CLOPPENBÜRG -AMSTERDAM
CLOPPENBÜRG -AMSTERDAM
CLOPPENBÜRG -AMSTERDAM
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
JOODSCHE<br />
DICHTERS<br />
EN DE OORLOG<br />
URIEL BIRNBAUM'S<br />
„IN GOTTES KRIEG"<br />
(R. LÜW1T, WIEN 1921)<br />
door Siegfried van Praag,<br />
Amsterdam<br />
Birnbaum's boek behoort tot de volledigste<br />
literaire documenten, die ons over den<br />
oorlog inlichten.<br />
Een heel jonge man, bijna een kind nog<br />
was de schrijver, toen de oorlog uitbrak.<br />
Zijn sonnettenboek is de chronologisch<br />
geordende geschiedenis, van wat hij zag,<br />
en wat hij dacht en wat hij gevoelde van af<br />
den aanvang tot het naspel van dezen<br />
wreeden oorlog. Gedurende dien tijd, ziet<br />
men den jongen tot man worden, enUriel's<br />
gedachten worden rijper van gedichtenreeks<br />
tot gedichtenreeks. Uriel Birnbaum<br />
is Oostenrijker en hij koestert groote liefde<br />
voor zijn vaderland en den ouden keizer.<br />
Hij gelooft, dat Oostenrijk voor een rechtvaardige<br />
zaak vecht. Zijn 'boek noemt hij<br />
„In Gottes Krieg" om dezelfde banale<br />
reden, waarom ieder oorlogvoerend diplomaat<br />
uitschreeuwde, dat het mét en voor<br />
God was, dat zijn land vocht en dat de<br />
tegenstander onwelgevallig was in God's<br />
oogen. Doch er was nog een hoogere reden!<br />
Hij zag in dien oorlog een noodzakelijke<br />
straf, door God opgelegd aan heel het<br />
menschdom. Men handelde welgevallig in<br />
God's oogen, door zich niet tegen het<br />
noodzakelijke strafgericht te verzetten,<br />
doch zich zelf reeds op de pijnbank neer<br />
te leggen.<br />
Naast den jongen Oostenrijkschen patriot<br />
is Uriel, de vrome Joodsche jongen, die<br />
met zorg opgevoed is. Zijn vroomheid is<br />
een reine kindervroomheid, hem door z'n<br />
moeder geleerd. Soms echter verheft zij zich<br />
mijlen ver boven zichzelve, en wordt tot<br />
profetie. Ook wel ontstaan spontaan kervingen,<br />
scheuringen in dit zuivere land,<br />
waardoor de twijfel zijn bliksemschichten<br />
slaat... Zoo is soms Uriel Birnbaum<br />
de ideale gestalte van een profetenknaap,<br />
en hij deed mij dikwijls denken<br />
aan het koningskind, gesproten uit het<br />
huis David's, zooals een Westersche fantasie<br />
zich dat dacht; ik meen Eliacin uit Racine's<br />
„Athalie", het bevallige kind, dat reeds<br />
de waardigheid van den gezalfde in zich<br />
voelt. Dit is niet verwonderlijk, daar Uriel<br />
Birnbaum typisch verfijnd-Westersche<br />
vormen, gedachten en gevoelens heeft,<br />
soms weggeslingerd door Joodsche impulsen<br />
—. Pa.s later groeit in dit boek uit het<br />
vrome Joodsche kind, met zijn Oosten-<br />
DE VRIJDAGAVOND 263<br />
URIEL BIRNBAUM<br />
(Zelfportret, penteekening)<br />
URIEL BIRNBAUM, litterair-en teekenkunstenaar, werd<br />
13 November 1894 als jongste zoon van den bekenden<br />
Agoedistischen schrijver en volksleider Dr. Nathan<br />
Birnbaum (Mathias Acher) geboren. Onder invloed<br />
van het spotblad: „Der Simplizissimus" teekent hij<br />
reeds met zijn elfde, onder dien van Edgar Allan Poe<br />
schreef hij zijn eerst litterair proza op zijn dertiende<br />
jaar. Met 16 jaar reeds onberispelijke sonnetten. In<br />
1911—'14 te Berlijn studeerend, 1916 frontsoldaat,<br />
September 1917 gewond: linker voet geamputeerd,<br />
1918 na November revolutie conservatief schrijft hij de<br />
brochure: Glaubige Kunst. Boeken: In Gottes Krieg<br />
(1921), Weltuntergang (1921), Das Buck Jona (1921),<br />
Der Kaiser und der Architekt (1924), Seelen-Spiegel<br />
(1924) enz., de laatste grootsch aangelegd grafisch<br />
werk bevattend.<br />
rijksch patriotisme, de bewust nationaalwillende<br />
en voelende Jood (een pogrom in<br />
Lemberg openbaart hem zijn echte volk),<br />
en aleindelijk de mensch-broeder van alle<br />
menschen, die spreekt met God, van aangezicht<br />
tot aangezicht.<br />
Birnbaum gelooft vast onder den directen<br />
blik van God te leven, en zijn sonnetten<br />
veronderstellen God als toehoorder.<br />
Lyrisch, poëzie van het gevoel, zijn deze<br />
sonnetten allen ; sommigen echter behandelen<br />
wederwaardigheden, anderen een<br />
zuiveren gevoelstoestand. Nu lijkt het mij,<br />
dat Birnbaum het mooist weet te dichten,<br />
als hij half beschrijvend is of als hij zich<br />
profeet voelt en gebeurtenissen kondigt of<br />
beschouwt, zegent of vloekt in het licht<br />
van God. Het minst schijnt een zuiver<br />
persoonlijk gevoel — zijn menschelijk ik •—<br />
hem tot het hooge gedicht te voeren. Zijn<br />
liefdeslyriek is tamelijk zwak, zoo ook zijn<br />
oden aan vrienden en geëerden.<br />
E Y O G H U R T VAN O U D - B U S S E M<br />
Het „historische" in dit dicht-boek is<br />
hoogst belangwekkend en waardevol.<br />
Birnbaum vertelt ons den oorlog in al zijn<br />
belangrijke phasen en met opmerkelijke,<br />
instinctieve juistheid weet hij dat te belichten,<br />
dat belangrijk is en dat weg te<br />
laten, dat overbodig is.<br />
Uriel begint te zingen over het uitbreken<br />
van den oorlog en vertelt, hoe hij zich<br />
kromt onder die tijding, wijl het was<br />
„alsof God in wolk gehuld, voorbij trok<br />
om Zijn wil te zeggen".<br />
Uriel doorvoelt het groote leed, doch aarzelt<br />
de wapenen op te nemen. Sonnetten<br />
van zelfverachting, omdat hij dicht, daar<br />
waar anderen bloeden, volgen nu. Eindelijk,<br />
na al die „Unschlüssigkeit" komt<br />
het besluit en Uriel laat zich aanmonsteren<br />
als vrijwilliger. Hij zweert den eed van<br />
trouw:<br />
„Hut ab! — Zwei Finger über Raum und<br />
„Zeit: Wir schwören einen feierlichen<br />
„Eid..." Doch voordat hij in dienst treedt,<br />
is er nog een wachtenstijd vol verleiding,<br />
om toch te blijven en niet weg te gaan, een<br />
tijd, waarin het rustige leven zich eens<br />
zoo mooi aan hem voordoet. In den vorm<br />
van een vrouw stelt hij zich dien tijd voor.<br />
Doch hij weet zich ten slotte los te rukken<br />
en snelt naar de kazerne, het huis van den<br />
plicht, en daar ziet hij het grove uiterlijk<br />
van wat hem ridderlijk heldendom leek —<br />
„Aus kleiner Weite in die grosze Enge".<br />
Doch hij vermant zich en wil God' s dienaar<br />
blijven. Niet door vrijheid kan hij dat zijn,<br />
doch door gebondenheid. Nu komt de<br />
dagelijksche nuchterheid van het kazerneleven.<br />
Hoort!<br />
„Ach es ist leicht zu reden und zu lachen,<br />
Wenn's Abend ist und wenn man schlafen<br />
geht,<br />
Doch schwerer als der Tod ist das<br />
Erwachen,<br />
Wenn mitleidsloseir Tag im Fenster steht".<br />
Hij ondergaat alle ellenden, die de beschaafde<br />
mensch, in de kazerneatmosfeer<br />
te aanvaarden heeft, nog vermenigvuldigd,<br />
wijl hij dichter is, en zijn ziel dus als<br />
vergrooter, vermenigvuldiger en combinator<br />
van werkelijkheid dienst doet. Doch<br />
hij berust. De gedachte, dat hij God dient,<br />
houdt hem staande. „Dein Sklaventum<br />
ist Gottes Schöpfungsplan". Dan komt het<br />
afscheid — pijnlijk en somber —•. Het<br />
leven tooit zich wonderschoon. Zon-lachende<br />
straten ! Vrouwen! Wijn! En .voor hem<br />
de oneindige vlakte, bewaakt door den<br />
engel der doods. Dan de afmarsch en Uriel<br />
is in 't veld. Een aangrijpend sonnet<br />
spreekt over de reis van Uriel's compagnie<br />
naar 't veld. Heel werkelijk wordt het ons<br />
verteld:<br />
BLIJI-T JONG. FILIAAL KERKSTRAAT i87. TELEF. 493