19.09.2013 Views

Download werkstuk - KNAW Onderwijsprijs

Download werkstuk - KNAW Onderwijsprijs

Download werkstuk - KNAW Onderwijsprijs

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Hermann Wesselink College<br />

Stress!<br />

29 -­‐11 2012<br />

Het effect van tijdsdruk op de rekenvaardigheid van leerlingen<br />

Feline Lindeboom -­‐ V6D


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting p. 3<br />

Inleiding: p. 3<br />

§ Literatuur p. 3<br />

§ Onderzoeksvragen p. 6<br />

§ Hypothesen en verwachtingen p. 7<br />

Materiaal en Methode p. 8<br />

§ Opzet p. 8<br />

§ Pilots p. 10<br />

§ Onderzoek p. 10<br />

Resultaten p. 13<br />

§ Methode p. 13<br />

§ Beschrijving p. 14<br />

§ T-­‐test p. 19<br />

§ Regressie-­‐analyse p. 23<br />

Discussie p. 26<br />

§ Analyse resultaten p. 26<br />

§ Foutendiscussie p. 30<br />

§ vervolgonderzoek p. 32<br />

Conclusie p. 33<br />

Evaluatie p. 34<br />

Bronnen p. 35<br />

Logboek p. 36<br />

Bijlage p. 40<br />

§ Bijlage 1 p. 41<br />

§ Bijlage 2 p. 43<br />

§ Bijlage 3 p. 44<br />

§ Bijlage 4 p. 48<br />

§ Bijlage 5 p. 49<br />

2


Samenvatting<br />

Dit onderzoek heeft het effect van twee verschillende vormen van tijdsdruk op de<br />

rekenvaardigheid van leerlingen in de 1e klas getest. Dit effect werd gemeten op de snelheid en<br />

accuratesse van de leerlingen. De drie groepen leerlingen bestonden uit een controlegroep, een<br />

groep met continue manipulatie en een groep met categorische manipulatie, die alle drie<br />

eenzelfde rekentoets hebben gemaakt in 10 minuten. Op basis van de literatuur werd verwacht<br />

dat bij beide vormen van manipulatie de snelheid zou toenemen, waarbij de continue<br />

manipulatie een sterker effect zou hebben. Continue manipulatie zou de accuratesse sterk<br />

negatief beïnvloeden en categorische manipulatie zou deze juist licht verbeteren. Mijn<br />

onderzoek laat een ander beeld zien: de accuratesse wordt sterk negatief beïnvloed door<br />

categorische manipulatie en continue manipulatie heeft geen effect op de accuratesse. Beide<br />

vormen van manipulatie beïnvloeden de snelheid positief waarbij de effecten van categorische<br />

manipulatie sterker zijn.<br />

Inleiding<br />

Tijdsdruk is een belangrijke factor die ons dagelijks leven sterk kan beïnvloeden. Leerlingen op<br />

scholen, maar ook volwassenen op het werk, ervaren dagelijks situaties waarbij zij onder<br />

tijdsdruk komen te staan. Voor dit profiel<strong>werkstuk</strong> heb ik het effect van tijdsdruk onderzocht. Ik<br />

zal beginnen met een samenvatting van de relevante literatuur.<br />

Literatuur<br />

Verfijning van het begrip tijdsdruk<br />

Er zijn verschillende componenten die invloed hebben op de resultaten van een onderzoek naar<br />

de effecten van tijdsdruk. Bij een onderzoek kan één van deze componenten als variabele<br />

gekozen worden. Voorbeelden van componenten die er voor mijn onderzoek toe doen, zijn de<br />

typen manipulatie en de hoogte van de druk.<br />

Er zijn twee vormen van manipulatie die toegepast kunnen worden om tijdsdruk uit te oefenen:<br />

continue manipulatie en categorische manipulatie. De snelheid en accuratesse, de twee<br />

factoren waaraan de effecten van tijdsdruk worden gemeten, worden allebei verschillend<br />

beïnvloed door deze twee vormen van tijdsdruk. Continue manipulatie is een vorm van<br />

tijdsdruk waarbij de kandidaten voor het uitvoeren van de taak een tijdslimiet te horen krijgen<br />

waarbinnen de taak volbracht moet worden. De verkregen tijd is niet genoeg om de taak<br />

succesvol te kunnen voltooien. Bij categorische manipulatie wordt de kandidaat slechts verteld<br />

3


op te schieten, zonder dat hij/zij een bepaalde deadline te horen krijgt. Tijdens het uitvoeren<br />

van de test kan de kandidaat dingen te horen krijgen als: ‘schiet op’, ‘dit moet sneller’, of ‘doe<br />

deze taak zo goed, maar ook zo snel mogelijk’.<br />

De hoogte van de tijdsdruk heeft natuurlijk ook grote invloed op de snelheid en accuratesse.<br />

Het geven van te veel tijd geeft geen tijdsdruk, maar wanneer de kandidaat zo weinig tijd krijgt<br />

dat het succesvol uitvoeren van de taak onmogelijk is, zorgt dit voor demotivatie. Voor het<br />

meten van de effecten van tijdsdruk is het dus zaak een sterkte van de druk te vinden die de<br />

kandidaat tot het einde van de taak in spanning houdt of hij/zij de taak wel of niet af krijgt. Pas<br />

dan ervaart de kandidaat werkelijk tijdsdruk.<br />

Al gevonden effecten van tijdsdruk: gebieden<br />

Eerder uitgevoerd onderzoek over het effect van tijdsdruk toont aan dat door tijdsdruk<br />

gemiddeld genomen de accuratesse verslechtert op meerdere cognitieve velden. Op de<br />

gebieden: oordeel en besluitvorming, visueel vermogen, waakzaamheid en<br />

aandachtsprocessen, strategieën voor het terugroepen van geheugen (Campbell & Austin,<br />

2002), het maken van concessies en integratieve overeenkomsten en het vermogen van de<br />

mens zichzelf correct te beoordelen, zijn deze negatieve gevolgen van tijdsdruk al gevonden.<br />

Wel is er een verschil in het effect van tijdsdruk tussen deze verschillende gebieden. Dit blijkt<br />

uit een meta-­‐analyse van Driskell, Mullen, Johnson, Hughes, en Batchelor (1992) over de<br />

effecten van tijdsdruk. De accuratesse werd het meest negatief beïnvloed op de gebieden van<br />

symbolen herkennen, waakzaamheid en reactievermogen. Reactievermogen, symbolen<br />

herkennen en andere cognitieve taken beleefden juist een toename in snelheid door de<br />

tijdsdruk.<br />

Het gebied waarop ik mijn onderzoek toespits is rekenvaardigheid. Hierin is voor zover ik weet<br />

nog geen onderzoek gedaan naar tijdsdruk, dus het kan alle kanten op.<br />

Al gevonden effecten van tijdsdruk: effecten<br />

De literatuur laat dus zien dat tijdsdruk de prestatie beïnvloedt. Hieronder vallen snelheid en<br />

accuratesse.<br />

De Driskell e.a. onthulden dat tijdsdruk over het algemeen een positief effect heeft op de<br />

snelheid en een negatief effect heeft op de accuratesse (hoewel in mindere mate). Dit is over<br />

het algemeen, dus zonder een onderscheid tussen de typen manipulatie. De richting en sterkte<br />

van dit effect hangt namelijk af van het type manipulatie. Continue manipulatie zorgt voor een<br />

sterke afname van de accuratesse maar ook een sterke toename van snelheid. Categorische<br />

manipulatie daarentegen, zorgt voor een redelijke toename van de snelheid en verbetert ook<br />

de accuratesse lichtelijk. Doordat de effecten bij continue manipulatie sterker zijn, overheersen<br />

4


vaak de vermindering van de kwaliteit en de verbetering van de kwantiteit. Dit is dan ook wat<br />

er in veel artikelen vermeld wordt. Maar zeg nu, wat heb je aan kwantiteit, als er geen kwaliteit<br />

is? Om dit argument wordt ook wel vaak gezegd dat tijdsdruk de prestatie in zijn geheel<br />

verslechtert, maar er is dan geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende typen<br />

manipulatie (continue en categorisch) en de verschillende manieren waarop de effecten<br />

daarvan zich kunnen uiten (snelheid en accuratesse).<br />

Ook zijn er effecten gevonden van de hoogte van de druk.<br />

R.D. Huchingson (1973) beschreef dat zijn kandidaten de hoop al opgaven bij het geven<br />

van 60 procent van de tijd die de kandidaat eerder zelf bewees nodig te hebben voor de taak.<br />

Huchingson mat dit met de hartslag van de kandidaten.<br />

Hiernaast zijn er nog meer minder bekende effecten. Ben Zur en Breznitz (1981) vonden met<br />

een gok-­‐paradigma dat tijdsdruk er ook voor zorgt dat men minder risico’s neemt en meer tijd<br />

kwijt is, verwikkeld in een neerwaartse spiraal waarin de kandidaat zijn eigen kansen minimaal<br />

acht. De kandidaat ziet alles in de omgeving als slecht, en denkt al helemaal niet dat hij/zij zelf<br />

in staat zal zijn deze negatieve situatie te beheersen.<br />

Omgaan met tijdsdruk<br />

Hoe komt het nu dat de prestatie zo kan verslechteren? Wanneer kandidaten onder tijdsdruk<br />

staan, is er een aantal methoden te handhaven om hier mee om te gaan.<br />

1) Acceleratie: De kandidaat versnelt het tempo. Hierbij gaat men er dus vanuit dat<br />

de kandidaat in eerste instantie in een suboptimale snelheid aan de slag was.<br />

Aangezien dit niet altijd het geval is, is deze aanpassing in werkwijze vaak niet<br />

mogelijk.<br />

2) Verandering van strategie:<br />

§ Het verkiezen van het uitvoeren van een bepaalde<br />

taak boven een andere taak met minder prioriteit.<br />

De kandidaat geeft de voorkeur aan belangrijkere<br />

opgaven.<br />

§ Het 'tunnelen' van de aandacht, waarbij slechts aan<br />

een bepaald onderdeel aandacht wordt besteed,<br />

en het 'scannen' in plaats van zorgvuldig lezen. De<br />

kandidaat verkiest hier bijvoorbeeld makkelijke<br />

opgaven boven de moeilijke opgaven.<br />

§ De kandidaat focust zich op de snelheid óf<br />

accuratesse<br />

3) Filtratie: Slechts bepaalde informatie wordt opgenomen.<br />

5


Een mooi voorbeeld voor bovengenoemde veranderingen van wijze van aanpak is het<br />

onderzoek van J.I.D Campbell en S. Austin. Zij hebben met hun onderzoek volwassen personen<br />

rekenvragen gegeven met de opdracht de ene keer binnen 0.75 seconde te antwoorden en de<br />

andere keer binnen 2,5 seconden. Zij hebben hiermee onderzocht wat het verschil is in de<br />

toegepaste strategieën en de accuratesse. Uit dit onderzoek bleek dat de kandidaten bij de<br />

deadline van 0.75 seconden, vooral bij iets moeilijkere vragen, aanzienlijk meer op geheugen<br />

deden en hierbij ook meer fouten maakten dan wanneer de kandidaten meer tijd hadden.<br />

Hieruit blijkt dat de kandidaten zich gefocust hebben op de snelheid in plaats van de<br />

accuratesse. Dit is ook wel aannemelijk, aangezien de kandidaten toch iets moesten<br />

antwoorden, anders was het antwoord zonder meer fout.<br />

Deze strategieën hoeven natuurlijk niet alleen negatieve effecten te hebben. Zoals dus al is<br />

gebleken uit eerder onderzoek, heeft categorische manipulatie gemiddeld genomen slechts<br />

voordelen en bevordert continue manipulatie ook de snelheid. Het kan dan bij de snelheid zo<br />

zijn dat acceleratie is toegepast. Voor het verbeteren van de accuratesse en de snelheid kan het<br />

veranderen van de strategie of het toepassen van filtratie positief zijn uitgepakt. Aan onnuttige<br />

informatie wordt bij filtratie in sommige gevallen minder aandacht besteed. De kandidaat heeft<br />

dan meer aandacht voor de nuttige informatie en dit kan de accuratesse dus verbeteren. Wel is<br />

het dan van belang dat de kandidaat de juiste informatie selecteert.<br />

Onderzoeksvragen<br />

Rekening houdend met de hierboven besproken literatuur kom ik tot de volgende hoofdvraag.<br />

Hoofdvraag:<br />

1) Wat is het effect van tijdsdruk op de prestatie?<br />

Hierbij gaat het om korte termijn tijdsdruk op de rekenvaardigheid bij jongens en meisjes in de<br />

eerste klas havo. De tijdsdruk bestaat uit categorische en continue manipulatie waarbij het<br />

effect wordt gemeten in de snelheid en accuratesse van de kandidaten.<br />

Dit kan echter niet gemeten worden zonder de volgende deelvragen eerst te beantwoorden.<br />

Deelvragen:<br />

2) Wat is het effect van continue manipulatie op accuratesse?<br />

3) Wat is het effect van categorische manipulatie op accuratesse?<br />

4) Wat is het effect van continue manipulatie op de snelheid?<br />

5) Wat is het effect van categorische manipulatie op de snelheid?<br />

6


6) Zijn er effecten van achtergrondkarakteristieken van leerlingen op de accuratesse en<br />

snelheid?<br />

Hypothesen & Verwachtingen<br />

Volgens de literatuur zijn de volgende effecten te verwachten:<br />

Hypothesen<br />

1) Het algemene effect van tijdsdruk is dat de snelheid verbetert, maar de accuratesse<br />

verslechtert.<br />

2) Het effect van continue manipulatie op de accuratesse is dat de kwaliteit redelijk tot<br />

sterk omlaag gaat.<br />

3) Het effect van categorische manipulatie op de accuratesse is dat de kwaliteit licht<br />

omhoog gaat.<br />

4) Het effect van continue manipulatie op de snelheid is dat de snelheid sterk omhoog<br />

gaat.<br />

5) Het effect van categorische manipulatie op de snelheid is dat de snelheid licht omhoog<br />

gaat.<br />

6) Het is bovendien te verwachten dat bepaalde achtergrondkarakteristieken de scores<br />

kunnen beïnvloeden.<br />

Verwachtingen<br />

Het effect van continue manipulatie op de accuratesse is dat de kandidaten (veel) minder<br />

accuraat zijn en dus meer fouten maken.<br />

Het effect van categorische manipulatie op de accuratesse is dat de kandidaten iets accurater<br />

zijn en dus iets minder fouten maken.<br />

Het effect van continue manipulatie op de snelheid is dat de kandidaten veel sneller werken en<br />

dus veel meer vragen af hebben.<br />

Het effect van categorische manipulatie op de snelheid is dat de kandidaten iets sneller werken<br />

en dus iets meer vragen af hebben.<br />

Kinderen met een bepaald achtergrondkarakteristiek zullen verschillen tonen in (een) bepaalde<br />

uitkomst(en) vergeleken met de kinderen die dit karakteristiek niet hebben.<br />

In de volgende sectie zal ik mijn gebruikte materiaal en methode bespreken. Daarna zal ik de<br />

resultaten van het onderzoek presenteren, gevolgd door een discussie, conclusie en evaluatie.<br />

7


Materiaal en Methode<br />

Opzet<br />

In mijn onderzoek kijk ik naar de snelheid en accuratesse. Dit zijn twee maatstaven die<br />

onafhankelijk van elkaar beïnvloed kunnen worden door de twee verschillende typen<br />

manipulatie.<br />

Typen manipulatie – Indeling in drie testgroepen<br />

Als variabele voor mijn onderzoek heb ik de typen manipulatie gekozen. De rekentoets is<br />

gemaakt door drie groepen. Een groep krijgt geen tijdsdruk. Dit is de controlegroep. Hen wordt<br />

verteld dat zij de toets zo goed mogelijk moeten maken. Een tweede groep krijgt continue<br />

manipulatie. Deze groep krijgt de tijdslimiet van 10 minuten te horen. Een derde en laatste<br />

groep krijgt categorische manipulatie, waarbij hen wordt verteld dat zij de test zo goed, maar<br />

ook zo snel mogelijk moeten maken. Alle drie de groepen krijgen 10 minuten voor een toets<br />

waar minstens 20 minuten nodig voor zijn om goed te scoren.<br />

Domein – de test<br />

Voor mijn onderzoek heb ik gekozen de rekenvaardigheid te testen. Dit heb ik gedaan om<br />

verschillende redenen. Allereerst ben ik ervan overtuigd dat dit gebied makkelijk beïnvloed kan<br />

worden door stress. Bij het hoofdrekenen zullen de kandidaten, wanneer blootgesteld aan<br />

tijdsdruk, snel in de war raken en vergeten waar in de som zij gebleven waren.<br />

Een andere reden waarom dit gebied erg belangrijk is, is omdat het begrijpen van de cognitieve<br />

processen van de rekenkunde belangrijk is. Rekenvaardigheid, en zeker de simpelere sommen,<br />

hebben een status als fundamentele intellectuele vaardigheid. Bovendien worden<br />

rekenvaardigheidstoetsen veel gebruikt in gedragsonderzoeken (als deze). Het is dus belangrijk<br />

dat men hier dingen vanaf weet.<br />

Doel voor de kandidaten<br />

Mijn kandidaten geef ik een zak snoep als stimulans om de test goed uit te voeren. Ik vertel per<br />

klas dat de beste drie leerlingen een zak snoep krijgen. Hierdoor is er een stimulans. Ik krijg<br />

daardoor resultaten die echt laten zien waartoe de leerlingen in staat zijn.<br />

Hoogte van de druk<br />

Bij mijn test geef ik de kandidaten 50% van de gemiddeld benodigde tijd. Deze tijd heb ik<br />

gebaseerd op mijn pilot. De kandidaten kunnen de test onmogelijk af hebben wanneer zij hun<br />

best doen. Omdat de rekensommen er niet groot uitzien zullen de kandidaten geen last krijgen<br />

8


van wanhoop en daarmee demotivatie, zoals bij het onderzoek van Huchingson (1973) het<br />

geval was.<br />

Proefpersonen<br />

De groep die ik heb gekozen is de eerste klas havo van het Hermann Wesselink College te<br />

Amstelveen. Hierbij gebruik ik klas 1j en klas 1k . De reden hiervoor is als volgt. De eerste klas is<br />

een belangrijk jaar voor de ontwikkeling van een kind. De eerste klas bepaalt voor een groot<br />

deel welke kant de ontwikkeling van het kind op zal gaan en welke toekomst een kind zal<br />

hebben. Natuurlijk is er de mogelijkheid, wanneer dit eerste jaar niet goed verloopt, later op te<br />

klimmen, maar een belangrijke stap richting het volwassen worden, is al gezet in het toetreden<br />

van een middelbare school. Het pad wordt voor een deel gekozen en hierna wordt het dus<br />

steeds moeilijker om om te draaien voor een gemiste afslag.<br />

Hiernaast zijn de verschillen tussen leerlingen aan het begin van het eerste jaar op de<br />

middelbare school nog kleiner dan in latere jaren. Dit is handiger voor mijn onderzoek waarbij<br />

de resultaten significanter zullen zijn wanneer de spreiding binnen de groepen kleiner is.<br />

Bovendien wil ik drie groepen hebben die zo veel als mogelijk gelijk aan elkaar zijn.<br />

Bovendien is de eerste klas ook handiger om praktische redenen. Ook de eindexamenleerlingen<br />

hebben een belangrijk jaar, maar die hebben daarbij geen tijd om mee te doen aan mijn<br />

onderzoek. Ook heb ik als leerling van de zesde klas meer gezag over een 1ste klas dan over een<br />

andere eindexamenklas.<br />

Ik heb gekozen voor twee havo klassen omdat deze van gelijk niveau zijn. De VWO klassen<br />

waren allemaal van een verschillend niveau, omdat er onderscheid gemaakt kan worden tussen<br />

gymnasium en atheneum, tweetalig onderwijs en normaal onderwijs. De havo klassen hebben<br />

deze verschillen niet.<br />

Mijn doelgroep komt in zekere mate overeen met de doelgroep van de meta-­‐analyse, waarbij<br />

de effecten van stress werden berekend ten behoeve van de verbetering van de<br />

omstandigheden van soldaten in oorlogssituaties. Voor deze soldaten is de beheersing van<br />

stress ook van essentieel belang en dat is dan ook de reden voor het schrijven van de meta-­‐<br />

analyse. De schrijvers hebben deze meta-­‐analyse samengesteld om te kijken welke<br />

componenten van stress de meeste invloed hebben op mensen (en dus op soldaten) en om<br />

hieruit oefeningen te kunnen afleiden om de stress van soldaten te verminderen. Wanneer mijn<br />

onderzoek dus afgerond zal zijn, kunnen de resultaten wel degelijk behulpzaam zijn voor de<br />

leraren en de teamleidster van de klassen. Het krijgen van inzicht in de invloed van tijdsdruk op<br />

de prestatie van kinderen, zou eventueel kunnen helpen hiermee om te gaan.<br />

9


Pilots<br />

Voor mijn onderzoek heb ik eerst twee pilots gedaan. Deze waren bedoeld om te kijken of de<br />

toetsen begrijpelijk en van een goed niveau waren. Bovendien kon ik hierbij de procedure van<br />

het onderzoek oefenen. De eerste pilot was met een andere toets met bovendien een ander<br />

onderwerp. Deze bleek niet geschikt te zijn voor mijn onderzoek. Een gedetailleerdere uitleg<br />

hiervan staat in de bijlage (bijlage 1)<br />

Pilot 2:<br />

Na mijn eerste pilot heb ik een nieuwe test gemaakt, een rekentoets. Hierbij heb ik<br />

rekensommen van verschillende soorten en moeilijkheidsgraden gemaakt en samengevoegd.<br />

De meeste sommen heb ik zelf gemaakt. De meerkeuze sommen heb ik van een internetsite<br />

(bron 5).<br />

Deze test heb ik bij dezelfde personen afgenomen als de eerste pilot. Er is dus een kans dat<br />

deze kinderen nu beter bestand waren tegen de tijdsdruk dan de eerste keer, maar ik denk dat<br />

dit niet veel uitgemaakt zal hebben. Het soort toets was immers anders en de kinderen zijn<br />

verder ook gewend aan tijdsdruk door het maken van toetsen op school.<br />

Ik heb de kinderen de test twee keer gegeven. Één maal zonder tijdsdruk, en één maal met<br />

tijdsdruk. Toen de leerlingen de test zonder tijdsdruk maakten, maakten zij al een aantal<br />

fouten, wat laat zien dat de test niet te makkelijk was. Bij het maken van de test met tijdsdruk<br />

heb ik hen 50% gegeven van de tijd die zij gemiddeld nodig hadden bij het maken van de eerste<br />

test. Hierbij werden meer fouten gemaakt. De leerlingen deden duidelijk nog wel hun best.<br />

Deze pilot liet dus zien dat de toets van een goed niveau was en dat de hoogte van de druk<br />

goed was.<br />

De test die ik voor de tweede pilot heb gebruikt, is dezelfde test als de test die ik voor mijn<br />

echte onderzoek heb gebruikt. Deze staat ook in de bijlage als 'bijlage 3'.<br />

Onderzoek<br />

Na de pilot heb ik mijn test niet meer aangepast. Dezelfde test heb ik dus aan mijn drie groepen<br />

gegeven.<br />

Op de dag van mijn echte onderzoek heb ik tijdens het tweede uur op maandag 29 oktober<br />

2012 de twee klassen 1j en 1k in 3 groepen verdeeld. Beide klassen bevatten 30 leerlingen, dus<br />

heb ik 3 groepen van 20 leerlingen gemaakt. Ik heb hierbij geprobeerd evenveel jongens als<br />

meisjes in elke groep in te delen. Ik heb eerst groep 1 meegenomen naar een apart lokaal voor<br />

het afnemen van de test zonder tijdsdruk. Toen ik deze leerlingen terugbracht, heb ik gelijk de<br />

laatste tien leerlingen uit klas 1j meegenomen en nog tien leerlingen uit klas 1k meegenomen.<br />

Bij deze leerlingen heb ik de test met continue manipulatie afgelegd. Toen deze groep klaar<br />

10


was, was de les (80 minuten) voorbij. Ik heb toen twee dagen daarna het laatste deel van mijn<br />

onderzoek gedaan. Ik heb hierbij de laatste twintig leerlingen uit klas 1k meegenomen voor de<br />

test met categorische manipulatie.<br />

Bij alle drie de groepen gold het volgende: Eenmaal aangekomen in het lokaal voor de toets,<br />

moesten de leerlingen ieder aan een tafel gaan zitten. De tafels heb ik van tevoren al uit elkaar<br />

geschoven. De leerlingen kregen allemaal de toets uitgedeeld. Op de voorpagina stond de uitleg<br />

die ik ze ook mondeling gaf. Ik zei de leerlingen dat zij eerst de gevraagde gegevens (naam en<br />

achtergrondkarakteristieken) moesten invullen op de voorpagina. Ik vertelde ze dat ze het blad<br />

nog niet om mochten slaan en pas mochten beginnen als ik dat zei. Daarna heb ik de leerlingen<br />

de toets uitgelegd.<br />

Groep 1 -­‐ controlegroep:<br />

Groep 1 heb ik verteld dat zij de toets zo goed mogelijk moesten maken. Om de leerlingen te<br />

stimuleren echt hun best te doen, heb ik een zak snoep als beloning gesteld voor de 3<br />

leerlingen met de meeste goede antwoorden. Na tien minuten worden de leerlingen gestopt.<br />

Groep 2 – continue manipulatie:<br />

Groep 2 heb ik gezegd dat zij 10 minuten de tijd kregen voor de toets. Wederom heb ik de<br />

beste drie leerlingen een zak snoep beloofd.<br />

Groep 3 – categorische manipulatie:<br />

Bij groep drie heb ik de leerlingen verteld dat het aantal goede antwoorden even belangrijk is<br />

als de snelheid. Ook hier krijgen de beste leerlingen een zak snoep. Ik vertel hun echter dat de<br />

zak snoep niet is voor de leerlingen met de minste fouten, maar voor de leerlingen die het<br />

snelst zijn én de minste fouten hebben. Ook hier kijk ik echter slechts naar het aantal goede<br />

antwoorden voor de beoordeling. Het feit dat zij snel moeten werken zal namelijk (verwacht ik)<br />

al effect hebben op het aantal goede antwoorden. De leerlingen van groep 3 zal ik tijdens de<br />

test ook nog aansporen nόg sneller te werken. Hierbij heb ik dingen geroepen als:<br />

Schiet op.<br />

Dit kan sneller.<br />

Dit moet sneller (na langslopen).<br />

Het is belangrijk dat je het zo goed en zo snel mogelijk doet.<br />

De andere groep deed het beter.<br />

Het tempo moet omhoog.<br />

Je moet zo min mogelijk fouten maken.<br />

Zorg dat je het tempo hoog houdt.<br />

11


Na tien minuten worden de leerlingen gestopt.<br />

In een testsituatie waarbij personen onder druk worden gezet bij het maken van een<br />

rekentoets, kunnen zij ook hun strategie veranderen. Dit viel mij ook op tijdens het nakijken. Ik<br />

heb daarom een tweede vorm van snelheid en een tweede vorm van accuratesse<br />

geïntroduceerd. Deze tweede vormen heb ik gemaakt om te corrigeren voor het feit dat<br />

sommige leerlingen, wanneer onder druk, de makkelijke vragen eerst zouden kunnen maken.<br />

Hierdoor zouden zij sneller en accurater lijken, terwijl zij in feite een makkelijkere test hebben<br />

gemaakt. Dit mag natuurlijk niet mijn conclusie, op het gebied van snelheid en accuratesse,<br />

beïnvloeden en gaat in strijd met het feit dat de enige variabele de manipulatie moet zijn.<br />

Snelheid 2 staat dus niet voor het aantal vragen af, maar het aantal punten af. Ik heb hierbij<br />

punten toegekend aan vragen, waarbij de moeilijkere vragen die meer tijd kosten, ook meer<br />

punten waard zijn. Op deze manier haalt een leerling die slechts makkelijke vragen maakt, een<br />

lagere score dan een leerling die even veel vragen maakt, maar van een moeilijker niveau. Op<br />

ditzelfde principe heb ik accuratesse 2 geïntroduceerd. Accuratesse 1 is de fractie van het<br />

aantal goed gemaakte vragen ten opzichte van het aantal gemaakte vragen. Accuratesse 1 kan<br />

dus berekend worden door het aantal correct beantwoordde vragen te delen door het aantal<br />

gemaakte vragen. Accuratesse 2 kan berekend worden door het aantal goed gemaakte punten<br />

te delen door het aantal gemaakte vragen. Deze waarde is dus hoger wanneer een leerling<br />

vragen goed heeft gemaakt die meer dan 1 punt waard zijn. Hierbij wordt dus niet alleen<br />

rekening gehouden met het feit dat de leerling langer over de moeilijke vragen heeft gedaan<br />

(waar snelheid 2 rekening mee houdt) maar ook met het feit dat de leerling met een hogere<br />

Accuratesse 1 = aantal goedgemaakte vragen / aantal gemaakte vragen<br />

Dit getal toont dus aan hoeveel vragen de leerling foutloos maakt van het aantal vragen dat de<br />

leerling maakt. Het cijfer 0,55 betekent dat de leerling 55% van de gemaakte vragen foutloos heeft<br />

gemaakt. Accuratesse 1 houdt geen rekening met de moeilijkheidsgraad van de vragen.<br />

Accuratesse 2 = aantal behaalde punten / aantal gemaakte vragen<br />

Dit getal komt veelal boven de 1 uit. Wanneer de leerling slechts éénpuntsvragen maakt is dit getal<br />

gelijk aan de accuratesse 1. Hoe hoger dit getal, hoe moeilijker de vragen waren die de leerling<br />

goed heeft gemaakt. Accuratesse 2 laat zien in hoeverre de leerling in staat is moeilijke vragen<br />

correct te beantwoorden onder tijdsdruk.<br />

Snelheid 1 = aantal vragen af. Dit getal geeft het aantal afgemaakte vragen weer. Dit is geen fractie<br />

of percentage.<br />

Snelheid 2 = aantal punten af. Deze variabele is gemiddeld genomen hoger dan snelheid 1, omdat<br />

de leerlingen niet alleen éénpuntsvragen hebben gemaakt. Deze variabele toont dus aan in<br />

hoeverre de leerling in staat is moeilijkere vragen te maken onder tijdsdruk en corrigeert voor<br />

snelheid 1, waarbij hiermee geen rekening wordt gehouden.<br />

12


accuratesse 2 beter in staat is geweest moeilijkere vragen tot een correct einde te brengen.<br />

De strategie van de leerlingen is natuurlijk wel interessant. Hier ga ik in mijn discussie onder de<br />

sectie 'strategie' verder op in.<br />

Resultaten<br />

De resultaten van het onderzoek staan in de bijlage samen met het codeboek. De tabellen en<br />

grafieken die uit deze resultaten kunnen worden afgeleid, staan hieronder. De sectie<br />

'resultaten' bestaat uit 4 onderdelen. Eerst zal ik de methode van het analyseren van mijn<br />

resultaten bespreken en uitleggen. Hierna volgt een beschrijving van de gegevens. Daarna<br />

wordt de t-­‐test besproken. De resultaten eindigen met een regressie-­‐analyse.<br />

I -­‐ Methode<br />

Voor de beschrijving heb ik eerst de gemiddelden van de gegevens en de standaarddeviaties<br />

hierbij, berekend. Uit de tabel (tabel 1) bleek dat er aanzienlijke verschillen waren in<br />

achtergrondkarakteristieken tussen de drie groepen. Vervolgens heb ik de gemiddelden van de<br />

scores van de drie groepen berekend. Hierop heb ik eerst een t-­‐test gedaan, die bepaalt of<br />

verschillen tussen uitkomsten statistisch significant zijn. Bij de t-­‐test wordt geen rekening<br />

gehouden met de invloed van de achtergrondkarakteristieken van de leerlingen. Daarom heb ik<br />

hierna nog een regressie-­‐analyse toegepast. Deze methode houdt rekening met de<br />

achtergrondkarakteristieken van de leerlingen volgens de volgende formule:<br />

y i = α + β 1 Groep2 i + β 2 Groep3 i +γ 1 X 1i +γ 2 X 2i +.. +γ k X ki +ε i<br />

Dit is een lineaire vergelijking, die de score van leerling i ( ) relateert aan de groep en<br />

individuele karakteristieken van de leerling. α is de constante; de referentie. β1 en β2 zijn de<br />

coëfficiënten die bij de groepen 2 en 3 horen. Deze coëfficiënten gelden ten opzichte van groep<br />

1, die in de constante is inbegrepen. en zijn variabelen die de getallen 0 en 1<br />

kunnen aannemen. Wanneer een leerling in groep 2 zit, dan neemt de variabele de waarde 1<br />

aan. Hierdoor telt de coëfficiënt β1 mee. Wanneer een leerling niet in groep 2 zit, dan neemt<br />

Groep2 i<br />

Groep2 i<br />

Groep3 i<br />

de waarde 0 aan, waardoor de coëfficiënt β1 niet meetelt. De coëfficiënt en de<br />

variabele worden immers vermenigvuldigd. Hetzelfde geldt voor groep 3. Wanneer een leerling<br />

in groep 1 zit, nemen beide coëfficiënten de waarde 0 aan. Er is dan geen verandering ten<br />

y i<br />

13


opzichte van de constante. γ1 is de coëfficiënt bij X1i , een bepaalde variabele, zoals geslacht of<br />

leeftijd. Wanneer deze variabele voor een bepaalde leerling niet geldt, omdat zijn/haar<br />

karakteristieken op dit gebied al in de constante zitten inbegrepen, dan wordt deze variabele<br />

overgeslagen. Dit stukje van de formule wordt voor elke variabele herhaald en dat is dus 'k'<br />

maal. De coëfficiënten α, β en γ zijn partiële correlatiecoëfficiënten, die de samenhang tussen<br />

X1i (een karakteristiek) en yi beschrijven, rekening houdend met alle andere factoren die in de<br />

regressievergelijking voorkomen. Ten slotte is er de statistische ruis ( εi ) die rekening houdt met<br />

de niet systematische verschillen tussen leerlingen die niet in de variabelen zitten inbegrepen.<br />

De ene leerling wordt bijvoorbeeld meer afgeleid van geluiden buiten, dan de ander. Alle<br />

variabelen hebben subscript i<br />

, die staat voor de desbetreffende leerling.<br />

De theorie voor deze methode heb ik uit de boeken van J.J. Thomas (1973) en A. Buijs (2008)<br />

gehaald. Alle gegevens zijn in Excel ingevoerd en vervolgens met behulp van het statistische<br />

pakket 'STATA 12.0' uitgevoerd. Dit is een pakket voor het uitvoeren van statistische analyses.<br />

II – Beschrijving<br />

In het eerste deel van de resultaten zal ik de groepssamenstelling bespreken. De drie groepen<br />

van het onderzoek bestaan uiteraard niet allemaal uit identieke kinderen. Om hiervoor later te<br />

kunnen corrigeren, heb ik de leerlingen gevraagd een aantal gegevens over zichzelf in te vullen.<br />

Ook heb ik een aantal gegevens verkregen van de teamleidster van de klassen. Al deze<br />

variabelen heb ik gekozen omdat deze mogelijk een invloed zouden kunnen hebben op de<br />

resultaten. Dit heeft uiteindelijk tot de volgende beschrijvende tabel geleid.<br />

Tabel 1 -­‐ Gemiddelden en standaarddeviaties van de variabelen<br />

Alle groepen Groep 1<br />

controlegroep<br />

Groep 2<br />

continue manipulatie<br />

Groep 3<br />

categorische manipulatie<br />

Variabele Gem. St. dev. Gem. St. dev. Gem. St. dev Gem. St. dev<br />

Vrouw 0.59 0.50 0.50 0.51 0.63 0.50 0.65 0.49<br />

Leeftijd 152.14 6.11 153.35 5.98 151.00 6.12 152.00 6.32<br />

Jan-­‐mrt 0.20 0.41 0.25 0.44 0.21 0.42 0.15 0.37<br />

Apr-­‐jun 0.29 0.46 0.30 0.47 0.26 0.45 0.30 0.47<br />

Jul-­‐sep 0.24 0.43 0.15 0.37 0.32 0.48 0.25 0.44<br />

Okt-­‐dec 0.27 0.45 0.30 0.47 0.21 0.42 0.30 0.47<br />

14


Cijfer 6.80 1.56 6.86 1.48 7.04 1.76 6.52 1.48<br />

Dyslexie 0.08 0.28 0.20 0.41 0.05 0.23 0.00 0.00<br />

School 1 0.07 0.25 0.00 0.00 0.05 0.23 0.15 0.37<br />

School 2 0.08 0.28 0.00 0.00 0.00 0.00 0.25 0.44<br />

School 3 0.07 0.25 0.05 0.22 0.16 0.37 0.00 0.00<br />

School 4 0.07 0.25 0.15 0.37 0.05 0.23 0.00 0.00<br />

School 5 0.05 0.22 0.15 0.37 0.00 0.00 0.00 0.00<br />

School 6 0.14 0.35 0.15 0.37 0.16 0.37 0.10 0.31<br />

School 7 0.53 0.50 0.50 0.51 0.58 0.51 0.50 0.51<br />

Strategie 1.20 0.41 1.05 0.22 1.37 0.50 1.20 0.41<br />

Klad 1 0.39 0.49 0.7 0.47 0.32 0.48 0.15 0.37<br />

Klad 2 0.41 0.50 0.15 0.37 0.26 0.45 0.80 0.41<br />

Klad 3 0.20 0.41 0.15 0.37 0.42 0.51 0.05 0.22<br />

15


Legenda Beschrijving<br />

Gem. = gemiddelde waarde<br />

St. dev = standaard deviatie<br />

vrouw = leerlingen die vrouw zijn (0 = man; 1 = vrouw)<br />

leeftijd = de leeftijd van de leerlingen in maanden<br />

jan-­‐mrt = leerlingen geboren in de maanden januari tot en met maart (0 = niet geboren in de<br />

desbetreffende maanden; 1 = wel geboren in de desbetreffende maanden)<br />

apr-­‐jun = leerlingen geboren in de maanden april tot en met juni (")<br />

jul-­‐sep = leerlingen geboren in de maanden juli tot en met september (")<br />

okt = dec = leerlingen geboren in de maanden oktober tot en met december (")<br />

cijfer = de hoogte van het eerste wiskundecijfer, waarbij de leerlingen die de toets niet gemaakt<br />

hebben, niet meetellen<br />

dyslexie = leerlingen met dyslexie (0 = geen dyslexie; 1 = wel dyslexie)<br />

school 1 = leerlingen afkomstig van basisschool 'De Triangel'<br />

school 2 = leerlingen afkomstig van basisschool 'Karel Eykman'<br />

school 3 = leerlingen afkomstig van basisschool 'Michiel de Ruyter'<br />

school 4 = leerlingen afkomstig van basisschool 'Roelof Venema'<br />

school 5 = leerlingen afkomstig van basisschool ' 't Kofschip'<br />

school 6 = leerlingen afkomstig van basisschool 'Willem Alexander'<br />

school 7 = leerlingen afkomstig van overige basisscholen<br />

strategie = de strategie van de leerlingen. (0 = de vragen zijn op gepresenteerde volgorde<br />

gemaakt; 1 = de vragen zijn niet op gepresenteerde volgorde gemaakt)<br />

klad 1 = leerlingen die een klad hebben gebruikt op een nette manier<br />

klad 2 = leerlingen die een klad hebben gebruikt op een slordige manier<br />

klad 3 = leerlingen die geen klad hebben gebruikt<br />

16


Wanneer we kijken naar de verdeling van geslachten over alle drie de groepen, valt op dat 60%<br />

van de proefpersonen van het vrouwelijk geslacht is. Dit is niet helemaal eerlijk verdeeld over<br />

de 3 groepen. Groep 1 heeft namelijk een even verdeling van mannen en vrouwen, maar de<br />

groepen 2 en 3 hebben beide meer vrouwelijke dan mannelijke testpersonen. De<br />

standaarddeviatie van alle 4 de besproken groepen is groot. Dit is logisch, aangezien de<br />

vrouwen een waarde van 1 hebben en de mannen een waarde van 0. Niemand heeft een<br />

waarde tussen de 0 en de 1. Daarom is de spreiding groot.<br />

De gemiddelde leeftijd van alle drie de groepen samen is 152.14 maanden. Dit is gelijk<br />

aan 12 jaar en 8,4 maanden. De drie groepen hebben een gemiddelde leeftijd van 153.35,<br />

151.00 en 152.00 maanden met een standaarddeviatie van 6.11, 5.98 en 6.32 maanden. Er zijn<br />

dus verschillen tussen de drie groepen in de gemiddelde leeftijden en de standaarddeviaties.<br />

Ook heb ik de leerlingen gevraagd hun geboortemaand in te vullen. De verschillende<br />

maanden heb ik vervolgens gegroepeerd tot 4 groepen, te weten: de kinderen die in de<br />

maanden januari tot en met maart geboren zijn; de kinderen die in de maanden april tot en met<br />

juni geboren zijn; de kinderen die in de maanden juli tot en met september geboren zijn; de<br />

kinderen die in de maanden oktober tot en met december geboren zijn. De verdeling is niet<br />

helemaal gelijk. Uit de gegevens valt af te lezen dat van alle kinderen samen, 20 % bij de eerste<br />

groep maanden hoort, 29 % bij de tweede groep, 24 % bij de derde groep en 27% procent bij de<br />

vierde groep.<br />

Ook heb ik gekeken naar het eerste wiskunde cijfer van de leerlingen. Alle drie de<br />

groepen samen hadden een gemiddeld eerst wiskunde cijfer van 6.80, met een standaard<br />

deviatie van 1,56. Groep 2, met een gemiddelde van 7.04, heeft gemiddeld duidelijk beter<br />

gescoord op deze eerste toets dan groep 3, met een gemiddelde van 6.52. De spreiding is bij<br />

groep twee wel groter. Groep 1 zit wat betreft het cijfer tussen deze groepen in met een<br />

gemiddelde van 6.86.<br />

In totaal was 8 procent van de leerlingen dyslectisch. Dit was niet eerlijk verdeeld over<br />

de drie groepen. In groep 1 was 20 procent van de leerlingen dyslectisch, terwijl in groep 3 geen<br />

enkele leerling dyslexie had. Ook heb ik de leerlingen gevraagd naar dyscalculi, maar geen<br />

enkele leerling had dit.<br />

De leerlingen kwamen van veel verschillende basisscholen. Veel van deze scholen waren<br />

slechts door een leerling vertegenwoordigd. Ik heb hierdoor gekozen om de 6 'grootste' scholen<br />

als aparte variabele te nemen en de overige scholen samen te groeperen als 'school 7'. De<br />

leerlingen van bepaalde scholen waren niet gelijk verdeeld over de groepen. Dit kwam omdat<br />

de leerlingen van eenzelfde basisschool allemaal in dezelfde klas zijn gestopt. Leerlingen in<br />

groep 1 konden dus onmogelijk van dezelfde basisschool komen als leerlingen in groep 3. Het<br />

kwam dus geregeld voor dat scholen in slechts twee van de 3 groepen vertegenwoordigd<br />

waren. School 2 en school 5 hadden zelfs slechts leerlingen in één groep.<br />

De strategie van de leerlingen sloeg op de volgorde waarop zij de toets gemaakt<br />

17


hebben. '1' betekent dat de leerling de vragen op de volgorde dat deze gepresenteerd waren,<br />

had gemaakt. '2' betekent dat de leerling de vragen door elkaar had gemaakt. Alle leerlingen<br />

begonnen aan het begin van de toets, maar de leerlingen die strategie 2 hadden gekozen,<br />

begonnen ongeveer halverwege de toets de makkelijke vragen eerst te maken. Het verschil<br />

tussen de groepen is opvallend. In groep 1 heeft slechts 1 leerling (5 %) strategie twee<br />

toegepast, terwijl in groep twee dit wel 37 % was. In groep 3 pasten ook meer leerlingen deze<br />

strategie toe dan in groep 1, maar minder dan in groep 2.<br />

Voor het klad heb ik gekozen voor de verdelingen 'netjes' (klad 1), 'slordig' (klad 2) en<br />

'geen klad gebruikt' (klad 3). In groep 1 heeft 70% van de leerlingen een net klad gebruikt. 15 %<br />

gebruikte een slordig klad, en 15% gebruikte geen klad. In groep twee was dit iets eerlijker<br />

verdeeld. 42 % gebruikte geen klad en het nette en het slordige klad waren redelijk gelijk<br />

verdeeld over de rest van de leerlingen. Groep 3 heeft duidelijk een scheve verdeling. Veruit de<br />

meerderheid gebruikt een klad, maar de meesten doen dit op een slordige manier.<br />

Het blijkt dus dat de samenstellingen van de groepen verschillen. Deze<br />

achtergrondkarakteristieken zouden de scores kunnen beïnvloeden. Om mijn hoofd-­‐en<br />

deelvragen correct te kunnen beantwoorden, moet hier rekening mee gehouden worden. Voor<br />

deze eventueel significante verschillen in de groepssamenstelling zal ik later bij de regressie-­‐<br />

analyse corrigeren. Hierbij moet vermeld worden dat de laatste twee punten in mijn<br />

beschrijving, de 'strategie' en het 'klad' niet mee worden geteld als<br />

achtergrondkarakteristieken. Op deze punten zal ik in de discussie terugkomen.<br />

Figuren<br />

Nu de achtergrondkarakteristieken van de leerlingen duidelijk zijn, zal ik nu beginnen met het<br />

bespreken van de resultaten van de toets.<br />

De volgende grafieken tonen de vier soorten scores op de X-­‐as, uitgezet tegen de fractie van de<br />

leerlingen dat deze score behaald had, op de Y-­‐as.<br />

Uit deze figuren is te zien dat de vorm van de grafieken verandert als de groepen verschillende<br />

vormen van tijdsdruk krijgen opgelegd en dat dit verschilt bij verschilllende scoringsmaten. Dit<br />

kan onder andere invloed hebben op de gemiddelden. In de volgende secties zal ik statistisch<br />

testen of deze verschillen echt plaatsvinden.<br />

18


Fraction<br />

Fraction<br />

Figuur 1 – De verdeling van Accuratesse 1 Figuur 2 – De verdeling van Accuratesse 2<br />

0 .2 .4 .6<br />

0 .2 .4 .6<br />

0<br />

Graphs by groep<br />

.5 1 1.5<br />

Accuratesse 1<br />

0 .1 .2 .3<br />

0 .1 .2 .3<br />

III -­‐ T-­‐test<br />

1 2<br />

3<br />

1 2<br />

3<br />

10 20 30 40 50<br />

Aantal vragen af<br />

Graphs by groep<br />

0 .5 1 1.5<br />

10 20 30 40 50<br />

Ik heb een t-­‐test gebruikt om de significantie van de verschillen tussen alle drie de groepen op<br />

alle vier de gebieden, te bepalen. In onderstaande tabel van de t-­‐test staan de twaalf<br />

gemiddelde scores en de bijbehorende p-­‐waarden tussen de verschillende groepen. P-­‐waarde<br />

(p-­‐value) staat voor 'probability value’ : de kans dat gevonden verschillen op toeval berusten.<br />

Een p-­‐waarde van onder de 0.05 geeft aan dat bij het herhaaldelijk uitvoeren van het<br />

experiment, de twee groepen 5% van de gevallen op dezelfde waarden uit zullen komen. De<br />

Fraction<br />

0 .2 .4 .6<br />

0 .2 .4 .6<br />

1 2<br />

3<br />

0<br />

Graphs by groep<br />

1 2<br />

Accuratesse 2<br />

0 .1 .2 .3<br />

0 .1 .2 .3<br />

20 40 60 80 100<br />

Aantal punten af<br />

Graphs by groep<br />

0 1 2<br />

Figuur 3 – De verdeling van Snelheid 1 Figuur 4 – De verdeling van Snelheid 2<br />

Fraction<br />

1 2<br />

3<br />

20 40 60 80 100<br />

19


waarde van de coëfficiënt is dan significant. Bij een p-­‐waarde van tussen de 0.05 en 0.10 is de<br />

uitkomst niet significant, maar zeker ook niet verwaarloosbaar.<br />

Tabel 2 – T-­‐testen voor de verschillen tussen gemiddelden van groepen<br />

Groep 1 Groep 2 Groep 3 1 -­‐ 2<br />

P-­‐waarde<br />

1 -­‐ 3<br />

P-­‐waarde<br />

2 -­‐ 3<br />

P-­‐waarde<br />

Acc 1 0.87 0.83 0.75 0.1327 0.0003 0.0246<br />

Acc 2 1.80 1.71 1.59 0.2584 0.0185 0.2281<br />

Af 1 18.60 25.58 28.95 0.0021 0.0000 0.2279<br />

Af 2 40.55 54.63 64.05 0.0047 0.0000 0.0738<br />

Legenda T-­‐test<br />

Acc 1 = accuratesse 1: Het aantal vragen goed / het aantal vragen gemaakt<br />

Acc 2 = accuratesse 2: Het aantal punten goed / het aantal vragen gemaakt<br />

Af 1 = aantal vragen af<br />

Af 2 = aantal punten af<br />

Groep 1 = groep zonder tijdsdruk<br />

Groep 2 = groep met continue manipulatie<br />

Groep 3 = groep met categorische manipulatie<br />

1 -­‐ 2 P-­‐waarde = de p-­‐waarde die behoort bij de test op verschillen tussen groep 1 en 2<br />

1 -­‐ 3 P-­‐waarde = de p-­‐waarde die behoort bij de test op verschillen tussen groep 1 en 3<br />

2 -­‐ 3 P-­‐waarde = de p-­‐waarde die behoort bij de test op verschillen tussen groep 2 en 3<br />

20


Wanneer we slechts naar de scores van de groepen voor accuratesse 1 kijken, valt op dat er<br />

duidelijke verschillen tussen de groepen zijn, waarbij groep 1 het hoogst scoort. Groep 2 scoort<br />

lager en groep 3 scoort het laagst. Dit zelfde gebeurt bij accuratesse 2. Het aantal gemaakte<br />

vragen en het aantal gemaakte punten nemen beide juist toe van groep 1 naar groep 3. Ook<br />

hierbij zit groep 2 hier tussenin.<br />

Om nu te kijken of dit verschil geen toeval is, heb ik de t-­‐test gebruikt. Hieruit blijkt dat het<br />

verschil in accuratesse 1 tussen groep 1 en groep 2 niet significant is. De verschillen tussen<br />

groep 1 en 2 zijn ook niet significant bij accuratesse 2. De verschillen tussen groep 1 en groep 3<br />

zijn wel significant op deze gebieden. Tussen groepen 2 en 3 is het verschil in accuratesse 1 wel<br />

significant, maar bij accuratesse 2 niet.<br />

Het verschil in snelheden tussen de groepen 1 en 2, en tussen de groepen 1 en 3, is ook<br />

significant. Hierbij is groep 3 sneller dan groep 2. Dit verschil is echter alleen significant bij het<br />

aantal punten af.<br />

Hieronder staan 4 grafieken weergegeven die de scores van de t-­‐test afbeelden. Daarin zijn<br />

duidelijk de stijgende en dalende lijnen te zien tussen de drie groepen.<br />

Figuur 5 – Gemiddelden van de groepen bij Accuratesse 1<br />

21


Figuur 6 – Gemiddelden van de groepen bij Accuratesse 2<br />

Figuur 7 – Gemiddelden van de groepen bij Snelheid 1<br />

Figuur 8 – Gemiddelden van de groepen bij Snelheid 2<br />

22


IV -­‐ Regressie Analyse<br />

De regressie-­‐analyses houden, bij het toetsen van verschillen tussen groepen, rekening met de<br />

achtergrondkarakteristieken van de leerlingen. De coëfficiënten (coef.) geven aan wat de<br />

invloed van die bepaalde variabele is op de vier verschillen de scoringsmaatstaven. Wanneer de<br />

coëfficiënt een negatieve waarde heeft, betekent dit dat de invloed negatief is. Wanneer de<br />

coëfficiënt een positieve waarde heeft, betekent dit dat de invloed positief is. De constante is<br />

een groepering van variabelen. De constante bevat op elk gebied 1 karakteristiek. Zo zijn<br />

bijvoorbeeld groep 1, man, een geboorte in de maanden januari tot en met maart, school 7 en<br />

klad 1, inbegrepen bij de constante. Deze waarden van variabelen worden de referentiegroep<br />

genoemd. De p-­‐waarde in de kolom naast de coëfficiënten geeft aan of deze beïnvloeding van<br />

de variabele significant is. Om te corrigeren voor het maken van makkelijke vragen heb ik<br />

'accuratesse 2' en 'snelheid 2' geïntroduceerd. Deze tweede maatstaven kan ik ook weer<br />

vergelijken met 'accuratesse 1' en 'snelheid 1'. Op basis hiervan kan ik de conclusie trekken of<br />

groepen moeilijkere of makkelijkere vragen gemaakt hebben. De p-­‐waarde hangt af van de<br />

coëfficiënt en van de spreiding.<br />

Tabel 3 – Resultaten van de regressie-­‐analyse 1)<br />

variabele Accuratesse 1<br />

aantal vragen goed /<br />

aantal vragen gemaakt<br />

Coef. P-­‐<br />

waarde<br />

Accuratesse 2<br />

aantal punten goed /<br />

aantal vragen gemaakt<br />

Coef. P-­‐<br />

waarde<br />

Snelheid 1<br />

aantal vragen af<br />

Coef. P-­‐<br />

waarde<br />

Snelheid 2<br />

aantal punten af<br />

Coef. P-­‐<br />

waarde<br />

constante 0.70 0.06 0.23 0.81 23.40 0.46 37.79 0.55<br />

groep 2 -­‐0.05 0.17 -­‐0.11 0.22 6.57 0.03 13.40 0.03<br />

groep 3 -­‐0.10 0.01 -­‐0.25 0.02 9.55 0.01 20.99 0.00<br />

vrouw -­‐0.01 0.82 0.06 0.36 -­‐4.05 0.09 -­‐6.59 0.16<br />

leeftijd 0.001 0.51 0.01 0.08 -­‐0.01 0.96 0.05 0.90<br />

apr-­‐jun -­‐0.07 0.08 -­‐0.09 0.35 -­‐5.24 0.10 -­‐9.40 0.14<br />

jul-­‐sep -­‐0.08 0.04 -­‐0.14 0.14 -­‐7.34 0.03 -­‐15.42 0.02<br />

okt-­‐dec -­‐0.14 0.00 -­‐0.21 0.03 -­‐5.15 0.11 -­‐8.50 0.18<br />

23


cijfer 0.00 0.62 0.02 0.46 0.66 0.39 1.60 0.29<br />

dyslexie -­‐0.05 0.38 -­‐0.16 0.24 -­‐3.43 0.44 -­‐8.08 0.36<br />

school 1 -­‐0.17 0.00 -­‐0.41 0.00 9.00 0.05 19.37 0.03<br />

school 2 0.07 0.16 0.22 0.10 4.75 0.28 9.46 0.27<br />

school 3 0.03 0.62 0.08 0.59 -­‐1.57 0.76 -­‐3.96 0.69<br />

school 4 0.03 0.59 0.10 0.46 -­‐2.44 0.59 -­‐5.14 0.57<br />

school 5 -­‐0.04 0.50 -­‐0.28 0.08 -­‐4.10 0.44 -­‐11.05 0.29<br />

school 6 0.03 0.44 0.00 1.00 0.95 0.76 -­‐0.16 0.98<br />

klad 2 -­‐0.02 0.59 0.01 0.89 -­‐2.46 0.43 -­‐5.41 0.38<br />

klad 3 -­‐0.02 0.59 -­‐0.11 0.28 0.93 0.77 -­‐0.19 0.98<br />

1) Voor de betekenis van de variabelen: zie Legenda Beschrijvingen<br />

Ik zal eerst de accuratesse 1 bespreken. Uit de waarden van de regressie analyse blijkt dat de<br />

invloed van groep 2 ten opzichte van groep 1 (die in de constante zit) niet significant is. De<br />

invloed van groep 3 op groep 1 is wel significant. Deze invloed is negatief. De kinderen uit groep<br />

3 zijn dus voorlopig minder accuraat dan de kinderen uit de twee andere groepen.<br />

De leeftijd van de leerlingen maakt niet uit. De geboortemaand daarentegen maakt wel<br />

degelijk uit. De geboortemaanden januari tot en met maart zitten inbegrepen in de constante.<br />

De overige maanden worden hiermee vergeleken. Hieruit blijkt dat de kinderen geboren in de<br />

maanden januari tot en met maart de test het beste maken op dit gebied. De kinderen geboren<br />

in de maanden april tot en met juni doen het iets slechter en dit nadeel wordt groter wanneer<br />

de leerlingen later in het jaar geboren zijn. Het nadeel dat de leerlingen die aan het eind van<br />

het jaar geboren zijn, ondervinden, is zelfs groter dan het nadeel dat men ondervindt aan de<br />

categorische manipulatie (groep 3). De basisscholen hebben duidelijk een effect op de<br />

prestaties van de leerlingen. School 1 (De Triangel) doet het op dit gebied een stuk minder goed<br />

dan alle andere scholen. De andere scholen hebben geen effect op accuratesse 1 gehad.<br />

Bij accuratesse 2 is er tussen groep 1 en groep 2 wederom geen significant verschil. Tussen<br />

groep 1 en 3 is dit er wel. De leerlingen van groep 3 doen het hier weer veel slechter. De<br />

leerlingen van groep 3 maken dus niet alleen minder vragen goed dan de leerlingen van groep 1<br />

en groep 2, maar ook minder punten goed dan de leerlingen van groep 1 en groep 2. De invoer<br />

van accuratesse 2 was wat betreft de groepen dus niet nodig geweest, want de uitkomsten<br />

wijzen dezelfde kant op. Zoals zal blijken uit de discussie, bij de sectie 'strategie', hebben de<br />

24


verschillende groepen wel verschillende vragen gemaakt, maar dit verschil is niet groot genoeg<br />

geweest of de spreiding is te groot geweest.<br />

Bij accuratesse 2 is de coëfficiënt voor de leeftijd wederom niet significant, maar de p-­‐<br />

waarde van 0,08 is ook zeker niet te verwaarlozen. Oudere leerlingen maken moeilijkere<br />

vragen, kan hieruit afgeleid worden, maar dit verschil zeer klein. De geboortemaand maakt hier<br />

een stuk minder uit dan bij accuratesse 1. De leerlingen geboren in de maanden april tot en met<br />

juni en juli tot en met september ervaren hier geen nadeel ten opzichte van de leerlingen<br />

geboren in de maanden januari tot en met maart. De leerlingen geboren tussen april en<br />

september maken dus moeilijkere vragen dan de leerlingen geboren van januari tot en met<br />

maart. De leerlingen geboren aan het eind van het jaar hebben nog steeds een nadeel ten<br />

opzicht van alle andere leerlingen. School 1 (De Triangel) scoort wederom een stuk slechter dan<br />

de overige scholen op dit onderdeel. Verder scoort ook school 5 hier lager dan gemiddeld. Zij<br />

hebben dus makkelijkere vragen gemaakt dan de andere groepen, omdat zij wel even veel<br />

vragen goed hadden als de rest van de groepen, maar minder punten goed.<br />

Bij snelheid 1 is de invloed van de groepen 2 en 3 beide significant. De leerlingen in beide<br />

groepen maakten meer vragen in totaal. De toename voor groep 3 is groter dan voor groep 2.<br />

Wanneer je een vrouw bent, benadeelt dit de snelheid. Deze waarde is niet significant,<br />

maar ook niet verwaarloosbaar en we zien dan ook een groot verschil tussen de invloed van de<br />

vrouw bij de beide vormen van accuratesse en bij snelheid 1.<br />

De leerlingen geboren in de maanden januari tot en met maart doen het op dit onderdeel<br />

wederom het beste. De maanden juli tot en met september ervaren dit keer het grootste<br />

nadeel. De andere groepen ervaren een kleiner nadeel.<br />

School 1 (De Triangel) heeft bij de accuratesse aangetoond duidelijk zwakker te zijn dan de<br />

andere scholen, maar scoort op dit onderdeel juist duidelijk beter door gemiddeld 9 vragen<br />

meer gemaakt te hebben dan alle overige scholen.<br />

Uit deze laatste analyse (snelheid 2) blijkt dat de leerlingen van de groepen 2 en 3 alsnog<br />

significant sneller zijn in het maken van de toets dan de leerlingen van groep 1, ook al is er een<br />

tweede maatstaf voor snelheid ingevoerd. Groep 3 is zelfs ook nog veel sneller dan groep 2.<br />

Ook hier heeft het introduceren van een tweede maatstaf op hetzelfde gebied dus niets<br />

uitgemaakt voor de uitkomsten wat betreft de verschillende vormen van manipulatie.<br />

De leerlingen geboren in de maanden april tot en met juni en oktober tot en met<br />

december zouden wederom een nadeel hebben ondervonden wat betreft de snelheid, maar<br />

de p-­‐waarden bij deze analyse zijn hoger dan bij snelheid 1 en hieruit kan dus geen eigenlijk<br />

conclusie worden getrokken. Wel is er een relatie te zien tussen de invloeden van de variabelen<br />

op de snelheid 1 en snelheid 2. Om deze reden kan het zo zijn dat de invloed wel bestaat, maar<br />

dat er bij de proefpersonen bijvoorbeeld te veel spreiding is geweest of dat de invloed te klein<br />

is om significant te zijn. De leerlingen geboren in de maanden juni tot en met september zijn<br />

25


wederom een stuk langzamer geweest.<br />

Bij de basisscholen vertoont zich eenzelfde significantiepatroon als bij snelheid 1, waarbij<br />

school 1 (De Triangel) veel sneller is dan alle andere scholen.<br />

De coëfficiënten van de variabelen 'cijfer' en 'dyslexie' hebben in geen van de analyses<br />

significante waarden aangenomen. Ook staan de variabelen 'klad 2' en 'klad 3' in de<br />

regressieanalyse. Dit zijn geen eigenschappen van leerlingen, maar deze variabelen heb ik<br />

toegevoegd aan de analyses, om te kijken of het gebruikte klad zelf nog effecten had op de<br />

scores van de leerlingen. Zo zou een slordig klad de leerlingen minder accuraat kunnen maken.<br />

De vorm van het gebruikte klad hangt sterk af van de groep waarin de leerlingen zijn ingedeeld,<br />

maar om te kijken of het klad zelf nog een effect had, kon ik kijken naar de sterkte van de<br />

coëfficiënten. De waarden voor de twee vormen van klad waren echter in geen van de gevallen<br />

significant.<br />

Discussie<br />

Analyse resultaten<br />

De invloeden van de verschillende groepen op de vier scoringsmaatstaven waren anders dan ik,<br />

gebaseerd op mijn literatuuronderzoek, had verwacht. Opvallend is bijvoorbeeld dat, wat ik als<br />

resultaat vond voor categorische manipulatie, in de literatuur meestal gevonden wordt bij<br />

continue manipulatie. Dit verschil zou kunnen komen doordat het type test en de<br />

onderzoeksgroep van mijn onderzoek verschillen van de onderzoeken in de literatuur. De<br />

volgende twee alinea’s zullen hier een eventuele verklaring voor geven.<br />

Type test<br />

Er is nog geen eerder onderzoek geweest naar het effect van tijdsdruk op de rekenvaardigheid.<br />

Wel bleek al uit mijn literatuuronderzoek dat tijdsdruk verschillende velden op andere<br />

manieren beïnvloedt. De rekenvaardigheid zou dus helemaal niet overeen hoeven te komen<br />

met een gemiddelde van eerder onderzoek naar het effect van tijdsdruk.<br />

Groep<br />

Ook is het zo dat ik voor mijn onderzoek leerlingen van gemiddeld 12 jaar en 8 maanden oud<br />

heb getest. Deze kandidaten zijn aanzienlijk jonger dan de kandidaten voor veel ander<br />

onderzoek dat er al naar tijdsdruk is gedaan. De proefpersonen van de eerder verrichtte<br />

onderzoeken waren altijd volwassenen. Het brein van mijn kandidaten is nog niet volledig<br />

ontwikkeld, ook op het gebied van het plannen. De leerlingen met continue manipulatie<br />

bijvoorbeeld, zouden in mijn geval pas stress gevoeld kunnen hebben na 5 minuten, terwijl<br />

26


volwassenen meteen gezien zouden kunnen hebben dat de test veel te lang was om in tien<br />

minuten af te krijgen. Dit kan de resultaten beïnvloed hebben.<br />

Effecten van achtergrondkarakteristieken<br />

In deze sectie zal ik de invloeden van mijn overige variabelen, de achtergrondkarakteristieken<br />

van de leerlingen, bespreken. Ik bespreek slechts resultaten die opvallend zijn en er toe doen.<br />

Opvallend is dat de vrouw op het gebied van accuratesse gelijk scoort met de man, maar dat zij<br />

opvallend lager scoort bij de snelheid. Ik zou verwacht hebben dat de vrouw hoger zou scoren<br />

bij de accuratesse, omdat meisjes op school, vooral in de onderbouw, vaak hogere cijfers halen<br />

dan jongens en nauwkeuriger en serieuzer zijn. Uit deze resultaten blijkt dus dat meisjes<br />

langzamer zijn en, van de vragen die zij af hebben, er even veel goed maken als de jongens. Dit<br />

zou dus tot de conclusie kunnen leiden dat jongens beter zijn in rekenen. Dit bevestigt wel het<br />

feit dat jongens gemiddeld hoger scoren voor het onderdeel 'rekenen' op de Cito Eindtoets die<br />

op veel Nederlandse basisscholen wordt afgenomen. Een andere mogelijke conclusie is dat<br />

jongens beter presteren onder tijdsdruk of dat jongens simpelweg competitiever zijn en<br />

daardoor beter willen presteren.<br />

De leerlingen geboren in de maanden januari tot en met maart doen het beter dan de<br />

leerlingen uit de overige maanden. Hoe later in het jaar de leerling geboren is, des te slechter<br />

presteert hij/zij bij de accuratesse 1. Leerlingen geboren in de maanden januari tot en met<br />

maart zijn vaak oude leerlingen. Het komt namelijk niet vaak voor dat een leerling een klas<br />

heeft overgeslagen. Ook zitten er late leerlingen in de groep leerlingen geboren in de maanden<br />

oktober tot en met december. In mijn testgroep bleken daar meer vroege leerlingen in te zitten<br />

dan late leerlingen. De leeftijd van de leerlingen neemt dus af naarmate zij meer aan het einde<br />

van het jaar geboren zijn. De leerlingen maakten accuratesse 1 en 2 over het algemeen dus<br />

beter naarmate zij ouder waren. Dit kan dus liggen aan de ontwikkeling van de hersenen, die al<br />

verder is bij oudere leerlingen. Apart is wel dat de leeftijd als variabele zelf op het gebied van<br />

accuratesse 1 niet uit maakt. Dit kan komen doordat de twee variabelen natuurlijk niet<br />

helemaal overeen komen. Het effect van de geboortemaand zelf kan ook groot zijn, los van de<br />

daaraan gebonden leeftijden. Bij het aantal vragen af scoren de kinderen uit januari tot en met<br />

maart wederom het beste. De kinderen uit oktober tot en met december doen het hier alleen<br />

niet het slechtst. De kinderen die aan het eind van het jaar geboren zijn, zijn dus sneller dan zij<br />

accuraat zijn, in verhouding tot de andere geboortemaanden.<br />

Er wordt veelal onderzoek gedaan naar het effect van de geboortemaand op de<br />

schoolprestaties. Het antwoord op veel van deze onderzoeken tot nu toe is dat vroege<br />

leerlingen inderdaad significant slechter presteren dan hun oudere klasgenoten. Hierbij is de<br />

geboortemaand dus ook gekoppeld aan de leeftijd. De twee zijn dus moeilijk los van elkaar te<br />

27


zien wanneer leerlingen samen in een klas zitten en allemaal rond dezelfde leeftijd zijn. Naar<br />

het precieze geboortemaand-­‐effect op tijdsdruk zal dus nader onderzoek verricht moeten<br />

worden. Twee voorbeelden van onderzoeken die al op dit gebied gedaan zijn en waar deze net<br />

besproken resultaten uitkomen, staan bij de bronnen. (bron 8 & 9)<br />

Het eerste wiskunde cijfer maakt bij geen van de vier verschillende scoringsmaten iets uit. Dit<br />

verbaasde mij in eerste instantie. Het is echter zo dat wiskunde niet alleen rekenen is. Bij<br />

wiskunde is het handig als de rekenvaardigheden ontwikkeld zijn tot een redelijk niveau, maar<br />

de leerling kan altijd een rekenmachine gebruiken. Hierdoor kan het zo zijn dat leerlingen met<br />

een hoog cijfer voor de wiskundetoets, helemaal niet goed te hoeven kunnen rekenen. Ook<br />

andersom geldt dit. Leerlingen met goede rekencapaciteiten hoeven nog niet in staat te zijn<br />

vergelijkingen op te lossen.<br />

Opvallend is dat de leerlingen van school 1 duidelijk hebben gekozen voor de een strategische<br />

verandering, namelijk dat zij zich op de snelheid hebben gefocust in plaats van de accuratesse.<br />

Deze leerlingen zouden slecht les gehad kunnen hebben op de basisschool, waardoor zij niet in<br />

staat waren de sommen correct op te lossen. Dit zou er toe hebben kunnen leiden dat de<br />

leerlingen minder lang bezig waren met het oplossen van de sommen, omdat zij de antwoorden<br />

toch niet wisten. Antwoorden zouden ook gegokt kunnen zijn, wat uiteraard sneller is dan een<br />

nauwkeurige berekening. Het is in dit geval van snelheidsverhoging en een lagere accuratesse<br />

niet zo dat de leerlingen fouten maakten bij het oplossen van de sommen, maar dat de<br />

sommen simpelweg te moeilijk waren.<br />

Strategie<br />

Ik heb in eerste instantie de scoringsmaten accuratesse 1 en snelheid 1 gebruikt om de scores<br />

van de leerlingen te beoordelen. Toen ik hiermee bezig was viel het mij echter op dat er veel<br />

leerlingen waren die, onder tijdsdruk, de makkelijke vragen eerst maakten. Om deze reden<br />

zouden deze leerlingen accurater en sneller uit te test kunnen komen, terwijl zij dit in feite niet<br />

echt waren. Zij hadden slechts een slimmere strategie toegepast. Zoals te zien uit de<br />

beschrijvingen, gebruikten de leerlingen van groep 1 bijna allemaal strategie 1, waarbij de<br />

vragen op de gepresenteerde volgorden werden gemaakt. De leerlingen van groep 2<br />

gebruikten, vergeleken met de andere twee groepen, het vaakst strategie twee, waarbij de<br />

vragen op andere dan gepresenteerde volgorde werden gemaakt. Groep 3 zat hier tussenin.<br />

Dat de leerlingen van groep 1 de vragen maakten op de volgorde waarop deze op het blad<br />

stonden, is erg logisch. Deze leerlingen dachten dat zij alle tijd zouden krijgen voor de toets.<br />

Dan maakt het natuurlijk niet uit welke vragen eerst gemaakt worden. Dat de leerlingen van<br />

groep 2 dit niet deden is dan dus ook logisch. De leerlingen wisten dat de tijd drong en dat zij<br />

niet alles af zouden krijgen. Om toch nog zo veel mogelijk vragen goed te maken heeft een<br />

aantal leerlingen beslist de makkelijke vragen eerst te maken. Bij groep 3 is de keuze van<br />

28


strategie mij onduidelijker. De leerlingen werd wel verteld zo snel mogelijk te werken, maar zij<br />

hadden van mij niet te horen gekregen dat zij na tien minuten al moesten stoppen. Waarom<br />

een aantal leerlingen dan toch strategie 2 heeft gebruikt is onduidelijk. Het zou kunnen zijn dat<br />

deze leerlingen toch het gevoel had dat er een tijdslimiet was, al werd dit hen niet verteld.<br />

Het type strategie dat hier is gebruikt is het tunnelen van de aandacht, waarbij de kandidaten<br />

makkelijke opgaven boven moeilijke opgaven kan verkiezen. Dit is een bekende verandering<br />

van strategie bij kandidaten die moeten presteren onder tijdsdruk, zoals ook al in mijn inleiding<br />

vermeld staat. Hieruit blijkt dus dat het uitoefenen van tijdsdruk door mij gelukt is.<br />

Ook laat dit zien dat kinderen onder tijdsdruk creatiever denken. Zij maken niet slechts de<br />

vragen, maar verzinnen een manier om een hogere score te krijgen onder druk. Dit is zeker een<br />

interessante uitkomst die ik niet had verwacht.<br />

Wel is het zo dat het veranderen van strategie niet systematisch was. Uiteindelijk waren de<br />

maatstaven accuratesse 2 en snelheid 2, op het gebied van groepen, overbodig. Er zat dus nog<br />

een te grote spreiding in de strategie van de leerlingen om hier een mooi patroon uit te krijgen.<br />

Klad<br />

De variabele 'klad' kan twee dingen aantonen.<br />

1.) Het toont aan in hoeverre het klad afhangt van de groep waar in de leerling zich bevindt.<br />

Dit is te zien bij de beschrijvingen. Zoals ook al bij de beschrijvingen is besproken, hebben de<br />

leerlingen uit groep 1 over het algemeen net gewerkt. De leerlingen uit groep 3 werkten erg<br />

slordig. Groep 2 liet op dit punt een gevarieerder beeld zien.<br />

De variabele 'klad' komt deels overeen met de variabele 'groep'. Dit komt doordat de groep<br />

waarin de leerling zit, het klad verandert. Het klad kan dus wat zeggen over de tijdsdruk die de<br />

leerlingen van de groep ervaren hebben. Wanneer zij meer tijdsdruk hebben ervaren, dan is het<br />

voor de hand liggender dat de leerling niet net heeft gewerkt. Toch is niet elke leerling uit groep<br />

3 slordig en niet elke leerling uit groep 1 heeft net gewerkt. Er zijn genoeg kinderen die van<br />

zichzelf slordig of net zijn, zonder dat zij hierbij invloed hebben gehad van een bepaalde vorm<br />

van manipulatie. Het klad toont dus in principe aan in hoeverre de werkwijze van de leerlingen<br />

beïnvloed wordt door de typen manipulatie, maar hieruit valt door een grote spreiding niet veel<br />

af te leiden.<br />

2.) Het kan aantonen in hoeverre het klad zelf invloed heeft op de resultaten van de leerlingen.<br />

Een slordig klad wordt vooral gebruikt door leerlingen uit groep 3. Stel dat een slordig klad een<br />

significante afname in de accuratesse veroorzaakt die groter is dan de afname in accuratesse<br />

die wordt veroorzaakt door groep 3 zelf. Dit toont dan aan dat de manier waarop de leerlingen<br />

het klad gebruiken ook een negatieve invloed heeft op de score. Het klad zou bij dit voorbeeld<br />

29


voor een afname van de scoringsmaat kunnen zorgen, doordat het de leerling kan belemmeren<br />

accuraat te werken.<br />

Het effect van het klad op de score is echter niet gemeten. Ik heb namelijk eerst de variabele<br />

'klad' toegevoegd aan de regressie-­‐analyse. Hieruit kwam een verwaarloosbare waarde. Dit kan<br />

komen doordat de spreiding van de gebruikte methoden van klad te groot is, of doordat het<br />

klad zelf simpelweg te weinig invloed had.<br />

Fouten<br />

Ook heb ik bij het nakijken ontdekt dat bepaalde fouten herhaald werden bij alle groepen en<br />

dat sommige fouten alleen vaak of extra vaak voorkwamen bij de groepen met tijdsdruk. In<br />

groep 1 werden er niet veel bepaalde fouten meerdere malen herhaald. Veel kinderen hadden<br />

gewoon simpele rekenfouten gemaakt. Wel kwam er een bij een enkele leerling voor dat deze<br />

een 0 had vergeten en dus het antwoord nog had moeten vermenigvuldigen met 10.<br />

Bij groep 2 en 3 kwamen er veel meer fouten voor. Leerlingen vergaten vaak nullen en tekens<br />

werden vaak omgewisseld. Leerlingen antwoordden dan bijvoorbeeld 22 in plaats van -­‐22. Ook<br />

zaten leerlingen vaak extreem ver naast het correcte antwoord en hadden ze makkelijke<br />

sommen als 4x6 soms fout. Deze fouten tonen aan dat de leerlingen onder tijdsdruk ook<br />

filtreren, één van de veranderingen van aanpak die in mijn literatuursectie zijn besproken. Het<br />

geven van een antwoord ver naast het correcte antwoord kan ook een gevolg zijn van het<br />

verkiezen van snelheid boven accuratesse.<br />

Foutendiscussie<br />

Nauwkeurigheid<br />

Ik heb voor mijn onderzoek groepen gebruikt van 20 kinderen. Dit aantal is groot genoeg om<br />

conclusies te kunnen trekken, maar natuurlijk is het beter om nog meer testpersonen te<br />

gebruiken. Voor mijn onderzoek was dat praktisch echter niet mogelijk.<br />

De waarnemingen die ik heb gedaan zijn objectief geweest. Bij de rekentoets was er namelijk<br />

geen discussie mogelijk over goede en foute antwoorden. Wel had ik subjectief kunnen zijn bij<br />

het beoordelen van de netheid van het klad, maar om dit te voorkomen heb ik de groepen bij<br />

het beoordelen van het klad gemengd. Hierdoor wist ik zelf niet uit welke groep een leerling<br />

met een bepaalde vorm van gebruikt klad kwam tijdens het beoordelen van de netheid hiervan.<br />

Om de resultaten van mijn onderzoek te berekenen heb ik het statistisch pakket STATA<br />

gebruikt. Dit is een pakket dat door middel van statistische technieken de coëfficiënten en p-­‐<br />

waarden van de gemeten grootheden in een instelbare hoeveelheid decimalen berekent. Voor<br />

mijn onderzoek waren slechts twee cijfers achter de komma nodig, omdat een waarde<br />

significant is wanneer de p-­‐waarde kleiner dan of gelijk is aan 0.05. Ik heb dus altijd minstens<br />

30


twee decimalen gebruikt.<br />

Om deze redenen kan ik de conclusie trekken dat mijn onderzoek nauwkeurig is geweest. Wel<br />

had er voor een nog nauwkeuriger resultaat rekening gehouden kunnen worden met de vorm<br />

van de spreiding bij de verschillende variabelen. Hierop kom ik terug bij mijn voorstel voor een<br />

vervolgonderzoek.<br />

Betrouwbaarheid<br />

Bij het uitvoeren van mijn onderzoek heb ik ervoor gezorgd dat de omstandigheden, voor zover<br />

mogelijk, voor alle drie de groepen gelijk waren. Het enige verschil waar ik voor gezorgd heb, is<br />

de ervaring van tijdsdruk. Ik heb alle leerlingen dus hetzelfde verteld wat betreft mijn<br />

onderzoek en alle leerlingen hebben in dezelfde opstelling in hetzelfde lokaal dezelfde toets<br />

gemaakt. Natuurlijk is het voor mij niet mogelijk geweest om de hoeveelheid binnenkomende<br />

zonnestraling, de temperatuur en luchtvochtigheid te controleren. Ik ga er vanuit dat dit niet<br />

voor een significant verschil zou hebben gezorgd, maar dat weet ik natuurlijk niet zeker. Ook<br />

heb ik groep 3 op een andere dag getest dan de groepen 1 en 2. Dat dit op een andere dag op<br />

een ander tijdstip was, heeft kunnen zorgen voor een verandering in de resultaten, maar nog<br />

belangrijker is dat de leerlingen van groep 3 de tijd hebben gehad dingen te horen te krijgen<br />

over de toets van de leerlingen uit de groepen 1 en 2. Zij zouden te horen hebben kunnen<br />

krijgen dat zij een rekentoets moesten maken en van leerlingen uit verschillende groepen<br />

zouden zij te horen hebben kunnen krijgen wat voor uitleg zij hierbij kregen. Dit is dus wel een<br />

belangrijk ongewenst verschil tussen de groepen geweest. Het is wel zo dat het minder erg is<br />

dat dit bij groep 3 is gebeurd, dan dat het zou zijn geweest als dit bij groep 1 zou gebeuren. De<br />

leerlingen van groep 1 mochten namelijk niet weten dat zij niet alle tijd hadden. Wanneer zij dit<br />

van groep 2 of 3 te horen gekregen zouden hebben, dan zouden zij al van te voren geweten<br />

kunnen hebben dat zij niet alle tijd zouden krijgen. Groep 3 kreeg van mij voor het beginnen<br />

van de toets al te horen dat zij de vragen zo snel en zo goed mogelijk moesten maken. Wat dat<br />

betreft maakt het niet uit dat de leerlingen al dingen te horen gekregen konden hebben. De<br />

leerlingen hadden op dat gebied dus slechts de kans op mentale voorbereiding.<br />

Verder heb ik rekening gehouden met zoveel mogelijk achtergrondkarakteristieken van<br />

de leerlingen om zo precies mogelijk te kunnen corrigeren bij de regressie-­‐analyse. Om nog<br />

betrouwbaarder te zijn had ik hiervoor nog meer gegevens nodig, maar dit was niet mogelijk<br />

gezien de omstandigheden en mijn bevoegdheden.<br />

Mijn onderzoek zou niet betrouwbaar genoemd kunnen worden omdat de<br />

reproduceerbaarheid niet heel groot is. De algemene gevonden effecten van tijdsdruk komen<br />

niet geheel overeen met wat ik heb gevonden. Wel is het zo dat de effecten van tijdsdruk erg<br />

verschillen per type test. Er was voor zover ik weet nog geen onderzoek gedaan naar de<br />

effecten van tijdsdruk op de rekenvaardigheden en wat dat betreft zouden mijn waarden dus<br />

31


inderdaad alle kanten op kunnen gaan zonder dat het onderzoek daardoor minder betrouwbaar<br />

wordt.<br />

Validiteit<br />

Ik heb met mijn onderzoek mijn onderzoeksvraag volledig beantwoord en de antwoorden<br />

hierop staan ook allemaal in mijn conclusie. Ook heb ik in alle fasen van mijn onderzoek,<br />

wanneer nodig, rekening gehouden met de verschillende variabelen.<br />

Vervolgonderzoek<br />

Met de fouten uit mijn foutendiscussie kan een vervolgonderzoek samengesteld worden. Ik zou<br />

voor een vervolgonderzoek dus grotere groepen kunnen gebruiken om het onderzoek<br />

nauwkeuriger te maken.<br />

Bovendien moeten in een vervolgonderzoek alle leerlingen de test op de zelfde dag<br />

krijgen zodat er geen overleg plaats kan vinden. Ook zullen hierdoor de omstandigheden nog<br />

meer gelijk zijn. Dit blijft natuurlijk altijd voor verbetering vatbaar, maar het zou zo maar eens<br />

de moeite waard kunnen zijn. Deze maatregelen, om de omstandigheden nog meer gelijk te<br />

maken en zo slechts de onderzoekvariabele als variabele over te laten, verbeteren de<br />

betrouwbaarheid van het onderzoek.<br />

Ook kan de betrouwbaarheid verbeterd worden door meer achtergrondkarakteristieken<br />

van de leerlingen te vragen bij een vervolgonderzoek. De opleiding van de ouders; de buurt<br />

waarin de leerlingen wonen; het land, de stad en de buurt waarin zij zijn opgegroeid; de<br />

bezigheden van de leerlingen buiten school, zijn allemaal voorbeelden van informatie die de<br />

regressie-­‐analyse zou kunnen verbeteren. Het zou interessant zijn als dit vervolgonderzoek nog<br />

meer genuanceerde resultaten zou geven.<br />

Daarnaast zou het interessant zijn bij toekomstig onderzoek te proberen de stress die<br />

een persoon heeft op momenten van echte toetsing, te kunnen simuleren. Hiervoor zou je de<br />

kandidaten geld kunnen laten in zetten bijvoorbeeld, waarbij zij met een goede score een<br />

groter bedrag terugkrijgen dan dat zij hebben ingezet. Dit is uiteraard bij mijn onderzoek,<br />

gezien de leeftijd en omstandigheden van de testpersonen, niet mogelijk geweest, maar dit kan<br />

wel gedaan worden bij een ander onderzoek bij volwassenen op dit zelfde gebied.<br />

Als laatste verbeterpunt is het zo dat de regressie-­‐analyse geen rekening houdt met de<br />

verdeling van de spreiding. De regressie-­‐analyse gaat uit van een Normale verdeling, waarbij de<br />

spreiding in de te verklaren variabele symmetrisch is rond een gemiddelde. Dit is niet altijd het<br />

geval, zoals we dus al uit de grafiekjes bij de resultaten hebben kunnen zien. De verdelingen<br />

waren daar bij de verschillende groepen scheef en het zwaartepunt hing naar één kant. In een<br />

vervolgonderzoek zou hiermee rekening gehouden kunnen worden. Dit kan gedaan worden<br />

door ingewikkeldere statistische modellen, of door te transformeren. Dit verbetert de<br />

nauwkeurigheid.<br />

32


Conclusie<br />

In dit onderzoek heb ik onderzocht wat de verschillende effecten zijn van twee vormen van<br />

tijdsdruk op de snelheid en accuratesse van leerlingen uit de eerste klas havo. Deze effecten<br />

zijn gemeten op de rekenvaardigheid van de leerlingen. Ik heb hiervoor mijn onderzoeksvragen<br />

en hypotheses samengesteld, afgeleid van een literatuuronderzoek.<br />

Om deze onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden heb ik 3 groepen samengesteld uit de<br />

eerste klas havo van het Hermann Wesselink College te Amstelveen. Alle drie de groepen<br />

kregen 10 minuten voor een rekentoets waarvoor minstens 20 minuten nodig geweest zouden<br />

zijn om deze succesvol te voltooien. De drie groepen kregen alle drie een andere inleiding op de<br />

toets waardoor zij een andere indruk kregen van wat hen te wachten stond.<br />

De volgende alinea’s bevatten mijn onderzoeksvragen en de uitkomsten van het onderzoek.<br />

Mijn hoofdvraag was: Wat is het effect van tijdsdruk op de prestatie? Dit is een zeer algemene<br />

vraag, waarop uiteindelijk alleen antwoord gegeven kan worden door middel van de<br />

verschillende deelvragen. Er is namelijk gebleken niet één effect te zijn van tijdsdruk op de<br />

prestatie. Voor het correct verwerken van mijn onderzoek zal ik daarom eerst alle deelvragen<br />

apart moeten beantwoorden.<br />

Mijn eerste deelvraag was: Wat is het effect van continue manipulatie op de accuratesse? Uit<br />

mijn onderzoek is gebleken dat de invloed van continue manipulatie op beide vormen van de<br />

accuratesse verwaarloosbaar is.<br />

Wel is er invloed van de categorische manipulatie op de accuratesse. Hiermee beantwoord ik<br />

mijn tweede deelvraag: Wat is het effect van categorische manipulatie op accuratesse? Uit mijn<br />

onderzoek is gebleken dat de invloed van categorische manipulatie op de beide vormen van<br />

accuratesse significant negatief is.<br />

De invloed van beide typen manipulatie op de snelheid heb ik gemeten volgens onder andere<br />

de volgende deelvraag: Wat is het effect van continue manipulatie op de snelheid? De invloed<br />

van continue manipulatie op de snelheid is wel significant voor beide vormen van snelheid.<br />

Deze groep leerlingen heeft dus meer vragen en ook meer punten gemaakt.<br />

De kandidaten met categorische manipulatie waren gemiddeld nog sneller dan de kandidaten<br />

met de continue manipulatie. Hiermee beantwoord ik mijn vierde deelvraag: Wat is het effect<br />

van categorische manipulatie op de snelheid?<br />

Uit deze vier deelvragen kan mijn hoofdvraag beantwoord worden. Het algemene effect van<br />

tijdsdruk op de rekenvaardigheid kan berekend worden door de effecten van beide vormen van<br />

33


manipulatie bij elkaar optellen. Er wordt hierbij dus geen onderscheid gemaakt tussen de twee<br />

vormen van manipulatie. Uit deze optelling blijkt dat tijdsdruk de accuratesse sterk verslechtert<br />

en de snelheid sterk omhoog brengt. Deze uitkomst is echter niet veelzeggend, want<br />

belangrijker is natuurlijk de invloed van beide vormen van tijdsdruk apart.<br />

De deelvragen hebben tot andere uitkomsten geleid dan aanvankelijk in de hypothesen werden<br />

geformuleerd. Een verklaring hiervoor kan zijn dat mijn onderzoeksgroep en type test<br />

verschillend waren van de groepen en testen uit eerder gedaan onderzoek.<br />

Mijn laatste deelvraag was iets algemener: Zijn er effecten van achtergrondkarakteristieken van<br />

leerlingen op de accuratesse en snelheid? De precieze invloeden van elke variabele op elke<br />

vorm van score heb ik uitgebreider besproken in de sectie resultaten en de sectie discussie. Wel<br />

kan ik daaruit concluderen dat er wel effecten zijn van achtergrondkarakteristieken. De<br />

invloeden van sommige variabelen waren zelfs groter dan de invloed van de toepassing van<br />

continue of categorische manipulatie.<br />

Wanneer we nu de drie groepen vergelijken, kan de conclusie getrokken worden dat de<br />

leerlingen met continue manipulatie het best zouden scoren op een toets. Deze vorm van<br />

manipulatie wordt ook al toegepast bij toetsen op school. Hierbij moet dan natuurlijk nog wel<br />

goed gelet worden op de sterkte van de tijdsdruk. In het geval van mijn onderzoek leidde die<br />

tot de gevonden resultaten, maar het veranderen van de grootte zou de gevonden effecten ook<br />

kunnen versterken of juist doen verzwakken.<br />

Evaluatie<br />

Ik heb van het maken van dit onderzoek ontzettend veel geleerd. Dit was eigenlijk de eerste<br />

keer dat ik helemaal zelf een onderzoek heb opgezet en uitgevoerd en al helemaal de eerste<br />

keer dat ik zo een groot onderzoek heb gedaan. Ik ben begonnen met mijn literatuuronderzoek.<br />

Hierbij heb ik veel Engelse literatuur gelezen van wetenschappers uit allerlei verschillende<br />

landen. In dat opzicht was het makkelijker geweest mijn <strong>werkstuk</strong> in het Engels te schrijven. Het<br />

is heel erg interessant om op zo een manier zo diep in een bepaald onderwerp te duiken. Op<br />

mijn literatuuronderzoek heb ik vervolgens mijn hypotheses gebaseerd. Ook heb ik na het lezen<br />

van de literatuur mijn onderzoeksvragen genuanceerd. Toen begon het echte werk, namelijk<br />

het bedenken en uitvoeren van het onderzoek. Het bedenken van het onderzoek was erg lastig<br />

omdat absoluut niks vergeten mag worden. Wanneer per ongeluk één keer iets verkeerds<br />

gezegd wordt tegen de leerlingen van een bepaalde groep, dan is het hele onderzoek mislukt.<br />

De leerlingen mogen namelijk geen verkeerd gevoel van tijdsdruk ervaren. Een goede<br />

34


voorbereiding is hiervoor essentieel. Het uitwerken van het onderzoek was verreweg het<br />

meeste werk. Het invoeren van de resultaten alleen al heeft mij bijna 10 uur gekost en mij<br />

verdiepen in de statistiek, die wij op school niet hebben gehad, heeft mij ook erg veel tijd<br />

gekost. Hiervoor heb ik gebruik gemaakt van twee boeken die ook bij mijn bronnen vermeld<br />

staan (bron 7 & 8). Wel zal ik dit nooit vergeten en dus meenemen naar mijn leven op de<br />

universiteit. Daar zal ik er wellicht nog veel aan hebben. Toen ik de resultaten eenmaal had<br />

ingevuld en de statistiek had uitgevoerd, kon ik gaan schrijven. Het is erg boeiend om hierbij<br />

steeds weer verrassende en interessante dingen tegen te komen uit de resultaten. Het zoeken<br />

wat hier nu achter kan zitten is dan net een puzzel om op te lossen. Toen mijn <strong>werkstuk</strong><br />

uiteindelijk klaar was, had ik er veel meer tijd aan besteed dan er voor stond. Ik had daarbij<br />

slechts de tijd meegeteld die ik er daadwerkelijk aan gezeten heb. Zo heb ik mij bij de WECO<br />

lessen vaak niet goed kunnen concentreren. Ik heb dan ook alleen de tijd genoteerd die ik er<br />

daadwerkelijk aan gezeten heb. Ik wist van tevoren niet dat mijn <strong>werkstuk</strong> zo veel meer werk<br />

zou zijn dan de bedoeling was, maar ik heb hier geen spijt van. Het voorbereiden, uitvoeren en<br />

verwerken van dit onderzoek heeft mij namelijk ontzettend veel geleerd.<br />

Bronnen<br />

1. Staal, Mark A. (2004). Stress, Cognition, and Human Performance: A literature Review<br />

and Conceptual Framework. 84-­‐85. Het artikel bevindt zich op de volgende website:<br />

http://human-­‐factors.arc.nasa.gov/flightcognition/Publications/IH_054_Staal.pdf<br />

2. Driskell, J. E., Mullen, B., Johnson, C., Hughes, S., & Batchelor,<br />

C. (1992). Development of quantitative specifications for simulating<br />

the stress environment (Rept. No. AL-TR-1991-0109). Wright-Patterson AFB, OH:<br />

Armstrong Laboratory. 1-18, 50-76, 161-196. Het artikel bevindt zich op de volgende<br />

website:<br />

http://www.dtic.mil/cgi-­‐bin/GetTRDoc?AD=ADA250669<br />

3. Campbell, Jamie I. D. (2002). Effects of response time deadlines on adults’ strategy<br />

choices for simple addition. Memory & Cognition, 30(6), 988-­‐994<br />

4. Huchingson, R. D. (1973). Effects of time constraint on closed-­‐loop tracking performance<br />

and change in heart rate. Perceptual and Motor Skills, 36, 1195-­‐1198<br />

5. Ben Zur, H., Breznitz, S.J. The effect of time pressure on risky choice behavior.<br />

6. http://mens-­‐en-­‐samenleving.infonu.nl/opleiding-­‐en-­‐beroep/6711-­‐test-­‐je-­‐<br />

rekenvaardigheid.html<br />

35


Van deze internet pagina heb ik de eerste drie sommen van de rekentoets gehaald.<br />

7. Thomas, J.J (1973). 'An Introduction to Statistical Analysis for Economists'. Lecturer in<br />

Economics, London School of Economics and Political Science.<br />

8. Buijs, A. (2008). 'Statistiek om mee te werken'.<br />

9. http://www.cambridgeassessment.org.uk/ca/digitalAssets/169664_Cambridge_Lit_Revi<br />

ew_Birthdate_d3.pdf<br />

Op deze site valt het volgende artikel te vinden:<br />

Sykes, E.D.A., Bell, J.F., Rodeiro, C.V. (2009). Birthdate Effects: A Review of the Literature<br />

from 1990-­‐on. University of Cambridge<br />

10. http://www.ifs.org.uk/wps/wp1006.pdf<br />

Op deze site valt het volgende artikel te vinden:<br />

Crawford, C., Dearden, L., Meghir, C. (2010). When You Are Born Matters: The Impact of<br />

Date of Birth on Educational Outcomes in England. Institute for Fiscal Studies and<br />

Institute of Education, University of London<br />

11. 'Wechsler Intelligence Scale For Children 3.0 (WISC-­‐III)' – Symbolen vergelijken<br />

Logboek<br />

Wanneer Hoe lang Wat<br />

3 Juni 25 minuten Over ideeën nadenken<br />

7 Juni 1,5 uur Informatie opzoeken en aan<br />

uitgedeelde blad werken<br />

13 Juni 1 uur lezen<br />

15 Juni 40 minuten Informatie opzoeken, lezen en<br />

meetopzet bedenken<br />

3 Juli 20 minuten Doornemen wat te doen op 4<br />

juli, voorbereiden.<br />

4 Juli 80 minuten Informatie opzoeken en<br />

ordenen en een stappenplan<br />

36


maken.<br />

5 Juli 2,5 uur Statistiek les mevrouw Nijhof<br />

en literatuur lezen<br />

1 Augustus 2 uur en 10 minuten<br />

2 Augustus 30 minuten<br />

5 September 15 minuten Printen wat ik heb en<br />

voorbereiden voor WECO 6<br />

september<br />

6 September 2 uur<br />

9 september 2 uur Test uitzoeken en de<br />

meetopzet bedenken<br />

15 September 2 uur<br />

23 September 2 uur<br />

24 September 2 uur en 20 minuten Pilot 1 voorbereiden en<br />

printen<br />

25 september 2 uur en 45 minuten Pilot 1 houden en analyseren<br />

26 September 10 minuten Voorbereiden WECO<br />

27 September 2,5 uur WECO<br />

1 Oktober 1 uur en 45 minuten Maken nieuwe test en zelf<br />

doen<br />

3 Oktober 1 uur Pilot 2 houden<br />

4 Oktober 2 uur en 40 minuten Literatuur lezen<br />

7 Oktober 3,5 uur Bronnen opzoeken & werken<br />

aan eerste versie: meetopzet,<br />

bronnen en logboek<br />

37


10 Oktober 3 uur Eerste versie inleiding:<br />

gegevens literatuuronderzoek<br />

& meetopzet<br />

11 oktober 2 uur en 40 minuten Werken aan eerste versie:<br />

hypothese, literatuur lezen en<br />

in verslag zetten, meetopzet.<br />

18 oktober 1 uur voorbereiden onderzoek<br />

21 oktober 2 uur voorbereiden onderzoek<br />

22 oktober<br />

4 uur statistiek leren<br />

herfstvakantie 1 uur mailen om dingen te regelen<br />

25 oktober 1 uur en 15 minuten printen onderzoek<br />

27 oktober 1 uur snoep kopen<br />

28 oktober 2 uur en 35 minuten voorbereiden onderzoek<br />

29 oktober 4,5 uur onderzoek voorbereiden,<br />

houden en nakijken van de<br />

toetsen<br />

31 oktober 1 uur onderzoek<br />

3 november 2 uur STATA leren<br />

6 november 1 uur bespreken eerste versie<br />

10 november 2 uur STATA leren<br />

14 november 1 uur nakijken<br />

15 november 3,5 uur nakijken<br />

17 november 3 uur gegevens en resultaten<br />

invoeren in Excel<br />

18 november 5 uur en 45 minuten gegevens en resultaten<br />

38


invoeren in Excel<br />

23 november 5 uur resultaten statistiek<br />

24 november 6 uur resultaten statistiek en<br />

schrijven <strong>werkstuk</strong><br />

25 november 5 uur en 30 minuten schrijven <strong>werkstuk</strong> en<br />

aanpassen eerste versie<br />

26 november 5 uur schrijven<br />

27 november 7 uur en 30 minuten schrijven en checken<br />

28 november 4.5 uur schrijven en laatste dingen<br />

aanpassen<br />

29 november 3 uur Laatste details en lay-­‐out<br />

39


Bijlage<br />

40


In eerste instantie had ik een toets genaamd: ‘Symbolen vergelijken’. Dit is een test waarbij de<br />

oog-­‐hand coördinatie en het visueel korte termijn geheugen van de leerling getoetst worden.<br />

Aan de linker kant van het papier staan twee symbolen naast elkaar. Daarna volgt een vrije<br />

ruimte en dan staan er rechts nog vijf symbolen. De leerling moet herkennen of minstens 1 van<br />

de symbolen links, ook rechts voorkomt. Is dit het geval, dan kruist de kandidaat ‘Ja’ aan. Is dit<br />

niet het geval en zijn de symbolen links dus allemaal anders dan de symbolen rechts, dan kruist<br />

de kandidaat ‘Nee’ aan. Deze test heb ik zelf samengesteld op basis van al bestaande testen<br />

‘Symbolen vergelijken’ van de 'Wechsler Intelligence Scale For Children 3.0 (WISC-­‐III)'.<br />

Ik heb de eerste pilot afgelegd bij 5 kinderen die in de eerste klas van de middelbare school<br />

zitten. 4 van deze kinderen doen VWO en het 5 de Bijlage 1 – Pilot 1<br />

111<br />

kind doet VMBO-­‐T. Ik heb deze kinderen<br />

allemaal eerst de gehele test gegeven. Zij kregen de opdracht deze zo goed mogelijk te maken.<br />

Tijd speelde deze eerste keer geen rol. Van de totale tijden heb ik het gemiddelde berekend.<br />

Hiervan heb ik 60% genomen en vervolgens heb ik de leerlingen een zelfde soort test nogmaals<br />

laten doen. Deze tweede keer zouden zij dus continue manipulatie hebben moeten ervaren.<br />

In de bijlage, bijlage 1, staat een pagina van mijn test. De test was in werkelijkheid 15 pagina's<br />

met vergelijkbare opgaven.<br />

Het resultaat was dat de leerlingen de beide testen erg goed deden. Er werden nauwelijks<br />

fouten gemaakt, zelfs met tijdsdruk. Één leerling was, met tijdsdruk, zelfs op tijd klaar. Hier is<br />

een aantal verklaringen voor. 1) De grootte van tijdsdruk was te klein, waardoor deze geen<br />

effect had. 2) De leerlingen hadden bij het maken van de eerste test vaardigheden ontwikkeld<br />

die zij in de tweede test toe konden passen waardoor de tweede test ze gemakkelijker af ging.<br />

3) De test was te makkelijk, dus de tijdsdruk had geen effect.<br />

Een verklaring voor het feit dat één leerling al klaar was, kan als volgt zijn: Ik heb na de eerste<br />

afname van de test een gemiddelde van de tijden berekend. Deze ene leerling was al de snelste<br />

na de eerste test. De tijdsdruk, waarbij ik de leerlingen 60% van de gemiddeld benodigde tijd<br />

gaf, was voor hem dus veel minder groot. Ik gaf deze jongen misschien wel 80% van de tijd die<br />

hij eerst nodig had. Ook de andere leerlingen, zelfs degenen die juist minder dan 60% van hun<br />

eigen benodigde tijd hadden gekregen, maakten daarentegen de test sneller dan en even goed<br />

als de eerste keer. Hierdoor ga ik ervan uit dat de grootte van de tijdsdruk niet de reden is<br />

geweest van het feit dat de tijdsdruk geen effect had.<br />

Dat de leerlingen vaardigheden ontwikkeld zouden hebben na het maken van de test voor de<br />

eerste keer, is natuurlijk waar. Dat dit de enige reden is waarom de leerlingen totaal geen last<br />

hadden van de tijdsdruk, kan niet het geval zijn, omdat de kandidaten het begin en einde van<br />

de testen even goed maakten.<br />

Hierdoor ga ik er vanuit dat de test niet uitdagend genoeg was. De leerlingen waren makkelijk<br />

41


in staat acceleratie toe te passen. Ook was het aantal fouten hierdoor dus te klein om<br />

onderscheid te maken, de test was niet differentiërend genoeg. Om deze reden heb ik een<br />

nieuwe test gemaakt. Ik heb na deze ervaring besloten het onderzoek toe te spitsen op de<br />

rekenvaardigheid.<br />

42


Bijlage 2 -­‐ Symbolen vergelijken<br />

43


Bijlage 3 -­‐ Rekentoets<br />

De volgende bijlage is de rekentoets die ik de leerlingen gegeven heb. De eerste pagina is de<br />

uitleg voor de toets. Hierop heb ik de drie verschillende uitleggen onder elkaar gezet, maar<br />

natuurlijk kregen de verschillende groepen slechts één van deze uitleggen. De twee pagina's na<br />

de uitleg zijn de rekentoets zelf. Op het einde staat nog een apart blad dat ik de leerlingen heb<br />

gegeven waarop zij konden aangeven of zij genoeg tijd hadden. Hierin waren geen<br />

systematische verschillen tussen de verschillende groepen. dus dit heb ik verder ook niet<br />

uitgebreid in mijn verslag behandeld.<br />

Naam: Klas: Groep: 1/2/3 Geslacht: m/v<br />

Geboortedatum: Dyscalculi: Ja/Nee Dyslexie: ja/nee<br />

Hallo allemaal,<br />

Ik ben Feline Lindeboom en ik zit in V6D. In de 6de klas moet je een profiel<strong>werkstuk</strong> maken,<br />

een groot <strong>werkstuk</strong> waarbij je een onderzoek doet. Voor mijn onderzoek heb ik jullie hulp<br />

nodig, als proefpersonen.<br />

Voor je ligt een rekentoets. Een deel van de sommen is meerkeuze. Het is niet de bedoeling<br />

dat je die sommen heel precies uitrekent, maar dat je het schat. Dat kan, omdat de<br />

antwoorden van de meerkeuzevragen niet heel dicht op elkaar liggen. Een ander deel van<br />

de toets is hoofdrekenen. Hierbij moet je het antwoord wel precies op je blaadje schrijven.<br />

Je mag ook een kladblaadje gebruiken. Schrijf allemaal je naam op je antwoordenblaadje.<br />

Vul ook de andere vragen bovenaan je blaadje nu in voor de toets begint.<br />

Zonder tijdsdruk:<br />

Het is de bedoeling dat je de toets zo goed mogelijk maakt. Tijd speelt geen rol.<br />

De 3 leerlingen die het meeste antwoorden goed hebben, krijgen een zak snoep<br />

Doe je best en succes!<br />

Continue manipulatie:<br />

De toets die voor je ligt, moet je zo goed mogelijk maken.<br />

De 3 leerlingen die de meeste antwoorden goed hebben, krijgen een zak snoep.<br />

Je krijgt hier 10 minuten de tijd voor. Doe je best en succes!<br />

Categorische manipulatie:<br />

Het is de bedoeling dat je deze toets zo goed en zo snel mogelijk maakt.<br />

Snelheid en het aantal goede antwoorden zijn allebei even belangrijk.<br />

De 3 leerlingen die de meeste antwoorden goed hebben in de snelste tijd, krijgen een zak<br />

snoep.<br />

Bedankt voor jullie medewerking!<br />

44


1:<br />

75239 – 12724 – 29846 =<br />

a) 49 437<br />

b) 32 669<br />

c) 24 319<br />

d)18 024<br />

2:<br />

72 + 240 + 28 + 100 =<br />

a) 700<br />

b) 350<br />

c) 435<br />

d) 440<br />

e) 850<br />

3:<br />

425248 – 138546 – 217489 – 16079 =<br />

a) 53 134<br />

b) 109 494<br />

c) 39 714<br />

d) 98 317<br />

e) 49 411<br />

3 x 9 =<br />

4 x 6 =<br />

3 x 8 =<br />

5 x 6 =<br />

7 x 8 =<br />

123 x 30 =<br />

2 x 13 =<br />

5 x 21 =<br />

7 x 34 =<br />

3 x 89 =<br />

9 x 51 =<br />

321 x 50<br />

20 x 34 =<br />

40 x 21 =<br />

31 x 80 =<br />

35 x 30 =<br />

60 x 24 =<br />

593 x 51<br />

45


61 x 11 =<br />

34 x 14 =<br />

45 x 54 =<br />

23 x 72 =<br />

99 x 13 =<br />

400 x 67 =<br />

19 – 38 =<br />

75 – 28 =<br />

89 – 11 =<br />

78 – 34 =<br />

56 – 78 =<br />

1358 + 5932 =<br />

13 + 28 =<br />

24 + 39 =<br />

15 + 54 =<br />

44 + 73 =<br />

88 + 99 =<br />

10001 + 1001 =<br />

121 – 356 =<br />

356 – 121 =<br />

444 – 278 =<br />

990 – 997 =<br />

282 – 573 =<br />

5938 – 2954 =<br />

678 + 536 =<br />

295 + 107 =<br />

990 + 133 =<br />

166 + 887 =<br />

492 + 688 =<br />

900 – 876 =<br />

7 x 9 =<br />

4 x 52 =<br />

6 x 65 =<br />

70 x 23 =<br />

50 x 98 =<br />

54 ÷ 90 =<br />

82 x 12 =<br />

78 x 11 =<br />

72 – 58 =<br />

67 – 54 =<br />

72 + 58 =<br />

78 ÷ 30 =<br />

45 + 54 =<br />

555 – 777 =<br />

899 – 998 =<br />

456 + 654 =<br />

111 + 222 =<br />

999 ÷ 111 =<br />

4 x 8 =<br />

6 x 14 =<br />

63 x 21 =<br />

373 -­‐ 987 =<br />

482 + 482 =<br />

Einde<br />

46


Naam:<br />

Had je genoeg tijd? Kruis de stelling aan die voor jou geldt<br />

o Ik had het af ruim voordat de tijd op was<br />

o Ik had het af voordat de tijd op was<br />

o Ik had het af op het moment dat de tijd op was<br />

o Ik had het nog niet af toen de tijd op was<br />

o Ik had het nog lang niet af toen de tijd op was


Bijlage 4 -­‐ Excel bestand met resultaten<br />

Hieronder staat een afbeelding weergegeven van het Excel bestand waarin ik mijn resultaten<br />

heb gezet. De getallen kunnen verschillende waarden aannemen. Dit staat in het codeboek<br />

(bijlage 4). Ook staat daar waarvoor de afkortingen staan.<br />

48


Bijlage 5 -­‐ Codeboek<br />

Variabele naam Betekenis + labels*<br />

Llnr Nummer leerling<br />

Naam** Naam<br />

Groep Experimentgroep (1 = zonder tijdsdruk; 2 =<br />

continue manipulatie; 3 = categorische<br />

manipulatie)<br />

Geslacht Vrouw = 1; man = 2<br />

Gbj Geboortejaar<br />

Gbm Geboortemaand<br />

Wiskunde Eerste wiskunde cijfer.<br />

Dyscalculi Nee = 0; ja = 1<br />

Dyslexie Nee = 0; ja = 1<br />

Klas 1j = 1; 1k = 2<br />

Tijdsdruk*** Of de leerling genoeg tijd heeft ( 1 = af ruim<br />

voordat de tijd op was; 2 = af voordat de tijd<br />

op was; 3 = af op het moment dat de tijd af<br />

was; 4 = nog niet af toen de tijd op was; 5 =<br />

nog lang niet af toen de tijd op was)<br />

Basisschool Basisschool waar de leerlingen op zaten<br />

Ik onderscheid de 6 ‘grootste’ basisscholen<br />

(waar minimaal 4 kinderen vandaan kwamen)<br />

1 = De Triangel<br />

2 = Karel Eykman<br />

3 = Michiel de Ruyter<br />

4 = Roelof Venema<br />

49


5 = ’t Kofschip<br />

6 = Willem Alexander<br />

7 = Overig<br />

Goed Aantal vragen goed<br />

Punten Aantal punten goed. Hierbij zijn de moeilijke<br />

vragen meer punten waard. Dit is ingedeeld in<br />

1,2 en 3 punten.<br />

af (v1) aantal vragen af<br />

af (v2) aantal punten af<br />

acc. 1 aantal vragen goed / aantal vragen af<br />

acc. 2 aantal punten goed / aantal vragen af<br />

Strategie 1 = gemaakt op volgorde van de vragen; 2 =<br />

niet gemaakt op volgorde van de vragen<br />

Klad gebruik klad (1 = Net; 2 = slordig; 3 = geen<br />

klad)<br />

*Missende gegevens worden genoteerd als '-­‐9'<br />

** Namen staan niet vermeld in het Excel bestand<br />

*** Dit heb ik vervolgens uit mijn onderzoek gelaten omdat hierin geen systematische<br />

verschillen waren tussen de verschillende groepen.<br />

50

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!