05.09.2013 Views

De formule van Euler in reguliere polytopen - KNAW Onderwijsprijs

De formule van Euler in reguliere polytopen - KNAW Onderwijsprijs

De formule van Euler in reguliere polytopen - KNAW Onderwijsprijs

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Inhoudsopgave<br />

Inleid<strong>in</strong>g 1<br />

Onderzoeksvragen 3<br />

1. Reguliere polygonen en polyhedra 5<br />

§1.1 polygonen 5<br />

§1.2 polyhedra 6<br />

§1.3 de <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> <strong>in</strong> 3 dimensies 9<br />

§1.4 de <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> <strong>in</strong> <strong>reguliere</strong> polyhedra 10<br />

§1.5 de <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>De</strong>scartes 11<br />

§1.6 vertexfiguren 12<br />

§1.7 quasi-<strong>reguliere</strong> polyhedra 13<br />

2. Tegel<strong>in</strong>gen en hon<strong>in</strong>graten 15<br />

§2.1 tegel<strong>in</strong>gen 15<br />

§2.2 hon<strong>in</strong>graten 16<br />

§2.2.1 quasi-<strong>reguliere</strong> hon<strong>in</strong>graten 17<br />

§2.2.2 semi-<strong>reguliere</strong> hon<strong>in</strong>graten 17<br />

§2.3 <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> <strong>in</strong> hon<strong>in</strong>graten en 4 dimensies 18<br />

3. Introductie tot 4 dimensies 20<br />

§3.1 dimensionale analogie 20<br />

§3.2 flatland 20<br />

§3.3 Euclidische ruimte <strong>in</strong> 4 dimensies 22<br />

4. Projectie 24<br />

§4.1 projectie <strong>in</strong> het algemeen 24<br />

§4.2 projectie <strong>in</strong> 2 en 3 dimensies 24<br />

§4.3 projectie <strong>in</strong> 4 en hogere dimensies 25<br />

5. Doorsnede <strong>van</strong> een hyperkubus 26<br />

§5.1 <strong>in</strong>dexeren <strong>van</strong> vlakken en hypervlakken 26<br />

§5.2 <strong>in</strong>dexeren <strong>van</strong> punten 28<br />

§5.3 het lijn-object 29<br />

§5.4 algoritme voor het v<strong>in</strong>den <strong>van</strong> eerste snijvlak met x4 = 0 29<br />

§5.5 algoritme voor het v<strong>in</strong>den <strong>van</strong> het aangrenzende vlak 31<br />

§5.6 algoritme voor het v<strong>in</strong>den <strong>van</strong> het volgende snijpunt 31


6. Rotatie <strong>in</strong> 4 dimensies 34<br />

§6.1 <strong>in</strong>troductie tot matrices 34<br />

§6.2 rotatiematrices 35<br />

7. Polytopen <strong>in</strong> 4 en hogere dimensies 36<br />

§7.1 polychora 36<br />

§7.2 vertexfiguren bij polychora 36<br />

§7.3 de vertexfiguren <strong>van</strong> een hyperkubus 37<br />

§7.4 <strong>reguliere</strong> polychora 38<br />

§7.5 het aantal <strong>reguliere</strong> polychora 39<br />

§7.6 <strong>polytopen</strong> <strong>in</strong> dimensie n 39<br />

§7.7 regulariteit bij <strong>polytopen</strong> <strong>in</strong> dimensie n 40<br />

§7.8 families <strong>reguliere</strong> <strong>polytopen</strong> 40<br />

§7.8.1 de simplex 40<br />

§7.8.2 de kruispolytoop 41<br />

§7.8.3 de hyperkubus 42<br />

8. Gegeneraliseerde <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> 43<br />

§8.1 <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> <strong>in</strong> elke dimensie 43<br />

§8.2 gegeneraliseerde <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> <strong>in</strong> families <strong>reguliere</strong> <strong>polytopen</strong> 43<br />

§8.2.1 de simplex 43<br />

§8.2.2 de kruispolytoop 44<br />

§8.2.3 de hyperkubus 44<br />

§8.3 het <strong>in</strong>cidentiegetal 45<br />

§8.4 k-ketens 46<br />

§8.5 k-ketens als vectoren 47<br />

§8.6 rang 48<br />

§8.7 de rang <strong>van</strong> een <strong>in</strong>cidentiematrix 49<br />

§8.8 bewijs <strong>van</strong> de gegeneraliseerde <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> 49<br />

Samenvatt<strong>in</strong>g en conclusie 51<br />

Reflectie 55<br />

Bronvermeld<strong>in</strong>g 56<br />

Logboek 58<br />

Bijlagen 60


Inleid<strong>in</strong>g<br />

Het bestuderen <strong>van</strong> meetkunde <strong>in</strong> 4 en hogere dimensies is een relatief nieuw gebied <strong>in</strong> de<br />

wiskunde. Ludwig Schläfli wordt, samen met Bernhard Riemann en Arthur Cayley, vaak gezien als de<br />

grondlegger <strong>van</strong> hoger-dimensionale meetkunde. <strong>De</strong> belangrijkste bijdrage <strong>van</strong> Schläfli was het<br />

beschrijven <strong>van</strong> alle <strong>reguliere</strong> <strong>polytopen</strong> <strong>in</strong> 4 dimensies. Daarnaast is hij de bedenker <strong>van</strong> het Schläflisymbool,<br />

waarmee <strong>polytopen</strong> <strong>in</strong> elke dimensie vrij simpel genoteerd kunnen worden. Ondanks dat<br />

hogere dimensies pas <strong>van</strong>af het beg<strong>in</strong> <strong>van</strong> de 19 e eeuw als een serieus gebied <strong>van</strong> de wiskunde<br />

worden beschouwd, zijn er vele referenties <strong>van</strong> voor die tijd naar hogere dimensies (waar<strong>van</strong> de<br />

meeste <strong>van</strong> filosofen afkomstig zijn).<br />

<strong>De</strong> lijn heeft een grootte <strong>in</strong> één richt<strong>in</strong>g, het vlak <strong>in</strong> twee richt<strong>in</strong>gen, en een lichaam <strong>in</strong> drie richt<strong>in</strong>gen,<br />

en verder dan deze is er geen richt<strong>in</strong>g omdat deze drie alle richt<strong>in</strong>gen zijn. 1<br />

<strong>De</strong> bewonderenswaardige Ptolemaeus heeft bewezen dat er niet meer dan drie afstanden zijn,<br />

<strong>van</strong>wege de noodzakelijkheid dat afstanden gedef<strong>in</strong>ieerd moeten worden, en dat afstanden bepaald<br />

moeten worden met behulp <strong>van</strong> drie loodrechte lijnen, en omdat het maar mogelijk om drie<br />

onderl<strong>in</strong>g loodrechte lijnen te nemen, twee om waarmee het vlak is gedef<strong>in</strong>ieerd en een derde om<br />

diepte te meten; zo dat als er enig andere afstand zou zijn deze volledig zonder betekenis en def<strong>in</strong>itie<br />

zou zijn. 2<br />

In het klassieke Griekenland werd een nummer beschouwd als een lijn, het product <strong>van</strong> twee<br />

getallen werd beschouwd als een vlak en het product <strong>van</strong> drie getallen als een lichaam. Toen het<br />

noodzakelijk werd om meer dan 3 getallen te vermenigvuldigen, werden termen als vlak-vlak en<br />

vlak-lichaam geïntroduceerd. Hiernaast verh<strong>in</strong>derde de meetkundige benader<strong>in</strong>g <strong>van</strong> vergelijk<strong>in</strong>gen<br />

klassieke wiskundigen er<strong>van</strong> zich te wagen aan vergelijk<strong>in</strong>gen met vier of meer variabelen, omdat<br />

deze beschouwd werden als onwerkelijk. Toen deze vergelijk<strong>in</strong>gen niet meer te vermijden waren,<br />

betekende dit een ‘onmogelijke’ uitbreid<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het toenmalige geometrisch begrip.<br />

In de hedendaagse wiskunde heeft hoger- dimensionale meetkunde vele toepass<strong>in</strong>gen, waaronder <strong>in</strong><br />

de statistiek, de mathematische fysica en complexe analyse. Aangezien <strong>van</strong> een complexe functie<br />

zowel de afhankelijke als de onafhankelijk variabele een complex getal is met zowel een reëel als<br />

een imag<strong>in</strong>air deel, zijn er vier dimensies nodig om een grafiek <strong>van</strong> deze functie te plotten. Om de<br />

eigenschappen <strong>van</strong> deze grafiek te bestuderen, kan er gebruik worden gemaakt <strong>van</strong> vierdimensionale<br />

meetkunde.<br />

Wij zullen <strong>in</strong> dit onderzoek niet al te diep <strong>in</strong>gaan op de meetkunde <strong>van</strong> vier dimensies, maar wij<br />

zullen wel begrip proberen te kweken <strong>van</strong> wat hoger-dimensionale ruimte precies <strong>in</strong>houdt. Waar wij<br />

wel dieper op <strong>in</strong> zullen gaan zijn <strong>reguliere</strong> <strong>polytopen</strong> <strong>in</strong> vier dimensies, wat de analogen zijn <strong>van</strong><br />

polygonen en polyhedra <strong>in</strong> respectievelijk twee en drie dimensies. Na het onderzoeken <strong>van</strong> deze<br />

<strong>polytopen</strong>, <strong>in</strong>clusief generalisaties hier<strong>van</strong> die gelden voor elke dimensie, zullen wij op zoek gaan<br />

naar een patroon <strong>in</strong> het aantal lager-dimensionale <strong>polytopen</strong> dat een polytoop <strong>in</strong> een bepaalde<br />

dimensie n bevat.<br />

1 Citaat <strong>van</strong> Aristoteles (384 tot 322 v.Chr.), 2 Citaat <strong>van</strong> Simplicius (6 e eeuw na Christus)<br />

Beide citaten zijn verkorte vertal<strong>in</strong>gen <strong>van</strong>uit Mann<strong>in</strong>g, Geometry of four dimensions, blz. 1<br />

Inleid<strong>in</strong>g<br />

1


We hebben voor dit onderwerp gekozen omdat we de 4 e dimensie allebei een fasc<strong>in</strong>erend<br />

onderwerp v<strong>in</strong>den, en erg benieuwd waren naar de manieren waarop wij als driedimensionale<br />

wezens de 4 e dimensie kunnen bevatten of zelfs weergegeven <strong>in</strong> drie dimensies. Daarnaast zijn we<br />

<strong>van</strong> men<strong>in</strong>g dat polyhedra al een bepaalde mysterie en schoonheid hebben, en we wilden graag<br />

weten hoe hoger-dimensionale <strong>polytopen</strong> <strong>in</strong> elkaar steken.<br />

Om ons onderzoek iets meer richt<strong>in</strong>g te geven, hebben we advies gevraagd <strong>van</strong> prof. dr. E.J.N.<br />

Looijenga, die hoogleraar is aan de universiteit Utrecht. Hij heeft ons met name geadviseerd om ons<br />

meer te focussen op de <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong>, en die tip heeft ons profielwerkstuk naar onze men<strong>in</strong>g erg<br />

goed gedaan.<br />

We hebben geprobeerd om voor elk nieuw concept dat we <strong>in</strong> hogere dimensies <strong>in</strong>troduceren, eerst<br />

nog eens duidelijk na te gaan hoe dit concept <strong>in</strong> lagere dimensies werkt. Hierdoor kan het soms<br />

misschien lijken alsof we d<strong>in</strong>gen herhalen die al bij iedereen bekend zijn, maar dit is noodzakelijk om<br />

de vaak veel lastigere concepten <strong>in</strong> hogere dimensies goed te kunnen doorzien.<br />

Inleid<strong>in</strong>g<br />

2


Onderzoeksvragen<br />

Voor dit onderzoek stellen de vraag: Wat voor regelmaat is er te ontdekken <strong>in</strong> het aantal<br />

deel<strong>polytopen</strong> <strong>in</strong> <strong>reguliere</strong> <strong>polytopen</strong> <strong>van</strong> elke dimensie? We zullen eerst polygonen en polyhedra<br />

behandelen. Dit doen we om begrip te krijgen <strong>van</strong> de fundamentele eigenschappen <strong>van</strong> <strong>polytopen</strong>,<br />

om deze later door te kunnen trekken naar hogere dimensies. Daarna zullen we een simpele def<strong>in</strong>itie<br />

geven <strong>van</strong> regulariteit, en er wordt uitgelegd waarom deze def<strong>in</strong>itie alle ‘verwachte’ eigenschappen<br />

<strong>van</strong> regulariteit met zich meebrengt. Vervolgens gaan we de <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> bewijzen, welke een<br />

verband legt tussen het aantal vertices, ribben en grensvlakken <strong>van</strong> een polyhedron.<br />

Na een begrip te hebben ontwikkeld <strong>van</strong> polygonen en polyhedra, zullen we <strong>in</strong>gaan op tegel<strong>in</strong>gen en<br />

hon<strong>in</strong>graten. Tegel<strong>in</strong>gen zijn one<strong>in</strong>dige vlakken gevuld met precies <strong>in</strong> elkaar passende polygonen,<br />

hon<strong>in</strong>graten zijn one<strong>in</strong>dige ruimten gevuld met precies <strong>in</strong> elkaar passende polyhedra. Hon<strong>in</strong>graten<br />

zijn een goede overbrugg<strong>in</strong>g <strong>van</strong> polyhedra naar <strong>polytopen</strong> <strong>in</strong> hogere dimensies, omdat deze<br />

eigenschappen hebben <strong>van</strong> zowel polyhedra als <strong>van</strong> 4-dimensionale <strong>polytopen</strong>. Voor hon<strong>in</strong>graten<br />

zullen we onderzoeken of hiervoor een <strong>formule</strong> is op te stellen voor het verband tussen het aantal<br />

vertices, ribben, polygonen en polyhedra, net zoals we de <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> hebben gevonden voor<br />

polyhedra.<br />

Daarna zullen we een <strong>in</strong>troductie geven <strong>van</strong> 4 dimensies en <strong>in</strong> het bijzonder <strong>van</strong> Cartesiaanse<br />

coörd<strong>in</strong>atenstelsel, omdat dit noodzakelijk is om te begrijpen wat hogere dimensies <strong>in</strong>houden. Ook<br />

zullen we onderzoeken welke manieren er zijn voor 3-dimensionale wezens om 4 dimensies te<br />

begrijpen. We willen weten of er hoger-dimensionale analogen zijn <strong>van</strong> concepten zoals doorsneden<br />

en projecties.<br />

Als we een redelijk idee hebben gekregen <strong>van</strong> hogere dimensies, zullen we dieper <strong>in</strong>gaan op wat<br />

<strong>polytopen</strong> nou precies zijn <strong>in</strong> 4 en vervolgens hogere dimensies en zullen we onderzoeken welke<br />

eigenschappen <strong>van</strong> polygonen en polyhedra zijn door te trekken naar hogere dimensies. Ook zullen<br />

we het begrip regulariteit generaliseren. We onderzoeken ook of er bepaalde <strong>reguliere</strong> <strong>polytopen</strong><br />

zijn die analogen hebben <strong>in</strong> elke dimensie.<br />

Ten slotte proberen we de <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> te generaliseren, zodat deze geldt voor <strong>polytopen</strong> <strong>in</strong><br />

elke dimensie en zullen we het gevonden verband proberen te bewijzen. Hieronder is overzichtelijk<br />

weergegeven welke hoofdvraag en welke deelvragen we stellen voor dit onderzoek.<br />

Hoofdvraag<br />

Wat voor regelmaat is er te ontdekken <strong>in</strong> het aantal punten, ribben, polygonen en hogerdimensionale<br />

analogen hier<strong>van</strong> <strong>in</strong> convexe <strong>reguliere</strong> <strong>polytopen</strong> <strong>van</strong> elke dimensie?<br />

Onderzoeksvra gen<br />

3


<strong>De</strong>elvragen<br />

Welke eigenschappen en pr<strong>in</strong>cipes <strong>van</strong> Euclidische ruimte en Cartesiaanse coörd<strong>in</strong>atenstelsels<br />

kunnen we doortrekken naar hogere dimensies?<br />

Op wat voor manieren kunnen wij als driedimensionale wezens vierdimensionale <strong>polytopen</strong><br />

weergeven <strong>in</strong> driedimensionale ruimte?<br />

Wat voor eigenschappen <strong>van</strong> polygonen en polyhedra kunnen we doortrekken naar hogerdimensionale<br />

<strong>polytopen</strong>, en dan met name naar polychora?<br />

Hoe kunnen we regulariteit voor convexe polychora en voor convexe hoger-dimensionale<br />

<strong>polytopen</strong> def<strong>in</strong>iëren?<br />

Zijn er bepaalde typen <strong>polytopen</strong> die te generaliseren zijn voor elke dimensie, en is er een<br />

verband te ontdekken <strong>in</strong> het aantal lager-dimensionale <strong>polytopen</strong> dat deze bevatten?<br />

Onderzoeksvra gen<br />

4


1. Reguliere polygonen en polyhedra<br />

§1.1 Reguliere polygonen 3<br />

Polygonen zijn er <strong>in</strong> allerlei soorten en maten. Er zijn er zelfs one<strong>in</strong>dig veel verschillende polygonen<br />

mogelijk, dus zullen wij onze beperken tot de <strong>reguliere</strong> polygonen. Een polygoon is regulier als er aan<br />

de volgende voorwaarden wordt voldaan:<br />

(1) <strong>De</strong> ribben <strong>van</strong> het polygoon zijn allemaal <strong>van</strong> dezelfde lengte.<br />

(2) Alle <strong>in</strong>wendige hoeken <strong>van</strong> het polygoon zijn gelijk.<br />

Reguliere polygonen worden genoteerd met het Schläfli-symbool {p}, waar<strong>in</strong> p het aantal vertices of<br />

ribben is, met p > 3. We nemen als voorbeeld de {5}, oftewel het pentagoon (de vijfhoek) ABCDE, zie<br />

het onderstaande figuur. Doordat alle hoeken en ribben gelijk zijn weten we dat het middelpunt en<br />

het zwaartepunt <strong>van</strong> een regulier polygoon hetzelfde zijn. Met de afstanden <strong>van</strong> het middelpunt tot<br />

de vertices allemaal gelijk en zo ook de afstanden <strong>van</strong> het middelpunt tot de ribben (ofwel de<br />

middelpunten <strong>van</strong> de ribben), zijn er twee cirkels de tekenen:<br />

(1) <strong>De</strong> <strong>in</strong>geschreven of b<strong>in</strong>nencirkel c1 met straal r1 die de ribben <strong>in</strong> hun<br />

middelpunten raakt.<br />

(2) <strong>De</strong> omgeschreven of buitencirkel c2 met straal r2 die door de vertices<br />

gaat.<br />

Beide cirkels hebben M (middelpunt <strong>van</strong> het betreffende polygoon) als<br />

middelpunt, men zegt dan dat c1 en c2 concentrisch zijn.<br />

Wanneer we <strong>van</strong>uit het middelpunt een lijn naar elk middelpunt <strong>van</strong> een rib en elke vertex trekken<br />

ontstaan er twee driehoeken per rib. In totaal zijn er dan 2p <strong>van</strong> deze driehoeken, dus voor het<br />

pentagoon zijn het er 10. In het onderstaande figuur is één zo’n driehoek ( AKM ) weergegeven.<br />

Als we stellen dat het polygoon zijden heeft <strong>van</strong> lengte 2l dan volgt AK = l. Ook zien we dat KM = r1,<br />

AM = r2 en<br />

, omdat er 2p driehoeken samenkomen <strong>in</strong> M. Omdat AKM een<br />

rechthoekige driehoek is kun we gebruik maken <strong>van</strong> goniometrische <strong>formule</strong>s. Zo kunnen we<br />

bijvoorbeeld r1 en r2 uitrekenen.<br />

( )<br />

(<br />

( )<br />

Van driehoek AKM kunnen we ook de volgende d<strong>in</strong>gen uitrekenen<br />

(som hoeken is gelijk aan 180ᵒ)<br />

(<br />

)<br />

(<br />

3 <strong>De</strong>ze paragraaf is grotendeels gebaseerd op Coxeter, Regular Polytopes, blz. 1-3<br />

)<br />

)<br />

(<br />

(<br />

)<br />

)<br />

Hoofdstuk 1: Reguliere polygonen en polyhedra<br />

5


Ook geldt daarnaast<br />

Hieruit volgt<br />

(<br />

)<br />

(gestrekte hoek)<br />

(<br />

)<br />

<strong>De</strong> <strong>in</strong>wendige hoeken <strong>van</strong> een regulier polygoon zijn 2 KAM dus volgt<br />

(<br />

Voor de omtrek S <strong>van</strong> een regulier polygoon geldt natuurlijk<br />

)<br />

§1.2 Polyhedra 4<br />

Ook voor de polyhedra zijn er one<strong>in</strong>dig veel mogelijkheden en daarom beperken wij ons net als bij<br />

polygonen tot de <strong>reguliere</strong> en quasi-<strong>reguliere</strong> polyhedra. We behandelen eerst de <strong>reguliere</strong><br />

polyhedra. Een polyhedron is regulier als deze aan de volgende eisen voldoet<br />

(1) Elk grensvlak is een <strong>reguliere</strong> polygoon.<br />

(2) Alle grensvlakken zijn gelijk.<br />

(3) <strong>De</strong> vertices zijn alle op dezelfde wijze omr<strong>in</strong>gd met grensvlakken.<br />

Reguliere polyhedra worden genoteerd als {p,q} waar<strong>in</strong> p het soort polygoon is waar<strong>van</strong> hij gemaakt<br />

is, en q het aantal polygonen dat samenkomt <strong>in</strong> een vertex. Polyhedra worden genoemd naar het<br />

aantal zijvlakken dat ze hebben. <strong>De</strong> {5,3} bijvoorbeeld is een volume of lichaam <strong>in</strong>gesloten door<br />

pentagonen, met drie daar<strong>van</strong> samenkomend <strong>in</strong> elke vertex. Als we de zijvlakken tellen komen we op<br />

12 <strong>reguliere</strong> polygonen. <strong>De</strong> {5,3} wordt dan ook het dodecahedron genoemd (dodeca = 12). In<br />

<strong>reguliere</strong> polyhedra zijn alle vertices gelijk verdeeld, wat <strong>in</strong>houdt dat alle vertices even ver <strong>van</strong> het<br />

middelpunt M liggen. Er is dus een sfeer waarop alle vertices liggen, de zogenaamde omtreksfeer S0.<br />

Hieruit volgt natuurlijk dat er ook een sfeer is voor de ribben en een sfeer voor de grensvlakken <strong>van</strong><br />

polyhedra. <strong>De</strong> sfeer die de ribben <strong>in</strong> het midden raakt heet de middensfeer S1 en de sfeer die de<br />

grensvlakken <strong>in</strong> hun middelpunt raakt heet de b<strong>in</strong>nensfeer S2. Ze hebben allemaal hetzelfde<br />

middelpunt en dus zijn S0, S1 en S2 concentrisch.<br />

Elk <strong>van</strong> de hoeken die samen komen <strong>in</strong> een vertex is een <strong>in</strong>wendige hoek ( γ) <strong>van</strong> het polygoon. <strong>De</strong><br />

totale hoek rondom een punt is dus , wat m<strong>in</strong>der moet zijn dan 2π. Anders zouden de ribben<br />

namelijk allemaal <strong>in</strong> hetzelfde vlak liggen. Het is dan geen polyhedron, maar een vlak gevuld met<br />

polygonen. Als groter zou zijn dan 2π, zouden de grensvlakken <strong>van</strong> de polyhedron het<br />

<strong>in</strong>wendige volume snijden. Wij houden ons alleen maar bezig met convexe polyhedra, waar dit niet<br />

het geval is. Dus kunnen we zeggen<br />

4 <strong>De</strong>ze paragraaf is grotendeels gebaseerd op Coxeter, Regular Polytopes, blz. 4-7<br />

Hoofdstuk 1: Reguliere polygonen en polyhedra<br />

6


(<br />

(<br />

)<br />

)<br />

Ook hier geldt natuurlijk weer p > 3, maar ook q > 3. Daarnaast moeten er uiteraard meer dan 2<br />

polygonen <strong>in</strong> een vertex samen komen anders sluiten de ribben niet aan. Samen met die twee<br />

voorwaarden kunnen we afleiden dat<br />

(<br />

(<br />

(<br />

)<br />

)<br />

)<br />

Dus weten we dat 3 < p < 5 en 3 < q < 5, en kunnen we afleiden dat er mogelijke<br />

comb<strong>in</strong>aties <strong>van</strong> p en q zijn. Door de voorwaarde <strong>van</strong> convexiteit vallen er echter 4 <strong>van</strong> de 9 af, zoals<br />

hieronder is afgeleid<br />

* +<br />

* +<br />

* +<br />

Tetrahedron<br />

Octahedron<br />

Icosahedron<br />

Hoofdstuk 1: Reguliere polygonen en polyhedra<br />

7


* +<br />

* +<br />

* +<br />

* +<br />

Kubus<br />

Dodecahedron<br />

* +<br />

* +<br />

We kunnen dus concluderen dat er maar 5 convexe <strong>reguliere</strong> polyhedra zijn. <strong>De</strong>ze bijzondere<br />

polyhedra zijn destijds door Plato bestudeerd en worden daarom ook wel de 5 Platonische lichamen<br />

genoemd. We zullen nu kort <strong>in</strong>gaan op hoe de Platonische soliden te construeren zijn.<br />

Een punt T en een regulier polygoon {p} vormen een piramide wanneer het punt T met elke vertex<br />

<strong>van</strong> het polygoon {p} verbonden wordt, waarbij het punt T zo gekozen is dat alle gecreëerde<br />

lijnstukken <strong>van</strong> gelijke lengte zijn. Wanneer het polygoon een gelijkzijdige driehoek {3} is en de<br />

lijnstukken <strong>van</strong>af de vertices naar het punt T even lang zijn als de ribben <strong>van</strong> deze driehoek, dan<br />

hebben we te maken met een tetrahedron. Wanneer het polygoon een vierkant {4} is en de<br />

lijnstukken <strong>van</strong>af de vertices naar het punt T even lang zijn als de ribben <strong>van</strong> het vierkant, dan<br />

hebben we een piramide met een vierkant als basis en 4 gelijkzijdige driehoeken als zijvlakken. Door<br />

twee <strong>van</strong> deze piramides tegen elkaar te plaatsen zo dat ze een gemeenschappelijke basis hebben, is<br />

het mogelijk om een octahedron te construeren. Een prisma wordt getraceerd wanneer een {p}<br />

wordt verplaatst <strong>in</strong> een richt<strong>in</strong>g loodrecht op het vlak waar deze <strong>in</strong>ligt. Door een prisma te nemen<br />

met een vierkant {4} als basis, en de afstand tussen het bovenvlak en het ondervlak gelijk te stellen<br />

aan de lengte <strong>van</strong> de ribbe <strong>van</strong> de beide vierkanten, construeren we een kubus. Door het bovenvlak<br />

<strong>van</strong> een prisma<br />

te draaien, krijgen we een antiprisma. Als we een antiprisma nemen<br />

waarvoor geldt p = 5, en op zowel het bovenvlak als het ondervlak <strong>van</strong> deze antiprisma een piramide<br />

plaatsen (dus met een {5} als basis), krijgen we een polyhedron waar<strong>in</strong> elke vertex is omr<strong>in</strong>gd door 5<br />

gelijkzijdige driehoeken, dus de icosahedron. Er is geen simpele manier om de 5 e Platonische solide te<br />

construeren, maar we kunnen 6 vijfhoeken aan elkaar plaatsen zo dat er een vijfhoek is die omr<strong>in</strong>gd<br />

Hoofdstuk 1: Reguliere polygonen en polyhedra<br />

8


wordt door 5 andere vijfhoeken en elke vijfhoek behalve de middelste 3 vijfhoeken raakt. We krijgen<br />

een soort <strong>van</strong> kom, waar<strong>van</strong> we er twee op elkaar kunnen passen om een dodecahedron te vormen.<br />

§1.3 <strong>De</strong> <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> <strong>in</strong> 3 dimensies 5<br />

<strong>De</strong> <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> legt een verband tussen het aantal vertices, ribben en grensvlakken <strong>van</strong> een<br />

polyhedron. Om de <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> <strong>in</strong> 3 dimensies te kunnen begrijpen, is enige kennis <strong>van</strong><br />

grafentheorie vereist. Grafentheorie is de tak <strong>van</strong> wiskunde die de eigenschappen <strong>van</strong> grafen<br />

bestudeert. Een graaf <strong>in</strong> het algemeen is een verzamel<strong>in</strong>g knopen (punten) verbonden door takken<br />

(lijnen). Grafentheorie wordt soms beschouwd als een onderdeel <strong>van</strong> topologie, een uitgroeisel <strong>van</strong><br />

de meetkunde waar geen aandacht wordt besteed aan afstand en rechtlijnigheid, maar dat zich<br />

bezighoudt met de manier waarop figuren met elkaar verbonden zijn.<br />

Wij zullen ons alleen maar bezighouden met enkelvoudige, niet-gerichte grafen. Dit zijn grafen<br />

waarbij ten eerste elke 2 knopen verbonden zijn door ten meeste één tak, en ten tweede de takken<br />

geen richt<strong>in</strong>g hebben. <strong>De</strong> formele def<strong>in</strong>itie <strong>van</strong> een enkelvoudige, niet-gerichte graaf G is G = (V,E),<br />

een geordend paar <strong>van</strong> een niet-lege, e<strong>in</strong>dige verzamel<strong>in</strong>g V en een verzamel<strong>in</strong>g E bestaande nietgeordende<br />

tweetallen <strong>van</strong> elementen uit V, dus E ⊆ [V] 2 . <strong>De</strong> verzamel<strong>in</strong>g V bestaat dus uit de<br />

knopen, en de verzamel<strong>in</strong>g E uit de takken <strong>van</strong> de graaf. In het onderstaande plaatje wordt als<br />

voorbeeld de graaf G = (E,V) weergegeven, waarbij E = {1,2,3} en V = {(1, 2), (1, 3), (2, 3)}. 4<br />

Elke graaf G heeft een duale graaf G*. 5 Een duale graaf is te construeren door <strong>in</strong> elk <strong>in</strong>gesloten vlak<br />

(waarbij het one<strong>in</strong>dige vlak dat de graaf omgeeft ook als <strong>in</strong>gesloten vlak wordt beschouwd) een<br />

knoop te plaatsen en vervolgens <strong>van</strong> deze knopen elk paar te verb<strong>in</strong>den waar<strong>van</strong> de bijbehorende<br />

vlakken een tak gemeenschappelijk hebben. Elke tak <strong>van</strong> de duale graaf snijdt dan de bijbehorende<br />

tak <strong>van</strong> de orig<strong>in</strong>ele graaf. Een graaf met N0 knopen, N1 takken en N2 vlakken levert dus een duale<br />

graaf op met N2 knopen, N1 takken en N0 <strong>in</strong>gesloten vlakken. Hierbij wordt elk <strong>van</strong> de N2 knopen<br />

<strong>van</strong> de duale graaf omgeven door een vlak <strong>van</strong> de orig<strong>in</strong>ele graaf. Dualiteit is een symmetrische<br />

relatie, wat <strong>in</strong>houdt dat elke graaf de duale graaf <strong>van</strong> zijn duale graaf is oftewel G = G**.<br />

Ten slotte is een boom een graaf die aan de volgende eigenschappen voldoet:<br />

(1) <strong>De</strong> graaf bevat geen kr<strong>in</strong>gen, wat ketens zijn <strong>van</strong> opeenvolgende takken waarbij het beg<strong>in</strong>punt<br />

<strong>van</strong> de eerste tak samenvalt met het e<strong>in</strong>dpunt <strong>van</strong> de laatste tak.<br />

5 <strong>De</strong> <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> is op vele manieren te bewijzen, maar wij hebben gekozen voor het bewijs<br />

<strong>van</strong> von Staudt, zoals deze beschreven is <strong>in</strong> Coxeter, Regular Polytopes, blz. 9.<br />

4 http://diestel-graph-theory.com/basic.html, geraadpleegd op 30 december 2010<br />

5 http://mathworld.wolfram.com/DualGraph.html, geraadpleegd op 29 december 2010<br />

Hoofdstuk 1: Reguliere polygonen en polyhedra<br />

9


(2) <strong>De</strong> graaf is samenhangend, wat <strong>in</strong>houdt dat er voor iedere 2 knopen i en j een keten <strong>van</strong><br />

opeenvolgende takken is tussen i en j.<br />

Het aantal N0 knopen en N1 takken <strong>van</strong> een boom voldoen aan de volgende gelijkheid<br />

Een Schlegel-diagram is gedef<strong>in</strong>ieerd als een projectie <strong>van</strong> een polytoop <strong>in</strong> n-dimensionale ruimte op<br />

(n-1)-dimensionale ruimte. Het Schlegel-diagram <strong>van</strong> polyhedra is te beschouwen als een graaf,<br />

waarbij de N0 punten kunnen worden beschouwd als de knopen, de N1 ribben als de takken <strong>van</strong> en<br />

de N2 grensvlakken als de <strong>in</strong>gesloten vlakken <strong>van</strong> de graaf. 6<br />

Beschouw een willekeurige boom T1 waar<strong>van</strong> de knopen de N0 vertices <strong>van</strong> de Schlegel-graaf GS zijn,<br />

en waar<strong>van</strong> de takken N0 – 1 <strong>van</strong> de N1 takken <strong>van</strong> GS zijn. <strong>De</strong> takken <strong>van</strong> de duale graaf <strong>van</strong> de<br />

Schlegel-graaf GS* die afkomstig zijn <strong>van</strong> de takken <strong>van</strong> de graaf GS die geen onderdeel uitmaken <strong>van</strong><br />

de boom T1, vormen nu een graaf G2. Van de graaf G2 zijn de takken volledig gescheiden <strong>van</strong> de boom<br />

T1, omdat alle takken <strong>van</strong> G2 niet afkomstig zijn <strong>van</strong> takken <strong>van</strong> de boom T1. Hieruit volgt dat de graaf<br />

G2 voldoet aan de volgende eigenschappen:<br />

(1) <strong>De</strong> graaf G2 kan bevat geen kr<strong>in</strong>gen, omdat kr<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> deze graaf de orig<strong>in</strong>ele graaf <strong>in</strong> 2 vlakken<br />

zou verdelen. Beide vlakken zouden knopen <strong>van</strong> de boom T1 bevatten, waardoor deze niet meer<br />

samenhangend zou zijn, wat per def<strong>in</strong>itie onmogelijk is.<br />

(2) <strong>De</strong> graaf G2 is samenhangend, omdat de enige manier waarop er tussen 2 knopen i en j geen<br />

keten mogelijk zou zijn is als een kr<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de boom T1 de graaf G2 zou onderbreken, maar bomen<br />

hebben per def<strong>in</strong>itie geen kr<strong>in</strong>gen.<br />

Dus kunnen we de conclusie trekken dat G2 ook een boom is, met N2 punten en dus met N2 – 1<br />

takken. We weten dat alle takken <strong>van</strong> G2 afkomstig is <strong>van</strong> een tak <strong>van</strong> de graaf G1, en dat elk <strong>van</strong> de<br />

N1 takken <strong>van</strong> de graaf GS of een <strong>van</strong> deze takken is, of een tak is <strong>van</strong> de boom T1. Hieruit kunnen we<br />

de conclusie trekken dat<br />

( ) ( )<br />

Hieruit kunnen we de <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> afleiden, namelijk:<br />

In de onderstaande afbeeld<strong>in</strong>g is het bovenstaande bewijs geïllustreerd <strong>in</strong> het Schlegeldiagram <strong>van</strong><br />

een tetrahedron. Hierbij stelt de rode graaf GS* voor, de groene stippellijn T1 en de blauwe stippellijn<br />

T2. Te zien is dat, overeenkomstig met de beschreven theorie, alle takken <strong>van</strong> T2 gescheiden zijn <strong>van</strong><br />

de takken <strong>van</strong> T2.<br />

6 http://mathworld.wolfram.com/SchlegelGraph.html, geraadpleegd op 6 januari 2010<br />

Hoofdstuk 1: Reguliere polygonen en polyhedra<br />

10


§1.4 <strong>De</strong> <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> en <strong>reguliere</strong> polyhedra 7<br />

Wanneer we het polyhedra bestuderen, kunnen we een aantal verbanden leggen tussen N0, N1 en N2.<br />

We zien namelijk dat <strong>in</strong> elke vertex q ribben bij elkaar komen, maar elke ribbe verb<strong>in</strong>dt twee vertices<br />

en wordt dus wanneer we het aantal ribben tellen met behulp <strong>van</strong> q twee keer meegeteld. Dus de<br />

helft <strong>van</strong> het aantal vertices maal q is het aantal ribben<br />

, dus<br />

Ieder grensvlak heeft p ribben, maar elke rib is gemeenschappelijk aan twee polygonen. <strong>De</strong> helft <strong>van</strong><br />

het aantal zijvlakken maal p is dus het aantal ribben<br />

, dus<br />

Door de twee bovenstaande <strong>formule</strong>s samen te voegen, krijgen we<br />

Stel . Dan geldt er , waaruit volgt<br />

<strong>De</strong> <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> N N N 2 geeft ook al een verband aan. Door de hierboven gemaakte<br />

conclusies <strong>in</strong> te vullen krijgen we<br />

We kunnen nu N0, N1 en N2 <strong>in</strong> p en q uitdrukken<br />

( )( )<br />

Hieruit volgt samen met<br />

7 <strong>De</strong> <strong>formule</strong>s die <strong>in</strong> deze en de volgende paragraaf bewezen worden zijn afkomstig <strong>van</strong> Coxeter,<br />

Regular Polytopes, blz. 13, 23<br />

0<br />

( )( )<br />

1<br />

2<br />

( )( )<br />

(<br />

( )( ) )<br />

( )( )<br />

Uit deze <strong>formule</strong>s is af te leiden dat de kubus en de octahedron een gelijke hoeveelheid ribben<br />

hebben, maar een omgekeerde hoeveelheid vertices en grensvlakken. Een dergelijke relatie tussen<br />

polyhedra noemen we dualiteit. <strong>De</strong> tetrahedron is duaal aan zichzelf. Voor de icosahedron en de<br />

dodecahedron geldt ook een duale relatie. Duale polyhedra passen precies <strong>in</strong> elkaar, zoals <strong>in</strong> de<br />

onderstaande afbeeld<strong>in</strong>gen is weergegeven voor respectievelijk de dodecahedron en de kubus.<br />

Hoofdstuk 1: Reguliere polygonen en polyhedra<br />

11


§1.5 <strong>De</strong> <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>De</strong>scartes<br />

Eerder beschreven we dat de hoeken bij een vertex <strong>in</strong> totaal m<strong>in</strong>der moeten zijn dan 2π. Het verschil<br />

tussen de totale hoek en 2π noemen we δ. <strong>De</strong> totale hoek is zoals eerder bewezen<br />

(<br />

) , en dus geldt voor δ dat<br />

(<br />

)<br />

We kunnen δ ook uitdrukken <strong>in</strong> N0, zoals hieronder is aangetoond<br />

(<br />

( )<br />

We hebben aangetoond dat<br />

)<br />

( ( )( ))<br />

8 Alle def<strong>in</strong>ities <strong>in</strong> deze paragraaf zijn afkomstig <strong>van</strong> Coxeter, Regular Polytopes, blz. 16 en Coxeter,<br />

Introduction to geometry, blz. 156<br />

9 http://mathworld.wolfram.com/VertexFigure.html, geraadpleegd op 10 januari 2011<br />

(<br />

( )( ) )<br />

, en dus is de <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>De</strong>scartes te herleiden tot<br />

( )( )<br />

§1.6 Vertexfiguren 8<br />

We hebben gedef<strong>in</strong>ieerd dat een polyhedron regulier is, als er aan de volgende voorwaarden wordt<br />

voldaan:<br />

(1) Elk grensvlak is een <strong>reguliere</strong> polygoon.<br />

(2) Alle grensvlakken zijn gelijk.<br />

(3) <strong>De</strong> vertices zijn alle op dezelfde wijze omr<strong>in</strong>gd met grensvlakken.<br />

Er is echter een veel simpelere manier om regulariteit te def<strong>in</strong>iëren, namelijk met behulp <strong>van</strong> vertex<br />

figuren. Het vertexfiguur <strong>van</strong> een vertex P <strong>van</strong> een polygoon, is het lijnstuk dat de middelpunten <strong>van</strong><br />

de twee aangrenzende ribben verb<strong>in</strong>dt. 8 Voor een <strong>reguliere</strong> polygoon {p} met ribben <strong>van</strong> lengte 2l,<br />

kan de lengte <strong>van</strong> het vertex figuur als volgt worden afgeleid:<br />

(1) Beschouw het vertexfiguur AB, waarbij A en B middelpunten zijn <strong>van</strong> 2<br />

opeenvolgende ribben <strong>van</strong> {p}.<br />

(2) Het rib waar A op ligt is zo door te trekken, dat geldt dat de lengte <strong>van</strong><br />

AC gelijk is aan de lengte <strong>van</strong> de zijde waar A op ligt, oftewel 2l.<br />

(3) Nu is , dus kunnen we gebruik maken <strong>van</strong> goniometrische<br />

<strong>formule</strong>s.<br />

(4) In geldt nu dat (<br />

(5) Dus kunnen we concluderen dat de lengte <strong>van</strong> het<br />

vertexfiguur gelijk is aan<br />

(<br />

)<br />

)<br />

Het vertexfiguur <strong>van</strong> een vertex P <strong>van</strong> een polyhedron, is de polygoon waar<strong>van</strong> de<br />

ribben de vertexfiguren zijn <strong>van</strong> alle omliggende grensvlakken. Zo is het vertexfiguur<br />

<strong>van</strong> elk punt <strong>van</strong> een kubus een gelijkzijdige driehoek.<br />

Met behulp <strong>van</strong> vertexfiguren kunnen we regulariteit voor polyhedra nu op de volgende manier<br />

def<strong>in</strong>iëren. Een polyhedra is regulier, <strong>in</strong>dien er aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:<br />

(1) Elk grensvlak is een <strong>reguliere</strong> polygoon.<br />

(2) Van alle vertices is het vertexfiguur een <strong>reguliere</strong> polytoop.<br />

Hoofdstuk 1: Reguliere polygonen en polyhedra<br />

12


Omdat alle grensvlakken volgens deze def<strong>in</strong>itie regulier zijn, weten we dat alle ribben <strong>van</strong> de<br />

polyhedron <strong>van</strong> gelijke lengte zijn. Daarnaast weten we, omdat volgens deze def<strong>in</strong>itie alle<br />

vertexfiguren regulier zijn, dat alle grensvlakken gelijk zijn. Als een vertex P <strong>van</strong> een polyhedron<br />

namelijk aan verschillende grensvlakken zou grenzen zou het vertexfiguur <strong>van</strong> die vertex zijden <strong>van</strong><br />

verschillende lengte hebben, namelijk 2l cos( /p) voor verschillende waarden <strong>van</strong> p. Elk <strong>van</strong> de<br />

hoeken tussen aangrenzende grensvlakken is ook gelijk. Dit is het geval omdat alle<br />

hoeken tussen grensvlakken die <strong>in</strong> een vertex P voorkomen, corresponderen met<br />

een hoek <strong>in</strong> de basis <strong>van</strong> een piramide met het vertexfiguur <strong>van</strong> P (wat per def<strong>in</strong>itie<br />

een <strong>reguliere</strong> polygoon is en dus gelijke hoeken heeft) als basis en het punt P als top.<br />

Elk grensvlak <strong>van</strong> deze piramide is een gelijkzijdige driehoek met zijden l, l en 2l cos( /p). Het aantal<br />

zijden q <strong>van</strong> de basis, kan niet verschillen zonder de hoek tussen aangrenzende grensvlakken<br />

te veranderen. Hieruit kunnen we concluderen dat q hetzelfde is voor alle vertices, en dus<br />

dat alle vertexfiguren gelijk moeten zijn. Samengevat is een <strong>reguliere</strong> polyhedron een polytoop {p,q},<br />

waar<strong>van</strong> de grensvlakken {q}’s zijn met zijde 2l en de vertexfiguren {p}’s zijn met zijde 2l cos( /p),<br />

en waar<strong>van</strong> we weten dat aan de hand <strong>van</strong> de def<strong>in</strong>itie <strong>van</strong> regulariteit de volgende eigenschappen<br />

af te leiden zijn:<br />

(1) Alle ribben <strong>van</strong> de polyhedron zijn gelijk.<br />

(2) Elk <strong>van</strong> de hoeken tussen aangrenzende grensvlakken is gelijk.<br />

(3) Alle <strong>reguliere</strong> vertexfiguren zijn gelijk.<br />

§1.7 Quasi-<strong>reguliere</strong> polyhedra 10<br />

Wanneer we alle vertexfiguren <strong>van</strong> een regulier polyhedron nemen ontstaat er een nieuw<br />

polyhedron met ribben (<br />

). We stellen nu voor het gemak dat dit nieuw polyhedron ribben<br />

heeft <strong>van</strong> lengte 2n. Dit polyhedron bestaat uit die vertexfiguren en de kle<strong>in</strong>ere {p}’s die ontstaan<br />

door het verb<strong>in</strong>den <strong>van</strong> de vertexfiguren. Met andere woorden, dit polyhedron bestaat uit het<br />

convexe omhulsel <strong>van</strong> de vertexfiguren. <strong>De</strong>ze polyhedra worden quasi-<strong>reguliere</strong> polyhedra genoemd,<br />

omdat ze gedeeltelijk aan de voorwaarden voor regulariteit voldoen. Ze voldoen namelijk aan de<br />

volgende voorwaarden<br />

(1) Elk grensvlak is een <strong>reguliere</strong> polygoon.<br />

(2) Alle (niet-<strong>reguliere</strong>) vertexfiguren zijn gelijk.<br />

Hieruit is af te leiden dat alle ribben <strong>van</strong> quasi-<strong>reguliere</strong> polyhedra gelijk zijn, met lengte 2l. Ook volgt<br />

uit de def<strong>in</strong>itie dat alle hoeken tussen aangrenzende vlakken gelijk zijn, en dat elk grensvlak omr<strong>in</strong>gt<br />

is door grensvlakken <strong>van</strong> een andere soort.<br />

<strong>De</strong> quasi-<strong>reguliere</strong> polyhedra worden genoteerd als ,<br />

-, waarbij p en q staan voor de twee<br />

verschillende <strong>reguliere</strong> polygonen waar<strong>van</strong> de polyhedra gemaakt is. <strong>De</strong>ze getallen kunnen niet<br />

gebruikt worden voor de <strong>formule</strong>s <strong>in</strong> het voorgaande hoofdstuk, omdat deze getallen niet voor<br />

hetzelfde staan als <strong>in</strong> het vorige hoofdstuk. Natuurlijk staat ,<br />

Een ,<br />

- voor hetzelfde figuur als ,<br />

- kan zowel met een {p,q} als met een {q,p} geconstrueerd worden. Op de volgende pag<strong>in</strong>a is<br />

bijvoorbeeld aangegeven hoe een {<br />

} uit zowel een {3,4}, dus octahedron, en een {4,3}, dus een<br />

kubus, geconstrueerd kan worden. <strong>De</strong>ze quasi-<strong>reguliere</strong> polyhedron wordt een cuboctahedron<br />

genoemd.<br />

10 <strong>De</strong> def<strong>in</strong>ities <strong>in</strong> deze paragraaf zijn afkomstig <strong>van</strong> Coxeter, Regular Polytopes, blz. 17,18<br />

-.<br />

Hoofdstuk 2: Tegel<strong>in</strong>gen en hon<strong>in</strong> graten<br />

13


Hieronder staat weergegeven hoe een {<br />

} uit zowel een {3,5}, dus icosahedron, en een {5,3}, dus een<br />

dodecahedron, geconstrueerd kan worden. <strong>De</strong>ze heet een icosidodecahedron.<br />

Als er <strong>in</strong> een vertex <strong>van</strong> een ,<br />

- r {p}’s en r {q}’s samenkomen, is dit natuurlijk hetzelfde voor elke<br />

vertex. Het vertexfiguur is dan een polygoon met 2r ribben, waar<strong>van</strong> dan lengte om en om gelijk is<br />

aan 2l cos( /p) en 2l cos( /q). <strong>De</strong> hoeken <strong>in</strong> de grensvlakken <strong>van</strong> een quasi-<strong>reguliere</strong> polyhedron<br />

moeten natuurlijk m<strong>in</strong>der zijn dan 2π, dus geldt<br />

(<br />

(<br />

) (<br />

) (<br />

)<br />

)<br />

Hier<strong>in</strong> moeten p en q beiden groter dan of gelijk zijn aan 3, omdat {p} en {q} anders geen polygonen<br />

zijn. Dus weten we dat r altijd gelijk is aan 2, en dus dat <strong>van</strong> alle quasi-<strong>reguliere</strong> polyhedra het<br />

vertexfiguur een rechthoek is. <strong>De</strong> enige oploss<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> deze vergelijk<strong>in</strong>gen (met r = 2) zijn {<br />

{<br />

}. <strong>De</strong> {<br />

}, {<br />

} en<br />

} is gewoon een octahedron, dus een <strong>reguliere</strong> polyhedron, maar deze voldoet dus ook aan<br />

de eigenschappen <strong>van</strong> een quasi-<strong>reguliere</strong> polyhedron.<br />

Hoofdstuk 2: Tegel<strong>in</strong>gen en hon<strong>in</strong> graten<br />

14


2. Tegel<strong>in</strong>gen en hon<strong>in</strong>graten<br />

§2.1 Tegel<strong>in</strong>gen 11<br />

Een tegel<strong>in</strong>g is een one<strong>in</strong>dig vlak gevuld met polygonen die precies aansluiten en niet overlappen.<br />

Een bekende voorbeelden <strong>van</strong> tegel<strong>in</strong>gen zijn tegelvloeren. Reguliere tegel<strong>in</strong>gen zijn gemaakt <strong>van</strong><br />

één soort regulier polygoon. Ze worden hetzelfde genoteerd als het <strong>reguliere</strong> polyhedron, dus met<br />

het Schläfli-symbool {p,q}, maar bij tegel<strong>in</strong>gen is de som <strong>van</strong> de hoeken <strong>van</strong> alle polygonen <strong>in</strong> één<br />

vertex gelijk aan 2π. Met andere worden, δ = 0. We kunnen nu het volgende afleiden<br />

(<br />

(<br />

)<br />

)<br />

<strong>De</strong> enige mogelijke oploss<strong>in</strong>gen zijn ( ) ( ) ( ). Er zijn<br />

dus maar 3 <strong>reguliere</strong> tegel<strong>in</strong>gen namelijk {3,6}, {4,4} en {6,3}, welke hieronder <strong>in</strong> de genoemde<br />

volgorde zijn weergegeven.<br />

Met de <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>De</strong>scartes kunnen we zien dat een tegel<strong>in</strong>g een one<strong>in</strong>dige hoeveelheid punten<br />

bevat, wat te verwachten is aangezien een tegel<strong>in</strong>g een one<strong>in</strong>dig vlak is. We zien dat<br />

(<br />

)<br />

We kunnen een tegel<strong>in</strong>g niet alleen op een plat vlak def<strong>in</strong>iëren, maar ook op het oppervlakte <strong>van</strong> een<br />

sfeer. Het oppervlakte <strong>van</strong> deze sfeer is niet begrensd, maar is wel e<strong>in</strong>dig (dus met een niet-one<strong>in</strong>dig<br />

oppervlakte). Voorbeelden <strong>van</strong> sferische tegel<strong>in</strong>gen zijn de strandbal en de voetbal. Reguliere<br />

sferische tegel<strong>in</strong>gen worden op een zelfde manier genoteerd als polyhedra, dus met het<br />

Schläfli-symbool {p,q}. Hier staat p uiteraard voor het soort polygoon en is q het aantal polygonen dat<br />

samenkomt <strong>in</strong> één vertex. Het is natuurlijk zo dat de hoeken <strong>van</strong> alle polygonen <strong>in</strong> één vertex gelijk<br />

zijn aan 2π. Polygonen die zich op het oppervlakte <strong>van</strong> een sfeer bev<strong>in</strong>den, hebben ribben die een<br />

onderdeel zijn <strong>van</strong> cirkels b<strong>in</strong>nen de betreffende sfeer door het middelpunt <strong>van</strong> die sfeer.<br />

11 <strong>De</strong>ze paragraaf is grotendeels gebaseerd op http://mathworld.wolfram.com/Tessellation.html,<br />

geraadpleegd op 5 januari 2011, en Coxeter, Regular Polytopes, blz. 58,59<br />

Hoofdstuk 2: Tegel<strong>in</strong>gen en hon<strong>in</strong> graten<br />

15


Daarom zullen we deze sferische polygonen noemen, om ze te onderscheiden <strong>van</strong> normale<br />

polygonen. In de onderstaande afbeeld<strong>in</strong>g is se sferische tegel<strong>in</strong>g {3,5} te zien.<br />

Sferische tegel<strong>in</strong>gen hebben veel gemeen met polyhedra. In feite is het zo dat alle niet-meetkundige<br />

eigenschappen (met andere woorden, alle eigenschappen die niet met lengte of rechtheid te maken<br />

hebben) <strong>van</strong> een sferische tegel<strong>in</strong>g {p,q} gelijk zijn aan die <strong>van</strong> de corresponderende polyhedron. Zo<br />

hebben de sferische tegel<strong>in</strong>g {3,5} en het polyhedron {3,5} exact dezelfde vertices. <strong>De</strong> hoeken <strong>van</strong><br />

sferische polygonen zijn simpel te berekenen met behulp <strong>van</strong> de <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>De</strong>scartes. <strong>De</strong>ze zijn<br />

namelijk gelijk aan de som <strong>van</strong> de hoeken <strong>van</strong> polygonen <strong>in</strong> de corresponderende polyhedron en de<br />

‘sferische overmaat’, oftewel δ gedeeld door het aantal polygonen <strong>in</strong> een vertex, dus q. <strong>De</strong> hoek ε<br />

<strong>in</strong> een sferische polygoon is dus<br />

(<br />

12a http://mathworld.wolfram.com/Honeycomb.html, geraadpleegd op 6 januari 2011<br />

12b <strong>De</strong> def<strong>in</strong>ities <strong>van</strong> regulier, quasi-regulier en semi-regulier voor hon<strong>in</strong>graten zijn afkomstig <strong>van</strong><br />

Coxeter, Regular Polytopes, blz. 68-72<br />

)<br />

(<br />

(<br />

)<br />

(<br />

)<br />

)<br />

<strong>De</strong>ze <strong>formule</strong>s is redelijk logisch, want <strong>in</strong> één vertex komen q polygonen samen, waar<strong>van</strong> de som <strong>van</strong><br />

alle hoeken gelijk is aan 2π.<br />

Zoals gezegd hebben sferische tegel<strong>in</strong>gen veel overeenkomsten met polyhedra. Zo zijn <strong>van</strong> een<br />

sferische tegel<strong>in</strong>g ook het aantal punten, vertices, ribben en polygonen gelijk aan die <strong>van</strong> de<br />

corresponderende polyhedron. Een <strong>in</strong>teressant gevolg hier<strong>van</strong> is dat de <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> ook geldt<br />

voor sferische tegel<strong>in</strong>gen. Als we <strong>van</strong> een ‘vlakke’ tegel<strong>in</strong>g een bepaald <strong>in</strong>gesloten deel <strong>van</strong> een<br />

tegel<strong>in</strong>g met N2 – 1 polygonen, N1 ribben en N0 vertices kiezen, en het one<strong>in</strong>dige vlak dat dit deel<br />

omr<strong>in</strong>gd ook beschouwen als één polygoon, krijgen we een e<strong>in</strong>dige verzamel<strong>in</strong>g polygonen waarvoor<br />

de <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> ook geldt.<br />

§2.2 Hon<strong>in</strong>graten 12<br />

Hon<strong>in</strong>graten zijn one<strong>in</strong>dige ruimten opgevuld met polyhedra (ook wel cellen genoemd) die precies op<br />

elkaar aansluiten en niet overlappen. Een hon<strong>in</strong>graat is regulier wanneer alle polyhedra regulier en<br />

gelijk zijn. Reguliere hon<strong>in</strong>graten worden genoteerd met het Schläfli-symbool {p,q,r}, waar<strong>in</strong> p en q<br />

voor de polyhedra {p,q} staan en r voor het aantal polyhedra staat dat een rib omr<strong>in</strong>gt. <strong>De</strong> enige<br />

<strong>reguliere</strong> hon<strong>in</strong>graat die aan deze voorwaarden voldoet is {4,3,4}, oftewel een ruimte gevuld met<br />

kubussen. Elke vertex behoort aan 8 kubussen, elke rib is een onderdeel <strong>van</strong> 4 kubussen en elk<br />

polygoon is onderdeel <strong>van</strong> 2 kubussen.<br />

Hoofdstuk 2: Tegel<strong>in</strong>gen en hon<strong>in</strong> graten<br />

16


Het vertexfiguur <strong>van</strong> een vertex P <strong>van</strong> een hon<strong>in</strong>graat, is de polyhedron waar<strong>van</strong> de grensvlakken de<br />

vertexfiguren zijn <strong>van</strong> P met alle omliggende polyhedra. In een vertex waar<strong>in</strong> r {p,q}’s samenkomen,<br />

is het vertexfiguur een polyhedron {q,r}. Het soort grensvlak <strong>van</strong> het vertexfiguur is dus afhankelijk<br />

<strong>van</strong> hoeveel {p}’s er aan elke vertex grenzen <strong>in</strong> elk <strong>van</strong> de polyhedra <strong>van</strong> de hon<strong>in</strong>graat. Het aantal<br />

grensvlakken dat samenkomt <strong>in</strong> één vertex <strong>van</strong> het vertexfiguur is dus afhankelijk <strong>van</strong> het aantal<br />

polyhedra dat om één ribbe liggen. Het vertexfiguur <strong>van</strong> de regelmatige hon<strong>in</strong>graat {4,3,4} is een<br />

{3,4}, oftewel een octahedron.<br />

§2.2.1 Quasi-<strong>reguliere</strong> hon<strong>in</strong>graten<br />

Een hon<strong>in</strong>graat is quasi-regulier wanneer de cellen <strong>van</strong> de hon<strong>in</strong>graat regulier zijn, maar de<br />

vertexfiguren quasi-regulier. Er is ook maar één quasi-<strong>reguliere</strong> hon<strong>in</strong>graat, namelijk de hon<strong>in</strong>graat<br />

die bestaat uit tetrahedra en octahedra. <strong>De</strong>ze wordt genoteerd als {<br />

}, omdat hij bestaat uit {3,3}’s<br />

en {3,4}’s. <strong>De</strong> hoek tussen aangrenzende vlakken is gelijk aan 70,529ᵒ <strong>in</strong> tetrahedra en aan 109,471ᵒ<br />

<strong>in</strong> octahedra. Het valt gelijk op de som <strong>van</strong> deze hoeken gelijk is aan 180ᵒ, waaruit we de conclusie<br />

kunnen trekken dat deze figuren <strong>in</strong>derdaad samen een hon<strong>in</strong>graat kunnen vormen waar<strong>in</strong> elke rib 2<br />

octahedra en 2 tetrahedra raakt.<br />

Het vertexfiguur <strong>van</strong> een vertex P <strong>van</strong> een {<br />

} bestaat uit gelijkzijdige driehoeken (het vertexfiguur<br />

<strong>in</strong> een tetrahedron) en vierkanten (het vertexfiguur <strong>van</strong> een octahedron). We weten dat er om elke<br />

rib 2 octahedra en 2 tetrahedra liggen, dus is het vertexfiguur <strong>van</strong> {<br />

} een polyhedron waar<strong>in</strong> <strong>in</strong><br />

elke vertex 2 vierkanten en 2 gelijkzijdige driehoeken samenkomen, met andere woorden een<br />

cuboctahedron.<br />

§2.2.2 Semi-<strong>reguliere</strong> hon<strong>in</strong>graten<br />

Wanneer we <strong>van</strong> een <strong>reguliere</strong> hon<strong>in</strong>graat {4,3,4} alle vertexfiguren nemen, krijgen we een rooster<br />

<strong>van</strong> octahedra waar<strong>van</strong> elke vertex gemeenschappelijk is aan 2 octahedra. Naast octahedra worden<br />

er ook cuboctahedron <strong>in</strong>gesloten, er is dus een hon<strong>in</strong>graat mogelijk <strong>van</strong> deze 2 polyhedra. <strong>De</strong>ze<br />

hon<strong>in</strong>graat is <strong>in</strong> het onderstaande plaatje weergegeven. Dit is een semi-<strong>reguliere</strong> hon<strong>in</strong>graat omdat<br />

de polyhedra zowel regulier als quasi-regulier zijn en de vertexfiguren geen <strong>van</strong> beide. <strong>De</strong>ze<br />

hon<strong>in</strong>graat wordt genoteerd met het Schläfli-symbool ,<br />

-.<br />

Hoofdstuk 2: Tegel<strong>in</strong>gen en hon<strong>in</strong> graten<br />

17


Zoals te zien is elke vertex <strong>in</strong> deze hon<strong>in</strong>graat omr<strong>in</strong>gd door 4 cuboctahedra (welke een rechthoek als<br />

vertexfiguur heeft) en 2 octahedra. Hieruit kunnen we afleiden dat het vertexfiguur <strong>in</strong> een punt <strong>van</strong><br />

de hon<strong>in</strong>graat een balk is.<br />

§2.3 <strong>De</strong> <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> <strong>in</strong> hon<strong>in</strong>graten en 4 dimensies<br />

We kunnen ook een <strong>formule</strong> opstellen met het aantal deel<strong>polytopen</strong> <strong>in</strong> een hon<strong>in</strong>graat, met behulp<br />

<strong>van</strong> de <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> voor 3 dimensies. We zeggen dat een <strong>in</strong>gesloten deel <strong>van</strong> de hon<strong>in</strong>graat<br />

N3 – 1 polyhedra heeft, N2 polygonen, N1 ribben en N0 vertices. <strong>De</strong> one<strong>in</strong>dige ruimte die dit deel<br />

omgeeft beschouwen we, net als <strong>in</strong> 2 dimensies, als één polyhedron. In totaal zijn er dus N3<br />

polyhedra. We zullen gebruik maken <strong>van</strong> het getal Njk, dat staat voor het aantal k-dimensionale<br />

deel<strong>polytopen</strong> die een bepaalde j-dimensionale deelpolytoop raken. Zo geldt bijvoorbeeld N10 = 2,<br />

want elke lijn wordt begrenst door twee punten, en N23 = 2, want elk vlak is gemeenschappelijk aan 2<br />

polyhedra <strong>in</strong> een hon<strong>in</strong>graat. Voor lijnen en polygonen geldt respectievelijk dat N20 = N21, omdat bij<br />

een polygoon het aantal ribben gelijk is aan het aantal vertices, en N12 = N13, omdat <strong>in</strong> een hon<strong>in</strong>graat<br />

elke lijn aan net zoveel vlakken als polyhedra grenst. Het is duidelijk dat voor de sommen ∑ en<br />

∑ geldt dat<br />

∑<br />

∑<br />

.<br />

Als voorbeeld hier<strong>van</strong> kunnen we kijken naar polyhedra. We nemen j = 3 en k = 2. <strong>De</strong> som<br />

∑<br />

∑<br />

is nu gelijk aan twee keer het aantal ribben <strong>in</strong> de polyhedron, aangezien elke<br />

rib twee keer geteld word (<strong>in</strong> polyhedra is elk rib gemeenschappelijk aan twee grensvlakken). <strong>De</strong> som<br />

∑<br />

∑<br />

is ook twee keer het aantal ribben, aangezien elk apart element <strong>van</strong> de<br />

sommatie N23 gelijk is aan 2, en de som genomen wordt over alle k’s.<br />

Door de <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> toe te passen op één polyhedron <strong>van</strong> de hon<strong>in</strong>graat, krijgen we het<br />

volgende<br />

Door de <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> toe te passen op een vertexfiguur <strong>van</strong> de hon<strong>in</strong>graat, dus niet <strong>van</strong> één<br />

bepaalde polyhedron, krijgen we de onderstaande <strong>formule</strong><br />

.<br />

Hier<strong>in</strong> staat N01 voor het aantal ribben dat samenkomt <strong>in</strong> één vertex <strong>van</strong> de hon<strong>in</strong>graat, en dus voor<br />

het aantal punten <strong>van</strong> het vertexfiguur <strong>van</strong> de hon<strong>in</strong>graat. Op een zelfde manier staat N02 voor het<br />

aantal ribben <strong>van</strong> het vertexfiguur, en staat N03 voor het aantal grensvlakken <strong>van</strong> het vertexfiguur. <strong>De</strong><br />

deze twee <strong>formule</strong>s te sommeren over alle cellen en alle vertices <strong>van</strong> de hon<strong>in</strong>graat (<strong>van</strong> het gekozen<br />

deel, niet <strong>van</strong> de hele hon<strong>in</strong>graat), krijgen we volgende<br />

Hoofdstuk 2: Tegel<strong>in</strong>gen en hon<strong>in</strong> graten<br />

18


∑ ∑ ∑ (de sommaties zijn hier ∑<br />

∑ ∑ ∑ (de sommaties zijn hier ∑ ∑ )<br />

∑ ∑ ∑ (∑ ∑ ∑ )<br />

(∑<br />

We weten dat<br />

∑ ) (∑ ∑ ) (∑ ∑ ) .<br />

(1) ∑ ∑ , aangezien ∑ ∑ .<br />

(2) ∑ ∑ , aangezien ∑ ∑ ∑ ∑ ∑ ∑ .<br />

(3) ∑ ∑ ∑ ∑ , wat duidelijker genoteerd kan worden als<br />

∑<br />

∑<br />

Dus kunnen we de bovenstaande <strong>formule</strong> herleiden tot<br />

( )<br />

∑<br />

∑<br />

<strong>De</strong>ze <strong>formule</strong> geldt niet alleen maar voor hon<strong>in</strong>graten, maar ook voor polychora. In het laatste<br />

hoofdstuk zullen we deze <strong>formule</strong> generaliseren. 13<br />

13 Dit bewijs is een uitgebreide variant <strong>van</strong> het bewijs geleverd <strong>in</strong> Coxeter, Regular Polytopes, blz. 72<br />

∑<br />

)<br />

Hoofdstuk 2: Tegel<strong>in</strong>gen en hon<strong>in</strong> graten<br />

19


3. Introductie tot 4 dimensies<br />

§3.1 Dimensionale analogie<br />

Om een redelijk begrip te ontwikkelen <strong>van</strong> de 4 e dimensie, is dimensionale analogie een onmisbaar<br />

<strong>in</strong>strument. Dimensionale analogie is het bestuderen hoe wiskundige relaties en eigenschappen <strong>in</strong><br />

(n-1) dimensies zich verhouden tot wiskundige relaties en eigenschappen <strong>in</strong> n dimensies, en daaruit<br />

afleiden hoe dezelfde wiskundige eigenschappen <strong>in</strong> n dimensies zich verhouden tot die <strong>in</strong> (n+1)<br />

dimensies.<br />

Dimensionale analogie stelt ons tot op bepaalde hoogte ertoe <strong>in</strong> staat om de elementaire<br />

eigenschappen <strong>van</strong> <strong>polytopen</strong> <strong>in</strong> 4 dimensies (en later ook <strong>in</strong> hogere dimensies), af te leiden uit de<br />

eigenschappen <strong>van</strong> polyhedra en polygonen, en <strong>in</strong> sommige gevallen zelfs lijnstukken en punten. Zo<br />

is bijvoorbeeld bekend dat een lijn wordt <strong>in</strong>gesloten door 2 punten, dat een vierkant wordt<br />

<strong>in</strong>gesloten door 4 lijnen en dat een kubus wordt <strong>in</strong>gesloten door 6 vlakken. Het is aan de hand <strong>van</strong><br />

deze getallen te verwachten dat de vierdimensionale analoog <strong>van</strong> een kubus, de hyperkubus, wordt<br />

<strong>in</strong>gesloten door 8 kubussen. Dit geldt niet als sluitend bewijs (dat zullen we later leveren), maar kan<br />

wel als richtlijn wordt gebruikt.<br />

§3.2 Flatland<br />

Zoals gezegd is het door middel <strong>van</strong> dimensionale analogie mogelijk op eigenschappen <strong>van</strong><br />

(n+1)-dimensionale ruimte af te leiden, door te bestuderen hoe n-dimensionale ruimte zich verhoudt<br />

tot (n-1)-dimensionale ruimte. Om gevoel te krijgen voor de eigenschappen <strong>van</strong> 4-dimensionale<br />

ruimte, kunnen we bestuderen hoe een hypothetisch tweedimensionaal wezen een begrip zou<br />

kunnen ontwikkelen <strong>van</strong> 3-dimensionale ruimte.<br />

Een goede manier waarop een tweedimensionaal wezen zich driedimensionale ruimte zou kunnen<br />

voorstellen, is door het simpelweg te beschouwen als een one<strong>in</strong>dige verzamel<strong>in</strong>g tweedimensionale<br />

deelruimten (oftewel vlakken), opgestapeld <strong>in</strong> een 3 e dimensie, elk op <strong>in</strong>f<strong>in</strong>itesimaal kle<strong>in</strong>e afstand<br />

<strong>van</strong> de aangrenzende vlakken. In welke richt<strong>in</strong>g deze 3 e dimensie gaat zal het tweedimensionale<br />

wezen niet kunnen begrijpen, aangezien zijn ruimtelijk <strong>in</strong>zicht zich beperkt tot dimensie 2 en lager.<br />

Op deze zelfde manier kan een 0-dimensionaal wezen zich een 1-dimensionale ruimte voorstellen als<br />

een one<strong>in</strong>dige verzamel<strong>in</strong>g punten opgestapeld <strong>in</strong> de 1 e dimensie, en kan een 1-dimensionaal wezen<br />

zich een 2-dimensionale ruimte voorstellen als een one<strong>in</strong>dige verzamel<strong>in</strong>g lijnen.<br />

Om deze kennis <strong>in</strong> een wat meer concrete z<strong>in</strong> zichtbaar te maken, zou het tweedimensionale wezen<br />

de doorsneden kunnen bestuderen <strong>van</strong> 3-dimensionale figuren, bijvoorbeeld de kubus. Het<br />

3-dimensionale figuur is op deze manier voor te stellen als een one<strong>in</strong>dige verzamel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> deze<br />

doorsneden, waar<strong>van</strong> elk het deel is <strong>van</strong> het figuur dat zich <strong>in</strong> één bepaalde deelruimte <strong>van</strong> de<br />

3-dimensionale ruimte bev<strong>in</strong>dt.<br />

Om een kubus, of een hypervierkant zoals het tweedimensionale wezen het waarschijnlijk zou<br />

noemen, te construeren kan op de volgende manier <strong>van</strong> dimensionale analogie gebruik worden<br />

gemaakt<br />

Hoofdstuk 3: Introductie tot 4 dimensie s<br />

20


(0) Een punt wordt gebruikt om een specifieke positie <strong>in</strong> een ruimte aan te duiden. Een punt heeft<br />

geen lengte, oppervlakte, of hoger-dimensionale analogieën hier<strong>van</strong>, en is dus 0-dimensionaal.<br />

(1) Door dit punt een willekeurige richt<strong>in</strong>g over een bepaalde afstand <strong>in</strong> een rechte lijn te<br />

bewegen, wordt er een lijnstuk getraceerd. Een lijnstuk is dus een 1-dimensionaal object.<br />

(2) Door deze lijn een richt<strong>in</strong>g loodrecht op zichzelf (dus <strong>in</strong> de 2 e dimensie) over een afstand gelijk<br />

aan zijn lengte <strong>in</strong> een rechte lijn te bewegen, wordt er een vierkant getraceerd. Een vierkant is dus<br />

een 2-dimensionaal object.<br />

(3) Door dit vierkant een richt<strong>in</strong>g loodrecht op zichzelf (dus <strong>in</strong> de 3 e dimensie) over een afstand<br />

gelijk aan de lengte <strong>van</strong> het <strong>in</strong> stap 1 getraceerde lijnstuk <strong>in</strong> een rechte lijn wordt te bewegen,<br />

wordt er een kubus getraceerd. Een kubus is dus een 3-dimensionaal object.<br />

Met behulp <strong>van</strong> deze (ietwat simplistische) def<strong>in</strong>itie <strong>van</strong> een kubus, zou het tweedimensionale wezen<br />

kunnen bestuderen hoe de doorsnede <strong>van</strong> een kubus <strong>in</strong> een vlak eruit ziet, en zo een idee kunnen<br />

krijgen <strong>van</strong> de 3-dimensionale analoog <strong>van</strong> het vierkant. Afhankelijk <strong>van</strong> de manier waarop de kubus<br />

geroteerd is, kan de doorsnede alles zijn <strong>van</strong> een punt tot een zeshoek.<br />

Op dezelfde manier kunnen wij als 3-dimensionale wezens een beeld krijgen <strong>van</strong> de 3-dimensionale<br />

ruimte door deze voor te stellen als een one<strong>in</strong>dige verzamel<strong>in</strong>g 3-dimensionale deelruimten,<br />

opgestapeld <strong>in</strong> de 4 e dimensie, elk <strong>in</strong>f<strong>in</strong>itesimaal kle<strong>in</strong>e afstand <strong>van</strong> de aangrenzende deelruimten.<br />

Een 4-dimensionaal figuur is op deze manier voor te stellen als een one<strong>in</strong>dige verzamel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> deze<br />

doorsneden, waar<strong>van</strong> elk het deel is <strong>van</strong> het figuur dat zich <strong>in</strong> één bepaalde 3-dimensionale<br />

deelruimte <strong>van</strong> de 4-dimensionale ruimte bev<strong>in</strong>dt. We zouden een hyperkubus, de 4-dimensionale<br />

analoog <strong>van</strong> een kubus, als volgt kunnen def<strong>in</strong>iëren:.<br />

(4) Door een kubus een richt<strong>in</strong>g loodrecht op zichzelf over een afstand gelijk aan de lengte <strong>van</strong><br />

het <strong>in</strong> stap 1 getraceerde lijnstuk <strong>in</strong> een rechte lijn te bewegen, wordt er een hyperkubus<br />

getraceerd. Een hyperkubus is dus een 4-dimensionaal object. <strong>De</strong> constructie <strong>van</strong> een hyperkubus<br />

<strong>van</strong>uit een punt wordt <strong>in</strong> de onderstaande afbeeld<strong>in</strong>g weergeven. 14<br />

Ook kan er een beter begrip worden ontwikkeld <strong>van</strong> (n+1)-dimensionale ruimte met behulp <strong>van</strong><br />

projecties waar we, samen met een meer gedetailleerde behandel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de doorsnedes <strong>van</strong> zowel<br />

de kubus als de hyperkubus, later dieper op <strong>in</strong> zullen gaan.<br />

14 <strong>De</strong>ze manier <strong>van</strong> het construeren <strong>van</strong> een hyperkubus wordt door zeer veel auteurs gebruikt. <strong>De</strong>ze<br />

constructie is een variant <strong>van</strong> de constructie op Coxeter, Introduction to geometry, blz. 398<br />

Hoofdstuk 3: Introductie tot 4 dimensie s<br />

21


§3.3 Euclidische ruimte <strong>in</strong> 4 dimensies<br />

In de wiskunde, als ook <strong>in</strong> de natuurkunde, is de dimensie <strong>van</strong> een bepaalde ruimte of object<br />

gedef<strong>in</strong>ieerd als het m<strong>in</strong>imale aantal coörd<strong>in</strong>aten wat nodig is om elk punt <strong>in</strong> de ruimte te<br />

specificeren. Een n-dimensionale ruimte is gedef<strong>in</strong>ieerd als de verzamel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> alle punten die<br />

worden verkregen wanneer we n+1 niet-gelijke punten nemen die niet <strong>in</strong> één (n-1)-dimensionale<br />

ruimte liggen, alle punten nemen die l<strong>in</strong>eair zijn met 2 <strong>van</strong> die punten, en ten slotte alle punten<br />

nemen die l<strong>in</strong>eair zijn met de dan verkregen punten. 15 Zo bestaat een vlak, of een 2-dimensionale<br />

ruimte, uit alle punten die verkregen worden wanneer we drie punten nemen die niet op dezelfde<br />

lijn liggen, alle punten nemen die l<strong>in</strong>eair zijn met 2 <strong>van</strong> die punten, en vervolgens alle punten nemen<br />

die l<strong>in</strong>eair zijn met de dan verkregen punten.<br />

Een Euclidische ruimte <strong>van</strong> dimensie n, genoteerd als E n , wordt gedef<strong>in</strong>ieerd aan de hand <strong>van</strong> een<br />

Cartesiaans coörd<strong>in</strong>atenstelsel. Het Cartesiaanse vlak <strong>in</strong> E 2 is een 2-dimensionaal coörd<strong>in</strong>atenstelsel<br />

met 2 loodrechte assen, elkaar snijdende <strong>in</strong> de oorsprong O. Voor elke as moet noodzakelijk een<br />

oriëntatie bepaald zijn, die aangeeft <strong>in</strong> welke richt<strong>in</strong>g de as positief en negatief is. Dit<br />

coörd<strong>in</strong>atenstelsel def<strong>in</strong>ieert een punt aan de hand <strong>van</strong> een tweetal coörd<strong>in</strong>aten, welke gedef<strong>in</strong>ieerd<br />

kunnen worden als de afstanden (met teken, dus mogelijk negatief) <strong>van</strong> de loodrechte projecties <strong>van</strong><br />

het betreffende punt op twee loodrechte assen, respectievelijk de x-as (de lijn y = 0) en de y-as (de<br />

lijn x = 0) tot de oorsprong, genoteerd als (x,y). Cartesiaanse coörd<strong>in</strong>atenstelsels hebben analogen <strong>in</strong><br />

elke reële dimensie.<br />

Een Cartesiaans coörd<strong>in</strong>atenstelsel <strong>in</strong> E 3 wordt gedef<strong>in</strong>ieerd met 3<br />

onderl<strong>in</strong>g loodrechte assen, en dus (<br />

15 Mann<strong>in</strong>g, Geometry of four dimensions, blz. 24<br />

16 Coxeter, Regular Polytopes, blz. 121<br />

) = 2 onderl<strong>in</strong>g loodrechte<br />

vlakken door de oorsprong. Dit is het geval omdat een vlak wordt<br />

bepaald aan de hand <strong>van</strong> 3 punten, en dus ook bepaald kan worden aan<br />

de hand <strong>van</strong> 2 snijdende lijnen. Elk punt <strong>in</strong> E 3 gedef<strong>in</strong>ieerd aan de hand<br />

<strong>van</strong> een drietal coörd<strong>in</strong>aten, welke gedef<strong>in</strong>ieerd zijn als de afstanden<br />

<strong>van</strong> de loodrechte projecties <strong>van</strong> het punt op de drie loodrechte<br />

vlakken, respectievelijk het yz-vlak (het vlak x = 0), het xz-vlak (y = 0) en<br />

het xy-vlak (z = 0), genoteerd als (x,y,z). Hiernaast is weergegeven hoe<br />

een coörd<strong>in</strong>aat <strong>van</strong> een punt kan worden bepaald door het projecteren<br />

<strong>van</strong> het punt op één <strong>van</strong> de drie loodrechte vlakken door de oorsprong.<br />

Een fundamentele eigenschap <strong>van</strong> een n-dimensionale ruimte, is de mogelijkheid <strong>van</strong> n onderl<strong>in</strong>g<br />

loodrechte lijnen door een punt O. 16 Analoog aan de def<strong>in</strong>ities <strong>van</strong> het twee- en driedimensionale<br />

coörd<strong>in</strong>atenstelsel, wordt een Cartesiaans coörd<strong>in</strong>atenstelsel <strong>in</strong> E 4 gedef<strong>in</strong>ieerd met 4 onderl<strong>in</strong>g<br />

loodrechte assen door de oorsprong. Dit is per def<strong>in</strong>itie onmogelijk <strong>in</strong> ons 3-dimensionale universum,<br />

net zoals 3 loodrechte assen een onmogelijkheid zijn <strong>in</strong> het Cartesiaanse vlak.<br />

Vierdimensionale ruimte is zoals gezegd te beschouwen als een one<strong>in</strong>dige verzamel<strong>in</strong>gen<br />

3-dimensionale deelruimten. Een 3-dimensionale deelruimte wordt meestal een hypervlak genoemd.<br />

Een hypervlak is gedef<strong>in</strong>ieerd als alle punten die verkregen worden wanneer we 4 punten nemen die<br />

niet op één vlak liggen, alle punten nemen die l<strong>in</strong>eair zijn met 2 <strong>van</strong> die punten, en vervolgens alle<br />

punten nemen die l<strong>in</strong>eair zijn met de dan verkregen punten. <strong>De</strong> def<strong>in</strong>itie <strong>van</strong> 4-dimensionale ruimte<br />

is bestaat uit alle punten die verkregen worden wanneer we 5 punten nemen die niet op hetzelfde<br />

Hoofdstuk 3: Introductie tot 4 dimensie s<br />

22


hypervlak liggen, alle punten nemen die l<strong>in</strong>eair zijn met 2 <strong>van</strong> die punten, en vervolgens alle punten<br />

nemen die l<strong>in</strong>eair zijn met de dan verkregen punten.<br />

In E 4 zijn er (<br />

) = 4 onderl<strong>in</strong>g loodrechte hypervlakken door de oorsprong. Dit is het geval omdat een<br />

hypervlak wordt bepaald aan de hand <strong>van</strong> 4 punten, en dus ook bepaald kan worden aan de hand<br />

<strong>van</strong> 3 snijdende lijnen. Elk punt <strong>in</strong> E 4 wordt gedef<strong>in</strong>ieerd aan de hand <strong>van</strong> een viertal coörd<strong>in</strong>aten,<br />

welke gedef<strong>in</strong>ieerd zijn als de afstanden <strong>van</strong> de loodrechte projecties <strong>van</strong> het punt op vier loodrechte<br />

hypervlakken, respectievelijk het x2x3x4 - hypervlak (x1 = 0), x1x3x4 - hypervlak (x2 = 0),<br />

x1x2x4 - hypervlak (x3 = 0) en het x1x2x3 - hypervlak (x4 = 0).<br />

In het algemeen geldt dat <strong>in</strong> n-dimensionale ruimte E n , een Cartesiaans coörd<strong>in</strong>atenstelsel wordt<br />

gedef<strong>in</strong>ieerd met n onderl<strong>in</strong>g loodrechte assen, en dus met<br />

(<br />

)<br />

( )<br />

( ( ))<br />

( )<br />

onderl<strong>in</strong>g loodrechte (n-1)-deelruimten door de oorsprong. Dit is het geval omdat n-dimensionale<br />

ruimtes worden bepaald aan de hand <strong>van</strong> n+1 punten, en dus ook bepaald kan worden aan de hand<br />

<strong>van</strong> n snijdende lijnen. Elk punt <strong>in</strong> E n wordt gedef<strong>in</strong>ieerd aan de hand <strong>van</strong> n coörd<strong>in</strong>aten. Een<br />

coörd<strong>in</strong>aat xN is de afstand <strong>van</strong> de loodrechte projectie <strong>van</strong> het punt op de (n-1)-deelruimte xn = 0.<br />

Hoofdstuk 3: Introductie tot 4 dimensie s<br />

23


4. Projectie<br />

§4.1 Projectie <strong>in</strong> het algemeen<br />

Een projectie <strong>in</strong> het algemeen is een meetkundige transformatie, waarbij een n-dimensionale ruimte<br />

tot een (n-1)-dimensionale ruimte wordt gereduceerd. Er zijn verschillende projectiemethodes, maar<br />

wij zullen ons alleen maar richten op perspectivische projectie. <strong>De</strong>ze projectiemethode heeft, net als<br />

alle andere projectiemethoden, eenvoudige veralgemeniser<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> hogere dimensies. Wij zullen ons<br />

allereerst focussen op projectie <strong>van</strong> een driedimensionale ruimte op een projectievlak, en later zullen<br />

wij kort <strong>in</strong>gaan op projectie <strong>van</strong> een vierdimensionale ruimte op een driedimensionale<br />

projectieruimte.<br />

§4.2 Projectie <strong>in</strong> twee en drie dimensies<br />

Om een idee te krijgen <strong>van</strong> wat projectie <strong>in</strong>houdt, zullen we eerst <strong>in</strong>gaan op projectie <strong>in</strong> 2 dimensies,<br />

dus de projectie <strong>van</strong> een tweedimensionale projectieruimte op een (eendimensionale) projectielijn.<br />

Naast een projectielijn def<strong>in</strong>iëren we ook een waarnemer E, waarbij E niet op de projectielijn l ligt.<br />

<strong>De</strong> perspectivische projectie p <strong>van</strong> E op l is de transformatie die elk punt A ≠ E afbeeldt op het punt<br />

A’, oftewel p: A A’, wat het snijpunt is <strong>van</strong> lijn AE en projectielijn l. Om de <strong>formule</strong>s voor de<br />

coörd<strong>in</strong>aten <strong>van</strong> A’ enigsz<strong>in</strong>s te simplificeren, nemen we aan dat de projectielijn samenvalt met de<br />

x-as, en dat de waarnemer E zich op de negatieve y-as bev<strong>in</strong>dt. 17<br />

Te zien is dat ( ), omdat . Hieruit volgt<br />

waarbij ez is gedef<strong>in</strong>ieerd als de afstand <strong>van</strong> E tot de projectielijn, oftewel |zE|.<br />

Bij projectie <strong>in</strong> drie dimensies, dus de projectie <strong>van</strong> een driedimensionale projectieruimte op een<br />

(tweedimensionaal) projectievlak, def<strong>in</strong>iëren we <strong>in</strong> plaats <strong>van</strong> een projectielijn l een projectievlak V.<br />

<strong>De</strong> perspectivische projectie p <strong>van</strong> E op l is nu de transformatie die elk punt A ≠ E afbeeldt op het<br />

punt A’, wat het snijpunt is <strong>van</strong> lijn AE en projectievlak V. We nemen aan de V samenvalt met het<br />

xy-vlak, en dat E zich op de negatieve z-as bev<strong>in</strong>dt. Voor de coörd<strong>in</strong>aten <strong>van</strong> A’ geldt nu:<br />

17a<br />

http://faculty.cs.tamu.edu/jchai/cpsc641_spr<strong>in</strong>g10/PerspectiveProjection.pdf, geraadpleegd op 10<br />

november 2010<br />

17b<br />

http://mathworld.wolfram.com/Projection.html, geraadpleegd op 10 november 2010<br />

Hoofdstuk 4: Projectie<br />

24


<strong>De</strong>ze <strong>formule</strong>s op dezelfde manier af te leiden als de projectie<strong>formule</strong> <strong>in</strong> twee<br />

dimensies. In de aangegeven projectie <strong>van</strong> een kubus op een projectievlak, is te<br />

zien dat afstanden en hoeken vertekend zijn. In werkelijkheid zijn alle ribben <strong>van</strong><br />

de kubus even lang en zijn alle hoeken 90°. Zo lijken de zijvlakken <strong>van</strong> de kubus <strong>in</strong><br />

de projectie op trapezia, terwijl deze <strong>in</strong> werkelijkheid natuurlijk vierkanten zijn.<br />

§4.3 Projectie <strong>in</strong> vier en meer dimensies<br />

We hebben gezien dat om een n-dimensionale ruimte te reduceren tot een (n-1)-dimensionale<br />

ruimte, we gebruik kunnen maken <strong>van</strong> de <strong>formule</strong>s <strong>van</strong> perspectivische projectie. Bij het afleiden <strong>van</strong><br />

de projectie-<strong>formule</strong>s <strong>in</strong> 2 dimensies zagen we dat er bij perspectivische projectie p: A A’ voor<br />

punt A geldt<br />

Dit kunnen we <strong>in</strong> n dimensies generaliseren tot het coörd<strong>in</strong>aat xN (N = 1, 2, ..., n)<br />

<strong>De</strong> onderstaande afbeeld<strong>in</strong>g is een projectie <strong>van</strong> hyperkubus op een 3-dimensionale projectieruimte,<br />

welke vervolgens geprojecteerd is op een 2-dimensionaal projectievlak om te kunnen worden<br />

weergegeven op papier. Net zoals bij een projectie <strong>van</strong> de kubus zijn afstanden en hoeken vertekend.<br />

Zo lijkt geen <strong>van</strong> de driedimensionale elementen die de hyperkubus bevat op een kubus, terwijl elk<br />

<strong>van</strong> deze elementen <strong>in</strong> werkelijkheid wel een kubus is.<br />

<strong>De</strong> beste eigenschap <strong>van</strong> projecties, en de reden dat er veel situaties zijn waar<strong>in</strong> ze meer bruikbaar<br />

zijn dan doorsnedes, is dat de topologische eigenschappen <strong>van</strong> de geprojecteerde polytoop <strong>in</strong>tact<br />

blijven. Dit houdt <strong>in</strong> dat er duidelijk te zien is welke vertices met elkaar verbonden zijn, en waar zich<br />

vlakken en zo mogelijk hoger-dimensionale analogen hier<strong>van</strong> zich bev<strong>in</strong>den.<br />

Hoofdstuk 4: Projectie<br />

25


5. Doorsnede <strong>van</strong> een hyperkubus<br />

Om een beter begrip te kunnen ontwikkelen <strong>van</strong> de hyperkubus, hebben we een programma<br />

ontwikkeld dat <strong>in</strong> staat is de doorsnede <strong>van</strong> een hyperkubus met het hypervlak x4 = 0 te bepalen. Het<br />

is niet goed mogelijk om aan de hand <strong>van</strong> doorsnede precieze eigenschappen <strong>van</strong> de hyperkubus af<br />

te leiden, maar het is een zeer goed <strong>in</strong>strument om een algemeen idee te krijgen <strong>van</strong> de ‘bouw’ <strong>van</strong><br />

een hyperkubus.<br />

§5.1 Indexeren <strong>van</strong> vlakken en hypervlakken<br />

Om het snijvlak <strong>van</strong> een hyperkubus (met ribbe r) met het hypervlak x4 = 0 te v<strong>in</strong>den, beschouwen<br />

we deze als bestaande uit 8 onafhankelijke kubussen. Noodzakelijkerwijs is het eerste wat we<br />

moeten het <strong>in</strong>dexeren <strong>van</strong> deze kubussen. Hiervoor wordt er bij het starten <strong>van</strong> het programma niet<br />

alleen een hyperkubus gecreëerd, welke we de reële hyperkubus zullen noemen, maar wordt er ook<br />

nog een tweede hyperkubus gecreëerd, welke we de b<strong>in</strong>aire kubus zullen noemen. Van beide<br />

hyperkubussen zijn de coörd<strong>in</strong>aten <strong>van</strong> alle punten gedef<strong>in</strong>ieerd met het middelpunt <strong>van</strong> de<br />

hyperkubus als oorsprong.<br />

<strong>De</strong> reële hyperkubus kan transformaties en rotaties ondergaan, maar de b<strong>in</strong>aire hyperkubus kan dit<br />

niet en heeft per def<strong>in</strong>itie een ribbe <strong>van</strong> lengte 1. <strong>De</strong> b<strong>in</strong>aire hyperkubus heeft dus altijd de<br />

coörd<strong>in</strong>aten (½±½, ½±½, ½±½, ½±½). <strong>De</strong> <strong>in</strong>dices <strong>van</strong> de kubussen die de hyperkubus bevat worden<br />

gedef<strong>in</strong>ieerd aan de hand <strong>van</strong> de b<strong>in</strong>aire hyperkubus, maar aangezien de <strong>in</strong>dices bepaald worden op<br />

het moment dat beide hyperkubussen gecreëerd worden, blijven deze ook geldig wanneer de reële<br />

hyperkubus gaat roteren.<br />

<strong>De</strong> beste methode om de hyperkubus te <strong>in</strong>dexeren is op basis <strong>van</strong> welk coörd<strong>in</strong>aat b<strong>in</strong>nen de b<strong>in</strong>aire<br />

hyperkubus constant is. <strong>De</strong> <strong>in</strong>dexer<strong>in</strong>g die dit oplevert wordt weergegeven <strong>in</strong> de onderstaande tabel.<br />

<strong>in</strong>dexkubus\coörd<strong>in</strong>aat x1 x2 x3 x4<br />

0 0 [0,1] [0,1] [0,1]<br />

1 1 [0,1] [0,1] [0,1]<br />

2 [0,1] 0 [0,1] [0,1]<br />

3 [0,1] 1 [0,1] [0,1]<br />

4 [0,1] [0,1] 0 [0,1]<br />

5 [0,1] [0,1] 1 [0,1]<br />

6 [0,1] [0,1] [0,1] 0<br />

7 [0,1] [0,1] [0,1] 1<br />

Zoals te zien is gelden de <strong>in</strong>dexen 0 en 1 voor b<strong>in</strong>aire kubussen waar<strong>in</strong> het x1-coörd<strong>in</strong>aat constant is,<br />

de <strong>in</strong>dexen 2 en 3 voor b<strong>in</strong>aire kubussen waar<strong>in</strong> het x2-coörd<strong>in</strong>aat constant is, de <strong>in</strong>dexen 4 en 5 voor<br />

b<strong>in</strong>aire kubussen waar<strong>in</strong> het x3-coörd<strong>in</strong>aat constant is en de <strong>in</strong>dexen 6 en 7 voor b<strong>in</strong>aire kubussen<br />

waar<strong>in</strong> het x4-coörd<strong>in</strong>aat constant is. Bij elk <strong>van</strong> deze tweetallen correspondeert de lage, even <strong>in</strong>dex<br />

met de kubus waarvoor geldt xn = 0 en de hoge, oneven <strong>in</strong>dex met de kubus waarvoor geldt xn = 1.<br />

Om de <strong>in</strong>dex <strong>van</strong> een kubus om te rekenen naar de dimensie <strong>van</strong> het constante coörd<strong>in</strong>aat, zullen we<br />

gebruik maken <strong>van</strong> de volgende <strong>formule</strong>:<br />

( )<br />

Hoofdstuk 5: Doorsnede <strong>van</strong> een hyperkubus<br />

26


Hierbij staat %2 voor het feit dat we rekenen met modulus 2. Modulair rekenen is een vorm <strong>van</strong><br />

geheeltallig rekenen, waarbij de modulus m als bovengrens fungeert. 18 Met modulus m wordt er<br />

alleen maar gerekend met de getallen 0, 1, …, m-1. Als uit een bereken<strong>in</strong>g een uitkomst volgt die<br />

groter dan of gelijk is aan de modulus, moet er eerst m <strong>van</strong> de uitkomst afgetrokken worden totdat<br />

het resultaat kle<strong>in</strong>er is dan m. Er wordt dus als het ware gewerkt met een cirkelvormige getallenlijn.<br />

Bij het rekenen met modulus 2 wordt er alleen gerekend met de getallen 0 en 1. Zo geldt<br />

bijvoorbeeld 1 + 1 = 0. Wij zullen <strong>van</strong> nu af aan bij zowel deze coëfficiënten als bij <strong>in</strong>cidentiegetallen<br />

gebruik uitsluitend gebruik maken <strong>van</strong> rekenen met modulus 2. <strong>De</strong> grootte <strong>van</strong> het coörd<strong>in</strong>aat voor<br />

respectievelijk de b<strong>in</strong>aire kubussen en de reële kubussen is te berekenen met de <strong>formule</strong><br />

voor de b<strong>in</strong>aire kubus<br />

(<br />

) voor de reële kubus<br />

Om het snijvlak <strong>van</strong> een kubus met het hypervlak x4 = 0 te v<strong>in</strong>den, zullen we deze op hun beurt<br />

beschouwen als 6 losse vlakken. Voor het <strong>in</strong>dexeren <strong>van</strong> de grensvlakken <strong>van</strong> een kubus zullen we op<br />

een vergelijkbare manier te werk gaan als bij het <strong>in</strong>dexeren <strong>van</strong> de kubussen. We zullen opnieuw<br />

gebruik maken <strong>van</strong> de b<strong>in</strong>aire hyperkubus. <strong>De</strong> <strong>in</strong>dexer<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de grensvlakken <strong>van</strong> kubussen is tegen<br />

de eerste verwacht<strong>in</strong>g <strong>in</strong> veel gecompliceerder dan zijn hoger-dimensionale tegenpool, aangezien er<br />

een patroon gezocht moet worden <strong>in</strong> het onveranderde coörd<strong>in</strong>aat <strong>van</strong> de grensvlakken <strong>van</strong><br />

meerdere kubussen. Het zou een monnikenwerk zijn om voor elk <strong>van</strong> de 8 kubussen een aparte<br />

<strong>in</strong>dexer<strong>in</strong>g te def<strong>in</strong>iëren, dus streven we naar een ‘gegeneraliseerde’ <strong>in</strong>dexer<strong>in</strong>g, die geldt voor alle<br />

kubussen. <strong>De</strong> beste, zo niet de enige manier om dit te bereiken is door <strong>in</strong> een bepaalde b<strong>in</strong>aire kubus<br />

niet te werken met x1, x2, x3, en x4, maar met xA, xB, xC en xD. Hierbij zijn xA, xB en xC de drie variabele<br />

coörd<strong>in</strong>aten <strong>in</strong> een kubus, en is xD het <strong>in</strong>variabele coörd<strong>in</strong>aten. Hierbij hebben A, B en C voor elke<br />

<strong>in</strong>dexkubus vaststaande waarden, welke worden weergegeven <strong>in</strong> de onderstaande tabel.<br />

<strong>in</strong>dexkubus\coörd<strong>in</strong>aat xA xB xC xD (constant)<br />

0 2 3 4 1<br />

1 2 3 4 1<br />

2 1 3 4 2<br />

3 1 3 4 2<br />

4 1 2 4 3<br />

5 1 2 4 3<br />

6 1 2 3 4<br />

7 1 2 3 4<br />

<strong>De</strong> grensvlakken worden voor elke kubus gedef<strong>in</strong>ieerd aan de hand <strong>van</strong> xA, xB en xC, dus niet aan de<br />

hand <strong>van</strong> x1, x2, x3 en x4. <strong>De</strong> <strong>in</strong>dices <strong>van</strong> de grensvlakken, die dus voor elke kubus gelden, worden<br />

weergegeven <strong>in</strong> de onderstaande tabel.<br />

Indexvlak\coörd<strong>in</strong>aat xA xB xC<br />

0 0 [0,1] [0,1]<br />

1 1 [0,1] [0,1]<br />

2 [0,1] 0 [0,1]<br />

3 [0,1] 1 [0,1]<br />

4 [0,1] [0,1] 0<br />

5 [0,1] [0,1] 1<br />

18 http://mathworld.wolfram.com/ModularArithmetic.html, geraadpleegd op 28 september 2010<br />

Hoofdstuk 5: Doorsnede <strong>van</strong> een hyperkubus<br />

27


Om deze <strong>in</strong>dexer<strong>in</strong>g enigsz<strong>in</strong>s te verduidelijken is bij alle vlakken <strong>in</strong> het onderstaande<br />

Schlegeldiagram de <strong>in</strong>dex weergegeven.<br />

Om de <strong>in</strong>dex <strong>van</strong> een vlak om te rekenen naar de dimensie <strong>van</strong> het constante coörd<strong>in</strong>aat, zullen we<br />

gebruik maken <strong>van</strong> de volgende <strong>formule</strong>. <strong>De</strong> <strong>formule</strong> heeft als uitkomst 1, 2 of 3, maar deze moeten<br />

geïnterpreteerd worden als A, B of C:<br />

( )<br />

<strong>De</strong> variabele coörd<strong>in</strong>aten <strong>in</strong> een vlak met een bepaalde <strong>in</strong>dex kunnen worden weergegeven <strong>in</strong> de<br />

volgende tabel<br />

<strong>in</strong>dexvlak variabel coörd<strong>in</strong>aat 1 variabel coörd<strong>in</strong>aat 2<br />

0 xB xC<br />

1 xB xC<br />

2 xA xC<br />

3 xA xC<br />

4 xA xB<br />

5 xA xB<br />

§5.2 Indexeren <strong>van</strong> punten<br />

<strong>De</strong> laatste taak die nu nog verricht moet worden met betrekk<strong>in</strong>g tot <strong>in</strong>dices is het <strong>in</strong>dexeren <strong>van</strong> de<br />

punten <strong>van</strong> de kubussen. <strong>De</strong> punten <strong>in</strong> de b<strong>in</strong>aire kubus, die worden genoteerd als (xA,xB,xC), zijn<br />

uiteraard de punten (±1, ±1, ±1). Alle punten <strong>in</strong> de b<strong>in</strong>aire kubus kunnen worden voorgesteld als één<br />

b<strong>in</strong>air getal <strong>van</strong> 3 bits, waarbij elke bit <strong>in</strong> het b<strong>in</strong>aire getal staat voor één coörd<strong>in</strong>aat. <strong>De</strong> meest<br />

rechtse bit staat voor het xA-coörd<strong>in</strong>aat, de middelste bit voor het xB-coörd<strong>in</strong>aat en de meest l<strong>in</strong>kse<br />

bit voor het xC-coörd<strong>in</strong>aat. <strong>De</strong> <strong>in</strong>dex <strong>van</strong> een punt is <strong>in</strong> deze context de decimale weergave <strong>van</strong> het<br />

b<strong>in</strong>aire getal dat zijn positie aangeeft. <strong>De</strong> coörd<strong>in</strong>aten <strong>van</strong> een punt <strong>in</strong> een bepaalde kubus is nu als<br />

volgt uit te drukken<br />

( ( )<br />

( )<br />

door de (decimale) <strong>in</strong>dex op te splitsen <strong>in</strong> de bits <strong>van</strong> het b<strong>in</strong>aire getal dat de positie <strong>van</strong> het punt<br />

aangeeft.<br />

Bij het creëren <strong>van</strong> een kubus, wat gebeurt op het moment dat het programma opstart, gebeuren er<br />

twee belangrijke d<strong>in</strong>gen:<br />

(1) Er wordt, voor alle <strong>in</strong>dices i ∈ {0, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7}, een punt Q(xA, xB, xC) gecreëerd<br />

behorende tot de b<strong>in</strong>aire kubus, waar<strong>van</strong> de coörd<strong>in</strong>aten worden berekend met de<br />

bovenstaande <strong>formule</strong> voor het omzetten <strong>van</strong> een <strong>in</strong>dex <strong>in</strong> een punt.<br />

),<br />

Hoofdstuk 5: Doorsnede <strong>van</strong> een hyperkubus<br />

28


(2) Er wordt, voor alle <strong>in</strong>dices i ∈ {0, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7}, een punt P(x1,x2,x3,x4) gecreëerd<br />

behorende tot de reële kubus, waar<strong>van</strong> de coörd<strong>in</strong>aten berekend worden door simpelweg<br />

het coörd<strong>in</strong>aat <strong>van</strong> het corresponderende punt <strong>van</strong> de b<strong>in</strong>aire kubus scalair te<br />

vermenigvuldigen met<br />

.<br />

<strong>De</strong> enige complicatie is dat er zorgvuldig gekeken moet worden welke coörd<strong>in</strong>aten <strong>van</strong><br />

P(x1,x2,x3,x4) variabel zijn. <strong>De</strong> coörd<strong>in</strong>aten <strong>van</strong> dit punt moeten dus als volgt berekend<br />

worden:<br />

<strong>De</strong> letters A, B en C slaan hier uiteraard op de dimensie <strong>van</strong> het coörd<strong>in</strong>aat. Nu geldt er voor<br />

het overige coörd<strong>in</strong>aat xD dat<br />

( ) (<br />

) .<br />

§5.3 Het lijn-object<br />

Alle algoritmes die <strong>van</strong>af nu beschreven worden, zijn algoritmes die <strong>in</strong> het programma bij elk nieuw<br />

frame uitgevoerd worden, dus bij benader<strong>in</strong>g 25 keer per seconde. <strong>De</strong> eerste <strong>van</strong> deze algoritmes is<br />

het v<strong>in</strong>den <strong>van</strong> het eerste snijvlak <strong>van</strong> een kubus met het hypervlak x4 = 0. Bij het creëren <strong>van</strong> de<br />

kubus, dus op het moment dat het programma start, wordt er voor elke kubus een abstract object<br />

gecreëerd, waar we naar zullen verwijzen met , of kortweg V. Op het moment <strong>van</strong> creëren<br />

is dit een lege verzamel<strong>in</strong>g ∅. Aan kunnen echter dynamisch elementen, <strong>in</strong> ons geval punten<br />

worden toegevoegd. Het object is een geordende verzamel<strong>in</strong>g, <strong>in</strong> de z<strong>in</strong> dat er bekend is <strong>in</strong> welke<br />

volgorde de punten aan het object zijn toegevoegd.<br />

§5.4 Algoritme voor het v<strong>in</strong>den <strong>van</strong> het eerste snijvlak met x4 = 0<br />

Om het eerste snijvlak te v<strong>in</strong>den met x4 = 0, wordt er het volgende gedaan. Ten eerste wordt het vlak<br />

met <strong>in</strong>dex 0 en het punt met <strong>in</strong>dex 0 geselecteerd. Naast dit punt wordt ook het punt geselecteerd<br />

dat verkregen wordt wanneer <strong>van</strong> het eerste variabele coörd<strong>in</strong>aat (b<strong>in</strong>nen het geselecteerde vlak, zie<br />

de tabel op de vorige pag<strong>in</strong>a) wordt veranderd, <strong>in</strong> dit geval xB. Om de <strong>in</strong>dex <strong>van</strong> een punt (<strong>van</strong> de<br />

b<strong>in</strong>aire kubus) S2 te berekenen dat slechts verschilt <strong>in</strong> één coörd<strong>in</strong>aat xN (hierbij geldt dat N = 1<br />

overeen komt met xA, N = 2 overeen komt met xB en N = 3 overeen komt met xC), zullen we gebruik<br />

maken <strong>van</strong> de volgende <strong>formule</strong><br />

( ).<br />

Hierbij zijn de coörd<strong>in</strong>aten <strong>van</strong> S1 en S2 altijd 0 of 1, aangezien dit punten <strong>van</strong> de b<strong>in</strong>aire kubus zijn.<br />

Als een punt met <strong>in</strong>dex 7, dus Q7(1, 1, 1), bijvoorbeeld verplaatst wordt over xB, is de <strong>in</strong>dex <strong>van</strong> het<br />

tweede punt S2 gelijk aan ( ) , dus Q5(1, 0, 1). Wij zullen de twee<br />

geselecteerde punten noteren als S1, <strong>in</strong> dit geval het punt Q1(0, 0, 0), en S2, <strong>in</strong> dit geval Q3(0, 1, 0).<br />

Dit doen we om te verduidelijken dat het hier gaat om tijdelijke selecties, en S1 en S2 dus zelf geen<br />

punten zijn. We zullen de <strong>in</strong>dex <strong>van</strong> het geselecteerde vlak weergeven met iV, nu geldt er dus iV = 0.<br />

Na het bepalen <strong>van</strong> S2 wordt er nagegaan of er aan de volgende voorwaarde wordt voldaan<br />

(( ) ( )) (( ) ( )),<br />

Hoofdstuk 5: Doorsnede <strong>van</strong> een hyperkubus<br />

29


met andere woorden: één <strong>van</strong> de punten S1 en S2 ligt boven het hypervlak x4 = 0, en het andere punt<br />

ligt onder het hypervlak. In het geval dat deze er aan deze voorwaarde wordt voldaan, worden de<br />

coörd<strong>in</strong>aten <strong>van</strong> het snijpunt I <strong>van</strong> het lijnstuk S1S2 met het<br />

hypervlak x4 = 0 geïnterpoleerd.<br />

In deze afbeeld<strong>in</strong>g is te zien dat voor elk coörd<strong>in</strong>aat xN <strong>van</strong><br />

punt I geldt dat<br />

( )<br />

Het punt I is zowel te zien als een punt <strong>in</strong> 3-dimensionale<br />

ruimte (aangezien deze zich altijd <strong>in</strong> hetzelfde hypervlak x4 = 0<br />

bev<strong>in</strong>dt), als een punt <strong>in</strong> 4-dimensionale ruimte met x4 = 0. Wij<br />

zullen I beschouwen als een punt met 3 coörd<strong>in</strong>aten. Dit zijn<br />

coörd<strong>in</strong>aten gedef<strong>in</strong>ieerd als (x1, x2, x3), dus niet als (xA, xB, xC).<br />

Vervolgens worden de volgende stappen nog drie keer uitgevoerd<br />

(1) S1 wordt gelijkgesteld aan S2, dus er wordt voor S1 het punt geselecteerd dat<br />

aan<strong>van</strong>kelijk voor S2 geselecteerd was.<br />

(2) S2 wordt geselecteerd met behulp <strong>van</strong> de bovenstaande <strong>formule</strong> voor ,<br />

waarbij N ∈ {2, 3} (want bij iV = 0 variëren alleen xB en xC) en N is ongelijk aan de<br />

voorgaande N.<br />

(3) Als er aan de bovenstaande voorwaarde wordt voldaan wordt er een punt<br />

geïnterpoleerd, met behulp <strong>van</strong> de <strong>formule</strong> voor <strong>in</strong>terpolatie.<br />

Als er voordat de controle <strong>van</strong> de bovenstaande voorwaarde vier keer is uitgevoerd 2 punten aan het<br />

object V zijn toegevoegd, worden deze stappen gestaakt en wordt er een volgend vlak geselecteerd<br />

(iV wordt dus veranderd). Het algoritme voor het v<strong>in</strong>den <strong>van</strong> de 2 snijpunten <strong>van</strong> de ribben <strong>van</strong> het<br />

vlak met <strong>in</strong>dex 0 en het hypervlak x4 = 0 wordt wat duidelijker weergegeven <strong>in</strong> de onderstaande<br />

afbeeld<strong>in</strong>g. Hier<strong>in</strong> is de volgorde <strong>van</strong> de selectie <strong>van</strong> punten weergegeven.<br />

Als er geen snijpunten gevonden kunnen worden <strong>in</strong> het vlak met <strong>in</strong>dex 0, worden alle bovenstaande<br />

stappen gevolgd, maar dan met iV = 1. Mocht het het geval zijn dat er voor iV = 1 ook geen snijpunten<br />

worden gevonden, worden hetzelfde gedaan met iV = 2. We noteren de <strong>in</strong>dex <strong>van</strong> het eerste vlak<br />

waar<strong>in</strong> een snijlijn gevonden wordt met iV,start, dus er geldt iV,start ∈ {0,1,2}. Als er voor alle drie de<br />

gevallen geen snijpunten worden gevonden, is het onmogelijk dat de betreffende kubus x4 = 0 snijdt.<br />

Hoofdstuk 5: Doorsnede <strong>van</strong> een hyperkubus<br />

30


§5.5 Algoritme voor het v<strong>in</strong>den <strong>van</strong> het aangrenzende vlak<br />

Als er wel 2 snijpunten worden gevonden is de volgende taak het v<strong>in</strong>den<br />

<strong>van</strong> het vlak (of beter gezegd <strong>van</strong> iV), dat de lijn S1S2 gemeenschappelijk<br />

heeft met het eerste vlak. Hierbij zijn S1 en S2 de geselecteerde punten<br />

op het moment dat het 2 e snijpunt <strong>van</strong> x4 met het eerste vlak werd<br />

gevonden. Er is geen simpele methode of <strong>formule</strong> om het aangrenzende<br />

vlak te v<strong>in</strong>den. We zullen om deze te v<strong>in</strong>den gebruik maken <strong>van</strong> de<br />

weergegeven tabel. Nu wordt er voor elk <strong>van</strong> de 3 aangrenzende vlakken<br />

<strong>van</strong> S1 gecontroleerd of er aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:<br />

(1) Het aangrenzende vlak <strong>van</strong> S1 grens ook aan S2.<br />

(2) Het vlak is ongelijk aan het voorgaande vlak.<br />

<strong>in</strong>dexpunt aangrenzende<br />

vlakken<br />

0 0, 2, 4<br />

1 1, 2, 4<br />

2 0, 3, 4<br />

3 1, 3, 4<br />

4 0, 2, 5<br />

5 1, 2, 5<br />

6 0, 3, 5<br />

7 1, 3, 5<br />

Er is maar één vlak wat aan deze beide voorwaarden voldoet, en dat is het vlak dat de lijn S1S2<br />

gemeenschappelijk heeft met het voorgaande vlak.<br />

§5.6 Algoritme voor het v<strong>in</strong>den <strong>van</strong> het volgende snijpunt<br />

In het nu geselecteerde vlak is al één snijpunt bekend, aangezien het 2 e snijpunt <strong>van</strong> het voorgaande<br />

vlak ook <strong>in</strong> dit vlak ligt. Het 2 e snijpunt wordt op gelijke wijze gevonden als de vorige snijpunten, er<br />

gebeurt namelijk het volgende<br />

(1) S1 wordt gelijkgesteld aan S2, dus er wordt voor S1 het punt geselecteerd dat<br />

aan<strong>van</strong>kelijk voor S2 geselecteerd was.<br />

(2) S2 wordt geselecteerd met behulp <strong>van</strong> de <strong>formule</strong> voor , waarbij N twee waarden<br />

kan aannemen, namelijk de waarden die overeenkomen met de variabele coörd<strong>in</strong>aten<br />

b<strong>in</strong>nen het nu geselecteerde vlak. Ook is N ongelijk aan de vorige N.<br />

(3) Als er aan de voorwaarde (( ) ( )) (( ) ( )) wordt<br />

voldaan wordt er een punt geïnterpoleerd, met behulp <strong>van</strong> de <strong>formule</strong> voor <strong>in</strong>terpolatie.<br />

Als er voordat deze stappen vier keer zijn uitgevoerd een snijpunt wordt gevonden wordt er een<br />

volgend vlak geselecteerd, volgens het algoritme dat hiervoor beschreven is. Als het vlak wat uit dat<br />

algoritme komt gelijk is aan het eerste vlak, dus iV = iV,start, dan is er een gesloten lijn gecreëerd. Dit is<br />

de lijn die het snijvlak <strong>van</strong> de betreffende kubus met het hypervlak x4 = 0 voorstelt. Verrassend<br />

genoeg is het enige wat er na het def<strong>in</strong>iëren <strong>van</strong> alle bovenstaande algoritmes nog moet gebeuren,<br />

het uitvoeren <strong>van</strong> dit algoritme voor alle 8<br />

kubussen, waarna de volledige doorsnede<br />

<strong>van</strong> de hyperkubus met x4 = 0 wordt<br />

weergegeven. Aangezien het snijvlak <strong>van</strong><br />

elke aparte kubus een polygoon is, is deze<br />

doorsnede een polyhedron. Het algoritme<br />

<strong>van</strong> één kubus, waar<strong>van</strong> het snijvlak met x4<br />

= 0 een zeshoek is, wordt duidelijker<br />

weergegeven <strong>in</strong> de afbeeld<strong>in</strong>g rechts. Hier<strong>in</strong><br />

is weer de volgorde <strong>van</strong> de selectie <strong>van</strong><br />

punten weergegeven en de volgorde <strong>van</strong> de<br />

selectie <strong>van</strong> vlakken <strong>in</strong> dikgedrukte letters.<br />

Hoofdstuk 5: Doorsnede <strong>van</strong> een hyperkubus<br />

31


Alle bovenstaande stappen worden dus uitgevoerd voor alle kubussen <strong>van</strong> de hyperkubus. Dit levert,<br />

als de kubus het hypervlak x4 = 0 snijdt, een polygoon. <strong>De</strong> doorsnede <strong>van</strong> de hyperkubus is, als deze<br />

het hypervlak x4 = 0 snijdt, dus een polyhedron met maximaal 8 grensvlakken, waar<strong>van</strong> elk een<br />

polygoon is met maximaal 6 ribben. Dit wordt <strong>in</strong> de onderstaande afbeeld<strong>in</strong>gen geïllustreerd. In de<br />

doorsnede hebben alle grensvlakken een andere kleur<br />

zodat zichtbaar is <strong>van</strong> welke kubus zij afkomstig zijn,<br />

welke hiernaast zijn weergegeven.<br />

Hieronder is ter verduidelijk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de projectie <strong>van</strong> een hyperkubus een groene kubus aangegeven. In<br />

deze bovenstaande doorsnedes zijn de groene grensvlakken afkomstig <strong>van</strong> deze kubus, dus <strong>van</strong> de<br />

kubus met <strong>in</strong>dex 2.<br />

Hoofdstuk 5: Doorsnede <strong>van</strong> een hyperkubus<br />

32


Het is belangrijk te zien dat als het hypervlak zich <strong>in</strong> de ‘hoek’ <strong>van</strong> de hyperkubus bev<strong>in</strong>dt, de<br />

doorsnede bij benader<strong>in</strong>g een tetrahedron is. Dit zullen we later gebruiken voor het def<strong>in</strong>iëren <strong>van</strong><br />

regulariteit voor <strong>polytopen</strong> <strong>in</strong> 4 dimensies.<br />

<strong>De</strong> rotatie <strong>van</strong> de hyperkubus <strong>in</strong> 4 dimensies gebeurt met behulp <strong>van</strong> rotatiematrices, welke kort <strong>in</strong><br />

het volgende hoofdstuk aan bod zullen komen.<br />

Hoofdstuk 5: Doorsnede <strong>van</strong> een hyperkubus<br />

33


6. Rotatie <strong>in</strong> 4 dimensies<br />

§6.1 Introductie tot matrices<br />

Een mxn-matrix is een rechthoekig getallenschema met m rijen en n kolommen. 19 Als m gelijk is aan n<br />

wordt er gesproken <strong>van</strong> een vierkante matrix. Een element <strong>van</strong> een matrix op rij r en <strong>in</strong> kolom k<br />

wordt genoteerd als Ark. Zo is <strong>in</strong> de onderstaande vierkant matrix A23 = 7.<br />

A = [<br />

]<br />

Het vermenigvuldigen <strong>van</strong> matrices levert een nieuwe matrix op. Een mxn-matrix kan alleen<br />

vermenigvuldigd worden met een nxp-matrix, wat een mxp-matrix oplevert. Vermenigvuldig<strong>in</strong>g met<br />

een matrix met andere afmet<strong>in</strong>gen is niet gedef<strong>in</strong>ieerd. Een opmerkelijke eigenschap <strong>van</strong><br />

matrixvermenigvuldig<strong>in</strong>g is dat deze niet-commutatief is, wat wil zeggen dat de uitkomst <strong>van</strong> een<br />

vermenigvuldig<strong>in</strong>g afhangt <strong>van</strong> welk getal zich aan welke kant <strong>van</strong> het vermenigvuldig<strong>in</strong>gsteken<br />

bev<strong>in</strong>dt. In feite is het <strong>in</strong> de meeste gevallen zo dat een vermenigvuldig<strong>in</strong>g niet gedef<strong>in</strong>ieerd is als de<br />

volgorde omgedraaid word behalve bij vermenigvuldig<strong>in</strong>g <strong>van</strong> vierkante matrices, maar zelfs dan is<br />

de vermenigvuldig<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het algemeen niet-commutatief. Het vermenigvuldigen <strong>van</strong> een mxn-matrix<br />

A en een nxp-matrix B levert een mxp-matrix op, waar<strong>van</strong> de elementen als volgt zijn 20<br />

[<br />

[<br />

] [<br />

]<br />

19 http://mathworld.wolfram.com/Matrix.html, geraadpleegd op 18 januari 2011<br />

20a http://mathworld.wolfram.com/MatrixMultiplication.html, geraadpleegd op 18 januari 2011<br />

20b Beauregard, L<strong>in</strong>ear algebra, blz. 37<br />

∑<br />

In de afbeeld<strong>in</strong>g l<strong>in</strong>ks wordt dit duidelijker weergegeven. Het element <strong>van</strong> de mxpmatrix<br />

AB, die de uitkomst is <strong>van</strong> de vermenigvuldig<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de mxn-matrix A en de<br />

nxp-matrix B, op rij r en <strong>in</strong> kolom k is dus de som <strong>van</strong> de producten <strong>van</strong> de<br />

elementen <strong>van</strong> rij r <strong>van</strong> matrix A en kolom k <strong>van</strong> matrix B. Een voorbeeld <strong>van</strong> een<br />

willekeurige matrixvermenigvuldig<strong>in</strong>g is hieronder weergegeven.<br />

] [<br />

<strong>De</strong> eenheidsmatrix is de matrix die, wanneer een matrix A met deze matrix vermenigvuldigd wordt,<br />

een matrix oplevert die gelijk is aan A. Een eenheidsmatrix bestaat uit alleen maar enen, met<br />

uitzonder<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de elementen waarvoor geldt dat r = k. Hieronder wordt gedemonstreerd dat voor<br />

een 2x2-matrix, de vermenigvuldig<strong>in</strong>g <strong>in</strong>derdaad geen effect heeft.<br />

*<br />

+ *<br />

+ [<br />

] *<br />

+<br />

]<br />

Hoofdstuk 7: Polytopen <strong>in</strong> 4 en hogere dimensie s<br />

34


§6.2 Rotatiematrices 21<br />

Een rotatiematrix is een matrix die gebruikt wordt om (een verzamel<strong>in</strong>g <strong>van</strong>) punten te<br />

draaien. In twee dimensies heeft elke rotatiematrix de volgende vorm<br />

( )<br />

( )<br />

[<br />

( )<br />

( )<br />

( ) ]<br />

<strong>De</strong>ze matrix draait een gegeven punt om de oorsprong, door deze te vermenigvuldigen met<br />

de positiematrix <strong>van</strong> het punt, op de volgende manier<br />

[ ]<br />

( )<br />

[<br />

( )<br />

( )<br />

] * +<br />

( )<br />

( )<br />

[<br />

( )<br />

( )<br />

] ,<br />

( )<br />

dus na een rotatie over een hoek α, krijgt het punt de volgende coörd<strong>in</strong>aten<br />

( ) ( )<br />

( ) ( )<br />

In drie dimensies kan er om drie assen gedraaid worden, wat respectievelijk de volgende matrices<br />

oplevert<br />

( ) [<br />

( ) [<br />

( ) [<br />

( ) ( ) ]<br />

( ) ( )<br />

( ) ( )<br />

]<br />

( ) ( )<br />

( ) ( )<br />

( ) ( ) ]<br />

Bij verdere bestuder<strong>in</strong>g <strong>van</strong> deze matrices vallen twee d<strong>in</strong>gen op<br />

(1) Bij vermenigvuldig<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de positiematrix met elk <strong>van</strong> de drie matrices, verandert het<br />

coörd<strong>in</strong>aat <strong>van</strong> de as waarom gedraaid wordt niet.<br />

(2) <strong>De</strong> rotatiematrix is een eenheidsmatrix, met uitzonder<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een (vierkante) deelmatrix<br />

die gelijk is aan de rotatiematrix voor 2 dimensies.<br />

Er veranderen dus, net als bij tweedimensionale rotatie, twee coörd<strong>in</strong>aten <strong>van</strong> het gedraaide<br />

punt. Rotatiematrices zijn gedef<strong>in</strong>ieerd voor elke dimensie, maar wij zullen ons alleen<br />

bezighouden met rotatiematrices <strong>in</strong> 4 dimensies. Net als bij rotatiematrices <strong>in</strong> lagere<br />

dimensies veranderen er per rotatie maar twee coörd<strong>in</strong>aten, er wordt dus <strong>in</strong> 4 dimensies om<br />

een vlak gedraaid. Rotatiematrices <strong>in</strong> 4 dimensies zijn, net als die <strong>in</strong> 3 dimensies,<br />

eenheidsmatrices met uitzonder<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een vierkante deelmatrices die gelijk is aan de<br />

rotatiematrix voor 2 dimensies. Als voorbeeld is hieronder de rotatiematrix voor rotatie om<br />

het x1x2-vlak weergegeven.<br />

( ) [<br />

( ) ( )<br />

( ) ( )<br />

( ) ( )<br />

( ) ( )<br />

]<br />

21 http://mathworld.wolfram.com/RotationMatrix.html, geraadpleegd op 19 januari 2011<br />

Hoofdstuk 7: Polytopen <strong>in</strong> 4 en hogere dimensie s<br />

35


7. Polytopen <strong>in</strong> 4 en hogere dimensies<br />

§7.1 Polychora<br />

Om de eigenschappen <strong>van</strong> polychora, de 4-dimensionale analogen <strong>van</strong> polygonen en polyhedra, af te<br />

leiden zullen wij nogmaals gebruik maken <strong>van</strong> dimensionale analogie. <strong>De</strong>ze afleid<strong>in</strong>gen zijn geen<br />

sluitende bewijzen, maar zij bieden wel een handvat voor het redeneren met polychora. Op enkele<br />

<strong>van</strong> deze eigenschappen zullen we later nog dieper <strong>in</strong>gaan, met onder andere analogen en ook<br />

<strong>formule</strong>s die voor elke gehele dimensie gelden.<br />

We weten dat alle polygonen bestaan uit een oppervlakte, dus een 2-dimensionale ruimte, die wordt<br />

<strong>in</strong>gesloten door lijnen en dat polyhedra bestaan uit een volume, dus een 3-dimensionale ruimte, die<br />

wordt <strong>in</strong>gesloten door polygonen. Dus kunnen we afleiden dat polychora bestaan uit een<br />

hypervolume, dus een 4-dimensionale ruimte, die wordt <strong>in</strong>gesloten door polyhedra, oftewel door<br />

hypervlakken.<br />

We kunnen hiernaast nog een belangrijke eigenschap <strong>van</strong> polychora afleiden. Voor een polyhedron is<br />

gedef<strong>in</strong>ieerd dat elk rib <strong>van</strong> de polyhedron gemeenschappelijk moet zijn aan twee <strong>van</strong> de<br />

grensvlakken <strong>van</strong> de polyhedron. Het is simpel te zien dat voor polygonen geldt dat elk punt<br />

gemeenschappelijk is aan twee <strong>van</strong> de ribben <strong>van</strong> de polygoon, aangezien elke vertex zowel het<br />

e<strong>in</strong>dpunt is <strong>van</strong> een rib als het beg<strong>in</strong>punt <strong>van</strong> het volgende rib. Hieruit kunnen we afleiden dat <strong>in</strong> een<br />

polychora elk vlak gemeenschappelijk moet zijn aan twee <strong>van</strong> de hypervlakken <strong>van</strong> de polychoron.<br />

Opnieuw zullen we ons alleen maar bezighouden met convexe <strong>polytopen</strong>. Een convexe polychoron is<br />

een polytoop waar<strong>van</strong> geen <strong>van</strong> de hypervlakken die de polychoron begrenst het <strong>in</strong>wendige<br />

hypervolume <strong>van</strong> de polychoron snijdt.<br />

Samengevat voldoet een convexe polychoron dus per analoog aan de volgende eigenschappen:<br />

(1) Het <strong>in</strong>wendige hypervolume <strong>van</strong> de polychoron wordt begrensd door (een gesloten verzamel<strong>in</strong>g<br />

<strong>van</strong>) polyhedra of hypervlakken.<br />

(2) In een polychoron is elk vlak gemeenschappelijk aan twee polyhedra.<br />

(3) Geen <strong>van</strong> de begrenzende hypervlakken snijdt het <strong>in</strong>wendige hypervolume.<br />

§7.2 Vertexfiguren bij polychora<br />

We hebben een vertexfiguur <strong>van</strong> een punt P <strong>van</strong> een polyhedron gedef<strong>in</strong>ieerd als de polygoon<br />

waar<strong>van</strong> de ribben de vertexfiguren zijn <strong>van</strong> alle omliggende grensvlakken. Op analoge wijze kunnen<br />

we def<strong>in</strong>iëren dat het vertexfiguur <strong>van</strong> een punt P <strong>van</strong> een polychoron, de polyhedron is waar<strong>van</strong> de<br />

grensvlakken de vertexfiguren zijn <strong>van</strong> alle omliggende grenspolyhedra, gegeven dat al deze<br />

vertexfiguren <strong>in</strong> hetzelfde hypervlak liggen. 22 Om dit wat concreter weer te geven zullen we nu<br />

aantonen dat het vertexfiguur <strong>van</strong> elk punt <strong>van</strong> een hyperkubus een tetrahedron als vertexfiguur<br />

heeft, zoals we al zagen bij het bestuderen <strong>van</strong> de doorsnedes <strong>van</strong> de hyperkubus. Omdat een<br />

tetrahedron 4 punten heeft en een hypervlak wordt gedef<strong>in</strong>ieerd aan de hand <strong>van</strong> 4 punten, liggen al<br />

deze punten, en daarmee alle vertexfiguren waar deze tetrahedron uit bestaat, per def<strong>in</strong>itie op één<br />

hypervlak.<br />

22 Coxeter, Regular Polytopes, blz. 128<br />

Hoofdstuk 7: Polytopen <strong>in</strong> 4 en hogere dimensie s<br />

36


§7.3 <strong>De</strong> vertexfiguren <strong>van</strong> een hyperkubus<br />

Allereerst gebruiken we een hyperkubus met de punten (1±1, 1±1, 1±1, 1±1). Als we kunnen<br />

bewijzen dat voor deze hyperkubus geldt dat alle vertexfiguren tetrahedra zijn is dit uiteraard gelijk<br />

bewezen voor alle hyperkubussen, aangezien alle hyperkubussen congruent zijn.<br />

Een tetrahedron <strong>in</strong> 3 dimensies kan heel simpel geconstrueerd worden door 4<br />

vertices <strong>van</strong> een kubus te kiezen. In de afbeeld<strong>in</strong>gen l<strong>in</strong>ks is te zien dat alle<br />

ribben <strong>van</strong> zo’n tetrahedron diagonalen zijn <strong>van</strong> een grensvlak <strong>van</strong> de kubus. In<br />

termen <strong>van</strong> dimensies kunnen we zeggen dat, aangenomen dat dit een kubus is<br />

waar<strong>van</strong> de ribben evenwijdig zijn met de assen <strong>van</strong> het coörd<strong>in</strong>atenstelsel, <strong>van</strong><br />

de 3 coörd<strong>in</strong>aten <strong>van</strong> elke comb<strong>in</strong>atie <strong>van</strong> twee <strong>van</strong> de punten <strong>van</strong> de tetrahedron er 2 verschillen.<br />

<strong>De</strong> verschillen hebben natuurlijk allemaal dezelfde grootte, aangezien alle ribben <strong>van</strong> een kubus even<br />

lang zijn. Bij een kubus met ribbe r levert een constructie op deze manier een tetrahedron op met<br />

ribben <strong>van</strong> lengte √ .<br />

We kunnen dus zeggen dat als voor 4 gegeven punten dat elk tweetal punten <strong>in</strong> 2 coörd<strong>in</strong>aten<br />

verschilt, en al deze verschillen gelijk zijn, we te maken hebben met een tetrahedron. Het volgt uit<br />

deze voorwaarde dat de tetrahedron gelijke ribben heeft, namelijk √ bij een verschil <strong>van</strong> r<br />

tussen coörd<strong>in</strong>aten. Als er niet aan deze eis voldaan wordt is het niet onmogelijk dat we toch te<br />

maken heb met een tetrahedron, maar als er wel aan voldaan is weten we zeker dat we wel met een<br />

tetrahedron te maken hebben. In feite is het voor elke tetrahedron mogelijk om het<br />

coörd<strong>in</strong>atenstelsel zo te def<strong>in</strong>iëren dat er wel aan deze eis voldaan wordt.<br />

In een hyperkubus komen <strong>in</strong> elke vertex 4 ribben samen. Het vertexfiguur bevat alle punten die<br />

halverwege al deze ribben liggen. Aangezien we een hyperkubus gebruiken met de punten<br />

(1±1, 1±1, 1±1, 1±1), weten dat alle punten <strong>van</strong> het vertexfiguur op een afstand <strong>van</strong> 1 <strong>van</strong> de<br />

betreffende vertex liggen. We kunnen nu makkelijk beredeneren dat elk punt <strong>van</strong> het vertexfiguur <strong>in</strong><br />

twee coörd<strong>in</strong>aten verschilt, met een verschil <strong>van</strong> 1. Zo verschillen, <strong>van</strong> het punt halverwege het rib <strong>in</strong><br />

de x1-richt<strong>in</strong>g en het punt halverwege het rib <strong>in</strong> de x2-richt<strong>in</strong>g, het x1-coörd<strong>in</strong>aat en het x2 coörd<strong>in</strong>aat<br />

met een verschil <strong>van</strong> 1. We weten dus ook dat het lijnstuk x1x2 een lengte heeft <strong>van</strong> √ . We weten<br />

dat de 4 punten een 3-dimensionaal figuur en geen 4-dimensionaal figuur def<strong>in</strong>iëren, omdat een<br />

hypervlak gedef<strong>in</strong>ieerd wordt met vier punten en de 4 punten dus per def<strong>in</strong>itie <strong>in</strong> één hypervlak<br />

liggen. Hierbij hebben we bewezen dat alle vertexfiguren <strong>van</strong> een hyperkubus tetrahedra zijn.<br />

Hieronder wordt een hyperkubus weergegeven met het vertexfiguur <strong>van</strong> één punt.<br />

Hoofdstuk 7: Polytopen <strong>in</strong> 4 en hogere dimensie s<br />

37


§7.4 Reguliere polychora 23<br />

Uit de def<strong>in</strong>itie <strong>van</strong> <strong>reguliere</strong> polyhedra kunnen we afleiden, dat een polychoron regulier is als er aan<br />

de volgende eigenschappen wordt voldaan:<br />

(1) Elk <strong>van</strong> de polyhedra die de polychoron begrenst, is regulier.<br />

(2) Van alle vertices is het vertexfiguur een <strong>reguliere</strong> polyhedron.<br />

Omdat alle grenspolyhedra volgens deze def<strong>in</strong>itie regulier zijn, weten we dat alle ribben <strong>van</strong> een<br />

grenspolyhedron <strong>van</strong> gelijke lengte zijn, en dus alle ribben <strong>van</strong> de polychoron <strong>van</strong> gelijke lengte zijn.<br />

<strong>De</strong>ze lengte stellen we net als bij polyhedra op 2l. Daarnaast weten we, omdat volgens deze def<strong>in</strong>itie<br />

alle vertexfiguren regulier zijn, dat alle grenspolyhedra gelijk zijn. Als een vertex P <strong>van</strong> een<br />

polychoron namelijk aan verschillende <strong>reguliere</strong> grenspolyhedra {p,q}, uiteraard met ribben <strong>van</strong><br />

lengte 2l, zou grenzen zijn er twee mogelijkheden:<br />

(1) <strong>De</strong> vertex grenst aan grenspolyhedra met een verschillende p, wat zou resulteren <strong>in</strong> een<br />

vertexfiguur met <strong>reguliere</strong> grensvlakken met zijden <strong>van</strong> verschillende lengte, namelijk 2l cos( /p)<br />

voor verschillende waarden <strong>van</strong> p. Dit is bijvoorbeeld het geval als de vertex aan een tetrahedron<br />

{3,3} en een kubus {4,3} grenst.<br />

(2) <strong>De</strong> vertex grenst aan grenspolyhedra met een verschillende q, wat zou resulteren <strong>in</strong> een<br />

vertexfiguur met vlakken die een verschillende {q} voorstellen. Dit is bijvoorbeeld het geval als de<br />

vertex aan een tetrahedron {3,3} en een octahedron {3,4} grenst.<br />

Beide <strong>van</strong> deze gevallen, en ook een comb<strong>in</strong>atie <strong>van</strong> deze gevallen, zou een niet-<strong>reguliere</strong><br />

polyhedron als vertexfiguur opleveren, aangezien deze zowel ribben <strong>van</strong> gelijke lengte als gelijke<br />

grensvlakken moet hebben.<br />

Elk <strong>van</strong> de hoeken tussen aangrenzende grenshypervlakken is ook gelijk. Dit zullen wij verduidelijken<br />

aan de hand <strong>van</strong> het begrip hyperpiramide, de 4-dimensionale analoog <strong>van</strong> een piramide. Een<br />

hyperpiramide kan geconstrueerd worden door buiten het hypervlak <strong>van</strong> een bepaalde <strong>reguliere</strong><br />

polyhedron {p,q} een punt te plaatsen en deze te verb<strong>in</strong>den met elk <strong>van</strong> de punten <strong>van</strong> de<br />

polyhedron. <strong>De</strong> polyhedron is dus eigenlijk de basis <strong>van</strong> de hyperpiramide.<br />

<strong>De</strong> hoeken tussen aangrenzende grenshypervlakken zijn gelijk, omdat alle hoeken<br />

tussen grenshypervlakken die <strong>in</strong> een vertex P voorkomen, ook voorkomen <strong>in</strong> de<br />

hyperpiramide met het vertexfiguur <strong>van</strong> P (wat per def<strong>in</strong>itie een <strong>reguliere</strong><br />

polyhedron is een dus gelijke hoeken tussen aanliggende grensvlakken heeft) als<br />

basis en het punt P als top.<br />

Elk grenshypervlak <strong>van</strong> deze hyperpiramide is een piramide met een polygoon {q} als basis, en de<br />

grensvlakken <strong>van</strong> elk <strong>van</strong> deze piramides zijn een gelijkzijdige driehoeken met zijden <strong>van</strong> lengte l, l en<br />

2l cos( /p). Het aantal grensvlakken r <strong>van</strong> de basis, kan niet verschillen zonder de hoek tussen de<br />

aangrenzende hypervlakken te veranderen. Hieruit kunnen we concluderen dat r hetzelfde is voor<br />

alle vertices, en dus dat alle vertexfiguren gelijk moeten zijn. Samengevat is een polychoron een<br />

polytoop {p,q,r}, waar<strong>van</strong> de grenshypervlaken {p,q}’s zijn met zijde 2l en de vertexfiguren {q,r}’s zijn<br />

met zijde 2l cos( /p). Hier is r het aantal grenspolyhedra <strong>in</strong> één vertex, en dus het aantal<br />

grensvlakken <strong>van</strong> de vertexfiguren <strong>van</strong> de polychoron. We weten ook dat aan de hand <strong>van</strong> de<br />

def<strong>in</strong>itie <strong>van</strong> regulariteit de volgende eigenschappen af te leiden zijn:<br />

23 <strong>De</strong> gevolgen <strong>van</strong> de def<strong>in</strong>itie <strong>van</strong> regulariteit <strong>in</strong> 4 dimensies is gebaseerd op de gevolgen <strong>van</strong> de<br />

def<strong>in</strong>itie <strong>van</strong> regulariteit <strong>in</strong> 3 dimensies zoals beschreven <strong>in</strong> Coxeter, Regular Polytopes, blz. 126,127<br />

Hoofdstuk 7: Polytopen <strong>in</strong> 4 en hogere dimensie s<br />

38


(1) Alle ribben <strong>van</strong> de polychoron zijn gelijk.<br />

(2) Elk <strong>van</strong> de hoeken tussen aangrenzende grenshypervlakken is gelijk.<br />

(3) Alle <strong>reguliere</strong> vertexfiguren zijn gelijk.<br />

§7.5 Het aantal <strong>reguliere</strong> polychora<br />

Om te bepalen welke convexe <strong>reguliere</strong> polychora er voorkomen <strong>in</strong> 4 dimensies kunnen we<br />

bestuderen op welke manieren <strong>reguliere</strong> polyhedra om een ribbe te plaatsen zijn, net zoals het<br />

mogelijk is om te bepalen welke convexe <strong>reguliere</strong> polychora er voorkomen <strong>in</strong> 3 dimensies door te<br />

bestuderen op welke manieren <strong>reguliere</strong> polygonen om een punt te plaatsen zijn. We zijn natuurlijk<br />

op zoek naar een manier waarbij het totaal <strong>van</strong> alle hoeken <strong>in</strong> de polyhedra (tussen aangrenzende<br />

vlakken) m<strong>in</strong>der is dan 360 , omdat de polyhedra als het ware <strong>in</strong> elkaar gevouwen moeten kunnen<br />

worden. Dit is te vergelijken met het tweedimensionale geval, waarbij de som <strong>van</strong> alle hoeken <strong>in</strong> de<br />

aangrenzende polygonen aan een punt kle<strong>in</strong>er moet zijn dan 360 , omdat de polygonen anders niet<br />

<strong>in</strong> drie dimensies <strong>in</strong> elkaar gevouwen kunnen worden. Er zijn, net als <strong>in</strong> twee dimensies, ten m<strong>in</strong>ste 3<br />

polyhedra per vertex nodig, omdat er anders nooit een gesloten figuur gevormd kan worden.<br />

Bij kubussen is er tussen twee aangrenzende vlakken een hoek <strong>van</strong> 90 , dus is het <strong>in</strong> 4 dimensies<br />

mogelijk om 3 kubussen rond elke ribbe te plaatsen. Een kubus heeft het Schläfli-symbool {4,3}, dus<br />

levert deze methode een polychoron op met het Schläfli-symbool {4,3,3}, wat de hyperkubus (of de<br />

tesseract) is.<br />

Bij tetrahedra is er tussen twee aangrenzende vlakken een hoek <strong>van</strong> bijna 71 , dus is het <strong>in</strong> 4<br />

dimensies mogelijk om 3, 4 of 5 tetrahedra rond elke ribbe te plaatsen. Een tetrahedron heeft het<br />

Schläfli-symbool {3,3}, dus levert deze methodes polychora op met het respectievelijk de Schläflisymbolen<br />

{3,3,3}, {3,3,4} en {3,3,5}. <strong>De</strong>ze polychora worden, <strong>in</strong> de genoemde volgorde, de<br />

pentachoron (of de 4-simplex), de hexadecachoron (of de 4-kruispolytoop) en de 600-cel.<br />

Zowel de octahedron als de dodecahedron hebben een hoek tussen aangrenzende vlakken <strong>van</strong><br />

tussen de 90 en de 120 , dus is het voor beide <strong>in</strong> 4 dimensies mogelijk om er 3 rond elke ribbe te<br />

plaatsen. Dit levert de 24-cel, met Schläfli-symbool {3,4,3}, en de 120-cel, met Schläfli-symbool<br />

{5,3,3} op.<br />

Aangezien de icosahedron een hoek tussen aangrenzende vlakken heeft <strong>van</strong> meer dan 120 , is het<br />

niet mogelijk om een polychoron te construeren met behulp <strong>van</strong> deze polyhedron. In totaal zijn er<br />

dus 6 convexe <strong>reguliere</strong> <strong>polytopen</strong> <strong>in</strong> 4 dimensies. 24<br />

§7.6 Polytopen <strong>in</strong> dimensie n<br />

Uit de eigenschappen <strong>van</strong> convexe polygonen, polyhedra en polychora kunnen we algemene<br />

eigenschappen afleiden die gelden voor <strong>polytopen</strong> <strong>in</strong> elke gehele dimensie n. Een polytoop <strong>van</strong><br />

dimensie n wordt genoteerd als .<br />

(1) <strong>De</strong> <strong>in</strong>wendige n-ruimte <strong>van</strong> de polytoop wordt begrenst door (een gesloten verzamel<strong>in</strong>g<br />

<strong>van</strong>) (n-1)-<strong>polytopen</strong> of (n-1)-deelruimten. <strong>De</strong>ze (n-1)-<strong>polytopen</strong> worden ook wel de cellen <strong>van</strong><br />

de polytoop genoemd.<br />

(2) Elke (n-2)-deelpolytoop is gemeenschappelijk aan twee (n-1)-deel<strong>polytopen</strong>.<br />

(3) Geen <strong>van</strong> de begrenzende (n-1)-deelruimten snijdt de <strong>in</strong>wendige n-ruimte.<br />

24 Dit bewijs is gebaseerd op het bewijs gegeven <strong>in</strong> Coxeter, Introduction to geometry, blz. 400<br />

Hoofdstuk 7: Polytopen <strong>in</strong> 4 en hogere dimensie s<br />

39


§7.7 Regulariteit bij <strong>polytopen</strong> <strong>in</strong> dimensie n<br />

Bij de def<strong>in</strong>itie <strong>van</strong> de n-dimensionale vertexfiguren <strong>van</strong> polyhedra en polychora is te zien, dat deze<br />

altijd bestaan uit (n-1)-dimensionale vertexfiguren. <strong>De</strong> algemene def<strong>in</strong>itie <strong>van</strong> een vertexfiguur <strong>van</strong><br />

een punt P <strong>van</strong> een polytoop is de die bestaat uit de vertexfiguren <strong>van</strong> de omliggende<br />

grens<strong>polytopen</strong> . <strong>De</strong>ze bevat de middelpunten <strong>van</strong> alle ribben die samenkomen <strong>in</strong> het punt.<br />

We kunnen <strong>in</strong>duceren dat een polytoop (n > 2) regulier is als er aan de volgende eigenschappen<br />

wordt voldaan:<br />

(1) Elk <strong>van</strong> de <strong>polytopen</strong> die de polytoop begrenst, is een <strong>reguliere</strong> polytoop.<br />

(2) Van alle vertices is het vertexfiguur een <strong>reguliere</strong> polytoop .<br />

Het Schläfli-symbool voor een polytoop is {p, q, …, v, w}. Het aantal cijfers <strong>van</strong> het Schläflisymbool<br />

<strong>van</strong> een n-dimensionale polytoop is n-1. In het algemeen geldt dat de polytoop<br />

{p, q, …, v, w} begrensd wordt door <strong>polytopen</strong> <strong>van</strong> de vorm {p, q, …, v} en vertexfiguren heeft <strong>van</strong> de<br />

vorm {q, …, v, w}. <strong>De</strong>ze generalisatie geldt ook voor , wanneer we deze noteren als een ‘leeg’<br />

Schläfli-symbool { }. We kunnen ook <strong>in</strong>duceren dat aan de hand <strong>van</strong> de def<strong>in</strong>itie <strong>van</strong> regulariteit de<br />

volgende eigenschappen af te leiden zijn voor de polytoop :<br />

(1) Alle ribben <strong>van</strong> de polytoop zijn gelijk.<br />

(2) Elk <strong>van</strong> de hoeken tussen aangrenzende grens<strong>polytopen</strong> is gelijk.<br />

(3) Alle <strong>reguliere</strong> vertexfiguren zijn gelijk.<br />

§7.8 Families <strong>reguliere</strong> <strong>polytopen</strong> 25<br />

We hebben gezien dat er <strong>in</strong> 4 dimensies 6 convexe <strong>reguliere</strong> polychora zijn. Van drie <strong>van</strong> deze<br />

<strong>polytopen</strong>, namelijk de tesseract, de simplex en de (familie), kunnen generalisaties gemaakt worden<br />

die gelden <strong>in</strong> elke gehele positieve dimensie.<br />

§7.8.1 <strong>De</strong> simplex<br />

Een gelijkzijdige driehoek {3} met zijde r kan geconstrueerd worden <strong>in</strong> 3-dimensionale ruimte E 3 door<br />

op elk <strong>van</strong> de drie positieve assen x1, x2 en x3 een punt te plaatsen op een afstand <strong>van</strong> <strong>van</strong> de<br />

oorsprong en vervolgens alle punten te verb<strong>in</strong>den. Een tetrahedron {3,3} met zijde r kan<br />

geconstrueerd worden <strong>in</strong> 4-dimensionale E 4 door op elke positieve as x1, x2, x3, x4 een punt te<br />

plaatsen op een afstand <strong>van</strong> <strong>van</strong> de oorsprong en vervolgens deze punten te verb<strong>in</strong>den. Een<br />

25 Alle <strong>formule</strong>s <strong>in</strong> deze paragraaf zijn afkomstig <strong>van</strong> Coxeter, Regular polytopes, blz. 120-122 en<br />

Kendall, A course <strong>in</strong> the geometry of n dimensions, blz. 16<br />

√<br />

simplex, of beter gezegd een 4-simplex, kan geconstrueerd worden <strong>in</strong> 5-dimensionale ruimte E 5 door<br />

op elke positieve as x1, x2, x3, x4, x5 een punt te plaatsen op een afstand <strong>van</strong> <strong>van</strong> de oorsprong en<br />

vervolgens deze punten te verb<strong>in</strong>den. Het is nu duidelijk gemaakt dat <strong>in</strong> elke dimensie een E n+1 een<br />

n-simplex geconstrueerd worden met zijde r, door op elke positieve as x1, x2, ..., xn+1 een punt te<br />

plaatsen op een afstand <strong>van</strong> <strong>van</strong> de oorsprong. <strong>De</strong> (n+1)-dimensionale ruimte is natuurlijk geen<br />

√<br />

noodzaak voor een n-simplex, maar helpt ons om een simpele regelmaat vast te stellen om een<br />

simplex te construeren. <strong>De</strong> n-simplex kan voorkomen <strong>in</strong> elke gehele positieve dimensie n. Een<br />

0-simplex is simpelweg een punt en een 1-simplex een lijnstuk. We zullen een n-simplex noteren als<br />

αn. Het Schläfli-symbool voor αn is een reeks 3’en waarbij zoals altijd het aantal getallen gelijk is aan<br />

n-1.<br />

√<br />

√<br />

Hoofdstuk 7: Polytopen <strong>in</strong> 4 en hogere dimensie s<br />

40


Zoals af te leiden is uit de manier waarop we simplexen construeren bevat elke n-simplex n+1<br />

punten, aangezien deze te construeren is door <strong>in</strong> E n+1 door op elke as een punt te plaatsen.<br />

<strong>De</strong> onderdelen <strong>van</strong> een n-simplex, zijn alle mogelijke k-simplexen die gevormd worden door de n+1<br />

punten <strong>van</strong> de n-simplex. Zo bevat een n-simplex (<br />

{3}, (<br />

) tetrahedra {3,3}, ... en (<br />

(<br />

)<br />

) lijnstukken, (<br />

) gelijkzijdige driehoeken<br />

) = n+1 cellen. <strong>De</strong> algemene <strong>formule</strong> voor het aantal αk’s is<br />

§7.8.2 <strong>De</strong> kruispolytoop<br />

Er kan <strong>in</strong> ruimte E n niet alleen maar een (n-1)-simplex worden geconstrueerd met punten op de<br />

positieve assen, maar met elke mogelijke <strong>van</strong> de 2 n comb<strong>in</strong>aties <strong>van</strong> positieve en negatieve assen. Al<br />

deze simplexen samen vormen een n-kruispolytoop. Elke n-kruispolytoop bestaat dus uit 2 n<br />

(n-1)-simplexen. <strong>De</strong> vierkant {4} is een 2-kruispolytoop, en <strong>van</strong> de Platonische soliden is de<br />

octahedron {3,4} de 3-kruispolytoop. Net als simplexen kunnen kruis<strong>polytopen</strong> voorkomen <strong>in</strong> elke<br />

positieve gehele dimensie. We zullen een n-kruispolytoop noteren als βn. Het Schläfli-symbool voor<br />

βn is een reeks 3’en gevolgd door een 4, oftewel {3, 3, …,3, 4}.<br />

Een kruispolytoop βn is ook te beschouwen als een dubbele piramide met βn-1 als basis en met de<br />

toppen <strong>in</strong> tegengestelde richt<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de n e dimensie. Aangezien de n-kruispolytoop geconstrueerd<br />

wordt met niets anders dan (n-1)-simplexen, bestaat een βn uit niets anders dan αk’s (k < n). Voor ,<br />

het aantal αk’s <strong>in</strong> βn, geldt<br />

waarbij het aantal αk’s <strong>in</strong> βn-1 is. <strong>De</strong> staat <strong>in</strong> deze <strong>formule</strong> omdat elke αk <strong>in</strong> βn-1 zich ook <strong>in</strong><br />

βn bev<strong>in</strong>dt. In βn komt er voor elke<br />

twee keer een nieuwe αk bij, omdat er voor elke αk-1 twee<br />

αk-1’s zijn, met de αk-1 als basis. Zo geldt voor het aantal ribben <strong>in</strong> de octahedron β3 de <strong>formule</strong><br />

aangezien er voor elk <strong>van</strong> de 4 vertices <strong>in</strong> β2 een nieuw rib<br />

is. Er is bekend dat geldt N0 = 2n, aangezien een βn 2n punten bevat.<br />

We kunnen nu met <strong>in</strong>ductie de volgende <strong>formule</strong> bewijzen<br />

(<br />

).<br />

Om deze <strong>formule</strong> te bewijzen, hoeven we alleen maar te bewijzen dat deze ten eerste geldt voor<br />

k = 0 en ten tweede dat als deze <strong>formule</strong> geldt voor k-1, deze ook geldt voor k.<br />

(1) Er is bekend dat N0 = 2n, aangezien elke kruispolytoop 2n punten bevat. Dit komt overeen<br />

met de bovenstaande <strong>formule</strong>, aangezien<br />

(2) We veronderstellen dat<br />

het bewijs voltooien<br />

(<br />

(<br />

((<br />

((<br />

(<br />

)<br />

) (<br />

) (<br />

) (<br />

( )<br />

( ) ( )<br />

( ) ( )<br />

(<br />

( ) ( )<br />

))<br />

))<br />

( ) (<br />

( ) ) (<br />

)<br />

( )<br />

( ) )<br />

( ) ( )<br />

( ) ( ) )<br />

). Hiermee kunnen we<br />

Hoofdstuk 7: Polytopen <strong>in</strong> 4 en hogere dimensie s<br />

41


(<br />

( )<br />

( ) ( ) )<br />

(<br />

( ) ( ) )<br />

( )<br />

Hierbij hebben we bewezen dat voor Nk, het aantal αk’s <strong>in</strong> βn, geldt dat (<br />

<strong>formule</strong> is natuurlijk alleen gedef<strong>in</strong>ieerd als k < n.<br />

). <strong>De</strong>ze<br />

§7.8.1 <strong>De</strong> hyperkubus<br />

Bij de <strong>in</strong>troductie tot 4 dimensies hebben we, beg<strong>in</strong>nende met een punt, steeds door het verschuiven<br />

<strong>van</strong> een (n-1)-hyperkubus <strong>in</strong> de n e dimensie een n-hyperkubus gecreëerd. Dit proces kan tot <strong>in</strong> elke<br />

dimensie gedaan worden, om zo een n-hyperkubus te construeren. <strong>De</strong>ze zullen we noteren als γn.<br />

Het Schläfli-symbool voor γn is 4 gevolgd door een reeks 3’en, oftewel {4, 3, ..., 3, 3}. Aangezien een<br />

hyperkubus alle punten (±1, ±1, ..., ±1) bevat, heeft deze 2 n vertices.<br />

In een γn is , het aantal γk’s, gelijk aan<br />

.<br />

In deze <strong>formule</strong> staat vermenigvuldigd met twee. Dit is omdat elke γk <strong>in</strong> γn-1 zich ook <strong>in</strong> γn<br />

bev<strong>in</strong>dt, en omdat elke γk <strong>in</strong> γn-1 zich ook bev<strong>in</strong>dt <strong>in</strong> de γn-1 die verplaatst is <strong>in</strong> de n e dimensie om de γn<br />

te construeren. Daar wordt<br />

bij opgeteld, omdat elke γk-1 <strong>in</strong> γn-1 een γk traceert als de γn-1<br />

verplaatst wordt <strong>in</strong> de n e dimensie om γn te construeren.<br />

We kunnen nu met <strong>in</strong>ductie de volgende <strong>formule</strong> bewijzen<br />

(<br />

).<br />

Om deze <strong>formule</strong> te bewijzen, hoeven we alleen maar te bewijzen dat ten eerste deze geldt voor<br />

k = 0 en ten tweede dat als deze <strong>formule</strong> geldt voor k-1, deze ook geldt voor k.<br />

(1) Er is bekend dat N0 = 2 n , aangezien elke hyperkubus 2 n punten bevat. Dit komt overeen<br />

met de bovenstaande <strong>formule</strong>, aangezien<br />

(2) We veronderstellen dat<br />

we het bewijs voltooien<br />

(<br />

(<br />

)<br />

((<br />

(<br />

) (<br />

) (<br />

) (<br />

( )<br />

(<br />

( )<br />

( )<br />

(<br />

( )<br />

( ) ( )<br />

(<br />

( )<br />

( ( )<br />

( ) )<br />

))<br />

( ) (<br />

)<br />

( )<br />

( ) ( ) )<br />

( )<br />

( ) ( ) )<br />

( )<br />

( ) )<br />

)<br />

) (<br />

) . Hiermee kunnen<br />

(<br />

( ) ) ( )<br />

Hierbij hebben we bewezen dat voor Nk, het aantal γk’s <strong>in</strong> γn, geldt dat (<br />

<strong>formule</strong> is natuurlijk alleen gedef<strong>in</strong>ieerd als k > 0.<br />

). <strong>De</strong>ze<br />

Hoofdstuk 7: Polytopen <strong>in</strong> 4 en hogere dimensie s<br />

42


8. Gegeneraliseerde <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong><br />

§8.1 Formule <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> <strong>in</strong> elke dimensie<br />

In de vorige paragraaf hebben we een verband gelegd tussen het aantal vertices, ribben, polygonen<br />

en polyhedra <strong>van</strong> een vierdimensionale polytoop. Daarvoor is de <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> al aangetoond<br />

voor polyhedra. Wij zullen nu een algemeen verband afleiden tussen de elementen <strong>van</strong> <strong>polytopen</strong>,<br />

dat <strong>in</strong> elke positieve gehele dimensie geldt. We weten de <strong>formule</strong>s voor lijnstukken , polygonen<br />

, polyhedra en polychora . Voor deze <strong>polytopen</strong> geldt respectievelijk:<br />

(1) N0 = 2,<br />

want een lijnstuk heeft 2 e<strong>in</strong>dpunten.<br />

(2) N0 – N1 = 0,<br />

want een polygoon heeft net zoveel vertices als ribben.<br />

(3) N0 – N1 + N2 = 2,<br />

want voor een polyhedron geldt de <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong>.<br />

(4) N0 – N1 + N2 – N3 = 0,<br />

zoals <strong>in</strong> het vorige hoofdstuk aannemelijk is gemaakt, geldt deze <strong>formule</strong> voor alle polychora.<br />

<strong>De</strong>ze <strong>formule</strong>s zijn te generaliseren tot:<br />

(1) N0 – N1 + N2 – ... ∓ Nn-1 ± Nn = 1<br />

(2) N-1 – N0 + N1 – ... ± Nn-1 ∓ Nn = 0<br />

(3) N0 – N1 + N2 – ... + (-1) n-1 Nn-1 = 1 – (-1) n<br />

Al deze <strong>formule</strong>s houden exact hetzelfde <strong>in</strong>, en elk <strong>van</strong> deze <strong>formule</strong>s is dus bewezen als één <strong>van</strong> de<br />

<strong>formule</strong>s bewezen is. We zullen ons de rest <strong>van</strong> dit hoofdstuk bezighouden met het bewijzen <strong>van</strong><br />

<strong>formule</strong> (2) voor families <strong>reguliere</strong> <strong>polytopen</strong> en (1) voor de algemene situatie.<br />

§8.2 <strong>De</strong> gegeneraliseerde <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> <strong>in</strong> families <strong>reguliere</strong> <strong>polytopen</strong><br />

Om een algemene <strong>formule</strong> af te leiden voor het aantal alle k-dimensionale deel<strong>polytopen</strong> <strong>in</strong> een<br />

simplexen, kruis<strong>polytopen</strong> en hyperkubussen, is er enige kennis vereist <strong>van</strong> het b<strong>in</strong>omium <strong>van</strong><br />

Newton. Het b<strong>in</strong>omium <strong>van</strong> Newton is een simpele <strong>formule</strong>, waarmee de macht <strong>van</strong> de som <strong>van</strong><br />

twee getallen kan worden uitgedrukt <strong>in</strong> een som <strong>van</strong> termen waar<strong>in</strong> de machten <strong>van</strong> de grootheden<br />

afzonderlijk voorkomen. 25<br />

<strong>De</strong> macht <strong>van</strong> elke 2 getallen kan worden uitgedrukt <strong>in</strong> een dergelijke som op de onderstaande<br />

manier<br />

( )<br />

( )<br />

In het algemeen geldt dat<br />

( ) (<br />

) (<br />

) (<br />

25 http://mathworld.wolfram.com/B<strong>in</strong>omialTheorem.html, geraadpleegd op 5 januari 2011<br />

26 Coxeter, Regular Polytopes, blz. 128<br />

) (<br />

) ∑ (<br />

§8.2.1 <strong>De</strong> simplex<br />

We hebben voor het aantal αk’s <strong>in</strong> αn de volgende <strong>formule</strong> gevonden<br />

dus (<br />

(<br />

),<br />

), (<br />

), (<br />

), (<br />

), ..., (<br />

)<br />

). Wat opvalt is dat deze<br />

getallen overeenkomen met de coëfficiënten <strong>van</strong> <strong>in</strong> de macht ( ) . 26 Er geldt namelijk<br />

dat<br />

Hoofdstuk 8: <strong>De</strong> gegeneraliseerde <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong><br />

43


( ) (<br />

wat dus gelijk is aan<br />

∑<br />

.<br />

) (<br />

) (<br />

) (<br />

) ,<br />

In de bovenstaande som geldt dus, dat de coëfficiënt <strong>van</strong> gelijk is , of dat de coëfficiënt <strong>van</strong><br />

gelijk is aan . Door <strong>in</strong> deze <strong>formule</strong> x gelijk te stellen aan –1, kunnen we zeggen dat<br />

∑<br />

(<br />

) (<br />

) (<br />

) (<br />

Dus geldt de gegeneraliseerde <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> voor simplexen.<br />

§8.2.2 <strong>De</strong> kruispolytoop<br />

We hebben voor het aantal αk’s <strong>in</strong> βn de volgende <strong>formule</strong> gevonden<br />

dus (<br />

(<br />

),<br />

), (<br />

), (<br />

), (<br />

) ( )<br />

), ..., (<br />

). Wat opvalt is<br />

dat deze getallen overeenkomen met de coëfficiënten <strong>van</strong> <strong>in</strong> de macht ( ) . Er geldt<br />

namelijk dat<br />

( ) (<br />

wat dus gelijk is aan ∑<br />

∑<br />

) (<br />

) (<br />

) (<br />

) ,<br />

. Hieruit kunnen we afleiden dat de som<br />

gelijk is aan ( ) . In de bovenstaande som geldt dus weer, dat de coëfficiënt <strong>van</strong><br />

gelijk is , of dat de coëfficiënt <strong>van</strong> gelijk is aan . Door <strong>in</strong> deze <strong>formule</strong> x gelijk te stellen<br />

aan –1, kunnen we zeggen dat<br />

∑<br />

( )<br />

( ) (<br />

(<br />

)( ) (<br />

) (<br />

)( ) (<br />

) (<br />

)( ) (<br />

)( )<br />

) ( )<br />

( ) ( )<br />

Dus geldt de gegeneraliseerde <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> ook voor kruis<strong>polytopen</strong>.<br />

§8.2.3 <strong>De</strong> hyperkubus<br />

We hebben voor het aantal γk’s <strong>in</strong> γn de volgende <strong>formule</strong> gevonden<br />

dus (<br />

(<br />

),<br />

), (<br />

), (<br />

), ..., (<br />

). Wat opvalt is dat deze<br />

getallen overeenkomen met de coëfficiënten <strong>van</strong> <strong>in</strong> de macht ( ) . Er geldt namelijk dat<br />

( ) (<br />

wat dus gelijk is aan<br />

∑<br />

.<br />

) (<br />

) (<br />

) (<br />

In de bovenstaande som geldt dus, dat de coëfficiënt <strong>van</strong> gelijk is . Door <strong>in</strong> deze <strong>formule</strong> x gelijk<br />

te stellen aan –1, kunnen we zeggen dat<br />

∑<br />

( ) ( ) ( ) ( ) ( )<br />

( )<br />

Dus geldt de gegeneraliseerde <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> voor hyperkubussen.<br />

) ,<br />

Hoofdstuk 8: <strong>De</strong> gegeneraliseerde <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong><br />

44


§8.3 Het <strong>in</strong>cidentiegetal<br />

<strong>Euler</strong>’s <strong>formule</strong> behoort toe aan de topologie, die zoals gezegd geen aandacht besteedt aan en<br />

rechtlijnigheid, maar zich bezighoudt met de manier waarop figuren met elkaar verbonden zijn. Een<br />

polytoop Πn kan gebogen of uitgerekt worden zonder dat daarbij de topologische eigenschappen <strong>van</strong><br />

de polytoop veranderd worden. <strong>De</strong> eigenschappen <strong>van</strong> elke polytoop zijn <strong>van</strong>uit een topologisch<br />

oogpunt bepaald door de relaties <strong>van</strong> tussen de vertices , de ribben , de grensvlakken , en<br />

alle andere deel<strong>polytopen</strong>. Alle (topologische) eigenschappen <strong>van</strong> een polytoop zijn bekend als we<br />

weten welke ’s cellen zijn <strong>van</strong> welke ’s, voor k = 0, 1, 2, …, n.<br />

Dit wordt weergegeven met behulp <strong>van</strong> <strong>in</strong>cidentiegetallen<br />

aannemen, worden de ’s genoteerd worden als , , ...,<br />

. Voor alle mogelijke waarden die k kan<br />

, waarbij Nk het aantal ’s is voor<br />

één bepaalde waarde <strong>van</strong> k. Het <strong>in</strong>cidentie getal kan maar twee verschillende waarden aannemen:<br />

(1)<br />

(2)<br />

, wat <strong>in</strong>houdt dat<br />

, wat <strong>in</strong>houdt dat<br />

geen cel is <strong>van</strong><br />

wel een cel is <strong>van</strong><br />

Het <strong>in</strong>cidentiegetal kan tot op bepaalde hoogte dus ook beschouwd worden als een b<strong>in</strong>air getal, ten<br />

eerste omdat deze alleen de waarden 0 en 1 kan aannemen, ten tweede omdat deze eigenlijk meer<br />

een staat (‘waar of niet waar, cel of geen cel’) weergeeft dan een getal <strong>in</strong> de rekenkundige z<strong>in</strong>.<br />

Voor elke k, zijn deze getallen duidelijk weer te geven <strong>in</strong> een <strong>in</strong>cidentiematrix of simpelweg een<br />

tabel, met Nk-1 rijen en Nk kolommen. Rij i geeft aan welke ’s begrensd worden door<br />

kolom j geeft aan welke ’s<br />

A B C D<br />

1 1 1 1<br />

BCD ACD ABD ABC<br />

AD 0 1 1 0<br />

BD 1 0 1 0<br />

CD 1 1 0 0<br />

BC 1 0 0 1<br />

AC 0 0 0 1<br />

AB 0 0 1 1<br />

begrenzen.<br />

AD BD CD BC AC AB<br />

A 1 0 0 0 1 1<br />

B 0 1 0 1 0 1<br />

C 0 0 1 1 1 0<br />

D 1 1 1 0 0 0<br />

ABCD<br />

BCD 1<br />

ACD 1<br />

ABD 1<br />

ABC 1<br />

.<br />

.<br />

, en<br />

Hoofdstuk 8: <strong>De</strong> gegeneraliseerde <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong><br />

45


Dit zijn de <strong>in</strong>cidentiematrices <strong>van</strong> een tetrahedron ABCD, welke uiteraard de ribben AB, AC, AD, BC,<br />

BD en CD, en de grensvlakken ABC, ACD, ABD en BCD bevat.<br />

We nemen aan dat alle elementen een gemeenschappelijk element hebben, wat ten gevolge<br />

heeft dat voor elke j = 0, 1, 2, ..., N0 geldt<br />

,<br />

en dus dat de <strong>in</strong>cidentiematrix <strong>van</strong> k = 0 bestaat uit een rij enen. Aangezien alle ’s cellen zijn <strong>van</strong><br />

de polytoop , geldt er voor elke i = 1, 2, ..., Nn-1 dat<br />

,<br />

en dus dat de <strong>in</strong>cidentiematrix <strong>van</strong> k = n bestaat uit een kolom enen.<br />

§8.4 K-ketens<br />

Een k-keten is gedef<strong>in</strong>ieerd als de som een selectie <strong>van</strong> ’s voor een vaststaande k, bijvoorbeeld de<br />

som <strong>van</strong> elementen + + . Zo is een 1-keten een verzamel<strong>in</strong>g ribben, en een 2-keten een<br />

verzamel<strong>in</strong>g polygonen. <strong>De</strong> som <strong>van</strong> twee k-ketens bestaat uit de niet-gemeenschappelijke<br />

elementen <strong>van</strong> beide k-ketens. Een k-keten kan genoteerd worden als<br />

∑<br />

,<br />

waarbij de coëfficiënt xj (die net als het <strong>in</strong>cidentiegetal alleen de waarden 0 en 1 kan aannemen)<br />

geeft aan of<br />

worden als<br />

∑<br />

onderdeel uitmaakt <strong>van</strong> de selectie ’s. <strong>De</strong> som <strong>van</strong> twee k-ketens kan genoteerd<br />

+ ∑<br />

= ∑ ( )<br />

Hierbij wordt met de coëfficiënten xj en yj modulair gerekend, met modulus 2. Voor de rest <strong>van</strong> dit<br />

hoofdstuk zullen wij bij zowel deze coëfficiënten als bij <strong>in</strong>cidentiegetallen gebruik uitsluitend gebruik<br />

maken <strong>van</strong> rekenen met modulus 2.<br />

Dit stelt ons ertoe <strong>in</strong> staat om op een vrij simpele manier een begrenz<strong>in</strong>g (de verzamel<strong>in</strong>g ’s die<br />

bepaalde ’s begrenst) te def<strong>in</strong>iëren aan de hand <strong>van</strong> k-ketens. Een begrenz<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een k-keten is<br />

nu namelijk te def<strong>in</strong>iëren als de (k-1)-keten <strong>van</strong> de som <strong>van</strong> de begrenz<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> alle ’s <strong>in</strong> de<br />

k-keten. Als een k-keten twee ’s bevat met een gemeenschappelijke ’s, is dit uiteraard geen<br />

onderdeel <strong>van</strong> de begrenz<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de k-keten. Als een simpel voorbeeld hier<strong>van</strong> kunnen we ons twee<br />

verbonden kubussen voorstellen met één gemeenschappelijk grensvlak. <strong>De</strong> begrenz<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de<br />

k-keten (<strong>in</strong> dit specifieke geval een 3-keten) <strong>van</strong> de kubussen , bevat natuurlijk alle grensvlakken<br />

<strong>van</strong> beide kubussen, met uitzonder<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het gemeenschappelijke vlak. We kunnen beredeneren<br />

dat door de def<strong>in</strong>itie <strong>van</strong> de begrenz<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een k-keten als de som <strong>van</strong> de begrenz<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> alle<br />

’s <strong>in</strong> de k-keten, dit vlak zich <strong>in</strong>derdaad ook niet <strong>in</strong> deze (k-1)-keten, die de begrenz<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de<br />

k-keten <strong>van</strong> de twee kubussen voorstelt, bev<strong>in</strong>dt. In het algemeen <strong>in</strong> het zo dat de begrenz<strong>in</strong>g<br />

<strong>van</strong> een polytoop een k-keten is waar<strong>van</strong> de begrenz<strong>in</strong>g een ‘lege’ (k-1)-keten is. <strong>De</strong> begrenz<strong>in</strong>g<br />

<strong>van</strong> is dus een onbegrensde k-keten. Dit is het geval omdat <strong>van</strong> een polytoop elke<br />

(n-1)-deelpolytoop gemeenschappelijk is aan twee n-deel<strong>polytopen</strong> . In de begrenz<strong>in</strong>g <strong>van</strong><br />

de n-keten <strong>van</strong> de n-deel<strong>polytopen</strong> wordt elke (n-1)-deelpolytoop die aan twee (of meer)<br />

<strong>van</strong> n-deel<strong>polytopen</strong> grenst opgeheven, dus aangezien alle (n-1)-deel<strong>polytopen</strong> aan twee<br />

(n-2)-deel<strong>polytopen</strong> grenzen, is de begrenz<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de n-keten een lege (n-1)-keten. Zo is de<br />

begrenz<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een enkele kubus een onbegrensde 2-keten <strong>van</strong> de grensvlakken <strong>van</strong> de kubus.<br />

Hoofdstuk 8: <strong>De</strong> gegeneraliseerde <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong><br />

46


Het is belangrijk om op te merken dat <strong>in</strong> de deze context de term onbegrensd wijst op het feit dat de<br />

k-keten geen grenzen heeft, de keten is dus niet one<strong>in</strong>dig.<br />

<strong>De</strong> def<strong>in</strong>itie <strong>van</strong> een begrenz<strong>in</strong>g is zoals gezegd de verzamel<strong>in</strong>g ’s die bepaalde ’s begrenst. In<br />

termen <strong>van</strong> <strong>in</strong>cidentiegetallen bestaat de begrenz<strong>in</strong>g <strong>van</strong><br />

<strong>in</strong>cidentiegetal<br />

∑<br />

, dus de begrenz<strong>in</strong>g is te noteren als<br />

.<br />

<strong>De</strong>ze <strong>formule</strong> is samen met de <strong>formule</strong> <strong>van</strong> een k-keten<br />

∑<br />

,<br />

te comb<strong>in</strong>eren tot de <strong>formule</strong> voor de begrenz<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een k-keten<br />

∑ ∑<br />

.<br />

uit alle ’s waarvoor geldt dat het<br />

Voor een onbegrensde k-keten geldt altijd de volgende voorwaarde, als er modulair gerekend wordt<br />

met modulus 2<br />

(1a) ∑ ∑<br />

k-keten. Hieruit volgt de onderstaande gelijkheid.<br />

(1b) ∑<br />

, voor elke i.<br />

, want de begrensz<strong>in</strong> <strong>van</strong> een onbegrensde k-keten is een lege<br />

Een onbegrensde k-keten is begrenzend, als deze een (k+1)-keten ∑<br />

geval als er coëfficiënten yl bestaan waarvoor geldt, opnieuw rekenend met modulus 2<br />

(2) xj = ∑<br />

§8.5 K-ketens als vectoren<br />

We kunnen een k-keten ∑<br />

, voor elke j.<br />

begrenst. Dit is het<br />

beschouwen als een ‘vector’, waar<strong>van</strong> de componenten<br />

x1, x2, …, xNk gelijk zijn aan 0 of 1 (oftewel, er wordt bij deze vectoren gerekend met modulus 2). <strong>De</strong>ze<br />

vectoren stellen<br />

’s voor, <strong>in</strong> de z<strong>in</strong> dat als een component xj <strong>van</strong> de vector gelijk is aan 0,<br />

deel uitmaakt <strong>van</strong> de k-keten en als xj gelijk is aan 1,<br />

geen<br />

wel deel uitmaakt <strong>van</strong> de k-keten. We<br />

kunnen <strong>in</strong> plaats <strong>van</strong> de componenten <strong>van</strong> de vector te beschouwen als een soort <strong>van</strong> b<strong>in</strong>aire waarde<br />

die aangeeft of een<br />

beschouwen als de<br />

wel of niet deel uitmaakt <strong>van</strong> de k-keten, de componenten <strong>van</strong> de vector ook<br />

’s zelf. <strong>De</strong> componenten <strong>van</strong> de vector, of beter gezegd de vectoren die een<br />

component <strong>van</strong> de vector voorstellen, zijn l<strong>in</strong>eair onafhankelijk. L<strong>in</strong>eaire onafhankelijk bij ‘normale’<br />

vector houdt <strong>in</strong> dat geen <strong>van</strong> de vectoren uitgedrukt kan worden <strong>in</strong> een l<strong>in</strong>eaire comb<strong>in</strong>atie <strong>van</strong> de<br />

andere vectoren, dus bijvoorbeeld kan een vector ⃗⃗⃗⃗ niet geschreven worden als ⃗⃗⃗⃗ ⃗⃗⃗⃗<br />

⃗⃗⃗⃗<br />

⃗⃗⃗⃗⃗⃗ . In deze context houdt l<strong>in</strong>eaire onafhankelijkheid <strong>in</strong> dat geen enkele<br />

uitgedrukt kan worden als de ‘som’ <strong>van</strong> andere<br />

’s. Al deze l<strong>in</strong>eair onafhankelijke ‘vectoren’ vormen<br />

de basis <strong>van</strong> een vectorruimte V, <strong>in</strong> de z<strong>in</strong> dat elke vector b<strong>in</strong>nen de vectorruimte uitgedrukt kan<br />

worden als een l<strong>in</strong>eaire comb<strong>in</strong>atie <strong>van</strong> deze Nk vectoren. Met andere woorden, alle k-ketens (voor<br />

één bepaalde) kunnen gerepresenteerd worden <strong>in</strong> een Nk-dimensionale vectorruimte. Nu is ook<br />

duidelijk waarom (1b) volgt uit (1a). <strong>De</strong> gelijkheid (1a) geeft namelijk aan dat de begrenz<strong>in</strong>g <strong>van</strong><br />

een onbegrensde k-keten is. In termen <strong>van</strong> vectoren, de vector die de begrenz<strong>in</strong>g <strong>van</strong> de k-keten<br />

representeert <strong>in</strong> de vectorruimte V is gelijk aan de nulvector. We kunnen (1a) dus herschrijven als<br />

∑ ∑ ⃗⃗⃗⃗⃗ ⃗ .<br />

Hoofdstuk 8: <strong>De</strong> gegeneraliseerde <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong><br />

47


Dit is natuurlijk alleen mogelijk als alle componenten <strong>van</strong> deze vector gelijk zijn aan de nulvector,<br />

oftewel<br />

∑ ⃗⃗⃗⃗⃗ ⃗ .<br />

Van de vectorruimte V vormen alle onbegrensde k-ketens een deelruimte, waar<strong>van</strong> de dimensie<br />

gelijk is aan het aantal onafhankelijke oploss<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> de Nk-1 l<strong>in</strong>eaire vergelijk<strong>in</strong>gen ∑<br />

<strong>van</strong> de Nk onbekende coëfficiënten xj. <strong>De</strong>ze deelruimte bevat alle vectoren die corresponderen met<br />

onbegrensde k-ketens. Ook alle begrenzende onbegrensde k-ketens vormen een deelruimte,<br />

waar<strong>van</strong> de dimensie gelijk is aan het aantal onafhankelijke begrenzende onbegrensde k-ketens.<br />

<strong>De</strong>ze deelruimte bevat alle vectoren die corresponderen met begrenzende onbegrensde k-ketens.<br />

§8.6 Rang<br />

Om het aantal dimensies <strong>van</strong> de twee bovenstaande deelruimten te berekenen, hebben we het<br />

begrip rang nodig. <strong>De</strong> rang ρ <strong>van</strong> een matrix is het maximale aantal l<strong>in</strong>eair onafhankelijke rijen en<br />

kolommen. Elke andere rij of kolom is uit te drukken als een l<strong>in</strong>eaire comb<strong>in</strong>atie <strong>van</strong> andere rijen of<br />

kolommen. Zo is <strong>van</strong> de onderstaande matrix de rank gelijk aan 3, omdat er 3 onafhankelijke rijen<br />

zijn. Er zijn ook 3 onafhankelijke kolommen, want het aantal onafhankelijke rijen is altijd gelijk aan<br />

het aantal onafhankelijke kolommen.<br />

[<br />

]<br />

Rangen zijn ook erg bruikbaar bij stelsels vergelijk<strong>in</strong>gen. Een stelsel vergelijk<strong>in</strong>gen kan namelijk met<br />

matrices genoteerd worden. Zo kan het stelsel<br />

genoteerd worden als , waarbij<br />

[<br />

[<br />

[<br />

]<br />

]<br />

]<br />

<strong>De</strong> oploss<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> dit stelsel <strong>van</strong> vergelijk<strong>in</strong>gen zijn hieronder weergegeven.<br />

∈<br />

Te zien is dat dit stelsel 2 afhankelijke variabelen en 1 onafhankelijke variabele heeft. Wanneer we<br />

dit stelsel vergelijk<strong>in</strong>gen meetkundig bekijken, houdt dit <strong>in</strong> dat het vlak , het vlak<br />

en het vlak een gemeenschappelijke snijlijn hebben. We<br />

kunnen ook zeggen dat de oploss<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het stelsel vergelijk<strong>in</strong>gen een 1-dimensionale deelruimte<br />

Hoofdstuk 8: <strong>De</strong> gegeneraliseerde <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong><br />

48


<strong>van</strong> E 3 is. Als we nu de rank <strong>van</strong> de matrix A bepalen zien we dat deze gelijk is aan 2, want de<br />

onderste rij <strong>van</strong> de matrix is te verkrijgen door de middelste rij met 2 te vermenigvuldigen.<br />

Elke oploss<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een vergelijk<strong>in</strong>g is ofwel afhankelijk ofwel onafhankelijk. We hebben <strong>in</strong> het<br />

bovenstaande voorbeeld gezien dat de rank ρ, dus het maximale aantal l<strong>in</strong>eair onafhankelijke rijen<br />

en kolommen, gelijk is aan het aantal afhankelijke oploss<strong>in</strong>gen. We kunnen dus concluderen dat er<br />

voor een stelsel l<strong>in</strong>eaire vergelijk<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> N variabelen met een bijbehorende matrix A met rank ρ<br />

geldt dat het aantal onafhankelijke oploss<strong>in</strong>gen gelijk is aan<br />

§8.7 <strong>De</strong> rang <strong>van</strong> een <strong>in</strong>cidentiematrix<br />

Laat ρk de rang zijn <strong>van</strong> de <strong>in</strong>cidentiematrix <strong>van</strong><br />

Nk-1 vergelijk<strong>in</strong>gen met Nk onbekenden, namelijk de vergelijk<strong>in</strong>gen ∑<br />

. <strong>De</strong> <strong>in</strong>cidentiematrix behoort aan een stelsel <strong>van</strong><br />

voor elke i. Zoals<br />

hierboven is uitgelegd is het aantal onafhankelijke oploss<strong>in</strong>gen, en dus het aantal onbegrensde<br />

k-ketens gelijk aan<br />

.<br />

Zoals we bij de tetrahedron gezien hebben, bestaat de <strong>in</strong>cidentiematrix<br />

uit een rij enen. <strong>De</strong> rang<br />

<strong>van</strong> een rij (oftewel een 1xn-matrix) enen is natuurlijk 1, dus kunnen we zeggen dat<br />

.<br />

Aangezien alle ’s cellen zijn <strong>van</strong> de polytoop , weten we dat de <strong>in</strong>cidentiematrix <strong>van</strong><br />

bestaat uit een kolom (oftewel een mx1-matrix) enen. We weten dus ook dat<br />

§8.8 Bewijs <strong>van</strong> de gegeneraliseerde <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong><br />

Met de vergelijk<strong>in</strong>g ∑<br />

kunnen vectoren (x1, x2, …, xNk) gedef<strong>in</strong>ieerd worden, welke<br />

l<strong>in</strong>eaire comb<strong>in</strong>aties zijn <strong>van</strong> de kolommen <strong>van</strong> de <strong>in</strong>cidentiematrix <strong>van</strong><br />

. Het aantal<br />

onafhankelijke vectoren, en daarmee het aantal begrenzende onbegrensde k-ketens, is gelijk aan de<br />

rank <strong>van</strong> de <strong>in</strong>cidentiematrix .<br />

Om de gegeneraliseerde <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> te kunnen bewijzen, moeten we een voorwaarde stellen<br />

aan het soort <strong>polytopen</strong>. <strong>De</strong> gegeneraliseerde <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> geldt namelijk alleen maar voor<br />

enkelvoudig samenhangende <strong>polytopen</strong>. Dit zijn simpel gezegd <strong>polytopen</strong> waar<strong>in</strong> geen gaten<br />

voorkomen. Alle <strong>reguliere</strong> <strong>polytopen</strong> voldoen automatisch aan deze voorwaarde.<br />

In een enkelvoudig samenhangende polytoop is het zo dat elke k-keten de begrenz<strong>in</strong>g is <strong>van</strong> een<br />

bepaalde (k+1)-keten. Dit geldt ook voor vertices, aangezien er wordt aangenomen dat alle<br />

elementen <strong>van</strong> een polytoop een gemeenschappelijk element bevatten. Hieruit volgt dat elke<br />

onbegrensde k-keten ook een begrenz<strong>in</strong>g is. Met andere woorden, het aantal onbegrensde k-ketens<br />

gelijk is aan het aantal begrenzende onbegrensde k-ketens. Dus geldt er<br />

∓<br />

Hoofdstuk 8: <strong>De</strong> gegeneraliseerde <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong><br />

49


( ) ( ) ( ) ∓ ( )<br />

⏟<br />

∓ ∓<br />

∓ ∓<br />

Hiermee hebben we de gegeneraliseerde <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> bewezen 27 , namelijk<br />

∓<br />

27 Dit bewijs is geleverd door de Franse wiskundige Henri Po<strong>in</strong>caré, en wordt beschreven <strong>in</strong> Coxeter,<br />

Regular Polytopes, blz. 165-171<br />

Hoofdstuk 8: <strong>De</strong> gegeneraliseerde <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong><br />

50


Samenvatt<strong>in</strong>g en conclusie<br />

We hebben voor dit onderzoek de vraag gesteld: Wat voor regelmaat is er te ontdekken <strong>in</strong> het aantal<br />

deel<strong>polytopen</strong> <strong>in</strong> <strong>reguliere</strong> <strong>polytopen</strong> <strong>van</strong> elke dimensie? Allereerst hebben we polygonen en<br />

polyhedra behandeld, om een idee te krijgen <strong>van</strong> de elementaire eigenschappen <strong>van</strong> <strong>polytopen</strong>.<br />

We hebben ontdekt dat er een one<strong>in</strong>dig aantal convexe <strong>reguliere</strong> <strong>polytopen</strong> zijn <strong>in</strong> twee dimensies,<br />

en precies vijf convexe <strong>reguliere</strong> <strong>polytopen</strong> <strong>in</strong> drie dimensies en hebben deze geconstrueerd. Ook<br />

hebben we gedef<strong>in</strong>ieerd wat regulariteit betekend voor <strong>polytopen</strong> <strong>in</strong> 2 en 3 dimensies.<br />

In een polygoon geldt natuurlijk dat er evenveel ribben als vertices zijn, dus hebben we makkelijk de<br />

gelijkheid op kunnen stellen<br />

.<br />

Na een korte <strong>in</strong>troductie tot grafentheorie te hebben gegeven, bewezen we met behulp <strong>van</strong><br />

grafentheorie dat de <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> geldt voor alle polyhedra<br />

.<br />

Ook zijn we kort op hon<strong>in</strong>graten <strong>in</strong>gegaan, welke omdat ze zowel eigenschappen <strong>van</strong> <strong>polytopen</strong> <strong>in</strong> 3<br />

als <strong>polytopen</strong> <strong>in</strong> 4 dimensies bevatten, een goede overbrugg<strong>in</strong>g zijn tussen deze twee.<br />

Vervolgens hebben we dimensionale analogie geïntroduceerd en hebben hiermee dimensie 4 en<br />

hoger uitgelegd. Zo zagen we dat de hyperkubus, de vierdimensionale analoog <strong>van</strong> de kubus,<br />

simpelweg te construeren is door een kubus <strong>in</strong> de vierde dimensie te verplaatsen. We zagen ook dat<br />

het verrassend simpel is om het concept <strong>van</strong> Euclidische ruimten en Cartesiaanse coörd<strong>in</strong>atenstelsels<br />

door te trekken naar elke dimensie. Een Cartesiaanse coörd<strong>in</strong>atenstelsel <strong>in</strong> dimensie n wordt<br />

namelijk gewoon gedef<strong>in</strong>ieerd met n onderl<strong>in</strong>g loodrechte assen, en elk punt <strong>in</strong> deze ruimte wordt<br />

gedef<strong>in</strong>ieerd aan de hand <strong>van</strong> n coörd<strong>in</strong>aten. Elk <strong>van</strong> deze coörd<strong>in</strong>aten is de afstand <strong>van</strong> de<br />

loodrechte projectie <strong>van</strong> het betreffende punt op één <strong>van</strong> de n (n-1)-ruimten.<br />

Daarna zijn we kort <strong>in</strong>gegaan op projecties, welke erg bruikbaar zijn omdat de topologische<br />

eigenschappen <strong>van</strong> de geprojecteerde polytoop onveranderd blijven. We hebben een algemene<br />

functie opgesteld voor projectie <strong>van</strong> een n-ruimte op een (n-1)-ruimte, die dus ook geldt voor<br />

projectie <strong>van</strong> E 4 op E 3 . We hebben geconcludeerd dat er voor elk coörd<strong>in</strong>aat xN’ <strong>van</strong> een<br />

geprojecteerd punt geldt dat<br />

.<br />

Om een nog beter begrip te krijgen <strong>van</strong> <strong>polytopen</strong> <strong>in</strong> 4 dimensies, hebben we vervolgens uitgelegd<br />

hoe we door middel <strong>van</strong> een zelfgemaakt programma <strong>in</strong> staat zijn om de doorsnedes <strong>van</strong> de<br />

hyperkubus te zien, net zoals een tweedimensionaal wezen de doorsnedes <strong>van</strong> een kubus zou<br />

kunnen bestuderen. Wat we bijvoorbeeld zagen is de doorsnede <strong>in</strong> de ‘hoek’ <strong>van</strong> de hyperkubus bij<br />

benader<strong>in</strong>g een tetrahedron is, wat we verderop ook volledig hebben bewezen. Ook hebben we kort<br />

uitgelegd hoe rotatie werkt <strong>in</strong> 4 dimensies met matrices, en zagen we aan de hand hier<strong>van</strong> dat er <strong>in</strong> 4<br />

dimensies om een vlak gedraaid word.<br />

Samenvatt<strong>in</strong>g en conclusie<br />

51


Na een begrip te hebben gekregen <strong>van</strong> ruimte <strong>in</strong> 4 of meer dimensies, hebben we uitgelegd wat<br />

polychora zijn en welke eigenschappen hier<strong>van</strong> we kunnen afleiden uit de eigenschappen <strong>van</strong><br />

polygonen en polyhedra met behulp <strong>van</strong> dimensionale analogie. Hierna hebben de def<strong>in</strong>itie<br />

regulariteit met behulp <strong>van</strong> vertexfiguren doorgetrokken naar 4 dimensies en hebben we verklaard<br />

waarom deze def<strong>in</strong>itie <strong>van</strong> regulariteit alle ‘verwachte’ eigenschappen <strong>van</strong> <strong>reguliere</strong> polychora met<br />

zich meedraagt. We hebben aangetoond dat er <strong>in</strong> 4 dimensies niet meer dan zes <strong>reguliere</strong> <strong>polytopen</strong><br />

zijn.<br />

Na een behandel<strong>in</strong>g <strong>van</strong> polychora, hebben het begrip polytoop alsook het begrip regulariteit<br />

gegeneraliseerd. We concludeerden dat elke polytoop voor n > 2 (dus wel polyhedra, maar niet<br />

polygonen), voldoen aan de volgende eigenschappen<br />

(1) <strong>De</strong> <strong>in</strong>wendige n-ruimte <strong>van</strong> de polytoop wordt begrenst door (een gesloten verzamel<strong>in</strong>g<br />

<strong>van</strong>) (n-1)-<strong>polytopen</strong> of (n-1)-deelruimten. <strong>De</strong>ze (n-1)-<strong>polytopen</strong> worden ook wel de cellen <strong>van</strong><br />

de polytoop genoemd.<br />

(2) Elke (n-2)-deelpolytoop is gemeenschappelijk aan twee (n-1)-deel<strong>polytopen</strong>.<br />

(3) Geen <strong>van</strong> de begrenzende (n-1)-deelruimten snijdt de <strong>in</strong>wendige n-ruimte.<br />

<strong>De</strong>ze <strong>polytopen</strong> zijn regulier als geldt dat<br />

(1) Elk <strong>van</strong> de <strong>polytopen</strong> die de polytoop begrenst, is een <strong>reguliere</strong> polytoop.<br />

(2) Van alle vertices is het vertexfiguur een <strong>reguliere</strong> polytoop .<br />

We hebben ook gezien dat we een polytoop kunnen weergeven met het Schläfli-symbool<br />

{p, q, …, v, w}. Het aantal cijfers <strong>van</strong> het Schläfli-symbool <strong>van</strong> een n-dimensionale polytoop is n-1. In<br />

het algemeen geldt dat de polytoop {p, q, …, v, w} begrensd wordt door <strong>polytopen</strong> <strong>van</strong> de vorm<br />

{p, q, …, v} en vertexfiguren heeft <strong>van</strong> de vorm {q, …, v, w}. We hebben konden met behulp <strong>van</strong> de<br />

bovenstaande voorwaarden voor regulariteit ook de volgende eigenschappen <strong>van</strong> <strong>reguliere</strong><br />

<strong>polytopen</strong> afleiden.<br />

(1) Alle ribben <strong>van</strong> de polytoop zijn gelijk.<br />

(2) Elk <strong>van</strong> de hoeken tussen aangrenzende grens<strong>polytopen</strong> is gelijk.<br />

(3) Alle <strong>reguliere</strong> vertexfiguren zijn gelijk.<br />

Met behulp <strong>van</strong> de <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> voor polyhedra hebben we de volgende <strong>formule</strong> afgeleid, die<br />

zowel geldt voor hon<strong>in</strong>graten als voor polychora<br />

.<br />

Er zijn 3 families <strong>reguliere</strong> <strong>polytopen</strong> die <strong>in</strong> elke dimensie voorkomen. Voor deze families hebben als<br />

eerste <strong>formule</strong>s afgeleid voor het aantal k-dimensionale deel<strong>polytopen</strong>. Voor de n-simplex αn, de nkruispolytoop<br />

βn en voor de n-hyperkubus γn gelden respectievelijk de <strong>formule</strong>s<br />

(1) (<br />

)<br />

(2) (<br />

(3) (<br />

)<br />

)<br />

Ten slotte g<strong>in</strong>gen we <strong>in</strong> op de gegeneraliseerde <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> en probeerden deze te bewijzen.<br />

Eerst hebben we voor de drie families <strong>reguliere</strong> <strong>polytopen</strong> aangetoond dat er geldt dat<br />

(1) Voor de simplex komen de uitkomsten <strong>van</strong> (<br />

<strong>van</strong> <strong>in</strong> ( ) .<br />

) overeen met de coëfficiënten<br />

Samenvatt<strong>in</strong>g en conclusie<br />

52


(2) Voor de kruispolytoop komen de uitkomsten <strong>van</strong> (<br />

coëfficiënten <strong>van</strong> <strong>in</strong> ( ) .<br />

(3) Voor de hyperkubus komen de uitkomsten <strong>van</strong> (<br />

) overeen met de<br />

) overeen met de<br />

coëfficiënten <strong>van</strong> <strong>in</strong> ( ) .<br />

Door <strong>in</strong> elk <strong>van</strong> deze gevallen x gelijk te stellen aan –1, krijgen we<br />

N-1 – N0 + N1 – ... ± Nn-1 ∓ Nn = 0,<br />

oftewel de gegeneraliseerde <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> en we dus hebben we kunnen concluderen dat deze<br />

geldt voor alle 3 de families <strong>reguliere</strong> <strong>polytopen</strong>.<br />

Ten slotte hebben we de gegeneraliseerde <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> bewezen voor alle enkelvoudig<br />

samenhangende <strong>polytopen</strong>. We hebben gezien dat alle topologische eigenschappen <strong>van</strong> een<br />

polytoop bekend zijn, als we weten we welke ’s cellen zijn <strong>van</strong> welke ’s voor k = 0, 1, 2, …,<br />

n. Dit kan worden weergegeven met het <strong>in</strong>cidentiegetal<br />

, wat aangeeft of een<br />

een cel is <strong>van</strong><br />

. Voor elke k is dit duidelijk weer te geven <strong>in</strong> een <strong>in</strong>cidentiematrix met Nk-1 rijen en Nk kolommen.<br />

Er geldt dat<br />

bevat.<br />

, aangezien we aannamen dat elke polytoop een gemeenschappelijk element<br />

Een k-keten is gedef<strong>in</strong>ieerd als de som een selectie <strong>van</strong> ’s voor een vaststaande k. <strong>De</strong> som <strong>van</strong><br />

twee k-ketens bestaat uit de niet-gemeenschappelijke elementen <strong>van</strong> beide k-ketens. Een k-keten<br />

kan genoteerd worden als<br />

∑<br />

,<br />

en de som <strong>van</strong> twee k-ketens kan genoteerd worden als<br />

∑<br />

+ ∑<br />

= ∑ ( )<br />

waarbij gerekend wordt met modulus 2. Een begrenz<strong>in</strong>g <strong>van</strong> een k-keten is de verzamel<strong>in</strong>g ’s die<br />

een die de ’s <strong>van</strong> de k-keten begrenzen, oftewel de (k-1)-keten <strong>van</strong> de som <strong>van</strong> de begrenz<strong>in</strong>gen<br />

<strong>van</strong> alle ’s <strong>in</strong> de k-keten. Een begrenz<strong>in</strong>g is dus te noteren als<br />

∑<br />

.<br />

Voor een onbegrensde k-keten geldt altijd de volgende voorwaarde<br />

(1) ∑<br />

, voor elke i.<br />

<strong>De</strong>ze begrensd een (k+1)-keten ∑<br />

(2) xj = ∑<br />

, voor elke j.<br />

,<br />

, als er coëfficiënten yl bestaan waarvoor geldt<br />

We zagen dat we k-ketens ook kunnen beschouwen als vectoren <strong>in</strong> een Nk-dimensionale<br />

vectorruimte V, waarbij alle componenten x1, x2, ..., xNk staan voor één<br />

. Van deze vectorruimte<br />

vormen alle onbegrensde k-ketens een deelruimte, waar<strong>van</strong> de dimensie gelijk is aan het aantal<br />

onafhankelijke oploss<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> de Nk-1 l<strong>in</strong>eaire vergelijk<strong>in</strong>gen ∑<br />

<strong>van</strong> de Nk onbekende<br />

coëfficiënten xj. Alle begrenzende onbegrensde k-ketens vormen een deelruimte, waar<strong>van</strong> de<br />

dimensie gelijk is aan het aantal onafhankelijke begrenzende onbegrensde k-ketens.<br />

Het getal ρk is de rang, welke het aantal l<strong>in</strong>eair onafhankelijke rijen/kolommen aangeeft, <strong>van</strong> de<br />

<strong>in</strong>cidentiematrix <strong>van</strong><br />

. <strong>De</strong>ze behoort aan een stelsel <strong>van</strong> Nk-1 vergelijk<strong>in</strong>gen met Nk onbekenden,<br />

Samenvatt<strong>in</strong>g en conclusie<br />

53


namelijk de vergelijk<strong>in</strong>gen ∑<br />

voor elke i. We konden concluderen dat het aantal<br />

onafhankelijke oploss<strong>in</strong>gen, en dus het aantal onbegrensde k-ketens gelijk is aan<br />

.<br />

Ook zagen we dat het aantal begrenzende onbegrensde k-ketens gelijk is aan de rank <strong>van</strong> de<br />

<strong>in</strong>cidentiematrix<br />

, dus aan . In een enkelvoudig samenhangende polytoop is elke<br />

onbegrensde k-keten begrenzend, dus<br />

.<br />

Hieruit hebben we de gegeneraliseerde <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> kunnen afleiden<br />

∓ .<br />

Dus hebben we een regelmaat gevonden <strong>in</strong> het aantal punten, polygonen en hoger-dimensionale<br />

analogen hier<strong>van</strong> <strong>in</strong> convexe <strong>reguliere</strong> <strong>polytopen</strong> <strong>van</strong> elke dimensie.<br />

Samenvatt<strong>in</strong>g en conclusie<br />

54


Reflectie<br />

We hadden voor het onderwerp <strong>reguliere</strong> <strong>polytopen</strong> gekozen omdat we hogere dimensie ons allebei<br />

fasc<strong>in</strong>erend leken, en we daar hebben we ook zeker geen spijt <strong>van</strong>. Toen we een aantal maanden<br />

met ons profielwerkstuk bezig waren, zijn we ons iets meer gaan focussen op de <strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong><br />

en zijn bezig geweest deze te generaliseren. Dit deden we vooral op advies <strong>van</strong> prof. dr. E.J.N.<br />

Looijenga, en om ons profielwerkstuk iets meer richt<strong>in</strong>g te geven.<br />

Het lastige <strong>van</strong> ons onderwerp was dat de meeste goede bronnen die we moesten gebruiken een<br />

grote hoeveelheid basiskennis veronderstellen op het gebied <strong>van</strong> meetkunde, topologie, <strong>in</strong>ductie,<br />

grafentheorie en comb<strong>in</strong>oratiek, die wij geen <strong>van</strong> beiden hebben. Daarom moesten we alle literatuur<br />

die we voor ons onderzoek nodig hadden grotendeels lezen met het <strong>in</strong>ternet ernaast om alle<br />

onbekende termen op te kunnen zoeken.<br />

Ook is het lastig om voor een profielwerkstuk voor wiskunde, met name voor een onderwerp als dit,<br />

een fatsoenlijke onderzoeksvraag te <strong>formule</strong>ren, omdat alles wat wij nagenoeg alleen theoretisch<br />

onderzoek hebben gedaan. Uite<strong>in</strong>delijk hebben besloten om vooral naar de gegeneraliseerde<br />

<strong>formule</strong> <strong>van</strong> <strong>Euler</strong> toe te werken, en dat heeft redelijk goed uitgepakt.<br />

Over de samenwerk<strong>in</strong>g zijn we redelijk tevreden. We hebben ons eigenlijk allebei op m<strong>in</strong> of meer<br />

gescheiden delen <strong>van</strong> het profielwerkstuk gericht, dus hoefden we ook geen onenigheid te hebben<br />

over hoe we die onderwerpen behandelden.<br />

Achteraf had ik niet veel d<strong>in</strong>gen anders gedaan, met uitzonder<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het ontwikkelen <strong>van</strong> het<br />

programma om doorsnedes te kunnen zien <strong>van</strong> de hyperkubus. Dit programma is ontwikkeld zonder<br />

enige voorkennis over de hyperkubus of hogere dimensies, en is dus eigenlijk puur ontwikkeld op<br />

ruimtelijk <strong>in</strong>zicht. Uite<strong>in</strong>delijk functioneert het programma wel naar behoren, maar er had veel tijd<br />

bespaart kunnen worden als het programma ontwikkeld was nadat we ons al een aantal maanden <strong>in</strong><br />

het onderwerp hadden verdiept. Ook hadden we achteraf misschien op sommige onderwerpen iets<br />

m<strong>in</strong>der diep <strong>in</strong> hoeven gaan. Het profielwerkstuk vormt naar ons idee een mooi geheel, maar <strong>in</strong><br />

sommige hoofdstukken is er iets teveel <strong>in</strong>formatie toegevoegd die niet heel rele<strong>van</strong>t is met het<br />

hoofdonderwerp <strong>van</strong> ons onderzoek.<br />

Reflectie<br />

55


Bronvermeld<strong>in</strong>g<br />

Gebruikte boeken<br />

Beauregard, F., L<strong>in</strong>ear algebra. New York: Addison-Wesley publish<strong>in</strong>g company, 1995<br />

Coxeter, H.S.M., Regular Polytopes. New York: Dover publications <strong>in</strong>c, 1963.<br />

Coxeter, H.S.M., Introduction to geometry. New York: John Wiley & sons <strong>in</strong>c, 1969.<br />

Kendall, M.G., A course <strong>in</strong> the geometry of n dimensions. New York: Courier Dover Publications, 2004.<br />

Mann<strong>in</strong>g, H.P., Geometry of four dimensions. New York: The Macmillan company, 1914.<br />

Gebruikte <strong>in</strong>ternetbronnen<br />

http://www.dimensions-math.org/Dim_E.htm,<br />

geraadpleegd op 26 september 2010<br />

http://mathworld.wolfram.com/ModularArithmetic.html,<br />

geraadpleegd op 28 september 2010<br />

http://www.geom.uiuc.edu/docs/forum/polytope/,<br />

geraadpleegd op 22 oktober 2010<br />

http://faculty.cs.tamu.edu/jchai/cpsc641_spr<strong>in</strong>g10/PerspectiveProjection.pdf,<br />

geraadpleegd op 10 november 2010<br />

http://mathworld.wolfram.com/Projection.html,<br />

geraadpleegd op 10 november 2010<br />

http://mathworld.wolfram.com/DualGraph.html,<br />

geraadpleegd op 29 december 2010<br />

http://diestel-graph-theory.com/basic.html,<br />

geraadpleegd 30 december 2010<br />

http://mathworld.wolfram.com/SchlafliSymbol.html,<br />

geraadpleegd op 3 januari 2010<br />

http://mathworld.wolfram.com/Tessellation.html,<br />

geraadpleegd op 5 januari 2011<br />

http://mathworld.wolfram.com/B<strong>in</strong>omialTheorem.html,<br />

geraadpleegd op 5 januari 2011<br />

http://mathworld.wolfram.com/SchlegelGraph.html,<br />

geraadpleegd op 6 januari 2010<br />

http://mathworld.wolfram.com/Honeycomb.html,<br />

geraadpleegd op 6 januari 2011<br />

http://mathworld.wolfram.com/VertexFigure.html,<br />

geraadpleegd op 10 januari 2011<br />

Bronvermeld<strong>in</strong>g<br />

56


http://mathworld.wolfram.com/Matrix.html,<br />

geraadpleegd op 18 januari 2011<br />

http://mathworld.wolfram.com/MatrixMultiplication.html,<br />

geraadpleegd op 18 januari 2011<br />

http://mathworld.wolfram.com/RotationMatrix.html,<br />

geraadpleegd op 19 januari 2011<br />

Bronvermeld<strong>in</strong>g<br />

57


Logboek<br />

Logboek Nathan<br />

Datum Tijdsduur Bezigheid<br />

22-09-2010 1,5 uur zoeken degelijk <strong>in</strong>ternetbronnen<br />

23-09-2010 1,5 uur zoeken degelijk <strong>in</strong>ternetbronnen<br />

24-09-2010 2 uur kiezen onderwerp en onderzoeksvragen samenstellen<br />

26-09-2010 0,75 uur kijken documentaire http://www.dimensions-math.org/Dim_E.htm<br />

27-09-2010 0,75 uur kijken documentaire http://www.dimensions-math.org/Dim_E.htm<br />

30-09-2010<br />

t/m<br />

25-09-2010<br />

15-10-2010<br />

t/m<br />

15-12-2010<br />

0,75 uur/dag<br />

0,5 uur/dag<br />

Schrijven programma doorsnede hyperkubus<br />

lezen Coxeter, Regular Polytopes, blz 1-74, 118-129, 165-172<br />

03-12-2010 1 uur gesprek met prof. dr. E.J.N. Looijenga<br />

08-12-2010 1 uur Inhoudsopgave maken<br />

02-01-2010 2 uur uitzoeken welke bronnen te gebruiken voor hoofdstuk 3-5<br />

03-01-2010 2,5 uur uitzoeken welke bronnen te gebruiken voor hoofdstuk 6-8<br />

04-01-2010 2,5 uur schrijven H3 § 1, 2<br />

05-01-2010 1,5 uur schrijven H3 § 3<br />

07-01-2010 2 uur schrijven H4<br />

08-01-2010 1,5 uur schrijven H5 § 1, 2, 3, 4<br />

09-01-2010 2 uur schrijven H5 § 5, 6, 7<br />

10-01-2010 1,5 uur schrijven H6<br />

12-01-2010 1 uur schrijven <strong>in</strong>leid<strong>in</strong>g en onderzoeksvragen<br />

15-01-2010 2 uur schrijven H7 §1, 2, 3<br />

16-01-2010 1,5 uur schrijven H7 §4, 5<br />

17-01-2010 2 uur schrijven H7 §6, 7, 8<br />

18-01-2010 2 uur schrijven H8 §1, 2<br />

19-01-2010 1,5 uur schrijven H8 §3, 4<br />

20-01-2010 3 uur schrijven H8 §5, 6, 7, 8<br />

21-01-2010 2 uur schrijven conclusie, reflectie, bronvermeld<strong>in</strong>g,<br />

22-01-2010 3,5 uur opmaak <strong>van</strong> het hele PWS oppoetsen<br />

23-01-2010 2 uur afrond<strong>in</strong>g en <strong>in</strong>leveren<br />

Totaal 90 uur<br />

Logboek<br />

58


Logboek Patrick<br />

Datum Tijdsduur Bezigheid<br />

22-09-2010 1 uur zoeken degelijk <strong>in</strong>ternetbronnen<br />

23-09-2010 1 uur zoeken degelijk <strong>in</strong>ternetbronnen<br />

24-09-2010 2 uur kiezen onderwerp en onderzoeksvragen samenstellen<br />

25-09-2010 1,5 uur concept <strong>in</strong>houdsopgave maken<br />

03-12-2010 1 uur gesprek met prof. dr. E.J.N. Looijenga<br />

06-12-2010 2 uur lezen Coxeter, Regular Polytopes, blz 1-10<br />

07-12-2010 3,5 uur lezen Coxeter, Regular Polytopes, blz 11-15<br />

08-12-2010 3 uur lezen Coxeter, Regular Polytopes, blz 16-20<br />

09-12-2010 3 uur lezen Coxeter, Regular Polytopes, blz 21-27<br />

10-12-2010 0,5 uur lezen Coxeter, Regular Polytopes, blz 28<br />

19-12-2010 2 uur lezen Coxeter, Regular Polytopes, blz 29,30<br />

20-12-2010 3,5 uur lezen Coxeter, Regular Polytopes, blz 31-35<br />

21-12-2010 3 uur lezen Coxeter, Regular Polytopes, blz 36-37<br />

22-12-2010 2 uur lezen Coxeter, Regular Polytopes, blz 38-40<br />

27-12-2010 2,5 uur lezen Coxeter, Regular Polytopes, blz 41-47<br />

28-12-2010 3,5 uur lezen Coxeter, Regular Polytopes, blz 48-62<br />

29-12-2010 1,5 uur lezen Coxeter, Regular Polytopes, blz 63-66<br />

30-12-2010 2 uur lezen Coxeter, Regular Polytopes, blz 67,68<br />

31-12-2010 0,5 uur lezen Coxeter, Regular Polytopes, blz 69<br />

01-01-2011 2 uur lezen Coxeter, Regular Polytopes, blz 70<br />

02-01-2011 3,5 uur lezen Coxeter, Regular Polytopes, blz. 71-75<br />

06-01-2011 1 uur voorbereid<strong>in</strong>gen voor het schrijven <strong>van</strong> H1 en H2<br />

07-01-2011 1 uur voorbereid<strong>in</strong>gen voor het schrijven <strong>van</strong> H1 en H2<br />

08-01-2011 5,5 uur schrijven H1 § 1, 2, 3, 4<br />

09-01-2011 8 uur schrijven H1 § 5, 6,7<br />

10-01-2011 2 uur tot dan toe geschreven tekst verbeteren<br />

17-01-2011 1 uur schrijven H2 §1<br />

18-01-2011 5 uur schrijven H2 §2<br />

19-01-2011 3 uur schrijven H3 §3<br />

20-01-2011 5 uur plaatjes maken voor H1<br />

21-01-2011 5,5 uur plaatjes maken voor H2<br />

Totaal 70,5 uur<br />

Logboek<br />

59


Bijlage<br />

Bijlage<br />

Een CD met het <strong>in</strong> hoofdstuk 5 beschreven programma (<strong>in</strong> swf formaat). Om het programma af te<br />

kunnen spelen heeft u de nieuwste flash-player nodig, die op de onderstaande site gratis te<br />

downloaden is.<br />

http://get.adobe.com/nl/flashplayer/<br />

Bestur<strong>in</strong>g <strong>van</strong> het programma<br />

<strong>De</strong> hyperkubus bewegen: m <strong>in</strong>gedrukt houden + 1, 2, 3 of 4 <strong>in</strong>gedrukt houden (om de<br />

hyperkubus <strong>in</strong> de x1, x2, x3, x4 richt<strong>in</strong>g te bewegen) + pijltje omhoog of pijltje omlaag. Zo<br />

beweegt de hyperkubus over de x4-as <strong>in</strong> de positieve richt<strong>in</strong>g als u m + 4 + pijltje omhoog<br />

<strong>in</strong>drukt. <strong>De</strong> hyperkubus roteren: r <strong>in</strong>gedrukt houden + twee <strong>van</strong> de toetsen 1, 2, 3 en 4 <strong>in</strong>gedrukt<br />

houden om de hyperkubus <strong>in</strong> 4 dimensies om een vlak te draaien. Zo draait de hyperkubus om het<br />

x1x2-vlak als u r + 1 + 2 <strong>in</strong>gedrukt houdt.<br />

Bijlage<br />

60

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!