Achter de lijn. - Centrum voor Taal & Onderwijs
Achter de lijn. - Centrum voor Taal & Onderwijs
Achter de lijn. - Centrum voor Taal & Onderwijs
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
ACHTER DE LIJN.<br />
VIER EMPIRISCHE STUDIES<br />
OVER ONTLUIKENDE STELVAARDIGHEID<br />
(met een samenvatting in het Engels)<br />
Proefschrift ingediend tot het bekomen<br />
van <strong>de</strong> graad van Doctor in <strong>de</strong> <strong>Taal</strong>kun<strong>de</strong><br />
aan <strong>de</strong> Katholieke Universiteit Leuven<br />
door<br />
Lieve VERHEYDEN<br />
Promotor: Prof. dr. Kris Van <strong>de</strong>n Bran<strong>de</strong>n<br />
Co‐promotor: Prof. dr. Gert Rijlaarsdam<br />
On<strong>de</strong>r me<strong>de</strong>begeleiding van<br />
Prof. dr. Huub van <strong>de</strong>n Bergh en Prof. dr. Sven De Maeyer<br />
Leuven, 2010
Voor mijn drie ou<strong>de</strong>rs en mijn vier zonen...<br />
Verweven dynamieken.<br />
Wat een rijkdom!<br />
Omslagontwerp: Riet Theys
WOORD VOORAF<br />
Er was eens een wat gek mannetje met opvallend grote honger. Niet naar<br />
ijsjes of bananen, maar naar kennis. Hij ging langs bij <strong>de</strong> koning, bij minister<br />
Frank, bij <strong>de</strong> heren Gok en bij Leon en formuleer<strong>de</strong> toen op officiële vellen<br />
papier een on<strong>de</strong>rzoeksvraag of twee, drie, vier... Precies op dat moment<br />
kwam er vanuit een verre lerarenopleiding een vrolijk vrouwtje aangehup‐<br />
peld. Ze zag <strong>de</strong> vellen en las <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvragen. Ze begreep er lang niet<br />
alles van, maar zei tegen het wat gekke mannetje: 'Dit ziet er interessant<br />
uit! Ik wil graag op zoek gaan naar een antwoord op uw vragen!' Het man‐<br />
netje, dat een professor bleek te zijn, trok zich terug in zijn kantoor, dacht<br />
heel diep na en riep het vrouwtje toen bij zich. Op ernstige toon zei hij: 'In<br />
or<strong>de</strong>, mevrouwtje, vier jaar en een beetje krijg je, niet meer; en dan wil ik<br />
een antwoord of twee, drie, vier. Ik hoop dat ik op jou kan rekenen.'<br />
Het vrouwtje gaf haar zonen schone kleren en een stevig ontbijt en ging<br />
toen aan <strong>de</strong> slag. Ze bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> landkaarten en VLOT‐tabellen en reis<strong>de</strong><br />
dagenlang door het uitgestrekte Vlaamse on<strong>de</strong>rwijslandschap met een kof‐<br />
fer vol dure graaf‐ en schraapinstrumenten. Ze verzamel<strong>de</strong> brokjes van dit<br />
en brokjes van data, en kreeg <strong>de</strong> hulp van vrien<strong>de</strong>n die vrien<strong>de</strong>n bleven,<br />
van kennissen die vrien<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n, en van haar zonen, die niet altijd goed<br />
begrepen waartoe die brokjes kon<strong>de</strong>n dienen. Ook drie grote wijzen uit het<br />
nabije, mid<strong>de</strong>lverre en verre noor<strong>de</strong>n bo<strong>de</strong>n hun hulp aan. De drie wijzen<br />
en <strong>de</strong> wat gekke professor, die ook erg wijs was, riepen het vrolijke vrouw‐<br />
tje af en toe bij zich. Zij keken hoe het vrouwtje <strong>de</strong> brokjes van dit en <strong>de</strong><br />
brokjes van data wikte en woog, verplaatste en herschikte, en er op <strong>de</strong>n
duur ook lage muurtjes van antwoor<strong>de</strong>n mee begon te bouwen. Ze luister‐<br />
<strong>de</strong>n, stel<strong>de</strong>n vragen en bouw<strong>de</strong>n hier en daar een stelling. Eerst een heel<br />
lage zodat het vrolijke vrouwtje er makkelijk op kon klauteren om <strong>de</strong> muren<br />
op te metselen. En dan een wat stevigere, want <strong>de</strong> muren van antwoord<br />
reikten nog lang niet hoog genoeg. Het vrolijke vrouwtje vond het fantas‐<br />
tisch hoe <strong>de</strong> wijzen die stellingen neerzetten: getimed, geruisloos en in een<br />
won<strong>de</strong>rwel samenspel bevestig<strong>de</strong>n ze planken op lad<strong>de</strong>rs, bouten in moe‐<br />
ren, richtingaanwijzers op splitsingen en een veiligheidsriem aan elke etage.<br />
Zo kon dat vrolijke vrouwtje, dat nu eens een voet omsloeg en dan weer<br />
een rib kneus<strong>de</strong>, ijverig ver<strong>de</strong>r bouwen, weer en wind trotserend. Enkel als<br />
<strong>de</strong> sneeuw te dik lag – en dat gebeur<strong>de</strong> in die jaren wel eens vaker – liep<br />
het vrouwtje <strong>de</strong> zonneheuvel op en nam ze wat tijd om zich te warmen.<br />
Op een mooie dag in jaar 3 was <strong>de</strong> eerste muur van antwoord helemaal<br />
klaar: strak, recht, met zeven bouwlagen. De vier wijzen keken en knikten;<br />
het vrouwtje voel<strong>de</strong> zich heel eventjes zweven en <strong>de</strong> professor tel<strong>de</strong>: 'één'.<br />
Even later kon het vrouwtje ook een punt zetten achter <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> muur<br />
van antwoord: strak, recht, verrassend. De vier wijzen keken en knikten;<br />
het vrouwtje zweef<strong>de</strong> een ietsje langer en <strong>de</strong> professor tel<strong>de</strong>: 'één, twee'.<br />
Voor <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> muur van antwoord werkten het vrolijke vrouwtje en <strong>de</strong> vier<br />
wijzen lange maan<strong>de</strong>n intens samen; het werd een grillig bouwwerk, dyna‐<br />
misch en complex. Maar toen het helemaal klaar was, keken <strong>de</strong> wijzen en<br />
het vrouwtje ernaar en knikten naar elkaar. Het vrouwtje zuchtte opge‐<br />
lucht. En opnieuw tel<strong>de</strong> <strong>de</strong> professor: 'één, twee, drie'. Jaar 4 was intussen<br />
verstreken. Het vrolijke vrouwtje had enkel nog een beetje. Niet meer. Ze<br />
schud<strong>de</strong> <strong>de</strong> brokjes van dit en <strong>de</strong> brokjes van data, selecteer<strong>de</strong> er enkele en<br />
ging opnieuw aan <strong>de</strong> slag. Gelukkig ston<strong>de</strong>n er al een stelling en wat op‐<br />
stapjes klaar zodat het metselen goed vor<strong>de</strong>r<strong>de</strong>. Het werd een dikke muur.<br />
De wijzen en het vrouwtje knikten en gaven elkaar <strong>de</strong> hand: dat hebben wij<br />
goed gedaan, leken ze te schud<strong>de</strong>n.<br />
Niet veel later – het was op een vrijdag – spraken <strong>de</strong> professor en het<br />
vrouwtje af op het kantoor waar ze vier jaar en een beetje gele<strong>de</strong>n ook sa‐<br />
men zaten. In <strong>de</strong> schemering van <strong>de</strong> vroege <strong>voor</strong>avond tel<strong>de</strong>n ze: 'Eén,<br />
twee, drie, vier', en lachten. 'Ik ben voldaan', zei <strong>de</strong> professor. 'Ik ook!',<br />
antwoord<strong>de</strong> het vrouwtje. En net op dat ogenblik hoor<strong>de</strong>n ze iemand roe‐<br />
pen: 'Tijd <strong>voor</strong> bubbels!'<br />
Lieve, 01.03.2010
Kris, Gert, Huub en Sven, wijze stellingenbouwers,<br />
mijn dankbaarheid jegens jullie is bijzon<strong>de</strong>r groot!<br />
CTO‐, GOK‐ en DLO‐collega's, dankjewel <strong>voor</strong> jullie vriendschap en hulp.<br />
"Rijpere vrouwen van 't schoon verdiep", <strong>voor</strong>al aan jullie: thanks!<br />
Els, Cathérine, Marien, ik heb je betrokkenheid erg geapprecieerd.<br />
Ingrid, Annemie, Bianca, Chris, Marcelline, An, Kristel en Annemie,<br />
bedankt <strong>voor</strong> jullie bijzon<strong>de</strong>re gastvrijheid.<br />
Ann, Wiske, Daniëlle, Marleen,<br />
dank <strong>voor</strong> je bereidwillige me<strong>de</strong>werking.<br />
Jobstu<strong>de</strong>nten, stu<strong>de</strong>nten Lerarenopleiding en MA‐stu<strong>de</strong>nten, merci!<br />
Eva, Emilie, An, Dorien, Bram, Eva, Goele, Marjolein, Sally,<br />
<strong>voor</strong>al jullie inzet was me een riem on<strong>de</strong>r het hart<br />
Chris, jij zei me: "Yes, you can!"<br />
Dankjewel!<br />
Beste kennissen die vrien<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n, bedankt.<br />
Koen, jou noem ik graag bij naam.<br />
Liefste vrien<strong>de</strong>n die vrien<strong>de</strong>n bleven, een dikke merci.<br />
Metro‐/meta‐Lijne, Ine, Greet, Veerle, Annemie, Beth, Hil<strong>de</strong>, …lievs!<br />
Allerliefste Moeberg van Zonneheuvel, een dikke kus.<br />
Zon<strong>de</strong>r jou had ik het gewoonweg niet gehaald!<br />
Aller‐, allerliefste Wies, Wannes, Thijs en Lukas,<br />
dank <strong>voor</strong> jullie grote betrokkenheid en on<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijke steun.<br />
Ik zie jullie zooo graag! KK.
INHOUDSOPGAVE<br />
Inleiding 1<br />
Studie 1: Gelijk op? Zeven taal‐ en tekstkenmerken in schriftelijke<br />
navertellingen van 8‐ à 10‐jarige Turkse leerlingen<br />
in het Vlaamse basison<strong>de</strong>rwijs 11<br />
Samenvatting 12<br />
1. Inleiding 13<br />
1.1 Jonge, kansarme T2‐schrijvers 13<br />
1.2 <strong>Taal</strong>‐ en tekstkenmerken van schriftelijke navertellingen 18<br />
1.2.1 <strong>Taal</strong>‐ en tekstkenmerken in on<strong>de</strong>rzoek bij jonge<br />
doelgroepleerlingen 19<br />
1.2.2 De selectie van taal‐ en tekstkenmerken in dit<br />
on<strong>de</strong>rzoek 21<br />
1.3 On<strong>de</strong>rzoeksvragen 21<br />
2. Metho<strong>de</strong> 22<br />
2.1 Participanten 22<br />
2.2 Opdracht: schriftelijke navertellingen 25<br />
2.3 <strong>Taal</strong>‐ en tekstkenmerken: operationalisering 27<br />
2.3.1 Communicatieve effectiviteit 27<br />
2.3.2 Inhoud: correctheid en volledigheid 27<br />
2.3.3 Lexicale rijkdom 28<br />
2.3.4 Complexitiet van <strong>de</strong> T‐unit 29<br />
2.3.5 Accuraatheid van <strong>de</strong> T‐unit 29<br />
2.3.6 Accuraatheid spelling 30<br />
2.3.7 Referentiële cohesie 31<br />
2.3.8 Samenhang tussen "6+1" taal‐ en tekstkenmerken 31<br />
2.4 Analyse 33<br />
2.4.1 Scoringsprocedures 33<br />
2.4.2 Analysestrategieën 34
3. Resultaten 38<br />
3.1 Zeven kenmerken in narratieve teksten van doelgroep‐<br />
leerlingen 38<br />
3.1.1 De gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> scores op vier meetmomenten <strong>voor</strong><br />
'Communicatieve effectiviteit' 39<br />
3.1.2 De gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> scores op vier meetmomenten<br />
<strong>voor</strong> zes objectieve taal‐ en tekstkenmerken 41<br />
3.2 Zeven kenmerken in narratieve teksten van Vlaamse en<br />
Turkse doelgroepleerlingen in klassen met een<br />
verschillen<strong>de</strong> samenstelling qua thuistaal 43<br />
3.2.1 De gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> 'Communicatieve<br />
effectiviteit' in teksten van Vlaamse en Turkse<br />
leerlingen in divers samengestel<strong>de</strong> klassen op vier<br />
meetmomenten 43<br />
3.2.2 De gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> zes objectieve taal‐ en<br />
tekstkenmerken in teksten van Vlaamse en Turkse<br />
leerlingen in divers samengestel<strong>de</strong> klassen op vier<br />
meetmomenten 45<br />
4. Discussie 49<br />
4.1 Voorspellers van <strong>de</strong> realisatie van taal‐ en tekstkenmerken 49<br />
4.2 Beperkingen van <strong>de</strong> studie en ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek 54<br />
4.3 Conclusie 56<br />
Bijlagen 58<br />
Studie 2: Winst, verlies of status quo? De leerwinst <strong>voor</strong> zeven<br />
taal‐ en tekstkenmerken in schriftelijke navertellingen<br />
van 8‐ à 10‐jarige doelgroepleerlingen<br />
in het Vlaamse basison<strong>de</strong>rwijs 61<br />
Samenvatting 62<br />
1. Inleiding 63<br />
1.1 Groeien in stellen 63<br />
1.2 Eén of meer snelhe<strong>de</strong>n qua groei in stellen 68<br />
1.3 On<strong>de</strong>rzoeksvragen 70
2. Metho<strong>de</strong> 70<br />
2.1 Participanten 71<br />
2.2 Opdracht: schriftelijke navertellingen 74<br />
2.3 <strong>Taal</strong>‐ en tekstkenmerken van narratieve teksten 74<br />
2.4 Analyse 75<br />
2.4.1 Scoringsprocedure 75<br />
2.4.2 Analysestrategieën 76<br />
3. Resultaten 79<br />
3.1 Leerwinst <strong>voor</strong> zeven taal‐ en tekstkenmerken 79<br />
3.1.1 Gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> leerwinst <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> zeven taal‐<br />
en tekstkenmerken 79<br />
3.1.2 Impact van kind‐ en klaskenmerken op <strong>de</strong> leerwinst<br />
<strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> zeven taal‐ en tekstkenmerken 83<br />
3.2 De on<strong>de</strong>rlinge samenhang qua leerwinst van taal‐ en<br />
tekstkenmerken 91<br />
4. Discussie 95<br />
4.1 De leerwinst van <strong>de</strong> "veron<strong>de</strong>rsteld" sterke en<br />
zwakke starters 95<br />
4.1.1 De leerwinst van <strong>de</strong> sterkere starters 95<br />
4.1.2 De leerwinst van <strong>de</strong> zwakkere starters 100<br />
4.1.3 Tussentijds besluit 103<br />
4.2 De leerwinst van jongens versus meisjes 104<br />
4.3 Beperkingen van <strong>de</strong> studie en ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek 105<br />
4.4 Conclusie 106<br />
Bijlagen 108<br />
Studie 3: Storingen op <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>? Ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid in het<br />
perspectief van Dynamic Systems Theory 111<br />
Samenvatting 112<br />
1. Inleiding 112<br />
1.1 Dynamic Systems Theory 113<br />
1.1.1 Dynamische systemen 113
1.1.2 Variabiliteit 115<br />
1.2 DST en schrijven in een twee<strong>de</strong> taal 117<br />
1.3 On<strong>de</strong>rzoeksvragen 120<br />
2. Metho<strong>de</strong> 121<br />
2.1 Participanten 121<br />
2.2 Opdracht: schriftelijke navertellingen 124<br />
2.3 De kwaliteit van teksten: 'Communicatieve effectiviteit' 125<br />
2.4 Analyse 127<br />
2.4.1 Scoringsprocedure 127<br />
2.4.2 Analysestrategieën 128<br />
3. Resultaten 132<br />
3.1 Welk mo<strong>de</strong>l past het beste bij onze data? 133<br />
3.1.1 Drie groeimo<strong>de</strong>llen op een rij 133<br />
3.1.2 Op zoek naar het meest a<strong>de</strong>quate mo<strong>de</strong>l 135<br />
3.2 Treffen we een inter‐individuele systematiek aan in <strong>de</strong><br />
grillige individuele ontwikkelingspa<strong>de</strong>n? 140<br />
3.3 In hoeverre kunnen kindkenmerken verschillen in intra‐<br />
individuele patronen verklaren? 142<br />
4. Discussie 145<br />
4.1 Een Dynamic Systems‐mo<strong>de</strong>l 145<br />
4.2 Methodologische consequenties 147<br />
4.3 Beperkingen van <strong>de</strong> studie en ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek 149<br />
4.4 Conclusie 152<br />
Bijlagen 154<br />
Studie 4: "Goed <strong>voor</strong> sterk, sterk <strong>voor</strong> zwak?" Een DST‐gerichte<br />
exploratie van het stelon<strong>de</strong>rwijs aan acht leerlingen<br />
uit het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerjaar (groep 5) van twee Vlaamse<br />
concentratiescholen 161<br />
Samenvatting 162<br />
1. Inleiding 163<br />
1.1 Stellen als schoolse taalvaardigheid 163
1.2 Ontluikend stellen in een repeller state 165<br />
1.3 On<strong>de</strong>rzoeksvraag 168<br />
2. Metho<strong>de</strong> 169<br />
2.1 Participanten 170<br />
2.1.1 Selectie van twee klasgroepen 171<br />
2.1.2 Selectie van tweemaal vier leerlingen 172<br />
2.2 Opzet 174<br />
2.3 Data 176<br />
2.3.1 Tekstmateriaal van leerlingen 176<br />
2.3.2 Protocols van <strong>de</strong> schrijfsessies 177<br />
2.3.3 Interviews van <strong>de</strong> leerkrachten 178<br />
2.4 Analyse 179<br />
3. Resultaten 180<br />
3.1 Casus 1: het verhaal van tweemaal twee "KOP"‐leerlingen 181<br />
3.1.1 Probleemstelling 181<br />
3.1.2 Bespreking 185<br />
3.1.3 Samenvatting 197<br />
3.2 Casus 2: het verhaal van twee "MIDDEN"‐<br />
leerlingen 198<br />
3.2.1 Probleemstelling 198<br />
3.2.2 Bespreking 199<br />
3.2.3 Samenvatting 208<br />
3.2 Casus 3: het verhaal van twee "STAART"‐<br />
leerlingen 209<br />
3.3.1 Probleemstelling 209<br />
3.3.2 Bespreking 210<br />
3.3.3 Samenvatting 218<br />
4. Discussie 218<br />
4.1 Goed <strong>voor</strong> sterk? 220<br />
4.2 Sterk <strong>voor</strong> (veeleer) zwak? 223<br />
4.2.1 Merve en Sad<strong>de</strong>din (Klas 1) 224<br />
4.2.2 Muhammet en Sergen (Klas 2) 226<br />
4.3 Twee bijkomen<strong>de</strong> overwegingen 231<br />
4.3.1 Naast belevenissen ook belevingen? 231<br />
4.3.2 Actief willen participeren: een noodzakelijke of een<br />
voldoen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>? 233
4.4 Beperkingen van <strong>de</strong> studie en ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek 234<br />
4.5 Conclusie 238<br />
Bijlagen 240<br />
Conclusie 247<br />
1. Parameters <strong>voor</strong> tekstkwaliteit als mogelijke indicator van<br />
stelvaardigheid 249<br />
1.1 Zeven "eigenzinnige" variabelen 250<br />
1.2 'Communicatieve effectiviteit' 251<br />
1.3 Suggesties <strong>voor</strong> <strong>de</strong> selectie van variabelen bij ver<strong>de</strong>r<br />
on<strong>de</strong>rzoek 252<br />
2. On<strong>de</strong>rzoek naar ontwikkeling of change 253<br />
2.1 De studie van ontwikkeling 254<br />
2.2 Dynamic Systems Theory en ontluiken<strong>de</strong> stelvaardig‐<br />
heidsontwikkeling (in een twee<strong>de</strong> taal) 256<br />
3. Stelon<strong>de</strong>rwijs 260<br />
3.1 "For good or for bad" 261<br />
3.2 Verschillen<strong>de</strong> visies op ontluikend‐stelvaardigheids‐<br />
on<strong>de</strong>rwijs 262<br />
3.3 Kwetsbare leerlingen 264<br />
4. Een jaar "naast" <strong>de</strong> schoolbanken 264<br />
5. Het laatste woord 267<br />
Summary 269<br />
Referenties 275<br />
Extra bijlagen 287<br />
Bijlage A: <strong>de</strong> schrijfsessies in klas 1: verdichte protocols 287<br />
Bijlage B: <strong>de</strong> schrijfsessies in klas 2: verdichte protocols 317
INLEIDING<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>. Vier empirische studies over ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid.© 2010.
2<br />
September! Voor juf Sara zitten 25 acht‐ à negenjarige leerlingen. Een aan‐<br />
zienlijk aantal van hen komt uit een kansarm en/of an<strong>de</strong>rstalig gezin. Enkele<br />
leerlingen spreken thuis Ne<strong>de</strong>rlands.<br />
Van haar collega's van <strong>de</strong> kleuterschool en <strong>de</strong> eerste graad weet juf Sara<br />
dat boekplezier, leren lezen, woordjes leren spellen, enz. een belangrijk <strong>de</strong>el<br />
van <strong>de</strong> tijd in beslag hebben genomen tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> <strong>voor</strong>bije jaren. In dit leer‐<br />
jaar moet <strong>de</strong> juf haar leerlingen tekstjes laten schrijven, met an<strong>de</strong>re woor‐<br />
<strong>de</strong>n laten "stellen". Om af te tasten wat ze zich bij <strong>de</strong> stelvaardigheid van <strong>de</strong><br />
concrete kin<strong>de</strong>ren van haar klas moet <strong>voor</strong>stellen organiseert juf Sara een<br />
stelopdracht. De leerlingen moeten <strong>voor</strong> me<strong>de</strong>leerlingen uit <strong>de</strong> parallelklas<br />
een verhaal schrijven bij <strong>de</strong> prentenreeks IJSJE (zie Bijlage 1 bij Studie 1).<br />
Met "verhalen" zijn <strong>de</strong>ze kin<strong>de</strong>ren vertrouwd en IJSJE is er eentje op maat<br />
van <strong>de</strong>ze kin<strong>de</strong>ren.<br />
Juf Sara licht <strong>de</strong> taak toe, en <strong>de</strong> leerlingen gaan aan <strong>de</strong> slag. Sommige<br />
leerlingen schieten heel snel in actie en mel<strong>de</strong>n al na een tiental minuten<br />
dat ze helemaal klaar zijn: <strong>de</strong> ene heeft het verhaal in vier à vijf zinnen ver‐<br />
teld; <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re heeft op die tijd tien tot vijftien zinnen neergepend. Een aan‐<br />
tal an<strong>de</strong>re leerlingen heeft na tien minuten nog geen woord op papier staan<br />
of misschien enkel wat doorgehaal<strong>de</strong> pogingen. Nog an<strong>de</strong>re leerlingen zit‐<br />
ten na een tijdje helemaal vast: ze weten niet welke naam ze aan het<br />
hoofdpersonage willen geven ("Liesje", "Fatma", ...?), of hoe je "ijsje" spelt<br />
("eisje", "ijjse", ...?), of ze kennen het woord "schil" niet en beseffen dat "het<br />
papier van <strong>de</strong> banaan" wel een oplossing is, maar niet <strong>de</strong> "juiste". Telkens<br />
spoort juf Sara <strong>de</strong> leerlingen rustig aan "Doe maar, je kan het wel, hoor!"<br />
Als ie<strong>de</strong>reen klaar is, verzamelt ze <strong>de</strong> productjes.<br />
Het meise zijn paapa kout ijsjes <strong>voor</strong>.<br />
die meice een man kijkt naar baanaanen.<br />
en die kijt naar baanaanen en hij<br />
gooit het baanaanen op <strong>de</strong> grond.<br />
en hij eet zijn baanaan op en <strong>de</strong><br />
Meice gaat met zijn ijs dan valt ze<br />
op <strong>de</strong> grond en <strong>de</strong> meice is boos op die<br />
man en <strong>de</strong> man zegt oeps zein ijsje<br />
valt op <strong>de</strong> grond 2 XXXee bol ijs en zij<br />
is blij met zijn eis en <strong>de</strong> man gooit<br />
het baanaanaan in <strong>de</strong> vulbak en <strong>de</strong><br />
meice is blij hij leeft lang en glukig (leerling 60303, sept. 2006)
INLEIDING 3<br />
1 mark kijkt naar banaane mark koobd <strong>de</strong> bamaamen<br />
2 en mark et een banaan en <strong>de</strong> sgel vam <strong>de</strong> bamaan goijt<br />
3 <strong>de</strong> sgel op grond en lien koobt en ijs en si stapt oover<br />
4 en bamame sgel en sijn ijs ligt op gront mark zij oeps<br />
5 en mark koopt lien en nuuw ijs in lies is XXX (klaar?) met te<br />
6 lage en mark eet nog en banan en <strong>de</strong>ezeker gaat sgel weg.<br />
7 en lin gaat naa huis (leerling 60311, sept. 2006)<br />
<strong>de</strong> man koop baanaan en toen hatie <strong>de</strong> schil ge gooit<br />
en toen was er een mijsch met ijs ge koomen en op <strong>de</strong> schil<br />
ge trapt en glijt <strong>de</strong> mijschi met <strong>de</strong> ijs <strong>de</strong> ijs hat ge valen<br />
toen hatie boos ge wor naar <strong>de</strong> man hat naar <strong>de</strong><br />
mijschi in niewe ijs ge kog en toen hat blijge wort<br />
en dan hat man <strong>de</strong> baanaan ge goot naar <strong>de</strong> vlbak<br />
en toen <strong>de</strong> mijsch weg gijn (leerling 60317, sept. 2006)<br />
's Avonds werpt juf Sara een eerste blik op <strong>de</strong> teksten. Hoewel ie<strong>de</strong>reen heel<br />
dui<strong>de</strong>lijk het IJSJE‐verhaal op papier heeft willen zetten, zijn <strong>de</strong> 25 tekstjes<br />
allemaal an<strong>de</strong>rs. Soms lezen <strong>de</strong> tekstjes vrij vlot: <strong>de</strong> zinnen lopen en ze vol‐<br />
gen elkaar netjes op; <strong>de</strong> spelling‐ en/of interpunctiefouten storen amper of<br />
niet. Hier en daar klinkt een verhaaltje nog "mon<strong>de</strong>ling" ("en toen, en<br />
toen"). Bij an<strong>de</strong>re teksten moet juf Sara <strong>de</strong> prentenreeks erbij nemen om<br />
wijs te raken uit wat er op papier staat. Het verhaal wordt met horten en<br />
stoten verteld en vormelijke eigenaardighe<strong>de</strong>n lei<strong>de</strong>n haar aandacht <strong>voor</strong>t‐<br />
durend af: zinnen lopen niet en <strong>de</strong> samenhang ertussen is soms helemaal<br />
zoek; het is ondui<strong>de</strong>lijk naar wie verwezen wordt; geregeld zet ook <strong>de</strong><br />
woordkeuze <strong>de</strong> juf op een verkeerd been; zelfs <strong>de</strong> spellingfouten werken<br />
echt verwarrend.<br />
Er flitsen heel veel vragen door Sara's hoofd, want hoe zit het nu met die<br />
stelvaardigheid van haar leerlingen? Wat kunnen <strong>de</strong>ze kin<strong>de</strong>ren al wel? Wat<br />
nog niet? Wat is <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> stap in hun leerproces? En wat is haar rol<br />
daarbij: hoe zou zij haar leerlingen kunnen helpen om tot betere tekstkwali‐<br />
teit te komen? Trouwens, welke kwaliteit mag zij op korte en langere ter‐<br />
mijn van dit soort navertellingen verwachten?<br />
°<br />
° °<br />
Leerkrachten van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> graad van het basison<strong>de</strong>rwijs (groepen 5 en 6)<br />
staan <strong>voor</strong> dit soort vragen wanneer zij hun leerlingen, in dit geval van huis
4<br />
an<strong>de</strong>rstalige leerlingen uit sociaal‐economisch en/of sociaal‐cultureel zwak‐<br />
kere milieus, begelei<strong>de</strong>n in het proces van ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid. Dat<br />
zij op die vragen nog geen sluitend antwoord hebben gevon<strong>de</strong>n, blijkt – in‐<br />
direct althans – uit het peilingson<strong>de</strong>rzoek "Schrijven" in Ne<strong>de</strong>rland (pei‐<br />
lingsjaar 1998/1999: 3 e en 6 e leerjaar) en het <strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>nd on<strong>de</strong>rzoek<br />
<strong>voor</strong> een peiling "Schrijven" in Vlaan<strong>de</strong>ren (6 e leerjaar): kansarme en/of van<br />
huis uit an<strong>de</strong>rstalige leerlingen doen het min<strong>de</strong>r goed <strong>voor</strong> "stellen". Die<br />
resultaten sluiten ook aan bij wat internationaal vastgesteld wordt.<br />
Op het eerste gezicht verwon<strong>de</strong>rt die vaststelling misschien niet. Stel‐<br />
len/schrijven is immers een ingewikkeld proces, waar<strong>voor</strong> een leerling een<br />
complex geheel aan (taal)vaardighe<strong>de</strong>n gecoördineerd moet inzetten. Wie<br />
<strong>de</strong> taal waarin geschreven dient te wor<strong>de</strong>n, nog niet (zo) goed beheerst,<br />
drukt zich schriftelijk wellicht ook moeizamer uit. Aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant pas‐<br />
sen <strong>de</strong>ze vaststellingen jammer genoeg maar "al te goed" in een bre<strong>de</strong>r ge‐<br />
heel: ook in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>lbare school zien we dat leerlingen uit <strong>de</strong> zwakste so‐<br />
ciaal‐economische gezinnen sterk oververtegenwoordigd zijn in het be‐<br />
roepson<strong>de</strong>rwijs en buitengewoon on<strong>de</strong>rwijs, en dat velen van hen onge‐<br />
kwalificeerd uitstromen. Opvallend is dat leerlingen die thuis Turks spreken,<br />
ook daar <strong>de</strong> zwakste <strong>de</strong>elgroep vormen. Nochtans heeft het on<strong>de</strong>rwijs <strong>voor</strong><br />
jongeren uit sociale milieus, die "thuis" min<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> op school belangrijk<br />
geachte kennis, vaardighe<strong>de</strong>n en attitu<strong>de</strong>s aangereikt krijgen, een specifie‐<br />
ke emancipatie‐opdracht. Die bestaat erin dat er <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze achterstand ge‐<br />
compenseerd wordt, meer bepaald door <strong>de</strong> betrokken leerlingen extra te<br />
on<strong>de</strong>rsteunen bij het nastreven van die belangrijk geachte doelen. Het Ge‐<br />
lijke On<strong>de</strong>rwijskansenbeleid van het Vlaams Ministerie van On<strong>de</strong>rwijs en<br />
Vorming formuleert die opdracht bondig als "Goed <strong>voor</strong> sterk, sterk <strong>voor</strong><br />
zwak!" en on<strong>de</strong>rsteunt ze concreet door aan scholen met grote aantallen<br />
kansarme leerlingen extra financiële mid<strong>de</strong>len aan te reiken, samen met <strong>de</strong><br />
mogelijkheid tot on<strong>de</strong>rsteuning door pedagogische begeleiding en het<br />
Steunpunt Gelijke On<strong>de</strong>rwijskansen 1 .<br />
In <strong>de</strong> vier empirische studies van dit proefschrift "<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>", dat we in<br />
het ka<strong>de</strong>r van het Gelijke On<strong>de</strong>rwijskansenbeleid 2 kon<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>n,<br />
willen we ons richten op <strong>de</strong> ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid van veelal kansar‐<br />
1 Het Steunpunt Gelijke On<strong>de</strong>rwijskansen is wegens besparingsmaatregelen per 1 januari<br />
2010 afgeschaft.<br />
2 Dit on<strong>de</strong>rzoek werd tussen begin 2005 en eind 2009 gefinancierd door het Steunpunt Gelij‐<br />
ke On<strong>de</strong>rwijskansen.
INLEIDING 5<br />
me, van huis uit an<strong>de</strong>rstalige leerlingen van het 3 e en 4 e leerjaar. Een aantal<br />
argumenten on<strong>de</strong>rsteunen die on<strong>de</strong>rwerpskeuze.<br />
Ten eerste speelt "taal", zeker in schriftelijke vorm, binnen <strong>de</strong> emancipa‐<br />
torische functie van het on<strong>de</strong>rwijs een belangrijke rol: niet alleen van lees‐<br />
vaardigheid, maar ook van schrijfvaardigheid wordt op school en nadien in<br />
het maatschappelijk leven veel verwacht. In het on<strong>de</strong>rwijs wordt schrijf‐<br />
vaardigheid ingezet om te leren (writing to learn) en ook bij evaluaties<br />
wordt een flink beroep gedaan op schriftelijke taalvaardigheid. Later, in het<br />
dagelijkse (beroeps)leven, wordt eveneens geregeld verwacht dat er schrif‐<br />
telijk gecommuniceerd wordt. We vermoe<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> nieuwe communica‐<br />
tiemedia die vraag alleen maar zullen aanwakkeren.<br />
Het is daarom (en ten twee<strong>de</strong>) erg jammer dat stelvaardigheid, in verge‐<br />
lijking met leesvaardigheid, een on<strong>de</strong>rbelicht domein is, zowel in het on<strong>de</strong>r‐<br />
zoek als in het on<strong>de</strong>rwijs. We weten heel weinig over het verwervingspro‐<br />
ces van stelvaardigheid, zeker als het om jonge kansarme twee<strong>de</strong>‐<br />
taalverwervers gaat. Wat speelt zich af achter <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rsteld strak oplo‐<br />
pen<strong>de</strong> ontwikkelings<strong>lijn</strong> van min<strong>de</strong>r naar meer stelvaardig? Het is dan ook<br />
niet vreemd dat we nog in het duister tasten wat ontluiken<strong>de</strong>‐<br />
stelvaardigheidsdidactiek betreft, zeker als het een groep kansarme, an‐<br />
<strong>de</strong>rstalige leerlingen betreft. Van daaruit mag het evenmin verbazen dat<br />
leerkrachten geneigd zijn om het stelon<strong>de</strong>rwijs enigszins stiefmoe<strong>de</strong>rlijk te<br />
behan<strong>de</strong>len: volgens nogal wat basisschoolleerkrachten boet binnen het<br />
taalon<strong>de</strong>rwijs <strong>voor</strong>al het stelon<strong>de</strong>rwijs aan tijd en aandacht in als er wegens<br />
(haast permanente) tijdsdruk gesnoeid moet wor<strong>de</strong>n. Dat zou wel eens een<br />
kwalijke zaak kunnen zijn, want we mogen veron<strong>de</strong>rstellen dat – samen<br />
met an<strong>de</strong>re "schoolse vaardighe<strong>de</strong>n" – ook productieve schriftelijke taal‐<br />
vaardigheid een rol speelt bij het streamen van leerlingen naar algemeen<br />
vormen<strong>de</strong>, technische of beroepsgerichte secundaire opleidingen.<br />
Dat brengt ons bij een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> argument <strong>voor</strong> onze on<strong>de</strong>rwerpskeuze. In<br />
<strong>de</strong> twee<strong>de</strong> graad van het basison<strong>de</strong>rwijs wordt traditioneel gezien een aan‐<br />
vang genomen met het stelon<strong>de</strong>rwijs – weliswaar niet in het "ijle" gezien <strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>bereidingen in termen van ontluiken<strong>de</strong> en aanvankelijke geletterdheid<br />
tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> jaren <strong>voor</strong>dien. Voor alle leerlingen van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> graad geldt<br />
immers dat zij <strong>voor</strong> het eerst systematisch geconfronteerd wor<strong>de</strong>n met<br />
stelopdrachtjes, d.w.z. met <strong>de</strong> verwachtingen die in het (basis)on<strong>de</strong>rwijs<br />
ten aanzien van "het schrijfproces" en "het schrijfproduct" gekoesterd wor‐<br />
<strong>de</strong>n, en met strategieën, hulpmid<strong>de</strong>len, en <strong>de</strong>rgelijke die hen in staat moe‐<br />
ten stellen om een stevige groei te realiseren. Wij kunnen bijgevolg ver‐<br />
moe<strong>de</strong>n dat alle leerlingen, kansarm of niet, an<strong>de</strong>rstalig of niet, zich op dat
6<br />
vlak in een instabiele en waarschijnlijk dus ook leergierige fase bevin<strong>de</strong>n.<br />
Het benieuwt ons hoe al <strong>de</strong>ze leerlingen zich ontwikkelen en welke verschil‐<br />
len in ontwikkeling zich tussen leerlingen <strong>voor</strong>doen, die vervolgens het ge‐<br />
diversifieerd streamen zou<strong>de</strong>n kunnen voe<strong>de</strong>n. Een extra‐focus op Turkse<br />
leerlingen leek ons in dat verband een logische optie.<br />
°<br />
° °<br />
Juni! Een heel jaar lang heeft juf Sara het stelon<strong>de</strong>rwijs een plekje proberen<br />
te geven in een behoorlijk drukke klasagenda van lesactiviteiten, projecten<br />
en uitstappen allerhan<strong>de</strong>. Ze heeft haar leerlingen allerlei tekstjes laten<br />
schrijven en hen daarbij zo goed mogelijk begeleid. Nu is ze erg benieuwd<br />
hoe haar leerlingen het er zon<strong>de</strong>r hulp of begeleiding van afbrengen. Ze<br />
biedt <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> IJSJE‐prentenreeks aan als in september en for‐<br />
muleert <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> opdracht. En 's avonds leest ze <strong>de</strong> verhaaltjes één na één.<br />
Ze legt ze ook even naast <strong>de</strong> versies van september.<br />
De man kijkt naar het muur en daar Zij ijse en moi<br />
je ijs hij wilt kope ma hij heeft geen geld omte<br />
kope. en hij koopt 3 benaanen en <strong>de</strong> man kijkt<br />
naar <strong>de</strong> man. en hij eet nie alemaal maar<br />
eetje banaan en hij gooit <strong>de</strong> schilt weg van <strong>de</strong><br />
banaan en <strong>de</strong> meisje heipelt met zein benen<br />
door <strong>de</strong> straat en stapt en stapt en<br />
zei valt op <strong>de</strong> grond Zei valt hoog in <strong>de</strong><br />
leugt. en zei wort heel heel boos op <strong>de</strong> man<br />
daar licht banaan op <strong>de</strong> grond en nog ijs<br />
en zei zit op <strong>de</strong> grond. De man gaat naar<br />
<strong>de</strong>man hij geeft in nieuwe ijs. en hij geeft <strong>de</strong><br />
banaan in <strong>de</strong> veibak. (leerling 60303, juni 2007)<br />
rik koopt een banaanen tros en rik eet een<br />
banaan op eefa kopt een ijs en dan grijt eefa<br />
over <strong>de</strong> banaanenschil en<strong>de</strong> man heeft dat gezien<br />
en <strong>de</strong> man koopt een ijsje <strong>voor</strong> eefa<br />
en <strong>de</strong> man eet werel een banaan en ze gooit<br />
<strong>de</strong> banaaneschil in <strong>de</strong> vuilensbak (leerling 60311, juni 2007)
INLEIDING 7<br />
<strong>de</strong>man en <strong>de</strong> kind <strong>de</strong> man met ij en <strong>de</strong> kind met ijs.<br />
De man kijkt naar <strong>de</strong> ijs ma toen was er en baanaan 4<br />
bananen en daar was papaen. maar <strong>de</strong> man kogt<br />
kogt baanaan <strong>de</strong> kasa man kaa<strong>de</strong> schoen raar van<br />
<strong>de</strong> man. De man eet een baanaan en die gooit <strong>de</strong><br />
schel op <strong>de</strong> grond. Toen kwam anlies en die kogt ijs<br />
die ziet <strong>de</strong> schil nie die valt op <strong>de</strong> gron van die baanaan<br />
zen sclut alsisg valen. he zij<strong>de</strong> anlies. <strong>de</strong> mseer kaw<br />
he dat is mijsculd alies was boos. <strong>de</strong> maan en<br />
zelv<strong>de</strong> ijs koopen. en anlies ging naar zin hijs en <strong>de</strong><br />
man goit <strong>de</strong> baanaan in <strong>de</strong> vulbak. (leerling 60317, juni 2007)<br />
Juf Sara merkt allerlei bewegingen op tussen <strong>de</strong> september‐ en juniteksten,<br />
maar krijgt niet meteen vat op het geheel. De teksten bevatten meer inhou‐<br />
<strong>de</strong>lijke elementen van het verhaal, en zijn ook wat langer gewor<strong>de</strong>n. Hier en<br />
daar is <strong>de</strong> spelling ook wat min<strong>de</strong>r problematisch. Maar juf Sara vraagt zich<br />
af hoe ze hier een mooie ontwikkelings<strong>lijn</strong> in zou moeten kunnen herkennen.<br />
Haar leerlingen zou<strong>de</strong>n na al die on<strong>de</strong>rwijstijd toch gewoon betere teksten<br />
moeten kunnen schrijven?<br />
°<br />
° °<br />
Me<strong>de</strong> vanuit <strong>de</strong> bekommernissen van "Juf Sara" en haar collega's willen we<br />
met dit on<strong>de</strong>rzoek in kaart brengen wat er op één schooljaar tijd zoal "be‐<br />
weegt" op het vlak van stelvaardigheid. We kiezen er<strong>voor</strong> om dit bre<strong>de</strong> en<br />
abstracte concept "stelvaardigheid" in termen van tekstkwaliteit te opera‐<br />
tionaliseren – the proof of the pudding! – en werpen een blik achter <strong>de</strong> ver‐<br />
on<strong>de</strong>rsteld strakke ontwikkelings<strong>lijn</strong> "van min<strong>de</strong>r kwaliteitsvolle naar meer<br />
kwaliteitsvolle teksten". We hebben gekozen <strong>voor</strong> een "vierluik", een sa‐<br />
menhangend geheel van vier studies die elk ook op zich staan en dus los<br />
van elkaar gelezen kunnen wor<strong>de</strong>n. De volgor<strong>de</strong> waarin wij <strong>de</strong> studies ge‐<br />
maakt hebben, en waarin ze in dit proefschrift ook weergeven wor<strong>de</strong>n, is<br />
niet willekeurig. Ze weerspiegelt immers het proces van een steeds ver<strong>de</strong>r<br />
reiken<strong>de</strong> blik "achter <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>".<br />
De vier studies zijn gebaseerd op een dataverzameling die plaatsvond in<br />
zeven scholen (veertien klassen) tij<strong>de</strong>ns schooljaar 2006‐2007. Gezien dit<br />
on<strong>de</strong>rzoek <strong>de</strong>el uitmaakt van het het grote Gelijke On<strong>de</strong>rwijskansen(GOK)‐<br />
on<strong>de</strong>rzoek (2005‐2009) naar "Hefbomen <strong>voor</strong> krachtige GOK‐
8<br />
leeromgevingen", gesubsidieerd door het <strong>de</strong>partement On<strong>de</strong>rwijs van <strong>de</strong><br />
Vlaamse regering en <strong>de</strong> Katholieke Universiteit Leuven, hebben we <strong>de</strong> con‐<br />
crete selectie van scholen, klasgroepen en focusleerlingen daarop afge‐<br />
stemd (Van Gorp & Verhey<strong>de</strong>n, 2006).<br />
In Gelijk op? Zeven taal en tekstkenmerken in schriftelijke navertellingen<br />
van 8‐ à 10‐jarige Turkse leerlingen in het Vlaamse basison<strong>de</strong>rwijs on<strong>de</strong>r‐<br />
zoeken we <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> kwaliteit van zeven taal‐ en tekstkenmerken in<br />
navertellingen van veelal kansarme en/of an<strong>de</strong>rstalige leerlingen, die zij in<br />
september en juni van één schooljaar schreven. We gaan na of <strong>de</strong> gemid‐<br />
<strong>de</strong>l<strong>de</strong> kwaliteit van die zeven kenmerken verschilt tussen <strong>de</strong> aanvang en het<br />
eind van het schooljaar. Eveneens wordt on<strong>de</strong>rzocht in welke mate <strong>de</strong> reali‐<br />
satie van <strong>de</strong> zeven taal‐ en tekstkenmerken <strong>voor</strong>speld wordt door <strong>de</strong> 'soci‐<br />
aal‐economische status' en <strong>de</strong> 'thuistaal' van <strong>de</strong> leerlingen, en door <strong>de</strong><br />
'klassensamenstelling naar thuistaal'. Met <strong>de</strong>ze studie wensen we een ant‐<br />
woord te kunnen formuleren op twee concrete vragen. Eén, gaat <strong>de</strong> gemid‐<br />
<strong>de</strong>l<strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> zeven kenmerken gelijk op? En twee, hoe doen Turk‐<br />
se leerlingen het <strong>voor</strong> stelvaardigheid, zoals door ons geoperationaliseerd?<br />
Studie 2, Winst, verlies of status quo? De leerwinst <strong>voor</strong> zeven taal‐ en<br />
tekstkenmerken in schriftelijke navertellingen van 8‐ à 10‐jarige doelgroep‐<br />
leerlingen in het Vlaamse basison<strong>de</strong>rwijs, wij<strong>de</strong>n we aan leerwinst. We vra‐<br />
gen ons af welke gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> leerwinst er door leerlingen van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong><br />
graad in <strong>de</strong> loop van één schooljaar geboekt wordt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zeven taal‐ en<br />
tekstkenmerken van schriftelijke navertellingen die ook in Studie 1 bestu‐<br />
<strong>de</strong>erd wer<strong>de</strong>n. We gaan ook na of <strong>de</strong> in Studie 1 vermel<strong>de</strong> kenmerken 'SES',<br />
'thuistaal' en 'klassamenstelling naar thuistaal' en het bijkomen<strong>de</strong> kenmerk<br />
'sekse' <strong>de</strong> leerwinst <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> zeven variabelen <strong>voor</strong>spelt. Daarnaast<br />
willen we te weten komen of we <strong>voor</strong> bepaal<strong>de</strong> combinaties van taal‐ en<br />
tekstkenmerken gemeenschappelijke dan wel uiteenlopen<strong>de</strong> leerwinstpa‐<br />
tronen vaststellen. We wensen met an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n een antwoord op <strong>de</strong><br />
vraag of leerwinst <strong>voor</strong> het ene kenmerk een prijs vraagt op een an<strong>de</strong>r vlak,<br />
met name door afname van kwaliteit <strong>voor</strong> een an<strong>de</strong>r kenmerk (tra<strong>de</strong>‐off).<br />
Terwijl we in Studies 1 en 2 een "<strong>voor</strong> en na"‐perspectief innamen, richten<br />
we ons in Studie 3, Storingen op <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>? Ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid in het<br />
perspectief van Dynamic Systems Theory, op wat tussen september en juni<br />
van één schooljaar aan ontwikkeling of groei plaatsvindt. We spitsen ons
INLEIDING 9<br />
toe op één van <strong>de</strong> zeven kenmerken, namelijk 'Communicatieve effectivi‐<br />
teit', en volgen <strong>de</strong> evolutie van dat kenmerk van schriftelijke navertellingen<br />
door het jaar heen. We stellen ons in eerste instantie <strong>de</strong> vraag of we <strong>de</strong><br />
mogelijke fluctuaties in prestaties van één individu mogen afdoen als ver‐<br />
waarloosbare "storingen op <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>", dan wel of die fluctuaties belangrijke<br />
informatie opleveren, zoals Dynamic Systems Theory beweert. Vervolgens<br />
wensen we ook te achterhalen of er zich in <strong>de</strong> mogelijks grillige individuele<br />
groeipatronen <strong>voor</strong> 'Communicatieve effectiviteit' tussen‐individuele sys‐<br />
tematiek te ontwaren valt.<br />
In Studie 4, "Goed <strong>voor</strong> sterk, sterk <strong>voor</strong> zwak?" Een DST‐gerichte exploratie<br />
van het stelon<strong>de</strong>rwijs aan acht leerlingen uit het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerjaar (groep 5)<br />
van twee Vlaamse concentratiescholen werpen we een blik op <strong>de</strong> wijze<br />
waarop twee leerkrachten in twee verschillen<strong>de</strong> contexten hun leerlingen<br />
begelei<strong>de</strong>n, van wie we vermoe<strong>de</strong>n dat ze zich <strong>voor</strong> stelvaardigheid alle‐<br />
maal in een (vrij) instabiele fase bevin<strong>de</strong>n. In bei<strong>de</strong> klassen volgen we twee<br />
sterk taalvaardige en twee zwak taalvaardige focusleerlingen geduren<strong>de</strong><br />
vier sessies. We observeren <strong>de</strong>ze acht leerlingen tij<strong>de</strong>ns hun interacties met<br />
<strong>de</strong> leerkracht, die hen in klasverband of individueel on<strong>de</strong>rsteunt bij <strong>de</strong><br />
schrijfopdracht; we analyseren hun schrijfproducten op <strong>de</strong> reeds geëxplo‐<br />
reer<strong>de</strong> tekstkenmerken (Studies 1 tot 3) en we luisteren naar een aantal<br />
reacties van leerkrachten en leerlingen op <strong>de</strong> stelsessies. Via kwalitatieve<br />
analyses van dit geheel aan data wensen we een antwoord te kunnen for‐<br />
muleren op <strong>de</strong> vraag of, en zo ja, hoe het motto "Goed <strong>voor</strong> sterk, sterk<br />
<strong>voor</strong> zwak?" <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze acht leerlingen gerealiseerd wordt.<br />
Met een conclusie waarin <strong>de</strong> belangrijkste bevindingen van dit on<strong>de</strong>rzoek<br />
samengebracht wor<strong>de</strong>n en mogelijkhe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek gesugge‐<br />
reerd wor<strong>de</strong>n, sluiten we ons verhaal over wat er zich achter <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>(tjes)<br />
van stelopdrachten bevindt, af.<br />
Opm.: Aangezien we er<strong>voor</strong> gekozen hebben om <strong>de</strong> vier studies als op zich‐<br />
zelf staan<strong>de</strong> teksten aan te bie<strong>de</strong>n, en we in <strong>de</strong> studies steeds ver<strong>de</strong>r bou‐<br />
wen op eer<strong>de</strong>re vaststellingen, hebben we niet kunnen vermij<strong>de</strong>n dat be‐<br />
paal<strong>de</strong> stukken informatie meer dan één keer in <strong>de</strong> teksten opgenomen<br />
zijn. We von<strong>de</strong>n het in dat verband raadzaam om te kiezen <strong>voor</strong> een letter‐<br />
lijke herneming van <strong>de</strong> stukken.
Studie 1 1<br />
GELIJK OP?<br />
Zeven taal‐ en tekstkenmerken<br />
in schriftelijke navertellingen<br />
van 8‐ à 10‐jarige Turkse leerlingen<br />
in het Vlaamse basison<strong>de</strong>rwijs<br />
1 Verhey<strong>de</strong>n, L., Van <strong>de</strong>n Bran<strong>de</strong>n, K., Rijlaarsdam, G., Van <strong>de</strong>n Bergh, H., & S. De Maeyer<br />
(2010). Written Narrations by 8‐ to 10‐year‐old Turkish pupils in Flemish primary education:<br />
A follow‐up of seven text features. Journal of Research in Reading, 33 (1), 20‐38.<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>. Vier empirische studies over ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid.© 2010
12<br />
SAMENVATTING<br />
De schoolloopbaan van allochtone jongeren is vaak problematisch. Hun<br />
beperkte socio‐economische vermogen (SES) lijkt daar<strong>voor</strong> <strong>de</strong> belangrijkste<br />
verklaren<strong>de</strong> factor. Voor Turkse jongeren veron<strong>de</strong>rstelt men echter dat ook<br />
nog bijkomen<strong>de</strong> factoren meespelen, want in heel wat studies naar on<strong>de</strong>r‐<br />
wijssuccessen presteren zij het minst goed. Voor <strong>de</strong> schrijfproducten van<br />
jonge (Turkse) kin<strong>de</strong>ren in het Vlaamse basison<strong>de</strong>rwijs ontbreekt echter alle<br />
informatie. In <strong>de</strong>ze semi‐longitudinale studie hebben we met behulp van<br />
multiniveau‐analyses <strong>de</strong> kwaliteit on<strong>de</strong>rzocht van schriftelijke navertellin‐<br />
gen van <strong>voor</strong>namelijk jonge Turkse twee<strong>de</strong>‐taalverwervers in het Ne<strong>de</strong>r‐<br />
landstalig on<strong>de</strong>rwijs. Daarbij is <strong>de</strong> impact van 'Socio‐economisch kapitaal<br />
(SES)' en 'Thuistaal', alsook van het klaskenmerk 'Samenstelling naar thuis‐<br />
taal' bestu<strong>de</strong>erd. Daartoe zijn bij het begin en aan het eind van schooljaar<br />
2006‐2007 <strong>de</strong> schrijfproducten verzameld van 106 leerlingen van het 3 e<br />
leerjaar (groep 5) en van 111 leerlingen van het 4 e leerjaar (groep 6) van<br />
zeven Vlaamse basisscholen. We beoor<strong>de</strong>el<strong>de</strong>n <strong>de</strong> teksten op het holistisch<br />
tekstkenmerk 'Communicatieve effectiviteit' en scoor<strong>de</strong>n zes objectieve<br />
parameters van tekstkwaliteit, met name 'Correcte en volledige inhoud',<br />
'Lexicale rijkdom', 'Spelling', 'Complexiteit van <strong>de</strong> T‐unit', 'Accuraatheid van<br />
<strong>de</strong> T‐unit' en 'Referentiële cohesie'. Voor elk van <strong>de</strong> tekstvariabelen stel<strong>de</strong>n<br />
we in bei<strong>de</strong> leerjaren een significante gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> toename vast, maar <strong>de</strong><br />
effectgroottes varieer<strong>de</strong>n van mid<strong>de</strong>lgroot <strong>voor</strong> inhoud‐gebon<strong>de</strong>n variabe‐<br />
len en spelling tot klein <strong>voor</strong> variabelen op zins‐ en tekstniveau. Het effect<br />
van 'SES' beperkte zich tot 'Communicatieve effectiviteit' in het 3 e en 4 e<br />
leerjaar en 'Spelling' in het 4 e leerjaar, terwijl 'Thuistaal' (m.n. Turks) een<br />
negatief effect had op <strong>de</strong> begin‐ en eindscores <strong>voor</strong> 'Communicatieve effec‐<br />
tiviteit', 'Accuraatheid van <strong>de</strong> T‐unit' en 'Referentiële cohesie' in het 3 e leer‐<br />
jaar en op alle tekstvariabelen in het vier<strong>de</strong> leerjaar behalve twee ('Lexicale<br />
rijkdom' en 'Spelling'). Een supplementair negatief effect werd vastgesteld<br />
<strong>voor</strong> 'Klassensamenstelling': zowel in het 3 e als in het 4 e leerjaar scoren<br />
teksten van leerlingen uit een homogeen Turkse klasgroep bedui<strong>de</strong>nd lager<br />
op <strong>de</strong> zins‐ en tekstvariabelen ('Accuraatheid van <strong>de</strong> T‐unit', 'Complexiteit<br />
van <strong>de</strong> T‐unit' en 'Referentiële cohesie'). Deze studie on<strong>de</strong>rstreept <strong>de</strong> im‐<br />
pact van klas‐ en kindkenmerken op <strong>de</strong> kwaliteit van schriftelijke producten<br />
van jonge leerlingen, alsook <strong>de</strong> noodzaak om dieper in te gaan op <strong>de</strong> zwak‐<br />
ke prestaties van jonge Turkse leerlingen.
GELIJK OP? 13<br />
1. INLEIDING<br />
Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> afgelopen twintig jaar werd door <strong>de</strong> Vlaamse overheid via allerlei<br />
initiatieven, zoals het On<strong>de</strong>rwijs<strong>voor</strong>rangsbeleid (1991), het Zorgverbre‐<br />
dingsbeleid (1993) en het Gelijke‐ On<strong>de</strong>rwijskansenbeleid (2002), geïnves‐<br />
teerd in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rsteuning van "doelgroepleerlingen" 2 , d.w.z. kansarme al‐<br />
lochtone en autochtone leerlingen. Toch blijkt <strong>de</strong> geletterdheidsontwikke‐<br />
ling van kansarme en/of allochtone leerlingen in het Vlaamse basison<strong>de</strong>r‐<br />
wijs nog steeds na<strong>de</strong>lig beïnvloed te wor<strong>de</strong>n door hun sociaal‐economische<br />
status (SES), etnische origine en/of thuistaal. Voor leesvaardigheid is dat al<br />
meermaals aangetoond (Pirls Vlaan<strong>de</strong>ren, 2006; Janssen et al., 2008). Voor<br />
schrijven/stellen, daarentegen, ontbreken on<strong>de</strong>rzoeksgegevens. We weten<br />
niet precies hoe <strong>de</strong> teksten van jonge doelgroepleerlingen in het Vlaamse<br />
on<strong>de</strong>rwijs er uitzien, in welke mate ze afwijken van het schriftelijk materiaal<br />
dat autochtone leerlingen uit beter gesitueer<strong>de</strong> milieus aanreiken, noch<br />
hoe <strong>de</strong> kwaliteit ervan evolueert. Voor curriculumontwikkelaars en leer‐<br />
krachten is het bijgevolg moeilijk om het schrijfon<strong>de</strong>rwijs aan jonge doel‐<br />
groepleerlingen goed vorm te geven.<br />
In §1.1 gaan we in op <strong>de</strong> specifieke situatie van jonge, kansarme T2‐<br />
schrijvers. Hoe we <strong>de</strong> kwaliteit van hun tekstmateriaal in kaart kunnen<br />
brengen, wordt in §1.2 besproken.<br />
1.1 Jonge, kansarme T2‐schrijvers<br />
Van kin<strong>de</strong>ren van het 3 e en 4 e leerjaar, die nog maar net hun eerste stappen<br />
in <strong>de</strong> wereld van letters en woor<strong>de</strong>n hebben gezet, wordt al snel verwacht<br />
dat zij via het medium "schriftelijke (verbale) taal" ook wat uitgebrei<strong>de</strong>re<br />
boodschappen leren communiceren: woor<strong>de</strong>n moeten samen zinnen vor‐<br />
men, en zinnen een autonome tekst, die op termijn aan heel wat eisen<br />
moet voldoen, zeer zeker wat communicatieve effectiviteit betreft (Komt<br />
<strong>de</strong> boodschap over?), maar ook – daarmee samenhangend – op het vlak<br />
van inhoud en vorm. Ook al zijn <strong>de</strong> meeste 8‐ à 10‐jarige kin<strong>de</strong>ren klaar<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze uitdaging (Kress, 1994), toch is het <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze jonge schrijvers niet<br />
2 Doelgroepleerlingen zijn leerlingen die voldoen aan één van <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> vijf Gelijke‐<br />
On<strong>de</strong>rwijskansen‐indicatoren: (1) <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs behoren tot <strong>de</strong> trekken<strong>de</strong> (rondreizen<strong>de</strong>) bevol‐<br />
king; (2) <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r is niet in het bezit van een diploma secundair on<strong>de</strong>rwijs; (3) <strong>de</strong> leerling<br />
woont buiten het eigen gezinsverband; (4) het gezin leeft van een vervangingsinkomen, en<br />
(5) <strong>de</strong> taal die gebruikt wordt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gangbare communicatie in het gezin, is niet het Ne<strong>de</strong>r‐<br />
lands (Omzendbrief BaO/2006/01 van het <strong>de</strong>partement On<strong>de</strong>rwijs).
14<br />
vanzelfsprekend om zon<strong>de</strong>r meer aan al die vereisten tegemoet te komen.<br />
Daartoe wordt een aantal verklaringsgron<strong>de</strong>n ingeroepen.<br />
Ten eerste wordt er verwezen naar het zich nog volop ontwikkelen<strong>de</strong><br />
"werkgeheugen" van <strong>de</strong>ze lagere‐schoolleerlingen, dat instaat <strong>voor</strong> <strong>de</strong> co‐<br />
ordinatie van meervoudige processen, nl. het plannen en genereren van<br />
inhoud, het vin<strong>de</strong>n van gepaste taal om die inhoud uit te drukken, het or‐<br />
ganiseren van het geheel van <strong>de</strong> tekst, en het overzicht hou<strong>de</strong>n over wat<br />
reeds geschreven is (Swanson & Berninger, 1994; Kellogg, 2008). On<strong>de</strong>rzoek<br />
toont aan dat jonge schrijvers zich in eerste instantie concentreren op <strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong> hen veeleisen<strong>de</strong> transcriptie‐processen van individuele woor<strong>de</strong>n, nl.<br />
spelling, handschrift (Berninger et al., 1992; Berninger, 1999; McCutchen,<br />
2000; Medwell & Wray, 2008). Daardoor blijft er weinig mentale ruimte<br />
over <strong>voor</strong> hogere‐or<strong>de</strong>processen, die bij<strong>voor</strong>beeld een grote rol spelen bij<br />
het vlot formuleren van een zin en het samenstellen van een coherente<br />
tekst.<br />
Datzelf<strong>de</strong> onvolgroei<strong>de</strong> werkgeheugen speelt ook een rol in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong><br />
verklaringsgrond: jonge schrijvers doen aan knowledge‐telling (Bereiter &<br />
Scardamalia, 1987): gedachte na gedachte wordt op papier gezet, zon<strong>de</strong>r<br />
dat <strong>de</strong> schrijver zich bekommert om <strong>de</strong> inhou<strong>de</strong>lijke en/of tekstuele sa‐<br />
menhang tussen <strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len. Berninger en Swanson (1994) spreken over<br />
on‐line (local) planning bij beginnen<strong>de</strong> schrijvers, in tegenstelling tot (glo‐<br />
bal) preplanning bij meer ervaren schrijvers. Die laatsten doen aan know‐<br />
ledge‐transforming: <strong>de</strong> inhoud die ze aan het blad toevertrouwen, is kennis<br />
die ze op basis van <strong>de</strong> schrijfdoelen en <strong>de</strong> tekstuele mogelijkhe<strong>de</strong>n en be‐<br />
perkingen, creatief bewerkt en herwerkt hebben. Terwijl ze doel‐ en lezer‐<br />
gericht schrijven, en precies omdat ze zo schrijven, wordt hun kennis over<br />
het on<strong>de</strong>rwerp ge‐/hervormd, zodat zij die kennis juister en coherenter<br />
in/tot tekst verwerken.<br />
Een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> verklaringsgrond wordt gevon<strong>de</strong>n in het feit dat kin<strong>de</strong>ren zich<br />
<strong>de</strong> "communicatiesituatie" maar moeizaam eigen maken, meer bepaald het<br />
feit dat <strong>de</strong> ontvanger van <strong>de</strong> boodschap niet aanwezig is. Jonge schrijvers<br />
missen <strong>de</strong> concrete 'instant' hulp van een gesprekspartner om te weten wat<br />
ze moeten vertellen, om bij het on<strong>de</strong>rwerp te blijven, of om in te spelen op<br />
<strong>de</strong> behoeften van <strong>de</strong> geadresseer<strong>de</strong> (Bereiter & Scardamalia, 1987). Zij<br />
hebben ook nog niet het volle vermogen om zich − zon<strong>de</strong>r hulp − te kunnen<br />
verplaatsen in <strong>de</strong> lezer, waardoor zij te weinig rekening hou<strong>de</strong>n met zijn<br />
<strong>voor</strong>kennis en/of interpretatiemogelijkhe<strong>de</strong>n: ze schrijven veeleer writer‐<br />
based dan rea<strong>de</strong>r‐based (Flower, 1979).
GELIJK OP? 15<br />
Jonge an<strong>de</strong>rstalige doelgroepleerlingen staan <strong>voor</strong> nog grotere uitdagingen.<br />
Aangezien zowel mon<strong>de</strong>linge taalvaardigheid als – daarmee samenhangend<br />
– leesvaardigheid in een taal direct bijdragen tot schrijfprestaties (Abbott &<br />
Berninger, 1993; Reese, Garnier, Gallimore, & Goldberg, 2000; Cragg & Na‐<br />
tion, 2007), is schrijven <strong>voor</strong> heel wat leerlingen die thuis een an<strong>de</strong>re taal<br />
gebruiken, een complexere opdracht dan <strong>voor</strong> hun Ne<strong>de</strong>rlandstalige klas‐<br />
genoten: hun algemene taalvaardigheid in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> taal is over het alge‐<br />
meen immers beperkter dan die van moe<strong>de</strong>rtaalsprekers (Ramaut, Roppe,<br />
Verhelst, & Heymans, 2007; Jor<strong>de</strong>ns, Kerkhofs, & Mad<strong>de</strong>ns, 2008). Het mo‐<br />
<strong>de</strong>l dat Alamargot en Chanquoy (2001) <strong>voor</strong> translating uitwerken, het<br />
twee<strong>de</strong> <strong>de</strong>elproces in het schrijfprocesmo<strong>de</strong>l van Hayes en Flower (1980),<br />
helpt om <strong>de</strong> uitdaging beter te begrijpen. Hayes en Flower (1980) <strong>de</strong>len het<br />
schrijfproces op in drie basisprocessen : planning (een schrijfplan opstel‐<br />
len), translating (inhoud in taal omzetten) en reviewing (nalezen en corrige‐<br />
ren). Op hun beurt on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n Alamargot & Chanquoy binnen transla‐<br />
ting vier fasen, nl.<br />
elaboration, een stukje inhoud opdiepen (bv. op basis van een tekst‐<br />
plan) en inhou<strong>de</strong>lijk verfijnen/aanvullen;<br />
linearisation, het (hiërarchisch geor<strong>de</strong>n<strong>de</strong>) brokje inhoud transforme‐<br />
ren in een (lineaire) pre‐verbale semantico‐syntactische structuur (on‐<br />
<strong>de</strong>rwerp – predicaat), waarbij <strong>de</strong> or<strong>de</strong>ning van <strong>de</strong> elementen bepaald<br />
wordt door <strong>de</strong> reële or<strong>de</strong>ning <strong>de</strong>r dingen in combinatie met communi‐<br />
catieve behoeften;<br />
formulation, <strong>de</strong> pre‐verbale boodschap in een enkelvoudige zin (clause)<br />
vertalen, m.a.w. <strong>de</strong> semantico‐syntactische structuur 'matchen' met<br />
grammaticale en lexicale structuren;<br />
execution, <strong>de</strong> zin op papier zetten.<br />
Precies op <strong>de</strong> overgang van fase 2 naar fase 3 doet zich <strong>voor</strong> leerlingen met<br />
een beperktere kennis van <strong>de</strong> taal waarin geschreven moet wor<strong>de</strong>n, een<br />
probleem <strong>voor</strong>: zij missen immers meer dan eens <strong>de</strong> lexicale en/of gramma‐<br />
ticale kennis om <strong>de</strong> pre‐verbale boodschap (van fase 2) om te zetten in een<br />
verbale constructie (fase 3). Het is zeer waarschijnlijk dat zulks op uiteenlo‐<br />
pen<strong>de</strong> wijzen in <strong>de</strong> teksten van <strong>de</strong>ze jonge schrijvers tot uiting komt. Het<br />
zou kunnen (1) dat kin<strong>de</strong>ren nalaten om het over een welbepaal<strong>de</strong> passage<br />
van het verhaal te hebben omdat ze het "juiste woord" missen <strong>voor</strong> het<br />
centrale <strong>voor</strong>werp of <strong>de</strong> centrale han<strong>de</strong>ling van die passage. (2) Kin<strong>de</strong>ren<br />
die moeten herformuleren of naar alternatieve uitdrukkingswijzen moeten<br />
zoeken, verliezen misschien sneller uit het oog wat eer<strong>de</strong>r geschreven
16<br />
werd, en formuleren bijgevolg een onsamenhangend en/of min<strong>de</strong>r boeiend<br />
geheel (Weigle, 2002). (3) De aandacht die <strong>de</strong>ze jonge schrijvers beste<strong>de</strong>n<br />
aan <strong>de</strong> expressie van complexere i<strong>de</strong>eën in complexere taalstructuren, gaat<br />
misschien wel ten koste van accuraatheid, of omgekeerd (cf. limited atten‐<br />
tion hypothesis; Skehan, 2007; Nelson & Van Meter, 2007). (4) De taal die<br />
op het blad terechtkomt, is doorweven met interlanguage (Ellis, 1985;<br />
Braun, Forges, & Wolmainck, 1997), bv. zinnen die <strong>de</strong>els wel, maar <strong>de</strong>els<br />
ook niet voldoen aan <strong>de</strong> syntaxis van het Ne<strong>de</strong>rlands. Een aantal studies<br />
bevestigt <strong>de</strong> precaire positie van jonge twee<strong>de</strong>‐taalschrijvers ten opzichte<br />
van leeftijdgenoten die in hun moe<strong>de</strong>rtaal schrijven. De two‐way immersi‐<br />
on‐studie van Howard, Christian, en Genesee (2004), bij<strong>voor</strong>beeld, stelt vast<br />
dat jonge twee<strong>de</strong>‐taalverwervers significant min<strong>de</strong>r goe<strong>de</strong> teksten schrij‐<br />
ven dan moe<strong>de</strong>rtaalverwervers, tenminste wat 'Compositie', 'Grammatica'<br />
en 'Spelling/Interpunctie' betreft. Ook <strong>de</strong> Vlaamse <strong>voor</strong>studie van het pei‐<br />
lingson<strong>de</strong>rzoek "Schrijven" wijst <strong>voor</strong> 12‐jarige leerlingen op een significant<br />
negatief effect van thuistaal niet‐Ne<strong>de</strong>rlands, weliswaar enkel op 'Doelge‐<br />
richtheid', een <strong>de</strong>elaspect van 'Communicatieve effectiviteit' (Colpin, Hey‐<br />
mans & Rymenans, 2005). Ten slotte treffen ook Cameron en Besser (2004)<br />
<strong>voor</strong> moe<strong>de</strong>rtaal 'niet‐Engels' een negatief effect aan <strong>voor</strong> 'Correcte uit‐<br />
drukkingswijze' ('Formulaic speech'), 'Gebruik van <strong>voor</strong>zetsels', 'Zinscom‐<br />
plexiteit (on<strong>de</strong>rschikking)', 'Complexiteit van het werkwoor<strong>de</strong>lijk gezeg<strong>de</strong>'<br />
in schriftelijke narratieven van 10‐ à 11‐jarige leerlingen. Dat effect stellen<br />
diezelf<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoekers niet vast <strong>voor</strong> 'Lexicale rijkdom'; <strong>voor</strong> 'Spelling' sco‐<br />
ren <strong>de</strong> niet‐moe<strong>de</strong>rtaalsprekers zelfs beter dan <strong>de</strong> ET1‐leerlingen.<br />
Daarnaast behoren heel wat doelgroepleerlingen tot sociaal‐economisch<br />
achtergestel<strong>de</strong> en kansarme milieus. Talrijke studies bevestigen het grote<br />
belang van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rsteuning door het gezin van <strong>de</strong> (ontluiken<strong>de</strong>‐) gelet‐<br />
terdheidsontwikkeling <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lees‐ en schrijfvaardigheidsontwikkeling<br />
(Lanauze & Snow, 1989; Snow, Burns, & Griffin, 1998), zelfs onafhankelijk<br />
van <strong>de</strong> taal waarin <strong>de</strong> stimulering gebeurt (Reese et al., 2000). Wells (1985),<br />
Genesee en Riches (2006) en an<strong>de</strong>ren laten ook zien dat er een samenhang<br />
is tussen <strong>de</strong> sociale klasse waartoe gezinnen behoren (opleiding va<strong>de</strong>r, op‐<br />
leiding moe<strong>de</strong>r) en het beschikbare socio‐culturele kapitaal, waaron<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />
aandacht <strong>voor</strong> geletterdheid, in termen van bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong>leesfrequen‐<br />
tie. Het is dus niet verwon<strong>de</strong>rlijk dat het Ne<strong>de</strong>rlandse peilingson<strong>de</strong>rzoek<br />
<strong>voor</strong> stellen wijst op een significante achterstand van leerlingen van laag‐<br />
opgelei<strong>de</strong> (allochtone, autochtone) ou<strong>de</strong>rs, zowel halverwege als aan het<br />
eind van het basison<strong>de</strong>rwijs: <strong>de</strong> achterstand van kansarme leerlingen geldt
GELIJK OP? 17<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> communicatieve kwaliteit (Krom, Verhelst, & Veldhuijzen, 2004) en<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> taalkwaliteit van <strong>de</strong> schrijfproducten (Van <strong>de</strong> Gein, 2005). De <strong>voor</strong>‐<br />
studie van Colpin et al. (2005) toont het effect van lidmaatschap van <strong>de</strong> bi‐<br />
bliotheek en/of muziekschoolbezoek aan <strong>voor</strong> 'Gegeven inhoud', 'Organisa‐<br />
tie van <strong>de</strong> informatie', 'Formele structuur' en 'Doelgerichtheid'. Ook Moats,<br />
Foorman, en Taylor (2006) stellen heel wat meer problemen vast in <strong>de</strong> nar‐<br />
ratieven van 10‐jarige (kansarme) Afro‐Amerikaanse leerlingen dan in<br />
teksten van mid<strong>de</strong>nklasleerlingen.<br />
Ten slotte volgen heel wat doelgroepleerlingen on<strong>de</strong>rwijs in scholen met<br />
een meer<strong>de</strong>rheid aan kansarme (allochtone) leerlingen. Doelgroepleerlin‐<br />
gen zijn immers erg ongelijk ver<strong>de</strong>eld over <strong>de</strong> scholen (Desmedt & Nicaise,<br />
2006). Snow et al. (1998) en het op 15‐jarigen gerichte OECD (2001) stellen<br />
<strong>voor</strong> 'Lezen' vast dat niet alleen <strong>de</strong> leerlingenkenmerken, maar ook <strong>de</strong> sa‐<br />
menstelling van <strong>de</strong> schoolbevolking naar sociaal‐economische status van <strong>de</strong><br />
gezinnen waartoe <strong>de</strong> leerlingen behoren, een impact heeft op <strong>de</strong> resulta‐<br />
ten:<br />
Pisa toont (<strong>voor</strong> Vlaan<strong>de</strong>ren, L.V.) bij<strong>voor</strong>beeld aan dat twee leerlin‐<br />
gen met <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> sociale achtergrond, die naar verschillen<strong>de</strong> scholen<br />
gaan − een school met een hoog sociaal profiel, en een met een zwak<br />
sociaal profiel − zich mogen verwachten (sic) aan een grotere kloof in<br />
leescompetenties dan twee leerlingen uit een verschillend sociaal mi‐<br />
lieu die naar <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> school gaan. (Hirtt, Nicaise, & De Zutter, 2007,<br />
p. 118‐119).<br />
Uit Krom et al. (2004) en Braun, Forges, en Wlomainck (1997) blijkt ook <strong>de</strong><br />
impact van 'School‐/klasbevolking' op <strong>de</strong> kwaliteit van het "schriftelijke"<br />
taalmateriaal. In Ne<strong>de</strong>rland wordt er in scholen met meer dan 50% kansar‐<br />
me en/of allochtone leerlingen (i.e. met een hoog formatiegewicht) min<strong>de</strong>r<br />
sterk gepresteerd dan in niet‐concentratiescholen. In Wallonië scoren al‐<br />
lochtone leerlingen in een klasgroep met <strong>voor</strong>namelijk autochtone leerlin‐<br />
gen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> meeste kenmerken hoger dan allochtone leerlingen in klassen<br />
met een overwicht aan allochtone leerlingen. Braun et al. vragen zich daar‐<br />
om ook af of<br />
L' égalité <strong>de</strong>s chances ne passeraient‐elles pas par une égalité <strong>de</strong> l'<br />
hétérogénéité <strong>de</strong>s classes sur l' ensemble du territoire? (Braun et al.,<br />
1997, p. 113).
18<br />
In Vlaamse basisscholen staan vele kansarme leerlingen van Turkse, Marok‐<br />
kaanse, Italiaanse, Poolse en an<strong>de</strong>re herkomst <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hierboven geschets‐<br />
te uitdagingen. Het is op dit ogenblik echter niet helemaal dui<strong>de</strong>lijk of we<br />
ervan uit mogen gaan dat <strong>de</strong>ze doelgroepleerlingen <strong>voor</strong> geletterdheids‐<br />
ontwikkeling een homogene groep vormen. Verhoeven (1997) en Smits en<br />
Aarnoutse (1997) wijzen op significante verschillen tussen <strong>de</strong> prestaties en<br />
ontwikkelings<strong>lijn</strong>en van leerlingen van diverse etnische herkomst (Turks,<br />
Marokkaans, Antilliaans), en vragen zich af of <strong>de</strong> culturele oriëntatie, <strong>de</strong><br />
taal, dan wel een samenspel van bei<strong>de</strong> daarbij een rol speelt. Ook Gijsberts<br />
en Hartgers (2005) stellen vast dat Antilliaanse en Turkse leerlingen aan het<br />
eind van <strong>de</strong> basisschool bijna tweeëneenhalf jaar taalachterstand hebben<br />
op autochtone niet‐achterstandsleerlingen; Marokkaanse leerlingen lopen<br />
twee jaar achter, en Surinaamse leerlingen "slechts" één jaar. In hun con‐<br />
clusie verwoor<strong>de</strong>n zij zelfs:<br />
Alles overziend wordt dui<strong>de</strong>lijk dat Turkse leerlingen, ondanks hun<br />
<strong>voor</strong>uitgang, het van alle etnische groepen het slechtst doen. (Gijs‐<br />
berts & Hartgers, 2005, p. 76)<br />
Verhaeghe, Knipprath en Mertens (2007) sluiten zich daar op basis van <strong>de</strong><br />
Pirls‐resultaten (2006) bij aan wanneer zij vaststellen dat zelfs bij controle<br />
<strong>voor</strong> sociaal‐economische status, <strong>de</strong> Turkse leerlingen een "re<strong>de</strong>lijk grote<br />
achterstand" vertonen qua leesvaardigheid in tegenstelling tot een "eer<strong>de</strong>r<br />
kleine achterstand" <strong>voor</strong> <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re allochtone leerlingen. Het on<strong>de</strong>rzoek<br />
van Braun et al. (1997) in Wallonië, daarentegen, laat geen systematische<br />
verschillen tussen Turkse en Marokkaanse leerlingen zien.<br />
Bij <strong>de</strong>ze ogenschijnlijk tegenstrijdige on<strong>de</strong>rzoeksresultaten speelt het on‐<br />
<strong>de</strong>rscheid tussen receptieve en productieve schriftelijke vaardighe<strong>de</strong>n mis‐<br />
schien een rol. Daarnaast kunnen uiteenlopen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksresultaten <strong>voor</strong><br />
taalproductie ook te wijten zijn aan <strong>de</strong> keuze van tekstvariabelen. Deze stu‐<br />
die wil op dat laatste punt meer dui<strong>de</strong>lijkheid brengen. Op <strong>de</strong> concrete keu‐<br />
zemogelijkhe<strong>de</strong>n wat tekstvariabelen betreft, gaan we in <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> para‐<br />
graaf ver<strong>de</strong>r in.<br />
1.2 <strong>Taal</strong>‐ en tekstkenmerken van schriftelijke navertellingen<br />
Met het oog op on<strong>de</strong>rzoek naar schriftelijke productie moet <strong>de</strong> kwaliteit<br />
van individuele teksten zo goed mogelijk in kaart gebracht wor<strong>de</strong>n. Dat ge‐<br />
beurt aan <strong>de</strong> hand van een overwogen selectie van taal‐ en tekstkenmer‐
GELIJK OP? 19<br />
ken. Elke tekst is immers een uniek en complex weefsel van allerlei knoop‐<br />
punten op on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n linguïstische niveaus. Bijgevolg moet nagegaan<br />
wor<strong>de</strong>n (1) welke knooppunten het meest relevant (validiteit) zijn, en (2)<br />
hoe we die knooppunten het best in kaart kunnen brengen (betrouwbaar‐<br />
heid)? We beperken ons in het literatuuroverzicht (§1.2.1) tot het on<strong>de</strong>r‐<br />
zoek naar kenmerken van ‘prille teksten’, d.w.z. teksten geschreven ná <strong>de</strong><br />
fase van aanvankelijk lezen en schrijven, en vóór het begin van het mid<strong>de</strong>l‐<br />
baar on<strong>de</strong>rwijs. In §1.2.2 laten we daar <strong>de</strong> concrete selectie van taal‐ en<br />
tekstkenmerken <strong>voor</strong> dit on<strong>de</strong>rzoek op aansluiten.<br />
1.2.1 <strong>Taal</strong>‐ en tekstkenmerken in on<strong>de</strong>rzoek bij jonge doelgroepleerlingen<br />
Selecties van taal‐ en tekstkenmerken van jonge (T2‐)schrijvers komen in<br />
verschillen<strong>de</strong> types on<strong>de</strong>rzoek terug, bv. in het on<strong>de</strong>rzoek naar mogelijke<br />
<strong>voor</strong>spellers van tekstkwaliteit.<br />
Voor het Ne<strong>de</strong>rlandse peilingson<strong>de</strong>rzoek van 1999 maakt men gebruik<br />
van een meervoudige‐trekbeoor<strong>de</strong>ling of analytische beoor<strong>de</strong>ling van 'In‐<br />
houd (gegeven, zelfgegenereerd)', 'Organisatie en structuur', en 'Communi‐<br />
catieve effectiviteit (publiekgerichtheid en doelgerichtheid)'. Wat het as‐<br />
pect 'Stijl' betreft, heeft men moeten besluiten dat een objectieve beoor<strong>de</strong>‐<br />
ling niet mogelijk bleek (Krom et al., 2004). Daarnaast brengt men 'Hand‐<br />
schrift' in kaart (Van <strong>de</strong>r Schoot, 2003) en '<strong>Taal</strong>kwaliteit' (Van <strong>de</strong> Gein,<br />
2005). Wat dat laatste betreft, wor<strong>de</strong>n 'Leestekenproblemen', 'Spelfouten',<br />
'Ongrammaticaliteiten' en 'Lengte' on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. De <strong>voor</strong>studie van het<br />
Vlaamse peilingson<strong>de</strong>rzoek "Schrijven" bij 12‐jarigen van Colpin et al.<br />
(2005) sluit aan bij het Ne<strong>de</strong>rlandse on<strong>de</strong>rzoek: er wordt naar <strong>de</strong> schrijf‐<br />
vaardigheid van 12‐jarige leerlingen gepeild via zes teksten per leerling, tel‐<br />
kens beoor<strong>de</strong>eld op driemaal twee aspecten, nl. 'Inhoud (gegeven, zelfge‐<br />
genereerd)', 'Organisatie en structuur', 'Communicatieve effectiviteit (pu‐<br />
bliekgerichtheid en doelgerichtheid)'. De auteurs stellen vast dat <strong>de</strong> correla‐<br />
ties tussen <strong>de</strong> zes aspecten on<strong>de</strong>rling variëren van zeer zwak (.06) tot re<strong>de</strong>‐<br />
lijk sterk (.63), wat hen laat conclu<strong>de</strong>ren "dat we te maken hebben met ver‐<br />
schillen<strong>de</strong> <strong>de</strong>elvaardighe<strong>de</strong>n en niet met één on<strong>de</strong>elbare vaardigheid." (p.<br />
43). Voor <strong>de</strong> Amerikaanse tegenhanger van <strong>de</strong> Vlaamse en Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
peilingson<strong>de</strong>rzoeken wordt gebruik gemaakt van een holistische primaire‐<br />
trekbeoor<strong>de</strong>ling, i.c. 'Communicatieve effectiviteit', meer bepaald 'Doelge‐<br />
richtheid' (Persky, Daane, & Yin, 2003).<br />
McMaster en Espin (2007), die zich toeleggen op <strong>de</strong> ontwikkeling van<br />
een (Amerikaans) leerlingvolgsysteem <strong>voor</strong> schrijven, mel<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> zoek‐
20<br />
tocht naar (taak‐ en interrater‐)betrouwbare en vali<strong>de</strong> criteria, die boven‐<br />
dien gevoelig zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> grote variantie tussen teksten, enerzijds, en<br />
groei/ontwikkeling, an<strong>de</strong>rzijds, nog volop bezig is. Voorlopig blijken <strong>de</strong> vol‐<br />
gen<strong>de</strong> criteria enigszins aan <strong>de</strong> verwachtingen tegemoet te komen: 'Totaal<br />
aantal woor<strong>de</strong>n', 'Percentage correct gespel<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n', 'Percentage cor‐<br />
recte tweewoor<strong>de</strong>nsequenties'. McMaster en Espin verwijzen ook naar het<br />
advies van Tindal en Parker (1991), die aangeven dat een combinatie van<br />
kwantitatieve (objectieve, telbare) en kwalitatieve (meer subjectieve) me‐<br />
tingen <strong>de</strong> beste data oplevert.<br />
Often, the subjective (holistic, L.V.) measures, though possessing<br />
more apparent (face) validity, have poor reliability, while those<br />
measures with higher reliability (i.e., objective, countable indices)<br />
have seriously doubtful validity. (Tindal & Parker, 1989, p. 170).<br />
Ten slotte verwijzen we naar twee recente studies waarin telkens een be‐<br />
paal<strong>de</strong> selectie van taal‐ en tekstkenmerken gemaakt is. Nelson en Van Me‐<br />
ter (2007) bestu<strong>de</strong>ren <strong>de</strong> kwaliteit van teksten geschreven tussen het eer‐<br />
ste en vijf<strong>de</strong> leerjaar op basis van kenmerken op drie niveaus: op het niveau<br />
van discourse on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n ze 'Totaal aantal woor<strong>de</strong>n', 'Totaal aantal T‐<br />
units', 'Verhaal<strong>lijn</strong>'. De zinsmaten zijn 'Complexiteit' en 'Accuraatheid'. Op<br />
woordniveau wor<strong>de</strong>n 'Aantal verschillen<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n' en 'Percentage correct<br />
gespel<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n' on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. In The National Writing Project (2008)<br />
wordt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> evaluatie van pre‐ en postteksten van <strong>de</strong> Mississippi‐cohort<br />
van 2005‐06 (leerlingen van het 3 e , 4 e , 5 e leerjaar, waaron<strong>de</strong>r heel wat<br />
kansarme ET2‐leerlingen), <strong>de</strong> 6+1 traits of writing toegepast, nl. 'Inhoud',<br />
'Structuur', 'Vertelstandpunt', 'Gevarieer<strong>de</strong> zinsbouw', '<strong>Taal</strong>gebruik', 'Con‐<br />
venties' + een holistische beoor<strong>de</strong>ling.<br />
De selectie van kenmerken die we in <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> studies aantreffen,<br />
zijn variaties op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> thema's:<br />
communicatieve effectiviteit;<br />
inhoud;<br />
organisatie;<br />
taalgebruik;<br />
lengte.
GELIJK OP? 21<br />
1.2.2 De selectie van taal‐ en tekstkenmerken in dit on<strong>de</strong>rzoek<br />
Bij <strong>de</strong> selectie van taal‐ en tekstkenmerken <strong>voor</strong> dit on<strong>de</strong>rzoek hou<strong>de</strong>n we<br />
rekening (1) met <strong>de</strong> vaststelling dat een tekst een multidimensioneel feno‐<br />
meen is, waarbij diverse taal‐ en tekstaspecten mogelijks verschillend wor‐<br />
<strong>de</strong>n beïnvloed door achtergrondkenmerken van <strong>de</strong> tekstschrijver (bv. thuis‐<br />
taal of sociaal‐economische status), en (2) met het advies dat een combi‐<br />
natie van kwalitatieve en kwantitatieve maten <strong>de</strong> beste data oplevert (Tin‐<br />
dal & Parker, 1991).<br />
Gezien <strong>de</strong> aard van het tekstmateriaal in dit on<strong>de</strong>rzoek, met name<br />
"schriftelijke navertellingen" (cf. §2.2), sluiten we ons aan bij het systeem<br />
van 6+1 traits of writing van The National Writing Project (2008). Aan<br />
'Communicatieve Effectiviteit', een kwalitatieve, holistische maat, voegen<br />
we zes objectieve, kwantitatieve parameters toe, waardoor we het veeleer<br />
subjectieve construct 'Communicatieve effectiviteit' kunnen vali<strong>de</strong>ren en<br />
het mogelijke signifische effect van een holistische score, dat tot lage inter‐<br />
raterbetrouwbaarheid kan lei<strong>de</strong>n (maar zie §2.3.1), kunnen compenseren<br />
(Van <strong>de</strong>n Bergh, De Glopper, & Schoonen, 1988; Rijlaarsdam & Wesdorp,<br />
1988; Schoonen, 2005). De zes parameters zijn 'Correcte en volledige in‐<br />
houd', 'Lexicale rijkdom', 'Complexiteit van <strong>de</strong> T‐unit', 'Accuraatheid van <strong>de</strong><br />
T‐unit', 'Spelling' en 'Referentiële cohesie'. Ze bevin<strong>de</strong>n zich op diverse lin‐<br />
guïstische niveaus (Nelson & Van Meter, 2007), nl. woord ('Lexicale rijkdom'<br />
en 'Spelling'), zin ('Complexiteit van <strong>de</strong> T‐unit' en 'Accuraatheid van <strong>de</strong> T‐<br />
unit') en tekst ('Inhoud', 'Communicatieve Effectiviteit' en 'Referentiële co‐<br />
hesie'). Ook combineren we met <strong>de</strong>ze taal‐ en tekstkenmerken zowel pro‐<br />
ductie‐onafhankelijke maten (bv. 'Complexiteit van <strong>de</strong> T‐unit') als waar‐<br />
schijnlijkheidsmaten (bv. 'Accuraatheid van <strong>de</strong> T‐unit' of 'Spelling') en een<br />
productie‐afhankelijke maat ('Lexicale rijkdom'), waardoor we het belang<br />
van <strong>de</strong> absolute lengte van <strong>de</strong> tekst kunnen relativeren zon<strong>de</strong>r het evenwel<br />
volledig te negeren (Jewell & Malecki, 2005).<br />
1.3 On<strong>de</strong>rzoeksvragen<br />
Op basis van (internationaal) on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> samenhang tussen bepaal‐<br />
<strong>de</strong> achtergrondkenmerken van leerlingen (m.n. etnische origine, thuistaal,<br />
SES) en geletterdheidsontwikkeling, mag verwacht wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> achter‐<br />
grondkenmerken van jonge stellers een impact hebben op concrete taal‐ en<br />
tekstkenmerken van hun schrijf‐/stelproducten. Tot vandaag ontbreekt ech‐<br />
ter essentiële informatie over het prille stelmateriaal van jonge doelgroep‐
22<br />
leerlingen in Vlaan<strong>de</strong>ren. De on<strong>de</strong>rzoeksvragen van <strong>de</strong>ze studie lui<strong>de</strong>n dan<br />
ook als volgt:<br />
In welke mate verschilt <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> kwaliteit van "6 + 1" taal‐ en<br />
tekstkenmerken van schriftelijke navertellingen van 8‐ tot 10‐jarige<br />
doelgroepleerlingen van het begin van het schooljaar met <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l‐<br />
<strong>de</strong> kwaliteit aan het ein<strong>de</strong> van datzelf<strong>de</strong> schooljaar?<br />
In welke mate kan <strong>de</strong> realisatie van <strong>de</strong> "6 + 1" taal‐ en tekstkenmerken<br />
<strong>voor</strong>speld wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> 'sociaal‐economische status' en <strong>de</strong> 'thuistaal'<br />
van <strong>de</strong> leerlingen, en door 'klassensamenstelling naar thuistaal'?<br />
2. METHODE<br />
Voor het beantwoor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvragen kozen we <strong>voor</strong> een semi‐<br />
longitudinale studie met twee metingen (begin en eind schooljaar) gelijktij‐<br />
dig in twee leerjaren, met name het 3 e en 4 e leerjaar basison<strong>de</strong>rwijs (groe‐<br />
pen 5 en 6) van zeven Vlaamse basisscholen.<br />
2.1 Participanten<br />
De dataverzameling vond plaats bij het begin (half september: pretest) en<br />
aan het eind (half juni: posttest) van schooljaar 2006‐2007. We verzamel‐<br />
<strong>de</strong>n tekstmateriaal in het 3 e en 4 e leerjaar van zeven scholen die we selec‐<br />
teer<strong>de</strong>n uit een pool van 18 Vlaamse basisscholen met een populatie doel‐<br />
groepleerlingen van meer dan 85%, op één school na (School D heeft 58,3%<br />
doelgroepleerlingen) (Van Gorp & Verhey<strong>de</strong>n, 2006). De zeven scholen<br />
wer<strong>de</strong>n geselecteerd wegens <strong>de</strong> twee aan twee vergelijkbaarheid enerzijds<br />
(zie ver<strong>de</strong>r) en het sterk variëren<strong>de</strong> percentage Turkse leerlingen an<strong>de</strong>r‐<br />
zijds. In sommige scholen/klassen was meer dan 80% van <strong>de</strong> leerlingen van<br />
Turkse herkomst (thuistaal Turks, eventueel + Ne<strong>de</strong>rlands); we spreken van<br />
"homogene" klasgroepen (HOM); an<strong>de</strong>re scholen/klassen had<strong>de</strong>n een "he‐<br />
terogene" populatie (HET): in elke klas troffen we minstens vijf verschillen‐<br />
<strong>de</strong> thuistalen aan, waaron<strong>de</strong>r Turks en eventueel ook Ne<strong>de</strong>rlands; geen<br />
enkele taalgroep was dominant. Daartussenin ston<strong>de</strong>n <strong>de</strong> klassen/scholen<br />
met twee, maximaal drie dominante subgroepen: een subgroep leerlingen<br />
met thuistaal Turks (+ Ne<strong>de</strong>rlands), een subgroep leerlingen van Vlaamse<br />
herkomst en een subgroep leerlingen van Marokkaans‐Arabische herkomst<br />
(BI/TRI).
GELIJK OP? 23<br />
In vier van <strong>de</strong> zeven scholen, met name <strong>de</strong> scholen waar we <strong>de</strong> leerkrach‐<br />
ten van het 3 e en 4 e leerjaar bereid von<strong>de</strong>n om <strong>de</strong>el te nemen aan het on‐<br />
<strong>de</strong>rzoek over ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid 3 , vond een zeer uitgebrei<strong>de</strong> data‐<br />
verzameling plaats (zie ook Studies 3 en 4 van dit proefschrift). We verza‐<br />
mel<strong>de</strong>n er <strong>de</strong> <strong>voor</strong>‐ en nateksten van alle leerlingen van het 3 e en 4 e leer‐<br />
jaar; om re<strong>de</strong>nen van praktische haalbaarheid verzamel<strong>de</strong>n we in <strong>de</strong> drie<br />
an<strong>de</strong>re − qua samenstelling vergelijkbare − scholen enkel <strong>de</strong> teksten van<br />
tien focusleerlingen 4 per klas. Deze tien leerlingen zijn geselecteerd op basis<br />
van leesvaardigheid (VLOT‐eindtoets "Lezen" van het schooljaar <strong>voor</strong>dien<br />
[Colpin, Gysen, Jaspaert, Timmermans, Van <strong>de</strong>n Bran<strong>de</strong>n, 1997) en van<br />
schrijfvaardigheid (pretest IJSJE (zie §2.2)): zes van <strong>de</strong> tien leerlingen be‐<br />
haal<strong>de</strong>n een (binnen hun klasgroep) relatief zwakke score, zowel <strong>voor</strong> lezen<br />
als <strong>voor</strong> schrijven; vier van <strong>de</strong> tien behaal<strong>de</strong>n een (binnen hun klasgroep)<br />
relatief sterke score, zowel <strong>voor</strong> lezen als <strong>voor</strong> schrijven 5 . Tabel 2.1 geeft<br />
een overzicht van <strong>de</strong> absolute aantallen per leerjaar per school.<br />
Op basis van een bevraging van <strong>de</strong> leerlingen en hun ou<strong>de</strong>rs (Reyn<strong>de</strong>rs, Van<br />
Hed<strong>de</strong>gem, Nicaise, & Van Damme, 2004) wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> achter‐<br />
grondgegevens verzameld (Tabel 2.2):<br />
<strong>de</strong> thuistaal: "Ne<strong>de</strong>rlands" (N) wordt toegekend aan leerlingen die thuis<br />
enkel Ne<strong>de</strong>rlands spreken; "Turks (+ Ne<strong>de</strong>rlands)" (T) geldt <strong>voor</strong> leerlin‐<br />
gen die thuis Turks spreken met minstens één principale gesprekspart‐<br />
ner (moe<strong>de</strong>r, va<strong>de</strong>r, broers/zussen). Sommige van hen spreken ook Ne‐<br />
<strong>de</strong>rlands met een of meer gezinsle<strong>de</strong>n; "An<strong>de</strong>r (+ Ne<strong>de</strong>rlands)" (A)<br />
hoort bij leerlingen die thuis met minstens één principale gesprekspart‐<br />
ner (moe<strong>de</strong>r, va<strong>de</strong>r, broers/zussen) een an<strong>de</strong>re taal spreken dan Turks<br />
of Ne<strong>de</strong>rlands (Reyn<strong>de</strong>rs, Nicaise, & Van Damme, 2006);<br />
<strong>de</strong> sociaal‐economische status van het gezin (SES): <strong>de</strong> toekenning is ge‐<br />
baseerd op het hoogste diploma van <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r. In navolging van het<br />
3 In <strong>de</strong> drie an<strong>de</strong>re scholen von<strong>de</strong>n an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>elon<strong>de</strong>rzoeken plaats van <strong>de</strong> grotere studie<br />
(2005 – 2009) over ‘Hefbomen <strong>voor</strong> krachtige GOK‐leeromgevingen' (zie 'Algemene Inlei‐<br />
ding').<br />
4 De focusleerlingen van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> klassen vormen samen <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksgroep van het<br />
on<strong>de</strong>rzoek van Laevers, Buyse en Snoeck (2009), een an<strong>de</strong>r <strong>de</strong>elon<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> grotere<br />
studie (2005 – 2009) over ‘Hefbomen <strong>voor</strong> krachtige GOK‐leeromgevingen' (zie 'Algemene<br />
Inleiding').<br />
5 Op basis van <strong>de</strong> schattingen <strong>voor</strong> het effect van 'toegevoeg<strong>de</strong> leerling' in <strong>de</strong> multivariate<br />
mo<strong>de</strong>llen <strong>voor</strong> vier meetmomenten (zie § 2.4.2) kunnen we niet aantonen dat <strong>de</strong> toevoeging<br />
van <strong>de</strong>ze 60 "geselecteer<strong>de</strong>" leerlingen <strong>de</strong> resultaten zou hebben beïnvloed.
24<br />
<strong>de</strong>creet Gelijke On<strong>de</strong>rwijskansen van <strong>de</strong> Vlaamse Regering (28 juni<br />
2002) leggen we <strong>de</strong> grens na het lager secundair on<strong>de</strong>rwijs (LSO): "laag"<br />
staat <strong>voor</strong> het gezin van een moe<strong>de</strong>r met een diploma niet hoger dan<br />
LSO; "hoog" staat <strong>voor</strong> het gezin van een moe<strong>de</strong>r met een diploma se‐<br />
cundair of hoger on<strong>de</strong>rwijs.<br />
School<br />
Tabel 2.1<br />
De schoolbevolking van <strong>de</strong> steekproef:<br />
samenstelling qua linguïstische diversiteit (gebaseerd op thuistaal)<br />
en (absoluut) aantal leerlingen per leerjaar<br />
Samenstelling qua Thuistaal<br />
3 e Leerjaar<br />
4 e Leerjaar<br />
Totaal<br />
School A Homogeen Turks<br />
17 27 44<br />
School B Homogeen Turks 10 10 20<br />
School C Turks, Marokkaans a , Ne<strong>de</strong>rlands b 17 14 31<br />
School D Ne<strong>de</strong>rlands, Turks, Marokkaans ab 24 17 41<br />
School E Marokkaans a , Turks b 10 10 20<br />
School F Heterogeen 18 23 41<br />
School G Heterogeen 10 10 20<br />
totaal 106 111 217<br />
a 'Marokkaans' staat <strong>voor</strong> 'Marokkaans‐Arabisch' en/of <strong>voor</strong> een Berbertaal.<br />
b De volgor<strong>de</strong> waarin <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n van etnisch‐culturele herkomst vermeld<br />
staan, verwijst naar <strong>de</strong> mate van vertegenwoordiging: van sterk naar min<strong>de</strong>r sterk verte‐<br />
genwoordigd.<br />
Tabel 2.2<br />
Demografische gegevens per leerjaar (percentages)<br />
3 e Leerjaar<br />
4 e Leerjaar<br />
Socio‐economische status<br />
Hoog 29 28<br />
Laag 66 69<br />
Missing 05 03<br />
Thuistaal<br />
Ne<strong>de</strong>rlands 20 18<br />
Turks (+ Ne<strong>de</strong>rlands) 54 57<br />
An<strong>de</strong>r (+ Ne<strong>de</strong>rlands) 26 25
GELIJK OP? 25<br />
Als we bei<strong>de</strong> achtergrondkenmerken ('SES' en 'thuistaal') combineren, dan<br />
stellen we vast dat <strong>de</strong> meeste leerlingen die thuis (ook) een an<strong>de</strong>re taal<br />
spreken dan Ne<strong>de</strong>rlands, tot een gezin met lage sociaal‐economische status<br />
behoren (76%). Van <strong>de</strong> leerlingen die thuis enkel Ne<strong>de</strong>rlands spreken, komt<br />
55% uit een gezin met een hoge, en 45% uit een gezin met een lage sociaal‐<br />
economische status.<br />
In <strong>de</strong> zeven scholen hebben <strong>de</strong> leerlingen een jaar lang het schrijfon<strong>de</strong>rwijs<br />
genoten dat normalerwijze 6 op hun school in die klas aangebo<strong>de</strong>n wordt.<br />
Scholen A en D baseren het taal‐ en (dus) ook het schrijfon<strong>de</strong>rwijs op het<br />
schoolboek <strong>Taal</strong>signaal (Rotthier, s.d.), dat zich in eerste instantie richt op<br />
moe<strong>de</strong>rtaalverwervers. De aanpak is elementgericht: er is uitdrukkelijk<br />
meer aandacht <strong>voor</strong> spelling en taalbeschouwing dan in De Toren van Bab‐<br />
bel (Jaspaert et al., 1996), <strong>de</strong> taakgerichte taalmetho<strong>de</strong> die in <strong>de</strong> overige vijf<br />
scholen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lessen ‘taal’ gebruikt wordt. In vier van <strong>de</strong> vijf scholen vult<br />
men De Toren van Babbel aan met een spellingmetho<strong>de</strong>. Enkel in school E<br />
gebeurt dat niet. In school F wor<strong>de</strong>n bovendien tweewekelijkse functionele<br />
lees‐ en schrijfactiviteiten uit Leesslang (OVGB‐Limburg, Voorrangsbeleid<br />
Brussel, & Steunpunt NT2, s.d.) aangebo<strong>de</strong>n.<br />
2.2 Opdracht: schriftelijke navertellingen<br />
We bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong>n <strong>de</strong> taal‐ en tekstkenmerken in hun "natuurlijk habitat",<br />
met name in zelfgeschreven teksten van leerlingen (Van <strong>de</strong>r Schoot in Van<br />
<strong>de</strong> Gein, 2005). We kozen <strong>voor</strong> narratieve teksten, omdat 8‐ à 10‐jarige<br />
leerlingen met dit genre het meest vertrouwd zijn (Applebee, 1978; Hees‐<br />
ters, 2000). Bovendien wil<strong>de</strong>n we met navertellingen aan <strong>de</strong> slag gaan (Ea‐<br />
ton, Collis, & Lewis, 1999). "Navertellingen" zijn verhalen die aansluiten bij<br />
een aangebo<strong>de</strong>n pictografisch <strong>voor</strong>gestel<strong>de</strong> verhaal<strong>lijn</strong>. Door <strong>de</strong> inhoud van<br />
het verhaal expliciet (maar niet verbaal) aan te reiken wordt <strong>de</strong> impact van<br />
<strong>de</strong> heel uiteenlopen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>kennis van leerlingen op <strong>de</strong> kwaliteit van het<br />
schrijfproduct omzeild (Van <strong>de</strong>n Bergh et al., 1988). Daarnaast kunnen we<br />
6 In het 3 e en 4 e leerjaar van <strong>de</strong> vier scholen waar we een uitgebrei<strong>de</strong> dataverzameling lieten<br />
plaatsvin<strong>de</strong>n (scholen A, C, D en F), hebben we ten behoeve van an<strong>de</strong>re on<strong>de</strong>rzoeksvragen<br />
(zie Studies 3 en 4) een minimale interventie georganiseerd van vier schrijftaken verspreid<br />
over het schooljaar. We hebben geen effect van <strong>de</strong>ze interventie kunnen vaststellen. We zijn<br />
er ons wel van bewust dat <strong>de</strong> selectie van leerlingen (sterk en zwak) in <strong>de</strong> "controle"‐klassen<br />
<strong>de</strong> binnenklasvariantie uitvergroot kan hebben, waardoor min<strong>de</strong>r snel effecten vastgesteld<br />
kunnen wor<strong>de</strong>n.
26<br />
vermoe<strong>de</strong>n dat dit soort sterk gestuur<strong>de</strong> opdracht <strong>de</strong> jonge schrijvers helpt<br />
om hun aandacht te richten op <strong>de</strong> in §1.1 toegelichte fase van translating<br />
(Hayes & Flower, 1980), meer bepaald op formulation en execution (Ala‐<br />
margot & Chanquoy, 2001). De inhoud van wat geschreven moet wor<strong>de</strong>n,<br />
ligt immers groten<strong>de</strong>els vast.<br />
Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> pre‐ en posttest wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> leerlingen uitgenodigd om het in <strong>de</strong><br />
prentenreeks <strong>voor</strong>gestel<strong>de</strong> verhaal schriftelijk te vertellen aan een lezer die<br />
<strong>de</strong> prentenreeks niet kent, noch op <strong>de</strong> hoogte is van <strong>de</strong> gebeurtenissen. Er<br />
werd gekozen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> prentenreeks IJSJE (Bijlage 1), waarvan aangetoond<br />
was dat hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze <strong>de</strong> doelgroep geschikt was. Voor bei<strong>de</strong> testafnames (9<br />
maan<strong>de</strong>n tussentijd) hebben we <strong>voor</strong> <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> prentenreeks gekozen, we‐<br />
tend dat aan het herhalen van eenzelf<strong>de</strong> opdracht gevaren verbon<strong>de</strong>n zijn<br />
(Bygate, 2009), zoals motivatieverlies omdat men zich <strong>de</strong> prentenreeks en<br />
<strong>de</strong> opdracht nog herinnert. De toetsafnemers hebben hier tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> afna‐<br />
me van <strong>de</strong> posttest op geanticipeerd door het hernemen van <strong>de</strong> opdracht<br />
<strong>voor</strong> te stellen als een kans om ditmaal een (nog) beter verhaal te schrijven.<br />
De afnames gebeur<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeker en door getrain<strong>de</strong> leer‐<br />
krachten‐on<strong>de</strong>rzoeksassistenten. Ze verliepen volgens een gestandaardi‐<br />
seer<strong>de</strong> procedure, die op basis van verschei<strong>de</strong>ne proefnemingen werd bij‐<br />
gesteld en vastgelegd. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> introductie op <strong>de</strong> taak werd <strong>de</strong> aandacht<br />
van <strong>de</strong> leerlingen er uitdrukkelijk op gevestigd dat het verhaal bedoeld is<br />
<strong>voor</strong> een lezer zon<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>kennis/prentenreeks. De leerlingen wer<strong>de</strong>n ge‐<br />
motiveerd door het <strong>voor</strong>uitzicht dat hun verhalen verzameld zou<strong>de</strong>n wor‐<br />
<strong>de</strong>n in een grote verhalenbun<strong>de</strong>l die aangebo<strong>de</strong>n zou wor<strong>de</strong>n in an<strong>de</strong>re<br />
klassen. Er zou in gelezen en uit <strong>voor</strong>gelezen kunnen wor<strong>de</strong>n, net zoals hen<br />
tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> introductie een verhaal was aangebo<strong>de</strong>n – weliswaar mon<strong>de</strong>ling<br />
(<strong>voor</strong>gelezen door testafnemer). Bij <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> afname – acht maan<strong>de</strong>n na<br />
<strong>de</strong> eerste – werd expliciet verwezen naar <strong>de</strong> eerste afname. Tevens werd<br />
on<strong>de</strong>rstreept dat <strong>de</strong> testafnemers veron<strong>de</strong>rstel<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> leerlingen gedu‐<br />
ren<strong>de</strong> het schooljaar heel wat had<strong>de</strong>n bijgeleerd en dat dit moest kunnen<br />
blijken uit <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> versies.<br />
Op geen enkele manier wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> leerlingen bij <strong>de</strong> uitvoering van <strong>de</strong>ze<br />
opdracht geholpen. Aan <strong>de</strong> leerkrachten werd gevraagd niet te intervenië‐<br />
ren. Op <strong>de</strong> sporadische vragen van <strong>de</strong> leerlingen werd door <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeker<br />
of on<strong>de</strong>rzoeksassistenten geantwoord met ‘Denk zelf maar goed na; je kunt<br />
het zelf wel!’ Als leerlingen wil<strong>de</strong>n herbeginnen, kregen ze een nieuw blad.<br />
De meeste leerlingen schreven één versie, weliswaar met heel wat interne
GELIJK OP? 27<br />
revisies. De leerlingen mochten schrijven zolang ze wil<strong>de</strong>n, maar alle leer‐<br />
lingen werkten hun tekst binnen het <strong>voor</strong>ziene lesuur af.<br />
2.3 <strong>Taal</strong>‐ en tekstkenmerken: operationalisering<br />
De "6 + 1" tekst‐ en taalkenmerken wor<strong>de</strong>n als volgt afgebakend en geope‐<br />
rationaliseerd.<br />
2.3.1 Communicatieve effectiviteit (ComEff)<br />
De ‘Communicatieve effectiviteit’ van een tekst betreft in eerste instantie<br />
<strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> inhoud van <strong>de</strong> boodschap, nl. in welke mate slaagt <strong>de</strong><br />
schrijver erin om <strong>de</strong> gebeurtenissen van het verhaal uit <strong>de</strong> pictografische<br />
reeks schriftelijk over te brengen?<br />
In <strong>de</strong>ze studie laten we ‘communicatieve effectiviteit’ holistisch beoor‐<br />
<strong>de</strong>len op een zevenpuntenschaal met behulp van ankerteksten (Rijlaarsdam<br />
& Wesdorp, 1988; Parker, Tindal, & Hasbrouck, 1991).<br />
Om re<strong>de</strong>nen van praktische haalbaarheid hebben we slechts van 244<br />
van <strong>de</strong> 434 teksten een score <strong>voor</strong> ComEff laten berekenen, i.e. <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
pre‐ en postteksten van zeven à tien leerlingen per klas. Voor <strong>de</strong> scholen B,<br />
E en G zijn het telkens <strong>de</strong> tien focusleerlingen per klas. Voor <strong>de</strong> scholen A,<br />
C, D en F pasten we eenzelf<strong>de</strong> selectieprocedure toe als in §2.1 beschreven<br />
is. We selecteer<strong>de</strong>n acht focusleerlingen per klas: <strong>de</strong> vijf relatief zwakste<br />
presteer<strong>de</strong>rs (waaron<strong>de</strong>r eventueel één zittenblijver) en <strong>de</strong> drie relatief<br />
sterkste presteer<strong>de</strong>rs. Twee leerlingen uit het 3 e leerjaar verlieten <strong>de</strong> school<br />
<strong>voor</strong> het ein<strong>de</strong> van het on<strong>de</strong>rzoeksjaar.<br />
2.3.2 Inhoud: correctheid en volledigheid (Inhoud)<br />
On<strong>de</strong>r het tekstkenmerk 'Inhoud: correctheid en volledigheid' verstaan we<br />
<strong>de</strong> correcte weergave van <strong>de</strong> volledige essentiële inhoud van het verhaal<br />
zoals het in <strong>de</strong> prenten <strong>voor</strong>gesteld wordt. Precies die inhoud wil <strong>de</strong> lezer<br />
op het spoor komen. Voor IJSJE omvat 'Inhoud' <strong>de</strong> setting (winkel / straat),<br />
<strong>de</strong> personages (meisje, man) en <strong>de</strong> essentiële acties van die personages<br />
(kopen, stappen, laten vallen, eten, vallen), waardoor een conflict ontstaat;<br />
ook <strong>de</strong> oplossing en een schets van <strong>de</strong> herstel<strong>de</strong> or<strong>de</strong> horen erbij. Net zoals<br />
Norbury en Bischop (2003) en Cragg en Nation (2006) on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n wij<br />
'Inhoud' van alle mogelijke narratieve en/of evaluatieve extra's die aan het
28<br />
verhaal toegevoegd kunnen wor<strong>de</strong>n, maar die niet <strong>de</strong> kern van <strong>de</strong> gebeur‐<br />
tenissen betreffen (Eaton, Collis, & Lewis, 1999).<br />
De variabele 'Inhoud' wordt geoperationaliseerd via een raster van 12<br />
proposities 7 , dat we op elke leerlingtekst leggen. Op twee proposities na is<br />
er geen evaluatieve informatie in verwerkt. De co<strong>de</strong>ringswijze is geïnspi‐<br />
reerd op Cragg en Nation (2006): bij elke propositie hoort een schaal van 0<br />
tot 1, 2 of 3, afhankelijk van <strong>de</strong> complexiteit van <strong>de</strong> propositie. De geselec‐<br />
teer<strong>de</strong> schaalwaar<strong>de</strong> drukt uit in welke mate <strong>de</strong> tekst <strong>de</strong> inhoud van <strong>de</strong><br />
propositie weergeeft. De interne consistentie tussen <strong>de</strong> items is matig:<br />
Cronbach's α = .61 (gebaseerd op 157 pre‐ en postteksten). We hebben er<br />
echter <strong>voor</strong> gekozen om <strong>de</strong> schaal als geheel te behou<strong>de</strong>n, omdat geen en‐<br />
kele particuliere propositie <strong>de</strong> matige Cronbach's α lijkt te veroorzaken.<br />
2.3.3 Lexicale rijkdom (LexRijk)<br />
Woor<strong>de</strong>n zijn elementaire talige bouwstenen. Via <strong>de</strong> maat ‘lexicale rijkdom’<br />
brengen we in kaart welke variatie op het niveau van woor<strong>de</strong>nschatrijkdom<br />
we in <strong>de</strong> leerlingenteksten aantreffen (Lanauze & Snow, 1989).<br />
Voor 'LexRijk' tellen we het aantal verschillen<strong>de</strong> lemma's in <strong>de</strong> tekst<br />
(Vermeer, 2000 a , 2000 b ; Nelson & Van Meter, 2007). On<strong>de</strong>r 'lemma' ver‐<br />
staan we <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>nboekvorm (Woor<strong>de</strong>nlijst Ne<strong>de</strong>rlandse <strong>Taal</strong>, 2005). We<br />
laten buiten beschouwing of het woord past in <strong>de</strong> context (bv. hij geeft een<br />
ijsje *naar het meisje: 7 lemma’s).'LexRijk' vertelt ook iets over <strong>de</strong> lengte<br />
van het schrijfproduct (Cragg & Nation, 2007), want zoals uit <strong>de</strong> operationa‐<br />
lisering kan blijken, wordt er niet gecorrigeerd <strong>voor</strong> lengte (Vermeer, 2000 a ,<br />
2000 b ; Vermeer, persoonlijke communicatie 8 ). De gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van<br />
<strong>de</strong> correlaties tussen 'LexRijk' en 'Aantal woor<strong>de</strong>n' op ie<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> vier<br />
meetmomenten is bijgevolg erg hoog, nl. r = .86 (p < .001).<br />
7 De twaalf proposities zijn (1) "Een man koopt een banaan in een winkel." (2) "De man eet<br />
<strong>de</strong> banaan op." (3) "De maan laat <strong>de</strong> schil op <strong>de</strong> grond vallen." (4) " Er komt een meisje met<br />
een ijsje aan." (5) "Het meisje valt over <strong>de</strong> bananenschil." (6) "Het ijsje ligt op <strong>de</strong> grond." (7)<br />
"Het meisje is boos/verdrietig." (8) "De man constateert het ongeluk van het meisje." (9) "De<br />
man zorgt <strong>voor</strong> een nieuw ijsje <strong>voor</strong> het meisje." (10) "De man gooit <strong>de</strong> schil van zijn banaan<br />
in <strong>de</strong> vuilnisbak." (11) "Het meisje loopt ver<strong>de</strong>r." (12) "Het meisje is blij."<br />
8 Vermeer (persoonlijke communicatie, 27 oktober 2007) geeft aan dat <strong>de</strong> klassieke Ty‐<br />
pe/Token Ratio noch een variant daarvan (bv. TTR(c), Guiraud) <strong>voor</strong> (mon<strong>de</strong>ling) taalmateri‐<br />
aal van jonge T2‐verwervers als geschikte operationalisering van "lexicale rijkdom" be‐<br />
schouwd kan wor<strong>de</strong>n. Gezien <strong>de</strong> vermoe<strong>de</strong>lijk nog beperkte omvang van <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>nschat<br />
van onze proefpersonen raadt Vermeer aan om lexicale rijkdom te operationaliseren via het<br />
absolute aantal lemma's.
2.3.4 Complexiteit van <strong>de</strong> T‐unit (CompTU)<br />
GELIJK OP? 29<br />
In tegenstelling tot het woord, is <strong>de</strong> zin geen natuurlijke eenheid van <strong>de</strong><br />
(mon<strong>de</strong>linge) taal. Voor een schrijver is <strong>de</strong> zin echter een onmisbare bouw‐<br />
steen (Kress, 1994; Saddler & Graham, 2005). In een tekst is die grammati‐<br />
cale eenheid immers het laagste niveau om inhoud en vorm te structure‐<br />
ren. Het is het niveau bij uitstek <strong>voor</strong> planning, verwoording, herformule‐<br />
ring van wat <strong>de</strong> jonge schrijver eigenlijk te zeggen heeft (Van <strong>de</strong> Gein,<br />
1991). Voor prille stellers mogen we ervan uitgaan dat langere en com‐<br />
plexere zinnen wijzen op ontwikkeling (Lanauze & Snow, 1989; Hudson,<br />
2009): ze helpen schrijvers om gedachten op preciezere wijze uit te druk‐<br />
ken, wat <strong>de</strong> kwaliteit van het geheel van <strong>de</strong> tekst zon<strong>de</strong>r meer ten goe<strong>de</strong><br />
komt (Myhill, 2008; Myhill, 2009; Saddler & Graham, 2005).<br />
Met 'CompTU' willen we vat krijgen op <strong>de</strong> complexiteit van <strong>de</strong> basis‐<br />
structuren waarin <strong>de</strong>ze jonge NT2‐leerlingen hun pre‐verbale boodschap‐<br />
pen ‘vertalen’. Wolfe‐Quintero, Inagaki, en Kim (1998) vermel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong><br />
complexiteit op zinsniveau enkele maten op basis van het aantal on<strong>de</strong>r‐<br />
schikkingen. Voor <strong>de</strong> narratieve teksten van <strong>de</strong> jonge NT2‐schrijvers in onze<br />
studie levert dat soort maten echter een bo<strong>de</strong>meffect op. In navolging van<br />
on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re Hunt (1965), Nelson en Van Meter (2007) en Cragg en Nation<br />
(2007) drukken we 'CompTU' uit in het gemid<strong>de</strong>ld aantal woor<strong>de</strong>n per T‐<br />
unit. Ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong> afbakening van <strong>de</strong> T‐unit volgen we Hunt (1965): het is<br />
een hoofdzin en alle on<strong>de</strong>rgeschikte zinnen. In ons on<strong>de</strong>rzoek expliciteren<br />
we daarnaast ook <strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> dat het geheel minstens één vervoegd<br />
werkwoord moet bevatten. Voor <strong>de</strong> afbakening van het begrip woord (bv.<br />
in samenstellingen), baseren we ons op <strong>de</strong> Woor<strong>de</strong>nlijst Ne<strong>de</strong>rlandse <strong>Taal</strong><br />
(2005).<br />
2.3.5 Accuraatheid van <strong>de</strong> T‐unit (AccuTU)<br />
In het verleng<strong>de</strong> van 'CompTU' is ook 'Accuraatheid van <strong>de</strong> T‐unit' een inte‐<br />
ressant kenmerk (Van <strong>de</strong> Gein, 1991). Correct gebouw<strong>de</strong> zinnen verhogen<br />
immers <strong>de</strong> vlotte leesbaarheid van <strong>de</strong> tekst. Voor jonge NT2‐schrijvers is<br />
het omzetten van preverbale semantico‐syntactische structuren in aan‐<br />
vaardbare syntactische structuren echter een grote uitdaging. An<strong>de</strong>rs dan<br />
moe<strong>de</strong>rtaalschrijvers moeten <strong>de</strong> meeste NT2‐leerlingen nog veel aandacht<br />
beste<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> accuraatheid van <strong>de</strong> constructies, zelfs van zeer eenvoudi‐<br />
ge constructies. In tegenstelling tot veel an<strong>de</strong>re on<strong>de</strong>rzoekers (bv. Foster,<br />
Tonkyn, & Wigglesworth, 2000) beperken we ons in <strong>de</strong>ze rubriek tot syntac‐
30<br />
tische fouten; we laten morfologische, lexicale en/of orthografische fouten<br />
buiten beschouwing. Voor <strong>de</strong> teksten van <strong>de</strong> prille stellers van <strong>de</strong>ze studie<br />
zou<strong>de</strong>n we an<strong>de</strong>rs een bo<strong>de</strong>meffect verkrijgen.<br />
'AccuTU' wordt uitgedrukt als <strong>de</strong> logaritmische functie van <strong>de</strong> kans dat<br />
<strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> syntactische eenheid (T‐unit) in <strong>de</strong> tekst correct zal zijn. De<br />
berekening gebeurt in verschillen<strong>de</strong> stappen. (1) De T‐units wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r‐<br />
schei<strong>de</strong>n van uitroepen en van niet ver<strong>de</strong>r ge<strong>de</strong>finieer<strong>de</strong> (foutieve) syntac‐<br />
tische eenhe<strong>de</strong>n. (2) Voor elk van <strong>de</strong> T‐units wordt nagegaan of <strong>de</strong> T‐unit<br />
correct is in termen van volledigheid, afwezigheid van overtollig woordge‐<br />
bruik, juiste woordvolgor<strong>de</strong>, en afwezigheid van punten/hoofdletters bin‐<br />
nen clauses. (3) Gezien <strong>de</strong> zeer ongelijke lengte van <strong>de</strong> schrijfproducten<br />
wordt vervolgens <strong>de</strong> waarschijnlijkheid (odds) berekend dat <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />
syntactische eenheid in <strong>de</strong> tekst correct zal zijn:<br />
odds = p/(1‐p), waarbij p <strong>de</strong> kans uitdrukt, gebaseerd op <strong>de</strong> observaties<br />
An<strong>de</strong>rs dan <strong>de</strong> kans [aantal goe<strong>de</strong>/totale aantal] wordt via odds ook in re‐<br />
kening gebracht over hoeveel observaties het gaat. Het resultaat is een po‐<br />
sitief getal tussen 0 en ∞. (4) Ten slotte is om re<strong>de</strong>nen van normaliteit van<br />
<strong>de</strong> odds het natuurlijk logaritme berekend.<br />
2.3.6 Accuraatheid spelling (Spelling)<br />
Een correct gespel<strong>de</strong> tekst is zon<strong>de</strong>r meer kwaliteitsvoller dan een tekst<br />
met spellingfouten. Voor leerlingen van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> graad van het basison‐<br />
<strong>de</strong>rwijs is <strong>de</strong> correcte spelling van individuele woor<strong>de</strong>n een zeer belangrijk<br />
aandachtspunt. Dat is hen immers zo ingeprent tij<strong>de</strong>ns het aanvankelijke<br />
schrijfon<strong>de</strong>rwijs van <strong>de</strong> eerste graad. Wanneer zij hun eerste langere<br />
teksten produceren, gaat er bijgevolg nog heel veel aandacht naar <strong>de</strong>ze<br />
component (Berninger, 1999).<br />
Het co<strong>de</strong>ren van 'Spelling' is vergelijkbaar met <strong>de</strong> werkwijze bij 'AccuTU'.<br />
Van <strong>de</strong> eerste tien inhoudswoor<strong>de</strong>n (zelfstandige en bijvoeglijke naam‐<br />
woor<strong>de</strong>n, infinitieven en bijwoor<strong>de</strong>n) en van <strong>de</strong> eerste tien vervoeg<strong>de</strong><br />
werkwoor<strong>de</strong>n (pv of VD) hebben we geteld hoeveel er spellinggewijs afwij‐<br />
ken van <strong>de</strong> norm. Voor <strong>de</strong> bijvoeglijke en zelfstandige naamwoor<strong>de</strong>n geldt<br />
dat <strong>de</strong> schrijfwijze juist gerekend wordt wanneer ze als dusdanig bestaat<br />
(Woor<strong>de</strong>nlijst Ne<strong>de</strong>rlandse <strong>Taal</strong>, 2005), ook al bevat het woord een morfo‐<br />
logische fout (bv. een *nieuwe huis). Eigennamen en een volgen<strong>de</strong> instantie<br />
van hetzelf<strong>de</strong> woord tellen niet mee. Voor <strong>de</strong> OVT en het VD van sterke
GELIJK OP? 31<br />
werkwoor<strong>de</strong>n hebben we enkel die instanties gescoord waarin <strong>de</strong> klank‐<br />
veran<strong>de</strong>ringen correct zijn gebeurd (bv. ‘hij koopte’ wordt niet gescoord;<br />
‘hij kogt’ wel). Vervolgens bereken<strong>de</strong>n we ook hier <strong>de</strong> waarschijnlijkheid<br />
van correcte realisatie, nl. odds, en – om re<strong>de</strong>n van normaliteit – het na‐<br />
tuurlijk logaritme van odds.<br />
2.3.7 Referentiële cohesie (RefCoh)<br />
‘Teksten’ waarin <strong>de</strong> ene zin gewoon achter <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re wordt gezet, on<strong>de</strong>r‐<br />
schei<strong>de</strong>n zich op negatieve wijze van teksten waarin <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> zin sa‐<br />
menhangt met en <strong>voor</strong>tbouwt op <strong>de</strong> vorige (Ghosn, 2007). Cohesie‐<br />
versterken<strong>de</strong> ingrepen maken een tekst kwaliteitsvoller (Halliday & Hasan,<br />
1976). Naast bijwoor<strong>de</strong>n en voegwoor<strong>de</strong>n, die in <strong>de</strong> leerlingentekstjes van<br />
onze studie nogal schaars waren (met uitzon<strong>de</strong>ring van ‘dan’ en ‘en’), kun‐<br />
nen ook verwijswoor<strong>de</strong>n cohesie op tekstniveau helpen realiseren (Barlett<br />
& Scribner, 1981). We inspireer<strong>de</strong>n onze co<strong>de</strong>ring op het on<strong>de</strong>rzoek naar<br />
referentiële cohesie in mon<strong>de</strong>linge narratieven van moe<strong>de</strong>rtaalverwervers<br />
met leer‐ en/of ontwikkelingsproblemen (Roth, Spekman, & Fye, 1995;<br />
Wigglesworth, 1997; Norbury & Bishop, 2003).<br />
Het co<strong>de</strong>ren van referentiële cohesie in <strong>de</strong>ze studie verloopt als volgt:<br />
<strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> verwijzingen naar een van bei<strong>de</strong> of naar bei<strong>de</strong> hoofdperso‐<br />
nages hebben we ons afgevraagd (1) of <strong>de</strong> verwijzing eenduidig is (niet‐<br />
ambigu), en (2) of <strong>de</strong> verwijzing tekstueel a<strong>de</strong>quaat is. Indien aan bei<strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n voldaan is, wordt er positief gescoord. Voor <strong>de</strong> verwerking<br />
van <strong>de</strong>ze gegevens volgen we <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> werkwijze als bij 'AccuTU' en 'Spel‐<br />
ling': we berekenen het natuurlijk logaritme van <strong>de</strong> waarschijnlijkheid dat<br />
<strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> verwijzing aan bei<strong>de</strong> criteria voldoet.<br />
2.3.8 Samenhang tussen <strong>de</strong> "6 + 1" taal‐ en tekstkenmerken<br />
In Tabellen 2.3 en 2.4 staan <strong>de</strong> correlaties tussen <strong>de</strong> variabelen op elk van<br />
<strong>de</strong> meetmomenten, nl. bij het begin van het 3 e leerjaar (MM1), aan het eind<br />
van het 3 e leerjaar (MM2), bij het begin van het 4 e leerjaar (MM3) en aan<br />
het eind van het 4 e leerjaar (MM4).<br />
Wat <strong>de</strong> correlaties tussen <strong>de</strong> variabelen in het 3 e leerjaar betreft, zien we<br />
<strong>voor</strong>namelijk <strong>voor</strong> 'ComEff' en <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re variabelen significante correlaties<br />
opduiken. Voor 'Inhoud', dat overigens sterk correleert met 'ComEff', geldt<br />
hetzelf<strong>de</strong>. Tussen <strong>de</strong> vijf objectieve parameters on<strong>de</strong>rling zijn <strong>de</strong> correlaties
32<br />
meestal zwak of afwezig. We hebben met an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n te maken met<br />
objectieve taal‐ en tekstkenmerken die relatief onafhankelijk zijn van el‐<br />
kaar. Wel zien we een beperkte samenhang tussen variabelen m.b.t. 'cor‐<br />
rectheid' ('Spelling', 'AccuTU', 'RefCoh'). Ten slotte valt op dat <strong>de</strong> correla‐<br />
ties van MM1 afwijken van die van MM2: zo "verliest" 'LexRijk' zijn signifi‐<br />
cante correlaties met 'Inhoud' en 'CompTU'; aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant wor<strong>de</strong>n<br />
enkele correlaties met 'RefCoh' wel significant.<br />
Tabel 2.3<br />
Pearson Correlaties <strong>voor</strong> 'Communicatieve effectiviteit' (ComEff), 'Inhoud', 'Lexicale rijkdom'<br />
(LexRijk), 'Complexiteit van <strong>de</strong> T‐unit' (CompTU), 'Accuraatheid van <strong>de</strong> T‐unit' (AccuTU), 'Spel‐<br />
ling' en 'Referentiële cohesie' (RefCoh) <strong>voor</strong> het 3 e leerjaar.<br />
On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> diagonaal: MM1; boven <strong>de</strong> diagonaal: MM2.<br />
ComEff: N = 60; an<strong>de</strong>re variabelen: N = 106<br />
ComEff<br />
Inhoud<br />
LexRijk<br />
CompTU<br />
AccuTU<br />
Spelling<br />
RefCoh<br />
ComEff .68 *** .30 * .26 * .45 *** .15 NS .34 **<br />
Inhoud .76 *** .13 NS .16 (*) .24 * .20 * .20 *<br />
LexRijk .60 *** .46 *** .15 NS .01 NS .04 NS .07 NS<br />
CompTU .37 ** .26 ** .34 *** ‐.09 NS .12 NS ‐.03 NS<br />
AccuTU .36 ** .26 ** .13 NS ‐.02 NS .29 ** .42 ***<br />
Spelling .29 * .20 ** .00 NS ‐.03 NS .28 ** .17 (*)<br />
RefCoh .09 NS ‐.06 NS ‐.02 NS .13 NS .31 *** .05 NS<br />
***: p
GELIJK OP? 33<br />
Tabel 2.4<br />
Pearson Correlaties <strong>voor</strong> 'Communicatieve effectiviteit' (ComEff), 'Inhoud', 'Lexicale rijkdom'<br />
(LexRijk), 'Complexiteit van <strong>de</strong> T‐unit' (CompTU), 'Accuraatheid van <strong>de</strong> T‐unit' (AccuTU), 'Spel‐<br />
ling' en 'Referentiële cohesie' (RefCoh) <strong>voor</strong> het 4 e leerjaar.<br />
On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> diagonaal: MM3; boven <strong>de</strong> diagonaal: MM4.<br />
ComEff: N = 62; an<strong>de</strong>re variabelen: N = 111<br />
ComEff<br />
Inhoud<br />
LexRijk<br />
CompTU<br />
AccuTU<br />
Spelling<br />
RefCoh<br />
ComEff .69 *** .55 *** .41 *** .33 ** .39 ** .31 *<br />
Inhoud .81 *** .23 * .35 *** .16 (*) .16 (*) .18 (*)<br />
LexRijk .59 *** .44 *** .14 NS .18 (*) .22 * .13 NS<br />
CompTU .27 * .27 ** .22 * ‐.01 NS .14 NS .23 *<br />
AccuTU .40 *** .31 *** .27 ** .13 NS .21 * .19 *<br />
Spelling .19 NS .07 NS .03 NS .10 NS .31 *** .27 **<br />
RefCoh .20 NS .25 ** .26 ** .23 * .32 *** ‐.01 NS<br />
***: p
34<br />
ervaren collega’s – geneigd zijn om zich te laten (mis)lei<strong>de</strong>n door vormelijke<br />
onregelmatighe<strong>de</strong>n. Aan <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>laars wer<strong>de</strong>n ook drie door experts 9 op<br />
Delphi‐wijze geselecteer<strong>de</strong> ankerteksten aangereikt die punten op <strong>de</strong> inter‐<br />
valschaal markeren: één ankertekst <strong>voor</strong> schaalwaar<strong>de</strong> 2, één <strong>voor</strong> schaal‐<br />
waar<strong>de</strong> 4 en één <strong>voor</strong> schaalwaar<strong>de</strong> 6. Een <strong>de</strong>rgelijk hulpmid<strong>de</strong>l leidt tot<br />
een reductie van het sequentie‐effect en van het risico op normverschui‐<br />
ving (Rijlaarsdam & Wesdorp, 1988), waardoor <strong>de</strong> betrouwbaarheid van <strong>de</strong><br />
beoor<strong>de</strong>ling toeneemt. De interjury‐betrouwbaarheid is ruim voldoen<strong>de</strong>: ρ<br />
= .87.<br />
Met het oog op <strong>de</strong> co<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> zes objectieve variabelen werd elke<br />
tekst vervolgens door <strong>de</strong> eerste auteur ver<strong>de</strong>eld in T‐units (Cragg & Nation,<br />
2006). Bovendien werd aan <strong>de</strong> tekst op traceerbare wijze toegevoegd wat<br />
nodig was om hem leesbaar te maken (bv. aanhalingstekens, spatie tussen<br />
twee woor<strong>de</strong>n). Onnodige herhalingen wer<strong>de</strong>n geschrapt. Syntactische<br />
eenhe<strong>de</strong>n die geen T‐units waren (bv. omdat een persoonsvorm ontbrak)<br />
wer<strong>de</strong>n gemarkeerd. Ook totaal onbegrijpelijke passages wer<strong>de</strong>n gemar‐<br />
keerd. Een twee<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksassistent controleer<strong>de</strong> <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling in T‐<br />
units, <strong>de</strong> aanpassingen en <strong>de</strong> markeringen. De twijfelgevallen wer<strong>de</strong>n be‐<br />
sproken en er werd telkens gezocht naar een <strong>voor</strong> bei<strong>de</strong> partijen aanvaard‐<br />
baar compromis. Voor <strong>de</strong> zes objectieve taal‐ en tekstkenmerken werd een<br />
uitgebrei<strong>de</strong> scorewijzer samengesteld, waarmee eerst intensief geoefend<br />
werd. Vervolgens scoor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> eerste auteur en <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksas‐<br />
sistent <strong>de</strong> zes kenmerken in 120 "bewerkte" teksten. Op basis daarvan werd<br />
<strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> kenmerken <strong>de</strong> interco<strong>de</strong>ursbetrouwbaarheid berekend. De<br />
vergelijking van <strong>de</strong> scores van bei<strong>de</strong> co<strong>de</strong>urs lever<strong>de</strong> Pearson's product‐<br />
moment correlation coëfficiënten op variërend tussen .88 ('RefCoh') en .98<br />
('LexRijk', 'Spelling'). Van <strong>de</strong> zes taal‐ en tekstkenmerken is ook on<strong>de</strong>rzocht<br />
in welke mate <strong>de</strong> resultaten van <strong>de</strong> 244 teksten mét een score <strong>voor</strong> ‘com‐<br />
municatieve effectiviteit’ (cf. §2.3.1) afwijken van die van <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re teksten<br />
(N=190). We hebben nergens een effect <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze selectie van teksten ge‐<br />
von<strong>de</strong>n.<br />
2.4.2 Analysestrategieën<br />
Gezien <strong>de</strong> aard van <strong>de</strong> data en <strong>de</strong> vragen die we eraan stel<strong>de</strong>n, kozen we<br />
<strong>voor</strong> multiniveau‐analyses, meer bepaald <strong>voor</strong> multivariate variantie‐<br />
9<br />
Het betreft hier vijf me<strong>de</strong>werkers van <strong>de</strong> sectie 'Basison<strong>de</strong>rwijs' van het <strong>Centrum</strong> <strong>voor</strong> <strong>Taal</strong><br />
& On<strong>de</strong>rwijs (K.U.Leuven).
GELIJK OP? 35<br />
analytische mo<strong>de</strong>llen <strong>voor</strong> tweemaal twee meetmomenten (Van <strong>de</strong>n Bergh<br />
& Kuhlemeier, 1997). In dit on<strong>de</strong>rzoek werkten we met MLwiN (Rasbash,<br />
Steele, Browne, & Prosser, 2005). Volgens Van <strong>de</strong>n Noortgate, Putsjens en<br />
Onghena (2004) is dat "het meest uitgebrei<strong>de</strong> gespecialiseer<strong>de</strong> pakket <strong>voor</strong><br />
multiniveau‐analyse" (p. 57).<br />
Multiniveau‐analyses maken het mogelijk om rekening te hou<strong>de</strong>n met<br />
<strong>de</strong> hiërarchische structuur van <strong>de</strong> data, met name dat teksten genest zijn<br />
binnen leerlingen, en leerlingen binnen klassen. Op die manier wordt het<br />
feit erkend dat <strong>de</strong> steekproef niet bestaat uit van elkaar onafhankelijke<br />
'eenhe<strong>de</strong>n', een belangrijke assumptie bij een (klassiek) lineair regressie‐<br />
mo<strong>de</strong>l (Putsjens, Van <strong>de</strong>n Noortgate, Onghena, & Van Damme, 2004). Bo‐<br />
vendien kunnen <strong>de</strong> vastgestel<strong>de</strong> ten<strong>de</strong>nsen toegeschreven wor<strong>de</strong>n aan het<br />
juiste niveau van <strong>de</strong> datastructuur, i.c. <strong>de</strong> klasgroep of <strong>de</strong> leerling, en kan<br />
het risico op cross‐level inferences verme<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n, d.w.z. conclusies<br />
over <strong>de</strong> samenhang tussen eenhe<strong>de</strong>n op micro‐niveau op basis van relaties<br />
tussen clusters op macro‐niveau, of omgekeerd, over <strong>de</strong> samenhang tussen<br />
clusters op macro‐niveau op basis van relaties tussen ge<strong>de</strong>saggregeer<strong>de</strong><br />
data op microniveau (Snij<strong>de</strong>rs & Bosker, 1999).<br />
In dit on<strong>de</strong>rzoek on<strong>de</strong>rscheid<strong>de</strong>n we drie niveaus: niveau 1: meetmo‐<br />
ment/tekst; niveau 2: leerling en niveau 3: klas. Het niveau ‘school’ werd<br />
niet on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n, gezien per meetmoment telkens maar één klas van een<br />
school in aanmerking kwam, met name óf het 3 e , óf het 4 e leerjaar.<br />
We kozen <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> zeven afhankelijke variabelen <strong>voor</strong> een multivari‐<br />
aat mo<strong>de</strong>l.<br />
In een multivariaat mo<strong>de</strong>l wordt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> meetmomenten<br />
(i.c. twee per leerjaar) simultaan geschat hoe er gemid<strong>de</strong>ld gescoord wordt<br />
(fixed effect) en wat <strong>de</strong> variantie is tussen <strong>de</strong> scores (random effects). Tus‐<br />
sen <strong>de</strong> twee meetmomenten per schooljaar wordt ook <strong>de</strong> covariantie ge‐<br />
schat (Snij<strong>de</strong>rs & Bosker, 1999). Een multivariaat mo<strong>de</strong>l biedt bovendien <strong>de</strong><br />
mogelijkheid om <strong>de</strong> verschillen tussen <strong>de</strong> schattingen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rschei‐<br />
<strong>de</strong>n fixed respectievelijk random parameters te toetsen op significantie<br />
(Van <strong>de</strong>n Bergh & Kuhlemeier, 1997).<br />
Het multivariate variantie‐analytische mo<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> variabelen<br />
werd stapsgewijs opgebouwd (Singer & Willett, 2003); daarbij is steeds <strong>de</strong>‐<br />
zelf<strong>de</strong> procedure gevolgd.
36<br />
In een eerste stap wordt gezocht naar het best fit‐brutomo<strong>de</strong>l, het mo<strong>de</strong>l<br />
zon<strong>de</strong>r verklaren<strong>de</strong> variabelen, dat met het minst aantal te schatten para‐<br />
meters <strong>de</strong> data zo kwaliteitsvol mogelijk in kaart brengt. Dat gebeurt in<br />
twee fases.<br />
Fase 1. Voor elk van <strong>de</strong> zeven kenmerken vertrekken we van het volledi‐<br />
ge multivariaat variantie‐analytisch mo<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> vier meetmomenten (MM1‐<br />
4). We hebben immers <strong>voor</strong> alle leerlingen <strong>de</strong> beschikking over <strong>de</strong> scores op<br />
twee meetmomenten. Omdat zowel <strong>de</strong> leerlingen uit het 3 e als <strong>de</strong> leerlin‐<br />
gen uit het 4 e leerjaar aan het on<strong>de</strong>rzoek <strong>de</strong>elnemen, moeten we vier<br />
meetmomenten on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n; begin en eind <strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerjaar, én begin en<br />
eind vier<strong>de</strong> leerjaar. Stel, Yijk is <strong>de</strong> score op moment i (i = 1, 2) van leerling j<br />
(j = 1, 2, …Jk) in klas k (k = 1, 2, …, K) en D1ijk, D2ijk, D3ijk en D4ijk zijn vier<br />
dummy‐variabelen die aangeven of een score op dat specifieke moment<br />
geobserveerd is. Hierbij is D1ijk een dummy die ‘aan staat’ (gelijk aan 1) als<br />
een score geobserveerd is aan het begin van het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerjaar. Op alle an‐<br />
<strong>de</strong>re meetmomenten staat <strong>de</strong>ze dummy ‘uit’ (gelijk aan 0). D2ijk staat alleen<br />
‘aan’ op het twee<strong>de</strong> meetmoment, eind <strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerjaar, etc. Nu kunnen we<br />
het te analyseren mo<strong>de</strong>l schrijven als<br />
Yijk = D1ijk (β1 + e10jk + u100k ) + D2ijk (β2 + e20jk + u 200k ) +<br />
D3ijk (β3 + e30jk + u 300k ) + D4ijk (β4 + e40jk + u 400k ) (1)<br />
Dit mo<strong>de</strong>l staat bekend als een zogenaamd fixed occassion‐mo<strong>de</strong>l (Snij<strong>de</strong>rs<br />
& Bosker, 1999). Per meetmoment wor<strong>de</strong>n twee <strong>de</strong>len van het mo<strong>de</strong>l on‐<br />
<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n: het fixed <strong>de</strong>el en het random <strong>de</strong>el. In het fixed <strong>de</strong>el van het<br />
mo<strong>de</strong>l (β1, β2, β3 en β4) wordt op elk meetmoment (MM) het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />
geschat. In het random <strong>de</strong>el van het mo<strong>de</strong>l wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> elk meetmoment<br />
twee residuen on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n (e0jk en u00k). Met het twee<strong>de</strong> residu (u00k)<br />
wordt <strong>de</strong> afwijking van klas k van het algemeen gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> aangegeven<br />
(β), terwijl met het eerste residu (e0jk) <strong>de</strong> afwijking van leerling j van het<br />
gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> van klas k (i.e. β + u00k) aangegeven wordt. We nemen aan dat<br />
<strong>de</strong> verwachte waar<strong>de</strong> van alle residuelen gelijk is aan 0 en <strong>de</strong> residuele sco‐<br />
res normaal ver<strong>de</strong>eld zijn met variantie van respectievelijk S 2 e10jk, S 2 e20jk,<br />
S 2 e30jk, S 2 e40jk en S 2 u100k, S 2 u200k, S 2 u300k en S 2 u400k. Naast <strong>de</strong> varianties op leer‐<br />
ling‐ en klasniveau wor<strong>de</strong>n ook <strong>de</strong> covarianties (correlaties) geschat. Dat wil<br />
zeggen: per leerjaar wordt <strong>de</strong> correlatie tussen <strong>de</strong> begin en eindmeting ge‐<br />
schat.<br />
Fase 2. Het mo<strong>de</strong>l, zoals weergegeven in Vergelijking (1) is in feite een<br />
zeer algemeen, weinig restrictief mo<strong>de</strong>l. In een twee<strong>de</strong> fase gaan we op
GELIJK OP? 37<br />
zoek naar een restrictiever mo<strong>de</strong>l dat zo goed mogelijk bij <strong>de</strong> geobserveer‐<br />
<strong>de</strong> gegevens past. We on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n vijf geneste mo<strong>de</strong>llen:<br />
het mo<strong>de</strong>l van Vergelijking (1) vormt het uitgangspunt. We noemen dit<br />
mo<strong>de</strong>l het Brutomo<strong>de</strong>l 0, omdat geen enkele restrictie opgelegd werd;<br />
in het volgen<strong>de</strong> mo<strong>de</strong>l voegen we één restrictie toe: <strong>de</strong> variantie op<br />
klasniveau wordt gepooled. We nemen dus aan dat S²u100k = S²u200k =<br />
S²u300k = S²u400k . Daarmee stellen we dat <strong>de</strong> verschillen tussen klassen<br />
even groot zijn bij het begin en aan het ein<strong>de</strong> van het 3 e en 4 e leerjaar.<br />
We spreken van Brutomo<strong>de</strong>l 1, wegens <strong>de</strong> invoering van één restrictie;<br />
in een volgend mo<strong>de</strong>l voegen we een twee<strong>de</strong> restrictie toe: we stellen<br />
dat <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> <strong>voor</strong>uitgang van leerlingen in het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerjaar<br />
even groot is als die in het vier<strong>de</strong> leerjaar. In feite leggen we <strong>de</strong> res‐<br />
trictie (β2 ‐ β1 =β4 – β3) aan <strong>de</strong> gegevens op. We noemen dit mo<strong>de</strong>l<br />
Brutomo<strong>de</strong>l 2;<br />
in een nieuw mo<strong>de</strong>l voegen we vervolgens <strong>de</strong> aanname toe dat <strong>de</strong> ver‐<br />
schillen tussen leerlingen op <strong>de</strong> vier meetmomenten even groot zijn<br />
(S²e10jk = S²e20jk = S²e30jk = S²e40jk). Het on<strong>de</strong>rwijs beïnvloedt <strong>de</strong> verschillen<br />
tussen leerlingen niet. We noemen dit mo<strong>de</strong>l Brutomo<strong>de</strong>l 3 wegens <strong>de</strong><br />
drie restricties;<br />
ten slotte wordt een restrictie opgelegd aan <strong>de</strong> covariantie (correlatie)<br />
tussen <strong>de</strong> scores aan het begin en ein<strong>de</strong> van het 3 e en 4 e leerjaar. In fei‐<br />
te wordt gesteld dat <strong>de</strong> samenhang tussen <strong>de</strong> scores op teksten bij het<br />
begin en aan ein<strong>de</strong> van bei<strong>de</strong> leerjaren i<strong>de</strong>ntiek is (cov(e10jk, e20jk) = cov<br />
(e30jk, e40jk). We spreken van Brutomo<strong>de</strong>l 4.<br />
De passing van <strong>de</strong> vijf bovenstaan<strong>de</strong> mo<strong>de</strong>llen kan geëvalueerd wor<strong>de</strong>n aan<br />
<strong>de</strong> hand van <strong>de</strong> ‐2loglikelihood‐toets. Daar <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong>ze grootheid<br />
onbekend is, kan <strong>de</strong> passing van <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>llen afzon<strong>de</strong>lijk niet geëvalueerd<br />
wor<strong>de</strong>n. Echter, daar het geneste mo<strong>de</strong>llen betreft, kan het verschil in pas‐<br />
sing wel getoetst wor<strong>de</strong>n. Het verschil tussen <strong>de</strong> passing (‐2loglikelihood)<br />
van twee geneste mo<strong>de</strong>llen is immers χ 2 ‐ver<strong>de</strong>eld, met het verschil in aan‐<br />
tal geschatte parameters als vrijheidsgra<strong>de</strong>n. Per variabele komen we via<br />
<strong>de</strong>ze evaluatie tot het best fit‐brutomo<strong>de</strong>l, het mo<strong>de</strong>l dat met het minste<br />
aantal parameters kwaliteitsvol bij <strong>de</strong> data aansluit.<br />
Met het oog op <strong>de</strong> vergelijkbaarheid van effecten on<strong>de</strong>rling standaardise‐<br />
ren we in een twee<strong>de</strong> stap <strong>de</strong> concrete resultaten <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> variabe‐<br />
len op basis van <strong>de</strong> resultaten van <strong>de</strong> respectieve best fit‐brutomo<strong>de</strong>llen.<br />
Daarbij nemen we telkens het eerste meetmoment als referentiepunt. Con‐
38<br />
creet betekent dit dat we op alle scores <strong>voor</strong> een bepaal<strong>de</strong> variabele <strong>de</strong><br />
volgen<strong>de</strong> formule toepassen:<br />
(score ‐ MMM 1) / SDMM 1 (2)<br />
Op basis van <strong>de</strong> gestandaardiseer<strong>de</strong> scores kunnen we <strong>de</strong> resultaten <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> variabelen, ook met betrekking tot <strong>de</strong> impact van verkla‐<br />
ren<strong>de</strong> variabelen, on<strong>de</strong>rling vergelijken. Alle effecten wor<strong>de</strong>n immers uit‐<br />
gedrukt in termen van standaard<strong>de</strong>viaties.<br />
In stap 3 gaan we op zoek naar het best fit‐nettomo<strong>de</strong>l, het mo<strong>de</strong>l mét ver‐<br />
klaren<strong>de</strong> variabelen, dat met het minst aantal te schatten parameters <strong>de</strong><br />
data zo kwaliteitsvol mogelijk in kaart brengt. Voor elke variabele vertrek‐<br />
ken we van het best fit‐brutomo<strong>de</strong>l. Daaraan voegen we eerst <strong>de</strong> verkla‐<br />
ren<strong>de</strong> kindvariabelen met betrekking tot 'thuistaal' toe (N = referentiecate‐<br />
gorie), gekoppeld aan leerjaar, nl. T*LJ3, T*LJ4, A*LJ3 en A*LJ4. Vervolgens<br />
schrappen we <strong>de</strong> niet‐significante thuistaaleffecten en/of voeren we <strong>de</strong><br />
thuistaalvariabelen gekoppeld aan leerjaar of overall in. Telkens vergelijken<br />
we <strong>de</strong> kwaliteit van het nieuwe mo<strong>de</strong>l met dat van <strong>voor</strong>gaan<strong>de</strong> mo<strong>de</strong>llen.<br />
We zoeken naar het meest spaarzame mo<strong>de</strong>l dat zo dicht mogelijk bij <strong>de</strong><br />
data aansluit. Vervolgens voegen we <strong>de</strong> verklaren<strong>de</strong> kindvariabele met be‐<br />
trekking tot 'sociaal‐economische status' toe (referentiecategorie = hoog‐<br />
SES), gekoppeld aan leerjaren. Hetzelf<strong>de</strong> parcours wordt doorlopen. Daarna<br />
on<strong>de</strong>rzoeken we of er interactie‐effecten optre<strong>de</strong>n tussen <strong>de</strong> twee onaf‐<br />
hankelijke variabelen in een bepaald leerjaar, of overall. Opnieuw zoeken<br />
we naar het best fit‐mo<strong>de</strong>l. Ten slotte voegen we aan dat mo<strong>de</strong>l nog een<br />
klasvariabele toe met betrekking tot 'samenstelling van <strong>de</strong> klasgroep naar<br />
thuistaal' (referentiecategorie = HET). Opnieuw passen we <strong>de</strong> <strong>de</strong>viantie‐<br />
toets toe om uit te maken of <strong>de</strong> verklaren<strong>de</strong> variabele op klasniveau een<br />
significante bijdrage levert aan het mo<strong>de</strong>l.<br />
3. RESULTATEN<br />
3.1 Zeven kenmerken in narratieve teksten van doelgroepleerlingen<br />
We vragen ons in <strong>de</strong>ze sectie eerst af of <strong>de</strong> 'Communicatieve effectiviteit'<br />
(ComEff) van schriftelijke navertellingen van jonge doelgroepleerlingen<br />
toeneemt met leeftijd (§3.1.1). Diezelf<strong>de</strong> vraag stellen we vervolgens ook<br />
aan <strong>de</strong> data <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zes objectieve variabelen. Nemen <strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> 'In‐
GELIJK OP? 39<br />
houd', 'LexRijk', 'Spelling', 'CompTU', 'AccuTU' en 'RefCoh' toe met leeftijd<br />
en doen ze dat in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> mate als we <strong>voor</strong> 'ComEff' vaststel<strong>de</strong>n (§3.1.2)?<br />
3.1.1 De gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> scores op vier meetmomenten <strong>voor</strong> ‘Communicatieve<br />
effectiviteit’<br />
De invoering van restricties in het meest uitgebrei<strong>de</strong> mo<strong>de</strong>l en <strong>de</strong> daarop‐<br />
volgen<strong>de</strong> evaluaties lei<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> 'ComEff' tot het best fit‐brutomo<strong>de</strong>l met<br />
vier restricties: zie Tabel 3.1. Voor <strong>de</strong> schattingen van Mo<strong>de</strong>l 4: zie Bijlage 2.<br />
Tabel 3.1<br />
Evaluatie van <strong>de</strong> passing van <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>llen <strong>voor</strong> 'Communicatieve Effectiviteit'<br />
df<br />
Vergelijking tussen mo<strong>de</strong>llen<br />
Mo<strong>de</strong>llen<br />
0 versus 1<br />
5<br />
3.69<br />
> .05<br />
1 versus 2 1 3.58 > .05<br />
2 versus 3 3 2.94 > .05<br />
3 versus 4 1 0.48 > .05<br />
Figuur 3.1 stelt <strong>de</strong> ontwikkeling van 'ComEff' in het 3 e en 4 e leerjaar – zoals<br />
geschat in Brutomo<strong>de</strong>l 4 – grafisch <strong>voor</strong>. Wat <strong>de</strong> "gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> score" be‐<br />
treft, zien we eenzelf<strong>de</strong> sterke toename in het 3 e leerjaar als in het 4 e leer‐<br />
jaar (Cohen’s d = .65; p < .001). Qua 'ComEff' is <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> tekst van<br />
leerlingen van het 3 e respectievelijk 4 e leerjaar dus dui<strong>de</strong>lijk beter aan het<br />
eind dan bij het begin van het schooljaar. Het verschil in gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> score<br />
tussen eind <strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerjaar en begin vier<strong>de</strong> leerjaar is verwaarloosbaar.<br />
Daarnaast lei<strong>de</strong>n we uit <strong>de</strong> stippel<strong>lijn</strong>en in Figuur 1, waarbinnen 80% van <strong>de</strong><br />
teksten zich bevindt ( M + SD*1.28; M ‐ SD*1.28), af dat <strong>de</strong> zwakkere<br />
teksten aan het eind van het vier<strong>de</strong> leerjaar <strong>voor</strong> 'ComEff' niet hoger scoren<br />
dan <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> teksten bij het begin van het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerjaar. De zwakke‐<br />
re teksten doen het op MM4 wel 1.30SD beter dan op MM1, maar halen<br />
maar amper het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> niveau van MM1. We spreken hier over twee<br />
volle schooljaren achterstand 10 . Ten slotte kunnen we geen verschillen qua<br />
10 "<strong>Achter</strong>stand" wordt berekend op basis van <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> toename op één schooljaar tijd.<br />
χ 2<br />
p
40<br />
variantie tussen meetmomenten aantonen (S²e = 1.59; SE = 0,16; p < .001).<br />
We mogen dus aannemen dat <strong>de</strong> verschillen tussen teksten niet significant<br />
veran<strong>de</strong>ren van meetmoment naar meetmoment.<br />
Score<br />
7,00<br />
6,00<br />
5,00<br />
4,00<br />
3,00<br />
2,00<br />
1,00<br />
MM1 MM2 MM3 MM4<br />
Meetmomenten<br />
Figuur 3.1.<br />
'Communicatieve effectiviteit' (Brutomo<strong>de</strong>l 4)<br />
in het 3 e leerjaar (MM1‐MM2) en 4 e leerjaar (MM3 en MM4):<br />
geschatte gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> score per meetmoment + 80% betrouwbaarheidsinterval.<br />
In Brutomo<strong>de</strong>l 4 <strong>voor</strong> 'ComEff' stellen we op klasniveau geen significante<br />
verschillen tussen <strong>de</strong> klassen vast (S²u = 0.09; SE = 0.08; p > .1). Dat bete‐<br />
kent dat geen van <strong>de</strong> klasgroepen teksten aflevert die over meetmomenten<br />
heen gemid<strong>de</strong>ld dui<strong>de</strong>lijk beter scoren <strong>voor</strong> dit kenmerk dan an<strong>de</strong>re klas‐<br />
groepen (rekening hou<strong>de</strong>nd met <strong>de</strong> variantie binnen elk van <strong>de</strong> klassen).<br />
Gezien we hierboven kon<strong>de</strong>n aantonen dat een gepool<strong>de</strong> variantiecompo‐<br />
nent (i.e. over meetmomenten heen) op dit niveau <strong>de</strong> <strong>voor</strong>keur geniet bo‐<br />
ven een afzon<strong>de</strong>rlijke component <strong>voor</strong> elk meetmoment, weten we ook dat<br />
er op geen enkel afzon<strong>de</strong>rlijk meetmoment significante tussenklasvariantie<br />
optreedt.
GELIJK OP? 41<br />
3.1.2 De gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> scores op vier meetmomenten <strong>voor</strong> zes objectieve taal‐<br />
en tekstkenmerken<br />
Figuur 3.2 stelt <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> scores van <strong>de</strong> zeven variabelen op <strong>de</strong> vier<br />
meetmomenten <strong>voor</strong>.<br />
Gestandaardiseer<strong>de</strong> score<br />
2,250<br />
2,000<br />
1,750<br />
1,500<br />
1,250<br />
1,000<br />
0,750<br />
0,500<br />
0,250<br />
0,000<br />
MM1 MM2 MM3 MM4<br />
Meetmomenten<br />
LexRijk<br />
ComEff<br />
Inhoud<br />
Spelling<br />
CompTU<br />
AccuTU<br />
RefCoh<br />
Figuur 3.2.<br />
Geschatte gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> 'LexRijk' (Brutomo<strong>de</strong>l 0),<br />
'ComEff' (Brutomo<strong>de</strong>l 4), 'Inhoud' (Brutomo<strong>de</strong>l 2), 'Spelling' (Brutomo<strong>de</strong>l 4),<br />
'CompTU' (Brutomo<strong>de</strong>l 4), 'AccuTU' (Brutomo<strong>de</strong>l 3) en 'RefCoh' (Brutomo<strong>de</strong>l 2)<br />
in het 3 e leerjaar (MM1 en MM2) en het 4 e leerjaar (MM3 en MM4).<br />
Niet‐significante verschillen tussen MM2 en MM3 zijn visueel gelijkgetrokken.<br />
Uit het best fit‐brutomo<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> variabelen blijkt dat het verschil<br />
tussen gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> begin‐ en eindscore in elk leerjaar <strong>voor</strong> elke variabele<br />
significant is, en dat <strong>de</strong> scores van MM2 en MM3 (<strong>voor</strong> en na <strong>de</strong> zomerva‐<br />
kantie) niet significant van elkaar verschillen. Die mo<strong>de</strong>llen leren ons ook
42<br />
dat <strong>de</strong> verschillen tussen <strong>de</strong> teksten van on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n leerlingen – net als<br />
in het geval van 'ComEff' – op elk meetmoment aanzienlijk zijn.<br />
De effectgroottes qua realisatie van elk van <strong>de</strong> variabelen zijn zichtbaar ver‐<br />
schillend. Er kunnen vier patronen on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. Nemen we<br />
'ComEff' als uitgangspunt, dan zien we dat er <strong>voor</strong> twee kenmerken een‐<br />
zelf<strong>de</strong> evolutie vastgesteld kan wor<strong>de</strong>n, nl. 'Inhoud' en 'Spelling'. Het twee‐<br />
<strong>de</strong> patroon wordt gevormd door één variabele die een ruimere effectgroot‐<br />
te realiseert dan 'ComEff', namelijk 'LexRijk'. Zoals reeds vermeld, is 'Lex‐<br />
Rijk' een productie‐afhankelijke maat: <strong>de</strong> stevige gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> toename van<br />
lexicale variatie wijst dus tevens op een gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> toename in lengte (ab‐<br />
soluut aantal woor<strong>de</strong>n) van <strong>de</strong> teksten. Het verschil tussen begin‐ en eind‐<br />
score is echter niet gelijk in bei<strong>de</strong> leerjaren: <strong>voor</strong> het 3 e leerjaar zien we een<br />
patroon dat nauw aansluit bij dat van 'ComEff'. Opvallend is echter het gro‐<br />
te effect in het 4 e leerjaar. De twee variabelen op zinsniveau vormen een<br />
<strong>de</strong>r<strong>de</strong> cluster. Voor bei<strong>de</strong> variabelen geldt een kleinere effectgrootte dan<br />
<strong>voor</strong> 'ComEff', nl. 0,4SD per jaar. Voor bei<strong>de</strong> leerjaren is <strong>de</strong> toename <strong>voor</strong><br />
bei<strong>de</strong> variabelen telkens gelijk. 'RefCoh', ten slotte, vertoont <strong>de</strong> kleinste<br />
effectgrootte: slechts 0,2SD per leerjaar.<br />
In <strong>de</strong>ze paragraaf hebben we <strong>de</strong> eerste on<strong>de</strong>rzoeksvraag beantwoord: <strong>de</strong><br />
teksten van doelgroepleerlingen uit het 3 e en 4 e leerjaar zijn <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong><br />
zeven geselecteer<strong>de</strong> tekst‐ en taalkenmerken significant beter aan het eind<br />
van het schooljaar dan bij het begin. Ook stellen we vast dat <strong>de</strong> scores aan<br />
het eind van het 4 e leerjaar significant hoger zijn dan aan het eind van het<br />
3 e leerjaar, en dat geldt <strong>voor</strong> alle variabelen. De verschillen tussen <strong>de</strong><br />
meetmomenten zijn echter niet <strong>voor</strong> alle variabelen even groot: <strong>voor</strong> in‐<br />
houd‐gerelateer<strong>de</strong> variabelen en 'spelling' zien we grotere effecten dan<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> vormelijke variabelen op zins‐ en tekstniveau. De verschillen tussen<br />
<strong>de</strong> variabelen vormen een belangrijk argument om elk van <strong>de</strong> zeven ken‐<br />
merken ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvraag mee te nemen. De onafhan‐<br />
kelijke variabelen, 'SES', 'thuistaal' en 'klassensamenstelling naar thuistaal'<br />
kunnen die verschillen immers helpen verklaren.
GELIJK OP? 43<br />
3.2 Zeven kenmerken in narratieve teksten van Vlaamse en Turkse<br />
doelgroepleerlingen in klassen met een verschillen<strong>de</strong> samenstelling<br />
qua thuistaal<br />
We vragen ons in <strong>de</strong>ze sectie eerst af of <strong>de</strong> 'Communicatieve Effectiviteit'<br />
van schriftelijke navertellingen van jonge doelgroepleerlingen op elk van <strong>de</strong><br />
meetmomenten, per leerjaar of overall verschilt naargelang van <strong>de</strong> thuis‐<br />
taal en/of van <strong>de</strong> sociaal‐economische status van het gezin waaruit <strong>de</strong><br />
schrijver komt, en/of van <strong>de</strong> samenstelling van <strong>de</strong> klas waartoe hij behoort.<br />
We presenteren <strong>de</strong> resultaten <strong>voor</strong> 'ComEff' stapsgewijs (§3.2.1). Dezelf<strong>de</strong><br />
vraag stellen we vervolgens ook aan <strong>de</strong> resultaten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zes concrete<br />
tekst‐ en taalvariabelen. Verschillen <strong>de</strong> scores op <strong>de</strong> zes variabelen afhanke‐<br />
lijk van <strong>de</strong> thuistaal en/of van <strong>de</strong> sociaal‐economische status van <strong>de</strong> schrij‐<br />
ver en/of van <strong>de</strong> samenstelling van <strong>de</strong> klas (§3.2.2)?<br />
3.2.1 De gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> 'Communicatieve effectiviteit' in teksten<br />
van Vlaamse en Turkse leerlingen in divers samengestel<strong>de</strong> klassen op vier<br />
meetmomenten<br />
Aan Brutomo<strong>de</strong>l 4 <strong>voor</strong> 'ComEff' (§3.1.1) voegen we achtereenvolgens <strong>de</strong><br />
verklaren<strong>de</strong> leerlingenvariabelen toe met betrekking tot 'thuistaal' (referen‐<br />
tiepunt = Ne<strong>de</strong>rlands [N]), 'sociaal‐economische status' (referentiepunt =<br />
hoogSES [SES + ]) en 'klassensamenstelling naar thuistaal' (referentiepunt =<br />
heterogeen [HET]). We zoeken telkens naar <strong>de</strong> beste passing. Tabel 3.2 be‐<br />
vat <strong>de</strong> resultaten.<br />
'Thuistaal' is een significante <strong>voor</strong>speller van 'ComEff'. Overall toegevoegd<br />
leidt hij tot een even kwalitatief maar spaarzamer mo<strong>de</strong>l dan wanneer hij<br />
gekoppeld aan leerjaren in het mo<strong>de</strong>l opgenomen wordt. Voegen we 'SES'<br />
toe, waar<strong>voor</strong> overigens hetzelf<strong>de</strong> opgemerkt kan wor<strong>de</strong>n, dan blijkt dat <strong>de</strong><br />
impact van 'Thuistaal' behou<strong>de</strong>n blijft, en dat daarnaast ook 'SES' <strong>de</strong> scores<br />
<strong>voor</strong> 'ComEff' significant <strong>voor</strong>spelt. Deze effecten zijn zelfs additioneel: ze<br />
mogen opgeteld wor<strong>de</strong>n. T‐leerlingen van SES ‐ ‐herkomst scoren bijgevolg<br />
gemid<strong>de</strong>ld 0,67SD lager <strong>voor</strong> 'ComEff' dan <strong>de</strong> niet‐T SES + ‐leerlingen. We<br />
kunnen <strong>voor</strong> SES ‐ en T geen interactie‐effect vaststellen: <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> verkla‐<br />
ren<strong>de</strong> variabelen beïnvloe<strong>de</strong>n <strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> 'ComEff' onafhankelijk van<br />
elkaar. Wanneer er gecontroleerd is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kindkenmerken 'SES' en 'thuis‐<br />
taal', kunnen we <strong>voor</strong> 'klassensamenstelling' geen significant effect vaststel‐<br />
len. Figuur 3.3 biedt een grafische <strong>voor</strong>stelling van <strong>de</strong>ze gegevens.
44<br />
Samenvattend kunnen we stellen dat <strong>de</strong> leerlingen die thuis Turks (+ Ne<strong>de</strong>r‐<br />
lands) spreken, systematisch meer dan een half schooljaar 11 achterop zijn<br />
bij <strong>de</strong> niet‐T‐leerlingen. Wie Turks combineert met SES ‐ , loopt één volledig<br />
schooljaar achter op niet‐T SES + ‐leerlingen.<br />
Tabel 3.2<br />
Parameterschattingen van <strong>de</strong> nettomo<strong>de</strong>llen <strong>voor</strong> 'Communicatieve effectiviteit':<br />
impact van <strong>de</strong> variabelen 'thuistaal' [T: Turks (+Ne<strong>de</strong>rlands); A: 'An<strong>de</strong>r' (+Ne<strong>de</strong>rlands)],<br />
'SES' [SES ‐ : laagSES] en 'klassensamenstelling' [BI/TRI: klasgroepen met 2 à 3 thuistalen;<br />
HOM: homogeen Turkse klasgroepen]<br />
Schatting<br />
Thuistaal<br />
SF<br />
Schatting<br />
+ SES<br />
SF<br />
Thuistaal + SES<br />
+ Klassen‐<br />
samenstelling<br />
Schatting<br />
VAST<br />
MM1 0,22 0,17 0,42 0,19 0,42 0,19<br />
MM2 0,84 0,17 1,03 0,19 1,03 0,19<br />
MM3 0,83 0,16 1,05 0,19 1,05 0,19<br />
MM4 1,45 0,16 1,66 0,19 1,66 0,19<br />
T*Klas3 ‐0,38* 0,15 ‐0,37* 0,15 ‐0,37* 0,15<br />
T*Klas4 ‐0,38* 0,15 ‐0,37* 0,15 ‐0,37* 0,15<br />
A*Klas3 NS NS<br />
A*Klas4 NS NS<br />
SES ‐ *Klas3 ‐0,30* 0,15 ‐0,30* 0,15<br />
SES ‐ *Klas4 ‐0,30* 0,15 ‐0,30* 0,15<br />
T*SES ‐ *Klas3<br />
T*SES ‐ *Klas4 NS<br />
BI/TRI NS<br />
HOM NS<br />
*: p
Gestandaardiseer<strong>de</strong> score<br />
1,900<br />
1,400<br />
0,900<br />
0,400<br />
‐0,100<br />
‐0,600<br />
GELIJK OP? 45<br />
MM1 MM2 MM3 MM4<br />
Meetmomenten<br />
niet‐T SES+<br />
niet‐T SES‐<br />
T SES+<br />
Figuur 3.3.<br />
Geschatte gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> scores in het 3 e en 4 e leerjaar (MM1 en 2, resp. MM3 en MM4) <strong>voor</strong><br />
'Communicatieve effectiviteit' (nettomo<strong>de</strong>l)<br />
<strong>voor</strong> T SES + : Turks (+Ne<strong>de</strong>rlands) hoogSES; T SES ‐ : Turks (+Ne<strong>de</strong>rlands) laagSES;<br />
niet‐T SES + : niet‐Turks hoogSES; niet‐T SES ‐ : niet‐Turks laagSES.<br />
3.2.2 De gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> zes objectieve taal‐ en tekstkenmerken in<br />
teksten van Vlaamse en Turkse leerlingen in divers samengestel<strong>de</strong> klassen<br />
op vier meetmomenten<br />
In Tabel 3.3 brengen we <strong>de</strong> resultaten samen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zes objectieve varia‐<br />
belen wat <strong>de</strong> impact betreft van 'SES', 'thuistaal' en 'klassensamenstelling'<br />
op <strong>de</strong> scores in bei<strong>de</strong> leerjaren. Aangezien we ons toespitsen op <strong>de</strong> scores<br />
van T‐leerlingen in vergelijking met die van <strong>de</strong> N‐leerlingen, nemen we <strong>de</strong><br />
gegevens van <strong>de</strong> A‐leerlingen apart in <strong>de</strong> analyses op. Zo krijgen we een<br />
precies beeld van <strong>de</strong> scores van elk van <strong>de</strong> subgroepen. We beperken ons<br />
tot <strong>de</strong> significante 12 resultaten.<br />
12 Gezien <strong>de</strong> relatief beperkte omvang van <strong>de</strong> steekproef, en het feit dat multiniveau analyses<br />
"conservatief" zijn, hebben we <strong>voor</strong> een p‐waar<strong>de</strong> of overschrijdingskans van 10% gekozen (p<br />
< .10). Zo kunnen we ook ten<strong>de</strong>nsen aangeven, die in een grotere steekproef misschien wel<br />
significant zijn (Tukey & McLaughlin, 1963; Saris & Bronkhorst, 1984).<br />
T SES‐
46<br />
Voor één afhankelijke variabele, nl. 'LexRijk', zien we geen enkel significant<br />
effect: noch <strong>de</strong> 'klassensamenstelling', noch 'SES' of 'thuistaal' lijkt <strong>de</strong> scores<br />
te beïnvloe<strong>de</strong>n.<br />
Voor twee an<strong>de</strong>re afhankelijke variabelen zien we enkel een effect van in‐<br />
dividuele achtergrondkenmerken. 'Thuistaal' <strong>voor</strong>spelt <strong>de</strong> score <strong>voor</strong> 'In‐<br />
houd': T‐leerlingen van het 4 e leerjaar scoren meer dan 0,5SD lager dan hun<br />
niet‐T‐leeftijdgenoten. 'SES' blijkt <strong>voor</strong> 'Spelling' doorslaggevend: <strong>de</strong> teksten<br />
van SES ‐ ‐leerlingen van het 4 e leerjaar tonen zowel bij het begin als aan het<br />
eind van het schooljaar een achterstand van 0,4SD. De impact van 'SES' op<br />
<strong>de</strong> scores van 'Spelling' gaat niet ten koste van een effect van 'thuistaal',<br />
want in geen enkel leerjaar noch overall kon een significant effect van<br />
'thuistaal' op 'Spelling' (p < .1) vastgesteld wor<strong>de</strong>n.<br />
Tabel 3.3<br />
Parameterschattingen van <strong>de</strong> nettomo<strong>de</strong>llen <strong>voor</strong> 'Inhoud', 'Lexicale rijkdom', 'Complexiteit<br />
van <strong>de</strong> T‐unit', 'Accuraatheid van <strong>de</strong> T‐unit', 'Spelling' en 'Referentiële Cohesie':<br />
impact van <strong>de</strong> variabelen 'thuistaal' [T: Turks (+Ne<strong>de</strong>rlands); A: 'An<strong>de</strong>r' (+Ne<strong>de</strong>rlands)],<br />
'SES' [SES ‐ : laagSES] en 'klassensamenstelling' [BI/TRI: klasgroepen met 2 à 3 thuistalen;<br />
HOM: homogeen Turkse klasgroepen]<br />
Inhoud<br />
LexRijk<br />
CompTU<br />
AccuTU<br />
Spelling<br />
RefCoh<br />
VAST<br />
MM1 0,01 0,00 0,37 0,27 0,01 0,54<br />
MM2 0,67 0,77 0,69 0,74 0,56 0,70<br />
MM3 0,80 1,02 1,48 0,52 0,85 1,15<br />
MM4 1,46 2,07 1,80 0,99 1,41 1,32<br />
T*Klas3 ‐0,44 *** ‐0,28*<br />
T*Klas4 ‐0,55 *** ‐0,65 ** ‐0,44 *** ‐0,70***<br />
A*Klas3 ‐0,36 (*)<br />
A*Klas4<br />
SES<br />
‐0,82 ** ‐0,36 (*) ‐0,49*<br />
‐ *Klas3<br />
SES ‐ *Klas4 ‐0,40 *<br />
BI/TRI ‐0,44 ** ‐0,50<br />
HOM ‐0,57 ** ‐0,30 (*)<br />
‐0,64<br />
***: p
GELIJK OP? 47<br />
'CompTU' en 'AccuTU' significant lager op elk van <strong>de</strong> meetmomenten, dan<br />
<strong>de</strong> teksten van wie in een HET‐klas zit. Vermits <strong>de</strong> effecten additioneel zijn,<br />
komt er <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze variabelen in teksten van twee<strong>de</strong>‐taalverwervers bijge‐<br />
volg nog een extra negatief effect bij. Voor 'CompTU' geldt dat A‐ en T‐<br />
leerlingen in het 4 e leerjaar zwakker scoren dan N‐leerlingen (‐0.82SD, res‐<br />
pectievelijk ‐0.65SD). Als zij tot een HOM‐ of BI/TRI‐klas behoren, wordt er<br />
nog een negatief effect van ‐0.57SD, respectievelijk ‐0.44SD aan toege‐<br />
voegd. T‐leerlingen van een HOM‐klas in het 4 e leerjaar zitten <strong>voor</strong><br />
'CompTU' 1.20SD achterop t.a.v. N‐leerlingen in een HET‐klasgroep. Tegen<br />
het eind van het 4 e leerjaar betekent dat een achterstand van drie schoolja‐<br />
ren (gezien <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> toename van 0.40SD per schooljaar). Figuur 3.4<br />
stelt die informatie grafisch <strong>voor</strong>.<br />
Gestandaardiseer<strong>de</strong> score<br />
2<br />
1,5<br />
1<br />
0,5<br />
0<br />
-0,5<br />
MM1 MM2 MM3<br />
Meetmomenten<br />
MM4<br />
N in HET<br />
N in BI/TRI<br />
T in HET<br />
T in BI/TRI<br />
T in HOM<br />
Figuur 3.4. Geschatte gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> 'Complexiteit van <strong>de</strong> T‐unit' (nettomo<strong>de</strong>l)<br />
<strong>voor</strong> leerlingen met thuistaal N en thuistaal T<br />
in heterogeen samengestel<strong>de</strong> klasgroepen (HET), in twee‐/drietalige klasgroepen (BI/TRI)<br />
en in homogeen Turks samengestel<strong>de</strong> klasgroepen (HOM) van het 3 e en 4 e leerjaar.<br />
Voor 'AccuTU' is er zowel in het 3 e als in het 4 e leerjaar een negatief effect<br />
van 'thuistaal' niet‐Ne<strong>de</strong>rlands: leerlingen die thuis een an<strong>de</strong>re taal spreken<br />
dan Ne<strong>de</strong>rlands, zitten permanent ongeveer 0.4SD achterop. Voegen we <strong>de</strong><br />
effecten van 'klassensamenstelling' en 'thuistaal' samen, dan stellen we<br />
vast dat <strong>de</strong> 'Accuraatheid van <strong>de</strong> T‐unit' in teksten van T‐leerlingen in een<br />
HOM‐klas aan het eind van het 4 e leerjaar op het niveau staat van <strong>de</strong><br />
teksten van N‐leerlingen bij het begin van het 3 e leerjaar.
48<br />
Voor <strong>de</strong> laatste variabele, 'RefCoh', geldt eveneens een effect van 'klassen‐<br />
samenstelling' in combinatie met een effect van 'thuistaal' (behalve <strong>voor</strong> A<br />
in het 3 e leerjaar). Ook <strong>de</strong>ze coëfficiënten maken dui<strong>de</strong>lijk hoeveel variantie<br />
er schuilgaat achter een "gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>" toename van 0,20SD op jaarbasis (zie<br />
Figuur 3.5).<br />
Gestandaardiseer<strong>de</strong> score<br />
1,6<br />
1,4<br />
1,2<br />
1<br />
0,8<br />
0,6<br />
0,4<br />
0,2<br />
0<br />
‐0,2<br />
‐0,4<br />
‐0,6<br />
MM1 MM2 MM3 MM4<br />
Meetmomenten<br />
N in HET<br />
T in HET<br />
N in BI/TRI<br />
T in BI/TRI<br />
T in HOM<br />
Figuur 3.5.<br />
Geschatte gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> Referentiële cohesie' (nettomo<strong>de</strong>l)<br />
<strong>voor</strong> leerlingen met thuistaal N of T a<br />
in heterogeen samengestel<strong>de</strong> klasgroepen (HET), in twee‐/drietalige klasgroepen (BI/TRI)<br />
en in homogeen Turks samengestel<strong>de</strong> klasgroepen (HOM) van het 3 e en 4 e leerjaar.<br />
Samengevat wordt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> impact van twee kindvariabelen en één klasva‐<br />
riabele op <strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> "6 + 1" taal‐ en tekstkenmerken op vier meetmo‐<br />
menten het volgen<strong>de</strong> dui<strong>de</strong>lijk:<br />
alle taal‐ en tekstkenmerken, behalve 'LexRijk', zijn gevoelig <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
impact van <strong>de</strong> door ons on<strong>de</strong>rzochte verklaren<strong>de</strong> variabelen 'SES',<br />
'thuistaal' en 'klassensamenstelling';<br />
enkel <strong>de</strong> holistisch beoor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> 'ComEff' en het kenmerk 'Spelling' blij‐<br />
ken gevoelig <strong>voor</strong> verschillen in <strong>de</strong> sociaal‐economische status van het<br />
gezin waaruit <strong>de</strong> schrijver komt; <strong>voor</strong> <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re taal‐ en tekstkenmer‐<br />
ken kunnen we geen impact van 'SES' vaststellen;<br />
behalve <strong>voor</strong> 'LexRijk' en 'Spelling' wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>r‐<br />
zochte taal‐ en tekstkenmerken ge<strong>de</strong>eltelijk door 'thuistaal' <strong>voor</strong>speld:<br />
thuistaal niet‐N levert vaak een negatief effect op;
GELIJK OP? 49<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> twee variabelen op zinsniveau ('AccuTU' en 'CompTU') en <strong>de</strong><br />
vormelijke variabele op tekstniveau ('RefCoh') stellen we een effect van<br />
klassensamenstelling vast: in klassen met veel tot zeer veel Turkse leer‐<br />
lingen loopt het <strong>voor</strong> die variabelen dui<strong>de</strong>lijk min<strong>de</strong>r goed dan in HET‐<br />
klassen.<br />
4. DISCUSSIE<br />
4.1 Voorspellers van <strong>de</strong> realisatie van taal‐ en tekstkenmerken<br />
In <strong>de</strong>ze studie bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong>n we <strong>de</strong> realisatie van zeven tekst‐ en taalken‐<br />
merken van schriftelijke navertellingen op vier meetmomenten verspreid<br />
over het 3 e en 4 e leerjaar en <strong>de</strong> impact van twee leerlingkenmerken ('thuis‐<br />
taal' en 'SES') en één klaskenmerk ('samenstelling naar thuistaal') op <strong>de</strong> sco‐<br />
res <strong>voor</strong> <strong>de</strong> geselecteer<strong>de</strong> kenmerken. De resultaten wijzen <strong>de</strong>els op een<br />
gemeenschappelijk verhaal, maar <strong>de</strong>els ook op zeven aparte verhalen<br />
(Hamp‐Lyons, 2003; Nelson & Van Meter, 2007; Weigle, 2002).<br />
Gemeenschappelijk <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zeven kenmerken is on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re het feit dat<br />
<strong>de</strong> scores systematisch en significant toenemen tussen het begin en het<br />
ein<strong>de</strong> van het schooljaar, zowel in het 3 e als in het 4 e leerjaar (Howard et<br />
al., 2004). Wat het aan<strong>de</strong>el is van spontane ontwikkeling en/of wat het ef‐<br />
fect is van on<strong>de</strong>rwijs, kunnen we op basis van onze data niet uitmaken.<br />
Daarnaast vallen <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> kenmerken ook <strong>de</strong> grote verschillen tussen<br />
<strong>de</strong> teksten op (Howard et al., 2004; Van <strong>de</strong> Gein, 2005; Moats et al., 2006).<br />
De verschillen tussen <strong>de</strong> variabelen springen sterk in het oog. Ten eerste<br />
zien we uiteenlopen<strong>de</strong> effectgroottes bij <strong>de</strong> variabelen. Vooral het on<strong>de</strong>r‐<br />
scheid tussen <strong>de</strong> aanzienlijke effectgroottes bij <strong>de</strong> op inhoud gerichte varia‐<br />
belen en veeleer beperkte effectgroottes bij <strong>de</strong> vorm‐gerelateer<strong>de</strong> variabe‐<br />
len vallen op: <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> toename van 'ComEff', 'Inhoud' en ook 'Lex‐<br />
Rijk' is 0.65SD of meer per jaar, terwijl die van 'AccuTU', 'CompTU' en 'Ref‐<br />
Coh' 0.40SD of min<strong>de</strong>r bedraagt.<br />
De bijzon<strong>de</strong>re plaats van het vormelijke kenmerk 'Spelling' in dat ver‐<br />
band kan betekenisvol zijn: 'Spelling' kent immers een effectgrootte die<br />
aansluit bij <strong>de</strong> inhoud‐gerelateer<strong>de</strong> variabelen (0.60SD): hebben we hier te<br />
maken (1) met een effect van <strong>de</strong> aard van het kenmerk: in spelling vor<strong>de</strong>r je<br />
misschien wel sneller dan in correcte zinsbouw; (2) met het feit dat jonge
50<br />
schrijvers zich in eerste instantie concentreren op <strong>de</strong> transcriptieprocessen<br />
(Berninger et al., 1992; Berninger, 1999; McCutchen, 2000; Medwell &<br />
Wray, 2008) en/of (3) met een effect van on<strong>de</strong>rwijs? In <strong>de</strong> basisschool<br />
wordt veel lestijd aan spelling besteed (Bonset & Hoogeveen, 2007).<br />
In het geheel van resultaten valt ook <strong>de</strong> zeer beperkte gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> toe‐<br />
name van 'RefCoh' op, zowel in het 3 e als <strong>de</strong>els ook in het 4 e leerjaar. Voor‐<br />
lopig zien we twee mogelijke verklaringen. Ten eerste is 'RefCoh' een ken‐<br />
merk op tekstniveau: het gaat om het ondubbelzinnig en tekstueel a<strong>de</strong>‐<br />
quaat verwijzen naar iemand (één van bei<strong>de</strong> hoofdpersonages) die <strong>voor</strong>‐<br />
dien – meestal zelfs in een an<strong>de</strong>re zin – genoemd werd. Voor jonge stellers<br />
is schrijven "in zinnen" al een behoorlijke uitdaging, laat staan dat om an<strong>de</strong>‐<br />
re dan inhou<strong>de</strong>lijke re<strong>de</strong>nen, ook nog over <strong>de</strong> zinsgrens gekeken moet wor‐<br />
<strong>de</strong>n. Een aantal prille stellers is daaraan misschien nog niet toe en/of in het<br />
ontluikend‐stelvaardigheidson<strong>de</strong>rwijs wordt daaraan nog geen aandacht<br />
besteed (cf. <strong>de</strong> leer<strong>lijn</strong>en <strong>voor</strong> "schrijven" in <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> leerplannen<br />
[OVSG, 1997; VVKBAO, 2000, GO!, 1998]). Dat brengt ons bij een twee<strong>de</strong><br />
verklaring <strong>voor</strong> <strong>de</strong> beperkte effectgrootte op jaarbasis, waarmee we raken<br />
aan <strong>de</strong> dubbele invulling van het begrip 'Referentiële cohesie'. Het ondub‐<br />
belzinnig verwijzen naar een van bei<strong>de</strong> hoofdpersonages (meisje, man)<br />
heeft veel te maken met <strong>de</strong> juiste keuze van het <strong>voor</strong>naamwoord ("zij",<br />
<strong>voor</strong> het meisje; "hij" <strong>voor</strong> <strong>de</strong> man). Voor moe<strong>de</strong>rtaalsprekers van het Turks<br />
heeft men m.b.t. het Ne<strong>de</strong>rlandse verwijssysteem echter een hardnekkig<br />
linguïstisch <strong>de</strong>ficiet vastgesteld (Elst, mon<strong>de</strong>linge communicatie, 28.04.'09;<br />
Nistov, 2001). Daartegenover staat wel <strong>de</strong> "corrigeerbaarheid" van dit soort<br />
incorrecte verwijzingen: <strong>de</strong> fout wordt immers makkelijk opgemerkt en is<br />
ook relatief eenvoudig te corrigeren. Daarnaast impliceert een positieve<br />
score op 'Referentiële cohesie' ook dat er tekstueel a<strong>de</strong>quaat verwezen<br />
wordt naar bei<strong>de</strong> hoofdpersonages. In tegenstelling tot <strong>de</strong> haast onproble‐<br />
matische situatie in een verhaal dat zich tot <strong>de</strong> essentie beperkt (bv. één<br />
zin per prent), is <strong>de</strong> kans dat er zich verwijsfouten <strong>voor</strong>doen in een uitge‐<br />
brei<strong>de</strong>r, complexer verhaal met meer aandacht <strong>voor</strong> <strong>de</strong>tails, veel groter.<br />
Ook dat zou <strong>de</strong> beperkte effectgrootte <strong>voor</strong> 'RefCoh' op jaarbasis mee beïn‐<br />
vloed kunnen hebben.<br />
Ten twee<strong>de</strong> stellen we <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zeven afhankelijke variabelen een heel ge‐<br />
varieer<strong>de</strong> impact van <strong>de</strong> onafhankelijke variabelen 'SES', 'thuistaal' en 'klas‐<br />
sensamenstelling naar thuistaal' vast.<br />
An<strong>de</strong>rs dan in vele studies m.b.t. taalvaardigheid (Janssen et al., 2008;<br />
Lanauze & Snow, 1989; Hirtt, Nicaise en De Zutter, 2007) is 'SES' – in <strong>de</strong>ze
GELIJK OP? 51<br />
studie geoperationaliseerd via ‘hoogste diploma moe<strong>de</strong>r’ – slechts een be‐<br />
perkte <strong>voor</strong>speller van <strong>de</strong> scores (Krom e.a., 2004; Van <strong>de</strong> Gein, 2005). 'SES'<br />
beïnvloedt enkel <strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> ‘Spelling’ (in het 4 e leerjaar) en – samen<br />
met 'thuistaal' – <strong>de</strong> holistische scores <strong>voor</strong> ‘ComEff’ in bei<strong>de</strong> leerjaren<br />
(Persky, Daane, & Yin, 2003). Het uitblijven van een thuistaaleffect op 'Spel‐<br />
ling' bevestigt <strong>de</strong> resultaten van het on<strong>de</strong>rzoek van Smits en Aarnoutse<br />
(1997), waarin aangetoond wordt dat spellingprestaties van allochtone leer‐<br />
lingen niet wezenlijk verschillen van die van autochtone leerlingen, zeker als<br />
het niet <strong>de</strong> werkwoordspelling betreft. Wat het effect van 'SES' op 'ComEff'<br />
betreft, kunnen we veron<strong>de</strong>rstellen dat <strong>de</strong> beperkte omgang met schrifte‐<br />
lijk materiaal in sociaal‐economisch min<strong>de</strong>r sterke gezinnen hier doorwerkt:<br />
'ComEff' heeft immers te maken met publieks‐ en doelgerichte communica‐<br />
tie, waarmee je als jonge taalgebruiker vertrouwd kunt raken door veelvul‐<br />
dige confrontaties en beschouwen<strong>de</strong> interacties (Wells, 1985; Janssen‐Vos,<br />
Pompert, & Vink, 1991; Aarnoutse & Verhoeven, 1999).<br />
In tegenstelling tot 'SES' is 'thuistaal' wél een dominante <strong>voor</strong>speller<br />
<strong>voor</strong> taal‐ en tekstkenmerken (Howard et al., 2004), want vijf van <strong>de</strong> zeven<br />
door ons bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> kenmerken wor<strong>de</strong>n erdoor beïnvloed, zij het niet<br />
allemaal in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> mate en niet allemaal op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> wijze. Soms speelt<br />
'thuistaal' op individueel niveau een doorslaggeven<strong>de</strong> rol, bv. bij 'ComEff'<br />
en 'Inhoud'; soms komt daar ook nog een effect van 'klassensamenstelling<br />
naar thuistaal' bovenop, bv. bij 'AccuTU', 'CompTU' en 'RefCoh'. De negatie‐<br />
ve invloed van niet‐heterogeen samengestel<strong>de</strong> klasgroepen op <strong>de</strong> meer<br />
vormelijke aspecten van <strong>de</strong> tekst laat zich wellicht voelen via het feit dat<br />
Ne<strong>de</strong>rlands niet <strong>de</strong> spontane lingua franca is: an<strong>de</strong>rs dan in HET‐klassen<br />
wor<strong>de</strong>n leerlingen van BI/TRI‐ en zeker van HOM‐klassen min<strong>de</strong>r uitgeno‐<br />
digd om <strong>voor</strong>tdurend Ne<strong>de</strong>rlands te praten. Enkel wanneer zij met <strong>de</strong> leer‐<br />
kracht in interactie gaan, is <strong>de</strong> schooltaal zon<strong>de</strong>r meer <strong>de</strong> aangewezen<br />
voertaal. Zowel receptief als productief zijn <strong>de</strong> kansen tot verwerving van<br />
het Ne<strong>de</strong>rlands dus beperkter. Daarnaast mogen we ook veron<strong>de</strong>rstellen<br />
dat <strong>de</strong> buitenschoolse contacten van leerlingen (HOM‐scholen) eveneens in<br />
<strong>de</strong> eigen moe<strong>de</strong>rtaal verlopen omdat bepaal<strong>de</strong> buurten rond <strong>de</strong>ze scholen<br />
sterk Turks gekleurd zijn (zie ook ver<strong>de</strong>r). De variabele op klasniveau maakt<br />
het effect op individueel niveau echter nergens ongedaan. Dat wijst erop<br />
dat er sowieso meer aan <strong>de</strong> hand is dan enkel een effect van <strong>de</strong> klassensa‐<br />
menstelling.<br />
Wat <strong>de</strong> impact van 'thuistaal' op 'AccuTU' en 'CompTU', <strong>de</strong> parameters<br />
op zinsniveau, betreft, dringt zich een combinatie van verklaringen op,<br />
<strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> jonge twee<strong>de</strong>‐taalverwervers. (1) Wanneer "schrijven" het ni‐
52<br />
veau van het losse woord overstijgt (vanaf het 3 e leerjaar), wordt <strong>de</strong> zin als<br />
eenheid zeer belangrijk. De schriftelijke zin is echter een typisch schrijftaal‐<br />
construct zon<strong>de</strong>r pendant in <strong>de</strong> mon<strong>de</strong>linge taal (Halliday, 1989; Van <strong>de</strong><br />
Gein, 1991; Kress, 1994), wat het tot een moeilijk niveau maakt <strong>voor</strong> jonge<br />
leerlingen. (2) Vele twee<strong>de</strong>‐taalverwervers uit dit on<strong>de</strong>rzoek behoren bo‐<br />
vendien tot gezinnen waarin geletterdheidsontwikkeling amper of niet on‐<br />
<strong>de</strong>rsteund wor<strong>de</strong>n. (3) Daarnaast hin<strong>de</strong>rt een beperkte taalvaardigheid Ne‐<br />
<strong>de</strong>rlands <strong>de</strong>ze leerlingen bij formulation, nl. wanneer zij <strong>de</strong> semantico‐<br />
syntactische structuur van wat ze willen zeggen, moeten "matchen" met<br />
a<strong>de</strong>quate lexicale en grammaticale structuren in het Ne<strong>de</strong>rlands (maar zie<br />
ver<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> 'LexRijk'). (4) Misschien zien we hier ook (het uitblijven van)<br />
een (verwacht) effect van on<strong>de</strong>rwijs: we kunnen ons immers afvragen of<br />
<strong>de</strong>ze doelgroepleerlingen wel voldoen<strong>de</strong> kwaliteitsvolle on<strong>de</strong>rsteuning krij‐<br />
gen bij het leren formuleren van zinnen, bv. via writing aloud in <strong>de</strong> text‐<br />
generation fase (Fisher, Myhill, Jones, & Larkin, 2007; Myhill, 2008; Elbow,<br />
2007), en of ze mogen oefenen op het samenstellen van complexere zinnen<br />
(Van <strong>de</strong> Gein, 1991). On<strong>de</strong>rzoek naar hoe leerlingen concreet on<strong>de</strong>rsteund<br />
wor<strong>de</strong>n in hun ontwikkeling van schriftelijke taalvaardigheid, i.c. <strong>voor</strong> wat<br />
het zinsniveau betreft, zou <strong>de</strong> vastgestel<strong>de</strong> effecten mee kunnen helpen<br />
verklaren (zie Studie 4 van dit proefschrift).<br />
In het verleng<strong>de</strong> van <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> verklaring hierboven, valt het ons op dat<br />
we bij 'LexRijk' geen impact van 'thuistaal' kunnen vaststellen. Misschien<br />
speelt hier mee dat 'LexRijk' in onze studie lengte‐ of productie‐afhankelijk<br />
is (Vermeer, 2000 a , 2000 b ; Verhoeven, 1992): het zou immers kunnen dat<br />
een eventuele invloed van 'thuistaal' op woor<strong>de</strong>nschat ("gevarieer<strong>de</strong><br />
woordkeuze") ongedaan wordt gemaakt doordat er geen impact van 'thuis‐<br />
taal' is op 'Lengte' (het aantal woor<strong>de</strong>n [tokens]). Zoals vermeld in § 2.3.3<br />
correleert 'LexRijk' sterk met 'Lengte'. Het zou ook kunnen dat het effect<br />
van 'thuistaal' op 'LexRijk' doorkruist wordt door een effect van 'sekse', dat<br />
in <strong>de</strong>ze studie echter geen <strong>de</strong>el uitmaakte van <strong>de</strong> opzet 13 . Nelson en Van<br />
Meter (2007), Olinghouse (2007) en an<strong>de</strong>ren tonen immers aan dat meisjes<br />
het significant beter doen dan jongens op lengte‐ of productie‐afhankelijke<br />
maten, zoals 'Totaal aantal woor<strong>de</strong>n'. Ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek zal moeten uitwij‐<br />
zen waarom het productie‐afhankelijke kenmerk 'LexRijk' ongevoelig is <strong>voor</strong><br />
'thuistaal'.<br />
13 Het aantal jongens en meisjes is gelijk ver<strong>de</strong>eld over <strong>de</strong> subgroepen T, A en N.
GELIJK OP? 53<br />
Ten slotte springen <strong>de</strong> verschillen tussen het 3 e en 4 e leerjaar in het oog:<br />
<strong>voor</strong> méér taal‐ en tekstkenmerken dan in het 3 e leerjaar, wordt er in het 4 e<br />
een kloof met <strong>de</strong> van huis uit Ne<strong>de</strong>rlandstalige leerlingen zichtbaar.<br />
Deze vaststelling betreft in eerste instantie en <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> Turkse leerlin‐<br />
gen en sluit aan bij wat ook el<strong>de</strong>rs opgemerkt wordt (Aarts, 1994; Pirls<br />
Vlaan<strong>de</strong>ren, 2006; Akinci, Jisa, & Kern, 2001). Voorlopig is nog geen eendui‐<br />
dige verklaring <strong>voor</strong> <strong>de</strong> wijdversprei<strong>de</strong> achterstand van Turkse leerlingen<br />
<strong>voor</strong>han<strong>de</strong>n; wel wordt vaak verwezen naar <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> argumenten. Samen‐<br />
gevat komen ze neer op wat Manço (2009) vaststelt <strong>voor</strong> het geheel van <strong>de</strong><br />
Turkse immigranten in West‐Europa, nl. economic exclusion en cultural<br />
marginality: <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren van Turkse immigranten vertonen overal in Europa<br />
zware on<strong>de</strong>rwijsachterstand, enerzijds wegens <strong>de</strong> zeer zwakke sociaal‐<br />
economische achtergrond van <strong>de</strong> gezinnen waartoe ze behoren (Aarts,<br />
1994; Akinci et al., 2001), en an<strong>de</strong>rzijds (en daarmee samenhangend) we‐<br />
gens <strong>de</strong> zeer beperkte omgang van <strong>de</strong> Turkse immigranten met <strong>de</strong> taal van<br />
het gastland, tenminste buiten <strong>de</strong> schoolmuren (Aarts, 1994; Braun et al.,<br />
1997; Ersanilli & Koopmans, 2007). De Turkse taal staat als lingua franca van<br />
<strong>de</strong> Turken in West‐Europa niet on<strong>de</strong>r druk: in <strong>de</strong> hechte Turkse gemeen‐<br />
schappen wordt ze dag in dag uit gesproken en is ze ook via alle mogelijke<br />
audio‐ en vi<strong>de</strong>o‐bronnen massaal aanwezig. Er wordt ook opgemerkt dat<br />
Turken van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong>/<strong>de</strong>r<strong>de</strong> generatie stilaan aan <strong>de</strong> hierboven geschetste<br />
spiraal lijken te ontsnappen, maar <strong>voor</strong> ons on<strong>de</strong>rzoek geldt dat <strong>de</strong> meeste<br />
Turkse kin<strong>de</strong>ren afkomstig zijn van gezinnen waarvan één van bei<strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs<br />
in Turkije geboren is en via huwelijk naar België is gekomen. Van een vol‐<br />
waardige twee<strong>de</strong> of <strong>de</strong>r<strong>de</strong> generatie is in <strong>de</strong> klasgroepen van dit on<strong>de</strong>rzoek<br />
bijgevolg nog geen sprake.<br />
In twee<strong>de</strong> instantie overstijgt het probleem van het vier<strong>de</strong> leerjaar ech‐<br />
ter <strong>de</strong> Turkse subgroep. Ook in <strong>de</strong> teksten van A‐ en SES ‐ ‐leerlingen verto‐<br />
nen méér kenmerken dan in het 3 e leerjaar een achterstand ten opzichte<br />
van Ne<strong>de</strong>rlandstalige SES + ‐leerlingen. Wij vermoe<strong>de</strong>n dat die vaststelling op<br />
een fundamenteel verschil <strong>voor</strong> "stellen" wijst tussen het 3 e en 4 e leerjaar.<br />
Na twee jaar bijna exclusieve aandacht <strong>voor</strong> "spelling" (fase van aanvanke‐<br />
lijk schrijven in het 1e en 2e leerjaar) is er in het 3 e leerjaar <strong>voor</strong> het eerst<br />
aandacht <strong>voor</strong> "stellen", met an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> "schrijven dat het ni‐<br />
veau van het individuele woord overstijgt": een zin, een tekst. Van <strong>de</strong> leer‐<br />
lingen wordt <strong>voor</strong> het eerst gevraagd dat zij het erg complexe samenspel<br />
van <strong>de</strong>elprocessen, dat "stellen" is, coördineren. Leerlingen moeten dus op<br />
zoek gaan: hoe zet ik gedachten om in zinnen? En wat is een zin eigenlijk?<br />
Hoe zit een tekst in elkaar? Hoe weet ik wat ik behoor te vertellen? Waar‐
54<br />
aan moet ik <strong>de</strong> meeste aandacht beste<strong>de</strong>n? Welke bronnen kan ik raadple‐<br />
gen (eigen moe<strong>de</strong>rtaal, ervaring met Ne<strong>de</strong>rlandse teksten, mon<strong>de</strong>linge<br />
vaardighe<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> taal waarin geschreven wordt, <strong>de</strong> tekst van mijn buur‐<br />
meisje/‐jongen, enz.)? En wat lijkt <strong>de</strong> leerkracht belangrijk te vin<strong>de</strong>n? Welke<br />
aandachtspunten wor<strong>de</strong>n steeds weer herhaald, welke 'incorrecthe<strong>de</strong>n'<br />
telkens weer aangekruist? Beginnen<strong>de</strong> schrijvers zijn bijgevolg zoekend,<br />
onzeker én afhankelijk van / gevoelig <strong>voor</strong> allerlei impulsen. Het verwon‐<br />
<strong>de</strong>rt ons daarom niet dat <strong>de</strong> vastgestel<strong>de</strong> variantie niet zo makkelijk te ver‐<br />
klaren valt: àlle leerlingen zijn zoekend, onafhankelijk van moe<strong>de</strong>rtaal of<br />
sociaal‐economische status. Het verwon<strong>de</strong>rt ons dus evenmin dat in het<br />
on<strong>de</strong>rzoek van Nelson en Van Meter (2007) het 3 e leerjaar als een soort<br />
scharnierjaar oplichtte. In het 4 e leerjaar kunnen − gesteund door ver<strong>de</strong>re<br />
spontane rijping (verstan<strong>de</strong>lijke ontwikkeling, werkgeheugen) en genoten<br />
ervaringen met steloefeningen − <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> leerlingen die op stevig bron‐<br />
nenmateriaal kunnen terugvallen (moe<strong>de</strong>rtaalsprekers van <strong>de</strong> taal op<br />
school, ervaring met teksten en schrijven in geletter<strong>de</strong> thuisomgeving, ...),<br />
met wat meer zekerheid en dui<strong>de</strong>lijkheid aan <strong>de</strong> slag, waardoor ze zich <strong>voor</strong><br />
meer kenmerken on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n van leerlingen die enkel afhankelijk zijn<br />
van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rsteuning tij<strong>de</strong>ns (een (te) beperkt aantal uren) schrijfon<strong>de</strong>rwijs<br />
(Moats, Foorman, & Taylor, 2006). Dat betekent echter niet dat T‐leerlingen<br />
of SES ‐ ‐leerlingen niet zou<strong>de</strong>n vor<strong>de</strong>ren, maar wel dat <strong>de</strong> kans bestaat dat<br />
<strong>de</strong> kloof tussen T‐ en/of SES ‐ ‐leerlingen (met min<strong>de</strong>r bronnen) en N‐ en/of<br />
SES + ‐leerlingen (met meer bronnen) groter wordt.<br />
4.2 Beperkingen van <strong>de</strong> studie en ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek<br />
Via <strong>de</strong>ze studie hebben we willen on<strong>de</strong>rzoeken welke tekst‐ en taalkenmer‐<br />
ken gevoelig zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> leerlingkenmerken 'thuistaal' en 'SES' en <strong>voor</strong> het<br />
klaskenmerk 'samenstelling naar thuistaal'. We erkennen twee belangrijke<br />
beperkingen.<br />
De eerste beperking betreft <strong>de</strong> taak: het schriftelijk navertellen van het<br />
verhaal in een prentenreeks is een veeleer gesloten opdracht, die <strong>voor</strong>al <strong>de</strong><br />
zwakkere schrijvers ten goe<strong>de</strong> komt, en niet <strong>de</strong> sterkere (Schoonen, 1991,<br />
Weigle, 2002). De in <strong>de</strong>ze studie vastgestel<strong>de</strong> resultaten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> "beste"<br />
teksten zou<strong>de</strong>n een on<strong>de</strong>rschatting kunnen zijn van wat goe<strong>de</strong> schrijvers<br />
werkelijk aankunnen. Dat zou kunnen impliceren dat <strong>de</strong> kloof met <strong>de</strong> zwak‐<br />
kere teksten misschien nog groter is dan wat we hier aantoon<strong>de</strong>n.
GELIJK OP? 55<br />
Bovendien hebben we gewerkt met één soort schrijfopdracht (schriftelijke<br />
navertelling), meer bepaald zelfs met één prentenreeks. Die keuze vergroot<br />
het risico op specifieke‐taakeffecten. Immers, het zou kunnen dat bepaal<strong>de</strong><br />
tekst‐ en taalkenmerken (bv. 'LexRijk', 'CompTU' en 'RefCoh') on<strong>de</strong>rhevig<br />
zijn aan het genre en/of aan <strong>de</strong> concrete inhoud van het in <strong>de</strong> prenten<br />
<strong>voor</strong>gesteld verhaal (bv. complexiteit van <strong>de</strong> verhaal<strong>lijn</strong>).<br />
De twee<strong>de</strong> beperking betreft <strong>de</strong> steekproef. De leerlingen van het 3 e en 4 e<br />
leerjaar vorm<strong>de</strong>n twee cohorten, waardoor we enkel semi‐longitudinale<br />
gegevens kunnen <strong>voor</strong>leggen. Via longitudinale opvolging had<strong>de</strong>n we met<br />
iets meer zekerheid over <strong>de</strong> verschillen tussen het 3 e en 4 e leerjaar kunnen<br />
spreken.<br />
Bovendien hebben we moeten vaststellen dat het aantal van huis uit<br />
Ne<strong>de</strong>rlandstalige leerlingen, ondanks een relatief groot aantal participanten<br />
op leerlingniveau (N = 217), toch enigszins beperkt is (net geen 20%). Ook is<br />
het aantal SES + ‐leerlingen relatief klein en <strong>de</strong> variatie qua (hogere) oplei‐<br />
dingsniveaus beperkt. Het beperkte aantal effecten van 'SES' in tegenstel‐<br />
ling tot an<strong>de</strong>re studies zou daarmee kunnen samenhangen. Op klasniveau<br />
leidt het kleine aantal klassen (N = 14) ertoe dat we op basis van <strong>de</strong>ze stu‐<br />
die enkel <strong>voor</strong>zichtige hypotheses kunnen formuleren wat <strong>de</strong> impact van<br />
'klassensamenstelling' betreft. Ook het feit dat we in <strong>de</strong> subgroep HOM en‐<br />
kel homogeen Turkse klassen bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong>n, verhin<strong>de</strong>rt ons uitspraken te<br />
doen over homogene klassen in het algemeen (bv. homogeen Marokkaanse<br />
of zelfs homogeen Vlaamse klasgroepen). Aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant vormt <strong>de</strong><br />
aanwezigheid van significante effecten van <strong>de</strong> variabelen op leerlingniveau<br />
('SES', 'thuistaal') en <strong>de</strong> variabele op klasniveau ('samenstelling naar thuis‐<br />
taal') een belangrijk argument om het on<strong>de</strong>rzoek naar schriftelijk taalmate‐<br />
riaal van jonge (doelgroep)leerlingen <strong>voor</strong>t te zetten.<br />
Klas‐ en leerlingkenmerken blijken een rol te spelen bij het <strong>voor</strong>spellen van<br />
<strong>de</strong> realisatie van taal‐ en tekstkenmerken, maar ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek is nodig<br />
om <strong>de</strong> resultaten van <strong>de</strong>ze studie te bevestigen. Daarbij zou gezorgd moe‐<br />
ten kunnen wor<strong>de</strong>n (1) <strong>voor</strong> een groter aantal moe<strong>de</strong>rtaalsprekers van het<br />
Ne<strong>de</strong>rlands, zodat <strong>de</strong> impact van thuistaal preciezer in kaart gebracht kan<br />
wor<strong>de</strong>n, en (2) <strong>voor</strong> een groter aantal klassen met verschillen<strong>de</strong> samenstel‐<br />
lingen qua thuistaalgebruik. Immers, alleen dan kan men achterhalen wat<br />
<strong>de</strong> impact van verschillen<strong>de</strong> soorten klassensamenstelling precies is.
56<br />
Bovendien zou <strong>voor</strong> <strong>de</strong> parameters 'RefCoh' en 'LexRijk' gezocht kunnen<br />
wor<strong>de</strong>n naar operationaliseringen die het mogelijk maken om <strong>de</strong> hierboven<br />
vastgestel<strong>de</strong> patronen sluitend te verklaren. Die stap is nodig willen we in<br />
een daaropvolgen<strong>de</strong> fase aan leerkrachten en an<strong>de</strong>re betrokkenen handva‐<br />
ten kunnen aanreiken <strong>voor</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rsteuning van <strong>de</strong> stelontwikkeling van<br />
jonge (twee<strong>de</strong>‐)taalverwervers. Om diezelf<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n zou het ook zinvol zijn<br />
om <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> taal‐ en tekstkenmerken te bestu<strong>de</strong>ren in teksten behorend<br />
tot an<strong>de</strong>re genres: zo kan immers achterhaald wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> welke kenmer‐<br />
ken genre‐overstijgen<strong>de</strong> patronen qua impact van bv. 'thuistaal' of 'SES'<br />
optre<strong>de</strong>n, en <strong>voor</strong> welke kenmerken er interactie‐effecten optre<strong>de</strong>n met<br />
genre.<br />
Daarnaast vraagt het door ons vastgestel<strong>de</strong> verschil tussen het 3 e en het 4 e<br />
leerjaar ver<strong>de</strong>re studie. In combinatie met <strong>de</strong> aandacht <strong>voor</strong> "stellen", die<br />
meestal pas vanaf het 3 e leerjaar geldt, zorgt <strong>de</strong> snelle cognitieve maturatie<br />
van 8‐ à 10‐jarige leerlingen <strong>voor</strong> een bijzon<strong>de</strong>r interessante ontwikkelings‐<br />
fase, die <strong>voor</strong> niet‐moe<strong>de</strong>rtaalschrijvers amper of niet beschreven werd.<br />
Meer informatie over hoe doelgroepleerlingen er uitein<strong>de</strong>lijk in slagen om<br />
goe<strong>de</strong> teksten te schrijven, kan curriculum‐ontwikkelaars of leerkrachten<br />
helpen om het schrijfon<strong>de</strong>rwijs <strong>voor</strong> die leerlingen te optimaliseren.<br />
Ten slotte blijft het on<strong>de</strong>rpresteren van Turkse leerlingen om meer on<strong>de</strong>r‐<br />
zoek vragen. Hierbij zou gedacht kunnen wor<strong>de</strong>n aan on<strong>de</strong>rzoek naar het<br />
vakantie‐effect op uiteenlopen<strong>de</strong> taal‐ en tekstkenmerken, naar <strong>de</strong> relatie<br />
tussen <strong>de</strong> realisaties van kenmerken in mon<strong>de</strong>linge en schriftelijke navertel‐<br />
lingen, en naar <strong>de</strong> impact van on<strong>de</strong>rwijs op <strong>de</strong> kwaliteit van schrijfproduc‐<br />
ten.<br />
4.3 Conclusie<br />
De <strong>voor</strong>liggen<strong>de</strong> studie suggereert dat klas‐ en leerlingkenmerken een im‐<br />
pact hebben op zeven belangrijke tekst‐ en taalkenmerken van schriftelijke<br />
navertellingen, zij het op zeer uiteenlopen<strong>de</strong> wijze. De meerwaar<strong>de</strong> van<br />
<strong>de</strong>ze studie ten opzichte van eer<strong>de</strong>re studies ligt dan ook (1) in <strong>de</strong> combina‐<br />
tie van zes objectieve variabelen en één primaire‐trekbeoor<strong>de</strong>ling, en (2) in<br />
<strong>de</strong> multiniveau‐aanpak; daarnaast (3) wordt op het schriftelijk materiaal<br />
van jonge kansarme, allochtone leerlingen in het Vlaamse monolinguale<br />
on<strong>de</strong>rwijs gefocust, waarover in <strong>de</strong> literatuur nog niet veel bekend is. De<br />
resultaten maken dui<strong>de</strong>lijk dat Turkse leerlingen in monolinguaal Turkse
GELIJK OP? 57<br />
klasgroepen het opvallend min<strong>de</strong>r goed doen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> door ons geselec‐<br />
teer<strong>de</strong> taal‐ en tekstkenmerken. Onze data wijzen ook op een mogelijks<br />
groeien<strong>de</strong> kloof naarmate leerlingen ou<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n, al betreft het hier<br />
cross‐sectionele informatie: het 3 e leerjaar lijkt een soort scharnierjaar<br />
waarin alle leerlingen "op zoek zijn" naar <strong>de</strong> criteria waaraan een steltaak<br />
moet voldoen, en naar <strong>de</strong> wijze waarop die gerealiseerd kunnen wor<strong>de</strong>n. In<br />
het 4 e leerjaar nemen <strong>de</strong> leerlingen mét "taal‐ en/of verhaalbagage" een<br />
vlucht, terwijl <strong>de</strong> leerlingen zon<strong>de</strong>r die bagage – ondanks hun vor<strong>de</strong>ringen –<br />
toch ver<strong>de</strong>r achterop raken. Bijkomend on<strong>de</strong>rzoek naar het taalmateriaal<br />
van <strong>de</strong>ze jonge stellers, waarmee we meer inzicht verwerven in prille stel‐<br />
vaardigheidsontwikkeling, is nodig <strong>voor</strong> een optimalisering van het stelon‐<br />
<strong>de</strong>rwijs aan <strong>de</strong>ze leeftijdgroep.
58<br />
BIJLAGE 1<br />
© <strong>Centrum</strong> <strong>voor</strong> <strong>Taal</strong> en On<strong>de</strong>rwijs, K.U.Leuven<br />
Tekeningen: I. Vanbekbergen
GELIJK OP? 59<br />
BIJLAGE 2<br />
Tabel 1:<br />
Parameterschattingen van Brutomo<strong>de</strong>l 4 <strong>voor</strong> 'Communicatieve Effectiviteit'<br />
Schatting<br />
VAST<br />
MM1 0,000 0,139<br />
MM2 0,626 0,139<br />
MM3 0,630 0,137<br />
MM4 1,256 0,137<br />
VARIABEL<br />
Niveau Klas<br />
CONS/CONS 0,049 0.045<br />
Niveau Leerling<br />
MM1/MM1 0,878 0,087<br />
MM2/MM1 0,274 0,087<br />
MM2/MM2 0,878 0,087<br />
MM3/MM3 0,878 0,087<br />
MM4/MM3 0,274 0,087<br />
MM4/MM4 0,878 0,087<br />
‐2*loglikelihood 655,943<br />
Units: KLAS 14<br />
Units: SGOKco<strong>de</strong> 122<br />
Units: MMn<br />
244<br />
SE
Studie 2<br />
WINST, VERLIES OF STATUS QUO?<br />
De leerwinst<br />
<strong>voor</strong> zeven taal‐ en tekstkenmerken<br />
in schriftelijke navertellingen<br />
van 8‐ à 10‐jarige doelgroepleerlingen<br />
in het Vlaamse basison<strong>de</strong>rwijs<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>. Vier empirische studies over ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid.© 2010.
62<br />
SAMENVATTING<br />
Over <strong>de</strong> ontwikkeling van stelvaardigheid van jonge an<strong>de</strong>rstalige leerlingen<br />
weten we weinig. De resultaten uit cross‐sectioneel on<strong>de</strong>rzoek of uit longi‐<br />
tudinaal on<strong>de</strong>rzoek met discrete meetmomenten (zie ook Studie 1 van dit<br />
proefschrift) geven <strong>voor</strong>lopig enkel indicaties met betrekking tot mogelijke<br />
"mijlpalen" in verschillen<strong>de</strong> (leeftijds)fases. De impact van kindkenmerken<br />
zoals 'thuistaal' of 'sekse' betreft dan ook enkel het product, maar niet het<br />
proces. De studie van Coker (2006), waarin <strong>voor</strong> 6‐ tot 8‐jarige an<strong>de</strong>rstalige<br />
risicoleerlingen nagegaan wordt wat <strong>de</strong> groei in tekstkwaliteit hin<strong>de</strong>rt of<br />
bevor<strong>de</strong>rt, maakt dui<strong>de</strong>lijk dat daartoe niet productscores, maar wel leer‐<br />
winstscores het uitgangspunt moeten zijn. Voortbouwend op <strong>de</strong> vaststellin‐<br />
gen uit Studie 1 van dit proefschrift, met name dat <strong>de</strong> kwaliteit van tekst‐<br />
kenmerken toeneemt op één schooljaar tijd, on<strong>de</strong>rzochten we in een twee‐<br />
cohortenstudie via schriftelijke navertellingen van 8‐ à 10‐jarige (an<strong>de</strong>rsta‐<br />
lige) risicoleerlingen in welke mate er door welke subgroepen van leerlin‐<br />
gen leerwinst geboekt wordt. De subgroepen hebben we on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n op<br />
basis van kindkenmerken ('sekse', 'thuistaal', 'SES') en een klaskenmerk<br />
('samenstelling naar thuistaal'). Daarnaast on<strong>de</strong>rzochten we of er een sa‐<br />
menhang is in <strong>de</strong> leerwinstpatronen van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n kenmerken, en<br />
of die samenhang subgroep‐afhankelijk is. Bij het begin en aan het eind van<br />
schooljaar 2006‐2007 wer<strong>de</strong>n in zeven Vlaamse concentratiescholen schrijf‐<br />
producten verzameld van 106 leerlingen van het 3 e leerjaar en van 111 leer‐<br />
lingen van het 4 e leerjaar. Van die producten werd <strong>de</strong> leerwinst <strong>voor</strong> 'Com‐<br />
municatieve effectiviteit', 'Inhoud' en vijf linguïstische variabelen in kaart<br />
gebracht, die samenhangen met form‐as‐ambition (complexiteit, rijkdom)<br />
of met form‐as‐accuracy (correctheid). De resultaten wijzen op differentiële<br />
leerwinst en op subgroep‐afhankelijke leerwinstpatronen. Zowel zwakke als<br />
sterke starters kunnen vor<strong>de</strong>ren, maar of ze <strong>voor</strong>uitgaan, en <strong>voor</strong> welke<br />
variabelen ze leerwinst boeken, verschilt in bei<strong>de</strong> leerjaren en van subgroep<br />
tot subgroep. Daarnaast stellen we een algemeen patroon van inter‐<br />
individueel variëren<strong>de</strong> tra<strong>de</strong>‐off vast, met <strong>voor</strong> het 3 e leerjaar een meer<br />
systematisch terugkeren<strong>de</strong> "uitwisseling" tussen complexiteit en accuraat‐<br />
heid op zinsniveau dan <strong>voor</strong> het 4 e leerjaar. Op basis van <strong>de</strong> resultaten<br />
wor<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> studie enkele uitdagen<strong>de</strong> hypotheses met betrekking tot<br />
schrijfon<strong>de</strong>rwijs verbon<strong>de</strong>n.
WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 63<br />
1. INLEIDING<br />
Hoewel <strong>de</strong> vaardigheid "stellen/schrijven" via systematisch on<strong>de</strong>rricht op<br />
school verworven dient te wor<strong>de</strong>n, weten we <strong>voor</strong>lopig maar weinig over<br />
<strong>de</strong> groei in stelvaardigheid of schrijfvaardigheid op jonge leeftijd. Studie 1<br />
van dit proefschrift leer<strong>de</strong> ons dat <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> prestaties van jonge stel‐<br />
lers <strong>voor</strong> zeven tekstkenmerken significant toenemen geduren<strong>de</strong> één<br />
schooljaar. In <strong>de</strong>ze studie willen we on<strong>de</strong>rzoeken of álle leerlingen een ver‐<br />
gelijkbare mate van leerwinst realiseren, dan wel of leerwinst <strong>voor</strong>speld<br />
wordt door bepaal<strong>de</strong> leerling‐ en/of klaskenmerken. Gezien we diezelf<strong>de</strong><br />
vraag <strong>voor</strong> zeven kenmerken willen beantwoor<strong>de</strong>n, dringt zich ook <strong>de</strong> bij‐<br />
komen<strong>de</strong> vraag op of <strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> bepaal<strong>de</strong> kenmerken in samenhang<br />
toenemen.<br />
We richten ons op leerlingen uit het 3 e en 4 e leerjaar van zeven Vlaamse<br />
basisscholen. In elk van <strong>de</strong> scholen is er een aanzienlijke subgroep risico‐ of<br />
doelgroepleerlingen 1 , die in het wetenschappelijk on<strong>de</strong>rzoek m.b.t. ontlui‐<br />
kend stellen vaak on<strong>de</strong>rbelicht blijft. Deze doelgroep is ook <strong>de</strong> focus van het<br />
gelijke‐on<strong>de</strong>rwijskansenbeleid van <strong>de</strong> Vlaamse regering (<strong>de</strong>creet Gelijke<br />
On<strong>de</strong>rwijskansen van <strong>de</strong> Vlaamse Regering [28 juni 2002]): gezien <strong>de</strong><br />
schoolse achterstand waarmee vele doelgroepleerlingen hun on<strong>de</strong>rwijs‐<br />
loopbaan starten, is het belangrijk te weten óf, en in welke mate zij via ex‐<br />
tra leerwinst <strong>de</strong> kloof weten te dichten.<br />
1.1 Groeien in stellen<br />
Een <strong>de</strong>el van het on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> groei van schrijfvaardigheid, en meer<br />
bepaald ook van stelvaardigheid van jonge schrijvers, spitst zich toe op<br />
kenmerken van <strong>de</strong> output, m.a.w. taal‐ en tekstkenmerken van het schrifte‐<br />
lijke product. Ontwikkeling of groei op korte termijn (bv. 1 schooljaar) of<br />
lange termijn (bv. van kleuter tot adolescent) wordt gelijkgesteld aan <strong>de</strong><br />
toenemen<strong>de</strong> kwaliteit van het geproduceer<strong>de</strong> schriftelijke materiaal, uitge‐<br />
drukt in maten die zich richten op vormelijke (en eventueel ook functione‐<br />
le) fenomenen. In <strong>de</strong> studie van Cameron, Hunt en Linton (1996) wordt<br />
melding gemaakt van allerlei objectieve maten (zoals 'gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> zins‐<br />
1 Doelgroepleerlingen zijn leerlingen die voldoen aan één van <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> vijf Gelijke‐<br />
On<strong>de</strong>rwijskansen‐indicatoren: (1) <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs behoren tot <strong>de</strong> trekken<strong>de</strong> bevolking; (2) <strong>de</strong> moe‐<br />
<strong>de</strong>r is niet in het bezit van een diploma secundair on<strong>de</strong>rwijs; (3) <strong>de</strong> leerling woont buiten het<br />
eigen gezinsverband; (4) het gezin leeft van een vervangingsinkomen en (5) <strong>de</strong> taal die ge‐<br />
bruikt wordt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gangbare communicatie in het gezin, is niet het Ne<strong>de</strong>rlands (Omzend‐<br />
brief BaO/2006/01 van het <strong>de</strong>partement On<strong>de</strong>rwijs).
64<br />
lengte'), waarop <strong>de</strong> scores jaar na jaar significant verhogen. Vooruitgaan of<br />
ontwikkelen betekent in al <strong>de</strong>ze studies "meer":<br />
(...) more is better with most indices in that, with age, the children<br />
produced longer, richer, and more grammatically complex texts<br />
(Cameron, Hunt, & Linton, 1996, p. 135).<br />
Interessant <strong>voor</strong> <strong>de</strong> doelgroep van onze studie is het longitudinale on<strong>de</strong>r‐<br />
zoek van Howard, Christian en Genesee (2004): via analytische schalen <strong>voor</strong><br />
'compositie', 'grammatica' en 'spelling/interpunctie' brengen zij <strong>de</strong> toena‐<br />
me in tekstkwaliteit van jonge ET2‐verwervers (N=344) tussen het 3 e en 5 e<br />
leerjaar (8‐ tot 11‐jarigen 2 ) in kaart. Ook Nelson en Van Meter (2007) on‐<br />
<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n in een cross‐sectionele studie zeven objectieve (tel‐) variabe‐<br />
len op woord‐, zins‐ en tekstniveau, en brengen <strong>voor</strong> elk van die variabelen<br />
<strong>de</strong> <strong>voor</strong>uitgang qua schrijfvaardigheid van normaalontwikkelen<strong>de</strong> leerlin‐<br />
gen (N=224) en leerlingen met ontwikkelingsstoornissen (N=53) van het 1 e<br />
tot het 5 e leerjaar (6‐/7‐jarigen; 10/‐11‐jarigen 3 ) in kaart. Zij stellen signifi‐<br />
cante sprongen vast in <strong>de</strong> realisaties, <strong>voor</strong>al tussen het 1 e en 2 e leerjaar (6‐<br />
tot 8‐jarigen), het 3 e leerjaar (8‐/9‐jarigen) en het 4 e en 5 e leerjaar (9‐/11‐<br />
jarigen). In <strong>de</strong> semi‐longitudinale Studie 1 van dit proefschrift stel<strong>de</strong>n we<br />
vast dat <strong>de</strong> prestaties van 8‐/9‐jarigen en 9‐/10‐jarigen <strong>voor</strong> alle kenmerken<br />
op één jaar tijd systematisch toenemen, maar dat <strong>de</strong> vor<strong>de</strong>ringen <strong>voor</strong> be‐<br />
paal<strong>de</strong> tekstkenmerken groter zijn dan die <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re.<br />
Op basis van <strong>de</strong> resultaten van dit soort longitudinaal, semi‐<br />
longitudinaal of cross‐sectioneel on<strong>de</strong>rzoek wor<strong>de</strong>n groei<strong>lijn</strong>en en mijlpalen<br />
vastgelegd, die bepalen wat er in welke ontwikkelingsfase mogelijk is (<strong>de</strong>ve‐<br />
lopmental lad<strong>de</strong>r) en welke veran<strong>de</strong>ringen in taalkennis of taalgebruik het<br />
groeipad van onervaren naar ervaren schrijverschap lijken te plaveien<br />
(Christie & Derewianka, 2008).<br />
Een opvallen<strong>de</strong> uitzon<strong>de</strong>ring in het on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> groeipa<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> ont‐<br />
luiken<strong>de</strong> stelvaardigheid is <strong>de</strong> studie van Coker (2006). An<strong>de</strong>rs dan <strong>de</strong> hier‐<br />
boven vermel<strong>de</strong> studies brengt Coker in zijn longitudinaal on<strong>de</strong>rzoek bij<br />
leerlingen van het 1 e tot het 3 e leerjaar (6‐ tot 9‐jarigen 4 ) van 16 concentra‐<br />
2 De verwijzing naar leeftij<strong>de</strong>n is 'on<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>behoud': het uitgangspunt van Howard et al.'s<br />
studie is een cohorte samengesteld uit leerlingen van een bepaald leerjaar. Net zoals in<br />
Vlaan<strong>de</strong>ren behoort <strong>de</strong> meer<strong>de</strong>rheid van <strong>de</strong> leerlingen tot één bepaal<strong>de</strong> leeftijdscategorie,<br />
maar bevat <strong>de</strong> cohorte ook ou<strong>de</strong>re en eventueel zelfs jongere leerlingen.<br />
3 Zie voetnoot 2.<br />
4 Zie voetnoot 2.
WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 65<br />
tiescholen leerwinst <strong>voor</strong> twee tekstkenmerken in kaart, nl. 'lengte' en<br />
'kwaliteit', en niet – zoals in <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re studies – <strong>de</strong> prestaties op discrete<br />
meetmomenten. Via Cokers studie krijgen we bijgevolg een inkijk in <strong>de</strong> ech‐<br />
te vor<strong>de</strong>ringen van concrete leerlingen. Zijn doel reikt echter nog ver<strong>de</strong>r:<br />
via multiniveau‐analyses probeert Coker ook <strong>de</strong> impact van bepaal<strong>de</strong> ver‐<br />
klaren<strong>de</strong> variabelen (achtergrondkenmerken van <strong>de</strong> leerling; aard van <strong>de</strong><br />
instructie in het 1 e leerjaar) op <strong>de</strong> leerwinstscores <strong>voor</strong> bei<strong>de</strong> tekstkenmer‐<br />
ken te achterhalen. Op die manier biedt zijn studie ons informatie over ver‐<br />
klaren<strong>de</strong> variabelen die het toe‐ of afnemen van <strong>voor</strong>uitgang <strong>voor</strong>spellen,<br />
met an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n over datgene wat leerwinst bevor<strong>de</strong>rt of hin<strong>de</strong>rt. Co‐<br />
ker (2006) komt daarmee tegemoet aan <strong>de</strong> bezorgdheid van Cameron, Hunt<br />
en Linton (1996), die zich afvragen welke factoren <strong>de</strong> groei of ontwikkeling<br />
van stelvaardigheid stimuleren (of verhin<strong>de</strong>ren). De meeste studies – waar‐<br />
on<strong>de</strong>r ook Studie 1 van dit proefschrift – betreffen immers niet <strong>de</strong> recht‐<br />
streekse impact van verklaren<strong>de</strong> variabelen op leerwinst, maar op <strong>de</strong> scores<br />
van discrete momenten (bv. Olinghouse, 2007; Olinghouse & Graham,<br />
2009).<br />
Differentiële leerwinst is ook wat beleidsmakers met betrekking tot gelijke‐<br />
on<strong>de</strong>rwijskansen interesseert. Kin<strong>de</strong>ren stromen zeer ongelijk het on<strong>de</strong>r‐<br />
wijs binnen en een aanzienlijk aantal van hen behoudt die achterstand ge‐<br />
duren<strong>de</strong> jaren (Rau<strong>de</strong>nbush, 2009; Verhaeghe, Van <strong>de</strong> gaer, Reyn<strong>de</strong>rs, &<br />
Van Damme, 2006; Groenez, Van <strong>de</strong>n Bran<strong>de</strong>, & Nicaise, 2003). In het ka<strong>de</strong>r<br />
van billijk en efficiënt on<strong>de</strong>rwijs (<strong>de</strong>creet Gelijke On<strong>de</strong>rwijskansen van <strong>de</strong><br />
Vlaamse Regering [28 juni 2002]; cf. egalitaristische visie op on<strong>de</strong>rwijsbe‐<br />
leid [Nicaise, 2008]) is het echter belangrijk dat zwakke instromers relatief<br />
meer leerwinst kunnen boeken dan <strong>de</strong> sterke instromers, zodat hun achter‐<br />
stand verkleint, en – het liefst nog – helemaal verdwijnt.<br />
In <strong>de</strong>ze studie willen we <strong>de</strong> leerwinst van on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n subgroepen jonge<br />
doelgroepleerlingen <strong>voor</strong> ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid nagaan. We doen dat<br />
via <strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> zeven tekst‐ en taalkenmerken van schriftelijke navertel‐<br />
lingen bij <strong>de</strong> strip IJSJE (als Bijlage 1), geschreven door leerlingen van het 3 e<br />
respectievelijk 4 e leerjaar (groepen 5 en 6) van zeven Vlaamse concentratie‐<br />
scholen. De keuze <strong>voor</strong> het 3 e en 4 e leerjaar is ingegeven door <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />
overwegingen.<br />
Ten eerste wordt uit on<strong>de</strong>rzoek dui<strong>de</strong>lijk dat <strong>de</strong>ze leeftijds‐ of ontwikke‐<br />
lingsfase <strong>voor</strong> stellen erg boeiend is:
66<br />
Third‐gra<strong>de</strong>rs' uniqueness on a number of measures supports conclu‐<br />
sions about third gra<strong>de</strong> (8‐ à 9‐jarigen, L.V.) being a transitional year<br />
for pulling together aspects of written language production on more<br />
than one level. (Nelson & Van Meter, 2007, p.303)<br />
Ook Kress (1994) maakt in Learning to write dui<strong>de</strong>lijk dat <strong>de</strong> fase tussen het<br />
aanvankelijk schrijven (1e graad [6‐ tot 8‐jarigen]) en het beginnend (com‐<br />
petent) schrijverschap (vanaf 11 à 12 jaar) uitermate boeiend is, maar veel<br />
te weinig on<strong>de</strong>rzocht.<br />
Ten twee<strong>de</strong> wordt in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> graad (8‐ tot 10‐jarigen) "van oudsher"<br />
<strong>de</strong> basis gelegd <strong>voor</strong> het aanvankelijk stelon<strong>de</strong>rwijs. Volgens <strong>de</strong> on<strong>de</strong>r‐<br />
schei<strong>de</strong>n (<strong>de</strong>el‐) leerplannen Schrijven in <strong>de</strong> basisschool (On<strong>de</strong>rwijssecreta‐<br />
riaat van <strong>de</strong> Ste<strong>de</strong>n en Gemeenten, 1997; Vlaams verbond van het Katho‐<br />
liek Basison<strong>de</strong>rwijs, 2000; GO! On<strong>de</strong>rwijs van <strong>de</strong> Vlaamse Gemeenschap,<br />
1998) behoort stelvaardigheid dan ook volop aandacht te krijgen: rond zo‐<br />
wat alle vermel<strong>de</strong> schrijfdoelen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> basisschool moet immers gewerkt<br />
wor<strong>de</strong>n. Voor sommige van die doelen geldt dat ze reeds bereikt zou<strong>de</strong>n<br />
moeten wor<strong>de</strong>n (bv. "Verschillen en overeenkomsten tussen schrijf‐<br />
leessituaties en spreek‐luistersituaties ervaren en beseffen" [VVKBAO,<br />
2000] of "tekststructuur op zinsniveau" [OVSG, 1997]). Voor een an<strong>de</strong>r <strong>de</strong>el<br />
van <strong>de</strong> doelen volstaat het dat er in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> graad (3 e en 4 e leerjaar) een<br />
eerste aanzet gebeurt, bij wijze van "kennismaking" (bv. "tekststructuur op<br />
tekst‐ en alineaniveau (het or<strong>de</strong>nen van feiten; gedachten; het expliciteren<br />
van <strong>de</strong> structuur)" [OVSG, 1997] of "kennen en gebruiken van relevante<br />
tekstsoorten: beseffen dat bij bepaal<strong>de</strong> teksten afspraakregels bestaan"<br />
[GO!, 1998]).<br />
In het verleng<strong>de</strong> daarvan ligt nog een an<strong>de</strong>r argument <strong>voor</strong> onze keuze:<br />
een aantal fenomenen in het Vlaamse on<strong>de</strong>rwijslandschap wijst erop dat <strong>de</strong><br />
twee<strong>de</strong> graad <strong>voor</strong> doelgroepleerlingen wel eens <strong>de</strong> graad van <strong>de</strong> waarheid<br />
zou kunnen zijn: na het 4 e leerjaar wordt een aantal van hen doorverwezen<br />
naar <strong>de</strong> 1B‐klas van het secundair on<strong>de</strong>rwijs, tenminste als ze – bv. door<br />
tweemaal zittenblijven – <strong>de</strong> leeftijd van 12 jaar bereikt hebben (Scheys,<br />
2008). Een schoolteam geeft een leerling dit soort (soms dwingend) advies<br />
als <strong>de</strong> leerkrachten in <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> graad (3 e en 4 e leerjaar) on‐<br />
voldoen<strong>de</strong> garanties gekregen hebben dat <strong>de</strong> betrokken leerling <strong>de</strong> eind‐<br />
termen van het lager on<strong>de</strong>rwijs zal kunnen halen. We vermoe<strong>de</strong>n dat een<br />
uitgesproken schoolse vaardigheid als "schrijven" die beslissing mee beïn‐<br />
vloedt. Dit soort officieuze streaming zou <strong>de</strong> in Vlaan<strong>de</strong>ren reeds zeer<br />
vroegtijdige officiële streaming (Hirtt, Nicaise, & De Zutter, 2007) twee jaar<br />
<strong>voor</strong>afgaan.
WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 67<br />
Gezien <strong>de</strong> negatieve berichten over het schoolsucces van bepaal<strong>de</strong> sub‐<br />
groepen van leerlingen in Vlaan<strong>de</strong>ren (bv. Turkse leerlingen vs. an<strong>de</strong>re al‐<br />
lochtone leerlingen [Pirls Vlaan<strong>de</strong>ren, 2006]), die wijzelf in Studie 1 van dit<br />
proefschrift bevestig<strong>de</strong>n, willen we ook te weten komen welke achter‐<br />
grondkenmerken van leerlingen <strong>de</strong> verschillen in leerwinst <strong>voor</strong>spellen. We<br />
spitsen <strong>de</strong> vraag toe op drie achtergrondkenmerken van leerlingen en één<br />
klascompositievariabele, die in eer<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>voor</strong> geschoven<br />
wer<strong>de</strong>n als verklarend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> varianties in scores op discrete meetmomen‐<br />
ten, nl. 'sociaal‐economische status' ('SES'), 'thuistaal', 'sekse', en 'klassa‐<br />
menstelling naar thuistaal'.<br />
Uit Studie 1 van dit proefschrift weten we dat 'thuistaal', 'SES' en 'klas‐<br />
compositie op basis van <strong>de</strong> thuista(a)l(en) van <strong>de</strong> leerlingen', een <strong>de</strong>el van<br />
<strong>de</strong> variantie verklaren van <strong>de</strong> scores op <strong>de</strong> zeven kenmerken in schriftelijke<br />
navertellingen van leerlingen van het 3 e en 4 e leerjaar. Vooral leerlingen<br />
met thuistaal Turks in klassen met 100% van huis uit Turkse leerlingen be‐<br />
halen significant lagere begin‐/eindscores dan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re leerlingen. Deze<br />
resultaten sluiten <strong>de</strong>els aan bij Coker (2006): <strong>voor</strong> 'thuistaal' stelt hij op<br />
'Lengte' een interactie‐effect vast met <strong>de</strong> proxy‐variabele 'leerkracht 1e<br />
leerjaar'; <strong>voor</strong> 'SES' is er een hoof<strong>de</strong>ffect op <strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> 'Tekstkwaliteit'<br />
en een interactie‐effect met 'leerkracht 1e leerjaar' op 'Tekstengte'.<br />
De <strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerlingvariabele, 'sekse', levert in heel wat schrijfon<strong>de</strong>rzoek<br />
bij leerlingen van <strong>de</strong> basisschool significante effecten op: meisjes en jon‐<br />
gens schrijven an<strong>de</strong>rs (Kanaris, 1999), meer nog: meisjes zou<strong>de</strong>n betere<br />
schrijvers zijn (Olinghouse, 2007; Persky, Daane, & Yin, 2003), zeker in ter‐<br />
men van lengte‐ of productie‐afhankelijke maten (Malecki & Jewell, 2003;<br />
Kanaris, 1999). Coker (2006) stelt interactie‐effecten vast van 'sek‐<br />
se*leerkracht 1e leerjaar' op 'Tekstwaliteit' én 'Tekstlengte': meisjes die in<br />
het 1 e leerjaar les kregen van een bepaal<strong>de</strong> leerkracht, schrijven langere<br />
en/of kwaliteitsvollere teksten dan jongens, of omgekeerd, jongens die van<br />
een an<strong>de</strong>re leerkracht les kregen, schrijven langere en/of kwaliteitsvollere<br />
teksten dan meisjes.<br />
Voor <strong>de</strong>ze drie leerlingvariabelen en <strong>de</strong> klasvariabele 'leerkracht 1 e leer‐<br />
jaar' heeft Coker (2006) ook <strong>de</strong> impact op leerwinst on<strong>de</strong>rzocht: hij stelt<br />
geen hoof<strong>de</strong>ffecten van <strong>de</strong> leerlingvariabelen op leerwinst vast, maar wel<br />
interactie‐effecten met 'leerkracht 1e leerjaar', o.a. van 'sekse*leerkracht<br />
1e leerjaar' en 'thuistaal*leerkracht 1e leerjaar' op <strong>de</strong> leerwinst <strong>voor</strong> 'Tekst‐<br />
kwaliteit': na on<strong>de</strong>rwijs te hebben gevolgd bij bepaal<strong>de</strong> 'leerkrachten 1e<br />
leerjaar' vor<strong>de</strong>ren meisjes meestal sneller dan jongens, en moe<strong>de</strong>rtaalspre‐<br />
kers meestal sneller dan an<strong>de</strong>rstaligen. Telkens vindt Coker echter ook één
68<br />
of enkele subgroepen die het tegen<strong>de</strong>el bewijzen: het on<strong>de</strong>rwijsaanbod van<br />
die leerkrachten lijkt dan veeleer <strong>de</strong> jongens, respectievelijk an<strong>de</strong>rstaligen<br />
in hun ontwikkeling te on<strong>de</strong>rsteunen. De instructies van een bepaal<strong>de</strong> leer‐<br />
kracht van het 1 e leerjaar blijken dus <strong>voor</strong> sommige leerlingen wél, en <strong>voor</strong><br />
an<strong>de</strong>re géén verschil te maken. Daarom besluit Coker als volgt:<br />
To address the writing needs of low‐income stu<strong>de</strong>nts, researchers<br />
and educators need a comprehensive un<strong>de</strong>rstanding of the influ‐<br />
ences on writing <strong>de</strong>velopment. (...) Future research is necessary to<br />
explore the precise nature of the relationships among the multiple in‐<br />
fluences on writing <strong>de</strong>velopment. (Coker, 2006, p. 485)<br />
1.2 Eén of meer snelhe<strong>de</strong>n qua groei in stellen<br />
Teksten zijn complexe weefsels, waarin alle on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len bijdragen tot <strong>de</strong><br />
kwaliteit van het geheel. Als leerlingen schrijven, zou<strong>de</strong>n ze elk van die on‐<br />
<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len aandacht moeten geven. Toch lijkt het wat veel gevraagd van on‐<br />
ervaren schrijvers om alles tegelijk in het oog hou<strong>de</strong>n (cf. Studie 1 van dit<br />
proefschrift). Dat blijkt on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re uit <strong>de</strong> lage correlaties tussen zeven<br />
tekst‐ en taalkenmerken in schriftelijke navertellingen van veelal van huis<br />
uit an<strong>de</strong>rstalige leerlingen uit het 3 e en 4 e leerjaar van het Vlaamse basis‐<br />
on<strong>de</strong>rwijs (Studie 1 van dit proefschrift), en uit <strong>de</strong> net iets hogere correla‐<br />
ties tussen zes aspecten m.b.t. inhoud, vorm en effectiviteit in teksten van<br />
12‐jarige leerlingen uit het Vlaamse basison<strong>de</strong>rwijs (Colpin, Heymans, &<br />
Rymenans, 2005). Colpin et al. (2005) conclu<strong>de</strong>ren uit <strong>de</strong> resultaten van hun<br />
studie dat "we te maken hebben met verschillen<strong>de</strong> <strong>de</strong>elvaardighe<strong>de</strong>n en<br />
niet met één on<strong>de</strong>elbare 'schrijfvaardigheid'." (p.43)<br />
Uit het cross‐sectionele on<strong>de</strong>rzoek van Braun, Forges en Wlomainck<br />
(1997) blijkt bovendien dat <strong>de</strong> correlaties tussen – eveneens – zes taalken‐<br />
merken in teksten van Waalse leerlingen van het 4 e en 6 e leerjaar sterker<br />
zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> van huis uit Franstalige leerlingen dan <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> sub‐<br />
groep Marokkaanse en <strong>de</strong> subgroep Turkse leer<strong>de</strong>rs, en ook sterker <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
zes<strong>de</strong>jaars‐ dan <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vier<strong>de</strong>jaarsleerlingen. De auteurs lei<strong>de</strong>n daaruit <strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>zichtige hypothese af dat meer en hogere correlaties tussen kenmer‐<br />
ken zou<strong>de</strong>n kunnen wijzen op een sterkere schrijfvaardigheid. Dat geeft<br />
aanleiding tot het vermoe<strong>de</strong>n dat jonge doelgroepleerlingen misschien wel<br />
(onbewuste, of eventueel zelfs door het on<strong>de</strong>rwijs ingegeven) "keuzes" ma‐<br />
ken <strong>voor</strong> bepaal<strong>de</strong> aspecten/kenmerken, terwijl ze geen aandacht beste<strong>de</strong>n<br />
aan an<strong>de</strong>re. Hun beperkte cognitieve capaciteiten (Swanson & Berninger,<br />
1994) en <strong>de</strong> complexiteit van <strong>de</strong> opdracht zou<strong>de</strong>n daarbij een rol spelen.
WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 69<br />
Skehan en Foster (2001) formuleren een vergelijkbare gedachte in <strong>de</strong> Limi‐<br />
ted Attentional Capacity Mo<strong>de</strong>l (en tra<strong>de</strong>‐off hypothese), weliswaar <strong>voor</strong><br />
mon<strong>de</strong>linge twee<strong>de</strong>‐taalvaardigheid:<br />
... that attentional limitations for the L2 learner and user are such<br />
that different areas of performance (i.c. vorm en inhoud, L.V.) com‐<br />
pete for one another for the resources that are available. (Skehan &<br />
Foster, 2001, p. 205)<br />
De auteurs voegen hieraan toe dat er binnen "vorm" een spanning optreedt<br />
tussen conservatism en risk‐taking, door Skehan (2007) benoemd als een<br />
spanning tussen form‐as‐accuracy en form‐as‐ambition.<br />
De samenhang van kenmerken (of afwezigheid daarvan) in teksten van een<br />
groep leerlingen vertelt echter nog niets over <strong>de</strong> samenhang qua leerwinst<br />
van bepaal<strong>de</strong> aspecten of kenmerken. Weigle (2002) gaat er <strong>voor</strong> twee<strong>de</strong>‐<br />
taalverwervers van uit dat aspecten van schrijfvaardigheid niet synchroon<br />
evolueren, en dat <strong>de</strong> samenhang qua progressie tussen verschillen<strong>de</strong> aspec‐<br />
ten grote interindividuele verschillen vertoont: "different aspects of writing<br />
ability <strong>de</strong>velop at different rates for different writers" (p. 121). De van<br />
meetmoment tot meetmoment wisselen<strong>de</strong> correlaties tussen variabelen<br />
on<strong>de</strong>rling in Studie 1 van dit proefschrift on<strong>de</strong>rsteunen <strong>de</strong>ze aanname.<br />
"Kiezen" twee<strong>de</strong>‐taalleer<strong>de</strong>rs in<strong>de</strong>rdaad elk een eigen leerpad, i.c. een<br />
eigen combinatie van aandachtspunten, waardoor noemenswaardige corre‐<br />
laties tussen kenmerken of aspecten uitblijven? Of stellen we vast dat be‐<br />
paal<strong>de</strong> kenmerken "stelselmatig gelijkmatig" <strong>voor</strong>uitgaan, bv. wegens con‐<br />
ceptuele verbon<strong>de</strong>nheid (bv. variabelen die met 'correctheid' te maken<br />
hebben), en zien we bijgevolg hoge positieve correlaties qua leerwinst tus‐<br />
sen die kenmerken (bv. 'Spelling' en 'Accuraatheid op zinsniveau')? Of <strong>voor</strong>‐<br />
spelt <strong>voor</strong>uitgang <strong>voor</strong> een bepaald aspect systematische achteruitgang<br />
<strong>voor</strong> een an<strong>de</strong>r aspect, bv. wegens <strong>de</strong> spanning tussen 'inhoud' en 'vorm' of<br />
tussen form‐as‐ambition versus form‐as‐accuracy, en stellen wij bijgevolg<br />
significante negatieve correlaties vast (tra<strong>de</strong>‐off)?<br />
De resultaten met betrekking tot <strong>de</strong> impact van verklaren<strong>de</strong> variabelen<br />
op leerwinst in <strong>de</strong> studie van Coker (2006) geven aan dat subgroepen van<br />
leerlingen in verschillen<strong>de</strong> mate leerwinst boeken <strong>voor</strong> <strong>de</strong> twee on<strong>de</strong>rzoch‐<br />
te kenmerken ('Tekstkwaliteit' en 'Tekstlengte'). In het verleng<strong>de</strong> daarvan<br />
ligt het vermoe<strong>de</strong>n dat ook <strong>de</strong> correlaties qua leerwinst tussen <strong>de</strong> twee af‐<br />
hankelijke variabelen <strong>voor</strong> <strong>de</strong>elgroepen van leerlingen kunnen verschillen.<br />
Misschien beperken <strong>de</strong> minst sterke starters hun aandacht tot "eenvoudi‐
70<br />
ge" (lage‐or<strong>de</strong>) aspecten, of gaat hun inzet op één aspect ten koste van een<br />
an<strong>de</strong>r aspect, terwijl sterke starters er misschien in slagen om heel wat as‐<br />
pecten gelijktijdig te laten vor<strong>de</strong>ren. Misschien bepalen ook achtergrond‐<br />
kenmerken van <strong>de</strong> leerlingen (bv. jongen vs. meisje, of T1‐ vs. T2‐<br />
verwervers) welke aspecten wél of net niet gezamenlijk evolueren.<br />
1.3 On<strong>de</strong>rzoeksvragen<br />
Voorlopig blijft <strong>de</strong> wetenschap het antwoord schuldig op veel vragen over<br />
leerwinst bij ontluiken<strong>de</strong> stellers. Dat is jammer, want meer inzicht in het<br />
effect van bepaal<strong>de</strong> leerlingkenmerken op <strong>de</strong> leerwinst <strong>voor</strong> taal‐ en tekst‐<br />
kenmerken, gecombineerd met meer inzicht in (subgroep‐afhankelijke)<br />
leerwinstpatronen (waaron<strong>de</strong>r tra<strong>de</strong>‐off) kan ons helpen om het schrijf‐<br />
ontwikkelingsproces van kansarme twee<strong>de</strong>‐taalverwervers in Vlaamse ba‐<br />
sisscholen beter te begrijpen, opdat a<strong>de</strong>quatere on<strong>de</strong>rsteuning gebo<strong>de</strong>n<br />
zou kunnen wor<strong>de</strong>n. De on<strong>de</strong>rzoeksvragen van <strong>de</strong>ze studie lui<strong>de</strong>n dan ook<br />
als volgt:<br />
Welke gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> leerwinst wordt er door leerlingen uit het 3 e en 4 e<br />
leerjaar (groepen 5 en 6) van Vlaamse basischolen met een groot aantal<br />
doelgroepleerlingen in <strong>de</strong> loop van één schooljaar geboekt <strong>voor</strong> zeven<br />
taal‐ en tekstkenmerken van schriftelijke navertellingen?<br />
Voorspellen <strong>de</strong> leerlingkenmerken 'SES', 'thuistaal' en 'sekse' en <strong>de</strong><br />
klasvariabele 'samenstelling naar thuistaal' <strong>de</strong> leerwinst <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong><br />
zeven taal‐ en tekstkenmerken?<br />
Stellen we <strong>voor</strong> bepaal<strong>de</strong> combinaties van objectieve taal‐ en tekst‐<br />
kenmerken in teksten van jonge stellers gemeenschappelijke leerwinst‐<br />
patronen vast, of is er sprake van tra<strong>de</strong>‐off tussen bepaal<strong>de</strong> taal‐ en<br />
tekstkenmerken?<br />
2. METHODE<br />
Voor het beantwoor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvragen kozen we <strong>voor</strong> een semi‐<br />
longitudinale studie met twee metingen (begin en eind schooljaar) gelijktij‐<br />
dig in twee leerjaren, met name het 3 e en 4 e leerjaar van het basison<strong>de</strong>r‐<br />
wijs.
2.1 Participanten<br />
WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 71<br />
De dataverzameling vond plaats bij het begin en aan het eind van schooljaar<br />
2006‐2007 (half september: <strong>voor</strong>toets; half juni: natoets). We verzamel<strong>de</strong>n<br />
tekstmateriaal in het 3 e en 4 e leerjaar van zeven scholen die we selecteer‐<br />
<strong>de</strong>n uit een pool van 18 Vlaamse basisscholen met een populatie doel‐<br />
groepleerlingen van meer dan 50% (Van Gorp & Verhey<strong>de</strong>n, 2006; Verhey‐<br />
<strong>de</strong>n, Van Gorp, & Heymans, 2006) (zie ook Studie 1 van dit proefschrift). De<br />
zeven scholen vertonen een grote diversiteit qua samenstelling van <strong>de</strong><br />
schoolbevolking <strong>voor</strong> zover het etnisch‐culturele herkomst betreft. In som‐<br />
mige scholen/klassen is meer dan 80% leerlingen van Turkse herkomst<br />
(thuistaal Turks, eventueel + Ne<strong>de</strong>rlands); we spreken van "homogene klas‐<br />
groepen" (HOM); an<strong>de</strong>re scholen/klassen hebben een "heterogene popula‐<br />
tie" (HET): in elke klas treffen we minstens vijf verschillen<strong>de</strong> thuistalen aan.<br />
Geen enkele taalgroep is dominant. Daartussenin bevin<strong>de</strong>n zich <strong>de</strong> klas‐<br />
sen/scholen met twee, maximaal drie subgroepen: een subgroep leerlingen<br />
van Turkse herkomst, een subgroep leerlingen van Vlaamse herkomst en<br />
een subgroep leerlingen van Marokkaans‐Arabische herkomst (BI/TRI).<br />
In vier van <strong>de</strong> zeven scholen, met name die scholen waar we <strong>de</strong> leerkrach‐<br />
ten van het 3 e en 4 e leerjaar bereid von<strong>de</strong>n om <strong>de</strong>el te nemen aan het on‐<br />
<strong>de</strong>rzoek over ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid 5 , vond een zeer uitgebrei<strong>de</strong> data‐<br />
verzameling plaats (zie ook Studies 3 en 4 van dit proefschrift). We verza‐<br />
mel<strong>de</strong>n er <strong>de</strong> <strong>voor</strong>‐ en nateksten van alle leerlingen van het 3 e en 4 e leer‐<br />
jaar; om re<strong>de</strong>nen van praktische haalbaarheid verzamel<strong>de</strong>n we in <strong>de</strong> drie<br />
an<strong>de</strong>re − qua samenstelling vergelijkbare − scholen enkel <strong>de</strong> teksten van<br />
tien focusleerlingen" 6 per klas. Deze tien leerlingen zijn geselecteerd op ba‐<br />
sis van leesvaardigheid (VLOT‐eindtoets "Lezen" van het schooljaar <strong>voor</strong>‐<br />
dien [Colpin, Gysen, Jaspaert, Timmermans & Van <strong>de</strong>n Bran<strong>de</strong>n, 1997) en<br />
van schrijfvaardigheid (pretest IJSJE (zie §2.2)): zes van <strong>de</strong> tien leerlingen<br />
behaal<strong>de</strong>n een (binnen hun klasgroep) relatief zwakke score, zowel <strong>voor</strong><br />
lezen als <strong>voor</strong> schrijven; vier van <strong>de</strong> tien behaal<strong>de</strong>n een (binnen hun klas‐<br />
5 In <strong>de</strong> drie an<strong>de</strong>re scholen von<strong>de</strong>n an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>elon<strong>de</strong>rzoeken plaats van <strong>de</strong> grotere studie<br />
(2005 – 2009) over ‘Hefbomen <strong>voor</strong> krachtige GOK‐leeromgevingen' (zie 'Algemene Inlei‐<br />
ding').<br />
6 De focusleerlingen van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> klassen vormen samen <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksgroep van het<br />
on<strong>de</strong>rzoek van Laevers, Buyse en Snoeck (2009), een an<strong>de</strong>r <strong>de</strong>elon<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> grotere<br />
studie (2005 – 2009) over ‘Hefbomen <strong>voor</strong> krachtige GOK‐leeromgevingen' (zie 'Algemene<br />
Inleiding').
72<br />
groep) relatief sterke score, zowel <strong>voor</strong> lezen als <strong>voor</strong> schrijven 7 . Tabel 2.1<br />
geeft een overzicht van <strong>de</strong> absolute aantallen per leerjaar per school.<br />
School<br />
Tabel 2.1<br />
De schoolbevolking van <strong>de</strong> steekproef:<br />
samenstelling qua linguïstische diversiteit (gebaseerd op thuistaal)<br />
en (absoluut) aantal leerlingen per leerjaar<br />
Samenstelling qua Thuistaal<br />
3 e Leerjaar<br />
4 e Leerjaar<br />
Totaal<br />
School A Homogeen Turks<br />
17 27 44<br />
School B Homogeen Turks 10 10 20<br />
School C Turks, Marokkaans a , Ne<strong>de</strong>rlands b 17 14 31<br />
School D Ne<strong>de</strong>rlands, Turks, Marokkaans ab 24 17 41<br />
School E Marokkaans a , Turks b 10 10 20<br />
School F Heterogeen 18 23 41<br />
School G Heterogeen 10 10 20<br />
totaal 106 111 217<br />
a 'Marokkaans' staat <strong>voor</strong> 'Marokkaans‐Arabisch' en/of <strong>voor</strong> een Berbertaal.<br />
b De volgor<strong>de</strong> waarin <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n van etnisch‐culturele herkomst vermeld<br />
staan, verwijst naar <strong>de</strong> mate van vertegenwoordiging: van sterk naar min<strong>de</strong>r sterk verte‐<br />
genwoordigd.<br />
Op basis van een bevraging van leerlingen en hun ou<strong>de</strong>rs (Reyn<strong>de</strong>rs, Van<br />
Hed<strong>de</strong>gem, Nicaise, & Van Damme, 2004) wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> achter‐<br />
grondgegevens verzameld (zie Tabel 2.2):<br />
sekse;<br />
thuistaal: "Ne<strong>de</strong>rlands" (N); "Turks (+ Ne<strong>de</strong>rlands)" (T) en "An<strong>de</strong>r (+ Ne‐<br />
<strong>de</strong>rlands)" (A);<br />
sociaal‐economische status van het gezin (SES), gebaseerd op het hoog‐<br />
ste diploma van <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r: géén diploma mid<strong>de</strong>lbaar on<strong>de</strong>rwijs (LAAG)<br />
versus wél een diploma mid<strong>de</strong>lbaar on<strong>de</strong>rwijs (HOOG).<br />
7 Op basis van <strong>de</strong> schattingen <strong>voor</strong> het effect van 'toegevoeg<strong>de</strong> leerling' in <strong>de</strong> multivariate<br />
mo<strong>de</strong>llen <strong>voor</strong> vier meetmomenten (zie Studie 1 van dit proefschrift) kunnen we niet aanto‐<br />
nen dat <strong>de</strong> toevoeging van <strong>de</strong>ze 60 "geselecteer<strong>de</strong>" leerlingen <strong>de</strong> resultaten zou hebben be‐<br />
invloed.
WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 73<br />
Tabel 2.2<br />
Demografische gegevens per leerjaar (percentages)<br />
3 e Leerjaar<br />
4 e Leerjaar<br />
Socio‐economische status<br />
Hoog 29 28<br />
Laag 66 69<br />
Missing 05 03<br />
Thuistaal<br />
Ne<strong>de</strong>rlands 20 18<br />
Turks (+ Ne<strong>de</strong>rlands) 54 57<br />
An<strong>de</strong>r (+ Ne<strong>de</strong>rlands) 26 25<br />
Als we bei<strong>de</strong> achtergrondkenmerken ('SES' en 'thuistaal') combineren, dan<br />
stellen we vast dat <strong>de</strong> meeste leerlingen die thuis (ook) een an<strong>de</strong>re taal<br />
spreken dan Ne<strong>de</strong>rlands, tot een gezin met lage sociaal‐economische status<br />
behoren (76%). Van <strong>de</strong> leerlingen die thuis enkel Ne<strong>de</strong>rlands spreken, komt<br />
55% uit een gezin met een hoge, en 45% uit een gezin met een lage sociaal‐<br />
economische status.<br />
In <strong>de</strong> zeven scholen hebben <strong>de</strong> leerlingen een jaar lang het schrijfon<strong>de</strong>rwijs<br />
genoten dat normalerwijze 8 op hun school in die klas aangebo<strong>de</strong>n wordt.<br />
Scholen A en D baseren het taal‐ en (dus) ook het schrijfon<strong>de</strong>rwijs op het<br />
schoolboek <strong>Taal</strong>signaal (Rotthier, z.d.), dat zich in eerste instantie richt op<br />
moe<strong>de</strong>rtaalverwervers. De aanpak is elementgericht: er is uitdrukkelijk<br />
meer aandacht <strong>voor</strong> spelling en taalbeschouwing dan in De Toren van Bab‐<br />
bel (Jaspaert et al., 1996), <strong>de</strong> taakgerichte taalmetho<strong>de</strong> die in <strong>de</strong> overige vijf<br />
scholen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lessen ‘taal’ gebruikt wordt. In vier van <strong>de</strong> vijf scholen vult<br />
men De Toren van Babbel aan met een spellingmetho<strong>de</strong>. Enkel in school E<br />
gebeurt dat niet. In school F wor<strong>de</strong>n bovendien tweewekelijkse functionele<br />
lees‐ en schrijfactiviteiten uit Leesslang (OVGB‐Limburg, Voorrangsbeleid<br />
Brussel, & Steunpunt NT2, z.d.) aangebo<strong>de</strong>n.<br />
8 In het 3 e en 4 e leerjaar van <strong>de</strong> vier scholen waar we een uitgebrei<strong>de</strong> dataverzameling lieten<br />
plaatsvin<strong>de</strong>n (scholen A, C, D en F), hebben we ten behoeve van an<strong>de</strong>re on<strong>de</strong>rzoeksvragen<br />
(zie Studies 3 en 4) een minimale interventie georganiseerd van vier schrijftaken verspreid<br />
over het schooljaar. We hebben geen effect van <strong>de</strong>ze interventie kunnen vaststellen.
74<br />
2.2 Opdracht: schriftelijke navertellingen<br />
We hebben gekozen om kwaliteitskenmerken van teksten te bestu<strong>de</strong>ren in<br />
zelfgeschreven teksten van leerlingen (Van <strong>de</strong> Gein, 2005). We beperken<br />
ons tot schriftelijke navertellingen, i.e. narratieven gebaseerd op een visu‐<br />
eel aangebo<strong>de</strong>n verhaal<strong>lijn</strong>. De opdracht van <strong>de</strong> pre‐ en posttest bestond<br />
erin om het in een prentenreeks <strong>voor</strong>gestel<strong>de</strong> verhaal schriftelijk te vertel‐<br />
len aan een lezer die <strong>de</strong> prentenreeks niet kent en niet op <strong>de</strong> hoogte is van<br />
<strong>de</strong> gebeurtenissen, noch <strong>de</strong> prentenreeks zal mogen zien bij het lezen van<br />
een verhaal. Voor bei<strong>de</strong> testafnames (9 maan<strong>de</strong>n tussentijd) werd gekozen<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> prentenreeks IJSJE (Bijlage 1), waarvan eer<strong>de</strong>r herhaal<strong>de</strong>lijk aange‐<br />
toond was dat ze <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze doelgroep geschikt was. De afnames gebeur<strong>de</strong>n<br />
door <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeker en door getrain<strong>de</strong> leerkrachten‐on<strong>de</strong>rzoeks‐<br />
assistenten. Ze verliepen volgens een gestandaardiseer<strong>de</strong> procedure. Op<br />
geen enkele manier wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> leerlingen bij <strong>de</strong> uitvoering van <strong>de</strong>ze op‐<br />
dracht geholpen. De meeste leerlingen schreven één versie, weliswaar met<br />
heel wat interne revisies. De leerlingen mochten schrijven zolang als ze wil‐<br />
<strong>de</strong>n, maar alle leerlingen werkten hun tekst binnen het <strong>voor</strong>ziene lesuur af.<br />
2.3 <strong>Taal</strong>‐ en tekstkenmerken van narratieve teksten<br />
We beantwoor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> hierboven geformuleer<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvragen <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
volgen<strong>de</strong> zeven tekst‐ en taalkenmerken (zie Studie 1 van dit proefschrift<br />
<strong>voor</strong> een uitvoerige beschrijving van elk van <strong>de</strong> kenmerken):<br />
'Communicatieve effectiviteit ('ComEff'), holistisch beoor<strong>de</strong>eld door<br />
jury's van telkens drie laatstejaarsstu<strong>de</strong>nten van <strong>de</strong> lerarenopleiding;<br />
'Inhoud: correctheid en volledigheid' ('Inhoud'), geco<strong>de</strong>erd aan <strong>de</strong> hand<br />
van een raster van twaalf essentiële proposities waarbij 1‐ tot 3‐punts<br />
Likertschalen horen, afhankelijk van <strong>de</strong> complexiteit van <strong>de</strong> propositie;<br />
'Lexicale rijkdom' ('LexRijk'), i.e. het totale aantal verschillen<strong>de</strong> lemma's,<br />
niet gecorrigeerd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lengte van <strong>de</strong> tekst;<br />
'Complexiteit van <strong>de</strong> T‐unit' ('CompTU'), i.e. het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> aantal<br />
woor<strong>de</strong>n per T‐unit;<br />
'Accuraatheid van <strong>de</strong> T‐unit' ('AccuTU'), i.e. <strong>de</strong> logaritmische functie van<br />
<strong>de</strong> waarschijnlijkheid dat <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> T‐unit in <strong>de</strong> tekst correct is 9 ;<br />
9 Door met "waarschijnlijkheid" aan <strong>de</strong> slag te gaan, en niet met "kans", hou<strong>de</strong>n we rekening<br />
met het (tussen leerlingen) ongelijke aantal verreken<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n. Het natuurlijk logaritme<br />
berekenen we om re<strong>de</strong>nen van normaliteit.
WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 75<br />
'Spelling' ('Spelling'), i.e. <strong>de</strong> logaritmische functie van <strong>de</strong> kans dat het<br />
volgen<strong>de</strong> inhoudswoord correct gespeld zal zijn 10 ;<br />
'Referentiële cohesie' ('RefCoh'), i.e. <strong>de</strong> logaritmische functie van <strong>de</strong><br />
kans dat <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> verwijzing naar een van bei<strong>de</strong> hoofdpersonages,<br />
eenduidig en tekstueel a<strong>de</strong>quaat is 11 .<br />
Voor <strong>de</strong> zes objectieve taal‐ en tekstkenmerken ('Inhoud', 'LexRijk',<br />
'CompTU', 'AccuTU', 'Spelling', 'RefCoh') hebben we telkens een score <strong>voor</strong><br />
434 teksten ter beschikking. Om re<strong>de</strong>nen van praktische haalbaarheid heb‐<br />
ben we slechts <strong>voor</strong> 244 van <strong>de</strong> 434 teksten een score <strong>voor</strong> 'Communicatie‐<br />
ve effectiviteit', met name <strong>voor</strong> <strong>de</strong> teksten van telkens zeven à tien focus‐<br />
leerlingen per klas. Voor <strong>de</strong> scholen B, E en G gaat het telkens om <strong>de</strong> 10<br />
focusleerlingen per klas (zie §2.1). Voor <strong>de</strong> scholen A, C, D en F pasten we<br />
<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> selectieprocedure toe. We selecteer<strong>de</strong>n acht focusleerlingen per<br />
klas: <strong>de</strong> vijf relatief zwakste presteer<strong>de</strong>rs <strong>voor</strong> VLOT‐Lezen (zie §2.1) en <strong>de</strong><br />
pretest IJSJE (waaron<strong>de</strong>r eventueel 1 zittenblijver) en <strong>de</strong> drie relatief sterk‐<br />
ste presteer<strong>de</strong>rs <strong>voor</strong> VLOT‐Lezen en <strong>de</strong> pretest IJSJE (zie §2.1). Twee leer‐<br />
lingen uit het 3 e leerjaar verlieten <strong>de</strong> school <strong>voor</strong> het ein<strong>de</strong> van het on<strong>de</strong>r‐<br />
zoeksjaar. Voor geen van <strong>de</strong> zes objectieve variabelen kon<strong>de</strong>n we een signi‐<br />
ficant effect vaststellen <strong>voor</strong> 'focusleerling' (i.e. behorend tot <strong>de</strong> groep van<br />
122 uitgeselecteer<strong>de</strong> leerlingen van wie we <strong>de</strong> teksten ook op 'ComEff' be‐<br />
oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong>n).<br />
2.4 Analyse<br />
In <strong>de</strong>ze sectie bespreken we <strong>de</strong> scoringsprocedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zes objectieve<br />
variabelen en <strong>de</strong> holistische variabele (§2.4.1). Voor een uitvoerige be‐<br />
schrijving verwijzen we naar Studie 1 van dit proefschrift. In §2.4.2 komen<br />
<strong>de</strong> analysestrategieën aan bod.<br />
2.4.1 Scoringsprocedure<br />
De <strong>voor</strong>‐ en nateksten van <strong>de</strong> 217 leerlingen wer<strong>de</strong>n verbatim gedigitali‐<br />
seerd. Een ruim <strong>de</strong>el van <strong>de</strong>ze teksten (N = 244) is <strong>voor</strong>gelegd aan jury's van<br />
drie experten (Schoonen, 1991), telkens willekeurig geselecteerd uit <strong>de</strong> stu‐<br />
<strong>de</strong>ntengroep van het laatste jaar van <strong>de</strong> lerarenopleiding 'on<strong>de</strong>rwijzer'<br />
10 Zie voetnoot 9.<br />
11 Zie voetnoot 9.
76<br />
(K.H.Leuven). De juryle<strong>de</strong>n dien<strong>de</strong>n gebruik te maken van een zevenpun‐<br />
tenschaal aangevuld met drie ankerteksten, met name <strong>voor</strong> <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n 2,<br />
4 en 6. De interjury‐betrouwbaarheid is ruim voldoen<strong>de</strong>: ρ=.87.<br />
Met het oog op <strong>de</strong> co<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong> zes objectieve variabelen werd elke<br />
tekst door <strong>de</strong> eerste auteur ver<strong>de</strong>eld in T‐units. Op basis van een uitgebrei‐<br />
<strong>de</strong> scoringswijzer scoor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> eerste auteur en een on<strong>de</strong>rzoeksassistent <strong>de</strong><br />
kenmerken in 120 ‘geprepareer<strong>de</strong>’ teksten. De vergelijking van <strong>de</strong> scores<br />
van bei<strong>de</strong> co<strong>de</strong>urs lever<strong>de</strong> Pearson's product‐moment correlation coëffici‐<br />
enten op variërend van .88 ('RefCoh') tot .98 ('LexRijk'; 'Spelling').<br />
2.4.2 Analysestrategieën<br />
Gezien <strong>de</strong> aard van <strong>de</strong> data en <strong>de</strong> vragen die we eraan stellen, kiezen we<br />
<strong>voor</strong> multiniveau‐analyses, meer bepaald van multivariate leerwinstmo<strong>de</strong>l‐<br />
len met vier responsvariabelen (Van <strong>de</strong>n Bergh & Kuhlemeier, 1997). Multi‐<br />
niveau‐analyses maken het mogelijk om rekening te hou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> hiërar‐<br />
chische structuur van onze data, met name dat teksten genest zijn binnen<br />
leerlingen (elke leerling schreef er twee), en leerlingen binnen klassen. Het<br />
niveau "school" wordt niet on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n, gezien per meetmoment óf het<br />
3 e óf het 4 e leerjaar van een school in aanmerking komt, maar nooit bei<strong>de</strong><br />
samen.<br />
We stellen <strong>voor</strong> elk taal‐ en tekstkenmerk een apart multivariaat leer‐<br />
winstmo<strong>de</strong>l op waarin <strong>voor</strong> bei<strong>de</strong> leerjaren simultaan geschat wordt hoe er<br />
gemid<strong>de</strong>ld gescoord wordt bij <strong>de</strong> aanvang van het leerjaar en hoe groot <strong>de</strong><br />
gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> leerwinst per leerjaar is (fixed effects). Leerwinst wordt hier<br />
beschouwd als <strong>de</strong> afwijking van <strong>de</strong> score op <strong>de</strong> eindmeting ten aanzien van<br />
<strong>de</strong> score op <strong>de</strong> beginmeting (Van <strong>de</strong>n Bergh & Kuhlemeier, 1997). Tegelij‐<br />
kertijd wordt ook <strong>de</strong> variantie binnen begin‐ resp. leerwinstscores bere‐<br />
kend, samen met <strong>de</strong> covariantie tussen beginmeting en leerwinst <strong>voor</strong> elk<br />
van bei<strong>de</strong> leerjaren. Op <strong>de</strong>ze manier biedt het multivariate leerwinstmo<strong>de</strong>l<br />
ons <strong>de</strong> mogelijkheid om <strong>de</strong> verschillen tussen <strong>de</strong> schattingen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> on‐<br />
<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n fixed respectievelijk random parameters te toetsen op signifi‐<br />
cantie.<br />
We bouwen het multivariate leerwinstmo<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> afhankelijke<br />
variabelen in drie fasen op.<br />
In een eerste fase stellen we het "brutoleerwinstmo<strong>de</strong>l" samen, i.e. het<br />
mo<strong>de</strong>l dat via <strong>de</strong> te schatten parameters <strong>voor</strong> "beginmeting" en "leerwinst"
WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 77<br />
en <strong>voor</strong> individuele‐ en klasgebon<strong>de</strong>n variantie, <strong>de</strong> data zo goed mogelijk in<br />
kaart brengt. We kiezen er<strong>voor</strong> om met gestandaardiseer<strong>de</strong> scores te wer‐<br />
ken, zodat we <strong>de</strong> effecten van verklaren<strong>de</strong> variabelen (cf. <strong>de</strong>r<strong>de</strong> fase) on‐<br />
<strong>de</strong>rling kunnen vergelijken. Daartoe nemen we <strong>de</strong> beginmeting van het 3 e<br />
leerjaar (MM1) als referentiepunt. Concreet betekent dit dat we op alle<br />
scores <strong>voor</strong> een bepaal<strong>de</strong> variabele <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> formule toepassen:<br />
(score ‐ MMM 1) / SDMM 1 (1)<br />
Vermits we beschikken over <strong>de</strong> begin‐ en leerwinstscores van leerlingen van<br />
het 3 e leerjaar en van het 4 e leerjaar, moeten we vier dummy‐variabelen<br />
invoeren, die telkens aangeven of een score geobserveerd wordt: Klas3ijk,<br />
Klas3*LWijk, Klas4ijk en Klas4*LWijk. Klas3ijk "staat aan" (gelijk aan 1) als een<br />
score geobserveerd wordt bij <strong>de</strong> aanvang van het 3 e leerjaar, terwijl<br />
Klas3*LWijk "aanstaat" als een leerwinstscore <strong>voor</strong> het 3 e leerjaar geobser‐<br />
veerd wordt; i<strong>de</strong>m <strong>voor</strong> het 4 e leerjaar. Stel, Yijk is <strong>de</strong> score op moment i of<br />
<strong>voor</strong> leerwinst i van leerling j (j = 1, 2, …Jk) in klas k (k = 1, 2, …, K), dan kun‐<br />
nen we het te analyseren mo<strong>de</strong>l schrijven als volgt:<br />
Yijk = Klas3ijk (β1 + e10jk + u 100k ) +<br />
Klas3*LWijk (β2 + e2 0 jk + u 2 00k ) +<br />
Klas4ijk (β3 + e3 0jk + u 3 00k) +<br />
Klas4*LWijk (β4 + e4 0jk + u 400k ) (2)<br />
Voor <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> aanvangsmomenten (nl. begin 3 e en begin 4 e leerjaar) en<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> leerwinst van het 3 e , resp. 4 e leerjaar wor<strong>de</strong>n twee <strong>de</strong>len van het<br />
mo<strong>de</strong>l on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n: het fixed <strong>de</strong>el en het random <strong>de</strong>el. In het fixed <strong>de</strong>el<br />
van het mo<strong>de</strong>l (β1, β2, β3 en β4) wordt telkens het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> geschat (<strong>de</strong><br />
gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> beginscore of <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> leerwinstscore). In het random<br />
<strong>de</strong>el van het mo<strong>de</strong>l wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> elk meetmoment twee residuen on<strong>de</strong>r‐<br />
schei<strong>de</strong>n (e0jk en u00k). Met het twee<strong>de</strong> residu (u00k )wordt <strong>de</strong> afwijking van<br />
klas k van het algemeen gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> aangegeven (β), terwijl met het eerste<br />
residu (e0jk) <strong>de</strong> afwijking van leerling j van het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> van klas k (i.e. β +<br />
u00k) aangegeven wordt. We nemen aan dat <strong>de</strong> verwachte waar<strong>de</strong> van alle<br />
residuelen gelijk is aan 0 en <strong>de</strong> residuele scores normaal ver<strong>de</strong>eld zijn met<br />
variantie van respectievelijk S 2 e10jk, S 2 e20jk, S 2 e30jk, S 2 e40jk en S 2 u100k, S 2 u200k,<br />
S 2 u300k, en S 2 u400k.<br />
Gezien het beperkte aantal waarnemingen op klasniveau (<strong>voor</strong> bei<strong>de</strong><br />
leerjaren: N=7) kiezen we er<strong>voor</strong> om <strong>de</strong> variantie tussen <strong>de</strong> 14 klassen in
78<br />
het uitein<strong>de</strong>lijke mo<strong>de</strong>l constant te hou<strong>de</strong>n, zowel <strong>voor</strong> <strong>de</strong> beginmeting als<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> leerwinst, vandaar v4kcons + v5kLW ijk .<br />
Naast <strong>de</strong> varianties op leerlingniveau en een constante variantie op<br />
klasniveau, zowel <strong>voor</strong> beginmeting als <strong>voor</strong> leerwinst, wor<strong>de</strong>n ook <strong>de</strong> co‐<br />
varianties (correlaties) geschat. Dat wil zeggen: op leerlingniveau wordt per<br />
leerjaar <strong>de</strong> correlatie tussen <strong>de</strong> beginmeting en <strong>de</strong> leerwinst geschat; op<br />
klasniveau wordt die covariantie tussen beginmeting en leerwinst over bei‐<br />
<strong>de</strong> leerjaren heen geschat. Het mo<strong>de</strong>l ziet er uitein<strong>de</strong>lijk als volgt uit:<br />
Yijk = Klas3ijk (β1 + e10jk) +<br />
Klas3*LWijk (β2 + e2 0 jk) +<br />
Klas4ijk (β3 + e3 0jk) +<br />
Klas4*LWijk (β4 + e4 0jk) +<br />
v4kcons + v5kLWijk (3)<br />
Met <strong>de</strong> schattingen van dit mo<strong>de</strong>l per afhankelijke variabele kunnen we <strong>de</strong><br />
eerste on<strong>de</strong>rzoeksvraag beantwoor<strong>de</strong>n.<br />
In een twee<strong>de</strong> fase introduceren we elk van <strong>de</strong> verklaren<strong>de</strong> variabelen<br />
('SES', 'sekse', 'thuistaal', 'klassamenstelling') individueel in het brutoleer‐<br />
winstmo<strong>de</strong>l om te achterhalen of die onafhankelijke variabele variantie kan<br />
verklaren van <strong>de</strong> beginmeting en/of <strong>de</strong> leerwinst. We doen dat <strong>voor</strong> elk van<br />
<strong>de</strong> zeven taal‐ en tekstkenmerken. Op die manier verkrijgen we 7*4 tussen‐<br />
tijdse "nettoleerwinstmo<strong>de</strong>llen", waarin telkens het effect van één verkla‐<br />
ren<strong>de</strong> variabele nagegaan wordt, zon<strong>de</strong>r dat er gecontroleerd wordt <strong>voor</strong><br />
an<strong>de</strong>re verklaren<strong>de</strong> variabelen.<br />
In fase 3 gaan we <strong>voor</strong> elk tekst‐ en taalkenmerk op zoek naar het best fit‐<br />
nettoleerwinstmo<strong>de</strong>l, het mo<strong>de</strong>l mét verklaren<strong>de</strong> variabelen, dat <strong>de</strong> data zo<br />
kwaliteitsvol mogelijk in kaart brengt. Voor elk taal‐ en tekstkenmerk ver‐<br />
trekken we van het brutoleerwinstmo<strong>de</strong>l (fase 1). Daaraan voegen we <strong>de</strong><br />
verklaren<strong>de</strong> variabelen toe die in <strong>de</strong> tussentijdse nettoleerwinstmo<strong>de</strong>llen<br />
van fase 2 een significant effect bleken te sorteren. Vervolgens schrappen<br />
we <strong>de</strong> niet‐significante effecten. Ten slotte on<strong>de</strong>rzoeken we of er interactie‐<br />
effecten optre<strong>de</strong>n tussen steeds twee significante verklaren<strong>de</strong> variabelen.<br />
De schattingen per mo<strong>de</strong>l reiken ons het antwoord aan op <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> on‐<br />
<strong>de</strong>rzoeksvraag.
WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 79<br />
De laatste on<strong>de</strong>rzoeksvraag trachten we te beantwoor<strong>de</strong>n op basis van <strong>de</strong><br />
residuele scores <strong>voor</strong> <strong>de</strong> proefpersonen van <strong>de</strong> brutoleerwinstmo<strong>de</strong>llen<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> zes objectieve variabelen. Met die scores kunnen we achterhalen of<br />
bepaal<strong>de</strong> objectieve variabelen (<strong>voor</strong> bepaal<strong>de</strong> subgroepen van leerlingen)<br />
eenzelf<strong>de</strong> patroon van leerwinst vertonen (gelijk op/af), dan wel of ze zich<br />
in een relatie van "uitwisseling" bevin<strong>de</strong>n (tra<strong>de</strong>‐off )?<br />
3. RESULTATEN<br />
3.1 Leerwinst <strong>voor</strong> zeven taal‐ en tekstkenmerken<br />
3.1.1 Gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> leerwinst <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> zeven taal‐ en tekstkenmerken<br />
In <strong>de</strong>ze paragraaf on<strong>de</strong>rzoeken we <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> zeven tekstkenmerken<br />
welke leerwinst er gemid<strong>de</strong>ld geboekt wordt. In Tabel 3.1 vermel<strong>de</strong>n we <strong>de</strong><br />
daartoe relevante schattingen van <strong>de</strong> zeven brutoleerwinstmo<strong>de</strong>llen. Tabel<br />
3.2 bevat <strong>de</strong> correlaties 12 tussen beginmeting en leerwinst volgens <strong>de</strong> zeven<br />
brutoleerwinstmo<strong>de</strong>llen.<br />
Als we <strong>de</strong> gegevens <strong>voor</strong> 'ComEff' bij elkaar brengen (gearceer<strong>de</strong> kolom‐<br />
men), stellen we het volgen<strong>de</strong> vast: in bei<strong>de</strong> leerjaren wordt er gemid<strong>de</strong>ld<br />
genomen leerwinst geboekt. In het 3 e leerjaar gaat het om bijna een halve<br />
SD 13 (0.44SD; p
80<br />
halen <strong>de</strong> sterkere starters <strong>de</strong>els in. Figuur 3.1 illustreert dit <strong>voor</strong> <strong>de</strong> twee<br />
klassen van school F.<br />
Tabel 3.1<br />
Parameterschattingen van het beginniveau (Klas 3/4) en <strong>de</strong> leerwinst(LW)<br />
volgens <strong>de</strong> brutoleerwinstmo<strong>de</strong>llen <strong>voor</strong> zeven taal‐en tekstkenmerken:<br />
fixed effects en random effects op leerlingniveau (KLas3: N=106; Klas4: N=111)<br />
ComEff<br />
Inhoud<br />
LexRijk<br />
CompTU<br />
AccuTU<br />
Spelling<br />
RefCoh<br />
VAST<br />
Klas3 0.02 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00 0.00<br />
Klas3*LW 0.44** 0.52*** 0.76* 0.23(*) 0.41*** 0.57*** 0.28*<br />
Klas4 0.46** 0.35** 0.67*** 0.43** 0.07 (NS) 0.60*** 0.42*<br />
Klas4*LW 0.81*** 0.75*** 1.40*** 0.42** 0.73*** 0.51*** 0.09 (NS)<br />
VARIABEL (Niveau leerling)<br />
Klas3 0.94*** 0.99*** 0.99*** 0.96*** 1.01*** 0.90*** 0.97***<br />
Klas3*LW 1.24*** 1.78*** 1.55*** 1.50*** 1.00*** 1.00*** 0.97***<br />
Klas4 1.05*** 1.20*** 2.00*** 1.17*** 1.14*** 0.60*** 0.93***<br />
Klas4*LW 1.11*** 1.24*** 5.30*** 2.03*** 1.84*** 0.78*** 1.04***<br />
***: p
WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 81<br />
inhou<strong>de</strong>lijke kenmerken 'LexRijk' (0,76SD) en 'Inhoud' (0.52SD), maar ook<br />
<strong>voor</strong> 'Spelling' (0.57SD) is <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> progressie sterk positief. De leer‐<br />
winst <strong>voor</strong> 'AccuTU' valt daartussenin (0.41SD). In het 4 e leerjaar liggen <strong>de</strong><br />
scores <strong>voor</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> leerwinst meestal hoger, behalve <strong>voor</strong> 'Spelling' en<br />
'RefCoh'. Het gaat <strong>voor</strong> 'LexRijk', 'CompTU' en 'AccuTU' zelfs bijna om een<br />
verdubbeling t.o.v. het 3 e leerjaar.<br />
Evenals <strong>voor</strong> 'ComEff' zijn ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze variabelen <strong>de</strong> varianties op<br />
leerlingniveau qua startprestatie en leerwinst groot tot zeer groot. In het 4 e<br />
leerjaar vallen bij<strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong> inter‐individuele verschillen qua leerwinst op<br />
<strong>voor</strong> 'LexRijk', 'CompTu' en 'AccuTU'.<br />
Tabel 3.2 leert ons bovendien dat <strong>de</strong> correlaties tussen beginmeting en<br />
leerwinst ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zes objectieve variabelen, zowel in het 3 e als in het 4 e<br />
leerjaar negatief zijn, behalve <strong>voor</strong> 'LexRijk' in Klas4. Net als <strong>voor</strong> 'ComEff'<br />
boeken <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> zwakke starters leerwinst. Gezien <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>lmatig positie‐<br />
ve correlaties tussen begin‐ en eindmeting (Bijlage 2) weten we dat <strong>de</strong><br />
rangor<strong>de</strong> van <strong>de</strong> leerlingen wijzigt tussen begin en eind schooljaar: <strong>de</strong><br />
zwakkere starters halen <strong>de</strong> sterkere starters <strong>de</strong>els in. Figuur 3.2 maakt dit<br />
dui<strong>de</strong>lijk <strong>voor</strong> 'CompTU'; Figuur 3.3 toont een grafiek <strong>voor</strong> 'LexRijk'.<br />
Figuur 3.1<br />
Ontwikkeling van 'Communicatieve effectiviteit'<br />
<strong>voor</strong> acht leerlingen uit Klas 3 (links) en acht leerlingen uit Klas 4 van school F.
82<br />
Figuur 3.2<br />
Ontwikkeling van 'Complexiteit van <strong>de</strong> T‐unit'<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> leerlingen uit Klas 3 (links) en Klas 4 (rechts) van school C.<br />
Figuur 3.3<br />
Ontwikkeling van 'Lexicale rijkdom'<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> leerlingen uit Klas 3 (links) en Klas 4 (rechts) van school F.
WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 83<br />
Samenvattend kunnen we met betrekking tot <strong>de</strong> eerste on<strong>de</strong>rzoeksvraag<br />
besluiten dat er – behalve <strong>voor</strong> 'RefCoh' in het 4 e leerjaar – gemid<strong>de</strong>ld ge‐<br />
nomen in bei<strong>de</strong> leerjaren <strong>voor</strong> alle taal‐ en tekstkenmerken leerwinst ge‐<br />
boekt wordt. Daarnaast hebben <strong>de</strong> schattingen ook gereveleerd dat <strong>de</strong><br />
zwakke starters meestal bedui<strong>de</strong>nd meer leerwinst boeken dan <strong>de</strong> sterke<br />
starters, en dat <strong>de</strong> rangor<strong>de</strong>n tussen leerlingen <strong>de</strong>els veran<strong>de</strong>ren.<br />
3.1.2 Impact van kind‐ en klaskenmerken op <strong>de</strong> leerwinst <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong><br />
zeven taal‐ en tekstkenmerken<br />
In het twee<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong>ze paragraaf behan<strong>de</strong>len we <strong>de</strong> vraag of <strong>de</strong><br />
drie door ons geselecteer<strong>de</strong> leerlingkenmerken 'SES', 'thuistaal' en 'sekse',<br />
en het klaskenmerk 'klassensamenstelling naar thuistaal' <strong>de</strong> leerwinst van<br />
<strong>de</strong> zeven kenmerken in bei<strong>de</strong> leerjaren <strong>voor</strong>spellen. Zoals hierboven be‐<br />
schreven, hebben we <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zeven taal‐ en tekstkenmerken eerst on<strong>de</strong>r‐<br />
zocht welke verklaren<strong>de</strong> variabelen een significant effect sorteer<strong>de</strong>n, wan‐<br />
neer er niet gecontroleerd werd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re variabelen. Vervolgens<br />
voeg<strong>de</strong>n we <strong>de</strong> significante effecten per kenmerk gelijktijdig toe. Met het<br />
oog op het best fit‐nettomo<strong>de</strong>l verwij<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n we ten slotte <strong>de</strong> niet‐<br />
significante effecten.<br />
In Tabel 3.3 brengen we eerst <strong>de</strong> significante fixed effects uit <strong>de</strong> zeven best<br />
fit‐nettomo<strong>de</strong>llen van het 3 e leerjaar samen. De verklaren<strong>de</strong> variabelen zijn<br />
zo ingevoerd dat we <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> afwijking van <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rsteld zwakke‐<br />
re presteer<strong>de</strong>rs (laagSES, thuistaal T, jongen en HOM‐ of BI/TRI‐klas) in<br />
kaart brengen ten opzichte van <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> prestatie van <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>r‐<br />
steld sterkere presteer<strong>de</strong>rs. Gezien we <strong>de</strong> scores standaardiseer<strong>de</strong>n, kun‐<br />
nen alle effecten geïnterpreteerd wor<strong>de</strong>n in termen van standaard<strong>de</strong>via‐<br />
ties.<br />
In <strong>de</strong> licht gearceer<strong>de</strong> balk staat wat <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rsteld sterkere presteer‐<br />
<strong>de</strong>rs aan gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> scores behalen. Meteen valt op dat <strong>de</strong>ze vermoe<strong>de</strong>lijk<br />
sterkere leerlingen in<strong>de</strong>rdaad sterker starten (Klas3: gemid<strong>de</strong>ld 0,5SD tot<br />
1SD boven het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> van <strong>de</strong> groep), maar dat zij – gemid<strong>de</strong>ld gezien<br />
− geen leerwinst boeken (Klas3*LW: meestal 0,0SD). Enkel <strong>voor</strong> 'Spelling '<br />
liggen <strong>de</strong> kaarten an<strong>de</strong>rs: <strong>de</strong> vermoe<strong>de</strong>lijk sterkere presteer<strong>de</strong>rs starten op<br />
het algemeen gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> niveau en boeken vervolgens bijna 1SD leer‐<br />
winst.
84<br />
De veron<strong>de</strong>rsteld zwakke presteer<strong>de</strong>rs kunnen we <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> variabe‐<br />
len goed i<strong>de</strong>ntificeren: telkens is er immers een subgroep van leerlingen<br />
<strong>voor</strong> wie geldt dat hun gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> score bij het begin van het schooljaar<br />
significant negatief afwijkt van die van <strong>de</strong> sterke presteer<strong>de</strong>rs:<br />
<strong>voor</strong> vijf van <strong>de</strong> zeven variabelen gaat het om <strong>de</strong> leerlingen van <strong>de</strong> ho‐<br />
mogene klasgroepen ('Inhoud', 'LexRijk', CompTU', 'AccuTU', 'RefCoh');<br />
<strong>voor</strong> 'AccuTU' en 'RefCoh' komt daar nog een min<strong>de</strong>r sterke start van T‐<br />
leerlingen bovenop;<br />
<strong>voor</strong> een an<strong>de</strong>re combinatie van vijf variabelen tonen <strong>de</strong> jongens zich<br />
<strong>de</strong> zwakke starters ('ComEff', 'Inhoud', 'LexRijk', 'AccuTU' en 'RefCoh');<br />
laagSES‐leerlingen starten min<strong>de</strong>r sterk <strong>voor</strong> 'ComEff', 'Inhoud' en<br />
'CompTU'.<br />
Tabel 3.3<br />
Impact van <strong>de</strong> variabelen 'thuistaal', SES' en 'klassensamenstelling' op <strong>de</strong> gestandaardiseer<strong>de</strong><br />
scores van <strong>de</strong> beginmeting (Klas3) en van <strong>de</strong> leerwinst van het 3 e leerjaar (Klas3*LW)<br />
volgens <strong>de</strong> best fit‐nettoleerwinstmo<strong>de</strong>llen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zeven taal‐ en tekstkenmerken; N=106<br />
ComEff<br />
Inhoud<br />
LexRijk<br />
CompTU<br />
AccuTU<br />
Spelling<br />
RefCoh<br />
Klas3 0.99 0.68 0.56 0.56 0.86 0.00 0.90<br />
Klas3*LW 0.93 ***<br />
Klas3*SES‐ ‐0.64 * ‐0.38 (*) ‐0.33 (*)<br />
Klas3*LW*SES‐ 0.58 (*) 0.62 * 0.51 *<br />
Klas3*T ‐0.50 ** ‐0.57 **<br />
Klas3*LW*T 0.62 * 0.35 (*)<br />
Klas3*A<br />
Klas3*LW*A 0.64 (*)<br />
Klas3*Jongen ‐0.84 *** ‐0.63 *** ‐0.87 *** ‐0.91 *** ‐0.29 *<br />
Klas3*LW*Jongen 0.39 * ‐0.35 *<br />
BI/TRI ‐0.49 ** ‐0.58 **<br />
BI/TRI*LW ‐0.30 *<br />
HOM ‐0.36 ** ‐0.55 *** ‐0.56 ** ‐0.34 ** ‐0.78 ***<br />
HOM*LW<br />
‐0.32 *<br />
***: p
WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 85<br />
we stellen vast dat er geen effect op leerwinst vastgesteld kan wor<strong>de</strong>n<br />
<strong>voor</strong> 'klascompositie': HOM‐klassen realiseren geen inhaal‐beweging;<br />
ook <strong>voor</strong> jongens als dusdanig kunnen we geen inhaalbeweging vast‐<br />
stellen, behalve <strong>de</strong>els <strong>voor</strong> 'AccuTU'. Voor 'Spelling' boeken ze – na een<br />
gelijke start – zelfs significant min<strong>de</strong>r leerwinst dan meisjes;<br />
laagSES‐leerlingen boeken telkens voldoen<strong>de</strong> leerwinst op alle variabe‐<br />
len om hun aanvangsachterstand te compenseren: <strong>de</strong> kloof met <strong>de</strong><br />
sterke starters wordt gedicht.<br />
Bij wijze van illustratie tonen Figuur 3.4 en Figuur 3.5 <strong>de</strong> gegevens <strong>voor</strong><br />
'ComEff' en 'Spelling'. De twee grafieken maken dui<strong>de</strong>lijk dat leerwinstpa‐<br />
tronen sterk verschillen tussen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> tekst‐ en taalkenmerken:<br />
laagSES‐leerlingen maken een sterke inhaalbeweging <strong>voor</strong> 'ComEff'. Voor<br />
'Spelling', daarentegen komt er tij<strong>de</strong>ns het leerjaar een kloof tot stand: <strong>de</strong><br />
meisjes en leerlingen van HET‐klassen boeken immers bedui<strong>de</strong>nd meer<br />
leerwinst dan jongens enerzijds en leerlingen van BI/TRI‐ of HOM‐klassen<br />
an<strong>de</strong>rzijds. De grafieken illustreren ook dat jongens aan het eind van het<br />
leerjaar een grote achterstand vertonen: ze scoren haast een volledige SD<br />
lager dan meisjes <strong>voor</strong> 'ComEff', en halen niet eens het beginniveau van <strong>de</strong><br />
zwakste vrouwelijke starters. Ze hebben aan het eind van het 3 e leerjaar<br />
een achterstand van meer dan één schooljaar. Voor 'Spelling' zien we dat<br />
<strong>de</strong> jongens in <strong>de</strong> BI/TRI‐ en HOM‐klassen driekwart SD achterstand hebben,<br />
wat overeenkomt met meer dan een jaar achterstand. De gegevens <strong>voor</strong><br />
'RefCoh' vertonen een nog grotere complexiteit. Opnieuw zien we dat een<br />
aantal leerlingen geen leerwinst boekt, m.n. <strong>de</strong> niet‐T‐jongens en ‐meisjes.<br />
De T‐leerlingen boeken wel leerwinst, tot welke soort klas ze ook behoren.<br />
Toch is hun achterstand aan het eind van <strong>de</strong> rit nog groot, <strong>voor</strong>al in het ge‐<br />
val van T‐jongens in HOM‐ en BI/TRI‐klassen. De achterstand – ondanks <strong>de</strong><br />
leerwinst – blijft <strong>voor</strong> sommige leerlingen bijna 2SD, wat – gezien <strong>de</strong> ge‐<br />
mid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> leerwinst per schooljaar − op veel meer dan één à twee jaar leer‐<br />
achterstand 14 wijst.<br />
De gegevens van het 4 e leerjaar staan in Tabel 3.4. Net zoals <strong>voor</strong> het 3 e<br />
leerjaar zijn <strong>de</strong> verklaren<strong>de</strong> variabelen ook <strong>voor</strong> het 4 e leerjaar zo ingevoerd<br />
dat we <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> afwijkingen van <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rsteld zwakkere pres‐<br />
teer<strong>de</strong>rs in kaart brengen ten opzichte van <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> prestaties van <strong>de</strong><br />
veron<strong>de</strong>rsteld sterkere presteer<strong>de</strong>rs.<br />
14 "<strong>Achter</strong>stand" wordt berekend op basis van <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> toename op één schooljaar tijd.
86<br />
Gestandaardiseer<strong>de</strong> score<br />
1,2<br />
1<br />
0,8<br />
0,6<br />
0,4<br />
0,2<br />
0<br />
-0,2<br />
-0,4<br />
-0,6<br />
SES ‐ Meisje<br />
SES ‐ Jongen<br />
SES + Meisje<br />
SES + Jongen<br />
MM1 MM2<br />
Meetmomenten<br />
Figuur 3.4<br />
Leerwinstpatroon <strong>voor</strong> vier subgroepen (hoog‐/laagSES, meisjes vs. jongens)<br />
zoals geschat door het best fit‐nettoleerwinstmo<strong>de</strong>l<br />
<strong>voor</strong> 'Communicatieve effectiviteit' in het 3 e leerjaar.<br />
Gestandaardiseer<strong>de</strong> score<br />
1<br />
0,9<br />
0,8<br />
0,7<br />
0,6<br />
0,5<br />
0,4<br />
0,3<br />
0,2<br />
0,1<br />
0<br />
MM1 MM2<br />
Meetmomenten<br />
Meisje<br />
HET‐klas<br />
Meisje<br />
niet‐HET‐klas<br />
Jongen<br />
HET‐klas<br />
Jongen<br />
niet‐HET‐klas<br />
Figuur 3.5<br />
Leerwinstpatroon <strong>voor</strong> vier subgroepen (heterogene vs. niet‐heterogene klasgroepen,<br />
meisjes vs. jongens) zoals geschat door het best fit‐nettoleerwinstmo<strong>de</strong>l<br />
<strong>voor</strong> 'Spelling' in het 3 e leerjaar.
WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 87<br />
De licht gearceer<strong>de</strong> balk toont wat <strong>de</strong> sterke presteer<strong>de</strong>rs gemid<strong>de</strong>ld reali‐<br />
seren (startscore; leerwinst): gezien ook in <strong>de</strong>ze tabel gestandaardiseer<strong>de</strong><br />
scores 15 weergegeven wor<strong>de</strong>n, zien we dat er <strong>voor</strong> alle variabelen door <strong>de</strong><br />
sterkere presteer<strong>de</strong>rs gemid<strong>de</strong>ld genomen gestart wordt met een score die<br />
1SD à 2SD hoger ligt dan <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> beginscore van het 3 e leerjaar (M =<br />
0,0). We stellen ook vast dat <strong>de</strong>ze veron<strong>de</strong>rsteld sterke presteer<strong>de</strong>rs ge‐<br />
mid<strong>de</strong>ld sterker starten dan <strong>de</strong> zwakkere presteer<strong>de</strong>rs en in vijf van <strong>de</strong> ze‐<br />
ven gevallen leerwinst boeken: tussen 0,5SD en 1SD <strong>voor</strong> vier variabelen, en<br />
2SD <strong>voor</strong> 'LexRijk'. Voor één tekstkenmerk ('AccuTU') boeken <strong>de</strong>ze sterkere<br />
starters geen leerwinst; <strong>voor</strong> 'RefCoh' stellen we zelfs "achteruitgang" vast.<br />
De veron<strong>de</strong>rsteld zwakke presteer<strong>de</strong>rs kunnen we ook in het 4 e leerjaar<br />
<strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> variabelen goed i<strong>de</strong>ntificeren: telkens is er immers een sub‐<br />
groep van leerlingen <strong>voor</strong> wie geldt dat <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> score bij het begin<br />
van het schooljaar significant negatief afwijkt van die van <strong>de</strong> sterke pres‐<br />
teer<strong>de</strong>rs. Het betreft<br />
T‐leerlingen <strong>voor</strong> 'ComEff', 'Inhoud', 'CompTU', 'AccuTU' en 'RefCoh',<br />
zeker in Hom‐klassen ('Inhoud', 'LexRijk', 'CompTU', 'AccuTU' en 'Ref<br />
Coh'), en in min<strong>de</strong>re mate ook in BI/TRI‐klassen ('CompTU' en 'RefCoh');<br />
jongens <strong>voor</strong> 'ComEff', 'Inhoud', 'LexRijk' en 'AccuTU';<br />
laagSES‐leerlingen <strong>voor</strong> 'AccuTU' en 'Spelling'.<br />
Net zoals <strong>voor</strong> het 3 e leerjaar stellen we <strong>voor</strong> het 4 e leerjaar vast dat "laag‐<br />
SES T‐jongens in HOM‐klassen" <strong>de</strong> minst gunstige startpositie innemen.<br />
Boeken <strong>de</strong>ze zwakke starters meer leerwinst dan <strong>de</strong> sterkere starters, zodat<br />
<strong>de</strong> kloof stilaan gedicht wordt? Het antwoord luidt als volgt:<br />
in zwak starten<strong>de</strong> klasgroepen (HOM − BI/TRI) wordt geen extra leer‐<br />
winst geboekt; integen<strong>de</strong>el, <strong>voor</strong> 'Spelling' is <strong>de</strong> leerwinst zelfs 0.3SD<br />
min<strong>de</strong>r dan die van HET‐klassen;<br />
T‐leerlingen maken hun achterstand bij <strong>de</strong> start slechts in één van <strong>de</strong><br />
vijf gevallen (<strong>de</strong>els) goed, nl. <strong>voor</strong> 'RefCoh';<br />
jongens dichten <strong>de</strong> kloof niet <strong>voor</strong> 'ComEff' en 'Inhoud', maar wel <strong>voor</strong><br />
'AccuTU'. Voor 'LexRijk' voegen ze aan een aanvangsachterstand ook<br />
veel min<strong>de</strong>r leerwinst toe (‐ 1,4SD) dan <strong>de</strong> sterke starters;<br />
laagSES‐leerlingen maken hun aanvangsachterstand <strong>voor</strong> 'AccuTU'<br />
ruimschoots goed door 0,5SD meer leerwinst. Voor 'Spelling' is dat niet<br />
het geval. Er wordt door laagSES‐leerlingen een kwart standaard<strong>de</strong>via‐<br />
15 De standaardisering <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> variabelen gebeur<strong>de</strong> op basis van <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> score<br />
en <strong>de</strong> standaard<strong>de</strong>viatie van het eerste meetmoment (van het 3 e leerjaar) (zie §2.4.2).
88<br />
tie lager gestart en geen extra leerwinst geboekt (<strong>de</strong> kloof blijft). Meer<br />
nog, laagSES‐jongens boeken 0,5SD min<strong>de</strong>r leerwinst dan gemid<strong>de</strong>ld<br />
(<strong>de</strong> kloof vergroot).<br />
Tabel 3.4<br />
Impact van <strong>de</strong> variabelen 'thuistaal', SES' en 'klassensamenstelling' op <strong>de</strong> gestandaardiseer<strong>de</strong><br />
scores van <strong>de</strong> beginmeting (Klas4) en van <strong>de</strong> leerwinst van het 4 e leerjaar (Klas4*LW)<br />
volgens <strong>de</strong> best fit‐nettoleerwinstmo<strong>de</strong>llen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zeven taal‐ en tekstkenmerken; N=111<br />
ComEff<br />
Inhoud<br />
LexRijk<br />
CompTU<br />
AccuTU<br />
Spelling<br />
RefCoh<br />
Klas4 0.89 0.90 1.29 1.41 0.84 0.71 1.93<br />
Klas4*LW 0.81 *** 0.71 *** 2.04 *** 0.41 ** 0.91 *** ‐0.55 *<br />
Klas4*SES ‐ ‐0.37 (*) ‐0.27 (*)<br />
Klas4*LW*SES ‐ 0.56 *<br />
Klas4*T ‐0.41* ‐0.43** ‐0.68 ** ‐0.32 * ‐1.27 ***<br />
Klas4*LW*T 0.76 **<br />
Klas4*A ‐0.85 ** ‐1.05 ***<br />
Klas4*LW*A 0.55 (*)<br />
Klas4*J ‐0.46* ‐0.35 * ‐0.87 *** ‐0.53 **<br />
Klas4*LW*J ‐1.40 ** 0.60 *<br />
Klas4*LW*A*J 0.52 *<br />
Klas4*LW*SES‐*J ‐0.50 **<br />
BI/TRI ‐0.49 ** ‐0.58 **<br />
BI/TRI*LW ‐0.30 *<br />
HOM ‐0.36 ** ‐0.55 *** ‐0.56 ** ‐0.34 ** ‐0.78 ***<br />
HOM*LW<br />
‐0.32 *<br />
***: p
Gestandaardiseer<strong>de</strong> score<br />
1,8<br />
1,6<br />
1,4<br />
1,2<br />
1<br />
0,8<br />
0,6<br />
0,4<br />
0,2<br />
0<br />
nt‐T meisje<br />
T meisje<br />
nt‐T jongen<br />
WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 89<br />
T jongen<br />
MM3 MM4<br />
Meetmomenten<br />
Figuur 3.6<br />
Leerwinstpatroon <strong>voor</strong> vier subgroepen (T vs. niet‐T, meisjes vs. jongens)<br />
zoals geschat door het best fit‐nettoleerwinstmo<strong>de</strong>l<br />
<strong>voor</strong> 'Communicatieve effectiviteit' in het 4 e leerjaar.<br />
Gestandaardiseer<strong>de</strong> score<br />
1,8<br />
1,6<br />
1,4<br />
1,2<br />
1<br />
0,8<br />
0,6<br />
0,4<br />
0,2<br />
0<br />
MM3 MM4<br />
Meetmomenten<br />
jongen HET SES+<br />
meisje HET SES+<br />
meisje HET SES‐<br />
meisje niet‐HET SES+<br />
jongen niet‐HET SES+<br />
meisje niet‐HET SES‐<br />
jongen HET SES‐<br />
jongen niet‐HET SES‐<br />
Figuur 3.7<br />
Leerwinstpatroon <strong>voor</strong> vier subgroepen (heterogene vs. niet‐heterogene klasgroepen, meisjes<br />
vs. jongens) zoals geschat door het best fit‐nettoleerwinstmo<strong>de</strong>l<br />
<strong>voor</strong> 'Spelling' in het 4 e leerjaar.
90<br />
Tot slot zoomen we nog even in op 'AccuTU'. Immers, <strong>de</strong> leerwinst van <strong>de</strong><br />
laagSES‐leerlingen en van <strong>de</strong> jongens springt in het oog, zeker in vergelijking<br />
met het status‐quo van <strong>de</strong> hoogSES‐meisjes. Deze twee subgroepen maken<br />
hun startachterstand t.a.v. <strong>de</strong> sterke starters ruim goed. Dat leidt tot een<br />
an<strong>de</strong>re rangor<strong>de</strong> van <strong>de</strong> subgroepjes, die ook al <strong>voor</strong>speld werd door <strong>de</strong><br />
correlaties tussen beginmeting en leerwinst (r=‐.72; p
Gestandaardiseer<strong>de</strong> score<br />
2<br />
1,5<br />
1<br />
N‐meisje HET AccuTU<br />
0,5<br />
N‐jongen HET CompTU<br />
N‐meisje HET CompTU<br />
0<br />
-0,5<br />
N‐jongen HET AccuTU<br />
WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 91<br />
MM1 MM2 MM3 MM4<br />
Meetmomenten<br />
Figuur 3.8<br />
Leerwinstpatroon <strong>voor</strong> twee subgroepen (jongens vs.meisjes) zoals geschat door <strong>de</strong> best fit‐<br />
nettoleerwinstmo<strong>de</strong>llen <strong>voor</strong> 'AccuTU' en 'CompTU' in het 3 e en 4 e leerjaar.<br />
Samenhang qua leerwinst tussen <strong>de</strong> zes objectieve variabelen.<br />
3.2 De on<strong>de</strong>rlinge samenhang qua leerwinst van taal‐ en tekstkenmer‐<br />
ken<br />
In <strong>de</strong>ze paragraaf behan<strong>de</strong>len we <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvraag naar <strong>de</strong> samenhang<br />
qua leerwinst van <strong>de</strong> zes objectieve variabelen, zowel algemeen als <strong>voor</strong><br />
diverse subgroepen. We nemen 'Communicatieve effectiviteit' niet op in <strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rzoeksvraag, omdat het hier om een holistische maat gaat, die mid‐<br />
<strong>de</strong>lmatig tot sterk positief correleert met <strong>de</strong> meeste an<strong>de</strong>re (zie Studie 1<br />
van dit proefschrift).<br />
Onze exploraties van <strong>de</strong> correlaties tussen <strong>de</strong> leerwinst <strong>voor</strong> objectieve va‐<br />
riabelen leveren <strong>voor</strong> het 3 e respectievelijk 4 e leerjaar als geheel telkens<br />
één significant resultaat op (gearceer<strong>de</strong> kolom). We nemen bei<strong>de</strong> resulta‐<br />
ten op in Tabel 3.5, waarin we ook aangeven of er verschillen tussen sub‐<br />
groepen (jongens vs. meisjes, Turks vs. niet‐Turks, ...) optre<strong>de</strong>n. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong><br />
exploraties van samenhang qua leerwinst tussen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> objectie‐<br />
ve variabelen troffen we <strong>voor</strong> bepaal<strong>de</strong> subgroepen (bv. jongens vs. meis‐<br />
jes) significante (p
92<br />
ties von<strong>de</strong>n we overall echter geen samenhang. Om die re<strong>de</strong>n verwerken<br />
we die gegevens niet in Tabel 3.5, maar reiken we ze – waar zinvol – in <strong>de</strong><br />
tekst aan.<br />
Tabel 3.5<br />
Correlaties tussen <strong>de</strong> leerwinst <strong>voor</strong> twee combinaties van objectieve tekstkenmerken<br />
in schriftelijke navertellingen van leerlingen van het 3 e (N=106) en 4 e leerjaar(N=111)<br />
en <strong>voor</strong> diverse subgroepen van leerlingen<br />
(Turks vs. niet‐Turks; jongen vs. meisje; laagSES [SES‐]vs. hoogSES [SES+])<br />
Correlaties<br />
<strong>voor</strong> leer‐<br />
winst tussen<br />
CompTU‐<br />
AccuTU<br />
Inhoud‐<br />
CompTU<br />
Leerjaar<br />
3<br />
4<br />
Vol‐<br />
ledige<br />
groep<br />
‐.27 *<br />
(N=106)<br />
.27 *<br />
(N=111)<br />
T<br />
‐.26 (*)<br />
(N=55)<br />
Thuistaal<br />
Niet‐T<br />
‐.27 *<br />
(N=51)<br />
.40 *<br />
(N=47)<br />
Jongen<br />
.32 *<br />
(N=55)<br />
Sekse SES<br />
Meisje<br />
‐.45 *<br />
(N=55)<br />
.22 (*)<br />
(N=56)<br />
(*) p
WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 93<br />
een negatieve samenhang tussen 'CompTU' en 'Spelling' op. Voor <strong>de</strong> laag‐<br />
SES‐groep daarentegen, stel<strong>de</strong>n we tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> exploraties enkel positieve<br />
correlaties vast.<br />
Ver<strong>de</strong>r zien we geen significante correlaties <strong>voor</strong> het 3 e leerjaar als ge‐<br />
heel. Vooruitgang op het ene gebied (bv. 'Spelling') levert geen <strong>voor</strong>spellin‐<br />
gen op <strong>voor</strong> <strong>de</strong> leerwinst op een an<strong>de</strong>r vlak (bv. 'Inhoud'). De aard van <strong>de</strong><br />
samenhang qua leerwinst tussen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> variabelen is dus <strong>voor</strong><br />
elke leerling an<strong>de</strong>rs, maar wel zo dat altijd een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> leerlingen een<br />
positieve leerwinstrelatie tussen twee variabelen realiseert, terwijl an<strong>de</strong>re<br />
leerlingen een negatieve relatie realiseren. De mate waarin <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong><br />
zes variabelen leerwinst geboekt wordt, lijkt bijgevolg een verhaal van grote<br />
inter‐individuele verschillen. Figuur 3.9 toont <strong>de</strong> leerwinst <strong>voor</strong> zes variabe‐<br />
len in teksten van twee willekeurig gekozen leerlingen.<br />
Gestandaardiseer<strong>de</strong> Score<br />
2,50<br />
2,00<br />
1,50<br />
1,00<br />
0,50<br />
0,00<br />
-0,50<br />
-1,00<br />
-1,50<br />
LL1: Spelling<br />
LL1: Inhoud<br />
LL1: CompTU<br />
LL1: RefCoh<br />
LL1: LexRijk<br />
LL1: AccuTU<br />
MM1 MM2 MM1 MM2<br />
Meetmomenten<br />
LL2: CompTU<br />
LL2: Spelling<br />
LL2: RefCoh<br />
LL2: AccuTU<br />
LL2: LexRijk<br />
LL2: Inhoud<br />
Figuur 3.9<br />
Leerwinst <strong>voor</strong> zes objectieve variabelen in <strong>de</strong> schriftelijke navertellingen<br />
van LL1, nl. nr.10302: laagSES T‐meisje in het 3e leerjaar (MM1, MM2) van HOM‐school B en<br />
van LL2, nl. nr. 40305: hoogSES A‐jongen in het 3e leerjaar (MM1, MM2) van HET‐school F.<br />
Voor <strong>de</strong> teksten van alle 4 e ‐klassers samen geldt ook één significante corre‐<br />
latie qua leerwinst. De correlatie toont een positieve samenhang tussen
94<br />
'Inhoud' en 'CompTU': een aantal leerlingen dat <strong>voor</strong> 'Inhoud' leerwinst<br />
boekt, boekt ook leerwinst <strong>voor</strong> 'CompTU', en vice versa, terwijl het ook<br />
omgekeerd zo is dat een aantal leerlingen dat <strong>voor</strong> 'Inhoud' ter plaatse<br />
trappelt of zelfs achteruitgaat, dat ook <strong>voor</strong> 'CompTU' doet, en vice versa.<br />
De gegevens uit Tabel 3.4 laten vermoe<strong>de</strong>n dat het wel om dubbele leer‐<br />
winst gaat, omdat <strong>de</strong> twee variabelen in het 4 e leerjaar gunstig evolueren.<br />
De resultaten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n subgroepen leren ons dat <strong>de</strong> samen‐<br />
hang tussen <strong>de</strong> leerwinst <strong>voor</strong> 'CompTU' en 'Inhoud' zich <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong>doet in<br />
teksten van niet‐T leerlingen en hoogSES‐leerlingen. Het formuleren van<br />
"meer inhoud in complexere zinnen" is in het 4 e leerjaar misschien (nog)<br />
niet aan laagSES‐ en/of T‐leerlingen besteed. Gezien we <strong>voor</strong> <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />
duo's van variabelen geen significante correlaties qua leerwinst op leerjaar‐<br />
niveau kunnen vaststellen, mogen we uitgaan van een grote inter‐<br />
individuele variatie in combinaties van kenmerken waar<strong>voor</strong> al dan niet<br />
leerwinst geboekt wordt. Figuur 3.10 toont <strong>de</strong> leerwinst <strong>voor</strong> zes variabelen<br />
in teksten van twee willekeurig gekozen leerlingen.<br />
Gestandaardiseer<strong>de</strong> score<br />
4,00<br />
3,00<br />
2,00<br />
1,00<br />
0,00<br />
-1,00<br />
-2,00<br />
LL1: LexRijk<br />
LL1: Spelling<br />
LL1: CompTU<br />
LL1: Inhoud<br />
LL1: RefCoh<br />
LL1: AccuTU<br />
MM3 MM4 MM3 MM4<br />
Meetmomenten<br />
LL2: LexRijk<br />
LL2: CompTU<br />
LL2: Inhoud<br />
LL2: RefCoh<br />
LL2: Spelling<br />
LL2: AccuTU<br />
Figuur 3.10<br />
Leerwinst <strong>voor</strong> zes objectieve variabelen in <strong>de</strong> schriftelijke navertellingen<br />
van LL1, nl. nr.40423: laagSES T‐jongen van het 4 e leerjaar (MM3, MM4) en van LL2,<br />
nl. nr. 40406: hoogSES N‐meisje van het 4 e leerjaar (MM3, MM4) van HET‐school F.
WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 95<br />
We kunnen het antwoord op <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvraag nu als volgt formu‐<br />
leren: het (positief of negatief) samengaan van leerwinst <strong>voor</strong> twee of meer<br />
objectieve variabelen is een sterk individueel gegeven. In elk leerjaar stel‐<br />
<strong>de</strong>n we immers slechts één instantie van systematische samenhang vast, nl.<br />
een zwak negatieve samenhang van 'AccuTU' en 'CompTU' in het 3 e leer‐<br />
jaar, wat wijst op tra<strong>de</strong>‐off, en een zwak positieve samenhang van 'Inhoud'<br />
en 'CompTU' in het 4 e leerjaar. We hebben <strong>voor</strong> bei<strong>de</strong> leerjaren ook kunnen<br />
achterhalen in welke subgroepen die samenhang zich het dui<strong>de</strong>lijkst <strong>voor</strong>‐<br />
<strong>de</strong>ed: <strong>voor</strong> het 3 e leerjaar zagen we tra<strong>de</strong>‐off <strong>voor</strong>namelijk bij meisjes; <strong>de</strong><br />
samenhang tussen 'CompTU' en 'Inhoud' van het 4 e leerjaar trad op bij niet‐<br />
T en hoogSES.<br />
4. DISCUSSIE<br />
4.1 De leerwinst van <strong>de</strong> "veron<strong>de</strong>rsteld" 16 sterke en zwakke starters<br />
In Figuur 4.1 vatten we <strong>de</strong> resultaten samen van ons on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong><br />
leerwinst van zwakke en sterke starters van het 3 e en 4 e leerjaar. De gege‐<br />
vens van <strong>de</strong> linkerhelft betreffen <strong>de</strong> sterke starters van het 3 e (bovenaan)<br />
en 4 e leerjaar (on<strong>de</strong>raan). Hun situatie wordt besproken in §4.1.1. De rech‐<br />
terhelft bevat <strong>de</strong> informatie over <strong>de</strong> zwakke starters, die ver<strong>de</strong>r toegelicht<br />
wordt in §4.1.2. Daarnaast vormen jongens en meisjes twee bijzon<strong>de</strong>re<br />
subgroepen: §4.1.3 bespreekt wat hen – qua leerwinst <strong>voor</strong> taal‐ en tekst‐<br />
kenmerken – verbindt en scheidt.<br />
4.1.1 De leerwinst van <strong>de</strong> sterkere starters<br />
In het 3 e leerjaar valt het op dat <strong>de</strong> volledige groep sterke starters gemid‐<br />
<strong>de</strong>ld genomen geen leerwinst boekt, behalve <strong>voor</strong> 'Spelling'. Voor <strong>de</strong> <strong>voor</strong>‐<br />
uitgang die door sommige sterke starters <strong>voor</strong> een of meer variabelen ge‐<br />
boekt wordt, is er bij zes van <strong>de</strong> zeven tekstkenmerken dus evenveel ach‐<br />
teruitgang bij an<strong>de</strong>re sterke starters. In het 4 e leerjaar zien we dat sterke<br />
starters <strong>voor</strong> vijf van <strong>de</strong> zeven tekstkenmerken gemid<strong>de</strong>ld wél leerwinst<br />
16 De "veron<strong>de</strong>rsteld" sterkere leerlingen zijn <strong>de</strong> leerlingen die wij in <strong>de</strong> nettoleerwinstmo<strong>de</strong>l‐<br />
len tot <strong>de</strong> referentiegroep hebben laten behoren (gearceer<strong>de</strong> balkjes in Tabellen 3.3 en 3.4).<br />
Zij zijn dus wie NIET opgesomd wordt in <strong>de</strong> linkerkolom van <strong>de</strong> respectieve tabellen. Dat zijn<br />
<strong>de</strong> "veron<strong>de</strong>rsteld" zwakkere starters: <strong>de</strong>ze subgroepen vertonen <strong>voor</strong> een of meer variabe‐<br />
len negatieve effecten ten opzichte van <strong>de</strong> startscores van <strong>de</strong> referentiegroep (i.e. <strong>de</strong> sterkere<br />
starters).
96<br />
3e<br />
leerjaar<br />
4e<br />
leerjaar<br />
boeken. Voor twee variabelen wordt door <strong>de</strong>ze subgroep als geheel gemid‐<br />
<strong>de</strong>ld genomen geen <strong>voor</strong>uitgang gemaakt.<br />
Sterke starters<br />
i.c. hoogSES<br />
Inhoud: SQ<br />
Form‐as‐ambition: SQ<br />
Form‐as‐accuracy: LW **<br />
Tra<strong>de</strong>‐off tussen LW 'CompTU'/<br />
'AccuTU' & 'CompTU'/'Spelling'<br />
Inhoud: LW **<br />
Form‐as‐ambition: LW **<br />
Form‐as‐accuracy: LW (*)<br />
Positieve samenhang qua LW<br />
'CompTU' / 'Inhoud'<br />
Sterke starters<br />
i.c. niet‐ T<br />
Zwakke starters<br />
i.c. laagSES<br />
Inhoud: LW **<br />
Form‐as‐ambition: LW **<br />
Form‐as‐accuracy: LW (*)<br />
Positieve samenhang qua LW<br />
tussen uiteenlopen<strong>de</strong> variabelen<br />
Inhoud: LW **<br />
Form‐as‐ambition: LW **<br />
Form‐as‐accuracy: LW */(*)<br />
Enkel inter‐individueel<br />
variëren<strong>de</strong> tra<strong>de</strong>‐off<br />
Zwakke starters<br />
i.c. T<br />
kloof verdwijnt<br />
kloof blijft<br />
Figuur 4.1<br />
Leerwinst <strong>voor</strong> 'Inhoud', form‐as‐ambition, en fom‐as‐accuracy in schriftelijke navertellingen.<br />
SQ: geen leerwinst; (*): indirect geobserveer<strong>de</strong> leerwinst; *: geobserveer<strong>de</strong> leerwinst: be‐<br />
perkt; **: geobserveer<strong>de</strong> leerwinst: aanzienlijk. In vetjes: significant lagere startscore.<br />
We willen ons binnen <strong>de</strong> groep sterke starters <strong>voor</strong> bei<strong>de</strong> leerjaren richten<br />
op <strong>de</strong> subgroep die – op basis van <strong>de</strong> effecten van <strong>de</strong> zwakkere subgroepen<br />
– <strong>de</strong> stevigste startpositie in lijkt te nemen. Zo zien we in het 3e leerjaar <strong>de</strong><br />
laagSES‐leerlingen op een dui<strong>de</strong>lijk zwakkere startpositie staan dan hoog‐<br />
SES‐leerlingen. Die laatste groep bekijken we van dichtbij. In het 4e leerjaar<br />
vormen <strong>de</strong> T‐leerlingen een subgroep zwakke starters, wat <strong>de</strong> niet‐T‐groep<br />
tot sterkere starters maakt. Voor bei<strong>de</strong> leerjaren bespreken we <strong>de</strong> sub‐<br />
groepen "jongens" en "meisjes" in §4.3.<br />
Dat <strong>de</strong> subgroepen (bv. hoogSES in het 3 e leerjaar) op bepaal<strong>de</strong> variabelen<br />
gemid<strong>de</strong>ld genomen niet of nauwelijks groeien, zou aan een plafon<strong>de</strong>ffect<br />
geweten kunnen wor<strong>de</strong>n.
WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 97<br />
Uit een vergelijking van gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> startscores <strong>voor</strong> 'ComEff' en 'Inhoud'<br />
van <strong>de</strong> subgroep hoogSES van het 3 e leerjaar met resultaten van 4 e leerjaar<br />
blijkt echter dat <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> scores in het 4 e leerjaar ongeveer dubbel zo<br />
hoog liggen als in 3 e leerjaar (ComEff*hoogSES in Klas 3: M=0.5; Co‐<br />
mEff*hoogSES in Klas 4: M=1,1; Inhoud*hoogSES in Klas 3: M=0.4; In‐<br />
houd*hoog SES in Klas 4: M=0,8). Bovendien zien we dat leerlingen in het 4 e<br />
leerjaar vanuit een vergelijkbare startscore <strong>voor</strong> diezelf<strong>de</strong> variabelen wel<br />
heel wat leerwinst boeken. We kunnen <strong>voor</strong> 'ComEff' en 'Inhoud' in het 3 e<br />
leerjaar dus bezwaarlijk over een plafon<strong>de</strong>ffect spreken.<br />
Voor 'AccuTU', <strong>de</strong> uitsluitend op correctheid gerichte variabele waar<strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> niet‐T‐leerlingen van het 4 e leerjaar geen leerwinst meer boeken, geldt<br />
<strong>de</strong>els <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nering: sommige niet‐T‐leerlingen starten in<strong>de</strong>rdaad<br />
met een hoge score <strong>voor</strong> 'AccuTU', zodat er geen grote positieve leerwinst<br />
meer geboekt kan wor<strong>de</strong>n. Toch liggen <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>ze subgroep<br />
bij het begin van het 4 e leerjaar niet hoog <strong>voor</strong> 'AccuTU': M = 0.34 (SD =<br />
0.99 ). Ter vergelijking, aan het eind van het 4 e leerjaar hebben meisjes een<br />
gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> score van 0.73 (SD = 1.03) <strong>voor</strong> 'AccuTU'. Een plafon<strong>de</strong>ffect lijkt<br />
ook hier dus niet <strong>de</strong> volledige verklaring te bie<strong>de</strong>n.<br />
Wat 'CompTU' betreft, <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re variabele waar<strong>voor</strong> door hoogSES in<br />
het 3 e leerjaar geen leerwinst geboekt wordt, kunnen we er – gezien <strong>de</strong> we‐<br />
zenlijke aard van <strong>de</strong>ze variabele en gezien <strong>de</strong> schrijfontwikkelingsfase van<br />
<strong>de</strong>ze leerlingen – van uitgaan dat een plafond niet snel bereikt zal zijn<br />
(Kress, 1994; Myhill, 2008; Hudson, 2009). Dat zien we ook aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>uit‐<br />
gang die in het 4 e leerjaar over het algemeen nog mogelijk is.<br />
Het antwoord op <strong>de</strong> vraag waarom hoogSES in Klas 3 en niet‐T in Klas 4<br />
géén <strong>voor</strong>uitgang boeken <strong>voor</strong> 'ComEff', 'Inhoud' en 'CompTU', respectieve‐<br />
lijk <strong>voor</strong> 'AccuTU' en 'RefCoh', moeten we bijgevolg el<strong>de</strong>rs zoeken. We leg‐<br />
gen per leerjaar <strong>de</strong> resultaten van §3.1 en §3.2 samen.<br />
Uit Tabel 3.5 leren we dat hoogSES in Klas 3 een negatieve correlatie laat<br />
zien tussen 'CompTU' en 'AccuTU' (r=‐.27 [p
98<br />
(Skehan & Foster, 2001), en wel zo dat die inzet ten koste gaat van form‐as‐<br />
ambition.<br />
Als dat klopt, rijst <strong>de</strong> vraag waarom <strong>de</strong>ze groep dat gedrag vertoont.<br />
Misschien speelt mee dat in het on<strong>de</strong>rwijs meer aandacht besteed wordt<br />
aan <strong>de</strong> vormelijke correctheid van schriftelijk taalgebruik (Bonset & Hooge‐<br />
veen, 2007). En/of misschien zijn <strong>de</strong>ze leerlingen mentaal nog niet in staat<br />
om dit soort intense aandacht <strong>voor</strong> vormelijke nauwkeurigheid (form‐as‐<br />
accuracy) te combineren met aandacht <strong>voor</strong> "uitdagen<strong>de</strong>r taalgebruik"<br />
(form‐as‐ambition) en/of met inhou<strong>de</strong>lijke precisie (Skehan & Foster, 2001;<br />
Skehan, 2007; Swanson & Berninger, 1994). De vaststelling dat laagSES‐<br />
leerlingen in <strong>de</strong> loop van dat leerjaar wél behoorlijk wat leerwinst boeken<br />
op combinaties van correctheids‐ en complexiteitsvariabelen (zie ver<strong>de</strong>r),<br />
spreekt <strong>de</strong>ze twee<strong>de</strong> verklaringsgrond echter tegen. Een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> verklaring<br />
kan gezocht wor<strong>de</strong>n in het feit dat het actuele stelon<strong>de</strong>rwijs form‐as‐<br />
ambition en ook 'Inhoud' te weinig heeft on<strong>de</strong>rsteund "op een <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze<br />
leerlingen zinvolle en leerrijke wijze". Die re<strong>de</strong>nering sluit aan bij Coker<br />
(2006): <strong>voor</strong> sommige subgroepen sorteert een bepaald type schrijfon<strong>de</strong>r‐<br />
wijs een positief effect <strong>voor</strong> bepaal<strong>de</strong> tekstkenmerken, terwijl het <strong>voor</strong> an‐<br />
<strong>de</strong>re subgroepen geen vruchten afwerpt wat diezelf<strong>de</strong> kenmerken betreft.<br />
In het 4 e leerjaar stellen we <strong>voor</strong> niet‐T‐leerlingen (als subgroep sterke star‐<br />
ters) vast dat ze een positieve correlatie tussen <strong>de</strong> leerwinst <strong>voor</strong> 'CompTU'<br />
en 'Inhoud' realiseren (r=.40 [p
WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 99<br />
betekent – in combinatie met een toename <strong>voor</strong> 'CompTU' – dus eigenlijk<br />
<strong>voor</strong>uitgang.<br />
'RefCoh' vertelt een <strong>de</strong>els overeenkomstig verhaal. Een toename <strong>voor</strong><br />
'Inhoud' oefent druk uit op 'RefCoh'. Vergelijk Fragmenten 1 en 2.<br />
Fragment 1<br />
Een man koopt een banaan. Hij eet ze op. Hij 1 gooit <strong>de</strong> schil op <strong>de</strong><br />
grond. Er komt een meisje. Ze koopt een ijsje. Plots valt ze over <strong>de</strong><br />
schil. De man zegt 'Oh'. Hij koopt een nieuw ijsje <strong>voor</strong> het meisje.<br />
Fragment 2<br />
Een man koopt een banaan bij groenteboer Leon. 'Een mooie ba‐<br />
naan', zegt hij². Hij eet <strong>de</strong> banaan op en gooit <strong>de</strong> schil op <strong>de</strong> grond.<br />
Daar komt een meisje. Zij koopt een ijsje bij <strong>de</strong> groenteboer. Ze smult<br />
van haar ijsje. Plots valt ze over <strong>de</strong> schil. 'Oh' zegt hij³. Hij komt naar<br />
haar toe en vraagt 'Gaat het?' Dan lopen ze samen naar <strong>de</strong> winkel. De<br />
man koopt een nieuw ijsje <strong>voor</strong> het meisje. En hij 4 gooit zijn schil in<br />
<strong>de</strong> vuilnisbak.<br />
In Fragment 1 staat enkel <strong>de</strong> allerbelangrijkste informatie. Zo verwijst <strong>de</strong><br />
schrijver enkel naar <strong>de</strong> twee hoofdpersonages, en niet naar <strong>de</strong> krui<strong>de</strong>nier,<br />
die in het stripverhaal nochtans dui<strong>de</strong>lijk in beeld wordt gebracht. Dat im‐<br />
pliceert dat er geen twee<strong>de</strong> mannelijk personage geïntroduceerd wordt,<br />
waardoor taalkundig correcte verwijzingen (man: hij, meisje: zij) sowieso<br />
ondubbelzinnig zijn. Tekstuele a<strong>de</strong>quaatheid hoeft echter niet steeds opti‐<br />
maal te zijn (zie bij<strong>voor</strong>beeld hij 1 ), maar wordt in <strong>de</strong>rgelijke eenvoudige<br />
teksten weinig op <strong>de</strong> proef gesteld. Fragment 2 bevat heel wat meer inhou‐<br />
<strong>de</strong>lijke informatie. De krui<strong>de</strong>nier wordt geïntroduceerd, waardoor een<br />
twee<strong>de</strong> mannelijk personage op <strong>de</strong> proppen komt, en het verwijswoord hij<br />
niet langer eenduidig is, bv. hij². Ook vanaf hij³ weet je niet over welke man<br />
het gaat. Pas in <strong>de</strong> <strong>voor</strong>laatste zin heeft een goed verstaan<strong>de</strong>r door dat het<br />
waarschijnlijk al een hele tijd om <strong>de</strong> man ging die <strong>de</strong> schil liet vallen. In <strong>de</strong><br />
laatste zin zien we een <strong>voor</strong>beeld van wat tekstueel niet optimaal is (hij 4 ):<br />
een nevenschikking met ellips zou a<strong>de</strong>quater zijn. Voor 'RefCoh' geldt dus<br />
dat <strong>de</strong> toename van 'Inhoud' druk uitoefent op <strong>de</strong> scores, in die zin dat we<br />
een status quo qua scores als leerwinst mogen beschouwen. Volgens <strong>de</strong><br />
schattingen van het best fit‐nettoleerwinstmo<strong>de</strong>l gaat <strong>de</strong> N‐groep echter<br />
achteruit (Tabel 3.4). Ook hier dringt <strong>de</strong> vraag zich op, waarom <strong>de</strong>ze groep<br />
leerlingen er niet in slaagt om minstens een status quo <strong>voor</strong> 'RefCoh' te rea‐<br />
liseren. Zou het kunnen dat in tegenstelling tot <strong>de</strong> relatief overzichtelijke
100<br />
systemen op woord‐ en zinsniveau ('Spelling', 'AccuTU' en 'CompTU'), het<br />
complexe, zinsoverstijgen<strong>de</strong> referentiële systeem onvoldoen<strong>de</strong> aandacht<br />
krijgt? Leerkrachten wijzen ongetwijfeld op het vormelijk correct ver‐<br />
wijzen 18 , maar wor<strong>de</strong>n leerlingen wel voldoen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rsteund bij het reali‐<br />
seren van tekstueel a<strong>de</strong>quate verwijswoor<strong>de</strong>n? Binnen <strong>de</strong> opzet van <strong>de</strong>ze<br />
studie is het niet mogelijk om die vraag te beantwoor<strong>de</strong>n.<br />
De resultaten van <strong>de</strong> hoogSES‐leerlingen in het 3 e leerjaar hebben het ver‐<br />
moe<strong>de</strong>n doen rijzen dat zij door het schooljaar heen meer op hun maat on‐<br />
<strong>de</strong>rsteund zou<strong>de</strong>n moeten wor<strong>de</strong>n in het oppakken van uitdagingen op het<br />
niveau van 'Inhoud' en form‐as‐ambition. De gegevens van <strong>de</strong> niet‐T‐<br />
leerlingen van het 4 e leerjaar laten ons vermoe<strong>de</strong>n dat zij misschien meer<br />
on<strong>de</strong>rsteuning op maat kunnen gebruiken bij het realiseren van <strong>de</strong> conse‐<br />
quenties van <strong>de</strong> door hen "aanvaar<strong>de</strong>" uitdaging van meer inhoud en form‐<br />
as‐ambition. Ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek naar leerkracht‐leerling interacties tij<strong>de</strong>ns<br />
schrijfactiviteiten moet uitwijzen of <strong>de</strong>ze hypotheses in<strong>de</strong>rdaad opgaan.<br />
4.1.2 De leerwinst van <strong>de</strong> zwakkere starters<br />
De resultaten leren ons dat bepaal<strong>de</strong> subgroepen zwakke starters <strong>voor</strong> be‐<br />
paal<strong>de</strong> tekstkenmerken significant meer <strong>voor</strong>uitgang boeken dan gemid‐<br />
<strong>de</strong>ld, waardoor <strong>de</strong> kloof met <strong>de</strong> sterke starters verkleint of zelfs verdwijnt.<br />
Het gaat om laagSES‐leerlingen in het 3 e leerjaar <strong>voor</strong> 'ComEff', 'Inhoud' en<br />
'CompTU', en jongens in het 3 e en 4 e leerjaar <strong>voor</strong> 'AccuTU'. Opvallend af‐<br />
wezig in <strong>de</strong>ze opsomming is <strong>de</strong> subgroep Turkse leerlingen in HOM‐klassen,<br />
die in het 4 e leerjaar nochtans zeer zwak start, en <strong>voor</strong> wie een inhaalbewe‐<br />
ging dus wenselijk is. In <strong>de</strong>ze paragraaf bespreken we <strong>de</strong> resultaten <strong>voor</strong><br />
laagSES in het 3 e leerjaar en T‐leerlingen in HOM‐klassen van het 4 e leerjaar.<br />
In §4.3 gaan we dieper in op <strong>de</strong> resultaten <strong>voor</strong> jongens.<br />
Opvallend is <strong>de</strong> leerwinst die laagSES‐leerlingen in het 3 e leerjaar <strong>voor</strong> 'In‐<br />
houd', 'ComEff'en 'CompTU' boeken ten opzichte van <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re leerlingen<br />
van het 3 e leerjaar, die <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze variabelen gemid<strong>de</strong>ld genomen een status<br />
quo realiseren. Zoals we uit Tabel 3.3 kunnen aflei<strong>de</strong>n, is <strong>de</strong> beginpositie<br />
van laagSES in het 3 e leerjaar <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze drie variabelen zwak in vergelijking<br />
met <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re leerlingen. De niet‐gestandaardiseer<strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n vullen<br />
18 De exploraties van leerwinstsamenhang toon<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze subgroep ook een positieve<br />
correlatie tussen 'Spelling' en 'AccuTU' (r=.33 [p
WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 101<br />
die zwakke start concreet in: op MM1 zien we <strong>voor</strong> ComEff*laagSES (1‐7‐<br />
Likertschaal): M = 3.24 (SD = 1.30); <strong>voor</strong> Inhoud*laagSES (/20 punten): M =<br />
10.96 (SD = 3.05) en <strong>voor</strong> CompTU*laagSES: M = 6.05 woor<strong>de</strong>n (SD = 1.06).<br />
Aan het eind van het schooljaar communiceren <strong>de</strong>ze leerlingen echter signi‐<br />
ficant meer inhoud en doen dat in significant langere zinnen dan bij het be‐<br />
gin van het schooljaar. Dat wordt bevestigd door <strong>de</strong> (tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> exploraties<br />
van leerwinstsamenhang vastgestel<strong>de</strong>) positieve correlatie qua leerwinst<br />
tussen bei<strong>de</strong> variabelen <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze subgroep (r=.26 [p
102<br />
Fragment 4<br />
Er was eens een man die grote honger had. Hij ging naar <strong>de</strong> winkel<br />
van groenteman Leon en kocht een rijpe banaan. Mm, dacht hij, lek‐<br />
ker. Hij at <strong>de</strong> banaan helemaal op, en gooi<strong>de</strong> <strong>de</strong> schil toen zomaar op<br />
<strong>de</strong> grond.<br />
De laagSES‐leerlingen weten hun leerwinst op het vlak van form‐as‐<br />
ambition en 'Inhoud' te combineren met een positieve reactie op <strong>de</strong> toege‐<br />
nomen druk op <strong>de</strong> correctheid van woor<strong>de</strong>n, zinnen en verwijzingen: <strong>voor</strong><br />
'Spelling', 'AccuTU' en 'RefCoh' realiseren zij in absolute termen immers een<br />
status quo, die – onrechtstreeks – wijst op leerwinst (cf. supra): wie moeilij‐<br />
kere woor<strong>de</strong>n kan schrijven en complexere zinnen kan bouwen zon<strong>de</strong>r<br />
méér fouten te maken qua 'Spelling' of 'AccuTU', heeft ook qua accuraat‐<br />
heid stappen gezet, zelfs al tonen <strong>de</strong> scores een status quo. Na een jaar<br />
schrijft <strong>de</strong>ze subgroep dus zon<strong>de</strong>r meer betere teksten, wat ook blijkt uit <strong>de</strong><br />
significante leerwinst <strong>voor</strong> 'ComEff'. Voor het tekstmateriaal van <strong>de</strong>ze sub‐<br />
groep kunnen we Skehans (2007) spanning tussen form‐as‐accuracy en<br />
form‐as‐ambition + 'Inhoud' bijgevolg niet bevestigen. De exploraties naar<br />
leerwinstsamenhang tussen <strong>de</strong> zes objectieve variabelen on<strong>de</strong>rstrepen dit<br />
besluit, want <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze laagSES‐subgroep stellen we enkel positieve corre‐<br />
laties vast. Naast <strong>de</strong> reeds vermel<strong>de</strong> samenhang tussen 'Inhoud' en<br />
'CompTU', zien we ook positieve samenhang qua leerwinst tussen 'Inhoud'<br />
en 'AccuTU', 'LexRijk' en 'AccuTU', 'CompTU' en 'Spelling' en 'Spelling' en<br />
'RefCoh'.<br />
Een heel an<strong>de</strong>re situatie treffen we aan in het 4 e leerjaar. Hoewel <strong>de</strong> T‐<br />
leerlingen (die ook <strong>de</strong> HOM‐klassen bevolken) <strong>de</strong> uitgesproken zwakke star‐<br />
ters van het 4 e leerjaar zijn (zie Tabel 3.4), boeken zij amper meer leerwinst<br />
dan <strong>de</strong> sterke starters, en slagen zij er bijgevolg niet in om <strong>de</strong> kloof met die<br />
groep enigszins te verkleinen. De T‐leerlingen boeken enkel <strong>voor</strong> 'RefCoh'<br />
significant meer leerwinst dan <strong>de</strong> referentiegroep, die <strong>voor</strong> dat kenmerk<br />
trouwens meer dan een halve SD achteruitgaat (zie ook §4.1). Dat redu‐<br />
ceert <strong>de</strong> leerwinst van <strong>de</strong> T‐leerlingen <strong>voor</strong> 'RefCoh' tot nog geen kwart SD.<br />
Voor 'Spelling' is <strong>de</strong> leerwinst significant kleiner dan die van <strong>de</strong> sterke star‐<br />
ters, omdat het klassensamenstellingskenmerk HOM een negatief effect<br />
uitoefent op die leerwinst. Het resultaat blijft echter nog wel positief, nl.<br />
iets meer dan een halve SD. Samengevat wil dat zeggen dat <strong>de</strong> T‐leerlingen<br />
(<strong>voor</strong>al in HOM‐klassen) gemid<strong>de</strong>ld gesproken een vergelijkbare mate van
WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 103<br />
leerwinst hebben geboekt als <strong>de</strong> niet‐T‐leerlingen. De grote kloof met <strong>de</strong><br />
sterke starters van dat leerjaar blijft bijgevolg bestaan.<br />
Het uitblijven van een positieve correlatie tussen <strong>de</strong> leerwinst <strong>voor</strong><br />
'CompTU' en 'Inhoud' <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze subgroep wordt on<strong>de</strong>rsteund door het uit‐<br />
blijven van an<strong>de</strong>re positieve corelaties tussen objectieve variabelen: <strong>voor</strong><br />
leerwinst op het ene vlak wordt in <strong>de</strong>ze groep altijd een prijs gevraagd op<br />
een an<strong>de</strong>r vlak, en die tra<strong>de</strong>‐off verschilt van leerling tot leerling.<br />
4.1.3 Tussentijds besluit<br />
We kunnen conclu<strong>de</strong>ren dat zwakke starters léren, zowel in het 3 e als in het<br />
4 e leerjaar. Of zij erin slagen <strong>de</strong> vastgestel<strong>de</strong> aanvangskloof te verkleinen,<br />
varieert per leerjaar: <strong>de</strong> groep zwakke starters van het 3 e leerjaar (m.n.<br />
laagSES) haalt <strong>de</strong> groep sterke starters groten<strong>de</strong>els in, die zelf weinig leer‐<br />
winst boekt. De groep zwakke starters van het 4 e leerjaar (m.n. T in HOM)<br />
gaat ook <strong>voor</strong>uit, maar ongeveer evenveel als <strong>de</strong> groep sterke starters,<br />
waardoor <strong>de</strong> kloof even groot blijft.<br />
Deze bevindingen roepen vragen op naar <strong>de</strong> rol van het on<strong>de</strong>rwijs. Wat<br />
goed stelon<strong>de</strong>rwijs betreft, meer bepaald met betrekking tot het genre<br />
"navertellingen", kunnen we op basis van onze bevindingen <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />
drieledige hypothese formuleren: (1) of het om zwakke dan wel om sterke<br />
starters gaat, het is belangrijk dat leerlingen <strong>de</strong> uitdaging mogen aangaan<br />
om een voldoen<strong>de</strong> rijke inhoud in een boeien<strong>de</strong> vorm te gieten (form‐as‐<br />
ambition). De kans op bre<strong>de</strong> ontwikkeling, d.w.z. <strong>voor</strong>uitgang <strong>voor</strong> verschil‐<br />
len<strong>de</strong> aspecten van tekstkwaliteit, lijkt dan het grootst. (2) Omgekeerd lijkt<br />
een focus op form‐as‐accuracy géén krachtige hefboom <strong>voor</strong> een bre<strong>de</strong> po‐<br />
sitieve ontwikkeling. (3) In het eerste geval moeten leerlingen on<strong>de</strong>rsteund<br />
wor<strong>de</strong>n bij het omgaan met <strong>de</strong> consequenties op correctheidsniveau van<br />
meer uitdagend taalgebruik en inhou<strong>de</strong>lijke verfijning.<br />
Voortbouwend op Braun et al. (1997) vragen we ons ten slotte af of sys‐<br />
tematisch positieve correlaties qua leerwinst niet eer<strong>de</strong>r een indicator van<br />
goed schrijfon<strong>de</strong>rwijs (<strong>voor</strong> een bepaal<strong>de</strong> doelgroep) zijn dan van schrijf‐<br />
vaardigheid als dusdanig. Hiermee stellen we ook Skehans (2007) en<br />
Skehan en Fosters (2001) spanning tussen "inhoud" en "vorm", en tussen<br />
form‐as‐ambition en form‐as‐accuracy in vraag.
104<br />
4.2 De leerwinst van jongens versus meisjes<br />
In <strong>de</strong>ze paragraaf zoomen we in op <strong>de</strong> specifieke situatie van meisjes en<br />
jongens. In <strong>de</strong> literatuur rond schrijfontwikkeling en schrijfon<strong>de</strong>rwijs vin<strong>de</strong>n<br />
we immers veel verwijzingen naar verschillen tussen <strong>de</strong> seksen (<strong>voor</strong> een<br />
overzicht: zie Peterson, 2006; maar zie ook Jones & Myhill, 2007). Deze in‐<br />
valshoek geeft ons bovendien <strong>de</strong> mogelijkheid om <strong>de</strong> grenzen van het 3 e of<br />
4 e leerjaar te overschrij<strong>de</strong>n.<br />
Zoals uit Tabellen 3.3 en 3.4 reeds kon blijken, starten jongens bijna over <strong>de</strong><br />
hele <strong>lijn</strong> significant min<strong>de</strong>r goed dan meisjes: enkel <strong>voor</strong> 'Spelling' (in bei<strong>de</strong><br />
leerjaren) en <strong>voor</strong> 'CompTU' en 'RefCoh' (in het 4 e leerjaar) verschillen <strong>de</strong><br />
beginscores niet significant. De leerwinst, daarentegen, loopt <strong>voor</strong> bei<strong>de</strong><br />
groepen groten<strong>de</strong>els gelijk, zelfs over <strong>de</strong> leerjaren heen: jongens gaan dus<br />
wel <strong>voor</strong>uit, maar slagen er niet in om <strong>voor</strong> <strong>de</strong> variabelen met een aan‐<br />
vangsachterstand <strong>de</strong> kloof te verkleinen, behalve <strong>voor</strong> 'AccuTU'.<br />
Bij <strong>de</strong>ze vaststellingen hoort een eerste algemene kanttekening: gezien<br />
<strong>de</strong> min<strong>de</strong>r sterke startpositie van jongens (vaak 0,5SD tot 1SD achterop) is<br />
het eigenaardig dat jongens (behalve <strong>voor</strong> 'AccuTU') niet méér leerwinst<br />
boeken dan meisjes. Hun groeikansen zijn immers nog zoveel groter (cf. <strong>de</strong><br />
laagSES‐leerlingen van het 3 e leerjaar die wel een inhaalmanoeuvre realise‐<br />
ren). Nemen we 'Spelling', waar<strong>voor</strong> bei<strong>de</strong> groepen in bei<strong>de</strong> leerjaren gelijk<br />
starten, dan zien we zelfs een significant kléinere leerwinst <strong>voor</strong> <strong>de</strong> jongens.<br />
In absolute termen is <strong>de</strong> leerwinst van jongens dus groten<strong>de</strong>els gelijk aan<br />
die van meisjes, maar relatief gezien lijkt ze beperkter. 'CompTU', waar<strong>voor</strong><br />
jongens gelijk starten met meisjes, en 'AccuTU', waar<strong>voor</strong> <strong>de</strong> jongens <strong>de</strong><br />
kloof <strong>de</strong>els lijken te kunnen dichten, vormen daarop interessante uitzon<strong>de</strong>‐<br />
ringen. Terwijl <strong>de</strong> jongens <strong>voor</strong> <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re variabelen meer dan een school‐<br />
jaar achterop (blijven) hinken t.o.v. <strong>de</strong> meisjes, slagen zij erin om <strong>de</strong> accu‐<br />
raatheid van hun zinnen systematisch op te drijven. Opvallend is dat ze dat<br />
doen in combinatie met behoud van <strong>de</strong> zinscomplexiteit (3 e leerjaar) of met<br />
een significante toename van zinscomplexiteit (4 e leerjaar). Hun prestaties<br />
op dit vlak vormen een tegen<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong> Skehan en Fosters (2001) tra‐<br />
<strong>de</strong>‐off hypothese tussen form‐as‐ambition en form‐as‐accuracy.<br />
Gezien het belang van het zinsniveau in <strong>de</strong> prille schrijfontwikkeling<br />
(Kress, 1994; Hudson, 2009; Saddler & Graham, 2005), vormt <strong>de</strong>ze dubbele<br />
troef op zinsniveau in het verhaal van <strong>de</strong> jongens van onze studie misschien<br />
een belangrijke hefboom <strong>voor</strong> hun ver<strong>de</strong>re schrijfontwikkeling. Dat sluit ook<br />
aan bij wat Jones en Myhill (2007) conclu<strong>de</strong>ren naar aanleiding van <strong>de</strong> vast‐
WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 105<br />
stelling dat jongens het <strong>voor</strong> zinsbouw beter doen dan <strong>de</strong> meisjes: jongens<br />
zou<strong>de</strong>n daarmee op een krachtige manier een aspect van rijpend schrijver‐<br />
schap tentoonsprei<strong>de</strong>n.<br />
Toch betalen <strong>de</strong> jongens in ons on<strong>de</strong>rzoek een prijs <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze kracht‐<br />
toer: an<strong>de</strong>re variabelen schieten erbij in. In het 3 e leerjaar wordt dat gecon‐<br />
cretiseerd via een (in <strong>de</strong> exploraties van leerwinstsamenhang genoteer<strong>de</strong>)<br />
negatieve correlatie tussen 'CompTU' en 'Spelling'. 'Spelling' is in<strong>de</strong>rdaad<br />
het zwakke broertje, zowel in het 3 e als in het 4 e leerjaar: jongens hinken<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze in het on<strong>de</strong>rwijs zo belangrijke geachte indicator van schriftelijke<br />
taalvaardigheid steeds meer achterop, en dat ondanks <strong>de</strong> aandacht die er in<br />
het 3 e en 4 e leerjaar aan besteed wordt. Oook hier geldt dus dat on<strong>de</strong>rwijs<br />
differentiële effecten lijkt te sorteren op verschillen<strong>de</strong> subgroepen van leer‐<br />
lingen (Coker, 2006).<br />
Wat het "jongens versus meisjes" vraagstuk betreft, kunnen we dus conclu‐<br />
<strong>de</strong>ren dat meisjes sterker starten dan jongens, en dat bei<strong>de</strong> subgroepen<br />
ongeveer evenveel leerwinst boeken. Dat is geen positief bericht <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
jongens gezien <strong>de</strong> kloof tussen bei<strong>de</strong> groepen niet verkleint, laat staan ver‐<br />
dwijnt. Toch zien we één dui<strong>de</strong>lijk lichtpunt in dat geheel: jongens slagen<br />
erin om op zinsniveau belangrijke stappen te zetten. Ze combineren be‐<br />
houd of zelfs groei qua zinscomplexiteit met een significant grotere toena‐<br />
me van zinsaccuraatheid dan <strong>de</strong> meisjes. Gezien het belang van het zinsni‐<br />
veau <strong>voor</strong> ontluikend stellen, mogen we hopen dat dit element in <strong>de</strong><br />
schrijfontwikkeling van jongens als hefboom kan functioneren.<br />
4.3 Beperkingen van <strong>de</strong> studie en ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek<br />
Het aantal teksten dat we <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze studie geanalyseerd hebben, is beperkt<br />
in vergelijking met <strong>de</strong> variabelen die we in het on<strong>de</strong>rzoek hebben willen<br />
betrekken. Op dat vlak hebben we <strong>de</strong> grenzen van <strong>de</strong> dataset dui<strong>de</strong>lijk be‐<br />
reikt. Bovendien hebben we ons – mogelijke taak‐ en on<strong>de</strong>rwerpeffecten<br />
ten spijt – noodzakelijkerwijs moeten beperken tot één product per kind<br />
per meetmoment. Ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek zal moeten aantonen of <strong>de</strong> resultaten<br />
van <strong>de</strong>ze studie herhaald kunnen wor<strong>de</strong>n.<br />
Aangezien <strong>de</strong> leerlingen van dit on<strong>de</strong>rzoek tussen <strong>de</strong> begin‐ en eindmeting<br />
één volledig schooljaar on<strong>de</strong>rwijs hebben gevolgd, waaron<strong>de</strong>r ook schrijf‐<br />
on<strong>de</strong>rwijs, kunnen we enkele concrete vaststellingen vertalen naar hypo‐<br />
theses met betrekking tot het schrijfon<strong>de</strong>rwijs: (1) we vermoe<strong>de</strong>n dat
106<br />
schrijfon<strong>de</strong>rwijs differentiële effecten sorteert bij verschillen<strong>de</strong> subgroepen<br />
van leerlingen (cf. Coker, 2006); (2) on<strong>de</strong>rwijs dat bij dit soort taken <strong>de</strong><br />
klemtoon op form‐as‐accuracy legt, dreigt belangrijke an<strong>de</strong>re tekstkwalitei‐<br />
ten on<strong>de</strong>rbelicht te laten; (3) omgekeerd lijkt aandacht <strong>voor</strong> 'Inhoud' en<br />
form‐as‐ambition vormelijke correctheidsaspecten mee te kunnen trekken<br />
in een breed en positief leerwinstverhaal, tenminste als ook daar<strong>voor</strong> vol‐<br />
doen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rsteuning <strong>voor</strong>han<strong>de</strong>n is. (4) In dat verband lijkt <strong>voor</strong> jongens<br />
<strong>de</strong> hefboom van 'zinsbouw' interessant.<br />
Ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek is nodig om <strong>de</strong>ze hypotheses te toetsen. In ie<strong>de</strong>r geval<br />
moet daarbij gezocht wor<strong>de</strong>n naar meer meetmomenten, zodat het recht‐<br />
<strong>lijn</strong>ig ontwikkelingsverloop en <strong>de</strong> lineaire verban<strong>de</strong>n met onafhankelijke<br />
variabelen, zoals we die nu veron<strong>de</strong>rstellen, getoetst kunnen wor<strong>de</strong>n.<br />
Daarnaast zijn ook observaties van schrijfsessies nodig. Ten eerste is een<br />
variabele als 'sekse' wellicht een proxy‐variabele, waarachter <strong>voor</strong>lopig nog<br />
onbeken<strong>de</strong> mechanismen schuilgaan. Wellicht geldt dat ook – in enigerlei<br />
mate – <strong>voor</strong> 'thuistaal', 'SES' en 'klassamenstelling'. En ten twee<strong>de</strong> is er zelfs<br />
na controle <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vier onafhankelijke variabelen, <strong>voor</strong> elke afhankelijke<br />
variabele nog een behoorlijk <strong>de</strong>el onverklaar<strong>de</strong> variantie. We vermoe<strong>de</strong>n<br />
dat concrete lespraktijken ons in dat verband belangrijke aanwijzingen kun‐<br />
nen geven.<br />
4.4 Conclusie<br />
Voor twee cohorten doelgroepleerlingen, met name van het 3e en 4e leer‐<br />
jaar, hebben we <strong>de</strong> leerwinst in kaart gebracht <strong>voor</strong> zeven tekstkenmerken<br />
('Communicatieve Effectiviteit', 'Inhoud' en vijf linguïstische kenmerken<br />
m.b.t. complexiteit en accuraatheid) van schriftelijke navertellingen. We<br />
gingen ook <strong>de</strong> impact op <strong>de</strong> leerwinst na van drie kindkenmerken en een<br />
klaskenmerk , m.n. 'sekse', 'thuistaal', 'SES' en 'klassensamenstelling naar<br />
thuistaal'. Daar<strong>voor</strong> maakten we gebruik van multivariate variantie‐<br />
analytische leerwinstmo<strong>de</strong>llen <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> kenmerken. Daarnaast on‐<br />
<strong>de</strong>rzochten we via correlatie‐analyses <strong>voor</strong> 'Inhoud' en <strong>de</strong> vijf linguïstische<br />
kenmerken of er zich parallellen in leerwinstpatronen <strong>voor</strong><strong>de</strong><strong>de</strong>n, en of die<br />
patronen on<strong>de</strong>rhevig waren aan <strong>de</strong> impact van <strong>de</strong> hierboven vermel<strong>de</strong><br />
kind‐ en klaskenmerken.<br />
Op het eerste gezicht lever<strong>de</strong>n <strong>de</strong> antwoor<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvragen<br />
een vrij chaotisch beeld op: onafhankelijke variabelen hebben per leerjaar<br />
een "an<strong>de</strong>re" gevarieer<strong>de</strong> impact op <strong>de</strong> zeven kenmerken, wat ook leidt tot<br />
een grote variatie aan leerwinstpatronen. De combinatie van <strong>de</strong> twee soor‐
WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 107<br />
ten analyses die we in <strong>de</strong>ze studie toepasten, leid<strong>de</strong> echter tot <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />
inzichten: (1) alle leerlingen – ongeacht hun startpositie – vor<strong>de</strong>ren <strong>voor</strong><br />
aspecten van tekstkwaliteit; (2) naast twee meer systematische instanties<br />
stellen we <strong>voor</strong>al inter‐individueel variëren<strong>de</strong> patronen van samenhang qua<br />
leerwinst tussen <strong>de</strong> zes objectieve variabelen vast; (3) <strong>voor</strong> on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n<br />
subgroepen van leerlingen en <strong>voor</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n variabelen zien we<br />
differentiële leerwinst. (4) Daarnaast merken we ook op dat bepaal<strong>de</strong> sub‐<br />
groepen (waaron<strong>de</strong>r jongens en van huis uit Turksspreken<strong>de</strong> leerlingen,<br />
<strong>voor</strong>al in homogeen Turkse klassen) er <strong>voor</strong> heel wat variabelen niet in sla‐<br />
gen om <strong>de</strong> kloof met <strong>de</strong> sterkere subgroepen (nl. meisjes resp. Ne<strong>de</strong>rlands‐<br />
talige (en an<strong>de</strong>rstalige) leerlingen) te verkleinen. (5) Voor <strong>de</strong> subgroep<br />
"jongens" zijn we mogelijks op het spoor gekomen van 'zinsbouw' als hef‐<br />
boom <strong>voor</strong> stelontwikkeling.<br />
Deze resultaten hebben ons vervolgens <strong>de</strong> kans gegeven om hypotheses<br />
te formuleren met betrekking tot stelon<strong>de</strong>rwijs, die door ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek<br />
getoetst kunnen wor<strong>de</strong>n. De belangrijkste daarvan is tegelijkertijd een nu‐<br />
ancering van Skehans (2007) tra<strong>de</strong>‐off hypothese: onze resultaten lijken<br />
immers te suggereren dat vor<strong>de</strong>ringen <strong>voor</strong> 'Inhoud' en form‐as‐ambition<br />
ook vor<strong>de</strong>ringen <strong>voor</strong> form‐as‐accuracy kunnen uitlokken.<br />
Het aantal studies waarin naar leerwinst gepeild wordt via prille stelproduc‐<br />
ten van doelgroepleerlingen, is zeer beperkt. Over hoe jonge (an<strong>de</strong>rstalige)<br />
stellers ontwikkelen, weten we heel weinig. Nochtans wordt verwacht dat<br />
<strong>de</strong>ze leerlingen via goed on<strong>de</strong>rwijs stel‐ en schrijfvaardig wor<strong>de</strong>n. We mo‐<br />
gen hopen dat <strong>de</strong> resultaten van <strong>de</strong>ze studie een bijdrage kunnen leveren<br />
aan het on<strong>de</strong>rzoeksdomein evenals aan <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijspraktijk.
108<br />
BIJLAGE 1<br />
© <strong>Centrum</strong> <strong>voor</strong> <strong>Taal</strong> en On<strong>de</strong>rwijs, K.U.Leuven<br />
Tekeningen: I. Vanbekbergen
Correlaties<br />
Klas3:<br />
begin‐eind<br />
Klas4:<br />
begin‐eind<br />
WINST, VERLIES OF STATUS QUO? 109<br />
BIJLAGE 2<br />
Tabel 1<br />
Correlaties tussen begin‐ en eindmeting van zeven tekstkwaliteiten<br />
volgens <strong>de</strong> brutomo<strong>de</strong>llen <strong>voor</strong> vier meetmomenten a .<br />
Klas3: N=106; Klas4= N=111<br />
ComEff<br />
Inhoud<br />
LexRijk<br />
CompTU<br />
AccuTU<br />
Spelling<br />
RefCoh<br />
.25* .12(NS) .36* .26* .46*** .41*** .37***<br />
.39* .36*** .42*** .25** .10(NS) .44*** .30**<br />
a Zie ook Studie 1 van dit proefschrift.
110
Studie 3<br />
STORINGEN OP DE LIJN?<br />
Ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid<br />
in het perspectief van Dynamic Systems Theory<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>. Vier empirische studies over ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid.© 2010.
112<br />
SAMENVATTING<br />
On<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> verwerving van taalvaardigheid vertrekt veelal van taal<br />
momentopnames van leer<strong>de</strong>rs in verschillen<strong>de</strong> stadia van hun leerproces,<br />
en behan<strong>de</strong>lt variabiliteit tussen en binnen leer<strong>de</strong>rs eer<strong>de</strong>r als "storingen<br />
op <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>" dan als een rijke bron van informatie: inter‐individuele verschil‐<br />
len wor<strong>de</strong>n vaak gereduceerd tot gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n, weliswaar met vermelding<br />
van standaard<strong>de</strong>viatie, en intra‐individuele verschillen wor<strong>de</strong>n beschouwd<br />
als error. Vanuit een fundamentele erkenning van <strong>de</strong> complexiteit en <strong>voor</strong>t‐<br />
duren<strong>de</strong> dynamiek van individuele taalsystemen ("use is change") pleit Dy‐<br />
namic Systems Theory (Larsen‐Freeman & Cameron, 2008) er<strong>voor</strong> om ver‐<br />
schillen binnen en tussen individuele leer<strong>de</strong>rs niet af te doen als "ruis". In‐<br />
tegen<strong>de</strong>el, variabiliteit is − aldus DST − een belangrijke informatiebron <strong>voor</strong><br />
ontwikkelingsprocessen. In <strong>de</strong>ze studie on<strong>de</strong>rzochten we <strong>voor</strong> een on<strong>de</strong>r‐<br />
belichte groep schrijvers, met name jonge kansarme twee<strong>de</strong>‐<br />
taalverwervers (N=30), aan <strong>de</strong> hand van variantie‐analytische multiniveau‐<br />
mo<strong>de</strong>llen hoe <strong>de</strong> groei van <strong>de</strong> 'Communicatieve effectiviteit' van schriftelij‐<br />
ke navertellingen tij<strong>de</strong>ns één schooljaar verloopt (zes meetmomenten). We<br />
stel<strong>de</strong>n vast dat <strong>de</strong> opname van inter‐ en intra‐individuele variabiliteit tot<br />
een significant kwaliteitsvoller mo<strong>de</strong>l leidt dan wanneer we aan <strong>de</strong> data een<br />
groeicurve (lineair of polynoom) opleggen: leerlingen volgen/creëren elk<br />
hun eigen grillige ontwikkelingspad. Toch hebben we ook kunnen vaststel‐<br />
len dat sekse en taalvaardigheid een <strong>de</strong>el van die variabiliteit tussen leer‐<br />
<strong>de</strong>rs kunnen wegverklaren: <strong>de</strong> ontwikkeling van jongens verloopt an<strong>de</strong>rs<br />
grillig dan die van meisjes. Hetzelf<strong>de</strong> geldt <strong>voor</strong> hoog versus laag taalvaardi‐<br />
ge leerlingen. Met <strong>de</strong>ze empirische studie hopen we een bijdrage te kunnen<br />
leveren aan het on<strong>de</strong>rzoek naar schriftelijke twee<strong>de</strong>‐taalverwerving op jon‐<br />
ge leeftijd, dat op zijn beurt kan bijdragen tot een effectiever "ontluikend<br />
stelvaardigheidson<strong>de</strong>rwijs" aan <strong>de</strong> betrokken doelgroep. Tevens wensen we<br />
bij te dragen tot <strong>de</strong> theorievorming m.b.t. schriftelijke (twee<strong>de</strong>‐<br />
)taalverwerving, meer bepaald ook tot Dynamic Systems Theory en (twee‐<br />
<strong>de</strong>‐)taalverwerving.<br />
1. INLEIDING<br />
Een aantal studies heeft aangetoond dat <strong>de</strong> schrijfproducten van jonge<br />
(kansarme) T2‐verwervers gemid<strong>de</strong>ld genomen beter wor<strong>de</strong>n naarmate <strong>de</strong><br />
kin<strong>de</strong>ren ou<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n (Howard, Christian, & Genesee, 2004). Ook in ons<br />
semi‐longitudinaal on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> kwaliteit van teksten van leerlingen
STORINGEN OP DE LIJN? 113<br />
van het 3 e en 4 e leerjaar (Studies 1 en 2 van dit proefschrift) stel<strong>de</strong>n we vast<br />
dat <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> tekstkwaliteit stijgt. Wij hebben bovendien ook aange‐<br />
toond dat <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> groeisnelheid van tekstkenmerk tot tekstkenmerk<br />
verschilt.<br />
Daarnaast reiken vele longitudinale studies, waaron<strong>de</strong>r Studie 1 van dit<br />
proefschrift, ook indicaties aan dat groei complexer is dan we via <strong>de</strong> "tradi‐<br />
tionele" gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n op twee meetmomenten boven water krijgen. Met<br />
name valt op hoe groot en wisselend <strong>de</strong> spreidingen in scores van leerlin‐<br />
gen op <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> meetmomenten zijn (Van <strong>de</strong>n Bergh, 2009). De<br />
aanname dat <strong>de</strong> individuele groei in tekstkwaliteit c.q. schrijfvaardigheid<br />
een rechtstreekse afdruk zou zijn van wat er "gemid<strong>de</strong>ld" vastgesteld<br />
wordt, komt daarmee op <strong>de</strong> helling te staan. Dynamic Systems Theory on‐<br />
<strong>de</strong>rschrijft die ernstige twijfel.<br />
1.1 Dynamic Systems Theory<br />
Hoewel Dynamic Systems Theory (DST) in <strong>de</strong> positieve wetenschappen (bio‐<br />
logie) ontstaan is, werpen recente toepassingen in het domein van taalver‐<br />
werving ook een nieuw licht op een aantal fundamentele vraagstukken van<br />
<strong>de</strong> taalwetenschap (Van Geert, 1998; Larsen‐Freeman & Cameron, 2008). In<br />
DST wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> complexiteit, <strong>de</strong> dynamiek en <strong>de</strong> zelforganisatie van het<br />
systeem "taal" als fundamenteel uitgangspunt genomen.<br />
(...) they (= the systems) are dynamic, complex, nonlinear, chaotic,<br />
unpredictable, sensitive to initial conditions, open, self‐organizing,<br />
feedback sensitive, and adaptive. (...) languages are organic, grow,<br />
and evolve (...). (Larsen‐Freeman, 1997, p. 142/158)<br />
1.1.1 Dynamische systemen<br />
<strong>Taal</strong> is een complex systeem van vele on<strong>de</strong>rling samenhangen<strong>de</strong> subsyste‐<br />
men: registers, dialecten, historische varianten, progressieve varianten,<br />
grammatica, lexicon, taal van persoon X, persoon Y, ... Ook <strong>de</strong> taal van per‐<br />
soon X is een complex dynamisch systeem, bestaand uit een aantal subsys‐<br />
temen (Verspoor, Lowie, & Van Dijk, 2008), genest in het taalsysteem van<br />
<strong>de</strong> grotere/ kleinere gemeenschap(pen) waartoe persoon X behoort, maar<br />
ook op uiteenlopen<strong>de</strong> wijzen verbon<strong>de</strong>n met an<strong>de</strong>re dynamische subsys‐<br />
temen van <strong>de</strong> persoon zelf, zoals <strong>de</strong> motorische, fysieke en sociaal‐<br />
emotionele subsystemen.
114<br />
De <strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong> interactie van <strong>de</strong> talloze "talige" subsystemen, die op hun<br />
beurt beïnvloed wor<strong>de</strong>n door een steeds wisselend samenspel van gebrui‐<br />
ker‐endogene en gebruiker‐exogene factoren, maakt dat het taalsysteem<br />
<strong>voor</strong>tdurend in beweging is. Belangrijk hierbij is dat het systeem ook vanuit<br />
zichzelf een <strong>voor</strong>tduren<strong>de</strong> dynamiek vertoont (zelforganisatie):<br />
Such a view suggests that language grows and organizes itself from<br />
the bottom up in an organic way, as do other complex nonlinear sys‐<br />
tems. While rules can be used to <strong>de</strong>scribe such systems, the systems<br />
are not the product of rules. (...) The behavior of the whole emerges<br />
out of the interaction of the subsystems. (Larsen‐Freeman, 1997, p.<br />
148/149)<br />
Het taalsysteem van een individu reageert dus niet passief op wat er ge‐<br />
beurt, maar speelt dynamisch in op <strong>de</strong> taken waar<strong>voor</strong> het zich geplaatst<br />
weet, met als doel zo goed mogelijk tegemoet te komen aan <strong>de</strong> eisen die<br />
aan <strong>de</strong> taken gesteld wor<strong>de</strong>n (Van Geert & Steenbeek, 2008; Van Geert &<br />
Van Dijk, 2002). Larsen‐Freeman (1997) wijst in dat verband naar complexe<br />
systemen in <strong>de</strong> fysische wereld:<br />
Complex systems do not simply respond passively to events; they ac‐<br />
tively try to turn whatever happens to their advantage. They are ca‐<br />
pable of learning (...).(Larsen‐Freeman, 1997, p. 145)<br />
Van Geert en Steenbeek (2008) koppelen daaraan een eerste consequentie:<br />
<strong>de</strong> eigen dynamiek van het systeem maakt dat het <strong>de</strong> resources vanuit <strong>de</strong><br />
omgeving kan "ontstijgen":<br />
Self‐organization implies that certain systems, namely systems that<br />
are already highly or<strong>de</strong>red and structured, exhibit spontaneous in‐<br />
crease of or<strong>de</strong>r, structure or information. Thus in a self‐organizing<br />
system, transmission of information (as in a teaching process) may<br />
lead to the construction of structures that are more complex and<br />
more complete than the transmitted information itself. (Van Geert &<br />
Steenbeek, 2008, p. 3‐4)<br />
Een twee<strong>de</strong> consequentie is dat taalgebruik automatisch leidt naar taalver‐<br />
werving, waarbij verwerven niet noodzakelijk tot absoluut meer of beter of<br />
bre<strong>de</strong>r moet lei<strong>de</strong>n. Tucker en Hirsch‐Pasek (1993) noemen het "beter <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> taken op <strong>de</strong> lijst", maar misschien min<strong>de</strong>r soepel m.b.t. compleet nieuwe<br />
taken. Een taal‐"gebruiker" is dus een levenslange taal‐"verwerver": "use is
STORINGEN OP DE LIJN? 115<br />
change and change is use" (verwijzend naar Larsen‐Freeman (1997), Lowie,<br />
Verspoor, & De Bot, 2009, p. 125; Oostdam & Rijlaarsdam, 1995).<br />
1.1.2 Variabiliteit<br />
Gezien <strong>de</strong> complexiteit en <strong>de</strong> eigen dynamiek van het (taalverwer‐<br />
vings)systeem, kan niet uitgegaan wor<strong>de</strong>n van lineaire relaties tussen ge‐<br />
bruikerexogene/‐endogene factoren en een geobserveer<strong>de</strong> afhankelijke<br />
variabele: het effect van een bepaal<strong>de</strong> "oorzaak" (cause) is gezien <strong>de</strong> unici‐<br />
teit van <strong>de</strong> dynamiek van verwerving, on<strong>voor</strong>spelbaar: fundamentele varia‐<br />
biliteit in <strong>de</strong> ontwikkeling van het geobserveer<strong>de</strong> is het resultaat. Daarmee<br />
verwerpt DST <strong>de</strong> aanname dat groei, ontwikkeling of een leerproces gelei‐<br />
<strong>de</strong>lijk en recht<strong>lijn</strong>ig zou verlopen: men erkent intra‐individuele variabiliteit<br />
als een wezenlijk aspect van change en tevens ook van "zichzelf organise‐<br />
ren<strong>de</strong> systemen" (Granott & Parziale, 2002; De Bot, Verspoor, Lowie, 2005;<br />
Verspoor, Lowie, & Van Dijk, 2008; Larsen‐Freeman & Cameron, 2008):<br />
New research on micro<strong>de</strong>velopment shows that variability is one of<br />
the most consistent attributes of <strong>de</strong>velopmental processes. (Granott<br />
& Parziale, 2002, p. 4)<br />
Intra‐individuele variabiliteit is niet enkel een teken van, maar ook een aan‐<br />
leiding tot groei, change:<br />
In our perspective which has been inspired by dynamic systems the‐<br />
ory, variability is viewed as a potential driving force of <strong>de</strong>velopment<br />
and a potential indicator of ongoing processes. It should therefore be<br />
treated as a source of information. (Van Geert & Van Dijk, 2002, p.<br />
341)<br />
Daarmee stelt DST <strong>de</strong> traditionele zienswijze in ontwikkelingspsychologie in<br />
vraag, namelijk dat <strong>de</strong> intra‐individuele variabiliteit (= fluctuaties) over<br />
meetmomenten heen beschouwd mag wor<strong>de</strong>n als een vorm van "storingen<br />
op <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>" (noise). Heel wat on<strong>de</strong>rzoek naar ontwikkeling beperkt zich im‐<br />
mers tot een beperkt aantal metingen, waardoor niets an<strong>de</strong>rs dan een line‐<br />
air groeitraject veron<strong>de</strong>rsteld kan wor<strong>de</strong>n:<br />
A straight line passing through two points is the most complex func‐<br />
tional form that can be fit. (Rogosa, 1995, p. 9)<br />
Bovendien gaat men in traditioneel on<strong>de</strong>rzoek uit van <strong>de</strong> measurement‐<br />
error‐hypothesis. Die stelt dat elke meting een foutenmarge kent (errors of<br />
<strong>de</strong>sign of errors of execution, Van Geert & Van Dijk [2002]), die zich symme‐
116<br />
trisch rond het "ware niveau" <strong>voor</strong>doet. Door gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n te berekenen<br />
kan men dat "ware niveau" achter <strong>de</strong> (veron<strong>de</strong>rsteld onbedui<strong>de</strong>n<strong>de</strong>) fluctu‐<br />
aties bijgevolg vaststellen. De fluctuaties als dusdanig vormen bijgevolg<br />
geen on<strong>de</strong>rwerp van on<strong>de</strong>rzoek.<br />
Vanzelfsprekend hangt <strong>voor</strong> DST met een aanname van grote intra‐<br />
individuele variabiliteit wegens <strong>de</strong> unieke dynamiek van een taalverwer‐<br />
vingssysteem, ook een erkenning van inter‐individuele variabiliteit samen<br />
(Van Geert & Van Dijk, 2002). Ook die wordt in traditioneel on<strong>de</strong>rzoek niet<br />
altijd voldoen<strong>de</strong> naar waar<strong>de</strong> geschat:<br />
Veelal wordt aan verschillen in variantie <strong>voor</strong>bijgegaan. Het gevolg is<br />
dat <strong>de</strong> informatie in <strong>de</strong> gegevens niet ten volle gebruikt wordt, en<br />
kansen op interpretaties gemist wor<strong>de</strong>n. (Van <strong>de</strong>n Bergh, 2009, p.3)<br />
Wetenschappers uit verschillen<strong>de</strong> disciplines ervaren echter dat het inzoo‐<br />
men op variabiliteit heel wat informatie biedt over <strong>de</strong> wijze waarop ontwik‐<br />
keling "echt" verloopt (Siegler, 2006; Van <strong>de</strong>n Bergh, 2009). De ervaringen<br />
betreffen uiteenlopen<strong>de</strong> domeinen, waaron<strong>de</strong>r ook het domein van <strong>de</strong><br />
taalverwerving:<br />
(...) statistical mo<strong>de</strong>ls for the individual time paths provi<strong>de</strong> the foun‐<br />
dation for the estimation of change. (Rogosa, Brandt, & Zimowski,<br />
1982, p. 726)<br />
In summary, although the literature on language <strong>de</strong>velopment has so<br />
far largely neglected the issue of variability, there are solid indica‐<br />
tions that variability is prominently present and may bear theoretical<br />
and empirical importance. (Van Geert & van Dijk, 2002, p. 345)<br />
Vanuit een overwogen aanvaarding van variabiliteit als wetenschappelijk<br />
waar<strong>de</strong>volle informatie, kiest DST <strong>voor</strong> longitudinale studies van real‐life<br />
messy facts, waarvan binnen statistische mo<strong>de</strong>llen precies <strong>de</strong> spreidingsco‐<br />
efficiënten op leer<strong>de</strong>r‐ en meetmomentniveau getuigen. Het doel van DST<br />
is beter greep krijgen op <strong>de</strong> realiteit van veran<strong>de</strong>ring, groei, ontwikkeling,<br />
zoals ze zich werkelijk <strong>voor</strong>doet, om vervolgens ook vat te krijgen op patro‐<br />
nen, o.a. met betrekking tot het samenspel van factoren dat er <strong>voor</strong> "leer‐<br />
<strong>de</strong>rs" in bepaal<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n toe kan doen. Daarmee sluit DST zich<br />
aan bij wat Baltes & Nesselroa<strong>de</strong> (1979) formuleren als volgt:<br />
i<strong>de</strong>ntifying ...intraindividual change and interindividual patterns of in‐<br />
traindividual change in ... <strong>de</strong>velopment. (Baltes & Nesselro<strong>de</strong>, 1979,<br />
p. 7)
1.2 DST en schrijven in een twee<strong>de</strong> taal<br />
STORINGEN OP DE LIJN? 117<br />
Traditioneel empirisch on<strong>de</strong>rzoek naar schriftelijke twee<strong>de</strong>‐taalverwerving<br />
wordt gekenmerkt door een zoektocht naar <strong>de</strong> sporten van <strong>de</strong> metaforische<br />
ontwikkelingslad<strong>de</strong>r ("<strong>de</strong>velopmental lad<strong>de</strong>r"‐metaphor): het zijn <strong>de</strong> fases<br />
(interlanguages) in <strong>de</strong> (veron<strong>de</strong>rsteld) recht<strong>lijn</strong>ige en <strong>voor</strong> alle leer<strong>de</strong>rs ge‐<br />
lijklopen<strong>de</strong> ontwikkeling in <strong>de</strong> richting van <strong>de</strong> doeltaal, "a set of successive<br />
approximations to a steady‐state grammar" (Larsen‐Freeman, 1997, 159).<br />
Zo presenteren Howard, Christian en Genesee (2004) <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />
prestaties <strong>voor</strong> schriftelijke narratieve stelvaardigheid in T1 en T2 op 9<br />
meetmomenten verspreid over 3 schooljaren, van Spaans‐ en Engelsspre‐<br />
ken<strong>de</strong> two‐way immersion‐leerlingen van het 3 e tot 5 e leerjaar. Het resul‐<br />
taat is telkens een haast lineair patroon. De spreidingen van <strong>de</strong> scores per<br />
meetmoment wor<strong>de</strong>n echter niet besproken, evenmin als <strong>de</strong> intra‐<br />
individuele variabiliteit. Nochtans tonen <strong>de</strong> cijfers en figuren dat <strong>de</strong> sprei‐<br />
dingen aanzienlijk zijn, én wisselend: <strong>de</strong> standaard<strong>de</strong>viaties variëren tussen<br />
0,5 en 1 punt <strong>voor</strong> scores die variëren tussen 0 en 5.<br />
Ook Hudson (2009) brengt ontwikkeling van indicatoren van schrijfvaar‐<br />
digheid in kaart via gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> prestaties van verschillen<strong>de</strong> leeftijdgroepen<br />
in een cross‐sectioneel <strong>de</strong>sign. Interessant is <strong>de</strong> vaststelling dat <strong>de</strong> groeilij‐<br />
nen <strong>voor</strong> verschillen<strong>de</strong> indicatoren verschillen, en dat <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n <strong>voor</strong><br />
één indicator niet altijd in een strak lineair verband staan: het gestaag<br />
recht<strong>lijn</strong>ig evolueren van "niet vaardig" naar "vaardig" wordt daarmee in<br />
vraag gesteld. Informatie over <strong>de</strong> spreiding van <strong>de</strong> scores ontbreekt echter<br />
volledig.<br />
Bij Coker (2006), die <strong>de</strong> schrijfvaardigheid van jonge kin<strong>de</strong>ren op drie<br />
meetmomenten mo<strong>de</strong>lleert om effecten van on<strong>de</strong>rwijs te on<strong>de</strong>rzoeken,<br />
stellen we vast dat er <strong>voor</strong> <strong>de</strong> analyses vertrokken wordt van een lineair<br />
groeimo<strong>de</strong>l, ofschoon hij <strong>voor</strong>af via individuele groei<strong>lijn</strong>en aantoont dat<br />
<strong>voor</strong> geen van <strong>de</strong> leerlingen het pad recht<strong>lijn</strong>ig loopt. Samen met <strong>de</strong> lezer<br />
stelt hij die knikken vast, net zoals hij ook opmerkt dat bepaal<strong>de</strong> leerlingen<br />
"achteruitgaan". De curvi‐lineariteit, noch <strong>de</strong> inter‐individuele variantie<br />
wordt echter mee tot uitgangspunt gemaakt.<br />
Ook in ons semi‐longitudinaal pre‐post on<strong>de</strong>rzoek (Studies 1 en 2 van dit<br />
proefschrift) beperkten wij het aantal meetmomenten tot tweemaal twee,<br />
en zoom<strong>de</strong>n we <strong>voor</strong>namelijk in op gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> scores. We stel<strong>de</strong>n vast dat<br />
<strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zeven door ons on<strong>de</strong>rzochte tekstkenmerken op tekst‐,<br />
zins‐, en woordniveau in schriftelijke navertellingen van jonge twee<strong>de</strong>‐
118<br />
taalschrijvers op tijd van één schooljaar gemid<strong>de</strong>ld toenemen, zij het niet<br />
allemaal in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> mate.<br />
De resultaten van Studies 1 en 2 van dit proefschrift voe<strong>de</strong>n echter <strong>de</strong> twij‐<br />
fels die door DST en an<strong>de</strong>ren (Van <strong>de</strong>n Bergh, 2009) ten aanzien van traditi‐<br />
oneel on<strong>de</strong>rzoek naar ontwikkeling of groei geformuleerd wor<strong>de</strong>n. On<strong>de</strong>r of<br />
achter <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n en strakke groei<strong>lijn</strong>en van <strong>de</strong> zeven tekstkwaliteiten<br />
zien we immers heel wat variantie schuilgaan. We constateren (1) grote<br />
inter‐individuele verschillen <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> tekstkwaliteiten op elk van bei‐<br />
<strong>de</strong> meetmomenten, die slechts <strong>de</strong>els en wisselend tussen variabelen weg‐<br />
verklaard wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> kindkenmerken 'SES' en 'thuistaal' en door 'klas‐<br />
samenstelling', (2) grote inter‐individuele verschillen qua leerwinst <strong>voor</strong> elk<br />
van <strong>de</strong> zeven tekstkwaliteiten, die eveneens sterk wisselend en slechts<br />
<strong>de</strong>els wegverklaard wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> vermel<strong>de</strong> onafhankelijke variabelen,<br />
aangevuld met 'sekse', en (3) een grote mate van individueel bepaal<strong>de</strong> tra‐<br />
<strong>de</strong>‐off tussen <strong>de</strong> leerwinst <strong>voor</strong> verschillen<strong>de</strong> tekstkwaliteiten. We zijn<br />
daarnaast ook tot <strong>de</strong> verrassen<strong>de</strong> constatering gekomen (4) dat <strong>de</strong> zwakke<br />
starters <strong>de</strong> meeste leerwinst boeken <strong>voor</strong> zowat alle variabelen (sterke,<br />
negatieve correlaties tussen beginmeting en leerwinst).<br />
Als we ons – binnen een DST‐perspectief – schriftelijke twee<strong>de</strong>‐taal‐<br />
verwerving <strong>voor</strong>stellen als "the waxing and waning of patterns (...) the sys‐<br />
tem adapting to a changing context, in which the language resources of<br />
each individual are uniquely transformed in use" (Larsen‐Freeman, 2006, p.<br />
590), dan mogen we <strong>voor</strong> <strong>de</strong> afhankelijke variabelen (bv. aspecten van<br />
complexiteit, accuraatheid en vloeiendheid van het schrijfproduct) zowel<br />
grote fluctuaties tussen individuele scores op opeenvolgen<strong>de</strong> meetmomen‐<br />
ten verwachten, als (bijgevolg) grote verschillen tussen scores van verschil‐<br />
len<strong>de</strong> individuen. Daarnaast veron<strong>de</strong>rstellen we <strong>voor</strong> <strong>de</strong> afhankelijke varia‐<br />
belen ook veel inter‐parametervariabiliteit, waarmee we doelen op het feit<br />
dat <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> parameters on<strong>de</strong>rling heel uiteenlopen<strong>de</strong> patronen<br />
laten zien. De exploratieve empirische studies van Verspoor, De Bot en Lo‐<br />
wie (2004) en Larsen‐Freeman (2006) tonen <strong>voor</strong> schrijfvaardigheidsont‐<br />
wikkeling in een twee<strong>de</strong> taal aan welke meerwaar<strong>de</strong> een DST‐invalshoek<br />
kan hebben.<br />
Verspoor, De Bot, en Lowie (2004) voer<strong>de</strong>n een gevalsstudie uit naar varia‐<br />
biliteit in twee<strong>de</strong>‐taalontwikkeling aan <strong>de</strong> hand van tweemaal 10 schrijf‐<br />
producten van twee willekeurig geselecteer<strong>de</strong> leerlingen van het 3 e jaar van
STORINGEN OP DE LIJN? 119<br />
het secundair on<strong>de</strong>rwijs. De producten wer<strong>de</strong>n door <strong>de</strong>ze leerlingen ge‐<br />
schreven geduren<strong>de</strong> telkens een tiental minuten aan het begin van <strong>de</strong> En‐<br />
gelse les. De opdracht was zeer open: schrijf over wat je maar wilt, bv. over<br />
iets wat je beleefd of ervaren hebt. Tussentijds werd geen taalkundige<br />
feedback aangereikt. De on<strong>de</strong>rzoekers wil<strong>de</strong>n te weten komen "if any 'self‐<br />
directed' <strong>de</strong>velopment would take place" binnen het ka<strong>de</strong>r van "one learns<br />
by doing" (p. 413). Zij concretiseren ontwikkeling als grotere vloeiendheid<br />
(meer woor<strong>de</strong>n, langere zinnen en meer complexiteit) en meer correctheid<br />
(bv. op niveau van spelling en grammatica). De resultaten vertellen het vol‐<br />
gen<strong>de</strong>: (1) er is grote intra‐individuele variabiliteit binnen elke parameter,<br />
zon<strong>de</strong>r dat <strong>voor</strong> een of an<strong>de</strong>re parameter een dui<strong>de</strong>lijke (en standvastige)<br />
verbetering optreedt; (2) een vergelijking van <strong>de</strong> resultaten van <strong>de</strong> twee<br />
proefpersonen maakt dui<strong>de</strong>lijk dat bei<strong>de</strong> proefpersonen eigen patronen<br />
vertonen, bv. <strong>voor</strong> lengte (absoluut aantal woor<strong>de</strong>n): <strong>de</strong> ene schrijft gemid‐<br />
<strong>de</strong>ld min<strong>de</strong>r woor<strong>de</strong>n en vertoont kleinere fluctuaties; <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re heeft een<br />
hogere gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> productie, maar <strong>de</strong> verschillen tussen <strong>de</strong> meetmomen‐<br />
ten zijn veel groter; (3) bij een van bei<strong>de</strong> proefpersonen dringt zich een ver‐<br />
band op tussen productiviteit en betrokkenheid op het on<strong>de</strong>rwerp. Gezien<br />
<strong>de</strong> grote taakvrijheid die leerlingen kregen, moeten we <strong>voor</strong>zichtig om‐<br />
springen met <strong>de</strong> vastgestel<strong>de</strong> variabiliteit: er kan namelijk sprake zijn van<br />
een taakeffect, bovenop het haast onvermij<strong>de</strong>lijke on<strong>de</strong>rwerp‐effect (Van<br />
<strong>de</strong>n Bergh, De Glopper, & Schoonen, 1988; Schoonen, 1991): <strong>de</strong> vastgestel‐<br />
<strong>de</strong> variabiliteit is dus niet noodzakelijk een indicatie van the waxing and<br />
waning of patterns.<br />
In een longitudinaal on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> tekstkwaliteit van schriftelijke nar‐<br />
ratieven volgt Larsen‐Freeman (2006) <strong>de</strong> evolutie van enkele tekstvariabe‐<br />
len in telkens vier schrijfproducten per participant, die met tussentij<strong>de</strong>n van<br />
6 weken door vijf volwassen twee<strong>de</strong>‐taalverwervers onbegeleid zijn ge‐<br />
schreven. Zij toont <strong>voor</strong> 'complexiteit', 'vloeiendheid' en 'accuraatheid' aan<br />
dat <strong>de</strong>ze vijf leer<strong>de</strong>rs gemid<strong>de</strong>ld een bijna lineair patroon vertonen, maar<br />
dat <strong>de</strong> inter‐ en intra‐individuele verschillen zeer groot zijn: <strong>de</strong> leer<strong>de</strong>rs<br />
vormen/volgen elk hun eigen ontwikkelingspad, en elk van die pa<strong>de</strong>n lijkt<br />
op het eerste gezicht on<strong>voor</strong>spelbaar (instabiel). Toch ont<strong>de</strong>kt Larsen‐<br />
Freeman ook "logica" in <strong>de</strong> data, met name wanneer ze <strong>de</strong> resultaten <strong>voor</strong><br />
verschillen<strong>de</strong> variabelen per individu samenbrengt: het ene individu maakt<br />
vor<strong>de</strong>ringen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ene variabele, terwijl hij <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re variabelen ter<br />
plaatse trappelt. Bij een an<strong>de</strong>r individu zien we tegenovergestel<strong>de</strong> pa‐<br />
tronen:
120<br />
It is by looking at 'the messy little <strong>de</strong>tails' that we see that behavior is<br />
variable and context <strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nt. (Larsen‐Freeman, 2006, p. 611)<br />
Bei<strong>de</strong> empirische studies naar schrijfvaardigheidsontwikkeling in een twee‐<br />
<strong>de</strong> taal on<strong>de</strong>rsteunen het belang van <strong>de</strong> analyse van inter‐ en intra‐<br />
individuele variabiliteit, en – in het geval van Larsen‐Freeman (2006) – ook<br />
van inter‐parameter variabiliteit. In bei<strong>de</strong> studies gaat het echter om een<br />
klein aantal proefpersonen, waardoor statistische analyses onmogelijk zijn.<br />
Het spreekt dan ook <strong>voor</strong> zich dat Larsen‐Freeman (2006) pleit <strong>voor</strong> multi‐<br />
variate variantie‐analytische mo<strong>de</strong>llen, waarmee <strong>voor</strong> grotere groepen<br />
proefpersonen gekeken kan wor<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong> dynamiek van <strong>de</strong> verwerving<br />
van een complex systeem als een twee<strong>de</strong> taal, en wel vanuit het standpunt:<br />
that individual <strong>de</strong>velopmental paths, each with all its variation, may<br />
be quite different from one another, even though in a 'grand sweep'<br />
view these <strong>de</strong>velopmental paths are quite similar. (Larsen‐Freeman,<br />
2006, p. 615)<br />
1.3 On<strong>de</strong>rzoeksvragen<br />
In <strong>de</strong> <strong>lijn</strong> van Van <strong>de</strong>n Bergh (2009), van Verspoor, De Bot en Lowie (2004)<br />
en van Larsen‐Freeman (2006) voelen we vanuit <strong>de</strong> resultaten van eer<strong>de</strong>re<br />
analyses van onze eigen data <strong>de</strong> noodzaak aan om een blik te werpen ach‐<br />
ter <strong>de</strong> rechte groei<strong>lijn</strong>en zoals we ze in Studies 1 en 2 van dit proefschrift<br />
presenteer<strong>de</strong>n, en op zoek te gaan naar individuele groei‐ of ontwikkelings‐<br />
<strong>lijn</strong>en <strong>voor</strong> <strong>de</strong> tekstkwaliteit 'Communicatieve effectiviteit' ('ComEff') als<br />
indicator <strong>voor</strong> ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid 1 .<br />
Wij focussen daarbij op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> (sterk on<strong>de</strong>rbelichte) groep twee<strong>de</strong>‐<br />
taalverwervers als in Studies 1 en 2 van dit proefschrift, nl. op jonge kans‐<br />
arme leerlingen, die hun eerste stappen zetten in het verwerven van stel‐<br />
vaardigheid. Daarbij zorgen we <strong>voor</strong> een voldoen<strong>de</strong> grote groep proefper‐<br />
sonen, en <strong>voor</strong> een voldoen<strong>de</strong> groot aantal meetmomenten, zodat statisti‐<br />
sche analyses, met name variantie‐analytische multiniveau‐analyses, moge‐<br />
lijk zijn. Op die manier hopen we <strong>de</strong> vaststellingen van Verspoor et al.<br />
(2004) en Larsen‐Freeman (2006) te kunnen aanvullen met op statistische<br />
significantie getoetste resultaten.<br />
1 De correlaties tussen 'Communicatieve effectiviteit' en <strong>de</strong> zes objectieve taal‐ en tekstvari‐<br />
abelen (Studie 1 van dit proefschrift) vormen een vali<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> <strong>de</strong> keuze van <strong>de</strong>ze holisti‐<br />
sche variabele
STORINGEN OP DE LIJN? 121<br />
We stellen ons in <strong>de</strong>ze studie dan ook <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvragen.<br />
In hoeverre doen we recht aan <strong>de</strong> eigenlijke groei van 'Communicatieve<br />
effectiviteit' in schriftelijke navertellingen van (kansarme) (NT2‐<br />
)leerlingen als we die groei lineair beschrijven? Of moeten we vaststel‐<br />
len – zoals DST <strong>voor</strong>spelt – dat een mo<strong>de</strong>l dat intra‐individuele variabili‐<br />
teit niet als "storingen op <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>" afdoet, <strong>de</strong> data significant kwaliteits‐<br />
voller in kaart brengt, en dus meer recht doet aan <strong>de</strong> eigenlijke ontwik‐<br />
keling?<br />
Treffen we in <strong>de</strong> mogelijks grillige individuele groeipatronen <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
'Communicatieve effectiviteit' van schriftelijke navertellingen op zes<br />
meetmomenten een inter‐individuele systematiek aan?<br />
In hoeverre kunnen kindkenmerken als 'sekse', 'thuistaal', 'sociaal‐<br />
economische status' en/of 'startpositie' intra‐ en inter‐individuele ver‐<br />
schillen in ontwikkeling verklaren?<br />
2. METHODE<br />
Voor het beantwoor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvragen kozen we <strong>voor</strong> een longi‐<br />
tudinale studie met zes metingen van tekstkwaliteit, verspreid over één<br />
schooljaar. Daarmee sluiten we aan bij <strong>de</strong> criteria <strong>voor</strong> kwantitatief micro‐<br />
genetisch on<strong>de</strong>rzoek, met name veelvuldige observaties van <strong>de</strong> contextge‐<br />
bon<strong>de</strong>n inzet van een vaardigheid in volle ontwikkeling (Siegler, 2006; La‐<br />
velli et al., 2005; Schmidt & Teti, 2005).<br />
2.1 Participanten<br />
Voor <strong>de</strong>ze studie verzamel<strong>de</strong>n we data in het 3 e leerjaar (groep 5) van vier<br />
scholen, die we selecteer<strong>de</strong>n uit een pool van 18 Vlaamse basisscholen met<br />
een populatie risicoleerlingen van meer dan 85%, op één school na (55%).<br />
In elke klas selecteer<strong>de</strong>n we <strong>de</strong> teksten van acht focusleerlingen 2 (N=32),<br />
uitgekozen op basis van leesvaardigheid (VLOT‐eindtoets "Lezen" van het<br />
schooljaar <strong>voor</strong>dien; Colpin, Gysen, Jaspaert, Timmermans, & Van <strong>de</strong>n<br />
Bran<strong>de</strong>n, 1997) en van schrijfvaardigheid (pretest IJSJE [zie ver<strong>de</strong>r]): vijf van<br />
<strong>de</strong> leerlingen behaal<strong>de</strong>n een (binnen hun klasgroep) relatief zwakke score,<br />
zowel <strong>voor</strong> lezen als <strong>voor</strong> schrijven; drie leerlingen scoor<strong>de</strong>n (binnen hun<br />
2 Deze acht focusleerlingen maken <strong>de</strong>el uit van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksgroep van an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>elon<strong>de</strong>r‐<br />
zoeken van het grotere on<strong>de</strong>rzoek (2005 – 2009) naar ‘Hefbomen <strong>voor</strong> krachtige GOK‐<br />
leeromgevingen' (zie 'Algemene Inleiding').
122<br />
klasgroep) relatief sterk, zowel <strong>voor</strong> lezen als <strong>voor</strong> schrijven. In <strong>de</strong> loop van<br />
het schooljaar hebben twee leerlingen <strong>de</strong> school verlaten.<br />
Op basis van een bevraging van leerlingen en hun ou<strong>de</strong>rs (Reyn<strong>de</strong>rs, Van<br />
Hed<strong>de</strong>gem, Nicaise, & Van Damme, 2004) wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> achter‐<br />
grondgegevens verzameld:<br />
sekse;<br />
thuistaal: "Ne<strong>de</strong>rlands" (N); "Turks (+ Ne<strong>de</strong>rlands)" (T) en "An<strong>de</strong>r (+ Ne‐<br />
<strong>de</strong>rlands)" (A), en<br />
sociaal‐economische status van het gezin (SES), gebaseerd op het hoog‐<br />
ste diploma van <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r: "geen diploma mid<strong>de</strong>lbaar on<strong>de</strong>rwijs"<br />
(LAAG); wel een diploma mid<strong>de</strong>lbaar on<strong>de</strong>rwijs (HOOG).<br />
Tabel 2.1 geeft een overzicht van <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>ling naar sekse, sociaal‐<br />
economische status en thuistaal per leerjaar. Volledigheidshalve voegen we<br />
er ook <strong>de</strong> gegevens i.v.m. startniveau aan toe.<br />
Sekse<br />
Tabel 2.1<br />
Ver<strong>de</strong>ling van focusleerlingen uit vier klassen van het 3 e leerjaar<br />
naar sekse, thuistaal, SES en startniveau (absolute aantallen)<br />
Thuistaal SES Startniveau Totaal<br />
Meisje Jongen N T A Laag Hoog Zwak Sterk Totaal<br />
15<br />
15<br />
3<br />
20<br />
7<br />
De dataverzameling vond plaats op zes meetmomenten tij<strong>de</strong>ns het school‐<br />
jaar 2006‐2007, met name tweemaal tij<strong>de</strong>ns een niet‐begelei<strong>de</strong> schrijfsessie<br />
(begin en eind van het schooljaar), en viermaal tij<strong>de</strong>ns begelei<strong>de</strong> sessies (zie<br />
Tabel 2.2 <strong>voor</strong> een overzicht).<br />
19<br />
11<br />
18<br />
12<br />
30
Tijdstip<br />
Aard van sessie<br />
Afkorting<br />
STORINGEN OP DE LIJN? 123<br />
Tabel 2.2<br />
Overzicht van schrijfsessies: aard en tijdstip; aantal versies;<br />
absoluut aantal schrijfproducten van 30 partcipanten<br />
September<br />
2006<br />
Niet‐<br />
begeleid<br />
schrijven<br />
November<br />
2006<br />
Begeleid<br />
schrijven<br />
Januari<br />
2007<br />
Begeleid<br />
schrijven<br />
Maart<br />
2007<br />
Begeleid<br />
schrijven<br />
Mei<br />
2007<br />
Begeleid<br />
schrijven<br />
NBS1 BS1 BS2 BS3 BS4<br />
Versies max. 1 1 of 2 1 of 2 1 of 2<br />
Totaal aantal<br />
schrijfproduc‐<br />
ten<br />
1 of 2<br />
Juni<br />
2007<br />
Niet‐<br />
begeleid<br />
schrijven<br />
NBS2<br />
max. 1<br />
30 39 43 54 45 30<br />
In <strong>de</strong> vier klassen hebben <strong>de</strong> leerlingen een jaar lang het schrijfon<strong>de</strong>rwijs<br />
genoten dat normalerwijze in die klas aangebo<strong>de</strong>n wordt. Twee klassen ba‐<br />
seer<strong>de</strong>n het taal‐ en dus ook schrijfon<strong>de</strong>rwijs op het schoolboek <strong>Taal</strong>signaal<br />
(Rotthier, s.d.), dat zich in eerste instantie richt op moe<strong>de</strong>rtaalverwervers.<br />
De aanpak is sterk elementgericht: geïsoleer<strong>de</strong> stukjes taal wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r<br />
loep genomen en geoefend, in <strong>de</strong> overtuiging dat <strong>de</strong> leerlingen <strong>de</strong> verwor‐<br />
venhe<strong>de</strong>n zullen toepassen in grotere gehelen (bv. wanneer ze een tekst<br />
schrijven). In <strong>Taal</strong>signaal is uitdrukkelijk meer aandacht <strong>voor</strong> spelling en<br />
taalbeschouwing dan in De Toren van Babbel (Jaspaert e.a., 1996), <strong>de</strong> taak‐<br />
gerichte taalmetho<strong>de</strong> die in <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re 2 scholen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> taallessen gebruikt<br />
wordt. In <strong>de</strong>ze bei<strong>de</strong> scholen vult men De Toren van Babbel aan met een<br />
spellingmetho<strong>de</strong>. Eén school vult De Toren van Babbel aan met tweeweke‐<br />
lijkse functionele lees‐ en schrijfactiviteiten uit Leesslang (OVGB‐Limburg,<br />
Voorrangsbeleid Brussel, & Steunpunt NT2, s.d.).<br />
Bij het begin en aan het eind van het schooljaar is aan <strong>de</strong> leerlingen in een<br />
niet‐begelei<strong>de</strong> schrijfsessie (NBS1 en 2) een schrijftaak <strong>voor</strong>gelegd, die ze<br />
zelfstandig moesten uitvoeren (IJSJE, zie ver<strong>de</strong>r). De leerlingen beperkten<br />
zich allemaal spontaan tot één versie. Door het schooljaar heen hebben <strong>de</strong><br />
vier betrokken leerkrachten elk vier schrijfsessies georganiseerd rond een<br />
door <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeker aangereikte schrijftaak (<strong>voor</strong> <strong>de</strong> concrete invulling: zie<br />
ver<strong>de</strong>r). De instructies wer<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeker tot het absolute mini‐
124<br />
mum beperkt, nl. (1) op dag 1 komt elke leerling tot een individueel pro‐<br />
duct, en (2) op dag 2 wordt er feedback gegeven. Op die manier werd ge‐<br />
stimuleerd dat <strong>de</strong> leerkrachten <strong>de</strong> sessies vormgaven zoals zij dat gewoon<br />
waren. Van <strong>de</strong>ze schrijftaken wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> klad‐ en netversies verzameld.<br />
2.2 Opdracht: schriftelijke navertellingen<br />
We hebben er<strong>voor</strong> gekozen om <strong>de</strong> kwaliteit van schriftelijke navertellingen<br />
te bestu<strong>de</strong>ren. Schriftelijke navertellingen zijn in dit on<strong>de</strong>rzoek geschreven<br />
narratieven gebaseerd op een visueel aangebo<strong>de</strong>n verhaal<strong>lijn</strong>. In principe<br />
bestond <strong>de</strong> uitdaging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> leerlingen er telkens in dat zij het in <strong>de</strong> pren‐<br />
tenreeks <strong>voor</strong>gestel<strong>de</strong> verhaal schriftelijk moesten vertellen aan een lezer<br />
die <strong>de</strong> prentenreeks niet kent en niet op <strong>de</strong> hoogte is van <strong>de</strong> gebeurtenis‐<br />
sen, noch over <strong>de</strong> prentenreeks zal beschikken wanneer hij <strong>de</strong> tekst leest.<br />
Er is uitdrukkelijk gekozen om <strong>de</strong> leerlingen zesmaal (op jaarbasis) eenzelf‐<br />
<strong>de</strong> taak aan te bie<strong>de</strong>n: <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> opdracht; hetzelf<strong>de</strong> genre; verschillen<strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rwerpen (Larsen‐Freeman, 2006). Hoewel taakrepetitie (NBS1‐NBS2,<br />
zie ver<strong>de</strong>r) en/of herhaald oefenen van soortgelijke taken (BS1, BS2, BS3,<br />
BS4) bepaal<strong>de</strong> (<strong>de</strong>els nog ondui<strong>de</strong>lijke) effecten sorteert, bv. een gunstig<br />
effect op complexity and fluency (Bygate, 2009), woog <strong>voor</strong> ons het <strong>voor</strong>‐<br />
<strong>de</strong>el door dat we geen rekening hoef<strong>de</strong>n te hou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> factor "taakva‐<br />
riabiliteit". Wel zijn we er ons van bewust dat er on<strong>de</strong>rwerpsvariabiliteit kan<br />
optre<strong>de</strong>n (Van <strong>de</strong>n Bergh, De Glopper, & Schoonen, 1988; Schoonen, 1991).<br />
Voor <strong>de</strong> niet‐begelei<strong>de</strong> sessies is gekozen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> prentenreeks IJSJE (Bij‐<br />
lage 1), waarvan eer<strong>de</strong>r herhaal<strong>de</strong>lijk aangetoond was dat hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze<br />
doelgroep geschikt was. De sessies von<strong>de</strong>n plaats on<strong>de</strong>r leiding van <strong>de</strong> eer‐<br />
ste auteur of door getrain<strong>de</strong> leerkrachten‐on<strong>de</strong>rzoeksassistenten. Ze ver‐<br />
liepen volgens een gestandaardiseer<strong>de</strong> procedure. De opdracht, een ver‐<br />
haal schrijven bij <strong>de</strong> prentenreeks <strong>voor</strong> een lezer die geen bijkomen<strong>de</strong> in‐<br />
formatie ter beschikking heeft, is uitdrukkelijk geformuleerd en toegelicht.<br />
Op geen enkele manier wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> leerlingen bij <strong>de</strong> uitvoering van <strong>de</strong> op‐<br />
dracht geholpen. Als leerlingen wil<strong>de</strong>n herbeginnen, kregen ze een nieuw<br />
blad, maar <strong>de</strong> in dit <strong>de</strong>elon<strong>de</strong>rzoek betrokken leerlingen schreven allen<br />
slechts één versie, weliswaar met heel wat interne revisies. Hoewel <strong>de</strong> leer‐<br />
lingen mochten schrijven zolang als ze wil<strong>de</strong>n, werkten alle leerlingen hun<br />
tekst binnen het <strong>voor</strong>ziene lesuur af.<br />
Voor <strong>de</strong> begelei<strong>de</strong> sessies bezorg<strong>de</strong>n we <strong>de</strong> leerkrachten een veertiental<br />
dagen op <strong>voor</strong>hand <strong>de</strong> prentenreeks <strong>voor</strong> <strong>de</strong> concrete sessie, samen met<br />
zeer beperkte instructies (cf. supra). Alle leerkrachten hebben tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong>
STORINGEN OP DE LIJN? 125<br />
schrijfsessies hun leerlingen begeleid, helemaal naar eigen goeddunken.<br />
Gemeenschappelijk waren <strong>de</strong> grote <strong>lijn</strong>en van het verloop: zie Tabel 2.3.<br />
Dag 1<br />
Tabel 2.3<br />
De begelei<strong>de</strong> schrijfsessies: gemeenschappelijke elementen van het verloop<br />
On<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 1<br />
On<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 2<br />
Klassikale instructie, soms met <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> verkenning van het<br />
concrete on<strong>de</strong>rwerp en/of <strong>de</strong> prentenreeks<br />
Individueel schrijfmoment<br />
Dag 2 On<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 1 Klassikale (al dan niet geïndividualiseer<strong>de</strong>) feedback op <strong>de</strong> schrijf‐<br />
producten<br />
On<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 2 Kennisname van individuele (schriftelijke) feedback en – in onge‐<br />
veer <strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> gevallen – individueel herschrijfmoment<br />
Verschillen tussen klaspraktijken troffen we aan in zowat alle fases van <strong>de</strong><br />
sessies. We beperken ons tot <strong>de</strong> drie meest opvallen<strong>de</strong>:<br />
drie leerkrachten bereid<strong>de</strong>n <strong>de</strong> leerlingen via een on<strong>de</strong>rwijsleergesprek<br />
<strong>voor</strong> op het on<strong>de</strong>rwerp van <strong>de</strong> schrijftaak en overliepen met hen <strong>de</strong><br />
verhaal<strong>lijn</strong>, terwijl één leerkracht er uitdrukkelijk en systematisch <strong>voor</strong><br />
koos om <strong>de</strong> leerlingen het verhaal zelf te laten ont<strong>de</strong>kken;<br />
twee leerkrachten namen uitgebreid <strong>de</strong> tijd om samen met <strong>de</strong> leerling<br />
naar <strong>de</strong> eigen tekst te kijken en te bespreken hoe het beter had gekund,<br />
terwijl <strong>de</strong> twee an<strong>de</strong>re leerkrachten hun concrete feedback enkel<br />
schriftelijk aan <strong>de</strong> leerlingen bezorg<strong>de</strong>n;<br />
in twee klasgroepen schreven leerlingen steeds (minstens) twee ver‐<br />
sies, terwijl in <strong>de</strong> twee an<strong>de</strong>re klasgroepen meestal slechts één versie<br />
op papier gezet werd.<br />
Deze verschei<strong>de</strong>nheid van klaspraktijken heeft ons ertoe aangezet om <strong>de</strong><br />
data van <strong>de</strong> leerlingen bínnen hun respectieve klas op te nemen (geneste<br />
mo<strong>de</strong>llen, zie §2.4) en <strong>de</strong> variantie tussen klassen als parameter in het ana‐<br />
lysemo<strong>de</strong>l te introduceren.<br />
2.3 De kwaliteit van teksten: 'Communicatieve effectiviteit'<br />
De kwaliteit van schriftelijke producten van jonge leer<strong>de</strong>rs kan op heel uit‐<br />
eenlopen<strong>de</strong> wijzen in kaart gebracht wor<strong>de</strong>n. Hoewel het liefst gekozen<br />
wordt <strong>voor</strong> meer dan één variabele (Colpin, Rymenans, & Heymans, 2005;
126<br />
Krom, Verhelst, & Veldhuijzen, 2004; The National Writing Project, 2006),<br />
kon<strong>de</strong>n we in Studie 1 van dit proefschrift aantonen dat <strong>de</strong> holistische in‐<br />
schatting van <strong>de</strong> 'Communicatieve effectiviteit' ('ComEff') van een tekst een<br />
aanvaardbare én haalbare keuze is, als men zich om praktische re<strong>de</strong>nen tot<br />
één variabele moet beperken (Persky, Daane, & Yin, 2003). De keuze <strong>voor</strong><br />
'ComEff' is immers inhou<strong>de</strong>lijk verantwoord (Rijlaarsdam & Wesdorp,<br />
1988): <strong>de</strong> essentie van schriftelijke communicatie is een boodschap over‐<br />
brengen, in dit geval aan een lezer die geen weet heeft van <strong>de</strong> gebeurtenis‐<br />
sen, en die i.c. <strong>de</strong> plaatjes niet naast zich heeft terwijl hij <strong>de</strong> boodschap ont‐<br />
cijfert. Komt <strong>de</strong> boodschap over, dan is er effectief gecommuniceerd. Daar‐<br />
naast hebben we in Studie 1 van dit proefschrift ook kunnen vaststellen dat<br />
'ComEff' betrouwbaar gemeten kan wor<strong>de</strong>n en dat er mid<strong>de</strong>lmatig tot sterk<br />
positieve correlaties zijn tussen 'ComEff' en <strong>de</strong> meeste an<strong>de</strong>re objectieve<br />
tekstkenmerken, die <strong>de</strong> keuze <strong>voor</strong> 'ComEff' vali<strong>de</strong>ren. Tabel 2.4 geeft <strong>de</strong><br />
correlaties aan die in 60 verhalen uit <strong>de</strong> niet‐begelei<strong>de</strong> schrijfsessie van het<br />
begin van het schooljaar aangetroffen wer<strong>de</strong>n (zie Studie 1 van dit proef‐<br />
schrift).<br />
Tabel 2.4<br />
Pearsons correlaties tussen 'Communicatieve effectiviteit'<br />
en zes objectieve taal‐ en tekstkenmerken<br />
<strong>voor</strong> leerlingen van het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerjaar in 7 basisscholen (N=60)<br />
Inhou<strong>de</strong>lijke correctheid en volledigheid .76 ***<br />
Lexicale rijkdom .60 ***<br />
Complexiteit van <strong>de</strong> T‐unit .37 **<br />
Accuraatheid van <strong>de</strong> T‐unit .36 **<br />
Spelling .29 *<br />
Referentiële cohesie .09 (NS)<br />
Communicatieve effectiviteit<br />
***: p
2.4 Analyse<br />
STORINGEN OP DE LIJN? 127<br />
In <strong>de</strong>ze sectie bespreken we eerst <strong>de</strong> scoringsprocedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> afhankelij‐<br />
ke variabele 'Communicatieve effectiviteit' (§2.4.1), en vervolgens <strong>de</strong> analy‐<br />
sestrategieën (§2.4.2).<br />
2.4.1 Scoringsprocedure<br />
De leerlingen die aan het on<strong>de</strong>rzoek participeer<strong>de</strong>n, schreven elk zes tot<br />
tien teksten, die verbatim gedigitaliseerd wer<strong>de</strong>n door verschei<strong>de</strong>ne on<strong>de</strong>r‐<br />
zoeksassistenten. Met het oog op <strong>de</strong>ze studie werd enkel <strong>de</strong> finale versie 3<br />
van elke versie getranscribeerd. De transcripties wer<strong>de</strong>n vervolgens gecon‐<br />
troleerd en gecorrigeerd door <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeker: het aantal transcriptiefou‐<br />
ten was uiterst beperkt: ongeveer 1% van <strong>de</strong> getranscribeer<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n<br />
bevatte een fout. De eerste on<strong>de</strong>rzoeker maakte <strong>de</strong> teksten ook volledig<br />
anoniem.<br />
Voor <strong>de</strong> holistische scores van 'Communicatieve effectiviteit' hebben we<br />
gewerkt met jury's van drie experten (Schoonen, 1991), telkens willekeurig<br />
geselecteerd uit <strong>de</strong> stu<strong>de</strong>ntengroep van het laatste jaar van <strong>de</strong> professione‐<br />
le‐bacheloropleiding tot on<strong>de</strong>rwijzer (K.H.Leuven 4 , aca<strong>de</strong>miejaar 2007‐<br />
2008). Aan <strong>de</strong> juryle<strong>de</strong>n werd gevraagd om elk van <strong>de</strong> teksten uit een wille‐<br />
keurig samengesteld pakket globaal te beoor<strong>de</strong>len op een zevenpunten‐<br />
schaal. Vermits het hier gaat om een bijzon<strong>de</strong>re vorm van globale beoor<strong>de</strong>‐<br />
ling, m.n. primary trait scoring, waarbij het risico op een signifisch effect<br />
zoveel mogelijk on<strong>de</strong>rdrukt moet kunnen wor<strong>de</strong>n (Rijlaarsdam & Wesdorp,<br />
1988), werd tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> introductie‐ en oefenfase uitdrukkelijk gesteld dat <strong>de</strong><br />
kern van <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling in eerste instantie <strong>de</strong> "inhoud" van <strong>de</strong> boodschap<br />
dien<strong>de</strong> te betreffen, en niet "taalgebruik" en/of "genrekenmerken". Borg<br />
(2006) gaat er immers van uit dat leraren‐in‐opleiding – meer dan hun erva‐<br />
ren collega’s – geneigd zijn om zich te laten (mis)lei<strong>de</strong>n door vormelijke on‐<br />
regelmatighe<strong>de</strong>n. Aan <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>laars wer<strong>de</strong>n ook drie – door experts 5 op<br />
Delphi‐wijze geselecteer<strong>de</strong> – ankerteksten aangereikt die punten op <strong>de</strong> in‐<br />
tervalschaal markeren: één ankertekst <strong>voor</strong> schaalwaar<strong>de</strong> 2, één <strong>voor</strong><br />
3 De interne revisies (doorgehaal<strong>de</strong> letters of woor<strong>de</strong>n) wer<strong>de</strong>n niet getranscribeerd.<br />
4 We maken graag van <strong>de</strong> gelegenheid gebruik om mevrouw S. Buyckx en mevrouw G. Van‐<br />
<strong>de</strong>rhey<strong>de</strong>n te danken <strong>voor</strong> <strong>de</strong> praktische organisatie van <strong>de</strong>ze beoor<strong>de</strong>lingssessies.<br />
5 Het betreft hier vijf me<strong>de</strong>werkers 'Basison<strong>de</strong>rwijs' van het <strong>Centrum</strong> <strong>voor</strong> <strong>Taal</strong> en On<strong>de</strong>rwijs<br />
(K.U.Leuven), die we eveneens wensen te danken <strong>voor</strong> hun bereidwillige me<strong>de</strong>werking.
128<br />
schaalwaar<strong>de</strong> 4 en één <strong>voor</strong> schaalwaar<strong>de</strong> 6. Een <strong>de</strong>rgelijk hulpmid<strong>de</strong>l leidt<br />
tot een reductie van het sequentie‐effect en van het risico op normver‐<br />
schuiving (Rijlaarsdam & Wesdorp, 1988), waardoor <strong>de</strong> betrouwbaarheid<br />
van <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling toeneemt.<br />
De beoor<strong>de</strong>ling vond plaats in twee fases. In een eerste fase wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />
teksten beoor<strong>de</strong>eld die tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> niet‐begelei<strong>de</strong> sessies geschreven zijn<br />
(Studie 1 van dit proefschrift). Al <strong>de</strong>ze teksten betreffen het verhaal IJSJE.<br />
Ook <strong>de</strong> ankerteksten vertellen dit concrete verhaal. De interjury‐<br />
betrouwbaarheid is ruim voldoen<strong>de</strong>: ρ =.87. In fase twee wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> teksten<br />
beoor<strong>de</strong>eld die tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> begelei<strong>de</strong> sessies geschreven zijn, samen met een<br />
subset van <strong>de</strong> in fase 1 beoor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> teksten. Hoewel <strong>de</strong>ze twee<strong>de</strong> reeks<br />
teksten an<strong>de</strong>re verhaal<strong>lijn</strong>en betrof dan IJSJE, hebben <strong>de</strong> juryle<strong>de</strong>n ook <strong>voor</strong><br />
dit <strong>de</strong>el van hun opdracht gebruik gemaakt van <strong>de</strong> ankerteksten gebaseerd<br />
op IJSJE. We stellen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> set teksten een bij‐<br />
na even grote betrouwbaarheid vast: ρ =.83.<br />
Via <strong>de</strong> gemeenschappelijke subset van IJSJE‐teksten zijn <strong>de</strong> oor<strong>de</strong>len van<br />
<strong>de</strong> bei<strong>de</strong> jury’s geëquivaleerd. Door het ontbreken van een interactie‐effect<br />
tussen opstel en jury kon eenvoudig een constante bij <strong>de</strong> oor<strong>de</strong>len van één<br />
jury over <strong>de</strong> begeleid‐schrijven‐teksten opgeteld wor<strong>de</strong>n.<br />
2.4.2 Analysestrategieën<br />
Gezien <strong>de</strong> aard van <strong>de</strong> data en <strong>de</strong> vragen die we eraan stellen, kozen we<br />
er<strong>voor</strong> om gebruik te maken van multiniveau‐analyses (Van <strong>de</strong>n Bergh &<br />
Kuhlemeier, 1997). Die analyses maken het mogelijk om rekening te hou‐<br />
<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> hiërarchische structuur van onze data, met name dat teksten<br />
genest zijn binnen meetmomenten (N=6) en meetmomenten binnen leer‐<br />
lingen (N=30): elke leerling schreef zes tot tien teksten verspreid over zes<br />
sessies. Op hun beurt zijn leerlingen genest binnen klassen (N=4). De vier<br />
klassen behoren tot verschillen<strong>de</strong> scholen (N=4), waardoor klas‐ en school‐<br />
niveau samenvallen. Door per meetmoment met <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> score van<br />
<strong>de</strong> versies (N=1 of N=2) te werken, hou<strong>de</strong>n we het mo<strong>de</strong>l overzichtelijk<br />
(drie niveaus), en reduceren we ook enigszins het effect van <strong>de</strong> één‐<br />
taakmeting: toevallige abberaties wor<strong>de</strong>n gecompenseerd.<br />
De eerste on<strong>de</strong>rzoeksvraag betreft <strong>de</strong> zoektocht naar het mo<strong>de</strong>l dat het<br />
best aansluit bij <strong>de</strong> data. We vergelijken (1) een lineair variantie‐analytisch<br />
groeimo<strong>de</strong>l, (2) een polynominaal variantie‐analytisch groeimo<strong>de</strong>l en (3)<br />
een multivariaat variantie‐analytisch mo<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> zes meetmomenten. De
STORINGEN OP DE LIJN? 129<br />
concrete vergelijking van <strong>de</strong> passing van mo<strong>de</strong>llen 1 en 2, respectievelijk 1<br />
en 3 gebeurt aan <strong>de</strong> hand van een vergelijking van <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> ‐2log‐<br />
likelihood. Het verschil tussen <strong>de</strong> passing van die mo<strong>de</strong>llen is immer χ²‐<br />
ver<strong>de</strong>eld, met het verschil in aantal geschatte parameters als vrijheidsgra‐<br />
<strong>de</strong>n. Vervolgens vergelijken we <strong>de</strong> passingverbetering van bei<strong>de</strong> duo's.<br />
In een lineair groeimo<strong>de</strong>l, linear change trajectory, wordt uitgegaan van<br />
een gestage groei <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> leerlingen over <strong>de</strong> zes meetmomenten<br />
heen (Singer & Willett, 2003; Van <strong>de</strong>n Noortgate, Putsjens, & Onghena,<br />
2004). Weliswaar kunnen het aanvangsniveau (intercept op meetmoment<br />
0) en <strong>de</strong> groeisnelheid (groei per tijdseenheid) verschillen tussen leerlingen.<br />
Het lineaire mo<strong>de</strong>l wordt als volgt geconstrueerd. Stel, Yijk is <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />
score op moment i (i = 1, 2) <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> 'Communicatieve effectivi‐<br />
teit' van <strong>de</strong> versies (N=1 of N=2) die leerling j (j = 1, 2, …Jk) in klas k (k = 1, 2,<br />
…, K) schreef. TIME representeert <strong>de</strong> mate van groeisnelheid per tijdseen‐<br />
heid. Nu kunnen we het te analyseren mo<strong>de</strong>l schrijven als volgt:<br />
Yijk = β1 ijk cons + β2 jk TIMEijk + e1ijk + u 1jk + u 2jk + v1k<br />
In dit lineaire groeimo<strong>de</strong>l, wor<strong>de</strong>n twee <strong>de</strong>len on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n: het fixed <strong>de</strong>el<br />
en het random <strong>de</strong>el. In het fixed <strong>de</strong>el van het mo<strong>de</strong>l (β1, β2) wordt enerzijds<br />
<strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> score geschat op meetmoment 0 (begin schooljaar), en an‐<br />
<strong>de</strong>rzijds <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> hellingsgraad (= groeisnelheid) per tijdseenheid. In<br />
het random <strong>de</strong>el van het mo<strong>de</strong>l wor<strong>de</strong>n vier residuen on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. Het<br />
eerste residu e1ijk representeert <strong>de</strong> afwijking van <strong>de</strong> score op meetmoment i<br />
van <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> score van leerling j. Het twee<strong>de</strong> residu en het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> re‐<br />
sidu verwijzen naar <strong>de</strong> afwijking van <strong>de</strong> score van leerling j op meetmoment<br />
0 (intercept) van het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> van zijn klas k (u 1jk ), respectievelijk <strong>de</strong><br />
afwijking van <strong>de</strong> groeisnelheid van leerling j van <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> groeisnel‐<br />
heid (u 2jk ). Het vier<strong>de</strong> residu (v1k ) representeert <strong>de</strong> afwijking van <strong>de</strong> klassen<br />
van <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> score op meetmoment 0. Gezien het kleine aantal klas‐<br />
sen (N=4) gaan we niet op zoek naar <strong>de</strong> variantie tussen klassen wat groei‐<br />
snelheid (TIME) betreft. Naast <strong>de</strong> varianties op leerlingniveau wordt ook <strong>de</strong><br />
covariantie (correlatie) geschat tussen intercept en groeisnelheid.<br />
Een polynominaal groeimo<strong>de</strong>l of higher or<strong>de</strong>r change trajectory mo<strong>de</strong>l‐<br />
leert <strong>de</strong> evolutie van <strong>de</strong> scores over <strong>de</strong> tijd aan <strong>de</strong> hand van een functie van<br />
<strong>de</strong> eerste, twee<strong>de</strong>, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> of ... graad (Singer & Willett, 2003; Van <strong>de</strong>n<br />
Noortgate, Putsjens, & Onghena, 2004). Een twee<strong>de</strong>graadsmo<strong>de</strong>l of kwa‐<br />
dratisch mo<strong>de</strong>l laat ons toe een curve met één "knik" (one stationary point)<br />
te schatten: dat wil zeggen dat <strong>de</strong> aanvankelijke groeisnelheid (instantane‐<br />
(1)
130<br />
ous rate of change) éénmaal bijgestuurd wordt (the curvature of knik). In<br />
een <strong>de</strong>r<strong>de</strong>graadsmo<strong>de</strong>l krijgen we <strong>de</strong> kans om die eerste bijsturing (knik 1)<br />
nogmaals bij te sturen, waardoor we een twee<strong>de</strong> knik in <strong>de</strong> curve zien ver‐<br />
schijnen, enz. Het polynominale groeimo<strong>de</strong>l wordt als volgt samengesteld.<br />
Stel, Yij is <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> score op moment i (i = 1, 2, ...6) <strong>voor</strong> <strong>de</strong> 'Commu‐<br />
nicatieve effectiviteit' van <strong>de</strong> versies (n=1 of n=2) die leerling j (j = 1, 2, …J)<br />
schreef. TIME (i.e. TIME 1 ) representeert <strong>de</strong> mate van groeisnelheid op<br />
meetmoment 0. Deze parameter is vergelijkbaar met, maar niet gelijk aan<br />
<strong>de</strong> groei per tijdseenheid (hellingsgraad). Groei per tijdseenheid zou lineari‐<br />
teit opleveren, terwijl we hier met een steeds veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> groeisnelheid<br />
te maken hebben, vandaar "aanvankelijke snelheid". TIME² is <strong>de</strong> bijsturing<br />
van die mate van veran<strong>de</strong>ring. Een positieve bijsturing wijst op een versnel‐<br />
ling, een negatieve bijsturing wijst op een vertraging. TIME³ is <strong>de</strong> bijsturing<br />
van <strong>de</strong> eerste bijsturing, enz. Nu kunnen we het mo<strong>de</strong>l als volgt schrijven:<br />
Yijk = β1ijk cons + β2jk TIMEijk + β3jk TIME²ijk + β4jk TIME³ijk + ...<br />
+ e1ijk + u1jk + u2jk * TIMEijk + u3jk * TIME²ijk + u4jk * TIME³ijk + ... + v1k<br />
In dit polynominale groeimo<strong>de</strong>l (Singer & Willett, 2003) on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n we<br />
een fixed <strong>de</strong>el en een random <strong>de</strong>el. In het fixed <strong>de</strong>el van het mo<strong>de</strong>l wordt<br />
het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> intercept geschat op meetmoment 0 (β1), <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />
aanvankelijke groeisnelheid (β2), <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> bijsturing van die aanvan‐<br />
kelijke groeisnelheid (β3), <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> bijsturing van <strong>de</strong> bijsturing (β4),<br />
enz. In het random <strong>de</strong>el van het mo<strong>de</strong>l wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> residuen on‐<br />
<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. Residu (e1ijk) drukt <strong>de</strong> afwijking uit van <strong>de</strong> concrete score van<br />
leerling j uit klas k op meetmoment i van <strong>de</strong> eigen – door het mo<strong>de</strong>l <strong>voor</strong>‐<br />
spel<strong>de</strong> – groeicurve. De residuen (u1jk, u2jk, u3jk, u4jk, ...) geven <strong>de</strong> afwijkingen<br />
aan van leerling j van het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> intercept van <strong>de</strong> klas (β1 + v1k), van <strong>de</strong><br />
gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> aanvankelijke groeisnelheid (β2), van <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> bijsturing<br />
van <strong>de</strong> aanvankelijke groeisnelheid (β3), van <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> bijsturing van<br />
<strong>de</strong> eerste bijsturing van <strong>de</strong> aanvankelijke groeisnelheid (β4), enz. Het laat‐<br />
ste residu (v1k ) representeert <strong>de</strong> afwijking van <strong>de</strong> klassen van <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l‐<br />
<strong>de</strong> score op meetmoment 0. Gezien het kleine aantal klassen (N=4) gaan we<br />
niet op zoek naar <strong>de</strong> variantie tussen klassen wat groeisnelheid (TIME) en<br />
bijsturingen (TIME², TIME³) betreft. Naast <strong>de</strong> varianties op leerlingniveau<br />
wor<strong>de</strong>n ook <strong>de</strong> covarianties (correlaties) geschat tussen intercept, aanvan‐<br />
kelijke groeisnelheid, bijsturing van aanvankelijke groeisnelheid, bijsturing<br />
van bijsturing, enz. De uitein<strong>de</strong>lijke vorm van <strong>de</strong> polynoom wordt bepaald<br />
door het aantal "knikken" in <strong>de</strong> curve, m.a.w. door <strong>de</strong> or<strong>de</strong> tot waarin we<br />
(2)
STORINGEN OP DE LIJN? 131<br />
TIME moeten toevoegen aan het mo<strong>de</strong>l om <strong>de</strong> ontwikkeling van 'Communi‐<br />
catieve effectiviteit' zo zorgvuldig mogelijk te beschrijven (TIME, TIME², TI‐<br />
ME³, ...). Twee belangrijke criteria bepalen <strong>de</strong> keuze: (1) een hogere or<strong>de</strong><br />
van TIME wordt toegevoegd als <strong>de</strong> vorige nog een significant effect sorteert<br />
(empirische kwestie), en (2) <strong>de</strong> hoogste or<strong>de</strong> moet kleiner zijn dan het aan‐<br />
tal meetmomenten, in die zin dat een kwadratisch of twee<strong>de</strong>graads mo<strong>de</strong>l<br />
minstens vier meetmomenten veron<strong>de</strong>rstelt, een kubisch of <strong>de</strong>r<strong>de</strong>graads<br />
mo<strong>de</strong>l minstens vijf meetmomenten, enz.<br />
Ten slotte hanteren we een multivariaat groeimo<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> meer<strong>de</strong>re<br />
meetmomenten – zeg maar: een Dynamic Systems‐mo<strong>de</strong>l, dat het geen tra‐<br />
jectvorm oplegt aan <strong>de</strong> data (Van <strong>de</strong>n Bergh & Kuhlemeier, 1997; Snij<strong>de</strong>rs &<br />
Bosker, 1999). Het multivariate mo<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> zes meetmomenten wordt als<br />
volgt samengesteld. Stel, Yijk is <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> score op moment i (i = 1, 2)<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> 'Communicatieve effectiviteit' van <strong>de</strong> versies (N=1 of N=2) die leer‐<br />
ling j (j = 1, 2, …Jk) in klas k (k = 1, 2, …, K) schreef, en NBS1ijk, BS1ijk, BS2ijk,<br />
BS3ijk, BS4ijk en NBS2ijk zijn zes dummy‐variabelen die aangeven of een score<br />
op dat specifieke moment geobserveerd is. "NBS" staat <strong>voor</strong> niet‐begeleid<br />
schrijven; "BS" <strong>voor</strong> begeleid schrijven. NBS1ijk is dus een dummy die "aan<br />
staat" (gelijk aan 1) als een score geobserveerd is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> niet‐begelei<strong>de</strong><br />
sessie bij het begin van het schooljaar. Op alle an<strong>de</strong>re meetmomenten staat<br />
<strong>de</strong>ze dummy "uit" (gelijk aan 0). BS1ijk staat alleen "aan" op het twee<strong>de</strong><br />
meetmoment, nl. bij <strong>de</strong> eerste begelei<strong>de</strong> schrijfsessie van het schooljaar,<br />
BS2ijk bij <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> begelei<strong>de</strong> schrijfsessie, etc. Nu kunnen we het te analy‐<br />
seren mo<strong>de</strong>l schrijven als volgt:<br />
Yijk = NBS1ijk (β1 + u10jk + v100k ) +<br />
BS1ijk (β2 + u20jk + v200k ) +<br />
BS2ijk (β3 + u30jk + v300k ) +<br />
BS3ijk (β4 + u40jk + v400k ) +<br />
BS4ijk (β5 + u50jk + v500k ) +<br />
NBS2ijk (β6 + u60jk + v600k ) (3)<br />
Dit mo<strong>de</strong>l staat bekend als een zogenaamd fixed occassion mo<strong>de</strong>l (Snij<strong>de</strong>rs<br />
& Bosker, 1999). Per meetmoment wor<strong>de</strong>n twee <strong>de</strong>len van het mo<strong>de</strong>l on‐<br />
<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n: het fixed <strong>de</strong>el en het random <strong>de</strong>el. In het fixed <strong>de</strong>el van het<br />
mo<strong>de</strong>l (β1, β2, β3, β4, β5, β6) wordt op elk meetmoment (MM) het gemid<strong>de</strong>l‐<br />
<strong>de</strong> geschat. In het random <strong>de</strong>el van het mo<strong>de</strong>l wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> elk meetmo‐<br />
ment twee residuen on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n (u0jk en v00k). Met het twee<strong>de</strong> residu
132<br />
(v00k) wordt <strong>de</strong> afwijking van klas k van het algemeen gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> aangege‐<br />
ven (β), terwijl met het eerste residu (u0jk) <strong>de</strong> afwijking van leerling j van het<br />
gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> van klas k (i.e. β + v00k) aangegeven wordt. We nemen aan dat<br />
<strong>de</strong> verwachte waar<strong>de</strong> van alle residuelen gelijk is aan 0 en <strong>de</strong> residuele sco‐<br />
res normaal ver<strong>de</strong>eld zijn met variantie van respectievelijk S 2 u10jk, S 2 u20jk,<br />
S 2 u30jk, S 2 u40jk, S 2 u50jk , S 2 u60jk en S 2 v100k, S 2 v200k, S 2 v300k, S 2 v400k, S 2 v500k, en S 2 v600k.<br />
Naast <strong>de</strong> varianties op leerling‐ en klasniveau wor<strong>de</strong>n ook <strong>de</strong> covarianties<br />
(correlaties) geschat. Dat wil zeggen dat <strong>de</strong> correlaties tussen <strong>de</strong> verschil‐<br />
len<strong>de</strong> metingen in kaart gebracht wor<strong>de</strong>n.<br />
Gezien het beperkte aantal waarnemingen op klasniveau (N=4) kiezen<br />
we er<strong>voor</strong> om <strong>de</strong> variantie tussen <strong>de</strong> 4 klassen in het uitein<strong>de</strong>lijke mo<strong>de</strong>l<br />
constant te hou<strong>de</strong>n, vandaar v0kcons. Het mo<strong>de</strong>l ziet er uitein<strong>de</strong>lijk als volgt<br />
uit.<br />
Yijk = NBS1ijk (β1 + u10jk) +<br />
BS1ijk (β2 + u20jk) +<br />
BS2ijk (β3 + u30jk) +<br />
BS3ijk (β4 + u40jk) +<br />
BS4ijk (β5 + u50jk) +<br />
NBS2ijk (β6 + u60jk) + v0kcons (4)<br />
Met het oog op <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvraag introduceren we <strong>de</strong> verklaren<strong>de</strong><br />
variabelen, 'sekse', 'thuistaal', 'SES' en 'startpositie'. We voegen elk van <strong>de</strong><br />
variabelen overall toe, zon<strong>de</strong>r dat er gecontroleerd wordt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />
verklaren<strong>de</strong> variabelen. De variabelen die een significant effect blijken te<br />
sorteren, wor<strong>de</strong>n vervolgens in één mo<strong>de</strong>l samengebracht. Ten slotte wor‐<br />
<strong>de</strong>n niet‐significante effecten geschrapt.<br />
3. RESULTATEN<br />
In paragraaf 3.1 gaan we op zoek naar het mo<strong>de</strong>l dat <strong>de</strong> groei van 'Commu‐<br />
nicatieve effectiviteit' het best beschrijft. We willen daarmee achterhalen of<br />
<strong>de</strong> aanname van Dynamic Systems Theory opgaat, namelijk dat intra‐ en<br />
inter‐individuele variabiliteit géén storingen op <strong>de</strong> <strong>lijn</strong> vormen, maar we‐<br />
zenlijke informatie aanleveren. Paragraaf 3.2 beste<strong>de</strong>n we aan <strong>de</strong> vraag hoe<br />
inter‐ en intra‐individuele variabiliteit zich on<strong>de</strong>rling verhou<strong>de</strong>n. In para‐<br />
graaf 3.3 on<strong>de</strong>rzoeken we in hoeverre <strong>de</strong> kindkenmerken 'sekse', 'thuistaal',
STORINGEN OP DE LIJN? 133<br />
'SES' en/of 'startpositie' <strong>de</strong> verschillen tussen leerlingen in ontwikkelings‐<br />
verloop kunnen verklaren.<br />
3.1 Welk mo<strong>de</strong>l past het beste bij onze data?<br />
In <strong>de</strong>ze paragraaf willen we achterhalen of we <strong>de</strong> groei qua 'Communicatie‐<br />
ve effectiviteit', als indicator <strong>voor</strong> ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid, over zes<br />
meetmomenten heen (verspreid over een schooljaar), lineair mogen mo‐<br />
<strong>de</strong>lleren, dan wel of an<strong>de</strong>re curves <strong>de</strong> realiteit kwaliteitsvoller in kaart<br />
brengen. Eerst presenteren we <strong>de</strong> schattingen van het lineaire groeimo<strong>de</strong>l,<br />
het polynominale groeimo<strong>de</strong>l en het multivariate mo<strong>de</strong>l of Dynamic Sys‐<br />
tems‐mo<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> zes meetmomenten. Vervolgens gaan we via een vergelij‐<br />
king van <strong>de</strong> ‐2loglikelihood na welk mo<strong>de</strong>l het best aansluit bij onze data.<br />
3.1.1 Drie groeimo<strong>de</strong>llen op een rij<br />
De schattingen <strong>voor</strong> 'Communicatieve effectiviteit' van <strong>de</strong> drie mo<strong>de</strong>llen<br />
wor<strong>de</strong>n weergegeven in Tabel 3.1. In <strong>de</strong> schattingen van <strong>de</strong> drie mo<strong>de</strong>llen<br />
vallen <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> gegevens op.<br />
In geen van <strong>de</strong> drie mo<strong>de</strong>llen is <strong>de</strong> variantie op klasniveau significant.<br />
Dat betekent dat er statistisch gezien in geen van <strong>de</strong> drie mo<strong>de</strong>llen een<br />
dui<strong>de</strong>lijk verschil qua prestaties tussen klasgroepen gereveleerd kan<br />
wor<strong>de</strong>n;<br />
In het lineaire mo<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> 'ComEff' is het intercept (NBS1) gelijk aan<br />
3,73 (p
134<br />
BS2 <strong>de</strong> aanvankelijke groeisnelheid niet <strong>voor</strong>spelt. Voor TIME² (<strong>de</strong> bij‐<br />
sturing van <strong>de</strong> aanvankelijke groeisnelheid) zijn geen random schattin‐<br />
gen opgenomen omdat ze geen bijkomen<strong>de</strong> significante waar<strong>de</strong>n ople‐<br />
ver<strong>de</strong>n.<br />
Tabel 3.1<br />
Schattingen <strong>voor</strong> 'Communicatieve effectiviteit' van het lineaire groeimo<strong>de</strong>l (Mo<strong>de</strong>l 1), het<br />
polynominale groeimo<strong>de</strong>l (Mo<strong>de</strong>l 2) en het Dynamic Systems‐mo<strong>de</strong>l (Mo<strong>de</strong>l 3)
STORINGEN OP DE LIJN? 135<br />
In het Dynamic Systems‐mo<strong>de</strong>l bie<strong>de</strong>n <strong>de</strong> schattingen <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> in‐<br />
formatie: <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n per meetmoment van NBS1 en BS1<br />
wijken significant af van die <strong>voor</strong> BS2, BS3, BS4 en NBS2, die op hun<br />
beurt on<strong>de</strong>rling niet significant verschillen.<br />
Dat leidt tot een gemid<strong>de</strong>ld verloop zoals <strong>voor</strong>gesteld in Figuur 3.1. Qua<br />
verschillen tussen leerlingen zien we dat die op elk meetmoment significant<br />
zijn, en dat <strong>de</strong> grootte van die verschillen varieert van meetmoment tot<br />
meetmoment, waarbij NBS1 <strong>de</strong> kroon spant. De correlaties tussen <strong>de</strong> scores<br />
van leerlingen op verschillen<strong>de</strong> meetmomenten on<strong>de</strong>rling zijn niet altijd<br />
significant, wat erop wijst dat <strong>de</strong> rangor<strong>de</strong> van <strong>de</strong> leerlingen over <strong>de</strong> meet‐<br />
momenten heen wisselt (zie ook §3.2).<br />
Score<br />
7,00<br />
6,00<br />
5,00<br />
4,00<br />
3,00<br />
2,00<br />
1,00<br />
0,00<br />
NBS1 BS1 BS2 BS3 BS4 NBS2<br />
Meetmomenten<br />
Figuur 3.1<br />
'Communicatieve effectiviteit' op zes meetmomenten in leerjaar 3<br />
(NBS: niet‐begeleid schrijven; BS: begeleid schrijven): geschatte gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> score<br />
per meetmoment, <strong>voor</strong> zover er significante verschillen optre<strong>de</strong>n;<br />
80% betrouwbaarheidsinterval. Nleerling =30; N tekst =241.<br />
3.1.2 Op zoek naar het meest a<strong>de</strong>quate mo<strong>de</strong>l<br />
In Tabel 3.2 staan <strong>de</strong> resultaten van <strong>de</strong> vergelijkingen van <strong>de</strong> passing van<br />
tweemaal twee mo<strong>de</strong>llen, nl. van Mo<strong>de</strong>llen 1 en 2, en Mo<strong>de</strong>llen 1 en 3.<br />
Bei<strong>de</strong> vergelijkingen mogen gemaakt wor<strong>de</strong>n, omdat het om geneste mo‐<br />
<strong>de</strong>llen gaat: (1) als we in het polynominale groeimo<strong>de</strong>l (Mo<strong>de</strong>l 2) <strong>de</strong> para‐
136<br />
meter TIME² gelijkstellen aan 0, dan bekomen we een lineair groeimo<strong>de</strong>l<br />
(Mo<strong>de</strong>l 1). En (2), als we aan het Dynamic Systems‐mo<strong>de</strong>l (Mo<strong>de</strong>l 3) <strong>de</strong> res‐<br />
trictie toevoegen dat <strong>de</strong> verschillen tussen <strong>de</strong> schattingen <strong>voor</strong> twee op‐<br />
eenvolgen<strong>de</strong> meetmomenten gelijk zijn aan elkaar, dan bekomen we op‐<br />
nieuw het lineaire groeimo<strong>de</strong>l (Mo<strong>de</strong>l 1). Uit <strong>de</strong> vergelijkingen lei<strong>de</strong>n we<br />
het volgen<strong>de</strong> af: het polynominale groeimo<strong>de</strong>l is significant beter dan het<br />
lineaire groeimo<strong>de</strong>l (p
STORINGEN OP DE LIJN? 137<br />
In figuren 3.2, 3.3 en 3.4 stellen we <strong>de</strong> schattingen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> drie mo<strong>de</strong>llen<br />
<strong>voor</strong>. In elke grafiek lichten we ter illustratie <strong>de</strong> door het mo<strong>de</strong>l geschatte<br />
groei<strong>lijn</strong> van <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> leerling op. Het betreft Kella, een meisje uit een<br />
Turkstalig, sociaal‐economisch zwak thuismilieu. De grafieken illustreren <strong>de</strong><br />
relevantie van het niet‐opleggen van een groeicurve aan <strong>de</strong> data.<br />
Figuur 3.2<br />
'Communicatieve effectiviteit' op 6 meetmomenten in het 3 e leerjaar (N=30):<br />
schattingen gebaseerd op het lineaire groeimo<strong>de</strong>l.<br />
Een vergelijking tussen Figuren 3.2. en 3.3 maakt dui<strong>de</strong>lijk dat <strong>de</strong> groeicur‐<br />
ves van individuele leerlingen, bij<strong>voor</strong>beeld van het betrokken meisje, in<br />
een polynominaal mo<strong>de</strong>l meer informatie bevatten dan in een lineair mo‐<br />
<strong>de</strong>l: via <strong>de</strong> polynoom leren we immers dat het meisje eerst sterk groeit, en<br />
daarna een groeivertraging kent. In Figuur 3.4 reveleert <strong>de</strong> door het Dy‐<br />
namics Systems‐mo<strong>de</strong>l <strong>voor</strong>spel<strong>de</strong> groeicurve daarbovenop nog het mo‐<br />
ment en <strong>de</strong> grootte van <strong>de</strong> "groeisprongen": zo is <strong>voor</strong> het meisje blijkbaar<br />
<strong>de</strong> overgang van BS1 naar BS2 van cruciaal belang.<br />
Enkele teksten van Kella, met name <strong>de</strong> teksten van NBS1, BS1 , BS2 en<br />
BS3 (zie Tabel 3.3) helpen ons om beter te begrijpen waarom een Dynamic<br />
Systems‐curve veel realiteitsgetrouwere informatie biedt dan <strong>de</strong> twee an‐<br />
<strong>de</strong>rssoortige curves: in Kella's geval gaat het immers niet om een gelei<strong>de</strong>lij‐<br />
ke overgang van min<strong>de</strong>r naar meer communicatief effectieve teksten, maar<br />
om een plotse breuk<strong>lijn</strong> tussen niet‐effectief (want onbegrijpelijk <strong>voor</strong> een
138<br />
niets vermoe<strong>de</strong>n<strong>de</strong> lezer) en effectiever/effectief (want groten<strong>de</strong>els<br />
/volledig lezergericht geformuleerd).<br />
Figuur 3.3<br />
'Communicatieve effectiviteit' op 6 meetmomenten in het 3 e leerjaar (N=30):<br />
schattingen gebaseerd op het polynominale groeimo<strong>de</strong>l.<br />
Figuur 3.4<br />
'Communicatieve effectiviteit' op 6 meetmomenten in het 3 e leerjaar (N=30):<br />
schattingen gebaseerd op het Dynamic Systems‐mo<strong>de</strong>l;<br />
MM0=NBS1; MM1=BS1; MM2=BS2; MM3=BS3; MM4=BS4; MM5=NBS2.
TEKST NBS1<br />
TEKST BS1<br />
TEKST BS2<br />
STORINGEN OP DE LIJN? 139<br />
Tabel 3.3<br />
Eindversies van schriftelijke navertellingen van Kella (<strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerjaar)<br />
op zes meetmomenten<br />
Ik zouw een banaan koopen.<br />
Jekez banaan ik zou het maar proeven.<br />
Ik ga <strong>de</strong> banaan eeten.<br />
En Sofie zij een ijsje kan tog geen kwaat.<br />
aaaaaahoooh!<br />
Ooh nee he mijn ijs. het komt alemaal door dat banaan!<br />
meneer krijg ik alseblieft een ijs <strong>voor</strong> een meisje. ja hoor.<br />
Een karien kreeg een ijsje en ze ging<strong>de</strong> naar hetbos.<br />
Wofie wil niet wan<strong>de</strong>len<br />
1 Ooh lekker in het bad waf waf waf waf! Wat is er nu weer waf<br />
waf waf ik wil niet uit het bad waf waf.<br />
2 Wacht hou daar mee op Wofie zit stil en die shjaa weer hou daa<br />
rmee op met dat schu<strong>de</strong>n.<br />
3 Kom mee, ik haat je al je zo doet. Stap eens door Wofie waf waf<br />
4 Ooh nee he het regent oh daar is een plas! Waf waf waf pssstssst<br />
reerrr<br />
5 splec sptstst! Wof wof wof wof wof wof<br />
6 Ik ga naar huis en ook door jou schuld ben ik vuil en klets nat splet spet!!!<br />
7 Waf waf! Hou daar mee op klinkt hij boos!!!<br />
8 (W) Ha ha ha nu heb ik jou te pakken he! Wofie hrr hr hr wof wof<br />
wof hrr hr hrr!!!<br />
De stoute kin<strong>de</strong>ren<br />
1. De kin<strong>de</strong>ren waren rustig aan het zitten toen<br />
ging mama weg mama zij daag en <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren<br />
Jan en Lies (zei<strong>de</strong>) zei<strong>de</strong>n ook daag.<br />
2. En <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur lied mama toe en dan gingen Jan en ‐<br />
Lies kabaal maaken ze waaren aan het wild (speel)<br />
speelen. Ze zwaai<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> poppen.<br />
3. Plots gebeurt er iets. De pap van Lies komt ltegen<br />
<strong>de</strong> vaas en<strong>de</strong> vaas valt stuk.<br />
4. Dan gaan ze naar <strong>de</strong> winkel om een<br />
niewe vaas te koopen Lies neemt zijn<br />
spaarpot mee om <strong>de</strong> vaas te kopen.<br />
5. Mama is thuis. De kin<strong>de</strong>ren kijken sip zo<br />
bang en mama zegt halo (toenze h) toen ze<br />
thuis kawam.
140<br />
TEKST BS3<br />
6. En mama heeft een tuil bloemen mee<br />
gebraacht. Dan brengt zij b<strong>de</strong> bloemen naar<br />
<strong>de</strong> kast en ze vraagt zig af waar is mijn grote<br />
vaas (kblinktmzeboos) klinkt ze boos.<br />
7. Meneer kuut (uuu) u dit bloemen verwiselen<br />
<strong>voor</strong> dat kleine bloem en dan kijkt <strong>de</strong> (me)<br />
meneeer een beetje sip omdat hij geld moet<br />
krijgen ja naturur <strong>voor</strong> een kleine bloem en<br />
<strong>voor</strong> een ltuil bloem duu moet ze geld turug<br />
krijgen.<br />
8. Als jullie mijn vaas kapot gaan doen dan gooi<br />
ik jullie poppen weg en dan zitten <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren<br />
heel braaf op <strong>de</strong> zetel. Ein<strong>de</strong>.<br />
Een nieuwe auto <strong>voor</strong> Johan<br />
1. Toen het zes uur was speel<strong>de</strong> Johan(n) met<br />
zijn auto en zijn auto ging razend snel<br />
en hij was blij<br />
2. Het was (J) kwart over zes en werkte<br />
zijn auto niet en dan keek Johan sip<br />
3. Johan gaat naar zijn moe<strong>de</strong>r en vragt<br />
mama mijn auto werkt niet meer, kun je<br />
eens kijken.<br />
4. Mama zegt hou eens vast. Johan houd het<br />
vast, mama doet het luikje open waar <strong>de</strong><br />
batterij in zit.<br />
5. (Johan) steekt <strong>de</strong> batterijen in het (luj) luikje<br />
Mama batterij er uit en zet het in<strong>de</strong> batterijla<strong>de</strong>r<br />
6. Johan steekt <strong>de</strong> batterije in het (lijkje) luikje<br />
7. Het duurd maar 15 minuten en dan was<br />
Johan blij en mama ook dan ruim<strong>de</strong> mama<br />
alles op.<br />
Ein<strong>de</strong><br />
3.2. Treffen we een inter‐individuele systematiek aan in <strong>de</strong> grillige indivi‐<br />
duele ontwikkelingspa<strong>de</strong>n?<br />
In <strong>de</strong>ze paragraaf willen we via <strong>de</strong> schattingen van het Dynamic Systems‐<br />
mo<strong>de</strong>l <strong>de</strong> vraag proberen te beantwoor<strong>de</strong>n of er een inter‐individuele sys‐<br />
tematiek te vin<strong>de</strong>n is in <strong>de</strong> grillige patronen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> 'Communicatieve effec‐<br />
tiviteit' van teksten over een schooljaar heen. Dat doen we aan <strong>de</strong> hand van<br />
<strong>de</strong> variantie‐ en covariantieschattingen op leerlingniveau van het Dynamic<br />
Systems‐mo<strong>de</strong>l (Tabel 3.4).
STORINGEN OP DE LIJN? 141<br />
Tabel 3.4<br />
Varianties en correlaties tussen <strong>de</strong> scores van individuele leerlingen<br />
<strong>voor</strong> zes meetmomenten, gebaseerd op <strong>de</strong> schattingen van het<br />
Dynamic Systems‐mo<strong>de</strong>l<br />
NBS1<br />
BS1<br />
BS2<br />
BS3<br />
BS4<br />
NBS2<br />
NBS1 2,16 ***<br />
BS1 0,23 (NS) 1,43 ***<br />
BS2 0,46 * 0,06 (NS) 1,97 ***<br />
BS3 0,35 (*) ‐0,05 (NS) 0,40 (*) 1,67 ***<br />
BS4 0,20 (NS) ‐0,13 (NS) 0,24 (NS) 0,58 * 1,72 ***<br />
NBS2 ‐0,01 (NS) 0,09 (NS) 0,34 (*) 0,21 (NS) 0,04 (NS) 1,53 ***<br />
***: p
142<br />
het tweemaal goed doet, terwijl <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re vier prestaties veeleer zwak zijn.<br />
Een van <strong>de</strong> sterkere starters van Klas 2 (Serèn) vertoont een gelei<strong>de</strong>lijk op‐<br />
gaand patroon, terwijl <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re sterkere starter (Muhammet) veel meer<br />
grilligheid vertoont.<br />
Figuur 3.5<br />
Individuele trajecten <strong>voor</strong> 'Communicatieve effectiviteit' van vier leerlingen<br />
in Klas 1 (Karen, Kevin, Merve en Sad<strong>de</strong>din) en<br />
in Klas 2 (Kella, Kerèn, Muhammet en Sergen);<br />
MM0=NBS1; MM1=BS1; MM2=BS2; MM3=BS3; MM4=BS4; MM5=NBS2.<br />
Het antwoord op <strong>de</strong> vraag die in <strong>de</strong>ze paragraaf centraal stond, nl. treffen<br />
we inter‐individuele systematiek aan in <strong>de</strong> intra‐individuele variabiliteit,<br />
moet ontkennend beantwoord wor<strong>de</strong>n. De enige systematiek lijkt wel <strong>de</strong><br />
grilligheid zelf.<br />
3.3 In hoeverre kunnen kindkenmerken verschillen in intra‐individuele<br />
patronen verklaren?<br />
De individuele trajecten vertonen grote verschillen. In <strong>de</strong>ze paragraaf be‐<br />
antwoor<strong>de</strong>n we <strong>de</strong> vraag of – en in welke mate – <strong>de</strong> kindkenmerken<br />
'sekse', 'thuistaal', 'SES' en/of 'startpositie' <strong>de</strong> verschillen tussen leerlingen<br />
in hun ontwikkeling van 'ComEff' <strong>voor</strong>spellen.<br />
In Tabel 3.5 brengen we <strong>de</strong> resultaten samen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> overall impact van<br />
elk van <strong>de</strong> onafhankelijke variabelen, zon<strong>de</strong>r dat er gecontroleerd wordt<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re onafhankelijke variabelen (Mo<strong>de</strong>llen 1 tot 4). Uit Mo<strong>de</strong>llen
STORINGEN OP DE LIJN? 143<br />
1 tot 4 blijkt dat niet <strong>de</strong> 'sociaal‐economische achtergrond' van het gezin<br />
waaruit <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren komen, noch <strong>de</strong> 'thuistaal' die er gehanteerd wordt,<br />
overall (i.e. over <strong>de</strong> meetmomenten heen) op significante wijze variantie<br />
verklaart. 'Sekse' en 'startpositie' hebben wél een impact op <strong>de</strong> scores:<br />
meisjes doen het overall bijna een heel punt 6 beter dan jongens; sterke<br />
starters bijna 1,5 punt.<br />
Tabel 3.5<br />
Schattingen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> overall impact van 'sekse', 'thuistaal', 'SES' en 'startpositie' op <strong>de</strong> scores<br />
<strong>voor</strong> 'Communicatieve effectiviteit' volgens het Dynamic Systems‐mo<strong>de</strong>l.<br />
Mo<strong>de</strong>l 1: impact van 'meisje'; Mo<strong>de</strong>l 2: impact van 'niet‐Turks'; Mo<strong>de</strong>l 3: impact van 'sociaal‐<br />
economische situatie' (SES); Mo<strong>de</strong>l 4: impact van 'hoog taalvaardig' (Hg TV). N=30<br />
NBS1 a<br />
Mo<strong>de</strong>l 1<br />
Mo<strong>de</strong>l 2<br />
Mo<strong>de</strong>l 3<br />
Mo<strong>de</strong>l 4<br />
3.12 3.43 3.58 3.03<br />
BS1 3.06 3.36 3.51 2.97<br />
BS2 3.89 4.20 4.35 3.81<br />
BS3 4.02 4.33 4.48 3.93<br />
BS4 3.73 4.04 4.19 3.65<br />
NBS2 3.71 4.02 4.17 3.63<br />
Meisje 0.90 ***<br />
Niet‐T 0.42(NS)<br />
SES ‐0.02(NS)<br />
Hg TV 1.35***<br />
***: p
144<br />
menten in het mo<strong>de</strong>l opgenomen wor<strong>de</strong>n. Doen meisjes het altijd beter<br />
dan jongens, of zien we dat effect in sommige sessies meer, en in an<strong>de</strong>re<br />
min<strong>de</strong>r doorwegen? Dezelf<strong>de</strong> vragen gel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> sterke versus zwakke<br />
starters. Tabel 3.6 geeft <strong>de</strong> resultaten weer.<br />
Wat 'sekse' betreft (Mo<strong>de</strong>l 1), valt op dat het effect in<strong>de</strong>rdaad overall is<br />
op één sessie na, nl. BS4. In die laatste begelei<strong>de</strong> sessie blijken <strong>de</strong> resulta‐<br />
ten van meisjes en die van jongens niet significant meer van elkaar te ver‐<br />
schillen. De resultaten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> impact van 'startpositie' (Mo<strong>de</strong>l 2) zijn iets<br />
min<strong>de</strong>r stabiel: <strong>voor</strong>al op NBS1 speelt 'startpositie' een grote rol, wat ver‐<br />
klaard kan wor<strong>de</strong>n vanuit het feit dat <strong>de</strong> positiebepaling van <strong>de</strong> leerlingen<br />
<strong>de</strong>els ook op het product van <strong>de</strong> eerste sessie gebaseerd is. Opvallend is het<br />
uitblijven van een effect tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> en <strong>de</strong> laatste sessie, NBS2: sterke<br />
starters on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n zich in die sessies niet!<br />
Tabel 3.6<br />
Gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> geschatte scores <strong>voor</strong> 'Communicatieve effectiviteit'<br />
in schriftelijke navertellingen van jongens vs. meisjes en van laag taalvaardige vs hoog taal‐<br />
vaardige leerlingen (N=30) op zes meetmomenten in het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerjaar,<br />
gebaseerd op <strong>de</strong> schattingen van het Dynamic Systems‐mo<strong>de</strong>l<br />
NBS1 a<br />
Jongens<br />
3.01<br />
Meisjes Laag taalvaardig Hoogtaalvaardig<br />
4.13*<br />
2.75<br />
4.81***<br />
BS1 3.05 3.95* 3.10 4.11*<br />
BS2 3.79 4.88* 3.87 5.06**<br />
BS3 4.01 4.93* 4.20 4.90<br />
BS4 3.93 4.43 3.71 4.89*<br />
NBS2<br />
3.68 4.64* 4.22 4.09<br />
***: p
STORINGEN OP DE LIJN? 145<br />
schillen<strong>de</strong> patronen, die elk op zich weer grillig zijn (cf. Figuur 3.6). De vari‐<br />
abiliteit binnen elk van <strong>de</strong> subgroepen blijft echter zeer groot: on<strong>de</strong>r/achter<br />
<strong>de</strong> systematiek zit nog heel wat dynamiek.<br />
Score<br />
7<br />
6<br />
5<br />
4<br />
3<br />
2<br />
1<br />
Hoogtaalvaardig<br />
Meisjes<br />
Jongens<br />
Laag taalvaardig<br />
NBS1 BS1 BS2 BS3 BS4 NBS2<br />
Meetmomenten<br />
Figuur 3.6<br />
Gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> geschatte scores volgens het Dynamic Systems‐mo<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> 'Communicatieve<br />
effectiviteit' in schriftelijke navertellingen van jongens versus meisjes en van laag versus hoog<br />
taalvaardige leerlingen (N=30) op zes meetmomenten in het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerjaar.<br />
NBS1: sessie niet‐begeleid schrijven 1; BS1: sessie begeleid schrijven 1; BS2: sessie begeleid<br />
schrijven 2; BS3: sessie begeleid schrijven 3; BS4: sessie begeleid schrijven 4; NBS2: sessie<br />
niet‐begeleid schrijven 2.<br />
4.1 Een Dynamic Systems‐ mo<strong>de</strong>l<br />
4. DISCUSSIE<br />
Met onze op statistische significantie getoetste resultaten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ontwik‐<br />
keling van 'Communicatieve effectiviteit' in schriftelijke navertellingen van<br />
ontluiken<strong>de</strong> stellers, bevestigen we <strong>de</strong> aanname van Dynamic Systems The‐<br />
ory, namelijk dat variabiliteit geen "vervelen<strong>de</strong> storing" vormt op een overi‐<br />
gens recht<strong>lijn</strong>ige ontwikkelings<strong>lijn</strong>, maar − integen<strong>de</strong>el − <strong>de</strong> essentie van<br />
ontwikkeling uitmaakt. De systematiek van ontwikkeling zit bijgevolg niet in
146<br />
een groten<strong>de</strong>els gelei<strong>de</strong>lijk en gelijklopend proces <strong>voor</strong> alle leer<strong>de</strong>rs, maar<br />
in <strong>de</strong> alomtegenwoordige grilligheid: ontwikkeling is systematisch dyna‐<br />
misch:<br />
While all this instability might have been seen at the time as a threat<br />
to the systematicity of IL's (= interlanguages, L.V.), chaos theory is re‐<br />
assuring in this regard. For as Percival (1992) notes, there is persis‐<br />
tent instability in complex dynamic systems. If we view ILs as complex<br />
dynamic systems, a perspective I am advocating, then the problem of<br />
reconciling systematicity and instability is eliminated – an unstable<br />
system is not a contradiction in terms. (Larsen‐Freeman, 1997, p.<br />
156)<br />
Onze empirische constateringen (zie bv. Figuren 3.4 en 3.5) liggen in het<br />
verleng<strong>de</strong> van <strong>de</strong> exploratieve gevalsstudies van Verspoor, De Bot en Lowie<br />
(2004) en van Larsen‐Freeman (2006).<br />
Enerzijds hebben we kunnen vaststellen dat individuele ontwikkelingspa<strong>de</strong>n<br />
niet recht<strong>lijn</strong>ig lopen. Het mo<strong>de</strong>l dat <strong>de</strong> meeste intra‐individuele fluctuaties<br />
toelaat (het multivariaat of Dynamic Systems‐mo<strong>de</strong>l), verdient immers dui‐<br />
<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> <strong>voor</strong>keur boven <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>llen die aan <strong>de</strong> data een trajectvorm op‐<br />
leggen (een lineair groeimo<strong>de</strong>l of een polynominaal groeimo<strong>de</strong>l). Dat bete‐<br />
kent dat fluctuaties of intra‐individuele variabiliteit tot <strong>de</strong> essentie beho‐<br />
ren(behoort) van <strong>de</strong> trajecten die wij in kaart hebben willen brengen. Het<br />
zichzelf organiserend systeem van on<strong>de</strong>rling interageren<strong>de</strong> <strong>de</strong>elsystemen,<br />
in combinatie met <strong>de</strong>els wisselen<strong>de</strong> leer<strong>de</strong>r‐ endogene en leer<strong>de</strong>r‐exogene<br />
factoren maakt dat recht<strong>lijn</strong>ige gestaagheid qua ontwikkeling een schrome‐<br />
lijke vereenvoudiging is van <strong>de</strong> realiteit. Ervan uitgaand dat <strong>de</strong> parameter<br />
'Communicatieve effectiviteit' een aanvaardbare indicator is <strong>voor</strong> schrijf‐<br />
vaardigheid, kunnen we – Larsen‐Freeman citerend – stellen dat:<br />
IL (Interlanguage) must be conceived as the evolving grammar of the<br />
learner adapting to an evolving target grammar, not as one of a set of<br />
successive approximations to a steady‐state grammar. (Larsen‐<br />
Freeman, 1997, p. 159)<br />
Onze data bie<strong>de</strong>n met an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n een sterk tegenbewijs <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
"ontwikkeling = lad<strong>de</strong>r"‐metafoor, tenminste wat ontluiken<strong>de</strong> stelvaardig‐<br />
heid betreft.<br />
An<strong>de</strong>rzijds hebben onze analyses getoond dat individuele groei<strong>lijn</strong>en ook<br />
on<strong>de</strong>rling heel sterk variëren. Het is dus niet zo dat ontluiken<strong>de</strong> stellers al‐
STORINGEN OP DE LIJN? 147<br />
lemaal eenzelf<strong>de</strong> − zeg maar: parallel − (grillig) patroon vertonen: zoals Fi‐<br />
guur 3.4 toon<strong>de</strong> kruisen <strong>de</strong> ontwikkelingspa<strong>de</strong>n van on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n indivi‐<br />
duen elkaar <strong>voor</strong>tdurend. Wel kon<strong>de</strong>n we enige systematiek aantreffen in<br />
enkele <strong>de</strong>elgroepen: zwak taalvaardige leerlingen vertonen een significant<br />
an<strong>de</strong>r gemid<strong>de</strong>ld ontwikkelingspatroon dan sterk taalvaardige leerlingen,<br />
en − daarmee sterk samenhangend − jongens vertonen een significant an‐<br />
<strong>de</strong>r gemid<strong>de</strong>ld ontwikkelingspatroon dan meisjes. Toch blijven er nog grote<br />
inter‐individuele verschillen tussen <strong>de</strong> le<strong>de</strong>n van elk van <strong>de</strong> <strong>de</strong>elgroepen.<br />
Aan <strong>de</strong>ze vaststellingen en analyses kunnen we nog extra on<strong>de</strong>rsteunend<br />
materiaal toevoegen: we <strong>de</strong><strong>de</strong>n namelijk vergelijkbare constateringen <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> parameter ('ComEff') in een − qua grootte en samenstelling − ver‐<br />
gelijkbare steekproef in het 4e leerjaar (groep 6). Bijlage 2 bevat 3 figuren<br />
die sterk lijken op Figuren 3.2 tot 3.4. Bovendien leveren ook analyses van<br />
an<strong>de</strong>re parameters eenzelf<strong>de</strong> soort grilligheid op: zowel <strong>voor</strong> het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> als<br />
<strong>voor</strong> het vier<strong>de</strong> leerjaar analyseer<strong>de</strong>n we <strong>de</strong> resultaten <strong>voor</strong> 'Complexiteit<br />
van <strong>de</strong> T‐unit' (aantal woor<strong>de</strong>n per T‐unit) op vier meetmomenten. De gra‐<br />
fieken van <strong>de</strong> schattingen zijn opgenomen als Bijlage 3. Ten slotte stel<strong>de</strong>n<br />
ook Van<strong>de</strong>rsteegen (2008) en Vanroy (2008) <strong>voor</strong> het aspect 'Spelling' in<br />
drie of meer opeenvolgen<strong>de</strong> teksten van een aantal leerlingen uit onze<br />
steekproef vergelijkbaar grillige patronen vast.<br />
Al <strong>de</strong>ze resultaten bevestigen ons vermoe<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> ontwikkeling van ont‐<br />
luiken<strong>de</strong> stelvaardigheid, zoals we die empirisch kon<strong>de</strong>n vaststellen, niet<br />
monotoon verloopt. We sluiten met <strong>de</strong>ze vaststelling aan bij Luyten, Vis‐<br />
scher en Witzier (2005):<br />
individual actors (are) acting – or, more accurately interacting – in<br />
such manner as to do the best they can for themselves, given their<br />
objectives, resources, and circumstances, as they perceive them.<br />
(Luyten, Visscher, & Witzier, 2005, p. 259)<br />
4.2 Methodologische consequenties<br />
De resultaten van <strong>de</strong>ze studie maken ons attent op <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> methodo‐<br />
logische consequenties.<br />
Zolang niet aangetoond is dat individuen on<strong>de</strong>rling een sterk vergelijkbaar<br />
proces doormaken (van welke aard ook), en/of een lineair proces, waarbij
148<br />
<strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ringsnelheid <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> individuen constant blijft, moeten<br />
we <strong>voor</strong>zichtig omspringen met gegevens over "veran<strong>de</strong>ring" op basis van<br />
cross‐sectionele data. Voor <strong>de</strong> studie van change geniet longitudinaal on‐<br />
<strong>de</strong>rzoek <strong>de</strong> absolute <strong>voor</strong>keur (Singer & Willett, 2003; Rogosa, 1995; Rogo‐<br />
sa, Brandt, & Zimowski, 1982).<br />
To mo<strong>de</strong>l change, you need longitudinal data that <strong>de</strong>scribe how each<br />
person in the sample changes over time. (...) cross‐sectional data can<br />
never confirm a possible conclusion because equally valid competing<br />
explanations abound. (Singer & Willett, 2003, p. 9)<br />
In dat perspectief plaatsen we <strong>de</strong> beperkingen van <strong>de</strong> semi‐longitudinale<br />
/semi‐cross‐sectionele opzet van Studies 1 en 2 van dit proefschrift.<br />
Daarnaast wordt ook dui<strong>de</strong>lijk dat het aantal meetmomenten goed over‐<br />
wogen moet wor<strong>de</strong>n.<br />
Two waves of data are better than one, but maybe not much better.<br />
Two data points provi<strong>de</strong> meager information on individual change,<br />
and thus the measurement of change often will require more than<br />
the traditional pre‐post data. (Rogosa, Brandt, & Zimowski, 1982, p.<br />
744)<br />
Rogosa, Brandt en Ziowski (1982) pleiten <strong>voor</strong> bedui<strong>de</strong>nd meer dan twee<br />
observaties: <strong>de</strong> precisie waarmee ontwikkeling in kaart gebracht wordt<br />
stijgt met het aantal metingen. Singer en Willett (2003) geven aan dat min‐<br />
stens vier meetmomenten noodzakelijk zijn als men het niveau van lineari‐<br />
teit wil kunnen ontstijgen:<br />
A quadratic level‐1 individual growth mo<strong>de</strong>l requires at least four<br />
(waves of data); a cubic at least five. And these are only the minimum<br />
requirements. Greater precision and power requires more waves. In<br />
analysis as in life, nothing comes without a cost. (Singer & Willett,<br />
2003, p. 217)<br />
Ook hier willen we verwijzen naar <strong>de</strong> beperkingen van Studies 1 en 2 van dit<br />
proefschrift, waarin we per cohort telkens slechts twee meetmomenten in<br />
kaart brachten.<br />
Ver<strong>de</strong>r tonen onze analyses ook het belang aan van statistische mo<strong>de</strong>llen<br />
waarbij "niet alleen gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n geschat wor<strong>de</strong>n, maar waar ook <strong>de</strong> (ver‐<br />
schillen) in variantie(s) expliciet gemo<strong>de</strong>lleerd wor<strong>de</strong>n." (Van <strong>de</strong>n Bergh,<br />
2009, p. 10). Aan <strong>de</strong> hand van multiniveaumo<strong>de</strong>llen kunnen we varianties
STORINGEN OP DE LIJN? 149<br />
per niveau schatten. Die verfijn<strong>de</strong> variantie‐analyses helpen ons om <strong>de</strong> re‐<br />
sultaten van analyses nauwkeuriger te interpreteren (Van <strong>de</strong>n Bergh, 2009):<br />
zo hebben we via onze mo<strong>de</strong>llen bij<strong>voor</strong>beeld kunnen vaststellen dat er<br />
geen tussenklasvariantie aangetoond kan wor<strong>de</strong>n.<br />
Daarnaast leren <strong>de</strong> resultaten van <strong>de</strong>ze studie ons ook dat – bij het on<strong>de</strong>r‐<br />
zoeken van groei of ontwikkeling – het niveau van het individu een centrale<br />
plek gegeven moet wor<strong>de</strong>n: Van <strong>de</strong>n Bergh (2009) spreekt in dat verband<br />
over het belang van "individuele diagnostiek" (p. 10). Wie zich slechts met<br />
gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n bezighoudt, heeft immers een sterk reductionistische visie op<br />
het complexe proces dat ontwikkeling of change is.<br />
The (...) myth could be stated as 'The average growth curve informs<br />
about individual growth'. (Rogosa, 1995, p. 36)<br />
Ten slotte hebben we kunnen vaststellen dat <strong>de</strong> impact van <strong>de</strong> kindken‐<br />
merken 'sekse' en 'taalvaardigheid' niet lineair is: <strong>de</strong> effecten van <strong>de</strong>ze<br />
proxy variabelen wisselen van moment tot moment. Dat wijst erop dat <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong>ze variabelen achterhaald zou moeten kunnen wor<strong>de</strong>n welke an<strong>de</strong>re me‐<br />
chanismen aan hun effect ten grondslag liggen.<br />
4.3 Beperkingen van <strong>de</strong> studie en ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek<br />
We hebben <strong>de</strong>ze studie naar <strong>de</strong> informatieve waar<strong>de</strong> van intra‐ en inter‐<br />
individuele variabiliteit toegespitst op één afhankelijke variabele ('Commu‐<br />
nicatieve effectiviteit') in zes opeenvolgen<strong>de</strong> schrijfproducten van 30 leer‐<br />
lingen uit het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerjaar. Het meren<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> leerlingen komt uit<br />
Turkse of Marokkaanse migrantengezinnen. Bijkomen<strong>de</strong> evi<strong>de</strong>ntie <strong>voor</strong> on‐<br />
ze stelling von<strong>de</strong>n we in <strong>de</strong> resultaten <strong>voor</strong> een vergelijkbare leerlingenpo‐<br />
pulatie uit het vier<strong>de</strong> leerjaar, én <strong>voor</strong> een an<strong>de</strong>re tekstkwaliteit, met name<br />
'Complexiteit van <strong>de</strong> T‐unit' in het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> én vier<strong>de</strong> leerjaar.<br />
Deze studie vertoont echter enkele dui<strong>de</strong>lijke beperkingen. De eerste be‐<br />
perking betreft het feit dat we in <strong>de</strong> statistische mo<strong>de</strong>llen telkens met<br />
slechts één afhankelijke variabele aan <strong>de</strong> slag zijn gegaan. Gezien <strong>de</strong> on<strong>de</strong>r‐<br />
linge verwevenheid van allerlei aspecten van taalvaardigheid (Larsen‐<br />
Freeman 2006; De Bot, Lowie, & Verspoor, 2007; Larsen‐Freeman & Came‐<br />
ron, 2008) zou ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek op dit punt aangewezen zijn:
150<br />
Thus, L. (...) has improved in what might be called an expressive di‐<br />
mension (fluency and vocabulary complexity), whereas subject U (...)<br />
appears to have <strong>de</strong>veloped in grammatical complexity, while her<br />
level of expressiveness − fluency and vocabulary complexity − have<br />
remained rather unchanged. (Larsen‐Freeman, 2006, p. 602‐604)<br />
Un<strong>de</strong>rstanding a system and how it behaves requires un<strong>de</strong>rstanding<br />
of how the different parts of the system interact with each other (...)<br />
(Larsen‐Freeman & Cameron, 2008, p. 39)<br />
Statistische analyses met betrekking tot inter‐parametervariabiliteit van<br />
een microgenetische dataset zou<strong>de</strong>n wellicht ook een nieuw licht kunnen<br />
werpen op <strong>de</strong> Tra<strong>de</strong>‐off Hypothesis (zie Studie 2 van dit proefschrift)<br />
(Skehan, 1998).<br />
Een twee<strong>de</strong>, daarmee samenhangen<strong>de</strong> beperking, betreft het kleine aantal<br />
participanten (N=30) uit (slechts) 4 klassen, behorend tot vier geselecteer<strong>de</strong><br />
(zwarte) scholen. Het replicatie‐on<strong>de</strong>rzoek bij een even grote groep leerlin‐<br />
gen van een volgend leerjaar uit <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> scholen levert weliswaar verge‐<br />
lijkbare resultaten op. Maar wat zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong> resultaten zijn <strong>voor</strong> moe<strong>de</strong>r‐<br />
taalsprekers in witte scholen? Zou <strong>de</strong> variantie binnen leerlingen, bij<strong>voor</strong>‐<br />
beeld, een vergelijkbare grilligheid vertonen? En welke patronen zou<strong>de</strong>n we<br />
bij ou<strong>de</strong>re – en dus meer ervaren –leer<strong>de</strong>rs aantreffen?<br />
Een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> beperking situeren we in het semi‐longitudinale <strong>de</strong>sign: onze<br />
resultaten beperken zich tot één schooljaar. Daardoor zijn we bij<strong>voor</strong>beeld<br />
niet bij machte om onze vaststellingen met betrekking tot afnemen<strong>de</strong> inter‐<br />
indiviuele variantie in <strong>de</strong> loop van het schooljaar in een groter perspectief<br />
te plaatsen. Van <strong>de</strong>n Bergh en Hoeksma (1993) stellen in hun longitudinale<br />
studie namelijk vast dat <strong>de</strong> verschillen tussen leerlingen op 2,5 schooljaren<br />
tijd groter wor<strong>de</strong>n: hoewel het on<strong>de</strong>rwijs er tij<strong>de</strong>ns een concreet schooljaar<br />
wel in slaagt om <strong>de</strong> verschillen waarmee leerlingen na <strong>de</strong> vakantieperio<strong>de</strong><br />
instromen, te doen afnemen, blijkt datzelf<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijs daar jaar na jaar<br />
min<strong>de</strong>r goed in te slagen. De kloof tussen sterk en zwak dus wordt dus stil‐<br />
aan groter.<br />
Een laatste beperking betreft <strong>de</strong> verschillen tussen subgroepen: we hebben<br />
kunnen aantonen dat subgroepen significant an<strong>de</strong>re gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ontwikke‐<br />
lingspa<strong>de</strong>n volgen. Of die subgroepen ook verschillen in <strong>de</strong> mate van grillig‐<br />
heid wat hun gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ontwikkelingspa<strong>de</strong>n betreft, hebben we niet kun‐
STORINGEN OP DE LIJN? 151<br />
nen achterhalen. Zo blijft bij<strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong> vraag onbeantwoord of het tra‐<br />
ject van zwak taalvaardige leerlingen meer intra‐individuele variabiliteit<br />
kent dan dat van sterk taalvaardige leerlingen.<br />
Ten slotte willen we nog een fundamentele vraag met betrekking tot <strong>de</strong><br />
meerwaar<strong>de</strong> van DST aan <strong>de</strong> discussie toevoegen. Onze door empirie ge‐<br />
steun<strong>de</strong> erkenning van intra‐ en inter‐individuele variabiliteit ten spijt (het<br />
minst spaarzame mo<strong>de</strong>l was het meest kwalitatieve), roept een figuur als<br />
Figuur 3.4 toch <strong>de</strong> fundamentele vraag op naar <strong>de</strong> meerwaar<strong>de</strong> van een<br />
mo<strong>de</strong>l dat <strong>de</strong> grilligheid van <strong>de</strong> (gemeten) werkelijkheid vrijwel "ongenuan‐<br />
ceerd" en "ongefilterd" tot essentie verheft, waardoor enige abstrahering<br />
of synthese achterwege blijft. Immers, wat is <strong>de</strong> opbrengt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> weten‐<br />
schap van het eruit <strong>voor</strong>tvloeien<strong>de</strong> "inzicht" dat alles op elk moment bij<br />
ie<strong>de</strong>reen kan variëren? Vanuit statistisch oogpunt weten we dat er naast <strong>de</strong><br />
wellicht terecht erken<strong>de</strong> intra‐individuele fluctuaties, hoe dan ook een aan‐<br />
<strong>de</strong>el "ruis" op <strong>de</strong> data zit. Hoe <strong>de</strong>finiëren we die? Wat is het aan<strong>de</strong>el? En<br />
wat vertellen <strong>de</strong> resteren<strong>de</strong> intra‐individuele fluctuaties ons, behalve dat<br />
het proces grillig verloopt? Om <strong>de</strong> ware meerwaar<strong>de</strong> van een DST‐mo<strong>de</strong>l en<br />
DST als theorie bloot te leggen, zal het nodig zijn <strong>de</strong> inter‐ en intra‐<br />
individuele variantie minstens <strong>de</strong>els te kunnen verklaren. De − in <strong>de</strong>ze stu‐<br />
die gerealiseer<strong>de</strong> − blik achter <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rsteld "rechte" ontwikkelings<strong>lijn</strong><br />
levert in dat verband alvast boeien<strong>de</strong> en − <strong>voor</strong> onze doelgroep − <strong>voor</strong>lopig<br />
nog onontgonnen on<strong>de</strong>rzoeksruimte op. Zo kunnen we ons naar aanleiding<br />
van Figuur 3.5 <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> vragen stellen: (1) Wat is er aan <strong>de</strong> hand op<br />
meetmoment 1, d.w.z. tij<strong>de</strong>ns BS1, in Klas 1, als twee sterke starters plotse‐<br />
ling zulke zwakke scores behalen? Voor Klas 2 ligt het <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand om <strong>de</strong><br />
sprongsgewijze vor<strong>de</strong>ringen van twee zwakke starters te bekijken, en ver‐<br />
volgens na te gaan waarom <strong>de</strong> prestatie van een van bei<strong>de</strong> op NBS2 op‐<br />
nieuw zo zwak is? (2) De visuele representatie van <strong>de</strong> patronen in bei<strong>de</strong><br />
klassen, samen met onze klasobservaties (§2.2), roepen ook vragen op naar<br />
verschillen in aanpak door <strong>de</strong> respectieve leerkrachten: <strong>de</strong> niet‐significante<br />
"tussenklasvariantie" die <strong>de</strong> respectieve mo<strong>de</strong>llen oplever<strong>de</strong>n (§3.1.1) kan<br />
in dat verband wellicht eer<strong>de</strong>r toegeschreven wor<strong>de</strong>n aan een zeer sterke<br />
binnenklasvariantie dan aan het ontbreken van enig verschil tussen klassen.<br />
(3) Ook <strong>de</strong> gegevens van Tabel 3.6, waarin <strong>de</strong> effecten van <strong>de</strong> proxy varia‐<br />
belen vermeld staan, nodigen uit om op zoek te gaan naar mechanismen<br />
achter <strong>de</strong> correlaties, bv. op BS3, het enige moment waarop hoogtaalvaar‐<br />
dige leerlingen het niet significant beter doen dan laagtaalvaardige leerlin‐<br />
gen. De antwoor<strong>de</strong>n op <strong>de</strong>ze vragen vallen buiten het bereik van <strong>de</strong>ze stu‐
152<br />
die, maar on<strong>de</strong>rzoek naar die vraagstukken biedt <strong>de</strong> mogelijkheid om het −<br />
wellicht − niet‐lineaire effect van exogene variabelen als 'motivatie' of 'be‐<br />
geleiding' of zelfs van interacties van <strong>de</strong>ze variabelen (aptitu<strong>de</strong> treatment<br />
interactions) te achterhalen (Verspoor et al., 2004; McKeough et al., 2005;<br />
Larsen‐Freeman, 2006; Van <strong>de</strong>n Bergh, 2009). Tegelijkertijd is dat soort on‐<br />
<strong>de</strong>rzoek ook the proof of the pudding <strong>voor</strong> DST: als een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> grillig‐<br />
heid verklaard kan wor<strong>de</strong>n, dan mogen we met zekerheid besluiten dat<br />
groei in<strong>de</strong>rdaad lokaler is dan we vaak wensen te geloven, en dat het be‐<br />
langrijk is om tot op het lokale niveau te gaan kijken.<br />
4.4 Conclusie<br />
In <strong>de</strong>ze kwantitatieve microgenetische studie naar het ontwikkelingsver‐<br />
loop van 'Communicatieve Effectiviteit' in schriftelijke navertellingen van 8‐<br />
à 9‐jarige leerlingen (N=30) uit vier klasgroepen met een groot aantal kans‐<br />
arme NT2‐leerlingen, hebben we uitvoerig aandacht geschonken aan wat in<br />
traditioneel on<strong>de</strong>rzoek beschouwd wordt als "storingen" op een rechte<br />
ontwikkelings<strong>lijn</strong>, met name <strong>de</strong> inter‐ en intra‐individuele variabiliteit. We<br />
hebben kunnen aantonen dat een mo<strong>de</strong>l dat ter<strong>de</strong>ge rekening houdt met<br />
<strong>de</strong> intra‐ en inter‐individuele variabiliteit, kwaliteitsvoller is dan een mo<strong>de</strong>l<br />
dat (intra‐individuele) variabiliteit beschouwt als "ruis" of "noise". De resul‐<br />
taten van <strong>de</strong>ze studie hebben we bovendien kunnen bevestigen <strong>voor</strong> een<br />
vergelijkbare leerlingengroep uit het vier<strong>de</strong> leerjaar, en <strong>voor</strong> het tekstken‐<br />
merk 'Complexiteit van <strong>de</strong> T‐unit'. Met <strong>de</strong>ze resultaten kunnen we twee<br />
belangrijke aannames van Dynamic Systems Theory (Larsen‐Freeman & Ca‐<br />
meron, 2008) on<strong>de</strong>rschrijven, namelijk (1) dat taalverwervingsprocessen<br />
niet lineair verlopen, en (2) dat variabiliteit wezenlijke informatie oplevert<br />
over ontwikkeling. Tegelijkertijd bie<strong>de</strong>n we een on<strong>de</strong>rbouw<strong>de</strong> aanvulling op<br />
<strong>de</strong> exploratieve schrijftaalstudies van Verspoor, De Bot en Lowie (2004) en<br />
Larsen‐Freeman (2006). Ver<strong>de</strong>r hebben we via onze analyses kunnen aan‐<br />
tonen dat er in <strong>de</strong> dynamiek (variabiliteit) van ontwikkeling toch enige sys‐<br />
tematiek te achterhalen valt: er blijken namelijk <strong>de</strong>elgroepen on<strong>de</strong>rschei‐<br />
<strong>de</strong>n te kunnen wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> wie telkens een gemid<strong>de</strong>ld ontwikkelingstraject<br />
bepaald kan wor<strong>de</strong>n, dat zich significant on<strong>de</strong>rscheidt van dat van an<strong>de</strong>re.<br />
Ten slotte heeft onze blik achter <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rsteld "rechte" ontwikkelings‐<br />
<strong>lijn</strong> ons geholpen om zeer concrete bijkomen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvragen te stel‐<br />
len, waarop vervolgon<strong>de</strong>rzoek een antwoord moet kunnen leveren. Dat zal<br />
tegelijkertijd ook inzicht bie<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> werkelijke meerwaar<strong>de</strong> van Dynamic<br />
Systems Theory <strong>voor</strong> <strong>de</strong> (twee<strong>de</strong>‐)taalverwervingswetenschap.
STORINGEN OP DE LIJN? 153<br />
Met <strong>de</strong>ze multi‐wave multiniveau studie van <strong>de</strong> 'Communicatieve effectivi‐<br />
teit' en <strong>de</strong> 'Complexiteit van <strong>de</strong> T‐unit' van navertellingen geschreven door<br />
ontluiken<strong>de</strong> stellers hopen we een bijdrage te hebben geleverd aan <strong>de</strong> rela‐<br />
tief jonge toepassing van Dynamic Systems Theory (Larsen‐Freeman & Ca‐<br />
meron, 2008) op (twee<strong>de</strong>‐)taalverwerving. Tevens mogen we hopen dat <strong>de</strong><br />
vaststellingen uit <strong>de</strong>ze studie het on<strong>de</strong>rwijsveld helpen bij het kijken naar<br />
en begelei<strong>de</strong>n van (schrijf)taal‐ontwikkelingsprocessen van ontluiken<strong>de</strong><br />
stellers.<br />
Better un<strong>de</strong>rstanding of the process of change in school can help<br />
educators make classroom practices more effective and efficient.<br />
They can restructure approches to support better learning, <strong>de</strong>sign<br />
empowering curricula, and create programs that stimulate <strong>de</strong>velop‐<br />
ment. To improve education, more needs to be known about how<br />
progress occurs during learning. (Granott & Parziale, 2002, p. 3)
154<br />
BIJLAGE 1<br />
© <strong>Centrum</strong> <strong>voor</strong> <strong>Taal</strong> en On<strong>de</strong>rwijs, K.U.Leuven<br />
Tekeningen: I. Vanbekbergen
STORINGEN OP DE LIJN? 155<br />
BIJLAGE 2<br />
Figuur 1<br />
'Communicatieve effectiviteit' op 6 meetmomenten in het 4e leerjaar (N=32):<br />
schattingen gebaseerd op het lineaire groeimo<strong>de</strong>l; leerling Harun (dikke <strong>lijn</strong>).
156<br />
Figuur 2<br />
'Communicatieve effectiviteit' op 6 meetmomenten in het 4e leerjaar (N=32):<br />
schattingen gebaseerd op het polynominale groeimo<strong>de</strong>l; leerling Harun (dikke <strong>lijn</strong>).<br />
Figuur 3<br />
'Communicatieve effectiviteit' op 6 meetmomenten in het 4e leerjaar (N=32):<br />
schattingen gebaseerd op het Dynamic Systems‐mo<strong>de</strong>l<br />
(MM0=NBS1; MM1=BS1; MM2=BS2; MM3=BS3; MM4=BS4; MM5=NBS2);<br />
leerling Harun (dikke <strong>lijn</strong>).
STORINGEN OP DE LIJN? 157<br />
BIJLAGE 3<br />
Figuur 4<br />
'Complexiteit T‐unit' op 4 meetmomenten in het 3 e en 4 e leerjaar (N=62):<br />
schattingen gebaseerd op het lineaire groeimo<strong>de</strong>l;<br />
leerling 'Kella' (driehoekje) ‐ leerling 'Harun' (vierkantje).
158<br />
Figuur 5<br />
'Complexiteit T‐unit' op 4 meetmomenten in het 3 e en 4 e leerjaar (N=62):<br />
schattingen gebaseerd op het polynominale groeimo<strong>de</strong>l;<br />
leerling 'Kella' (driehoekje) ‐ leerling 'Harun' (vierkantje).
STORINGEN OP DE LIJN? 159<br />
Figuur 6<br />
'Complexiteit T‐unit' op 4 meetmomenten in het 3 e en 4 e leerjaar (N=62):<br />
schattingen gebaseerd op het polynominale groeimo<strong>de</strong>l;<br />
MM0: NBS1; MM1: BS2; MM2: BS4; MM3: NBS2;<br />
leerling 'Kella' (driehoekje) ‐ leerling 'Harun' (vierkantje).
160
STUDIE 4<br />
"GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK"?<br />
Een DST‐gerichte exploratie van het stelon<strong>de</strong>rwijs<br />
aan acht leerlingen uit het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerjaar (groep 5)<br />
van twee Vlaamse concentratiescholen<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>. Vier empirische studies over ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid.© 2010.
162<br />
SAMENVATTING<br />
Hoewel er al eer<strong>de</strong>r in het on<strong>de</strong>rwijs aandacht besteed wordt aan produc‐<br />
tieve schriftelijke communicatie, wordt tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> graad van het<br />
basison<strong>de</strong>rwijs een belangrijke basis gelegd <strong>voor</strong> <strong>de</strong> schoolse vaardigheid<br />
"stellen/schrijven". Zoals gestipuleerd in <strong>de</strong> leerplannen krijgen leerlingen<br />
vanaf het 3 e en 4 e leerjaar allerlei kansen om teksten te schrijven. Zo kun‐<br />
nen zij stilaan een bewustzijn opbouwen rond <strong>de</strong> criteria waaraan een tekst<br />
op woord‐, zins‐ en ook tekst‐/genreniveau moet voldoen, en vertrouwd<br />
raken met schrijfstrategieën. Net als in Ne<strong>de</strong>rland stellen we tegen het ein‐<br />
<strong>de</strong> van het Vlaamse basison<strong>de</strong>rwijs echter een kloof vast tussen <strong>de</strong> presta‐<br />
ties van zwakke en sterke stellers (Colpin, Heymans, & Rymenans, 2005).<br />
Het on<strong>de</strong>rwijs lijkt er <strong>voor</strong> stelvaardigheid niet altijd in te slagen om "goed<br />
<strong>voor</strong> sterk en sterk <strong>voor</strong> zwak" te realiseren (dixit oud‐minister van On<strong>de</strong>r‐<br />
wijs F. Van<strong>de</strong>nbroucke). Op dit ogenblik ontbreekt echter een voldoen<strong>de</strong><br />
concrete kijk op hoe Vlaamse leerkrachten van <strong>de</strong> meest kwetsbare leerlin‐<br />
gen, namelijk kansarme an<strong>de</strong>rstalige leerlingen, het stelon<strong>de</strong>rwijs vormge‐<br />
ven en door welk soort aanpak <strong>de</strong> groei in stelvaardigheid al dan niet be‐<br />
vor<strong>de</strong>rd wordt. Met dit kwalitatief microgenetisch on<strong>de</strong>rzoek, dat we in‐<br />
bed<strong>de</strong>n in Dynamic Systems Theory (Van Geert & Steenbeek, 2008; Larsen‐<br />
Freeman & Cameron, 2008; De Bot, Lowie, & Verspoor, 2007), hebben we<br />
<strong>de</strong> praktijk van het stelon<strong>de</strong>rwijs <strong>voor</strong> tweemaal vier leerlingen in twee<br />
concentratieklassen geëxploreerd. We zijn op zoek gegaan naar mogelijke<br />
mechanismen achter <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ringspatronen zoals we ze in Studie 3 van<br />
dit proefschrift op het spoor kwamen. Verspreid over het volledige school‐<br />
jaar wer<strong>de</strong>n schrijfsessies rond schriftelijke navertellingen georganiseerd,<br />
die <strong>de</strong> leerkrachten volledig zelf vormgaven (naturalistische setting). De<br />
dataverzameling hield per leerkracht vi<strong>de</strong>o‐ en audio‐recording van vier be‐<br />
gelei<strong>de</strong> schrijfsessies in. Daarnaast wer<strong>de</strong>n leerkrachten en leerlingen ook<br />
schriftelijk en mon<strong>de</strong>ling bevraagd. Ten slotte zijn ook alle versies van <strong>de</strong><br />
schrijfproducten van zes sessies verzameld en op tekstkenmerken als<br />
'Communicatieve effectiviteit' en 'Zinscomplexiteit' gescoord. Via een kwali‐<br />
tatieve analyse van het verloop van <strong>de</strong> sessies wer<strong>de</strong>n in casestudies van<br />
sterke, mid<strong>de</strong>lmatige en zwakke leerlingen, <strong>de</strong> resultaten <strong>voor</strong> bepaal<strong>de</strong><br />
tekstkenmerken van <strong>de</strong> schriftelijke producten in verband gebracht met <strong>de</strong><br />
leerkracht‐leerling interacties tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> sessies. In Klas 1 stond tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong><br />
sessies naast inhou<strong>de</strong>lijke volledigheid, <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> taalvorm centraal. In het<br />
aanbod van <strong>de</strong> leerkracht viel het streven op om <strong>de</strong> leerlingen <strong>voor</strong> aller‐<br />
han<strong>de</strong> fouten te behoe<strong>de</strong>n: <strong>de</strong>ze leerkracht creëer<strong>de</strong> "veiligheid" door aan
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 163<br />
te dringen op eenvoudig taalgebruik. In Klas 2 richtte <strong>de</strong> juf <strong>de</strong> aandacht<br />
van <strong>de</strong> leerlingen tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> sessies zowel op vormelijke aspecten (bv. 'Spel‐<br />
ling' en 'Interpunctie/Hoofdletters'), als op 'Inhoud' én 'Overdracht'. Het<br />
aanbod van <strong>de</strong>ze leerkracht wees in <strong>de</strong> richting van een uitdagen<strong>de</strong> taak,<br />
waarbij veiligheid gecreëerd werd doordat eisen qua vormelijke correctheid<br />
geminimaliseerd wer<strong>de</strong>n, en een aantal leerlingen on<strong>de</strong>rsteuning op maat<br />
gebo<strong>de</strong>n werd. De kwalitatieve analyses reveleer<strong>de</strong>n een zich opdringend<br />
verband tussen het "aanbod" van <strong>de</strong> leerkracht enerzijds, en groei, stagna‐<br />
tie en/of achteruitgang van bepaal<strong>de</strong> aspecten van tekstkwaliteit an<strong>de</strong>r‐<br />
zijds. Die vaststelling gold zowel <strong>voor</strong> sterke als <strong>voor</strong> zwakke leerlingen, die<br />
zich allen <strong>voor</strong> "stellen" in een "instabiele" fase lijken te bevin<strong>de</strong>n. Deze<br />
studie kan een bijdrage leveren aan <strong>de</strong> theorievorming met betrekking tot<br />
schrijftaalontwikkelingsprocessen en aan <strong>de</strong> optimalisering van het huidige<br />
stelvaardigheidson<strong>de</strong>rwijs.<br />
1. INLEIDING<br />
1.1 Stellen als schoolse taalvaardigheid<br />
"Stellen", zoals het in <strong>de</strong> basisschool genoemd wordt, of "schrijven" is een<br />
op en top schoolse vaardigheid (Pullens, Van <strong>de</strong>n Bergh, Herrlitz, & <strong>de</strong>n Ou‐<br />
<strong>de</strong>n, 2009; Bonset & Hoogeveen, 2007; Gutierrez, 1992), die in diverse<br />
leerprocessen (cf. writing to learn) evenals tij<strong>de</strong>ns evaluaties een grote rol<br />
speelt.<br />
In het kleuteron<strong>de</strong>rwijs en <strong>de</strong> eerste graad van het basison<strong>de</strong>rwijs 1 krij‐<br />
gen kin<strong>de</strong>ren heel wat kansen om teksten te leren lezen en om woor<strong>de</strong>n<br />
goed te leren spellen. Soms wor<strong>de</strong>n ze ook uitgedaagd om zelf schriftelijke<br />
boodschappen samen te stellen. Daarbij hoeven ze zich echter niet te be‐<br />
perken tot het medium "verbale taal": kleuters en eerste‐/twee<strong>de</strong>klassers<br />
componeren "multimediale" boodschappen (Aarnoutse & Verhoeven, 1999;<br />
Verhey<strong>de</strong>n, 2004). Bovendien bezorgen zij hun schriftelijke boodschappen<br />
meestal aan een erg vertrouw<strong>de</strong> lezer (bv. ou<strong>de</strong>r), en kunnen zij het "ge‐<br />
schrevene" dus mon<strong>de</strong>ling aanvullen.<br />
1 De eerste graad van het basison<strong>de</strong>rwijs (1 e en 2 e leerjaar) komt overeen met groepen 3 en<br />
4. Het betreft dus groten<strong>de</strong>els 6‐ tot 8‐jarige leerlingen. De twee<strong>de</strong> graad van het basison‐<br />
<strong>de</strong>rwijs (3 e en 4 e leerjaar) komt overeen met groepen en 5 en 6. Het gaat hier dus om 8‐ tot<br />
10‐jarige leerlingen.
164<br />
Bij het begin van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> graad 2 wor<strong>de</strong>n leerlingen vaak <strong>voor</strong> het eerst<br />
geconfronteerd met "echte" stelopdrachten, in die zin dat er boodschappen<br />
samengesteld moeten wor<strong>de</strong>n uitsluitend op basis van schriftelijke taal. We<br />
<strong>de</strong>nken aan verhalen, briefjes, verslagen. Zelfs ondanks alle <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong><br />
ervaringen roepen taken als "een opstelletje maken" bij <strong>de</strong>ze jonge leerlin‐<br />
gen heel wat vraagtekens op. Sommigen on<strong>de</strong>r hen, <strong>de</strong> veellezers bij<strong>voor</strong>‐<br />
beeld, kunnen zich wel wat <strong>voor</strong>stellen bij "een verhaal vertellen op pa‐<br />
pier", maar of die taakrepresentatie overeenkomt met wat op school be‐<br />
doeld/verwacht wordt, is <strong>de</strong> vraag (Broekkamp, Van Hout‐Wolters, Rijlaars‐<br />
dam, & Van <strong>de</strong>n Bergh, 2002). Voor veel an<strong>de</strong>re leerlingen is <strong>de</strong> wereld van<br />
geletterdheid een uitsluitend schoolse aangelegenheid. Hun invulling van<br />
het concept "stellen" of van <strong>de</strong> meer concrete taak "een verhaaltje of een<br />
briefje schrijven" is bijgevolg sterk afhankelijk van het on<strong>de</strong>rwijsaanbod tij‐<br />
<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> "stellessen" op school.<br />
Het on<strong>de</strong>rwijs draagt <strong>de</strong> verantwoor<strong>de</strong>lijkheid om alle leerlingen via stelles‐<br />
sen <strong>de</strong> nodige kansen te geven om een stevige schrijf‐/stelvaardigheid te<br />
verwerven: leerlingen moeten schriftelijke boodschappen leren samenstel‐<br />
len <strong>voor</strong> een (geken<strong>de</strong>) lezer, die per genre aan een (cultureel bepaald ge‐<br />
heel van) criteria voldoen (<strong>de</strong>creet Basison<strong>de</strong>rwijs van <strong>de</strong> Vlaamse Rege‐<br />
ring, 25 februari 1997). Dat vraagt veel time‐on‐task, samen met reflectie<br />
op en bijsturing van het schrijfproces en het gerealiseer<strong>de</strong> product (Rij‐<br />
laarsdam et al., 2005).<br />
Met het oog op gelijke‐on<strong>de</strong>rwijskansen <strong>voor</strong> alle leerlingen (<strong>de</strong>creet<br />
Gelijke On<strong>de</strong>rwijskansen van <strong>de</strong> Vlaamse Regering, 28 juni 2002) behoort<br />
het schrijf‐/stelon<strong>de</strong>rwijs, net als het on<strong>de</strong>rwijs van an<strong>de</strong>re aca<strong>de</strong>misch re‐<br />
levante on<strong>de</strong>rwerpen, ook te voldoen aan wat <strong>de</strong> vorige Vlaamse on<strong>de</strong>r‐<br />
wijsminister krachtig formuleer<strong>de</strong> als "goed <strong>voor</strong> sterk, sterk <strong>voor</strong> zwak"<br />
(Van<strong>de</strong>nbroucke, 2006). Het beleid beoogt immers via efficiënt en billijk<br />
on<strong>de</strong>rwijs <strong>de</strong> reproductie van sociale ongelijkheid te kunnen indijken (Hirtt,<br />
Nicaise, & De Zutter, 2007; Nicaise, 2008; Demeuse, Friant, & Nicaise,<br />
2008).<br />
Desondanks wordt via wetenschappelijk on<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> schrijfprestaties<br />
van basisschoolleerlingen systematisch een kloof vastgesteld tussen sterke<br />
presteer<strong>de</strong>rs en zwakke presteer<strong>de</strong>rs. In belangrijke mate betreft het een<br />
2 Zie voetnoot 1.
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 165<br />
(thuis‐)talige en/of sociaal‐economische kloof (Studies 1 en 2; Colpin, Hey‐<br />
mans, & Rymenans, 2005; Krom, Verhelst, & Veldhuijzen, 2004; Van <strong>de</strong><br />
Gein, 2005; Gutierrez, 1992). Daarnaast merken wij op dat <strong>de</strong> plek waar<br />
verwerving plaats dient te vin<strong>de</strong>n, nl. <strong>de</strong> klas, weinig on<strong>de</strong>rzoeksaandacht<br />
krijgt:<br />
Even less research attention has been given to examining the rela‐<br />
tionship between the nature of classroom talk, the social relation‐<br />
ships in the classroom, and the writing <strong>de</strong>velopment of language mi‐<br />
nority stu<strong>de</strong>nts. (...) This (...) un<strong>de</strong>rstanding of the sociocontextual<br />
nature of the acquisition of aca<strong>de</strong>mic literacy skills suggests that we<br />
must give greater attention to the classroom contexts in which stu‐<br />
<strong>de</strong>nts acquire writing skills, to what they learn, to how that know‐<br />
ledge is transmitted, to who is present in the writing activity, and to<br />
which instructional goals drive the learning event. (Gutierrez, 1992,<br />
245‐246)<br />
Ook Terwel (2004) pleit <strong>voor</strong> longitudinaal, kwalitatief, <strong>de</strong>scriptief, etnogra‐<br />
fisch on<strong>de</strong>rzoek waarin uitvoerige observaties van het leerproces en her‐<br />
haal<strong>de</strong> metingen van leerprestaties opgenomen kunnen wor<strong>de</strong>n, zodat die‐<br />
per doorgedrongen kan wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> relaties tussen interactieprocessen,<br />
<strong>de</strong> factoren die daarbij een rol spelen, en leerresultaten.<br />
1.2 Ontluikend stellen in een repeller state<br />
Zoals reeds aangehaald (Studie 1), bevin<strong>de</strong>n leerlingen zich tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> be‐<br />
ginfase van het stelon<strong>de</strong>rwijs (Leerjaar 3) in een staat van (enige tot grote)<br />
onzekerheid (Nelson & Van Meter, 2007; Moats, Foorman, & Taylor, 2006).<br />
Dynamics Systems Theory (DST) omschrijft een <strong>de</strong>rgelijke toestand als een<br />
repeller state, een staat die onaantrekkelijk is om in te vertoeven, want<br />
wankel, verwarrend, ondui<strong>de</strong>lijk, met veel of zelfs alles in beweging.<br />
States that are never preferred and settled in are so‐called ‘repeller<br />
states’. (Verspoor, Lowie, & De Bot, 2009, p. 64)<br />
Empirisch manifesteert <strong>de</strong>ze toestand zich in grote fluctuaties over meet‐<br />
momenten heen, dat wil zeggen in grote intra‐individuele variabiliteit (Stu‐<br />
die 3). Voor een (zwakke) ontluiken<strong>de</strong> steller kan die instabiliteit zich op tal<br />
van fronten manifesteren. Als we ons beperken tot aspecten van <strong>de</strong> output,<br />
m.a.w. van <strong>de</strong> schriftelijke navertelling, <strong>de</strong>nken we bij<strong>voor</strong>beeld aan een<br />
onvoldoen<strong>de</strong> geautomatiseerd handschrift (Berninger et al. 1992), onvol‐<br />
doen<strong>de</strong> geautomatiseer<strong>de</strong> spellingvaardighe<strong>de</strong>n (Berninger et al. 1992),
166<br />
onvoldoen<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>nschatkennis (Appel & Vermeer, 1997), onvoldoen<strong>de</strong><br />
inzicht in het hoofdletter‐/interpunctiegebruik (Vernon, Alvarado, & Zer‐<br />
meno, 2005), te weinig vaardighe<strong>de</strong>n qua zinsbouw (Van <strong>de</strong> Gein, 1991;<br />
Studies 1 en 2), onvoldoen<strong>de</strong> aandacht <strong>voor</strong> inhou<strong>de</strong>lijke volledigheid (Nor‐<br />
bury & Bishop, 2003; Studies 1 en 2), 'Communicatieve effectiviteit' ('Co‐<br />
mEff') (Studies 1 en 2) of taakrepresentatie (Broekkamp, Van Hout‐Wolters,<br />
Rijlaarsdam, & Van <strong>de</strong>n Bergh, 2002). Voor een sterkere starter kan <strong>de</strong> on‐<br />
zekerheid zich beperken tot enkele domeinen, bv. 'ComEff' (m.i.v. lezerge‐<br />
richtheid).<br />
DST gaat ervan uit dat <strong>de</strong> leer<strong>de</strong>r zo snel mogelijk weg wil uit die instabili‐<br />
teit, wat impliceert dat hij "veran<strong>de</strong>rt", en in het beste geval "groeit", "<br />
(zich) ontwikkelt":<br />
In our perspective which has been inspired by Dynamic Systems<br />
Theory, variability is viewed as a potential driving force of <strong>de</strong>velop‐<br />
ment and a potential indicator of ongoing processes. (...) Variability is<br />
consi<strong>de</strong>red to be a harbinger of change. Van Geert & Van Dijk, 2002,<br />
p. 341 ‐ 342 )<br />
Om die staat van onzekerheid te kunnen ontstijgen steunt <strong>de</strong> leer<strong>de</strong>r op<br />
allerlei leer<strong>de</strong>r‐endogene en ‐exogene resources, waaron<strong>de</strong>r bij<strong>voor</strong>beeld<br />
zijn eigen motivatie of <strong>de</strong> input vanuit <strong>de</strong> omgeving.<br />
(...) that language use may be helpfully seen as the soft assembly of<br />
language resources for particular instances. (Larsen‐Freeman & Ca‐<br />
meron, 2008, p. 64)<br />
Het aanbod tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> stellessen is <strong>voor</strong> vele ontluiken<strong>de</strong> stellers een re‐<br />
source van primordiaal belang. Het helpt <strong>de</strong> leer<strong>de</strong>r om opnieuw in een at‐<br />
tractor state terecht te komen, d.w.z. een toestand van relatieve stabiliteit<br />
omdat het (<strong>voor</strong>lopige) systeem (<strong>voor</strong>lopig) voldoet.<br />
As they <strong>de</strong>velop over time, dynamic subsystems have a habit of mov‐<br />
ing spontaneously towards specific states, which are preferred,<br />
though unpredictable, so‐called ‘attractor states’. (Verspoor, Lowie,<br />
& De Bot, 2009, p. 64)<br />
Toch zal blijken dat ook <strong>de</strong>ze fase tij<strong>de</strong>lijk is. Na verloop van tijd wor<strong>de</strong>n<br />
door een dynamisch samenspel van interne en externe factoren weer<br />
vraagtekens geplaatst bij een of meer aspecten van het systeem, waardoor<br />
het zichzelf – met behulp van resources – zal aanpassen. Alles samen leidt
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 167<br />
dat tot een visie op taalontwikkeling, die Larsen‐Freeman (1997) met be‐<br />
trekking tot interlanguages als volgt omschrijft:<br />
For as Percival (1993) notes, there is a persistent instability in com‐<br />
plex dynamic systems. If we view ILs (= interlanguages, L.V.) as com‐<br />
plex dynamic systems, a perspective I am advocating, then the prob‐<br />
lem of reconciling systematicity and instability is eliminated – an un‐<br />
stable system is not a contradiction in terms. (Larsen‐Freeman, 1997,<br />
p. 156)<br />
Kenmerkend <strong>voor</strong> een attractor state is dat die min<strong>de</strong>r vatbaar is <strong>voor</strong> aller‐<br />
lei vormen van beïnvloeding dan een repeller state.<br />
Stable dynamic systems are those in which slight changes in the ini‐<br />
tial conditions produce correspondingly slight effects. (Verspoor, Lo‐<br />
wie, & De Bot, 2009, p. 64)<br />
Wat echter onzeker is en wankelt, zoekt naar houvast, zelfs al is het (maar)<br />
een strohalm, en grijpt zich daaraan vast.<br />
As Van Dijk and Van Geert (2005) argue, a system that is moving from<br />
one attractor state to the next may be more open to change than a<br />
system that has reached an attractor state. What is being processed,<br />
therefore, will <strong>de</strong>pend on the particular <strong>de</strong>velopmental stage of the<br />
learner. (Verspoor, Lowie, & De Bot, 2009, p. 72)<br />
One of the tenets of this approach is that it is at the bifurcations or<br />
discontinuities, when the process is relatively unstable or chaotic,<br />
that the organism is free to explore new behaviors in response to<br />
task <strong>de</strong>mands. In<strong>de</strong>ed, it is the flexibility to discover new solutions<br />
that is the source of novel forms (Thelen 1995). (Larsen‐Freeman,<br />
2006, p. 614)<br />
Dat alles wijst tevens op een fundamenteel kenmerk van Dynamic Systems,<br />
zoals (twee<strong>de</strong>‐)taalverwerving en meer bepaald stelvaardigheidsverwerving<br />
er zou<strong>de</strong>n kunnen zijn, nl. <strong>de</strong> "niet‐lineariteit" van <strong>de</strong> impact van factoren.<br />
Binnen één leer<strong>de</strong>r stellen we niet‐lineaire impact vast op verschillen<strong>de</strong><br />
momenten in zijn ontwikkeling:<br />
We claim that the same input is not processed in the same way by<br />
the same learner at different times because the learning process it‐<br />
self is constantly changing in a learning/attrition continuum due to<br />
complex, dynamic interaction between input and all other factors af‐<br />
fecting language <strong>de</strong>velopment. (Verspoor, Lowie, & De Bot, 2009, p.<br />
63)
168<br />
Daarnaast treffen we niet‐lineariteit aan op hetzelf<strong>de</strong> moment <strong>voor</strong> ver‐<br />
schillen<strong>de</strong> leer<strong>de</strong>rs:<br />
(...) the same type and amount of input is likely to have significantly<br />
different effects for different learners, not only because those learn‐<br />
ers have different initial conditions when taking on the task, but also<br />
because the way in which the different resources will interact over<br />
time will be variable. (Verspoor, Lowie, De Bot, 2009, p.74)<br />
Vanzelfsprekend lei<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze vormen van non‐lineariteit tot (grote) verschil‐<br />
len tussen <strong>de</strong> ontwikkelingspa<strong>de</strong>n/ontwikkelingsprocessen van on<strong>de</strong>rschei‐<br />
<strong>de</strong>n individuen (inter‐individuele variabiliteit op het vlak van intra‐indivi‐<br />
duele variabiliteit), zoals we in Studie 3 van dit proefschrift kon<strong>de</strong>n vaststel‐<br />
len:<br />
It is not as though there was some norm from which individuals <strong>de</strong>vi‐<br />
ate. Variability stems from ongoing self‐organization of systems of ac‐<br />
tivity. (Larsen‐Freeman & Cameron, 2008, p. 159)<br />
1.3 On<strong>de</strong>rzoeksvraag<br />
Leerlingen van het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerjaar bevin<strong>de</strong>n zich <strong>voor</strong> hun ontluiken<strong>de</strong> stel‐<br />
vaardigheid in een fase van onzekerheid of een repeller state. Dat impli‐<br />
ceert dat zij in enigerlei mate afhankelijk zijn van resources in hun omge‐<br />
ving. Die kunnen hen immers helpen <strong>de</strong> toestand van instabiliteit om te<br />
buigen tot meer stabiliteit. Dat veran<strong>de</strong>ringsproces leidt in het beste geval<br />
tot groei, ontwikkeling, en dus ook tot een grotere stelvaardigheid, c.q.<br />
tekstkwaliteit. Zwakkere starters, <strong>voor</strong> wie <strong>de</strong> repeller state zich over een<br />
groot aantal subsystemen van hun stelvaardigheid uitspreidt, bevin<strong>de</strong>n zich<br />
mogelijks in een an<strong>de</strong>re situatie dan <strong>de</strong> sterkere starters, bij wie er in een<br />
aantal subsystemen misschien al wel wat stabiliteit gerealiseerd is.<br />
Wij vragen ons in <strong>de</strong>ze studie af hoe leerkrachten inspelen op <strong>de</strong>ze situatie,<br />
en of het motto "Goed <strong>voor</strong> sterk, sterk <strong>voor</strong> zwak!" in<strong>de</strong>rdaad gerealiseerd<br />
wordt, en stellen daarom <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvraag.<br />
Dringen er zich <strong>voor</strong> sterke resp. (veeleer) zwakke starters binnen één à<br />
twee on<strong>de</strong>rwijsactiviteiten (schrijfsessies) en/of over vier tot zes schrijfses‐<br />
sies heen verban<strong>de</strong>n op tussen veran<strong>de</strong>ringen <strong>voor</strong> bepaal<strong>de</strong> tekstkenmer‐<br />
ken van schriftelijke navertellingen enerzijds, en elementen van het on<strong>de</strong>r‐<br />
wijsaanbod an<strong>de</strong>rzijds?
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 169<br />
2. METHODE<br />
Om <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvraag die hierboven gesteld is, te kunnen beantwoor<strong>de</strong>n<br />
kiezen we <strong>voor</strong> wat Van Gel<strong>de</strong>r en Port (1995) a dynamical <strong>de</strong>scription<br />
noemen (Larsen‐Freeman, 1997; Larsen‐Freeman & Cameron, 2008):<br />
(It) provi<strong>de</strong>s a general conceptual apparatus for un<strong>de</strong>rstanding the<br />
way systems – including, in particular, non‐linear systems – change<br />
over time. (Van Gel<strong>de</strong>r & Port, 1995, p. 17)<br />
Noodzakelijke elementen van zo'n dynamical <strong>de</strong>scription zijn herhaal<strong>de</strong> ob‐<br />
servaties van <strong>de</strong> betrokken participanten terwijl zij <strong>de</strong> vaardigheid inzetten,<br />
zodat <strong>de</strong> individuele ontwikkelingsprocessen op <strong>de</strong> voet gevolgd kunnen<br />
wor<strong>de</strong>n, en <strong>de</strong> relevante kenmerken van die processen vastgesteld kunnen<br />
wor<strong>de</strong>n. Deze methodologische keuze sluit nauw aan bij een microgeneti‐<br />
sche on<strong>de</strong>rzoeksbena<strong>de</strong>ring van leren:<br />
Simply put, the only way to find out how children learn is to study<br />
them closely while they are learning. (Siegler, 2006, p. 476‐477)<br />
(...) studying change while it is occurring instead of comparing pre‐<br />
and post‐change behavioral patterns. (Lavelli, et al., 2005, p. 40)<br />
In het alomtegenwoordige cross‐sectionele en longitudinale on<strong>de</strong>rzoek<br />
wordt veelal op <strong>de</strong> "producten van het veran<strong>de</strong>ringsproces" gefocust, en<br />
niet op het veran<strong>de</strong>ringsproces zelf (Lavelli et al., 2005; Foster & Ohta,<br />
2005). Dat heeft – aldus Siegler (2006) – geleid tot tegenstrijdige resultaten,<br />
bij<strong>voor</strong>beeld binnen het on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> cognitieve ontwikkeling van<br />
kin<strong>de</strong>ren. Via een microgenetische bena<strong>de</strong>ring van leren kunnen echter<br />
meer eenslui<strong>de</strong>n<strong>de</strong> bevindingen bovendrijven: Siegler (2006) stelt immers<br />
vast dat er in <strong>de</strong> wijze waarop kin<strong>de</strong>ren leren (proces) méér eenvormigheid<br />
zit dan in hun concrete kennis op een bepaal<strong>de</strong> leeftijd (product). Daarmee<br />
verwijst <strong>de</strong> auteur naar het in DST veron<strong>de</strong>rstel<strong>de</strong> basisprincipe van "leren":<br />
A complexity perspective views learners' <strong>de</strong>velopment not as an act<br />
of conformity to some common endpoint, but rather as a process of<br />
dynamic adaptedness to a specific context. (Larsen‐Freeman & Came‐<br />
ron, 2008, p. 157)<br />
Voor onze studie maken <strong>de</strong> basisschoolleerlingen (zie §2.1) bij hun taakuit‐<br />
voering <strong>de</strong>el uit van een dynamische context, nl. een klasgroep tij<strong>de</strong>ns zes<br />
schrijfsessies, waarvan er vier begeleid wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> klasleerkracht (zie<br />
§2.2). Met het oog op data met een hoge realiteitswaar<strong>de</strong> hebben we er‐<br />
<strong>voor</strong> gekozen om <strong>de</strong>ze natuurlijke context van "leerling tij<strong>de</strong>ns schrijfsessie
170<br />
in klas" zo goed als intact te laten (Gutierrez, 1992; Foster & Ohta, 2005;<br />
Larsen‐Freeman & Cameron, 2008):<br />
Adopting a complexity perspective requires us to take seriously the<br />
interconnectedness of system components within and across levels<br />
and scales, as well as how they interconnect with the system's con‐<br />
text. (Larsen‐Freeman & Cameron, 2008, p. 39)<br />
Voor het beantwoor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvraag van <strong>de</strong>ze studie wordt<br />
samen met het groeiproces van <strong>de</strong> individuele leerling <strong>de</strong>ze naturalistische<br />
setting zo breed mogelijk in kaart gebracht en geanalyseerd (zie §2.3).<br />
I do not think that the effects of instruction can be factored later, any<br />
more than learner factors can be inclu<strong>de</strong>d after we have figured out<br />
the learning process. Remember that in complex non‐linear systems,<br />
the behavior of the whole emerges out of interaction of its parts.<br />
Studying parts in isolation one by one will tell us about each part, but<br />
not on how they interact. (Larsen‐Freeman, 1997, p. 157)<br />
Gezien <strong>de</strong> veelheid aan data en <strong>de</strong> grondigheid waarmee we <strong>de</strong> context en<br />
het zich daarbinnen voltrekken<strong>de</strong> groeiproces willen analyseren, kiezen we<br />
<strong>voor</strong> een kwalitatieve (microgenetische) bena<strong>de</strong>ring (zie §2.4). We situeren<br />
<strong>de</strong> gegevens m.b.t. <strong>de</strong> kwaliteit van het tekstmateriaal binnen <strong>de</strong> kwantita‐<br />
tieve analyses van Studies 1, 2 en 3.<br />
Bij wijze van samenvatting citeren we nogmaals Larsen‐Freeman:<br />
We need to look at the 'messy little <strong>de</strong>tails' that make up the 'here<br />
and now' of real time. We need to take into account learners' goals<br />
and intentions. We need to consi<strong>de</strong>r the tasks that we ask them to<br />
perform and consi<strong>de</strong>r each performance anew – stable and predicta‐<br />
ble in part, but at the same time, variable, flexible, and dynamically<br />
adapted to fit the situation. The messiness is not 'noise', but rather a<br />
natural part of a dynamically emergent behavior assembled by the<br />
individual with a dynamic history of engaging in such tasks, with his<br />
or her own self‐i<strong>de</strong>ntified (or jointly i<strong>de</strong>ntified) target of opportuni‐<br />
ties for growth. (Larsen‐Freeman, 2006, p. 614‐615)<br />
2.1 Participanten<br />
Voor <strong>de</strong>ze studie selecteer<strong>de</strong>n we tweemaal vier leerlingen uit twee <strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />
klassen die ook in Studie 3 betrokken waren. We hanteer<strong>de</strong>n daarbij een<br />
strategie van <strong>voor</strong>tschrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> eliminatie.
2.1.1 Selectie van twee klasgroepen<br />
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 171<br />
In <strong>de</strong> loop van schooljaar 2006‐2007 verzamel<strong>de</strong>n we data in zeven <strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />
klassen, elk behorend tot een an<strong>de</strong>re school (Studies 1 en 2). Drie van <strong>de</strong><br />
zeven klassen betrokken we enkel in het pre‐post on<strong>de</strong>rzoek (Studies 1 en<br />
2: scholen B, E en G); in <strong>de</strong> vier overige klassen zetten we geduren<strong>de</strong> het<br />
schooljaar ook een uitgebrei<strong>de</strong> dataverzameling op (Studie 3), met inbegrip<br />
van vier tussentijdse schrijfproducten per leerling. We kregen daar<strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
vrijwillige me<strong>de</strong>werking van directies én klasleerkrachten 3 (Van Gorp &<br />
Verhey<strong>de</strong>n, 2006).<br />
Klas 1 (behorend tot school A [Studies 1 en 2]) is heterogeen samenge‐<br />
steld wat thuistaal betreft (minstens vijf verschillen<strong>de</strong> thuistalen: Ne<strong>de</strong>r‐<br />
lands, Turks, Marokkaans‐Arabisch, Pools, Spaans, enz.). Klas 2 (behorend<br />
tot school F [Studies 1 en 2]) is homogeen Turks van samenstelling. Klas 3<br />
(behorend tot school C [Studies 1 en 2]) heeft een even groot aantal (van<br />
huis uit) Arabisch‐ als Turksspreken<strong>de</strong> leerlingen, naast enkele Ne<strong>de</strong>rlands‐<br />
talige leerlingen, en Klas 4 (behorend tot school D [Studies 1 en 2]) heeft<br />
een aanzienlijk aantal Ne<strong>de</strong>rlandstalige leerlingen en daarnaast een even<br />
groot aantal van huis uit Arabisch als Turks spreken<strong>de</strong> leerlingen. De ge‐<br />
mid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> klasresultaten <strong>voor</strong> 'ComEff' <strong>voor</strong> <strong>de</strong> pre‐ en postteksten en <strong>de</strong><br />
vier tussentijdse teksten kunnen afgelezen wor<strong>de</strong>n in Figuur 2.1.<br />
Gezien <strong>de</strong> opvallend gelijke start van klassen 1, 2 en 3 laten we Klas 4 bui‐<br />
ten beschouwing. Wegens <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> resultaten <strong>voor</strong> Klas 2 (zie ook boven‐<br />
ste trend<strong>lijn</strong>) in vergelijking met die van Klassen 1 en 3, die ter plaatse<br />
trappelen, selecteren we sowieso Klas 2, <strong>de</strong> homogeen Turkse klas. Het<br />
grootst mogelijke contrast met <strong>de</strong>ze klas vin<strong>de</strong>n we in Klas 1 (zie ook on<strong>de</strong>r‐<br />
ste trend<strong>lijn</strong>), die een uitgesproken heterogene samenstelling kent. Deze<br />
klas behoort ook tot een school die in het uitgebrei<strong>de</strong> longitudinale en<br />
cross‐sectionele <strong>voor</strong>on<strong>de</strong>rzoek van resultaten <strong>voor</strong> taalvaardigheid in het<br />
twee<strong>de</strong> tot zes<strong>de</strong> leerjaar van achttien "zwarte scholen" (Verhey<strong>de</strong>n, Van<br />
Gorp, & Heymans, 2006) het allerbeste scoort, en dat in tegenstelling tot <strong>de</strong><br />
school waartoe Klas 2 behoort, die in datzelf<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoek aan <strong>de</strong> staart<br />
bengelt.<br />
3 Wij maken graag van <strong>de</strong> gelegenheid gebruik om <strong>de</strong> directies en <strong>de</strong> leerkrachten hartelijk te<br />
danken <strong>voor</strong> hun bereidwillige én vrijwillige me<strong>de</strong>werking. Geen van <strong>de</strong> leerkrachten is finan‐<br />
cieel of an<strong>de</strong>rszins gecompenseerd <strong>voor</strong> haar bijdrage aan dit on<strong>de</strong>rzoek.
172<br />
Naar <strong>de</strong> leerkrachten van bei<strong>de</strong> klassen wordt in <strong>de</strong>ze studie ver<strong>de</strong>r verwe‐<br />
zen met Juf Ena (Klas 1) en Juf Trees (Klas 2).<br />
Score<br />
6<br />
5,5<br />
5<br />
4,5<br />
4<br />
3,5<br />
3<br />
2,5<br />
2<br />
NBS1 BS1 BS2 BS3 BS4 NBS2<br />
Meetmomenten<br />
Figuur 2.1<br />
Gemid<strong>de</strong>ld verloop van Communicatieve Effectiviteit in <strong>de</strong>r<strong>de</strong> klassen 1 tot 4<br />
<strong>voor</strong> 6 meetmomenten. Voor klassen 1 en 2 is een trend<strong>lijn</strong> toegevoegd.<br />
NBS1 en NBS2: niet‐begeleid schrijven 1 (pre) en 2 (post);<br />
BS1‐4: begelei<strong>de</strong> schrijfsessies 1 tot 4.<br />
2.1.2 Selectie van tweemaal vier leerlingen<br />
Voor bei<strong>de</strong> klassen zijn we op zoek gegaan naar tweemaal twee sterke en<br />
tweemaal twee zwakke leerlingen. We had<strong>de</strong>n telkens <strong>de</strong> keuze uit acht<br />
focusleerlingen 4 , met name drie "sterke starters" en vijf "zwakke starters"<br />
per klas, geselecteerd op basis van <strong>de</strong> resultaten van <strong>de</strong> VLOT‐leestest af‐<br />
genomen aan het eind van het schooljaar <strong>voor</strong>dien en van <strong>de</strong> pretoets IJSJE<br />
(zie Studies 1 en 2 van dit proefschrift). Enkel van die acht leerlingen per<br />
klas verzamel<strong>de</strong>n we immers uitgebrei<strong>de</strong> achtergrondinformatie en alle<br />
versies van <strong>de</strong> tussentijdse schrijfproducten. De leerkrachten waren niet op<br />
<strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong>ze selectie.<br />
4 Deze 8 focusleerlingen per klas behoren tot <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksgroep van an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>elon<strong>de</strong>rzoe‐<br />
ken van het grotere on<strong>de</strong>rzoek (2005 – 2009) naar ‘Hefbomen <strong>voor</strong> krachtige GOK‐<br />
leeromgevingen' (zie 'Algemene Inleiding').<br />
klas 4<br />
klas 2<br />
klas 1<br />
klas 3
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 173<br />
Van <strong>de</strong> zestien kandidaten kwamen twee leerlingen niet in aanmerking we‐<br />
gens ontbreken<strong>de</strong> data (afwezig tij<strong>de</strong>ns één of meer schrijfsessies). Voor <strong>de</strong><br />
selectie van <strong>de</strong> overige leerlingen hiel<strong>de</strong>n we binnen <strong>de</strong> grenzen van "twee<br />
sterke en twee zwakke leerlingen" rekening met een zo evenwichtig moge‐<br />
lijke ver<strong>de</strong>ling over bei<strong>de</strong> seksen en met <strong>de</strong> grilligheid van het traject <strong>voor</strong><br />
'ComEff' van elk van hen. Intra‐individuele variabiliteit is immers interessant<br />
"(…) for predicting change, for analyzing change, and for un<strong>de</strong>rstanding<br />
change mechanisms (…)." (Siegler, 2006, p. 502).<br />
In Tabel 2.1 staan <strong>de</strong> achtergrondgegevens <strong>voor</strong> <strong>de</strong> acht geselecteer<strong>de</strong> leer‐<br />
lingen.<br />
Tabel 2.1<br />
<strong>Achter</strong>grondinformatie van <strong>de</strong> 8 geselecteer<strong>de</strong> focusleerlingen: klasgroep,<br />
sekse, thuistaal, sociaal‐economische status, aangevuld met resultaten op 3 VLOT‐toetsen:<br />
cursief: resultaat on<strong>de</strong>r het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> a ; vet: meer dan 1 sd verschil met gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> a<br />
Klas Sekse<br />
Eerste<br />
thuistaal<br />
SES<br />
VLOT:<br />
lezen<br />
VLOT:<br />
schrijven<br />
VLOT:<br />
edit<br />
Karen<br />
1 meisje Ned. hoog 11 14 31<br />
Kevin 1 jongen Portugees laag 12 11 32<br />
Merve 1 meisje Mar.‐Arab. laag 05 09 17<br />
Sad<strong>de</strong>din 1 jongen Turks laag 07 05 13<br />
Kella 2 meisje Turks laag 09 11 30<br />
Kerèn 2 meisje Turks hoog 11 11 27<br />
Muhammet 2 jongen Turks laag 06 02 27<br />
Sergen<br />
2 jongen Turks laag 05 01 10<br />
a: VLOT‐lezen: M = 8,04 (sd = 2,70); VLOT‐schrijven: M=6,63 (sd=4,61);<br />
VLOT‐edit: M = 23,91 (sd=6,77), gebaseerd op steekproef 3e leerjaar (N=106).<br />
We hebben <strong>de</strong> leerlingen fictieve namen gegeven: <strong>de</strong> eerste letter van hun<br />
naam verwijst naar hun positie in <strong>de</strong> klasgroep: K staat <strong>voor</strong> KOP‐leerling, M<br />
<strong>voor</strong> MIDDEN‐leerling en S <strong>voor</strong> STAART‐leerling. Deze in<strong>de</strong>ling is gebaseerd<br />
op resultaten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> VLOT‐toetsen (Colpin, Gysen, Jaspaert, Timmermans,<br />
& Van <strong>de</strong>n Bran<strong>de</strong>n, 1997) van <strong>de</strong>cember van het on<strong>de</strong>rzoeks(school)jaar<br />
(zie Tabel 2.1) in combinatie met percepties van leerkrachten (Jungbluth,<br />
2003). De KOP‐leerlingen (Kella, Kevin, Karen en Kerèn) en STAART‐<br />
leerlingen (Sad<strong>de</strong>din en Sergen) scoren goed respectievelijk zwak op <strong>de</strong>
174<br />
vermel<strong>de</strong> VLOT‐toetsen en wor<strong>de</strong>n ook als dusdanig inge<strong>de</strong>eld door hun<br />
leerkrachten (interview na <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> begelei<strong>de</strong> schrijfsessie [BS3]). MIDDEN‐<br />
leerling Muhammet maakt zowel goe<strong>de</strong> als slechte VLOT‐toetsen, en zijn<br />
leerkracht <strong>de</strong>elt hem spontaan ook bij <strong>de</strong> MIDDEN‐groep in (interview na<br />
BS3, zie Bijlage B). Merve scoort "an<strong>de</strong>rs grillig" dan Muhammet, en haar juf<br />
noemt haar "meer een STAARTje": "mon<strong>de</strong>ling lukt het wel, maar spelling is<br />
problematisch". Wij beschouwen Merve als MIDDEN‐leerling omdat haar<br />
capaciteit <strong>voor</strong> schrijven systematisch hoger geschat wordt door <strong>de</strong> leer‐<br />
kracht dan die van STAART‐leerling Sad<strong>de</strong>din uit diezelf<strong>de</strong> klas (zie §2.3 Da‐<br />
ta; zie ook Tabel 3.5).<br />
2.2 Opzet<br />
De dataverzameling vond plaats op zes meetmomenten tij<strong>de</strong>ns schooljaar<br />
2006‐2007, met name tweemaal tij<strong>de</strong>ns een niet‐begelei<strong>de</strong> schrijfsessie<br />
(begin en eind schooljaar), en viermaal tij<strong>de</strong>ns begelei<strong>de</strong> sessies (zie Tabel<br />
2.2 <strong>voor</strong> een overzicht).<br />
Twee<strong>de</strong><br />
helft sep‐<br />
tember<br />
2006<br />
Niet<br />
begeleid<br />
schrijven 1<br />
NBS1<br />
Eerste helft<br />
november<br />
2006<br />
Begeleid<br />
schrijven 1<br />
Tabel 2.2<br />
Overzicht van schrijfsessies: tijdstip, aard<br />
Eerste helft<br />
januari<br />
2007<br />
Begeleid<br />
schrijven 2<br />
Eerste helft<br />
maart<br />
2007<br />
Begeleid<br />
schrijven 3<br />
Eerste helft<br />
mei<br />
2007<br />
Begeleid<br />
schrijven 4<br />
Twee<strong>de</strong><br />
helft<br />
juni<br />
2007<br />
Niet<br />
begeleid<br />
schrijven 2<br />
BS1 BS2 BS3 BS4 NBS2<br />
Bij het begin en aan het eind van het schooljaar is aan <strong>de</strong> leerlingen in een<br />
niet‐begelei<strong>de</strong> schrijfsessie (NBS) een door <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoekers aangelever<strong>de</strong><br />
schrijftaak <strong>voor</strong>gelegd, die ze zelfstandig moesten uitvoeren (IJSJE, zie Stu‐<br />
dies 1 en 2). Door het schooljaar heen hebben <strong>de</strong> twee betrokken leer‐<br />
krachten elk vier schrijfsessies georganiseerd rond een overeenkomstige en<br />
eveneens door <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoekers aangereikte schrijftaak. In alle gevallen be‐<br />
stond <strong>de</strong> taak erin om een schriftelijke navertelling op papier te zetten. Dat<br />
is een geschreven narratief gebaseerd op een visueel aangebo<strong>de</strong>n verhaal‐
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 175<br />
<strong>lijn</strong>. De leerlingen wer<strong>de</strong>n veron<strong>de</strong>rsteld het in <strong>de</strong> prentenreeks <strong>voor</strong>gestel‐<br />
<strong>de</strong> verhaal schriftelijk te vertellen aan een lezer die <strong>de</strong> prentenreeks niet<br />
kent of ter beschikking heeft en die niet op <strong>de</strong> hoogte is van <strong>de</strong> gebeurte‐<br />
nissen. Er is uitdrukkelijk <strong>voor</strong> gekozen <strong>de</strong> leerlingen zesmaal (op jaarbasis)<br />
eenzelf<strong>de</strong> taak aan te bie<strong>de</strong>n: <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> opdracht, hetzelf<strong>de</strong> genre, verschil‐<br />
len<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwerpen (Larsen‐Freeman, 2006). Hoewel taakrepetitie (NBS1‐<br />
NBS2, zie ver<strong>de</strong>r) en/of herhaald oefenen van soortgelijke taken (BS1, BS2,<br />
BS3, BS4) bepaal<strong>de</strong> (<strong>de</strong>els nog ondui<strong>de</strong>lijke) effecten sorteert (Bygate,<br />
2009), woog <strong>voor</strong> ons het <strong>voor</strong><strong>de</strong>el door dat we geen rekening hoef<strong>de</strong>n te<br />
hou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> factor "taakvariabiliteit" (Larsen‐Freeman, 2006). We zijn er<br />
ons van bewust dat er wel effecten wegens on<strong>de</strong>rwerpsvariabiliteit kunnen<br />
optre<strong>de</strong>n gezien er aan <strong>de</strong> leerlingen in elk van <strong>de</strong> begelei<strong>de</strong> sessies een<br />
an<strong>de</strong>re verhaal<strong>lijn</strong> aangebo<strong>de</strong>n werd. Bij bei<strong>de</strong> niet‐begelei<strong>de</strong> sessies wordt<br />
eenzelf<strong>de</strong>, vijf<strong>de</strong> verhaal<strong>lijn</strong> aangebo<strong>de</strong>n (zie Studies 1 en 2).<br />
Voor <strong>de</strong> niet‐begelei<strong>de</strong> sessies is gekozen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> prentenreeks IJSJE (Bijla‐<br />
ge 1), waarvan eer<strong>de</strong>r herhaal<strong>de</strong>lijk aangetoond was dat die <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze<br />
doelgroep geschikt was. De sessies von<strong>de</strong>n plaats on<strong>de</strong>r leiding van <strong>de</strong> on‐<br />
<strong>de</strong>rzoeker of een getrain<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksassistent (zie Studies 1 en 2). Voor<br />
<strong>de</strong> begelei<strong>de</strong> sessies bezorg<strong>de</strong>n we <strong>de</strong> leerkrachten een veertiental dagen<br />
op <strong>voor</strong>hand <strong>de</strong> prentenreeks <strong>voor</strong> <strong>de</strong> concrete sessie, samen met zeer be‐<br />
perkte instructies (Bijlage 2). Alle leerkrachten hebben hun leerlingen tij‐<br />
<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> schrijfsessies naar eigen goeddunken begeleid.<br />
Een begelei<strong>de</strong> schrijfsessie liep over twee dagen. Op dag 1 werd <strong>de</strong><br />
schrijftaak aangebo<strong>de</strong>n en uitgevoerd, zodat aan het eind van die dag elke<br />
leerling een individueel schrijfproduct kon inleveren. In grote <strong>lijn</strong>en bestond<br />
dat on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el uit (1) een klassikale introductie, (2) een fase van begeleid<br />
individueel schrijven, en soms nog (3) een klassikale afronding tij<strong>de</strong>ns welke<br />
enkele teksten <strong>voor</strong>gelezen wer<strong>de</strong>n. Op dag 2 blikten <strong>de</strong> leerkrachten terug<br />
op <strong>de</strong> schrijfproducten. Zij had<strong>de</strong>n die inmid<strong>de</strong>ls nagelezen en verbeterd<br />
en/of beoor<strong>de</strong>eld. De terugblik werd klassikaal aangezet en kreeg meestal<br />
een vervolg in <strong>de</strong> vorm van een individuele fase. Afhankelijk van klas en<br />
sessie werd een twee<strong>de</strong> versie geproduceerd of wer<strong>de</strong>n enkel wat woordjes<br />
gecorrigeerd.<br />
In <strong>de</strong> twee klassen hebben <strong>de</strong> leerlingen tevens een jaar lang het schrijf‐<br />
on<strong>de</strong>rwijs genoten dat normalerwijze op hun school in die klas aangebo<strong>de</strong>n<br />
wordt. Klas 2 baseer<strong>de</strong> het taal‐ en dus ook schrijfon<strong>de</strong>rwijs op het school‐<br />
boek <strong>Taal</strong>signaal (Rotthier, s.d.), dat zich in eerste instantie richt op moe‐<br />
<strong>de</strong>rtaalverwervers. De aanpak is sterk elementgericht. In <strong>Taal</strong>signaal is uit‐
176<br />
drukkelijk meer aandacht <strong>voor</strong> spelling en taalbeschouwing dan in De Toren<br />
van Babbel (Jaspaert e.a., 1996), <strong>de</strong> taakgerichte taalmetho<strong>de</strong> die in Klas 1<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> lessen "taal" gebruikt wordt. In die klas wordt De Toren van Babbel<br />
aangevuld met een spellingmetho<strong>de</strong> (Spelweg [Tubbas & Baeten, 1994]) en<br />
met tweewekelijkse functionele lees‐ en schrijfactiviteiten uit Leesslang<br />
(OVGB‐Limburg, Voorrangsbeleid Brussel, & Steunpunt NT2, s.d.).<br />
2.3 Data<br />
De dataset bestaat uit <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len:<br />
alle tekstmateriaal van <strong>de</strong> acht geselecteer<strong>de</strong> focusleerlingen op <strong>de</strong> zes<br />
meetmomenten: <strong>voor</strong> Klas 1 beperkt het materiaal zich meestal tot één<br />
versie per sessie omdat <strong>de</strong> leerkracht het schrijfwerk <strong>voor</strong> <strong>de</strong> leerlingen<br />
daartoe beperkte; <strong>voor</strong> Klas 2 verzamel<strong>de</strong>n we per begelei<strong>de</strong> sessie<br />
twee versies per leerling;<br />
uitgeschreven observatieprotocols van alle sessies, gebaseerd op <strong>de</strong><br />
notities van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeker als niet‐participerend observator, en op<br />
audio‐/vi<strong>de</strong>o‐opnames;<br />
schriftelijke bevragingen van leerlingen met betrekking tot hun beleving<br />
van <strong>de</strong> schrijfopdracht aan het eind van dag 1 en van dag 2 van ie<strong>de</strong>re<br />
(begelei<strong>de</strong>) schrijfsessies (Bijlage 3);<br />
schriftelijke bevragingen van <strong>de</strong> leerkrachten met betrekking tot hun<br />
inschattingen van <strong>de</strong> leerlingen aan het eind van dag 1 (Bijlage 4) en<br />
mon<strong>de</strong>linge bevragingen van <strong>de</strong> leerkrachten met betrekking tot hun<br />
beleving van <strong>de</strong> schrijfsessie aan het eind van dag 2 (semi‐<br />
gestructureer<strong>de</strong> interviews).<br />
2.3.1 Tekstmateriaal van leerlingen<br />
Op het tekstmateriaal van leerlingen hebben we <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> bewerkingen<br />
uitgevoerd: we digitaliseer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> schrijfproducten en lieten <strong>de</strong> le<strong>de</strong>n van<br />
driekoppige jury’s onafhankelijk van elkaar <strong>de</strong> 'ComEff' van elk van <strong>de</strong><br />
teksten beoor<strong>de</strong>len (zie Studie 3). Daarnaast bereken<strong>de</strong>n we <strong>de</strong> scores <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> parameters:<br />
'Complexiteit van <strong>de</strong> T‐unit' ('CompTU'): het gemid<strong>de</strong>ld aantal woor<strong>de</strong>n<br />
per T‐unit (zie Studie 1);<br />
'Accuraatheid van <strong>de</strong> T‐unit' ('AccuTU'): het natuurlijk logaritme van <strong>de</strong><br />
waarschijnlijkheid dat een volgen<strong>de</strong> T‐unit correct zal zijn (zie Studie 1);
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 177<br />
'Spelling': het natuurlijk logaritme van <strong>de</strong> waarschijnlijkheid 5 dat een<br />
volgend inhoudswoord (naamwoor<strong>de</strong>n, infinitieven) en/of vervoegd<br />
werkwoord correct gespeld zal zijn (zie Studie 1).<br />
Aan <strong>de</strong>ze parameters, die we ook in Studies 1 tot 3 verwerkten, voeg<strong>de</strong>n<br />
we er nog vier toe. De eerste parameter is 'Lengte van <strong>de</strong> tekst', waarmee<br />
we iets <strong>de</strong>nken te kunnen oplichten van het schrijfplezier en <strong>de</strong> schrijfdurf<br />
die onze jonge leerlingen vertonen (Moats, Foorman, & Taylor, 2006). De<br />
drie overige parameters ontlenen we aan Myhill (2009): in haar kwalitatieve<br />
cross‐sectionele studie van teksten van 12‐ en 14‐jarige moe<strong>de</strong>rtaalschrij‐<br />
vers merkt Myhill een samenhang op tussen een kwalitatief hoog geschatte<br />
tekst en drie parameters, die zij beschouwt als indicators <strong>voor</strong> drie "trajec‐<br />
tories" van groeiend schrijverschap.<br />
'Lengte': het absolute aantal woor<strong>de</strong>n per tekst (Verspoor, De Bot, &<br />
Lowie, 2004). Met het oog op <strong>de</strong> verwerking van <strong>de</strong>ze parameter in <strong>de</strong><br />
grafieken, <strong>de</strong>len we het absolute aantal woor<strong>de</strong>n door 20.<br />
Afwezigheid van nevenschikken<strong>de</strong> voegwoor<strong>de</strong>n bij het begin van <strong>de</strong> T‐<br />
unit ('Coord'): het natuurlijk logaritme van <strong>de</strong> waarschijnlijkheid dat een<br />
volgen<strong>de</strong> T‐unit NIET begint met een nevenschikkend voegwoord<br />
(i.c."en", "maar", "want" of "of"). Myhill (2009) spreekt in dit verband<br />
over het traject "from speech to writing patterns" (cf. Kress, 1994).<br />
'Complexiteit van <strong>de</strong> Clause' ('CompCL'): het gemid<strong>de</strong>ld aantal woor<strong>de</strong>n<br />
per clause: Myhill (2009) heeft het over het traject "from <strong>de</strong>claration to<br />
elaboration".<br />
'Variatie in zinsbouw' ('Variatie'): het natuurlijk logaritme van <strong>de</strong> waar‐<br />
schijnlijkheid dat een volgen<strong>de</strong> T‐unit óf een on<strong>de</strong>rschikking bevat, óf<br />
een inversie. Myhill (2009) verwerkt <strong>de</strong>ze parameter in het traject<br />
"from translation to transformation".<br />
2.3.2 Protocols van <strong>de</strong> schrijfsessies<br />
Voor het samenstellen van <strong>de</strong> protocols van <strong>de</strong> schrijfsessie hebben we ons<br />
gebaseerd op vi<strong>de</strong>o‐ en audio‐opnames van <strong>de</strong> schrijfsessies en op uitvoeri‐<br />
ge observaties en veldnotities door <strong>de</strong> (niet‐participeren<strong>de</strong>) on<strong>de</strong>rzoeker.<br />
5 Door met "waarschijnlijkheid" aan <strong>de</strong> slag te gaan, en niet met "kans", hou<strong>de</strong>n we rekening<br />
met het (tussen leerlingen) ongelijke aantal verreken<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n. Het natuurlijk logaritme<br />
berekenen we om re<strong>de</strong>nen van normaliteit.
178<br />
We combineer<strong>de</strong>n opnames met twee audio‐recor<strong>de</strong>rs, één met een klas‐<br />
microfoon, en één met een dasspeldmicrofoon (leerkracht), en opnames<br />
met twee vaste compacte vi<strong>de</strong>o‐camera's die per sessie gericht wer<strong>de</strong>n op<br />
telkens twee (zogezegd aselect gekozen) focusleerlingen. Bei<strong>de</strong> leerlingen<br />
kregen een dasspeldmicrofoon met zen<strong>de</strong>r, waardoor zij niet in hun bewe‐<br />
gingsvrijheid gehin<strong>de</strong>rd wer<strong>de</strong>n.<br />
De protocols van <strong>de</strong> schrijfsessies beperken zich tot <strong>de</strong> interacties die <strong>de</strong><br />
leerkracht aangaat met <strong>de</strong> klasgroep als geheel, met een <strong>de</strong>elgroepje leer‐<br />
lingen en/of met een individuele leerling. Getrain<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksassistenten<br />
schreven verbatim uit wat <strong>de</strong> leerkracht en <strong>de</strong> leerlingen zeg<strong>de</strong>n. Ze ba‐<br />
seer<strong>de</strong>n zich daarbij in eerste instantie op <strong>de</strong> audio‐opnames en <strong>de</strong> veldno‐<br />
tities; <strong>de</strong> vi<strong>de</strong>o‐opnames vorm<strong>de</strong>n een belangrijke bron <strong>voor</strong> <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ntifica‐<br />
tie van <strong>de</strong> leerlingen. De schrijfproducten (met aantekeningen van <strong>de</strong> leer‐<br />
kracht) hielpen bij het uitschrijven van <strong>de</strong> lesfases waarbij er individueel<br />
begeleid werd. De eerste versies van <strong>de</strong> protocols wer<strong>de</strong>n telkens door een<br />
twee<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksassistent aangevuld en/of gecorrigeerd. Ten slotte<br />
voer<strong>de</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeker steekproefsgewijze controles uit en stuur<strong>de</strong> het uit‐<br />
schrijven bij waar nodig.<br />
2.3.3 Interviews van <strong>de</strong> leerkrachten<br />
De interviews van <strong>de</strong> leerkrachten, die afgenomen wer<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> on<strong>de</strong>r‐<br />
zoeker op dag 2 van elke sessie, had<strong>de</strong>n <strong>de</strong> vorm van semigestructureer<strong>de</strong><br />
gesprekken: op die manier streef<strong>de</strong>n we naar een zekere standaardisering<br />
over <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> leerkrachten heen (Mortelmans, 2007). Het eerste<br />
<strong>de</strong>el van het interview betrof meer algemene vragen naar <strong>de</strong> plaats en in‐<br />
vulling van het schrijfon<strong>de</strong>rwijs binnen het grotere (taal)on<strong>de</strong>rwijska<strong>de</strong>r, en<br />
naar visie op goed taalon<strong>de</strong>rwijs en schrijfon<strong>de</strong>rwijs in het bijzon<strong>de</strong>r, meer<br />
bepaald aan jonge twee<strong>de</strong>‐taalverwervers. De vragen <strong>voor</strong> dit on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el<br />
kregen <strong>de</strong> leerkrachten op dag 1, zodat ze <strong>de</strong> kans had<strong>de</strong>n om hun ant‐<br />
woor<strong>de</strong>n (schriftelijk) <strong>voor</strong> te berei<strong>de</strong>n indien ze dat wensten. Het twee<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>el van het interview behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> concrete, klasgebon<strong>de</strong>n topics: <strong>de</strong> doel‐<br />
stellingen en het verloop van <strong>de</strong> schrijfsessie zelf, <strong>de</strong> verwachtingen ten<br />
aanzien van en concrete realisaties van (focus)leerlingen 6 , één of meer con‐<br />
crete inci<strong>de</strong>nten tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> twee observatiedagen, enz.<br />
6 Om <strong>de</strong> aandacht van <strong>de</strong> leerkracht niet al te zeer op <strong>de</strong> acht focusleerlingen te vestigen,<br />
overliepen we in schriftelijke en mon<strong>de</strong>linge bevragingen telkens een twaalftal leerlingen of –<br />
in kleine klasgroepen – zelfs alle leerlingen.
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 179<br />
De tijdsdruk waaron<strong>de</strong>r <strong>de</strong> interviews afgenomen wer<strong>de</strong>n, o.a. omdat ze<br />
plaatsvon<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> niet‐werktijd van <strong>de</strong> leerkrachten, had soms een nega‐<br />
tieve invloed op <strong>de</strong> diepgang van het gesprek (<strong>voor</strong>al bij Juf Ena [Klas 1]).<br />
Ook het verwoor<strong>de</strong>n van aspecten van <strong>de</strong> eigen subjectieve on<strong>de</strong>rwijstheo‐<br />
rie met betrekking tot schrijfon<strong>de</strong>rwijs bleek niet <strong>voor</strong> elke leerkracht van‐<br />
zelfsprekend. Erg verwon<strong>de</strong>rlijk is dat niet gezien het complexe samenspel<br />
van (vaak onbewuste) factoren dat ten grondslag ligt aan <strong>de</strong> beslissingen<br />
die leerkrachten dag in dag uit nemen (Borg, 2006).<br />
De interviews wer<strong>de</strong>n verbatim uitgeschreven door getrain<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r‐<br />
zoeksassistenten; <strong>de</strong> transcripties zijn steekproefsgewijs gecontroleerd<br />
door <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeker.<br />
2.4 Analyse<br />
We hebben <strong>de</strong> dataset volgens <strong>de</strong> procedure van "narratieve analyse" be‐<br />
stu<strong>de</strong>erd: <strong>de</strong> data wor<strong>de</strong>n chronologisch geor<strong>de</strong>nd, zodat het veran<strong>de</strong>‐<br />
ringsproces van een bepaal<strong>de</strong> parameter in een coherent geheel van re‐<br />
sources of factoren geplaatst kan wor<strong>de</strong>n (Polkinghorne, 1995; Lavelli et al.,<br />
2005).<br />
I am using the phrase narrative configuration to refer to the process<br />
by which happenings are drawn together and integrated into a tem‐<br />
porally organized whole. The configurative process employs a the‐<br />
matic thread to lay out happenings as parts of an unfolding move‐<br />
ment that culminates in an outcome. When happenings are config‐<br />
ured or emplotted, they take on narrative meaning. That is, they are<br />
un<strong>de</strong>rstood from the perspective of their contribution and influence<br />
on specified outcome. (Polkinghorne, 1995, p. 5)<br />
Het resultaat van <strong>de</strong> analyse is een "verhaal" per casus. Wij zijn daarbij als<br />
volgt tewerk gegaan. Voor elk van <strong>de</strong> taal‐ en tekstkenmerken werd het<br />
ontwikkelingsverloop grafisch weergegeven. Uit die grafieken werd per ca‐<br />
sus (KOP‐leerlingen, MIDDEN‐leerlingen, STAART‐leerlingen) afgelezen wel‐<br />
ke parameters on<strong>de</strong>rling of als dusdanig variabiliteit vertoon<strong>de</strong>n die een<br />
na<strong>de</strong>re analyse wenselijk maakte. Voor <strong>de</strong> KOP‐leerlingen botsten we op <strong>de</strong><br />
intra‐individuele grilligheid van het verloop <strong>voor</strong> 'ComEff'; <strong>voor</strong> <strong>de</strong> MIDDEN‐<br />
leerlingen viel <strong>de</strong> interindividuele variatie op met betrekking tot <strong>de</strong> parame‐<br />
ters op zinsniveau, zeker in vergelijking met <strong>de</strong> trajecten <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re para‐<br />
meters. Voor <strong>de</strong> STAART‐leerlingen stel<strong>de</strong>n we bij bei<strong>de</strong> leerlingen een op‐<br />
vallen<strong>de</strong> afwisseling vast tussen een fase van relatieve stabiliteit en een fa‐<br />
se van relatieve variabiliteit <strong>voor</strong> zowat alle parameters.
180<br />
In <strong>de</strong> protocols <strong>de</strong>stilleer<strong>de</strong>n we <strong>de</strong> relevante passages met betrekking<br />
tot <strong>de</strong> geselecteer<strong>de</strong> taal‐ en tekstkenmerken (zie hierboven) en <strong>de</strong><br />
acht focusleerlingen, die we verbatim of in parafrase weergaven. Met<br />
het oog op <strong>de</strong> betrouwbaarheid van selectie en parafrase werd <strong>voor</strong>af<br />
één sessie op onafhankelijke basis "bewerkt" door <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeker en<br />
een on<strong>de</strong>rzoeksassistente. On<strong>de</strong>r leiding van een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeker,<br />
m.n. <strong>de</strong> promotor van dit on<strong>de</strong>rzoek, wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> resultaten van <strong>de</strong> ver‐<br />
dichting grondig vergeleken en een relatief beperkt aantal verschilpun‐<br />
ten besproken. Afgesproken werd dat <strong>de</strong> overige zeven sessies telkens<br />
door <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeker en <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksassistent bewerkt zou<strong>de</strong>n wor‐<br />
<strong>de</strong>n, en wel in een taakver<strong>de</strong>ling die we<strong>de</strong>rzijdse bijsturing mogelijk<br />
maakte. Die samenwerking mond<strong>de</strong> uit in "verdichte weergaves van het<br />
lesverloop" (zie Bijlage A <strong>voor</strong> Klas 1 en Bijlage B <strong>voor</strong> Klas 2).<br />
Aan <strong>de</strong> verdichte weergaves van het verloop van <strong>de</strong> tweemaal vier<br />
schrijfsessies voeg<strong>de</strong>n we <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> extra informatie toe op <strong>de</strong> chro‐<br />
nologisch correcte plaats binnen het verloop: (1) <strong>de</strong> reacties van leer‐<br />
kracht en leerlingen op <strong>de</strong> schriftelijke bevragingen <strong>voor</strong> zover relevant<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> casussen; (2) alle elementen van schriftelijke feedback (door <strong>de</strong><br />
leerkracht) op <strong>de</strong> versie van dag 1; (3) passages uit het interview met <strong>de</strong><br />
leerkracht aan het eind van <strong>de</strong> sessie. Telkens voeg<strong>de</strong>n we ook <strong>de</strong> oor‐<br />
spronkelijke versie, <strong>de</strong> door <strong>de</strong> leerkracht "bewerkte" versie en eventu‐<br />
eel ook <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> versie toe van <strong>de</strong> schrijfproducten die <strong>de</strong> 8 leerlin‐<br />
gen realiseer<strong>de</strong>n.<br />
Ten slotte verwerkten we <strong>de</strong> relevante data per casus in een chronolo‐<br />
gisch verhaal waarin interacties tussen leerkracht en betrokken leerlin‐<br />
gen, reacties van leerkrachten en leerlingen op <strong>de</strong> sessies, en aspecten<br />
van <strong>de</strong> output, m.n. <strong>de</strong> schriftelijke navertellingen, met elkaar verbon‐<br />
<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n.<br />
3. RESULTATEN<br />
In dit on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el stellen we <strong>de</strong> resultaten <strong>voor</strong> van <strong>de</strong> kwalitatieve analyses<br />
met betrekking tot het proces van tweemaal vier leerlingen uit twee klassen<br />
van het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerjaar in twee Vlaamse concentratiescholen met een et‐<br />
nisch‐cultureel heterogeen respectievelijk een homogeen Turks publiek. We<br />
bespreken <strong>de</strong> resultaten in drie paragrafen. In §3.1 zoomen we in op <strong>de</strong><br />
gevarieer<strong>de</strong> ontwikkelingspa<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> 'ComEff' van tweemaal twee KOP‐<br />
leerlingen; paragraaf 3.2 wij<strong>de</strong>n we aan <strong>de</strong> tegengestel<strong>de</strong> ontwikkelingslij‐<br />
nen <strong>voor</strong> 'CompTU' van twee MIDDEN‐leerlingen, en in §3.3 richten we <strong>de</strong>
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 181<br />
schijnwerpers op <strong>de</strong> opvallen<strong>de</strong> combinatie van een stabiele en meer dy‐<br />
namische fase in het proces van twee STAART‐leerlingen.<br />
3.1. Casus 1: het verhaal van tweemaal twee "KOP"‐ leerlingen<br />
3.1.1 Probleemstelling<br />
In Figuur 3.1 staan <strong>de</strong> resultaten <strong>voor</strong> 'ComEff' van <strong>de</strong> vier KOP‐leerlingen,<br />
nl. Karen (1) en Kevin (1) uit Klas 1 en Kella (2) en Kerèn (2) uit Klas 2 op twee<br />
meetmomenten. De twee leerlingen die met <strong>de</strong> hoogste score starten (met<br />
name op meetmoment NBS1), komen aan het eind van het schooljaar het<br />
laagst uit (meetmoment NBS2), en omgekeerd, <strong>de</strong> twee zwakkere starters,<br />
Kerèn (2) en Kella (2) , halen aan het eind van het schooljaar bijna het maxi‐<br />
mum.<br />
Score<br />
7<br />
6<br />
5<br />
4<br />
3<br />
2<br />
1<br />
Karen(1)<br />
Kevin(1)<br />
Kerèn(2)<br />
Kella(2)<br />
NBS1 NBS2<br />
Meetmomenten<br />
Figuur 3.1<br />
Score <strong>voor</strong> Communicatieve Effectiviteit ('ComEff')<br />
op NBS1 en NBS2 van <strong>de</strong> vier KOP‐ leerlingen.<br />
Een <strong>de</strong>tailanalyse van <strong>de</strong> NBS1‐ en NBS2‐teksten van <strong>de</strong>ze vier leerlingen<br />
(Tabel 3.1), die alle on<strong>de</strong>r sterk gestandaardiseer<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n ge‐<br />
schreven wer<strong>de</strong>n, laat vermoe<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> scores van 'ComEff' ge<strong>de</strong>eltelijk<br />
samenhangen met <strong>de</strong> mate waarin <strong>de</strong> leerling erin slaagt om concrete<br />
spreek‐ of <strong>de</strong>nktaal (dialoog, inwendige monoloog) a<strong>de</strong>quaat in te bed<strong>de</strong>n.
182<br />
Tabel 3.1<br />
NBS1‐ en NBS2‐teksten van <strong>de</strong> vier KOP‐leerlingen, Karen en Kevin uit Klas 1, en Kella en Ke‐<br />
rèn uit Klas 2: 8 navertellingen op basis van prentenreeks IJsje (Bijlage 1)<br />
Karen (1)<br />
Kella (2)<br />
NBS1<br />
1. Er was eens een meneer en die heete a<br />
jef en hij ging naar <strong>de</strong> winkel.<br />
2. hij koopte er een tros banaanen.<br />
3. hij ging naar buiten hij at <strong>de</strong> ban‐<br />
aan op en gooi<strong>de</strong> <strong>de</strong> schel zomaar<br />
op straat. 4. toen kwamer een<br />
meisje aan gelopen met een<br />
leker ijsje. 5. ze gleed uit op <strong>de</strong><br />
banaane schil. 6. toen keek <strong>de</strong><br />
mener om. 7. hij ging met het meis‐<br />
je een nieuw ijsje halen. 8. toen<br />
ging het meisje weg en jef gooi<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong> schil van <strong>de</strong> banaan netjes<br />
in <strong>de</strong> vuilnisbak. ein<strong>de</strong><br />
Ik zouw een banaan koopen.<br />
Jekez banaan ik zou het maar proeven.<br />
Ik ga <strong>de</strong> banaan eeten.<br />
En Sofie zij een ijsje kan tog geen kwaat.<br />
aaaaaahoooh!<br />
Ooh nee he mijn ijs. het komt alemaal door<br />
dat banaan!<br />
meneer krijg ik alseblieft een ijs <strong>voor</strong> een<br />
meisje. ja hoor.<br />
Een karien kreeg een ijsje en ze ging<strong>de</strong> naar<br />
hetbos.<br />
NBS2<br />
De val.<br />
Hmmmm ……. ! Wat een rijpe banane zeg ! Ik<br />
koop<br />
er één. Vlug openmaken ! De meneer<br />
laat <strong>de</strong> schil vallen. Jippie ! Wat een ijsje !<br />
Wo…. ! Auw ! Hm ! Mijn ijsje !Ooooo!<br />
Euhmmm ! Meneer, een ijsje graag ! Jippie !!!<br />
Die schil gooi ik in <strong>de</strong> vuilbak <strong>voor</strong> ik<br />
nog meer ijsjes moet betalen ! Jippie !<br />
Lalalalalala ! Trallallallala !<br />
Mmmmmmm! Heerlijk !<br />
EINDE<br />
Een meneer ging iets kopen, want ze had hon‐<br />
ger.<br />
Hij ging in <strong>de</strong> winkel en kocht een banaan.<br />
Toen ging hij naar buiten, hij gooi<strong>de</strong> <strong>de</strong> schil van‐<br />
<strong>de</strong> banaan op <strong>de</strong> grond en ad <strong>de</strong> banaan op.<br />
En Lies ging ook in <strong>de</strong> winkel en ze kocht een ijs.<br />
Maar toen geed ze van <strong>de</strong> banaan en viel op <strong>de</strong>‐<br />
grond. Ze was boos en verdrieteg ze had pijn en<br />
zin ijsje was op <strong>de</strong> grond gevallen. De meneer‐<br />
zag dat en hij dacht das mijn schuld.<br />
De meneer ging <strong>de</strong> winkel in hij kocht een ijsje<br />
<strong>voor</strong> Lies. De meneer gooi<strong>de</strong> <strong>de</strong> schil nu niet<br />
meer op <strong>de</strong> grond, en Lies kan ver<strong>de</strong>r eten.<br />
Ein<strong>de</strong>.
Kevin (1)<br />
Sèren (2)<br />
Op een dag gin Jan naar <strong>de</strong> groentenwingel.<br />
Jan kopte banaanen.<br />
Hij nam een banaan en <strong>de</strong>n eet hij <strong>de</strong> baan<br />
op.<br />
En jan gooi<strong>de</strong> <strong>de</strong> schil van <strong>de</strong> banaan weg.<br />
En er kwam een met een ijse.<br />
En het meise viel over schil van het banaan<br />
van jan.<br />
Het miese is boos op jan.<br />
Jan koop een ijse <strong>voor</strong> <strong>voor</strong> het miese.<br />
En Jan pakt het schip van <strong>de</strong> banaan.<br />
En het meise vroolek naa huis<br />
Er was eens bakkerij en er was een ><br />
meneer dat $<br />
graag banaan wilt eten en toen had ><br />
die meneer $<br />
een banaan genomen en ze had het ><br />
het papiertje $<br />
op<strong>de</strong>grond gegooid en er komt een ><br />
meisje die eet $<br />
een ijsje en oei het mijsje valt ><br />
opdgrond want $<br />
er was een papiertje op<strong>de</strong>grond en <strong>de</strong> ><br />
meisje $<br />
was boos dat ze gevalen was en <strong>de</strong> ><br />
meneer geeft $<br />
<strong>de</strong> meisje een niewe ijsje en <strong>de</strong> meisje ><br />
gaf rustig $<br />
naar huis.<br />
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 183<br />
Lekere eten<br />
Wat zal ik eten, een ijsje of een banaan?<br />
Ik pak wel een banaan dat is gezond.<br />
Dat ziet er lekker uit.<br />
Het is ook lekker.<br />
Maar dat man gooit die schil van dat<br />
banaan.<br />
Daar komt een meisje met een ijsje.<br />
Het meisje valt over <strong>de</strong> schil van dat<br />
banaan.<br />
De man heeft dat gezien en zegt sori<br />
Het meisje is heel boos.<br />
De man helpt het meisje.<br />
De man gaat iets doen, maar wat gaat<br />
<strong>de</strong> man doen vraagt het meisje zich af<br />
De man is een ijsje <strong>voor</strong> het meisje<br />
gaan kopen.<br />
Het meisje gaat blij naar huis<br />
en is niet meer boos op het man<br />
Omdat <strong>de</strong> man een ijsje <strong>voor</strong> het<br />
mijsje heet gekocht.<br />
En <strong>de</strong> man gooit het schil in <strong>de</strong> vuilbak<br />
1. De man is bij een winkel. Hij kijkt O zegt hij.<br />
2. De man koopt banaanen hij houd ook ><br />
van banaanen. $<br />
Blij is <strong>de</strong> man omdat hij banaanen heeft gekocht.<br />
3. Hij eet het banaan op maar hij gooit het<br />
schil van het banaan op <strong>de</strong> grond. Hij gaat<br />
maar ver<strong>de</strong>r.<br />
4. Liesje gaat naar <strong>de</strong> winkel en ze koopt een ijsje<br />
mmm zegt ze. De schil van <strong>de</strong> banaan is ><br />
nog steets $<br />
op<strong>de</strong>grond.<br />
5. Liesje valt op <strong>de</strong> grond van <strong>de</strong> schil van ><br />
<strong>de</strong> banaan: $<br />
Die <strong>de</strong> meneer had gegooit. Wow zegt ze.<br />
6. Ze is boos omdat ze gevalt is. De man zegt a.<br />
De ijs dat Liesje gekogt had was op <strong>de</strong> grond<br />
7. De man koopt een ijsje Liesje kijkt ><br />
vrolijk naar het ijsje. $<br />
Liesje <strong>de</strong>nk naa. Ze zegt dat <strong>de</strong> man ><br />
<strong>de</strong> schil in $<br />
<strong>de</strong> vuilbak moet gooien en dat hij<br />
<strong>de</strong> ijs aan Liesje moest geven.<br />
8. Liesje nam het ijsje en ze gaat maar<br />
Ein<strong>de</strong><br />
a: De invulling per regel is gerespecteerd, of werd aangegeven met > ...$<br />
Zo slaagt Karen (1) uit Klas 1 er in NBS1 erg goed in om het IJSJE‐verhaal<br />
schriftelijk te vertellen aan een "niets vermoe<strong>de</strong>n<strong>de</strong>" lezer: die laatste kan
184<br />
zich <strong>de</strong> gebeurtenissen zoals ze in <strong>de</strong> prentenreeks verwerkt wer<strong>de</strong>n, haast<br />
perfect verbeel<strong>de</strong>n. In NBS2, daarentegen, schrijft het meisje echter een<br />
tekst die geen enkel houvast biedt: op één zin na zien we een aaneenscha‐<br />
keling van stukjes directe re<strong>de</strong>, die – gezien ze niet a<strong>de</strong>quaat ingebed wer‐<br />
<strong>de</strong>n in een vertellerstekst – oninterpreteerbaar zijn. Bij klasgenoot Kevin (1)<br />
treffen we een enigszins vergelijkbaar patroon aan: <strong>de</strong> NBS1‐tekst vertelt<br />
<strong>de</strong> gebeurtenissen op een <strong>voor</strong>treffelijke wijze, terwijl <strong>de</strong> NBS2‐tekst <strong>de</strong><br />
onweten<strong>de</strong> lezer heel wat twijfels bezorgt, on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re wegens niet‐<br />
a<strong>de</strong>quaat ingebed<strong>de</strong> directe re<strong>de</strong> in het eerste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> tekst. Kerèn (2) en<br />
Kella (2) uit Klas 2 zetten in NBS2 een tekst neer waarin directe re<strong>de</strong> – welis‐<br />
waar beperkt – goed geïntegreerd aan bod komt (afgezien van leesteken‐<br />
gebruik): De meneer zag dat en dacht das mijn schuld. (Kella (2) ) en mm zegt<br />
ze of Ze zegt dat <strong>de</strong> man <strong>de</strong> schil in <strong>de</strong> vuilbak moet gooien en dat hij <strong>de</strong> ijs<br />
aan Liesje moest geven.(Kerèn). Nochtans schreef Kella (2) in NBS1 een tekst<br />
die – net als Karen (1) 's NBS2‐tekst – onbegrijpelijk is <strong>voor</strong> een lezer die <strong>de</strong><br />
prentenreeks er niet bij heeft. Ook hier behoort slechts één zin tot vertel‐<br />
lerstekst. De NBS1‐tekst van Kerèn (2) , die dui<strong>de</strong>lijk hoger scoort <strong>voor</strong> 'Co‐<br />
mEff' dan Kella (2) 's NBS1‐tekst, geeft wel een behoorlijk relaas van <strong>de</strong> ge‐<br />
beurtenissen, weliswaar zon<strong>de</strong>r rechtstreekse of onrechtstreekse verwijzing<br />
naar concrete spreek‐ of <strong>de</strong>nktaal. Het feit dat tweemaal twee KOP‐<br />
leerlingen zo verschillend evolueren roept vele vragen op, met name naar<br />
het on<strong>de</strong>rwijs dat <strong>de</strong>ze duo's ontvangen hebben. Vin<strong>de</strong>n we in <strong>de</strong> concrete<br />
lespraktijk elementen die helpen verklaren waarom bei<strong>de</strong> duo's zo verschil‐<br />
lend evolueren?<br />
Hoewel er wellicht nog an<strong>de</strong>re elementen aangehaald kunnen wor<strong>de</strong>n<br />
die <strong>de</strong> verschillen tussen <strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> 'ComEff' verklaren, spitsen we ons<br />
in <strong>de</strong>ze bespreking toe op <strong>de</strong> plek die concrete spreek‐ en <strong>de</strong>nktaal, of dia‐<br />
loog en (inwendige) monoloog, in <strong>de</strong> respectieve tekstjes krijgen. We zien<br />
daar<strong>voor</strong> twee belangrijke re<strong>de</strong>nen. Ten eerste bevatten verhalen – an<strong>de</strong>rs<br />
dan verslagen – vanuit <strong>de</strong> aard van het genre verwijzingen naar <strong>de</strong> bele‐<br />
vingswereld van <strong>de</strong> personages. Daarin is <strong>de</strong> schrijver/lezer van een verhaal<br />
immers erg geïnteresseerd. Aspecten uit die belevingswereld kunnen door<br />
<strong>de</strong> verteller geïnterpreteerd en vervolgens genoemd wor<strong>de</strong>n, zoals in Het<br />
meisje was verdrietig want haar ijsje lag in het slijk. De schrijver kan er ook<br />
<strong>voor</strong> kiezen om elementen van <strong>de</strong> belevingswereld via verwijzingen naar<br />
concrete spreek‐ en/of <strong>de</strong>nktaal te tonen. Hij kan dat doen door inbedding<br />
van directe re<strong>de</strong>, bv. Het meisje snikte: "Mijn ijsje, mijn ijsje. Kijk hoe vies en<br />
vuil." of door indirecte re<strong>de</strong>, bv. Het meisje wees snikkend naar haar ijsje.<br />
Ze riep dat het nu helemaal vies en vuil was. (Kress, 1994) Voor jonge kin<strong>de</strong>‐
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 185<br />
ren zijn dit soort verwijzingen naar <strong>de</strong> concrete spreek‐/<strong>de</strong>nktaal in principe<br />
bekend (Eaton, Collis, & Lewis, 1999). In stripverhalen lezen ze dit soort uit‐<br />
latingen (directe re<strong>de</strong>) en in prentenboeken en leesboeken <strong>voor</strong> hun leeftijd<br />
wisselt vertellerstekst heel vaak af met directe of indirecte re<strong>de</strong> waarin<br />
spreek‐ en/of <strong>de</strong>nktaal verwerkt zit. In <strong>de</strong> teksten van <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren uit <strong>de</strong>ze<br />
studie zien we dan ook heel wat pogingen om <strong>de</strong>ze stukjes van <strong>de</strong> bele‐<br />
vingswereld van <strong>de</strong> personages een plek te geven. In die context vallen <strong>de</strong><br />
NBS1‐teksten van Kerèn (2) , Karen (1) en Kevin (1) wat magertjes uit: ze vertel‐<br />
len <strong>de</strong> gebeurtenissen wel, maar bie<strong>de</strong>n amper een blik op <strong>de</strong> belevingen<br />
van <strong>de</strong> hoofdpersonages. Ten twee<strong>de</strong> brengt <strong>de</strong> inbedding van concrete<br />
spreek‐ en/of <strong>de</strong>nktaal ons bij <strong>de</strong> essentiële opdracht van een schrijver, nl.<br />
lezergericht schrijven, m.a.w. een tekst produceren die een "niets vermoe‐<br />
<strong>de</strong>n<strong>de</strong>" lezer in staat stelt om <strong>de</strong> boodschap ondubbelzinnig te interprete‐<br />
ren. Het geschreven document moet daartoe volstaan. Teksten als die van<br />
Kella (2) (NBS1) en Karen (1) (NBS2) komen niet tegemoet aan die verwachtin‐<br />
gen.<br />
Samenvattend kunnen we stellen dat inbedding van spreek‐ en/of <strong>de</strong>nk‐<br />
taal een sterk wapen is als <strong>de</strong> schrijver die op a<strong>de</strong>quate wijze in <strong>de</strong> tekst<br />
realiseert, maar een gevaarlijk wapen als ze niet a<strong>de</strong>quaat in een verhaal<br />
verwerkt wordt.<br />
We mogen verwachten dat het on<strong>de</strong>rwijs <strong>de</strong> leerlingen helpt teksten te<br />
schrijven die het hier en nu overbruggen, en waarvan <strong>de</strong> boodschap door<br />
(geken<strong>de</strong>) lezers ondubbelzinnig geïnterpreteerd kan wor<strong>de</strong>n (<strong>de</strong>creet Ba‐<br />
sison<strong>de</strong>rwijs van <strong>de</strong> Vlaamse Regering, 25 februari 1997). Bovendien wordt<br />
van leerlingen ook verwacht dat zij aan het eind van <strong>de</strong> basisschool het ver‐<br />
haalgenre "beheersen". Daartoe behoort het a<strong>de</strong>quaat verwijzingen naar<br />
<strong>de</strong> belevingswereld van <strong>de</strong> personages (Jarvey, McKeough, & Pyryt, 2008).<br />
3.1.2 Bespreking<br />
In Tabel 3.2 staat een overzicht van <strong>de</strong> inbedding van directe re<strong>de</strong> in <strong>de</strong><br />
teksten van <strong>de</strong> twee niet‐begelei<strong>de</strong> sessies (NBS1, NBS2) en <strong>de</strong> vier begelei‐<br />
<strong>de</strong> sessies (BS1, BS2, BS3, BS4). Per tekst noteren we of er concrete spreek‐<br />
en/of <strong>de</strong>nktaal opgenomen werd, en of die keurig ingebed werd. We on‐<br />
<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n niet, beperkt (een of twee instanties), <strong>de</strong>els (ongeveer <strong>de</strong> helft<br />
van <strong>de</strong> tekst) of volledig wat <strong>de</strong> aanwezigheid van concrete spreek‐ en<br />
<strong>de</strong>nktaal betreft, en niet (niet ingebed), <strong>de</strong>els (<strong>de</strong>els goed, <strong>de</strong>els niet goed
186<br />
ingebed), goed (goed ingebed) wat <strong>de</strong> inbedding van <strong>de</strong> vermel<strong>de</strong> spreek‐<br />
en <strong>de</strong>nktaal betreft.<br />
Tabel 3.2<br />
Aanwezigheid en inbedding van concrete spreek‐ en <strong>de</strong>nktaal van <strong>de</strong> personages<br />
in zes schriftelijke navertellingen van vier KOP‐leerlingen.<br />
aanwezig?<br />
ingebed?<br />
Kevin (1) aanwezig?<br />
ingebed?<br />
Kella (2) aanwezig?<br />
ingebed?<br />
Kerèn (2) aanwezig?<br />
ingebed?<br />
Karen (1)<br />
NBS1<br />
niet a<br />
/<br />
niet<br />
/<br />
<strong>de</strong>els<br />
niet<br />
niet<br />
/<br />
BS1<br />
<strong>de</strong>els<br />
<strong>de</strong>els<br />
volledig<br />
niet<br />
volledig<br />
niet<br />
niet<br />
/<br />
BS2<br />
<strong>de</strong>els<br />
goed<br />
<strong>de</strong>els<br />
goed<br />
beperkt<br />
<strong>de</strong>els<br />
beperkt<br />
goed<br />
BS3<br />
beperkt<br />
goed<br />
<strong>de</strong>els<br />
<strong>de</strong>els<br />
beperkt<br />
goed<br />
beperkt<br />
goed<br />
a: in vetjes staat wat niet voldoet<br />
BS4<br />
beperkt<br />
Goed<br />
beperkt<br />
niet<br />
beperkt<br />
Goed<br />
beperkt<br />
Goed<br />
NBS2<br />
volledig<br />
niet<br />
<strong>de</strong>els<br />
niet<br />
beperkt<br />
goed<br />
beperkt<br />
goed<br />
We stellen het volgen<strong>de</strong> vast. Karen (1) en Kevin (1) uit Klas 1 tonen een wat<br />
wispelturig beeld: ze verwerken <strong>de</strong> spreek‐/<strong>de</strong>nktaal van hun personages in<br />
meer dan één van hun producten, maar zij doen dat lang niet altijd even<br />
a<strong>de</strong>quaat. Geen van bei<strong>de</strong> leerlingen lijkt een dui<strong>de</strong>lijke evolutie door te<br />
maken in <strong>de</strong> richting van een a<strong>de</strong>quatere inbedding van concrete spreek‐ of<br />
<strong>de</strong>nktaal: zowel Karen (1) 's als Kevin (1) 's laatste tekst (NBS2) voldoet immers<br />
niet. Kella (2) en Kerèn (2) uit Klas 2, daarentegen, vertonen een meer gelijk‐<br />
matig verloop. Kella (2) start met een tekst die groten<strong>de</strong>els ina<strong>de</strong>quaat is op<br />
dit vlak, levert vervolgens een tekst die <strong>de</strong>els tegemoetkomt aan <strong>de</strong> eisen,<br />
en schrijft ten slotte driemaal een tekst die helemaal voldoet. Kerèn (2) evo‐<br />
lueert van niet‐inbedding naar a<strong>de</strong>quate inbedding, en realiseert die a<strong>de</strong>‐<br />
quate inbedding viermaal op rij.<br />
Zoals uit <strong>de</strong> grafiek in Figuur 3.2 blijkt, weerspiegelen <strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> 'Com‐<br />
Eff' <strong>de</strong> informatie uit Tabel 3.2, zij het niet exact. Zoals reeds vermeld, is<br />
een a<strong>de</strong>quate inbedding van concrete spreek‐ en <strong>de</strong>nktaal slechts één as‐<br />
pect van 'ComEff'.
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 187<br />
Voor het concrete verloop van <strong>de</strong> vier sessies in Klas 1 en Klas 2 en <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
concrete schrijfproducten verwijzen we naar Bijlagen A en B. Hieron<strong>de</strong>r be‐<br />
perken we ons tot een synthese van <strong>de</strong> data.<br />
Score<br />
Karen(1)<br />
Kevin(1)<br />
Kella(2)<br />
Figuur 3.2<br />
Score <strong>voor</strong> 'ComEff' van <strong>de</strong> vier sterk taalvaardige leerlingen op zes meetmomenten.<br />
De klas van Juf Trees<br />
8<br />
7<br />
6<br />
5<br />
4<br />
3<br />
2<br />
1<br />
0<br />
Kerèn(2)<br />
NBS1 BS1 BS2 BS3 BS4 NBS2<br />
Meetmomenten<br />
Kella(2)<br />
Kerèn(2)<br />
Karen(1)<br />
BS1. Juf Trees, <strong>de</strong> leerkracht van Kella (2) en Kerèn (2) , wijst tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> intro‐<br />
ductiefase van BS1 op het verschil tussen een stripverhaal en een verhalen‐<br />
<strong>de</strong> tekst, zoals <strong>de</strong> leerlingen die moeten schrijven. Bij het klassikaal overlo‐<br />
pen van <strong>de</strong> prentenreeks verwerkt ze vertellerstekst in haar eigen parafra‐<br />
ses van wat <strong>de</strong> leerlingen bij <strong>de</strong> prenten vertellen. Aan het eind van <strong>de</strong> in‐<br />
troductiefase herhaalt Juf Trees <strong>de</strong> opdracht, nl. dat er een "verhaaltje" ge‐<br />
schreven moet wor<strong>de</strong>n.<br />
Juf Trees wijst op dag 1 geen van <strong>de</strong> leerlingen op ina<strong>de</strong>quaat ingebed<strong>de</strong><br />
spreek‐/<strong>de</strong>nktaal terwijl zij <strong>de</strong> tekst aan het schrijven zijn. Evenmin voegt ze<br />
dat soort opmerkingen als schriftelijke feedback toe (avond van dag 1).<br />
Nochtans doet het probleem zich bij een aantal leerlingen <strong>voor</strong>, waaron<strong>de</strong>r<br />
ook Kella (2) . Juf Trees stipt in Kella (2) 's tekst enkel spelling‐, hoofdletter‐ en<br />
interpunctiefouten aan, en noteert het (<strong>voor</strong> dit product) vrij positieve<br />
"Goed. Mooi zo."<br />
In grote <strong>lijn</strong>en sluit dat aan bij <strong>de</strong> houding van juf Trees t.a.v.<br />
(schrijf)on<strong>de</strong>rwijs aan <strong>de</strong>ze leerlingen, zoals ze die in het interview na BS1<br />
Kevin(1)
188<br />
(en ook meermaals nadien) vermeldt: "plezier" is <strong>voor</strong> haar <strong>de</strong> centrale<br />
doelstelling van <strong>de</strong> schrijfsessie (Fragment 3.1).<br />
Fragment 3.1: Klas 2, BS1<br />
Interviewer: Wat staat er bij jou centraal hier? Als je zo’n schrijfop‐<br />
dracht doet met <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren?<br />
Juf Trees: Ja, eigenlijk dat ze er plezier aan beleven.<br />
Interviewer: Dat ze er plezier aan beleven. Schrijfplezier?<br />
Juf Trees: Ja, ik vind dat wel. En dat ze dan, als ze het nog eens le‐<br />
zen, dat ze er plezier aan hebben en dat ze het leuk vin‐<br />
<strong>de</strong>n.<br />
(...)<br />
Juf Trees: En dan, dan. Dan ga ik eens rond. En dan zeg ik: oh da's<br />
goed. En hier en daar. Ook zo. En dan zeggen van dat<br />
moet zo of zo. En daarna laat ik hen eens lezen. En dan<br />
zeg ik altijd dat het goed is. Want ge kunt ni meer ver‐<br />
wachten eh. 't Is niet fijn als je altijd moet zeggen van<br />
dat. Ik kan dat altijd tot in <strong>de</strong> puntjes gaan verbeteren<br />
maar dan heb ik het uitein<strong>de</strong>lijk gemaakt. Dat heeft<br />
geen zin. Ik doe dat niet.<br />
(...)<br />
Interviewer: Wie zet je boven het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> (wat het resultaat van<br />
<strong>de</strong>ze schrijfopdracht betreft)?<br />
Juf Trees: X en Y. Die hebben qua zinsconstructie re<strong>de</strong>lijk goed.<br />
En omdat ze min<strong>de</strong>r spellingfouten maken misschien.<br />
Uit <strong>de</strong> combinatie van uitspraken en acties kunnen we opmaken (1) dat Juf<br />
Trees het resultaat on<strong>de</strong>rgeschikt maakt aan het welbevin<strong>de</strong>n, en (2) dat<br />
<strong>de</strong>ze leerkracht niet zulke hoge verwachtingen heeft ten aanzien van het<br />
resultaat. In dat ka<strong>de</strong>r "verantwoordt" ze zich ook <strong>voor</strong> haar intensieve cor‐<br />
rectie van spellingfouten: "Ja, je hebt schrik dat die fouten erin slijpen ei‐<br />
genlijk zo eh.", en probeert ze ook <strong>de</strong> leerlingen er meermaals van te over‐<br />
tuigen dat "die schrijffoutjes niet erg zijn." Toch gaat Juf Trees er ook vanuit<br />
dat een betere spelling en betere zinsconstructies belangrijke kenmerken<br />
zijn van teksten met een hogere dan gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> kwaliteit.<br />
Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> introductie op het herschrijfwerk van dag 2 behan<strong>de</strong>lt juf<br />
Trees het probleem van "niet‐ingebed<strong>de</strong> spreek‐/<strong>de</strong>nktaal" naar aanleiding<br />
van één concrete leerlingtekst. Ze kiest er<strong>voor</strong> om <strong>de</strong> betrokken leerling en<br />
alle an<strong>de</strong>ren te laten aanvoelen op welke moeilijkhe<strong>de</strong>n een lezer stuit<br />
wanneer hij/zij ze die tekst leest. Zo biedt ze lezersfeedback aan: "Wie zegt<br />
dat nu? Wie spreekt hier? Nu begrijp ik het niet meer? Is dat nu X of Y?" Ze
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 189<br />
raadt <strong>de</strong> betrokken leerling aan om dat probleem te verhelpen wanneer ze<br />
<strong>de</strong> netversie maakt. De uitein<strong>de</strong>lijke tekst van die leerling is in dat opzicht<br />
veel beter dan <strong>de</strong> kladversie. Juf Trees geeft diezelf<strong>de</strong> opdracht echter niet<br />
aan Kella (2) , die nochtans een – wegens niet‐a<strong>de</strong>quaat ingebed<strong>de</strong> spreek‐<br />
/<strong>de</strong>nktaal – oninterpreteerbare kladversie schreef. Kella (2) 's netversie is nog<br />
steeds een aaneenschakeling van niet‐ingebed<strong>de</strong> directe re<strong>de</strong>. Aan het eind<br />
van <strong>de</strong> schrijfsessie neemt Juf Trees echter wél uitgebreid <strong>de</strong> tijd om pre‐<br />
cies Kélla (2) 's product en meer bepaald dàt aspect ervan uitvoerig te be‐<br />
spreken. Aan <strong>de</strong> hand van Kella (2) 's tekst maakt zij het verschil dui<strong>de</strong>lijk tus‐<br />
sen een tekst waar<strong>voor</strong> je <strong>de</strong> tekeningen nodig hebt, en een tekst die auto‐<br />
noom functioneert. Enigszins verwarrend is dat Juf Trees geen kleur bekent:<br />
ze laat het <strong>voor</strong> <strong>de</strong> leerlingen open of ze bij dit soort opdrachten nu het ene<br />
genre dan wel het an<strong>de</strong>re moeten beoefenen, want "Jij hebt <strong>de</strong> mensen<br />
laten spreken, maar da's ook goed hoor."<br />
BS2. In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> sessie komt het probleem van <strong>de</strong> inbedding van spreek‐<br />
/<strong>de</strong>nktaal beperkt, maar expliciet ter sprake. In <strong>de</strong> introductiefase vermeldt<br />
Juf Trees – weliswaar naar aanleiding van een vraag van een leerling – dat<br />
<strong>de</strong> leerlingen dialoogjes mogen inlassen, maar dat dit niet echt hoeft. In die<br />
passage reikt <strong>de</strong> leerkracht vaktaal aan ("<strong>de</strong> verteller"), re<strong>de</strong>neert ze hard‐<br />
op over <strong>de</strong> consequenties van een vertelstandpunt, en biedt ze zowel het<br />
alternatief van <strong>de</strong> directe re<strong>de</strong> als dat van <strong>de</strong> indirecte re<strong>de</strong> aan. Juf Trees<br />
kiest er echter niet <strong>voor</strong> om <strong>de</strong> teksten van leerlingen op dit punt systema‐<br />
tisch bij te sturen. Zo is Kella (2) in staat om <strong>de</strong> inbedding goed te verwezen‐<br />
lijken, maar slaagt ze er blijkbaar niet in om dat telkens goed te doen. Op<br />
papier grijpt <strong>de</strong> leerkracht echter niet in. Kella (2) 's tekst wordt positief geë‐<br />
valueerd. Ook bij <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re leerlingen zien we geen opmerkingen verschij‐<br />
nen met betrekking tot dit aspect. Ook tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> klassikale feedback be‐<br />
steedt Juf Trees geen aandacht aan <strong>de</strong> min<strong>de</strong>r a<strong>de</strong>quate passages, noch in<br />
het werkje van Kella (2) noch in dat van an<strong>de</strong>ren. Wel dringt <strong>de</strong> leerkracht er<br />
naar aanleiding van <strong>de</strong> (relatief korte) tekst van leerling X op aan dat zij ook<br />
noteert "wat <strong>de</strong> mensen eigenlijk <strong>de</strong>nken of doen of zeggen tegen mekaar."<br />
Reagerend op een nogal chaotische tekst van een an<strong>de</strong>re leerling vertelt <strong>de</strong><br />
leerkracht vervolgens wat <strong>de</strong> "bedoeling" is van <strong>de</strong> opdracht (en van schrif‐<br />
telijke communicatie): "Het is <strong>de</strong> bedoeling dat iemand die <strong>de</strong>ze prenten<br />
niet ziet, en jij geeft het verhaal aan die mevrouw of aan die meneer en je<br />
laat dat lezen, dan is het <strong>de</strong> bedoeling dat die zich een beetje kan fantase‐<br />
ren, en dat die ziet: a ja, zo gaat dat verhaaltje."
190<br />
Het resultaat van <strong>de</strong> opdracht is in Kerèn (2) 's geval goed: het meisje last een<br />
enkele keer spreek‐/<strong>de</strong>nktaal in, en doet dat op a<strong>de</strong>quate wijze. Kella (2) 's<br />
resultaat bevat – zoals gezegd – enkele min<strong>de</strong>r goe<strong>de</strong> passages.<br />
BS3. In <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> sessie gaat Juf Trees op een groten<strong>de</strong>els vergelijkbare ma‐<br />
nier tewerk wanneer zij over <strong>de</strong> opdracht communiceert (verhalen, vertel‐<br />
len, prentjes, ...) en wanneer ze "schrijfzinnen" mon<strong>de</strong>ling mo<strong>de</strong>lleert (dag<br />
1). Daarnaast neemt <strong>de</strong>ze leerkracht enkele malen (maar lang niet altijd) <strong>de</strong><br />
gelegenheid te baat om het probleem van <strong>de</strong> inbedding van concrete<br />
spreek‐/<strong>de</strong>nktaal te bespreken. Zo <strong>de</strong>monstreert en bespreekt Juf Trees (op<br />
dag 2) het probleem van niet‐a<strong>de</strong>quate inbedding klassikaal aan <strong>de</strong> hand<br />
van een leerlingtekst: ze laat aanvoelen dat <strong>de</strong> directe re<strong>de</strong> niet a<strong>de</strong>quaat<br />
ingebed werd, en voegt − bij wijze van oplossing − stukjes tekst toe als "zegt<br />
<strong>de</strong> jongen" of "zegt mama". Ze diept datzelf<strong>de</strong> probleem ook nog enigszins<br />
uit naar aanleiding van een vraag van een an<strong>de</strong>re leerling. De leerkracht<br />
zegt: "Je moet het vertellen hè (...) jij bent <strong>de</strong> verteller van wat er op <strong>de</strong><br />
prenten dus (...) Nee, 't is geen toneelstukje! 't Is een verhaal. Jij gaat vertel‐<br />
len wat je ziet!" Ver<strong>de</strong>r zien we dat <strong>de</strong> leerkracht op eigen initiatief aan Kel‐<br />
la (2) en vervolgens aan een an<strong>de</strong>re leerling (een on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van) het leeste‐<br />
kengebruik bij inbedding van directe re<strong>de</strong> uitlegt. Ze biedt op dat ogenblik<br />
ook het alternatief van <strong>de</strong> indirecte re<strong>de</strong> aan. Diezelf<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rsteuning biedt<br />
ze echter niet aan alle leerlingen die met spreek‐ en <strong>de</strong>nktaal "experimen‐<br />
teren".<br />
Zowel Kella (2) als Kerèn (2) slagen erin om een verhaal te vertellen waarin<br />
ze instanties van spreek‐/<strong>de</strong>nktaal goed inbed<strong>de</strong>n. In bei<strong>de</strong> teksten gaat het<br />
om een vrij beperkt aantal instanties.<br />
BS4. Ook in <strong>de</strong>ze sessie stellen we een gelijksoortig han<strong>de</strong>len vast: zo ge‐<br />
beurt het parafraseren met het oog op schriftelijk vertellen tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> in‐<br />
troductiefase steeds vanuit alwetend vertelstandpunt. Juf Trees trekt het<br />
principe van a<strong>de</strong>quate inbedding echter niet door in <strong>de</strong> feedback van elke<br />
individuele tekst. Zo laat <strong>de</strong>ze leerkrachten drie teksten met niet‐a<strong>de</strong>quate<br />
inbedding compleet ongemoeid. Het gaat – toevallig of niet – om teksten<br />
van drie leerlingen die door <strong>de</strong> leerkracht erg laag geschat wor<strong>de</strong>n.<br />
De tekst van Kella (2) bevat enkele instanties van inbedding van spreek‐<br />
en <strong>de</strong>nktaal, waarvan slechts één instantie niet volledig a<strong>de</strong>quaat is. De<br />
leerkracht laat die echter ongemoeid. Kella (2) zelf verbetert die ina<strong>de</strong>quate<br />
inbedding in haar <strong>de</strong>finitieve versie. Serèn (2) 's tekst is op dit punt feilloos.
De klas van Juf Ena<br />
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 191<br />
BS1. De aandachtspunten bij het schrijven die door <strong>de</strong> leerkracht van Ka‐<br />
ren (1) en Kevin (1) (Klas 1) tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> introductie naar <strong>voor</strong> geschoven wor<strong>de</strong>n,<br />
betreffen <strong>voor</strong>namelijk vormelijke aspecten op woord‐ en zinsniveau. De<br />
informatie over <strong>de</strong> inbedding van spreek‐ en <strong>de</strong>nktaal, on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re naar<br />
aanleiding van enkele concrete vragen van leerlingen, is beperkt en mis‐<br />
schien zelfs wat verwarrend (Fragment 3.2). Bovendien gebruikt <strong>de</strong> leer‐<br />
kracht tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> klassikale introductie op het individueel schrijven begrip‐<br />
pen als "stripreeks", "striptekeningen" en "verhaaltje" door elkaar. Noch‐<br />
tans lijkt <strong>de</strong>ze leerkracht zelf wel goed te weten wat ze met betrekking tot<br />
<strong>de</strong> inbedding van spreek‐ en <strong>de</strong>nktaal in een verhaal verwacht (i.t.t. wat<br />
eigen is aan strips, bij<strong>voor</strong>beeld). Dat blijkt immers uit haar gesprekje met<br />
Chani (Fragment 3.3).<br />
Fragment 3.2: Klas 1, BS1 7<br />
Kevin: Kan <strong>de</strong> hond praten?<br />
Juf Ena: Ik <strong>de</strong>nk... nen hond kan normaal gezien niet praten he.<br />
Maar als die zegt waf, waf, he, ge kunt eigenlijk begrij‐<br />
pen wat hij doet (LK toont op iets op <strong>de</strong> prenten). Aan<br />
<strong>de</strong> hand van zijn leiband weet je wat hij wil.<br />
Fragment 3.3: Klas 1, BS1<br />
Chani: Juf mogen wij tekstballonnetjes euh...<br />
Juf Ena: Nee, we gaan een verhaaltje schrijven, je mag ze iets<br />
laten zeggen, maar nie in een tekstballonnetje want dat<br />
is alleen bij een stripverhaal.<br />
Aan het eind van <strong>de</strong> les op dag 1 mogen Karen (1) en Kevin (1) hun teksten<br />
<strong>voor</strong>lezen. Juf Ena spreekt bij elk van <strong>de</strong> "verhaaltjes" van een heel goe<strong>de</strong>,<br />
zelfs knappe prestatie. Dat positieve commentaar op <strong>de</strong> <strong>voor</strong>gelezen<br />
teksten, die net op het vlak van 'ComEff', meer bepaald "inbedding van<br />
spreek‐ en <strong>de</strong>nktaal", zwak tot zeer zwak zijn, kan <strong>de</strong> leerlingen misschien<br />
verward hebben, niet in het minst <strong>de</strong> twee betrokken leerlingen, maar ook<br />
bij<strong>voor</strong>beeld Chani (zie hierboven).<br />
7 De transcripten zijn met het oog op leesbaarheid lichtjes bijgewerkt. Alle pauzes, herhalin‐<br />
gen, interjecties en technische indicaties zijn weggelaten.
192<br />
Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong>ze eerste sessie heeft Juf Ena er niet <strong>voor</strong> gekozen om in te spe‐<br />
len op enkele aanleidingen m.b.t. "<strong>de</strong> inbedding van concrete spreek‐<br />
/<strong>de</strong>nktaal". We <strong>de</strong>nken aan <strong>de</strong> vragen van Kevin (1) en Karen (1) bij <strong>de</strong> aanvang<br />
van <strong>de</strong> sessie (Fragment 3.2 en Fragment 3.4) en aan <strong>de</strong> producten met<br />
niet‐a<strong>de</strong>quaat ingebed<strong>de</strong> spreek‐ en/of <strong>de</strong>nktaal, waaron<strong>de</strong>r die van Ke‐<br />
vin (1) en Karen (1) .<br />
Fragment 3.4<br />
Karen: Mag je die een naam geven?<br />
Juf Ena Euh, je mag die jongen en die hond een naam geven. Je<br />
mag die ook tegen mekaar laten praten. Dus da mag je<br />
zelf kiezen.<br />
Uit <strong>de</strong> schriftelijke evaluatie van <strong>de</strong> teksten van an<strong>de</strong>re leerlingen (Tabel<br />
3.3) blijkt dat juf Ena ook nog drie an<strong>de</strong>re teksten op een vergelijkbare wijze<br />
evalueert. De juf geeft tij<strong>de</strong>ns het interview aan het eind van <strong>de</strong> sessie aan<br />
dat ze bij het nalezen erop gelet heeft of het hele verhaal in <strong>de</strong> tekst stond<br />
("Dat was <strong>voor</strong> mij het <strong>voor</strong>naamste."). De teksten van <strong>de</strong>ze vijf KOP‐<br />
leerlingen van <strong>de</strong> klas bestaan allemaal – toevallig of niet – <strong>de</strong>els of volledig<br />
uit niet‐a<strong>de</strong>quaat ingebed<strong>de</strong> spreek‐/<strong>de</strong>nktaal. Nochtans wor<strong>de</strong>n ze zeer<br />
positief geëvalueerd. Tij<strong>de</strong>ns het interview bevestigt Juf Ena <strong>de</strong>ze evaluatie<br />
nogmaals: ze geeft aan dat <strong>de</strong> verhalen van precies <strong>de</strong>ze leerlingen boven<br />
het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> uitsteken. Ze voegt er in het interview ook een verklaring<br />
aan toe: <strong>de</strong> leerlingen zijn van huis uit Ne<strong>de</strong>rlandstalig en/of van sociaal‐<br />
economisch sterke herkomst:<br />
Ja ja, natuurlijk eh, dat zijn Vlaamse kin<strong>de</strong>ren (Leerling1, Leerling2,<br />
Karen) die hebben hun taal veel beter mee dan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kin<strong>de</strong>ren.<br />
Leerling3 is nochtans ook wel, die was ook wel goed, geloof ik. Leer‐<br />
ling3. Maar die, dat voelt ge, die zijn ou<strong>de</strong>rs zijn ook wel op een ho‐<br />
ger niveau want die papa is dokter, geloof ik, en <strong>de</strong> broer gaat naar<br />
<strong>de</strong> universiteit, dus die is ook wel heel goed. Dus ook al is die van<br />
Spaanse origine, toch is die eigenlijk heel clever. (Juf Ena, Klas 1, BS1)<br />
Vergelijken we <strong>de</strong> "verhalen" van Kevin (1) en Karen (1) met <strong>de</strong> producten die<br />
bei<strong>de</strong> zwàkke focus‐leerlingen van diezelf<strong>de</strong> klas afleveren (Tabel 3.4), nl.<br />
Merve (1) en Sad<strong>de</strong>din (1) , dan zien we dat Juf Ena <strong>de</strong> teksten van die laatste<br />
leerlingen lager schat dan <strong>de</strong> teksten van Karen (1) en Kevin (1) <strong>voor</strong> wat haar<br />
<strong>voor</strong>naamste criterium betreft, nl. "dat het verhaal helemaal in <strong>de</strong> tekst<br />
zit". Dui<strong>de</strong>lijkheidshalve moeten we vermel<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> toevoeging "Goed" in
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 193<br />
<strong>de</strong> wereld van het basison<strong>de</strong>rwijs een "significant" an<strong>de</strong>re lading <strong>de</strong>kt dan<br />
"Knap", "Flink" of "Zeer goed!".<br />
Tabel 3.3<br />
Aanwezigheid en inbedding van concrete spreek‐/<strong>de</strong>nktaal in <strong>de</strong> BS1‐teksten van 5 KOP‐<br />
leerlingen uit Klas 1, samen met <strong>de</strong> scrhiftelijke evaluatie door <strong>de</strong> leerkracht<br />
Aanwezigheid<br />
Inbedding<br />
Scrhiftelijke evaluatie<br />
Leerling 1 beperkt<br />
Flink!<br />
Leerling 2 volledig niet Welk weer is het? Zeer goed!<br />
Leerling 3 volledig niet Knap verhaal!<br />
Kevin volledig niet Knap geschreven!!<br />
Karen <strong>de</strong>els <strong>de</strong>els Knap geschreven!!<br />
niet a<br />
a: in vetjes staat wat niet voldoet<br />
Tabel 3.4<br />
BS1‐teksten van STAART‐leerling Sad<strong>de</strong>din en MIDDEN‐leerling Merve (Klas 1)<br />
Sad<strong>de</strong>din<br />
De jonge zit in het bad.<br />
En <strong>de</strong> hond vil naar buiten gaan.<br />
De jonge doet zen jas aan en<br />
ganze waar buite.<br />
De jong vas beina in <strong>de</strong> plas<br />
gestapd. maar <strong>de</strong> hond spring<br />
in <strong>de</strong> plas. De jonge en <strong>de</strong> hond<br />
zijn nu zijn ze vuil.<br />
Nu gaan ze naar huis.<br />
De jonge moet nu weer in <strong>de</strong> bad<br />
gaan. De hond lagt hen uit.<br />
De jonge is klaar met bad.<br />
Nu moet <strong>de</strong> hond in bad.<br />
En<strong>de</strong><br />
Goed verteld a<br />
Merve<br />
Jan is in bad en huiis net schoom<br />
<strong>de</strong> hond wild uit ge laaten word.<br />
Maar zijn baasje wild niet maar <strong>de</strong><br />
hand blijvd blaven!<br />
o Okeje okeje ik gaa wel.<br />
d De bo hond stapt in een plas hij word vij<br />
vuil en zijn kasje ook.<br />
Nu moet ik trug in bad!<br />
Ze zij vijl tuis Jan gaat trug in bad <strong>de</strong><br />
hond lagt met zijn bazje maar zijn wedje<br />
wat het basje <strong>de</strong>d?<br />
Hij stopd <strong>de</strong> hondt in bad en <strong>de</strong> hond<br />
die werd schoon.<br />
En ze lev<strong>de</strong> nag loang en h glukeg.<br />
Goed<br />
a: cursief: toevoeging van <strong>de</strong> LK
194<br />
Misschien verhin<strong>de</strong>rt het feit dat <strong>de</strong> teksten van <strong>de</strong>ze leerlingen "bulken"<br />
van vormelijke onnauwkeurighe<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> leerkracht om naar aspecten van<br />
een hogere or<strong>de</strong> te kijken. Of misschien vertrouwt juf Ena op haar schattin‐<br />
gen van, en daarmee samenhangen<strong>de</strong> verwachtingen ten aanzien van <strong>de</strong><br />
leerlingen. Zoals we uit <strong>de</strong> schriftelijke bevraging kunnen aflei<strong>de</strong>n, verschil‐<br />
len die gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> schattingen van verwachte kwaliteit in<strong>de</strong>rdaad (Tabel<br />
3.5).<br />
Tabel 3.5<br />
Gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> over 4 schattingen van <strong>de</strong> verwachte kwaliteit van <strong>de</strong> leerlingtekst,<br />
zoals <strong>de</strong> leerkracht van Klas 1 die aan het eind van dag 1 van elke sessie inschatte<br />
op een 5‐punts Likertschaal (0‐4) <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> focusleerlingen<br />
Gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> verwachte kwaliteit<br />
Sad<strong>de</strong>din 1.66<br />
Merve 2.33<br />
Kevin 3.00<br />
Karen 4.00<br />
BS2. In sessie 2 schrijft Karen (1) een verhaal met een beperkt aantal instan‐<br />
ties van directe re<strong>de</strong>, die telkens goed verwerkt zijn in <strong>de</strong> vertellerstekst.<br />
Kevin (1) 's tekst roept vraagtekens op: hoewel hij <strong>de</strong> stukjes spreektaal tel‐<br />
kens perfect in‐ of uitleidt (bv. Hanne zegt (...) of (...) zegt mama), kan zijn<br />
tekst amper een verhaal genoemd wor<strong>de</strong>n. De context wordt te weinig be‐<br />
schreven: <strong>de</strong> personages en hun interacties wor<strong>de</strong>n te weinig gesitueerd in<br />
tijd en ruimte.<br />
De goe<strong>de</strong> tekst van Karen (1) , <strong>de</strong> wat bizarre oplossing van Kevin (1) , noch<br />
enkele teksten met ina<strong>de</strong>quate inbedding van spreek‐/<strong>de</strong>nktaal van an<strong>de</strong>re<br />
leerlingen, vormen <strong>voor</strong> Juf Ena voldoen<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n om aandacht te vragen<br />
<strong>voor</strong> dit aspect van "verhalen vertellen". We stellen ook vast dat <strong>de</strong> "inbed‐<br />
ding van spreek‐/<strong>de</strong>nktaal" – of meer uitgebreid: het schrijven <strong>voor</strong> een<br />
niets vermoe<strong>de</strong>n<strong>de</strong> lezer – geen rechtstreeks on<strong>de</strong>rwerp van gesprek<br />
wordt. In <strong>de</strong> introductie wordt <strong>de</strong> schrijfopdracht "omschreven" als het per<br />
prent bij elkaar zetten van enkele zinnen, die volledig moeten zijn, en die<br />
or<strong>de</strong>lijk en correct neergeschreven moeten wor<strong>de</strong>n (spelling, hoofdletters,<br />
leestekens, handschrift). Ook op concrete passages m.b.t. inbedding van<br />
spreek‐ en <strong>de</strong>nktaal in leerlingteksten wordt niet ingegaan. Zo stelt Juf Ena
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 195<br />
bij<strong>voor</strong>beeld geen kritische vraag bij <strong>de</strong> laatste zin van het verhaal dat aan<br />
het eind van dag 1 <strong>voor</strong>gelezen wordt: Mama zegt ga die grote bos maar<br />
ruilen. Ze komen terug bij <strong>de</strong> winkel aan. Ik wil ruilen met kleine bloempjes.<br />
Ze komen terug thuis. Als straf ga ik die knuffels weggooien. Nochtans<br />
vraagt men zich als mogelijke lezer wellicht af wie "ik" in <strong>de</strong> laatste zin is?<br />
Indirect komt het on<strong>de</strong>rwerp wel een enkele keer aan bod: Juf Ena be‐<br />
spreekt het op dat ogenblik in termen van tekstaspecten op woord‐ en/of<br />
zinsniveau, naast inhou<strong>de</strong>lijke volledigheid. Eén instantie illustreert die<br />
aanpak (Fragment 3.5). Een leerling (X) schrijft een tekst die <strong>voor</strong>namelijk<br />
uit niet‐gesitueer<strong>de</strong> tekstballonnetjes bestaat (spreektaal + onomatopee‐<br />
en). Juf Ena merkt dat op wanneer zij tij<strong>de</strong>ns het begeleid individueel schrij‐<br />
ven (dag 1) een blik werpt op <strong>de</strong> <strong>voor</strong>lopige tekst van <strong>de</strong>ze leerling. Haar<br />
opmerking betreft echter het zinsniveau.<br />
Fragment 3.5: Klas 1, BS2<br />
(Dag 1: individuele begeleiding van leerling X)<br />
Juf Ena: 'Yes, mama is weg.' Zie da je wel ook zinnekes schrijft<br />
hé. Zeg je alleen maar 'knuffelgevecht'?<br />
(Dag 2: klassikale bespreking)<br />
Juf Ena: X, bij u was het kort en bondig. Maar soms té bondig.<br />
Da wilt zeggen, ‘k ga es efkes <strong>voor</strong>lezen wa jij geschre‐<br />
ven hebt, [richt zich tot klas] en jullie gaan zeggen, <strong>de</strong><br />
dingen die ontbreken. 'Daag Mama zeggen Amber en<br />
Fabian! Yes mama is weg!!!' Eh, da was eigenlijk heel<br />
goed hé. 'Knuffelgevecht. Ting ting oei <strong>de</strong> vaas is geval‐<br />
len!!! Ze gaan naar <strong>de</strong> bloemenwinkel! Ze zetten <strong>de</strong><br />
vaas neer en Mama komt binnen! Huuh? Ruilen<br />
A.U.B.!? Oke! Kleine vaas, kleine bloemen!' Ik weet wel<br />
wat zij bedoelt, maar vond je ’t volledig? Dus ik weet<br />
wel bij<strong>voor</strong>beeld bij dit hier [imiterend] 'Huuh?' Die doe<br />
zo: huuh? Maar je moet er ook nog iets bijzeggen hé.<br />
Hé dus ik versta da wel dat die mama zegt huh, waar is<br />
mijn grote vaas, waar moet ik nu mijn grote bloemen<br />
d’r insteken. Maar je moet dat ook vertellen, mama<br />
kijkt naar haar vaas, ze is boos, want wat is nu gebeurd.<br />
Da moet ge er allemaal bijschrijven. Dus bij u was het<br />
eigenlijk een beetje te kort; er ontbreken volledige zin‐<br />
nen. Maar hetgeen ge geschreven hebt, was goe.<br />
Op dag 2 komt Juf Ena terug op <strong>de</strong> tekst: ze laat <strong>de</strong> betrokken leerling en<br />
alle an<strong>de</strong>ren aanvoelen dat er iets schort aan <strong>de</strong> tekst. De leerkracht voegt
196<br />
op dat ogenblik geen informatie toe over waar het schoentje precies knelt,<br />
of hoe het probleem opgelost kan wor<strong>de</strong>n.<br />
BS3. In <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>r<strong>de</strong> begelei<strong>de</strong> sessie schrijft Karen (1) een verhaal waarin ze<br />
een beperkt aantal instanties van spreek‐/<strong>de</strong>nktaal goed inbedt. Kevin (1)<br />
daarentegen lijkt meer zoekend: <strong>de</strong>els bestaat zijn tekst uit a<strong>de</strong>quaat inge‐<br />
bed<strong>de</strong> spreek‐/<strong>de</strong>nktaal, <strong>de</strong>els uit niet‐a<strong>de</strong>quaat ingebed<strong>de</strong> directe re<strong>de</strong>.<br />
Net als in zijn tekst <strong>voor</strong> BS2 ontbreekt ook in <strong>de</strong>ze tekst <strong>de</strong> <strong>voor</strong> een lezer<br />
noodzakelijke situering in tijd en ruimte.<br />
Juf Ena behan<strong>de</strong>lt <strong>de</strong> rol van "concrete spreek‐/<strong>de</strong>nktaal" in een verhaal<br />
niet. Op dag 1 maakt Juf Ena <strong>de</strong> leerlingen via een passage in een leerling‐<br />
tekst er wel op attent dat <strong>de</strong> verwerking van spreek‐ en <strong>de</strong>nktaal een echt<br />
verhaaltje maakt van een tekst. Op <strong>de</strong> onverwachte wendingen qua vertel‐<br />
standpunt in diezelf<strong>de</strong> tekst wordt niet ingegaan, evenmin als op een verge‐<br />
lijkbare (verwarren<strong>de</strong>) wisseling van vertelstandpunt in een an<strong>de</strong>re <strong>voor</strong>ge‐<br />
lezen tekst. Op dag 2 gaat Juf Ena wel in op dit euvel. Ze biedt ook een con‐<br />
crete oplossing aan. We twijfelen er echter aan of <strong>voor</strong> <strong>de</strong> leerlingen dui<strong>de</strong>‐<br />
lijk is kunnen wor<strong>de</strong>n wat er precies fout is, en waarom. (Fragment 3.6).<br />
Fragment 3.6: Klas 1, BS3<br />
Ju Ena: Ik ga efkes <strong>voor</strong>t (met lezen): 'Dan pompt <strong>de</strong> papa van<br />
Lies <strong>de</strong> band op. Jongens we gaan spelen.' Nee, dan<br />
zegt ge 'Dan pompt papa van Lies <strong>de</strong> band op' Ze pakt<br />
terug hare fiets en ze rijdt naar haar vrien<strong>de</strong>n.' En dan<br />
kun je zeggen: [op een enthousiaste toon] 'Jongens we<br />
gaan spelen.' Dus proberen aan dat slot iets te doen.<br />
An<strong>de</strong>rs had je ook acht op tien gekregen.<br />
Kevin (1) , die zichtbaar zoekend is, kan enkel steunen op <strong>de</strong> klassikale signa‐<br />
len en levert een haast onbegrijpelijke navertelling af. De tekst start met<br />
een ik‐verteller (het meisje) zon<strong>de</strong>r toehoor<strong>de</strong>r binnen <strong>de</strong> fictie van het<br />
verhaal. Het betreft hier dus concrete <strong>de</strong>nktaal; vervolgens spreekt die ik‐<br />
verteller (het meisje) onaangekondigd het an<strong>de</strong>re hoofdpersonage aan, dat<br />
vervolgens ook antwoordt (niet‐ingebed<strong>de</strong> dialogische spreektaal). De lezer<br />
wordt hier dus geconfronteerd met een stukje "toneeltekst". Dan gaat Ke‐<br />
vin (1) over op het alwetend vertelstandpunt: hij laat <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> hoofdperso‐<br />
nages tegen elkaar praten, en bedt die directe re<strong>de</strong> telkens op een a<strong>de</strong>qua‐<br />
te manier in, nl. "(...) zegt Leen". Net als in <strong>de</strong> tekst van BS2 last <strong>de</strong> jongen<br />
echter geen enkel stukje vertellerstekst in. Wat er op <strong>de</strong> prentjes te zien is,
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 197<br />
probeert Kevin (1) te verwerken in concrete spreek‐ of <strong>de</strong>nktaal. Opnieuw<br />
kan zijn tekst niet echt een "verhaal" genoemd wor<strong>de</strong>n. Bij <strong>de</strong> feedback op<br />
<strong>de</strong>ze tekst bespreekt Juf Ena dit aspect echter niet.<br />
BS4 is een <strong>voor</strong>tzetting van wat we eer<strong>de</strong>r zagen: Karen (1) schrijft een tekst<br />
waarin ze <strong>de</strong> dialogen tussen personages a<strong>de</strong>quaat inlast. Opnieuw zien we<br />
dat Kevin (1) 's tekst getuigt van instabiliteit op dit vlak: ditmaal start hij net‐<br />
jes vanuit het standpunt van <strong>de</strong> alweten<strong>de</strong> verteller. Op een bepaald ogen‐<br />
blik last hij echter enkele onomatopeeën in, waarna hij dialogisch materiaal<br />
neerschrijft, zon<strong>de</strong>r verwijzing naar wie er spreekt. Juf Ena's feedback op<br />
Kevin (1)' s tekst en an<strong>de</strong>re teksten met wisselend vertelstandpunt focust op<br />
vormelijke onnauwkeurighe<strong>de</strong>n en inhou<strong>de</strong>lijke onvolledigheid. Kevin krijgt<br />
het advies om nog een zinnetje toe te voegen, omdat er "nog een zinnetje<br />
ontbreekt".<br />
3.1.3 Samenvatting<br />
De variabiliteit qua 'ComEff' die we in <strong>de</strong> teksten van Karen (1) en Kevin (1)<br />
kunnen vaststellen staat in schril contrast met <strong>de</strong> veeleer gelei<strong>de</strong>lijke groei<br />
van Kella (2) en Kerèn (2) . In <strong>de</strong> interactiedata en via gegevens uit bevragingen,<br />
waarbij we focusten op het <strong>de</strong>elaspect "inbedding van concrete spreek‐<br />
en/of <strong>de</strong>nktaal", dringt zich een verband op tussen <strong>de</strong> patronen qua 'Com‐<br />
Eff' van bei<strong>de</strong> duo's enerzijds en het aanbod tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> sessies in <strong>de</strong> twee<br />
klassen an<strong>de</strong>rzijds. In <strong>de</strong> schrijfsessies van Klas 2, <strong>de</strong> klas van Kella (2) en Ke‐<br />
rèn (2) , blijkt het aandachtspunt een plek te krijgen. Soms komt het aan bod<br />
op initiatief van <strong>de</strong> leerkracht, maar meestal gebeurt het naar aanleiding<br />
van vragen van leerlingen of passages in leerlingenteksten. Het aanbod van<br />
<strong>de</strong> leerkracht over dit aandachtspunt is over <strong>de</strong> sessies heen groten<strong>de</strong>els<br />
eenduidig: inbedding van spreek‐ en/of <strong>de</strong>nktaal maakt <strong>de</strong>el uit van een<br />
verhaal; om re<strong>de</strong>nen van lezergerichtheid is een a<strong>de</strong>quate inbedding be‐<br />
langrijk. In <strong>de</strong> klas van Karen (1) en Kevin (1) wordt <strong>de</strong> inbedding van spreek‐<br />
en <strong>de</strong>nktaal niet behan<strong>de</strong>ld. Nochtans maakt <strong>de</strong> leerkracht ons al in BS1<br />
dui<strong>de</strong>lijk dat zij zich bewust is van het aandachtspunt. Door <strong>de</strong> sessies heen<br />
doet er zich een aantal kansen <strong>voor</strong> in dit verband, bv. naar aanleiding van<br />
passages in leerlingenteksten. De leerkracht behan<strong>de</strong>lt het on<strong>de</strong>rwerp als<br />
een kwestie op zinsniveau en/of op niveau van inhou<strong>de</strong>lijke volledigheid.<br />
Het argument van lezergerichtheid wordt niet expliciet gemaakt.
198<br />
3.2 Casus 2: het verhaal van twee "MIDDEN"‐ leerlingen<br />
3.2.1 Probleemstelling<br />
In Figuren 3.3 en 3.4 brengen we <strong>de</strong> ontwikkelingspa<strong>de</strong>n samen <strong>voor</strong> 'Com‐<br />
Eff', 'AccuTU' en 'CompTU' en 'Spelling' van een "MIDDEN"‐leerling uit Klas<br />
1, nl. Merve (1) , en een MIDDEN‐leerling uit Klas 2, nl. Muhammet (2) .<br />
Gestandaardiseer<strong>de</strong> score<br />
Figuur 3.3<br />
Ontwikkelingspa<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> Communicatieve Effectiviteit ('ComEff'), 'Spelling', en 'Accuraatheid<br />
T‐unit' ('AccuTU') en 'Complexiteit T‐unit' ('CompTU') van MIDDEN‐leerling Merve (Klas 1).<br />
Gestandaardiseer<strong>de</strong> score<br />
8<br />
7<br />
6<br />
5<br />
4<br />
3<br />
2<br />
1<br />
0<br />
-1<br />
-2<br />
8<br />
7<br />
6<br />
5<br />
4<br />
3<br />
2<br />
1<br />
0<br />
-1<br />
-2<br />
NBS1 BS1 BS2 BS3 BS4 NBS2<br />
Meetmomenten<br />
NBS1 BS1 BS2 BS3 BS4 NBS2<br />
Meetmomenten<br />
Com.Eff.<br />
CompTU<br />
AccuTU<br />
Spelling<br />
CompTU<br />
Com.Eff.<br />
AccuTU<br />
Spelling<br />
Figuur 3.4<br />
Ontwikkelingspa<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> Communicatieve Effectiviteit ('ComEff'), 'Spelling',<br />
en 'Accuraatheid ‐unit' ('AccuTU') en 'Complexiteit T‐unit' ('CompTU')<br />
van MIDDEN‐leerling Muhammet (Klas 2).
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 199<br />
Bei<strong>de</strong> leerlingen maken vor<strong>de</strong>ringen <strong>voor</strong> 'ComEff' en ook <strong>voor</strong> 'Spelling'.<br />
Maar vin<strong>de</strong>n we in <strong>de</strong> klaspraktijk van Klas 1, respectievelijk klas 2 elemen‐<br />
ten die ons helpen te begrijpen waarom het verloop van 'CompTU' en 'Ac‐<br />
cuTU' <strong>voor</strong> Merve (1) vlak of zelfs dalend is, en <strong>voor</strong> Muhammet (2) stijgend?<br />
3.2.2 Bespreking<br />
Voor <strong>de</strong> zinsvariabelen 'CompTU' en 'AccuTU' stellen we vast dat bei<strong>de</strong> leer‐<br />
lingen erg verschillend evolueren. Merve (1) behoudt haar relatief hoge<br />
startniveau wat 'AccuTU' betreft: hier en daar maakt ze nog een syntacti‐<br />
sche fout, maar die is wellicht meer aan attitu<strong>de</strong> (niet nalezen) dan aan ge‐<br />
brek aan inzicht/vaardigheid te wijten, bv. *"Maar alls kwam tenslot kwam<br />
alls wergoed."(BS2). Daarnaast zien we dat haar scores <strong>voor</strong> 'CompTU' zak‐<br />
ken: Merve (1) 's constructies wor<strong>de</strong>n – behalve in BS4 – min<strong>de</strong>r complex.<br />
Muhammet (2) daarentegen vertoont stijgen<strong>de</strong> scores, zowel <strong>voor</strong> 'AccuTU'<br />
als <strong>voor</strong> 'CompTU'. Aan het ein<strong>de</strong> van het schooljaar evenaart hij Merve (1) 's<br />
niveau <strong>voor</strong> 'AccuTU'. Voor 'CompTU' start Muhammet (2) gelijk met Mer‐<br />
ve (1) ; bei<strong>de</strong> leerlingen behalen ook eenzelf<strong>de</strong> maximumscore (gemid<strong>de</strong>ld 8<br />
wdn/T‐unit), maar in Merve (1) 's geval lijkt die hoge score eer<strong>de</strong>r uitzon<strong>de</strong>r‐<br />
lijk (<strong>de</strong> an<strong>de</strong>re scores hangen rond gemid<strong>de</strong>ld 6 wdn/T‐unit), terwijl ze <strong>voor</strong><br />
Muhammet (2) meer op een verworvenheid lijkt. Hij behaalt die maximum‐<br />
score tweemaal: éénmaal tij<strong>de</strong>ns een begelei<strong>de</strong> sessie (BS3) en éénmaal<br />
tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> niet‐begelei<strong>de</strong> sessie (NBS2). Bovendien behaalt hij <strong>voor</strong> het pro‐<br />
duct van BS4 gemid<strong>de</strong>ld bijna 7 wdn/T‐unit, min of meer zijn score van<br />
NBS1. Muhammet (2) weet dus een complexer wor<strong>de</strong>n<strong>de</strong> zinsbouw te com‐<br />
bineren met accuratere zinsbouw. Vanuit Studie 2 in dit proefschrift weten<br />
we dat dit een opvallend resultaat is, aangezien er in het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerjaar een<br />
matig tra<strong>de</strong>‐off effect tussen <strong>de</strong> leerwinst <strong>voor</strong> 'CompTU' en <strong>voor</strong> 'AccuTU'<br />
vastgesteld kon wor<strong>de</strong>n, weliswaar <strong>voor</strong>al in teksten van meisjes.<br />
Hoewel we ons ook afvragen hoe Muhammet (2) erin slaagt om dit soort<br />
dubbele groei te realiseren, roept <strong>voor</strong>al Merve (1) 's ontwikkelingspad <strong>voor</strong><br />
'CompTU' vragen op. Gezien <strong>de</strong> vermoe<strong>de</strong>lijk sterke cognitieve ontwikkeling<br />
van leerlingen van die leeftijd, verwachten we zelfs zón<strong>de</strong>r veel on<strong>de</strong>rwijs‐<br />
inspanningen eer<strong>de</strong>r een toename van zinscomplexiteit in termen van het<br />
aantal woor<strong>de</strong>n per T‐unit, dan een afname (Hudson, 2009; Studie 1).<br />
Om meer greep te krijgen op <strong>de</strong> realiteit van <strong>de</strong> zinnen en hun complexiteit,<br />
brengen we een twee<strong>de</strong> variabele in beeld, nl. Complexiteit van <strong>de</strong> Clause
200<br />
('CompCL'), het gemid<strong>de</strong>ld aantal woor<strong>de</strong>n per clause. Volgens Myhill<br />
(2009), die teksten van 12‐ tot 15‐jarigen bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong>, is 'CompCL' een<br />
meer gevoelige indicator <strong>voor</strong> syntactische complexiteit en schrijfvaardig‐<br />
heid dan 'CompTU'. Ook <strong>voor</strong> onze leerlingen zou dat wel eens het geval<br />
kunnen zijn: zo is Merve (1) 's hoge score in BS4 wellicht te wijten aan neven‐<br />
schikkingen met ellips, die we in onze analyses tot één T‐unit laten beho‐<br />
ren. Bv. (T‐unit 1:) "ze stod haar knie en roept Aaau!" (T‐unit 2:) "De man<br />
stapt uit <strong>de</strong> auto en belt <strong>de</strong> ambulance." In Muhammet (2) 's tekst (van BS3)<br />
komen diezelf<strong>de</strong> structuren <strong>voor</strong>, maar min<strong>de</strong>r frequent. Het hoge gemid‐<br />
<strong>de</strong>l<strong>de</strong> wordt in zijn teksten mee bepaald door een concentratie van brokjes<br />
informatie in één clause, bv. "Op een dag was Muhammet met zijn nieuwe<br />
auto aan het spelen." De grafiek in Figuur 3.5 maakt dat dui<strong>de</strong>lijk: Muham‐<br />
met (2) slaagt erin om complexere zinnen te bouwen met behoud van <strong>de</strong><br />
gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> lengte van <strong>de</strong> clause (bijna 6 wdn/clause); Merve (1) 's gemid<strong>de</strong>l‐<br />
<strong>de</strong> clause‐lengte zakt tegen het ein<strong>de</strong> van het schooljaar met 20%, nl. van<br />
meer dan 6 wdn/clause naar min<strong>de</strong>r dan 5 wdn/clause. Op één sessie na<br />
bestaan haar teksten <strong>voor</strong>namelijk uit dit soort korte zinnetjes: (T‐unit 1:)<br />
"Amber gaat fietsen" (T‐unit 2:) "maar ze is ong(=nog) niet vertroken" (T‐<br />
unit 3:) "en haar ban<strong>de</strong> is al plat." (T‐unit 4:) "Dus gaat ze gereedschap pak‐<br />
ken." (T‐unit 5:) "Amber haalt het ventiel eraf." (T‐unit 6:) "En papa komt<br />
helpen." (BS3).<br />
Score<br />
9,00<br />
8,00<br />
7,00<br />
6,00<br />
5,00<br />
4,00<br />
F: CompTU<br />
C: CompTU<br />
F: CompCL<br />
C: CompCL<br />
NBS1 BS1 BS2 BS3 BS4 NBS2<br />
Meetmomenten<br />
Figuur 3.5<br />
Ontwikkelingspa<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> 'Complexiteit T‐unit' ('CompTU') en 'Complexiteit Clause'<br />
('CompCL') <strong>voor</strong> Merve (Klas 1) en Muhammet (Klas 2)
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 201<br />
Als we vervolgens naar <strong>de</strong> schrijfsessies kijken die bei<strong>de</strong> leerlingen in hun<br />
respectieve klassen bijgewoond hebben, dan zien we dat <strong>de</strong> leerkrachten<br />
heel verschillend omgaan met het zinsniveau. Voor het concrete verloop<br />
van <strong>de</strong> vier sessies in Klas 1, respectievelijk Klas 2 verwijzen we opnieuw<br />
naar Bijlagen A en B. Hieron<strong>de</strong>r beperken we ons tot een synthese van <strong>de</strong><br />
data.<br />
De klas van Juf Ena (Klas 1)<br />
Uit <strong>de</strong> resultaten van <strong>de</strong> analyses met betrekking tot <strong>de</strong> KOP‐leerlingen we‐<br />
ten we al dat het zinsniveau <strong>voor</strong> Merve (1) 's juf, Juf Ena, centraal staat in<br />
<strong>de</strong>ze schrijfopdrachten, meer dan <strong>de</strong> tekst als geheel. De aandachtspunten<br />
die zij formuleert alvorens <strong>de</strong> leerlingen individueel beginnen te schrijven,<br />
betreffen – naast 'Spelling' – groten<strong>de</strong>els het zinsniveau: "Waarop gaan we<br />
letten als we zinnekes schrijven?" (BS1). Het antwoord luidt "hoofdletters<br />
en leestekens". In BS2 wor<strong>de</strong>n daaraan – naast "inhou<strong>de</strong>lijke volledigheid<br />
en correctheid" – nog <strong>de</strong> aandachtspunten "geen te lange zinnen" en "af‐<br />
wisseling aan het begin van <strong>de</strong> zin" toegevoegd. Diezelf<strong>de</strong> aspecten wor<strong>de</strong>n<br />
ook in BS3 en BS4 aangehaald als belangrijk om op te letten bij het schrij‐<br />
ven. De focus op <strong>de</strong> zin als centrale linguïstische eenheid sluit aan bij wat<br />
Juf Ena in <strong>de</strong> interviews aangeeft als doelstelling van <strong>de</strong> schrijfsessies en/of<br />
criteria ter evaluatie: n.a.v. BS3, bij<strong>voor</strong>beeld, zegt <strong>de</strong> leerkracht dat letten<br />
op zinsbouw, m.i.v. hoofdletters en afwisseling in <strong>de</strong> zinnen, tot <strong>de</strong> doelen<br />
van <strong>de</strong> schrijfsessie behoort. Ze voegt toe dat ze zich bij <strong>de</strong> schriftelijke<br />
feedback op diezelf<strong>de</strong> aandachtspunten richt. Wat zinsbouw betreft, stelt<br />
ze trouwens: "als je dat niet verbetert, dan leren ze daar niks mee". Ook bij<br />
<strong>de</strong> evaluatie telt <strong>de</strong> constructie van zinnen "ook een beetje" mee, naast <strong>de</strong><br />
inhoud. 'Spelling' wordt niet meegenomen, aldus <strong>de</strong> leerkracht. Ten slotte<br />
bevestigt Juf Ena in BS4 dat altijd <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> aandachtspunten terugkomen:<br />
spelling, hoofdletters/leestekens, afwisseling aan het begin van <strong>de</strong> zin,<br />
"proberen korte zinnekes te maken", en herlezen.<br />
Intrigerend is het belang dat <strong>de</strong>ze leerkracht hecht aan "korte zinnen". In<br />
het interview na BS4 verwoordt Juf Ena haar visie, met name als we haar<br />
vragen of ze <strong>de</strong> leerlingen zou aanra<strong>de</strong>n om korte zinnen te maken, waar‐<br />
mee ze allerlei fouten kunnen vermij<strong>de</strong>n, dan wel of ze hen zou stimuleren<br />
om wat langere constructies te formuleren, ook al lopen ze het risico dat<br />
daarin fouten sluipen. Juf Ena antwoordt dat leerlingen <strong>de</strong> grenzen van hun
202<br />
kunnen mogen aftasten door risico's te nemen en dan fouten te maken. Ze<br />
voegt eraan toe dat dit <strong>voor</strong> leerlingen als Karen (1) (KOP‐leerling) geldt,<br />
maar niet <strong>voor</strong> leerlingen als Sad<strong>de</strong>din (1) (STAART‐leerling) 8 . De leerkracht<br />
zou <strong>de</strong>ze leerlingen aanra<strong>de</strong>n – zo verwoordt ze zelf – kort en bondig te<br />
schrijven: niet al te veel tekst en korte zinnen. Ze besluit haar antwoord als<br />
volgt: "En het is zo gemakkelijk, zo korte zinnekes te maken." (BS4) Het lijkt<br />
alsof Juf Ena het leerproces <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze beginnen<strong>de</strong> stellers wil faseren op<br />
basis van taalcorrectheidseisen. Het advies <strong>voor</strong> fase 1 luidt: kies <strong>voor</strong> "vei‐<br />
lig", dat wil zeggen korte zinnetjes met min<strong>de</strong>r kans op fouten!<br />
In <strong>de</strong> klas herhaalt Juf Ena <strong>de</strong> schrijftip "korte zinnekes" meermaals: ze<br />
verwoordt <strong>de</strong> tip als aandachtspunt <strong>voor</strong>af in BS2, BS3 en BS4. Ook wan‐<br />
neer ze individuele leerlingen begeleidt, herhaalt ze het advies, met name<br />
in BS1 en BS3. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> klassikale bespreking van <strong>de</strong> schrijfproducten<br />
duikt het belang van "korte zinnen" eveneens op, bv. in BS1. In BS3 wordt<br />
het on<strong>de</strong>rwerp veeleer onrechtstreeks aangehaald. Wanneer <strong>de</strong> leerkracht<br />
<strong>de</strong> leerlingen vertelt hoe ze <strong>de</strong> producten geëvalueerd heeft, zegt ze dat ze<br />
punten gegeven heeft, niet op spelling, maar wel op <strong>de</strong> "zinnekes" (sic), en<br />
dat ze vastgesteld heeft dat het <strong>voor</strong> sommige leerlingen nog moeilijk is om<br />
"goeie zinnekes" (sic) te formuleren. Hoewel we dit niet hard kunnen ma‐<br />
ken, laten <strong>de</strong>ze uitspraken toch vermoe<strong>de</strong>n (1) dat Juf Ena bij haar advies<br />
uitgaat van (letterlijk) "korte" zinnen, d.w.z. enkelvoudige zinnen met enkel<br />
<strong>de</strong> noodzakelijke woor<strong>de</strong>n, en (2) dat het <strong>voor</strong> haar belangrijk is dat die kor‐<br />
te zinnen syntactisch correct zijn ("goei" zinnekes).<br />
Merve (1) lijkt groten<strong>de</strong>els <strong>voor</strong>beeldig te reageren op het advies van <strong>de</strong><br />
leerkracht: in haar producten neemt <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> clause‐lengte gestaag<br />
af. Eén enkele maal hebben we zelfs heel concreet kunnen vaststellen dat<br />
Merve (1) het advies van Juf Ena wel <strong>de</strong>gelijk heeft gehoord en het ook heeft<br />
laten doordringen. In BS1 probeert Juf Ena dui<strong>de</strong>lijk te maken waarom kor‐<br />
te zinnen belangrijk zijn (zie Fragment 3.7). In BS2, 6 weken later, formu‐<br />
leert <strong>de</strong> leerkracht opnieuw het aandachtspunt "korte zinnekes". Ze ver‐<br />
wijst daarbij naar <strong>de</strong> vorige sessie (Fragment 3.8). Merve (1) herinnert zich <strong>de</strong><br />
passage nog: het beeld van een leerkracht "buiten a<strong>de</strong>m" is haar dui<strong>de</strong>lijk<br />
bijgebleven, en afgaand op Merve (1) 's concrete schrijfzinnen is ook <strong>de</strong> in‐<br />
houd van <strong>de</strong> boodschap in haar geheugen gegrift.<br />
8 Ook Merve wordt door <strong>de</strong> leerkracht een STAART‐leerling genoemd: "Het is meer een<br />
staartje in <strong>de</strong> klas, maar ze doet wel haar best." (BS3)
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 203<br />
Fragment 3.7: Klas 1, BS1<br />
Juf Ena: Ik heb het gisteren al gezegd, kortere zinnen schrijven. Ja<br />
bij u (= leerling van wie ze <strong>de</strong> tekst bespreekt) was<br />
het ook aan één stuk he. [<strong>de</strong> juf hapt hoorbaar naar lucht].<br />
Ik was helemaal buiten a<strong>de</strong>m als ik het aan het lezen was.<br />
Dus begin elke keer met een hoofdletter en eindig met<br />
een punt."<br />
Karen (die zich het gesprek van <strong>de</strong> dag <strong>voor</strong>dien herinnert):<br />
Juffrouw na drie zinnen was u al moe!<br />
Fragment 3.8: Klas 1, BS2<br />
Juf Ena: X, ik geloof da jij da vorige keer was. En er waren nog kind‐<br />
jes. Die schrijven maar, ma je moet af en toe es stoppen<br />
hé. Want an<strong>de</strong>rs heb ik geen a<strong>de</strong>m meer om te kunnen le‐<br />
zen hé. Dus korte zinnekes maken.<br />
Merve: Juffrouw, ene keer toen gij had XXX (= overstaanbaar)<br />
blaadje gelezen, en ge hebt drie zinnen gelezen en ik wist<br />
ni meer XXX (= onverstaanbaar) lezen.<br />
Fragmenten 3.7 en 3.8 maken ook dui<strong>de</strong>lijk dat Juf Ena het aandachtspunt<br />
"korte zinnen" minstens twee concrete invullingen lijkt te geven: aan <strong>de</strong><br />
ene kant vermeldt <strong>de</strong> leerkracht "korte zinnen" in het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> formele<br />
afbakening zoals die in geschreven taal verwacht wordt, nl. met hoofdletter<br />
en leesteken. Aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant verwijst "korte zinnen" ook naar het af‐<br />
breken van zinnen wanneer ze in een nevengeschikt verband staan. In <strong>de</strong><br />
mon<strong>de</strong>linge taal wor<strong>de</strong>n die units verbon<strong>de</strong>n met "en", maar in <strong>de</strong> geschre‐<br />
ven taal moet dat soort aaneenschakeling verme<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. Daarnaast<br />
verbindt Juf Ena "korte zinnekes" met correcte zinsbouw: het gaat om een‐<br />
voudige zinnen, die logischerwijs meer kans hebben om correct te zijn. Ge‐<br />
zien <strong>de</strong> leerkracht <strong>de</strong> eerste twee invullingen meestal apart vermeldt (let‐<br />
ten op "hoofdletters en leestekens" en "niet altijd en, en, en"), valt het ad‐<br />
vies/criterium "korte zinnekes" qua betekenis waarschijnlijk meestal samen<br />
met "enkelvoudige zinnen".<br />
De klas van Juf Trees<br />
In Klas 2 stellen we an<strong>de</strong>re accenten vast. Wanneer we Juf Trees in het in‐<br />
terview bij BS4 vragen of ze <strong>de</strong> leerlingen zou aanra<strong>de</strong>n om korte zinnen te
204<br />
maken, waarmee ze allerlei fouten kunnen vermij<strong>de</strong>n, dan wel of ze hen<br />
zou stimuleren om wat langere constructies te formuleren, ook al lopen ze<br />
het risico dat daarin fouten sluipen, blijkt uit haar antwoord dat het concept<br />
"kort zinnetje" <strong>voor</strong> haar <strong>voor</strong>al verwijst naar <strong>de</strong> formele afbakening. Ze<br />
heeft het dan over "doorschrijven", waardoor het lange zinnen wor<strong>de</strong>n<br />
zon<strong>de</strong>r punten of zon<strong>de</strong>r hoofdletters. "Dan weet ge nie waar da begint en<br />
waar da eindigt." Daarnaast vraagt <strong>de</strong>ze leerkracht zich uitdrukkelijk af of<br />
het advies "korte zinnen" in<strong>de</strong>rdaad een waar<strong>de</strong>vol advies is. Met die con‐<br />
crete vraag maakt Juf Trees dui<strong>de</strong>lijk dat ze het begrip "kort" ook invult als<br />
"eenvoudig", "simpel", misschien ook wel "enkelvoudig". Ze voegt aan die<br />
(beschouwen<strong>de</strong> en onbeantwoor<strong>de</strong>) vraag wél toe dat ze leerlingen soms<br />
aanraadt om zinnen korter te maken, als ze daarmee bepaal<strong>de</strong> (syntacti‐<br />
sche?) problemen kunnen oplossen.<br />
In <strong>de</strong> klas spreekt Juf Trees geen enkele keer uit eigen beweging over<br />
het belang van "korte zinnen". Nergens in haar aanbod, noch aan individue‐<br />
le leerlingen, noch aan <strong>de</strong> klasgroep, formuleert ze adviezen of criteria in<br />
die richting. Ze vestigt nochtans wel vaak <strong>de</strong> aandacht op zinnen en zins‐<br />
bouw. In grote <strong>lijn</strong>en zien we twee "technieken". (1) Bij het overlopen van<br />
<strong>de</strong> prentenreeks – waar<strong>voor</strong> steeds ruim <strong>de</strong> tijd genomen wordt – dringt Juf<br />
Trees aan op een goe<strong>de</strong> formulering op zinsniveau: vaak komt <strong>de</strong> formule‐<br />
ring eerst in een soort co‐constructie tot stand, waarna <strong>de</strong> leerkracht het<br />
geheel nog eens parafraseert in meer schrijftaalachtige bewoordingen.<br />
Fragment 3.9 illustreert <strong>de</strong>ze werkwijze. In dat <strong>voor</strong>beeld zien we hoe Juf<br />
Trees <strong>de</strong> aandacht vestigt op <strong>de</strong> selectie van belangrijke verhaalelementen.<br />
Tij<strong>de</strong>ns dit on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> schrijfsessie verwoordt Juf Trees ook wat ze<br />
van <strong>de</strong> leerlingen verlangt: het betreft niet alleen <strong>de</strong> inhoud van het verhaal<br />
on<strong>de</strong>r woor<strong>de</strong>n brengen, maar ook <strong>de</strong> wijze waarop die inhoud in "mooie"<br />
zinnen samengebald wordt: "Wie kan er mij een mooie zin zeggen?" of<br />
"Hoe kun je dat mooi zeggen met een zin?"<br />
Fragment 3.9 (Klas 2, BS3)<br />
JufTrees: Wie kan iets vertellen over tekening 1?<br />
LL1 a : ik juf<br />
Juf Trees: allé LL1<br />
LL1: Juffrouw, <strong>de</strong> kindjes speelt met zen auto.<br />
Juf Trees: Dat kindje, ja, speelt met zijn auto ja.<br />
LL1: Die heeft in zijn hand zo iets.<br />
JUF Trees: Wat is da?<br />
LLn: Afstandsbediening, machine
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 205<br />
Juf Trees: Af‐stands‐bediening. Ik zal dat woord straks, of nu<br />
eens, aan 't bord schrijven. De Af‐stands‐bediening.<br />
Juf Trees schrijft ‘afstandsbediening’ op het bord. Geroezemoes.<br />
LL1 zegt stil iets over een afstandsbediening.<br />
Juf Trees: Ja, LL1?<br />
LL1: XXX pak <strong>de</strong> afstandsbediening XXX<br />
Juf Trees: Wablief?<br />
Senem: Dan gaat hij <strong>de</strong> afstandsbediening, op <strong>de</strong> knop drukken,<br />
en dan gaat <strong>de</strong> auto ...<br />
De leerlingen praten door elkaar.<br />
Juf Trees: Vooruit of achteruit. Die gaat bewegen hè. Of naar<br />
rechts of naar links.<br />
LL2: Op zijn auto is vlaggetje.<br />
Juf Trees: Aan zijn auto hangt een vlaggetje, ja. Euhh.Da kun je<br />
natuurlijk allemaal vertellen in uw verhaaltje hè. [sug‐<br />
gestief] Maar is da heel belangrijk da ge zegt 'er zit een<br />
vlaggetje aan die auto?'<br />
LL2: Nee<br />
Juf Trees: Nee, want 't gaat over wat er gebeurt in het verhaaltje.<br />
Het gaat nie over die éne tekening, het gaat over het<br />
verhaaltje alles samen. [alsof dicterend] Dus, een jon‐<br />
gen... [normaal] hoe kun je da nu kort zeggen met 1 of<br />
2 zinnetjes? Wat is die aan het doen?<br />
LL3: Ja, een jongen die rijdt met zijn auto.<br />
Juf Trees: [alsof dicterend] Een jongen is aan het spelen met zijn<br />
auto op af‐stand‐be‐die‐ning, [normaal] zo zeggen we<br />
dat hè.<br />
a: LL staat <strong>voor</strong> leerling.<br />
(2) De twee<strong>de</strong> "techniek" vin<strong>de</strong>n we terug in <strong>de</strong> lesfase waarin Juf Trees<br />
klassikaal feedback geeft op <strong>de</strong> leerlingteksten (= start van <strong>de</strong>el 2 van <strong>de</strong><br />
sessie, met name op dag 2). De leerkracht gaat – wat zinsbouw betreft – als<br />
volgt tewerk: ze leest enkele teksten zin per zin <strong>voor</strong> en vraagt aan <strong>de</strong> leer‐<br />
lingen om goed te luisteren en te evalueren of <strong>de</strong> <strong>voor</strong>gelezen zin een goe‐<br />
<strong>de</strong> zin is. Daarbij krijgen <strong>de</strong> leerlingen <strong>de</strong> kans om <strong>de</strong> fout te benoemen en<br />
(mon<strong>de</strong>ling) te corrigeren. Indien zij daarin niet slagen, vult <strong>de</strong> leerkracht<br />
aan. Opgemerkt moet wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong>ze lesfase plaatsvindt zon<strong>de</strong>r visuele<br />
on<strong>de</strong>rsteuning: het is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> leerlingen ons inziens moeilijk om enkel op<br />
basis van mon<strong>de</strong>linge input zinvolle bijdragen te kunnen leveren met be‐<br />
trekking tot zinsbouw. Dat nogal wat leerlingen tij<strong>de</strong>ns dit leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el<br />
zichtbaar afhaken, is niet dus niet zo verwon<strong>de</strong>rlijk. Daarnaast stellen we<br />
vanaf BS2, maar <strong>voor</strong>al in BS3 en BS4, vast dat Juf Trees <strong>de</strong> aandacht van <strong>de</strong>
206<br />
leerlingen ook vestigt op "mooie zinnen" in teksten van me<strong>de</strong>leerlingen.<br />
Fragment 3.10 illustreert dit.<br />
Fragment 3.10: Klas 2, BS4<br />
Juf Trees: Ik ga eens kijken wie een mooie zin gemaakt had of<br />
mooie dingen had verteld. En probeer ook heel dui<strong>de</strong>‐<br />
lijk te schrijven. En euh LL1 a wij gaan euh.'t Is nie erg<br />
maar probeer met kogelpen da<strong>de</strong>lijk te schrijven hé,<br />
want an<strong>de</strong>rs kunnen we het niet zo goed lezen. Ok?<br />
Goed. LL1 had dat goed gedaan hé. Mooie zinnen. Eens<br />
kijken wat er staat. Ze had een titel gekozen "Een ca‐<br />
<strong>de</strong>autje <strong>voor</strong> En<strong>de</strong>r en Nermin".<br />
De LLn lachen met het gebruik van <strong>de</strong> naam van hun klasgenootje.<br />
Juf Trees: En luister maar eens wat een mooi ver..., wat een<br />
mooie zinnen ze gemaakt heeft. + [leest hardop] 'En<strong>de</strong>r<br />
en Nermin krijgen een ca<strong>de</strong>autje ze doen het pakje<br />
open en kijken.' Seg maar hoeveel zinnen zijn dat ei‐<br />
genlijk zo als ik dat lees? 'En<strong>de</strong>r en Nermin krijgen een<br />
ca<strong>de</strong>autje ze doen het pakje open en kijken.' Is dat één<br />
zinnetje of zijn er meer zinnetjes?<br />
Lln.: Eén<br />
Juf Trees: Meer zinnen. Ik zou daar puntjes zetten en een hoofd‐<br />
letter maken. Twee zinnetjes van maken hé. En dan<br />
wordt het zo 'En<strong>de</strong>r en Nermin krijgen een ca<strong>de</strong>autje.'<br />
Mooie zin hé... Stop, <strong>de</strong> zin is gedaan. Punt hé. 'Ze doen<br />
het pakje open en kijken.' [suggestief] Is da ook een<br />
mooie zin?<br />
LLn.: ja<br />
Juf Trees: Oké, die is prima. Hm. + Twee<strong>de</strong> zin, ook heel goed.<br />
'En<strong>de</strong>r bouwt <strong>de</strong> knikkerbaan en Nermin is nieuwsgierig<br />
om te spelen.' Is ze nieuwsgierig of is ze ongeduldig?<br />
LLn.: Nieuwsgierig, ongeduldig<br />
Juf Trees: Allebei misschien wel een beetje hé. Je zou ook kunnen<br />
zetten 'Ze is ongeduldig en en ze wilt beginnen te spe‐<br />
len'.Hè. Goed nog een mooie zin. 'Mama stofzuigt<br />
Nermin en...' aah, wacht luister es, ik zal eens lezen zo‐<br />
als jij het geschreven hebt. 'Mama stofzuigt Nermin en<br />
En<strong>de</strong>r spelen met <strong>de</strong> knikkerbaan en ze zijn heel blij.' Is<br />
dat 1 zinnetje of zijn dat 2 zinnetjes?<br />
LLn.: Twee<br />
Juf Trees: Ha ja, want eerst zeg je 'Ner euh Mama stofzuigt'; zin is<br />
gedaan. En dan zou ik ... een euh puntje zetten hé. En
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 207<br />
dan bij <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> prent hé. 'Nermin en En<strong>de</strong>r spelen<br />
met <strong>de</strong> knikkerbaan en ze zijn heel blij'<br />
Juf Trees: LL1! Goed, jij hebt dat goed gedaan. Mooie zinnen. Euh<br />
juf heeft ook gelet op een paar schrijffoutjes. Jij gaat<br />
die proberen te veran<strong>de</strong>ren maar het was een heel<br />
goed verhaal met mooie zinnen. Prima.<br />
a: LL staat <strong>voor</strong> leerling.<br />
Wat MIDDEN‐leerling Muhammet (2) betreft, merken we op dat hij tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong><br />
klassikale fases van "prentlezen" amper aan bod komt, evenmin als <strong>de</strong> an‐<br />
<strong>de</strong>re jongens: die klassikale fases wor<strong>de</strong>n immers gedomineerd door vier<br />
meisjes, waaron<strong>de</strong>r Kella (2) (zie Casus 1), ook al probeert <strong>de</strong> leerkracht an‐<br />
<strong>de</strong>re leerlingen (waaron<strong>de</strong>r Muhammet (2) ) te betrekken. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> klassika‐<br />
le feedbackfase op dag 2 krijgt Muhammet (2) een uitnodiging om zijn ver‐<br />
haal (twee<strong>de</strong> versie) <strong>voor</strong> te lezen, met name tij<strong>de</strong>ns BS1. Hier wijst <strong>de</strong><br />
leerkracht op <strong>de</strong> overvloed aan "dan" bij het begin van <strong>de</strong> zin in die tekst.<br />
Daarover kan echter het volgen<strong>de</strong> opgemerkt wor<strong>de</strong>n: in versie 1 van die‐<br />
zelf<strong>de</strong> tekst had Muhammet (2) elfmaal "dan" gebruikt ter introductie van<br />
een nieuwe zin. Juf Trees heeft daarvan vier instanties geschrapt en ver‐<br />
vangen door (4x) "Nu" (Feedback avond dag 1). De zeven an<strong>de</strong>re instanties<br />
heeft ze laten staan; ze verving enkel <strong>de</strong> kleine letter "d" door een hoofdlet‐<br />
ter "D". In zijn twee<strong>de</strong> versie volg<strong>de</strong> Muhammet (2) elk van <strong>de</strong>ze correcties<br />
nauwgezet op. De tekst die hij op dag 2 <strong>voor</strong>las, was <strong>de</strong> – op basis van Juf<br />
Trees' feedback – aangepaste versie. Had <strong>de</strong> leerkracht doortasten<strong>de</strong>r moe‐<br />
ten ingrijpen? Deze werkwijze doet ons <strong>de</strong>nken aan wat er met <strong>de</strong> tekst van<br />
Kella (2) gebeur<strong>de</strong> in diezelf<strong>de</strong> eerste sessie (zie hierboven). Tij<strong>de</strong>ns het indi‐<br />
vidueel begeleid schrijven treffen we geen inhou<strong>de</strong>lijk relevante interacties<br />
met betrekking tot zinsbouw aan tussen Muhammet (2) en <strong>de</strong> leerkracht.<br />
Wel wordt Muhammet (2) – net als <strong>de</strong> meeste an<strong>de</strong>re leerlingen – individu‐<br />
eel bevestigd en bijgestuurd via <strong>de</strong> schriftelijke feedback van Juf Trees:<br />
"Mooi", "Zeer mooi", "Prima zo", gecombineerd met een behoorlijk aantal<br />
correcties, <strong>voor</strong>namelijk van spellingfoutjes en hoofdletterproblemen. Enkel<br />
in BS3 en BS4 stipt <strong>de</strong> leerkracht ook zinsbouwproblemen aan. Twee van <strong>de</strong><br />
drie opmerkingen van BS4 zijn enigszins verrassend:<br />
(zin 1) jan Pakt <strong>de</strong> knikker en gooit en Lies pakt <strong>de</strong> knikker En<br />
gooid<br />
(zin 2) Jan gaat naar zijn mama . Hij En zegt warom heb jij dit ge‐<br />
daan dat was ongeluk k ig.
208<br />
De leerkracht snoeit een wezenlijk stukje van zin 1 weg: het "gooien" (of<br />
althans "laten rollen van <strong>de</strong> knikker in <strong>de</strong> gleuf van <strong>de</strong> knikkerbaan") is im‐<br />
mers <strong>de</strong> essentie van het spel dat beschreven wordt. Zin 2, die oorspronke‐<br />
lijk een (interessante) nevenschikking met ellips bevat, wordt gekortwiekt<br />
tot twee kortere zinnen, terwijl zoveel an<strong>de</strong>re instanties van nevenschikking<br />
(zon<strong>de</strong>r ellips) overeind blijven (bij<strong>voor</strong>beeld zin 1). Blijkbaar heeft ook<br />
Muhammet (2) zelf bezwaren tegen <strong>de</strong>ze ingrepen, want in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> versie<br />
lezen we het volgen<strong>de</strong>:<br />
(zin 1 bis) Jan Pakt <strong>de</strong> knikker en gooit Lies pakt <strong>de</strong> knikker En gooit.<br />
(zin 2 bis) Jan gaat naar zijn mama en zegt warom heb jij dit gedaan<br />
dat waseen ongeluk<br />
De correcties maken dui<strong>de</strong>lijk dat Muhammet (2) eigen keuzes met betrek‐<br />
king tot aspecten van zinsbouw gemaakt heeft: bepaal<strong>de</strong> suggesties vanwe‐<br />
ge <strong>de</strong> leerkracht heeft hij niet opgevolgd. Daarnaast voegt hij zelf nog twee<br />
relevante verbeteringen door, nl. hij schrapt "en" waardoor er zelfs een sti‐<br />
listisch interessanter geheel ontstaat (zin 1 bis), en hij verbetert het bizarre<br />
"dat was ongelukkig", door het relevante "dat was eenongeluk" [zegt ma‐<br />
ma](zin 2 bis).<br />
3.2.3 Samenvatting<br />
De praktijkverhalen van <strong>de</strong> twee MIDDEN‐leerlingen, Merve (1) en Muham‐<br />
met (2) , reiken mogelijke indicaties aan waarom een verwachte groei in zins‐<br />
complexiteit/‐accuraatheid uitblijft bij <strong>de</strong> ene leerling (i.c. Merve (1) ), en zich<br />
voltrekt bij <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re leerling (Muhammet (2) ), terwijl bei<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> parame‐<br />
ters als 'Spelling' en 'ComEff' vergelijkbare patronen tonen. We stellen op‐<br />
nieuw vast dat er zich een verband opdringt tussen het aanbod van elk <strong>de</strong>r<br />
leerkrachten en <strong>de</strong> ontwikkelingspatronen van zinsbouw. Voor bei<strong>de</strong> leer‐<br />
lingen geldt immers dat zij – hoe onopvallend ze ook in <strong>de</strong> klas aanwezig<br />
zijn, en hoe weinig geïndividualiseer<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rsteuning ze qua zinsbouw ook<br />
krijgen – heel wat oppikken uit het klassikale aanbod van hun respectieve<br />
leerkrachten.<br />
Juf Ena van Klas 1 pleit <strong>voor</strong> "goe<strong>de</strong> korte zinnen", d.w.z. enkelvoudige,<br />
correct geconstrueer<strong>de</strong> en met hoofdletter en leestekens afgebaken<strong>de</strong> zin‐<br />
nen. Merve (1) volgt het advies van haar leerkracht stipt op: ze bakent <strong>de</strong><br />
zinnen formeel af en kluift ze tot op het bot af, zodat het aantal woor<strong>de</strong>n<br />
per clause aan het eind van het schooljaar 20% kleiner is dan bij het begin.<br />
Zo vermijdt Merve (1) in<strong>de</strong>rdaad volgor<strong>de</strong>‐ en an<strong>de</strong>rssoortige zinsbouwfou‐
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 209<br />
ten. Aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant ontdoet ze haar zinnen tegelijkertijd ook precies<br />
van datgene wat een verhaal prettig leesbaar maakt, nl. een kleurrijk <strong>de</strong>tail<br />
hier en daar.<br />
Juf Trees van Klas 2 formuleert geen verwachtingen ten aanzien van<br />
zinslengte als dusdanig. Ze vraagt wel aandacht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> formele afbakening<br />
van <strong>de</strong> zin (hoofdletters/leestekens), ook via haar schriftelijke feedback.<br />
Daarnaast koppelt <strong>de</strong>ze leerkracht tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> introductiefase <strong>de</strong> mon<strong>de</strong>linge<br />
verwoording van <strong>de</strong> verhaal<strong>lijn</strong> aan uitdrukkelijke aandacht <strong>voor</strong> "het in een<br />
goe<strong>de</strong> zin zeggen". Op die manier slaat ze twee vliegen in een klap: ze mo‐<br />
<strong>de</strong>lleert het zinsvormingsproces en biedt vele <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n van goed ge‐<br />
bouwd zinnen aan. Het mag dan ook niet helemaal verwon<strong>de</strong>ren dat be‐<br />
paal<strong>de</strong> leerlingen, waaron<strong>de</strong>r bij<strong>voor</strong>beeld Muhammet (2) , qua zinsbouw<br />
stappen <strong>voor</strong>waarts kunnen zetten.<br />
3.3 Casus 3: het verhaal van twee "STAART"‐ leerlingen<br />
3.3.1 Probleemstelling<br />
De twee STAART‐leerlingen, Sad<strong>de</strong>din (1) en Sergen (2) , vertonen bei<strong>de</strong>n grilli‐<br />
ge ontwikkelingspa<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> verschillen<strong>de</strong> variabelen. Bij Sad<strong>de</strong>din (1) doet<br />
die grilligheid zich <strong>voor</strong>al in <strong>de</strong> eerste helft van het schooljaar <strong>voor</strong> (Figuur<br />
3.6).<br />
Score<br />
10<br />
8<br />
6<br />
4<br />
2<br />
0<br />
‐2<br />
‐4<br />
1 2 3 4 5 6<br />
Meetmomenten<br />
CompTU<br />
Com.Eff.<br />
AccuTU<br />
Woord/20<br />
Coord<br />
Figuur 3.6<br />
Ontwikkelingspa<strong>de</strong>n van Sad<strong>de</strong>din (1) <strong>voor</strong> 'ComEff' (Communicatieve Effectiviteit),<br />
Woord/20 (Aantal Woor<strong>de</strong>n, ge<strong>de</strong>eld door 20), 'AccuTU' ('Accuraatheid van <strong>de</strong> T‐unit'),<br />
'Variatie' (Inversie + On<strong>de</strong>rschikking), 'Coord' (Afwezigheid van 'En' bij het begin van <strong>de</strong> T‐<br />
unit), 'CompTU' ('Complexiteit van <strong>de</strong> T‐unit') en 'Spelling'.<br />
Spelling<br />
Variatie
210<br />
Bij Sergen (2) zien we het omgekeer<strong>de</strong>: een relatief vlakke fase wordt gevolgd<br />
door een meer dynamische fase (Figuur 3.7). Wij vragen ons af of we in <strong>de</strong><br />
praktijk van <strong>de</strong> vier schrijfsessies patronen zien opduiken, die zou<strong>de</strong>n kun‐<br />
nen samenhangen met <strong>de</strong>ze afwisseling van grilligheid/stabiliteit.<br />
Score<br />
14<br />
12<br />
10<br />
Figuur 3.7<br />
Ontwikkelingspa<strong>de</strong>n van Sergen (2) <strong>voor</strong> 'ComEff' (Communicatieve Effectiviteit),<br />
Woord/20 (Aantal Woor<strong>de</strong>n, ge<strong>de</strong>eld door 20), 'AccuTU' ('Accuraatheid van <strong>de</strong> T‐unit'),<br />
'Variatie' (Inversie + On<strong>de</strong>rschikking),'Coord' (Afwezigheid van 'En' bij het begin van<br />
<strong>de</strong> T‐unit), 'CompTU' ('Complexiteit van <strong>de</strong> T‐unit') en 'Spelling'.<br />
3.3.2. Bespreking<br />
Opnieuw verwijzen we naar Bijlagen A en B <strong>voor</strong> het concrete verloop van<br />
<strong>de</strong> vier begelei<strong>de</strong> schrijfsessies in Klas 1 en Klas 2. Hier beperken we ons tot<br />
een synthese van <strong>de</strong> gegevens.<br />
De klas van Juf Ena<br />
8<br />
6<br />
4<br />
2<br />
0<br />
-2<br />
-4<br />
1 2 3 4 5 6<br />
Meetmomenten<br />
Woord/20<br />
CompTU<br />
Com.Eff.<br />
Coord<br />
Spelling<br />
AccuTU<br />
Variatie<br />
In vergelijking met zijn NBS1‐tekst, schrijft Sad<strong>de</strong>din (1) in <strong>de</strong> eerste begelei‐<br />
<strong>de</strong> schrijfsessie (BS1) een veel beter verhaal: <strong>de</strong> kern is verwoord, maar hier<br />
en daar ontbreken nog enkele belangrijke inhou<strong>de</strong>lijke elementen. De 'Co‐<br />
mEff' krijgt van een onafhankelijke jury dan ook score 4,67 op een schaal<br />
van 1 tot 7. Sad<strong>de</strong>din (1) 's BS1‐tekst is ook opmerkelijk langer (75% meer<br />
woor<strong>de</strong>n) dan zijn NBS1‐tekst. Het feit dat <strong>de</strong> prentenreeks in <strong>de</strong> introduc‐<br />
tiefase van BS1 klassikaal overlopen werd, kan <strong>de</strong>ze opwaartse beweging<br />
eventueel mee verklaren. Toch is <strong>de</strong> tekst <strong>voor</strong> een niets vermoe<strong>de</strong>n<strong>de</strong> le‐
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 211<br />
zer in eerste instantie nog moeilijk "toegankelijk" of "doordringbaar": een<br />
niet al te stevig handschrift en nogal wat spellingfouten verhin<strong>de</strong>ren een<br />
vlotte lectuur. Sad<strong>de</strong>din (1) 's leerkracht, Juf Ena, ervaart wellicht hetzelf<strong>de</strong> en<br />
focust tij<strong>de</strong>ns haar individuele begeleiding op die technische fenomenen en<br />
niet op inhoud, genre, zinsbouw en tekst. Sad<strong>de</strong>din (1) lijkt Juf Ena in haar<br />
focus te zijn gevolgd, wanneer hij aan het eind van dag 1 vertelt dat hij er<br />
bij het schrijven op gelet heeft dat hij "mooi schrijft" (schrift), en "nieks en<br />
geen slechte dingen zegt" (correct taalgebruik?). De leerkracht zelf evalu‐<br />
eert het verhaal als "goed", wat in <strong>de</strong> wereld van het basison<strong>de</strong>rwijs op een<br />
matige appreciatie wijst (zie ook Casus 1).<br />
BS2 verloopt een stuk stroever <strong>voor</strong> Sad<strong>de</strong>din (1) . Ten eerste komt hij tij<strong>de</strong>ns<br />
het introductie‐ge<strong>de</strong>elte amper aan bod, ondanks zijn betrokkenheid en<br />
participatiewens. Vervolgens krijgt hij maar moeizaam gehoor als hij <strong>de</strong><br />
leerkracht om hulp vraagt tij<strong>de</strong>ns het individueel begeleid schrijven. Zij<br />
neemt ver<strong>de</strong>rop wel zelf het initiatief om Sad<strong>de</strong>din (1) 's tekst door te nemen:<br />
net als in BS1 wijst <strong>de</strong> leerkracht hem op spellingfouten, op schriftverzor‐<br />
ging en op <strong>de</strong> bladspiegel (tegen <strong>de</strong> kant<strong>lijn</strong>, op <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>tjes). Het resultaat<br />
aan het eind van BS2 is een even lang en even behoorlijk verhaal als dat van<br />
BS1 (zie vergelijkbare cijfers <strong>voor</strong> 'ComEff' en 'Lengte'): inhou<strong>de</strong>lijk staat <strong>de</strong><br />
kern weer groten<strong>de</strong>els op papier, maar <strong>de</strong> afloop is niet volledig uitgewerkt.<br />
Opvallend is dat Sad<strong>de</strong>din (1) in <strong>de</strong>ze tekst min<strong>de</strong>r complexe zinnen schrijft<br />
(gemid<strong>de</strong>ld 20% min<strong>de</strong>r woor<strong>de</strong>n per T‐unit), die wel hoger scoren qua ac‐<br />
curaatheid dan in BS1. Die "korte zinnen" sluiten perfect aan bij het advies<br />
van <strong>de</strong> leerkracht, die in <strong>de</strong> introductie vertelt (en herhaalt) dat <strong>de</strong> leerlin‐<br />
gen "korte zinnekes" moeten schrijven (zie Casus 2). Spellinggewijs doet<br />
Sad<strong>de</strong>din (1) het net iets min<strong>de</strong>r goed dan in BS1, en dat bepaalt – net als in<br />
BS1 – mee <strong>de</strong> (on)toegankelijkheid van <strong>de</strong> tekst: samen met een min<strong>de</strong>r<br />
sterk handschrift, een wat rommelige bladspiegel en (afwezigheid van) for‐<br />
mele zinsafbakening zorgen die fouten er immers <strong>voor</strong> dat ook <strong>de</strong>ze tekst<br />
niet in één oogopslag gelezen kan wor<strong>de</strong>n.<br />
Misschien is dat <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n waarom Juf Ena afwijzend reageert op <strong>de</strong><br />
tekst, wanneer zij er 's avonds en ook 's an<strong>de</strong>rendaags feedback op geeft.<br />
Ze schrijft: "Heel slordig geschreven. Dit verbeter ik niet. Schrijf opnieuw."<br />
Ze herhaalt diezelf<strong>de</strong> feedback klassikaal. Als enige van <strong>de</strong> hele klas moet<br />
Sad<strong>de</strong>din (1) zijn tekst overschrijven. Aan het eind van <strong>de</strong> sessie zegt <strong>de</strong> jon‐<br />
gen zich <strong>voor</strong> te nemen om bij een volgen<strong>de</strong> opdracht mooi, leesbaar, en<br />
zon<strong>de</strong>r fouten te schrijven.
212<br />
In BS3 toont Sad<strong>de</strong>din (1) zich sterk betrokken wanneer het veeleer techni‐<br />
sche on<strong>de</strong>rwerp "een lekke fietsband herstellen" verkend wordt (introduc‐<br />
tiefase). Zijn inbreng wordt éénmaal door Juf Ena opgepikt. Ook bij het<br />
prentlezen toont Sad<strong>de</strong>din (1) zich erg betrokken: hij wijst op noodzakelijke<br />
han<strong>de</strong>lingen (bv. fiets omdraaien). De leerkracht gaat ook hier éénmaal in<br />
op Sad<strong>de</strong>dins inbreng. Tij<strong>de</strong>ns het daaropvolgen<strong>de</strong> individuele schrijven<br />
zoekt <strong>de</strong> jongen bevestiging <strong>voor</strong> <strong>de</strong> leesbaarheid van zijn schrift. De leer‐<br />
kracht, die druk bezig is met individuele on<strong>de</strong>rsteuning, vertelt dat ze dat 's<br />
avonds wel zal bekijken, maar geeft dan − zon<strong>de</strong>r naar <strong>de</strong> tekst te kijken −<br />
een <strong>voor</strong>lopige bevestiging. Wanneer ze even later over Sad<strong>de</strong>din (1) 's<br />
schou<strong>de</strong>r meeleest, komt ze niet terug op (het meer verzorg<strong>de</strong>) handschrift,<br />
maar geeft ze het advies dat hij <strong>voor</strong> afwisseling moet zorgen bij het begin<br />
van <strong>de</strong> zin: "niet altijd met hetzelf<strong>de</strong> woordje beginnen". Sad<strong>de</strong>din (1) 's tekst<br />
is in<strong>de</strong>rdaad een aaneenschakeling van zinnetjes die steeds met het on<strong>de</strong>r‐<br />
werp beginnen, i.c. "<strong>de</strong> (sic) meisje" en "<strong>de</strong> papa".<br />
Op dag 2 komt Juf Ena terug op "afwisseling", en wel op een zeer expli‐<br />
ciete wijze. Op het ogenblik dat Sad<strong>de</strong>din (1) zijn verbeter<strong>de</strong> en beoor<strong>de</strong>el<strong>de</strong><br />
tekst (7/10) terug in han<strong>de</strong>n heeft, <strong>de</strong>elt <strong>de</strong> leerkracht hem mee dat ze het<br />
cijfer wil veran<strong>de</strong>ren in 6/10, wegens "die afwisseling van zinnekes", zelfs<br />
ondanks het feit dat Sad<strong>de</strong>din (1) zich zeer goed gehou<strong>de</strong>n heeft aan an<strong>de</strong>re<br />
tips, nl. "korte zinnen" (gem. 6 woor<strong>de</strong>n/zin), en "hoofdletters/leestekens".<br />
Hij <strong>de</strong>ed dat trouwens heel bewust, zo mogen we veron<strong>de</strong>rstellen, want hij<br />
somt precies die aandachtspunten op wanneer hem in <strong>de</strong> schriftelijke be‐<br />
vraging (eind dag 1) gevraagd wordt waaraan hij bij het schrijven aandacht<br />
besteed heeft. Jammer genoeg resulteert die dui<strong>de</strong>lijke focus in een tekst<br />
die opvallend min<strong>de</strong>r goed scoort qua 'ComEff' en 'Lengte': <strong>de</strong> tekst is meer<br />
dan 50% korter dan die van BS1 en BS2, en scoort 30% lager <strong>voor</strong> 'ComEff':<br />
Sad<strong>de</strong>din (1) verslaat <strong>de</strong> concrete, technische han<strong>de</strong>lingen (cf. verkenning<br />
<strong>voor</strong>af) van <strong>de</strong> verhaal<strong>lijn</strong>, maar laat het omka<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> verhaalelement vol‐<br />
ledig achterwege. Wanneer hij op dag 2 zijn <strong>voor</strong>nemens formuleert <strong>voor</strong><br />
een volgen<strong>de</strong> schrijftaak, herhaalt hij spelling, schrift, hoofdletters /lees‐<br />
tekens, korte zinnen. In zijn <strong>voor</strong>nemens blijkt niets over "inhou<strong>de</strong>lijke vol‐<br />
ledigheid", noch over "afwisseling bij het begin van <strong>de</strong> zin".<br />
Voor bei<strong>de</strong> niet‐vermel<strong>de</strong> aandachtspunten ("afwisseling" of "inhou<strong>de</strong>‐<br />
lijke volledigheid") twijfelen we eraan of Sad<strong>de</strong>din <strong>de</strong> respectieve tips van<br />
Juf Ena wel begrepen heeft. Wat "inhoud" betreft, noteert <strong>de</strong> leerkracht<br />
enkel "slot?" on<strong>de</strong>raan Sad<strong>de</strong>din (1) 's tekst, dat echter zon<strong>de</strong>r "begin?" niet<br />
zoveel zin heeft: begin en eind betreffen immers het omka<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> verhaal<br />
van het hoofdpersonage dat met haar fiets naar haar vriendjes wil rij<strong>de</strong>n
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 213<br />
om te gaan spelen (begin), en dat uitein<strong>de</strong>lijk – eind goed, al goed – ook<br />
doet (ein<strong>de</strong>). Sad<strong>de</strong>din (1) 's tekst mist een begin zowel als een slot. Boven‐<br />
dien is het <strong>de</strong> vraag of <strong>de</strong> jongen <strong>de</strong> zeer bondig geformuleer<strong>de</strong> opmerking<br />
"slot?" wel begreep: Tabel 3.6 maakt dui<strong>de</strong>lijk dat we dit mogen betwijfe‐<br />
len: Sad<strong>de</strong>din (1) lijkt <strong>de</strong> boodschap "slot?" op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> hoogte te plaatsen<br />
als "het meisje" of "plakkertje". Hetzelf<strong>de</strong> gebeurt met "Afwisseling ...".<br />
Tabel 3.6<br />
De oorspronkelijke tekst van Sad<strong>de</strong>din (1) van BS3,<br />
aangevuld met over te schrijven woor<strong>de</strong>nlijstje, tips en evaluatie(s) van <strong>de</strong> leerkracht (cursief)<br />
en met Sad<strong>de</strong>dins "verbeteringen" (in vetjes)<br />
De platte band<br />
De meisje zijn band is plad.<br />
De meisje draait zijn fiets om.<br />
De papa van het meisje kont haar helpen.<br />
De meisje haalt <strong>de</strong> spulen.<br />
De papa gaat emer water halen.<br />
De papa doet het binenban in het water.<br />
De papa heeft het band gat gezien.<br />
De papa heeft het plakerje geplakt.<br />
Ze doen het bandn binenband<br />
trug er in<br />
De meisje pomp <strong>de</strong> band<br />
Ein<strong>de</strong><br />
het meisje het meisje plat plat<br />
haar fiets haar fiets spullen spullen<br />
emmer emmer binnenband binnenband<br />
plakkertje plakkertje<br />
Slot? Slot 7/10 Goed 6/10<br />
Afwisseling in het begin van <strong>de</strong> zin Afwisseling in het begin van <strong>de</strong> zin<br />
We vermoe<strong>de</strong>n bovendien dat Sad<strong>de</strong>din (1) onvoldoen<strong>de</strong> vat waarover het<br />
bij "Afwisseling" precies gaat. De zinnetjes van zijn tekst beginnen immers<br />
(goed<strong>de</strong>els) afwisselend met "<strong>de</strong> papa" en "<strong>de</strong> (sic) meisje". Daarnaast<br />
wordt "Afwisseling" vaak in één a<strong>de</strong>m genoemd met het herhaald gebruik<br />
van "En" of "Dan" (zie Fragment 3.11), waar Sad<strong>de</strong>din (1) niet (meer) tegen<br />
zondigt.
214<br />
Fragment 3.11: Klas 1, BS3<br />
Juf Ena leest <strong>de</strong> tekst van X.<br />
Juf Ena: Wat is er u opgevallen?<br />
LLY a : Juf, zij doet altijd 'dan'<br />
Juf Ena: Jaaa dus.<br />
LLY: 'dan dan dan dan dan'<br />
Juf Ena: Heb je ’t nie gehoord, X?<br />
LLn: Jaaa.<br />
Juf Ena: He, in ‘t begin nie hoor, X, in ‘t begin heb je ’t goe gedaan,<br />
he, maar dan ben je begonnen met 'en dan, en dan, en<br />
dan'.<br />
a: LL staat <strong>voor</strong> leerling.<br />
BS4, ten slotte, resulteert <strong>voor</strong> Sad<strong>de</strong>din (1) in een tekst die erg lijkt op <strong>de</strong><br />
BS3‐tekst. De score <strong>voor</strong> 'ComEff' is i<strong>de</strong>ntiek: inhou<strong>de</strong>lijk wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> grote<br />
<strong>lijn</strong>en wel geschetst, maar belangrijke elementen ontbreken (bv. dat het om<br />
een knikkerbaan gaat). De tekst is even kort; ook <strong>de</strong> zinnen zijn kort en – op<br />
één na – enkelvoudig. De scores <strong>voor</strong> 'Spelling' en 'CompTU' zijn i<strong>de</strong>ntiek.<br />
Tij<strong>de</strong>ns het eerste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> sessie is Sad<strong>de</strong>din (1) actief betrokken op het<br />
prentlezen (<strong>voor</strong>al van verhaal 2, dat hij nadien ook selecteert). Bij het<br />
schrijven toont <strong>de</strong> jongen opnieuw zijn bezorgdheid om zijn handschrift, en<br />
vraagt hij bevestiging aan <strong>de</strong> juf. Even later maakt Juf Ena op eigen initiatief<br />
een opmerking over <strong>de</strong> bladspiegel en over spellingfouten "die hij niet meer<br />
zou mogen maken". Ze stipt tien spellingfouten aan. Voor het eerst wordt<br />
Sad<strong>de</strong>din (1) tij<strong>de</strong>ns het schrijven ook attent gemaakt op een stukje ontbre‐<br />
ken<strong>de</strong> inhoud, dat hij samen met Juf Ena wil formuleren. Waarschijnlijk ge‐<br />
zien <strong>de</strong> drukte van het klasgebeuren, gaat Juf Ena echter niet in op zijn<br />
vraag. De jongen probeert vervolgens <strong>de</strong> aangestipte spellingfouten te ver‐<br />
beteren, maar slaagt er niet in. De leerkracht noteert even later: "Probeer<br />
juist te verbeteren!", naast een evaluatie "Goed zo!". Op dag 2 herhaalt <strong>de</strong><br />
leerkracht <strong>de</strong>ze feedback klassikaal. Aan het eind van <strong>de</strong> sessie wor<strong>de</strong>n en‐<br />
kele verhalen <strong>voor</strong>gelezen. Voor <strong>de</strong> vier<strong>de</strong> maal op rij kan/mag Sad<strong>de</strong>din (1)<br />
zijn tekst niet <strong>voor</strong>lezen. Ditmaal argumenteert <strong>de</strong> leerkracht: "Jij komt niet<br />
aan <strong>de</strong> beurt. Jij zit an<strong>de</strong>re kin<strong>de</strong>ren uit te lachen." Sad<strong>de</strong>din (1) zelf sluit <strong>de</strong><br />
sessie af met het <strong>voor</strong>nemen om een volgen<strong>de</strong> keer foutloos te schrijven,<br />
geen hoofdletters te vergeten en op <strong>de</strong> leestekens te letten, aandachtspun‐<br />
ten die aansluiten bij <strong>de</strong> verwachtingen van <strong>de</strong> leerkracht, en die hij – sa‐<br />
men met korte zinnen – in <strong>de</strong> tekst van <strong>de</strong>ze vier<strong>de</strong> sessie ook groten<strong>de</strong>els<br />
realiseer<strong>de</strong>, zelfs zon<strong>de</strong>r veel on<strong>de</strong>rsteuning door <strong>de</strong> leerkracht.
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 215<br />
Kijken we ten slotte naar <strong>de</strong> NBS2‐tekst van Sad<strong>de</strong>din (1) , dan zien we vrijwel<br />
i<strong>de</strong>ntieke prestaties aan BS3 en BS4: een korte tekst met eenvoudige zinne‐<br />
tjes zon<strong>de</strong>r inversie, die door hoofdletters en leestekens formeel afgeba‐<br />
kend zijn. Een matig niveau qua 'ComEff', geen "En's" of "Dan's" bij het be‐<br />
gin van <strong>de</strong> zin, en een vrij behoorlijke score qua 'Spelling'.<br />
De klas van Juf Trees<br />
De tekst die Sergen (2) naar aanleiding van BS1 schrijft, ligt in het verleng<strong>de</strong><br />
van wat hij realiseer<strong>de</strong> als NBS1‐tekst, terwijl er toch in Klas 2 sterk geïnves‐<br />
teerd is in een uitgebrei<strong>de</strong> verkenning van <strong>de</strong> prentenreeks. We merken in<br />
<strong>de</strong>ze sessie op dat Sergen (2) niet aan bod komt bij het prentlezen; vervol‐<br />
gens beperkt <strong>de</strong> begeleiding van Juf Trees zich tij<strong>de</strong>ns het schrijven tot op‐<br />
merkingen over handschrift, lay‐out (nummertjes) en hoofdletters bij ei‐<br />
gennamen. In <strong>de</strong> schriftelijke feedback voegt <strong>de</strong> leerkracht er een algemene<br />
beoor<strong>de</strong>ling aan toe: "Goed", en corrigeert ze <strong>de</strong> spelling. Ze schrapt ook<br />
een van <strong>de</strong> vele instanties van "En". Al die elementen verwerkt Sergen (2) in<br />
zijn twee<strong>de</strong> versie. Qua inhoud, zinsbouw, woordkeuze en/of genreken‐<br />
merken krijgt Sergen (2) echter geen feedback. Ook wanneer Sergen (2) zijn<br />
<strong>de</strong>finitieve versie schrijft, corrigeert <strong>de</strong> leerkracht enkel qua spelling, hoofd‐<br />
letters en lay‐out. De leerkracht verantwoordt die houding in het interview<br />
als volgt:<br />
Gelijk Sergen daar. Sorry, maar ik ga daar ook niet zitten aan te peu‐<br />
teren hè. Ik schrijf daar dan maar on<strong>de</strong>r wat hij goed heeft gedaan,<br />
wat hij kan. Maar hij kan niet beter. Hoe komt dat dat hij niet beter<br />
kan? Zijn woor<strong>de</strong>nschat zal nog niet zo uitgebreid zijn. (...) Die is intel‐<br />
ligent genoeg <strong>de</strong>nk ik. Maar die spreken thuis ook geen Ne<strong>de</strong>rlands<br />
he (...) Ja, dat was toch niet goed eh. Ik kon daar niks van maken<br />
hoor. En dan heb ik zoiets van hup, door naar <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong>. Dan<br />
schrijf ik er maar on<strong>de</strong>r "och 't is goed". Hij zal er wel iets mee bedoe‐<br />
len en ja, hij <strong>de</strong>ed het ook niet graag he. Dat is ook omdat hij het niet<br />
goed kan. Hij weet dat zelf ook dat hij het niet goed kan. (Juf Trees,<br />
Klas 2, BS1)<br />
In BS2 zien we een overeenkomstig patroon: Sergen (2) komt éénmaal aan<br />
bod bij het prentlezen. Zoals eer<strong>de</strong>r vermeld wordt het gesprek in Klas gro‐<br />
ten<strong>de</strong>els gedomineerd door enkele assertieve meisjes, die door <strong>de</strong> Juf Trees<br />
slechts moeizaam in toom gehou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. De begeleiding van <strong>de</strong> leer‐<br />
kracht beperkt zich – wat Sergen (2) betreft – tot opmerkingen qua lay‐out
216<br />
(nummertjes), lidwoordkeuze (1x), "En", hoofdletters/leestekens en spel‐<br />
ling. Juf Trees wijst Sergen (2) erop dat hij dui<strong>de</strong>lijker moet schrijven. Ze<br />
raadt hem ook aan zijn werkje na te lezen. Ze evalueert <strong>de</strong> tekst als "goed".<br />
Sergen (2) verwerkt <strong>de</strong> (vormelijke) correcties van <strong>de</strong> leerkracht in zijn <strong>de</strong>fini‐<br />
tieve versie. Dat leidt tot zichtbaar hogere scores t.o.v. BS1 <strong>voor</strong> 'Spelling',<br />
bij<strong>voor</strong>beeld, maar niet <strong>voor</strong> 'ComEff', 'CompTU' of 'AccuTU'. Tussendoor<br />
vraagt Sergen (2) <strong>de</strong> leerkracht om bevestiging, zijn onzekerheid daarmee<br />
tonend. Waarschijnlijk gezien <strong>de</strong> veelheid van hulpvragen, reageert Juf<br />
Trees eerst afwijzend; nadien komt ze Sergen (2) 's tekst lezen. Ze geeft posi‐<br />
tieve feedback, die <strong>voor</strong>al op handschrift slaat ("Da's al veel dui<strong>de</strong>lijker."),<br />
en corrigeert nog wat (spelling)foutjes. Opnieuw voegt Juf Trees <strong>de</strong> evalua‐<br />
tie "goed" toe. Tij<strong>de</strong>ns het interview zegt ze echter dat Sergen (2) on<strong>de</strong>r het<br />
klasgemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> presteert "omdat 'm een onleesbaar handschrift en zeer<br />
beperkte woor<strong>de</strong>nschat gebruikt". Sergen (2) zelf neemt zich aan het eind<br />
van BS2 <strong>voor</strong> om een volgen<strong>de</strong> keer te letten op "hoofdletters" en "schrijf‐<br />
en" (schrijffouten? handschrift?). Hij zal zijn werkje ook "controleren" (nale‐<br />
zen? + verbeteren?), noteert hij.<br />
In BS3 wordt in het prentenverhaal een technisch on<strong>de</strong>rwerp aangesne<strong>de</strong>n,<br />
nl. <strong>de</strong> lege batterijen van een auto op afstandsbediening. An<strong>de</strong>rs dan in <strong>de</strong><br />
vorige sessies toont Sergen (2) zich sterk betrokken bij het prentlezen, ook al<br />
komt hij weinig of niet aan bod. Nadien schrijft Sergen (2) een tekst die meer<br />
dan twee keer zo lang is als <strong>de</strong> teksten van <strong>de</strong> vorige sessies. Tussendoor<br />
krijgt hij op zijn eigen vraag hulp van Juf Trees, die hem tegelijkertijd posi‐<br />
tieve feedback geeft. De leerkracht spoort Sergen (2) aan om "nog een beetje<br />
te schrijven". In tegenstelling tot wat hij in BS1 en BS2 na <strong>de</strong> sessie noteer‐<br />
<strong>de</strong>, geeft Sergen (2) ditmaal aan dat hij het een plezierige opdracht vond. Ook<br />
<strong>de</strong> leerkracht merkt op dat Sergen (2) plezier aan <strong>de</strong> opdracht heeft beleefd,<br />
en vermeldt dat hij zich – naar haar aanvoelen – behoorlijk ingespannen<br />
heeft. Haar verwachtingen over <strong>de</strong> kwaliteit van zijn product liggen ook iets<br />
hoger dan in BS1 en BS2. Het resultaat – dat dui<strong>de</strong>lijk "toegankelijker" (spel‐<br />
ling, schrift), begrijpelijker en langer is – wordt door <strong>de</strong> leerkracht geëvalu‐<br />
eerd met "Prima! Mooi!" De concrete schriftelijke feedback beperkt zich<br />
echter opnieuw tot spelling, hoofdletters/leestekens, "En", naast één in‐<br />
stantie van woordkeuze, en twee keer een vervoegingsprobleem. Hand‐<br />
schrift is nu echter geen topic meer. Sergen (2) verwerkt <strong>de</strong> feedback, wat<br />
hem een tekst oplevert die qua 'ComEff' hoger scoort dan alle vorige<br />
teksten. Ook op <strong>de</strong>ze twee<strong>de</strong> dag van <strong>de</strong> sessie zoekt Sergen (2) bevestiging<br />
bij Juf Trees. Ze bezorgt hem die beknopt. Zijn concrete <strong>voor</strong>nemens ten
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 217<br />
aanzien van een volgen<strong>de</strong> stelopdracht spitsen zich toe op <strong>de</strong> titel, "nale‐<br />
zen" en leestekens. In haar reactie op <strong>de</strong> schrijfsessie geeft Juf Trees aan<br />
dat <strong>de</strong> lengte van Sergen (2) ' s tekst haar verraste. Spontaan verbindt ze dat<br />
feit met het plezier dat ze bij Sergen (2) had opgemerkt terwijl hij schreef.<br />
Desondanks blijft Sergen (2) volgens haar een staartkind <strong>voor</strong> schrijven: on‐<br />
dui<strong>de</strong>lijk schrift, foute zinsconstructies, zwakke spelling.<br />
In <strong>de</strong> introductiefase van BS4, <strong>de</strong> laatste begelei<strong>de</strong> sessie, die gaat over kin‐<br />
<strong>de</strong>ren die met een knikkerbaan spelen, zien we opnieuw een zeer betrok‐<br />
ken Sergen (2) . Tij<strong>de</strong>ns het individueel schrijven maakt Sergen (2) het volgens<br />
<strong>de</strong> leerkracht echter te bont en moet hij apart gaan zitten. Hij krijgt geen<br />
individuele begeleiding. Toch schrijft hij een lange tekst, waarin hij elk<br />
prentje uitvoerig behan<strong>de</strong>lt, dialogen incluis. Aan het eind van die eerste<br />
dag geeft Sergen (2) aan dat hij het een plezierige taak vond (cf. BS3). Juf<br />
Trees schat het plezier net iets min<strong>de</strong>r hoog dan in BS3. Ze corrigeert<br />
hoofdletters/leestekens en spelling en evalueert <strong>de</strong> tekst met "Mooi zo!"<br />
Sergen (2) herschrijft zijn tekst, rekening hou<strong>de</strong>nd met <strong>de</strong> opmerkingen van<br />
<strong>de</strong> leerkracht. Tussendoor wordt hij bevestigd over zijn handschrift en or<strong>de</strong>:<br />
"Jij kunt mooi schrijven. Waarom schrijf je niet altijd zo netjes?" Sergen (2) 's<br />
tekst krijgt een hoge score <strong>voor</strong> 'ComEff' en 'Lengte'. Wat het herhaald ge‐<br />
bruik van "En" betreft, is zijn tekst beter dan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>gaan<strong>de</strong>. 'CompTU' en<br />
'AccuTU', daarentegen, vor<strong>de</strong>ren niet. In het gesprek na <strong>de</strong> sessie formu‐<br />
leert <strong>de</strong> leerkracht haar samenvatting van Sergen (2) 's proces van die sessie:<br />
Sergen die had er nu precies toch al meer plezier in zo. Ja. En hij heeft<br />
zich ook ingespannen opnieuw om het fatsoenlijk over te schrijven.<br />
Maar ja, die heeft ook, die heeft ook, ja, problemen met taal, met le‐<br />
zen en ik <strong>de</strong>nk soms zo – het is wat ik zie he en ik weet het nie hoor<br />
maar – dan is da ook heel moeilijk en als da dan nie lukt, dan hebt ge<br />
daar ook min<strong>de</strong>r plezier in. Ma, ik had <strong>de</strong>n indruk dat hij het precies<br />
toch liever <strong>de</strong>ed. (Juf Trees, Klas 2, BS4)<br />
Kijken we naar Sergen (2) 's prestatie tij<strong>de</strong>ns NBS2, dan stellen we vast dat die<br />
heel wat min<strong>de</strong>r goed is dan die van BS4, behalve wat 'Lengte' en 'CompTU'<br />
betreft.
218<br />
3.3.3 Samenvatting<br />
De complexiteit en variabiliteit van <strong>de</strong> ontwikkelingspa<strong>de</strong>n van Sad<strong>de</strong>din (1)<br />
en Sergen (2) krijgen betekenis nu we <strong>de</strong> contexten waarin <strong>de</strong> producten tot<br />
stand zijn gekomen, (<strong>de</strong>els) hebben blootgelegd.<br />
De grote variabiliteit in Sad<strong>de</strong>din (1) 's grafiek kan verwijzen naar het feit<br />
dat Sad<strong>de</strong>din (1) drie sessies lang "actief" heeft gezocht naar aansluiting bij<br />
<strong>de</strong> eisen die Juf Ena (<strong>voor</strong>al aan "zwakke" beginnen<strong>de</strong> stellers) lijkt te stel‐<br />
len, namelijk netjes geschreven, enkelvoudige, formeel afgebaken<strong>de</strong> zinnen<br />
met niet te veel woor<strong>de</strong>n en dus ook weinig spellingfouten. Tegen BS3<br />
slaagt <strong>de</strong> jongen in die opdracht, en wel met glans! Jammer genoeg heeft<br />
zijn verhaal tegen die tijd alle glans verloren. De Juf merkt die scha<strong>de</strong> op,<br />
maar lijkt ze niet te verbin<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> concrete eisen die zijzelf stel<strong>de</strong>. Sad‐<br />
<strong>de</strong>din (1) is echter bereid om bij te sturen. Hij lijkt aan te voelen dat hij daar‐<br />
bij <strong>de</strong> hulp van <strong>de</strong> leerkracht nodig heeft. Jammer genoeg komt die er op<br />
dat ogenblik niet: er zit <strong>voor</strong> Sad<strong>de</strong>din (1) niets an<strong>de</strong>rs op dan ter plaatse te<br />
trappelen.<br />
Het proces van Sergen (2) kent een heel an<strong>de</strong>r verloop: <strong>voor</strong> zover wij zijn<br />
schrijfproducten in kaart brachten, lijkt hij tot sessie 3 ter plaatse te trappe‐<br />
len (weinig of geen intra‐individuele variabiliteit per parameter). Uit <strong>de</strong> ses‐<br />
sies zelf lei<strong>de</strong>n we af dat hij weinig betrokken is op <strong>de</strong> opdracht, en – inspe‐<br />
lend op <strong>de</strong> feedback van Juf Trees – enkel met handschrift en lay‐out bezig<br />
is. De prentenreeks van sessie 3, m.n. over een jongen die aan het spelen is<br />
met een auto op afstandsbediening, lijkt Sergen (2) te prikkelen: hij schrijft<br />
een lange tekst en geniet er zichtbaar van. Ook <strong>de</strong> leerkracht merkt het ver‐<br />
schil in plezier op tegenover <strong>de</strong> vorige sessies. In haar reacties op Sergen (2)<br />
(dag 1 en dag 2) maakt Juf Trees dui<strong>de</strong>lijk dat ze <strong>de</strong> jongen niet wil afrem‐<br />
men. An<strong>de</strong>rzijds wordt hem ook weinig of geen bijkomen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rsteuning<br />
gebo<strong>de</strong>n. Desondanks tonen <strong>de</strong> resultaten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n parame‐<br />
ters tonen dat Sergen (2) zoeken<strong>de</strong> is. Opvallend is het zwakke resultaat <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> laatste niet‐begelei<strong>de</strong> sessie. Zon<strong>de</strong>r klassikale on<strong>de</strong>rsteuning, b.v. in <strong>de</strong><br />
vorm van een uitgebrei<strong>de</strong> bespreking van <strong>de</strong> prentenreeks, lijkt het Ser‐<br />
gen (2) niet te lukken.<br />
4. DISCUSSIE<br />
De resultaten van het kwalitatief microgenetisch on<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> interac‐<br />
ties tussen leerlingen en hun leerkracht, <strong>de</strong> schrijfproducten per leerling, en<br />
<strong>de</strong> bevragingen van leerkracht en leerlingen, maakten dui<strong>de</strong>lijk dat er zich
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 219<br />
verban<strong>de</strong>n opdringen tussen leer<strong>de</strong>r‐endogene en leer<strong>de</strong>r‐exogene facto‐<br />
ren en veran<strong>de</strong>ringen in <strong>de</strong> output. Die zou<strong>de</strong>n in een rapportage/verslag<br />
van een beperkt aantal meetmomenten, gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n, standaardafwijkin‐<br />
gen en "meetfouten" onopgemerkt blijven (Lavelli et al., 2005; Van Geert &<br />
Van Dijk, 2002; Schmidt & Teti, 2005; Larsen‐Freeman & Cameron, 2008).<br />
<strong>Achter</strong> een schijnbaar eenvoudige gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> ontwikkelings<strong>lijn</strong> steekt im‐<br />
mers een massa aan variabiliteit: tussen leerlingen, tussen producten van<br />
één leerling, tussen on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n parameters van producten van één leer‐<br />
ling (Serrano & Howard, 2007; Larsen‐Freeman, 2006; Verspoor, De Bot, &<br />
Lowie, 2004). Daarnaast stel<strong>de</strong>n we via onze ge<strong>de</strong>tailleer<strong>de</strong> analyses ook<br />
tussen <strong>de</strong> sessies rond eenzelf<strong>de</strong> schrijftaak heel wat variatie vast: het con‐<br />
crete on<strong>de</strong>rwijsaanbod naar aanleiding van <strong>de</strong>ze schrijftaken verschilt van<br />
klas tot klas, en in meer of min<strong>de</strong>re mate ook van sessie tot sessie (Flynn,<br />
2007). Het aanbod binnen een klas verschilt ook van leerling tot leerling;<br />
leerkrachten stemmen hun aanbod kennelijk af op individuele leerlingen.<br />
ook <strong>de</strong> criteria op basis waarvan ze dat doen, verschillen van leerkracht tot<br />
leerkracht. Bovendien blijkt dat <strong>de</strong> input, ook al is die klassikaal, lang niet<br />
op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> wijze "intake" wordt <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> leerlingen in<br />
<strong>de</strong> klas.<br />
Al die variabiliteit mag niet echt verbazen: we hebben immers te maken<br />
met complexe, unieke dynamische systemen, met name (twee<strong>de</strong>‐) taalver‐<br />
wervingsprocessen (Larsen‐Freeman & Cameron, 2008; Van Geert & Steen‐<br />
beek, 2008; De Bot, Lowie, & Verspoor, 2007; Larsen‐Freeman, 1997; Studie<br />
3). Die voltrekken zich <strong>voor</strong> elk van <strong>de</strong> leerlingen zowel binnen <strong>de</strong> complexe<br />
dynamiek van het gezin en <strong>de</strong> gemeenschap waartoe ze behoren, als bin‐<br />
nen <strong>de</strong> complexe dynamiek van een klasgroep on<strong>de</strong>r leiding van een leer‐<br />
kracht, die zelf ook <strong>voor</strong>tdurend stappen zet in haar eigen professionele<br />
proces. Het dynamische professionele proces van één leerkracht is op zijn<br />
beurt genest in <strong>de</strong> ruimere context van het proces van haar schoolteam<br />
enerzijds, en van meer algemene (taal‐/schrijf‐) on<strong>de</strong>rwijsvernieuwingspro‐<br />
cessen in <strong>de</strong> ruimere context van het Vlaamse on<strong>de</strong>rwijs an<strong>de</strong>rzijds, enz.<br />
(Kelchtermans, 1994; Borg, 2006; Larsen‐Freeman & Cameron, 2008; Van<br />
<strong>de</strong>n Bran<strong>de</strong>n, 2009).<br />
Het erkennen en blootleggen van een aantal on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n niveaus van<br />
variabiliteit (i.c. van proces en product op leerlingniveau), waardoor we het<br />
ontwikkelingsproces in zijn ware context hebben kunnen observeren, hel‐
220<br />
pen ons om meer vat te krijgen op wat ogenschijnlijk een zeer chaotisch<br />
geheel is (Larsen‐Freeman, 2006; Siegler, 2006; Lavelli et al., 2005).<br />
While it is common practice when faced with complex systems to<br />
<strong>de</strong>al with one <strong>de</strong>finable part at a time, I do not think that the effects<br />
of instruction can be factored in later, any more than learner factors<br />
can be inclu<strong>de</strong>d after we have figured out the learning process. Re‐<br />
member that in complex nonlinear systems, the behavior of the<br />
whole emerges out of the interaction of its parts. Studying the parts<br />
in isolation one by one will tell us about each part, but not how they<br />
interact. (Larsen‐Freeman, 1997, p. 157)<br />
Zo hebben <strong>de</strong> ge<strong>de</strong>tailleer<strong>de</strong> analyses van <strong>de</strong> tweemaal vier begelei<strong>de</strong><br />
schrijfsessies én van <strong>de</strong> in die sessies geproduceer<strong>de</strong> teksten van tweemaal<br />
vier leerlingen indicaties opgeleverd m.b.t. het verband tussen enerzijds <strong>de</strong><br />
grilligheid in ontwikkelingspa<strong>de</strong>n van en tussen leerlingen met betrekking<br />
tot kwaliteitskenmerken van hun teksten en an<strong>de</strong>rzijds het on<strong>de</strong>rwijsaan‐<br />
bod. We bespreken die indicaties in "Goed <strong>voor</strong> sterk?" (§4.1) en "Sterk<br />
<strong>voor</strong> (veeleer) zwak?" (§4.2). In §4.3 zoomen we in op twee on<strong>de</strong>rwerpen<br />
die <strong>de</strong> specifieke invalshoeken van het resultatenge<strong>de</strong>elte overstijgen, nl.<br />
"Naast belevenissen ook belevingen" en "Actieve participatie". De beper‐<br />
kingen van <strong>de</strong>ze studie en mogelijk vervolgon<strong>de</strong>rzoek wor<strong>de</strong>n besproken in<br />
§4.4. In §4.5 volgt <strong>de</strong> conclusie.<br />
4.1 Goed <strong>voor</strong> sterk?<br />
Uit het verloop van <strong>de</strong> sessies <strong>voor</strong> <strong>de</strong> tweemaal twee KOP‐leerlingen kun‐<br />
nen we aflei<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> twee KOP‐leerlingen uit Klas 2 (Juf Trees) in <strong>de</strong> loop<br />
van het schooljaar erin geslaagd zijn <strong>de</strong> uitdaging van <strong>de</strong> inbedding van<br />
concrete spreek‐/<strong>de</strong>nktaal met succes aan te gaan: bei<strong>de</strong> leerlingen lassen<br />
stukjes spreek‐/<strong>de</strong>nktaal via directe en indirecte re<strong>de</strong> in op een manier die<br />
<strong>de</strong> lezer voldoen<strong>de</strong> informatie geeft om <strong>de</strong> boodschap goed te interprete‐<br />
ren. In vergelijking met <strong>de</strong> re<strong>de</strong>lijk onzekere startpositie van bei<strong>de</strong> leerlin‐<br />
gen, <strong>voor</strong>al van Kella (2) , is dat een grote sprong <strong>voor</strong>waarts, die – gezien <strong>de</strong><br />
herhaal<strong>de</strong> prestaties – niet slechts toevallig of eenmalig tot succes heeft<br />
geleid. De weinig stabiele start wat inbedding betreft, is <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze twee<br />
leerlingen op één jaar tijd omgebogen tot een zekere stabiliteit. Of het on‐<br />
<strong>de</strong>rwijs tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> vier door ons geobserveer<strong>de</strong> schrijfsessies daarbij een<br />
doorslaggeven<strong>de</strong> rol gespeeld heeft, kan niet met zekerheid gezegd wor‐<br />
<strong>de</strong>n. Wel hebben we kunnen aantonen dat er zich een verband opdringt
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 221<br />
tussen het veran<strong>de</strong>ringsproces van bei<strong>de</strong> leerlingen, en wat er in <strong>de</strong> klas‐<br />
praktijk gebeurt.<br />
De waarschijnlijkheid van dat verband wordt nog versterkt als we het<br />
patroon in Klas 2 vergelijken met het aanbod en <strong>de</strong> resultaten in Klas 1. Wat<br />
inbedding van <strong>de</strong>nk‐ en spreektaal betreft, vertonen <strong>de</strong> twee sterke leerlin‐<br />
gen van die klas eveneens een behoorlijke dosis instabiliteit bij <strong>de</strong> aanvang<br />
van het schooljaar. Zij slagen er echter niet in om die instabiliteit op te hef‐<br />
fen tegen het eind van het schooljaar. Hoewel Karen (1) enkele keren <strong>de</strong>‐<br />
monstreert dat ze kan spelen met <strong>de</strong> inbedding van spreek‐ en <strong>de</strong>nktaal<br />
(BS2, BS3, BS4), valt ze in NBS2 volledig door <strong>de</strong> mand: ze schrijft op dat<br />
ogenblik een tekst die erg vergelijkbaar is met die van BS1, waar<strong>voor</strong> ze<br />
door Juf Ena toentertijd uitvoerig geprezen werd. Is dat puur toeval? Of wil<br />
Karen (1) experimentsgewijs <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> prestatie overdoen, in <strong>de</strong> volle overtui‐<br />
ging dat ze er opnieuw succes mee zal oogsten? En heeft dit meisje bijge‐<br />
volg niet begrepen dat haar teksten van BS1 en NBS2 geen volwaardige rea‐<br />
lisering vormen van wat re<strong>de</strong>lijkerwijs on<strong>de</strong>r een "verhaal" verstaan wordt?<br />
Ook Kevin (1) , <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> leerling van Klas 1, lijkt door het schooljaar heen<br />
het noor<strong>de</strong>n kwijt te raken. Zijn NBS1‐tekst bevat een eenvoudig verhaal<br />
zon<strong>de</strong>r spreek‐/<strong>de</strong>nktaal, wat op zichzelf niet problematisch is (maar zie<br />
§4.3.1). In <strong>de</strong> teksten die hij on<strong>de</strong>r begeleiding schrijft, experimenteert hij<br />
vervolgens op allerlei manieren met <strong>de</strong> inbedding van <strong>de</strong>nk‐/spreektaal.<br />
Het lijkt of <strong>de</strong>ze leerling via zijn output verschillen<strong>de</strong> talige hypotheses wil<br />
testen (Swain, 1985), met name in verband met aspecten van schriftelijke<br />
communicatie in het algemeen en van het genre in het bijzon<strong>de</strong>r. Nergens<br />
krijgt hij echter feedback die hem helpt om wijs te raken uit <strong>de</strong> uiteenlo‐<br />
pen<strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n. Het is dus niet verwon<strong>de</strong>rlijk dat zijn NBS2‐tekst aan<br />
hetzelf<strong>de</strong> euvel mank gaat. Voor dit aspect van 'ComEff' heeft Kevin (1) aan<br />
het eind van het schooljaar bijgevolg nog geen "stabiliteit" verworven.<br />
Zoals hierboven aangegeven spoort het verschil in prestaties tussen <strong>de</strong>ze<br />
twee duo's uit twee verschillen<strong>de</strong> klassen ons aan om <strong>de</strong> klaspraktijk van<br />
bei<strong>de</strong> klassen te vergelijken. We komen tot <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> overeenkomsten<br />
en verschilpunten. Gelijklopend tussen bei<strong>de</strong> klassen is het ontbreken (1)<br />
van <strong>de</strong> uitdrúkkelijke boodschap dat niet‐a<strong>de</strong>quaat ingebed<strong>de</strong> spreek‐<br />
/<strong>de</strong>nktaal niet kan in een schriftelijk verhaal, (2) van <strong>de</strong> erbij behoren<strong>de</strong><br />
argumentatie (lezerperspectief), en (3) van dui<strong>de</strong>lijke uitleg over hoe con‐<br />
crete <strong>de</strong>nk‐/spreektaal a<strong>de</strong>quaat ingebed kan wor<strong>de</strong>n in een verteller‐<br />
stekst. De verschillen tussen bei<strong>de</strong> klassen zijn echter talrijker : (1) Juf Trees<br />
van Klas 2 plaatst het probleem van <strong>de</strong> inbedding van concrete spreek‐
222<br />
/<strong>de</strong>nktaal in het grotere en meer abstracte geheel van a<strong>de</strong>quate schriftelij‐<br />
ke communicatie: zij vraagt van haar leerling‐schrijvers aandacht <strong>voor</strong> het<br />
standpunt van een nietsvermoe<strong>de</strong>n<strong>de</strong> lezer (publiek‐/lezergerichtheid),<br />
terwijl Juf Ena van Klas 1 daarover met geen woord rept. Dat sluit aan bij <strong>de</strong><br />
vaststellingen van Myhill & Warren (2005) dat sommige leerkrachten amper<br />
of niet toekomen aan vraagstelling en/of stimulering van hogere‐or<strong>de</strong>‐<br />
<strong>de</strong>nken. (2) Afgezien van <strong>de</strong> beperkte contradicties in <strong>de</strong> boodschap van <strong>de</strong><br />
leerkracht van Klas 2, is <strong>de</strong>ze leerkracht vrij eenduidig in haar communicatie<br />
m.b.t. het criterium van inbedding van concrete <strong>de</strong>nk‐/spreektaal in: zowel<br />
haar uitleg m.b.t. <strong>de</strong> plaats van spreek‐/<strong>de</strong>nktaal en haar eigen input in <strong>de</strong><br />
vorm van <strong>voor</strong>gevorm<strong>de</strong> frases tij<strong>de</strong>ns het prentlezen, als <strong>de</strong> bespreking<br />
van verwarren<strong>de</strong> passages in teksten van Leerlingen, liggen inhou<strong>de</strong>lijk in<br />
elkaars verleng<strong>de</strong>. De informatie m.b.t. het aspect van inbedding van<br />
spreek‐ en/of <strong>de</strong>nktaal vanwege Juf Ena van Klas 1, daarentegen, zorgt<br />
enerzijds <strong>voor</strong> verwarring : hoewel tekstballonnetjes niet mogen, wordt een<br />
tekst vol tekstballonnetjes zon<strong>de</strong>r meer mo<strong>de</strong>ltekst. An<strong>de</strong>rzijds raakt Juf<br />
Ena's uitleg zel<strong>de</strong>n of nooit <strong>de</strong> grond van <strong>de</strong> zaak. De leerkracht plaatst alle<br />
problemen in dat verband op het niveau van <strong>de</strong> zin (en <strong>de</strong> inhoud): volledi‐<br />
ge zinnetjes, correcte zinnetjes, nog een zinnetje erbij. (3) Juf Trees van Klas<br />
2 compenseert een weinig systematische aanpak met het zien én grijpen<br />
van gou<strong>de</strong>n kansen: zo maakt ze <strong>de</strong> leerlingen attent op passages in leer‐<br />
lingteksten waarin spreek‐ of <strong>de</strong>nktaal niet a<strong>de</strong>quaat ingebed werd, en reikt<br />
ze alternatieven aan. Juf Ena Klas 1 daarentegen lijkt <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zetten niet te<br />
herkennen. In ie<strong>de</strong>r geval speelt ze er niet op in. (4) Juf Trees lijkt met wei‐<br />
nig <strong>voor</strong>ingenomenheid naar <strong>de</strong> producten van haar Leerlingen te kijken,<br />
waardoor ze ook <strong>de</strong> mankementen in KOP‐teksten durft vast te stellen en<br />
<strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> teksten kan helpen opdrijven. Juf Ena daarentegen gaat<br />
er blijkbaar van uit dat ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze taak "wel weer <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> leerlingen"<br />
uit haar heterogeen samengestel<strong>de</strong> klasgroep het goed doen. Dat maakt<br />
dat <strong>de</strong>ze leerkracht <strong>de</strong> producten van KOP‐leerlingen weinig kritisch bena‐<br />
<strong>de</strong>rt en on<strong>de</strong>rsteuningskansen laat liggen (Michiels, 2008). Die houding<br />
verwoordt <strong>de</strong> leerkracht expliciet wanneer ze verwijst naar een gesprek<br />
met Karen (1) naar aanleiding van <strong>de</strong> selectie van leerlingen die extra on<strong>de</strong>r‐<br />
steuning moeten krijgen, en van het feit dat Karen (1) nooit geselecteerd<br />
wordt.<br />
Ze (= Karen) vroeg, 'juffrouw, waarom neemt u mij nooit?' Maar ik<br />
zeg: 'Karentje, maar ik kan u met niks helpen'. 'Ik kan dommer wor‐<br />
<strong>de</strong>n', zei ze [Juf Ena lacht] 'Dan kunt ge mij ook es helpen.' Ik zeg 'ja
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 223<br />
maar zeg, wees blij dat ge niet geholpen moet wor<strong>de</strong>n.' Maar ja, kin‐<br />
<strong>de</strong>ren hebben heel graag aandacht, he. (Juf Ena, Klas 1, BS4)<br />
Zon<strong>de</strong>r dat we willen of kunnen beweren dat er een rechtstreeks causaal<br />
verband is tussen <strong>de</strong> overeenkomsten en verschillen qua prestaties van <strong>de</strong>‐<br />
ze twee duo's enerzijds, en het aanbod dat bei<strong>de</strong> duo's ontvingen an<strong>de</strong>r‐<br />
zijds, bie<strong>de</strong>n <strong>de</strong> doorgedreven analyses van <strong>de</strong> concrete stapjes van <strong>de</strong> leer‐<br />
lingen én van <strong>de</strong> context waarbinnen die gezet wer<strong>de</strong>n, ons <strong>de</strong> mogelijkheid<br />
om <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> hypothese te formuleren: hoe schrijfvaardig KOP‐leerlingen<br />
van het 3e leerjaar <strong>voor</strong> hun leerkrachten ook al lijken te zijn, toch vertonen<br />
zij nog instabiliteit met betrekking tot hogere‐or<strong>de</strong>‐aspecten van schriftelij‐<br />
ke communicatie, i.c. publiek‐/lezergerichtheid (Pullens, Van <strong>de</strong>n Bergh,<br />
Herrlitz, Van Ou<strong>de</strong>n, 2009). Onze data laten vermoe<strong>de</strong>n dat een eenduidige<br />
taakpresentatie, een stevig aanbod van relevante informatie en eenduidige<br />
signalen, bv. bij het formuleren van feedback op en beoor<strong>de</strong>len van schrif‐<br />
telijke producten, van groot belang zijn om <strong>de</strong>ze leerlingen <strong>de</strong> kans te geven<br />
<strong>de</strong> resteren<strong>de</strong> instabiliteit m.b.t. een publiek‐/lezergerichte oriëntatie in<br />
hun systeem om te buigen tot relatieve stabiliteit. Omgekeerd lijken een<br />
zwakke taakpresentatie, afwezigheid van informatie, tegenstrijdige signa‐<br />
len, waaron<strong>de</strong>r on<strong>voor</strong>spelbare feedback en/of evaluaties, veeleer contra‐<br />
productief te werken, in <strong>de</strong> zin dat <strong>de</strong> instabiliteit niet opgeheven raakt.<br />
4.2 Sterk <strong>voor</strong> (veeleer) zwak?<br />
Meer nog dan <strong>de</strong> KOP‐leerlingen begeven <strong>de</strong> MIDDEN‐ en STAART‐<br />
leerlingen zich naar aanleiding van dit soort schoolse, cultuurgebon<strong>de</strong>n en<br />
talige schrijftaken, op glad ijs. Hun stelvaardigheid (in het Ne<strong>de</strong>rlands) be‐<br />
vindt zich immers in een zeer prille, en dus per <strong>de</strong>finitie instabiele fase. Wat<br />
is dat eigenlijk, een schriftelijke navertelling (of "een verhaaltje bij een<br />
stripreeks")? Hoe ziet zo'n tekst eruit? Aan welke criteria moet het resultaat<br />
voldoen? Op welk soort verhaaltje uit het taalboek of <strong>de</strong> boekenhoek lijkt<br />
dat het meest? Voor een goe<strong>de</strong> beurt zijn <strong>de</strong>ze leerlingen bijgevolg sterk(er<br />
dan KOP‐leerlingen) afhankelijk van het aanbod dat ze tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> schrijfses‐<br />
sies aangereikt krijgen, in casu vanwege <strong>de</strong> leerkracht:<br />
The finding that teacher effects are much larger in low‐SES schools<br />
suggests that the distribution of teacher effectviveness is much more<br />
uneven in low‐SES schools than in high‐SES schools. To put it in an‐<br />
other way, in low‐SES schools, it matters more which teacher a child<br />
receives than it does in high‐SES schools. (Nye, Konstantopoulos, &<br />
Hedges, 2004, p. 254).
224<br />
De kans op een grote impact van dat aanbod op <strong>de</strong>ze leerlingen is zeer re‐<br />
eel, omdat zij over te weinig an<strong>de</strong>re resources beschikken om te compense‐<br />
ren (De Bot, Verspoor, & Lowie, 2005; Verspoor, Lowie, & De Bot, 2009).<br />
4.2.1 Merve en Sad<strong>de</strong>din (Klas 1)<br />
De afhankelijkheid én <strong>de</strong> impact van het aanbod van <strong>de</strong> leerkracht wordt<br />
bijzon<strong>de</strong>r goed ge<strong>de</strong>monstreerd door Sad<strong>de</strong>din (1) en Merve (1) , die allebei<br />
aan <strong>de</strong> lippen van hun leerkracht hangen en dociel lijken op te volgen wat<br />
diezelf<strong>de</strong> leerkracht, als "enige" hoe<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> norm, <strong>voor</strong>opstelt.<br />
Merve (1) lijkt <strong>de</strong> mantra van <strong>de</strong> "korte zinnekes" volledig te integreren,<br />
en "realiseert" op één schooljaar tijd een drastische afname qua gemid<strong>de</strong>l‐<br />
<strong>de</strong> clause‐lengte. Ervan uitgaand dat in die fase van ontwikkeling <strong>de</strong> groei in<br />
schrijfvaardigheid samengaat met groeien<strong>de</strong> lengte van <strong>de</strong> "zin" (T‐unit,<br />
clause) (Hudson, 2009; Myhill, 2009; Studie 1), kunnen we Merve (1) 's traject<br />
niet bepaald positief noemen. De zogezeg<strong>de</strong> "veiligheid" die <strong>de</strong> leerkracht<br />
biedt via haar advies om <strong>voor</strong>al geen complexe zinnen te produceren, in<br />
combinatie met <strong>de</strong> schriftelijke feedback qua spelling/interpunctie‐<br />
hoofdletters, heeft <strong>de</strong> aandacht van <strong>de</strong> leerling op vormelijke correctheid<br />
gericht, waardoor <strong>de</strong> leerling <strong>voor</strong>al haar editorial instinct (Elbow, 1973)<br />
lijkt te ontwikkelen, in plaats van haar productive instinct (Elbow, 1973).<br />
Krashen (1978) spreekt in dat verband over een overuser of the monitor,<br />
m.n. een taalgebruiker die zijn eigen taalgebruik dusdanig vormelijk moni‐<br />
tort dat hij in zijn spontane expressie sterk gehin<strong>de</strong>rd wordt. Dat houdt ver‐<br />
strekken<strong>de</strong> risico's in:<br />
Your editorial instinct is often much better <strong>de</strong>veloped than your pro‐<br />
ducing instinct, so that as each phrase starts to roll off your pencil,<br />
you hear seventeen reasons why it is unsatisfactory. The paper re‐<br />
mains blank. (Elbow, 1973, p. 25)<br />
Ook Sad<strong>de</strong>din (1) luistert aandachtig naar <strong>de</strong> adviezen van Juf Ena, en doet<br />
blijkbaar alles wat binnen zijn mogelijkhe<strong>de</strong>n ligt om rekening te hou<strong>de</strong>n<br />
met <strong>de</strong> aandachtspunten die zij klassikaal, maar ook bij hem persoonlijk<br />
naar <strong>voor</strong> schuift: handschrift, bladspiegel, spelling, korte zinnen, hoofdlet‐<br />
ters en leestekens. Sad<strong>de</strong>din (1) 's inzet en zijn <strong>voor</strong>tdurend zoeken komen<br />
tot uiting in <strong>de</strong> grillige ontwikkelingspa<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> verschillen<strong>de</strong> parameters,<br />
met name tussen NBS1 en BS3. In tegenstelling tot zijn allereerste product<br />
is <strong>de</strong> tekst van BS3 dan ook een "school<strong>voor</strong>beeld" van wat door Juf Ena<br />
letterlijk gevraagd wordt. Maar dan valt alles stil! Nu lagere‐or<strong>de</strong> criteria
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 225<br />
gehaald zijn, lijkt Sad<strong>de</strong>din (1) toe aan hogere‐or<strong>de</strong> processen (bv. coheren‐<br />
tie, cohesie, variatie op zinsniveau, ...), en daar<strong>voor</strong> is hij – opnieuw – af‐<br />
hankelijk van atten<strong>de</strong>ring, aanbod en on<strong>de</strong>rsteuning vanwege <strong>de</strong> leer‐<br />
kracht, misschien wel in grotere mate dan een aantal van zijn leeftijdgeno‐<br />
ten die met meer bagage <strong>de</strong> klas zijn binnengekomen. Die begeleiding blijft<br />
echter groten<strong>de</strong>els uit, tenminste <strong>voor</strong> zover het op zíjn proces afgestem<strong>de</strong><br />
interventies betreft (Michiels, 2008). Het lijkt bovendien of hij ook zelf goed<br />
aanvoelt dat hij meer persoonlijke aandacht nodig heeft om te kunnen vor‐<br />
<strong>de</strong>ren. In BS4 doet hij immers verwoe<strong>de</strong> pogingen om Juf Ena te stimuleren<br />
met hem in interactie te gaan, zodat ze hem zou kunnen helpen bij het op‐<br />
lossen van een door haar aangestipt tekstueel probleem. Tevergeefs! Het is<br />
dan ook helemaal niet vreemd dat Juf Ena over Sad<strong>de</strong>din (1) vertelt dat hij<br />
misschien nog wel kan groeien "maar toch niet hevig zenne". Dat dit niet<br />
met Sad<strong>de</strong>din (1) zelf te maken heeft, maar groten<strong>de</strong>els in haar han<strong>de</strong>n ligt,<br />
lijkt Juf Ena op dat ogenblik echter niet te beseffen. Hetzelf<strong>de</strong> gevoel krijgen<br />
we als we <strong>de</strong>ze leerkracht één sessie later horen zeggen:<br />
Volgens mij is Sad<strong>de</strong>din in <strong>de</strong> loop van het jaar wel gebeterd, maar<br />
die veegt er zijn voeten aan eigenlijk. (Juf Ena, Klas 1, BS4)<br />
We vrezen dat we hier te maken hebben met een schrijnend staaltje van<br />
self‐fulfilling prophecy (Good & Brophy, 2003; Jungbluth, 2003): <strong>de</strong> lage<br />
verwachtingen van <strong>de</strong> leerkracht ten aanzien van een leerling lijken via het<br />
aanbod dat zij die leerling biedt, een negatief effect te sorteren op zijn<br />
ontwikkeling (Terwel, 2004).<br />
De verfijn<strong>de</strong> analyses van het proces van Sad<strong>de</strong>din (1) en Merve (1) lijken – nog<br />
meer dan die van <strong>de</strong> KOP‐leerlingen – te reveleren welke belangrijke rol het<br />
on<strong>de</strong>rwijs in het ontwikkelingsproces van (kansarme) ontluiken<strong>de</strong> stellers<br />
speelt (Nye, Konstantopoulos, & Hedges, 2004; Moats, Foorman, & Taylor,<br />
2006; Gelati & Boscolo, 2009). Dat Merve (1) zich zes weken later nog feilloos<br />
herinnert dat <strong>de</strong> leerkracht na drie zinnen "buiten a<strong>de</strong>m" was, of dat Sad‐<br />
<strong>de</strong>din (1) na <strong>de</strong> repriman<strong>de</strong> van BS2 in elke volgen<strong>de</strong> sessie bevestiging zoekt<br />
<strong>voor</strong> zijn handschrift (Bygate, 2009), getuigt ons inziens van <strong>de</strong> gerichtheid<br />
van <strong>de</strong>ze leerlingen op hun leerkracht: in <strong>de</strong>ze is zij een belangrijke – zo niet<br />
<strong>de</strong> belangrijkste – bron van informatie. Haar impact is bijgevolg zeer groot,<br />
misschien wel veel groter dan zij zelf vermoedt (De Bot, Lowie, & Verspoor,<br />
2007). Dat maakt <strong>de</strong>ze leerlingen vermoe<strong>de</strong>lijk erg kwetsbaar. Larsen‐<br />
Freeman en Cameron (2008) vergelijken <strong>de</strong> situatie van een leerling als<br />
Sad<strong>de</strong>din (1) (of ver<strong>de</strong>r ook Sergen (2) ) met een bal op het topje van een zeer
226<br />
puntige heuvel. Welke richting <strong>de</strong> bal ook uitgaat – "for good or for bad"<br />
(Larsen‐Freeman & Cameron, 2008, p. 199) – rollen doet‐ie:<br />
Perched on top of a hill, any small perturbation to the system is likely<br />
to push it off and downwards. (Larsen‐Freeman & Cameron, 2008, p.<br />
51)<br />
Op basis van <strong>de</strong>ze bevindingen kunnen we <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> hypothesen formu‐<br />
leren: (1) vermits leerlingen als Sad<strong>de</strong>din (1) en Merve (1) zich in een erg insta‐<br />
biele fase bevin<strong>de</strong>n wat stellen betreft, mogen we vermoe<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong>ze<br />
leerlingen zich <strong>voor</strong> dit soort schoolse opdrachten uitdrukkelijk op het aan‐<br />
bod van hun leerkracht richten. En (2), gezien <strong>de</strong> impact van wat leerkrach‐<br />
ten "aanbie<strong>de</strong>n", onvermoed groot kan zijn, lijkt het erg belangrijk om het<br />
aanbod zeer goed te overwegen (Oliver, Philp, & Mackey, 2008), en <strong>de</strong> im‐<br />
pact ervan bij <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> leerlingen na te gaan.<br />
4.2.2 Muhammet en Sergen (Klas 2)<br />
Gezien hun sociaal‐economische en cultureel‐etnische herkomst zijn ook <strong>de</strong><br />
twee zwakkere leerlingen van Klas 2 <strong>voor</strong> hun schriftelijke vertelvaardigheid<br />
sterk afhankelijk van wat er tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> sessies aangebo<strong>de</strong>n wordt.<br />
Zoals aangetoond evolueert Muhammet (2) , <strong>de</strong> sterkere leerling van <strong>de</strong> twee,<br />
min of meer systematisch naar hogere scores <strong>voor</strong> <strong>de</strong> meeste tekstkwalitei‐<br />
ten. Zon<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> klas een uitgesproken rol op te nemen (Muhammet (2)<br />
wordt amper opgemerkt tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> sessies), lijkt hij toch van bij <strong>de</strong> aanvang<br />
te profiteren van het aanbod. In een van <strong>de</strong> weinige uitspraken die <strong>de</strong> leer‐<br />
kracht over hem doet, slaat ze ons inziens spijkers met koppen:<br />
Dan hebt ge daar Muhammet. Die zit op leeftijd. Ja, da's een prutser‐<br />
ke, klein manneke, maar die doet zijn best, spant zich in, ma, ja. Die is<br />
ook wel pienter genoeg. Alhoewel ja. Ja, die pikt op. Maar hij doet<br />
zijn best en hij spant zich in. (Juf Trees, Klas 2, BS3)<br />
Hoewel onze data ons niet <strong>de</strong> mogelijkheid geven om aan te tonen welk<br />
samenspel van factoren maakt dat Muhammet (2) oppikt wat hij oppikt, wil‐<br />
len we twee elementen naar <strong>voor</strong> schuiven waarvan we vermoe<strong>de</strong>n dat ze<br />
Muhammet (2) 's proces positief beïnvloed hebben.<br />
Ten eerste stellen we vast dat het aanbod tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> sessies in Klas 2<br />
haast "naadloos" afgestemd lijkt te zijn op Muhammet (2) 's "zone van naaste<br />
ontwikkeling" (Vygotsky, 1978; Van Geert, 1998): <strong>de</strong> jongen beschikt blijk‐<br />
baar over <strong>de</strong> "<strong>voor</strong>kennis" waarvan <strong>de</strong> leerkracht impliciet uitgaat, m.n.<br />
voldoen<strong>de</strong> (mon<strong>de</strong>linge) taalvaardigheid en voldoen<strong>de</strong> technische schrijf‐
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 227<br />
vaardighe<strong>de</strong>n (spelling, schrift). Voor wat <strong>de</strong>ze nieuwe taak van <strong>de</strong> leerling<br />
vraagt, toont Juf Trees zich bereid om te on<strong>de</strong>rsteunen (scaffolding [Gib‐<br />
bons, 2002]), o.a. in <strong>de</strong> vorm van een uitgebrei<strong>de</strong> bespreking van <strong>de</strong> inhoud<br />
en door het "mo<strong>de</strong>lleren" van hoe schrijftaalzinnen tot stand komen (zie<br />
ver<strong>de</strong>r). Bovendien maakt Juf Trees voldoen<strong>de</strong> dui<strong>de</strong>lijk dat ze geen ono‐<br />
verkomelijke verwachtingen koestert: als <strong>de</strong> tekst leesbaar is en enigszins<br />
overzichtelijk op papier staat, mag <strong>de</strong> geschreven taal best nog wat "mon‐<br />
<strong>de</strong>ling" klinken, en mogen er nog spellingfoutjes gemaakt wor<strong>de</strong>n, enz. Wat<br />
<strong>de</strong> leerkracht van Muhammet (2) vraagt, ervaart <strong>de</strong>ze leerling bijgevolg niet<br />
als bedreigend of onmogelijk. Zowel in BS1 als BS2 geeft hij aan dat hij het<br />
een heel erg leuke en makkelijke taak vond, en dat hij een goed verhaal ge‐<br />
schreven <strong>de</strong>nkt te hebben. Ook <strong>de</strong> leerkracht heeft alle vertrouwen in<br />
Muhammet (2) als "ontluiken<strong>de</strong> steller": ze schat zijn inspanningen tij<strong>de</strong>ns<br />
het schrijven (zeer) hoog in, en <strong>de</strong>nkt ook dat hij het een prettige opdracht<br />
vindt (schriftelijke bevraging, telkens aan het eind van dag 1). Die inschat‐<br />
ting sluit perfect aan bij wat zijzelf herhaal<strong>de</strong>lijk als <strong>de</strong> belangrijkste doel‐<br />
stellingen van haar on<strong>de</strong>rwijs vermeldt:<br />
Als ze kunnen of doen wat ze kunnen, is het <strong>voor</strong> mij al goed eigen‐<br />
lijk. Ge kunt toch niet meer bereiken of verlangen, he. (...) Dat ze het<br />
leuk vin<strong>de</strong>n, ja, dat ze plezier hebben. Dat vind ik het <strong>voor</strong>naamste<br />
eigenlijk. Ja, ge kunt toch niet verwachten dat dat 'ik weet niet hoe'<br />
correcte zinnen zijn. Dat ze er plezier aan beleven eigenlijk, dat vind<br />
ik het belangrijkste. En natuurlijk ook een beetje letten op interpunc‐<br />
tie of hoofdletter of die dingen. (Juf Trees, Klas 2, BS4)<br />
Het feit dat ze Muhammet (2) bovendien ook "pienter" noemt, on<strong>de</strong>rsteunt<br />
haar vertrouwen in hem. Het zou ons niet verwon<strong>de</strong>ren dat Muhammet (2)<br />
dit vertrouwen van <strong>de</strong> leerkracht in zijn persoontje voelt, en dat hem dat<br />
spreekwoor<strong>de</strong>lijke vleugels geeft (Good & Brophy, 2003), ook wat <strong>de</strong> para‐<br />
meters <strong>voor</strong> tekstkwaliteit betreft.<br />
Ten twee<strong>de</strong> zien we <strong>de</strong> leerkracht een introductiefase inlassen, waarin<br />
ze een doorgedreven verkenning van <strong>de</strong> inhoud van het verhaal combineert<br />
met een sterke mon<strong>de</strong>linge on<strong>de</strong>rsteuning van "het formuleren in schrijf‐<br />
taal" (Flynn, 2008). Jarvey, McKeough, and Pyryt (2008) spreken over cross‐<br />
modal supports:<br />
Cross‐modal supports encourage children to represent new informa‐<br />
tion in multiple forms and offer processing capacity support. (Jarvey,<br />
McKeough, & Pyryt, 2008, p. 63)
228<br />
Myhill (2008) verwijst in dat verband naar oral rehearsal, maar spreekt zelf<br />
van writing aloud. Het betreft het mon<strong>de</strong>ling hertalen van een (tot <strong>de</strong> mon‐<br />
<strong>de</strong>linge taal behoren<strong>de</strong>) uiting in een (tot <strong>de</strong> geschreven taal behoren<strong>de</strong>)<br />
zin: "talking sentences out loud". Elbow (2007) spreekt over talking onto the<br />
page.<br />
Juf Trees gaat daarbij interactief tewerk: met <strong>de</strong> inhou<strong>de</strong>lijke en vorme‐<br />
lijke bouwblokjes die individuele leerlingen (in typisch mon<strong>de</strong>linge taal)<br />
aandragen, bouwt ze gelei<strong>de</strong>lijk aan een schriftelijk getinte zin, die ze hard‐<br />
op formuleert op een toon alsof ze hem dicteert. In één beweging zien we<br />
<strong>de</strong> leerkracht (a) samen met <strong>de</strong> leerlingen <strong>de</strong> inhoud en <strong>de</strong> logica van het<br />
verhaal verkennen; (b) mo<strong>de</strong>lleren hoe bouwblokjes samengevoegd kunnen<br />
wor<strong>de</strong>n in een syntactisch geheel (Troia & Graham, 2003; Rijlaarsdam e.a.,<br />
2005), (c) <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n van (schrijftaal‐)zinnen aanreiken (Anton, 1999), en<br />
(d) correcte formuleringen aanbie<strong>de</strong>n, iets wat <strong>de</strong>ze van huis uit Turks<br />
spreken<strong>de</strong> leerlingen in een homogeen Turkse klas volop kunnen gebruiken<br />
(zie Studie 1).<br />
Van Sergen (2) , die in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> klas zit en vergelijkbare achtergron<strong>de</strong>n heeft,<br />
zou men kunnen verwachten dat ook hij profiteert van <strong>de</strong> wijze waarop het<br />
schrijven klassikaal <strong>voor</strong>bereid en individueel on<strong>de</strong>rsteund wordt. Nochtans<br />
gebeurt dat niet, alvast niet in <strong>de</strong> eerste helft van het schooljaar: in <strong>de</strong> gra‐<br />
fiek die bij Sergen (2) 's producten hoort, zien we een status quo geduren<strong>de</strong><br />
drie opeenvolgen<strong>de</strong> sessies, althans <strong>voor</strong> wat <strong>de</strong> door ons geselecteer<strong>de</strong><br />
parameters betreft. "If the distance is too small or too big, the child will<br />
profit little from the instruction given." (Van Geert, 1998, p. 8) In het geval<br />
van Sergen (2) is <strong>de</strong> afstand tussen zijn mogelijkhe<strong>de</strong>n enerzijds, en wat <strong>de</strong><br />
taak vraagt in combinatie met <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rsteuning door Juf Trees, an<strong>de</strong>rzijds<br />
wellicht te groot: an<strong>de</strong>rs dan Muhammet (2) heeft Sergen (2) <strong>de</strong> (door <strong>de</strong> leer‐<br />
kracht veron<strong>de</strong>rstel<strong>de</strong>) basisvaardighe<strong>de</strong>n nog niet "in <strong>de</strong> vingers": schrift<br />
en spelling, bij<strong>voor</strong>beeld, zijn on<strong>de</strong>rmaats (Bijlage 5). Sergen (2) zelf geeft aan<br />
dat hij <strong>de</strong> taak maar matig leuk vond, misschien omdat ze hem te moeilijk<br />
lijkt (Dörnyei, 2001). Juf Trees vertaalt haar observaties van Sergen (2) 's pro‐<br />
ces in een 0 <strong>voor</strong> "plezier" en een 1 <strong>voor</strong> "inspanning" op een 5‐punts Li‐<br />
kertschaal.<br />
Na<strong>de</strong>re analyse van <strong>de</strong> producten toont echter aan dat Sergen (2) er – op<br />
aansturen van zijn leerkracht – wel in slaagt om in die perio<strong>de</strong> een basaal<br />
en misschien wel noodzakelijk niveau van or<strong>de</strong>, structuur en leesbaar hand‐<br />
schrift te realiseren: (1) <strong>voor</strong> een observeren<strong>de</strong> leerkracht getuigen zichtba‐<br />
re, formele elementen als verzorgd schrift en dui<strong>de</strong>lijke lay‐out, van een
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 229<br />
noodzakelijke attitu<strong>de</strong>: <strong>de</strong> leerling spant zich in; hij doet zijn best, wat op<br />
zijn beurt kan lei<strong>de</strong>n tot een positieve dynamiek tussen leerkracht en leer‐<br />
ling (zie bij<strong>voor</strong>beeld ook het belang dat <strong>de</strong>ze leerkracht hecht aan "zijn<br />
best doen"); (2) een overzichtelijke bladspiegel (nummertjes) en een lees‐<br />
baar handschrift helpen Sergen (2) om greep te hou<strong>de</strong>n op zijn eigen schrijf‐<br />
sels: even herlezen, bij<strong>voor</strong>beeld, kost dan niet zoveel moeite, en (3) een<br />
zekere automatisering van <strong>de</strong>ze technische vaardighe<strong>de</strong>n maakt tijd en<br />
ruimte vrij <strong>voor</strong> aspecten van een wat hogere or<strong>de</strong> zoals precieze woord‐<br />
keus en zinsbouw, waardoor <strong>de</strong> inhoud beter weergegeven kan wor<strong>de</strong>n<br />
(Berninger et al., 1992; Graham et al., 1997; Medwell & Wray, 2008; Chris‐<br />
tensen, 2009):<br />
(...) although higher‐level cognitive processes,such as planning, trans‐<br />
lating, and revising, are fundamental to skilled writing, lower‐level<br />
<strong>de</strong>velopmental processes may be critical in writing acquisition. (Bern‐<br />
inger et al., 1992, p. 276)<br />
The mechanics of writing accounted for a significant proportion of<br />
the variance in the composition of not only primary‐ but also of in‐<br />
termediate‐gra<strong>de</strong> stu<strong>de</strong>nts. (...) These findings show that the me‐<br />
chanical skills of writing may exert constraints on amount and quality<br />
of composing. (Graham, et al., 1997, p. 177/170)<br />
Misschien is dat alles er wel <strong>de</strong> oorzaak van dat er pas vanaf BS3 beweging<br />
komt in <strong>de</strong> parameters die wij in kaart brachten (cf. Pienemanns [1998]<br />
processability theory).<br />
Toch lijkt ook nog iets an<strong>de</strong>rs het "motorisch moment" van BS3 mee te<br />
hebben veroorzaakt. We zien Sergen (2) namelijk al in <strong>de</strong> introductiefase<br />
(prentlezen) van BS3 veel actiever <strong>de</strong>elnemen aan <strong>de</strong> interactie dan tij<strong>de</strong>ns<br />
<strong>de</strong> vorige sessies. Misschien heeft dat te maken met <strong>de</strong> prentenreeks zelf:<br />
die toont een ("internationale") jongen van een jaar of 10 die met een auto<br />
op afstandsbediening aan het spelen is. Zoals het een spannend verhaal<br />
past, valt <strong>de</strong> auto stil, en moet dat probleem opgelost wor<strong>de</strong>n. Het zou best<br />
kunnen dat <strong>de</strong> inhoud van dit verhaal (heel toevallig) méér aansluit bij Ser‐<br />
gen (2) 's interesse dan wat in <strong>de</strong> vorige verhalen aan bod kwam (Van <strong>de</strong>n<br />
Bergh, De Glopper, & Schoonen, 1988; Rijlaarsdam & Wesdorp, 1988). Dat<br />
zou op zijn beurt <strong>de</strong> lengte van Sergen (2) 's tekst kunnen verklaren: die bevat<br />
twee tot drie keer zoveel woor<strong>de</strong>n als <strong>de</strong> vorige teksten (Albin, Benton, &<br />
Khramtsova, 1996). Het valt ons ook op dat <strong>de</strong> leerkracht Sergen (2) aan‐<br />
spoort om nog wat meer te schrijven (Elbow, 1973: "start writing and keep<br />
writing"). We vin<strong>de</strong>n ook een bevestiging in Sergen (2) 's rapportage van <strong>de</strong>
230<br />
eigen beleving: <strong>voor</strong> het eerst vindt Sergen (2) <strong>de</strong> schrijfopdracht erg leuk.<br />
Dat wordt ook door Juf Trees opgemerkt, en wellicht zelfs geapprecieerd,<br />
gezien <strong>de</strong> doelstelling "plezier beleven", die zij aan <strong>de</strong>ze schrijflessen ver‐<br />
bindt. De dynamiek van BS3 zet zich ook <strong>voor</strong>t in BS4: opnieuw zien we een<br />
meer betrokken Sergen (2) , die plezier beleeft aan <strong>de</strong> taak, en (bijgevolg?)<br />
een lange tekst bij elkaar schrijft. Ten opzichte van <strong>de</strong> vorige tekst zien we<br />
heel wat tegenstrijdige patronen in <strong>de</strong> parameters: 'CompTU' zakt, 'Com‐<br />
Eff', 'Variatie' en 'Coord' stijgen. Het systeem lijkt in beweging! Ook <strong>de</strong> leer‐<br />
kracht beseft dat er wat gebeurt, maar kan het blijkbaar (nog) niet goed<br />
plaatsen:<br />
Die (= Sergen) is wel intelligent genoeg, ik weet het soms niet. Het is<br />
precies of dat hij zijn voeten eraan veegt, soms zo. Ik weet niet. (Juf<br />
Trees, klas 2, BS4)<br />
In <strong>de</strong> twee sessies zien we vanwege <strong>de</strong> leerkracht (dan ook?) (nog?) geen<br />
an<strong>de</strong>re inhou<strong>de</strong>lijke on<strong>de</strong>rsteuning, bv. correctie van een foutieve zin en/of<br />
on<strong>de</strong>rsteuning bij het herformuleren van die zin: (T‐units 1 en 2 van tekst<br />
BS4:) "Muhammed dacht een heel mooi spel is. Gulnihal dacht ook een heel<br />
mooi spel is." Het valt wel op dat <strong>de</strong> Juf Trees <strong>de</strong> jongen uitdrukkelijk prijst<br />
<strong>voor</strong> zijn inspanningen, en bevestigt in zijn schrijfplezier: "Goed" (BS1 en 2)<br />
wordt "Prima! Mooi!" (BS3 en 4).<br />
Het contrast van <strong>de</strong> BS3‐ en BS4‐teksten met <strong>de</strong> resultaten van <strong>de</strong> daar‐<br />
opvolgen<strong>de</strong> niet‐begelei<strong>de</strong> tekst (NBS2) laat ons echter <strong>voor</strong>zichtig ver‐<br />
moe<strong>de</strong>n dat Sergen (2) <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rsteuning van zijn leerkracht hard nodig lijkt<br />
te hebben: opnieuw zegt hij plezier te beleven aan <strong>de</strong> opdracht, wat zich uit<br />
in <strong>de</strong> lengte van zijn tekst. Qua 'ComEff' zakt het kaartenhuisje echter he‐<br />
lemaal in elkaar: hij behaalt maar amper het niveau van <strong>de</strong> eerste drie ses‐<br />
sies. Ook <strong>voor</strong> vele an<strong>de</strong>re parameters zijn <strong>de</strong> resultaten min<strong>de</strong>r goed.<br />
Het complexe en dynamische samenspel van leerling‐endogene en leer<strong>de</strong>r‐<br />
exogene factoren, waarop we met onze analyses van Muhammet (2) 's en<br />
Sergen (2) 's data een beschei<strong>de</strong>n blik hebben kunnen werpen, reikt ons een<br />
<strong>de</strong>r<strong>de</strong> hypothese aan: wil schrijfon<strong>de</strong>rwijs effect sorteren bij kansarme, an‐<br />
<strong>de</strong>rstalige ontluiken<strong>de</strong> stellers, dan is een a<strong>de</strong>quate afstemming op <strong>de</strong> zone<br />
van naaste ontwikkeling wenselijk. Gezien die zones verschillen van leerling<br />
tot leerling, en door <strong>de</strong> tijd heen evolueren, is een gedifferentieer<strong>de</strong> en dy‐<br />
namische aanpak, gebaseerd op grondige en continue observaties, aange‐<br />
wezen (Van Geert en Steenbeek, 2005; Verspoor, Lowie, & De Bot, 2009;<br />
Van<strong>de</strong>rhoeven, 2008; Laevers, Van <strong>de</strong>n Bran<strong>de</strong>n, & Verlot, 2004). Tot zulk
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 231<br />
een aanpak behoren zowel inhou<strong>de</strong>lijke componenten (Jarvey, McKeough,<br />
& Pyryt, 2008) en taal‐strategische componenten (Troia & Graham, 2003),<br />
als sociaal‐emotionele componenten, bv. met betrekking tot verwachtingen<br />
en motivatie:<br />
(...) we must provi<strong>de</strong> not just opportunity to compose narratives, but<br />
research‐based, <strong>de</strong>velopmentally appropriate instruction as well.<br />
(Jarvey, McKeough, & Pyryt, 2008, p. 60)<br />
4.3 Twee bijkomen<strong>de</strong> overwegingen<br />
4.3.1 Naast belevenissen ook belevingen?<br />
Onze analyses van het tekstmateriaal van <strong>de</strong> KOP‐ leerlingen hebben ons <strong>de</strong><br />
kans gegeven om het containerbegrip 'ComEff' van na<strong>de</strong>rbij te bekijken.<br />
In tegenstelling tot 'CompTU' of 'Spelling', die beschouwd kunnen wor‐<br />
<strong>de</strong>n als kenmerken van een tekst, is 'ComEff' een parameter met betrekking<br />
tot <strong>de</strong> interactie tussen <strong>de</strong> tekst en <strong>de</strong> lezer: met 'ComEff' brengen we in<br />
kaart in welke mate <strong>de</strong> lezer <strong>de</strong> boodschap van <strong>de</strong> zen<strong>de</strong>r kan achterhalen,<br />
i.c. een verhaal over twee hoofdpersonages die iets beleven. De jury's die<br />
<strong>de</strong> 'ComEff' van <strong>de</strong> teksten hebben ingeschat, hebben – gezien <strong>de</strong> leeftijd<br />
van <strong>de</strong> schrijvers en onze instructies (cf. Studie 3) – <strong>voor</strong>al rekening gehou‐<br />
<strong>de</strong>n met inhou<strong>de</strong>lijke volledigheid (primary trait), in tegenstelling tot bv.<br />
vormelijke accuraatheid of aanwezigheid van genrekenemrken.<br />
De analyses van <strong>de</strong> teksten van KOP‐leerlingen leren ons echter dat we<br />
met 'ComEff' blijkbaar niet enkel focussen op <strong>de</strong> inhou<strong>de</strong>lijke volledigheid<br />
(primary trait) van <strong>de</strong> tekst, maar tegelijk ook raken aan het genrekenmerk<br />
"inbedding van belevingen van personages", omdat met name dat kenmerk<br />
problemen óf een meerwaar<strong>de</strong> kan opleveren met <strong>de</strong> lezergerichtheid (en<br />
dus 'ComEff') van <strong>de</strong> tekst. We zijn er namelijk op gestoten dat een aantal<br />
leerlingen die belevingen een plek geeft in het verhaal. Kress (1994) veron‐<br />
<strong>de</strong>rstelt dat het verwerken van concrete spreek‐ en <strong>de</strong>nktaal te maken zou<br />
kunnen hebben met <strong>de</strong> overgang van mon<strong>de</strong>linge naar schriftelijke taal,<br />
een taak waar<strong>voor</strong> alle ontluiken<strong>de</strong> stellers zich geplaatst zien. De concrete<br />
spreek(‐en <strong>de</strong>nk)taal is mon<strong>de</strong>linge taal, en <strong>voor</strong> jonge schrijvers veel meer<br />
vertrouwd dan <strong>de</strong> schriftelijke (met interpretaties doorweven) taal. Verge‐<br />
lijk in dat verband bij<strong>voor</strong>beeld zinnen 1 en 3. Een zin als zin 2 vormt vol‐<br />
gens Kress mogelijkerwijs een stapsteen tussen bei<strong>de</strong>, en dus ook tussen<br />
mon<strong>de</strong>linge en schriftelijke taal.
232<br />
Zin 1 Mama, mama, kom vlug, riep het meisje, ik ben zo bang.<br />
Zin 2 Het meisje riep haar mama en vroeg of ze vlug wil<strong>de</strong> ko‐<br />
men. Ze zei dat ze bang was.<br />
Zin 3 Het bange meisje wil<strong>de</strong> dat haar mama vlug naar haar toe<br />
kwam.<br />
Daarnaast mogen we ook veron<strong>de</strong>rstellen dat sommige leerlingen al aan‐<br />
voelen/weten dat naast <strong>de</strong> (feitelijke) belevenissen ook <strong>de</strong> (psychologische)<br />
belevingen van <strong>de</strong> personages een plaats moeten krijgen in het verhaal.<br />
Hun ervaring met mon<strong>de</strong>linge/schriftelijke verhalen op school of thuis heeft<br />
hen dat geleerd.<br />
Young children's narratives contain characters that are simply in‐<br />
struments of an action script. As they grow ol<strong>de</strong>r, children's stories<br />
inclu<strong>de</strong> characters whose motivations and feelings drive action. (...)<br />
Over time, young people become more a<strong>de</strong>pt in what Kress (1998)<br />
<strong>de</strong>scribed as the two important aspects of characterization: external<br />
factors (e.g., physical characteristics, dialogue, occupations and set‐<br />
ting) and internal factors (e.g., thoughts, attitu<strong>de</strong>s, memories, and<br />
dreams). (...) That is, children's narratives begin in what Bruner<br />
(1986) <strong>de</strong>scribed as a landscape of action and gradually incorporate<br />
what he called a landscape of consciousness, where characters' per‐<br />
ceptions, feelings, and un<strong>de</strong>rstandings of their world become central<br />
to the story. (Jarvey, McKeough, & Pyryt, 2008, p. 46‐47)<br />
Ook hebben we vastgesteld dat sommige leerkrachten die aandacht <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> belevingswereld van <strong>de</strong> personages stimuleren (Gelati & Boscolo, 2009),<br />
al botsten we dan wel eens op een Babelse spraakverwarring met betrek‐<br />
king tot begrippen als "fantasie", "creativiteit", "<strong>voor</strong>stellingsvermogen",<br />
"verzinsels",...<br />
Grosso modo kunnen we in ons materiaal vier types teksten on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n.<br />
In elk van <strong>de</strong> vier zien we een an<strong>de</strong>re verhouding tussen belevenissen en<br />
belevingen: (1) teksten waarin enkel <strong>de</strong> feiten vermeld wor<strong>de</strong>n (cf. een ver‐<br />
slag: belevenissen zon<strong>de</strong>r belevingen); (2) teksten waarin enkel spreek‐ en<br />
<strong>de</strong>nktaal verwerkt wordt (belevingen zon<strong>de</strong>r belevenissen); (3) teksten<br />
waarin een beperkt aantal instanties van spreek‐ en/of <strong>de</strong>nktaal niet a<strong>de</strong>‐<br />
quaat ingebed wordt (belevenissen en belevingen, zij het niet a<strong>de</strong>quaat in‐<br />
gebed), en (4) teksten waarin een beperkt aantal instanties van spreek‐<br />
en/of <strong>de</strong>nktaal a<strong>de</strong>quaat ingebed wordt (belevenissen en belevingen).
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 233<br />
Hoewel teksten van het eerste type heel begrijpelijk zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lezer (hij<br />
kan zich <strong>de</strong> episo<strong>de</strong>s <strong>voor</strong>stellen), zijn het vaak geen volwaardige verhalen.<br />
Qua 'ComEff' zoals ingevuld in <strong>de</strong>ze studie, scoren <strong>de</strong>ze teksten meestal wel<br />
voldoen<strong>de</strong> goed. Ook een tekst van het twee<strong>de</strong> type kan bezwaarlijk een<br />
verhaal genoemd wor<strong>de</strong>n. De lezer komt amper iets te weten over wat <strong>de</strong><br />
personages meemaakten, en <strong>de</strong> inkijk in <strong>de</strong> belevingswerel<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> per‐<br />
sonages is verwarrend, omdat het ondui<strong>de</strong>lijk is wie wat zegt/<strong>de</strong>nkt. Qua<br />
'ComEff' scoren <strong>de</strong>ze teksten sowieso zeer laag. Teksten van <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> soort<br />
zijn groten<strong>de</strong>els begrijpelijk, maar losse passages kunnen hier en daar <strong>voor</strong><br />
verwarring zorgen. Enkel teksten van <strong>de</strong> vier<strong>de</strong> soort zijn probleemloos wat<br />
dit aspect betreft.<br />
Het lijkt <strong>voor</strong> on<strong>de</strong>rzoekers bijgevolg aanbevelingswaardig om bij het <strong>de</strong>fi‐<br />
niëren van <strong>de</strong> primary trait <strong>voor</strong> <strong>de</strong> 'ComEff' van schriftelijke navertellingen<br />
rekening te hou<strong>de</strong>n met het genrekenmerk "inbedding van concrete<br />
spreek‐ en <strong>de</strong>nktaal van <strong>de</strong> personages".<br />
4.3.2 Actief willen participeren: een noodzakelijke of een voldoen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>‐<br />
waar<strong>de</strong>?<br />
Over <strong>de</strong> grenzen van <strong>de</strong> casussen is dui<strong>de</strong>lijk gewor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> acht leerlin‐<br />
gen tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> schrijfsessies een heel verschillen<strong>de</strong> mate van participatie<br />
aan <strong>de</strong> dag leggen. Ook uit Bijlagen A en B kan dat in een oogopslag blijken.<br />
On<strong>de</strong>r "actief wíllen participeren" verstaan we hier <strong>de</strong> actieve rol die leer‐<br />
lingen willen spelen tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> klassikale on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> schrijfsessie,<br />
bv. <strong>de</strong> introductiefase waarin het verhaal gereconstrueerd wordt, of <strong>de</strong><br />
feedbackfase. In Klas 1 zijn Karen (1) en Sad<strong>de</strong>din (1) sterk participatief inge‐<br />
stel<strong>de</strong> leerlingen: vingers in <strong>de</strong> lucht, "Juf, Juf,.." roepen, altijd wel een in‐<br />
breng willen doen. Kevin (1) en Merve (1) zijn rustigere types: zij participeren<br />
wel, maar zijn dui<strong>de</strong>lijk min<strong>de</strong>r hoor‐ en zichtbaar dan hun twee klasgeno‐<br />
ten. In Klas 2 zwaait Kella (2) <strong>de</strong> plak: zij wil <strong>voor</strong>tdúrend participeren, en par‐<br />
ticipeert ook <strong>voor</strong>tdurend. Kerèn (2) , Muhammet (2) en Sergen (2) wor<strong>de</strong>n am‐<br />
per opgemerkt.<br />
Uit <strong>de</strong> analyses kan het volgen<strong>de</strong> blijken met betrekking tot het effect van<br />
het actief willen participeren. (1) Willen particperen is géén voldoen<strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> <strong>voor</strong> groei: Sad<strong>de</strong>din (1) is gebrand op participatie, maar naar<br />
zijn inbreng wordt zel<strong>de</strong>n gevraagd, en indien toch, wordt die amper kwali‐
234<br />
teitsvol beantwoord. We stellen vast dat Sad<strong>de</strong>din stagneert. (2) Willen en<br />
zelfs mogen/kunnen participeren is geen voldoen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> <strong>voor</strong> groei:<br />
Karen (1) wil en mag geregeld participeren. Nochtans groeit zij niet <strong>voor</strong> het<br />
door ons bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> aspect: we mogen ervan uitgaan dat <strong>de</strong> aard van <strong>de</strong><br />
interactie (inhou<strong>de</strong>lijke kwaliteit, mate van responsiviteit) naar aanleiding<br />
van <strong>de</strong> inbreng van <strong>de</strong> betrokken leerling, wellicht meer doorweegt dan het<br />
aantal keren dat <strong>de</strong> leerling inbreng heeft (Van Gorp, 2010). (3) Actief (wil‐<br />
len) participeren is geen noodzakelijke <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> <strong>voor</strong> groei: Kerèn (2) , bij<br />
uitstek, maar ook klasgenoot Muhammet (2) komen amper aan bod tij<strong>de</strong>ns<br />
<strong>de</strong> klassikale lesfases, en krijgen ook weinig of geen geïndividualiseer<strong>de</strong><br />
feedback. Toch groeien ze. Als overhearers lijken ze op te nemen wat <strong>de</strong><br />
omgeving aan aanbod te bie<strong>de</strong>n heeft. (4) Actief willen participeren is een<br />
fantastische springplank. De wens van Sergen (2) tot participatie en <strong>de</strong> (ma‐<br />
tig) positieve reactie van <strong>de</strong> leerkracht laten zien dat op dat ogenblik ont‐<br />
wikkelen, groeien, leren "<strong>voor</strong> het grijpen ligt". Het hele systeem is volop in<br />
beweging: Sergen (2) wil zich inzetten; hij wil experimenteren. Het is vervol‐<br />
gens aan <strong>de</strong> leerkracht om dat gou<strong>de</strong>n moment niet te laten passeren. An‐<br />
<strong>de</strong>rs herschrijven we Sad<strong>de</strong>din (1) 's verhaal.<br />
4.4 Beperkingen van <strong>de</strong> studie en ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek<br />
We hebben er in <strong>de</strong>ze studie uitdrukkelijk <strong>voor</strong> gekozen om groei, ontwik‐<br />
keling, change in kaart te brengen, met name waar die plaatsgrijpt, hoe die<br />
eruit ziet, en waaraan die mogelijkerwijs (<strong>de</strong>els) te wijten is. We beperkten<br />
ons tot acht leerlingen in twee klassen. Dat gaf ons <strong>de</strong> mogelijkheid om met<br />
een uitgebrei<strong>de</strong> en gevarieer<strong>de</strong> dataset aan <strong>de</strong> slag te gaan. Daarmee slo‐<br />
ten we ook aan bij het uitgangspunt van Dynamic Systems Theory, <strong>de</strong> theo‐<br />
rie waarbinnen we <strong>de</strong>ze studie ka<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n.<br />
De resultaten van <strong>de</strong>ze studie zijn bijgevolg gebaseerd op een beperkt<br />
aantal casussen. We kunnen dus enkel spreken van hypotheses, die via bij‐<br />
komend kwalitatief on<strong>de</strong>rzoek nog verfijnd en genuanceerd kunnen wor‐<br />
<strong>de</strong>n, en vervolgens in een grootschaligere kwantitatieve studie getoetst<br />
zou<strong>de</strong>n moeten kunnen wor<strong>de</strong>n. Daarbij zou<strong>de</strong>n "on<strong>de</strong>rwijspedagogische<br />
ontmoetingen" (Terwel, 2004) geco<strong>de</strong>erd kunnen wor<strong>de</strong>n en – met aan‐<br />
dacht <strong>voor</strong> het moment in het proces en <strong>de</strong> daarbij behoren<strong>de</strong> contextfac‐<br />
toren – geanalyseerd en aan <strong>de</strong> concrete output gerelateerd kunnen wor‐<br />
<strong>de</strong>n. Op die manier zou men bij<strong>voor</strong>beeld kunnen achterhalen of <strong>de</strong> mate<br />
en/of duur van grilligheid in verband staat tot het on<strong>de</strong>rwijsaanbod (McKe‐<br />
ough, et al., 2005).
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 235<br />
We hebben <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze studie van ontwikkeling, groei, change heel wat keu‐<br />
zes gemaakt: <strong>de</strong> natuurlijke context van <strong>de</strong> klaspraktijk, tweemaal vier leer‐<br />
lingen, twee klassen, vier geobserveer<strong>de</strong> schrijfsessies per klas, één tekst<br />
per leerling per sessie (ev. twee drafts), een afgebakend aantal tekstken‐<br />
merken, kwalitatieve analyses van sessies en bevagingen, enz. We hebben<br />
echter geen absolute garanties met betrekking tot <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong>ze<br />
keuzes. Volstaan 4 tot 6 sessies/teksten op jaarbasis om een betrouwbare<br />
uitspraak te kunnen doen over het groeipatroon van een individuele leer‐<br />
ling? Hebben we <strong>de</strong> belevingen van leerkrachten en leerlingen bij <strong>de</strong> schrijf‐<br />
sessies voldoen<strong>de</strong> vali<strong>de</strong> en betrouwbaar in kaart kunnen brengen? Zijn<br />
tekstkenmerken als dusdanig, en <strong>de</strong> geselecteer<strong>de</strong> kenmerken in het bij‐<br />
zon<strong>de</strong>r, voldoen<strong>de</strong> a<strong>de</strong>quate indicatoren <strong>voor</strong> het ontwikkelingsproces van<br />
<strong>de</strong> leerlingen? Hebben we in onze "verdichte versies van het verloop" het<br />
on<strong>de</strong>rwijsproces en <strong>de</strong> belevingen van betrokken partijen voldoen<strong>de</strong> recht<br />
gedaan? Is onze eigen beschrijving van het veran<strong>de</strong>ringsproces per leerling<br />
wel voldoen<strong>de</strong> vali<strong>de</strong> en betrouwbaar?<br />
Nu het on<strong>de</strong>rzoek uitgevoerd is, hebben we re<strong>de</strong>nen om aan te nemen dat<br />
een aantal keuzes verantwoord was, zeker gezien het tijdsbestek van <strong>de</strong>ze<br />
studie. Méér tijd en méér mid<strong>de</strong>len had<strong>de</strong>n op bepaal<strong>de</strong> punten misschien<br />
wel tot an<strong>de</strong>re keuzes kunnen lei<strong>de</strong>n.<br />
We hebben <strong>de</strong> schrijfsessies (en dus gerichte leerkansen) <strong>voor</strong> leerlingen<br />
m.b.t. schriftelijke navertellingen één op één gekoppeld aan <strong>de</strong> observa‐<br />
tiemomomenten van <strong>de</strong>ze studie. Met an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n, élke begelei<strong>de</strong><br />
taak met betrekking tot dit specifieke genre van het <strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> school‐<br />
jaar is in bei<strong>de</strong> klassen door ons geobserveerd. In dat opzicht vorm<strong>de</strong> het<br />
aantal sessies (4/6) een <strong>voor</strong> <strong>de</strong> leerkrachten én <strong>voor</strong> <strong>de</strong> observator/on<strong>de</strong>r‐<br />
zoeker haalbaar én interessant "compromis". Zes meetmomenten is mis‐<br />
schien wel beperkt <strong>voor</strong> microgenetisch on<strong>de</strong>rzoek strictu sensu. Toch heb‐<br />
ben <strong>de</strong> zes metingen ons in staat gesteld om aan te tonen dat het groeipro‐<br />
ces niet lineair verloopt. Bovendien is het aantal ook voldoen<strong>de</strong> gebleken<br />
om in een individueel groeiproces fases van dynamiek en stabiliteit van el‐<br />
kaar te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n, net zoals het ook <strong>de</strong> kans heeft gegeven om "conso‐<br />
li<strong>de</strong>ring" vast te stellen. An<strong>de</strong>rzijds zou<strong>de</strong>n méér kwantitatieve data van <strong>de</strong><br />
afhankelijke variabelen (door meer waarnemingen) ons ook <strong>de</strong> mogelijk‐<br />
heid geven om het proces nog beter te volgen (Lavelli et al. 2005; Siegler,<br />
2006) en om ontwikkelingsprocessen te plotten op zodanige wijze dat<br />
"vanuit"/"bovenop" <strong>de</strong> variabiliteit ook ten<strong>de</strong>nsen aangegeven wor<strong>de</strong>n<br />
(Van Geert & Van Dijk, 2002; Van Geert & Steenbeek, 2008; Verspoor, Lo‐
236<br />
wie, & Van Dijk, 2008). Met meer meetmomenten had<strong>de</strong>n we echter het<br />
risico gelopen dat leerlingen afhaakten op <strong>de</strong> herhaling van <strong>de</strong> taak en/of<br />
dat leerkrachten "bezweken" on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> belasting van <strong>de</strong> observaties (tel‐<br />
kens twee volledige dagen per sessie).<br />
Voor <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeksvragen die we stel<strong>de</strong>n, lag een natuurlijke setting<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand, i.c. <strong>de</strong> klasvloer tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> begeleiding van een <strong>voor</strong> leer‐<br />
krachten vertrouw<strong>de</strong> schrijftaak (Long, 1980). DST‐gewijs had<strong>de</strong>n we <strong>de</strong><br />
analyses van <strong>de</strong>ze sessies moeten inbed<strong>de</strong>n in het geheel van <strong>de</strong> klaswer‐<br />
king, <strong>de</strong> school, het team, het professionele proces van <strong>de</strong> leerkracht, het<br />
on<strong>de</strong>rsteuningsklimaat in <strong>de</strong> thuisomgeving van <strong>de</strong> leerlingen (ou<strong>de</strong>rs,<br />
broers/zussen, gemeenschap), enz. Elk systeem is immers genest in en ge‐<br />
linkt aan zovele an<strong>de</strong>re systemen (Larsen‐Freeman & Cameron, 2008). Wij<br />
hebben in <strong>de</strong>ze studie echter niet buiten <strong>de</strong> sessie en ook niet over <strong>de</strong><br />
klasmuur gekeken. We zijn er nochtans van overtuigd dat daar nog boeiend<br />
"verklarend" materiaal gevon<strong>de</strong>n kan wor<strong>de</strong>n. Evenzeer DST‐gewijs hebben<br />
we er binnen <strong>de</strong> klasmuren wél <strong>voor</strong> gezorgd dat we <strong>de</strong> technische ingre‐<br />
pen zo beperkt mogelijk hiel<strong>de</strong>n. Na overleg met <strong>de</strong> leerkrachten hebben<br />
we er<strong>voor</strong> gekozen om twee compacte camera's telkens op twee (groepjes)<br />
leerlingen te richten, en niet op <strong>de</strong> leerkracht zelf. Daardoor is het ons <strong>voor</strong><br />
een beperkt aantal stukjes leerkrachttekst (gecapteerd via <strong>de</strong> persoonlijke<br />
audio‐recording van <strong>de</strong> leerkracht [draadloze dasspeldmicrofoon]) niet ge‐<br />
lukt om ze met zekerheid te kunnen ka<strong>de</strong>ren (met wie? aan <strong>de</strong> hand van<br />
welke documenten/materialen?). De audio‐opnames van <strong>de</strong> leerlingen wa‐<br />
ren beperkt tot wat één – weliswaar zeer gevoelige – klasmicrofoon kon<br />
capteren, en wat via twee draadloze dasspeldmicrofoontjes op <strong>de</strong> "camera‐<br />
leerlingen" opgenomen werd. We vermoe<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> audio‐visueel gecap‐<br />
teer<strong>de</strong> interacties van leerlingen on<strong>de</strong>rling nog bijkomen<strong>de</strong> verklaringen<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> vastgestel<strong>de</strong> patronen kunnen opleveren (Saddler & Graham,<br />
2005).<br />
We hebben er<strong>voor</strong> gekozen om met een uitgebrei<strong>de</strong> dataset te werken<br />
(naast observaties, ook bevragingen), waardoor we aan <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong><br />
betrokkenen zélf een stem hebben kunnen geven (Watson‐Gegeo, 1988;<br />
Polio, 1996). Enerzijds hebben we ervaren dat schriftelijke bevragingen van<br />
jonge (an<strong>de</strong>rstalige) leerlingen, waarin ze uitgenodigd wor<strong>de</strong>n om stil te<br />
staan bij het eigen (zeer complexe) leerproces, geen sinecure zijn. We zijn<br />
dan ook omzichtig omgesprongen met die data. Nochtans is het om twee<br />
re<strong>de</strong>nen zinvol om <strong>de</strong>ze mogelijkheid ver<strong>de</strong>r te exploreren: (1) <strong>voor</strong> <strong>de</strong> leer‐<br />
ling is reflectie een hefboom <strong>voor</strong> ontwikkeling (Janssens, 1999; Rijlaarsdam<br />
& Van <strong>de</strong>n Bergh, 2005; Rijlaarsdam & Couzijn, 2000) en (2) wetenschappe‐
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 237<br />
lijk on<strong>de</strong>rzoek naar het zeer individuele proces dat schrijftaalontwikkeling<br />
is, heeft nood aan betrouwbare en vali<strong>de</strong> instrumenten m.b.t. <strong>de</strong> belevin‐<br />
gen van <strong>de</strong>ze jonge leerlingen. Voor wie schrijven <strong>de</strong>ze jonge leerlingen?<br />
Waarmee zeggen ze het nog erg moeilijk te hebben wanneer ze een tekst<br />
op papier moeten zetten? Hoe ervaren leerlingen <strong>de</strong> interventies van leer‐<br />
krachten terwijl ze aan het schrijven zijn? Welke aandachtspunten staan bij<br />
het schrijven <strong>voor</strong>op? In welke mate zijn leerlingen bewust aan het leren<br />
schrijven? Op welk vlak <strong>de</strong>nken ze dat ze vor<strong>de</strong>ringen maken? Enzo<strong>voor</strong>t.<br />
An<strong>de</strong>rzijds wil<strong>de</strong>n we naar <strong>de</strong> belevingen van <strong>de</strong> leerkrachten polsen. De<br />
interviews met <strong>de</strong> leerkrachten hebben echter steeds on<strong>de</strong>r grote tijdsdruk<br />
plaatsgevon<strong>de</strong>n (binnen <strong>de</strong> "niet‐werktijd" van <strong>de</strong>ze leerkrachten). Daar‐<br />
door zijn we er niet altijd voldoen<strong>de</strong> in geslaagd om door te dringen tot <strong>de</strong><br />
subjectieve on<strong>de</strong>rwijstheorie van <strong>de</strong> betrokken leerkrachten (Kelchtermans,<br />
1994; Brindley & Jasinski Schnei<strong>de</strong>r, 2002; Wyatt‐Smith & Castleton, 2004;<br />
Borg, 2006): een gerichtere bevraging, bv. gebruikmakend van <strong>de</strong> "stimula‐<br />
ted‐recall techniek" (Gass & Mackey, 2000), zou misschien meer vruchten<br />
hebben kunnen afwerpen. Het intrigeert ons bij<strong>voor</strong>beeld sterk waarom<br />
bepaal<strong>de</strong> "gou<strong>de</strong>n kansen" al dan niet gegrepen wer<strong>de</strong>n: talrijker en com‐<br />
plexer dan een observator kan vaststellen, zijn immers <strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen waarom<br />
een leerkracht <strong>de</strong>ze of gene beslissing neemt (Borg, 2006).<br />
We opteer<strong>de</strong>n er<strong>voor</strong> om het groeiproces van <strong>de</strong> individuele leerling in<br />
kaart te brengen aan <strong>de</strong> hand van productiedata, meer bepaald van <strong>de</strong> sco‐<br />
res op acht parameters ('ComEff', 'AccuTU', 'CompTU', 'Spelling', 'Lengte',<br />
'Var', 'Coord', 'CompCL'). De parameters beschrijven uiteenlopen<strong>de</strong> aspec‐<br />
ten van <strong>de</strong> schriftelijke output. Dat toon<strong>de</strong>n we <strong>voor</strong> vier variabelen reeds<br />
aan in Studies 1 en 2 van dit proefschrift. Ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze vier<strong>de</strong> studie is het<br />
belangrijk gebleken om verschillen<strong>de</strong> parameters in <strong>de</strong> analyses te betrek‐<br />
ken: ze vertellen zelfs binnen het proces van één individu, hun eigen ver‐<br />
haal (Van Geert & Steenbeek, 2008; Larsen‐Freeman & Cameron, 2008).<br />
Gezien <strong>de</strong> achtergrond van <strong>de</strong> participanten aan het on<strong>de</strong>rzoek enerzijds,<br />
en het bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> genre an<strong>de</strong>rzijds, was het echter zinvol geweest om<br />
meer technische aspecten als 'handschrift' (Christensen, 2009; Medwell &<br />
Wray, 2008; Berninger et al., 1992; Cragg & Nation, 2006) en 'interpunctie'<br />
(Hall, 2009) of narratieve aspecten als 'verwijzingen naar <strong>de</strong> belevingswe‐<br />
reld van <strong>de</strong> personages' (Eaton, Collis, & Lewis, 1999; Norbury & Bischop,<br />
2003; Gelati & Boscolo, 2009) toe te voegen. In ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek kunnen<br />
die pistes zeker bewan<strong>de</strong>ld wor<strong>de</strong>n.<br />
Ten slotte hebben we op basis van alle beschikbare data drie verhalen<br />
verteld, een KOP‐verhaal, een MIDEN‐verhaal en een STAART‐verhaal. We
238<br />
hebben er op verschillen<strong>de</strong> manieren <strong>voor</strong> gezorgd dat ze niet volledig, of<br />
zelfs helemaal niet door eigen subjectieve interpretatie verdraaid wer<strong>de</strong>n.<br />
(1) De protocols van <strong>de</strong> schrijfsessies zijn samengesteld door onafhankelijke<br />
on<strong>de</strong>rzoeksassistenten. (2) De verdichtingen tot Bijlagen A en B gebeur<strong>de</strong>n<br />
door <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeker en een on<strong>de</strong>rzoeksassistent, eerst in we<strong>de</strong>rzijds over‐<br />
leg, vervolgens onafhankelijk van elkaar. Uitein<strong>de</strong>lijk zijn alle documenten<br />
door bei<strong>de</strong>n gelezen (eventueel aangepast) en goedgekeurd. (3) Ten slotte<br />
hebben we <strong>de</strong> beschrijvingen van <strong>de</strong> interacties tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> sessies (§3.1.2;<br />
§3.2.2 en §3.3.2) <strong>voor</strong>gelegd aan <strong>de</strong> betrokken leerkrachten (Duff & Early,<br />
1996; Spada, Ranta, & Lightbown, 1996; Polio, 1996). Als Bijlage 6 hebben<br />
we <strong>de</strong> volledige instemming met <strong>de</strong>ze weergave van Juf Trees, en <strong>de</strong> ge‐<br />
<strong>de</strong>eltelijke instemming met <strong>de</strong>ze weergave van Juf Ena opgenomen. Telefo‐<br />
nisch contact met die laatste heeft ons bevestigd in onze weergave van <strong>de</strong><br />
feiten.<br />
4.5 Conclusie<br />
Via een binnen Dynamics Systems Theory geka<strong>de</strong>rd, kwalitatief microgene‐<br />
tisch on<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> interacties tij<strong>de</strong>ns vier schrijfsessies tussen twee<br />
leerkrachten en acht leerlingen uit het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerjaar van twee concentra‐<br />
tiescholen, enerzijds, en van <strong>de</strong> concrete leerlingenteksten die tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong><br />
sessies geproduceerd zijn, aangevuld met een pre‐ en posttekst per leerling,<br />
an<strong>de</strong>rzijds, hebben we een antwoord willen formuleren op <strong>de</strong> dubbele<br />
hoofdvraag van <strong>de</strong>ze studie, nl. "Goed <strong>voor</strong> sterk, sterk <strong>voor</strong> zwak?" Echter,<br />
eer<strong>de</strong>r dan een ja‐/of nee‐antwoord te geven op <strong>de</strong> vraag of het huidige<br />
stelon<strong>de</strong>rwijs in <strong>de</strong> twee klassen in<strong>de</strong>rdaad tegemoet komt aan dat motto,<br />
hebben we mogelijke verban<strong>de</strong>n tussen on<strong>de</strong>rwijsaanbod en output bloot‐<br />
gelegd (motors of <strong>de</strong>velopment, Larsen‐Freeman & Cameron, 2008, p. 141).<br />
Zo hebben we kunnen aantonen dat "sterk" en "zwak" relatieve begrippen<br />
zijn in <strong>de</strong> context van het "ontluikend stelon<strong>de</strong>rwijs": elk van <strong>de</strong> acht leer‐<br />
lingen van het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> leerjaar bevindt zich met betrekking tot <strong>de</strong> complexe,<br />
cognitief veeleisen<strong>de</strong> taak "een schriftelijke navertelling realiseren" in een<br />
instabiele fase, zij het elk wel op zijn/haar eigen manier. Zodoen<strong>de</strong> is dui<strong>de</strong>‐<br />
lijk kunnen wor<strong>de</strong>n dat elk van <strong>de</strong> acht leerlingen nood heeft aan kwali‐<br />
teitsvolle on<strong>de</strong>rsteuning <strong>voor</strong>, tij<strong>de</strong>ns en na het concrete schrijfproces. Ten<br />
slotte hebben onze analyses <strong>de</strong> cruciale rol van <strong>de</strong> leerkracht in schrijfon‐<br />
<strong>de</strong>rwijs blootgelegd, <strong>voor</strong>al (maar niet uitsluitend) <strong>voor</strong> kwetsbare leerlin‐<br />
gen, met name zij die <strong>voor</strong> hun geletterdheidsontwikkeling naar weinig an‐<br />
<strong>de</strong>re resources dan het on<strong>de</strong>rwijs kunnen grijpen. (Moats, Foorman, & Tay‐
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 239<br />
lor, 2006). Gelukkig hebben we – net als Moats, Foorman, & Taylor (2006) –<br />
een hoopvol effect van on<strong>de</strong>rwijs kunnen vaststellen:<br />
(...) writing can improve, even in children of low verbal skill, when<br />
higher quality instruction occurs (...) (Moats, Foorman, & Taylor,<br />
2006, 381)<br />
Bij wijze van samenvatting kunnen we verwijzen naar Mercer (1995), die<br />
het als volgt formuleert:<br />
(...) that a learner's actual achievement is never just a reflection of<br />
that individual's inherent ability, but is also a measure of the effec‐<br />
tiveness of the communication between a teacher and a learner.<br />
(Mercer, 1995, p. 72)<br />
Gezien het grote belang van een schoolse vaardigheid als schrijven <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
ver<strong>de</strong>re schoolloopbaan van elk van <strong>de</strong> leerlingen, hebben <strong>de</strong> resultaten<br />
van dit on<strong>de</strong>rzoek ook een knipperlichtfunctie <strong>voor</strong> on<strong>de</strong>rwijs: het zou erg<br />
jammer zijn dat bepaal<strong>de</strong> leerlingen door zwak ontluikend‐stelvaardigheids‐<br />
on<strong>de</strong>rwijs on<strong>de</strong>rwijskansen zou<strong>de</strong>n missen. Daarom hopen we dat <strong>de</strong> resul‐<br />
taten van dit on<strong>de</strong>rzoek aangewend wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> opleiding en/of tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong><br />
bijscholing van leerkrachten. Daarnaast reikt dit on<strong>de</strong>rzoek ook concrete<br />
hypotheses aan die via ver<strong>de</strong>r kwantitatief on<strong>de</strong>rzoek getoetst kunnen<br />
wor<strong>de</strong>n.
240<br />
BIJLAGE 1<br />
© <strong>Centrum</strong> <strong>voor</strong> <strong>Taal</strong> en On<strong>de</strong>rwijs, K.U.Leuven<br />
Tekeningen: I. Vanbekbergen
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 241<br />
BIJLAGE 2: INSTRUCTIES AAN DE LEERKRACHT<br />
Beste juf XXX<br />
Zoals beloofd, vind je hierbij <strong>de</strong> twee pictografische reeksen (verhalen zon<strong>de</strong>r tekst) <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
eerste schrijfsessie. De opdracht luidt dat <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren een verhaal schrijven bij <strong>de</strong> prenten‐<br />
reeks <strong>voor</strong> een lezer die niet beschikt over <strong>de</strong> prentenreeks, noch op <strong>de</strong> hoogte is van <strong>de</strong><br />
gebeurtenissen. Je mag kiezen met welke reeks je werkt. Het is uiteraard <strong>de</strong> bedoeling dat<br />
het individuele kind slechts bij één reeks een verhaal schrijft. Ter herinnering voeg ik nog<br />
even <strong>de</strong> afspraken toe die we eer<strong>de</strong>r maakten (cf. mail van 14.09):<br />
Afspraak 1 De kin<strong>de</strong>ren krijgen wor<strong>de</strong>n pas op <strong>de</strong> eerste observatiedag gecon‐<br />
fronteerd met <strong>de</strong> opdracht. De opdracht zélf wordt dus niet concreet <strong>voor</strong>bereid tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong><br />
dagen hieraan <strong>voor</strong>afgaand.<br />
Concreet betekent dit dat <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren <strong>de</strong> prenten die bij <strong>de</strong> opdracht horen, pas <strong>voor</strong> het<br />
eerst te zien krijgen op <strong>de</strong> eerste observatiedag. En dat ze ook dan pas te horen krijgen dat ze<br />
bij die prenten een verhaal mogen schrijven.<br />
Afspraak 2 Je brengt <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren tegen het eind van <strong>de</strong> eerste observatiedag tot<br />
een individueel schrijfproduct binnen <strong>de</strong> grenzen van <strong>de</strong> opdracht.<br />
Opm.1: Alle werkvormen zijn goed om tot dat schrijfproduct te komen, als <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren tegen<br />
het eind van <strong>de</strong> dag maar een individueel productje afleveren.<br />
Opm.2: De aard van het product dat <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren maken, ligt binnen <strong>de</strong> grenzen van <strong>de</strong> op‐<br />
dracht (een verhaal schrijven), maar hoeft niet noodzakelijk al <strong>de</strong> uitein<strong>de</strong>lijke versie te zijn.<br />
Afspraak 3 Aan het eind van <strong>de</strong> eerste observatiedag kijk jij <strong>de</strong> productjes na. Je<br />
doet dat zoals je dat zelf wilt, het liefst zoals je dat an<strong>de</strong>rs doet bij schrijfopdrachten.<br />
Opm.3:Voor zeer grote klasgroepen, wil ik met <strong>de</strong> leerkracht naar een oplossing zoeken <strong>voor</strong><br />
het nakijk‐werk.<br />
Afspraak 4 Op <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> dag krijgen <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren hun schrijfproductjes terug.<br />
Binnen <strong>de</strong> grenzen van <strong>de</strong>ze afspraken mag jij die opdracht aanpakken zoals je zélf wilt. Ik<br />
wil je hierbij wel graag op het hart drukken, dat je je aanpak het best volledig laat aansluiten<br />
bij jouw manier van werken in <strong>de</strong>ze klas, want dan voelen <strong>de</strong> leerlingen zich het meest op<br />
hun gemak, en jij natuurlijk ook. Ik wijs je wel nog graag even op het volgen<strong>de</strong>:<br />
dag 1, dag<strong>de</strong>el 4 (<strong>voor</strong> <strong>de</strong> laatste bel)<br />
‐> vragenlijstjes <strong>voor</strong> leerlingen en leerkracht: ikzelf zal het vragenlijstje met <strong>de</strong> leerlingen<br />
overlopen, terwijl jij je eigen vragenlijst invult;<br />
dag 1, avond<br />
‐> nakijkwerk: wat en hoe bepaal je zelf<br />
dag 2, middagpauze<br />
‐> enkele interviews met kin<strong>de</strong>ren; zo mogelijk met 4 kin<strong>de</strong>ren<br />
dag 2, meteen na school<br />
‐> een gesprek van een 30‐tal minuten<br />
Hartelijk dank <strong>voor</strong> je me<strong>de</strong>werking. Als je vragen hebt, of als je twijfelt aan het een of an‐<br />
<strong>de</strong>r, bel of mail me dan gerust! Lieve Verhey<strong>de</strong>n
242<br />
BIJLAGE 3: SCHRIFTELIJKE BEVRAGING VAN DE LEERLINGEN<br />
Je hebt vandaag een verhaal geschreven bij prentjes.<br />
Lees <strong>de</strong> vraag en omcirkel het gezichtje dat past.<br />
Let op: bij elke vraag: 1 gezichtje!<br />
11. Vond je het leuk om een verhaal te schrijven bij <strong>de</strong> prenten?<br />
JA! Heel erg leuk!<br />
NEE!Helemaal niet<br />
leuk!<br />
EEN BEETJE WEL!<br />
EEN BEETJE NIET!<br />
12. Vond je het makkelijk om een verhaal te schrijven bij <strong>de</strong> prenten?<br />
JA!! Heel gemakkelijk!!<br />
NEE!! Heel erg<br />
moeilijk!<br />
EEN BEETJE WEL!<br />
EEN BEETJE NIET!<br />
13. Heb je een goed verhaal geschreven bij <strong>de</strong> prenten, <strong>de</strong>nk je?<br />
JA!! Een HEEL GOED<br />
verhaal!<br />
NEE!! Een SLECHT<br />
verhaal<br />
EEN BEETJE WEL!<br />
EEN BEETJE NIET!<br />
14. Waarop heb je gelet terwijl je schreef? (dag1)<br />
15. Waarop ga je volgen<strong>de</strong> keer proberen te letten? (dag 2)<br />
IK WEET HET NIET<br />
IK WEET HET NIET!<br />
IK WEET HET NIET!
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 243<br />
BIJLAGE 4: SCHATTINGSFORMULIER VOOR DE LEERKRACHTEN<br />
Beste leerkracht, je vindt hierbij een ge<strong>de</strong>eltelijke klaslijst. Kun je naast elke naam een<br />
inschatting maken van het volgen<strong>de</strong>, en wel door het juiste antwoord te omcirkelen.<br />
Zo mogelijk verantwoord je heel bondig je schatting.<br />
Kolom 1<br />
‐> <strong>de</strong> leerling heeft plezier beleefd aan <strong>de</strong> schrijfactiviteit<br />
geen i<strong>de</strong>e ‐‐ ‐ + + ++<br />
verantwoording:<br />
Kolom 2<br />
‐> <strong>de</strong> leerling heeft zich ingespannen om <strong>de</strong> opdracht zo goed mogelijk uit te voeren<br />
geen i<strong>de</strong>e ‐‐ ‐ + + ++<br />
verantwoording:<br />
Kolom 3<br />
‐> <strong>de</strong> kwaliteit van het schrijfproduct van <strong>de</strong> leerling is ...<br />
geen i<strong>de</strong>e ‐‐ ‐ + + ++<br />
verantwoording:<br />
Observatieperio<strong>de</strong> 1 ‐ Klaslijst dag 1<br />
Naam Co<strong>de</strong> Argumentatie<br />
Kella plezier GI ‐‐ ‐ + + ++<br />
inspanning GI ‐‐ ‐ + + ++<br />
kwaliteit GI ‐‐ ‐ + + ++<br />
Bilal plezier GI ‐‐ ‐ + + ++<br />
...<br />
inspanning GI ‐‐ ‐ + + ++<br />
kwaliteit GI ‐‐ ‐ + + ++
244<br />
BIJLAGE 5: TEKSTEN VAN SERGEN (KLAS 2)<br />
Sergen, november 2006<br />
Sergen, januari 2007
GOED VOOR STERK, STERK VOOR ZWAK? 245<br />
Sergen, maart 2007
246<br />
Bijlage 6: instemmingen van <strong>de</strong> betrokken leerkrachten
CONCLUSIE<br />
© <strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>. Vier studies over ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid. 2010.
248<br />
Met onze vier empirische studies over <strong>de</strong> ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid van<br />
veelal kansarme, van huis uit an<strong>de</strong>rstalige leerlingen in Vlaamse basisscho‐<br />
len hebben we een zo goed als onontgonnen <strong>de</strong>eldomein van <strong>de</strong> schoolse<br />
competentie "schrijven" geëxploreerd. Centraal stond daarbij <strong>de</strong> vraag naar<br />
wat er zich achter <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rsteld enkelvoudige en rechte ontwikkelings‐<br />
<strong>lijn</strong> van "min<strong>de</strong>r goed" naar "beter", afspeelt, en of alle leerlingen op dat<br />
vlak eenzelf<strong>de</strong> "verhaal schrijven".<br />
Om die vragen te kunnen beantwoor<strong>de</strong>n volg<strong>de</strong>n we tij<strong>de</strong>ns schooljaar<br />
2006‐2007 in het 3 e en 4 e leerjaar 1 van vier concentratiescholen 2 uit het<br />
Vlaamse basison<strong>de</strong>rwijs 3 vier schrijfsessies rond schriftelijke navertellingen.<br />
We verzamel<strong>de</strong>n <strong>de</strong> teksten die door <strong>de</strong> leerlingen (N=157) tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong>ze<br />
sessies en bij <strong>de</strong> <strong>voor</strong>‐ en natoetsing geproduceerd wer<strong>de</strong>n, maakten audio‐<br />
en vi<strong>de</strong>o‐opnames van het lesverloop en <strong>de</strong> interacties, en organiseer<strong>de</strong>n<br />
mon<strong>de</strong>linge en schriftelijke bevragingen van <strong>de</strong> betrokkenen (leerkrachten<br />
en leerlingen). Daarnaast verzamel<strong>de</strong>n we ook <strong>voor</strong>‐ en nateksten van 60<br />
leerlingen in telkens twee klassen van drie scholen waar we geen observa‐<br />
ties <strong>de</strong><strong>de</strong>n. De vier schrijfsessies waarover hierboven sprake en waar<strong>voor</strong><br />
wijzelf het materiaal aanlever<strong>de</strong>n (prentenreeks), vervingen an<strong>de</strong>re (taal‐<br />
metho<strong>de</strong>‐) gebon<strong>de</strong>n schrijfopdrachten. Zij wer<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> leerkrachten<br />
volledig naar eigen goeddunken vormgegeven. We hebben dan ook geen<br />
effect van <strong>de</strong> door ons aangestuur<strong>de</strong> sessies kunnen vaststellen. Met an<strong>de</strong>‐<br />
re woor<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> resultaten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> natoetsing van <strong>de</strong> klassen waar observa‐<br />
ties plaatsvon<strong>de</strong>n, weken niet significant af van <strong>de</strong> resultaten van <strong>de</strong> klas‐<br />
sen waar niet geobserveerd werd.<br />
De vele observaties van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijspraktijk, <strong>de</strong> gesprekken met <strong>de</strong><br />
klasleerkrachten en an<strong>de</strong>re betrokkenen, <strong>de</strong> lectuur van hon<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n leerlin‐<br />
gentekstjes, en het daaropvolgen<strong>de</strong> mixed methods on<strong>de</strong>rzoek (Johnson &<br />
Onwuegbuzie, 2004) hebben tot boeien<strong>de</strong> inzichten geleid met betrekking<br />
tot "tekstkwaliteit", "on<strong>de</strong>rzoek van ontwikkeling of change" en "stelon‐<br />
<strong>de</strong>rwijs". In <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> drie paragrafen gaan we op elk van die thema's in.<br />
1 e e<br />
Het 3 leerjaar komt overeen met groep 5, het 4 leerjaar met groep 6. Het betreft dus gro‐<br />
ten<strong>de</strong>els 8‐ tot 10‐jarige leerlingen.<br />
2<br />
Een concentratieschool is een school die een hoge concentratie aan leerlingen heeft met<br />
eenzelf<strong>de</strong> of sterk vergelijkbare etnische of sociale achtergrond. Het gaat meestal om leerlin‐<br />
gen van allochtone afkomst.<br />
3<br />
Aangezien dit on<strong>de</strong>rzoek <strong>de</strong>el uitmaakt van het grotere on<strong>de</strong>rzoek naar "Hefbomen <strong>voor</strong><br />
krachtige GOK‐leeromgevingen" van het Steunpunt Gelijke On<strong>de</strong>rwijskansen (2005‐2009),<br />
sluit <strong>de</strong> selectie van scholen, leerkrachten en focusleerlingen <strong>voor</strong> dit on<strong>de</strong>rzoek aan bij <strong>de</strong><br />
keuzes die in dat ruimere ka<strong>de</strong>r gemaakt wer<strong>de</strong>n (Van Gorp & Verhey<strong>de</strong>n, 2006).
CONCLUSIE 249<br />
Er is echter nog meer: als on<strong>de</strong>rzoeker hebben we met <strong>de</strong> acht betrokken<br />
leerkrachten en hun directies een bijzon<strong>de</strong>r intens parcours afgelegd. In<br />
een vier<strong>de</strong> en laatste paragraaf willen we onze belangrijkste ervaringen<br />
daaromtrent <strong>de</strong>len.<br />
1. Parameters <strong>voor</strong> tekstkwaliteit als mogelijke indicator van stelvaar‐<br />
digheid<br />
"Stelvaardigheid" is een breed begrip. Te breed, en ook te abstract om als<br />
dusdanig on<strong>de</strong>rwerp van on<strong>de</strong>rzoek te zijn. Wij hebben er<strong>voor</strong> geopteerd<br />
om "stelvaardigheid" te operationaliseren via <strong>de</strong> output van <strong>de</strong> stelvaardig‐<br />
heidsverwerven<strong>de</strong> leerling, namelijk zijn/haar teksten.<br />
Etymologisch hebben teksten veel gemeen met weefsels: het gaat in<br />
bei<strong>de</strong> gevallen om een intrigerend samenspel tussen schering en inslag,<br />
met knooppunten en datgene wat ertussen ligt. Welke knooppunten pre‐<br />
cies <strong>de</strong> kwaliteit van het weefsel uitmaken, is een lastige vraag. Voor <strong>de</strong><br />
teksten van <strong>de</strong> ontluiken<strong>de</strong> stellers in ons on<strong>de</strong>rzoek baken<strong>de</strong>n we in eerste<br />
instantie zeven kwaliteitskenmerken af die we belangrijk achtten <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
fase van stelvaardigheid waarin <strong>de</strong> leerlingen zich bevon<strong>de</strong>n, en die ook al<br />
in an<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek hun relevantie bewezen had<strong>de</strong>n: één "subjectief" ken‐<br />
merk, 'Communicatieve effectiviteit', is een holistische maat, en heeft met<br />
<strong>de</strong> receptie van <strong>de</strong> tekst te maken: komt <strong>de</strong> boodschap over? The proof is in<br />
the eating of the pudding. Daarnaast on<strong>de</strong>rscheid<strong>de</strong>n we 'Inhoud' en vijf<br />
linguïstische variabelen met betrekking tot accuraatheid en complexiteit,<br />
die zich op woord‐, zins‐ en tekstniveau bevin<strong>de</strong>n: 'Lexicale rijkdom', 'Com‐<br />
plexiteit van <strong>de</strong> T‐unit', 'Accuraatheid van <strong>de</strong> T‐unit', 'Spelling' en 'Referen‐<br />
tiële cohesie'.<br />
Via dit on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> realisatie van zeven taal‐ en tekstkenmerken in<br />
schriftelijke navertellingen hebben we kunnen vaststellen dat het ogen‐<br />
schijnlijk eenduidige construct "(ontluiken<strong>de</strong>) stelvaardigheid" in <strong>de</strong>ze stu‐<br />
die een complex en dynamisch systeem gebleken is. <strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>lijn</strong> van<br />
"min<strong>de</strong>r goed" naar "beter" bevindt zich een complex geheel van (al dan<br />
niet sterk) samenhangen<strong>de</strong> en on<strong>de</strong>rling inter‐ageren<strong>de</strong> <strong>de</strong>elvaardighe<strong>de</strong>n,<br />
dat door <strong>de</strong> tijd heen veran<strong>de</strong>rt, en verschilt van individu tot individu.
250<br />
1.1 Zeven "eigenzinnige" variabelen<br />
Voor <strong>de</strong> zeven variabelen merkten we op dat hun on<strong>de</strong>rlinge samenhang in<br />
<strong>de</strong> leerlingenteksten niet groot was, behalve met 'Communicatieve Effecti‐<br />
viteit', waarmee <strong>de</strong> zes objectieve variabelen matig tot sterk positief corre‐<br />
leer<strong>de</strong>n, zij het enigszins wisselend tussen meetmomenten. Die samenhang<br />
zette ons in Studie 3 aan om 'Communicatieve effectiviteit' als een repre‐<br />
sentatieve of generieke indicator <strong>voor</strong> tekstkwaliteit te beschouwen. De zes<br />
"objectieve" variabelen correleer<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rling matig tot niet: ze represen‐<br />
teer<strong>de</strong>n met an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n verschillen<strong>de</strong> aspecten van tekstkwaliteit. We<br />
merkten wel een zekere groepering in variabelen die met 'complexiteit' op<br />
vormelijk (form‐as‐ambition) of inhou<strong>de</strong>lijk vlak te maken hebben en varia‐<br />
belen die met 'accuraatheid' (form‐as‐accuracy) te maken hebben.<br />
We stel<strong>de</strong>n ook vast dat <strong>de</strong> samenhang tussen <strong>de</strong> zes objectieve variabelen<br />
in <strong>de</strong> leerlingenteksten van meetmoment tot meetmoment wissel<strong>de</strong>, en dat<br />
<strong>de</strong> variabelen on<strong>de</strong>rling weinig samenhang vertoon<strong>de</strong>n qua groei of toe‐<br />
name: <strong>voor</strong>uitgang van <strong>de</strong> ene variabele ging (van individu tot individu) wis‐<br />
selend samen met <strong>voor</strong>‐ en achteruitgang van an<strong>de</strong>re variabelen, wat wees<br />
op algehele maar niet <strong>voor</strong>spelbare tra<strong>de</strong>‐off 4 . Slechts hier en daar dook<br />
enige systematiek op: in het 3 e leerjaar stel<strong>de</strong>n we tra<strong>de</strong>‐off vast tussen<br />
form‐as‐accuracy en form‐as‐ambition. In het 4 e leerjaar zien we een gelijk<br />
op‐/afgaan tussen form‐as‐ambition en 'Inhoud'. We mogen ervan uitgaan<br />
dat we in <strong>de</strong>ze resultaten <strong>de</strong> impact zien van een complex samenspel tus‐<br />
sen spontane (taal)ontwikkeling enerzijds en on<strong>de</strong>rwijsgerelateer<strong>de</strong> prik‐<br />
kels an<strong>de</strong>rzijds. In ie<strong>de</strong>r geval kunnen we besluiten dat stellen/schrijven,<br />
zoals door ons geconcretiseerd, <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze leerlingen (nog) volop in ontwik‐<br />
keling is.<br />
Gezien <strong>de</strong> beperkte samenhang van <strong>de</strong> variabelen is het niet verwon<strong>de</strong>rlijk<br />
dat multiniveau‐analyses aantoon<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> zeven tekstkenmerken elk een<br />
eigen verhaal vertel<strong>de</strong>n. Zowel qua gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> toename tij<strong>de</strong>ns één<br />
schooljaar als qua gevoeligheid <strong>voor</strong> <strong>de</strong> impact van <strong>de</strong> kindkenmerken<br />
'thuistaal' en 'SES' en het klaskenmerk 'samenstelling naar thuistaal' ver‐<br />
schil<strong>de</strong>n <strong>de</strong> zeven kenmerken on<strong>de</strong>rling aanzienlijk. Op basis van <strong>de</strong> gemid‐<br />
<strong>de</strong>l<strong>de</strong> toename op één schooljaar tijd kon<strong>de</strong>n we vier categorieën on<strong>de</strong>r‐<br />
schei<strong>de</strong>n, nl. – in volgor<strong>de</strong> van aanzienlijke naar beperkte toename – (1)<br />
4 Voor winst op het ene vlak wordt "betaald" met verlies op het an<strong>de</strong>re.
CONCLUSIE 251<br />
'Lexicale rijkdom'; (2) 'Communicatieve effectiviteit', 'Inhoud' en 'Spelling';<br />
(3) <strong>de</strong> zinsvariabelen 'Accuraatheid en Complexiteit van <strong>de</strong> T‐unit' en (4)<br />
'Referentiële cohesie'. Wat <strong>de</strong> gevoeligheid van <strong>de</strong> taal‐ en tekstkenmerken<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzochte verklaren<strong>de</strong> variabelen betreft, merkten we op dat <strong>de</strong><br />
meeste variantie door thuistaal verklaard werd, en niet door SES, zoals in<br />
vele an<strong>de</strong>re studies het geval is. Enkel <strong>voor</strong> <strong>de</strong> holistische variabele 'Com‐<br />
municatieve effectiviteit' en <strong>voor</strong> 'Spelling' <strong>voor</strong>spel<strong>de</strong> SES een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong><br />
scores. 'Thuistaal' <strong>voor</strong>spel<strong>de</strong> een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> 'Inhoud', 'Com‐<br />
plexiteit en Accuraatheid van <strong>de</strong> T‐unit' en 'Referentiële cohesie'. Het klas‐<br />
kenmerk 'Samenstelling naar thuistaal' bleek een significante <strong>voor</strong>speller<br />
van <strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> 'Complexiteit en Accuraatheid van <strong>de</strong> T‐unit', en 'Refe‐<br />
rentiële cohesie'. 'Lexicale rijkdom' was als enige variabele ongevoelig <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> door ons on<strong>de</strong>rzochte kind‐ of klaskenmerken.<br />
1.2 'Communicatieve effectiviteit'<br />
Met betrekking tot <strong>de</strong> operationalisering van tekstkwaliteit is het belangrijk<br />
om te vermel<strong>de</strong>n dat we er in dit on<strong>de</strong>rzoek in geslaagd zijn om <strong>de</strong> "subjec‐<br />
tieve" variabele 'Communicatieve effectiviteit' betrouwbaar te meten (in‐<br />
terjurybetrouwbaarheid is ruim voldoen<strong>de</strong>: .83 < ρ < .87), en dat in tegen‐<br />
stelling tot wat in <strong>de</strong> literatuur vaak gesuggereerd wordt (Tindal & Parker,<br />
1989). We vermoe<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> elementen bijgedragen hebben tot<br />
<strong>de</strong> betrouwbaarheid van <strong>de</strong> meting: (1) we werkten met een beperkt aantal<br />
schaalwaar<strong>de</strong>n [7], en ankerteksten om schaalwaar<strong>de</strong>n 2, 4 en 6 te dui<strong>de</strong>n;<br />
(2) we opteer<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> een "primaire‐trekbeoor<strong>de</strong>ling": juryle<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n –<br />
on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re gezien <strong>de</strong> zeer grote diversiteit van teksten – gericht op <strong>de</strong><br />
essentie van communicatieve effectiviteit, nl. "heb je kunnen achterhalen<br />
wat <strong>de</strong> hoofdpersonages meemaakten?"; (3) we werkten met semi‐<br />
professionele juryle<strong>de</strong>n, nl. 67 laatstejaarsstu<strong>de</strong>nten van <strong>de</strong> opleiding tot<br />
leerkracht basison<strong>de</strong>rwijs; (4) <strong>de</strong> juryle<strong>de</strong>n hoef<strong>de</strong>n elk slechts 25 tot 30<br />
(volledig anoniem gemaakte en gedigitaliseer<strong>de</strong>) leerlingenteksten te be‐<br />
oor<strong>de</strong>len, en (5) <strong>de</strong> juryle<strong>de</strong>n kregen eenduidige instructies en ook oefen‐<br />
kansen, waarvan het resultaat in groep besproken werd. Er werd hen met<br />
het oog op <strong>de</strong> primary trait dui<strong>de</strong>lijk meege<strong>de</strong>eld dat vormelijke onnauw‐<br />
keurighe<strong>de</strong>n en typische genrekenmerken, gezien <strong>de</strong> leeftijd van <strong>de</strong> schrij‐<br />
vers, in <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling niet centraal hoef<strong>de</strong>n te staan. Ten slotte (6), stel‐<br />
<strong>de</strong>n we <strong>de</strong> te beoor<strong>de</strong>len pakketten per jury/jurylid volledig random samen,<br />
en wel zo dat elk product minstens driemaal aan bod kwam, zij het telkens<br />
in an<strong>de</strong>rs samengestel<strong>de</strong> pakketten (slangenstructuur).
252<br />
Gelet op <strong>de</strong> grootte van <strong>de</strong> groep beoor<strong>de</strong>laars mogen we generaliseren<br />
over <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>laars heen en stellen dat het inschakelen van laatstejaars‐<br />
leerkrachten‐in‐opleiding <strong>voor</strong> dit soort beoor<strong>de</strong>lingen gunstige resultaten<br />
afwerpt, dat <strong>de</strong> werkwijze via welke wij hen 'Communicatieve effectiviteit'<br />
hebben laten scoren, voldoet, en dat <strong>de</strong> complexe slangenstructuur die we<br />
<strong>voor</strong> het random samenstellen en toekennen van <strong>de</strong> pakketten in elkaar<br />
boksten, zijn vruchten afwierp.<br />
1.3 Suggesties <strong>voor</strong> <strong>de</strong> selectie van variabelen bij ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek<br />
We hebben via <strong>de</strong> vier studies ook <strong>de</strong> grenzen van enkele variabelen kun‐<br />
nen ervaren en nieuwe parameters ont<strong>de</strong>kt. Zo dachten we met 'Lexicale<br />
rijkdom' een goed compromis gevon<strong>de</strong>n te hebben tussen een productie‐<br />
afhankelijke maat en een woor<strong>de</strong>nschatmaat. Toch is dat compromis <strong>voor</strong><br />
onze leerlingenteksten niet altijd interessant gebleken, <strong>voor</strong>al niet vanuit<br />
het oogpunt van woor<strong>de</strong>nschat of <strong>de</strong> rijkdom van het lexicon. Niet zozeer<br />
het feit dat we niet corrigeer<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lengte van <strong>de</strong> tekst (cf. type token<br />
ratio), dan wel dat we op geen enkele wijze verreken<strong>de</strong>n of een woord<br />
goed dan wel verkeerd ingezet werd, heeft <strong>de</strong> maat ons inziens enigszins<br />
verschraald. Het zou zinvol zijn om <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>nschat van dit soort leerlin‐<br />
genteksten met een fijnmaziger systeem te scoren, dat bij<strong>voor</strong>beeld reke‐<br />
ning houdt met <strong>de</strong> al dan niet correcte inzet en/of met <strong>de</strong> moeilijkheids‐<br />
graad van <strong>de</strong> gekozen woor<strong>de</strong>n (frequentie/lengte).<br />
Hetzelf<strong>de</strong> geldt mutatis mutandis <strong>voor</strong> 'Referentiële cohesie'. Ook met<br />
<strong>de</strong>ze parameter bestreken we eigenlijk een tweeledige invulling, die we –<br />
achteraf gezien – <strong>voor</strong> onze leerlingenteksten misschien beter had<strong>de</strong>n op‐<br />
geplitst. We combineer<strong>de</strong>n immers een eenduidigheidsbeoor<strong>de</strong>ling (Weten<br />
we naar wie verwezen wordt?) met een oor<strong>de</strong>el over tekstuele‐<br />
a<strong>de</strong>quaatheid (Is <strong>de</strong>ze verwijzing tekstueel a<strong>de</strong>quaat in die zin dat <strong>de</strong> cohe‐<br />
sie gediend wordt?). Ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze parameter zou<strong>de</strong>n we in ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>r‐<br />
zoek van dit soort leerlingenteksten pleiten om hem op te splitsen, bv. in<br />
een form‐as‐accuracy gerelateer<strong>de</strong> variabele waarmee we <strong>de</strong> grammaticale<br />
correctheid van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>naamwoordkeuze in kaart brengen, en een form‐as‐<br />
ambition gerelateer<strong>de</strong> variabele die <strong>de</strong> tekstuele a<strong>de</strong>quaatheid vat.<br />
Met betrekking tot <strong>de</strong> holistische variabele 'Communicatieve effectiviteit'<br />
hebben we opgemerkt dat <strong>de</strong> primaire‐trekkeuze, nl. "inhou<strong>de</strong>lijke volle‐<br />
digheid", onvermij<strong>de</strong>lijk aan het genrekenmerk "inbedding van belevingen<br />
van personages" raakte, omdat niet‐a<strong>de</strong>quate inbedding negatieve gevol‐
CONCLUSIE 253<br />
gen had <strong>voor</strong> <strong>de</strong> begrijpelijkheid van <strong>de</strong> tekst, en dus <strong>voor</strong> <strong>de</strong> overdracht<br />
van <strong>de</strong> inhoud. Zeker <strong>voor</strong> <strong>de</strong> studie van teksten van jonge stellers, die zich<br />
volop in <strong>de</strong> overgang van mon<strong>de</strong>linge naar schriftelijke taal bevin<strong>de</strong>n, en<br />
zich on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re daarom graag verlaten op stukjes spreek‐ en <strong>de</strong>nktekst,<br />
is dat inzicht belangrijk.<br />
Via <strong>de</strong> kwalitatieve analyses van schrijfproductjes én schrijfsessies zijn we er<br />
ten slotte ook achtergekomen dat <strong>voor</strong> leerlingenteksten van onze doel‐<br />
groep enkele an<strong>de</strong>re variabelen belangrijke indicatoren van tekstkwaliteit<br />
kunnen zijn. We <strong>de</strong>nken daarbij in eerste instantie aan <strong>de</strong> concretiseringen<br />
van Myhills (2009) trajectories, die we in <strong>de</strong> laatste studie invoer<strong>de</strong>n. Met<br />
die variabelen kon<strong>de</strong>n we <strong>de</strong> overgang van veeleer mon<strong>de</strong>ling getinte<br />
schrijftaal naar veeleer schriftelijk getinte schrijftaal, die zo centraal staat<br />
bij het ontluikend stellen, nog preciezer in kaart brengen. In concreto gaat<br />
het om 'Variatie in <strong>de</strong> zin' (inversie + on<strong>de</strong>rschikking), 'Afwezigheid van ne‐<br />
venschikken<strong>de</strong> voegwoor<strong>de</strong>n bij het begin van <strong>de</strong> zin', en 'Gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> clau‐<br />
se‐lengte', die – iets nauwkeuriger dan 'Complexiteit van <strong>de</strong> T‐unit' – ont‐<br />
wikkeling op zinsniveau lijkt te vatten. In twee<strong>de</strong> instantie kwam in diezelf‐<br />
<strong>de</strong> studie ook het belang van 'Handschrift' op <strong>de</strong> <strong>voor</strong>grond. Leerlingen die<br />
niet goed "ter penne" zijn, en tij<strong>de</strong>ns het schrijfproces bijgevolg veel aan‐<br />
dacht en energie aan execution (transcriptie) moeten beste<strong>de</strong>n, hebben<br />
wellicht onvoldoen<strong>de</strong> mentale ruimte over om te focussen op inhoud, for‐<br />
mulering en/of structuur. Het verdient aanbeveling om <strong>de</strong>ze variabele op te<br />
nemen in schrijfvaardigheidson<strong>de</strong>rzoek bij een vergelijkbare leerlingenpo‐<br />
pulatie.<br />
Al <strong>de</strong>ze vaststellingen wijzen ons er ook op dat <strong>de</strong> leerling die "een verhaal‐<br />
tje bij prentjes moet schrijven" <strong>voor</strong> een zeer complexe opdracht staat,<br />
waarbij vele <strong>de</strong>elprocessen gecoördineerd moeten wor<strong>de</strong>n. De leerkracht<br />
die haar leerlingen bij <strong>de</strong> ontwikkeling van <strong>de</strong>ze complexe vaardigheid wil<br />
on<strong>de</strong>rsteunen, staat eveneens <strong>voor</strong> een uitdagen<strong>de</strong> opdracht. Zij moet aan<br />
een klasgroep van individueel en grillig groeien<strong>de</strong> leerlingen (zie §2) op het<br />
juiste ogenblik <strong>de</strong> juiste impulsen geven (zie §3).<br />
2. On<strong>de</strong>rzoek naar ontwikkeling of change<br />
In dit on<strong>de</strong>rzoek zijn we op empirische basis tot <strong>de</strong> vaststelling gekomen dat<br />
<strong>de</strong> groei in tekstkwaliteit (als indicator <strong>voor</strong> schrijfvaardigheid) in <strong>de</strong> fase<br />
van ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid niet recht<strong>lijn</strong>ig verloopt. Larsen‐Freeman
254<br />
en Cameron (2008) spreken over "the waxing and waning of patterns",<br />
waarmee <strong>de</strong> leer<strong>de</strong>r fases van stabiliteit laat volgen op fases van instabili‐<br />
teit, en plaatsen dat proces tegenover "discrete and stage‐like (ladd<strong>de</strong>r‐like)<br />
<strong>de</strong>velopment".<br />
Dynamic Systems Theory schrijft die waxing and waning toe aan het feit dat<br />
"schrijfvaardigheidsverwerving", net als leren lopen bij<strong>voor</strong>beeld, een com‐<br />
plex en dynamisch systeem is waarop een sterk individueel en steeds wisse‐<br />
lend samenspel van leer<strong>de</strong>r‐endogene en leer<strong>de</strong>r‐exogene factoren een<br />
haast on<strong>voor</strong>spelbare impact heeft. Als men wil begrijpen hoe ontwikkeling<br />
tot stand komt, is het bijgevolg belangrijk, aldus DST, om <strong>de</strong> individuele<br />
groeipa<strong>de</strong>n van <strong>de</strong>ze jonge leer<strong>de</strong>rs ge<strong>de</strong>tailleerd in kaart te brengen in<br />
plaats van zich in a grand sweep te beperken tot <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> waar<strong>de</strong> van<br />
een grote groep proefpersonen, waarbij <strong>de</strong> individuele afwijking als error<br />
beschouwd wordt, of tot <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> waar<strong>de</strong> per individu, waarbij <strong>de</strong><br />
fluctuaties tussen verschillen<strong>de</strong> metingen als error afgedaan wor<strong>de</strong>n. In het<br />
eerste geval betekent dit dat <strong>de</strong> informatiewaar<strong>de</strong> van inter‐individuele<br />
variantie te weinig erkend wordt. In het twee<strong>de</strong> geval gebeurt hetzelf<strong>de</strong><br />
met <strong>de</strong> informatie die <strong>de</strong> intra‐individuele variantie blootlegt.<br />
Dat uitgangspunt roept twee fundamentele vragen op. De eerste vraag be‐<br />
treft het gebruikelijke on<strong>de</strong>rzoek naar ontwikkeling of groei en naar <strong>de</strong> im‐<br />
pact van verklaren<strong>de</strong> variabelen op ontwikkeling of groei. De twee<strong>de</strong> vraag<br />
betreft <strong>de</strong> meerwaar<strong>de</strong> van Dynamic Systems Theory <strong>voor</strong> ontluiken<strong>de</strong> stel‐<br />
vaardigheid (in een twee<strong>de</strong>‐taal).<br />
2.1 De studie van ontwikkeling<br />
In ons on<strong>de</strong>rzoek toon<strong>de</strong>n we <strong>voor</strong> ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid aan dat het<br />
opnemen van intra‐individuele variantie tot een kwaliteitsvoller mo<strong>de</strong>l leid‐<br />
<strong>de</strong>, en dat we amper inter‐individuele systematiek kon<strong>de</strong>n vaststellen. De<br />
kwalitatieve analyses van Studie 4 bevestig<strong>de</strong>n <strong>de</strong> realiteitswaar<strong>de</strong> van die<br />
individuele fluctuaties: groeien, leren, ontwikkelen lijkt in <strong>de</strong>ze fase een<br />
individueel en grillig proces, waarop talloze factoren wisselend inspelen.<br />
Die vaststellingen roepen vragen op bij <strong>de</strong> "dwarsdoorsne<strong>de</strong>n van groei"<br />
die we via een pre‐ en posttest in Studies 1 en 2 van dit proefschrift maak‐<br />
ten, en die we ook in heel wat an<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek zien terugkeren. In Figuur<br />
2.1 stellen we twee fictieve groei<strong>lijn</strong>en <strong>voor</strong> gebaseerd op tien observatie‐<br />
momenten. Hoezeer zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong> resultaten verschillen wanneer <strong>de</strong> groei op
CONCLUSIE 255<br />
basis van metingen 1 en 2 in kaart gebracht wordt, dan wel op basis van<br />
metingen 1' en 2' of 1 en 2'? In het ene geval is <strong>de</strong> ene leerling koploper, in<br />
het an<strong>de</strong>re geval <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re leerling; in een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> geval zijn ze volledig aan<br />
elkaar gewaagd. Hoe an<strong>de</strong>rs zou<strong>de</strong>n bijgevolg ook <strong>de</strong> resultaten <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
impact van onafhankelijke variabelen zijn op <strong>de</strong> scores op discrete meet‐<br />
momenten (cf. Studie 1) alsook op <strong>de</strong> scores <strong>voor</strong> leerwinst (cf. Studie 2)?<br />
Om die re<strong>de</strong>n willen we <strong>voor</strong>zichtig omspringen met dat on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van <strong>de</strong><br />
resultaten van Studies 1 en 2.<br />
Op <strong>de</strong> vraag of die situatie an<strong>de</strong>rs wordt wanneer onze jonge stellers <strong>de</strong><br />
ontluiken<strong>de</strong> fase ontgroeid zullen zijn, moeten we het antwoord schuldig<br />
blijven. Ook <strong>de</strong> ons beken<strong>de</strong> studies focussen immers meestal op <strong>de</strong> ontlui‐<br />
ken<strong>de</strong> fases van vaardigheidsverwerving.<br />
Prestatie<br />
9<br />
8<br />
7<br />
6<br />
5<br />
4<br />
3<br />
2<br />
1<br />
0<br />
meting 1<br />
leerling 2<br />
leerling 1<br />
Groei<br />
meting 2 meting 1'<br />
t1 t2 t3 t4 t5 t6 t7 t8 t9 t10<br />
Tijd<br />
Figuur 2.1<br />
Twee fictieve groei<strong>lijn</strong>en op basis van tien observaties.<br />
meting 2'<br />
Ondanks <strong>de</strong> vraagtekens met betrekking tot <strong>de</strong> mate waarin en <strong>de</strong> momen‐<br />
ten waarop grilligheid tot <strong>de</strong> essentie van ontwikkeling behoort, wor<strong>de</strong>n we<br />
toch aangespoord om ook <strong>voor</strong>zichtig om te springen met <strong>de</strong> resultaten van<br />
on<strong>de</strong>rwijseffectiviteitson<strong>de</strong>rzoek. On<strong>de</strong>rwijs is het in<strong>de</strong>rdaad aan zichzelf,<br />
<strong>de</strong> leerlingen en <strong>de</strong> samenleving verplicht om te streven naar <strong>de</strong> grootst<br />
mogelijke effectiviteit, in <strong>de</strong> betekenis dat het met <strong>de</strong> aangereikte mid<strong>de</strong>len<br />
<strong>de</strong> door het on<strong>de</strong>rwijsbeleid <strong>voor</strong>opgestel<strong>de</strong> einddoelen zo goed mogelijk<br />
haalt <strong>voor</strong> zoveel mogelijk leerlingen. Het wordt daarbij geholpen door on‐<br />
<strong>de</strong>rwijseffectiviteitson<strong>de</strong>rzoek, "one of the biggest growth areas in educa‐
256<br />
tional research over recent years" (Coe & Fitz‐Gibbon, 1998, p. 421), dat<br />
nagaat in welke mate <strong>de</strong> effectiviteit van on<strong>de</strong>rwijsverstrekkers (scholen,<br />
leerkrachten) – gegeven instroom‐ en contextkenmerken – <strong>voor</strong> bepaal<strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rwijsdoelstellingen verschilt, en waaraan die verschillen (<strong>de</strong>els) toege‐<br />
schreven kunnen wor<strong>de</strong>n. De vaststellingen in ons on<strong>de</strong>rzoek lei<strong>de</strong>n echter<br />
tot enkele kritische kanttekeningen bij dit soort on<strong>de</strong>rzoek, die overigens<br />
bevestigd wor<strong>de</strong>n door het uitblijven van stabiele resultaten, bij<strong>voor</strong>beeld<br />
met betrekking tot het wezenlijke vraagstuk over <strong>de</strong> impact van leerkrach‐<br />
ten: dàt leerkrachten het verschil maken, wordt niet in betwist. Wél heerst<br />
er grote ondui<strong>de</strong>lijkheid over <strong>de</strong> mate waarin en <strong>de</strong> manier waarop ze dat<br />
doen.<br />
Ten eerste plaatsen we een vraagteken bij <strong>de</strong> impliciete aanname dat<br />
groei recht<strong>lijn</strong>ig verloopt, en dus <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reen op een vergelijkbare wijze.<br />
Het meeste longitudinale effectiviteitson<strong>de</strong>rzoek beperkt zich immers tot<br />
twee meetmomenten (two waves). Van Rogosa (1995) weten we echter dat<br />
"A straight line passing through two points is the most complex functional<br />
form that can be fit." (Rogosa, 1995, p.9) In tegenstelling tot wat we in dit<br />
proefschrift kon<strong>de</strong>n aantonen, wordt ontwikkeling in heel wat on<strong>de</strong>rzoek<br />
onterecht in een "recht<strong>lijn</strong>ig keurslijf" gestopt.<br />
Vervolgens vragen we ons af wat <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> is van <strong>de</strong> correlaties van<br />
scores op meetmoment 1 of 2 en zelfs ook van leerwinstscores, met achter‐<br />
grondvariabelen zoals 'SES' en 'sekse', of met procesvariabelen. We stel<strong>de</strong>n<br />
immers vast dat <strong>de</strong> rankings van leerlingen van meetmoment tot meetmo‐<br />
ment wisselen. Ver<strong>de</strong>r kunnen we opmerken dat meestal geen rekening<br />
gehou<strong>de</strong>n wordt met het feit dat verklaren<strong>de</strong> variabelen wellicht niet in een<br />
strak lineair verband staan tot <strong>de</strong> outputvariabelen, zoals we zelf ook vast‐<br />
stel<strong>de</strong>n in Studie 3, en dat procesvariabelen een differentieel effect uit‐<br />
oefenen op het leerproces van <strong>de</strong> betrokken leerlingen, zoals we aantoon‐<br />
<strong>de</strong>n in Studie 4. Deze kanttekeningen bij het gangbaar on<strong>de</strong>rwijseffectivi‐<br />
teitson<strong>de</strong>rzoek, sporen ons aan om <strong>voor</strong>zichtig en kritisch om te springen<br />
met <strong>de</strong> resultaten van dat on<strong>de</strong>rzoek.<br />
2.2 Dynamic Systems Theory en ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheidsontwikkeling<br />
(in een twee<strong>de</strong> taal)<br />
De twee<strong>de</strong> fundamentele vraag betreft <strong>de</strong> meerwaar<strong>de</strong> van Dynamic Sys‐<br />
tems Theory <strong>voor</strong> ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheidsontwikkeling (in een twee<strong>de</strong><br />
taal). Wie greep wil krijgen op (ogenschijnlijk grillige) ontwikkeling en op<br />
het complex van factoren waardoor die ontwikkeling aangestuurd wordt,
CONCLUSIE 257<br />
moet – aldus DST – een gecontextualiseerd ontwikkelingsproces in kaart<br />
brengen op basis van microgenetisch on<strong>de</strong>rzoek (wat een stevige <strong>de</strong>nsiteit<br />
qua observaties impliceert) én zich bovendien richten op het niveau van het<br />
individu door erkenning van inter‐ en intra‐individuele variabiliteit. Het re‐<br />
sultaat van <strong>de</strong>ze bena<strong>de</strong>ring <strong>voor</strong> wat ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid betreft,<br />
hebben we vastgelegd in Studies 3 en 4 van dit proefschrift. Aan <strong>de</strong> ene<br />
kant bevestig<strong>de</strong>n <strong>de</strong> multiniveau‐analyses het belang van intra‐ en interin‐<br />
dividuele variabiliteit, weliswaar met ogenschijnlijke chaos tot gevolg. Ter<br />
illustratie hernemen we met Figuur 2.2 <strong>de</strong> <strong>voor</strong>stelling van <strong>de</strong> meest kwali‐<br />
teitsvolle schattingen van het verloop van 'Communictieve effectiviteit' in<br />
het 3 e leerjaar. Aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant slaag<strong>de</strong>n we er via <strong>de</strong> kwalitatieve ana‐<br />
lyses van Studie 4 in om die ogenschijnlijke chaos <strong>voor</strong> enkele cases te ver‐<br />
klaren: <strong>de</strong> inbedding van output (i.c. een schrijfproduct) in <strong>de</strong> eigen ont‐<br />
staanscontext ervan (i.c. <strong>de</strong> schrijfsessie) bleek zeer zinvol. We zijn er ons<br />
echter van bewust dat het in Studie 4 enkel om eerste exploraties gaat.<br />
Figuur 2.2<br />
'Communicatieve effectiviteit' op 6 meetmomenten in het 3 e leerjaar (N=30):<br />
schattingen gebaseerd op het Dynamic Systems‐mo<strong>de</strong>l.<br />
Toch sporen <strong>de</strong> positieve resultaten van die exploraties ons aan om het mi‐<br />
crogenetisch on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> relatie tussen context en output met be‐<br />
trekking tot ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid ver<strong>de</strong>r te zetten, en wel zo dat we<br />
via kwantitatief multiniveau‐on<strong>de</strong>rzoek nagaan of bepaal<strong>de</strong>, mogelijks van
258<br />
meetmoment tot meetmoment wisselen<strong>de</strong> aspecten van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijscon‐<br />
text, al dan niet in interactie met bepaal<strong>de</strong> types leer<strong>de</strong>rs, <strong>de</strong> variantie bin‐<br />
nen <strong>de</strong> output kunnen verklaren, tussen leer<strong>de</strong>rs en/of binnen leer<strong>de</strong>rs.<br />
Indien dat het geval is, weten we dat <strong>de</strong> cases van Studie 4 geen toe‐<br />
valstreffers waren, en bevestigen we <strong>de</strong> meerwaar<strong>de</strong> van DST <strong>voor</strong> ontlui‐<br />
ken<strong>de</strong> stelvaardigheid. Immers, met zo'n mo<strong>de</strong>l zou het grote belang van<br />
inter‐individuele verschillen erkend wor<strong>de</strong>n, en/of ook aangetoond wor<strong>de</strong>n<br />
dat intra‐individuele fluctuaties méér zijn dan storingen op <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>. Immers,<br />
achter <strong>de</strong> ogenschijnlijke grilligheid en chaos zou dan een systeem schuil‐<br />
gaan, dat ons helpt om greep te krijgen op <strong>de</strong> werkelijkheid en er construc‐<br />
tief mee om te gaan. Dat zou ook betekenen dat we het zeer sterk context‐<br />
gebon<strong>de</strong>n karakter van ontwikkeling fundamenteel erkennen: groei moeten<br />
we dan beschouwen als "lokaler" dan meestal aangenomen wordt. Een<br />
opmerking van een leerkracht op een bepaald moment kan meer impact<br />
hebben dan al datgene wat haar in het algemeen karakteriseert. DST<br />
spreekt over het butterfly‐effect.<br />
Larsen‐Freeman en Cameron (2008) anticiperen op die wetenschappelij‐<br />
ke bevestiging wanneer zij zeggen:<br />
(...) language emerges 'upwards' in the sense that language‐using<br />
patterns arise from individuals using language interacively, adapting<br />
to one another's resources (Larsen‐Freeman & Cameron, 2008, p. 80)<br />
Indien we er echter niet in slagen om met meetmoment na meetmoment<br />
opgeteken<strong>de</strong> contextfactoren (al dan niet in interactie met bepaal<strong>de</strong> types<br />
leer<strong>de</strong>rs) <strong>de</strong> meetmomentgebon<strong>de</strong>n outputvariantie tussen en/of binnen<br />
leerlingen te verklaren, moeten we besluiten dat het DST‐mo<strong>de</strong>l zoals we<br />
het in Studie 3 <strong>voor</strong>stel<strong>de</strong>n, te veel toevalsfluctuaties bevat, en dus geen<br />
meerwaar<strong>de</strong> biedt. Op dat ogenblik is het raadzamer om te kiezen <strong>voor</strong> een<br />
mo<strong>de</strong>l dat meer abstractie maakt van intra‐individuele en/of inter‐<br />
individuele variantie bij<strong>voor</strong>beeld.<br />
Vanuit het perspectief van Dynamic Systems Theory, waarin het complexe<br />
samenspel van <strong>de</strong>elsystemen on<strong>de</strong>rstreept wordt, lijkt het in dit verband<br />
ook aangewezen dat <strong>de</strong> processen van change <strong>voor</strong> verschillen<strong>de</strong> afhanke‐<br />
lijke variabelen tegelijkertijd in kaart gebracht wor<strong>de</strong>n. In Studie 4 hebben<br />
we dat soort combinaties aan <strong>de</strong> hand van kwalitatieve analyses geëxplo‐<br />
reerd. Door variabelen te combineren kon<strong>de</strong>n we in individuele leerlingpro‐<br />
cessen fases van meer en min<strong>de</strong>r stabiliteit on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n. We hebben die<br />
oefening echter niet kwantitatief verkend. Statistisch is dat − op zijn zachtst
CONCLUSIE 259<br />
gezegd − een zeer grote uitdaging, waar<strong>voor</strong> multiniveau‐analyses en een<br />
grote dataset onontbeerlijk zijn. De resultaten van Studies 1 en 2, meer be‐<br />
paald in <strong>de</strong> vorm van zeven uiteenlopen<strong>de</strong> verhalen over zeven tekstken‐<br />
merken, wijzen er echter op dat het zinvol zou zijn om een <strong>de</strong>rgelijke poging<br />
te on<strong>de</strong>rnemen.<br />
Instead of single causal variables, we have interconnecting and self‐<br />
organizing systems that co‐adapt and that may display sud<strong>de</strong>n dis‐<br />
continuities and the emergence of new mo<strong>de</strong>s and behaviors. A good<br />
application of complexity theory <strong>de</strong>scribes the system, its constitu‐<br />
ents, their contingencies, and also their interactions. Teasing out the<br />
(local) relationships and explaining their dynamics are key tasks of<br />
the researcher working from a complex systems perspective. (Larsen‐<br />
Freeman & Cameron, 2008, p. 237)<br />
Conclu<strong>de</strong>rend mogen we <strong>voor</strong>lopig stellen dat <strong>de</strong> (ontluiken<strong>de</strong>) ontwikke‐<br />
ling van <strong>de</strong> taal‐ en tekstkenmerken waarmee we "stelvaardigheid" in dit<br />
on<strong>de</strong>rzoek geoperationaliseerd hebben, niet recht<strong>lijn</strong>ig (positief) verloopt.<br />
Integen<strong>de</strong>el, we stellen op individueel vlak veel intra‐individuele variabili‐<br />
teit vast, m.a.w. "dynamiek". Ook inter‐individueel zien we <strong>voor</strong>lopig meer<br />
dynamiek dan systematiek. Ver<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek zal moeten uitwijzen of <strong>de</strong><br />
erkenning van intra‐ en inter‐individuele variabiliteit ons in<strong>de</strong>rdaad helpt<br />
om <strong>de</strong> ontwikkeling van ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid in kaart te brengen.<br />
Opnieuw plaatsen we onszelf in <strong>de</strong> schoenen van <strong>de</strong> leerling en <strong>de</strong> basis‐<br />
schoolleerkracht. De ontluiken<strong>de</strong> steller bevindt zich in een "instabiele" fa‐<br />
se: <strong>de</strong> "nieuwe" taak en erbij behoren<strong>de</strong> criteria (<strong>de</strong>els wel, <strong>de</strong>els niet ge‐<br />
expliciteerd) spreken uiteenlopen<strong>de</strong> <strong>de</strong>elvaardighe<strong>de</strong>n aan. De leerling<br />
zoekt al doen<strong>de</strong> uit (exploreert, experimenteert) welke <strong>de</strong>elprocessen hij<br />
op welke wijze wil/kan/moet inzetten. De begelei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> leerkracht voelt<br />
aan dat <strong>de</strong> verwerving van <strong>de</strong>elvaardighe<strong>de</strong>n door haar leerlingen "met val‐<br />
len en opstaan" gebeurt. Bovendien merkt ze ongetwijfeld ook op dat <strong>voor</strong><br />
een complexe vaardigheid als "stellen" een aantal verschillen<strong>de</strong> bewegin‐<br />
gen door elkaar lopen, en dat geen twee leerlingen hetzelf<strong>de</strong> proces door‐<br />
lopen, laat staan zich in eenzelf<strong>de</strong> "fase" bevin<strong>de</strong>n. Net als wij, is zij zich<br />
ongetwijfeld bewust van <strong>de</strong> complexe taak waar<strong>voor</strong> zij zich tij<strong>de</strong>ns haar<br />
begeleiding van stelvaardigheidsontwikkeling geplaatst voelt.
260<br />
3. Stelon<strong>de</strong>rwijs<br />
Uit <strong>de</strong> literatuur weten we dat stel‐/schrijfon<strong>de</strong>rwijs een stiefmoe<strong>de</strong>rlijk<br />
behan<strong>de</strong>ld on<strong>de</strong>rwijsdomein is. Over <strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen wordt vaak gespeculeerd:<br />
concrete ontwikkelings<strong>lijn</strong>en/leer<strong>lijn</strong>en ontbreken; er is geen dui<strong>de</strong>lijkheid<br />
over effectieve wijzen van on<strong>de</strong>rsteuning; als leerkracht zie je geen vor<strong>de</strong>‐<br />
ringen; zolang <strong>de</strong> leerlingen niet "voldoen<strong>de</strong>" goed zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> mon<strong>de</strong>linge<br />
vaardighe<strong>de</strong>n en <strong>voor</strong> lezen, heeft investeren in schrijven geen zin; evalue‐<br />
ren (m.i.v. feedback) is niet alleen arbeidsintensief, maar dui<strong>de</strong>lijke houvast<br />
ontbreekt (subjectiviteit is troef!); schrijf‐/stelon<strong>de</strong>rwijs vraagt veel lestijd;<br />
schrijven kan niet geleerd wor<strong>de</strong>n: "je hebt het of je hebt het niet"; enz.<br />
Stellen is in<strong>de</strong>rdaad geen monolitische vaardigheid, maar een complex en<br />
dynamisch geheel van interageren<strong>de</strong> <strong>de</strong>elsysteempjes, dat op zijn beurt<br />
genest zit, o.a. in een taalsysteem. Bovendien is <strong>de</strong> verwerving van zo'n<br />
complex systeem sterk individueel bepaald, want een steeds wisselend sa‐<br />
mengaan van leer<strong>de</strong>r‐endogene en leer<strong>de</strong>r‐exogene factoren speelt erop in.<br />
Dat maakt <strong>de</strong> groeipa<strong>de</strong>n van stellers‐in‐wording erg grillig en uniek.<br />
Voor een leerkracht betekent dat alles dat ze weinig concreet houvast<br />
heeft. Los van het feit dat alle leerlingen een an<strong>de</strong>r groeipad volgen, stelt<br />
<strong>de</strong> leerkracht ook vast dat ogenschijnlijke "verworvenhe<strong>de</strong>n" van een indi‐<br />
viduele leerling relatief zijn: een tekstkenmerk waarop in <strong>de</strong> ene tekst al<br />
behoorlijk gescoord werd, kan in een volgen<strong>de</strong> tekst compleet <strong>de</strong> mist in‐<br />
gaan. Bovendien kan on<strong>de</strong>rwijsaanbod <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ene leerling op het ene<br />
moment wél, maar <strong>voor</strong> een an<strong>de</strong>re leerling op datzelf<strong>de</strong> moment gewoon<br />
géén verschil maken. Differentiëren, op zijn minst in <strong>de</strong> individuele on<strong>de</strong>r‐<br />
steuning van <strong>de</strong> leerlingen, wordt bijgevolg belangrijk. Voortgaan<strong>de</strong> op <strong>de</strong><br />
dynamische complexiteit van <strong>de</strong> vaardigheid, vraagt het afstemmen van <strong>de</strong><br />
individuele on<strong>de</strong>rsteuning van een twintigtal leerlingen een zeer grote sen‐<br />
sibiliteit en flexibiliteit.<br />
In het licht van <strong>de</strong> veelheid aan vakdomeinen waarrond een basisschool‐<br />
leerkracht on<strong>de</strong>rwijs moet aanreiken, en die allemaal in enigerlei mate om<br />
<strong>de</strong> hierboven vermel<strong>de</strong> professionele houding vragen, begrijpen we <strong>de</strong><br />
mentale belasting en <strong>de</strong> mogelijks daaruit <strong>voor</strong>tvloeien<strong>de</strong> onmacht van<br />
leerkrachten. We vin<strong>de</strong>n die echter niet wenselijk, noch <strong>voor</strong> <strong>de</strong> leerkracht<br />
zelf, noch <strong>voor</strong> <strong>de</strong> leerlingen.
3.1 "For good or for bad"<br />
CONCLUSIE 261<br />
Toch maakt on<strong>de</strong>rwijs het verschil. Dat stel<strong>de</strong>n we ook vast met onze explo‐<br />
raties van Studie 4. In haar typering van <strong>de</strong> klaspraktijk benoemen Larsen‐<br />
Freeman en Cameron (2008) het proces van gesprekspartners (leerlin‐<br />
gen/leerkrachten) die zich we<strong>de</strong>rzijds aan elkaar aanpassen, waardoor<br />
"stabilized patterns of action, including language action, emerge" (p. 199)<br />
met <strong>de</strong> term "co‐adaptatie". Onmid<strong>de</strong>llijk voegen <strong>de</strong> auteurs toe:<br />
Our <strong>de</strong>bate about human agency comes full circle here—because co‐<br />
adaptation is neutral or undirected, i.e. it can be for good or for bad,<br />
there is no escaping the need for agents in the system to take ethical<br />
responsibility for its dynamics. (Larsen‐Freeman & Cameron, 2008, p.<br />
199)<br />
Dat is precies wat we observeer<strong>de</strong>n, met name in Studie 4, waarbij we ons<br />
uitsluitend toespitsten op het veran<strong>de</strong>ringsproces bij <strong>de</strong> leerling. Leerlingen<br />
reageren vanuit hun hoogst individuele positie (bv. meer of min<strong>de</strong>r stel‐<br />
vaardig) op het aanbod vanuit <strong>de</strong> omgeving, dat we in onze studie beperk‐<br />
ten tot "leerkrachtprikkels". Voor sommige leerlingen (zowel sterke als<br />
zwakke) werkte dat positief: in Studie 2 toon<strong>de</strong>n we reeds aan hoe laagSES<br />
in het 3 e leerjaar <strong>voor</strong>uitgang maakte. In an<strong>de</strong>re gevallen zagen we een ver‐<br />
an<strong>de</strong>ring in <strong>de</strong> negatieve zin, on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re wegens algehele stagnatie: Stu‐<br />
die 2 reveleer<strong>de</strong> dat hoogSES in het 3 e leerjaar zo goed als geen vor<strong>de</strong>rin‐<br />
gen maakte. In Studie 4 concretiseer<strong>de</strong>n we het proces van 'adaptatie' <strong>voor</strong><br />
tweemaal vier leerlingen in twee verschillen<strong>de</strong> klassen. Voor <strong>de</strong> KOP‐<br />
leerlingen van Klas 1, die het in dit soort taken <strong>voor</strong>namelijk moeilijk leken<br />
te hebben met <strong>de</strong> inbedding van directe re<strong>de</strong>, brachten <strong>de</strong> schrijfsessies op<br />
dat punt geen soelaas; in Klas 2 daarentegen, kwam <strong>de</strong> leerkracht meer‐<br />
maals op het on<strong>de</strong>rwerp terug, en zagen we dat <strong>de</strong> KOP‐leerlingen een po‐<br />
sitief proces doormaakten. Dui<strong>de</strong>lijker nog dan bij <strong>de</strong> KOP‐leerlingen heb‐<br />
ben we bij <strong>de</strong> MIDDEN‐leerlingen co‐adaptatie opgemerkt, zowel "for good"<br />
als "for bad": Muhammet en Merve, twee mid<strong>de</strong>lmatige starters, adapteer‐<br />
<strong>de</strong>n zich in hun stelproducten gaan<strong>de</strong>weg aan <strong>de</strong> input van hun respectieve<br />
leerkracht. Muhammet (Klas 2) leek te drijven op <strong>de</strong> golven die <strong>de</strong> leer‐<br />
kracht vanuit een narratieve invalshoek creëer<strong>de</strong>, en groei<strong>de</strong> op verschei‐<br />
<strong>de</strong>ne fronten. Merve (Klas 1) integreer<strong>de</strong> het "vanuit veiligheidsoverwegin‐<br />
gen" geformuleer<strong>de</strong> advies van haar leerkracht: "Schrijf korte zinnen!", en<br />
beperkte <strong>de</strong> lengte van haar zinnen gaan<strong>de</strong>weg, in tegenstelling tot wat we<br />
op die leeftijd mogen verwachten. Ten slotte gaven <strong>de</strong> groeicurves van <strong>de</strong><br />
STAART‐leerlingen Sad<strong>de</strong>din (Klas 1) en Sergen (Klas 2) ons <strong>de</strong> mogelijkheid
262<br />
om vast te stellen hoezeer <strong>de</strong> context, meer bepaald het leerkrachtenaan‐<br />
bod, het proces en <strong>de</strong> output bepaalt.<br />
3.2 Verschillen<strong>de</strong> visies op ontluikend‐stelvaardigheidson<strong>de</strong>rwijs<br />
De "ontwikkelingsverhalen" van <strong>de</strong>ze leerlingen tonen ook <strong>de</strong> twee sterk<br />
verschillen<strong>de</strong> invalshoeken van <strong>de</strong> leerkrachten met betrekking tot stel‐<br />
vaardigheidson<strong>de</strong>rwijs.<br />
De leerkracht van Klas 2 vertrok <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze schrijfsessies vanuit <strong>de</strong> taak, nl.<br />
"een verhaal vertellen", waarbij 'Inhoud' en ook "formuleren in stevige zin‐<br />
nen" noodzakelijk zijn (form‐as‐ambition), en maakte <strong>de</strong> vormelijke nauw‐<br />
keurigheid daaraan on<strong>de</strong>rgeschikt door niet zwaar te tillen aan form‐as‐<br />
accuracy. Voor <strong>de</strong> meeste leerlingen creëer<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze leerkracht een basisvei‐<br />
ligheid. Ze <strong>de</strong>ed dat door <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> boodschap over te brengen: "Ik ver‐<br />
wacht niet zoveel, alleen dat je je best doet; ik ga er ook van uit dat je je<br />
best doet (tot je het tegen<strong>de</strong>el bewijst)". Daarnaast bood <strong>de</strong>ze leerkracht<br />
ook on<strong>de</strong>rsteuning op vraag van individuele leerlingen, en geïndividuali‐<br />
seer<strong>de</strong> vormgebon<strong>de</strong>n feedback. Voor <strong>de</strong> vier door ons bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> leer‐<br />
lingen van <strong>de</strong>ze – overigens homogeen Turkse – klas was <strong>de</strong> ontwikkeling<br />
(groten)<strong>de</strong>els positief: naast 'Inhoud' en form‐as‐ambition evolueer<strong>de</strong> ook<br />
form‐as‐accuracy positief. Enkel <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zwakste starter, Sergen, kunnen<br />
we ons afvragen of <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijstijd niet beter of efficiënter georganiseerd<br />
had kunnen wor<strong>de</strong>n. Onze data toon<strong>de</strong>n immers dat "tekstkwaliteit" gedu‐<br />
ren<strong>de</strong> <strong>de</strong> eerste drie sessies "onaangeroerd" bleef. Bovendien mogen we<br />
stellen dat het motorisch moment van zijn groeiproces (BS3) hoogstens<br />
<strong>de</strong>els in <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> leerkracht lag.<br />
De leerkracht van Klas 1 combineer<strong>de</strong> aandacht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> 'Inhoud' met aan‐<br />
dacht <strong>voor</strong> form‐as‐accuracy, ervan uitgaand dat het beter is om zich eerst<br />
in een eenvoudige correcte taal te leren uitdrukken, en dan pas <strong>de</strong> com‐<br />
plexiteit van het taalgebruik op te drijven. Men is dan sowieso beter gewa‐<br />
pend om mogelijke form‐as‐accuracy uitdagingen (bv. van complexe zinnen<br />
of moeilijke woor<strong>de</strong>n) aan te gaan, aldus <strong>de</strong> leerkracht. De leerkracht ver‐<br />
antwoord<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze "veilige" aanpak vanuit haar wens om <strong>de</strong> leerlingen te<br />
behoe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> vormelijke fouten, waarvan zij veron<strong>de</strong>rstel<strong>de</strong> dat die ver‐<br />
me<strong>de</strong>n moesten kunnen wor<strong>de</strong>n, <strong>voor</strong> men zich aan complexer taalgebruik<br />
kon wagen. Vormelijke fouten vorm<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze leerkracht dan ook gro‐
CONCLUSIE 263<br />
ten<strong>de</strong>els <strong>de</strong> basis <strong>voor</strong> evaluatie, een activiteit die tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> stellessen op‐<br />
vallend tegenwoordig was.<br />
Aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong>ze twee praktijkverhalen uit het 3 e leerjaar kunnen we<br />
ook het verschil illustreren tussen het gelijk opgaan van <strong>de</strong> leerwinst <strong>voor</strong><br />
on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n variabelen enerzijds, zoals we dat <strong>voor</strong> <strong>de</strong> laagSES‐leerlingen<br />
van het 3 e leerjaar kon<strong>de</strong>n vaststellen, en <strong>de</strong> door ons vastgestel<strong>de</strong> tra<strong>de</strong>‐<br />
off an<strong>de</strong>rzijds, die we op individueel niveau overall (3 e en 4 e leerjaar) én<br />
meer systematisch tussen <strong>de</strong> twee zinsvariabelen in het 3 e leerjaar aantrof‐<br />
fen. Me<strong>de</strong> gezien <strong>de</strong> positieve resultaten die <strong>de</strong> leerkracht van Muhammet<br />
met haar klas op jaarbasis sorteert, durven we een lans breken <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
meer holistische, functionele (en bijgevolg ook narratieve) bena<strong>de</strong>ring van<br />
dit soort opdrachten. We hebben het gevoel dat die aanpak ook strookt<br />
met wat Larsen‐Freeman en Cameron (2008) over <strong>de</strong> essentie van on<strong>de</strong>r‐<br />
wijs noteren, en wat eer<strong>de</strong>r ook al door Janssen‐Vos, Pompert en Vink<br />
(1999) m.b.t. ontwikkelingsgericht on<strong>de</strong>rwijs is gezegd:<br />
Teaching does not cause learning. Learners make their own paths.<br />
This does not mean that teaching does not influence learning, far<br />
from it; teaching and teacher‐learner interaction construct and con‐<br />
strain the learning affordances of the classroom. What a teacher can<br />
do is manage and serve her or his stu<strong>de</strong>nts' learning in a way that is<br />
consonant with their learning processes. Thus, any approach we<br />
might advocate would not be curriculum‐centered nor learner‐<br />
centered, but it would be learning‐centered — where learning gui<strong>de</strong>s<br />
the teaching and not vice versa. (Larsen‐Freeman & Cameron, 2008,<br />
p. 199‐200).<br />
Toegegeven, <strong>voor</strong> een aantal leerkrachten vormt Larsen‐Freeman & Ca‐<br />
merons oproep op het eerste gezicht een (te) grote uitdaging, zeker ook na<br />
<strong>de</strong> vaststellingen van dit proefschrift: stelvaardigheidsontwikkeling is dy‐<br />
namisch, complex en loopt <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reen an<strong>de</strong>rs. Bovendien ontwikkelt<br />
elke leerling naast stelvaardigheid nog tientallen an<strong>de</strong>re, on<strong>de</strong>rling verwe‐<br />
ven vaardighe<strong>de</strong>n. Hoe kunnen we verwachten dat een leerkracht gepast<br />
inspeelt op elk van die ontwikkelingsprocessen? Toch bie<strong>de</strong>n <strong>de</strong> groten‐<br />
<strong>de</strong>els positieve resultaten van Klas 2 ons het vertrouwen dat we Larsen‐<br />
Freeman & Camerons boodschap niet noodzakelijkerwijs moeten vertalen<br />
in een on<strong>de</strong>rwijs dat <strong>de</strong> menselijke vermogens overstijgt omdat het op en<br />
top geïndividualiseerd is, bol staat van differentiatie en vereist dat <strong>de</strong> "25"<br />
ontwikkelingsprocessen van elk van <strong>de</strong> "25" leerlingen <strong>voor</strong>tdurend geregi‐<br />
streerd wor<strong>de</strong>n ("N=625"). Integen<strong>de</strong>el, ingrepen, omschakelingen, veran‐
264<br />
<strong>de</strong>ringen lijken op een "hoger" niveau te moeten plaatsgrijpen. Zo <strong>de</strong>nken<br />
we aan het volgen<strong>de</strong>: "vastgeroeste" aannames met betrekking tot ontwik‐<br />
keling/leren zou<strong>de</strong>n herzien moeten kunnen wor<strong>de</strong>n; niet <strong>de</strong> bijkomstighe‐<br />
<strong>de</strong>n maar <strong>de</strong> essentie van wat geleerd moet wor<strong>de</strong>n, zou een meer centrale<br />
plaats moeten krijgen; het vertrouwen in <strong>de</strong> "leer‐ en veer‐kracht" van kin‐<br />
<strong>de</strong>ren kan aangezwengeld wor<strong>de</strong>n; binnen het "leerkrachthan<strong>de</strong>len" zou‐<br />
<strong>de</strong>n het niet‐<strong>voor</strong>ingenomen kijken en luisteren, en het responsief reageren<br />
<strong>voor</strong>aan moeten kunnen komen te staan.<br />
3.3 Kwetsbare leerlingen<br />
Hierboven hebben we aangegeven dat leerkrachten het verschil maken for<br />
good or for bad. Vooral <strong>de</strong> meer kwetsbare leerlingen, die buiten <strong>de</strong><br />
schoolmuren weinig on<strong>de</strong>rsteund wor<strong>de</strong>n in hun geletterdheidsontwikke‐<br />
ling, zijn sterk afhankelijk van het aanbod van <strong>de</strong> leerkracht. Voor <strong>de</strong><br />
schoolse vaardigheid "stellen/schrijven", een vaardigheid waar<strong>voor</strong> alle<br />
leerlingen van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> graad (3 e en 4 e leerjaar) zich nog in een ontlui‐<br />
ken<strong>de</strong> fase bevin<strong>de</strong>n, willen we het belang van goed on<strong>de</strong>rwijs tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong>ze<br />
leerjaren on<strong>de</strong>rstrepen. We vermoe<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong>ze graad <strong>voor</strong> <strong>de</strong> meest<br />
kwetsbare leerlingen misschien wel eens <strong>de</strong> "graad van <strong>de</strong> waarheid" zou<br />
kunnen zijn: ofwel springt een leerling mee op <strong>de</strong> boot omdat hij tijdig vol‐<br />
doen<strong>de</strong> kwaliteitsvol schrijfon<strong>de</strong>rwijs krijgt waardoor zijn spontane rijping<br />
ook echt kan ren<strong>de</strong>ren, ofwel blijft hij ter plekke watertrappelen, met wei‐<br />
nig kans op redding. Daarvan getuigen immers <strong>de</strong> onevenredig grote per‐<br />
centages kansarme en/of allochtone 12‐jarige leerlingen in <strong>de</strong> 1B‐klas. De<br />
sowieso al vroegtijdige streaming op <strong>de</strong> leeftijd van 12 jaar, waardoor het<br />
on<strong>de</strong>rwijs in Vlaan<strong>de</strong>ren veel opportuniteiten tot gelijke‐on<strong>de</strong>rwijskansen<br />
laat liggen (Nicaise, 2008), wordt door een zwak on<strong>de</strong>rwijs van <strong>de</strong> schoolse<br />
vaardigheid "stellen/schrijven" in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> graad van het basison<strong>de</strong>rwijs<br />
misschien wel in <strong>de</strong> hand gewerkt.<br />
4. Een jaar "naast" <strong>de</strong> schoolbanken<br />
Ten slotte willen we kort ingaan op onze ervaringen als observator en on‐<br />
<strong>de</strong>rzoeker van stukjes klaspraktijk. We hebben immers een volledig school‐<br />
jaar lang <strong>de</strong> gastvrijheid en me<strong>de</strong>werking mogen ervaren van <strong>de</strong> leerkrach‐<br />
ten en leerlingen van het 3 e en 4 e leerjaar van vier Vlaamse concentratie‐<br />
scholen, en van hun directies en collega's. We hebben ons in <strong>de</strong>ze fase sterk
CONCLUSIE 265<br />
laten lei<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> tips die Schachter en Gass (1996) via on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n<br />
auteurs bij elkaar brachten.<br />
In eerste instantie hebben we <strong>de</strong> directies, maar <strong>voor</strong>al <strong>de</strong> individuele<br />
leerkrachten het belang van een diepte‐on<strong>de</strong>rzoek <strong>voor</strong> gelijke on<strong>de</strong>r‐<br />
wijskansen laten aanvoelen. De ernst waarmee we het on<strong>de</strong>rzoek wil<strong>de</strong>n<br />
aanpakken (ook op <strong>de</strong>ontologisch vlak), en het feit dat we onszelf zoekend<br />
opstel<strong>de</strong>n naar hoe <strong>de</strong> dagelijkse praktijk zowel <strong>voor</strong> leerlingen als <strong>voor</strong><br />
leerkrachten geoptimaliseerd zou kunnen wor<strong>de</strong>n, waren belangrijke argu‐<br />
menten. Stevigere ontwikkelingskansen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> leerlingen en een groter<br />
professioneel welbevin<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> leerkrachten zélf lagen elk van <strong>de</strong> leer‐<br />
krachten immers zeer nauw aan het hart.<br />
Vervolgens hebben we binnen <strong>de</strong> grote krijt<strong>lijn</strong>en van het <strong>de</strong>sign samen<br />
met <strong>de</strong> leerkrachten gezocht naar een zo haalbaar mogelijke opzet. Zowel<br />
<strong>de</strong> planning van <strong>de</strong> observatieperio<strong>de</strong>s (viermaal twee dagen per klas), als<br />
<strong>de</strong> concrete opstelling van <strong>de</strong> audio‐ en vi<strong>de</strong>o‐apparatuur in <strong>de</strong> klas, <strong>de</strong> in‐<br />
passing van <strong>de</strong> schrijfsessies in het dagverloop, <strong>de</strong> schriftelijke bevragingen<br />
van <strong>de</strong> leerlingen, <strong>de</strong> regelingen rond individuele gesprekken met leerlingen<br />
en met henzelf, <strong>de</strong> verzameling van alle on<strong>de</strong>rwijson<strong>de</strong>rsteunend materiaal,<br />
en heel concreet ook het plekje van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeker in <strong>de</strong> klas, wer<strong>de</strong>n<br />
overlegd.<br />
Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> viermaal twee observatiedagen per klas hebben we er als on‐<br />
<strong>de</strong>rzoeker <strong>voor</strong> proberen te zorgen dat we maximale veiligheid garan<strong>de</strong>er‐<br />
<strong>de</strong>n: onze eigen professionele ervaring in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijspraktijk verlaag<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />
drempel, on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re omdat we met herkenning van en veel begrip <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> complexe realiteit van <strong>de</strong> dagelijkse praktijk van een leerkracht in ge‐<br />
sprek kon<strong>de</strong>n gaan. Aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant stel<strong>de</strong>n we ons op als partner in <strong>de</strong><br />
zoektocht naar subtiele evenwichten binnen het professioneel functione‐<br />
ren, bv. tussen streven naar welbevin<strong>de</strong>n en werken aan betrokkenheid en<br />
ontwikkeling, tussen een veeleer homogeniseren<strong>de</strong> en een differentiëren<strong>de</strong><br />
aanpak, tussen "mijn aan<strong>de</strong>el" in wat (niet) goed loopt en externe factoren,<br />
tussen leerlingen veroor<strong>de</strong>len en kansen geven, tussen opgeven en volhou‐<br />
<strong>de</strong>n, ... tussen spellen en stellen. Zeker wat dat laatste on<strong>de</strong>rwerp (in <strong>de</strong><br />
bre<strong>de</strong> betekenis) betreft, maar ook bij vele an<strong>de</strong>re topics, hebben we ons<br />
<strong>voor</strong>tdurend op flinterdun ijs voelen lopen: zon<strong>de</strong>r te willen beïnvloe<strong>de</strong>n<br />
wil<strong>de</strong>n we het gesprek openhou<strong>de</strong>n. Luisteren en vragen stellen bleken<br />
daarbij belangrijke hulpmid<strong>de</strong>len, al betrapten we onszelf erop dat niet‐<br />
suggestieve vragen stellen bijzon<strong>de</strong>r moeilijk is. We hebben daarbij erg vaak<br />
het ethisch conflict gevoeld tussen enerzijds vertrouwen schenken, in eer‐<br />
ste instantie vanuit menselijk oogpunt maar toch ook met het oog op data‐
266<br />
verzameling, en an<strong>de</strong>rzijds <strong>de</strong> bedoelingen of eigen meningen moeten ver‐<br />
zwijgen wegens <strong>de</strong> observer's paradox. We weten dat we het vertrouwen<br />
van elk van <strong>de</strong> leerkrachten gekregen en tot op vandaag niet beschaamd<br />
hebben, en schrijven dat toe aan het feit dat we <strong>de</strong> leerkrachten een stem<br />
gegeven hebben én een luisterend oor, en bovendien discreet zijn omge‐<br />
sprongen met alle informatie die wij als be<strong>voor</strong>rechte observator mochten<br />
ontvangen.<br />
Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> dataverwerkings‐ en analysefase hebben we enkele keren<br />
contact opgenomen met elk van <strong>de</strong> leerkrachten. We bezorg<strong>de</strong>n hen een<br />
tussentijds rapport en een eindrapport met <strong>voor</strong> elk van hen afzon<strong>de</strong>rlijk<br />
opgenomen geïndividualiseer<strong>de</strong> informatie. We stel<strong>de</strong>n <strong>de</strong> leerkrachten<br />
ook <strong>voor</strong> dat we het rapport mon<strong>de</strong>ling met hen zou<strong>de</strong>n bespreken, wat<br />
met één leerkracht ook gebeurd is. Daarmee <strong>de</strong>nken we tegemoet te zijn<br />
gekomen aan <strong>de</strong> need of <strong>de</strong>briefing.<br />
Naar aanleiding van Studie 4, waarin slechts twee leerkrachten betrok‐<br />
ken waren, hebben we <strong>de</strong> resultaten van onze kwalitatieve analyses <strong>voor</strong>‐<br />
gelegd aan <strong>de</strong> twee betrokkenen. We wensten bei<strong>de</strong> leerkrachten als eer‐<br />
ste op <strong>de</strong> hoogte te brengen van onze bevindingen en wil<strong>de</strong>n graag van hen<br />
horen of zij zich in onze narratieven herken<strong>de</strong>n, dan wel of ze suggesties<br />
had<strong>de</strong>n tot grotere precisie. We waren ons er evenwel goed van bewust dat<br />
er een kans bestond dat één leerkracht zich aangevallen zou voelen, en<br />
misschien wel bang werd dat <strong>de</strong> anonimiteit niet langer gerespecteerd zou<br />
wor<strong>de</strong>n. Die vrees werd bevestigd, zoals kon blijken uit <strong>de</strong> schriftelijke reac‐<br />
tie van <strong>de</strong>ze leerkracht (Bijlage bij Studie 4). Persoonlijk telefonisch contact<br />
met <strong>de</strong>ze leerkracht heeft <strong>de</strong> plooien glad gestreken en ons tezelf<strong>de</strong>rtijd<br />
ook bevestigd in <strong>de</strong> waarheidsgetrouwheid van onze weergave.<br />
Hoewel we heel positief terugblikken op het schooljaar van observaties,<br />
beseffen we dat die perio<strong>de</strong> veel van onze eigen krachten en van die van <strong>de</strong><br />
leerkrachten heeft gevraagd. We schrijven dat <strong>voor</strong>al toe aan <strong>de</strong> reserve die<br />
bei<strong>de</strong> partijen (leerkrachten en on<strong>de</strong>rzoeker) ondanks het intensieve con‐<br />
tact wil<strong>de</strong>n/moesten blijven behou<strong>de</strong>n. In dat verband wensen we één sug‐<br />
gestie te doen, die ook door Rounds (1996) geformuleerd wordt, nl. om on‐<br />
<strong>de</strong>rzoek binnen <strong>de</strong> school‐ of klasmuren zoveel mogelijk op te zetten in col‐<br />
laboratie met het on<strong>de</strong>rwijzend personeel zélf: betrek <strong>de</strong> leerkracht(en) van<br />
bij <strong>de</strong> aanvang in het on<strong>de</strong>rzoek, zodat on<strong>de</strong>rzoeksvragen samen geformu‐<br />
leerd kunnen wor<strong>de</strong>n, het <strong>de</strong>sign samen uitgetekend, <strong>de</strong> dataverzameling<br />
samen gerealiseerd, analyses samen besproken. Op die manier kunnen<br />
minstens drie doelen gediend wor<strong>de</strong>n: leerkrachten en on<strong>de</strong>rzoek komen
CONCLUSIE 267<br />
dichter bij elkaar te staan, wat <strong>voor</strong> <strong>de</strong> implementatie van eventuele resul‐<br />
taten van het eigen on<strong>de</strong>rzoek en toekomstige studies een groot <strong>voor</strong><strong>de</strong>el<br />
kan zijn; bovendien kan er "echt" samengewerkt wor<strong>de</strong>n, waardoor ethi‐<br />
sche conflicten uitblijven, en ten slotte kan dat soort samenwerking helpen<br />
om niet the best of, maar <strong>de</strong> dagelijkse praktijk aan bod te laten komen,<br />
wat <strong>voor</strong> <strong>de</strong> wetenschap en vervolgens ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rwijspraktijk zelf,<br />
alleen maar positief kan zijn.<br />
5. Het laatste woord<br />
Het laatste woord geven we aan Q., een leerling van het 4 e leerjaar, omdat<br />
zijn schriftelijke navertellingen naar aanleiding van <strong>de</strong> prentenreeks "Knuf‐<br />
felgevecht" toekomstige on<strong>de</strong>rzoekers van tekstmateriaal van jonge kin<strong>de</strong>‐<br />
ren misschien kunnen inspireren bij het zoeken naar een invalshoek ... er<br />
valt nog zoveel te ont<strong>de</strong>kken, en het hoeft lang niet alleen over taal‐ en<br />
tekstkenmerken te gaan ;‐)<br />
De kapote vaas: kladversie (enkel <strong>voor</strong> zichzelf geschreven)<br />
Mama gaat naar <strong>de</strong> winkel. Els en Tom blijven aleen thuis. "Kom, lat‐<br />
ten we over gooien" zegt Tom. "Oké" zegt Els "Vangen" KLAP. BOEM.<br />
"Els, wat heb je gedaan. Nu is <strong>de</strong> vaas kapot!" "Hé, jij zei 'kom laten<br />
we over gooien!' Het was jou i<strong>de</strong>e!" "Kom we kopen een nieuwe<br />
vaas. Voor mama thuis komt. Els en Tom gaan naar <strong>de</strong> winkel en zoe‐<br />
ken een nieuwe vaas. "Willen jullie <strong>de</strong>ze?" vroeg <strong>de</strong> winkelier. "Ja"<br />
zei<strong>de</strong>n Els en Tom in koor. "Oké, 5,95 a.u.b." zei <strong>de</strong> winkelier. "Hier 6<br />
euro. Het wisselgeld mag je hou<strong>de</strong>n." zei Tom en ze ren<strong>de</strong> weg. "aar‐<br />
dige kin<strong>de</strong>ren" zei <strong>de</strong> winkelier. Ze waren net thuis. En daar kwam<br />
mama binnen. "Hallo kin<strong>de</strong>ren waren jullie lief toen ik weg was" zei<br />
mama vrolijk. "Ik heb bloemen gekocht <strong>voor</strong> die lege vaas." Die vaas<br />
was toch niet zo klein, dacht mama. Els, Tom! Waar is mijn vaas! "Ka‐<br />
pot. Wij zijn weg" zei<strong>de</strong>n els en Tom in koor. "Wacht is even" zei<br />
mama "Is mijn vaas kapot". "Ja" zei Els "En het is Toms schuld" Hé! jij<br />
gooi<strong>de</strong> dat konijn tegen die vaas! gil<strong>de</strong> Tom. Rustig, zei mama. Jullie<br />
ruilen die bloem tegen kleine. En dan krijgen jullie straf. Els en Tom<br />
ruil<strong>de</strong> <strong>de</strong> bloemen. En kregen hun straf. En sloten zich aan bij <strong>de</strong> Hez‐<br />
bolla. Ein<strong>de</strong>.
268<br />
De kapote vaas: netversie (zon<strong>de</strong>r tussentijdse feedback)<br />
Mama gaat naar <strong>de</strong> winkel. Els en Tom blijven thuis. "Kom, laten we<br />
overgooien" zegt Tom. Oké vangen. KLAP. BOEM" A, o. De vaas is ka‐<br />
pot. Kom we kopen een nieuwe vaas <strong>voor</strong> dat mama terug komt." Els<br />
en Tom gaan naar <strong>de</strong> winkel en kopen een nieuwe vaas. "Deze lijkt<br />
hetzelf<strong>de</strong>." zei Els. "Kom snel terug naar huis." "Hallo kin<strong>de</strong>ren. Ik ben<br />
thuis. Ik heb bloemen gekocht. Waren jullie lief toen ik weg was. Ik<br />
heb bloemen gekocht." Waar is mijn vaas. Ik had toch een grote vaas.<br />
"Els! Tom! Waar is mijn vaas." "Kapot dag" zei<strong>de</strong>n Els en Tom in koor.<br />
Wacht is even. Jullie ruilen die bloemen en dan krijgen straf. Ze<br />
brachten <strong>de</strong> bloemen terug. En ze kregen straf. En ze <strong>de</strong><strong>de</strong>n nooit<br />
meer zoiets. Ein<strong>de</strong>.<br />
Hip, hip, hoera <strong>voor</strong> jou! Geen enkele fout bij <strong>de</strong> hoofdletters en ook<br />
<strong>de</strong> leestekens zijn zeer goed gekend. Flink werk!
SUMMARY<br />
The story behind the line: Four empirical studies on writing<br />
by third and fourth gra<strong>de</strong>rs of primary school<br />
From the age of eight onwards, children in Flemish primary education face<br />
the challenge of writing functional and increasingly exten<strong>de</strong>d messages for<br />
communicative purposes: words need to be combined into sentences,<br />
which in turn, need to shape texts that meet the growing <strong>de</strong>mands of<br />
communicative effectiveness and inclu<strong>de</strong> various content‐ and form‐related<br />
text features ("Learning Targets for Literacy" of the Flemish Government,<br />
25.02.1997). Although eight‐ to ten‐year old children are cognitively ready<br />
to take up this challenge (Kress, 1994), meeting all the relevant <strong>de</strong>mands<br />
simultaneously is difficult at that young age (Berninger & Swanson, 1994),<br />
especially if the pupils' home languages are different from the main me‐<br />
dium of instruction, i.e. Dutch and/or if they belong to a socio‐economically<br />
disadvantaged family. Despite several policy measures issued by the Flem‐<br />
ish government during the last twenty years to further the educational suc‐<br />
cess of learners‐at‐risk in primary education ("Equity in Education Policy" of<br />
the Flemish Government, 28.06.2002), Colpin, Heymans, and Rymenans<br />
(2005) showed that the writing <strong>de</strong>velopment of the Flemish primary school<br />
population is still largely <strong>de</strong>termined by the pupils’ socio‐economic back‐<br />
ground, their ethnic origin and/or home language. In the Netherlands,<br />
Krom, Verhelst, and Veldhuijzen (2004) reached similar conclusions.<br />
In the Dutch language area (Flan<strong>de</strong>rs & the Netherlands), there is hardly<br />
any evi<strong>de</strong>nce available that enables researchers and practitioners to objec‐<br />
tively establish the quality of the writing education that young pupils are<br />
offered (Bonset & Hoogeveen, 2007). As a result, curriculum <strong>de</strong>velopers,<br />
syllabus <strong>de</strong>velopers and teachers lack a firm empirical basis for the <strong>de</strong>sign<br />
of a writing education approach that is suited to the learning needs and<br />
learning processes of young learners‐at‐risk.<br />
This mixed‐method study of the quality of written narratives of eight‐ to<br />
ten‐year old pupils in Flemish schools with a high percentage of learners‐at‐<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>. Vier studies over ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid. © 2010.
270<br />
risk (low SES second language learners) explored this intricate issue. We<br />
pointed out a series of complex challenges children and teachers are con‐<br />
fronted with during writing classes. In Studies 1 to 3 we quantitatively stud‐<br />
ied the evolution of seven text features in one school year's time, using hi‐<br />
erarchical linear mo<strong>de</strong>ling (Snij<strong>de</strong>rs & Bosker, 1999; Singer & Willett, 2003).<br />
In Study 4 we qualitatively analysed which pedagogical interventions were<br />
being selected by the teachers in a limited sample of writing classes (Polk‐<br />
inghorne, 1995), and examined possible relationships with measures of text<br />
quality. This resulted in an intriguing story about what happens behind the<br />
so called linear growth curve of early writing, c.q. text quality.<br />
Study 1: Written narrations by young Turkish pupils of Flemish primary edu‐<br />
cation: A follow‐up of seven text features<br />
This semi‐longitudinal study examined the quality of narrative young Turk‐<br />
ish second‐language learners in mainstream Dutch‐only education, and the<br />
impact of stu<strong>de</strong>nt‐level and classroom‐level predictors of narrative writing<br />
quality, using hierarchical linear mo<strong>de</strong>ling. Writing samples of 106 third<br />
gra<strong>de</strong>rs and 111 fourth gra<strong>de</strong>rs of seven Flemish primary schools were col‐<br />
lected at the beginning and at the end of the school year. Measures in‐<br />
clu<strong>de</strong>d one holistic primary trait judgement, and six objective indices of text<br />
quality. Stu<strong>de</strong>nt‐level predictors inclu<strong>de</strong>d age, SES and home‐language,<br />
while the classroom‐level predictor focused on the home language pattern<br />
of the classroom.<br />
There was a significant mean growth for each in<strong>de</strong>x in each gra<strong>de</strong>, but ef‐<br />
fect sizes differed from quite large for content and word level indices over<br />
mo<strong>de</strong>rate for sentence level indices to small for the text level in<strong>de</strong>x. Home<br />
language (Turkish) had a significant negative effect on all but one variables,<br />
particularly in gra<strong>de</strong> 4, while the negative effect of low SES was much more<br />
limited. A supplementary negative effect was found for homogeneity of<br />
classroom population. However, an important part of the variance at stu‐<br />
<strong>de</strong>nt level remained unexplained. All these results imply that the process of<br />
producing written output of an increasingly higher quality cannot be <strong>de</strong>‐<br />
scribed in terms of a uniform route that all children follow in the same way.<br />
Implications of the study highlight the importance of stu<strong>de</strong>nt and classroom<br />
characteristics in writing achievement as well as the need to consi<strong>de</strong>r the<br />
poor performance of Turkish children.
SUMMARY 271<br />
Study 2: Gains, losses or status quo? The learning gains for seven indices of<br />
text quality of narratives by young children‐at‐risk in seven primary schools<br />
in Flan<strong>de</strong>rs<br />
The purpose of this study was to investigate predictors of early writing <strong>de</strong>‐<br />
velopment for low‐income Dutch second‐language learners. We analyzed<br />
growth in the narrative texts of 217 stu<strong>de</strong>nts of gra<strong>de</strong>s 3 and 4, enrolled in<br />
seven schools with up to 100% non‐native low‐income children. Narrative<br />
writing samples were collected at the beginning and at the end of the<br />
school year. We inclu<strong>de</strong>d the same measures as in Study 1: a holistic pri‐<br />
mary trait judgement and six objective indices of text quality. Stu<strong>de</strong>nt‐level<br />
predictors inclu<strong>de</strong>d age, gen<strong>de</strong>r, SES and home‐language, while the class‐<br />
room‐level predictor focused on the home language pattern of the class‐<br />
room.<br />
Multilevel linear growth mo<strong>de</strong>ling revealed different growth patterns for<br />
each in<strong>de</strong>x of text quality, indicating that stu<strong>de</strong>nt background and class‐<br />
room language patterns were predictors of learning gains. Although results<br />
varied between the seven features, almost no learning gains could be noted<br />
for the more advanced language learners, and only mo<strong>de</strong>rate learning gains<br />
for the weaker performers: both "excellence" and "equity" seemed to be in<br />
jeopardy. Moreover, correlations between the learning gains for the six ob‐<br />
jective indices of text quality revealed an overall non‐systematic "tra<strong>de</strong>‐off"<br />
pattern. Learning gains for one variable are paid for by means of loss of<br />
quality for another in<strong>de</strong>x of text quality. There was one important excep‐<br />
tion to this pattern: if complexity‐related indices (form‐as‐ambition) im‐<br />
proved, accuracy‐related variables showed a status quo, which – in light of<br />
the increased complexity – can be interpreted as a gain. On the contrary,<br />
gains related to form‐as‐accuracy did not imply gains linked to complexity.<br />
The results illustrate the complexity of early writing <strong>de</strong>velopment and signal<br />
the importance of a comprehensive, <strong>de</strong>velopmental mo<strong>de</strong>l of writing. The<br />
poor learning gains of the more advanced language users beg for further<br />
investigation, as do the limited learning gains of Turkish children. These<br />
children make too little progress to bridge the performance gap with the<br />
stronger (Flemish) performers.
272<br />
Study 3: Noise or music? Early writing <strong>de</strong>velopment in the perspective of<br />
Dynamic Systems Theory<br />
From a "<strong>de</strong>velopmental lad<strong>de</strong>r"‐perspective on language learning, variabil‐<br />
ity is consi<strong>de</strong>red 'noise' rather than 'music'. The most important results of<br />
cross‐sectional research on language <strong>de</strong>velopment are the mean scores of<br />
large groups of performers of different ages, leading to the <strong>de</strong>termination<br />
of "milestones" or "benchmarks". Between participants variance is men‐<br />
tioned but not often used. In longitudinal language studies the number of<br />
observations is often limited to two (e.g. pretest‐posttest <strong>de</strong>sign), which<br />
necessarily implies that growth curves are linear (straight) and within par‐<br />
ticipant fluctuations are blurred. Dynamic Systems Theory (Larsen‐Freeman<br />
& Cameron, 2008), however, argues in favour of the fundamental recogni‐<br />
tion of (between and within participants) variance as an important source<br />
of information on the <strong>de</strong>velopment of complex and dynamic systems, such<br />
as written language (<strong>de</strong>velopment), which is impacted by a very individual<br />
interaction of learner factors and environmental factors.<br />
In this study we mo<strong>de</strong>lled 30 third‐gra<strong>de</strong>rs' <strong>de</strong>velopment of text quality,<br />
operationalised by means of one holistic variable, observed at 6 occasions<br />
spread over one school year. We compared three different multilevel<br />
growth mo<strong>de</strong>ls: (1) a mo<strong>de</strong>l that imposed a linear growth curve on the data,<br />
(2) a mo<strong>de</strong>l that imposed a polynominal growth curve on the data, and (3) a<br />
mo<strong>de</strong>l in which no growth curve was imposed at all. The analyses revealed<br />
the multivariate mo<strong>de</strong>l to be significantly better than the two mo<strong>de</strong>ls that<br />
imposed a growth curve (linear or polynominal) on the data. This implies<br />
that these young (second language) writers follow their own changeable<br />
<strong>de</strong>velopmental path. Figure 1 shows these fanciful <strong>de</strong>velopmental curves.<br />
We also examined the impact of stu<strong>de</strong>nt‐level predictors on the scores for<br />
'Communicative Effectiveness'. Gen<strong>de</strong>r and general language skills explain<br />
part of the variance between learners, which implies a certain amount of<br />
consistency between the individual dynamics. The results of this study con‐<br />
firm the presumptions of Dynamic Systems Theory, at least as far as early<br />
(second language) writing <strong>de</strong>velopment is concerned. Further investigation<br />
is nee<strong>de</strong>d to examine whether context related factors such as writing in‐<br />
structions (in interaction with certain types of learners) can explain part of<br />
the intra‐individual variance.
SUMMARY 273<br />
Figure 1<br />
'Communicative Effectiveness' at six occasions in third gra<strong>de</strong> (N=30):<br />
estimations based on the Dynamic Systems‐mo<strong>de</strong> of growth<br />
Study 4: "Good for the strong, strong for the weak?" A micro‐genetic explo‐<br />
ration of early writing instructions to eight third gra<strong>de</strong>rs belonging to two<br />
different schools.<br />
Flan<strong>de</strong>rs can be called a champion in unequal educational opportunities,<br />
since the performance gap between the strongest and weakest performers<br />
is very large compared to that same gap in other countries (OECD, 2001).<br />
For a number of years now, the Flemish Ministry of Education has tried to<br />
put a stop to this situation by means of extra financial support to schools<br />
with a consi<strong>de</strong>rable number of children‐at‐risk. "Good for the strong, strong<br />
for the weak" was the former minister's slogan in that respect. In this fourth<br />
study we qualitatively studied two third gra<strong>de</strong> teachers’ instructions to<br />
their pupils and the support they gave to two times four pupils, two of<br />
which were strong (SL) writers while two others were weak performers<br />
(Polkinghorne, 1995; Chinn, 2006). Teacher support was observed during<br />
the introductory phase of the writing sessions, the coaching‐while‐writing<br />
phase and the feedback phase. In addition, data on teachers' cognitions<br />
were gathered through post‐lesson semi‐structured interviews in which<br />
teachers gave feedback on the writing <strong>de</strong>velopment of some of their pupils,
274<br />
and on the factors that ‐ according to them ‐ prohibit or stimulate a smooth<br />
but steady growth in DSL writing skills. Children's narratives were collected<br />
and analysed (seven indices of text quality), together with their answers on<br />
written questionnaires investigating their appreciation of the writing ses‐<br />
sions.<br />
The analyses revealed two different approaches. Teacher 1 stimulated<br />
writer‐based writing. Her concern for accuracy stimulated the weaker chil‐<br />
dren to focus on forms: in the end they wrote very short sentences and<br />
ma<strong>de</strong> short texts, supposedly in or<strong>de</strong>r to avoid risks. The stronger pupils,<br />
who were not in need of accuracy‐related instructions but of genre‐related<br />
information, received too little tailored input. The second teacher stimu‐<br />
lated rea<strong>de</strong>r‐based writing. Her instructions and support revealed limited<br />
attention to accuracy, and much more to "telling a story in nice sentences<br />
for a possible rea<strong>de</strong>r". We suppose that the "writing aloud"‐technique<br />
which she spontaneously applied while discussing the story's content dur‐<br />
ing a whole‐class introduction phase, helped the pupils to combine rich<br />
content in full sentences. Analyses of the written narratives of the eight<br />
participating pupils revealed potential links between the individual growth<br />
curves for different text measures and the writing instructions plus teacher<br />
support that the learners received.<br />
Conclusion<br />
In conclusion the quantitative analyses strongly indicated that (early) writ‐<br />
ing <strong>de</strong>velopment is an individual, multi‐factorial and dynamic process. Ex‐<br />
plorative qualitative microgenetic analyses of two times four writing classes<br />
(2 different classrooms), focusing on the writing <strong>de</strong>velopment of two times<br />
four pupils (two high and two low performers), revealed that diverse kinds<br />
of pedagogical interventions can allegedly be related to (the lack of)<br />
progress that individual pupils make. The results of this study beg for fur‐<br />
ther investigation: the relationships between certain pedagogical interven‐<br />
tions and the pupils’ output, which provi<strong>de</strong> clear indications of the crucial<br />
role that teachers can play in guiding pupils’ early writing <strong>de</strong>velopment,<br />
need to be investigated in a more thorough and quantitative way. Results<br />
of the analyses will help teachers to improve classroom practice with regard<br />
to writing education. They will also help (second) language researchers to<br />
assess the value of a Dynamic Systems Theory perspective on early (second<br />
language) writing <strong>de</strong>velopment.
REFERENTIES<br />
Aarnoutse, C., & Verhoeven, L. (1999). Tussendoelen beginnen<strong>de</strong> geletterdheid. Een leer<strong>lijn</strong><br />
<strong>voor</strong> groep 1 t/m 3. Nijmegen: Expertisecentrum Ne<strong>de</strong>rlands.<br />
Aarts, R. (1994). Functionele geletterdheid van Turkse kin<strong>de</strong>ren in Turkije en in Ne<strong>de</strong>rland. De<br />
Lier: Aca<strong>de</strong>misch Boeken <strong>Centrum</strong>.<br />
Abbott, R., & Berninger, V. (1993). Structural equation mo<strong>de</strong>ling of relationships among <strong>de</strong>‐<br />
velopmental skills and writing skills in primary‐ and intermediate‐gra<strong>de</strong> writers. Journal<br />
of Educational Psychology, 85, 478‐508.<br />
Akinci, M., Jisa, H., & Kern, S. (2001). Influence of L1 Turkish on L2 French narratives. In L.<br />
Verhoeven & S. Strömqvist (Eds.), Narrative Development in a Multilingual Context (pp.<br />
189‐208). Amsterdam: John Benjamins.<br />
Alamargot, D., & Chanquoy, L. (2001). Through the Mo<strong>de</strong>ls of Writing. Dordrecht: Kluwer<br />
Aca<strong>de</strong>mic Publishers.<br />
Anton, M. (1999). The discourse of a learner‐centered classroom: Sociocultural perspectives<br />
on teacher‐learner interaction in the second‐language classroom. The Mo<strong>de</strong>rn Language<br />
Journal, 83, 303‐318.<br />
Appel, R., & Vermeer, A. (1997). Woor<strong>de</strong>nschat en taalon<strong>de</strong>rwijs aan allochtone leerlingen.<br />
Tilburg: TUP.<br />
Applebee, A. (1978). The Child's Concept of Story. Chicago: University of Chicago.<br />
Baltes, P., & Nesselroa<strong>de</strong>, J. (1979). History and rationale of longitudinal research. In J. Nes‐<br />
selroa<strong>de</strong>, & P. Baltes (Eds.), Longitudinal research in the study of behaviour and <strong>de</strong>vel‐<br />
opment (pp. 1‐39). New York: Aca<strong>de</strong>mic.<br />
Bartlett, E., & Scribner, S. (1981). Text and Context: An investigation of referential organiza‐<br />
tion in children's written narratives. In C. Fre<strong>de</strong>riksen, & J. Dominic (Eds.), Writing: The<br />
Nature, Development, and Teaching of Written Communication. Volume 2: Writing:<br />
Process, Development and Communication (pp. 153‐168). Hillsdale, N.J.: Lawrence Erl‐<br />
baum.<br />
Bereiter, C., & Scardamalia, M. (1987). The Psychology of Written Composition. Hillsdale,<br />
N.J.: Lawrence Erlbaum.<br />
Berninger, V., & Swanson, H. (1994). Modifying Hayes and Flower's mo<strong>de</strong>l of skilled writing<br />
to explain beginning and <strong>de</strong>veloping writing. Advances in Cognition and Educational<br />
Practice, 2, 57‐81.<br />
Berninger, V. (1999). Coordinating transcription and text generation in working memory<br />
during composing: automatic and constructive processes. Learning Disability Quarterly,<br />
22, 99‐112.<br />
Berninger, V., Yates, C., Cartwright, A., Rutberg, J., Remy, E., & Abbott, R. (1992). Lower‐level<br />
<strong>de</strong>velopmental skills in beginning writing. Reading and Writing, 4, 257‐280.<br />
Bonset, H., & Hoogeveen, M. (2007). Schrijven in het basison<strong>de</strong>rwijs. Een inventarisatie van<br />
empirisch on<strong>de</strong>rzoek in het perspectief van leerplanontwikkeling. Ensche<strong>de</strong>: Stichting<br />
Leeplanontwikkeling (SLO).<br />
<strong>Achter</strong> <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>.Vier empirische studies over ontluiken<strong>de</strong> stelvaardigheid. © 2010.
276<br />
Borg, S. (2006). Teacher Cognition and Language Education. Research and Practice. London:<br />
Continuum.<br />
Braun, A., Forges, G., & Wolmainck, P. (1997). Ecrire en Français au primaire. Quelles per‐<br />
formances pour les enfants issus <strong>de</strong> l'immigration. Brussel: De Boeck & Larcier.<br />
Brindley, R., & Jasinski Schnei<strong>de</strong>r, J. (2002). Writing instruction or <strong>de</strong>struction. Lessons to be<br />
learned from fourth‐gra<strong>de</strong> teachers' perspectives on teaching writing. Journal of Teacher<br />
Education, 53, 328‐341.<br />
Broekkamp, H., Van Hout‐Wolters, B., Rijlaarsdam, G., & Van <strong>de</strong>n Bergh, H. (2002). Impor‐<br />
tance in instructional text: Teachers' and stu<strong>de</strong>nts' perceptions of task <strong>de</strong>mands. Journal<br />
of Educational Psychology, 94, 260‐271.<br />
Bygate, M. (2009). Effects of task repetition on the structure and control of oral language. In<br />
K. Van Den Bran<strong>de</strong>n, M. Bygate, & J. Norris (Eds.), Task‐Based Language Teaching. A<br />
rea<strong>de</strong>r (pp. 249‐274). Amsterdam: John Benjamins.<br />
Cameron, C., Hunt, A., & Linton, M. (1996). Written expression as recontextualization: Chil‐<br />
dren write in social time. Educational Psychology Review, 8, 125‐150.<br />
Cameron, L., & Besser, S. (2004). Writing in English as an Additional Language at Key Stage 2<br />
(Rep. No. 586). Leeds: University of Leeds.<br />
Christensen, C. (2009). The critical role handwriting plays in the ability to produce high‐<br />
quality written text. In R. Beard, D. Myhill, J. Riley, & M. Nystrand (Eds.), The Sage Hand‐<br />
book of Writing Development (pp. 284‐299). Los Angeles: Sage.<br />
Christie, F., & Derewianka, B. (2008). School Discourse. London: Continuum.<br />
Coe, R., & Fitz‐Gibbon, T. (1998). School effectiveness research: Criticism and recommenda‐<br />
tions. Oxford Review of Education, 24, 421‐438.<br />
Coker, D. (2006). Impact of first‐gra<strong>de</strong> factors on the growth and outcomes of urban school‐<br />
children's primary‐gra<strong>de</strong> writing. Journal of Educational Psychology, 98, 471‐488.<br />
Colpin, M., Gysen, S., Jaspaert, K., Timmermans, S., & Van <strong>de</strong>n Bran<strong>de</strong>n, K. (Eds.) (1997).<br />
VLOT. Volgsysteem Lager On<strong>de</strong>rwijs: <strong>Taal</strong>vaardigheid. Deurne: Wolters Plantyn.<br />
Colpin, M., Heymans, R., & Rymenans, R. (2005). Ontwikkeling van een instrument <strong>voor</strong> peri‐<br />
odiek peilingson<strong>de</strong>rzoek schrijven (PPON‐S) (Ongepubliceerd eindrapport bij OBPWO<br />
01.06). Leuven/Antwerpen: K.U.Leuven / U.A.<br />
Cragg, L., & Nation, K. (2007). Exploring written narrative in children with poor reading com‐<br />
prehension. Educational Psychology, 26, 55‐72.<br />
De Bot, K., Lowie, W., & Verspoor, M. (2007). A Dynamic Systems Theory approach to second<br />
language acquisition. Bilingualism: Language and Cognition, 10, 7‐21.<br />
De Bot, K., Verspoor, M., & Lowie, W. (2005). Dynamic Systems theory and applied linguis‐<br />
tics: The ultimate "so what"? International Journal of Applied Linguistics, 15, 116‐118.<br />
Demeuse, M., Friant, N., & Nicaise, I. (2008). On<strong>de</strong>rwijs<strong>voor</strong>rangsbeleid: extra investeren in<br />
<strong>de</strong> zwaksten. In I. Nicaise, & E. Desmedt (Eds.), Gelijke kansen op school: het kan! Zestien<br />
sporen <strong>voor</strong> praktijk en beleid (pp. 393‐423). Mechelen: Plantyn.<br />
Desmedt, E., & Nicaise, I. (2006). Etnische segregatie in het on<strong>de</strong>rwijs: horen, zien en zwij‐<br />
gen? In S. Sierens, M. Van Houtte, P. Loobuyck, K. Delrue, & K. Pelleriaux (Eds.), On<strong>de</strong>r‐<br />
wijs on<strong>de</strong>rweg in <strong>de</strong> immigratiesamenleving (pp. 91‐108). Gent: Aca<strong>de</strong>mia Press.<br />
Dörnyei, Z. (2001). Teaching and Researching Motivation. Harlow: Longman.<br />
Duff, P., & Early, M. (1996). Problematics of classroom research across sociopolitical con‐<br />
texts. In S. Gass, & J. Schachter (Eds.), Second Language Classroom Research: Issues and<br />
Opportunities (pp. 1‐30). Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum.<br />
Eaton, J., Collis, G., & Lewis, V. (1999). Evaluative explanations in children's narratives of a<br />
vi<strong>de</strong>o sequence without dialogue. Journal of Child Language, 26, 699‐720.
277<br />
Elbow, P. (1973). The Process of Writing ‐ Growing. In P. Elbow (Aut.), Writing Without<br />
Teachers (pp. 12‐36). Oxford: Oxford University Press.<br />
Elbow, P. (2007). Enlisting speaking and spoken language for writing. The Selected Works of<br />
Peter Elbow. Retrieved January 8, 2010 from http://works.bepress.com/peter_elbow/13.<br />
Ellis, R. (1985). Un<strong>de</strong>rstanding Second Language Acquisition. Oxford: Oxford University Press.<br />
Ersanilli, E., & Koopmans, R. (2007, August). The cultural integration of Turkish immigrants in<br />
Germany, France and the Netherlands: A controlled comparison. Paper presented at the<br />
Annual Conference of the American Sociological Association (ASA), New York, August 11‐<br />
14.<br />
Fisher, R., Myhill, D., Jones, S., & Larkin, S. (2007). Talk to Text: Using Talk to Support Writing.<br />
Exeter: School of Education and Lifelong Learning. University of Exeter.<br />
Flower, L. (1979). Writer‐based prose: A cognitive basis for problems in writing. College Eng‐<br />
lish, 41, 19‐37.<br />
Flynn, N. (2007). What do effective teachers of literacy do? Subject knowledge and peda‐<br />
gogical choices for literacy. Literacy, 41, 137‐146.<br />
Flynn, N. (2008). Scaffolding success with young L2 writers. International Journal of Applied<br />
Linguistics, 56, 87‐88.<br />
Foster, P., & Ohta, A. (2005). Negotiation for meaning and peer assistance in second lan‐<br />
guage classrooms. Applied Linguistics, 26, 402‐430.<br />
Foster, P., Tonkyn, A., & Wigglesworth, G. (2000). Measuring spoken language: A unit for all<br />
reasons: The analysis of spoken interaction. Applied Linguistics, 21, 354‐375.<br />
Gass, S., & Mackey, A. (2000). Stimulated Recall Methodology in Second Language Research.<br />
Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum.<br />
Gass, S., & Schachter, J. (Eds.) (1996). Second Language Classroom Research: Issues and Op‐<br />
portunities. Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum.<br />
Gelati, C., & Boscolo, P. (2009). Improving the quality of primary school children's narration<br />
of personal events. L1 Educational Studies in Language and Literature, 9, 1‐28.<br />
Genesee, F., & Riches, C. (2006). Literacy: Instructional issues. In F. Genesee, K. Lindholm‐<br />
Leary, W. Saun<strong>de</strong>rs, & D. Christian (Eds.), Educating English Language Learners (pp. 109‐<br />
175). New York: Cambridge University Press.<br />
Ghosn, I. K. (2007). Output like input: Influence of children's literature on young L2 learners'<br />
written expression. In B. Tomlinson (Ed.), Language Acquisition and Development. Stu‐<br />
dies of learners of first and other languages (pp. 172‐186). London: Continuum.<br />
Gibbons, P. (2002). Scaffolding Language, Scaffolding Learning ‐ Teaching Second Language<br />
learners in Mainstream Classrooms. Portsmouth, NH: Heinemann.<br />
Gijsberts, M., & Hartgers, M. (2005). Min<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n in het on<strong>de</strong>rwijs. In Jaarrapport Integratie<br />
2005 (pp. 57‐78). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau/Wetenschappelijk on<strong>de</strong>r‐<br />
zoek‐ en documentatiecentrum/ Centraal Bureau <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Statistiek.<br />
GO! ‐ On<strong>de</strong>rwijs van <strong>de</strong> Vlaamse Gemeenschap (1998). Leerplan Basison<strong>de</strong>rwijs. On<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el<br />
Ne<strong>de</strong>rlands. Doelstellingen Schrijven. Brussel: GO!<br />
Good, T., & Brophy, J. (2003). Looking in classrooms. Boston: Allyn and Bacon.<br />
Graham, S., Berninger, V., Abbott, R., Abbott, S., & Whitaker, D. (1997). Role of mechanics in<br />
composing of elementary school stu<strong>de</strong>nts: A new methodological approach. Journal of<br />
Educational Psychology, 89, 170‐182.<br />
Granott, N., & Parziale, J. (2002). Micro<strong>de</strong>velopment: A process‐oriented perspective for<br />
studying <strong>de</strong>velopment and learning. In N. Granott & J. Parziale (Eds.), Micro<strong>de</strong>velopment.<br />
Transition Processes in Development and Learning (pp. 1‐30). Cambridge: Cambridge<br />
University Press.
278<br />
Groenez, S., Van <strong>de</strong>n Bran<strong>de</strong>, I., & Nicaise, I. (2003). Cijferboek sociale ongelijkheid in het<br />
Vlaamse on<strong>de</strong>rwijs. Een verkennend on<strong>de</strong>rzoek op <strong>de</strong> Panelstudie van Belgische huishou‐<br />
<strong>de</strong>ns. (Rep. No. LOA‐rapport, nr. 10). Leuven: SLOA.<br />
Gutierrez, K. (1992). A comparison of instructional contexts in writing process classrooms<br />
with latino children. Education and Urban Society, 24, 244‐262.<br />
Hall, N. (2009). Developing an un<strong>de</strong>rstanding of punctuation. In R. Beard, Myhill, J. Riley, &<br />
M. Nystrand (Eds.), The Sage handbook of Writing Development (pp. 271‐283). Los Ange‐<br />
les: Sage.<br />
Halliday, M., & Hasan, R. (1976). Cohesion in English. London: Longman.<br />
Halliday, M. (1989). Spoken and written language. Oxford: Oxford University Press.<br />
Hamp‐Lyons, L. (2003). Writing teachers as assessors of writing. In B. Kroll (Ed.), Exploring<br />
the Dynamics of Second Language Writing (pp. 162‐190). Cambridge: Cambridge Univer‐<br />
sity Press.<br />
Hayes, J., & Flower, L. (1980). I<strong>de</strong>ntifying the organization of writing processes. In L. Gregg &<br />
E. Steinberg (Eds.), Cognitive Processes in Writing: An interdisciplinary approach (pp. 3‐<br />
30). Hillsdale, NJ: Lawrence Erlbaum.<br />
Heesters, K. (2000). Een wereld vol verhalen. Ontwikkeling van verhaalstructuur bij 9‐ tot 13‐<br />
jarige eerste‐ en twee<strong>de</strong>taalsprekers van het Ne<strong>de</strong>rlands. Groningen: Rijksuniversiteit<br />
Groningen.<br />
Hirtt, N., Nicaise, I., & De Zutter, D. (2007). De school van <strong>de</strong> ongelijkheid. Berchem: Epo.<br />
Howard, E., Christian, D., & Genesee, F. (2004). The <strong>de</strong>velopment of bilingualism and bilitera‐<br />
cy from gra<strong>de</strong> 3 to 5: A summary of findings from the CAL/CREDE study of two‐way im‐<br />
mersion education (Rep. No. 13). Santa Cruz: Centre for Reserach on Education, Diversity<br />
and Excellence.<br />
Hudson, R. (2009). Measuring maturity. In R. Beard, D. Myhill, J. Riley, & M. Nystrand (Eds.),<br />
The Sage Handbook of Writing Development (pp. 349‐362). Los Angeles: Sage.<br />
Hunt, K. (1965). Grammatical structures written at three gra<strong>de</strong> levels. (Rep. No. 3). Cham‐<br />
paign, IL: NCTE.<br />
Janssen, R., Rymenans, R., Van Den Bran<strong>de</strong>n, K., Verhelst, M., Tuerlinckx, F., Van <strong>de</strong>n Noort‐<br />
gate, W. et al. (2008). Peiling lezen en luisteren (Ne<strong>de</strong>rlands) in het basison<strong>de</strong>rwijs. Eind‐<br />
rapport Leuven: Katholieke Universiteit Leuven.<br />
Janssens, A. (1999). Ontwikkeling stimuleren. Werkboek <strong>voor</strong> ou<strong>de</strong>rs en opvoe<strong>de</strong>rs. Leuven:<br />
Acco.<br />
Janssen‐Vos, F., Pompert, B., & Vink, H. (1999). Naar lezen, schrijven en rekenen. Assen: Van<br />
Gorcum.<br />
Jarvey, M., McKeough, A., & Pyryt, M. (2008). Teaching trickster tales: A comparison of in‐<br />
structional approaches. Research in the Teaching of English, 43, 42‐73.<br />
Jaspaert, K., Colpin, M., <strong>de</strong> Croon, K., Linsen, B., Rossenbacker, K., Van<strong>de</strong>nbroucke, M. et al.<br />
(1996). De Toren van Babbel. Deurne: Plantyn.<br />
Jewell, J., & Malecki, C. (2005). The utility of CBM written language indices: An investigation<br />
of production‐<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nt, production‐in<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nt, and accurate‐production scores.<br />
School Psychology Review, 34, 27‐44.<br />
Johnson, R., & Onwuegbuzie, A. (2004). Mixed method research: A research paradigm whose<br />
time has come. Educational Researcher, 33, 14‐26.<br />
Jones, S., & Myhill, D. (2007). Discourses of difference? Examining gen<strong>de</strong>r differences in lin‐<br />
guistic charateristics of writing. Canadian Journal of Education, 30, 456‐482.<br />
Jor<strong>de</strong>ns, K., Kerkhofs, G., & Mad<strong>de</strong>ns, N. (2008). Milos. Meetinstrument Lager On<strong>de</strong>rwijs<br />
Spreekvaardigheid. Leuven: <strong>Centrum</strong> <strong>voor</strong> <strong>Taal</strong> en On<strong>de</strong>rwijs.
279<br />
Jungbluth, P. (2003). De ongelijke basisschool. Nijmegen: ITS.<br />
Kanaris, A. (1999). Gen<strong>de</strong>red journeys: Children's writing and the construction of gen<strong>de</strong>r.<br />
Language and Education, 13, 254‐268.<br />
Kelchtermans, G. (1994). De professionele ontwikkeling van leerkrachten basison<strong>de</strong>rwijs<br />
vanuit het biografisch perspectief. Leuven: Universitaire Pers.<br />
Kellogg, R. (2008). Training writing skills: A cognitive <strong>de</strong>velopmental perspective. Journal of<br />
writing research, 1, 1‐26.<br />
Krashen, S. (1978). Individual variation in the use of the monitor. In W.Ritchie (Ed.), Second<br />
Language Acquisition Research. New York: Aca<strong>de</strong>mic Press.<br />
Kress, G. (1994). Learning to write. London: Routledge.<br />
Krom, R., Verhelst, N., & Veldhuijzen, N. (2004). Balans van het schrijfvaardigheidson<strong>de</strong>rwijs<br />
op <strong>de</strong> basisschool. uitkomsten van <strong>de</strong> peilingen in 1999: halverwege en ein<strong>de</strong> basison‐<br />
<strong>de</strong>rwijs en speciaal on<strong>de</strong>rwijs (Rep. No. 28). Arnhem: Citogroep.<br />
Laevers, F., Buyse, E., & Snoeck, G. (2009). Fundamenteel diepteon<strong>de</strong>rzoek naar krachtige<br />
GOK‐leeromgevingen. On<strong>de</strong>rzoeksluik 'Betrokkenheid en Welbevin<strong>de</strong>n' (Ongepubliceerd<br />
rapport). Leuven: <strong>Centrum</strong> <strong>voor</strong> Ervaringsgericht On<strong>de</strong>rwijs.<br />
Laevers, F., Van <strong>de</strong>n Bran<strong>de</strong>n, K., & Verlot, M. (2004). Beter, bre<strong>de</strong>r en met meer kleur. On‐<br />
<strong>de</strong>rwijs <strong>voor</strong> kwetsbare leerlingen in Vlaan<strong>de</strong>ren. Een terugblik en suggesties <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
toekomst. Leuven: Steunpunt Gelijke On<strong>de</strong>rwijskansen.<br />
Lanauze, M., & Snow, C. (1989). The relation between first‐ and second‐language writing<br />
skills: Evi<strong>de</strong>nce from Puerto Rican elementary school children in bilingual programs. Lin‐<br />
guistics and Education, 1, 323‐339.<br />
Larsen‐Freeman, D., & Cameron, L. (2008). Complex Systems and Applied Linguistics. Oxford:<br />
Oxford University Press.<br />
Larsen‐Freeman, D. (1997). Chaos/complexity science and second language acquisition. Ap‐<br />
plied Linguistics, 18, 141‐165.<br />
Larsen‐Freeman, D. (2006). The emergence of complexity, fluency, and accuracy in the oral<br />
and written production of five Chinese learners of English. Applied Linguistics, 27, 590‐<br />
619.<br />
Lavelli, M., Pantoja, A., Hsu, H., Messinger, D., & Fogel, A. (2005). Using microgenetic <strong>de</strong>signs<br />
to study change processes. In D. Teti (Ed.), Handbook of Research Methods in Develop‐<br />
mental Science (pp. 40‐65). Oxford: Blackwell.<br />
Long, M. (1980). Insi<strong>de</strong> the "black box": Methodological issues in classroom research on<br />
language learning. Language Learning, 30, 1‐42.<br />
Lowie, W., Verspoor, M., & De Bot, K. (2009). A dynamic view of second language <strong>de</strong>velop‐<br />
ment across the lifespan. In K. <strong>de</strong> Bot, & R. Schrauf (Eds.), Language Development Over<br />
the Lifespan (pp. 125‐145). London: Routledge.<br />
Luyten, H., Visscher, A., & Witziers, B. (2005). School effectiveness research: From a review<br />
of the criticism to recommendations for further <strong>de</strong>velopment. School Effectiveness and<br />
School Improvement, 16, 249‐279.<br />
Manço, U. (2009). Turks in Europe: from a garbled image to the complexity of migrant social<br />
reality. Retrieved January 15, 2009 from<br />
http://www.flwi.ugent.be/cie/umanco/umanco5.htm<br />
McCutchen, D. (2000). knowledge, processing, and working memory: Implications for a<br />
theory of writing. Educational Psychologist, 35, 13‐23.<br />
McKeough, A., Davis, L., Forgeron, N., Marini, A., & Fung, T. (2005). Improving story complex‐<br />
ity and cohesion. A <strong>de</strong>velopmental approach to teaching story composition. Narrative<br />
Inquiry, 15, 241‐266.
280<br />
McMaster, K., & Espin, C. (2007). Technical features of curriculum‐based measurement in<br />
writing. The Journal of Special Education, 41, 68‐84.<br />
Medwell, J., & Wray, D. (2008). Handwriting. A forgotten language skill. Language and Edu‐<br />
cation, 22, 34‐47.<br />
Mercer, N. (1995). The Gui<strong>de</strong>d Construction of Knowledge. Talk amongst teachers and learn‐<br />
ers. Clevedon: Multilingual Matters.<br />
Michiels, E. (2008). De leerkracht aan het woord. On<strong>de</strong>rzoek naar on<strong>de</strong>rsteuning van NT2‐<br />
leerlingen bij het schrijven van een verhaal (Ongepubliceer<strong>de</strong> Masterproef). Leuven:<br />
K.U.Leuven.<br />
Moats, L., Foorman, B., & Taylor, P. (2006). How quality of writing instruction impacts high‐<br />
risk fourth gra<strong>de</strong>rs' writing. Reading and Writing, 19, 363‐391.<br />
Mortelmans, D. (2007). Handboek kwalitatieve on<strong>de</strong>rzoeksmetho<strong>de</strong>n. Leuven: Acco.<br />
Myhill, D., & Warren, P. (2005). Scaffolds or straitjackets? Critical moments in classroom<br />
discourse. Educational Review, 57, 55‐69.<br />
Myhill, D. (2008). Towards a linguistic mo<strong>de</strong>l of sentence <strong>de</strong>velopment in writing. Language<br />
and Education, 22, 271‐288.<br />
Myhill, D. (2008, February). Writing aloud: An exploration of oral rehearsal in the early year's<br />
classroom. Paper presented at Writing Research Across Bor<strong>de</strong>rs, Santa Barbara, Febru‐<br />
ary, 22‐24.<br />
Myhill, D. (2009). Becoming a <strong>de</strong>signer: Trajectories of linguistic <strong>de</strong>velopment. In R. Beard, D.<br />
Myhill, J. Riley, & M. Nystrand (Eds.), The Sage Handbook of Writing Development (pp.<br />
402‐414). Los Angeles: Sage.<br />
National Writing Project (2008). Local Site Research Initiative Report. Cohort III. 2005‐2006.<br />
Summary Report of National results. Berkeley: University of California.<br />
Nelson, N., & Van Meter, A. (2007). Measuring written language ability in narrative samples.<br />
Reading and Writing Quarterly, 23, 287‐309.<br />
Nicaise, I. (2008). Ongelijkheid en sociale uitsluiting in het on<strong>de</strong>rwijs: een onuitroeibare<br />
kwaal? In I. Nicaise, & E. Desmedt (Eds.), Gelijke kansen op school: het kan! Zestien spo‐<br />
ren <strong>voor</strong> praktijk en beleid (pp. 21‐53). Mechelen: Plantyn.<br />
Nistov, I. (2001). Reference continuation in L2 narratives of Turkish adolescents in Norway.<br />
In L. Verhoeven, & S. Strömqvist (Eds.), Narrative <strong>de</strong>velopment in a Multilingual Context<br />
(pp. 51‐86). Amsterdam: John Benjamins.<br />
Norbury, C. F., & Bishop, D. (2003). Narrative skills of children with communication impair‐<br />
ments. International Journal of Language and Communication Disor<strong>de</strong>rs, 38, 287‐313.<br />
Nye, B., Konstantopoulos, S., & Hedges, L. (2004). How large are teacher effects? Educational<br />
Evaluation and Policy Analysis, 26, 237‐257.<br />
Olinghouse, N., & Graham, S. (2009). The relationship between the discourse knowledge and<br />
the writing performance of elementary‐gra<strong>de</strong> stu<strong>de</strong>nts. Journal of Educational Psychol‐<br />
ogy, 101, 37‐50.<br />
Olinghouse, N. (2007). Stu<strong>de</strong>nt‐ and instruction‐level predictors of narrative writing in third‐<br />
gra<strong>de</strong> stu<strong>de</strong>nts. Reading and Writing, 21, 3‐24.<br />
Oliver, R., Philp, J., & Mackey, A. (2008). The impact of teacher input, guidance and feed‐<br />
back. In J. Philp, R. Oliver, & A. Mackey (Eds.), Second Language Acquisition and the<br />
Young Learner. Child's Play? (pp. 131‐148). Amsterdam: John Benjamins.<br />
Oostdam, R., & Rijlaarsdam, G. (1995). Towards strategic language learning. Amsterdam:<br />
Amsterdam University Press.
281<br />
Organisation for Economic Co‐operation and Development (OECD) (2001). Knowledge and<br />
Skills for Life: First Results From the OECD Programme for International Stu<strong>de</strong>nt Assess‐<br />
ment (PISA), 2000. Parijs.<br />
OVGB‐Brussel, VB‐Brussel, & Steunpunt NT2 (Z.d.). Leesslang. Antwerpen: Garant.<br />
OVSG ‐ On<strong>de</strong>rwijssecretariaat van <strong>de</strong> Ste<strong>de</strong>n en Gemeenten van <strong>de</strong> Vlaamse Gemeenschap<br />
(1997). Leerplan Ne<strong>de</strong>rlandse taal. Deel 3: Schrijven in <strong>de</strong> basisschool. Brussel: OVSG.<br />
Parker, R., Tindal, G., & Hasbrouck, J. (1991). countable indices of writing quality: Their sui‐<br />
tability for screening‐eligibility <strong>de</strong>cisions. Exceptionality, 2, 1‐17.<br />
Persky, H., Daane, M., & Jin, Y. (2003). The Nation's Report Card: Writing 2002. (Rep. No.<br />
2003‐529). Washington, DC: U.S. Department of Education. Institute of Education Sci‐<br />
ences. National Center for Education.<br />
Peterson, S. (2006). Influence of gen<strong>de</strong>r on writing <strong>de</strong>velopment. In C. MacArthur, S. Gra‐<br />
ham, & J. Fitzgerald (Eds.), Handbook of Writing Research (pp. 311‐323). New York: The<br />
Guilford Press.<br />
Pienemann, M. (1998). Language Processing and Second Language Development. Processa‐<br />
bility Theory. Amsterdam: John Benjamins.<br />
Pirls Vlaan<strong>de</strong>ren (2006). Resultaten <strong>voor</strong> Vlaan<strong>de</strong>ren. Retrieved January 15, 2009 from<br />
http://pp
282<br />
Couzijn (Eds.), Effective learning and Teaching of Writing. A Handbook of Writing in Edu‐<br />
cation (pp. 17‐30). New York: Kluwer.<br />
Rijlaarsdam, G., & Wesdorp, H. (1988). Het beoor<strong>de</strong>len van taalvaardigheid in het on<strong>de</strong>rwijs.<br />
Ne<strong>de</strong>rlandse on<strong>de</strong>rzoeksresultaten op het gebied van het meten van <strong>de</strong> schrijf‐, spreek‐<br />
en discussie‐, lees‐ en luistervaardigheid. In C. Jansen & M. Steehou<strong>de</strong>r (Eds.), <strong>Taal</strong>be‐<br />
heersing in artikelen (pp. 276‐323). Lei<strong>de</strong>n: Martinus Nijhoff.<br />
Rijlaarsdam, G., Braaksma, M., Couzijn, M., Janssen, T., Kieft, M., & Broekkamp, H. (2005).<br />
Psychology and the teaching of writing in 8000 and some words. Learning for Teaching.<br />
British Journal of Educational Psychology Monograph series, 2, 127‐153.<br />
Rogosa, D. (1995). Myths and methods: "Myths About Longitudinal Research" plus supple‐<br />
mental questions. In J. Gottman (Ed.), The Analysis of Change (pp. 3‐66). Mahwah, NJ:<br />
Lawrence Erlbaum.<br />
Rogosa, D., Brandt, D., & Zimowski, M. (1982). A growth curve approach to the measure‐<br />
ment of change. Psychological Bulletin, 92, 726‐748.<br />
Roth, F., Spekman, N., & Fye, E. (1995). Reference cohesion in the oral narratives of stu<strong>de</strong>nts<br />
with learning disabilities and normally achieving stu<strong>de</strong>nts. Learning Disability Quarterly,<br />
18, 25‐40.<br />
Rotthier, G. (Ed.) (Z.d.) <strong>Taal</strong>signaal. Mechelen: Wolters‐Plantyn.<br />
Saddler, B., & Graham, S. (2005). The effects of peer‐assisted sentence‐combining instruc‐<br />
tion on the writing performance of more and less skilled young writers. Journal of Educa‐<br />
tional Psychology, 97, 43‐54.<br />
Saris, W., & Bronkhorst, H. (1984). Causal Mo<strong>de</strong>lling in Nonexperimental Research. Amster‐<br />
dam: Sociometric Research Foundation.<br />
Scheys, M. (2008). Beginsituatie van leerlingen in het eerste leerjaar B van het secundair<br />
on<strong>de</strong>rwijs (Rep. No. OBPWO 06.00). Brussel: Vlaamse Overheid, Departement On<strong>de</strong>rwijs<br />
en Vorming.<br />
Schmidt, K., & Teti, D. (2005). Issues in the use of longitudinal and cross‐sectional <strong>de</strong>signs. In<br />
D. Teti (Ed.), Handbook of research Methods in Developmental Science (pp. 3‐20). Ox‐<br />
ford: Blackwell.<br />
Schoonen, R. (1991). De evaluatie van schrijfvaardigheidsmetingen. Een empirische studie<br />
naar betrouwbaarheid, validiteit en bruikbaarheid van schrijfvaardigheidsmetingen in <strong>de</strong><br />
achtste groep van het basison<strong>de</strong>rwijs (Ongepubliceerd aca<strong>de</strong>misch proefschrift). Am‐<br />
sterdam: Universiteit van Amsterdam.<br />
Schoonen, R. (2005). Generalizability of writing scores: An application of structural equation<br />
mo<strong>de</strong>ling. Language Testing, 22, 1‐30.<br />
Serrano, R., & Howard, E. (2007). Second language writing <strong>de</strong>velopment in english and in<br />
spanish in a two‐way immersion programme. The International Journal of Bilingual Edu‐<br />
cation and Bilingualism, 10, 152‐170.<br />
Siegler, R. (2006). Microgenetic Analysis of Learning. In W. Damon, R. Lerner, D. Kuhn, & R.<br />
Siegler (Eds.), Handbook of Child Psychology, Volume 2, Cognition, Perception, and Lan‐<br />
guage (pp. 464‐510). Oxford: Wiley.<br />
Singer, J., & Willett, J. (2003). Applied Longitudinal Data Analysis. Mo<strong>de</strong>ling Change and<br />
Event Occurrence. Oxford: Oxford University Press.<br />
Skehan, P., & Foster, P. (2001). Cognition and tasks. In P. Robinson (Ed.), Cognition and<br />
second language instruction (pp. 183‐205). New York: Cambridge University Press, 2001.<br />
Skehan, P. (1998). A Cognitive Apporach to Language Learning. Oxford: Oxford University<br />
Press.
283<br />
Skehan, P. (2007). Complexity, accuracy, fluency, and lexis in task‐based perfomance: A me‐<br />
ta‐analysis of the Ealing research. In Complexity, Accuracy and Fluency in Second Lan‐<br />
guage Use, Learning and Teaching. Book of abstracts (pp. 21‐22). Brussel: VUB.<br />
Smits, D., & Aarnoutse, C. (1997). Een longitudinaal on<strong>de</strong>rzoek naar verschillen in taal‐ en<br />
leerprestaties van autochtone en allochtone kin<strong>de</strong>ren. Ne<strong>de</strong>rlands tijdschrift <strong>voor</strong> op‐<br />
voeding, vorming en on<strong>de</strong>rwijs, 13, 33‐52.<br />
Snij<strong>de</strong>rs, T., & Bosker, R. (1999). Multilevel Analysis. An introduction to basic and advanced<br />
multilevel mo<strong>de</strong>lling. London: Sage.<br />
Snow, C., Burns, M., & Griffin, P. (1998). Preventing reading difficulties in young children<br />
(Electronic version). Washington, DC. Retrieved March 21, 2009 from<br />
http://books.nap.edu/html/prdyc/,<br />
Spada, N., Ranta, L., & Lightbown, P. (1996). Working with teachers in second language ac‐<br />
quisition research. In S. Gass & J. Schachter (Eds.), Second Language Classroom Research:<br />
Issues and Opportunities (pp. 31‐44). Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum.<br />
Swanson, H., & Berninger, V. (1994). Working memory as a source of individual differences<br />
in children's writing. Advances in Cognition and Educational Practice, 2, 31‐56.<br />
Terwel, T. (2004). Pygmalion in <strong>de</strong> klas: Over verwachtingen van leraren en <strong>de</strong> invloed van<br />
me<strong>de</strong>leerlingen. Pedagogische Studiën, 81, 58‐68.<br />
Tindal, G., & Parker, R. (1991). I<strong>de</strong>ntifying measures for evaluating written expression. Learn‐<br />
ing Disabilities Research & Practice, 6, 211‐218.<br />
Troia, G., & Graham, S. (2003). Effective writing instruction across gra<strong>de</strong>s: What every educa‐<br />
tional consultant should know. Journal of Educational and Psychological Consultation,<br />
14, 75‐89.<br />
Tubas, J., & Baeten, M. (1994). Spelweg. Wommelgem: Van In.<br />
Tucker, M., & Hirsh‐Pasek, K. (1993). Systems and language: Implications for acquisition. In L.<br />
Smith & E. Thelen (Eds.), A Dynamic Systems Approach to Development. Applications (pp.<br />
359‐384). London: The MIT Press.<br />
Tukey, J., & McLaughlin, D. (1963). Less vulnerable confi<strong>de</strong>nce and significance procedures<br />
for location based on a single sample: Trimming Winsorization. The Indian Journal of Sta‐<br />
tistics, Series A, 25, 331‐352.<br />
Van <strong>de</strong> Gein, J. (1991). Het benul van <strong>de</strong> zin. Toegepaste taalwetenschap in artikelen, 40,<br />
102‐111.<br />
Van <strong>de</strong> Gein, J. (2005). Balans van taalkwaliteit in schrijfwerk uit het primair on<strong>de</strong>rwijs (Rep.<br />
No. 29). Arnhem: Citogroep.<br />
Van <strong>de</strong>n Bergh, H., & Hoeksma, J. (1993). Mo<strong>de</strong>lling <strong>de</strong>velopment in education: A three‐level<br />
mo<strong>de</strong>l. In J. Oud & R. van Blokland‐Vogelesang (Eds.), Advances in Longitudinal and Mul‐<br />
tivariate Analysis in the Behavioral Sciences (pp. 81‐90). Nijmegen: ITS.<br />
Van <strong>de</strong>n Bergh, H., & Kuhlemeier, H. (1997). Multiniveau mo<strong>de</strong>llen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> analyse van<br />
leerwinst vergeleken. Tijdschrift <strong>voor</strong> on<strong>de</strong>rwijsresearch, 22, 54‐75.<br />
Van <strong>de</strong>n Bergh, H. (2009). Gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n en varianties. Het on<strong>de</strong>rschatte belang van varian‐<br />
ties geïllustreerd aan een studie naar het effect van leesstrategieën. Leven<strong>de</strong> Talen, 10,<br />
3‐11.<br />
Van <strong>de</strong>n Bergh, H., De Glopper, K., & Schoonen, R. (1988). Directe metingen van schrijfvaar‐<br />
digheid: validiteit en taakeffecten. In F. van Eemeren & R. Grootendorst (Eds.), <strong>Taal</strong>be‐<br />
heersing in Ontwikkeling (pp. 370‐383). Dordrecht: Foris Publications.<br />
Van Den Bran<strong>de</strong>n, K. (2009). Diffusion and implementation of innovations. In M. Long & C.<br />
Doughty (Eds.), The Handbook of Language Teaching (pp. 659‐672). Chichester: Wiley‐<br />
Blackwell.
284<br />
Van <strong>de</strong>n Noortgate, W., Putsjens, H., & Onghena, P. (2004). Multiniveau‐analyse in <strong>de</strong> prak‐<br />
tijk. Deel 3. Toepassingen en uitbreidingen. Leuven: Acco.<br />
Van <strong>de</strong>r Schoot, F., & Bechger, T. (2003). Balans van handschriftkwaliteit in het primair on‐<br />
<strong>de</strong>rwijs. Uitkomsten van <strong>de</strong> peilingen in 1999. Arnhem: Citogroep.<br />
Van Geert, P., & Steenbeek, H. (2005). The dynamics of scaffolding. New I<strong>de</strong>as in Psychology,<br />
23, 115‐128.<br />
Van Geert, P., & Steenbeek, H. (2008). A complexity and dynamic systems approach to <strong>de</strong>‐<br />
velopmental assessment, mo<strong>de</strong>ling and research. In A. Battro, K. Fisher, & P. Léna (Eds.),<br />
The educated brain: essays in neuro‐education (pp. 71‐94). Cambridge: Cambridge Uni‐<br />
versity Press.<br />
Van Geert, P., & Van Dijk, M. (2002). Focus on variability: New tools to study intra‐individual<br />
variability in <strong>de</strong>velopmental data. Infant Behavior and Development, 25, 340‐374.<br />
Van Geert, P. (1998). A Dynamic Systems mo<strong>de</strong>l of basic <strong>de</strong>velopmental Mechanisms: Piaget,<br />
Vygotsky, and beyond. Psychological Review, 98, 634‐677.<br />
Van Gel<strong>de</strong>r, T., & Port, R. (1995). It's about time: An overview of the dynamical approach to<br />
cognition. In R. Port, & T. Van Gel<strong>de</strong>r (Eds.), Mind as Motion: Exploration in the Dynamics<br />
of Cognition (pp. 1‐44). Massachusetts: MIT Press.<br />
Van Gorp, K., & Verhey<strong>de</strong>n, L. (2006). Effecten van het omgaan met meertaligheid op school‐<br />
en klasniveau op <strong>de</strong> taalvaardigheid Ne<strong>de</strong>rlands van an<strong>de</strong>rstalige leerlingen in het<br />
Vlaamse on<strong>de</strong>rwijs. In T. Koole, J. Nortier, & B. Tahitu (Eds.), Sociolinguïstische Conferen‐<br />
tie. Anéla (pp. 187‐198). Delft: Eburon.<br />
Van Gorp, K. (2010). ‘Meester, wat is genen?’ De effectiviteit van kennisconstructie en<br />
schooltaalverwerving bij NT2‐leerlingen aan het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> basisschool (Ongepubli‐<br />
ceerd aca<strong>de</strong>misch proefschrift). Leuven: K.U.Leuven.<br />
Van Roy, R. (2008). De praktijk van schrijfon<strong>de</strong>rwijs en zijn invloed op leerlingenprestaties in<br />
een NT2‐context (Ongepubliceer<strong>de</strong> masterproef). Leuven: K.U.Leuven.<br />
Van<strong>de</strong>rhoeven, J. (2008). Differentiëren <strong>voor</strong> meer gelijkheid: een pleidooi <strong>voor</strong> kwalitatieve<br />
differentiatie. In I. Nicaise, & E. Desmedt (Eds.), Gelijke kansen op school: het kan! Zes‐<br />
tien sporen <strong>voor</strong> praktijk en beleid (pp. 477‐499). Mechelen: Plantyn.<br />
Van<strong>de</strong>rsteegen, T. (2008). Is kiezen verliezen? Een on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> schriftelijke taalvaar‐<br />
digheid van acht‐ en negenjarige NT2‐sprekers (Ongepubliceer<strong>de</strong> licentiaatsverhan<strong>de</strong>‐<br />
ling). Leuven: K.U.Leuven.<br />
Verhaeghe, J., Knipprath, H., & Mertens, G. (2007). Begrijpend lezen. Vier<strong>de</strong> leerjaar. School‐<br />
feedbackrapport n.a.v. <strong>de</strong>elname aan het PIRLS 2006‐on<strong>de</strong>rzoek. Leuven: <strong>Centrum</strong> <strong>voor</strong><br />
On<strong>de</strong>rwijseffectiviteit.<br />
Verhaeghe, J., Van <strong>de</strong> gaer, E., Reyn<strong>de</strong>rs, T., & Van Damme, J. (2006). GOK‐leerlingen in het<br />
eerste leerjaar: achterstand en evolutie <strong>voor</strong> het leergebied wiskun<strong>de</strong>. Een bena<strong>de</strong>ring<br />
vanuit on<strong>de</strong>rwijseffectiviteit (Rep. No. 44). Leuven: SIBO.<br />
Verhey<strong>de</strong>n, L. (2004). Ontluiken<strong>de</strong> geletterdheid in het kleuteron<strong>de</strong>rwijs. Hoe peuters en<br />
kleuters schriftelijke communicatie kunnen verkennen. In F. Daems, K. Van Den Bran<strong>de</strong>n,<br />
& L. Verschaffel (Eds.), <strong>Taal</strong> verwerven op school. <strong>Taal</strong>didactiek <strong>voor</strong> basison<strong>de</strong>rwijs en<br />
eerste graad secundair (pp. 61‐100). Leuven: Acco.<br />
Verhey<strong>de</strong>n, L., Van Gorp, K., & Heymans, R. (2006). Analyses van <strong>de</strong> resultaten Volgsysteem<br />
Lager On<strong>de</strong>rwijs <strong>Taal</strong>vaardigheid – VLOT in 18 basisscholen met een groot aantal doel‐<br />
groepleerlingen (Intern rapport). Leuven: Steunpunt Gelijke On<strong>de</strong>rwijskansen.<br />
Verhoeven, L. (1992). Mon<strong>de</strong>linge en schriftelijke vaardigheid in het Ne<strong>de</strong>rlands als eerste<br />
en twee<strong>de</strong> taal. Toegepaste taalwetenschap in artikelen, 43, 66‐77.
285<br />
Verhoeven, L. (1997). Acquisition of literacy by immigrant children. In C. Pontecorvo (Ed.),<br />
Writing <strong>de</strong>velopment. An interdisciplinary view (pp. 219‐240). Amsterdam: John Benja‐<br />
mins.<br />
Vermeer, A. (2000a). Lexicale rijkdom, tekstmoeilijkheid en woor<strong>de</strong>nschatgrootte. Toegepas‐<br />
te taalwetenschap in artikelen, 64, 95‐105.<br />
Vermeer, A. (2000b). Coming to grips with lexical richness in spontaneous speech data. Lan‐<br />
guage Testing, 17, 65‐83.<br />
Vernon, S., Alvarado, M., & Zermeno, P. (2005). Rewriting to introduce punctuation in the<br />
second gra<strong>de</strong>: a didactic approach. In G. Rijlaarsdam, H. van <strong>de</strong>n Bergh, & M. Couzijn<br />
(Eds.), Effective Learning and Teaching of Writing: A Handbook of Writing in Education<br />
(pp. 47‐58). New York: Kluwer.<br />
Verspoor, M., De Bot, K., & Lowie, W. (2004). Dynamic systems theory and variation: a case<br />
study in L2 writing. In H. Aertsen, M. Hannay, & R. Lyall (Eds.), Words in their places: a<br />
Festschrift for J. Lachlan Mackenzie (pp. 407‐421). Amsterdam: Vrije Universiteit.<br />
Verspoor, M., Lowie, W., & De Bot, K. (2009). Input and second language <strong>de</strong>velopment from<br />
a dynamic perspective. In T. Piske, & M. Young‐Scholten (Eds.), Input Matters (pp. 62‐<br />
80). Bristol: Multilingual Matters.<br />
Verspoor, M., Lowie, W., & Van Dijk, M. (2008). Variability in second language <strong>de</strong>velopment<br />
from a Dynamic Systems perspective. The Mo<strong>de</strong>rn Language Journal, 92, 214‐231.<br />
vvkbao ‐ Vlaams Verbond van het Katholiek Basison<strong>de</strong>rwijs (2000). Ne<strong>de</strong>rlands Schrijven<br />
Deelleerplan. Brussel: VVKBAO.<br />
Vygotsky, L. (1978) Interaction between learning and <strong>de</strong>velopment. In L. Vygotsky (Aut.), M.<br />
Cole, V. John‐Steiner, S. Scribner, & E. Souberman (Eds.), Mind and Society (pp. 79‐91).<br />
Cambridge, MA: Harvard University Press.<br />
Watson‐Gegeo, K. (1988). Ethnography in ESL: Defining the essentials. Tesol Quarterly, 22,<br />
575‐592.<br />
Weigle, S. C. (2002). Assessing Writing. Cambridge: Cambridge University Press.<br />
Wells, G. (1985). Language <strong>de</strong>velopment in the preschool years. Cambridge: Cambridge Uni‐<br />
versity Press.<br />
Wigglesworth, G. (1997). Children's individual approaches to the organization of narrative.<br />
Journal of Child Language, 24, 279‐309.<br />
Wolfe‐Quintero, K., Inagaki, S., & Kim H.Y. (1998). Second Language Development in Writing:<br />
Measures of Fluency, Accuracy & Complexity. Honolulu: University of Hawai'i.<br />
Woor<strong>de</strong>nlijst Ne<strong>de</strong>rlandse <strong>Taal</strong> (2005). Tielt: Lannoo.<br />
Wyatt‐Smith, C., & Castleton, G. (2004). Factors affecting writing achievement: mapping<br />
teacher beliefs. English in Education, 38, 39‐63.
286
287<br />
KLAS 1, BS1<br />
Bijlage A: <strong>de</strong> sessies in klas 1, <strong>de</strong> klas van juf Ena<br />
Dag 1, dgdl, les: Ne<strong>de</strong>rlands: schrijven verhaal<br />
Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 1: klassikale introductie [04'00'']<br />
Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 2: individueel begeleid schrijven [30'20"]<br />
Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 3: enkele verhalen wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>gelezen [05'00"]<br />
Dag 2, dgdl, les: Ne<strong>de</strong>rlands: schrijven verhaal<br />
Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 1: klassikale feedback [09'30"]<br />
Dag 1: Klassikale introductie<br />
KL. ‐ LK vraagt <strong>de</strong> LLn om het stripverhaal te bekijken. LK vermeldt dat <strong>de</strong> striptekeningen samen<br />
een verhaal vormen. In een OLG reconstrueert <strong>de</strong> LK samen met <strong>de</strong> LLn het verhaal.<br />
‐ LK vraagt aan LLn waarop gelet moet wor<strong>de</strong>n bij het schrijven van "zinnekes":<br />
hoofdletters, foutjes niet doorstrepen, interpunctie, naam geven aan personages (op vraag<br />
van LL).<br />
‐ Nadat <strong>de</strong> LK het formele startschot gegeven heeft, en nogal wat LLN al aan het schrijven<br />
zijn gegaan (o.a. KAREN en KEVIN(?)), stelt C.L. <strong>de</strong> vraag of er tekstballonnetjes geschreven<br />
mogen wor<strong>de</strong>n. De LK reageert ‐ hoorbaar <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hele klasgroep, maar niet beluisterd door<br />
ie<strong>de</strong>reen: "Nee, we gaan een verhaaltje schrijven, je mag ze iets laten zeggen, maar nie in<br />
een tekstballonnetje want dat is alleen bij een stripverhaal."<br />
‐ KAREN is betrokken bij <strong>de</strong> interpretatie van <strong>de</strong> prentenreeks.<br />
‐ KAREN antwoordt spontaan op een vraag i.v.m. het interpreteren van <strong>de</strong> prentenreeks.<br />
De LK vult haar antwoord ge<strong>de</strong>eltelijk zelf aan, stelt KAREN een bijkomen<strong>de</strong> vraag, en<br />
KAREN accepteert KARENs antwoord. Het antwoord bevatte correct ingebed<strong>de</strong> directe re<strong>de</strong>.<br />
‐ KAREN vraagt of ze <strong>de</strong> personages een naam mogen geven. De LK bevestigt en voegt toe<br />
dat ze die “ook tegen mekaar [mogen] laten praten. Dus dat mag je zelf kiezen." Een LL<br />
reageert met 'ballonnekes, juffrouw?'. De LK gaat daar niet op in.<br />
MER‐<br />
VE<br />
SADDE‐<br />
DIN<br />
KEVIN<br />
‐ MERVE reikt spontaan aandachtspunt aan (foutjes tussen haakjes). De LK accepteert haar<br />
inbreng, maar geeft aan dat <strong>de</strong> tip “min<strong>de</strong>r belangrijk” is.<br />
/<br />
‐ KEVIN is betrokken bij <strong>de</strong> interpretatie van <strong>de</strong> prentenreeks (vinger). De LK laat hem aan<br />
het woord.<br />
‐ KEVIN vult spontaan een zin van <strong>de</strong> LK i.v.m. schrijftips aan. De LK geeft positieve<br />
feedback: “heel goed”.<br />
Dag 1: Individueel begeleid schrijven<br />
KL. ‐ LK geeft individueel advies (als reactie op wat ze geschreven ziet staan) en beidt (meestal)<br />
bemoedigen<strong>de</strong> evaluaties aan: lay‐out, inhou<strong>de</strong>lijke volledigheid, kleine correcties<br />
(spelling/hoofdletters).<br />
‐ De interacties tussen LK en LL zijn zeer kort en oplossingsgericht, in die zin dat <strong>de</strong> LK altijd<br />
oplossing aanreikt.<br />
‐ LK leest het hele tekstje na van LLn die klaar zijn. On<strong>de</strong>rtussen haalt ze er <strong>de</strong> foutjes uit
288<br />
KAREN<br />
MER‐<br />
VE<br />
SADDE‐<br />
DIN<br />
KEVIN<br />
(vnl. spelling). De correcties in <strong>de</strong> klas gebeuren groten<strong>de</strong>els niet in interactie met <strong>de</strong> LL. Af<br />
en toe formuleert <strong>de</strong> LK een advies hardop: spellingsregel, betekenisverschil tussen<br />
woor<strong>de</strong>n, "Ge moet proberen van korte zinnekes te maken. Ge moogt geen te lange zinnen<br />
maken". Ze voegt meestal een algemene evaluatie toe (bv. goed verteld).<br />
‐ KAREN vraagt hulp bij gebruik hoofdletter, i.c. bij "1 woordantwoord" van personage: "Als<br />
je een woordje wilt schrijven, bv. Die vraagt 'Wil je mee wan<strong>de</strong>len'. En zegt 'Euh', moet dat<br />
dan ook met een hoofdletter?" LK geeft aan "Elke zin begint met een hoofdletter."<br />
‐ De LK leest op eigen initiatief KARENs "verhaal" en corrigeert kleinere foutjes (spelling,<br />
zinsbouw). De LK evalueert het erg positief, zowel mon<strong>de</strong>ling (“Knap. Knap geschreven. Heel<br />
goe”) als schriftelijk (“Knap geschreven!!”).<br />
‐ De LK bekijkt op eigen initiatief het verhaaltje van MERVE Ze maakt een opmerking over<br />
het geschrift van MERVE (“ik kan da nie lezen”) en verbetert schriftelijk spelling (heu>
289<br />
MER‐<br />
VE<br />
SADDE‐<br />
DIN<br />
KEVIN<br />
Tij<strong>de</strong>ns het schrijven let ze op hoofdletters en schoonschrift.<br />
MERVE vond <strong>de</strong> opdracht erg leuk.<br />
Ze vond <strong>de</strong> taak matig moeilijk.<br />
Ze <strong>de</strong>nkt een slecht verhaal geschreven te hebben.<br />
Ze schenkt aandacht aan schoonschrift en hoofdletters.<br />
SADDEDIN geeft aan dat hij het helemaal geen leuke taak vond.<br />
Hij vond <strong>de</strong> schrijfopdracht wel makkelijk.<br />
Hij <strong>de</strong>nkt het er goed vanaf gebracht te hebben.<br />
Hij let er op dat hij mooi schrijft en “nieks en geen slegte (= verkeer<strong>de</strong>) dinge”.<br />
KEVIN verklaart dat hij <strong>de</strong> schrijfopdracht maar matig leuk vond.<br />
De taak zelf vond hij matig moeilijk.<br />
Hij <strong>de</strong>nkt een goed verhaal te hebben geschreven.<br />
Hij besteedt er aandacht aan “goed te schijven en geen foute te maken en iet op schijven”.<br />
Schriftelijke feedback na schooluren<br />
KAREN Correctheid op zinsniveau: 1; hoofdletters/leestekens: 2; spelling: 2<br />
Knap geschreven<br />
MERVE Spelling: 21; Hoofdletters/Leestekens: 3<br />
SADDE‐ Spelling: 18; hoofdletters/leestekens: 1; Correcte zinsbouw: 2; woordkeuze: 1<br />
DIN Goed verteld. Opgepast met woor<strong>de</strong>n met een "v" en een "w".<br />
KEVIN Spelling: 3; hoofdletters/leestekens: 3<br />
Knap geschreven<br />
Dag 2: Klassikale introductie<br />
KL. ‐ LK <strong>de</strong>elt mee dat praktisch ie<strong>de</strong>reen een goed verhaaltje heeft.<br />
‐ LK overloopt <strong>de</strong> LLN één na één, en geeft bij elke LL een evaluatie + ‐ zo nodig ‐<br />
aandachtspunten: hoofdletters (4x); zinslengte (4x), spelling (7x), inhou<strong>de</strong>lijk onvolledig of<br />
ondui<strong>de</strong>lijk (3x), afwisseling begin zin (1x), herlezen (1x), woordkeus (1x), schrift en lay‐out<br />
(3x), zinsbouw: 1x.<br />
‐ De LK geeft KAREN kort feedback en voegt er nog positieve evaluatie aan toe: “da was<br />
knap geschreven”.<br />
KAREN<br />
‐ KAREN reageert spontaan wanneer <strong>de</strong> LK R. evalueert. Ze herinnert zich het probleem (te<br />
lange zinnen, te weinig interpunctie) van <strong>de</strong> vorige dag<br />
‐ Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> klassikale feedback vermeldt <strong>de</strong> LK een spellingsfout en MERVEs gebrek aan<br />
MERVE<br />
schoonschrift aan.<br />
SADDE‐<br />
DIN<br />
KEVIN<br />
‐ SADDEDIN krijgt positieve feedback: “goe verteld!”. Hij moet echter letten op v>
290<br />
van goeie komaf en/of ze beheersen hun taal: "Ja ja, natuurlijk eh, dat zijn Vlaamse kin<strong>de</strong>ren die<br />
hebben hun taal veel beter mee dan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kin<strong>de</strong>ren. B. is nochtans ook wel. Dieje was ook wel<br />
goed, geloof ik. Den B.. Maar dieje, dat voel<strong>de</strong>, dieje zijn ou<strong>de</strong>rs zijn ook wel op een hoger niveau<br />
want dieje papa is dokter geloof ik en <strong>de</strong>n broer is, dieje gaat dan naar <strong>de</strong> universiteit dus dieje is ook<br />
wel heel goed ze. Dus ook al is dieje van Spaanse origine toch is dieje eigenlijk heel clever. Dus dieje<br />
hoort er eigenlijk ook bij. Dus euh diegene die <strong>de</strong> taal beheersen en dat zijn dan kin<strong>de</strong>ren die <strong>de</strong> taal<br />
beheersen die zitten boven het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>."<br />
‐ LK vindt het een dilemma dat je in sommige tekstjes zoveel fouten moet verbeteren. "Je kunt ook<br />
niet <strong>de</strong> fout laten staan, he". LK argumenteert 'correcties' vanuit "inslijpen woordbeeld". Een twee<strong>de</strong><br />
argument komt later: "Mevrouw directrice kan geen fouten zien staan". Bovendien is er het<br />
argument van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs: "dan kwamen ou<strong>de</strong>rs zeggen van tis niet verbeterd".<br />
‐ LK geeft aan dat <strong>de</strong> LLn wel hulp vragen bij spelling, maar niet bij zinsbouw. LK zegt dat ze dan op<br />
eigen initiatief tussenkomt.<br />
‐ LK vertelt dat KAREN een van die Vlaamse kin<strong>de</strong>ren is (van goe<strong>de</strong> komaf) die een boven<br />
KAREN<br />
gemid<strong>de</strong>ld goed verhaal heeft geschreven.<br />
MERVE /<br />
SADDE‐<br />
DIN<br />
KEVIN<br />
‐ "SADDEDIN, dieje is hevig. Dieje wilt dat schrijven maar dan neemt zijn geschrift af."<br />
‐ "SADDEDIN is gewoon een druktemaker. Ik <strong>de</strong>nk dat hij een ADHD kind is. Die is hyper. Het<br />
is vermoeiend".<br />
‐ LK vertelt dat ook KEVIN een van die kin<strong>de</strong>ren is (van goe<strong>de</strong> komaf) die een boven<br />
gemid<strong>de</strong>ld goed verhaal heeft geschreven.
291<br />
KAREN : FB LK<br />
Bad dag<br />
KAREN: NET<br />
Bad dag<br />
Tom kom je mee wan<strong>de</strong>len.Vraa, Vraagt <strong>de</strong> hond die Flip heet.<br />
Heu?<br />
Ik wil niet zegt Tom. Je moet! zegt <strong>de</strong> hond.<br />
O, nee niet in <strong>de</strong> regen. Het begint! zegt Tom. Joepie! zegt<br />
<strong>de</strong> hond Flip.<br />
pPlats!<br />
Flip! wat doe je.? Nu kan ik terug in bad! Voor <strong>de</strong> twee<strong>de</strong><br />
keer in bad gaan dan maar. Haha ha ha jij moet terug<br />
in bad bad bad bad Tom! zegt Flip. Nu ga je in jouw bad<br />
Hmmmmmmmmm! zegt <strong>de</strong> hond die Flip heet<br />
Ein<strong>de</strong><br />
Tom kom je mee wan<strong>de</strong>len.(Vraa) Vraagt <strong>de</strong> hond die Flip heet.<br />
Heu?<br />
Ik wil niet zegt Tom. Je moet! zegt <strong>de</strong> hond.<br />
O, nee niet regen. Het begint! zegt Tom. Joepie! zegt<br />
<strong>de</strong> hond Flip.<br />
plats!<br />
Flip! wat doe je. Nu kan ik trug in bad! Voor <strong>de</strong> twee<strong>de</strong><br />
keer in bad gaan dan maar. Haha ha ha jij moet terug<br />
in bad bad bad bad Tom! zegt Flip. Nu ga je in jou bad<br />
Hmmmmmmmmm! zegt <strong>de</strong> hond die Flip heet<br />
Ein<strong>de</strong><br />
knap geschreven!!<br />
SADDEDIN: FB LK<br />
<strong>de</strong> hond en <strong>de</strong> jonge<br />
SADDEDIN: NET<br />
<strong>de</strong> hond en <strong>de</strong> jonge<br />
De jongen zit in het bad.<br />
En <strong>de</strong> hond wvil naar buiten gaan.<br />
De jongen doet zijen jas aan en<br />
ze gaanze nwaar buiten.<br />
De jongen wvas bijeina in <strong>de</strong> plas<br />
gestaptd. Mmaar <strong>de</strong> hond springt<br />
in <strong>de</strong> plas. De jongen en <strong>de</strong> hond<br />
zijn nu zijn ze vuil.<br />
Nu gaan ze naar huis.<br />
De jongen moet nu weer in het<strong>de</strong> bad<br />
gaan. De hond lachgt hemn uit.<br />
De jongen is klaar met ba<strong>de</strong>n.<br />
Nu moet <strong>de</strong> hond in bad.<br />
Ein<strong>de</strong><br />
Goed verteld!<br />
Opgepast met woor<strong>de</strong>n met een "v" en een "w"!!<br />
De jonge zit in het bad.<br />
En <strong>de</strong> hond vil naar buiten gaan.<br />
De jonge doet zen jas aan en<br />
ganze waar buite.<br />
De jong vas beina in <strong>de</strong> plas<br />
gestapd. maar <strong>de</strong> hond spring<br />
in <strong>de</strong> plas. De jonge en <strong>de</strong> hond<br />
zijn nu zijn ze vuil.<br />
Nu gaan ze naar huis.<br />
De jonge moet nu weer in <strong>de</strong> bad<br />
gaan. De hond lagt hen uit.<br />
De jonge is klaar met bad.<br />
Nu moet <strong>de</strong> hond in bad.<br />
En<strong>de</strong>
292<br />
MERVE: FB LK<br />
<strong>de</strong> jong en <strong>de</strong> hoon<strong>de</strong><br />
MERVE: NET<br />
<strong>de</strong> jong en <strong>de</strong> hoon<strong>de</strong><br />
Jan is in bad en hij huiis net schoom<br />
D<strong>de</strong> hond wild uit ge laaten wor<strong>de</strong>n.<br />
Maar zijn baasje wild niet, maar <strong>de</strong><br />
hand blijftvd blaffven!<br />
o Okeje okeje ik gaa wel.<br />
d De bo hond stapt in een plas . Hhij wordt vij<br />
vuil en zijn kasje ook.<br />
Nu moet ik terug in bad!<br />
Ze zij vijl thuis Jan gaat terug in bad <strong>de</strong><br />
hond lachgt met zijn baaszje maar zijn weetdje<br />
wat het basje <strong>de</strong>ed?<br />
Hij stop t d <strong>de</strong> honddt in bad en <strong>de</strong> hond<br />
die werd schoon.<br />
En ze leefv<strong>de</strong> nag loang en h gelukkeg.<br />
Jan is in bad en huiis net schoom<br />
<strong>de</strong> hond wild uit ge laaten word.<br />
Maar zijn baasje wild niet maar <strong>de</strong><br />
hand blijvd blaven!<br />
o Okeje okeje ik gaa wel.<br />
d De bo hond stapt in een plas hij word vij<br />
vuil en zijn kasje ook.<br />
Nu moet ik trug in bad!<br />
Ze zij vijl tuis Jan gaat trug in bad <strong>de</strong><br />
hond lagt met zijn bazje maar zijn wedje<br />
wat het basje <strong>de</strong>d?<br />
Hij stopd <strong>de</strong> hondt in bad en <strong>de</strong> hond<br />
die werd schoon.<br />
En ze lev<strong>de</strong> nag loang en h glukeg.<br />
Opgepast: Ze zei ...<br />
Zij speelt ....<br />
Goed<br />
KEVIN: FB LK<br />
Ssaate hond !!!<br />
KEVIN: NET<br />
Ssaate hond !!!<br />
Waf! Waf! Ja Bbas we gaan wan<strong>de</strong>len.<br />
Maar bas het regent buiten.<br />
Waf! Waf! Wat waait (k) het hier toch.<br />
Bas niet doen!<br />
Plats! Staate hond. Nu ben ik heelemaal (vu) vuil.<br />
Waf! Waf! Nu (ben) (ik) (h) (heelemaal) moet ik terug in bad.<br />
(Huf) Ha ha! Nu moet jij ook in bad.<br />
Waf! Waf! Ja bas we gaan wan<strong>de</strong>len.<br />
Maar bas het regen buiten.<br />
Waf! Waf! Wat waait (k) het hier toch.<br />
Bas niet doen!<br />
Plats! Staate hon. Nu ben ik heelemaal (vu) vuil.<br />
Waf! Waf! Nu (ben) (ik) (h) (heelemaal) moet ik trug in bad<br />
(Huf) Ha ha! Nu moet jij ook in bad.<br />
Knap geschreven!!
293<br />
KLAS 1, BS2<br />
Dag 1, dgdl 1, les 3: Ne<strong>de</strong>rlands: verhaal schrijven<br />
Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 1: Klassikale introductie [06’31”]<br />
a) eigen belevenissen [01'35"]<br />
b) prentenreeks 'lezen' [01'35"]<br />
c) introductie schrijfopdracht + aandachtspunten [03’23”]<br />
Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 2: Individueel schrijven en begeleiding door LK [32’05”]<br />
Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 3: Klassikale afsluiting, enkele LLn lezen verhaaltje <strong>voor</strong> [04’11”]<br />
Dag 2, dgdl 1, les 4: Ne<strong>de</strong>rlands: verhaal schrijven: feedback<br />
Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 1: Klassikale bespreking van <strong>de</strong> schrijfproductjes [20’18”]<br />
a) 'prentenreeks' herlezen [04’09”]<br />
b) feedback per kind [09’35”]<br />
c) enkele kin<strong>de</strong>ren lezen <strong>voor</strong> [05’34”]<br />
Dag 1: Klassikale introductie<br />
KL. ‐ De LK stelt een inlevingsvraag die verband houdt met <strong>de</strong> prentenreeks van <strong>de</strong><br />
schrijfopdracht; “wat doen jullie [wanneer] jullie helemaal alleen thuis [zijn]?"<br />
‐ De klassikale bespreking van <strong>de</strong> prentenreeks <strong>voor</strong>af is erg bondig .<br />
‐ De LK vult het begrip 'verhaaltje' niet concreet in.<br />
‐ Bij <strong>de</strong> opsomming van aandachtspunten "als we gaan schrijven", wordt verwezen<br />
naar spelling, hoofdletters/leestekens, geen te lange zinnen, afwisseling bij het begin<br />
van <strong>de</strong> zin, inhou<strong>de</strong>lijke volledigheid, en <strong>de</strong> titel.<br />
‐ KAREN is betrokken bij het prentlezen.<br />
KAREN<br />
SADDE‐<br />
DIN<br />
MERVE<br />
KEVIN<br />
‐ SADDEDIN reageert spontaan op <strong>de</strong> inlevingsvraag van <strong>de</strong> LK. Ze reageert afwijzend op<br />
zijn antwoord omdat het haar verrast. SADDEDIN houdt echter voet bij stuk, <strong>de</strong> LK gaat<br />
er niet ver<strong>de</strong>r op in. De vraag die LK stel<strong>de</strong>, was dubbelzinnig, zon<strong>de</strong>r dat <strong>de</strong> LK dat zelf<br />
doorhad. SADDEDIN antwoord<strong>de</strong> volgens <strong>de</strong> ene interpretatie; <strong>de</strong> LK zag alleen <strong>de</strong><br />
an<strong>de</strong>re.<br />
‐ SADDEDIN is betrokken op <strong>de</strong> interpretatie van <strong>de</strong> prentenreeks: hij steekt zijn vinger<br />
op, maar komt niet aan bod.<br />
‐ De LK laat MERVE <strong>de</strong> inlevingsvraag invullen. De LK herhaalt haar antwoord, maar<br />
verbetert wel een vormfout (woordkeuze).<br />
‐ MERVE is betrokken bij <strong>de</strong> interpretatie van <strong>de</strong> prentenreeks (vinger).<br />
‐ MERVE reageert spontaan wanneer <strong>de</strong> LK zegt dat zinnen afgebakend moeten zijn.<br />
Zij herinnert zich een situatie waarop dit aandachtspuntje van toepassing was.<br />
‐ KEVIN is betrokken bij <strong>de</strong> interpretatie van <strong>de</strong> prentenreeks (vinger).
294<br />
Dag 1: Individueel begeleid schrijven<br />
KL. ‐ De LK leest aanvankelijk op eigen initiatief <strong>de</strong> (<strong>voor</strong>lopige) verhaaltjes na en<br />
beantwoordt <strong>de</strong> vragen van <strong>de</strong> LLn. Wanneer een probleem haar interessant lijkt,<br />
spreekt ze <strong>de</strong> klas aan: spelling en inhou<strong>de</strong>lijke volledigheid. Tussendoor motiveert ze<br />
<strong>de</strong> klas; “maak er een knap verhaal van hé”.<br />
‐ Wanneer <strong>de</strong> LK <strong>de</strong> LLN helpt met het formuleren op zinsniveau, kiest ze afwisselend<br />
<strong>voor</strong> niet‐ingebed<strong>de</strong> directe re<strong>de</strong> en verteltekst.<br />
‐ Bij het nalezen van stukjes tekst of van <strong>de</strong> volledige tekst, verbetert <strong>de</strong> LK wat<br />
verkeerd is: woordkeuzefouten (bv. lidwoor<strong>de</strong>n), spellingsproblemen, inhou<strong>de</strong>lijke<br />
onvolledigheid of incorrectheid, hoofdletters, handschrift, titel. Zinsbouw komt niet<br />
aan bod. Ook over niet‐ingebed<strong>de</strong> directe re<strong>de</strong> maakt <strong>de</strong> LK geen opmerkingen.<br />
‐ De LK leest KARENs werkje in stilte. KAREN merkt op dat ze foutloos gewerkt heeft.<br />
KAREN De LK bejubelt KARENs prestatie. De LK <strong>de</strong>elt klassikaal mee dat “al één verhaaltje<br />
helemaal af [is]”<br />
SADDE‐<br />
DIN<br />
MER‐<br />
VE<br />
KEVIN<br />
‐ SADDEDIN vraagt spontaan of ze ook een titel bij het verhaal moeten verzinnen. De<br />
LK reageert: “Ma da heb ik toch gezegd hé” en herhaalt vervolgens <strong>de</strong> oorspronkelijke<br />
instructie.<br />
‐ SADDEDIN stelt enkele keren een vraag i.v.m. <strong>de</strong> correcte spellingswijze van het<br />
woord ‘kapot’. De LK is nog bezig met een an<strong>de</strong>re LL en gaat twee keer niet verbaal in<br />
op zijn vraag. Wanneer ze klaar is met <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re LL wendt ze zich tot SADDEDIN Deze<br />
herhaalt zijn vraag, <strong>de</strong> LK geeft een synoniem ('stuk') en beantwoordt dan zijn concrete<br />
vraag.<br />
‐ SADDEDIN trekt <strong>de</strong> aandacht van <strong>de</strong> LK; <strong>de</strong>ze begint spontaan SADDEDINs <strong>voor</strong>lopige<br />
tekst te verbeteren. Wanneer zijn handschrift <strong>voor</strong> haar onleesbaar is, helpt SADDEDIN<br />
haar het te ontcijferen. Tij<strong>de</strong>ns het verbeteren haalt ze foutjes aan die bij SADDEDIN<br />
wel meer <strong>voor</strong>komen (v>< w, hoofdletters) en maakt ze kenbaar dat hij mooier moet<br />
schrijven. Ze merkt op dat hij een goed begin gemaakt heeft, maar dat zijn verhaaltje<br />
nog niet klaar is.<br />
‐ De LK maant SADDEDIN spontaan aan mooi te schrijven. SADDEDIN probeert het<br />
probleem te rechtvaardigen, <strong>de</strong> LK weerlegt echter zijn verantwoording en herhaalt<br />
dat hij op zijn schoonschrift moet letten; “ni kribbel krabbel”. Ze vertelt hem dat hij<br />
zich niet moet haasten en maakt hem attent op zijn bladspiegel; zijn zinnen moeten<br />
recht on<strong>de</strong>r elkaar beginnen en hij moet op <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>tjes blijven schrijven.<br />
‐ De LK leest en verbetert op eigen initiatief <strong>de</strong> <strong>voor</strong>lopige tekst van MERVE Ze zegt<br />
MERVE op hoofdletters te letten en corrigeert spellingfouten.<br />
‐ KEVIN vraagt of <strong>de</strong> personages iets mogen vertellen. De LK reageert affirmatief:<br />
"Tuurlijk hé. Je mag iets vertellen en dan <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren iets laten zeggen, wil je zeggen."<br />
‐ De LK leest KEVINs <strong>voor</strong>lopige tekst, en corrigeert spellingfouten.<br />
Dag 1: Klassikale afsluiting<br />
KL. ‐ De LK laat KAREN <strong>voor</strong>lezen.<br />
‐ Ook E. mag ook <strong>voor</strong>lezen. Aan het eind wordt E.'s tekst dui<strong>de</strong>lijk dubbelzinnig<br />
wegens gebrek aan inbedding. Er wordt echter niets over gezegd: "Mama zegt ga die<br />
grote bos maar ruilen. Ze komen terug bij <strong>de</strong> winkel aan. Ik wil ruilen met kleine
295<br />
bloempjes. Ze komen terug thuis. Als straf ga ik die knuffels weggooien." Wie is <strong>de</strong> 'ik'<br />
in <strong>de</strong> laatste zin?<br />
‐ De LK maakt <strong>de</strong> me<strong>de</strong>leerlingen attent op <strong>de</strong> volledigheid van KARENs verhaal: alle<br />
KAREN<br />
elementen zitten erin.<br />
SADDE‐ /<br />
DIN<br />
MERVE /<br />
KEVIN /<br />
Dag 1: Inschatting door <strong>de</strong> LK (5‐punts Likertschaal)<br />
KAREN Plezier: 4 Inspanning: 4 Verwachte kwaliteit van product: 4<br />
MERVE Plezier: 2 Inspanning: 2 Verwachte kwaliteit van product: 2<br />
SADDE‐<br />
DIN<br />
Plezier: 3 Inspanning: 2 Verwachte kwaliteit van product: 1<br />
KEVIN Plezier: 3 Inspanning: 3 Verwachte kwaliteit van product: 3<br />
Dag 1: Schriftelijke bevraging beleving LLn<br />
KAREN vond het een erg leuke schrijfopdracht.<br />
Ze weet niet helemaal zeker of ze het makkelijk of moeilijk vond.<br />
KAREN Ze voelt zich onzeker over het resultaat.<br />
Het be<strong>de</strong>nken van haar verhaal viel haar makkelijk; “ik schreef maar door, kon niet<br />
stoppen”. Soms schreef ze wel enkele letters te veel of te weinig.<br />
MERVE vond het een leuke taak.<br />
Ze weet niet of ze <strong>de</strong> taak makkelijk dan wel moeilijk vond.<br />
MERVE<br />
Haar verhaaltje zelf is volgens haar niet veel waard.<br />
De hoofdletters vond ze dit keer makkelijk, spelling was moeilijker.<br />
SADDEDIN geeft aan dat hij het helemaal geen leuke taak vond.<br />
Hij wet niet of hij <strong>de</strong> schrijfopdracht makkelijk vond.<br />
SADDE‐<br />
Hij weet niet of hij het er goed vanaf gebracht heeft.<br />
DIN<br />
De titel schrijven ging goed; op <strong>de</strong> vraag wat min<strong>de</strong>r goed ging, antwoordt hij: “Biena<br />
naklijk” (bijna makkelijk?).<br />
KEVIN vond het een erg leuke taak.<br />
Hij vond <strong>de</strong> taak niet makkelijk, maar ook niet moeilijk.<br />
KEVIN<br />
Hij <strong>de</strong>nkt een goed verhaal verteld te hebben.<br />
Tij<strong>de</strong>ns het schrijven gingen “<strong>de</strong> zinnen” hem makkelijk af.<br />
Schriftelijke feedback na schooluren<br />
KAREN Prachtig. Goe<strong>de</strong> titel!<br />
De LK heeft een ge<strong>de</strong>elte van MERVEs schrijfproductje tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> les verbeterd (en zéf<br />
telkens <strong>de</strong> correctie aangereikt), <strong>de</strong> rest van het verhaal heeft ze na <strong>de</strong> schooluren<br />
MERVE gecorrigeerd;<br />
Spelling: 13; hoofdletters/leestekens: 1; vervoeging: 1; inhoud:1<br />
“Ze gaan an<strong>de</strong>re bloemen kopen!” “Goed” “Waar is je titel?”<br />
SADDE‐<br />
DIN<br />
De LK heeft een ge<strong>de</strong>elte van het verhaaltje van SADDEDIN tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> les al nagekeken<br />
en enkele fouten aangestipt; Spelling: 10, waarvan ze er 2 zelf niet verbetert;<br />
hoofdletters/leestekens: 1; vervoeging: 1.<br />
Na <strong>de</strong> schooluren <strong>de</strong> LK zijn werkje ver<strong>de</strong>r te verbeteren: “Heel slordig geschreven!! Dit<br />
verbeter ik niet! Schrijf opnieuw!!”
296<br />
KEVIN<br />
Spelling: 12; hoofdletters/leestekens: 2 ; vervoegingen: 1<br />
Goed verteld! Goe<strong>de</strong> titel!<br />
Dag 2: klassikale bespreking van individuele schrijfproductjes<br />
KL. ‐ De LK geeft <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren beurtelings feedback over hun verhaaltje. Ze evalueert; ze<br />
geeft positieve feedback, maar vermeldt ook waar het fout liep: inhoud: 9; spelling: 3;<br />
hoofdletters/leestekens: 3: lay‐out en schrift: 4; titel: 8; directe re<strong>de</strong>: 1; zinsbouw komt<br />
niet aan bod.<br />
‐ De LK formuleert zelf niet‐ingebed<strong>de</strong> directe re<strong>de</strong>(bv. 'Oh neen, mijn kin<strong>de</strong>ren met<br />
die knuffels') halfslachtig ingebed<strong>de</strong> directe re<strong>de</strong> (bv. 'Want ze wist dat niet he, dus ze<br />
zou kunnen vragen aan <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren: wat is er eigenlijk gebeurd?')<br />
‐ Het probleem van directe re<strong>de</strong> komt rechtstreeks aan bod wanneer <strong>de</strong> LK K.'s tekst<br />
bespreekt.: "Kanita, bij u was het kort en bondig. Maar soms té bondig. Da wilt zeggen,<br />
‘k ga es efkes <strong>voor</strong>lezen wa jij geschreven hebt, [richt zich tot klas] en jullie gaan<br />
zeggen, <strong>de</strong> dingen die ontbreken. 'Daag Mama zeggen Amber en Fabian! Yes mama is<br />
weg!!!' Eh, da was eigenlijk heel goed hé. (LK leest ver<strong>de</strong>r) 'Knuffelgevecht. Ting ting<br />
oei <strong>de</strong> vaas is gevallen!!! Ze gaan naar <strong>de</strong> bloemenwinkel! Ze zetten <strong>de</strong> vaas neer en<br />
Mama komt binnen! He? He? Ruilen A.U.B.!? Oke! Kleine vaas kleine bloemen!'<br />
De LLn reageren verwon<strong>de</strong>rd. De LK pikt erop in: "Ik weet wel wa zij bedoelt, maar<br />
vond je ’t volledig?", waarop LLn in koor 'nee' roepen.<br />
LK richt zich weer tot K. " Dus ik weet wel bij<strong>voor</strong>beeld bij dit hier [imiterend] Huuuh?<br />
Die doe zo: huuuh? Maar je moet er ook nog iets bijzeggen hé. Hé dus ik versta da wel<br />
dat die mama zegt huh, waar is mijn grote vaas, waar moet ik nu mijn grote bloemen<br />
d’r insteken. Maar je moet dat ook vertellen, mama kijkt naar haar vaas, ze is boos,<br />
want was is nu gebeurd. Da moet je er allemaal bijschrijven. Dus bij u was het eigenlijk<br />
een beetje te kort; er ontbreken volledige zinnen. Maar hetgeen ge geschreven hebt,<br />
was goe."<br />
‐ KAREN beantwoordt <strong>de</strong> vraag "Wat zou je kunnen vertellen over het eerste prentje?"<br />
met een stukje niet‐ingebed<strong>de</strong> directe re<strong>de</strong> ('Daag mama'). De LK parafraseert dit<br />
antwoord, zon<strong>de</strong>r dui<strong>de</strong>lijk te maken dat het vorige eigenlijk niet voldoet (<strong>de</strong> LK vroeg<br />
KAREN vertellen), en parafraseert zelf: "Ja, dus <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren zeggen goeiendag". I<strong>de</strong>m bij<br />
an<strong>de</strong>re LL.<br />
‐ Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> klassikale feedback per kind herhaalt <strong>de</strong> LK nog eens kort dat ze KARENs<br />
verhaal prachtig vond.<br />
SADDE‐<br />
DIN<br />
MER‐<br />
VE<br />
KEVIN<br />
‐ Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> klassikale feedback per kind meldt <strong>de</strong> LK aan SADDEDIN dat ze zijn werkje<br />
niet verbeterd heeft omdat het onleesbaar was. Ze geeft hem <strong>de</strong> opdracht zijn tekst<br />
(netjes) over te schrijven.<br />
‐ Aan het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> les maakt <strong>de</strong> LK dui<strong>de</strong>lijk dat SADDEDINs verhaaltje nog ver<strong>de</strong>r<br />
moet overschrijven.<br />
‐ Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> klassikale feedback per kind geeft <strong>de</strong> LK (op humoristische wijze) aan dat<br />
ze in eerste instantie dacht dat MERVE vergeten was haar naam op haar werkje te<br />
zetten.<br />
‐ Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> klassikale feedback per kind geeft <strong>de</strong> LK KEVIN positieve feedback; hij heeft<br />
goed verteld en ook zijn titel was goed.<br />
‐ De LK laat KEVIN <strong>voor</strong>lezen. Afsluitend herhaalt ze bevestigend het ein<strong>de</strong> van KEVINs<br />
verhaaltje nog eens (“Ja, eigen schuld, dikke bult, ja”) en geeft ze hem nog kort<br />
positieve feedback.
297<br />
Dag 2: Schriftelijke bevraging beleving LLn<br />
KAREN<br />
Bij een volgen<strong>de</strong> schrijfopdracht wil ze proberen een verhaal te schrijven dat toffer,<br />
beter en mooier is dan het verhaaltje dat ze <strong>de</strong>ze keer geschreven heeft.<br />
MER‐<br />
VE<br />
Volgen<strong>de</strong> keer gaat MERVE proberen netjes te schrijven.<br />
SADDE‐ Bij een volgen<strong>de</strong> opdracht gaat hij proberen mooi, leesbaar en zon<strong>de</strong>r fouten te<br />
DIN schrijven.<br />
KEVIN<br />
De volgen<strong>de</strong> keer wil hij proberen het even goed te doen als <strong>de</strong>ze keer en er een goed<br />
verhaal van te maken en geen fouten te schrijven.<br />
Dag 2: Interview beleving LK<br />
‐ De LK formuleert <strong>de</strong> doelen: creativiteit, correcte prentinterpretatie, inhou<strong>de</strong>lijke volledigheid.<br />
‐ Bij het nalezen let <strong>de</strong> LK op interpunctie en hoofdletters, en op inhou<strong>de</strong>lijke volledigheid.<br />
‐ Min<strong>de</strong>r goe<strong>de</strong> presteer<strong>de</strong>rs zijn LLn die inhou<strong>de</strong>lijk onvolledig waren, of die een tekst had<strong>de</strong>n<br />
die ondui<strong>de</strong>lijk was door al <strong>de</strong> fouten en/of door incorrecte zinsbouw.<br />
‐ De LK vertelt dat ze <strong>de</strong> ‘beste’ verhaaltjes laat <strong>voor</strong>lezen. Ze hoopt dat <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re LLn zo ook<br />
eens horen hoe vlot die zijn en hoe creatief (ze verhalen niet enkel wat expliciet weergegeven is<br />
in <strong>de</strong> prentenreeks, maar voegen daar zelf nog iets aan toe). De LK laat vallen dat ze niet <strong>de</strong>nkt<br />
dat <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re LLn dat kunnen evenaren.<br />
‐ De LK heeft er<strong>voor</strong> gekozen <strong>de</strong> prentenreeks niet eerst klassikaal door te nemen na een<br />
gesprek met juffrouw Annemie (collega van LJ4). Had ze <strong>de</strong> prenten wel klassikaal besproken,<br />
dan waren er volgens haar misschien min<strong>de</strong>r fouten gemaakt tegen <strong>de</strong> inhoud, maar an<strong>de</strong>rzijds<br />
is het ook <strong>de</strong> bedoeling dat <strong>de</strong> LLn inzicht krijgen in <strong>de</strong> prentenreeks. De metho<strong>de</strong> die zij in <strong>de</strong>ze<br />
sessie toegepast heeft is wat moeilijker, maar “het moet allemaal ni zo gemakkelijk gemaakt<br />
wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren.”<br />
KAREN ‐ De LK noemt KAREN als één van <strong>de</strong> LLn die boven het gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> scoren.<br />
SADDE‐<br />
DIN<br />
MERVE<br />
KEVIN<br />
‐ De LK noemt SADDEDIN als een slordige LL. Ze stelt vast dat het over‐schrijven bij<br />
hem niet helpt: zijn twee<strong>de</strong> versie was nog steeds slordig.<br />
‐ Met <strong>de</strong> spreekvaardigheid van MERVE zit het volgens <strong>de</strong> LK wel snor en haar<br />
schrijfopdracht was in se ook goed, maar qua spelling is MERVE zwak. Ze krijgt extra<br />
begeleiding bij spelling (en huistaken) in Tjiftjaf.<br />
‐ De LK heeft KEVIN geen plaats in het groepje sterkste presteer<strong>de</strong>rs, maar vindt toch<br />
dat zijn werkje eigenlijk ook goed was.
298<br />
KAREN: FB LK<br />
De Vaas<br />
Daag mama! z Zeggen Ward en Amelore.<br />
Mama gaat even naar <strong>de</strong> winkel. Maar als<br />
<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren alleen thuis zijn, beginnen<br />
ze te vechten. Maar niet met boksen<br />
of zo! Maar met hun knuffels. Dat vin<strong>de</strong>n<br />
<strong>de</strong> knuffels niet leuk. Maar <strong>de</strong> knuffel<br />
van Amelore komt tegen <strong>de</strong> vaas. O, nee!<br />
Ze gaan vlug naar <strong>de</strong> winkel, en vragen<br />
aan <strong>de</strong> winkelier: Onze vaas is kapot hebt<br />
u een an<strong>de</strong>re? Ja zeker! zegt <strong>de</strong> winkelier<br />
is <strong>de</strong>ze goed? Ja ja. Ze gaan vlug terug<br />
naar huis. Mama komt tui thuis en<br />
wilt grote bloemen in <strong>de</strong> vaas<br />
zetten. Maar? kin<strong>de</strong>ren! Ze moeten<br />
van mama terug naar <strong>de</strong> winkel<br />
V <strong>voor</strong> kleinere bloemen, en dat doen<br />
ze. ze s Ze staan nu in <strong>de</strong> vaas<br />
<strong>de</strong> kleine bloemen. En nu o mogen<br />
ze ze niet met hun knuffels spelen.<br />
ein<strong>de</strong>!!!<br />
KAREN NET<br />
De Vaas<br />
Daag mama! z Zeggen Ward en Amelore.<br />
Mama gaat even naar <strong>de</strong> winkel. Maar als<br />
<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren alleen thuis zijn, beginnen<br />
ze te vechten. Maar niet met boksen<br />
of zo! Maar met hun knuffels. Dat vin<strong>de</strong>n<br />
<strong>de</strong> knuffels niet leuk. Maar <strong>de</strong> knuffel<br />
van Amelore komt tegen <strong>de</strong> vaas. O, nee!<br />
Ze gaan vlug naar <strong>de</strong> winkel, en vragen<br />
aan <strong>de</strong> winkelier: Onze vaas is kapot hebt<br />
u een an<strong>de</strong>re? Ja zeker! zegt <strong>de</strong> winkelier<br />
is <strong>de</strong>ze goed? Ja ja. Ze gaan vlug terug<br />
naar huis. Mama komt tui thuis en<br />
wilt grote bloemen in <strong>de</strong> vaas<br />
zetten. Maar? kin<strong>de</strong>ren! Ze moeten<br />
van mama terug naar <strong>de</strong> winkel<br />
V <strong>voor</strong> kleinere bloemen, en dat doen<br />
ze. ze s Ze staan nu in <strong>de</strong> vaas<br />
<strong>de</strong> kleine bloemen. En nu o mogen<br />
ze ze niet met hun knuffels spelen.<br />
ein<strong>de</strong>!!!<br />
Prachtig Goe<strong>de</strong> titel!<br />
MERVE : FB LK<br />
Eer was ééns een mama En twee kinintdjes en die heten Jan en Doenja.<br />
Flink zijn alls ik naar <strong>de</strong> wingkel gaa daag.<br />
Het kussengevecht kan beginnen.Til? <strong>de</strong> duuren vaas is kapot.<br />
Snel naar <strong>de</strong> winkel. Meeneer Jans mag ik die vaas<br />
! Ja dat is dan € 10 daag. Ffff met op tijtd <strong>de</strong> nieuwe vaas!<br />
Mama is thuis he had ik geen grote vaas?<br />
Julie hebben togch niet het zotke uitgeghangen d<br />
toen ik weg was! Ja julie moeten neiuwen vas<br />
koopen. (s) Jan en (D)Doenja hatd<strong>de</strong>n hun lesje<br />
geleert. Maar alls kwam tenslot kwam alls weergoed.<br />
Ze gaan an<strong>de</strong>re bloemen kopen!<br />
(ie<strong>de</strong>) IEDE GoedWaar is je titel?<br />
MERVE NET<br />
er was ééns een mama En twee kinintjes en die heten Jan en Doenja.<br />
Flink zijn alls ik naar <strong>de</strong> wingkel gaa daag.<br />
kussengevecht kan beginen.Til, <strong>de</strong> duuren vaas is kapot.<br />
Snel naar <strong>de</strong> winkel. Meeneer Jans mag ik die vaas<br />
! Ja dat is dan € 10 daag. Ffff met op tijt <strong>de</strong> nieuwe vas!<br />
Mama is tuis he had ik geen grot vaas?<br />
Julie heben tog niet het zotke uit gangen d<br />
toen ik weg was! Ja julie moeten neiuwen vas<br />
koopen. (s) Jan en (D)Doenja haten hun lesje<br />
geleert. Maar alls kwam tenslot kwam alls wergoed.<br />
(ie<strong>de</strong>) IEDE
299<br />
SADDEDIN: FB LK<br />
De kapote vaas<br />
Jan en Mieke blijven alleen thuis.<br />
Mama gaat maar <strong>de</strong> bloelsemen‐<br />
v winkel. Jan zegt gaan wve kussen‐<br />
gevegcht spelen Mieke zegt ja.<br />
Iik gan wvinen zegt Jan nee ik<br />
gaa wvingen. Mieke gt gaat<br />
gooit <strong>de</strong> koneien an Jan en<br />
plotseling gaat <strong>de</strong> vas<br />
kapot. Jan zegt wat heb<br />
je gedaan <strong>de</strong> vas is kapot<br />
ze gaan naar <strong>de</strong> vasen<br />
vinkel. Mieke heft en<br />
kliene vaas gekogt.<br />
mama komt thuis ze heeft<br />
en boelsmen gekogt.<br />
mama is boos dat <strong>de</strong><br />
vaas kapot is. ze gaan<br />
terug naar <strong>de</strong> vasen<br />
vinket <strong>de</strong> man zegt het spiet<br />
me. ik kan niet viselen<br />
Jan zegt a.u.b. ok<br />
Ik visen en ze gaan<br />
terug naar huis.<br />
SADDEDIN: NET<br />
De kapote vaas<br />
Jan en Mieke blijven alen thuis.<br />
Mama gat maar <strong>de</strong> boelsemen‐<br />
vinkel. Jan zegt gaan ve kussen‐<br />
gevegt spelen Mieke zegt ja.<br />
ik gan vinen zegt Jan nee ik<br />
gaa vingen Mieke gt gaat<br />
gooit <strong>de</strong> koneien an Jan en<br />
plotseling gaat <strong>de</strong> vas<br />
kapot. Jan zegt wat heb<br />
je gedaan <strong>de</strong> vas is kapot<br />
ze gaan naar <strong>de</strong> vasen<br />
vinkel. Mieke heft en<br />
kliene vaas gekogt.<br />
mama komt thuis ze heeft<br />
en boelsmen gekogt.<br />
mama is boos dat <strong>de</strong><br />
vaas kapot is. ze gaan<br />
terug naar <strong>de</strong> vasen<br />
vinket <strong>de</strong> man zegt het spiet<br />
me. ik kan niet viselen<br />
Jan zegt a.u.b. ok<br />
Ik visen en ze gaan<br />
terug naar huis.<br />
Ein<strong>de</strong> van<br />
het<br />
verhaal<br />
Heel slordig geschreven!!<br />
Dit verbeter ik niet! Schrijf opnieuw!!<br />
Ein<strong>de</strong> van<br />
het<br />
verhal
300<br />
KEVIN: FB LK<br />
De kapote vaas<br />
KEVIN:NET<br />
De kapoten vaas<br />
Dag kin<strong>de</strong>ren ik ga winkelen, zegt ma(a)ma.<br />
Wat g(oo) aan we doen, vraagt Sanne.<br />
Ik weet het, we gaan (ee) een poppenege(e)vecht hauwou<strong>de</strong>n, zegt Hanne.<br />
Ja, roep Sanne. (d) Drie twee één start, (z) roepen ze.<br />
Pank, (XXX) <strong>de</strong> vaas valt op <strong>de</strong> grond.<br />
Oeps, zegt Sanne, (v) wat gaan we(n) nu doen doen, zegt Hanne.<br />
Ik weet het we gaan een nieuwe vaas kopen, zegt Sanne.<br />
Ja, roept Hanne. Ik neem ons spaarvarken, zegt Hanne.<br />
(W) (Wine) Mogen wij die vaas kopen, ja, zegt <strong>de</strong> man aan <strong>de</strong> kasa.<br />
Mama komt naar huis. dDag kin<strong>de</strong>ren ik hepb een bos bloemen bij.<br />
(he ik) He ik hatd togch een grootere vaas wat hebben jullie(s) gedaan,<br />
vraagt mama, we gaan wel een (een) kleinere bloem reeuilen<br />
met een kleinere bloem, zegt Sanne.<br />
Als ze thuis komen zet Mama (een) <strong>de</strong> poppen in een zak<br />
(w) euge sult dikken bult<br />
eigen schuld<br />
Dag kin<strong>de</strong>ren ik ga winkelen, zeg ma(a)ma.<br />
Wat g(oo) aan we doen, vaagt Sanne.<br />
Ik weet het we gaan (ee) een popenege(e)vecht hauwen, zegt Hanne.<br />
Ja, roep Sanne. (d) Drie twee één start, (z) roepen ze.<br />
Pank, (XXX) <strong>de</strong> vaas valt op <strong>de</strong> grond.<br />
Oeps, zegt Sanne, (v) wat gaan we(n) nu doen doen, zegt Hanne.<br />
Ik weet het we gaan een niewe vaas kopen, zegt Sanne.<br />
Ja, roept Hanne. Ik neem ons spaarvarken, zegt Hanne.<br />
(W) (Wine) Mogen wij die vaas kopen, ja, zegt <strong>de</strong> man aan <strong>de</strong> kasa.<br />
Mama komt naar huis, dag kin<strong>de</strong>ren ik hep een bos bloemen bij.<br />
(he ik) He ik hat tog een grootere vaas wat hebben jullie(s) gedaan,<br />
vraagt mama, we gaan wel een (een) kleinere bloem reelen<br />
met een kleinere bloem, zegt Sanne.<br />
Als ze tuis komen zet Mama (een) <strong>de</strong> poppen in een zak<br />
(w) euge sult dikken bult<br />
Goed verteld!<br />
Goe<strong>de</strong> titel!
301<br />
KLAS 1, BS3<br />
Dag 1, dgdl, les: Ne<strong>de</strong>rlands: schrijven verhaal<br />
Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 1: Klassikale introductie [24'20"]<br />
a) fietservaringen van leerlingen [02'30"]<br />
b) een lekke band herstellen [08'45"]<br />
c) vastzetten woor<strong>de</strong>nschat [03'30"]<br />
d) verhaal 'Een lekke fietsband' [05'50"]<br />
e) aandachtspunten bij het schrijven [03'45"]<br />
Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 2: Individueel schrijven + begeleiding LK [35'40" + 30'00"]<br />
Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 3: Klassikale afronding [09'50"]<br />
Dag 2, dgdl, les: Ne<strong>de</strong>rlands: schrijven verhaal<br />
Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 1: Klassikale feedback [19'00"]<br />
Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 2: Individueel verbeteren + begeleiding door LK [09'40"]<br />
Dag 1: Klassikale introductie<br />
KL. ‐ Na uitvoerige aandacht <strong>voor</strong> het herstellen van een lekke band (woor<strong>de</strong>nschatles) kondigt<br />
<strong>de</strong> LK aan "we gaan weer een verhaal moeten schrijven".<br />
‐ De LK overloopt <strong>de</strong> prenten samen met <strong>de</strong> LLn. Het verhaal wordt volledig in <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />
persoon verteld. Geen enkele maal wordt iets in <strong>de</strong> 'directe re<strong>de</strong>' verwoord. Er wordt ook<br />
nergens verwezen naar wat een van <strong>de</strong> hoofdpersonages zou zeggen of vragen.<br />
‐ De LK vraagt <strong>de</strong> aandachtspunten op te sommen: hoofdletters en punten, spelling, korte<br />
zinnen, afwisseling bij het begin van <strong>de</strong> zin, titel. De LK voegt er nog aan toe dat LLn hun<br />
tekst moeten herlezen.<br />
KAREN is betrokken en komt enkele malen aan bod.<br />
KAREN<br />
SADDE‐<br />
DIN<br />
‐ SADDEDIN is zeer betrokken tij<strong>de</strong>ns dit on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el: hij wil steeds vertellen.<br />
‐ Hij voegt op eigen initiatief relevante informatie toe over han<strong>de</strong>lingen m.b.t. binnenband.<br />
LK gaat er niet op in<br />
‐ Hij brengt eigen verhaal in (niet helemaal aansluitend); LK gaat er niet op in. SADDEDIN<br />
herhaalt inbreng. LK reageert i<strong>de</strong>ntiek<br />
‐ Hij voegt op eigen initiatief relevante informatie toe over han<strong>de</strong>lingen m.b.t. binnenband<br />
(plakband). LK gaat er niet op in<br />
‐ Hij voegt op eigen initiatief relevante informatie toe over han<strong>de</strong>lingen m.b.t. binnenband<br />
(schuurpapier). LK gaat er niet op in<br />
‐ Hij voegt op eigen initiatief relevante informatie toe over han<strong>de</strong>lingen m.b.t. binnenband<br />
(waarom schuren). LK gaat er niet op in<br />
‐ Hij voegt op eigen initiatief relevante informatie toe over han<strong>de</strong>lingen m.b.t. binnenband.<br />
LK herhaalt zijn inbreng bevestigend.<br />
‐ Naar aanleiding van een vraag van <strong>de</strong> LK biedt SADDEDIN op eigen initiatief relevante<br />
informatie aan m.b.t. lezen van stripreeks. LK bevestigt + waar<strong>de</strong>ert ("Heel goed")<br />
‐ Naar aanleiding van een vraag van <strong>de</strong> LK, biedt SADDEDIN ‐ nadat hij aangeduid werd door<br />
LK ‐ op eigen initiatief relevante informatie aan m.b.t. lezen van stripreeks. LK laat<br />
SADDEDIN antwoor<strong>de</strong>n, maar plaatst haar eigen antwoord daar gewoon achter. Dat eigen<br />
antwoord sluit niet aan bij het antwoord van SADDEDIN<br />
KEVIN ‐ KEVIN is betrokken en komt enkele malen aan bod.
302<br />
MER‐<br />
VE<br />
‐ MERVE heeft een spontane inbreng wanneer er op <strong>de</strong> band lijm gesmeerd wordt: ze<br />
verwijst naar han<strong>de</strong>lingen die ze haar papa heeft zien doen. MERVE voegt er nog<br />
bijkomen<strong>de</strong> han<strong>de</strong>ling aan toe, waarop LK niet ingaat.<br />
‐ MERVE heeft spontane inbreng bij lezen van prenten. LK accepteert die inbreng, die<br />
eigenlijk wijst op verkeerd begrip: "ze haalt het ventieltje erbij en draait aan het ventiel."<br />
‐ MERVE vervolgt inbreng. Ze formuleert onnauwkeurig "En ze gaat haar pomp erin<br />
stoppen". LK wijst inbreng af, maar gaat er niet ver<strong>de</strong>r op in.<br />
Dag 1: Individueel begeleid schrijven<br />
KL. ‐ De LLn schrijven ditmaal twee versies: een kladversie, en een netversie in PO‐kleedje.<br />
Tussenin is er geen systematische feedback georganiseerd.<br />
‐ LK laat LLn zelfstandig werken. Enkel op hun initiatief biedt ze hulp.<br />
‐ Als een LL klaar is, raadt LK aan dat LL het eigen werkje naleest, en met groen corrigeert.<br />
Ze concretiseert per kind: hoofdletters, punten, spelling, korte zinnen, en verwijst daarbij<br />
naar aandachtspunten op het bord.<br />
‐ Wanneer KAREN een netblad komt halen, vraagt <strong>de</strong> LK of ze <strong>de</strong> kladversie nagekeken<br />
heeft; 'Eerst nakijken, he'.<br />
KAREN<br />
‐ Wanneer KAREN netversie in PO‐kleedje afgeeft, reageert LK met "prachtig", en vraagt ze<br />
of naam vermeld werd. KAREN reageert bevestigend.<br />
MER‐<br />
VE<br />
SADDE‐<br />
DIN<br />
KEVIN<br />
‐ LK spoort MERVE aan om ver<strong>de</strong>r te werken. Ze merkt tevens op dat MERVE eerst met<br />
plastische verwerking bezig is geweest, terwijl ze eerst had moeten overschrijven. Ze maakt<br />
MERVE op die afspraak attent.<br />
‐ MERVE vraagt naar spelling van 'ein<strong>de</strong>', 'nog niet' en 'gereedschap'. LK biedt antwoord.<br />
‐ Opnieuw spoort <strong>de</strong> LK MERVE aan om ver<strong>de</strong>r te werken "Ge zit meer rond te kijken dan<br />
wat an<strong>de</strong>rs". Even later maakt LK dui<strong>de</strong>lijk dat MERVE <strong>de</strong> groep ophoudt: "als jij klaar bent<br />
dan kunnen we ein<strong>de</strong>lijk ..."<br />
Na pauze<br />
‐ De LK spoort MERVE, samen met KEVIN, aan tot doorwerken.<br />
‐ SADDEDIN vraagt of personages 'naam' mogen krijgen. LK laat hem <strong>de</strong> keuze.<br />
‐ SADDEDIN meldt dat hij klaar is met <strong>de</strong> kladversie. LK checkt non‐verbaal of hij nagelezen<br />
heeft. SADDEDIN bevestigt.<br />
‐ SADDEDIN vertelt spontaan dat hij zich aan <strong>de</strong> regel gehou<strong>de</strong>n heeft die LK formuleert<br />
<strong>voor</strong> klasgenoot. LK verstaat hem verkeerd, en zegt dat hij <strong>de</strong> regel vanaf nu moet<br />
respecteren.<br />
‐ SADDEDIN vraagt of zijn tekst leesbaar is. LK repliceert dat ze dat vanavond zal bekijken,<br />
maar geeft <strong>voor</strong>lopige bevestiging.<br />
‐ De LK leest op eigen initiatief mee met SADDEDIN Ze herinnert hem eraan afwisseling in<br />
te lassen aan het begin van zijn zinnen "Nie altijd met hetzelf<strong>de</strong> woordje beginnen, he".<br />
‐ SADDEDIN vraagt naar het correcte lidwoord bij “meisje”, <strong>de</strong> LK antwoordt.<br />
Na pauze<br />
‐ SADDEDIN geeft kladversie af en vraagt of het <strong>voor</strong> het rapport is. LK reageert niet.<br />
‐ KEVIN vraagt bevestiging over gebruik hoofdletters/leestekens. LK antwoordt, maar maant<br />
aan het stil te maken<br />
Na pauze<br />
‐ De LK merkt op dat KEVIN nog niet begonnen is met overschrijven, en spoort hem ‐ samen<br />
met MERVE ‐ aan tot doorwerken.
303<br />
Dag 1: Klassikale afronding<br />
KL. ‐ Heel wat LLn willen hun werkje graag <strong>voor</strong>lezen, maar LK beslist 'autonoom': O., T., N., N.,<br />
O., B., E. LK voegt er evaluatie aan toe (bv. 'dan, dan, dan').<br />
‐ Ook N.'s verhaal wordt <strong>voor</strong>gelezen.<br />
Natalie en haar fiets. Op een dag was Natalie aan het fietsen. Ze dacht o nee mijn Band is<br />
plat! Hoe gaa ik nu fietsen! Dan gaa ik dat maar oplossen. Hee Papa ik moet naar mijn fiets<br />
een oplossing geven. Ik zet <strong>de</strong> ventiel af en mijn Papa doet <strong>de</strong> band open en zet een nieuwe<br />
binneband. dan doet hij <strong>de</strong> binnenband in het schuurpapier op het plakkertje met lijm Dan<br />
doet zij <strong>de</strong> Band toe met <strong>de</strong> Bandlepeltje. Dan pomt hij <strong>de</strong> fiets. Dan is dat pas klaar en dan<br />
gaat Natalie weg.<br />
De LK reageert: "Ik vond het eigenlijk heel goe zoals ze dat zegt. [Imiteert intonatie] "Op een<br />
dag was Natalie aan het fietsen. Ze dacht o nee mijn Band is plat. Hoe gaa ik nu fietsen?" Ze<br />
maakt er een echt verhaaltje van hè da je op verschillen<strong>de</strong> tonen kunt doen. Das goe."<br />
‐ Nadien leest E. haar verhaal. Het bevat enkel verteltekst, tot <strong>de</strong> laatste zin: "Jongens gaan<br />
we spelen". Leerkracht gaat niet in op <strong>de</strong> plotse veran<strong>de</strong>ring van vertelstandpunt, noch op<br />
mogelijke oplossingen <strong>voor</strong> dat 'euvel'.<br />
KAREN /<br />
MERVE ‐ Heel wat LLn willen hun werkje graag <strong>voor</strong>lezen, maar LK beslist zegt dat MERVE nog<br />
ver<strong>de</strong>r moet schrijven.<br />
SADDE‐ ‐ SADDEDIN wil heel graag <strong>voor</strong>lezen (vinger), maar krijgt geen beurt.<br />
DIN<br />
KEVIN ‐ KEVIN moet nog even ver<strong>de</strong>rschrijven.<br />
Dag 1: Inschatting door <strong>de</strong> LK (5‐punts Likertschaal)<br />
KAREN Plezier: 4 Inspanning: 4 Verwachte kwaliteit van product: 4<br />
MERVE Plezier: 3 Inspanning: 3 Verwachte kwaliteit van product: 3<br />
SADDE‐<br />
DIN<br />
Plezier: 3 Inspanning: 3 Verwachte kwaliteit van product: 2<br />
KEVIN Plezier: 3 Inspanning: 3 Verwachte kwaliteit van product: 3<br />
Dag 1: Schriftelijke bevraging beleving LLn<br />
KAREN noteert dat ze het niet weet of ze het leuk vond om een verhaal te schrijven.<br />
Ook over <strong>de</strong> kwaliteit van haar verhaal twijfelt ze.<br />
KAREN Ze vond het een moeilijke taak.<br />
Terwijl ze schreef, lette ze <strong>voor</strong>al op hoofdletters/leestekens. Ze voegt toe "en natuurlijk<br />
goed schrijven", wat kan slaan op handschrift, inhoud of vorm.<br />
MERVE vond het helemaal niet leuk om een verhaal te schrijven.<br />
Ze vond het wel makkelijk.<br />
MERVE<br />
Ze weet niet zeker of het wel een goed verhaal is gewor<strong>de</strong>n.<br />
Ze geeft aan dat ze op "alls" let wanneer ze schrijft, en voegt er leestekens aan toe.<br />
SADDEDIN vond het heel erg leuk om een verhaal te schrijven.<br />
SADDE‐ Hij vond het ook makkelijk.<br />
DIN Hij <strong>de</strong>nkt dat hij een goed verhaal geschreven heeft.<br />
Hij <strong>de</strong>elt mee dat hij gelet heeft op hoofdletters/leestekens en op niet te lange zinnen.<br />
KEVIN vond het heel erg leuk om te schrijven.<br />
Hij vond het ook een makkelijke klus.<br />
KEVIN<br />
Hij <strong>de</strong>nkt dat hij het er goed vanaf gebracht heeft.<br />
Als hij schrijft zegt hij te letten op 'een mooi verhaal schrijven' en 'een lang verhaal'.
304<br />
Schriftelijke feedback na schooluren<br />
KAREN Spelling: 6. Prachtig geschreven. 10/10<br />
MERVE Spelling: 5; vervoeging: 1 Zgoed. 9/10<br />
SADDE‐<br />
DIN<br />
Spelling: 5; woordkeuze: 2 Slot? Afwisseling in het begin van <strong>de</strong> zin? Goed. 7/10<br />
KEVIN Spelling: 18; dioom: 1 Slot? Goed. 7/10<br />
Dag 2: Klassikale introductie<br />
KL. ‐ LK vertelt aan <strong>de</strong> klas dat er hele goeie verhaaltjes bij waren. Ze vermeldt echter ook dat<br />
het <strong>voor</strong> sommige LLn nog moeilijk is om "goei zinnekes" te maken.<br />
‐ LK geeft aan dat ze punten gegeven heeft, niet op spelling, maar wel op <strong>de</strong> "zinnekes" en<br />
op "hoofdletters" en (ver<strong>de</strong>rop) met <strong>de</strong> volledigheid van <strong>de</strong> inhoud.<br />
‐ LK overloopt alle LLn: cijfers + verbale evaluatie + aandachtspunten.<br />
LK maakt <strong>de</strong> klas daarbij geregeld attent op het belang van volledigheid: over elk prentje<br />
iets zeggen, bv. beginprent en het slot (laatste prentje). Sommige LLn spoort ze aan om<br />
meer hulp te komen vragen tussendoor.<br />
‐ Enkele LLn mogen hun tekst <strong>voor</strong>lezen.<br />
‐ N.a.v. het slot van E.'s tekst zegt <strong>de</strong> LK: " 'Dan pompt <strong>de</strong> papa van Lies <strong>de</strong> band op.<br />
Jongens we gaan spelen.' Nee dan zegt ge “ze pakt terug hare fiets en ze rijdt naar haar<br />
vrien<strong>de</strong>n.” En dan kun je zeggen: [op een enthousiaste toon] “Kom jongens we gaan<br />
spelen!” Dus proberen aan da slot iets te doen. An<strong>de</strong>rs had je ook tien gekregen. 8 op 10"<br />
KAREN ‐ KAREN mag haar 'prachtig' verhaaltje <strong>voor</strong>lezen. Er wordt spontaan geapplaudiseerd.<br />
‐ LK geeft MERVE 9/10 en zegt "heel goed". LK wijst op feit dat MERVE het moeilijke woord<br />
'gereedschap' gebruikt heeft. LK leest werkje halvelings <strong>voor</strong>. LK sluit af 'Ik vond dat heel<br />
goed van u".<br />
MERVE<br />
‐ De LK wijst er klassikaal nog op dat een ventiel niet van <strong>de</strong> band gehaald kan wor<strong>de</strong>n (zoals<br />
o.a. MERVE in haar verhaaltje geschreven had), MERVE probeert uit te leggen “maar ik wist<br />
nie zo goe”. De LK gaat niet in op haar inbreng.<br />
SADDE‐<br />
DIN<br />
KEVIN<br />
‐ LK zegt tegen SADDEDIN: "Ik vond ‘t eigenlijk nie slecht <strong>voor</strong> u." Dan bespreekt ze enkele<br />
fouten: ze leest O's versie (waarop LLn moeten lachten), en zegt dan wat er verkeerd is<br />
(woordkeuze: het meisje zijn boek; <strong>de</strong> meisje); ze geeft ook <strong>de</strong> tip om niet altijd met<br />
hetzelf<strong>de</strong> woord te beginnen. Die tip schrijft ze on<strong>de</strong>raan <strong>de</strong> tekst bij. Ten slotte voegt ze<br />
toe "Maar ik vind da jij toch uw best hebt gedaan." LK voegt dat schriftelijk toe aan het<br />
werkje.<br />
‐ LK geeft KL. aan dat KEVIN het slot vergeten had. KEVIN probeert te argumenteren dat dat<br />
uit <strong>de</strong> tekst moet blijken, gezien beginzin, maar LK walst over G's argumentatie heen.<br />
‐ LK gaat in op <strong>de</strong> vormelijk incorrecte uitdrukking 'papa is gekomen als geroept'. Ze<br />
bevestigt <strong>de</strong> vondst: 'het is een heel goei gezeg<strong>de</strong>' en verbetert <strong>de</strong> foutjes dan.<br />
Dag 2: Individueel begeleid corrigeren<br />
KL. ‐ LLn verbeteren slecht gespel<strong>de</strong> geïsoleer<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n. On<strong>de</strong>rtussen geeft <strong>de</strong> LK nog<br />
bijkomen<strong>de</strong> uitleg aan enkele LLn.<br />
‐ LK komt individuele correctie van KAREN nakijken, en zegt tegen KAREN dat ze een (goed)<br />
KAREN<br />
punt verdient<br />
‐ LK maant MERVE aan om correctie af te geven. LK controleert nog even of correctie goed<br />
MERVE<br />
gebeurd is, en bevestigt MERVE<br />
SADDE‐<br />
DIN<br />
‐ LK veran<strong>de</strong>rt cijfer van SADDEDIN van 7 in 6, en beargumenteert dat dit komt door "die<br />
afwisseling van zinnekes". Ze spoort SADDEDIN aan om daaraan te <strong>de</strong>nken.<br />
KEVIN ‐ KEVIN vraagt uitleg over een aangestipt probleem ('als' vs 'alles'). LK legt verschil uit aan<br />
<strong>de</strong> hand van twee korte <strong>voor</strong>beeldzinnen.
305<br />
Dag 2: Schriftelijke bevraging beleving LLn<br />
Volgen<strong>de</strong> keer wil KAREN proberen (1) "om goed te schrijven! een goed verhaal dus!"; (2)<br />
KAREN om op hoofdletters te letten; (3) om <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n perfect foutloos te schrijven, en (4) om<br />
op leestekens te letten.<br />
MERVE Volgen<strong>de</strong> keer wil MERVE proberen om "als te doen".<br />
SADDE‐ Volgen<strong>de</strong> keer wil SADDEDIN proberen om zon<strong>de</strong>r fouten te schrijven, mooi te schrijven,<br />
DIN op <strong>de</strong> hoofdletters en punten te letten, en niet te lange zinnen te maken.<br />
KEVIN<br />
Volgen<strong>de</strong> keer wil KEVIN proberen om een goed verhaal te maken en geen fouten te<br />
schrijven.<br />
Dag 2: Interview beleving LK<br />
‐ Tot <strong>de</strong> doelen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> schrijfactiviteit behoort ook letten op zinsbouw, m.i.v. hoofdletters en<br />
afwisseling in <strong>de</strong> zinnen. Bij <strong>de</strong> schriftelijke FB zegt <strong>de</strong> LK zich te richten op diezelf<strong>de</strong><br />
aandachtspunten. Wat zinsbouw betreft, voegt ze eraan toe: als je dat niet verbetert dan leren ze<br />
daar niks mee. Ook bij <strong>de</strong> evaluatie telt <strong>de</strong> constructie van zinnen "ook een beetje" mee, naast <strong>de</strong><br />
inhoud (begin, goe<strong>de</strong> volgor<strong>de</strong>, slot). De LK geeft aan dat ze geen rekening houdt met spelling.<br />
‐ Aandachtspunten bij FB: hoofdletters en zinsbouw: als je dat niet verbetert dan leren ze daar niks<br />
mee.<br />
‐ Evaluatie (cijfer op tien) is gebaseerd op inhoud: het begin, <strong>de</strong> volgor<strong>de</strong>, het slot, en "ook een<br />
beetje op <strong>de</strong> constructie van zinnen", maar NIET op spelling.<br />
‐ De LK noemt KAREN "<strong>de</strong> grote kop van <strong>de</strong> klas". De LK vertelt over interactie met KAREN<br />
n.a.v. <strong>de</strong> selectie van LLn die extra hulp moeten krijgen (van GOK‐LK), en van het feit dat<br />
KAREN nooit geselecteerd wordt: "Ze vroeg, 'juffrouw, waarom neemt u mij nooit?'. Maar ik<br />
KAREN<br />
zeg 'KARENke, maar, ik kan u me niks helpen'. 'Ik kan dommer wor<strong>de</strong>n' zei ze. [LK lacht]<br />
[lachend] 'Dan kun<strong>de</strong> mij ook es helpen'. Ik zeg 'jama seg, wees blij dat ge nie moet<br />
geholpen wor<strong>de</strong>n'. Maar ja, kin<strong>de</strong>ren hebben heel graag aandacht he."<br />
MER‐<br />
VE<br />
SADDE‐<br />
DIN<br />
‐Op vraag waarom MERVE zo lang gewerkt heeft, reageert LK als volgt:<br />
MERVE is een prutsmie, die werkt niet door. De interviewer polst of het met concentratie te<br />
maken heeft, en LK lijkt dat te bevstigen.<br />
‐ In het verhaal over evaluatie vermeldt LK dat MERVE <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gemakkelijkste oplossing<br />
gaat.<br />
‐ LK geeft aan dat MERVE zwak was <strong>voor</strong> spelling bij het begin van het schooljaar, maar dat<br />
dit verbeterd is. Aanvankelijk had LK niet het gevoel dat het zou lukken in het <strong>de</strong>r<strong>de</strong>, maar<br />
"die is echt op alle gebied verbeterd". LK <strong>de</strong>nkt wel dat het kind niet veel meer reserve<br />
heeft (plafond!): "het is een zwakske eigenlijk", maar ze heeft veel steun van haar va<strong>de</strong>r, en<br />
ze zitten er thuis wat achter, zo meldt <strong>de</strong> LK: "Het is meer een staartje in <strong>de</strong> klas, maar ze<br />
doet wel haar best."<br />
LK vindt dat SADDEDIN enthousiast is en zijn best doet, maar ze vindt hem tevens een erg<br />
vermoeiend kind (drukdoenerig). LK vond zijn schrijfwerk tamelijk goed, maar stelt vast dat<br />
hij te weinig woor<strong>de</strong>nschat heeft. Hij schrijft heel eenvoudige zinnetjes (niet dui<strong>de</strong>lijk of ze<br />
dat oké vindt). Ze vindt dat hij vor<strong>de</strong>ringen gemaakt heeft tegenover begin schooljaar. Toch<br />
classificeert ze hem nog bij <strong>de</strong> staart. Hij kan misschien nog wel groeien "maar toch niet<br />
hevig zenne". Over spelling is LK onzeker: hij doet het soms wel goed, en dan weer niet. Hij<br />
maakt soms on<strong>voor</strong>spelbare fouten (ook bij overschrijven). Ze besluit met verklaring dat hij<br />
'te rap' wil zijn.
306<br />
KEVIN<br />
‐ KEVIN werkt intensief, die <strong>de</strong>nkt na. Die is perfectionist, misschien wel omdat hij een heel<br />
strenge papa heeft. Hij is ook traag. Hij schrijft heel mooi: hij verbetert dikwijls: ziet zelf <strong>de</strong><br />
foutjes, zet ze tussen haakjes. Hij <strong>de</strong>nkt wel na over wat hij schrijft. Daarom duurt het zo<br />
lang.<br />
‐ LK vindt hem een mid<strong>de</strong>lmatige leerling. Voor spelling is hij eer<strong>de</strong>r zwak. LK vindt het<br />
moeilijk om in te schatten of hij <strong>voor</strong>uitgang maakt, maar ze vermoedt van wel. Ze verwacht<br />
ook wel dat hij nog kan groeien "want 't is ene die echt wil <strong>voor</strong>uitkomen, da wel".
307<br />
KAREN : FB LK<br />
Mijn band is lek!<br />
KAREN : NET<br />
Mijn band is lek!<br />
Lieselotte fietste door <strong>de</strong> straat,<br />
Maar opeens riep ze:Mijn band is lek!<br />
Ze stapte van haar fiets, En kantel<strong>de</strong><br />
haar fiets. Ze ging vlug wat spulletjes<br />
halen om haar fiets te maken, Een dat waren<br />
Een fietspomp, bandlepeltjes, schuurpapier,<br />
lijm, Een plakertje, En natuurlijk: Een emmer<br />
water! En ze draai<strong>de</strong> aan het wieltje ventieltje,<br />
En daar kwan haar papa aan. Die hielp lie Lies‐<br />
elotte natuurlijk wel, Een En zo <strong>de</strong><strong>de</strong>n ze he‐<br />
t: haar papa haal<strong>de</strong> <strong>de</strong> binnenband eruit<br />
maar niet alle aleen papa maar ook<br />
Lieselotte, Dan hiel<strong>de</strong> ze <strong>de</strong><br />
binenband in het<br />
water. En opeens kw<br />
amen er belletjes, Toen riep pa<br />
pa: Hier is het gat! Daar <strong>de</strong><strong>de</strong>n<br />
ze dan schuurpapier over. Plakte<br />
met lijm het plakertje erop. Pakte <strong>de</strong><br />
binnenband en <strong>de</strong> bandlepeltjes en zo ging<br />
De l <strong>de</strong> binnenband erin! Pakte <strong>de</strong> pomp<br />
en pompte op, en zo kon Lieselotte naar ha‐<br />
ar vrien<strong>de</strong>n vertrekken!<br />
Lieselotte fietste door <strong>de</strong> straat,<br />
Maar opeens riep ze:Mijn band is lek!<br />
Ze stapte van haar fiets, En kantel<strong>de</strong><br />
haar fiets. Ze ging vlug wat spulletjes<br />
halen om haar fiets te maken, Een dat waren<br />
Een fietspomp, bandlepeltjes, schuurpapier,<br />
lijm, Een plakertje, En natuurlijk: Een emmer<br />
water! En ze draai<strong>de</strong> aan het wieltje ventieltje,<br />
En daar kwan haar papa aan. Die hielp lie Lies‐<br />
elotte natuurlijk wel, Een En zo <strong>de</strong><strong>de</strong>n ze he‐<br />
t: haar papa haal<strong>de</strong> <strong>de</strong> binnenband eruit<br />
maar niet alle aleen papa maar ook<br />
Lieselotte, Dan hiel<strong>de</strong> ze <strong>de</strong><br />
binenband in het<br />
water. En opeens kw<br />
amen er belletjes, Toen riep pa<br />
pa: Hier is het gat! Daar <strong>de</strong><strong>de</strong>n<br />
ze dan schuurpapier over. Plakte<br />
met lijm het plakertje erop. Pakte <strong>de</strong><br />
binnenband en <strong>de</strong> bandlepeltjes en zo ging<br />
De l <strong>de</strong> binnenband erin! Pakte <strong>de</strong> pomp<br />
en pompte op, en zo kon Lieselotte naar ha‐<br />
ar vrien<strong>de</strong>n vertrekken!<br />
Klaar! Ein<strong>de</strong>!<br />
Prachtig geschreven. 10/10<br />
Klaar! Ein<strong>de</strong>!<br />
plakkertje<br />
alleen<br />
ze haal<strong>de</strong><br />
binnenband
308<br />
SADDEDIN :FB LK<br />
De platte band<br />
De meisje zijn band is plad.<br />
De meisje draait zijn fiets om.<br />
De papa van het meisje kont haar helpen.<br />
De meisje haalt <strong>de</strong> spulen.<br />
De papa gaat emer water halen.<br />
De papa doet het binenban in het water.<br />
De papa heeft het band gat gezien.<br />
De papa heeft het plakerje geplakt.<br />
Ze doen het bandn binenband<br />
trug er in<br />
De meisje pomp <strong>de</strong> band<br />
Ein<strong>de</strong><br />
SADDEDIN: NET<br />
De platte band<br />
De meisje zijn band is plad.<br />
De meisje draait zijn fiets om.<br />
De papa van het meisje kont haar helpen.<br />
De meisje haalt <strong>de</strong> spulen.<br />
De papa gaat emer water halen.<br />
De papa doet het binenban in het water.<br />
De papa heeft het band gat gezien.<br />
De papa heeft het plakerje geplakt.<br />
Ze doen het bandn binenband<br />
trug er in<br />
De meisje pomp <strong>de</strong> band<br />
Ein<strong>de</strong><br />
het meisje plat haar fiets spullen emmer binnenband plakkertje<br />
Slot?<br />
7/10 Goed<br />
Afwisseling in het begin van <strong>de</strong> zin<br />
6/10<br />
MERVE: FB LK<br />
Amber<br />
MERVE: NET<br />
Amber<br />
Amber gaat fietsen<br />
maar ze ong niet vertroken en<br />
haar ban<strong>de</strong> is als plat.<br />
Dus gaat ze gereedschap pakken.<br />
Amber haalt het ventiel er af.<br />
En papa komt helpen.<br />
Ze haalen <strong>de</strong> binnenband er uit.<br />
(haalen <strong>de</strong>) En stopen het in een emer waater.<br />
Ze werken en werken tot alls klaar/was.<br />
En Amber kost gaan fietsen.<br />
EiN<strong>de</strong>n<br />
Amber gaat fietsen<br />
maar ze ong niet vertroken en<br />
haar ban<strong>de</strong> is als plat.<br />
Dus gaat ze gereedschap pakken.<br />
Amber haalt het ventiel er af.<br />
En papa komt helpen.<br />
Ze haalen <strong>de</strong> binnenband er uit.<br />
(haalen <strong>de</strong>) En stopen het in een emer waater.<br />
Ze werken en werken tot alls klaarwas.<br />
En Amber kost gaan fietsen.<br />
Ei<strong>de</strong>n<br />
vertrokken nog ze halen stoppen emmer water Amber kon<br />
8,5 9/10 zgoed
309<br />
KEVIN 1: FB LK<br />
Leke band! Oei!<br />
KEVIN 2: NET<br />
Leke band! Oei!<br />
Oei! Ik hep een lekke band ik kom te laat op<br />
<strong>de</strong> westijd.<br />
Snel mijn fiets repareeren.<br />
Ik hep als gepakt wat ik van maar blijkbaar hep<br />
ik als.<br />
Ah papa je bent gekomen als geroept.<br />
kan jij me helpen met mijn fiets te repareeren?<br />
(Tuurlijk) Zekker schat!<br />
Eerst ga ik <strong>de</strong> binnenband leeh maken, zegt Leen.<br />
En dan ga ik <strong>de</strong> binnenband er uit halen, zegt papa.<br />
Nu ga ik een(n)n emer halen, zegt papa.<br />
A daar is het gaatje, zegt Leen.<br />
Ik pak wel het lijm,<br />
het plakertje en het schuurpapier,<br />
zegt Leen<br />
En nu het repareeren, zegt papa.<br />
En nu het repareeren, zegt papa.<br />
en nu <strong>de</strong> binnen band er in doen, zegt Leen<br />
Ik pomp het band trug(s) zegt Leen.<br />
(L) En klaar is kees, zeg(gon)gen ze alebij.<br />
Ik ben j(y)uist op tijd, zegt Leen<br />
Oei! Ik hep een lekke band ik kom te laat<br />
op <strong>de</strong> westijd.<br />
Snel mijn fiets repareeren.<br />
Ik hep als gepakt wat ik van maar blijkbaar hep<br />
ik als.<br />
Ah papa je bent gekomen als geroept.<br />
kan jij me helpen met mijn fiets te repareeren?<br />
(Tuurlijk) Zekker schat!<br />
Eerst ga ik <strong>de</strong> binnenband leeh maken, zegt Leen.<br />
En dan ga ik <strong>de</strong> binnenband er uit halen, zegt papa.<br />
Nu ga ik een(n)n emer halen, zegt papa.<br />
A daar is het gaatje, zegt Leen.<br />
Ik pak wel het lijm,<br />
het plakertje en het schuurpapier,<br />
zegt Leen<br />
En nu het repareeren, zegt papa.<br />
En nu het repareeren, zegt papa.<br />
en nu <strong>de</strong> binnenband er in doen, zegt Leen<br />
Ik pomp het band trug(s) zegt Leen.<br />
(L) En klaar is kees, zeg(gon)gen ze alebij.<br />
Ik ben j(y)uist op tijd, zegt Leen<br />
lekke band zeker Ik heb emmer een wedstrijd alles ≠ als<br />
Je komt als geroepen het plakkertje repareren ‐> herstellen<br />
<strong>de</strong> band allebei<br />
Slot? 7/10 Goed
310<br />
KLAS 1, BS4<br />
Dag 1, dgdl ¾, les 1: Ne<strong>de</strong>rlands: schrijven verhaal<br />
Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 1: Klassikale introductie [12'45"]<br />
a) verhaal 1: ‘Het ongeluk met <strong>de</strong> fiets’ [04'30'']<br />
b) verhaal 2: ‘De knikkerbaan en <strong>de</strong> stofzuiger’ [02'30"]<br />
c) verhaalkeuze [02']<br />
d) aandachtspunten bij het schrijven [03'45"]<br />
Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 2: Individueel schrijven/eventueel herschrijven<br />
+ begeleiding LK [52']<br />
Dag 2, dgdl 1, les 4: Ne<strong>de</strong>rlands: schrijven verhaal<br />
Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 1: Klassikale introductie [30'30"]<br />
a) gesprek: welk verhaal geniet je <strong>voor</strong>keur, en waarom? [05']<br />
b) op‐ en aanmerkingen bij elk indivdidueel verhaal [10']<br />
c) <strong>de</strong> beste titel [02'30"]<br />
d) enkel verhalen wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>gelezen [13']<br />
Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 2: Individueel verbeteren + begeleiding door LK [09'45"]<br />
Dag 1: Klassikale introductie<br />
KL. ‐ De LK overloopt <strong>de</strong> inhoud van bei<strong>de</strong> prentenreeksen waarna ze <strong>de</strong> LLn laat kiezen over<br />
welke reeks ze een verhaal schrijven.<br />
‐ E. doet een bijdrage m.b.t. verhaal 2, en integreert directe re<strong>de</strong>: " Aan ‘t stofzuigen en die<br />
stoot tegen <strong>de</strong> tafel en alles valt omver en die kindjes zeggen oh, das helemaal stuk en dan,<br />
dan roept die jongen tegen die mama oh, gij hebt dat allemaal stuk gedaan." Op <strong>de</strong> vorm<br />
wordt geen commentaar geleverd. De LK bouwt ver<strong>de</strong>r op <strong>de</strong> inhoud die E. aanreikt.<br />
‐ De aandachtspunten wor<strong>de</strong>n overlopen: "Waarop gaan we allemaal letten?" LLn sommen<br />
op; LK vult aan: hoofdletters, korte zinnen, afwisseling begin zin, leestekens, inhou<strong>de</strong>lijke<br />
volledigheid, titel, spelling.<br />
‐ De LK laat <strong>de</strong> LLn zelf kiezen of ze klad‐ én netversie schrijven, dan wel alleen een<br />
netversie.<br />
KAREN ‐ KAREN is betrokken op <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> aspecten van introductie en komt ook aan bod.<br />
SADDE‐<br />
DIN<br />
MERVE<br />
KEVIN<br />
‐ SADDEDIN is betrokken tij<strong>de</strong>ns het on<strong>de</strong>rwijsleergesprek, <strong>voor</strong>al naar aanleiding van<br />
verhaal 2 (vinger opsteken), waar<strong>voor</strong> hij achteraf ook zal kiezen.<br />
‐ Tij<strong>de</strong>ns het selectiemoment (keuze tussen 2 verhalen), vraagt SADDEDIN of hij <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren<br />
(van het verhaal) een naam mag geven. LK antwoordt niet op SADDEDINs vraag, maar<br />
herhaalt dat er nog niet geschreven mag wor<strong>de</strong>n.<br />
‐ MERVE wil aanvankelijk <strong>voor</strong> 2 versies gaan, maar schrijft er uitein<strong>de</strong>lijk slechts één.<br />
‐ KEVIN is betrokken op <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> aspecten van <strong>de</strong> introductie en komt ook aan bod.<br />
Dag 1: Individueel begeleid schrijven<br />
KL. ‐ De LK helpt <strong>de</strong> LLn die een kladversie willen maken. Ze overloopt telkens <strong>de</strong> hele kladtekst,<br />
en corrigeert <strong>voor</strong>namelijk spelling, interpunctie en hoofdletters. Nergens doet zich een<br />
probleem <strong>voor</strong> van ina<strong>de</strong>quaat ingebed<strong>de</strong> directe re<strong>de</strong>.<br />
KAREN /
311<br />
SADDE‐<br />
DIN<br />
MERVE<br />
KEVIN<br />
‐ Al snel vraagt SADDEDIN aan <strong>de</strong> LK of hij, als hij klaar is, ook het an<strong>de</strong>re verhaal mag<br />
schrijven. LK antwoordt ontkennend 'Nee, één verhaaltje maar'.<br />
‐ SADDEDIN vraagt naar <strong>de</strong> spelwijze van 'ca<strong>de</strong>au'. Naar aanleiding van die vraag dringt LK<br />
er bij an<strong>de</strong>re LL op aan om geregeld hulp te vragen <strong>voor</strong> spelling. On<strong>de</strong>rtussen schrijft LK<br />
stilzwijgend het woord <strong>voor</strong>.<br />
‐ SADDEDIN vraagt of <strong>de</strong> LK spelwijze van 'stofzuiger' wil checken. LK reikt correctie bondig<br />
aan.<br />
‐ SADDEDIN vraagt of <strong>de</strong> tekst mooi geschreven is (schoonschrift). LK bevestigt bondig ('ja').<br />
SADDEDIN lijkt nog ver<strong>de</strong>r in gesprek te willen gaan (vertelt iets over <strong>de</strong> inhoud van zijn<br />
verhaal), maar er komt geen reactie van <strong>de</strong> LK.<br />
‐ SADDEDIN gaat naar LK (LK is bezig met D., vervolgens is K. aan <strong>de</strong> beurt), en meldt dat hij<br />
klaar is. Hij moet even wachten. SADDEDIN wil participeren aan gesprek van LK met K. over<br />
haar 'verhaaltje', maar LK blokt zijn inbreng af, en wijst hem meteen nadien nog eens<br />
terecht. Vervolgens meldt SADDEDIN opnieuw dat hij klaar is, maar LK richt zich eerst tot J.,<br />
die haar aandacht trekt.<br />
‐ Dan krijgt SADDEDIN <strong>de</strong> aandacht van <strong>de</strong> LK: hij wil iets vertellen, maar wordt door LK<br />
on<strong>de</strong>rbroken. LK heeft blik geworpen op netversie. Ze maakt (al vragend) een opmerking<br />
over bladspiegel: 'Waarom schrijf je niet tegen <strong>de</strong> <strong>lijn</strong>, he?". SADDEDIN antwoordt op die<br />
vraag of wil iets vertellen, maar LK on<strong>de</strong>rbreekt hem, en wijst hem op spellingsfouten die<br />
"hij ni meer zou mogen maken". Ze on<strong>de</strong>rstreept het foutief gespel<strong>de</strong> woord. SADDEDIN<br />
bevestigt. LK leest SADDEDINs tekst hardop en on<strong>de</strong>rstreept on<strong>de</strong>rtussen ‐ zon<strong>de</strong>r<br />
commentaar ‐ enkele foutief gespel<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n. SADDEDIN reflecteert hardop bij die<br />
aantekeningen. LK plaatst aan het eind een X <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kant<strong>lijn</strong>, en zegt dat er "nog een<br />
zinneke bij moet" (inhou<strong>de</strong>lijke volledigheid). SADDEDIN vraagt om verdui<strong>de</strong>lijking. LK geeft<br />
echter ver<strong>de</strong>re instructies: "met groene balpen <strong>de</strong> foutjes verbeteren". LK wijst SADDEDIN<br />
vervolgens op ontbrekend stukje. SADDEDIN doet een eerste aanzet <strong>voor</strong> aanvulling<br />
("Kunnen ze"). LK on<strong>de</strong>rbreekt hem en laat hem <strong>de</strong> zin opnieuw beginnen ("Ze kunnen een<br />
knikkertoren bouwen"). Opnieuw on<strong>de</strong>rbreekt <strong>de</strong> LK hem; ze verwijst SADDEDIN naar het<br />
laatste plaatje 'Kijk es naar <strong>de</strong> gezichten van die kin<strong>de</strong>ren'. SADDEDIN formuleert een zin die<br />
daarbij aansluit. LK on<strong>de</strong>rbreekt hem en kijkt naar <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re LLn om te zien of daar iemand<br />
haar hulp nodig heeft.<br />
‐ In <strong>de</strong> zin die SADDEDIN toevoegt, wil hij 'knikkers' schrijven. Hij vraagt aan <strong>de</strong> LK hoe het<br />
moet. De LK schrijft het woord stilzwijgend <strong>voor</strong>. SADDEDIN zegt 'dank u'.<br />
‐ MERVE vraagt naar schrijfwijze van 'Mick', 'ambulance', .<br />
‐ LK checkt of MERVE helemaal klaar is. MERVE bevestigt. LK vraagt aan MERVE of ze <strong>de</strong><br />
tekst nagelezen heeft. MERVE bevestigt.<br />
/<br />
Dag 1: Inschatting door <strong>de</strong> LK (5‐punts Likertschaal)<br />
KAREN Plezier: 4 Inspanning: 4 Verwachte kwaliteit van product: 4<br />
MERVE Plezier: 3 Inspanning: 3 Verwachte kwaliteit van product: 2<br />
SADDE‐ Plezier: 3 Inspanning: 3 Verwachte kwaliteit van product: 2<br />
DIN<br />
KEVIN Plezier: 3 Inspanning: 3 Verwachte kwaliteit van product: 3
312<br />
Dag 1: Schriftelijke bevraging beleving LLn<br />
KAREN vond het een erg leuke taak.<br />
Ze vond ze bovendien erg makkelijk.<br />
Maar ze is niet zeker of ze <strong>de</strong> taak tot een goed ein<strong>de</strong> gebracht heeft.<br />
KAREN<br />
Het schrijven ging KAREN makkelijk af.<br />
KAREN vindt van zichzelf dat ze nog niet erg "netjes en or<strong>de</strong>lijk" kan schrijven, maar stelt<br />
dat haar <strong>voor</strong> <strong>de</strong> rest alles best lukt.<br />
SADDEDIN vond het een erg leuke taak.<br />
SADDEDIN vond het ook makkelijk.<br />
Hij <strong>de</strong>nkt een goed verhaal verteld te hebben.<br />
SADDE‐<br />
SADDEDIN vond alles makkelijk gaan.<br />
DIN<br />
SADDEDIN vindt dat <strong>de</strong> meeste dingen hem heel goed lukken, behalve "<strong>de</strong> juiste woor<strong>de</strong>n<br />
vin<strong>de</strong>n" en "die juist schrijven", "meer verhalen dan wat er in <strong>de</strong> prentenreeks te zien valt"<br />
en "zelf‐correctie van kleine foutjes": dat lukt soms goed en soms min<strong>de</strong>r goed.<br />
MERVE vond het een leuke taak.<br />
Ze vond ze ook makkelijk.<br />
Ze <strong>de</strong>nkt dat ze een matig goed verhaal geschreven heeft.<br />
MERVE Volgens MERVE lukt alles goed tij<strong>de</strong>ns het schrijfproces.<br />
Over het algemeen <strong>de</strong>nkt ze <strong>de</strong> meeste aspecten van <strong>de</strong> schrijfopdracht re<strong>de</strong>lijk tot heel<br />
goed on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> knie te hebben; <strong>de</strong> dingen waar ze nog enigszins aan twijfelt hebben<br />
overwegend te maken met "grammatica", "spelling" en "interpunctie".<br />
KEVIN weet niet zeker of hij het een leuke taak vond of niet.<br />
Hij vond ze matig moeilijk.<br />
Hij <strong>de</strong>nkt wel een goed verhaal geschreven te hebben.<br />
KEVIN<br />
Hij schat zijn vaardighe<strong>de</strong>n overwegend hoog in, met enkele be<strong>de</strong>nkingen bij "zijn schrift",<br />
of hij "vanuit zichzelf dingen toe kan voegen aan zijn verhaal", <strong>de</strong> "juiste spelling" en<br />
"zichzelf corrigeren".<br />
Schriftelijke feedback na schooluren<br />
KAREN Spelling: 1. Knap zo!<br />
MERVE Spelling: 9 Hoe reageert Sara? Goed zo!<br />
SADDE‐<br />
DIN<br />
LK heeft werkje van SADDEDIN al nagelezen tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> les (zie hierboven): Spelling: 10;<br />
woordkeuze: 3; inhoud: 1. SADDEDIN verbeter<strong>de</strong> spellingsfouten, maar <strong>de</strong>ed dat geen<br />
enkele keer op een correcte wijze. LK voegt er 's avonds aan toe: Goed zo! Probeer juist te<br />
verbeteren!!<br />
KEVIN Spelling: 6; woordkeuze: 3. Onvolledige inhoud: 1 Zeer goed zo!<br />
Dag 2: Klassikale introductie<br />
KL. ‐ LK bespreekt <strong>de</strong> keuze die LLn maakten, en overloopt <strong>de</strong> verhaaltjes van <strong>de</strong> LLn een na<br />
een. Ze richt zich telkens tot betrokkenen. Ze geeft een evaluatie + enkele<br />
aandachtspunten (spelling, hoofdletters/leestekens, zinsbouw, inhou<strong>de</strong>lijke<br />
volledigheid).Geregeld wor<strong>de</strong>n die aandachtspunten (groten<strong>de</strong>els enkel mon<strong>de</strong>ling)<br />
toegelicht/uitgelegd. ‐ ‐ Enkele verhalen mogen <strong>voor</strong>gelezen wor<strong>de</strong>n:<br />
Een LL leest "en ze waren heel, heel, heel boos. Ze waren heel kwaad . Want ze waren<br />
bekan klaar en kon<strong>de</strong>n bekan spelen. Eén van <strong>de</strong> knikkers was <strong>de</strong> mooiste en die was<br />
opgezogen. ”Het spijt me” zei mama. Nu moeten wij helemaal terug opnieuw beginnen.<br />
Hanne, Sanne, kijk eens wat, kijk eens wat ik hier heb. Wauw! De LK gaat niet in op het<br />
verwarren<strong>de</strong> slot, maar bespreekt of het terecht is dat kin<strong>de</strong>ren zich boos maken.<br />
Ook T. mag <strong>voor</strong>lezen, en bezondigt zich in twee passages aan niet‐ingebed<strong>de</strong> directe<br />
re<strong>de</strong>. De LK gaat er niet op in. "De namen van <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren zijn Sam en Elkea. Kijk zus, ik
313<br />
KAREN<br />
SADDEDIN<br />
MERVE<br />
KEVIN<br />
heb een ca<strong>de</strong>autje gekregen. Cool! Wat is het. Wow, een knikkergebouw. Kom, we gaan<br />
het gauw maken. Oké. Wow, zo groot en kijk er zitten ook gratis knikkers bij. Zzz doet <strong>de</strong><br />
stofzuiger van <strong>de</strong> kuisvrouw. En ineens boem, patat. De kuisvrouw haar stofzuiger is<br />
gebotst tegen <strong>de</strong> tafel. Kuisvrouw roept Sam. Kijk, Elkea huilt. O, sorry kin<strong>de</strong>ren. Ik be<strong>de</strong>nk<br />
wel iets. Aha, blijf hier jongens. Ik kom zo meteen terug. Later. Hier een zak vol knikkers.<br />
Jee! Jee! Jee!"<br />
‐ LK vertelt klassikaal dat KAREN een prachtig verhaal geschreven heeft. Ze pikt er het<br />
enige spellingsprobleem 'menheer' uit en licht het klassikaal toe.<br />
‐ Bij <strong>de</strong> discussie over goe<strong>de</strong>/min<strong>de</strong>r goe<strong>de</strong> titel, wordt <strong>de</strong> titel van KARENs opstel on<strong>de</strong>r<br />
<strong>de</strong> loep genomen. Er wordt aan <strong>de</strong> klas gevraagd of KARENs titel oké is. Ie<strong>de</strong>reen<br />
antwoordt 'ja'. LK antwoordt beaamt, en verantwoordt.<br />
‐ Op vraag van LK waarom LLn er<strong>voor</strong> kozen om verhaal x te vertellen, laat <strong>de</strong> LK<br />
SADDEDIN antwoor<strong>de</strong>n: SADDEDIN vond verhaal x makkelijker. LK accepteert dit<br />
antwoord in eerste instantie niet; ze parafraseert in termen van een argument dat door<br />
een an<strong>de</strong>re LL was aangebracht: leuker. Ze voegt er op het bord toch ook SADDEDINs<br />
argument aan toe.<br />
‐ LK bevestigt klassikaal dat SADDEDINs verhaaltje 'goed' was. Ze voegt wel toe dat hij <strong>de</strong><br />
(spellings)fouten nog niet goed gecorrigeerd heeft, en dat hij dat opnieuw moet doen.<br />
SADDEDIN is blij met evaluatie.<br />
‐ LK vraagt op eigen initiatief aan SADDEDIN welke titel hij had. LK herhaalt SADDEDINs<br />
titel, maar gaat er niet op in. Ze vertelt dat ze <strong>de</strong> titels zo meteen gaan evalueren.<br />
‐ Wanneer <strong>de</strong> LK het OLG over titels afsluit, brengt SADDEDIN op eigen initiatief in dat 'De<br />
kapotte toren' (zijn eigen titel) ook perfect is. LK gaat er niet op in.<br />
‐ Op vraag van LK wie nog nooit heeft <strong>voor</strong>gelezen, geeft SADDEDIN te kennen dat hij dat<br />
nog niet gedaan heeft. LK reageert echter afwijzend: "Jij komt niet aan <strong>de</strong> beurt. Jij zit<br />
an<strong>de</strong>re kin<strong>de</strong>ren uit te lachen."<br />
‐ Op vraag waarom MERVE keuze maakte <strong>voor</strong> verhaal 1, antwoordt MERVE behoorlijk<br />
uitgebreid. LK accepteert inbreng, en evalueert die positief.<br />
‐ Wanneer LK n.a.v. <strong>de</strong> tekst van een an<strong>de</strong>re LL vraagt wat er bij het begin ontbreekt,<br />
antwoordt MERVE spontaan met een goe<strong>de</strong> openingszin. LK bevestigt MERVEs inbreng<br />
niet expliciet, maar integreert Merves antwoord in het eigen antwoord.<br />
‐ Bij klassikale evaluatie van MERVEs tekst vermeldt LK <strong>de</strong> titel zon<strong>de</strong>r commentaar.<br />
<strong>Achter</strong>af blijkt dat <strong>de</strong> LK dit <strong>de</strong> beste titel vond. Ze maakt MERVE ook attent op het feit dat<br />
er een slotzin bij kan, en doet een concreet <strong>voor</strong>stel. Algemene evaluatie is 'goed'.<br />
‐ Als LK op zoek gaat naar <strong>voor</strong>leeskandidaten, wil MERVE lezen, maar ‐ gezien MERVE al<br />
eens gelezen heeft, gaat LK op zoek naar an<strong>de</strong>re kandidaat.<br />
‐ LK vermeldt G's titel zon<strong>de</strong>r commentaar. Ze maakt KEVIN attent op het feit dat er nog<br />
een zinnetje ontbreekt in zijn tekst. KEVIN ver<strong>de</strong>digt zijn eigen tekst. LK volgt zijn<br />
re<strong>de</strong>nering, maar blijft toch bij haar standpunt ("Maar <strong>voor</strong> <strong>de</strong> rest was 't goed")<br />
Dag 2: Individueel begeleid corrigeren<br />
KL. LK geeft algemene instructie: ie<strong>de</strong>reen schrijft opnieuw wat <strong>de</strong> LK in <strong>de</strong> tekst on<strong>de</strong>rstreepte.<br />
Het betreft groten<strong>de</strong>els geïsoleer<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n.<br />
KAREN ‐ LK reageert geërgerd als KAREN vraagt of een opdracht (ind. corrigeren) ook an<strong>de</strong>rs<br />
ingevuld mag wor<strong>de</strong>n 'Manneke!'<br />
SADDE‐ /<br />
DIN<br />
MERVE /<br />
KEVIN /
314<br />
Dag 2: Schriftelijke bevraging beleving LLn<br />
KAREN<br />
Volgen<strong>de</strong> keer wil ze op hoofdletters en interpunctie letten en <strong>de</strong> juiste woor<strong>de</strong>n vin<strong>de</strong>n<br />
om veel te vertellen over <strong>de</strong> prenten.<br />
SADDE‐ Volgen<strong>de</strong> keer wil SADDEDIN proberen zon<strong>de</strong>r fouten te schrijven, geen hoofdletters te<br />
DIN vergeten en op zijn leestekens te letten.<br />
MERVE Volgen<strong>de</strong> keer wil ze letten op hoofdletters en interpunctie en "op als".<br />
KEVIN Volgen<strong>de</strong> keer wil hij een goed verhaal vertellen en op zijn interpunctie letten.<br />
Dag 2: Interview beleving LK<br />
‐ LK bevestigt dat <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> aandachtspunten terugkomen (spelling, hoofdletters/ lees‐tekens,<br />
afwisseling begin van <strong>de</strong> zin, "proberen korte zinnekes te maken", en herlezen.<br />
‐ LK vertelt dat ze bij nalezen let op ("eerst en <strong>voor</strong>al") <strong>de</strong> constructie van <strong>de</strong> zin en ("natuurlijk")<br />
schrijffouten.<br />
‐ Hoewel LK erkent dat er veel tijd besteed is aan bepaal<strong>de</strong> spellingsproblemen, vindt ze niet dat LLn<br />
al erg gevor<strong>de</strong>rd zijn op dit punt: "ze <strong>de</strong>nken er niet voldoen<strong>de</strong> over na terwijl ze schrijven" (behalve<br />
sommigen).<br />
‐ LK vindt dat LLn van LJ3 het dui<strong>de</strong>lijkst vor<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n qua zinsconstructie.<br />
‐ LK zou LLn aanra<strong>de</strong>n kort en bondig te schrijven: niet al te veel tekst en korte zinnen: "En het is zo<br />
gemakkelijk, zo korte zinnekes te maken."<br />
‐ LK geeft aan dat KAREN bij het begin van het schooljaar even goed schreef als ze nu<br />
KAREN schrijft, dat daar niet veel meer aan toegevoegd is, behalve op het punt van handschrift.<br />
‐ LK beaamt dat <strong>de</strong>ze opdrachten niet veel bijbrengen <strong>voor</strong> LLn als KAREN<br />
SADDE‐<br />
DIN<br />
‐ Over SADDEDIN zegt LK nog: "Volgens mij is die (in <strong>de</strong> loop van het jaar) ook wel gebeterd,<br />
maar die veegt er zijn voeten aan eigenlijk."<br />
‐ Ze vermoedt dat SADDEDIN wel iets zal bijleren uit dit soort opdrachten, maar dat hij een<br />
speelvogel is. Ze vond zijn laatste tekst qua inhoud wel goed. Ze vult aan dat SADDEDIN last<br />
heeft van concentratie.<br />
‐ LK geeft aan dat MERVE <strong>voor</strong>uitgang gemaakt heeft, want dat was "een sukkeltje eigenlijk<br />
in het begin met schrijven. Dat vlot nu veel beter." LK wijst erop dat het om betere<br />
formulering gaat, niet alleen om betere spelling.<br />
MERVE ‐ MERVE is eigenlijk zwak in spelling. Als het van <strong>de</strong> LK afhangt, zou MERVE haar jaar<br />
misschien wel het best overdoen, maar ze kan dat niet hard maken als eindtoetsen goed<br />
zijn.<br />
‐ LK erkent vertelvaardigheid van MERVE<br />
KEVIN ‐ LK vindt dat KEVIN <strong>voor</strong>al last heeft met spelling. Hij is wel <strong>voor</strong>uitgegaan.
315<br />
KAREN: FB LK<br />
Het gebroken been<br />
Lieselotte en Peter kwamen van school gefietst.<br />
Toen kwam een auto dicht tegen haar Liesselotte aan.<br />
O, oooo... ! Auw! riep ze luid. Ze is gevalle<br />
n <strong>de</strong> auto bestuur<strong>de</strong>r stapte meteen uit.<br />
En hij (brr) bracht zijn gevaren driehoek<br />
mee, en zette het <strong>voor</strong> het meisje. Peter liep<br />
naar haar boekentas en oooo... haar boek<br />
entas is kapot! De man bel<strong>de</strong> naar <strong>de</strong><br />
ziekenwagen, al vlug stond hij <strong>voor</strong><br />
hun neus! Toen ze in het ziekenhuis<br />
aan kwamen <strong>de</strong>ed <strong>de</strong> dokter er<br />
meteen een verband rond. Maar<br />
Lieselotte huil<strong>de</strong> echt wel heeeeel<br />
hard! da Dan een paar dagen<br />
later kwam die ene meneer<br />
menheer en had een ca<strong>de</strong>au mee mijnheer of meneer<br />
dat gaf hij af. Lieselotte scheur<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong> het papier er af! Ze was er<br />
dol blij mee! En weet je wat het<br />
was? Een N nieuwe Boekentas!!!<br />
Dankjewel menheer<br />
het is allemaal<br />
vergeven en vergeten !!!!!<br />
KAREN: NET<br />
Het gebroken been<br />
Lieselotte en Peter kwamen van school gefietst.<br />
Toen kwam een auto dicht tegen haar Liesselotte aan.<br />
O, oooo... ! Auw! riep ze luid. Ze is gevalle<br />
n <strong>de</strong> auto bestuur<strong>de</strong>r stapte meteen uit.<br />
En hij (brr) bracht zijn gevaren driehoek<br />
mee, en zette het <strong>voor</strong> het meisje. Peter liep<br />
naar haar boekentas en oooo... haar boek<br />
entas is kapot! De man bel<strong>de</strong> naar <strong>de</strong><br />
ziekenwagen, al vlug stond hij <strong>voor</strong><br />
hun neus! Toen ze in het ziekenhuis<br />
aan kwamen <strong>de</strong>ed <strong>de</strong> dokter er<br />
meteen een verband rond. Maar<br />
Lieselotte huil<strong>de</strong> echt wel heeeeel<br />
hard! da Dan een paar dagen<br />
later kwam die ene meneer<br />
menheer en had een ca<strong>de</strong>au mee<br />
dat gaf hij af. Lieselotte scheur<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong> het papier er af! Ze was er<br />
dol blij mee! En weet je wat het<br />
was? Een N nieuwe Boekentas!!!<br />
Dankjewel menheer<br />
het is allemaal<br />
vergeven en vergeten !!!!!<br />
Knap zo<br />
SADDEDIN: FB LK<br />
De kapote toren.<br />
Er was eens een jonen en een ( mo) meisje.<br />
De jonen had een ca<strong>de</strong>au gekreegen.<br />
Ze bau<strong>de</strong> een toren.<br />
De mama was aan het stofzuigen.<br />
Ze botste aan tegen het <strong>de</strong> tafel <strong>de</strong> toren was stuk.<br />
Het jongen roept tegen zijn moe<strong>de</strong>r.<br />
De kin<strong>de</strong>ren ruimen het op.<br />
De kin<strong>de</strong>ren heben een niewe torengeboud.<br />
De moe<strong>de</strong>r brent V zak vol knikers <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
SADDEDIN: NET<br />
De kapote toren.<br />
Er was eens een jonen en een (mo) meisje.<br />
De jonen had een ca<strong>de</strong>au gekreegen.<br />
Ze bau<strong>de</strong> een toren.<br />
De mama was aan het stofzuigen.<br />
Ze botste aan het tafel <strong>de</strong> toren was stuk.<br />
Het jongen roept tegen zijn moe<strong>de</strong>r.<br />
De kin<strong>de</strong>ren ruimen het op.<br />
De kin<strong>de</strong>ren heben een niewe torenge/boud.<br />
De moe<strong>de</strong>r brent zak vol knikers <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
kin<strong>de</strong>ren.<br />
kin<strong>de</strong>ren.<br />
X
316<br />
KEVIN: FB LK<br />
Het vallen<strong>de</strong> toren<br />
Er was eens V broer en V zus die een (k) ca<strong>de</strong>au kreeg<strong>de</strong>n.<br />
Ze maakte(n)n het ca<strong>de</strong>au snel open.<br />
Het was een toren blokkendoos dat knikers er door konen.<br />
Ze bouw<strong>de</strong>n en bouw<strong>de</strong>n het was byna af.<br />
Hun moe<strong>de</strong>r zat aan het stof zuigen.<br />
Opeens boksten hun moe<strong>de</strong>r tegen een tafel waar<br />
het toren op s(t)tond.<br />
Bank!!! Bof!!! Boef!!!<br />
Het toren is kapot<br />
Mama!!! Het is jauw schuld.<br />
Nu moeten we het terug bouwen!<br />
We moeten het terug bouwen (lie) Lies. Hier ontbreekt nog één zin<br />
joepi! (M) Mama heeft meer knikker gekocht.<br />
KEVIN: NET<br />
Het valen<strong>de</strong> toren<br />
Er was eens broer en zus die een (k) ca<strong>de</strong>au kreeg<strong>de</strong>n.<br />
Ze maakte(n)n het ca<strong>de</strong>au snel open.<br />
Het was een toren dat knikers er door konen.<br />
Ze bouw<strong>de</strong>n en bouw<strong>de</strong>n het was byna af.<br />
Hun moe<strong>de</strong>r zat aan het stof zuigen.<br />
Opeens boksten hun moe<strong>de</strong>r tegen een tafel waar<br />
het toren op s(t)tont.<br />
Bank!!! Bof!!! Boef!!!<br />
Het toren is kapot<br />
Mama!!! Het is jauw schuld.<br />
Nu moeten we het terug bouwen!<br />
We moeten het terug bouwen (lie) Lies.<br />
joepi! (M) Mama heeft meer knikker gekocht.<br />
Zeer goed zo!<br />
MERVE: FB LK<br />
Het ongeval !!!<br />
n Mik en Sara rij<strong>de</strong>n naar huis.M Maar in eens rijdt een man heel dicht bij Sara.<br />
E En raakt Sara r ze stoot haar knie en roept Aaau!<br />
De man stapt uit <strong>de</strong> auto en belt <strong>de</strong> ambulance.<br />
En daar is <strong>de</strong> ab ambulance ze meenen haar meer naar het<br />
ziekenhuis. Ze doen er een gipsverband om haar leen<br />
R De volgen<strong>de</strong> dag komt <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> man naar Sara.<br />
en geeft haar een kado en raad eens wat er<br />
r in zit een neiwe boekentas.<br />
MERVE: NET<br />
Het ongeval !!!<br />
n Mik en Sara rij<strong>de</strong>n naar huis.<br />
M Maar in eens rij<strong>de</strong> een man heel dicht bij Sara.<br />
E En raakt Sara r ze stod haar knie en roept Aaau!<br />
De man stapt uit <strong>de</strong> auto en belt <strong>de</strong> ambulance.<br />
En daar is <strong>de</strong> ab ambulance ze meenen haar meer naar het<br />
ziekenhuis. Ze doen er een gibsverband om haar leen<br />
R De volgen <strong>de</strong> dag koms <strong>de</strong> sel<strong>de</strong> man naar Sara.<br />
en geeft haar een kado en raad eens wat er<br />
r in zit een neiwe boekentas.<br />
eidn !!<br />
eidn !!<br />
Hoe reageert Sara?<br />
Goed zo!<br />
V betekent dat er iets ontbreekt.
317<br />
KLAS 2, BS1<br />
Bijlage B: <strong>de</strong> sessies in klas 2, <strong>de</strong> klas van juf Trees<br />
Dag 1, dgdl, les: Ne<strong>de</strong>rlands: schrijven verhaal<br />
Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 1: klassikale introductie [20'00'']<br />
Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 2: individueel begeleid schrijven [24'00"]<br />
Dag 2, dgdl, les: Ne<strong>de</strong>rlands: schrijven verhaal<br />
Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 1: klassikale feedback [35'00"]<br />
Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 2: individueel begeleid herschrijven [28'00"]<br />
Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 3: klassikale afronding: enkele LLn lezen <strong>voor</strong> [09'00"]<br />
Dag 1: Klassikale introductie<br />
KL. ‐ De LK wijst (op eigen initiatief) naar het verschil tussen een tekst in tekstballonnetjes en<br />
een verhalen<strong>de</strong> tekst, zoals <strong>de</strong> LLn die zullen moeten schrijven.<br />
‐ De LK overloopt <strong>de</strong> plaatjes één <strong>voor</strong> één. Ze besteedt veel tijd aan elk plaatje (ook<br />
<strong>de</strong>tails): LLn verwoor<strong>de</strong>n; LK parafraseert in schrijftaalachtige verwoordingen: telkens<br />
wordt gezocht naar goe<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> juiste formulering (op zinsniveau). In haar eigen<br />
parafrases van wat <strong>de</strong> LLn bij <strong>de</strong> prenten vertellen, verwerkt ze enkel verteltekst, geen<br />
directe re<strong>de</strong>.<br />
‐ Aan het eind van <strong>de</strong> introductie herhaalt <strong>de</strong> LK <strong>de</strong> opdracht, nl. dat er een verhaaltje<br />
geschreven moet wor<strong>de</strong>n.<br />
‐ De vermel<strong>de</strong> aandachtspunten betreffen leestekens, hoofdletters, spelling, ...<br />
‐ Meestal komen <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> LLn aan het woord (vier meisjes, o.a.KELLA maar niet KERÈN).<br />
KERÈN /<br />
MUHAM‐ /<br />
MET<br />
KELLA KELLA is erg bij <strong>de</strong> pinken. Ze ziet elk <strong>de</strong>tail en <strong>de</strong> achterliggen<strong>de</strong> re<strong>de</strong>neringen. Tij<strong>de</strong>ns<br />
<strong>de</strong> les is ze erg actief (vinger) en roept ze meer dan eens <strong>de</strong> antwoor<strong>de</strong>n. De LK gaat hier<br />
niet tegenin en accepteert dikwijls haar inbreng.<br />
KELLA domineert het klasgesprek.<br />
SERGEN /<br />
Dag 1: Individueel begeleid schrijven<br />
KL. ‐ De LK intervenieert zeer beperkt. Meestal reageert ze enkel als <strong>de</strong> LLn zelf iets te<br />
vragen hebben. Ze spoort <strong>de</strong> LLn aan om zelfstandig te werken.<br />
‐ Wanneer <strong>de</strong> LK (uitzon<strong>de</strong>rlijk) over <strong>de</strong> schou<strong>de</strong>r meeleest , corrigeert ze hier en daar<br />
kleine taalfoutjes (spelling, hoofdletters, leestekens).<br />
KERÈN /<br />
MUHAM‐<br />
MET<br />
‐ De LK komt op eigen initiatief langs om <strong>de</strong> <strong>voor</strong>lopige tekst van MUHAMMET te<br />
bekijken. Ze gebiedt hem bij elk nieuw prentje dat hij beschrijft het<br />
correspon<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> nummertje <strong>voor</strong>aan op een nieuwe <strong>lijn</strong> te schrijven. Wat hij heeft,<br />
mag hij laten zoals het is, maar vanaf het volgen<strong>de</strong> prentje (5) wil ze dat hij het<br />
an<strong>de</strong>rs aanpakt (lay‐out).<br />
KELLA ‐ Als ze KELLA's <strong>voor</strong>lopige tekst op eigen initiatief (vluchtig) bekijkt, dringt ze aan op<br />
'netjes werken'. Een twee<strong>de</strong> maal corrigeert <strong>de</strong> LK een spellingsfout.<br />
SERGEN ‐ SERGEN geeft spontaan aan dat hij geen naam <strong>voor</strong> zijn personages weet. De LK<br />
vertelt hem dat hij die zelf moet verzinnen, het mag ook een Turkse naam zijn.<br />
‐ SERGEN begrijpt het woordje “sip” niet en roept <strong>de</strong> hulp van <strong>de</strong> LK in. Wanneer <strong>de</strong>ze
318<br />
begrijpt wat hij bedoelt, reikt ze een alternatief aan: “boos”.<br />
‐ De LK bekijkt op eigen initiatief <strong>de</strong> <strong>voor</strong>lopige tekst van SERGEN De LK zegt hem <strong>de</strong><br />
nummers (die correspon<strong>de</strong>ren met <strong>de</strong> afzon<strong>de</strong>rlijke prentjes) er ook bij te schrijven.<br />
Ze geeft aan dat zijn geschrift niet goed leesbaar is. SERGEN leest het ondui<strong>de</strong>lijke<br />
woord <strong>voor</strong>: “sjaal”. Ze wil weten over welke prentjes hij al iets geschreven heeft en<br />
spoort hem aan ver<strong>de</strong>r te werken. Ze herhaalt dat hij <strong>de</strong> nummertjes er bij moet<br />
schrijven.<br />
‐ SERGEN vraagt <strong>de</strong> hulp van <strong>de</strong> LK. De LK stelt hem gerust: “Da’s goed. Ja, da’s<br />
goed.”<br />
‐ De LK komt op eigen initiatief langs bij SERGEN Ze stelt hem een vraag bij een<br />
stukje tekst (“’ai’? Is dat <strong>de</strong> hond?”) SERGEN moet het met een hoofdletter<br />
schrijven, zij doet dit <strong>voor</strong> hem.<br />
Dag 1: Inschatting door <strong>de</strong> LK (5‐punts Likertschaal)<br />
KELLA Plezier: 4 Inspanning: 4 Verwachte kwaliteit van product: 3<br />
KERÈN Plezier: 3 Inspanning: 3 Verwachte kwaliteit van product: 2<br />
MUHAM‐<br />
MET<br />
Plezier: 4 Inspanning: 4 Verwachte kwaliteit van product: 3<br />
SERGEN Plezier: 0 Inspanning: 1 Verwachte kwaliteit van product: 1<br />
Dag 1: Schriftelijke bevraging beleving LLn<br />
KELLA KELLA vond het een erg leuke en makkelijke opdracht. Ze <strong>de</strong>nkt een goed verhaal<br />
geschreven te hebben.<br />
Tij<strong>de</strong>ns het schrijven let ze op schoonschrift en hoofdletters/leestekens, en <strong>de</strong>nkt ze over<br />
het schrijven van haar verhaal na (?).<br />
KERÈN KERÈN vond <strong>de</strong> opdracht erg leuk en makkelijk. Ze <strong>de</strong>nkt een goed verhaal geschreven te<br />
hebben.<br />
Tij<strong>de</strong>ns het schrijven let ze op <strong>de</strong> tekening (die ze aan het beschrijven is).<br />
MUHAM‐<br />
MET<br />
MUHAMMET geeft aan dat hij het een erg leuke en makkelijke taak vond. Hij <strong>de</strong>nkt dan<br />
ook het er goed vanaf gebracht te hebben.<br />
Tij<strong>de</strong>ns het schrijven let hij op: “Als je <strong>de</strong> leters leert, Als je een verhaal leest, Als je het<br />
woor<strong>de</strong>n leert” (??)<br />
SERGEN SERGEN geeft aan dat hij <strong>de</strong> schrijfopdracht maar matig leuk vond. De taak zelf was erg<br />
makkelijk, toch twijfelt hij een beetje aan <strong>de</strong> kwaliteit van zijn verhaaltje.<br />
SERGEN geeft niet aan waarop hij let wanneer hij schrijft.<br />
Schriftelijke feedback na schooluren<br />
KELLA Hoofdletters/leestekens: 5; spelling: 7; woordkeuze: 1 Goed. Mooi zo.<br />
KERÈN Spelling: 5; hoofdletters/leestekens: 8; 'En': 2; woordkeuze: 1 Zeer mooi. Goed zo.<br />
MUHAMMET Hoofletters/interpunctie: 7; woordkeuze: 7; verteltijd: 1 Zeer mooi. Goed zo.<br />
SERGEN eerste ron<strong>de</strong>: Spelling: 2. Goed zo.<br />
twee<strong>de</strong> ron<strong>de</strong>: Hoofdletters/leestekens: 10; 'En': 1; spelling: 3<br />
Dag 2: Klassikale introductie<br />
KL. ‐ De LK bespreekt klassikaal enkele teksten, waaron<strong>de</strong>r die van G., een tekst waarin het<br />
probleem van niet‐a<strong>de</strong>quaat ingebed<strong>de</strong> directe re<strong>de</strong> zich <strong>voor</strong>doet. De Lk toont <strong>de</strong> LLn op<br />
welke moeilijkhe<strong>de</strong>n ze stuit wanneer ze die tekst leest: "Wie zegt dat nu? Wie spreekt<br />
hier? Nu begrijp ik het niet meer? Is dat nu X of Y?" Ze raadt <strong>de</strong> betrokken LL ook aan om<br />
dat probleem te verhelpen wanneer ze <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> versie maakt.<br />
‐ LK leest drie verhalen <strong>voor</strong> (niet van 4 LLn!), op een nogal saaie en (te) expliciteren<strong>de</strong><br />
wijze. Na elke zin wordt aan <strong>de</strong> klas (op suggestieve wijze) gevraagd of het een goe<strong>de</strong> zin
319<br />
was. Als <strong>de</strong> LLn het antwoord niet weten, antwoordt <strong>de</strong> LK zelf. Sommige LLn werken mee<br />
(bv. KELLA); an<strong>de</strong>re LLn haken helemaal af (bv. MUHAMMET). De fouten die aan bod<br />
komen, hebben te maken met spelling, werkwoordsvormen (OVT), herhalingen,<br />
interpunctie en zinsstructuur, en met overmatig gebruik van 'en'.<br />
‐ LK reikt instructies aan m.b.t. herschrijven: LLn hoeven niet letterlijk (corrigerend) over te<br />
schrijven. Ze mogen herschrijven, herformuleren.<br />
KERÈN ‐ De LK stelt een vraag en duidt KERÈN aan om te antwoor<strong>de</strong>n (geen VI). KERÈN lijkt<br />
verlegen en zegt initieel niets. De LK verbetert dan zelf. Wanneer KERÈN toch iets zegt,<br />
gaat <strong>de</strong> LK hier verbaal niet op in.<br />
MUHAM‐<br />
MET<br />
‐ MUHAMMET is niet helemaal bij <strong>de</strong> les. De LK maant MUHAMMET doorheen <strong>de</strong> les<br />
verschei<strong>de</strong>ne malen (verbaal en non‐verbaal) rustig aan om op te letten en mee te volgen.<br />
‐ MUHAMMET maakt kenbaar dat het verhaaltje dat hij vorige les afgegeven had nog niet<br />
klaar was. De LK merkt op dat hij er aan ver<strong>de</strong>r mag schrijven.<br />
SERGEN ‐ De LK wil weten of er nog iemand vragen heeft. SERGEN stelt nog <strong>voor</strong> het eigenlijke<br />
herschrijfwerk een praktische vraag. De LK beantwoordt die vraag.<br />
KELLA ‐ De LK geeft <strong>de</strong> opdracht van G. niet aan KELLA ‐ LK prijst <strong>de</strong> LLn om <strong>de</strong> mooie verhalen. En<br />
dat ondanks <strong>de</strong> schrijffoutjes, die op zich ook weer niet zo erg zijn.<br />
‐ Ver<strong>de</strong>r is KELLA sterk en erg actief betrokken bij alle on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van <strong>de</strong>ze introductie: op<br />
inhou<strong>de</strong>lijke vragen of op vragen over vormelijke correctheid geeft/roept KELLA telkens<br />
weer het antwoord. De LK accepteert haar inbreng erg vaak en geeft ook positieve FB. B.v.<br />
De LK vraagt wat er mis is met <strong>de</strong> zin van S.D. KELLA merkt op “in mod<strong>de</strong>r moet je<br />
springen” (i.p.v. “in mod<strong>de</strong>r gaan”). Wanneer <strong>de</strong> LK niet ingaat op haar meermaals<br />
aangereikte oplossing, gaat ze over op <strong>de</strong> “en”‐fout. Dit is waar <strong>de</strong> LK op zat te wachten.<br />
Dag 2: Individueel begeleid herschrijven<br />
KL. ‐ LK gaat rond. Individuele LLn stellen vragen die erop wijzen dat ze <strong>de</strong> precieze<br />
instructies niet goed begrepen hebben (opmaak blad). LK wijst individuele LLn <strong>voor</strong>al op<br />
leestekens en hoofdletters, en op spellingsfouten.<br />
KERÈN Weinig interactie, want KERÈN stelt slechts een enkele vraag.<br />
MUHAM‐ ‐ MUHAMMET trekt ‐ na enkele mislukte pogingen ‐ <strong>de</strong> aandacht van <strong>de</strong> LK. Hij kan een<br />
MET woord in <strong>de</strong> verbetering niet lezen. De LK legt het <strong>voor</strong> hem uit.<br />
‐ De LK bekijkt op eigen initiatief het tekstje van MUHAMMET Ze verbetert vnl. spelling.<br />
‐ MUHAMMET geeft spontaan aan dat hij klaar is. De LK kijkt snel na en brengt kleine<br />
verbeteringen (spelling) aan.<br />
SERGEN ‐ SERGEN wil weten of hij <strong>de</strong> tekst "verbatim" moet overschrijven. De LK bevestigt en<br />
voegt wel toe dat hij <strong>de</strong> verbeteringen moet opvolgen.<br />
‐ SERGEN trekt <strong>de</strong> aandacht van <strong>de</strong> LK. De LK komt meelezen en brengt opnieuw<br />
verbeteringen aan qua spelling en hoofdletters (o.a. Ali, blijven, bene<strong>de</strong>n, sjaal). De LK<br />
vraagt naar <strong>de</strong> nummertjes die met <strong>de</strong> prentjes overeenkomen. Ze maant hem aan bij elk<br />
nieuw prentje terug aan <strong>de</strong> kant<strong>lijn</strong> te beginnen.<br />
‐ Even later komt <strong>de</strong> LK nog eens kijken. Ze maant SERGEN aan <strong>de</strong> nummertjes aan <strong>de</strong><br />
kant<strong>lijn</strong> te schrijven.<br />
KELLA ‐ KELLA herschrijft haar tekst zon<strong>de</strong>r rekening te hou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> opmerkingen die <strong>de</strong> LK<br />
bij G.'s tekst maakte.<br />
Dag 2: Klassikale afronding: enkele verhaaltjes wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>gelezen<br />
KL. ‐ LK laat enkele LLn hun verhaal <strong>voor</strong>lezen, of leest het zelf <strong>voor</strong>. Na<strong>de</strong>rhand wijst ze<br />
telkens op cruciale tekortkomingen: 'altijd beginnen met zelf<strong>de</strong> bijwoord (dan)';<br />
'tekstballonnetjes i.p.v. narratieve tekst' of op wat positief is, bv. 'kort en volledig'.<br />
KERÈN /<br />
MUHAM‐ ‐ De LK duidt MUHAMMET aan om <strong>voor</strong> te lezen. Hij doet dat echter te stil en uitein<strong>de</strong>lijk
320<br />
MET neemt <strong>de</strong> LK het over. LK wijst op <strong>de</strong> overvloed aan “dan”. Ze eindigt met positieve FB<br />
(“Goed. Da was prima.”).<br />
KELLA ‐ Aan het eind van <strong>de</strong> schrijfsessie grijpt <strong>de</strong> LK Z's tekst aan om het verschil dui<strong>de</strong>lijk te<br />
maken tussen een tekst waar<strong>voor</strong> je <strong>de</strong> tekeningen nodig hebt, en een tekst die autonoom<br />
kan functioneren. Ze stelt KELLA gerust: "Jij hebt <strong>de</strong> mensen zelf laten spreken, maar da's<br />
ook goed hoor. "Wat heb jij eigenlijk gedaan? Heb jij het verhaal verteld? Nee je hebt <strong>de</strong><br />
mensen zelf laten spreken, maar da's ook goed he. Eigenlijk heb je tekstballonnetjes<br />
gevuld, een stripverhaal gemaakt. Ik had gezegd dat dat ook mocht, he. Maar als we dat<br />
dan <strong>voor</strong>lezen, is dat dan makkelijk om dat te begrijpen, zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> prentjes? Nee. 't Is niet<br />
fout, maar wat jij gedaan hebt, dan heb je <strong>de</strong> prentjes nodig om te begrijpen.<br />
SERGEN /<br />
Dag 2: Interview beleving LK<br />
‐ LK heeft geen hoge verwachtingen van <strong>de</strong> LLn wat dit soort taken betreft, want <strong>de</strong> LLn hebben te<br />
weinig woor<strong>de</strong>nschat en een te beperkte basis <strong>voor</strong> spelling. Ze gaat er wel van uit dat <strong>de</strong> LLn zich<br />
echt wel inspannen, en vindt dat eigenlijk het belangrijkst.<br />
‐ LK: centrale doelstelling van dit soort schrijfopdrachten: plezier!<br />
‐ LK tilt niet al te zwaar aan fouten, maar stelt wel vast dat ze ze spontaan gaat verbeteren: "dat is<br />
ook logisch". Qua fouten let ze <strong>voor</strong>al op spelling, hoofdletters, leestekens.<br />
"Omdat je toch wilt dat ze dat correct schrijven eh.(qua spelling, L., cf. ver<strong>de</strong>rop in het gesprek) Ja, je<br />
hebt schrik dat die fouten erin slijpen eigenlijk zo eh."<br />
‐ LK geeft aan dat het werken aan inhoud en zinsbouw <strong>voor</strong>al mon<strong>de</strong>ling gebeurt. Volgens <strong>de</strong><br />
leerkracht begint het bij mon<strong>de</strong>linge vaardighe<strong>de</strong>n, pas nadien komt schrijven.<br />
‐ Op <strong>de</strong> vraag waarom bepaal<strong>de</strong> LLN boven gemid<strong>de</strong>ld scoren, wordt in eerste instantie naar<br />
zinsconstructie verwezen, en vervolgens naar spellingsfouten.<br />
‐ Toch vertrouwt <strong>de</strong> LK erop dat <strong>de</strong> LLn <strong>de</strong> vaardighe<strong>de</strong>n op lange termijn (in termen van jaren) wel<br />
on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> knie zullen krijgen. "Dat zal wel stillekes komen eh."<br />
KELLA En dan het <strong>voor</strong>beeld van KELLA bij<strong>voor</strong>beeld en haar broer en zus. Die spreken dan<br />
eigenlijk vrij goed Ne<strong>de</strong>rlands. En die woor<strong>de</strong>nschat is re<strong>de</strong>lijk uitgebreid. Die pikken dat<br />
ook snel op. En die ou<strong>de</strong>rs die verstaan niks en die kunnen niks zeggen ook niet. Waar<br />
leren die het dan?<br />
KERÈN "Ja, die is re<strong>de</strong>lijk goed. Maar wat wispelturig. Zowat een beetje speelvogeltje. Ja weet<br />
je, ze doet wat ze kan. Ik <strong>de</strong>nk wel. Die kan wel re<strong>de</strong>lijk mee. Dat valt wel mee. Ze zegt<br />
misschien ni zo veel. Maar ze begrijpt toch wel veel hoor."<br />
MUHAMMET /<br />
SERGEN "Gelijk SERGEN daar. Sorry, maar ik ga daar ook ni zitten aan te peuteren eh. Ik schrijf<br />
daar dan maar on<strong>de</strong>r wat hij goed heeft gedaan wat hij kan. Maar hij kan ni beter. Hoe<br />
komt dat dat hij ni beter kan? Zijne woor<strong>de</strong>nschat zal nog ni zo uitgebreid zijn. (...) Die<br />
is intelligent genoeg <strong>de</strong>nk. Maar die spreken ze thuis ook geen Ne<strong>de</strong>rlands eh.", en<br />
"Ja, dat was toch niet goed eh. Ik kon daar niks van maken hoor.<br />
En dan heb ik zoiets van: ‘hup, door naar <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong>’. Dan schrijf ik er maar on<strong>de</strong>r och<br />
't is goed. Hij zal er wel iets mee bedoelen en ja. Hij <strong>de</strong>ed het ook ni graag eh. Dat is ook<br />
omdat hij het niet goed kan. Hij weet dat zelf ook dat hij het niet goed kan."
321<br />
KELLA: NET<br />
Wofie wil niet wan<strong>de</strong>len<br />
1 Ooh lekker in het bad waf waf waf waf! Wat is er nu weer waf<br />
waf waf ik wil niet uit het bad waf waf.<br />
2 Wacht hou daar mee op Wofie zit stil en die shjaa weer hou daa<br />
rmee op met dat schu<strong>de</strong>n.<br />
3 Kom mee, ik haat je al je zo doet. Stap eens door Wofie waf waf<br />
4 Ooh nee he het regent oh daar is een plas! Waf waf waf pssstssst<br />
reerrr<br />
5 splec sptstst! Wof wof wof wof wof wof<br />
6 Ik ga naar huis en ook door jou schuld ben ik vuil en klets nat splet spet!!!<br />
7 Waf waf! Hou daar mee op klinkt hij boos!!!<br />
8 (W) Ha ha ha nu heb ik jou te pakken he! Wofie hrr hr hr wof wof<br />
KELLA: KLAD + FB LK<br />
wWofie wild wan<strong>de</strong>len<br />
1 Ook lekker in <strong>de</strong> het bad waf waf waf waf! Wat is er nuu waf waf<br />
waf ik wil niet uit <strong>de</strong> bad waf waf<br />
2 Wagcht hou daar mee op (vo) wWofie zit stil en die shjaal weer hou daar<br />
mee op met dat schud<strong>de</strong>n.<br />
3 Kom mee ik haat je als je zoo doet. Sstap eens door wWofie waf waf waf<br />
4 (oo) Ooh nee he het regent oh daar ik een plas! (ho) Waf waf waf waf<br />
Pssst ssst ererere<br />
5 splec sptsptsptst! Wof wof wof waf waf waf<br />
6 Ik (ik) ga naar huis en ook door jou qchuld ben ik vuil spletsletspets!<br />
7 Waf waf! houdaar mee op klinkt hij boos!!!<br />
8 (h) Ha ha ha ha nu heb ik jou te (l) pakken hé (wol) wWofie<br />
wof hrr hr hrr!!!<br />
KERÈN: NET<br />
Johan wil niet uit bad<br />
1. Er was eens een man die heette Johan. De man wou niet uit het bad.<br />
Toen kwam <strong>de</strong> hond Fluppie hij had zijn lijband genomen. Ze wou<br />
graag gaan wan<strong>de</strong>len. 2. Johan kleed zich aan en ze gaan wan<strong>de</strong>len. 3.<br />
Johan (pla) pakte (zy) zijn hond en gaat wan<strong>de</strong>len. O het begint te regenen.<br />
Har<strong>de</strong>r en har<strong>de</strong>r. De hond Fluppie vond het leuk. 5. Fluppie <strong>de</strong> hond<br />
ging rennen in <strong>de</strong> plas. De hond was vies. 6. Johan was boos en hij was ook<br />
vies. 7. Johan ging weer in het bad. Fluppie <strong>de</strong> hond lachte. 8. Toen<br />
ging Johan <strong>de</strong> hond wassen. En toen was <strong>de</strong> hond boos. ein<strong>de</strong><br />
MUHAMMET: NET<br />
De hond wil naar buiten<br />
1 Er was eens een va<strong>de</strong>r die heette Ben. Die is in het bad. Dan is Flupie<br />
gekomen. Dan zegt die: ik wil naar buiten. 2. Dan gaat ben uit het bad<br />
komen en zen sjaal aandoen. 3. Nu gaan ze naar buiten ze gaan en gaan<br />
4. en dan het heel veel ge regent. Dan was Ben en beetje nat gewor<strong>de</strong>n. 5. en dan was<br />
Flupie in <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rplas in gespongt. 6. dan was Ben mo<strong>de</strong>r gewor<strong>de</strong>n. 7. nu<br />
moet Ben (weer(d) weeral het bad ingaan. Dan lacht Flupie naar hem. 8. Nu lacht Ben<br />
naar Flupie. Nu moest Flupie gewasen wor<strong>de</strong>n.<br />
hr hr hr Wof wof wof hrhrhr!!!!<br />
KERÈN: KLAD + FB LK<br />
Johan wil niet uit bad.<br />
Er was eens een man die heette Johan .En <strong>de</strong> De man wou niet uit het batd. Ttoen kwam <strong>de</strong><br />
hond fFluppie. hHij hatd zijn lijband genomen. Ze wou graag gaan wan<strong>de</strong>len.<br />
(<strong>de</strong> man) Johan kleed zig zich aan en ze gaan wan<strong>de</strong>len. 3. Johan laatpakte zijn<br />
hond en gaant wan<strong>de</strong>len. 4. O, en het begint te regenen. Har<strong>de</strong>r en hard<br />
<strong>de</strong>r. De hond fFluppie vond het leuk. 5. fFluppie <strong>de</strong> hond ging rennen in<br />
<strong>de</strong> plas. De hond was vies. 6. Johan was boos en (ze) hij was ook vies.<br />
7. Johan ging weer in (bat) (da) het bad. fFluppie <strong>de</strong> hond lachte. 8. tToen<br />
ging Johan <strong>de</strong> hond wassen. En toen was <strong>de</strong> hond boos. ein<strong>de</strong><br />
Zeer mooi. Goed zo!<br />
MUHAMMET: KLAD + FB LK<br />
De hond wil naar buiten<br />
1. Er was eens een va<strong>de</strong>r die heette Ben. dDie is in het bad. Ddan is Flupie gekomen. dan<br />
zegt die. ik wil naar buiten. 2 dDan gaat Ben uit het <strong>de</strong> bad komen en zen sjaal aan‐<br />
doen. 3. Nu en dan gaan ze naar buiten ze gaan en gaan. 4. en dan was het hee‐<br />
veel ge regent. Ddan was Ben en beetje nat gewor<strong>de</strong>n. 5. en dan was Flupie in <strong>de</strong> mo‐<br />
<strong>de</strong>plas in gespinkt. 6. dan was Ben mod<strong>de</strong>r gewor<strong>de</strong>n. 7. dan Nu moet Ben weeral in<br />
het bad in gaan. dDan lacht Flupie aan zij naar hem. 8. Nu dan lacht Ben naar Flupie. Nu dan<br />
moest Flu<br />
pie gewasen wor<strong>de</strong>n.<br />
ein<strong>de</strong><br />
Zeer mooi. Goed zo
322<br />
SERGEN: NET<br />
mo<strong>de</strong>r hond<br />
(Ay) ALI en zijn hond. zijn hond wil buiten gaan. en ali wil in bad blijfen<br />
ali is ben<strong>de</strong>n en (was) was ali zejne saail en ali was boos 2 en zijn hond was<br />
heel blij te gaan en ali was heel boos.<br />
3. En ali was met zijn hond waren wan<strong>de</strong>len in een plas waren en Ali wil niet<br />
wan<strong>de</strong>len en <strong>de</strong> hond wil wan<strong>de</strong>len 4 en was hee vee regent en ali en zijn hond<br />
waren ze twee nat 5 en ali zijn ne hond was nan in zijn mo<strong>de</strong>r 6.<br />
en ali was nat gewor<strong>de</strong>n met mo<strong>de</strong>r 7 en ali was in (<strong>de</strong>) het bad in en ali<br />
zijne hond was van lachen. (8)<br />
8 en ali (was) hond was in het bad en Ali waar nu laaan van zijn hond.<br />
SERGEN: KLAD + FB dr LK<br />
mod<strong>de</strong>r hond<br />
(aq) Ay en zijn hond zijn hond wild bujten buiten gaan en Ay wil in <strong>de</strong> bad<br />
blijvfen 1. ay is in benee<strong>de</strong> en was ay zeyne (sal) saal aan en ay was boos en lon vos<br />
blij te gaan en ay. 2 en ay was heel boos met zijn hond (4) 3 en ay was in <strong>de</strong><br />
mod<strong>de</strong>r in en zijn hond was staud (d) ay was heel boos 4 en bob was in mo<strong>de</strong>r<br />
ingeweest. 6 en ay was ook in mod<strong>de</strong>r ingeweest en ay woleel boos. 7<br />
en ay van ook al in <strong>de</strong> bad en bob wan van lachen en ay was leel boos. 8<br />
en aAy was heel blij en <strong>de</strong> bob woeiheel droevig (ei<strong>de</strong>) (hh) THE.END<br />
Ay<br />
Goed zo
323<br />
KLAS 2, BS2<br />
Dag 1, dgdl, les: Ne<strong>de</strong>rlands: schrijven verhaal<br />
Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 1: klassikale introductie [35'00"]<br />
Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 2: individueel begeleid schrijven [38'30"]<br />
Dag 2, dgdl, les: Ne<strong>de</strong>rlands: schrijven verhaal<br />
Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 1: klassikale feedback [23'40"]<br />
Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 2: individueel begeleid herschrijven [27'40"] + [15'00"]<br />
Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 3: klassikale afronding: enkele LLn lezen <strong>voor</strong> [09'00"]<br />
Dag 1: Klassikale introductie<br />
KL. ‐ (2) LK verwijst naar vorige opdracht (2 maan<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>dien) met <strong>de</strong> (zeer open?) vraag<br />
"Hoe hebben we dat vorige keer gedaan?" LLn antwoor<strong>de</strong>n (<strong>voor</strong>al KELLA). LK zegt dat<br />
vandaag precies hetzelf<strong>de</strong> zal gebeuren. LK verwijst ook naar FB en herschrijfwerk van<br />
morgen.<br />
‐ Het verhaal wordt plaatje na plaatje gereconstueerd. De LK parafraseert <strong>de</strong> inbreng van<br />
LLn in zinnen zoals ze op papier terecht zou<strong>de</strong>n kunnen komen. Meestal doet ze dat vanuit<br />
alwetend vertelstandpunt. Soms verwerkt ze daarin a<strong>de</strong>quaat ingebed<strong>de</strong> directe re<strong>de</strong> (bv.<br />
"dus mama zegt 'Als jullie mijn vaas kapot maken met jullie knuffels, dan gooi ik jullie<br />
knuffels in <strong>de</strong> vuilniszak.' " Soms is <strong>de</strong> inbedding niet zo dui<strong>de</strong>lijk: "Dus mama heeft<br />
waarschijnlijk gezegd: 'als jullie mijn vaas kapot maken, ...' "<br />
‐ De LK pikt in op een opmerking van een van <strong>de</strong> LLn in verband met spreekballonnetjes:<br />
<strong>de</strong> LK vertelt <strong>de</strong> LLn hoe je <strong>de</strong> personages kunt laten spreken, en on<strong>de</strong>rsteunt haar input<br />
met een <strong>voor</strong>beeld op het bord "De mama zegt: "....". Ze geeft aan dat <strong>de</strong> LLn dit soort<br />
informatie mogen toevoegen, maar dat ze ook gewoon mogen vertellen. "Dan ben je <strong>de</strong><br />
verteller. Hè. Mama zegt dat <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren braaf moeten zijn. Maar je kunt dus ook zeggen:<br />
<strong>de</strong> mama zegt (gewijzig<strong>de</strong> intonatie) 'Kin<strong>de</strong>ren, braaf zijn he, rustig op <strong>de</strong> zetel zitten.' Zo<br />
kun je het ook doen."<br />
KERÈN KERÈN is sterk betrokken bij <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> introductie‐activiteit. Ze<br />
steekt haar vinger op en krijgt ook enkele beurten.<br />
MUHAM‐ MUHAMMET komt niet aan bod.<br />
MET<br />
KELLA De LK probeert klassikaal het verhaal in <strong>de</strong> strip te reconstrueren. In principe steken LLn<br />
hun vinger op, maar KELLA doet dat niet: zij roept impulsief alle antwoor<strong>de</strong>n of<br />
opmerkingen. De LK grijpt niet noemenswaardig in.<br />
KELLA reageert op alle mogelijke vragen/uitdagingen/uitnodigingen m.b.t. elk<br />
gesprekson<strong>de</strong>rwerp (eigen beleving, prentenreeks, afspraken, vormelijke problemen,<br />
woor<strong>de</strong>nschatkeuzes, ...). We noteer<strong>de</strong>n bijna 40 x een inbreng. Meestal wordt die<br />
geaccepteerd, zij het niet altijd.<br />
SERGEN ‐ SERGEN antwoordt op een concrete vraag i.v.m. prentje 6. De LK herneemt woor<strong>de</strong>lijk<br />
zijn antwoord en stelt een bijvraag.<br />
Dag 1: Individueel begeleid schrijven<br />
KL. ‐ De LK reageert op vragen van individuele LLn, maar intervenieert ook op eigen initiatief<br />
(over <strong>de</strong> schou<strong>de</strong>r meelezen, en corrigeren ‐ soms mon<strong>de</strong>ling, soms schriftelijk; soms<br />
hardop parafraserend <strong>voor</strong> alle LLn): ze let op hoofdletters, lay‐out, leestekens, "En",<br />
spelling, accuraatheid zin.<br />
‐ Wanneer <strong>de</strong> LK tekstjes (met het oog op begeleiding) tekstjes leest waarin directe re<strong>de</strong><br />
niet ingebed aan bod komt, wijst ze <strong>de</strong> LLn niet op dat aspect.<br />
KERÈN /
324<br />
MUHAM‐<br />
MET<br />
‐ De LK bekijkt op eigen initiatief het <strong>voor</strong>lopige verhaaltje van MUHAMMET en wijst hem<br />
erop dat er een hoofdletter ontbreekt.<br />
KELLA ‐ Er zijn enkele momenten van interactie wanneer LK fout vaststelt in tekst van KELLA of<br />
KELLA om hulp vraagt.<br />
SERGEN ‐ E geeft aan dat hij geen titel vindt. De LK herhaalt haar eer<strong>de</strong>re instructies.<br />
‐ De LK bekijkt op eigen initiatief <strong>de</strong> <strong>voor</strong>lopige versie van SERGENs verhaal. Ze wijst op<br />
een fout tegen <strong>de</strong> lidwoordkeuze en vraagt hem ook nummertjes (cf. bij tekeningen) te<br />
schrijven.<br />
‐ SERGEN geeft aan dat hij bijna klaar is. De LK vraagt hem nog even ver<strong>de</strong>r te werken. Ze<br />
geeft hem <strong>de</strong> tip om <strong>de</strong> tekst na te kijken en misschien nog iets te veran<strong>de</strong>ren.<br />
Dag 1: Inschatting door <strong>de</strong> LK (5‐punts Likertschaal)<br />
KELLA Plezier: 4 Inspanning: 4 Verwachte kwaliteit van product: 3<br />
KERÈN Plezier: 3 Inspanning: 3 Verwachte kwaliteit van product: 2<br />
MUHAMMET Plezier: 4 Inspanning: 4 Verwachte kwaliteit van product: 2<br />
SERGEN Plezier: 1 Inspanning: 2 Verwachte kwaliteit van product: 1<br />
Dag 1: Schriftelijke bevraging beleving LLn<br />
KELLA KELLA vond het een erg leuke schrijfopdracht. De taak was erg makkelijk. KELLA <strong>de</strong>nkt dan<br />
ook een goed verhaal geschreven te hebben.<br />
Het makkelijkst gingen <strong>voor</strong> haar het kijken naar <strong>de</strong> prentjes en schrijven. KELLA vond niets<br />
moeilijk.<br />
KERÈN KERÈN vond het een leuke taak die matig moeilijk was. Haar verhaaltje zelf is volgens haar<br />
wel goed gelukt.<br />
.Een verhaal schrijven ging al goed, <strong>de</strong> titel stel<strong>de</strong> haar evenwel <strong>voor</strong> meer problemen.<br />
MUHAM‐<br />
MET<br />
MUHAMMET vond het een erg leuke taak die daarenboven ook heel makkelijk was. Hij<br />
<strong>de</strong>nkt een goed verhaal verteld te hebben.<br />
Tij<strong>de</strong>ns het schrijven ging alles makkelijk.<br />
SERGEN SERGEN vond <strong>de</strong> taak maar matig leuk. De schrijfopdracht ging hem makkelijk af en hij<br />
gelooft een goed verhaal neergepend te hebben.<br />
Het verhaal schrijven ging makkelijk, en eigenlijk was er niets moeilijk.<br />
Schriftelijke feedback na schooluren<br />
KELLA Hoofdletters/leestekens : 7; Spelling: 18; woordkeuze: 3 Zeer goed! Prima zo!<br />
KERÈN Hoofdletters/leestekens: 12; spelling: 12; vervoegingen: 2; woordkeuze: 5.<br />
Mooi zo! Prima!<br />
MUHAM‐<br />
MET<br />
Hoofdletter/Leesteken: 5; spelling: 4, vervoeging: 1; verwijswoor<strong>de</strong>n: 3. Mooi zo, F.!<br />
SERGEN Hoofdletters/leestekens: 10; 'En': 4; spelling: 6 Goed! Dui<strong>de</strong>lijker schrijven SERGEN.<br />
Dag 2: Klassikale introductie<br />
KL. ‐ LK overloopt <strong>de</strong> teksten van <strong>de</strong> LLn; in eerste instantie prijst <strong>de</strong> LK het werk; nadien<br />
formuleert ze concrete en afgestem<strong>de</strong> adviezen: lengte (een beetje extra mag wel, maar<br />
niet overdrijven): 5; hoofdletters en leestekens: 3;<br />
lay out: 10; zinsbouw: 'mooie zinnen': 7; 'correcte zinnen': 2; woordkeuze : 4; inhoud: 3;<br />
spelling: 5 (maar da's niet zo erg!); 'En': 1. De LK bespreekt alle fouten en daaruit<br />
<strong>voor</strong>tvloeien<strong>de</strong> tips enkel mon<strong>de</strong>ling. Dat is soms erg moeilijk te volgen. LK geeft ook<br />
enkele keren aan dat <strong>de</strong> regel die ze vermeldt (of <strong>de</strong> tip), nog wat te moeilijk is.<br />
‐ LK besteedt geen aandacht aan min<strong>de</strong>r a<strong>de</strong>quate passages, noch in het werkje van KELLA<br />
noch in dat van an<strong>de</strong>ren. Evenmin maakt ze gebruik van <strong>de</strong> geslaag<strong>de</strong> passages, bv. in <strong>de</strong><br />
tekst van KERÈN
325<br />
‐ De LK dringt er naar aanleiding van <strong>de</strong> (relatief korte) tekst van een LL wel op aan dat er<br />
ook genoteerd wordt "wat <strong>de</strong> mensen eigenlijk <strong>de</strong>nken of doen of zeggen tegen mekaar."<br />
‐ Naar aanleiding van een wijdlopige en chaotische tekst van een an<strong>de</strong>re LL vertelt <strong>de</strong> LK<br />
heel dui<strong>de</strong>lijk wat <strong>de</strong> essentie is van <strong>de</strong> opdracht (en van schriftelijke communicatie): "Het<br />
is <strong>de</strong> bedoeling dat iemand die <strong>de</strong>ze prenten niet ziet, en jij geeft het verhaal aan die<br />
mevrouw of aan die meneer en je laat dat lezen, dan is het <strong>de</strong> bedoeling dat die zich een<br />
beetje kan fantaseren, en dat die ziet: a ja, zo gaat dat verhaaltje."<br />
KERÈN /<br />
MUHAM‐<br />
MET<br />
‐ Tij<strong>de</strong>ns het klassikale feedbackmoment bespreekt <strong>de</strong> LK het werk van MUHAMMET : ze<br />
begint en eindigt met positieve FB. Geen relevante opmerkingen.<br />
SERGEN ‐ De LK bespreekt ook SERGENs werkje klassikaal. Ze haalt naast enkele minpuntjes<br />
(“dui<strong>de</strong>lijker schrijven”, hoofdletters) ook positieve zaken aan (“ik <strong>de</strong>nk da da een heel<br />
mooi verhaal is”, goed aan <strong>de</strong> <strong>lijn</strong> begonnen).<br />
SERGEN geeft aan dat hij op <strong>de</strong> door <strong>de</strong> LK aangehaal<strong>de</strong> aandachtspunten zal letten bij het<br />
herschrijven.<br />
KELLA ‐ Opnieuw is KELLA sterk en erg actief betrokken bij alle on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len van <strong>de</strong>ze introductie:<br />
op inhou<strong>de</strong>lijke vragen of op vragen over vormelijke correctheid geeft/roept KELLA telkens<br />
weer het antwoord. De LK accepteert haar inbreng in dit on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el niet erg vaak<br />
‐ De LK geeft KELLA klassikaal FB. De LK geeft eerst positieve FB (“Da was ook heel mooi”),<br />
maar ze vermeldt ook dat KELLA’s werkje op het ein<strong>de</strong> moeilijker leesbaar was omdat ze<br />
niet genoeg plaats had om alles netjes te schrijven, ze draagt haar op <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> keer<br />
gewoon aan <strong>de</strong> achterzij<strong>de</strong> ver<strong>de</strong>r te werken. De LK prijst KELLA omdat tussen <strong>de</strong><br />
nummertjes een <strong>lijn</strong>tje open gelaten had, dit zorg<strong>de</strong> <strong>voor</strong> een dui<strong>de</strong>lijke bladspiegel. Ze<br />
eindigt met meer positieve FB (“Da was heel goed. Prima KELLA.”) en <strong>de</strong> opdracht aan<br />
KELLA om te herschrijven.<br />
Dag 2: Individueel begeleid herschrijven (<strong>voor</strong> pauze)<br />
KL. ‐ LLn vragen om uitleg bij <strong>de</strong> correcties. LK biedt hulp aan waar die gevraagd wordt. Heel<br />
wat praktische problemen, interpretatieproblemen,<br />
LK heeft het zichzelf wel wat lastig gemaakt, door niet altijd even overzichtelijk te<br />
verbeteren, waardoor LLn alsmaar om uitleg en hulp moeten vragen.<br />
‐De vragen betreffen allerlei on<strong>de</strong>rwerpen, van het meest praktische (lekken<strong>de</strong> pen) tot<br />
het meest complexe (zinsbouw, verwijzingen, inhou<strong>de</strong>lijke logica). Af en toe formuleert <strong>de</strong><br />
LK samen met <strong>de</strong> LL een zin.<br />
KERÈN KERÈN stelt enkele vragen (spelling, hoofdletters, afspraken). De LK antwoordt kort.<br />
MUHAM‐ /<br />
MET<br />
KELLA ‐ KELLA roept enkele malen <strong>de</strong> hulp in van <strong>de</strong> LK.<br />
‐ De LK verbetert op eigen initiatief KELLA’s werkje. (1x AS, 1x woor<strong>de</strong>n losmaken)<br />
‐ KELLA <strong>de</strong>nkt een fout in <strong>de</strong> verbetering van haar kladwerk gezien te hebben. Het<br />
misverstand komt <strong>voor</strong>t uit <strong>de</strong> verwarring tussen het persoonlijk <strong>voor</strong>naamwoord “zij” als<br />
on<strong>de</strong>rwerp en het bezittelijk <strong>voor</strong>naamwoord“zijn”, zoals respectievelijk <strong>de</strong> LK en KELLA<br />
het woord bedoeld had<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> zin. De LK komt erbij en legt uit, geeft een alternatieve<br />
oplossing, maar dicteert tenslotte toch <strong>de</strong> door haar geprefereer<strong>de</strong> zin.<br />
‐ KELLA trekt <strong>de</strong> aandacht van <strong>de</strong> LK en meldt dat ze zelf nog een door haar gemaakte fout<br />
gevon<strong>de</strong>n heeft. De LK bevestigt uitvoerig en voegt toe dat zijzelf niet alle fouten uit <strong>de</strong><br />
teksten gehaald heeft.<br />
SERGEN ‐ SERGEN roept enkele malen <strong>de</strong> hulp van <strong>de</strong> LK in <strong>voor</strong> <strong>de</strong> interpretatie van een correctie<br />
(bv. meervoud i.p.v. enkelvoud). De LK reikt <strong>de</strong> correcte verbetering aan en legt ook uit<br />
waarom het an<strong>de</strong>rs moet (twee kin<strong>de</strong>ren. Omdat SERGEN twijfelt hoe hij die verbetering<br />
praktisch moet realiseren, lost <strong>de</strong> LK het even <strong>voor</strong> hem op.<br />
‐ SERGEN is klaar met verbeteren en vraagt aan <strong>de</strong> LK of zijn werkje zo in or<strong>de</strong> is. De LK
326<br />
antwoordt (een beetje geërgerd) dat ze later pas na zal kijken.<br />
‐ De LK leest en verbetert op eigen initiatief SERGENs verbeter<strong>de</strong> versie. Ze geeft hem<br />
eerst positieve FB (“Da is al veel dui<strong>de</strong>lijker. Goed.”) en corrigeert daarna nog enkele zaken<br />
(zinsbouw:2; woordkeus: 2; lay‐out: 1) Ze legt uit waarom bepaal<strong>de</strong> zaken fout of<br />
onvolledig zijn en schrijft zelf <strong>de</strong> correctie erbij. Ze betrekt SERGEN enigszins bij <strong>de</strong><br />
verbetering, maar laat hem uitein<strong>de</strong>lijk toch haar mo<strong>de</strong>l‐antwoord opschrijven.<br />
‐ SERGEN geeft te kennen dat hij klaar is met het herschrijven. De LK vraagt hem nog eens<br />
na te kijken.<br />
Dag 2: Klassikale afronding: individuele verhaaltjes wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>gelezen<br />
KL. ‐ Wanneer ter afsluiting enkele tekstjes <strong>voor</strong>gelezen wor<strong>de</strong>n, komt het on<strong>de</strong>rwerp van<br />
niet‐a<strong>de</strong>quaat ingebed<strong>de</strong> directe re<strong>de</strong> ‐ hoewel er zeker wel aanleiding toe is (bv. tekst<br />
van MUHAMMET) ‐ niet aan bod.<br />
‐ LK wijst op 'mooie zinnen' in tekst van LL.<br />
KERÈN /<br />
MUHAM‐<br />
MET<br />
‐ Na het verhaaltje van B., gaat <strong>de</strong> LK op zoek naar “wie nog een mooi verhaal heeft”. Ze<br />
bekijkt MUHAMMETs werkje, geeft positieve FB (“ja, da’s ook goed”) en laat hem<br />
<strong>voor</strong>lezen. Wanneer hij een fout in zijn tekstje heeft staan, on<strong>de</strong>rbreekt ze hem even en<br />
verbetert ze direct zelf (fout tegen lidwoordgebruik) of vraagt ze klassikaal wat er verkeerd<br />
is (incorrect <strong>voor</strong>zetsel). <strong>Achter</strong>af geeft ze hem positieve FB en stelt ze nog een extra vraag<br />
i.v.m. het ein<strong>de</strong> van zijn verhaaltje (inhoud onvolledig). MUHAMMETs antwoord is niet<br />
helemaal waar <strong>de</strong> LK op zat te wachten en ze probeert hem te laten uitbrei<strong>de</strong>n, maar<br />
KELLA komt spontaan tussen.<br />
KELLA ‐ De LK stelt een vraag aan MUHAMMET, KELLA komt spontaan tussen met eigen inbreng.<br />
De LK stelt een bijvraag om tot een welbepaald antwoord te komen. KELLA helpt dat<br />
antwoord te construeren.<br />
‐ De LK vraagt of KELLA al een keer gelezen heeft, KELLA antwoordt bevestigend. De LK<br />
geeft positieve commentaar (“mooie zinnen zie ik”) en leest vervolgens een ge<strong>de</strong>elte van<br />
KELLA’s verhaaltje <strong>voor</strong>. Ze grijpt <strong>de</strong> gelegenheid aan om kort nog iets klassikaal te<br />
verbeteren: “Hoe is <strong>de</strong> verle<strong>de</strong>n tijd […] van zeggen?”<br />
SERGEN ‐ SERGEN komt niet aan bod bij <strong>voor</strong>lezen verhalen.<br />
Dag 2: schriftelijke bevraging beleving LLn<br />
KERÈN Wanneer ze <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> keer met een schrijfopdracht wordt geconfronteerd, wil KERÈN<br />
goed naar <strong>de</strong> tekeningen kijken, vervolgens haar verhaaltje schrijven, met aandacht <strong>voor</strong><br />
schoonschrift, en ten slotte alles controleren.<br />
MUHAM‐ Volg<strong>de</strong>n<strong>de</strong> keer wil MUHAMMET op zijn hoofdletters letten.<br />
MET<br />
KELLA Bij een volgen<strong>de</strong> schrijfopdracht wil KELLA proberen te letten op schoonschrift en<br />
hoofdletters/leestekens. Ve<strong>de</strong>r wil ze foutloos werken (~ spelling) en hoopt ze mooie<br />
zinnen te maken.<br />
SERGEN SERGEN wil <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> keer proberen te letten op "hoofleter" en "schrijfen"<br />
(schrijffouten? handschrift?). Ook wil hij proberen zijn werkje te controleren (nalezen +<br />
verbeteren?).<br />
Uit het interview (eind dag 2)<br />
KL. ‐ Wat zinsbouw betreft, vertelt <strong>de</strong> LK dat het <strong>voor</strong> Turkse LLn een moeilijke zaak is. Wel<br />
heeft <strong>de</strong> LK al opgemerkt dat LLn die (in S.O.) met meer Ne<strong>de</strong>rlandstalige LLn in <strong>de</strong> klas<br />
zitten, vlotheid verwerven: "Dat het op <strong>de</strong>ze school allemaal Turkse LLn zijn, speelt toch<br />
ook wel mee; speelt ook wel mee; maar ge hoort da nu, zoals Fatma, die heeft een jaar<br />
daar bij, tussen, <strong>de</strong> helft Belgen, maar <strong>de</strong> rest was ook Turks; <strong>de</strong> helft Belgen; ge hoort toch
327<br />
wel dat die, euh, mondiger is, maar daarom; da wil ni zeggen dat die woor<strong>de</strong>nschat<br />
uitgebrei<strong>de</strong>r is; eh; maar gewoon qua zinsconstructies. Die heeft da wel daar geleerd, hé;<br />
Die is dan naar hier gekomen; en die spreekt dan ook wel re<strong>de</strong>lijk Ne<strong>de</strong>rlands; da hoort ge;<br />
qua, kan mooier zinnen maken enzo, ja, ze leren toch wel meer tussen <strong>de</strong> Belgen; da blijft<br />
hier een handicap, hé."<br />
‐ LK geeft aan dat gebrek aan woor<strong>de</strong>nschat van invloed is op zowat alle taaltaken.<br />
Bovendien start <strong>de</strong> LK van het uitgangspunt dat mon<strong>de</strong>linge taalvaardigheid <strong>voor</strong>afgaat<br />
aan schriftelijke taalvaardigheid: "Ge ziet hoe dikwijls ze bepaal<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n niet kennen,<br />
hé en dan zit je strop, hé!".<br />
‐ LK vindt het belangrijk om <strong>de</strong> LLn positief te bekrachtigen. Ze gaat ervan uit dat <strong>de</strong> LLn<br />
hun best doen, en <strong>voor</strong> haar is dat het allerbelangrijkste: "ik zou altijd zeggen dat ‘het is<br />
goed’, ‘het is fijn’; ze doen het gelijk ze ’t kunnen." Of: "Maar ja, ik ga d’er dan altijd van uit<br />
dat ie<strong>de</strong>r kind heeft gedaan wat ‘m kan; en ’t is altijd goed." Of : "Ja, ik ga d’er altijd maar<br />
van uit dat ze doen wat ze kunnen, hé en da ze d’er plezier aan hebben, hé is ’t goed, hé;<br />
meer kunt ge ni verlangen, hé, <strong>de</strong>nk ik, hé."<br />
KERÈN KERÈN heeft betere zinsconstructies dan ik had verwacht, ja, iets beter; niet dat dat goed<br />
is, maar ik dacht dat die;+, allez, die spreekt ook niet zo echt vlot<br />
MUHAM‐ /<br />
MET<br />
KELLA Boven het klasgemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>.<br />
SERGEN On<strong>de</strong>r het klasgemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>: "ja, SERGEN omdat ‘m een onleesbaar handschrift en zeer<br />
beperkte woor<strong>de</strong>nschat gebruikt".
328<br />
KELLA: NET<br />
De stoute kin<strong>de</strong>ren<br />
1. De kin<strong>de</strong>ren waren rustig aan het zitten toen<br />
ging mama weg mama zij daag en <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren<br />
Jan en Lies (zei<strong>de</strong>) zei<strong>de</strong>n ook daag.<br />
KELLA: KLAD + FB dr LK<br />
De stoute/kin<strong>de</strong>ren<br />
1. De kin<strong>de</strong>ren (waaren) rustig aan het (ziteetentoen) zitten toen<br />
maama weg was mama zij<strong>de</strong> zei daag en <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>r<br />
en Jan en (J) Lies zij<strong>de</strong> zei<strong>de</strong>n ook daag.<br />
2. En <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur lied mama toe en dan gingen Jan en ‐<br />
Lies kabaal maaken ze waaren aan het wild (speel)<br />
speelen. Ze zwaai<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> poppen.<br />
2. En <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur lied mama toe en dan gingen lied (<strong>de</strong>) Jan en<br />
Lies kabaal maake(ze) Zze waaren aan het wild speelen.<br />
Ze zwaaj<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> poppen.<br />
3. Plots gebeurt er iets. De pap van Lies komt ltegen<br />
<strong>de</strong> vaas en<strong>de</strong> vaas valt stuk.<br />
3. Plots gebueurt er iets dDe pop van (lLies) Lies komt tegen<br />
<strong>de</strong> vaas en <strong>de</strong> vaas is valt stuk.<br />
4. Dan gaan ze naar <strong>de</strong> winkel om een<br />
niewe vaas te koopen Lies neemt zijn<br />
spaarpot mee om <strong>de</strong> vaas te kopen.<br />
4. Dan gaan/ze naar <strong>de</strong> winkel om een (me)niew‐<br />
e vaas (<strong>de</strong>) te kopen een nieuwe kleine vaas te kopen<br />
Lies neemt zijn haar (vaas) (mee) spaarpot mee om <strong>de</strong> vaas te kop<br />
en.<br />
5. Mama is thuis. De kin<strong>de</strong>ren kijken sip zo<br />
bang en mama zegt halo (toenze h) toen ze<br />
thuis kawam.<br />
5. Mama is thuis .D<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren kijken sip en zo ba‐<br />
ng en mama zegt halo toen ze thuis kwam.<br />
6. En mama heeft een tuil bloemen mee<br />
gebraacht. Dan brengt zij b<strong>de</strong> bloemen naar<br />
<strong>de</strong> kast en ze vraagt zig af waar is mijn grote<br />
vaas (kblinktmzeboos) klinkt ze boos.<br />
7. Meneer kuut (uuu) u dit bloemen verwiselen<br />
<strong>voor</strong> dat kleine bloem en dan kijkt <strong>de</strong> (me)<br />
meneeer een beetje sip omdat hij geld moet<br />
krijgen ja naturur <strong>voor</strong> een kleine bloem en<br />
<strong>voor</strong> een ltuil bloem duu moet ze geld turug<br />
krijgen.<br />
6. En mama heeft een tuil bloemen meegebracht<br />
Ddan brengt zijn bloemen naar (<strong>de</strong>) <strong>de</strong> kast en ze kijk‐<br />
t naar <strong>de</strong> kast waar is mijne groote vaas klinkt<br />
7. mama boos. Meneer kunt u dit (vaa) bloem verwiselen<br />
<strong>voor</strong> dat klein bloem en kijkt <strong>de</strong> meneer sip omdat <strong>de</strong><br />
meneer geltd turug moet geven <strong>voor</strong> een groot<br />
bloem.<br />
8. Als jullie mijn vaas kapot gaan doen dan gooi<br />
ik julie (b) popenpen weg Een dan zitten <strong>de</strong> kin<strong>de</strong><br />
ren heel braaf op<strong>de</strong> zetel. Ein<strong>de</strong><br />
Zeer goed. Prima zo!<br />
8. Als jullie mijn vaas kapot gaan doen dan gooi<br />
ik jullie poppen weg en dan zitten <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren<br />
heel braaf op <strong>de</strong> zetel. Ein<strong>de</strong>.
329<br />
KEREN: NET<br />
Wat er gebeurt als mama weg is<br />
1. Er waaren twee kin<strong>de</strong>ren het meisje heetten (katrein)<br />
(~) Katrien en <strong>de</strong> jongen heetten (Lo) Tom. En mama<br />
ging bootschappen doen. Mama zij braaf zijn<br />
he kin<strong>de</strong>ren.<br />
2. Maar wat gebeurt als mama weg is.<br />
De kin<strong>de</strong>ren beginnen te spelen. Ze (zi) hebben niet<br />
geluisterd naar hun mama.<br />
3. O... vtenuj toen ging <strong>de</strong> vaas kapot.<br />
4. De kin<strong>de</strong>ren. Tom en Katrien gaan een niewe vaas<br />
kopen want (b) Katrien had haar spaarpot<br />
in haar hand. Maar <strong>de</strong> vaas was klein.<br />
5. Als mama thuis (is) kwam waren <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren<br />
bang. Mama had een bos bloemen bij zich.<br />
6. Mama was verbaast Ze (zijei) zei. Ik had<br />
toch een grotere vaas?<br />
7. Tom en (Katrun) Katrien waren <strong>de</strong> bloemen<br />
gaan ruilen. Ze gingen kleinere bloemen kopen<br />
8. Maar mama pakt <strong>de</strong> knufels en gooit<br />
het in <strong>de</strong> vuilbak. Maar nu waren <strong>de</strong><br />
kin<strong>de</strong>ren weer flink. En er was een an<strong>de</strong>re<br />
kleine (beer) knuffel naast <strong>de</strong> bloemen.<br />
ein<strong>de</strong> van het verhaal<br />
KERÈN: KLAD + FB dr LK<br />
Wat gebeurt als mama weg is<br />
1. Er waren twee kin<strong>de</strong>ren. De Het meisje heette Eelle<br />
(c) en <strong>de</strong> jongen heette J jan. En mama ging boodsch‐<br />
(2) appen doen. Mama zij braaf zijn he kin<strong>de</strong>ren. ?<br />
2. (maa) Maar wat gebeurt als mama weg is.<br />
De kin<strong>de</strong>ren (ebegisn) begginnen te spelen.<br />
Ze hebben niet geluistertd naar zijn hun mama.<br />
3. O... en toen ging <strong>de</strong> vaas kapot.<br />
4. De kin<strong>de</strong>ren J jan en Eellen gaan een niewe<br />
vaas (h) kopen (maar) want (<strong>de</strong>) Eelle hatd<br />
haar zijn spaarpot in haar zijn hand. (n) Maar <strong>de</strong><br />
vaas was te klein.<br />
5. En als (mo) mama thuis kwam waren <strong>de</strong><br />
kin<strong>de</strong>ren bang . M mama hat d een (bl) bos bloemen<br />
bijn hem. zich<br />
6. Mama was verbaast d . Ze ze zij zei : Iik hadt tog ch een<br />
grotere vaas zij mama?<br />
7. (De) Jan en Elle waren (b) <strong>de</strong> (bloelme)<br />
bloemen gaan ruilen. Z ze gingen kleinere<br />
(8.) bloemen kopen.<br />
8. Maar mama (b) pakt <strong>de</strong> knuffels en gooit<br />
het in <strong>de</strong> vuilbak. Maar nu waren <strong>de</strong><br />
kin<strong>de</strong>ren weer flink. En er was een an<strong>de</strong>re<br />
kleine knuffel naast <strong>de</strong> het bloemen. (En)<br />
Ein<strong>de</strong>
330<br />
MUHAMMET: NET<br />
Wat gebeurt als mama weg is.<br />
1. In h<br />
1. In het huis waren twee kin<strong>de</strong>ren die<br />
(heten) Heten Tom en Elke Eer was ook een<br />
M Moe<strong>de</strong>r die heet Lieve. Lieve gaat weg<br />
<strong>de</strong>aag zeggen ze. 2. Dan waren ze kabaal<br />
Aan het doen. 3. De knufel konijn was<br />
Aan <strong>de</strong> vaas gegooid en dan was <strong>de</strong><br />
vaas stuk gewor<strong>de</strong>n. 4. Tom en Elke zegt<br />
Ik wil die vaas die zegt ze. 5. De kin<strong>de</strong>ren<br />
Gaan terug naar huis gegaan ze waren<br />
Stil gaan zitten Lieve had blo groote bloemen.<br />
In zijn haar hand. 6. Lieve gaat naar <strong>de</strong> vaas<br />
Ooo zegt Lieve wat hebben julie gedaan !!!.<br />
7. Tom en Elke gaan terug naar <strong>de</strong> bloemen<br />
Winkel gegaan Elke zegt ik wil dat<br />
Bloem wekke bloem dat bloem. 8.<br />
Dan gaan Tom en Elke heel rustig<br />
MUHAMMET: KLAD + FB LK<br />
Wat gebueurt als mama weg is.<br />
1. In het huis waren 2 kin<strong>de</strong>ren die heten B Tom en elke Elke<br />
Er was ook een moe<strong>de</strong>r die heet Liesve. Liesve gaat weg<br />
dDaag zeggen ze. 2. dDan waren ze kabaal aan het doen.<br />
3. <strong>de</strong> De knufel konijn was aan <strong>de</strong> vaas gegooid en dan<br />
was <strong>de</strong> vaas stuk gewor<strong>de</strong>n. 4. Tom en eElke was naa‐<br />
r <strong>de</strong> De bloemenwinkel gegaan en eElke zegt iIk wil dat die<br />
Vaas die zegt man ze. 5. D<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren terug naar huis ge‐<br />
gaan ze waren stil gaan zitten Lies had bloemen in<br />
haar zijn hand. 6. Liesve gaat naar <strong>de</strong> vaas ooo zegt<br />
Liesve wat hebben julie gedaan !!! 7. Tom en eElke gaan<br />
tuerug naar <strong>de</strong> bloemenwinkel eElke zegt ik<br />
wil dat bloem welke bloem dat bloem. 8.<br />
Ddan gaan Tom en L Elke heel rustig zitten en<br />
Liese <strong>de</strong> knuffelsen in <strong>de</strong> zak. ein<strong>de</strong><br />
Mooi zo, MUHAMMET<br />
Zitten en Lieve stopt <strong>de</strong> knuffels in <strong>de</strong> zak. eind<br />
SERGEN: NET<br />
(Er) Wat Er gebuird als mama weg is<br />
1. De kin<strong>de</strong>ren (zit) zitten flink aan <strong>de</strong> bank<br />
niet <strong>de</strong> (voos) vaas kapot doen Dag mama<br />
Dag kin<strong>de</strong>ren ik zal <strong>voor</strong> 1 uur turug komen.<br />
2. Ali en Ajse waren spelen met zijn knuffels.<br />
spelen en Ajse was aan <strong>de</strong> vaas ge gooit.<br />
3. Ajse heeft naar <strong>de</strong> vaas het knufel vaas gooit<br />
De vaas was ging kapot.<br />
4. als mama komt Dan gaan (on mama) onz) mam) knufels mama<br />
DingDong menier irs Er een vaoor 14 € meeneer<br />
Das tog veel geld meeneeer oo hel gekocht<br />
5. hallo mama hallo kin<strong>de</strong>ren ali en ajse warom ben jij zo stil<br />
6. waar is mijn ne vaas toe<br />
7. winkel man kan jij die bloen wisselen alstel bief.<br />
8. als julie mijn vaas kapot doen dan gooi ik<br />
julie knufelbeer<br />
SERGEN: KLAD + FB LK<br />
Wat er gebuurt als mama weg is.<br />
1. De kin<strong>de</strong>re zit flink niet naar buten gaan zit flink<br />
en opgelet niet <strong>de</strong> vaas kapot doen . Ddaag maama<br />
Ddaag kin<strong>de</strong>re ik zul <strong>voor</strong> 1 uur teurug komen.<br />
2. Aali en Aajse waren speelen met zijn knufel speelen<br />
en Aajse was <strong>de</strong> aan <strong>de</strong> vaas gegoojen.<br />
3. en was Aajse was <strong>de</strong> beer aan vaas goojt.<br />
4. en Aajse was aan <strong>de</strong> waas om te kopen voveel koste e waas<br />
14 € ero dus toch te veel:<br />
5. en Aajse en Aali zijne mama vas turug ge<br />
komen met een goote bloom.bloem<br />
6. Wwaar ins mijn ne vaas toe.?<br />
7. Wwinkel man kan jij die bloem wisselen asteblief.<br />
8. en zijn mama was beetje boos en heeft gezegt<br />
als/mijn/vaas kapotsis daga ik juli beertje in<br />
dan goo in in <strong>de</strong> vuilbak. Goed. Dui<strong>de</strong>lijker schrijven, E.
331<br />
KLAS 2, BS3<br />
Dag 1, dgdl, les: Ne<strong>de</strong>rlands: schrijven verhaal<br />
Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 1: klassikale introductie [25'00"]<br />
Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 2: individueel begeleid schrijven [35'00"]<br />
Dag 2, dgdl, les: Ne<strong>de</strong>rlands: schrijven verhaal<br />
Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 1: klassikale feedback [04'50"]<br />
Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 2: individueel begeleid herschrijven [32'50"]<br />
Dag 1: Klassikale introductie<br />
KL. ‐ LK overloopt samen met <strong>de</strong> LLn <strong>de</strong> prenten, "dan kunnen jullie er straks een mooi<br />
verhaal van maken." LK vraagt bij elk plaatje dat <strong>de</strong> LLn vertellen wat er gebeurt.<br />
‐ De allermeeste inbreng, zowel van LLn als van <strong>de</strong> LK, bestaat uit verteltekst. Enkel bij<br />
plaatje 5 zoeken LK en LLn naar wat <strong>de</strong> jongen zou zeggen/vragen. De LK grijpt dit punt<br />
niet aan om <strong>de</strong> inbedding van directe re<strong>de</strong> te bespreken. De LLn bie<strong>de</strong>n directe re<strong>de</strong> aan,<br />
en <strong>de</strong> LK bedt die onvoldoen<strong>de</strong> dui<strong>de</strong>lijk in. KELLA: Mama wa is hier ah euhh wa is hier<br />
aan <strong>de</strong> hand? (...) LK: Hij gaat misschien eerst zeggen ‘Kijk mama, mijn auto rijdt niet<br />
meer’.<br />
‐ De LK kondigt zegt telkens mogelijke schrijfzinnen <strong>voor</strong>, bij wijze van synthese van wat<br />
LLn broksgewijs aanleveren. Ze nodigt ook <strong>de</strong> LLn uit om 'mooie zinnen' te maken: "Wie<br />
kan er mij een mooie zin zeggen?" of "Hoe kun je dat mooi zeggen met een zin?"<br />
‐ Er wordt nog even overlopen waarop LLn moeten letten: hoofdletters en leestekens.<br />
‐ LK probeert ie<strong>de</strong>reen te betrekken, maar bepaal<strong>de</strong> LLn (waaron<strong>de</strong>r KELLA) dringen zich<br />
telkens heel erg op. LK lijkt er niet in te slagen <strong>de</strong> beurten correcter te ver<strong>de</strong>len.<br />
KERÈN KERÈN is matig betrokken bij <strong>de</strong>ze introductie. Ze komt een enkele keer aan bod.<br />
MUHAM‐<br />
MET<br />
‐ MUHAMMET is ‐ op eigen initiatief ‐ betrokken bij het overlopen van <strong>de</strong> prentenreeks.<br />
De LK laat hem aan het woord bij prent 2, maar on<strong>de</strong>rbreekt hem: ze herhaalt wat hij<br />
gezegd heeft en past het daarna lichtelijk aan (kapot>
332<br />
MUHAM‐<br />
MET<br />
moet zijn. De LK leest op eigen initiatief een stukje van <strong>de</strong> tekst van KERÈN Ze geeft<br />
positieve FB en reikt een vervolg aan. KERÈN heeft ten slotte moeite met het vin<strong>de</strong>n van<br />
een woord, <strong>de</strong> LK verwijst haar naar het bord waar <strong>de</strong> LK eer<strong>de</strong>r dat bepaal<strong>de</strong> woord<br />
opgeschreven heeft en leest het dan nog eens <strong>voor</strong>: “afstandsbe‐die‐ning”.<br />
‐ De LK bekijkt op eigen initiatief het <strong>voor</strong>lopige tekstje van MUHAMMET Ze geeft hem<br />
concrete aanwijzingen m.b.t. lay‐out.<br />
KELLA ‐ KELLA stelt enkele vragen die <strong>de</strong> LK telkens beantwoordt. De LK buigt zich ook op eigen<br />
initiatief over KELLA's tekst: ze wijst KELLA op foutjes (woordkeuze, bij<strong>voor</strong>beeld).<br />
‐ LK helpt KELLA op eigen initiatief met het vormelijk correct noteren van a<strong>de</strong>quaat<br />
ingebed<strong>de</strong> directe re<strong>de</strong>. Ze voegt <strong>de</strong> juiste leestekens toe (dubbelpunt).<br />
‐ De LK wijst KELLA ook terecht als zij te onrustig is.<br />
SERGEN ‐ SERGEN vraagt spontaan om hulp bij <strong>de</strong> formulering van een stukje dialoogtekst. De LK<br />
herhaalt SERGENs <strong>voor</strong>stel en verwerkt in haar antwoord enkele correcties. Vervolgens<br />
geeft ze hem positieve FB (“Ja das heel goed. Prima.”).<br />
‐ SERGEN roept spontaan <strong>de</strong> hulp van <strong>de</strong> LK in. Hij heeft problemen met te verwoor<strong>de</strong>n<br />
wat er in het prentje gebeurt. De LK dicteert hem een alternatief, waarmee ze <strong>de</strong><br />
moeilijkheid omzeilt.<br />
‐ De LK gaat op eigen initiatief langs bij SERGEN om zijn werkje te bekijken. Ze spoort hem<br />
aan nog een beetje te schrijven.<br />
Dag 1: Inschatting door <strong>de</strong> LK (5‐punts Likertschaal)<br />
KELLA Plezier: 4 Inspanning: 4 Verwachte kwaliteit van product: 3<br />
KERÈN Plezier: 4 Inspanning: 4 Verwachte kwaliteit van product: 3<br />
MUHAMMET Plezier: 3 Inspanning: 3 Verwachte kwaliteit van product: 2<br />
SERGEN Plezier: 3 Inspanning: 3 Verwachte kwaliteit van product: 2<br />
Dag 1: Schriftelijke bevraging beleving LLn<br />
KELLA KELLA geeft aan dat ze het leuk en makkelijk vond een verhaal te schrijven. Over <strong>de</strong><br />
kwaliteit van haar verhaal heeft ze geen twijfels.<br />
Terwijl ze schreef, lette ze <strong>voor</strong>al op schoonschrift.<br />
KERÈN KERÈN vond het een leuke en makkelijke opdracht, maar ze weet niet zeker of het wel<br />
een goed verhaal is gewor<strong>de</strong>n.<br />
Ze geeft aan dat ze op hoofdletters en interpunctie let wanneer ze schrijft.<br />
MUHAMMET MUHAMMET vond het heel erg leuk en makkelijk om een verhaal te schrijven. Of hij het<br />
er goed vanaf gebracht heeft, weet hij eigenlijk niet.<br />
Als hij schrijft zegt hij te letten op “<strong>de</strong> hoofdletters en <strong>de</strong> letters”.<br />
SERGEN SERGEN vond het heel erg leuk om een verhaal te schrijven; hij vond het ook makkelijk,<br />
en <strong>de</strong>nkt dat hij een goed verhaal geschreven heeft.<br />
Hij <strong>de</strong>elt mee dat hij gelet heeft op <strong>de</strong> woordjes die <strong>de</strong> LK op het bord had<br />
<strong>voor</strong>geschreven (batterij, batterijla<strong>de</strong>r).<br />
Schriftelijke feedback na schooluren<br />
KELLA Spelling: 4; inhou<strong>de</strong>lijke aanvulling: 1; woordkeuze: 2; zinsbouw: 1<br />
Mooi. Zeer goed hoor!<br />
KERÈN Zinsbouw: 3; woordkeus: 1 Zeer mooi!<br />
MUHAM‐ Hoofletters/leestekens: 9; spelling: 2; woordkeuze: 3; zinsbouw: 1 Mooi!<br />
MET<br />
SERGEN .: Spelling: 6; hoofletters/leestekens: 2; "En": 2; woorkeuze: 1; vervoeging: 2<br />
Prima! Mooi!<br />
Dag 2: Klassikale introductie
333<br />
KL. ‐ LK spreekt over <strong>de</strong> teksten <strong>voor</strong>tdurend in temen van verhaaltjes, verhalen, waarin LLn<br />
over <strong>de</strong> belevenissen van <strong>de</strong> personages vertellen. De LK maakt <strong>de</strong> LLn attent op 'mooie<br />
zinnen' in een van <strong>de</strong> teksten.<br />
‐ LK bespreekt tekst van FU., waarin <strong>de</strong> directe re<strong>de</strong> niet altijd goed ingebed zit. De LK laat<br />
dat aanvoelen, en voegt er hier en daar 'zegt X' aan toe.<br />
‐ Naar aanleiding van een vraag van R. geeft <strong>de</strong> LK aan dat <strong>de</strong> LLn niets hoeven te vragen,<br />
maar moeten vertellen: "Je moet het vertellen hè (...) jij bent <strong>de</strong> verteller van wat er op <strong>de</strong><br />
prenten dus (...) Ga je dan vragen moeten stellen?" Een LL brengt in "Of het blijft<br />
toneelstukje", waarop <strong>de</strong> LK zegt "Nee, 't is geen toneelstukje! 't Is een verhaal. Jij gaat<br />
vertellen wat je ziet!"<br />
‐ LK vertelt positief over <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> verhaaltjes. Ze vermeldt ook dat<br />
niet alle werkjes even netjes geschreven zijn, en dat ze vandaag heel net overgeschreven<br />
moeten wor<strong>de</strong>n, met <strong>de</strong> verbeteringen erbij. LK geeft ook aan dat bij het overschrijven nog<br />
hier of daar iets veran<strong>de</strong>rd/toegevoegd/geschrapt mag wor<strong>de</strong>n.<br />
KERÈN ‐ KERÈN komt niet aan bod.<br />
MUHAM‐ ‐ MUHAMMET komt niet aan bod.<br />
MET<br />
SERGEN ‐ SERGEN komt niet aan bod.<br />
KELLA ‐ De LK berispt KELLA<br />
Dag 2: Individueel begeleid herschrijven<br />
KL. ‐ LK geeft <strong>de</strong> opdracht het verhaal net over te schrijven. Alle verbeteringen van <strong>de</strong> LK<br />
moeten verwerkt wor<strong>de</strong>n. Er mag nog veran<strong>de</strong>rd wor<strong>de</strong>n.<br />
‐ Naar aanleiding van vraag LL wordt (klassikaal) ingegaan op on<strong>de</strong>rscheid tussen<br />
verteltekst(verhaal) en toneeltekst.<br />
KERÈN /<br />
MUHAM‐<br />
MET<br />
‐ De LK helpt ook MUHAMMET met het vormelijk correct noteren van a<strong>de</strong>quaat ingebed<strong>de</strong><br />
directe re<strong>de</strong>. Ze voegt een verdui<strong>de</strong>lijkend leesteken (:) toe. De LK formuleert ook het<br />
alternatief van <strong>de</strong> indirecte re<strong>de</strong>: " (leest) 'zegt mama die batterijen zijn leeg', maar ge<br />
moet da zo eigenlijk schrijven. Dubbelpunt (voegt : toe) (leest) 'Die batterijen zijn leeg',<br />
want mama zegt dat. Of je kunt... Kom es hier. Of je kunt schrijven 'Mama zegt dat <strong>de</strong><br />
batterijen leeg zijn'. Dat gaat ook"<br />
‐ Op vraag van MUHAMMET komt <strong>de</strong> LK langs: ze bekijkt MUHAMMETs tekst en reikt één<br />
verbetering aan (welke?). Ze zegt dat het <strong>voor</strong> <strong>de</strong> rest in or<strong>de</strong> is. Ze merkt echter op dat <strong>de</strong><br />
zin van MUHAMMET waarin hij een genitief verwerkt, "Turks" klinkt: "Plotseling was zijn<br />
nieuwe auto zijn batterij leeg." De LK vertelt aan <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeker dat ze ervan uitgaat dat<br />
<strong>de</strong>ze LLn rechtstreeks uit het T. vertalen. Zijzelf stu<strong>de</strong>ert T., en kan dat dus enigszins<br />
herkennen. Even later vraagt ze aan <strong>de</strong> LLn om haar <strong>de</strong> Turkse tegenhanger te helpen<br />
verwoor<strong>de</strong>n, zodat ze haar re<strong>de</strong>nering kan verifiëren. Ze raken er echter niet uit.<br />
SERGEN ‐ Wanneer <strong>de</strong> LK <strong>de</strong> werkjes aan het nalezen is, vraagt SERGEN spontaan of het zijne mooi<br />
was. De LK beaamt (“Hmm. Heel goed, ja.”).<br />
KELLA /<br />
Dag 2: Schriftelijke bevraging beleving LLn<br />
KERÈN KERÈN wil bij een volgen<strong>de</strong> schrijfopdracht proberen het nog beter te doen, netjes te<br />
schrijven, en geen spellingfouten te maken.<br />
MUHAM‐ Volgen<strong>de</strong> keer gaat MUHAMMET proberen foutloos te werken.<br />
MET<br />
KELLA KELLA wil volgen<strong>de</strong> keer proberen netjes te werken, <strong>voor</strong> afwisseling te zorgen (‘en’) en<br />
een goed verhaal te schrijven.<br />
SERGEN Bij een volgen<strong>de</strong> schrijfopdracht wil SERGEN proberen te letten op (?) “titel, lezen,<br />
vraagteken, leeztekenz”.
334<br />
Dag 2: Mon<strong>de</strong>linge bevraging beleving LK<br />
KL. ‐ LK formuleert <strong>de</strong> doelen van <strong>de</strong> schrijfsessie als volgt. Bij een aantal tekeningen een<br />
verhaal kunnen schrijven, kunnen vertellen wat er gebeurt en <strong>de</strong> verban<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rling<br />
zien. Eventueel aangevuld met wat fantasie, om een mooi verhaal te maken. Verban<strong>de</strong>n<br />
tussen verschillen<strong>de</strong> prenten. Onrelevante <strong>de</strong>tails niet opschrijven.<br />
Maar het hoofdoel blijft dat <strong>de</strong> LLn het leuk vin<strong>de</strong>n en dat ze gemotiveerd zijn.<br />
‐ De LK spoort LLn aan om hun tekst na te lezen. Ze wil daarmee <strong>voor</strong>al aan <strong>de</strong> attitu<strong>de</strong><br />
werken om telkens eens na te lezen. Sommige LLn zijn dan in<strong>de</strong>rdaad in staat om hun<br />
eigen fouten op te merken en te verbeteren, <strong>voor</strong>al spellingsfouten en<br />
hoofdletters/leestekens.<br />
‐ De zinsbouw van hun werkjes is eigenlijk altijd zwak, vergeleken met Ne<strong>de</strong>rlandstaligen.<br />
"Je kan van hen niet hetzelf<strong>de</strong> verwachten. Met wie moet je ze dan vergelijken?"<br />
KERÈN Spelling: goed. Kop van <strong>de</strong> klas. Mon<strong>de</strong>linge taalvaardigheid iets min<strong>de</strong>r, maar valt vrij<br />
goed mee. Va<strong>de</strong>r spreekt goed Ne<strong>de</strong>rlands, <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r niet. Ze is slim genoeg. Nooit<br />
blijven zitten. Ze pikt veel op en komt goed <strong>voor</strong>uit.<br />
MUHAM‐<br />
MET<br />
Mid<strong>de</strong>n‐kind. Spelling: re<strong>de</strong>lijk goed. MUHAMMET evolueert positief. Hij zal niet al te veel<br />
moeilijkhe<strong>de</strong>n krijgen in <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> leerjaren. Hij trekt zich wel uit <strong>de</strong> slag en hij is<br />
intelligent genoeg.<br />
KELLA KELLA heeft altijd al graag geschreven; ze schrijft spontaan verhaaltjes en laat die fier aan<br />
<strong>de</strong> LK lezen. Ze doet dat graag en is taalvaardig.<br />
Kop van <strong>de</strong> klas. <strong>Taal</strong>vaardig, gemotiveerd, intelligent. Spelling: goed. Ze is intelligent<br />
genoeg om het te kunnen snappen Ze evolueert goed.<br />
SERGEN SERGEN is volgens <strong>de</strong> LK niet in staat om fouten in <strong>de</strong> eigen tekst op te merken en te<br />
verbeteren. Het verraste <strong>de</strong> LK wel dat SERGEN zoveel had geschreven.<br />
SERGEN: veel geschreven en er precies wel plezier aan beleefd. Ondui<strong>de</strong>lijk schrift, ook<br />
door <strong>de</strong> vele schrijffouten en foute zinsconstructies. Verban<strong>de</strong>n heeft hij waarschijnlijk wel<br />
begrepen. Staart‐kind. Spelling is zwak. SERGEN pikt wel dingen op, maar alleen als het<br />
hem interesseert. In <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> jaren zal hij steeds meer problemen krijgen.
335<br />
KELLA: NET<br />
Een nieuwe auto <strong>voor</strong> Johan<br />
1. Toen het zes uur was speel<strong>de</strong> Johan(n) met<br />
zijn auto en zijn auto ging razend snel<br />
en hij was blij<br />
2. Het was (J) kwart over zes en werkte<br />
zijn auto niet en dan keek Johan sip<br />
3. Johan gaat naar zijn moe<strong>de</strong>r en vragt<br />
mama mijn auto werkt niet meer, kun je<br />
eens kijken.<br />
4. Mama zegt hou eens vast. Johan houd het<br />
vast, mama doet het luikje open waar <strong>de</strong><br />
batterij in zit.<br />
5. (Johan) steekt <strong>de</strong> batterijen in het (luj) luikje)<br />
Mama batterij er uit en zet het in<strong>de</strong> batterijla<strong>de</strong>r<br />
(6.) luikje<br />
6. Johan steekt <strong>de</strong> batterije in het (lijkje)<br />
7. Het duurd maar 15 minuten en dan was<br />
Johan blij en mama ook dan ruim<strong>de</strong> mama<br />
KELLA: KLAD + FB dr LK<br />
Een nieuwe auto <strong>voor</strong> Johan<br />
1. Johan speelt met zijn auto en zijn<br />
auto gaat razend snel hij is heel blij.<br />
2. Toen het kwart over (<strong>voor</strong>) 6 (g) was werkt zijn auto<br />
niei (En) en dan kijkt Johan sip.<br />
3. Johan gaat naar zijn moe<strong>de</strong>r.en<br />
vraagt mama mijn auto werkt niet<br />
meer? , kun je eens kijken?<br />
4. Mama (ku) zegt: “Hou eens vast!” Dan<br />
houdt Johan het vast mama doet<br />
<strong>de</strong> het luikje open waar <strong>de</strong> batterij in zit.<br />
5. Mama haalt <strong>de</strong> batterijje <strong>de</strong>r eruit én<br />
legt het in/<strong>de</strong> batterijla<strong>de</strong>r.<br />
6. Johan steekt <strong>de</strong> batterijen in <strong>de</strong> het luikje<br />
7. (Voor dat) Het duur<strong>de</strong> 15 minuten en<br />
dan werkte <strong>de</strong> auto, van Johan keek blij<br />
en zijn mama ook mama ruim<strong>de</strong><br />
<strong>de</strong> batterijla<strong>de</strong>r op nog op.<br />
alles op. Ein<strong>de</strong><br />
KERÈN: NET<br />
Een nieuwe auto <strong>voor</strong> johan<br />
1. Johan speelt met zijn niwe auto. Die hij had gekregen<br />
bij zijn verjaardag.<br />
2. Na een kwartiertje is zijn auto een beetje kapot. Er gebeurt<br />
iets met zijn auto. Johan is een beetje droevig.<br />
3. Johan vraagt aan zijn moe<strong>de</strong>r of ze kan kijken. En zijn<br />
moe<strong>de</strong>r zegt ja natuurlijk.<br />
4. Johan vraagt of zijn moe<strong>de</strong>r <strong>de</strong> achterkant open kan<br />
doen. En zijn moe<strong>de</strong>r doet <strong>de</strong> achterkant open. Mama<br />
kijkt naar <strong>de</strong> baterijen.<br />
5. Johan zijn moe<strong>de</strong>r doet <strong>de</strong> batterijla<strong>de</strong>r open en<br />
kijkt daar in <strong>de</strong> batterijenla<strong>de</strong>r.<br />
6. Johan is een beetje niewsgiereg. En blij.<br />
7. hij is weer blij omdat zijn auto weer goed<br />
is gewor<strong>de</strong>n. Een zijn moe<strong>de</strong>r kijkt in <strong>de</strong><br />
baterijla<strong>de</strong>r om het goed te maken want<br />
als het nog eens kapot gaat gaat kan hij <strong>de</strong><br />
an<strong>de</strong>re batterijen er in leggen Ein<strong>de</strong><br />
Mooi! Zeer goed, hoor!<br />
KERÈN: KLAD + FB dr LK<br />
Een nieuwe auto <strong>voor</strong> johan.<br />
1. Johan speelt met zijn nieuwe auto. Dat ie hij had<br />
gekregen bij zijn verjaardag.<br />
2. Na 15 minuten is zijn auto een beetje kapot.<br />
Er gebeurt iets met zijn auto. Johan is<br />
een beetje droevig.<br />
3. Johan vraagt aan zijn moe<strong>de</strong>r of ze kan<br />
kijken. En zijn moe<strong>de</strong>r zegt ja natuurlijk.<br />
4. Moe<strong>de</strong>r (houd) opent <strong>de</strong> auto zijn achterkant van<br />
<strong>de</strong> auto. Mama kijkt naar <strong>de</strong> batterijen.<br />
5. Johan zijn moe<strong>de</strong>r doet <strong>de</strong> batterijla<strong>de</strong>r open en<br />
kijkt daar in <strong>de</strong> batterijla<strong>de</strong>r.<br />
6. Johan is een beetje blij en niewsgiereg.<br />
Om het te doen omdat te doen.<br />
7. Johan is weer blij omdat zijn auto weer<br />
goed is gewor<strong>de</strong>n. Een zijn moe<strong>de</strong>r kijkt in<br />
<strong>de</strong> baterijla<strong>de</strong>r om het goed te maken want<br />
als het nog eens kapot gaat kan hij <strong>de</strong><br />
an<strong>de</strong>re batterijen er in kunt leggen. Ein<strong>de</strong><br />
Zeer mooi!
336<br />
MUHAMMET: NET<br />
Een nieuwe auto <strong>voor</strong> (m) Muhammed.<br />
1. Op een dag was Muhammed met zijn nieuwe<br />
(2.) auto aan het spelen en het was al zes uur.<br />
2. Plotseling was zijn nieuwe auto zijn batterij<br />
leeg. 3. Dan gaat Muhammed naar zijn mama<br />
3. en die zegt is kijken 4. mama wat is aan<br />
mijn auto gebeurd mama zegt is kijken.<br />
5. Een Een En mama heeft gekeken en zij zijn<br />
batterij is leeg 6. we moeten <strong>de</strong> baterij in <strong>de</strong><br />
batterijla<strong>de</strong>r in stopen. 6. Muhammed stopt<br />
<strong>de</strong> baterij in <strong>de</strong> baterijla<strong>de</strong>r auto en blijft 15 min‐<br />
uten blijven 7. en dan gaat muhame<strong>de</strong> ver<strong>de</strong>r<br />
spelen<br />
MUHAMMET: KLAD + FB dr LK<br />
Een nieuwe auto <strong>voor</strong> Rik<br />
1. Op een dag was Rik met zijn auto<br />
Aaan het spelen en het was al zes uur 2.<br />
2. Plotseling was zijn auto kapot om 6 uur en<br />
V v ijftien minuten 3. Dan gaat Rik naar zijn<br />
M m ama en l Rik zegt : M mama wat is er aan<br />
Mijn auto (gebuet) gebeurd 4. is Eens kijken zijn<br />
Batterij is op we moeten (naar) <strong>de</strong> batterij<br />
Iin <strong>de</strong> batterijla<strong>de</strong>r moeten in stopen.<br />
5. Mama pakt <strong>de</strong> batterij en stopt <strong>de</strong><br />
b B at terij in <strong>de</strong> batterijla<strong>de</strong>r. 6. Rik pakt <strong>de</strong><br />
b B aterij en stopt in <strong>de</strong> auto. 7. Een om 060.30<br />
s Speelt Rik met zijn auto en mama op ruimt<br />
<strong>de</strong> batterijla<strong>de</strong>r op. ein<strong>de</strong><br />
Mooi!<br />
SERGEN: NET<br />
En<strong>de</strong>r is heel blij met zijn auto. S<br />
SERGEN: KLAD + FB dr LK<br />
En<strong>de</strong>r is blij met zijn auto, S.<br />
1. En<strong>de</strong>r heeft <strong>voor</strong> zijn verjaardag een<br />
niewe niewe auwto. S gek gekregen van zijn papa<br />
en zijn is heel blij met zijn auto. S en hij feeft<br />
gezegt naar zijn papa Danku wel papa en mama.<br />
1. En<strong>de</strong>r heeft <strong>voor</strong> zijn verjaardag een<br />
niewe auwto, S gekrijegen van zijn paapa en zij is heel<br />
blij en ze is blij met zijn auto, en hij heeft<br />
gezegt naar zijn papa Danku wel pa papa en mama.<br />
2. kijk En<strong>de</strong>r zijne auto gaat niet meer nog<br />
maar een kwartier was heel goon tiet nog gaan hoor<br />
nu is zijne auto zijne baterije leeg hoor<br />
en En<strong>de</strong>r is heel veel droevig ik kan nog<br />
nooit meer dijen e<strong>de</strong>nk hij<br />
2. kijk Een En<strong>de</strong>r zijn auto s gaan tiet nog<br />
maar een kwartier was heel hoon gaan hoor<br />
nu is huij zijn awto zijne baterij leeg hoor<br />
en En<strong>de</strong>r is heel wveel drowig ik kan nog<br />
nooit neer rij<strong>de</strong>n <strong>de</strong>nk t ze hij.<br />
3. Mama mijn auto,S is stuk gewor<strong>de</strong>n kan je<br />
efkens kijken mama En<strong>de</strong>r was eheel veel<br />
drovig gewor<strong>de</strong>n alseblief mama me auto rijt niet meer<br />
meer zoels an<strong>de</strong>re keer wil mama ooke zegte mama<br />
mannma ik wil nmijn auto,s ryt niet mannma<br />
als,eblief mama ik <strong>de</strong>nk mijn auto niet gaat mama<br />
3.M mama mijn auto is stuk gewor<strong>de</strong>n kan je<br />
efkens kijken mama En<strong>de</strong>r was heel veel<br />
droevig gewor<strong>de</strong>n asebrlief mama me auto rijtniet<br />
meer zoals. an<strong>de</strong>re keer mam. Ooke zeg <strong>de</strong> mama<br />
mama ik wil mijn auwto rijt mam?<br />
alseblief mama ik <strong>de</strong>nk mij auto niet gaat mama.<br />
mamalaat<strong>de</strong> auto:S open en ze ziet<br />
4. mama laat <strong>de</strong> auwto open en ze ziet
337<br />
daar liggen batrijen mama<br />
En<strong>de</strong>r <strong>de</strong> mamastoet <strong>de</strong> baterije van<br />
<strong>de</strong> auto open mama zegt en<strong>de</strong>r<br />
daar liggen baterijen<br />
daar ligegen batterijen mama da weten<br />
En<strong>de</strong>r door mama doet <strong>de</strong> baterij van<br />
<strong>de</strong> auto open mama zegt Een<strong>de</strong>r daar liggen bateryen<br />
5. Mannma doet <strong>de</strong> baterijje in <strong>de</strong> doos.<br />
hij wacht per 1 uur of twee uur mocht<br />
1,50 uur mama mag ik <strong>de</strong> bateryn mag<br />
alseblief mama ookee zegt <strong>de</strong> mama<br />
maar verriugteig he En<strong>de</strong>r<br />
5. Mmama doet <strong>de</strong> baterijen in <strong>de</strong> doos<br />
hij wacht per uur of twee uur mocht<br />
1,50 uur mamahmag ik baterula<strong>de</strong>n mama<br />
alseblrief mama ookee zegte mama<br />
maar vooorzigtig he En<strong>de</strong>r<br />
6. En<strong>de</strong>r legt <strong>de</strong> baterye in <strong>de</strong> auto e<br />
en zij is heel blij en zij is heel blij en zij is heel blij<br />
geweest. en mama en is ook blij met zij en zo was<br />
manna ik ben bijna klaar mama<br />
1 uur later<br />
6. En e En<strong>de</strong>r legte baterije in <strong>de</strong> auwto<br />
en zij is heel blij en zij is<br />
nog niet zewels zo blij geweest<br />
en emama is ookl blij met zijn<br />
auto en zo was mama<br />
ik ben bijna klaar mama<br />
1 uur lateer<br />
7. Mama was ook heel blij en mama<br />
was aan zitten en En<strong>de</strong>r zijne<br />
auto gaat heel hard<br />
gaan en mama was een<br />
niewe baterije gekoght<br />
en die auto baterij aan ook aan la<strong>de</strong>n<br />
en was ze alle twee blij.<br />
EINDE.<br />
7. en M mama was ook eheel blij en mama<br />
was aan zitten en En<strong>de</strong>r was heel blij<br />
met zijn auwto en Een<strong>de</strong>r zijne<br />
auto gaat heel hard 1 uur later<br />
gaan en mamas was een<br />
niewe baterije gekocht<br />
en die auwto vbaterij aan ook aan la<strong>de</strong>n<br />
en was ze alle twee blij. ein<strong>de</strong><br />
THE END.<br />
Prima! Mooi!
338<br />
KLAS 2, BS4<br />
Dag 1, dgdl, les: Ne<strong>de</strong>rlands: schrijven verhaal<br />
Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 1: klassikale introductie [20'45"]<br />
Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 2: individueel begeleid schrijven [32'00"]<br />
Dag 2, dgdl, les: Ne<strong>de</strong>rlands: schrijven verhaal<br />
Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 1: klassikale feedback [09'30"]<br />
Leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el 2: individueel begeleid herschrijven [11'40"]<br />
Dag 1: Klassikale introductie<br />
KL. ‐ De LK kondigt aan dat er nogmaals een verhaal moet wor<strong>de</strong>n, en dat daar<strong>voor</strong> eerst <strong>de</strong><br />
prentjes bekeken wor<strong>de</strong>n.<br />
‐ LK reconstrueert het verhaal met <strong>de</strong> LLn: <strong>de</strong> LK stelt vragen; <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren reiken stukjes<br />
inhoud aan; LK parafraseert in schrijftaalachtige zin, waarin ze <strong>de</strong> "nieuwe woor<strong>de</strong>n"<br />
uitdrukkelijk uitspreekt. LK verwijst ook naar het "formuleren in een mooie zin". Niet alle<br />
LLn volgen even betrokken.<br />
‐ De LK zegt <strong>de</strong> mogelijke schriftelijke verteltekst <strong>voor</strong>. Ze doet dat vanuit het standpunt van<br />
<strong>de</strong> alweten<strong>de</strong> verteller: tij<strong>de</strong>ns het prentlezen wordt nergens directe re<strong>de</strong> ingelast.<br />
‐ De aandachtspunten wor<strong>de</strong>n overlopen: titel, leestekens, hoofdletters, bladschikking,<br />
beperken tot kern (niet te veel <strong>de</strong>tails).<br />
KERÈN /<br />
MUHAM‐<br />
MET<br />
‐ Nadat al 2 titels op het bord zijn gezet, vraagt <strong>de</strong> LK "Wie heeft er nog een titel? (...) Wat<br />
nog?" MUHAMMET antwoordt "De knikkerbaan van mama". In eerste instantie neemt <strong>de</strong><br />
LK dit <strong>voor</strong>stel over (begint al te noteren op het bord), tot ze beseft dat 'van mama' geen<br />
goe<strong>de</strong> bepaling is. Daarop reageren an<strong>de</strong>re kin<strong>de</strong>ren al roepend met alternatieven. Het<br />
wordt "De knikkerbaan is kapot".<br />
KELLA KELLA is actief aanwezig: gevraagd en ongevraagd beantwoordt ze zowat alle vragen van<br />
<strong>de</strong> LK. Die laatste wijst haar soms terecht. Dat helpt echter niet altijd. We noteer<strong>de</strong>n een<br />
15‐tal instanties <strong>voor</strong> KELLA<br />
SERGEN ‐ SERGEN is betrokken bij <strong>de</strong> bespreking van <strong>de</strong> prentenreeks (vinger).<br />
‐ Bij <strong>de</strong> bespreking van pl. 5 wijst <strong>de</strong> LK SERGEN aan om te antwoor<strong>de</strong>n op een waarom‐<br />
vraag. SERGEN start zijn antwoord met 'omdat', maar <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n die hij aanhaalt, is niet zo<br />
dui<strong>de</strong>lijk geformuleerd: 'omdat <strong>de</strong> mama was poetse, en die heev op e tafel met die<br />
poetse'. Welwillend geïnterpreteerd betekent dit 'omdat <strong>de</strong> mama ‐ terwijl ze aan het<br />
poetsen is ‐ met <strong>de</strong> "poetsstok" (stofzuigervoet) tegen <strong>de</strong> tafel heeft "gebotst".' De LK gaat<br />
echter enkel <strong>voor</strong>t op het eerste <strong>de</strong>el van het antwoord, en suggereert in haar vraag dat<br />
(dat stuk van) het antwoord van SERGEN niet juist is: "omdat mama gepoetst heeft, zijn ze<br />
daarom zo geschrokken?" Alle LLn roepen 'nee', en <strong>de</strong> LK keert zich terug naar SERGEN:<br />
"Waarom?". KELLA roept on<strong>de</strong>rtussen het antwoord. LK blokt KELLA af, en richt zich terug<br />
tot SERGEN Hij antwoordt (KELLA's woor<strong>de</strong>n beperkt herhalend) "juffrouw, die is gevallen".<br />
LK bevestigt SERGEN al parafraserend.<br />
‐ SERGEN wil nog een alternatief <strong>voor</strong> een titel aanreiken (vinger + 'juffrouw').<br />
Dag 1: Individueel begeleid schrijven<br />
KL. ‐ LK beantwoordt <strong>de</strong> vragen van <strong>de</strong> LLn (bv. spelling, woordkeuze, vervoeging).<br />
‐ LK stipt hier en daar spellingsfouten/vervoegingsfouten/lidwoordfouten aan, die <strong>de</strong> LLn<br />
onmid<strong>de</strong>llijk kunnen corrigeren. De LK had 4 LLn (SERGEN, S., M., G.) attent kunnen<br />
maken op ina<strong>de</strong>quate inbedding van directe re<strong>de</strong>... dat is echter niet gebeurd.<br />
KERÈN ‐ (12) KERÈN vraagt aan <strong>de</strong> LK hoe je 'nieuwsgierig' schrijft. De LK repliceert eerst met
339<br />
enige verontwaardiging: "Zeg, maar jullie hebben toch een woor<strong>de</strong>nboek (...) je mag het<br />
wel vragen, maar jullie hebben toch een woor<strong>de</strong>nboek." Vervolgens schrijft ze het woord<br />
op het bord.<br />
MUHAM‐ /<br />
MET<br />
KELLA ‐ KELLA vraagt <strong>de</strong> LK om hulp bij <strong>de</strong> formulering van een zin. Het is niet dui<strong>de</strong>lijk waaraan<br />
KELLA twijfelt. "Juf, hoe moet je zo zeggen 'Mama euh stofzuig<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> tafel.' " De LK<br />
tast niet af waar KELLA's vraag precies ligt, en geeft drie mogelijke alternatieven: "Mama<br />
stofzuigt on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> tafel, ja of bij <strong>de</strong> tafel. En ze komt, ze stoot tegen <strong>de</strong> tafel met <strong>de</strong><br />
stofzuiger. Zo kun je dat zeggen."<br />
‐ KELLA vraagt opnieuw om hulp bij <strong>de</strong> formulering van een zin. Opnieuw is het niet<br />
dui<strong>de</strong>lijk waaraan KELLA twijfelt: "Juf, moet ge zo zeggen 'mama stofzuig<strong>de</strong> ver<strong>de</strong>r'?" De<br />
LK verstaat KELLA niet meteen. Wanneer ze begrepen heeft wat KELLA letterlijk zegt,<br />
geeft <strong>de</strong> LK aan dat ze doorheeft wat KELLA's probleem eigenlijk is: "ha, maar jij bent in <strong>de</strong><br />
verle<strong>de</strong>n tijd. 'Stofzoog' of 'stofzuig<strong>de</strong>', nu weet ik het zelf niet. Stofzuig<strong>de</strong>, ja stofzuig<strong>de</strong><br />
ver<strong>de</strong>. Ja, soms kan het allebei.", waarop <strong>de</strong> LK met on<strong>de</strong>rzoeker overlegt.<br />
Vervolgens keert LK terug naar KELLA en vraagt haar waarom ze in <strong>de</strong> verle<strong>de</strong>n tijd bezig<br />
is. KELLA reageert onbegrijpend. LK beseft dat het ook gerust in <strong>de</strong> verle<strong>de</strong>n tijd kan, en<br />
gaat over op een spellingsprobleem in KELLA's tekst: "ja, jij zegt 't is, hmm, ja eignlijk mag<br />
dat he. (LK leest stukje van KELLA's tekst en merkt spellingsfout op) Begonnen, twee n's."<br />
SERGEN ‐ SERGEN wil graag zijn naamkeuze aan <strong>de</strong> LK mee<strong>de</strong>len. LK reageert afwijzend: "ik moet<br />
het niet weten, schrijf het maar op, SERGEN."<br />
‐ LK maant SERGEN tot stilte. Wanneer SERGEN niet gehoorzaamt, verplicht ze hem van<br />
apart te gaan zitten "Als gij niet kunt zwijgen!"<br />
‐ LK polst of SERGEN klaar is (waarschijnlijk omdat hij niet ver<strong>de</strong>rwerkt?). Ze toont dat ze<br />
ook verbaasd zou zijn als hij met het hele verhaal klaar zou zijn. SERGEN is in<strong>de</strong>rdaad ook<br />
nog niet klaar.<br />
Dag 1: Inschatting door <strong>de</strong> LK (5‐punts Likertschaal)<br />
KELLA Plezier: 4 Inspanning: 4 Verwachte kwaliteit van product: 4<br />
KERÈN Plezier: 4 Inspanning: 4 Verwachte kwaliteit van product: 4<br />
MUHAMMET Plezier: 3 Inspanning: 4 Verwachte kwaliteit van product: 3<br />
SERGEN Plezier: 2 Inspanning: 3 Verwachte kwaliteit van product: 2<br />
Dag 1: Schriftelijke bevraging beleving LLn<br />
KELLA KELLA geeft aan dat ze <strong>de</strong> opdracht leuk en makkelijk vond, en dat haar verhaal zeker een<br />
goe<strong>de</strong> kwaliteit zal hebben.<br />
Als KELLA moet aangeven wat ze al goed kan wanneer ze een verhaal schrijft, dan twijfelt<br />
ze aan niets: ze kan alles heel goed.<br />
KERÈN KERÈN vond het een leuke en makkelijke opdracht. Ze <strong>de</strong>nkt ook een goed verhaal te<br />
hebben geschreven.<br />
Haar antwoord op <strong>de</strong> vraag wat al goed lukt is overwegend zeer positief. Ze stipt enkel aan<br />
dat 'een verhaaltje schrijven zoals in een leesboek' en 'nog wat extra verzinnen' haar een<br />
beetje min<strong>de</strong>r goed lukt.<br />
MUHAM‐<br />
MET<br />
MUHAMMET geeft aan dat hij het leuk vond, maar wel matig moeilijk. Hij weet niet zeker<br />
of hij een goed verhaal geschreven heeft.<br />
Zijn antwoord op <strong>de</strong> vraag wat al goed lukt, is opvallend genuanceerd:<br />
MUHAMMET vindt zichzelf al heel goed in bij elke prent iets vertellen; spelling; goe<strong>de</strong>,<br />
mooie woor<strong>de</strong>n gebruiken; een titel be<strong>de</strong>nken; een verhaaltje schrijven zoals in een<br />
leesboek; leuk vertellen; nog wat meer bij verzinnen. MUHAMMET vindt zichzelf matig<br />
goed in
340<br />
<strong>de</strong> juiste woor<strong>de</strong>n vin<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> wat je wilt zeggen; netjes werken; punten en hoofdletters;<br />
kleine foutjes zelf uit <strong>de</strong> eigen tekst halen en verbeteren. Hij vindt zichzelf niet goed in<br />
juiste zinnen bouwen.<br />
SERGEN SERGEN vindt het schrijven leuk en makkelijk. Hij weet niet of zijn verhaal oké is.<br />
Op <strong>de</strong> vraag wat hem al goed lukt wanneer hij schrijft, zegt hij dat bijna alles hem goed<br />
lukt, behalve <strong>de</strong> kleine foutjes opmerken in <strong>de</strong> eigen tekst en die dan ook verbeteren.<br />
Schriftelijke feedback na schooluren<br />
KELLA Lay‐out: 1; spelling: 15; 'En': 1; Woordkeus: 1 Mooi! Prima zo!<br />
KERÈN 'En': 9; woordkeus: 1; hoofdletter: 2; inhoud: 1; zinsbouw: 2; spelling: 2; verteltijd: 2. Mooi<br />
zo! Prima! Mooie zinnen!<br />
MUHAM‐<br />
MET<br />
Spelling: 7; Leestekens/hoofdletters: 7; 'En': 2; zinsbouw: 3; woordkeuze: 10;<br />
woordvorming: 1. Zeer mooi! Prima zo!<br />
SERGEN Hoofdletters/leestekens: 5; spelling: 6 Mooi zo!<br />
Dag 2: Klassikale introductie<br />
KL. ‐ LK vertelt dat <strong>de</strong> verhalen meestal heel goed waren, maar dat ze hier en daar wat<br />
elementen gecorrigeerd heeft: spelling, woordkeus, hoofdletters. De LLn mogen hun tekst<br />
zo meteen opnieuw schrijven: correcties verwerken en hier en daar nog wat veran<strong>de</strong>ren.<br />
‐ De individuele prestaties van <strong>de</strong> LLn wor<strong>de</strong>n snel overlopen. Bij geen van <strong>de</strong> vier LLn<br />
wordt het probleem van ina<strong>de</strong>quaat ingebed<strong>de</strong> directe re<strong>de</strong> aangehaald.<br />
KERÈN /<br />
MUHAM‐<br />
MET<br />
MUHAMMET is afwezig. De LK zal 's namiddags aan MUHAMMET vragen om zijn tekst in<br />
het net te schrijven.<br />
SERGEN SERGEN heeft het grootste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> les achteraan gezeten.<br />
KELLA ‐ [onzeker of KELLA <strong>de</strong> betrokken LL is] De LK leest een zin met OVT. Ze vraagt wanneer <strong>de</strong><br />
actie plaatsvond. KELLA(?) antwoordt "vandaag"; an<strong>de</strong>re (?) LL antwoordt "verle<strong>de</strong>n tijd".<br />
LK reageert op eerste antwoord met herhaling van pv "kregen??" En pikt dan op twee<strong>de</strong><br />
antwoord: "goed, verle<strong>de</strong>n tijd". LK legt uit wat ze bedoelt: "als je gaat beginnen te<br />
vertellen in <strong>de</strong> verle<strong>de</strong>n tijd dan wilt da zeggen dat da <strong>voor</strong>bij is, dat da gisteren was of<br />
vorige week. Dan moet je proberen al <strong>de</strong> doe‐woordjes in <strong>de</strong> verle<strong>de</strong>n tijd te zetten hé.<br />
Want ge kunt nie zeggen 'En<strong>de</strong>r en Nermin kregen een knikkerbaan' 'ze zijn aan het spelen'<br />
." Vervolgens probeert ze via LLn te weten te komen hoe je 'verle<strong>de</strong>n tijd' in het Turks zegt.<br />
Ze kan <strong>de</strong> inbreng van <strong>de</strong> LLn controleren, gezien ze zelf ook Turks stu<strong>de</strong>ert.<br />
Dag 2: Individueel begeleid herschrijven<br />
KL. ‐ LK zoekt tussen <strong>de</strong> teksten naar tekst van iemand die "een mooie zin gemaakt heeft of<br />
mooie dingen heeft verteld". Verhaal wordt <strong>voor</strong>gelezen. LK spoort LLn aan om te luisteren<br />
naar <strong>de</strong> 'mooie zinnen'. Ze gaat in op zinsbegrenzing (leestekens) en laat LLn ervaren hoe<br />
een 'mooie' zin klinkt.<br />
‐ LK raadt LLn die klaar zijn met netversie om hun tekst na te lezen: schrijffouten en an<strong>de</strong>re<br />
dingen, hoofdletters , al wat je geleerd hebt. Dan werken in stilte.<br />
‐ LK antwoordt op individuele vragen van LLn.<br />
‐ LK beantwoordt vragen, en stipt ook op eigen initiatief onnauwkeurighe<strong>de</strong>n in netversie<br />
aan. Nergens wordt uitdrukkelijk ingegaan op probleem van ina<strong>de</strong>quaat ingebed<strong>de</strong> directe<br />
re<strong>de</strong>.<br />
‐ Eenmaal spoort <strong>de</strong> LK G. aan om 'zeggen X en Y' te schrappen. Argumentatie: "dat hoeft<br />
er niet bij." In het verhaal kan het stukje dat bedoeld is als directe re<strong>de</strong>, ook op zich staan,<br />
alsof het om verteltekst gaat.
341<br />
KERÈN KERÈN roept enkele malen hulp in van LK. Het betreft vaak onleesbare correcties. De LK<br />
biedt antwoord.<br />
MUHAM‐ MUHAMMET is afwezig tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong>el 1 van dit leson<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el. In <strong>de</strong>el 2 krijgt hij enkel <strong>de</strong><br />
MET opdracht om "het verhaal netjes over te schrijven".<br />
KELLA Ook KELLA vraagt <strong>de</strong> LK enkele malen om raad. De LK biedt telkens een antwoord.<br />
SERGEN ‐ (5‐6) Terwijl <strong>de</strong> LLn hun verhaal in het net schrijven, is <strong>de</strong> LK bezig met administratie. Ze<br />
vraagt aan SERGEN wie zijn agenda getekend heeft, en roep hem bij zich. SERGEN vertelt<br />
dat het <strong>de</strong> handtekening is van zijn moe<strong>de</strong>r, waarop <strong>de</strong> LK verwon<strong>de</strong>rd reageert: "mama<br />
tekent da, maar gij brengt uw spullen nie mee. (...) Da begrijp ik dus niet, he. Vooruit."<br />
SERGEN antwoordt: "juffrouw, die weet". LK repliceert "Hoe die weet? En waar is uwe cent<br />
dan?" Dan vertelt SERGEN dat hij die al afgegeven heeft? LK zegt daarop: "ha, heb je het<br />
juist ..., ok, dan ben je wel in or<strong>de</strong>. Ha <strong>voor</strong> ne keer. Heb je hem juist gegeven, maar dan is<br />
het goed." SERGEN gaat terug naar zijn plaats. En LK zegt tegen on<strong>de</strong>rzoeker: "Nu zit ik hier<br />
een nota te schrijven, eigenlijk heeft da gene zin, want die lezen da toch nie." Een LL op <strong>de</strong><br />
eerste rij intervenieert en zegt: "jawel, ik zeg het: nota".<br />
‐ (6) LK zegt tegen SERGEN dat ze hem <strong>voor</strong> zijn vakantiewerk geen goe<strong>de</strong> cijfers kan<br />
geven, omdat hij het niet gemaakt heeft. Ze vertelt hem ook dat hij <strong>de</strong> nota moet laten<br />
tekenen. SERGEN voert nog aan dat hij nog twee bla<strong>de</strong>n heeft. Maar LK zegt (kwaad): "Niet<br />
discussiëren. ge zijt nie in or<strong>de</strong>. De vakantie is al drie weken gedaan." SERGEN geeft toe:<br />
"ja, ik weet da." De LK spoort hem vervolgens aan om ver<strong>de</strong>r te werken.<br />
Dag 2: Schriftelijke bevraging beleving LLn<br />
Deze bevraging is door omstandighe<strong>de</strong>n niet gebeurd.<br />
KERÈN /<br />
MUHAMMET /<br />
KELLA /<br />
SERGEN /<br />
Uit het interview (eind dag 2)<br />
‐ LK wijst erop dat LLn hun best doen, en dat dit volstaat. "Ik zeg het: ik veron<strong>de</strong>rstel dat ze altijd hun<br />
best doen. En een kind probeert het altijd toch wel zo goed mogelijk te doen he, op zijn manier he."<br />
OF: "Allez, als ze, als ze kunnen of doen wat ze kunnen is het <strong>voor</strong> mij al goed eigenlijk. Ge kunt toch<br />
niet meer bereiken of verlangen he."<br />
‐ Voor <strong>de</strong> LK blijft plezier beleven als centrale doelstelling <strong>voor</strong>opstaan: "Maar, dat ze da leuk vin<strong>de</strong>n<br />
ja. Dat ze plezier hebben. Dat vind ik het <strong>voor</strong>naamste eigenlijk. Ja, ja, pff, ge kunt da toch nie<br />
verwachte da da kweet nie hoe correcte zinnen zijn. Dat ze er plezier aan beleven eigenlijk. Dat vind<br />
ik het belangrijkste. En natuurlijk ook een beetje letten op interpunctie of hoofdletter of die dingen."<br />
‐ LK wijst op het tekort aan mon<strong>de</strong>linge taalvaardigheid: "Als ge het nie kunt zeggen,dan kunt ge het<br />
ook nie opschrijven op sommige manieren."<br />
‐ LK heeft het gevoel dat LLn geëvolueerd zijn, maar weet niet zeker waaraan ze die groei moet<br />
toeschrijven: "Mja, dat is ook zo een beetje normaal. Ze wor<strong>de</strong>n wat ou<strong>de</strong>r, ze hebben alweer wat<br />
meer woor<strong>de</strong>nschat, ze kunnen al wat beter zich uitdrukken. Ja, dat is een normaal proces <strong>de</strong>nk ik<br />
he. Ik <strong>de</strong>nk dat het heel belangrijk is dat ze, ja <strong>voor</strong>al, ja hier, dat ze ook wat kansen krijgen om te<br />
spreken, ma <strong>voor</strong>al ook luisteren he. Dat ze woor<strong>de</strong>n, dat ze door te luisteren allez, hun<br />
woor<strong>de</strong>nschat verrijken. En dat ze <strong>de</strong> juiste zinsconstructie... Ja, misschien ook al gewoon om een zin<br />
te bouwen he. Dat dat een begin heeft en een ein<strong>de</strong> heeft he. Dat hebben ze kunnen oefenen. Toch<br />
een heel aantal keer he." LK voegt nogmaals toe: "Ja, da <strong>de</strong>nk ik wel (dat ze gegroeid zijn). Sowieso<br />
he. Ma zeg je dan: ze zijn sowieso gegroeid want kin<strong>de</strong>ren groeien nu eenmaal en, of zijn ze gegroeid<br />
omdat ze dat nu vier keer hebt gedaan."<br />
‐ LK is niet overtuigd dat het advies 'korte zinnetjes' een goed advies is: "ge kunt hun da geven, ma<br />
het is ook hun manier van <strong>de</strong>nken eigenlijk als ze. Allez, ze zijn dan bezig en dan zien ze dit of dat op
342<br />
<strong>de</strong> tekening en dan, ja, soms blijven ze doorschrijven en dan wordt da ne lange zin zon<strong>de</strong>r punten of<br />
zon<strong>de</strong>r hoofdletters. Dan weet ge nie waar da begint en waar da eindigt. Ja, ge kunt hun dat zeggen<br />
he. Het is een beter korte zinnetjes. Maar is dat altijd zo?" Bovendien twijfelt <strong>de</strong> LK of LLn wel in staat<br />
zijn om dat principe op te volgen, want "ze zien zelf het ein<strong>de</strong> niet." In correcties raadt <strong>de</strong> LK <strong>de</strong> LLn<br />
aan om zinnen korter te maken, om op die manier problemen op te lossen.<br />
KERÈN KERÈN, ja, die is ook snugger genoeg.<br />
MUHAM‐<br />
MET<br />
Dan hebt ge daar MUHAMMET Die zit op leeftijd. Ja, das e prutserke, klein manneke, maar<br />
dieje doet zijn best, spant zich in, ma, ja. Das ook wel, Pienter genoeg. Alhoewel ja. Ja, die<br />
pikt op. maar hij doet zijn best en hij spant zich in.<br />
KELLA "Ik <strong>de</strong>nk wel dat die nog iets leert (uit dit soort taken): allez, verban<strong>de</strong>n leggen, die zal wel<br />
dat wel zien, die is snugger genoeg he. Ik <strong>de</strong>nk da wel da ze da altijd, ja misschien ook,<br />
ook, dat ze wat meer oplet <strong>voor</strong> hoofdletters te schrijven, puntjes, <strong>de</strong> zin af te bakenen en<br />
zo. Ze leren <strong>de</strong>r altijd. Of weer an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n. Die vraagt dan bij<strong>voor</strong>beeld, hoe heet dat,<br />
dan heeft ze da woord weer opgepikt."<br />
SERGEN Allez, die is wel intelligent genoeg, ik weet het soms niet. Het is precies of da hem zijn<br />
voeten <strong>de</strong>raan veegt soms zo. Ik weet nie.<br />
SERGEN ja, die was heel fier he, die had heel net geschreven. Nu kon ik het al lezen, dat is<br />
wel een heel verschil. Ma ik zeg: ge kunt het toch.<br />
SERGEN die had nu precies toch al meer plezier in zo.Ja. En hij heeft zich ook ingespannen<br />
opnieuw om het fatsoenlijk over te schrijven. Mja, die heeft ook, die heeft ook, ja,<br />
problemen met taal, met lezen en ik <strong>de</strong>nk soms zo, tis wat ik zie he en ik weet het nie hoor<br />
maar, dan is da ook heel moeilijk en als da dan nie lukt, dan hebt ge daar ook min<strong>de</strong>r<br />
plezier in. Ma, ik had <strong>de</strong>n indruk dat hem het precies toch liever <strong>de</strong>ed.
343<br />
KELLA: NET<br />
Lies en Jan krijgen een pakje<br />
KELLA: KLAD + FB dr LK<br />
Jan en Lies krijgen een paktje<br />
1. Jan en Lies kregen een pakje.<br />
Ze <strong>de</strong>e<strong>de</strong>n het snel open.<br />
Jan zag (het) dat het een knikkerbaan<br />
was e nriep oh een knikerbaan.<br />
1. Jan en Lies kregen een pakje.<br />
Ze <strong>de</strong>e<strong>de</strong>n het snel open<br />
Jan (za) zag dat het een knikkesbaan<br />
en riep oh een knikkerbaan.<br />
2. (beo) Ze begonnen te bouwen. Lies<br />
zij dat is heel fijn was, kommwe<br />
bouwen het snel dan kunnen we<br />
lekker lang speelen.<br />
2. Ze begonnen te (bowen) bouwen<br />
Lies (z) zij dat is heel fijn kom<br />
we maken het snel af dan kunnen<br />
we lekker lang speelen.<br />
3. De knikkerbaan was heel mooi<br />
gewoor<strong>de</strong>n, en ze speel<strong>de</strong>n daar<br />
mee. Toen begon mama<br />
stofzeugen.<br />
3. De knikkerbaan was heel mooi<br />
gewor<strong>de</strong>n en ze speel<strong>de</strong>n<br />
daar. En t Toen begon zen hun<br />
mama te stofzuigen.<br />
4. (J) Zin mama stofzuig<strong>de</strong> en dan<br />
stoot ze met <strong>de</strong> voet van <strong>de</strong><br />
stofzuiger tegen <strong>de</strong> tafel.<br />
4. Mama stoot tegen <strong>de</strong> tafel en<br />
<strong>de</strong> knikkerbaan ging kapot.<br />
5. Jan en Lies schrokken en riepte<br />
O H N e e !<br />
5. En alles viel op <strong>de</strong> grond.<br />
Jan en Lies schroken ze dood.<br />
En riepen oh nee.<br />
6. Toen huil<strong>de</strong> Lies ze zij we heben<br />
daar veel moeite aan gegeven<br />
en nu (heeft) is het sterk snikte ze.<br />
Jan riep tegen zin moe<strong>de</strong>r<br />
wat heb je gedaan. heb je nauw<br />
je zin. Zen mama zij oh sorie<br />
het spijt me.<br />
6. Lies huil<strong>de</strong> ze was echt bedroeft<br />
Ze zij we (hebenheelokart)<br />
(he) hebben daar hart d aan<br />
gewerkt en das t is <strong>voor</strong><br />
niets geweest. Ze snikte. Jan zien<br />
(l) mama wat heb je gedan.<br />
heb je nauw je zin! Oh het<br />
spijt me erg.<br />
7. Toen begon zin moe<strong>de</strong>r<br />
weer te stofzuige. Jan en Lies<br />
begonen weer <strong>de</strong> knikkerbaan<br />
weer te bouwen ze waare boos.<br />
7. Jan en (Lies be) Lies begonnen<br />
weer <strong>de</strong> knikkerbaan te maken<br />
mama stofzuig<strong>de</strong> ver<strong>de</strong>r.<br />
8. Mama stopte met stofzuige<br />
en ging is weg en toen ze<br />
8. Mama was efkes weg en<br />
toen ze terug kwam had<br />
ze een zak vol met knikkers<br />
en zij zei hier das t is <strong>voor</strong> jullie!
344<br />
(terug) turug kwam<br />
had ze een groote knikker‐<br />
zak bij. Jan riep kijk een knikker<br />
zak. Dit is <strong>voor</strong> julie. En ze<br />
en lev<strong>de</strong> lang en<br />
gelukig. En<strong>de</strong>.<br />
waaren turug blij. En<strong>de</strong>!!!!!!<br />
KERÈN: NET<br />
Een ca<strong>de</strong>autje <strong>voor</strong> Jan en Lies<br />
Mooi! Prima zo!<br />
KERÈN: KLAD + FB dr LK<br />
Een ca<strong>de</strong>autje <strong>voor</strong> Jan en Lies.<br />
1. Jan en Lies hebben een pakje gekregen. Ze zijn<br />
heel neiuwsgierig. Ze doen het pakje open. Ze<br />
beginnen het al te bouwen.<br />
2. Jan en Lies willen nu al gaan spelen. Vooral<br />
Lies wil heel graag spelen.<br />
De knikkerbaan is al bijna af.<br />
3. Lies begint te spelen en Jan bouwt <strong>de</strong> knikkerbaan<br />
al. Mama stofzuigt. Het is heel<br />
fijn <strong>voor</strong> ze om een pakje te krijgen.<br />
4. O, mama staat tegen <strong>de</strong> tafel. De<br />
knikkerbaan. is helemaal kapot. Ook<br />
een paar knikker zijn al kapot.<br />
5. Ze schrikken van wat er gebeurd is.<br />
De knikerbaan is kapot. O zeggen<br />
ze wat erg.<br />
6. Jan schreeuwt tegen zijn moe<strong>de</strong>r.<br />
Lies huilt dat <strong>de</strong> knikkerbaan stuk<br />
is. Mama is een beetje verdrietig.<br />
7. Mama stofzuigt weer ver<strong>de</strong>r.<br />
Jan en Lies zijn boos omdat het nu helemaal<br />
kapot is. Nu moeten ze het opnieuw<br />
bouwen.<br />
8.Jan en Lies beginnen al een beetje te bouwen.<br />
Da kwam mama. Ze heeft niewe knikkers<br />
gekocht. Jan en Lies waren weer blij.<br />
Alles was weer goed.<br />
EINDE<br />
1. Jan en Lies hebben een pakje gekregen. Ze zijn<br />
heel nieuwsgierig. En Z ze doen het <strong>de</strong> pakje open. Ze beginnen<br />
2. het al te bouwen. Jan en L lies willen nu al<br />
gaan spelen V <strong>voor</strong>al Lies wil heel graag spelen.<br />
De knikkerbaan is al bijna af.<br />
3. Lies begint te spelen en maar Jan bouwt <strong>de</strong><br />
knikkerbaan al. En M mama stofzuigt. Het<br />
is heel fijn <strong>voor</strong> ze om een pakje te<br />
krijgen.<br />
4. O, mama staat tegen <strong>de</strong> tafel. En D <strong>de</strong> knikkerbaan<br />
is helemaal kapot. En O ook een paar<br />
knikkers zijn ook al kapot.<br />
5. Ze schrikken van wat er gebeurt d is.<br />
De knikkerbaan is kapot. O zeggen ze<br />
wat erg.<br />
6. Jan schreeuwt tegen zijn moe<strong>de</strong>r. En<br />
Lies huilt dat <strong>de</strong> knikkerbaan stuk is.<br />
Mama is een beetje verdrietig.<br />
7. En M mama stofzuigt (op) weer ver<strong>de</strong>r.<br />
Jan en Lies zijn boos omdat het nu helemaal<br />
kapot is. En N nu moeten ze het opniew uw<br />
bouwen.<br />
8. Jan en Lies bego i nnen al een beetje te bouwen.<br />
En toen kwam Dan komt mama. Ze hat heeft nieuwe<br />
knikkers gekocht. Jan en Lies waren weer<br />
blij. En A alles was weer goed.<br />
Ein<strong>de</strong>. Mooi zo! Prima! Mooie zinnen.
345<br />
MUHAMMET: NET<br />
Jan en Lies krijgen een pakje<br />
MUHAMMET: KLAD + FB dr LK<br />
Jan en Lies krijgen een pakje.<br />
1. Jan en Lies hebben een pakje gekregen<br />
Zij waren nieuwsgierig toen waren<br />
Ze <strong>de</strong> pakje open gedaan en er was<br />
Een knikkerbaan in het pakje.<br />
2. Darna waren ze <strong>de</strong> blokken op<br />
Elkaar gedaan. Jan was <strong>de</strong> knikker‐<br />
Baan aan het maken en Lies was al aan<br />
Het spelen.<br />
3. Jan en Lies waren al aan het spelen Jan<br />
Pakt <strong>de</strong> knikker en gooit Lies pakt <strong>de</strong> knikker<br />
En gooit. Jan en Lies waren al 3 uur al aan<br />
Het spelen.<br />
4. Mama was met het stofzuigen en toen<br />
was er vreemds gebuerd. x Mama was<br />
met het stofzuiger tegen het poot van <strong>de</strong><br />
tafel gebotst. En Jan kijkt boos en Lies was<br />
verdrietig.<br />
5. De blokjes waren op het grond en <strong>de</strong> knikkers<br />
gaan ook op het grond. Jan en Lies waren<br />
nog booserig uit<br />
6. Jan gaat naar zijn mama en zegt warom<br />
heb jij dit gedaan dat waseen ongeluk<br />
7. Mama was terug aan het stofzuigen.<br />
Jan en Lies gaan <strong>de</strong> blokjes opruimen.<br />
8. Jan en Lies waren blij want mama heeft<br />
nieuwe knikkers gevon<strong>de</strong>n.<br />
ein<strong>de</strong><br />
1. Jan en Lies hebben een pakje gekregen zij<br />
Waaren nieuwsgierig toen waren ze <strong>de</strong><br />
p Pakje open gedaan en er was een knikker<br />
b Baan in het <strong>de</strong> pakje zij gooien het <strong>de</strong> pakje op het <strong>de</strong> grond.<br />
2. Daarna waren ze <strong>de</strong> blokken op/elkaar gedaan<br />
Jan was <strong>de</strong> knikkerbaan aan het maken .<br />
(Een) Een En Lies was al aan het spelen.<br />
3. Jan en Lies waren al aan het spelen jan<br />
Pakt <strong>de</strong> knikker en gooit en Lies pakt <strong>de</strong> knikker<br />
En gooid Jan en Lies waren al 3 uur aan het spelen x<br />
En mama va was aan het poetsen.<br />
4. Mama was met het stofzuigeren en toen<br />
w Was er iets vreemds geb eu ue rd . M m ama was met <strong>de</strong><br />
H het stofzuiger aan het tegen <strong>de</strong> poot van het <strong>de</strong> tafel<br />
g Gebotst en Jan en Lies waren boos.<br />
5. Jan en Lies kijken heel verdrietig . D <strong>de</strong> blokjes<br />
waren op het <strong>de</strong> grond en <strong>de</strong> knikkers gaan<br />
op het <strong>de</strong> grond Jan en Lies waren nog<br />
verdri e tig. 6. Jan gaat naar zijn mama .<br />
Hij En zegt warom heb jij dit gedaan dat was<br />
ongeluk k ig. 7. Mama was tu e rug aan het<br />
stofzuigen. Jan en Lies gaan <strong>de</strong> blokjes<br />
opruimen. 8. Jan en Lies waren blij want<br />
Mama heeft nieuwe knikkers gevon<strong>de</strong>n.<br />
ein<strong>de</strong>!!!<br />
Zeer mooi! Prima zo!
346<br />
SERGEN: NET<br />
Een cado <strong>voor</strong> Muhamed en Gulnihal<br />
SERGEN: KLAD + FB dr LK<br />
E een cado <strong>voor</strong> Muhamed en Gulnihal.<br />
1. Muhamed dacht een heel mooie<br />
spel is Gulnihal <strong>de</strong>nkt ook<br />
een heel mooie spel is Muhamed en<br />
Gulnihal zij waren aan open doen<br />
kijk Gulnihal <strong>de</strong> knikerbaan ik<br />
was ook aan gisteren aan dromen<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> speelgoed die kniekerbaan<br />
1. Muhamed dacht een heel mooie spel is<br />
Gulnihal <strong>de</strong>nkt ook een heel mooie spel is<br />
Muhame<strong>de</strong> en Gunihal zij waren aan cado open doen<br />
kjik Gulnihal <strong>de</strong> knikerbaan ik was ook gistere van<br />
dromen vor da speelgoen die kinkerbaan.<br />
2. Wat een Wat een mooie spel<br />
he Gulnihal vindje die spel<br />
mooi ja zekeren fast ik<br />
droomdie cado ik heel lang<br />
gooi<strong>de</strong> knieker maar Gunihal<br />
afebel Okee we tellen tot 3<br />
1 2 3 daar gaat het Gulnihal zet naar<br />
Muhamm Muhamed is dat<br />
mooi ik vind dat heel leuk en<br />
jjj jjj ik ook<br />
2. x x W wat een mooe spel he Gulnihal vind je<br />
die spel ja zekerenfast ik dro die sel af een cado<br />
gooi<strong>de</strong> kniker maar Gulnihal oke we tellen tot<br />
1 2 3 daar gaat het Gulnihal zegt naar<br />
Muhamet iseket mooi ik vint dat leuk en gij ik ook.<br />
3. N nog maar één bok bouwen Gulnihal xtoe dan vlug<br />
Muhamed okee Gulnihal xx Mama kan je xx<br />
rustiger rusiher doen we speelen hoor okee kin<strong>de</strong>ren.<br />
4. M mama doet het stofzuiger van mama pas op toch<br />
plolseling botstle mama.<br />
3. Nog maar één blok bouwen<br />
Gulnihal doe dan vlug<br />
Muhamed okee Gulnihal Mama<br />
kun je rustiger doen we spelen<br />
hoor okee kin<strong>de</strong>ren<br />
5. Mama nu kone we nooit meer speelen<br />
ozie f 5 knikers zijn kwijt mama wat kunen<br />
nog niet speelen hoor mama onze 2 houte<br />
zijn ook kwijt mama we kone niet meer speelen<br />
4. Mama doet het stofzuiger aan<br />
mama pas op toch<br />
plotseling botste mama<br />
6. Mamaaaaaaa sori Muhamed en sori Gelnihal<br />
hoe konewe speelen hoe hoe hoe mamaa<br />
sori kin<strong>de</strong>re ik wisten niet xxx sory<br />
5. Mama nu ha<strong>de</strong> weer nooit meer spelen<br />
onze 5 knikers zijn kwijt mama<br />
kunen we nog niet spelen mama onze<br />
2 haute zijn ook kwijt mama<br />
we gaan niet meer spelen.<br />
7. Mama ik ben heel boos gewor<strong>de</strong>n en<br />
mijn zus Gulnihal ik ook droevih wij twee<br />
zijn alleen droevig maama<br />
6. Mamaaaa zori muhamed en sory<br />
Gulnihal hoe kanewe nu spelen hoe<br />
hoe mama sorj kin<strong>de</strong>ren ik wisten niet sorj<br />
8. H hallo kin<strong>de</strong>re ik ben thij ui s <strong>de</strong>nk nu wat<br />
heb ik geh aa old Gulnihal en Muhamet<br />
wisten ook niet hoor een knikers <strong>voor</strong><br />
jullie speel goed te speelen hoor okee mama<br />
danku mama zegt Gulnihal<br />
danku mama zegt Muhamed
347<br />
7. Mama ik ben heel boos gewor<strong>de</strong>n en<br />
mij zus Gulnnhal ih ook droevih wij twee<br />
zen allen drovig mama.<br />
Mooi zo!<br />
8. Halo kin<strong>de</strong>ren ik ben thijs <strong>de</strong>nk nu wat<br />
heb ik geheuld ja Gulnihal en Muhamed<br />
. wisten ook niet hoor een kniekers <strong>voor</strong><br />
julie speel goed te speelen<br />
hoor okee danku mama zegt Gulnihal<br />
danku mam zegt Muhamed