief: toevoeging van <strong>de</strong> LK


194<br />

Misschien verhin<strong>de</strong>rt het feit dat <strong>de</strong> teksten van <strong>de</strong>ze leerlingen "bulken"<br />

van vormelijke onnauwkeurighe<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> leerkracht om naar aspecten van<br />

een hogere or<strong>de</strong> te kijken. Of misschien vertrouwt juf Ena op haar schattin‐<br />

gen van, en daarmee samenhangen<strong>de</strong> verwachtingen ten aanzien van <strong>de</strong><br />

leerlingen. Zoals we uit <strong>de</strong> schriftelijke bevraging kunnen aflei<strong>de</strong>n, verschil‐<br />

len die gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> schattingen van verwachte kwaliteit in<strong>de</strong>rdaad (Tabel<br />

3.5).<br />

Tabel 3.5<br />

Gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> over 4 schattingen van <strong>de</strong> verwachte kwaliteit van <strong>de</strong> leerlingtekst,<br />

zoals <strong>de</strong> leerkracht van Klas 1 die aan het eind van dag 1 van elke sessie inschatte<br />

op een 5‐punts Likertschaal (0‐4) <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> focusleerlingen<br />

Gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> verwachte kwaliteit<br />

Sad<strong>de</strong>din 1.66<br />

Merve 2.33<br />

Kevin 3.00<br />

Karen 4.00<br />

BS2. In sessie 2 schrijft Karen (1) een verhaal met een beperkt aantal instan‐<br />

ties van directe re<strong>de</strong>, die telkens goed verwerkt zijn in <strong>de</strong> vertellerstekst.<br />

Kevin (1) 's tekst roept vraagtekens op: hoewel hij <strong>de</strong> stukjes spreektaal tel‐<br />

kens perfect in‐ of uitleidt (bv. Hanne zegt (...) of (...) zegt mama), kan zijn<br />

tekst amper een verhaal genoemd wor<strong>de</strong>n. De context wordt te weinig be‐<br />

schreven: <strong>de</strong> personages en hun interacties wor<strong>de</strong>n te weinig gesitueerd in<br />

tijd en ruimte.<br />

De goe<strong>de</strong> tekst van Karen (1) , <strong>de</strong> wat bizarre oplossing van Kevin (1) , noch<br />

enkele teksten met ina<strong>de</strong>quate inbedding van spreek‐/<strong>de</strong>nktaal van an<strong>de</strong>re<br />

leerlingen, vormen <strong>voor</strong> Juf Ena voldoen<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n om aandacht te vragen<br />

<strong>voor</strong> dit aspect van "verhalen vertellen". We stellen ook vast dat <strong>de</strong> "inbed‐<br />

ding van spreek‐/<strong>de</strong>nktaal" – of meer uitgebreid: het schrijven <strong>voor</strong> een<br />

niets vermoe<strong>de</strong>n<strong>de</strong> lezer – geen rechtstreeks on<strong>de</strong>rwerp van gesprek<br />

wordt. In <strong>de</strong> introductie wordt <strong>de</strong> schrijfopdracht "omschreven" als het per<br />

prent bij elkaar zetten van enkele zinnen, die volledig moeten zijn, en die<br />

or<strong>de</strong>lijk en correct neergeschreven moeten wor<strong>de</strong>n (spelling, hoofdletters,<br />

leestekens, handschrift). Ook op concrete passages m.b.t. inbedding van<br />

spreek‐ en <strong>de</strong>nktaal in leerlingteksten wordt niet ingegaan. Zo stelt Juf Ena


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 195<br />

bij<strong>voor</strong>beeld geen kritische vraag bij <strong>de</strong> laatste zin van het verhaal dat aan<br />

het eind van dag 1 <strong>voor</strong>gelezen wordt: Mama zegt ga die grote bos maar<br />

ruilen. Ze komen terug bij <strong>de</strong> winkel aan. Ik wil ruilen met kleine bloempjes.<br />

Ze komen terug thuis. Als straf ga ik die knuffels weggooien. Nochtans<br />

vraagt men zich als mogelijke lezer wellicht af wie "ik" in <strong>de</strong> laatste zin is?<br />

Indirect komt het on<strong>de</strong>rwerp wel een enkele keer aan bod: Juf Ena be‐<br />

spreekt het op dat ogenblik in termen van tekstaspecten op woord‐ en/of<br />

zinsniveau, naast inhou<strong>de</strong>lijke volledigheid. Eén instantie illustreert die<br />

aanpak (Fragment 3.5). Een leerling (X) schrijft een tekst die <strong>voor</strong>namelijk<br />

uit niet‐gesitueer<strong>de</strong> tekstballonnetjes bestaat (spreektaal + onomatopee‐<br />

en). Juf Ena merkt dat op wanneer zij tij<strong>de</strong>ns het begeleid individueel schrij‐<br />

ven (dag 1) een blik werpt op <strong>de</strong> <strong>voor</strong>lopige tekst van <strong>de</strong>ze leerling. Haar<br />

opmerking betreft echter het zinsniveau.<br />

Fragment 3.5: Klas 1, BS2<br />

(Dag 1: individuele begeleiding van leerling X)<br />

Juf Ena: 'Yes, mama is weg.' Zie da je wel ook zinnekes schrijft<br />

hé. Zeg je alleen maar 'knuffelgevecht'?<br />

(Dag 2: klassikale bespreking)<br />

Juf Ena: X, bij u was het kort en bondig. Maar soms té bondig.<br />

Da wilt zeggen, ‘k ga es efkes <strong>voor</strong>lezen wa jij geschre‐<br />

ven hebt, [richt zich tot klas] en jullie gaan zeggen, <strong>de</strong><br />

dingen die ontbreken. 'Daag Mama zeggen Amber en<br />

Fabian! Yes mama is weg!!!' Eh, da was eigenlijk heel<br />

goed hé. 'Knuffelgevecht. Ting ting oei <strong>de</strong> vaas is geval‐<br />

len!!! Ze gaan naar <strong>de</strong> bloemenwinkel! Ze zetten <strong>de</strong><br />

vaas neer en Mama komt binnen! Huuh? Ruilen<br />

A.U.B.!? Oke! Kleine vaas, kleine bloemen!' Ik weet wel<br />

wat zij bedoelt, maar vond je ’t volledig? Dus ik weet<br />

wel bij<strong>voor</strong>beeld bij dit hier [imiterend] 'Huuh?' Die doe<br />

zo: huuh? Maar je moet er ook nog iets bijzeggen hé.<br />

Hé dus ik versta da wel dat die mama zegt huh, waar is<br />

mijn grote vaas, waar moet ik nu mijn grote bloemen<br />

d’r insteken. Maar je moet dat ook vertellen, mama<br />

kijkt naar haar vaas, ze is boos, want wat is nu gebeurd.<br />

Da moet ge er allemaal bijschrijven. Dus bij u was het<br />

eigenlijk een beetje te kort; er ontbreken volledige zin‐<br />

nen. Maar hetgeen ge geschreven hebt, was goe.<br />

Op dag 2 komt Juf Ena terug op <strong>de</strong> tekst: ze laat <strong>de</strong> betrokken leerling en<br />

alle an<strong>de</strong>ren aanvoelen dat er iets schort aan <strong>de</strong> tekst. De leerkracht voegt


196<br />

op dat ogenblik geen informatie toe over waar het schoentje precies knelt,<br />

of hoe het probleem opgelost kan wor<strong>de</strong>n.<br />

BS3. In <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>r<strong>de</strong> begelei<strong>de</strong> sessie schrijft Karen (1) een verhaal waarin ze<br />

een beperkt aantal instanties van spreek‐/<strong>de</strong>nktaal goed inbedt. Kevin (1)<br />

daarentegen lijkt meer zoekend: <strong>de</strong>els bestaat zijn tekst uit a<strong>de</strong>quaat inge‐<br />

bed<strong>de</strong> spreek‐/<strong>de</strong>nktaal, <strong>de</strong>els uit niet‐a<strong>de</strong>quaat ingebed<strong>de</strong> directe re<strong>de</strong>.<br />

Net als in zijn tekst <strong>voor</strong> BS2 ontbreekt ook in <strong>de</strong>ze tekst <strong>de</strong> <strong>voor</strong> een lezer<br />

noodzakelijke situering in tijd en ruimte.<br />

Juf Ena behan<strong>de</strong>lt <strong>de</strong> rol van "concrete spreek‐/<strong>de</strong>nktaal" in een verhaal<br />

niet. Op dag 1 maakt Juf Ena <strong>de</strong> leerlingen via een passage in een leerling‐<br />

tekst er wel op attent dat <strong>de</strong> verwerking van spreek‐ en <strong>de</strong>nktaal een echt<br />

verhaaltje maakt van een tekst. Op <strong>de</strong> onverwachte wendingen qua vertel‐<br />

standpunt in diezelf<strong>de</strong> tekst wordt niet ingegaan, evenmin als op een verge‐<br />

lijkbare (verwarren<strong>de</strong>) wisseling van vertelstandpunt in een an<strong>de</strong>re <strong>voor</strong>ge‐<br />

lezen tekst. Op dag 2 gaat Juf Ena wel in op dit euvel. Ze biedt ook een con‐<br />

crete oplossing aan. We twijfelen er echter aan of <strong>voor</strong> <strong>de</strong> leerlingen dui<strong>de</strong>‐<br />

lijk is kunnen wor<strong>de</strong>n wat er precies fout is, en waarom. (Fragment 3.6).<br />

Fragment 3.6: Klas 1, BS3<br />

Ju Ena: Ik ga efkes <strong>voor</strong>t (met lezen): 'Dan pompt <strong>de</strong> papa van<br />

Lies <strong>de</strong> band op. Jongens we gaan spelen.' Nee, dan<br />

zegt ge 'Dan pompt papa van Lies <strong>de</strong> band op' Ze pakt<br />

terug hare fiets en ze rijdt naar haar vrien<strong>de</strong>n.' En dan<br />

kun je zeggen: [op een enthousiaste toon] 'Jongens we<br />

gaan spelen.' Dus proberen aan dat slot iets te doen.<br />

An<strong>de</strong>rs had je ook acht op tien gekregen.<br />

Kevin (1) , die zichtbaar zoekend is, kan enkel steunen op <strong>de</strong> klassikale signa‐<br />

len en levert een haast onbegrijpelijke navertelling af. De tekst start met<br />

een ik‐verteller (het meisje) zon<strong>de</strong>r toehoor<strong>de</strong>r binnen <strong>de</strong> fictie van het<br />

verhaal. Het betreft hier dus concrete <strong>de</strong>nktaal; vervolgens spreekt die ik‐<br />

verteller (het meisje) onaangekondigd het an<strong>de</strong>re hoofdpersonage aan, dat<br />

vervolgens ook antwoordt (niet‐ingebed<strong>de</strong> dialogische spreektaal). De lezer<br />

wordt hier dus geconfronteerd met een stukje "toneeltekst". Dan gaat Ke‐<br />

vin (1) over op het alwetend vertelstandpunt: hij laat <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> hoofdperso‐<br />

nages tegen elkaar praten, en bedt die directe re<strong>de</strong> telkens op een a<strong>de</strong>qua‐<br />

te manier in, nl. "(...) zegt Leen". Net als in <strong>de</strong> tekst van BS2 last <strong>de</strong> jongen<br />

echter geen enkel stukje vertellerstekst in. Wat er op <strong>de</strong> prentjes te zien is,


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 197<br />

probeert Kevin (1) te verwerken in concrete spreek‐ of <strong>de</strong>nktaal. Opnieuw<br />

kan zijn tekst niet echt een "verhaal" genoemd wor<strong>de</strong>n. Bij <strong>de</strong> feedback op<br />

<strong>de</strong>ze tekst bespreekt Juf Ena dit aspect echter niet.<br />

BS4 is een <strong>voor</strong>tzetting van wat we eer<strong>de</strong>r zagen: Karen (1) schrijft een tekst<br />

waarin ze <strong>de</strong> dialogen tussen personages a<strong>de</strong>quaat inlast. Opnieuw zien we<br />

dat Kevin (1) 's tekst getuigt van instabiliteit op dit vlak: ditmaal start hij net‐<br />

jes vanuit het standpunt van <strong>de</strong> alweten<strong>de</strong> verteller. Op een bepaald ogen‐<br />

blik last hij echter enkele onomatopeeën in, waarna hij dialogisch materiaal<br />

neerschrijft, zon<strong>de</strong>r verwijzing naar wie er spreekt. Juf Ena's feedback op<br />

Kevin (1)' s tekst en an<strong>de</strong>re teksten met wisselend vertelstandpunt focust op<br />

vormelijke onnauwkeurighe<strong>de</strong>n en inhou<strong>de</strong>lijke onvolledigheid. Kevin krijgt<br />

het advies om nog een zinnetje toe te voegen, omdat er "nog een zinnetje<br />

ontbreekt".<br />

3.1.3 Samenvatting<br />

De variabiliteit qua 'ComEff' die we in <strong>de</strong> teksten van Karen (1) en Kevin (1)<br />

kunnen vaststellen staat in schril contrast met <strong>de</strong> veeleer gelei<strong>de</strong>lijke groei<br />

van Kella (2) en Kerèn (2) . In <strong>de</strong> interactiedata en via gegevens uit bevragingen,<br />

waarbij we focusten op het <strong>de</strong>elaspect "inbedding van concrete spreek‐<br />

en/of <strong>de</strong>nktaal", dringt zich een verband op tussen <strong>de</strong> patronen qua 'Com‐<br />

Eff' van bei<strong>de</strong> duo's enerzijds en het aanbod tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> sessies in <strong>de</strong> twee<br />

klassen an<strong>de</strong>rzijds. In <strong>de</strong> schrijfsessies van Klas 2, <strong>de</strong> klas van Kella (2) en Ke‐<br />

rèn (2) , blijkt het aandachtspunt een plek te krijgen. Soms komt het aan bod<br />

op initiatief van <strong>de</strong> leerkracht, maar meestal gebeurt het naar aanleiding<br />

van vragen van leerlingen of passages in leerlingenteksten. Het aanbod van<br />

<strong>de</strong> leerkracht over dit aandachtspunt is over <strong>de</strong> sessies heen groten<strong>de</strong>els<br />

eenduidig: inbedding van spreek‐ en/of <strong>de</strong>nktaal maakt <strong>de</strong>el uit van een<br />

verhaal; om re<strong>de</strong>nen van lezergerichtheid is een a<strong>de</strong>quate inbedding be‐<br />

langrijk. In <strong>de</strong> klas van Karen (1) en Kevin (1) wordt <strong>de</strong> inbedding van spreek‐<br />

en <strong>de</strong>nktaal niet behan<strong>de</strong>ld. Nochtans maakt <strong>de</strong> leerkracht ons al in BS1<br />

dui<strong>de</strong>lijk dat zij zich bewust is van het aandachtspunt. Door <strong>de</strong> sessies heen<br />

doet er zich een aantal kansen <strong>voor</strong> in dit verband, bv. naar aanleiding van<br />

passages in leerlingenteksten. De leerkracht behan<strong>de</strong>lt het on<strong>de</strong>rwerp als<br />

een kwestie op zinsniveau en/of op niveau van inhou<strong>de</strong>lijke volledigheid.<br />

Het argument van lezergerichtheid wordt niet expliciet gemaakt.


198<br />

3.2 Casus 2: het verhaal van twee "MIDDEN"‐ leerlingen<br />

3.2.1 Probleemstelling<br />

In Figuren 3.3 en 3.4 brengen we <strong>de</strong> ontwikkelingspa<strong>de</strong>n samen <strong>voor</strong> 'Com‐<br />

Eff', 'AccuTU' en 'CompTU' en 'Spelling' van een "MIDDEN"‐leerling uit Klas<br />

1, nl. Merve (1) , en een MIDDEN‐leerling uit Klas 2, nl. Muhammet (2) .<br />

Gestandaardiseer<strong>de</strong> score<br />

Figuur 3.3<br />

Ontwikkelingspa<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> Communicatieve Effectiviteit ('ComEff'), 'Spelling', en 'Accuraatheid<br />

T‐unit' ('AccuTU') en 'Complexiteit T‐unit' ('CompTU') van MIDDEN‐leerling Merve (Klas 1).<br />

Gestandaardiseer<strong>de</strong> score<br />

8<br />

7<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

-1<br />

-2<br />

8<br />

7<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

-1<br />

-2<br />

NBS1 BS1 BS2 BS3 BS4 NBS2<br />

Meetmomenten<br />

NBS1 BS1 BS2 BS3 BS4 NBS2<br />

Meetmomenten<br />

Com.Eff.<br />

CompTU<br />

AccuTU<br />

Spelling<br />

CompTU<br />

Com.Eff.<br />

AccuTU<br />

Spelling<br />

Figuur 3.4<br />

Ontwikkelingspa<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> Communicatieve Effectiviteit ('ComEff'), 'Spelling',<br />

en 'Accuraatheid ‐unit' ('AccuTU') en 'Complexiteit T‐unit' ('CompTU')<br />

van MIDDEN‐leerling Muhammet (Klas 2).


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 199<br />

Bei<strong>de</strong> leerlingen maken vor<strong>de</strong>ringen <strong>voor</strong> 'ComEff' en ook <strong>voor</strong> 'Spelling'.<br />

Maar vin<strong>de</strong>n we in <strong>de</strong> klaspraktijk van Klas 1, respectievelijk klas 2 elemen‐<br />

ten die ons helpen te begrijpen waarom het verloop van 'CompTU' en 'Ac‐<br />

cuTU' <strong>voor</strong> Merve (1) vlak of zelfs dalend is, en <strong>voor</strong> Muhammet (2) stijgend?<br />

3.2.2 Bespreking<br />

Voor <strong>de</strong> zinsvariabelen 'CompTU' en 'AccuTU' stellen we vast dat bei<strong>de</strong> leer‐<br />

lingen erg verschillend evolueren. Merve (1) behoudt haar relatief hoge<br />

startniveau wat 'AccuTU' betreft: hier en daar maakt ze nog een syntacti‐<br />

sche fout, maar die is wellicht meer aan attitu<strong>de</strong> (niet nalezen) dan aan ge‐<br />

brek aan inzicht/vaardigheid te wijten, bv. *"Maar alls kwam tenslot kwam<br />

alls wergoed."(BS2). Daarnaast zien we dat haar scores <strong>voor</strong> 'CompTU' zak‐<br />

ken: Merve (1) 's constructies wor<strong>de</strong>n – behalve in BS4 – min<strong>de</strong>r complex.<br />

Muhammet (2) daarentegen vertoont stijgen<strong>de</strong> scores, zowel <strong>voor</strong> 'AccuTU'<br />

als <strong>voor</strong> 'CompTU'. Aan het ein<strong>de</strong> van het schooljaar evenaart hij Merve (1) 's<br />

niveau <strong>voor</strong> 'AccuTU'. Voor 'CompTU' start Muhammet (2) gelijk met Mer‐<br />

ve (1) ; bei<strong>de</strong> leerlingen behalen ook eenzelf<strong>de</strong> maximumscore (gemid<strong>de</strong>ld 8<br />

wdn/T‐unit), maar in Merve (1) 's geval lijkt die hoge score eer<strong>de</strong>r uitzon<strong>de</strong>r‐<br />

lijk (<strong>de</strong> an<strong>de</strong>re scores hangen rond gemid<strong>de</strong>ld 6 wdn/T‐unit), terwijl ze <strong>voor</strong><br />

Muhammet (2) meer op een verworvenheid lijkt. Hij behaalt die maximum‐<br />

score tweemaal: éénmaal tij<strong>de</strong>ns een begelei<strong>de</strong> sessie (BS3) en éénmaal<br />

tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> niet‐begelei<strong>de</strong> sessie (NBS2). Bovendien behaalt hij <strong>voor</strong> het pro‐<br />

duct van BS4 gemid<strong>de</strong>ld bijna 7 wdn/T‐unit, min of meer zijn score van<br />

NBS1. Muhammet (2) weet dus een complexer wor<strong>de</strong>n<strong>de</strong> zinsbouw te com‐<br />

bineren met accuratere zinsbouw. Vanuit Studie 2 in dit proefschrift weten<br />

we dat dit een opvallend resultaat is, aangezien er in het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerjaar een<br />

matig tra<strong>de</strong>‐off effect tussen <strong>de</strong> leerwinst <strong>voor</strong> 'CompTU' en <strong>voor</strong> 'AccuTU'<br />

vastgesteld kon wor<strong>de</strong>n, weliswaar <strong>voor</strong>al in teksten van meisjes.<br />

Hoewel we ons ook afvragen hoe Muhammet (2) erin slaagt om dit soort<br />

dubbele groei te realiseren, roept <strong>voor</strong>al Merve (1) 's ontwikkelingspad <strong>voor</strong><br />

'CompTU' vragen op. Gezien <strong>de</strong> vermoe<strong>de</strong>lijk sterke cognitieve ontwikkeling<br />

van leerlingen van die leeftijd, verwachten we zelfs zón<strong>de</strong>r veel on<strong>de</strong>rwijs‐<br />

inspanningen eer<strong>de</strong>r een toename van zinscomplexiteit in termen van het<br />

aantal woor<strong>de</strong>n per T‐unit, dan een afname (Hudson, 2009; Studie 1).<br />

Om meer greep te krijgen op <strong>de</strong> realiteit van <strong>de</strong> zinnen en hun complexiteit,<br />

brengen we een twee<strong>de</strong> variabele in beeld, nl. Complexiteit van <strong>de</strong> Clause


200<br />

('CompCL'), het gemid<strong>de</strong>ld aantal woor<strong>de</strong>n per clause. Volgens Myhill<br />

(2009), die teksten van 12‐ tot 15‐jarigen bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong>, is 'CompCL' een<br />

meer gevoelige indicator <strong>voor</strong> syntactische complexiteit en schrijfvaardig‐<br />

heid dan 'CompTU'. Ook <strong>voor</strong> onze leerlingen zou dat wel eens het geval<br />

kunnen zijn: zo is Merve (1) 's hoge score in BS4 wellicht te wijten aan neven‐<br />

schikkingen met ellips, die we in onze analyses tot één T‐unit laten beho‐<br />

ren. Bv. (T‐unit 1:) "ze stod haar knie en roept Aaau!" (T‐unit 2:) "De man<br />

stapt uit <strong>de</strong> auto en belt <strong>de</strong> ambulance." In Muhammet (2) 's tekst (van BS3)<br />

komen diezelf<strong>de</strong> structuren <strong>voor</strong>, maar min<strong>de</strong>r frequent. Het hoge gemid‐<br />

<strong>de</strong>l<strong>de</strong> wordt in zijn teksten mee bepaald door een concentratie van brokjes<br />

informatie in één clause, bv. "Op een dag was Muhammet met zijn nieuwe<br />

auto aan het spelen." De grafiek in Figuur 3.5 maakt dat dui<strong>de</strong>lijk: Muham‐<br />

met (2) slaagt erin om complexere zinnen te bouwen met behoud van <strong>de</strong><br />

gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> lengte van <strong>de</strong> clause (bijna 6 wdn/clause); Merve (1) 's gemid<strong>de</strong>l‐<br />

<strong>de</strong> clause‐lengte zakt tegen het ein<strong>de</strong> van het schooljaar met 20%, nl. van<br />

meer dan 6 wdn/clause naar min<strong>de</strong>r dan 5 wdn/clause. Op één sessie na<br />

bestaan haar teksten <strong>voor</strong>namelijk uit dit soort korte zinnetjes: (T‐unit 1:)<br />

"Amber gaat fietsen" (T‐unit 2:) "maar ze is ong(=nog) niet vertroken" (T‐<br />

unit 3:) "en haar ban<strong>de</strong> is al plat." (T‐unit 4:) "Dus gaat ze gereedschap pak‐<br />

ken." (T‐unit 5:) "Amber haalt het ventiel eraf." (T‐unit 6:) "En papa komt<br />

helpen." (BS3).<br />

Score<br />

9,00<br />

8,00<br />

7,00<br />

6,00<br />

5,00<br />

4,00<br />

F: CompTU<br />

C: CompTU<br />

F: CompCL<br />

C: CompCL<br />

NBS1 BS1 BS2 BS3 BS4 NBS2<br />

Meetmomenten<br />

Figuur 3.5<br />

Ontwikkelingspa<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> 'Complexiteit T‐unit' ('CompTU') en 'Complexiteit Clause'<br />

('CompCL') <strong>voor</strong> Merve (Klas 1) en Muhammet (Klas 2)


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 201<br />

Als we vervolgens naar <strong>de</strong> schrijfsessies kijken die bei<strong>de</strong> leerlingen in hun<br />

respectieve klassen bijgewoond hebben, dan zien we dat <strong>de</strong> leerkrachten<br />

heel verschillend omgaan met het zinsniveau. Voor het concrete verloop<br />

van <strong>de</strong> vier sessies in Klas 1, respectievelijk Klas 2 verwijzen we opnieuw<br />

naar Bijlagen A en B. Hieron<strong>de</strong>r beperken we ons tot een synthese van <strong>de</strong><br />

data.<br />

De klas van Juf Ena (Klas 1)<br />

Uit <strong>de</strong> resultaten van <strong>de</strong> analyses met betrekking tot <strong>de</strong> KOP‐leerlingen we‐<br />

ten we al dat het zinsniveau <strong>voor</strong> Merve (1) 's juf, Juf Ena, centraal staat in<br />

<strong>de</strong>ze schrijfopdrachten, meer dan <strong>de</strong> tekst als geheel. De aandachtspunten<br />

die zij formuleert alvorens <strong>de</strong> leerlingen individueel beginnen te schrijven,<br />

betreffen – naast 'Spelling' – groten<strong>de</strong>els het zinsniveau: "Waarop gaan we<br />

letten als we zinnekes schrijven?" (BS1). Het antwoord luidt "hoofdletters<br />

en leestekens". In BS2 wor<strong>de</strong>n daaraan – naast "inhou<strong>de</strong>lijke volledigheid<br />

en correctheid" – nog <strong>de</strong> aandachtspunten "geen te lange zinnen" en "af‐<br />

wisseling aan het begin van <strong>de</strong> zin" toegevoegd. Diezelf<strong>de</strong> aspecten wor<strong>de</strong>n<br />

ook in BS3 en BS4 aangehaald als belangrijk om op te letten bij het schrij‐<br />

ven. De focus op <strong>de</strong> zin als centrale linguïstische eenheid sluit aan bij wat<br />

Juf Ena in <strong>de</strong> interviews aangeeft als doelstelling van <strong>de</strong> schrijfsessies en/of<br />

criteria ter evaluatie: n.a.v. BS3, bij<strong>voor</strong>beeld, zegt <strong>de</strong> leerkracht dat letten<br />

op zinsbouw, m.i.v. hoofdletters en afwisseling in <strong>de</strong> zinnen, tot <strong>de</strong> doelen<br />

van <strong>de</strong> schrijfsessie behoort. Ze voegt toe dat ze zich bij <strong>de</strong> schriftelijke<br />

feedback op diezelf<strong>de</strong> aandachtspunten richt. Wat zinsbouw betreft, stelt<br />

ze trouwens: "als je dat niet verbetert, dan leren ze daar niks mee". Ook bij<br />

<strong>de</strong> evaluatie telt <strong>de</strong> constructie van zinnen "ook een beetje" mee, naast <strong>de</strong><br />

inhoud. 'Spelling' wordt niet meegenomen, aldus <strong>de</strong> leerkracht. Ten slotte<br />

bevestigt Juf Ena in BS4 dat altijd <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> aandachtspunten terugkomen:<br />

spelling, hoofdletters/leestekens, afwisseling aan het begin van <strong>de</strong> zin,<br />

"proberen korte zinnekes te maken", en herlezen.<br />

Intrigerend is het belang dat <strong>de</strong>ze leerkracht hecht aan "korte zinnen". In<br />

het interview na BS4 verwoordt Juf Ena haar visie, met name als we haar<br />

vragen of ze <strong>de</strong> leerlingen zou aanra<strong>de</strong>n om korte zinnen te maken, waar‐<br />

mee ze allerlei fouten kunnen vermij<strong>de</strong>n, dan wel of ze hen zou stimuleren<br />

om wat langere constructies te formuleren, ook al lopen ze het risico dat<br />

daarin fouten sluipen. Juf Ena antwoordt dat leerlingen <strong>de</strong> grenzen van hun


202<br />

kunnen mogen aftasten door risico's te nemen en dan fouten te maken. Ze<br />

voegt eraan toe dat dit <strong>voor</strong> leerlingen als Karen (1) (KOP‐leerling) geldt,<br />

maar niet <strong>voor</strong> leerlingen als Sad<strong>de</strong>din (1) (STAART‐leerling) 8 . De leerkracht<br />

zou <strong>de</strong>ze leerlingen aanra<strong>de</strong>n – zo verwoordt ze zelf – kort en bondig te<br />

schrijven: niet al te veel tekst en korte zinnen. Ze besluit haar antwoord als<br />

volgt: "En het is zo gemakkelijk, zo korte zinnekes te maken." (BS4) Het lijkt<br />

alsof Juf Ena het leerproces <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze beginnen<strong>de</strong> stellers wil faseren op<br />

basis van taalcorrectheidseisen. Het advies <strong>voor</strong> fase 1 luidt: kies <strong>voor</strong> "vei‐<br />

lig", dat wil zeggen korte zinnetjes met min<strong>de</strong>r kans op fouten!<br />

In <strong>de</strong> klas herhaalt Juf Ena <strong>de</strong> schrijftip "korte zinnekes" meermaals: ze<br />

verwoordt <strong>de</strong> tip als aandachtspunt <strong>voor</strong>af in BS2, BS3 en BS4. Ook wan‐<br />

neer ze individuele leerlingen begeleidt, herhaalt ze het advies, met name<br />

in BS1 en BS3. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> klassikale bespreking van <strong>de</strong> schrijfproducten<br />

duikt het belang van "korte zinnen" eveneens op, bv. in BS1. In BS3 wordt<br />

het on<strong>de</strong>rwerp veeleer onrechtstreeks aangehaald. Wanneer <strong>de</strong> leerkracht<br />

<strong>de</strong> leerlingen vertelt hoe ze <strong>de</strong> producten geëvalueerd heeft, zegt ze dat ze<br />

punten gegeven heeft, niet op spelling, maar wel op <strong>de</strong> "zinnekes" (sic), en<br />

dat ze vastgesteld heeft dat het <strong>voor</strong> sommige leerlingen nog moeilijk is om<br />

"goeie zinnekes" (sic) te formuleren. Hoewel we dit niet hard kunnen ma‐<br />

ken, laten <strong>de</strong>ze uitspraken toch vermoe<strong>de</strong>n (1) dat Juf Ena bij haar advies<br />

uitgaat van (letterlijk) "korte" zinnen, d.w.z. enkelvoudige zinnen met enkel<br />

<strong>de</strong> noodzakelijke woor<strong>de</strong>n, en (2) dat het <strong>voor</strong> haar belangrijk is dat die kor‐<br />

te zinnen syntactisch correct zijn ("goei" zinnekes).<br />

Merve (1) lijkt groten<strong>de</strong>els <strong>voor</strong>beeldig te reageren op het advies van <strong>de</strong><br />

leerkracht: in haar producten neemt <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> clause‐lengte gestaag<br />

af. Eén enkele maal hebben we zelfs heel concreet kunnen vaststellen dat<br />

Merve (1) het advies van Juf Ena wel <strong>de</strong>gelijk heeft gehoord en het ook heeft<br />

laten doordringen. In BS1 probeert Juf Ena dui<strong>de</strong>lijk te maken waarom kor‐<br />

te zinnen belangrijk zijn (zie Fragment 3.7). In BS2, 6 weken later, formu‐<br />

leert <strong>de</strong> leerkracht opnieuw het aandachtspunt "korte zinnekes". Ze ver‐<br />

wijst daarbij naar <strong>de</strong> vorige sessie (Fragment 3.8). Merve (1) herinnert zich <strong>de</strong><br />

passage nog: het beeld van een leerkracht "buiten a<strong>de</strong>m" is haar dui<strong>de</strong>lijk<br />

bijgebleven, en afgaand op Merve (1) 's concrete schrijfzinnen is ook <strong>de</strong> in‐<br />

houd van <strong>de</strong> boodschap in haar geheugen gegrift.<br />

8 Ook Merve wordt door <strong>de</strong> leerkracht een STAART‐leerling genoemd: "Het is meer een<br />

staartje in <strong>de</strong> klas, maar ze doet wel haar best." (BS3)


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 203<br />

Fragment 3.7: Klas 1, BS1<br />

Juf Ena: Ik heb het gisteren al gezegd, kortere zinnen schrijven. Ja<br />

bij u (= leerling van wie ze <strong>de</strong> tekst bespreekt) was<br />

het ook aan één stuk he. [<strong>de</strong> juf hapt hoorbaar naar lucht].<br />

Ik was helemaal buiten a<strong>de</strong>m als ik het aan het lezen was.<br />

Dus begin elke keer met een hoofdletter en eindig met<br />

een punt."<br />

Karen (die zich het gesprek van <strong>de</strong> dag <strong>voor</strong>dien herinnert):<br />

Juffrouw na drie zinnen was u al moe!<br />

Fragment 3.8: Klas 1, BS2<br />

Juf Ena: X, ik geloof da jij da vorige keer was. En er waren nog kind‐<br />

jes. Die schrijven maar, ma je moet af en toe es stoppen<br />

hé. Want an<strong>de</strong>rs heb ik geen a<strong>de</strong>m meer om te kunnen le‐<br />

zen hé. Dus korte zinnekes maken.<br />

Merve: Juffrouw, ene keer toen gij had XXX (= overstaanbaar)<br />

blaadje gelezen, en ge hebt drie zinnen gelezen en ik wist<br />

ni meer XXX (= onverstaanbaar) lezen.<br />

Fragmenten 3.7 en 3.8 maken ook dui<strong>de</strong>lijk dat Juf Ena het aandachtspunt<br />

"korte zinnen" minstens twee concrete invullingen lijkt te geven: aan <strong>de</strong><br />

ene kant vermeldt <strong>de</strong> leerkracht "korte zinnen" in het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> formele<br />

afbakening zoals die in geschreven taal verwacht wordt, nl. met hoofdletter<br />

en leesteken. Aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant verwijst "korte zinnen" ook naar het af‐<br />

breken van zinnen wanneer ze in een nevengeschikt verband staan. In <strong>de</strong><br />

mon<strong>de</strong>linge taal wor<strong>de</strong>n die units verbon<strong>de</strong>n met "en", maar in <strong>de</strong> geschre‐<br />

ven taal moet dat soort aaneenschakeling verme<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. Daarnaast<br />

verbindt Juf Ena "korte zinnekes" met correcte zinsbouw: het gaat om een‐<br />

voudige zinnen, die logischerwijs meer kans hebben om correct te zijn. Ge‐<br />

zien <strong>de</strong> leerkracht <strong>de</strong> eerste twee invullingen meestal apart vermeldt (let‐<br />

ten op "hoofdletters en leestekens" en "niet altijd en, en, en"), valt het ad‐<br />

vies/criterium "korte zinnekes" qua betekenis waarschijnlijk meestal samen<br />

met "enkelvoudige zinnen".<br />

De klas van Juf Trees<br />

In Klas 2 stellen we an<strong>de</strong>re accenten vast. Wanneer we Juf Trees in het in‐<br />

terview bij BS4 vragen of ze <strong>de</strong> leerlingen zou aanra<strong>de</strong>n om korte zinnen te


204<br />

maken, waarmee ze allerlei fouten kunnen vermij<strong>de</strong>n, dan wel of ze hen<br />

zou stimuleren om wat langere constructies te formuleren, ook al lopen ze<br />

het risico dat daarin fouten sluipen, blijkt uit haar antwoord dat het concept<br />

"kort zinnetje" <strong>voor</strong> haar <strong>voor</strong>al verwijst naar <strong>de</strong> formele afbakening. Ze<br />

heeft het dan over "doorschrijven", waardoor het lange zinnen wor<strong>de</strong>n<br />

zon<strong>de</strong>r punten of zon<strong>de</strong>r hoofdletters. "Dan weet ge nie waar da begint en<br />

waar da eindigt." Daarnaast vraagt <strong>de</strong>ze leerkracht zich uitdrukkelijk af of<br />

het advies "korte zinnen" in<strong>de</strong>rdaad een waar<strong>de</strong>vol advies is. Met die con‐<br />

crete vraag maakt Juf Trees dui<strong>de</strong>lijk dat ze het begrip "kort" ook invult als<br />

"eenvoudig", "simpel", misschien ook wel "enkelvoudig". Ze voegt aan die<br />

(beschouwen<strong>de</strong> en onbeantwoor<strong>de</strong>) vraag wél toe dat ze leerlingen soms<br />

aanraadt om zinnen korter te maken, als ze daarmee bepaal<strong>de</strong> (syntacti‐<br />

sche?) problemen kunnen oplossen.<br />

In <strong>de</strong> klas spreekt Juf Trees geen enkele keer uit eigen beweging over<br />

het belang van "korte zinnen". Nergens in haar aanbod, noch aan individue‐<br />

le leerlingen, noch aan <strong>de</strong> klasgroep, formuleert ze adviezen of criteria in<br />

die richting. Ze vestigt nochtans wel vaak <strong>de</strong> aandacht op zinnen en zins‐<br />

bouw. In grote <strong>lijn</strong>en zien we twee "technieken". (1) Bij het overlopen van<br />

<strong>de</strong> prentenreeks – waar<strong>voor</strong> steeds ruim <strong>de</strong> tijd genomen wordt – dringt Juf<br />

Trees aan op een goe<strong>de</strong> formulering op zinsniveau: vaak komt <strong>de</strong> formule‐<br />

ring eerst in een soort co‐constructie tot stand, waarna <strong>de</strong> leerkracht het<br />

geheel nog eens parafraseert in meer schrijftaalachtige bewoordingen.<br />

Fragment 3.9 illustreert <strong>de</strong>ze werkwijze. In dat <strong>voor</strong>beeld zien we hoe Juf<br />

Trees <strong>de</strong> aandacht vestigt op <strong>de</strong> selectie van belangrijke verhaalelementen.<br />

Tij<strong>de</strong>ns dit on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> schrijfsessie verwoordt Juf Trees ook wat ze<br />

van <strong>de</strong> leerlingen verlangt: het betreft niet alleen <strong>de</strong> inhoud van het verhaal<br />

on<strong>de</strong>r woor<strong>de</strong>n brengen, maar ook <strong>de</strong> wijze waarop die inhoud in "mooie"<br />

zinnen samengebald wordt: "Wie kan er mij een mooie zin zeggen?" of<br />

"Hoe kun je dat mooi zeggen met een zin?"<br />

Fragment 3.9 (Klas 2, BS3)<br />

JufTrees: Wie kan iets vertellen over tekening 1?<br />

LL1 a : ik juf<br />

Juf Trees: allé LL1<br />

LL1: Juffrouw, <strong>de</strong> kindjes speelt met zen auto.<br />

Juf Trees: Dat kindje, ja, speelt met zijn auto ja.<br />

LL1: Die heeft in zijn hand zo iets.<br />

JUF Trees: Wat is da?<br />

LLn: Afstandsbediening, machine


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 205<br />

Juf Trees: Af‐stands‐bediening. Ik zal dat woord straks, of nu<br />

eens, aan 't bord schrijven. De Af‐stands‐bediening.<br />

Juf Trees schrijft ‘afstandsbediening’ op het bord. Geroezemoes.<br />

LL1 zegt stil iets over een afstandsbediening.<br />

Juf Trees: Ja, LL1?<br />

LL1: XXX pak <strong>de</strong> afstandsbediening XXX<br />

Juf Trees: Wablief?<br />

Senem: Dan gaat hij <strong>de</strong> afstandsbediening, op <strong>de</strong> knop drukken,<br />

en dan gaat <strong>de</strong> auto ...<br />

De leerlingen praten door elkaar.<br />

Juf Trees: Vooruit of achteruit. Die gaat bewegen hè. Of naar<br />

rechts of naar links.<br />

LL2: Op zijn auto is vlaggetje.<br />

Juf Trees: Aan zijn auto hangt een vlaggetje, ja. Euhh.Da kun je<br />

natuurlijk allemaal vertellen in uw verhaaltje hè. [sug‐<br />

gestief] Maar is da heel belangrijk da ge zegt 'er zit een<br />

vlaggetje aan die auto?'<br />

LL2: Nee<br />

Juf Trees: Nee, want 't gaat over wat er gebeurt in het verhaaltje.<br />

Het gaat nie over die éne tekening, het gaat over het<br />

verhaaltje alles samen. [alsof dicterend] Dus, een jon‐<br />

gen... [normaal] hoe kun je da nu kort zeggen met 1 of<br />

2 zinnetjes? Wat is die aan het doen?<br />

LL3: Ja, een jongen die rijdt met zijn auto.<br />

Juf Trees: [alsof dicterend] Een jongen is aan het spelen met zijn<br />

auto op af‐stand‐be‐die‐ning, [normaal] zo zeggen we<br />

dat hè.<br />

a: LL staat <strong>voor</strong> leerling.<br />

(2) De twee<strong>de</strong> "techniek" vin<strong>de</strong>n we terug in <strong>de</strong> lesfase waarin Juf Trees<br />

klassikaal feedback geeft op <strong>de</strong> leerlingteksten (= start van <strong>de</strong>el 2 van <strong>de</strong><br />

sessie, met name op dag 2). De leerkracht gaat – wat zinsbouw betreft – als<br />

volgt tewerk: ze leest enkele teksten zin per zin <strong>voor</strong> en vraagt aan <strong>de</strong> leer‐<br />

lingen om goed te luisteren en te evalueren of <strong>de</strong> <strong>voor</strong>gelezen zin een goe‐<br />

<strong>de</strong> zin is. Daarbij krijgen <strong>de</strong> leerlingen <strong>de</strong> kans om <strong>de</strong> fout te benoemen en<br />

(mon<strong>de</strong>ling) te corrigeren. Indien zij daarin niet slagen, vult <strong>de</strong> leerkracht<br />

aan. Opgemerkt moet wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong>ze lesfase plaatsvindt zon<strong>de</strong>r visuele<br />

on<strong>de</strong>rsteuning: het is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> leerlingen ons inziens moeilijk om enkel op<br />

basis van mon<strong>de</strong>linge input zinvolle bijdragen te kunnen leveren met be‐<br />

trekking tot zinsbouw. Dat nogal wat leerlingen tij<strong>de</strong>ns dit leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el<br />

zichtbaar afhaken, is niet dus niet zo verwon<strong>de</strong>rlijk. Daarnaast stellen we<br />

vanaf BS2, maar <strong>voor</strong>al in BS3 en BS4, vast dat Juf Trees <strong>de</strong> aandacht van <strong>de</strong>


206<br />

leerlingen ook vestigt op "mooie zinnen" in teksten van me<strong>de</strong>leerlingen.<br />

Fragment 3.10 illustreert dit.<br />

Fragment 3.10: Klas 2, BS4<br />

Juf Trees: Ik ga eens kijken wie een mooie zin gemaakt had of<br />

mooie dingen had verteld. En probeer ook heel dui<strong>de</strong>‐<br />

lijk te schrijven. En euh LL1 a wij gaan euh.'t Is nie erg<br />

maar probeer met kogelpen da<strong>de</strong>lijk te schrijven hé,<br />

want an<strong>de</strong>rs kunnen we het niet zo goed lezen. Ok?<br />

Goed. LL1 had dat goed gedaan hé. Mooie zinnen. Eens<br />

kijken wat er staat. Ze had een titel gekozen "Een ca‐<br />

<strong>de</strong>autje <strong>voor</strong> En<strong>de</strong>r en Nermin".<br />

De LLn lachen met het gebruik van <strong>de</strong> naam van hun klasgenootje.<br />

Juf Trees: En luister maar eens wat een mooi ver..., wat een<br />

mooie zinnen ze gemaakt heeft. + [leest hardop] 'En<strong>de</strong>r<br />

en Nermin krijgen een ca<strong>de</strong>autje ze doen het pakje<br />

open en kijken.' Seg maar hoeveel zinnen zijn dat ei‐<br />

genlijk zo als ik dat lees? 'En<strong>de</strong>r en Nermin krijgen een<br />

ca<strong>de</strong>autje ze doen het pakje open en kijken.' Is dat één<br />

zinnetje of zijn er meer zinnetjes?<br />

Lln.: Eén<br />

Juf Trees: Meer zinnen. Ik zou daar puntjes zetten en een hoofd‐<br />

letter maken. Twee zinnetjes van maken hé. En dan<br />

wordt het zo 'En<strong>de</strong>r en Nermin krijgen een ca<strong>de</strong>autje.'<br />

Mooie zin hé... Stop, <strong>de</strong> zin is gedaan. Punt hé. 'Ze doen<br />

het pakje open en kijken.' [suggestief] Is da ook een<br />

mooie zin?<br />

LLn.: ja<br />

Juf Trees: Oké, die is prima. Hm. + Twee<strong>de</strong> zin, ook heel goed.<br />

'En<strong>de</strong>r bouwt <strong>de</strong> knikkerbaan en Nermin is nieuwsgierig<br />

om te spelen.' Is ze nieuwsgierig of is ze ongeduldig?<br />

LLn.: Nieuwsgierig, ongeduldig<br />

Juf Trees: Allebei misschien wel een beetje hé. Je zou ook kunnen<br />

zetten 'Ze is ongeduldig en en ze wilt beginnen te spe‐<br />

len'.Hè. Goed nog een mooie zin. 'Mama stofzuigt<br />

Nermin en...' aah, wacht luister es, ik zal eens lezen zo‐<br />

als jij het geschreven hebt. 'Mama stofzuigt Nermin en<br />

En<strong>de</strong>r spelen met <strong>de</strong> knikkerbaan en ze zijn heel blij.' Is<br />

dat 1 zinnetje of zijn dat 2 zinnetjes?<br />

LLn.: Twee<br />

Juf Trees: Ha ja, want eerst zeg je 'Ner euh Mama stofzuigt'; zin is<br />

gedaan. En dan zou ik ... een euh puntje zetten hé. En


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 207<br />

dan bij <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> prent hé. 'Nermin en En<strong>de</strong>r spelen<br />

met <strong>de</strong> knikkerbaan en ze zijn heel blij'<br />

Juf Trees: LL1! Goed, jij hebt dat goed gedaan. Mooie zinnen. Euh<br />

juf heeft ook gelet op een paar schrijffoutjes. Jij gaat<br />

die proberen te veran<strong>de</strong>ren maar het was een heel<br />

goed verhaal met mooie zinnen. Prima.<br />

a: LL staat <strong>voor</strong> leerling.<br />

Wat MIDDEN‐leerling Muhammet (2) betreft, merken we op dat hij tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong><br />

klassikale fases van "prentlezen" amper aan bod komt, evenmin als <strong>de</strong> an‐<br />

<strong>de</strong>re jongens: die klassikale fases wor<strong>de</strong>n immers gedomineerd door vier<br />

meisjes, waaron<strong>de</strong>r Kella (2) (zie Casus 1), ook al probeert <strong>de</strong> leerkracht an‐<br />

<strong>de</strong>re leerlingen (waaron<strong>de</strong>r Muhammet (2) ) te betrekken. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> klassika‐<br />

le feedbackfase op dag 2 krijgt Muhammet (2) een uitnodiging om zijn ver‐<br />

haal (twee<strong>de</strong> versie) <strong>voor</strong> te lezen, met name tij<strong>de</strong>ns BS1. Hier wijst <strong>de</strong><br />

leerkracht op <strong>de</strong> overvloed aan "dan" bij het begin van <strong>de</strong> zin in die tekst.<br />

Daarover kan echter het volgen<strong>de</strong> opgemerkt wor<strong>de</strong>n: in versie 1 van die‐<br />

zelf<strong>de</strong> tekst had Muhammet (2) elfmaal "dan" gebruikt ter introductie van<br />

een nieuwe zin. Juf Trees heeft daarvan vier instanties geschrapt en ver‐<br />

vangen door (4x) "Nu" (Feedback avond dag 1). De zeven an<strong>de</strong>re instanties<br />

heeft ze laten staan; ze verving enkel <strong>de</strong> kleine letter "d" door een hoofdlet‐<br />

ter "D". In zijn twee<strong>de</strong> versie volg<strong>de</strong> Muhammet (2) elk van <strong>de</strong>ze correcties<br />

nauwgezet op. De tekst die hij op dag 2 <strong>voor</strong>las, was <strong>de</strong> – op basis van Juf<br />

Trees' feedback – aangepaste versie. Had <strong>de</strong> leerkracht doortasten<strong>de</strong>r moe‐<br />

ten ingrijpen? Deze werkwijze doet ons <strong>de</strong>nken aan wat er met <strong>de</strong> tekst van<br />

Kella (2) gebeur<strong>de</strong> in diezelf<strong>de</strong> eerste sessie (zie hierboven). Tij<strong>de</strong>ns het indi‐<br />

vidueel begeleid schrijven treffen we geen inhou<strong>de</strong>lijk relevante interacties<br />

met betrekking tot zinsbouw aan tussen Muhammet (2) en <strong>de</strong> leerkracht.<br />

Wel wordt Muhammet (2) – net als <strong>de</strong> meeste an<strong>de</strong>re leerlingen – individu‐<br />

eel bevestigd en bijgestuurd via <strong>de</strong> schriftelijke feedback van Juf Trees:<br />

"Mooi", "Zeer mooi", "Prima zo", gecombineerd met een behoorlijk aantal<br />

correcties, <strong>voor</strong>namelijk van spellingfoutjes en hoofdletterproblemen. Enkel<br />

in BS3 en BS4 stipt <strong>de</strong> leerkracht ook zinsbouwproblemen aan. Twee van <strong>de</strong><br />

drie opmerkingen van BS4 zijn enigszins verrassend:<br />

(zin 1) jan Pakt <strong>de</strong> knikker en gooit en Lies pakt <strong>de</strong> knikker En<br />

gooid<br />

(zin 2) Jan gaat naar zijn mama . Hij En zegt warom heb jij dit ge‐<br />

daan dat was ongeluk k ig.


208<br />

De leerkracht snoeit een wezenlijk stukje van zin 1 weg: het "gooien" (of<br />

althans "laten rollen van <strong>de</strong> knikker in <strong>de</strong> gleuf van <strong>de</strong> knikkerbaan") is im‐<br />

mers <strong>de</strong> essentie van het spel dat beschreven wordt. Zin 2, die oorspronke‐<br />

lijk een (interessante) nevenschikking met ellips bevat, wordt gekortwiekt<br />

tot twee kortere zinnen, terwijl zoveel an<strong>de</strong>re instanties van nevenschikking<br />

(zon<strong>de</strong>r ellips) overeind blijven (bij<strong>voor</strong>beeld zin 1). Blijkbaar heeft ook<br />

Muhammet (2) zelf bezwaren tegen <strong>de</strong>ze ingrepen, want in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> versie<br />

lezen we het volgen<strong>de</strong>:<br />

(zin 1 bis) Jan Pakt <strong>de</strong> knikker en gooit Lies pakt <strong>de</strong> knikker En gooit.<br />

(zin 2 bis) Jan gaat naar zijn mama en zegt warom heb jij dit gedaan<br />

dat waseen ongeluk<br />

De correcties maken dui<strong>de</strong>lijk dat Muhammet (2) eigen keuzes met betrek‐<br />

king tot aspecten van zinsbouw gemaakt heeft: bepaal<strong>de</strong> suggesties vanwe‐<br />

ge <strong>de</strong> leerkracht heeft hij niet opgevolgd. Daarnaast voegt hij zelf nog twee<br />

relevante verbeteringen door, nl. hij schrapt "en" waardoor er zelfs een sti‐<br />

listisch interessanter geheel ontstaat (zin 1 bis), en hij verbetert het bizarre<br />

"dat was ongelukkig", door het relevante "dat was eenongeluk" [zegt ma‐<br />

ma](zin 2 bis).<br />

3.2.3 Samenvatting<br />

De praktijkverhalen van <strong>de</strong> twee MIDDEN‐leerlingen, Merve (1) en Muham‐<br />

met (2) , reiken mogelijke indicaties aan waarom een verwachte groei in zins‐<br />

complexiteit/‐accuraatheid uitblijft bij <strong>de</strong> ene leerling (i.c. Merve (1) ), en zich<br />

voltrekt bij <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re leerling (Muhammet (2) ), terwijl bei<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> parame‐<br />

ters als 'Spelling' en 'ComEff' vergelijkbare patronen tonen. We stellen op‐<br />

nieuw vast dat er zich een verband opdringt tussen het aanbod van elk <strong>de</strong>r<br />

leerkrachten en <strong>de</strong> ontwikkelingspatronen van zinsbouw. Voor bei<strong>de</strong> leer‐<br />

lingen geldt immers dat zij – hoe onopvallend ze ook in <strong>de</strong> klas aanwezig<br />

zijn, en hoe weinig geïndividualiseer<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rsteuning ze qua zinsbouw ook<br />

krijgen – heel wat oppikken uit het klassikale aanbod van hun respectieve<br />

leerkrachten.<br />

Juf Ena van Klas 1 pleit <strong>voor</strong> "goe<strong>de</strong> korte zinnen", d.w.z. enkelvoudige,<br />

correct geconstrueer<strong>de</strong> en met hoofdletter en leestekens afgebaken<strong>de</strong> zin‐<br />

nen. Merve (1) volgt het advies van haar leerkracht stipt op: ze bakent <strong>de</strong><br />

zinnen formeel af en kluift ze tot op het bot af, zodat het aantal woor<strong>de</strong>n<br />

per clause aan het eind van het schooljaar 20% kleiner is dan bij het begin.<br />

Zo vermijdt Merve (1) in<strong>de</strong>rdaad volgor<strong>de</strong>‐ en an<strong>de</strong>rssoortige zinsbouwfou‐


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 209<br />

ten. Aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant ontdoet ze haar zinnen tegelijkertijd ook precies<br />

van datgene wat een verhaal prettig leesbaar maakt, nl. een kleurrijk <strong>de</strong>tail<br />

hier en daar.<br />

Juf Trees van Klas 2 formuleert geen verwachtingen ten aanzien van<br />

zinslengte als dusdanig. Ze vraagt wel aandacht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> formele afbakening<br />

van <strong>de</strong> zin (hoofdletters/leestekens), ook via haar schriftelijke feedback.<br />

Daarnaast koppelt <strong>de</strong>ze leerkracht tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> introductiefase <strong>de</strong> mon<strong>de</strong>linge<br />

verwoording van <strong>de</strong> verhaal<strong>lijn</strong> aan uitdrukkelijke aandacht <strong>voor</strong> "het in een<br />

goe<strong>de</strong> zin zeggen". Op die manier slaat ze twee vliegen in een klap: ze mo‐<br />

<strong>de</strong>lleert het zinsvormingsproces en biedt vele <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n van goed ge‐<br />

bouwd zinnen aan. Het mag dan ook niet helemaal verwon<strong>de</strong>ren dat be‐<br />

paal<strong>de</strong> leerlingen, waaron<strong>de</strong>r bij<strong>voor</strong>beeld Muhammet (2) , qua zinsbouw<br />

stappen <strong>voor</strong>waarts kunnen zetten.<br />

3.3 Casus 3: het verhaal van twee "STAART"‐ leerlingen<br />

3.3.1 Probleemstelling<br />

De twee STAART‐leerlingen, Sad<strong>de</strong>din (1) en Sergen (2) , vertonen bei<strong>de</strong>n grilli‐<br />

ge ontwikkelingspa<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> verschillen<strong>de</strong> variabelen. Bij Sad<strong>de</strong>din (1) doet<br />

die grilligheid zich <strong>voor</strong>al in <strong>de</strong> eerste helft van het schooljaar <strong>voor</strong> (Figuur<br />

3.6).<br />

Score<br />

10<br />

8<br />

6<br />

4<br />

2<br />

0<br />

‐2<br />

‐4<br />

1 2 3 4 5 6<br />

Meetmomenten<br />

CompTU<br />

Com.Eff.<br />

AccuTU<br />

Woord/20<br />

Coord<br />

Figuur 3.6<br />

Ontwikkelingspa<strong>de</strong>n van Sad<strong>de</strong>din (1) <strong>voor</strong> 'ComEff' (Communicatieve Effectiviteit),<br />

Woord/20 (Aantal Woor<strong>de</strong>n, ge<strong>de</strong>eld door 20), 'AccuTU' ('Accuraatheid van <strong>de</strong> T‐unit'),<br />

'Variatie' (Inversie + On<strong>de</strong>rschikking), 'Coord' (Afwezigheid van 'En' bij het begin van <strong>de</strong> T‐<br />

unit), 'CompTU' ('Complexiteit van <strong>de</strong> T‐unit') en 'Spelling'.<br />

Spelling<br />

Variatie


210<br />

Bij Sergen (2) zien we het omgekeer<strong>de</strong>: een relatief vlakke fase wordt gevolgd<br />

door een meer dynamische fase (Figuur 3.7). Wij vragen ons af of we in <strong>de</strong><br />

praktijk van <strong>de</strong> vier schrijfsessies patronen zien opduiken, die zou<strong>de</strong>n kun‐<br />

nen samenhangen met <strong>de</strong>ze afwisseling van grilligheid/stabiliteit.<br />

Score<br />

14<br />

12<br />

10<br />

Figuur 3.7<br />

Ontwikkelingspa<strong>de</strong>n van Sergen (2) <strong>voor</strong> 'ComEff' (Communicatieve Effectiviteit),<br />

Woord/20 (Aantal Woor<strong>de</strong>n, ge<strong>de</strong>eld door 20), 'AccuTU' ('Accuraatheid van <strong>de</strong> T‐unit'),<br />

'Variatie' (Inversie + On<strong>de</strong>rschikking),'Coord' (Afwezigheid van 'En' bij het begin van<br />

<strong>de</strong> T‐unit), 'CompTU' ('Complexiteit van <strong>de</strong> T‐unit') en 'Spelling'.<br />

3.3.2. Bespreking<br />

Opnieuw verwijzen we naar Bijlagen A en B <strong>voor</strong> het concrete verloop van<br />

<strong>de</strong> vier begelei<strong>de</strong> schrijfsessies in Klas 1 en Klas 2. Hier beperken we ons tot<br />

een synthese van <strong>de</strong> gegevens.<br />

De klas van Juf Ena<br />

8<br />

6<br />

4<br />

2<br />

0<br />

-2<br />

-4<br />

1 2 3 4 5 6<br />

Meetmomenten<br />

Woord/20<br />

CompTU<br />

Com.Eff.<br />

Coord<br />

Spelling<br />

AccuTU<br />

Variatie<br />

In vergelijking met zijn NBS1‐tekst, schrijft Sad<strong>de</strong>din (1) in <strong>de</strong> eerste begelei‐<br />

<strong>de</strong> schrijfsessie (BS1) een veel beter verhaal: <strong>de</strong> kern is verwoord, maar hier<br />

en daar ontbreken nog enkele belangrijke inhou<strong>de</strong>lijke elementen. De 'Co‐<br />

mEff' krijgt van een onafhankelijke jury dan ook score 4,67 op een schaal<br />

van 1 tot 7. Sad<strong>de</strong>din (1) 's BS1‐tekst is ook opmerkelijk langer (75% meer<br />

woor<strong>de</strong>n) dan zijn NBS1‐tekst. Het feit dat <strong>de</strong> prentenreeks in <strong>de</strong> introduc‐<br />

tiefase van BS1 klassikaal overlopen werd, kan <strong>de</strong>ze opwaartse beweging<br />

eventueel mee verklaren. Toch is <strong>de</strong> tekst <strong>voor</strong> een niets vermoe<strong>de</strong>n<strong>de</strong> le‐


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 211<br />

zer in eerste instantie nog moeilijk "toegankelijk" of "doordringbaar": een<br />

niet al te stevig handschrift en nogal wat spellingfouten verhin<strong>de</strong>ren een<br />

vlotte lectuur. Sad<strong>de</strong>din (1) 's leerkracht, Juf Ena, ervaart wellicht hetzelf<strong>de</strong> en<br />

focust tij<strong>de</strong>ns haar individuele begeleiding op die technische fenomenen en<br />

niet op inhoud, genre, zinsbouw en tekst. Sad<strong>de</strong>din (1) lijkt Juf Ena in haar<br />

focus te zijn gevolgd, wanneer hij aan het eind van dag 1 vertelt dat hij er<br />

bij het schrijven op gelet heeft dat hij "mooi schrijft" (schrift), en "nieks en<br />

geen slechte dingen zegt" (correct taalgebruik?). De leerkracht zelf evalu‐<br />

eert het verhaal als "goed", wat in <strong>de</strong> wereld van het basison<strong>de</strong>rwijs op een<br />

matige appreciatie wijst (zie ook Casus 1).<br />

BS2 verloopt een stuk stroever <strong>voor</strong> Sad<strong>de</strong>din (1) . Ten eerste komt hij tij<strong>de</strong>ns<br />

het introductie‐ge<strong>de</strong>elte amper aan bod, ondanks zijn betrokkenheid en<br />

participatiewens. Vervolgens krijgt hij maar moeizaam gehoor als hij <strong>de</strong><br />

leerkracht om hulp vraagt tij<strong>de</strong>ns het individueel begeleid schrijven. Zij<br />

neemt ver<strong>de</strong>rop wel zelf het initiatief om Sad<strong>de</strong>din (1) 's tekst door te nemen:<br />

net als in BS1 wijst <strong>de</strong> leerkracht hem op spellingfouten, op schriftverzor‐<br />

ging en op <strong>de</strong> bladspiegel (tegen <strong>de</strong> kant<strong>lijn</strong>, op <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>tjes). Het resultaat<br />

aan het eind van BS2 is een even lang en even behoorlijk verhaal als dat van<br />

BS1 (zie vergelijkbare cijfers <strong>voor</strong> 'ComEff' en 'Lengte'): inhou<strong>de</strong>lijk staat <strong>de</strong><br />

kern weer groten<strong>de</strong>els op papier, maar <strong>de</strong> afloop is niet volledig uitgewerkt.<br />

Opvallend is dat Sad<strong>de</strong>din (1) in <strong>de</strong>ze tekst min<strong>de</strong>r complexe zinnen schrijft<br />

(gemid<strong>de</strong>ld 20% min<strong>de</strong>r woor<strong>de</strong>n per T‐unit), die wel hoger scoren qua ac‐<br />

curaatheid dan in BS1. Die "korte zinnen" sluiten perfect aan bij het advies<br />

van <strong>de</strong> leerkracht, die in <strong>de</strong> introductie vertelt (en herhaalt) dat <strong>de</strong> leerlin‐<br />

gen "korte zinnekes" moeten schrijven (zie Casus 2). Spellinggewijs doet<br />

Sad<strong>de</strong>din (1) het net iets min<strong>de</strong>r goed dan in BS1, en dat bepaalt – net als in<br />

BS1 – mee <strong>de</strong> (on)toegankelijkheid van <strong>de</strong> tekst: samen met een min<strong>de</strong>r<br />

sterk handschrift, een wat rommelige bladspiegel en (afwezigheid van) for‐<br />

mele zinsafbakening zorgen die fouten er immers <strong>voor</strong> dat ook <strong>de</strong>ze tekst<br />

niet in één oogopslag gelezen kan wor<strong>de</strong>n.<br />

Misschien is dat <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n waarom Juf Ena afwijzend reageert op <strong>de</strong><br />

tekst, wanneer zij er 's avonds en ook 's an<strong>de</strong>rendaags feedback op geeft.<br />

Ze schrijft: "Heel slordig geschreven. Dit verbeter ik niet. Schrijf opnieuw."<br />

Ze herhaalt diezelf<strong>de</strong> feedback klassikaal. Als enige van <strong>de</strong> hele klas moet<br />

Sad<strong>de</strong>din (1) zijn tekst overschrijven. Aan het eind van <strong>de</strong> sessie zegt <strong>de</strong> jon‐<br />

gen zich <strong>voor</strong> te nemen om bij een volgen<strong>de</strong> opdracht mooi, leesbaar, en<br />

zon<strong>de</strong>r fouten te schrijven.


212<br />

In BS3 toont Sad<strong>de</strong>din (1) zich sterk betrokken wanneer het veeleer techni‐<br />

sche on<strong>de</strong>rwerp "een lekke fietsband herstellen" verkend wordt (introduc‐<br />

tiefase). Zijn inbreng wordt éénmaal door Juf Ena opgepikt. Ook bij het<br />

prentlezen toont Sad<strong>de</strong>din (1) zich erg betrokken: hij wijst op noodzakelijke<br />

han<strong>de</strong>lingen (bv. fiets omdraaien). De leerkracht gaat ook hier éénmaal in<br />

op Sad<strong>de</strong>dins inbreng. Tij<strong>de</strong>ns het daaropvolgen<strong>de</strong> individuele schrijven<br />

zoekt <strong>de</strong> jongen bevestiging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> leesbaarheid van zijn schrift. De leer‐<br />

kracht, die druk bezig is met individuele on<strong>de</strong>rsteuning, vertelt dat ze dat 's<br />

avonds wel zal bekijken, maar geeft dan − zon<strong>de</strong>r naar <strong>de</strong> tekst te kijken −<br />

een <strong>voor</strong>lopige bevestiging. Wanneer ze even later over Sad<strong>de</strong>din (1) 's<br />

schou<strong>de</strong>r meeleest, komt ze niet terug op (het meer verzorg<strong>de</strong>) handschrift,<br />

maar geeft ze het advies dat hij <strong>voor</strong> afwisseling moet zorgen bij het begin<br />

van <strong>de</strong> zin: "niet altijd met hetzelf<strong>de</strong> woordje beginnen". Sad<strong>de</strong>din (1) 's tekst<br />

is in<strong>de</strong>rdaad een aaneenschakeling van zinnetjes die steeds met het on<strong>de</strong>r‐<br />

werp beginnen, i.c. "<strong>de</strong> (sic) meisje" en "<strong>de</strong> papa".<br />

Op dag 2 komt Juf Ena terug op "afwisseling", en wel op een zeer expli‐<br />

ciete wijze. Op het ogenblik dat Sad<strong>de</strong>din (1) zijn verbeter<strong>de</strong> en beoor<strong>de</strong>el<strong>de</strong><br />

tekst (7/10) terug in han<strong>de</strong>n heeft, <strong>de</strong>elt <strong>de</strong> leerkracht hem mee dat ze het<br />

cijfer wil veran<strong>de</strong>ren in 6/10, wegens "die afwisseling van zinnekes", zelfs<br />

ondanks het feit dat Sad<strong>de</strong>din (1) zich zeer goed gehou<strong>de</strong>n heeft aan an<strong>de</strong>re<br />

tips, nl. "korte zinnen" (gem. 6 woor<strong>de</strong>n/zin), en "hoofdletters/leestekens".<br />

Hij <strong>de</strong>ed dat trouwens heel bewust, zo mogen we veron<strong>de</strong>rstellen, want hij<br />

somt precies die aandachtspunten op wanneer hem in <strong>de</strong> schriftelijke be‐<br />

vraging (eind dag 1) gevraagd wordt waaraan hij bij het schrijven aandacht<br />

besteed heeft. Jammer genoeg resulteert die dui<strong>de</strong>lijke focus in een tekst<br />

die opvallend min<strong>de</strong>r goed scoort qua 'ComEff' en 'Lengte': <strong>de</strong> tekst is meer<br />

dan 50% korter dan die van BS1 en BS2, en scoort 30% lager <strong>voor</strong> 'ComEff':<br />

Sad<strong>de</strong>din (1) verslaat <strong>de</strong> concrete, technische han<strong>de</strong>lingen (cf. verkenning<br />

<strong>voor</strong>af) van <strong>de</strong> verhaal<strong>lijn</strong>, maar laat het omka<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> verhaalelement vol‐<br />

ledig achterwege. Wanneer hij op dag 2 zijn <strong>voor</strong>nemens formuleert <strong>voor</strong><br />

een volgen<strong>de</strong> schrijftaak, herhaalt hij spelling, schrift, hoofdletters /lees‐<br />

tekens, korte zinnen. In zijn <strong>voor</strong>nemens blijkt niets over "inhou<strong>de</strong>lijke vol‐<br />

ledigheid", noch over "afwisseling bij het begin van <strong>de</strong> zin".<br />

Voor bei<strong>de</strong> niet‐vermel<strong>de</strong> aandachtspunten ("afwisseling" of "inhou<strong>de</strong>‐<br />

lijke volledigheid") twijfelen we eraan of Sad<strong>de</strong>din <strong>de</strong> respectieve tips van<br />

Juf Ena wel begrepen heeft. Wat "inhoud" betreft, noteert <strong>de</strong> leerkracht<br />

enkel "slot?" on<strong>de</strong>raan Sad<strong>de</strong>din (1) 's tekst, dat echter zon<strong>de</strong>r "begin?" niet<br />

zoveel zin heeft: begin en eind betreffen immers het omka<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> verhaal<br />

van het hoofdpersonage dat met haar fiets naar haar vriendjes wil rij<strong>de</strong>n


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 213<br />

om te gaan spelen (begin), en dat uitein<strong>de</strong>lijk – eind goed, al goed – ook<br />

doet (ein<strong>de</strong>). Sad<strong>de</strong>din (1) 's tekst mist een begin zowel als een slot. Boven‐<br />

dien is het <strong>de</strong> vraag of <strong>de</strong> jongen <strong>de</strong> zeer bondig geformuleer<strong>de</strong> opmerking<br />

"slot?" wel begreep: Tabel 3.6 maakt dui<strong>de</strong>lijk dat we dit mogen betwijfe‐<br />

len: Sad<strong>de</strong>din (1) lijkt <strong>de</strong> boodschap "slot?" op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> hoogte te plaatsen<br />

als "het meisje" of "plakkertje". Hetzelf<strong>de</strong> gebeurt met "Afwisseling ...".<br />

Tabel 3.6<br />

De oorspronkelijke tekst van Sad<strong>de</strong>din (1) van BS3,<br />

aangevuld met over te schrijven woor<strong>de</strong>nlijstje, tips en evaluatie(s) van <strong>de</strong> leerkracht (cursief)<br />

en met Sad<strong>de</strong>dins "verbeteringen" (in vetjes)<br />

De platte band<br />

De meisje zijn band is plad.<br />

De meisje draait zijn fiets om.<br />

De papa van het meisje kont haar helpen.<br />

De meisje haalt <strong>de</strong> spulen.<br />

De papa gaat emer water halen.<br />

De papa doet het binenban in het water.<br />

De papa heeft het band gat gezien.<br />

De papa heeft het plakerje geplakt.<br />

Ze doen het bandn binenband<br />

trug er in<br />

De meisje pomp <strong>de</strong> band<br />

Ein<strong>de</strong><br />

het meisje het meisje plat plat<br />

haar fiets haar fiets spullen spullen<br />

emmer emmer binnenband binnenband<br />

plakkertje plakkertje<br />

Slot? Slot 7/10 Goed 6/10<br />

Afwisseling in het begin van <strong>de</strong> zin Afwisseling in het begin van <strong>de</strong> zin<br />

We vermoe<strong>de</strong>n bovendien dat Sad<strong>de</strong>din (1) onvoldoen<strong>de</strong> vat waarover het<br />

bij "Afwisseling" precies gaat. De zinnetjes van zijn tekst beginnen immers<br />

(goed<strong>de</strong>els) afwisselend met "<strong>de</strong> papa" en "<strong>de</strong> (sic) meisje". Daarnaast<br />

wordt "Afwisseling" vaak in één a<strong>de</strong>m genoemd met het herhaald gebruik<br />

van "En" of "Dan" (zie Fragment 3.11), waar Sad<strong>de</strong>din (1) niet (meer) tegen<br />

zondigt.


214<br />

Fragment 3.11: Klas 1, BS3<br />

Juf Ena leest <strong>de</strong> tekst van X.<br />

Juf Ena: Wat is er u opgevallen?<br />

LLY a : Juf, zij doet altijd 'dan'<br />

Juf Ena: Jaaa dus.<br />

LLY: 'dan dan dan dan dan'<br />

Juf Ena: Heb je ’t nie gehoord, X?<br />

LLn: Jaaa.<br />

Juf Ena: He, in ‘t begin nie hoor, X, in ‘t begin heb je ’t goe gedaan,<br />

he, maar dan ben je begonnen met 'en dan, en dan, en<br />

dan'.<br />

a: LL staat <strong>voor</strong> leerling.<br />

BS4, ten slotte, resulteert <strong>voor</strong> Sad<strong>de</strong>din (1) in een tekst die erg lijkt op <strong>de</strong><br />

BS3‐tekst. De score <strong>voor</strong> 'ComEff' is i<strong>de</strong>ntiek: inhou<strong>de</strong>lijk wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> grote<br />

<strong>lijn</strong>en wel geschetst, maar belangrijke elementen ontbreken (bv. dat het om<br />

een knikkerbaan gaat). De tekst is even kort; ook <strong>de</strong> zinnen zijn kort en – op<br />

één na – enkelvoudig. De scores <strong>voor</strong> 'Spelling' en 'CompTU' zijn i<strong>de</strong>ntiek.<br />

Tij<strong>de</strong>ns het eerste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> sessie is Sad<strong>de</strong>din (1) actief betrokken op het<br />

prentlezen (<strong>voor</strong>al van verhaal 2, dat hij nadien ook selecteert). Bij het<br />

schrijven toont <strong>de</strong> jongen opnieuw zijn bezorgdheid om zijn handschrift, en<br />

vraagt hij bevestiging aan <strong>de</strong> juf. Even later maakt Juf Ena op eigen initiatief<br />

een opmerking over <strong>de</strong> bladspiegel en over spellingfouten "die hij niet meer<br />

zou mogen maken". Ze stipt tien spellingfouten aan. Voor het eerst wordt<br />

Sad<strong>de</strong>din (1) tij<strong>de</strong>ns het schrijven ook attent gemaakt op een stukje ontbre‐<br />

ken<strong>de</strong> inhoud, dat hij samen met Juf Ena wil formuleren. Waarschijnlijk ge‐<br />

zien <strong>de</strong> drukte van het klasgebeuren, gaat Juf Ena echter niet in op zijn<br />

vraag. De jongen probeert vervolgens <strong>de</strong> aangestipte spellingfouten te ver‐<br />

beteren, maar slaagt er niet in. De leerkracht noteert even later: "Probeer<br />

juist te verbeteren!", naast een evaluatie "Goed zo!". Op dag 2 herhaalt <strong>de</strong><br />

leerkracht <strong>de</strong>ze feedback klassikaal. Aan het eind van <strong>de</strong> sessie wor<strong>de</strong>n en‐<br />

kele verhalen <strong>voor</strong>gelezen. Voor <strong>de</strong> vier<strong>de</strong> maal op rij kan/mag Sad<strong>de</strong>din (1)<br />

zijn tekst niet <strong>voor</strong>lezen. Ditmaal argumenteert <strong>de</strong> leerkracht: "Jij komt niet<br />

aan <strong>de</strong> beurt. Jij zit an<strong>de</strong>re kin<strong>de</strong>ren uit te lachen." Sad<strong>de</strong>din (1) zelf sluit <strong>de</strong><br />

sessie af met het <strong>voor</strong>nemen om een volgen<strong>de</strong> keer foutloos te schrijven,<br />

geen hoofdletters te vergeten en op <strong>de</strong> leestekens te letten, aandachtspun‐<br />

ten die aansluiten bij <strong>de</strong> verwachtingen van <strong>de</strong> leerkracht, en die hij – sa‐<br />

men met korte zinnen – in <strong>de</strong> tekst van <strong>de</strong>ze vier<strong>de</strong> sessie ook groten<strong>de</strong>els<br />

realiseer<strong>de</strong>, zelfs zon<strong>de</strong>r veel on<strong>de</strong>rsteuning door <strong>de</strong> leerkracht.


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 215<br />

Kijken we ten slotte naar <strong>de</strong> NBS2‐tekst van Sad<strong>de</strong>din (1) , dan zien we vrijwel<br />

i<strong>de</strong>ntieke prestaties aan BS3 en BS4: een korte tekst met eenvoudige zinne‐<br />

tjes zon<strong>de</strong>r inversie, die door hoofdletters en leestekens formeel afgeba‐<br />

kend zijn. Een matig niveau qua 'ComEff', geen "En's" of "Dan's" bij het be‐<br />

gin van <strong>de</strong> zin, en een vrij behoorlijke score qua 'Spelling'.<br />

De klas van Juf Trees<br />

De tekst die Sergen (2) naar aanleiding van BS1 schrijft, ligt in het verleng<strong>de</strong><br />

van wat hij realiseer<strong>de</strong> als NBS1‐tekst, terwijl er toch in Klas 2 sterk geïnves‐<br />

teerd is in een uitgebrei<strong>de</strong> verkenning van <strong>de</strong> prentenreeks. We merken in<br />

<strong>de</strong>ze sessie op dat Sergen (2) niet aan bod komt bij het prentlezen; vervol‐<br />

gens beperkt <strong>de</strong> begeleiding van Juf Trees zich tij<strong>de</strong>ns het schrijven tot op‐<br />

merkingen over handschrift, lay‐out (nummertjes) en hoofdletters bij ei‐<br />

gennamen. In <strong>de</strong> schriftelijke feedback voegt <strong>de</strong> leerkracht er een algemene<br />

beoor<strong>de</strong>ling aan toe: "Goed", en corrigeert ze <strong>de</strong> spelling. Ze schrapt ook<br />

een van <strong>de</strong> vele instanties van "En". Al die elementen verwerkt Sergen (2) in<br />

zijn twee<strong>de</strong> versie. Qua inhoud, zinsbouw, woordkeuze en/of genreken‐<br />

merken krijgt Sergen (2) echter geen feedback. Ook wanneer Sergen (2) zijn<br />

<strong>de</strong>finitieve versie schrijft, corrigeert <strong>de</strong> leerkracht enkel qua spelling, hoofd‐<br />

letters en lay‐out. De leerkracht verantwoordt die houding in het interview<br />

als volgt:<br />

Gelijk Sergen daar. Sorry, maar ik ga daar ook niet zitten aan te peu‐<br />

teren hè. Ik schrijf daar dan maar on<strong>de</strong>r wat hij goed heeft gedaan,<br />

wat hij kan. Maar hij kan niet beter. Hoe komt dat dat hij niet beter<br />

kan? Zijn woor<strong>de</strong>nschat zal nog niet zo uitgebreid zijn. (...) Die is intel‐<br />

ligent genoeg <strong>de</strong>nk ik. Maar die spreken thuis ook geen Ne<strong>de</strong>rlands<br />

he (...) Ja, dat was toch niet goed eh. Ik kon daar niks van maken<br />

hoor. En dan heb ik zoiets van hup, door naar <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong>. Dan<br />

schrijf ik er maar on<strong>de</strong>r "och 't is goed". Hij zal er wel iets mee bedoe‐<br />

len en ja, hij <strong>de</strong>ed het ook niet graag he. Dat is ook omdat hij het niet<br />

goed kan. Hij weet dat zelf ook dat hij het niet goed kan. (Juf Trees,<br />

Klas 2, BS1)<br />

In BS2 zien we een overeenkomstig patroon: Sergen (2) komt éénmaal aan<br />

bod bij het prentlezen. Zoals eer<strong>de</strong>r vermeld wordt het gesprek in Klas gro‐<br />

ten<strong>de</strong>els gedomineerd door enkele assertieve meisjes, die door <strong>de</strong> Juf Trees<br />

slechts moeizaam in toom gehou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. De begeleiding van <strong>de</strong> leer‐<br />

kracht beperkt zich – wat Sergen (2) betreft – tot opmerkingen qua lay‐out


216<br />

(nummertjes), lidwoordkeuze (1x), "En", hoofdletters/leestekens en spel‐<br />

ling. Juf Trees wijst Sergen (2) erop dat hij dui<strong>de</strong>lijker moet schrijven. Ze<br />

raadt hem ook aan zijn werkje na te lezen. Ze evalueert <strong>de</strong> tekst als "goed".<br />

Sergen (2) verwerkt <strong>de</strong> (vormelijke) correcties van <strong>de</strong> leerkracht in zijn <strong>de</strong>fini‐<br />

tieve versie. Dat leidt tot zichtbaar hogere scores t.o.v. BS1 <strong>voor</strong> 'Spelling',<br />

bij<strong>voor</strong>beeld, maar niet <strong>voor</strong> 'ComEff', 'CompTU' of 'AccuTU'. Tussendoor<br />

vraagt Sergen (2) <strong>de</strong> leerkracht om bevestiging, zijn onzekerheid daarmee<br />

tonend. Waarschijnlijk gezien <strong>de</strong> veelheid van hulpvragen, reageert Juf<br />

Trees eerst afwijzend; nadien komt ze Sergen (2) 's tekst lezen. Ze geeft posi‐<br />

tieve feedback, die <strong>voor</strong>al op handschrift slaat ("Da's al veel dui<strong>de</strong>lijker."),<br />

en corrigeert nog wat (spelling)foutjes. Opnieuw voegt Juf Trees <strong>de</strong> evalua‐<br />

tie "goed" toe. Tij<strong>de</strong>ns het interview zegt ze echter dat Sergen (2) on<strong>de</strong>r het<br />

klasgemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> presteert "omdat 'm een onleesbaar handschrift en zeer<br />

beperkte woor<strong>de</strong>nschat gebruikt". Sergen (2) zelf neemt zich aan het eind<br />

van BS2 <strong>voor</strong> om een volgen<strong>de</strong> keer te letten op "hoofdletters" en "schrijf‐<br />

en" (schrijffouten? handschrift?). Hij zal zijn werkje ook "controleren" (nale‐<br />

zen? + verbeteren?), noteert hij.<br />

In BS3 wordt in het prentenverhaal een technisch on<strong>de</strong>rwerp aangesne<strong>de</strong>n,<br />

nl. <strong>de</strong> lege batterijen van een auto op afstandsbediening. An<strong>de</strong>rs dan in <strong>de</strong><br />

vorige sessies toont Sergen (2) zich sterk betrokken bij het prentlezen, ook al<br />

komt hij weinig of niet aan bod. Nadien schrijft Sergen (2) een tekst die meer<br />

dan twee keer zo lang is als <strong>de</strong> teksten van <strong>de</strong> vorige sessies. Tussendoor<br />

krijgt hij op zijn eigen vraag hulp van Juf Trees, die hem tegelijkertijd posi‐<br />

tieve feedback geeft. De leerkracht spoort Sergen (2) aan om "nog een beetje<br />

te schrijven". In tegenstelling tot wat hij in BS1 en BS2 na <strong>de</strong> sessie noteer‐<br />

<strong>de</strong>, geeft Sergen (2) ditmaal aan dat hij het een plezierige opdracht vond. Ook<br />

<strong>de</strong> leerkracht merkt op dat Sergen (2) plezier aan <strong>de</strong> opdracht heeft beleefd,<br />

en vermeldt dat hij zich – naar haar aanvoelen – behoorlijk ingespannen<br />

heeft. Haar verwachtingen over <strong>de</strong> kwaliteit van zijn product liggen ook iets<br />

hoger dan in BS1 en BS2. Het resultaat – dat dui<strong>de</strong>lijk "toegankelijker" (spel‐<br />

ling, schrift), begrijpelijker en langer is – wordt door <strong>de</strong> leerkracht geëvalu‐<br />

eerd met "Prima! Mooi!" De concrete schriftelijke feedback beperkt zich<br />

echter opnieuw tot spelling, hoofdletters/leestekens, "En", naast één in‐<br />

stantie van woordkeuze, en twee keer een vervoegingsprobleem. Hand‐<br />

schrift is nu echter geen topic meer. Sergen (2) verwerkt <strong>de</strong> feedback, wat<br />

hem een tekst oplevert die qua 'ComEff' hoger scoort dan alle vorige<br />

teksten. Ook op <strong>de</strong>ze twee<strong>de</strong> dag van <strong>de</strong> sessie zoekt Sergen (2) bevestiging<br />

bij Juf Trees. Ze bezorgt hem die beknopt. Zijn concrete <strong>voor</strong>nemens ten


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 217<br />

aanzien van een volgen<strong>de</strong> stelopdracht spitsen zich toe op <strong>de</strong> titel, "nale‐<br />

zen" en leestekens. In haar reactie op <strong>de</strong> schrijfsessie geeft Juf Trees aan<br />

dat <strong>de</strong> lengte van Sergen (2) ' s tekst haar verraste. Spontaan verbindt ze dat<br />

feit met het plezier dat ze bij Sergen (2) had opgemerkt terwijl hij schreef.<br />

Desondanks blijft Sergen (2) volgens haar een staartkind <strong>voor</strong> schrijven: on‐<br />

dui<strong>de</strong>lijk schrift, foute zinsconstructies, zwakke spelling.<br />

In <strong>de</strong> introductiefase van BS4, <strong>de</strong> laatste begelei<strong>de</strong> sessie, die gaat over kin‐<br />

<strong>de</strong>ren die met een knikkerbaan spelen, zien we opnieuw een zeer betrok‐<br />

ken Sergen (2) . Tij<strong>de</strong>ns het individueel schrijven maakt Sergen (2) het volgens<br />

<strong>de</strong> leerkracht echter te bont en moet hij apart gaan zitten. Hij krijgt geen<br />

individuele begeleiding. Toch schrijft hij een lange tekst, waarin hij elk<br />

prentje uitvoerig behan<strong>de</strong>lt, dialogen incluis. Aan het eind van die eerste<br />

dag geeft Sergen (2) aan dat hij het een plezierige taak vond (cf. BS3). Juf<br />

Trees schat het plezier net iets min<strong>de</strong>r hoog dan in BS3. Ze corrigeert<br />

hoofdletters/leestekens en spelling en evalueert <strong>de</strong> tekst met "Mooi zo!"<br />

Sergen (2) herschrijft zijn tekst, rekening hou<strong>de</strong>nd met <strong>de</strong> opmerkingen van<br />

<strong>de</strong> leerkracht. Tussendoor wordt hij bevestigd over zijn handschrift en or<strong>de</strong>:<br />

"Jij kunt mooi schrijven. Waarom schrijf je niet altijd zo netjes?" Sergen (2) 's<br />

tekst krijgt een hoge score <strong>voor</strong> 'ComEff' en 'Lengte'. Wat het herhaald ge‐<br />

bruik van "En" betreft, is zijn tekst beter dan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>gaan<strong>de</strong>. 'CompTU' en<br />

'AccuTU', daarentegen, vor<strong>de</strong>ren niet. In het gesprek na <strong>de</strong> sessie formu‐<br />

leert <strong>de</strong> leerkracht haar samenvatting van Sergen (2) 's proces van die sessie:<br />

Sergen die had er nu precies toch al meer plezier in zo. Ja. En hij heeft<br />

zich ook ingespannen opnieuw om het fatsoenlijk over te schrijven.<br />

Maar ja, die heeft ook, die heeft ook, ja, problemen met taal, met le‐<br />

zen en ik <strong>de</strong>nk soms zo – het is wat ik zie he en ik weet het nie hoor<br />

maar – dan is da ook heel moeilijk en als da dan nie lukt, dan hebt ge<br />

daar ook min<strong>de</strong>r plezier in. Ma, ik had <strong>de</strong>n indruk dat hij het precies<br />

toch liever <strong>de</strong>ed. (Juf Trees, Klas 2, BS4)<br />

Kijken we naar Sergen (2) 's prestatie tij<strong>de</strong>ns NBS2, dan stellen we vast dat die<br />

heel wat min<strong>de</strong>r goed is dan die van BS4, behalve wat 'Lengte' en 'CompTU'<br />

betreft.


218<br />

3.3.3 Samenvatting<br />

De complexiteit en variabiliteit van <strong>de</strong> ontwikkelingspa<strong>de</strong>n van Sad<strong>de</strong>din (1)<br />

en Sergen (2) krijgen betekenis nu we <strong>de</strong> contexten waarin <strong>de</strong> producten tot<br />

stand zijn gekomen, (<strong>de</strong>els) hebben blootgelegd.<br />

De grote variabiliteit in Sad<strong>de</strong>din (1) 's grafiek kan verwijzen naar het feit<br />

dat Sad<strong>de</strong>din (1) drie sessies lang "actief" heeft gezocht naar aansluiting bij<br />

<strong>de</strong> eisen die Juf Ena (<strong>voor</strong>al aan "zwakke" beginnen<strong>de</strong> stellers) lijkt te stel‐<br />

len, namelijk netjes geschreven, enkelvoudige, formeel afgebaken<strong>de</strong> zinnen<br />

met niet te veel woor<strong>de</strong>n en dus ook weinig spellingfouten. Tegen BS3<br />

slaagt <strong>de</strong> jongen in die opdracht, en wel met glans! Jammer genoeg heeft<br />

zijn verhaal tegen die tijd alle glans verloren. De Juf merkt die scha<strong>de</strong> op,<br />

maar lijkt ze niet te verbin<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> concrete eisen die zijzelf stel<strong>de</strong>. Sad‐<br />

<strong>de</strong>din (1) is echter bereid om bij te sturen. Hij lijkt aan te voelen dat hij daar‐<br />

bij <strong>de</strong> hulp van <strong>de</strong> leerkracht nodig heeft. Jammer genoeg komt die er op<br />

dat ogenblik niet: er zit <strong>voor</strong> Sad<strong>de</strong>din (1) niets an<strong>de</strong>rs op dan ter plaatse te<br />

trappelen.<br />

Het proces van Sergen (2) kent een heel an<strong>de</strong>r verloop: <strong>voor</strong> zover wij zijn<br />

schrijfproducten in kaart brachten, lijkt hij tot sessie 3 ter plaatse te trappe‐<br />

len (weinig of geen intra‐individuele variabiliteit per parameter). Uit <strong>de</strong> ses‐<br />

sies zelf lei<strong>de</strong>n we af dat hij weinig betrokken is op <strong>de</strong> opdracht, en – inspe‐<br />

lend op <strong>de</strong> feedback van Juf Trees – enkel met handschrift en lay‐out bezig<br />

is. De prentenreeks van sessie 3, m.n. over een jongen die aan het spelen is<br />

met een auto op afstandsbediening, lijkt Sergen (2) te prikkelen: hij schrijft<br />

een lange tekst en geniet er zichtbaar van. Ook <strong>de</strong> leerkracht merkt het ver‐<br />

schil in plezier op tegenover <strong>de</strong> vorige sessies. In haar reacties op Sergen (2)<br />

(dag 1 en dag 2) maakt Juf Trees dui<strong>de</strong>lijk dat ze <strong>de</strong> jongen niet wil afrem‐<br />

men. An<strong>de</strong>rzijds wordt hem ook weinig of geen bijkomen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rsteuning<br />

gebo<strong>de</strong>n. Desondanks tonen <strong>de</strong> resultaten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n parame‐<br />

ters tonen dat Sergen (2) zoeken<strong>de</strong> is. Opvallend is het zwakke resultaat <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> laatste niet‐begelei<strong>de</strong> sessie. Zon<strong>de</strong>r klassikale on<strong>de</strong>rsteuning, b.v. in <strong>de</strong><br />

vorm van een uitgebrei<strong>de</strong> bespreking van <strong>de</strong> prentenreeks, lijkt het Ser‐<br />

gen (2) niet te lukken.<br />

4. DISCUSSIE<br />

De resultaten van het kwalitatief microgenetisch on<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> interac‐<br />

ties tussen leerlingen en hun leerkracht, <strong>de</strong> schrijfproducten per leerling, en<br />

<strong>de</strong> bevragingen van leerkracht en leerlingen, maakten dui<strong>de</strong>lijk dat er zich


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 219<br />

verban<strong>de</strong>n opdringen tussen leer<strong>de</strong>r‐endogene en leer<strong>de</strong>r‐exogene facto‐<br />

ren en veran<strong>de</strong>ringen in <strong>de</strong> output. Die zou<strong>de</strong>n in een rapportage/verslag<br />

van een beperkt aantal meetmomenten, gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n, standaardafwijkin‐<br />

gen en "meetfouten" onopgemerkt blijven (Lavelli et al., 2005; Van Geert &<br />

Van Dijk, 2002; Schmidt & Teti, 2005; Larsen‐Freeman & Cameron, 2008).<br />

<strong>Achter</strong> een schijnbaar eenvoudige gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ontwikkelings<strong>lijn</strong> steekt im‐<br />

mers een massa aan variabiliteit: tussen leerlingen, tussen producten van<br />

één leerling, tussen on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n parameters van producten van één leer‐<br />

ling (Serrano & Howard, 2007; Larsen‐Freeman, 2006; Verspoor, De Bot, &<br />

Lowie, 2004). Daarnaast stel<strong>de</strong>n we via onze ge<strong>de</strong>tailleer<strong>de</strong> analyses ook<br />

tussen <strong>de</strong> sessies rond eenzelf<strong>de</strong> schrijftaak heel wat variatie vast: het con‐<br />

crete on<strong>de</strong>rwijsaanbod naar aanleiding van <strong>de</strong>ze schrijftaken verschilt van<br />

klas tot klas, en in meer of min<strong>de</strong>re mate ook van sessie tot sessie (Flynn,<br />

2007). Het aanbod binnen een klas verschilt ook van leerling tot leerling;<br />

leerkrachten stemmen hun aanbod kennelijk af op individuele leerlingen.<br />

ook <strong>de</strong> criteria op basis waarvan ze dat doen, verschillen van leerkracht tot<br />

leerkracht. Bovendien blijkt dat <strong>de</strong> input, ook al is die klassikaal, lang niet<br />

op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> wijze "intake" wordt <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> leerlingen in<br />

<strong>de</strong> klas.<br />

Al die variabiliteit mag niet echt verbazen: we hebben immers te maken<br />

met complexe, unieke dynamische systemen, met name (twee<strong>de</strong>‐) taalver‐<br />

wervingsprocessen (Larsen‐Freeman & Cameron, 2008; Van Geert & Steen‐<br />

beek, 2008; De Bot, Lowie, & Verspoor, 2007; Larsen‐Freeman, 1997; Studie<br />

3). Die voltrekken zich <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> leerlingen zowel binnen <strong>de</strong> complexe<br />

dynamiek van het gezin en <strong>de</strong> gemeenschap waartoe ze behoren, als bin‐<br />

nen <strong>de</strong> complexe dynamiek van een klasgroep on<strong>de</strong>r leiding van een leer‐<br />

kracht, die zelf ook <strong>voor</strong>tdurend stappen zet in haar eigen professionele<br />

proces. Het dynamische professionele proces van één leerkracht is op zijn<br />

beurt genest in <strong>de</strong> ruimere context van het proces van haar schoolteam<br />

enerzijds, en van meer algemene (taal‐/schrijf‐) on<strong>de</strong>rwijsvernieuwingspro‐<br />

cessen in <strong>de</strong> ruimere context van het Vlaamse on<strong>de</strong>rwijs an<strong>de</strong>rzijds, enz.<br />

(Kelchtermans, 1994; Borg, 2006; Larsen‐Freeman & Cameron, 2008; Van<br />

<strong>de</strong>n Bran<strong>de</strong>n, 2009).<br />

Het erkennen en blootleggen van een aantal on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n niveaus van<br />

variabiliteit (i.c. van proces en product op leerlingniveau), waardoor we het<br />

ontwikkelingsproces in zijn ware context hebben kunnen observeren, hel‐


220<br />

pen ons om meer vat te krijgen op wat ogenschijnlijk een zeer chaotisch<br />

geheel is (Larsen‐Freeman, 2006; Siegler, 2006; Lavelli et al., 2005).<br />

While it is common practice when faced with complex systems to<br />

<strong>de</strong>al with one <strong>de</strong>finable part at a time, I do not think that the effects<br />

of instruction can be factored in later, any more than learner factors<br />

can be inclu<strong>de</strong>d after we have figured out the learning process. Re‐<br />

member that in complex nonlinear systems, the behavior of the<br />

whole emerges out of the interaction of its parts. Studying the parts<br />

in isolation one by one will tell us about each part, but not how they<br />

interact. (Larsen‐Freeman, 1997, p. 157)<br />

Zo hebben <strong>de</strong> ge<strong>de</strong>tailleer<strong>de</strong> analyses van <strong>de</strong> tweemaal vier begelei<strong>de</strong><br />

schrijfsessies én van <strong>de</strong> in die sessies geproduceer<strong>de</strong> teksten van tweemaal<br />

vier leerlingen indicaties opgeleverd m.b.t. het verband tussen enerzijds <strong>de</strong><br />

grilligheid in ontwikkelingspa<strong>de</strong>n van en tussen leerlingen met betrekking<br />

tot kwaliteitskenmerken van hun teksten en an<strong>de</strong>rzijds het on<strong>de</strong>rwijsaan‐<br />

bod. We bespreken die indicaties in "Goed <strong>voor</strong> sterk?" (§4.1) en "Sterk<br />

<strong>voor</strong> (veeleer) zwak?" (§4.2). In §4.3 zoomen we in op twee on<strong>de</strong>rwerpen<br />

die <strong>de</strong> specifieke invalshoeken van het resultatenge<strong>de</strong>elte overstijgen, nl.<br />

"Naast belevenissen ook belevingen" en "Actieve participatie". De beper‐<br />

kingen van <strong>de</strong>ze studie en mogelijk vervolgon<strong>de</strong>rzoek wor<strong>de</strong>n besproken in<br />

§4.4. In §4.5 volgt <strong>de</strong> conclusie.<br />

4.1 Goed <strong>voor</strong> sterk?<br />

Uit het verloop van <strong>de</strong> sessies <strong>voor</strong> <strong>de</strong> tweemaal twee KOP‐leerlingen kun‐<br />

nen we aflei<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> twee KOP‐leerlingen uit Klas 2 (Juf Trees) in <strong>de</strong> loop<br />

van het schooljaar erin geslaagd zijn <strong>de</strong> uitdaging van <strong>de</strong> inbedding van<br />

concrete spreek‐/<strong>de</strong>nktaal met succes aan te gaan: bei<strong>de</strong> leerlingen lassen<br />

stukjes spreek‐/<strong>de</strong>nktaal via directe en indirecte re<strong>de</strong> in op een manier die<br />

<strong>de</strong> lezer voldoen<strong>de</strong> informatie geeft om <strong>de</strong> boodschap goed te interprete‐<br />

ren. In vergelijking met <strong>de</strong> re<strong>de</strong>lijk onzekere startpositie van bei<strong>de</strong> leerlin‐<br />

gen, <strong>voor</strong>al van Kella (2) , is dat een grote sprong <strong>voor</strong>waarts, die – gezien <strong>de</strong><br />

herhaal<strong>de</strong> prestaties – niet slechts toevallig of eenmalig tot succes heeft<br />

geleid. De weinig stabiele start wat inbedding betreft, is <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze twee<br />

leerlingen op één jaar tijd omgebogen tot een zekere stabiliteit. Of het on‐<br />

<strong>de</strong>rwijs tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> vier door ons geobserveer<strong>de</strong> schrijfsessies daarbij een<br />

doorslaggeven<strong>de</strong> rol gespeeld heeft, kan niet met zekerheid gezegd wor‐<br />

<strong>de</strong>n. Wel hebben we kunnen aantonen dat er zich een verband opdringt


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 221<br />

tussen het veran<strong>de</strong>ringsproces van bei<strong>de</strong> leerlingen, en wat er in <strong>de</strong> klas‐<br />

praktijk gebeurt.<br />

De waarschijnlijkheid van dat verband wordt nog versterkt als we het<br />

patroon in Klas 2 vergelijken met het aanbod en <strong>de</strong> resultaten in Klas 1. Wat<br />

inbedding van <strong>de</strong>nk‐ en spreektaal betreft, vertonen <strong>de</strong> twee sterke leerlin‐<br />

gen van die klas eveneens een behoorlijke dosis instabiliteit bij <strong>de</strong> aanvang<br />

van het schooljaar. Zij slagen er echter niet in om die instabiliteit op te hef‐<br />

fen tegen het eind van het schooljaar. Hoewel Karen (1) enkele keren <strong>de</strong>‐<br />

monstreert dat ze kan spelen met <strong>de</strong> inbedding van spreek‐ en <strong>de</strong>nktaal<br />

(BS2, BS3, BS4), valt ze in NBS2 volledig door <strong>de</strong> mand: ze schrijft op dat<br />

ogenblik een tekst die erg vergelijkbaar is met die van BS1, waar<strong>voor</strong> ze<br />

door Juf Ena toentertijd uitvoerig geprezen werd. Is dat puur toeval? Of wil<br />

Karen (1) experimentsgewijs <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> prestatie overdoen, in <strong>de</strong> volle overtui‐<br />

ging dat ze er opnieuw succes mee zal oogsten? En heeft dit meisje bijge‐<br />

volg niet begrepen dat haar teksten van BS1 en NBS2 geen volwaardige rea‐<br />

lisering vormen van wat re<strong>de</strong>lijkerwijs on<strong>de</strong>r een "verhaal" verstaan wordt?<br />

Ook Kevin (1) , <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> leerling van Klas 1, lijkt door het schooljaar heen<br />

het noor<strong>de</strong>n kwijt te raken. Zijn NBS1‐tekst bevat een eenvoudig verhaal<br />

zon<strong>de</strong>r spreek‐/<strong>de</strong>nktaal, wat op zichzelf niet problematisch is (maar zie<br />

§4.3.1). In <strong>de</strong> teksten die hij on<strong>de</strong>r begeleiding schrijft, experimenteert hij<br />

vervolgens op allerlei manieren met <strong>de</strong> inbedding van <strong>de</strong>nk‐/spreektaal.<br />

Het lijkt of <strong>de</strong>ze leerling via zijn output verschillen<strong>de</strong> talige hypotheses wil<br />

testen (Swain, 1985), met name in verband met aspecten van schriftelijke<br />

communicatie in het algemeen en van het genre in het bijzon<strong>de</strong>r. Nergens<br />

krijgt hij echter feedback die hem helpt om wijs te raken uit <strong>de</strong> uiteenlo‐<br />

pen<strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n. Het is dus niet verwon<strong>de</strong>rlijk dat zijn NBS2‐tekst aan<br />

hetzelf<strong>de</strong> euvel mank gaat. Voor dit aspect van 'ComEff' heeft Kevin (1) aan<br />

het eind van het schooljaar bijgevolg nog geen "stabiliteit" verworven.<br />

Zoals hierboven aangegeven spoort het verschil in prestaties tussen <strong>de</strong>ze<br />

twee duo's uit twee verschillen<strong>de</strong> klassen ons aan om <strong>de</strong> klaspraktijk van<br />

bei<strong>de</strong> klassen te vergelijken. We komen tot <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> overeenkomsten<br />

en verschilpunten. Gelijklopend tussen bei<strong>de</strong> klassen is het ontbreken (1)<br />

van <strong>de</strong> uitdrúkkelijke boodschap dat niet‐a<strong>de</strong>quaat ingebed<strong>de</strong> spreek‐<br />

/<strong>de</strong>nktaal niet kan in een schriftelijk verhaal, (2) van <strong>de</strong> erbij behoren<strong>de</strong><br />

argumentatie (lezerperspectief), en (3) van dui<strong>de</strong>lijke uitleg over hoe con‐<br />

crete <strong>de</strong>nk‐/spreektaal a<strong>de</strong>quaat ingebed kan wor<strong>de</strong>n in een verteller‐<br />

stekst. De verschillen tussen bei<strong>de</strong> klassen zijn echter talrijker : (1) Juf Trees<br />

van Klas 2 plaatst het probleem van <strong>de</strong> inbedding van concrete spreek‐


222<br />

/<strong>de</strong>nktaal in het grotere en meer abstracte geheel van a<strong>de</strong>quate schriftelij‐<br />

ke communicatie: zij vraagt van haar leerling‐schrijvers aandacht <strong>voor</strong> het<br />

standpunt van een nietsvermoe<strong>de</strong>n<strong>de</strong> lezer (publiek‐/lezergerichtheid),<br />

terwijl Juf Ena van Klas 1 daarover met geen woord rept. Dat sluit aan bij <strong>de</strong><br />

vaststellingen van Myhill & Warren (2005) dat sommige leerkrachten amper<br />

of niet toekomen aan vraagstelling en/of stimulering van hogere‐or<strong>de</strong>‐<br />

<strong>de</strong>nken. (2) Afgezien van <strong>de</strong> beperkte contradicties in <strong>de</strong> boodschap van <strong>de</strong><br />

leerkracht van Klas 2, is <strong>de</strong>ze leerkracht vrij eenduidig in haar communicatie<br />

m.b.t. het criterium van inbedding van concrete <strong>de</strong>nk‐/spreektaal in: zowel<br />

haar uitleg m.b.t. <strong>de</strong> plaats van spreek‐/<strong>de</strong>nktaal en haar eigen input in <strong>de</strong><br />

vorm van <strong>voor</strong>gevorm<strong>de</strong> frases tij<strong>de</strong>ns het prentlezen, als <strong>de</strong> bespreking<br />

van verwarren<strong>de</strong> passages in teksten van Leerlingen, liggen inhou<strong>de</strong>lijk in<br />

elkaars verleng<strong>de</strong>. De informatie m.b.t. het aspect van inbedding van<br />

spreek‐ en/of <strong>de</strong>nktaal vanwege Juf Ena van Klas 1, daarentegen, zorgt<br />

enerzijds <strong>voor</strong> verwarring : hoewel tekstballonnetjes niet mogen, wordt een<br />

tekst vol tekstballonnetjes zon<strong>de</strong>r meer mo<strong>de</strong>ltekst. An<strong>de</strong>rzijds raakt Juf<br />

Ena's uitleg zel<strong>de</strong>n of nooit <strong>de</strong> grond van <strong>de</strong> zaak. De leerkracht plaatst alle<br />

problemen in dat verband op het niveau van <strong>de</strong> zin (en <strong>de</strong> inhoud): volledi‐<br />

ge zinnetjes, correcte zinnetjes, nog een zinnetje erbij. (3) Juf Trees van Klas<br />

2 compenseert een weinig systematische aanpak met het zien én grijpen<br />

van gou<strong>de</strong>n kansen: zo maakt ze <strong>de</strong> leerlingen attent op passages in leer‐<br />

lingteksten waarin spreek‐ of <strong>de</strong>nktaal niet a<strong>de</strong>quaat ingebed werd, en reikt<br />

ze alternatieven aan. Juf Ena Klas 1 daarentegen lijkt <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zetten niet te<br />

herkennen. In ie<strong>de</strong>r geval speelt ze er niet op in. (4) Juf Trees lijkt met wei‐<br />

nig <strong>voor</strong>ingenomenheid naar <strong>de</strong> producten van haar Leerlingen te kijken,<br />

waardoor ze ook <strong>de</strong> mankementen in KOP‐teksten durft vast te stellen en<br />

<strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> teksten kan helpen opdrijven. Juf Ena daarentegen gaat<br />

er blijkbaar van uit dat ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze taak "wel weer <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> leerlingen"<br />

uit haar heterogeen samengestel<strong>de</strong> klasgroep het goed doen. Dat maakt<br />

dat <strong>de</strong>ze leerkracht <strong>de</strong> producten van KOP‐leerlingen weinig kritisch bena‐<br />

<strong>de</strong>rt en on<strong>de</strong>rsteuningskansen laat liggen (Michiels, 2008). Die houding<br />

verwoordt <strong>de</strong> leerkracht expliciet wanneer ze verwijst naar een gesprek<br />

met Karen (1) naar aanleiding van <strong>de</strong> selectie van leerlingen die extra on<strong>de</strong>r‐<br />

steuning moeten krijgen, en van het feit dat Karen (1) nooit geselecteerd<br />

wordt.<br />

Ze (= Karen) vroeg, 'juffrouw, waarom neemt u mij nooit?' Maar ik<br />

zeg: 'Karentje, maar ik kan u met niks helpen'. 'Ik kan dommer wor‐<br />

<strong>de</strong>n', zei ze [Juf Ena lacht] 'Dan kunt ge mij ook es helpen.' Ik zeg 'ja


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 223<br />

maar zeg, wees blij dat ge niet geholpen moet wor<strong>de</strong>n.' Maar ja, kin‐<br />

<strong>de</strong>ren hebben heel graag aandacht, he. (Juf Ena, Klas 1, BS4)<br />

Zon<strong>de</strong>r dat we willen of kunnen beweren dat er een rechtstreeks causaal<br />

verband is tussen <strong>de</strong> overeenkomsten en verschillen qua prestaties van <strong>de</strong>‐<br />

ze twee duo's enerzijds, en het aanbod dat bei<strong>de</strong> duo's ontvingen an<strong>de</strong>r‐<br />

zijds, bie<strong>de</strong>n <strong>de</strong> doorgedreven analyses van <strong>de</strong> concrete stapjes van <strong>de</strong> leer‐<br />

lingen én van <strong>de</strong> context waarbinnen die gezet wer<strong>de</strong>n, ons <strong>de</strong> mogelijkheid<br />

om <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> hypothese te formuleren: hoe schrijfvaardig KOP‐leerlingen<br />

van het 3e leerjaar <strong>voor</strong> hun leerkrachten ook al lijken te zijn, toch vertonen<br />

zij nog instabiliteit met betrekking tot hogere‐or<strong>de</strong>‐aspecten van schriftelij‐<br />

ke communicatie, i.c. publiek‐/lezergerichtheid (Pullens, Van <strong>de</strong>n Bergh,<br />

Herrlitz, Van Ou<strong>de</strong>n, 2009). Onze data laten vermoe<strong>de</strong>n dat een eenduidige<br />

taakpresentatie, een stevig aanbod van relevante informatie en eenduidige<br />

signalen, bv. bij het formuleren van feedback op en beoor<strong>de</strong>len van schrif‐<br />

telijke producten, van groot belang zijn om <strong>de</strong>ze leerlingen <strong>de</strong> kans te geven<br />

<strong>de</strong> resteren<strong>de</strong> instabiliteit m.b.t. een publiek‐/lezergerichte oriëntatie in<br />

hun systeem om te buigen tot relatieve stabiliteit. Omgekeerd lijken een<br />

zwakke taakpresentatie, afwezigheid van informatie, tegenstrijdige signa‐<br />

len, waaron<strong>de</strong>r on<strong>voor</strong>spelbare feedback en/of evaluaties, veeleer contra‐<br />

productief te werken, in <strong>de</strong> zin dat <strong>de</strong> instabiliteit niet opgeheven raakt.<br />

4.2 Sterk <strong>voor</strong> (veeleer) zwak?<br />

Meer nog dan <strong>de</strong> KOP‐leerlingen begeven <strong>de</strong> MIDDEN‐ en STAART‐<br />

leerlingen zich naar aanleiding van dit soort schoolse, cultuurgebon<strong>de</strong>n en<br />

talige schrijftaken, op glad ijs. Hun stelvaardigheid (in het Ne<strong>de</strong>rlands) be‐<br />

vindt zich immers in een zeer prille, en dus per <strong>de</strong>finitie instabiele fase. Wat<br />

is dat eigenlijk, een schriftelijke navertelling (of "een verhaaltje bij een<br />

stripreeks")? Hoe ziet zo'n tekst eruit? Aan welke criteria moet het resultaat<br />

voldoen? Op welk soort verhaaltje uit het taalboek of <strong>de</strong> boekenhoek lijkt<br />

dat het meest? Voor een goe<strong>de</strong> beurt zijn <strong>de</strong>ze leerlingen bijgevolg sterk(er<br />

dan KOP‐leerlingen) afhankelijk van het aanbod dat ze tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> schrijfses‐<br />

sies aangereikt krijgen, in casu vanwege <strong>de</strong> leerkracht:<br />

The finding that teacher effects are much larger in low‐SES schools<br />

suggests that the distribution of teacher effectviveness is much more<br />

uneven in low‐SES schools than in high‐SES schools. To put it in an‐<br />

other way, in low‐SES schools, it matters more which teacher a child<br />

receives than it does in high‐SES schools. (Nye, Konstantopoulos, &<br />

Hedges, 2004, p. 254).


224<br />

De kans op een grote impact van dat aanbod op <strong>de</strong>ze leerlingen is zeer re‐<br />

eel, omdat zij over te weinig an<strong>de</strong>re resources beschikken om te compense‐<br />

ren (De Bot, Verspoor, & Lowie, 2005; Verspoor, Lowie, & De Bot, 2009).<br />

4.2.1 Merve en Sad<strong>de</strong>din (Klas 1)<br />

De afhankelijkheid én <strong>de</strong> impact van het aanbod van <strong>de</strong> leerkracht wordt<br />

bijzon<strong>de</strong>r goed ge<strong>de</strong>monstreerd door Sad<strong>de</strong>din (1) en Merve (1) , die allebei<br />

aan <strong>de</strong> lippen van hun leerkracht hangen en dociel lijken op te volgen wat<br />

diezelf<strong>de</strong> leerkracht, als "enige" hoe<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> norm, <strong>voor</strong>opstelt.<br />

Merve (1) lijkt <strong>de</strong> mantra van <strong>de</strong> "korte zinnekes" volledig te integreren,<br />

en "realiseert" op één schooljaar tijd een drastische afname qua gemid<strong>de</strong>l‐<br />

<strong>de</strong> clause‐lengte. Ervan uitgaand dat in die fase van ontwikkeling <strong>de</strong> groei in<br />

schrijfvaardigheid samengaat met groeien<strong>de</strong> lengte van <strong>de</strong> "zin" (T‐unit,<br />

clause) (Hudson, 2009; Myhill, 2009; Studie 1), kunnen we Merve (1) 's traject<br />

niet bepaald positief noemen. De zogezeg<strong>de</strong> "veiligheid" die <strong>de</strong> leerkracht<br />

biedt via haar advies om <strong>voor</strong>al geen complexe zinnen te produceren, in<br />

combinatie met <strong>de</strong> schriftelijke feedback qua spelling/interpunctie‐<br />

hoofdletters, heeft <strong>de</strong> aandacht van <strong>de</strong> leerling op vormelijke correctheid<br />

gericht, waardoor <strong>de</strong> leerling <strong>voor</strong>al haar editorial instinct (Elbow, 1973)<br />

lijkt te ontwikkelen, in plaats van haar productive instinct (Elbow, 1973).<br />

Krashen (1978) spreekt in dat verband over een overuser of the monitor,<br />

m.n. een taalgebruiker die zijn eigen taalgebruik dusdanig vormelijk moni‐<br />

tort dat hij in zijn spontane expressie sterk gehin<strong>de</strong>rd wordt. Dat houdt ver‐<br />

strekken<strong>de</strong> risico's in:<br />

Your editorial instinct is often much better <strong>de</strong>veloped than your pro‐<br />

ducing instinct, so that as each phrase starts to roll off your pencil,<br />

you hear seventeen reasons why it is unsatisfactory. The paper re‐<br />

mains blank. (Elbow, 1973, p. 25)<br />

Ook Sad<strong>de</strong>din (1) luistert aandachtig naar <strong>de</strong> adviezen van Juf Ena, en doet<br />

blijkbaar alles wat binnen zijn mogelijkhe<strong>de</strong>n ligt om rekening te hou<strong>de</strong>n<br />

met <strong>de</strong> aandachtspunten die zij klassikaal, maar ook bij hem persoonlijk<br />

naar <strong>voor</strong> schuift: handschrift, bladspiegel, spelling, korte zinnen, hoofdlet‐<br />

ters en leestekens. Sad<strong>de</strong>din (1) 's inzet en zijn <strong>voor</strong>tdurend zoeken komen<br />

tot uiting in <strong>de</strong> grillige ontwikkelingspa<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> verschillen<strong>de</strong> parameters,<br />

met name tussen NBS1 en BS3. In tegenstelling tot zijn allereerste product<br />

is <strong>de</strong> tekst van BS3 dan ook een "school<strong>voor</strong>beeld" van wat door Juf Ena<br />

letterlijk gevraagd wordt. Maar dan valt alles stil! Nu lagere‐or<strong>de</strong> criteria


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 225<br />

gehaald zijn, lijkt Sad<strong>de</strong>din (1) toe aan hogere‐or<strong>de</strong> processen (bv. coheren‐<br />

tie, cohesie, variatie op zinsniveau, ...), en daar<strong>voor</strong> is hij – opnieuw – af‐<br />

hankelijk van atten<strong>de</strong>ring, aanbod en on<strong>de</strong>rsteuning vanwege <strong>de</strong> leer‐<br />

kracht, misschien wel in grotere mate dan een aantal van zijn leeftijdgeno‐<br />

ten die met meer bagage <strong>de</strong> klas zijn binnengekomen. Die begeleiding blijft<br />

echter groten<strong>de</strong>els uit, tenminste <strong>voor</strong> zover het op zíjn proces afgestem<strong>de</strong><br />

interventies betreft (Michiels, 2008). Het lijkt bovendien of hij ook zelf goed<br />

aanvoelt dat hij meer persoonlijke aandacht nodig heeft om te kunnen vor‐<br />

<strong>de</strong>ren. In BS4 doet hij immers verwoe<strong>de</strong> pogingen om Juf Ena te stimuleren<br />

met hem in interactie te gaan, zodat ze hem zou kunnen helpen bij het op‐<br />

lossen van een door haar aangestipt tekstueel probleem. Tevergeefs! Het is<br />

dan ook helemaal niet vreemd dat Juf Ena over Sad<strong>de</strong>din (1) vertelt dat hij<br />

misschien nog wel kan groeien "maar toch niet hevig zenne". Dat dit niet<br />

met Sad<strong>de</strong>din (1) zelf te maken heeft, maar groten<strong>de</strong>els in haar han<strong>de</strong>n ligt,<br />

lijkt Juf Ena op dat ogenblik echter niet te beseffen. Hetzelf<strong>de</strong> gevoel krijgen<br />

we als we <strong>de</strong>ze leerkracht één sessie later horen zeggen:<br />

Volgens mij is Sad<strong>de</strong>din in <strong>de</strong> loop van het jaar wel gebeterd, maar<br />

die veegt er zijn voeten aan eigenlijk. (Juf Ena, Klas 1, BS4)<br />

We vrezen dat we hier te maken hebben met een schrijnend staaltje van<br />

self‐fulfilling prophecy (Good & Brophy, 2003; Jungbluth, 2003): <strong>de</strong> lage<br />

verwachtingen van <strong>de</strong> leerkracht ten aanzien van een leerling lijken via het<br />

aanbod dat zij die leerling biedt, een negatief effect te sorteren op zijn<br />

ontwikkeling (Terwel, 2004).<br />

De verfijn<strong>de</strong> analyses van het proces van Sad<strong>de</strong>din (1) en Merve (1) lijken – nog<br />

meer dan die van <strong>de</strong> KOP‐leerlingen – te reveleren welke belangrijke rol het<br />

on<strong>de</strong>rwijs in het ontwikkelingsproces van (kansarme) ontluiken<strong>de</strong> stellers<br />

speelt (Nye, Konstantopoulos, & Hedges, 2004; Moats, Foorman, & Taylor,<br />

2006; Gelati & Boscolo, 2009). Dat Merve (1) zich zes weken later nog feilloos<br />

herinnert dat <strong>de</strong> leerkracht na drie zinnen "buiten a<strong>de</strong>m" was, of dat Sad‐<br />

<strong>de</strong>din (1) na <strong>de</strong> repriman<strong>de</strong> van BS2 in elke volgen<strong>de</strong> sessie bevestiging zoekt<br />

<strong>voor</strong> zijn handschrift (Bygate, 2009), getuigt ons inziens van <strong>de</strong> gerichtheid<br />

van <strong>de</strong>ze leerlingen op hun leerkracht: in <strong>de</strong>ze is zij een belangrijke – zo niet<br />

<strong>de</strong> belangrijkste – bron van informatie. Haar impact is bijgevolg zeer groot,<br />

misschien wel veel groter dan zij zelf vermoedt (De Bot, Lowie, & Verspoor,<br />

2007). Dat maakt <strong>de</strong>ze leerlingen vermoe<strong>de</strong>lijk erg kwetsbaar. Larsen‐<br />

Freeman en Cameron (2008) vergelijken <strong>de</strong> situatie van een leerling als<br />

Sad<strong>de</strong>din (1) (of ver<strong>de</strong>r ook Sergen (2) ) met een bal op het topje van een zeer


226<br />

puntige heuvel. Welke richting <strong>de</strong> bal ook uitgaat – "for good or for bad"<br />

(Larsen‐Freeman & Cameron, 2008, p. 199) – rollen doet‐ie:<br />

Perched on top of a hill, any small perturbation to the system is likely<br />

to push it off and downwards. (Larsen‐Freeman & Cameron, 2008, p.<br />

51)<br />

Op basis van <strong>de</strong>ze bevindingen kunnen we <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> hypothesen formu‐<br />

leren: (1) vermits leerlingen als Sad<strong>de</strong>din (1) en Merve (1) zich in een erg insta‐<br />

biele fase bevin<strong>de</strong>n wat stellen betreft, mogen we vermoe<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong>ze<br />

leerlingen zich <strong>voor</strong> dit soort schoolse opdrachten uitdrukkelijk op het aan‐<br />

bod van hun leerkracht richten. En (2), gezien <strong>de</strong> impact van wat leerkrach‐<br />

ten "aanbie<strong>de</strong>n", onvermoed groot kan zijn, lijkt het erg belangrijk om het<br />

aanbod zeer goed te overwegen (Oliver, Philp, & Mackey, 2008), en <strong>de</strong> im‐<br />

pact ervan bij <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> leerlingen na te gaan.<br />

4.2.2 Muhammet en Sergen (Klas 2)<br />

Gezien hun sociaal‐economische en cultureel‐etnische herkomst zijn ook <strong>de</strong><br />

twee zwakkere leerlingen van Klas 2 <strong>voor</strong> hun schriftelijke vertelvaardigheid<br />

sterk afhankelijk van wat er tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> sessies aangebo<strong>de</strong>n wordt.<br />

Zoals aangetoond evolueert Muhammet (2) , <strong>de</strong> sterkere leerling van <strong>de</strong> twee,<br />

min of meer systematisch naar hogere scores <strong>voor</strong> <strong>de</strong> meeste tekstkwalitei‐<br />

ten. Zon<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> klas een uitgesproken rol op te nemen (Muhammet (2)<br />

wordt amper opgemerkt tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> sessies), lijkt hij toch van bij <strong>de</strong> aanvang<br />

te profiteren van het aanbod. In een van <strong>de</strong> weinige uitspraken die <strong>de</strong> leer‐<br />

kracht over hem doet, slaat ze ons inziens spijkers met koppen:<br />

Dan hebt ge daar Muhammet. Die zit op leeftijd. Ja, da's een prutser‐<br />

ke, klein manneke, maar die doet zijn best, spant zich in, ma, ja. Die is<br />

ook wel pienter genoeg. Alhoewel ja. Ja, die pikt op. Maar hij doet<br />

zijn best en hij spant zich in. (Juf Trees, Klas 2, BS3)<br />

Hoewel onze data ons niet <strong>de</strong> mogelijkheid geven om aan te tonen welk<br />

samenspel van factoren maakt dat Muhammet (2) oppikt wat hij oppikt, wil‐<br />

len we twee elementen naar <strong>voor</strong> schuiven waarvan we vermoe<strong>de</strong>n dat ze<br />

Muhammet (2) 's proces positief beïnvloed hebben.<br />

Ten eerste stellen we vast dat het aanbod tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> sessies in Klas 2<br />

haast "naadloos" afgestemd lijkt te zijn op Muhammet (2) 's "zone van naaste<br />

ontwikkeling" (Vygotsky, 1978; Van Geert, 1998): <strong>de</strong> jongen beschikt blijk‐<br />

baar over <strong>de</strong> "<strong>voor</strong>kennis" waarvan <strong>de</strong> leerkracht impliciet uitgaat, m.n.<br />

voldoen<strong>de</strong> (mon<strong>de</strong>linge) taalvaardigheid en voldoen<strong>de</strong> technische schrijf‐


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 227<br />

vaardighe<strong>de</strong>n (spelling, schrift). Voor wat <strong>de</strong>ze nieuwe taak van <strong>de</strong> leerling<br />

vraagt, toont Juf Trees zich bereid om te on<strong>de</strong>rsteunen (scaffolding [Gib‐<br />

bons, 2002]), o.a. in <strong>de</strong> vorm van een uitgebrei<strong>de</strong> bespreking van <strong>de</strong> inhoud<br />

en door het "mo<strong>de</strong>lleren" van hoe schrijftaalzinnen tot stand komen (zie<br />

ver<strong>de</strong>r). Bovendien maakt Juf Trees voldoen<strong>de</strong> dui<strong>de</strong>lijk dat ze geen ono‐<br />

verkomelijke verwachtingen koestert: als <strong>de</strong> tekst leesbaar is en enigszins<br />

overzichtelijk op papier staat, mag <strong>de</strong> geschreven taal best nog wat "mon‐<br />

<strong>de</strong>ling" klinken, en mogen er nog spellingfoutjes gemaakt wor<strong>de</strong>n, enz. Wat<br />

<strong>de</strong> leerkracht van Muhammet (2) vraagt, ervaart <strong>de</strong>ze leerling bijgevolg niet<br />

als bedreigend of onmogelijk. Zowel in BS1 als BS2 geeft hij aan dat hij het<br />

een heel erg leuke en makkelijke taak vond, en dat hij een goed verhaal ge‐<br />

schreven <strong>de</strong>nkt te hebben. Ook <strong>de</strong> leerkracht heeft alle vertrouwen in<br />

Muhammet (2) als "ontluiken<strong>de</strong> steller": ze schat zijn inspanningen tij<strong>de</strong>ns<br />

het schrijven (zeer) hoog in, en <strong>de</strong>nkt ook dat hij het een prettige opdracht<br />

vindt (schriftelijke bevraging, telkens aan het eind van dag 1). Die inschat‐<br />

ting sluit perfect aan bij wat zijzelf herhaal<strong>de</strong>lijk als <strong>de</strong> belangrijkste doel‐<br />

stellingen van haar on<strong>de</strong>rwijs vermeldt:<br />

Als ze kunnen of doen wat ze kunnen, is het <strong>voor</strong> mij al goed eigen‐<br />

lijk. Ge kunt toch niet meer bereiken of verlangen, he. (...) Dat ze het<br />

leuk vin<strong>de</strong>n, ja, dat ze plezier hebben. Dat vind ik het <strong>voor</strong>naamste<br />

eigenlijk. Ja, ge kunt toch niet verwachten dat dat 'ik weet niet hoe'<br />

correcte zinnen zijn. Dat ze er plezier aan beleven eigenlijk, dat vind<br />

ik het belangrijkste. En natuurlijk ook een beetje letten op interpunc‐<br />

tie of hoofdletter of die dingen. (Juf Trees, Klas 2, BS4)<br />

Het feit dat ze Muhammet (2) bovendien ook "pienter" noemt, on<strong>de</strong>rsteunt<br />

haar vertrouwen in hem. Het zou ons niet verwon<strong>de</strong>ren dat Muhammet (2)<br />

dit vertrouwen van <strong>de</strong> leerkracht in zijn persoontje voelt, en dat hem dat<br />

spreekwoor<strong>de</strong>lijke vleugels geeft (Good & Brophy, 2003), ook wat <strong>de</strong> para‐<br />

meters <strong>voor</strong> tekstkwaliteit betreft.<br />

Ten twee<strong>de</strong> zien we <strong>de</strong> leerkracht een introductiefase inlassen, waarin<br />

ze een doorgedreven verkenning van <strong>de</strong> inhoud van het verhaal combineert<br />

met een sterke mon<strong>de</strong>linge on<strong>de</strong>rsteuning van "het formuleren in schrijf‐<br />

taal" (Flynn, 2008). Jarvey, McKeough, and Pyryt (2008) spreken over cross‐<br />

modal supports:<br />

Cross‐modal supports encourage children to represent new informa‐<br />

tion in multiple forms and offer processing capacity support. (Jarvey,<br />

McKeough, & Pyryt, 2008, p. 63)


228<br />

Myhill (2008) verwijst in dat verband naar oral rehearsal, maar spreekt zelf<br />

van writing aloud. Het betreft het mon<strong>de</strong>ling hertalen van een (tot <strong>de</strong> mon‐<br />

<strong>de</strong>linge taal behoren<strong>de</strong>) uiting in een (tot <strong>de</strong> geschreven taal behoren<strong>de</strong>)<br />

zin: "talking sentences out loud". Elbow (2007) spreekt over talking onto the<br />

page.<br />

Juf Trees gaat daarbij interactief tewerk: met <strong>de</strong> inhou<strong>de</strong>lijke en vorme‐<br />

lijke bouwblokjes die individuele leerlingen (in typisch mon<strong>de</strong>linge taal)<br />

aandragen, bouwt ze gelei<strong>de</strong>lijk aan een schriftelijk getinte zin, die ze hard‐<br />

op formuleert op een toon alsof ze hem dicteert. In één beweging zien we<br />

<strong>de</strong> leerkracht (a) samen met <strong>de</strong> leerlingen <strong>de</strong> inhoud en <strong>de</strong> logica van het<br />

verhaal verkennen; (b) mo<strong>de</strong>lleren hoe bouwblokjes samengevoegd kunnen<br />

wor<strong>de</strong>n in een syntactisch geheel (Troia & Graham, 2003; Rijlaarsdam e.a.,<br />

2005), (c) <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n van (schrijftaal‐)zinnen aanreiken (Anton, 1999), en<br />

(d) correcte formuleringen aanbie<strong>de</strong>n, iets wat <strong>de</strong>ze van huis uit Turks<br />

spreken<strong>de</strong> leerlingen in een homogeen Turkse klas volop kunnen gebruiken<br />

(zie Studie 1).<br />

Van Sergen (2) , die in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> klas zit en vergelijkbare achtergron<strong>de</strong>n heeft,<br />

zou men kunnen verwachten dat ook hij profiteert van <strong>de</strong> wijze waarop het<br />

schrijven klassikaal <strong>voor</strong>bereid en individueel on<strong>de</strong>rsteund wordt. Nochtans<br />

gebeurt dat niet, alvast niet in <strong>de</strong> eerste helft van het schooljaar: in <strong>de</strong> gra‐<br />

fiek die bij Sergen (2) 's producten hoort, zien we een status quo geduren<strong>de</strong><br />

drie opeenvolgen<strong>de</strong> sessies, althans <strong>voor</strong> wat <strong>de</strong> door ons geselecteer<strong>de</strong><br />

parameters betreft. "If the distance is too small or too big, the child will<br />

profit little from the instruction given." (Van Geert, 1998, p. 8) In het geval<br />

van Sergen (2) is <strong>de</strong> afstand tussen zijn mogelijkhe<strong>de</strong>n enerzijds, en wat <strong>de</strong><br />

taak vraagt in combinatie met <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rsteuning door Juf Trees, an<strong>de</strong>rzijds<br />

wellicht te groot: an<strong>de</strong>rs dan Muhammet (2) heeft Sergen (2) <strong>de</strong> (door <strong>de</strong> leer‐<br />

kracht veron<strong>de</strong>rstel<strong>de</strong>) basisvaardighe<strong>de</strong>n nog niet "in <strong>de</strong> vingers": schrift<br />

en spelling, bij<strong>voor</strong>beeld, zijn on<strong>de</strong>rmaats (Bijlage 5). Sergen (2) zelf geeft aan<br />

dat hij <strong>de</strong> taak maar matig leuk vond, misschien omdat ze hem te moeilijk<br />

lijkt (Dörnyei, 2001). Juf Trees vertaalt haar observaties van Sergen (2) 's pro‐<br />

ces in een 0 <strong>voor</strong> "plezier" en een 1 <strong>voor</strong> "inspanning" op een 5‐punts Li‐<br />

kertschaal.<br />

Na<strong>de</strong>re analyse van <strong>de</strong> producten toont echter aan dat Sergen (2) er – op<br />

aansturen van zijn leerkracht – wel in slaagt om in die perio<strong>de</strong> een basaal<br />

en misschien wel noodzakelijk niveau van or<strong>de</strong>, structuur en leesbaar hand‐<br />

schrift te realiseren: (1) <strong>voor</strong> een observeren<strong>de</strong> leerkracht getuigen zichtba‐<br />

re, formele elementen als verzorgd schrift en dui<strong>de</strong>lijke lay‐out, van een


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 229<br />

noodzakelijke attitu<strong>de</strong>: <strong>de</strong> leerling spant zich in; hij doet zijn best, wat op<br />

zijn beurt kan lei<strong>de</strong>n tot een positieve dynamiek tussen leerkracht en leer‐<br />

ling (zie bij<strong>voor</strong>beeld ook het belang dat <strong>de</strong>ze leerkracht hecht aan "zijn<br />

best doen"); (2) een overzichtelijke bladspiegel (nummertjes) en een lees‐<br />

baar handschrift helpen Sergen (2) om greep te hou<strong>de</strong>n op zijn eigen schrijf‐<br />

sels: even herlezen, bij<strong>voor</strong>beeld, kost dan niet zoveel moeite, en (3) een<br />

zekere automatisering van <strong>de</strong>ze technische vaardighe<strong>de</strong>n maakt tijd en<br />

ruimte vrij <strong>voor</strong> aspecten van een wat hogere or<strong>de</strong> zoals precieze woord‐<br />

keus en zinsbouw, waardoor <strong>de</strong> inhoud beter weergegeven kan wor<strong>de</strong>n<br />

(Berninger et al., 1992; Graham et al., 1997; Medwell & Wray, 2008; Chris‐<br />

tensen, 2009):<br />

(...) although higher‐level cognitive processes,such as planning, trans‐<br />

lating, and revising, are fundamental to skilled writing, lower‐level<br />

<strong>de</strong>velopmental processes may be critical in writing acquisition. (Bern‐<br />

inger et al., 1992, p. 276)<br />

The mechanics of writing accounted for a significant proportion of<br />

the variance in the composition of not only primary‐ but also of in‐<br />

termediate‐gra<strong>de</strong> stu<strong>de</strong>nts. (...) These findings show that the me‐<br />

chanical skills of writing may exert constraints on amount and quality<br />

of composing. (Graham, et al., 1997, p. 177/170)<br />

Misschien is dat alles er wel <strong>de</strong> oorzaak van dat er pas vanaf BS3 beweging<br />

komt in <strong>de</strong> parameters die wij in kaart brachten (cf. Pienemanns [1998]<br />

processability theory).<br />

Toch lijkt ook nog iets an<strong>de</strong>rs het "motorisch moment" van BS3 mee te<br />

hebben veroorzaakt. We zien Sergen (2) namelijk al in <strong>de</strong> introductiefase<br />

(prentlezen) van BS3 veel actiever <strong>de</strong>elnemen aan <strong>de</strong> interactie dan tij<strong>de</strong>ns<br />

<strong>de</strong> vorige sessies. Misschien heeft dat te maken met <strong>de</strong> prentenreeks zelf:<br />

die toont een ("internationale") jongen van een jaar of 10 die met een auto<br />

op afstandsbediening aan het spelen is. Zoals het een spannend verhaal<br />

past, valt <strong>de</strong> auto stil, en moet dat probleem opgelost wor<strong>de</strong>n. Het zou best<br />

kunnen dat <strong>de</strong> inhoud van dit verhaal (heel toevallig) méér aansluit bij Ser‐<br />

gen (2) 's interesse dan wat in <strong>de</strong> vorige verhalen aan bod kwam (Van <strong>de</strong>n<br />

Bergh, De Glopper, & Schoonen, 1988; Rijlaarsdam & Wesdorp, 1988). Dat<br />

zou op zijn beurt <strong>de</strong> lengte van Sergen (2) 's tekst kunnen verklaren: die bevat<br />

twee tot drie keer zoveel woor<strong>de</strong>n als <strong>de</strong> vorige teksten (Albin, Benton, &<br />

Khramtsova, 1996). Het valt ons ook op dat <strong>de</strong> leerkracht Sergen (2) aan‐<br />

spoort om nog wat meer te schrijven (Elbow, 1973: "start writing and keep<br />

writing"). We vin<strong>de</strong>n ook een bevestiging in Sergen (2) 's rapportage van <strong>de</strong>


230<br />

eigen beleving: <strong>voor</strong> het eerst vindt Sergen (2) <strong>de</strong> schrijfopdracht erg leuk.<br />

Dat wordt ook door Juf Trees opgemerkt, en wellicht zelfs geapprecieerd,<br />

gezien <strong>de</strong> doelstelling "plezier beleven", die zij aan <strong>de</strong>ze schrijflessen ver‐<br />

bindt. De dynamiek van BS3 zet zich ook <strong>voor</strong>t in BS4: opnieuw zien we een<br />

meer betrokken Sergen (2) , die plezier beleeft aan <strong>de</strong> taak, en (bijgevolg?)<br />

een lange tekst bij elkaar schrijft. Ten opzichte van <strong>de</strong> vorige tekst zien we<br />

heel wat tegenstrijdige patronen in <strong>de</strong> parameters: 'CompTU' zakt, 'Com‐<br />

Eff', 'Variatie' en 'Coord' stijgen. Het systeem lijkt in beweging! Ook <strong>de</strong> leer‐<br />

kracht beseft dat er wat gebeurt, maar kan het blijkbaar (nog) niet goed<br />

plaatsen:<br />

Die (= Sergen) is wel intelligent genoeg, ik weet het soms niet. Het is<br />

precies of dat hij zijn voeten eraan veegt, soms zo. Ik weet niet. (Juf<br />

Trees, klas 2, BS4)<br />

In <strong>de</strong> twee sessies zien we vanwege <strong>de</strong> leerkracht (dan ook?) (nog?) geen<br />

an<strong>de</strong>re inhou<strong>de</strong>lijke on<strong>de</strong>rsteuning, bv. correctie van een foutieve zin en/of<br />

on<strong>de</strong>rsteuning bij het herformuleren van die zin: (T‐units 1 en 2 van tekst<br />

BS4:) "Muhammed dacht een heel mooi spel is. Gulnihal dacht ook een heel<br />

mooi spel is." Het valt wel op dat <strong>de</strong> Juf Trees <strong>de</strong> jongen uitdrukkelijk prijst<br />

<strong>voor</strong> zijn inspanningen, en bevestigt in zijn schrijfplezier: "Goed" (BS1 en 2)<br />

wordt "Prima! Mooi!" (BS3 en 4).<br />

Het contrast van <strong>de</strong> BS3‐ en BS4‐teksten met <strong>de</strong> resultaten van <strong>de</strong> daar‐<br />

opvolgen<strong>de</strong> niet‐begelei<strong>de</strong> tekst (NBS2) laat ons echter <strong>voor</strong>zichtig ver‐<br />

moe<strong>de</strong>n dat Sergen (2) <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rsteuning van zijn leerkracht hard nodig lijkt<br />

te hebben: opnieuw zegt hij plezier te beleven aan <strong>de</strong> opdracht, wat zich uit<br />

in <strong>de</strong> lengte van zijn tekst. Qua 'ComEff' zakt het kaartenhuisje echter he‐<br />

lemaal in elkaar: hij behaalt maar amper het niveau van <strong>de</strong> eerste drie ses‐<br />

sies. Ook <strong>voor</strong> vele an<strong>de</strong>re parameters zijn <strong>de</strong> resultaten min<strong>de</strong>r goed.<br />

Het complexe en dynamische samenspel van leerling‐endogene en leer<strong>de</strong>r‐<br />

exogene factoren, waarop we met onze analyses van Muhammet (2) 's en<br />

Sergen (2) 's data een beschei<strong>de</strong>n blik hebben kunnen werpen, reikt ons een<br />

<strong>de</strong>r<strong>de</strong> hypothese aan: wil schrijfon<strong>de</strong>rwijs effect sorteren bij kansarme, an‐<br />

<strong>de</strong>rstalige ontluiken<strong>de</strong> stellers, dan is een a<strong>de</strong>quate afstemming op <strong>de</strong> zone<br />

van naaste ontwikkeling wenselijk. Gezien die zones verschillen van leerling<br />

tot leerling, en door <strong>de</strong> tijd heen evolueren, is een gedifferentieer<strong>de</strong> en dy‐<br />

namische aanpak, gebaseerd op grondige en continue observaties, aange‐<br />

wezen (Van Geert en Steenbeek, 2005; Verspoor, Lowie, & De Bot, 2009;<br />

Van<strong>de</strong>rhoeven, 2008; Laevers, Van <strong>de</strong>n Bran<strong>de</strong>n, & Verlot, 2004). Tot zulk


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 231<br />

een aanpak behoren zowel inhou<strong>de</strong>lijke componenten (Jarvey, McKeough,<br />

& Pyryt, 2008) en taal‐strategische componenten (Troia & Graham, 2003),<br />

als sociaal‐emotionele componenten, bv. met betrekking tot verwachtingen<br />

en motivatie:<br />

(...) we must provi<strong>de</strong> not just opportunity to compose narratives, but<br />

research‐based, <strong>de</strong>velopmentally appropriate instruction as well.<br />

(Jarvey, McKeough, & Pyryt, 2008, p. 60)<br />

4.3 Twee bijkomen<strong>de</strong> overwegingen<br />

4.3.1 Naast belevenissen ook belevingen?<br />

Onze analyses van het tekstmateriaal van <strong>de</strong> KOP‐ leerlingen hebben ons <strong>de</strong><br />

kans gegeven om het containerbegrip 'ComEff' van na<strong>de</strong>rbij te bekijken.<br />

In tegenstelling tot 'CompTU' of 'Spelling', die beschouwd kunnen wor‐<br />

<strong>de</strong>n als kenmerken van een tekst, is 'ComEff' een parameter met betrekking<br />

tot <strong>de</strong> interactie tussen <strong>de</strong> tekst en <strong>de</strong> lezer: met 'ComEff' brengen we in<br />

kaart in welke mate <strong>de</strong> lezer <strong>de</strong> boodschap van <strong>de</strong> zen<strong>de</strong>r kan achterhalen,<br />

i.c. een verhaal over twee hoofdpersonages die iets beleven. De jury's die<br />

<strong>de</strong> 'ComEff' van <strong>de</strong> teksten hebben ingeschat, hebben – gezien <strong>de</strong> leeftijd<br />

van <strong>de</strong> schrijvers en onze instructies (cf. Studie 3) – <strong>voor</strong>al rekening gehou‐<br />

<strong>de</strong>n met inhou<strong>de</strong>lijke volledigheid (primary trait), in tegenstelling tot bv.<br />

vormelijke accuraatheid of aanwezigheid van genrekenemrken.<br />

De analyses van <strong>de</strong> teksten van KOP‐leerlingen leren ons echter dat we<br />

met 'ComEff' blijkbaar niet enkel focussen op <strong>de</strong> inhou<strong>de</strong>lijke volledigheid<br />

(primary trait) van <strong>de</strong> tekst, maar tegelijk ook raken aan het genrekenmerk<br />

"inbedding van belevingen van personages", omdat met name dat kenmerk<br />

problemen óf een meerwaar<strong>de</strong> kan opleveren met <strong>de</strong> lezergerichtheid (en<br />

dus 'ComEff') van <strong>de</strong> tekst. We zijn er namelijk op gestoten dat een aantal<br />

leerlingen die belevingen een plek geeft in het verhaal. Kress (1994) veron‐<br />

<strong>de</strong>rstelt dat het verwerken van concrete spreek‐ en <strong>de</strong>nktaal te maken zou<br />

kunnen hebben met <strong>de</strong> overgang van mon<strong>de</strong>linge naar schriftelijke taal,<br />

een taak waar<strong>voor</strong> alle ontluiken<strong>de</strong> stellers zich geplaatst zien. De concrete<br />

spreek(‐en <strong>de</strong>nk)taal is mon<strong>de</strong>linge taal, en <strong>voor</strong> jonge schrijvers veel meer<br />

vertrouwd dan <strong>de</strong> schriftelijke (met interpretaties doorweven) taal. Verge‐<br />

lijk in dat verband bij<strong>voor</strong>beeld zinnen 1 en 3. Een zin als zin 2 vormt vol‐<br />

gens Kress mogelijkerwijs een stapsteen tussen bei<strong>de</strong>, en dus ook tussen<br />

mon<strong>de</strong>linge en schriftelijke taal.


232<br />

Zin 1 Mama, mama, kom vlug, riep het meisje, ik ben zo bang.<br />

Zin 2 Het meisje riep haar mama en vroeg of ze vlug wil<strong>de</strong> ko‐<br />

men. Ze zei dat ze bang was.<br />

Zin 3 Het bange meisje wil<strong>de</strong> dat haar mama vlug naar haar toe<br />

kwam.<br />

Daarnaast mogen we ook veron<strong>de</strong>rstellen dat sommige leerlingen al aan‐<br />

voelen/weten dat naast <strong>de</strong> (feitelijke) belevenissen ook <strong>de</strong> (psychologische)<br />

belevingen van <strong>de</strong> personages een plaats moeten krijgen in het verhaal.<br />

Hun ervaring met mon<strong>de</strong>linge/schriftelijke verhalen op school of thuis heeft<br />

hen dat geleerd.<br />

Young children's narratives contain characters that are simply in‐<br />

struments of an action script. As they grow ol<strong>de</strong>r, children's stories<br />

inclu<strong>de</strong> characters whose motivations and feelings drive action. (...)<br />

Over time, young people become more a<strong>de</strong>pt in what Kress (1998)<br />

<strong>de</strong>scribed as the two important aspects of characterization: external<br />

factors (e.g., physical characteristics, dialogue, occupations and set‐<br />

ting) and internal factors (e.g., thoughts, attitu<strong>de</strong>s, memories, and<br />

dreams). (...) That is, children's narratives begin in what Bruner<br />

(1986) <strong>de</strong>scribed as a landscape of action and gradually incorporate<br />

what he called a landscape of consciousness, where characters' per‐<br />

ceptions, feelings, and un<strong>de</strong>rstandings of their world become central<br />

to the story. (Jarvey, McKeough, & Pyryt, 2008, p. 46‐47)<br />

Ook hebben we vastgesteld dat sommige leerkrachten die aandacht <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> belevingswereld van <strong>de</strong> personages stimuleren (Gelati & Boscolo, 2009),<br />

al botsten we dan wel eens op een Babelse spraakverwarring met betrek‐<br />

king tot begrippen als "fantasie", "creativiteit", "<strong>voor</strong>stellingsvermogen",<br />

"verzinsels",...<br />

Grosso modo kunnen we in ons materiaal vier types teksten on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n.<br />

In elk van <strong>de</strong> vier zien we een an<strong>de</strong>re verhouding tussen belevenissen en<br />

belevingen: (1) teksten waarin enkel <strong>de</strong> feiten vermeld wor<strong>de</strong>n (cf. een ver‐<br />

slag: belevenissen zon<strong>de</strong>r belevingen); (2) teksten waarin enkel spreek‐ en<br />

<strong>de</strong>nktaal verwerkt wordt (belevingen zon<strong>de</strong>r belevenissen); (3) teksten<br />

waarin een beperkt aantal instanties van spreek‐ en/of <strong>de</strong>nktaal niet a<strong>de</strong>‐<br />

quaat ingebed wordt (belevenissen en belevingen, zij het niet a<strong>de</strong>quaat in‐<br />

gebed), en (4) teksten waarin een beperkt aantal instanties van spreek‐<br />

en/of <strong>de</strong>nktaal a<strong>de</strong>quaat ingebed wordt (belevenissen en belevingen).


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 233<br />

Hoewel teksten van het eerste type heel begrijpelijk zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lezer (hij<br />

kan zich <strong>de</strong> episo<strong>de</strong>s <strong>voor</strong>stellen), zijn het vaak geen volwaardige verhalen.<br />

Qua 'ComEff' zoals ingevuld in <strong>de</strong>ze studie, scoren <strong>de</strong>ze teksten meestal wel<br />

voldoen<strong>de</strong> goed. Ook een tekst van het twee<strong>de</strong> type kan bezwaarlijk een<br />

verhaal genoemd wor<strong>de</strong>n. De lezer komt amper iets te weten over wat <strong>de</strong><br />

personages meemaakten, en <strong>de</strong> inkijk in <strong>de</strong> belevingswerel<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> per‐<br />

sonages is verwarrend, omdat het ondui<strong>de</strong>lijk is wie wat zegt/<strong>de</strong>nkt. Qua<br />

'ComEff' scoren <strong>de</strong>ze teksten sowieso zeer laag. Teksten van <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> soort<br />

zijn groten<strong>de</strong>els begrijpelijk, maar losse passages kunnen hier en daar <strong>voor</strong><br />

verwarring zorgen. Enkel teksten van <strong>de</strong> vier<strong>de</strong> soort zijn probleemloos wat<br />

dit aspect betreft.<br />

Het lijkt <strong>voor</strong> on<strong>de</strong>rzoekers bijgevolg aanbevelingswaardig om bij het <strong>de</strong>fi‐<br />

niëren van <strong>de</strong> primary trait <strong>voor</strong> <strong>de</strong> 'ComEff' van schriftelijke navertellingen<br />

rekening te hou<strong>de</strong>n met het genrekenmerk "inbedding van concrete<br />

spreek‐ en <strong>de</strong>nktaal van <strong>de</strong> personages".<br />

4.3.2 Actief willen participeren: een noodzakelijke of een voldoen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>‐<br />

waar<strong>de</strong>?<br />

Over <strong>de</strong> grenzen van <strong>de</strong> casussen is dui<strong>de</strong>lijk gewor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> acht leerlin‐<br />

gen tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> schrijfsessies een heel verschillen<strong>de</strong> mate van participatie<br />

aan <strong>de</strong> dag leggen. Ook uit Bijlagen A en B kan dat in een oogopslag blijken.<br />

On<strong>de</strong>r "actief wíllen participeren" verstaan we hier <strong>de</strong> actieve rol die leer‐<br />

lingen willen spelen tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> klassikale on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> schrijfsessie,<br />

bv. <strong>de</strong> introductiefase waarin het verhaal gereconstrueerd wordt, of <strong>de</strong><br />

feedbackfase. In Klas 1 zijn Karen (1) en Sad<strong>de</strong>din (1) sterk participatief inge‐<br />

stel<strong>de</strong> leerlingen: vingers in <strong>de</strong> lucht, "Juf, Juf,.." roepen, altijd wel een in‐<br />

breng willen doen. Kevin (1) en Merve (1) zijn rustigere types: zij participeren<br />

wel, maar zijn dui<strong>de</strong>lijk min<strong>de</strong>r hoor‐ en zichtbaar dan hun twee klasgeno‐<br />

ten. In Klas 2 zwaait Kella (2) <strong>de</strong> plak: zij wil <strong>voor</strong>tdúrend participeren, en par‐<br />

ticipeert ook <strong>voor</strong>tdurend. Kerèn (2) , Muhammet (2) en Sergen (2) wor<strong>de</strong>n am‐<br />

per opgemerkt.<br />

Uit <strong>de</strong> analyses kan het volgen<strong>de</strong> blijken met betrekking tot het effect van<br />

het actief willen participeren. (1) Willen particperen is géén voldoen<strong>de</strong><br />

<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> <strong>voor</strong> groei: Sad<strong>de</strong>din (1) is gebrand op participatie, maar naar<br />

zijn inbreng wordt zel<strong>de</strong>n gevraagd, en indien toch, wordt die amper kwali‐


234<br />

teitsvol beantwoord. We stellen vast dat Sad<strong>de</strong>din stagneert. (2) Willen en<br />

zelfs mogen/kunnen participeren is geen voldoen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> <strong>voor</strong> groei:<br />

Karen (1) wil en mag geregeld participeren. Nochtans groeit zij niet <strong>voor</strong> het<br />

door ons bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> aspect: we mogen ervan uitgaan dat <strong>de</strong> aard van <strong>de</strong><br />

interactie (inhou<strong>de</strong>lijke kwaliteit, mate van responsiviteit) naar aanleiding<br />

van <strong>de</strong> inbreng van <strong>de</strong> betrokken leerling, wellicht meer doorweegt dan het<br />

aantal keren dat <strong>de</strong> leerling inbreng heeft (Van Gorp, 2010). (3) Actief (wil‐<br />

len) participeren is geen noodzakelijke <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> <strong>voor</strong> groei: Kerèn (2) , bij<br />

uitstek, maar ook klasgenoot Muhammet (2) komen amper aan bod tij<strong>de</strong>ns<br />

<strong>de</strong> klassikale lesfases, en krijgen ook weinig of geen geïndividualiseer<strong>de</strong><br />

feedback. Toch groeien ze. Als overhearers lijken ze op te nemen wat <strong>de</strong><br />

omgeving aan aanbod te bie<strong>de</strong>n heeft. (4) Actief willen participeren is een<br />

fantastische springplank. De wens van Sergen (2) tot participatie en <strong>de</strong> (ma‐<br />

tig) positieve reactie van <strong>de</strong> leerkracht laten zien dat op dat ogenblik ont‐<br />

wikkelen, groeien, leren "<strong>voor</strong> het grijpen ligt". Het hele systeem is volop in<br />

beweging: Sergen (2) wil zich inzetten; hij wil experimenteren. Het is vervol‐<br />

gens aan <strong>de</strong> leerkracht om dat gou<strong>de</strong>n moment niet te laten passeren. An‐<br />

<strong>de</strong>rs herschrijven we Sad<strong>de</strong>din (1) 's verhaal.<br />

4.4 Beperkingen van <strong>de</strong> studie en ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek<br />

We hebben er in <strong>de</strong>ze studie uitdrukkelijk <strong>voor</strong> gekozen om groei, ontwik‐<br />

keling, change in kaart te brengen, met name waar die plaatsgrijpt, hoe die<br />

eruit ziet, en waaraan die mogelijkerwijs (<strong>de</strong>els) te wijten is. We beperkten<br />

ons tot acht leerlingen in twee klassen. Dat gaf ons <strong>de</strong> mogelijkheid om met<br />

een uitgebrei<strong>de</strong> en gevarieer<strong>de</strong> dataset aan <strong>de</strong> slag te gaan. Daarmee slo‐<br />

ten we ook aan bij het uitgangspunt van Dynamic Systems Theory, <strong>de</strong> theo‐<br />

rie waarbinnen we <strong>de</strong>ze studie ka<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n.<br />

De resultaten van <strong>de</strong>ze studie zijn bijgevolg gebaseerd op een beperkt<br />

aantal casussen. We kunnen dus enkel spreken van hypotheses, die via bij‐<br />

komend kwalitatief on<strong>de</strong>rzoek nog verfijnd en genuanceerd kunnen wor‐<br />

<strong>de</strong>n, en vervolgens in een grootschaligere kwantitatieve studie getoetst<br />

zou<strong>de</strong>n moeten kunnen wor<strong>de</strong>n. Daarbij zou<strong>de</strong>n "on<strong>de</strong>rwijspedagogische<br />

ontmoetingen" (Terwel, 2004) geco<strong>de</strong>erd kunnen wor<strong>de</strong>n en – met aan‐<br />

dacht <strong>voor</strong> het moment in het proces en <strong>de</strong> daarbij behoren<strong>de</strong> contextfac‐<br />

toren – geanalyseerd en aan <strong>de</strong> concrete output gerelateerd kunnen wor‐<br />

<strong>de</strong>n. Op die manier zou men bij<strong>voor</strong>beeld kunnen achterhalen of <strong>de</strong> mate<br />

en/of duur van grilligheid in verband staat tot het on<strong>de</strong>rwijsaanbod (McKe‐<br />

ough, et al., 2005).


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 235<br />

We hebben <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze studie van ontwikkeling, groei, change heel wat keu‐<br />

zes gemaakt: <strong>de</strong> natuurlijke context van <strong>de</strong> klaspraktijk, tweemaal vier leer‐<br />

lingen, twee klassen, vier geobserveer<strong>de</strong> schrijfsessies per klas, één tekst<br />

per leerling per sessie (ev. twee drafts), een afgebakend aantal tekstken‐<br />

merken, kwalitatieve analyses van sessies en bevagingen, enz. We hebben<br />

echter geen absolute garanties met betrekking tot <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong>ze<br />

keuzes. Volstaan 4 tot 6 sessies/teksten op jaarbasis om een betrouwbare<br />

uitspraak te kunnen doen over het groeipatroon van een individuele leer‐<br />

ling? Hebben we <strong>de</strong> belevingen van leerkrachten en leerlingen bij <strong>de</strong> schrijf‐<br />

sessies voldoen<strong>de</strong> vali<strong>de</strong> en betrouwbaar in kaart kunnen brengen? Zijn<br />

tekstkenmerken als dusdanig, en <strong>de</strong> geselecteer<strong>de</strong> kenmerken in het bij‐<br />

zon<strong>de</strong>r, voldoen<strong>de</strong> a<strong>de</strong>quate indicatoren <strong>voor</strong> het ontwikkelingsproces van<br />

<strong>de</strong> leerlingen? Hebben we in onze "verdichte versies van het verloop" het<br />

on<strong>de</strong>rwijsproces en <strong>de</strong> belevingen van betrokken partijen voldoen<strong>de</strong> recht<br />

gedaan? Is onze eigen beschrijving van het veran<strong>de</strong>ringsproces per leerling<br />

wel voldoen<strong>de</strong> vali<strong>de</strong> en betrouwbaar?<br />

Nu het on<strong>de</strong>rzoek uitgevoerd is, hebben we re<strong>de</strong>nen om aan te nemen dat<br />

een aantal keuzes verantwoord was, zeker gezien het tijdsbestek van <strong>de</strong>ze<br />

studie. Méér tijd en méér mid<strong>de</strong>len had<strong>de</strong>n op bepaal<strong>de</strong> punten misschien<br />

wel tot an<strong>de</strong>re keuzes kunnen lei<strong>de</strong>n.<br />

We hebben <strong>de</strong> schrijfsessies (en dus gerichte leerkansen) <strong>voor</strong> leerlingen<br />

m.b.t. schriftelijke navertellingen één op één gekoppeld aan <strong>de</strong> observa‐<br />

tiemomomenten van <strong>de</strong>ze studie. Met an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n, élke begelei<strong>de</strong><br />

taak met betrekking tot dit specifieke genre van het <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> school‐<br />

jaar is in bei<strong>de</strong> klassen door ons geobserveerd. In dat opzicht vorm<strong>de</strong> het<br />

aantal sessies (4/6) een <strong>voor</strong> <strong>de</strong> leerkrachten én <strong>voor</strong> <strong>de</strong> observator/on<strong>de</strong>r‐<br />

zoeker haalbaar én interessant "compromis". Zes meetmomenten is mis‐<br />

schien wel beperkt <strong>voor</strong> microgenetisch on<strong>de</strong>rzoek strictu sensu. Toch heb‐<br />

ben <strong>de</strong> zes metingen ons in staat gesteld om aan te tonen dat het groeipro‐<br />

ces niet lineair verloopt. Bovendien is het aantal ook voldoen<strong>de</strong> gebleken<br />

om in een individueel groeiproces fases van dynamiek en stabiliteit van el‐<br />

kaar te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n, net zoals het ook <strong>de</strong> kans heeft gegeven om "conso‐<br />

li<strong>de</strong>ring" vast te stellen. An<strong>de</strong>rzijds zou<strong>de</strong>n méér kwantitatieve data van <strong>de</strong><br />

afhankelijke variabelen (door meer waarnemingen) ons ook <strong>de</strong> mogelijk‐<br />

heid geven om het proces nog beter te volgen (Lavelli et al. 2005; Siegler,<br />

2006) en om ontwikkelingsprocessen te plotten op zodanige wijze dat<br />

"vanuit"/"bovenop" <strong>de</strong> variabiliteit ook ten<strong>de</strong>nsen aangegeven wor<strong>de</strong>n<br />

(Van Geert & Van Dijk, 2002; Van Geert & Steenbeek, 2008; Verspoor, Lo‐


236<br />

wie, & Van Dijk, 2008). Met meer meetmomenten had<strong>de</strong>n we echter het<br />

risico gelopen dat leerlingen afhaakten op <strong>de</strong> herhaling van <strong>de</strong> taak en/of<br />

dat leerkrachten "bezweken" on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> belasting van <strong>de</strong> observaties (tel‐<br />

kens twee volledige dagen per sessie).<br />

Voor <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvragen die we stel<strong>de</strong>n, lag een natuurlijke setting<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand, i.c. <strong>de</strong> klasvloer tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> begeleiding van een <strong>voor</strong> leer‐<br />

krachten vertrouw<strong>de</strong> schrijftaak (Long, 1980). DST‐gewijs had<strong>de</strong>n we <strong>de</strong><br />

analyses van <strong>de</strong>ze sessies moeten inbed<strong>de</strong>n in het geheel van <strong>de</strong> klaswer‐<br />

king, <strong>de</strong> school, het team, het professionele proces van <strong>de</strong> leerkracht, het<br />

on<strong>de</strong>rsteuningsklimaat in <strong>de</strong> thuisomgeving van <strong>de</strong> leerlingen (ou<strong>de</strong>rs,<br />

broers/zussen, gemeenschap), enz. Elk systeem is immers genest in en ge‐<br />

linkt aan zovele an<strong>de</strong>re systemen (Larsen‐Freeman & Cameron, 2008). Wij<br />

hebben in <strong>de</strong>ze studie echter niet buiten <strong>de</strong> sessie en ook niet over <strong>de</strong><br />

klasmuur gekeken. We zijn er nochtans van overtuigd dat daar nog boeiend<br />

"verklarend" materiaal gevon<strong>de</strong>n kan wor<strong>de</strong>n. Evenzeer DST‐gewijs hebben<br />

we er binnen <strong>de</strong> klasmuren wél <strong>voor</strong> gezorgd dat we <strong>de</strong> technische ingre‐<br />

pen zo beperkt mogelijk hiel<strong>de</strong>n. Na overleg met <strong>de</strong> leerkrachten hebben<br />

we er<strong>voor</strong> gekozen om twee compacte camera's telkens op twee (groepjes)<br />

leerlingen te richten, en niet op <strong>de</strong> leerkracht zelf. Daardoor is het ons <strong>voor</strong><br />

een beperkt aantal stukjes leerkrachttekst (gecapteerd via <strong>de</strong> persoonlijke<br />

audio‐recording van <strong>de</strong> leerkracht [draadloze dasspeldmicrofoon]) niet ge‐<br />

lukt om ze met zekerheid te kunnen ka<strong>de</strong>ren (met wie? aan <strong>de</strong> hand van<br />

welke documenten/materialen?). De audio‐opnames van <strong>de</strong> leerlingen wa‐<br />

ren beperkt tot wat één – weliswaar zeer gevoelige – klasmicrofoon kon<br />

capteren, en wat via twee draadloze dasspeldmicrofoontjes op <strong>de</strong> "camera‐<br />

leerlingen" opgenomen werd. We vermoe<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> audio‐visueel gecap‐<br />

teer<strong>de</strong> interacties van leerlingen on<strong>de</strong>rling nog bijkomen<strong>de</strong> verklaringen<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> vastgestel<strong>de</strong> patronen kunnen opleveren (Saddler & Graham,<br />

2005).<br />

We hebben er<strong>voor</strong> gekozen om met een uitgebrei<strong>de</strong> dataset te werken<br />

(naast observaties, ook bevragingen), waardoor we aan <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong><br />

betrokkenen zélf een stem hebben kunnen geven (Watson‐Gegeo, 1988;<br />

Polio, 1996). Enerzijds hebben we ervaren dat schriftelijke bevragingen van<br />

jonge (an<strong>de</strong>rstalige) leerlingen, waarin ze uitgenodigd wor<strong>de</strong>n om stil te<br />

staan bij het eigen (zeer complexe) leerproces, geen sinecure zijn. We zijn<br />

dan ook omzichtig omgesprongen met die data. Nochtans is het om twee<br />

re<strong>de</strong>nen zinvol om <strong>de</strong>ze mogelijkheid ver<strong>de</strong>r te exploreren: (1) <strong>voor</strong> <strong>de</strong> leer‐<br />

ling is reflectie een hefboom <strong>voor</strong> ontwikkeling (Janssens, 1999; Rijlaarsdam<br />

& Van <strong>de</strong>n Bergh, 2005; Rijlaarsdam & Couzijn, 2000) en (2) wetenschappe‐


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 237<br />

lijk on<strong>de</strong>rzoek naar het zeer individuele proces dat schrijftaalontwikkeling<br />

is, heeft nood aan betrouwbare en vali<strong>de</strong> instrumenten m.b.t. <strong>de</strong> belevin‐<br />

gen van <strong>de</strong>ze jonge leerlingen. Voor wie schrijven <strong>de</strong>ze jonge leerlingen?<br />

Waarmee zeggen ze het nog erg moeilijk te hebben wanneer ze een tekst<br />

op papier moeten zetten? Hoe ervaren leerlingen <strong>de</strong> interventies van leer‐<br />

krachten terwijl ze aan het schrijven zijn? Welke aandachtspunten staan bij<br />

het schrijven <strong>voor</strong>op? In welke mate zijn leerlingen bewust aan het leren<br />

schrijven? Op welk vlak <strong>de</strong>nken ze dat ze vor<strong>de</strong>ringen maken? Enzo<strong>voor</strong>t.<br />

An<strong>de</strong>rzijds wil<strong>de</strong>n we naar <strong>de</strong> belevingen van <strong>de</strong> leerkrachten polsen. De<br />

interviews met <strong>de</strong> leerkrachten hebben echter steeds on<strong>de</strong>r grote tijdsdruk<br />

plaatsgevon<strong>de</strong>n (binnen <strong>de</strong> "niet‐werktijd" van <strong>de</strong>ze leerkrachten). Daar‐<br />

door zijn we er niet altijd voldoen<strong>de</strong> in geslaagd om door te dringen tot <strong>de</strong><br />

subjectieve on<strong>de</strong>rwijstheorie van <strong>de</strong> betrokken leerkrachten (Kelchtermans,<br />

1994; Brindley & Jasinski Schnei<strong>de</strong>r, 2002; Wyatt‐Smith & Castleton, 2004;<br />

Borg, 2006): een gerichtere bevraging, bv. gebruikmakend van <strong>de</strong> "stimula‐<br />

ted‐recall techniek" (Gass & Mackey, 2000), zou misschien meer vruchten<br />

hebben kunnen afwerpen. Het intrigeert ons bij<strong>voor</strong>beeld sterk waarom<br />

bepaal<strong>de</strong> "gou<strong>de</strong>n kansen" al dan niet gegrepen wer<strong>de</strong>n: talrijker en com‐<br />

plexer dan een observator kan vaststellen, zijn immers <strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen waarom<br />

een leerkracht <strong>de</strong>ze of gene beslissing neemt (Borg, 2006).<br />

We opteer<strong>de</strong>n er<strong>voor</strong> om het groeiproces van <strong>de</strong> individuele leerling in<br />

kaart te brengen aan <strong>de</strong> hand van productiedata, meer bepaald van <strong>de</strong> sco‐<br />

res op acht parameters ('ComEff', 'AccuTU', 'CompTU', 'Spelling', 'Lengte',<br />

'Var', 'Coord', 'CompCL'). De parameters beschrijven uiteenlopen<strong>de</strong> aspec‐<br />

ten van <strong>de</strong> schriftelijke output. Dat toon<strong>de</strong>n we <strong>voor</strong> vier variabelen reeds<br />

aan in Studies 1 en 2 van dit proefschrift. Ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze vier<strong>de</strong> studie is het<br />

belangrijk gebleken om verschillen<strong>de</strong> parameters in <strong>de</strong> analyses te betrek‐<br />

ken: ze vertellen zelfs binnen het proces van één individu, hun eigen ver‐<br />

haal (Van Geert & Steenbeek, 2008; Larsen‐Freeman & Cameron, 2008).<br />

Gezien <strong>de</strong> achtergrond van <strong>de</strong> participanten aan het on<strong>de</strong>rzoek enerzijds,<br />

en het bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> genre an<strong>de</strong>rzijds, was het echter zinvol geweest om<br />

meer technische aspecten als 'handschrift' (Christensen, 2009; Medwell &<br />

Wray, 2008; Berninger et al., 1992; Cragg & Nation, 2006) en 'interpunctie'<br />

(Hall, 2009) of narratieve aspecten als 'verwijzingen naar <strong>de</strong> belevingswe‐<br />

reld van <strong>de</strong> personages' (Eaton, Collis, & Lewis, 1999; Norbury & Bischop,<br />

2003; Gelati & Boscolo, 2009) toe te voegen. In ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek kunnen<br />

die pistes zeker bewan<strong>de</strong>ld wor<strong>de</strong>n.<br />

Ten slotte hebben we op basis van alle beschikbare data drie verhalen<br />

verteld, een KOP‐verhaal, een MIDEN‐verhaal en een STAART‐verhaal. We


238<br />

hebben er op verschillen<strong>de</strong> manieren <strong>voor</strong> gezorgd dat ze niet volledig, of<br />

zelfs helemaal niet door eigen subjectieve interpretatie verdraaid wer<strong>de</strong>n.<br />

(1) De protocols van <strong>de</strong> schrijfsessies zijn samengesteld door onafhankelijke<br />

on<strong>de</strong>rzoeksassistenten. (2) De verdichtingen tot Bijlagen A en B gebeur<strong>de</strong>n<br />

door <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeker en een on<strong>de</strong>rzoeksassistent, eerst in we<strong>de</strong>rzijds over‐<br />

leg, vervolgens onafhankelijk van elkaar. Uitein<strong>de</strong>lijk zijn alle documenten<br />

door bei<strong>de</strong>n gelezen (eventueel aangepast) en goedgekeurd. (3) Ten slotte<br />

hebben we <strong>de</strong> beschrijvingen van <strong>de</strong> interacties tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> sessies (§3.1.2;<br />

§3.2.2 en §3.3.2) <strong>voor</strong>gelegd aan <strong>de</strong> betrokken leerkrachten (Duff & Early,<br />

1996; Spada, Ranta, & Lightbown, 1996; Polio, 1996). Als Bijlage 6 hebben<br />

we <strong>de</strong> volledige instemming met <strong>de</strong>ze weergave van Juf Trees, en <strong>de</strong> ge‐<br />

<strong>de</strong>eltelijke instemming met <strong>de</strong>ze weergave van Juf Ena opgenomen. Telefo‐<br />

nisch contact met die laatste heeft ons bevestigd in onze weergave van <strong>de</strong><br />

feiten.<br />

4.5 Conclusie<br />

Via een binnen Dynamics Systems Theory geka<strong>de</strong>rd, kwalitatief microgene‐<br />

tisch on<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> interacties tij<strong>de</strong>ns vier schrijfsessies tussen twee<br />

leerkrachten en acht leerlingen uit het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerjaar van twee concentra‐<br />

tiescholen, enerzijds, en van <strong>de</strong> concrete leerlingenteksten die tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong><br />

sessies geproduceerd zijn, aangevuld met een pre‐ en posttekst per leerling,<br />

an<strong>de</strong>rzijds, hebben we een antwoord willen formuleren op <strong>de</strong> dubbele<br />

hoofdvraag van <strong>de</strong>ze studie, nl. "Goed <strong>voor</strong> sterk, sterk <strong>voor</strong> zwak?" Echter,<br />

eer<strong>de</strong>r dan een ja‐/of nee‐antwoord te geven op <strong>de</strong> vraag of het huidige<br />

stelon<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> twee klassen in<strong>de</strong>rdaad tegemoet komt aan dat motto,<br />

hebben we mogelijke verban<strong>de</strong>n tussen on<strong>de</strong>rwijsaanbod en output bloot‐<br />

gelegd (motors of <strong>de</strong>velopment, Larsen‐Freeman & Cameron, 2008, p. 141).<br />

Zo hebben we kunnen aantonen dat "sterk" en "zwak" relatieve begrippen<br />

zijn in <strong>de</strong> context van het "ontluikend stelon<strong>de</strong>rwijs": elk van <strong>de</strong> acht leer‐<br />

lingen van het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerjaar bevindt zich met betrekking tot <strong>de</strong> complexe,<br />

cognitief veeleisen<strong>de</strong> taak "een schriftelijke navertelling realiseren" in een<br />

instabiele fase, zij het elk wel op zijn/haar eigen manier. Zodoen<strong>de</strong> is dui<strong>de</strong>‐<br />

lijk kunnen wor<strong>de</strong>n dat elk van <strong>de</strong> acht leerlingen nood heeft aan kwali‐<br />

teitsvolle on<strong>de</strong>rsteuning <strong>voor</strong>, tij<strong>de</strong>ns en na het concrete schrijfproces. Ten<br />

slotte hebben onze analyses <strong>de</strong> cruciale rol van <strong>de</strong> leerkracht in schrijfon‐<br />

<strong>de</strong>rwijs blootgelegd, <strong>voor</strong>al (maar niet uitsluitend) <strong>voor</strong> kwetsbare leerlin‐<br />

gen, met name zij die <strong>voor</strong> hun geletterdheidsontwikkeling naar weinig an‐<br />

<strong>de</strong>re resources dan het on<strong>de</strong>rwijs kunnen grijpen. (Moats, Foorman, & Tay‐


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 239<br />

lor, 2006). Gelukkig hebben we – net als Moats, Foorman, & Taylor (2006) –<br />

een hoopvol effect van on<strong>de</strong>rwijs kunnen vaststellen:<br />

(...) writing can improve, even in children of low verbal skill, when<br />

higher quality instruction occurs (...) (Moats, Foorman, & Taylor,<br />

2006, 381)<br />

Bij wijze van samenvatting kunnen we verwijzen naar Mercer (1995), die<br />

het als volgt formuleert:<br />

(...) that a learner's actual achievement is never just a reflection of<br />

that individual's inherent ability, but is also a measure of the effec‐<br />

tiveness of the communication between a teacher and a learner.<br />

(Mercer, 1995, p. 72)<br />

Gezien het grote belang van een schoolse vaardigheid als schrijven <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

ver<strong>de</strong>re schoolloopbaan van elk van <strong>de</strong> leerlingen, hebben <strong>de</strong> resultaten<br />

van dit on<strong>de</strong>rzoek ook een knipperlichtfunctie <strong>voor</strong> on<strong>de</strong>rwijs: het zou erg<br />

jammer zijn dat bepaal<strong>de</strong> leerlingen door zwak ontluikend‐stelvaardigheids‐<br />

on<strong>de</strong>rwijs on<strong>de</strong>rwijskansen zou<strong>de</strong>n missen. Daarom hopen we dat <strong>de</strong> resul‐<br />

taten van dit on<strong>de</strong>rzoek aangewend wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> opleiding en/of tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong><br />

bijscholing van leerkrachten. Daarnaast reikt dit on<strong>de</strong>rzoek ook concrete<br />

hypotheses aan die via ver<strong>de</strong>r kwantitatief on<strong>de</strong>rzoek getoetst kunnen<br />

wor<strong>de</strong>n.


240<br />

BIJLAGE 1<br />

© <strong>Centrum</strong> <strong>voor</strong> <strong>Taal</strong> en On<strong>de</strong>rwijs, K.U.Leuven<br />

Tekeningen: I. Vanbekbergen


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 241<br />

BIJLAGE 2: INSTRUCTIES AAN DE LEERKRACHT<br />

Beste juf XXX<br />

Zoals beloofd, vind je hierbij <strong>de</strong> twee pictografische reeksen (verhalen zon<strong>de</strong>r tekst) <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

eerste schrijfsessie. De opdracht luidt dat <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren een verhaal schrijven bij <strong>de</strong> prenten‐<br />

reeks <strong>voor</strong> een lezer die niet beschikt over <strong>de</strong> prentenreeks, noch op <strong>de</strong> hoogte is van <strong>de</strong><br />

gebeurtenissen. Je mag kiezen met welke reeks je werkt. Het is uiteraard <strong>de</strong> bedoeling dat<br />

het individuele kind slechts bij één reeks een verhaal schrijft. Ter herinnering voeg ik nog<br />

even <strong>de</strong> afspraken toe die we eer<strong>de</strong>r maakten (cf. mail van 14.09):<br />

Afspraak 1 De kin<strong>de</strong>ren krijgen wor<strong>de</strong>n pas op <strong>de</strong> eerste observatiedag gecon‐<br />

fronteerd met <strong>de</strong> opdracht. De opdracht zélf wordt dus niet concreet <strong>voor</strong>bereid tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong><br />

dagen hieraan <strong>voor</strong>afgaand.<br />

Concreet betekent dit dat <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren <strong>de</strong> prenten die bij <strong>de</strong> opdracht horen, pas <strong>voor</strong> het<br />

eerst te zien krijgen op <strong>de</strong> eerste observatiedag. En dat ze ook dan pas te horen krijgen dat ze<br />

bij die prenten een verhaal mogen schrijven.<br />

Afspraak 2 Je brengt <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren tegen het eind van <strong>de</strong> eerste observatiedag tot<br />

een individueel schrijfproduct binnen <strong>de</strong> grenzen van <strong>de</strong> opdracht.<br />

Opm.1: Alle werkvormen zijn goed om tot dat schrijfproduct te komen, als <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren tegen<br />

het eind van <strong>de</strong> dag maar een individueel productje afleveren.<br />

Opm.2: De aard van het product dat <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren maken, ligt binnen <strong>de</strong> grenzen van <strong>de</strong> op‐<br />

dracht (een verhaal schrijven), maar hoeft niet noodzakelijk al <strong>de</strong> uitein<strong>de</strong>lijke versie te zijn.<br />

Afspraak 3 Aan het eind van <strong>de</strong> eerste observatiedag kijk jij <strong>de</strong> productjes na. Je<br />

doet dat zoals je dat zelf wilt, het liefst zoals je dat an<strong>de</strong>rs doet bij schrijfopdrachten.<br />

Opm.3:Voor zeer grote klasgroepen, wil ik met <strong>de</strong> leerkracht naar een oplossing zoeken <strong>voor</strong><br />

het nakijk‐werk.<br />

Afspraak 4 Op <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> dag krijgen <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren hun schrijfproductjes terug.<br />

Binnen <strong>de</strong> grenzen van <strong>de</strong>ze afspraken mag jij die opdracht aanpakken zoals je zélf wilt. Ik<br />

wil je hierbij wel graag op het hart drukken, dat je je aanpak het best volledig laat aansluiten<br />

bij jouw manier van werken in <strong>de</strong>ze klas, want dan voelen <strong>de</strong> leerlingen zich het meest op<br />

hun gemak, en jij natuurlijk ook. Ik wijs je wel nog graag even op het volgen<strong>de</strong>:<br />

dag 1, dag<strong>de</strong>el 4 (<strong>voor</strong> <strong>de</strong> laatste bel)<br />

‐> vragenlijstjes <strong>voor</strong> leerlingen en leerkracht: ikzelf zal het vragenlijstje met <strong>de</strong> leerlingen<br />

overlopen, terwijl jij je eigen vragenlijst invult;<br />

dag 1, avond<br />

‐> nakijkwerk: wat en hoe bepaal je zelf<br />

dag 2, middagpauze<br />

‐> enkele interviews met kin<strong>de</strong>ren; zo mogelijk met 4 kin<strong>de</strong>ren<br />

dag 2, meteen na school<br />

‐> een gesprek van een 30‐tal minuten<br />

Hartelijk dank <strong>voor</strong> je me<strong>de</strong>werking. Als je vragen hebt, of als je twijfelt aan het een of an‐<br />

<strong>de</strong>r, bel of mail me dan gerust! Lieve Verhey<strong>de</strong>n


242<br />

BIJLAGE 3: SCHRIFTELIJKE BEVRAGING VAN DE LEERLINGEN<br />

Je hebt vandaag een verhaal geschreven bij prentjes.<br />

Lees <strong>de</strong> vraag en omcirkel het gezichtje dat past.<br />

Let op: bij elke vraag: 1 gezichtje!<br />

11. Vond je het leuk om een verhaal te schrijven bij <strong>de</strong> prenten?<br />

JA! Heel erg leuk!<br />

NEE!Helemaal niet<br />

leuk!<br />

EEN BEETJE WEL!<br />

EEN BEETJE NIET!<br />

12. Vond je het makkelijk om een verhaal te schrijven bij <strong>de</strong> prenten?<br />

JA!! Heel gemakkelijk!!<br />

NEE!! Heel erg<br />

moeilijk!<br />

EEN BEETJE WEL!<br />

EEN BEETJE NIET!<br />

13. Heb je een goed verhaal geschreven bij <strong>de</strong> prenten, <strong>de</strong>nk je?<br />

JA!! Een HEEL GOED<br />

verhaal!<br />

NEE!! Een SLECHT<br />

verhaal<br />

EEN BEETJE WEL!<br />

EEN BEETJE NIET!<br />

14. Waarop heb je gelet terwijl je schreef? (dag1)<br />

15. Waarop ga je volgen<strong>de</strong> keer proberen te letten? (dag 2)<br />

IK WEET HET NIET<br />

IK WEET HET NIET!<br />

IK WEET HET NIET!


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 243<br />

BIJLAGE 4: SCHATTINGSFORMULIER VOOR DE LEERKRACHTEN<br />

Beste leerkracht, je vindt hierbij een ge<strong>de</strong>eltelijke klaslijst. Kun je naast elke naam een<br />

inschatting maken van het volgen<strong>de</strong>, en wel door het juiste antwoord te omcirkelen.<br />

Zo mogelijk verantwoord je heel bondig je schatting.<br />

Kolom 1<br />

‐> <strong>de</strong> leerling heeft plezier beleefd aan <strong>de</strong> schrijfactiviteit<br />

geen i<strong>de</strong>e ‐‐ ‐ + + ++<br />

verantwoording:<br />

Kolom 2<br />

‐> <strong>de</strong> leerling heeft zich ingespannen om <strong>de</strong> opdracht zo goed mogelijk uit te voeren<br />

geen i<strong>de</strong>e ‐‐ ‐ + + ++<br />

verantwoording:<br />

Kolom 3<br />

‐> <strong>de</strong> kwaliteit van het schrijfproduct van <strong>de</strong> leerling is ...<br />

geen i<strong>de</strong>e ‐‐ ‐ + + ++<br />

verantwoording:<br />

Observatieperio<strong>de</strong> 1 ‐ Klaslijst dag 1<br />

Naam Co<strong>de</strong> Argumentatie<br />

Kella plezier GI ‐‐ ‐ + + ++<br />

inspanning GI ‐‐ ‐ + + ++<br />

kwaliteit GI ‐‐ ‐ + + ++<br />

Bilal plezier GI ‐‐ ‐ + + ++<br />

...<br />

inspanning GI ‐‐ ‐ + + ++<br />

kwaliteit GI ‐‐ ‐ + + ++


244<br />

BIJLAGE 5: TEKSTEN VAN SERGEN (KLAS 2)<br />

Sergen, november 2006<br />

Sergen, januari 2007


GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 245<br />

Sergen, maart 2007


246<br />

Bijlage 6: instemmingen van <strong>de</strong> betrokken leerkrachten


CONCLUSIE<br />

© <strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>. Vier studies over ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid. 2010.


248<br />

Met onze vier empirische studies over <strong>de</strong> ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid van<br />

veelal kansarme, van huis uit an<strong>de</strong>rstalige leerlingen in Vlaamse basisscho‐<br />

len hebben we een zo goed als onontgonnen <strong>de</strong>eldomein van <strong>de</strong> schoolse<br />

competentie "schrijven" geëxploreerd. Centraal stond daarbij <strong>de</strong> vraag naar<br />

wat er zich achter <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rsteld enkelvoudige en rechte ontwikkelings‐<br />

<strong>lijn</strong> van "min<strong>de</strong>r goed" naar "beter", afspeelt, en of alle leerlingen op dat<br />

vlak eenzelf<strong>de</strong> "verhaal schrijven".<br />

Om die vragen te kunnen beantwoor<strong>de</strong>n volg<strong>de</strong>n we tij<strong>de</strong>ns schooljaar<br />

2006‐2007 in het 3 e en 4 e leerjaar 1 van vier concentratiescholen 2 uit het<br />

Vlaamse basison<strong>de</strong>rwijs 3 vier schrijfsessies rond schriftelijke navertellingen.<br />

We verzamel<strong>de</strong>n <strong>de</strong> teksten die door <strong>de</strong> leerlingen (N=157) tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong>ze<br />

sessies en bij <strong>de</strong> <strong>voor</strong>‐ en natoetsing geproduceerd wer<strong>de</strong>n, maakten audio‐<br />

en vi<strong>de</strong>o‐opnames van het lesverloop en <strong>de</strong> interacties, en organiseer<strong>de</strong>n<br />

mon<strong>de</strong>linge en schriftelijke bevragingen van <strong>de</strong> betrokkenen (leerkrachten<br />

en leerlingen). Daarnaast verzamel<strong>de</strong>n we ook <strong>voor</strong>‐ en nateksten van 60<br />

leerlingen in telkens twee klassen van drie scholen waar we geen observa‐<br />

ties <strong>de</strong><strong>de</strong>n. De vier schrijfsessies waarover hierboven sprake en waar<strong>voor</strong><br />

wijzelf het materiaal aanlever<strong>de</strong>n (prentenreeks), vervingen an<strong>de</strong>re (taal‐<br />

metho<strong>de</strong>‐) gebon<strong>de</strong>n schrijfopdrachten. Zij wer<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> leerkrachten<br />

volledig naar eigen goeddunken vormgegeven. We hebben dan ook geen<br />

effect van <strong>de</strong> door ons aangestuur<strong>de</strong> sessies kunnen vaststellen. Met an<strong>de</strong>‐<br />

re woor<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> resultaten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> natoetsing van <strong>de</strong> klassen waar observa‐<br />

ties plaatsvon<strong>de</strong>n, weken niet significant af van <strong>de</strong> resultaten van <strong>de</strong> klas‐<br />

sen waar niet geobserveerd werd.<br />

De vele observaties van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijspraktijk, <strong>de</strong> gesprekken met <strong>de</strong><br />

klasleerkrachten en an<strong>de</strong>re betrokkenen, <strong>de</strong> lectuur van hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n leerlin‐<br />

gentekstjes, en het daaropvolgen<strong>de</strong> mixed methods on<strong>de</strong>rzoek (Johnson &<br />

Onwuegbuzie, 2004) hebben tot boeien<strong>de</strong> inzichten geleid met betrekking<br />

tot "tekstkwaliteit", "on<strong>de</strong>rzoek van ontwikkeling of change" en "stelon‐<br />

<strong>de</strong>rwijs". In <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> drie paragrafen gaan we op elk van die thema's in.<br />

1 e e<br />

Het 3 leerjaar komt overeen met groep 5, het 4 leerjaar met groep 6. Het betreft dus gro‐<br />

ten<strong>de</strong>els 8‐ tot 10‐jarige leerlingen.<br />

2<br />

Een concentratieschool is een school die een hoge concentratie aan leerlingen heeft met<br />

eenzelf<strong>de</strong> of sterk vergelijkbare etnische of sociale achtergrond. Het gaat meestal om leerlin‐<br />

gen van allochtone afkomst.<br />

3<br />

Aangezien dit on<strong>de</strong>rzoek <strong>de</strong>el uitmaakt van het grotere on<strong>de</strong>rzoek naar "Hefbomen <strong>voor</strong><br />

krachtige GOK‐leeromgevingen" van het Steunpunt Gelijke On<strong>de</strong>rwijskansen (2005‐2009),<br />

sluit <strong>de</strong> selectie van scholen, leerkrachten en focusleerlingen <strong>voor</strong> dit on<strong>de</strong>rzoek aan bij <strong>de</strong><br />

keuzes die in dat ruimere ka<strong>de</strong>r gemaakt wer<strong>de</strong>n (Van Gorp & Verhey<strong>de</strong>n, 2006).


CONCLUSIE 249<br />

Er is echter nog meer: als on<strong>de</strong>rzoeker hebben we met <strong>de</strong> acht betrokken<br />

leerkrachten en hun directies een bijzon<strong>de</strong>r intens parcours afgelegd. In<br />

een vier<strong>de</strong> en laatste paragraaf willen we onze belangrijkste ervaringen<br />

daaromtrent <strong>de</strong>len.<br />

1. Parameters <strong>voor</strong> tekstkwaliteit als mogelijke indicator van stelvaar‐<br />

digheid<br />

"Stelvaardigheid" is een breed begrip. Te breed, en ook te abstract om als<br />

dusdanig on<strong>de</strong>rwerp van on<strong>de</strong>rzoek te zijn. Wij hebben er<strong>voor</strong> geopteerd<br />

om "stelvaardigheid" te operationaliseren via <strong>de</strong> output van <strong>de</strong> stelvaardig‐<br />

heidsverwerven<strong>de</strong> leerling, namelijk zijn/haar teksten.<br />

Etymologisch hebben teksten veel gemeen met weefsels: het gaat in<br />

bei<strong>de</strong> gevallen om een intrigerend samenspel tussen schering en inslag,<br />

met knooppunten en datgene wat ertussen ligt. Welke knooppunten pre‐<br />

cies <strong>de</strong> kwaliteit van het weefsel uitmaken, is een lastige vraag. Voor <strong>de</strong><br />

teksten van <strong>de</strong> ontluiken<strong>de</strong> stellers in ons on<strong>de</strong>rzoek baken<strong>de</strong>n we in eerste<br />

instantie zeven kwaliteitskenmerken af die we belangrijk achtten <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

fase van stelvaardigheid waarin <strong>de</strong> leerlingen zich bevon<strong>de</strong>n, en die ook al<br />

in an<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek hun relevantie bewezen had<strong>de</strong>n: één "subjectief" ken‐<br />

merk, 'Communicatieve effectiviteit', is een holistische maat, en heeft met<br />

<strong>de</strong> receptie van <strong>de</strong> tekst te maken: komt <strong>de</strong> boodschap over? The proof is in<br />

the eating of the pudding. Daarnaast on<strong>de</strong>rscheid<strong>de</strong>n we 'Inhoud' en vijf<br />

linguïstische variabelen met betrekking tot accuraatheid en complexiteit,<br />

die zich op woord‐, zins‐ en tekstniveau bevin<strong>de</strong>n: 'Lexicale rijkdom', 'Com‐<br />

plexiteit van <strong>de</strong> T‐unit', 'Accuraatheid van <strong>de</strong> T‐unit', 'Spelling' en 'Referen‐<br />

tiële cohesie'.<br />

Via dit on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> realisatie van zeven taal‐ en tekstkenmerken in<br />

schriftelijke navertellingen hebben we kunnen vaststellen dat het ogen‐<br />

schijnlijk eenduidige construct "(ontluiken<strong>de</strong>) stelvaardigheid" in <strong>de</strong>ze stu‐<br />

die een complex en dynamisch systeem gebleken is. <strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>lijn</strong> van<br />

"min<strong>de</strong>r goed" naar "beter" bevindt zich een complex geheel van (al dan<br />

niet sterk) samenhangen<strong>de</strong> en on<strong>de</strong>rling inter‐ageren<strong>de</strong> <strong>de</strong>elvaardighe<strong>de</strong>n,<br />

dat door <strong>de</strong> tijd heen veran<strong>de</strong>rt, en verschilt van individu tot individu.


250<br />

1.1 Zeven "eigenzinnige" variabelen<br />

Voor <strong>de</strong> zeven variabelen merkten we op dat hun on<strong>de</strong>rlinge samenhang in<br />

<strong>de</strong> leerlingenteksten niet groot was, behalve met 'Communicatieve Effecti‐<br />

viteit', waarmee <strong>de</strong> zes objectieve variabelen matig tot sterk positief corre‐<br />

leer<strong>de</strong>n, zij het enigszins wisselend tussen meetmomenten. Die samenhang<br />

zette ons in Studie 3 aan om 'Communicatieve effectiviteit' als een repre‐<br />

sentatieve of generieke indicator <strong>voor</strong> tekstkwaliteit te beschouwen. De zes<br />

"objectieve" variabelen correleer<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rling matig tot niet: ze represen‐<br />

teer<strong>de</strong>n met an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n verschillen<strong>de</strong> aspecten van tekstkwaliteit. We<br />

merkten wel een zekere groepering in variabelen die met 'complexiteit' op<br />

vormelijk (form‐as‐ambition) of inhou<strong>de</strong>lijk vlak te maken hebben en varia‐<br />

belen die met 'accuraatheid' (form‐as‐accuracy) te maken hebben.<br />

We stel<strong>de</strong>n ook vast dat <strong>de</strong> samenhang tussen <strong>de</strong> zes objectieve variabelen<br />

in <strong>de</strong> leerlingenteksten van meetmoment tot meetmoment wissel<strong>de</strong>, en dat<br />

<strong>de</strong> variabelen on<strong>de</strong>rling weinig samenhang vertoon<strong>de</strong>n qua groei of toe‐<br />

name: <strong>voor</strong>uitgang van <strong>de</strong> ene variabele ging (van individu tot individu) wis‐<br />

selend samen met <strong>voor</strong>‐ en achteruitgang van an<strong>de</strong>re variabelen, wat wees<br />

op algehele maar niet <strong>voor</strong>spelbare tra<strong>de</strong>‐off 4 . Slechts hier en daar dook<br />

enige systematiek op: in het 3 e leerjaar stel<strong>de</strong>n we tra<strong>de</strong>‐off vast tussen<br />

form‐as‐accuracy en form‐as‐ambition. In het 4 e leerjaar zien we een gelijk<br />

op‐/afgaan tussen form‐as‐ambition en 'Inhoud'. We mogen ervan uitgaan<br />

dat we in <strong>de</strong>ze resultaten <strong>de</strong> impact zien van een complex samenspel tus‐<br />

sen spontane (taal)ontwikkeling enerzijds en on<strong>de</strong>rwijsgerelateer<strong>de</strong> prik‐<br />

kels an<strong>de</strong>rzijds. In ie<strong>de</strong>r geval kunnen we besluiten dat stellen/schrijven,<br />

zoals door ons geconcretiseerd, <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze leerlingen (nog) volop in ontwik‐<br />

keling is.<br />

Gezien <strong>de</strong> beperkte samenhang van <strong>de</strong> variabelen is het niet verwon<strong>de</strong>rlijk<br />

dat multiniveau‐analyses aantoon<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> zeven tekstkenmerken elk een<br />

eigen verhaal vertel<strong>de</strong>n. Zowel qua gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> toename tij<strong>de</strong>ns één<br />

schooljaar als qua gevoeligheid <strong>voor</strong> <strong>de</strong> impact van <strong>de</strong> kindkenmerken<br />

'thuistaal' en 'SES' en het klaskenmerk 'samenstelling naar thuistaal' ver‐<br />

schil<strong>de</strong>n <strong>de</strong> zeven kenmerken on<strong>de</strong>rling aanzienlijk. Op basis van <strong>de</strong> gemid‐<br />

<strong>de</strong>l<strong>de</strong> toename op één schooljaar tijd kon<strong>de</strong>n we vier categorieën on<strong>de</strong>r‐<br />

schei<strong>de</strong>n, nl. – in volgor<strong>de</strong> van aanzienlijke naar beperkte toename – (1)<br />

4 Voor winst op het ene vlak wordt "betaald" met verlies op het an<strong>de</strong>re.


CONCLUSIE 251<br />

'Lexicale rijkdom'; (2) 'Communicatieve effectiviteit', 'Inhoud' en 'Spelling';<br />

(3) <strong>de</strong> zinsvariabelen 'Accuraatheid en Complexiteit van <strong>de</strong> T‐unit' en (4)<br />

'Referentiële cohesie'. Wat <strong>de</strong> gevoeligheid van <strong>de</strong> taal‐ en tekstkenmerken<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzochte verklaren<strong>de</strong> variabelen betreft, merkten we op dat <strong>de</strong><br />

meeste variantie door thuistaal verklaard werd, en niet door SES, zoals in<br />

vele an<strong>de</strong>re studies het geval is. Enkel <strong>voor</strong> <strong>de</strong> holistische variabele 'Com‐<br />

municatieve effectiviteit' en <strong>voor</strong> 'Spelling' <strong>voor</strong>spel<strong>de</strong> SES een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong><br />

scores. 'Thuistaal' <strong>voor</strong>spel<strong>de</strong> een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> 'Inhoud', 'Com‐<br />

plexiteit en Accuraatheid van <strong>de</strong> T‐unit' en 'Referentiële cohesie'. Het klas‐<br />

kenmerk 'Samenstelling naar thuistaal' bleek een significante <strong>voor</strong>speller<br />

van <strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> 'Complexiteit en Accuraatheid van <strong>de</strong> T‐unit', en 'Refe‐<br />

rentiële cohesie'. 'Lexicale rijkdom' was als enige variabele ongevoelig <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> door ons on<strong>de</strong>rzochte kind‐ of klaskenmerken.<br />

1.2 'Communicatieve effectiviteit'<br />

Met betrekking tot <strong>de</strong> operationalisering van tekstkwaliteit is het belangrijk<br />

om te vermel<strong>de</strong>n dat we er in dit on<strong>de</strong>rzoek in geslaagd zijn om <strong>de</strong> "subjec‐<br />

tieve" variabele 'Communicatieve effectiviteit' betrouwbaar te meten (in‐<br />

terjurybetrouwbaarheid is ruim voldoen<strong>de</strong>: .83 < ρ < .87), en dat in tegen‐<br />

stelling tot wat in <strong>de</strong> literatuur vaak gesuggereerd wordt (Tindal & Parker,<br />

1989). We vermoe<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> elementen bijgedragen hebben tot<br />

<strong>de</strong> betrouwbaarheid van <strong>de</strong> meting: (1) we werkten met een beperkt aantal<br />

schaalwaar<strong>de</strong>n [7], en ankerteksten om schaalwaar<strong>de</strong>n 2, 4 en 6 te dui<strong>de</strong>n;<br />

(2) we opteer<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> een "primaire‐trekbeoor<strong>de</strong>ling": juryle<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n –<br />

on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re gezien <strong>de</strong> zeer grote diversiteit van teksten – gericht op <strong>de</strong><br />

essentie van communicatieve effectiviteit, nl. "heb je kunnen achterhalen<br />

wat <strong>de</strong> hoofdpersonages meemaakten?"; (3) we werkten met semi‐<br />

professionele juryle<strong>de</strong>n, nl. 67 laatstejaarsstu<strong>de</strong>nten van <strong>de</strong> opleiding tot<br />

leerkracht basison<strong>de</strong>rwijs; (4) <strong>de</strong> juryle<strong>de</strong>n hoef<strong>de</strong>n elk slechts 25 tot 30<br />

(volledig anoniem gemaakte en gedigitaliseer<strong>de</strong>) leerlingenteksten te be‐<br />

oor<strong>de</strong>len, en (5) <strong>de</strong> juryle<strong>de</strong>n kregen eenduidige instructies en ook oefen‐<br />

kansen, waarvan het resultaat in groep besproken werd. Er werd hen met<br />

het oog op <strong>de</strong> primary trait dui<strong>de</strong>lijk meege<strong>de</strong>eld dat vormelijke onnauw‐<br />

keurighe<strong>de</strong>n en typische genrekenmerken, gezien <strong>de</strong> leeftijd van <strong>de</strong> schrij‐<br />

vers, in <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling niet centraal hoef<strong>de</strong>n te staan. Ten slotte (6), stel‐<br />

<strong>de</strong>n we <strong>de</strong> te beoor<strong>de</strong>len pakketten per jury/jurylid volledig random samen,<br />

en wel zo dat elk product minstens driemaal aan bod kwam, zij het telkens<br />

in an<strong>de</strong>rs samengestel<strong>de</strong> pakketten (slangenstructuur).


252<br />

Gelet op <strong>de</strong> grootte van <strong>de</strong> groep beoor<strong>de</strong>laars mogen we generaliseren<br />

over <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>laars heen en stellen dat het inschakelen van laatstejaars‐<br />

leerkrachten‐in‐opleiding <strong>voor</strong> dit soort beoor<strong>de</strong>lingen gunstige resultaten<br />

afwerpt, dat <strong>de</strong> werkwijze via welke wij hen 'Communicatieve effectiviteit'<br />

hebben laten scoren, voldoet, en dat <strong>de</strong> complexe slangenstructuur die we<br />

<strong>voor</strong> het random samenstellen en toekennen van <strong>de</strong> pakketten in elkaar<br />

boksten, zijn vruchten afwierp.<br />

1.3 Suggesties <strong>voor</strong> <strong>de</strong> selectie van variabelen bij ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek<br />

We hebben via <strong>de</strong> vier studies ook <strong>de</strong> grenzen van enkele variabelen kun‐<br />

nen ervaren en nieuwe parameters ont<strong>de</strong>kt. Zo dachten we met 'Lexicale<br />

rijkdom' een goed compromis gevon<strong>de</strong>n te hebben tussen een productie‐<br />

afhankelijke maat en een woor<strong>de</strong>nschatmaat. Toch is dat compromis <strong>voor</strong><br />

onze leerlingenteksten niet altijd interessant gebleken, <strong>voor</strong>al niet vanuit<br />

het oogpunt van woor<strong>de</strong>nschat of <strong>de</strong> rijkdom van het lexicon. Niet zozeer<br />

het feit dat we niet corrigeer<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lengte van <strong>de</strong> tekst (cf. type token<br />

ratio), dan wel dat we op geen enkele wijze verreken<strong>de</strong>n of een woord<br />

goed dan wel verkeerd ingezet werd, heeft <strong>de</strong> maat ons inziens enigszins<br />

verschraald. Het zou zinvol zijn om <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>nschat van dit soort leerlin‐<br />

genteksten met een fijnmaziger systeem te scoren, dat bij<strong>voor</strong>beeld reke‐<br />

ning houdt met <strong>de</strong> al dan niet correcte inzet en/of met <strong>de</strong> moeilijkheids‐<br />

graad van <strong>de</strong> gekozen woor<strong>de</strong>n (frequentie/lengte).<br />

Hetzelf<strong>de</strong> geldt mutatis mutandis <strong>voor</strong> 'Referentiële cohesie'. Ook met<br />

<strong>de</strong>ze parameter bestreken we eigenlijk een tweeledige invulling, die we –<br />

achteraf gezien – <strong>voor</strong> onze leerlingenteksten misschien beter had<strong>de</strong>n op‐<br />

geplitst. We combineer<strong>de</strong>n immers een eenduidigheidsbeoor<strong>de</strong>ling (Weten<br />

we naar wie verwezen wordt?) met een oor<strong>de</strong>el over tekstuele‐<br />

a<strong>de</strong>quaatheid (Is <strong>de</strong>ze verwijzing tekstueel a<strong>de</strong>quaat in die zin dat <strong>de</strong> cohe‐<br />

sie gediend wordt?). Ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze parameter zou<strong>de</strong>n we in ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>r‐<br />

zoek van dit soort leerlingenteksten pleiten om hem op te splitsen, bv. in<br />

een form‐as‐accuracy gerelateer<strong>de</strong> variabele waarmee we <strong>de</strong> grammaticale<br />

correctheid van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>naamwoordkeuze in kaart brengen, en een form‐as‐<br />

ambition gerelateer<strong>de</strong> variabele die <strong>de</strong> tekstuele a<strong>de</strong>quaatheid vat.<br />

Met betrekking tot <strong>de</strong> holistische variabele 'Communicatieve effectiviteit'<br />

hebben we opgemerkt dat <strong>de</strong> primaire‐trekkeuze, nl. "inhou<strong>de</strong>lijke volle‐<br />

digheid", onvermij<strong>de</strong>lijk aan het genrekenmerk "inbedding van belevingen<br />

van personages" raakte, omdat niet‐a<strong>de</strong>quate inbedding negatieve gevol‐


CONCLUSIE 253<br />

gen had <strong>voor</strong> <strong>de</strong> begrijpelijkheid van <strong>de</strong> tekst, en dus <strong>voor</strong> <strong>de</strong> overdracht<br />

van <strong>de</strong> inhoud. Zeker <strong>voor</strong> <strong>de</strong> studie van teksten van jonge stellers, die zich<br />

volop in <strong>de</strong> overgang van mon<strong>de</strong>linge naar schriftelijke taal bevin<strong>de</strong>n, en<br />

zich on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re daarom graag verlaten op stukjes spreek‐ en <strong>de</strong>nktekst,<br />

is dat inzicht belangrijk.<br />

Via <strong>de</strong> kwalitatieve analyses van schrijfproductjes én schrijfsessies zijn we er<br />

ten slotte ook achtergekomen dat <strong>voor</strong> leerlingenteksten van onze doel‐<br />

groep enkele an<strong>de</strong>re variabelen belangrijke indicatoren van tekstkwaliteit<br />

kunnen zijn. We <strong>de</strong>nken daarbij in eerste instantie aan <strong>de</strong> concretiseringen<br />

van Myhills (2009) trajectories, die we in <strong>de</strong> laatste studie invoer<strong>de</strong>n. Met<br />

die variabelen kon<strong>de</strong>n we <strong>de</strong> overgang van veeleer mon<strong>de</strong>ling getinte<br />

schrijftaal naar veeleer schriftelijk getinte schrijftaal, die zo centraal staat<br />

bij het ontluikend stellen, nog preciezer in kaart brengen. In concreto gaat<br />

het om 'Variatie in <strong>de</strong> zin' (inversie + on<strong>de</strong>rschikking), 'Afwezigheid van ne‐<br />

venschikken<strong>de</strong> voegwoor<strong>de</strong>n bij het begin van <strong>de</strong> zin', en 'Gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> clau‐<br />

se‐lengte', die – iets nauwkeuriger dan 'Complexiteit van <strong>de</strong> T‐unit' – ont‐<br />

wikkeling op zinsniveau lijkt te vatten. In twee<strong>de</strong> instantie kwam in diezelf‐<br />

<strong>de</strong> studie ook het belang van 'Handschrift' op <strong>de</strong> <strong>voor</strong>grond. Leerlingen die<br />

niet goed "ter penne" zijn, en tij<strong>de</strong>ns het schrijfproces bijgevolg veel aan‐<br />

dacht en energie aan execution (transcriptie) moeten beste<strong>de</strong>n, hebben<br />

wellicht onvoldoen<strong>de</strong> mentale ruimte over om te focussen op inhoud, for‐<br />

mulering en/of structuur. Het verdient aanbeveling om <strong>de</strong>ze variabele op te<br />

nemen in schrijfvaardigheidson<strong>de</strong>rzoek bij een vergelijkbare leerlingenpo‐<br />

pulatie.<br />

Al <strong>de</strong>ze vaststellingen wijzen ons er ook op dat <strong>de</strong> leerling die "een verhaal‐<br />

tje bij prentjes moet schrijven" <strong>voor</strong> een zeer complexe opdracht staat,<br />

waarbij vele <strong>de</strong>elprocessen gecoördineerd moeten wor<strong>de</strong>n. De leerkracht<br />

die haar leerlingen bij <strong>de</strong> ontwikkeling van <strong>de</strong>ze complexe vaardigheid wil<br />

on<strong>de</strong>rsteunen, staat eveneens <strong>voor</strong> een uitdagen<strong>de</strong> opdracht. Zij moet aan<br />

een klasgroep van individueel en grillig groeien<strong>de</strong> leerlingen (zie §2) op het<br />

juiste ogenblik <strong>de</strong> juiste impulsen geven (zie §3).<br />

2. On<strong>de</strong>rzoek naar ontwikkeling of change<br />

In dit on<strong>de</strong>rzoek zijn we op empirische basis tot <strong>de</strong> vaststelling gekomen dat<br />

<strong>de</strong> groei in tekstkwaliteit (als indicator <strong>voor</strong> schrijfvaardigheid) in <strong>de</strong> fase<br />

van ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid niet recht<strong>lijn</strong>ig verloopt. Larsen‐Freeman


254<br />

en Cameron (2008) spreken over "the waxing and waning of patterns",<br />

waarmee <strong>de</strong> leer<strong>de</strong>r fases van stabiliteit laat volgen op fases van instabili‐<br />

teit, en plaatsen dat proces tegenover "discrete and stage‐like (ladd<strong>de</strong>r‐like)<br />

<strong>de</strong>velopment".<br />

Dynamic Systems Theory schrijft die waxing and waning toe aan het feit dat<br />

"schrijfvaardigheidsverwerving", net als leren lopen bij<strong>voor</strong>beeld, een com‐<br />

plex en dynamisch systeem is waarop een sterk individueel en steeds wisse‐<br />

lend samenspel van leer<strong>de</strong>r‐endogene en leer<strong>de</strong>r‐exogene factoren een<br />

haast on<strong>voor</strong>spelbare impact heeft. Als men wil begrijpen hoe ontwikkeling<br />

tot stand komt, is het bijgevolg belangrijk, aldus DST, om <strong>de</strong> individuele<br />

groeipa<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>ze jonge leer<strong>de</strong>rs ge<strong>de</strong>tailleerd in kaart te brengen in<br />

plaats van zich in a grand sweep te beperken tot <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van<br />

een grote groep proefpersonen, waarbij <strong>de</strong> individuele afwijking als error<br />

beschouwd wordt, of tot <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> waar<strong>de</strong> per individu, waarbij <strong>de</strong><br />

fluctuaties tussen verschillen<strong>de</strong> metingen als error afgedaan wor<strong>de</strong>n. In het<br />

eerste geval betekent dit dat <strong>de</strong> informatiewaar<strong>de</strong> van inter‐individuele<br />

variantie te weinig erkend wordt. In het twee<strong>de</strong> geval gebeurt hetzelf<strong>de</strong><br />

met <strong>de</strong> informatie die <strong>de</strong> intra‐individuele variantie blootlegt.<br />

Dat uitgangspunt roept twee fundamentele vragen op. De eerste vraag be‐<br />

treft het gebruikelijke on<strong>de</strong>rzoek naar ontwikkeling of groei en naar <strong>de</strong> im‐<br />

pact van verklaren<strong>de</strong> variabelen op ontwikkeling of groei. De twee<strong>de</strong> vraag<br />

betreft <strong>de</strong> meerwaar<strong>de</strong> van Dynamic Systems Theory <strong>voor</strong> ontluiken<strong>de</strong> stel‐<br />

vaardigheid (in een twee<strong>de</strong>‐taal).<br />

2.1 De studie van ontwikkeling<br />

In ons on<strong>de</strong>rzoek toon<strong>de</strong>n we <strong>voor</strong> ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid aan dat het<br />

opnemen van intra‐individuele variantie tot een kwaliteitsvoller mo<strong>de</strong>l leid‐<br />

<strong>de</strong>, en dat we amper inter‐individuele systematiek kon<strong>de</strong>n vaststellen. De<br />

kwalitatieve analyses van Studie 4 bevestig<strong>de</strong>n <strong>de</strong> realiteitswaar<strong>de</strong> van die<br />

individuele fluctuaties: groeien, leren, ontwikkelen lijkt in <strong>de</strong>ze fase een<br />

individueel en grillig proces, waarop talloze factoren wisselend inspelen.<br />

Die vaststellingen roepen vragen op bij <strong>de</strong> "dwarsdoorsne<strong>de</strong>n van groei"<br />

die we via een pre‐ en posttest in Studies 1 en 2 van dit proefschrift maak‐<br />

ten, en die we ook in heel wat an<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek zien terugkeren. In Figuur<br />

2.1 stellen we twee fictieve groei<strong>lijn</strong>en <strong>voor</strong> gebaseerd op tien observatie‐<br />

momenten. Hoezeer zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong> resultaten verschillen wanneer <strong>de</strong> groei op


CONCLUSIE 255<br />

basis van metingen 1 en 2 in kaart gebracht wordt, dan wel op basis van<br />

metingen 1' en 2' of 1 en 2'? In het ene geval is <strong>de</strong> ene leerling koploper, in<br />

het an<strong>de</strong>re geval <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re leerling; in een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> geval zijn ze volledig aan<br />

elkaar gewaagd. Hoe an<strong>de</strong>rs zou<strong>de</strong>n bijgevolg ook <strong>de</strong> resultaten <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

impact van onafhankelijke variabelen zijn op <strong>de</strong> scores op discrete meet‐<br />

momenten (cf. Studie 1) alsook op <strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> leerwinst (cf. Studie 2)?<br />

Om die re<strong>de</strong>n willen we <strong>voor</strong>zichtig omspringen met dat on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong><br />

resultaten van Studies 1 en 2.<br />

Op <strong>de</strong> vraag of die situatie an<strong>de</strong>rs wordt wanneer onze jonge stellers <strong>de</strong><br />

ontluiken<strong>de</strong> fase ontgroeid zullen zijn, moeten we het antwoord schuldig<br />

blijven. Ook <strong>de</strong> ons beken<strong>de</strong> studies focussen immers meestal op <strong>de</strong> ontlui‐<br />

ken<strong>de</strong> fases van vaardigheidsverwerving.<br />

Prestatie<br />

9<br />

8<br />

7<br />

6<br />

5<br />

4<br />

3<br />

2<br />

1<br />

0<br />

meting 1<br />

leerling 2<br />

leerling 1<br />

Groei<br />

meting 2 meting 1'<br />

t1 t2 t3 t4 t5 t6 t7 t8 t9 t10<br />

Tijd<br />

Figuur 2.1<br />

Twee fictieve groei<strong>lijn</strong>en op basis van tien observaties.<br />

meting 2'<br />

Ondanks <strong>de</strong> vraagtekens met betrekking tot <strong>de</strong> mate waarin en <strong>de</strong> momen‐<br />

ten waarop grilligheid tot <strong>de</strong> essentie van ontwikkeling behoort, wor<strong>de</strong>n we<br />

toch aangespoord om ook <strong>voor</strong>zichtig om te springen met <strong>de</strong> resultaten van<br />

on<strong>de</strong>rwijseffectiviteitson<strong>de</strong>rzoek. On<strong>de</strong>rwijs is het in<strong>de</strong>rdaad aan zichzelf,<br />

<strong>de</strong> leerlingen en <strong>de</strong> samenleving verplicht om te streven naar <strong>de</strong> grootst<br />

mogelijke effectiviteit, in <strong>de</strong> betekenis dat het met <strong>de</strong> aangereikte mid<strong>de</strong>len<br />

<strong>de</strong> door het on<strong>de</strong>rwijsbeleid <strong>voor</strong>opgestel<strong>de</strong> einddoelen zo goed mogelijk<br />

haalt <strong>voor</strong> zoveel mogelijk leerlingen. Het wordt daarbij geholpen door on‐<br />

<strong>de</strong>rwijseffectiviteitson<strong>de</strong>rzoek, "one of the biggest growth areas in educa‐


256<br />

tional research over recent years" (Coe & Fitz‐Gibbon, 1998, p. 421), dat<br />

nagaat in welke mate <strong>de</strong> effectiviteit van on<strong>de</strong>rwijsverstrekkers (scholen,<br />

leerkrachten) – gegeven instroom‐ en contextkenmerken – <strong>voor</strong> bepaal<strong>de</strong><br />

on<strong>de</strong>rwijsdoelstellingen verschilt, en waaraan die verschillen (<strong>de</strong>els) toege‐<br />

schreven kunnen wor<strong>de</strong>n. De vaststellingen in ons on<strong>de</strong>rzoek lei<strong>de</strong>n echter<br />

tot enkele kritische kanttekeningen bij dit soort on<strong>de</strong>rzoek, die overigens<br />

bevestigd wor<strong>de</strong>n door het uitblijven van stabiele resultaten, bij<strong>voor</strong>beeld<br />

met betrekking tot het wezenlijke vraagstuk over <strong>de</strong> impact van leerkrach‐<br />

ten: dàt leerkrachten het verschil maken, wordt niet in betwist. Wél heerst<br />

er grote ondui<strong>de</strong>lijkheid over <strong>de</strong> mate waarin en <strong>de</strong> manier waarop ze dat<br />

doen.<br />

Ten eerste plaatsen we een vraagteken bij <strong>de</strong> impliciete aanname dat<br />

groei recht<strong>lijn</strong>ig verloopt, en dus <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reen op een vergelijkbare wijze.<br />

Het meeste longitudinale effectiviteitson<strong>de</strong>rzoek beperkt zich immers tot<br />

twee meetmomenten (two waves). Van Rogosa (1995) weten we echter dat<br />

"A straight line passing through two points is the most complex functional<br />

form that can be fit." (Rogosa, 1995, p.9) In tegenstelling tot wat we in dit<br />

proefschrift kon<strong>de</strong>n aantonen, wordt ontwikkeling in heel wat on<strong>de</strong>rzoek<br />

onterecht in een "recht<strong>lijn</strong>ig keurslijf" gestopt.<br />

Vervolgens vragen we ons af wat <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> is van <strong>de</strong> correlaties van<br />

scores op meetmoment 1 of 2 en zelfs ook van leerwinstscores, met achter‐<br />

grondvariabelen zoals 'SES' en 'sekse', of met procesvariabelen. We stel<strong>de</strong>n<br />

immers vast dat <strong>de</strong> rankings van leerlingen van meetmoment tot meetmo‐<br />

ment wisselen. Ver<strong>de</strong>r kunnen we opmerken dat meestal geen rekening<br />

gehou<strong>de</strong>n wordt met het feit dat verklaren<strong>de</strong> variabelen wellicht niet in een<br />

strak lineair verband staan tot <strong>de</strong> outputvariabelen, zoals we zelf ook vast‐<br />

stel<strong>de</strong>n in Studie 3, en dat procesvariabelen een differentieel effect uit‐<br />

oefenen op het leerproces van <strong>de</strong> betrokken leerlingen, zoals we aantoon‐<br />

<strong>de</strong>n in Studie 4. Deze kanttekeningen bij het gangbaar on<strong>de</strong>rwijseffectivi‐<br />

teitson<strong>de</strong>rzoek, sporen ons aan om <strong>voor</strong>zichtig en kritisch om te springen<br />

met <strong>de</strong> resultaten van dat on<strong>de</strong>rzoek.<br />

2.2 Dynamic Systems Theory en ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheidsontwikkeling<br />

(in een twee<strong>de</strong> taal)<br />

De twee<strong>de</strong> fundamentele vraag betreft <strong>de</strong> meerwaar<strong>de</strong> van Dynamic Sys‐<br />

tems Theory <strong>voor</strong> ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheidsontwikkeling (in een twee<strong>de</strong><br />

taal). Wie greep wil krijgen op (ogenschijnlijk grillige) ontwikkeling en op<br />

het complex van factoren waardoor die ontwikkeling aangestuurd wordt,


CONCLUSIE 257<br />

moet – aldus DST – een gecontextualiseerd ontwikkelingsproces in kaart<br />

brengen op basis van microgenetisch on<strong>de</strong>rzoek (wat een stevige <strong>de</strong>nsiteit<br />

qua observaties impliceert) én zich bovendien richten op het niveau van het<br />

individu door erkenning van inter‐ en intra‐individuele variabiliteit. Het re‐<br />

sultaat van <strong>de</strong>ze bena<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> wat ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid betreft,<br />

hebben we vastgelegd in Studies 3 en 4 van dit proefschrift. Aan <strong>de</strong> ene<br />

kant bevestig<strong>de</strong>n <strong>de</strong> multiniveau‐analyses het belang van intra‐ en interin‐<br />

dividuele variabiliteit, weliswaar met ogenschijnlijke chaos tot gevolg. Ter<br />

illustratie hernemen we met Figuur 2.2 <strong>de</strong> <strong>voor</strong>stelling van <strong>de</strong> meest kwali‐<br />

teitsvolle schattingen van het verloop van 'Communictieve effectiviteit' in<br />

het 3 e leerjaar. Aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant slaag<strong>de</strong>n we er via <strong>de</strong> kwalitatieve ana‐<br />

lyses van Studie 4 in om die ogenschijnlijke chaos <strong>voor</strong> enkele cases te ver‐<br />

klaren: <strong>de</strong> inbedding van output (i.c. een schrijfproduct) in <strong>de</strong> eigen ont‐<br />

staanscontext ervan (i.c. <strong>de</strong> schrijfsessie) bleek zeer zinvol. We zijn er ons<br />

echter van bewust dat het in Studie 4 enkel om eerste exploraties gaat.<br />

Figuur 2.2<br />

'Communicatieve effectiviteit' op 6 meetmomenten in het 3 e leerjaar (N=30):<br />

schattingen gebaseerd op het Dynamic Systems‐mo<strong>de</strong>l.<br />

Toch sporen <strong>de</strong> positieve resultaten van die exploraties ons aan om het mi‐<br />

crogenetisch on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> relatie tussen context en output met be‐<br />

trekking tot ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid ver<strong>de</strong>r te zetten, en wel zo dat we<br />

via kwantitatief multiniveau‐on<strong>de</strong>rzoek nagaan of bepaal<strong>de</strong>, mogelijks van


258<br />

meetmoment tot meetmoment wisselen<strong>de</strong> aspecten van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijscon‐<br />

text, al dan niet in interactie met bepaal<strong>de</strong> types leer<strong>de</strong>rs, <strong>de</strong> variantie bin‐<br />

nen <strong>de</strong> output kunnen verklaren, tussen leer<strong>de</strong>rs en/of binnen leer<strong>de</strong>rs.<br />

Indien dat het geval is, weten we dat <strong>de</strong> cases van Studie 4 geen toe‐<br />

valstreffers waren, en bevestigen we <strong>de</strong> meerwaar<strong>de</strong> van DST <strong>voor</strong> ontlui‐<br />

ken<strong>de</strong> stelvaardigheid. Immers, met zo'n mo<strong>de</strong>l zou het grote belang van<br />

inter‐individuele verschillen erkend wor<strong>de</strong>n, en/of ook aangetoond wor<strong>de</strong>n<br />

dat intra‐individuele fluctuaties méér zijn dan storingen op <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>. Immers,<br />

achter <strong>de</strong> ogenschijnlijke grilligheid en chaos zou dan een systeem schuil‐<br />

gaan, dat ons helpt om greep te krijgen op <strong>de</strong> werkelijkheid en er construc‐<br />

tief mee om te gaan. Dat zou ook betekenen dat we het zeer sterk context‐<br />

gebon<strong>de</strong>n karakter van ontwikkeling fundamenteel erkennen: groei moeten<br />

we dan beschouwen als "lokaler" dan meestal aangenomen wordt. Een<br />

opmerking van een leerkracht op een bepaald moment kan meer impact<br />

hebben dan al datgene wat haar in het algemeen karakteriseert. DST<br />

spreekt over het butterfly‐effect.<br />

Larsen‐Freeman en Cameron (2008) anticiperen op die wetenschappelij‐<br />

ke bevestiging wanneer zij zeggen:<br />

(...) language emerges 'upwards' in the sense that language‐using<br />

patterns arise from individuals using language interacively, adapting<br />

to one another's resources (Larsen‐Freeman & Cameron, 2008, p. 80)<br />

Indien we er echter niet in slagen om met meetmoment na meetmoment<br />

opgeteken<strong>de</strong> contextfactoren (al dan niet in interactie met bepaal<strong>de</strong> types<br />

leer<strong>de</strong>rs) <strong>de</strong> meetmomentgebon<strong>de</strong>n outputvariantie tussen en/of binnen<br />

leerlingen te verklaren, moeten we besluiten dat het DST‐mo<strong>de</strong>l zoals we<br />

het in Studie 3 <strong>voor</strong>stel<strong>de</strong>n, te veel toevalsfluctuaties bevat, en dus geen<br />

meerwaar<strong>de</strong> biedt. Op dat ogenblik is het raadzamer om te kiezen <strong>voor</strong> een<br />

mo<strong>de</strong>l dat meer abstractie maakt van intra‐individuele en/of inter‐<br />

individuele variantie bij<strong>voor</strong>beeld.<br />

Vanuit het perspectief van Dynamic Systems Theory, waarin het complexe<br />

samenspel van <strong>de</strong>elsystemen on<strong>de</strong>rstreept wordt, lijkt het in dit verband<br />

ook aangewezen dat <strong>de</strong> processen van change <strong>voor</strong> verschillen<strong>de</strong> afhanke‐<br />

lijke variabelen tegelijkertijd in kaart gebracht wor<strong>de</strong>n. In Studie 4 hebben<br />

we dat soort combinaties aan <strong>de</strong> hand van kwalitatieve analyses geëxplo‐<br />

reerd. Door variabelen te combineren kon<strong>de</strong>n we in individuele leerlingpro‐<br />

cessen fases van meer en min<strong>de</strong>r stabiliteit on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. We hebben die<br />

oefening echter niet kwantitatief verkend. Statistisch is dat − op zijn zachtst


CONCLUSIE 259<br />

gezegd − een zeer grote uitdaging, waar<strong>voor</strong> multiniveau‐analyses en een<br />

grote dataset onontbeerlijk zijn. De resultaten van Studies 1 en 2, meer be‐<br />

paald in <strong>de</strong> vorm van zeven uiteenlopen<strong>de</strong> verhalen over zeven tekstken‐<br />

merken, wijzen er echter op dat het zinvol zou zijn om een <strong>de</strong>rgelijke poging<br />

te on<strong>de</strong>rnemen.<br />

Instead of single causal variables, we have interconnecting and self‐<br />

organizing systems that co‐adapt and that may display sud<strong>de</strong>n dis‐<br />

continuities and the emergence of new mo<strong>de</strong>s and behaviors. A good<br />

application of complexity theory <strong>de</strong>scribes the system, its constitu‐<br />

ents, their contingencies, and also their interactions. Teasing out the<br />

(local) relationships and explaining their dynamics are key tasks of<br />

the researcher working from a complex systems perspective. (Larsen‐<br />

Freeman & Cameron, 2008, p. 237)<br />

Conclu<strong>de</strong>rend mogen we <strong>voor</strong>lopig stellen dat <strong>de</strong> (ontluiken<strong>de</strong>) ontwikke‐<br />

ling van <strong>de</strong> taal‐ en tekstkenmerken waarmee we "stelvaardigheid" in dit<br />

on<strong>de</strong>rzoek geoperationaliseerd hebben, niet recht<strong>lijn</strong>ig (positief) verloopt.<br />

Integen<strong>de</strong>el, we stellen op individueel vlak veel intra‐individuele variabili‐<br />

teit vast, m.a.w. "dynamiek". Ook inter‐individueel zien we <strong>voor</strong>lopig meer<br />

dynamiek dan systematiek. Ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek zal moeten uitwijzen of <strong>de</strong><br />

erkenning van intra‐ en inter‐individuele variabiliteit ons in<strong>de</strong>rdaad helpt<br />

om <strong>de</strong> ontwikkeling van ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid in kaart te brengen.<br />

Opnieuw plaatsen we onszelf in <strong>de</strong> schoenen van <strong>de</strong> leerling en <strong>de</strong> basis‐<br />

schoolleerkracht. De ontluiken<strong>de</strong> steller bevindt zich in een "instabiele" fa‐<br />

se: <strong>de</strong> "nieuwe" taak en erbij behoren<strong>de</strong> criteria (<strong>de</strong>els wel, <strong>de</strong>els niet ge‐<br />

expliciteerd) spreken uiteenlopen<strong>de</strong> <strong>de</strong>elvaardighe<strong>de</strong>n aan. De leerling<br />

zoekt al doen<strong>de</strong> uit (exploreert, experimenteert) welke <strong>de</strong>elprocessen hij<br />

op welke wijze wil/kan/moet inzetten. De begelei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> leerkracht voelt<br />

aan dat <strong>de</strong> verwerving van <strong>de</strong>elvaardighe<strong>de</strong>n door haar leerlingen "met val‐<br />

len en opstaan" gebeurt. Bovendien merkt ze ongetwijfeld ook op dat <strong>voor</strong><br />

een complexe vaardigheid als "stellen" een aantal verschillen<strong>de</strong> bewegin‐<br />

gen door elkaar lopen, en dat geen twee leerlingen hetzelf<strong>de</strong> proces door‐<br />

lopen, laat staan zich in eenzelf<strong>de</strong> "fase" bevin<strong>de</strong>n. Net als wij, is zij zich<br />

ongetwijfeld bewust van <strong>de</strong> complexe taak waar<strong>voor</strong> zij zich tij<strong>de</strong>ns haar<br />

begeleiding van stelvaardigheidsontwikkeling geplaatst voelt.


260<br />

3. Stelon<strong>de</strong>rwijs<br />

Uit <strong>de</strong> literatuur weten we dat stel‐/schrijfon<strong>de</strong>rwijs een stiefmoe<strong>de</strong>rlijk<br />

behan<strong>de</strong>ld on<strong>de</strong>rwijsdomein is. Over <strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen wordt vaak gespeculeerd:<br />

concrete ontwikkelings<strong>lijn</strong>en/leer<strong>lijn</strong>en ontbreken; er is geen dui<strong>de</strong>lijkheid<br />

over effectieve wijzen van on<strong>de</strong>rsteuning; als leerkracht zie je geen vor<strong>de</strong>‐<br />

ringen; zolang <strong>de</strong> leerlingen niet "voldoen<strong>de</strong>" goed zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> mon<strong>de</strong>linge<br />

vaardighe<strong>de</strong>n en <strong>voor</strong> lezen, heeft investeren in schrijven geen zin; evalue‐<br />

ren (m.i.v. feedback) is niet alleen arbeidsintensief, maar dui<strong>de</strong>lijke houvast<br />

ontbreekt (subjectiviteit is troef!); schrijf‐/stelon<strong>de</strong>rwijs vraagt veel lestijd;<br />

schrijven kan niet geleerd wor<strong>de</strong>n: "je hebt het of je hebt het niet"; enz.<br />

Stellen is in<strong>de</strong>rdaad geen monolitische vaardigheid, maar een complex en<br />

dynamisch geheel van interageren<strong>de</strong> <strong>de</strong>elsysteempjes, dat op zijn beurt<br />

genest zit, o.a. in een taalsysteem. Bovendien is <strong>de</strong> verwerving van zo'n<br />

complex systeem sterk individueel bepaald, want een steeds wisselend sa‐<br />

mengaan van leer<strong>de</strong>r‐endogene en leer<strong>de</strong>r‐exogene factoren speelt erop in.<br />

Dat maakt <strong>de</strong> groeipa<strong>de</strong>n van stellers‐in‐wording erg grillig en uniek.<br />

Voor een leerkracht betekent dat alles dat ze weinig concreet houvast<br />

heeft. Los van het feit dat alle leerlingen een an<strong>de</strong>r groeipad volgen, stelt<br />

<strong>de</strong> leerkracht ook vast dat ogenschijnlijke "verworvenhe<strong>de</strong>n" van een indi‐<br />

viduele leerling relatief zijn: een tekstkenmerk waarop in <strong>de</strong> ene tekst al<br />

behoorlijk gescoord werd, kan in een volgen<strong>de</strong> tekst compleet <strong>de</strong> mist in‐<br />

gaan. Bovendien kan on<strong>de</strong>rwijsaanbod <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ene leerling op het ene<br />

moment wél, maar <strong>voor</strong> een an<strong>de</strong>re leerling op datzelf<strong>de</strong> moment gewoon<br />

géén verschil maken. Differentiëren, op zijn minst in <strong>de</strong> individuele on<strong>de</strong>r‐<br />

steuning van <strong>de</strong> leerlingen, wordt bijgevolg belangrijk. Voortgaan<strong>de</strong> op <strong>de</strong><br />

dynamische complexiteit van <strong>de</strong> vaardigheid, vraagt het afstemmen van <strong>de</strong><br />

individuele on<strong>de</strong>rsteuning van een twintigtal leerlingen een zeer grote sen‐<br />

sibiliteit en flexibiliteit.<br />

In het licht van <strong>de</strong> veelheid aan vakdomeinen waarrond een basisschool‐<br />

leerkracht on<strong>de</strong>rwijs moet aanreiken, en die allemaal in enigerlei mate om<br />

<strong>de</strong> hierboven vermel<strong>de</strong> professionele houding vragen, begrijpen we <strong>de</strong><br />

mentale belasting en <strong>de</strong> mogelijks daaruit <strong>voor</strong>tvloeien<strong>de</strong> onmacht van<br />

leerkrachten. We vin<strong>de</strong>n die echter niet wenselijk, noch <strong>voor</strong> <strong>de</strong> leerkracht<br />

zelf, noch <strong>voor</strong> <strong>de</strong> leerlingen.


3.1 "For good or for bad"<br />

CONCLUSIE 261<br />

Toch maakt on<strong>de</strong>rwijs het verschil. Dat stel<strong>de</strong>n we ook vast met onze explo‐<br />

raties van Studie 4. In haar typering van <strong>de</strong> klaspraktijk benoemen Larsen‐<br />

Freeman en Cameron (2008) het proces van gesprekspartners (leerlin‐<br />

gen/leerkrachten) die zich we<strong>de</strong>rzijds aan elkaar aanpassen, waardoor<br />

"stabilized patterns of action, including language action, emerge" (p. 199)<br />

met <strong>de</strong> term "co‐adaptatie". Onmid<strong>de</strong>llijk voegen <strong>de</strong> auteurs toe:<br />

Our <strong>de</strong>bate about human agency comes full circle here—because co‐<br />

adaptation is neutral or undirected, i.e. it can be for good or for bad,<br />

there is no escaping the need for agents in the system to take ethical<br />

responsibility for its dynamics. (Larsen‐Freeman & Cameron, 2008, p.<br />

199)<br />

Dat is precies wat we observeer<strong>de</strong>n, met name in Studie 4, waarbij we ons<br />

uitsluitend toespitsten op het veran<strong>de</strong>ringsproces bij <strong>de</strong> leerling. Leerlingen<br />

reageren vanuit hun hoogst individuele positie (bv. meer of min<strong>de</strong>r stel‐<br />

vaardig) op het aanbod vanuit <strong>de</strong> omgeving, dat we in onze studie beperk‐<br />

ten tot "leerkrachtprikkels". Voor sommige leerlingen (zowel sterke als<br />

zwakke) werkte dat positief: in Studie 2 toon<strong>de</strong>n we reeds aan hoe laagSES<br />

in het 3 e leerjaar <strong>voor</strong>uitgang maakte. In an<strong>de</strong>re gevallen zagen we een ver‐<br />

an<strong>de</strong>ring in <strong>de</strong> negatieve zin, on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re wegens algehele stagnatie: Stu‐<br />

die 2 reveleer<strong>de</strong> dat hoogSES in het 3 e leerjaar zo goed als geen vor<strong>de</strong>rin‐<br />

gen maakte. In Studie 4 concretiseer<strong>de</strong>n we het proces van 'adaptatie' <strong>voor</strong><br />

tweemaal vier leerlingen in twee verschillen<strong>de</strong> klassen. Voor <strong>de</strong> KOP‐<br />

leerlingen van Klas 1, die het in dit soort taken <strong>voor</strong>namelijk moeilijk leken<br />

te hebben met <strong>de</strong> inbedding van directe re<strong>de</strong>, brachten <strong>de</strong> schrijfsessies op<br />

dat punt geen soelaas; in Klas 2 daarentegen, kwam <strong>de</strong> leerkracht meer‐<br />

maals op het on<strong>de</strong>rwerp terug, en zagen we dat <strong>de</strong> KOP‐leerlingen een po‐<br />

sitief proces doormaakten. Dui<strong>de</strong>lijker nog dan bij <strong>de</strong> KOP‐leerlingen heb‐<br />

ben we bij <strong>de</strong> MIDDEN‐leerlingen co‐adaptatie opgemerkt, zowel "for good"<br />

als "for bad": Muhammet en Merve, twee mid<strong>de</strong>lmatige starters, adapteer‐<br />

<strong>de</strong>n zich in hun stelproducten gaan<strong>de</strong>weg aan <strong>de</strong> input van hun respectieve<br />

leerkracht. Muhammet (Klas 2) leek te drijven op <strong>de</strong> golven die <strong>de</strong> leer‐<br />

kracht vanuit een narratieve invalshoek creëer<strong>de</strong>, en groei<strong>de</strong> op verschei‐<br />

<strong>de</strong>ne fronten. Merve (Klas 1) integreer<strong>de</strong> het "vanuit veiligheidsoverwegin‐<br />

gen" geformuleer<strong>de</strong> advies van haar leerkracht: "Schrijf korte zinnen!", en<br />

beperkte <strong>de</strong> lengte van haar zinnen gaan<strong>de</strong>weg, in tegenstelling tot wat we<br />

op die leeftijd mogen verwachten. Ten slotte gaven <strong>de</strong> groeicurves van <strong>de</strong><br />

STAART‐leerlingen Sad<strong>de</strong>din (Klas 1) en Sergen (Klas 2) ons <strong>de</strong> mogelijkheid


262<br />

om vast te stellen hoezeer <strong>de</strong> context, meer bepaald het leerkrachtenaan‐<br />

bod, het proces en <strong>de</strong> output bepaalt.<br />

3.2 Verschillen<strong>de</strong> visies op ontluikend‐stelvaardigheidson<strong>de</strong>rwijs<br />

De "ontwikkelingsverhalen" van <strong>de</strong>ze leerlingen tonen ook <strong>de</strong> twee sterk<br />

verschillen<strong>de</strong> invalshoeken van <strong>de</strong> leerkrachten met betrekking tot stel‐<br />

vaardigheidson<strong>de</strong>rwijs.<br />

De leerkracht van Klas 2 vertrok <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze schrijfsessies vanuit <strong>de</strong> taak, nl.<br />

"een verhaal vertellen", waarbij 'Inhoud' en ook "formuleren in stevige zin‐<br />

nen" noodzakelijk zijn (form‐as‐ambition), en maakte <strong>de</strong> vormelijke nauw‐<br />

keurigheid daaraan on<strong>de</strong>rgeschikt door niet zwaar te tillen aan form‐as‐<br />

accuracy. Voor <strong>de</strong> meeste leerlingen creëer<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze leerkracht een basisvei‐<br />

ligheid. Ze <strong>de</strong>ed dat door <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> boodschap over te brengen: "Ik ver‐<br />

wacht niet zoveel, alleen dat je je best doet; ik ga er ook van uit dat je je<br />

best doet (tot je het tegen<strong>de</strong>el bewijst)". Daarnaast bood <strong>de</strong>ze leerkracht<br />

ook on<strong>de</strong>rsteuning op vraag van individuele leerlingen, en geïndividuali‐<br />

seer<strong>de</strong> vormgebon<strong>de</strong>n feedback. Voor <strong>de</strong> vier door ons bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> leer‐<br />

lingen van <strong>de</strong>ze – overigens homogeen Turkse – klas was <strong>de</strong> ontwikkeling<br />

(groten)<strong>de</strong>els positief: naast 'Inhoud' en form‐as‐ambition evolueer<strong>de</strong> ook<br />

form‐as‐accuracy positief. Enkel <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zwakste starter, Sergen, kunnen<br />

we ons afvragen of <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijstijd niet beter of efficiënter georganiseerd<br />

had kunnen wor<strong>de</strong>n. Onze data toon<strong>de</strong>n immers dat "tekstkwaliteit" gedu‐<br />

ren<strong>de</strong> <strong>de</strong> eerste drie sessies "onaangeroerd" bleef. Bovendien mogen we<br />

stellen dat het motorisch moment van zijn groeiproces (BS3) hoogstens<br />

<strong>de</strong>els in <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> leerkracht lag.<br />

De leerkracht van Klas 1 combineer<strong>de</strong> aandacht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> 'Inhoud' met aan‐<br />

dacht <strong>voor</strong> form‐as‐accuracy, ervan uitgaand dat het beter is om zich eerst<br />

in een eenvoudige correcte taal te leren uitdrukken, en dan pas <strong>de</strong> com‐<br />

plexiteit van het taalgebruik op te drijven. Men is dan sowieso beter gewa‐<br />

pend om mogelijke form‐as‐accuracy uitdagingen (bv. van complexe zinnen<br />

of moeilijke woor<strong>de</strong>n) aan te gaan, aldus <strong>de</strong> leerkracht. De leerkracht ver‐<br />

antwoord<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze "veilige" aanpak vanuit haar wens om <strong>de</strong> leerlingen te<br />

behoe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> vormelijke fouten, waarvan zij veron<strong>de</strong>rstel<strong>de</strong> dat die ver‐<br />

me<strong>de</strong>n moesten kunnen wor<strong>de</strong>n, <strong>voor</strong> men zich aan complexer taalgebruik<br />

kon wagen. Vormelijke fouten vorm<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze leerkracht dan ook gro‐


CONCLUSIE 263<br />

ten<strong>de</strong>els <strong>de</strong> basis <strong>voor</strong> evaluatie, een activiteit die tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> stellessen op‐<br />

vallend tegenwoordig was.<br />

Aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong>ze twee praktijkverhalen uit het 3 e leerjaar kunnen we<br />

ook het verschil illustreren tussen het gelijk opgaan van <strong>de</strong> leerwinst <strong>voor</strong><br />

on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n variabelen enerzijds, zoals we dat <strong>voor</strong> <strong>de</strong> laagSES‐leerlingen<br />

van het 3 e leerjaar kon<strong>de</strong>n vaststellen, en <strong>de</strong> door ons vastgestel<strong>de</strong> tra<strong>de</strong>‐<br />

off an<strong>de</strong>rzijds, die we op individueel niveau overall (3 e en 4 e leerjaar) én<br />

meer systematisch tussen <strong>de</strong> twee zinsvariabelen in het 3 e leerjaar aantrof‐<br />

fen. Me<strong>de</strong> gezien <strong>de</strong> positieve resultaten die <strong>de</strong> leerkracht van Muhammet<br />

met haar klas op jaarbasis sorteert, durven we een lans breken <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

meer holistische, functionele (en bijgevolg ook narratieve) bena<strong>de</strong>ring van<br />

dit soort opdrachten. We hebben het gevoel dat die aanpak ook strookt<br />

met wat Larsen‐Freeman en Cameron (2008) over <strong>de</strong> essentie van on<strong>de</strong>r‐<br />

wijs noteren, en wat eer<strong>de</strong>r ook al door Janssen‐Vos, Pompert en Vink<br />

(1999) m.b.t. ontwikkelingsgericht on<strong>de</strong>rwijs is gezegd:<br />

Teaching does not cause learning. Learners make their own paths.<br />

This does not mean that teaching does not influence learning, far<br />

from it; teaching and teacher‐learner interaction construct and con‐<br />

strain the learning affordances of the classroom. What a teacher can<br />

do is manage and serve her or his stu<strong>de</strong>nts' learning in a way that is<br />

consonant with their learning processes. Thus, any approach we<br />

might advocate would not be curriculum‐centered nor learner‐<br />

centered, but it would be learning‐centered — where learning gui<strong>de</strong>s<br />

the teaching and not vice versa. (Larsen‐Freeman & Cameron, 2008,<br />

p. 199‐200).<br />

Toegegeven, <strong>voor</strong> een aantal leerkrachten vormt Larsen‐Freeman & Ca‐<br />

merons oproep op het eerste gezicht een (te) grote uitdaging, zeker ook na<br />

<strong>de</strong> vaststellingen van dit proefschrift: stelvaardigheidsontwikkeling is dy‐<br />

namisch, complex en loopt <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reen an<strong>de</strong>rs. Bovendien ontwikkelt<br />

elke leerling naast stelvaardigheid nog tientallen an<strong>de</strong>re, on<strong>de</strong>rling verwe‐<br />

ven vaardighe<strong>de</strong>n. Hoe kunnen we verwachten dat een leerkracht gepast<br />

inspeelt op elk van die ontwikkelingsprocessen? Toch bie<strong>de</strong>n <strong>de</strong> groten‐<br />

<strong>de</strong>els positieve resultaten van Klas 2 ons het vertrouwen dat we Larsen‐<br />

Freeman & Camerons boodschap niet noodzakelijkerwijs moeten vertalen<br />

in een on<strong>de</strong>rwijs dat <strong>de</strong> menselijke vermogens overstijgt omdat het op en<br />

top geïndividualiseerd is, bol staat van differentiatie en vereist dat <strong>de</strong> "25"<br />

ontwikkelingsprocessen van elk van <strong>de</strong> "25" leerlingen <strong>voor</strong>tdurend geregi‐<br />

streerd wor<strong>de</strong>n ("N=625"). Integen<strong>de</strong>el, ingrepen, omschakelingen, veran‐


264<br />

<strong>de</strong>ringen lijken op een "hoger" niveau te moeten plaatsgrijpen. Zo <strong>de</strong>nken<br />

we aan het volgen<strong>de</strong>: "vastgeroeste" aannames met betrekking tot ontwik‐<br />

keling/leren zou<strong>de</strong>n herzien moeten kunnen wor<strong>de</strong>n; niet <strong>de</strong> bijkomstighe‐<br />

<strong>de</strong>n maar <strong>de</strong> essentie van wat geleerd moet wor<strong>de</strong>n, zou een meer centrale<br />

plaats moeten krijgen; het vertrouwen in <strong>de</strong> "leer‐ en veer‐kracht" van kin‐<br />

<strong>de</strong>ren kan aangezwengeld wor<strong>de</strong>n; binnen het "leerkrachthan<strong>de</strong>len" zou‐<br />

<strong>de</strong>n het niet‐<strong>voor</strong>ingenomen kijken en luisteren, en het responsief reageren<br />

<strong>voor</strong>aan moeten kunnen komen te staan.<br />

3.3 Kwetsbare leerlingen<br />

Hierboven hebben we aangegeven dat leerkrachten het verschil maken for<br />

good or for bad. Vooral <strong>de</strong> meer kwetsbare leerlingen, die buiten <strong>de</strong><br />

schoolmuren weinig on<strong>de</strong>rsteund wor<strong>de</strong>n in hun geletterdheidsontwikke‐<br />

ling, zijn sterk afhankelijk van het aanbod van <strong>de</strong> leerkracht. Voor <strong>de</strong><br />

schoolse vaardigheid "stellen/schrijven", een vaardigheid waar<strong>voor</strong> alle<br />

leerlingen van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> graad (3 e en 4 e leerjaar) zich nog in een ontlui‐<br />

ken<strong>de</strong> fase bevin<strong>de</strong>n, willen we het belang van goed on<strong>de</strong>rwijs tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong>ze<br />

leerjaren on<strong>de</strong>rstrepen. We vermoe<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong>ze graad <strong>voor</strong> <strong>de</strong> meest<br />

kwetsbare leerlingen misschien wel eens <strong>de</strong> "graad van <strong>de</strong> waarheid" zou<br />

kunnen zijn: ofwel springt een leerling mee op <strong>de</strong> boot omdat hij tijdig vol‐<br />

doen<strong>de</strong> kwaliteitsvol schrijfon<strong>de</strong>rwijs krijgt waardoor zijn spontane rijping<br />

ook echt kan ren<strong>de</strong>ren, ofwel blijft hij ter plekke watertrappelen, met wei‐<br />

nig kans op redding. Daarvan getuigen immers <strong>de</strong> onevenredig grote per‐<br />

centages kansarme en/of allochtone 12‐jarige leerlingen in <strong>de</strong> 1B‐klas. De<br />

sowieso al vroegtijdige streaming op <strong>de</strong> leeftijd van 12 jaar, waardoor het<br />

on<strong>de</strong>rwijs in Vlaan<strong>de</strong>ren veel opportuniteiten tot gelijke‐on<strong>de</strong>rwijskansen<br />

laat liggen (Nicaise, 2008), wordt door een zwak on<strong>de</strong>rwijs van <strong>de</strong> schoolse<br />

vaardigheid "stellen/schrijven" in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> graad van het basison<strong>de</strong>rwijs<br />

misschien wel in <strong>de</strong> hand gewerkt.<br />

4. Een jaar "naast" <strong>de</strong> schoolbanken<br />

Ten slotte willen we kort ingaan op onze ervaringen als observator en on‐<br />

<strong>de</strong>rzoeker van stukjes klaspraktijk. We hebben immers een volledig school‐<br />

jaar lang <strong>de</strong> gastvrijheid en me<strong>de</strong>werking mogen ervaren van <strong>de</strong> leerkrach‐<br />

ten en leerlingen van het 3 e en 4 e leerjaar van vier Vlaamse concentratie‐<br />

scholen, en van hun directies en collega's. We hebben ons in <strong>de</strong>ze fase sterk


CONCLUSIE 265<br />

laten lei<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> tips die Schachter en Gass (1996) via on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n<br />

auteurs bij elkaar brachten.<br />

In eerste instantie hebben we <strong>de</strong> directies, maar <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> individuele<br />

leerkrachten het belang van een diepte‐on<strong>de</strong>rzoek <strong>voor</strong> gelijke on<strong>de</strong>r‐<br />

wijskansen laten aanvoelen. De ernst waarmee we het on<strong>de</strong>rzoek wil<strong>de</strong>n<br />

aanpakken (ook op <strong>de</strong>ontologisch vlak), en het feit dat we onszelf zoekend<br />

opstel<strong>de</strong>n naar hoe <strong>de</strong> dagelijkse praktijk zowel <strong>voor</strong> leerlingen als <strong>voor</strong><br />

leerkrachten geoptimaliseerd zou kunnen wor<strong>de</strong>n, waren belangrijke argu‐<br />

menten. Stevigere ontwikkelingskansen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> leerlingen en een groter<br />

professioneel welbevin<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> leerkrachten zélf lagen elk van <strong>de</strong> leer‐<br />

krachten immers zeer nauw aan het hart.<br />

Vervolgens hebben we binnen <strong>de</strong> grote krijt<strong>lijn</strong>en van het <strong>de</strong>sign samen<br />

met <strong>de</strong> leerkrachten gezocht naar een zo haalbaar mogelijke opzet. Zowel<br />

<strong>de</strong> planning van <strong>de</strong> observatieperio<strong>de</strong>s (viermaal twee dagen per klas), als<br />

<strong>de</strong> concrete opstelling van <strong>de</strong> audio‐ en vi<strong>de</strong>o‐apparatuur in <strong>de</strong> klas, <strong>de</strong> in‐<br />

passing van <strong>de</strong> schrijfsessies in het dagverloop, <strong>de</strong> schriftelijke bevragingen<br />

van <strong>de</strong> leerlingen, <strong>de</strong> regelingen rond individuele gesprekken met leerlingen<br />

en met henzelf, <strong>de</strong> verzameling van alle on<strong>de</strong>rwijson<strong>de</strong>rsteunend materiaal,<br />

en heel concreet ook het plekje van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeker in <strong>de</strong> klas, wer<strong>de</strong>n<br />

overlegd.<br />

Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> viermaal twee observatiedagen per klas hebben we er als on‐<br />

<strong>de</strong>rzoeker <strong>voor</strong> proberen te zorgen dat we maximale veiligheid garan<strong>de</strong>er‐<br />

<strong>de</strong>n: onze eigen professionele ervaring in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijspraktijk verlaag<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

drempel, on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re omdat we met herkenning van en veel begrip <strong>voor</strong><br />

<strong>de</strong> complexe realiteit van <strong>de</strong> dagelijkse praktijk van een leerkracht in ge‐<br />

sprek kon<strong>de</strong>n gaan. Aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant stel<strong>de</strong>n we ons op als partner in <strong>de</strong><br />

zoektocht naar subtiele evenwichten binnen het professioneel functione‐<br />

ren, bv. tussen streven naar welbevin<strong>de</strong>n en werken aan betrokkenheid en<br />

ontwikkeling, tussen een veeleer homogeniseren<strong>de</strong> en een differentiëren<strong>de</strong><br />

aanpak, tussen "mijn aan<strong>de</strong>el" in wat (niet) goed loopt en externe factoren,<br />

tussen leerlingen veroor<strong>de</strong>len en kansen geven, tussen opgeven en volhou‐<br />

<strong>de</strong>n, ... tussen spellen en stellen. Zeker wat dat laatste on<strong>de</strong>rwerp (in <strong>de</strong><br />

bre<strong>de</strong> betekenis) betreft, maar ook bij vele an<strong>de</strong>re topics, hebben we ons<br />

<strong>voor</strong>tdurend op flinterdun ijs voelen lopen: zon<strong>de</strong>r te willen beïnvloe<strong>de</strong>n<br />

wil<strong>de</strong>n we het gesprek openhou<strong>de</strong>n. Luisteren en vragen stellen bleken<br />

daarbij belangrijke hulpmid<strong>de</strong>len, al betrapten we onszelf erop dat niet‐<br />

suggestieve vragen stellen bijzon<strong>de</strong>r moeilijk is. We hebben daarbij erg vaak<br />

het ethisch conflict gevoeld tussen enerzijds vertrouwen schenken, in eer‐<br />

ste instantie vanuit menselijk oogpunt maar toch ook met het oog op data‐


266<br />

verzameling, en an<strong>de</strong>rzijds <strong>de</strong> bedoelingen of eigen meningen moeten ver‐<br />

zwijgen wegens <strong>de</strong> observer's paradox. We weten dat we het vertrouwen<br />

van elk van <strong>de</strong> leerkrachten gekregen en tot op vandaag niet beschaamd<br />

hebben, en schrijven dat toe aan het feit dat we <strong>de</strong> leerkrachten een stem<br />

gegeven hebben én een luisterend oor, en bovendien discreet zijn omge‐<br />

sprongen met alle informatie die wij als be<strong>voor</strong>rechte observator mochten<br />

ontvangen.<br />

Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> dataverwerkings‐ en analysefase hebben we enkele keren<br />

contact opgenomen met elk van <strong>de</strong> leerkrachten. We bezorg<strong>de</strong>n hen een<br />

tussentijds rapport en een eindrapport met <strong>voor</strong> elk van hen afzon<strong>de</strong>rlijk<br />

opgenomen geïndividualiseer<strong>de</strong> informatie. We stel<strong>de</strong>n <strong>de</strong> leerkrachten<br />

ook <strong>voor</strong> dat we het rapport mon<strong>de</strong>ling met hen zou<strong>de</strong>n bespreken, wat<br />

met één leerkracht ook gebeurd is. Daarmee <strong>de</strong>nken we tegemoet te zijn<br />

gekomen aan <strong>de</strong> need of <strong>de</strong>briefing.<br />

Naar aanleiding van Studie 4, waarin slechts twee leerkrachten betrok‐<br />

ken waren, hebben we <strong>de</strong> resultaten van onze kwalitatieve analyses <strong>voor</strong>‐<br />

gelegd aan <strong>de</strong> twee betrokkenen. We wensten bei<strong>de</strong> leerkrachten als eer‐<br />

ste op <strong>de</strong> hoogte te brengen van onze bevindingen en wil<strong>de</strong>n graag van hen<br />

horen of zij zich in onze narratieven herken<strong>de</strong>n, dan wel of ze suggesties<br />

had<strong>de</strong>n tot grotere precisie. We waren ons er evenwel goed van bewust dat<br />

er een kans bestond dat één leerkracht zich aangevallen zou voelen, en<br />

misschien wel bang werd dat <strong>de</strong> anonimiteit niet langer gerespecteerd zou<br />

wor<strong>de</strong>n. Die vrees werd bevestigd, zoals kon blijken uit <strong>de</strong> schriftelijke reac‐<br />

tie van <strong>de</strong>ze leerkracht (Bijlage bij Studie 4). Persoonlijk telefonisch contact<br />

met <strong>de</strong>ze leerkracht heeft <strong>de</strong> plooien glad gestreken en ons tezelf<strong>de</strong>rtijd<br />

ook bevestigd in <strong>de</strong> waarheidsgetrouwheid van onze weergave.<br />

Hoewel we heel positief terugblikken op het schooljaar van observaties,<br />

beseffen we dat die perio<strong>de</strong> veel van onze eigen krachten en van die van <strong>de</strong><br />

leerkrachten heeft gevraagd. We schrijven dat <strong>voor</strong>al toe aan <strong>de</strong> reserve die<br />

bei<strong>de</strong> partijen (leerkrachten en on<strong>de</strong>rzoeker) ondanks het intensieve con‐<br />

tact wil<strong>de</strong>n/moesten blijven behou<strong>de</strong>n. In dat verband wensen we één sug‐<br />

gestie te doen, die ook door Rounds (1996) geformuleerd wordt, nl. om on‐<br />

<strong>de</strong>rzoek binnen <strong>de</strong> school‐ of klasmuren zoveel mogelijk op te zetten in col‐<br />

laboratie met het on<strong>de</strong>rwijzend personeel zélf: betrek <strong>de</strong> leerkracht(en) van<br />

bij <strong>de</strong> aanvang in het on<strong>de</strong>rzoek, zodat on<strong>de</strong>rzoeksvragen samen geformu‐<br />

leerd kunnen wor<strong>de</strong>n, het <strong>de</strong>sign samen uitgetekend, <strong>de</strong> dataverzameling<br />

samen gerealiseerd, analyses samen besproken. Op die manier kunnen<br />

minstens drie doelen gediend wor<strong>de</strong>n: leerkrachten en on<strong>de</strong>rzoek komen


CONCLUSIE 267<br />

dichter bij elkaar te staan, wat <strong>voor</strong> <strong>de</strong> implementatie van eventuele resul‐<br />

taten van het eigen on<strong>de</strong>rzoek en toekomstige studies een groot <strong>voor</strong><strong>de</strong>el<br />

kan zijn; bovendien kan er "echt" samengewerkt wor<strong>de</strong>n, waardoor ethi‐<br />

sche conflicten uitblijven, en ten slotte kan dat soort samenwerking helpen<br />

om niet the best of, maar <strong>de</strong> dagelijkse praktijk aan bod te laten komen,<br />

wat <strong>voor</strong> <strong>de</strong> wetenschap en vervolgens ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijspraktijk zelf,<br />

alleen maar positief kan zijn.<br />

5. Het laatste woord<br />

Het laatste woord geven we aan Q., een leerling van het 4 e leerjaar, omdat<br />

zijn schriftelijke navertellingen naar aanleiding van <strong>de</strong> prentenreeks "Knuf‐<br />

felgevecht" toekomstige on<strong>de</strong>rzoekers van tekstmateriaal van jonge kin<strong>de</strong>‐<br />

ren misschien kunnen inspireren bij het zoeken naar een invalshoek ... er<br />

valt nog zoveel te ont<strong>de</strong>kken, en het hoeft lang niet alleen over taal‐ en<br />

tekstkenmerken te gaan ;‐)<br />

De kapote vaas: kladversie (enkel <strong>voor</strong> zichzelf geschreven)<br />

Mama gaat naar <strong>de</strong> winkel. Els en Tom blijven aleen thuis. "Kom, lat‐<br />

ten we over gooien" zegt Tom. "Oké" zegt Els "Vangen" KLAP. BOEM.<br />

"Els, wat heb je gedaan. Nu is <strong>de</strong> vaas kapot!" "Hé, jij zei 'kom laten<br />

we over gooien!' Het was jou i<strong>de</strong>e!" "Kom we kopen een nieuwe<br />

vaas. Voor mama thuis komt. Els en Tom gaan naar <strong>de</strong> winkel en zoe‐<br />

ken een nieuwe vaas. "Willen jullie <strong>de</strong>ze?" vroeg <strong>de</strong> winkelier. "Ja"<br />

zei<strong>de</strong>n Els en Tom in koor. "Oké, 5,95 a.u.b." zei <strong>de</strong> winkelier. "Hier 6<br />

euro. Het wisselgeld mag je hou<strong>de</strong>n." zei Tom en ze ren<strong>de</strong> weg. "aar‐<br />

dige kin<strong>de</strong>ren" zei <strong>de</strong> winkelier. Ze waren net thuis. En daar kwam<br />

mama binnen. "Hallo kin<strong>de</strong>ren waren jullie lief toen ik weg was" zei<br />

mama vrolijk. "Ik heb bloemen gekocht <strong>voor</strong> die lege vaas." Die vaas<br />

was toch niet zo klein, dacht mama. Els, Tom! Waar is mijn vaas! "Ka‐<br />

pot. Wij zijn weg" zei<strong>de</strong>n els en Tom in koor. "Wacht is even" zei<br />

mama "Is mijn vaas kapot". "Ja" zei Els "En het is Toms schuld" Hé! jij<br />

gooi<strong>de</strong> dat konijn tegen die vaas! gil<strong>de</strong> Tom. Rustig, zei mama. Jullie<br />

ruilen die bloem tegen kleine. En dan krijgen jullie straf. Els en Tom<br />

ruil<strong>de</strong> <strong>de</strong> bloemen. En kregen hun straf. En sloten zich aan bij <strong>de</strong> Hez‐<br />

bolla. Ein<strong>de</strong>.


268<br />

De kapote vaas: netversie (zon<strong>de</strong>r tussentijdse feedback)<br />

Mama gaat naar <strong>de</strong> winkel. Els en Tom blijven thuis. "Kom, laten we<br />

overgooien" zegt Tom. Oké vangen. KLAP. BOEM" A, o. De vaas is ka‐<br />

pot. Kom we kopen een nieuwe vaas <strong>voor</strong> dat mama terug komt." Els<br />

en Tom gaan naar <strong>de</strong> winkel en kopen een nieuwe vaas. "Deze lijkt<br />

hetzelf<strong>de</strong>." zei Els. "Kom snel terug naar huis." "Hallo kin<strong>de</strong>ren. Ik ben<br />

thuis. Ik heb bloemen gekocht. Waren jullie lief toen ik weg was. Ik<br />

heb bloemen gekocht." Waar is mijn vaas. Ik had toch een grote vaas.<br />

"Els! Tom! Waar is mijn vaas." "Kapot dag" zei<strong>de</strong>n Els en Tom in koor.<br />

Wacht is even. Jullie ruilen die bloemen en dan krijgen straf. Ze<br />

brachten <strong>de</strong> bloemen terug. En ze kregen straf. En ze <strong>de</strong><strong>de</strong>n nooit<br />

meer zoiets. Ein<strong>de</strong>.<br />

Hip, hip, hoera <strong>voor</strong> jou! Geen enkele fout bij <strong>de</strong> hoofdletters en ook<br />

<strong>de</strong> leestekens zijn zeer goed gekend. Flink werk!


SUMMARY<br />

The story behind the line: Four empirical studies on writing<br />

by third and fourth gra<strong>de</strong>rs of primary school<br />

From the age of eight onwards, children in Flemish primary education face<br />

the challenge of writing functional and increasingly exten<strong>de</strong>d messages for<br />

communicative purposes: words need to be combined into sentences,<br />

which in turn, need to shape texts that meet the growing <strong>de</strong>mands of<br />

communicative effectiveness and inclu<strong>de</strong> various content‐ and form‐related<br />

text features ("Learning Targets for Literacy" of the Flemish Government,<br />

25.02.1997). Although eight‐ to ten‐year old children are cognitively ready<br />

to take up this challenge (Kress, 1994), meeting all the relevant <strong>de</strong>mands<br />

simultaneously is difficult at that young age (Berninger & Swanson, 1994),<br />

especially if the pupils' home languages are different from the main me‐<br />

dium of instruction, i.e. Dutch and/or if they belong to a socio‐economically<br />

disadvantaged family. Despite several policy measures issued by the Flem‐<br />

ish government during the last twenty years to further the educational suc‐<br />

cess of learners‐at‐risk in primary education ("Equity in Education Policy" of<br />

the Flemish Government, 28.06.2002), Colpin, Heymans, and Rymenans<br />

(2005) showed that the writing <strong>de</strong>velopment of the Flemish primary school<br />

population is still largely <strong>de</strong>termined by the pupils’ socio‐economic back‐<br />

ground, their ethnic origin and/or home language. In the Netherlands,<br />

Krom, Verhelst, and Veldhuijzen (2004) reached similar conclusions.<br />

In the Dutch language area (Flan<strong>de</strong>rs & the Netherlands), there is hardly<br />

any evi<strong>de</strong>nce available that enables researchers and practitioners to objec‐<br />

tively establish the quality of the writing education that young pupils are<br />

offered (Bonset & Hoogeveen, 2007). As a result, curriculum <strong>de</strong>velopers,<br />

syllabus <strong>de</strong>velopers and teachers lack a firm empirical basis for the <strong>de</strong>sign<br />

of a writing education approach that is suited to the learning needs and<br />

learning processes of young learners‐at‐risk.<br />

This mixed‐method study of the quality of written narratives of eight‐ to<br />

ten‐year old pupils in Flemish schools with a high percentage of learners‐at‐<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>. Vier studies over ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid. © 2010.


270<br />

risk (low SES second language learners) explored this intricate issue. We<br />

pointed out a series of complex challenges children and teachers are con‐<br />

fronted with during writing classes. In Studies 1 to 3 we quantitatively stud‐<br />

ied the evolution of seven text features in one school year's time, using hi‐<br />

erarchical linear mo<strong>de</strong>ling (Snij<strong>de</strong>rs & Bosker, 1999; Singer & Willett, 2003).<br />

In Study 4 we qualitatively analysed which pedagogical interventions were<br />

being selected by the teachers in a limited sample of writing classes (Polk‐<br />

inghorne, 1995), and examined possible relationships with measures of text<br />

quality. This resulted in an intriguing story about what happens behind the<br />

so called linear growth curve of early writing, c.q. text quality.<br />

Study 1: Written narrations by young Turkish pupils of Flemish primary edu‐<br />

cation: A follow‐up of seven text features<br />

This semi‐longitudinal study examined the quality of narrative young Turk‐<br />

ish second‐language learners in mainstream Dutch‐only education, and the<br />

impact of stu<strong>de</strong>nt‐level and classroom‐level predictors of narrative writing<br />

quality, using hierarchical linear mo<strong>de</strong>ling. Writing samples of 106 third<br />

gra<strong>de</strong>rs and 111 fourth gra<strong>de</strong>rs of seven Flemish primary schools were col‐<br />

lected at the beginning and at the end of the school year. Measures in‐<br />

clu<strong>de</strong>d one holistic primary trait judgement, and six objective indices of text<br />

quality. Stu<strong>de</strong>nt‐level predictors inclu<strong>de</strong>d age, SES and home‐language,<br />

while the classroom‐level predictor focused on the home language pattern<br />

of the classroom.<br />

There was a significant mean growth for each in<strong>de</strong>x in each gra<strong>de</strong>, but ef‐<br />

fect sizes differed from quite large for content and word level indices over<br />

mo<strong>de</strong>rate for sentence level indices to small for the text level in<strong>de</strong>x. Home<br />

language (Turkish) had a significant negative effect on all but one variables,<br />

particularly in gra<strong>de</strong> 4, while the negative effect of low SES was much more<br />

limited. A supplementary negative effect was found for homogeneity of<br />

classroom population. However, an important part of the variance at stu‐<br />

<strong>de</strong>nt level remained unexplained. All these results imply that the process of<br />

producing written output of an increasingly higher quality cannot be <strong>de</strong>‐<br />

scribed in terms of a uniform route that all children follow in the same way.<br />

Implications of the study highlight the importance of stu<strong>de</strong>nt and classroom<br />

characteristics in writing achievement as well as the need to consi<strong>de</strong>r the<br />

poor performance of Turkish children.


SUMMARY 271<br />

Study 2: Gains, losses or status quo? The learning gains for seven indices of<br />

text quality of narratives by young children‐at‐risk in seven primary schools<br />

in Flan<strong>de</strong>rs<br />

The purpose of this study was to investigate predictors of early writing <strong>de</strong>‐<br />

velopment for low‐income Dutch second‐language learners. We analyzed<br />

growth in the narrative texts of 217 stu<strong>de</strong>nts of gra<strong>de</strong>s 3 and 4, enrolled in<br />

seven schools with up to 100% non‐native low‐income children. Narrative<br />

writing samples were collected at the beginning and at the end of the<br />

school year. We inclu<strong>de</strong>d the same measures as in Study 1: a holistic pri‐<br />

mary trait judgement and six objective indices of text quality. Stu<strong>de</strong>nt‐level<br />

predictors inclu<strong>de</strong>d age, gen<strong>de</strong>r, SES and home‐language, while the class‐<br />

room‐level predictor focused on the home language pattern of the class‐<br />

room.<br />

Multilevel linear growth mo<strong>de</strong>ling revealed different growth patterns for<br />

each in<strong>de</strong>x of text quality, indicating that stu<strong>de</strong>nt background and class‐<br />

room language patterns were predictors of learning gains. Although results<br />

varied between the seven features, almost no learning gains could be noted<br />

for the more advanced language learners, and only mo<strong>de</strong>rate learning gains<br />

for the weaker performers: both "excellence" and "equity" seemed to be in<br />

jeopardy. Moreover, correlations between the learning gains for the six ob‐<br />

jective indices of text quality revealed an overall non‐systematic "tra<strong>de</strong>‐off"<br />

pattern. Learning gains for one variable are paid for by means of loss of<br />

quality for another in<strong>de</strong>x of text quality. There was one important excep‐<br />

tion to this pattern: if complexity‐related indices (form‐as‐ambition) im‐<br />

proved, accuracy‐related variables showed a status quo, which – in light of<br />

the increased complexity – can be interpreted as a gain. On the contrary,<br />

gains related to form‐as‐accuracy did not imply gains linked to complexity.<br />

The results illustrate the complexity of early writing <strong>de</strong>velopment and signal<br />

the importance of a comprehensive, <strong>de</strong>velopmental mo<strong>de</strong>l of writing. The<br />

poor learning gains of the more advanced language users beg for further<br />

investigation, as do the limited learning gains of Turkish children. These<br />

children make too little progress to bridge the performance gap with the<br />

stronger (Flemish) performers.


272<br />

Study 3: Noise or music? Early writing <strong>de</strong>velopment in the perspective of<br />

Dynamic Systems Theory<br />

From a "<strong>de</strong>velopmental lad<strong>de</strong>r"‐perspective on language learning, variabil‐<br />

ity is consi<strong>de</strong>red 'noise' rather than 'music'. The most important results of<br />

cross‐sectional research on language <strong>de</strong>velopment are the mean scores of<br />

large groups of performers of different ages, leading to the <strong>de</strong>termination<br />

of "milestones" or "benchmarks". Between participants variance is men‐<br />

tioned but not often used. In longitudinal language studies the number of<br />

observations is often limited to two (e.g. pretest‐posttest <strong>de</strong>sign), which<br />

necessarily implies that growth curves are linear (straight) and within par‐<br />

ticipant fluctuations are blurred. Dynamic Systems Theory (Larsen‐Freeman<br />

& Cameron, 2008), however, argues in favour of the fundamental recogni‐<br />

tion of (between and within participants) variance as an important source<br />

of information on the <strong>de</strong>velopment of complex and dynamic systems, such<br />

as written language (<strong>de</strong>velopment), which is impacted by a very individual<br />

interaction of learner factors and environmental factors.<br />

In this study we mo<strong>de</strong>lled 30 third‐gra<strong>de</strong>rs' <strong>de</strong>velopment of text quality,<br />

operationalised by means of one holistic variable, observed at 6 occasions<br />

spread over one school year. We compared three different multilevel<br />

growth mo<strong>de</strong>ls: (1) a mo<strong>de</strong>l that imposed a linear growth curve on the data,<br />

(2) a mo<strong>de</strong>l that imposed a polynominal growth curve on the data, and (3) a<br />

mo<strong>de</strong>l in which no growth curve was imposed at all. The analyses revealed<br />

the multivariate mo<strong>de</strong>l to be significantly better than the two mo<strong>de</strong>ls that<br />

imposed a growth curve (linear or polynominal) on the data. This implies<br />

that these young (second language) writers follow their own changeable<br />

<strong>de</strong>velopmental path. Figure 1 shows these fanciful <strong>de</strong>velopmental curves.<br />

We also examined the impact of stu<strong>de</strong>nt‐level predictors on the scores for<br />

'Communicative Effectiveness'. Gen<strong>de</strong>r and general language skills explain<br />

part of the variance between learners, which implies a certain amount of<br />

consistency between the individual dynamics. The results of this study con‐<br />

firm the presumptions of Dynamic Systems Theory, at least as far as early<br />

(second language) writing <strong>de</strong>velopment is concerned. Further investigation<br />

is nee<strong>de</strong>d to examine whether context related factors such as writing in‐<br />

structions (in interaction with certain types of learners) can explain part of<br />

the intra‐individual variance.


SUMMARY 273<br />

Figure 1<br />

'Communicative Effectiveness' at six occasions in third gra<strong>de</strong> (N=30):<br />

estimations based on the Dynamic Systems‐mo<strong>de</strong> of growth<br />

Study 4: "Good for the strong, strong for the weak?" A micro‐genetic explo‐<br />

ration of early writing instructions to eight third gra<strong>de</strong>rs belonging to two<br />

different schools.<br />

Flan<strong>de</strong>rs can be called a champion in unequal educational opportunities,<br />

since the performance gap between the strongest and weakest performers<br />

is very large compared to that same gap in other countries (OECD, 2001).<br />

For a number of years now, the Flemish Ministry of Education has tried to<br />

put a stop to this situation by means of extra financial support to schools<br />

with a consi<strong>de</strong>rable number of children‐at‐risk. "Good for the strong, strong<br />

for the weak" was the former minister's slogan in that respect. In this fourth<br />

study we qualitatively studied two third gra<strong>de</strong> teachers’ instructions to<br />

their pupils and the support they gave to two times four pupils, two of<br />

which were strong (SL) writers while two others were weak performers<br />

(Polkinghorne, 1995; Chinn, 2006). Teacher support was observed during<br />

the introductory phase of the writing sessions, the coaching‐while‐writing<br />

phase and the feedback phase. In addition, data on teachers' cognitions<br />

were gathered through post‐lesson semi‐structured interviews in which<br />

teachers gave feedback on the writing <strong>de</strong>velopment of some of their pupils,


274<br />

and on the factors that ‐ according to them ‐ prohibit or stimulate a smooth<br />

but steady growth in DSL writing skills. Children's narratives were collected<br />

and analysed (seven indices of text quality), together with their answers on<br />

written questionnaires investigating their appreciation of the writing ses‐<br />

sions.<br />

The analyses revealed two different approaches. Teacher 1 stimulated<br />

writer‐based writing. Her concern for accuracy stimulated the weaker chil‐<br />

dren to focus on forms: in the end they wrote very short sentences and<br />

ma<strong>de</strong> short texts, supposedly in or<strong>de</strong>r to avoid risks. The stronger pupils,<br />

who were not in need of accuracy‐related instructions but of genre‐related<br />

information, received too little tailored input. The second teacher stimu‐<br />

lated rea<strong>de</strong>r‐based writing. Her instructions and support revealed limited<br />

attention to accuracy, and much more to "telling a story in nice sentences<br />

for a possible rea<strong>de</strong>r". We suppose that the "writing aloud"‐technique<br />

which she spontaneously applied while discussing the story's content dur‐<br />

ing a whole‐class introduction phase, helped the pupils to combine rich<br />

content in full sentences. Analyses of the written narratives of the eight<br />

participating pupils revealed potential links between the individual growth<br />

curves for different text measures and the writing instructions plus teacher<br />

support that the learners received.<br />

Conclusion<br />

In conclusion the quantitative analyses strongly indicated that (early) writ‐<br />

ing <strong>de</strong>velopment is an individual, multi‐factorial and dynamic process. Ex‐<br />

plorative qualitative microgenetic analyses of two times four writing classes<br />

(2 different classrooms), focusing on the writing <strong>de</strong>velopment of two times<br />

four pupils (two high and two low performers), revealed that diverse kinds<br />

of pedagogical interventions can allegedly be related to (the lack of)<br />

progress that individual pupils make. The results of this study beg for fur‐<br />

ther investigation: the relationships between certain pedagogical interven‐<br />

tions and the pupils’ output, which provi<strong>de</strong> clear indications of the crucial<br />

role that teachers can play in guiding pupils’ early writing <strong>de</strong>velopment,<br />

need to be investigated in a more thorough and quantitative way. Results<br />

of the analyses will help teachers to improve classroom practice with regard<br />

to writing education. They will also help (second) language researchers to<br />

assess the value of a Dynamic Systems Theory perspective on early (second<br />

language) writing <strong>de</strong>velopment.


REFERENTIES<br />

Aarnoutse, C., & Verhoeven, L. (1999). Tussendoelen beginnen<strong>de</strong> geletterdheid. Een leer<strong>lijn</strong><br />

<strong>voor</strong> groep 1 t/m 3. Nijmegen: Expertisecentrum Ne<strong>de</strong>rlands.<br />

Aarts, R. (1994). Functionele geletterdheid van Turkse kin<strong>de</strong>ren in Turkije en in Ne<strong>de</strong>rland. De<br />

Lier: Aca<strong>de</strong>misch Boeken <strong>Centrum</strong>.<br />

Abbott, R., & Berninger, V. (1993). Structural equation mo<strong>de</strong>ling of relationships among <strong>de</strong>‐<br />

velopmental skills and writing skills in primary‐ and intermediate‐gra<strong>de</strong> writers. Journal<br />

of Educational Psychology, 85, 478‐508.<br />

Akinci, M., Jisa, H., & Kern, S. (2001). Influence of L1 Turkish on L2 French narratives. In L.<br />

Verhoeven & S. Strömqvist (Eds.), Narrative Development in a Multilingual Context (pp.<br />

189‐208). Amsterdam: John Benjamins.<br />

Alamargot, D., & Chanquoy, L. (2001). Through the Mo<strong>de</strong>ls of Writing. Dordrecht: Kluwer<br />

Aca<strong>de</strong>mic Publishers.<br />

Anton, M. (1999). The discourse of a learner‐centered classroom: Sociocultural perspectives<br />

on teacher‐learner interaction in the second‐language classroom. The Mo<strong>de</strong>rn Language<br />

Journal, 83, 303‐318.<br />

Appel, R., & Vermeer, A. (1997). Woor<strong>de</strong>nschat en taalon<strong>de</strong>rwijs aan allochtone leerlingen.<br />

Tilburg: TUP.<br />

Applebee, A. (1978). The Child's Concept of Story. Chicago: University of Chicago.<br />

Baltes, P., & Nesselroa<strong>de</strong>, J. (1979). History and rationale of longitudinal research. In J. Nes‐<br />

selroa<strong>de</strong>, & P. Baltes (Eds.), Longitudinal research in the study of behaviour and <strong>de</strong>vel‐<br />

opment (pp. 1‐39). New York: Aca<strong>de</strong>mic.<br />

Bartlett, E., & Scribner, S. (1981). Text and Context: An investigation of referential organiza‐<br />

tion in children's written narratives. In C. Fre<strong>de</strong>riksen, & J. Dominic (Eds.), Writing: The<br />

Nature, Development, and Teaching of Written Communication. Volume 2: Writing:<br />

Process, Development and Communication (pp. 153‐168). Hillsdale, N.J.: Lawrence Erl‐<br />

baum.<br />

Bereiter, C., & Scardamalia, M. (1987). The Psychology of Written Composition. Hillsdale,<br />

N.J.: Lawrence Erlbaum.<br />

Berninger, V., & Swanson, H. (1994). Modifying Hayes and Flower's mo<strong>de</strong>l of skilled writing<br />

to explain beginning and <strong>de</strong>veloping writing. Advances in Cognition and Educational<br />

Practice, 2, 57‐81.<br />

Berninger, V. (1999). Coordinating transcription and text generation in working memory<br />

during composing: automatic and constructive processes. Learning Disability Quarterly,<br />

22, 99‐112.<br />

Berninger, V., Yates, C., Cartwright, A., Rutberg, J., Remy, E., & Abbott, R. (1992). Lower‐level<br />

<strong>de</strong>velopmental skills in beginning writing. Reading and Writing, 4, 257‐280.<br />

Bonset, H., & Hoogeveen, M. (2007). Schrijven in het basison<strong>de</strong>rwijs. Een inventarisatie van<br />

empirisch on<strong>de</strong>rzoek in het perspectief van leerplanontwikkeling. Ensche<strong>de</strong>: Stichting<br />

Leeplanontwikkeling (SLO).<br />

<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>.Vier empirische studies over ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid. © 2010.


276<br />

Borg, S. (2006). Teacher Cognition and Language Education. Research and Practice. London:<br />

Continuum.<br />

Braun, A., Forges, G., & Wolmainck, P. (1997). Ecrire en Français au primaire. Quelles per‐<br />

formances pour les enfants issus <strong>de</strong> l'immigration. Brussel: De Boeck & Larcier.<br />

Brindley, R., & Jasinski Schnei<strong>de</strong>r, J. (2002). Writing instruction or <strong>de</strong>struction. Lessons to be<br />

learned from fourth‐gra<strong>de</strong> teachers' perspectives on teaching writing. Journal of Teacher<br />

Education, 53, 328‐341.<br />

Broekkamp, H., Van Hout‐Wolters, B., Rijlaarsdam, G., & Van <strong>de</strong>n Bergh, H. (2002). Impor‐<br />

tance in instructional text: Teachers' and stu<strong>de</strong>nts' perceptions of task <strong>de</strong>mands. Journal<br />

of Educational Psychology, 94, 260‐271.<br />

Bygate, M. (2009). Effects of task repetition on the structure and control of oral language. In<br />

K. Van Den Bran<strong>de</strong>n, M. Bygate, & J. Norris (Eds.), Task‐Based Language Teaching. A<br />

rea<strong>de</strong>r (pp. 249‐274). Amsterdam: John Benjamins.<br />

Cameron, C., Hunt, A., & Linton, M. (1996). Written expression as recontextualization: Chil‐<br />

dren write in social time. Educational Psychology Review, 8, 125‐150.<br />

Cameron, L., & Besser, S. (2004). Writing in English as an Additional Language at Key Stage 2<br />

(Rep. No. 586). Leeds: University of Leeds.<br />

Christensen, C. (2009). The critical role handwriting plays in the ability to produce high‐<br />

quality written text. In R. Beard, D. Myhill, J. Riley, & M. Nystrand (Eds.), The Sage Hand‐<br />

book of Writing Development (pp. 284‐299). Los Angeles: Sage.<br />

Christie, F., & Derewianka, B. (2008). School Discourse. London: Continuum.<br />

Coe, R., & Fitz‐Gibbon, T. (1998). School effectiveness research: Criticism and recommenda‐<br />

tions. Oxford Review of Education, 24, 421‐438.<br />

Coker, D. (2006). Impact of first‐gra<strong>de</strong> factors on the growth and outcomes of urban school‐<br />

children's primary‐gra<strong>de</strong> writing. Journal of Educational Psychology, 98, 471‐488.<br />

Colpin, M., Gysen, S., Jaspaert, K., Timmermans, S., & Van <strong>de</strong>n Bran<strong>de</strong>n, K. (Eds.) (1997).<br />

VLOT. Volgsysteem Lager On<strong>de</strong>rwijs: <strong>Taal</strong>vaardigheid. Deurne: Wolters Plantyn.<br />

Colpin, M., Heymans, R., & Rymenans, R. (2005). Ontwikkeling van een instrument <strong>voor</strong> peri‐<br />

odiek peilingson<strong>de</strong>rzoek schrijven (PPON‐S) (Ongepubliceerd eindrapport bij OBPWO<br />

01.06). Leuven/Antwerpen: K.U.Leuven / U.A.<br />

Cragg, L., & Nation, K. (2007). Exploring written narrative in children with poor reading com‐<br />

prehension. Educational Psychology, 26, 55‐72.<br />

De Bot, K., Lowie, W., & Verspoor, M. (2007). A Dynamic Systems Theory approach to second<br />

language acquisition. Bilingualism: Language and Cognition, 10, 7‐21.<br />

De Bot, K., Verspoor, M., & Lowie, W. (2005). Dynamic Systems theory and applied linguis‐<br />

tics: The ultimate "so what"? International Journal of Applied Linguistics, 15, 116‐118.<br />

Demeuse, M., Friant, N., & Nicaise, I. (2008). On<strong>de</strong>rwijs<strong>voor</strong>rangsbeleid: extra investeren in<br />

<strong>de</strong> zwaksten. In I. Nicaise, & E. Desmedt (Eds.), Gelijke kansen op school: het kan! Zestien<br />

sporen <strong>voor</strong> praktijk en beleid (pp. 393‐423). Mechelen: Plantyn.<br />

Desmedt, E., & Nicaise, I. (2006). Etnische segregatie in het on<strong>de</strong>rwijs: horen, zien en zwij‐<br />

gen? In S. Sierens, M. Van Houtte, P. Loobuyck, K. Delrue, & K. Pelleriaux (Eds.), On<strong>de</strong>r‐<br />

wijs on<strong>de</strong>rweg in <strong>de</strong> immigratiesamenleving (pp. 91‐108). Gent: Aca<strong>de</strong>mia Press.<br />

Dörnyei, Z. (2001). Teaching and Researching Motivation. Harlow: Longman.<br />

Duff, P., & Early, M. (1996). Problematics of classroom research across sociopolitical con‐<br />

texts. In S. Gass, & J. Schachter (Eds.), Second Language Classroom Research: Issues and<br />

Opportunities (pp. 1‐30). Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum.<br />

Eaton, J., Collis, G., & Lewis, V. (1999). Evaluative explanations in children's narratives of a<br />

vi<strong>de</strong>o sequence without dialogue. Journal of Child Language, 26, 699‐720.


277<br />

Elbow, P. (1973). The Process of Writing ‐ Growing. In P. Elbow (Aut.), Writing Without<br />

Teachers (pp. 12‐36). Oxford: Oxford University Press.<br />

Elbow, P. (2007). Enlisting speaking and spoken language for writing. The Selected Works of<br />

Peter Elbow. Retrieved January 8, 2010 from http://works.bepress.com/peter_elbow/13.<br />

Ellis, R. (1985). Un<strong>de</strong>rstanding Second Language Acquisition. Oxford: Oxford University Press.<br />

Ersanilli, E., & Koopmans, R. (2007, August). The cultural integration of Turkish immigrants in<br />

Germany, France and the Netherlands: A controlled comparison. Paper presented at the<br />

Annual Conference of the American Sociological Association (ASA), New York, August 11‐<br />

14.<br />

Fisher, R., Myhill, D., Jones, S., & Larkin, S. (2007). Talk to Text: Using Talk to Support Writing.<br />

Exeter: School of Education and Lifelong Learning. University of Exeter.<br />

Flower, L. (1979). Writer‐based prose: A cognitive basis for problems in writing. College Eng‐<br />

lish, 41, 19‐37.<br />

Flynn, N. (2007). What do effective teachers of literacy do? Subject knowledge and peda‐<br />

gogical choices for literacy. Literacy, 41, 137‐146.<br />

Flynn, N. (2008). Scaffolding success with young L2 writers. International Journal of Applied<br />

Linguistics, 56, 87‐88.<br />

Foster, P., & Ohta, A. (2005). Negotiation for meaning and peer assistance in second lan‐<br />

guage classrooms. Applied Linguistics, 26, 402‐430.<br />

Foster, P., Tonkyn, A., & Wigglesworth, G. (2000). Measuring spoken language: A unit for all<br />

reasons: The analysis of spoken interaction. Applied Linguistics, 21, 354‐375.<br />

Gass, S., & Mackey, A. (2000). Stimulated Recall Methodology in Second Language Research.<br />

Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum.<br />

Gass, S., & Schachter, J. (Eds.) (1996). Second Language Classroom Research: Issues and Op‐<br />

portunities. Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum.<br />

Gelati, C., & Boscolo, P. (2009). Improving the quality of primary school children's narration<br />

of personal events. L1 Educational Studies in Language and Literature, 9, 1‐28.<br />

Genesee, F., & Riches, C. (2006). Literacy: Instructional issues. In F. Genesee, K. Lindholm‐<br />

Leary, W. Saun<strong>de</strong>rs, & D. Christian (Eds.), Educating English Language Learners (pp. 109‐<br />

175). New York: Cambridge University Press.<br />

Ghosn, I. K. (2007). Output like input: Influence of children's literature on young L2 learners'<br />

written expression. In B. Tomlinson (Ed.), Language Acquisition and Development. Stu‐<br />

dies of learners of first and other languages (pp. 172‐186). London: Continuum.<br />

Gibbons, P. (2002). Scaffolding Language, Scaffolding Learning ‐ Teaching Second Language<br />

learners in Mainstream Classrooms. Portsmouth, NH: Heinemann.<br />

Gijsberts, M., & Hartgers, M. (2005). Min<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n in het on<strong>de</strong>rwijs. In Jaarrapport Integratie<br />

2005 (pp. 57‐78). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau/Wetenschappelijk on<strong>de</strong>r‐<br />

zoek‐ en documentatiecentrum/ Centraal Bureau <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Statistiek.<br />

GO! ‐ On<strong>de</strong>rwijs van <strong>de</strong> Vlaamse Gemeenschap (1998). Leerplan Basison<strong>de</strong>rwijs. On<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el<br />

Ne<strong>de</strong>rlands. Doelstellingen Schrijven. Brussel: GO!<br />

Good, T., & Brophy, J. (2003). Looking in classrooms. Boston: Allyn and Bacon.<br />

Graham, S., Berninger, V., Abbott, R., Abbott, S., & Whitaker, D. (1997). Role of mechanics in<br />

composing of elementary school stu<strong>de</strong>nts: A new methodological approach. Journal of<br />

Educational Psychology, 89, 170‐182.<br />

Granott, N., & Parziale, J. (2002). Micro<strong>de</strong>velopment: A process‐oriented perspective for<br />

studying <strong>de</strong>velopment and learning. In N. Granott & J. Parziale (Eds.), Micro<strong>de</strong>velopment.<br />

Transition Processes in Development and Learning (pp. 1‐30). Cambridge: Cambridge<br />

University Press.


278<br />

Groenez, S., Van <strong>de</strong>n Bran<strong>de</strong>, I., & Nicaise, I. (2003). Cijferboek sociale ongelijkheid in het<br />

Vlaamse on<strong>de</strong>rwijs. Een verkennend on<strong>de</strong>rzoek op <strong>de</strong> Panelstudie van Belgische huishou‐<br />

<strong>de</strong>ns. (Rep. No. LOA‐rapport, nr. 10). Leuven: SLOA.<br />

Gutierrez, K. (1992). A comparison of instructional contexts in writing process classrooms<br />

with latino children. Education and Urban Society, 24, 244‐262.<br />

Hall, N. (2009). Developing an un<strong>de</strong>rstanding of punctuation. In R. Beard, Myhill, J. Riley, &<br />

M. Nystrand (Eds.), The Sage handbook of Writing Development (pp. 271‐283). Los Ange‐<br />

les: Sage.<br />

Halliday, M., & Hasan, R. (1976). Cohesion in English. London: Longman.<br />

Halliday, M. (1989). Spoken and written language. Oxford: Oxford University Press.<br />

Hamp‐Lyons, L. (2003). Writing teachers as assessors of writing. In B. Kroll (Ed.), Exploring<br />

the Dynamics of Second Language Writing (pp. 162‐190). Cambridge: Cambridge Univer‐<br />

sity Press.<br />

Hayes, J., & Flower, L. (1980). I<strong>de</strong>ntifying the organization of writing processes. In L. Gregg &<br />

E. Steinberg (Eds.), Cognitive Processes in Writing: An interdisciplinary approach (pp. 3‐<br />

30). Hillsdale, NJ: Lawrence Erlbaum.<br />

Heesters, K. (2000). Een wereld vol verhalen. Ontwikkeling van verhaalstructuur bij 9‐ tot 13‐<br />

jarige eerste‐ en twee<strong>de</strong>taalsprekers van het Ne<strong>de</strong>rlands. Groningen: Rijksuniversiteit<br />

Groningen.<br />

Hirtt, N., Nicaise, I., & De Zutter, D. (2007). De school van <strong>de</strong> ongelijkheid. Berchem: Epo.<br />

Howard, E., Christian, D., & Genesee, F. (2004). The <strong>de</strong>velopment of bilingualism and bilitera‐<br />

cy from gra<strong>de</strong> 3 to 5: A summary of findings from the CAL/CREDE study of two‐way im‐<br />

mersion education (Rep. No. 13). Santa Cruz: Centre for Reserach on Education, Diversity<br />

and Excellence.<br />

Hudson, R. (2009). Measuring maturity. In R. Beard, D. Myhill, J. Riley, & M. Nystrand (Eds.),<br />

The Sage Handbook of Writing Development (pp. 349‐362). Los Angeles: Sage.<br />

Hunt, K. (1965). Grammatical structures written at three gra<strong>de</strong> levels. (Rep. No. 3). Cham‐<br />

paign, IL: NCTE.<br />

Janssen, R., Rymenans, R., Van Den Bran<strong>de</strong>n, K., Verhelst, M., Tuerlinckx, F., Van <strong>de</strong>n Noort‐<br />

gate, W. et al. (2008). Peiling lezen en luisteren (Ne<strong>de</strong>rlands) in het basison<strong>de</strong>rwijs. Eind‐<br />

rapport Leuven: Katholieke Universiteit Leuven.<br />

Janssens, A. (1999). Ontwikkeling stimuleren. Werkboek <strong>voor</strong> ou<strong>de</strong>rs en opvoe<strong>de</strong>rs. Leuven:<br />

Acco.<br />

Janssen‐Vos, F., Pompert, B., & Vink, H. (1999). Naar lezen, schrijven en rekenen. Assen: Van<br />

Gorcum.<br />

Jarvey, M., McKeough, A., & Pyryt, M. (2008). Teaching trickster tales: A comparison of in‐<br />

structional approaches. Research in the Teaching of English, 43, 42‐73.<br />

Jaspaert, K., Colpin, M., <strong>de</strong> Croon, K., Linsen, B., Rossenbacker, K., Van<strong>de</strong>nbroucke, M. et al.<br />

(1996). De Toren van Babbel. Deurne: Plantyn.<br />

Jewell, J., & Malecki, C. (2005). The utility of CBM written language indices: An investigation<br />

of production‐<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nt, production‐in<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nt, and accurate‐production scores.<br />

School Psychology Review, 34, 27‐44.<br />

Johnson, R., & Onwuegbuzie, A. (2004). Mixed method research: A research paradigm whose<br />

time has come. Educational Researcher, 33, 14‐26.<br />

Jones, S., & Myhill, D. (2007). Discourses of difference? Examining gen<strong>de</strong>r differences in lin‐<br />

guistic charateristics of writing. Canadian Journal of Education, 30, 456‐482.<br />

Jor<strong>de</strong>ns, K., Kerkhofs, G., & Mad<strong>de</strong>ns, N. (2008). Milos. Meetinstrument Lager On<strong>de</strong>rwijs<br />

Spreekvaardigheid. Leuven: <strong>Centrum</strong> <strong>voor</strong> <strong>Taal</strong> en On<strong>de</strong>rwijs.


279<br />

Jungbluth, P. (2003). De ongelijke basisschool. Nijmegen: ITS.<br />

Kanaris, A. (1999). Gen<strong>de</strong>red journeys: Children's writing and the construction of gen<strong>de</strong>r.<br />

Language and Education, 13, 254‐268.<br />

Kelchtermans, G. (1994). De professionele ontwikkeling van leerkrachten basison<strong>de</strong>rwijs<br />

vanuit het biografisch perspectief. Leuven: Universitaire Pers.<br />

Kellogg, R. (2008). Training writing skills: A cognitive <strong>de</strong>velopmental perspective. Journal of<br />

writing research, 1, 1‐26.<br />

Krashen, S. (1978). Individual variation in the use of the monitor. In W.Ritchie (Ed.), Second<br />

Language Acquisition Research. New York: Aca<strong>de</strong>mic Press.<br />

Kress, G. (1994). Learning to write. London: Routledge.<br />

Krom, R., Verhelst, N., & Veldhuijzen, N. (2004). Balans van het schrijfvaardigheidson<strong>de</strong>rwijs<br />

op <strong>de</strong> basisschool. uitkomsten van <strong>de</strong> peilingen in 1999: halverwege en ein<strong>de</strong> basison‐<br />

<strong>de</strong>rwijs en speciaal on<strong>de</strong>rwijs (Rep. No. 28). Arnhem: Citogroep.<br />

Laevers, F., Buyse, E., & Snoeck, G. (2009). Fundamenteel diepteon<strong>de</strong>rzoek naar krachtige<br />

GOK‐leeromgevingen. On<strong>de</strong>rzoeksluik 'Betrokkenheid en Welbevin<strong>de</strong>n' (Ongepubliceerd<br />

rapport). Leuven: <strong>Centrum</strong> <strong>voor</strong> Ervaringsgericht On<strong>de</strong>rwijs.<br />

Laevers, F., Van <strong>de</strong>n Bran<strong>de</strong>n, K., & Verlot, M. (2004). Beter, bre<strong>de</strong>r en met meer kleur. On‐<br />

<strong>de</strong>rwijs <strong>voor</strong> kwetsbare leerlingen in Vlaan<strong>de</strong>ren. Een terugblik en suggesties <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

toekomst. Leuven: Steunpunt Gelijke On<strong>de</strong>rwijskansen.<br />

Lanauze, M., & Snow, C. (1989). The relation between first‐ and second‐language writing<br />

skills: Evi<strong>de</strong>nce from Puerto Rican elementary school children in bilingual programs. Lin‐<br />

guistics and Education, 1, 323‐339.<br />

Larsen‐Freeman, D., & Cameron, L. (2008). Complex Systems and Applied Linguistics. Oxford:<br />

Oxford University Press.<br />

Larsen‐Freeman, D. (1997). Chaos/complexity science and second language acquisition. Ap‐<br />

plied Linguistics, 18, 141‐165.<br />

Larsen‐Freeman, D. (2006). The emergence of complexity, fluency, and accuracy in the oral<br />

and written production of five Chinese learners of English. Applied Linguistics, 27, 590‐<br />

619.<br />

Lavelli, M., Pantoja, A., Hsu, H., Messinger, D., & Fogel, A. (2005). Using microgenetic <strong>de</strong>signs<br />

to study change processes. In D. Teti (Ed.), Handbook of Research Methods in Develop‐<br />

mental Science (pp. 40‐65). Oxford: Blackwell.<br />

Long, M. (1980). Insi<strong>de</strong> the "black box": Methodological issues in classroom research on<br />

language learning. Language Learning, 30, 1‐42.<br />

Lowie, W., Verspoor, M., & De Bot, K. (2009). A dynamic view of second language <strong>de</strong>velop‐<br />

ment across the lifespan. In K. <strong>de</strong> Bot, & R. Schrauf (Eds.), Language Development Over<br />

the Lifespan (pp. 125‐145). London: Routledge.<br />

Luyten, H., Visscher, A., & Witziers, B. (2005). School effectiveness research: From a review<br />

of the criticism to recommendations for further <strong>de</strong>velopment. School Effectiveness and<br />

School Improvement, 16, 249‐279.<br />

Manço, U. (2009). Turks in Europe: from a garbled image to the complexity of migrant social<br />

reality. Retrieved January 15, 2009 from<br />

http://www.flwi.ugent.be/cie/umanco/umanco5.htm<br />

McCutchen, D. (2000). knowledge, processing, and working memory: Implications for a<br />

theory of writing. Educational Psychologist, 35, 13‐23.<br />

McKeough, A., Davis, L., Forgeron, N., Marini, A., & Fung, T. (2005). Improving story complex‐<br />

ity and cohesion. A <strong>de</strong>velopmental approach to teaching story composition. Narrative<br />

Inquiry, 15, 241‐266.


280<br />

McMaster, K., & Espin, C. (2007). Technical features of curriculum‐based measurement in<br />

writing. The Journal of Special Education, 41, 68‐84.<br />

Medwell, J., & Wray, D. (2008). Handwriting. A forgotten language skill. Language and Edu‐<br />

cation, 22, 34‐47.<br />

Mercer, N. (1995). The Gui<strong>de</strong>d Construction of Knowledge. Talk amongst teachers and learn‐<br />

ers. Clevedon: Multilingual Matters.<br />

Michiels, E. (2008). De leerkracht aan het woord. On<strong>de</strong>rzoek naar on<strong>de</strong>rsteuning van NT2‐<br />

leerlingen bij het schrijven van een verhaal (Ongepubliceer<strong>de</strong> Masterproef). Leuven:<br />

K.U.Leuven.<br />

Moats, L., Foorman, B., & Taylor, P. (2006). How quality of writing instruction impacts high‐<br />

risk fourth gra<strong>de</strong>rs' writing. Reading and Writing, 19, 363‐391.<br />

Mortelmans, D. (2007). Handboek kwalitatieve on<strong>de</strong>rzoeksmetho<strong>de</strong>n. Leuven: Acco.<br />

Myhill, D., & Warren, P. (2005). Scaffolds or straitjackets? Critical moments in classroom<br />

discourse. Educational Review, 57, 55‐69.<br />

Myhill, D. (2008). Towards a linguistic mo<strong>de</strong>l of sentence <strong>de</strong>velopment in writing. Language<br />

and Education, 22, 271‐288.<br />

Myhill, D. (2008, February). Writing aloud: An exploration of oral rehearsal in the early year's<br />

classroom. Paper presented at Writing Research Across Bor<strong>de</strong>rs, Santa Barbara, Febru‐<br />

ary, 22‐24.<br />

Myhill, D. (2009). Becoming a <strong>de</strong>signer: Trajectories of linguistic <strong>de</strong>velopment. In R. Beard, D.<br />

Myhill, J. Riley, & M. Nystrand (Eds.), The Sage Handbook of Writing Development (pp.<br />

402‐414). Los Angeles: Sage.<br />

National Writing Project (2008). Local Site Research Initiative Report. Cohort III. 2005‐2006.<br />

Summary Report of National results. Berkeley: University of California.<br />

Nelson, N., & Van Meter, A. (2007). Measuring written language ability in narrative samples.<br />

Reading and Writing Quarterly, 23, 287‐309.<br />

Nicaise, I. (2008). Ongelijkheid en sociale uitsluiting in het on<strong>de</strong>rwijs: een onuitroeibare<br />

kwaal? In I. Nicaise, & E. Desmedt (Eds.), Gelijke kansen op school: het kan! Zestien spo‐<br />

ren <strong>voor</strong> praktijk en beleid (pp. 21‐53). Mechelen: Plantyn.<br />

Nistov, I. (2001). Reference continuation in L2 narratives of Turkish adolescents in Norway.<br />

In L. Verhoeven, & S. Strömqvist (Eds.), Narrative <strong>de</strong>velopment in a Multilingual Context<br />

(pp. 51‐86). Amsterdam: John Benjamins.<br />

Norbury, C. F., & Bishop, D. (2003). Narrative skills of children with communication impair‐<br />

ments. International Journal of Language and Communication Disor<strong>de</strong>rs, 38, 287‐313.<br />

Nye, B., Konstantopoulos, S., & Hedges, L. (2004). How large are teacher effects? Educational<br />

Evaluation and Policy Analysis, 26, 237‐257.<br />

Olinghouse, N., & Graham, S. (2009). The relationship between the discourse knowledge and<br />

the writing performance of elementary‐gra<strong>de</strong> stu<strong>de</strong>nts. Journal of Educational Psychol‐<br />

ogy, 101, 37‐50.<br />

Olinghouse, N. (2007). Stu<strong>de</strong>nt‐ and instruction‐level predictors of narrative writing in third‐<br />

gra<strong>de</strong> stu<strong>de</strong>nts. Reading and Writing, 21, 3‐24.<br />

Oliver, R., Philp, J., & Mackey, A. (2008). The impact of teacher input, guidance and feed‐<br />

back. In J. Philp, R. Oliver, & A. Mackey (Eds.), Second Language Acquisition and the<br />

Young Learner. Child's Play? (pp. 131‐148). Amsterdam: John Benjamins.<br />

Oostdam, R., & Rijlaarsdam, G. (1995). Towards strategic language learning. Amsterdam:<br />

Amsterdam University Press.


281<br />

Organisation for Economic Co‐operation and Development (OECD) (2001). Knowledge and<br />

Skills for Life: First Results From the OECD Programme for International Stu<strong>de</strong>nt Assess‐<br />

ment (PISA), 2000. Parijs.<br />

OVGB‐Brussel, VB‐Brussel, & Steunpunt NT2 (Z.d.). Leesslang. Antwerpen: Garant.<br />

OVSG ‐ On<strong>de</strong>rwijssecretariaat van <strong>de</strong> Ste<strong>de</strong>n en Gemeenten van <strong>de</strong> Vlaamse Gemeenschap<br />

(1997). Leerplan Ne<strong>de</strong>rlandse taal. Deel 3: Schrijven in <strong>de</strong> basisschool. Brussel: OVSG.<br />

Parker, R., Tindal, G., & Hasbrouck, J. (1991). countable indices of writing quality: Their sui‐<br />

tability for screening‐eligibility <strong>de</strong>cisions. Exceptionality, 2, 1‐17.<br />

Persky, H., Daane, M., & Jin, Y. (2003). The Nation's Report Card: Writing 2002. (Rep. No.<br />

2003‐529). Washington, DC: U.S. Department of Education. Institute of Education Sci‐<br />

ences. National Center for Education.<br />

Peterson, S. (2006). Influence of gen<strong>de</strong>r on writing <strong>de</strong>velopment. In C. MacArthur, S. Gra‐<br />

ham, & J. Fitzgerald (Eds.), Handbook of Writing Research (pp. 311‐323). New York: The<br />

Guilford Press.<br />

Pienemann, M. (1998). Language Processing and Second Language Development. Processa‐<br />

bility Theory. Amsterdam: John Benjamins.<br />

Pirls Vlaan<strong>de</strong>ren (2006). Resultaten <strong>voor</strong> Vlaan<strong>de</strong>ren. Retrieved January 15, 2009 from<br />

http://pp


282<br />

Couzijn (Eds.), Effective learning and Teaching of Writing. A Handbook of Writing in Edu‐<br />

cation (pp. 17‐30). New York: Kluwer.<br />

Rijlaarsdam, G., & Wesdorp, H. (1988). Het beoor<strong>de</strong>len van taalvaardigheid in het on<strong>de</strong>rwijs.<br />

Ne<strong>de</strong>rlandse on<strong>de</strong>rzoeksresultaten op het gebied van het meten van <strong>de</strong> schrijf‐, spreek‐<br />

en discussie‐, lees‐ en luistervaardigheid. In C. Jansen & M. Steehou<strong>de</strong>r (Eds.), <strong>Taal</strong>be‐<br />

heersing in artikelen (pp. 276‐323). Lei<strong>de</strong>n: Martinus Nijhoff.<br />

Rijlaarsdam, G., Braaksma, M., Couzijn, M., Janssen, T., Kieft, M., & Broekkamp, H. (2005).<br />

Psychology and the teaching of writing in 8000 and some words. Learning for Teaching.<br />

British Journal of Educational Psychology Monograph series, 2, 127‐153.<br />

Rogosa, D. (1995). Myths and methods: "Myths About Longitudinal Research" plus supple‐<br />

mental questions. In J. Gottman (Ed.), The Analysis of Change (pp. 3‐66). Mahwah, NJ:<br />

Lawrence Erlbaum.<br />

Rogosa, D., Brandt, D., & Zimowski, M. (1982). A growth curve approach to the measure‐<br />

ment of change. Psychological Bulletin, 92, 726‐748.<br />

Roth, F., Spekman, N., & Fye, E. (1995). Reference cohesion in the oral narratives of stu<strong>de</strong>nts<br />

with learning disabilities and normally achieving stu<strong>de</strong>nts. Learning Disability Quarterly,<br />

18, 25‐40.<br />

Rotthier, G. (Ed.) (Z.d.) <strong>Taal</strong>signaal. Mechelen: Wolters‐Plantyn.<br />

Saddler, B., & Graham, S. (2005). The effects of peer‐assisted sentence‐combining instruc‐<br />

tion on the writing performance of more and less skilled young writers. Journal of Educa‐<br />

tional Psychology, 97, 43‐54.<br />

Saris, W., & Bronkhorst, H. (1984). Causal Mo<strong>de</strong>lling in Nonexperimental Research. Amster‐<br />

dam: Sociometric Research Foundation.<br />

Scheys, M. (2008). Beginsituatie van leerlingen in het eerste leerjaar B van het secundair<br />

on<strong>de</strong>rwijs (Rep. No. OBPWO 06.00). Brussel: Vlaamse Overheid, Departement On<strong>de</strong>rwijs<br />

en Vorming.<br />

Schmidt, K., & Teti, D. (2005). Issues in the use of longitudinal and cross‐sectional <strong>de</strong>signs. In<br />

D. Teti (Ed.), Handbook of research Methods in Developmental Science (pp. 3‐20). Ox‐<br />

ford: Blackwell.<br />

Schoonen, R. (1991). De evaluatie van schrijfvaardigheidsmetingen. Een empirische studie<br />

naar betrouwbaarheid, validiteit en bruikbaarheid van schrijfvaardigheidsmetingen in <strong>de</strong><br />

achtste groep van het basison<strong>de</strong>rwijs (Ongepubliceerd aca<strong>de</strong>misch proefschrift). Am‐<br />

sterdam: Universiteit van Amsterdam.<br />

Schoonen, R. (2005). Generalizability of writing scores: An application of structural equation<br />

mo<strong>de</strong>ling. Language Testing, 22, 1‐30.<br />

Serrano, R., & Howard, E. (2007). Second language writing <strong>de</strong>velopment in english and in<br />

spanish in a two‐way immersion programme. The International Journal of Bilingual Edu‐<br />

cation and Bilingualism, 10, 152‐170.<br />

Siegler, R. (2006). Microgenetic Analysis of Learning. In W. Damon, R. Lerner, D. Kuhn, & R.<br />

Siegler (Eds.), Handbook of Child Psychology, Volume 2, Cognition, Perception, and Lan‐<br />

guage (pp. 464‐510). Oxford: Wiley.<br />

Singer, J., & Willett, J. (2003). Applied Longitudinal Data Analysis. Mo<strong>de</strong>ling Change and<br />

Event Occurrence. Oxford: Oxford University Press.<br />

Skehan, P., & Foster, P. (2001). Cognition and tasks. In P. Robinson (Ed.), Cognition and<br />

second language instruction (pp. 183‐205). New York: Cambridge University Press, 2001.<br />

Skehan, P. (1998). A Cognitive Apporach to Language Learning. Oxford: Oxford University<br />

Press.


283<br />

Skehan, P. (2007). Complexity, accuracy, fluency, and lexis in task‐based perfomance: A me‐<br />

ta‐analysis of the Ealing research. In Complexity, Accuracy and Fluency in Second Lan‐<br />

guage Use, Learning and Teaching. Book of abstracts (pp. 21‐22). Brussel: VUB.<br />

Smits, D., & Aarnoutse, C. (1997). Een longitudinaal on<strong>de</strong>rzoek naar verschillen in taal‐ en<br />

leerprestaties van autochtone en allochtone kin<strong>de</strong>ren. Ne<strong>de</strong>rlands tijdschrift <strong>voor</strong> op‐<br />

voeding, vorming en on<strong>de</strong>rwijs, 13, 33‐52.<br />

Snij<strong>de</strong>rs, T., & Bosker, R. (1999). Multilevel Analysis. An introduction to basic and advanced<br />

multilevel mo<strong>de</strong>lling. London: Sage.<br />

Snow, C., Burns, M., & Griffin, P. (1998). Preventing reading difficulties in young children<br />

(Electronic version). Washington, DC. Retrieved March 21, 2009 from<br />

http://books.nap.edu/html/prdyc/,<br />

Spada, N., Ranta, L., & Lightbown, P. (1996). Working with teachers in second language ac‐<br />

quisition research. In S. Gass & J. Schachter (Eds.), Second Language Classroom Research:<br />

Issues and Opportunities (pp. 31‐44). Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum.<br />

Swanson, H., & Berninger, V. (1994). Working memory as a source of individual differences<br />

in children's writing. Advances in Cognition and Educational Practice, 2, 31‐56.<br />

Terwel, T. (2004). Pygmalion in <strong>de</strong> klas: Over verwachtingen van leraren en <strong>de</strong> invloed van<br />

me<strong>de</strong>leerlingen. Pedagogische Studiën, 81, 58‐68.<br />

Tindal, G., & Parker, R. (1991). I<strong>de</strong>ntifying measures for evaluating written expression. Learn‐<br />

ing Disabilities Research & Practice, 6, 211‐218.<br />

Troia, G., & Graham, S. (2003). Effective writing instruction across gra<strong>de</strong>s: What every educa‐<br />

tional consultant should know. Journal of Educational and Psychological Consultation,<br />

14, 75‐89.<br />

Tubas, J., & Baeten, M. (1994). Spelweg. Wommelgem: Van In.<br />

Tucker, M., & Hirsh‐Pasek, K. (1993). Systems and language: Implications for acquisition. In L.<br />

Smith & E. Thelen (Eds.), A Dynamic Systems Approach to Development. Applications (pp.<br />

359‐384). London: The MIT Press.<br />

Tukey, J., & McLaughlin, D. (1963). Less vulnerable confi<strong>de</strong>nce and significance procedures<br />

for location based on a single sample: Trimming Winsorization. The Indian Journal of Sta‐<br />

tistics, Series A, 25, 331‐352.<br />

Van <strong>de</strong> Gein, J. (1991). Het benul van <strong>de</strong> zin. Toegepaste taalwetenschap in artikelen, 40,<br />

102‐111.<br />

Van <strong>de</strong> Gein, J. (2005). Balans van taalkwaliteit in schrijfwerk uit het primair on<strong>de</strong>rwijs (Rep.<br />

No. 29). Arnhem: Citogroep.<br />

Van <strong>de</strong>n Bergh, H., & Hoeksma, J. (1993). Mo<strong>de</strong>lling <strong>de</strong>velopment in education: A three‐level<br />

mo<strong>de</strong>l. In J. Oud & R. van Blokland‐Vogelesang (Eds.), Advances in Longitudinal and Mul‐<br />

tivariate Analysis in the Behavioral Sciences (pp. 81‐90). Nijmegen: ITS.<br />

Van <strong>de</strong>n Bergh, H., & Kuhlemeier, H. (1997). Multiniveau mo<strong>de</strong>llen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> analyse van<br />

leerwinst vergeleken. Tijdschrift <strong>voor</strong> on<strong>de</strong>rwijsresearch, 22, 54‐75.<br />

Van <strong>de</strong>n Bergh, H. (2009). Gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n en varianties. Het on<strong>de</strong>rschatte belang van varian‐<br />

ties geïllustreerd aan een studie naar het effect van leesstrategieën. Leven<strong>de</strong> Talen, 10,<br />

3‐11.<br />

Van <strong>de</strong>n Bergh, H., De Glopper, K., & Schoonen, R. (1988). Directe metingen van schrijfvaar‐<br />

digheid: validiteit en taakeffecten. In F. van Eemeren & R. Grootendorst (Eds.), <strong>Taal</strong>be‐<br />

heersing in Ontwikkeling (pp. 370‐383). Dordrecht: Foris Publications.<br />

Van Den Bran<strong>de</strong>n, K. (2009). Diffusion and implementation of innovations. In M. Long & C.<br />

Doughty (Eds.), The Handbook of Language Teaching (pp. 659‐672). Chichester: Wiley‐<br />

Blackwell.


284<br />

Van <strong>de</strong>n Noortgate, W., Putsjens, H., & Onghena, P. (2004). Multiniveau‐analyse in <strong>de</strong> prak‐<br />

tijk. Deel 3. Toepassingen en uitbreidingen. Leuven: Acco.<br />

Van <strong>de</strong>r Schoot, F., & Bechger, T. (2003). Balans van handschriftkwaliteit in het primair on‐<br />

<strong>de</strong>rwijs. Uitkomsten van <strong>de</strong> peilingen in 1999. Arnhem: Citogroep.<br />

Van Geert, P., & Steenbeek, H. (2005). The dynamics of scaffolding. New I<strong>de</strong>as in Psychology,<br />

23, 115‐128.<br />

Van Geert, P., & Steenbeek, H. (2008). A complexity and dynamic systems approach to <strong>de</strong>‐<br />

velopmental assessment, mo<strong>de</strong>ling and research. In A. Battro, K. Fisher, & P. Léna (Eds.),<br />

The educated brain: essays in neuro‐education (pp. 71‐94). Cambridge: Cambridge Uni‐<br />

versity Press.<br />

Van Geert, P., & Van Dijk, M. (2002). Focus on variability: New tools to study intra‐individual<br />

variability in <strong>de</strong>velopmental data. Infant Behavior and Development, 25, 340‐374.<br />

Van Geert, P. (1998). A Dynamic Systems mo<strong>de</strong>l of basic <strong>de</strong>velopmental Mechanisms: Piaget,<br />

Vygotsky, and beyond. Psychological Review, 98, 634‐677.<br />

Van Gel<strong>de</strong>r, T., & Port, R. (1995). It's about time: An overview of the dynamical approach to<br />

cognition. In R. Port, & T. Van Gel<strong>de</strong>r (Eds.), Mind as Motion: Exploration in the Dynamics<br />

of Cognition (pp. 1‐44). Massachusetts: MIT Press.<br />

Van Gorp, K., & Verhey<strong>de</strong>n, L. (2006). Effecten van het omgaan met meertaligheid op school‐<br />

en klasniveau op <strong>de</strong> taalvaardigheid Ne<strong>de</strong>rlands van an<strong>de</strong>rstalige leerlingen in het<br />

Vlaamse on<strong>de</strong>rwijs. In T. Koole, J. Nortier, & B. Tahitu (Eds.), Sociolinguïstische Conferen‐<br />

tie. Anéla (pp. 187‐198). Delft: Eburon.<br />

Van Gorp, K. (2010). ‘Meester, wat is genen?’ De effectiviteit van kennisconstructie en<br />

schooltaalverwerving bij NT2‐leerlingen aan het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> basisschool (Ongepubli‐<br />

ceerd aca<strong>de</strong>misch proefschrift). Leuven: K.U.Leuven.<br />

Van Roy, R. (2008). De praktijk van schrijfon<strong>de</strong>rwijs en zijn invloed op leerlingenprestaties in<br />

een NT2‐context (Ongepubliceer<strong>de</strong> masterproef). Leuven: K.U.Leuven.<br />

Van<strong>de</strong>rhoeven, J. (2008). Differentiëren <strong>voor</strong> meer gelijkheid: een pleidooi <strong>voor</strong> kwalitatieve<br />

differentiatie. In I. Nicaise, & E. Desmedt (Eds.), Gelijke kansen op school: het kan! Zes‐<br />

tien sporen <strong>voor</strong> praktijk en beleid (pp. 477‐499). Mechelen: Plantyn.<br />

Van<strong>de</strong>rsteegen, T. (2008). Is kiezen verliezen? Een on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> schriftelijke taalvaar‐<br />

digheid van acht‐ en negenjarige NT2‐sprekers (Ongepubliceer<strong>de</strong> licentiaatsverhan<strong>de</strong>‐<br />

ling). Leuven: K.U.Leuven.<br />

Verhaeghe, J., Knipprath, H., & Mertens, G. (2007). Begrijpend lezen. Vier<strong>de</strong> leerjaar. School‐<br />

feedbackrapport n.a.v. <strong>de</strong>elname aan het PIRLS 2006‐on<strong>de</strong>rzoek. Leuven: <strong>Centrum</strong> <strong>voor</strong><br />

On<strong>de</strong>rwijseffectiviteit.<br />

Verhaeghe, J., Van <strong>de</strong> gaer, E., Reyn<strong>de</strong>rs, T., & Van Damme, J. (2006). GOK‐leerlingen in het<br />

eerste leerjaar: achterstand en evolutie <strong>voor</strong> het leergebied wiskun<strong>de</strong>. Een bena<strong>de</strong>ring<br />

vanuit on<strong>de</strong>rwijseffectiviteit (Rep. No. 44). Leuven: SIBO.<br />

Verhey<strong>de</strong>n, L. (2004). Ontluiken<strong>de</strong> geletterdheid in het kleuteron<strong>de</strong>rwijs. Hoe peuters en<br />

kleuters schriftelijke communicatie kunnen verkennen. In F. Daems, K. Van Den Bran<strong>de</strong>n,<br />

& L. Verschaffel (Eds.), <strong>Taal</strong> verwerven op school. <strong>Taal</strong>didactiek <strong>voor</strong> basison<strong>de</strong>rwijs en<br />

eerste graad secundair (pp. 61‐100). Leuven: Acco.<br />

Verhey<strong>de</strong>n, L., Van Gorp, K., & Heymans, R. (2006). Analyses van <strong>de</strong> resultaten Volgsysteem<br />

Lager On<strong>de</strong>rwijs <strong>Taal</strong>vaardigheid – VLOT in 18 basisscholen met een groot aantal doel‐<br />

groepleerlingen (Intern rapport). Leuven: Steunpunt Gelijke On<strong>de</strong>rwijskansen.<br />

Verhoeven, L. (1992). Mon<strong>de</strong>linge en schriftelijke vaardigheid in het Ne<strong>de</strong>rlands als eerste<br />

en twee<strong>de</strong> taal. Toegepaste taalwetenschap in artikelen, 43, 66‐77.


285<br />

Verhoeven, L. (1997). Acquisition of literacy by immigrant children. In C. Pontecorvo (Ed.),<br />

Writing <strong>de</strong>velopment. An interdisciplinary view (pp. 219‐240). Amsterdam: John Benja‐<br />

mins.<br />

Vermeer, A. (2000a). Lexicale rijkdom, tekstmoeilijkheid en woor<strong>de</strong>nschatgrootte. Toegepas‐<br />

te taalwetenschap in artikelen, 64, 95‐105.<br />

Vermeer, A. (2000b). Coming to grips with lexical richness in spontaneous speech data. Lan‐<br />

guage Testing, 17, 65‐83.<br />

Vernon, S., Alvarado, M., & Zermeno, P. (2005). Rewriting to introduce punctuation in the<br />

second gra<strong>de</strong>: a didactic approach. In G. Rijlaarsdam, H. van <strong>de</strong>n Bergh, & M. Couzijn<br />

(Eds.), Effective Learning and Teaching of Writing: A Handbook of Writing in Education<br />

(pp. 47‐58). New York: Kluwer.<br />

Verspoor, M., De Bot, K., & Lowie, W. (2004). Dynamic systems theory and variation: a case<br />

study in L2 writing. In H. Aertsen, M. Hannay, & R. Lyall (Eds.), Words in their places: a<br />

Festschrift for J. Lachlan Mackenzie (pp. 407‐421). Amsterdam: Vrije Universiteit.<br />

Verspoor, M., Lowie, W., & De Bot, K. (2009). Input and second language <strong>de</strong>velopment from<br />

a dynamic perspective. In T. Piske, & M. Young‐Scholten (Eds.), Input Matters (pp. 62‐<br />

80). Bristol: Multilingual Matters.<br />

Verspoor, M., Lowie, W., & Van Dijk, M. (2008). Variability in second language <strong>de</strong>velopment<br />

from a Dynamic Systems perspective. The Mo<strong>de</strong>rn Language Journal, 92, 214‐231.<br />

vvkbao ‐ Vlaams Verbond van het Katholiek Basison<strong>de</strong>rwijs (2000). Ne<strong>de</strong>rlands Schrijven<br />

Deelleerplan. Brussel: VVKBAO.<br />

Vygotsky, L. (1978) Interaction between learning and <strong>de</strong>velopment. In L. Vygotsky (Aut.), M.<br />

Cole, V. John‐Steiner, S. Scribner, & E. Souberman (Eds.), Mind and Society (pp. 79‐91).<br />

Cambridge, MA: Harvard University Press.<br />

Watson‐Gegeo, K. (1988). Ethnography in ESL: Defining the essentials. Tesol Quarterly, 22,<br />

575‐592.<br />

Weigle, S. C. (2002). Assessing Writing. Cambridge: Cambridge University Press.<br />

Wells, G. (1985). Language <strong>de</strong>velopment in the preschool years. Cambridge: Cambridge Uni‐<br />

versity Press.<br />

Wigglesworth, G. (1997). Children's individual approaches to the organization of narrative.<br />

Journal of Child Language, 24, 279‐309.<br />

Wolfe‐Quintero, K., Inagaki, S., & Kim H.Y. (1998). Second Language Development in Writing:<br />

Measures of Fluency, Accuracy & Complexity. Honolulu: University of Hawai'i.<br />

Woor<strong>de</strong>nlijst Ne<strong>de</strong>rlandse <strong>Taal</strong> (2005). Tielt: Lannoo.<br />

Wyatt‐Smith, C., & Castleton, G. (2004). Factors affecting writing achievement: mapping<br />

teacher beliefs. English in Education, 38, 39‐63.


286


287<br />

KLAS 1, BS1<br />

Bijlage A: <strong>de</strong> sessies in klas 1, <strong>de</strong> klas van juf Ena<br />

Dag 1, dgdl, les: Ne<strong>de</strong>rlands: schrijven verhaal<br />

Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 1: klassikale introductie [04'00'']<br />

Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 2: individueel begeleid schrijven [30'20"]<br />

Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 3: enkele verhalen wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>gelezen [05'00"]<br />

Dag 2, dgdl, les: Ne<strong>de</strong>rlands: schrijven verhaal<br />

Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 1: klassikale feedback [09'30"]<br />

Dag 1: Klassikale introductie<br />

KL. ‐ LK vraagt <strong>de</strong> LLn om het stripverhaal te bekijken. LK vermeldt dat <strong>de</strong> striptekeningen samen<br />

een verhaal vormen. In een OLG reconstrueert <strong>de</strong> LK samen met <strong>de</strong> LLn het verhaal.<br />

‐ LK vraagt aan LLn waarop gelet moet wor<strong>de</strong>n bij het schrijven van "zinnekes":<br />

hoofdletters, foutjes niet doorstrepen, interpunctie, naam geven aan personages (op vraag<br />

van LL).<br />

‐ Nadat <strong>de</strong> LK het formele startschot gegeven heeft, en nogal wat LLN al aan het schrijven<br />

zijn gegaan (o.a. KAREN en KEVIN(?)), stelt C.L. <strong>de</strong> vraag of er tekstballonnetjes geschreven<br />

mogen wor<strong>de</strong>n. De LK reageert ‐ hoorbaar <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hele klasgroep, maar niet beluisterd door<br />

ie<strong>de</strong>reen: "Nee, we gaan een verhaaltje schrijven, je mag ze iets laten zeggen, maar nie in<br />

een tekstballonnetje want dat is alleen bij een stripverhaal."<br />

‐ KAREN is betrokken bij <strong>de</strong> interpretatie van <strong>de</strong> prentenreeks.<br />

‐ KAREN antwoordt spontaan op een vraag i.v.m. het interpreteren van <strong>de</strong> prentenreeks.<br />

De LK vult haar antwoord ge<strong>de</strong>eltelijk zelf aan, stelt KAREN een bijkomen<strong>de</strong> vraag, en<br />

KAREN accepteert KARENs antwoord. Het antwoord bevatte correct ingebed<strong>de</strong> directe re<strong>de</strong>.<br />

‐ KAREN vraagt of ze <strong>de</strong> personages een naam mogen geven. De LK bevestigt en voegt toe<br />

dat ze die “ook tegen mekaar [mogen] laten praten. Dus dat mag je zelf kiezen." Een LL<br />

reageert met 'ballonnekes, juffrouw?'. De LK gaat daar niet op in.<br />

MER‐<br />

VE<br />

SADDE‐<br />

DIN<br />

KEVIN<br />

‐ MERVE reikt spontaan aandachtspunt aan (foutjes tussen haakjes). De LK accepteert haar<br />

inbreng, maar geeft aan dat <strong>de</strong> tip “min<strong>de</strong>r belangrijk” is.<br />

/<br />

‐ KEVIN is betrokken bij <strong>de</strong> interpretatie van <strong>de</strong> prentenreeks (vinger). De LK laat hem aan<br />

het woord.<br />

‐ KEVIN vult spontaan een zin van <strong>de</strong> LK i.v.m. schrijftips aan. De LK geeft positieve<br />

feedback: “heel goed”.<br />

Dag 1: Individueel begeleid schrijven<br />

KL. ‐ LK geeft individueel advies (als reactie op wat ze geschreven ziet staan) en beidt (meestal)<br />

bemoedigen<strong>de</strong> evaluaties aan: lay‐out, inhou<strong>de</strong>lijke volledigheid, kleine correcties<br />

(spelling/hoofdletters).<br />

‐ De interacties tussen LK en LL zijn zeer kort en oplossingsgericht, in die zin dat <strong>de</strong> LK altijd<br />

oplossing aanreikt.<br />

‐ LK leest het hele tekstje na van LLn die klaar zijn. On<strong>de</strong>rtussen haalt ze er <strong>de</strong> foutjes uit


288<br />

KAREN<br />

MER‐<br />

VE<br />

SADDE‐<br />

DIN<br />

KEVIN<br />

(vnl. spelling). De correcties in <strong>de</strong> klas gebeuren groten<strong>de</strong>els niet in interactie met <strong>de</strong> LL. Af<br />

en toe formuleert <strong>de</strong> LK een advies hardop: spellingsregel, betekenisverschil tussen<br />

woor<strong>de</strong>n, "Ge moet proberen van korte zinnekes te maken. Ge moogt geen te lange zinnen<br />

maken". Ze voegt meestal een algemene evaluatie toe (bv. goed verteld).<br />

‐ KAREN vraagt hulp bij gebruik hoofdletter, i.c. bij "1 woordantwoord" van personage: "Als<br />

je een woordje wilt schrijven, bv. Die vraagt 'Wil je mee wan<strong>de</strong>len'. En zegt 'Euh', moet dat<br />

dan ook met een hoofdletter?" LK geeft aan "Elke zin begint met een hoofdletter."<br />

‐ De LK leest op eigen initiatief KARENs "verhaal" en corrigeert kleinere foutjes (spelling,<br />

zinsbouw). De LK evalueert het erg positief, zowel mon<strong>de</strong>ling (“Knap. Knap geschreven. Heel<br />

goe”) als schriftelijk (“Knap geschreven!!”).<br />

‐ De LK bekijkt op eigen initiatief het verhaaltje van MERVE Ze maakt een opmerking over<br />

het geschrift van MERVE (“ik kan da nie lezen”) en verbetert schriftelijk spelling (heu>


289<br />

MER‐<br />

VE<br />

SADDE‐<br />

DIN<br />

KEVIN<br />

Tij<strong>de</strong>ns het schrijven let ze op hoofdletters en schoonschrift.<br />

MERVE vond <strong>de</strong> opdracht erg leuk.<br />

Ze vond <strong>de</strong> taak matig moeilijk.<br />

Ze <strong>de</strong>nkt een slecht verhaal geschreven te hebben.<br />

Ze schenkt aandacht aan schoonschrift en hoofdletters.<br />

SADDEDIN geeft aan dat hij het helemaal geen leuke taak vond.<br />

Hij vond <strong>de</strong> schrijfopdracht wel makkelijk.<br />

Hij <strong>de</strong>nkt het er goed vanaf gebracht te hebben.<br />

Hij let er op dat hij mooi schrijft en “nieks en geen slegte (= verkeer<strong>de</strong>) dinge”.<br />

KEVIN verklaart dat hij <strong>de</strong> schrijfopdracht maar matig leuk vond.<br />

De taak zelf vond hij matig moeilijk.<br />

Hij <strong>de</strong>nkt een goed verhaal te hebben geschreven.<br />

Hij besteedt er aandacht aan “goed te schijven en geen foute te maken en iet op schijven”.<br />

Schriftelijke feedback na schooluren<br />

KAREN Correctheid op zinsniveau: 1; hoofdletters/leestekens: 2; spelling: 2<br />

Knap geschreven<br />

MERVE Spelling: 21; Hoofdletters/Leestekens: 3<br />

SADDE‐ Spelling: 18; hoofdletters/leestekens: 1; Correcte zinsbouw: 2; woordkeuze: 1<br />

DIN Goed verteld. Opgepast met woor<strong>de</strong>n met een "v" en een "w".<br />

KEVIN Spelling: 3; hoofdletters/leestekens: 3<br />

Knap geschreven<br />

Dag 2: Klassikale introductie<br />

KL. ‐ LK <strong>de</strong>elt mee dat praktisch ie<strong>de</strong>reen een goed verhaaltje heeft.<br />

‐ LK overloopt <strong>de</strong> LLN één na één, en geeft bij elke LL een evaluatie + ‐ zo nodig ‐<br />

aandachtspunten: hoofdletters (4x); zinslengte (4x), spelling (7x), inhou<strong>de</strong>lijk onvolledig of<br />

ondui<strong>de</strong>lijk (3x), afwisseling begin zin (1x), herlezen (1x), woordkeus (1x), schrift en lay‐out<br />

(3x), zinsbouw: 1x.<br />

‐ De LK geeft KAREN kort feedback en voegt er nog positieve evaluatie aan toe: “da was<br />

knap geschreven”.<br />

KAREN<br />

‐ KAREN reageert spontaan wanneer <strong>de</strong> LK R. evalueert. Ze herinnert zich het probleem (te<br />

lange zinnen, te weinig interpunctie) van <strong>de</strong> vorige dag<br />

‐ Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> klassikale feedback vermeldt <strong>de</strong> LK een spellingsfout en MERVEs gebrek aan<br />

MERVE<br />

schoonschrift aan.<br />

SADDE‐<br />

DIN<br />

KEVIN<br />

‐ SADDEDIN krijgt positieve feedback: “goe verteld!”. Hij moet echter letten op v>


290<br />

van goeie komaf en/of ze beheersen hun taal: "Ja ja, natuurlijk eh, dat zijn Vlaamse kin<strong>de</strong>ren die<br />

hebben hun taal veel beter mee dan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kin<strong>de</strong>ren. B. is nochtans ook wel. Dieje was ook wel<br />

goed, geloof ik. Den B.. Maar dieje, dat voel<strong>de</strong>, dieje zijn ou<strong>de</strong>rs zijn ook wel op een hoger niveau<br />

want dieje papa is dokter geloof ik en <strong>de</strong>n broer is, dieje gaat dan naar <strong>de</strong> universiteit dus dieje is ook<br />

wel heel goed ze. Dus ook al is dieje van Spaanse origine toch is dieje eigenlijk heel clever. Dus dieje<br />

hoort er eigenlijk ook bij. Dus euh diegene die <strong>de</strong> taal beheersen en dat zijn dan kin<strong>de</strong>ren die <strong>de</strong> taal<br />

beheersen die zitten boven het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>."<br />

‐ LK vindt het een dilemma dat je in sommige tekstjes zoveel fouten moet verbeteren. "Je kunt ook<br />

niet <strong>de</strong> fout laten staan, he". LK argumenteert 'correcties' vanuit "inslijpen woordbeeld". Een twee<strong>de</strong><br />

argument komt later: "Mevrouw directrice kan geen fouten zien staan". Bovendien is er het<br />

argument van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs: "dan kwamen ou<strong>de</strong>rs zeggen van tis niet verbeterd".<br />

‐ LK geeft aan dat <strong>de</strong> LLn wel hulp vragen bij spelling, maar niet bij zinsbouw. LK zegt dat ze dan op<br />

eigen initiatief tussenkomt.<br />

‐ LK vertelt dat KAREN een van die Vlaamse kin<strong>de</strong>ren is (van goe<strong>de</strong> komaf) die een boven<br />

KAREN<br />

gemid<strong>de</strong>ld goed verhaal heeft geschreven.<br />

MERVE /<br />

SADDE‐<br />

DIN<br />

KEVIN<br />

‐ "SADDEDIN, dieje is hevig. Dieje wilt dat schrijven maar dan neemt zijn geschrift af."<br />

‐ "SADDEDIN is gewoon een druktemaker. Ik <strong>de</strong>nk dat hij een ADHD kind is. Die is hyper. Het<br />

is vermoeiend".<br />

‐ LK vertelt dat ook KEVIN een van die kin<strong>de</strong>ren is (van goe<strong>de</strong> komaf) die een boven<br />

gemid<strong>de</strong>ld goed verhaal heeft geschreven.


291<br />

KAREN : FB LK<br />

Bad dag<br />

KAREN: NET<br />

Bad dag<br />

Tom kom je mee wan<strong>de</strong>len.Vraa, Vraagt <strong>de</strong> hond die Flip heet.<br />

Heu?<br />

Ik wil niet zegt Tom. Je moet! zegt <strong>de</strong> hond.<br />

O, nee niet in <strong>de</strong> regen. Het begint! zegt Tom. Joepie! zegt<br />

<strong>de</strong> hond Flip.<br />

pPlats!<br />

Flip! wat doe je.? Nu kan ik terug in bad! Voor <strong>de</strong> twee<strong>de</strong><br />

keer in bad gaan dan maar. Haha ha ha jij moet terug<br />

in bad bad bad bad Tom! zegt Flip. Nu ga je in jouw bad<br />

Hmmmmmmmmm! zegt <strong>de</strong> hond die Flip heet<br />

Ein<strong>de</strong><br />

Tom kom je mee wan<strong>de</strong>len.(Vraa) Vraagt <strong>de</strong> hond die Flip heet.<br />

Heu?<br />

Ik wil niet zegt Tom. Je moet! zegt <strong>de</strong> hond.<br />

O, nee niet regen. Het begint! zegt Tom. Joepie! zegt<br />

<strong>de</strong> hond Flip.<br />

plats!<br />

Flip! wat doe je. Nu kan ik trug in bad! Voor <strong>de</strong> twee<strong>de</strong><br />

keer in bad gaan dan maar. Haha ha ha jij moet terug<br />

in bad bad bad bad Tom! zegt Flip. Nu ga je in jou bad<br />

Hmmmmmmmmm! zegt <strong>de</strong> hond die Flip heet<br />

Ein<strong>de</strong><br />

knap geschreven!!<br />

SADDEDIN: FB LK<br />

<strong>de</strong> hond en <strong>de</strong> jonge<br />

SADDEDIN: NET<br />

<strong>de</strong> hond en <strong>de</strong> jonge<br />

De jongen zit in het bad.<br />

En <strong>de</strong> hond wvil naar buiten gaan.<br />

De jongen doet zijen jas aan en<br />

ze gaanze nwaar buiten.<br />

De jongen wvas bijeina in <strong>de</strong> plas<br />

gestaptd. Mmaar <strong>de</strong> hond springt<br />

in <strong>de</strong> plas. De jongen en <strong>de</strong> hond<br />

zijn nu zijn ze vuil.<br />

Nu gaan ze naar huis.<br />

De jongen moet nu weer in het<strong>de</strong> bad<br />

gaan. De hond lachgt hemn uit.<br />

De jongen is klaar met ba<strong>de</strong>n.<br />

Nu moet <strong>de</strong> hond in bad.<br />

Ein<strong>de</strong><br />

Goed verteld!<br />

Opgepast met woor<strong>de</strong>n met een "v" en een "w"!!<br />

De jonge zit in het bad.<br />

En <strong>de</strong> hond vil naar buiten gaan.<br />

De jonge doet zen jas aan en<br />

ganze waar buite.<br />

De jong vas beina in <strong>de</strong> plas<br />

gestapd. maar <strong>de</strong> hond spring<br />

in <strong>de</strong> plas. De jonge en <strong>de</strong> hond<br />

zijn nu zijn ze vuil.<br />

Nu gaan ze naar huis.<br />

De jonge moet nu weer in <strong>de</strong> bad<br />

gaan. De hond lagt hen uit.<br />

De jonge is klaar met bad.<br />

Nu moet <strong>de</strong> hond in bad.<br />

En<strong>de</strong>


292<br />

MERVE: FB LK<br />

<strong>de</strong> jong en <strong>de</strong> hoon<strong>de</strong><br />

MERVE: NET<br />

<strong>de</strong> jong en <strong>de</strong> hoon<strong>de</strong><br />

Jan is in bad en hij huiis net schoom<br />

D<strong>de</strong> hond wild uit ge laaten wor<strong>de</strong>n.<br />

Maar zijn baasje wild niet, maar <strong>de</strong><br />

hand blijftvd blaffven!<br />

o Okeje okeje ik gaa wel.<br />

d De bo hond stapt in een plas . Hhij wordt vij<br />

vuil en zijn kasje ook.<br />

Nu moet ik terug in bad!<br />

Ze zij vijl thuis Jan gaat terug in bad <strong>de</strong><br />

hond lachgt met zijn baaszje maar zijn weetdje<br />

wat het basje <strong>de</strong>ed?<br />

Hij stop t d <strong>de</strong> honddt in bad en <strong>de</strong> hond<br />

die werd schoon.<br />

En ze leefv<strong>de</strong> nag loang en h gelukkeg.<br />

Jan is in bad en huiis net schoom<br />

<strong>de</strong> hond wild uit ge laaten word.<br />

Maar zijn baasje wild niet maar <strong>de</strong><br />

hand blijvd blaven!<br />

o Okeje okeje ik gaa wel.<br />

d De bo hond stapt in een plas hij word vij<br />

vuil en zijn kasje ook.<br />

Nu moet ik trug in bad!<br />

Ze zij vijl tuis Jan gaat trug in bad <strong>de</strong><br />

hond lagt met zijn bazje maar zijn wedje<br />

wat het basje <strong>de</strong>d?<br />

Hij stopd <strong>de</strong> hondt in bad en <strong>de</strong> hond<br />

die werd schoon.<br />

En ze lev<strong>de</strong> nag loang en h glukeg.<br />

Opgepast: Ze zei ...<br />

Zij speelt ....<br />

Goed<br />

KEVIN: FB LK<br />

Ssaate hond !!!<br />

KEVIN: NET<br />

Ssaate hond !!!<br />

Waf! Waf! Ja Bbas we gaan wan<strong>de</strong>len.<br />

Maar bas het regent buiten.<br />

Waf! Waf! Wat waait (k) het hier toch.<br />

Bas niet doen!<br />

Plats! Staate hond. Nu ben ik heelemaal (vu) vuil.<br />

Waf! Waf! Nu (ben) (ik) (h) (heelemaal) moet ik terug in bad.<br />

(Huf) Ha ha! Nu moet jij ook in bad.<br />

Waf! Waf! Ja bas we gaan wan<strong>de</strong>len.<br />

Maar bas het regen buiten.<br />

Waf! Waf! Wat waait (k) het hier toch.<br />

Bas niet doen!<br />

Plats! Staate hon. Nu ben ik heelemaal (vu) vuil.<br />

Waf! Waf! Nu (ben) (ik) (h) (heelemaal) moet ik trug in bad<br />

(Huf) Ha ha! Nu moet jij ook in bad.<br />

Knap geschreven!!


293<br />

KLAS 1, BS2<br />

Dag 1, dgdl 1, les 3: Ne<strong>de</strong>rlands: verhaal schrijven<br />

Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 1: Klassikale introductie [06’31”]<br />

a) eigen belevenissen [01'35"]<br />

b) prentenreeks 'lezen' [01'35"]<br />

c) introductie schrijfopdracht + aandachtspunten [03’23”]<br />

Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 2: Individueel schrijven en begeleiding door LK [32’05”]<br />

Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 3: Klassikale afsluiting, enkele LLn lezen verhaaltje <strong>voor</strong> [04’11”]<br />

Dag 2, dgdl 1, les 4: Ne<strong>de</strong>rlands: verhaal schrijven: feedback<br />

Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 1: Klassikale bespreking van <strong>de</strong> schrijfproductjes [20’18”]<br />

a) 'prentenreeks' herlezen [04’09”]<br />

b) feedback per kind [09’35”]<br />

c) enkele kin<strong>de</strong>ren lezen <strong>voor</strong> [05’34”]<br />

Dag 1: Klassikale introductie<br />

KL. ‐ De LK stelt een inlevingsvraag die verband houdt met <strong>de</strong> prentenreeks van <strong>de</strong><br />

schrijfopdracht; “wat doen jullie [wanneer] jullie helemaal alleen thuis [zijn]?"<br />

‐ De klassikale bespreking van <strong>de</strong> prentenreeks <strong>voor</strong>af is erg bondig .<br />

‐ De LK vult het begrip 'verhaaltje' niet concreet in.<br />

‐ Bij <strong>de</strong> opsomming van aandachtspunten "als we gaan schrijven", wordt verwezen<br />

naar spelling, hoofdletters/leestekens, geen te lange zinnen, afwisseling bij het begin<br />

van <strong>de</strong> zin, inhou<strong>de</strong>lijke volledigheid, en <strong>de</strong> titel.<br />

‐ KAREN is betrokken bij het prentlezen.<br />

KAREN<br />

SADDE‐<br />

DIN<br />

MERVE<br />

KEVIN<br />

‐ SADDEDIN reageert spontaan op <strong>de</strong> inlevingsvraag van <strong>de</strong> LK. Ze reageert afwijzend op<br />

zijn antwoord omdat het haar verrast. SADDEDIN houdt echter voet bij stuk, <strong>de</strong> LK gaat<br />

er niet ver<strong>de</strong>r op in. De vraag die LK stel<strong>de</strong>, was dubbelzinnig, zon<strong>de</strong>r dat <strong>de</strong> LK dat zelf<br />

doorhad. SADDEDIN antwoord<strong>de</strong> volgens <strong>de</strong> ene interpretatie; <strong>de</strong> LK zag alleen <strong>de</strong><br />

an<strong>de</strong>re.<br />

‐ SADDEDIN is betrokken op <strong>de</strong> interpretatie van <strong>de</strong> prentenreeks: hij steekt zijn vinger<br />

op, maar komt niet aan bod.<br />

‐ De LK laat MERVE <strong>de</strong> inlevingsvraag invullen. De LK herhaalt haar antwoord, maar<br />

verbetert wel een vormfout (woordkeuze).<br />

‐ MERVE is betrokken bij <strong>de</strong> interpretatie van <strong>de</strong> prentenreeks (vinger).<br />

‐ MERVE reageert spontaan wanneer <strong>de</strong> LK zegt dat zinnen afgebakend moeten zijn.<br />

Zij herinnert zich een situatie waarop dit aandachtspuntje van toepassing was.<br />

‐ KEVIN is betrokken bij <strong>de</strong> interpretatie van <strong>de</strong> prentenreeks (vinger).


294<br />

Dag 1: Individueel begeleid schrijven<br />

KL. ‐ De LK leest aanvankelijk op eigen initiatief <strong>de</strong> (<strong>voor</strong>lopige) verhaaltjes na en<br />

beantwoordt <strong>de</strong> vragen van <strong>de</strong> LLn. Wanneer een probleem haar interessant lijkt,<br />

spreekt ze <strong>de</strong> klas aan: spelling en inhou<strong>de</strong>lijke volledigheid. Tussendoor motiveert ze<br />

<strong>de</strong> klas; “maak er een knap verhaal van hé”.<br />

‐ Wanneer <strong>de</strong> LK <strong>de</strong> LLN helpt met het formuleren op zinsniveau, kiest ze afwisselend<br />

<strong>voor</strong> niet‐ingebed<strong>de</strong> directe re<strong>de</strong> en verteltekst.<br />

‐ Bij het nalezen van stukjes tekst of van <strong>de</strong> volledige tekst, verbetert <strong>de</strong> LK wat<br />

verkeerd is: woordkeuzefouten (bv. lidwoor<strong>de</strong>n), spellingsproblemen, inhou<strong>de</strong>lijke<br />

onvolledigheid of incorrectheid, hoofdletters, handschrift, titel. Zinsbouw komt niet<br />

aan bod. Ook over niet‐ingebed<strong>de</strong> directe re<strong>de</strong> maakt <strong>de</strong> LK geen opmerkingen.<br />

‐ De LK leest KARENs werkje in stilte. KAREN merkt op dat ze foutloos gewerkt heeft.<br />

KAREN De LK bejubelt KARENs prestatie. De LK <strong>de</strong>elt klassikaal mee dat “al één verhaaltje<br />

helemaal af [is]”<br />

SADDE‐<br />

DIN<br />

MER‐<br />

VE<br />

KEVIN<br />

‐ SADDEDIN vraagt spontaan of ze ook een titel bij het verhaal moeten verzinnen. De<br />

LK reageert: “Ma da heb ik toch gezegd hé” en herhaalt vervolgens <strong>de</strong> oorspronkelijke<br />

instructie.<br />

‐ SADDEDIN stelt enkele keren een vraag i.v.m. <strong>de</strong> correcte spellingswijze van het<br />

woord ‘kapot’. De LK is nog bezig met een an<strong>de</strong>re LL en gaat twee keer niet verbaal in<br />

op zijn vraag. Wanneer ze klaar is met <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re LL wendt ze zich tot SADDEDIN Deze<br />

herhaalt zijn vraag, <strong>de</strong> LK geeft een synoniem ('stuk') en beantwoordt dan zijn concrete<br />

vraag.<br />

‐ SADDEDIN trekt <strong>de</strong> aandacht van <strong>de</strong> LK; <strong>de</strong>ze begint spontaan SADDEDINs <strong>voor</strong>lopige<br />

tekst te verbeteren. Wanneer zijn handschrift <strong>voor</strong> haar onleesbaar is, helpt SADDEDIN<br />

haar het te ontcijferen. Tij<strong>de</strong>ns het verbeteren haalt ze foutjes aan die bij SADDEDIN<br />

wel meer <strong>voor</strong>komen (v>< w, hoofdletters) en maakt ze kenbaar dat hij mooier moet<br />

schrijven. Ze merkt op dat hij een goed begin gemaakt heeft, maar dat zijn verhaaltje<br />

nog niet klaar is.<br />

‐ De LK maant SADDEDIN spontaan aan mooi te schrijven. SADDEDIN probeert het<br />

probleem te rechtvaardigen, <strong>de</strong> LK weerlegt echter zijn verantwoording en herhaalt<br />

dat hij op zijn schoonschrift moet letten; “ni kribbel krabbel”. Ze vertelt hem dat hij<br />

zich niet moet haasten en maakt hem attent op zijn bladspiegel; zijn zinnen moeten<br />

recht on<strong>de</strong>r elkaar beginnen en hij moet op <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>tjes blijven schrijven.<br />

‐ De LK leest en verbetert op eigen initiatief <strong>de</strong> <strong>voor</strong>lopige tekst van MERVE Ze zegt<br />

MERVE op hoofdletters te letten en corrigeert spellingfouten.<br />

‐ KEVIN vraagt of <strong>de</strong> personages iets mogen vertellen. De LK reageert affirmatief:<br />

"Tuurlijk hé. Je mag iets vertellen en dan <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren iets laten zeggen, wil je zeggen."<br />

‐ De LK leest KEVINs <strong>voor</strong>lopige tekst, en corrigeert spellingfouten.<br />

Dag 1: Klassikale afsluiting<br />

KL. ‐ De LK laat KAREN <strong>voor</strong>lezen.<br />

‐ Ook E. mag ook <strong>voor</strong>lezen. Aan het eind wordt E.'s tekst dui<strong>de</strong>lijk dubbelzinnig<br />

wegens gebrek aan inbedding. Er wordt echter niets over gezegd: "Mama zegt ga die<br />

grote bos maar ruilen. Ze komen terug bij <strong>de</strong> winkel aan. Ik wil ruilen met kleine


295<br />

bloempjes. Ze komen terug thuis. Als straf ga ik die knuffels weggooien." Wie is <strong>de</strong> 'ik'<br />

in <strong>de</strong> laatste zin?<br />

‐ De LK maakt <strong>de</strong> me<strong>de</strong>leerlingen attent op <strong>de</strong> volledigheid van KARENs verhaal: alle<br />

KAREN<br />

elementen zitten erin.<br />

SADDE‐ /<br />

DIN<br />

MERVE /<br />

KEVIN /<br />

Dag 1: Inschatting door <strong>de</strong> LK (5‐punts Likertschaal)<br />

KAREN Plezier: 4 Inspanning: 4 Verwachte kwaliteit van product: 4<br />

MERVE Plezier: 2 Inspanning: 2 Verwachte kwaliteit van product: 2<br />

SADDE‐<br />

DIN<br />

Plezier: 3 Inspanning: 2 Verwachte kwaliteit van product: 1<br />

KEVIN Plezier: 3 Inspanning: 3 Verwachte kwaliteit van product: 3<br />

Dag 1: Schriftelijke bevraging beleving LLn<br />

KAREN vond het een erg leuke schrijfopdracht.<br />

Ze weet niet helemaal zeker of ze het makkelijk of moeilijk vond.<br />

KAREN Ze voelt zich onzeker over het resultaat.<br />

Het be<strong>de</strong>nken van haar verhaal viel haar makkelijk; “ik schreef maar door, kon niet<br />

stoppen”. Soms schreef ze wel enkele letters te veel of te weinig.<br />

MERVE vond het een leuke taak.<br />

Ze weet niet of ze <strong>de</strong> taak makkelijk dan wel moeilijk vond.<br />

MERVE<br />

Haar verhaaltje zelf is volgens haar niet veel waard.<br />

De hoofdletters vond ze dit keer makkelijk, spelling was moeilijker.<br />

SADDEDIN geeft aan dat hij het helemaal geen leuke taak vond.<br />

Hij wet niet of hij <strong>de</strong> schrijfopdracht makkelijk vond.<br />

SADDE‐<br />

Hij weet niet of hij het er goed vanaf gebracht heeft.<br />

DIN<br />

De titel schrijven ging goed; op <strong>de</strong> vraag wat min<strong>de</strong>r goed ging, antwoordt hij: “Biena<br />

naklijk” (bijna makkelijk?).<br />

KEVIN vond het een erg leuke taak.<br />

Hij vond <strong>de</strong> taak niet makkelijk, maar ook niet moeilijk.<br />

KEVIN<br />

Hij <strong>de</strong>nkt een goed verhaal verteld te hebben.<br />

Tij<strong>de</strong>ns het schrijven gingen “<strong>de</strong> zinnen” hem makkelijk af.<br />

Schriftelijke feedback na schooluren<br />

KAREN Prachtig. Goe<strong>de</strong> titel!<br />

De LK heeft een ge<strong>de</strong>elte van MERVEs schrijfproductje tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> les verbeterd (en zéf<br />

telkens <strong>de</strong> correctie aangereikt), <strong>de</strong> rest van het verhaal heeft ze na <strong>de</strong> schooluren<br />

MERVE gecorrigeerd;<br />

Spelling: 13; hoofdletters/leestekens: 1; vervoeging: 1; inhoud:1<br />

“Ze gaan an<strong>de</strong>re bloemen kopen!” “Goed” “Waar is je titel?”<br />

SADDE‐<br />

DIN<br />

De LK heeft een ge<strong>de</strong>elte van het verhaaltje van SADDEDIN tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> les al nagekeken<br />

en enkele fouten aangestipt; Spelling: 10, waarvan ze er 2 zelf niet verbetert;<br />

hoofdletters/leestekens: 1; vervoeging: 1.<br />

Na <strong>de</strong> schooluren <strong>de</strong> LK zijn werkje ver<strong>de</strong>r te verbeteren: “Heel slordig geschreven!! Dit<br />

verbeter ik niet! Schrijf opnieuw!!”


296<br />

KEVIN<br />

Spelling: 12; hoofdletters/leestekens: 2 ; vervoegingen: 1<br />

Goed verteld! Goe<strong>de</strong> titel!<br />

Dag 2: klassikale bespreking van individuele schrijfproductjes<br />

KL. ‐ De LK geeft <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren beurtelings feedback over hun verhaaltje. Ze evalueert; ze<br />

geeft positieve feedback, maar vermeldt ook waar het fout liep: inhoud: 9; spelling: 3;<br />

hoofdletters/leestekens: 3: lay‐out en schrift: 4; titel: 8; directe re<strong>de</strong>: 1; zinsbouw komt<br />

niet aan bod.<br />

‐ De LK formuleert zelf niet‐ingebed<strong>de</strong> directe re<strong>de</strong>(bv. 'Oh neen, mijn kin<strong>de</strong>ren met<br />

die knuffels') halfslachtig ingebed<strong>de</strong> directe re<strong>de</strong> (bv. 'Want ze wist dat niet he, dus ze<br />

zou kunnen vragen aan <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren: wat is er eigenlijk gebeurd?')<br />

‐ Het probleem van directe re<strong>de</strong> komt rechtstreeks aan bod wanneer <strong>de</strong> LK K.'s tekst<br />

bespreekt.: "Kanita, bij u was het kort en bondig. Maar soms té bondig. Da wilt zeggen,<br />

‘k ga es efkes <strong>voor</strong>lezen wa jij geschreven hebt, [richt zich tot klas] en jullie gaan<br />

zeggen, <strong>de</strong> dingen die ontbreken. 'Daag Mama zeggen Amber en Fabian! Yes mama is<br />

weg!!!' Eh, da was eigenlijk heel goed hé. (LK leest ver<strong>de</strong>r) 'Knuffelgevecht. Ting ting<br />

oei <strong>de</strong> vaas is gevallen!!! Ze gaan naar <strong>de</strong> bloemenwinkel! Ze zetten <strong>de</strong> vaas neer en<br />

Mama komt binnen! He? He? Ruilen A.U.B.!? Oke! Kleine vaas kleine bloemen!'<br />

De LLn reageren verwon<strong>de</strong>rd. De LK pikt erop in: "Ik weet wel wa zij bedoelt, maar<br />

vond je ’t volledig?", waarop LLn in koor 'nee' roepen.<br />

LK richt zich weer tot K. " Dus ik weet wel bij<strong>voor</strong>beeld bij dit hier [imiterend] Huuuh?<br />

Die doe zo: huuuh? Maar je moet er ook nog iets bijzeggen hé. Hé dus ik versta da wel<br />

dat die mama zegt huh, waar is mijn grote vaas, waar moet ik nu mijn grote bloemen<br />

d’r insteken. Maar je moet dat ook vertellen, mama kijkt naar haar vaas, ze is boos,<br />

want was is nu gebeurd. Da moet je er allemaal bijschrijven. Dus bij u was het eigenlijk<br />

een beetje te kort; er ontbreken volledige zinnen. Maar hetgeen ge geschreven hebt,<br />

was goe."<br />

‐ KAREN beantwoordt <strong>de</strong> vraag "Wat zou je kunnen vertellen over het eerste prentje?"<br />

met een stukje niet‐ingebed<strong>de</strong> directe re<strong>de</strong> ('Daag mama'). De LK parafraseert dit<br />

antwoord, zon<strong>de</strong>r dui<strong>de</strong>lijk te maken dat het vorige eigenlijk niet voldoet (<strong>de</strong> LK vroeg<br />

KAREN vertellen), en parafraseert zelf: "Ja, dus <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren zeggen goeiendag". I<strong>de</strong>m bij<br />

an<strong>de</strong>re LL.<br />

‐ Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> klassikale feedback per kind herhaalt <strong>de</strong> LK nog eens kort dat ze KARENs<br />

verhaal prachtig vond.<br />

SADDE‐<br />

DIN<br />

MER‐<br />

VE<br />

KEVIN<br />

‐ Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> klassikale feedback per kind meldt <strong>de</strong> LK aan SADDEDIN dat ze zijn werkje<br />

niet verbeterd heeft omdat het onleesbaar was. Ze geeft hem <strong>de</strong> opdracht zijn tekst<br />

(netjes) over te schrijven.<br />

‐ Aan het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> les maakt <strong>de</strong> LK dui<strong>de</strong>lijk dat SADDEDINs verhaaltje nog ver<strong>de</strong>r<br />

moet overschrijven.<br />

‐ Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> klassikale feedback per kind geeft <strong>de</strong> LK (op humoristische wijze) aan dat<br />

ze in eerste instantie dacht dat MERVE vergeten was haar naam op haar werkje te<br />

zetten.<br />

‐ Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> klassikale feedback per kind geeft <strong>de</strong> LK KEVIN positieve feedback; hij heeft<br />

goed verteld en ook zijn titel was goed.<br />

‐ De LK laat KEVIN <strong>voor</strong>lezen. Afsluitend herhaalt ze bevestigend het ein<strong>de</strong> van KEVINs<br />

verhaaltje nog eens (“Ja, eigen schuld, dikke bult, ja”) en geeft ze hem nog kort<br />

positieve feedback.


297<br />

Dag 2: Schriftelijke bevraging beleving LLn<br />

KAREN<br />

Bij een volgen<strong>de</strong> schrijfopdracht wil ze proberen een verhaal te schrijven dat toffer,<br />

beter en mooier is dan het verhaaltje dat ze <strong>de</strong>ze keer geschreven heeft.<br />

MER‐<br />

VE<br />

Volgen<strong>de</strong> keer gaat MERVE proberen netjes te schrijven.<br />

SADDE‐ Bij een volgen<strong>de</strong> opdracht gaat hij proberen mooi, leesbaar en zon<strong>de</strong>r fouten te<br />

DIN schrijven.<br />

KEVIN<br />

De volgen<strong>de</strong> keer wil hij proberen het even goed te doen als <strong>de</strong>ze keer en er een goed<br />

verhaal van te maken en geen fouten te schrijven.<br />

Dag 2: Interview beleving LK<br />

‐ De LK formuleert <strong>de</strong> doelen: creativiteit, correcte prentinterpretatie, inhou<strong>de</strong>lijke volledigheid.<br />

‐ Bij het nalezen let <strong>de</strong> LK op interpunctie en hoofdletters, en op inhou<strong>de</strong>lijke volledigheid.<br />

‐ Min<strong>de</strong>r goe<strong>de</strong> presteer<strong>de</strong>rs zijn LLn die inhou<strong>de</strong>lijk onvolledig waren, of die een tekst had<strong>de</strong>n<br />

die ondui<strong>de</strong>lijk was door al <strong>de</strong> fouten en/of door incorrecte zinsbouw.<br />

‐ De LK vertelt dat ze <strong>de</strong> ‘beste’ verhaaltjes laat <strong>voor</strong>lezen. Ze hoopt dat <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re LLn zo ook<br />

eens horen hoe vlot die zijn en hoe creatief (ze verhalen niet enkel wat expliciet weergegeven is<br />

in <strong>de</strong> prentenreeks, maar voegen daar zelf nog iets aan toe). De LK laat vallen dat ze niet <strong>de</strong>nkt<br />

dat <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re LLn dat kunnen evenaren.<br />

‐ De LK heeft er<strong>voor</strong> gekozen <strong>de</strong> prentenreeks niet eerst klassikaal door te nemen na een<br />

gesprek met juffrouw Annemie (collega van LJ4). Had ze <strong>de</strong> prenten wel klassikaal besproken,<br />

dan waren er volgens haar misschien min<strong>de</strong>r fouten gemaakt tegen <strong>de</strong> inhoud, maar an<strong>de</strong>rzijds<br />

is het ook <strong>de</strong> bedoeling dat <strong>de</strong> LLn inzicht krijgen in <strong>de</strong> prentenreeks. De metho<strong>de</strong> die zij in <strong>de</strong>ze<br />

sessie toegepast heeft is wat moeilijker, maar “het moet allemaal ni zo gemakkelijk gemaakt<br />

wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren.”<br />

KAREN ‐ De LK noemt KAREN als één van <strong>de</strong> LLn die boven het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> scoren.<br />

SADDE‐<br />

DIN<br />

MERVE<br />

KEVIN<br />

‐ De LK noemt SADDEDIN als een slordige LL. Ze stelt vast dat het over‐schrijven bij<br />

hem niet helpt: zijn twee<strong>de</strong> versie was nog steeds slordig.<br />

‐ Met <strong>de</strong> spreekvaardigheid van MERVE zit het volgens <strong>de</strong> LK wel snor en haar<br />

schrijfopdracht was in se ook goed, maar qua spelling is MERVE zwak. Ze krijgt extra<br />

begeleiding bij spelling (en huistaken) in Tjiftjaf.<br />

‐ De LK heeft KEVIN geen plaats in het groepje sterkste presteer<strong>de</strong>rs, maar vindt toch<br />

dat zijn werkje eigenlijk ook goed was.


298<br />

KAREN: FB LK<br />

De Vaas<br />

Daag mama! z Zeggen Ward en Amelore.<br />

Mama gaat even naar <strong>de</strong> winkel. Maar als<br />

<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren alleen thuis zijn, beginnen<br />

ze te vechten. Maar niet met boksen<br />

of zo! Maar met hun knuffels. Dat vin<strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong> knuffels niet leuk. Maar <strong>de</strong> knuffel<br />

van Amelore komt tegen <strong>de</strong> vaas. O, nee!<br />

Ze gaan vlug naar <strong>de</strong> winkel, en vragen<br />

aan <strong>de</strong> winkelier: Onze vaas is kapot hebt<br />

u een an<strong>de</strong>re? Ja zeker! zegt <strong>de</strong> winkelier<br />

is <strong>de</strong>ze goed? Ja ja. Ze gaan vlug terug<br />

naar huis. Mama komt tui thuis en<br />

wilt grote bloemen in <strong>de</strong> vaas<br />

zetten. Maar? kin<strong>de</strong>ren! Ze moeten<br />

van mama terug naar <strong>de</strong> winkel<br />

V <strong>voor</strong> kleinere bloemen, en dat doen<br />

ze. ze s Ze staan nu in <strong>de</strong> vaas<br />

<strong>de</strong> kleine bloemen. En nu o mogen<br />

ze ze niet met hun knuffels spelen.<br />

ein<strong>de</strong>!!!<br />

KAREN NET<br />

De Vaas<br />

Daag mama! z Zeggen Ward en Amelore.<br />

Mama gaat even naar <strong>de</strong> winkel. Maar als<br />

<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren alleen thuis zijn, beginnen<br />

ze te vechten. Maar niet met boksen<br />

of zo! Maar met hun knuffels. Dat vin<strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong> knuffels niet leuk. Maar <strong>de</strong> knuffel<br />

van Amelore komt tegen <strong>de</strong> vaas. O, nee!<br />

Ze gaan vlug naar <strong>de</strong> winkel, en vragen<br />

aan <strong>de</strong> winkelier: Onze vaas is kapot hebt<br />

u een an<strong>de</strong>re? Ja zeker! zegt <strong>de</strong> winkelier<br />

is <strong>de</strong>ze goed? Ja ja. Ze gaan vlug terug<br />

naar huis. Mama komt tui thuis en<br />

wilt grote bloemen in <strong>de</strong> vaas<br />

zetten. Maar? kin<strong>de</strong>ren! Ze moeten<br />

van mama terug naar <strong>de</strong> winkel<br />

V <strong>voor</strong> kleinere bloemen, en dat doen<br />

ze. ze s Ze staan nu in <strong>de</strong> vaas<br />

<strong>de</strong> kleine bloemen. En nu o mogen<br />

ze ze niet met hun knuffels spelen.<br />

ein<strong>de</strong>!!!<br />

Prachtig Goe<strong>de</strong> titel!<br />

MERVE : FB LK<br />

Eer was ééns een mama En twee kinintdjes en die heten Jan en Doenja.<br />

Flink zijn alls ik naar <strong>de</strong> wingkel gaa daag.<br />

Het kussengevecht kan beginnen.Til? <strong>de</strong> duuren vaas is kapot.<br />

Snel naar <strong>de</strong> winkel. Meeneer Jans mag ik die vaas<br />

! Ja dat is dan € 10 daag. Ffff met op tijtd <strong>de</strong> nieuwe vaas!<br />

Mama is thuis he had ik geen grote vaas?<br />

Julie hebben togch niet het zotke uitgeghangen d<br />

toen ik weg was! Ja julie moeten neiuwen vas<br />

koopen. (s) Jan en (D)Doenja hatd<strong>de</strong>n hun lesje<br />

geleert. Maar alls kwam tenslot kwam alls weergoed.<br />

Ze gaan an<strong>de</strong>re bloemen kopen!<br />

(ie<strong>de</strong>) IEDE GoedWaar is je titel?<br />

MERVE NET<br />

er was ééns een mama En twee kinintjes en die heten Jan en Doenja.<br />

Flink zijn alls ik naar <strong>de</strong> wingkel gaa daag.<br />

kussengevecht kan beginen.Til, <strong>de</strong> duuren vaas is kapot.<br />

Snel naar <strong>de</strong> winkel. Meeneer Jans mag ik die vaas<br />

! Ja dat is dan € 10 daag. Ffff met op tijt <strong>de</strong> nieuwe vas!<br />

Mama is tuis he had ik geen grot vaas?<br />

Julie heben tog niet het zotke uit gangen d<br />

toen ik weg was! Ja julie moeten neiuwen vas<br />

koopen. (s) Jan en (D)Doenja haten hun lesje<br />

geleert. Maar alls kwam tenslot kwam alls wergoed.<br />

(ie<strong>de</strong>) IEDE


299<br />

SADDEDIN: FB LK<br />

De kapote vaas<br />

Jan en Mieke blijven alleen thuis.<br />

Mama gaat maar <strong>de</strong> bloelsemen‐<br />

v winkel. Jan zegt gaan wve kussen‐<br />

gevegcht spelen Mieke zegt ja.<br />

Iik gan wvinen zegt Jan nee ik<br />

gaa wvingen. Mieke gt gaat<br />

gooit <strong>de</strong> koneien an Jan en<br />

plotseling gaat <strong>de</strong> vas<br />

kapot. Jan zegt wat heb<br />

je gedaan <strong>de</strong> vas is kapot<br />

ze gaan naar <strong>de</strong> vasen<br />

vinkel. Mieke heft en<br />

kliene vaas gekogt.<br />

mama komt thuis ze heeft<br />

en boelsmen gekogt.<br />

mama is boos dat <strong>de</strong><br />

vaas kapot is. ze gaan<br />

terug naar <strong>de</strong> vasen<br />

vinket <strong>de</strong> man zegt het spiet<br />

me. ik kan niet viselen<br />

Jan zegt a.u.b. ok<br />

Ik visen en ze gaan<br />

terug naar huis.<br />

SADDEDIN: NET<br />

De kapote vaas<br />

Jan en Mieke blijven alen thuis.<br />

Mama gat maar <strong>de</strong> boelsemen‐<br />

vinkel. Jan zegt gaan ve kussen‐<br />

gevegt spelen Mieke zegt ja.<br />

ik gan vinen zegt Jan nee ik<br />

gaa vingen Mieke gt gaat<br />

gooit <strong>de</strong> koneien an Jan en<br />

plotseling gaat <strong>de</strong> vas<br />

kapot. Jan zegt wat heb<br />

je gedaan <strong>de</strong> vas is kapot<br />

ze gaan naar <strong>de</strong> vasen<br />

vinkel. Mieke heft en<br />

kliene vaas gekogt.<br />

mama komt thuis ze heeft<br />

en boelsmen gekogt.<br />

mama is boos dat <strong>de</strong><br />

vaas kapot is. ze gaan<br />

terug naar <strong>de</strong> vasen<br />

vinket <strong>de</strong> man zegt het spiet<br />

me. ik kan niet viselen<br />

Jan zegt a.u.b. ok<br />

Ik visen en ze gaan<br />

terug naar huis.<br />

Ein<strong>de</strong> van<br />

het<br />

verhaal<br />

Heel slordig geschreven!!<br />

Dit verbeter ik niet! Schrijf opnieuw!!<br />

Ein<strong>de</strong> van<br />

het<br />

verhal


300<br />

KEVIN: FB LK<br />

De kapote vaas<br />

KEVIN:NET<br />

De kapoten vaas<br />

Dag kin<strong>de</strong>ren ik ga winkelen, zegt ma(a)ma.<br />

Wat g(oo) aan we doen, vraagt Sanne.<br />

Ik weet het, we gaan (ee) een poppenege(e)vecht hauwou<strong>de</strong>n, zegt Hanne.<br />

Ja, roep Sanne. (d) Drie twee één start, (z) roepen ze.<br />

Pank, (XXX) <strong>de</strong> vaas valt op <strong>de</strong> grond.<br />

Oeps, zegt Sanne, (v) wat gaan we(n) nu doen doen, zegt Hanne.<br />

Ik weet het we gaan een nieuwe vaas kopen, zegt Sanne.<br />

Ja, roept Hanne. Ik neem ons spaarvarken, zegt Hanne.<br />

(W) (Wine) Mogen wij die vaas kopen, ja, zegt <strong>de</strong> man aan <strong>de</strong> kasa.<br />

Mama komt naar huis. dDag kin<strong>de</strong>ren ik hepb een bos bloemen bij.<br />

(he ik) He ik hatd togch een grootere vaas wat hebben jullie(s) gedaan,<br />

vraagt mama, we gaan wel een (een) kleinere bloem reeuilen<br />

met een kleinere bloem, zegt Sanne.<br />

Als ze thuis komen zet Mama (een) <strong>de</strong> poppen in een zak<br />

(w) euge sult dikken bult<br />

eigen schuld<br />

Dag kin<strong>de</strong>ren ik ga winkelen, zeg ma(a)ma.<br />

Wat g(oo) aan we doen, vaagt Sanne.<br />

Ik weet het we gaan (ee) een popenege(e)vecht hauwen, zegt Hanne.<br />

Ja, roep Sanne. (d) Drie twee één start, (z) roepen ze.<br />

Pank, (XXX) <strong>de</strong> vaas valt op <strong>de</strong> grond.<br />

Oeps, zegt Sanne, (v) wat gaan we(n) nu doen doen, zegt Hanne.<br />

Ik weet het we gaan een niewe vaas kopen, zegt Sanne.<br />

Ja, roept Hanne. Ik neem ons spaarvarken, zegt Hanne.<br />

(W) (Wine) Mogen wij die vaas kopen, ja, zegt <strong>de</strong> man aan <strong>de</strong> kasa.<br />

Mama komt naar huis, dag kin<strong>de</strong>ren ik hep een bos bloemen bij.<br />

(he ik) He ik hat tog een grootere vaas wat hebben jullie(s) gedaan,<br />

vraagt mama, we gaan wel een (een) kleinere bloem reelen<br />

met een kleinere bloem, zegt Sanne.<br />

Als ze tuis komen zet Mama (een) <strong>de</strong> poppen in een zak<br />

(w) euge sult dikken bult<br />

Goed verteld!<br />

Goe<strong>de</strong> titel!


301<br />

KLAS 1, BS3<br />

Dag 1, dgdl, les: Ne<strong>de</strong>rlands: schrijven verhaal<br />

Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 1: Klassikale introductie [24'20"]<br />

a) fietservaringen van leerlingen [02'30"]<br />

b) een lekke band herstellen [08'45"]<br />

c) vastzetten woor<strong>de</strong>nschat [03'30"]<br />

d) verhaal 'Een lekke fietsband' [05'50"]<br />

e) aandachtspunten bij het schrijven [03'45"]<br />

Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 2: Individueel schrijven + begeleiding LK [35'40" + 30'00"]<br />

Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 3: Klassikale afronding [09'50"]<br />

Dag 2, dgdl, les: Ne<strong>de</strong>rlands: schrijven verhaal<br />

Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 1: Klassikale feedback [19'00"]<br />

Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 2: Individueel verbeteren + begeleiding door LK [09'40"]<br />

Dag 1: Klassikale introductie<br />

KL. ‐ Na uitvoerige aandacht <strong>voor</strong> het herstellen van een lekke band (woor<strong>de</strong>nschatles) kondigt<br />

<strong>de</strong> LK aan "we gaan weer een verhaal moeten schrijven".<br />

‐ De LK overloopt <strong>de</strong> prenten samen met <strong>de</strong> LLn. Het verhaal wordt volledig in <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

persoon verteld. Geen enkele maal wordt iets in <strong>de</strong> 'directe re<strong>de</strong>' verwoord. Er wordt ook<br />

nergens verwezen naar wat een van <strong>de</strong> hoofdpersonages zou zeggen of vragen.<br />

‐ De LK vraagt <strong>de</strong> aandachtspunten op te sommen: hoofdletters en punten, spelling, korte<br />

zinnen, afwisseling bij het begin van <strong>de</strong> zin, titel. De LK voegt er nog aan toe dat LLn hun<br />

tekst moeten herlezen.<br />

KAREN is betrokken en komt enkele malen aan bod.<br />

KAREN<br />

SADDE‐<br />

DIN<br />

‐ SADDEDIN is zeer betrokken tij<strong>de</strong>ns dit on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el: hij wil steeds vertellen.<br />

‐ Hij voegt op eigen initiatief relevante informatie toe over han<strong>de</strong>lingen m.b.t. binnenband.<br />

LK gaat er niet op in<br />

‐ Hij brengt eigen verhaal in (niet helemaal aansluitend); LK gaat er niet op in. SADDEDIN<br />

herhaalt inbreng. LK reageert i<strong>de</strong>ntiek<br />

‐ Hij voegt op eigen initiatief relevante informatie toe over han<strong>de</strong>lingen m.b.t. binnenband<br />

(plakband). LK gaat er niet op in<br />

‐ Hij voegt op eigen initiatief relevante informatie toe over han<strong>de</strong>lingen m.b.t. binnenband<br />

(schuurpapier). LK gaat er niet op in<br />

‐ Hij voegt op eigen initiatief relevante informatie toe over han<strong>de</strong>lingen m.b.t. binnenband<br />

(waarom schuren). LK gaat er niet op in<br />

‐ Hij voegt op eigen initiatief relevante informatie toe over han<strong>de</strong>lingen m.b.t. binnenband.<br />

LK herhaalt zijn inbreng bevestigend.<br />

‐ Naar aanleiding van een vraag van <strong>de</strong> LK biedt SADDEDIN op eigen initiatief relevante<br />

informatie aan m.b.t. lezen van stripreeks. LK bevestigt + waar<strong>de</strong>ert ("Heel goed")<br />

‐ Naar aanleiding van een vraag van <strong>de</strong> LK, biedt SADDEDIN ‐ nadat hij aangeduid werd door<br />

LK ‐ op eigen initiatief relevante informatie aan m.b.t. lezen van stripreeks. LK laat<br />

SADDEDIN antwoor<strong>de</strong>n, maar plaatst haar eigen antwoord daar gewoon achter. Dat eigen<br />

antwoord sluit niet aan bij het antwoord van SADDEDIN<br />

KEVIN ‐ KEVIN is betrokken en komt enkele malen aan bod.


302<br />

MER‐<br />

VE<br />

‐ MERVE heeft een spontane inbreng wanneer er op <strong>de</strong> band lijm gesmeerd wordt: ze<br />

verwijst naar han<strong>de</strong>lingen die ze haar papa heeft zien doen. MERVE voegt er nog<br />

bijkomen<strong>de</strong> han<strong>de</strong>ling aan toe, waarop LK niet ingaat.<br />

‐ MERVE heeft spontane inbreng bij lezen van prenten. LK accepteert die inbreng, die<br />

eigenlijk wijst op verkeerd begrip: "ze haalt het ventieltje erbij en draait aan het ventiel."<br />

‐ MERVE vervolgt inbreng. Ze formuleert onnauwkeurig "En ze gaat haar pomp erin<br />

stoppen". LK wijst inbreng af, maar gaat er niet ver<strong>de</strong>r op in.<br />

Dag 1: Individueel begeleid schrijven<br />

KL. ‐ De LLn schrijven ditmaal twee versies: een kladversie, en een netversie in PO‐kleedje.<br />

Tussenin is er geen systematische feedback georganiseerd.<br />

‐ LK laat LLn zelfstandig werken. Enkel op hun initiatief biedt ze hulp.<br />

‐ Als een LL klaar is, raadt LK aan dat LL het eigen werkje naleest, en met groen corrigeert.<br />

Ze concretiseert per kind: hoofdletters, punten, spelling, korte zinnen, en verwijst daarbij<br />

naar aandachtspunten op het bord.<br />

‐ Wanneer KAREN een netblad komt halen, vraagt <strong>de</strong> LK of ze <strong>de</strong> kladversie nagekeken<br />

heeft; 'Eerst nakijken, he'.<br />

KAREN<br />

‐ Wanneer KAREN netversie in PO‐kleedje afgeeft, reageert LK met "prachtig", en vraagt ze<br />

of naam vermeld werd. KAREN reageert bevestigend.<br />

MER‐<br />

VE<br />

SADDE‐<br />

DIN<br />

KEVIN<br />

‐ LK spoort MERVE aan om ver<strong>de</strong>r te werken. Ze merkt tevens op dat MERVE eerst met<br />

plastische verwerking bezig is geweest, terwijl ze eerst had moeten overschrijven. Ze maakt<br />

MERVE op die afspraak attent.<br />

‐ MERVE vraagt naar spelling van 'ein<strong>de</strong>', 'nog niet' en 'gereedschap'. LK biedt antwoord.<br />

‐ Opnieuw spoort <strong>de</strong> LK MERVE aan om ver<strong>de</strong>r te werken "Ge zit meer rond te kijken dan<br />

wat an<strong>de</strong>rs". Even later maakt LK dui<strong>de</strong>lijk dat MERVE <strong>de</strong> groep ophoudt: "als jij klaar bent<br />

dan kunnen we ein<strong>de</strong>lijk ..."<br />

Na pauze<br />

‐ De LK spoort MERVE, samen met KEVIN, aan tot doorwerken.<br />

‐ SADDEDIN vraagt of personages 'naam' mogen krijgen. LK laat hem <strong>de</strong> keuze.<br />

‐ SADDEDIN meldt dat hij klaar is met <strong>de</strong> kladversie. LK checkt non‐verbaal of hij nagelezen<br />

heeft. SADDEDIN bevestigt.<br />

‐ SADDEDIN vertelt spontaan dat hij zich aan <strong>de</strong> regel gehou<strong>de</strong>n heeft die LK formuleert<br />

<strong>voor</strong> klasgenoot. LK verstaat hem verkeerd, en zegt dat hij <strong>de</strong> regel vanaf nu moet<br />

respecteren.<br />

‐ SADDEDIN vraagt of zijn tekst leesbaar is. LK repliceert dat ze dat vanavond zal bekijken,<br />

maar geeft <strong>voor</strong>lopige bevestiging.<br />

‐ De LK leest op eigen initiatief mee met SADDEDIN Ze herinnert hem eraan afwisseling in<br />

te lassen aan het begin van zijn zinnen "Nie altijd met hetzelf<strong>de</strong> woordje beginnen, he".<br />

‐ SADDEDIN vraagt naar het correcte lidwoord bij “meisje”, <strong>de</strong> LK antwoordt.<br />

Na pauze<br />

‐ SADDEDIN geeft kladversie af en vraagt of het <strong>voor</strong> het rapport is. LK reageert niet.<br />

‐ KEVIN vraagt bevestiging over gebruik hoofdletters/leestekens. LK antwoordt, maar maant<br />

aan het stil te maken<br />

Na pauze<br />

‐ De LK merkt op dat KEVIN nog niet begonnen is met overschrijven, en spoort hem ‐ samen<br />

met MERVE ‐ aan tot doorwerken.


303<br />

Dag 1: Klassikale afronding<br />

KL. ‐ Heel wat LLn willen hun werkje graag <strong>voor</strong>lezen, maar LK beslist 'autonoom': O., T., N., N.,<br />

O., B., E. LK voegt er evaluatie aan toe (bv. 'dan, dan, dan').<br />

‐ Ook N.'s verhaal wordt <strong>voor</strong>gelezen.<br />

Natalie en haar fiets. Op een dag was Natalie aan het fietsen. Ze dacht o nee mijn Band is<br />

plat! Hoe gaa ik nu fietsen! Dan gaa ik dat maar oplossen. Hee Papa ik moet naar mijn fiets<br />

een oplossing geven. Ik zet <strong>de</strong> ventiel af en mijn Papa doet <strong>de</strong> band open en zet een nieuwe<br />

binneband. dan doet hij <strong>de</strong> binnenband in het schuurpapier op het plakkertje met lijm Dan<br />

doet zij <strong>de</strong> Band toe met <strong>de</strong> Bandlepeltje. Dan pomt hij <strong>de</strong> fiets. Dan is dat pas klaar en dan<br />

gaat Natalie weg.<br />

De LK reageert: "Ik vond het eigenlijk heel goe zoals ze dat zegt. [Imiteert intonatie] "Op een<br />

dag was Natalie aan het fietsen. Ze dacht o nee mijn Band is plat. Hoe gaa ik nu fietsen?" Ze<br />

maakt er een echt verhaaltje van hè da je op verschillen<strong>de</strong> tonen kunt doen. Das goe."<br />

‐ Nadien leest E. haar verhaal. Het bevat enkel verteltekst, tot <strong>de</strong> laatste zin: "Jongens gaan<br />

we spelen". Leerkracht gaat niet in op <strong>de</strong> plotse veran<strong>de</strong>ring van vertelstandpunt, noch op<br />

mogelijke oplossingen <strong>voor</strong> dat 'euvel'.<br />

KAREN /<br />

MERVE ‐ Heel wat LLn willen hun werkje graag <strong>voor</strong>lezen, maar LK beslist zegt dat MERVE nog<br />

ver<strong>de</strong>r moet schrijven.<br />

SADDE‐ ‐ SADDEDIN wil heel graag <strong>voor</strong>lezen (vinger), maar krijgt geen beurt.<br />

DIN<br />

KEVIN ‐ KEVIN moet nog even ver<strong>de</strong>rschrijven.<br />

Dag 1: Inschatting door <strong>de</strong> LK (5‐punts Likertschaal)<br />

KAREN Plezier: 4 Inspanning: 4 Verwachte kwaliteit van product: 4<br />

MERVE Plezier: 3 Inspanning: 3 Verwachte kwaliteit van product: 3<br />

SADDE‐<br />

DIN<br />

Plezier: 3 Inspanning: 3 Verwachte kwaliteit van product: 2<br />

KEVIN Plezier: 3 Inspanning: 3 Verwachte kwaliteit van product: 3<br />

Dag 1: Schriftelijke bevraging beleving LLn<br />

KAREN noteert dat ze het niet weet of ze het leuk vond om een verhaal te schrijven.<br />

Ook over <strong>de</strong> kwaliteit van haar verhaal twijfelt ze.<br />

KAREN Ze vond het een moeilijke taak.<br />

Terwijl ze schreef, lette ze <strong>voor</strong>al op hoofdletters/leestekens. Ze voegt toe "en natuurlijk<br />

goed schrijven", wat kan slaan op handschrift, inhoud of vorm.<br />

MERVE vond het helemaal niet leuk om een verhaal te schrijven.<br />

Ze vond het wel makkelijk.<br />

MERVE<br />

Ze weet niet zeker of het wel een goed verhaal is gewor<strong>de</strong>n.<br />

Ze geeft aan dat ze op "alls" let wanneer ze schrijft, en voegt er leestekens aan toe.<br />

SADDEDIN vond het heel erg leuk om een verhaal te schrijven.<br />

SADDE‐ Hij vond het ook makkelijk.<br />

DIN Hij <strong>de</strong>nkt dat hij een goed verhaal geschreven heeft.<br />

Hij <strong>de</strong>elt mee dat hij gelet heeft op hoofdletters/leestekens en op niet te lange zinnen.<br />

KEVIN vond het heel erg leuk om te schrijven.<br />

Hij vond het ook een makkelijke klus.<br />

KEVIN<br />

Hij <strong>de</strong>nkt dat hij het er goed vanaf gebracht heeft.<br />

Als hij schrijft zegt hij te letten op 'een mooi verhaal schrijven' en 'een lang verhaal'.


304<br />

Schriftelijke feedback na schooluren<br />

KAREN Spelling: 6. Prachtig geschreven. 10/10<br />

MERVE Spelling: 5; vervoeging: 1 Zgoed. 9/10<br />

SADDE‐<br />

DIN<br />

Spelling: 5; woordkeuze: 2 Slot? Afwisseling in het begin van <strong>de</strong> zin? Goed. 7/10<br />

KEVIN Spelling: 18; dioom: 1 Slot? Goed. 7/10<br />

Dag 2: Klassikale introductie<br />

KL. ‐ LK vertelt aan <strong>de</strong> klas dat er hele goeie verhaaltjes bij waren. Ze vermeldt echter ook dat<br />

het <strong>voor</strong> sommige LLn nog moeilijk is om "goei zinnekes" te maken.<br />

‐ LK geeft aan dat ze punten gegeven heeft, niet op spelling, maar wel op <strong>de</strong> "zinnekes" en<br />

op "hoofdletters" en (ver<strong>de</strong>rop) met <strong>de</strong> volledigheid van <strong>de</strong> inhoud.<br />

‐ LK overloopt alle LLn: cijfers + verbale evaluatie + aandachtspunten.<br />

LK maakt <strong>de</strong> klas daarbij geregeld attent op het belang van volledigheid: over elk prentje<br />

iets zeggen, bv. beginprent en het slot (laatste prentje). Sommige LLn spoort ze aan om<br />

meer hulp te komen vragen tussendoor.<br />

‐ Enkele LLn mogen hun tekst <strong>voor</strong>lezen.<br />

‐ N.a.v. het slot van E.'s tekst zegt <strong>de</strong> LK: " 'Dan pompt <strong>de</strong> papa van Lies <strong>de</strong> band op.<br />

Jongens we gaan spelen.' Nee dan zegt ge “ze pakt terug hare fiets en ze rijdt naar haar<br />

vrien<strong>de</strong>n.” En dan kun je zeggen: [op een enthousiaste toon] “Kom jongens we gaan<br />

spelen!” Dus proberen aan da slot iets te doen. An<strong>de</strong>rs had je ook tien gekregen. 8 op 10"<br />

KAREN ‐ KAREN mag haar 'prachtig' verhaaltje <strong>voor</strong>lezen. Er wordt spontaan geapplaudiseerd.<br />

‐ LK geeft MERVE 9/10 en zegt "heel goed". LK wijst op feit dat MERVE het moeilijke woord<br />

'gereedschap' gebruikt heeft. LK leest werkje halvelings <strong>voor</strong>. LK sluit af 'Ik vond dat heel<br />

goed van u".<br />

MERVE<br />

‐ De LK wijst er klassikaal nog op dat een ventiel niet van <strong>de</strong> band gehaald kan wor<strong>de</strong>n (zoals<br />

o.a. MERVE in haar verhaaltje geschreven had), MERVE probeert uit te leggen “maar ik wist<br />

nie zo goe”. De LK gaat niet in op haar inbreng.<br />

SADDE‐<br />

DIN<br />

KEVIN<br />

‐ LK zegt tegen SADDEDIN: "Ik vond ‘t eigenlijk nie slecht <strong>voor</strong> u." Dan bespreekt ze enkele<br />

fouten: ze leest O's versie (waarop LLn moeten lachten), en zegt dan wat er verkeerd is<br />

(woordkeuze: het meisje zijn boek; <strong>de</strong> meisje); ze geeft ook <strong>de</strong> tip om niet altijd met<br />

hetzelf<strong>de</strong> woord te beginnen. Die tip schrijft ze on<strong>de</strong>raan <strong>de</strong> tekst bij. Ten slotte voegt ze<br />

toe "Maar ik vind da jij toch uw best hebt gedaan." LK voegt dat schriftelijk toe aan het<br />

werkje.<br />

‐ LK geeft KL. aan dat KEVIN het slot vergeten had. KEVIN probeert te argumenteren dat dat<br />

uit <strong>de</strong> tekst moet blijken, gezien beginzin, maar LK walst over G's argumentatie heen.<br />

‐ LK gaat in op <strong>de</strong> vormelijk incorrecte uitdrukking 'papa is gekomen als geroept'. Ze<br />

bevestigt <strong>de</strong> vondst: 'het is een heel goei gezeg<strong>de</strong>' en verbetert <strong>de</strong> foutjes dan.<br />

Dag 2: Individueel begeleid corrigeren<br />

KL. ‐ LLn verbeteren slecht gespel<strong>de</strong> geïsoleer<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n. On<strong>de</strong>rtussen geeft <strong>de</strong> LK nog<br />

bijkomen<strong>de</strong> uitleg aan enkele LLn.<br />

‐ LK komt individuele correctie van KAREN nakijken, en zegt tegen KAREN dat ze een (goed)<br />

KAREN<br />

punt verdient<br />

‐ LK maant MERVE aan om correctie af te geven. LK controleert nog even of correctie goed<br />

MERVE<br />

gebeurd is, en bevestigt MERVE<br />

SADDE‐<br />

DIN<br />

‐ LK veran<strong>de</strong>rt cijfer van SADDEDIN van 7 in 6, en beargumenteert dat dit komt door "die<br />

afwisseling van zinnekes". Ze spoort SADDEDIN aan om daaraan te <strong>de</strong>nken.<br />

KEVIN ‐ KEVIN vraagt uitleg over een aangestipt probleem ('als' vs 'alles'). LK legt verschil uit aan<br />

<strong>de</strong> hand van twee korte <strong>voor</strong>beeldzinnen.


305<br />

Dag 2: Schriftelijke bevraging beleving LLn<br />

Volgen<strong>de</strong> keer wil KAREN proberen (1) "om goed te schrijven! een goed verhaal dus!"; (2)<br />

KAREN om op hoofdletters te letten; (3) om <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n perfect foutloos te schrijven, en (4) om<br />

op leestekens te letten.<br />

MERVE Volgen<strong>de</strong> keer wil MERVE proberen om "als te doen".<br />

SADDE‐ Volgen<strong>de</strong> keer wil SADDEDIN proberen om zon<strong>de</strong>r fouten te schrijven, mooi te schrijven,<br />

DIN op <strong>de</strong> hoofdletters en punten te letten, en niet te lange zinnen te maken.<br />

KEVIN<br />

Volgen<strong>de</strong> keer wil KEVIN proberen om een goed verhaal te maken en geen fouten te<br />

schrijven.<br />

Dag 2: Interview beleving LK<br />

‐ Tot <strong>de</strong> doelen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> schrijfactiviteit behoort ook letten op zinsbouw, m.i.v. hoofdletters en<br />

afwisseling in <strong>de</strong> zinnen. Bij <strong>de</strong> schriftelijke FB zegt <strong>de</strong> LK zich te richten op diezelf<strong>de</strong><br />

aandachtspunten. Wat zinsbouw betreft, voegt ze eraan toe: als je dat niet verbetert dan leren ze<br />

daar niks mee. Ook bij <strong>de</strong> evaluatie telt <strong>de</strong> constructie van zinnen "ook een beetje" mee, naast <strong>de</strong><br />

inhoud (begin, goe<strong>de</strong> volgor<strong>de</strong>, slot). De LK geeft aan dat ze geen rekening houdt met spelling.<br />

‐ Aandachtspunten bij FB: hoofdletters en zinsbouw: als je dat niet verbetert dan leren ze daar niks<br />

mee.<br />

‐ Evaluatie (cijfer op tien) is gebaseerd op inhoud: het begin, <strong>de</strong> volgor<strong>de</strong>, het slot, en "ook een<br />

beetje op <strong>de</strong> constructie van zinnen", maar NIET op spelling.<br />

‐ De LK noemt KAREN "<strong>de</strong> grote kop van <strong>de</strong> klas". De LK vertelt over interactie met KAREN<br />

n.a.v. <strong>de</strong> selectie van LLn die extra hulp moeten krijgen (van GOK‐LK), en van het feit dat<br />

KAREN nooit geselecteerd wordt: "Ze vroeg, 'juffrouw, waarom neemt u mij nooit?'. Maar ik<br />

KAREN<br />

zeg 'KARENke, maar, ik kan u me niks helpen'. 'Ik kan dommer wor<strong>de</strong>n' zei ze. [LK lacht]<br />

[lachend] 'Dan kun<strong>de</strong> mij ook es helpen'. Ik zeg 'jama seg, wees blij dat ge nie moet<br />

geholpen wor<strong>de</strong>n'. Maar ja, kin<strong>de</strong>ren hebben heel graag aandacht he."<br />

MER‐<br />

VE<br />

SADDE‐<br />

DIN<br />

‐Op vraag waarom MERVE zo lang gewerkt heeft, reageert LK als volgt:<br />

MERVE is een prutsmie, die werkt niet door. De interviewer polst of het met concentratie te<br />

maken heeft, en LK lijkt dat te bevstigen.<br />

‐ In het verhaal over evaluatie vermeldt LK dat MERVE <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gemakkelijkste oplossing<br />

gaat.<br />

‐ LK geeft aan dat MERVE zwak was <strong>voor</strong> spelling bij het begin van het schooljaar, maar dat<br />

dit verbeterd is. Aanvankelijk had LK niet het gevoel dat het zou lukken in het <strong>de</strong>r<strong>de</strong>, maar<br />

"die is echt op alle gebied verbeterd". LK <strong>de</strong>nkt wel dat het kind niet veel meer reserve<br />

heeft (plafond!): "het is een zwakske eigenlijk", maar ze heeft veel steun van haar va<strong>de</strong>r, en<br />

ze zitten er thuis wat achter, zo meldt <strong>de</strong> LK: "Het is meer een staartje in <strong>de</strong> klas, maar ze<br />

doet wel haar best."<br />

LK vindt dat SADDEDIN enthousiast is en zijn best doet, maar ze vindt hem tevens een erg<br />

vermoeiend kind (drukdoenerig). LK vond zijn schrijfwerk tamelijk goed, maar stelt vast dat<br />

hij te weinig woor<strong>de</strong>nschat heeft. Hij schrijft heel eenvoudige zinnetjes (niet dui<strong>de</strong>lijk of ze<br />

dat oké vindt). Ze vindt dat hij vor<strong>de</strong>ringen gemaakt heeft tegenover begin schooljaar. Toch<br />

classificeert ze hem nog bij <strong>de</strong> staart. Hij kan misschien nog wel groeien "maar toch niet<br />

hevig zenne". Over spelling is LK onzeker: hij doet het soms wel goed, en dan weer niet. Hij<br />

maakt soms on<strong>voor</strong>spelbare fouten (ook bij overschrijven). Ze besluit met verklaring dat hij<br />

'te rap' wil zijn.


306<br />

KEVIN<br />

‐ KEVIN werkt intensief, die <strong>de</strong>nkt na. Die is perfectionist, misschien wel omdat hij een heel<br />

strenge papa heeft. Hij is ook traag. Hij schrijft heel mooi: hij verbetert dikwijls: ziet zelf <strong>de</strong><br />

foutjes, zet ze tussen haakjes. Hij <strong>de</strong>nkt wel na over wat hij schrijft. Daarom duurt het zo<br />

lang.<br />

‐ LK vindt hem een mid<strong>de</strong>lmatige leerling. Voor spelling is hij eer<strong>de</strong>r zwak. LK vindt het<br />

moeilijk om in te schatten of hij <strong>voor</strong>uitgang maakt, maar ze vermoedt van wel. Ze verwacht<br />

ook wel dat hij nog kan groeien "want 't is ene die echt wil <strong>voor</strong>uitkomen, da wel".


307<br />

KAREN : FB LK<br />

Mijn band is lek!<br />

KAREN : NET<br />

Mijn band is lek!<br />

Lieselotte fietste door <strong>de</strong> straat,<br />

Maar opeens riep ze:Mijn band is lek!<br />

Ze stapte van haar fiets, En kantel<strong>de</strong><br />

haar fiets. Ze ging vlug wat spulletjes<br />

halen om haar fiets te maken, Een dat waren<br />

Een fietspomp, bandlepeltjes, schuurpapier,<br />

lijm, Een plakertje, En natuurlijk: Een emmer<br />

water! En ze draai<strong>de</strong> aan het wieltje ventieltje,<br />

En daar kwan haar papa aan. Die hielp lie Lies‐<br />

elotte natuurlijk wel, Een En zo <strong>de</strong><strong>de</strong>n ze he‐<br />

t: haar papa haal<strong>de</strong> <strong>de</strong> binnenband eruit<br />

maar niet alle aleen papa maar ook<br />

Lieselotte, Dan hiel<strong>de</strong> ze <strong>de</strong><br />

binenband in het<br />

water. En opeens kw<br />

amen er belletjes, Toen riep pa<br />

pa: Hier is het gat! Daar <strong>de</strong><strong>de</strong>n<br />

ze dan schuurpapier over. Plakte<br />

met lijm het plakertje erop. Pakte <strong>de</strong><br />

binnenband en <strong>de</strong> bandlepeltjes en zo ging<br />

De l <strong>de</strong> binnenband erin! Pakte <strong>de</strong> pomp<br />

en pompte op, en zo kon Lieselotte naar ha‐<br />

ar vrien<strong>de</strong>n vertrekken!<br />

Lieselotte fietste door <strong>de</strong> straat,<br />

Maar opeens riep ze:Mijn band is lek!<br />

Ze stapte van haar fiets, En kantel<strong>de</strong><br />

haar fiets. Ze ging vlug wat spulletjes<br />

halen om haar fiets te maken, Een dat waren<br />

Een fietspomp, bandlepeltjes, schuurpapier,<br />

lijm, Een plakertje, En natuurlijk: Een emmer<br />

water! En ze draai<strong>de</strong> aan het wieltje ventieltje,<br />

En daar kwan haar papa aan. Die hielp lie Lies‐<br />

elotte natuurlijk wel, Een En zo <strong>de</strong><strong>de</strong>n ze he‐<br />

t: haar papa haal<strong>de</strong> <strong>de</strong> binnenband eruit<br />

maar niet alle aleen papa maar ook<br />

Lieselotte, Dan hiel<strong>de</strong> ze <strong>de</strong><br />

binenband in het<br />

water. En opeens kw<br />

amen er belletjes, Toen riep pa<br />

pa: Hier is het gat! Daar <strong>de</strong><strong>de</strong>n<br />

ze dan schuurpapier over. Plakte<br />

met lijm het plakertje erop. Pakte <strong>de</strong><br />

binnenband en <strong>de</strong> bandlepeltjes en zo ging<br />

De l <strong>de</strong> binnenband erin! Pakte <strong>de</strong> pomp<br />

en pompte op, en zo kon Lieselotte naar ha‐<br />

ar vrien<strong>de</strong>n vertrekken!<br />

Klaar! Ein<strong>de</strong>!<br />

Prachtig geschreven. 10/10<br />

Klaar! Ein<strong>de</strong>!<br />

plakkertje<br />

alleen<br />

ze haal<strong>de</strong><br />

binnenband


308<br />

SADDEDIN :FB LK<br />

De platte band<br />

De meisje zijn band is plad.<br />

De meisje draait zijn fiets om.<br />

De papa van het meisje kont haar helpen.<br />

De meisje haalt <strong>de</strong> spulen.<br />

De papa gaat emer water halen.<br />

De papa doet het binenban in het water.<br />

De papa heeft het band gat gezien.<br />

De papa heeft het plakerje geplakt.<br />

Ze doen het bandn binenband<br />

trug er in<br />

De meisje pomp <strong>de</strong> band<br />

Ein<strong>de</strong><br />

SADDEDIN: NET<br />

De platte band<br />

De meisje zijn band is plad.<br />

De meisje draait zijn fiets om.<br />

De papa van het meisje kont haar helpen.<br />

De meisje haalt <strong>de</strong> spulen.<br />

De papa gaat emer water halen.<br />

De papa doet het binenban in het water.<br />

De papa heeft het band gat gezien.<br />

De papa heeft het plakerje geplakt.<br />

Ze doen het bandn binenband<br />

trug er in<br />

De meisje pomp <strong>de</strong> band<br />

Ein<strong>de</strong><br />

het meisje plat haar fiets spullen emmer binnenband plakkertje<br />

Slot?<br />

7/10 Goed<br />

Afwisseling in het begin van <strong>de</strong> zin<br />

6/10<br />

MERVE: FB LK<br />

Amber<br />

MERVE: NET<br />

Amber<br />

Amber gaat fietsen<br />

maar ze ong niet vertroken en<br />

haar ban<strong>de</strong> is als plat.<br />

Dus gaat ze gereedschap pakken.<br />

Amber haalt het ventiel er af.<br />

En papa komt helpen.<br />

Ze haalen <strong>de</strong> binnenband er uit.<br />

(haalen <strong>de</strong>) En stopen het in een emer waater.<br />

Ze werken en werken tot alls klaar/was.<br />

En Amber kost gaan fietsen.<br />

EiN<strong>de</strong>n<br />

Amber gaat fietsen<br />

maar ze ong niet vertroken en<br />

haar ban<strong>de</strong> is als plat.<br />

Dus gaat ze gereedschap pakken.<br />

Amber haalt het ventiel er af.<br />

En papa komt helpen.<br />

Ze haalen <strong>de</strong> binnenband er uit.<br />

(haalen <strong>de</strong>) En stopen het in een emer waater.<br />

Ze werken en werken tot alls klaarwas.<br />

En Amber kost gaan fietsen.<br />

Ei<strong>de</strong>n<br />

vertrokken nog ze halen stoppen emmer water Amber kon<br />

8,5 9/10 zgoed


309<br />

KEVIN 1: FB LK<br />

Leke band! Oei!<br />

KEVIN 2: NET<br />

Leke band! Oei!<br />

Oei! Ik hep een lekke band ik kom te laat op<br />

<strong>de</strong> westijd.<br />

Snel mijn fiets repareeren.<br />

Ik hep als gepakt wat ik van maar blijkbaar hep<br />

ik als.<br />

Ah papa je bent gekomen als geroept.<br />

kan jij me helpen met mijn fiets te repareeren?<br />

(Tuurlijk) Zekker schat!<br />

Eerst ga ik <strong>de</strong> binnenband leeh maken, zegt Leen.<br />

En dan ga ik <strong>de</strong> binnenband er uit halen, zegt papa.<br />

Nu ga ik een(n)n emer halen, zegt papa.<br />

A daar is het gaatje, zegt Leen.<br />

Ik pak wel het lijm,<br />

het plakertje en het schuurpapier,<br />

zegt Leen<br />

En nu het repareeren, zegt papa.<br />

En nu het repareeren, zegt papa.<br />

en nu <strong>de</strong> binnen band er in doen, zegt Leen<br />

Ik pomp het band trug(s) zegt Leen.<br />

(L) En klaar is kees, zeg(gon)gen ze alebij.<br />

Ik ben j(y)uist op tijd, zegt Leen<br />

Oei! Ik hep een lekke band ik kom te laat<br />

op <strong>de</strong> westijd.<br />

Snel mijn fiets repareeren.<br />

Ik hep als gepakt wat ik van maar blijkbaar hep<br />

ik als.<br />

Ah papa je bent gekomen als geroept.<br />

kan jij me helpen met mijn fiets te repareeren?<br />

(Tuurlijk) Zekker schat!<br />

Eerst ga ik <strong>de</strong> binnenband leeh maken, zegt Leen.<br />

En dan ga ik <strong>de</strong> binnenband er uit halen, zegt papa.<br />

Nu ga ik een(n)n emer halen, zegt papa.<br />

A daar is het gaatje, zegt Leen.<br />

Ik pak wel het lijm,<br />

het plakertje en het schuurpapier,<br />

zegt Leen<br />

En nu het repareeren, zegt papa.<br />

En nu het repareeren, zegt papa.<br />

en nu <strong>de</strong> binnenband er in doen, zegt Leen<br />

Ik pomp het band trug(s) zegt Leen.<br />

(L) En klaar is kees, zeg(gon)gen ze alebij.<br />

Ik ben j(y)uist op tijd, zegt Leen<br />

lekke band zeker Ik heb emmer een wedstrijd alles ≠ als<br />

Je komt als geroepen het plakkertje repareren ‐> herstellen<br />

<strong>de</strong> band allebei<br />

Slot? 7/10 Goed


310<br />

KLAS 1, BS4<br />

Dag 1, dgdl ¾, les 1: Ne<strong>de</strong>rlands: schrijven verhaal<br />

Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 1: Klassikale introductie [12'45"]<br />

a) verhaal 1: ‘Het ongeluk met <strong>de</strong> fiets’ [04'30'']<br />

b) verhaal 2: ‘De knikkerbaan en <strong>de</strong> stofzuiger’ [02'30"]<br />

c) verhaalkeuze [02']<br />

d) aandachtspunten bij het schrijven [03'45"]<br />

Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 2: Individueel schrijven/eventueel herschrijven<br />

+ begeleiding LK [52']<br />

Dag 2, dgdl 1, les 4: Ne<strong>de</strong>rlands: schrijven verhaal<br />

Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 1: Klassikale introductie [30'30"]<br />

a) gesprek: welk verhaal geniet je <strong>voor</strong>keur, en waarom? [05']<br />

b) op‐ en aanmerkingen bij elk indivdidueel verhaal [10']<br />

c) <strong>de</strong> beste titel [02'30"]<br />

d) enkel verhalen wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>gelezen [13']<br />

Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 2: Individueel verbeteren + begeleiding door LK [09'45"]<br />

Dag 1: Klassikale introductie<br />

KL. ‐ De LK overloopt <strong>de</strong> inhoud van bei<strong>de</strong> prentenreeksen waarna ze <strong>de</strong> LLn laat kiezen over<br />

welke reeks ze een verhaal schrijven.<br />

‐ E. doet een bijdrage m.b.t. verhaal 2, en integreert directe re<strong>de</strong>: " Aan ‘t stofzuigen en die<br />

stoot tegen <strong>de</strong> tafel en alles valt omver en die kindjes zeggen oh, das helemaal stuk en dan,<br />

dan roept die jongen tegen die mama oh, gij hebt dat allemaal stuk gedaan." Op <strong>de</strong> vorm<br />

wordt geen commentaar geleverd. De LK bouwt ver<strong>de</strong>r op <strong>de</strong> inhoud die E. aanreikt.<br />

‐ De aandachtspunten wor<strong>de</strong>n overlopen: "Waarop gaan we allemaal letten?" LLn sommen<br />

op; LK vult aan: hoofdletters, korte zinnen, afwisseling begin zin, leestekens, inhou<strong>de</strong>lijke<br />

volledigheid, titel, spelling.<br />

‐ De LK laat <strong>de</strong> LLn zelf kiezen of ze klad‐ én netversie schrijven, dan wel alleen een<br />

netversie.<br />

KAREN ‐ KAREN is betrokken op <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> aspecten van introductie en komt ook aan bod.<br />

SADDE‐<br />

DIN<br />

MERVE<br />

KEVIN<br />

‐ SADDEDIN is betrokken tij<strong>de</strong>ns het on<strong>de</strong>rwijsleergesprek, <strong>voor</strong>al naar aanleiding van<br />

verhaal 2 (vinger opsteken), waar<strong>voor</strong> hij achteraf ook zal kiezen.<br />

‐ Tij<strong>de</strong>ns het selectiemoment (keuze tussen 2 verhalen), vraagt SADDEDIN of hij <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren<br />

(van het verhaal) een naam mag geven. LK antwoordt niet op SADDEDINs vraag, maar<br />

herhaalt dat er nog niet geschreven mag wor<strong>de</strong>n.<br />

‐ MERVE wil aanvankelijk <strong>voor</strong> 2 versies gaan, maar schrijft er uitein<strong>de</strong>lijk slechts één.<br />

‐ KEVIN is betrokken op <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> aspecten van <strong>de</strong> introductie en komt ook aan bod.<br />

Dag 1: Individueel begeleid schrijven<br />

KL. ‐ De LK helpt <strong>de</strong> LLn die een kladversie willen maken. Ze overloopt telkens <strong>de</strong> hele kladtekst,<br />

en corrigeert <strong>voor</strong>namelijk spelling, interpunctie en hoofdletters. Nergens doet zich een<br />

probleem <strong>voor</strong> van ina<strong>de</strong>quaat ingebed<strong>de</strong> directe re<strong>de</strong>.<br />

KAREN /


311<br />

SADDE‐<br />

DIN<br />

MERVE<br />

KEVIN<br />

‐ Al snel vraagt SADDEDIN aan <strong>de</strong> LK of hij, als hij klaar is, ook het an<strong>de</strong>re verhaal mag<br />

schrijven. LK antwoordt ontkennend 'Nee, één verhaaltje maar'.<br />

‐ SADDEDIN vraagt naar <strong>de</strong> spelwijze van 'ca<strong>de</strong>au'. Naar aanleiding van die vraag dringt LK<br />

er bij an<strong>de</strong>re LL op aan om geregeld hulp te vragen <strong>voor</strong> spelling. On<strong>de</strong>rtussen schrijft LK<br />

stilzwijgend het woord <strong>voor</strong>.<br />

‐ SADDEDIN vraagt of <strong>de</strong> LK spelwijze van 'stofzuiger' wil checken. LK reikt correctie bondig<br />

aan.<br />

‐ SADDEDIN vraagt of <strong>de</strong> tekst mooi geschreven is (schoonschrift). LK bevestigt bondig ('ja').<br />

SADDEDIN lijkt nog ver<strong>de</strong>r in gesprek te willen gaan (vertelt iets over <strong>de</strong> inhoud van zijn<br />

verhaal), maar er komt geen reactie van <strong>de</strong> LK.<br />

‐ SADDEDIN gaat naar LK (LK is bezig met D., vervolgens is K. aan <strong>de</strong> beurt), en meldt dat hij<br />

klaar is. Hij moet even wachten. SADDEDIN wil participeren aan gesprek van LK met K. over<br />

haar 'verhaaltje', maar LK blokt zijn inbreng af, en wijst hem meteen nadien nog eens<br />

terecht. Vervolgens meldt SADDEDIN opnieuw dat hij klaar is, maar LK richt zich eerst tot J.,<br />

die haar aandacht trekt.<br />

‐ Dan krijgt SADDEDIN <strong>de</strong> aandacht van <strong>de</strong> LK: hij wil iets vertellen, maar wordt door LK<br />

on<strong>de</strong>rbroken. LK heeft blik geworpen op netversie. Ze maakt (al vragend) een opmerking<br />

over bladspiegel: 'Waarom schrijf je niet tegen <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>, he?". SADDEDIN antwoordt op die<br />

vraag of wil iets vertellen, maar LK on<strong>de</strong>rbreekt hem, en wijst hem op spellingsfouten die<br />

"hij ni meer zou mogen maken". Ze on<strong>de</strong>rstreept het foutief gespel<strong>de</strong> woord. SADDEDIN<br />

bevestigt. LK leest SADDEDINs tekst hardop en on<strong>de</strong>rstreept on<strong>de</strong>rtussen ‐ zon<strong>de</strong>r<br />

commentaar ‐ enkele foutief gespel<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n. SADDEDIN reflecteert hardop bij die<br />

aantekeningen. LK plaatst aan het eind een X <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kant<strong>lijn</strong>, en zegt dat er "nog een<br />

zinneke bij moet" (inhou<strong>de</strong>lijke volledigheid). SADDEDIN vraagt om verdui<strong>de</strong>lijking. LK geeft<br />

echter ver<strong>de</strong>re instructies: "met groene balpen <strong>de</strong> foutjes verbeteren". LK wijst SADDEDIN<br />

vervolgens op ontbrekend stukje. SADDEDIN doet een eerste aanzet <strong>voor</strong> aanvulling<br />

("Kunnen ze"). LK on<strong>de</strong>rbreekt hem en laat hem <strong>de</strong> zin opnieuw beginnen ("Ze kunnen een<br />

knikkertoren bouwen"). Opnieuw on<strong>de</strong>rbreekt <strong>de</strong> LK hem; ze verwijst SADDEDIN naar het<br />

laatste plaatje 'Kijk es naar <strong>de</strong> gezichten van die kin<strong>de</strong>ren'. SADDEDIN formuleert een zin die<br />

daarbij aansluit. LK on<strong>de</strong>rbreekt hem en kijkt naar <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re LLn om te zien of daar iemand<br />

haar hulp nodig heeft.<br />

‐ In <strong>de</strong> zin die SADDEDIN toevoegt, wil hij 'knikkers' schrijven. Hij vraagt aan <strong>de</strong> LK hoe het<br />

moet. De LK schrijft het woord stilzwijgend <strong>voor</strong>. SADDEDIN zegt 'dank u'.<br />

‐ MERVE vraagt naar schrijfwijze van 'Mick', 'ambulance', .<br />

‐ LK checkt of MERVE helemaal klaar is. MERVE bevestigt. LK vraagt aan MERVE of ze <strong>de</strong><br />

tekst nagelezen heeft. MERVE bevestigt.<br />

/<br />

Dag 1: Inschatting door <strong>de</strong> LK (5‐punts Likertschaal)<br />

KAREN Plezier: 4 Inspanning: 4 Verwachte kwaliteit van product: 4<br />

MERVE Plezier: 3 Inspanning: 3 Verwachte kwaliteit van product: 2<br />

SADDE‐ Plezier: 3 Inspanning: 3 Verwachte kwaliteit van product: 2<br />

DIN<br />

KEVIN Plezier: 3 Inspanning: 3 Verwachte kwaliteit van product: 3


312<br />

Dag 1: Schriftelijke bevraging beleving LLn<br />

KAREN vond het een erg leuke taak.<br />

Ze vond ze bovendien erg makkelijk.<br />

Maar ze is niet zeker of ze <strong>de</strong> taak tot een goed ein<strong>de</strong> gebracht heeft.<br />

KAREN<br />

Het schrijven ging KAREN makkelijk af.<br />

KAREN vindt van zichzelf dat ze nog niet erg "netjes en or<strong>de</strong>lijk" kan schrijven, maar stelt<br />

dat haar <strong>voor</strong> <strong>de</strong> rest alles best lukt.<br />

SADDEDIN vond het een erg leuke taak.<br />

SADDEDIN vond het ook makkelijk.<br />

Hij <strong>de</strong>nkt een goed verhaal verteld te hebben.<br />

SADDE‐<br />

SADDEDIN vond alles makkelijk gaan.<br />

DIN<br />

SADDEDIN vindt dat <strong>de</strong> meeste dingen hem heel goed lukken, behalve "<strong>de</strong> juiste woor<strong>de</strong>n<br />

vin<strong>de</strong>n" en "die juist schrijven", "meer verhalen dan wat er in <strong>de</strong> prentenreeks te zien valt"<br />

en "zelf‐correctie van kleine foutjes": dat lukt soms goed en soms min<strong>de</strong>r goed.<br />

MERVE vond het een leuke taak.<br />

Ze vond ze ook makkelijk.<br />

Ze <strong>de</strong>nkt dat ze een matig goed verhaal geschreven heeft.<br />

MERVE Volgens MERVE lukt alles goed tij<strong>de</strong>ns het schrijfproces.<br />

Over het algemeen <strong>de</strong>nkt ze <strong>de</strong> meeste aspecten van <strong>de</strong> schrijfopdracht re<strong>de</strong>lijk tot heel<br />

goed on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> knie te hebben; <strong>de</strong> dingen waar ze nog enigszins aan twijfelt hebben<br />

overwegend te maken met "grammatica", "spelling" en "interpunctie".<br />

KEVIN weet niet zeker of hij het een leuke taak vond of niet.<br />

Hij vond ze matig moeilijk.<br />

Hij <strong>de</strong>nkt wel een goed verhaal geschreven te hebben.<br />

KEVIN<br />

Hij schat zijn vaardighe<strong>de</strong>n overwegend hoog in, met enkele be<strong>de</strong>nkingen bij "zijn schrift",<br />

of hij "vanuit zichzelf dingen toe kan voegen aan zijn verhaal", <strong>de</strong> "juiste spelling" en<br />

"zichzelf corrigeren".<br />

Schriftelijke feedback na schooluren<br />

KAREN Spelling: 1. Knap zo!<br />

MERVE Spelling: 9 Hoe reageert Sara? Goed zo!<br />

SADDE‐<br />

DIN<br />

LK heeft werkje van SADDEDIN al nagelezen tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> les (zie hierboven): Spelling: 10;<br />

woordkeuze: 3; inhoud: 1. SADDEDIN verbeter<strong>de</strong> spellingsfouten, maar <strong>de</strong>ed dat geen<br />

enkele keer op een correcte wijze. LK voegt er 's avonds aan toe: Goed zo! Probeer juist te<br />

verbeteren!!<br />

KEVIN Spelling: 6; woordkeuze: 3. Onvolledige inhoud: 1 Zeer goed zo!<br />

Dag 2: Klassikale introductie<br />

KL. ‐ LK bespreekt <strong>de</strong> keuze die LLn maakten, en overloopt <strong>de</strong> verhaaltjes van <strong>de</strong> LLn een na<br />

een. Ze richt zich telkens tot betrokkenen. Ze geeft een evaluatie + enkele<br />

aandachtspunten (spelling, hoofdletters/leestekens, zinsbouw, inhou<strong>de</strong>lijke<br />

volledigheid).Geregeld wor<strong>de</strong>n die aandachtspunten (groten<strong>de</strong>els enkel mon<strong>de</strong>ling)<br />

toegelicht/uitgelegd. ‐ ‐ Enkele verhalen mogen <strong>voor</strong>gelezen wor<strong>de</strong>n:<br />

Een LL leest "en ze waren heel, heel, heel boos. Ze waren heel kwaad . Want ze waren<br />

bekan klaar en kon<strong>de</strong>n bekan spelen. Eén van <strong>de</strong> knikkers was <strong>de</strong> mooiste en die was<br />

opgezogen. ”Het spijt me” zei mama. Nu moeten wij helemaal terug opnieuw beginnen.<br />

Hanne, Sanne, kijk eens wat, kijk eens wat ik hier heb. Wauw! De LK gaat niet in op het<br />

verwarren<strong>de</strong> slot, maar bespreekt of het terecht is dat kin<strong>de</strong>ren zich boos maken.<br />

Ook T. mag <strong>voor</strong>lezen, en bezondigt zich in twee passages aan niet‐ingebed<strong>de</strong> directe<br />

re<strong>de</strong>. De LK gaat er niet op in. "De namen van <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren zijn Sam en Elkea. Kijk zus, ik


313<br />

KAREN<br />

SADDEDIN<br />

MERVE<br />

KEVIN<br />

heb een ca<strong>de</strong>autje gekregen. Cool! Wat is het. Wow, een knikkergebouw. Kom, we gaan<br />

het gauw maken. Oké. Wow, zo groot en kijk er zitten ook gratis knikkers bij. Zzz doet <strong>de</strong><br />

stofzuiger van <strong>de</strong> kuisvrouw. En ineens boem, patat. De kuisvrouw haar stofzuiger is<br />

gebotst tegen <strong>de</strong> tafel. Kuisvrouw roept Sam. Kijk, Elkea huilt. O, sorry kin<strong>de</strong>ren. Ik be<strong>de</strong>nk<br />

wel iets. Aha, blijf hier jongens. Ik kom zo meteen terug. Later. Hier een zak vol knikkers.<br />

Jee! Jee! Jee!"<br />

‐ LK vertelt klassikaal dat KAREN een prachtig verhaal geschreven heeft. Ze pikt er het<br />

enige spellingsprobleem 'menheer' uit en licht het klassikaal toe.<br />

‐ Bij <strong>de</strong> discussie over goe<strong>de</strong>/min<strong>de</strong>r goe<strong>de</strong> titel, wordt <strong>de</strong> titel van KARENs opstel on<strong>de</strong>r<br />

<strong>de</strong> loep genomen. Er wordt aan <strong>de</strong> klas gevraagd of KARENs titel oké is. Ie<strong>de</strong>reen<br />

antwoordt 'ja'. LK antwoordt beaamt, en verantwoordt.<br />

‐ Op vraag van LK waarom LLn er<strong>voor</strong> kozen om verhaal x te vertellen, laat <strong>de</strong> LK<br />

SADDEDIN antwoor<strong>de</strong>n: SADDEDIN vond verhaal x makkelijker. LK accepteert dit<br />

antwoord in eerste instantie niet; ze parafraseert in termen van een argument dat door<br />

een an<strong>de</strong>re LL was aangebracht: leuker. Ze voegt er op het bord toch ook SADDEDINs<br />

argument aan toe.<br />

‐ LK bevestigt klassikaal dat SADDEDINs verhaaltje 'goed' was. Ze voegt wel toe dat hij <strong>de</strong><br />

(spellings)fouten nog niet goed gecorrigeerd heeft, en dat hij dat opnieuw moet doen.<br />

SADDEDIN is blij met evaluatie.<br />

‐ LK vraagt op eigen initiatief aan SADDEDIN welke titel hij had. LK herhaalt SADDEDINs<br />

titel, maar gaat er niet op in. Ze vertelt dat ze <strong>de</strong> titels zo meteen gaan evalueren.<br />

‐ Wanneer <strong>de</strong> LK het OLG over titels afsluit, brengt SADDEDIN op eigen initiatief in dat 'De<br />

kapotte toren' (zijn eigen titel) ook perfect is. LK gaat er niet op in.<br />

‐ Op vraag van LK wie nog nooit heeft <strong>voor</strong>gelezen, geeft SADDEDIN te kennen dat hij dat<br />

nog niet gedaan heeft. LK reageert echter afwijzend: "Jij komt niet aan <strong>de</strong> beurt. Jij zit<br />

an<strong>de</strong>re kin<strong>de</strong>ren uit te lachen."<br />

‐ Op vraag waarom MERVE keuze maakte <strong>voor</strong> verhaal 1, antwoordt MERVE behoorlijk<br />

uitgebreid. LK accepteert inbreng, en evalueert die positief.<br />

‐ Wanneer LK n.a.v. <strong>de</strong> tekst van een an<strong>de</strong>re LL vraagt wat er bij het begin ontbreekt,<br />

antwoordt MERVE spontaan met een goe<strong>de</strong> openingszin. LK bevestigt MERVEs inbreng<br />

niet expliciet, maar integreert Merves antwoord in het eigen antwoord.<br />

‐ Bij klassikale evaluatie van MERVEs tekst vermeldt LK <strong>de</strong> titel zon<strong>de</strong>r commentaar.<br />

<strong>Achter</strong>af blijkt dat <strong>de</strong> LK dit <strong>de</strong> beste titel vond. Ze maakt MERVE ook attent op het feit dat<br />

er een slotzin bij kan, en doet een concreet <strong>voor</strong>stel. Algemene evaluatie is 'goed'.<br />

‐ Als LK op zoek gaat naar <strong>voor</strong>leeskandidaten, wil MERVE lezen, maar ‐ gezien MERVE al<br />

eens gelezen heeft, gaat LK op zoek naar an<strong>de</strong>re kandidaat.<br />

‐ LK vermeldt G's titel zon<strong>de</strong>r commentaar. Ze maakt KEVIN attent op het feit dat er nog<br />

een zinnetje ontbreekt in zijn tekst. KEVIN ver<strong>de</strong>digt zijn eigen tekst. LK volgt zijn<br />

re<strong>de</strong>nering, maar blijft toch bij haar standpunt ("Maar <strong>voor</strong> <strong>de</strong> rest was 't goed")<br />

Dag 2: Individueel begeleid corrigeren<br />

KL. LK geeft algemene instructie: ie<strong>de</strong>reen schrijft opnieuw wat <strong>de</strong> LK in <strong>de</strong> tekst on<strong>de</strong>rstreepte.<br />

Het betreft groten<strong>de</strong>els geïsoleer<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n.<br />

KAREN ‐ LK reageert geërgerd als KAREN vraagt of een opdracht (ind. corrigeren) ook an<strong>de</strong>rs<br />

ingevuld mag wor<strong>de</strong>n 'Manneke!'<br />

SADDE‐ /<br />

DIN<br />

MERVE /<br />

KEVIN /


314<br />

Dag 2: Schriftelijke bevraging beleving LLn<br />

KAREN<br />

Volgen<strong>de</strong> keer wil ze op hoofdletters en interpunctie letten en <strong>de</strong> juiste woor<strong>de</strong>n vin<strong>de</strong>n<br />

om veel te vertellen over <strong>de</strong> prenten.<br />

SADDE‐ Volgen<strong>de</strong> keer wil SADDEDIN proberen zon<strong>de</strong>r fouten te schrijven, geen hoofdletters te<br />

DIN vergeten en op zijn leestekens te letten.<br />

MERVE Volgen<strong>de</strong> keer wil ze letten op hoofdletters en interpunctie en "op als".<br />

KEVIN Volgen<strong>de</strong> keer wil hij een goed verhaal vertellen en op zijn interpunctie letten.<br />

Dag 2: Interview beleving LK<br />

‐ LK bevestigt dat <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> aandachtspunten terugkomen (spelling, hoofdletters/ lees‐tekens,<br />

afwisseling begin van <strong>de</strong> zin, "proberen korte zinnekes te maken", en herlezen.<br />

‐ LK vertelt dat ze bij nalezen let op ("eerst en <strong>voor</strong>al") <strong>de</strong> constructie van <strong>de</strong> zin en ("natuurlijk")<br />

schrijffouten.<br />

‐ Hoewel LK erkent dat er veel tijd besteed is aan bepaal<strong>de</strong> spellingsproblemen, vindt ze niet dat LLn<br />

al erg gevor<strong>de</strong>rd zijn op dit punt: "ze <strong>de</strong>nken er niet voldoen<strong>de</strong> over na terwijl ze schrijven" (behalve<br />

sommigen).<br />

‐ LK vindt dat LLn van LJ3 het dui<strong>de</strong>lijkst vor<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n qua zinsconstructie.<br />

‐ LK zou LLn aanra<strong>de</strong>n kort en bondig te schrijven: niet al te veel tekst en korte zinnen: "En het is zo<br />

gemakkelijk, zo korte zinnekes te maken."<br />

‐ LK geeft aan dat KAREN bij het begin van het schooljaar even goed schreef als ze nu<br />

KAREN schrijft, dat daar niet veel meer aan toegevoegd is, behalve op het punt van handschrift.<br />

‐ LK beaamt dat <strong>de</strong>ze opdrachten niet veel bijbrengen <strong>voor</strong> LLn als KAREN<br />

SADDE‐<br />

DIN<br />

‐ Over SADDEDIN zegt LK nog: "Volgens mij is die (in <strong>de</strong> loop van het jaar) ook wel gebeterd,<br />

maar die veegt er zijn voeten aan eigenlijk."<br />

‐ Ze vermoedt dat SADDEDIN wel iets zal bijleren uit dit soort opdrachten, maar dat hij een<br />

speelvogel is. Ze vond zijn laatste tekst qua inhoud wel goed. Ze vult aan dat SADDEDIN last<br />

heeft van concentratie.<br />

‐ LK geeft aan dat MERVE <strong>voor</strong>uitgang gemaakt heeft, want dat was "een sukkeltje eigenlijk<br />

in het begin met schrijven. Dat vlot nu veel beter." LK wijst erop dat het om betere<br />

formulering gaat, niet alleen om betere spelling.<br />

MERVE ‐ MERVE is eigenlijk zwak in spelling. Als het van <strong>de</strong> LK afhangt, zou MERVE haar jaar<br />

misschien wel het best overdoen, maar ze kan dat niet hard maken als eindtoetsen goed<br />

zijn.<br />

‐ LK erkent vertelvaardigheid van MERVE<br />

KEVIN ‐ LK vindt dat KEVIN <strong>voor</strong>al last heeft met spelling. Hij is wel <strong>voor</strong>uitgegaan.


315<br />

KAREN: FB LK<br />

Het gebroken been<br />

Lieselotte en Peter kwamen van school gefietst.<br />

Toen kwam een auto dicht tegen haar Liesselotte aan.<br />

O, oooo... ! Auw! riep ze luid. Ze is gevalle<br />

n <strong>de</strong> auto bestuur<strong>de</strong>r stapte meteen uit.<br />

En hij (brr) bracht zijn gevaren driehoek<br />

mee, en zette het <strong>voor</strong> het meisje. Peter liep<br />

naar haar boekentas en oooo... haar boek<br />

entas is kapot! De man bel<strong>de</strong> naar <strong>de</strong><br />

ziekenwagen, al vlug stond hij <strong>voor</strong><br />

hun neus! Toen ze in het ziekenhuis<br />

aan kwamen <strong>de</strong>ed <strong>de</strong> dokter er<br />

meteen een verband rond. Maar<br />

Lieselotte huil<strong>de</strong> echt wel heeeeel<br />

hard! da Dan een paar dagen<br />

later kwam die ene meneer<br />

menheer en had een ca<strong>de</strong>au mee mijnheer of meneer<br />

dat gaf hij af. Lieselotte scheur<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> het papier er af! Ze was er<br />

dol blij mee! En weet je wat het<br />

was? Een N nieuwe Boekentas!!!<br />

Dankjewel menheer<br />

het is allemaal<br />

vergeven en vergeten !!!!!<br />

KAREN: NET<br />

Het gebroken been<br />

Lieselotte en Peter kwamen van school gefietst.<br />

Toen kwam een auto dicht tegen haar Liesselotte aan.<br />

O, oooo... ! Auw! riep ze luid. Ze is gevalle<br />

n <strong>de</strong> auto bestuur<strong>de</strong>r stapte meteen uit.<br />

En hij (brr) bracht zijn gevaren driehoek<br />

mee, en zette het <strong>voor</strong> het meisje. Peter liep<br />

naar haar boekentas en oooo... haar boek<br />

entas is kapot! De man bel<strong>de</strong> naar <strong>de</strong><br />

ziekenwagen, al vlug stond hij <strong>voor</strong><br />

hun neus! Toen ze in het ziekenhuis<br />

aan kwamen <strong>de</strong>ed <strong>de</strong> dokter er<br />

meteen een verband rond. Maar<br />

Lieselotte huil<strong>de</strong> echt wel heeeeel<br />

hard! da Dan een paar dagen<br />

later kwam die ene meneer<br />

menheer en had een ca<strong>de</strong>au mee<br />

dat gaf hij af. Lieselotte scheur<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> het papier er af! Ze was er<br />

dol blij mee! En weet je wat het<br />

was? Een N nieuwe Boekentas!!!<br />

Dankjewel menheer<br />

het is allemaal<br />

vergeven en vergeten !!!!!<br />

Knap zo<br />

SADDEDIN: FB LK<br />

De kapote toren.<br />

Er was eens een jonen en een ( mo) meisje.<br />

De jonen had een ca<strong>de</strong>au gekreegen.<br />

Ze bau<strong>de</strong> een toren.<br />

De mama was aan het stofzuigen.<br />

Ze botste aan tegen het <strong>de</strong> tafel <strong>de</strong> toren was stuk.<br />

Het jongen roept tegen zijn moe<strong>de</strong>r.<br />

De kin<strong>de</strong>ren ruimen het op.<br />

De kin<strong>de</strong>ren heben een niewe torengeboud.<br />

De moe<strong>de</strong>r brent V zak vol knikers <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

SADDEDIN: NET<br />

De kapote toren.<br />

Er was eens een jonen en een (mo) meisje.<br />

De jonen had een ca<strong>de</strong>au gekreegen.<br />

Ze bau<strong>de</strong> een toren.<br />

De mama was aan het stofzuigen.<br />

Ze botste aan het tafel <strong>de</strong> toren was stuk.<br />

Het jongen roept tegen zijn moe<strong>de</strong>r.<br />

De kin<strong>de</strong>ren ruimen het op.<br />

De kin<strong>de</strong>ren heben een niewe torenge/boud.<br />

De moe<strong>de</strong>r brent zak vol knikers <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />

kin<strong>de</strong>ren.<br />

kin<strong>de</strong>ren.<br />

X


316<br />

KEVIN: FB LK<br />

Het vallen<strong>de</strong> toren<br />

Er was eens V broer en V zus die een (k) ca<strong>de</strong>au kreeg<strong>de</strong>n.<br />

Ze maakte(n)n het ca<strong>de</strong>au snel open.<br />

Het was een toren blokkendoos dat knikers er door konen.<br />

Ze bouw<strong>de</strong>n en bouw<strong>de</strong>n het was byna af.<br />

Hun moe<strong>de</strong>r zat aan het stof zuigen.<br />

Opeens boksten hun moe<strong>de</strong>r tegen een tafel waar<br />

het toren op s(t)tond.<br />

Bank!!! Bof!!! Boef!!!<br />

Het toren is kapot<br />

Mama!!! Het is jauw schuld.<br />

Nu moeten we het terug bouwen!<br />

We moeten het terug bouwen (lie) Lies. Hier ontbreekt nog één zin<br />

joepi! (M) Mama heeft meer knikker gekocht.<br />

KEVIN: NET<br />

Het valen<strong>de</strong> toren<br />

Er was eens broer en zus die een (k) ca<strong>de</strong>au kreeg<strong>de</strong>n.<br />

Ze maakte(n)n het ca<strong>de</strong>au snel open.<br />

Het was een toren dat knikers er door konen.<br />

Ze bouw<strong>de</strong>n en bouw<strong>de</strong>n het was byna af.<br />

Hun moe<strong>de</strong>r zat aan het stof zuigen.<br />

Opeens boksten hun moe<strong>de</strong>r tegen een tafel waar<br />

het toren op s(t)tont.<br />

Bank!!! Bof!!! Boef!!!<br />

Het toren is kapot<br />

Mama!!! Het is jauw schuld.<br />

Nu moeten we het terug bouwen!<br />

We moeten het terug bouwen (lie) Lies.<br />

joepi! (M) Mama heeft meer knikker gekocht.<br />

Zeer goed zo!<br />

MERVE: FB LK<br />

Het ongeval !!!<br />

n Mik en Sara rij<strong>de</strong>n naar huis.M Maar in eens rijdt een man heel dicht bij Sara.<br />

E En raakt Sara r ze stoot haar knie en roept Aaau!<br />

De man stapt uit <strong>de</strong> auto en belt <strong>de</strong> ambulance.<br />

En daar is <strong>de</strong> ab ambulance ze meenen haar meer naar het<br />

ziekenhuis. Ze doen er een gipsverband om haar leen<br />

R De volgen<strong>de</strong> dag komt <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> man naar Sara.<br />

en geeft haar een kado en raad eens wat er<br />

r in zit een neiwe boekentas.<br />

MERVE: NET<br />

Het ongeval !!!<br />

n Mik en Sara rij<strong>de</strong>n naar huis.<br />

M Maar in eens rij<strong>de</strong> een man heel dicht bij Sara.<br />

E En raakt Sara r ze stod haar knie en roept Aaau!<br />

De man stapt uit <strong>de</strong> auto en belt <strong>de</strong> ambulance.<br />

En daar is <strong>de</strong> ab ambulance ze meenen haar meer naar het<br />

ziekenhuis. Ze doen er een gibsverband om haar leen<br />

R De volgen <strong>de</strong> dag koms <strong>de</strong> sel<strong>de</strong> man naar Sara.<br />

en geeft haar een kado en raad eens wat er<br />

r in zit een neiwe boekentas.<br />

eidn !!<br />

eidn !!<br />

Hoe reageert Sara?<br />

Goed zo!<br />

V betekent dat er iets ontbreekt.


317<br />

KLAS 2, BS1<br />

Bijlage B: <strong>de</strong> sessies in klas 2, <strong>de</strong> klas van juf Trees<br />

Dag 1, dgdl, les: Ne<strong>de</strong>rlands: schrijven verhaal<br />

Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 1: klassikale introductie [20'00'']<br />

Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 2: individueel begeleid schrijven [24'00"]<br />

Dag 2, dgdl, les: Ne<strong>de</strong>rlands: schrijven verhaal<br />

Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 1: klassikale feedback [35'00"]<br />

Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 2: individueel begeleid herschrijven [28'00"]<br />

Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 3: klassikale afronding: enkele LLn lezen <strong>voor</strong> [09'00"]<br />

Dag 1: Klassikale introductie<br />

KL. ‐ De LK wijst (op eigen initiatief) naar het verschil tussen een tekst in tekstballonnetjes en<br />

een verhalen<strong>de</strong> tekst, zoals <strong>de</strong> LLn die zullen moeten schrijven.<br />

‐ De LK overloopt <strong>de</strong> plaatjes één <strong>voor</strong> één. Ze besteedt veel tijd aan elk plaatje (ook<br />

<strong>de</strong>tails): LLn verwoor<strong>de</strong>n; LK parafraseert in schrijftaalachtige verwoordingen: telkens<br />

wordt gezocht naar goe<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> juiste formulering (op zinsniveau). In haar eigen<br />

parafrases van wat <strong>de</strong> LLn bij <strong>de</strong> prenten vertellen, verwerkt ze enkel verteltekst, geen<br />

directe re<strong>de</strong>.<br />

‐ Aan het eind van <strong>de</strong> introductie herhaalt <strong>de</strong> LK <strong>de</strong> opdracht, nl. dat er een verhaaltje<br />

geschreven moet wor<strong>de</strong>n.<br />

‐ De vermel<strong>de</strong> aandachtspunten betreffen leestekens, hoofdletters, spelling, ...<br />

‐ Meestal komen <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> LLn aan het woord (vier meisjes, o.a.KELLA maar niet KERÈN).<br />

KERÈN /<br />

MUHAM‐ /<br />

MET<br />

KELLA KELLA is erg bij <strong>de</strong> pinken. Ze ziet elk <strong>de</strong>tail en <strong>de</strong> achterliggen<strong>de</strong> re<strong>de</strong>neringen. Tij<strong>de</strong>ns<br />

<strong>de</strong> les is ze erg actief (vinger) en roept ze meer dan eens <strong>de</strong> antwoor<strong>de</strong>n. De LK gaat hier<br />

niet tegenin en accepteert dikwijls haar inbreng.<br />

KELLA domineert het klasgesprek.<br />

SERGEN /<br />

Dag 1: Individueel begeleid schrijven<br />

KL. ‐ De LK intervenieert zeer beperkt. Meestal reageert ze enkel als <strong>de</strong> LLn zelf iets te<br />

vragen hebben. Ze spoort <strong>de</strong> LLn aan om zelfstandig te werken.<br />

‐ Wanneer <strong>de</strong> LK (uitzon<strong>de</strong>rlijk) over <strong>de</strong> schou<strong>de</strong>r meeleest , corrigeert ze hier en daar<br />

kleine taalfoutjes (spelling, hoofdletters, leestekens).<br />

KERÈN /<br />

MUHAM‐<br />

MET<br />

‐ De LK komt op eigen initiatief langs om <strong>de</strong> <strong>voor</strong>lopige tekst van MUHAMMET te<br />

bekijken. Ze gebiedt hem bij elk nieuw prentje dat hij beschrijft het<br />

correspon<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> nummertje <strong>voor</strong>aan op een nieuwe <strong>lijn</strong> te schrijven. Wat hij heeft,<br />

mag hij laten zoals het is, maar vanaf het volgen<strong>de</strong> prentje (5) wil ze dat hij het<br />

an<strong>de</strong>rs aanpakt (lay‐out).<br />

KELLA ‐ Als ze KELLA's <strong>voor</strong>lopige tekst op eigen initiatief (vluchtig) bekijkt, dringt ze aan op<br />

'netjes werken'. Een twee<strong>de</strong> maal corrigeert <strong>de</strong> LK een spellingsfout.<br />

SERGEN ‐ SERGEN geeft spontaan aan dat hij geen naam <strong>voor</strong> zijn personages weet. De LK<br />

vertelt hem dat hij die zelf moet verzinnen, het mag ook een Turkse naam zijn.<br />

‐ SERGEN begrijpt het woordje “sip” niet en roept <strong>de</strong> hulp van <strong>de</strong> LK in. Wanneer <strong>de</strong>ze


318<br />

begrijpt wat hij bedoelt, reikt ze een alternatief aan: “boos”.<br />

‐ De LK bekijkt op eigen initiatief <strong>de</strong> <strong>voor</strong>lopige tekst van SERGEN De LK zegt hem <strong>de</strong><br />

nummers (die correspon<strong>de</strong>ren met <strong>de</strong> afzon<strong>de</strong>rlijke prentjes) er ook bij te schrijven.<br />

Ze geeft aan dat zijn geschrift niet goed leesbaar is. SERGEN leest het ondui<strong>de</strong>lijke<br />

woord <strong>voor</strong>: “sjaal”. Ze wil weten over welke prentjes hij al iets geschreven heeft en<br />

spoort hem aan ver<strong>de</strong>r te werken. Ze herhaalt dat hij <strong>de</strong> nummertjes er bij moet<br />

schrijven.<br />

‐ SERGEN vraagt <strong>de</strong> hulp van <strong>de</strong> LK. De LK stelt hem gerust: “Da’s goed. Ja, da’s<br />

goed.”<br />

‐ De LK komt op eigen initiatief langs bij SERGEN Ze stelt hem een vraag bij een<br />

stukje tekst (“’ai’? Is dat <strong>de</strong> hond?”) SERGEN moet het met een hoofdletter<br />

schrijven, zij doet dit <strong>voor</strong> hem.<br />

Dag 1: Inschatting door <strong>de</strong> LK (5‐punts Likertschaal)<br />

KELLA Plezier: 4 Inspanning: 4 Verwachte kwaliteit van product: 3<br />

KERÈN Plezier: 3 Inspanning: 3 Verwachte kwaliteit van product: 2<br />

MUHAM‐<br />

MET<br />

Plezier: 4 Inspanning: 4 Verwachte kwaliteit van product: 3<br />

SERGEN Plezier: 0 Inspanning: 1 Verwachte kwaliteit van product: 1<br />

Dag 1: Schriftelijke bevraging beleving LLn<br />

KELLA KELLA vond het een erg leuke en makkelijke opdracht. Ze <strong>de</strong>nkt een goed verhaal<br />

geschreven te hebben.<br />

Tij<strong>de</strong>ns het schrijven let ze op schoonschrift en hoofdletters/leestekens, en <strong>de</strong>nkt ze over<br />

het schrijven van haar verhaal na (?).<br />

KERÈN KERÈN vond <strong>de</strong> opdracht erg leuk en makkelijk. Ze <strong>de</strong>nkt een goed verhaal geschreven te<br />

hebben.<br />

Tij<strong>de</strong>ns het schrijven let ze op <strong>de</strong> tekening (die ze aan het beschrijven is).<br />

MUHAM‐<br />

MET<br />

MUHAMMET geeft aan dat hij het een erg leuke en makkelijke taak vond. Hij <strong>de</strong>nkt dan<br />

ook het er goed vanaf gebracht te hebben.<br />

Tij<strong>de</strong>ns het schrijven let hij op: “Als je <strong>de</strong> leters leert, Als je een verhaal leest, Als je het<br />

woor<strong>de</strong>n leert” (??)<br />

SERGEN SERGEN geeft aan dat hij <strong>de</strong> schrijfopdracht maar matig leuk vond. De taak zelf was erg<br />

makkelijk, toch twijfelt hij een beetje aan <strong>de</strong> kwaliteit van zijn verhaaltje.<br />

SERGEN geeft niet aan waarop hij let wanneer hij schrijft.<br />

Schriftelijke feedback na schooluren<br />

KELLA Hoofdletters/leestekens: 5; spelling: 7; woordkeuze: 1 Goed. Mooi zo.<br />

KERÈN Spelling: 5; hoofdletters/leestekens: 8; 'En': 2; woordkeuze: 1 Zeer mooi. Goed zo.<br />

MUHAMMET Hoofletters/interpunctie: 7; woordkeuze: 7; verteltijd: 1 Zeer mooi. Goed zo.<br />

SERGEN eerste ron<strong>de</strong>: Spelling: 2. Goed zo.<br />

twee<strong>de</strong> ron<strong>de</strong>: Hoofdletters/leestekens: 10; 'En': 1; spelling: 3<br />

Dag 2: Klassikale introductie<br />

KL. ‐ De LK bespreekt klassikaal enkele teksten, waaron<strong>de</strong>r die van G., een tekst waarin het<br />

probleem van niet‐a<strong>de</strong>quaat ingebed<strong>de</strong> directe re<strong>de</strong> zich <strong>voor</strong>doet. De Lk toont <strong>de</strong> LLn op<br />

welke moeilijkhe<strong>de</strong>n ze stuit wanneer ze die tekst leest: "Wie zegt dat nu? Wie spreekt<br />

hier? Nu begrijp ik het niet meer? Is dat nu X of Y?" Ze raadt <strong>de</strong> betrokken LL ook aan om<br />

dat probleem te verhelpen wanneer ze <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> versie maakt.<br />

‐ LK leest drie verhalen <strong>voor</strong> (niet van 4 LLn!), op een nogal saaie en (te) expliciteren<strong>de</strong><br />

wijze. Na elke zin wordt aan <strong>de</strong> klas (op suggestieve wijze) gevraagd of het een goe<strong>de</strong> zin


319<br />

was. Als <strong>de</strong> LLn het antwoord niet weten, antwoordt <strong>de</strong> LK zelf. Sommige LLn werken mee<br />

(bv. KELLA); an<strong>de</strong>re LLn haken helemaal af (bv. MUHAMMET). De fouten die aan bod<br />

komen, hebben te maken met spelling, werkwoordsvormen (OVT), herhalingen,<br />

interpunctie en zinsstructuur, en met overmatig gebruik van 'en'.<br />

‐ LK reikt instructies aan m.b.t. herschrijven: LLn hoeven niet letterlijk (corrigerend) over te<br />

schrijven. Ze mogen herschrijven, herformuleren.<br />

KERÈN ‐ De LK stelt een vraag en duidt KERÈN aan om te antwoor<strong>de</strong>n (geen VI). KERÈN lijkt<br />

verlegen en zegt initieel niets. De LK verbetert dan zelf. Wanneer KERÈN toch iets zegt,<br />

gaat <strong>de</strong> LK hier verbaal niet op in.<br />

MUHAM‐<br />

MET<br />

‐ MUHAMMET is niet helemaal bij <strong>de</strong> les. De LK maant MUHAMMET doorheen <strong>de</strong> les<br />

verschei<strong>de</strong>ne malen (verbaal en non‐verbaal) rustig aan om op te letten en mee te volgen.<br />

‐ MUHAMMET maakt kenbaar dat het verhaaltje dat hij vorige les afgegeven had nog niet<br />

klaar was. De LK merkt op dat hij er aan ver<strong>de</strong>r mag schrijven.<br />

SERGEN ‐ De LK wil weten of er nog iemand vragen heeft. SERGEN stelt nog <strong>voor</strong> het eigenlijke<br />

herschrijfwerk een praktische vraag. De LK beantwoordt die vraag.<br />

KELLA ‐ De LK geeft <strong>de</strong> opdracht van G. niet aan KELLA ‐ LK prijst <strong>de</strong> LLn om <strong>de</strong> mooie verhalen. En<br />

dat ondanks <strong>de</strong> schrijffoutjes, die op zich ook weer niet zo erg zijn.<br />

‐ Ver<strong>de</strong>r is KELLA sterk en erg actief betrokken bij alle on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van <strong>de</strong>ze introductie: op<br />

inhou<strong>de</strong>lijke vragen of op vragen over vormelijke correctheid geeft/roept KELLA telkens<br />

weer het antwoord. De LK accepteert haar inbreng erg vaak en geeft ook positieve FB. B.v.<br />

De LK vraagt wat er mis is met <strong>de</strong> zin van S.D. KELLA merkt op “in mod<strong>de</strong>r moet je<br />

springen” (i.p.v. “in mod<strong>de</strong>r gaan”). Wanneer <strong>de</strong> LK niet ingaat op haar meermaals<br />

aangereikte oplossing, gaat ze over op <strong>de</strong> “en”‐fout. Dit is waar <strong>de</strong> LK op zat te wachten.<br />

Dag 2: Individueel begeleid herschrijven<br />

KL. ‐ LK gaat rond. Individuele LLn stellen vragen die erop wijzen dat ze <strong>de</strong> precieze<br />

instructies niet goed begrepen hebben (opmaak blad). LK wijst individuele LLn <strong>voor</strong>al op<br />

leestekens en hoofdletters, en op spellingsfouten.<br />

KERÈN Weinig interactie, want KERÈN stelt slechts een enkele vraag.<br />

MUHAM‐ ‐ MUHAMMET trekt ‐ na enkele mislukte pogingen ‐ <strong>de</strong> aandacht van <strong>de</strong> LK. Hij kan een<br />

MET woord in <strong>de</strong> verbetering niet lezen. De LK legt het <strong>voor</strong> hem uit.<br />

‐ De LK bekijkt op eigen initiatief het tekstje van MUHAMMET Ze verbetert vnl. spelling.<br />

‐ MUHAMMET geeft spontaan aan dat hij klaar is. De LK kijkt snel na en brengt kleine<br />

verbeteringen (spelling) aan.<br />

SERGEN ‐ SERGEN wil weten of hij <strong>de</strong> tekst "verbatim" moet overschrijven. De LK bevestigt en<br />

voegt wel toe dat hij <strong>de</strong> verbeteringen moet opvolgen.<br />

‐ SERGEN trekt <strong>de</strong> aandacht van <strong>de</strong> LK. De LK komt meelezen en brengt opnieuw<br />

verbeteringen aan qua spelling en hoofdletters (o.a. Ali, blijven, bene<strong>de</strong>n, sjaal). De LK<br />

vraagt naar <strong>de</strong> nummertjes die met <strong>de</strong> prentjes overeenkomen. Ze maant hem aan bij elk<br />

nieuw prentje terug aan <strong>de</strong> kant<strong>lijn</strong> te beginnen.<br />

‐ Even later komt <strong>de</strong> LK nog eens kijken. Ze maant SERGEN aan <strong>de</strong> nummertjes aan <strong>de</strong><br />

kant<strong>lijn</strong> te schrijven.<br />

KELLA ‐ KELLA herschrijft haar tekst zon<strong>de</strong>r rekening te hou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> opmerkingen die <strong>de</strong> LK<br />

bij G.'s tekst maakte.<br />

Dag 2: Klassikale afronding: enkele verhaaltjes wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>gelezen<br />

KL. ‐ LK laat enkele LLn hun verhaal <strong>voor</strong>lezen, of leest het zelf <strong>voor</strong>. Na<strong>de</strong>rhand wijst ze<br />

telkens op cruciale tekortkomingen: 'altijd beginnen met zelf<strong>de</strong> bijwoord (dan)';<br />

'tekstballonnetjes i.p.v. narratieve tekst' of op wat positief is, bv. 'kort en volledig'.<br />

KERÈN /<br />

MUHAM‐ ‐ De LK duidt MUHAMMET aan om <strong>voor</strong> te lezen. Hij doet dat echter te stil en uitein<strong>de</strong>lijk


320<br />

MET neemt <strong>de</strong> LK het over. LK wijst op <strong>de</strong> overvloed aan “dan”. Ze eindigt met positieve FB<br />

(“Goed. Da was prima.”).<br />

KELLA ‐ Aan het eind van <strong>de</strong> schrijfsessie grijpt <strong>de</strong> LK Z's tekst aan om het verschil dui<strong>de</strong>lijk te<br />

maken tussen een tekst waar<strong>voor</strong> je <strong>de</strong> tekeningen nodig hebt, en een tekst die autonoom<br />

kan functioneren. Ze stelt KELLA gerust: "Jij hebt <strong>de</strong> mensen zelf laten spreken, maar da's<br />

ook goed hoor. "Wat heb jij eigenlijk gedaan? Heb jij het verhaal verteld? Nee je hebt <strong>de</strong><br />

mensen zelf laten spreken, maar da's ook goed he. Eigenlijk heb je tekstballonnetjes<br />

gevuld, een stripverhaal gemaakt. Ik had gezegd dat dat ook mocht, he. Maar als we dat<br />

dan <strong>voor</strong>lezen, is dat dan makkelijk om dat te begrijpen, zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> prentjes? Nee. 't Is niet<br />

fout, maar wat jij gedaan hebt, dan heb je <strong>de</strong> prentjes nodig om te begrijpen.<br />

SERGEN /<br />

Dag 2: Interview beleving LK<br />

‐ LK heeft geen hoge verwachtingen van <strong>de</strong> LLn wat dit soort taken betreft, want <strong>de</strong> LLn hebben te<br />

weinig woor<strong>de</strong>nschat en een te beperkte basis <strong>voor</strong> spelling. Ze gaat er wel van uit dat <strong>de</strong> LLn zich<br />

echt wel inspannen, en vindt dat eigenlijk het belangrijkst.<br />

‐ LK: centrale doelstelling van dit soort schrijfopdrachten: plezier!<br />

‐ LK tilt niet al te zwaar aan fouten, maar stelt wel vast dat ze ze spontaan gaat verbeteren: "dat is<br />

ook logisch". Qua fouten let ze <strong>voor</strong>al op spelling, hoofdletters, leestekens.<br />

"Omdat je toch wilt dat ze dat correct schrijven eh.(qua spelling, L., cf. ver<strong>de</strong>rop in het gesprek) Ja, je<br />

hebt schrik dat die fouten erin slijpen eigenlijk zo eh."<br />

‐ LK geeft aan dat het werken aan inhoud en zinsbouw <strong>voor</strong>al mon<strong>de</strong>ling gebeurt. Volgens <strong>de</strong><br />

leerkracht begint het bij mon<strong>de</strong>linge vaardighe<strong>de</strong>n, pas nadien komt schrijven.<br />

‐ Op <strong>de</strong> vraag waarom bepaal<strong>de</strong> LLN boven gemid<strong>de</strong>ld scoren, wordt in eerste instantie naar<br />

zinsconstructie verwezen, en vervolgens naar spellingsfouten.<br />

‐ Toch vertrouwt <strong>de</strong> LK erop dat <strong>de</strong> LLn <strong>de</strong> vaardighe<strong>de</strong>n op lange termijn (in termen van jaren) wel<br />

on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> knie zullen krijgen. "Dat zal wel stillekes komen eh."<br />

KELLA En dan het <strong>voor</strong>beeld van KELLA bij<strong>voor</strong>beeld en haar broer en zus. Die spreken dan<br />

eigenlijk vrij goed Ne<strong>de</strong>rlands. En die woor<strong>de</strong>nschat is re<strong>de</strong>lijk uitgebreid. Die pikken dat<br />

ook snel op. En die ou<strong>de</strong>rs die verstaan niks en die kunnen niks zeggen ook niet. Waar<br />

leren die het dan?<br />

KERÈN "Ja, die is re<strong>de</strong>lijk goed. Maar wat wispelturig. Zowat een beetje speelvogeltje. Ja weet<br />

je, ze doet wat ze kan. Ik <strong>de</strong>nk wel. Die kan wel re<strong>de</strong>lijk mee. Dat valt wel mee. Ze zegt<br />

misschien ni zo veel. Maar ze begrijpt toch wel veel hoor."<br />

MUHAMMET /<br />

SERGEN "Gelijk SERGEN daar. Sorry, maar ik ga daar ook ni zitten aan te peuteren eh. Ik schrijf<br />

daar dan maar on<strong>de</strong>r wat hij goed heeft gedaan wat hij kan. Maar hij kan ni beter. Hoe<br />

komt dat dat hij ni beter kan? Zijne woor<strong>de</strong>nschat zal nog ni zo uitgebreid zijn. (...) Die<br />

is intelligent genoeg <strong>de</strong>nk. Maar die spreken ze thuis ook geen Ne<strong>de</strong>rlands eh.", en<br />

"Ja, dat was toch niet goed eh. Ik kon daar niks van maken hoor.<br />

En dan heb ik zoiets van: ‘hup, door naar <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong>’. Dan schrijf ik er maar on<strong>de</strong>r och<br />

't is goed. Hij zal er wel iets mee bedoelen en ja. Hij <strong>de</strong>ed het ook ni graag eh. Dat is ook<br />

omdat hij het niet goed kan. Hij weet dat zelf ook dat hij het niet goed kan."


321<br />

KELLA: NET<br />

Wofie wil niet wan<strong>de</strong>len<br />

1 Ooh lekker in het bad waf waf waf waf! Wat is er nu weer waf<br />

waf waf ik wil niet uit het bad waf waf.<br />

2 Wacht hou daar mee op Wofie zit stil en die shjaa weer hou daa<br />

rmee op met dat schu<strong>de</strong>n.<br />

3 Kom mee, ik haat je al je zo doet. Stap eens door Wofie waf waf<br />

4 Ooh nee he het regent oh daar is een plas! Waf waf waf pssstssst<br />

reerrr<br />

5 splec sptstst! Wof wof wof wof wof wof<br />

6 Ik ga naar huis en ook door jou schuld ben ik vuil en klets nat splet spet!!!<br />

7 Waf waf! Hou daar mee op klinkt hij boos!!!<br />

8 (W) Ha ha ha nu heb ik jou te pakken he! Wofie hrr hr hr wof wof<br />

KELLA: KLAD + FB LK<br />

wWofie wild wan<strong>de</strong>len<br />

1 Ook lekker in <strong>de</strong> het bad waf waf waf waf! Wat is er nuu waf waf<br />

waf ik wil niet uit <strong>de</strong> bad waf waf<br />

2 Wagcht hou daar mee op (vo) wWofie zit stil en die shjaal weer hou daar<br />

mee op met dat schud<strong>de</strong>n.<br />

3 Kom mee ik haat je als je zoo doet. Sstap eens door wWofie waf waf waf<br />

4 (oo) Ooh nee he het regent oh daar ik een plas! (ho) Waf waf waf waf<br />

Pssst ssst ererere<br />

5 splec sptsptsptst! Wof wof wof waf waf waf<br />

6 Ik (ik) ga naar huis en ook door jou qchuld ben ik vuil spletsletspets!<br />

7 Waf waf! houdaar mee op klinkt hij boos!!!<br />

8 (h) Ha ha ha ha nu heb ik jou te (l) pakken hé (wol) wWofie<br />

wof hrr hr hrr!!!<br />

KERÈN: NET<br />

Johan wil niet uit bad<br />

1. Er was eens een man die heette Johan. De man wou niet uit het bad.<br />

Toen kwam <strong>de</strong> hond Fluppie hij had zijn lijband genomen. Ze wou<br />

graag gaan wan<strong>de</strong>len. 2. Johan kleed zich aan en ze gaan wan<strong>de</strong>len. 3.<br />

Johan (pla) pakte (zy) zijn hond en gaat wan<strong>de</strong>len. O het begint te regenen.<br />

Har<strong>de</strong>r en har<strong>de</strong>r. De hond Fluppie vond het leuk. 5. Fluppie <strong>de</strong> hond<br />

ging rennen in <strong>de</strong> plas. De hond was vies. 6. Johan was boos en hij was ook<br />

vies. 7. Johan ging weer in het bad. Fluppie <strong>de</strong> hond lachte. 8. Toen<br />

ging Johan <strong>de</strong> hond wassen. En toen was <strong>de</strong> hond boos. ein<strong>de</strong><br />

MUHAMMET: NET<br />

De hond wil naar buiten<br />

1 Er was eens een va<strong>de</strong>r die heette Ben. Die is in het bad. Dan is Flupie<br />

gekomen. Dan zegt die: ik wil naar buiten. 2. Dan gaat ben uit het bad<br />

komen en zen sjaal aandoen. 3. Nu gaan ze naar buiten ze gaan en gaan<br />

4. en dan het heel veel ge regent. Dan was Ben en beetje nat gewor<strong>de</strong>n. 5. en dan was<br />

Flupie in <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rplas in gespongt. 6. dan was Ben mo<strong>de</strong>r gewor<strong>de</strong>n. 7. nu<br />

moet Ben (weer(d) weeral het bad ingaan. Dan lacht Flupie naar hem. 8. Nu lacht Ben<br />

naar Flupie. Nu moest Flupie gewasen wor<strong>de</strong>n.<br />

hr hr hr Wof wof wof hrhrhr!!!!<br />

KERÈN: KLAD + FB LK<br />

Johan wil niet uit bad.<br />

Er was eens een man die heette Johan .En <strong>de</strong> De man wou niet uit het batd. Ttoen kwam <strong>de</strong><br />

hond fFluppie. hHij hatd zijn lijband genomen. Ze wou graag gaan wan<strong>de</strong>len.<br />

(<strong>de</strong> man) Johan kleed zig zich aan en ze gaan wan<strong>de</strong>len. 3. Johan laatpakte zijn<br />

hond en gaant wan<strong>de</strong>len. 4. O, en het begint te regenen. Har<strong>de</strong>r en hard<br />

<strong>de</strong>r. De hond fFluppie vond het leuk. 5. fFluppie <strong>de</strong> hond ging rennen in<br />

<strong>de</strong> plas. De hond was vies. 6. Johan was boos en (ze) hij was ook vies.<br />

7. Johan ging weer in (bat) (da) het bad. fFluppie <strong>de</strong> hond lachte. 8. tToen<br />

ging Johan <strong>de</strong> hond wassen. En toen was <strong>de</strong> hond boos. ein<strong>de</strong><br />

Zeer mooi. Goed zo!<br />

MUHAMMET: KLAD + FB LK<br />

De hond wil naar buiten<br />

1. Er was eens een va<strong>de</strong>r die heette Ben. dDie is in het bad. Ddan is Flupie gekomen. dan<br />

zegt die. ik wil naar buiten. 2 dDan gaat Ben uit het <strong>de</strong> bad komen en zen sjaal aan‐<br />

doen. 3. Nu en dan gaan ze naar buiten ze gaan en gaan. 4. en dan was het hee‐<br />

veel ge regent. Ddan was Ben en beetje nat gewor<strong>de</strong>n. 5. en dan was Flupie in <strong>de</strong> mo‐<br />

<strong>de</strong>plas in gespinkt. 6. dan was Ben mod<strong>de</strong>r gewor<strong>de</strong>n. 7. dan Nu moet Ben weeral in<br />

het bad in gaan. dDan lacht Flupie aan zij naar hem. 8. Nu dan lacht Ben naar Flupie. Nu dan<br />

moest Flu<br />

pie gewasen wor<strong>de</strong>n.<br />

ein<strong>de</strong><br />

Zeer mooi. Goed zo


322<br />

SERGEN: NET<br />

mo<strong>de</strong>r hond<br />

(Ay) ALI en zijn hond. zijn hond wil buiten gaan. en ali wil in bad blijfen<br />

ali is ben<strong>de</strong>n en (was) was ali zejne saail en ali was boos 2 en zijn hond was<br />

heel blij te gaan en ali was heel boos.<br />

3. En ali was met zijn hond waren wan<strong>de</strong>len in een plas waren en Ali wil niet<br />

wan<strong>de</strong>len en <strong>de</strong> hond wil wan<strong>de</strong>len 4 en was hee vee regent en ali en zijn hond<br />

waren ze twee nat 5 en ali zijn ne hond was nan in zijn mo<strong>de</strong>r 6.<br />

en ali was nat gewor<strong>de</strong>n met mo<strong>de</strong>r 7 en ali was in (<strong>de</strong>) het bad in en ali<br />

zijne hond was van lachen. (8)<br />

8 en ali (was) hond was in het bad en Ali waar nu laaan van zijn hond.<br />

SERGEN: KLAD + FB dr LK<br />

mod<strong>de</strong>r hond<br />

(aq) Ay en zijn hond zijn hond wild bujten buiten gaan en Ay wil in <strong>de</strong> bad<br />

blijvfen 1. ay is in benee<strong>de</strong> en was ay zeyne (sal) saal aan en ay was boos en lon vos<br />

blij te gaan en ay. 2 en ay was heel boos met zijn hond (4) 3 en ay was in <strong>de</strong><br />

mod<strong>de</strong>r in en zijn hond was staud (d) ay was heel boos 4 en bob was in mo<strong>de</strong>r<br />

ingeweest. 6 en ay was ook in mod<strong>de</strong>r ingeweest en ay woleel boos. 7<br />

en ay van ook al in <strong>de</strong> bad en bob wan van lachen en ay was leel boos. 8<br />

en aAy was heel blij en <strong>de</strong> bob woeiheel droevig (ei<strong>de</strong>) (hh) THE.END<br />

Ay<br />

Goed zo


323<br />

KLAS 2, BS2<br />

Dag 1, dgdl, les: Ne<strong>de</strong>rlands: schrijven verhaal<br />

Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 1: klassikale introductie [35'00"]<br />

Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 2: individueel begeleid schrijven [38'30"]<br />

Dag 2, dgdl, les: Ne<strong>de</strong>rlands: schrijven verhaal<br />

Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 1: klassikale feedback [23'40"]<br />

Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 2: individueel begeleid herschrijven [27'40"] + [15'00"]<br />

Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 3: klassikale afronding: enkele LLn lezen <strong>voor</strong> [09'00"]<br />

Dag 1: Klassikale introductie<br />

KL. ‐ (2) LK verwijst naar vorige opdracht (2 maan<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>dien) met <strong>de</strong> (zeer open?) vraag<br />

"Hoe hebben we dat vorige keer gedaan?" LLn antwoor<strong>de</strong>n (<strong>voor</strong>al KELLA). LK zegt dat<br />

vandaag precies hetzelf<strong>de</strong> zal gebeuren. LK verwijst ook naar FB en herschrijfwerk van<br />

morgen.<br />

‐ Het verhaal wordt plaatje na plaatje gereconstueerd. De LK parafraseert <strong>de</strong> inbreng van<br />

LLn in zinnen zoals ze op papier terecht zou<strong>de</strong>n kunnen komen. Meestal doet ze dat vanuit<br />

alwetend vertelstandpunt. Soms verwerkt ze daarin a<strong>de</strong>quaat ingebed<strong>de</strong> directe re<strong>de</strong> (bv.<br />

"dus mama zegt 'Als jullie mijn vaas kapot maken met jullie knuffels, dan gooi ik jullie<br />

knuffels in <strong>de</strong> vuilniszak.' " Soms is <strong>de</strong> inbedding niet zo dui<strong>de</strong>lijk: "Dus mama heeft<br />

waarschijnlijk gezegd: 'als jullie mijn vaas kapot maken, ...' "<br />

‐ De LK pikt in op een opmerking van een van <strong>de</strong> LLn in verband met spreekballonnetjes:<br />

<strong>de</strong> LK vertelt <strong>de</strong> LLn hoe je <strong>de</strong> personages kunt laten spreken, en on<strong>de</strong>rsteunt haar input<br />

met een <strong>voor</strong>beeld op het bord "De mama zegt: "....". Ze geeft aan dat <strong>de</strong> LLn dit soort<br />

informatie mogen toevoegen, maar dat ze ook gewoon mogen vertellen. "Dan ben je <strong>de</strong><br />

verteller. Hè. Mama zegt dat <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren braaf moeten zijn. Maar je kunt dus ook zeggen:<br />

<strong>de</strong> mama zegt (gewijzig<strong>de</strong> intonatie) 'Kin<strong>de</strong>ren, braaf zijn he, rustig op <strong>de</strong> zetel zitten.' Zo<br />

kun je het ook doen."<br />

KERÈN KERÈN is sterk betrokken bij <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> introductie‐activiteit. Ze<br />

steekt haar vinger op en krijgt ook enkele beurten.<br />

MUHAM‐ MUHAMMET komt niet aan bod.<br />

MET<br />

KELLA De LK probeert klassikaal het verhaal in <strong>de</strong> strip te reconstrueren. In principe steken LLn<br />

hun vinger op, maar KELLA doet dat niet: zij roept impulsief alle antwoor<strong>de</strong>n of<br />

opmerkingen. De LK grijpt niet noemenswaardig in.<br />

KELLA reageert op alle mogelijke vragen/uitdagingen/uitnodigingen m.b.t. elk<br />

gesprekson<strong>de</strong>rwerp (eigen beleving, prentenreeks, afspraken, vormelijke problemen,<br />

woor<strong>de</strong>nschatkeuzes, ...). We noteer<strong>de</strong>n bijna 40 x een inbreng. Meestal wordt die<br />

geaccepteerd, zij het niet altijd.<br />

SERGEN ‐ SERGEN antwoordt op een concrete vraag i.v.m. prentje 6. De LK herneemt woor<strong>de</strong>lijk<br />

zijn antwoord en stelt een bijvraag.<br />

Dag 1: Individueel begeleid schrijven<br />

KL. ‐ De LK reageert op vragen van individuele LLn, maar intervenieert ook op eigen initiatief<br />

(over <strong>de</strong> schou<strong>de</strong>r meelezen, en corrigeren ‐ soms mon<strong>de</strong>ling, soms schriftelijk; soms<br />

hardop parafraserend <strong>voor</strong> alle LLn): ze let op hoofdletters, lay‐out, leestekens, "En",<br />

spelling, accuraatheid zin.<br />

‐ Wanneer <strong>de</strong> LK tekstjes (met het oog op begeleiding) tekstjes leest waarin directe re<strong>de</strong><br />

niet ingebed aan bod komt, wijst ze <strong>de</strong> LLn niet op dat aspect.<br />

KERÈN /


324<br />

MUHAM‐<br />

MET<br />

‐ De LK bekijkt op eigen initiatief het <strong>voor</strong>lopige verhaaltje van MUHAMMET en wijst hem<br />

erop dat er een hoofdletter ontbreekt.<br />

KELLA ‐ Er zijn enkele momenten van interactie wanneer LK fout vaststelt in tekst van KELLA of<br />

KELLA om hulp vraagt.<br />

SERGEN ‐ E geeft aan dat hij geen titel vindt. De LK herhaalt haar eer<strong>de</strong>re instructies.<br />

‐ De LK bekijkt op eigen initiatief <strong>de</strong> <strong>voor</strong>lopige versie van SERGENs verhaal. Ze wijst op<br />

een fout tegen <strong>de</strong> lidwoordkeuze en vraagt hem ook nummertjes (cf. bij tekeningen) te<br />

schrijven.<br />

‐ SERGEN geeft aan dat hij bijna klaar is. De LK vraagt hem nog even ver<strong>de</strong>r te werken. Ze<br />

geeft hem <strong>de</strong> tip om <strong>de</strong> tekst na te kijken en misschien nog iets te veran<strong>de</strong>ren.<br />

Dag 1: Inschatting door <strong>de</strong> LK (5‐punts Likertschaal)<br />

KELLA Plezier: 4 Inspanning: 4 Verwachte kwaliteit van product: 3<br />

KERÈN Plezier: 3 Inspanning: 3 Verwachte kwaliteit van product: 2<br />

MUHAMMET Plezier: 4 Inspanning: 4 Verwachte kwaliteit van product: 2<br />

SERGEN Plezier: 1 Inspanning: 2 Verwachte kwaliteit van product: 1<br />

Dag 1: Schriftelijke bevraging beleving LLn<br />

KELLA KELLA vond het een erg leuke schrijfopdracht. De taak was erg makkelijk. KELLA <strong>de</strong>nkt dan<br />

ook een goed verhaal geschreven te hebben.<br />

Het makkelijkst gingen <strong>voor</strong> haar het kijken naar <strong>de</strong> prentjes en schrijven. KELLA vond niets<br />

moeilijk.<br />

KERÈN KERÈN vond het een leuke taak die matig moeilijk was. Haar verhaaltje zelf is volgens haar<br />

wel goed gelukt.<br />

.Een verhaal schrijven ging al goed, <strong>de</strong> titel stel<strong>de</strong> haar evenwel <strong>voor</strong> meer problemen.<br />

MUHAM‐<br />

MET<br />

MUHAMMET vond het een erg leuke taak die daarenboven ook heel makkelijk was. Hij<br />

<strong>de</strong>nkt een goed verhaal verteld te hebben.<br />

Tij<strong>de</strong>ns het schrijven ging alles makkelijk.<br />

SERGEN SERGEN vond <strong>de</strong> taak maar matig leuk. De schrijfopdracht ging hem makkelijk af en hij<br />

gelooft een goed verhaal neergepend te hebben.<br />

Het verhaal schrijven ging makkelijk, en eigenlijk was er niets moeilijk.<br />

Schriftelijke feedback na schooluren<br />

KELLA Hoofdletters/leestekens : 7; Spelling: 18; woordkeuze: 3 Zeer goed! Prima zo!<br />

KERÈN Hoofdletters/leestekens: 12; spelling: 12; vervoegingen: 2; woordkeuze: 5.<br />

Mooi zo! Prima!<br />

MUHAM‐<br />

MET<br />

Hoofdletter/Leesteken: 5; spelling: 4, vervoeging: 1; verwijswoor<strong>de</strong>n: 3. Mooi zo, F.!<br />

SERGEN Hoofdletters/leestekens: 10; 'En': 4; spelling: 6 Goed! Dui<strong>de</strong>lijker schrijven SERGEN.<br />

Dag 2: Klassikale introductie<br />

KL. ‐ LK overloopt <strong>de</strong> teksten van <strong>de</strong> LLn; in eerste instantie prijst <strong>de</strong> LK het werk; nadien<br />

formuleert ze concrete en afgestem<strong>de</strong> adviezen: lengte (een beetje extra mag wel, maar<br />

niet overdrijven): 5; hoofdletters en leestekens: 3;<br />

lay out: 10; zinsbouw: 'mooie zinnen': 7; 'correcte zinnen': 2; woordkeuze : 4; inhoud: 3;<br />

spelling: 5 (maar da's niet zo erg!); 'En': 1. De LK bespreekt alle fouten en daaruit<br />

<strong>voor</strong>tvloeien<strong>de</strong> tips enkel mon<strong>de</strong>ling. Dat is soms erg moeilijk te volgen. LK geeft ook<br />

enkele keren aan dat <strong>de</strong> regel die ze vermeldt (of <strong>de</strong> tip), nog wat te moeilijk is.<br />

‐ LK besteedt geen aandacht aan min<strong>de</strong>r a<strong>de</strong>quate passages, noch in het werkje van KELLA<br />

noch in dat van an<strong>de</strong>ren. Evenmin maakt ze gebruik van <strong>de</strong> geslaag<strong>de</strong> passages, bv. in <strong>de</strong><br />

tekst van KERÈN


325<br />

‐ De LK dringt er naar aanleiding van <strong>de</strong> (relatief korte) tekst van een LL wel op aan dat er<br />

ook genoteerd wordt "wat <strong>de</strong> mensen eigenlijk <strong>de</strong>nken of doen of zeggen tegen mekaar."<br />

‐ Naar aanleiding van een wijdlopige en chaotische tekst van een an<strong>de</strong>re LL vertelt <strong>de</strong> LK<br />

heel dui<strong>de</strong>lijk wat <strong>de</strong> essentie is van <strong>de</strong> opdracht (en van schriftelijke communicatie): "Het<br />

is <strong>de</strong> bedoeling dat iemand die <strong>de</strong>ze prenten niet ziet, en jij geeft het verhaal aan die<br />

mevrouw of aan die meneer en je laat dat lezen, dan is het <strong>de</strong> bedoeling dat die zich een<br />

beetje kan fantaseren, en dat die ziet: a ja, zo gaat dat verhaaltje."<br />

KERÈN /<br />

MUHAM‐<br />

MET<br />

‐ Tij<strong>de</strong>ns het klassikale feedbackmoment bespreekt <strong>de</strong> LK het werk van MUHAMMET : ze<br />

begint en eindigt met positieve FB. Geen relevante opmerkingen.<br />

SERGEN ‐ De LK bespreekt ook SERGENs werkje klassikaal. Ze haalt naast enkele minpuntjes<br />

(“dui<strong>de</strong>lijker schrijven”, hoofdletters) ook positieve zaken aan (“ik <strong>de</strong>nk da da een heel<br />

mooi verhaal is”, goed aan <strong>de</strong> <strong>lijn</strong> begonnen).<br />

SERGEN geeft aan dat hij op <strong>de</strong> door <strong>de</strong> LK aangehaal<strong>de</strong> aandachtspunten zal letten bij het<br />

herschrijven.<br />

KELLA ‐ Opnieuw is KELLA sterk en erg actief betrokken bij alle on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van <strong>de</strong>ze introductie:<br />

op inhou<strong>de</strong>lijke vragen of op vragen over vormelijke correctheid geeft/roept KELLA telkens<br />

weer het antwoord. De LK accepteert haar inbreng in dit on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el niet erg vaak<br />

‐ De LK geeft KELLA klassikaal FB. De LK geeft eerst positieve FB (“Da was ook heel mooi”),<br />

maar ze vermeldt ook dat KELLA’s werkje op het ein<strong>de</strong> moeilijker leesbaar was omdat ze<br />

niet genoeg plaats had om alles netjes te schrijven, ze draagt haar op <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> keer<br />

gewoon aan <strong>de</strong> achterzij<strong>de</strong> ver<strong>de</strong>r te werken. De LK prijst KELLA omdat tussen <strong>de</strong><br />

nummertjes een <strong>lijn</strong>tje open gelaten had, dit zorg<strong>de</strong> <strong>voor</strong> een dui<strong>de</strong>lijke bladspiegel. Ze<br />

eindigt met meer positieve FB (“Da was heel goed. Prima KELLA.”) en <strong>de</strong> opdracht aan<br />

KELLA om te herschrijven.<br />

Dag 2: Individueel begeleid herschrijven (<strong>voor</strong> pauze)<br />

KL. ‐ LLn vragen om uitleg bij <strong>de</strong> correcties. LK biedt hulp aan waar die gevraagd wordt. Heel<br />

wat praktische problemen, interpretatieproblemen,<br />

LK heeft het zichzelf wel wat lastig gemaakt, door niet altijd even overzichtelijk te<br />

verbeteren, waardoor LLn alsmaar om uitleg en hulp moeten vragen.<br />

‐De vragen betreffen allerlei on<strong>de</strong>rwerpen, van het meest praktische (lekken<strong>de</strong> pen) tot<br />

het meest complexe (zinsbouw, verwijzingen, inhou<strong>de</strong>lijke logica). Af en toe formuleert <strong>de</strong><br />

LK samen met <strong>de</strong> LL een zin.<br />

KERÈN KERÈN stelt enkele vragen (spelling, hoofdletters, afspraken). De LK antwoordt kort.<br />

MUHAM‐ /<br />

MET<br />

KELLA ‐ KELLA roept enkele malen <strong>de</strong> hulp in van <strong>de</strong> LK.<br />

‐ De LK verbetert op eigen initiatief KELLA’s werkje. (1x AS, 1x woor<strong>de</strong>n losmaken)<br />

‐ KELLA <strong>de</strong>nkt een fout in <strong>de</strong> verbetering van haar kladwerk gezien te hebben. Het<br />

misverstand komt <strong>voor</strong>t uit <strong>de</strong> verwarring tussen het persoonlijk <strong>voor</strong>naamwoord “zij” als<br />

on<strong>de</strong>rwerp en het bezittelijk <strong>voor</strong>naamwoord“zijn”, zoals respectievelijk <strong>de</strong> LK en KELLA<br />

het woord bedoeld had<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> zin. De LK komt erbij en legt uit, geeft een alternatieve<br />

oplossing, maar dicteert tenslotte toch <strong>de</strong> door haar geprefereer<strong>de</strong> zin.<br />

‐ KELLA trekt <strong>de</strong> aandacht van <strong>de</strong> LK en meldt dat ze zelf nog een door haar gemaakte fout<br />

gevon<strong>de</strong>n heeft. De LK bevestigt uitvoerig en voegt toe dat zijzelf niet alle fouten uit <strong>de</strong><br />

teksten gehaald heeft.<br />

SERGEN ‐ SERGEN roept enkele malen <strong>de</strong> hulp van <strong>de</strong> LK in <strong>voor</strong> <strong>de</strong> interpretatie van een correctie<br />

(bv. meervoud i.p.v. enkelvoud). De LK reikt <strong>de</strong> correcte verbetering aan en legt ook uit<br />

waarom het an<strong>de</strong>rs moet (twee kin<strong>de</strong>ren. Omdat SERGEN twijfelt hoe hij die verbetering<br />

praktisch moet realiseren, lost <strong>de</strong> LK het even <strong>voor</strong> hem op.<br />

‐ SERGEN is klaar met verbeteren en vraagt aan <strong>de</strong> LK of zijn werkje zo in or<strong>de</strong> is. De LK


326<br />

antwoordt (een beetje geërgerd) dat ze later pas na zal kijken.<br />

‐ De LK leest en verbetert op eigen initiatief SERGENs verbeter<strong>de</strong> versie. Ze geeft hem<br />

eerst positieve FB (“Da is al veel dui<strong>de</strong>lijker. Goed.”) en corrigeert daarna nog enkele zaken<br />

(zinsbouw:2; woordkeus: 2; lay‐out: 1) Ze legt uit waarom bepaal<strong>de</strong> zaken fout of<br />

onvolledig zijn en schrijft zelf <strong>de</strong> correctie erbij. Ze betrekt SERGEN enigszins bij <strong>de</strong><br />

verbetering, maar laat hem uitein<strong>de</strong>lijk toch haar mo<strong>de</strong>l‐antwoord opschrijven.<br />

‐ SERGEN geeft te kennen dat hij klaar is met het herschrijven. De LK vraagt hem nog eens<br />

na te kijken.<br />

Dag 2: Klassikale afronding: individuele verhaaltjes wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>gelezen<br />

KL. ‐ Wanneer ter afsluiting enkele tekstjes <strong>voor</strong>gelezen wor<strong>de</strong>n, komt het on<strong>de</strong>rwerp van<br />

niet‐a<strong>de</strong>quaat ingebed<strong>de</strong> directe re<strong>de</strong> ‐ hoewel er zeker wel aanleiding toe is (bv. tekst<br />

van MUHAMMET) ‐ niet aan bod.<br />

‐ LK wijst op 'mooie zinnen' in tekst van LL.<br />

KERÈN /<br />

MUHAM‐<br />

MET<br />

‐ Na het verhaaltje van B., gaat <strong>de</strong> LK op zoek naar “wie nog een mooi verhaal heeft”. Ze<br />

bekijkt MUHAMMETs werkje, geeft positieve FB (“ja, da’s ook goed”) en laat hem<br />

<strong>voor</strong>lezen. Wanneer hij een fout in zijn tekstje heeft staan, on<strong>de</strong>rbreekt ze hem even en<br />

verbetert ze direct zelf (fout tegen lidwoordgebruik) of vraagt ze klassikaal wat er verkeerd<br />

is (incorrect <strong>voor</strong>zetsel). <strong>Achter</strong>af geeft ze hem positieve FB en stelt ze nog een extra vraag<br />

i.v.m. het ein<strong>de</strong> van zijn verhaaltje (inhoud onvolledig). MUHAMMETs antwoord is niet<br />

helemaal waar <strong>de</strong> LK op zat te wachten en ze probeert hem te laten uitbrei<strong>de</strong>n, maar<br />

KELLA komt spontaan tussen.<br />

KELLA ‐ De LK stelt een vraag aan MUHAMMET, KELLA komt spontaan tussen met eigen inbreng.<br />

De LK stelt een bijvraag om tot een welbepaald antwoord te komen. KELLA helpt dat<br />

antwoord te construeren.<br />

‐ De LK vraagt of KELLA al een keer gelezen heeft, KELLA antwoordt bevestigend. De LK<br />

geeft positieve commentaar (“mooie zinnen zie ik”) en leest vervolgens een ge<strong>de</strong>elte van<br />

KELLA’s verhaaltje <strong>voor</strong>. Ze grijpt <strong>de</strong> gelegenheid aan om kort nog iets klassikaal te<br />

verbeteren: “Hoe is <strong>de</strong> verle<strong>de</strong>n tijd […] van zeggen?”<br />

SERGEN ‐ SERGEN komt niet aan bod bij <strong>voor</strong>lezen verhalen.<br />

Dag 2: schriftelijke bevraging beleving LLn<br />

KERÈN Wanneer ze <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> keer met een schrijfopdracht wordt geconfronteerd, wil KERÈN<br />

goed naar <strong>de</strong> tekeningen kijken, vervolgens haar verhaaltje schrijven, met aandacht <strong>voor</strong><br />

schoonschrift, en ten slotte alles controleren.<br />

MUHAM‐ Volg<strong>de</strong>n<strong>de</strong> keer wil MUHAMMET op zijn hoofdletters letten.<br />

MET<br />

KELLA Bij een volgen<strong>de</strong> schrijfopdracht wil KELLA proberen te letten op schoonschrift en<br />

hoofdletters/leestekens. Ve<strong>de</strong>r wil ze foutloos werken (~ spelling) en hoopt ze mooie<br />

zinnen te maken.<br />

SERGEN SERGEN wil <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> keer proberen te letten op "hoofleter" en "schrijfen"<br />

(schrijffouten? handschrift?). Ook wil hij proberen zijn werkje te controleren (nalezen +<br />

verbeteren?).<br />

Uit het interview (eind dag 2)<br />

KL. ‐ Wat zinsbouw betreft, vertelt <strong>de</strong> LK dat het <strong>voor</strong> Turkse LLn een moeilijke zaak is. Wel<br />

heeft <strong>de</strong> LK al opgemerkt dat LLn die (in S.O.) met meer Ne<strong>de</strong>rlandstalige LLn in <strong>de</strong> klas<br />

zitten, vlotheid verwerven: "Dat het op <strong>de</strong>ze school allemaal Turkse LLn zijn, speelt toch<br />

ook wel mee; speelt ook wel mee; maar ge hoort da nu, zoals Fatma, die heeft een jaar<br />

daar bij, tussen, <strong>de</strong> helft Belgen, maar <strong>de</strong> rest was ook Turks; <strong>de</strong> helft Belgen; ge hoort toch


327<br />

wel dat die, euh, mondiger is, maar daarom; da wil ni zeggen dat die woor<strong>de</strong>nschat<br />

uitgebrei<strong>de</strong>r is; eh; maar gewoon qua zinsconstructies. Die heeft da wel daar geleerd, hé;<br />

Die is dan naar hier gekomen; en die spreekt dan ook wel re<strong>de</strong>lijk Ne<strong>de</strong>rlands; da hoort ge;<br />

qua, kan mooier zinnen maken enzo, ja, ze leren toch wel meer tussen <strong>de</strong> Belgen; da blijft<br />

hier een handicap, hé."<br />

‐ LK geeft aan dat gebrek aan woor<strong>de</strong>nschat van invloed is op zowat alle taaltaken.<br />

Bovendien start <strong>de</strong> LK van het uitgangspunt dat mon<strong>de</strong>linge taalvaardigheid <strong>voor</strong>afgaat<br />

aan schriftelijke taalvaardigheid: "Ge ziet hoe dikwijls ze bepaal<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n niet kennen,<br />

hé en dan zit je strop, hé!".<br />

‐ LK vindt het belangrijk om <strong>de</strong> LLn positief te bekrachtigen. Ze gaat ervan uit dat <strong>de</strong> LLn<br />

hun best doen, en <strong>voor</strong> haar is dat het allerbelangrijkste: "ik zou altijd zeggen dat ‘het is<br />

goed’, ‘het is fijn’; ze doen het gelijk ze ’t kunnen." Of: "Maar ja, ik ga d’er dan altijd van uit<br />

dat ie<strong>de</strong>r kind heeft gedaan wat ‘m kan; en ’t is altijd goed." Of : "Ja, ik ga d’er altijd maar<br />

van uit dat ze doen wat ze kunnen, hé en da ze d’er plezier aan hebben, hé is ’t goed, hé;<br />

meer kunt ge ni verlangen, hé, <strong>de</strong>nk ik, hé."<br />

KERÈN KERÈN heeft betere zinsconstructies dan ik had verwacht, ja, iets beter; niet dat dat goed<br />

is, maar ik dacht dat die;+, allez, die spreekt ook niet zo echt vlot<br />

MUHAM‐ /<br />

MET<br />

KELLA Boven het klasgemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>.<br />

SERGEN On<strong>de</strong>r het klasgemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>: "ja, SERGEN omdat ‘m een onleesbaar handschrift en zeer<br />

beperkte woor<strong>de</strong>nschat gebruikt".


328<br />

KELLA: NET<br />

De stoute kin<strong>de</strong>ren<br />

1. De kin<strong>de</strong>ren waren rustig aan het zitten toen<br />

ging mama weg mama zij daag en <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren<br />

Jan en Lies (zei<strong>de</strong>) zei<strong>de</strong>n ook daag.<br />

KELLA: KLAD + FB dr LK<br />

De stoute/kin<strong>de</strong>ren<br />

1. De kin<strong>de</strong>ren (waaren) rustig aan het (ziteetentoen) zitten toen<br />

maama weg was mama zij<strong>de</strong> zei daag en <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>r<br />

en Jan en (J) Lies zij<strong>de</strong> zei<strong>de</strong>n ook daag.<br />

2. En <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur lied mama toe en dan gingen Jan en ‐<br />

Lies kabaal maaken ze waaren aan het wild (speel)<br />

speelen. Ze zwaai<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> poppen.<br />

2. En <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur lied mama toe en dan gingen lied (<strong>de</strong>) Jan en<br />

Lies kabaal maake(ze) Zze waaren aan het wild speelen.<br />

Ze zwaaj<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> poppen.<br />

3. Plots gebeurt er iets. De pap van Lies komt ltegen<br />

<strong>de</strong> vaas en<strong>de</strong> vaas valt stuk.<br />

3. Plots gebueurt er iets dDe pop van (lLies) Lies komt tegen<br />

<strong>de</strong> vaas en <strong>de</strong> vaas is valt stuk.<br />

4. Dan gaan ze naar <strong>de</strong> winkel om een<br />

niewe vaas te koopen Lies neemt zijn<br />

spaarpot mee om <strong>de</strong> vaas te kopen.<br />

4. Dan gaan/ze naar <strong>de</strong> winkel om een (me)niew‐<br />

e vaas (<strong>de</strong>) te kopen een nieuwe kleine vaas te kopen<br />

Lies neemt zijn haar (vaas) (mee) spaarpot mee om <strong>de</strong> vaas te kop<br />

en.<br />

5. Mama is thuis. De kin<strong>de</strong>ren kijken sip zo<br />

bang en mama zegt halo (toenze h) toen ze<br />

thuis kawam.<br />

5. Mama is thuis .D<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren kijken sip en zo ba‐<br />

ng en mama zegt halo toen ze thuis kwam.<br />

6. En mama heeft een tuil bloemen mee<br />

gebraacht. Dan brengt zij b<strong>de</strong> bloemen naar<br />

<strong>de</strong> kast en ze vraagt zig af waar is mijn grote<br />

vaas (kblinktmzeboos) klinkt ze boos.<br />

7. Meneer kuut (uuu) u dit bloemen verwiselen<br />

<strong>voor</strong> dat kleine bloem en dan kijkt <strong>de</strong> (me)<br />

meneeer een beetje sip omdat hij geld moet<br />

krijgen ja naturur <strong>voor</strong> een kleine bloem en<br />

<strong>voor</strong> een ltuil bloem duu moet ze geld turug<br />

krijgen.<br />

6. En mama heeft een tuil bloemen meegebracht<br />

Ddan brengt zijn bloemen naar (<strong>de</strong>) <strong>de</strong> kast en ze kijk‐<br />

t naar <strong>de</strong> kast waar is mijne groote vaas klinkt<br />

7. mama boos. Meneer kunt u dit (vaa) bloem verwiselen<br />

<strong>voor</strong> dat klein bloem en kijkt <strong>de</strong> meneer sip omdat <strong>de</strong><br />

meneer geltd turug moet geven <strong>voor</strong> een groot<br />

bloem.<br />

8. Als jullie mijn vaas kapot gaan doen dan gooi<br />

ik julie (b) popenpen weg Een dan zitten <strong>de</strong> kin<strong>de</strong><br />

ren heel braaf op<strong>de</strong> zetel. Ein<strong>de</strong><br />

Zeer goed. Prima zo!<br />

8. Als jullie mijn vaas kapot gaan doen dan gooi<br />

ik jullie poppen weg en dan zitten <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren<br />

heel braaf op <strong>de</strong> zetel. Ein<strong>de</strong>.


329<br />

KEREN: NET<br />

Wat er gebeurt als mama weg is<br />

1. Er waaren twee kin<strong>de</strong>ren het meisje heetten (katrein)<br />

(~) Katrien en <strong>de</strong> jongen heetten (Lo) Tom. En mama<br />

ging bootschappen doen. Mama zij braaf zijn<br />

he kin<strong>de</strong>ren.<br />

2. Maar wat gebeurt als mama weg is.<br />

De kin<strong>de</strong>ren beginnen te spelen. Ze (zi) hebben niet<br />

geluisterd naar hun mama.<br />

3. O... vtenuj toen ging <strong>de</strong> vaas kapot.<br />

4. De kin<strong>de</strong>ren. Tom en Katrien gaan een niewe vaas<br />

kopen want (b) Katrien had haar spaarpot<br />

in haar hand. Maar <strong>de</strong> vaas was klein.<br />

5. Als mama thuis (is) kwam waren <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren<br />

bang. Mama had een bos bloemen bij zich.<br />

6. Mama was verbaast Ze (zijei) zei. Ik had<br />

toch een grotere vaas?<br />

7. Tom en (Katrun) Katrien waren <strong>de</strong> bloemen<br />

gaan ruilen. Ze gingen kleinere bloemen kopen<br />

8. Maar mama pakt <strong>de</strong> knufels en gooit<br />

het in <strong>de</strong> vuilbak. Maar nu waren <strong>de</strong><br />

kin<strong>de</strong>ren weer flink. En er was een an<strong>de</strong>re<br />

kleine (beer) knuffel naast <strong>de</strong> bloemen.<br />

ein<strong>de</strong> van het verhaal<br />

KERÈN: KLAD + FB dr LK<br />

Wat gebeurt als mama weg is<br />

1. Er waren twee kin<strong>de</strong>ren. De Het meisje heette Eelle<br />

(c) en <strong>de</strong> jongen heette J jan. En mama ging boodsch‐<br />

(2) appen doen. Mama zij braaf zijn he kin<strong>de</strong>ren. ?<br />

2. (maa) Maar wat gebeurt als mama weg is.<br />

De kin<strong>de</strong>ren (ebegisn) begginnen te spelen.<br />

Ze hebben niet geluistertd naar zijn hun mama.<br />

3. O... en toen ging <strong>de</strong> vaas kapot.<br />

4. De kin<strong>de</strong>ren J jan en Eellen gaan een niewe<br />

vaas (h) kopen (maar) want (<strong>de</strong>) Eelle hatd<br />

haar zijn spaarpot in haar zijn hand. (n) Maar <strong>de</strong><br />

vaas was te klein.<br />

5. En als (mo) mama thuis kwam waren <strong>de</strong><br />

kin<strong>de</strong>ren bang . M mama hat d een (bl) bos bloemen<br />

bijn hem. zich<br />

6. Mama was verbaast d . Ze ze zij zei : Iik hadt tog ch een<br />

grotere vaas zij mama?<br />

7. (De) Jan en Elle waren (b) <strong>de</strong> (bloelme)<br />

bloemen gaan ruilen. Z ze gingen kleinere<br />

(8.) bloemen kopen.<br />

8. Maar mama (b) pakt <strong>de</strong> knuffels en gooit<br />

het in <strong>de</strong> vuilbak. Maar nu waren <strong>de</strong><br />

kin<strong>de</strong>ren weer flink. En er was een an<strong>de</strong>re<br />

kleine knuffel naast <strong>de</strong> het bloemen. (En)<br />

Ein<strong>de</strong>


330<br />

MUHAMMET: NET<br />

Wat gebeurt als mama weg is.<br />

1. In h<br />

1. In het huis waren twee kin<strong>de</strong>ren die<br />

(heten) Heten Tom en Elke Eer was ook een<br />

M Moe<strong>de</strong>r die heet Lieve. Lieve gaat weg<br />

<strong>de</strong>aag zeggen ze. 2. Dan waren ze kabaal<br />

Aan het doen. 3. De knufel konijn was<br />

Aan <strong>de</strong> vaas gegooid en dan was <strong>de</strong><br />

vaas stuk gewor<strong>de</strong>n. 4. Tom en Elke zegt<br />

Ik wil die vaas die zegt ze. 5. De kin<strong>de</strong>ren<br />

Gaan terug naar huis gegaan ze waren<br />

Stil gaan zitten Lieve had blo groote bloemen.<br />

In zijn haar hand. 6. Lieve gaat naar <strong>de</strong> vaas<br />

Ooo zegt Lieve wat hebben julie gedaan !!!.<br />

7. Tom en Elke gaan terug naar <strong>de</strong> bloemen<br />

Winkel gegaan Elke zegt ik wil dat<br />

Bloem wekke bloem dat bloem. 8.<br />

Dan gaan Tom en Elke heel rustig<br />

MUHAMMET: KLAD + FB LK<br />

Wat gebueurt als mama weg is.<br />

1. In het huis waren 2 kin<strong>de</strong>ren die heten B Tom en elke Elke<br />

Er was ook een moe<strong>de</strong>r die heet Liesve. Liesve gaat weg<br />

dDaag zeggen ze. 2. dDan waren ze kabaal aan het doen.<br />

3. <strong>de</strong> De knufel konijn was aan <strong>de</strong> vaas gegooid en dan<br />

was <strong>de</strong> vaas stuk gewor<strong>de</strong>n. 4. Tom en eElke was naa‐<br />

r <strong>de</strong> De bloemenwinkel gegaan en eElke zegt iIk wil dat die<br />

Vaas die zegt man ze. 5. D<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren terug naar huis ge‐<br />

gaan ze waren stil gaan zitten Lies had bloemen in<br />

haar zijn hand. 6. Liesve gaat naar <strong>de</strong> vaas ooo zegt<br />

Liesve wat hebben julie gedaan !!! 7. Tom en eElke gaan<br />

tuerug naar <strong>de</strong> bloemenwinkel eElke zegt ik<br />

wil dat bloem welke bloem dat bloem. 8.<br />

Ddan gaan Tom en L Elke heel rustig zitten en<br />

Liese <strong>de</strong> knuffelsen in <strong>de</strong> zak. ein<strong>de</strong><br />

Mooi zo, MUHAMMET<br />

Zitten en Lieve stopt <strong>de</strong> knuffels in <strong>de</strong> zak. eind<br />

SERGEN: NET<br />

(Er) Wat Er gebuird als mama weg is<br />

1. De kin<strong>de</strong>ren (zit) zitten flink aan <strong>de</strong> bank<br />

niet <strong>de</strong> (voos) vaas kapot doen Dag mama<br />

Dag kin<strong>de</strong>ren ik zal <strong>voor</strong> 1 uur turug komen.<br />

2. Ali en Ajse waren spelen met zijn knuffels.<br />

spelen en Ajse was aan <strong>de</strong> vaas ge gooit.<br />

3. Ajse heeft naar <strong>de</strong> vaas het knufel vaas gooit<br />

De vaas was ging kapot.<br />

4. als mama komt Dan gaan (on mama) onz) mam) knufels mama<br />

DingDong menier irs Er een vaoor 14 € meeneer<br />

Das tog veel geld meeneeer oo hel gekocht<br />

5. hallo mama hallo kin<strong>de</strong>ren ali en ajse warom ben jij zo stil<br />

6. waar is mijn ne vaas toe<br />

7. winkel man kan jij die bloen wisselen alstel bief.<br />

8. als julie mijn vaas kapot doen dan gooi ik<br />

julie knufelbeer<br />

SERGEN: KLAD + FB LK<br />

Wat er gebuurt als mama weg is.<br />

1. De kin<strong>de</strong>re zit flink niet naar buten gaan zit flink<br />

en opgelet niet <strong>de</strong> vaas kapot doen . Ddaag maama<br />

Ddaag kin<strong>de</strong>re ik zul <strong>voor</strong> 1 uur teurug komen.<br />

2. Aali en Aajse waren speelen met zijn knufel speelen<br />

en Aajse was <strong>de</strong> aan <strong>de</strong> vaas gegoojen.<br />

3. en was Aajse was <strong>de</strong> beer aan vaas goojt.<br />

4. en Aajse was aan <strong>de</strong> waas om te kopen voveel koste e waas<br />

14 € ero dus toch te veel:<br />

5. en Aajse en Aali zijne mama vas turug ge<br />

komen met een goote bloom.bloem<br />

6. Wwaar ins mijn ne vaas toe.?<br />

7. Wwinkel man kan jij die bloem wisselen asteblief.<br />

8. en zijn mama was beetje boos en heeft gezegt<br />

als/mijn/vaas kapotsis daga ik juli beertje in<br />

dan goo in in <strong>de</strong> vuilbak. Goed. Dui<strong>de</strong>lijker schrijven, E.


331<br />

KLAS 2, BS3<br />

Dag 1, dgdl, les: Ne<strong>de</strong>rlands: schrijven verhaal<br />

Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 1: klassikale introductie [25'00"]<br />

Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 2: individueel begeleid schrijven [35'00"]<br />

Dag 2, dgdl, les: Ne<strong>de</strong>rlands: schrijven verhaal<br />

Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 1: klassikale feedback [04'50"]<br />

Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 2: individueel begeleid herschrijven [32'50"]<br />

Dag 1: Klassikale introductie<br />

KL. ‐ LK overloopt samen met <strong>de</strong> LLn <strong>de</strong> prenten, "dan kunnen jullie er straks een mooi<br />

verhaal van maken." LK vraagt bij elk plaatje dat <strong>de</strong> LLn vertellen wat er gebeurt.<br />

‐ De allermeeste inbreng, zowel van LLn als van <strong>de</strong> LK, bestaat uit verteltekst. Enkel bij<br />

plaatje 5 zoeken LK en LLn naar wat <strong>de</strong> jongen zou zeggen/vragen. De LK grijpt dit punt<br />

niet aan om <strong>de</strong> inbedding van directe re<strong>de</strong> te bespreken. De LLn bie<strong>de</strong>n directe re<strong>de</strong> aan,<br />

en <strong>de</strong> LK bedt die onvoldoen<strong>de</strong> dui<strong>de</strong>lijk in. KELLA: Mama wa is hier ah euhh wa is hier<br />

aan <strong>de</strong> hand? (...) LK: Hij gaat misschien eerst zeggen ‘Kijk mama, mijn auto rijdt niet<br />

meer’.<br />

‐ De LK kondigt zegt telkens mogelijke schrijfzinnen <strong>voor</strong>, bij wijze van synthese van wat<br />

LLn broksgewijs aanleveren. Ze nodigt ook <strong>de</strong> LLn uit om 'mooie zinnen' te maken: "Wie<br />

kan er mij een mooie zin zeggen?" of "Hoe kun je dat mooi zeggen met een zin?"<br />

‐ Er wordt nog even overlopen waarop LLn moeten letten: hoofdletters en leestekens.<br />

‐ LK probeert ie<strong>de</strong>reen te betrekken, maar bepaal<strong>de</strong> LLn (waaron<strong>de</strong>r KELLA) dringen zich<br />

telkens heel erg op. LK lijkt er niet in te slagen <strong>de</strong> beurten correcter te ver<strong>de</strong>len.<br />

KERÈN KERÈN is matig betrokken bij <strong>de</strong>ze introductie. Ze komt een enkele keer aan bod.<br />

MUHAM‐<br />

MET<br />

‐ MUHAMMET is ‐ op eigen initiatief ‐ betrokken bij het overlopen van <strong>de</strong> prentenreeks.<br />

De LK laat hem aan het woord bij prent 2, maar on<strong>de</strong>rbreekt hem: ze herhaalt wat hij<br />

gezegd heeft en past het daarna lichtelijk aan (kapot>


332<br />

MUHAM‐<br />

MET<br />

moet zijn. De LK leest op eigen initiatief een stukje van <strong>de</strong> tekst van KERÈN Ze geeft<br />

positieve FB en reikt een vervolg aan. KERÈN heeft ten slotte moeite met het vin<strong>de</strong>n van<br />

een woord, <strong>de</strong> LK verwijst haar naar het bord waar <strong>de</strong> LK eer<strong>de</strong>r dat bepaal<strong>de</strong> woord<br />

opgeschreven heeft en leest het dan nog eens <strong>voor</strong>: “afstandsbe‐die‐ning”.<br />

‐ De LK bekijkt op eigen initiatief het <strong>voor</strong>lopige tekstje van MUHAMMET Ze geeft hem<br />

concrete aanwijzingen m.b.t. lay‐out.<br />

KELLA ‐ KELLA stelt enkele vragen die <strong>de</strong> LK telkens beantwoordt. De LK buigt zich ook op eigen<br />

initiatief over KELLA's tekst: ze wijst KELLA op foutjes (woordkeuze, bij<strong>voor</strong>beeld).<br />

‐ LK helpt KELLA op eigen initiatief met het vormelijk correct noteren van a<strong>de</strong>quaat<br />

ingebed<strong>de</strong> directe re<strong>de</strong>. Ze voegt <strong>de</strong> juiste leestekens toe (dubbelpunt).<br />

‐ De LK wijst KELLA ook terecht als zij te onrustig is.<br />

SERGEN ‐ SERGEN vraagt spontaan om hulp bij <strong>de</strong> formulering van een stukje dialoogtekst. De LK<br />

herhaalt SERGENs <strong>voor</strong>stel en verwerkt in haar antwoord enkele correcties. Vervolgens<br />

geeft ze hem positieve FB (“Ja das heel goed. Prima.”).<br />

‐ SERGEN roept spontaan <strong>de</strong> hulp van <strong>de</strong> LK in. Hij heeft problemen met te verwoor<strong>de</strong>n<br />

wat er in het prentje gebeurt. De LK dicteert hem een alternatief, waarmee ze <strong>de</strong><br />

moeilijkheid omzeilt.<br />

‐ De LK gaat op eigen initiatief langs bij SERGEN om zijn werkje te bekijken. Ze spoort hem<br />

aan nog een beetje te schrijven.<br />

Dag 1: Inschatting door <strong>de</strong> LK (5‐punts Likertschaal)<br />

KELLA Plezier: 4 Inspanning: 4 Verwachte kwaliteit van product: 3<br />

KERÈN Plezier: 4 Inspanning: 4 Verwachte kwaliteit van product: 3<br />

MUHAMMET Plezier: 3 Inspanning: 3 Verwachte kwaliteit van product: 2<br />

SERGEN Plezier: 3 Inspanning: 3 Verwachte kwaliteit van product: 2<br />

Dag 1: Schriftelijke bevraging beleving LLn<br />

KELLA KELLA geeft aan dat ze het leuk en makkelijk vond een verhaal te schrijven. Over <strong>de</strong><br />

kwaliteit van haar verhaal heeft ze geen twijfels.<br />

Terwijl ze schreef, lette ze <strong>voor</strong>al op schoonschrift.<br />

KERÈN KERÈN vond het een leuke en makkelijke opdracht, maar ze weet niet zeker of het wel<br />

een goed verhaal is gewor<strong>de</strong>n.<br />

Ze geeft aan dat ze op hoofdletters en interpunctie let wanneer ze schrijft.<br />

MUHAMMET MUHAMMET vond het heel erg leuk en makkelijk om een verhaal te schrijven. Of hij het<br />

er goed vanaf gebracht heeft, weet hij eigenlijk niet.<br />

Als hij schrijft zegt hij te letten op “<strong>de</strong> hoofdletters en <strong>de</strong> letters”.<br />

SERGEN SERGEN vond het heel erg leuk om een verhaal te schrijven; hij vond het ook makkelijk,<br />

en <strong>de</strong>nkt dat hij een goed verhaal geschreven heeft.<br />

Hij <strong>de</strong>elt mee dat hij gelet heeft op <strong>de</strong> woordjes die <strong>de</strong> LK op het bord had<br />

<strong>voor</strong>geschreven (batterij, batterijla<strong>de</strong>r).<br />

Schriftelijke feedback na schooluren<br />

KELLA Spelling: 4; inhou<strong>de</strong>lijke aanvulling: 1; woordkeuze: 2; zinsbouw: 1<br />

Mooi. Zeer goed hoor!<br />

KERÈN Zinsbouw: 3; woordkeus: 1 Zeer mooi!<br />

MUHAM‐ Hoofletters/leestekens: 9; spelling: 2; woordkeuze: 3; zinsbouw: 1 Mooi!<br />

MET<br />

SERGEN .: Spelling: 6; hoofletters/leestekens: 2; "En": 2; woorkeuze: 1; vervoeging: 2<br />

Prima! Mooi!<br />

Dag 2: Klassikale introductie


333<br />

KL. ‐ LK spreekt over <strong>de</strong> teksten <strong>voor</strong>tdurend in temen van verhaaltjes, verhalen, waarin LLn<br />

over <strong>de</strong> belevenissen van <strong>de</strong> personages vertellen. De LK maakt <strong>de</strong> LLn attent op 'mooie<br />

zinnen' in een van <strong>de</strong> teksten.<br />

‐ LK bespreekt tekst van FU., waarin <strong>de</strong> directe re<strong>de</strong> niet altijd goed ingebed zit. De LK laat<br />

dat aanvoelen, en voegt er hier en daar 'zegt X' aan toe.<br />

‐ Naar aanleiding van een vraag van R. geeft <strong>de</strong> LK aan dat <strong>de</strong> LLn niets hoeven te vragen,<br />

maar moeten vertellen: "Je moet het vertellen hè (...) jij bent <strong>de</strong> verteller van wat er op <strong>de</strong><br />

prenten dus (...) Ga je dan vragen moeten stellen?" Een LL brengt in "Of het blijft<br />

toneelstukje", waarop <strong>de</strong> LK zegt "Nee, 't is geen toneelstukje! 't Is een verhaal. Jij gaat<br />

vertellen wat je ziet!"<br />

‐ LK vertelt positief over <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> verhaaltjes. Ze vermeldt ook dat<br />

niet alle werkjes even netjes geschreven zijn, en dat ze vandaag heel net overgeschreven<br />

moeten wor<strong>de</strong>n, met <strong>de</strong> verbeteringen erbij. LK geeft ook aan dat bij het overschrijven nog<br />

hier of daar iets veran<strong>de</strong>rd/toegevoegd/geschrapt mag wor<strong>de</strong>n.<br />

KERÈN ‐ KERÈN komt niet aan bod.<br />

MUHAM‐ ‐ MUHAMMET komt niet aan bod.<br />

MET<br />

SERGEN ‐ SERGEN komt niet aan bod.<br />

KELLA ‐ De LK berispt KELLA<br />

Dag 2: Individueel begeleid herschrijven<br />

KL. ‐ LK geeft <strong>de</strong> opdracht het verhaal net over te schrijven. Alle verbeteringen van <strong>de</strong> LK<br />

moeten verwerkt wor<strong>de</strong>n. Er mag nog veran<strong>de</strong>rd wor<strong>de</strong>n.<br />

‐ Naar aanleiding van vraag LL wordt (klassikaal) ingegaan op on<strong>de</strong>rscheid tussen<br />

verteltekst(verhaal) en toneeltekst.<br />

KERÈN /<br />

MUHAM‐<br />

MET<br />

‐ De LK helpt ook MUHAMMET met het vormelijk correct noteren van a<strong>de</strong>quaat ingebed<strong>de</strong><br />

directe re<strong>de</strong>. Ze voegt een verdui<strong>de</strong>lijkend leesteken (:) toe. De LK formuleert ook het<br />

alternatief van <strong>de</strong> indirecte re<strong>de</strong>: " (leest) 'zegt mama die batterijen zijn leeg', maar ge<br />

moet da zo eigenlijk schrijven. Dubbelpunt (voegt : toe) (leest) 'Die batterijen zijn leeg',<br />

want mama zegt dat. Of je kunt... Kom es hier. Of je kunt schrijven 'Mama zegt dat <strong>de</strong><br />

batterijen leeg zijn'. Dat gaat ook"<br />

‐ Op vraag van MUHAMMET komt <strong>de</strong> LK langs: ze bekijkt MUHAMMETs tekst en reikt één<br />

verbetering aan (welke?). Ze zegt dat het <strong>voor</strong> <strong>de</strong> rest in or<strong>de</strong> is. Ze merkt echter op dat <strong>de</strong><br />

zin van MUHAMMET waarin hij een genitief verwerkt, "Turks" klinkt: "Plotseling was zijn<br />

nieuwe auto zijn batterij leeg." De LK vertelt aan <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeker dat ze ervan uitgaat dat<br />

<strong>de</strong>ze LLn rechtstreeks uit het T. vertalen. Zijzelf stu<strong>de</strong>ert T., en kan dat dus enigszins<br />

herkennen. Even later vraagt ze aan <strong>de</strong> LLn om haar <strong>de</strong> Turkse tegenhanger te helpen<br />

verwoor<strong>de</strong>n, zodat ze haar re<strong>de</strong>nering kan verifiëren. Ze raken er echter niet uit.<br />

SERGEN ‐ Wanneer <strong>de</strong> LK <strong>de</strong> werkjes aan het nalezen is, vraagt SERGEN spontaan of het zijne mooi<br />

was. De LK beaamt (“Hmm. Heel goed, ja.”).<br />

KELLA /<br />

Dag 2: Schriftelijke bevraging beleving LLn<br />

KERÈN KERÈN wil bij een volgen<strong>de</strong> schrijfopdracht proberen het nog beter te doen, netjes te<br />

schrijven, en geen spellingfouten te maken.<br />

MUHAM‐ Volgen<strong>de</strong> keer gaat MUHAMMET proberen foutloos te werken.<br />

MET<br />

KELLA KELLA wil volgen<strong>de</strong> keer proberen netjes te werken, <strong>voor</strong> afwisseling te zorgen (‘en’) en<br />

een goed verhaal te schrijven.<br />

SERGEN Bij een volgen<strong>de</strong> schrijfopdracht wil SERGEN proberen te letten op (?) “titel, lezen,<br />

vraagteken, leeztekenz”.


334<br />

Dag 2: Mon<strong>de</strong>linge bevraging beleving LK<br />

KL. ‐ LK formuleert <strong>de</strong> doelen van <strong>de</strong> schrijfsessie als volgt. Bij een aantal tekeningen een<br />

verhaal kunnen schrijven, kunnen vertellen wat er gebeurt en <strong>de</strong> verban<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rling<br />

zien. Eventueel aangevuld met wat fantasie, om een mooi verhaal te maken. Verban<strong>de</strong>n<br />

tussen verschillen<strong>de</strong> prenten. Onrelevante <strong>de</strong>tails niet opschrijven.<br />

Maar het hoofdoel blijft dat <strong>de</strong> LLn het leuk vin<strong>de</strong>n en dat ze gemotiveerd zijn.<br />

‐ De LK spoort LLn aan om hun tekst na te lezen. Ze wil daarmee <strong>voor</strong>al aan <strong>de</strong> attitu<strong>de</strong><br />

werken om telkens eens na te lezen. Sommige LLn zijn dan in<strong>de</strong>rdaad in staat om hun<br />

eigen fouten op te merken en te verbeteren, <strong>voor</strong>al spellingsfouten en<br />

hoofdletters/leestekens.<br />

‐ De zinsbouw van hun werkjes is eigenlijk altijd zwak, vergeleken met Ne<strong>de</strong>rlandstaligen.<br />

"Je kan van hen niet hetzelf<strong>de</strong> verwachten. Met wie moet je ze dan vergelijken?"<br />

KERÈN Spelling: goed. Kop van <strong>de</strong> klas. Mon<strong>de</strong>linge taalvaardigheid iets min<strong>de</strong>r, maar valt vrij<br />

goed mee. Va<strong>de</strong>r spreekt goed Ne<strong>de</strong>rlands, <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r niet. Ze is slim genoeg. Nooit<br />

blijven zitten. Ze pikt veel op en komt goed <strong>voor</strong>uit.<br />

MUHAM‐<br />

MET<br />

Mid<strong>de</strong>n‐kind. Spelling: re<strong>de</strong>lijk goed. MUHAMMET evolueert positief. Hij zal niet al te veel<br />

moeilijkhe<strong>de</strong>n krijgen in <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> leerjaren. Hij trekt zich wel uit <strong>de</strong> slag en hij is<br />

intelligent genoeg.<br />

KELLA KELLA heeft altijd al graag geschreven; ze schrijft spontaan verhaaltjes en laat die fier aan<br />

<strong>de</strong> LK lezen. Ze doet dat graag en is taalvaardig.<br />

Kop van <strong>de</strong> klas. <strong>Taal</strong>vaardig, gemotiveerd, intelligent. Spelling: goed. Ze is intelligent<br />

genoeg om het te kunnen snappen Ze evolueert goed.<br />

SERGEN SERGEN is volgens <strong>de</strong> LK niet in staat om fouten in <strong>de</strong> eigen tekst op te merken en te<br />

verbeteren. Het verraste <strong>de</strong> LK wel dat SERGEN zoveel had geschreven.<br />

SERGEN: veel geschreven en er precies wel plezier aan beleefd. Ondui<strong>de</strong>lijk schrift, ook<br />

door <strong>de</strong> vele schrijffouten en foute zinsconstructies. Verban<strong>de</strong>n heeft hij waarschijnlijk wel<br />

begrepen. Staart‐kind. Spelling is zwak. SERGEN pikt wel dingen op, maar alleen als het<br />

hem interesseert. In <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> jaren zal hij steeds meer problemen krijgen.


335<br />

KELLA: NET<br />

Een nieuwe auto <strong>voor</strong> Johan<br />

1. Toen het zes uur was speel<strong>de</strong> Johan(n) met<br />

zijn auto en zijn auto ging razend snel<br />

en hij was blij<br />

2. Het was (J) kwart over zes en werkte<br />

zijn auto niet en dan keek Johan sip<br />

3. Johan gaat naar zijn moe<strong>de</strong>r en vragt<br />

mama mijn auto werkt niet meer, kun je<br />

eens kijken.<br />

4. Mama zegt hou eens vast. Johan houd het<br />

vast, mama doet het luikje open waar <strong>de</strong><br />

batterij in zit.<br />

5. (Johan) steekt <strong>de</strong> batterijen in het (luj) luikje)<br />

Mama batterij er uit en zet het in<strong>de</strong> batterijla<strong>de</strong>r<br />

(6.) luikje<br />

6. Johan steekt <strong>de</strong> batterije in het (lijkje)<br />

7. Het duurd maar 15 minuten en dan was<br />

Johan blij en mama ook dan ruim<strong>de</strong> mama<br />

KELLA: KLAD + FB dr LK<br />

Een nieuwe auto <strong>voor</strong> Johan<br />

1. Johan speelt met zijn auto en zijn<br />

auto gaat razend snel hij is heel blij.<br />

2. Toen het kwart over (<strong>voor</strong>) 6 (g) was werkt zijn auto<br />

niei (En) en dan kijkt Johan sip.<br />

3. Johan gaat naar zijn moe<strong>de</strong>r.en<br />

vraagt mama mijn auto werkt niet<br />

meer? , kun je eens kijken?<br />

4. Mama (ku) zegt: “Hou eens vast!” Dan<br />

houdt Johan het vast mama doet<br />

<strong>de</strong> het luikje open waar <strong>de</strong> batterij in zit.<br />

5. Mama haalt <strong>de</strong> batterijje <strong>de</strong>r eruit én<br />

legt het in/<strong>de</strong> batterijla<strong>de</strong>r.<br />

6. Johan steekt <strong>de</strong> batterijen in <strong>de</strong> het luikje<br />

7. (Voor dat) Het duur<strong>de</strong> 15 minuten en<br />

dan werkte <strong>de</strong> auto, van Johan keek blij<br />

en zijn mama ook mama ruim<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> batterijla<strong>de</strong>r op nog op.<br />

alles op. Ein<strong>de</strong><br />

KERÈN: NET<br />

Een nieuwe auto <strong>voor</strong> johan<br />

1. Johan speelt met zijn niwe auto. Die hij had gekregen<br />

bij zijn verjaardag.<br />

2. Na een kwartiertje is zijn auto een beetje kapot. Er gebeurt<br />

iets met zijn auto. Johan is een beetje droevig.<br />

3. Johan vraagt aan zijn moe<strong>de</strong>r of ze kan kijken. En zijn<br />

moe<strong>de</strong>r zegt ja natuurlijk.<br />

4. Johan vraagt of zijn moe<strong>de</strong>r <strong>de</strong> achterkant open kan<br />

doen. En zijn moe<strong>de</strong>r doet <strong>de</strong> achterkant open. Mama<br />

kijkt naar <strong>de</strong> baterijen.<br />

5. Johan zijn moe<strong>de</strong>r doet <strong>de</strong> batterijla<strong>de</strong>r open en<br />

kijkt daar in <strong>de</strong> batterijenla<strong>de</strong>r.<br />

6. Johan is een beetje niewsgiereg. En blij.<br />

7. hij is weer blij omdat zijn auto weer goed<br />

is gewor<strong>de</strong>n. Een zijn moe<strong>de</strong>r kijkt in <strong>de</strong><br />

baterijla<strong>de</strong>r om het goed te maken want<br />

als het nog eens kapot gaat gaat kan hij <strong>de</strong><br />

an<strong>de</strong>re batterijen er in leggen Ein<strong>de</strong><br />

Mooi! Zeer goed, hoor!<br />

KERÈN: KLAD + FB dr LK<br />

Een nieuwe auto <strong>voor</strong> johan.<br />

1. Johan speelt met zijn nieuwe auto. Dat ie hij had<br />

gekregen bij zijn verjaardag.<br />

2. Na 15 minuten is zijn auto een beetje kapot.<br />

Er gebeurt iets met zijn auto. Johan is<br />

een beetje droevig.<br />

3. Johan vraagt aan zijn moe<strong>de</strong>r of ze kan<br />

kijken. En zijn moe<strong>de</strong>r zegt ja natuurlijk.<br />

4. Moe<strong>de</strong>r (houd) opent <strong>de</strong> auto zijn achterkant van<br />

<strong>de</strong> auto. Mama kijkt naar <strong>de</strong> batterijen.<br />

5. Johan zijn moe<strong>de</strong>r doet <strong>de</strong> batterijla<strong>de</strong>r open en<br />

kijkt daar in <strong>de</strong> batterijla<strong>de</strong>r.<br />

6. Johan is een beetje blij en niewsgiereg.<br />

Om het te doen omdat te doen.<br />

7. Johan is weer blij omdat zijn auto weer<br />

goed is gewor<strong>de</strong>n. Een zijn moe<strong>de</strong>r kijkt in<br />

<strong>de</strong> baterijla<strong>de</strong>r om het goed te maken want<br />

als het nog eens kapot gaat kan hij <strong>de</strong><br />

an<strong>de</strong>re batterijen er in kunt leggen. Ein<strong>de</strong><br />

Zeer mooi!


336<br />

MUHAMMET: NET<br />

Een nieuwe auto <strong>voor</strong> (m) Muhammed.<br />

1. Op een dag was Muhammed met zijn nieuwe<br />

(2.) auto aan het spelen en het was al zes uur.<br />

2. Plotseling was zijn nieuwe auto zijn batterij<br />

leeg. 3. Dan gaat Muhammed naar zijn mama<br />

3. en die zegt is kijken 4. mama wat is aan<br />

mijn auto gebeurd mama zegt is kijken.<br />

5. Een Een En mama heeft gekeken en zij zijn<br />

batterij is leeg 6. we moeten <strong>de</strong> baterij in <strong>de</strong><br />

batterijla<strong>de</strong>r in stopen. 6. Muhammed stopt<br />

<strong>de</strong> baterij in <strong>de</strong> baterijla<strong>de</strong>r auto en blijft 15 min‐<br />

uten blijven 7. en dan gaat muhame<strong>de</strong> ver<strong>de</strong>r<br />

spelen<br />

MUHAMMET: KLAD + FB dr LK<br />

Een nieuwe auto <strong>voor</strong> Rik<br />

1. Op een dag was Rik met zijn auto<br />

Aaan het spelen en het was al zes uur 2.<br />

2. Plotseling was zijn auto kapot om 6 uur en<br />

V v ijftien minuten 3. Dan gaat Rik naar zijn<br />

M m ama en l Rik zegt : M mama wat is er aan<br />

Mijn auto (gebuet) gebeurd 4. is Eens kijken zijn<br />

Batterij is op we moeten (naar) <strong>de</strong> batterij<br />

Iin <strong>de</strong> batterijla<strong>de</strong>r moeten in stopen.<br />

5. Mama pakt <strong>de</strong> batterij en stopt <strong>de</strong><br />

b B at terij in <strong>de</strong> batterijla<strong>de</strong>r. 6. Rik pakt <strong>de</strong><br />

b B aterij en stopt in <strong>de</strong> auto. 7. Een om 060.30<br />

s Speelt Rik met zijn auto en mama op ruimt<br />

<strong>de</strong> batterijla<strong>de</strong>r op. ein<strong>de</strong><br />

Mooi!<br />

SERGEN: NET<br />

En<strong>de</strong>r is heel blij met zijn auto. S<br />

SERGEN: KLAD + FB dr LK<br />

En<strong>de</strong>r is blij met zijn auto, S.<br />

1. En<strong>de</strong>r heeft <strong>voor</strong> zijn verjaardag een<br />

niewe niewe auwto. S gek gekregen van zijn papa<br />

en zijn is heel blij met zijn auto. S en hij feeft<br />

gezegt naar zijn papa Danku wel papa en mama.<br />

1. En<strong>de</strong>r heeft <strong>voor</strong> zijn verjaardag een<br />

niewe auwto, S gekrijegen van zijn paapa en zij is heel<br />

blij en ze is blij met zijn auto, en hij heeft<br />

gezegt naar zijn papa Danku wel pa papa en mama.<br />

2. kijk En<strong>de</strong>r zijne auto gaat niet meer nog<br />

maar een kwartier was heel goon tiet nog gaan hoor<br />

nu is zijne auto zijne baterije leeg hoor<br />

en En<strong>de</strong>r is heel veel droevig ik kan nog<br />

nooit meer dijen e<strong>de</strong>nk hij<br />

2. kijk Een En<strong>de</strong>r zijn auto s gaan tiet nog<br />

maar een kwartier was heel hoon gaan hoor<br />

nu is huij zijn awto zijne baterij leeg hoor<br />

en En<strong>de</strong>r is heel wveel drowig ik kan nog<br />

nooit neer rij<strong>de</strong>n <strong>de</strong>nk t ze hij.<br />

3. Mama mijn auto,S is stuk gewor<strong>de</strong>n kan je<br />

efkens kijken mama En<strong>de</strong>r was eheel veel<br />

drovig gewor<strong>de</strong>n alseblief mama me auto rijt niet meer<br />

meer zoels an<strong>de</strong>re keer wil mama ooke zegte mama<br />

mannma ik wil nmijn auto,s ryt niet mannma<br />

als,eblief mama ik <strong>de</strong>nk mijn auto niet gaat mama<br />

3.M mama mijn auto is stuk gewor<strong>de</strong>n kan je<br />

efkens kijken mama En<strong>de</strong>r was heel veel<br />

droevig gewor<strong>de</strong>n asebrlief mama me auto rijtniet<br />

meer zoals. an<strong>de</strong>re keer mam. Ooke zeg <strong>de</strong> mama<br />

mama ik wil mijn auwto rijt mam?<br />

alseblief mama ik <strong>de</strong>nk mij auto niet gaat mama.<br />

mamalaat<strong>de</strong> auto:S open en ze ziet<br />

4. mama laat <strong>de</strong> auwto open en ze ziet


337<br />

daar liggen batrijen mama<br />

En<strong>de</strong>r <strong>de</strong> mamastoet <strong>de</strong> baterije van<br />

<strong>de</strong> auto open mama zegt en<strong>de</strong>r<br />

daar liggen baterijen<br />

daar ligegen batterijen mama da weten<br />

En<strong>de</strong>r door mama doet <strong>de</strong> baterij van<br />

<strong>de</strong> auto open mama zegt Een<strong>de</strong>r daar liggen bateryen<br />

5. Mannma doet <strong>de</strong> baterijje in <strong>de</strong> doos.<br />

hij wacht per 1 uur of twee uur mocht<br />

1,50 uur mama mag ik <strong>de</strong> bateryn mag<br />

alseblief mama ookee zegt <strong>de</strong> mama<br />

maar verriugteig he En<strong>de</strong>r<br />

5. Mmama doet <strong>de</strong> baterijen in <strong>de</strong> doos<br />

hij wacht per uur of twee uur mocht<br />

1,50 uur mamahmag ik baterula<strong>de</strong>n mama<br />

alseblrief mama ookee zegte mama<br />

maar vooorzigtig he En<strong>de</strong>r<br />

6. En<strong>de</strong>r legt <strong>de</strong> baterye in <strong>de</strong> auto e<br />

en zij is heel blij en zij is heel blij en zij is heel blij<br />

geweest. en mama en is ook blij met zij en zo was<br />

manna ik ben bijna klaar mama<br />

1 uur later<br />

6. En e En<strong>de</strong>r legte baterije in <strong>de</strong> auwto<br />

en zij is heel blij en zij is<br />

nog niet zewels zo blij geweest<br />

en emama is ookl blij met zijn<br />

auto en zo was mama<br />

ik ben bijna klaar mama<br />

1 uur lateer<br />

7. Mama was ook heel blij en mama<br />

was aan zitten en En<strong>de</strong>r zijne<br />

auto gaat heel hard<br />

gaan en mama was een<br />

niewe baterije gekoght<br />

en die auto baterij aan ook aan la<strong>de</strong>n<br />

en was ze alle twee blij.<br />

EINDE.<br />

7. en M mama was ook eheel blij en mama<br />

was aan zitten en En<strong>de</strong>r was heel blij<br />

met zijn auwto en Een<strong>de</strong>r zijne<br />

auto gaat heel hard 1 uur later<br />

gaan en mamas was een<br />

niewe baterije gekocht<br />

en die auwto vbaterij aan ook aan la<strong>de</strong>n<br />

en was ze alle twee blij. ein<strong>de</strong><br />

THE END.<br />

Prima! Mooi!


338<br />

KLAS 2, BS4<br />

Dag 1, dgdl, les: Ne<strong>de</strong>rlands: schrijven verhaal<br />

Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 1: klassikale introductie [20'45"]<br />

Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 2: individueel begeleid schrijven [32'00"]<br />

Dag 2, dgdl, les: Ne<strong>de</strong>rlands: schrijven verhaal<br />

Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 1: klassikale feedback [09'30"]<br />

Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 2: individueel begeleid herschrijven [11'40"]<br />

Dag 1: Klassikale introductie<br />

KL. ‐ De LK kondigt aan dat er nogmaals een verhaal moet wor<strong>de</strong>n, en dat daar<strong>voor</strong> eerst <strong>de</strong><br />

prentjes bekeken wor<strong>de</strong>n.<br />

‐ LK reconstrueert het verhaal met <strong>de</strong> LLn: <strong>de</strong> LK stelt vragen; <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren reiken stukjes<br />

inhoud aan; LK parafraseert in schrijftaalachtige zin, waarin ze <strong>de</strong> "nieuwe woor<strong>de</strong>n"<br />

uitdrukkelijk uitspreekt. LK verwijst ook naar het "formuleren in een mooie zin". Niet alle<br />

LLn volgen even betrokken.<br />

‐ De LK zegt <strong>de</strong> mogelijke schriftelijke verteltekst <strong>voor</strong>. Ze doet dat vanuit het standpunt van<br />

<strong>de</strong> alweten<strong>de</strong> verteller: tij<strong>de</strong>ns het prentlezen wordt nergens directe re<strong>de</strong> ingelast.<br />

‐ De aandachtspunten wor<strong>de</strong>n overlopen: titel, leestekens, hoofdletters, bladschikking,<br />

beperken tot kern (niet te veel <strong>de</strong>tails).<br />

KERÈN /<br />

MUHAM‐<br />

MET<br />

‐ Nadat al 2 titels op het bord zijn gezet, vraagt <strong>de</strong> LK "Wie heeft er nog een titel? (...) Wat<br />

nog?" MUHAMMET antwoordt "De knikkerbaan van mama". In eerste instantie neemt <strong>de</strong><br />

LK dit <strong>voor</strong>stel over (begint al te noteren op het bord), tot ze beseft dat 'van mama' geen<br />

goe<strong>de</strong> bepaling is. Daarop reageren an<strong>de</strong>re kin<strong>de</strong>ren al roepend met alternatieven. Het<br />

wordt "De knikkerbaan is kapot".<br />

KELLA KELLA is actief aanwezig: gevraagd en ongevraagd beantwoordt ze zowat alle vragen van<br />

<strong>de</strong> LK. Die laatste wijst haar soms terecht. Dat helpt echter niet altijd. We noteer<strong>de</strong>n een<br />

15‐tal instanties <strong>voor</strong> KELLA<br />

SERGEN ‐ SERGEN is betrokken bij <strong>de</strong> bespreking van <strong>de</strong> prentenreeks (vinger).<br />

‐ Bij <strong>de</strong> bespreking van pl. 5 wijst <strong>de</strong> LK SERGEN aan om te antwoor<strong>de</strong>n op een waarom‐<br />

vraag. SERGEN start zijn antwoord met 'omdat', maar <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n die hij aanhaalt, is niet zo<br />

dui<strong>de</strong>lijk geformuleerd: 'omdat <strong>de</strong> mama was poetse, en die heev op e tafel met die<br />

poetse'. Welwillend geïnterpreteerd betekent dit 'omdat <strong>de</strong> mama ‐ terwijl ze aan het<br />

poetsen is ‐ met <strong>de</strong> "poetsstok" (stofzuigervoet) tegen <strong>de</strong> tafel heeft "gebotst".' De LK gaat<br />

echter enkel <strong>voor</strong>t op het eerste <strong>de</strong>el van het antwoord, en suggereert in haar vraag dat<br />

(dat stuk van) het antwoord van SERGEN niet juist is: "omdat mama gepoetst heeft, zijn ze<br />

daarom zo geschrokken?" Alle LLn roepen 'nee', en <strong>de</strong> LK keert zich terug naar SERGEN:<br />

"Waarom?". KELLA roept on<strong>de</strong>rtussen het antwoord. LK blokt KELLA af, en richt zich terug<br />

tot SERGEN Hij antwoordt (KELLA's woor<strong>de</strong>n beperkt herhalend) "juffrouw, die is gevallen".<br />

LK bevestigt SERGEN al parafraserend.<br />

‐ SERGEN wil nog een alternatief <strong>voor</strong> een titel aanreiken (vinger + 'juffrouw').<br />

Dag 1: Individueel begeleid schrijven<br />

KL. ‐ LK beantwoordt <strong>de</strong> vragen van <strong>de</strong> LLn (bv. spelling, woordkeuze, vervoeging).<br />

‐ LK stipt hier en daar spellingsfouten/vervoegingsfouten/lidwoordfouten aan, die <strong>de</strong> LLn<br />

onmid<strong>de</strong>llijk kunnen corrigeren. De LK had 4 LLn (SERGEN, S., M., G.) attent kunnen<br />

maken op ina<strong>de</strong>quate inbedding van directe re<strong>de</strong>... dat is echter niet gebeurd.<br />

KERÈN ‐ (12) KERÈN vraagt aan <strong>de</strong> LK hoe je 'nieuwsgierig' schrijft. De LK repliceert eerst met


339<br />

enige verontwaardiging: "Zeg, maar jullie hebben toch een woor<strong>de</strong>nboek (...) je mag het<br />

wel vragen, maar jullie hebben toch een woor<strong>de</strong>nboek." Vervolgens schrijft ze het woord<br />

op het bord.<br />

MUHAM‐ /<br />

MET<br />

KELLA ‐ KELLA vraagt <strong>de</strong> LK om hulp bij <strong>de</strong> formulering van een zin. Het is niet dui<strong>de</strong>lijk waaraan<br />

KELLA twijfelt. "Juf, hoe moet je zo zeggen 'Mama euh stofzuig<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> tafel.' " De LK<br />

tast niet af waar KELLA's vraag precies ligt, en geeft drie mogelijke alternatieven: "Mama<br />

stofzuigt on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> tafel, ja of bij <strong>de</strong> tafel. En ze komt, ze stoot tegen <strong>de</strong> tafel met <strong>de</strong><br />

stofzuiger. Zo kun je dat zeggen."<br />

‐ KELLA vraagt opnieuw om hulp bij <strong>de</strong> formulering van een zin. Opnieuw is het niet<br />

dui<strong>de</strong>lijk waaraan KELLA twijfelt: "Juf, moet ge zo zeggen 'mama stofzuig<strong>de</strong> ver<strong>de</strong>r'?" De<br />

LK verstaat KELLA niet meteen. Wanneer ze begrepen heeft wat KELLA letterlijk zegt,<br />

geeft <strong>de</strong> LK aan dat ze doorheeft wat KELLA's probleem eigenlijk is: "ha, maar jij bent in <strong>de</strong><br />

verle<strong>de</strong>n tijd. 'Stofzoog' of 'stofzuig<strong>de</strong>', nu weet ik het zelf niet. Stofzuig<strong>de</strong>, ja stofzuig<strong>de</strong><br />

ver<strong>de</strong>. Ja, soms kan het allebei.", waarop <strong>de</strong> LK met on<strong>de</strong>rzoeker overlegt.<br />

Vervolgens keert LK terug naar KELLA en vraagt haar waarom ze in <strong>de</strong> verle<strong>de</strong>n tijd bezig<br />

is. KELLA reageert onbegrijpend. LK beseft dat het ook gerust in <strong>de</strong> verle<strong>de</strong>n tijd kan, en<br />

gaat over op een spellingsprobleem in KELLA's tekst: "ja, jij zegt 't is, hmm, ja eignlijk mag<br />

dat he. (LK leest stukje van KELLA's tekst en merkt spellingsfout op) Begonnen, twee n's."<br />

SERGEN ‐ SERGEN wil graag zijn naamkeuze aan <strong>de</strong> LK mee<strong>de</strong>len. LK reageert afwijzend: "ik moet<br />

het niet weten, schrijf het maar op, SERGEN."<br />

‐ LK maant SERGEN tot stilte. Wanneer SERGEN niet gehoorzaamt, verplicht ze hem van<br />

apart te gaan zitten "Als gij niet kunt zwijgen!"<br />

‐ LK polst of SERGEN klaar is (waarschijnlijk omdat hij niet ver<strong>de</strong>rwerkt?). Ze toont dat ze<br />

ook verbaasd zou zijn als hij met het hele verhaal klaar zou zijn. SERGEN is in<strong>de</strong>rdaad ook<br />

nog niet klaar.<br />

Dag 1: Inschatting door <strong>de</strong> LK (5‐punts Likertschaal)<br />

KELLA Plezier: 4 Inspanning: 4 Verwachte kwaliteit van product: 4<br />

KERÈN Plezier: 4 Inspanning: 4 Verwachte kwaliteit van product: 4<br />

MUHAMMET Plezier: 3 Inspanning: 4 Verwachte kwaliteit van product: 3<br />

SERGEN Plezier: 2 Inspanning: 3 Verwachte kwaliteit van product: 2<br />

Dag 1: Schriftelijke bevraging beleving LLn<br />

KELLA KELLA geeft aan dat ze <strong>de</strong> opdracht leuk en makkelijk vond, en dat haar verhaal zeker een<br />

goe<strong>de</strong> kwaliteit zal hebben.<br />

Als KELLA moet aangeven wat ze al goed kan wanneer ze een verhaal schrijft, dan twijfelt<br />

ze aan niets: ze kan alles heel goed.<br />

KERÈN KERÈN vond het een leuke en makkelijke opdracht. Ze <strong>de</strong>nkt ook een goed verhaal te<br />

hebben geschreven.<br />

Haar antwoord op <strong>de</strong> vraag wat al goed lukt is overwegend zeer positief. Ze stipt enkel aan<br />

dat 'een verhaaltje schrijven zoals in een leesboek' en 'nog wat extra verzinnen' haar een<br />

beetje min<strong>de</strong>r goed lukt.<br />

MUHAM‐<br />

MET<br />

MUHAMMET geeft aan dat hij het leuk vond, maar wel matig moeilijk. Hij weet niet zeker<br />

of hij een goed verhaal geschreven heeft.<br />

Zijn antwoord op <strong>de</strong> vraag wat al goed lukt, is opvallend genuanceerd:<br />

MUHAMMET vindt zichzelf al heel goed in bij elke prent iets vertellen; spelling; goe<strong>de</strong>,<br />

mooie woor<strong>de</strong>n gebruiken; een titel be<strong>de</strong>nken; een verhaaltje schrijven zoals in een<br />

leesboek; leuk vertellen; nog wat meer bij verzinnen. MUHAMMET vindt zichzelf matig<br />

goed in


340<br />

<strong>de</strong> juiste woor<strong>de</strong>n vin<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> wat je wilt zeggen; netjes werken; punten en hoofdletters;<br />

kleine foutjes zelf uit <strong>de</strong> eigen tekst halen en verbeteren. Hij vindt zichzelf niet goed in<br />

juiste zinnen bouwen.<br />

SERGEN SERGEN vindt het schrijven leuk en makkelijk. Hij weet niet of zijn verhaal oké is.<br />

Op <strong>de</strong> vraag wat hem al goed lukt wanneer hij schrijft, zegt hij dat bijna alles hem goed<br />

lukt, behalve <strong>de</strong> kleine foutjes opmerken in <strong>de</strong> eigen tekst en die dan ook verbeteren.<br />

Schriftelijke feedback na schooluren<br />

KELLA Lay‐out: 1; spelling: 15; 'En': 1; Woordkeus: 1 Mooi! Prima zo!<br />

KERÈN 'En': 9; woordkeus: 1; hoofdletter: 2; inhoud: 1; zinsbouw: 2; spelling: 2; verteltijd: 2. Mooi<br />

zo! Prima! Mooie zinnen!<br />

MUHAM‐<br />

MET<br />

Spelling: 7; Leestekens/hoofdletters: 7; 'En': 2; zinsbouw: 3; woordkeuze: 10;<br />

woordvorming: 1. Zeer mooi! Prima zo!<br />

SERGEN Hoofdletters/leestekens: 5; spelling: 6 Mooi zo!<br />

Dag 2: Klassikale introductie<br />

KL. ‐ LK vertelt dat <strong>de</strong> verhalen meestal heel goed waren, maar dat ze hier en daar wat<br />

elementen gecorrigeerd heeft: spelling, woordkeus, hoofdletters. De LLn mogen hun tekst<br />

zo meteen opnieuw schrijven: correcties verwerken en hier en daar nog wat veran<strong>de</strong>ren.<br />

‐ De individuele prestaties van <strong>de</strong> LLn wor<strong>de</strong>n snel overlopen. Bij geen van <strong>de</strong> vier LLn<br />

wordt het probleem van ina<strong>de</strong>quaat ingebed<strong>de</strong> directe re<strong>de</strong> aangehaald.<br />

KERÈN /<br />

MUHAM‐<br />

MET<br />

MUHAMMET is afwezig. De LK zal 's namiddags aan MUHAMMET vragen om zijn tekst in<br />

het net te schrijven.<br />

SERGEN SERGEN heeft het grootste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> les achteraan gezeten.<br />

KELLA ‐ [onzeker of KELLA <strong>de</strong> betrokken LL is] De LK leest een zin met OVT. Ze vraagt wanneer <strong>de</strong><br />

actie plaatsvond. KELLA(?) antwoordt "vandaag"; an<strong>de</strong>re (?) LL antwoordt "verle<strong>de</strong>n tijd".<br />

LK reageert op eerste antwoord met herhaling van pv "kregen??" En pikt dan op twee<strong>de</strong><br />

antwoord: "goed, verle<strong>de</strong>n tijd". LK legt uit wat ze bedoelt: "als je gaat beginnen te<br />

vertellen in <strong>de</strong> verle<strong>de</strong>n tijd dan wilt da zeggen dat da <strong>voor</strong>bij is, dat da gisteren was of<br />

vorige week. Dan moet je proberen al <strong>de</strong> doe‐woordjes in <strong>de</strong> verle<strong>de</strong>n tijd te zetten hé.<br />

Want ge kunt nie zeggen 'En<strong>de</strong>r en Nermin kregen een knikkerbaan' 'ze zijn aan het spelen'<br />

." Vervolgens probeert ze via LLn te weten te komen hoe je 'verle<strong>de</strong>n tijd' in het Turks zegt.<br />

Ze kan <strong>de</strong> inbreng van <strong>de</strong> LLn controleren, gezien ze zelf ook Turks stu<strong>de</strong>ert.<br />

Dag 2: Individueel begeleid herschrijven<br />

KL. ‐ LK zoekt tussen <strong>de</strong> teksten naar tekst van iemand die "een mooie zin gemaakt heeft of<br />

mooie dingen heeft verteld". Verhaal wordt <strong>voor</strong>gelezen. LK spoort LLn aan om te luisteren<br />

naar <strong>de</strong> 'mooie zinnen'. Ze gaat in op zinsbegrenzing (leestekens) en laat LLn ervaren hoe<br />

een 'mooie' zin klinkt.<br />

‐ LK raadt LLn die klaar zijn met netversie om hun tekst na te lezen: schrijffouten en an<strong>de</strong>re<br />

dingen, hoofdletters , al wat je geleerd hebt. Dan werken in stilte.<br />

‐ LK antwoordt op individuele vragen van LLn.<br />

‐ LK beantwoordt vragen, en stipt ook op eigen initiatief onnauwkeurighe<strong>de</strong>n in netversie<br />

aan. Nergens wordt uitdrukkelijk ingegaan op probleem van ina<strong>de</strong>quaat ingebed<strong>de</strong> directe<br />

re<strong>de</strong>.<br />

‐ Eenmaal spoort <strong>de</strong> LK G. aan om 'zeggen X en Y' te schrappen. Argumentatie: "dat hoeft<br />

er niet bij." In het verhaal kan het stukje dat bedoeld is als directe re<strong>de</strong>, ook op zich staan,<br />

alsof het om verteltekst gaat.


341<br />

KERÈN KERÈN roept enkele malen hulp in van LK. Het betreft vaak onleesbare correcties. De LK<br />

biedt antwoord.<br />

MUHAM‐ MUHAMMET is afwezig tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong>el 1 van dit leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el. In <strong>de</strong>el 2 krijgt hij enkel <strong>de</strong><br />

MET opdracht om "het verhaal netjes over te schrijven".<br />

KELLA Ook KELLA vraagt <strong>de</strong> LK enkele malen om raad. De LK biedt telkens een antwoord.<br />

SERGEN ‐ (5‐6) Terwijl <strong>de</strong> LLn hun verhaal in het net schrijven, is <strong>de</strong> LK bezig met administratie. Ze<br />

vraagt aan SERGEN wie zijn agenda getekend heeft, en roep hem bij zich. SERGEN vertelt<br />

dat het <strong>de</strong> handtekening is van zijn moe<strong>de</strong>r, waarop <strong>de</strong> LK verwon<strong>de</strong>rd reageert: "mama<br />

tekent da, maar gij brengt uw spullen nie mee. (...) Da begrijp ik dus niet, he. Vooruit."<br />

SERGEN antwoordt: "juffrouw, die weet". LK repliceert "Hoe die weet? En waar is uwe cent<br />

dan?" Dan vertelt SERGEN dat hij die al afgegeven heeft? LK zegt daarop: "ha, heb je het<br />

juist ..., ok, dan ben je wel in or<strong>de</strong>. Ha <strong>voor</strong> ne keer. Heb je hem juist gegeven, maar dan is<br />

het goed." SERGEN gaat terug naar zijn plaats. En LK zegt tegen on<strong>de</strong>rzoeker: "Nu zit ik hier<br />

een nota te schrijven, eigenlijk heeft da gene zin, want die lezen da toch nie." Een LL op <strong>de</strong><br />

eerste rij intervenieert en zegt: "jawel, ik zeg het: nota".<br />

‐ (6) LK zegt tegen SERGEN dat ze hem <strong>voor</strong> zijn vakantiewerk geen goe<strong>de</strong> cijfers kan<br />

geven, omdat hij het niet gemaakt heeft. Ze vertelt hem ook dat hij <strong>de</strong> nota moet laten<br />

tekenen. SERGEN voert nog aan dat hij nog twee bla<strong>de</strong>n heeft. Maar LK zegt (kwaad): "Niet<br />

discussiëren. ge zijt nie in or<strong>de</strong>. De vakantie is al drie weken gedaan." SERGEN geeft toe:<br />

"ja, ik weet da." De LK spoort hem vervolgens aan om ver<strong>de</strong>r te werken.<br />

Dag 2: Schriftelijke bevraging beleving LLn<br />

Deze bevraging is door omstandighe<strong>de</strong>n niet gebeurd.<br />

KERÈN /<br />

MUHAMMET /<br />

KELLA /<br />

SERGEN /<br />

Uit het interview (eind dag 2)<br />

‐ LK wijst erop dat LLn hun best doen, en dat dit volstaat. "Ik zeg het: ik veron<strong>de</strong>rstel dat ze altijd hun<br />

best doen. En een kind probeert het altijd toch wel zo goed mogelijk te doen he, op zijn manier he."<br />

OF: "Allez, als ze, als ze kunnen of doen wat ze kunnen is het <strong>voor</strong> mij al goed eigenlijk. Ge kunt toch<br />

niet meer bereiken of verlangen he."<br />

‐ Voor <strong>de</strong> LK blijft plezier beleven als centrale doelstelling <strong>voor</strong>opstaan: "Maar, dat ze da leuk vin<strong>de</strong>n<br />

ja. Dat ze plezier hebben. Dat vind ik het <strong>voor</strong>naamste eigenlijk. Ja, ja, pff, ge kunt da toch nie<br />

verwachte da da kweet nie hoe correcte zinnen zijn. Dat ze er plezier aan beleven eigenlijk. Dat vind<br />

ik het belangrijkste. En natuurlijk ook een beetje letten op interpunctie of hoofdletter of die dingen."<br />

‐ LK wijst op het tekort aan mon<strong>de</strong>linge taalvaardigheid: "Als ge het nie kunt zeggen,dan kunt ge het<br />

ook nie opschrijven op sommige manieren."<br />

‐ LK heeft het gevoel dat LLn geëvolueerd zijn, maar weet niet zeker waaraan ze die groei moet<br />

toeschrijven: "Mja, dat is ook zo een beetje normaal. Ze wor<strong>de</strong>n wat ou<strong>de</strong>r, ze hebben alweer wat<br />

meer woor<strong>de</strong>nschat, ze kunnen al wat beter zich uitdrukken. Ja, dat is een normaal proces <strong>de</strong>nk ik<br />

he. Ik <strong>de</strong>nk dat het heel belangrijk is dat ze, ja <strong>voor</strong>al, ja hier, dat ze ook wat kansen krijgen om te<br />

spreken, ma <strong>voor</strong>al ook luisteren he. Dat ze woor<strong>de</strong>n, dat ze door te luisteren allez, hun<br />

woor<strong>de</strong>nschat verrijken. En dat ze <strong>de</strong> juiste zinsconstructie... Ja, misschien ook al gewoon om een zin<br />

te bouwen he. Dat dat een begin heeft en een ein<strong>de</strong> heeft he. Dat hebben ze kunnen oefenen. Toch<br />

een heel aantal keer he." LK voegt nogmaals toe: "Ja, da <strong>de</strong>nk ik wel (dat ze gegroeid zijn). Sowieso<br />

he. Ma zeg je dan: ze zijn sowieso gegroeid want kin<strong>de</strong>ren groeien nu eenmaal en, of zijn ze gegroeid<br />

omdat ze dat nu vier keer hebt gedaan."<br />

‐ LK is niet overtuigd dat het advies 'korte zinnetjes' een goed advies is: "ge kunt hun da geven, ma<br />

het is ook hun manier van <strong>de</strong>nken eigenlijk als ze. Allez, ze zijn dan bezig en dan zien ze dit of dat op


342<br />

<strong>de</strong> tekening en dan, ja, soms blijven ze doorschrijven en dan wordt da ne lange zin zon<strong>de</strong>r punten of<br />

zon<strong>de</strong>r hoofdletters. Dan weet ge nie waar da begint en waar da eindigt. Ja, ge kunt hun dat zeggen<br />

he. Het is een beter korte zinnetjes. Maar is dat altijd zo?" Bovendien twijfelt <strong>de</strong> LK of LLn wel in staat<br />

zijn om dat principe op te volgen, want "ze zien zelf het ein<strong>de</strong> niet." In correcties raadt <strong>de</strong> LK <strong>de</strong> LLn<br />

aan om zinnen korter te maken, om op die manier problemen op te lossen.<br />

KERÈN KERÈN, ja, die is ook snugger genoeg.<br />

MUHAM‐<br />

MET<br />

Dan hebt ge daar MUHAMMET Die zit op leeftijd. Ja, das e prutserke, klein manneke, maar<br />

dieje doet zijn best, spant zich in, ma, ja. Das ook wel, Pienter genoeg. Alhoewel ja. Ja, die<br />

pikt op. maar hij doet zijn best en hij spant zich in.<br />

KELLA "Ik <strong>de</strong>nk wel dat die nog iets leert (uit dit soort taken): allez, verban<strong>de</strong>n leggen, die zal wel<br />

dat wel zien, die is snugger genoeg he. Ik <strong>de</strong>nk da wel da ze da altijd, ja misschien ook,<br />

ook, dat ze wat meer oplet <strong>voor</strong> hoofdletters te schrijven, puntjes, <strong>de</strong> zin af te bakenen en<br />

zo. Ze leren <strong>de</strong>r altijd. Of weer an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n. Die vraagt dan bij<strong>voor</strong>beeld, hoe heet dat,<br />

dan heeft ze da woord weer opgepikt."<br />

SERGEN Allez, die is wel intelligent genoeg, ik weet het soms niet. Het is precies of da hem zijn<br />

voeten <strong>de</strong>raan veegt soms zo. Ik weet nie.<br />

SERGEN ja, die was heel fier he, die had heel net geschreven. Nu kon ik het al lezen, dat is<br />

wel een heel verschil. Ma ik zeg: ge kunt het toch.<br />

SERGEN die had nu precies toch al meer plezier in zo.Ja. En hij heeft zich ook ingespannen<br />

opnieuw om het fatsoenlijk over te schrijven. Mja, die heeft ook, die heeft ook, ja,<br />

problemen met taal, met lezen en ik <strong>de</strong>nk soms zo, tis wat ik zie he en ik weet het nie hoor<br />

maar, dan is da ook heel moeilijk en als da dan nie lukt, dan hebt ge daar ook min<strong>de</strong>r<br />

plezier in. Ma, ik had <strong>de</strong>n indruk dat hem het precies toch liever <strong>de</strong>ed.


343<br />

KELLA: NET<br />

Lies en Jan krijgen een pakje<br />

KELLA: KLAD + FB dr LK<br />

Jan en Lies krijgen een paktje<br />

1. Jan en Lies kregen een pakje.<br />

Ze <strong>de</strong>e<strong>de</strong>n het snel open.<br />

Jan zag (het) dat het een knikkerbaan<br />

was e nriep oh een knikerbaan.<br />

1. Jan en Lies kregen een pakje.<br />

Ze <strong>de</strong>e<strong>de</strong>n het snel open<br />

Jan (za) zag dat het een knikkesbaan<br />

en riep oh een knikkerbaan.<br />

2. (beo) Ze begonnen te bouwen. Lies<br />

zij dat is heel fijn was, kommwe<br />

bouwen het snel dan kunnen we<br />

lekker lang speelen.<br />

2. Ze begonnen te (bowen) bouwen<br />

Lies (z) zij dat is heel fijn kom<br />

we maken het snel af dan kunnen<br />

we lekker lang speelen.<br />

3. De knikkerbaan was heel mooi<br />

gewoor<strong>de</strong>n, en ze speel<strong>de</strong>n daar<br />

mee. Toen begon mama<br />

stofzeugen.<br />

3. De knikkerbaan was heel mooi<br />

gewor<strong>de</strong>n en ze speel<strong>de</strong>n<br />

daar. En t Toen begon zen hun<br />

mama te stofzuigen.<br />

4. (J) Zin mama stofzuig<strong>de</strong> en dan<br />

stoot ze met <strong>de</strong> voet van <strong>de</strong><br />

stofzuiger tegen <strong>de</strong> tafel.<br />

4. Mama stoot tegen <strong>de</strong> tafel en<br />

<strong>de</strong> knikkerbaan ging kapot.<br />

5. Jan en Lies schrokken en riepte<br />

O H N e e !<br />

5. En alles viel op <strong>de</strong> grond.<br />

Jan en Lies schroken ze dood.<br />

En riepen oh nee.<br />

6. Toen huil<strong>de</strong> Lies ze zij we heben<br />

daar veel moeite aan gegeven<br />

en nu (heeft) is het sterk snikte ze.<br />

Jan riep tegen zin moe<strong>de</strong>r<br />

wat heb je gedaan. heb je nauw<br />

je zin. Zen mama zij oh sorie<br />

het spijt me.<br />

6. Lies huil<strong>de</strong> ze was echt bedroeft<br />

Ze zij we (hebenheelokart)<br />

(he) hebben daar hart d aan<br />

gewerkt en das t is <strong>voor</strong><br />

niets geweest. Ze snikte. Jan zien<br />

(l) mama wat heb je gedan.<br />

heb je nauw je zin! Oh het<br />

spijt me erg.<br />

7. Toen begon zin moe<strong>de</strong>r<br />

weer te stofzuige. Jan en Lies<br />

begonen weer <strong>de</strong> knikkerbaan<br />

weer te bouwen ze waare boos.<br />

7. Jan en (Lies be) Lies begonnen<br />

weer <strong>de</strong> knikkerbaan te maken<br />

mama stofzuig<strong>de</strong> ver<strong>de</strong>r.<br />

8. Mama stopte met stofzuige<br />

en ging is weg en toen ze<br />

8. Mama was efkes weg en<br />

toen ze terug kwam had<br />

ze een zak vol met knikkers<br />

en zij zei hier das t is <strong>voor</strong> jullie!


344<br />

(terug) turug kwam<br />

had ze een groote knikker‐<br />

zak bij. Jan riep kijk een knikker<br />

zak. Dit is <strong>voor</strong> julie. En ze<br />

en lev<strong>de</strong> lang en<br />

gelukig. En<strong>de</strong>.<br />

waaren turug blij. En<strong>de</strong>!!!!!!<br />

KERÈN: NET<br />

Een ca<strong>de</strong>autje <strong>voor</strong> Jan en Lies<br />

Mooi! Prima zo!<br />

KERÈN: KLAD + FB dr LK<br />

Een ca<strong>de</strong>autje <strong>voor</strong> Jan en Lies.<br />

1. Jan en Lies hebben een pakje gekregen. Ze zijn<br />

heel neiuwsgierig. Ze doen het pakje open. Ze<br />

beginnen het al te bouwen.<br />

2. Jan en Lies willen nu al gaan spelen. Vooral<br />

Lies wil heel graag spelen.<br />

De knikkerbaan is al bijna af.<br />

3. Lies begint te spelen en Jan bouwt <strong>de</strong> knikkerbaan<br />

al. Mama stofzuigt. Het is heel<br />

fijn <strong>voor</strong> ze om een pakje te krijgen.<br />

4. O, mama staat tegen <strong>de</strong> tafel. De<br />

knikkerbaan. is helemaal kapot. Ook<br />

een paar knikker zijn al kapot.<br />

5. Ze schrikken van wat er gebeurd is.<br />

De knikerbaan is kapot. O zeggen<br />

ze wat erg.<br />

6. Jan schreeuwt tegen zijn moe<strong>de</strong>r.<br />

Lies huilt dat <strong>de</strong> knikkerbaan stuk<br />

is. Mama is een beetje verdrietig.<br />

7. Mama stofzuigt weer ver<strong>de</strong>r.<br />

Jan en Lies zijn boos omdat het nu helemaal<br />

kapot is. Nu moeten ze het opnieuw<br />

bouwen.<br />

8.Jan en Lies beginnen al een beetje te bouwen.<br />

Da kwam mama. Ze heeft niewe knikkers<br />

gekocht. Jan en Lies waren weer blij.<br />

Alles was weer goed.<br />

EINDE<br />

1. Jan en Lies hebben een pakje gekregen. Ze zijn<br />

heel nieuwsgierig. En Z ze doen het <strong>de</strong> pakje open. Ze beginnen<br />

2. het al te bouwen. Jan en L lies willen nu al<br />

gaan spelen V <strong>voor</strong>al Lies wil heel graag spelen.<br />

De knikkerbaan is al bijna af.<br />

3. Lies begint te spelen en maar Jan bouwt <strong>de</strong><br />

knikkerbaan al. En M mama stofzuigt. Het<br />

is heel fijn <strong>voor</strong> ze om een pakje te<br />

krijgen.<br />

4. O, mama staat tegen <strong>de</strong> tafel. En D <strong>de</strong> knikkerbaan<br />

is helemaal kapot. En O ook een paar<br />

knikkers zijn ook al kapot.<br />

5. Ze schrikken van wat er gebeurt d is.<br />

De knikkerbaan is kapot. O zeggen ze<br />

wat erg.<br />

6. Jan schreeuwt tegen zijn moe<strong>de</strong>r. En<br />

Lies huilt dat <strong>de</strong> knikkerbaan stuk is.<br />

Mama is een beetje verdrietig.<br />

7. En M mama stofzuigt (op) weer ver<strong>de</strong>r.<br />

Jan en Lies zijn boos omdat het nu helemaal<br />

kapot is. En N nu moeten ze het opniew uw<br />

bouwen.<br />

8. Jan en Lies bego i nnen al een beetje te bouwen.<br />

En toen kwam Dan komt mama. Ze hat heeft nieuwe<br />

knikkers gekocht. Jan en Lies waren weer<br />

blij. En A alles was weer goed.<br />

Ein<strong>de</strong>. Mooi zo! Prima! Mooie zinnen.


345<br />

MUHAMMET: NET<br />

Jan en Lies krijgen een pakje<br />

MUHAMMET: KLAD + FB dr LK<br />

Jan en Lies krijgen een pakje.<br />

1. Jan en Lies hebben een pakje gekregen<br />

Zij waren nieuwsgierig toen waren<br />

Ze <strong>de</strong> pakje open gedaan en er was<br />

Een knikkerbaan in het pakje.<br />

2. Darna waren ze <strong>de</strong> blokken op<br />

Elkaar gedaan. Jan was <strong>de</strong> knikker‐<br />

Baan aan het maken en Lies was al aan<br />

Het spelen.<br />

3. Jan en Lies waren al aan het spelen Jan<br />

Pakt <strong>de</strong> knikker en gooit Lies pakt <strong>de</strong> knikker<br />

En gooit. Jan en Lies waren al 3 uur al aan<br />

Het spelen.<br />

4. Mama was met het stofzuigen en toen<br />

was er vreemds gebuerd. x Mama was<br />

met het stofzuiger tegen het poot van <strong>de</strong><br />

tafel gebotst. En Jan kijkt boos en Lies was<br />

verdrietig.<br />

5. De blokjes waren op het grond en <strong>de</strong> knikkers<br />

gaan ook op het grond. Jan en Lies waren<br />

nog booserig uit<br />

6. Jan gaat naar zijn mama en zegt warom<br />

heb jij dit gedaan dat waseen ongeluk<br />

7. Mama was terug aan het stofzuigen.<br />

Jan en Lies gaan <strong>de</strong> blokjes opruimen.<br />

8. Jan en Lies waren blij want mama heeft<br />

nieuwe knikkers gevon<strong>de</strong>n.<br />

ein<strong>de</strong><br />

1. Jan en Lies hebben een pakje gekregen zij<br />

Waaren nieuwsgierig toen waren ze <strong>de</strong><br />

p Pakje open gedaan en er was een knikker<br />

b Baan in het <strong>de</strong> pakje zij gooien het <strong>de</strong> pakje op het <strong>de</strong> grond.<br />

2. Daarna waren ze <strong>de</strong> blokken op/elkaar gedaan<br />

Jan was <strong>de</strong> knikkerbaan aan het maken .<br />

(Een) Een En Lies was al aan het spelen.<br />

3. Jan en Lies waren al aan het spelen jan<br />

Pakt <strong>de</strong> knikker en gooit en Lies pakt <strong>de</strong> knikker<br />

En gooid Jan en Lies waren al 3 uur aan het spelen x<br />

En mama va was aan het poetsen.<br />

4. Mama was met het stofzuigeren en toen<br />

w Was er iets vreemds geb eu ue rd . M m ama was met <strong>de</strong><br />

H het stofzuiger aan het tegen <strong>de</strong> poot van het <strong>de</strong> tafel<br />

g Gebotst en Jan en Lies waren boos.<br />

5. Jan en Lies kijken heel verdrietig . D <strong>de</strong> blokjes<br />

waren op het <strong>de</strong> grond en <strong>de</strong> knikkers gaan<br />

op het <strong>de</strong> grond Jan en Lies waren nog<br />

verdri e tig. 6. Jan gaat naar zijn mama .<br />

Hij En zegt warom heb jij dit gedaan dat was<br />

ongeluk k ig. 7. Mama was tu e rug aan het<br />

stofzuigen. Jan en Lies gaan <strong>de</strong> blokjes<br />

opruimen. 8. Jan en Lies waren blij want<br />

Mama heeft nieuwe knikkers gevon<strong>de</strong>n.<br />

ein<strong>de</strong>!!!<br />

Zeer mooi! Prima zo!


346<br />

SERGEN: NET<br />

Een cado <strong>voor</strong> Muhamed en Gulnihal<br />

SERGEN: KLAD + FB dr LK<br />

E een cado <strong>voor</strong> Muhamed en Gulnihal.<br />

1. Muhamed dacht een heel mooie<br />

spel is Gulnihal <strong>de</strong>nkt ook<br />

een heel mooie spel is Muhamed en<br />

Gulnihal zij waren aan open doen<br />

kijk Gulnihal <strong>de</strong> knikerbaan ik<br />

was ook aan gisteren aan dromen<br />

<strong>voor</strong> <strong>de</strong> speelgoed die kniekerbaan<br />

1. Muhamed dacht een heel mooie spel is<br />

Gulnihal <strong>de</strong>nkt ook een heel mooie spel is<br />

Muhame<strong>de</strong> en Gunihal zij waren aan cado open doen<br />

kjik Gulnihal <strong>de</strong> knikerbaan ik was ook gistere van<br />

dromen vor da speelgoen die kinkerbaan.<br />

2. Wat een Wat een mooie spel<br />

he Gulnihal vindje die spel<br />

mooi ja zekeren fast ik<br />

droomdie cado ik heel lang<br />

gooi<strong>de</strong> knieker maar Gunihal<br />

afebel Okee we tellen tot 3<br />

1 2 3 daar gaat het Gulnihal zet naar<br />

Muhamm Muhamed is dat<br />

mooi ik vind dat heel leuk en<br />

jjj jjj ik ook<br />

2. x x W wat een mooe spel he Gulnihal vind je<br />

die spel ja zekerenfast ik dro die sel af een cado<br />

gooi<strong>de</strong> kniker maar Gulnihal oke we tellen tot<br />

1 2 3 daar gaat het Gulnihal zegt naar<br />

Muhamet iseket mooi ik vint dat leuk en gij ik ook.<br />

3. N nog maar één bok bouwen Gulnihal xtoe dan vlug<br />

Muhamed okee Gulnihal xx Mama kan je xx<br />

rustiger rusiher doen we speelen hoor okee kin<strong>de</strong>ren.<br />

4. M mama doet het stofzuiger van mama pas op toch<br />

plolseling botstle mama.<br />

3. Nog maar één blok bouwen<br />

Gulnihal doe dan vlug<br />

Muhamed okee Gulnihal Mama<br />

kun je rustiger doen we spelen<br />

hoor okee kin<strong>de</strong>ren<br />

5. Mama nu kone we nooit meer speelen<br />

ozie f 5 knikers zijn kwijt mama wat kunen<br />

nog niet speelen hoor mama onze 2 houte<br />

zijn ook kwijt mama we kone niet meer speelen<br />

4. Mama doet het stofzuiger aan<br />

mama pas op toch<br />

plotseling botste mama<br />

6. Mamaaaaaaa sori Muhamed en sori Gelnihal<br />

hoe konewe speelen hoe hoe hoe mamaa<br />

sori kin<strong>de</strong>re ik wisten niet xxx sory<br />

5. Mama nu ha<strong>de</strong> weer nooit meer spelen<br />

onze 5 knikers zijn kwijt mama<br />

kunen we nog niet spelen mama onze<br />

2 haute zijn ook kwijt mama<br />

we gaan niet meer spelen.<br />

7. Mama ik ben heel boos gewor<strong>de</strong>n en<br />

mijn zus Gulnihal ik ook droevih wij twee<br />

zijn alleen droevig maama<br />

6. Mamaaaa zori muhamed en sory<br />

Gulnihal hoe kanewe nu spelen hoe<br />

hoe mama sorj kin<strong>de</strong>ren ik wisten niet sorj<br />

8. H hallo kin<strong>de</strong>re ik ben thij ui s <strong>de</strong>nk nu wat<br />

heb ik geh aa old Gulnihal en Muhamet<br />

wisten ook niet hoor een knikers <strong>voor</strong><br />

jullie speel goed te speelen hoor okee mama<br />

danku mama zegt Gulnihal<br />

danku mama zegt Muhamed


347<br />

7. Mama ik ben heel boos gewor<strong>de</strong>n en<br />

mij zus Gulnnhal ih ook droevih wij twee<br />

zen allen drovig mama.<br />

Mooi zo!<br />

8. Halo kin<strong>de</strong>ren ik ben thijs <strong>de</strong>nk nu wat<br />

heb ik geheuld ja Gulnihal en Muhamed<br />

. wisten ook niet hoor een kniekers <strong>voor</strong><br />

julie speel goed te speelen<br />

hoor okee danku mama zegt Gulnihal<br />

danku mam zegt Muhamed

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!