20.09.2013 Views

AARDRIJKSKUNDE

AARDRIJKSKUNDE

AARDRIJKSKUNDE

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

GSO<br />

EERSTE GRAAD<br />

B-stroom<br />

VAK<br />

<strong>AARDRIJKSKUNDE</strong><br />

1 uur/week<br />

ww-o<br />

98.1b<br />

(vervangt 97046)


1 Visie<br />

De aardrijkskunde in het Secundair Onderwijs is er op gericht dat leerlingen een ruimtelijke visie op de wereld<br />

rondom hun ontwikkelen. Daar geopteerd wordt voor een vakmatige leerplanopbouw, vertrekt men in het vak<br />

aardrijkskunde van het lokale leefmilieu. De leerlingen verwerven kennis en inzicht in hun lokale omgeving en<br />

hun relatie tot die omgeving. Ze worden gestimuleerd tot een aantal attitudes of houdingen ten aanzien van<br />

hun fysische, sociale en culturele omgeving. De door observatie geregistreerde gegevens worden door een<br />

aantal geografische basisvaardigheden verwerkt. Deze zullen verder ingeoefend en verfijnd worden in de<br />

latere graden van het Secundair Onderwijs, waarin de themata een toenemende complexiteit en ruimtelijke<br />

context krijgen.<br />

Het is belangrijk dat de samenhang met andere leervakken optimaal is; daarom is het belangrijk dat het vak<br />

aardrijkskunde de ruimtelijke context schetst van gebieden waarin andere leervakken zich bewegen.<br />

2 Beginsituatie<br />

Tijdens hun voorgeschiedenis in het onderwijs, die meestal zeer heterogeen is, hebben de leerlingen een<br />

zeker ruimtelijk bewustzijn ontwikkeld. Vanuit een elementaire topografische kennis, een geografische<br />

basisbegripsvorming en een beperkt inzicht in ruimtelijke relaties werden een aantal vaardigheden<br />

aangeleerd. Gezien de sterk uiteenlopende aanloop van leerlingen naar de 1 B-stroom, is het aangewezen dat<br />

de leerkracht deze beginsituatie vooraf uittest om te weten over welke elementaire feiten- en begripskennis en<br />

over welke vaardigheden de leerlingen beschikken (zie 7 Evaluatie).<br />

3 Algemene doelstellingen<br />

De onderwijsgeografie streeft naar een ruimtelijk kunnen benaderen en interpreteren van eigen en vreemde<br />

milieus, zowel natuurkundige als socio-economische en culturele. Het betreft een basiskennis van de<br />

natuurruimten en de zich daarin ruimtelijk organiserende samenlevingen. De bestaansfuncties van de<br />

mens (werken, wonen, zich voeden, zich ontspannen, enz.) vereisen oppervlakten en geven het ontstaan aan<br />

ruimtelijke organisatievormen en ruimte beïnvloedende processen die in het landschap en de samenleving tot<br />

uiting komen. Essentieel is dus de behandeling van sociale groepen met hun ruimtelijke activiteiten en<br />

structuren.<br />

De aardrijkskunde draagt in de B-stroom van de eerste graad bij tot de persoonlijkheidsontwikkeling van<br />

jongeren. De leerlingen verwerven kennis en inzicht in hun omgeving en in hun relatie tot die omgeving. Zij<br />

verwerven ook vaardigheden om in interactie te treden met of in te grijpen in de werkelijkheid waarin ze leven.<br />

Aldus leren ze zinvol functioneren in hun omgeving. Ook worden ze gestimuleerd tot een aantal attitudes of<br />

houdingen ten aanzien van hun natuurlijke, sociale, economische en culturele omgeving. Aan de basis hiervan<br />

liggen een aantal algemene doelstellingen:<br />

- het inoefenen van diverse observatie-, registratie- en werktechnieken in de klas en op het terrein;<br />

- het leren observeren, lokaliseren, vergelijken en beschrijven van landschapselementen;<br />

- het lezen van kaarten en plattegronden en ze gebruiken op het terrein;<br />

- het verwerven van parate kennis die van toepassing is voor een ruimtelijke entiteit met een beperkte<br />

omvang;<br />

- actuele problemen in verband met de samenleving ruimtelijk inschatten zodat oplossingsmethoden kunnen<br />

besproken worden (A35, A36)<br />

- over communicatieve vaardigheden beschikken om kritisch samen te werken.<br />

- zich kritisch opstellen t.o.v. zichzelf, de anderen en de maatschappij (A5)<br />

- in kleine groep, voor een welomschreven opdracht, een taakverdeling en planning in de tijd kunnen<br />

opmaken (A8)<br />

98.aa1/p.1


- het kunnen illustreren van verschillen in tijdsbesteding tussen hier en elders (A14)<br />

- het kunnen verzamelen van informatie over een actuele gebeurtenis (A35)<br />

- een actuele gebeurtenis kunnen situeren in tijd en ruimte (A36)<br />

- een eigen mening over een actuele gebeurtenis kunnen verwoorden (A37)<br />

Het nastreven van bepaalde vakgebonden ontwikkelingsdoelen kan over diverse onderdelen van dit leerplan<br />

gespreid zijn.<br />

Binnen de lessen aardrijkskunde kunnen diverse vakoverschrijdende ontwikkelingsdoelen aan bod komen. Het<br />

aanleren van ruimtelijke vaardigheden komt tegemoet aan de uitdagingen van de ontwikkelingsdoelen leren<br />

leren en sociale vaardigheden en kan frequent aan bod komen bij de realisatie van het leerplan. Kan aan<br />

verscheidene ontwikkelingsdoelen uit de domeinen burgerzin, gezondheidseducatie en milieueducatie gewerkt<br />

worden binnen het leervak aardrijkskunde, dan biedt projectmatig werken meer mogelijkheden qua<br />

haalbaarheid.<br />

4 Algemene pedagogisch-didactische wenken en didactische middelen<br />

De B-stroom in de eerste graad van het Secundair Onderwijs legt een brug tussen het eerder genoten<br />

onderwijs en het Secundair Onderwijs. Er wordt dan ook in de eerste plaats aandacht geschonken aan het<br />

verwerven van een aantal basisinzichten en basisvaardigheden die normaliter in het eerder genoten onderwijs<br />

zouden moeten verworven zijn op het ruimtelijk domein. Tegelijkertijd doet men aan begripsstichting, zodat<br />

achteraf begripsverruiming kan volgen.<br />

Zoals conceptueel vastgelegd in de ontwikkelingsdoelen van de eerste graad van het secundair onderwijs, is<br />

het eigen leefmilieu het uitgangspunt voor de ontwikkeling van een ruimtelijke visie. De grote rijkdom aan verschijnselen,<br />

feiten, elementen en eenvoudige relaties en structuren zijn een waarborg voor de ontwikkeling<br />

van een degelijk inzicht in landschapseducatie. Een belangrijke voorwaarde hiervoor is dat de visie die<br />

leerlingen op het lokale leefmilieu bekomen, geschraagd wordt door concrete observatie.<br />

De leerling moet in de eerste plaats een waarnemingsmethode verwerven, zowel op het terrein als in<br />

materiaal dat in het vaklokaal ter beschikking is. Een initiatie-uitstap leert eenvoudige observatietechnieken<br />

aan: het zoeken van een geschikt observatiepunt, vastleggen van verschillende blikrichtingen, het communiceren<br />

over richtingen en relatieve plaatsaanduidingen, het globaliseren van een waarneming, het<br />

analyseren van een beeld, het scheiden en rubriceren van waargenomen elementen, ...; de waargenomen<br />

gegevens dienen ook vastgelegd te worden: mondelinge mededeling (cassette-recorder), schriftelijk rapporteren,<br />

grafisch schetsen, fotograferen, op video vastleggen, ...; onzekerheden, vragen en<br />

meningsverschillen (afstanden of hellingsgraden schatten, verklaring voor vegetatieverschillen, aantallen<br />

tellen) moeten achteraf kunnen opgehelderd worden door het raadplegen van goede bronnen (kaarten, registers,<br />

verslagen,...). Het actief inschakelen van leerlingen in extra-murosactiviteiten is dan ook een verplichte<br />

activiteit.<br />

Omdat voor alle hoofdstukken terreinobservatie aan de basis ligt van de ontwikkeling van ruimtelijke kennis,<br />

inzichten en vaardigheden, dringt zich een groepering op van verschillende observatie-oefeningen; een balling<br />

op één excursiedag van alle oefeningen voor alle landschapstypes is evenwel uitgesloten. In een aantal<br />

gevallen kan het vooraf vastleggen van waarnemingen d.m.v. veldschetsen, dia=s of videobeelden een latere<br />

verwerking in het vaklokaal bevorderen. Een overdadig aanbieden van beeldmateriaal is evenwel niet<br />

aangewezen; vooral langdurige videomontages zonder commentaar werken overcongestionering van beelden<br />

in de hand.<br />

In het jaar- of graadplan (zie verder) worden excursies opgenomen. Combinaties met andere vakken of<br />

leerdomeinen zijn aan te bevelen. Excursies dienen grondig voorbereid te worden op het terrein, in de<br />

literatuur, met cijfer- en kaartmateriaal.<br />

98.aa1/p.2


Verwerking van de geregistreerde gegevens gebeurt in het vaklokaal binnen het samenhangend geheel van<br />

de leerstof. Beeldmateriaal is dan dienstig voor het zich levendig voorstellen van de plaats en de waarneming.<br />

Functioneel moet het beeld altijd het uitgangspunt zijn (inductief en niet deductief gebruik). Het<br />

waargenomene moet door de leerling ook op een zelfstandige wijze kunnen weergegeven worden, b.v.<br />

tekenen van mentale kaarten, klimatogrammen en doorsneden, conclusies trekken uit een rondvraag en<br />

andere vormen van explorerend leren.<br />

Aan de hand van een aantal technieken en werkgewoonten leren leerlingen ruimtelijk denken, waardoor de<br />

creativiteit gestimuleerd wordt. Zo bestaat de kans dat bij hen de spontane behoefte groeit om wat ze<br />

inzichtelijk verworven hebben verder te vergelijken, kritisch te onderzoeken en zelf aan te vullen. Op die<br />

manier kan ook de zo noodzakelijke integratie van kennis en vaardigheden tot stand komen. Hierbij<br />

aansluitend kan heel geleidelijk een stap verder worden gezet in het verwerven en het leren gebruiken van<br />

een aantal elementen uit de wetenschappelijke onderzoeksmethoden. Voorbeelden: verzamelen van<br />

informatiemateriaal; selecteren en logisch ordenen van gegevens, het opbouwen van een structuur, het<br />

aanwenden van oplossingsmethoden...<br />

Algemeen didactisch blijft vanzelfsprekend de actieve doe-methode aangeprezen, maar een afwisseling in<br />

methodes is eveneens aan te bevelen. De bedoeling is de leerlingen aanzetten tot persoonlijke verwerking.<br />

Deze verwerking kan op twee manieren verlopen: primair of secundair.<br />

Bij primaire verwerking van de leerstof verwerken de leerlingen zelfstandig het door de leerkracht aangeboden<br />

materiaal (kaarten, schetsen, foto's, cijfertabellen, atlas, handboek enz.) Deze taken zijn zeer duidelijk<br />

afgebakend, eenvoudig geformuleerd en aangepast aan het niveau van de leerlingen.<br />

De aanbevolen methodologie is drieledig:<br />

1. Een instap<br />

De situering van de leerstof gebeurt klassikaal; leerlingen worden gemotiveerd, eventueel aan te wenden<br />

methoden of technieken worden toegelicht of herhaald en er wordt meegedeeld welke tijd en leermiddelen<br />

beschikbaar zijn.<br />

2. De zelfstandige verwerking<br />

Gedurende de taakverwerking vervult de leraar een begeleidend-remediërende functie; eventuele<br />

tussenkomsten zijn er vooral op gericht om de leerling zelf (de oorzaken van) eventuele fouten te laten<br />

ontdekken.<br />

3. Het leergesprek<br />

De mededeling van een resultaat is aanleiding voor een discussie of reactie waarin alle leerlingen kunnen<br />

betrokken worden; de leraar fungeert als moderator.<br />

Bij secundaire verwerking van de leerstof wordt een lesonderdeel klassikaal afgehandeld waarna de leerling in<br />

een doe-situatie gebracht wordt die leidt tot een individuele verwerking van de aangeboden leerstof. Het<br />

secundair gebruik van het werkblad biedt aan de leraar de gelegenheid tot reflecteren; verloopt het zelfstandig<br />

verwerken vlot, dan is de les of het lesfragment geslaagd; verloopt de verwerking moeizaam en gebrekkig,<br />

dan dient worden nagegaan waar het onderricht is misgelopen. Deze feedback laat toe het verstrekte<br />

onderwijs voortdurend te corrigeren en zodoende te optimaliseren.<br />

Deze twee, in wezen sterk verschillende werkvormen, kunnen binnen eenzelfde lestijd aan bod komen. Het<br />

verdient aanbeveling in de B-stroom zoveel mogelijk variatie qua leerstijl te realiseren en de afzonderlijke<br />

lesfasen in tijd te beperken. Omdat het thuis leren nogal wat problemen schept voor leerlingen van de Bstroom,<br />

is het belangrijk dat bij primair leren alle informatie beschikbaar is. Dat is pas mogelijk indien in het<br />

vaklokaal voldoende leermiddelen voorhanden zijn. Naast de in 5. aangegeven minimale materiële vereisten<br />

zijn voor dit leerplannen vooral landschapsbeelden (dia=s, transparanten, foto=s en video) en kaartmateriaal<br />

(topografische kaarten, atlassen, wegenkaarten,...) van belang. Tot de wenselijk geachte uitrusting van het<br />

vaklokaal horen een multimedia-computer met internet-aansluiting, een CD-ROM-station met programma's,<br />

een basisvakbibliotheek. Het is wenselijk dat iedere leerling thuis over een handboek en een atlas beschikt.<br />

98.aa1/p.3


Beginnende leraren of leraren die minder dan vijf jaar vertrouwd zijn met het leervak, worden geacht een<br />

lesvoorbereiding ter beschikking te hebben. Hierin worden de beginsituatie, lesdoelen, een relatie tussen<br />

leermiddelen-inhoud-methode-evaluatie en een bordschema opgenomen; formulering van een eindsynthese<br />

staat in rechtstreeks verband met de hoofddoelstelling van de les. Leraren met meer dan vijf jaar<br />

leervakervaring beschikken over een lesscenario waarin de doelstellingen, de leermiddelen en een fasering<br />

zijn opgenomen. De hoofddoelstelling zit op het einde van de les vervat in een eindsynthese.<br />

De volgorde van de hoofdstukken kan gewijzigd worden indien er een nieuwe samenhang wordt gerealiseerd.<br />

Het is wenselijk dat het inleidend hoofdstuk als eerste wordt aangevat aangezien het als een initiatie in een<br />

aantal werkmethoden en technieken kan opgevat worden. Deze vaardigheden worden immers ingeoefend in<br />

de volgende hoofdstukken. Inschakeling in een onthaalles is op zijn plaats: vanuit een verkenning van de<br />

school in zijn ruimtelijke samenhang, kan de omgeving worden verkend. Het jaar- of graadplan verduidelijkt<br />

de volgorde van de lessen. In de hoofding ervan wordt het leerplannummer, de klas en het eventueel gebruikt<br />

handboek vermeld. De structuur van het document dient overzichtelijk te zijn. Vandaar de aanbeveling voor<br />

een tabelmatige opbouw waarin beknopt de met het leerplan overeenstemmende inhoud (met nummering), de<br />

geplande datum van realisatie (minimaal op halve maandbasis), de daadwerkelijke realisatiedatum en een<br />

kolom met opmerkingen zijn weergegeven. Bij de "opmerkingen" kunnen allerlei aanwijzingen worden<br />

gegeven die reflecterend leren bevorderen (b.v. excursie, toets, moeilijkheidsgraad, reden voor het wegvallen<br />

van lessen, enz.). Het plan wordt regelmatig aangevuld, kan herzien worden in de loop van het schooljaar en<br />

is ter inzage van directie, pedagogische begeleiding en doorlichtingscommissie.<br />

Ieder thema dient zo concreet mogelijk aangepakt te worden; vandaar de opgave van welbepaalde<br />

keuzemilieus waarvan kan uitgegaan worden om het begrippenkader en de vaardigheden in te oefenen.<br />

Handelen lesonderwerpen over een ander leefmilieu dan dat van de leerlingen, dan dient het algemeen<br />

geografisch kader vooraf duidelijk geschetst te worden. Algemeen kaart-, cijfer- en leesmateriaal dienen ter<br />

beschikking te zijn om de vreemde leefmilieus te kunnen inpassen in een groeiend wereldbeeld. De<br />

ontwikkeling van een steekkaart, samengesteld volgens vaste criteria, kan een verantwoorde geografische<br />

plaatsing van lokale milieus bevorderen.<br />

98.aa1/p.4


5 Leerplandoelstellingen, leerinhouden en specifieke wenken 1<br />

5.1 Leerplandoelstellingen (2)<br />

A20 - een plattegrond op schaal tekenen van het<br />

eigen klaslokaal<br />

A20 - op een plattegrond van het schoolgebouw,<br />

de verschillende lokalen benoemen<br />

A20 - de belangrijkste landschapselementen in<br />

de schoolomgeving aanwijzen op een plattegrond<br />

A20 - met behulp van een lijnschaal en een<br />

breukschaal de afstand tussen twee<br />

plaatsen op een plattegrond bepalen<br />

U - een landschapselement op een plattegrond lokaliseren<br />

A24 - een straat op een plattegrond terugvinden<br />

door gebruik te maken van het register<br />

A24 - de route beschrijven van de school naar<br />

een willekeurige plaats in de<br />

schoolomgeving met behulp van een<br />

stratenplan<br />

U - de hoofd- en tussenwindstreken aanduiden<br />

- zich kunnen oriënteren op het terrein m.b.v.<br />

een kaart<br />

- de relatieve richting van<br />

landschapselementen t.o.v. elkaar<br />

aanduiden<br />

U - met behulp van een kompas op het terrein de<br />

hoofd- en tussenwindrichtingen aanduiden<br />

5.2 Leerinhouden<br />

1. De kaart<br />

1.1 Lokaliseren<br />

- de klas, de school, de<br />

schoolomgeving<br />

- de schaal {breukschaal, lijnschaal}<br />

legende, symbolen<br />

- landschapselementen<br />

- ruimtelijke perceptie: de<br />

mentale kaart<br />

1.2 Oriënteren<br />

- de windstreken: hoofd- en<br />

tussenwindrichtingen<br />

- het kompas<br />

-oriënteren op terrein met<br />

kaart(en)<br />

1<br />

Tussen vierkante haakjes staat de uitbreidingsleerstof; het meer gedetailleerd uitschrijven van de leerinhouden dient rekening te houden met de<br />

keuze van uitbreidingsleerstof en de geografische ondersteuning in andere leervakken;<br />

98.aa1/p.5<br />

5.3 Specifieke wenken<br />

1 De kaart (aanbevolen aantal lestijden: 6 tot 10 u)<br />

- opmeten van het klaslokaal, bepalen van schaal, afbeelding op<br />

ruitjespapier;<br />

- waarneming vanuit klaslokaal toetsen aan oblieke luchtfoto van de<br />

school en omgeving;<br />

- herkennen van voorname landschapselementen op terrein en op<br />

foto;<br />

- afstandsberekening d.m.v. de schaal op plattegrond;<br />

- op een stratenplan de ligging van de school binnen de wijk situeren<br />

t.o.v. gemakkelijk herkenbare punten zoals bv. winkels (snoep),<br />

sporthal, postgebouw of andere openbare gebouwen,...<br />

- techniek van het zeeslagspel of kruiswoordraadsel toepassen om<br />

een straat op een plattegrond te vinden;<br />

- straten noemen bij het zich verplaatsen tussen 2 punten op een<br />

plattegrond;<br />

- afstanden schatten tussen 2 plaatsen;<br />

- op het terrein d.m.v. gevonden punten een plattegrond oriënteren<br />

t.o.v. de werkelijkheid;<br />

- de windrichtingen in de klas met behulp van een kompas bepalen<br />

en in het klaslokaal aanbrengen op de muren of via een windroos<br />

aan het plafond van de klas;<br />

- de oriëntatie van de verschillende vleugels van het schoolgebouw<br />

nagaan met behulp van een kompas en een grondplan en aan de<br />

hand hiervan de gebouwen herkennen op een grootschalige<br />

topografisch kaart;


- een kaart juist draaien t.o.v. een kompas;<br />

A25 - de eigen woongemeente situeren op de<br />

wegenkaart<br />

A19 - een plaats op de wegenkaart terugvinden<br />

de afstand langsheen het traject tussen twee<br />

plaatsen berekenen door middel van de afstandsindicaties<br />

langs de wegen<br />

U - een algemene routebeschrijving maken voor<br />

een af te leggen traject tussen twee plaatsen<br />

A19 - in de atlas een element terugvinden door<br />

gebruik te maken van het atlasregister en de<br />

inhoudstafel<br />

A17 -de bestuurlijke eenheden binnen België<br />

kunnen ordenen van klein naar groot<br />

A19 -taalgebieden, gewesten en gemeenschappen<br />

in België<br />

aanduiden en benoemen<br />

A25 -de gemeente waar de school gevestigd is,<br />

kunnen situeren binnen de provincie waartoe<br />

ze behoort<br />

A21 - herkennen van administratieve<br />

afbakeningen in het landschap<br />

2 Plaatsbepaling<br />

2.1 De bestuurlijke indeling van België<br />

- onderlinge plaatsbepaling d.m.v. windstreken<br />

1.3 De wegenkaart<br />

- symbolen<br />

- schaal<br />

1.4 Atlaskaarten<br />

- inhoudstafel<br />

- overzichtskaartblad<br />

- register<br />

- ruimtelijke eenheden: wijk,<br />

gehucht, dorp, deelgemeente,<br />

fusiegemeente, stad,<br />

provincie, gewest<br />

98.aa1/p.6<br />

- de schaal van een wegenkaart vergelijken met<br />

afstandsaanduidingen<br />

- een mentale kaart van de schoolomgeving schetsen;<br />

- de gevolgde weg door de leerling en de schoolbus naar school op<br />

een wegenkaart opzoeken en beschrijven;<br />

- plaatsen nabij de speelplaats t.o.v. elkaar oriënteren m.b.v. de<br />

windroos;<br />

- volgen van de route van een didactische uitstap bv. registratie op<br />

een plattegrond van de opgemerkte landschapselementen<br />

- het onderscheid tussen het atlasregister en de inhoudstafel (en<br />

eventueel het overzichtskaartblad) inoefenen door opdrachten te<br />

geven i.v.m. locaties in eenzelfde gebied;<br />

- de onderlinge ligging van locaties laten verwoorden door ze op<br />

atlasplaten op te zoeken;<br />

- de weg naar sportmanifestaties, bezienswaardigheden,<br />

vakantiebestemmingen, enz. op atlas- en wegenkaart opzoeken;<br />

2 Plaatsbepaling (aanbevolen aantal lestijden: 5 tot 9 u)<br />

- concrete en voor de leerlingen bevattelijke bestuurlijke<br />

bevoegdheden aanwenden om het onderscheid te maken tussen<br />

de verschillende bestuurlijke niveaus;<br />

- in de atlas opzoeken tot welk arrondissement en/of provincie een<br />

gemeente hoort;<br />

- van een gemeente in de lokale omgeving de deelgemeenten en<br />

buurgemeenten opzoeken in een atlas;<br />

- bekende thema- en pretparken en weekendverblijven situeren<br />

t.o.v. de school;<br />

- van de schoolgemeente de ruimtelijke eenheden wijk, gehucht,<br />

dorp en deelgemeente op beeld herkennen;<br />

- beelden van kernen uit de lokale omgeving herkennen en


A19 - België situeren op kaarten van Europa<br />

U - De landen van de Europese Unie op een blinde<br />

kaart van Europa aanduiden en benoemen<br />

U - Een vijftal Europese niet-EU-landen op een<br />

werkkaart met staatsgrenzen benoemen m.b.v.<br />

een atlas<br />

-De werelddelen en oceanen op een blinde<br />

wereldkaart aanduiden<br />

U - Een vijftal grote niet-Europese landen op een<br />

werkkaart met staatsgrenzen benoemen m.b.v.<br />

een atlas<br />

- Het reliëf nabij de school beschrijven<br />

- Reliëf herkennen op het terrein en op<br />

beelden<br />

U - Verwoorden wat hoogte, hoogteverschil,<br />

horizon en helling betekenen<br />

- De hoogte van een landschapselement<br />

kunnen aflezen van een kaart met<br />

hoogtelijnen of hoogtezones<br />

U - Het reliëf op een reliëfprofiel, reliëfblok of een<br />

blokdiagram beschrijven<br />

A28 - Voorbeelden van invloed van het reliëf op de<br />

A7 samenleving verwoorden en waardering<br />

kunnen opbrengen voor de creativiteit van de<br />

mens<br />

2.2 Europa en de wereld op<br />

kaart<br />

-<br />

- ligging van België t.o.v. de<br />

buurlanden<br />

- lidstaten van de Europese<br />

Unie en andere Europese<br />

landen<br />

- Europa en de overige<br />

werelddelen op wereldkaart<br />

3 Natuur nabij en veraf<br />

3.1 Het reliëf<br />

- vlak of hoogte overwinnen:<br />

hoogteverschil en hellingen<br />

- reliëfvormen: vlakte, heuvel,<br />

plateau, gebergte<br />

- voorstelling van het reliëf:<br />

hoogtelijnen, hoogtezonetinten,<br />

[profiel,<br />

blokdiagram, reliëfblok]<br />

98.aa1/p.7<br />

identificeren;<br />

- beelden van naamplaten langs wegen verklaren (bv. wegwijzers,<br />

grensplaten, toeristische aanduidingen, bebouwde kom,...); kunnen<br />

benoemen<br />

- op staatkundige en fysische kaarten van Europa België aanduiden;<br />

- de buurlanden van België en de lidstaten van de Europese Unie<br />

benoemen en aanduiden op een blinde kaart met staatsgrenzen<br />

- een puzzel van Europese landen opnieuw samenstellen;<br />

- landennamen, hoofdsteden, vlaggen en identificatieletters op<br />

auto=s laten samenbrengen voor belangrijke Europese landen;<br />

- beelden van landschappen uit diverse wereldzones situeren op de<br />

wereldkaart.<br />

3 Natuur (aanbevolen lestijden: 8 tot 12 u)<br />

- uitgaan van een lokale uitstap of een excursie naar b.v. een<br />

natuurlandschap of natuurreservaat<br />

- beelden van natuurlandschappen bespreken en vergelijken door<br />

het herkennen van dominante natuurfactoren;<br />

- het reliëf in het landschap en op beelden beschrijven aan de hand<br />

van een typering van de reliëfselementen;<br />

- schematisch beelden van reliëf in landschappen onderbrengen in<br />

een overzichtstabel en met behulp van onder meer de atlas tot een<br />

benoeming van reliëfvormen komen;<br />

- met de leerlingen een eenvoudig reliëfmodel opbouwen door op<br />

kalkpapier enkele belangrijke hoogtelijnen (b.v. uit de omgeving<br />

van de school) van de topografische kaart over te nemen, dan over<br />

te brengen op piepschuimplaat, uitsnijden en op elkaar kleven;<br />

belangrijke herkenningspunten worden er nog op aangebracht;<br />

- van reliëfblokken (b.v. eilandje) uitgaan om het reliëf cartografisch


- Door middel van toestellen elementen van<br />

het weer opmeten<br />

- (Carto)grafisch voorgestelde gegevens van<br />

de elementen van het weer aflezen<br />

A28 - Voorbeelden van invloeden van het weer en<br />

het klimaat op de samenleving verwoorden<br />

U - Voorbeelden verwoorden van factoren die het<br />

klimaat kunnen beïnvloeden<br />

- Door observatie wijzigingen in de vegetatie<br />

in de schoolomgeving vaststellen<br />

U -Kenmerken van plantengroei in andere<br />

wereldzones vaststellen en in verband brengen<br />

met afleesbare klimatologische omstandigheden<br />

VM8 -Bereid zijn mee te ijveren voor<br />

natuurbescherming en het behoud van<br />

3.2 Weer en klimaat<br />

- meten van temperatuur,<br />

neerslag, wind en luchtdruk<br />

- lezen van temperatuur,<br />

neerslag, wind en luchtdruk<br />

op grafiek en kaart<br />

- Voorbeelden van<br />

klimaatbepalende factoren.<br />

3.3 Plantengroei<br />

- plantengroei in de schoolomgeving:<br />

voorkomen,<br />

spreiding, ...<br />

- invloed van weer en<br />

klimaat op plantengroei in de<br />

eigen schoolomgeving en in<br />

andere gebieden dan de<br />

waardevolle landschappen eigen schoolomgeving<br />

98.aa1/p.8<br />

voor te stellen door middel van hoogtelijnen en hoogtezonetinten;<br />

- reliëfverschillen in diverse wereldzones beschrijven op basis van<br />

beeldmateriaal en weergave in de schoolatlas;<br />

- uit persartikels, folders, beelden, enz. verwoorden hoe enerzijds de<br />

mens reliëfverschillen benut en overwint en hoe anderzijds<br />

reliëfverschillen de mens hinderen in zijn sociale en economische<br />

activiteiten bv. actualiteitsvoorbeelden i.v.m. overstromingen,<br />

ongevallen in het hooggebergte, enz.<br />

- vertrekken van een geregistreerd weerbericht (b.v. krant, radio,<br />

televisie) om een overzicht van de typering van de elementen van<br />

het weer te kennen;<br />

- aan het weerbericht aangepaste activiteiten plannen;<br />

- sportactiviteiten in verband brengen met specifieke<br />

weersomstandigheden en ruimten waar zich deze situaties<br />

frequenter voordoen (bv. skiën, watersporten);<br />

- lokale weersevolutie vaststellen op basis van registratie van de<br />

elementen van het weer in de schoolomgeving gedurende een<br />

aaneengesloten aantal dagen;<br />

- voorstellen van de evolutie van de elementen van het weer op<br />

eenvoudige diagrammen;<br />

- ruimtelijke evolutie van elementen van weer en klimaat op kaart<br />

verwoorden;<br />

- landschapsbeelden in België, maar vooral in diverse plaatsen in<br />

Europa en de wereld in verband brengen met de klimatologische<br />

situaties in dat gebied;<br />

- evoluties in plantengroei vaststellen in de loop van de seizoenen in<br />

de schoolomgeving en in andere wereldzones;<br />

- opzoeken van de eisen van kamerplanten (in het vaklokaal);<br />

- uit plaatselijke verkenning beeldmateriaal vaststellen dat de<br />

plantengroei verschilt volgens de klimatologische situaties;<br />

- aanpassingen van de planten aan veranderende<br />

seizoensomstandigheden vaststellen (b.v. herfst, mossen);


- beheersmaatregelen van natuurgebieden in verband<br />

brengen met menselijke activiteiten<br />

- Bevolkingsdichtheid aflezen van een kaart<br />

U - Een leeftijdshistogram lezen en kenmerken<br />

ervan verwoorden<br />

- De indeling in actieven en non-actieven<br />

onderscheiden<br />

A23 - Herkomst van de verschillende<br />

nationaliteiten binnen de school- of leefomgeving<br />

kunnen aanduiden op wereldkaart<br />

A2 - Onbevooroordeeld de eigen leefomgeving<br />

observeren<br />

U -Bevolkingsfluxen op een wereldkaart aanduiden<br />

U -De relatie vaststellen tussen samenstelling van<br />

de bevolking en migraties<br />

A18 -Een stedelijk en landelijk landschap<br />

A22 herkennen op basis van typische kenmerken<br />

A31 - De evolutie van een stad in tijd en ruimte op<br />

A27 kaart waarnemen<br />

A30 - In een stad sporen uit het verleden kunnen<br />

herkennen en verklaren<br />

A28 - In de bewoning in stad of platteland de<br />

invloed van het klimaat, het bouwmateriaal,<br />

het landschap, de samenlevingsvorm, de<br />

levensstijl en de beroepsactiviteit herkennen<br />

- natuurlijke biotopen in de<br />

eigen omgeving<br />

vergelijken van het<br />

4 Bevolking en bewoning<br />

4.1 Bevolking<br />

- bevolkingsaantal en -<br />

dichtheid<br />

- samenstelling:<br />

leeftijdsopbouw, beroepsstructuur,<br />

herkomst en aspecten<br />

van een multiculturele<br />

samenleving (b.v.<br />

concentratie en spreiding,<br />

leeftijdsstructuur,...)<br />

4.2 Bewoning<br />

- stad en platteland:<br />

kenmerken naar uitzicht en<br />

functies<br />

- stadsplattegronden en<br />

patronen in functie van<br />

bewoning<br />

- leefproblemen: verkeer,<br />

lawaai, luchtverontreiniging,<br />

woonkwaliteit, kansarmoede<br />

en criminaliteit, afvalprobleem<br />

VM1 -In de eigen of nabije omgeving aanwijzen voor- en nadelen van<br />

VM9op welke manier ruimtegebruik een invloed heeft op stedelijk het milieu wonen<br />

A31 - Kennen van de functies van de stad en de VM2 - De<br />

98.aa1/p.9<br />

uitzicht en de samenstelling van een lokaal bos met een<br />

(regen)woud elders in de wereld;<br />

4 Bevolking en bewoning (aanbevolen lestijden: 8 tot 12 u)<br />

- registratie van locaties in de stad op basis van een didactische<br />

uitstap;<br />

- spreiding van een populatie vaststellen op basis van een registratie<br />

van een tijdelijke toestand op de speelplaats, in de eigen<br />

gemeente, land, enz.;<br />

- het begrip bevolkingsdichtheid met kwantitatieve gegevens en<br />

beeldmateriaal aantonen;<br />

- wijze van bevolkingsregistratie nagaan in de eigen gemeentelijke<br />

administratie;<br />

- de betrouwbaarheid van bevolkingscijfers in verband brengen met<br />

de tel-omstandigheden in bepaalde gebieden;<br />

- structurele kenmerken van een populatie beschouwen op basis<br />

van vastgestelde eigenschappen van een bevraagde populatie<br />

(b.v. leerlingen, wijkbewoners, ...).<br />

- uit de lokale bevolkingsstatistieken demografische vaststellingen<br />

verrichten, zoals bv. herkomst, leeftijd, beroepstructuur, ...<br />

- het onderscheid tussen stad en platteland vaststellen op basis van<br />

een excursie of beeldmateriaal;<br />

- van historische plattegronden uitgaan om een evolutie van de<br />

ruimtelijke situatie van een stad te begrijpen;<br />

- verschillende sites, stadsplattegronden en patronen vergelijken;<br />

- vaststellen van stedelijke samenlevingsproblemen op het terrein<br />

(b.v. decibelmeter, tellingen, rondvraag,...);<br />

- beeldmateriaal onderzoeken om de ruimtelijke (wan)ordening in<br />

verstedelijkte zones te herkennen.<br />

afvalproblematiek door concrete situaties verduidelijken en<br />

het onderkennen van de eigen verantwoordelijkheid daarbij<br />

- Oplossingen voor leefproblemen in de eigen omgeving


identificeren<br />

A3 - Respectvol omgaan met verschillende<br />

groepen in de multiculturele samenleving<br />

A18 - Industriële landschapselementen op terrein<br />

herkennen<br />

U - Bereikbaarheid van een industrieterrein kunnen<br />

beschrijven aan de hand van een kaart<br />

- Verwoorden waarom een bedrijf op een<br />

bepaalde plaats gevestigd is<br />

VM1 - De inspanningen voor de beperking van de -<br />

VM2 milieueffecten van een lokaal bedrijf of<br />

industrieterrein opnoemen<br />

VG9 - De effecten van de industrie op welzijn en<br />

welvaart verwoorden<br />

A26 -op een werkkaart van de eigen<br />

schoolomgeving de voornaamste<br />

verkeerswegen en -knelpunten aanduiden<br />

A26 - zich verkeerveilig gedragen op gevaarlijke<br />

punten in de buurt van de school<br />

U - op een werkkaart van België de voornaamste<br />

spoor- en autowegverbindingen lokaliseren<br />

A13 -de verkeersdrukte aflezen uit een kaart, tabel<br />

- of grafiek<br />

U - invloed van natuurkenmerken herkennen op de<br />

aanleg, dichtheid en drukte van verkeerswegen<br />

A35 - uit de actualiteit gegevens halen die wijzen<br />

op gewijzigde milieu-effecten ten gevolge van<br />

het verkeer<br />

U - de beheersing van milieu-effecten in de eigen<br />

omgeving vergelijken met elders door middel van<br />

concrete voorbeelden<br />

5 Arbeid en vrije tijd<br />

5.1 Het industrieel landschap<br />

- plattegrond van een<br />

industrieterrein: elementen<br />

- lokalisatie van een<br />

lokaal bedrijf: voornaamste<br />

vestigingsfactoren<br />

- milieu-effecten en veiligheid<br />

- tewerkstelling, welvaart,<br />

welzijn,...<br />

98.aa1/p.10<br />

5 Arbeid en vrije tijd (aanbevolen aantal lestijden: 12 tot 18 u)<br />

- uitgaan van een bezoek aan een industrieterrein of bedrijvenpark<br />

in de lokale omgeving om de aard van de industriële bedrijvigheid<br />

vast te stellen;<br />

- kenmerken vergelijken van bedrijven op verschillende plaatsen in<br />

het land en de wereld;<br />

- de inspanningen in verband met de bescherming van het leefmilieu<br />

vaststellen door rekening te houden met het productieproces en de<br />

impact op het verkeer van een bedrijf;<br />

5.2 Verkeer in het landschap<br />

- verkeersgeografische - terreinobservatie: op een kruispunt de verkeersbewegingen nagaan<br />

ligging van de leefomgeving en registreren qua aard en in ruimte en tijd;<br />

t.o.v. België (event. - op basis van een wegenkaart op een werkkaart de voornaamste<br />

buurlanden)<br />

verkeerswegen lokaliseren en benoemen;<br />

- planning van een reis: bv. - mogelijkheden van goederentransport door middel van een NMBS-<br />

tijdsafstand, dienstregeling netkaart of een binnenscheepvaartkaart onderzoeken;<br />

- milieu-effecten door het - vergelijken van verkeerstellingen;<br />

verkeer: luchtverontreiniging, - aanpassingen van het verkeer aan de natuur en landschappelijke<br />

landschapsaantasting, lawaai elementen vaststellen door kaart- en beeldonderzoek;<br />

- de beheersing van milieu- - uit persknipsels de relatie tussen weersomstandigheden en milieu<br />

effecten in andere regio's. enerzijds en verkeersdrukte anderzijds vaststellen<br />

A32 - vormen van vrijetijdsbesteding kennen die leerlingen waarderen in de


eigen leefomgeving en in andere<br />

landschappen<br />

A18 - verwoorden van de mogelijkheden en/of<br />

hinderpalen in verband met de<br />

vrijetijdsbeleving in de eigen leefomgeving<br />

A33 - Natuur- en cultuurgebonden factoren van<br />

toerisme vergelijken in eigen land en<br />

buitenland<br />

U - Positieve en negatieve verschijnselen van<br />

toerisme kritisch onderscheiden.<br />

A21 - Informatie halen uit wegwijzers,<br />

pictogrammen en informatieborden<br />

5.3 Vrijetijd<br />

- Vormen van<br />

vrijetijdsbesteding: natuur- en<br />

cultuurgebonden<br />

- Aantrekkelijke elementen<br />

in de eigen leefomgeving<br />

- Natuur- en<br />

cultuurgebonden factoren van<br />

toerisme elders<br />

- Positieve en negatieve<br />

verschijnselen van toerisme<br />

- Toeristische informatie<br />

verzamelen<br />

(2) Gebruikte codes in de eerste kolom:<br />

A1 ontwikkelingsdoel 1 mavo of geschiedenis & aardrijkskunde<br />

U een uitbreidingsdoelstelling<br />

VL29 vakoverschrijdend ontwikkelingsdoel leren leren 29<br />

VS14 vakoverschrijdend ontwikkelingsdoel sociale vaardigheden 14<br />

VM1 verwijst naar vakoverschrijdend 1 ontwikkelingsdoel milieueducatie<br />

verwijst naar een basisdoelstelling aardrijkskunde<br />

VG9 verwijst naar ontwikkelingsdoel 9 gezondheidseducatie<br />

98.aa1/p.11<br />

- uit een bevraging van medeleerlingen, ouders of een andere<br />

doelgroep het belang en de aard van de vrijetijdsbesteding kennen<br />

en in verband brengen met het gebruik van tijd en ruimte;<br />

- uit de folders van de plaatselijke toeristische dienst een<br />

waardering en lokalisatie (b.v. op synthesekaart) vaststellen van de<br />

toeristische elementen waarvoor promotie wordt gevoerd;<br />

- uit vakantiebrochures van een aantal binnenlandse, Europese of<br />

niet-Europese bestemmingen de voornaamste attractieve<br />

elementen qua natuur en cultuur rubriceren;<br />

- uit brochures van diverse reisorganisatoren de meest aangewezen<br />

vakantieformule halen;<br />

- het toeristisch seizoen verklaren;<br />

- doelgroepen vaststellen voor welbepaalde toeristische ruimten of<br />

vakantieformules;<br />

- meewerken aan een schooluitstap door groepswerk;<br />

- toeristische informatie over de eigen gemeente of regio<br />

verzamelen;<br />

Belangrijke opmerking : niet alle ontwikkelingsdoelen maatschappelijke<br />

vorming of aardrijkskunde en geschiedenis worden geacht met dit leerplan<br />

gerealiseerd te worden; ook het leerplan geschiedenis draagt hiertoe bij,<br />

vooral in het kader van de dimensie A tijd@.<br />

De ontwikkelingsdoelen zijn niet letterlijk opgenomen als doelstellingen, maar<br />

herkenbaar geformuleerd.


6 Minimale materiële uitrusting<br />

Het verdient aanbeveling de lessen aardrijkskunde in de B-stroom te laten doorgaan in het vaklokaal<br />

aardrijkskunde. Dit lokaal moet in die mate verduisterbaar zijn dat diaprojectie in alle weersomstandigheden<br />

mogelijk is. Het bord dient gedeeltelijk uit klapborden samengesteld te zijn; kleurkrijt dient steeds<br />

beschikbaar te zijn. Het vaklokaal dient over voldoende muuroppervlakte te beschikken om wandkaarten,<br />

een actualia-prikbord en andere wanddocumenten te bevestigen.<br />

Het vaklokaal dient minimaal over volgende uitrusting te beschikken:<br />

- minimum een kaarthanger;<br />

- een scherm met diaprojector en projectietafel;<br />

- een retroprojector;<br />

een bergruimte voor cartotheek, diatheek, fototheek, vereenvoudigde atlassen, statistische<br />

tabellen, handboeken en naslagwerken;<br />

- atlassen voor klassikaal gebruik;<br />

- geactualiseerde diareeksen of dia=s aan te maken uit de eigen regio en van andere lesonderwerpen;<br />

- transparantenreeksen;<br />

- basisreeks wandkaarten (minimaal België, Europa en wereld);<br />

- luchtfoto=s w.o. een luchtfoto van de omgeving van de school;<br />

- kompassen;<br />

- topografische kaarten op verschillende schalen, waaronder die van de eigen regio;<br />

- voorbeelden van andere kaarttypes, waaronder wegenkaarten en een stadsplattegrond;<br />

- verschillende reliëfblokken;<br />

- meettoestellen voor weerwaarnemingen;<br />

- een globe;<br />

- blinde wandkaarten of blinde transparanten.<br />

Indien men opteert voor klassikaal gebruik van handboeken dient er één per leerling in het vaklokaal<br />

aanwezig te zijn. Indien lessen van andere vakken ook in dat lokaal doorgaan, mag dat geen invloed<br />

hebben op de lessen aardrijkskunde. Dit houdt o.m. in dat de veiligheid en bruikbaarheid van de leermiddelen<br />

gegarandeerd is. Een aantal materiële elementen dienen beschikbaar te zijn, indien niet in het<br />

vaklokaal, dan toch in de onmiddellijke omgeving:<br />

- een videotoestel met teller (eventueel in een rollende kast);<br />

- bergmogelijkheden voor kaarten, eventueel in een afzonderlijk (tussen)lokaal onder te brengen.<br />

Indien niet alle lessen aardrijkskunde in het vaklokaal kunnen doorgaan, is de uitbouw van een tweede,<br />

eventueel derde vaklokaal noodzakelijk. Ze dienen eveneens te beantwoorden aan de vereisten, qua<br />

vaste uitrusting (verduistering, borden, voldoende muuroppervlakte, kaarthanger, bergruimte). Indien dit<br />

lokaal vlakbij het eerste vaklokaal gelegen is, kunnen toestellen uitwisselbaar opgesteld staan; indien het<br />

lokaal zich op een andere verdieping of vleugel van het schoolcomplex bevindt, dringt zich een vaste<br />

opstelling van de hierboven aangegeven projectietoestellen, atlassen, handboeken, wandkaarten, globe<br />

op.<br />

Indien wegens recente expansie of defect een school nog niet over één of meerdere noodzakelijk geachte<br />

leermiddelen beschikt, dient een aanvraag tot aankoop in de begroting opgenomen te zijn. Indien om<br />

leerdomeinoverstijgend leren een ander klaslokaal tijdelijk wordt ingeschakeld, dient dit lokaal<br />

verduisterbaar te zijn en de hierboven opgesomde leermiddelen beschikbaar te zijn indien de concretisatie<br />

van het lesonderwerp hierom vraagt.<br />

7 Evaluatie<br />

Bij de aanvang van het schooljaar dienen leerlingen en ouders in kennis gesteld te worden van de<br />

evaluatiewijze(n). Deze dienen in overeenstemming te zijn met het schoolreglement en met de<br />

eventueel voor bewuste klas, studierichting of -niveau uitgewerkte deliberatiecriteria.<br />

98.aa1/p.12


Het is wenselijk in het begin van een schooljaar aandacht te besteden aan de elders in dit leerplan<br />

geformuleerde beginsituatie voor het vak aardrijkskunde in de eerste graad B-stroom. Gezien de<br />

heterogeniteit van de klasgroepen in de B-stroom is een herhaling van enkele begrippen en<br />

technieken waarschijnlijk noodzakelijk. Het maken van duidelijke afspraken met de leerlingen inzake<br />

orde, stiptheid en nauwkeurigheid, die iedereen die zich wil inzetten kan naleven, is een noodzaak. In<br />

dit verband is een zeer frequente controle, appreciatie en quotering van het geleverde werk in de Bstroom,<br />

zeker de eerste weken van het schooljaar absoluut noodzakelijk: de leerling die goed presteert<br />

zal hierdoor gesterkt worden in zijn motivatie, voor de leerling met problemen kan gepoogd worden<br />

hem met bemoedigende commentaren naar betere prestaties, en eventueel sterkere motivering, te<br />

leiden. Het negatief beoordelen van de prestatie van een B-stroom leerling, door het toekennen van<br />

een laag cijfer zonder meer, heeft zelden extra inzet en/of motivatie voor gevolg. De meeste kans op<br />

het gewenste resultaat bekomt men door de negatieve quotering te laten samengaan met een<br />

samenvatting van het positieve aan het geleverde werk en met eenvoudige richtlijnen om betere<br />

resultaten te bekomen. Enkel zo kan een vorm van vertrouwensrelatie tussen leerling en leerkracht<br />

ontstaan, die kan uitgroeien tot een fundament voor het "leren leren".<br />

Tijdens het schooljaar is permanente evaluatie noodzakelijk om de evolutie van het nastreven van de<br />

ontwikkelingsdoelen, via het realiseren van de leerplandoelstellingen, door de leerlingen op te volgen.<br />

Hierbij kan gelet worden op:<br />

- de klasactiviteit (taakgerichtheid, medewerking, participatie in groepswerk, kritische instelling, zorg,<br />

mondelinge taalvaardigheid, nauwkeurigheid en precisie bij aanwijzingen op kaart en atlas ...).<br />

- de resultaten van het zelfstandig gerealiseerde werk (de hantering van leermiddelen, het<br />

vervolledigen van werkkaarten, het uitvoeren van grafische voorstellingen, de in te vullen werkbladen<br />

en notities, collages, ...)<br />

- de resultaten van elementaire toetsen of mondelinge overhoringen over de in de vorige les<br />

aangeleerde leerstof.<br />

- de resultaten van herhalingsbeurten over grotere leerstofonderdelen.<br />

Deel- en eindsynthese worden sterk aanbevolen en controlemomenten bij het begin en op het einde<br />

van het lesuur bevorderen eveneens de binding tussen de lesonderwerpen.<br />

Bij de voorbereiding van de lessen wordt voorzien hoe, en wanneer, de ontwikkelingsdoelen, leerplan-<br />

en lesdoelstellingen zullen nagestreefd, en geëvalueerd, worden.<br />

Belangrijke evaluatiemomenten worden in het jaar- of graadplan opgenomen.<br />

Bij de evaluatie dient de leerkracht rekening te houden met de eigenheid van de B-stroom leerling in<br />

de eerste graad. Bij het afnemen van toetsen en examens dient de leerkracht bij zijn vraagstelling zo<br />

concreet en duidelijk mogelijk te zijn. Ook hier is het nuttig, zo mogelijk, te vertrekken van een visuele<br />

voorstelling van het gestelde probleem. Het afnemen van toetsen of toetsonderdelen onder vorm van<br />

"doe-taken" brengt de B-stroom leerling tot de ook hier wenselijke zelfactiviteit. Het psychomotorische<br />

primeert dan op het cognitieve, waardoor een B-stroom leerling in een situatie geplaatst wordt waarin<br />

hij, die toch eerder praktisch gericht is, beter kan presteren.<br />

Uiteraard moeten toets- en examenvragen valied (ze meten wat men beoogt te meten), objectief (ze<br />

laten een eerlijke beoordeling op basis van normen en/of correctiesleutels toe), betrouwbaar (er<br />

komen geen fouten in de metingsprocedure voor) en transparant (ze zijn duidelijk) zijn. Een aantal<br />

regels bevorderen deze voorwaarden:<br />

- duidelijke vraagstelling met preciese afbakening van aantallen, te gebruiken hulpmiddelen,<br />

onafhankelijkheid van de items.<br />

- correcte formulering qua taalgebruik (eenvoudig, concreet, vermijden overbodigheden, vermijden<br />

(dubbele) negaties, vermijden dubbelzinnige items, ...)<br />

- verzorgde lay-out (geen vraag over twee pagina=s gespreid, overzichtelijke nummering, goed<br />

leesbare teksten, duidelijke figuren, opletten met zwart-wit fotokopies van kleurenfoto=s inzake<br />

waarneembaarheid noodzakelijke details, ...)<br />

- toepassen van de BIN normen<br />

- men geeft er zich rekenschap van welke hulpmiddelen (b.v. toestellen, handboeken,<br />

videobanden, ...) gebruikt werden. Indien tijdens de inoefening (b.v. thuis) de leerling niet over<br />

dezelfde hulpmiddelen beschikt dient daar bij de vraagstelling mee rekening gehouden, zelfs indien<br />

deze hulpmiddelen tijdens de bevraging terug beschikbaar zijn.<br />

98.aa1/p.13


Voor en tijdens de toets of het examen wordt een rustige afname-situatie gecreëerd. De beschikbare<br />

tijd wordt aangegeven en richtlijnen omtrent het efficiënt benutten en wijze van beantwoorden worden<br />

meegedeeld. Bij de bespreking van de resultaten deelt de leerkracht de juiste oplossingen mee.<br />

De examens peilen naar de algemene doelstellingen van het leerplan, geconcretiseerd in de<br />

leerplandoelstellingen. De examenleerstof bestaat echter niet noodzakelijk uit al de onderwerpen of<br />

leerplanonderdelen die behandeld werden. Het staat de leerkracht vrij hierin te beperken. De<br />

examenleerstof dient wel strikt afgebakend te worden en wordt aldus aan de leerlingen meegedeeld.<br />

Het is nuttig, ook ten behoeve van de leerlingen, hierin een onderverdeling in items "te reproduceren",<br />

"creatief weer te geven" en "toe te passen" aan te brengen en aan het "leren leren" vooraf aandacht te<br />

schenken. Uiteraard dient een zelfde differentiatie in de uiteindelijke vraagstelling op het examen voor<br />

te komen. Een leerling die weet hoe het examen zal verlopen komt rustiger naar dit examen en zal<br />

bijgevolg beter presteren. Zowel open als gesloten vragen kunnen op het examen aan bod komen. Bij<br />

gesloten vragen is een kopij met modelantwoorden (correctiemodel) beschikbaar. Bij open vragen<br />

wordt aangegeven op welke elementen of deelantwoorden gerekend wordt bij de correctie. De<br />

puntenverdeling is op de vragenkopij aangegeven.<br />

Geïntegreerd projectwerk alsook terreinwerk zijn uitstekende gelegenheden om de in de<br />

leerplandoelstellingen aangegeven attitudes zoals : eerbied opbrengen ..., bewondering opbrengen ..<br />

te evalueren via observatie van het gedrag van de leerling.<br />

Het evaluatieschrift maakt de identificatie van de vraagstelling mogelijk (cognitief, inzichtelijk,<br />

vaardigheden ...). Aldus kan op het rapport, zo nodig, een gepaste commentaar en eventueel een<br />

oordeelkundige remediëring worden geformuleerd. De leerkracht dient per evaluatieperiode over<br />

meerdere gegevens per leerling te beschikken. Tekorten dienen te worden geremedieerd: de<br />

commentaar wijst op specifieke tekortkomingen van de leerling (bijvoorbeeld kennis van de leerstof,<br />

toepassingen in verband met de leerstof, attitudes). De remediëring is erop gericht deze<br />

tekortkomingen weg te werken (bijvoorbeeld verbetering studiemethode, meer inzichtelijk verwerken<br />

van de leerstof, verbeteren van gebrekkige attitudes). Voor deze concrete remediëring dienen de<br />

nodige hulpmiddelen ter beschikking te zijn voor het thuis, of in de klas, bijwerken van de leerstof.<br />

8. Bibliografie<br />

8.1 Boeken<br />

Denis, J., Geografie van België,<br />

Brussel, Gemeentekrediet, 1992<br />

Depuydt, F. (red.), Fascinerende landschappen van Vlaanderen en Wallonië,<br />

Leuven, Davidsfonds, 1995<br />

De Sterck, M., Anders is niet gek<br />

Brussel, NCOS, 1993<br />

Gullentops, F. & Wouters, L., Delfstoffen in Vlaanderen,<br />

Brussel, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement EWBL, 1996<br />

Gijsels, H., e.a., De landschappen van Vlaanderen en Zuidelijk Nederland, een landschapsecologische<br />

studie,<br />

Leuven, Garant, 1993<br />

Iwaskow, L., Classroom Based Fieldwork, Concepts in Geography,<br />

London, Hodder & Stoughton, 1990<br />

Jansen, A. en Pronck H.J.A., Aardrijkskunde & Didactiek,<br />

98.aa1/p.14


Groningen, Wolters-Noordhoff, 1988, tweede druk<br />

Landuyt, L. & Schietecat, G.D., Klimaatgemiddelden en weerextremen in BelgiN,<br />

Brussel, KMI, 1992<br />

Nettleship, J., Fieldwork Design, a geographical approach,<br />

Ormskirk, Causeway Press Limited, 1985<br />

Neyt, R., Vademecum, technieken - opdrachten - begrippen,<br />

Standaard aardrijkskunde, 1994<br />

Schoumaecker, B. & E. Merenne, Unsere Nachbarn: Belgien und Luxemburg<br />

Braunschweig, Westermann Verlag, 1996<br />

Taverne, E. En Visser, I., Stedebouw, De geschiedenis van de stad in de Nederlanden van 1500 tot<br />

heden,<br />

Heerlen-Nijmegen, OU-SUN, 1993<br />

van den Berg, G. e.a., Handboek Vakdidactiek Aardrijkskunde,<br />

Amsterdam, Meulenhoff Educatief, 1995<br />

Van der Haegen, Herman e.a., Multicultureel Brussel,<br />

Staatssecretariaat Brusels Hoofdstedelijk Gewest, Brussel, 1995<br />

Van Geertruyen, G., Door het land van Intercultureel Onderwijs<br />

Gent, 1994<br />

Vankan, L., Praktische didactiek voor omgevingsonderwijs,<br />

Bussum, Dick Coutinho, 1995<br />

Verbruggen, A., e.a., Milieu- en natuurraport Vlaanderen, Leren om te keren,<br />

Leuven-Apeldoorn, Vlaamse Milieumaatschappij/Garant, 1996<br />

Vincken W. e.a., Nederlands als Onderwijstaal in zaakvakken<br />

Hasselt, PC/CVN Limburg, 1994<br />

Wintein, W. (coörd.), De Bergen, Milieu-educatie in de Westvlaamse Heuvels<br />

Brugge, Prov. West-Vlaanderen, 1994<br />

Wouters, L. & Vandenberghe, N., Geologie van de Kempen<br />

Brussel, NIRAS, 1994<br />

8.2 Tijdschriften<br />

Belayew, D., Le territoire urbain,<br />

GEO, Fegepro, nE 35 & 36, 1994/1-2<br />

Benson, Ch. & Macrae, J., Disasters<br />

Oxford, Blackwell, Vol 21, 1997<br />

Christiaens, Ch. & Daels, L., Belgium, a geographical introduction to its regional diversity and its human<br />

richness<br />

Bulletin de la Société Géographique de Liège, 24e jg., 1988, n°24, pp. 3-180.<br />

Meert, H. (red.), Wonen en werken in de schaduw van Brussel<br />

Leuvense Geografische Papers, ISEG, KULeuven, n°6, 1993, pp. 1-140<br />

98.aa1/p.15


Vanderhallen, D., e.a., Verkenning van de eigen leefruimte<br />

De Aardrijkskunde, 19e jaargang, 95/4, pp. 3-61<br />

Heverlee, 1995<br />

Van Hecke, E. (ed.), Navorming Geografie, feestbundel Prof. Dr. Modest Goossens,<br />

Leuvense Geografische Papers, ISEG, KULeuven, nE 5, 1992, pp. 1-206<br />

Vlassenbroeck, W., De Wereldeconomie,<br />

Gent, Cahiers van het DLO, 1996, pp. 1-153<br />

Wintein, W., Landschappen actief bestuderen,<br />

De Aardrijkskunde, 19e jaargang, 95/3, pp. 43-50<br />

Heverlee, 1995.<br />

8.3 Beeldmateriaal<br />

Belgisch Luxemburg, CD-ROM 1995,<br />

Neufchâteau, Intermedia Concepts, rue Franklin Roosevelt 10A, 6840 Neufchâteau<br />

Delfstoffen in Vlaanderen, video 1996,<br />

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Administratie Economie, Afdeling Natuurlijke, Rijkdommen en<br />

Energie, Markiesstraat 1, 1000 Brussel<br />

European Video Atlas, PC CD-ROM ITN, 1997<br />

Spectrum Wereldatlas - Nederlandstalige Interactieve WereldAtlas, pc CD-ROM, 1997<br />

Geografische Streken van België, fotokoppels<br />

Kapellen, Uitg. Pelckmans, 1996<br />

Klimaat en landschappen van de aarde, Transparanten<br />

Amsterdam/Brussel, Meulenhoff Educatief/Standaard uitgeverij<br />

Oppervlaktevormen van de Aarde, Transparanten<br />

Amsterdam/Brussel, Meulenhoff Educatief/Standaard uitgeverij<br />

Transparancies to Educate, transparanten fysische geografie en atlas<br />

Hengelo, TTE<br />

8.4 Nuttige adressen<br />

Administratie Planning en Statistiek, Departement Algemene Zaken en FinanciNn, Ministerie van de<br />

Vlaamse Gemeenschap: jaarlijkse uitgave van VRIND (Vlaamse Regionale Indicatoren), Boudewijnlaan<br />

30, 1210 Brussel; tel: 02/507 58 03, fax: 02/507 58 08.<br />

Diafix, Neerhofstraat 13, 1831 Diegem, tel. 02/720 92 95; fax: 02/725 01 75;<br />

Fégépro, Avenue du Sacré Coeur 67 Bus 1, 1090 Bruxelles<br />

Federale Voorlichtingsdienst, Informatiecentrum, Regentlaan 54, 1000 Brussel<br />

Havencentrum Lillo, Haven 621, Scheldelaan 444, 2040 Antwerpen; tel: 03/569 90 12, fax: 03/569 90 39.<br />

98.aa1/p.16


Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap, Postbus 80123, 3508 TC Utrecht, tijdschriften<br />

Geografie en Geografie Educatief, tel: 030/253 4056, fax: 030/253 5523<br />

Koning Boudewijnstichting, Brederodestraat 21, 1000 Brussel; tel. 02/549 02 59, fax: 02/511 52 21.<br />

Nationaal Geografisch Instituut, Ter Kamerenabdij, 13, tel.: 629 82 82, fax: 02/629 82 83<br />

Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS), Leuvensestraat 44, 1000 Brussel, tel.: 02/548 62 11; fax:<br />

02/548 63 67<br />

Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest (OVAM), Kan. De Deckerstraat 22-26,<br />

2800 Mechelen; tel: 015/20 83 20, fax: 015/20 32 75.<br />

Provinciaal Natuurcentrum, Provinciaal Begijnhof, Zuivelmarkt 33, 3500 Hasselt; tel.: 011/21 02 66, fax:<br />

011/35 50 90.<br />

Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), Jozef II-straat 12-16, 1040 Brussel; tel: 02/217 07<br />

45, fax: 02/217 70 08.<br />

Société Géographique de Liège, Place du 20 Août 7b, 4000 Liége, tel 041/66 53 24;<br />

Toerisme Vlaanderen, Grasmarkt 61, 1000 Brussel; tel: 02/504 03 00, fax: 02/513 88 03 en 02/504 03 77.<br />

Vereniging Leraars Aardrijkskunde, tijdschriften VLA-krant en De Aardrijkskunde, Postbus 88, 2550<br />

Kontich.<br />

INHOUDSTAFEL<br />

1. Visie..................................................................................................................................................... 1<br />

2. Beginsituatie........................................................................................................................................ 1<br />

3. Algemene doelstellingen ..................................................................................................................... 1<br />

4 Algemene pedagogisch-didactische wenken en didactische middelen................................................ 2<br />

5. Leerplandoelstellingen, leerinhouden en specifieke wenken ............................................................. 5<br />

5.1 Leerplandoelstellingen ............................................................................................................. 5<br />

5.2 Leerinhouden ........................................................................................................................... 5<br />

5.3 Specifieke wenken ................................................................................................................... 5<br />

6 Minimale uitrusting ............................................................................................................................. 12<br />

7. Evaluatie............................................................................................................................................ 12<br />

8. Bibliografie......................................................................................................................................... 14<br />

8.1 Boeken................................................................................................................................... 14<br />

8.2 Tijdschriften............................................................................................................................ 15<br />

8.3 Beeldmateriaal ....................................................................................................................... 16<br />

8.4 Nuttige adressen.................................................................................................................... 16<br />

98.aa1/p.17

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!