22.09.2013 Views

DE TEGENWOORDIGE POSITIE DER PERS.

DE TEGENWOORDIGE POSITIE DER PERS.

DE TEGENWOORDIGE POSITIE DER PERS.

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

122 <strong>DE</strong> J O U R N A L I S T<br />

te voren het geval was geweest. Radio en film, de nieuwe<br />

vormen der publiciteit, brachten hier, wat de pers niet<br />

brengen kón en kan.<br />

Zie hier, hoe wij nieuwe concurrenten naast ons gekregen<br />

hebben, concurrenten, die wij zelve dienen, want<br />

verscheidenen onzer gehoorzamen aan de stem deiradio,<br />

wanneer deze op hen een beroep doet. In het begin<br />

heb ik persoonlijk dit wel eens met eenigen schroom<br />

gedaan. Later niet meer. Men kan de ontwikkeling van<br />

zulke zaken niet beletten door een persoonlijke negatie.<br />

Beteekent dit nu een bedreiging onzer positie? Om<br />

drie-erlei redenen: neen. In de eerste plaats bereiken<br />

radio en film tenslotte slechts een deel van het publiek.<br />

In de tweede plaats bewijst de ervaring overvloedig, dat,<br />

•wat de menschen gezien en gehoord hebben, zij ook<br />

gaarne nog eens willen lezen. In de derde plaats hebben<br />

radio en film nu eenmaal een zeer bijzonder karakter;<br />

zij zijn gebonden aan tijd, vorm, plaats; het gesproken<br />

woord komt wel in huis, maar het vervluchtigt op hetzelfde<br />

oogenblik dat het gesproken is en het bereikt<br />

slechts de menschen, die er op dat oogenblik naar luisteren;<br />

wil het anderen bereiken, dan moet het op mechanische<br />

wijze herhaald worden, later. En naar de film<br />

moet men heengaan, op bepaalde uren. De krant echter<br />

valt in de bus; behoeft niet herhaald te worden; is voor<br />

de kennisneming niet gebonden aan tijd, plaats en persoon.<br />

De krant heeft voordeelen, welke radio en film<br />

nooit kunnen bereiken; haar positie blijft ongeschokt.<br />

En bovendien is er nog een groot verschil', en hiermee<br />

kom ik in het hart van de kwestie zooals ik haar stellen<br />

wil. De krant geeft iets, dat bij radio en film nooit het<br />

centrale punt kan worden: voorlichting en als gevolg<br />

daarvan leiding. Als zoodanig behoudt de pers, kan zij<br />

althans behouden, een beteekenis, waarvan de invloed<br />

moeilijk kan worden overschat en die door radiocursus<br />

en radio-voordracht zelfs uit de verte niet kan<br />

worden benaderd. De voorlichting, de beschouwing, het<br />

artikel, de periodieke, dagelijksche invloed; ziedaar wat<br />

het geheel eigene blijft van onze pers. Zeker, een krant<br />

is nieuwsblad. Het publiek is daar op afgericht. Juist<br />

op dit punt spitst zich dan ook de concurrentie van radio<br />

en film toe: het nieuws, de reportage, het journaal. En<br />

ongetwijfeld kan een krant zich een reputatie ten goede<br />

of ten kwade veroveren door haar betrouwbaarheid als<br />

nieuws-orgaan; nationaal en internationaal kennen wij<br />

allen de voorbeelden daarvan, voorbeelden ook van oppervlakkige,<br />

on-gefundeerde, fantasie-rijke reportage.<br />

Maar het eigenlijke gezag van een krant, haar invloed,<br />

haar cultureele plaats, hangen veel meer af van de beschouwing,<br />

van het oordeel, van de voorlichting, dan<br />

van het nieuws en van haar technische vaardigheid en<br />

van haar prachtige en vlugge illustratie. Kranten kunnen<br />

in dit laatste uitblinken en toch geen of weinig gezag<br />

hebben. Omgekeerd evenzoo. Het is in dezen gedachtengang<br />

duidelijk, dat de pers er naar moet streven de<br />

beschouwende taak, welke zij op radio en film voor<br />

heeft, zoo goed mogelijk te blijven vervullen.<br />

En ziedaar nu, ik spreek het openhartig uit gelijk ik<br />

het openhartig geschreven heb, wat ik de fout vind in<br />

onze pers van vandaag: het gebrek of het tekort aan<br />

algemeene voorlichting.<br />

Ik was getroffen door de blijken van instemming welke<br />

ik kreeg, nadat ik in dien geest had geschreven, en ik<br />

acht mij van een uitvoerige herhaling der motieven ontslagen.<br />

Ik ben van oordeel, dat de voorlichting, de beschouwing,<br />

het hoofdartikel in de verdrukking is gekomen.<br />

Dat het op den achtergrond is gedrongen; dat<br />

het te eenzijdig slechts bepaalde onderwerpen behandelt<br />

en te veel is verzakelijkt; dat het ook typografisch met<br />

te weinig onderscheiding wordt behandeld. En deze<br />

dingen klemmen te meer en te sterker in den tijd dien<br />

wij beleven, en die ook voor ons een nieuwe taak meebrengt.<br />

Verschillende gezaghebbende personen zijn,<br />

geheel onafhankelijk van elkander, tot deze conclusie<br />

gekomen. Elout schreef, dat de pers niet meer bezielt;<br />

dat de krant, die vroeger ook een zaak was, tegenwoordig<br />

bovenal een zaak is geworden. Lievegoed riep uit: wij<br />

hebben nieuwe journalisten noodig, die de gespecialiseerde<br />

verdeeldheid van het moderne dagblad opheffen<br />

in een eenheid van leiding, een eenheid die moet wortelen<br />

in en leven uit den geest. „Veranderde journalisten"<br />

noemde Stephen Wood hen in een boek. Llit<br />

ons orgaan is u reeds gebleken, dat in het midden onzer<br />

dit alles weerklank vond. Zegt dit alles ons niets? Zien<br />

wij niet onze nieuwe taak? Als Huizinga betoogt, en<br />

hij niet alleen, maar tal van andere cultuur-historici mèt<br />

hem, dat er öf geen nieuwe cultuur zal komen, óf een<br />

cultuur die geestelijk, meta-physisdh gericht is, als hij<br />

uitroept (en dit is misschien wel de belangrijkste zin<br />

uit heel zijn jongste boek): ,,Het is enkel op de onverzwakte<br />

en onwrikbare basis van een levend metaphysisch<br />

besef, dat een absoluut waarheids-begrip, met zijn uitvloeisel<br />

van volstrekt geldige normen van zedelijkheid en<br />

gerechtigheid, veilig is tegen den wassenden stroom van<br />

instinctieven levensdrang", denkt gij dan, dat de pers.<br />

dat wij, journalisten, buiten die cultuur en buiten dat<br />

alles öm kunnen gaan? Dat zij een anderen weg kunnen<br />

volgen: een neutralen weg, of dien der onverschilligheid,<br />

of der politieke of economische onzijdigheid?<br />

En deze dingen mogen niet gemonopoliseerd worden<br />

voor de kerk of voor een bepaalde andere groep in onze<br />

samenleving, en zij zijn niet het specifieke terrein van<br />

en voor een bepaalde rubriek in onze kranten, naast sport<br />

en financiën en gemengde berichten: zij betreffen onmiddellijk<br />

de centrale leiding zelve en haar voorlichting. Is<br />

de pers bereid aan deze taak te voldoen? Zijn er de<br />

leidende journalisten voor, die, naar Lievegoeds woord,<br />

,,leven uit den geest", wat eigenlijk zeggen wil: leven<br />

uit de religie — het begrip religie hier dan genomen in<br />

zijn breedst-mogelijken zin? Zijn zij er, die ook in het<br />

dagblad de dingen van dezen tijd kunnen en durven<br />

stellen onder eeuwigheidslicht? Eén ding hoop ik, dat<br />

men zich bij dit alles niet zal beroepen op de neutraliteit.<br />

Er is, ook in de pers helaas, een neutraliteit, die alle ziel,<br />

alle persoonlijkheid, alle waarlijke leiding en voorlichting<br />

doodt. Neutraliteit tegenover de geweldige vragen van<br />

onzen tijd is een onding. Men moet het mij niet kwalijk<br />

nemen dat ik het zeg, maar in onzen dagen maakt het<br />

woord neutraliteit mij, ter aanduiding van de taak en de<br />

positie der pers, obstinaat. Een krant is — zoo las ik<br />

onlangs in een onzer weekbladen, de Haagsche Post —<br />

een missionaris. Zoo is het. Neutraliteit — hoe men het<br />

begrip ook neme, positief of negatief — miskent wat het<br />

wezen en de roeping van elke krant moet zijn. Zij is<br />

gewoonlijk het resultaat van zakelijke, economische overwegingen.<br />

Zoo maakt zij eerst recht een cultureel goed<br />

tot winst-object en zet feitelijk den aandeelhouder op den<br />

stoel der redactie. Toch verkies ik haar nog boven een<br />

journalistiek, waarop de woorden toepasselijk zijn, die<br />

Thorbecke eens gebruikte om de staatkunde van van Hall<br />

te geeselen; een beleid, zonder ideeëlen inhoud, dat zich<br />

slingert om elke nieuwe en opkomende volksbeweging.<br />

Voor mij heeft een krant evengoed een roeping en een<br />

opdracht in deze wereld als een mensch, ziet zij evengoed<br />

een taak voor zich die met overtuiging, karakter<br />

en geloof moet worden vervuld. Er zijn problemen, gevaren,<br />

bedreigingen waartegen neutraliteit in wezen een<br />

onmogelijkheid is, er zijn waarden in een volksleven<br />

die boven eiken partijstrijd uitgaan en terwille van waarheid,<br />

zedelijkheid, gerechtigheid en vrijheid alleen reeds<br />

moeten worden gediend. Een pers, die dit niet doet.<br />

verloochent haar roeping.<br />

Het feit, dat ik besprak, het terugdringen van het<br />

hoofdartikel, het beperkte karakter van de beschouwing<br />

en de voorlichting, houdt onmiddellijk verband met andere<br />

verschijnselen, welke de tweede belangrijke taak van<br />

het dagblad raken: de nieuwsvoorziening. Het karakter<br />

dezer verschijnselen draagt een economischen en een<br />

ideëelen kant,<br />

Wij weten allen wat ik bedoel. Meer en meer is de<br />

nieuwsvoorziening gecentraliseerd en, gemechaniseerd,<br />

totdat dit zijn bekroning vond in de oprichting van het<br />

A.N.P. ,,De krant" — ik citeerde Elout reeds — „die<br />

vroeger ook een zaak was, is tegenwoordig vooral een

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!