23.09.2013 Views

als PDF downloaden - Emis - Vito

als PDF downloaden - Emis - Vito

als PDF downloaden - Emis - Vito

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Eindrapport<br />

(Contractnummer: 981419)<br />

Beste Beschikbare Technieken (BBT)<br />

voor de groenten- en fruitverwerkende nijverheid<br />

An Derden, Peter Vercaemst en Roger Dijkmans<br />

Studie uitgevoerd door het Vlaams Kenniscentrum<br />

voor Beste Beschikbare Technieken (<strong>Vito</strong>)<br />

in opdracht van het Vlaams Gewest<br />

1999/PPE/P/<br />

<strong>Vito</strong><br />

Oktober 1999


INHOUDSOPGAVE<br />

TEN GELEIDE ......................................................................................................................5<br />

SAMENVATTING ................................................................................................................7<br />

ABSTRACT...........................................................................................................................8<br />

HOOFDSTUK 1: INLEIDING ..............................................................................................9<br />

1.1 De opdracht...................................................................................................................9<br />

1.2 Afbakening van de bedrijfstak......................................................................................9<br />

1.3 Afbakening van de milieuaspecten...............................................................................9<br />

1.4 Werkmethode................................................................................................................9<br />

HOOFDSTUK 2: SECTORSTUDIE...................................................................................10<br />

2.1 Afbakening en omschrijving van de sector ................................................................11<br />

2.2 Socio-economische kenmerken van de sector ............................................................14<br />

2.3 Producenten van diepvriesgroenten............................................................................18<br />

2.4 De conservensector (blik en bokaal)...........................................................................23<br />

2.5 Aardappelverwerkers..................................................................................................26<br />

2.6 Aardappelschillers ......................................................................................................28<br />

2.7 Vervaardiging van groente- en fruitsappen ................................................................30<br />

2.8 Algemene conclusie van de socio-economische doorlichting....................................32<br />

2.9 Milieu-aspecten...........................................................................................................32<br />

HOOFDSTUK 3: PROCESBESCHRIJVINGEN, MILIEU-ASPECTEN EN<br />

MOGELIJKE MILIEUMAATREGELEN .............................................38<br />

3.1 Aanvoeren, lossen, opslaan en bemonsteren van grond- en hulpstoffen....................46<br />

3.2 Voorbewerking ...........................................................................................................48<br />

3.3 Blancheren ..................................................................................................................56<br />

3.4 Tussenbehandeling .....................................................................................................57<br />

3.5 Conserveren ................................................................................................................59<br />

3.6 Verpakken...................................................................................................................62<br />

3.7 Reinigen/ontsmetten van productie-installaties..........................................................63<br />

3.8 Transport van plantaardig materiaal tussen de verschillende deelprocessen..............65<br />

3.9 Koelen en conditioneren van ruimten.........................................................................66<br />

3.10 Afvalwaterzuivering en slibverwerking .....................................................................68<br />

3.11 Waterverbruik en –hergebruik....................................................................................79<br />

HOOFDSTUK 4: BBT-EVALUATIE.................................................................................82<br />

HOOFDSTUK 5: VERTALING VAN BBT NAAR<br />

VERGUNNINGSVOORWAARDEN ..................................................110<br />

5.1 Inleiding....................................................................................................................110<br />

5.2 Relatie tussen BBT en afvalwaterlozingsnormen.....................................................124<br />

5.3 Relatie tussen BBT en de behandeling van afvalwaterzuiveringsslib ......................138<br />

5.4 Relatie tussen BBT en het voorkomen en bestrijden van geurhinder.......................138<br />

5.5 Relatie tussen BBT en hygiënische maatregelen......................................................139<br />

5.6 Relatie tussen BBT en overige Vlarem II-reglementeringen ...................................139<br />

3


5.7 BBT-vergunningsnormen met betrekking tot watergebruik en waterhergebruik.....139<br />

HOOFDSTUK 6: VERTALING VAN BBT NAAR INVESTERINGSSTEUN ..............146<br />

6.1 Zwartelijststoffen gebruikt in de sector ....................................................................147<br />

6.2 Niet-limitatieve lijst van schone technologieën........................................................148<br />

HOOFDSTUK 7: MIOW + -ANALYSES VAN DE MOGELIJKHEDEN VOOR<br />

AFVALWATERZUIVERING IN DE GROENTE- EN<br />

FRUITVERWERKENDE NIJVERHEID.............................................155<br />

7.1 Methodologie............................................................................................................155<br />

7.2 Resultaten van de haalbaarheidsanalyse voor de verschillende bedrijfstakken........156<br />

7.3 Conservenindustrie ...................................................................................................157<br />

7.4 Aardappelverwerkers................................................................................................158<br />

7.5 Aardappelschillers ....................................................................................................159<br />

7.6 Producenten van groente- en fruitsappen .................................................................160<br />

HOOFDSTUK 8: MILIEUGEVOLGEN VAN BBT-AANBEVELINGEN.....................161<br />

8.1 Milieugevolgen van BBT met betrekking tot afvalwaterzuivering ..........................161<br />

8.2 Milieugevolgen van BBT met betrekking tot watergebruik en –herbruik................164<br />

BIBLIOGRAFIE ................................................................................................................166<br />

LIJST MET AFKORTINGEN...........................................................................................170<br />

BIJLAGEN.........................................................................................................................180<br />

Bijlage 1: De leden van het begeleidingscomité en<br />

de bezochte bedrijven........................................................................................181<br />

Bijlage 2: Vlarem I indelingslijst van de <strong>als</strong> hinderlijk beschouwde inrichtingen ............186<br />

Bijlage 3: Wet- en regelgeving in Vlaanderen...................................................................187<br />

Bijlage 4: Lozingsnormen buiten Vlaanderen....................................................................204<br />

Bijlage 5: Evaluatie van de efficiëntie van zuiveringstechnieken voor<br />

de behandeling van afvalwater..........................................................................206<br />

Bijlage 6: Hoeveelheid en kwaliteit van water vereist in de verschillende processen van de<br />

groente- en fruitverwerkende nijverheid...........................................................224<br />

Bijlage 7: Berekening van de huidige afvalwatervervuiling en de afvalwatervervuiling na<br />

toepassing van BBT ..........................................................................................231<br />

Bijlage 8: Kostprijsberekening voor de zuivering van afvalwater.....................................239<br />

Bijlage 9: Waterbalansschema’s ........................................................................................248<br />

Bijlage 10: Schatting van het afvalwaterlozingsdebiet voor en na toepassing van BBT...257<br />

Bijlage 11: Het MIOW + -model..........................................................................................262<br />

Bijlage 12: De jaarrekeningen van de gemiddelde bedrijven uit de<br />

groente- en fruitverwerkende nijverheid.........................................................267<br />

Bijlage 13: Techniekbladen - deel 1 - deel 2 - deel 3 - deel 4 - deel 5 - deel 6...................271<br />

4


TEN GELEIDE<br />

In opdracht van de Vlaamse Regering is bij <strong>Vito</strong>, de Vlaamse Instelling voor Technologisch<br />

Onderzoek, in 1995 een Vlaams kenniscentrum voor Beste Beschikbare<br />

Technieken opgericht. Dit centrum, het BBT-kenniscentrum, heeft <strong>als</strong> taak informatie te<br />

verspreiden over milieuvriendelijke technieken in bedrijven. Doelgroepen voor deze<br />

informatie zijn enerzijds milieuverantwoordelijken in bedrijven en anderzijds de (lokale)<br />

overheden. Deze uitgave kadert binnen de opdracht om de opgebouwde kennis zo ruim<br />

mogelijk te verspreiden.<br />

Milieuvriendelijke technieken zijn erop gericht de milieuschade die bedrijven veroorzaken<br />

te beperken. Het kunnen technieken zijn om afvalwater en afgassen te zuiveren, afval te<br />

verwerken of bodemvervuiling op te ruimen. Veel vaker betreft het echter<br />

procesaanpassingen die de uitstoot van vervuilende stoffen beperken en het energie- en<br />

grondstoffenverbruik reduceren.<br />

Indien dergelijke technieken, in vergelijking met alle gelijkaardige technieken, beter scoren<br />

op milieugebied, hun praktisch nut bewezen hebben bij bedrijven én indien ze bovendien<br />

betaalbaar blijken, spreken we over Beste Beschikbare Technieken of BBT. De Vlaamse<br />

milieuwetgeving verplicht bedrijven de BBT toe te passen, of althans aan normen te<br />

voldoen die haalbaar zijn mits toepassing van de BBT. In bepaalde gevallen verleent de<br />

Vlaamse overheid ook subsidies aan bedrijven <strong>als</strong> deze de BBT toepassen.<br />

Er bestaan geen BBT die in alle bedrijven inzetbaar zijn. Afhankelijk van de aard van het<br />

bedrijf bewijzen andere technieken hun nut. Bovendien is ook het bepalen welke techniek<br />

nu een BBT is en welke niet, geen eenvoudige zaak. Om die reden is er gekozen om BBTstudies<br />

per bedrijfstak, of per groep van gelijkaardige activiteiten, uit te werken. Daarbij<br />

worden zoveel mogelijk relevante milieuvriendelijke technieken in kaart gebracht, waaruit<br />

de BBT geselecteerd worden.<br />

In deze boeken vindt u de geselecteerde BBT terug, samen met de onderbouwende<br />

argumenten waarom ze geselecteerd zijn. Daarenboven worden telkens vergunningsvoorwaarden<br />

gesuggereerd die, mits toepassing van de BBT, haalbaar zijn. De Vlaamse<br />

Overheid kan deze gesuggereerde vergunningsvoorwaarden geheel of gedeeltelijk overnemen<br />

in individuele vergunningsdossiers. Tevens bevatten de boeken achtergrondinformatie<br />

die enerzijds ambtenaren toelaat de dagelijkse bedrijfspraktijk beter aan te<br />

voelen en die anderzijds bedrijfsverantwoordelijken aangeeft wat de logica is achter de<br />

milieuregelgeving. Ten slotte bevat dit werk ook een lijst van investeringen in milieuvriendelijke<br />

technieken die in aanmerking komen voor ecologiesubsidies vanwege de<br />

Vlaamse Overheid.<br />

Deze boekdelen zijn het resultaat van een intensieve zoektocht in de literatuur, bezoeken<br />

aan bedrijven, samenwerking met sectorexperts buiten <strong>Vito</strong>, het bevragen van leveranciers,<br />

uitgebreide contacten met bedrijfsverantwoordelijken en ambtenaren, etc. Het formeel<br />

kanaal voor overleg met overheid en bedrijven werd gevormd door een<br />

begeleidingscomité. Het BBT-kenniscentrum vormt samen met het zusterproject “Energie<br />

en Milieu Informatie Systeem (EMIS)” het project BBT/EMIS. EMIS verzorgt de<br />

elektronische dataverspreiding van het BBT-kenniscentrum (www.emis.vito.be).<br />

5


BBT/EMIS wordt gestuurd door de Vlaamse ministers voor Wetenschapsbeleid en voor<br />

Milieu, de administraties Leefmilieu (AMINAL) en Economie (ANRE) en de instellingen<br />

IWT, OVAM, VLM en VMM.<br />

Technieken evolueren snel en deze evolutie stopt niet met de uitgave van dit werk. Toch<br />

hopen we dat dit werk de volgende jaren zal bewijzen een belangrijke baken te zijn voor<br />

bedrijven en overheid bij beslissingen over milieu-investeringen. Waardoor nogma<strong>als</strong><br />

moge blijken dat het verenigen van milieuzorg en economische activiteit niet alleen<br />

mogelijk, maar zelfs een absolute noodzaak is om het streefdoel van duurzame<br />

ontwikkeling in praktijk te brengen.<br />

Roger Dijkmans<br />

Projectleider Vlaams kenniscentrum voor<br />

Beste Beschikbare Technieken<br />

6


SAMENVATTING<br />

Het BBT-kenniscentrum is opgericht door de Vlaamse regering bij <strong>Vito</strong> en heeft tot taak<br />

informatie over milieuvriendelijke technieken te inventariseren. Tevens moet het centrum<br />

de Vlaamse overheid adviseren bij het concreet maken van het begrip Beste Beschikbare<br />

Technieken (BBT) in de milieuvergunningsregelgeving en de eco-investeringssteun. Dit<br />

document bevat zowel de geïnventariseerde informatie <strong>als</strong> het BBT-advies over de<br />

milieutechnieken die aangewend worden in de groente- en fruitverwerkende nijverheid.<br />

Op basis van de BBT worden:<br />

- aan de Vlaamse overheid vergunningsvoorwaarden gesuggereerd <strong>als</strong>ook technieken<br />

die in aanmerking komen voor ecologiesteun;<br />

- aan de Vlaamse bedrijven richtlijnen aangeboden om de BBT in de praktijk te<br />

brengen.<br />

De bedrijfstak 'groente- en fruitverwerkende nijverheid' die in deze studie wordt behandeld<br />

omvat volgende vijf deelsectoren: diepvriesgroentesector, groente- en fruitconservensector,<br />

aardappelverwerkende sector, sector van de aardappelschillers die rechtstreeks leveren aan<br />

de versmarkt en de groente- en fruitsappensector. De belangrijkste milieuproblemen in<br />

deze sectoren situeren zich op het gebied van het watergebruik en de afvalwaterzuivering.<br />

Er is systematisch BBT-informatie verzameld uit België en de omringende landen.<br />

Uitgaande van deze informatie worden meer dan honderd BBT geformuleerd. Deze<br />

aanbevolen BBT werden geselecteerd na een evaluatie van de technische en de<br />

economische haalbaarheid. BBT voor afvalwaterzuivering zijn bijvoorbeeld:<br />

- primaire en aërobe biologische zuivering (voor aardappelschilbedrijven die<br />

rechtstreeks leveren aan de versmarkt);<br />

- primaire zuivering, gevolgd door anaërobe en aërobe zuivering, inclusief nitrificatie /<br />

denitrificatie / defosfatatie (voor diepvriesgroente-, groenteconserven-,<br />

aardappelverwerkende en sappenbedrijven).<br />

Op basis van de BBT blijken de sectorale normen voor lozing op oppervlaktewater<br />

haalbaar en kunnen deze aangevuld worden met een norm van 25 - 50 mg/l voor totaal<br />

fosfor. Een dergelijke zuivering komt voor een gemiddeld bedrijf ongeveer overeen met<br />

een jaarlijkse globale kost van 15 tot 20 MBEF. Deze kost tast het weerstandsvermogen<br />

niet onacceptabel aan. Voor kleine aardappelschilbedrijven lijken de sectorale normen<br />

voor lozing op riool meer geschikt.<br />

Waterbesparende maatregelen en intern hergebruik van waterstromen laten toe om<br />

bijvoorbeeld bij diepvriesbedrijven het gebruik van hoogkwalitatief water (d.i.<br />

boorputwater, leiding- of stadswater, of recuperatiewater van drinkwaterkwaliteit) te<br />

beperken tot 2,6-5,1 m³/ton eindproduct, afhankelijk van het soort groente dat wordt<br />

verwerkt. Er is een voorstel geformuleerd om veel van de BBT met betrekking tot<br />

waterbesparing in aanmerking te laten komen voor ecologiesteun.<br />

Indien alle bedrijven de BBT toepassen zal naar onze schatting het verbruik van<br />

hoogkwalitatief water in de groente- en fruitverwerkende sector met 25-30 % afnemen en<br />

zal er 70 % zwevende stof, 86 % COD en BOD, 73 % totaal stikstof en 66 % totaal fosfor<br />

minder in het oppervlaktewater terechtkomen in vergelijking met de huidige situatie.<br />

7


ABSTRACT<br />

The Flemish Centre for Best Available Techniques (BAT centre) is an initiative of the<br />

Flemish Region and <strong>Vito</strong>. The BAT centre collects and distributes information on<br />

pollution prevention techniques. Moreover, it advises the Flemish authorities how to<br />

translate this information to its environmental permit regulation and to the eco-investment<br />

support policy. Central in this translation is the concept 'BAT'. BAT corresponds to the<br />

techniques with the best overall environmental performance that can be introduced at a<br />

reasonable cost. This document contains an overview of available information on the 'fruit<br />

and vegetable processing industry'. Using BAT as guidance, the study proposes<br />

- to the Flemish authorities: permit conditions and techniques for which investment<br />

support may be offered because they are favourable to environmental benefit;<br />

- to the Flemish companies: guidelines to implement the concept BAT.<br />

The 'fruit and vegetable processing industry', as described in the study, contains the sectors<br />

of 'frozen fruits and vegetables', 'canned fruits and vegetables', 'processed potatoes', 'peeled<br />

potatoes' and 'fruit juices'. The most important environmental problems are the use of large<br />

volumes of ground water and the production of wastewater polluted with organic carbon,<br />

nitrogen and phosphorus.<br />

Information on candidate BAT was mainly obtained from expertise present in Belgium and<br />

the neighbouring countries. Over hundred different BAT were selected. The technical and<br />

economical feasibility of these BAT was discussed. BAT on wastewater treatment are e.g.:<br />

- primary and aerobic wastewater treatment for small potato peeling enterprises;<br />

- primary, anaerobic and aerobic wastewater treatment, including nitrification /<br />

denitrification / defosfatation for larger companies.<br />

Based on the BAT it was concluded that the current Flemish wastewater discharge limits<br />

on surface water are technologically and economically feasible. Additional discharge<br />

limits for total phosphorus (25-50 mg/l) were suggested. Annual wastewater treatment<br />

costs for an average enterprise were estimated to be 15-20 million BEF. For small potato<br />

peeling companies, wastewater discharge into the sewers were found to be more<br />

appropriate.<br />

Water-saving measures and reuse of water may cause a 25-30 % decrease in the use of<br />

ground water. Most of the water-saving BAT are recommended for governmental<br />

investment support measures.<br />

8


HOOFDSTUK 1: INLEIDING<br />

1.1 De opdracht<br />

Als referentiepunt ter bescherming van het milieu door de invloed van bedrijven of<br />

bedrijfsactiviteiten op het milieu hanteert de Vlaamse overheid, het gebruik van de Beste<br />

Beschikbare Technieken, of afgekort BBT. “Beste” in BBT wil zeggen: het beste wat<br />

betreft milieubescherming. Hierbij moet het resultaat aanvaardbaar zijn voor de kwaliteit<br />

van de lucht, het water en de bodem, het gebruik van energie en grondstoffen, de productie<br />

van afval, geluid etc. “Beschikbare” doelt op de voorwaarde dat de technieken reeds in de<br />

praktijk dienen te zijn toegepast en op de markt aangeboden. Tevens dienen de kosten<br />

draagbaar te zijn voor bedrijven in de betrokken bedrijfstak en redelijk te zijn ten opzichte<br />

van het resultaat. “Technieken” slaan zowel op technische <strong>als</strong> organisatorische<br />

hulpmiddelen.<br />

De Vlaamse overheid wil per bedrijfstak BBT-informatie verzamelen. Hiertoe heeft ze het<br />

Kenniscentrum voor Beste Beschikbare Technieken (BBT-kenniscentrum) opgericht en<br />

ondergebracht in de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek, of kortweg <strong>Vito</strong>.<br />

1.2 Afbakening van de bedrijfstak<br />

In deze studie wordt de bedrijfstak van de groente- en fruitverwerkende nijverheid<br />

behandeld. Zowel de groente- en fruitverwerkende bedrijven (groente- en<br />

fruitconserveringsbedrijven, diepvriesgroentebedrijven en fabrikanten van vruchten- en<br />

groentesappen) <strong>als</strong> de aardappelschil- en aardappelverwerkende bedrijven vallen onder de<br />

noemer ‘groente- en fruitverwerkende nijverheid’ (zie 2.1).<br />

1.3 Afbakening van de milieuaspecten<br />

Deze studie betreft emissies naar water, afval, lucht en bodem vanuit de<br />

productieprocessen naar de omgeving van het bedrijf. Daarnaast komen eveneens<br />

energieverbruik, geluids- en geurhinder aan bod.<br />

Speciale aandacht gaat naar maatregelen ter beperking van het watergebruik, <strong>als</strong>ook de<br />

mogelijkheden van waterhergebruik in het productieproces.<br />

1.4 Werkmethode<br />

De informatie werd ingezameld via literatuuronderzoek, bedrijfsbezoeken en overleg met<br />

sectorverantwoordelijken (zie bijlage 1). Voor de sappensector werd een inventarisatiestudie<br />

uitgevoerd door het studiebureau BECO.<br />

De studie is begeleid door een begeleidingscomité, bestaande uit vertegenwoordigers van<br />

de overheid en het bedrijfsleven (zie bijlage 1).<br />

9


HOOFDSTUK 2: SECTORSTUDIE<br />

2.1 Afbakening en omschrijving van de sector<br />

De ‘Lijst van <strong>als</strong> hinderlijk beschouwde inrichtingen’, opgenomen in bijlage 1 1 van<br />

Vlarem I, vormt het uitgangspunt voor de sectorafbakening. De bedrijven die <strong>als</strong><br />

economische activiteit het verwerken van groenten en fruit hebben, vallen onder rubriek<br />

45.13 ‘Groenten en andere voedingsplanten, vruchten, granen of zaden’.<br />

Voor deze BBT-studie wordt echter een beperking aangebracht: wat de rubriek 45.13 d)<br />

betreft, worden enkel die inrichtingen beschouwd die groenten en andere voedingsplanten<br />

voor menselijke consumptie behandelen.<br />

De indeling in klassen van de inrichtingen wordt gekoppeld aan het geïnstalleerd<br />

vermogen. Voor een precieze omschrijving van de rubrieken en de klasse-indeling wordt<br />

verwezen naar bijlage 2.<br />

De groenten- en fruitverwerkende nijverheid zo<strong>als</strong> beschouwd in deze studie, omvat dus:<br />

* groente- en fruitverwerkende bedrijven (diepvries, conserven en sappen);<br />

* aardappelschillers en aardappelverwerkende bedrijven.<br />

2.1.1 Omschrijving van de bedrijfstak<br />

De economische activiteit van het verwerken van fruit en groenten is ontstaan uit de<br />

behoefte om een langere houdbaarheid van producten uit de land- en tuinbouw te<br />

bewerkstelligen. Waar vroeger de gewassen van het veld veelal onmiddellijk bij de<br />

verbruikers terechtkwamen, wordt nu met behulp van verduurzamingstechnieken de<br />

houdbaarheid verlengd om aan de hedendaagse productie- en consumptiepatronen te<br />

kunnen beantwoorden.<br />

Binnen deze economische activiteit kunnen een aantal subsectoren onderscheiden worden.<br />

Blik Bokaal Diepvries Sappen<br />

Groenten X X X X<br />

Fruit X X X X<br />

Uiteraard kan één bedrijf in meerdere bedrijfstakken activiteiten hebben, zelfs op dezelfde<br />

locatie. Voor elk type groente of fruit bestaat een specifieke markt waar verschillende<br />

bedrijven met elkaar in concurrentie treden.<br />

In wat volgt, worden drie subsectoren bekeken: de conservenindustrie (groenten en fruit in<br />

blik en bokaal), de diepvriessector (diepgevroren groenten en fruit) en de sector van de<br />

groente- en fruitsappen.<br />

Naast de groente- en fruitverwerkers worden ook de aardappelschillers en –verwerkers in<br />

deze studie opgenomen, conform de hogervermelde Vlarem I-indeling.<br />

1 Lijst van <strong>als</strong> hinderlijk beschouwde inrichtingen tot vaststelling, overeenkomstig het bedoelde in artikel 3<br />

van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, bij welke van de drie klassen van<br />

inrichtingen zij worden ingedeeld, naargelang van de graad waarin zij geacht worden belastend te zijn<br />

voor de mens en het leefmilieu.<br />

10


Er bestaan verschillende benaderingen om industriële activiteiten in te delen. Voor het<br />

opmaken van (officiële) statistieken worden meestal de NACE-code en de meer recente<br />

NACE-Bel code gehanteerd.<br />

Bij de ‘oude’ NACE-indeling zijn deze activiteiten terug te vinden onder:<br />

4. Andere be- en verwerkende industrieën<br />

41/42 Voedings- en genotmiddelenindustrie<br />

414 Groente- en fruitverwerkende industrie<br />

414.0 Fruitconservenfabrikant (omvat ook fabrikanten van diepgevroren<br />

fruit, van fruitsappen en -siropen, van jam, enz.)<br />

414.1 Groenteconservenfabrikant (omvat ook fabrikanten van<br />

diepgevroren groenten, groentesappen, enz.)<br />

De ‘nieuwe’ NACE-Bel activiteitennomenclatuur 2 hanteert een andere indeling.<br />

Opvallend daarbij is dat niet meer het onderscheid fruit-groenten <strong>als</strong> uitgangspunt wordt<br />

genomen. De aardappelverwerkers, <strong>als</strong>ook de producenten van sappen, worden beide in<br />

een aparte klasse opgenomen. Tevens wordt in deze nieuwe opsplitsing de productie van<br />

diepgevroren groenten expliciet <strong>als</strong> een subklasse op zich beschouwd.<br />

15. Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken<br />

15.3 Verwerking en conservering van groenten en fruit<br />

15.31 Verwerking en conservering van aardappelen<br />

15.311 Verwerking en conservering van aardappelen<br />

15.312 Productie van diepgevroren aardappelen<br />

15.32 Vervaardiging van groente- en fruitsappen<br />

15.33 Verwerking en conservering van groenten en fruit<br />

15.331 Verwerking en conservering van groenten<br />

15.332 Productie van diepgevroren groenten<br />

15.333 Verwerking en conservering van fruit<br />

Een aantal (geïntegreerde) aardappelschilbedrijven situeren zich in de praktijk echter<br />

volgens de NACE-BEL-code in de landbouw (akkerbouw klasse 01.11) en de groothandel<br />

(aardappelproducten subklasse 51.382) 3 . Het is dan ook erg moeilijk om een volledig beeld<br />

van deze bedrijfstak te schetsen.<br />

2.1.2 Plaats van de bedrijven in de bedrijfskolom<br />

In figuur 2.1 worden de bedrijven die groenten en fruit verwerken, <strong>als</strong>ook de<br />

aardappelverwerkers gesitueerd binnen de bedrijfskolom. Daarmee wordt de fysische<br />

goederenstroom bij deze economische activiteiten voorgesteld.<br />

2 De NACE-Bel code is de Belgische versie van de NACE Rev.1-code die door het Bureau voor de<br />

statistiek van de Europese Gemeenschap (Eurostat) werd opgesteld om de industriële activiteiten logisch<br />

te ordenen.<br />

3 Bron: Presti-document ‘Preventie en milieuzorg in het aardappelschilbedrijf’ (1996)<br />

11


a Groenten- en fruit<br />

De productie van groenten en fruit gebeurt in hoofdzaak door contracttelers 4 , die in de<br />

meeste gevallen gecontroleerd worden door de groente- en fruitverwerkende nijverheid<br />

zelf. De afname via de veiling wordt eerder <strong>als</strong> een alternatief in noodsituaties beschouwd.<br />

De (groente)wasserijen behandelen de groenten voor, dit wil zeggen dat zij instaan voor<br />

een eerste wassing en eventueel ook voor het versnijden. De stippellijn in de figuur geeft<br />

aan dat deze tussenstap slechts in bepaalde gevallen voorkomt. In de meeste gevallen<br />

gebeurt die eerste voorbehandeling bij de telers of zijn de groenteverwerkers dermate<br />

verticaal geïntegreerd dat ze de voorbehandeling zelf uitvoeren.<br />

De groenteverwerkende bedrijven kopen dus ofwel voorbehandelde groenten aan ofwel<br />

gaan ze de bij de telers aangekochte groenten zelf voorbehandelen; daarna volgt een reeks<br />

processen om te komen tot langer houdbare eindproducten. Welke processen precies<br />

voorkomen, is uiteraard afhankelijk van het soort groente / fruit; in hoofdstuk 3 wordt de<br />

procesbeschrijving uitvoerig toegelicht.<br />

De verwerkte groenten en fruit bereiken via diverse distributiekanalen de consumenten.<br />

Een deel gaat naar de groothandel die via 'retailing' (= distributie) de producten tot bij de<br />

consument brengt. Die 'retailing' (warenhuizen, superettes, kruideniers,…) op zich vormt<br />

ook een belangrijk direct afzetpunt voor de verwerkers. Daarnaast is er nog een specifieke<br />

klantengroep ('catering') die in de figuur <strong>als</strong> ‘herverpakkers’ staan aangegeven. Een<br />

voorbeeld hiervan zijn de grote voedingsmiddelenconcerns die kant-en-klare maaltijden op<br />

de markt brengen en daarvoor consumptieklare groenten afnemen.<br />

Uiteindelijk bereiken de verwerkte groenten en fruit via deze distributiekanalen de<br />

eindconsumenten. Daarbij wordt nog het onderscheid aangebracht tussen het ‘particulier’<br />

eindverbruik (huishoudens) en het ‘groot’verbruik in scholen, ziekenhuizen e.d. Dit<br />

klantensegment neemt ook rechtstreeks van de verwerkers af.<br />

Uit cijfers van de federatie (VEGEBE) blijkt dat ca. 30% door de retailers wordt<br />

afgenomen en ca. 55% door het ‘catering’-segment (b.v. horeca).<br />

b Aardappelverwerkers<br />

De bedrijfskolom van de aardappelverwerking is analoog aan die van de fruit /<br />

groenteverwerking. Het aardappelschillen vindt niet alleen plaats in het<br />

aardappelschilbedrijf (hoofdactiviteit), maar ook in het aardappelverwerkend bedrijf<br />

tijdens de voorbehandelingsstap en zelfs bij de landbouwer 5 .<br />

De federatie (BELGAPOM) schat dat 'retailing' voor ca. 40% en 'catering' voor ca. 50%<br />

van de afname instaat.<br />

4 Bij contractproductie sluiten de producenten (van b.v. landbouwproducten) met hun afnemers een<br />

contract af, waarin afspraken omtrent de afzet van de eindproducten en eventueel de toelevering van<br />

producten en diensten (b.v. grondstoffen, teeltzorgen, …) worden vastgelegd.<br />

5 Bron: Presti-document ‘Preventie en milieuzorg in het aardappelschilbedrijf’<br />

12


Figuur 2.1: Bedrijfskolom van de verwerkers van groenten en fruit


2.2 Socio-economische kenmerken van de sector<br />

In onderstaande paragrafen wordt getracht een algemeen socio-economisch beeld van de<br />

globale sector van groente- en fruitverwerking te schetsen; daarna wordt de economische<br />

situatie van de bedrijfstakken binnen deze sector afzonderlijk bekeken (diepvries, conserven,<br />

aardappelen en sappen).<br />

2.2.1 Aantal en omvang van de bedrijven<br />

a Algemeen<br />

Figuur 2.2 geeft de evolutie van het aantal Vlaamse bedrijven in de sector weer, op basis van<br />

de BTW-statistieken van het NIS 6 voor de Nace-rubriek ‘414 Groente- en fruitverwerkende<br />

industrie’. Hieruit blijkt dat, na een gevoelige toename eind jaren ’80, het aantal verwerkers<br />

de laatste jaren stagneert.<br />

85<br />

80<br />

75<br />

70<br />

65<br />

60<br />

55<br />

50<br />

Figuur 2.2: Evolutie van het aantal bedrijven in Vlaanderen<br />

Bron: BTW-statistieken, NIS<br />

In onderstaande tabel wordt het aantal werkgevers 7 weergegeven zo<strong>als</strong> die uit de RSZstatistieken<br />

8 van 1996 naar voor komen.<br />

6<br />

Het Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS) groepeert de gegevens uit de BTW-statistieken per regio nog<br />

steeds op basis van ‘oude’ NACE-indeling. Om deze statistieken correct te interpreteren moet aangegeven<br />

worden dat de BTW-aangifte per onderneming gebeurt en niet per vestiging. Een onderneming met<br />

vestigingen in meer dan één gewest geeft dus het geheel van haar activiteiten aan in het gewest waar haar<br />

maatschappelijke zetel gevestigd is.<br />

7<br />

De werkgever wordt gekenmerkt door zijn (hoofd)activiteit en de geografische ligging van zijn<br />

(voornaamste) bedrijfszetel.<br />

8<br />

De statistieken van de Rijksdienst voor de Sociale Zekerheid (RSZ) zijn wel reeds opgemaakt volgens de<br />

NACE-Bel code.


Tabel 2.1: Aantal bedrijven, opgesplitst per klasse<br />

NACE-Bel Omschrijving Vlaan- Wallonië Brussel België<br />

Code<br />

deren<br />

15.31 Verwerking en conservering<br />

van aardappelen<br />

23 5 0 28<br />

15.32 Vervaardiging van groenteen<br />

fruitsappen<br />

6 2 2 10<br />

15.33 Verwerking en conservering<br />

van groenten en fruit<br />

54 10 1 65<br />

Bron: RSZ-Statistieken 1996, NIS<br />

Het is meteen duidelijk dat de economische activiteit in de groente- en fruitverwerkende<br />

sector zich hoofdzakelijk in Vlaanderen ontplooit. Ook Wallonië heeft nog activiteiten in deze<br />

sector, Brussel speelt bijna niet mee.<br />

b De Vlaamse groente-, fruit- en aardappelverwerkers<br />

Onderstaande tabel geeft de omvang van de Vlaamse bedrijven weer door het opsplitsen van<br />

de bedrijven naar het aantal werknemers.<br />

Aantal werknemers<br />

Tabel 2.2: Omvang van de bedrijven<br />

Aardappelen<br />

Nace-Bel<br />

15.31<br />

Sappen<br />

Nace-Bel<br />

15.32<br />

Groenten en fruit<br />

Nace-Bel<br />

15.33<br />

1-4 12 2 17<br />

5-9 3 2 5<br />

10-19 1 0 4<br />

20-49 2 0 9<br />

50-99 2 0 11<br />

100-199 2 2 5<br />

200-499 0 0 3<br />

>500 1 0 0<br />

Totaal 23 6 54<br />

Bron: RSZ-Statistieken 1996, NIS<br />

De tabel toont aan dat vooral kleine en middelgrote ondernemingen in de sector actief zijn. In<br />

de aardappelsector tellen de helft van de bedrijven opgenomen in deze statistiek minder dan<br />

vijf werknemers (vooral conserveringsbedrijven), er is echter ook één grote onderneming met<br />

meer dan 500 werknemers (aardappelverwerker). In de groenteverwerking is het aantal<br />

bedrijven met minder dan vijf werknemers beperkt tot een derde, de echte verwerkers<br />

(diepvries en conserven) zijn typisch middelgrote bedrijven.


2.2.2 Tewerkstelling<br />

Onderstaande figuur belicht de evolutie van de tewerkstelling binnen de sector. De gegevens<br />

zijn afkomstig van de productiestatistieken van het NIS 9 voor de Nace-Bel rubriek ’15.3<br />

Verwerking en conservering van groenten en fruit’.<br />

5000<br />

4000<br />

3000<br />

2000<br />

1000<br />

0<br />

1994 1995 1996 1997<br />

Arbeiders<br />

Bedienden<br />

Figuur 2.3: Evolutie van de Tewerkstelling<br />

Bron: Industriële Statistieken, NIS<br />

Uit deze figuur kan enerzijds afgeleid worden dat de totale tewerkstelling 10 de voorbije jaren<br />

is toegenomen en anderzijds dat het aantal bedienden sneller groeit in vergelijking met het<br />

aantal arbeiders (per bediende waren er in 1994 nog 4,3 arbeiders, in 1997 slechts 3,8). Dit<br />

kan duiden op een verhoogde kapita<strong>als</strong>intensiteit van de sector. De totale tewerkstelling in<br />

1997 bedroeg 5.831 mensen (4.606 arbeiders en 1.225 bedienden).<br />

9 De Industriële Statistieken worden verzameld en verwerkt door het NIS, op basis van de NACE-Bel code.<br />

10 In de betrokken bedrijven zijn een groot aantal Franse werknemers tewerkgesteld.<br />

16


2.2.3 Evolutie van de omzet en de investeringen<br />

In figuur 2.4 worden twee belangrijke parameters bijeen gebracht die een beeld geven van de<br />

evolutie van de globale sector: de omzet en de investeringen. De omzet is het voorbije<br />

decennium bijna verdubbeld (ca. 38 mia. in 1997 t.o.v. ca. 22 mia. in 1987) terwijl de<br />

investeringen minder sterk zijn toegenomen. De nominale cijfers werden gecorrigeerd voor<br />

inflatie met 1985 <strong>als</strong> basisjaar.<br />

45<br />

40<br />

35<br />

30<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

Figuur 2.4: Evolutie van de omzet en de investeringen<br />

(in miljard BEF, reële termen met basisjaar 1985)<br />

Bron: BTW-statistieken NIS<br />

Tevens wordt in onderstaand diagram de verdeling weergegeven van de geleverde waarde<br />

over de drie klassen van de Nace-Bel rubriek 15.3 (aardappelen, sappen, groenten / fruit). De<br />

gegevens zijn afkomstig van de industriële statistieken van het NIS voor 1997 en hebben<br />

betrekking op gans België.<br />

36%<br />

11%<br />

53%<br />

Figuur 2.5: Verdeling geleverde waarde 1997<br />

Bron: Industriële statistieken NIS, juni 1998<br />

2<br />

1<br />

0<br />

Groenten en fruit<br />

Sappen<br />

Aardappelen<br />

Omzet<br />

Investeringen


2.3 Producenten van diepvriesgroenten<br />

In de vorige paragraaf werd een algemeen socio-economisch beeld geschetst van de sector<br />

voor de verwerking van groenten en fruit. In de onderstaande paragrafen wordt een analyse<br />

gemaakt van de draagkracht van de verschillende subsectoren binnen de globale bedrijfstak.<br />

Achtereenvolgens komen de producenten van diepvriesgroenten, de conservenfabricanten, de<br />

aardappelverwerkers, aardappelschillers en de producenten van groenten- en fruitsappen aan<br />

bod.<br />

Voor elke subsector wordt getracht een beeld te geven van de economische gezondheid.<br />

Algemeen wordt die gezondheid of de aantrekkelijkheid (‘attractiveness’) van een bedrijfstak<br />

bepaald door twee factoren: enerzijds de evolutie van de bedrijfstak en anderzijds de felheid<br />

van concurrentie. Daarnaast wordt voor elke subsector het eerste luik van de MIOW + -analyse<br />

uitgewerkt, met name de inschatting van het weerstandsvermogen vóór milieu-investeringen.<br />

De eerste behandelde subsector is deze van de diepvriesgroenten.<br />

2.3.1 Evolutie van de bedrijfstak<br />

De evolutie van de diepvriessector kan ingeschat worden door drie factoren te onderzoeken:<br />

trends aan de vraagzijde, aan de aanbodzijde en in regulering.<br />

• Vraagfactoren<br />

- algemeen: de vraag naar diepvriesgroenten neemt nog steeds toe, maar minder snel<br />

dan de voorbije jaren;<br />

- groeiende nood aan snel bereidbare voedingswaren bij de consument;<br />

- doorbraak gebruik van diepvriezers en microgolfoven 11 stimuleert consumptie van<br />

diepvriesgroenten;<br />

- conservenverpakking ligt minder goed in de markt bij de moderne consument;<br />

- exportmogelijkheden:<br />

* relatief lage transportkosten<br />

* homogene klantenbehoeften, gelijkaardig productassortiment in verschillende<br />

landen.<br />

• Aanbodfactoren<br />

- unieke cluster van agro-bedrijven rond Ardooie en Staden (West-Vlaanderen):<br />

ontstaan in de jaren ’70, uitgegroeid tot het wereldcentrum voor de verwerking van<br />

diepvriesgroenten;<br />

- jonge, dynamische groeisector;<br />

- technologische complexiteit neemt toe en maakt de sector kapitaalintensief;<br />

- steeds meer exportgericht (>90%);<br />

- toenemende concurrentiedruk vanuit het buitenland;<br />

- groeipijnen van familiebedrijven.<br />

• Regulering<br />

- grondwaterproblematiek;<br />

- slibproblematiek;<br />

- tekort aan bedrijfsterreinen in Vlaanderen verhindert uitbreiding;<br />

- steeds strengere milieu- en veiligheidseisen.<br />

11 Bron: Verbist, S. et al. (1994)<br />

18


Conclusie:<br />

De sector van de diepvriesgroenten evolueert in de gunstige zin, enerzijds doordat het<br />

segment nog groeit in een mature bedrijfstak en anderzijds ook doordat de structuur aan de<br />

aanbodzijde stilaan vastligt. Wel wordt de sector voor een stuk geremd in de ontwikkeling<br />

door reguleringsfactoren.<br />

2.3.2 Bronnen van concurrentie<br />

Naast de evolutie van de bedrijfstak wordt de ‘aantrekkelijkheid’ ervan mee bepaald door de<br />

felheid van concurrentie. Deze wordt beïnvloed door vijf bronnen.<br />

Vooreerst speelt de interne concurrentie, daarnaast is er de macht van de leveranciers en van<br />

de afnemers (i.e. de externe concurrentie) en tenslotte is er de dreiging van substituten en van<br />

nieuwe toetreders (potentiële concurrentie). In wat volgt, wordt de invloed van deze vijf<br />

concurrentiebronnen onderzocht.<br />

a Interne concurrentie<br />

Met de productie van ca. 550 000 ton per jaar is België (Vlaanderen) koploper in Europa: in<br />

1997 werd het marktaandeel geschat op 25%. Andere belangrijke producenten zijn Groot-<br />

Brittannië, Frankrijk en Spanje.<br />

De unieke cluster van agro-bedrijven rond Ardooie en Staden bestaat vooral uit<br />

familiebedrijven, gegroeid uit landbouwactiviteiten.<br />

Het assortiment van deze sector is erg divers (erwten, schorseneren, spruiten, …); een aantal<br />

bedrijven biedt een ruim assortiment aan, een aantal anderen hebben gekozen om zich in<br />

bepaalde niches te specialiseren. Uiteraard kan de productie van de Vlaamse<br />

diepvriesbedrijven de thuisvraag volledig dekken; meer dan 90% van de productie is bestemd<br />

voor export (vooral onze buurlanden).<br />

De Franse voedingsgroep Bonduelle vormt het buitenbeentje van de tabel: enerzijds omdat dit<br />

geen familiebedrijf meer is (in 1998 kwam er zelfs een beursintroductie in Frankrijk) en<br />

anderzijds omdat ze actief zijn zowel in de subsector diepvries <strong>als</strong> in de conserven.<br />

Tabel 2.5: Overzicht van de diepvriesbedrijven<br />

Naam Vestigingsplaats<br />

Omzet<br />

(mio BEF,<br />

1996)<br />

Tewerkstelling<br />

(1996)<br />

Ardovries Ardooie 3.495 294<br />

Begro Ardooie 640 65<br />

Dejaeghere Langemark n.g. n.g.<br />

Dicogel Staden 723 44<br />

d’Arta Ardooie 1.339 94<br />

Homifreez Ardooie 395 30<br />

Horafrost Staden 1.511 75<br />

Pasfrost Passendale 624 28<br />

Pinguin Staden / Langemark 2137 191<br />

Unifrost Koolskamp 1.593 148<br />

Westfro Staden 1.203 94<br />

Bonduelle N.E. Kortemark 2.534 267<br />

Bron: Balanscentrale van de NBB, gegevens voor 1996


In onderstaande tabel worden een aantal factoren die de felheid van de interne concurrentie<br />

bepalen, bekeken voor de diepvriessector.<br />

Determinant Diepvriessector<br />

Concentratie<br />

(hogere concentratie vermindert de<br />

concurrentie)<br />

Kostenstructuur<br />

(hoge vaste kosten leiden tot<br />

prijsconcurrentie)<br />

Capaciteit<br />

(overcapaciteit verstoort marktevenwicht)<br />

Uittredingsdrempels<br />

(hoge drempels verhinderen herstructurering<br />

bedrijfstak)<br />

Samenwerking<br />

(grotere samenwerking verlaagt<br />

concurrentie)<br />

Onzekerheid<br />

(hoge onzekerheid verscherpt de<br />

concurrentie)<br />

hoge concentratie bedrijven, internationale<br />

afzetmarkt<br />

hoge vaste kosten (investeringen)<br />

⇒ prijsconcurrentie<br />

geen overcapaciteit<br />

hoog: zware investeringen (kapitaalintensief)<br />

weinig echte samenwerking, wel goede<br />

verstandhouding 12<br />

relatief hoog (technologie nog volop in<br />

ontwikkeling)<br />

Conclusie:<br />

De intensiteit van de interne concurrentie is eerder laag te noemen, daar een beperkt aantal<br />

ondernemingen concurreren in een groeimarkt. Wel creëert de toegenomen complexiteit van<br />

de technologie onzekerheid, wat op termijn kan leiden tot een verdere structurering van de<br />

sector (b.v. overnames, fusies).<br />

b Macht van de Leveranciers<br />

• Leveranciers van grondstoffen<br />

De aanvoer van de te verwerken groenten gebeurt hoofdzakelijk door Vlaamse landbouwers,<br />

enkel die soorten die hier niet worden geteeld, worden ingevoerd (b.v. paprika’s). In de<br />

meeste gevallen zijn de verwerkers dermate achterwaarts verticaal geïntegreerd dat ze de<br />

productie van de groenten volledig in eigen beheer hebben. Dit verhoogt de<br />

controleerbaarheid van het ganse productieproces, werkt efficiëntieverhogend en garandeert<br />

de kwaliteit van de aanvoer.<br />

• Leveranciers van ‘equipment’<br />

De machines worden geleverd door internationale leveranciers die zich differentiëren op basis<br />

van merknaam en service. Door het samenwerken van de verwerkers met deze leveranciers<br />

kan ‘op maat’ gewerkt worden. Dit leidt tot win-win situaties waar beide partijen hun<br />

voordeel kunnen uithalen.<br />

Conclusie:<br />

12<br />

cf. gemeenschappelijke belangen worden verdedigd door het Verbond van Groenteverwerkende Bedrijven<br />

(VEGEBE)<br />

20


Door de vergaande integratie is de macht van de grondstoffenleveranciers gering, ook de<br />

macht van de leveranciers van ‘equipment’ is beperkt.<br />

c Macht van de Afnemers<br />

De directe afnemers van de diepvriesbedrijven zijn de distributeurs (groothandel, retail,<br />

catering) die het product tot bij de eindconsument brengen. Hun macht is relatief groot:<br />

- afname van grote hoeveelheden;<br />

- kunnen vrij gemakkelijk overschakelen naar een andere leverancier en dus de<br />

verwerkers tegen mekaar uitspelen, wat leidt tot prijsconcurrentie;<br />

- grote distributeurs willen, naast de merknamen, ook uitpakken met goedkoop aanbod<br />

(cf. de eigen ‘private labels’);<br />

- eisen een ‘op maat’ behandeling.<br />

d Dreiging van Substituten<br />

De onmiddellijke substituten voor diepvriesgroenten zijn de groenten in blik en bokaal, en de<br />

verse groenten. Maar ook het overschakelen op andere voedingsmiddelen dan groenten vormt<br />

een potentiële bedreiging op langere termijn.<br />

Uit de bespreking van de vraagfactoren werd duidelijk dat de markt voor diepvriesgroenten<br />

gunstig evolueert in vergelijking met de (onmiddellijke) substituten. Met andere woorden: de<br />

dreiging van substituten is gering.<br />

e Dreiging van Nieuwkomers<br />

Een relatief jonge, dynamische sector met groeiende vraag kan aantrekkelijk zijn voor<br />

nieuwkomers. De bestaande bedrijven kunnen echter genieten van hoge structurele<br />

toetredingsdrempels waardoor potentiële toetreders worden afgeschrikt:<br />

- hoge investeringen;<br />

- specifieke know-how nodig;<br />

- voldoende capaciteit;<br />

- toegang tot distributiekanalen<br />

- leer- en ervaringscurve.<br />

Conclusie:<br />

De concurrentiedruk binnen de diepvriessector is hoofdzakelijk te wijten aan de toenemende<br />

macht van de afnemers. Ook de interne concurrentie drukt op de winstgevendheid, de andere<br />

bronnen van concurrentie zijn voor deze sector niet determinerend.<br />

2.3.3 MIOW+ analyse<br />

a Opzet van het model<br />

In de definitie van BBT is duidelijk aangegeven dat de voorgestelde maatregelen haalbaar<br />

moeten zijn voor een goed beheerd, 'gemiddeld’ bedrijf uit de sector. Om die haalbaarheid te<br />

toetsen maakt het BBT-kenniscentrum gebruik van het Nederlandse MIOW + -model 13 .<br />

Dit (eenvoudig) model laat toe de bedrijfseconomische gevolgen van een pakket milieuinvesteringen<br />

objectief in te schatten, voor een individuele onderneming. Om het model toe te<br />

passen op sectorniveau, wordt getracht een ‘gemiddeld bedrijf’ voor de bestudeerde sector te<br />

bepalen.<br />

13 Het MIOW + -model is de opvolger van het MIOW-model dat in 1986 door het Instituut voor<br />

Milieuvraagstukken (IvM) van de Vrije Universiteit van Amsterdam ontwikkeld werd. Het MIOW + -model<br />

kwam tot stand in 1995, in opdracht van de Nederlandse Provincies en het RIZA.


In eerste instantie wordt voor dat ‘gemiddeld bedrijf’ het weerstandsvermogen W1 berekend,<br />

dit is het weerstandsvermogen van het bedrijf zonder dat er sprake is van extra milieuinvesteringen.<br />

Daarna wordt het weerstandsvermogen opnieuw berekend indien die milieuinvesteringen<br />

wel uitgevoerd moeten worden (W2). Daarbij wordt rekening gehouden met<br />

zowel de marksituatie (M) <strong>als</strong> de druk van de internationale omgeving (IO).<br />

Voor een uitvoerige beschrijving van het MIOW + -model wordt verwezen naar bijlage 11.<br />

In dit hoofdstuk wordt enkel de waarde van W1 bepaald, om de huidige draagkracht van de<br />

bedrijfstak te beoordelen. Verder in deze studie (zie hoofdstuk 7) wordt dan, aan de hand van<br />

de geschatte kostprijs van de voorgestelde investeringen, deze draagkracht na de milieuinvesteringen<br />

berekend en beoordeeld.<br />

Het weerstandsvermogen W1 is een gewogen gemiddelde van een aantal interne en externe<br />

kengetallen, die in bijlage 11 in detail worden beschreven. Door de score van W1 te<br />

vergelijken met de kritische grenzen van het model, kan de bedrijfstak ingedeeld worden in de<br />

veilige, de onzekere of de onveilige zone.<br />

b Het weerstandsvermogen van de producenten van diepvriesgroenten<br />

Bij het bepalen van W1, het weerstandsvermogen vóór de investeringen, wordt uitgegaan van<br />

de jaarrekening van een ‘gemiddelde onderneming’. Om deze te definiëren, gebruikt het<br />

BBT-kenniscentrum een eigen methodiek.<br />

Bij de Balanscentrale van de Nationale Bank van België (NBB) werden de jaarrekeningen<br />

opgevraagd van alle producenten van diepvriesgroenten. Uiteindelijk konden van tien<br />

bedrijven de gegevens verzameld worden, dit voor 1995 en 1996. De balans en de<br />

resultatenrekening van de ‘gemiddelde onderneming’ werd dan bekomen door voor elke<br />

rubriek het rekenkundig gemiddelde te nemen van de 10 bedrijven (zie bijlage 12).<br />

Het MIOW + -model berekent het weerstandsvermogen op korte termijn (i.e. de<br />

liquiditeitspositie) en op lange termijn (i.e. solvabiliteit + rendabiliteit).<br />

Onderstaande tabel vat de resultaten samen van deze eerste stap in de MIOW + -analyse voor<br />

de producenten van diepvriesgroenten.<br />

Tabel 2.6: Het weerstandsvermogen vóór milieu-investeringen van de diepvriessector<br />

Korte Termijn<br />

(liquiditeit)<br />

Lange Termijn<br />

(solvabiliteit, rendabiliteit)<br />

1995 1996<br />

3,00<br />

veilig<br />

3,11<br />

veilig<br />

3,00<br />

veilig<br />

2,56<br />

veilig<br />

Uit de resultaten blijkt dat de financiële situatie van de producenten van diepvriesgroenten <strong>als</strong><br />

‘veilig’ kan bestempeld worden, al liggen de scores dicht bij de ‘onzekere’ zone. Vooral de<br />

winstmarges blijken in deze sector onder druk te staan.<br />

2.3.4 Conclusie<br />

De producenten van diepvriesgroenten vormen een gezonde bedrijfstak, met een stevige<br />

draagkracht. Het betreft een kapitaalintensieve sector waar zware investeringen nodig zijn om<br />

de technologische evoluties te kunnen bijbenen en te blijven voldoen aan de eisen van zowel<br />

de overheid, <strong>als</strong> de afnemers. Die investeringslast drukt op de winstgevendheid, maar opent<br />

perspectieven voor de langere termijn.<br />

22


2.4 De conservensector (blik en bokaal)<br />

2.4.1 Evolutie van de bedrijfstak<br />

• Vraagfactoren<br />

- algemeen: stagnerende vraag;<br />

- bepaalde niches met hogere marges worden aantrekkelijk (b.v. maïs), ‘traditionele’<br />

markten (erwten, bonen, wortelen) krimpen;<br />

- gewijzigde consumentenbehoeftes (cf. bespreking diepvriessector) in het nadeel van<br />

de conservenindustrie: blik en ook bokaal zijn ‘out’.<br />

• Aanbodfactoren<br />

- algemeen: ‘traditionele’, mature bedrijfstak;<br />

- duidelijke concentratietendens, ‘shake-out’ van kleinere, niet-rendabele bedrijven;<br />

- tendens naar schaalvergroting;<br />

- exportgericht;<br />

- toenemende concurrentiedruk vanuit het buitenland.<br />

• Regulering<br />

- vergelijkbaar met diepvriessector.<br />

Conclusie:<br />

Het succes van de producenten van diepvriesgroenten gaat voor een stuk ten koste van de<br />

‘traditionele’ groenteconservensector 14 .<br />

14 Bron: Presti-document ‘Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende industrie’ (1996)


2.4.2 Bronnen van concurrentie<br />

a Interne concurrentie<br />

Na een grondige herstructurering van de sector de voorbije jaren, blijven nog slechts enkele<br />

(grote) bedrijven actief in het conservensegment.<br />

Tabel 2.7: Overzicht van de conservenbedrijven<br />

Naam Vestigingsplaats<br />

Omzet<br />

(in mio.<br />

BEF,<br />

1996<br />

Tewerkstelling<br />

(1996)<br />

La Corbeille groep Westmeerbeek<br />

1.351 111<br />

La Corbeille 498<br />

La Corbeille Industrie<br />

386<br />

Scana Noliko Bree 2.462 112<br />

Picolo – Van De Poel Stabroek 932 89<br />

Bonduelle N.E. Kortemark 2.534 267<br />

Bron: Balanscentrale NBB, gegevens voor 1996<br />

Ook de verwerking van fruit in blik en bokaal gebeurt voornamelijk in deze geïntegreerde<br />

bedrijven. In Wallonië is er echter één bedrijf dat enkel fruit verwerkt tot compot.<br />

Determinant Conservensector<br />

Concentratie<br />

(hogere concentratie vermindert de<br />

concurrentie)<br />

Kostenstructuur<br />

(hoge vaste kosten leiden tot<br />

prijsconcurrentie)<br />

Capaciteit<br />

(overcapaciteit verstoort marktevenwicht)<br />

Uittredingsdrempels<br />

(hoge drempels verhinderen herstructurering<br />

bedrijfstak)<br />

Samenwerking<br />

(grotere samenwerking verlaagt<br />

concurrentie)<br />

Onzekerheid<br />

(hoge onzekerheid verscherpt de<br />

concurrentie)<br />

zeer hoge concentratie bedrijven,<br />

internationale afzetmarkt<br />

hoge vaste kosten (investeringen)<br />

⇒ prijsconcurrentie<br />

overcapaciteit (door krimpende vraag)<br />

hoog (zware investeringen);<br />

uittreding veelal door overnames en fusies<br />

goede verstandhouding<br />

technologische complexiteit neemt toe<br />

Conclusie:<br />

De interne concurrentie is scherper bij de conservensector door de overcapaciteit en de<br />

onzekerheid omtrent technologische ontwikkelingen.<br />

24


Macht van de Leveranciers<br />

• Leveranciers van grondstoffen: cf. diepvriessector<br />

• Leveranciers van ’equipment’: cf. diepvriessector<br />

c Macht van de Afnemers<br />

Grote macht van de afnemers:<br />

- stellen specifieke producteisen (cf. leveren zelf eigen verpakkingsmateriaal!),<br />

waardoor verwerkers meer en meer op vraag van de klant moeten produceren;<br />

- omwille van overcapaciteit en gestandaardiseerd product kunnen afnemers relatief<br />

gemakkelijk en snel overschakelen naar concurrenten;<br />

- prijsconcurrentie;<br />

- hogere kwaliteitseisen (ook voor ‘private labels’ !).<br />

d Dreiging van Substituten<br />

Zo<strong>als</strong> uit de analyse van de diepvriessector naar voor kwam, gaat de expansie van die sector<br />

ten koste van de meer ‘traditionele’ conservenindustrie.<br />

e Dreiging van Nieuwkomers<br />

De dreiging van nieuwe toetreders in Vlaanderen is gering, daar de sector matuur is en er<br />

hoge toetredingsdrempels (vergelijkbaar met de diepvriessector) bestaan.<br />

Conclusie:<br />

Ook bij de conservenindustrie ligt het zwaartepunt van de concurrentiedruk bij de afnemers<br />

die steeds én lage prijzen én kwaliteit én service verwachten.<br />

2.4.3 MIOW+ analyse<br />

Voor een beschrijving van de gebruikte methode, kan verwezen worden naar de producenten<br />

van diepvriesgroenten. Voor de conservenindustrie werden de jaarrekeningen van drie<br />

ondernemingen <strong>als</strong> basis gebruikt (zie bijlage 12).<br />

Tabel 2.7: Het weerstandsvermogen vóór milieu-investeringen van de conservensector<br />

Korte Termijn<br />

(liquiditeit)<br />

Lange Termijn<br />

(solvabiliteit, rendabiliteit)<br />

1995 1996<br />

2,67 2,67<br />

veilig veilig<br />

2,56 2,56<br />

veilig veilig<br />

Uit de resultaten blijkt dat de scores zich weliswaar in het veilig gebied bevinden, maar dat de<br />

financiële situatie niet schitterend is. In vergelijking met de diepvriessector doet de<br />

conservensector het minder goed. Vooral de winstmarge en het rendement op het totaal<br />

vermogen staan zwaar onder druk.<br />

2.4.4 Conclusie<br />

Door fusies, overnames en stopzettingen zijn nog slechts enkele bedrijven actief in de<br />

conservensector. Het zijn (middel)grote ondernemingen, die niet blaken van gezondheid en<br />

een beperktere draagkracht hebben. Door de toenemende macht van de distributeurs, de<br />

noodzakelijke investeringen in hoogtechnologische machines, de internationale concurrentie


en de krimpende vraag voor heel wat producten, zijn de winstmarges in deze sector klein<br />

geworden.<br />

2.5 Aardappelverwerkers<br />

Binnen de aardappelsector kunnen een aantal subsectoren onderscheiden worden: de telers, de<br />

handelaars, de schilbedrijven en de verwerkers. De sector situeert zich met andere woorden<br />

op het grensvlak van de landbouw, handel en voedingsindustrie, wat het nauwkeurig in kaart<br />

brengen ervan erg moeilijk maakt. Daarenboven bestaan een aantal geïntegreerde bedrijven<br />

die bijvoorbeeld zelf schillen, snijden, bakken, afkoelen en invriezen.<br />

Ondanks deze praktische moeilijkheden wordt in onderstaande analyse een poging gedaan om<br />

enkele kenmerken van de aardappelverwerkers op te lijsten.<br />

2.5.1 Evolutie van de bedrijfstak<br />

• Vraagfactoren<br />

- toenemende vraag naar nieuwe producten met hogere toegevoegde waarde;<br />

- groeiende vraag naar diepvriesproducten in het algemeen (cf. diepvriesgroenten).<br />

• Aanbodfactoren<br />

- producten: aardappelbereidingen met toegevoegde waarde;<br />

- relatief jonge groeisector;<br />

- grotere, geïntegreerde bedrijven, meer en meer in buitenlandse handen;<br />

- exportgericht, internationale merknamen.<br />

• Regulering<br />

cf. diepvriessector<br />

2.5.2 Bronnen van concurrentie<br />

a Interne concurrentie<br />

De aardappelverwerkers zijn grotere, geïntegreerde bedrijven. Zij leveren producten met een<br />

hogere toegevoegde waarde en hogere winstmarges. De concurrentiestrijd gebeurt op<br />

Europese schaal.<br />

b Macht van de Leveranciers<br />

- hoofdzakelijk contractteelt, grote verwerkers controleren de aanvoer van de aardappelen;<br />

- leveranciers van ‘equipment’: internationale bedrijven met gevestigde merknamen. De<br />

grotere verwerkers kunnen voldoende middelen besteden aan de aankoop van hun<br />

uitrusting.<br />

c Macht van de Afnemers<br />

Relatief grote macht van grote distributeurs die zorgen voor verspreiding naar de<br />

eindconsument (cf. diepvries/conserven).<br />

d Dreiging van substituten<br />

De aardappelconsumptie wordt voor een stuk verdrongen door de opkomst van rijst, pasta en<br />

graanproducten.<br />

26


e Dreiging van nieuwe toetreders<br />

Hoge toetredingsdrempels (investeringen, toegang tot distributiekanalen,…) maken de sector<br />

onaantrekkelijk voor potentiële nieuwkomers.<br />

Conclusie:<br />

Voor de aardappelverwerkers is de concurrentiële omgeving best vergelijkbaar met die van de<br />

producenten van diepvriesgroenten: grote, moderne bedrijven die investeren in<br />

hoogtechnologische machines om mee te kunnen spelen in de globaliserende markt.<br />

2.5.3 MIOW+ analyse<br />

Voor de aardappelverwerkers werden de jaarrekeningen (volgens volledig schema) van 8<br />

bedrijven gebruikt (zie bijlage 12).<br />

Tabel 2.8: Het weerstandsvermogen vóór milieu-investeringen van de aardappelverwerkers<br />

Korte Termijn<br />

(liquiditeit)<br />

Lange Termijn<br />

(solvabiliteit, rendabiliteit)<br />

1995 1996<br />

2,00<br />

onzeker<br />

3,94<br />

veilig<br />

2,67<br />

veilig<br />

3,72<br />

veilig<br />

De onderzochte aardappelverwerkers worden gekenmerkt door een zwakke liquiditeit; het<br />

weerstandsvermogen op langere termijn daarentegen vormt geen enkel probleem.<br />

2.5.4 Conclusie<br />

De aardappelverwerkers zijn op velerlei gebied te vergelijken met de diepvriessector.


2.6 Aardappelschillers<br />

Ondanks de praktische moeilijkheden, zo<strong>als</strong> beschreven in paragraaf 2.5, wordt in<br />

onderstaande analyse een poging gedaan om enkele kenmerken van de<br />

aardappelschilbedrijven op te lijsten. De gegevens zijn afkomstig van het Presti-document 15<br />

en van een beperkte enquête die de federatie Belgapom organiseerde in het kader van de<br />

BBT-studie (1998).<br />

2.6.1 Evolutie van de bedrijfstak<br />

• Vraagfactoren<br />

- aardappelproductie: aardappelareaal toegenomen, ook in de toekomst nog lichte<br />

stijging; productie per ha stijgend;<br />

- voor bepaalde segmenten (vb. scholen, toeristische centra): seizoensgebonden activiteit;<br />

- wijzigend consumptiepatroon in het voordeel van substituten (o.a. pasta’s);<br />

- lokale afzet, toenemend belang van exportmogelijkheden;<br />

- cf. beperkte enquête Belgapom: verwachting dat de omzetstijging van de voorbije jaren<br />

zich zal doorzetten.<br />

• Aanbodfactoren<br />

- aanvoer afhankelijk van de oogst (klimatologische omstandigheden);<br />

- een jaar van hoge productie wordt typisch gevolgd door een lage marktprijs;<br />

- professionalisering van de sector zal op termijn voor een ‘shake-out’ zorgen.<br />

• Regulering<br />

De steeds strengere eisen op gebied van hygiëne en milieu spelen in het voordeel van<br />

bedrijven die ‘in de schemerzone’ werken.<br />

2.6.2 Bronnen van concurrentie<br />

a Interne concurrentie<br />

- schilbedrijven zijn typisch kleine ondernemingen, vaak met minder dan vijf werknemers;<br />

in het Presti-rapport wordt het aantal geschat op 120 schillers, die instaan voor de<br />

verwerking van zowat 75.000 ton aardappelen;<br />

- lage uittredingsdrempels;<br />

- arbeidsintensieve sector;<br />

- kleine winstmarges.<br />

b Macht van de Leveranciers<br />

- schilbedrijven kopen een groot deel van hun grondstof (de aardappelen) op de vrije markt.<br />

Daardoor krijgt de aardappel een speculatief karakter en kunnen de prijzen sterk<br />

schommelen (in tegenstelling tot de groente- en aardappelverwerkers waar vooral gewerkt<br />

wordt met contractteelt);<br />

- de aanvoer komt in hoofdzaak van binnenlandse productie, heel wat schillers zorgen zelf<br />

voor hun aanvoer (integratie van activiteiten);<br />

- dreiging voorwaartse integratie: de landbouwer probeert, mede door de beperking van het<br />

aardappelareaal en zeker in jaren van lage aardappelprijzen, zijn product meer<br />

toegevoegde waarde te geven, bijvoorbeeld door zelf de schilactiviteit uit te voeren;<br />

15 Presti-document ‘Preventie en milieuzorg in het aardappelschilbedrijf’, 1996<br />

28


- de kleine bedrijven hebben niet altijd de nodige kennis in huis om een doordachte keuze te<br />

maken bij de aankoop van de machines e.d. Dit verhoogt de macht van de leveranciers<br />

van ‘equipment’.<br />

c Macht van de Afnemers<br />

- het aantal afnemers varieert tussen 40 en 220 per bedrijf; ca. 20% van de omzet wordt<br />

behaald bij de vier grootste afnemers (enquête Belgapom, 1998);<br />

- bij hoge aardappelprijzen zijn afnemers (bijvoorbeeld grootkeukens) meer geneigd zelf te<br />

schillen;<br />

- lage omschakelingskosten voor afnemers om van leverancier te veranderen.<br />

d Dreiging van substituten<br />

De aardappelconsumptie wordt voor een stuk verdrongen door de opkomst van rijst, pasta en<br />

graanproducten. Daarenboven bestaan er een aantal alternatieve productieprocessen die door<br />

Belgapom <strong>als</strong> bedreigend voor schillers worden beschouwd (cf. voorgekookte aardappelen,<br />

voorgebakken friet, verse aardappelen die zelf geschild worden, vlokken, …).<br />

e Dreiging van nieuwe toetreders<br />

- relatief lage toetredingsdrempels;<br />

- wel: toenemende druk van milieuvoorschriften en stijgende personeelskost;<br />

- landbouwers zoeken nieuwe activiteiten met toegevoegde waarde;<br />

- dreiging van free-riders die zich niet aan de spelregels houden.<br />

Conclusie:<br />

De aardappelschillers vormen een buitenbeentje binnen de globale groenteverwerkende<br />

sector. Het betreft kleine ondernemingen, die vaak in de schemerzone opereren. De interne<br />

concurrentie, de druk van de afnemers, de schommelende prijzen en de toenemende<br />

milieudruk, zullen een ‘natuurlijke’ herstructurering van de sector met zich meebrengen.<br />

2.6.3 MIOW+ analyse<br />

Zo<strong>als</strong> reeds aangetoond, bestaat de sector van de aardappelschillers vooral uit kleine bedrijven<br />

die hun jaarrekening volgens het verkort schema mogen opstellen. Daarenboven zijn een<br />

aantal bedrijven helemaal niet in de statistieken terug te vinden. Ondanks deze moeilijkheden<br />

werd een (beperkte) MIOW + -analyse uitgevoerd, op basis van de gegevens van vijf (grotere)<br />

aardappelschillers, met een gemiddeld personeelsbestand van 3,2 FTE. Enkel voor het<br />

boekjaar 1995 waren voldoende gegevens beschikbaar (zie bijlage 12). Uiteraard moeten de<br />

resultaten met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden.<br />

Tabel 2.9: Het weerstandsvermogen vóór milieu-investeringen van de aardappelschillers<br />

Korte Termijn<br />

(liquiditeit)<br />

Lange Termijn<br />

(solvabiliteit, rendabiliteit)<br />

2.6.4 Conclusie<br />

1996<br />

2,00<br />

onzeker<br />

3,28<br />

veilig<br />

Het blijkt erg moeilijk om een degelijk beeld te krijgen van de aardappelschillers. Wel staat<br />

vast dat het kleine, kwetsbare bedrijven betreft, met een beperkte omzet en know-how. Het is


een sector waar de concurrentiële druk erg hoog is en de structuur aan de aanbodzijde nog<br />

volop in ontwikkeling is.<br />

2.7 Vervaardiging van groente- en fruitsappen<br />

Het segment van de dranken binnen de globale voedingssector wordt algemeen opgesplitst in<br />

alcoholische en niet-alcoholische dranken. Het laatstgenoemde segment omvat enerzijds de<br />

melk- en koffieproducten en anderzijds de waters en frisdranken. Binnen het segment van de<br />

mineraalwaters en frisdranken kan nog eens onderscheid gemaakt worden tussen de<br />

limonades, cola’s, waters en sappen. Het segment van de sappen wordt beheerst door de<br />

vruchtensappen, de groentesappen zijn minder belangrijk.<br />

Vruchtensap kan omschreven worden <strong>als</strong>: het op mechanische wijze uit vruchten geperst sap<br />

of het product dat men bekomt uit geconcentreerd vruchtensap door toevoeging van dezelfde<br />

hoeveelheid water en eventueel aromatische stoffen die aan het oorspronkelijke sap werden<br />

onttrokken. Nectar is het product gemaakt door toevoeging van waters en suikers aan al dan<br />

niet geconcentreerd vruchtensap of vruchtenmoes. Voor elke vruchtensoort geldt een<br />

minimaal sapgehalte.<br />

2.7.1 Evolutie van de bedrijfstak<br />

Het verbruik van fruitsap binnen de totale drankenmarkt is vrij beperkt, maar het betreft<br />

echter wel een sterk groeiend segment. Vooral de thuisconsumptie zit in de lift, in het<br />

bijzonder de ‘overige sappen’ (vb. pompelmoessap). De traditionele segmenten<br />

(sinaasappelsap, appelsap en tomatensap) stagneren.<br />

De productie van fruitsappen in Vlaanderen is de voorbije decennia eveneens sterk<br />

toegenomen. Het grootste aandeel daarvan betreft de verdere verwerking van ingevoerde,<br />

diepgevroren concentraten van citrusvruchten. Voor verwerking van binnenlands fruit<br />

(appels) is het productieproces uitgebreider (cf. volgend hoofdstuk).<br />

De aanbieders van sappen maken typisch deel uit van grotere voedingsconcerns.<br />

Een groot deel van de productie wordt geëxporteerd, bijvoorbeeld naar Nederland.<br />

2.7.2 Bronnen van concurrentie<br />

a Interne concurrentie<br />

In Vlaanderen wordt het segment gedomineerd door enkele, grote producenten van<br />

fruitsappen. Er is een zekere schaalgrootte nodig in dit segment om te kunnen concurreren.<br />

De meeste fruitsappen worden op de markt gebracht onder de vleugels van grote (Europese)<br />

concerns die een breed gamma voedingsmiddelen aanbieden. Tussen die groepen heerst een<br />

harde concurrentiestrijd waarbij getracht wordt een gedifferentieerd product op de markt te<br />

brengen (merknamen).<br />

Daarnaast zijn er nog een aantal kleinere fruittelers die op artisanale wijze appelsap<br />

produceren.<br />

b Macht van leveranciers<br />

Hoewel Vlaamse bedrijven voor een groot deel afhankelijk zijn van de invoer van<br />

grondstoffen (cf. concentraten), is de macht van de leveranciers beperkt. Er worden langetermijnovereenkomsten<br />

gesloten om de aanvoer te verzekeren. De concerns hebben zelf grote<br />

fruitplantages in beheer.<br />

30


c Macht van afnemers<br />

De macht van de aannemers is wel aanzienlijk, vooral die van de distributiekanalen. Zij<br />

bepalen immers wat in de rekken komt en wat niet. Merknamen moeten daarbij opboksen<br />

tegen (goedkopere) private labels.<br />

In de horeca is de macht van de afnemers kleiner omdat de uitbaters veelal gebonden zijn aan<br />

één producent.<br />

d Dreiging van nieuwe toetreders<br />

Hoewel het segment van de fruitsappen een groeisegment is, is het relatief onaantrekkelijk<br />

voor nieuwe toetreders omdat er hoge toetredingsdrempels bestaan. De belangrijkste:<br />

- kapitaalintensiteit: zware, niet-recupereerbare investeringen nodig;<br />

- bestaande ondernemingen kunnen profiteren van schaal- en ervaringsvoordelen;<br />

- enorme marketinginspanningen nodig om een nieuw product te lanceren;<br />

- moeilijke toegang tot distributiekanalen.<br />

e Dreiging van substituten<br />

De substituten voor fruitsappen zijn uiteraard de overige dranken, zo<strong>als</strong> vers geperst fruitsap,<br />

mineraalwaters en frisdranken. Uit consumptiestatistieken blijkt dat vooral de bier- en<br />

koffiemarkt onder druk staan ten nadele van de frisdranken, waters en fruitsappen.<br />

2.7.3 MIOW + -analyse<br />

Er kon slechts één onderneming gevonden worden waar de jaarrekening bruikbaar bleek voor<br />

de MIOW + -analyse. Vandaar dat de gegevens in onderstaande tabel met de nodige<br />

omzichtigheid dienen geïnterpreteerd te worden.<br />

Tabel 2.10: Het weerstandsvermogen vóór milieu-investeringen van de fruitsapsector<br />

Korte Termijn<br />

(liquiditeit)<br />

Lange Termijn<br />

(solvabiliteit, rendabiliteit)<br />

2.7.4 Conclusie<br />

1995 1996<br />

5,00 5,00<br />

veilig veilig<br />

4,11 2,22<br />

veilig onzeker<br />

De verwerking van groenten en fruit tot sappen wordt beheerst door de grote<br />

voedingsconcerns. Daarnaast zijn er in Vlaanderen wel nog enkele fruitkwekers actief in de<br />

sappen, op kleinere schaal.<br />

De steeds toenemende macht van de afnemers bedreigt de winstmarges van de<br />

sappenproducenten en er heerst ook een harde interne concurrentiestrijd op de markt tussen<br />

merknamen en private labels.


2.8 Algemene conclusie van de socio-economische doorlichting<br />

Bij de afbakening van de sector werden zowel de Vlarem I-indeling <strong>als</strong> de NACE(-Bel) code<br />

bekeken. Uiteindelijk konden vijf subsectoren onderscheiden worden die het onderwerp<br />

uitmaken van deze studie: de producenten van diepvriesgroenten, de conservenindustrie, de<br />

aardappelsector (met enerzijds de aardappelschillers die rechtstreeks leveren aan de versmarkt<br />

en anderzijds de aardappelverwerkers) en de producenten van sappen.<br />

Uit de algemene doorlichting van de sector kon een tendens tot schaalvergroting vastgesteld<br />

worden, <strong>als</strong>ook een toenemende kapitaalintensiteit. De sector bestaat overwegend uit Vlaamse<br />

bedrijven, die klein of middelgroot zijn. De omzetevolutie is gunstig en ook de investeringen<br />

nemen toe, zij het minder snel.<br />

Na de algemene doorlichting werden de onderscheiden subsectoren afzonderlijk geanalyseerd.<br />

Daaruit bleek dat de aardappelverwerkers en de producenten van diepvriesgroenten,<br />

conserven en sappen vergelijkbare kenmerken vertonen.<br />

Het betreft vooral middelgrote bedrijven met en zekere schaalgrootte en kapitaalintensiteit.<br />

De interne concurrentie speelt zich af op grotere schaal door de globalisering van de<br />

economie. Export wordt steeds belangrijker om de nodige groei te kunnen realiseren. Vooral<br />

de distributiekanalen breiden hun macht verder uit en drukken op de winstmogelijkheden van<br />

de producenten, zeker in de meer mature segmenten (conserven en fruitsappen). De<br />

gemiddelde onderneming heeft een gezonde financiële basis, met een aanvaardbare liquiditeit<br />

en solvabiliteit. Wel blijkt uit de MIOW + -analyse dat de winstmarges vrij beperkt zijn.<br />

Algemeen kan de draagkracht van de sector dus <strong>als</strong> voldoende bestempeld worden.<br />

De aardappelschillers vormen een buitenbeentje in de sector. Het zijn kleine ondernemingen<br />

met een beperkte financiële basis en draagkracht. Er moet benadrukt worden dat de eisen,<br />

bijvoorbeeld op milieugebied, er niet mogen toe leiden dat steeds meer bedrijven zich in de<br />

schemerzone begeven. Integendeel, het doen naleven van de regelgeving zou moeten zorgen<br />

voor een shake-out van achterblijvende bedrijven en een hogere winstgevendheid voor de<br />

sector in het algemeen garanderen.<br />

Vanuit economisch perspectief is het in alle geval een noodzaak dat bij de BBTaanbevelingen<br />

deze subsector afzonderlijk wordt bekeken.<br />

2.9 Milieu-aspecten<br />

In de onderstaande paragrafen worden de verschillende afval- en emissiestromen, met name<br />

afval, afvalwater, bodem, energie, geluid en trillingen, geur en lucht, systematisch besproken,<br />

met <strong>als</strong> doel een zicht te krijgen op het ‘afval- en emissieprobleem’ in de groente- en<br />

fruitverwerkende nijverheid. 16<br />

2.9.1 Afval<br />

Een groot deel van het vast afval (circa 83 %) in de groente- en fruitverwerkende nijverheid is<br />

van plantaardige oorsprong en ontstaat bij het schoonmaken van het basisproduct en bij het<br />

verwijderen van de oneetbare delen. Deze organische afv<strong>als</strong>troom is niet milieuschadelijk qua<br />

samenstelling maar voornamelijk de hoeveelheid afval vormt een probleem.<br />

16 Bron: PRESTI-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende industrie’ (1996)<br />

32


Naast het organisch afval komt ook een aanzienlijke hoeveelheid industrieel afval (schroot,<br />

verpakkingsafval, hout, …) vrij.<br />

2.9.2 Waterverbruik en afvalwater<br />

a waterverbruik<br />

De hoeveelheid productiewater en afvalwater in de groente- en fruitverwerkende nijverheid<br />

wordt beïnvloed door een aantal factoren, zo<strong>als</strong> aard van de productie, mate van<br />

waterhergebruik, wijze van reinigen, … . Daarenboven wordt het waterverbruik, vooral bij de<br />

diepvriesgroentebedrijven, mede bepaald door de schaarste van het grondwater (putwater) 17 .<br />

De laatste jaren daalde dan ook het waterverbruik per ton eindproduct 18 .<br />

Het verschil tussen het waterverbruik en de hoeveelheid geloosd effluent is te verklaren<br />

doordat een gedeelte van het water aangewend wordt <strong>als</strong>:<br />

- opgietwater in de conservensector;<br />

- stoom (stoomverliezen);<br />

- waterdamp in de verdampingscondensor in de diepvriesgroentebedrijven.<br />

Opmerking:<br />

Een gedeelte van het afvalwater (effluent) wordt door de landbouwers uit de omgeving<br />

opgehaald met behulp van tankwagens.<br />

b Afvalwater<br />

• soorten<br />

Voor de groente- en fruitverwerkende nijverheid kunnen met betrekking tot de<br />

afvalwaterproblematiek een viertal afvalwaterstromen onderscheiden worden:<br />

- industrieel afvalwater (procesafvalwater, reinigingswater, transportwater, …)<br />

- sanitair afvalwater<br />

- regenwater 19<br />

- koelwater<br />

• lozing<br />

De meeste bedrijven uit de groente- en fruitverwerkende nijverheid (uitgezonderd de<br />

aardappelschillers) zijn uitgerust met een waterzuiveringsinstallatie.<br />

• vuilvrachten<br />

De waterverontreiniging in de groente- en fruitverwerkende nijverheid wordt enerzijds<br />

veroorzaakt door uitloging van oplosbare (voornamelijk organische) bestanddelen (zo<strong>als</strong><br />

suikers en zetmeel) en anderzijds door de opname van bezinkbare deeltjes (zo<strong>als</strong> schillen,<br />

vliesjes, zandkorrels, ...). De kwaliteit (en ook de kwantiteit) van het afvalwater variëert met<br />

de seizoenen en wordt in sterke mate beïnvloed door het soort van groente of fruit dat<br />

verwerkt wordt.<br />

17<br />

Het probleem van de waterschaarste situeert zich voornamelijk in de provincies Oost- en West-Vlaanderen.<br />

18<br />

1985: ± 10 m³, 1991: ± 6,5 m³, nu: ± 4 m³<br />

Bron: PRESTI-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende industrie’ (1996)<br />

19<br />

Vervuild hemelwater (b.v. afkomstig van parkings of vuile koeren) daarentegen wordt wel beschouwd <strong>als</strong><br />

bedrijfsafvalwater.


• Ter illustratie<br />

- in de zomer ontstaat een groot volume afvalwater dat eerder matig vervuild is;<br />

- in de winter is het volume afvalwater eerder gering maar sterk vervuild;<br />

- bladgroenten vergen veel water;<br />

- het afvalwater bij de verwerking van schorseneren bevat veel loog;<br />

- het afvalwater bij de verwerking van spinazie, bloemkolen en bonen is matig vervuild;<br />

- het afvalwater bij de verwerking van wortelen en erwten is meer verontreinigd;<br />

- …<br />

Additieven 20 (producten op basis van b.v. fosforzuur, silicaten, soda, oxidantia of<br />

complexerende middelen) en chemicaliën (herbi-, fungi- en insecticiden), die gebruikt worden<br />

tijdens de teelt van groenten en fruit, zijn mogelijk aanwezig en detecteerbaar in de<br />

afvalwaterstroom (na b.v. de primaire wassing). Meer gegevens hieromtrent zijn terug te<br />

vinden in hoofdstuk 6, paragraaf 6.1 ‘zwartelijststoffen gebruikt in de sector’. Daarnaast zijn<br />

ook kleine concentraties van een aantal zware metalen (zink, koper, nikkel, chroom, lood, …)<br />

terug te vinden in het effluent van bedrijven uit de groente- en fruitverwerkende nijverheid.<br />

Deze zware metalen kunnen afkomstig zijn van:<br />

- leiding- of putwater;<br />

- grondstoffen;<br />

- procesapparatuur/installatie-onderdelen;<br />

- leidingen;<br />

- …<br />

2.9.3 Bodem<br />

Algemeen kan gesteld worden dat de kans op ernstige bodemverontreiniging door bedrijven<br />

uit de groente- en fruitverwerkende nijverheid miniem is, gezien de aard van de aangewende<br />

producten en de toegepaste processen.<br />

Bodembelasting door de groente- en fruitverwerkende nijverheid kan ontstaan door de afzet<br />

van organisch afval en secundair gevormde producten, zo<strong>als</strong> slib 21 .<br />

De hoeveelheid organisch afval in de groente- en fruitverwerkende nijverheid wordt geschat<br />

op 20 % van het brutogewicht van de toegevoerde grondstof. Dit afval vindt voor ongeveer<br />

100 % een bestemming in de landbouw (b.v. veevoeders) 22 .<br />

Bij de interne behandeling (in afvalwaterzuiveringsinstallaties) van afvalwater in de groenteen<br />

fruitverwerkende nijverheid onstaat zuiveringsslib. Het overgrote deel (naar schatting<br />

97 %) van dit slib kan terug worden afgezet in de land- en tuinbouw.<br />

20 Bron: Paris Convention for the prevention of marine pollution. (1992); Canned food: water pollution from<br />

vegetable and fruit processing, industries: survey on elements of B.A.T.<br />

21 Er kunnen drie soorten slib onderscheiden worden:<br />

primair slib: zand, goed bezinkbare stoffen en organische bestanddelen<br />

slib afkomstig van aërobe waterzuiveringsinstallaties<br />

slib afkomstig van anaërobe waterzuiveringsinstallaties<br />

Bron: Verbist, S et al (1994)<br />

22 Mededeling door de heer Cools (VEGEBE/BELGAPOM)<br />

34


Opmerkingen:<br />

- gezien groente- en fruitafval niet opgenomen is in de lijst 23 van afv<strong>als</strong>toffen die in<br />

aanmerking komen voor gebruik <strong>als</strong> secundaire grondstoffen, in of <strong>als</strong> meststof of<br />

bodemverbeterend middel, is het uitrijden van dit afval, afkomstig van de verwerkende<br />

industrie, niet meer toegelaten in de akkerbouw; enkel oogstresten die vrijkomen op het<br />

landbouwbedrijf zelf kunnen op de eigen cultuurgrond worden toegepast;<br />

- niet-behandelde schilresten kunnen echter wel aangewend worden <strong>als</strong> veevoeder, voor het<br />

afvoeren van groente-afval naar de landbouw <strong>als</strong> veevoeder is een goedkeuring vereist van<br />

het Ministerie van Landbouw;<br />

- de afzet van slib op cultuurgrond is onderworpen aan het Mestdecreet 24 en haar<br />

uitvoeringsbesluiten; hiervoor is o.a. een gebruikscertificaat nodig 25 .<br />

Bodem en/of grondwater kunnen bovendien verontreinigd worden door anorganische<br />

verbindingen (b.v. stikstof en fosfor) in het afvalwater en door de uitloging van sappen.<br />

Vooral installaties die niet volledig waterdicht zijn (niet gebouwd in ondoordringbare<br />

kleilagen of waaraan geen technische aanpassingen gedaan zijn om de bodem<br />

ondoordringbaar te maken) zijn hiervoor verantwoordelijk.<br />

De oorzaak van mogelijke verontreiniging van bodem en/of grondwater met minerale oliën en<br />

aanverwanten dient gezocht te worden bij de volgende locaties:<br />

- brandstoftank en -pomp voor bedrijfsvoertuigen;<br />

- ketelkamer of - gebouw;<br />

- opslagplaatsen voor brandstof, olie en reinigingsmiddelen;<br />

- onderhoudsplaats voor machines en voertuigen;<br />

- …<br />

2.9.4 Energie<br />

Er dient voor de groente- en fruitverwerkende nijverheid een onderscheid gemaakt te worden<br />

tussen energieverbruik via elektriciteit enerzijds en via brandstof anderzijds.<br />

Elektriciteit wordt voornamelijk verbruikt voor:<br />

- koeling;<br />

- aandrijving van machines van de productieketen;<br />

- condensatoren;<br />

- compressoren;<br />

- oppompen van grondwater uit diepe sokkelboorputten (150 - 300 meter diepte);<br />

- beluchters van de waterzuivering;<br />

- …<br />

Fossiele brandstof (b.v. aardgas, stookolie, …) daarentegen wordt voornamelijk aangewend<br />

<strong>als</strong> energiebron voor het aanmaken van stoom (ongeveer 90 % van het totale<br />

brandstofverbruik), gebruikt in volgende processen:<br />

- stoomschillen;<br />

- blancheren;<br />

- steriliseren;<br />

23 VLAREA (1998), bijlage 4.1, afdeling 1<br />

24 Decreet van de Vlaamse Regering 23 januari 1991 (verontreiniging door meststoffen); Decreet van de<br />

Vlaamse Regering 20 december 1995 en decreet van de Vlaamse Regering 11 mei 1999 (wijziging<br />

Mestdecreet)<br />

25 VLAREA (1998), Hoofdstuk 4, Afdeling 4.3 en bijlage 4.1, afdeling 1


- pasteuriseren; enz.<br />

Daarnaast wordt brandstof ook gebruikt voor het aanmaken van warm water en het<br />

verwarmen van kantoren).<br />

De verbranding van (fossiele) brandstof gaat gepaard met de uitstoot van de<br />

verbrandingsgassen SO2, NOx en CO2.<br />

2.9.5 Geluid en trillingen<br />

Geluidsoverlast en trillingshinder vormen mogelijk een probleem voor bedrijven die gelegen<br />

zijn in een woonzone.<br />

Voor wat betreft geluidsbronnen dient een onderscheid gemaakt te worden tussen:<br />

• vaste bronnen: b.v. compressoren, ventilatoren, condensors, beluchtingsystemen, …<br />

• mobiele bronnen: b.v. laden en lossen van grond- en hulpstoffen, …<br />

2.9.6 Geur<br />

Mogelijke geurhinder in de groente- en fruitverwerkende nijverheid kan ontstaan tijdens het<br />

productieproces, tijdens de waterzuivering of tijdens de opslag van resten organisch afval of<br />

met organisch afval verontreinigde verpakking.<br />

a Geurhinder afkomstig van het productieproces<br />

De grondstoffen in de groente- en fruitverwerkende nijverheid bestaan voornamelijk uit<br />

organische verbindingen. Deze materialen kunnen ontbinden <strong>als</strong> gevolg van chemische<br />

omzetting of door microbiële afbraak. De aldus gevormde vluchtige organische stoffen<br />

(VOS) bezitten een typische geur en kunnen mogelijk geurhinder veroorzaken.<br />

b Geurhinder afkomstig van de afvalwaterzuivering<br />

Waterzuivering brengt een reëel risico op geurhinder met zich mee. Deze geurhinder kan<br />

ontstaan zowel tijdens het anaërobe zuiveringsproces, tijdens het aërobe zuiveringsproces of<br />

tijdens de stockage en de behandeling van het gevormde slib.<br />

Bij de anaërobe zuivering van afvalwater worden organische componenten omgezet in<br />

vluchtige vetzuren en amines. Daarnaast worden gassen zo<strong>als</strong> waterstofsulfide (H2S) en<br />

ammoniak (NH3) gevormd. Vooral de vluchtige vetzuren en het waterstofsulfide veroorzaken<br />

de typische ‘rotte-eieren-geur’.<br />

De aërobe zuivering veroorzaakt in normale omstandigheden (voldoende beluchting, geen<br />

overbelasting, …) geen geurhinder.<br />

Tijdens de slibstockage wordt het slib verder anaëroob afgebroken. Hierbij ontstaan eveneens<br />

vluchtige vetzuren, amines en waterstofsulfide.<br />

c Geurhinder afkomstig van opslag van resten organisch afval<br />

Groente-afval, gestockeerd in de buitenlucht, kan aanleiding geven tot geurhinder.<br />

2.9.7 Lucht<br />

36


Algemeen is het aandeel van emissie naar de lucht, door bedrijven uit de groente- en<br />

fruitverwerkende nijverheid, erg gering. Naast de geuremissie kunnen luchtemissies via<br />

stookinstallaties, koelmiddelen en methaangasproductie worden onderscheiden.<br />

2.9.8 Conclusie<br />

Het belangrijkste milieu-aspect voor de groente- en fruitverwerkende nijverheid is de<br />

waterproblematiek, met name het waterverbruik en de hoeveelheid en de belasting van het<br />

geproduceerde afvalwater.<br />

Daarnaast vormt de afv<strong>als</strong>troom voor de groente- en fruitverwerkende nijverheid een<br />

belangrijk aandachtspunt. Aangezien het voornamelijk groente-afval betreft (organisch<br />

materiaal; is qua samenstelling niet milieuschadelijk), kan de geproduceerde hoeveelheid een<br />

probleem vormen. De afzetmogelijkheden (b.v. naar de landbouw <strong>als</strong> veevoeder) van dit<br />

afval kunnen voor een bijkomend probleem zorgen 26 .<br />

26 Voorbeeld: wortelschillen (na stoomschillen) hebben een zeer lage voedingswaarde


HOOFDSTUK 3: PROCESBESCHRIJVINGEN, MILIEU-ASPECTEN<br />

EN MOGELIJKE MILIEUMAATREGELEN<br />

Processen in de groente- en fruitverwerkende nijverheid hebben <strong>als</strong> voornaamste doel het<br />

realiseren van een langere houdbaarheid van producten uit de land- en tuinbouw. Tevens<br />

tracht men de producten geschikt te maken voor directe consumptie.<br />

Globaal gezien kan -voor de groente- en fruitverwerkende nijverheid in zijn geheel- het<br />

eigenlijke productieproces onderverdeeld worden in een zestal processtappen:<br />

- lossen / opslag en bemonsteren van grond- en hulpstoffen<br />

- voorbewerking<br />

- blancheren<br />

- verduurzamen door conservering<br />

- verpakken<br />

- reinigen / ontsmetten van productie-installaties<br />

Daarnaast zijn er nog een aantal aspecten, die van belang zijn in het kader van het<br />

productieproces:<br />

- transport van plantaardig materiaal tussen de verschillende deelprocessen<br />

- koelen en conditioneren van ruimten<br />

- productie van warm water en stoom<br />

- afvalwaterzuivering en slibverwerking<br />

- watergebruik en -hergebruik<br />

De verschillende processtappen bij de productie van diepvriesgroenten 27 worden schematisch<br />

voorgesteld in figuur 3.1.<br />

Het proces van de groenteconservenproductie 28 verloopt zo<strong>als</strong> voorgesteld in figuur 3.2.<br />

Het schilprocédé voor de aardappelen 29 omvat de processtappen zo<strong>als</strong> voorgesteld in figuur<br />

3.3.<br />

De verwerking van aardappelen tot diepvriesproducten is in grote lijnen vergelijkbaar met de<br />

verwerking van groenten en fruit (diepvries), uitgezonderd een aantal bijkomende<br />

processtappen. Een schematisch overzicht van de opeenvolgende processtappen wordt<br />

weergegeven in figuur 3.4.<br />

De processchema’s voor de productie van fruit- en groentesappen vertrekkende van verse of<br />

diepvriesproducten, respectievelijk concentraten of sappen die in Vlaanderen worden<br />

toegepast, zijn weergegeven in de figuren 3.5 en 3.6 30 .<br />

27<br />

Bron: Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groentenverwerkende industrie’ (1996)<br />

28<br />

Bron: Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groentenverwerkende industrie’ (1996)<br />

29<br />

Bron: Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in het aardappelschilbedrijf’ (1997)<br />

30<br />

Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie, procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />

milieuvriendelijke technieken.' (1998)<br />

38


In de volgende paragrafen volgt de bespreking van de bovenvermelde processtappen en de<br />

voornaamste procesaspecten. Bovendien wordt een overzicht gegeven van de<br />

milieuvriendelijke technieken, die ingezet kunnen worden om eventuele milieuproblemen,<br />

verbonden aan de respectievelijke processen te verminderen of te vermijden.


aanvoer<br />

voorreiniging<br />

sorteren<br />

wassen<br />

schillen<br />

ontbladeren<br />

doppen<br />

snoeien<br />

punten<br />

versnijden, sorteren (dikte), uitlezen<br />

koel<br />

Figuur 3.1: Processchema diepvriesgroenten<br />

blancheren<br />

sorteren (lengte), vormen<br />

uitlekken<br />

invriezen<br />

Opslag in bulk<br />

mengen<br />

verpakken<br />

opslag<br />

transport<br />

40


aanvoer<br />

voorreiniging<br />

sorteren<br />

wassen<br />

schillen<br />

ontbladeren<br />

doppen<br />

snoeien<br />

punten<br />

versnijden, sorteren, uitlezen<br />

blancheren<br />

spoelen, sorteren (dikte)<br />

vullen blik/glas<br />

steriliseren/pasteuriseren<br />

koelen<br />

opslag<br />

transport<br />

Figuur 3.2: Processchema groentenconserven


aanvoer<br />

voorreiniging<br />

sorteren<br />

wassen<br />

schillen<br />

ontpitten<br />

versnijden<br />

wassen<br />

sorteren<br />

verpakken<br />

opslag<br />

transport<br />

Figuur 3.3: Processchema geschilde aardappelen<br />

42


aanvoer<br />

stockage<br />

voorreiniging<br />

sorteren<br />

zoutbad<br />

wassen<br />

schillen<br />

ontpitten<br />

bewaarbad<br />

conditioneerbad<br />

versnijden<br />

wassen<br />

sorteren<br />

blancheren<br />

dipbad<br />

drogen<br />

voorbakken<br />

ontvetten<br />

koelen<br />

invriezen<br />

verpakken<br />

opslag<br />

transport<br />

Figuur 3.4: Processchema aardappelproducenten


Aanvoer vers fruit<br />

Storten in bunker<br />

Blancheren<br />

Voorsnijden<br />

Malen<br />

Persen of Decanteren<br />

Enzyme behandeling<br />

Filtreren<br />

Toevoeging klaringsmiddelen<br />

Pasteuriseren/sterilis<br />

Afvullen<br />

Afkoelen<br />

Stockeren<br />

Figuur 3.5: Vereenvoudigd processchema voor de productie van fruit- en groentesappen<br />

vertrekkende van verse of diepvries producten.<br />

: maakt meestal deel uit van het productieproces<br />

: maakt soms deel uit van het productieproces<br />

Indampen<br />

Aroma terugwinning<br />

Stockeren<br />

44


Fruit- en groentesappen Concentraten<br />

Toevoeging<br />

klaringsmiddelen<br />

Pasteuriseren/<br />

Steriliseren<br />

Afvullen<br />

Afkoelen<br />

Stockeren<br />

Water toevoeging<br />

Figuur 3.6: Vereenvoudigd processchema voor de productie van fruit- en groentesappen<br />

vertrekkende van concentraten of sappen


3.1 Aanvoeren, lossen, opslaan en bemonsteren van grond- en hulpstoffen<br />

3.1.1 Procesbeschrijving<br />

Het transport van grond- en hulpstoffen gebeurt met behulp van vrachtwagens of<br />

landbouwtractoren. De aangevoerde goederen (groenten, fruit en aardappelen) zijn meestal<br />

verpakt in bulk of in houten kratten (300-400 kg). De aanvoer van concentraten en sommige<br />

sappen (fruit) gebeurt meestal in metalen vaten van ± 200 liter. In de metalen vaten zijn de<br />

producten eerst verpakt in polyethyleen zakken.<br />

Producten die ingepakt afgeleverd worden, worden meestal direct ontdaan van hun secundaire<br />

of tertiaire verpakking, alvorens ze worden gestockeerd.<br />

Aangevoerde groenten en fruit worden ofwel direct verwerkt ofwel gedurende beperkte tijd<br />

(maximaal 1 dag om rotting te voorkomen) bewaard.<br />

Aardappelen daarentegen kunnen gedurende langere tijd bewaard worden. Hiertoe worden ze<br />

in speciale bewaarloodsen opgeslagen, voorzien van een klimaatregeling (optimale<br />

temperatuur en vochtigheidsgraad). Bij de bewaring van aardappelen worden ook technische<br />

hulpmiddelen, zo<strong>als</strong> kiemremmers (b.v. chloorprofam (CIPC)) gebruikt.<br />

In sommige gevallen komen de sappen en / of concentraten ingevroren binnen. Dan worden<br />

deze, door ze een nacht op kamertemperatuur te laten, voldoende ontdooid, zodat het ijsblok<br />

gemakkelijk loskomt van zijn verpakking. Via een heftuig, wordt het metalen vat opgeheven<br />

en het ijsblok in een ijsbreker gekipt. Een ijsbreker bestaat uit een ton van roestvrij staal,<br />

waarbinnen een reeks traag draaiende armen, het ijsblok in stukken breekt.<br />

Ter controle van de kwaliteit worden de aangeleverde producten bemonsterd. Grondstoffen<br />

die niet aan de kwaliteitseisen voldoen worden geweigerd (ofwel teruggenomen door de<br />

leverancier ofwel weggehaald door de landbouwers). Beschadigde grondstoffen worden<br />

uitgesorteerd en <strong>als</strong> veevoeder gebruikt.<br />

3.1.2 Milieu-aspecten<br />

De belangrijkste afval- en emissiestromen, die eigen zijn aan deze processtap zijn de<br />

productie van een aanzienlijke hoeveelheid afval (groente- en fruitresten en<br />

verpakkingsafval), geurhinder, geluidsoverlast en een groot energieverbruik. De maatregelen<br />

die toegepast kunnen worden om de verschillende afval- en emissiestromen, eigen aan deze<br />

processtap, te beperken / voorkomen, staan samengevat in onderstaande paragraaf.<br />

3.1.3 Milieuvriendelijke technieken<br />

• ter voorkoming / beperking van organisch afval:<br />

- afspraken maken met de teler / leverancier inzake oogsttijdstip,<br />

oogstprocedure, bemesting, pesticidegebruik, teeltbewerking, …<br />

- vertrekken van een schone grondstof, met minimale hoeveelheid vuil en<br />

bestrijdingsmiddelen 31<br />

- zandwinninginstallatie, bestemd voor het scheiden van tarra die vrijkomt bij de<br />

verwerking van o.a. aardappelen, waarbij het afgescheiden zand kan worden<br />

hergebruikt 32<br />

31<br />

Bron: Verbist, S. et al (1994), Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende nijverheid’<br />

(1996)<br />

32<br />

Bron: VAMIL-milieulijst (augustus 1998)<br />

46


- afscheider voor het verwijderen van fijn organisch materiaal bij de invoer van<br />

o.a. aardappelen in de fabriek 33<br />

- minder bemonsteren en bemonsterd materiaal hergebruiken 34,35<br />

- minimaliseren van de stock (grondstoffen), om veroudering / rotting te<br />

voorkomen<br />

- aangevoerde goederen onmiddellijk verwerken, om verlies aan grondstoffen te<br />

beperken (opslag vermijden, afhankelijk van de bewaringstermijn van de verse<br />

goederen)<br />

- opslag van grondstoffen op een zuivere binnenkoer, in de schaduw<br />

- opslag van grondstoffen in laadbakken 36<br />

• ter voorkoming / beperking van industrieel afval (verpakkingsafval zo<strong>als</strong> karton, plastic,<br />

metaal, hout, …):<br />

- hulpstoffen aankopen in bulk 37<br />

- gescheiden inzameling van verpakkingsmateriaal 38 :<br />

* recycleerbare verpakking ↔ niet-recycleerbare verpakking<br />

* plastic- en papierafval dat in aanmerking komt voor recyclage samenpersen<br />

• ter voorkoming / beperking van geurhinder:<br />

- achterblijvende groente- en fruitresten na verwerking van de opgeslagen<br />

groenten zo snel mogelijk verwijderen<br />

• ter voorkoming / beperking van geluidsoverlast:<br />

- motor en koelaggregaat van de vrachtwagen afzetten tijdens het lossen / laden 39<br />

- plaatsen van geluidskappen zodat tijdens het koeltrekken van de laadruimte van<br />

de vrachtwagen minder geluidsoverlast plaatsheeft<br />

• ter beperking van het energieverbruik:<br />

- ventilatie beperken door de overgang tussen de laadruimte van de vrachtwagen<br />

en de opslagplaats van een goede sluiting te voorzien<br />

- deuren en ramen zoveel mogelijk gesloten houden om verlies aan koude te<br />

beperken 40<br />

- snelsluitende en goed isolerende deuren plaatsen tussen ruimten met<br />

verschillende temperatuur 41<br />

33 Bron: VAMIL-milieulijst (augustus 1998)<br />

34 Bron: Tahon, K. (1993), Verbist, S. et al (1994)<br />

35 Elk bedrijf is verplicht een HACCP-plan uit te werken, dat gericht is op een systematische continue controle<br />

van de meest kritieke punten in het productieproces. Mondelinge mededeling door de heer Cools<br />

(VEGEBE/BELGAPOM) (dd. 27/10/98).<br />

36 Mondelinge mededeling door de heer Corstjens (Scana Noliko, Bree) (dd. 14/09/98)<br />

'Laadbakken' wordt hier gebruikt in vervanging van 'containers'<br />

37 Bron: Tahon, K. (1993), Verbist, S. et al (1994)<br />

38 Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende nijverheid’ (1996)<br />

39 Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende nijverheid’ (1996)<br />

40 Bron: Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende nijverheid’ (1996)<br />

41 Bron: Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende nijverheid’ (1996)


3.2 Voorbewerking<br />

3.2.1 Procesbeschrijving<br />

Alvorens groenten, fruit en aardappelen verwerkt worden, ondergaan ze een aantal<br />

voorbehandelingsstappen. Deze voorbehandelingsstappen zijn o.a. gericht op het verwijderen<br />

van oneetbare en / of ongewenste delen en het voorbereiden van de grondstof voor verder<br />

verwerking. Welke voorbereidingsstappen doorlopen worden zijn productspecifiek en<br />

bovendien afhankelijk van het gewenste eindproduct (zie figuren 3.1-3.6).<br />

3.2.1.1 Voorbereidingsstappen bij diepvriesgroenten<br />

a Sorteren<br />

Het doel van het sorteren is het verwijderen van onzuiverheden zo<strong>als</strong> grondstoffen met rotte<br />

plekken, insecten, stenen, grondpartikels, enz.<br />

b Wassen<br />

Om zand en organisch materiaal te verwijderen worden de meeste grondstoffen voorgewassen<br />

en gewassen. Als eerste waswater kan gebruik gemaakt worden van regenwater, vijverwater,<br />

water afkomstig van andere productieprocessen of gezuiverd afvalwater. De grondstoffen<br />

worden gewassen ofwel volgens het tegenstroomprincipe (water en grondstoffen stromen<br />

tegen mekaar in) ofwel door hoge druk reiniging. Om besmetting van micro-organismen<br />

tegen te gaan worden aan het waswater desinfectantia 42 toegevoegd.<br />

c Schillen 43<br />

De verschillende schiltechnieken die aangewend kunnen worden voor het schillen van<br />

aardappelen, groenten en fruit worden in onderstaande paragrafen kort besproken. Na het<br />

schillen worden de producten van hun schilresten ontdaan door wrijving met borstels.<br />

• schillen door middel van heet water met loog<br />

De schillen (b.v. schorseneren, …) worden losgeweekt in een hete loogoplossing (0,3- 9%<br />

NaOH 44 , afhankelijk van product en kwaliteit) bij een temperatuur van 60 tot 90 °C en nadien<br />

verwijderd met behulp van roterende wassers of borstelmachines 45 .<br />

• stoomschillen<br />

Bij dit proces worden de schillen losgeweekt door een stoombehandeling. Stoom die op het<br />

product geblazen wordt, dringt doorheen de schil en laat ze loskomen.<br />

• schillen door middel van carborundum<br />

Carborundum (siliciumcarbide (SiC)) 46 is een harde siliciumverbinding. Korrels van dit<br />

materiaal worden met een speciale lijm vastgehecht aan een rol of plaat. Door het te schillen<br />

product in contact te brengen met deze rol of plaat wordt de schil afgeschraapt.<br />

42<br />

Producten op basis van b.v. fosforzuur, silicaten, …<br />

43<br />

Bij de aardappelschilbedrijven is het schillen uiteraard de hoofdactiviteit<br />

44<br />

Alternatief: schillen met KOH.<br />

45<br />

Bron: Handboek milieuvergunningen (1998)<br />

46<br />

Bron: Heuvelman, E.H. en Matthijsen, A.J.C.M., Productie van siliciumcarbide, Procesbeschrijvingen<br />

Industrie, SPIN-rapport (1993)<br />

48


• mechanische schillen<br />

Grondstoffen worden met behulp van rollen of platen, waarop messen gemonteerd zijn<br />

van hun schil ontdaan. Als gevolg van de lange verblijftijd van de producten in het<br />

schilsysteem om een volledige schilling te waarborgen, zijn de verliezen vrij hoog.<br />

• droogschillen<br />

Bij droogschillen wordt geen water toegevoegd tijdens het schilproces; er ontstaat een<br />

vochtige brij met geconcentreerd contactwater. Belangrijk aandachtspunt is het aspect<br />

hygiëne (contaminatie). Ter voorkoming van microbieel bederf dient het product na het<br />

schillen onmiddellijk gekoeld te worden.<br />

d Ontbladeren, doppen, snoeien of punten<br />

Doppen (b.v. tuinbonen, witte en bruine bonen en doperwten), ontbladeren (b.v. prei, kool en<br />

spruiten), snoeien of punten (b.v. prei, bloemkool en snijbonen) zijn mechanische<br />

bewerkingen, die een kleine hoeveelheid spoelwater behoeven. De tijdens deze processen<br />

gevormde schillen, bladeren en doppen (10-30% van de bruto verwerkte hoeveelheid 47 )<br />

kunnen eenvoudig worden afgevangen in bezinkvaten of met zeven.<br />

e Versnijden<br />

Groenten en fruit welke niet bestemd zijn voor de sapproductie 48 worden versneden (bij<br />

groenten voor het blancheren, bij fruit voor het conserveren). Het snijden gebeurt met behulp<br />

van snijmachines.<br />

3.2.1.2 Voorbereidingsstappen bij groente- en fruitconserven<br />

a Voorreiniging<br />

In sommige gevallen worden de grondstoffen in watertanken opgeslagen, waarbij bezinkbaar<br />

materiaal wordt afgescheiden.<br />

In de praktijk gebeurt (intern) transport van de grondstoffen meestal ondergronds via<br />

waterkanalen, waarbij het materiaal een eerste wasbeurt krijgt.<br />

b Sorteren; wassen; schillen; ontbladeren, doppen, snoeien of punten; versnijden<br />

Zie paragraaf 3.2.1.1<br />

c Sorteren, uitlezen<br />

Schorseneren en wortelen worden voor het blancheren op lengte gesorteerd. Daarna gebeurt<br />

het (geautomatiseerd) uitlezen en de verwijdering van 'defecte' producten.<br />

d Ontstenen<br />

Bepaalde fruitsoorten (b.v. krieken) dienen ontsteend te worden alvorens verder verwerkt te<br />

worden.<br />

47 Bron: Handboek milieuvergunningen (1998)<br />

48 Bron: Verbist, S. et al (1994)


3.2.1.3 Voorbereidingsstappen bij geschilde aardappelen<br />

a Voorreiniging<br />

Zie paragraaf 3.2.1.2<br />

b Sorteren; Wassen; Schillen<br />

Zie paragraaf 3.2.1.1<br />

c Ontpitten<br />

Aardappelen worden na het schillen onderworpen aan een schilcontrole; eventueel aanwezige<br />

pitten (gekleurde spots) in aardappelen worden manueel verwijderd.<br />

d Versnijden<br />

Zie paragraaf 3.2.1.1<br />

De (vers) geschilde aardappelen worden eventueel versneden tot b.v. frieten of andere vormen<br />

voor kookaardappelen.<br />

e Wassen<br />

Zie paragraaf 3.2.1.1<br />

f Sorteren<br />

Na het versnijden van de aardappelen tot b.v. frieten vindt een uitsortering naar grootte plaats<br />

(b.v. homogene kwaliteit naar lengte van het product).<br />

3.2.1.4 Voorbereidingsstappen bij verwerkte aardappelen<br />

a Voorreiniging<br />

Zie paragraaf 3.2.1.2<br />

b Sorteren<br />

Zie paragraaf 3.2.1.1<br />

c Zoutbad<br />

'Glazen' aardappelen (aardappelen van de tweede generatie, ontstaan uit kieming van de eerste<br />

generatie) zijn onvoldoende ontwikkeld en vertonen een lagere densiteit dan een normale<br />

aardappel. Wanneer de aardappelstroom doorheen een zoutbad (met welbepaalde densiteit)<br />

wordt gestuurd, kunnen de 'glazen' aardappelen, die zich aan de oppervlakte van het bad<br />

bevinden, worden verwijderd.<br />

d Wassen; Schillen<br />

Zie paragraaf 3.2.1.1<br />

e Ontpitten<br />

Zie paragraaf 3.2.1.3<br />

f Bewaren<br />

Geschilde en ontpitte aardappelen, die verder verwerkt dienen te worden, worden onder water<br />

bewaard (buffer in het productieproces) ter voorkoming van oxidatieprocessen.<br />

50


g Conditioneren<br />

Conditioneren heeft <strong>als</strong> doel het voorkomen dat het zetmeel gaat verstijfselen en het<br />

gelijkmatig opwarmen (voorverwarmen) van de aardappel (egalisering van het snijvlak).<br />

h Versnijden<br />

Zie paragraaf 3.2.1.3<br />

i Wassen<br />

Zie paragraaf 3.2.1.1<br />

j Sorteren<br />

Zie paragraaf 3.2.1.3<br />

3.2.1.5 Voorbereidingsstappen bij fruit- en groentesappen (vertrekkende van verse of<br />

diepvriesproducten) 49<br />

a Storten in bunker/voorreiniging<br />

Fruit afkomstig van boomgaarden wordt meestal ter plaatse met schoon water gewassen<br />

alvorens het wordt getransporteerd. Bij aankomst in de fabriek worden fruit en groenten in<br />

een bunker gestort. In sommige gevallen wordt het fruit in watertanken opgeslagen, waarbij<br />

materiaal afkomstig van de boomgaard bezinkt.<br />

Intern transport gebeurt meestal ondergronds via waterkanalen, waarbij het fruit tegelijk een<br />

wasbeurt krijgt. Het water gebruikt voor transport is meestal grondwater, heeft geen<br />

voorbehandeling nodig, wordt continu herbruikt en pas op het einde van een werkdag<br />

geloosd.<br />

b Voorsnijden<br />

Een voorsnijder is nodig voor harde fruitsoorten, zo<strong>als</strong> appelen en peren. De grondstoffen<br />

worden in kleine stukken versneden, zodat deze gemakkelijker gemalen worden.<br />

c Malen<br />

De functie van de fruit- en groentemolen is het product te reduceren tot moes. Het sap kan dan<br />

met maximale rendement uit het moes geperst worden. Malen is een essentiële stap voor fruit<br />

zo<strong>als</strong> appelen, die een te stevige textuur hebben om er rechtstreeks sap uit te persen. Bij<br />

zachte soorten zo<strong>als</strong> druiven, citrusachtigen of bessen is het fijn stampen reeds voldoende.<br />

Licht puin, zo<strong>als</strong> stelen en bladeren, worden verwijderd door het fruit te laten passeren door<br />

een roterend geperforeerde trommel. Hierdoor valt het tot moes geslagen fruit door de<br />

perforaties van de trommel, terwijl de hardere stelen en bladeren in de trommel blijven. Door<br />

een optimale hoek te gebruiken, kan dit afval gemakkelijk verzameld worden.<br />

De keuze van een molen is voornamelijk afhankelijk van de te verwerken fruitsoort en de<br />

toepassing van het gemalen product.<br />

49<br />

BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie, procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />

milieuvriendelijke technieken.' (1998)


In Vlaanderen wordt voor het malen volgende techniek gebruikt:<br />

- Meertrapsmolen met vaste mes<br />

Andere technieken zijn:<br />

- Getande messen molen;<br />

- Hamer molen;<br />

- Molen voor steenvruchten;<br />

- Molen voor druiven.<br />

Voor een beschrijving van de molens zie techniekblad 39.<br />

d Persen of decanteren<br />

Voor het persen passen de Vlaamse fruitsappenproducenten de bandpers toe (techniekblad<br />

40).<br />

Andere technieken zijn:<br />

- Horizontale draaipers (techniekblad 41);<br />

- Pakpers (techniekblad 42);<br />

- Schroefpers (techniekblad 43).<br />

In plaats van het fruitmoes te persen kan het gedecanteerd worden (techniekblad 44). Na het<br />

malen kan het sap naar een voorontsapper gaan, die het sap scheidt van de vaste bestanddelen.<br />

Het sap wordt opgeslagen in een tank, de rest gaat naar de decanter om nog verder ontsapt te<br />

worden.<br />

e Voorbehandeling met pectolytische enzymen 50<br />

Elke fruitsoort bevat het natuurlijke verdikkingsmiddel pectine. Hierdoor laat het fruit niet zo<br />

eenvoudig haar sappen vrij bij het malen of persen. In de loop der jaren zijn verschillende<br />

enzymen ontwikkeld die pectine uit de vruchten halen, zodat het sap beter af te scheiden is.<br />

Appelen en peren kunnen in principe vers geperst worden, zonder het gebruik van enzymen.<br />

Na een opslagperiode is de celstructuur echter veranderd en komen de sappen niet meer zo<br />

gemakkelijk vrij. Bij andere fruitsoorten, zo<strong>als</strong> framboos, zwarte bes, aardbei, kers en pruim,<br />

worden de sappen vastgehouden in de celstructuur. Hulpmiddelen zijn hier wel noodzakelijk.<br />

Pectolytische enzymen, toegediend onder gekende concentraties en onder de juiste condities,<br />

kunnen de celstructuur en / of de opgeloste pectinen afbreken, waardoor de sappen<br />

gemakkelijker wegvloeien.<br />

Men voegt het enzym toe na het op temperatuur brengen van het fruitmoes. De celstructuur<br />

zal pas 1 à 2 uur later verbroken worden. Om optimale enzymcondities en maximale<br />

persefficiëntie te garanderen, moeten in de reactietank isolatie, agitatie en mogelijk<br />

verwarmde elementen voorzien worden.<br />

Eventueel kan een continu proces worden voorzien door de enzymen bij het maalproces te<br />

injecteren.<br />

Het grootste nadeel van de enzymen is hun hoge kostprijs, in vergelijking met de prijs van het<br />

fruit. In sommige gevallen kan het rendement met 20% stijgen maar stijgt tevens de kostprijs<br />

met 20%.<br />

Bovendien kan door het gebruik van enzymen, het fruitmoes te glibberig en moeilijk<br />

handelbaar worden. Bij pakpersen kan het moes uit de kaders geperst worden, en bij<br />

bandpersen kan ze mogelijk niet efficiënt door de rollen gestuwd worden.<br />

50<br />

De enzymatische behandeling vindt plaats, afhankelijk van het productieproces, vóór, tijdens of na het malen,<br />

persen en decanteren.<br />

52


f Filtreren<br />

Na het persen of decanteren wordt het sap gefiltreerd bij temperaturen van 40°C tot 70°C,<br />

waarbij het cel- en het colloïdaal materiaal, <strong>als</strong> gevolg van de temperatuur, uitvlokt. Voor een<br />

hoogwaardige kwaliteit geschiedt het verwerken van vruchtensappen wel onder uitsluiting<br />

van lucht omdat tijdens het filtreren en steriliseren, vitamine C door lucht wordt afgebroken<br />

en kleur- en smaakveranderingen ontstaan 51 . Om een betere filtratie mogelijk te maken<br />

worden, indien nodig, klaringsmiddelen toegevoegd. Hierdoor klonteren kleine deeltjes aan<br />

elkaar.<br />

In Vlaanderen past men volgende technieken toe voor het filtreren van de sappen:<br />

- Kamerfilterpers (zie techniekblad 46);<br />

- Centrifuge (zie techniekblad 47);<br />

- Bladfilter (zie techniekblad 48);<br />

- Membraanfilter (zie techniekblad 49).<br />

Andere mogelijke filtertechnieken zijn:<br />

- Kaarsfilter (zie techniekblad 50);<br />

- Vibrerende membraan filter (zie techniekblad 51);<br />

- Vacuümdraaifilter (zie techniekblad 52).<br />

g Indampen (enkel toegepast in de bereiding van concentraten):<br />

Voor het vervaardigen van geconcentreerde sappen wordt gebruik gemaakt van<br />

verdampingstechnieken, waarbij de vluchtige aroma's worden teruggewonnen door destillatie<br />

(zie paragraaf 'Aromaterugwinning').<br />

De basisvereiste voor het indampen van vruchtensappen is dat het proces zo weinig mogelijk<br />

thermische degradatie veroorzaakt en dat, indien nodig, vluchtige bestanddelen die het aroma<br />

van de sappen mee bepalen, kunnen worden teruggewonnen uit het destillaat.<br />

Men past volgende techniek toe voor het indampen van de sappen:<br />

- Buizenverdamper (zie techniekblad 53);<br />

- Platenverdamper (zie techniekblad 54);<br />

- Centrifugale verdamper (zie techniekblad 55).<br />

h Aroma terugwinning (enkel toegepast in de bereiding van concentraten)<br />

Aroma's worden tijdens het productieproces op twee niveaus teruggewonnen 52 :<br />

1. Tijdens het indampen van sappen tot concentraten verdampt een deel van de aroma's.<br />

Tijdens deze stap kunnen de aroma's worden teruggewonnen via condensatie (Vlaanderen)<br />

of destillatie.<br />

2. Tijdens het pasteuriseren van de sappen verdampt een hoeveelheid aroma's. Deze aroma's<br />

worden teruggewonnen via condensatie.<br />

i Toevoeging van klaringsmiddelen<br />

Voor de productie van sappen en concentraten die uiterst hoge kwaliteitseisen nastreven in<br />

verband met stabiliteit en kleur, zijn naast ultrafiltratie 53 , nog bijkomende productiestappen<br />

nodig.<br />

51 Bron: Handboek Milieuvergunningen (1998)<br />

52 Voor een vergelijking van de aromaterugwinningstechnieken: zie de techniekblad 57<br />

53 Met alleen ultrafiltratie, wordt geen kleurstandaardisatie bereikt en afhankelijk van het gebruikt vers<br />

materiaal, evenmin een langdurige stabiliteit van het eindproduct.


Er bestaan verschillende technologieën die hetzelfde doel nastreven, namelijk het reduceren<br />

of, indien mogelijk, het volledig elimineren van de kleurcomponenten en de mogelijke<br />

turbiditeitsagenten 54 , zonder dat het product aan kwaliteit verliest.<br />

In de vruchtensappenindustrie zijn volgende behandelingen gekend:<br />

- stabilisatie en ontkleuring van heldere sappen (appel-, peren- en witte druivensappen);<br />

- verwijderen van bittere componenten zo<strong>als</strong> limonin en naringin (citrusvruchtensappen).<br />

Turbiditeit bij vruchtensappen wordt voornamelijk veroorzaakt door complexen van<br />

gepolymeriseerde taninen 55 en proteïnen. De meeste proteïnen zijn reeds via ultrafiltratie<br />

geëlimineerd. Om de concentratie aan taninen te reduceren is een bijkomende behandeling<br />

nodig, toegepast vóór of na het ultrafiltreren.<br />

Behandelingen vóór ultrafiltratie<br />

- Partiële klaring (met bentoniet, gelatine, silica en /of actieve kool);<br />

- Moes Oxidatie;<br />

- Toevoegen van Polyfenol Oxidase.<br />

Behandelingen na ultrafiltratie:<br />

- Actieve Koolstof;<br />

- PVPP behandeling 56 ;<br />

- Nanofiltratie;<br />

- Adsorptiebehandeling.<br />

Voor een vergelijking van de bovenstaande behandelingstechnieken wordt verwezen naar<br />

techniekblad 56.<br />

Sommige processen kunnen op zich de stabiliteit verbeteren. Nochtans gebruikt men<br />

gewoonlijk een combinatie van verschillende technieken om te voldoen aan de hoge<br />

kwaliteitseisen.<br />

Indien ultrafiltratie gevolgd wordt door membraanfiltratie met kleine poriën (bijvoorbeeld<br />

nanofiltratie), is er wel een reductie van troebelvorming, maar de stabiliteit voor bewaring is<br />

niet verbeterd tenzij de concentratie aan polyfenolen laag is. Een excellente stabiliteit van<br />

appelsappen wordt verkregen door combinatie van ultrafiltratie met adsorptiebehandeling met<br />

harsen.<br />

3.2.1.6 Voorbereidingsstappen: fruit- en groentesappen (vertrekkende van concentraten of<br />

sappen)<br />

a Toevoeging van water aan concentraten<br />

Bij de productie van fruit- en groentesappen vertrekkende van concentraten, wordt<br />

behandeld 57 leidingwater toegevoegd.<br />

Bij de bereiding van fruit- en groentesappen, vertrekkende van kant en klare sappen valt deze<br />

processtap weg.<br />

54<br />

Turbiditeitsagenten zijn microscopische deeltjes die verantwoordelijk zijn voor de troebelheid van een sap.<br />

55<br />

Taninen zijn bittere, complexe aromatische componenten aanwezig in planten.<br />

56<br />

Poly Vinyl Poly Pyrrolidone.<br />

57<br />

De aard van de watervoorbehandeling hangt af van de kwaliteit van het water. Zandfiltratie kan gebruikt<br />

worden om onopgeloste deeltjes, actieve koolfiltratie om kleurcomponenten en membraanfiltratie om<br />

opgeloste zouten uit het water te verwijderen. In sommige bedrijven wordt het water vooraf<br />

gedemineraliseerd, via harsen of omgekeerde osmose.<br />

54


Toevoeging van klaringsmiddelen<br />

Zie paragraaf 3.2.1.5<br />

3.2.2 Milieu-aspecten<br />

Tijdens de voorbehandeling wordt een aanzienlijke hoeveelheid afval (groenteresten)<br />

geproduceerd en is de kans op geurhinder reëel. Tijdens het wassen en schillen van de<br />

grondstoffen vormen vooral het waterverbruik en de belasting van het geproduceerde<br />

afvalwater een belangrijk aandachtspunt. Verder dient opgemerkt te worden dat<br />

voorbehandelingsprocessen zo<strong>als</strong> b.v. schillen en indampen (bereiding van<br />

vruchtenconcentraten) een aanzienlijke hoeveelheid energie vereisen. Bij het indampen tot<br />

concentraten is bovendien een aanzienlijke hoeveelheid koelwater nodig 58 . In onderstaande<br />

paragraaf wordt een overzicht gegeven van de maatregelen die dienen toegepast te worden om<br />

de verschillende afval- en emissiestromen, eigen aan deze processtap, te beperken /<br />

voorkomen.<br />

3.2.3 Milieuvriendelijke technieken<br />

• ter voorkoming / beperking van organisch afval:<br />

- sorteer- en morsverliezen beperken door kwaliteitszorg bij de teler / leverancier<br />

(aanleveren grondstoffen in optimale toestand)<br />

- sorteer- en morsverliezen beperken door plaatsen van opvangbakken en / of<br />

spatschermen<br />

- afvoer van niet-behandelde groente- en fruitresten naar de landbouw <strong>als</strong><br />

veevoeder (zie opmerking hoofdstuk 2, paragraaf 2.9.3)<br />

- selecteren van de grondstoffen naar grootte, om de hoeveelheid schilafval te<br />

beperken 59<br />

• ter voorkoming / beperking van geurhinder:<br />

- dagelijks ledigen van uitgesorteerde groenten en fruit, schil- en snijresten en<br />

organisch afval 60<br />

• ter beperking van watergebruik:<br />

- droog, mechanisch transport (zie paragraaf 3.8)<br />

- recycleren van transportwater (zie paragraaf 3.8 en 3.11)<br />

- grondstof (b.v. aardappelen) drogen en mechanisch van vuil ontdoen 61<br />

- schillen door middel van heet water met loog 62<br />

- schillen met behulp van stoom<br />

- schillen door middel van carborundum<br />

- mechanische schillen<br />

- droogschillen<br />

- schillen (na stoomschillen) verwijderen m.b.v. borstelband ipv water 63<br />

58<br />

Voor het indampen van vochtrijke producten is 0,5 – 1 MJ per kilo water een gangbare waarde. Voor het<br />

onttrekken van de laatste hoeveelheden vocht, is een veelvoud vereist (5-10 MJ/kg). Essentieel hierbij zijn de<br />

eisen van het specifiek product, de productkwaliteit en de hygiëne.<br />

59<br />

Bron: Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in het aardappelschilbedrijf’ (1997)<br />

60<br />

zie opmerking hoofdstuk 2, paragraaf 2.9.6<br />

61<br />

Bron: Tahon, K. (1993), Verbist, S. et al (1994)<br />

62<br />

Bron: Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende nijverheid’ (1996)


• ter beperking van de belasting van het geproduceerde afvalwater:<br />

- afscheiden van (vast) organisch materiaal uit het afvalwater ter hoogte van het<br />

schilproces door middel van zeven, filters, centrifuges, enz.<br />

- scherpe snijkoppen gebruiken tijdens het snijproces 64<br />

- koel houden van snijwater (onder de 10°C) 65<br />

• ter beperking van het energieverbruik<br />

- warmteterugwinning tijdens het indampen van groente- en fruitsappen<br />

3.3 Blancheren<br />

3.3.1 Procesbeschrijving<br />

Tijdens het blancheren worden groenten en fruit gedurende 5-15 minuten opgewarmd bij een<br />

temperatuur van 85-95°C.<br />

Het doel van blancheren is meervoudig:<br />

- inactiveren van enzymatische processen die de kwaliteit (structuur, geur, voedingswaarde,<br />

smaak, kleur, …) van het product kunnen aantasten;<br />

- reductie van de microbiologisch belasting;<br />

- verdrijven van lucht uit het product;<br />

- bekomen van een volumereductie van het product.<br />

Het blancheerproces heeft echter <strong>als</strong> grote nadeel de uitloging en thermische afbraak van<br />

voedingsbestanddelen.<br />

Voor het blancheren van groenten, fruit een aardappelen bestaan er verschillende methoden 66 :<br />

- waterblancheren: trommelblancheur met tegenstroomkoeler<br />

bandblancheur/waterkoeler combinatie<br />

bandblancheur/luchtkoeler combinatie<br />

- stoomblancheren;<br />

- alternatieve methoden: microgolven<br />

hete lucht behandeling, …<br />

3.3.2 Milieu-aspecten<br />

Een groot deel van de vervuiling van het afvalwater in de groente- en fruitverwerkende<br />

nijverheid ontstaat ter hoogte van het blancheerproces. Daarnaast verbruikt het<br />

blancheerproces water en energie.<br />

3.3.3 Milieuvriendelijke technieken<br />

• ter beperking van het watergebruik:<br />

63 Bron: Paris Convention for the prevention of marine pollution (1992)<br />

64 Bron: Tahon, K. (1993), Verbist, S. et al (1994)<br />

65 Niet relevant voor de conservensector.<br />

66 Zie techniekbladen 31-37<br />

56


- gebruik maken van een bandblancheur/waterkoeler combinatie in de plaats van<br />

een klassieke trommelblancheur met tegenstroomkoeler 67<br />

- gebruik maken van een bandblancheur/luchtkoeler combinatie in de plaats van<br />

een bandblancheur/waterkoeler combinatie<br />

- blancheren met behulp van een stoomblancheur 68<br />

- blancheren met behulp van microgolven 69<br />

- gebruik maken van zo koud mogelijk water voor de koeling van geblancheerde<br />

producten, bij de productie van diepvriesgroenten 70<br />

• ter beperking van de belasting van het afvalwater:<br />

- afscheiden van organisch (vast) materiaal uit het afvalwater door middel van<br />

zeven, filters, centrifuges, …<br />

3.4 Tussenbehandelingen<br />

3.4.1 Procesbeschrijving<br />

3.4.1.1 Tussenbereidingsstappen: diepvriesgroenten<br />

Na het blancheren worden de producten uit de diepvriessector afgekoeld ter beperking van het<br />

temperatuursverschil in vergelijking met deze in de vriestunnels. Het koelen dient zo snel<br />

mogelijk te gebeuren teneinde bacteriële groei in het product tegen te gaan. Alvorens de<br />

producten worden ingevroren, worden ze eventueel gevormd (b.v. spinazieblokjes) en wordt<br />

het overtollige water verwijderd via uitlekken.<br />

3.4.1.2 Tussenbereidingsstappen: groente- en fruitconserven<br />

Producten die verwerkt worden <strong>als</strong> conserven, worden na het blancheerproces gespoeld en<br />

(eventueel kort) gekoeld.<br />

Sommige producten (b.v. wortelen, schorseneren, aardappelen, …) worden, alvorens te<br />

worden afgevuld in blik of bokaal, uitgesorteerd op dikte.<br />

67<br />

In 1999 loopt er aan de Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende onder de leiding van Prof. Meesschaert een<br />

HOBU-project betreffende de 'optimalisatie van nieuwe blancheertechnologieën in de diepvriessector'<br />

De resultaten (april 1999) van dit onderzoek laten -zeker voor wortelen- niet toe te besluiten dat een<br />

geïntegreerde blancheur-koeler (IBC) een kwalitatief beter product geeft dan een klassieke trommelblancheur<br />

met tegenstroomkoeler (schriftelijke mededeling door Prof. Meesschaert (e-mail dd. 15/04/99)<br />

68<br />

Bron: Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groentenverwerkende industrie’ (1996); Verbist S. et al<br />

(1994); Tahon K. (1993)<br />

69<br />

Bron: Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groentenverwerkende industrie’ (1996); Verbist S. et al<br />

(1994); Tahon K. (1993)<br />

70<br />

Geblancheerde groenten in de conservensector worden gekoeld tot 40-50°C.


3.4.1.3 Tussenbereidingsstappen: geschilde aardappelen<br />

niet van toepassing<br />

3.4.1.4 Tussenbereidingsstappen: verwerkte aardappelen<br />

Aardappelen, die verwerkt worden <strong>als</strong> een voorgebakken diepvriesproduct, worden na het<br />

blancheren behandeld in een zuur bad (natriumpyrofosfaat 71 ). Deze behandeling heeft <strong>als</strong><br />

doel het aanwezige ijzer te complexeren zodat een 'grauw' eindproduct wordt vermeden<br />

(verschijnsel verdwijnt echter wanneer de producten opnieuw gebakken worden). Voor het<br />

bakken worden de frieten gedroogd. Na het bakproces worden de frieten ontvet door middel<br />

van verneveld water. Alvorens deze producten worden ingevroren, dienen ze voorgekoeld te<br />

worden.<br />

3.4.1.5 Tussenbereidingsstappen: fruit- en groentesappen (vertrekkende van concentraten of<br />

sappen)<br />

niet van toepassing<br />

3.4.2 Milieu-aspecten<br />

De processen ‘drogen’, ‘bakken’, ‘ontvetten’ en ‘koelen’ vereisen energie. Daarenboven<br />

brengt het bakproces mogelijk geurproblemen met zich mee. Het ontvetten en koelen gebeurt<br />

door middel van water.<br />

3.4.3 Milieuvriendelijke technieken 72<br />

• ter beperking van energieverbruik:<br />

- gebruik maken van een gesloten koeltunnel door middel van indirecte koeling<br />

met lucht, waarbij geen direct contact is tussen buitenlucht en product en geen<br />

gebruik gemaakt wordt van een mechanische koelmachine<br />

(aardappelverwerkende sector)<br />

• ter voorkoming van geurhinder:<br />

- afzuigen van dampen ter hoogte van de bakoven en de organische<br />

geurcomponenten verwijderen door de bakdampen:<br />

∗ na te verbranden 73 ;<br />

∗ te condenseren met energieterugwinning 74 ;<br />

71 Het gebruik van het pyrofosfaat heeft <strong>als</strong> gevolg dat het Ptot-gehalte in het ruw afvalwater kan oplopen tot<br />

250 mg/l aan het begin van het seizoen, wanneer nieuwe aardappelen worden verwerkt. Bij de verwerking<br />

van oudere aardappelen (uit stockage) variëert het gehalte aan Ptot in het ruw afvalwater tussen de 40-<br />

50 mg/l.<br />

Mondelinge mededeling door W. Moerman Akwadok (dd. 31/05/99).<br />

In het kader van het lopende presti 2-project aardappelverwerking (P2/006) zal o.a. worden nagegaan of er<br />

alternatieven mogelijk zijn ter voorkoming van het gebruik van pyrofosfaat.<br />

72 Bron: VAMIL-milieulijst (augustus 1998)<br />

73 Bron: VDI 3895; de afgezogen dampen kunnen aangewend worden <strong>als</strong> verbrandingslucht in de<br />

verwarmingsketel, waarbij de aanwezige geurcomponenten verbrand worden.<br />

74 Bron: VDI 3895; Toegepast in de snackproductie. Enkel het gedeelte van de dampstroom die gebruikt kan<br />

worden voor het opwarmen van warm water wordt gecondenseerd. Condensatie van bakdampen wordt<br />

meestal gebruikt <strong>als</strong> voorbehandelingstechniek, gezien het afscheiden van de vetfractie niet voorzien is.<br />

58


3.5 Conserveren<br />

3.5.1 Procesbeschrijving<br />

∗ te zuiveren via gaswassing 75 ;<br />

∗ te zuiveren door ozonisatie;<br />

∗ te zuiveren met behulp van biofilters 76 .<br />

Het conserveren van voedingsmiddelen heeft <strong>als</strong> doel ongewenste veranderingen, mogelijk<br />

veroorzaakt door micro-organismen, chemische, fysische en bioschemische reacties, te<br />

voorkomen. Getracht wordt om de smaak, het aroma, de kleur en de voedingswaarde van de<br />

voedingsmiddelen te bewaren.<br />

De mogelijke conserveringstechnieken kunnen <strong>als</strong> volgt worden samengevat 77 :<br />

• temperatuursbehandeling<br />

- pasteuriseren<br />

- steriliseren<br />

- microgolven<br />

- koelen<br />

- diepvriezen<br />

• verandering van de wateractiviteit<br />

- drogen<br />

- vriesdrogen<br />

- zouten<br />

- inleggen<br />

- confijten<br />

• instellen van de pH<br />

- marineren<br />

- fermenteren<br />

• instellen van de redoxpotentiaal<br />

- vacuum verpakken (beschermende verpakking)<br />

75<br />

Bron: VDI 3895; alkalische wassing: verzepen van de vetten en reductie van de geurcomponenten.<br />

76<br />

Bron: VDI 3895<br />

Deze methode heeft een beperkt effect in de zuivering van dampstromen waarin zich vetpartikels bevinden;<br />

bij hoge massastromen raakt het filteroppervlak gemakkelijk verstopt met <strong>als</strong> gevolg dat bacteriën geremd of<br />

gestopt worden in hun zuiverende werking; wel toepasbaar <strong>als</strong> nazuiveringstechniek (na verwijdering van vet<br />

en H2S uit de dampstroom door middel van NaOH-gaswassing).<br />

77<br />

Bron: Handboek Milieuvergunningen (1998)


• toevoegen van conserveringsmiddelen<br />

• bestralen met UV- of γ-stralen<br />

In deze studie wordt enkel het conserveren door middel van invriezen en verhitting<br />

(pasteuriseren en steriliseren) beschouwd.<br />

De keuze tussen steriliseren en pasteuriseren is mede afhankelijk van de zuurtegraad van het<br />

product. Zure producten, met pH lager dan 4,5 kunnen voldoende geconserveerd worden<br />

door pasteurisatie. De na de pasteurisatie nog aanwezige micro-organismen komen door de<br />

lage pH niet meer tot ontwikkeling. Zure producten zijn onder andere vruchtensappen,<br />

appelmoes, vruchten op sap en augurken op zuur. Groenten worden gesteriliseerd omdat ze<br />

zwak zuur of niet zuur zijn.<br />

Bij het pasteuriseren wordt het product gedurende korte tijd (15 tot 30 sec.) verhit bij<br />

temperaturen variërend van 65°C tot 95°C, waarna gekoeld wordt tot kamertemperatuur.<br />

Zo worden wel de bacteriën onschadelijk gemaakt, maar worden de sporen niet vernietigd. De<br />

smaak en geur veranderen slechts weinig. De levensmiddelen zijn na deze behandeling<br />

beperkt houdbaar (enkele weken tot maanden). Producten worden slechts gepasteuriseerd<br />

indien een bijkomende parameter aanwezig is die de bewaartijd kan verhogen: lage<br />

zuurtegraad, hoge zoutconcentratie, aanwezigheid van additieven (bewaringsmiddelen) of van<br />

koude temperaturen.<br />

Sterilisatie gebeurt bij hogere temperaturen (110 à 135°C) en gedurende langere tijd (enkele<br />

minuten tot meer dan een uur). Tijdens dit proces worden ook sporen gedood. Steriele<br />

levensmiddelen kunnen doorgaans gedurende lange tijd (enkele maanden tot jaren) en op<br />

kamertemperatuur bewaard blijven.<br />

Bij diepvriesgroenten wordt het product onmiddellijk na de koeling ingevroren in<br />

vriestunnels 78 , waarbij een koude luchtstroom in aanraking komt met de voedingsmiddelen<br />

(vriestemperatuur van -40°C, tijdsduur maximaal ½ uur). Om te voorkomen dat de groenten<br />

aan mekaar kleven worden ze via trilzeven naar de vriestunnel getransporteerd.<br />

Na het invriezen van de groenten worden deze afgevuld in plastic kratten ofwel in houten<br />

kratten, voorzien van een plastic zak. Het afvullen gebeurt via transportbanden. Vervolgens<br />

worden de kratten gestockeerd in diepvriesruimten bij een temperatuur van -18 tot -22°C,<br />

totdat de producten verpakt worden in kleinere porties of getransporteerd worden in bulk.<br />

Het vullen van de blikken / bokalen met groente- of fruitconserven gebeurt na het naspoelen<br />

van het geblancheerde producten. Aan de conserven wordt opgietwater of saus toegevoegd,<br />

waarna de recipiënten worden afgesloten. De saus bestaat voornamelijk uit water, suiker en<br />

zout. Daarnaast kunnen ook tomatenpuree en kruiden worden toegevoegd.<br />

Na het vullen en afsluiten van de conserven ondergaan deze een hittebehandeling<br />

(pasteurisatie voor zure producten met een pH < 4,5; sterilisatie voor producten met een pH<br />

vanaf 4,5) om eventuele micro-organismen en sporen te inactiveren en / of het product verder<br />

te garen. De verhittingstijd is sterk afhankelijk van de conserveringsmethode, de aard van de<br />

producten en de grootte van de conserven.<br />

78<br />

Bron: ‘VLIET-project: Energetische optimalisatie van een vriestunnel voor groenten’, Van Bael, J. et al.<br />

(<strong>Vito</strong>, 1997)<br />

60


Na de hittebehandeling worden de conserven gekoeld door middel van water. Het water dat<br />

voor dit koelproces wordt gebruikt, dient van drinkwaterkwaliteit te zijn 79 . Het afvalwater,<br />

afkomstig van dit koelproces, wordt daarna terug geloosd in hetzelfde oppervlaktewater.<br />

Het conserveren van aardappelproducten (eindproduct diepgevroren aardappelproducten) is<br />

vergelijkbaar met dat in de diepvriesgroentesector (beschrijving zie hoger).<br />

Na toevoeging van klaringsmiddelen worden groente- en fruitsappen geconserveerd door<br />

middel van pasteurisatie. Na de pasteurisatie wordt het product afgekoeld. Het koelen van<br />

het verpakt product wordt in één stap met de pasteurisatie beschouwd, aangezien het<br />

koelingssysteem in de pasteurisatie ingebouwd is. Bij het afkoelen zijn grote hoeveelheden<br />

koelwater nodig. Dikwijls kan de temperatuur aan het product onttrokken worden, doordat het<br />

gepasteuriseerd product in contact wordt gebracht met de inkomende vruchtensappen.<br />

Voor het pasteuriseren worden in Vlaanderen volgende technieken toegepast:<br />

- Platen-pasteurisatie (zie techniekblad 58);<br />

- Buizen pasteurisatie (zie techniekblad 59).<br />

Een andere mogelijke techniek is:<br />

- Tunnelpasteurisatie (In-pack pasteurisatie) (zie techniekblad 60).<br />

Er zijn verschillende manieren van afvullen: koud of warm, voor of na pasteurisatie. Bij<br />

glazen flessen worden de gepasteuriseerde sappen warm afgevuld (± 85 °C) en pasteuriseren<br />

deze op hun beurt de verpakking. Deze techniek is uiteraard niet mogelijk bij het gebruik van<br />

drankkarton <strong>als</strong> verpakking. In dit geval, worden sappen koud en asceptisch afgevuld. Bij<br />

beide pasteurisatiesystemen kan er nog steeds een besmetting door micro-organismen<br />

optreden tijdens het afvullen van het eindproduct.<br />

3.5.2 Milieu-aspecten<br />

Tijdens de conserveringsprocessen 'invriezen', 'pasteuriseren' en 'steriliseren' wordt energie en<br />

koelwater verbruikt.<br />

Bij het invriezen van groenten en de daaropvolgende afvullen van de kratten kan een beperkt<br />

productverlies optreden.<br />

Tijdens het vullen en opgieten van conserven in blikken / bokalen is een beperkte vermorsing<br />

van zowel gietwater <strong>als</strong> saus mogelijk. Tijdens de verhitting van conserven kan afval onstaan<br />

<strong>als</strong> gevolg van slecht afgesloten blikken / bokalen. De verhitting van b.v. conserven gebeurt<br />

door middel van stoom, waardoor een afvalwaterstroom van gecondenseerde stoom onstaat.<br />

Bij het afvullen van groente- en fruitsappen kunnen afvulverliezen (overlopen, glasbreuk, …)<br />

ontstaan. De inhoud van afgekeurde gevulde flessen / verpakkingen wordt eveneens aan het<br />

afvalwater toegevoegd.<br />

79 Via micro-lekken ter hoogte van de lasnaad van blikken kan mogelijk contaminatie via het koelwater<br />

optreden, indien dit koelwater niet van drinkwaterkwaliteit is.<br />

Bron: Principles of Thermal Process Control, The Food Processors Institute;<br />

KB van 07/02/99 inzake algemene voedingshygiëne;<br />

Guidelines for Batch Retort Systems - Full Water Immersion - Raining/ Spray Water - Steam/Air,<br />

guideline no 13 (03/1997);


3.5.3 Milieuvriendelijke technieken<br />

• ter beperking van organische afval:<br />

- productverliezen (ter hoogte van vriestunnel) opscheppen en afvoeren <strong>als</strong><br />

veevoeder<br />

- ontluchten van de vloeistoffen, zodat de vloeistoffen niet opschuimen tijdens<br />

het afvullen 80<br />

• ter beperking van waterverbruik:<br />

- opgietverliezen vermijden door het opgieten onder vacuum<br />

- opvangbakken voorzien voor morsverliezen<br />

• ter beperking van energieverbruik:<br />

- optimaal en automatisch ontdooien en reinigen van de vriestunnels<br />

(condensatie, gevolgd door ijsvorming zijn oorzaak van het dichtvriezen van<br />

installatie-onderdelen) 81<br />

- hergebruik van warmte uit sterilisatieprocessen ten behoeve van<br />

voorverwarming 82<br />

3.6 Verpakken<br />

3.6.1 Procesbeschrijving<br />

Verpakkingsmaterialen die gebruikt worden in de groente- en fruitverwerkende nijverheid<br />

zijn blik, aluminium, glas, kunststof en (al dan niet geplastificeerd) karton.<br />

Het doel van verpakking is nieuwe besmetting door micro-organismen en aantasting van de<br />

kwaliteit door chemische, fysische of biologische reactie te voorkomen. Zowel het product<br />

<strong>als</strong> de verpakking dienen vrij te zijn van micro-organismen. De primaire verpakking zelf<br />

wordt hiertoe gesteriliseerd met droge lucht, stoom of UV-straling. Nadat het product verpakt<br />

is, wordt de verpakking vacuum gezogen en hermetisch afgesloten.<br />

Diepgevroren groenten worden (na stockage in kratten) verdeeld in kleinere porties, al dan<br />

niet vermengd met andere groenten, en vervolgens verpakt. Het verpakkingsproces omvat<br />

zowel de primaire (plastic zakken), secundaire (kartonnen dozen) <strong>als</strong> tertiaire (paletten)<br />

verpakking. De verpakte groenten worden tot aan hun verzending opgeslagen in daartoe<br />

uitgeruste diepvriesruimten.<br />

Conserven worden, na het hermetisch afsluiten van de verpakking en na sterilisatie /<br />

pasteurisatie, verpakt in een verzamelverpakking en vervolgens in een verzendverpakking.<br />

De verpakte goederen worden tot aan hun verzending opgeslagen in daartoe uitgeruste<br />

verzendopslagplaats.<br />

80 Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie, procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />

milieuvriendelijke technieken.' (1998)<br />

81 Bron: Van Bael, J. et al (1997)<br />

82 Bron: Needis (1996)<br />

62


Het verpakken van geschilde aardappelen kan gebeuren op een drietal wijzen 83 :<br />

- met toevoeging van anti-oxidantia (b.v.natriumpyrofosfaat of natriumbisulfiet) ter<br />

voorkomen van verkleuren (klassieke methode)<br />

- begast verpakken, waarbij na het afvullen van de zak een specifiek gasmengsel (zuurstof<br />


Voor de dagelijkse reiniging / desinfectie van ruimten waar de bacteriologische kwaliteit<br />

minder bepalend is (wassen / blancheren), wordt enkel met water gereinigd. Waar de<br />

bacteriologische kwaliteit wel van belang is (vriestunnels) wordt een desinfectiemiddel 87<br />

gebruikt.<br />

Het water dat wordt gebruikt voor het reinigen 88 wordt bepaald door de vereiste<br />

bacteriologische kwaliteit van het specifieke deelproces:<br />

- wassers en snijmachines, <strong>als</strong>ook vloeren in ruimten waar voedingsmiddelen worden<br />

gewassen, geschild en geblancheerd, worden gereinigd met regenwater, koelwater of<br />

effluent van de waterzuivering<br />

- vriestunnels worden eerst ontdooid en geweekt met b.v. blancheerwater; vervolgens wordt<br />

het vuil weggespoten, waarna wordt geschuimd met reinigingsmiddel, gespoeld,<br />

gedesinfecteerd en nagespoeld<br />

- reinigen van blancheurs, koelers, trilzeven, molens, persers, pasteuriseerders… gebeurt<br />

met stadswater, diep boorputwater of regenwater waaraan ontsmettingsmiddel wordt<br />

toegevoegd<br />

Als reinigingsmiddel worden meestal schuimreinigingsproducten op basis van<br />

natriumhydroxide gebruikt. Natriumhypochloriet (javel), chloordioxide en quaternaire<br />

ammoniumverbindingen (Quats) zijn veelgebruikt desinfectiemiddelen. Daarnaast worden<br />

ook zure reinigingsmiddelen gebruikt voor het verwijderen van kalk. Meestal wordt hiervoor<br />

fosforzuur (25% oplossing) gebruikt.<br />

Opmerkingen:<br />

Desinfectiemiddelen op basis van chloor of jodium mogen nooit gebruikt worden in<br />

combinatie met zure reinigingsmiddelen, omdat door chemische reactie giftige chloor- of<br />

jodiumdampen kunnen ontstaan.<br />

De sector van de groente- en fruitsappen vereist een extra hoeveelheid water van<br />

hoogwaardige kwaliteit voor het spoelen van kratten en het reinigen van (recycleerbare)<br />

flessen.<br />

3.7.2 Milieu-aspecten<br />

Tijdens het reinigingsproces wordt een aanzienlijke hoeveelheid water verbruikt en<br />

afvalwater geproduceerd. Daarnaast zijn de gebruikte reinigingsmiddelen en desinfectantia<br />

vaak milieubelastend.<br />

3.7.3 Milieuvriendelijke technieken<br />

• algemene maatregelen<br />

- apparaten en ruimten (met gladde wanden en ronde hoeken) ontwerpen die<br />

gemakkelijk te reinigen zijn 89<br />

87<br />

Product op basis van b.v. fosforzuur, silicaten, …<br />

88<br />

Rekening houden met het KB van 11 oktober 1985 betreffende de hygiëne van lokalen en personen in de<br />

voedingssector.<br />

89<br />

Bron: Tahon, K. (1993), Verbist, S. et al (1994)<br />

64


• ter beperking van waterverbruik / afvalwater:<br />

- grof vuil verwijderen door droog, mechanisch reinigen<br />

- zoveel mogelijk hergebruik van water; kwaliteit reinigingswater in relatie tot<br />

de vereiste bacteriologisch kwaliteit)<br />

• ter beperking van hoeveelheid reinigingsmiddelen / desinfectantia 90 :<br />

- ontharden van reinigingswater 91<br />

- reinigingsmiddelen toevoegen met behulp van automatische doseersystemen 92<br />

- hergebruik van reinigingsmiddelen / desinfectantia, b.v. toepassing van CIP<br />

(Cleaning In Place 93 )<br />

- gebruik van milieuvriendelijke desinfectie- en reinigingsmiddelen 94<br />

- beperken van het aantal verschillende reinigingsmiddelen / desinfectantia<br />

- gebruik van geconcentreerde reinigings- en desinfectiemiddelen<br />

• ter beperking van industrieel afval:<br />

- verpakkingsmateriaal van de reinigings- en desinfectiemiddelen gescheiden<br />

inzamelen naargelang hun afzetmogelijkheden<br />

3.8 Transport van plantaardig materiaal tussen de verschillende deelprocessen<br />

3.8.1 Procesbeschrijving<br />

Transport tussen de verschillende deelprocessen gebeurt door middel van mechanisch<br />

transport, transportbanden of met behulp van water.<br />

3.8.2 Milieu-aspecten<br />

Transporteren van de goederen geeft mogelijk aanleiding tot morsverliezen. Transport door<br />

middel van water brengt uitloging van groenten en fruit met zich mee.<br />

90<br />

De intensiteit van het reinigingsproces hangt af van de graad van vervuiling; opleiding en goede<br />

werkinstructies zijn hierbij noodzakelijk.<br />

Aangezien iedere vervuiling geval per geval dient beschouwd te worden, worden deze milieuvriendelijke<br />

technieken hier enkel ter informatie opgesomd en niet meegenomen in de BBT-evaluatie.<br />

91<br />

Bron: Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie, procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />

milieuvriendelijke technieken.' (1998)<br />

afhankelijk van de hardheid van het water<br />

92<br />

Onderzoek wijst uit dat met de losse hand (scheutmethode) minstens 40% reinigingsmiddelen wordt<br />

overgedoseerd. Daarentegen wordt het verbruik van reinigingsmiddelen beperkt door flessen met maatbekers<br />

of met eenvoudige pompsystemen te gebruiken.<br />

Bron: Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie, procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />

milieuvriendelijke technieken.' (1998)<br />

93<br />

Deze reinigingssystemen zijn gericht op de directe reiniging van de procesapparatuur (ketels, vulmachines<br />

e.d.) doordat ze op vaste plaatsen worden geïnstalleerd. De reiniging vindt doorgaans onder druk plaats. Bij<br />

Cleaning-in-Place systemen wordt minder reinigingsmiddelen en water verbruikt.<br />

Bron: Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie, procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />

milieuvriendelijke technieken.' (1998)<br />

94<br />

Bron: Tahon, K. (1993), Verbist, S. et al (1994)<br />

CUWVO-rapport (1996)<br />

Voorbeeld: fosfaatvrije, stikstofarme of stikstofvrije desinfectantia


3.8.3 Milieuvriendelijke processen<br />

• ter beperking van transport:<br />

- efficiënte opstelling van de productielijn<br />

• ter beperking van organische afval (agv morsverliezen):<br />

- flappen en schermen plaatsen op de transportband 95<br />

• ter beperking van belasting afvalwater (agv uitloging):<br />

- droog, mechanisch transport op rollen en banden 96<br />

• ter beperking van watergebruik 97<br />

- recycleren van transportwater<br />

3.9 Koelen en conditioneren van ruimten<br />

3.9.1 Procesbeschrijving<br />

Koelen en conditioneren wordt toegepast om de temperatuur en de relatieve vochtigheid van<br />

ruimten op een bepaald niveau te houden en om producten in te vriezen en te stockeren.<br />

Een koelinstallatie omvat volgende onderdelen:<br />

• koelmiddel:<br />

- <strong>als</strong> koelmiddel wordt voornamelijk ammoniak gebruikt<br />

- het koelmiddel stroomt in een gesloten circuit<br />

• koelmiddelverdichter:<br />

- absorptiegenerator<br />

- compressor<br />

• condensor:<br />

- watergekoelde condensor<br />

- luchtgekoelde condensor<br />

- verdampingscondensor<br />

• verdamper<br />

3.9.2 Milieu-aspecten<br />

Installaties voor koelen en conditioneren zijn vaak bron van geluidsoverlast en trillingshinder.<br />

Daarnaast vragen deze procesaspecten vrij veel energie en water.<br />

95<br />

Bron: Tahon, K. (1993), Verbist,, S. et al (1994)<br />

96<br />

Bron: Verbist, S. et al (1994); Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende nijverheid’<br />

(1996); BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie, procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />

milieuvriendelijke technieken.' (1998)<br />

b.v. toepasbaar voor bonen (Mondelinge mededeling door de heer Deman, Bonduelle)<br />

97<br />

Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie, procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />

milieuvriendelijke technieken.' (1998)<br />

66


Het gebruik van CFK’s <strong>als</strong> koelmiddel 98 heeft twee belangrijke milieugevolgen: afbraak van<br />

de ozonlaag en veroorzaken van het broeikaseffect. Het gebruik van deze koelmiddelen is<br />

echter niet meer toegelaten.<br />

3.9.3 Milieuvriendelijke processen<br />

• ter beperking van geluidsoverlast en trillingshinder:<br />

- koelinstallatie in bedrijf stellen met een keuringsattest (preventief onderhoud<br />

cf. NBN E35-001) 99<br />

- condensors opstellen zodat een minimale reflectie van het geluid ontstaat 100<br />

- gebruik van geluidsarme compressoren en condensors<br />

- gebruik maken van verdampingscondensors ipv conventionele lucht- of<br />

watergekoelde condensatiesystemen 101<br />

• ter beperking van energieverbruik:<br />

- koelinstallatie in bedrijf stellen met een keuringsattest (preventief onderhoud<br />

cf. NBN E35-001) 102<br />

- koeldeuren zoveel mogelijk gesloten houden<br />

- snelsluitende en goed isolerende deuren plaatsen tussen ruimten met een<br />

temperatuursverschil 103<br />

- gebruik maken van verdampingscondensors ipv de conventioneel lucht- of<br />

watergekoelde condensatiesystemen 104<br />

• ter beperking van het watergebruik:<br />

- gebruik van regenwater of vijverwater voor het voeden van de<br />

verdampingscondensors 105<br />

- gebruik van gezuiverd effluent (b.v. zandfilter, …) van de waterzuivering<br />

voor het voeden van de verdampingscondensors 106<br />

• ter voorkoming van het gebruik van volledig gehalogeneerde of harde CFK’s:<br />

- gebruik van ammoniak (R717)<strong>als</strong> koudemiddel 107<br />

98<br />

Koude & luchtbehandeling (jaargang 91 nr.3 - maart 1998), Overzicht van de koudemiddel situatie: hoe te<br />

kiezen<br />

99<br />

Bron: PRESTI-handleiding ‘Preventie en milieuzorg in de groentenverwerkende industrie’ (1997)<br />

NBN E35-001: Belgische (ontwerp)norm 'Koelinstallaties - veiligheidsvoorschriften' (Vlarem II, art.<br />

5.16.3.3)<br />

100<br />

Bron: Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende nijverheid’ (1996)<br />

101<br />

Bron: Infobrochure Baltimore Aircoil ivm verdampingscondensors<br />

Verdampingscondensors vereisen water van voldoende kwaliteit (lage hardheid en weinig zwevende stoffen).<br />

Indien water van onvoldoende kwaliteit wordt gebruikt, dan vormt zicht een isolerende laag vuil op de<br />

lamellen van de condensor. Het rendement van de condensor neemt dan drastisch af en evenredig hiermee<br />

neemt de energieconsumptie van het ganse koelsysteem toe. Volgens Prof. Meesschaert, KHBO kan, in het<br />

geval dat geen water van voldoende kwaliteit voorhanden is, beter worden overgegaan op luchtkoeling in<br />

zoverre dat deze niet te lawaaierig zijn. (schriftelijke mededeling dd. 15/04/99)<br />

102<br />

Bron: PRESTI-handleiding ‘Preventie en milieuzorg in de groentenverwerkende industrie’ (1997)<br />

103<br />

Bron: Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende nijverheid’ (1996)<br />

104<br />

Bron: Infobrochure Baltimore Aircoil ivm verdampingscondensors<br />

105<br />

Bron: PRESTI-handleiding ‘Preventie en milieuzorg in de groentenverwerkende industrie’ (1997)<br />

106<br />

Bron: PRESTI-handleiding ‘Preventie en milieuzorg in de groentenverwerkende industrie’ (1997)<br />

107<br />

Bron: PRESTI-handleiding ‘Preventie en milieuzorg in de groentenverwerkende industrie’ (1997)


3.10 Afvalwaterzuivering en slibverwerking<br />

3.10.1 Procesbeschrijving<br />

a Afvalwaterzuivering<br />

Afvalwaterzuivering heeft tot doel de concentratie van b.v. bezinkbare deeltjes, zwevende<br />

deeltjes, organische stoffen, stikstof (N), fosfor (P), zouten, bacteriën, etc. in het afvalwater te<br />

reduceren en het aldus geschikt maken voor:<br />

- lozing op riool;<br />

- lozing op oppervlaktewater;<br />

- hergebruik in het productieproces.<br />

Afvalwaterzuivering kan volgens verschillende zuiveringsprocédés worden uitgevoerd. In<br />

figuur 3.7 108 wordt een algemeen beeld geschetst van een waterzuiveringsinstallatie. In de<br />

figuren 3.8-3.16 worden concrete voorbeelden geschetst van afvalwaterzuiveringsinstallaties<br />

zo<strong>als</strong> toegepast in enkele groenteconserven-, diepvriesgroente- en aardappelverwerkende<br />

bedrijven.<br />

108 Bron: Gebaseerd op mondelinge mededelingen tijdens bedrijfsbezoeken; PRESTI-handleiding ‘Preventie en<br />

milieuzorg in de groentenverwerkende industrie’ (1997)<br />

68


Figuur 3.7: Algemeen schema van afvalwaterzuivering in de groente- en fruitverwerkende<br />

nijverheid. Doorgaans worden slechts een aantal van deze zuiveringsstappen doorlopen.


Figuur 3.8: Voorbeeld 1 van een afvalwaterzuiveringsinstallatie in een<br />

groente- en fruitverwerkend bedrijf.<br />

Figuur 3.9: Voorbeeld 2 van een afvalwaterzuiveringsinstallatie in een<br />

groente- en fruitverwerkend bedrijf<br />

70


Figuur 3.10: Voorbeeld 3 van een afvalwaterzuiveringsinstallatie in een<br />

groente- en fruitverwerkend bedrijf<br />

Figuur 3.11: Voorbeeld 4 van een afvalwaterzuiveringsinstallatie in een<br />

groente- en fruitverwerkend bedrijf


Figuur 3.12: Voorbeeld 5 van een afvalwaterzuiveringsinstallatie in een<br />

groente- en fruitverwerkend bedrijf<br />

72


Figuur 3.13: Voorbeeld 6 van een afvalwaterzuiveringsinstallatie in een<br />

groente- en fruitverwerkend bedrijf<br />

Figuur 3.14: Voorbeeld 7 van een afvalwaterzuiveringsinstallatie in een<br />

groente- en fruitverwerkend bedrijf


Figuur 3.15: Voorbeeld 8 van een afvalwaterzuiveringsinstallatie in een<br />

groente- en fruitverwerkend bedrijf<br />

Figuur 3.16: Voorbeeld 9 van een afvalwaterzuiveringsinstallatie in een<br />

groente- en fruitverwerkend bedrijf<br />

74


Het waterzuiveringsproces verloopt in een aantal, al dan niet volledig doorlopen, stappen, die<br />

ingedeeld kunnen worden in de volgende groepen: primaire, secundaire en tertiaire zuivering.<br />

Elk van de zuiveringsstappen kan met behulp van één of meerdere zuiveringstechnieken<br />

worden uitgevoerd.<br />

Primaire zuivering van het afvalwater vindt plaats door toepassing van volgende<br />

zuiveringsstappen: zeven, sedimentatie, flotatie en neutralisatie. Tijdens de primaire<br />

zuivering worden voornamelijk grove, bezinkbare en zwevende delen verwijderd uit het<br />

afvalwater. Daarnaast wordt eveneens een gedeelte van de organische stoffen (BOD en COD)<br />

verwijderd.<br />

Tijdens de secundaire zuivering (biologische zuivering 109 ) worden voornamelijk de<br />

organische stoffen (COD, BOD) afgebroken. Indien tijdens de aërobe zuivering het<br />

nitrificatieproces gestimuleerd wordt (door sturing van het beluchtingsproces) kan het gehalte<br />

stikstof (N) in het afvalwater drastisch verlaagd worden. Het gehalte aan fosfor (P) in het<br />

afvalwater kan sterk verminderd worden door stimulatie van het defosfatieproces tijdens de<br />

aërobe zuivering.<br />

Deze biologische zuivering wordt gevolgd door een nabezinkingsbekken, waarin slib en water<br />

van mekaar gescheiden worden 110 .<br />

Tertiaire zuivering van het afvalwater kan bestaan uit volgende zuiveringsstappen: rietvelden,<br />

coagulatie/flocculatie, filtratie, actieve koolfiltratie, microfiltratie en omgekeerde osmose.<br />

Deze tertiaire zuiveringstechnieken hebben <strong>als</strong> doel het verder zuiveren van het effluent, meer<br />

bepaald de parameters fosfor (P), stikstof (N), zouten, bacteriën en in mindere mate<br />

organische stoffen en zwevende deeltjes.<br />

Een beschrijving van de meest voorkomende waterzuiveringstechnieken in de groente- en<br />

fruitverwerkende nijverheid is terug te vinden op de techniekbladen 'afvalwaterzuivering'. (1-<br />

21).<br />

In bijlage 5 zijn een aantal algemene simulaties uitgewerkt om de zuiveringsmogelijkheden<br />

van een 'gemiddeld bedrijf' uit de groente- en fruitverwerkende nijverheid in te schatten.<br />

Hierbij wordt gebruik gemaakt van:<br />

- Een 'gemiddelde' samenstelling van het ruw afvalwater (afvalwater uit de procesvoering<br />

waarbij geen enkele vorm van zuivering werd toegepast);<br />

- Het milieurendement van de afzonderlijke afvalwaterzuiveringstechnieken (op basis van<br />

literatuurgegevens en expertinschattingen).<br />

Voor de economische analyse (zie hoofdstuk 7, bijlage 8 en bijlage 9) worden de financiële<br />

gegevens herrekend naar jaarlijkse kost. Er wordt aangenomen dat de investeringen worden<br />

afgeschreven over een periode van 15 jaar. De totale jaarlijkse kost van het afvalwater is de<br />

som van de totale jaarlijkse kost van zuivering (werkingskost + investeringskost) en de<br />

jaarlijkse heffing op afvalwater.<br />

109 De biologische zuivering bestaat uit een aërobe zuiveringsstap, al dan niet vooraf gegaan door een anaërobe<br />

voorzuivering en gevolgd door een anoxische nazuivering.<br />

110 Voor specifieke toepassingen kan biologisch gezuiverd effluent nog aanvullend behandeld worden in b.v.<br />

lagunes of oxidatievijvers (deze systemen worden in dit document niet verder besproken).<br />

Bron: Baeyens, J. et al. (1995)


Slibverwerking 111<br />

Het verwerken van slib 112 heeft tot doel het reduceren van het slibvolume, het bekomen van<br />

een steekvast product, het verbeteren van de hygiënische kwaliteit, of eventueel het bekomen<br />

van inert as. Na verwerking kan het slib via drie wegen worden afgezet: hergebruik in de<br />

landbouw (rechtstreekse bemesting, compostering of productie van zwarte grond), storten van<br />

steekvast slib, storten van vliegassen (na verbranding).<br />

De belangrijkste verwerkingsstappen in de behandeling van zuiveringsslib zijn: ontwatering,<br />

stabilisatie en verbranding. Zo<strong>als</strong> weergegeven in figuur 3.7 kunnen elk van deze<br />

slibverwerkingsstappen met behulp van één of meerdere slibverwerkingstechnieken worden<br />

uitgevoerd.<br />

Het ontwateren van slib beoogt een verhoging van het drogestofgehalte van het slib door het<br />

onttrekken van een gedeelte van het aanwezige water. De technieken die kunnen toegepast<br />

worden kunnen <strong>als</strong> volgt worden ingedeeld: mechanische indikking (b.v. zeefbandpers, )<br />

zwaartekrachtindikking (b.v. sedimentatiebekken-slibstockage, …) en flotatie-indikking (b.v.<br />

door middel van opborrelende lucht, …).<br />

Stabilisatie van slib heeft <strong>als</strong> doel: ongeuren, afdoding van ziektekiemen en omvormen tot een<br />

humusachtige, weinig actieve substantie die gemakkelijk kan worden gestort. De<br />

belangrijkste technieken die kunnen worden toegepast zijn: chemische stabilisatie<br />

(kalkbehandeling, …), biologische stabilisatie (mineralisatie of aërobe stabilisatie, vergisting<br />

of anaërobe stabilisatie, slibcompostering, …), thermische stabilisatie (droging, …) en<br />

disinfectie (pasteurisatie, …).<br />

Verbranding van slib heeft een sterke volumereductie tot gevolg en biedt de mogelijkheid tot<br />

recuperatie van de energie die vrijkomt tijdens het slibverwerkingsproces. Dit proces gebeurt<br />

doorgaans door gespecialiseerde bedrijven.<br />

Een beschrijving van de verschillende slibbehandelingstechnieken is terug te vinden op de<br />

techniekbladen 'slibverwerking' (22-30).<br />

3.10.2 Milieu-aspecten<br />

Tijdens de afvalwaterzuivering is de kans op geurhinder reëel. Het zuiveren van afvalwater<br />

vergt energie en bovendien dient ervoor gewaakt te worden dat bodemverontreiniging<br />

vermeden wordt. Tijdens het afvalzuiveringsproces wordt een grote hoeveelheid slib<br />

(voornamelijk secundair slib) gegenereerd, die in bepaalde gevallen <strong>als</strong> afval beschouwd<br />

wordt. In de meeste gevallen echter kan dit slib <strong>als</strong> secundaire grondstof gebruikt worden in<br />

de landbouw.<br />

Na een hevige stortbui kan de waterzuiveringsinstallatie overbelast raken, met <strong>als</strong> mogelijk<br />

gevolg: uitspoelen van het slib uit het nabezinkingsbekken.<br />

111<br />

Bron: Baeyens, J. et al. (1995)<br />

112<br />

Per kg BOD verwijderd via aërobie wordt 0,5 kg aëroob slib gevormd; per kg BOD verwijderd via anaërobie<br />

wordt 0,1 kg anaëroob slib gevormd.<br />

Bron: Tahon, K. (1993)<br />

76


3.10.3 Milieuvriendelijke technieken<br />

• algemene maatregelen:<br />

- bijhouden van een afvalwaterlogboek<br />

- grootte van de afvalwaterzuiveringsinstallatie afstemmen op het te zuiveren<br />

influent<br />

• ter beperking van de hoeveelheid en belasting van het afvalwater 113 (zie hiervoor ook de<br />

mogelijke milieumaatregelen die toegepast kunnen worden tijdens de verschillende<br />

processtappen)<br />

- gescheiden opvang en afvoer van het industrieel water<br />

- gescheiden opvang en afvoer van het sanitair water<br />

- gescheiden opvang en afvoer van het regenwater 114<br />

- spreiden van de productie met hoge belasting voor het afvalwater (organisch<br />

materiaal, pH, …)<br />

• ter behandeling van het afvalwater 115<br />

- verwijderen van grove delen (organisch materiaal) uit het afvalwater door<br />

middel van ‘zeven’ (rooster, zeefbocht, trommelzeef)<br />

- verwijderen van bezinkbare delen uit het afvalwater door middel van<br />

‘sedimentatie’ (zandvang)<br />

- zandvang regelmatig ruimen, waardoor deze het zand effectief kan<br />

verwijderen uit het afvalwater 116<br />

- verwijderen van zwevende delen uit het afvalwater tijdens de primaire<br />

zuivering door middel van ‘flotatie’ (luchtflotatie, lamellenscheider)<br />

- primair gezuiverd afvalwater (alvorens verdere secundaire zuivering)<br />

verzamelen in een mengtank (correctie van pH en temperatuur),<br />

neutralisatiebekken (correctie van pH), bufferbekken (continue invoer<br />

biologische zuiveringseenheid 117 ) of voorbezinkingsbekken (neerslaan van<br />

bezinkbare delen door inwerking van de gravitatiekracht)<br />

- anaërobe voorzuivering van het afvalwater (natuurlijke gisting, anaërobie<br />

geïntegreerd in de aërobe zuiveringsstap, UASB 118 ) 119<br />

- aërobe zuivering van het afvalwater (actief slib proces)<br />

- nitrificatieproces stimuleren door sturing van het beluchtingsproces tijdens<br />

aërobe zuivering van het afvalwater<br />

- defosfatatieproces stimuleren door sturing van het beluchtingsproces tijdens<br />

aërobe zuivering van het afvalwater 120<br />

113<br />

Bron: PRESTI-handleiding ‘Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende industrie’ (1997)<br />

114<br />

Bron: VAMIL-milieulijst (augustus 1998);<br />

Regenwater dat op de binnenkoer van het bedrijf terecht komt en vervuild is, wordt in de praktijk naar de<br />

afvalwaterzuivering geleid.<br />

115<br />

Bron: zie figuren 3.7-3.16 en techniekbladen ‘afvalwaterzuivering’<br />

116<br />

Bron: Presti-handleiding ‘Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende nijverheid’ (1997)<br />

117<br />

van de anaërobe of aërobe zuiveringsstap<br />

118<br />

Upstream Anaerobic Sludge Blancket<br />

119<br />

Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in het aardappelschilbedrijf’ (1997)<br />

120<br />

Volgens de heer R. Cools werden er op dit vlak in het verleden negatieve ervaringen genoteerd. Volgens de<br />

heer Corstjens, Scana Noliko ligt het verwijderingsrendement van defosfatatie door sturing van het<br />

beluchtingsproces slechts rond 30-40 %.


- dimensioneren van de aërobe zuivering om tot een lage slibbelasting 121 te<br />

komen 122<br />

- anoxische nazuivering van het afvalwater (denitrificatieproces)<br />

- secundair slib en effluent van mekaar scheiden in een nabezinkingsbekken<br />

- effluentzuivering door middel van ‘coagulatie \ flocculatie’, gevolgd door<br />

‘zandfiltratie’ 123<br />

- effluentzuivering door middel van ‘actieve kool filtratie’<br />

- effluentzuivering door middel van ‘microfiltratie’<br />

- effluentzuivering door middel van ‘omgekeerde osmose’<br />

- effluentzuivering door middel van ‘chloreren’<br />

- afvalwater zuiveren door toepassing van primaire zuivering<br />

- afvalwater zuiveren door toepassing van primaire zuivering + aërobie<br />

- afvalwater zuiveren door toepassing van primaire zuivering + anaërobie +<br />

aërobie<br />

- afvalwater zuiveren door toepassing van primaire zuivering + anaërobie +<br />

aërobie + denitrificatie / defosfatatie<br />

- afvalwater zuiveren door toepassing van primaire zuivering + anaërobie +<br />

aërobie + denitrificatie / defosfatatie + coagulatie/flocculatie + filtratie<br />

- afvalwater zuiveren door toepassing van primaire zuivering + anaërobie +<br />

aërobie + denitrificatie / defosfatatie + coagulatie/flocculatie + filtratie +<br />

actieve koolfiltratie<br />

- afvalwater zuiveren door toepassing van primaire zuivering + anaërobie +<br />

aërobie + denitrificatie / defosfatatie + coagulatie/flocculatie + filtratie +<br />

actieve koolfiltratie + microfiltratie<br />

- afvalwater zuiveren door toepassing van primaire zuivering + anaërobie +<br />

aërobie + denitrificatie / defosfatatie + coagulatie/flocculatie + filtratie +<br />

actieve koolfiltratie + microfiltratie + omgekeerde osmose<br />

- afvalwater zuiveren door toepassing van primaire zuivering + anaërobie +<br />

aërobie + denitrificatie / defosfatatie + coagulatie/flocculatie + filtratie +<br />

actieve koolfiltratie + microfiltratie + omgekeerde osmose + chloreren<br />

• ter voorkoming / beperking van geurhinder:<br />

- regelmatig afvoeren van organisch materiaal ter hoogte van de zeefinstallatie<br />

- overdekken van de anaërobe installatie (+ eventueel lucht afzuigen en<br />

terugvoeren naar beluchtingsbekken, waarin de geurcomponenten dan worden<br />

afgebroken) 124<br />

- lucht ter hoogte van anaërobe bekkens behandelen met behulp van een biofilter<br />

(pakkingmateriaal b.v. turf, compost, houtschors, …)<br />

121<br />

Slibbelasting wordt gedefinieerd <strong>als</strong> het aantal kg BOD per kg slib en per dag<br />

Bron: Baeyens, J. et al. (1995)<br />

b.v. lage belasting: 0,1 kg BOD/actief slib.dag<br />

Bron: Preventie en milieuzorg in het aardappelschilbedrijf' (1997)<br />

122<br />

Bron: Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende nijverheid’ (1996)<br />

123<br />

voorbeeld: drain- en spoelwater ontsmetten d.m.v. biologische zandfiltratie, waarbij het water met de<br />

aanwezige voedingsstoffen wordt herbruikt (VAMIL-milieulijst 1997)<br />

124<br />

Bron: Needis (1996), PRESTI-handleiding ‘Preventie en milieuzorg in de groentenverwerkende industrie’<br />

(1997)<br />

78


• ter beperking van bodemverontreiniging:<br />

- de installatie moet volledig waterdicht zijn om verontreiniging van de bodem<br />

en het grondwater te voorkomen<br />

• energierecuperatie:<br />

- valoriseren van het biogas 125 , gevormd tijdens anaërobe zuivering (b.v.<br />

opwarmen van reactor, opwekken van elektriciteit via een gasmotor, …)<br />

• ter behandeling van het zuiveringsslib:<br />

- slib ontwateren door middel van mechanische indikking via een zeefbandpers<br />

- slib ontwateren door middel van zwaartekrachtindikking via een<br />

sedimentatiebekken<br />

- slib ontwateren door middel van zwaartekrachtindikking via slibstockage<br />

- slib ontwateren via flotatie-indikking door middel van opborrelende lucht<br />

- slib chemisch stabiliseren door middel van kalkbehandeling<br />

- slib biologisch stabiliseren via mineralisatie<br />

- slib biologisch stabiliseren via vergisting<br />

- slib biologisch stabiliseren via compostering<br />

- slib thermisch stabiliseren via droging<br />

- slib thermisch stabiliseren via pasteurisatie<br />

3.11 Waterverbruik en –hergebruik<br />

3.11.1 Procesbeschrijving<br />

De vereiste hoeveelheid proceswater in de groente- en fruitverwerkende nijverheid wordt<br />

beïnvloed door een aantal factoren, zo<strong>als</strong> de aard van de productie, mate van waterhergebruik,<br />

wijze van reinigen, … . Daarenboven wordt het waterverbruik, vooral bij de<br />

diepvriesgroentebedrijven, mede bepaald door de schaarste van het grondwater (diep<br />

boorputwater) 126 . Als gevolg van steeds strenger wordende overheidsmaatregelen (beperking<br />

van de toegelaten hoeveelheid op te pompen grondwater in de grondwatervergunning) en een<br />

meer efficiënt aanwenden van het beschikbare water, daalde het waterverbruik per ton<br />

eindproduct dan ook de laatste jaren 127 .<br />

Bij rechtstreeks contact tussen water en voedingsmiddelen is de warenwetgeving 128 van<br />

toepassing. Deze wetgeving schrijft voor dat water dat in rechtstreeks contact komt met<br />

voedingsmiddelen van drinkwaterkwaliteit dient te zijn 129 . Diep boorputwater dat aangewend<br />

wordt voor hoogwaardige toepassingen in de groente- en fruitverwerkende nijverheid dient<br />

125<br />

Bron: Needis (1996), PRESTI-handleiding ‘Preventie en milieuzorg in de groentenverwerkende industrie’<br />

(1997)<br />

126<br />

Het probleem van de waterschaarste situeert zich voornamelijk in de provincies Oost- en West-Vlaanderen,<br />

mededeling Mevr. Vansteelandt (AMINAL, Afd. Water).<br />

127<br />

1985: ± 10 m³, 1991: ± 6,5 m³, nu: ± 4 m³<br />

Bron: PRESTI-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groentenverwerkende industrie’ (1996)<br />

128<br />

Voor een inventaris van de warenwetgeving wordt verwezen naar het <strong>Vito</strong>-rapport 'Mogelijkheid tot<br />

integratie van milieu- en gezondheidsaspecten in de normering van voedingsproducten' (1998/PPE/R/034),<br />

Ceuterick, D. et al. (1998)<br />

129<br />

Besluit van de Vlaamse Regering van 15 maart 1989, houdende vaststelling van een technische<br />

reglementering inzake drinkwater (zie bijlage 3)


dus regelmatig gecontroleerd te worden voor wat betreft o.a. een aantal fysisch-chemische en<br />

microbiologische parameters. Mogelijk zal opgepompt boorputwater alvorens aangewend in<br />

het productieproces nog een aantal behandelingen (b.v. ontijzeren, ontzouten, …) dienen te<br />

ondergaan 130 .<br />

Doch niet alle stappen in het productieproces vereisen water van drinkwaterkwaliteit.<br />

Afhankelijk van de processtap en de vereiste bacteriologische kwaliteit kan gebruik gemaakt<br />

worden van b.v. proceswater, regenwater, vijverwater, ondiep boorputwater of effluent van de<br />

afvalwaterzuivering (al dan niet tertiair gezuiverd).<br />

Om water geschikt te maken voor hergebruik, dient in de meeste gevallen een vorm van<br />

waterzuivering te worden toegepast. Deze zuivering kan gaan van het eenvoudig zeven van<br />

het water tot een behandeling met behulp van omgekeerde osmose.<br />

In bijlage 6 worden een aantal mogelijke scenario's van waterhergebruik voorgesteld.<br />

3.11.2 Milieu-aspecten<br />

Alvorens proceswater, regenwater, oppervlaktewater of effluent van de afvalwaterzuivering te<br />

kunnen hergebruiken in het productieproces dient dit water (al dan niet verregaand) gezuiverd<br />

te worden. Technieken om dit water tot een gewenste kwaliteit te zuiveren zijn vaak erg duur.<br />

Bovendien dient voorzien te worden in bijkomende circuits (pijpleidingen, pompen, …) om<br />

het gezuiverd water op de gewenste plaats van gebruik te brengen in het productieproces.<br />

3.11.3 Milieuvriendelijke technieken<br />

• ter beperking van watergebruik:<br />

- enkel de hoeveelheden sokkelwater oppompen die effectief vereist zijn in het<br />

productieproces 131<br />

- waterverbruik controleren door b.v. het plaatsen van een debietmeter op de<br />

belangrijkste verbruikers en verschillende waterbronnen<br />

- recycleren van transportwater 132<br />

- hergebruik van waswater (van blikken en bokalen) ter hoogte van het<br />

schilproces<br />

- hergebruik van schilwater om de ruwe producten voor te wassen<br />

- hergebruik van condenswater dat ontstaat tijdens het indampen van groente- en<br />

fruitsappen voor het mengen of verdunnen van het eindproduct 133<br />

130<br />

Het diep boorputwater in West- en Oost-Vlaanderen uit de Formatie van Landen en de Paleozotische Sokkel<br />

beantwoordt bijvoorbeeld door zijn samenstelling zelf, niet aan de drinkwaternorm. Vooral fluor en natrium<br />

overschrijden de drinkwaternorm. Dit water heeft echter wel een zeer lage hardheid en een laag ijzergehalte.<br />

Schriftelijke mededeling door V. Vansteelandt, AMINAL, Afdeling Water, Grondwater- en<br />

Drinkwaterbeleid.<br />

131<br />

In de praktijk blijken sommige bedrijven sokkelwater continu op te pompen en dit hoogkwalitatief water, bij<br />

gebrek aan opslagcapaciteit, (tijdelijk) te stockeren in een vijver waardoor kwaliteitsverlies van het water<br />

optreedt <strong>als</strong>ook verlies <strong>als</strong> gevolg van verdamping.<br />

132<br />

Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie, procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />

milieuvriendelijke technieken.' (1998)<br />

133<br />

Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie, procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />

milieuvriendelijke technieken.' (1998)<br />

80


- hergebruik van water uit sterilisatieprocessen om de ruwe producten voor te<br />

wassen 134<br />

- hergebruik van warm koelwater uit de autoclaven (conservensector) voor het<br />

opwarmen van koud water ter hoogte van het blancheerproces, <strong>als</strong> spoelwater<br />

na het schillen of <strong>als</strong> poetswater 135 .<br />

- hergebruik van blancheerwater <strong>als</strong> eerste poetswater bij het reinigen van de<br />

vriestunnel<br />

- doorgedreven hergebruik van koelwater<br />

- gebruik van regenwater, vijverwater voor het voeden van de<br />

verdampingscondensors 136<br />

- gebruik van gezuiverd (b.v. zandfilter, …) effluent van de waterzuivering voor<br />

het voeden van de verdampingscondensors 137<br />

- effluent tertiair zuiveren met behulp van ‘chloreren’ en hergebruiken voor het<br />

reinigen van vloeren en procesinstallaties<br />

- effluent tertiair zuiveren met behulp van ‘coagulatie/flocculatie + filtratie’ en<br />

hergebruiken voor de eerste wassing van de ruwe grondstof<br />

- effluent tertiair zuiveren met behulp van ‘coagulatie/flocculatie + filtratie +<br />

actieve koolfiltratie + microfiltratie’ en hergebruiken voor het wassen van<br />

recipiënten voor de sterilisatie of <strong>als</strong> koelwater (koelcircuit) of transportwater<br />

(pompcircuit)<br />

- effluent tertiair zuiveren met behulp van ‘coagulatie/flocculatie + filtratie +<br />

actieve koolfiltratie + microfiltratie + omgekeerde osmose’ en hergebruiken <strong>als</strong><br />

blancheerwater of koelwater (koelen van producten na blancheerproces)<br />

134 Bron: Needis (1996)<br />

135 Bron: Schriftelijke mededeling door G. Corstjens, Scana Noliko.<br />

136 Bron: PRESTI-handleiding ‘Preventie en milieuzorg in de groentenverwerkende industrie’ (1997)<br />

137 Bron: PRESTI-handleiding ‘Preventie en milieuzorg in de groentenverwerkende industrie’ (1997)


HOOFDSTUK 4: BBT-EVALUATIE<br />

In dit hoofdstuk wordt de informatie in verband met milieuvriendelijke technieken, die<br />

besproken werden in hoofdstuk 3 gegroepeerd en samengevat, en wordt concreet voorgesteld<br />

welke van de besproken technieken <strong>als</strong> BBT kunnen weerhouden worden.<br />

De evaluatie van de milieutechnieken bij de selectie van BBT is gebaseerd op drie aspecten:<br />

milieu-voordeel, technische haalbaarheid en economische haalbaarheid.<br />

Van de kandidaat BBT werd aangegeven in welke milieucompartimenten een verbetering ten<br />

opzichte van de bestaande situatie kon verkregen worden. Er werd tevens een globale<br />

milieuafweging gedaan. Bij de milieuafweging speelden de volgende elementen een rol:<br />

- technieken die voor tenminste één milieucompartiment een verbetering geven, voor geen<br />

enkel milieucompartiment een verslechtering geven en technisch / economisch haalbaar<br />

zijn worden weerhouden;<br />

- technieken die voor sommige milieucompartimenten een verbetering geven en voor<br />

andere een verslechtering worden weerhouden in bepaalde gevallen. Bij deze afweging<br />

zijn volgende factoren onder andere belangrijk:<br />

∗ relatief grotere reductie in het ene compartiment ten opzichte van de toename<br />

in een ander compartiment;<br />

∗ de wenselijkheid van reductie gesteld vanuit het beleid zo<strong>als</strong> onder andere<br />

weergegeven in de milieukwaliteitsdoelstellingen voor water, lucht, ...<br />

(bijvoorbeeld “distance-to-target” benadering);<br />

Vervolgens werd aangegeven of de betrokken kandidaat BBT in de verschillende processen<br />

en bedrijfsomstandigheden al dan niet technisch haalbaart zijn. De toepasbaarheid hangt af<br />

van het toegepaste proces (zie hoofdstuk 3), de eventuele combinatie van processen, het feit<br />

of het over een nieuwe of een bestaande installatie gaat, de beschikbare ruimte en andere<br />

bedrijfsspecifieke omstandigheden. De milieu-afweging, de economische afweging en de<br />

technische evaluatie werden door expertbeoordeling bekomen. Een gedetailleerde<br />

economische en milieu-analyse van de belangrijkste BBT is terug te vinden in de<br />

hoofdstukken 7 en 8.<br />

De combinatie van de milieuafweging en de mate van algemene toepasbaarheid resulteerde in<br />

een eindbeoordeling van de kandidaat BBT (tabel 4.1).<br />

82


Hierna volgt de verklaring van de symbolen opgenomen in tabel 4.1:<br />

Milieucompartimenten en technische haalbaarheid:<br />

0 : geen verschil voor het milieu-compartiment<br />

+ : positief effect voor dat milieu-compartiment<br />

- : negatief effect voor het milieu-compartiment<br />

? : niet te definiëren effect door gebrek aan gegevens<br />

Rentabiliteit:<br />

0 : geen verschil<br />

+ : brengt geld op<br />

- : kost geld, maar is redelijk<br />

-- : te duur<br />

+/- : afhankelijk van de lokale omstandigheden<br />

Technische haalbaarheid:<br />

+ : altijd haalbaar<br />

- : niet haalbaar<br />

+/- : haalbaar, afhankelijk van de lokale situatie<br />

BBT:<br />

ja : de techniek wordt geselecteerd <strong>als</strong> BBT<br />

nee : de techniek wordt niet geselecteerd <strong>als</strong> BBT


Tabel 4.1: Evaluatie van de kandidaat-BBT en selectie van de BBT voor de groente- en fruitverwerkende nijverheid<br />

Aanvoeren, lossen, opslaan en bemonsteren van grond- en hulpstoffen<br />

kandidaat BBT<br />

1. Afspraken maken met de<br />

teler/leverancier inzake<br />

oogsttijdstip, oogstproductie,<br />

pesticidegebruik,<br />

…<br />

teeltbewerking,<br />

2. Vertrekken van een schone<br />

grondstof met een beperkte<br />

hoeveelheid vuil en<br />

3.<br />

bestrijdingsmiddelen<br />

Zandwinningsinstallatie, bestemd<br />

voor het scheiden van tarra die<br />

vrijkomt bij de verwerking van o.a.<br />

aardappelen, waarbij het<br />

4.<br />

afgescheiden zand kan worden<br />

herbruikt<br />

Afscheider voor het verwijderen<br />

van fijn organisch materiaal bij de<br />

invoer van o.a. aardappelen in de<br />

fabriek<br />

5. Minder bemonsteren en<br />

bemonsterd materiaal hergebruiken<br />

watergebruik<br />

afvalwatr<br />

geur/lucht<br />

bodem<br />

afval<br />

energie<br />

geluid en<br />

trillingen<br />

veiligheid<br />

Globaal Technische<br />

haalbaarheid<br />

Rentabiliteit BBT<br />

0 + + 0 + + 0 + + + + ja<br />

+ + 0 0 + 0 0 0 + + + ja<br />

0 + 0 0 + - - 0 + + + ja<br />

0 + 0 0 - 0 - 0 + + + ja<br />

0 0 0 0 + 0 0 0 + - 138<br />

0 nee<br />

138<br />

Het aantal bemonsteringen ligt grotendeels vast; zo is elk bedrijf verplicht een HACCP-plan uit te werken, dat gericht is op een systematische continue controle van de<br />

meest kritieke punten in het productieproces.


kandidaat BBT<br />

6. Minimaliseren van de<br />

stock(grondstoffen), om<br />

veroudering / rotting te voorkomen<br />

7. Aangevoerde groenten<br />

onmiddellijk verwerken, om verlies<br />

aan grondstoffen te beperken<br />

(opslag vermijden)<br />

8. Opslag van grondstoffen op een<br />

zuivere binnenkoer, in de schaduw<br />

9. Opslag van grondstoffen in<br />

laadbakken<br />

watergebruik<br />

afvalwatr<br />

geur/lucht<br />

bodem<br />

afval<br />

energie<br />

geluid en<br />

trillingen<br />

veiligheid<br />

Globaal Technische<br />

haalbaarheid<br />

Rentabiliteit BBT<br />

0 0 + 0 + 0 0 0 + + + ja<br />

0 0 + 0 + 0 0 0 + +/- +/- ja, indien productieplanning<br />

kan worden gevolgd en<br />

afhankelijk van de<br />

bewaringstermijn van de<br />

verse goederen<br />

0 0 + 0 + 0 0 0 + +/- +/- ja, indien noodzakelijk (b.v.<br />

aanpassing van de<br />

productieplanning)<br />

0 0 + 0 + 0 0 0 + +/- - ja, indien noodzakelijk (b.v.<br />

aanpassing van de<br />

productieplanning)<br />

10. Aankoop van hulpstoffen in bulk 0 0 0 0 + 0 0 0 + +/- +/- ja, indien beschikbaar<br />

11. Gescheiden inzameling van<br />

verpakkingsmateriaal<br />

12. Achterblijvende groente- en<br />

fruitresten na verwerking van de<br />

opgeslagen groenten zo snel<br />

mogelijk verwijderen<br />

13. Motor en koelaggregaat van de<br />

vrachtwagen afzetten tijdens laden<br />

/ lossen<br />

0 0 0 0 + - 0 0 + + +/- ja<br />

0 0 + + + - - 0 + + + ja<br />

0 0 + 0 0 + + + + + + ja


kandidaat BBT<br />

14. Plaatsen van geluidskappen zodat<br />

tijdens het koeltrekken van de<br />

laadruimte van de vrachtwagen<br />

minder geluidsoverlast plaatsheeft<br />

15. Ventilatie beperken door de<br />

overgang tussen de laadruimte van<br />

de vrachtwagen en de opslagplaats<br />

van een goede sluiting te voorzien<br />

16. Deuren en ramen zoveel mogelijk<br />

gesloten houden<br />

17. Snelsluitende en goed isolerende<br />

deuren plaatsen tussen ruimten met<br />

verschillende temperatuur<br />

watergebruik<br />

afvalwatr<br />

geur/lucht<br />

bodem<br />

afval<br />

energie<br />

geluid en<br />

trillingen<br />

veiligheid<br />

Globaal Technische<br />

haalbaarheid<br />

Rentabiliteit BBT<br />

0 0 0 0 0 + + 0 + + + ja<br />

0 0 0 0 0 + + 0 + + +/- ja<br />

0 0 + 0 0 + + 0 + + - ja<br />

0 0 0 0 0 + + 0 + + - ja<br />

86


Voorbewerking<br />

kandidaat BBT<br />

18. Sorteer- en morsverliezen<br />

beperken door kwaliteitszorg bij<br />

de teler/leverancier (aanleveren<br />

grondstoffen in optimale toestand)<br />

19. Sorteer- en morsverliezen<br />

beperken door plaatsen van<br />

opvangbakken<br />

spatschermen<br />

en / of<br />

20. Regelmatige afvoer van nietbehandelde<br />

of uitgesorteerde<br />

21.<br />

groente- en fruitresten en schil- en<br />

snijresten naar de landbouw <strong>als</strong><br />

veevoeder<br />

Selecteren van grondstoffen naar<br />

grootte, om de hoeveelheid<br />

22.<br />

schilafval te beperken<br />

Afscheiden van (vast) organisch<br />

materiaal uit het afvalwater ter<br />

hoogte van het schilproces door<br />

middel van zeven, filters,<br />

centrifuges, enz. om uitloging te<br />

beperken<br />

watergebruik<br />

afvalwater<br />

geur/lucht<br />

bodem<br />

afval<br />

energie<br />

geluid en<br />

trillingen<br />

veiligheid<br />

Globaal Technische<br />

haalbaarheid<br />

Rentabiliteit BBT<br />

0 0 0 0 + 0 0 0 + + + ja<br />

0 0 0 0 + 0 0 0 + + + ja<br />

0 + + 0 + + 0 0 + + + ja<br />

0 0 + 0 + + 0 0 + +/- 139<br />

0 + + 0 +/<br />

-<br />

- ja, indien technisch haalbaar<br />

- - 0 + + - ja<br />

139<br />

Deze maatregel dient afgewogen te worden ten opzichte van de rentabiliteit: indien <strong>als</strong> gevolg van een extra sorteringsproces meer breukvorming van het product<br />

optreedt, dan zal dit een nadelig effect hebben op het schilrendement.


kandidaat BBT<br />

23. Dagelijks ledigen van<br />

uitgesorteerde groenten en fruit,<br />

schil- en snijresten en organisch<br />

afval 140<br />

24. Opslag (duur zo beperkt mogelijk)<br />

van uitgesorteerde groenten en<br />

fruit, schil- en snijresten en<br />

organisch<br />

containers<br />

afval in gesloten<br />

25. Aardappelen drogen en<br />

mechanisch van vuil ontdoen<br />

26. Schillen door middel van heet<br />

water met loog 141<br />

27. Schillen met behulp van stoom<br />

watergebruik<br />

afvalwater<br />

geur/lucht<br />

bodem<br />

afval<br />

energie<br />

geluid en<br />

trillingen<br />

veiligheid<br />

Globaal Technische<br />

haalbaarheid<br />

Rentabiliteit BBT<br />

0 + 0 + 0 0 0 0 + + + ja<br />

0 + + + 0 0 0 0 + + + ja<br />

+ 0 0 0 0 - 0 0 + + 0 ja<br />

0 0 0 0 0 0 0 0 0 + + enkel voor het schillen van<br />

schorseneren en appelen 142<br />

+ + 0 0 + - 0 0 + +/- 143<br />

88<br />

0 ja, behalve voor het schillen<br />

van schorseneren en appelen<br />

140<br />

zie opmerking hoofdstuk 2, paragraaf 2.9.6<br />

141<br />

Huidige situatie<br />

142<br />

In de praktijk wordt de loogschiller (indien investering in het verleden plaatsvond en momenteel geen alternatief schilsysteem voor handen is) gedurende het ganse<br />

seizoen, ook voor het schillen van andere producten gebruikt.<br />

Appels die verwerkt worden tot compot worden na het schillen, ontdaan van het klokhuis en vervolgens versneden. Kwetsuren van het vruchtvlees (b.v. agv<br />

stoomschillen) dienen vermeden te worden, vandaar het voorstel om ook bij dit verwerkingsproces het loogschillen nog toe te laten.<br />

143<br />

Stoomschillen is niet toepasbaar voor producten waarvan de schil relatief hard is ten opzichte van het vruchtvlees (b.v. appelen). Bij toepassing van stoomschillen zal<br />

het vruchtvlees enigszins beschadigd worden; dit vormt echter geen probleem bij de verwerking van appelen tot compotes of sappen.


28. Schillen door middel van<br />

carborundum 144<br />

29. Mechanisch schillen 148<br />

30. Droogschillen 152<br />

31. Schillen (na stoomschillen)<br />

verwijderen m.b.v. borstelband<br />

ipv water<br />

32. Scherpe snijkoppen gebruiken<br />

tijdens het snijproces<br />

+ + 0 0 + 0 0 0 + 145<br />

+ + 0 0 - 0 0 0 + 149<br />

+/- 146<br />

+/- 150<br />

0 ja, indien kwaliteit<br />

haalbaar 147<br />

0 ja, indien kwaliteit<br />

haalbaar 151<br />

+ + 0 0 - 0 0 0 + +/- 0 nee 153<br />

+ + 0 0 0 0 0 0 + + 0 ja, indien de bacteriële<br />

kwaliteit van het product<br />

geen probleem stelt 154<br />

+ + 0 0 + + 0 0 + + + ja<br />

144<br />

Ten opzichte van schillen met behulp van stoom<br />

145<br />

Toepasbaar voor aardappelen<br />

146<br />

Haalbare techniek voor het schillen van aardappelen<br />

147<br />

Verwerking van aardappelen<br />

148<br />

Ten opzichte van schillen met behulp van stoom<br />

149<br />

Toepasbaar voor aardappelen<br />

150<br />

Haalbare techniek voor het schillen van aardappelen (Mondelinge toelichting tijdens werkvergadering subsectie schilbedrijven van BELGAPOM, dd. 02/12/98)<br />

151<br />

Verwerking van aardappelen<br />

152<br />

Ten opzichte van schillen met behulp van stoom.<br />

De hygiënische kwaliteit bij droogschillen is soms een probleem. Gezien er geen schilwater wordt toegevoegd, zal de 'koelfunctie' van dit schilwater wegvallen zodat<br />

plaatselijk hoge temperaturen kunnen ontstaan.<br />

153<br />

Technische haalbaarheid nog onvoldoende bewezen.<br />

154<br />

'Droog borstelen' zal onvermijdelijk en onveranderd steeds samengaan met een ernstige bacteriële besmetting van de borstels en van het gekwetste vrucht- of<br />

groenteweefsel.


33. Koel houden snijwater (< 10°C) + + 0 0 + - 0 0 +/- - -- 155<br />

34. Warmteterugwinning tijdens het<br />

indampen van groente- en<br />

fruitsappen<br />

Blancheren<br />

kandidaat BBT<br />

35. Klassieke trommelblancheur met<br />

tegenstroomkoeler<br />

36. Bandblancheur/waterkoeler<br />

combinatie (IBC) 157<br />

37. Bandblancheur/luchtkoeler<br />

combinatie (IBC) 159<br />

0 0 0 0 0 + 0 0 + + + ja<br />

watergebruik<br />

afvalwater<br />

0 0 156<br />

geur/lucht<br />

bodem<br />

afval<br />

energie<br />

geluid en<br />

trillingen<br />

veiligheid<br />

Globaal Technische<br />

haalbaarheid<br />

nee<br />

Rentabiliteit BBT<br />

0 0 0 0 0 0 0 + 0 Enkel indien volgende<br />

technieken niet voldoen.<br />

+ + 0 0 + + 0 0 + +/- 158<br />

+ + - 0 + -/+ - 0 +/- +/- 160<br />

90<br />

+ ja, indien de bacteriële<br />

kwaliteit van het product<br />

geen probleem stelt<br />

- enkel voor de<br />

conservensector, indien de<br />

bacteriële kwaliteit van het<br />

product geen probleem stelt<br />

155<br />

De zware verwerkingskost is te hoog in vergelijking met het beperkt milieuvoordeel.<br />

156<br />

zie techniekblad 31<br />

157<br />

in vergelijking met klassieke trommelblancheur met tegenstroomkoeler<br />

158<br />

Hiervoor wordt verwezen naar de resultaten van het HOBU-project betreffende de 'optimalisatie van nieuwe blancheertechnologieën in de diepvriessector dat in 1999<br />

loopt aan de Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende onder de leiding van Prof. Meesschaert.<br />

159<br />

in vergelijking met klassieke trommelblancheur met tegenstroomkoeler<br />

160<br />

Indien bacteriologische kwaliteit geen probleem stelt.


kandidaat BBT<br />

38. Blancheren met behulp van een<br />

stoomblancheur<br />

39. Blancheren met behulp van<br />

microgolven 162<br />

40. Gebruik maken van zo koud<br />

41.<br />

mogelijk water voor de koeling van<br />

producten<br />

Afscheiden van organisch (vast)<br />

materiaal uit het afvalwater door<br />

middel van zeven, filters,<br />

centrifuges, …<br />

watergebruik<br />

afvalwater<br />

geur/lucht<br />

bodem<br />

afval<br />

energie<br />

geluid en<br />

trillingen<br />

veiligheid<br />

Globaal Technische<br />

haalbaarheid<br />

Rentabiliteit BBT<br />

+ 0 0 0 + - 0 0 + + 161 /- - enkel voor de viskeuze<br />

producten<br />

+ 0 0 0 + + 0 0 + - - nee<br />

+ + 0 0 0/<br />

+<br />

0 + + 0 +/<br />

-<br />

+ 0 0 +/- + +/- ja, enkel voor de<br />

diepvriesgroentensector<br />

- - 0 + + +/- ja<br />

Technisch niet toepasbaar bij de verwerking van bladgroenten (b.v. spinazie) in de diepvriesgroentesector. Voor de conservensector kan deze techniek echter wel<br />

interessant zijn. Afkoeling van het product tot ongeveer 40°C volstaat (techniek energetisch gezien eerder gunstig). Bovendien speelt het aangehaald bacteriologisch<br />

aspect hier geen belangrijke rol, gezien de conservenproducten in een latere fase nog een hittebehandeling (sterilisatie / pasteurisatie) ondergaan.<br />

161<br />

Enkel toepasbaar bij de verwerking van viskeuze producten (b.v. rode kool, rode biet, appelen, …).<br />

162<br />

in vergelijking met klassieke trommelblancheur met tegenstroomkoeler


Tussenbehandelingen<br />

kandidaat BBT<br />

42. Gebruik maken van een gesloten<br />

koeltunnel door middel van<br />

indirecte koeling met lucht, waarbij<br />

geen direct contact is tussen<br />

buitenlucht en product en geen<br />

gebruik gemaakt wordt van een<br />

mechanische koelmachine<br />

43.<br />

(aardappelverwerkende sector)<br />

Afzuigen van dampen ter hoogte<br />

van de bakoven en de organische<br />

geurcomponenten verwijderen door<br />

de bakdampen te condenseren met<br />

energieterugwinning<br />

44. Afzuigen van dampen ter hoogte<br />

van de bakoven en de organische<br />

geurcomponenten verwijderen door<br />

de bakdampen na te verbranden<br />

watergebruik<br />

afvalwater<br />

geur/lucht<br />

0 0 + 163<br />

bodem<br />

afval<br />

energie<br />

geluid en<br />

trillingen<br />

veiligheid<br />

Globaal Technische<br />

haalbaarheid<br />

Rentabiliteit BBT<br />

0 0 - + 0 + + - ja, voor de<br />

aardappelverwerkende sector<br />

+ - + 0 0 - 0 0 +/- 164<br />

+ 0 + 0 0 - 0 0 +/- 166<br />

+ -/0 165<br />

ja, bij geurhinder<br />

+ - ja, bij geurhinder<br />

163<br />

Directe koeling van aardappelproducten (na voorbakken) met behulp van buitenlucht brengt mogelijk geurhinder met zich mee. Bij indirecte koeling met buitenlucht<br />

daarentegen is deze problematiek niet aan de orde.<br />

164<br />

Bij geurhinder<br />

165<br />

Uit de bakdampen komt een grote hoeveelheid recupereerbare energie vrij, er dient echter op gewezen te worden dat condenseren meer energie vraagt dan de<br />

hoeveelheid aan energie die kan worden teruggewonnen.<br />

166<br />

Bij geurhinder<br />

92


45. Afzuigen van dampen ter hoogte<br />

van de bakoven en de organische<br />

geurcomponenten verwijderen door<br />

de bakdampen te zuiveren via<br />

gaswassing<br />

46. Afzuigen van dampen ter hoogte<br />

van de bakoven en de organische<br />

geurcomponenten verwijderen door<br />

ozonisatie<br />

47. Afzuigen van dampen ter hoogte<br />

van de bakoven en de organische<br />

geurcomponenten verwijderen door<br />

de bakdampen te zuiveren met<br />

behulp van biofilters<br />

+ - + 0 0 +/<br />

-<br />

+ 0 + 0 0 +/<br />

-<br />

+ + +/<br />

-<br />

0 0 +/- 167<br />

0 0 +/- 168<br />

0 0 0 0 0 +/- 169<br />

+ - ja, bij geurhinder<br />

+ - ja, bij geurhinder<br />

- 170<br />

- nee<br />

167 Bij geurhinder<br />

168 Bij geurhinder<br />

169 Bij geurhinder<br />

170 Bron: VDI 3895; deze methode heeft een beperkt effect in de zuivering van dampstromen waarin zich vetpartikels bevinden; bij hoge massastromen raakt het<br />

filteroppervlak gemakkelijk verstopt met <strong>als</strong> gevolg dat bacteriën geremd of gestopt worden in hun zuiverende werking.


Conserveren<br />

kandidaat BBT<br />

48. Productverliezen (ter hoogte van<br />

vriestunnel) opscheppen en<br />

49.<br />

afvoeren <strong>als</strong> veevoeder<br />

Ontluchten van de vloeistoffen,<br />

zodat de vloeistoffen niet<br />

50.<br />

opschuimen tijdens het afvullen<br />

Opgietverliezen vermijden door het<br />

opgieten onder vacuum<br />

51. Opvangbakken voorzien voor<br />

morsverliezen<br />

52. Optimaal en automatisch ontdooien<br />

en reinigen van vriestunnels<br />

53. Hergebruik van warmte uit<br />

sterilisatieprocessen ten behoeve<br />

van voorverwarming<br />

watergebruik<br />

afvalwater<br />

geur/lucht<br />

bodem<br />

afval<br />

energie<br />

geluid en<br />

trillingen<br />

veiligheid<br />

Globaal Technische<br />

haalbaarheid<br />

Rentabiliteit BBT<br />

0 + + + 0 + 0 0 + + + ja<br />

0 + 0 0 0 -/0 -/0 0 + + 0 ja<br />

+ 0 0 0 0 0 0 0 + + 0 ja<br />

0 + + + 0 + 0 0 + + + ja<br />

0 0 0 0 0 + 0 0 + + + ja<br />

0 0 0 0 0 + 0 0 + + + ja<br />

94


Verpakken<br />

kandidaat BBT<br />

54. Morsverliezen beperken door het<br />

plaatsen van opvangbakken (juiste<br />

positionering), flappen, schermen,<br />

…<br />

55. Juiste positionering van kratten<br />

onder de transportband<br />

56. Vermorste groenten zoveel<br />

mogelijk manueel opruimen<br />

(wegspoelen via bedrijfsriolering<br />

vermijden)<br />

57. Optimalisatie van gebruik en<br />

afmetingen van de verpakkingen<br />

58. Grotere eenheden vervoersverpakking<br />

gebruiken<br />

59. Recyclage vervoersverpakking<br />

60. Houten kratten (met plastic zak)<br />

vervangen door plastic kratten<br />

watergebruik<br />

afvalwater<br />

geur/lucht<br />

bodem<br />

afval<br />

energie<br />

geluid en<br />

trillingen<br />

veiligheid<br />

Globaal Technische<br />

haalbaarheid<br />

Rentabiliteit BBT<br />

0 + 0 0 + - 0 + + + + ja<br />

0 + 0 0 + 0 0 + + + + ja<br />

0 + + 0 + 0 0 0 + + + ja<br />

0 0 0 0 + 0 0 0 + + + ja<br />

0 0 0 0 + 0 0 0 + + + ja<br />

0 0 0 0 + 0 0 0 + + + ja<br />

- 0 0 0 + 0 0 0 +/- +/- - nee


Reinigen / ontsmetten van productie-installaties<br />

kandidaat BBT<br />

61. Apparaten en ruimten (met gladde<br />

wanden en ronde hoeken)<br />

ontwerpen<br />

reinigen zijn<br />

die gemakkelijk te<br />

62. Grof vuil verwijderen door droog,<br />

mechanisch reinigen 171<br />

63. Zoveel mogelijk hergebruik van<br />

water; kwaliteit reinigingswater in<br />

relatie tot de vereiste<br />

64.<br />

bacteriologisch kwaliteit<br />

Verpakkingsmateriaal van de<br />

reinigings- en desinfectie-middelen<br />

gescheiden inzamelen naargelang<br />

hun afzetmogelijk-heden<br />

watergebruik<br />

afvalwater<br />

geur/lucht<br />

bodem<br />

afval<br />

energie<br />

geluid en<br />

trillingen<br />

veiligheid<br />

Globaal Technische<br />

haalbaarheid<br />

Rentabiliteit BBT<br />

+ + 0 0 0 + 0 0 + + +/- ja<br />

+ + + 0 + 0 0 0 + + + ja<br />

+ + 0 0 0 - 0 0 + + + ja<br />

0 0 0 0 + 0 0 0 + + + ja<br />

171 Bron: Verbist, S. et al (1994), Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende nijverheid’ (1996)<br />

96


Transport van plantaardig materiaal tussen de verschillende deelprocessen<br />

kandidaat BBT<br />

65. Efficiënte opstelling van de<br />

productielijn<br />

66. Flappen en schermen plaatsen op de<br />

transportband<br />

watergebruik<br />

67. Droog, mechanisch transport +/<br />

0<br />

afvalwater<br />

geur/lucht<br />

bodem<br />

afval<br />

energie<br />

geluid en<br />

trillingen<br />

veiligheid<br />

Globaal Technische<br />

haalbaarheid<br />

Rentabiliteit BBT<br />

0 + 0 0 + + 0/+ + + + + ja<br />

0 + 0 0 + - 0 + + + + ja<br />

+/<br />

0<br />

- 0 - 0 - 0 - + + nee


Koelen en conditioneren van ruimten<br />

kandidaat BBT<br />

68. Koelinstallatie in bedrijf stellen<br />

met een keuringsattest<br />

69. Condensor opstellen zodat een<br />

minimale<br />

ontstaat<br />

reflectie van geluid<br />

70. Gebruik van geluidsarme<br />

compressoren en condensors<br />

71. Gebruik maken van<br />

verdampingscondensors ipv de<br />

conventionele<br />

watergekoelde<br />

lucht- of<br />

condensatiesystemen<br />

72. Koeldeuren zoveel mogelijk<br />

gesloten houden<br />

73. Snelsluitende en goed isolerende<br />

deuren plaatsen tussen ruimten met<br />

verschillende temperatuur<br />

74. Gebruik van ammoniak <strong>als</strong><br />

koudemiddel<br />

172 Minder warmte-afvoer<br />

watergebruik<br />

afvalwater<br />

geur/lucht<br />

bodem<br />

afval<br />

energie<br />

geluid en<br />

trillingen<br />

veiligheid<br />

Globaal Technische<br />

haalbaarheid<br />

Rentabiliteit BBT<br />

+ 0 + 0 + + + + + + + ja<br />

0 0 0 0 0 0 + 0 + + + ja<br />

0 0 0 0 0 -<br />

172<br />

+ 0 + + - ja<br />

+ + 0 0 0 + 0 0 + + + ja<br />

0 0 0 0 0 + + + + + + ja<br />

0 0 0 0 0 + + 0 + + - ja<br />

0 0 - 0 0 0 0 - + + + ja<br />

98


Afwatering en afvalwaterzuivering<br />

kandidaat BBT<br />

75. Bijhouden van een<br />

afvalwaterlogboek<br />

76. Grootte van de<br />

77.<br />

afvalwaterzuiveringsinstallatie<br />

afstemmen op het te zuiveren<br />

influent<br />

Gescheiden opvang en afvoer van<br />

industrieel water<br />

78. Gescheiden opvang en afvoer van<br />

sanitair water<br />

79. Gescheiden opvang en afvoer van<br />

regenwater<br />

80. Spreiden productie met hoge<br />

belasting voor het water (organisch<br />

materiaal, pH, …)<br />

81. Verwijderen van grove delen<br />

(organisch materiaal) uit het<br />

afvalwater door middel van ‘zeven’<br />

(rooster, zeefbocht, trommelzeef)<br />

watergebruik<br />

afvalwater<br />

geur/lucht<br />

bodem<br />

afval<br />

energie<br />

geluid en<br />

trillingen<br />

veiligheid<br />

Globaal Technische<br />

haalbaarheid<br />

Rentabiliteit BBT<br />

+ + 0 0 + + 0 + + + + ja<br />

+ 0 0 0 0 - 0 0 + + + ja<br />

+ + 0 0 + + 0 0 + + + ja<br />

+ + 0 0 + + 0 0 + + + ja<br />

+ + 0 0 + + 0 0 + + +/- 173<br />

+ + 0 0 + + 0 0 + +/- 0 nee<br />

0 + 0 0 - 0 0 0 + + + ja<br />

173 Alvorens het regenwater aangewend wordt in het productieproces dient het een behandeling te ondergaan. De rentabiliteit van deze milieuvriendelijke techniek is<br />

afhankelijk van de aanwending (ter vervanging van leidingswater (±42 BEF/m³) of grondwater/diep boorputwater (5-6 BEF/m³)).<br />

ja


kandidaat BBT<br />

82. Verwijderen van bezinkbare delen<br />

uit het afvalwater door middel van<br />

‘sedimentatie’ (zandvang)<br />

83. Zandvang regelmatig ruimen,<br />

84.<br />

waardoor deze het zand effectief<br />

kan verwijderen uit het afvalwater<br />

Verwijderen van zwevende delen<br />

uit het afvalwater tijdens de<br />

primaire zuivering door middel van<br />

‘flotatie’<br />

lamellenscheider)<br />

(luchtflotatie,<br />

85. Primair gezuiverd afvalwater<br />

alvorens verdere secundaire<br />

zuivering verzamelen in een<br />

mengtank (correctie van pH en<br />

temperatuur), neutralisatiebekken<br />

(correctie van pH), bufferbekken 175<br />

(continue invoer biologische<br />

zuiveringseenheid 176 ) of<br />

voorbezinkingsbekken (neerslaan<br />

van bezinkbare delen door<br />

inwerking van de gravitatiekracht)<br />

watergebruik<br />

afvalwater<br />

geur/lucht<br />

bodem<br />

afval<br />

energie<br />

geluid en<br />

trillingen<br />

veiligheid<br />

Globaal Technische<br />

haalbaarheid<br />

Rentabiliteit BBT<br />

0 + 0 0 - 0 - 0 + + + ja<br />

0 + 0 0 0 0 0 0 + + + ja<br />

0 + - 0 - - - 0 -/+ 174<br />

+ 0 enkel voor<br />

aardappelverwerkende sector,<br />

toegepast voor de<br />

verwijdering van vetten uit<br />

het afvalwater<br />

0 + 0 0 0 - - 0 + + + ja<br />

174 enkel indien noodzakelijk voor anaërobe zuivering<br />

175 Het ineens lozen van de volledige inhoud van de loogschiller vermijden om zowel een belastingsschok <strong>als</strong> een pH-schok te voorkomen<br />

Produkties die een hoge belasting veroorzaken zoveel mogelijk spreiden<br />

176 van de anaërobe of aërobe zuiveringsstap<br />

100


kandidaat BBT<br />

86. Anaërobe voorzuivering van het<br />

afvalwater (natuurlijke gisting,<br />

anaërobie geïntegreerd in de aërobe<br />

zuiveringsstap, UASB 177 )<br />

87. Aërobe zuivering van het<br />

afvalwater (actief slib proces)<br />

88. Nitrificatieproces stimuleren door<br />

sturing van het beluchtingsproces<br />

tijdens aërobe zuivering van het<br />

afvalwater<br />

89. Defosfatatieproces stimuleren door<br />

sturing van het beluchtingsproces<br />

tijdens aërobe zuivering van het<br />

afvalwater<br />

90. Dimensioneren van de aërobe<br />

zuivering om tot een lage<br />

91.<br />

slibbelasting te komen<br />

Anoxische nazuivering van het<br />

afvalwater (denitrificatieproces)<br />

watergebruik<br />

afvalwater<br />

geur/lucht<br />

bodem<br />

afval<br />

energie<br />

geluid en<br />

trillingen<br />

veiligheid<br />

Globaal Technische<br />

haalbaarheid<br />

0 + - 0 - + 0 0 + + -/-- 178<br />

Rentabiliteit BBT<br />

ja, niet voor<br />

aardappelschilbedrijven 179<br />

0 + - 0 - - - 0 + + + ja<br />

0 + - 0 - - 0 0 + + -/-- ja, niet voor<br />

aardappelschilbedrijven<br />

0 + - 0 - - 0 0 + +/- -/-- ja, niet voor<br />

aardappelschilbedrijven<br />

0 + - 0 + - 0 0 + + 180<br />

0 + - 0 - - 0 0 + + -/-- 181<br />

+/- ja<br />

ja, niet voor<br />

aardappelschilbedrijven<br />

177 Upstream Anaerobic Sludge Blancket<br />

178 Gezien het kleinschalig karakter van het gemiddeld aardappelschilbedrijf is anäerobe waterzuivering doorgaans niet haalbaar (zie hfdst. 7).<br />

179 Met aardappelschilbedrijven wordt telkens bedoeld 'aardappelschilbedrijven die rechtstreeks leveren aan de versmarkt'<br />

180 Er dient opgemerkt te worden dat de belasting van het afvalwater zeer variabel is <strong>als</strong> gevolg van de verscheidenheid aan hoeveelheden en soorten van groenten die<br />

worden verwerkt. In vele gevallen zal het afvalwaterzuiveringssysteem op beperkte capaciteit dienen te werken.<br />

181 Gezien het kleinschalig karakter van het gemiddeld aardappelschilbedrijf is anäerobe waterzuivering doorgaans niet haalbaar.


kandidaat BBT<br />

92. Secundair slib en effluent van<br />

mekaar scheiden in een<br />

93.<br />

nabezinkingsbekken<br />

Effluentzuivering door middel van<br />

‘coagulatie \ flocculatie’, gevolgd<br />

door 'zandfiltratie'<br />

94. Effluentzuivering door middel van<br />

‘actieve kool filtratie’<br />

95. Effluentzuivering door middel van<br />

‘microfiltratie’<br />

96. Effluentzuivering door middel van<br />

‘omgekeerde osmose’<br />

97. Afvalwater zuiveren door<br />

toepassing van primaire zuivering<br />

alleen<br />

98. Afvalwater zuiveren door<br />

toepassing van primaire zuivering +<br />

aërobie<br />

watergebruik<br />

afvalwater<br />

geur/lucht<br />

bodem<br />

afval<br />

energie<br />

geluid en<br />

trillingen<br />

veiligheid<br />

Globaal Technische<br />

haalbaarheid<br />

Rentabiliteit BBT<br />

0 + - 0 - - 0 0 + + + ja<br />

0 + 0 0 - - 0 0 +/- 182<br />

0 + 0 0 - - 0 0 +/- 183<br />

0 +/<br />

-<br />

0 0 - - 0 0 +/- 184<br />

0 + 0 0 - - 0 0 +/- 185<br />

102<br />

+ - afhankelijk van het<br />

ontvangende<br />

oppervlaktewater<br />

+ -- nee<br />

+ -- nee<br />

+ -- nee<br />

0 + 0 0 - 0 0 0 + + + nee 186<br />

0 + 0 0 - - - 0 + + + nee 187 , wel voor<br />

aardappelschilbedrijven<br />

182 Afweging verhoogde afvalproductie / verbeterde afvalwaterkwaliteit te maken op basis van de lokale milieu-eisen van het ontvangende oppervlaktewater<br />

183 Enkel indien verbeterde waterkwaliteit opweegt tegen verhoogde energiekost/afvalproductie<br />

184 enkel indien verbeterde waterkwaliteit opweegt tegen verhoogde energiekost/afvalproductie<br />

185 enkel indien verbeterde waterkwaliteit opweegt tegen verhoogde energiekost/afvalproductie<br />

186 betere optie mogelijk zie volgende kandidaat-BBT<br />

187 betere optie mogelijk zie volgende kandidaat-BBT


kandidaat BBT<br />

99. Afvalwater zuiveren door<br />

toepassing van primaire zuivering +<br />

anaërobie + aërobie zonder<br />

stimulatie van biologische<br />

denitrificatie/desfosfatatie<br />

100. Afvalwater zuiveren door<br />

toepassing van primaire zuivering +<br />

anaërobie + aërobie + denitrificatie<br />

/ defosfatatie<br />

101. Afvalwater zuiveren door<br />

toepassing van primaire zuivering +<br />

anaërobie + aërobie + denitrificatie<br />

/ defosfatatie + coagulatie /<br />

flocculatie + filtratie<br />

watergebruik<br />

afvalwater<br />

geur/lucht<br />

bodem<br />

afval<br />

energie<br />

geluid en<br />

trillingen<br />

veiligheid<br />

Globaal Technische<br />

haalbaarheid<br />

0 + - 0 - - - 0 + + +<br />

-- voor<br />

aardappelschilbedrijven<br />

0 + - 0 - - - 0 + + + 189<br />

0 + - 0 - - - 0 +/- 190<br />

188<br />

betere optie mogelijk zie volgende kandidaat-BBT<br />

189<br />

zie hoofdstuk 7<br />

190<br />

het negatief effect naar het compartiment 'afval' weegt zodanig door dat de globale milieu-afweging niet meer positief is<br />

Rentabiliteit BBT<br />

-- voor<br />

aardappelschilbe<br />

drijven<br />

nee 188<br />

ja, niet voor<br />

aardappelschilbedrijven<br />

+ - afhankelijk van de afweging<br />

tussen de verhoogde<br />

afvalproductie en de<br />

verbeterde<br />

afvalwaterkwaliteit, te maken<br />

op basis van de lokale milieueisen<br />

van het ontvangende<br />

oppervlakte-water door de<br />

vergunning-verlenende<br />

overheid;<br />

niet voor<br />

aardappelschilbedrijven


102. Afvalwater zuiveren door<br />

toepassing van primaire zuivering +<br />

anaërobie + aërobie + denitrificatie<br />

/ defosfatatie + coagulatie /<br />

flocculatie + filtratie + actieve<br />

koolfiltratie<br />

103. Afvalwater zuiveren door<br />

toepassing van primaire zuivering +<br />

anaërobie + aërobie + denitrificatie<br />

/ defosfatatie +<br />

coagulatie/flocculatie + filtratie +<br />

actieve koolfiltratie + microfiltratie<br />

104. Afvalwater zuiveren door<br />

toepassing van primaire zuivering +<br />

anaërobie + aërobie + denitrificatie<br />

/ defosfatatie + coagulatie /<br />

flocculatie + filtratie + actieve<br />

koolfiltratie + microfiltratie +<br />

omgekeerde osmose<br />

0 + - 0 - - - 0 +/- 191<br />

0 + - 0 - - - 0 +/- 194<br />

0 + - 0 - - - 0 +/- 197<br />

191<br />

enkel indien verbeterde waterkwaliteit opweegt tegen verhoogde energiekost/afvalproductie<br />

192<br />

tenzij hergebruik in processen<br />

193<br />

tenzij hergebruik in processen<br />

194<br />

enkel indien verbeterde waterkwaliteit opweegt tegen verhoogde energiekost/afvalproductie<br />

195<br />

tenzij hergebruik in processen<br />

196<br />

tenzij hergebruik in processen<br />

197<br />

enkel indien verbeterde waterkwaliteit opweegt tegen verhoogde energiekost/afvalproductie<br />

198 tenzij hergebruik in processen<br />

199 tenzij hergebruik in processen<br />

+ -- 192<br />

+ -- 195<br />

+ -- 198<br />

nee 193<br />

nee 196<br />

nee 199<br />

104


105. Overdekken van de anaërobe<br />

installatie (+ eventueel lucht<br />

afzuigen en terugvoeren naar<br />

beluchtingsbekken, waarin de<br />

geurcomponenten<br />

afgebroken)<br />

dan worden<br />

106. Lucht ter hoogte van anaërobe<br />

bekkens behandelen met behulp van<br />

een biofilter (pakkingmateriaal b.v.<br />

turf, compost, houtschors, …)<br />

107. De installatie moet volledig<br />

waterdicht zijn om verontreiniging<br />

van de bodem en het grondwater te<br />

voorkomen<br />

108. Valoriseren van het biogas,<br />

gevormd tijdens anaërobe zuivering<br />

(b.v. opwarmen van reactor,<br />

opwekken van elektriciteit via een<br />

gasmotor, …)<br />

109. Slib ontwateren d.m.v. mechanische<br />

indikking via een zeefbandpers<br />

110. Slib ontwateren d.m.v.<br />

zwaartekrachtindikking<br />

sedimentatiebekken<br />

via een<br />

111. Slib ontwateren d.m.v.<br />

zwaartekrachtindikking<br />

slibstockage<br />

via<br />

112. Slib ontwateren via flotatieindikking<br />

d.m.v. opborrelende lucht<br />

200 tenzij in geval van geurhinder<br />

201 tenzij in geval van geurhinder<br />

0 0 + 0 0 - - 0 +/- + - nee 200<br />

0 0 + 0 -<br />

/+<br />

? ? 0 +/- + - nee 201<br />

0 0 0 + 0 0 0 0 + + - ja<br />

0 0 + 0 0 + 0 0 + + + ja<br />

0 0 0 + 0 -/0 -/0 0 + + + ja<br />

0 0 0 + 0 0 0 0 + + + ja<br />

0 0 0 + 0 0 0 0 + + + ja<br />

0 0 0 + 0 -/0 -/0 0 + + 0 ja


113. Slib chemisch stabiliseren d.m.v.<br />

kalkbehandeling<br />

114. Slib biologisch stabiliseren via<br />

mineralisatie<br />

115. Slib biologisch stabiliseren via<br />

vergisting<br />

116. Slib biologisch stabiliseren via<br />

compostering<br />

117. Slib thermisch stabiliseren via<br />

droging<br />

118. Slib thermisch stabiliseren via<br />

pasteurisatie<br />

Waterhergebruik<br />

kandidaat BBT<br />

119. Enkel de hoeveelheden<br />

sokkelwater oppompen die<br />

effectief vereist zijn in het<br />

productieproces<br />

0 0 + + 0 0 0 0 + + + ja<br />

0 0 + + 0 0 0 0 + + + ja<br />

0 0 + + 0 + 0 0 + + + ja<br />

0 0 + + 0 0 0 0 + + + ja<br />

0 0 + + 0 - 0 0 + + + ja<br />

0 0 + + 0 - 0 0 + + + ja<br />

watergebruik<br />

afvalwater<br />

geur/lucht<br />

bodem<br />

afval<br />

energie<br />

geluid en<br />

trillingen<br />

veiligheid<br />

Globaal Technische<br />

haalbaarheid<br />

Rentabiliteit BBT<br />

+ 0 0 0 0 + 0 0 + + + ja<br />

106


120. Waterverbruik controleren door + 0 0 0 0 0 0 0 + + - ja<br />

b.v. het plaatsen van een<br />

debietmeter op de belangrijkste<br />

verbruikers<br />

waterbronnen<br />

en verschillende<br />

121. Recycleren van transportwater + - - 0 0 - 0/- 0 + + +/- ja<br />

122. Hergebruik van waswater (van<br />

blikken en bokalen) ter hoogte van<br />

het schilproces<br />

123. Hergebruik van schilwater om de<br />

ruwe producten voor te wassen<br />

124. Hergebruik van condenswater dat<br />

ontstaat tijdens het indampen van<br />

groente- en fruitsappen voor het<br />

mengen of verdunnen van het<br />

eindproduct<br />

125. Hergebruik van water uit<br />

sterilisatieprocessen om de ruwe<br />

producten voor te wassen<br />

126. Hergebruik van warm koelwater uit<br />

de autoclaven (conservensector)<br />

voor het opwarmen van koud water<br />

ter hoogte van het blancheerproces,<br />

<strong>als</strong> spoelwater na het schillen of <strong>als</strong><br />

poetswater<br />

127. Hergebruik van blancheerwater <strong>als</strong><br />

eerste poetswater bij het reinigen<br />

van de vriestunnel<br />

128. Doorgedreven hergebruik van<br />

koelwater (geen rechtstreeks<br />

contact met product)<br />

+ 0 0 0 0 0 0 0 + +/- +/- ja, indien kwaliteit haalbaar<br />

+ 0 0 0 0 0 0 0 + + +/- ja<br />

+ + 0 0 0 0 0 0 + + + ja<br />

+ 0 0 0 0 0 0 0 + + +/- Ja<br />

+ 0 0 0 0 + 0 0 + + + ja, voor de conservensector<br />

+ 0 0 0 0 0 0 0 + + +/- ja<br />

+ 0 0 0 0 - 0 0 + + +/- ja


129. Gebruik van regenwater of<br />

vijverwater voor het voeden van de<br />

verdampingscondensors<br />

130. Gebruik van gezuiverd effluent<br />

(b.v. zandfilter, …) van de<br />

waterzuivering voor het voeden<br />

van de verdampingscondensors<br />

131. Effluent ‘chloreren’ en<br />

hergebruiken voor het reinigen van<br />

vloeren en procesinstallaties<br />

132. Effluent tertiair zuiveren met<br />

behulp van ‘coagulatie/flocculatie<br />

+ filtratie’ en hergebruiken voor de<br />

eerste wassing van de ruwe<br />

grondstof<br />

133. Effluent tertiair zuiveren met<br />

behulp van ‘coagulatie/flocculatie<br />

+ filtratie + actieve koolfiltratie +<br />

microfiltratie’ en hergebruiken<br />

voor het wassen van recipiënten<br />

voor de sterilisatie of <strong>als</strong> koelwater<br />

(koelcircuit)<br />

(pompcircuit)<br />

of transportwater<br />

+ + 0 0 0 - 0 0 + + + ja<br />

+ + 0 0 0 - 0 0 + - 202<br />

+ +/<br />

-<br />

- 0 0 - 0 - + + +/- 203<br />

+ nee<br />

+ + 0 0 - - 0 0 + + +/- neen, tenzij de vrijwaring van<br />

de lokale waterreserves<br />

opweegt tegen het verhoogd<br />

energieverbruik /<br />

afvalproductie<br />

+ + 0 0 - - 0 0 +/- + - neen, tenzij de vrijwaring van<br />

de lokale waterreserves<br />

opweegt tegen het verhoogd<br />

energieverbruik /<br />

afvalproductie<br />

202<br />

Bij toepassing van deze milieuvriendelijke techniek kunnen technische problemen ontstaan <strong>als</strong> gevolg van de hoge geleidbaarheid van het hergebruikt water (b.v.<br />

opconcentratie van zouten).<br />

203<br />

Afhankelijk van het gebruik van vloeren en procesinstallaties<br />

ja<br />

108


134. effluent tertiair zuiveren met<br />

behulp van ‘coagulatie/flocculatie<br />

+ filtratie + actieve koolfiltratie +<br />

microfiltratie + omgekeerde<br />

osmose’ en hergebruiken <strong>als</strong><br />

blancheerwater of koelwater<br />

(koelen van producten na<br />

blancheerproces)<br />

+ + 0 0 - - 0 0 +/- + - neen, tenzij de vrijwaring van<br />

de lokale waterreserves<br />

opweegt tegen het verhoogd<br />

energieverbruik /<br />

afvalproductie


HOOFDSTUK 5: VERTALING VAN BBT NAAR VERGUNNINGS-<br />

VOORWAARDEN<br />

5.1 Inleiding<br />

De BBT zijn een belangrijke basis bij het vaststellen van de<br />

milieuvergunningsvoorwaarden. In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe uitgaande van de<br />

geselecteerde BBT een suggestie gedaan kan worden van milieuvergunningsvoorwaarden.<br />

Naast de onderbouwing van de sectorale vergunningsvoorwaarden die wettelijk worden<br />

vastgelegd (Vlarem II) worden bijkomende BBT-aandachtspunten voor<br />

vergunningsverleners en bedrijven gesuggereerd.<br />

Figuur 5.1 geeft de krijtlijnen weer waarlangs BBT-gerelateerde milieuvergunningsvoorwaarden<br />

tot stand kunnen komen. In tabel 5.1 wordt vermeld welke BBT van deze<br />

sector in aanmerking komen <strong>als</strong> basis voor vergunningsvoorwaarden.<br />

De meest relevante huidige vergunningsvoorwaarden (Vlarem II) die van toepassing zijn<br />

voor de Vlaamse bedrijven in de groente- en fruitwerkende nijverheid zijn opgenomen in<br />

bijlage 3 van dit document.<br />

Deze voorwaarden hebben betrekking op:<br />

- Sectorale lozingsvoorwaarden voor bedrijfsafvalwater (Art. 5.3.2.1 en bijlagen 5.3.2.1<br />

en 5.3.2.17). Hierin worden de emissiegrenswaarden voor lozing in oppervlaktewater en<br />

riool bepaald.<br />

- Hergebruik van gezuiverd afvalwater (Art 5.3.2.3)<br />

- Behandeling van afvalwaterzuiveringsslib (storten verboden) (Art 5.3.2.3)<br />

- Voorkoming en bestrijding van geurhinder (Art 5.45.1.3)<br />

- Hygiënische maatregelen (Art. 5.45.1.4)<br />

In de paragrafen 5.2 - 5.6 wordt de relatie tussen de in hoofdstuk 4 geselecteerde BBT en<br />

de huidige Vlarem II-normen besproken. Hierbij is er vanuit gegaan dat de met BBT<br />

haalbare normen in relatie moeten staan met de ‘sectorale’ lozingsnormen. Waar nodig zijn<br />

suggesties gedaan voor verbeteringen. Op lokaal niveau kunnen eventueel omwille van b.v.<br />

de gevoeligheid van het ontvangend oppervlaktewater lagere normen vastgelegd worden,<br />

die zijn vaak strenger dan BBT.<br />

In de paragrafen 5.7 - 5.8 worden enkele BBT vermeld die nog niet voorzien zijn in de<br />

huidige Vlarem II-regelgeving en die bovendien geschikt zijn <strong>als</strong> basis voor<br />

vergunningsregels. Er wordt gekeken in hoeverre deze vertaald kunnen worden naar<br />

specifieke BBT-aandachtspunten voor vergunningsverleners en bedrijven.


Ja<br />

STOP<br />

Onderbouwt<br />

Vlarem II<br />

Technieken (technisch haalbaar + niet experimenteel)<br />

BBT<br />

Meest<br />

milieuvriendelijk<br />

Neen Ja<br />

Ja<br />

Komt overeen met sectorale of<br />

algemene voorwaarden Vlarem II<br />

Neen<br />

BBT bruikbaar <strong>als</strong> basis<br />

vergunningsvoorwaarde<br />

Ja<br />

Voorstel<br />

bijkomende<br />

vergunningsvoorwaarden<br />

Economisch haalbaar<br />

STOP<br />

Neen<br />

Neen<br />

Neen:<br />

Figuur 5.1: Toepassing BBT-vergunningen/ecologiesteun<br />

Betekenisvolle<br />

investering<br />

Ja<br />

Suggestie ecologiesteun


Tabel 5.1: Oplijsting van BBT en vertaling van BBT naar vergunningsvoorwaarden<br />

kandidaat BBT BBT Onderbouwing van<br />

sectorale<br />

vergunningvoorwaarden<br />

in<br />

VLAREM II<br />

Afspraken maken met de<br />

teler/leverancier inzake<br />

oogsttijdstip, oogstproductie,<br />

pesticidegebruik,<br />

…<br />

teeltbewerking,<br />

Vertrekken van een schone<br />

grondstof met een beperkte<br />

hoeveelheid vuil en<br />

bestrijdingsmiddelen<br />

Zandwinningsinstallatie, bestemd<br />

voor het scheiden van tarra die<br />

vrijkomt bij de verwerking van o.a.<br />

aardappelen, waarbij het<br />

afgescheiden<br />

herbruikt<br />

zand kan worden<br />

Afscheider voor het verwijderen<br />

van fijn organisch materiaal bij de<br />

invoer van o.a. aardappelen in de<br />

fabriek<br />

Minimaliseren van de<br />

stock(grondstoffen), om<br />

veroudering/rotting te voorkomen<br />

Aangevoerde groenten onmiddellijk<br />

verwerken, om verlies aan<br />

grondstoffen te beperken (opslag<br />

vermijden)<br />

Opslag van grondstoffen op een<br />

zuivere binnenkoer, in de schaduw<br />

Opslag van grondstoffen in<br />

laadbakken<br />

ja nee 204<br />

Maatregel goede<br />

bedrijfspraktijk<br />

Opgenomen in<br />

voorstel 'specifieke<br />

BBTaandachtspunten<br />

voor vergunningsverleners<br />

en<br />

bedrijven'<br />

ja nee<br />

ja nee ja nee<br />

ja nee ja nee<br />

ja nee ja nee<br />

ja nee ja nee<br />

ja, indien<br />

productieplanning<br />

kan<br />

worden gevolgd<br />

en afhankelijk<br />

van de<br />

bewaringstermijn<br />

van de<br />

verse goederen<br />

ja, indien<br />

noodzakelijk<br />

(b.v. aanpassing<br />

van de<br />

productieplanning)<br />

ja, indien<br />

noodzakelijk<br />

(b.v. aanpassing<br />

van de<br />

productieplanning)<br />

nee ja nee<br />

nee ja nee<br />

nee ja nee<br />

204 o.a. Vlarem II, bijlage 5.3.2.1° (inrichtingen bedoeld in de subrubrieken 45.13a en 45.13b, aardappelverwerking):<br />

sectorale lozingsvoorwaarde (lozing op oppervlaktewater) som chloorprofam, profam, thiobenzadol: 0,50 mg/l


kandidaat BBT BBT Onderbouwing van<br />

sectorale<br />

vergunningvoorwaarden<br />

in<br />

VLAREM II<br />

Aankoop van hulpstoffen in bulk ja, indien<br />

beschikbaar<br />

Gescheiden inzameling van<br />

verpakkingsmateriaal<br />

Achterblijvende groente- en<br />

fruitresten na verwerking van de<br />

opgeslagen groenten zo snel<br />

mogelijk verwijderen<br />

Motor en koelaggregaat van de<br />

vrachtwagen afzetten tijdens laden /<br />

lossen<br />

Plaatsen van geluidskappen zodat<br />

tijdens het koeltrekken van de<br />

laadruimte van de vrachtwagen<br />

minder geluidsoverlast plaatsheeft<br />

Ventilatie beperken door de<br />

overgang tussen de laadruimte van<br />

de vrachtwagen en de opslagplaats<br />

van een goede sluiting te voorzien<br />

Deuren en ramen zoveel mogelijk<br />

gesloten houden<br />

Snelsluitende en goed isolerende<br />

deuren plaatsen tussen ruimten met<br />

verschillende temperatuur<br />

Sorteer- en morsverliezen beperken<br />

door kwaliteitszorg bij de<br />

teler/leverancier (aanleveren<br />

grondstoffen in optimale toestand)<br />

Sorteer- en morsverliezen beperken<br />

door plaatsen van opvangbakken<br />

(juiste positionering), flappen, spatschermen,<br />

…<br />

Regelmatige afvoer van nietbehandelde<br />

of uitgesorteerde<br />

groente- en fruitresten en schil- en<br />

snijresten naar de landbouw <strong>als</strong><br />

veevoeder<br />

Selecteren van grondstoffen naar<br />

grootte, om de hoeveelheid<br />

schilafval te beperken<br />

ja nee 205<br />

Maatregel goede<br />

bedrijfspraktijk<br />

Opgenomen in<br />

voorstel 'specifieke<br />

BBTaandachtspunten<br />

voor vergunningsverleners<br />

en<br />

bedrijven'<br />

nee ja nee<br />

ja nee<br />

ja nee ja nee<br />

ja nee ja nee<br />

ja nee ja nee<br />

ja nee ja nee<br />

ja ja 206<br />

ja nee<br />

ja nee ja nee<br />

ja nee ja nee<br />

ja nee ja nee<br />

ja nee ja nee<br />

ja, indien<br />

technisch<br />

haalbaar<br />

nee ja nee<br />

205 Afv<strong>als</strong>toffendecreet met uitvoeringsbesluiten gebundeld in VLAREA, samenwerkingsakkoord van 30 mei 1996<br />

(omzetting Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december betreffende verpakking en<br />

verpakkingsafval)<br />

206 Vlarem II, Art. 5.45.1.6 §2


kandidaat BBT BBT Onderbouwing van<br />

sectorale<br />

vergunningvoorwaarden<br />

in<br />

VLAREM II<br />

Afscheiden van (vast) organisch<br />

materiaal uit het afvalwater ter<br />

hoogte van het schilproces door<br />

middel van zeven, filters,<br />

centrifuges, enz. om uitloging te<br />

beperken<br />

Dagelijks ledigen van<br />

uitgesorteerde groenten en fruit,<br />

schil- en snijresten en organisch<br />

afval 207<br />

Opslag (duur zo beperkt mogelijk)<br />

van uitgesorteerde groenten en fruit,<br />

schil- en snijresten en organisch<br />

afval in gesloten containers<br />

Aardappelen drogen en mechanisch<br />

van vuil ontdoen<br />

Schillen met behulp van stoom (ipv<br />

loogschillen)<br />

Schillen door middel van<br />

carborundum (ipv loogschillen)<br />

Mechanische schillen (ipv<br />

loogschillen)<br />

Schillen verwijderen (na<br />

stoomschillen) m.b.v. borstelband<br />

ipv water<br />

Scherpe snijkoppen gebruiken<br />

tijdens het snijproces<br />

Warmteterugwinning tijdens het<br />

indampen<br />

fruitsappen<br />

van groente- en<br />

Bandblancheur/waterkoeler<br />

combinatie (IBC) (ipv klassieke<br />

trommelblancheur<br />

tegenstroomkoeler)<br />

met<br />

Maatregel goede<br />

bedrijfspraktijk<br />

114<br />

Opgenomen in<br />

voorstel 'specifieke<br />

BBTaandachtspunten<br />

voor vergunningsverleners<br />

en<br />

bedrijven'<br />

ja nee ja nee<br />

ja ja 208<br />

ja ja 209<br />

ja nee<br />

ja nee<br />

ja nee - watergebruik<br />

ja, behalve voor<br />

het schillen van<br />

schorseneren en<br />

appelen<br />

ja, indien<br />

kwaliteit<br />

haalbaar<br />

ja, indien<br />

kwaliteit<br />

haalbaar<br />

ja, indien<br />

kwaliteit<br />

haalbaar<br />

nee - watergebruik<br />

nee - watergebruik<br />

nee - watergebruik<br />

ja 210<br />

lozingsnormen<br />

COD, BOD<br />

- watergebruik<br />

ja nee ja nee<br />

ja nee ja nee<br />

ja, indien de<br />

bacteriële<br />

kwaliteit van het<br />

product geen<br />

probleem stelt<br />

207<br />

zie opmerking hoofdstuk 2, paragraaf 2.9.6<br />

208<br />

Vlarem II, Art. 5.45.1.3<br />

209<br />

Vlarem II, Art. 5.45.1.3<br />

210<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.1 (sectorale lozingsvoorwaarden voor stedelijk afvalwater)<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.2.1 (sectorale lozingsvoorwaarden, aardappelverwerking)<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.2.17 (sectorale lozingsvoorwaarden, groenteconservenfabrieken)<br />

nee - watergebruik


kandidaat BBT BBT Onderbouwing van<br />

sectorale<br />

vergunningvoorwaarden<br />

in<br />

VLAREM II<br />

Gebruik maken van zo koud<br />

mogelijk water voor de koeling van<br />

producten<br />

Afscheiden van organisch (vast)<br />

materiaal uit het afvalwater door<br />

middel van zeven, filters,<br />

centrifuges, …<br />

Gebruik maken van een gesloten<br />

koeltunnel d.m.v. indirecte koeling<br />

met buitenlucht, waarbij geen direct<br />

contact is tussen buitenlucht en<br />

product en geen gebruik gemaakt<br />

wordt van een mechanische<br />

koelmachine<br />

Afzuigen van dampen ter hoogte<br />

van de bakoven en de organische<br />

geurcomponenten verwijderen door<br />

de bakdampen te condenseren met<br />

energieterugwinning<br />

Afzuigen van dampen ter hoogte<br />

van de bakoven en de organische<br />

geurcomponenten verwijderen door<br />

de bakdampen na te verbranden<br />

Afzuigen van dampen ter hoogte<br />

van de bakoven en de organische<br />

geurcomponenten verwijderen door<br />

de bakdampen te zuiveren via<br />

gaswassing<br />

Afzuigen van dampen ter hoogte<br />

van de bakoven en de organische<br />

geurcomponenten verwijderen door<br />

ozonisatie<br />

Productverliezen (ter hoogte van<br />

vriestunnel) opscheppen en<br />

afvoeren <strong>als</strong> veevoeder<br />

Ontluchten van de vloeistoffen,<br />

zodat de vloeistoffen niet<br />

opschuimen tijdens het afvullen<br />

Opgietverliezen vermijden door het<br />

opgieten onder vacuum<br />

ja, enkel voor de<br />

diepvriesgroentensector<br />

ja 211<br />

lozingsnormen<br />

COD, BOD<br />

Maatregel goede<br />

bedrijfspraktijk<br />

Opgenomen in<br />

voorstel 'specifieke<br />

BBTaandachtspunten<br />

voor vergunningsverleners<br />

en<br />

bedrijven'<br />

ja nee<br />

ja ja 212<br />

lozingsnormen<br />

zwevende stoffen,<br />

bezinkbare deeltjes<br />

ja nee<br />

ja nee - geurhinder<br />

ja, bij<br />

geurhinder<br />

ja, bij<br />

geurhinder<br />

ja, bij<br />

geurhinder<br />

ja, bij<br />

geurhinder<br />

nee - geurhinder<br />

nee - geurhinder<br />

nee - geurhinder<br />

nee - geurhinder<br />

ja nee ja nee<br />

ja nee ja nee<br />

ja nee ja nee<br />

211<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.1 (sectorale lozingsvoorwaarden voor stedelijk afvalwater)<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.2.1 (sectorale lozingsvoorwaarden, aardappelverwerking)<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.2.17 (sectorale lozingsvoorwaarden, groenteconservenfabrieken)<br />

212<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.1 (sectorale lozingsvoorwaarden voor stedelijk afvalwater)<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.2.1 (sectorale lozingsvoorwaarden, aardappelverwerking)<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.2.17 (sectorale lozingsvoorwaarden, groenteconservenfabrieken)


kandidaat BBT BBT Onderbouwing van<br />

sectorale<br />

vergunningvoorwaarden<br />

in<br />

VLAREM II<br />

Optimaal en automatisch ontdooien<br />

en reinigen van vriestunnels<br />

Hergebruik van warmte uit<br />

sterilisatieprocessen ten behoeve<br />

van voorverwarming<br />

Juiste positionering van kratten<br />

onder de transportband<br />

Vermorste groenten zoveel<br />

mogelijk manueel opruimen<br />

(wegspoelen via bedrijfsriolering<br />

vermijden)<br />

Optimalisatie van gebruik en<br />

afmetingen van de verpakkingen<br />

Grotere eenheden vervoersverpakking<br />

gebruiken<br />

Recyclage vervoersverpakking ja nee 213<br />

Apparaten en ruimten (met gladde<br />

wanden en ronde hoeken)<br />

ontwerpen<br />

reinigen zijn<br />

die gemakkelijk te<br />

Grof vuil verwijderen door droog,<br />

mechanisch transport<br />

Verpakkingsmateriaal van de<br />

reinigings- en desinfectie-middelen<br />

gescheiden inzamelen naargelang<br />

hun afzetmogelijk-heden<br />

Efficiënte<br />

productielijn<br />

opstelling van de<br />

Flappen en schermen plaatsen op de<br />

transportband<br />

Maatregel goede<br />

bedrijfspraktijk<br />

116<br />

Opgenomen in<br />

voorstel 'specifieke<br />

BBTaandachtspunten<br />

voor vergunningsverleners<br />

en<br />

bedrijven'<br />

ja nee ja nee<br />

ja nee ja nee<br />

ja nee ja nee<br />

ja nee ja nee<br />

ja nee ja nee<br />

ja nee ja nee<br />

ja ja 214<br />

ja nee<br />

ja nee<br />

ja nee ja nee<br />

ja nee 215<br />

ja nee<br />

ja nee ja nee<br />

ja nee ja nee<br />

213<br />

Afv<strong>als</strong>toffendecreet met uitvoeringsbesluiten gebundeld in VLAREA, samenwerkingsakkoord van 30 mei 1996<br />

(omzetting Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december betreffende verpakking en<br />

verpakkingsafval)<br />

214<br />

Vlarem II, Art. 5.45.1.4<br />

215<br />

Afv<strong>als</strong>toffendecreet met uitvoeringsbesluiten gebundeld in VLAREA, samenwerkingsakkoord van 30 mei 1996<br />

(omzetting Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december betreffende verpakking en<br />

verpakkingsafval)


kandidaat BBT BBT Onderbouwing van<br />

sectorale<br />

vergunningvoorwaarden<br />

in<br />

VLAREM II<br />

Koelinstallatie in bedrijf stellen met<br />

een keuringsattest<br />

Condensor opstellen zodat een<br />

minimale<br />

ontstaat<br />

reflectie van geluid<br />

Gebruik van geluidsarme<br />

compressoren en condensors<br />

Gebruik maken van<br />

verdampingscondensors ipv de<br />

conventionele lucht- of<br />

watergekoelde condensatiesystemen<br />

Koeldeuren zoveel mogelijk<br />

gesloten houden<br />

Snelsluitende en goed isolerende<br />

deuren plaatsen tussen ruimten met<br />

verschillende temperatuur<br />

Gebruik van ammoniak <strong>als</strong><br />

koudemiddel<br />

Bijhouden van een<br />

afvalwaterlogboek<br />

Grootte van de<br />

afvalwaterzuiveringsinstallatie<br />

afstemmen op het te zuiveren<br />

influent<br />

Gescheiden opvang en afvoer van<br />

regenwater<br />

Gescheiden opvang en afvoer van<br />

industrieel water<br />

Gescheiden opvang en afvoer van<br />

sanitair water<br />

ja ja 216<br />

Maatregel goede<br />

bedrijfspraktijk<br />

Opgenomen in<br />

voorstel 'specifieke<br />

BBTaandachtspunten<br />

voor vergunningsverleners<br />

en<br />

bedrijven'<br />

- nee<br />

ja nee ja nee<br />

ja nee ja nee<br />

ja nee ja nee<br />

ja nee ja nee<br />

ja nee ja nee<br />

ja ja 217<br />

- nee<br />

ja nee ja nee<br />

ja ja 218<br />

ja ja 219<br />

ja nee<br />

- nee<br />

ja nee ja nee<br />

ja nee ja nee<br />

216<br />

Vlarem II, Art. 5.16.3.3.<br />

217<br />

zie Vlarem II, Art. 5.16.3.3 'Luchtconditionerings- en koelinrichtingen'<br />

218<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.1 (sectorale lozingsvoorwaarden voor stedelijk afvalwater)<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.2.1 (sectorale lozingsvoorwaarden, aardappelverwerking)<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.2.17 (sectorale lozingsvoorwaarden, groenteconservenfabrieken)<br />

219<br />

Vlarem II Codes van goede bedrijfspraktijk (Omzendbrief 31.7.1996, 2.11 afkoppelingsbeleid inzake hemelwater'


kandidaat BBT BBT Onderbouwing van<br />

sectorale<br />

vergunningvoorwaarden<br />

in<br />

VLAREM II<br />

Verwijderen van grove delen<br />

(organisch materiaal) uit het<br />

afvalwater door middel van ‘zeven’<br />

(rooster, zeefbocht, trommelzeef)<br />

Verwijderen van bezinkbare delen<br />

uit het afvalwater door middel van<br />

‘sedimentatie’ (zandvang)<br />

Zandvang regelmatig ruimen,<br />

waardoor deze het zand effectief<br />

kan verwijderen uit het afvalwater<br />

Primair gezuiverd afvalwater<br />

(alvorens verdere secundaire<br />

zuivering) verzamelen in een<br />

mengtank (correctie van pH en<br />

temperatuur), neutralisatiebekken<br />

(correctie van pH), bufferbekken<br />

(continue invoer biologische<br />

zuiveringseenheid) of<br />

voorbezinkingsbekken (neerslaan<br />

van bezinkbare delen door<br />

inwerking van de gravitatiekracht)<br />

Anaërobe voorzuivering van het<br />

afvalwater (natuurlijke gisting,<br />

anaërobie geïntegreerd in de aërobe<br />

zuiveringsstap, UASB 223 )<br />

Aërobe zuivering van het<br />

afvalwater (actief slib proces)<br />

Maatregel goede<br />

bedrijfspraktijk<br />

118<br />

Opgenomen in<br />

voorstel 'specifieke<br />

BBTaandachtspunten<br />

voor vergunningsverleners<br />

en<br />

bedrijven'<br />

ja nee - nee<br />

ja ja 220<br />

lozingsnorm<br />

bezinkbare delen<br />

ja ja 221<br />

lozingsnorm<br />

bezinkbare delen<br />

ja ja 222<br />

lozingsnormen pH,<br />

t°C, bezinkbare<br />

stoffen<br />

ja, behalve voor<br />

aardappelschilbedrijven<br />

224<br />

ja 225<br />

lozingsnormen<br />

zwevende stoffen,<br />

COD, BOD<br />

ja ja 226<br />

lozingsnormen<br />

zwevende stoffen,<br />

COD, BOD<br />

- nee<br />

ja nee<br />

ja nee<br />

- nee<br />

- nee<br />

220<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.2.1 (sectorale lozingsvoorwaarden, aardappelverwerking)<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.2.17 (sectorale lozingsvoorwaarden, groenteconservenfabrieken)<br />

221<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.2.1 (sectorale lozingsvoorwaarden, aardappelverwerking)<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.2.17 (sectorale lozingsvoorwaarden, groenteconservenfabrieken)<br />

222<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.2.1 (sectorale lozingsvoorwaarden, aardappelverwerking)<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.2.17 (sectorale lozingsvoorwaarden, groenteconservenfabrieken)<br />

223<br />

Upstream Anaerobic Sludge Blancket<br />

224<br />

Met aardappelschilbedrijven wordt steeds bedoeld 'aardappelschilbedrijven die rechtstreeks leveren aan de<br />

versmarkt'<br />

225<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.1 (sectorale lozingsvoorwaarden voor stedelijk afvalwater)<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.2.1 (sectorale lozingsvoorwaarden, aardappelverwerking)<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.2.17 (sectorale lozingsvoorwaarden, groenteconservenfabrieken)<br />

226<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.1 (sectorale lozingsvoorwaarden voor stedelijk afvalwater)<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.2.1 (sectorale lozingsvoorwaarden, aardappelverwerking)<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.2.17 (sectorale lozingsvoorwaarden, groenteconservenfabrieken)


kandidaat BBT BBT Onderbouwing van<br />

sectorale<br />

vergunningvoorwaarden<br />

in<br />

VLAREM II<br />

Nitrificatieproces stimuleren door<br />

sturing van het beluchtingsproces<br />

tijdens aërobe zuivering van het<br />

afvalwater<br />

Defosfatatieproces stimuleren door<br />

sturing van het beluchtingsproces<br />

tijdens aërobe zuivering van het<br />

afvalwater<br />

Dimensioneren van de aërobe<br />

zuivering om tot een lage<br />

slibbelasting te komen<br />

Anaërobe nazuivering van het<br />

afvalwater (denitrificatieproces)<br />

Secundair slib en effluent van<br />

mekaar scheiden in een<br />

nabezinkingsbekken<br />

Effluentzuivering door middel van<br />

‘coagulatie\flocculatie’,<br />

door 'zandfiltratie'<br />

gevolgd<br />

Afvalwater zuiveren enkel door<br />

toepassing van primaire zuivering +<br />

aërobie<br />

ja, behalve voor<br />

aardappelschilbedrijven<br />

ja, behalve voor<br />

aardappelschilbedrijven<br />

ja 227<br />

lozingsnormen<br />

zwevende stoffen,<br />

COD, BOD<br />

ja 228<br />

lozingsnormen<br />

zwevende stoffen,<br />

COD, BOD<br />

Maatregel goede<br />

bedrijfspraktijk<br />

Opgenomen in<br />

voorstel 'specifieke<br />

BBTaandachtspunten<br />

voor vergunningsverleners<br />

en<br />

bedrijven'<br />

- nee<br />

- nee<br />

ja ja 229<br />

lozingsnormen<br />

zwevende stoffen,<br />

COD, BOD, N, P<br />

ja nee<br />

ja, behalve voor ja<br />

aardappelschilbedrijven<br />

230<br />

- nee<br />

lozingsnormen<br />

zwevende stoffen,<br />

COD, BOD, N<br />

ja nee ja ja<br />

af te wegen, niet<br />

voor<br />

aardappelschilbedrijven<br />

ja, enkel voor<br />

aardappelschilbedrijven<br />

ja 231<br />

lozingsnormen<br />

zwevende stoffen,<br />

COD, BOD<br />

ja 232<br />

lozingsnormen<br />

227<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.1 (sectorale lozingsvoorwaarden voor stedelijk afvalwater)<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.2.1 (sectorale lozingsvoorwaarden, aardappelverwerking)<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.2.17 (sectorale lozingsvoorwaarden, groenteconservenfabrieken)<br />

228<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.1 (sectorale lozingsvoorwaarden voor stedelijk afvalwater)<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.2.1 (sectorale lozingsvoorwaarden, aardappelverwerking)<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.2.17 (sectorale lozingsvoorwaarden, groenteconservenfabrieken)<br />

229<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.1 (sectorale lozingsvoorwaarden voor stedelijk afvalwater)<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.2.1 (sectorale lozingsvoorwaarden, aardappelverwerking)<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.2.17 (sectorale lozingsvoorwaarden, groenteconservenfabrieken)<br />

230<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.1 (sectorale lozingsvoorwaarden voor stedelijk afvalwater)<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.2.1 (sectorale lozingsvoorwaarden, aardappelverwerking)<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.2.17 (sectorale lozingsvoorwaarden, groenteconservenfabrieken)<br />

231<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.1 (sectorale lozingsvoorwaarden voor stedelijk afvalwater)<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.2.1 (sectorale lozingsvoorwaarden, aardappelverwerking)<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.2.17 (sectorale lozingsvoorwaarden, groenteconservenfabrieken)<br />

232<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.1 (sectorale lozingsvoorwaarden voor stedelijk afvalwater, 500-2 000 IE)<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.2.1 (sectorale lozingsvoorwaarden, aardappelverwerking)<br />

- nee<br />

- nee


kandidaat BBT BBT Onderbouwing van<br />

sectorale<br />

vergunningvoorwaarden<br />

in<br />

VLAREM II<br />

Afvalwater zuiveren door<br />

toepassing van primaire zuivering +<br />

anaërobie + aërobie +<br />

denitrificatie/defosfatatie<br />

Afvalwater zuiveren door<br />

toepassing van primaire zuivering +<br />

anaërobie + aërobie +<br />

denitrificatie/defosfatatie<br />

coagulatie/flocculatie + filtratie<br />

+<br />

De installatie moet volledig<br />

waterdicht zijn om verontreiniging<br />

van de bodem en het grondwater te<br />

voorkomen<br />

Valoriseren van het biogas,<br />

gevormd tijdens anaërobe zuivering<br />

(b.v. opwarmen van reactor,<br />

opwekken van elektriciteit via een<br />

gasmotor, …)<br />

Slib ontwateren d.m.v. mechanische<br />

indikking via een zeefbandpers<br />

Slib ontwateren d.m.v.<br />

zwaartekrachtindikking<br />

sedimentatiebekken<br />

via een<br />

Slib ontwateren d.m.v.<br />

zwaartekrachtindikking<br />

slibstockage<br />

via<br />

Slib ontwateren via flotatieindikking<br />

d.m.v. opborrelende lucht<br />

Slib chemisch stabiliseren d.m.v.<br />

kalkbehandeling<br />

Slib biologisch stabiliseren via<br />

mineralisatie<br />

ja, behalve voor<br />

aardappelschilbedrijven<br />

af te wegen,<br />

niet voor<br />

aardappelschilbedrijven<br />

ja 233<br />

lozingsnormen<br />

ja 234<br />

lozingsnormen<br />

Maatregel goede<br />

bedrijfspraktijk<br />

120<br />

Opgenomen in<br />

voorstel 'specifieke<br />

BBTaandachtspunten<br />

voor vergunningsverleners<br />

en<br />

bedrijven'<br />

- nee<br />

- nee<br />

ja nee ja nee<br />

ja nee ja nee<br />

ja nee ja nee<br />

ja nee ja nee<br />

ja nee ja nee<br />

ja nee ja nee<br />

ja ja 235<br />

ja ja 236<br />

- nee<br />

- nee<br />

233<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.1 (sectorale lozingsvoorwaarden voor stedelijk afvalwater, > 2 000 IE)<br />

Vlarem II, Bijlagen 5.3.2.1 en 5.3.2.17 (sectorale lozingsvoorwaarden)<br />

234<br />

Vlarem II, Bijlage 5.3.1 (sectorale lozingsvoorwaarden voor stedelijk afvalwater, > 2 000 IE)<br />

Vlarem II, Bijlagen 5.3.2.1 en 5.3.2.17 (sectorale lozingsvoorwaarden)<br />

235<br />

zie VLAREA, subbijlage 4.2.1.c 'Specifieke voorwaarden voor gebruik van behandeld slib <strong>als</strong> meststof of<br />

bodemverbeterend middel'<br />

236<br />

zie VLAREA, subbijlage 4.2.1.c 'Specifieke voorwaarden voor gebruik van behandeld slib <strong>als</strong> meststof of<br />

bodemverbeterend middel'


kandidaat BBT BBT Onderbouwing van<br />

sectorale<br />

vergunningvoorwaarden<br />

in<br />

VLAREM II<br />

Slib biologisch stabiliseren via<br />

vergisting<br />

Slib biologisch stabiliseren via<br />

compostering<br />

Slib thermisch stabiliseren via<br />

droging<br />

Slib thermisch stabiliseren via<br />

pasteurisatie<br />

ja ja 237<br />

ja ja 238<br />

ja ja 239<br />

ja ja 240<br />

Maatregel goede<br />

bedrijfspraktijk<br />

Opgenomen in<br />

voorstel 'specifieke<br />

BBTaandachtspunten<br />

voor vergunningsverleners<br />

en<br />

bedrijven'<br />

- nee<br />

- nee<br />

- nee<br />

- nee<br />

Enkel de hoeveelheden sokkelwater<br />

oppompen die effectief vereist zijn<br />

in het productieproces<br />

ja nee - waterverbruik<br />

Waterverbruik controleren door b.v.<br />

het plaatsen van een debietmeter op<br />

de belangrijkste verbruikers en<br />

verschillende waterbronnen<br />

ja nee 241<br />

- waterverbruik<br />

Zoveel mogelijk hergebruik van<br />

water; kwaliteit reinigingswater in<br />

ja ja<br />

relatie tot de vereiste<br />

bacteriologisch kwaliteit<br />

242<br />

- waterverbruik<br />

Recycleren van transportwater ja nee - waterverbruik<br />

Hergebruik van waswater (van<br />

blikken en bokalen) ter hoogte van<br />

het schilproces<br />

Hergebruik van schilwater om de<br />

ruwe producten voor te wassen<br />

ja, indien<br />

kwaliteit<br />

haalbaar<br />

nee - waterverbruik<br />

ja nee - waterverbruik<br />

237 zie VLAREA, subbijlage 4.2.1.c 'Specifieke voorwaarden voor gebruik van behandeld slib <strong>als</strong> meststof of<br />

bodemverbeterend middel'<br />

238 zie VLAREA, subbijlage 4.2.1.c 'Specifieke voorwaarden voor gebruik van behandeld slib <strong>als</strong> meststof of<br />

bodemverbeterend middel'<br />

239 zie VLAREA, subbijlage 4.2.1.c 'Specifieke voorwaarden voor gebruik van behandeld slib <strong>als</strong> meststof of<br />

bodemverbeterend middel'<br />

240 zie VLAREA, subbijlage 4.2.1.c 'Specifieke voorwaarden voor gebruik van behandeld slib <strong>als</strong> meststof of<br />

bodemverbeterend middel'<br />

241 In Vlarem II, Art. 4.2.5.1 en Bijlage 4.2.5.1 is echter wel een reglementering vastgelegd inzake 'metingen en<br />

controle bij lozing van bedrijfsafvalwater, koelwater en influent/effluent van waterzuiveringsinstallaties'<br />

242 Vlarem II, Art. 5.3.2.3 en de hygiënewetgeving


kandidaat BBT BBT Onderbouwing van<br />

sectorale<br />

vergunningvoorwaarden<br />

in<br />

VLAREM II<br />

Hergebruik van condenswater dat<br />

ontstaat tijdens het indampen van<br />

groente- en fruitsappen voor het<br />

mengen of verdunnen van het<br />

eindproduct<br />

Hergebruik van water uit<br />

sterilisatieprocessen om de ruwe<br />

producten voor te wassen<br />

Hergebruik van warm koelwater uit<br />

de autoclaven (conservensector)<br />

voor het opwarmen van koud water<br />

ter hoogte van het blancheerproces,<br />

<strong>als</strong> spoelwater na het schillen of <strong>als</strong><br />

poetswater<br />

Hergebruik van blancheerwater <strong>als</strong><br />

eerste poetswater bij het reinigen<br />

van de vriestunnel<br />

Hergebruik van koelwater<br />

(geen rechtstreeks contact met<br />

product)<br />

Gebruik van regenwater of<br />

vijverwater voor het voeden van de<br />

verdampingscondensors<br />

Effluent ‘chloreren’ en<br />

hergebruiken voor het reinigen van<br />

vloeren en procesinstallaties<br />

Effluent tertiair zuiveren met<br />

behulp van ‘coagulatie / flocculatie<br />

+ filtratie’ en hergebruiken voor de<br />

eerste wassing van de ruwe<br />

grondstof<br />

Effluent tertiair zuiveren met<br />

behulp van ‘coagulatie/flocculatie +<br />

filtratie + actieve koolfiltratie +<br />

microfiltratie’ en hergebruiken voor<br />

het wassen van recipiënten voor de<br />

sterilisatie of <strong>als</strong> koelwater<br />

(koelcircuit) of transportwater<br />

(pompcircuit)<br />

243 Vlarem II, Art. 5.3.2.3<br />

244 Vlarem II, Art. 5.3.2.3<br />

245 Vlarem II, Art. 5.3.2.3<br />

Maatregel goede<br />

bedrijfspraktijk<br />

122<br />

Opgenomen in<br />

voorstel 'specifieke<br />

BBTaandachtspunten<br />

voor vergunningsverleners<br />

en<br />

bedrijven'<br />

ja nee - waterverbruik<br />

ja nee - waterverbruik<br />

ja nee - waterverbruik<br />

ja nee - waterverbruik<br />

ja nee - waterverbruik<br />

ja nee - waterverbruik<br />

ja ja 243<br />

af te wegen ja 244<br />

af te wegen ja 245<br />

- waterverbruik<br />

- waterverbruik<br />

- waterverbruik


kandidaat BBT BBT Onderbouwing van<br />

sectorale<br />

vergunningvoorwaarden<br />

in<br />

VLAREM II<br />

Effluent tertiair zuiveren met<br />

behulp van ‘coagulatie/flocculatie +<br />

filtratie + actieve koolfiltratie +<br />

microfiltratie + omgekeerde<br />

osmose’ en hergebruiken <strong>als</strong><br />

blancheerwater of koelwater<br />

(koelen van producten na<br />

blancheerproces)<br />

246 Vlarem II, Art. 5.3.2.3<br />

af te wegen ja 246<br />

Maatregel goede<br />

bedrijfspraktijk<br />

Opgenomen in<br />

voorstel 'specifieke<br />

BBTaandachtspunten<br />

voor vergunningsverleners<br />

en<br />

bedrijven'<br />

- waterverbruik


5.2 Relatie tussen BBT en afvalwaterlozingsnormen<br />

5.2.1 Voorstel van BBT-gerelateerde lozingsnormen<br />

Deze paragraaf beschrijft de relatie tussen BBT en de huidige Vlarem II-lozingsnormen en<br />

suggereert bovendien nieuwe normen voor fosfor en stikstof. De betrokken BBT zijn<br />

opgesomd in paragraaf 5.2.2. Een onderbouwing van hogervermelde relatie is opgenomen<br />

onder de vorm van zuiveringsscenario's (zie paragraaf 5.2.3) en kostprijsberekeningen voor<br />

afvalwaterzuivering (zie paragraaf 5.2.4).<br />

In Vlarem II zijn thans de volgende normen opgenomen voor deze sector:<br />

- Sectorale normen voor lozing op riool (Vlarem II, bijlage 5.3.2.17 voor de<br />

conserven/diepvries, respectievelijk bijlage 5.3.2.1 voor de aardappelverwerking):<br />

zwevende stoffen: 600 / 750 mg/l<br />

COD: 1500 mg/l<br />

BOD: 750 mg/l<br />

- Sectorale normen voor lozing op oppervlaktewater (Vlarem II, bijlage 5.3.2.17 voor de<br />

conserven /diepvries, respectievelijk bijlage 5.3.2.1 voor de aardappelverwerking):<br />

zwevende stoffen: 50 / 60 mg/l<br />

COD: 300 / 200 mg/l<br />

BOD: 50 / 25 mg/l<br />

N-totaal: 60 mg/l / -<br />

Tevens wordt vaak een vergelijking gemaakt met de lozingsnormen overeenkomend met<br />

deze voor de lozing van stedelijk afvalwater (Vlarem II, bijlage 5.3.1).<br />

voor >10 000 IE afvalwater zwevende stoffen: 35 mg/l<br />

COD: 125 mg/l<br />

BOD: 25 mg/l<br />

N-totaal: 10-15 mg/l<br />

P-totaal: 1-2 mg/l<br />

voor 500-2000 IE afvalwater COD: 250 mg/l<br />

BOD: 50 mg/l<br />

In hetgeen volgt wordt de haalbaarheid van deze groepen van normen achtereenvolgens<br />

besproken.<br />

5.2.1.1 Sectorale lozingsnormen op riool<br />

De huidige sectorale lozingsnormen op riool kunnen gehaald worden door toepassing van<br />

primaire zuivering gevolgd door aërobe zuivering.<br />

Primaire zuivering gevolgd door aërobe zuivering is de BBT voor aardappelschillers<br />

(rubriek 45.13 b, met jaarlijkse productiecapaciteit van ten hoogste 5 000 ton).<br />

124


De aanbevolen maximum normen voor aardappelschillers bij lozing op riool zijn de huidige<br />

sectorale lozingsnormen op riool (Vlarem II, bijlage 5.3.2.1):<br />

zwevende stoffen: 750 mg/l<br />

COD: 1500 mg/l<br />

BOD: 750 mg/l<br />

Ntot: -<br />

Ptot: -<br />

Opmerking:<br />

Bepaalde grotere en / of in landelijk gebied gelegen aardappelschillers kunnen niet lozen op<br />

riool en zijn verplicht te lozen op oppervlaktewater. Deze bedrijven moeten een<br />

verdergaande biologische zuivering toepassen om te voldoen aan de aanbevolen normen<br />

voor lozing op oppervlaktewater (zie paragraaf 5.2.1.2).<br />

5.2.1.2 Sectorale lozingsnormen op oppervlaktewater<br />

De huidige sectorale lozingsnormen op oppervlaktewater kunnen gehaald worden indien<br />

primaire zuivering gevolgd wordt door anaërobe en aërobe zuivering, inclusief nitrificatie /<br />

denitrificatie / defosfatatie.<br />

Primaire zuivering gevolgd door secundaire zuivering (anaërobe en aërobe zuivering,<br />

inclusief nitrificatie / denitrificatie / defosfatatie) is de BBT voor grote diepvries-,<br />

conserven-, aardappelverwerkings- en sappenbedrijven (jaarlijkse productiecapaciteit ><br />

5 000 ton eindproduct) indien deze bedrijven lozen op niet gevoelig oppervlaktewater 247 .<br />

De aanbevolen maximum normen voor aardappelverwerkende bedrijven bij lozing op niet<br />

gevoelig oppervlaktewater zijn de huidige sectorale lozingsnormen op oppervlaktewater<br />

(Vlarem II, bijlage 5.3.2.1), aangevuld met een Ntot- en Ptot-norm:<br />

zwevende stoffen: 60 mg/l<br />

COD: 200 mg/l<br />

BOD: 25 mg/l<br />

Ntot: 60 mg/l 248<br />

Ptot: 50 mg/l 249<br />

De aanbevolen maximum normen voor diepvries-, conserven en sappenbedrijven bij lozing<br />

op niet gevoelig oppervlaktewater zijn de huidige sectorale lozingsnormen op<br />

oppervlaktewater (Vlarem II, bijlage 5.3.2.17), aangevuld met een Ptot-norm:<br />

zwevende stoffen: 50 mg/l<br />

COD: 300 mg/l<br />

BOD: 50 mg/l<br />

Ntot: 60 mg/l<br />

Ptot: 25 mg/l 250<br />

247<br />

Te beoordelen door de vergunningsverlenende overheid, op basis van de oppervlaktewater<br />

kwaliteitsdoelstellingen. Niet te verwarren met de terminologie 'kwetsbaar gebied', zo<strong>als</strong> wordt gehanteerd<br />

in de Europese regelgeving.<br />

248<br />

Nieuw voorstel van norm, cf. sectorale lozingsnormen op oppervlaktewater van groenteverwerkende<br />

bedrijven (Vlarem II, bijlage 5.3.2.17)<br />

249<br />

Nieuw voorstel van norm, cf tabel 5.2.<br />

250<br />

Nieuw voorstel van norm, cf tabel 5.1.


Opmerking:<br />

Bij het verwerken van bepaalde grondstoffen (b.v. schorseneren en spinazie) zullen de<br />

concentraties in het ruw afvalwater voor een aantal van de parameters hoger zijn dan deze<br />

geschat in de tabellen 5.1-5.3. Mits toepassing van BBT zullen de finale concentraties van<br />

deze parameters in het afvalwater ook hoger zijn. Tevens zal bij de overschakeling naar de<br />

verwerking van b.v. schorseneren en spinazie de afvalwaterzuivering vaak enkele dagen<br />

nodig hebben om zich aan te passen. Deze situatie doet zich sterker voor bij bedrijven die<br />

tegelijkertijd slechts één product verwerken in vergelijking met bedrijven die steeds<br />

verschillende producten parallel verwerken.<br />

In hogervermelde gevallen kunnen bedrijven moeilijkheden hebben om de hierboven<br />

gestelde normen te behalen. Het is dan ook aangewezen om in de vergunning hiermee<br />

rekening te houden. Indien dergelijke pieklozingen eerder uitzonderlijk voorkomen (b.v.<br />

maximaal 10% van de tijd) dan is het bouwen van een grotere zuiveringsinstallatie of het<br />

uitvoeren van bijkomende zuiveringsstappen (b.v. verregaande tertiaire zuivering), gezien<br />

de ermee gepaard gaande kosten, niet zinvol. Voor deze uitzonderlijke (en kortstondige)<br />

situaties is het dus zinvol om tijdelijk een versoepeling van de opgelegde lozingsnormen op<br />

oppervlaktewater toe te staan. Bij het toestaan van deze uitzonderingen kan de<br />

vergunningsverlenende overheid zich baseren op onderstaande voorstellen van sectorale<br />

lozingsnormen op oppervlaktewater gedurende de periode van de verwerking van<br />

schorseneren en spinazie.<br />

De aanbevolen maximum normen voor de verwerking van schorseneren voor diepvries- en<br />

conservenbedrijven bij lozing op niet gevoelig oppervlaktewater en beperkt in de tijd zijn:<br />

zwevende stoffen: 150 mg/l<br />

COD: 400 mg/l<br />

BOD: 75 mg/l<br />

Ntot: 70 mg/l<br />

Ptot: 40 mg/l<br />

De aanbevolen maximum normen voor de verwerking van spinazie voor diepvries- en<br />

conservenbedrijven bij lozing op niet gevoelig oppervlaktewater en beperkt in de tijd zijn:<br />

zwevende stoffen: 50 mg/l<br />

COD: 300 mg/l<br />

BOD: 50 mg/l<br />

Ntot: 100 mg/l<br />

Ptot: 40 mg/l<br />

5.2.1.3 Normen lozing stedelijk afvalwater<br />

De huidige normen lozing stedelijk afvalwater kunnen voor wat betreft 'zwevende stof',<br />

'COD' en 'stikstof totaal' gehaald worden door toepassing van primaire zuivering, gevolgd<br />

door anaërobe en aërobe zuivering (inclusief nitrificatie / denitrificatie / defosfatatie) en<br />

bovendien gevolgd door flocculatie / coagulatie / filtratie. De norm voor 'fosfor totaal'<br />

daarentegen kan niet in alle omstandigheden gehaald worden.<br />

Primaire zuivering gevolgd door secundaire zuivering (anaërobe en aërobe zuivering,<br />

inclusief nitrificatie / denitrificatie / defosfatatie) en beperkte tertiaire zuivering (flocculatie<br />

/ coagulatie / filtratie) is de BBT voor grote diepvries-, conserven-, aardappelverwerkende-<br />

126


en sappenbedrijven die lozen op gevoelig oppervlaktewater, indien de<br />

vergunningsverlenende overheid oordeelt dat de verbeterde kwaliteit van het ontvangende<br />

water en het al dan niet behalen van de kwaliteitsdoelstellingen opweegt tegen de verhoogde<br />

afvalproductie en energiegebruik.<br />

De aanbevolen maximum normen voor aardappelverwerkende bedrijven bij lozing op<br />

gevoelig oppervlaktewater zijn de huidige lozingsnormen stedelijk afvalwater voor<br />

> 10 000 IE afvalwater, met aanpassing van Ntot- en Ptot-norm:<br />

zwevende stoffen: 35 mg/l<br />

COD: 125 mg/l<br />

BOD: 25 mg/l<br />

Ntot: 15 mg/l<br />

Ptot: 20 mg/l 251<br />

De aanbevolen maximum normen voor diepvries-, conserven en sappenbedrijven bij lozing<br />

op gevoelig oppervlaktewater zijn de huidige lozingsnormen stedelijk afvalwater voor<br />

> 10 000 IE afvalwater, met aanpassing van Ntot- en Ptot-norm:<br />

zwevende stoffen: 35 mg/l<br />

COD: 125 mg/l<br />

BOD: 25 mg/l<br />

Ntot: 15 mg/l<br />

Ptot: 10 mg/l 252<br />

5.2.1.4 Basiskwaliteitsnormen<br />

Voor het behalen van de basiskwaliteitsnormen dienen dezelfde technieken te worden<br />

ingezet <strong>als</strong> voor het behalen van de normen lozing stedelijk afvalwater, vermoedelijk<br />

gevolgd door nog één of meerdere bijkomende zuiveringsstappen zo<strong>als</strong> microfiltratie,<br />

actieve koolfiltratie of omgekeerde osmose. Deze technieken worden <strong>als</strong> te duur voor BBT<br />

gekenmerkt.<br />

5.2.1.5 Vrachtnormen<br />

In het licht van de aanbevolen BBT inzake waterbesparing (zie ook paragraaf 5.7) is het<br />

aangewezen om de BBT-gerelateerde maximum normen te koppelen aan de<br />

lozingsdebieten. Indien verregaande waterbesparende maatregelen aan een bedrijf worden<br />

opgelegd, dan zal dit zonder twijfel gepaard gaan met een concentratieverhoging in het<br />

effluent van o.a. de parameters 'zwevende stoffen', 'BOD', 'COD', 'Ntot' en 'Ptot'.<br />

Anderzijds zal de overheid vaak vrachtnormen hanteren die strenger zijn dan de sectorale<br />

concentratienormen. Het vastleggen van dergelijke vrachtnormen dient per individueel<br />

bedrijf, door de vergunningsverlenende overheid te gebeuren.<br />

Ter illustratie:<br />

Voor een gemiddeld diepvriesgroentebedrijf met een gemiddelde dagelijkse productie van<br />

135 ton eindproduct (30 000 ton eindproduct per jaar, gemiddeld 225 werkdagen per jaar)<br />

251<br />

Nieuw voorstel van norm, cf tabel 5.2, hoofdstuk 5; rekening houdend met een Ptot-gehalte van 200 mg/l<br />

in het ruw afvalwater<br />

252<br />

Nieuw voorstel van norm, cf tabel 5.1, hoofdstuk 5


en een gemiddeld afvalwaterdebiet van 4,0 m³/ton eindproduct komen de voorgestelde<br />

lozingsnormen op niet gevoelig oppervlaktewater ongeveer overeen met:<br />

200 g ZS per ton eindproduct of 27 kg ZS per dag;<br />

1200 g COD per ton eindproduct of 162 kg COD per dag;<br />

200 g BOD per ton eindproduct of 27 kg BOD per dag;<br />

240 g Ntot per ton eindproduct of 32 kg Ntot per dag;<br />

100 g Ptot per ton eindproduct of 14 kg Ptot per dag.<br />

5.2.2 Lijst van BBT die in relatie staan tot het behalen van de lozingsnormen<br />

• BBT van toepassing voor de bedrijven uit alle deelsectoren van de indelingsrubrieken<br />

45.13 (met uitzondering van rubriek 45.13 d, waarvan enkel die inrichtingen worden<br />

beschouwd die groenten en andere voedingsplanten behandelen die bestemd zijn voor de<br />

menselijke consumptie):<br />

- schillen verwijderen (na stoomschillen) met behulp van een borstelband (ipv water)<br />

- gebruik maken van zo koud mogelijk water voor de koeling van producten (bij de<br />

productie van diepvriesgroenten)<br />

- afscheiden van organisch (vast) materiaal uit het afvalwater door middel van<br />

zeven, filters, centrifuges, …<br />

- grof vuil verwijderen door droog, mechanisch reinigen<br />

- grootte van de afvalwaterzuiveringsinstallatie afstemmen op het te zuiveren<br />

influent<br />

- verwijderen van bezinkbare delen uit het afvalwater door middel van<br />

‘sedimentatie’ (zandvang)<br />

- zandvang regelmatig ruimen, waardoor deze het zand effectief kan verwijderen uit<br />

het afvalwater<br />

- primair gezuiverd afvalwater (alvorens verdere secundaire zuivering) verzamelen<br />

in een mengtank (correctie van pH en temperatuur), neutralisatiebekken (correctie<br />

van pH), bufferbekken (continue invoer biologische zuiveringseenheid) of<br />

voorbezinkingsbekken (neerslaan van bezinkbare delen door inwerking van de<br />

gravitatiekracht)<br />

- aërobe zuivering van het afvalwater (actief slib proces)<br />

- dimensioneren van de aërobe zuivering om tot een lage slibbelasting te komen<br />

• BBT enkel van toepassing voor de kleine bedrijven (aardappelschilbedrijven die<br />

rechtstreeks leveren aan de versmarkt, met een capaciteit van ten hoogste 5 000 ton<br />

eindproduct per jaar):<br />

- afvalwater zuiveren enkel door toepassing van primaire zuivering + aërobie<br />

• BBT enkel van toepassing voor de grote bedrijven (met een capaciteit van >5 000 ton<br />

eindproduct per jaar):<br />

- anaërobe voorzuivering van het afvalwater (natuurlijke gisting, anaërobie<br />

geïntegreerd in de aërobe zuiveringsstap, UASB)<br />

- nitrificatieproces stimuleren door sturing van het beluchtingsproces tijdens aërobe<br />

zuivering van het afvalwater<br />

- defosfatatieproces stimuleren door sturing van het beluchtingsproces tijdens<br />

aërobe zuivering van het afvalwater<br />

- anaërobe nazuivering van het afvalwater (denitrificatieproces)<br />

128


- afvalwater zuiveren door toepassing van primaire zuivering + anaërobie + aërobie<br />

+ denitrificatie/defosfatatie<br />

• BBT enkel van toepassing voor de grote bedrijven (met een capaciteit van >5 000 ton<br />

eindproduct per jaar) indien de vergunningsverlenende overheid oordeelt dat de<br />

verbeterde kwaliteit van het ontvangende water en het al dan niet behalen van de<br />

kwaliteitsdoelstellingen opweegt tegen de verhoogde afvalproductie en energiegebruik:<br />

- effluentnazuivering door middel van ‘coagulatie\flocculatie’, gevolgd door<br />

'zandfiltratie'<br />

- afvalwater zuiveren door toepassing van primaire zuivering + anaërobie + aërobie<br />

+ denitrificatie/defosfatatie + coagulatie/flocculatie + filtratie<br />

5.2.3 Inschatting behaalde lozingsconcentraties op basis van BBT<br />

In deze paragraaf wordt de onderbouwing gegeven van de in paragraaf 5.2.1 aanbevolen<br />

sectorale maximum normen (BBT-gerelateerde lozingsnormen). Op basis van de BBT voor<br />

afvalwaterzuivering werden de verwachte gemiddelde concentraties van de polluenten in het<br />

gezuiverd effluent geschat. De voorgestelde maximum normen komen overeen met deze<br />

gemiddelde concentraties plus een veiligheidsmarge. De grootte van de veiligheidsmarge is<br />

o.a. afhankelijk van de verwachte spreiding van de actuele concentraties.<br />

Zo<strong>als</strong> in paragraaf 5.2.1 gesteld bestaat een zuivering volgens BBT voor alle hier besproken<br />

bedrijven, met uitzondering van de aardappelschillers, uit een primaire zuivering gevolgd<br />

door anaërobe voorzuivering en een aërobe zuivering met biologische denitrificatie /<br />

defosfatatie. Indien de vergunningsverlenende overheid oordeelt dat de verbeterde kwaliteit<br />

van het ontvangende water en het al dan niet behalen van de kwaliteitsdoelstellingen<br />

opweegt tegen de verhoogde afvalproductie en energiegebruik en de bijkomende kosten die<br />

het bedrijf zich moet getroosten, is bovendien een bijkomende flocculatie /coagulatie /<br />

filtratiestap BBT.<br />

Voor de aardappelschillers bestaat de BBT uit een primaire zuivering, gevolgd door een<br />

aërobe biologische zuivering.<br />

In bijlage 5 (tabellen b.1 - b.6) werd uitgerekend wat de verwachte eindconcentraties zijn<br />

bij toepassing van verschillende zuiveringstechnieken. Deze simulaties zijn gebaseerd op:<br />

- cijfergegevens betreffende de samenstelling van (een gemiddeld) afvalwater, afkomstig<br />

uit de groente- en fruitverwerkende nijverheid (gebaseerd op eigen onderzoek 253 en<br />

gegevens uit de Presti-studies 254 );<br />

- typische zuiveringsefficiënties van afvalwaterzuiveringstechnieken zo<strong>als</strong> vermeld in<br />

Brault, J.L. (1991) 255 voor een huishoudelijk afvalwater, vermengd met 30 % niettoxisch<br />

industrieel afvalwater;<br />

- de opeenvolging van zuiveringsstappen zo<strong>als</strong> vermeld in figuur 3.1 (hoofdstuk 3);<br />

- de inschatting van M. Gysen (<strong>Vito</strong>, Prodem).<br />

253 Mondelinge informatie uit de bedrijfswereld<br />

254 Presti-studie 'Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende industrie' (1996)<br />

Presti-studie 'Preventie en milieuzorg in het aardappelschilbedrijf' (1997)<br />

255 Pg 1301-1302


In de tabellen 5.1, 5.2 en 5.3 staan de belangrijkste resultaten samengevat van deze<br />

zuiveringsscenario's.<br />

130


Tabel 5.1: zuiveringsscenario voor de behandeling van afvalwater uit een gemiddeld<br />

groenteverwerkend bedrijf (deelsectoren diepvriesgroentebedrijven, conservenbedrijven en<br />

producenten van groente- en fruitsappen) met een gemiddelde capaciteit van 30 000 ton<br />

eindproduct per jaar<br />

ZS<br />

mg/l<br />

COD<br />

mg/l<br />

BOD<br />

mg/l<br />

Ntot<br />

mg/l<br />

Ruw afvalwater 700 5 000 3 000 150 30<br />

Primaire zuivering 125 3000 1800 115 25<br />

Primaire + secundaire zuivering 40 300 200 90 25<br />

Primaire + secundaire zuivering<br />

met anaërobe voorzuivering<br />

Voorgaande zuivering met<br />

nitrificatie/denitrificatie/defosfatatie<br />

(= soms BBT)<br />

Voorgaande zuivering met<br />

coagulatie/flocculatie<br />

(= soms BBT)<br />

Voorgaande zuivering met verregaande<br />

tertiaire zuivering<br />

(= verdergaand dan BBT)<br />

Ter vergelijking:<br />

Ptot<br />

mg/l<br />

12 60 35 90 25<br />

12 60 35 12 256<br />

10 257<br />


Tabel 5.2: zuiveringsscenario voor de behandeling van afvalwater uit een gemiddeld<br />

aardappelverwerkend bedrijf met een capaciteit van 30 000 ton eindproduct per jaar<br />

ZS<br />

mg/l<br />

COD<br />

mg/l<br />

BOD<br />

mg/l<br />

Ntot<br />

mg/l<br />

132<br />

Ptot<br />

mg/l<br />

Ruw afvalwater 700 10000 3 000 150 200 261<br />

Primaire zuivering 125 6000 1800 115 170<br />

Primaire + secundaire zuivering 40 700 200 90 170<br />

Primaire + secundaire zuivering<br />

met anaërobe voorzuivering<br />

Voorgaande zuivering met<br />

nitrificatie/denitrificatie/defosfatatie<br />

(= soms BBT)<br />

Voorgaande zuivering met<br />

coagulatie/flocculatie<br />

(= soms BBT)<br />

Voorgaande zuivering met verregaande<br />

tertiaire zuivering<br />

(= verdergaand dan BBT)<br />

Ter vergelijking:<br />

12 120 35 90 170<br />

12 120 35 12 262<br />


Tabel 5.3: zuiveringsscenario voor de behandeling van afvalwater uit een gemiddeld<br />

aardappelschilbedrijf (dat rechtstreeks levert aan de versmarkt) met een capaciteit van<br />

3 000 ton eindproduct per jaar<br />

ZS<br />

mg/l<br />

COD<br />

mg/l<br />

BOD<br />

mg/l<br />

Ntot<br />

mg/l<br />

Ruw afvalwater 1100 6000 2500 200 30<br />

Primaire zuivering 200 3600 1500 150 25<br />

Primaire + secundaire zuivering<br />

(=BBT)<br />

60 360 150 120 25<br />

Primaire + secundaire zuivering met<br />

anaërobe voorzuivering<br />

(= verdergaand dan BBT)<br />

Voorgaande zuivering met<br />

nitrificatie/denitrificatie/defosfatatie<br />

Voorgaande zuivering met<br />

coagulatie/flocculatie<br />

Voorgaande zuivering met verregaande<br />

tertiaire zuivering<br />

Ter vergelijking:<br />

Ptot<br />

mg/l<br />

20 70 30 120 25<br />

20 70 30 15 266<br />

6 55 25 14 3<br />


De hoger vermelde cijfers zijn uiteraard gebaseerd op een theoretische evaluatie, waarbij<br />

een aantal veronderstellingen worden gedaan die niet in alle gevallen kloppen. De efficiëntie<br />

van de afvalwaterzuivering zal in de praktijk vaak beïnvloed worden door het soort<br />

belasting, een variabel rendement van de zuiveringsprocessen (biologische processen!), enz.<br />

Een belangrijk element van afwijking is dat de actuele samenstelling van afvalwater (onder<br />

meer afhankelijk van het verwerkt product) sterk kan verschillen van de hoger vermelde<br />

gemiddelde samenstelling.<br />

voorbeeld:<br />

- bij bedrijven die schorseneren verwerken kan de COD-belasting van het ruw afvalwater<br />

oplopen tot 15 000 mg/l 269 in plaats van de gehanteerde 5000 mg/l (zie tabel 5.1);<br />

- bij het verwerken van b.v. spinazie, schorseneren of erwten kan het gehalte aan Ntot in<br />

het ruw afvalwater oplopen tot 400 mg/l 270 in plaats van de gehanteerde 150 mg/l (zie<br />

tabel 5.1);<br />

- bij het verwerken van andere producten zal de COD-, BOD, Ntot- en Ptot-concentratie<br />

vaak lager zijn dan de gemiddelden.<br />

Deze afwijkingen ten opzichte van de gemiddelde concentraties zijn waar mogelijk mee in<br />

rekening gebracht bij het voorstel van maximum normen in paragraaf 5.2.1.<br />

Niettegenstaande deze randbemerkingen blijken de resultaten van de uitgewerkte<br />

zuiveringsscenario's vrij goed overeen te komen met de gerealiseerde lozingen door groenteen<br />

fruitverwerkende bedrijven met de vermelde zuiveringstechnieken. Dit is uiteraard niet<br />

onlogisch, gezien de geldende lozingsnormen.<br />

Hieronder worden bij wijze van voorbeeld enkele cijfers weergegeven van lozingsgegevens<br />

van bedrijven uit de groente- en fruitverwerkende nijverheid die bezocht werden in het<br />

kader van de BBT-studie. De lagere gemeten Ntot- en Ptot-concentraties in de laatste groep<br />

van bedrijven ten opzichte van de berekende concentraties (inclusief nitrificatie /<br />

denitrificatie / defosfatatie) zijn vermoedelijk te wijten aan het feit dat in deze bedrijven de<br />

gegevens van de verwerking van b.v. schorseneren en spinazie niet zijn opgenomen.<br />

voorbeeld 271 :<br />

- bedrijven die afvalwater niet biologisch zuiveren (enkel zetmeelafscheiding) komen<br />

tot:<br />

ZS: 200-300 mg/l<br />

COD: 2400-3400 mg/l<br />

BOD: 1300-2800 mg/l<br />

Ntot: 50-100 mg/l<br />

Ptot: 10-30 mg/l<br />

269 Mondelinge mededelingen tijdens bedrijfsbezoeken<br />

270 Presti-studie 'Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende industrie (1996)<br />

271 Mondelinge mededelingen tijdens bedrijfsbezoeken<br />

134


- bedrijven die afvalwater enkel aëroob biologisch zuiveren komen tot:<br />

ZS: 30-40 mg/l<br />

COD: 50-400 mg/l<br />

BOD: 20-100 mg/l<br />

Ntot: 10-60 mg/l<br />

Ptot: 5-40 mg/l<br />

- bedrijven die bovendien een anaërobe voorzuivering toepassen op het afvalwater<br />

komen tot:<br />

ZS: 30-40 mg/l<br />

COD: 30-100 mg/l<br />

BOD: 20-50 mg/l<br />

Ntot: 2-10 mg/l<br />

Ptot: 1-5 mg/l<br />

5.2.4 Kostprijs afvalwaterzuivering<br />

BBT worden geacht economisch haalbaar te zijn. Op basis van een expertinschatting werd<br />

in hoofdstuk 4 besloten dat primaire zuivering + secundaire zuivering (aërobie / anaërobie /<br />

denitrificatie / defosfatatie) + coagulatie / flocculatie / filtratie nog betaalbaar is voor grote<br />

bedrijven, terwijl een verdergaande tertiaire zuivering dit niet meer is. Voor<br />

aardappelschillers werd een aërobe zuivering nog haalbaar geacht.<br />

In deze paragraaf wordt nagerekend wat de kostprijs is van afvalwaterzuivering volgens<br />

BBT voor een 'gemiddeld' bedrijf. Hiertoe wordt opnieuw met dezelfde scenario's gewerkt<br />

<strong>als</strong> in paragraaf 5.2.3, waarbij bovendien wordt aangenomen dat het gemiddeld bedrijf in de<br />

huidige situatie reeds beperkte waterbesparende maatregelen toepast. De kostprijs van de<br />

afvalwaterzuivering is in detail uitgerekend in bijlage 8. Het resultaat van deze<br />

berekeningen wordt weergegeven in de tabellen 5.4 en 5.5.


Tabel 5.4: globale kostprijs van afvalwaterzuivering [MBEF per jaar] voor een gemiddeld<br />

bedrijf (uitgezonderd aardappelschillers) met een jaarlijkse capaciteit van 30 000 ton<br />

eindproduct<br />

Afvalwaterdebiet (lozing) 272<br />

Ruw afvalwater 273<br />

Norm lozing riool 274<br />

Norm lozing<br />

oppervlaktewater 275<br />

Norm stedelijk afvalwater 276<br />

Basiskwaliteitsnorm 277<br />

136<br />

Diepvriesbedrijf Conservenbedrijf Aardappelverwerkend<br />

bedrijf<br />

4,00<br />

m³/ton eindproduct<br />

5,50 4,75<br />

15<br />

MBEF/jaar<br />

21 26<br />

10 14 14<br />

15 20 19<br />

18 25 23<br />

69 94 83<br />

Tabel 5.5: globale kostprijs van afvalwaterzuivering [MBEF/jaar] voor een gemiddeld<br />

aardappelschilbedrijf met een jaarlijkse capaciteit 3 000 ton eindproduct<br />

Afvalwaterdebiet<br />

(lozing) 278<br />

Ruw afvalwater 279<br />

Primaire zuivering 280<br />

Norm lozing riool 281<br />

Norm lozing oppervlaktewater 282<br />

Norm stedelijk afvalwater 283<br />

Aardappelschilbedrijf<br />

m³/ton eindproduct<br />

2,38<br />

MBEF/jaar<br />

0,97<br />

0,74<br />

1,83<br />

3,81<br />

4,42<br />

272 Bron: Sectorstudie 'Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende industrie' (1996) voor gegevens<br />

inzake het afvalwaterdebiet voor een gemiddeld bedrijf uit de deelsectoren 'diepvries' en 'conserven'.<br />

Het afvalwaterdebiet voor een gemiddeld aardappelverwerkend bedrijf werd geschat <strong>als</strong> zijnde het<br />

gemiddelde van het afvalwaterdebiet voor een gemiddeld diepvries- en conservenbedrijf.<br />

273 geen afvalwaterzuivering (zuiveringsprocedure A in bijlage 8)<br />

274 primaire zuivering en aërobie (zuiveringsprocedure B in bijlage 8)<br />

275 primaire en secundaire zuivering, met nitrificatie/denitrificatie/defosfatatie (zuiveringsprocedure C in<br />

bijlage 8)<br />

276 primaire en secundaire zuivering, gevolgd door coagulatie/flocculatie/filtratie (zuiveringsprocedure D in<br />

bijlage 8)<br />

277 primaire, secundaire en tertiaire zuivering (zuiveringsprocedure E in bijlage 8)<br />

278 Het afvalwaterdebiet voor een gemiddeld aardappelschilbedrijf werd geschat <strong>als</strong> zijnde de helft van het<br />

afvalwaterdebiet voor een gemiddeld aardappelverwerkend bedrijf.<br />

279 geen afvalwaterzuivering (zuiveringsprocedure A in bijlage 8)<br />

280 eenvoudige zuivering door middel van b.v. zeef, zandvang (zuiveringsprocedure X in bijlage 8)<br />

281 primaire zuivering en aërobie (zuiveringsprocedure B in bijlage 8)<br />

282 primaire en secundaire zuivering, met nitrificatie/denitrificatie/defosfatatie (zuiveringsprocedure C in<br />

bijlage 8)<br />

283 primaire en secundaire zuivering, gevolgd door coagulatie/flocculatie/filtratie (zuiveringsprocedure D in<br />

bijlage 8)


De hierboven vermelde kostprijzen moeten natuurlijk met de nodige omzichtigheid worden<br />

gehanteerd. Tevens zijn absolute waarden van kostprijzen niet veelzeggend en moeten ze<br />

vergeleken worden met de draagkracht van het 'gemiddeld bedrijf' van de sector. Deze<br />

analyse is beschreven in hoofdstuk 7 en leidt tot de volgende conclusies:<br />

Voor de diepvries-, conserven- en aardappelverwerkende bedrijven:<br />

1. Het behalen van de sectorale lozingsnormen op riool stelt normaal gezien qua<br />

kostprijs geen probleem voor elk van de deelsectoren. In vergelijking met de<br />

situatie waarbij het afvalwater niet zou worden gezuiverd, wordt zelfs serieus<br />

bespaard op de afvalwaterheffingen, zodat een positief rendement wordt<br />

behaald.<br />

2. Voor het behalen van de sectorale lozingsnormen op oppervlaktewater liggen de<br />

extra jaarlijkse kosten (ten opzichte van de jaarlijkse kosten lozing op riool) op<br />

ongeveer 5-6 MBEF. Deze kosten worden <strong>als</strong> haalbaar ingeschat, in<br />

verhouding met het behaalde milieuresultaat (zie hoofdstuk 7).<br />

3. De extra kost voor het behalen van de norm voor lozing van stedelijk afvalwater<br />

(ten opzichte van de jaarlijkse kosten lozing op oppervlaktewater) ligt tussen de<br />

3-5 MBEF. Ook deze kosten worden <strong>als</strong> haalbaar ingeschat, in verhouding met<br />

het behaalde milieuresultaat (zie hoofdstuk 7).<br />

4. De extra jaarlijkse kosten om te voldoen aan de basiskwaliteitsnorm (ten<br />

opzichte van de jaarlijkse kosten bij lozing stedelijk afvalwater) liggen tussen de<br />

51-69 MBEF. Deze kosten worden echter <strong>als</strong> onhaalbaar beschouwd (zie<br />

hoofdstuk 7).<br />

Voor de aardappelschillers:<br />

1. Als referentiesituatie wordt aangenomen dat de 'gemiddelde' onderneming<br />

eenvoudige primaire zuivering toepast, door middel van zeven, roosters,<br />

zandvangers e.d.<br />

2. De bijkomende jaarlijkse kost van de investeringen om aan de normen voor het<br />

lozen op riool te voldoen (> 1 MBEF) vergen voor de schillers zeer zware<br />

inspanningen (zie hoofdstuk 7) maar worden <strong>als</strong> haalbaar beschouwd (althans<br />

voor de iets grotere bedrijven, b.v. 3000 ton eindproduct per jaar). Deze<br />

investeringen zullen echter ongetwijfeld de doodsteek vormen voor een aantal<br />

bedrijven die het nu reeds moeilijk hebben. In deze context dient benadrukt te<br />

worden dat het een absolute noodzaak is alle bedrijven uit de sector op gelijke<br />

voet te behandelen, om scheeftrekking van concurrentie te vermijden.<br />

3. Het behalen van de normen voor lozing op oppervlaktewater <strong>als</strong>ook de normen<br />

voor lozing van stedelijk afvalwater brengen bijkomende jaarlijkse kosten met<br />

zich mee die niet haalbaar blijken (± 2 MBEF en meer).


5.3 Relatie tussen BBT en de behandeling van afvalwaterzuiveringsslib<br />

Vlarem II, Art. 5.3.2.3 §2 vermeldt dat het van de zuivering van afvalwater afkomstig slib<br />

indien mogelijke dient te worden hergebruikt. Hierbij dient het Vlaams Reglement inzake<br />

afvalvoorkoming en -beheer (VLAREA) te worden gerespecteerd. Subbijlage 4.2.1.c van<br />

dit reglement vermeldt de specifieke voorwaarden voor het gebruik van behandeld slib <strong>als</strong><br />

meststof of bodemverbeterend middel.<br />

Volgens Vlarem II, Art. 5.3.2.3 §3 is het storten van het van de zuivering van afvalwater<br />

afkomstig slib in oppervlaktewater verboden.<br />

Slib, afkomstig van de zuivering van afvalwater, kan op verschillende manieren worden<br />

gestabiliseerd 284 (BBT):<br />

(1) chemisch<br />

- kalkbehandeling<br />

(2) biologisch<br />

- mineralisatie<br />

- vergisting<br />

- compostering<br />

(3) thermisch<br />

- droging<br />

- pasteurisatie<br />

5.4 Relatie tussen BBT en het voorkomen en bestrijden van geurhinder<br />

Vlarem II, Art. 5.45.1.3 §1 vermeldt dat de procesinstallaties, met inbegrip van de<br />

opslagplaatsen waarbij het ontstaan van geuren kan worden verwacht, moeten worden<br />

ondergebracht in gesloten ruimten.<br />

Volgende BBT staan hiermee in verband:<br />

- deuren en ramen zoveel mogelijk gesloten houden<br />

- opslag van uitgesorteerde groeten en fruit, schil- en snijresten en organisch afval in<br />

gesloten containers<br />

Indien de overheid van mening is dat, omwille van geurhinder <strong>als</strong> gevolg van b.v. het<br />

bakproces bij aardappelverwerkende bedrijven, bijkomende maatregelen dienen opgelegd te<br />

worden, kunnen onderstaande maatregelen (BBT) in acht genomen worden voor de<br />

aardappelverwerkende sector.<br />

- gebruik maken van een gesloten koeltunnel d.m.v. indirecte koeling met lucht,<br />

waarbij geen direct contact is tussen buitenlucht en product en geen gebruik<br />

gemaakt wordt van een mechanische koelmachine<br />

284 Slibstabilisatie heeft <strong>als</strong> doel het slib te ontgeuren, kiemvrij te maken en om te vormen tot een<br />

humusachtige, weinig actieve substantie die gemakkelijk kan worden gestort.<br />

138


- afzuigen van dampen ter hoogte van de bakoven en de organische<br />

geurcomponenten verwijderen door de bakdampen te condenseren met<br />

energieterugwinning<br />

- of afzuigen van dampen ter hoogte van de bakoven en de organische<br />

geurcomponenten verwijderen door de bakdampen na te verbranden<br />

- of afzuigen van dampen ter hoogte van de bakoven en de organische<br />

geurcomponenten verwijderen door de bakdampen te zuiveren via gaswassing<br />

- of afzuigen van dampen ter hoogte van de bakoven en de organische<br />

geurcomponenten verwijderen door ozonisatie<br />

5.5 Relatie tussen BBT en hygiënische maatregelen<br />

Vlarem II, Art. 5.45.1.4 §1 3° vermeldt dat lokalen wanden moeten hebben die tot op een<br />

hoogte van tenminste 2 meter voorzien zijn van een gladde en afwasbare bekleding.<br />

Volgende BBT staan hiermee in verband:<br />

- apparaten en ruimten (met gladde wanden en ronde hoeken) ontwerpen die gemakkelijk<br />

te reinigen zijn<br />

5.6 Relatie tussen BBT en overige Vlarem II-reglementeringen<br />

Vlarem II, Art. 5.16.3.3 §2 omvat een aantal maatregelen waaraan bouw en opstelling van<br />

luchtconditionerings- en koelinstallaties werkend met CFK's, BFK's ammoniak of enige<br />

andere koudemiddelvulling dienen te voldoen.<br />

Volgende BBT staan hiermee in verband:<br />

- koelinstallatie in bedrijf stellen met een keuringsattest<br />

- gebruik van ammoniak <strong>als</strong> koudemiddel<br />

5.7 BBT-vergunningsnormen met betrekking tot watergebruik en waterhergebruik<br />

5.7.1 Aanbeveling<br />

Indien de overheid oordeelt dat, omwille van de grondwatervoorraden, een verregaande<br />

beperking van het gebruik van (diep) boorputwater vereist is, kan zij het bedrijf in de<br />

vergunning beperkingen opleggen. Zij kan zich hierbij baseren op het volgende voorstel<br />

van BBT-hoeveelheden van gebruik van hoogkwalitatief water (d.i. boorputwater, leidingof<br />

stadswater, of recuperatiewater van drinkwaterkwaliteit), die becijferd zijn op basis van<br />

een aantal scenario's (zie paragraaf 5.7.3):<br />

• Geen tekort aan grondwater: geen normen<br />

Bij voldoende aanbod aan grondwater zullen bepaalde waterbesparende maatregelen een<br />

negatief milieurendement hebben en dus vanuit milieustandpunt nadelig zijn


• Tekort aan grondwater:<br />

De voorgestelde BBT-hoeveelheden hoogkwalitatief water uit onderstaande tabel zijn<br />

afgeleid van de tabellen 5.6 en 5.7 (zie paragraaf 5.7.3) 285<br />

m³ hoogkwalitatief water / ton eindproduct<br />

Diepvriesbedrijf 2,6 (productgroep 1 286 )<br />

3,0 (productgroep 2 287 )<br />

5,1 (productgroep 3 288 )<br />

3,8 (productgroep 4 289 )<br />

Conservenbedrijf 5,9<br />

Aardappelverwerkend bedrijf 5,1<br />

Aardappelschilbedrijf 2,4<br />

140<br />

Bij een tekort aan grondwater dient door het Vlaamse milieubeleid te worden<br />

uitgemaakt of een verslechtering van de andere milieucompartimenten<br />

(afvalproductie, energieverbruik, …) acceptabel geacht wordt, indien verregaande<br />

waterbesparende maatregelen worden toegepast (alle BBT met betrekking tot<br />

waterbesparing).<br />

Toepassing van de BBT met betrekking tot waterbesparing impliceert bovendien<br />

vaak bijkomende investeringen. Er dient op gewezen te worden dat hiervoor een<br />

voldoende lange overgangstermijn dient te worden voorzien. Dergelijke<br />

overgangstermijnen dienen echter bedrijf per bedrijf te worden bepaald door de<br />

vergunningsverlenende overheid.<br />

De overheid kan zich op bovenstaand voorstel inzake de beperking van het gebruik van<br />

hoogkwalitatief water (o.a. diep boorputwater) baseren in de veronderstelling dat<br />

- er voldoende alternatieve waterbronnen voorhanden zijn om aan de totale waterbehoefte<br />

te voldoen;<br />

- de lokale omstandigheden van het bedrijf in rekening worden gebracht;<br />

- de noodzakelijke kosten over een voldoende lange periode gespreid kunnen worden,<br />

en rekening houdend met de hydrogeologie.<br />

5.7.2 Lijst van BBT met betrekking tot het hergebruik van gezuiverd afvalwater<br />

Vlarem II, Art. 5.3.2.3 §1 vermeldt dat gezuiverd afvalwater indien mogelijk dient te<br />

worden hergebruikt.<br />

Uit deze BBT-studie blijkt dat niet alle stappen in het productieproces hoogkwalitatief water<br />

vereisen. Afhankelijk van de processtap en de vereiste bacteriologische kwaliteit kan<br />

gebruik gemaakt worden van alternatieve waterbronnen (d.i. regenwater, oppervlaktewater,<br />

water uit andere processen of effluent van de afvalwaterzuivering). Bij rechtstreeks contact<br />

285<br />

wegens gebrek aan voldoende betrouwbare gegevens kon de inschatting van het aantal m³ diep<br />

boorputwater per ton eindproduct voor de sappensector niet worden berekend<br />

286<br />

niet geblancheerde producten (prei, ui, aubergine, savooikool, bleekselder, rabarber, courgettes, zilveruien,<br />

witte kool, rode kool)<br />

287<br />

bonen, erwten, bloemkool, spruiten, flageolets, tuinbonen<br />

288<br />

geblancheerde bladgroenten (spinazie, boerekool)<br />

289<br />

schilproducten (wortelen, knolselder, aardappelen, koolrabi, raapkool, schorseneren)


tussen water en voedingsmiddelen is de warenwetgeving 290 van toepassing. Deze<br />

wetgeving schrijft voor dat water dat in rechtstreeks contact komt met voedingsmiddelen<br />

van drinkwaterkwaliteit dient te zijn 291 . Dit komt in de context van deze studie neer op het<br />

feit dat water dat met de groenten of het fruit in contact komt ter hoogte van de<br />

blancheerstap en de daarop volgende processtappen van hoge kwaliteit dient te zijn. Water<br />

dat niet of voorafgaand aan de blancheerstap in contact komt met de groenten of het fruit<br />

kan van lagere kwaliteit zijn.<br />

Waterbesparing kan op verschillende manieren worden doorgevoerd:<br />

(1) voorkomen van overmatig waterverbruik<br />

voorbeelden van BBT:<br />

- enkel de hoeveelheden sokkelwater oppompen die effectief vereist zijn in het<br />

productieproces (zeker geen stockage van het sokkelwater waardoor de<br />

kwaliteit en het volume worden verminderd)<br />

- waterverbruik controleren door b.v. het plaatsen van een debietmeter op de<br />

belangrijkste verbruikers en verschillende waterbronnen<br />

- grondstof drogen en mechanisch van vuil ontdoen<br />

- schillen m.b.v. stoom (ipv loogschillen)<br />

- schillen d.m.v. carborundum (ipv loogschillen)<br />

- mechanisch schillen (ipv loogschillen)<br />

- schillen verwijderen (na stoomschillen) m.b.v. borstelband (ipv water)<br />

- bandblancheur/waterkoeler combinatie (ipv klassieke trommelblancheur met<br />

tegenstroomkoeler)<br />

- droog, mechanisch transport<br />

(2) aanwenden van alternatieve waterbronnen<br />

voorbeeld van BBT:<br />

- regen- of vijverwater voor het voeden van de verdampingscondensors<br />

(3) hergebruik van water uit een bepaalde productiestap in één of meerdere van de<br />

voorgaande processtappen<br />

Proces x Proces y<br />

voorbeelden van BBT:<br />

- waswater (van blikken en bokalen) gebruiken ter hoogte van het schilproces<br />

- schilwater gebruiken om de ruwe producten voor te wassen<br />

- condenswater dat ontstaat tijdens het indampen van groente- en fruitsappen<br />

gebruiken voor het mengen of verdunnen van het eindproduct<br />

290 Voor een inventaris van de warenwetgeving wordt verwezen naar het <strong>Vito</strong>-rapport 'Mogelijkheid tot<br />

integratie van milieu- en gezondheidsaspecten in de normering van voedingsproducten' (1998/PPE/R/034),<br />

Ceuterick, D. et al. (1998)<br />

291 Besluit van de Vlaamse Regering van 15 maart 1989, houdende vaststelling van een technische<br />

reglementering inzake drinkwater (zie bijlage 3)


142<br />

- water uit sterilisatieprocessen gebruiken om de ruwe producten voor te<br />

wassen<br />

- hergebruik van warm koelwater uit de autoclaven (conservensector) <strong>als</strong><br />

spoelwater na het schillen of <strong>als</strong> poetswater<br />

- blancheerwater gebruiken <strong>als</strong> eerste poetswater bij het reinigen van de<br />

vriestunnel<br />

(4) hergebruik van al dan niet verregaand gezuiverd afvalwater in bepaalde<br />

processtappen<br />

Proces x Proces y<br />

zuivering<br />

voorbeeld van BBT:<br />

- effluent van de biologie ‘chloreren’ en hergebruiken voor het reinigen van vloeren<br />

en procesinstallaties.<br />

voorbeeld van BBT mits afweging afvalproductie / energieverbruik<br />

- effluent van de biologie zuiveren met behulp van ‘coagulatie / flocculatie +<br />

filtratie’ en hergebruiken voor de eerste wassing van de ruwe grondstof<br />

verdergaand dan BBT:<br />

- effluent van de biologie zuiveren met behulp van ‘coagulatie/flocculatie + filtratie<br />

+ actieve koolfiltratie + microfiltratie’ en hergebruiken voor het wassen van<br />

recipiënten voor de sterilisatie of <strong>als</strong> koelwater (koelcircuit) of transportwater<br />

(pompcircuit)<br />

- effluent van de biologie zuiveren met behulp van ‘coagulatie/flocculatie + filtratie<br />

+ actieve koolfiltratie + microfiltratie + omgekeerde osmose’ en hergebruiken <strong>als</strong><br />

blancheerwater of koelwater (koelen van producten na blancheerproces)<br />

(5) intern circuit waarbij water een aantal keren wordt hergebruikt alvorens ververst<br />

te worden<br />

Proces x<br />

zuivering<br />

voorbeelden van BBT:<br />

- doorgedreven hergebruik van koelwater<br />

- gescheiden circuit van transportwater


5.7.3 Verantwoording van de BBT-gerelateerde waterverbruikscijfers<br />

De in paragraaf 5.7.1 genoemde cijfers zijn afkomstig van een berekening van het<br />

waterverbruik en het waterhergebruik (getoetst met gegevens uit de sector) voor de<br />

verschillende deelsectoren van de groente- en fruitverwerkende nijverheid bij toepassing<br />

van verschillende sets van waterbesparende maatregelen. Deze berekeningen zijn<br />

opgenomen in bijlage 6.<br />

Hiertoe werd gebruik gemaakt van de typische verbruikscijfers van de verschillende<br />

individuele processtappen, de mate van bruikbaarheid van alternatieve waterbronnen (d.i.<br />

regenwater, oppervlaktewater, water uit andere processen of effluent van de<br />

afvalwaterzuivering) en de mate waarin de verschillende kandidaat BBT een invloed hebben<br />

op het waterverbruik(zie bijlage 6, tabellen b.8-b.11).<br />

Diepvries-, conserven- en aardappelverwerkende bedrijven:<br />

Voor de grote bedrijven werden er in bijlage 6 berekeningen uitgevoerd voor een drietal<br />

scenario's gaande van 'geen maatregelen' tot 'toepassing van alle BBT met betrekking tot<br />

waterverbruik':<br />

• Scenario 1: geen waterbesparende maatregelen<br />

In elke processtap wordt hoogkwalitatief water (d.i. boorputwater, leiding- of stadswater, of<br />

recuperatiewater van drinkwaterkwaliteit) verbruikt.<br />

• Scenario 2: beperkte waterbesparende maatregelen<br />

Alternatieve waterbronnen gebruikt in een aantal processtappen zo<strong>als</strong> 'ontzanden /<br />

voorwassen / ontstenen', 'wassen' (50%), 'poetsen' (15%), 'verdampingscondensors' (50%),<br />

(bij conservenbedrijven) 'tussenbehandelingen' (25%), 'koelwater blikken en bokalen' (50%)<br />

en (bij aardappelverwerkende bedrijven) 'bewaren', 'conditioneren' en 'versnijden' (telkens<br />

50%).<br />

• Scenario 3: verregaande waterbesparende maatregelen<br />

- toepassing van alle BBT met betrekking tot waterhergebruik (zie paragraaf 5.7.2)<br />

- alternatieve waterbronnen gebruikt voor de processtappen idem aan scenario 2 +<br />

bijkomend de processtappen, 'wassen' (overige 50%), 'poetsen' (bijkomend 35%),<br />

'verdampingscondensors' (overige 50%), (bij conservenbedrijven)<br />

'tussenbehandelingen' (bijkomend 25%), 'koelwater blikken en bokalen' (bijkomend<br />

10%) en (bij aardappelverwerkende bedrijven) 'bewaren', 'conditioneren' en<br />

'versnijden' (telkens overige 50%).<br />

Afhankelijk van het soort verwerkt product en de toegepaste processtappen (al dan niet<br />

voorwassen, schillen, blancheren, enz.) kunnen de vereiste hoeveelheden hoogkwalitatief<br />

water variëren. Een overzicht van de geschatte gemiddelde behoefte aan hoogkwalitatief<br />

[m³/ton eindproduct] in de verschillende scenario's voor de deelsectoren diepvries,<br />

conserven en aardappelverwerking, wordt weergegeven in tabel 5.6.


Tabel 5.6: gemiddelde behoefte aan hoogkwalitatief water [m³/ton eindproduct] in de<br />

verschillende scenario's voor de deelsectoren diepvries, conserven en<br />

aardappelverwerking'<br />

Scenario 1<br />

(geen waterbesparende<br />

maatregelen)<br />

Scenario 2<br />

(beperkte waterbesparende<br />

maatregelen)<br />

Scenario 3<br />

(verregaande waterbesparende<br />

maatregelen)<br />

Aardappelschillers:<br />

Diepvriesbedrijf<br />

6,8 292<br />

5,4 293<br />

3,6 294<br />

144<br />

Conserven- Aardappelverwerkend<br />

bedrijf<br />

bedrijf<br />

17,2 12,2<br />

8,9 8,5<br />

5,9 5,1<br />

Voor de aardappelschillers werden er voor een drietal scenario's afzonderlijke berekeningen<br />

uitgevoerd in bijlage 6, rekening houdend met de omvang en de technische beperkingen van<br />

deze bedrijven.<br />

• Scenario 1: geen waterbesparende maatregelen<br />

In elke processtap wordt hoogkwalitatief water (d.i. boorputwater, leiding- of stadswater, of<br />

recuperatiewater van drinkwaterkwaliteit) verbruikt.<br />

• Scenario 2': beperkte waterbesparende maatregelen<br />

Alternatieve waterbronnen gebruikt voor de processtappen 'ontzanden / voorwassen /<br />

ontstenen', 'versnijden' (50%), 'wassen' (50%) en 'poetsen' (15%).<br />

• Scenario 3': verregaande waterbesparende maatregelen<br />

- toepassing van alle BBT met betrekking tot waterhergebruik (zie paragraaf 5.7.2)<br />

- alternatieve waterbronnen gebruikt voor de processtappen idem aan scenario 2' +<br />

bijkomend de processtappen 'versnijden' (overige 50%), 'wassen' (overige 50%) en<br />

'poetsen' (bijkomend 35%).<br />

Een overzicht van de geschatte gemiddelde behoefte aan hoogkwalitatief water [m³/ton<br />

eindproduct] in de verschillende scenario's voor de deelsector 'aardappelschillers' wordt<br />

weergegeven in tabel 5.7.<br />

292 gemiddelde van 4,70; 5,30; 9,10 en 8,25 (zie tabel b.8, bijlage 6)<br />

293 gemiddelde van 3,80; 4,20; 7,30 en 6,25 (zie tabel b.8, bijlage 6)<br />

294 gemiddelde van 2,60; 3,00; 5,10 en 3,75 (zie tabel b.8, bijlage 6)


Tabel 5.7: gemiddelde behoefte aan hoogkwalitatief water [m³/ton eindproduct] in de<br />

verschillende scenario's voor de aardappelschilsector<br />

Aardappelschilbedrijf<br />

Scenario 1' (geen waterbesparende maatregelen) 7,6<br />

Scenario 2' (beperkte waterbesparende maatregelen) 4,9<br />

Scenario 3' (verregaande waterbesparende maatregelen) 2,4<br />

Opgemerkt dient te worden dat de cijfers, vermeld in de tabellen 5.6 en 5.7 een indicatie<br />

geven van de vereiste hoeveelheid hoogkwalitatief water voor de respectievelijke scenario's.<br />

Om te voldoen aan de totale waterbehoefte dient dus bijkomend gebruik gemaakt te worden<br />

van alternatieve waterbronnen.<br />

5.7.4 Kosten gepaard gaande met de BBT in verband met waterbesparing<br />

Bij de berekening van de kostprijzen die gepaard gaan met de hierboven voorgestelde<br />

scenario's van waterbesparing dienen volgende kosten en opbrengsten in rekening te worden<br />

gebracht:<br />

- investerings- en werkingskosten voor bijkomende leidingen, pompen, enz.<br />

- investerings- en werkingskosten voor het chloreren van de te hergebruiken<br />

hoeveelheden water<br />

- zuiveringskosten van het te hergebruiken water<br />

- zuiveringskosten van het (resterend) te lozen afvalwater<br />

- afvalwaterheffing<br />

- grondwaterheffing<br />

Gezien de beperkte beschikbaarheid van betrouwbare gegevens inzake deze kosten en<br />

opbrengsten is geen inschatting gedaan van de 'gemiddelde' kost voor de sector.


HOOFDSTUK 6: VERTALING VAN BBT NAAR INVESTERINGS-<br />

STEUN<br />

In dit hoofdstuk worden, op basis van de BBT-evaluatie, suggesties gedaan aan de afdeling<br />

ANRE van de Administratie Economie voor de niet-limitatieve lijst van technologieën die<br />

in aanmerking komen voor investeringssteun in het kader van het ecologiecriterium. Deze<br />

lijst omvat technologieën of handelingen , eigen aan de groente- en fruitverwerkende<br />

nijverheid, waarvan de toepassing leidt tot grondstoffenbesparing, energiebesparing of<br />

vermindering van de milieubelastende effecten.<br />

Bij toekenning van het ecologiecriterium worden een aantal basisregels gehanteerd:<br />

- investeringen die gebeuren om aan bestaande reglementeringen te voldoen komen niet in<br />

aanmerking;<br />

- investeringen die gedaan worden om aan toekomstige reglementeringen te voldoen<br />

komen wel in aanmerking;<br />

- het betreft geen loutere vervangingen van bestaande goederen;<br />

- investeringen voor de aanschaf van technieken die vermeld staan op een niet-limitatieve<br />

lijst van technologieën komen in aanmerking;<br />

- investeringen die hier niet onder vallen kunnen in aanmerking komen mits argumentatie<br />

vanwege de aanvrager.<br />

Toepassing van deze technologieën of handelingen moet dus leiden tot resultaten die verder<br />

gaan dan de wettelijke normen en bepalingen terzake. Het gebruik van deze technologieën<br />

of handelingen mag geen gebruik van zwartelijststoffen met zich meebrengen, tenzij er<br />

voldoende argumenten voorhanden zijn om aan te tonen dat het niet technisch of<br />

economisch mogelijk is om alternatieve stoffen te gebruiken.<br />

In dit hoofdstuk wordt door het BBT-kenniscentrum een aantal voorstellen gedaan van<br />

milieuvriendelijke technieken die in de groente- en fruitverwerkende nijverheid kunnen<br />

worden toegepast en die in de niet-limitatieve lijst van technieken kunnen opgenomen<br />

worden. Een aantal van de gesuggereerde technieken kan mogelijk ook toegepast worden in<br />

andere sectoren.<br />

Voor concrete dossiers dient men contact op te nemen met ANRE (adres zie verder) voor de<br />

meest recente lijst van technologieën die in aanmerking komen voor investeringssteun in het<br />

kader van het ecologiecriterium.<br />

Afdeling voor Natuurlijke Rijkdommen en Energie (ANRE)<br />

Het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Economie<br />

Markiesstraat 1<br />

B-1000 BRUSSEL<br />

Tel: (02)553 39 53<br />

Fax: (02)553 44 38<br />

146


6.1 Zwartelijststoffen gebruikt in de sector<br />

Bedrijven die zwartelijststoffen gebruiken <strong>als</strong> actieve stof kunnen niet genieten van<br />

investeringssteun, tenzij voldoende argumenten voorhanden zijn om aan te tonen dat het<br />

gebruik van deze stoffen technisch of economisch niet te vermijden is.<br />

De volgende zwartelijststoffen kunnen voorkomen in de groente- en fruitverwerkende<br />

nijverheid.<br />

Organische halogeenverbindingen<br />

Gehalogeneerde koolwaterstoffen kunnen <strong>als</strong> koelmiddel aangewend worden.<br />

Het gebruik van volledig gehalogeneerde of harde CFK’s is verboden vanaf<br />

januari 1995 (tenzij van recyclage afkomstig) en moeten dus vervangen worden<br />

door zachte CFK’s (HCFK’s en HFK’s). Het gebruik van deze zachte CFK’s<br />

zal, volgens Europese reglementering, verboden worden vanaf 1 januari 2000 in<br />

de na 31 december 1999 geproduceerde toestellen.<br />

Toelichting: Het gebruik van harde CFK’s kan vermeden worden. Als<br />

alternatieve koudemiddelen kan gebruik gemaakt worden van<br />

b.v. ammoniak, CO2 295 , HCFK-123 296 , …)<br />

PCB’s (Polychloorbisphenylen) 297<br />

In de groenteverwerkende industrie, vooral bij oudere bedrijven, zijn nog enkele<br />

askareltransfo’s 298 in gebruik. Indien niet ingekuipt vormen zij een potentieel<br />

risico voor bodemverontreiniging met PCB’s.<br />

Toelichting: Het gebruik van PCB’s <strong>als</strong> koelvloeistof voor zware<br />

transformatoren kan vermeden worden. Als alternatieve<br />

koelvloeistof kan gebruik gemaakt worden van siliconenolie.<br />

295<br />

Bron: In Koude & luchtbehandeling (jaargang 91 nr.3 - maart 1998), Overzicht van de koudemiddel<br />

situatie: hoe te kiezen<br />

296<br />

1,1,1-trifluoro-2,2-dichloroethaan (C2HF3Cl2)<br />

297<br />

Bron: Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende industrie’ (1996)<br />

298<br />

Zwaardere transformatoren worden gekoeld met behulp van transformatorolie. Dit is een isolerende<br />

vloeistof waarin de transformatie wordt ondergedompeld en die de overtollige warmte afvoert. Vroeger<br />

werden hiervoor PCB’s gebruikt.


Persistente pesticiden 299<br />

148<br />

Het gebruik van herbiciden, fungiciden of insecticiden tijdens het groeiseizoen<br />

hebben <strong>als</strong> gevolg dat residu’s van ‘zwartelijst’chemicaliën terug te vinden zijn<br />

in of op de groenten, fruit en aardappelen. In proces- en afvalwater zijn mogelijk<br />

restanten terug te vinden van insecticiden (b.v. dimethoaat, endosulfan,<br />

mevinfos, omethoaat, parathion, trichloorfon, …) wanneer de ingevoerde<br />

veiligheidstermijnen niet werden nageleefd 300 .<br />

Toelichting: Persistente pesticiden zijn geen actieve stoffen in de groenteen<br />

fruitverwerkende nijverheid.<br />

Zware metalen 301<br />

In afvalwater, afkomstig van de groente- en fruitverwerkende nijverheid kunnen<br />

een aantal zware metalen (b.v. zink, koper, nikkel, chroom, lood, ...) in kleine<br />

concentraties voorkomen. Door gebruikmaking van meer efficiënte<br />

waterzuiveringsinstallaties (minder lozing van stoffen waarop zware metalen<br />

kunnen adsorberen) en vervanging van gegalvaniseerde productie-onderdelen<br />

door roestvrijstalen onderdelen kan de concentratie aan zware metalen in<br />

afvalwater sterk gereduceerd worden.<br />

Toelichting: Zware metalen zijn geen actieve stoffen in de groente- en<br />

fruitverwerkende nijverheid.<br />

6.2 Voorstel van aanvullingen / aanpassingen aan de niet-limitatieve lijst van schone<br />

technologieën<br />

Op basis van de analyse in de vorige hoofdstukken (zie o.a. figuur 5.1 en tabel 5.1) werden<br />

een aantal technieken, toegepast in de groente- en fruitverwerkende nijverheid, weerhouden<br />

die een beduidende milieumeerwaarde leveren en nog niet verplicht zijn in het kader van de<br />

voorgestelde vergunningsvoorwaarden. Er wordt voorgesteld om deze technieken op te<br />

nemen in de niet-limitatieve lijst van technieken voor het ecologiecriterium.<br />

Het voorstel van aanvullingen / aanpassingen aan de niet-limitatieve lijst van schone<br />

technologieën, eigen aan de groente- en fruitverwerkende nijverheid is gebaseerd op de<br />

informatie weergegeven in tabel 4.1 (hoofdstuk 4), figuur 5.1 en tabel 5.1 (hoofstuk 5).<br />

299 Bron: Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groentenverwerkende industrie’ (1996)<br />

300 Bron: Paris Convention for the prevention of marine pollution (1992)<br />

301 Bron: Presti-studie ‘Preventie en milieuzorg in de groentenverwerkende industrie’ (1996)


a Voorbewerking<br />

• Schillen met behulp van stoom<br />

Milieu-effect:<br />

beperking van: - waterverbruik<br />

- belasting afvalwater<br />

Komen in aanmerking:<br />

De meerkost voor het waterarm schillen van grondstoffen met behulp van stoom ten<br />

opzichte van de klassieke schilmethode door middel van heet water met loog.<br />

• Schillen door middel van carborundum<br />

Milieu-effect:<br />

beperking van waterverbruik<br />

Komen in aanmerking:<br />

De meerkost voor het waterarm schillen van grondstoffen met behulp van<br />

carborundum ten opzichte van de klassieke schilmethode door middel van heet water<br />

met loog.<br />

• Mechanisch schillen<br />

Milieu-effect:<br />

beperking van waterverbruik<br />

Komen in aanmerking:<br />

De meerkost voor het waterarm mechanisch schillen van grondstoffen ten opzichte<br />

van de klassieke schilmethode door middel van heet water met loog.<br />

• Warmteterugwinning tijdens het indampen van groente- en fruitsappen<br />

Milieu-effect:<br />

beperking van energieverbruik<br />

Toelichting 302 :<br />

Door terugwinning van deze warmte kan het rendement van de verdamper sterk<br />

stijgen. Bovendien kan de geproduceerde stoom verminderd worden door<br />

verschillende trappen in de verdamper te gebruiken. Afhankelijk van het aantal<br />

gebruikte stappen en de hoeveelheid stoom dat wordt hergebruikt, kan de gebruikte<br />

hoeveelheid stoom tot 6 maal gereduceerd worden.<br />

Komen in aanmerking:<br />

Investeringen bestemd voor het terugwinnen van warmte uit de dampen van kokende<br />

vruchtensappen.<br />

302<br />

Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />

milieuvriendelijke technieken (1998)'


Blancheren<br />

• Bandblancheur/waterkoeler combinatie<br />

Milieu-effect:<br />

beperking van: - waterverbruik<br />

- energieverbruik<br />

150<br />

Komen in aanmerking:<br />

Investeringen bestemd voor het waterarm blancheren van grondstoffen door middel<br />

van een bandblancheur/waterkoeler combinatie <strong>als</strong> alternatief voor de klassieke<br />

trommelblancheur met tegenstroomkoeler.<br />

• Bandblancheur / luchtkoeler combinatie<br />

Milieu-effect:<br />

beperking van waterverbruik<br />

Komen in aanmerking:<br />

Investeringen bestemd voor het waterarm blancheren van grondstoffen door middel<br />

van een bandblancheur / luchtkoeler combinatie <strong>als</strong> alternatief voor een<br />

bandblancheur/waterkoeler combinatie.<br />

• Blancheren met behulp van stoom<br />

Milieu-effect:<br />

beperking van waterverbruik<br />

Komen in aanmerking:<br />

Investeringen bestemd voor het waterarm blancheren van grondstoffen met behulp<br />

van stoom <strong>als</strong> alternatief voor een bandblancheur/waterkoeler combinatie en<br />

waarvan de technische haalbaarheid kan worden bewezen.<br />

• Blancheren met behulp van microgolven<br />

Milieu-effect:<br />

beperking van waterverbruik<br />

Komen in aanmerking:<br />

Investeringen bestemd voor het waterarm blancheren van grondstoffen met behulp<br />

van microgolven <strong>als</strong> alternatief voor een bandblancheur/waterkoeler combinatie en<br />

waarvan de technische haalbaarheid kan worden bewezen.


c Tussenbehandelingen<br />

• Gesloten koeltunnel door middel van indirecte koeling met buitenlucht<br />

Milieu-effect:<br />

beperking van geurhinder<br />

Komen in aanmerking:<br />

Investeringen bestemd voor het voorkoelen van voorgebakken aardappelproducten<br />

door middel van indirecte koeling met buitenlucht, waarbij geen direct contact is<br />

tussen buitenlucht en product en geen gebruik wordt gemaakt van een mechanische<br />

koelmachine en bestaande uit een koeltunnel, een transportband, een ventilator en<br />

warmtewisselaars.<br />

d Verpakken<br />

• Plastic kratten<br />

Milieu-effect:<br />

beperking van hoeveelheid verpakkingsafval<br />

Komen in aanmerking:<br />

De meerkost van investeringen, bestemd voor de opslag van tussen / eindproduct<br />

onder bulkvorm in plastic kratten ter vervanging van houten kratten (met plastic<br />

zak).<br />

e Reinigen / ontsmetten van productie-installaties<br />

• Doorstroombegrenzers<br />

Milieu-effect:<br />

beperking van: - watergebruik<br />

- hoeveelheid afvalwater<br />

Komen in aanmerking:<br />

Investeringen bedoeld voor het waterarm reinigen van productie-installaties door<br />

middel van doorstroombegrenzers in leidingen.<br />

f Transport van plantaardig materiaal tussen de verschillende deelprocessen<br />

• Droog, mechanisch transport<br />

Milieu-effect:<br />

beperking van: - watergebruik<br />

- hoeveelheid afvalwater<br />

Komen in aanmerking:<br />

Investeringen bedoeld voor het waterarm transport van grondstoffen tussen de<br />

verschillende deelprocessen door middel van een mechanisch systeem.


g Koelen en conditioneren van ruimten<br />

• Geluidsarme compressoren en condensors<br />

Milieu-effect:<br />

beperking van lawaaihinder<br />

152<br />

Komen in aanmerking:<br />

Investeringen bedoeld voor het geluidsarm koelen en conditioneren van ruimten met<br />

behulp van geluidsarme compressoren en condensors.<br />

• Verdampingscondensors<br />

Milieu-effect:<br />

beperking van lawaaihinder<br />

Komen in aanmerking:<br />

Investeringen bedoeld voor het geluidsarm koelen en conditioneren van ruimten door<br />

middel van verdampingscondensors <strong>als</strong> alternatief voor de conventionele lucht- of<br />

watergekoelde condensatiesystemen.<br />

h Afwatering en afvalwaterzuivering<br />

• Biologische waterzuiveringsinstallatie<br />

Milieu-effect:<br />

beperking van: - milieubelastend effect op het compartiment 'water'<br />

- waterverbruik<br />

bevordering van waterhergebruik 303<br />

Komen in aanmerking:<br />

Investeringen bestemd voor het zuiveren van afvalwaterstromen door middel van<br />

biologische zuivering (eenvoudige aërobie) voor aardappelschilbedrijven met een<br />

maximale jaarlijkse capaciteit van 5 000 ton eindproduct per jaar.<br />

Investeringen bestemd voor het zuiveren van afvalwaterstromen door middel van<br />

biologische zuivering (enkel de meerkost van anaërobie) en bijkomende tertiaire<br />

zuivering.<br />

• Valorisatie van het biogas gevormd tijdens de anaërobe zuivering<br />

Milieu-effect:<br />

beperking van energieverbruik<br />

303 Indien de afvalwaterzuivering gericht is op het hergebruik van water in het productieproces, dan wordt dit<br />

beschouwd <strong>als</strong> een procesgeïntegreerde maatregel (en niet louter <strong>als</strong> een end-of-pipe maatregel).


Komen in aanmerking:<br />

Investeringen bestemd voor het opvangen, het zuiveren en aanwenden van het biogas<br />

dat tijdens de anaërobe zuivering wordt gevormd (b.v. opwarmen reactor, opwekken<br />

elektriciteit via een gasmotor van afvalwaterstromen, …) ter beperking van het<br />

energieverbruik.<br />

i Waterhergebruik<br />

• Debietmeters<br />

Milieu-effect:<br />

beperking van het waterverbruik<br />

Komen in aanmerking:<br />

Investeringen die gepaard gaan met het plaatsen van debietmeters ter hoogte van de<br />

belangrijkste waterverbruikende processen en de verschillende waterbronnen, ter<br />

controle en beperking van het waterverbruik, voor zover dit nog niet wettelijk<br />

verplicht is.<br />

• Alternatieve waterbronnen<br />

Milieu-effect:<br />

beperking van het waterverbruik (diep boorputwater)<br />

Komen in aanmerking:<br />

Investeringen die gepaard gaan met het aanwenden van alternatieve waterbronnen,<br />

ter beperking van het waterverbruik zo<strong>als</strong>:<br />

- het aanwenden van regen- of vijverwater voor het voeden van<br />

verdampingscondensors.<br />

• Hergebruik van proceswater in voorgaande processtappen zonder zuivering<br />

Milieu-effect:<br />

beperking van het waterverbruik (diep boorputwater)<br />

Komen in aanmerking:<br />

Investeringen die gepaard gaan met het hergebruik van proceswater in voorgaande<br />

processtappen zonder toepassing van enige zuiveringstechniek, ter beperking van het<br />

waterverbruik zo<strong>als</strong> het hergebruik van:<br />

- waswater ter hoogte van het schilproces,<br />

- schilwater om de ruwe producten voor te wassen,<br />

- condenswater dat ontstaat tijdens het indampen van groente- en fruitsappen<br />

voor het mengen of verdunnen van het eindproduct,<br />

- water uit sterilisatieprocessen om de ruwe producten voor te wassen,<br />

- blancheerwater <strong>als</strong> eerste waswater bij het reinigen van de vriestunnel.


• Hergebruik van al dan niet verregaand gezuiverd afvalwater in bepaalde processtappen<br />

Milieu-effect:<br />

beperking van het waterverbruik (diep boorputwater)<br />

154<br />

Komen in aanmerking:<br />

Investeringen de gepaard gaan met het hergebruik van al dan niet verregaand<br />

gezuiverd afvalwater in bepaalde processtappen, ter beperking van het waterverbruik<br />

zo<strong>als</strong> het:<br />

- ‘chloreren’ van het effluent en hergebruiken voor het reinigen van vloeren,<br />

procesinstallaties en <strong>als</strong> koelwater,<br />

- zuiveren van het effluent met behulp van ‘coagulatie / flocculatie + filtratie’<br />

en hergebruiken voor de eerste wassing van de ruwe grondstof,<br />

- zuiveren van het effluent met behulp van ‘coagulatie/flocculatie + filtratie +<br />

actieve koolfiltratie + microfiltratie’ en hergebruiken voor het wassen van<br />

recipiënten voor de sterilisatie of <strong>als</strong> koelwater (koelcircuit) of transportwater<br />

(pompcircuit),<br />

- zuiveren van het effluent met behulp van ‘coagulatie/flocculatie + filtratie +<br />

actieve koolfiltratie + microfiltratie + omgekeerde osmose’ en hergebruiken<br />

<strong>als</strong> blancheerwater of koelwater (koelen van producten na blancheerproces).<br />

• Hergebruik van water in een intern circuit<br />

Milieu-effect:<br />

beperking van het waterverbruik (diep boorputwater)<br />

Komen in aanmerking:<br />

Investeringen die gepaard gaan met het waterhergebruik door middel van een intern<br />

circuit waarbij het water een aantal keren wordt hergebruikt alvorens ververst te<br />

worden, ter beperking van het waterverbruik zo<strong>als</strong>:<br />

- doorgedreven hergebruik van koelwater,<br />

- gescheiden circuit van transportwater.


HOOFDSTUK 7 MIOW + -ANALYSES VAN DE MOGELIJKHEDEN<br />

VOOR AFVALWATERZUIVERING IN DE<br />

GROENTE- EN FRUITVERWERKENDE<br />

NIJVERHEID<br />

7.1 Methodologie<br />

In hoofdstuk 2 werd een uitgebreide socio-economische doorlichting van de verschillende<br />

subsectoren gemaakt. Telkens werd de economische ‘gezondheid’ van de bedrijfstak<br />

ingeschat, enerzijds door de evolutie ervan na te gaan en anderzijds door de felheid van<br />

concurrentie te analyseren. Daarnaast gaf het eerste luik van de MIOW + -analyse een<br />

bijkomende indicatie van de draagkracht van de beschouwde deelsectoren.<br />

De vertaling van de BBT naar vergunningsvoorwaarden werd uitgevoerd in hoofdstuk 5.<br />

Bijzondere aandacht ging daarbij uit naar het toetsen van de lozingsvoorwaarden voor<br />

afvalwater aan de BBT en het onderzoeken van de mogelijkheden voor het hergebruik van<br />

water in de procesvoering. Naast de technische haalbaarheid en het behaalde<br />

milieurendement speelt, conform de definitie van BBT, ook de economische haalbaarheid<br />

bij deze beoordeling een belangrijke rol.<br />

In dit hoofdstuk wordt, ter beoordeling van de economische haalbaarheid van de<br />

beschouwde scenario’s, het tweede luik van de MIOW + -analyse uitgevoerd. Voor een<br />

gedetailleerde beschrijving van het opzet van dit model wordt verwezen naar bijlage 11.<br />

De bedoeling van de analyse is het berekenen van de invloed van de voorgestelde<br />

investeringsscenario’s op het weerstandsvermogen van de ‘gemiddelde’ onderneming uit de<br />

beschouwde bedrijfstak. Daarbij wordt rekening gehouden met de concurrentiële context<br />

door het inschatten van enerzijds de marktpositie en anderzijds de internationale omgeving.<br />

Bij de economische analyse wordt telkens uitgegaan van een referentiesituatie die aansluit<br />

bij de huidige realiteit.<br />

Voor de diepvries- en conservenbedrijven, de aardappelverwerkers en de producenten<br />

van fruitsappen wordt verondersteld dat de gemiddelde onderneming:<br />

- zuiveringsinspanningen levert waardoor de lozingsnormen op riool behaald worden;<br />

- beperkte waterbesparende maatregelen toepast;<br />

- een capaciteit heeft van 30 000 ton eindproduct per jaar.<br />

Voor het gemiddeld aardappelschilbedrijf wordt uitgegaan van de referentiesituatie<br />

waarbij:<br />

- eenvoudige primaire zuivering wordt toegepast;<br />

- beperkte waterbesparende maatregelen worden toegepast;<br />

- het bedrijf een capaciteit heeft van 3 000 ton eindproduct per jaar.


Voor elk van de scenario’s wordt telkens de bijkomende jaarlijkse kost van<br />

afvalwaterzuivering afgewogen tegenover de referentiesituatie. Het MIOW + -model geeft<br />

aan in welke mate het weerstandsvermogen van de bedrijven wordt aangetast door de<br />

additionele investeringen.<br />

Voor de economische inschatting van de relatie tussen de BBT en de lozingsvoorwaarden<br />

worden de gegevens uit de tabellen 5.4 en 5.5 (zie hoofdstuk 5) gebruikt.<br />

7.2 Diepvriessector<br />

Conclusie:<br />

Scenario Jaarlijkse kost<br />

relatief<br />

(absoluut)<br />

Primaire + secundaire zuivering<br />

(enkel aërobie)<br />

Norm lozing op riool<br />

Primaire + secundaire zuivering<br />

(anaërobie en aërobie, incl.<br />

nitrificatie / denitrificatie /<br />

defosfatatie)<br />

Norm lozing op oppervlaktewater<br />

Primaire + secundaire + tertiaire<br />

zuivering (enkel coagulatie /<br />

flocculatie / filtratie)<br />

Norm stedelijk afvalwater<br />

Primaire + secundaire +<br />

verregaande tertiaire zuivering<br />

Basismilieukwaliteitsnorm<br />

(in MBEF)<br />

0<br />

(10,03)<br />

4,47<br />

(14,50)<br />

8,34<br />

(18,37)<br />

58,66<br />

(68,69)<br />

MIOW +<br />

beoordeling<br />

2,56<br />

veilig<br />

2,44<br />

onzeker<br />

2,39<br />

onzeker<br />

1,77<br />

onzeker<br />

- Bij het referentiescenario (i.e. de situatie waarbij de gemiddelde onderneming voldoet<br />

aan de norm voor lozing op riool) bevindt het weerstandsvermogen zich nog net binnen<br />

de veilige zone (cf. hoofdstuk 2).<br />

- De bijkomende jaarlijkse kost van de investeringen om aan de norm voor lozing op<br />

oppervlaktewater te voldoen (t.o.v. referentiesituatie), bedraagt meer dan 4 MBEF.<br />

Door deze additionele investeringen neemt het weerstandsvermogen licht af tot 2,44<br />

(gelegen net in de onzekere zone). Niettegenstaande deze score zicht bevindt in de<br />

onzekere zone, worden deze investeringen <strong>als</strong> economisch haalbaar ingeschat, in<br />

verhouding met het behaalde milieuresultaat.<br />

156


- Het voldoen aan de normen voor lozing stedelijk afvalwater vergt nog eens een<br />

bijkomende jaarlijkse kost (t.o.v. norm lozing op oppervlaktewater) van bijna 4 MBEF.<br />

Door deze additionele investeringen neemt het weerstandsvermogen iets verder af tot<br />

2,39. Ook voor dit scenario worden deze investeringen <strong>als</strong> economisch haalbaar<br />

ingeschat, in verhouding met het behaalde milieuresultaat, niettegenstaande deze score<br />

zich bevindt in de onzekere zone.<br />

- De inspanningen om te kunnen voldoen aan de basiskwaliteitsnorm zijn erg hoog<br />

(jaarlijkse bijkomende kost (t.o.v. norm lozing stedelijk afvalwater) wordt op meer dan<br />

50 MBEF geschat). Het weerstandsvermogen van de sector neemt verder af tot (ver) in<br />

de onzekere zone tot 1,77. Uit de economische analyse blijkt dat het gemiddeld bedrijf<br />

in deze situatie verlieslatend wordt. Dit scenario wordt dan ook <strong>als</strong> economisch<br />

onhaalbaar bestempeld.<br />

7.3 Conservenindustrie<br />

Conclusie:<br />

Scenario Jaarlijkse kost<br />

relatief<br />

(absoluut)<br />

Primaire + secundaire zuivering<br />

(enkel aërobie)<br />

Norm lozing op riool<br />

Primaire + secundaire zuivering<br />

(anaërobie en aërobie, incl.<br />

nitrificatie / denitrificatie /<br />

defosfatatie)<br />

Norm lozing op oppervlaktewater<br />

Primaire + secundaire + tertiaire<br />

zuivering (enkel coagulatie /<br />

flocculatie / filtratie)<br />

Norm stedelijk afvalwater<br />

Primaire + secundaire +<br />

verregaande tertiaire zuivering<br />

Basismilieukwaliteitsnorm<br />

(in MBEF)<br />

0<br />

(13,79)<br />

6,14<br />

(19,93)<br />

11,47<br />

(25,26)<br />

80,67<br />

(94,45)<br />

MIOW +<br />

beoordeling<br />

2,56<br />

veilig<br />

2,44<br />

onzeker<br />

2,44<br />

onzeker<br />

1,77<br />

onzeker<br />

- Bij het referentiescenario (i.e. de situatie waarbij de gemiddelde onderneming voldoet<br />

aan de norm voor lozing op riool) bevindt het weerstandsvermogen zicht nog net binnen<br />

de veilige zone (cf. hoofdstuk 2).


- De bijkomende jaarlijkse kost van de investeringen om aan de norm voor lozing op<br />

oppervlaktewater te voldoen (t.o.v. referentiesituatie), bedraagt meer dan 6 MBEF.<br />

Door deze additionele investeringen neemt het weerstandsvermogen licht af tot 2,44<br />

(gelegen net in de onzekere zone). Niettegenstaande deze score zich bevindt in de<br />

onzekere zone, worden deze investeringen <strong>als</strong> economisch haalbaar ingeschat, in<br />

verhouding met het behaalde milieuresultaat.<br />

- Het voldoen aan de normen voor lozing stedelijk afvalwater vergt nog eens een<br />

bijkomende jaarlijkse kost (t.o.v. norm lozing op oppervlaktewater) van meer dan 5<br />

MBEF. De score voor het weerstandsvermogen blijft 2,44 (gelegen net in de onzekere<br />

zone), waardoor dezelfde conclusie kan worden getrokken <strong>als</strong> in het voorgaande punt,<br />

nl. deze investeringen worden <strong>als</strong> economisch haalbaar ingeschat, in verhouding met het<br />

behaalde milieuresultaat, niettegenstaande deze score zich bevindt in de onzekere zone.<br />

- De inspanningen om te kunnen voldoen aan de basiskwaliteitsnorm zijn erg hoog<br />

(jaarlijkse bijkomende kost (t.o.v. norm lozing stedelijk afvalwater) wordt op bijna<br />

70 MBEF geschat). Het weerstandsvermogen van de sector neemt verder af tot (ver) in<br />

de onzekere zone tot 1,77. Uit de economische analyse blijkt dat het gemiddeld bedrijf<br />

in deze situatie verlieslatend wordt. Dit scenario wordt dan ook <strong>als</strong> economisch<br />

onhaalbaar bestempeld.<br />

7.4 Aardappelverwerkers<br />

Scenario Jaarlijkse kost<br />

relatief<br />

(absoluut)<br />

Primaire + secundaire zuivering<br />

(enkel aërobie)<br />

Norm lozing op riool<br />

Primaire + secundaire zuivering<br />

(anaërobie en aërobie, incl.<br />

nitrificatie / denitrificatie /<br />

defosfatatie)<br />

Norm lozing op oppervlaktewater<br />

Primaire + secundaire + tertiaire<br />

zuivering (enkel coagulatie /<br />

flocculatie / filtratie)<br />

Norm stedelijk afvalwater<br />

Primaire + secundaire +<br />

verregaande tertiaire zuivering<br />

Basismilieukwaliteitsnorm<br />

(in MBEF)<br />

0<br />

(14,42)<br />

5,07<br />

(19,49)<br />

8,83<br />

(23,25)<br />

68,30<br />

(82,72)<br />

MIOW +<br />

beoordeling<br />

3,72<br />

veilig<br />

3,11<br />

veilig<br />

3,00<br />

veilig<br />

1,77<br />

onzeker<br />

158


Conclusie:<br />

- De uitgangssituatie van de aardappelverwerkers is gunstig; de score van het<br />

weerstandsvermogen bevindt zich ruim binnen de veilige zone.<br />

- De bijkomende jaarlijkse kost van de investeringen om aan de norm voor lozing op<br />

oppervlaktewater te voldoen (t.o.v. referentiesituatie), bedraagt meer dan 5 MBEF. De<br />

hoge draagkracht van de sector brengt met zich mee dat de investeringen nodig om de<br />

normen voor lozing op oppervlaktewater te behalen economisch haalbaar zijn voor de<br />

sector.<br />

- Het voldoen aan de normen voor lozing stedelijk afvalwater vergt nog eens een<br />

bijkomende jaarlijkse kost (t.o.v. norm lozing op oppervlaktewater) van bijna 4 MBEF.<br />

Opnieuw kan besloten worden dat, gezien de hoge draagkracht van de sector, de<br />

investeringen nodig om de normen voor lozing stedelijk afvalwater te behalen<br />

economisch haalbaar zijn voor de sector.<br />

- De inspanningen om te kunnen voldoen aan de basiskwaliteitsnorm vergen een<br />

bijkomende jaarlijkse kost (t.o.v. norm lozing stedelijk afvalwater) van bijna 60 MBEF.<br />

Het weerstandsvermogen van de sector daalt tot 1,77 en situeert zich (ver) in de<br />

onzekere zone. Gezien deze score zich bevindt (ver) in de onzekere zone, worden deze<br />

investeringen <strong>als</strong> economisch onhaalbaar ingeschat.<br />

7.5 Aardappelschillers<br />

Scenario Jaarlijkse kost<br />

relatief<br />

(absoluut)<br />

(in MBEF)<br />

Primaire zuivering 0<br />

Primaire + secundaire zuivering<br />

(enkel aërobie)<br />

Norm lozing op riool<br />

Primaire + secundaire zuivering<br />

(anaërobie en aërobie, incl.<br />

nitrificatie / denitrificatie /<br />

defosfatatie)<br />

Norm lozing op oppervlaktewater<br />

Primaire + secundaire + tertiaire<br />

zuivering (enkel coagulatie /<br />

flocculatie / filtratie)<br />

Norm stedelijk afvalwater<br />

(0,74)<br />

1,09<br />

(1,83)<br />

3,07<br />

(3,81)<br />

3,68<br />

(4,42)<br />

MIOW +<br />

beoordeling<br />

3,28<br />

veilig<br />

1,44<br />

onveilig<br />

1,00<br />

onveilig<br />

1,00<br />

onveilig


Conclusie:<br />

- Als referentiesituatie wordt aangenomen dat de 'gemiddelde' onderneming eenvoudige<br />

primaire zuivering toepast, door middel van zeven, roosters, zandvangers, enz. Het<br />

weerstandsvermogen van de sector bij dit referentiescenario situeert zich met een score<br />

van 3,28 ruim binnen de veilige zone (cf. hoofdstuk 2).<br />

- De bijkomende jaarlijkse kost van de investeringen om aan de normen voor lozing op<br />

riool te voldoen, bedraagt meer dan 1 MBEF. Deze additionele investeringen<br />

ondermijnen het weerstandsvermogen tot 1,44 (onveilige zone). Dit betekent dat de<br />

voorgestelde investeringen voor de aardappelschillers zeer zware inspanningen vergen,<br />

die ongetwijfeld de doodsteek vormen voor bedrijven die het reeds moeilijk hebben. In<br />

deze context dient benadrukt te worden dat het een absolute noodzaak is om alle<br />

bedrijven uit de sector op gelijke voet te behandelen, om scheeftrekking van de<br />

concurrentie te vermijden.<br />

- Het voldoen aan de normen voor het lozen op oppervlaktewater brengt een bijkomende<br />

jaarlijkse kost (t.o.v. norm lozing op riool) van bijna 2 MBEF met zich mee. De score<br />

voor het weerstandsvermogen daalt in dit scenario tot diep in de onveilige zone (score<br />

1,00). Vanuit economisch standpunt is dit scenario absoluut niet haalbaar.<br />

- Dezelfde conclusie <strong>als</strong> in voorgaand punt gaat op voor de investeringen die gepaard<br />

gaan met de investeringen voor het behalen voor de norm lozing stedelijk afvalwater:<br />

economisch absoluut niet haalbaar.<br />

7.6 Producenten van groente- en fruitsappen<br />

Omwille van de beperkte beschikbaarheid van betrouwbare gegevens bleek het niet<br />

mogelijk de MIOW+-analyse toe te passen op deze bedrijfstak. Men mag verwachten dat de<br />

algemene conclusies voor de overige sectoren met grote bedrijven (diepvries, conserven,<br />

aardappelverwerkers) eveneens gelden voor de producenten van fruit- en groentesappen.<br />

160


HOOFDSTUK 8: MILIEUGEVOLGEN VAN BBT-<br />

AANBEVELINGEN<br />

In dit hoofdstuk wordt een ruwe schatting gemaakt van de gevolgen van toepassing van de<br />

BBT op het milieu in Vlaanderen. Aangezien de belangrijkste knelpunten voor de groenteen<br />

fruitverwerkende nijverheid zich situeren op het gebied van 'afvalwaterzuivering' en<br />

'waterverbruik' zullen enkel de gevolgen van de BBT die hierop betrekking hebben,<br />

beschouwd worden.<br />

8.1 Milieugevolgen van BBT met betrekking tot afvalwaterzuivering<br />

In bijlage 7 (tabellen b.12-b.15) wordt voor de deelsectoren 'diepvries', 'conserven',<br />

'aardappelverwerking' en 'aardappelschillers' nagegaan met welke hoeveelheden de input<br />

van de parameters 'zwevende stof', 'COD', 'BOD', 'Ntot' en 'Ptot' naar het milieu maximaal kan<br />

worden verminderd door toepassing van BBT met betrekking tot afvalwaterzuivering,<br />

uitgedrukt in percentages t.o.v. de referentiesituatie 304 .<br />

Zo<strong>als</strong> beschreven in paragraaf 5.2.1 (hoofdstuk 5) wordt onder BBT met betrekking tot<br />

afvalwaterzuivering verstaan:<br />

- voor aardappelschilbedrijven (jaarlijkse capaciteit van 3 000 ton eindproduct):<br />

primaire zuivering van het afvalwater, gevolgd door aërobe zuivering;<br />

- voor grote bedrijven (jaarlijkse capaciteit van 30 000 ton eindproduct) die lozen op<br />

niet gevoelig oppervlaktewater:<br />

primaire zuivering van het afvalwater, gevolgd door anaërobe en aërobe<br />

zuivering, inclusief nitrificatie / denitrificatie / defosfatatie (cf. sectorale<br />

lozingsnorm op oppervlaktewater);<br />

- voor grote bedrijven (jaarlijkse capaciteit van 30 000 ton eindproduct) die lozen op<br />

gevoelig oppervlaktewater:<br />

primaire zuivering van het afvalwater, gevolgd door anaërobe en aërobe<br />

zuivering, inclusief nitrificatie / denitrificatie / defosfatatie, en bovendien<br />

gevolgd door flocculatie / coagulatie / filtratie (cf. sectorale lozingsnorm<br />

stedelijk afvalwater).<br />

In de tabellen b.16 en b.17 (bijlage 7) wordt telkens voor elk van de hoger beschreven<br />

situaties een globaal overzicht gegeven van de maximale vermindering aan input van deze<br />

parameters naar het milieu door de groente- en fruitverwerkende nijverheid. De resultaten<br />

van deze schattingen worden samengevat in de tabellen 8.1-8.3.<br />

304<br />

Referentiesituaties: primaire zuivering voor de aardappelschilbedrijven die rechtstreeks leveren aan de<br />

versmarkt;<br />

zuivering tot de norm lozing op riool voor de diepvriesbedrijven,<br />

conservenbedrijven,<br />

fruitsappenbedrijven<br />

aardappelverwerkende bedrijven en de groente- en


Verwacht wordt dat de situatie van de 'sappensector' nauw aansluit met deze van de<br />

diepvriesgroentesector en de conservensector. Wegens gebrek aan voldoende betrouwbare<br />

gegevens kon een precieze inschatting voor de sappensector niet worden gemaakt.<br />

Tabel 8.1: maximale afname van de input van de parameters 'zwevende stof', 'COD', 'BOD',<br />

'Ntot' en 'Ptot' naar het milieu door toepassing van BBT met betrekking tot<br />

afvalwaterzuivering, uitgedrukt in percentages t.o.v. de referentiesituatie door de<br />

diepvriesgroente- en conservensector<br />

Diepvriesgroentesector<br />

Conservensector<br />

[% afname]<br />

lozing op oppervlaktewater t.o.v.<br />

lozing riool<br />

162<br />

Diepvriesgroentesector<br />

Conservensector<br />

[% afname]<br />

lozing op gevoelig<br />

oppervlaktewater t.o.v. lozing<br />

riool<br />

ZS 70 88<br />

COD 80 83<br />

BOD 83 85<br />

Ntot 87 89<br />

Ptot 60 88<br />

Tabel 8.2: maximale afname van de input van de parameters 'zwevende stof', 'COD', 'BOD',<br />

'Ntot' en 'Ptot' naar het milieu door toepassing van BBT met betrekking tot<br />

afvalwaterzuivering, uitgedrukt in percentage t.o.v. de referentiesituatie door de<br />

aardappelverwerkende sector<br />

Aardappelverwerkende sector<br />

[% afname]<br />

lozing op oppervlaktewater t.o.v.<br />

lozing riool<br />

Aardappelverwerkende sector<br />

[% afname]<br />

lozing op gevoelig<br />

oppervlaktewater t.o.v. lozing<br />

riool<br />

ZS 70 88<br />

COD 83 86<br />

BOD 83 85<br />

Ntot 87 89<br />

Ptot 71 88


Tabel 8.3: maximale afname van de input van de parameters 'zwevende stof', 'COD', 'BOD',<br />

'Ntot' en 'Ptot' naar het milieu door toepassing van BBT met betrekking tot<br />

afvalwaterzuivering, uitgedrukt in percentage t.o.v. de referentiesituatie door de<br />

aardappelschilsector<br />

Aardappelschillers<br />

[% afname]<br />

lozing riool t.o.v. primaire<br />

zuivering<br />

ZS 70<br />

COD 90<br />

BOD 90<br />

Ntot 20<br />

Ptot 0<br />

Samenvattend kan worden gesteld dat door toepassing van de BBT met betrekking tot<br />

afvalwaterzuivering (lozing op niet gevoelig oppervlaktewater respectievelijk lozing op<br />

gevoelig oppervlaktewater door de grote diepvries-, conserven- en aardappelverwerkende<br />

bedrijven) de input naar het milieu voor de onderstaande parameters door de volledige<br />

groente- en fruitverwerkende nijverheid (exclusief de sappensector) kan worden<br />

teruggedrongen van:<br />

* ZS (zwevende stoffen):70% (van 1 220 kg/dag naar 366 kg/dag), respectievelijk<br />

80% (van 1 220 kg/dag naar 245 kg/dag);<br />

* COD: 86% (van 17 965 kg/dag naar 2 482 kg/dag), respectievelijk<br />

88% (van 17 965 kg/dag naar 2 226 kg/dag<br />

* BOD: 86% (van 7 416 kg/dag naar 1 002 kg/dag), respectievelijk<br />

88% (van 7 416 kg/dag naar 915 kg/dag);<br />

* Ntot: 73% (van 1 957 kg/dag naar 524 kg/dag), respectievelijk<br />

75% (van 1 957 kg/dag naar 489 kg/dag);<br />

* Ptot: 66% (van 1 694 kg/dag naar 569 kg/dag), respectievelijk<br />

85% (van 1 694 kg/dag naar 258 kg/dag).<br />

Opmerking:<br />

De bovenvermelde resultaten zijn inschattingen waarbij wordt uitgegaan van:<br />

- een gemiddeld bedrijf voor elk van de deelsectoren van de groente- en fruitverwerkende<br />

nijverheid;<br />

- een gemiddeld afvalwater voor elk van de deelsectoren (zie bijlage 5);<br />

- typische zuiveringsefficiënties van de verschillende afvalwaterzuiverings-technieken (zie<br />

hoofdstuk 5, tabellen 5.1-5.3);<br />

- de toepassing van alle BBT met betrekking tot afvalwaterzuivering (zie hoofdstuk 5,<br />

paragraaf 5.2.2);


- de referentiesituaties:<br />

zuivering tot de norm lozing riool voor de aardappelschilbedrijven die rechtstreeks<br />

leveren aan de versmarkt;<br />

zuivering tot de norm lozing op oppervlaktewater (lozing op niet gevoelig<br />

oppervlaktewater) respectievelijk tot de norm lozing stedelijk afvalwater (lozing op<br />

gevoelig oppervlaktewater) voor de diepvriesbedrijven, conservenbedrijven en de<br />

aardappelverwerkende bedrijven.<br />

8.2 Milieugevolgen van BBT met betrekking tot watergebruik en -hergebruik<br />

In bijlage 6 en 10 wordt een schatting gemaakt van het verbruik van hoogkwalitatief water<br />

(d.i. boorputwater, leiding- of stadswater of recuperatiewater van drinkwaterkwaliteit)<br />

(tabellen b.8-b.11) en het afvalwaterlozingsdebiet (tabellen b.25-b.28) voor een gemiddeld<br />

bedrijf uit de deelsectoren 'diepvries', 'conserven', 'aardappelverwerking' en<br />

'aardappelschillers'. Deze inschatting wordt gemaakt in drie situaties:<br />

- bij toepassing van goede bedrijfspraktijken inzake watergebruik en -hergebruik;<br />

- in de huidige situatie (verdergaand dan toepassing van de goede huispraktijk maar nog<br />

geen toepassing van alle BBT);<br />

- bij toepassing van BBT inzake watergebruik en -hergebruik (zie paragraaf 5.7.2).<br />

Verbruik van hoogkwalitatief water<br />

In tabel 8.4 wordt een overzicht gegeven van de reducties inzake het verbruik van<br />

hoogkwalitatief water bij toepassing van BBT inzake watergebruik en -hergebruik ten<br />

opzichte van (1) de situatie bij toepassing van goede bedrijfspraktijken inzake watergebruik<br />

en -hergebruik en (2) de huidige situatie.<br />

Tabel 8.4: reductie van het verbruik van hoogkwalitatief water bij toepassing van BBT<br />

inzake watergebruik en -hergebruik<br />

BBT t.o.v. huidige situatie BBT t.o.v. goede bedrijfspraktijk<br />

[reductie in %]<br />

[reductie in %]<br />

Diepvries 25 35<br />

Conserven 30 35<br />

Aardappelverwerking 30 40<br />

Samengevat kan worden gesteld dat door toepassing van de BBT inzake watergebruik en<br />

-hergebruik, het verbruik van hoogkwalitatief water van een gemiddeld bedrijf uit de<br />

groente- en fruitverwerkende nijverheid kan worden gereduceerd met 25-30% ten opzichte<br />

van de huidige situatie. Ten opzichte van de situatie ‘toepassing van goede<br />

bedrijfspraktijken inzake watergebruik en –hergebruik’ wordt deze reductie ingeschat op<br />

35-40%. In de praktijk zullen deze reducties lager liggen gezien sommige bedrijven<br />

gelegen zijn in gebieden waar er geen tekort is aan grondwater en dus minder aandacht<br />

wordt besteed aan maatregelen inzake waterbesparing.<br />

164


Afvalwaterlozingsdebiet<br />

Om de relatie tussen het waterverbruik en het afvalwaterlozingsdebiet in te schatten werden<br />

een aantal waterbalansschema's (zie bijlage 9) uitgewerkt (voor een gemiddeld bedrijf uit de<br />

diepvries-, conserven-, aardappelverwerkende en aardappelschilsector). Op basis hiervan<br />

wordt verwacht dat, door toepassing van de BBT inzake watergebruik en -hergebruik, het<br />

afvalwaterlozingsdebiet van een gemiddeld bedrijf uit de groente- en fruitverwerkende<br />

nijverheid eveneens kan worden gereduceerd. Zo<strong>als</strong> blijkt uit de tabellen b.25-b28 (zie<br />

bijlage 10) kan deze reductie worden geschat op 5-35% ten opzichte van de huidige situatie.<br />

Hier geldt eveneens de opmerking dat deze reducties in de praktijk lager zullen liggen<br />

gezien sommige bedrijven gelegen zijn in gebieden waar er geen tekort is aan grondwater en<br />

dus minder aandacht wordt besteed aan maatregelen inzake waterbesparing.


BIBLIOGRAFIE<br />

An., Afval- en emissiepreventieproject in opdracht van verschillende bedrijven, BECO,<br />

Milieumanagement & Advies (1998).<br />

An., Coördinatiecommissie uitvoering wet verontreiniging oppervlaktewateren (CUWVO) -<br />

Werkgroep VI - Levensmiddelenindustrie - nutriëntemissies (1994); pp. 24 + bijlagen<br />

An., Cursus koeltechniek KVIV (1996)<br />

An., Environmental Technology Monographs Handbook, ENVI TECH Consult, Nederland<br />

(1996)<br />

An., Handboek milieuvergunningen; Vereniging Stadswerk Nederland; Samson Uitgeverij<br />

bv, Alphen aan de Rijn (1998)<br />

An., Hogere Cursus Afvalwaterzuivering, KVIV (1996)<br />

An., In Koude & luchtbehandeling (jaargang 91 nr.3 - maart 1998), Overzicht van de<br />

koudemiddel situatie: hoe te kiezen<br />

An., Loket Milieubedrijven; Voorwaarden voor de lozing van afvalwater afkomstig van de<br />

sector van de aardappelverwerkende nijverheid (1993)<br />

An., Loket Milieubedrijven; Voorwaarden voor de lozing van afvalwater afkomstig van de<br />

sector van de vruchten- en groenteconservenfabrieken (1993)<br />

An., Milieu- en Natuurrapport Vlaanderen, Leren om te keren, VMM (1994)<br />

An., Mindestanforderungen an das Einleiten von Abwasser in Gewässer -<br />

Kartoffelverarbeitung - Hinweize und Erläuterungen zu Anhang 8 der Rahmen - Abwasser<br />

VwV (1994)<br />

An., Nationaal Energie en Efficiency Data InformatieSysteem (Needis) - Sectorstudie<br />

groente- en fruitverwerkende industrie - Ministerie van Economische Zaken (1996)<br />

An., Novem Sittard, Energiezuinige blancheur/koeler combinatie voor de<br />

groenteverwerkende industrie.<br />

An., Paris Commission - Industrial Sectors: Best Available Technology - Food Processing<br />

Industry (1992)<br />

An., Paris Convention for the prevention of marine pollution. (1992); Canned food: water<br />

pollution from vegetable and fruit processing, industries: survey an elements of B.A.T.<br />

An., PRESTI-sectorstudie: Preventie en milieuzorg in de aardappelschilbedrijven (1997);<br />

VEKMO - BELGAPOM; pp. 49 + bijlagen<br />

166


An., PRESTI-handleiding: Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende industrie<br />

(1997); VGB - VIGEX - GROEPERING Fabr. In. Groenten - ECOLAS<br />

An., PRESTI-sectorstudie: Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende industrie<br />

(1996); VGB - VIGEX - GROEPERING Fabr. In. Groenten - ECOLAS<br />

An., PRESTI-project: Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende industrie,<br />

werksessie 1 en 2 (1997); VGB - VIGEX - GROEPERING Fabr. In. Groenten - ECOLAS<br />

An., Review of Energy Efficient Technologies in the Refrigeration Systems of the Agrofood<br />

Industry. Directorate General for Energy (DG XVII) (1998)<br />

An., Samenwerkingsproject Procesbeschrijvingen Industrie Nederland (SPIN);<br />

Aardappelverwerkende Industrie (1994)<br />

An., The orange book, 1998. Tetra Pak Processing systems AB.<br />

An., VAMIL-milieulijst, VROM (augustus 1998)<br />

An., VDI-Richtlinien; <strong>Emis</strong>sionsminderung; Anlagen zum Garen von Lebensmitteln;<br />

Herstellung von Kartoffelerzeugnissen; (1997)<br />

An., VDI/DIN Handbuch; Lärmminderung, Verein Deutscher Ingenieure (VDI), Deutsches<br />

institut für normung (DIN); (1998)<br />

An., VROM, 1991/1. Project valorisatie afv<strong>als</strong>toffen groenten en fruit. Publicatiereeks<br />

milieutechnologie.<br />

ARENS, L. et al.; Het blancheren bij diepvriezen van groenten: gebruikte apparatuur en<br />

invloed op de enzymatische, microbiële, sensorische en nutritionele kwaliteit (1998);<br />

Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende; pp.121<br />

BAEYENS, J. et al., Afvalwaterzuivering, Kluwer Editoraal (1995); pp.875<br />

BAEYENS, J., Procestechnieken en -engineering 34180, Kluwer Editoraal<br />

BRAULT, J.L. (1991); Water Treatment Handbook (Vol 1&2); Degrémont; Lavoisier<br />

Publishing (1991); pp 1459<br />

CAMBIEN, K., In Trends (jaargang 22 nr.26 - juni 1996), De NV Diepvries<br />

CEUTERICK, D. et al., Mogelijkheid tot integratie van milieu- en gezondheidsaspecten in<br />

de normering van voedingsproducten (1998/PPE/R/034), <strong>Vito</strong> (1998)<br />

CHEREMISINOFF, P.N.; Handbook of Water and Wastewater Treatment Technology;<br />

Marcel Dekker, Inc. (1995);pp.833<br />

DEBRUYN, W. en VAN RENSBERGEN, J., Aantasting van de ozonlaag, <strong>Vito</strong> (1994); pp.<br />

34


DEES, M., Prisma Techniek in woord en beeld (1994)<br />

DERDEN, A. et al.; Beste Beschikbare Technieken voor het be- en verwerken van dierlijke<br />

mest, Vlaams BBT-kenniscentrum, <strong>Vito</strong> (1998); pp. X +376<br />

GEVAERT W. et al., Technische fiches, Bepaling van de beste beschikbare<br />

bodemsaneringstechnieken, rapport, Tauw Milieu - <strong>Vito</strong> (1998)<br />

HEUVELMAN, E.H. en MATTHIJSEN, A.J.C.M., Productie van siliciumcarbide,<br />

Procesbeschrijvingen Industrie, SPIN-rapport (1993)<br />

HICKS., Production and packaging of non-carbonated fruit juices and fruit beverages<br />

(1990)<br />

HUIZINGA K. & MATTHIJSEN A.J.C.M., RIZA, SPIN, Productie van frisdranken (1993)<br />

HOSTEN, L. Procestechnieken en -engineering 34183<br />

JOZIASSE, J and WIERING, A.C.F.; Monografieën informatiesysteem technieken;<br />

compartiment water; TNO-RIVM (1992).; pp 403<br />

LONG, R.; Separation Processes in Waste Minimization; Marcel Dekker, Inc. (1995);<br />

pp.472<br />

TAHON, K.; Economische evaluatie van de afvalwaterproblematiek in de Westvlaamse<br />

diepvriesgroetenindustrie (1993); pp. 112 + bijlagen<br />

VAN BAEL, J. et al.; VLIET-project: Energetische optimalisatie van een vriestunnel voor<br />

groenten (1997); pp. 70 + bijlagen<br />

VAN RIET, A.; Inleidende studie omtrent de beste beschikbare technieken voor de sector<br />

van de groenteverwerkende nijverheid (1997); pp. 50 + bijlagen<br />

VAN DEVENTER, W.T.; Van Schoonmaaktechnologie naar schone technologie; (1994);<br />

pp.559<br />

VERBIST, S. et al. ; Preventie- en recuperatieplan Groente- en fruitverwerkende industrie.<br />

Project Sectorale Bedrijfsafv<strong>als</strong>toffenplannen. Rapido-project: Recuperatie- en<br />

afvalpreventieplannen in de industrie <strong>als</strong> instrument voor duurzame ontwikkeling (1994)<br />

VERCAEMST, P. et al.; Beste Beschikbare Technieken voor de wasserijen en<br />

linnenverhuurders, Vlaams BBT-kenniscentrum, <strong>Vito</strong> (1999)<br />

TRESSLER & JOSLYN (1961). Fruit and Vegetable Juice, Processing technology.<br />

168


LIJST MET AFKORTINGEN<br />

BBT: Beste Beschikbare Technieken<br />

BOD / BZV: Biologische zuurstofvraag: hoeveelheid zuurstof nodig om de aanwezige<br />

vuilvracht biologisch af te breken; wordt berekend door de zuurstofvraag<br />

gedurende 5 dagen bij 20°C te meten, na toevoeging van een biologische<br />

ent aan een staal afvalwater.<br />

BEF: Belgische franken<br />

CIP: Cleaning In Place<br />

CFK: Chloor-fluor-koolwaterstoffen<br />

COD / CZV Chemische zuurstofvraag: totale hoeveelheid zuurstof nodig om de<br />

aanwezige vuilvracht volledig om te zetten door chemische destructie.<br />

DAF: Dissolved Air Flottation<br />

FTE: Full time equivalenten<br />

IE: Inwonerequivalent<br />

MBEF: Miljoen Belgische franken<br />

MIOW+: Marktsituatie, Internationale concurrentie, Omvang en Weerstand<br />

Nkj: Kjeldahlstikstof (som van organisch stikstof en ammoniumstikstof)<br />

Ntot: Totaal Stikstof (som van Kjeldahl-, nitraat- en nitrietstikstof)<br />

Ptot: Totaal fosfor<br />

RWZI: RioolWaterZuiveringsInstallatie<br />

UASB: Upflow Anaerobic Sludge Blancket<br />

ZS: Zwevende stoffen<br />

170


BIJLAGE 1: DE LEDEN VAN HET BEGELEIDINGSCOMITE<br />

EN DE BEZOCHTE BEDRIJVEN<br />

Kenniscentrum voor Beste Beschikbare Technieken<br />

- An Derden<br />

Peter Vercaemst<br />

Roger Dijkmans<br />

BBT-kenniscentrum<br />

p/a <strong>Vito</strong><br />

Boeretang 200<br />

2400 MOL<br />

Tel. (014)33 58 68<br />

Fax. (014)32 11 85<br />

E-mail: bbt@vito.be<br />

Contactpersonen federaties België<br />

- De heer Cools (Secretaris)<br />

VEGEBE - Verbond van Groenteverwerkende Bedrijven<br />

BELGAPOM - Beroepsvereniging voor de Belgische aardappelhandel en<br />

verwerkende industrie<br />

Spastraat 8<br />

1000 BRUSSEL<br />

Tel. (02)238 06 20<br />

Fax. (02)238 04 08<br />

- De heer Cauwenbergh (Secretaris)<br />

Groepering van de Fabrikanten van Ingelegde Groenten<br />

Jean Jaurèslaan 43<br />

1030 BRUSSEL<br />

Tel. (02)242 00 04<br />

Fax. (02)242 37 06<br />

- Mevrouw Keppenne<br />

Groepering van de Fabrikanten en Invoerders van confituren, vruchtensiropen,<br />

compotes en fruitconserven<br />

Rodebeeklaan 30<br />

1030 BRUSSEL<br />

Tel. (02)743 87 45<br />

Fax. (02)736 81 75


- Mevrouw Abeels<br />

Groepering van de Fabrikanten en Invoerders van fruit- en vruchtesappen<br />

Rodebeeklaan 30<br />

1030 BRUSSEL<br />

Tel. (02)743 87 48<br />

Bovenstaande personen vertegenwoordigden de bedrijven in het begeleidingscomité<br />

voor deze studie.<br />

Contactpersonen administraties/overheidsinstellingen<br />

- De heer Decloedt<br />

AMINAL<br />

Milieuvergunningen<br />

Koningin Astridlaan 29 bus 7<br />

8200 BRUGGE<br />

Tel. (050)40 43 11<br />

- Mevrouw Vansteelandt<br />

AMINAL<br />

Afdeling Water<br />

Zandstraat 255<br />

8200 SINT-ANDRIES BRUGGE<br />

Tel. (050)45 42 05<br />

Fax. (050)31 75 02<br />

- De heer Vanhoutte<br />

ANRE<br />

Markiesstraat 1<br />

1000 BRUSSEL<br />

Tel. (02)507 39 56<br />

Fax. (02)507 44 39<br />

- De heer Wilmots<br />

De heer De Bruyne<br />

De heer Werquin<br />

OVAM<br />

Kan. De Deckerstraat 22-26<br />

2800 MECHELEN<br />

Tel. (015)28 42 84<br />

Fax. (015)20 32 75<br />

- De heer Boucneau<br />

VMM<br />

Afdeling Kwaliteitsbeheer<br />

A. Van De Maelestraat 96<br />

9320 EREMBODEGEM<br />

Tel. (053)72 62 11<br />

Fax. (053)72 66 30


Bovenstaande personen vertegenwoordigden de administraties en andere<br />

overheidsinstellingen in het begeleidingscomité voor deze studie.<br />

Vertegenwoordigers uit de bedrijfswereld<br />

- De heer Decoster<br />

UNIFROST - Voorzitter VEGEBE<br />

Zwevezeelsestraat 142<br />

8851 ARDOOIE-KOOLSKAMP<br />

Tel. (051)61 06 10<br />

Fax. (051)61 06 50<br />

- De heer Debackere<br />

d'Arta - VEGEBE<br />

Pittemsestraat 58A<br />

8850 ARDOOIE<br />

Tel. (051)74 69 91<br />

Fax. (051)74 69 68<br />

- De heer Wallays<br />

AGRISTO - Werkgroep Milieu Aardappelverwerkende sector<br />

Waterstraat 19<br />

8531 HULSTE-HARELBEKE<br />

Tel. (056)73 50 56<br />

Fax. (056)73 50 73<br />

- De heer Brebels<br />

De heer Corstjens<br />

Scana Noliko<br />

Industrieterrein Kanaal Noord 2002<br />

3960 BREE<br />

Tel. (089)47 38 00<br />

Fax. (089)47 22 86<br />

Bovenstaande personen vertegenwoordigden de bedrijven in het begeleidingscomité<br />

voor deze studie.


Experts<br />

- De heer Van den Steen<br />

De heer Weiler<br />

Mevrouw Kok<br />

BECO Milieumanagement en Advies<br />

Sint-Elisabethstaat 38a<br />

2060 ANTWERPEN<br />

Tel. (03)270 16 60<br />

Fax. (03)270 16 16<br />

Bovenstaande personen voerden de deelstudie 'Procesbeschrijving en oplijsting<br />

beschikbare milieuvriendelijke technieken - Fruit- en groentesappenindustrie' uit in<br />

opdracht van het BBT-kenniscentrum van <strong>Vito</strong>.<br />

Lectoren<br />

Extern:<br />

- De heer Meesschaert<br />

Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende<br />

Zeedijk 101<br />

8400 OOSTENDE<br />

Tel. (059)50 89 96<br />

Fax. (059)70 42 15<br />

Intern:<br />

- De heer Gysen<br />

De heer Peters<br />

<strong>Vito</strong><br />

Het BBT-rapport (of delen ervan) werd aan bovenstaande personen voorgelegd ter<br />

kritisch nazicht.


Bezochte bedrijven tijdens het uitvoeren van de studie<br />

Diepvriesgroentebedrijven:<br />

- d' Arta (Ardooie)<br />

Contactpersonen: de heer Debackere<br />

de heer Vandaele<br />

de heer Laridon<br />

- Bonduelle (Kortemark)<br />

Contactpersonen: de heer Bonny<br />

de heer Deman<br />

- Dicogel (Staden)<br />

Contactpersoon: de heer Dick<br />

- Pinguin (Langemark)<br />

Contactpersoon: de heer Bruynsteen<br />

Groente- en fruitconservenbedrijven:<br />

- La Corbeille (Westmeerbeek, St.-Katelijne-Waver, Rijkevorsel)<br />

Contactpersonen: de heer Deboutte<br />

de heer Wouters<br />

- Scana Noliko (Bree)<br />

Contactpersonen de heer Brebels<br />

de heer Corstjens<br />

Aardappelverwerkend bedrijf:<br />

- Agristo Potato Processing (Hulste-Harelbeke)<br />

Contactpersoon: de heer Wallays<br />

Aardappelschilbedrijven:<br />

- Aardappelcentrale NV (Ekeren)<br />

Contactpersoon: de heer De Schutter<br />

- Aardappelschilbedrijf De Coster (Wuustwezel)<br />

Contactpersoon: de heer De Coster<br />

- Van Remoortel Aardappelschilbedrijf (Verrebroek)<br />

Contactpersoon: de heer Van Remoortel


BIJLAGE 2: VLAREM I INDELINGSLIJST VAN DE ALS<br />

HINDERLIJK BESCHOUWDE INRICHTINGEN<br />

45.13. Groenten en andere voedingsplanten, vruchten, granen of zaden:<br />

a. Fabrieken voor aardappelverwerking tot chips, kroketten en gelijkaardige<br />

producten (klasse 2)<br />

b. Aardappelen schillen en conserveren op industriële wijze (klasse 2)<br />

c. Vruchten- en groentenconservenfabrieken (verduurzamen door<br />

appertiseren, dehydreren, vriesdrogen of diepvriezen), met uitsluiting van<br />

deze bedoeld in rubriek 45.12 (confituren, siropen, jam gelei, enz), met<br />

een geïnstalleerde drijfkracht van:<br />

1. 5 kW tot en met 10 kW (klasse 3)<br />

2. meer dan 10kW tot en met 200kW (klasse 2)<br />

3. meer dan 200 kW (klasse 1, coördinator B, periodieke milieuaudit,<br />

milieujaarverslag )<br />

d. Inrichtingen voor het behandelen van groenten en andere voedingsplanten,<br />

vruchten, granen of zaden met een geïnstalleerde totale drijfkracht van:<br />

1. 5 kW tot en met 10 kW (klasse 3)<br />

2. meer dan 10 kW tot en met 200 kW (klasse2)<br />

3. meer dan 200kW (klasse 1, coördinator B)


BIJLAGE 3: WET- EN REGELGEVING IN VLAANDEREN<br />

1. Vlarem<br />

Het milieuvergunningsdecreet en haar uitvoeringsbesluiten (Vlarem I 1 en Vlarem II 2 )<br />

hebben tot doel de hinder voor omwonenden en de gevaren voor het leefmilieu te<br />

beperken of te vermijden door een aantal inrichtingen / activiteiten te onderwerpen<br />

aan een geïntegreerde vergunning waarin milieunormen of -voorwaarden worden<br />

opgelegd.<br />

Het begrip ‘inrichtingen’ wordt in Vlarem I omschreven <strong>als</strong> ‘fabrieken, werkplaatsen,<br />

opslagplaatsen, machines, installaties, toestellen en handelingen die op de<br />

indelingslijst voorkomen'. Elke inrichting is vergunningsplichtig van zodra ze<br />

voorkomt op deze indelingslijst. Een bedrijf omvat over het algemeen meerdere<br />

inrichtingen die vergunningsplichtig zijn. Voor de groente- en fruitverwerkende<br />

nijverheid dienen o.a. volgende inrichtingen in beschouwing genomen te worden.<br />

- afval- en koelwater (rubriek 3)<br />

- elektriciteit (rubriek 12)<br />

- garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen<br />

(rubriek 15)<br />

- gassen (rubriek 16)<br />

- gevaarlijke stoffen (rubriek 17)<br />

- kunststoffen (rubriek 23)<br />

- motoren met inwendige verbranding (rubriek 31)<br />

- papier (rubriek 33)<br />

- stoomtoestellen (rubriek 39)<br />

- voedingsnijverheid en -handel (rubriek 45)<br />

De uiteindelijke klasse van de globale inrichting wordt bepaald op basis van de<br />

hoogste klasse.<br />

Naast een milieuvergunning dient de exploitant eveneens over een bouwvergunning te<br />

beschikken. De bouwvergunning en de milieuvergunning zijn gekoppeld; dit wil<br />

zeggen dat beide vergunningen moeten afgeleverd zijn vooraleer met de bouw en<br />

exploitatie van een inrichting mag worden begonnen.<br />

Volgens de aangepaste Vlarem I bijlage, rubriek 45.16 2° (inwerkingtreding 01/05/99)<br />

vallen bedrijven, die plantaardige grondstoffen bewerken en verwerken voor de -<br />

fabricage van levensmiddelen, met een productiecapaciteit van meer dan 300 ton<br />

eindproducten per dag (gemiddelde waarde op driemaandelijkse basis), onder de<br />

bepalingen van de titels I en II van het Vlarem inzake geïntegreerde preventie en<br />

bestrijding van verontreiniging <strong>als</strong> bedoeld in de EU-richtlijn 96/61/EEG van 24<br />

september 1996.<br />

1 Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning<br />

2 Vlaams Reglement houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne


De voorwaarden (algemene, sectorale en bijzondere milieuvoorschriften) voor de<br />

exploitatie van een inrichting worden beschreven in Vlarem II.<br />

Algemene milieuvoorschriften:<br />

De algemene milieuvoorschriften die van toepassing zijn op de groente- en<br />

fruitverwerkende nijverheid zijn:<br />

- algemene voorschriften inzake opslag van gevaarlijke stoffen (Hfdst. 4.1, Afd.<br />

4.1.7);<br />

- algemene voorschriften inzake de beheersing van bodem- en<br />

grondwaterverontreiniging (Hfdst. 4.3);<br />

- algemene voorschriften met betrekking tot de beheersing van luchtverontreiniging<br />

(Hfdst. 4.4);<br />

- algemene bepalingen met betrekking tot de beheersing van geluidshinder (Hfdst.<br />

4.5, Bijlagen 2.2.1 en 2.2.2);<br />

- algemene lozingsvoorwaarden voor industriëel afvalwater (Hfdst. 4.2,<br />

Afd. 4.2.2):<br />

Oppervlaktewater<br />

(bedrijfsafvalwater<br />

dat geen<br />

gevaarlijke stoffen<br />

bevat)<br />

Openbare riolering<br />

(bedrijfsafvalwater dat<br />

geen gevaarlijke<br />

stoffen bevat)<br />

pH 6,5-9 6,5-9<br />

BZV 25 mg/l -<br />

Bezinkbare stoffen 0,5 ml/l -<br />

Zwevende stoffen 60 mg/l 1000 mg/l (max 1 cm)<br />

CCl4-extr<br />

KWS<br />

apolaire 5 mg/l -<br />

Petroleumextr. stoffen - 500 mg/l<br />

Oppervlakte-actieve<br />

stoffen<br />

3 mg/l -<br />

Deze algemene milieuvoorschriften zijn enkel van toepassing indien er géén sectorale<br />

of bijzondere vergunningsvoorwaarden zijn opgelegd in de milieuvergunning.<br />

Sectorale milieuvoorschriften:<br />

De sectorale milieuvoorschriften die van toepassing zijn op de groente- en<br />

fruitverwerkende nijverheid zijn:<br />

- voorschriften inzake de secundaire behandeling van biologisch afbreekbare<br />

industriële afvalwaters (Hfdst. 5.3, Afd. 5.3.2):


Art. 5.3.2.1.<br />

§1. De in §2 vermelde voorschriften zijn van toepassing op de lozingen van<br />

bedrijfsafvalwater in oppervlaktewater die afkomstig zijn van installaties van een<br />

of meer van de volgende bedrijfstakken die een biologische afbreekbare organische<br />

belasting van tenminste 4.000 inwonerequivalenten (i.e.) vertegenwoordigen:<br />

1. bereiding van alcohol en alcoholhoudende dranken;<br />

2. bereiding en botteling van frisdranken;<br />

3. brouwerijen;<br />

4. mouterijen;<br />

5. vervaardiging van diervoeder uit plantaardige producten;<br />

6. vervaardiging van gelatine en lijm op basis van huiden en beenderen;<br />

7. vervaardiging van producten op basis van groenten en fruit;<br />

8. verwerking van aardappelen;<br />

9. visverwerkingsindustrie;<br />

10. vleesindustrie;<br />

11. zuivelindustrie.<br />

§2. De biologisch afbreekbare industriële afvalwaters afkomstig van een in het<br />

eerste lid bedoelde installatie, dienen uiterlijk op 31 december 2000 -vóór de<br />

lozing in het ontvangende oppervlaktewater tenminste behandeld in een secundaire<br />

afvalwaterbehandelingsinstallatie waarbij de minimumverminderingen ten opzichte<br />

van de influentbelasting, voorgeschreven in artikel 5.3.1.3. en bijlage 5.3.1. in acht<br />

worden genomen, onverminderd de emissiegrenswaarden die door dit reglement<br />

zijn opgelegd.<br />

Het treffen van andere doeltreffende maatregelen dan deze voorgeschreven in het<br />

eerste lid is toegelaten, op voorwaarde dat deze een gelijkwaardige of een betere<br />

kwaliteit van het geloosde afvalwater waarborgen.<br />

Art. 5.3.2.2.<br />

Voor de lozingen van bedrijfsafvalwaters in openbare riolering dienen ze vóór de<br />

lozing in een opvangsysteem of in een afvalwaterbehandelingsinstallatie voor<br />

stedelijk afvalwater tenminste een zodanige voorbehandeling te hebben ondergaan<br />

<strong>als</strong> nodig is om, onverminderd de emissiegrenswaarden die door dit reglement zijn<br />

opgelegd:<br />

1. de gezondheid te beschermen van het personeel dat werkzaam is bij de<br />

opvangsystemen en de afvalwaterbehandelingsinstallaties;<br />

2. ervoor te zorgen dat het opvangsysteem, de<br />

afvalwaterbehandelingsinstallatie en de bijhorende apparatuur niet worden<br />

beschadigd;<br />

3. ervoor te zorgen dat de werking van de afvalwaterbehandelingsinstallatie<br />

en de zuivering van het slib niet worden gehinderd;<br />

4. ervoor te zorgen dat lozingen uit de afvalwaterzuiveringsinstallaties geen<br />

nadelige invloed op het milieu hebben of verhinderen dat de ontvangende<br />

wateren aan de door dit reglement voorgeschreven<br />

milieukwaliteitsdoelstellingen voldoen;<br />

5. ervoor te zorgen dat slib op een uit milieu-oogpunt verantwoorde wijze<br />

veilig kan worden afgevoerd.


Art. 5.3.2.3.<br />

§1. Gezuiverd afvalwater dient indien mogelijk te worden hergebruikt.<br />

§2. Het van de zuivering van afvalwater afkomstig slib wordt indien mogelijk<br />

hergebruikt. Onverminderd de bepalingen van het decreet van 2 juli 1981<br />

betreffende de voorkoming en het beheer van afv<strong>als</strong>toffen en van zijn<br />

uitvoeringsbesluiten, dienen de afvoertrajecten van dien aard te zijn dat de nadelige<br />

gevolgen voor het milieu minimaal zijn. De verwerking en verwijdering van het<br />

slib dient te gebeuren overeenkomstig de bepalingen van het hoofdstuk 5.2. van dit<br />

reglement.<br />

§3. Het storten van het van de zuivering van afvalwater afkomstig slib in<br />

oppervlaktewater is verboden.<br />

Art. 5.3.2.4.<br />

§1. In afwijking van de algemene emissiegrenswaarden vastgesteld in<br />

hoofdstuk 4.2., gelden voor de lozingen van bedrijfsafvalwaters in functie van de<br />

aard van de bedrijvigheid voor de lozingen:<br />

• in openbare riolering gelegen in een zuiveringszone A of B, de in bijlage<br />

5.3.2. bepaalde emissiegrenswaarden voor lozing in openbare riolering;<br />

• in openbare riolering gelegen in een zuiveringszone C en in<br />

oppervlaktewater, de in bijlage 5.3.2. bepaalde emissiegrenswaarden voor<br />

de lozing in oppervlaktewater.<br />

Bij overschrijding van de temperatuursdrempels, vermeld in art. 4.2.2.1.1. 4°, geldt<br />

eveneens de in dat artikel vermelde mogelijkheid om bij wege van uitdrukkelijke<br />

vergunning een afwijking toe te staan.<br />

§2. Indien dit nodig is om de voor het ontvangende oppervlaktewater geldende<br />

kwaliteitsnormen te kunnen bereiken, worden overeenkomstig het bepaalde in<br />

artikel 3.3.0.1. in de milieuvergunning emissiegrenswaarden opgelegd die strenger<br />

zijn dan de algemene of sectorale voorwaarden. Voor de parameters die in de<br />

sectorale voorwaarden met de nota v.g.t.g. zijn aangeduid worden in de vergunning<br />

emissiegrenswaarden opgelegd ter voorkoming van een overmatige belasting met<br />

zuurstofbindende stoffen van het oppervlaktewater waarin wordt geloosd.<br />

§3. Voor de in §1 vermelde bedrijvigheden waarvoor emissiegrenswaarden zijn<br />

aangegeven gekoppeld aan een specifiek referentievolume van het afvalwater,<br />

kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.3.0.1. in de milieuvergunning<br />

emissiegrenswaarden worden opgelegd waarbij het specifiek volume <strong>als</strong> volgt is<br />

verrekend: de specifieke emissiegrensvrachten worden vastgesteld op basis van de<br />

sectorale emissiegrenswaarden en gekoppeld aan het maximaal toegestaan uur- en<br />

dagdebiet waarbij de referentievolumina zo<strong>als</strong> opgenomen in bijlage 5.3.2. <strong>als</strong><br />

leidraad gehanteerd wordt.<br />

§4. In de milieuvergunning kan het voorwerp van de vergunning worden beperkt<br />

door oplegging van de maximum hoeveelheid afvalwater die per uur, per dag, per<br />

maand en / of per jaar mag worden geloosd.


§5. In de milieuvergunning kunnen voor parameters, waarvoor voor het<br />

ontvangende oppervlaktewater milieukwaliteitsnormen van kracht zijn, maar geen<br />

emissiegrenswaarde is bepaald in de algemene of sectoriële voorwaarden,<br />

emissiegrenswaarden worden opgelegd in functie van de te bereiken<br />

kwaliteitsnormen.<br />

§6. Met betrekking tot de lozing van gevaarlijke stoffen bedoeld in bijlage 2C kan,<br />

overeenkomstig het bepaalde in art. 3.3.0.1. en 4.2.3.1., in de milieuvergunning de<br />

toelaatbare maximumhoeveelheid van een stof die tijdens een welomschreven<br />

periode mag worden geloosd worden bepaald, in functie van een sectoraal<br />

referentievolume, dat met toepassing van de beste beschikbare technieken is<br />

vastgesteld. Zo nodig kan deze hoeveelheid bovendien worden uitgedrukt in een<br />

gewichtseenheid van de verontreinigende stof per eenheid van het element dat<br />

kenmerkend is voor de verontreinigende werkzaamheid, zo<strong>als</strong> bijvoorbeeld<br />

gewichtseenheid per grondstof of per eenheid product.<br />

§7. Steeds met betrekking tot de lozing van gevaarlijke stoffen bedoeld in bijlage<br />

2C, gelden daarenboven de volgende bepalingen:<br />

1. overeenkomstig de EU-richtlijn 84/156/EEG van 8 maart 1984 kan een<br />

milieuvergunning voor een nieuwe inrichting waarin kwik of<br />

kwikbevattende stoffen worden verwerkt, andere dan deze bedoeld sub<br />

1°,met name elk industrieel procédé dat de productie of het gebruik van<br />

kwik met zich meebrengt, of elk ander industrieel procédé waaraan de<br />

aanwezigheid van kwik inherent is, enkel worden verleend indien deze<br />

inrichting normen toepast die overeenstemmen met de best beschikbare<br />

technieken, wanneer zulks nodig is om de verontreiniging door kwik te<br />

beëindigen of om concurrentieverv<strong>als</strong>ing tegen te gaan;<br />

2. overeenkomstig de EU-richtlijn 83/513/EEG van 26 september 1983 kan<br />

een milieuvergunning voor een nieuwe inrichting waarin cadmium of<br />

cadmiumbevattende stoffen worden verwerkt, met name elk industrieel<br />

proces dat de productie of het gebruik van cadmium met zich meebrengt, of<br />

elk ander industrieel proces waaraan de aanwezigheid van cadmium<br />

inherent is, enkel worden verleend indien deze inrichting normen toepast<br />

die overeenstemmen met de best beschikbare technieken, wanneer zulks<br />

nodig is om de verontreiniging door cadmium te beëindigen of om<br />

concurrentieverv<strong>als</strong>ing tegen te gaan;<br />

3. overeenkomstig de EU-richtlijn 84/491/EEG van 9 oktober 1984 kan een<br />

milieuvergunning voor een nieuwe inrichting waarin HCH of HCH<br />

bevattende stoffen verwerkt, met name elk industrieel proces dat de<br />

productie of het gebruik van HCH met zich meebrengt, of elk ander<br />

industrieel proces waaraan de aanwezigheid van HCH inherent is, enkel<br />

worden verleend indien deze inrichting normen toepast die<br />

overeenstemmen met de best beschikbare technieken, wanneer zulks nodig<br />

is om de verontreiniging door HCH te beëindigen of om<br />

concurrentieverv<strong>als</strong>ing tegen te gaan;<br />

Verder dient ervoor gezorgd dat de krachtens dit besluit genomen maatregelen niet<br />

leiden tot een verhoogde HCH-verontreiniging in andere compartimenten van het<br />

milieu, en met name in de bodem en in de lucht.


§8. In de gevallen waarin de overwogen maatregelen op technische gronden niet<br />

overeenstemmen met de best beschikbare technieken dient voorafgaandelijk een<br />

toelating tot afwijking van de bepalingen van §7 overeenkomstig het bepaalde in<br />

hoofdstuk 1.2. van dit besluit bekomen. Ongeacht de gekozen methode en voordat<br />

de toelating tot afwijking respectievelijk de milieuvergunning wordt verleend,<br />

wordt de rechtvaardiging van deze gronden, via de geëigende kanalen aan de EU-<br />

Commissie medegedeeld.<br />

- sectorale milieuvoorwaarden inzake installaties voor het fysisch behandelen van<br />

gassen (Hfdst. 5.16, Afd. 5.16.3);<br />

- sectorale milieuvoorwaarden voor stoomtoestellen (Hfdst. 5.39);<br />

- sectorale milieuvoorwaarden voor niet in rubriek 2 begrepen<br />

verbrandingsinrichtingen (Hfdst. 5.43);<br />

- sectorale voorschriften voor de voedingsnijverheid en -handel (Hfdst. 5.45, Afd.<br />

5.45.1, Algemene bepalingen):<br />

Art. 5.45.1.1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de<br />

inrichtingen bedoeld in rubriek 45 van de indelingslijst.<br />

Art. 5.45.1.2. Verbods- en afstandsregels<br />

§1. Het is verboden een inrichting die overeenkomstig rubriek 45 van de<br />

indelingslijst is ingedeeld in de eerste klasse te exploiteren:<br />

die geheel of gedeeltelijk gelegen is in een waterwingebied of - beschermingszone<br />

type I, II of III, in een woongebied of in een recreatiegebied;<br />

waarvan de opslagplaatsen en / of bedrijfsgebouwen gelegen zijn op minder dan<br />

100 m afstand van een woongebied of van een recreatiegebied.<br />

§2. De verbodsbepalingen van §1 gelden niet voor bestaande inrichtingen of<br />

gedeelten ervan.<br />

Art. 5.45.1.3. Voorkoming en bestrijding geurhinder<br />

§1. De procesinstallaties met inbegrip van de opslagplaatsen waarbij het ontstaan<br />

van geuren kan worden verwacht, moeten in gesloten ruimten worden<br />

ondergebracht.<br />

§2. De inrichting moet zorgvuldig en vakkundig worden bedreven. …<br />

§3. …<br />

§4. …


Art. 5.45.1.4.<br />

§1. De lokalen, behalve deze van inrichtingen vallend onder subrubriek 45.14 3 ,<br />

moeten:<br />

1° vloeren hebben met voldoende afloop en bestaande uit waterdicht, gemakkelijk<br />

schoon te houden en te ontsmetten materiaal dat niet vatbaar is voor rotting;<br />

deze vloeren moeten uitgerust zijn met een aangepast waterafvoersysteem naar<br />

met een rooster en van stankafsluiting voorziene kolken;<br />

2° ten minste 2,5 m hoog zijn;<br />

3° wanden hebben die tot op een hoogte van tenminste 2 m voorzien zijn van een<br />

gladde en afwasbare bekleding;<br />

4° van voldoende luchtverversing voorzien zijn;<br />

5° beschikken over een verlichting door dag- of kunstlicht waardoor de<br />

kleurwaarneming niet wordt veranderd, …<br />

§2. De werkplaatsen mogen geen rechtstreekse verbinding hebben met garages,<br />

stallen, toiletten of andere onreine lokalen.<br />

Art. 5.45.1.5.<br />

§1. In de werkplaats en de ontvangsthall mogen geen voorwerpen aanwezig zijn<br />

die geen betrekking hebben op de activiteiten van de inrichting.<br />

§2. De toegang tot de inrichting voor dieren is verboden.<br />

§3. De nodige voorzieningen dienen voorhanden te zijn voor het reinigen en<br />

ontsmetten van het gereedschap en de werktuigen. Gereedschap, tafels, vloeren en<br />

gebruikte recipiënten worden dagelijks gewassen. De werktuigen vertonen noch<br />

sporen van roest, noch van onzuiverheden. …<br />

Art. 5.45.1.6.<br />

§1. Er is een voldoende koelruimte aanwezig om … voedingswaren gepast op te<br />

slaan en in voorkomend geval te bevriezen.<br />

§2. De deuren zijn tijdens de werkzaamheden steeds gesloten, behalve voor laden<br />

en lossen.<br />

3 Opslagplaatsen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48, voor losse granen en voor<br />

groenvoeders, met uitsluitsel van niet-gemalen bieten, aardappelen en andere knol- en<br />

wortelvruchten.


- sectorale lozingsvoorwaarden voor bedrijfsafvalwater:<br />

bijlage 5.3.2.1 Vlarem II: aardappelverwerking (inrichtingen bedoeld in<br />

subrubriek 45.13.a en 45.13.b van de<br />

indelingslijst)<br />

a) lozing in oppervlaktewater:<br />

ondergrens pH 6,5 Sorensen<br />

bovengrens pH 9,0 Sorensen<br />

temperatuur 30,0 °Celsius<br />

afmeting zwevende stoffen 2,0 mm<br />

zwevende stoffen 60,0 mg/l<br />

bezinkbare stoffen 1,5 ml/l<br />

CCl4 extraheerbare stoffen 5,0 mg/l<br />

(apolaire KWS extraheerbaar met tetrachloorkoolstof)<br />

detergent 3,0 mg/l<br />

(anionische, kationische en niet-ionische oppervlakte-aktieve stoffen)<br />

olie en vet n.v.w.b<br />

BZV 25,0 mg/l<br />

Som (chloorprofam, profam, thiabenzadol) 0,50 mg/l<br />

CZV 200,0 mg/l<br />

Kjeldahl stikstof 20,0 mg N/l<br />

Ammoniumstikstof 5,0 mg N/l<br />

Sulfiet 1,0 mg/l<br />

b) lozing in riolering:<br />

ondergrens pH 6.0 Sorensen<br />

bovengrens pH 9,5 Sorensen<br />

temperatuur 45,0 °Celsius<br />

afmeting zwevende stoffen 2,0 mm<br />

zwevende stoffen 750,0 mg/l<br />

petroleum ether extr.stoffen 500,0 mg/l<br />

BZV 750,0 mg/l<br />

CZV 1500,0 mg/l<br />

Kjeldahl stikstof v.g.t.g.mg N/l<br />

c) de emissiegrenswaarden vermeld in sub a) en sub b) gelden voor een<br />

specifiek referentievolume van het effluent van :<br />

- 2,5 m 3 per ton verwerkte aardappelen voor de bedrijven die<br />

enkel verse en voorgebakken frieten en /of kroketten<br />

produceren;<br />

- 3 m 3 per ton verwerkte aardappelen voor de bedrijven die<br />

tevens pureevlokken produceren;<br />

- 4 m 3 per ton verwerkte aardappelen voor de bedrijven die<br />

tevens chips produceren;<br />

Deze normen zijn van toepassing met ingang van 1 januari 1995.


ijlage 5.3.2.17 Vlarem II: groenteconservenfabrieken (vruchten)<br />

(inrichtingen bedoeld in subrubriek 45.13.c van<br />

de indelingslijst)<br />

a) lozing in oppervlaktewater:<br />

ondergrens pH 6,5 Sorensen<br />

bovengrens pH 9,0 Sorensen<br />

temperatuur 30,0 °Celsius<br />

afmeting zwevende stoffen 2,0 mm<br />

zwevende stoffen 50,0 mg/l<br />

bezinkbare stoffen 1,5 ml/l<br />

CCl4 extraheerbare stoffen 5,0 mg/l<br />

(apolaire KWS extraheerbaar met tetrachloorkoolstof)<br />

detergent 3,0 mg/l<br />

(anionische, kationische en niet-ionische oppervlakte-aktieve stoffen)<br />

olie en vet n.v.w.b<br />

BZV 50,0 mg/l<br />

CZV 300,0 mg/l<br />

Kjeldahl stikstof 60,0 mg N/l<br />

Totaal stikstof 60,0 mg N/l<br />

b) lozing in riolering:<br />

ondergrens pH 6.0 Sorensen<br />

bovengrens pH 10,0 Sorensen<br />

temperatuur 45,0 °Celsius<br />

afmeting zwevende stoffen 2,0 mm<br />

zwevende stoffen 600,0 mg/l<br />

petroleum ether extr.stoffen 500,0 mg/l<br />

BZV 750,0 mg/l<br />

CZV 1500,0 mg/l<br />

Kjeldahl stikstof v.g.t.g.mg N/l<br />

c) de emissiegrenswaarden vermeld in sub a) en sub b) gelden voor een<br />

specifiek referentievolume van het effluent van:<br />

- 10 m 3 per ton te verwerken product voor de<br />

conservenbedrijven;<br />

- 5 m 3 per ton te verwerken product voor de diepvriesbedrijven;<br />

- 10 m 3 per ton te verwerken product voor de bedrijven behorend<br />

tot beide subsectoren;<br />

- 3 m 3 per ton te verwerken product voor de groentewasserijen.


ijlage 5.3.2.59 Vlarem II:<br />

Voor de bedrijven die niet onder sub 1° tot en met 57° vallen, gelden<br />

onverminderd de algemene emissiegrenswaarden.<br />

Bijzondere milieuvoorschriften:<br />

Sommige bedrijven kunnen gebonden zijn aan specifieke voorwaarden voor de<br />

exploitatie van hun inrichting.<br />

Overgangsbepalingen:<br />

zie ook Vlarem II, Art. 3.2.1.2<br />

2. Het afv<strong>als</strong>toffendecreet<br />

Het decreet van 2/7/1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afv<strong>als</strong>toffen<br />

werd gewijzigd bij artikel 2 van het decreet van 20/4/1994 (BS 29 april 1994). Het is<br />

niet van toepassing op gasvormige effluenten die in de atmosfeer worden uitgestoten,<br />

dierlijke mest, <strong>als</strong> bedoeld in het decreet van 23/01/1991 (mestdecreet) inzake de<br />

bescherming van het leefmilieu tegen verontreiniging door meststoffen, en afvalwater<br />

met uitzondering van afv<strong>als</strong>toffen in vloeibare toestand.<br />

Een afv<strong>als</strong>tof wordt gedefinieerd <strong>als</strong> ‘elke stof of elk voorwerp waarvan de houder<br />

zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen’. De afv<strong>als</strong>toffen<br />

worden opgesomd in een niet-limitatieve afvalcatalogus. De indeling van de<br />

afv<strong>als</strong>toffen gebeurt in vier categorieën: huishoudelijke afv<strong>als</strong>toffen,<br />

bedrijfsafv<strong>als</strong>toffen, bijzondere afv<strong>als</strong>toffen en gevaarlijke afv<strong>als</strong>toffen (BS<br />

30/6/1995).<br />

De doelstellingen van het afv<strong>als</strong>toffenbeleid zijn hiërarchisch opgesteld nl. moet men<br />

vooreerst afv<strong>als</strong>toffen trachten te voorkomen, vervolgens deze trachten nuttig toe te<br />

passen en indien geen van de twee voorgaande opties in aanmerking komen, mag men<br />

overgaan tot de verwijdering van afv<strong>als</strong>toffen:<br />

a. Preventie<br />

Vooreerst moet men trachten afv<strong>als</strong>toffen te voorkomen en de schadelijkheid ervan<br />

zoveel mogelijk te beperken.


. Nuttige toepassing<br />

Indien men de afv<strong>als</strong>toffen niet kan voorkomen moet men trachten de nuttige<br />

toepassing van de afv<strong>als</strong>toffen te bevorderen. Nuttige toepassing wordt omschreven<br />

<strong>als</strong> het winnen van grondstoffen, producten of energie uit afval en het rechtstreekse en<br />

wettige gebruik van afval. Het omvat de volgende activiteiten: hergebruik,<br />

terugwinning, recuperatie, recyclage, behandeling en verbranding met<br />

energierecuperatie.<br />

* secundaire grondstof (VLAREA 4 )<br />

Artikel 11 van het afv<strong>als</strong>toffendecreet is de basis voor de aanwending van afv<strong>als</strong>toffen<br />

<strong>als</strong> secundaire grondstoffen. De Vlaamse Regering stelt een lijst op van afv<strong>als</strong>toffen<br />

die op wettige wijze mogen gebruikt worden <strong>als</strong> secundaire grondstof. Hiertoe kan de<br />

Vlaamse Regering een gebruikscertificaat invoeren dat de conformiteit voor deze<br />

stoffen met de gestelde voorwaarden attesteert. Deze afv<strong>als</strong>toffen worden niet meer<br />

<strong>als</strong> afv<strong>als</strong>toffen beschouwd van zodra zij worden afgeleverd bij een gebruiker die<br />

beschikt over de nodige vergunningen en / of voldoet aan de in het decreet<br />

vastgestelde voorwaarden op deze afv<strong>als</strong>toffen <strong>als</strong> secundaire grondstoffen te<br />

gebruiken.<br />

- Om zuiveringsslib <strong>als</strong> secundaire grondstof in de landbouw te kunnen aanwenden<br />

dient men zowel over een certificaat afgegeven door de OVAM 5 <strong>als</strong> over een<br />

‘toelating’, verleend door het Ministerie van Middenstand en Landbouw (federaal)<br />

te beschikken. De OVAM gaat het milieuhygiënisch aspect na. De specifieke<br />

voorwaarden voor het gebruik van behandeld slib <strong>als</strong> meststof of<br />

bodemverbeterend middel worden beschreven in sub-bijlage 4.2.1.C van<br />

VLAREA. Indien de OVAM een positief advies uitbrengt, kan het Ministerie<br />

overgaan tot de procedure welke leidt tot een ‘toelating’, zodat het product <strong>als</strong><br />

meststof in de handel kan gebracht worden. De ‘toelating’ wordt verleend voor<br />

beperkte duur (meestal 1 à 2 jaar) aan een firma (op naam) voor een bepaald<br />

product (op naam). Volgens het mestdecreet (23/01/91, gewijzigd door het decreet<br />

van 20/12/95) is het transport en de afzet van producten die de nutriënten stikstof<br />

en fosfor (nl. de ‘andere meststoffen’) bevatten, onderworpen aan een<br />

meldingsplicht bij de VLM 6 . De opbrenging van meststoffen in de landbouw is<br />

aan beperkingen onderworpen, zo<strong>als</strong> een uitrijregeling en een beperking qua<br />

hoeveelheid dierlijke en andere meststoffen (tezamen) welke op de cultuurgrond<br />

mogen gebracht worden.<br />

- Het gebruik van groente-afval <strong>als</strong> veevoeder is gebonden aan de reglementering<br />

betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding<br />

(KB 10/09/1987; BS 28/1/1988). Volgens artikel 4 van dit Koninklijk Besluit kan<br />

de Minister van Landbouw een specifieke toelating geven tot het verhandelen van<br />

nieuwe producten.<br />

4 Vlaams Reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer (januari 1998)<br />

5 Openbare Afv<strong>als</strong>toffenmaatschappij voor het Vlaams Gewest<br />

6 Vlaamse Landmaatschappij


c. Verwijdering<br />

Indien afv<strong>als</strong>toffen niet voorkomen of nuttig toegepast kunnen worden, moeten ze op<br />

een georganiseerde wijze verwijderd worden. Verwijdering is de vernietiging en<br />

definitieve opslag op of in de bodem en de hierop gerichte handelingen. Het omvat de<br />

volgende activiteiten: verbranding zonder energierecuperatie en storten.<br />

Een producent van afv<strong>als</strong>toffen is gebonden aan een meldingsplicht.<br />

De producent van afv<strong>als</strong>toffen is ertoe gehouden jaarlijks vóór 10 februari zijn<br />

afv<strong>als</strong>toffen te melden aan de OVAM. Daarnaast dient ook een afv<strong>als</strong>toffenregister te<br />

worden bijgehouden waarin aard, oorsprong, samenstelling, hoeveelheid, bestemming<br />

en wijze van nuttige toepassing of verwijdering van de afv<strong>als</strong>toffen worden vermeld.<br />

3. Samenwerkingsakkoord betreffende de preventie en het beheer van<br />

verpakkingsafval<br />

Dit samenwerkingsakkoord is rechtstreeks toepasselijk in het Brusselse<br />

Hoofdstedelijke Gewest, het Vlaamse Gewest en het Wa<strong>als</strong>e Gewest. Het<br />

samenwerkingsakkoord heeft tot doel:<br />

- het voorkomen en het verminderen van de productie of van de schadelijkheid<br />

van verpakkingsafval (driejaarlijks preventieplan op te stellen door de<br />

verpakkingsverantwoordelijken die per jaar met minstens 10 ton verpakkingen<br />

goederen heeft verpakt of doen verpakken);<br />

- het waarborgen dat het aandeel van de herbruikbare verpakkingen niet<br />

vermindert en het waarborgen dat het totale gewicht van de éénmalige<br />

verpakkingen vermindert voor dezelfde goederen, in vergelijking met het<br />

voorgaande jaar;<br />

- het opleggen van een terugnameplicht van de verpakkingsverantwoordelijken;<br />

- het opleggen en het organiseren van een informatieverplichting door de<br />

verpakkingsverantwoordelijken ten aanzien van de Interregionale<br />

Verpakkingscommissie en de consument.<br />

- het bevorderen van het hergebruik en de nuttige toepassing.<br />

De verpakkingsverantwoordelijke is:<br />

- elke persoon die zijn producten heeft verpakt of heeft doen verpakken in<br />

België met het oog op of naar aanleiding van het op de Belgische markt<br />

brengen ervan;<br />

- in het geval de producten die in België op de markt zijn gebracht, niet in<br />

België werden verpakt, de invoerder van de verpakte producten die deze<br />

goederen niet verbruikt;<br />

- voor wat betreft verpakkingsafval van bedrijfsmatige oorsprong van producten<br />

die niet verpakt zijn door een persoon bedoeld in a), en die niet werden<br />

ingevoerd door een persoon bedoeld in b), diegene die de verpakte producten<br />

verbruikt.<br />

De minimale globale percentages van nuttige toepassing en recyclage van<br />

verpakkingsafval uitgedrukt in gewichtspercentage ten opzichte van het totale gewicht<br />

van de in België op de markt gebrachte éénmalige verpakkingen zijn:


- voor het jaar 1997: recyclage: 40%; totale nuttige toepassing: 60%<br />

- voor het jaar 1998: recyclage: 45%; totale nuttige toepassing: 70%<br />

- voor het jaar 1999: recyclage: 50%; totale nuttige toepassing: 80%<br />

4. Bodemsaneringsdecreet<br />

Het betreft een decreet en een uitvoeringsbesluit (VLAREBO 7 ) dat grotendeels<br />

gesteund is op een onderscheid tussen historische (ontstaan vóór 29/10/1995) en<br />

nieuwe bodemverontreiniging (ontstaan na 28/10/1995). Verder bestaat er gemengde<br />

verontreiniging, die deels voor en deels na de inwerkingtreding, van het decreet is tot<br />

stand gekomen. Het decreet bevat regelen omtrent de saneringsplicht, het<br />

bodemonderzoek, de bodemsaneringsnormen, de achtergrondwaarden, de<br />

prefinanciering van saneringen, de aansprakelijkheid bij bodemverontreiniging, de<br />

overdracht van gronden, enz.<br />

Het identificeren, inventariseren en onderzoeken van verontreinigde bodems en de<br />

bodemsanering is de bevoegdheid van de OVAM.<br />

5. De heffing op de winning van grondwater<br />

De winning van grondwater wordt aan een belasting onderworpen sinds 1998 (heffing<br />

op de grondwaterwinning van 1997) zo<strong>als</strong> vastgelegd in het Programmadecreet (BS<br />

31/12/96), gewijzigd 19/12/97 (BS 31/12/97). Deze heffing is van toepassing op<br />

grondwaterwinningen vanaf 500 m³/jaar, bestemd voor openbare<br />

drinkwatervoorzieningen en andere grondwaterwinningen. De heffing is echter niet<br />

van toepassing op winningen van minder dan 500 m³/jaar, winningen waaruit het<br />

water uitsluitend met een handpomp wordt opgepompt, winningen uitsluitend voor<br />

huishoudelijk gebruik en proefpompingen die minder dan drie maanden in gebruik<br />

zijn en bronbemalingen noodzakelijk voor bouwkundige werken of de aanleg voor<br />

openbare nutsvoorzieningen<br />

Voor grondwaterwinningen die niet bestemd zijn voor openbare<br />

drinkwatervoorzieningen wordt het bedrag van de heffing <strong>als</strong> volgt berekend:<br />

- < 500 m³/jaar: vrijstelling<br />

- 500-30 000 m³/jaar 2,0 BEF x CSE/m³<br />

- 30 001-100 000 m³/jaar 3,0 BEF x CSE/m³<br />

- 100 001-250 000 m³/jaar 3,5 BEF x CSE/m³<br />

- 250 001-500 000 m³/jaar 4,0 BEF x CSE/m³<br />

- 500 001-1 000 000 m³/jaar 4,5 BEF x CSE/m³<br />

- > 1 000 000 m³/jaar 5,0 BEF x CSE/m³<br />

CSE duidt op een sociaal-economische factor die voor het heffingsjaar 1997<br />

(aangiftejaar 1998) werd gelijkgesteld aan nul. Deze factor staat in relatie met de<br />

hoofdactiviteit waarvoor het opgepompte water wordt gebruikt en wordt vanaf het<br />

heffingsjaar 1998 (aangiftejaar 1999) jaarlijks ingevuld.<br />

7 Vlaams Reglement betreffende Bodemsanering


Iedere heffingsplichtige grondwaterwinning dient vanaf 01/07/97 uitgerust te zijn met<br />

een debietsmeting en een registratie van de opgepompte hoeveelheid grondwater.<br />

Voor 15 maart van elk heffingsjaar dienen de heffingsplichtigen een aangifte in te<br />

dienen bij de directeur-generaal van AMINAL 8 .<br />

6. De heffing op de waterverontreiniging<br />

Dit betreft de Wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren<br />

tegen verontreiniging en de Bijzondere Bepalingen voor het Vlaams Gewest inzake<br />

heffingen op de waterverontreiniging – Decreet 21/12/1990 – Decreet 25/6/1992 art.<br />

44.<br />

De VMM 9 is belast met de vestiging, de inning en de invordering van de heffing op<br />

waterverontreiniging.<br />

Heffingsplichtig is elke natuurlijke of rechtspersoon die op enig ogenblik in het jaar<br />

voorafgaande aan het heffingsjaar op het grondgebied van het Vlaams Gewest:<br />

- water heeft afgenomen van een openbaar waterdistributienet;<br />

- over een eigen waterwinning heeft beschikt;<br />

- water heeft geloosd.<br />

Elke rechtspersoon die in het Vlaamse Gewest een zuiveringstechnisch werk<br />

exploiteert waarin uitsluitend afvalwater van de openbare riolering wordt behandeld<br />

en dat aangesloten is op het openbaar hydrografisch net, is van de heffing vrijgesteld<br />

(voor wat betreft de lozing van de effluentwaters van voornoemde openbare<br />

rioolwaterzuiveringsinstallaties).<br />

Grootverbruikers zijn verbruikers met een waterverbruik van meer dan 500 m³/jaar of<br />

diegenen die een eigen waterwinning hebben met een totaal nominaal pompvermogen<br />

van meer dan 5m³/uur.<br />

De vaststelling van de heffing op de waterverontreiniging voor grootverbruikers,<br />

waartoe de groenteverwerkende bedrijven behoren, kan gebeuren via twee<br />

berekeningsmethodes:<br />

1. berekening van de vuilvracht op basis van meet- en bemonsteringsresultaten<br />

2. berekening van de vuilvracht op basis van omzettingscoëfficiënten<br />

8 Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer<br />

9 Vlaamse Milieumaatschappij


7. Warenwetgeving<br />

Besluit van de Vlaamse Regering van 15 maart 1989, houdende vaststelling van een<br />

technische reglementering inzake drinkwater<br />

…<br />

Art. 1. §1. De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op al het water dat<br />

bestemd is voor menselijke consumptie met uitsluiting van het water bedoeld in §2<br />

…<br />

Art. 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt onder voor menselijke consumptie<br />

bestemd water verstaan, al het water, hetzij onbehandeld, hetzij na een behandeling,<br />

dat voor dat doel wordt gebruikt, ongeacht de herkomst en ongeacht of het gaat om<br />

water:<br />

1° dat aan de verbruiker wordt geleverd, hierna leidingwater genoemd;<br />

2° dat in een levensmiddelenbedrijf wordt gebruikt voor de vervaardiging, de<br />

behandeling, de conservering of het in de handel brengen van voor menselijke<br />

consumptie bestemde producten of stoffen;<br />

3° dat van invloed is op de goede hoedanigheid van de levensmiddelen <strong>als</strong><br />

eindproduct.<br />

…<br />

Art.4 §1. De enige technische hulpstoffen en andere toevoegsels die bij de bereiding<br />

van voor menselijke consumptie bestemd water mogen worden aangewend zijn<br />

opgenomen in bijlage IV van dit besluit.<br />

§2 Het gebruik van de in §1 bedoelde stoffen en / of toevoegsels mag niet tot gevolg<br />

hebben dat de in bijlage I van dit besluit vastgestelde kwaliteitseisen overschreden<br />

worden.<br />

…<br />

Bijlage I<br />

Lijst van parameters<br />

A. Organoleptische parameters<br />

…<br />

B. Fysische chemische parameters (in samenhang met de natuurlijke structuur van het<br />

water)<br />

…<br />

chloriden 350 mg/l Cl<br />


C. Parameters betreffende ongewenste stoffen<br />

…<br />

vrije chloorresten 250 µg/l Cl<br />

…<br />

Bijlage IV<br />

Toevoegsel toegelaten voor de waterbehandeling<br />

1. Voor desinfectie of oxydatie<br />

Reagens Basiseenheid (kg) Max. toe te passen dosering (g/m³)<br />

Chloor Cl2 30<br />

Natriumhypochloriet Cl2 30<br />

Calciumhypochloriet Cl2 30<br />

Magnesiumhypochloriet Cl2 30<br />

Natriumchloriet NaClO2 5<br />

…<br />

Ammoniumchloride NH4Cl 1,5<br />

…<br />

Ozon O3 10<br />

…<br />

Waterstofperoxide H2O2 10<br />


BIJLAGE 4: LOZINGSNORMEN BUITEN VLAANDEREN<br />

Brussels Hoofdstedelijk Gewest<br />

Voorwaarden voor de lozing van afvalwater afkomstig van de sector van de<br />

aardappelverwerkende nijverheid:<br />

a) lozing in oppervlaktewater:<br />

ondergrens pH 6,5 Sorensen<br />

bovengrens pH 9,0 Sorensen<br />

temperatuur 30 °Celsius<br />

afmeting zwevende stoffen


) lozing in riolering:<br />

ondergrens pH 6 Sorensen<br />

bovengrens pH 9,5 Sorensen<br />

10 10<br />

Sorensen<br />

temperatuur 45 °Celsius<br />

afmeting zwevende stoffen 2 mm<br />

zwevende stoffen 1000 mg/l<br />

petroleum ether extr. stoffen 500 m 3 )<br />

Ptotaal 2 mg/l (indien de dagelijkse afvalwaterhoeveelheid > 2000 m 3 )<br />

10 voor de periode van 1 juli tot 30 april


BIJLAGE 5: EVALUATIE VAN DE EFFICIËNTIE VAN<br />

ZUIVERINGSTECHNIEKEN VOOR DE<br />

BEHANDELING VAN AFVALWATER<br />

In deze bijlage wordt onderzocht welke eindconcentraties in het effluent van de<br />

bedrijven uit deze sector haalbaar zijn bij toepassing van de verschillende<br />

afvalwaterzuiveringstechnieken (minder verregaand dan BBT, BBT, verdergaand dan<br />

BBT). Dit wordt onderzocht voor drie hypothetische 'gemiddelde' bedrijven of<br />

simulaties.<br />

1. Een conservenbedrijf/diepvriesbedrijf/sapbedrijf met een afvalwater bestaande uit<br />

700 mg/l zwevende stoffen, 5 000 mg/l COD, 3 000 mg/l BOD, 150 mg/l Ntot en<br />

30 mg/l Ptot.<br />

2. Een aardappelverwerkend bedrijf met een afvalwater bestaande uit 700 mg/l<br />

zwevende stoffen, 10 000 mg/l COD, 3 000 mg/l BOD, 150 mg/l Ntot en 200 mg/l<br />

Ptot.<br />

3. Een aardappelschilbedrijf met een afvalwater bestaande uit 1 100 mg/l zwevende<br />

stoffen, 6 000 mg/l COD, 2 500 mg/l BOD, 200 mg/l Ntot en 30 mg/l Ptot.<br />

Voor het schatten van de zuiveringsefficiënties werd gebruik gemaakt van:<br />

• cijfergegevens betreffende de samenstelling van (een gemiddeld) afvalwater,<br />

afkomstig uit de groente- en fruitverwerkende nijverheid (gebaseerd op eigen<br />

onderzoek 11 en gegevens uit de Presti-studies 12 );<br />

• typische zuiveringsefficiënties van afvalwaterzuiveringstechnieken zo<strong>als</strong> vermeld<br />

in Brault, J.L. (1991) 13 voor een huishoudelijk afvalwater, vermengd met 30 %<br />

niet-toxisch industrieel afvalwater;<br />

• de opeenvolging van zuiveringsstappen zo<strong>als</strong> vermeld in figuur 3.1<br />

(hoofdstuk 3);<br />

• de inschatting van M. Gysen (<strong>Vito</strong>, Prodem).<br />

1. Simulatie 1<br />

Zuiveringsscenario voor de behandeling van afvalwater uit een gemiddeld groente- en<br />

fruitverwerkend bedrijf (deelsectoren: diepvries, conserven en sappen) met een<br />

jaarlijkse capaciteit van 30 000 ton eindproduct).<br />

11 Mondelinge informatie uit de bedrijfswereld<br />

12 Presti-studie 'Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende industrie' (1996)<br />

Presti-studie 'Preventie en milieuzorg in het aardappelschilbedrijf' (1997)<br />

13 Pg 1301-1302


BD<br />

mg/l<br />

Tabel b.1: simulatie van typische zuiveringsefficiënties - primaire zuivering<br />

ZS<br />

mg/l<br />

COD<br />

mg/l<br />

BOD<br />

mg/l<br />

Ntot<br />

mg/l<br />

Ptot<br />

mg/l<br />

Zouten<br />

mg/l<br />

Bacteriën<br />

14<br />

RUW AFVALWATER ? 700 5 000 3 000 150 30 ? ?


Sectorale normen -<br />

Riool<br />

- 600 1500 750 v.g.t.g. - - - 6-10<br />

Sectorale normen – 1,5 50 300 50 60<br />

oppervlaktewater<br />

15 - - - 6,5-9<br />

Normen voor lozing van<br />

stedelijk afvalwater<br />

(> 10 000 IE)<br />

- 35 125 25 10-15 1-2 - - -<br />

Basiskwaliteitsnormen -


PRIMAIR BEHANDELD<br />

AFVALWATER<br />

Aërobie<br />

algemeen+ nabezinking<br />

+ nitrificatie/denitrificatie +<br />

nabezinking<br />

+ defosfatatie+ nabezinking<br />

Resultaat secundaire<br />

zuivering (afgerond)<br />

Tabel b.2: simulatie van typische zuiveringsefficiënties -primaire zuivering + aërobie<br />

BD<br />

mg/l<br />

ZS<br />

mg/l<br />

COD<br />

mg/l<br />

BOD<br />

mg/l<br />

Ntot<br />

mg/l<br />

Ptot<br />

mg/l<br />

Zouten<br />

mg/l<br />

Bacteriën pH<br />

? 125 3000 1800 115 25 ? ? 6-7<br />

-<br />

?<br />

-<br />

?<br />

-<br />

?<br />

↓ 70%<br />

38<br />

idem<br />

idem<br />

? 40 20<br />

↓ 90%<br />

300<br />

idem<br />

idem<br />

↓ 90%<br />

180<br />

idem<br />

idem<br />

↓ 20% 18<br />

92<br />

↓ 90% 19<br />

12<br />

idem<br />

300 200 90<br />

12 21<br />

-<br />

25<br />

-<br />

25<br />

↓ 60%<br />

10<br />

25<br />

10 22<br />

-<br />

?<br />

-<br />

?<br />

-<br />

?<br />

-<br />

?<br />

-<br />

?<br />

-<br />

?<br />

-<br />

6-7<br />

-<br />

6-7<br />

-<br />

6-7<br />

? ? 6-7<br />

Sectorale normen -<br />

riool<br />

- 600 1500 750 v.g.t.g. - - - 6-10<br />

Sectorale normen<br />

oppervlaktewater<br />

- 1,5 50 300 50 60 23 - - - 6,5-9<br />

Normen voor lozing van - 35 125 25 10-15 1-2 - - -<br />

stedelijk afvalwater<br />

(> 10 000 IE)<br />

Basiskwaliteitsnormen -


Bespreking van tabel b.2 (primaire zuivering + aërobie):<br />

De kwaliteit van het afvalwater, na voornoemde zuivering, voldoet zonder meer aan de sectorale norm voor lozing op riool.<br />

De sectorale norm voor lozing op oppervlaktewater wordt na voornoemde zuivering zonder probleem gehaald voor de parameters ZS en<br />

pH. Wordt een simultane nitrificatie/denitrificatie toegepast tijdens de aërobe zuiveringsstap, dan is eveneens voldaan aan de sectorale<br />

norm voor lozing op oppervlaktewater voor de parameter stikstof. De parameters COD en BOD daarentegen overschrijden de sectorale<br />

norm voor lozing op oppervlaktewater<br />

Laatst vernoemde parameters (COD en BOD), <strong>als</strong>ook de parameter Ptot overschrijden de norm voor lozing van stedelijk afvalwater en<br />

uiteraard ook de basiskwaliteitsnorm. Deze normen worden echter wel gehaald voor de parameters ZS en Ntot (i.g.v. simultane<br />

nitrificatie/denitrificatie/defosfatatie).<br />

209


PRIMAIR BEHANDELD<br />

AFVALWATER<br />

Tabel b.3: simulatie van typische zuiveringsefficiënties - primaire + secundaire zuivering (anaërobie en aërobie)<br />

BD<br />

mg/l<br />

Anaërobe voorzuivering -<br />

?<br />

Aërobie<br />

algemeen+ nabezinking<br />

+ nitrificatie/denitrificatie +<br />

nabezinking<br />

+ defosfatatie+ nabezinking<br />

Resultaat secundaire<br />

zuivering (afgerond)<br />

Sectorale normen -<br />

riool<br />

ZS<br />

mg/l<br />

COD<br />

mg/l<br />

BOD<br />

mg/l<br />

Ntot<br />

mg/l<br />

Ptot<br />

mg/l<br />

Zouten<br />

mg/l<br />

Bacteriën pH<br />

? 125 3000 1800 115 25 ? ? 6-7<br />

-<br />

?<br />

-<br />

?<br />

-<br />

?<br />

↓ 70%<br />

38<br />

↓ 70%<br />

12<br />

idem<br />

idem<br />

? 12 29<br />

↓ 80% 25<br />

600<br />

↓ 90%<br />

60<br />

idem<br />

idem<br />

↓ 80% 26<br />

360<br />

↓ 90%<br />

36<br />

idem<br />

idem<br />

-<br />

115<br />

↓ 20% 27<br />

92<br />

↓ 90% 28<br />

12<br />

idem<br />

60 35 90 30<br />

12 31<br />

-<br />

25<br />

-<br />

25<br />

-<br />

25<br />

↓ 60%<br />

10<br />

-<br />

?<br />

-<br />

?<br />

-<br />

?<br />

-<br />

?<br />

-<br />

?<br />

-<br />

?<br />

-<br />

?<br />

-<br />

?<br />

-<br />

6-7<br />

-<br />

6-7<br />

-<br />

6-7<br />

-<br />

6-7<br />

10 32 ? ? 6-7<br />

- 600 1500 750 v.g.t.g. - - - 6-10<br />

25 Bron: Environmental Technology Monographs Handbook (1996) en mondelinge mededeling door M. Gysen (<strong>Vito</strong>)<br />

26 Bron: Environmental Technology Monographs Handbook (1996) en mondelinge mededeling door M. Gysen (<strong>Vito</strong>)<br />

27 gegevens voor de verwijdering van Kjeldahl-stikstof (som van de organisch stikstof en de ammoniumstikstof; nitraat-N en nitriet-N worden niet meegerekend)<br />

28 gegevens voor de verwijdering van Kjeldahl-stikstof (som van de organisch stikstof en de ammoniumstikstof; nitraat-N en nitriet-N worden niet meegerekend)<br />

het verwijderingsrendement van Ntot wordt geschat op 70%; dit resulteert in ongeveer 30 mg/l Ntot na secundaire zuivering, inclusief nitrificatie / denitrificatie /<br />

defosfatatie<br />

29 er dient rekening gehouden te worden met een hoeveelheid slib die tijdens de biologische behandeling wordt gevormd (Mondelinge mededeling door M. Gysen, <strong>Vito</strong>)<br />

30 indien geen simultane nitrificatie/denitrificatie/defosfatatie<br />

31 indien simultane nitrificatie/denitrificatie/defosfatatie<br />

32 In het geval van simultane defosfatatie<br />

210


Sectorale normen<br />

oppervlaktewater<br />

- 1,5 50 300 50 60 33 - - - 6,5-9<br />

Normen voor lozing van - 35 125 25 10-15 1-2 - - -<br />

stedelijk afvalwater<br />

(> 10 000 IE)<br />

Basiskwaliteitsnormen -


SECUNDAIR<br />

BEHANDELD<br />

AFVALWATER<br />

Coagulatie/flocculatie +<br />

zandfiltratie<br />

Tabel b.4: simulatie van typische zuiveringsefficiënties -primaire + secundaire + tertiaire zuivering<br />

BD<br />

mg/l<br />

ZS<br />

mg/l<br />

? 40 35<br />

↓<br />

?<br />

12 36<br />

↓ 70%<br />

12 45<br />

< 5 46<br />

35<br />

zonder anaërobe voorzuivering<br />

36<br />

met anaërobe voorzuivering<br />

37<br />

zonder anaërobe voorzuivering<br />

38<br />

met anaërobe voorzuivering<br />

39<br />

zonder anaërobe voorzuivering<br />

40<br />

met anaërobe voorzuivering<br />

41<br />

indien geen simultane nitrificatie/denitrificatie/defosfatatie<br />

42<br />

indien simultane nitrificatie/denitrificatie/defosfatatie<br />

43<br />

zonder simultane defosfatatie tijdens aërobie<br />

44<br />

in het geval van simultane defosfatatie<br />

45<br />

zonder anaërobe voorzuivering<br />

46<br />

met anaërobe voorzuivering<br />

47<br />

zonder anaërobe voorzuivering<br />

48<br />

met anaërobe voorzuivering<br />

49<br />

zonder anaërobe voorzuivering<br />

50<br />

met anaërobe voorzuivering<br />

51<br />

zonder nitrificatie/denitrificatie<br />

52<br />

met nitrificatie/denitrificatie<br />

53<br />

zonder simultane defosfatatie tijdens aërobie<br />

54<br />

in het geval van simultane defosfatatie<br />

COD<br />

mg/l<br />

350 37<br />

60 38<br />

↓ 20%<br />

280 47<br />

50 48<br />

BOD<br />

mg/l<br />

200 39<br />

35 40<br />

↓ 20%<br />

160 49<br />

28 50<br />

Ntot<br />

mg/l<br />

90 41<br />

12 42<br />

↓ 10%<br />

81 51<br />

10 52<br />

Ptot<br />

mg/l<br />

25 43<br />

10 44<br />

↓ 70%<br />

8 53<br />


Resultaat tertiaire<br />

zuivering/1 (afgerond)<br />

? 12 55<br />

< 5 56<br />

275 57<br />

50 58<br />

150 59<br />

30 60<br />

80 61<br />

10 62<br />

< 10 63<br />

< 5 64<br />

? ? 6-7<br />

Actieve koolfiltratie - - ↓<br />

↓<br />

↓<br />

↓<br />

? - -<br />

(selectief) (selectief) (selectief) (selectief)<br />

Microfiltratie - ↓ 70% - - - - - ↓ -<br />

Omgekeerde osmose 65 - - ↓ 90% ↓ 90% ↓ 50-90% ↓ 99% ↓ ↓ -<br />

Chloreren - - - - - - - ↓ -<br />

Resultaat tertiaire<br />

zuivering/2 (afgerond)<br />

? < 5 66<br />

< 2 67<br />

28 68<br />

< 10 69<br />

15 70<br />

< 5 71<br />


Sectorale normen -<br />

riool<br />

- 600 1500 750 v.g.t.g. - - - 6-10<br />

Sectorale normen - 1,5 50 300 50 60<br />

oppervlaktewater<br />

75 - - - 6,5-9<br />

Normen voor lozing van<br />

stedelijk afvalwater<br />

(> 10 000 IE)<br />

- 35 125 25 10-15 1-2 - - -<br />

Basiskwaliteitsnormen -


Bespreking van tabel b.4 (primaire + secundaire (anaërobie/aërobie)+ tertiaire zuivering):<br />

De kwaliteit van het afvalwater, na voornoemde zuivering, voldoet zonder meer aan<br />

de sectorale norm voor lozing op riool.<br />

215<br />

De sectorale norm voor lozing op oppervlaktewater is haalbaar voor de parameters<br />

ZS en COD na tertiaire zuivering d.m.v. coagulatie/flocculatie en filtratie, zelfs<br />

indien de anaërobe zuiveringsstap wordt weggelaten. De overige parameters voldoen<br />

onder deze omstandigheden aan de sectorale norm voor lozing op oppervlaktewater<br />

indien het afvalwater vooraf anaëroob wordt gezuiverd.<br />

De norm voor lozing van stedelijk afvalwater <strong>als</strong>ook de basiskwaliteitsnorm is enkel<br />

haalbaar voor de parameter ZS na tertiaire zuivering d.m.v. coagulatie/flocculatie en<br />

filtratie. Indien het afvalwater vooraf anaëroob wordt gezuiverd, dan is voor<br />

praktisch alle parameters (uitzondering BOD) de norm voor lozing van stedelijk<br />

afvalwater haalbaar. Voor de parameter Ntot is, indien het afvalwater vooraf<br />

anaëroob wordt gezuiverd, zelfs voldaan aan de basiskwaliteitsnorm.<br />

De basiskwaliteitsnorm voor de parameters COD en BOD wordt pas gehaald indien<br />

verregaande tertiaire zuivering (b.v. actieve koolfiltratie, microfiltratie of<br />

omgekeerde osmose) wordt toegepast.<br />

Conclusie tabellen b.1-b.4:<br />

Primaire zuivering van het afvalwater volstaat niet om te voldoen aan de sectorale<br />

lozingsnormen voor oppervlaktewater.<br />

Door toepassing van anaërobe voorzuivering op het afvalwater zal o.a. de organische<br />

belasting (COD en BOD) sterk gereduceerd worden (80%); hetgeen resulteert in een<br />

lagere belasting van de aërobie.<br />

Nitrificatie/denitrificatie heeft <strong>als</strong> gevolg dat stikstof in sterke mate uit het afvalwater<br />

verwijderd wordt (+90%). Zo ook kan het P-gehalte in het effluent sterk verminderd<br />

worden (80%) door toepassing van simultane defosfatatie tijdens de aërobie.<br />

Door het effluent (secundair gezuiverd afvalwater) bijkomend te zuiveren (o.a.<br />

coagulatie/flocculatie, filtratie …) zullen de gehalten aan ZS, BOD, COD, stikstof<br />

(N) maar vooral fosfor (P) in het effluent nog sterk verminderd kunnen worden. Is<br />

echter effluent vereist dat volledig voldoet aan de basiskwaliteitsnorm, dan dienen<br />

nog een aantal bijkomende (tertiaire) zuiveringsstappen (o.a. actieve koolfiltratie,<br />

microfiltratie, omgekeerde osmose, …) te worden toegepast.


2. Simulatie 2 77<br />

Zuiveringsscenario voor de behandeling van afvalwater uit een gemiddeld<br />

groenteverwerkend bedrijf (deelsector: aardappelverwerking) met een jaarlijkse capaciteit<br />

van 30 000 ton eindproduct.<br />

Tabel b.5: simulatie van typische zuiveringsefficiënties<br />

ZS<br />

mg/l<br />

COD<br />

mg/l<br />

BOD<br />

mg/l<br />

Ntot<br />

mg/l<br />

216<br />

Ptot<br />

mg/l<br />

Ruw afvalwater 700 10000 3 000 150 200 78<br />

Primaire zuivering 125 6000 1800 115 170<br />

Primaire + secundaire zuivering 40 700 200 90 170<br />

Primaire + secundaire zuivering<br />

met anaërobe voorzuivering<br />

Voorgaande zuivering met<br />

nitrificatie/denitrificatie/defosfatatie<br />

Voorgaande zuivering met<br />

coagulatie/flocculatie<br />

Voorgaande zuivering met<br />

verregaande tertiaire zuivering<br />

12 120 35 90 170<br />

12 120 35 12 79<br />


217<br />

De kwaliteit van het afvalwater, na primaire + secundaire zuivering, voldoet zonder<br />

meer aan de sectorale norm voor lozing op riool. De sectorale norm voor lozing op<br />

oppervlaktewater wordt na primaire + secundaire zuivering zonder probleem gehaald<br />

voor de parameter ZS. Wordt een anaërobe voorzuivering toegepast, dan is ook voor<br />

de parameter COD voldaan aan laatstvernoemde norm. Wordt bovendien een<br />

simultane nitrificatie/denitrificatie toegepast, dan is eveneens voldaan aan deze norm<br />

voor de parameter stikstof. De parameter BOD daarentegen overschrijdt de sectorale<br />

norm voor lozing op oppervlaktewater lichtjes. De parameters BOD en Ptot<br />

overschrijden de norm voor lozing van stedelijk afvalwater en uiteraard ook de<br />

basiskwaliteitsnorm. De norm voor lozing van stedelijk afvalwater wordt echter wel<br />

behaald voor de parameter BOD bij toepassing van anaërobe voorzuivering en / of<br />

simultane nitrificatie/denitrificatie/defosfatatie. Voor het behalen van<br />

laatstvernoemde norm voor de parameter P is eveneens simultane<br />

nitrificatie/denitrificatie/defosfatatie vereist. De basiskwaliteitsnorm wordt eveneens<br />

behaald voor de parameters ZS en Ntot (bij toepassing van simultane<br />

nitrificatie/denitrificatie/defosfatatie).<br />

Indien afvalwater bijkomend gezuiverd wordt via coagulatie/flocculatie + filtratie,<br />

dan is voor de parameters ZS en Ntot voldaan aan de basiskwaliteitsnorm. Indien<br />

deze norm eveneens dient gehaald te worden voor de parameters COD, BOD en Ptot,<br />

dan zijn een aantal bijkomende (tertiaire) zuiveringsstappen (o.a. actieve<br />

koolfiltratie, microfiltratie, omgekeerde osmose, …) vereist.


3. Simulatie 3 82 :<br />

zuiveringsscenario voor de behandeling van afvalwater uit een gemiddeld<br />

groenteverwerkend bedrijf (deelsector: aardappelschillers die rechtstreeks leveren aan de<br />

versmarkt) met een jaarlijkse capaciteit van 3 000 ton eindproduct.<br />

Tabel b.6: simulatie van typische zuiveringsefficiënties<br />

ZS<br />

mg/l<br />

COD<br />

mg/l<br />

BOD<br />

mg/l<br />

Ntot<br />

mg/l<br />

Ruw afvalwater 1100 6000 2500 200 30<br />

Primaire zuivering 200 3600 1500 150 25<br />

Primaire + secundaire zuivering 60 360 150 120 25<br />

Primaire + secundaire zuivering<br />

met anaërobe voorzuivering<br />

Voorgaande zuivering met<br />

nitrificatie/denitrificatie/defosfatatie<br />

Voorgaande zuivering met<br />

coagulatie/flocculatie<br />

Voorgaande zuivering met<br />

verregaande tertiaire zuivering<br />

218<br />

Ptot<br />

mg/l<br />

20 70 30 120 25<br />

20 70 30 15 83<br />

6 55 25 14 3<br />


Bespreking van tabel b.6:<br />

219<br />

De kwaliteit van het afvalwater, na primaire zuivering, voldoet aan de sectorale norm<br />

voor lozing op riool voor de parameter ZS. De normen voor BOD en COD worden<br />

echter nog ruimschoots overschreden.<br />

De sectorale norm voor lozing op oppervlaktewater wordt na primaire zuivering niet<br />

gehaald o.a. voor de parameters ZS, COD, BOD en Ntot. De parameters COD en<br />

BOD overschrijden de norm voor lozing van stedelijk afvalwater en uiteraard ook de<br />

basiskwaliteitsnorm.<br />

De kwaliteit van het afvalwater, na primaire + secundaire zuivering, voldoet zonder<br />

meer aan de sectorale norm voor lozing op riool. De sectorale norm voor lozing op<br />

oppervlaktewater wordt na primaire + secundaire zuivering gehaald voor de<br />

parameter ZS. Wordt een anaërobe voorzuivering toegepast, dan is ook voor de<br />

parameter COD voldaan aan laatstvernoemde norm. Wordt bovendien een simultane<br />

nitrificatie/denitrificatie toegepast, dan is eveneens voldaan aan deze norm voor de<br />

parameter stikstof. De parameter BOD daarentegen overschrijdt de sectorale norm<br />

voor lozing op oppervlaktewater lichtjes. De norm voor lozing van stedelijk<br />

afvalwater wordt behaald voor de parameters COD en BOD bij toepassing van<br />

anaërobe voorzuivering en / of simultane nitrificatie/denitrificatie/defosfatatie. De<br />

basiskwaliteitsnorm wordt eveneens behaald voor de parameters ZS en Ntot (bij<br />

toepassing van simultane nitrificatie/denitrificatie/defosfatatie).<br />

Indien afvalwater bijkomend gezuiverd wordt via coagulatie/flocculatie + filtratie,<br />

dan is voor de parameters ZS en Ntot voldaan aan de basiskwaliteitsnorm. Indien<br />

deze norm eveneens dient gehaald te worden voor de parameters COD, BOD en Ptot,<br />

dan zijn een aantal bijkomende (tertiaire) zuiveringsstappen (o.a. actieve<br />

koolfiltratie, microfiltratie, omgekeerde osmose, …) vereist.


BIJLAGE 6: HOEVEELHEID EN KWALITEIT VAN WATER<br />

VEREIST IN DE VERSCHILLENDE PROCESSEN<br />

VAN DE GROENTE- EN FRUITVERWERKENDE<br />

NIJVERHEID<br />

In deze bijlage wordt een schatting gemaakt van de waterbehoefte (m³/ton eindproduct) in de<br />

verschillende processtappen voor een gemiddeld bedrijf uit de deelsectoren 'diepvries',<br />

'conserven', 'verwerking van aardappelen' en 'schillen van aardappelen'.<br />

Een eerste inschatting van het waterverbruik houdt geen rekening met de toepassing van<br />

waterbesparende maatregelen (scenario 1).<br />

Bij de scenario's 2 en 3 wordt het gebruik van alternatieve waterbronnen (d.i. regenwater,<br />

oppervlaktewater, water uit andere processen of effluent van de afvalwaterzuivering) wel in<br />

rekening gebracht. Hierbij is uitgegaan van de informatie zo<strong>als</strong> terug te vinden in de<br />

tabel b.7. Rekening houdend met deze informatie worden in de tabellen b.8-b.11 twee<br />

bijkomende berekeningen uitgevoerd inzake de inschatting van het verbruik van<br />

hoogkwalitatief water (d.i. boorputwater, leiding- of stadswater, of recuperatiewater van<br />

drinkwaterkwaliteit):<br />

- bij toepassing van beperkte waterbesparende maatregelen (scenario 2);<br />

- bij toepassing van verregaande waterbesparende maatregelen (scenario 3).


Tabel b7: Bruikbaarheid van alternatieve waterbronnen voor de verschillende processen in de groente- en fruitverwerkende nijverheid<br />

diepvries conserven sappen verwerken aardappelen schillen aardappelen<br />

ontzanden/voorwassen/ontstenen J J J J J<br />

stoomschillen N N 0 N N<br />

bewaren 0 0 0 J 0<br />

conditioneren 0 0 0 J 0<br />

versnijden 0 0 0 J J<br />

wassen J J 0 J J<br />

blancheren N N N N 0<br />

koelen N N N N 0<br />

invriezen N 0 0 N 0<br />

opgiet conserven 0 N 0 0 0<br />

afvullen (past./steril) 0 0 N 0 0<br />

koelen 0 J (*) J 0 0<br />

poetsen J (*) J (*) J (*) J (*) J (*)<br />

stoomketel N N N N N<br />

verdampingscondensors J 0 J J 0<br />

Alternatieve waterbronnen: regenwater, oppervlaktewater, water uit andere processen, effluent van de afvalwaterzuivering<br />

J: alternatieve waterbronnen bruikbaar<br />

J (*): alternatieve waterbronnen voor een gedeelte van de activiteit mogelijk<br />

N: alternatieve waterbronnen niet bruikbaar<br />

0: processtap niet van toepassing in de deelsector


Tabel b.8: Watergebruik (m³/ton eindproduct) in de diepvriesgroentesector, voor 4 verschillende productgroepen (schattingen) (****)


Tabel b.8: Watergebruik (m³/ton eindproduct) in de diepvriesgroentesector, voor 4 verschillende productgroepen (schattingen) (****)


Tabel b.9: Waterverbruik (m³/ton eindproduct) in de verschillende processen van de conservenindustrie (schattingen) (****)


Tabel b.10: Waterverbruik (m³/ton eindproduct) in de verschillende processen van de aarappelverwerkende sector (schattingen) (****)


Tabel b.11: Waterverbruik (m³/ton eindproduct) in de verschillende processen van de aarappelschilsector (schattingen) (****)


BIJLAGE 7: BEREKENING VAN DE HUIDIGE AFVALWATER-<br />

VERVUILING EN DE AFVALWATERVERVUILING NA<br />

TOEPASSING VAN BBT<br />

In deze bijlage wordt een schatting gemaakt van de afvalwatervervuiling die veroorzaakt<br />

wordt door de groente- en fruitverwerkende nijverheid vóór en na toepassing van BBT met<br />

betrekking tot afvalwaterzuivering (zie tabellen b.12-b.15). Hierbij wordt telkens uitgegaan<br />

van volgende gegevens 86 :<br />

- jaarlijkse hoeveelheid eindproduct;<br />

- het aantal bedrijven per deelsector ('diepvries', 'conserven', 'aardappelverwerking' en<br />

'aardappelschillers';<br />

- jaarlijks lozingsdebiet afvalwater;<br />

- samenstelling van het ruw afvalwater en het effluent bij toepassing van verschillende<br />

zuiveringsscenario's (zie tabellen 5.1-5.3, hoofdstuk 5).<br />

Vertrekkende van de samenstelling van het afvalwater van vier hypothetische 'gemiddelde'<br />

bedrijven wordt een schatting gemaakt van de huidige totale afvalwatervervuiling door de<br />

groente- en fruitverwerkende nijverheid (exclusief de sappensector) in Vlaanderen. De vier<br />

hypothetische bedrijven zijn:<br />

1. Een diepvriesbedrijf met een ruw afvalwater bestaande uit 700 mg/l zwevende stoffen,<br />

5 000 mg/l COD, 3 000 mg/l BOD, 150 mg/l Ntot en 30 mg/l Ptot.<br />

2. Een conservenbedrijf met een ruw afvalwater bestaande uit 700 mg/l zwevende<br />

stoffen, 5 000 mg/l COD, 3 000 mg/l BOD, 150 mg/l Ntot en 30 mg/l Ptot.<br />

3. Een aardappelverwerkend bedrijf met een ruw afvalwater bestaande uit 700 mg/l<br />

zwevende stoffen, 10 000 mg/l COD, 3 000 mg/l BOD, 150 mg/l Ntot en 200 mg/l<br />

Ptot.<br />

4. Een aardappelschilbedrijf met een ruw afvalwater bestaande uit 1 100 mg/l zwevende<br />

stoffen, 6 000 mg/l COD, 2 500 mg/l BOD, 200 mg/l Ntot en 30 mg/l Ptot.<br />

Als huidige situatie (= referentiesituatie) wordt verondersteld dat de diepvries-, conserven- en<br />

aardappelverwerkende bedrijven hun ruw afvalwater zuiveren tot de norm lozing op riool en<br />

dat de aardappelschilbedrijven hun ruw afvalwater enkel primair zuiveren; telkens in<br />

combinatie met beperkte waterbesparende maatregelen.<br />

Vervolgens wordt een schatting gemaakt van de totale afvalwatervervuiling door de groenteen<br />

fruitverwerkende nijverheid (exclusief de sappensector) in Vlaanderen, bij toepassing van<br />

BBT met betrekking tot afvalwaterzuivering. Onder BBT met betrekking tot<br />

afvalwaterzuivering wordt verstaan:<br />

- voor aardappelschilbedrijven (jaarlijkse capaciteit van 3 000 ton eindproduct):<br />

primaire zuivering van het afvalwater, gevolgd door aërobe zuivering;<br />

86<br />

Bronnen: Preventie- en milieuzorg in de groenteverwerkende industrie, sectoriële studie (1996) en<br />

handleiding (1997)<br />

Preventie- en milieuzorg in het aardappelschilbedrijf, sectorstudie (1997) en milieuhandboek<br />

(1997)<br />

Bedrijfsbezoeken<br />

Eigen berekeningen


- voor grote bedrijven (jaarlijkse capaciteit van 30 000 ton eindproduct) die lozen op<br />

niet gevoelig oppervlaktewater:<br />

primaire zuivering van het afvalwater, gevolgd door anaërobe en aërobe<br />

zuivering, inclusief nitrificatie / denitrificatie / defosfatatie (cf. sectorale<br />

lozingsnorm op oppervlaktewater);<br />

- voor grote bedrijven (jaarlijkse capaciteit van 30 000 ton eindproduct) die lozen op<br />

gevoelig oppervlaktewater:<br />

primaire zuivering van het afvalwater, gevolgd door anaërobe en aërobe<br />

zuivering, inclusief nitrificatie / denitrificatie / defosfatatie, en bovendien<br />

gevolgd door flocculatie / coagulatie / filtratie (cf. sectorale lozingsnorm<br />

stedelijk afvalwater).<br />

In een volgende stap wordt de procentuele afname van 'ZS', 'COD', 'BOD', 'Ntot' en 'Ptot' naar<br />

het milieu berekend voor elk van de deelsectoren bij toepassing van (al dan niet) verregaande<br />

afvalwaterzuiveringstechnieken (zie tabellen b.12-b.15).<br />

Tenslotte wordt in de tabellen b.16 en b.17 berekend, welk de verminderde input naar het<br />

milieu is van 'ZS', 'COD', 'BOD', 'Ntot' en 'Ptot' voor de ganse groente- en fruitverwerkende<br />

nijverheid (exclusief sappensector) bij toepassing van BBT. Hierbij wordt een onderscheid<br />

gemaakt of de grote bedrijven (jaarlijkse capaciteit van 30 000 ton eindproduct) lozen op al<br />

dan niet gevoelig oppervlaktewater.


Tabel b. 12: Vermindering van input naar het milieu van de parameters ‘zwevende stoffen’,<br />

‘COD’, ‘BOD’, ‘Ntot’ en ‘Ptot’ door de diepvriesgroentesector


Tabel b.13: Vermindering van input naar het milieu van de parameters 'zwevende stoffen',<br />

'COD', 'BOD', 'Ntot' en 'Ptot' door de groenteconservensector


Tabel b.14 : Vermindering van de input naar het milieu van de parameters 'zwevende stoffen',<br />

'COD', 'BOD', 'Ntot' en 'Ptot' door de aardappelverwerkende sector


Tabel b.15: Vermindering van input naar het milieu van de parameters 'zwevende stoffen',<br />

'COD', 'BOD' , 'Ntot' en 'Ptot' door de aardappelschilsector die rechtstreeks levert aan de<br />

versmarkt


Tabel b. 16: verminderde input van ZS, COD, BOD, Ntot en Ptot naar het milieu door de<br />

groente- en fruitverwerkende nijverheid bij toepassing van BBT<br />

(% ten opzichte van de respectievelijke referetiesituatie


Tabel b. 17: verminderde input van ZS, COD, BOD, Ntot en Ptot naar het milieu door de<br />

groente- en fruitverwerkende nijverheid bij toepassing van BBT<br />

(% ten opzichte van de respectievelijke referetiesituatie


BIJLAGE 8: KOSTPRIJSBEREKENING VOOR DE ZUIVERING<br />

VAN AFVALWATER<br />

In deze bijlage wordt een schatting gemaakt van de jaarlijkse totale kosten van<br />

afvalwaterzuivering voor vier deelsectoren van de groente- en fruitverwerkende nijverheid, nl.<br />

diepvries-, conserven-, aardappelverwerkende en aardappelschilsector. Hierbij wordt telkens<br />

uitgegaan van volgende gegevens 87 :<br />

- jaarlijkse hoeveelheid eindproduct;<br />

- jaarlijks lozingsdebiet afvalwater;<br />

- samenstelling van het ruw afvalwater en het effluent bij toepassing van verschillende<br />

zuiveringsscenario's (zie tabellen 5.1-5.3, hoofdstuk 5);<br />

- totale jaarlijkse kosten voor het zuiveren van 1 m³ afvalwater (zie tabellen b.18-20).<br />

Voor de berekening van de jaarlijkse totale kosten van afvalwaterzuivering dienen volgende<br />

kosten in rekening gebracht te worden:<br />

- kosten inzake afvalwaterheffing (zie formule afvalwaterheffing);<br />

- zuiveringskosten van de te lozen hoeveelheid afvalwater.<br />

De heffing op het afvalwater wordt berekend volgens de 'uitgebreide' methode (berekening<br />

van de vuilvracht op basis van meet- en bemonsteringsresultaten) 88 .<br />

Formule afvalwaterheffing: H = N x T<br />

met N = N1 + N2 + N3 + Nk<br />

N1= Qd/180 x [a+(0,35xZS/500) + (0,45x(2xBZV+CZV))/1350] x (0,40 + 0,60xd)<br />

N2 = Qjx[40xHg + 10x(Ag+Cd) + 5x(Zn+Cu) + 2xNi +1x(Pb+As+Cr)]/1000<br />

N3 = Qj x (N + P)/10000<br />

Nk = a(kx0,0004)<br />

H: bijdrage heffing<br />

N: vuilvracht uitgedrukt in vervuilingseenheden<br />

T: tarief 89<br />

N1: zuurbindende en zwevende stoffen<br />

N2: zware metalen<br />

N3: nutriënten<br />

Nk: koelwater<br />

87<br />

Bronnen: Preventie- en milieuzorg in de groenteverwerkende industrie, sectoriële studie (1996) en<br />

handleiding (1997)<br />

Preventie- en milieuzorg in het aardappelschilbedrijf, sectorstudie (1997) en milieuhandboek<br />

(1997)<br />

Bedrijfsbezoeken<br />

Eigen berekeningen<br />

88<br />

Bron: website VMM http://www.vmm.be/ah/algemeen/grootverbruik.html<br />

89<br />

tarief voor 1999 bedraagt 990 BEF per vervuilingseenheid


In tabel b.18 wordt een schatting gemaakt van de jaarlijkse 90 investerings- en werkingskost<br />

voor de zuivering van 1 m³ afvalwater afkomstig van een 'gemiddeld bedrijf' uit de groenteen<br />

fruitverwerkende nijverheid (deelsectoren diepvries, conserven en sappen). Een<br />

gelijkaardige schatting wordt gemaakt in tabel b.19 voor de zuivering van 1 m³ afvalwater<br />

afkomstig van een 'gemiddeld aardappelverwerkend bedrijf'. Telkens wordt de toepassing van<br />

de onderstaande zuiveringstechnieken in beschouwing genomen.<br />

- primaire +secundaire zuivering (norm lozing op riool);<br />

- primaire zuivering + anaërobe voorzuivering + aërobe zuivering met inbegrip<br />

van nitrificatie / denitrificatie / defosfatatie (norm lozing op oppervlaktewater);<br />

- primaire zuivering + anaërobe voorzuivering + aërobe zuivering met inbegrip<br />

van nitrificatie / denitrificatie / defosfatatie + coagulatie / flocculatie / filtratie<br />

(norm lozing van stedelijk afvalwater);<br />

- primaire +secundaire + verregaande tertiaire zuivering (basiskwaliteitsnorm).<br />

Een gelijkaardige schatting van de jaarlijkse 91 investerings- en werkingskost voor de<br />

zuivering van 1 m³ afvalwater afkomstig van een 'gemiddeld bedrijf' uit de<br />

aardappelschilsector dat rechtstreeks levert aan de versmarkt is terug te vinden in tabel b.20<br />

bij toepassing van volgende zuiveringstechnieken:<br />

- primaire zuivering;<br />

- primaire +secundaire zuivering (norm lozing op riool);<br />

- primaire zuivering + anaërobe voorzuivering + aërobe zuivering met inbegrip<br />

van nitrificatie / denitrificatie / defosfatatie (norm lozing op oppervlaktewater);<br />

- primaire zuivering + anaërobe voorzuivering + aërobe zuivering met inbegrip<br />

van nitrificatie / denitrificatie / defosfatatie + coagulatie / flocculatie / filtratie<br />

(norm lozing van stedelijk afvalwater).<br />

In de tabellen b.21 tot b.24 zijn de kosten inclusief de afvalwaterlozingsheffingen berekend.<br />

90 afschrijvingstermijn 15 jaren<br />

91 afschrijvingstermijn 15 jaren


Tabel b.18: Kosten afvalwaterzuivering voor bedrijven met een capaciteit<br />

van 30 000 ton eindproduct per jaar<br />

[deelsectoren diepvries, conserven en sappen]


Tabel b.19: Kosten afvalwaterzuivering voor bedrijven met een capaciteit<br />

van 30 000 ton eindproduct per jaar<br />

[deelsector aardappelverwerking]


Tabel b.20: Kosten afvalwaterzuivering voor bedrijven met een capaciteit van 3 000 ton<br />

eindproduct per jaar [deelsector aardappelschilbedrijven die rechtstreeks leveren aan de<br />

versmarkt]


Tabel b. 21: Jaarlijkse totale kosten van afvalwaterzuivering in de diepvriesgroentesector


Tabel b. 22: Jaarlijkse totale kosten van afvalwaterzuivering in de groenteconservensector


Tabel b. 23: Jaarlijkse totale kosten van afvalwaterzuivering<br />

in de aardappelverwerkende sector


Tabel b. 24: Jaarlijkse totale kosten van afvalwaterzuivering in de aardappelschilsector


BIJLAGE 9: WATERBALANSSCHEMA'S<br />

Aan de hand van een aantal schema's (waterbalansschema's) wordt telkens voor een<br />

gemiddeld bedrijf uit de deelsectoren 'diepvries', 'conserven', 'aardappelverwerking' en<br />

'aardappelschillers' een inschatting gemaakt van de input 92 en output van water in de<br />

productieprocessen. De productieprocessen worden hierbij beschouwd <strong>als</strong> een zwarte doos.<br />

Voor de eenvoud wordt het hergebruik van water binnen de productieprocessen toch<br />

beschouwd <strong>als</strong> extern hergebruikt water. Gebruikt proceswater dat hergebruikt wordt, wordt<br />

in mindering gebracht van het te zuiveren afvalwater. Het te hergebruiken water wordt<br />

voorafgaandelijk gezuiverd (al dan niet verregaand). Voor de duidelijkheid wordt de<br />

zuivering van het te hergebruiken water beschouwd <strong>als</strong> een afzonderlijk proces, ten opzichte<br />

van de eindzuivering van het afvalwater. Er wordt bovendien vanuit gegaan dat alle water dat<br />

wordt hergebruikt in het productieproces wordt gechloreerd.<br />

92 jaarlijks verbruik van hoogkwalitatief water (zie tabellen b.8-b.11, bijlage 6)


DIEPVRIESSECTOR<br />

Toepassing maatregelen van goede bedrijfspraktijk inzake watergebruik en -hergebruik


DIEPVRIESSECTOR<br />

Toepassing BBT inzake watergebruik en -hergebruik


CONSERVENSECTOR<br />

Toepassing maatregelen van goede bedrijfspraktijk inzake watergebruik en -hergebruik


CONSERVENSECTOR<br />

Toepassing BBT inzake watergebruik en –hergebruik


AARDAPPELVERWERKENDE SECTOR<br />

Toepassing maatregelen van goede bedrijfspraktijk inzake watergebruik en -hergebruik


AARDAPPELVERWERKENDE SECTOR<br />

Toepassing BBT inzake watergebruik en -hergebruik


AARDAPPELSCHILSECTOR<br />

Toepassing maatregelen van goede bedrijfspraktijk inzake watergebruik en -hergebruik


AARDAPPELSCHILSECTOR<br />

Toepassing BBT inzake watergebruik en -hergebruik


BIJLAGE 10: SCHATTING VAN HET AFVALWATERLOZINGS-<br />

DEBIET VOOR EN NA TOEPASSING VAN BBT<br />

Uitgaande van de waterbalansschema's (zie bijlage 9) en de verbruikscijfers van<br />

hoogkwalitatief water (bijlage 6), wordt een inschatting gemaakt van het<br />

afvalwaterlozingsdebiet voor een gemiddeld bedrijf uit de deelsectoren 'diepvries',<br />

'conserven', 'aardappelverwerking' en 'aardappelschillers'. Deze inschatting wordt gemaakt in<br />

drie situaties:<br />

- bij toepassing van goede bedrijfspraktijken inzake watergebruik en -hergebruik;<br />

- in de huidige situatie;<br />

- bij toepassing van BBT inzake watergebruik en -hergebruik.<br />

Een overzicht is terug te vinden in de tabellen b.25-b.28.


Bron: waterbalansen (bijlage 9)<br />

Tabel b. 25: Schatting van het afvalwaterlozingsdebiet van de diepvriesgroentesector


Bron: waterbalansen (bijlage 9)<br />

Tabel b. 26: Schatting van het afvalwaterlozingsdebiet van de groenteconservensector


Tabel b. 27: Schatting van het verbruik van hoogkwalitatief water en het afvalwaterlozingsdebiet van de aardappelverwerkende sector<br />

Bron: waterbalansen (bijlage 9)


Tabel b. 28: Schatting van het verbruik van hoogkwalitatief water en het afvalwaterlozingsdebiet van de aardappelschilsector<br />

Bron: waterbalansen (bijlage 9)


BIJLAGE 11: HET MIOW + -MODEL<br />

11.1 Inleiding<br />

Het MIOW + -model werd in 1995 door het Instituut voor Milieuvraagstukken (IvM) van de<br />

Vrije Universiteit van Amsterdam uitgewerkt in opdracht van de Nederlandse Provincies en<br />

het RIZA 93 . Het bouwt verder op het MIOW-model dat in 1986 ontwikkeld werd door het<br />

IvM.<br />

Het MIOW + -model is een hulpmiddel dat het BBT-kenniscentrum gebruikt voor de evaluatie<br />

van bedrijfseconomische effecten van milieumaatregelen. Het maakt het mogelijk om op<br />

individueel bedrijfsniveau de bedrijfseconomische gevolgen van een pakket milieuinvesteringen<br />

in beeld te brengen en daarover een objectief oordeel te geven. Deze informatie<br />

kan gebruikt worden om de vraag te beantwoorden of het pakket milieumaatregelen dat<br />

voorgesteld wordt, van een bedrijf verlangd kan worden. Om te oordelen of een bepaalde<br />

investering haalbaar is voor een sector, wordt getracht een ‘gemiddelde onderneming’ voor de<br />

bestudeerde sector te bepalen.<br />

11.2 Opzet van het MIOW + -model<br />

In de MIOW + -methode wordt de huidige en toekomstige bedrijfseconomische situatie van de<br />

onderneming bestudeerd met en zonder extra milieu-investeringen. MIOW + geeft op die wijze<br />

een oordeel over de gevolgen van milieukosten voor de bedrijfscontinuïteit. Karakterisering<br />

van de economische situatie gebeurt aan de hand van een aantal bedrijfsinterne en -externe<br />

kengetallen. Na weging resulteren die in een score voor het Weerstandsvermogen (W) en de<br />

Marktsituatie (M). Kern van de methode is dat aan de hand van de waarden van W en M<br />

bepaald kan worden in hoeverre de extra milieukosten voor eigen rekening genomen kunnen<br />

worden en in welke mate doorrekening naar de afnemers kan plaatsvinden.<br />

93 RIZA: Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling


Weerstandsvermogen<br />

W1<br />

Bruto Milieukosten<br />

Kb<br />

Marktsituatie<br />

M<br />

W1: weerstandsvermogen van de onderneming voor het invoeren van de milieu-investeringen;<br />

W2: weerstandsvermogen van de onderneming na het invoeren van de milieu-investeringen;<br />

Kb: bruto milieukosten, de milieukosten zonder doorrekening naar de afnemer;<br />

Kn: netto milieukosten, de milieukosten na doorrekening naar de afnemer;<br />

M: marktsituatie;<br />

IO: Internationale Omgeving.<br />

Bron: van der Woerd e.a., 1996.<br />

Netto Milieukosten<br />

Figuur b.1 Opzet van het MIOW + -model<br />

Figuur b.1 geeft de algemene opzet van het model weer. MIOW + begint met het bepalen van<br />

het weerstandsvermogen van het bedrijf zonder dat er sprake is van extra milieuinvesteringen<br />

(W1). W1 is een gewogen gemiddelde van een aantal interne kengetallen. Door<br />

de score van W1 te vergelijken met vooraf ingevoerde normen of kritische grenzen, is te<br />

bepalen of dit Weerstandsvermogen zich in een veilige, onzekere of onveilige situatie bevindt.<br />

MIOW + bepaalt vervolgens de score voor de Marktsituatie (M). M is een gewogen<br />

gemiddelde van een aantal externe kengetallen. De M-score bepaalt welk percentage van de<br />

milieukosten aan de consumenten kan worden doorgerekend zonder het risico te lopen dat de<br />

omzet zal dalen (0 %, 25 % of 50 % van de milieukosten). Alvorens het definitieve<br />

doorrekeningspercentage vast te leggen wordt nog rekening gehouden met de Internationale<br />

Omgeving (IO). Een sterke internationale concurrentie beperkt de mogelijkheid om extra<br />

kosten door te rekenen aan de consument.<br />

Aan de hand van het doorrekeningspercentage worden de bruto milieukosten (Kb, de totale<br />

jaarlijkse kosten) vertaald in netto milieukosten (Kn, de jaarlijkse kosten verminderd met het<br />

deel dat doorgerekend kan worden aan de afnemers).<br />

Kn<br />

Internat. Omgeving<br />

IO<br />

Weerstandsvermogen<br />

W2


Indien de opbrengsten van de milieu-investeringen opwegen tegen de kosten ervan, stelt het<br />

probleem van de doorrekening zich uiteraard niet. Het risico van een omzetdaling is er niet<br />

meer vermits de doorrekening van deze (netto) opbrengsten enkel een prijsverlaging met zich<br />

mee kan brengen. Indien er sprake is van opbrengsten in plaats van kosten, worden de bruto<br />

milieuopbrengsten (Ob) gewoon in rekening gebracht zonder dat doorrekening plaatsvindt.<br />

Nadat de milieukosten en opbrengsten (al dan niet na doorrekening) bepaald zijn, berekent<br />

MIOW + opnieuw het weerstandsvermogen van het bedrijf (W2), waarbij rekening wordt<br />

gehouden met de te verwachten extra milieukosten (Kn) of opbrengsten. Ook voor W2 wordt<br />

aangegeven of het bedrijf zich in een veilige, onzekere of onveilige situatie bevindt.<br />

Tenslotte wordt de score van het Weerstandsvermogen inclusief milieumaatregelen (W2)<br />

vergeleken met de score van het Weerstandsvermogen exclusief milieumaatregelen (W1). Op<br />

deze wijze wordt inzicht verkregen in de invloed van milieumaatregelen op de<br />

bedrijfscontinuïteit.<br />

a Het weerstandsvermogen<br />

Het Weerstandsvermogen (W1 en W2) van de bestudeerde onderneming kan opgedeeld<br />

worden in een weerstandsvermogen op korte termijn (liquiditeit) en een weerstandsvermogen<br />

op lange termijn (overige kengetallen). Daarbij worden de volgende kengetallen gebruikt:<br />

Weerstandsvermogen op korte termijn<br />

• quick ratio (liquiditeit in enge zin);<br />

• current ratio (liquiditeit in ruime zin).<br />

Weerstandsvermogen op lange termijn<br />

• solvabiliteit (eigen vermogen / totaal vermogen);<br />

• rentedekking (bedrijfsresultaat / financiële baten en lasten);<br />

• rendabiliteit van het totaal vermogen (RTV; bedrijfsresultaat / totaal vermogen);<br />

• winstmarge (bedrijfsresultaat / netto omzet);<br />

• omloopsnelheid activa (netto omzet / totale activa);<br />

• kapitaalintensiteit (materiële vaste activa / netto omzet).<br />

De weerstandsvermogens op korte en op lange termijn worden door MIOW + naast elkaar<br />

vermeld. Bij de bepaling van de tota<strong>als</strong>core voor W-korte termijn is de invloed van de quick<br />

ratio (67 %) dubbel zo groot <strong>als</strong> die van de current ratio (33 %). De score van W-lange<br />

termijn wordt bepaald door de solvabiliteit (11 %), rentedekking (6 %), RTV (33 %),<br />

winstmarge (17 %), omloopsnelheid activa (22 %) en kapitaalintensiteit (11 %).<br />

b De marktsituatie<br />

De Marktsituatie (M) van de bestudeerde onderneming kan opgedeeld worden in<br />

‘concurrentiescore’ en ‘marktpositie’. Om deze te bepalen worden de volgende kengetallen<br />

gebruikt:


Concurrentiescore (cf. bronnen van concurrentie, hoofdstuk 2)<br />

- machtspositie leveranciers (aantal leveranciers, alternatieve leveranciers,<br />

omschakelingskosten);<br />

- machtspositie afnemers (aantal afnemers, omzetpercentage bij de vier grootste afnemers);<br />

- potentiële concurrentie (aantal substituutproducten, omschakelingskosten naar<br />

substituutproducten);<br />

- dreiging nieuwe toetreders (toetreders afgelopen vijf jaren, toetreders komende vijf jaren,<br />

problemen door nieuwe toetreders);<br />

- marktaandeel vier grootste aanbieders (omzetpercentage bij vier grootste aanbieders).<br />

Marktpositie (cf. evolutie van de bedrijfstak, hoofdstuk 2)<br />

- omzetverandering eigen bedrijf voor de afgelopen vier en de komende vijf jaren (in<br />

procenten per jaar);<br />

- verandering marktaandeel eigen bedrijf voor de afgelopen vier en de komende vijf jaren<br />

(in procenten per jaar).<br />

Het rekenkundig gemiddelde van de scores op het gebied van de machtspositie leveranciers,<br />

machtspositie afnemers, potentiële concurrentie, dreiging van nieuwe toetreders en<br />

marktaandeel vier grootste aanbieders bepaalt de concurrentiescore. De score voor de<br />

marktpositie wordt bepaald door het rekenkundig gemiddelde te nemen voor de score met<br />

betrekking tot de omzetverandering en de verandering van het marktaandeel voor de<br />

afgelopen vier en de komende vijf jaren. De marktsituatie wordt bepaald door het<br />

rekenkundig gemiddelde te nemen van de concurrentiescore en de marktpositie.<br />

c De internationale omgeving<br />

De score met betrekking tot de Internationale Omgeving (IO) wordt bepaald door de omvang<br />

van de omzet die het bedrijf haalt in het buitenland en door het relatief belang van de<br />

milieueisen in deze afzetlanden. Indien een zeer groot deel van de omzet<br />

(bijvoorbeeld > 80 %) gerealiseerd wordt in een ander land waar minder strenge milieueisen<br />

zijn, spreekt het voor zich dat de mogelijkheid om extra milieukosten door te rekenen aan de<br />

(buitenlandse) afnemers, zonder dat een omzetdaling optreedt, erg beperkt zal zijn.<br />

De bepaling van de toestand van de internationale omgeving gebeurt niet door middel van een<br />

score 94 maar wordt vastgelegd op basis van een aantal algemene vragen met betrekking tot de<br />

export en de kenmerken van de landen naar waar geëxporteerd wordt.<br />

94<br />

Het enige element waar een score aan toegekend wordt, is het percentage van de omzet dat behaald wordt in<br />

landen met minder strenge milieueisen.


11.3 De scores voor het Weerstandsvermogen en de Marktsituatie<br />

Zowel bij de individuele kengetallen <strong>als</strong> bij het Weerstandsvermogen en de Marktsituatie<br />

werkt MIOW + met scores: getallen worden, aan de hand van vooraf bepaalde kritische<br />

grenzen, omgezet in scores tussen 1 en 5. Een score van 1 betekent dat de waarde van het<br />

kengetal te omschrijven is <strong>als</strong> "zeer slecht", een score van 2 "slecht", score 3 "redelijk", score<br />

4 "goed" en score 5 "zeer goed".<br />

Het Weerstandsvermogen wordt bepaald door het gewogen gemiddelde te nemen van de<br />

afzonderlijke kengetallen. Op basis van de eindscore van het Weerstandsvermogen wordt<br />

bepaald of de onderneming zich in een onveilige, onzekere of veilige situatie bevindt. De<br />

eerste kolom van tabel b.29 geeft de waarden van het Weerstandsvermogen en de scores die<br />

daaraan gekoppeld worden.<br />

De eindscore van de Marktsituatie wordt bepaald door het rekenkundig gemiddelde te nemen<br />

van de scores van de markt- en de concurrentiekenmerken. Op basis van deze eindscore<br />

wordt dan het doorrekeningspercentage van de milieukosten bepaald. De tweede kolom van<br />

tabel b.29 geeft de omschrijving van de in MIOW + opgenomen scores met de bijhorende<br />

kritische grenzen.<br />

Tabel b.29: scores voor de kengetallen van het Weerstandsvermogen (W)<br />

en de Marktsituatie (M)<br />

Weerstandsvermogen (W1 en W2) Marktsituatie (M) en doorrekening 95<br />

score < 1,5<br />

onveilig<br />

score 1,5 - 2,5<br />

onzeker<br />

score > 2,5<br />

veilig<br />

Bron: van der Woerd e.a., 1996.<br />

Score < 2,5<br />

0% van de milieukosten doorrekenen<br />

Score 2,5 - 3,5<br />

25% van de milieukosten doorrekenen<br />

Score > 3,5<br />

50% van de milieukosten doorrekenen<br />

95 Alvorens dit doorrekeningspercentage toe te passen wordt eerst nog gekeken naar de Internationale<br />

Omgeving.


BIJLAGE 12: DE JAARREKENINGEN VAN DE GEMIDDELDE<br />

BEDRIJVEN UIT DE GROENTE- EN<br />

FRUITVERWERKENDE NIJVERHEID<br />

In de tabellen b.30-b.33 wordt een overzicht gegeven van de jaarrekening van de gemiddelde<br />

bedrijven uit de deelsectoren diepvries, conserven, aardappelverwerking en aardappelschillers<br />

die rechtstreeks leveren aan de versmarkt. Deze gegevens werden in rekening gebracht bij de<br />

bepaling van de socio-economische doorlichting (zie hoofdstuk 2) en de economische<br />

haalbaarheid van een aantal scenario's (zie hoofdstukken 5 en 7).<br />

Tabel b.30: jaarrekening van de gemiddelde onderneming<br />

uit de diepvriessector (in kBEF)<br />

1995 1996<br />

ACTIVA 862.168 945.232<br />

VASTE ACTIVA 236.402 264.358<br />

I. Oprichtingskosten 53 34<br />

II. Immateriële Vaste Activa 0 13<br />

III. Materiële Vaste Activa 191.311 221.043<br />

IV. Financiële Vaste Activa 45.038 43.268<br />

VLOTTENDE ACTIVA 625.766 680.874<br />

V. Vorderingen >1j<br />

VI. Voorraden 248.644 280.181<br />

VII. Vorderingen 1j 98.669 97.172<br />

IX. Schulden


Tabel b.31: jaarrekening van de gemiddelde onderneming<br />

uit de conservenindustrie (in kBEF)<br />

1995 1996<br />

ACTIVA 980.541 1.023.320<br />

VASTE ACTIVA 239.614 234.763<br />

I. Oprichtingskosten 0 0<br />

II. Immateriële Vaste Activa 99 72<br />

III. Materiële Vaste Activa 95.164 87.019<br />

IV. Financiële Vaste Activa 144.351 147.672<br />

VLOTTENDE ACTIVA 740.927 788.557<br />

V. Vorderingen >1j 3.993 2.953<br />

VI. Voorraden 408.165 465.629<br />

VII. Vorderingen 1j 173.925 171.817<br />

IX. Schulden


Tabel b.32: jaarrekening van de gemiddelde onderneming<br />

uit de aardappelverwerkende nijverheid (in kBEF)<br />

1995 1996<br />

ACTIVA 659.484 681.081<br />

VASTE ACTIVA 356.901 356.649<br />

I. Oprichtingskosten 54 36<br />

II. Immateriële Vaste Activa 30.980 0<br />

III. Materiële Vaste Activa 261.598 266.371<br />

IV. Financiële Vaste Activa 64.269 90.242<br />

VLOTTENDE ACTIVA 302.583 324.432<br />

V. Vorderingen >1j 1.816 1.948<br />

VI. Voorraden 79.769 72.985<br />

VII. Vorderingen 1j 125.749 97.964<br />

IX. Schulden


Tabel b.33: jaarrekening van de gemiddelde aardappelschiller<br />

(in kBEF)<br />

1995<br />

ACTIVA 19.778<br />

VASTE ACTIVA 14.161<br />

I. Oprichtingskosten 0<br />

II. Immateriële Vaste Activa 1.080<br />

III. Materiële Vaste Activa 10.484<br />

IV. Financiële Vaste Activa 2.597<br />

VLOTTENDE ACTIVA 5.617<br />

V. Vorderingen >1j 0<br />

VI. Voorraden 939<br />

VII. Vorderingen 1j 6.123<br />

IX. Schulden


BIJLAGE 13: TECHNIEKBLADEN


Proces: Afvalwaterzuivering<br />

Zuiveringsgroep: Primaire zuivering<br />

Zuiveringsstap: Zeef<br />

TECHNIEKBLAD 1<br />

ROOSTER<br />

Doel:<br />

Verwijderen van grove delen en zwevende stoffen uit het ruw afvalwater.<br />

Principe:<br />

Een rooster is opgebouwd uit een reeks parallelle staven of lamellen (met een<br />

spleetopening tot 50 mm) en heeft <strong>als</strong> doel zeer grove delen (b.v. takken, …) uit het<br />

ruw afvalwater te verwijderen. Water en kleinere delen migreren doorheen het<br />

rooster; het roostergoed (grove delen) dient regelmatig verwijderd te worden (b.v. met<br />

behulp van een hark (manueel), schraper (automatisch), …).<br />

Milieuvoordeel:<br />

Door ruw afvalwater te ontdoen van zijn grove delen, wordt voorkomen dat<br />

onderdelen van de afvalwaterzuiveringsinstallatie (b.v. pompen, leidingen, …)<br />

beschadigd worden.<br />

Financiële aspecten 1 :<br />

De investeringskost voor een manueel rooster met debieten tussen de 10-100 m³/u kan<br />

worden geschat tussen de 70 000-120 000 BEF. De werkingskost van een manueel<br />

rooster is verwaarloosbaar (


Proces: Afvalwaterzuivering<br />

Zuiveringsgroep: Primaire zuivering<br />

Zuiveringsstap: Zeef<br />

TECHNIEKBLAD 2<br />

ZEEFBOCHT<br />

Doel:<br />

Verwijderen van grove delen en zwevende stoffen uit het ruw afvalwater.<br />

Principe:<br />

Ruw afvalwater wordt over een zeef geleid, die opgesteld staat onder een bepaalde<br />

hoek. De grove delen (>0,5 mm) blijven achter op het zeefoppervlak, dat regelmatig<br />

gereinigd dient te worden (b.v. met behulp van een hark (manueel), schraper<br />

(automatisch), …). Water en fijne deeltjes migreren vertikaal doorheen de zeef.<br />

Figuur 2 :<br />

Milieuvoordeel:<br />

Door ruw afvalwater te ontdoen van zijn grove delen, wordt voorkomen dat<br />

onderdelen van de afvalwaterzuiveringsinstallatie (b.v. pompen, leidingen, …)<br />

beschadigd worden.<br />

Financiële aspecten 3 :<br />

Investeringskost: 500 000 BEF<br />

Totale jaarlijkse kost: 240 000 BEF/jr<br />

Totale kost per m³: 2 BEF/m³<br />

2 Bron: Van Deventer, W.T. (1994)<br />

3 Mondelinge mededeling door M. Gysen (<strong>Vito</strong>) (dd.26/10/98)


Proces: Afvalwaterzuivering<br />

Zuiveringsgroep: Primaire zuivering<br />

Zuiveringsstap: Zeef<br />

TECHNIEKBLAD 3<br />

TROMMELZEEF<br />

Doel:<br />

Verwijderen van grove delen en zwevende stoffen uit het ruw afvalwater.<br />

Principe:<br />

Een trommelzeef bestaat uit een roterende geperforeerde cilinder waardoor ruw<br />

afvalwater horizontaal stroomt. Afvalwater en kleine deeltjes migreren vertikaal<br />

doorheen de zeef (gedeelte van de cilinder dat zich onderaan bevindt); grove delen<br />

kleven tegen de binnenzijde van de cilinder en worden meegevoerd met het roterend<br />

systeem. Boven aan het systeem bevinden zich sproeikoppen, die <strong>als</strong> functie hebben<br />

het losmaken van de grove delen. Deze fractie valt in een vergaarbak en wordt<br />

vervolgens via een vijzelsysteem afgevoerd.<br />

Figuur 4 :<br />

4 Bron: Hogere Cursus Afvalwaterzuivering KVIV (1999)


Milieuvoordeel:<br />

Door ruw afvalwater te ontdoen van zijn grove delen, wordt voorkomen dat<br />

onderdelen van de afvalwaterzuiveringsinstallatie (b.v. pompen, leidingen, …)<br />

beschadigd worden.<br />

Financiële aspecten 5 :<br />

De investeringskost voor een roterende trommelzeef (diameter zeefopeningen<br />

0,5 mm) met een debiet van 20-25 m³/h kan worden geschat op 700 000-900 000<br />

BEF. De werkingskost wordt geschat op ongeveer 0,5 BEF/m³.<br />

5 Bron: De heer de Vreugd (TNO-RT) uit BBT voor de wasserijen (199x)


Proces: Afvalwaterzuivering<br />

Zuiveringsgroep: Primaire zuivering<br />

Zuiveringsstap: Sedimentatie<br />

TECHNIEKBLAD 4<br />

ZANDVANG (b.v. hydrocycloon)<br />

Doel:<br />

Verwijderen van bezinkbare delen (meer bepaald zanddeeltjes met een diameter<br />

groter dan 0,2 mm) uit het ruw afvalwater.<br />

Principe:<br />

Bij de hydrocycloon gebeurt afscheiding van vaste deeltjes uit de vloeistofstroom<br />

onder invloed van de centrifugaalkracht. Deze kracht is het gevolg van een<br />

wervelstroming, veroorzaakt door de tangentiële invoer van de voedingsstroom in een<br />

cilindrisch-conisch gevormd lichaam.<br />

Afvalwater wordt dus tangentieel boven aan de zandvanger ingebracht waardoor de<br />

watermassa een draaiende beweging maakt. Eventueel worden peddels ingebouwd in<br />

het systeem om circulatie van het water te onderhouden bij lagere debieten en om het<br />

lichter organisch materiaal in suspensie te houden. Zanddeeltjes zetten zich af tegen<br />

de wand van de hydrocycloon, glijden langsheen de wand naar beneden en komen<br />

terecht in de zandput. Van hieruit wordt het zand door middel van een pompsysteem<br />

afgevoerd.<br />

Figuur:<br />

Tangentiële toevoer<br />

Voeding<br />

Overflow (geklaarde vloeistof)<br />

Underflow<br />

Cylindrisch gedeelte<br />

Conisch gedeelte<br />

Apex


Milieuvoordeel:<br />

Door verwijdering van zanddeeltjes (harde siliciumverbinding met erosieve en<br />

abrasieve eigenschappen) uit het afvalwater wordt overmatige slijtage voorkomen van<br />

bepaalde onderdelen van de waterzuiveringsinstallatie (b.v. pompen, buizen,<br />

ventielen, …)<br />

Financiële aspecten:<br />

Voor een systeem met een capaciteit van 100 m³/u wordt de investeringskost geschat<br />

op 2 MBEF. De geschatte werkingskost 6 bedraagt 2 BEF/m³.<br />

7<br />

Investeringskost: 500 000 BEF<br />

Totale jaarlijkse kost: 250 000 BEF/jr<br />

Totale kost per m³: 2,08 BEF/m³<br />

Opmerking 8 :<br />

Veelal worden betonnen bezinkingsbekkens toegepast, specifiek op het waswater.<br />

Hiervan kan de investeringskost geschat worden op 2-3 MBEF en de jaarlijkse<br />

werkingskost op ±200 000 BEF. De systemen met een cycloonafscheider vergen een<br />

hoge exploitatiekost gezien het zeer abrasieve karakter (slijtage op pompen en toestel,<br />

toezicht, enz.).<br />

6 Environmental Technology Monographs Handbook (1996)<br />

7 Mondelinge mededeling door M. Gysen (<strong>Vito</strong>)<br />

8 Schriftelijke mededeling door R. Cools (VEGEBE/BELGAPOM)


TECHNIEKBLAD 5<br />

FLOTATIE MET BEHULP VAN OPBORRELENDE LUCHT<br />

DISSOLVED AIR FLOTATION (DAF) 9<br />

Proces: Afvalwaterzuivering<br />

Zuiveringsgroep: Primaire zuivering<br />

Zuiveringsstap: Flotatie<br />

Doel:<br />

Verwijderen van zwevende stoffen (b.v. zetmeel, vet en olie, …) uit het ruw<br />

afvalwater.<br />

Principe<br />

Lucht wordt <strong>als</strong> fijn verdeelde bellen ingebracht in het te behandelen afvalwater.<br />

Stoffen die hydrofoob (waterafstotend) zijn (b.v. vet en olie) zullen zich aan deze<br />

luchtbellen hechten. Hierdoor wordt de densiteit van deze deeltjes kleiner dan deze<br />

van water en gaan ze naar het wateroppervlak migreren. Door toevoeging van<br />

oppervlakte-actieve stoffen is het mogelijk om deeltjes, die van nature uit niet<br />

waterafstotend zijn (b.v. zetmeel), toch hydrofoob te maken. De gevormde drijflaag<br />

dient regelmatig verwijderd te worden (b.v. automatisch met behulp van een<br />

schraaparm).<br />

Milieuvoordeel:<br />

Zwevende stoffen verhinderen de goede werking van b.v. UASB-systeem (anaërobe<br />

voorzuivering). Het zoveel mogelijk verwijderen van zwevende stoffen tijdens de<br />

primaire zuivering d.m.v. flotatie (virtuele eindconcentratie nul) maakt het afvalwater<br />

geschikt voor secundaire behandeling (anaërobe voorzuivering). Het huidig UASBsysteem<br />

is echter minder onderhevig aan verstopping door zwevende stoffen<br />

(slibkorrels treden op filter), waardoor verwijdering van de zwevende stoffen d.m.v.<br />

flotatie niet meer nodig is <strong>als</strong> voorbereiding op de anaërobe zuiveringsstap. In de<br />

aardappelverwerkende sector blijft de flotator / lamellenscheider echter van<br />

toepassing voor de verwijdering van vetten uit het afvalwater.<br />

Financiële aspecten:<br />

Meer dan 50% (dit betreft 0,02-0,2 kWh per m³) van het energiegebruik is gericht op<br />

het genereren / introduceren van gasbellen in het afvalwater.<br />

De investeringskost van een DAF-systeem kan geschat worden op 20 000- 400 000<br />

BEF/m³ systeemvolume (inclusief randapparatuur, exclusief eventuele voor en / of<br />

nabehandelingsapparatuur). De exploitatiekosten liggen meestal tussen de 2-40<br />

BEF/m³. (Joziasse, J. et al., 1992)<br />

9 Joziasse, J. et al. (1992) vermeldt volgende alternatieve methoden: IAF (Induced Air Flotation),<br />

elektrochemische flotatie en chemische flotatie.


10 Investeringskost: 4 000 000 BEF<br />

Totale jaarlijkse kost: 960 000 BEF/jr<br />

Totale kost per m³: 8 BEF/m³<br />

10 Mondelinge mededeling door M. Gysen (<strong>Vito</strong>)


Proces: Afvalwaterzuivering<br />

Zuiveringsgroep: Primaire zuivering<br />

Zuiveringsstap: Flotatie<br />

TECHNIEKBLAD 6<br />

LAMELLENSCHEIDER<br />

Doel:<br />

Verwijderen van zwevende stoffen (b.v. zetmeel, vet en olie, …) uit het ruw<br />

afvalwater.<br />

Principe<br />

In een lamellenscheider zijn een reeks van parallelle platen (lamellen) onder een hoek<br />

van 45° geplaatst. Afvalwater wordt boven aan het systeem ingebracht. De<br />

zwevende stoffen, aanwezig in het afvalwater, dienen slechts over een beperkte<br />

afstand op te drijven om de onderzijde van één van de lamellen te bereiken. Deze<br />

stoffen, met een densiteit kleiner dan die van water, vloeien vervolgens doorheen het<br />

lamellenpakket naar de oppervlakte, waar ze verwijderd dienen te worden.<br />

Door toepassing van deze techniek kunnen eveneens deeltjes met een densiteit die<br />

groter is dan die van water sneller tot bezinking worden gebracht. Deze deeltjes<br />

dienen slechts over een beperkte afstand te bezinken om de bovenzijde van één van de<br />

lamellen te bereiken. De deeltjes rollen vervolgens langsheen de plaat naar de bodem<br />

en worden onderaan het systeem afgescheiden.<br />

Figuur 11 :<br />

Milieuvoordeel:<br />

Zwevende stoffen kunnen op relatief eenvoudige wijze en tegen lage energiekosten<br />

worden verwijderd uit het afvalwater door middel van een lamellenseparator.<br />

11 Bron: Van Deventer, W.T. (1994)


Zwevende stoffen verhinderen de goede werking van b.v. UASB-systeem (anaërobe<br />

voorzuivering) 12 . Het zoveel mogelijk verwijderen van zwevende stoffen tijdens de<br />

primaire zuivering d.m.v. flotatie (virtuele eindconcentratie nul) maakt het afvalwater<br />

geschikt voor secundaire behandeling (anaërobe voorzuivering). Het huidig UASBsysteem<br />

is echter minder onderhevig aan verstopping door zwevende stoffen<br />

(slibkorrels treden op filter), waardoor verwijdering ven de zwevende stoffen d.m.v.<br />

flotatie niet meer nodig is <strong>als</strong> voorbereiding op de anaërobe zuiveringsstap 13 . In de<br />

aardappelverwerkende sector blijft de flotator / lamellenscheider echter van<br />

toepassing voor de verwijdering van vetten uit het afvalwater 14 .<br />

Financiële aspecten 15 :<br />

Geschatte investeringskost voor een systeem met een capa van 25m³/u bedraagt<br />

ongeveer 4 MBEF. De werkingskost kan variëren tussen de 20-100 BEF/m³.<br />

12 Mondelinge mededeling door S. Laridon tijdens bedrijfsbezoek d'Arta (dd. 24/08/98)<br />

13 Mondelinge mededeling door JP. Debackere d'Arta (dd. 26/05/99)<br />

14 Mondelinge mededeling door A. Wallays Agristo (dd. 31/05/99)<br />

15 Environmental Technology Monograph Handbook (1996)


TECHNIEKBLAD 7<br />

MENGTANK, BUFFER-, NEUTRALISATIE-<br />

OF VOORBEZINKINGSBEKKEN<br />

Proces: Afvalwaterzuivering<br />

Zuiveringsgroep: Primaire zuivering<br />

Zuiveringsstap: Mengtank, buffer-, neutralisatie- of voorbezinkingsbekken<br />

Doel:<br />

Piekhoeveelheden/tekorten in de te behandelen afvalwaterstroom worden opgevangen<br />

door het primair behandeld afvalwater naar een bufferbekken te leiden. Van daaruit<br />

kan de secundaire zuiveringsstap continu worden gevoed.<br />

Sterke fluctuaties in de samenstelling van het te behandelen afvalwater kunnen<br />

voorkomen / beperkt worden door het primair behandeld afvalwater te verzamelen in<br />

een bekken. Indien nodig dient de pH gecorrigeerd te worden (b.v. door toevoeging<br />

van NaOH indien het afvalwater te sterk verzuurd is, door primair afvalwater te<br />

mengen met een hoeveelheid anaëroob behandeld afvalwater met een groot bufferend<br />

vermogen (zie verder), …).<br />

Afvalwater wordt in een wachtbekken gebracht; <strong>als</strong> gevolg van de gravitatie zakken<br />

de bezinkbare deeltjes uit. De bezinkbare deeltjes blijven op de bodem van het<br />

bekken achter, terwijl het afvalwater naar de volgende zuiveringsstap wordt gebracht.<br />

Milieuvoordeel:<br />

Het geklaarde effluent van de primaire zuivering kan verder behandeld worden in de<br />

secundaire zuiveringsstap.<br />

Financiële aspecten:<br />

De investeringskost is afhankelijk van de dimensionering van het bekken. De rente en<br />

afschrijving kunnen geschat worden op ongeveer 10% van de investering per jaar. De<br />

energiekosten zijn meestal verwaarloosbaar, <strong>als</strong>ook de kosten van arbeid indien het<br />

een eenvoudig systeem betreft. Voor een eenvoudig systeem met een capa >800m³/u<br />

kunnen de kosten geschat worden op 1-2 BEF/m³ (Joziasse, J. et al., 1992).<br />

16 Investeringskost: 500 000 BEF<br />

Totale jaarlijkse kost: 360 000 BEF/jr<br />

Totale kost per m³: 3 BEF/m³<br />

16 Mondelinge mededeling door M. Gysen (<strong>Vito</strong>)


Proces: Afvalwaterzuivering<br />

TECHNIEKBLAD 8<br />

NATUURLIJKE GISTING<br />

Zuiveringsgroep: Secundaire zuivering<br />

Zuiveringsstap: Anaërobe voorzuivering (facultatief)<br />

Doel:<br />

Verwijderen van voornamelijk organische vervuiling (BOD en COD) uit het primair<br />

behandelde afvalwater.<br />

Principe:<br />

Indien afvalwater gedurende een bepaalde tijd ongemoeid blijft (b.v. in een<br />

voorbezinkingsbekken, …), dan treedt er natuurlijke gisting op. Dit proces kan<br />

beschouwd worden <strong>als</strong> een zeer éénvoudige vorm van anaërobie. Organische<br />

componenten uit het afvalwater (COD en BOD) worden tijdens deze zuiveringsstap<br />

tot 80% afgebroken.<br />

Milieuvoordeel:<br />

Door toepassing van aërobe voorzuivering zal o.a. de organische belasting van het<br />

afvalwater sterk gereduceerd worden, zodat de aërobie minder belast is (afbraak van<br />

organische stoffen met behulp van zuurstof).<br />

Financiële aspecten:<br />

Verwaarloosbaar (?)


TECHNIEKBLAD 9<br />

ANAËROBIE GEÏNCORPOREERD IN DE AËROBE ZUIVERINGSSTAP<br />

Proces: Afvalwaterzuivering<br />

Zuiveringsgroep: Secundaire zuivering<br />

Zuiveringsstap: Anaërobe voorzuivering (facultatief)<br />

Doel:<br />

Verwijderen van voornamelijk organische vervuiling (BOD en COD) uit het primair<br />

behandelde afvalwater.<br />

Principe<br />

Indien afvalwater ingebracht wordt in een zone van de aërobe reactor waar niet wordt<br />

belucht, dan zullen anaërobe processen, hetzij in beperkte mate, optreden. Het<br />

invoeren van één of meerdere anaërobe zones in het actief slibproces heeft <strong>als</strong><br />

bijkomend voordeel dat fosfaataccumulerende bacteriën in hun groei gestimuleerd<br />

worden. Deze groep van bacteriën (b.v. Acinetobacter) is in staat om extra fosfaat<br />

onder de vorm van polyfosfaten op te nemen. (proces = biologische defosfatering)<br />

Milieuvoordeel:<br />

Door toepassing van aërobe voorzuivering zal o.a. de organische belasting van het<br />

afvalwater sterk gereduceerd worden, zodat de aërobie minder belast is (afbraak van<br />

organische stoffen met behulp van zuurstof).<br />

Financiële aspecten:<br />

Verwaarloosbaar (?)


TECHNIEKBLAD 10<br />

UPFLOW ANAËROBIC SLUDGE BLANCKET (UASB)<br />

Proces: Afvalwaterzuivering<br />

Zuiveringsgroep: Secundaire zuivering<br />

Zuiveringsstap: Anaërobe voorzuivering (facultatief)<br />

Doel:<br />

Verwijderen van voornamelijk organische vervuiling (BOD en COD) uit het primair<br />

behandelde afvalwater<br />

Principe:<br />

Primair behandeld afvalwater (±15 m³) wordt opgewarmd (b.v. door een gasmotor op<br />

biogas, geproduceerd tijdens de anaërobe zuiveringsstap) tot een temperatuur van<br />

±45°C en samen met effluent uit de anaërobie (±30 m³) in een mengtank gebracht.<br />

Het effluent uit de anaërobie wordt gekenmerkt door een groot bufferend vermogen<br />

(pH 6-7); vers afvalwater daarentegen gaat gemakkelijk verzuren. Het gevormde<br />

afvalwatermengsel met een optimale temperatuur (±35°C) en pH (6-7) wordt in de<br />

UASB-reactor gebracht voor behandeling. Tijdens deze anaërobe fase worden lange<br />

koolstofketens, in opeenvolgende stappen door specifieke bacteriën, afgebroken,<br />

waarbij o.a. CH4, H2S, CO2 en H2 gevormd worden. Het gevormde biogas 17 wordt<br />

afgeleid en kan gevaloriseerd of afgefakkeld worden.<br />

Organische componenten uit het afvalwater (COD en BOD) worden tijdens deze<br />

zuiveringsstap 80-90% 18 afgebroken.<br />

Milieuvoordeel:<br />

Een groot gedeelte (80-90%) van de organische belasting (COD en BOD) van het<br />

afvalwater kan in de anaërobe (voor)zuiveringsstap reeds worden afgebroken.<br />

Hierdoor is minder zuurstof vereist voor de verdere afbraak van deze componenten<br />

tijdens de aërobe fase (=kostenbesparing).<br />

De hoeveelheid slib die gevormd wordt tijdens de anaërobe zuiveringsstap is zeer<br />

beperkt in vergelijking met de hoeveelheid gevormd aëroob slib.<br />

17 Globale samenstelling van droog biogas: CH4 (75 vol%), CO2 (20 vol%), N2 (


Financiële aspecten 19 :<br />

De investeringskost voor een UASB-reactor met een capaciteit van 25 m³/u, berekend<br />

voor een afvalwater met een COD-belasting van 30 000 mg/l, wordt geschat op 120<br />

MBEF. De werkingskost wordt geschat op 40 BEF/m³.<br />

20 Investeringskost: 35 000 000 BEF<br />

Totale jaarlijkse kost: 7 200 000 BEF/jr<br />

Totale kost per m³: 60 BEF/m³<br />

19<br />

Environmental Technology Monograph Handbook (1996)<br />

20<br />

Mondelinge mededeling door M. Gysen (<strong>Vito</strong>) (dd.26/10/98); situatie waarbij het gevormde biogas<br />

niet voor 100% wordt gevaloriseerd


Proces: Afvalwaterzuivering<br />

TECHNIEKBLAD 11<br />

ACTIEF SLIB PROCES<br />

Zuiveringsgroep: Secundaire zuivering<br />

Zuiveringsstap: Aërobe zuivering<br />

Doel:<br />

Verwijderen van de organische vervuiling (BOD, COD), samen met stikstof (N) en in<br />

beperkte mate fosfor (P) uit het afvalwater.<br />

Principe:<br />

Algemeen:<br />

De organische vervuiling (COD, BOD) in het afvalwater wordt tijdens de<br />

anaërobe zuiveringsstap afgebroken in aanwezigheid van zuurstof. Zuurstof<br />

wordt door een systeem van beluchters (oppervlaktebeluchters,<br />

dieptebeluchters, …) ingebracht in het te behandelen afvalwater. In<br />

uitzonderlijke omstandigheden wordt gebruik gemaakt van zuivere zuurstof =<br />

duur).<br />

Nitrificatie:<br />

Stikstof, meestal aanwezig in het afvalwater gebonden aan organische<br />

verbindingen (eiwitten, nucleïnezuren, ureum, …) of onder de vorm van<br />

ammonium, wordt tijdens de aërobe zuivering omgezet tot nitraat (NO3 - ). Deze<br />

omzetting wordt 'nitrificatie' genoemd. Tijdens een eerste stap wordt<br />

ammoniumstikstof in aanwezigheid van zuurstof omgezet naar nitriet (trage<br />

omzetting door Nitrosomonas); het gevormde nitriet wordt vervolgens in een<br />

tweede stap omgezet tot nitraat (snelle omzetting door Nitrobacter).<br />

Defosfatatie 21 :<br />

Tijdens de het actief-slibproces kunnen omstandigheden (invoeren van anaërobe<br />

zones) gecreëerd worden waarbij fosfaataccumulerende bacteriën (b.v.<br />

acinetobacter) worden aangerijkt. Deze aërobe bacteriën zijn in staat om, naast<br />

de normale hoeveelheid fosfaat die nodig is voor b.v. celgroei, extra fosfaat op<br />

te slaan in de cel onder de vorm van polyfosfaten (tot 12% massa% P).<br />

Milieuvoordeel:<br />

Het biologisch behandelen van afvalwater draagt er in sterke mate toe bij dat de<br />

effluentkwaliteit voldoende goed is om het afvalwater te lozen op riool (of eventueel<br />

oppervlaktewater).<br />

21 Bron: Baeyens, J. et al. (1995); van Deventer, W.T. (1994)


Financiële aspecten:<br />

De investeringskost van een biologisch systeem is sterk afhankelijk van het<br />

gehanteerde type. Voor een concreet bedrijf in de groenten- en fruitverwerkende<br />

nijverheid kan de investeringskost voor de biologische zuiveringsinstallatie geschat<br />

worden op ongeveer 30-50 MBEF 22 (gemiddeld 40 MBEF); werkingskost ongeveer 2<br />

MBEF/jaar.<br />

Gevaerts, W. et al. (1998) vermeldt volgende kosten voor het behandelen van<br />

grondwater met behulp van een biologische waterzuivering aëroob met slib op de<br />

drager:<br />

tot 10 m³/uur: 10 BEF per m³<br />

10-20 m³/uur: 8 BEF per m³<br />

20-30 m³/uur: 6 BEF per m³<br />

23 Investeringskost: 20 000 000 BEF<br />

Totale jaarlijkse kost: 5 400 000 BEF/jr<br />

Totale kost per m³: 45 BEF/m³<br />

Bijkomende aspecten:<br />

Secundair slib (voornamelijk aëroob slib) dat <strong>als</strong> secundaire grondstof naar de<br />

landbouw wordt afgevoerd is onderhevig aan de MAP-reglementering (o.a. dient de<br />

uitrijregeling gerespecteerd te worden).<br />

22 In de literatuur (Environmental Technology Monograph Handbook (1996)) staan gegevens voor<br />

investeringskost vermeld tot 200 MBEF.<br />

23 Mondelinge mededeling door M. Gysen (<strong>Vito</strong>)


Proces: Afvalwaterzuivering<br />

TECHNIEKBLAD 12<br />

DENITRIFICATIE<br />

Zuiveringsgroep: Secundaire zuivering<br />

Zuiveringsstap: Anaërobe nazuivering (facultatief)<br />

Doel:<br />

Verdere afbraak van stikstof dat onder de vorm van nitraat (NO3 - ) aanwezig is in het<br />

afvalwater.<br />

Principe:<br />

Het aanwezige nitraat dat tijdens de aërobe zuiveringsstap (nitrificatiestap) gevormd<br />

werd, kan verder afgebroken worden tijdens een anaërobe nazuivering, meer bepaald<br />

via denitrificatie. Nitraat wordt door denitrificerende bacteriën, via een aantal<br />

tussenstappen, omgezet tot het onschadelijke stikstofgas (N2). Enkele voorbeelden<br />

van denitrificerende bacteriën zijn: Paracoccus denitrificans en Pseudomonas<br />

denitrificans.<br />

(proces = biologische stikstofverwijdering)<br />

Milieuvoordeel:<br />

Verregaande verwijdering van stikstof uit het afvalwater verhoogt de kwaliteit van het<br />

effluent (b.v. i.g.v. strenge lozingsnorm voor stikstof).<br />

Financiële aspecten:<br />

Verwaarloosbaar (?), verrekend in de gehele biologische zuivering.


Proces: Afvalwaterzuivering<br />

TECHNIEKBLAD 13<br />

NABEZINKING<br />

Zuiveringsgroep: Secundaire zuivering<br />

Zuiveringsstap: Nabezinking<br />

Doel:<br />

Slib dat tijdens de secundaire zuivering werd gevormd (= secundair slib) wordt<br />

afscheiden van het afvalwater door inwerking van de gravitatie.<br />

Principe:<br />

Een gedeelte van het bezonken slib (= retourslib) wordt teruggebracht in het actief<br />

slibsysteem. Het te veel aan slib (= spuislib) wordt afgevoerd (<strong>als</strong> secundaire<br />

grondstof naar de landbouw).<br />

Het heldere effluent verlaat het nabezinkingsbekken via een overloop.<br />

Milieuvoordeel:<br />

Helder effluent kan, tenminste indien het voldoet aan de lozingsnormen, via een<br />

meetgoot geloosd worden ofwel rechtstreeks vanuit de nabezinker ofwel vanuit een<br />

stockagebassin (secundair effluent) in het geval van pieklozingen.<br />

Indien het effluent verregaand gezuiverd dient te worden, ondergaat het een tertiaire<br />

behandeling.<br />

Financiële aspecten 24 ::<br />

Voor de zuivering van 120 000 m³/jaar afvalwater (aan 20 m³/u) is een voldoende<br />

grote bezinker nodig, vooral bij aërobe zuivering gezien de moeilijke bezinkbaarheid<br />

van het gevormde slib. De investeringskost van dergelijke nabezinker kan geschat<br />

worden op 5 MBEF en de jaarlijkse investeringkost bedraagt ongeveer 300 000 BEF.<br />

24 Schriftelijke mededeling door R. Cools (VEGEBE/BELGAPOM)


Proces: Afvalwaterzuivering<br />

Zuiveringsgroep: Tertiaire zuivering<br />

TECHNIEKBLAD 14<br />

RIETVELDEN 25<br />

Zuiveringsstap: Biologische nutriëntverwijdering<br />

Doel:<br />

Tertiaire zuivering door middel van rietvelden heeft <strong>als</strong> doel het effluent van de<br />

secundaire zuivering verder te zuiveren (verwijdering van organische, anorganische<br />

en zwevende stoffen).<br />

Principe:<br />

Een rietveld is in wezen een rechthoekig bassin, gevuld met een grindlaag 26 , die van<br />

de natuurlijke bodem afgescheiden is door middel van een ondoorlatende folie. De<br />

grindlaag is begroeid met riet. Het riet zorgt enerzijds voor zuurstoftoevoer in het<br />

bassin via de worteltoppen en anderzijds vormen deze worteltoppen een<br />

aanhechtingsplaats voor micro-organismen. De zuiverende werking van een rietveld<br />

omvat o.a. biochemische oxidatieve afbraak van organische stoffen, chemische<br />

oxidatie en reductie, opname van nutriënten door de planten of andere organismen,<br />

vernietiging van schadelijke organismen.<br />

Figuur 27 :<br />

Milieuvoordeel:<br />

Rietvelden zijn vrij eenvoudig toepasbaar <strong>als</strong> bijkomende zuiveringsstap voor de<br />

behandeling van effluent van de secundaire zuivering. Volgende gemiddelde<br />

reducties worden in de literatuur aangegeven: BOD >80%, COD >50%, ZS >80%, N<br />

>35% en P >20%. Bovendien zijn rietvelden erg geschikt om grote neerslagdebieten<br />

te verwerken.<br />

25 Bron: Baeyens, J. et al (1995)<br />

26 Grinddeeltjes hebben een afmeting van 5-10 mm<br />

27 Baeyens J. et al (1995)


Financiële aspecten 28 :<br />

De investeringskost voor een rietveld is afhankelijk van de gewenst capaciteit (b.v.<br />

200 000 BEF voor een systeem voor de zuivering van 20 IE)<br />

Opmerkingen 29 :<br />

Dit systeem is toepasbaar voor de behandeling van huishoudelijk en industrieel<br />

afvalwater op kleine schaal (± 100 IE).<br />

28 Bron: Environmental Technology Monographs Handbook, ENVI TECH Consult, Nederland (1996)<br />

29 Bron: Environmental Technology Monographs Handbook, ENVI TECH Consult, Nederland (1996)


Proces: Afvalwaterzuivering<br />

Zuiveringsgroep: Tertiaire zuivering<br />

TECHNIEKBLAD 15<br />

COAGULATIE/FLOCCULATIE<br />

Zuiveringsstap: Chemische nutriëntverwijdering door toevoeging van<br />

chemicaliën<br />

Doel:<br />

Verwijderen van zwevende deeltjes (diameter 0,01-10 µm) onder vorm van vlokken,<br />

door toevoeging van coagulatie- of flocculatiemiddelen. De gevormde vlokken<br />

vertonen een sterk adsorptief vermogen, waardoor organische stoffen (COD, BOD),<br />

fosfaten, nitraten, … eveneens worden afgescheiden.<br />

Coagulatie/flocculatie dient steeds gevolgd te worden door een nabehandelingsstap<br />

(b.v. flotatie, lamellenafscheider, filtratie over een zandfilter of membraanfiltratie) om<br />

de gevormde vlokken uit het afvalwater te verwijderen.<br />

Coagulatie<br />

Principe:<br />

Coagulatie heeft <strong>als</strong> doel het destabiliseren van deeltjes. Afstotingskrachten tussen<br />

deeltjes worden opgeheven door neutralisatie van de negatieve lading van deze<br />

deeltjes. Algemeen zijn coagulatiemiddelen positieve ionen met een hoge valentie<br />

(b.v.FeCl3, Fe2(SO4)3, Al2(SO4)3, …).<br />

Flocculatie<br />

Principe:<br />

Flocculatie heeft <strong>als</strong> doel om vlokvorming en vlokgroei van gedestabiliseerde deeltjes<br />

te bevorderen, waardoor deze deeltjes beter afscheidbaar worden <strong>als</strong> gevolg van een<br />

verhoogde bezinkbaarheid, floteerbaarheid of filtreerbaarheid. Om bruggen te<br />

vormen tussen de deeltjes worden polymere flocculanten (poly-elektrolyten)<br />

toegevoegd. Afhankelijk van de aanwezige functionele groep(en) en lading(en) wordt<br />

een onderscheid gemaakt tussen kathionische, anionische en nonionische polyelektrolyten.<br />

Deze wateroplosbare polymeren werken echter zeer specifiek,<br />

afhankelijk van de lading, de molmassa en de vertakkingsgraad.<br />

Milieuvoordeel 30 :<br />

Het rendement van deze zuiveringstechniek wordt mede bepaald door de<br />

nabehandeling (verwijderen van vlokken); bij een optimale dimensionering zijn<br />

rendementen haalbaar van meer dan 99%.<br />

30 Gevaerts, W. et al (1998)


Toepassing van coagulatie/flocculatie brengt een verschuiving van de verontreiniging<br />

met zich mee van de waterfase naar de slibfase. In veel gevallen dient dit slib <strong>als</strong><br />

gevaarlijk afval te worden gestort.<br />

Het doseren van chemicaliën leidt bovendien tot een toename van het zoutgehalte van<br />

het afvalwater.<br />

Financiële aspecten:<br />

De investeringskost is afhankelijk van de dimensionering van het coagulatie /<br />

flocculatiebekken. Voor een gemiddeld systeem met een capa 80-800m³/u kunnen de<br />

kosten geschat worden op 2-20 BEF/m³. (Joziasse, J. et al., 1992)<br />

31 Investeringskost: 1 500 000 BEF<br />

Totale jaarlijkse kost: 600 000 BEF/jr<br />

Totale kost per m³: 5 BEF/m³<br />

Volgens een praktijkberekening 32 voor een effluent van 120 000 m³/jaar met Ptotgehalte<br />

van 30 mg/l kan de totale jaarlijkse werkingskost geschat worden op<br />

2,4 MBEF (20 BEF/m³). Deze jaarlijkse werkingskosten kunnen <strong>als</strong> volgt worden<br />

opgesplitst: chemicaliën (FeCl3): ongeveer 1 MBEF<br />

stortkosten van het geproduceerde slib (40% ds): 400 000 BEF<br />

exploitatie en onderhoud: 1 MBEF<br />

In deze situatie komt een zandfilter niet in aanmerking en dient een zeefbandpers te<br />

worden toegepast. De investeringkost van een zeefbandpers kan geschat worden op<br />

8-10 MBEF (zie ook techniekblad 22). De jaarlijkse werkingskost ligt rond de<br />

275 000 BEF.<br />

Bijkomende aspecten:<br />

Financiële gegevens bij toepassing van coagulatie/flocculatie (sulfide- of<br />

hydroxideprecipitaite) bij zuivering van grondwater 33 :<br />

Indicatieve kosten: ongeveer 20-130 BEF/m³;<br />

nabehandeling door middel van zandfiltratie verhogen deze<br />

kosten met 10-40 BEF/m³<br />

31<br />

Mondelinge mededeling door M. Gysen (<strong>Vito</strong>) (dd.26/10/98)<br />

32<br />

Schriftelijke mededeling door R. Cools (VEGEBE/BELGAPOM) (dd. 17/05/99)<br />

33<br />

Gevaerts, W. et al. (1998)


Proces: Afvalwaterzuivering<br />

Zuiveringsgroep: Tertiaire zuivering<br />

Zuiveringsstap: Filtratie<br />

TECHNIEKBLAD 16<br />

FILTERPERS<br />

(klassieke filtratie)<br />

Doel:<br />

Verwijderen van zwevende stoffen, <strong>als</strong>ook floterende en bezinkbare deeltjes uit<br />

afvalwater<br />

Principe:<br />

Om zwevende stoffen, floterende of bezinkbare deeltjes uit afvalwater te verwijderen<br />

kan klassieke filtratrie worden toegepast. De poriëngrootte bij klassieke filterpersen<br />

ligt tussen de 100µm - 10 µm. Deze membraantechniek werkt volgens het 'dead-end'principe.<br />

Stroming en druk staan loodrecht op het filter- of membraanoppervlak. De<br />

gevormde filterkoek (deeltjes die te groot zijn om doorheen het membraan te<br />

migreren) wordt continue dikker, waardoor de filtratiecapaciteit sterk daalt.<br />

Milieuvoordeel:<br />

Effluent van de afvalwaterzuivering (tertiair behandeld) dat vrij is van bacteriën (zie<br />

desinfectiestap) en bovendien slechts een beperkte hoeveelheid zwevende stoffen, en<br />

floterende en bezinkbare deeltjes bevat, kan hergebruikt worden in het<br />

productieproces (b.v. het wassen van blikken (voor de sterilisatiestap), ter hoogte van<br />

het pompcircuit (transportwater), <strong>als</strong> koelwater (koeltoren).


TECHNIEKBLAD 17<br />

ZANDFILTER<br />

Proces: Afvalwaterzuivering<br />

Zuiveringsgroep: Tertiaire zuivering<br />

Zuiveringsstap: Filtratie<br />

Doel:<br />

Zandfiltratie kan worden toegepast <strong>als</strong> nazuiveringsstap bij coagulatie / precipitatie en<br />

heeft <strong>als</strong> doel het verwijderen van zwevende stoffen, <strong>als</strong>ook floterende en bezinkbare<br />

deeltjes (bestaande uit ijzervlokken of precipitaten) uit afvalwater<br />

Principe:<br />

Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen discontinu en continue terugspoelende<br />

zandfilters; het te zuiveren water kan ofwel in opwaartse ofwel in neerwaartse richting<br />

doorheen de zandfilter worden gestuurd. (Gevaerts, W. et al., 1998)<br />

Voorbeeld 32 :<br />

Afvalwater wordt bovenaan de zandfilter ingebracht en loopt langsheen een<br />

inwendige scheidingsplaat naar de onderzijde van de zandfilter. Tijdens de opwaartse<br />

migratie van het afvalwater doorheen het zand (=filter) worden de zwevende stoffen<br />

tegengehouden. De onderste laag zand, die steeds het sterkst verontreinigd is, wordt<br />

periodiek afgevoerd, gereinigd met water en terug bovenaan in het systeem ingebracht<br />

(= continue zuivering). Het reinigingswater van de zandfilter wordt samen met het<br />

ruw afvalwater behandeld in de afvalwaterzuiveringsinstallatie.<br />

Milieuvoordeel:<br />

Effluent van de afvalwaterzuivering (tertiair behandeld) dat vrij is van bacteriën (zie<br />

desinfectiestap) en bovendien slechts een beperkte hoeveelheid zwevende stoffen, en<br />

floterende en bezinkbare deeltjes bevat, kan hergebruikt worden in het<br />

productieproces (b.v. het wassen van blikken (voor de sterilisatiestap), ter hoogte van<br />

het pompcircuit (transportwater), <strong>als</strong> koelwater (koeltoren))<br />

Financiële aspecten:<br />

33 Investeringskost: 800 000 BEF<br />

Totale jaarlijkse kost: 350 000 BEF/jr<br />

Totale kost per m³: 2,92 BEF/m³<br />

Investeringskost: 2,2 MBEF (capa: 60 m³/u)<br />

32 Mondelinge mededeling door A. Wallays (Agristo)<br />

33 Mondelinge mededeling door M. Gysen (<strong>Vito</strong>)


De kosten van zandfiltratie zijn sterk afhankelijk van de concentratie zwevende<br />

verontreinigingen en van het te behandelen debiet. De afgescheiden stoffen dienen<br />

apart afgevoerd te worden en valt onder de categorie gevaarlijke stoffen. De<br />

afvoerkosten kunnen geschat worden op 5000 BEF/ton.<br />

Bijkomende aspecten:<br />

De (totale?) kosten voor het behandelen van grondwater kunnen <strong>als</strong> volgt geschat<br />

worden (Gevaerts, W. et al., 1998):<br />

tot 10 m³/u:15 BEF/m³<br />

10-25 m³/u:7 BEF/m³<br />

25-50 m³/u 6 BEF/m³


TECHNIEKBLAD 18<br />

ACTIEVE KOOLFILTRATIE<br />

Proces: Afvalwaterzuivering<br />

Zuiveringsgroep: Tertiaire zuivering<br />

Zuiveringsstap: Fysische nutriëntverwijdering<br />

Doel:<br />

Verwijderen van kleurstoffen en organische stoffen (COD) uit afvalwater.<br />

Principe:<br />

Actieve kool (activering van koolresten uit houtpyrolyse, lignine, …) heeft de<br />

eigenschap om opgeloste verontreinigingen te adsorberen en wordt gekenmerkt door<br />

specifieke eigenschappen zo<strong>als</strong> poriëngrootte, specifieke oppervlakte (tot<br />

1400m²/gram materiaal), … De adsorptie van actieve kool wordt bepaald door de<br />

adsorptie-isotherm van de specifieke verontreiniging (Gevaerts, W. et al. (1998).<br />

Afhankelijk van de soort actieve kool gaan o.a. kleurcomponenten en moleculaire<br />

componenten uit het afvalwater verwijderd kunnen worden. Adsorptie van deze<br />

stoffen aan de actieve kool is des te groter, naarmate het poriënvolume en / of de<br />

specifieke oppervlakte van de actieve kool groter zijn.<br />

Er zijn twee methoden van werking mogelijk.<br />

Ofwel wordt het afvalwater doorheen (op- of neerwaarts) een gepakte kolom<br />

van actieve kool geleid (= bedcontactors). Bij verzadiging van de kolom dient<br />

het adsorbens vervangen te worden.<br />

Ofwel wordt de actieve kool (vermalen tot ongeveer 74µm) vermengd met<br />

afvalwater gedurende een bepaalde tijd (=mengtijd). Kleurstoffen en<br />

organische stoffen, geadsorbeerd aan de actieve kool, dienen vervolgens via<br />

filtratie uit de afvalwaterstroom verwijderd.<br />

Na doorslag van de actieve kool zal de beladen kool moeten worden afgevoerd en<br />

verwerkt. De beladen kool kan <strong>als</strong> chemisch afval worden gestort of verbrand of<br />

worden gereactiveerd. Indien mogelijk kan, afhankelijk van de soort binding tussen de<br />

geadsorbeerde stof en het adsorbens (+actieve kool), de geadsorbeerde stof verwijderd<br />

worden van de actieve kool (=desorptie of regeneratie van het actief kool). Deze<br />

regeneratie kan gebeuren op verschillende wijzen: thermische, chemische, stoom- en<br />

solventregeneratie. (Joziasse, J. et al., 1992)<br />

De capaciteit van één adsorber (b.v. kolom) is van de grootte 100 m³/u. Deze<br />

capaciteit kan vergroot worden door een twee of meerdere systemen in parallel te<br />

schakelen. (Gevaerts, W. et al. 1998; Joziasse, J. et al., 1992)


Milieuvoordeel:<br />

Organische verontreinigingen worden op een relatief eenvoudige wijze uit het<br />

afvalwater verwijderd, tegen een lage energiekost. Bovendien neemt de installatie een<br />

beperkte ruimte in beslag (Gevaerts, W. et al., 1998).<br />

Afhankelijk van de contacttijd tussen het afvalwater en de actieve kool kunnen<br />

verwijderingsrendementen worden gehaald van meer dan 98%. (Gevaerts, W. et al.,<br />

1998).<br />

Door het afvalwater te behandelen met actieve kool kan het terug aangewend worden<br />

in het productieproces voor hoogwaardige toepassingen (b.v. blancheren, koelen van<br />

geblancheerde producten, …)<br />

Financiële aspecten:<br />

De kosten worden bepaald door het type verontreiniging, de influentconcentratie en<br />

de beladingsgraad op de actieve kool. Volgens Gevaerts, W. et al. (1998) bedraagt de<br />

prijs van actieve kool ongeveer 110 BEF per kg (incl. afvoeren van de kool). Volgens<br />

Joziasse, J. et al. (1992) kan de globale kost op 40-160 BEF/m³ geschat worden.<br />

De totale kost van een actief koolsysteem voor de behandeling van 100 m³/u<br />

(2 kolommen van 3 meter diameter en 10 meter hoogte) wordt geschat op 30 MBEF.<br />

(Environmental Technology Monographs Handbook, 1996).<br />

Uitgaande van de hogervermelde voorbeelden kan de globale jaarlijkse kost voor een<br />

systeem met een capa van ongeveer 120 000 m³/jaar geschat worden op 21 MBEF; dit<br />

komt neer op ongeveer 175 BEF/m³.<br />

Bijkomende aspecten:<br />

Voor een installatie ter behandeling van grondwater met behulp van actieve kool<br />

kunnen volgende prijzen (werkingskost?) per m³ behandeld grondwater gehanteerd<br />

worden (Gevaerts, W. et al. 1998):<br />

tot 10 m³/uur: 6 BEF per m³<br />

10-25 m³/uur: 4 BEF per m³<br />

25- 50 m³/uur: 3 BEF per m³


TECHNIEKBLAD 19<br />

MICROFILTRATIE 34<br />

Proces: Afvalwaterzuivering<br />

Zuiveringsgroep: Tertiaire zuivering<br />

Zuiveringsstap: Fysische nutriëntverwijdering<br />

Doel:<br />

Verwijderen van colloïden en bacteriën (deeltjes tot ongeveer 10 µm 35 ) uit afvalwater<br />

Principe:<br />

Microfiltratie wordt toegepast bij de bereiding van deeltjesvrij water of <strong>als</strong><br />

voorbehandeling bij een speciefiek zuiveringsproces zo<strong>als</strong> omgekeerde osmose.<br />

Microfiltratie kan worden toegepast voor het afscheiden van deeltjes met een grootte<br />

van 0,1-10 µm. De drijvende kracht bij microfiltratie is een drukverschil van 0,1-3<br />

bar (Gevaerts, W. et al., 1998)<br />

Bij microfiltratie wordt afvalwater door ruimten tussen het filtermateriaal (membraan)<br />

geperst. Deze membranen vormen de scheiding tussen deze ruimten en ruimten<br />

waarin het permeaat (filtraat) terechtkomt. Deze membraantechniek werkt volgens het<br />

'cross-flow'-principe. Afvalwater stroomt evenwijdig met het membraan<br />

(langsstroom), terwijl een gedeelte van het water doorheen de poriën, (loodrecht op<br />

het membraan en de stromingsrichting van het afvalwater) stroomt <strong>als</strong> gevolg van een<br />

drukverschil over het membraan. Afhankelijk van de poriëngrootte van het<br />

membraan 36 (10 µm - 0,05 µm) zullen dus kleine deeltjes door het membraan dringen<br />

terwijl grotere deeltjes worden tegengehouden. Het voordeel van het 'cross-flow'systeem<br />

is dat de poriën van het membraan worden schoon gehouden door het<br />

langsstromend afvalwater, zodat er geen filterkoek wordt gevormd.<br />

Het verwijderingrendement ligt meestal in de ordegrootte van 90-99% (afhankelijk<br />

van het membraantype en de uit het afvalwater te verwijderen componenten. De<br />

haalbare eindconcentraties liggen vaak in de orde-grootte van enkele mg/l tot enkele<br />

honderden mg/l (afhankelijk van de membraanretentie en de beginconcentratie).<br />

(Joziasse, J. et al., 1992)<br />

34 Membraanfiltratie is een verzamelnaam voor een aantal scheidingstechnieken, waarbij de scheiding<br />

wordt uitgevoerd mbv halfdoorlatende membranen. Volgende membraanfiltertechnieken worden<br />

onderscheiden: microfiltratie (MF), ultrafiltratie (UF), nanofiltratie (NF), hyperfiltratie of<br />

omgekeerde osmose (HF of OO) en elektrodialyse (ED) (Gevaerts, W. et al. 1998)<br />

35 De grens tussen microfiltratie (MF) (verwijderen van deeltjes met een grootte 0,005-0,2 µm) en<br />

ultrafiltratie (UF) (verwijderen van deeltjes met een grootte 0,1- 10 µm) is niet altijd duidelijk en<br />

wordt in diverse literatuur verschillend aangegeven. (Joziasse, J. et al., 1992)<br />

36 De keuze van de membranen is bepalend voor de goede werking van de techniek maar beïnvloedt<br />

tevens in hoge mate de kostprijs van de technologie.


Figuur:<br />

Geselecteerde<br />

macromoleculen<br />

water<br />

water zouten<br />

water zouten<br />

zouten<br />

Gesuspendeerde<br />

deeltjes<br />

macromoleculen<br />

macromoleculen<br />

membraan<br />

membraan<br />

membraan<br />

MICROFILTRATIE<br />

ULTRAFILTRATIE<br />

OMGEKEERDE OSMOSE<br />

Milieuvoordeel:<br />

Door het afvalwater te zuiveren door toepassing van microfiltratie, kan het terug<br />

aangewend worden in het productieproces voor hoogwaardige toepassingen (b.v.<br />

blancheren, koelen van geblancheerde producten, enz.).<br />

Financiële aspecten:<br />

De investeringen voor membraanfiltratie-installaties zijn sterk afhankelijk van de<br />

capaciteit, de toepassing en de mate van automatisering. Voor een installatie met een<br />

capa > 1m³/u variëren de investeringskosten van 20 000- 60 000 BEF/m² in geval van<br />

polymere membranen, en tussen 130 000-200 000 BEF/m² voor anorganische<br />

membranen. De werkingskosten kunnen variëren tussen de 20-400 BEF/m³<br />

afvalwater. (Joziasse, J. et al., 1992)<br />

Ter vergelijking worden hieronder de financiële gegevens vermeld van een systeem<br />

dat afvalwater, afkomstig van wasserijen, behandeld door toepassing van microfiltratie.


investeringskost: ongeveer 3,6 MBEF (capa: 20m³/dag, d.i. 2,5 m³/uur)<br />

ongeveer 20 MBEF (capa: 200m³/dag, d.i. 25 m³/uur)<br />

ongeveer 33 MBEF (capa van 100 m³/u) 37<br />

werkingskost: ongeveer 100 BEF/m³ (inclusief energieverbruik,<br />

bedieningskosten, vervangingskosten van reinigingsmodulen,<br />

kosten van de reststoffen, gebaseerd op Duitse situatie).<br />

Globale schatting:<br />

Jaarlijks IK: ongeveer 2,2 MBEF (ruwe inschatting, rekening houdend met<br />

een afschrijvingstermijn van 15 jaar voor een systeem met een<br />

jaarlijkse capaciteit van ongeveer 120 000 m³, maar zonder de<br />

annualisatiefactor in rekening te brengen)<br />

WK: ongeveer 100 BEF/m³<br />

TK: 118 BEF/m³<br />

37 eigen inschatting


TECHNIEKBLAD 20<br />

OMGEKEERDE OSMOSE 38<br />

REVERSED OSMOSIS (RO)<br />

Proces: Afvalwaterzuivering<br />

Zuiveringsgroep: Tertiaire zuivering<br />

Zuiveringsstap: Fysische nutriëntverwijdering<br />

Doel:<br />

Verwijderen van opgeloste organische componenten 39 en zouten (deeltjes tot ongeveer<br />

0,1 nm 40 ) uit afvalwater<br />

Principe:<br />

RO wordt toegepast bij verregaande zuivering van effluent en de bereiding van<br />

ontzout water<br />

Even<strong>als</strong> microfiltratie, werkt RO volgens het 'cross-flow'-principe (zie techniekblad<br />

microfiltratie).<br />

Indien twee oplossingen met verschillende (zout)concentratie van mekaar gescheiden<br />

worden door middel van een semi-permeabele membraan en wanneer de druk op<br />

beide oplossingen dezelfde is, dan zal zich een evenwicht instellen tussen beide<br />

oplossingen (= osmotisch evenwicht). Het oplosmiddel (water) van de minst<br />

geconcentreerde (zout)oplossing gaat zich doorheen de semi-permeabele membraan<br />

verplaatsen naar het compartiment waarin zich de meest geconcentreerde<br />

(zout)oplossing bevindt (osmotische stroming). De druk die ontstaat <strong>als</strong> gevolg van<br />

de volumevermeerdering van de meest geconcentreerde oplossing wordt osmotische<br />

druk genoemd en voorgesteld door het symbool Π (Pi).<br />

Indien nu op de meest geconcentreerde oplossing een druk wordt aangelegd die groter<br />

is dan de osmotische druk (toegepast drukken: 10-100 bar, (Joziasse, J. et al., 1992)),<br />

dan zal de richting van de osmotische stroming worden omgekeerd. Bijgevolg<br />

stroomt het oplosmiddel (water) van de meest geconcentreerde (zout)oplossing naar<br />

de minst geconcentreerde oplossing, hetgeen resulteert in een meer geconcentreerde<br />

(zout)oplossing en zuiver ontzout water. Laatstvernoemde techniek wordt<br />

omgekeerde osmose genoemd.<br />

Het verwijderingrendement ligt meestal in de ordegrootte van 90-99% (afhankelijk<br />

van het membraantype en de uit het afvalwater te verwijderen componenten. De<br />

haalbare eindconcentraties liggen vaak in de ordegrootte van enkele mg/l tot enkele<br />

38 Membraanfiltratie is een verzamelnaam voor een aantal scheidingstechnieken, waarbij de scheiding<br />

wordt uitgevoerd mbv halfdoorlatende membranen. Volgende membraanfiltertechnieken worden<br />

onderscheiden: microfiltratie (MF), ultrafiltratie (UF), nanofiltratie (NF), hyperfiltratie of<br />

omgekeerde osmose (HF of OO) en elektrodialyse (ED)<br />

39 Bron: Water Treatment Handbook (1991)<br />

40 Bron: Baeyens et al. (1995), (Joziasse, J. et al., 1992)


honderden mg/l (afhankelijk van de membraanretentie en de beginconcentratie).<br />

(Joziasse, J. et al., 1992)<br />

Figuur 41 :<br />

Milieuvoordeel:<br />

RO, na toepassing van andere zuiveringstechnieken zo<strong>als</strong> b.v. microfiltratie, …,<br />

maakt het mogelijk om effluent verregaand te zuiveren. Het gezuiverde, onzoutte,<br />

effluent, kan hergebruikt worden in het productieproces voor hoogwaardige<br />

toepassingen (b.v. blancheren, koelen van geblancheerde producten, …).<br />

Financiële aspecten:<br />

Voor een installatie met een capa > 1m³/u kunnen de investeringskosten van 20 000-<br />

100 000 BEF/m² (gemiddeld 60 000 BEF/m²) variëren. De werkingskosten kunnen<br />

variëren tussen de 30-200 BEF/m³ afvalwater (Joziasse, J. et al., 1992).<br />

De investeringskost bedraagt ongeveer 300 000 BEF voor een systeem met<br />

membraanoppervlak van 5 m² en een capaciteit van 100 l/u 42 . Na herrekening naar een<br />

capaciteit van 100m³/u (capa factor x 1000): komt men op 30 MBEF (prijs factor x<br />

100).<br />

Globale schatting:<br />

Jaarlijks IK: ongeveer 2 MBEF (ruwe inschatting, rekening houdend met<br />

een afschrijvingstermijn van 15 jaar voor een systeem met een<br />

jaarlijkse capaciteit van ongeveer 120 000 m³, maar zonder de<br />

annualisatiefacor in rekening te brengen)<br />

WK: ongeveer 110 BEF/m³<br />

TK: 127,5 BEF/m³<br />

41 Bron: Baeyens, J. et al (1995)<br />

42 Bron: Environmental Technology Monograph Handbook (1996)


TECHNIEKBLAD 21<br />

CHLOREREN<br />

Proces: Afvalwaterzuivering<br />

Zuiveringsgroep: Tertiaire zuivering<br />

Zuiveringsstap: Fysische nutriëntverwijdering<br />

Doel:<br />

Chloreren kan worden toegepast voor het desinfecteren van water 43 .<br />

Principe:<br />

Chloor (Cl2), hypochloriet (ClO2) of chloorbleekloog (NaOCl) worden aan het<br />

effluent toegevoegd, waarbij oxydatie optreedt van organische bestanddelen en<br />

mineralen (b.v. H2S, NO2 - , …) en afdoding van micro-organismen. Chloor reageert<br />

echter ook met ammonium (NH3). Hierdoor is het dus ook mogelijk door middel van<br />

chloreren stikstof uit het afvalwater te halen.<br />

Milieuvoordeel:<br />

Effluent van de afvalwaterzuivering (tertiair behandeld) dat chemisch /<br />

bacteriologisch de kwaliteit van drinkwater heeft, kan ingezet worden in het<br />

productieproces voor hoogwaardige toepassingen (b.v. blancheren, koelen van<br />

geblancheerde producten, …).<br />

Opmerking: Bij chemische oxidatie worden verontreinigingen omgezet naar CO2 en<br />

water. Het werken met sterk reactieve oxidatiemiddelen vereist<br />

passende veiligheidsmaatregelen.<br />

Financiële aspecten:<br />

Chemische zuiveringstechnieken voor het zuiveren van grondwater zijn relatief duur<br />

en worden in de praktijk niet veel toegepast. Voor het zuiveren van grondwater<br />

worden de (totale?) kosten geschat op 60-130 BEF/m³ (gemiddeld 95 BEF/m³).<br />

43 Andere desinfectiemiddelen zijn: langzame zandfiltratie over zandkorrels met een 'bacteriehuid';<br />

behandelen met O3 of H2O2 (= oxidatiemiddel), sterilisatie met UV-straling (golflengte 180-254<br />

nm) (= chemische oxidatie). Bij chemische oxidatie worden verontreinigingen (niet selectief)<br />

afgebroken tot kooldioxide, water en eventueel zouten. Bij moeilijk oxideerbare verontreinigingen<br />

wordt het oxidatiemiddel door middel van UV-licht omgezet tot zeer reactieve radicalen.(Gevaerts,<br />

W. et al. (1998), van Deventer, 1994).


Proces: Slibverwerking<br />

Zuiveringsgroep: Slibontwatering<br />

TECHNIEKBLAD 22<br />

ZEEFBANDPERS 44<br />

Zuiveringsstap: Mechanische slibontwatering<br />

Doel:<br />

Het ontwateren van slib beoogt een verhoging van het drogestofgehalte van het slib<br />

door het onttrekken van een gedeelte van het aanwezige water.<br />

Principe:<br />

Een zeefbandpers (of filterbandpers) bestaat uit twee boven elkaar geplaatste<br />

transportbanden die in tegenovergestelde richting bewegen. De bovenste<br />

transportband (persband) bestaat uit rubber en is niet poreus. De onderste<br />

transportband (zeefband) vormt het eigenlijke filterdoek en bestaat meestal uit<br />

kunststof met poriën van 0,2-0,5 mm. Slib dat in de zeefbandpers wordt ingebracht<br />

met een drogestofgehalte van ongeveer 5% doorloopt drie opeenvolgende zones. In<br />

de eerste zone of voorontwateringszone wordt water door inwerking van de<br />

gravitatiekracht uit het slib verwijderd. In de tweede zone of perszone wordt het slib<br />

verder ontwaterd door inwerking van een aangelegde persdruk. In de laatste zone of<br />

wrijvingszone wordt tenslotte het ingesloten water afgescheiden door het opwekken<br />

van schuifspanningen.<br />

Figuur 45 :<br />

44 Bron: Baeyens, J. et al. (1995)<br />

45 Bron: Baeyens, J. et al. (1995)


Milieuvoordeel:<br />

Ontwatering van het slib resulteert in een aanzienlijke volumereductie (1% indikking<br />

komt overeen met ongeveer 50% volumereductie). Door middel van deze techniek<br />

kan slib met een drogestofgehalte tot 20-30% bekomen worden. Hierdoor wordt<br />

verdere slibverwerking efficiënter en het eventueel storten van het slib in de vorm van<br />

een steekvast product mogelijk. Bijkomend voordeel is dat de kosten voor het<br />

transporteren van het slib gedrukt kunnen worden.<br />

Financiële aspecten:<br />

De kosten van een zeefbandpers met een capaciteit van 10m³/u en 20m³/u kunnen<br />

geschat worden op 6-8 MBEF respectievelijk 10 MBEF 46 .<br />

De kosten verbonden aan de verwerking van slib via mechanische ontwatering van<br />

ds 5 % tot ongeveer 25-45% worden geschat op 6000 BEF/ton (1993).<br />

47 Investeringskost: 3 000 000 BEF<br />

Totale jaarlijkse kost: 1 800 000 BEF/jr<br />

Totale kost per m³: 15 BEF/m³<br />

46 Bron: Environmental Technology Monographs Handbook, ENVI TECH Consult, Nederland (1996)<br />

47 Mondelinge mededeling door de heer M. Gysen (<strong>Vito</strong>)


TECHNIEKBLAD 23<br />

SEDIMENTATIEBEKKEN-SLIBSTOCKAGE 61<br />

Proces: Slibverwerking<br />

Zuiveringsgroep: Slibontwatering<br />

Zuiveringsstap: Zwaartekrachtindikking<br />

Doel:<br />

Het ontwateren van slib beoogt een verhoging van het drogestofgehalte van het slib<br />

door het onttrekken van een gedeelte van het aanwezige water.<br />

Principe:<br />

Slib dat gedurende bepaalde tijd wordt opgeslagen in een sedimentatiebekken<br />

(slibstockage) zal onder invloed van de zwaartekracht ontwaterd worden. De<br />

bezinkbare delen migreren naar de bodem van het bekken; het onttrokken water komt<br />

bovenaan te staan (= spontane ontwatering).<br />

Milieuvoordeel:<br />

Ontwatering van het slib resulteert in een aanzienlijke volumereductie. Hierdoor<br />

wordt verdere slibverwerking efficiënter. Bijkomend voordeel is dat kosten voor het<br />

transporteren van het slib gedrukt kunnen worden.<br />

Financiële aspecten:<br />

Zie techniekblad 7 'Mengtank, buffer-, neutralisatie- of voorbezinkingsbekken'<br />

Opmerkingen:<br />

Zwaartekrachtindikking is het meest efficiënt voor slib dat afkomstig is van<br />

voorbezinkingsinstallaties.<br />

61 Bron: Baeyens, J. et al. (1995)


TECHNIEKBLAD 24<br />

FLOTATIE-INDIKKING DOOR MIDDEL VAN OPBORRELENDE LUCHT 62<br />

Proces: Slibverwerking<br />

Zuiveringsgroep: Slibontwatering<br />

Zuiveringsstap: Flotatie-indikking<br />

Doel:<br />

Het ontwateren van slib beoogt een verhoging van het drogestofgehalte van het slib<br />

door het onttrekken van een gedeelte van het aanwezige water.<br />

Principe:<br />

Lucht wordt <strong>als</strong> fijn verdeelde bellen ingebracht in de slibsuspensie. Slibdeeltjes<br />

zullen zich aan deze luchtbellen hechten. Hierdoor wordt de densiteit van de<br />

slibdeeltjes kleiner dan deze van water en gaan ze naar het wateroppervlak migreren.<br />

Het bovendrijvend slib dient regelmatig verwijderd te worden (b.v. automatisch met<br />

behulp van een schraaparm).<br />

Milieuvoordeel:<br />

Ontwatering van het slib resulteert in een verhoging van het drogestofgehalte.<br />

Hierdoor wordt verdere slibverwerking efficiënter.<br />

Financiële aspecten:<br />

Zie techniekblad 5 'Flotatie met behulp van opborrelende lucht, DAF)<br />

Opmerkingen:<br />

Flotatie-indikking is het meest efficiënt voor de ontwatering van slib in suspensie,<br />

afkomstig van biologische zuiveringssystemen.<br />

62 Bron: Baeyens, J. et al. (1995)


Proces: Slibverwerking<br />

Zuiveringsgroep: Slibstabilisatie<br />

TECHNIEKBLAD 25<br />

KALKBEHANDELING 63<br />

Zuiveringsstap: Chemische slibstabilisatie<br />

Doel:<br />

Chemische stabilisatie van slib heeft <strong>als</strong> doel: ontgeuren, afdoden van ziektekiemen<br />

en omvormen van het slib tot een humusachtige, weinig actieve substantie.<br />

Principe:<br />

Door toevoeging van kalk (CaO of Ca(OH)2 ) (of eventueel vliegas of cementstof)<br />

wordt de pH van het slib verhoogd naar 12 of meer. Bij deze hoge pH-waarden<br />

kunnen micro-organismen niet overleven, waardoor gisting (treedt op bij een hoog<br />

organisch stofgehalte) en geurhinder (door vorming van o.a. vluchtige vetzuren, H2S,<br />

mercaptanen) voorkomen worden.<br />

Milieuvoordeel:<br />

Gestabiliseerd slib, dat vrij is van geur en ziektekiemen kan onder bepaalde<br />

voorwaarden 64 (zie Vlarea) <strong>als</strong> secundaire grondstof (meststof of bodemverbeterend<br />

middel) worden aangewend.<br />

Financiële aspecten:<br />

De kostprijs van chemicaliën 65 (b.v. kalk) voor de ontwatering van slib kunnen<br />

geschat worden op 100-200 BEF/m³ slib (ds 6%)<br />

63 Bron: Baeyens, J. et al. (1995)<br />

64 De voorwaarden die vervuld dienen te zijn om behandeld slib aan te wenden <strong>als</strong> secundaire<br />

grondstof staan vermeld in Hoofdstuk 4 'Aanwending van afv<strong>als</strong>toffen <strong>als</strong> secundaire grondstoffen'<br />

van het Vlaams Reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer (OVAM)<br />

65 Andere voorbeelden van chemicaliën die gebruikt kunnen worden voor het ontwateren van slib zijn<br />

organische poly-elektrolyten, ijzerchloride en aluminiumsulfaat


TECHNIEKBLAD 26<br />

MINERALISATIE OF AËROBE STABILISATIE 66<br />

Proces: Slibverwerking<br />

Zuiveringsgroep: Slibstabilisatie<br />

Zuiveringsstap: Biologische slibstabilisatie<br />

Doel:<br />

Biologische stabilisatie van slib heeft <strong>als</strong> doel: ontgeuren, afdoden van ziektekiemen<br />

en omvormen van het slib tot een humusachtige, weinig actieve substantie.<br />

Principe:<br />

Mineralisatie of aërobe stabilisatie is vergelijkbaar met het actief slibproces (zie<br />

techniekblad 11). In afwezigheid van substraat (voedingsstof) zullen de aanwezige<br />

micro-organismen het eigen celweefsel (tot 80%) <strong>als</strong> energiebron verbruiken. Dit<br />

proces resulteert in de omzetting van celweefsel tot CO2, H2O en NH3. Bij<br />

verregaande stabilisatie zal NH3 verder omgezet worden tot NO3 - (nitrificatie).<br />

Milieuvoordeel:<br />

Gestabiliseerd slib, dat vrij is van geur en ziektekiemen kan onder bepaalde<br />

voorwaarden 67 (zie Vlarea) <strong>als</strong> secundaire grondstof (meststof of bodemverbeterend<br />

middel) worden aangewend.<br />

Financiële aspecten:<br />

Een halvering van de slibmassa vergt vrij veel energie en bovendien zijn lange<br />

beluchtingstijden (5-30 dagen) vereist.<br />

66 Bron: Baeyens, J. et al. (1995)<br />

67 De voorwaarden die vervuld dienen te zijn om behandeld slib aan te wenden <strong>als</strong> secundaire<br />

grondstof staan vermeld in Hoofdstuk 4 'Aanwending van afv<strong>als</strong>toffen <strong>als</strong> secundaire grondstoffen'<br />

van het Vlaams Reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer (OVAM)


TECHNIEKBLAD 27<br />

VERGISTING OF ANAËROBE STABILISATIE 68<br />

Proces: Slibverwerking<br />

Zuiveringsgroep: Slibstabilisatie<br />

Zuiveringsstap: Biologische slibstabilisatie<br />

Doel:<br />

Biologische stabilisatie van slib heeft <strong>als</strong> doel: ontgeuren, afdoden van ziektekiemen<br />

en omvormen van het slib tot een humusachtige, weinig actieve substantie.<br />

Principe:<br />

Bij anaërobe stabilisatie wordt het slib snel en gecontroleerd gefermenteerd door<br />

inwerking van acetogene H2-producerende bacteriën en methaanbacteriën. Nadeel<br />

aan dit proces is dat het sterk (negatief) wordt beïnvloed door b.v. pH- en<br />

temperatuursschommelingen, toxische stoffen en de af- of aanwezigheid van bepaalde<br />

organische verbindingen.<br />

Milieuvoordeel:<br />

Gestabiliseerd slib, dat vrij is van geur en ziektekiemen kan onder bepaalde<br />

voorwaarden 69 (zie Vlarea) <strong>als</strong> secundaire grondstof (meststof of bodemverbeterend<br />

middel) worden aangewend. Het gevormde biogas kan eveneens gevaloriseerd<br />

worden (productie van energie).<br />

Financiële aspecten:<br />

De kosten verbonden aan de verwerking van slib via vergisting worden geschat op<br />

8500 BEF/ton (1993).<br />

Opmerking:<br />

Eventueel aanwezige ziekteverwekkende kiemen in het slib worden door behandeling<br />

via methaangisting wel gereduceerd maar worden niet noodzakelijk volledig<br />

verwijderd. Alvorens besmet product uit te spreiden op landbouwgrond dient het<br />

product thermisch (b.v. pasteurisatie) behandeld te worden, zodat geen gevaar voor de<br />

gezondheid van mens, dier en plant kan optreden.<br />

68 Bron: Baeyens, J. et al. (1995)<br />

69 De voorwaarden die vervuld dienen te zijn om behandeld slib aan te wenden <strong>als</strong> secundaire<br />

grondstof staan vermeld in Hoofdstuk 4 'Aanwending van afv<strong>als</strong>toffen <strong>als</strong> secundaire grondstoffen'<br />

van het Vlaams Reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer (OVAM)


Proces: Slibverwerking<br />

Zuiveringsgroep: Slibstabilisatie<br />

TECHNIEKBLAD 28<br />

SLIBCOMPOSTERING 70<br />

Zuiveringsstap: Biologische slibstabilisatie<br />

Doel:<br />

Biologische stabilisatie van slib heeft <strong>als</strong> doel: ontgeuren, afdoden van ziektekiemen<br />

en omvormen van het slib tot een humusachtige, weinig actieve substantie.<br />

Principe:<br />

Composteren is een gecontroleerd proces waarbij slib (=organisch materiaal) door<br />

microbiële afbraak bij een temperatuur van 60-70°C (thermofiele micro-organismen)<br />

wordt omgezet tot compost.<br />

Milieuvoordeel:<br />

Compost is een bodemverbeterend product dat vooral door zijn hoog gehalte aan<br />

organisch stikstofgehalte bijdraagt tot een goede bodemstructuur.<br />

Financiële aspecten:<br />

De kosten verbonden aan de verwerking van slib via aërobe compostering worden<br />

geschat op 7000 BEF/ton (1993).<br />

Afhankelijk van de capaciteit en complexheid van het systeem kunnen de<br />

investeringskosten variëren tussen de 10-120 MBEF. De werkingskosten situeren<br />

zich tussen de 1200 en 2000 BEF/ton 71 .<br />

70 Bron: Baeyens, J. et al. (1995)<br />

71 Bron: Environmental Technology Monographs Handbook, ENVI TECH Consult, Nederland (1996)


Proces: Slibverwerking<br />

Zuiveringsgroep: Slibstabilisatie<br />

TECHNIEKBLAD 29<br />

DROGING 72<br />

Zuiveringsstap: Thermische slibstabilisatie<br />

Doel:<br />

Droging van slib heeft <strong>als</strong> doel het omzetten van het organisch materiaal en / of het<br />

verder ontwateren van voorbehandeld (b.v. mechanisch ontwaterd) slib. Slibdroging<br />

wordt bovendien vaak toegepast <strong>als</strong> voorbereiding op slibverbranding.<br />

Principe:<br />

Directe droging is het rechtstreeks in contact brengen van slib, dat zich b.v. op een<br />

bewegende geperforeerde band bevindt, met hete drooglucht (80-150°C) bij<br />

atmosferische druk. Bij indirecte droging is er geen rechtstreeks contact tussen het<br />

slib en het droogmiddel. De warmte-overdracht vindt plaats via een warmtewisselend<br />

oppervlak, een stoomcircuit of een thermisch olie-circuit.<br />

Milieuvoordeel:<br />

Ontwatering van het slib resulteert in een aanzienlijke volumereductie. Hierdoor<br />

wordt verdere slibverwerking efficiënter. Bijkomend voordeel is dat kosten voor het<br />

transporteren van het slib gedrukt kunnen worden.<br />

Financiële aspecten:<br />

De investeringskost van een systeem met een droogcapaciteit van 3 ton/uur kan<br />

geschat worden op 10 MBEF. De werkingskost van het systeem bedraagt ongeveer<br />

2000-3000 BEF/ton.<br />

De kosten verbonden aan de verwerking van slib via droging worden geschat op<br />

7000 BEF/ton (1993).<br />

72 Bron: Baeyens, J. et al. (1995)<br />

Bron: Environmental Technology Monographs Handbook, ENVI TECH Consult, Nederland (1996)


Proces: Slibverwerking<br />

Zuiveringsgroep: Slibstabilisatie<br />

TECHNIEKBLAD 30<br />

PASTEURISATIE 73<br />

Zuiveringsstap: Thermische stabilisatie<br />

Doel:<br />

Pasteurisatie heeft <strong>als</strong> doel het desinfecteren van het slib ter vorming van een product<br />

dat vrij is van ziekteverwekkende kiemen.<br />

Principe:<br />

Pasteurisatie bestaat erin het slib gedurende een bepaalde tijd aan een<br />

hittebehandeling te onderwerpen (b.v. 30 minuten bij 70°C of 4 uren bij 55°C)<br />

waarbij eventueel aanwezige ziekteverwerkende kiemen worden afgedood.<br />

Milieuvoordeel:<br />

Gepasteuriseerd slib dat vrij is van ziekteverwekkende kiemen kan zonder problemen<br />

voor de gezondheid van mens, dier en plant uitgespreid worden op landbouwgrond.<br />

Opmerkingen:<br />

Desinfecteren van slib wordt veelvuldig toegepast in Zwitserland, Duitsland en de<br />

Verenigde Staten.<br />

73 Bron: Baeyens, J. et al. (1995)


TECHNIEKBLAD 31<br />

TROMMELBLANCHEUR MET TEGENSTROOMKOELER 1<br />

(Klassiek systeem)<br />

Proces: Blancheren<br />

Soort : Waterblancheren<br />

Doel:<br />

Het doel van blancheren is meervoudig:<br />

• inactiveren van enzymatische processen die de kwaliteit (structuur, geur,<br />

voedingswaarde, smaak, kleur, …) van het product kunnen aantasten;<br />

• reductie van de microbiologisch belasting;<br />

• verdrijven van lucht uit het product;<br />

• bekomen van een volumereductie van het product.<br />

Het blancheerproces heeft echter <strong>als</strong> grote nadeel de uitloging en thermische afbraak<br />

van voedingsbestanddelen.<br />

Principe:<br />

Het product wordt via een glijgoot in de blancheertrommel gebracht en<br />

vooruitgedreven door middel van een roterend vijzelsysteem met variërend toerental.<br />

Het blancheerwater wordt op temperatuur gebracht door middel van stoominjectie.<br />

De optimale blancheertemperatuur en -tijd zijn afhankelijk van het soort en de<br />

afmeting van het product.<br />

In de praktijk blijkt de verblijftijd in dergelijke blancheurs een spreiding te kennen<br />

van 25% en kunnen plaatselijke temperatuurvariaties voorkomen van 10 graden. Dit<br />

betekent dat een deel van het product onder- en een deel overgeblancheerd wordt. Het<br />

overblancheren leidt tot productuitloging (rendementsverlies van circa 1%),<br />

kwaliteitsachteruitgang en extra verontreiniging van het water.<br />

Het product verlaat de blancheur met behulp van een tegen het uiteinde van de<br />

trommel gemonteerde geperforeerd schoepenrad, waarbij het product uit het water<br />

wordt getild.<br />

Het koelen van het product (remming groei aanwezige micro-organismen /<br />

blancheertijd niet te lang maken) vindt plaats in een tegenstroomkoeler; een trommel<br />

die volledig is afgesloten van de blancheur. Hierin wordt het product, door middel<br />

van een roterend vijzelsysteem, in tegenstroom gebracht met een hoeveelheid water<br />

(2-4 liter per kg product) waarbij het product naarmate het meer in aanraking komt<br />

met steeds kouder water, steeds verder afkoelt.<br />

1 Bron: TAHON, K. (1993), mondelinge toelichting tijdens bedrijfsbezoeken<br />

BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie, procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />

milieuvriendelijke technieken.' (1998)


Milieu-aspecten:<br />

Energetisch gezien is deze techniek inefficiënt.<br />

Financiële aspecten:<br />

De investeringskost van een trommelblancheur met tegenstroomkoeler met een<br />

capaciteit van 6 ton product/uur bedraagt ± 7.200.000 BEF 2 .<br />

2<br />

Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie, procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />

milieuvriendelijke technieken.' (1998)


TECHNIEKBLAD 32<br />

BANDBLANCHEUR/WATERKOELER COMBINATIE<br />

Proces: Blancheren<br />

Soort : Waterblancheren<br />

Doel:<br />

Zie techniekblad 31<br />

Principe:<br />

De bandblancheur bevat 3 zones: de voorverwarmingszone, de blancheerzone en de<br />

koelzone.<br />

Het product wordt via watertransport aangevoerd ter hoogte van de<br />

voorverwarmingszone. In deze zone wordt het product voorverwarmd door het<br />

opgewarmde koelwater uit de koelzone (energierecuperatie). Het product wordt<br />

vervolgens naar de blancheerzone getransporteerd door middel van een transportband.<br />

In deze zone wordt het product rechtstreeks opgewarmd door condenserende stoom en<br />

water dat over het product wordt gesproeid. Het verlies aan water in de<br />

blancheerzone wordt gecompenseerd door directe stoominjectie. De<br />

blancheertemperatuur en -tijd variëren naargelang de soort en de afmeting van het<br />

product. Tenslotte komt het product via een transportband terecht in de koelzone<br />

bestaande uit meerdere compartimenten. In elk van deze compartimenten wordt<br />

koelwater over het product gesproeid. Om het product efficiënt af te koelen wordt<br />

water via pompen van het ene compartiment naar de sproeikoppen van het volgende<br />

compartiment gebracht, in tegenzin ten opzichte van de productstroom. Het water van<br />

het eerst compartiment (meest opgewarmd) wordt in de voorverwarmingszone<br />

gebruikt voor het opwarmen van het product.<br />

Milieuvoordeel:<br />

Belangrijkste voordelen t.o.v. het klassiek systeem:<br />

• lager waterverbruik<br />

• energierecuperatie; warmte uit koelwater wordt hergebruikt in de opwarmzone<br />

Financiële aspecten:<br />

De investeringskosten van de bandblancheur / water- en luchtkoeler zijn van dezelfde<br />

grootteorde: ± 18.000.000 BEF voor een capaciteit van 6 ton product/uur 3 .<br />

3<br />

Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie, procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />

milieuvriendelijke technieken.' (1998)


TECHNIEKBLAD 33<br />

BANDBLANCHEUR/LUCHTKOELER COMBINATIE 4<br />

Proces: Blancheren<br />

Soort : Waterblancheren<br />

Doel:<br />

Zie techniekblad 31<br />

Principe:<br />

Met steun van NOVEM heeft ROBA Agrotechnologie een prototype blancheur /<br />

koeler-combinatie ontwikkeld die aanzienlijk energie-efficiënter is en de grootste<br />

nadelen van de trommelblancheur en tegenstroomkoeler (klassiek systeem) niet kent.<br />

De nieuwe installatie realiseert een gecontroleerde opwarming van het te blancheren<br />

product in laminair stromend water, waardoor het energieverlies naar de omgeving tot<br />

een minimum wordt beperkt.<br />

Door het product vervolgens te koelen met bevochtigde lucht in combinatie met een<br />

waterbassin, wordt het watergebruik sterk verminderd en verdere watervervuiling<br />

voorkomen. Bovendien vermindert hierdoor de productuitloging.<br />

Milieuvoordeel:<br />

Belangrijkste voordelen t.o.v. bandblancheur/waterkoeler combinatie:<br />

• lager waterverbruik (reductie met 85-90%) ten opzichte van de<br />

bandblancheur/waterkoeler combinatie en de trommelblancheur met<br />

tegenstroomkoeler;<br />

• het energierendement bedraagt 85 à 90%; het energieverbruik is 5 à 10 % zuiniger<br />

dan de trommelblancheur met tegenstroomkoeler maar verbruikt een 10 % meer<br />

energie dan de bandblancheur/waterkoeler combinatie;<br />

• beperkt uitloging van het product met minder bevuild afvalwater <strong>als</strong> gevolg;<br />

• groenten zijn droger na het verlaten van de blancheur (voordeel bij invriezen).<br />

Belangrijkste nadelen t.o.v. bandblancheur/waterkoeler combinatie:<br />

• geen recuperatie van warmte-energie uit koelwater<br />

• nog onvoldoende zekerheid m.b.t. bacteriologische kwaliteit van het eindproduct<br />

(b.v. verspreiden van bacteriële sporen via luchtstroom)<br />

Financiële aspecten:<br />

De investeringskosten van de bandblancheur / water- en luchtkoeler zijn van dezelfde<br />

grootteorde: ± 18.000.000 BEF voor een capaciteit van 6 ton product/uur 5 .<br />

4<br />

BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie, procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />

milieuvriendelijke technieken.' (1998)<br />

5<br />

Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie, procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />

milieuvriendelijke technieken.' (1998)


Proces: Blancheren<br />

Soort : Stoomblancheren<br />

Doel:<br />

Zie techniekblad 31<br />

TECHNIEKBLAD 34<br />

STOOMBLANCHEREN<br />

Principe:<br />

Het blancheren van product met behulp van stoom is vergelijkbaar met het klassiek<br />

systeem van waterblancheren (tommelblancheur met tegenstroomkoeler). Gezien dit<br />

type blancheur in de groente- en fruitverwerkende nijverheid niet courant wordt<br />

toegepast wordt er hier niet verder op in gegaan.<br />

Milieuvoordeel:<br />

Belangrijkste voordeel t.o.v. waterblancheren:<br />

• lager waterverbruik


TECHNIEKBLAD 35<br />

BLANCHEREN MET BEHULP VAN MICROGOLVEN<br />

Proces: Blancheren<br />

Soort : Alternatieve blancheertechniek<br />

Doel:<br />

Zie techniekblad 31<br />

Principe:<br />

Deze alternatieve blancheertechniek kent momenteel geen of weinig toepassing in de<br />

groente- en fruitverwerkende nijverheid en wordt hier niet verder besproken.<br />

Milieuvoordeel:<br />

Verhitting met behulp van microgolven heeft het voordeel dat de hoeveelheid<br />

afvalwater die normalieter ontstaat tijdens het blancheerproces, erg beperkt is. Nadeel<br />

is wel dat de concentratie van afv<strong>als</strong>toffen in deze afvalwaterstroom hoog is.


TECHNIEKBLAD 36<br />

BLANCHEREN MET BEHULP VAN HETE LUCHT<br />

Proces: Blancheren<br />

Soort : Alternatieve blancheertechniek<br />

Doel:<br />

Zie techniekblad 31<br />

Principe:<br />

Het blancheren van producten met behulp van hete lucht is momenteel nog moeilijk<br />

beheersbaar en kent geen of weinig toepassing in de groente- en fruitverwerkende<br />

nijverheid. Deze techniek wordt hier niet verder besproken.


TECHNIEKBLAD 37<br />

VERGELIJKING TUSSEN EEN WATERBLANCHEUR, BANDBLANCHEUR<br />

EN STOOMBLANCHEUR 6<br />

Waterblancheur Cabin-plant<br />

(geïntegreerd opwarmblancheer-<br />

koelproces)<br />

Stoomblancheur<br />

Temperatuur 85-95°C ? ?<br />

Behandelingstijd 5-10 min ? enkele minuten<br />

Behandelingswijze onderdompeling in Producten komen producten worden<br />

water<br />

achtereenvolgens in<br />

contact met<br />

opwarmwater -<br />

blancheerwater en<br />

koelwater<br />

blootgesteld aan stoom<br />

Uitloging groot beperkt beperkt<br />

Waterverbruik<br />

(blancheren+koelen)<br />

5,2 m³/ton 1,5 m³/ton 5 m³/ton<br />

Waseffect goed beperkt geen<br />

Controleerbaarheid<br />

van de temperatuur<br />

gemakkelijk doenbaar moeilijk<br />

BOD-belasting<br />

(blancheren+koelen)<br />

2,2 kg/ton 1,0 kg/ton 2,5 kg/ton<br />

Koeler noodzakelijk geïntegreerd noodzakelijk<br />

Warmte-overdracht goed matig matig<br />

Temperatuursregeling traag vlug vlug<br />

Investeringskost laag hoog (factor 3-4x) 7<br />

hoog (factor 2x)<br />

Onderhoud beperkt complex beperkt<br />

Kwaliteit blancheren minder homogeen homogeen ?<br />

Energieverbruik hoog beperkt beperkt<br />

Capaciteit groot beperkt beperkt<br />

Thermische efficiëntie 80% 90% ?<br />

Productkwaliteit groene producten weinig uitloging van goed<br />

behouden hun vitaminen en<br />

originele kleur voedingsstoffen<br />

6<br />

Bronnen:<br />

Paris Convention for the prevention of marine pollution (1992);<br />

Tahon (1993); Verbist S. et al (1994);<br />

PRESTI-handleiding: Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende industrie (1997)<br />

7<br />

De investeringskost kan geschat worden op 4-6 MBEF (Mondelinge mededeling door Wouters, La<br />

Corbeille)


Proces: Koeling<br />

TECHNIEKBLAD 38<br />

KOELINSTALLATIE 8<br />

Een koeltechnische installatie, die werkt volgens het principe van de<br />

fasenverandering, is opgebouwd uit de volgende componenten: verdamper,<br />

compressor, koelmiddelverdichter (condensor of absorptiegenerator) en<br />

expantieventiel. Het koudemiddel is de vloeistof die gebruikt wordt om het gewenst<br />

koeleffect te bereiken.<br />

Het koelingsprincipe steunt op twee natuurkundige principes: kookpunt van een<br />

vloeistof is afhankelijk van de druk en elke vloeistof die overgaat naar de dampfase<br />

neemt warmte op. In figuur 1 wordt het koelingsprincipe schematisch voorgesteld.<br />

Onderdelen:<br />

Verdamper<br />

De verdamper heeft <strong>als</strong> doel: het verdampen van het ontspannen koelmiddel<br />

(overgang vloeistof naar damp) waarbij warmte wordt onttrokken aan de te koelen<br />

omgeving of de te koelen lucht.<br />

De verdamper op zich is geen geluidsproducerende bron.<br />

Koelmiddelverdichter:<br />

In de koelmiddelverdichter (absorptiegenerator of compressor) wordt koelmiddel, dat<br />

zich in de gasfase bevindt, aangezogen en samengedrukt. Als gevolg van deze<br />

drukverhoging stijgt de temperatuur van het koelmiddel.<br />

Absorptiegenerator:<br />

Geen draaiende onderdelen aanwezig; vanuit akoestisch oogpunt<br />

gezien gunstiger dan een compressor.<br />

Compressor:<br />

Er kunnen vier types onderscheiden worden 9 :<br />

-zuigercompressor<br />

-schroefcompressor<br />

-centrifugaalcompressor<br />

-scrollcompressor (laagste geluidsniveau, maar duurder in aankoop)<br />

akoestisch gunstig:<br />

- zuigercompressor van het hermetisch type met<br />

vloeistofgekoelde elektromotor; geen mechanische<br />

verluchting vereist in de akoestische omkasting<br />

8<br />

Bron: PRESTI-handleiding ‘Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende industrie’ (1997)<br />

Cursus koeltechniek KVIV (1984)<br />

9<br />

Bron: PRESTI-handleiding ‘Preventie en milieuzorg in de groenteverwerkende industrie’ (1997)


- centrifugaalcompressor met ingebouwde<br />

vloeistofgekoelde elektromotor; geen mechanische<br />

verluchting vereist in de akoestische omkasting<br />

Condensors 10 :<br />

De condensor heeft <strong>als</strong> doel: de oververhittingswarmte van het gasvormig koelmiddel<br />

wegnemen, het condenseren van het gasvormige koelmiddel tot vloeibare fase en het<br />

onderkoelen van koelmiddel in de vloeistoffase.<br />

Er worden drie types van condensors onderscheiden:<br />

1. Watergekoelde condensor<br />

2. Luchtgekoelde condensor<br />

3. Verdampingscondensor<br />

De watergekoelde condensor werkt met koelwater dat in gesloten kring doorheen een<br />

koeltoren wordt gestuurd. De afkoeling van het warm water (koelwater) gebeurt door<br />

verdamping. In het klassieke systeem wordt lucht aangezogen over het sproeiwater<br />

met behulp van een ventilator (bron van laagfrequent geluid); bij koeltorens van het<br />

ejectortype gebeurt de luchtverplaatsing over het sproeiwater door het sproeiwater<br />

zelf.<br />

Groot nadeel van dit type condensor is de overtollige hoeveelheid water die nodig is.<br />

Bij de luchtgekoelde condensor gebeurt de overdracht van de warmte van het<br />

koelmiddel naar de omgevingslucht. Een ventilator (type propeller- of<br />

axiaalventilator) zorgt dat lucht in voldoende mate wordt aangebracht (meer warmteoverdracht<br />

bij een hoger luchtdebiet). Geluidsarme types hebben volgende<br />

kenmerken: geluidsarme aërodynamisch gevormde waaiers; laagdraaiend toerental en<br />

meer schoepen per waaier. Naast schoepencondensors bestaan er ook<br />

turbinecondensors; dit type produceert minder geluid maar vereist anderzijds meer<br />

energie.<br />

Bij de verdampingscondensor wordt koelwater via sproeiers verneveld boven het<br />

circuit waarin het oververhit koelwater, afkomstig van de koelmiddelverdichter, zich<br />

bevindt. Dit resulteert in de verdamping van (een gedeelte van) het koelwater. Door<br />

de fase-overgang van dit koelwater (van vloeibaar naar gas) wordt<br />

verdampingswarmte aan het koelmiddel onttrokken. Het verdampingsvermogen van<br />

het koelwater kan verhoogd worden door een geforceerde luchtcirculatie in<br />

tegenstroom met de koelwaterstroom te sturen. Het grote voordeel van deze<br />

condensor is de beperkte hoeveelheid water die vereist is. Het rendement van deze<br />

condensor wordt echter sterk beïnvloed door de natteboltemperatuur van de lucht. Bij<br />

grote luchtvochtigheid (lucht verzadigd met water) krijgt het water weinig kans om te<br />

verdampen en blijft de warmte-onttrekking beperkt. Verdampingscondensors kunnen<br />

vanuit akoestisch oogpunt vergeleken worden met een koeltoren.<br />

Om te voldoende aan de gestelde geluidseisen kunnen bijkomende geluidsreducerende<br />

maatregelen getroffen worden (b.v. geluidsdempers, …)<br />

10 Infobrochure Baltimore Aircoil betreffende condensors


Figuur 1: Schematische voorstelling van het koelingsprincipe<br />

VERDAMPER<br />

Koelm. neemt warmte<br />

op (van te koelen<br />

ruimte of product))<br />

Vloeistof<br />

(koelm.)<br />

Gas (koelm.)<br />

KOELMIDDEL-<br />

VERDICHTER<br />

t(°C) ↑<br />

EXPANTIE-<br />

VENTIEL<br />

Gas<br />

(koelm.)<br />

CONDENSOR<br />

Koelm. geeft warmte<br />

af (b.v.opwarmen<br />

van water)<br />

Vloeistof<br />

(koelm.)


Proces: Malen van fruit<br />

TECHNIEKBLAD 39<br />

MOLEN 1<br />

Beschrijving maatregel:<br />

De keuze van een molen is voornamelijk afhankelijk van de gebruikte fruitsoorten en de<br />

toepassing van het gemalen product.<br />

In Vlaanderen wordt bij het malen volgende techniek gebruikt:<br />

• Meertrapsmolen met vaste mes<br />

Het fruit valt in een circulaire holte waar een draaiende spin met vaste messen,<br />

onder hoge rotatiesnelheid deze versnippert. Het moes wordt naar de pers of<br />

decanter geleid via een transportband of via buizen.<br />

Andere technieken zijn:<br />

• Getande messen molen 2<br />

Het fruit wordt door een 30-tal getande messen die aan de buitenkant van een<br />

draaiende ton zijn vastgemaakt, tot moes gemalen. Doordat men messen kan<br />

gebruiken met verschillende grootte van tanden, kan men een optimaal<br />

maalrendement behalen. Dergelijke molens kunnen een capaciteit aan van 18.000<br />

tot 36.000 kg/uur met een energieverbruik van 11 à 30 KW (1.000 rpm/m -1 ) en<br />

een investeringskost van 600.000 à 2.000.000 BEF.<br />

Figuur 3 : Getande messenmolen<br />

• Hamer molen 4<br />

De molen slaat het fruit tot moes door bewegende stalen messen. Een reeks<br />

scherpe messen verpulveren een continue aanvoer van fruit. Deze wordt<br />

hoofdzakelijk gebruikt voor appelen en peren. Het aantal en de grootte van de<br />

1<br />

Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />

milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />

2<br />

Bron: dhr. Estelmann (Bucher Guyer LTD).<br />

3<br />

Bron: Brochure Bucher Guyer<br />

4<br />

Bron: dhr. De Backer (Fitz Patrick NV)


hamers bepaalt de capaciteit van de molen. Deze methode kan soms<br />

smaakproblemen veroorzaken indien teveel zaden worden verbrijzeld.<br />

Voor een hamermolen met capaciteit van 10 à 15 ton/h is het energieverbruik<br />

± 30 kW en bedraagt de investeringskost ± 4.5 à 5 MBEF.<br />

• Molen voor steenvruchten<br />

Steenvruchten, zo<strong>als</strong> pruimen en abrikozen moeten vermorzeld worden zonder<br />

de pit te beschadigen omdat deze dikwijls bestanddelen bevatten die de smaak<br />

of de houdbaarheid van het sap kunnen aantasten. Daarom worden wielen<br />

gebruikt die bedekt zijn met hard rubber. Deze roteren tegen elkaar en<br />

dwingen het fruit in een bepaalde richting waarbij het vlees bijna volledig<br />

wordt afgescheurd en de pit onaangetast blijft.<br />

• Molen voor druiven<br />

Een ontsteler haalt de druiven van hun tros. Een reeksen messen, gemonteerd<br />

op twee cilinders versnipperen de binnenkomende druiven. Het fruitvlees<br />

wordt vervolgens naar de pers getransporteerd.<br />

Milieuvoordeel<br />

Er zijn geen algemene gegevens beschikbaar over voor- en nadelen van elk van de<br />

ma<strong>als</strong>ystemen. Een keuze van milieuvriendelijke technieken is bijgevolg niet mogelijk.


TECHNIEKBLAD 40<br />

BANDPERS 5<br />

Proces: Persen of decanteren van sappen<br />

Beschrijving maatregel 6<br />

Opgepompte fruitmoes wordt verspreid over de hele breedte van een band. De band is<br />

van een poreus materiaal gemaakt, meestal van een polypropyleenmaas. In een eerste<br />

hellende ontwateringszone wordt het moes met behulp van wentelploegen over de<br />

gehele bandbreedte gravitair ontsapt, waarna het via een wigvormige zone van lage<br />

druk naar de hogedrukzone wordt getransporteerd. Door de afnemende roldiameter in<br />

de perszone neemt de druk op het moes geleidelijk toe. Onder invloed van die<br />

stijgende druk en de ontwikkelde afschuifkrachten wordt het moes optimaal ontsapt.<br />

Op het einde van de cyclus wordt het geperst moes via een kunststofschraper van de<br />

band verwijderd, waarna de band onder druk wordt gereinigd. Voorbeelden van<br />

dergelijke persen zijn de Belmer & Klein en de Ensink typen.<br />

Kenmerken<br />

- Bij het gebruik van bandpersen wordt een aanzienlijke hoeveelheid water<br />

verbruikt, gaande van 10 tot 20m³/h, voor een capaciteit van 6 tot 36 m³/h.<br />

- Saprendement gaande van 70 %. Indien secundair water wordt toegevoegd tijdens<br />

het persen stijgt het persrendement tot ± 90%. Nadelig is dan wel dat de<br />

fruitsappen reeds verdund zijn.<br />

- Geen kosten voor pershulpstoffen;<br />

- Lage arbeidskosten<br />

- Laag energieverbruik;<br />

- Continue proces<br />

Milieuvoordeel<br />

Geen uitgesproken milieuvoordelen.<br />

5<br />

Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />

milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />

6<br />

Bron: dhr. Timmerman (Welders Filtration Technology NV);<br />

dhr. Feyten (Van Wijnsberghe NV);<br />

dhr. Estelmann (Bucher Guyer LTD).


Financiële aspecten<br />

De bandpers heeft een investeringskost van 2 7 tot 10. 8 MBEF, voor een capaciteit van<br />

5 – 25 m³/h.<br />

Werkingskosten zijn afhankelijk van<br />

- de gebruikte hoeveelheid waswater;<br />

- energieverbruik:<br />

- aandrijvingsvermogen 0,75 – 4.4 kW<br />

- mengvermogen 0,55 – 0,75 kW<br />

- waspompvermogen 2.2 – 15 kW<br />

Doordat het saprendement lager ligt dan bij andere perstechnieken, is hij economisch<br />

minder interessant.<br />

Figuur 9 :<br />

Figuur: Bandpers<br />

7 Bron: dhr. De Smet (Welders Filtration Technology NV)<br />

8 Bron: dhr. Estelmann (Bucher Guyer LTD)<br />

9 Bron: Brochure Van Wynsberghe


TECHNIEKBLAD 41<br />

HORIZONTALE DRAAIPERS 10<br />

Proces: Persen of decanteren van sappen<br />

Beschrijving maatregel 11<br />

Fruitmoes wordt via een pomp in de pers gestuwd tot de holten partieel gevuld zijn.<br />

Onder hydraulische (HP-typen) of pneumatische (MP-type) druk wordt het moes<br />

gecomprimeerd en het sap onderaan verzameld. De trommel roteert en herverdeelt het<br />

moes, waarna een tweede persing kan optreden. Afhankelijk van het type fruit worden<br />

al of niet verschillende cyclussen uitgevoerd. Het droge residu wordt vervolgens door<br />

rotatie van de volledige pers eruit gehaald en later eventueel gebruikt <strong>als</strong> diervoeder.<br />

- Bij een productie van 8-10 ton/uur, haalt de pers een rendement van 82-84% (vers<br />

fruit, zonder behandeling);<br />

- Bij een productie van 11-13 ton/uur haalt ze een rendement van 88%<br />

(voorbehandeling met enzymen);<br />

De pers kan gebruikt worden voor verschillende fruitsoorten: appel, peer,<br />

steenvruchten (kers, pruim, abrikoos, perzik), bessen, groenten, tropische vruchten<br />

(ananas, kiwi, …).<br />

Er zijn verschillende typen horizontale draaipersen in omloop, gaande van een<br />

capaciteit van een honderdtal kilo’s tot 25 ton fruit per uur.<br />

Vermogen (kW)<br />

Maximum drukkracht (bar)<br />

Capaciteit (ton fruit/uur)<br />

MP 27 MPX100 HPX5005<br />

5.9 8.6 26.5<br />

2 2 5<br />

1 4-5 5-25<br />

Kenmerken<br />

- Hoog saprendement (82-88%, tot zelfs 92% indien secundair water wordt<br />

toegevoegd);<br />

- Het is een gesloten systeem, waardoor noch sapverliezen noch besmetting<br />

voorkomen;<br />

- Geen kosten voor pershulpstoffen;<br />

- Lage arbeidskosten.<br />

Milieuvoordeel<br />

- Aanwezigheid van een CIP-systeem (cleaning-in-place);<br />

- Beperkt verbruik van water;<br />

- In vergelijking met bandpers en decanters is hier slechts één pers nodig. Bij het<br />

produceren van sappen via decanters, zijn meestal verschillende apparaten nodig<br />

om hetzelfde rendement te verkrijgen.<br />

10<br />

Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />

milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />

11<br />

Bron: dhr. Estelmann (Bucher Guyer LTD).


- Laag energieverbruik.<br />

Financiële aspecten 12<br />

Investeringskosten variëren tussen de 2,5 en 16 MBEF<br />

Terugverdientijden variëren sterk aangezien productiecapaciteiten en de<br />

grondstofprijzen sterk verschillen van land tot land.<br />

Werkingskosten zijn afhankelijk van energieverbruik. Om 1 à 25 ton fruit per uur te<br />

persen zijn ± 5 à 25 kWh nodig.<br />

Figuur 13 :<br />

12 Bron: dhr. Meier (Bucher Guyer LTD).<br />

13 Bron: Brochure Bucher Guyer<br />

Figuur: Horizontale draaipers


TECHNIEKBLAD 42<br />

PAKPERS 14<br />

Proces: Persen of decanteren van sappen<br />

Beschrijving maatregel 15<br />

Pakpersen zijn gekend voor hun hoge saprendementen, ofschoon ze<br />

arbeidsintensief zijn. De moderne pakpers bestaat uit een stalen bed dat vastzit<br />

aan een hydraulisch verticaal bewegend kader. In eerste instantie wordt het<br />

fruitmoes op een grof geweven nylon doek in een dunne laag, glad egaal<br />

gestreken. De nylon doek wordt vervolgens dubbel geplooid waardoor het moes<br />

‘gesandwicht’ zit en op haar plaatst wordt gehouden door een rechthoekige kader.<br />

Tot 20 lagen fruitmoes kunnen op die manier gebouwd worden, onderling<br />

gescheiden door een horizontale plank. De hydraulische pers drukt de<br />

verschillende lagen bijeen, het sap wordt door de nylon doeken geperst en<br />

onderaan in een vat verzameld.<br />

Moderne versies gebruiken persen met brede as (diameter tot 18 inch of 45cm),<br />

waarmee een hoge druk tot 40 ton kan verwezenlijkt worden. Twee arbeiders<br />

kunnen in een tiental minuten de verschillende moeslagen opbouwen, de pers<br />

heeft vervolgens een 30-tal minuten nodig om de sappen volledig geperst te<br />

krijgen.<br />

De pakpers kan nog op kleine schaal bij traditionele appelpersers gebruikt<br />

worden, maar kent teveel nadelen voor productie op grote schaal.<br />

14<br />

Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />

milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />

15<br />

Voor deze perstechnieken zijn geen verbruiks- en financiële gegevens beschikbaar die vergelijking<br />

mogelijk maken;<br />

Bron: dhr. Estelmann (Bucher Guyer LTD).


TECHNIEKBLAD 43<br />

SCHROEFPERS 16<br />

Proces: Persen of decanteren van sappen<br />

Beschrijving maatregel 17<br />

Het moes wordt via een verticale schroef neerwaarts getransporteerd en tegelijk<br />

gecomprimeerd. Het sap vloeit via de poreuze wand weg. Nadelig bij dergelijke<br />

persen is dat de poriën snel verstopt geraken.<br />

De pers werkt doorgaans met een drukkracht van 5 tot 15 bar en kan een<br />

capaciteit aan van 100 kg tot 10 m³/h.<br />

Voordelen:<br />

- continue systeem;<br />

- de schroefpers heeft een robuste bouw;<br />

- onderhoud en werking zijn eenvoudig.<br />

In Europa zijn deze persen niet veel in gebruik.<br />

Financiële aspecten<br />

- Voor een capaciteit < 5 m³/h bedraagt de investeringskost ± 1 à 3 MBEF.<br />

- Voor een capaciteit van 5 m³/h bedraagt de investeringskost ± 4 MBEF.<br />

- Voor een capaciteit van meer dan 10 m³/h bedraagt de investeringskost ±<br />

14 MBEF.<br />

16<br />

Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />

milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />

17<br />

Bron: Hicks (1990); Envi Tech Consult (1993)


TECHNIEKBLAD 44<br />

DECANTER 18<br />

Proces: Persen of decanteren van sappen<br />

Beschrijving maatregel 19<br />

Het decanteren van een vloeistof is een eenvoudige methode om vaste deeltjes uit een<br />

vloeibare fase te scheiden. Dit wordt uitgevoerd nadat de vaste deeltjes door gravitatie<br />

gezonken zijn. Soms kunnen gelatinen gebruikt worden, die met de vaste deeltjes<br />

complexe structuren vormen en gemakkelijker van de vloeibare fase gescheiden<br />

worden. De decanter is vergelijkbaar met een centrifuge, het sap wordt uit het mengsel<br />

gehaald, de fruit- en groenteresten worden hierbij afgevoerd.<br />

Doorgaans zijn verschillende decanters nodig om een goed saprendement te beogen.<br />

Onder gewone persomstandigheden (zonder enzymatische voorbehandeling) rekent<br />

men op een saprendement van 60 - 70%. Bovendien kan men tussen elke<br />

decantatiestap een finisher gebruiken 20 . Een finisher bestaat uit een cilindervormige<br />

buis voorzien van poriën. Ronddraaiende klepels duwen het moes doorheen de poriën.<br />

Overgebleven resten (stelen, bladeren, …) worden door de draaiende klepels uit de<br />

cilinder geblazen.<br />

Decanters zijn beschikbaar voor capaciteiten van 1 tot 200 m³/h. Doorgaans treft men<br />

capaciteiten aan van 2 tot 20 m³/h.<br />

Voordelen:<br />

- De werking en onderhoud van een decanter zijn vrij eenvoudig;<br />

- Continue proces;<br />

- Gesloten systeem;<br />

- Compact systeem;<br />

- Decanters kunnen kleinere partikels scheiden: in het gedecanteerd sap is 60% van<br />

de aanwezige deeltjes kleiner dan 1 µm, bij persen is dat maar 20% 21 .<br />

Nadelen:<br />

- Laag saprendement;<br />

- Hoog energieverbruik<br />

Milieuvoordeel<br />

- Decanters hebben bij de opstart een hoog energieverbruik. Bij de werking is het<br />

energieverbruik lichtjes hoger dan bij zeefbandpers.<br />

- CIP-reiniging mogelijk.<br />

18<br />

Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />

milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />

19<br />

Bron: Hicks, 1990.<br />

20<br />

Bron: dhr. Lynen (Konings NV).<br />

21<br />

Bron: dhr. Pecoroni (Westfalia Separator AG, GEA Group).


Financiële aspecten 22<br />

- Voor een capaciteit van 2 ton /h bedraagt de investeringskost ± 5 – 5,5 MBEF.<br />

- Voor een capaciteit van 5 - 15 ton /h bedraagt de investeringskost ± 10-12 MBEF.<br />

- Afhankelijk van karakteristieken van het te persen product, spreekt men van een<br />

gemiddeld verbruik van 2 – 4 kWh/m³. Voor een decanter met capaciteit van<br />

25.000 l/h bedraagt het energieverbruik 30 à 37 kWh.<br />

Figuur 23 :<br />

22 Bron: dhr. Lemmens (Tetra Pak Belgium NV)<br />

Envi Tech Consult, 1993.<br />

23 Bron: Brochure Westfalia<br />

Figuur: Decanter


TECHNIEKBLAD 45<br />

VERGELIJKING VAN DE VERSCHILLENDE PERSEN EN DECANTERS 24<br />

Proces: Persen of decanteren van sappen<br />

Beschrijving maatregel<br />

Tabel 1 en 2 geven de rendementen weer voor verschillende pers- en<br />

decantertechnieken. In de praktijk wordt de pak- en schroefpers niet veel gebruikt.<br />

De meest gebruikte technieken in Europa zijn de decanter, bandpers en de horizontale<br />

draaipers (Bucher Guyer).<br />

Tabel 1 Rendementen van verschillende soorten persen berekend voor dessert<br />

appels 25<br />

PERS Rendement (%)<br />

Pakpers<br />

Horizontale draaipers<br />

Met secundaire watertoevoeging<br />

Continue Bandpers<br />

Met secundaire watertoevoeging<br />

Decanter<br />

Tabel 2 Vergelijking van de soorten persen 25<br />

80<br />

84<br />

92<br />

70<br />

92<br />

60-70<br />

Methode Voordeel Nadeel<br />

Pakpers Eenvoudig<br />

Goedkoop<br />

Horizontaal draaipers Hoog rendement<br />

Lage concentratie vaste deeltjes<br />

Goede sapkwaliteit<br />

Lage arbeidskosten<br />

Bandpers Hoge productie<br />

Lage arbeidskosten<br />

Goedkoop<br />

Continue proces<br />

Arbeidsintensief<br />

Batchsysteem<br />

Traag proces<br />

Batchsysteem<br />

Duur<br />

Hoge concentratie vaste deeltjes<br />

Laag rendement<br />

Schroefpers Continue proces Laag rendement<br />

Decanter Continue proces<br />

Lage arbeidskosten<br />

Eenvoudig<br />

Laag rendement<br />

24<br />

Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />

milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />

25<br />

Bron: Hicks, 1990.


Proces: Filtreren van sappen<br />

TECHNIEKBLAD 46<br />

KAMERFILTERPERS 26<br />

Beschrijving maatregel 27<br />

Deze filter bestaat uit een reeks geperforeerde platen en ramen van roestvrij staal. De<br />

platen en de ramen wisselen elkaar steeds af. Filterhulpstoffen worden met water<br />

vermengd en door de ramen gepompt tot op de platen. Het water stroomt door de<br />

perforaties in de platen maar de filterhulpstof blijft achter, waarbij een filterbed wordt<br />

gevormd. De sappen worden vervolgens onder druk door de bedden gepompt.<br />

Kamerfilterpersen kunnen, afhankelijk van de nodige perscapaciteiten, gemaakt<br />

worden in uiteenlopende afmetingen, drukvermogen, capaciteit, …<br />

Gebruik<br />

De kamerfilterpers wordt doorgaans <strong>als</strong> eerste filtratiestap gebruikt. Indien men heldere<br />

vruchtensappen wil verkrijgen moet men bijkomende filtratietechnieken gebruiken, zo<strong>als</strong><br />

bladfiltratie, ultrafiltratie, .<br />

Kenmerken<br />

- Beschikbaar in verschillende maten en grootten;<br />

- Gebruikte drukkrachten van 6 – 15 bar;<br />

- Batch systeem: voor en na elke cyclus moet de filterkoeken afgevoerd worden en de<br />

filter voor een nieuwe cyclus worden klaargemaakt;<br />

- Filteroppervlak tot meer dan 400 m²;<br />

- Gesloten systeem;<br />

- Gebruik van filterhulpstoffen nodig.<br />

Financiële aspecten<br />

- Een filterpers met een filteroppervlakte van 500 m² heeft een investeringskost van<br />

± 16.000.000 BEF. De installatie met de nodige apparatuur, zo<strong>als</strong> pomp, aan- en<br />

afvoersysteem, … doet de investeringskost met een factor 2 stijgen 28 .<br />

26<br />

Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />

milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />

27<br />

Bron: Hicks, 1990.<br />

Bron: dhr. Timmerman (Welders Filtration Technology NV);<br />

dhr. M. Feyten (Van Wijnsberghe NV);<br />

Ecogroup TEC.<br />

28<br />

Bron: Envi Tech Consult, 1993.


Figuur 29 :<br />

29 Bron: Brochure WFT<br />

Figuur: Kamerfilterpers


Proces: Filtrerenvan sappen<br />

TECHNIEKBLAD 47<br />

CENTRIFUGE 30<br />

Beschrijving maatregel 31<br />

Troebele componenten kunnen via centrifugatie verwijderd worden. Door de<br />

centrifugale kracht worden lichte elementen van zwaardere gescheiden. De sappen<br />

worden verzameld en de ongewenste vaste deeltjes <strong>als</strong> afval verwijderd. Deze<br />

scheidingstechniek kan gemakkelijk automatisch opereren. Centrifuges worden<br />

doorgaans gebruikt wanneer een hoge graad van zuivering vereist is.<br />

Milieuvoordeel<br />

- geen gebruik van filterhulpstoffen;<br />

- geen papierafval;<br />

- CIP-reiniging mogelijk;<br />

- hoge filtratiecapaciteit: van 2 tot 70 ton/h.<br />

Financiële aspecten 32<br />

Voor een capaciteit van 2000 l/h bedraagt de investeringskost ± 3.000.000 BEF.<br />

Het energieverbruik varieert van 7 tot 45 kW voor capaciteiten van 12 à 70 ton/h.<br />

Figuur 33 :<br />

30<br />

Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />

milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />

31<br />

Bron: dhr. Pecoroni (Westfalia Separator AG, GEA Group).<br />

32<br />

Bron: dhr. Lemmens (Tetra Pak Belgium NV)<br />

33<br />

Bron: Brochure Westfalia


Proces: Filtreren van sappen<br />

TECHNIEKBLAD 48<br />

BLADFILTER 110<br />

Beschrijving maatregel:<br />

Wegwerp filterbladen bieden een goed alternatief voor filters gevuld met poeders.<br />

Filterbladen worden geplaatst tussen kunststof of roestvrije platen. De te filtreren<br />

vloeistoffen, worden onder hoge druk door de platen en filterbladen gestuwd. Door de<br />

keuze van de filterbladen kunnen bijna steriele condities worden bereikt. Deze filter kan<br />

wel snel verstopt geraken indien de vruchtensappen hoge concentraties aan vaste deeltjes<br />

bevatten. Daarom wordt de bladfilter dikwijls gebruikt om de helderheid van de sappen<br />

te verfijnen.<br />

Vroeger werd asbest gebruikt <strong>als</strong> materiaal omdat het uiterst efficiënte filtratieeigenschappen<br />

bevat. Om gezondheidsredenen wordt nu overgestapt naar een cellulose,<br />

kieselgoer, katoen of een combinatie ervan.<br />

Kenmerken:<br />

- Afmetingen van de platen gaande van 0,25 x 0,25 m tot 1 x 1 m;<br />

- Filtratieoppervlakte tot 330 m² per filter<br />

- Filtercapaciteiten tot 250 l/m² voor sterilisatie;<br />

tot 650 l/m² voor clarificatie;<br />

- Afmetingen en filtratiebereik zijn gemakkelijk aan te passen aan de benodigde<br />

capaciteiten;<br />

- Geen filterhulpstoffen nodig;<br />

- Continu proces;<br />

- Filterpapier is een goedkope filterhulpstof;<br />

- Het opbrengen van filterpapier is makkelijk in vergelijking met het opbrengen van<br />

kalk.<br />

Milieuvoordeel<br />

- Geen gebruik van filterhulpstoffen;<br />

- Bij het gebruik van filterpapier komen geen schadelijke deeltjes vrij.<br />

Financiële aspecten<br />

Voor een capaciteit van 10.000 l/h bedraagt de investeringskost van een filter<br />

± 200.000 BEF.<br />

110<br />

Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />

milieuvriendelijke technieken' (1998)


Figuur 111 :<br />

111 Bron: Strassburger Filter<br />

Figuur: Bladfilter


Proces: Filtreren van sappen<br />

TECHNIEKBLAD 49<br />

MEMBRAANFILTER 112<br />

Beschrijving maatregel 113 :<br />

Membraantechnieken is de verzamelnaam voor een aantal scheidingstechnieken, waarbij<br />

de scheiding wordt uitgevoerd mbv een selectieve wand: het membraan. Om het<br />

transport door het membraan te verzekeren, is er een drijvende kracht nodig, waarvoor er<br />

verschillende mogelijkheden bestaan:<br />

- een drukverschil over het membraan zo<strong>als</strong> bij microfiltratie (0,1 – 5 µm),<br />

ultrafiltratie (5 – 500 nm), nanofiltratie (0,5 – 1 nm) en omgekeerde osmose (0,1 –<br />

10 nm);<br />

- een elektrisch potentiaalverschil bij elektrodialyse of membraanelektrolyse;<br />

- een concentratieverschil bij dialyse;<br />

- een verschil in partieeldruk bij pervaporatie.<br />

Microfiltratie berust op zeefwerking. Er kunnen fluxen worden bereikt tot meer dan 500<br />

liter/m²/bar. De membranen worden meestal gemaakt van organische polymeren zo<strong>als</strong><br />

polypropyleen, polyvinylideenfluoride, teflon, cellulose-esters en polycarbonaat.<br />

Microfiltratie wordt gebruikt voor de verwijdering van bacteriën en colloïden.<br />

Ultrafiltratie is een scheidingstechniek waarbij deeltjes worden gescheiden op basis van<br />

hun grootte: opgeloste grotere moleculen (hoog-moleculaire verbindingen) en deeltjes<br />

zo<strong>als</strong> colloïden, pigmenten, … worden weerhouden terwijl kleinere moleculen<br />

(laagmoleculaire verbindingen) zo<strong>als</strong> o.a. zouten het membraan passeren. Ultrafiltratie<br />

wordt gebruikt om hoge kwaliteitssappen te produceren in verband met kleur en<br />

stabiliteit van het product. Soms zijn na ultrafiltratie nog bijkomende stappen vereist<br />

voor het verkrijgen van een langdurig stabiel product.<br />

Voordelen van membraanfilters zijn:<br />

- Filtratierendementen van 96 – 99%, terwijl met conventionele<br />

filtratietechnieken rendementen worden bereikt van 80-94%;<br />

- Hoog filtratiebereik;<br />

- Geen filterhulpstoffen nodig;<br />

- CIP-reiniging mogelijk<br />

- Er is slechts één systeem nodig, terwijl bij andere filtratieprocessen<br />

verschillende technieken gebruikt moeten worden om hetzelfde resultaat te<br />

bekomen;<br />

- Reiniging en vervanging zijn eenvoudig en vergen een minimum aan tijd.<br />

112<br />

Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />

milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />

113<br />

Baeyens J. etal. (1995)<br />

Bron: mevr. Leroy (Pall Belgium bvba)


Nadelen zijn:<br />

- Begrensde thermische, chemische en mechanische stabiliteit van het<br />

membraan en de gevoeligheid tegenover de vervuiling.<br />

- Hoog energieverbruik om voldoende drukverschil en recirculatie van het<br />

debiet te verwezenlijken.<br />

Milieuvoordeel<br />

- Geen gebruik van filterhulpstoffen.<br />

Financiële aspecten<br />

Investeringskosten hangen af van het gebruikte materiaal, graad van filtratie en<br />

capaciteit.<br />

- Voor een semi-automatisch membraansysteem voor de wijnsector met 6<br />

modules om 1500 tot 3500 l/h te verwerken ligt de investeringskost rond<br />

de 3 MBEF 114 .<br />

- Voor een capaciteit van 500 l/h bedraagt de investeringskost ± 600.000<br />

BEF voor zowel microfiltratie <strong>als</strong> ultrafiltratie 115 .<br />

- Voor een capaciteit van 2000 l/h bedraagt de investeringskost ± 9 à<br />

10 M BEF voor zowel microfiltratie <strong>als</strong> ultrafiltratie 116 .<br />

114 Bron: mevr. Leroy (Pall Belgium bvba).<br />

115 Bron: dhr. Sebastian (Strassburger filter GmbH).<br />

116 Bron: dhr. Lemmens (Tetra Pak Belgium NV).


Proces: Filtreren van sappen<br />

TECHNIEKBLAD 50<br />

KAARSFILTER 117<br />

Beschrijving maatregel 118 :<br />

Deze filter gebruikt een reeks roestvrije assen waarrond draden gewikkeld worden. De<br />

filter kan ook opgevuld worden met een kunststof van gekende porositeit, zo<strong>als</strong> nylon,<br />

polyester, polypropyleen, …. Wanneer de sappen door de vulling van de filter vloeien,<br />

worden alle partikels boven een specifieke diameter vastgehouden.<br />

Gebruik<br />

- Kaarsfilters worden gebruikt om sappen te zuiveren en bijgevolg te<br />

stabiliseren.<br />

Kenmerken<br />

- Filtratiebereik: 200 tot 0,04 µm.<br />

- De kaarsen zijn eenvoudig te bedienen en verschaffen in functie van het<br />

gebruikte opvulmateriaal, een hoger filtratierendement.<br />

- Een nadeel is de kwetsbaarheid van de filter voor drukschokken, hetgeen de<br />

filtratie kan verstoren of zelfs volledig stop zetten.<br />

- Onderhoud en vervanging zijn eenvoudig.<br />

- Capaciteiten van 1 tot 400 m³/h.<br />

Figuur 119 :<br />

Figuur: Kaarsfilter<br />

117<br />

Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />

milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />

118<br />

Bron: Hicks, 1990<br />

Bron: mevr. Leroy (Pall Belgium bvba)<br />

119<br />

Bron: Brochure PALL


Milieuvoordeel<br />

- Geen gebruik van filterhulpstoffen<br />

Financiële aspecten<br />

Investeringskosten hangen volledig af van het gebruikte materiaal, graad van filtratie<br />

en capaciteit.


Proces: Filtreren van sappen<br />

TECHNIEKBLAD 51<br />

VIBRERENDE MEMBRAANFILTER 120<br />

Beschrijving maatregel 121 :<br />

Doordat de vloeistoffen over een vibrerende platte membraan gaan stromen, blijven alle<br />

partikels boven een bepaalde grootte achter de membraan steken zonder de poriën te<br />

verstoppen.<br />

Met dergelijke systemen kan men voor zwaar beladen vloeistoffen een filtratie bereiken<br />

van 1 tot 0,03 µm. In het algemeen werkt men rond 0,45 – 0,5 µm, waarbij gisten en een<br />

deel van de bacteriën worden weerhouden.<br />

Kenmerken<br />

- Hoog filtratiebereik;<br />

- Geen filtratiehulpstoffen nodig;<br />

- Geen obstructie van de membranen;<br />

- Geen energieverbruik door pompen;<br />

- Poriën van membraan: 0,2 à 0,45 µm, waardoor een goede filtratie na één<br />

cyclus wordt bereikt;<br />

- Filtratiecapaciteiten van 30 – 100 liter per m² filtratieoppervlakte per uur;<br />

- Filtratieoppervlakte mogelijk van 0,1 tot 100 m²;<br />

- Voorbeeld: PallSep VMF.<br />

Milieuvoordeel<br />

- Energieverbruik ligt ± 75 % lager dan bij traditionele filters, zo<strong>als</strong> de<br />

keramische filter.<br />

- Geen gebruik van filterhulpstoffen.<br />

Financiële aspecten<br />

- Voor een filter met een filtratieoppervlakte van 10 m² bedraagt de<br />

investeringskost ± 10 tot 12.000.000 BEF;<br />

- Voor een filter met een filtratieoppervlakte van 100 m² bedraagt de<br />

investeringskost ± 15.000.000 BEF;<br />

- Voor een filter met filtratieoppervlakte van 100m² is een energieverbruik<br />

nodig van ± 5kW.<br />

120<br />

Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />

milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />

121<br />

Bron: mevr. Leroy (Pall Belgium bvba).


Proces: Filtreren van sappen<br />

TECHNIEKBLAD 52<br />

VACUUMDRAAIFILTER 122<br />

Beschrijving maatregel 123 :<br />

De vacuümdraaifilter is een draaiende ton waar aan de buitenkant filtermateriaal is<br />

aangebracht, zo<strong>als</strong> actieve koolpoeder, klei, diatomeëenaarde, perlite, …. Doordat in de<br />

ton vacuüm heerst, wordt het sap naar binnen gezogen. De troebele deeltjes blijven op de<br />

filter achter. Een mes langs de filter schraapt deze continu bij. Het geraspte materiaal<br />

bestaat uit een laag troebele deeltjes en een dun laagje filtermateriaal. Als men de filter<br />

moet vervangen, wordt de saptoevoer gestopt, de overgebleven laag verwijderd en de ton<br />

gereinigd. Vervolgens brengt men een nieuwe laag filtermateriaal aan.<br />

Het systeem werkt bij een vacuüm van 100 – 200 mbar. Het is verkrijgbaar in grootten<br />

van 0,25 tot 100 m².<br />

Milieuvoordeel<br />

Geen uitgesproken milieuvoordelen.<br />

Financiële aspecten 124<br />

Investeringskosten:<br />

- Voor een filteroppervlak van 1 m²: ± 1,2 MBEF<br />

- Voor een filteroppervlak van 10 m²: 3,5 MBEF<br />

- Energieverbruik voor vacuüm en rotatie bedragen slechts een 25% van het<br />

totale energieverbruik.<br />

- De hoge kosten zijn geassocieerd met de kosten van de filterhulpstoffen en<br />

het verwijderen ervan: ± 50% van de totale kost.<br />

- Werkingskosten bedragen ± 25% van totale kost.<br />

122<br />

Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />

milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />

123<br />

Bron: dhr. Halmingh (Noviba Engineering BV).<br />

Envi Tech Consult, 1993.<br />

124<br />

Envi Tech Consult, 1993.


Figuur 125 :<br />

125 Bron: Brochure Noviba<br />

Figuur: Vacuümdraaifilter


Proces: Indampen van sappen<br />

TECHNIEKBLAD 53<br />

BUIZENVERDAMPER 126<br />

Beschrijving maatregel 127 :<br />

• Dalende film buizenverdamper<br />

De voorverwarmde sappen worden bovenaan in de verdamper geïntroduceerd en<br />

vloeien door een reeks buizen van 3 tot 10 meter lang en met een diameter van 20<br />

à 40 mm. Het is belangrijk een gelijke verdeling van de vloeistof over de<br />

oppervlakte van de buizen te verzekeren. Zoniet kunnen lokaal zeer warme spots<br />

gecreëerd worden waarbij de vruchtensappen verbrand kunnen geraken.<br />

De dalende filmverdampers zijn uitermate geschikt voor warmtegevoelige<br />

vruchtensappen door het korte contact met de hitte. Ook hier zijn<br />

meertrapsverdampers gebruikelijk.<br />

• Stijgende film buizenverdamper<br />

Deze verdamper bestaat uit een warmtewisselaar met een reeks buizen. De<br />

voorverwarmde sappen worden onderaan in de buizen gebracht en naar boven<br />

gestuwd. Onderaan worden de sappen geleidelijk verwarmd. Halverwege de<br />

buizen is de temperatuur gestegen tot het kookpunt, waarbij het water uit de<br />

sappen begint te verdampen. In het bovenste gedeelte is voornamelijk damp<br />

aanwezig. In de praktijk blijkt dat na één cyclus de sappen niet voldoende<br />

geconcentreerd zijn en men ze moet hercirculeren voor verdere indamping. In dat<br />

geval spreekt men van meertrapsverdampers.<br />

De stijgende film buizenverdamper wordt doorgaans niet gebruikt voor het<br />

verdampen van producten uit de voedingsindustrie, omdat de temperatuur en de<br />

tijd nodig voor verdamping te hoog zijn.<br />

Kenmerken<br />

- De buizenverdamper wordt voornamelijk gebruikt voor het concentreren van<br />

appel-, aardbeien- en bessensappen;<br />

- Tabel: Typische contacttijden tijdens de verdamping<br />

Contacttijd<br />

(sec)<br />

1 e trap<br />

2 e trap<br />

3 e trap<br />

4 e trap<br />

Totale<br />

contacttijd<br />

Dalende Film<br />

Buizenverdamper<br />

23<br />

22<br />

15<br />

123<br />

183<br />

126<br />

Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />

milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />

127<br />

Bron: dhr. Skindersoe (APV Anhydro AS).


Milieuvoordeel<br />

• Verbruik van thermische energie kan gereduceerd worden door het gebruik van:<br />

- verschillende verdampingstrappen;<br />

- thermische recuperatie;<br />

- combinatie van beide factoren: hoe meer verdampingstrappen aanwezig<br />

zijn, hoe meer energie kan gerecupereerd worden.<br />

• Reiniging via CIP mogelijk;<br />

Opmerking:<br />

Door de aanwezigheid van compressoren en centrifugale pompen is er geluidshinder;<br />

Financiële aspecten<br />

Voor een capaciteit van 10.000 l/h bedragen de investeringskosten ± 27.000.000 BEF,<br />

een 10 % goedkoper dan de platenverdamper. De installatiekosten liggen echter wat<br />

hoger, waardoor de algemene kosten vergelijkbaar zijn.<br />

De variabele kosten worden voornamelijk bepaald door het verbruik van stoom. In<br />

onderstaand tabel kan men het stoomverbruik lezen in percent van de hoeveelheid<br />

verdampt water. Ter illustratie: in een drietrapsverdamper met stoomrecompressie 128<br />

over 1 trap heeft men 0,25 kg stoom nodig om 1 kg te verdampen.<br />

Aantal stappen 2 3 4 5 6<br />

Zonder stoomrecompressie<br />

Stoomrec. over 1 trap<br />

Stoomrec. over 2 trappen<br />

Stoomrec. over 3 trappen<br />

55<br />

30<br />

40<br />

25<br />

19<br />

30<br />

22<br />

17<br />

25<br />

18<br />

14<br />

12<br />

22<br />

17<br />

13<br />

11<br />

Stoomverbruik in percent van de hoeveelheid verdampte water<br />

128<br />

Stoomrecompressie is het recupereren van stoom uit een vorige trap en mengen met verse stoom<br />

(dhr. Skindersoe, APV Anhydro SA).


Figuur 129 :<br />

129 Bron: Brochure Asceptic Drink<br />

Figuur: Buizenverdamper


Proces: Indampen van sappen<br />

TECHNIEKBLAD 54<br />

PLATENVERDAMPER 130<br />

Beschrijving maatregel:<br />

• Stijgende film platenverdamper<br />

Lagedrukstoom wordt door een reeks vertikaal geplaatste platen gestuwd. De<br />

stoom komt langs de bovenkant van de plaat naar binnen en de condens wordt<br />

onderaan verwijderd. De vruchtensappen worden onderaan ingebracht, stijgen via<br />

de eerste plaat en dalen via de volgende. Door in contact te treden met de<br />

warmtebron, verdampt een aanzienlijke hoeveelheid water uit de sappen.<br />

• Dalende film platenverdamper<br />

Het probleem van ongelijk verdeling van de sappen, voornamelijk geassocieerd<br />

met de tubulaire dalende filmverdampers, worden omzeild door de talrijke<br />

openingen in de platen. Hierdoor kan een gelijke verdeling van de sappen over de<br />

platen gegarandeerd worden.<br />

Kenmerken:<br />

- De platen zijn gemakkelijk uit elkaar te halen en dus goed bereikbaar voor<br />

reiniging, aanpassing of onderhoud;<br />

- De capaciteit kan aangepast worden aan de installatie doordat op eenvoudige<br />

manier platen kunnen toegevoegd worden;<br />

- Hoge warmteoverdracht en bijgevolg lage verblijftijd. Zeer geschikt voor<br />

warmtegevoelige producten;<br />

- Compacte installatie met maximale hoogte van 5m;<br />

- Er wordt slechts een kleine hoeveelheid vloeistof weerhouden tijdens de<br />

verdamping, waardoor een hoge verdampingscapaciteit bereikt wordt;<br />

- Verdampingscapaciteit voor dalende film verdamper varieert van 1.000 – 20.000<br />

l/h;<br />

- Verdampingscapaciteit voor stijgende film verdamper gaat tot 50.000 l/h;<br />

Tabel: Typische contacttijden tijdens de verdamping:<br />

Contacttijd<br />

(sec)<br />

1 e trap<br />

2 e trap<br />

3 e trap<br />

4 e trap<br />

Totale<br />

contacttijd<br />

Dalende Film Stijgende Film<br />

Platenverdamper Platenverdamper<br />

16<br />

47<br />

13<br />

20<br />

9<br />

30<br />

62<br />

78<br />

162 175<br />

130<br />

Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />

milieuvriendelijke technieken' (1998)


Milieuvoordeel:<br />

• Reiniging:<br />

- Via CIP mogelijk;<br />

- Laag verbruik reinigingsmiddelen omdat minder hoeveelheid vloeistof in de<br />

verdamper weerhouden wordt.<br />

• Verbruik van thermische energie kan gereduceerd worden door het gebruik van:<br />

- verschillende verdampingstrappen;<br />

- thermische recuperatie;<br />

- combinatie van beide factoren: hoe meer verdampingstrappen aanwezig zijn,<br />

hoe meer energie kan gerecupereerd worden.<br />

Financiële aspecten 131<br />

Voor een capaciteit van 10.000 l/h bedragen de investeringskosten ± 25 à 30 MBEF,<br />

een 10 % duurder dan de buizenverdamper. De installatiekosten liggen echter wat<br />

lager, waardoor de algemene kosten vergelijkbaar zijn.<br />

De variabele kosten worden voornamelijk bepaald door het verbruik van stoom. In<br />

onderstaande tabel kan men het stoomverbruik lezen in percent van de hoeveelheid<br />

verdampt water. Ter illustratie: in een drietrapsverdamper met stoomrecompressie 132<br />

over 1 trap heeft men 0,25 kg stoom nodig om 1 kg te verdampen.<br />

Aantal stappen 2 3 4 5 6<br />

Zonder stoomrecompressie<br />

Stoomrec. over 1 trap<br />

Stoomrec. over 2 trappen<br />

Stoomrec. over 3 trappen<br />

55<br />

30<br />

40<br />

25<br />

19<br />

30<br />

22<br />

17<br />

25<br />

18<br />

14<br />

12<br />

22<br />

17<br />

13<br />

11<br />

Stoomverbruik in percent van de hoeveelheid verdampte water<br />

131<br />

Bron: dhr. Skindersoe (APV Anhydro AS).<br />

dhr. Lemmens (Tetra Pak Belgium NV).<br />

132<br />

Stoomrecompressie is het recupereren van stoom uit een vorige trap en mengen met verse stoom<br />

(dhr. Skindersoe, APV Anhydro SA).


Figuur 133 :<br />

133 Bron: Asceptic Drink<br />

Figuur: Platenverdamper


Proces: Indampen van sappen<br />

TECHNIEKBLAD 55<br />

CENTRIFUGALE VERDAMPER 134<br />

Beschrijving maatregel 135<br />

De verdamper bestaat uit een reeks draaiende, met stoom gevulde, holle kegels. De<br />

vruchtensappen worden aan de binnenkant van de konen ingebracht. Door de<br />

centrifugale kracht worden de sappen over het oppervlak van de konen verspreid en<br />

naar de buitenkanten gestuwd. Daar zijn de sappen reeds voldoende ingedampt en<br />

kunnen ze door dezelfde centrifugale kracht afgescheiden worden. De combinatie van<br />

een dunne vloeistofstroom, hoge warmtewisseling en verminderde kooktemperaturen<br />

door de ontstane lage druk in de konen, zorgt ervoor dat de sappen in een paar<br />

seconden tijd tot concentraten kunnen veranderen.<br />

De centrifugale verdamper wordt enkel gebruikt voor uiterst gevoelige sappen zo<strong>als</strong><br />

sappen van passievruchten, banaan en wortelen. Het is niet geschikt om grote<br />

hoeveelheden te verdampen; capaciteiten variëren van 50 tot 5.000 kg verdampt water<br />

per uur.<br />

Milieuvoordeel<br />

• Door de centrifugale verdamper te combineren met een andere verdamper kan het<br />

stoomverbruik met de helft gereduceerd worden.<br />

Financiële aspecten<br />

• Voor een capaciteit van 5.000 à 6.000 l/h is een investeringskost nodig van<br />

± 40 MBEF.<br />

• Variabele kosten zijn afhankelijk van:<br />

- stoomverbruik nodig van 5.400 kg/h;<br />

- koelwaterverbruik van 180 m³/h<br />

134<br />

Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />

milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />

135<br />

Bron: Hicks (1990); dhr. Lemmens (Tetra Pak Belgium NV).


Figuur 136 :<br />

Figuur: Centrifugale verdamper<br />

136 Bron: Tetra “Evaporators for quality concentration”


TECHNIEKBLAD 56<br />

VERHOGING VAN STABILITEIT VAN SAPPEN 137<br />

Proces: Toevoeging van klaringsmiddelen aan sappen<br />

Beschrijving maatregel 138 :<br />

Er bestaan verschillende technologieën die hetzelfde doel nastreven, namelijk het<br />

reduceren of, indien mogelijk, het volledig elimineren van de kleurcomponenten en de<br />

mogelijke turbiditeitsagenten 139 , zonder dat het product aan kwaliteit verliest.<br />

Turbiditeit bij vruchtensappen wordt voornamelijk veroorzaakt door complexen van<br />

gepolymeriseerde taninen en proteïnen. De meeste proteïnen zijn reeds via<br />

ultrafiltratie geëlimineerd. Om de concentratie aan taninen te reduceren is een<br />

bijkomende behandeling nodig.<br />

Behandelingen voor ultrafiltratie<br />

Methode Voordelen Nadelen<br />

1. Partiële klaring (met bento- geen investeringskosten - geen kleur standaardisatie<br />

niet, gelatine, silica en/of - geen volledige garantie voor<br />

aktieve koolstof) stabiliteit<br />

- variabele kosten voor<br />

klaringsmiddelen<br />

- hoge arbeidskosten<br />

2. Moes oxidatie (vitaminen) - lage investeringskost - geen kleur standaardisatie<br />

- lage variabele kosten - geen volledige garantie voor<br />

stabiliteit<br />

- problemen met optimale moesbeluchting<br />

3. Toevoegen van Polyphenol - stabiel appelsap - geen kleur standaardisatie<br />

Oxidase - sterke kleurreductie - niet getest op toxiciteit<br />

- eenvoudige methode op - nationale goedkeuring is<br />

sappen hangende<br />

- integratie in enzyme- - enzymen nog niet beschikbaar<br />

standaardisatie op markt<br />

- lage investeringskosten - hoge variabele kosten<br />

137<br />

Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />

milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />

138<br />

Bron: Dhr Estelmann (Bucher Guyer LTD).<br />

Bron: dhr Hasselbeck (Erbslöh Geisenheim Beverage Technology GmbH).<br />

139<br />

Turbiditeitsagenten zijn microscopische deeltjes die verantwoordelijk zijn voor de troebelheid van<br />

een sap.


Behandelingen na ultrafiltratie<br />

Methode Voordelen Nadelen<br />

4. Aktieve Koolstof - mogelijkheid tot kleurloze - hoge variabele kosten<br />

sappen - hoge arbeidskosten<br />

- kleur standaardisatie - hoge stofproductie<br />

- stabiele appelsappen - niet populair bij vruchtensappen<br />

industrie<br />

- een additionele investerings kost<br />

5. PVPP behandeling - kleurstandaardisatie - geen mogelijkheid tot kleurloze<br />

(polymeer Poly Vinyl - stabiele appelsappen sappen<br />

Poly Pyrrolidone) - lage arbeidskosten - gelimiteerde ontkleuring<br />

- hoge investeringskosten<br />

- hoge variabele kosten<br />

- hoge regeneratieverliezen<br />

6. Nanofiltratie - sterke kleurreductie - gelimiteerde kleurstandaardisatie<br />

- volledig fysische methode - geen stabiliteitsgaranties<br />

- verbetering van stabiliteit - verwijdering van andere<br />

- lage arbeidskosten componenten<br />

- hoge retentieverliezen<br />

- hoge investeringskosten<br />

7. Adsorptiebehandeling - kleurstandaardisatie - goedkeuring voor<br />

- stabiele appelsappen vruchtensappen in sommige<br />

- kleurloze sappen mogelijk landen nog hangende<br />

- volledig fysische methode<br />

- lage arbeidskosten<br />

- lage regeneratieverliezen<br />

- lage variabele kosten<br />

Sommige processen kunnen <strong>als</strong> alleenstaand proces de stabiliteit verbeteren. Nochtans<br />

gebruikt men gewoonlijk een combinatie van verschillende technieken om te voldoen<br />

aan de hoge kwaliteitseisen.<br />

Indien ultrafiltratie gevolgd wordt door membraanfiltratie zo<strong>als</strong> nanofiltratie, is er wel<br />

een reductie van troebelvorming maar de stabiliteit voor bewaring is niet verbeterd,<br />

tenzij de concentratie aan polyfenolen laag is. Een excellente stabiliteit van<br />

appelsappen werd verkregen door combinatie van ultrafiltratie met<br />

adsorptiebehandeling met harsen.<br />

Milieuvoordeel<br />

Het gebruik van klaringsmiddelen of technologieën die de kleur en de sappen<br />

stabiliseren, verbetert het eindproduct.<br />

Financiële aspecten<br />

De kosten zijn sterk bedrijfs- en productafhankelijk, aangezien verschillende<br />

technieken bestaan, gaande van het toevoegen van additieven tot het installeren van<br />

complete filtratieprocessen. Het is bijgevolg moeilijk aan de hand van deze gegevens<br />

een keuze te maken van milieuvriendelijke technieken.


TECHNIEKBLAD 57<br />

AROMA TERUGWINNING - vergelijking van technieken 140<br />

Proces: Aroma terugwinning bij sappen<br />

Beschrijving maatregel 141<br />

Tijdens het indampen van sappen en tijdens de pasteurisatie worden soms de aanwezige<br />

aroma's uit de sappen teruggewonnen, aangezien deze vluchtige verbindingen zijn.<br />

Er zijn drie methoden gangbaar voor aroma terugwinning:<br />

- partiële destillatie;<br />

- partiële condensatie;<br />

- totale condensatie.<br />

Kenmerken<br />

- Bij totale condensatie worden de verdampte aroma’s met het water uit de<br />

verschillende trappen van de verdamping gecondenseerd. Aroma’s kunnen tot<br />

± 98% worden herwonnen.<br />

- Bij partiële condensatie en destillatie liggen de rendementen rond de 85%.<br />

- Voor condensatiemethoden is koelwater nodig.<br />

- Voor destillatie is stoom nodig. Bij totale destillatie zal de installatie zo worden<br />

gebouwd dat stoom, gebruikt voor de destillatie, volledig kan gerecirculeerd<br />

worden voor de verdamping. Bij partiële destillatie moet na het<br />

destillatieproces nog een hoeveelheid stoom aan de verdamping worden<br />

toegevoegd.<br />

Milieuvoordeel:<br />

- Hergebruik van stoom voor destillatie en verdamping;<br />

- Koelwater kan intern met het pasteurisatieproces gerecirculeerd worden.<br />

Financiële aspecten<br />

- Het is bijzonder moeilijk om de investeringskost te kennen van de verschillende<br />

systemen omdat deze ingebouwd zijn bij de verdampers.<br />

- Variabele kosten zijn afhankelijk van:<br />

- de hoeveelheid gebruikte stoom en koelwater<br />

- elektrische energie. Voor een capaciteit van 10.000 l/h is een vermogen<br />

nodig van ± 50 kW.<br />

- Investeringskosten van een partiële destillatie-unit voor een capaciteit van 10.000<br />

l/h liggen rond de 5 à 6 MBEF.<br />

140<br />

Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />

milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />

141<br />

Bron: dhr. Skindersoe (APV Anhydro SA)<br />

Bron: dhr. Lemmens (Tetra Pak Belgium NV)


Proces: Conserveren van sappen<br />

TECHNIEKBLAD 58<br />

PLATENPASTEURISATIE 142<br />

Beschrijving maatregel 143<br />

Deze techniek bestaat uit een warmtewisselaar, bestaande uit een reeks platen die van<br />

elkaar gescheiden zijn. Hierdoor kan de warmtebron haar warmte overdragen naar de<br />

vruchtensappen zonder rechtsreeks in contact te staan. De gepasteuriseerde sappen<br />

vloeien terug langs één zijde en verwarmen op hun beurt de inkomende sappen.<br />

Hierdoor koelen de uitstromende sappen bijna tot kamertemperatuur af en kan op die<br />

manier aanzienlijk energie bespaard worden. Door de grote oppervlakte van de platen,<br />

kan een maximale energierecuperatie voorzien worden van 90 %.<br />

Voordeel:<br />

- lage investeringskost (50 a 70% goedkoper dan buizenpasteur);<br />

- energierecuperatie mogelijk tot maximaal 90%;<br />

- energieverbuik afkomstig van de productie van stoom, is te vergelijken met<br />

buizenpasteur;<br />

- hoeveelheid gebruikte stoom te vergelijken met buizenpasteur.<br />

Nadelen:<br />

- Vloeistoffen die viskeus zijn of aanwezigheid hebben van troebele deeltjes,<br />

kunnen niet gepasteuriseerd worden met platen.<br />

- Er komen talrijke rubberen verbindingen voor, die onder invloed van slijtage<br />

mogelijkheid geven tot lekkages en microbiële besmetting.<br />

Milieuvoordeel<br />

Door de grote oppervlakte van de platen en door de rechtstreekse warmte-uitwisseling<br />

tussen inkomende en uitgaande vloeistoffen, is een hoge energierecuperatie mogelijk<br />

(tot 90%).<br />

Financiële aspecten<br />

- Een platenpasteur met een capaciteit van 10.000 l/h is reeds te vinden vanaf een<br />

waarde van 4,5 MBEF. Dat kan oplopen tot 17 MBEF afhankelijk van bijkomende<br />

installatiekosten en apparatuur, zo<strong>als</strong> ontluchter, CIP, uitgevoerde testen, …<br />

- Over het algemeen is de kost 20 à 30% goedkoper dan voor de buizenpasteur,<br />

omdat over het algemeen gewerkt wordt met laag viskeuze sappen en dus minder<br />

complexe pompen en toebehoren nodig zijn.<br />

142<br />

Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />

milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />

143<br />

Bron: dhr. Teubner (KF Engineering).<br />

Dhr. Keck (Krones GmbH).<br />

Hincks (1990)


- Variabele kosten zijn afhankelijk van de nodige hoeveelheid stoom: om een<br />

hoeveelheid van 1000 kg te pasteuriseren is ± 25 kg stoom nodig.<br />

Figuur 144 :<br />

Figuur: Platenpasteurisatie<br />

144 Bron: Brochure Tetra Pak “Evaporators for quality concentration”


Proces: Conserveren van sappen<br />

TECHNIEKBLAD 59<br />

BUIZENPASTEURISATIE 145<br />

Beschrijving maatregel 146<br />

De sappen stromen in een aantal lange smalle buizen, die zowel aan de<br />

binnenzijde <strong>als</strong> aan de buitenzijde door warm water of stoom worden verwarmd<br />

tot de pasteurisatietemperatuur is bereikt. De gepasteuriseerde sappen verwarmen<br />

op hun beurt de inkomende sappen waardoor deze zelf afkoelen. Hoe meer<br />

warmtewisselaars worden geïnstalleerd, hoe meer warmte kan gerecupereerd<br />

worden (maximale energierecuperatie van 85%).<br />

Kenmerken:<br />

- energierecuperatie mogelijk van maximaal 85%;<br />

- energieverbruik te vergelijken met platenpasteur;<br />

- hoeveelheid gebruikte stoom te vergelijken met platenpasteur.<br />

- mogelijkheid om viskeuze sappen te pasteuriseren (troebele appelsap,<br />

tomatensap), <strong>als</strong>ook sappen met partikels, vezels, … (appelsiensappen, …)<br />

- volledig gesloten systeem, zonder rubberen verbindingen, geen lekkages mogelijk.<br />

Milieuvoordeel<br />

Door het plaatsen van een groot aantal warmtewisselaars, is een hoge<br />

energierecuperatie mogelijk (tot 85%). De energierecuperatie verloopt steeds via een<br />

tussenmedium, namelijk water. Hierdoor kan gemiddeld 5 % minder warmte<br />

gerecupereerd worden dan bij de platenpasteur.<br />

Financiële aspecten<br />

- Een buizenpasteur met een capaciteit van 10.000 l/h is reeds te vinden vanaf een<br />

waarde van 7.500.000 BEF. Dat kan oplopen tot 20.000.000 BEF afhankelijk van<br />

bijkomende installatiekosten en apparatuur, zo<strong>als</strong> ontluchter, CIP, uitgevoerde<br />

testen, …<br />

- Over het algemeen is de kost 20 à 30% duurder dan voor de platenpasteur, omdat<br />

over het algemeen gewerkt wordt met viskeuze sappen en dus complexere pompen<br />

en toebehoren nodig zijn.<br />

- Variabele kosten zijn afhankelijk van de nodige hoeveelheid stoom: om een<br />

hoeveelheid van 1000 kg te pasteuriseren is ± 30 kg stoom nodig.<br />

145<br />

Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />

milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />

146<br />

Bron: Dhr. Teubner (KF Engineering GmbH).<br />

Dhr. Keck (Krones GmbH).<br />

Hincks, 1990.


Figuur 147 :<br />

147 Bron: Brochure Pasteurisation


Proces: Conserveren van sappen<br />

TECHNIEKBLAD 60<br />

TUNNELPASTEURISATIE 148<br />

Beschrijving maatregel 149<br />

Deze techniek pasteuriseert zowel de verpakking <strong>als</strong> het product en verzekert zo een<br />

volledig steriel verpakt product. Warmte wordt gecreëerd door warmwater sproeiers<br />

binnen een gesloten tunnel. Flessen of blikken worden doorheen deze tunnel<br />

getransporteerd. In het eerste gedeelte van de tunnel stijgt de temperatuur waarbij<br />

voornamelijk de verpakking verhit wordt. Vervolgens bereiken de warmwater<br />

sproeiers de gewenste pasteurisatietemperatuur en in laatste instantie wordt het<br />

product door koudwatersproeiers afgekoeld.<br />

Bij pasteurisatie in de verpakking kan tengevolge van de lange hittebehandeling, een<br />

onaangenaam licht verbrand aroma veroorzaakt worden. Dit gaat meestal gepaard met de<br />

oxidatie van de polyfenolen, pectine degradatie en daaropvolgend flocculatie.<br />

Voordelen:<br />

- doordat de sappen in de flessen gepasteuriseerd worden, is de kans nihil op<br />

besmetting.<br />

Milieuvoordeel<br />

- Energierecuperatie mogelijk van 35 à 50%. Dit is lager dan bij de platen- en<br />

buizenpasteur, omdat in de tunnelpasteur de warmte van de gepasteuriseerde<br />

producten niet kan gerecupereerd worden. In de tunnelpasteur wordt het water van<br />

de opwarmings- en koelingszone wel continu gecirculeerd.<br />

- Voor een capaciteit van 10.000 l/h is<br />

- Het waterverbruik: 0,5 à 1 m³/h;<br />

- De nodige hoeveelheid stoom: 2 ton/h;<br />

- Elektrisch verbruik: 80 – 90 kW (voornamelijk door de<br />

pompen)<br />

Financiële aspecten<br />

- Voor een capaciteit van 10.000 l/h kan men rekenen op een investeringskost van<br />

± 20 MBEF.<br />

148<br />

Bron: BECO-studie 'Fruit- en groentesappenindustrie; procesbeschrijving en oplijsting beschikbare<br />

milieuvriendelijke technieken' (1998)<br />

149<br />

Bron: Dhr. Teubner (KF Engineering GmbH).<br />

Dhr. Keck (Krones GmbH).<br />

Dhr. Hasenbeck (NIKO GmbH)<br />

Hincks, 1990.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!