VERKEER IN EN OM HEEMSTEDE EN BENNEBROEK - Historische ...
VERKEER IN EN OM HEEMSTEDE EN BENNEBROEK - Historische ...
VERKEER IN EN OM HEEMSTEDE EN BENNEBROEK - Historische ...
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>VERKEER</strong><br />
<strong>IN</strong> <strong>EN</strong> <strong>OM</strong><br />
<strong>HEEMSTEDE</strong><br />
<strong>EN</strong><br />
B<strong>EN</strong>NEBROEK
<strong>VERKEER</strong> <strong>IN</strong> <strong>EN</strong> <strong>OM</strong> <strong>HEEMSTEDE</strong> <strong>EN</strong> B<strong>EN</strong>NEBROEK
<strong>VERKEER</strong><br />
<strong>IN</strong> <strong>EN</strong> <strong>OM</strong><br />
<strong>HEEMSTEDE</strong><br />
<strong>EN</strong><br />
B<strong>EN</strong>NEBROEK<br />
UITGEGEV<strong>EN</strong> <strong>IN</strong> HET JAAR 1974<br />
DOOR DE VER<strong>EN</strong>IG<strong>IN</strong>G<br />
OUD-<strong>HEEMSTEDE</strong>-B<strong>EN</strong>NEBROEK<br />
TE <strong>HEEMSTEDE</strong>
Colophon<br />
Druk: Visdruk Alphen aa<br />
Vormgeving: J.W. Luij<br />
Bindwerk: P faff Wo
Nu de belangstelling voor het openbaar vervoer in de laatste tijd<br />
stijgende is, past het een vereniging als de onze een blik te slaan<br />
op hetgeen 2ich in het verleden op de rails in en om onze beide<br />
gemeenten heeft afgespeeld.<br />
Bij het samenstellen van dit boekje kwam niet alleen de<br />
wenselijkheid naar voren om enkele historische details wat<br />
uitvoeriger te belichten maar ook om te zien hoe het verkeer zich<br />
buiten de rails, dus op de gewone wegen en vaarten ontwikkeld<br />
heeft.<br />
Denk niet dat wij erop uit zijn dit onderwerp uitputtend te<br />
behandelen. Wij bestrijken slechts een ruim-honderdjarig tijdvlak,<br />
beginnende in 1842 toen de eerste spoorrails langsonze westgrens<br />
gelegd werden en eindigende in 1949 toen de laatste tramrails uit<br />
onze dorpen verwijderd werden.<br />
Hoewel de spoorwegtekorlen tol een angstwekkende hoogte<br />
gestegen zijn, kan men gerust zeggen dat de spoorweg Amsterdam-Rotterdam,<br />
in spoorwegkringen bekend als de "oude lijn",<br />
nog steeds bloeiende is.<br />
De trams daarentegen zijn verdwenen en dus een dankbaar<br />
onderwerp voor geschiedschrijving geworden. Van het overig<br />
verkeer wordt een momentopname van circa 1852 gegeven en<br />
daarna enkele markante feiten vermeld lot 1915 toen onze<br />
Hccmsteedse autobus door benzineschaarste van het toneel moest<br />
verdwijnen.<br />
Op deze wijze meent onze vereniging haar doel het best te<br />
hereiken. Zij wil vastleggen hetgeen oud en markant is voor<br />
Heemstede en Bennebroek, d.i. hetgeen waard is om niet vergeten<br />
te worden door degenen die de ontwikkeling onzer beide dorpen<br />
ter harte gaat.<br />
Ir. B.W. Colenbrander
DE SPOORWEG.<br />
ledere Nederlander leert op school dat op 20 september 1839 de<br />
eerste HollandscheSpoorweg geopend werd en wel tussen Haarlem<br />
en Amsterdam.<br />
Vanzelfsprekend is minder bekend hoe de 16 km van 1839<br />
uitgroeide tot het huidige spoorwegnet van ± 3200 km van heden.<br />
Welnu, de eerste uitbreiding was het lijngedeelte Haarlem-<br />
Veenenburg, dat 2 juni 1842 voor het publiek werd opengesteld.<br />
De naam Veenenburg is al lang vergeten, maar haar geschiedenis<br />
als station is te merkwaardig en haar ligging dicht genoeg bij<br />
Bennebroek gelegen (circa 5 km ten zuiden van het nog<br />
bestaande stationsgebouw Vogelenzang- Bennebroek} om niet in<br />
dit opstel een plaats te vinden.<br />
Veenenburg was dus toen het eindstation, de terminus van de<br />
enige Hollandse spoorweg, maar het heeft die functie niet lang<br />
uitgeoefend, want op 11 augustus 1842 volgde het lijngedeelte<br />
Veenenburg-Leiden. Toch kreeg het station spoedig weer een<br />
bijzondere betekenis want tussen Haarlem en Veenenburg werd<br />
een tweede spoor gelegd (met een spoorwijdte van 2 meter),<br />
zodat tussen die stations vliegende kruisingen* mogelijk waren.<br />
Veenenburg werd dus een tussenstation met overgang van<br />
dubbel op enkel spoor. In 1856 werd het 2e spoor tussen<br />
Vogelenzang en Haarlem opgebroken, behoudens een uitwijkpiaats<br />
bij het Staten Bolwerk, zodat daarna de vliegende<br />
kruisingen niet meer mogelijk waren tussen Vogelenzang en<br />
Haarlem, wel nog tussen Vogelenzang en Veenenburg. Die<br />
toestand is zo gebleven tot aan de spoorversmalling van 2 mei<br />
1866, toen deze ombouw meteen werd aangegrepen om de gehele<br />
lijn Amsterdam-Rotterdam van dubbel spoor te voorzien. Het<br />
lijngedeelte Vogelenzang-Veenenburg kwam het eerst gereed en<br />
kon reeds op 9 juli 1866 voor dubbel normaal spoor (met een<br />
spoorwijdte van 1435 mm) worden opengesteld.<br />
* Bij enkelsporige tramwegen wordt het tweede spoor van een wisselplaats<br />
gewoonlijk niet veel langer gemaakt dan de lengte van de locomotief met<br />
het maximum aantal voertuigen. De tram die het eerst de wisselplaats of<br />
kruising bereikt, moet daar dus stoppen en de tegenligger afwachten. Bij<br />
trams, die met een geringe snelheid rijden, is dit geen bezwaar doch bij<br />
spoorwegexploitatic betekent het afremmen en weer op gang brengen<br />
van een trein een belangrijk tijdverlies. Bij voorkeur maakt men het<br />
tweede spoor zo lang, dat beide treinen zonder snelheidsvermindering<br />
elkaar kunnen passeren of wel in vliegende vaart elkaar kunnen kruisen.
De Rhijnspoor was al eerder versmald teneinde aansluiting aan<br />
het Duitse net te kunnen verkrijgen. De Duitse lijnen evenals de<br />
Nederlandsche Centraal Spoor en de Nedcrlandsche Slaatsspoorwegen<br />
waren gelegd in een spoorwijdte van 1435 mm (4<br />
Eng.voet, 8 1/2 duim) welke weldra over de gehele wereld als<br />
"normaalspoor" werd aangemerkt.<br />
De Hollandschc IJzeren Spoorweg Maatschappij (M.IJ.S.M., later<br />
kortweg HSM) begreep wel dat zij niet geïsoleerd kon blijven,<br />
maar zij hoopte dat de regering haar bij de spoorversmalling<br />
financieel zou tegemoet komen. Toen deze hulp uitbleef ging zij<br />
in 1865 zelf aan de slag. Tussen Vogelenzang en Haarlem (en ook<br />
opanderehaanvakken) werd één normaalspoor naast het enkele<br />
breedspoor gelegd en tussen Veenenburg en Vogelenzang één<br />
breedspoor versmald. Op 2 mei 1866 had de overgang van de<br />
treindienst op normaalspoor plaats; daarna werd het verlaten<br />
breedspoor geleidelijk versmald tot normaalspoor, zodat men<br />
uiteindelijk een dubbelsporige lijn verkreeg.<br />
Dal stations geheel worden gesloten of gedegradeerd is iets<br />
waarmee publiek en spoormensen sinds 1930 vertrouwd zijn<br />
geraakt. Maar in de vorige eeuw was dit een hoge uitzondering en<br />
de manier waarop dit gebeurde,is merkwaardig genoeg om aan de<br />
vergetelheid Ie worden ontrukt.
Zelfde verlaagde brug over de Leidse Vaart.<br />
Veenenburg was de naam van een buitenplaats, halverwege<br />
Haarlem en Leiden en toebehorende aan de familie Leembruggen.<br />
Met bun goedvinden zou de spoorweg Haarlem-Leiden door hun<br />
terrein lopen onder voorwaarde dat ter plaatse een slation zou<br />
komen en dat aldaar alle treinen zouden sloppen, die niet tussen<br />
Haarlem en Leiden zouden doorrrijden. Als tussenstation had hel<br />
dus de positie van meestbegunstiging, daar immers te Veenenburg<br />
doorrijdende sneltreinen wel mogelijk waren. Als zodanig was de<br />
toestand veel reëler dan die te Nieuwersluis, waar de familie<br />
Doude van Troostwijk het stoppen van<br />
had bedongen.<br />
personn
De functie als eindstation duurde slechts kort; op 17 augustus<br />
1842 was de gehele lijn Haarlem-Leiden voor het publiek verkeer<br />
opengesteld en begon het vervoer zich te ontwikkelen. Dat ging<br />
voorspoedig, zodat in 1869 besloten werd tot de bouw van een<br />
stenen station. Eerst in 1875 kwam dit te Piet-Gijzenbrug (het<br />
huidige Noordwijkerhout) en in 1881 te Vogelenzang, wel een<br />
bewijs dat Veenenburg een vooraanstaande plaats in de rij der<br />
tussenstations had. Het aantal reizigers nam toe van 15.000 in<br />
1870 tot 20.000 in 1880. Daarna daalde dit aantal scherp in<br />
verband met de opening van de lijn der Noord-Zuid-<br />
Hollandsche Stoom tra m weg Maatschappij, die door de kommen<br />
der dorpen ging. Het station Veenenburg lag geheel geïsoleerd,<br />
middenin de buitenplaats, zodat er zich in de nabijheid van het<br />
station geen woonwijk kon ontwikkelen. De H.IJ.S.M. werd erop<br />
bedacht haar halten dichter bij de dorpen Hillegom en Lisse te<br />
brengen.<br />
Vanaf de aanvang der exploitatie bestond reeds 1 1/2 km ten<br />
noorden van Veenenburg, een stopplaats Hillegom m erb eek,<br />
eveneens ter wille van een landeigenaar, waarbij men in de aanvang<br />
was overeengekomen dat daar slechts één trein per dag in iedere<br />
richting zou stilhouden.<br />
Het stoppen aldaar impliceerde levens een stop te Veenenburg<br />
krachtens de bestaande overeenkomst. De H.IJ.S.M. wilde nieuwe<br />
stations Hillegom en Lisse bouwen en het station Veenenburg<br />
laten vervallen en knoopte daartoe onderhandelingen aan met de<br />
familie Leembruggen, die echter geen afstand van haar aanspraken<br />
wilde doen.<br />
Bij arbitrale uitspraak in 1895 werd de H.IJ.S.M. in het ongelijk<br />
gesteld. Deze zon toen op andere middelen om het gestelde doel<br />
te bereiken. Kr werden twee nieuwe stopplaatsen (hulpstations)<br />
geopend: Hillegom, 1 km ten noorden van Hillegom m erb eek en<br />
Delf weg tussen Veenenburg en Piet-Giizcnbrug.<br />
De stoptreinen zouden derhalve te Vogelenzang, Hillegom,<br />
Hillcgommerbeek, Veenenburg, Delfweg ( later omgedoopt in<br />
Lisse), Piet-Gijzenbrug, zes maal op een traject van elf km<br />
moeten sloppen. De dienstregelingen moesten worden goedgekeurd<br />
door de minister van Waterstaat, op advies van de Raad van
Toezicht üp de Spoorwegdiensten. Het is zeker dat de H.IJ.S.M. de<br />
Raad van Toezicht terzake heeft ingelicht en onderhands<br />
geadviseerd heeft een stopplaats te laten vervallen i.e. Vecnenburg.<br />
Die opzet is gelukt. Voor de dienstregeling welke 1 oktober<br />
1896 zou aanvangen diende de H.IJ.S.M. een ontwerp in waarbij<br />
de, uit hoofde der overeenkomst, voorgeschreven stoppingen<br />
Wach tpoä afzonderlijk gebouwtj'<br />
voorzien waren. Het ministerie wijzigde het ontwerp in dier<br />
voege, dat alle treinen te Veenenburg moesten doorrijden en deed<br />
daarvan mededeling aan de H.IJ.S.M. De Maatschappij protesteerde<br />
(23 sept.), maar de minister besliste dat het haltegebouw<br />
gesloten moest worden, hetgeen kenbaar werd door<br />
plaatsing in de Staatscourant d.d. 27/28 september.<br />
De mise - en - scène was compleet omdat in de vroege morgen<br />
van I oktober een districtsinspecteur van het Spoorwegtoezicht,<br />
een rijksingenieur der Spoorwegen en rijkspolitie naar Veenenburg<br />
gedirigeerd waren. De stationschef trachtte het stationsgebouw<br />
binnen te gaan, hetgeen hem werd belet; de beveiliging<br />
werd ingevolge opdracht van de Raad van Toezicht en op<br />
schriftelijke last van de minister afgekoppeld en de sluiting door<br />
aankondiging ter plaatse openbaar gemaakt.
De Maatschappij stelde op 5 oktober bij deurwaardcrsexploit de<br />
Staat aansprakelijk voor de gepleegde handelingen. Overmacht<br />
was dus in optima forma aanwezig en daar was het juist om te<br />
doen; dit was de enige uitwijkmogel ijkheid voor de H.IJ.S.M.<br />
De familie Leembruggen zat niet stil. Zij dagvaardde de Maatschappij,<br />
die op haar beurt de Staat in vrijwaring opriep. De<br />
Arrondissements-Rechtbank te Amsterdam overwoog dat de<br />
overeenkomst van 1842 gesloten was vóórdat de eerste<br />
Spoorwegwet (van 1859) tot stand kwam. De Rechtbank<br />
aanvaardde het beroep op overmacht van de Maatschappij en<br />
veroordeelde eiser in de kosten. De erven Leembruggen gingen in<br />
hoger beroep, zodat de zaak'in februari 1901 diende voor het<br />
Gerechtshof te Amsterdam. Wat de hoofdzaak betreft bleef de<br />
beslissing, zoals deze door de Rechtbank genomen was, doch de<br />
verdeling der kosten werd iets gewijzigd.<br />
Daarmee was voor de erven Leembruggen de zaak afgedaan.<br />
In het jaarverslag 1901 vermeldt de H.IJ.S.M. dat aan proceskosten<br />
in verband met de opheffing van het station Veenenburg<br />
f 11.894.10 5 betaald is. En in 1904 werd aan de Staat der<br />
Nederlanden terugbetaald de som van de door de Staat gemaakte<br />
kosten voor de oprichting van lijdelijke hallen aan de Hillegommerbeek<br />
en Delfweg, wegens het opheffen van station Veenenburg,<br />
ten bedrage van f 45.998.37. Niet de H.IJ.S.M., maar de<br />
Staat had immers in 1896 alle voorzieningen getroffen. (Wie zich<br />
in de juridische kant van de zaak wil verdiepen, leze de<br />
rechterlijke vonnissen, voorkomende in de Verzameling Van<br />
Citters en Van Roosendaal, jaar 1899, blz. 297 e.v. en jaar 1901,<br />
blz. 311 e.v.)<br />
Het nieuwe station Hillcgom kostte f 150.000,—, dat te Lisse<br />
bijna f200.000,—. Met de afbraak'van Veenenburg is in het<br />
decennium 1897/1906 circa vier ton aan de wijziging ten koste<br />
gelegd. Achteraf beschouwd hebben deze kosten hun doel gemist.<br />
Het goederenvervoer bestaat alleen nog uii Wagenladungen, terwijl<br />
woonkernen nabij de nieuwe stations niet zijn ontstaan.<br />
Het reizigersvervoer bleef dermate gering, dat besloten werd tot<br />
opheffing der lokaaltreinen. Het is best mogelijk dat bij de<br />
gestadige uitbreiding van de randstad Holland en met gebruikmaking<br />
van moderne treinstellen, die speciaal geschikt zijn voor<br />
12
korte-afstandvervoer deze lokaaltremen nog eens tot nieuw leven<br />
komen. In dat geval zijn de plaatsen voor de haltepunten<br />
aangewezen.<br />
Veenenburg zal als zodanig niet meer herrijzen, want de plaats<br />
waar het station gestaan heeft is nauwelijks terug te vinden. Het<br />
omliggende terrein is na 1899 geheel afgezand als materiaal voor<br />
de kalkzandsteenfabriek Aernout te Hillegom. Het herenhuis<br />
werd afgebroken en het bos verdween geleidelijk. Wie de foto's<br />
van de prachtige buitenplaats bekijkt bij mevrouw C. Baronesse<br />
van Hardenbroek van Ammcrstol geb. Lecmbruggen, als schoolmeisje<br />
nog gebruikster van het station Veenenburg, komt onder<br />
de indruk dat er iets moois verloren is gegaan. Doch aan de<br />
stamlijn van het Hollandse net heeft men een recht tracé kunnen<br />
geven en dat is in deze eeuw van snelheid heel wat waard.<br />
Het station Vogelenzang staat vlakbij de grens van de gemeenten<br />
Bloemendaal en Bennebroek. Deze laatste naam werd eraan<br />
toegevoegd ingaande 1 mei 1911.<br />
Vogelenzang werd als stopplaats opengesteld op 2 juni 1842; het<br />
huidigestationsgebouwverrees in de jaren 1880-1881, dus tegelijk<br />
met de aanleg van de stoomtram Haarlem-Leiden. Van de<br />
betekenis van het station Vogelenzang moet men zich geen<br />
overdreven voorstelling maken. In 1842 bedroeg het aantal<br />
stoptreinen in iedere richting vier, in 1851 vijf, in 1884 zes, terwijl<br />
in het verslag over het jaar 1913 der H.S.M, vermeld staat dat de<br />
reisgelegenheid naar en van de tussenstations van het baanvak<br />
Haarlem-Leiden verbeterd werd door het inleggen van een aantal<br />
snel rijdende lokaaltreinen 2e en 3e klasse. Dit treintypc werd<br />
gekozen, omdat in verband met het toenemend aantal sneltreinen,<br />
de langzaam rijdende personentreinen hel baanvak te zeer<br />
bezet hielden en daardoor herhaaldelijk moesten worden voorbijgereden.<br />
De rijtuigen waren dezelfde als degene die dienst deden op de zo<br />
juist geopende Haarlemmermeerlijnen. In 1927 werden deze<br />
fraaie stoomtreintjes vervangen door elektrische motortreinen. AI<br />
deze wijzigingen mochten het aantal reizigers niet voldoende<br />
doen toenemen, zodat het station na de spoorwegstaking van<br />
1944-1945 niet voor personenvervoer heropend werd.<br />
Tijdens de wereldjamboree in 1937 verwierf het grote bekendheid.<br />
Er waren tijdelijke perrons aangebracht om lange personentreinen<br />
te kunnen ontvangen en de omvangrijke kampbagagc<br />
te kunnen lossen en laden,<br />
'lussen 27 juli en 14 augustus maakten 623.000 reizigers van het<br />
13
Station gebruik. Dit is veel als men bedenkt dat het jaartotaal in<br />
1870 112.000, in 1880 (vóór ingebruikname van de stoomtram)<br />
216.000 bedroeg.<br />
Ruim een km ten noorden van het station Vogelenzang bevond<br />
zich, in de gemeente Heemstede, de stopplaats Mannepad, zoals<br />
de huidige Manpadslaan toen heette. De stopplaats komt voor in<br />
de dienstregeling van 1884 en heeft haar naam behouden tot 4<br />
maart 1902, toen zij werd omgedoopt in "Woestduin", naar de<br />
aldaar aanwezige renbaan. Er werden voorzieningen getroffen om<br />
het talrijke publiek dat de paardenraces bezocht, te kunnen<br />
opvangen. De Maatschappij tot Exploitatie van onroerende<br />
goederen "Woestduin", moest hiervoor 20 jaar lang (1902 -<br />
1921) een jaarlijkse bijdrage leveren van f 100,—.<br />
In "De geschiedenis van de Heerlijkheid Berkenrode" is reeds<br />
vermeld (blz. 24-25) hoe vanaf 1842 vergeefs moeite werd gedaan<br />
om bij de Zandvoorderlaaneen stopplaats te krijgen. Eerst dertig<br />
jaar later ging de H.S.M, tot de instelling van een stopplaats<br />
gedurende het zomerseizoen over.<br />
Het jaarverslag 1872 vermeldt dat tijdelijke trottoirs werden<br />
gemaakt ten gerieve van de reizigers der treinen, die gedurende de<br />
zomerdienst daar gestopt hebben. In 1873 werden de trottoirs<br />
verbreed en tijdelijk een abri gesteld, welke echter het volgend<br />
jaar reeds verhuisde naar de Hil lego m m erb eek.<br />
De gegevens betrekking hebbende op 1876 zijn iets uitgebreider.<br />
De stopplaats werd gedurende 5 maanden bediend (15 mei — 15<br />
oktober), er stopten vier treinen in iedere richting en er werden<br />
in die tijd ruim drie duizend kaartjes verkocht. Dit aantal nam tot<br />
1880 geleidelijk toe, doch na die zomer is de stopplaats een<br />
tijdlang gesloten geweest.<br />
Op 3 juni 1881 was n.l. de lijn van de Haarlem Zandvoort<br />
Spoorweg Maatschappij geopend, zodat badgasten de reis geheel<br />
per trein konden maken in plaats van een circa 6 km lange<br />
wandeling vanaf de naaste spoorwegstopplaats.<br />
Toch werden in 1895 bedragen uitgegeven voor het 60 tot 90<br />
meter verlengen van de perrons aan de halten Zandvoortsclaan en<br />
Mannepad. In 1899 rijdt de Eerste Ncdcrlandsche Electrische<br />
Tram langs de Leidse Vaart en door Aerdenhout, zodat de<br />
14
etekenis van de spoorweghalte aldaar zeer gering werd, totdat de<br />
uitbreiding van Heemstede langs de Zandvoortselaan naar het<br />
westen kroop.<br />
Op 19 december 1927 werd opnieuw een stopplaats Zandvoortselaan<br />
opgericht en op diezelfde datum Woestduin definitief<br />
gesloten. Kr werden ter weerszijden van de gelijkvloerse kruising<br />
haltegebouwtjes opgericht die 6 oktober 1928 onder de naam<br />
"halte Heemstede-Aerdenhout" in gebruik genomen werden. Er<br />
stopten toen 19 treinen per dag.<br />
Bij het toenemend autoverkeer werden de files voor de gesloten<br />
overweg steeds langer, zodat — vooral op zondagen des zomers —<br />
een onhoudbare toestand ging ontstaan. Zowel voor de trein, als<br />
voor het wegverkeer was het een grote opluchting toen in 1958<br />
hel fraaie hoog gelegen station en het viaduct ter vervanging van<br />
de wegkruising à niveau, in gebruik genomen konden worden. De<br />
betekenis van "Heemstede-Aerdenhout" nam snel toe, zodat<br />
thans vele treinen in onze gemeente stoppen.<br />
den -/.ich dr liridi' «-arlllloknlcn 1927
OVER WEG<strong>EN</strong>, VAART<strong>EN</strong> <strong>EN</strong> TOLL<strong>EN</strong><br />
In 1851 was de Gemeentewet in werking getreden. Krachtens<br />
deze wet moest jaarlijks een verslag van de toestand der gemeente<br />
worden gemaakt. Als we het eerste verslag ter hand nemen, blijkt<br />
hoc gering de bemoeienis van de burgerlijke gemeente in de eerste<br />
decennia van haar bestaan eigenlijk was.<br />
De gebouwen bestonden uit de toren van de Hervormde Kerk, de<br />
school met onderwijzerswoning (gebouwd in 1842), de kapel met<br />
doodgraverswoning, twee brandspuithuisjes en de aschschuur (op<br />
de plaats waar het postkantoor, later de centrale politiepost,<br />
gebouwd zou worden).<br />
Voorts waren er drie stenen vuilnisbakken. Een ophaaldicnst<br />
bestond niet; wel had de gemeente een aannemer die deze open<br />
bakken geregeld moest ledigen.<br />
Het grondbedrijf was al heel eenvoudig. De gemeente bezat twee<br />
terreintjes, die verhuurd waren voor f 3 en f 2,50 (het laatste aan<br />
C.Huyg, beurtschipper op Amsterdam).<br />
Onder buurtwegen worden in het verslag verstaan de wegen die<br />
zich voortzetten buiten de gemeentegrenzen. Het waren er toen<br />
vier, n.l.:<br />
1. de Binnenweg van Benncbrock tot de Haarlemmerhout.<br />
Dit is dus de huidige aaneenschakeling van Glipperweg,<br />
Voorweg, Wilhelminaplcin, Camplaan, Raadhuisplein, Raadhuisstraat,<br />
Binnenweg (IJzeren Brug-Koedief), Bronsteeweg<br />
en Zuiderhoutlaan. De Fonteinlaan behoorde daar toen niet<br />
bij; eerst in 1857 ging de gemeente Heemstede over tot de<br />
aanleg van een communicatieweg door de Haarlemmerhout,<br />
die de Binnenweg verbond met de Haarlemse Dreef. Deze<br />
laatste was verhard tot de beide hotels, toen "Het Wapen van<br />
Amsterdam" (eigenaresse mej. A.J.van den Berg) en Hotel<br />
van den Berg, later hotel Scholten, vervolgens hotel Roozen<br />
en nog later hotel Den Hout.<br />
De rijweg liep op de plaats van het huidige fietspad. Voor<br />
wandelaars, later ook voor fietsers, was de brede doorkijk<br />
bestemd welke in het verlengde van de Zuiderhoutlaan bij het<br />
Paleis (het huidige Provinciehuis) uitkomt, een onderdeel van<br />
de schepping van de tuinarchitect Zocher.
De gemeente Haarlem droeg f 1000 in de kosten bij, leverde<br />
buitendien het vlakpuin en zorgde voor de verbreding van het<br />
"Blaubruggetje". De onderhoudskosten konden door Heemstede<br />
bestreden worden uit de opbrengst van de Koediefstol.<br />
Krachtens Koninklijk Besluit van mei 1852 was n.l. machtiging<br />
verleend tot heffing van tolrecht op de Binnenweg. In<br />
dat jaar was immers de droogmaking van de Haarlemmermeer<br />
gereed gekomen, zodat de gemeente een druk vervoer op de<br />
Binnenweg voorzag, vooral omdat op de Straatweg, ter<br />
hoogte van de r.-k. kerk, zich reeds een rijkstol bevond, die<br />
krachtens een daartoe strekkende wet, ingaande 1 januari 1900,<br />
is opgeheven.<br />
Het punt van de gemeentetol was met zorg gekozen; het<br />
bevond zich ten zuiden van de Koediefslaan, op grond van de<br />
Heerlijkheid Heemstede. Wie, uit de Meer komende, naar de<br />
Straatweg wilde gaan via de Kerklaan (toen Zandvaardcrweg<br />
en Hcerenlaan) stuitte op de rijkstol en wie dat via de<br />
Koediefslaan wilde doen, kwam bij de gemeentetol.<br />
Een tweede tolboom werd naast het tolhuis geplaatst op de<br />
Koediefslaan en een derde over het noordelijk (.inde van de<br />
Bleekersvaartweg. Deze laatstcwas nodig om een kosteloze rit<br />
vanaf de IJzeren Brug, via de Zandvaardcrweg, Bleekerlaan en<br />
Koediefslaan naar Haarlem onmogelijk te maken.<br />
2. de Manpadslaan van de Rijksstraatweg naar grens gemeente<br />
Bloemen daal.<br />
3. de Aerdenhoutslaan van de Rijksstraatweg naar grens gemeente<br />
Bloemendaal.<br />
Dit was vroeger de Gasthuislaan en thans de Zandvoortselaan.<br />
4. De weg langs de Leidsche Vaart van Haarlem (het Schouwtje)<br />
naar Bennebroek.<br />
De steden Haarlem en Leiden hadden in 1657 voor gemeenschappelijke<br />
rekening een trekvaart gegraven en daarnaast een<br />
weg aangelegd. Het beheer was eveneens gemeenschappelijk,<br />
totdat in 1880 een scheiding gemaakt werd bij Halfweg onder<br />
Noordwijkerhout, bij de Delfweg, ter hoogte van het station<br />
Lisse.
Hieronder volgt cen opsomming van de wegen en paden binnen<br />
de gemeente:<br />
1. De Güpperlaan, de huidige Prinsenlaan.<br />
2. De Kadijk<br />
3. Hel voetpad van de Güpperlaan tot de ringsloot van de<br />
Haarlemmermeer. Dit pad werd later afgesloten door de<br />
eigenaar van Meer en Berg, Jhr. Van Lenncp.<br />
4. De Doodenwcg van de Binnenweg naar de Straatweg (Herenweg).<br />
Deze weg, 7 el breed, liep van de Driesprong (het punt<br />
waar thans Voorweg, Glipperdreef en Valkenburgerlaan<br />
samenkomen), over de buitenplaatsen Groenendaal, Bosbeck<br />
en Meer en Berg naar het begin van de Manpadslaan. De naam<br />
van de Doodweg is ontleend aan haar beginpunt langs de<br />
Algemene Begraafplaats.<br />
5. De Achterweg van de Driesprong naar het Dorp. Zo werd de<br />
omgeving van de N.II.Kerk genoemd.<br />
6. De Grindweg van het Dorp naar de Meer {Meerweg).<br />
7. DeMolenwerfslaanvan de hoek van de Achterbuurt naar het<br />
Spaarne.<br />
8. De Achterbuurt van de Binnenweg tot het voetpad. Deze<br />
weg, de huidige Cloosterweg, was 6 el breed en hel<br />
aansluitende voetpad, het Cloosterpad, 1 el breed.<br />
9. Het voetpad van de Achterbuurt naar de Binnenweg. Het<br />
laatste stuk is de huidige Cloosterlaan. Dit voetpad kruiste de<br />
Zandvaart met een kwakel. De oude houten kwakel is later<br />
vervangen door een veel grotere van beton over het Heemsteeds<br />
Kanaal.<br />
10. De Zandvaarderwegvan de Binnenweg naarde Heerenlaan.<br />
11. De Heerenlaan van de Zandvaarderweg tot de Straatweg.<br />
De sub 1 0 en 11 genoemde wegen vormen samen de huidige<br />
Kerklaan.<br />
12. De Blcekerlaan (de huidige Blckersvaartwcg) van de Heerenlaan<br />
tot de Koedicf.<br />
13. De Kocdieflaan van de Binnenweg naar de Straatweg.<br />
14. De Emausweg van de Binnenweg naar de Straatweg.<br />
15. De zuidzijde van de Meesterlottelaan. Sinds 1834 bevond zich<br />
de grens met Haarlem in het midden van deze laan.<br />
16. De Schouwtjeslaan van de Straatweg naar de Leidse Trekvaart.<br />
17. Het voetpad van de Binnenweg op de hoek van de begraafplaats<br />
naar de hoek van de Kamplaan. Dit voetpad met een<br />
bochtig tracé had de functie van de huidige Valkenburgerlaan
en lag deels op het terrein van Groenendaal, deels op het<br />
terrein van de heer Van den Berg. De beide eigenaren<br />
slaagden erin het voetpad aan openbaar verkeer te onttrekken.<br />
Het vervoer per as was betrekkelijk gering. De voetpaden en vele<br />
van de wegen waren niet of nauwelijks verhard, zodat zij geen<br />
zware lasten konden verdragen. Veel belangrijker — zeker naar de<br />
massa gemeten — was het vervoer te water. Aan het gemeenteverslag<br />
ontbreekt dan ook niet een opgave van de waterwegen.<br />
Het zijn de volgende:<br />
1. De Leidsche Trekvaarl met 3 bruggen (in de buurtwegen 2, 3<br />
en 4).<br />
2. De Zandvaart van het Kolk (aan hel Spaarne) naar het Duin.<br />
Evenals hel westelijk stuk van de Van Merlenlaan was een<br />
strook grond ten oosten van de Straatweg duinterrein, dat<br />
toen nog niet afgegraven was. De vaart eindigde bij de<br />
buitenplaats I.ommeroord (later woning van dr. E.A.M.Droog<br />
op de hoek van Heerenlaan en Straatweg). Er was een zijtak<br />
langs de Zandvaardcrweg en een gedeelte der Hecrcnlaan tot<br />
aan de Blcckcrlaan. In dit complex waren drie bruggen, n.l.<br />
de IJzeren Brug, één in de Kerklaan (vlakbij de IJzeren Brug)<br />
en één ten zuiden daarvan en voorts de reeds genoemde<br />
kwakel.<br />
3. De Glippervaart of Prince Zandvaart, van de Ringvaart om de<br />
Haarlemmermeer tot de laatste blekerij aan de Kadijk en naar<br />
het Duin.<br />
4. De Bleekersvaart.<br />
5. De Houtvaart, gedeeltelijk op de grens met de gemeente<br />
Bloemendaal tot de Leidsche Vaart met 2 bruggen (bij de<br />
uitmonding in de Leidsche Vaart en in de Acrdcnhoutslaan).<br />
6. De Krayenestervaarl van het Spaarne naar de Straatweg met 2<br />
bruggen (het Blaubruggetje en het bruggetje in de Emauslaan).<br />
7. De Ringvaart om de Haarlemmermeer.<br />
8. De Wippervaart van de kwakel (sub 2) naar de Dorpsstcigcr<br />
(deze bevond zich ongeveer op de plaats van de huidige<br />
Pinksterkerk, in het midden van de Kamplaan).<br />
Dit waren dus de communicatiemogelijkheden te land en te water<br />
in deze gemeente.
PLATTE6PONP PEP CEUE<strong>EN</strong>TIj<br />
i E r n G T<br />
- ---4-^4--^<br />
Kaart van de gemeenten Heemstede en Iïenncbroek 1929.<br />
De stoomtrambaan 1881 - 1917 is in rood aangegeven. De wisselpiaats<br />
bevonden zich in de Haarlemmerhout, te Heemstede bij hel Postkante<br />
(sinds 1883) en de N.H. Kerk (sinds 1914), bij de Gliphoeve en<br />
Bennebroek aan de Rijksstraatweg.<br />
20
13c afwijkende roules van de clci-trist he Irani zijn in rood met aangegeven.<br />
Hazepaterslaan - Blauwe Brug (sinds 1917), Raadhuisplein • Valkenburger<br />
plein - Driesprong (sinds 1922). In Bennebroek (sinds 1932).
De gemeente was echter meestal niet de eigenaresse en had dus<br />
weinig te zeggen. Buitendien was haar financiële draagkracht<br />
gering, zodat het gemeentebestuur niet bij machte was veel te<br />
doen voor de verbetering van die wegen. Het belang daarvan werd<br />
wel degelijk ingezien en in 1857 werd daartoe reeds een poging<br />
gedaan. Het betrof toen een weglengte van nog geen 500 meter<br />
en Haarlem vond niet, gelet op de hulp die harerzijds verleend<br />
was, dat dit een prestatie was waarop Heemstede zich beroemen<br />
kon.<br />
De stad Haarlem was en is eigenaresse van de Haarlemmerhout.<br />
Tot 1 januari 1910 was dat bovendien het geval met de<br />
Zuiderhoutlaan, de Bronsteeweg, de Zandvoortschelaan (Aerdenhoutslaan),<br />
de Emauslaan, een stuk Wagenweg en de Schouwtjeslaan,<br />
met de beplantingen langs die wegen, voorts de Kraijenestervaart,<br />
het Tolhuis aan de Zandvoortschelaan en de sub 1, 5 en 6<br />
genoemde bruggen.<br />
De tolboom over de Binnenweg (1: de Koedief) lag op het<br />
terrein der Heerlijkheid Heemstede, : een groot deel van het<br />
midden dezer gemeente beheerste, b.v.<br />
de Hccrenlaan; voor het gebruik daarvan moest de gemeente<br />
jaarlijkse retributie van f 50 betalen.<br />
de Zandvaart en de brug daarover in de Binnenweg (du<br />
22
voorgangster van de IJzeren brug). Meermalen hebben de zestien<br />
blekers, die gezamenlijk eigenaren waren van de Bleekersvaart en<br />
Bleekcrlaan geklaagd over het slechte onderhoud van vaart en<br />
brug, zodat bun schuiten met moeite konden passeren wegens<br />
ondiepte in de vaart en te nauwe doorvaart bij de brug, doch het<br />
mocht niet veel baten en de gemeente had noch de macht, noch<br />
de kracht deze verbeteringen door te zetten,<br />
de Wippervaart,<br />
de Kamplaan.<br />
In het zuiden van de gemeente bevonden zich de wegen en<br />
bermen veelal in handen van de eigenaren van de buitenplaatsen<br />
Meer en Bosch, Bosbcek, Groenendaal en Meer en Berg.<br />
Kigenaresse van Bosbeek en Groenendaal was, als opvolgster van<br />
A.E. Hope, mevrouw CA. Visser van Hazerswoude, echtgenote<br />
vanjhr. J.B. van Merlen. Deze voerde het beheer over:<br />
1. de Glipperachterweg van "Meer en Berg" tot de Driesprong<br />
(een gedeelte dus van de Binnenweg),<br />
2. de Meerwcg vanaf de Driesprong tot het Kerkplein d.i. de<br />
Achterweg tot aan het tijdstip waarop aan Meer en Bosch het<br />
zuidelijk deel van deze weg werd overgedragen.<br />
3. de Bergweg vanaf de Driesprong tot het Kerkplein, d.i. de<br />
huidige Voorweg.
4. de Driesprong d.i. het punt van samenkomst van de drie<br />
bovengenoemde wegen. Op dit punt begon ook de Doodweg,<br />
die evenwel niet voor rijverkeer bedoeld was.<br />
Men zal zich afvragen om hoeveel mensen het ging, die zich<br />
wilden verplaatsen. Op 31 december 1851 had de gemeente 2152<br />
zielen. De verslaggever haast zich te vermelden, dat er in dat jaar<br />
niemand naar de overzeesche gewesten vertrokken is. Groei zat er<br />
ook toen al in, want na samenvoeging met de gemeente<br />
Berkenrode (75 zielen! ), ingaande 13 januari 1857, kwam het<br />
zielcntal boven de 3000, zodat het aantal raadsleden van zeven<br />
op elf gebracht kon worden.<br />
De tollen waren dus een bekend verschijnsel.<br />
Even buiten de gemeente, bij het bekende Haringbuys was een<br />
tol, die in handen was van de commissie die de straatweg naar<br />
Zandvoort beheerde. Die commissie had een tweede tol bij Zandvoort,<br />
op de plaats waar later de elektrische tram een halte zou<br />
hebben (Zandvoort tol bij Kostverloren).<br />
24
De gemeente had in 1856 de tol over de Glippervaart of Princen<br />
Zandvaart wel afgeschaft, maar dat was meer omdat het verkeer<br />
zo gering was dat het niet loonde daarvoor een tolgaarder met de<br />
bewaking te belasten. Die bewaking bestond meestal daarin dat<br />
bij tussenpozen aan de Kadijk gekeken werd of er schuiten waren<br />
aangekomen.<br />
De Koedieftol werd reeds genoemd. Tolgaarder werd Barth.<br />
Timmer, tevoren veldwachter, aan wie het fraaie witte tolhuis<br />
werd toegewezen. In 1900 werd hij opgevolgd door zijn dochter<br />
Betje, die de sleutel van de tolbocm in haar boezelaar droeg.<br />
Na de opheffing van de rijkstol was het dus mogelijk, komende<br />
uit het zuiden of uit de Haarlemmermeer, via Kcrklaan of van<br />
Merlenlaan zonder tolbetaling naar Haarlem te rijden, zodat<br />
alleen degenen die in de buurt van de Koedieftol woonden tolplichtig<br />
waren.<br />
Deze ongelijkheid en de ziekte van Betje Timmer waren ïn 1909<br />
aanleiding voor B. en W. om het voorstel te doen de tol op te heffen.<br />
Doch een krappe meerderheid in de gemeenteraad wilde de<br />
netto-inkomsten ad f. 1000,— per jaar niet missen, zodat het<br />
voorstel werd verworpen.<br />
Aanbevolen werd de tol te verplaatsen naar een punt waar iedereen<br />
"gevangen" werd, waartoe het midden van de Camplaan gekozen<br />
werd.<br />
Nog efficiënter was de tol aan de Koedief te handhaven en een<br />
tweede tol op te richten in de Camplaan en daartoe werd uiteindelijk<br />
besloten.<br />
De Gedeputeerde Staten stelden aan de Kroon voor geen goedkeuring<br />
te verlenen, maar dat mocht niet baten, zodat op 1<br />
januari 1911 de nieuwe tol in werking trad. Wie langs de Binnenweg<br />
naar Haarlem wilde rijden behoefde niet tweemaal te betalen;<br />
men kreeg bij de eerste tol een biljet, dat vrije doortocht bij de<br />
tweede waarborgde en aldaar werd ingenomen.<br />
Tot tolgaarder werd aangesteld Toon van der Linden, de agent<br />
van de stoomtram. De tram was wel vrij van tol, maar moest een<br />
retributie betalen voor het hebben van sporen in gemeentegrond.<br />
Met het inkorten van het stoomtramtraject in 1917 en 1922 werd<br />
die retributie wel verminderd maar zij bleef toch tot de algehele<br />
elektrificatie bestaan.<br />
Op 1 januari 1910, kreeg Heemstede het beheer van de tol naast<br />
de Leidsche Vaart. Die gold sinds 1865 niet meer voor verkeer te<br />
water en voor voetgangers. Het beheer en het tolhuis werden<br />
overgedragen door Haarlem, dat de bepaling had gemaakt, dat
haar gemeentepersoneel van de tol vrijgesteld moest worden.<br />
De opbrengst der drie tollen nam snel toe en werd voor 1915 op<br />
f. 3000- begroot. Toch heeft de nieuwe tol geen lang bestaan<br />
gehad. In haar vergadering van 6 oktober 1914 besloot de gemeenteraad<br />
met algemene stemmen de drie tollen af te schaffen.<br />
Doch daarna kwam een voorstel om dat niet aanstonds te doen<br />
maar met ingang van 1 januari 1916, teneinde de zoete inkomsten<br />
voor het jaar 1915 te kunnen behouden en dat voorstel werd aangenomen<br />
met acht tegen vijf stemmen.<br />
Het verhaal voor OudHeemstede-Bennebroek over de wegen zou<br />
niet compleet zijn als niet nog enkele feiten, die de verhoudingen<br />
in vervlogen jaren markeren, genoemd zouden worden.<br />
In 1839 komt de heer Hope, eigenaar van Bosbeck, met het plan<br />
voor een straatweg van Haarlem door het Dorp Heemstede naar<br />
de Geleerde Man in Bennebroek. Het plan gaat niet door en dus<br />
moet men met beperkte middelen partiële verbeteringen trachten<br />
te bereiken. De heren Enschedé, Quarles van U f ford en Van der<br />
Vlugt brengen in Haarlem gelden bijeen om 's winters minvermogenden<br />
werk te verschaffen. In de winter 1842-1843 komt de<br />
bepuining en beschulping van de Grote Dreef tot de Buitensocieleit<br />
gereed, het volgend jaar de weg tot de Bronsteê. Men ziet<br />
hieruit dat voor wegverharding puin en schelpen werden gebruikt,<br />
want grind, dat uit de grote rivieren moest komen, was te duur.<br />
De gedachte om door particuliere bijdragen de wegen te<br />
verbeteren schoot ook wortel in Heemstede.<br />
De eigenaar van "Land- en Spaarnzicht", Walrave van Heukelom,<br />
stelt in 1846 gelden beschikbaar voor het traject Koedief-<br />
Clooster. In hetzelfde jaar stellen de predikant Nicolaas Bects en<br />
de gemeentesecretaris-ontvanger ieder honderd gulden beschikbaar<br />
voor de verbetering van de Camplaan tot aan het buitenverblijf<br />
Overlaan. Dit buitenverblijf was tot medio 1854 bewoond<br />
door de heer Renswoud en werd sindsdien door de eigenaar A.J.<br />
Hope verhuurd aan de gemeente voor f250 per jaar. Het werd<br />
ingericht tot raadhuis annex veldwachterswoning; in de tuin<br />
bevond zich een arrestantenlokaal.<br />
Burgemeester J. Dolleman (1837-1850) wil bekeiing van de<br />
Zanderijbuurt vragen aan de provincie. Deze bewilligt in de<br />
kosten ad f1500, maar stelt als voorwaarde, dat eerst gewerkt<br />
wordt aan de verharding met puin en grind van de Koediefiaan.<br />
Aan deze verharding wilde Haarlem niet medewerken omdat die<br />
laan, evenals de Gasthuislaan, eigendom was van het St. Elisabeths<br />
Gasthuis.
In 1857 verhardt Bcnnebroek de weg van de Geleerde Man tot de<br />
Ringvaart, doch ook de Binnenweg van het Huis te Bennebroek<br />
tot de dorpsschool aan de Voorweg, hetgeen zeker een fraai<br />
voorbeeld is van gemeentelijke samenwerking.<br />
De weg van de Blauwe Brug tot de Buitensociëteit komt in dat<br />
jaar bij Heemstede in onderhoud.<br />
In de jaren 1880-1882 hebben opnieuw een aantal belangrijke<br />
wijzigingen plaats.<br />
Jhr. J.B. van Merlen wil een vaart door zijn buitenplaats graven,<br />
enerzijds aansluitende op de Ringvaart en anderzijds op de<br />
Zandvaart en biedt aan een brug te bouwen in de Glippcrachtcrweg,<br />
vroeger ook wel Hasselaar si aan geheten, en een voetbrug in<br />
de Doodweg. De Doodweg, beginnende bij de begraafplaats, was<br />
de scheiding tussen Bosbeek en Grocnendaal en liep dan verder<br />
door Meer en Berg naar het Mannepad. De bewoners van Bosbeek<br />
en Meer en Berg wilden deze weg graag sluiten. Als compensatie<br />
bood Jhr. van Merlen aan een nieuwe straatweg aan te leggen van<br />
Overlaan (Raadhuisplein 9) tot de Rijksstraatweg. Dit royale<br />
voorstel vond niet aanstonds algehele bijval, want men had<br />
berekend dat de afstand van de "hoek bij Roest" (begin<br />
Kamplaan) Lot hel Mannepad via de Doodweg 1750 en via de<br />
nieuwe weg 2325 m zou zijn. De werklieden van de Amsterdamse<br />
Waterleiding zouden dus per dag gemiddeld 1150 meter<br />
meer moeten afleggen om van huis op het werk, en terug, te<br />
Ook de vaart was belangrijk, want deze zou zuiver duinwater<br />
kunnen opnemen en dit bij doorstroming in de kom der<br />
gemeente brengen. Alleen moest er een sluisdeur worden aangebracht<br />
om te voorkomen dat het water van de Blcekersvaart via<br />
de Zandvaart in de Van Merlenvaart zou binnendringen. En wie<br />
zou zeggenschap hebben over het openen en sluiten van de<br />
sluisdeur? Deze vragen hielden de gemoederen in die dagen<br />
bezig. Velen raakten geïnteresseerd en op 29 december 1880 was<br />
er een adres met 112 handtekeningen vóór afsluiting van de<br />
Doodweg. Kort daarop werden de plannen aangenomen. Jhr. Van<br />
Merlen moest zorg dragen voor verlichting der nieuwe bruggen en<br />
buitendien f3000 betalen voor aanlegkosten. Uit het overschot<br />
zou de bestrating bekostigd worden van hel verlengde van de<br />
Dreef, het stuk langs de fontein, die daar in 1870 verrezen was.<br />
De verharding aldaar bestond immers slechts uil puin en<br />
schelpen, daterend uit 1843.<br />
27
In november 1881 was de nieuwe weg, de Van Merlenlaan, gereed<br />
en op 15 januari 1882 werd de Doodweg op Meer en Berg<br />
afgesloten.<br />
Kort tevoren had de stoomtram uit Hillegom zijn intrede gedaan<br />
en we keren daarom weer naar het verkeer over rails terug.
DE PAARD<strong>EN</strong>IRAM<br />
De rails van de stoomtram waren niet de eerste tramrails die in<br />
Heemstede gelegd zijn, doch dat waren die van een uitloper van<br />
de lijn der Haarlemsche Tramway Maatschappij. Deze maatschappij<br />
had in 1877 van de Haarlemse Gemeenteraad concessie<br />
gekregen voor een paardentramlijn van het station via de Grote<br />
Markt naar Den Hout. Men had gedacht in het algemeen belang te<br />
handelen door toe te staan dat de lijn zou doorlopen langs de<br />
hotels "De stad Amsterdam" en Scholten (het latere hotel Den<br />
Hout) tot vóór de buitensociëteit van "Trouw moet blijckcn"<br />
(het huidige Drcefzicht). Naar de stijl van die tijd werd in de<br />
Haarlemse gemeenteraadsvergadering van 20 februari 1878 precies<br />
vastgelegd:<br />
"overeenkomstig de overgelegde tcekening dat de tramwagens<br />
"in den regel niet verder mogen rijden dan binnen de rigting<br />
"tegenover de Meesterlottelaan en dat het verlengde spoor tot<br />
"omtrent de Sociëteit alleen in bijzondere gevallen, wanneer<br />
"er geen andere drukte heerscht, mag worden gebruikt,<br />
"weshalve de wissel zover moet worden teruggetrokken, dat<br />
"de weg langs de pomp vrij blijve."<br />
De pomp stond op de plaats waar later de fontein verrezen is. De<br />
grens met Haarlem liep sinds 1834 door het midden van de<br />
Meesterlottelaan, terwijl men moet bedenken dat de gemeente<br />
Haarlem privc-cigenaresse was van de gehele Haarlemmerhout,<br />
van de Zuiderhoutlaan, de Emauslaan en de Bronsteeweg (tot de<br />
Kocdicftol) en de beplantingen langs die wegen. De communicatieweg<br />
tussen Haarlem en Heemstede (de huidige Fonteinlaan)<br />
is eerst in 1857 aangelegd; Haarlem gaf daarvoor flOOO,leverde<br />
het vlakpuin en verbreedde het Blaubruggctjc. Alleen het<br />
onderhoud van de communicatieweg kwam ten laste van Heemstede,<br />
die deze kosten bestreed uit de opbrengsten van de<br />
Koedieftol.<br />
De Tramway Maatschappij toog, toegerust met concessievoorwaarden<br />
en instructies, welgemoed aan het werk met zulk een<br />
voortvarendheid dat de 80 m enkel spoor, waar het hier om ging,<br />
er al lagen vóórdat een verzoek om instemming aan de gemeente<br />
Heemstede was gericht. Dit verzoek werd alsnog gedaan, maar hel<br />
antwoord kwam prompt na de gemeenteraadsvergadering van 24<br />
29
april 1878: de beschikking luidde afwijzend, terwijl de rails<br />
binnen een maand (vóór 25 mei) verwijderd moesten zijn.<br />
De H.T.M, deed van dit teleurstellend antwoord mededeling aan<br />
de gemeenteraad van Haarlem welke in haar vergadering van 11<br />
mei besloot B. en W. op te dragen bij Heemstede naar de gronden<br />
van haar besluit te informeren. Zulks geschiedde dan ook, waarbij<br />
de bevreemding over de genomen maatregel tot uiting kwam,<br />
doch B. en W. van Heemstedcantwoorddenslechts dat zij van de<br />
H.T.M, en niet van Haarlem een verzoek hadden ontvangen, dat<br />
zij eerstgenoemde hadden geantwoord, "zonder verpligt te zijn in<br />
verdere uitlegging te treden" en dat zij "niet minder bevreemd"<br />
waren dan Haarlem, omdat deze stad zich verstout had regels te<br />
stellen omtrent gebruik van de tram in Heemstede, terwijl toch<br />
krachtens de Gemeentewet van 1851 het Bestuur van Heemstede<br />
alleen verantwoordelijk was voor het verkeer op de openbare<br />
wegen in haar gemeente.<br />
Haarlem bleef het antwoord niet schuldig. De tramweg lag n.l.<br />
niet op doch naast de publieke weg en wel op privé-terrein van<br />
Haarlem.<br />
Hiertegenover stelde Heemstede dat de kruising met (het verlengde<br />
van de) Meesterlottelaan en het eindpunt bij de buitensociëteit<br />
wel degelijk op de openbare weg lagen. De brief werd<br />
besloten met het verzoek de correspondentie te staken "óver<br />
eene U niet betreffende zaak".<br />
De Gemeenteraad van Haarlem, in vergadering bijeen op 19 juni<br />
1878, nam de gehele briefwisseling voor kennisgeving aan maar<br />
droeg tegelijkertijd B. en W. op om maatregelen te treffen dat de<br />
Hout tot de gemeente Haarlem gaat behoren. Heemstede had zich<br />
geen goede buur betoond en moest behandeld worden als de<br />
verre vriend, m.a.w. diens landspalen moesten wal verder<br />
verwijderd worden. Ken eerste poging daartoe was al - vergeefs -<br />
ondernomen in 1867 en het zou nog tot 1927 duren alvorens de<br />
grenspalen verzet konden worden. Ook in 1879 waren de<br />
argumenten van Haarlem te zwak om Gedeputeerde Staten en<br />
later de Kroon van de noodzakelijkheid der gebiedsuitbreiding te<br />
overtuigen. Haarlem zou ni. gaarne een schietbaan op eigen<br />
terrein hebben en wel in de Schouwbroekerpolder ten oosten van<br />
Den Hout. De schutterij oefende in de duinen bij Overveen, dus<br />
buiten de gemeentegrenzen, maar deze omstandigheid woog niet<br />
zwaar genoeg.<br />
30
B. en W. van Heemstede, gesteund door een rekest aan Z.M. de<br />
Koning waarbij enige ingezetenen: J-P-A. Teding van Berkhout,<br />
H. van Wickevoort Crommelin, A. de Favauge en BJ. Muller zich<br />
tegen de voorgenomen annexatie uitspraken, richtten zich op 3<br />
februari 1880 tot de voorzitter van Gedeputeerde Staten met het<br />
feit in herinnering te brengen dat Heemstede in 1857 de<br />
communicatieweg met Haarlem door Den Hout had aangelegd.<br />
Tevens konden B. en W. niet laten er op te wijzen dat Haarlem in<br />
mei 1878 geadviseerd zou hebben de rails van de paardentram<br />
maar te laten liggen en dat deze eerst na uitdrukkelijke lastgeving<br />
verwijderd waren.<br />
Haarlem repliceerde in april 1880 met de mededeling dat zij voor<br />
die weg f 1000 had meebetaald, dat zij het vlakpuin geleverd had<br />
en het "Blaubruggctje" verbreed had, terwijl de onderhoudskosten<br />
betaald werden uit de opbrengsten van de Koedicftol,<br />
zodat er naar het oordeel van Haarlem voor Heemstede niet veel<br />
reden overbleef om de aanleg van de communicatiewcg (de<br />
Fonteinlaan volgens het tracé vóór 1917) als een daad van<br />
gewicht te beschouwen.<br />
Hoe het zij, een grenswijziging, aan het rollen gebracht door een<br />
tramkwestie, kwam toen niet tot stand en hiermede zou de<br />
relatie tussen de Haarlemsche Tram way Maatschappij en Heemstede<br />
beëindigd kunnen worden, ware het niet dat in de concessie<br />
vermeld stond, dat de maatschappij voorkeur had voor zijtakken<br />
en verlengingen. Deze voorkeur gold ook ten aanzien van wegen<br />
welke de gemeente Haarlem in beheer had en toen de heer<br />
Jansen te Hillegom in 1879 vergunning vroeg voor aanleg van<br />
een stoomtramlijn door Heemstede, de Glip en Bennebroek, werd<br />
aan de Tramway Maatschappij gevraagd of zij van haar voorkeursrecht<br />
gebruik wenste te maken. De H.T.M, antwoordde bevestigend<br />
en zo werd aan haar de concessie verleend, zover de<br />
bevoegdheid van Haarlem reikte, d.i. van de gemeentegrens tot de<br />
Koedicftol. De concessie werd aan de inmiddels opgerichte<br />
Stoomtramwegmaalschappij verhuurd, hetgeen zo gebleven is tot<br />
1913, toen de H.T.M, geliquideerd werd.<br />
Ten aanzien van de stadslijn had Haarlem bepaald dat deze 1<br />
meter van de gemeentegrens verwijderd moest blijven en zo<br />
konden de lijnen der beide concessies dus niet aansluiten. Dit is<br />
zo gebleven gedurende de gehele levensduur van de paardentram<br />
en ook nog daarna, toen de beide lijnen in één hand waren<br />
gekomen.
Op 28 mei 1878 deed de paardentram haar feestelijke intocht in<br />
het Haarlemse stadsbeeld en kwamen de blauwe wagens met hun<br />
witte daken en keurig gepoetste koperen bel en handgrepen het<br />
beeld op de Dreef verlevendigen. Dit bleef zo tot in de avond van<br />
9 mei 1913, toen de vroede vaderen van Haarlem nog aan het<br />
vergaderen waren of zij de volgende morgen de elektrische tram<br />
wel zouden toestaan de taak van de paardentram over te nemen.<br />
De exploitanten van paarden- en stoomtram hadden een praktische<br />
afspraak gemaakt. Indien een paardentram komende van<br />
het Houtplein gedurende haar rit langs De Dreef voortdurend<br />
bleef bellen was dit een teken dat zij reizigers voor de stoomtram<br />
aan boord had. De voor vertrek gereed staande stoomtram bleef<br />
dan enige minuten op de laatkomers wachten.<br />
De gedachte om een paardentram Ie exploiteren komt nog eens<br />
naar voren als aan P. Kuiper Jr., directeur van Bosch en Vaart, op<br />
7 april 1908 concessie wordt verleend voor een paardentram van<br />
het Wilhelminaplein naar het Schouwtjc. Het doel is om de snel<br />
opkomende woonwijk Bosch en Vaart met het centrum van<br />
Heemstede te verbinden. De plannen worden in 1909 ter kennis<br />
gebracht van de II.IJ.S.M. en van de E.S.M. De eerste had in 1906<br />
een meerderheidsbelang in de Stoomtrammaatschappij verkregen<br />
en stond ombouw der tramwegen tot een elektisch net voor. Een<br />
nieuwe paardentramlïjn paste niet in dit plan, vooral als deze<br />
tussen Wilhelminaplein en IJzeren Brug parallel aan de bestaande<br />
lijn zou moeten lopen.<br />
De directeur van de E.S.M, en E.N.E.T. achtte de voorgestelde<br />
lijn voor elektrische tractie niet rendabel, maar gaf als alternatief<br />
aan een lijn, gesubsidieerd door de gemeente, van IJzeren Brug,<br />
via Kcrklaan, Herenweg en Wagenweg naar het punt waar de<br />
Ceintuurbaan der E.N.E.T. om de Wagenweg snijdt.<br />
Van deze plannen is - gelukkig - niets gekomen.
DE STO<strong>OM</strong>TRAM<br />
Op 7 januari 1879 wendt de heer J.L.J. Jansen te Hillegom zich<br />
cm. tot de Gemeenteraad van Haarlem met zijn plannen voor<br />
aanleg van een stoomtram Haarlem-Leiden. Aan de Haarlemsche<br />
Tramway Maatschappij wordt verzocht mede te delen of zij<br />
genegen is goederenwagens vanaf het aansluitingspunt aan het<br />
Plein met paardentractie door te voeren naar het station en of zij<br />
preferentie wil behouden voor de lijn vanaf het Plein langs de<br />
Wagenweg tot de grens met Heemstede.<br />
Uit het antwoord blijkt dat er sprake is van twee lijnen en wel<br />
Ie. langs de Wagenweg tot aan de Bennebroekerlaan.<br />
2e. door Heemstede, de Glip en Benncbroek.<br />
De Haarlemse Gemeenteraad verleende op 19 maart 1879<br />
concessie voor beide lijnen (voor zover haar macht reikte) met de<br />
mededeling dat - indien slechts één van beide lijnen zou worden<br />
aangelegd — zij de voorkeur gaf aan de lijn via de Glip.<br />
Voor die lijn verleende de raad van Heemstede concessie in haar<br />
vergadering van 18 april terwijl Benncbroek zulks deed op 24<br />
april. De bevoegdheden van beide gemeenten reikten niet ver,<br />
omdat een groot deel van de wegen eigendom was van de<br />
ambachtsheerlijkheden, en de bermen van de aanliggende buitenplaatsen<br />
Meer en Bosch, Groenendaal, Bosbeek, Meer en Berg en<br />
Huis te Bennebroek. De tramweg mocht niet worden in bedrijf<br />
gesteld zonder toestemming van de rentmeester van de Heerlijkheid<br />
Heemstede, terwijl mevrouw Willink van Benncbroek uitdrukkelijk<br />
had bedongen dat de stoomtram geen enkele last<br />
mocht veroorzaken aan het bedrijf van de hoefsmederij van C.N.<br />
Luderhas te Bennebroek. De recognitie voor het gebruik van de<br />
gronden was matig n.l. f25 per jaar voor Bennebroek en f 100<br />
voor de Heerlijkheid Heemstede.<br />
Zoals we reeds hiervoor zagen aanvaardde de Haarlemsche<br />
Tramway Maatschappij de concessie voor het gedeelte Meesterlottelaan-Koediefslaan.<br />
Begin maart 1880 diende zij haar plannen<br />
in bij de eigenaresse, i.e. de gemeente Haarlem; de plannen<br />
werden goedgekeurd, waarbij de trambaan aan de oostzijde van<br />
de weg zou komen te liggen.<br />
Inmiddels was aan de heer Jansen op 24 april 1880 een<br />
33
ijksconcessie verleend voor een stoomtram van Leiden langs de<br />
Rijksweg tot aan de Bennebroekerlaan. De verlenging langs de<br />
Rijksweg in de richting Haarlem bleef buiten beschouwing, doch<br />
met de drie gemeentelijke concessies en de vergunningen der<br />
beide ambachlshcerlijkheden kon men nu tot een afgerond plan<br />
komen.<br />
Op 2 juni 1880 werd te Hillegom opgericht de Noord-Zuid-<br />
Hollandsche Stoomtramweg Maatschappij, waarin alle verkregen<br />
concessies en vergunningen werden ingebracht. In dezelfde<br />
maand verzocht de H.I.T.M., de moeilijkheden in de Haarlemmerhout<br />
voorziende, vergunning om de lijn ten oosten van de<br />
Hertenkamp te leggen, welk verzoek geen genade vond. Er had<br />
overleg plaats tussen de burgemeesters van Haarlem, Heemstede,<br />
de concessionaris Jansen en de ingenieur van aanieg om na te<br />
gaan of het niet mogelijk zou zijn het eindpunt bij de<br />
buitensociëteit te leggen (ook de paardentram zou daar dan<br />
moeten komen), doch dit bleek niet mogelijk. Vastgesteld werd<br />
dat van de trambaan tussen de gemeentegrens ende wissel achter<br />
de buitensociëteit geen gebruik mocht worden gemaakt op<br />
zondagen en bij feestvieringen en andere dagen en uren door B.<br />
en W. te bepalen.<br />
Kort na de opening werd deze maatregel aanmerkelijk verzacht<br />
door vast te leggen dat de stoomtram alleen tijdens de muziekuitvoeringen<br />
niet tot het eindpunt mocht doorrijden.<br />
In december 1880 was Lussen de Hl.T.M. en de N.Z.H.S.T.M, een<br />
contract tot stand gekomen waarbij eerstgenoemde de op haar<br />
naam staande concessie verhuurde aan de stoomtrammaatschappij.<br />
Deze voelde zich nu verder heer en meester en gaf<br />
gehoor aan het verzoek van de eigenaressen van de buitenplaats<br />
Leeuw en Hooft, de dames Henriette Adrians en Louise<br />
Victoire van Heukelom, wonende te Amsterdam, om de trambaan<br />
ter hoogte van hun vijver naar de westzijde te verleggen. De<br />
gemeente Heemstede ging akkoord, zo ook de gemeente Haariem,<br />
als eigenaresse van de bomen langs de Bronsteeweg, doch de<br />
Hl.T.M. berichtte aan de gemeenteraad van Haariem dat de<br />
verlegging van de baan tussen "Leeuw en Hooft" en de<br />
Koediefslaan builen haar voorkennis heeft plaats gehad, waarover<br />
zij haar misnoegen aan de stoomtrammaatschappij heeft uitgesproken.<br />
Van Haarlem komende kruiste de baan de weg nabij het<br />
34
Emausbrugje en deed dat opnieuw nabij de Kastanje laan. Zij<br />
bleef niet lang aan de oostzijde van de weg want ten oosten van<br />
de tol (aanwezig 1911-1915) kruiste zij de Camplaan. Daarna<br />
kwam er een wegovergang bij de Driesprong (eigenlijk viersprong<br />
Doodweg-Glipperweg-Achterweg-Voorweg), zodat de baan weer<br />
aan de oostzijde kwam tot aan de Glip, waar bij de GHphoeve de<br />
uitwijkplaats dwars over de weg kwam te liggen. De kruisende<br />
trams moesten dan buiten de wissel op hun telaat komende<br />
tegenligger wachten. Dit waren dus reeds vijf wegovergangen in<br />
de gemeente Heemstede, maar bij de aanleg waren er zeven, want<br />
tussen de brug over de Van Merlcnvaart en de ingang van Meer en<br />
Berg slak de tram nog tweemaal de weg over.<br />
Met goedvinden van de gemeente en de eigenaren van Meer en<br />
Berg fjhr. Deutz van Lcnnep) en Bosbeek (mevr. van Merlcn-<br />
Visser van Hazerswoudc) werd de haan ter plaatse in 1897<br />
rechtgetrokken. Van de Gliphoeve tot de Bcnnebroekerlaan<br />
bleef de baan aan de Westzijde, wat tengevolge had dat bij de<br />
kruising van de Benncbroekervaarl de stoomtram de binnenbocht<br />
kreeg; voor de oprit langs de Bennebrockerlaan was in verband<br />
daarmede een vrij hoge en lange keermuur nodig. Overigens<br />
waren er geen kunstwerken van enige betekenis. Aan het einde<br />
van de Bennebrockerlaan werd deze gekruist, waarna de baan<br />
steeds ten oosten van de Rijksweg bleef.<br />
Behalve de wisselplaals Glip was er één aan de Rijksweg, nabij de<br />
35
"Oude Geleerde Man" te Bcnnebroek. Merkwaardig genoeg was<br />
er bij de remise te Hillegom geen eigenlijke uitwijkplaats. De<br />
rangeerdelen, uit de remise komende, passeerden door de poort<br />
onder het administratiegebouw en moesten tweemaal de rijksweg<br />
oversteken om de trambaan te bereiken.<br />
Voor de opslag van bovenbouwmaterialen was tegenover de<br />
Hervormde Kerk te Heemstede een open terrein gehuurd, het<br />
zogenaamde bielzenlandje, dat met een zijspoor aan de baan<br />
verbonden was.<br />
Zelfde punt met elektrische tram, geel geschilderd 1917-1918<br />
Aldus uitgerust had op 29 juni 1881 de opening van het gedeelte<br />
Hillegom-Haarlem plaats, nadat de Zuid-Hollandse gemeenten het<br />
nieuwe vervoermiddel reeds op 16 mei begroet hadden.<br />
Het begin was niet bemoedigend. Voor de bovenbouw was<br />
gebruik gemaakt van het systeem de Serres en Battig, waarmee<br />
rond 1880 de Nederlandsche Rhijnspoor, alsmede de Maatschappij<br />
tot Exploitatie van Stadsspoorwegen proeven namen,<br />
die alle op mislukking uitliepen. De langsliggers grepen niet vast<br />
in de ondergrond en de juiste spoorwijdte bleek moeilijk te<br />
handhaven, zodat ontsporingen aan de orde van de dag waren.<br />
Daaronder leed de regelmatige dienstuitvoering, terwiji correctie<br />
daarop niet mogelijk was door middel van kruisingverlegging<br />
wegens het ontbreken van een telefoonverbinding.<br />
De maximum snelheid was vastgesteld op de gebruikelijke 20 km<br />
36
per uur. Doch de gemeenten, die immers verantwoordelijk waren<br />
voor het verkeer, hadden de bevoegdheid bijzondere maatregelen<br />
te treffen. Dat deed Heemstede door te bepalen dat de snelheid<br />
in de kom van het dorp niet meer dan 8 kmh mocht bedragen. De<br />
rijtijd van de kerk naar Den Hout, een afstand van 3300 m<br />
bedroeg 18 minuten, dus gemiddeld 11 kmh.<br />
Burgemeester J.Ph. Dolleman (1874-1891) greep de komst van de<br />
tram aan om de aanstelling van een tweede politieagent te<br />
bepleiten. Vóór 1881 had slechts één agent toezicht gehouden op<br />
het wcgcomplex der Gemeente. In 1902 stelden Burgemeester<br />
van Lennep (1891-1916) en zijn beide veldwachters Bouman en<br />
Schotvanger zich met het horloge in de hand op om te<br />
constateren dat de stoomtram te hard reed op de Voorweg. Het<br />
feit werd ter kennis gebracht van de ingenieur-administrateur te<br />
Hillegom, die echter kon verwijzen naar de Raad van Toezicht op<br />
de Spoorwegdiensten, die toezicht moest uitoefenen krachtens de<br />
nieuwe Lokaalspoor- en tramwegnct van Minister Lely.<br />
het Noorden. 1925.<br />
Locomotieven.<br />
De dienst ving aan met zes locomotieven, afkomstig van defabriek<br />
"Hohenzollern" te Düsseldorf. Zij droegen de namen van<br />
de plaatsen, gelegen aan de tramlijn, in volgorde van de grootte<br />
n.l. Haarlem, Leiden, Hillegom, Heemstede, Lisse en Sassenheim.<br />
Het zestal werd het volgend jaar versterkt met de "Bennebroek"<br />
en in 1902 met de "Oegstgeest". Eerstgenoemde had al eerder<br />
37
dan haar zusters de fabriek verlaten, maar was eerst gebruikt voor<br />
tentoonstellingen, zodat zij eerst na de opening voor het werk op<br />
de lijn beschikbaar kwam.<br />
De locomotief "Sassenheim" die in 1881 deelnam aan de<br />
wedstrijd te Arnhem, uitgeschreven door de Arnhemsche Tramweg<br />
Maatschappij, kwam als laagst geclassificeerde uit de strijd,<br />
Wisselplaats Postkantoor met tdefoonhuisje, 1908<br />
hetgeen o.m. aan onoordeelkundige bediening moet worden<br />
geweten. Het brandstofverbruik van de Sassenheim was tijdens<br />
de proeven ongeveer het dubbele van dat van haar medcdingsters.<br />
Twee daarvan waren één locomotief van de Nederlandsche<br />
Rhijnspoor, dienst doende op haar lijn Den Haag-Scheveningen,<br />
en één van de Rotterdam sehe Tramweg Maatschappij, dienst<br />
doende op de iijn Rotterdan-Schicdam. Merkwaardig is dat deze<br />
beide types in Heemstede en Bennebroek hebben dienst gedaan.<br />
Het eerste type, een Engelse Merryweather was ook aangeschaft<br />
door de Rijnlandsche Stoomtramweg Maatschappij (R.S.T.M.)<br />
voor haar lijn Leiden-Katwijk. Na de elektrificatie werden twee<br />
exemplaren naar Hillegom gedirigeerd.<br />
Het tweede type was afkomstig van de Zwitserse fabriek<br />
Winterthur. In 1883 werden aldaar twee locomotieven besteld,<br />
welke de directie als beter bestempelde dan de bestaande. Dat<br />
was niet zo, wani de trekkracht was minder. Deze beide<br />
locomotieven, dragende de namen "Zuid-Holland" en "Noord-
Holland" zijn sinds 1913 zelden meer gebruikt en in 1918<br />
afgevoerd.<br />
De locomotieven "Heemstede" en "Bcnnebroek" zijn in 1924<br />
gesloopt, doch de andere exemplaren van dit type hebben tot de<br />
opheffing van de stoomtram, einde 1932, dus meer dan een halve<br />
eeuw dienst gedaan.<br />
In het Spoorwegmuseum wil men gaarne markante voorbeelden<br />
van tramexploitatie bewaren. Als zodanig werden een Hohenzollern<br />
en een Merrywcather van N.Z.H, bestemd. Bij het<br />
bombardement op de halfronde locomotiefloods van N.S. te<br />
Boxtel, waar de locomotieven zo lang waren opgeborgen, werd de<br />
"Haarlem" onherstelbaar beschadigd.<br />
Doch haar buurvrouw, de Merryweather,bracht het er beter af.<br />
Ze werd overgebracht naar de voormalige H.S.M, loods te<br />
Roosendaal. De herstelling is thans voltooid, zodat deze locomotief<br />
aan de collectie trammaterieel van het Spoorwegmuseum kon<br />
worden toegevoegd. Gedurende een diensttijd van 50 jaar heeft<br />
zij trams voortgetrokken onder de initialen R.S.T.M. 5 (1882-<br />
1883}, H.S.M. 219 (1883-1911), N.Z.H.T.M. 23 (1911-1918) en<br />
N.Z.H. A15 (1918-1932) en voor Heemstede speciale bekendheid<br />
gekregen in de jaren van de lokaaldienst (1913-1917).<br />
Zuidzijde van de wisselplaats 1909.<br />
De eerste jaren 1881-1885.<br />
We zagen reeds dat onderhoud van baan en locomotieven veel te<br />
wensen overliet. In het begin reed men slechts met twee
tramstellen, zodat de "earning capacity" gering was. Daarbij<br />
kwam dat gegevens betreffende het vervoer niet werden bijgehouden,<br />
zodat reeds in 1882 in de Statistiek van het vervoer op<br />
de Spoor- en tramwegen, uitgegeven door het Departement van<br />
Waterstaat, Handel en Nijverheid, achter Haarlem-Leiden vermeld<br />
staat:<br />
"De Maatschappij kan het aantal reizigers niet opgeven.<br />
Van het goederenverkeer is ook geen aanteekening gehouden".<br />
In maart 1883 werden directeur en boekhouder ontslagen. De<br />
nieuwe directeur slaagde erin een diensttelefoon tot stand te<br />
brengen en het aantal trams te vermeerderen. Met het oog op de<br />
"drukke dienst" werd vergunning gevraagd een wisselplaats te<br />
mogen hebben, bij het Postkantoor (later politiebureau) te<br />
Heemstede, hetgeen in mei 1883 werd toegestaan.<br />
In diezelfde tijd had de nieuwe directie zich tot de gemeenteraad<br />
van Haarlem gewend om een telefoonlijn door Den Hout te<br />
mogen leggen. Aanvankelijk zou deze ondergronds moeten<br />
komen teneinde het bos niet te ontsieren, doch de isolatietcchnick<br />
was in die tijd niet zover gevorderd dat voorkomen kon<br />
worden dat het effect van een cnkeldraadse telefoonlijn bij het<br />
ondergronds voeren vrijwel verloren ging. Dus werd de lijn<br />
opgehangen aan palen die al spoedig even groen waren als de
omen van het bos. Ook werd goedgevonden ccn kiosk te<br />
verhuren en voor telefoonstation te benutten. Deze kiosk mocht<br />
echter niet bij het beginpunt staan, maar, verscholen in het groen,<br />
nabij de wissel in Den Hout. De vertrekkende trams moesten dus<br />
in Den Hout stoppen teneinde de conducteurs gelegenheid te<br />
geven hun "trein" af te bellen naar Hillegom. Het systeem was<br />
enkeldraads met gescheiden kantoren zodat er vanaf de Haarlemmerhout<br />
één, vanaf het postkantoor te Heemstede twee,<br />
vanaf de Glip drie en vanaf Bennebroek vier draden liepen naar<br />
het kantoor te Hillegom. Wat Heemstede betreft, werd de<br />
vergunning lot het hebben van een telefoonlijn verleend door de<br />
ambachtsheer CA. Becls van Heemstede. Mondeling was toegestaan<br />
het plaatsen van een telefoonhuisje bij de wisselplaats<br />
postkantoor, waarvoor f 3 per jaar was verschuldigd.<br />
De gemeente bad geleidelijk meer zeggenschap gekregen. Reeds in<br />
1887 was de stenen brug over de Zandvaart verkocht aan de<br />
gemeente, die er later een ijzeren brug van maakte. Begin 1898<br />
werden de wegen en bermen der Heerlijkheid verkocht aan de<br />
gemeente, die nu jaarlijks van de tram maats chap pij f 100 ontving<br />
voor het hebben van tramsporen en 15 voor lelefoonpalen in de<br />
bermen der wegen lussen de Kocdief'tol en de grens met<br />
Hennebrock, welke bedragen tevoren aan tic Heerlijkheid toekwamen.
De zorg voor hel Bosch was een voornaam punt. Op verzoek van<br />
de heer K'relage, lid van de Haarlemse Raad, trol' de trammaatschappij<br />
een regeling waarbij bepaald werd dal in en G km vóór<br />
Den Hout (d.i. dus vanaf de grens Benneb roek-Heemstede) geen<br />
steenkool doch eokes op de locomotieven moest worden gebruikt.<br />
De boschbaas - zo heette de directeur van Den Hout en<br />
Plantsoenen destijds - vermeende dat aldus schade aan de bomen<br />
voorkomen kon worden.<br />
Talloos zijn de pogingen geweest om de tram uil Den Hout weg te<br />
krijgen. In 1884 komt de directeur met een voorstel voor een<br />
nieuw tracé dat de stoomtram tot het spoorwegstation zou<br />
doorvoeren, n.I. vanaf de Blauwe Brug door Zuiderhout, ten<br />
oosten van de Haarlemmerhout, Kleine Houtweg, Baan, Plein,<br />
Geldeloze Pad, WÜhelminastraat, Zijlvest, Zijlbrug, Zijlsingel,<br />
Station. Burgemeester en wethouders van Haarlem stonden daar<br />
afwijzend tegenover, doch stellen de stukken in handen van de<br />
Commissie van Fabricage, zoals toen de Kamer van Koophandel<br />
(en Fabrieken) heette.<br />
Deze geeft in februari 1885 hel advies de stukken voor<br />
kennisgeving aan te nemen "met het oog op de lotgevallen der<br />
Maatschappij, die van algemene bekendheid zijn". De gemeenteraad<br />
besluit aldus, waarmede deze wijziging dus van de baan was.<br />
Die lotgevallen van algemene bekendheid zijn reeds beschreven.<br />
Het wanbeheer leidde in 1884 bijna tot een faillissement, doch de<br />
bankiersfirma Broekman en Honders te Amsterdam zag er nog<br />
wel iets in en nam de exploitatie met ingang van 1 november<br />
1884 over.<br />
De tramweg met een exploitatielengte van 28 km, gebouwen en<br />
terreinen te Leiden en Hillcgom, 9 locomotieven, 20 rijtuigen en<br />
8 wagens (alles 2-assïg) werden aan genoemd bankiershuls<br />
verkocht en voor de som van f 200.000,- ingebracht in de op 13<br />
maart 1885 opgerichte nieuwe vennootschap: Noord-Zuid-<br />
Hollandsche Stoomtramweg Maatschappij Haarlem-Leiden. Kr<br />
kwamen vijf beherende vennoten, die tezamen met de door hen<br />
benoemde ingenieur-administrateur, de heer L.J.VV. Immink, het<br />
bedrijf gedurende circa 25 jaar geleid hebben.<br />
De periode 1885-1913.<br />
De nieuwe eigenaren begonnen aanstonds het bestaande spoor te<br />
vervangen door Vïgnola rails. De oude bovenbouw werd aan de
firma Gevckc verkocht. In 1885 kon een klein deel daarvan<br />
worden gebruikt voor de aanleg van de paardentramweg van<br />
Hilversum naar VGraveland, waarvan de heer H.L. Gevekc één<br />
der concessionarissen was. Tot 1921 hebben 'de paardentrams<br />
daar gelopen, blijkbaar zonder hinder van ontsporingen.<br />
Het bestuur van de nieuwe vennootschap wendde zich in mei<br />
1886 tot Haarlem met een verzoek om tracéverlegging. Men zou<br />
een nieuwe trambrug bouwen en de baan langs de Emauslaan,<br />
Wagenweg naar het Plein voeren, eventueel met een verlenging<br />
naar de Raamsingel om aldaar goedcrenwagens aan hel water te<br />
kunnen lossen. We moeten hier in gedachten houden dat het om<br />
wegen (Emauslaan) en terreinen ging (westzijde Haarlemmerhout)<br />
die eigendom waren van Haarlem. De dames van Heukelom<br />
van "Leeuw en Hooft" protesteerden met het oog op het verkeer<br />
tussen de buitenplaats en de overliggende moestuin en broeikassen<br />
en wezen op het gevaar dat de vonken der locomotieven in<br />
de hooizolder terecht zouden komen. De bewoners van de<br />
Wagenweg zorgden eveneens voor een protcstnota en B. en W.<br />
schreven een afwijzend advies, hetgeen in de raadsvergadering van<br />
29 september 1886 werd overgenomen. De raad zal toen niet<br />
gedacht hebben dat de stoomtram nog ruim dertig jaren langs het<br />
oude tracé door het bos zou rijden.<br />
De dienstregeling werd verbeterd. Tijdens de zomerdienst van<br />
1887 liepen dagelijks in iedere richting 19 trams tussen Haarlem<br />
en Heemstede en 18 (ussen Heemstede en Hillegom. Dat was<br />
blijkbaar iels Ie veel, want in 1889 zakle het aantal tot 13,<br />
hetgeen in 1896 werd opgevoerd tot 14. Zo is het gebleven tot 1<br />
mei 1913, toen de lokaaltram Haarlem-Heemstede zijn intrede<br />
deed. De rijtijd Haarlem-Leiden werd langzaam verminderd van<br />
2u 22m in 1887 tot 2u in 1911. Men kende zelfs de starre<br />
dienstregeling, eerst met een frequentie van 78', later van vijf<br />
kwartier.<br />
Aldus kon de dienst worden uitgevoerd met vier tramstellen, elk<br />
bestaande uit 2 rijtuigen 2e klasse, geflankeerd door rijtuigen Ie<br />
klasse. De 2 rijtuigen aan de zijde Haarlem waren bestemd voor<br />
de rokende passagiers en de 2, zijde Leiden, voor de niet-rokers.<br />
De 2e- klasse-rijtuigen waren zwart en bruin geschilderd en<br />
hadden 14 zitplaatsen op houten banken; de le-kiassc-rijtuigcn<br />
12 zitplaatsen op rode zittingen, terwijl er op ieder balkon twee<br />
Idapbankjes waren aangebracht. De balkons konden desverlangd<br />
43
met een ketting worden afgesloten, maar geheel veilig was dit<br />
blijkbaar niet, getuige de waarschuwing op ieder balkon voor de<br />
houders van staanplaatsen: "let op de bogen, houdt u vast". De<br />
conducteurs moesten zich buiten de balkons om van het ene<br />
rijtuig naar het andere begeven. De ruime balkons hadden het<br />
voordeel dat daarop fietsen meegegeven konden worden. Lang<br />
niet in iedere tram liep n.i. een goederenwagen mede, meestal vier<br />
of vtjf maal per dag.<br />
De tram had in ieder dorp een agent. De agent van Heemstede<br />
was jaren lang tevens tolbaas op de Camplaan; die van Bennebroek<br />
woonde in het midden van de Benncbroekerlaan.<br />
De goederen werden bij de agenten geladen en gelost en dan met<br />
een hondekar in het dorp besteld. De agenten verkochten ook<br />
de couponboekjes, die een belangrijke besparing op de kortere<br />
enkele-ritprijzen gaven. Een boekje van 30 coupons kostte f 1.85<br />
voor de lc en f 1.55 voor de 2e klasse, terwijl voor een sectie 10,<br />
respectievelijk 7'/, cent betaald moest worden.<br />
De lijn was 0.1. in secties verdeeld. Oorspronkelijk waren de<br />
sectiegrenzen Koedieftoi-Heemstcde-Glippcrbrug-Benncbroek. In<br />
1890 betaalde men voor een enkele reis vanuil'Haarlem 10 20<br />
30, respectievelijk 32» cent in de Ie klasse en 7'/., 12» 17» en<br />
22« cent voor de 2c klasse. In 1894 werden de Ic-klasse-'tarieven<br />
verlaagd zodanig dat de Ie klasse slechts 2« cent duurder was<br />
dan de 2c klasse.<br />
In 1900 had een wijziging der sectie-indeling plaats. Het traject<br />
Ilaarlem-Bcnncbroek werd in drieën gedeeld met sectiegrenzen<br />
aan de IJzeren Brug en Bosbcek. Een rit van Haarlem naar<br />
Bcnncbrock kostte toen nog slechts 17» cent in de tweede en 20<br />
cent in de eerste klasse, bedragen die men tevoren voor het<br />
traject Haarlcm-Glipperbrug had moeten belalen.<br />
Een bijzonderheid was dal in de periode 1900-1913 maximumprijzen<br />
werden berekend van 25 cent voor de tweede en 30 cent<br />
voor de eerste klasse. Het vervoer over de eerste 9 km was toen<br />
betalend; de verdere afstand was vrij.<br />
In mei 1913 kwam er tariefwijziging en werden retours ingevoerd;<br />
doch de couponboekjes afgeschaft,<br />
'lussen Haarlem (stad) en onze dorpen bedroegen de prijzen:<br />
Enkele reis I e klasse<br />
Retour Ie klasse<br />
Enkele reis 2e klasse<br />
Retour 2c klasse<br />
20<br />
25
Met deze biljetten mocht men gratis overstappen op de stadstram<br />
te Haarlem. Het kwam dus neer op een tarief verlaging want — om<br />
een vergelijking ie kunnen treffen — zou men bij het oude tarief<br />
10 cent moeten bijtellen voor 2 ritten met de paardetram.<br />
Speciale maatregelen waren genomen voor de bediening van de<br />
wekelijkse veemarkt te Leiden op vrijdag. Er werd 's nachts een<br />
extra tram van Hillegom naar Haarlem en terug, aansluitende op<br />
de eerste tram naar Leiden, ingevoegd. Aldus konden ook de<br />
Haarlemse veehandelaren de markt tijdig bereiken, een service<br />
welke de spoorweg niet gaf. 's Middags reed vaak een veetram van<br />
Leiden naar Hillegom; wagens met verdere bestemming gingen<br />
met de eerstvolgende personentram verder. Vaste stopplaatsen<br />
waren ervóór 1 nov. 1913 niet, zodat bij iedere slager (Van der Schoot<br />
bij het postkantoor, Roggeveen en De Graaf f bij de IJzeren Brug)<br />
het vee vóór de deur kon worden afgeleverd. De grote klapdeuren<br />
der veewagens kwamen midden op de rijweg, doch geen<br />
autotoeter verstoorde toen dit dorps tafereel.
DE ELECTRISCHE TRAM HAARLEM-ZANDVOORT<br />
In 1897 vroegen de heren D.E.L. van den Arend en J.A.G. van<br />
der Sleur te Haarlem concessie aan voor tramlijnen van Haarlem<br />
naarZandvoort, van Haarlem naar Bloemendaal en voor een<br />
ceintuurbaan binnen Haarlem. De laatste zou o.m. lopen door de<br />
Hazepaterslaan, dus dichtbij de grens met de gemeente Heemstede<br />
Deze lijn is van veel belang geweest voor de ontwikkeling<br />
van de wijk Bosch en Vaart, die toen geheel in Heemstede lag De<br />
concessies werden door de betrokken gemeentebesturen verleend<br />
en kort daarop overgedragen aan de inmiddels opgerichte Eerste<br />
Nedcrlandsche Electrische Trammaatschappij<br />
Elektrische tram de LNliT in de oorspronkelijke uitvoering (1899-1904) op<br />
het viaduct ovci (1c spoorweg.<br />
De lijn naar Zandvoort had haar beginpunt inde Tempeliersstraat<br />
en bereikte via de Emmabrug de westelijke oever van de<br />
Leidsevaart, die met de daarnaast liggende weg eigendom was van<br />
de stad Haarlem. Bij de Schouwtjesbrug kwam de lijn in<br />
Heemstede, die - afbuigende in westelijke richting - de<br />
spoorweg Haarlem-Leiden moest kruisen, ire H.S.M, had een<br />
viaduct bedongen met een zodanige doorrijhoogte dat later<br />
elektrische tractie op de spoorweg mogelijk zou zijn. Een<br />
vooruitziende maatregel waarvan men in de periode 1927-1957<br />
profijt heeft gehad.
Na het viaduct daalde de lijn in zuidelijke richting tot aan de<br />
kruising met de Houtvaart (grens Heemstede-Blocmendaal). De<br />
lijn die op 3 juli 1899 geopend werd was oorspronkelijk<br />
enkelsporig.<br />
EriswelecnstwijfelgerezenofdeE.N.E.T.haarnaam wel met recht<br />
mocht dragen. Het elektrische tramnet van Aken was reeds in<br />
1895 doorgedrongen tot Vaals, doch het betrof hier een Duitse<br />
trammaatschappij. Zandvoort kende reeds in 1882 een elektrische<br />
tram, aangelegd en bekostigd door de A.E.G. in Berlijn,<br />
die een proef met het nieuwe vervoermiddel wilde nemen. De<br />
proeven zijn na korte tijd gestaakt en niet herhaald. Aan de<br />
Haagsche Tramweg Maatschappij komt de eer toe de eerste<br />
elektrische tram voor permanent gebruik in dienst te hebben<br />
gesteld, de z.g. accutram Den Haag-Scheve ni ngen. De Haagsche<br />
T.M. was toen (1890) een groot paardetrambedrijf, dat ook een<br />
stoomtram naar Delft exploiteerde. Doch de E.N.E.T. legde zich<br />
uitsluitend toe op elektrische trams en als zodanig was zij de<br />
eerste in haar soort.<br />
De E.N.E.T. reed niet alleen door Heemstede, zij had er ook<br />
haar kantoor, remise en werkplaats. In 1902 kreeg zij een grote<br />
zuster, de Electrische Spoorweg Maatschappij, E.S.M., die concessie<br />
had gekregen voor een elektrische lokaalspoorweg van<br />
de Leidse Vaart, 1914.
Amsterdam naar Haarlem. Het beginpunt lag aan het Spui, in het<br />
centrum van cle hoofdstad en het eindpunt lag aan de Tempelierstraat<br />
te Haarlem, zodat een doorgaande lijn Amstcrdam-<br />
Zandvoort ontstond. De E.S.M, bouwde een grote remise naast<br />
die van de E.N.E.T. aan de Leidsevaart, dus in de gemeente<br />
Heemstede. In verband met het samengaan van beide maatschappijen<br />
werd de exploitatie der E.N.E.T.-lijnen met ingang van 1<br />
juli 1904 aan de E.S.M. overgedragen. De lijn naar Zandvoort<br />
werd in 1904 van dubbel spoor voorzien, zodat een 10-minutendienst<br />
mogelijk werd. Later werden ook de beide opritten van het<br />
viaduct van dubbel spoor voorzien, het viaduct zelve bleef tol het<br />
einde in 1957 cnkclsporig.<br />
In 1927 bij de grenswijziging met Haarlem kwam de E.N.E.T.-lijn<br />
buiten Heemstede te liggen. Doch reeds lang voor 1927 had de<br />
bebouwing langs de Leidsevaart een aanvang genomen, terwijl de<br />
gemeente Heemstede door het bouwen van een voetbrug het de<br />
bewoners van Eindenhoutstraat en omgeving gemakkelijk maakte<br />
naar de Leidsevaart te gaan om daar de tram te pakken. De lijn<br />
naar Zandvoort heeft dus wel invloed gehad op de ontwikkeling<br />
van deze uithoek der gemeente.
VOORGESCHIED<strong>EN</strong>IS VAN DE ELEKTRISCHE TRAM<br />
HAARLEM-<strong>HEEMSTEDE</strong><br />
Uit het voorgaande volgt dat in de stad Haarlem twee trambedrijven<br />
opereerden, verschillend naar trekkracht en spoorwijdtc.<br />
Wil men het beeld volledig maken dan moet men ook de<br />
stoomtram noemen die van het Kennemerplcin, achter het<br />
station, naar Beverwijk en Alkmaar vertrok.<br />
Vanzelfsprekend werden er pogingen gedaan om eenheid in deze<br />
verscheidenheid te brengen. De E.N.E.T. zou in 1902 de<br />
concessie van de H.T.M, overnemen. De gemeenteraad van<br />
Haarlem wilde hiertoe alleen toestemming verlenen indien de<br />
E.N.E.T. een lijn over de Zijlweg naar Overveen aanlegde en de<br />
lijn der H.T.M. - na elektrificatie — zou verlengen door<br />
Haarlcmmcrhoutpark en Zuiderhout tot aan de Blauwe Brug,<br />
waardoor de stoomtram uit Den Hout zou kunnen verdwijnen.<br />
Het eerste wilde de E.N.E.T. wel, mede door de tegemoetkomende<br />
houding der gemeente Bloemendaal, doch het laatste<br />
niet, omdat er in de eerste jaren zeer weinig lokaal vervoer te<br />
verwachten was. Buitendien kwam de N.Z.H.T.M. in het geweer<br />
die terecht betoogde dat de Blauwe Brug al een heel ongelukkig<br />
punt van overgave was voor de kwart miljoen reizigers die zij<br />
jaarlijks naar en van Haarlem bracht.<br />
Het overleg tussen de beide tram maatschappijen werd afgebroken.<br />
Inmiddels was een nieuwe figuur aan de horizon verschenen en<br />
wel de heer R.A.M. Grippcling, sinds kort eigenaar van de<br />
buitenplaats Zuiderhout. Het herenhuis was afgebroken en het<br />
terrein zou verkaveld worden, om tezamen met het aangrenzende<br />
Haarlemmerhoutpark een nieuwe woonbuurt te gaan vormen. De<br />
heer Grippcling zag heel goed in dat deze nieuwe woonbuurt aan<br />
aantrekkelijkheid zou winnen indien zij een tramverbinding zou<br />
krijgen. Dies richtte hij zich op 20 november 1903 tot de raad<br />
met de mededeling dat, indien de E.N.E.T. en de H.T.M. bleven<br />
volharden in hun bezwaren tegen het voorstel van B. en W. inzake<br />
overdracht van de concessies van de H.T.M, aan de E.N.E.T., hij<br />
bereid was met ingang van 1 januari 1908 de aan de H.T.M,<br />
geconcessioneerde lijnen te exploiteren met verlenging langs<br />
Oosterhout, Haarlemmerhout en Zuiderhout naar de Blauwe<br />
Brug en vandaar langs Emauslaan en Wagenweg naar het Plein,
hetzij met paarden of elektrische tractie.<br />
Op 31 december 1907 zou de concessie van de paardentram<br />
aflopen. De levensduur van de Tramway Maatschappij eindigde<br />
eerder, doch in 1904 werd een nieuwe vennootschap opgericht,<br />
die ditmaal de Hollandse naam Haarlemsche Tramweg Maatschappij<br />
kreeg en de zaken op de oude voet voortzette. In 1905<br />
verkreeg de nieuwe maatschappij vergunning om de van haar<br />
voorgangster overgenomen concessie voor een tramweg over de<br />
gronden onder Heemstede, toebehorende aan de gemeente<br />
Haarlem, aan de N.Z.H.S.T.M.-HLte mogen verhuren tot ultimo<br />
1907.<br />
Het was natuurlijk voor Haarlem van groot beiang om de heer<br />
Grippeüng, die op 14 december 1903 berichtte dat hij genoeg<br />
financiële steun had om de lijn naar de Blauwe Brug aan te leggen<br />
niet uit het oog te verliezen.<br />
De H.T.M, berichtte op 31 december 1905 dat zij elektrische<br />
tractie in overweging bad genomen, maar op 6 februari 1906 zag<br />
zij weer daarvan af. Het lange wachten moede werd in de<br />
raadsvergadering van 21 februari 1906 besloten in principe aan de<br />
heer Grippeling de nieuwe concessies toe te zeggen en het<br />
verzoek van de H.T.M., om de paardentramconcessies tot 1<br />
januari 1938 (! ) te bestendigen, af te wijzen.<br />
De toezegging aan de heer Grippeling bleef geldig tot 1 januari<br />
1907; vóór die datum zouden definitieve plannen en concessievoorwaarden<br />
moeten zijn vastgesteld. Doch reeds op 30 mei 1906<br />
kwam het verzoek om de concessie te mogen overdragen aan de<br />
Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij, hetgeen in de<br />
eerstvolgende raadsvergadering op 20 juni 1906 werd toegestaan.<br />
Hiermede zijn we in een nieuwe fase gekomen omdat een einde<br />
kwam aan de aarzelingen van kleine lokale bedrijven. De H.S.M,<br />
was n.I. reeds lang tot het inzicht gekomen dat het voor haar van<br />
belang was de interlokale tramlijnen in baar vervoersgebied in<br />
handen te krijgen en deze daardoor Ie kunnen coördineren en<br />
moderniseren.<br />
Zij had reeds verscheidene slappen in die richting gezet, hetgeen<br />
uil liet onderstaande moge blijken.<br />
Op I juli 1883 nam zij de exploitatie over van de Rijnlandsche<br />
Stoomtramweg Maatschappij, die vanaf Leiden over een afstand<br />
van 2 km het medegebruik had van de lijn naar Haarlem.<br />
In 1889 volgde de Haarlem-Zandvoort Spoorweg Maatschappij,<br />
wier lijn als lokaalspoorweg aangelegd, in 1902 omgebouwd werd<br />
tot hoofdspoorweg — en later van dubbel spoor werd voorzien.<br />
Omstreeks 1902-1903 kreeg H.S.M. de meerderheid der aandelen<br />
50
in hânden van de Noord-Hollandsche Tram (lijnen van Amsterdam<br />
naar Edam, Purmercnd en Alkmaar) en van de Hollandsche<br />
Elcclrische Spoorweg Maatschappij, waaruit later de Haarlemmermecrlijnen<br />
ontstaan zijn. Laatstgenoemde had reeds vóór het tot<br />
stand komen van de E.S.M, lijn het plan tot aanleg van een<br />
elektrische lokaalspoorwcg, later eventueel om te bouwen tot<br />
hoofdspoorweg van Amsterdam Weesperpoort, via Sloten,<br />
Vijfhuizen naar Haarlem. Het eindpunt was gedacht aan de<br />
Kleine Houtweg bij de grens met Heemstede.<br />
Op 15 augustus 1902 kocht zij de Stoomtram Haarlem-Al km aar<br />
van de Société Anonyme Belge des Tramways Néerlandais.<br />
De stap die voor de dorpen tussen Haarlem en Leiden van groot<br />
belang werd volgde einde 1908: overname tegen de koers van<br />
200% van de aandelen der N.Z.H.S.T.M. HL. van de firma<br />
Broekman en Honders. Tezamen met de concessie-Grippeling kon<br />
nu iets nieuws worden opgebouwd. Begin 1909 werd de oude<br />
vennootschap omgedoopt in Noord-Zuid-Hollandsche Tramweg<br />
Maatschappij, gevestigd te Amsterdam. De paardentrams te<br />
Leiden en Haarlem alsmede de stoomtrams van Leiden naar<br />
Katwijk en Noordwijk en van Haarlem naar Heemstede zouden<br />
zo spoedig mogelijk geëlektrificeerd worden, waarna andere<br />
lijnen (Heemstede Óegstgeest, Schoten-Alkmaar) zouden volgen.<br />
In Leiden verliep alles vlot, zodat 1 september 1911 de stadslijn<br />
geopend kon worden, spoedig gevolgd door de lijn naar Katwijk.<br />
In Haarlem werden veel weerstanden ondervonden. Het eerste<br />
obstakel was de vaststelling der spoorwijdte. De H.S.M, dacht<br />
niet anders dan dal zij de bestaande p aardentram lijn zou<br />
ombouwen tot elektrische tractie, met behoud van de spoorwijdte.<br />
De gedachten van Haarlem verwijlden nog bij de fusie van<br />
de H.T.M. met de E.N.E.T. Nu hadden de lijnen van de E.S.M, en<br />
de E.N.E.T. alsmede de stoomtram Haarlem-Alkmaar alle een<br />
spoorwijdte van 1 m, zodat het voor de land lag om ook de<br />
nieuwe elektrische lijn Schoten-Haarlem-Heemstede van die<br />
spoorwijdte te voorzien. Dit zou echter weer consequenties<br />
hebben voor de lijnen ten zuiden van Heemstede, zodat de<br />
Il.S.M. weinig voor de spoorversmalling voelde. Haarlem liet zich<br />
voorlichten door professor Franco te Delft, die concludeerde dat<br />
in dit geval het toepassen van twee spoorwijdten geen overwegend<br />
bezwaar behoefde te zijn. In april 1910 werd besloten de<br />
spoorwijdte der N.Z.H.T.M.-lijnen vast te stellen op 1.435 m.<br />
De gemeente Haarlem had een grote angst voor het grensoverschrijdend<br />
verkeer. Zij meende dat door het verlenen van<br />
rijksconcessies haar zeggenschap over de interlokale lijnen geheel
verloren zou gaan. Om zich daartegen te wapenen was in de<br />
concessievoorwaarden bepaald dat de stadslijnen 1 meier van de<br />
gemeentegrens verwijderd moesten blijven. Dit gold voor de<br />
richtingen zuid (Dreef, grens Heemstede), west (Zijlweg, grens<br />
Bloemendaal) en noord (Schoterweg, grens Schoten). Van deze<br />
beperking zou eerst worden afgestapt indien vast stond dat ook<br />
de lijngedeelten buiten Haarlem als stad s tram wegen zouden<br />
worden aangemerkt. De H.S.M., de vertragende werking voorziende,<br />
had reeds in 1912 aan de burgemeester van Heemstede<br />
bericht, dat van een elektrificatie niets kon komen alvorens die<br />
binnen Haarlem een feit was geworden. Op 10 mei 1913 was het<br />
dan zover en verschenen de versierde elektrische trams aan het<br />
einde van de Dreef. De N.Z.H.T.M. had het einde van het<br />
stoomtramspoor wat omgeschift, zodat dit precies in het verlengde<br />
kwam van de stadstrambaan. Aldus konden dienstgoederenwagens<br />
over de straat worden overgezet, maar ook dit werd<br />
niet toegestaan. Het zou natuurlijk van belang zijn geweest indien<br />
de goederendienst geconcentreerd was op het Socndaplein en het<br />
depot aldaar had kunnen steunen op de werkplaats te Rijnsburg.<br />
Onderstellen en motoren zouden dan voor revisie op platte<br />
wagens over eigen baan naar één centraal punt vervoerd kunnen<br />
worden, hetgeen aanmerkelijk goedkoper zou zijn. Een nadeel<br />
van de interlokale en kleine trambedrijven is geweest dat het<br />
materieel gebonden is aan de baan, hetgeen tot versnippering van<br />
beheer en outillage der werkplaatsen leidt. Hun opvolgers, de<br />
autobussen, zijn niet zodanig gebonden en kunnen grote afstanden<br />
over de weg afleggen om in centrale werkplaatsen van<br />
formaat periodiek revisies te ondergaan.<br />
In andere plaatsen zijn wel regelingen gemaakt waarbij vervoer<br />
van goederenwagens door de stad b.v. slechts in de avond- en<br />
vroege morgenuren is toegestaan. Dit is reeds voldoende voor het<br />
beoogde doel.<br />
In Heemstede wilde de gemeenteraad zich grondig voorbereiden<br />
en benoemde uit haar midden op 21 mei 1912 een tramcommissie<br />
bestaande uit de burgemeester, jhr.mr. D.E. van Lennep,<br />
wethouder dr. E.A.M. Droog en mr. P.G. van Tienhoven.<br />
Buitendien werd voorlichting ingewonnen bij het Ingenieursbureau<br />
voor Electrotechnische Adviezen te Amsterdam. De<br />
firmanten, de heren Nagtglas Versteeg en Verdam,lieten hun licht<br />
schijnen op de economische zijde van de tramexploitatie, waarbij<br />
zij tot de conclusie kwamen dat het niet raadzaam was op<br />
enigerlei wijze deel te nemen in het kapitaal der trammaatschappij.<br />
De N.Z.H.T.M. had daarom verzocht omdat er naar haar<br />
52
mening verband bestond tussen de bloei der gemeente en der<br />
vervoersonderneming. De tramcommissie vond dal de N.Z.H.T.M.<br />
een veel groter gebied bestreek dan Haarlem, Heemstede en<br />
omgeving, terwijl achter haar de machtige H.S.M, stond. De<br />
gemeente besloot tot een andere zeer effectieve hulpverlening; zij<br />
zou de gronden kopen welke nodig waren voor de aanleg van de<br />
dubbelsporige trambaan en deze gratis ter beschikking stellen.<br />
Niet onvermeld mag blijven dat vele ingezetenen hun terreinstroken<br />
gratis aan de gemeente overdroegen.<br />
Alvorens verder te gaan, zullen eerst nog enige bijzonderheden<br />
over de stoomtram worden medegedeeld.
DE NADAG<strong>EN</strong> VAN DE STO<strong>OM</strong>TRAM<br />
De elektrificatievandestoomtramlijnenvan Leiden naar Katwijk<br />
en Noordwijk maakte het mogelijk dat de tramdienst tussen<br />
Haarlem en Leiden verbeterd kon worden. Reeds in 1912 werden<br />
de 2-assige rijtuigjes geleidelijk vervangen door de grote vier-assige<br />
tramwagens der H.S.M., welke waren voorzien van gasverlichling<br />
en luchtrem. Dil laatste kwam nog niet tot zijn recht, omdat de<br />
locomotieven daarvan niet voorzien waren; dit gebeurde eerst<br />
omstreeks 1922 door het aanbrengen van Knorr-installaties. Wel<br />
kwam er stoom verwarm ing, zodat de knusse maar weinig<br />
efficiënte warmwaterstoofjes buiten gebruik gesteld werden.<br />
Overgenomen werden 2 locomotieven welke door de Rijnlandschc<br />
Stoomtramweg Maatschappij voor haar lijn Leiden-Katwijk<br />
in dienst waren gesteld en één locomotief welke de H.S.M,<br />
voor de lijn Rijnsburg-Noordwijk bestemd had. De laatste deed<br />
slechts bij bijzondere gelegenheden dienst, b.v. op bollcnzondagen,<br />
die in april 1917, aan de vooravond van de elektrificatie,<br />
bijzonder druk waren.<br />
Toen er meer locomotieven beschikbaar kwamen, kon een<br />
lokaaldicnst Haarlem-Heem stede geopend worden. Dit gebeurde<br />
op 1 mei 1913, toen — althans op papier — het aantal ritten<br />
tussen Haarlem en Heemstede verdriedubbeld werd. Telkens reed<br />
acht minuten na een tram naar Leiden, een lokaaltram naar<br />
Heemstede. Er zat praktisch niemand in en het gevolg was een<br />
non-stop-rit Den Hout-Postkantoor tenzij de "lange tram" eerder<br />
werd ingehaald, hetgeen niet zelden gebeurde.<br />
De 2-assige stoom tramwagens werden omgebouwd tot aanhangwagens<br />
voor de elektrische stadsdiensten te Leiden en Haarlem,<br />
doch twee ervan hielden hun oorspronkelijke klasse-indeling (Ie<br />
en 2e klasse) en werden voorzien van een p ersgasver lieh tings -<br />
installatie en, aldus uitgerust, ingezet in de lokaaldienst.<br />
Het volgend jaar bracht een nieuwe verbetering voor Heemstede;<br />
het doodspoor aan het Wilhelminaplein werd omgebouwd tot<br />
omrijdspoor, zodat met ingang van 1 mei 1914 de lokaaltrein kon<br />
doorrijden tot de kerk. Voor Bennebroek kwam de eerste<br />
verbetering in de dienstregeling pas in 1915 toen de 5-kwarlierdienst<br />
werd omgezet in een starre uur-dienst; tussen twee<br />
doorgaande trams reeds regelmatig één lokaaltram Haarlem-<br />
Heemstede.<br />
Op 7 juli 1917 werd het eindpunt van de st o o ni tram lijn verlegd
naar de Camplaan, ongeveer tegenover het huidige perceel 17 en<br />
± 3150 m ingekort. Enige jaren daarna werd, in verband met de<br />
uitbreiding naar het zuiden, de elektrische tram vanaf het<br />
Raadhuisplein langs de Valkenburgcrlaan naar de Glipperweg<br />
gevoerd. De stoomtram kreeg ingaande 1 augustus 1922 haar<br />
eindpunt bij de ingang der zwemvijvers; van de 2850 m<br />
haanlengtc in de gemeente Heemstede resteerden nog 2180 m.<br />
In 1925, tijdens de grote bloemententoonstelling in Groenendaal,<br />
leefde het stoomtramverkeer nog eenmaal beduidend op. Kr werd<br />
van 13 maart tol 21 mei een half-uurdienst ingesteld en de trams<br />
uit het zuiden reden door tot het Valkenburgerplein, vlakbij" de<br />
hoofdingang der tentoonstelling. Kr werden 890.000 reizigers<br />
vervoerd, welk aantal in 1926 ook nog vrijwel bereikt werd.<br />
Daarna begon de daling ten gevolge van de hevige concurrentie<br />
van autobussen, waaronder die van de Haarlemsche Brockwaybus<br />
Maatschappij. Wij noemen deze laatste omdat deze nauw verbonden<br />
is geweest met de ombouw van de stoomtram Heemstede-<br />
Leiden tot elektrische tram.<br />
Stoomtram en elektrische tram bij het eindpunt Groencndaal-zwemvijver<br />
± 1930.<br />
De locomotief is van Hollands fabrikaat, in 1884 vervaardigd door de<br />
machinefabriek ••Breda" v/h Backer en Rueb voor de stoomtram Den Haag<br />
HSM - Scheveningen (Duinstraat) en deed sinds 1926 dienst op de lijn<br />
Heemstede-Leiden.<br />
De grote vicr-assige aanhangwagens (8 stuks) van de elektrische tram waren<br />
speciaal aangeschaft voor de dienst Schoten-Heemstede.<br />
55
Tram van de lokaaldienst Haarlem - Heemstede op he( Wilhelminaplein te<br />
Heemstede 1914-1917.<br />
Locomotief en rijtuig zijn afkomstig \';tn de Rijnldiidsihc Sloom Irani wctr<br />
Maat schappij.
De hoorn op het Wilhclminaplein is in<br />
inwoonster van Heemstede, mej. E.<br />
februari 1803.<br />
98 geplant door de toen oudste<br />
Tongeren-Tul kens, geboren 5
Het is zeker merkwaardig dat alle lijnen van het steeds groeiende<br />
N.Z.H, net elektrisch bediend werden behalve haar oudste lijn<br />
tussen Heemstede en Oegstgccst. De trammaatschappij was van<br />
oordeel dat de elektrificatie van de resterende 22 km slechts<br />
verantwoord zou zijn, indien aan de moordende concurrentie een<br />
einde zou komen. Dit werd tenslotte door de consessie verlenende<br />
overheid ingezien. In 1927 stelden gedeputeerde staten der<br />
beide betrokken provincies vast dat indien de N.Z.H.T.M, zou<br />
overgaan tot elektrificatie van de lijn Heemstede-Oegstgeest, de<br />
vergunningen der concurrerende busdiensten niet verlengd zouden<br />
worden. Op 4 januari 1930 werd dit door de Kroon<br />
bevestigd, met dien verstande dat de tijd van ombouw op drie<br />
jaar werd gesteld. Men ging nu aan de slag en einde 1932 was het<br />
werk gereed.<br />
Het tracé in Heemstede en in Zuid-Holland werd praktisch niet<br />
gewijzigd (behoudens spoorverdubbeling over het grootste gedeelte),<br />
doch in Bennebroek had een belangrijke verkorting<br />
plaats. Vanaf de van Vcrschuer-Brants-stichting liep de lijn nu<br />
achter de Hervormde Kerk om, kruiste de Bennebrockerlaan en<br />
ging dan schuin door het voormalige duinterrein van het Huis te<br />
Bennebroek naar de Rijksstraatweg.<br />
Hieronder volgt een overzicht van de lengte der tramlijnen in<br />
onze gemeenten.<br />
Periode N.Z.H. Jaren in Heemstede in Bennebroek Totaal<br />
Geheel stoom 1881-1917<br />
Srlunhdü Camplaan 1917-1922<br />
Sihndnm Xwt'invijvcrs 1922-1927<br />
idem, nagmiswij/imtm<br />
met Haarlem 1927-1932<br />
Kirlu-f] rlc-ktrisch 1932-1949<br />
E.N.E.T. 1899-1927<br />
De stoomtram nam op Oudejaarsdag 1932 definitief afscheid,<br />
doch alvorens onze aandacht Ie wijden aan de interlokale<br />
elektrische verbinding, keren we terug naar de gewone weg,<br />
teneinde het korte doch spectaculaire bestaan van de autobus te<br />
releveren die in 1914-1915 tussen het Houtplein in Haarlem en<br />
Groenendaal gelopen heeft.
DE AUTOBUS GRO<strong>EN</strong><strong>EN</strong>DAAL HAARLEM<br />
Zoals wij gezien hebben ligt de spoorweg aan de Westgrens onzer<br />
gemeenten. Eerst sinds 1927, na de openstelling van de halte<br />
Heemstede-Aerdenhout,is zij een factor geworden in de ontwikkeling<br />
van het westelijk deel van Heemstede.<br />
De tram reed sinds 1881 door de kommen der dorpen en heeft,<br />
na de elektrificatie in 1917 en de verlegging van de baan tussen<br />
de Blauwe Brug en hel Paleis (Provinciehuis) een belangrijke<br />
bijdrage geleverd in de uitbreiding naar het oosten, het Haarlemmerhoutpark.<br />
tn het noordwesten breidde Bosch en Vaart zich na 1900 snel<br />
uit, terwijl de bebouwing langs de Herenweg regelmatig toenam.<br />
Het plan van 1908 om een paardetram in de vervoersbehoefte te<br />
doen voorzien was kansloos gebleken; nog minder zou een<br />
elektrische tram Kerklaan-IIazepaterslaan via Herenweg reden van<br />
bestaan hebben gehad.<br />
Het is toe te juichen dat uit de kring der bewoners stemmen en<br />
ideeën naar voren kwamen om de gewenste verbinding tot stand<br />
te brengen door middel van de toen zeer moderne autobus. De<br />
opening van het wandelbos Groencndaal voor het publiek in juli<br />
1913 was een sterke stimulans voor deze plannen. De bezoekers<br />
stroomden toe — gedurende het eerste jaar waren er 20.000 die<br />
tegen betaling van een dubbeltje, de Belvédère beklommen om<br />
van het uitzicht te genieten.<br />
Een comité uit de ingezetenen, w.o. F. van Heel, Jhr. P.N.<br />
Quarles van Ufford, W.C. van Meeuwen, Dr. E.A.M- Droog, A.A.<br />
Swolfs, J. Lohman werd in januari 1914 gevormd en kwam tot de<br />
oprichting van de N.V. Maatschappij tot Exploitatie van een<br />
autobusdienst Groenend aal-Heem stede-Haarlem en terug. De akte<br />
van oprichting werd 27 april 1914 gepasseerd en werd afgedrukt<br />
in de Staatscourant van 21 mei 1914. Het kapitaal bedroeg<br />
f 20.000,- waarvan f' 12.500,- was geplaatst bij de oprichting en<br />
f 1 5.600,— bij de liquidatie. De gemeente nam voor f 5000,— in<br />
het kapitaal deel. Het betrof hier een zuiver lokaal belang en zo<br />
kon de beslissing anders uitvallen dan ten aanzien van de<br />
trammaatschappij die immers ook om deelname in haar kapitaal<br />
gevraagd had.<br />
Het beginpunt van de lijn zou komen aan het Houtplein, dichtbij
de Tempeliersstraat, waar de elektrische trams Am sterdam-H aarlem-Zandvoort<br />
stopten. De exploitatie zou als een ringlijn<br />
geschieden, beurtelings zou een autobus van het Houtplein langs<br />
de Dreef of de Wagenweg naar Heemstede vertrekken, waarbij<br />
een punt aan de Van Merlenlaan, tegenover de Meerlhorst, als<br />
eindpunt werd beschouwd. Daar was toen de ingang van<br />
Groenendaal, eerst een voetpad, later verbreed tot de fraaie<br />
Vrijheidsdreef. De hoofdingang genoemd in Hoofdstuk 4, langs<br />
het Molentje, is eerst veel later tot stand gekomen.<br />
li. en W. van Heemstede met lid bestuur van de aulobusonderneming.<br />
Zittend van links naar rechts:<br />
J.H.M, van Houten, wethouder, jhr. Mr. D.E. van Lennep, burgemeester, Dr.<br />
E.A.M. Droog, president-commissaris, HJ.M. Peeperkorn, wethouder.<br />
Staand van links naar rechts:<br />
H. Kimman, directeur, W.C. van Meeuwen, Mr. J. Lohman, A.A.Swolfs en<br />
Jhr. P.N. Quarles van Ufford, commissarissen.<br />
De trammaatschappij opponeerde tegen het plan om de autobussen<br />
ook iangs de Binnenweg te laten rijden. Haar dienstregeling<br />
van 1 mei 1914 voorzag de verbinding Haarlem-Heemslede met<br />
35 trams in iedere richting en er zou een overmaat van<br />
vervoersaanbod ontstaan, als daar iedere 40 minuten nog een<br />
autobus bij kwam. Doch de gemeente was de jonge onderneming<br />
goed gezind en bewilligde in de gevraagde route. Die welgezindheid<br />
ging echter niet zover dat vrijheid van tolrechten werd<br />
60
verleend, want voor iedere autobus moest jaarlijks f 2,50 per wiel<br />
ff 10,— per bus) worden neergeteld.<br />
De commissie ging op zoek naar geschikte autobussen, gebruik<br />
makende van de adviezen van de heer H. Kimman te Haarlem,<br />
die gedurende de eerste maanden directeur der onderneming is<br />
geweest.<br />
Er werd contact gezocht met de firma Verwey en Lugard in Den<br />
Haag die Büssing-bussen voor f 10.000,- per stuk wilde leveren.<br />
Doch al spoedig kwam er een veel aantrekkelijker aanbieding en<br />
wel van de heer A. van der Grinten, eigenaar van Hotel-Pension<br />
"de Plasmolen" te Mook, die sinds enige jaren 4 autobussen<br />
bezat, waarmede des zomers de verbinding van zijn hotel met<br />
Nijmegen en Gennep onderhouden werd. De bussen waren in<br />
1908 gebouwd door de fabriek Bariquand et Marre te Parijs en<br />
hadden carrosserieën van Engels fabrikaat, plaats biedende aan<br />
16 personen binnen en 18 op de open imperiaal boven. Ze<br />
hadden f 14.500,- per stuk gekost; de 2 nog beschikbare bussen<br />
(2 waren reeds verkocht) werden voor f 2.000,- per stuk te koop<br />
aangeboden, welke prijs nog daalde tot f2.600,- voor de twee<br />
samen. De gebr. Kimman namen op zich de beide bussen grondig<br />
te reviseren en op te knappen, waarmede f 6.600,- gemoeid ging,<br />
maar toen was men voor minder dan f 10.000,— in het bezit van<br />
twee, voor het publiek aantrekkelijke bussen.<br />
De inkomsten van de tram op het traject Haarlem-Heemstede<br />
bedroegen in 1912 rond f 10.000-, in 1913 (opening Groenendaal<br />
en invoering lokaaldienst) f 18.000- en werden voor 1914<br />
op f 26.000,-begroot.<br />
De autobus verwachtte bij een ritprijs van 10 cent f 18.000,— aan<br />
inkomsten per jaar en zou dus een rooskleurige toekomst<br />
tegemoet gaan. De bussen van "de Piasmolen" reden alleen des<br />
zomers. Buiten de zomermaanden zou Groenendaal niet veel<br />
reizigers trekken, maar de bewoners langs Herenweg en van Bosch<br />
en Vaart rekenden toch op voortzetting van de dienst des<br />
winters, waarvoor de zware bussen met imperiaal minder geschikt<br />
waren. Reeds in juli 1914 werd daarom een derde, gesloten bus<br />
aangeschaft voor de prijs van f8.500,-, een Saurer-Spijker van<br />
de Industriële Maatschappij "Trompenburg". Behalve voor de<br />
sterk gereduceerde Winterdienst moest deze dienen als reserve<br />
tijdens de zomerdienst, want de 2 bussen waren bij de 20-minuten-dienst<br />
voortdurend in gebruik.<br />
Op dinsdag 30 juni had de feestelijke opening plaats. Op de eerste<br />
61
zondag — 5 juli — werden 2600 passagiers vervoerd. Maar<br />
onverwacht brak begin augustus de eerste wereldoorlog uit en op<br />
4 augustus moest de dienst wegens benzinegebrek gestaakt<br />
worden.<br />
Maatregelen werden getroffen om daarin Ie voorzien en zo kon<br />
de dienst op 24 augustus hervat worden. Doch de exploitatieuitgaven<br />
overtroffen de inkomsten; gedurende de 70 dagen van<br />
24 augustus t/m 1 november bedroegen die f935,—, resp.<br />
f 1.1 50,— waarbij geen rekening is gehouden met afschrijving. Op<br />
2 november 1914 ging de Winterdienst over in een winterslaap,<br />
die tot 1 april 19 L5 duurde.<br />
Toen begon men met nieuwe moed. Op zondagen werd de oude<br />
dienstregeling uitgevoerd als ringlijn, doch op werkdagen beperkte<br />
men zich tot de dienst langs de Herenweg, oorspronkelijk<br />
13 ritten in iedere richting. Later vervielen de ochtendritten en<br />
had men tussen 2 en 8u n/m 9 vervoersgelegenheden per dag.<br />
De financiële resultaten waren bedroevend. Op de uitgavenrekening<br />
was een vast bedrag ad 25 cent per wagenkm opgenomen,<br />
later verhoogd met 6 cent per km voor afschrijvingen. Deze<br />
werden zelfs in de gunstige zomermaanden niet verdiend en in<br />
het najaar ging het snel bergaf. Op zaterdag 13 november werden<br />
tijdens de 18 ritten 20 passagiers vervoerd met een contante<br />
opbrengst van f 1.47.<br />
Het faillissement stond toen reeds voor de deur en de volgende<br />
dag reed de autobus voor het laatst. Kr werd een curator<br />
benoemd die aan crediteuren 80% van hun vorderingen, totaal<br />
f 9.300,— toewees, zodat voor aandeelhouders niets overbleef.<br />
We zouden na dit roemloos einde afscheid kunnen nemen van de<br />
autobus, doch we zouden zeker tekort doen aan de ondernemingsgeest<br />
van de oprichters, indien niet getracht werd de<br />
vraag te beantwoorden wat de oorzaak is geweest van dit falen.<br />
De heer van der Grinten had zijn autobussen in de zomer van<br />
1913 niet meer gebruikt. Hij schreef naar Heemstede: "wij<br />
hebben nu een stoomtram" en daarmede was toen z.i. alles<br />
verklaard. De stoomtram was de op 1 mei 1913 geopende lijn<br />
Nijmcgen-Gennep-Venlo van de Maas Buurt Spoor, opgericht met<br />
steun van de Noord-Brabant-Duitsche Spoorwegmaatschappij. De<br />
beide autobussen zullen unica in de vervoersgeschiedenis blijven,<br />
want zij zijn niet eenmaal, doch tweemaal door een florerende<br />
stoom tram lijn tot stilstand gekomen, terwijl toch in de daarop<br />
volgende haive eeuw de functie van alle interlokale en bijna alle<br />
lokale tramlijnen door autobussen zijn overgenomen.<br />
62
Men denke vooral niet dat de autobus naar Groenendaal de<br />
reorganisatieplannen van de tram beïnvloed of verhaast heeft. Die<br />
plannen stonden al lang vast; nog tijdens het leven van de heer R.<br />
van Hasselt, Voorzitter van de Raad van Administratie der<br />
H.IJ.S.M. was beslist dat de verschillende trams in één hand<br />
zouden komen en dal de elektrificatie Haarlem-Heemstede op het<br />
eerste plan stond. Het was een plan van wijde strekking, doch<br />
wegens de ondervonden weerstanden moest men zich met<br />
partiele maatregelen behelpen: 1913 lokaaldienst tot postkantoor,<br />
1914 doortrekking lokaaldienst tot Wilhelminaplein, 1915<br />
verbeterde en versnelde dienst. Een grote onderneming kan de<br />
pas markeren en tegenslagen incasseren, zonder het einddoel uit<br />
het oog te verliezen.<br />
Openingsrit 30 juni 1914 - hotel den Hout.<br />
De autobussen naar de Plasmolen en Groenendaal hebben met<br />
succes de seizoendrukte gedurende de zomermaanden verwerkt.<br />
De heer van der Grinten borg zijn bussen 's winters op, doch de<br />
promotors van de Groenendaaldienst hadden nog een ander doel<br />
voor ogen: het tot ontwikkeling brengen van het verkeer langs de<br />
Herenweg en daarop heeft men zich verkeken. Bijna niet te<br />
geloven als men vijftig jaar later elke tien minuten een grote bus<br />
over de Herenweg ziet rijden. De ontwikkeling van de behoefte<br />
aan openbaar vervoer gaat gestadig en is een zaak van lange adem,<br />
63
waardoor deze bij voorkeur aan streekvervoerbedrijven is voorbehouden.<br />
Men bedenke dat de oorspronkelijke stoomtrammaatschappij die<br />
het verkeer tussen de dorpen tot ontwikkeling moest brengen in<br />
drie jaar aan de rand van het faillissement stond. Haar opvolgster<br />
die met een schone lei begon, waarvan de oude schulden waren<br />
weggewassen, had dertig jaar tijd voordat deze eerste concurrente<br />
verscheen. Zij had haar plannen tot rijpheid laten komen, die op<br />
den duur verder zouden reiken dan die van de autohus.<br />
Had men - wereldoorlog en benzineschaarste buiten beschouwing<br />
gelaten — kunnen voorzien dat het mis zou gaan? Misschien<br />
wel, maar dan zou het alternatief geweest zijn, dat er niets<br />
gebeurde ten gerieve van de bewoners van Bosch en Vaart en<br />
langs de Herenweg. Nu heeft het meer emotionele "beter iets dan<br />
niets" het gewonnen van de koele berekening die voor het<br />
ogenblik tot niets zou hebben geleid en ik geloof dat wij de<br />
promotors van de Groenendaalbus nog altijd dankbaar mogen<br />
zijn dat zij het élan hebben opgebracht om deze overwinning te<br />
behalen.<br />
Autobus op de H
DE JAR<strong>EN</strong> DER ELEKTRISCHE TRAME XP LO IT ATI E<br />
Op 7 juli 1917 deed de elektrische tram in Heemstede zijn<br />
intrede. De materiaalschaarste door de wereldoorlog ontstaan,<br />
veroorzaakte vertraging, maar men wist zich te behelpen. IJzeren<br />
masten voor de bovenleiding, waren in onvoldoende aantal<br />
aanwezig; men gebruikte tclcfoonpalen verbonden door jukken<br />
van rails, afkomstig uit de stoomtrambaan. Die rails waren iets<br />
korter dan de wegbreedte en zo kwamen de houten palen op<br />
schiereilandjes naast de trottoirs te staan.<br />
De baan zou dubbelsporig worden. Op de bestaande weg was<br />
daarvoor geen plaats en zo moesten de bomen, die een mooie allee<br />
vormden tussen Kastanjclaan en Blauwe Brug, bijna alle verdwijnen.<br />
Slechts één huis behoefde te worden afgebroken, n.l. hel<br />
toenmalige Bronsteeweg 51, ten noorden van de huidige panden<br />
57 en 59. Ter plaatse kwam een stukje vierrailig spoor, dat later<br />
door wegverbelering kon worden verwijderd. Tol het einde der<br />
tramcxploitalie had het middenstuk van de Raadhuisstraat<br />
vierrailig spoor, terwijl het gedeelte van de Binnenweg tussen<br />
IJzeren Brug en Kastanjclaan enkelsporig bleef.<br />
Tussen Blauwe Brug en Raadhuisplein liep de baan ten oosten<br />
van de weg, zodat de vele kruisingen met de stoomtrambaan tot<br />
het verleden behoorden. Van het Raadhuisplein boog de baan af<br />
naar de zuidzijde van de Camplaan. Vanaf de Blauwe Brug volgde<br />
de trambaan het tracé dat reeds door de heer Grippcling werd<br />
voorgestaan. De gemeente Heemstede had met dit plan rekening<br />
gehouden en de Middenlaan in het Haarlemmerhoutpark (de<br />
huidige Churchilllaan) zo breed geprojecteerd dat daarop een<br />
dubbelsporige baan gelegd kon worden.<br />
Komende uit hel Haarlemmerhoutpark liep de baan ten oosten<br />
van de Hertenkamp, hetgeen de Haarlem sehe Tramway in 1880<br />
en N.Z.H, in 1884 al gewild hadden. Zij sloot nabij de<br />
Hazepaterslaan op de bestaande lijn aan.<br />
Die aansluiting was een obstakel op zichzelf. Op 17 juni 1916<br />
was aan N.Z.H.T.M. concessie verleend voor de elektrische<br />
tramlijnen Haarlem-Over veen en Haarlem-Heemstede.<br />
Bij K. B. van 6 oktober 1916 was bepaald dat eerstgenoemde lijn<br />
als stadslijn zou worden beschouwd. Dat was een maatregel die<br />
Haarlem toejuichte: het grensoverschrijdend verkeer moest zoveel<br />
mogelijk onder de jurisdictie van de stad blijven.<br />
65
Ten aanzien van Haarlem-Heemstede was dit onmogelijk omdat<br />
dit traject een onderdeel was van de intercommunale tramlijn<br />
Haarlem-Leiden. Daarom werd de stadslijn ten zuiden van de<br />
kruising met de Ceintuurbaan naar het oosten omgebogen; terwijl<br />
de interlokale lijn een emplacement met perron kreeg langs de<br />
Kleine Houtvveg, dat grotendeels in de gemeente Haarlem lag. Zo<br />
werden de beide lijnen, aan hun eindpunten loodrecht op elkaar<br />
staande, gescheiden gehouden. De sporen werden verbonden door<br />
een hoog, doch hel verbindingspoor mocht alleen gebruikt<br />
worden voor remiseriuen, dus voor het overbrengen van wagens<br />
lussen de remise Soendaplcin en Heemstede. Reizigers van<br />
Heemstede naar Haarlem of omgekeerd moesten dus in Den Hout<br />
overstappen van de ene elektrische tram op de andere.<br />
Om stoomtramreizigers van en naar de Glip, Bennebroek en<br />
verder het dubbel overstappen te besparen werden de stoomlramrijluigcn<br />
tussen Camplaan en Kleine Houtweg door een motorwagen<br />
getrokken. Deze toestand heelt beslaan van 7 juli 1917 tot<br />
1 maart 1918; vanaf die datum mochten de trams doorrijden van<br />
Schoten naar Heemstede.<br />
Goederenwagens mochten helemaal niet in Haarlem komen en<br />
werden dus niet op de sporen langs de Kleine Houtweg<br />
toegelaten, zodat nabij de Vijverlaan een afzonderlijk opstelspoor<br />
voor goederen materieel gebouwd moest worden, dat als zodanig<br />
lot de ophef ling van de goederendienst gebruikt is.<br />
66
Het jaar 1918 was het laatste van de eerste wereldoorlog.<br />
Kolcnschaarste noopte tot beperking van het gebruik van<br />
elektrische stroom, zodat er overdag om de 20 minuten en 's<br />
avonds slechts om het half uur gereden werd. Maar al was het<br />
aantal ritten toen niet veel groter dan de stoom tram dienst van<br />
1914 bood, men kon met de tram doorrijden tot in de stad en<br />
naar het station en dat was al een hele verbetering.<br />
Na 1918 kwam een sterke opleving in de bouwnijverheid, zodat<br />
de open plekken langs de weg tussen Blauwe Brug en Valkenburgerplein,<br />
al spoedig volgebouwd werden, terwijl het Haarlemmerhoutpark,<br />
mede dank zij de gunstige ligging van de trambaan tot<br />
voorspoedige ontwikkeling kwam. Heemstede was een aantrekkelijke<br />
woonplaats geworden. Met de snelle toename van het aantal<br />
inwoners, steeg de behoefte aan vervoer. Met vooruitziende blik<br />
was de Heemsteedse Dreef ontworpen, die — evenals de Herenweg<br />
— het transi tv ervoer kon verzorgen. Hel openbaar vervoer<br />
door de dorpen werd eerst uitsluitend verzorgd door de tram, die<br />
tussen Heemstede en Schoten al spoedig om de 5 à 6 minuten<br />
reed, later aangevuld met autobussen, zowel van de eigen<br />
maatschappij als van concurrerende ondernemingen w.o. de<br />
Haarlemsche Brockway Bus Mij.<br />
Deze maatschappij, die reeds in Hoofdstuk 7 genoemd werd,<br />
begon haar activiteiten in 1926 met lijnen van Haarlem naar<br />
Leiden en Noordwijk. De route liep over de Herenweg en<br />
daarmede waren de bewoners langs die weg, die de bus naar<br />
Groenendaal met spijt hadden zien verdwijnen, zeker geholpen.<br />
Het is dan niet te verwonderen dal het gemeentebestuur van<br />
Heemslede adhaesie betuigde aan het verzoek van Brockway om<br />
na de algehele elektrificatie van de tram, te mogen blijven<br />
exploiteren op het gedeelte van de Rijksweg tussen Haarlem en<br />
Bennebroek. Dit verzoek werd ingewilligd. Het vervoer op het<br />
veel kortere traject was beduidend minder dan op de verbinding<br />
Haarlem-Leiden, zodat reeds in februari 1933 de kwartierdienst<br />
werd omgezet in een h al f uur dienst.<br />
Ken andere onderneming die de verbinding tussen Noordwijk en<br />
Haarlem onderhield, was de combinatie Bolhuis en Heemskerk,<br />
die haar bussen liet rijden via No or dw ijker hout, de Zilk,<br />
Vogelenzang, Aerdenhout, Zandvoorlselaan en Herenweg. Er<br />
werd een uurdienst gereden, des zomers uitgebreid tot een<br />
halfuurdienst.<br />
Deze buslijn, die evenals de Brockway in 1926 van start ging. liep<br />
67
dus langs de in december 1927 geopende spoörweghalte Heemstede-AerdenhouL.<br />
Toch werd in toenemende mate de behoefte gevoeld om een<br />
verbinding te hebben van het oude dorp en de daarachter gelegen<br />
nieuwe" wijken met de spoorweghalte.<br />
In augustus 1931 werd een verzoek daartoe gericht aan de N.Z.H.<br />
De trammaatschappij was voorzichtig en meende dat zelfs een<br />
uurdienst niet rendabel zou zijn.<br />
De kwestie werd in handen gesteld van de toen bestaande<br />
autobuscommissie onder voorzitterschap van Dr. E.A.M. Droog<br />
en deze bleef aandringen. De N.Z.H, zwichtte en beloofde op<br />
korte termijn — met ingang van 15 juni 1932 - over te gaan tot<br />
instelling van een autobuslijn, lang 3,8 km en lopende van de<br />
Javalaan, via Valkenburgerplein, Van Merlcnlaan, Herenweg,<br />
Zandvoortsclaan, naar een punt van de Leidse Vaart, waar de<br />
toenmalige tramlijn 4 haar eindpunt had.<br />
De Ceintuurbaan te Haarlem was n.l. op 1 januari 1929<br />
opgeheven en vervangen door een lijn langs de bestaande route<br />
van het Station via Wil helm i nastraat naar de Kmmastraat en vandaar<br />
langs de Leidse Vaart naar de Remise, in 1931 verlengd tot de<br />
voet van de oprit naar het viaduct. Daar zou men dus kunnen<br />
68
overstappen van train op bus en omgekeerd, terwijl de bus tevens<br />
langs het station Heemstede kwam.<br />
Doch de tram maatschappij kon niet zo vlug de nodige bussen te<br />
voorschijn toveren, maar gelukkig waren Bolhuis en Heemskerk,<br />
exploitanten van de lijn NoordwijkTIeemstede-Haarlem, bereid<br />
tijdelijk twee bussen af te staan en zo kon de lijn onder<br />
verantwoordelijkheid der N.Z.H.T.M, toch geopend worden.<br />
Op de foto ziet men de bus van Heemskerk op het eindpunt<br />
Javalaan, staande voor het witte huis dat vroeger aan de<br />
verbindingsweg tussen Meerweg en Oude Slot lag.<br />
Het begon goed met een halfuurdienst over het gehele traject,<br />
maar al spoedig deed zich hetzelfde verschijnsel voor als in 1915<br />
op de fierenweg, namelijk dat de geringe bebouwing toch slechts<br />
weinig passagiers leverde.<br />
De lijn werd ingekort tot het Valkenhurgerplcin, met dien<br />
verstande dat in de morgen- en middaguren enkele bussen<br />
doorgingen naar de Javalaan, om de treinforensen naar en van het<br />
station te brengen.<br />
Op 6 september 1934 werd tramlijn 4 opgeheven en vervangen<br />
door buslijn A van station Haarlem, via Lcidsevaart, langs onze<br />
spoorweghaltc, Zandvoortselaan, Herenweg, Van Merlcnlaan naar<br />
hel Valkenburgerplein. Een doorgaande dienst dus, maar met een<br />
frequentie van slechts 60 min. wat wel mager afstak legen die van<br />
de tram naar Leiden (30), Hillegom (15} en Haarlem (4 à 5 min.).<br />
De bus was toen — in het begin der dertiger jaren — nog in<br />
opkomst, doch heeft het op den duur, mede door haar grotere<br />
flcxabiliteit, van haar voorgangster gewonnen, ondanks de pogingen<br />
die werden aangewend om het railhedrijf te verbeteren, zoals<br />
uit het slot van dit hoofdstuk moge blijken.<br />
Toen Land- en Spaarnzicht, na 1927 het noord oostelijk deel van<br />
Heemstede, zich snel uitbreidde, is erover gedacht om de tram<br />
tussen de halten Adriaen Pauwlaan en Willem de Zwijgerlaan in<br />
oostelijke richting te verleggen en door de Jan van Goyenstraat te<br />
voeren, langs hetzelfde tracé dat door haar opvolgster de bus<br />
gereden wordt. Maar een tramlijn met elektrische bovenleiding<br />
laat zich nu eenmaal niet 20 gemakkelijk verplaatsen als de<br />
haltebordjes van buslijnen en dus is wegens de hoge kosten van<br />
dit plan afgezien.<br />
Hetzelfde lol onderging het pian om de tram langs de Heemsteedse<br />
Dreef te leggen. De nauwe Binnenweg zou dan worden<br />
ontlast, doch de aldaar wonende winkeliers waren bang dat hun<br />
bedrijven schade zouden ondervinden.<br />
69
De omvang van hel vervoer nam, behoudens in de crisisjaren<br />
1933-1936, gestadig toe. Gedurende de oorlogsjaren 1941-1944<br />
was het enorm wegens het grotendeels wegvallen van auto's en<br />
fietsen. De tram staakte — evenals de spoorwegen — gedurende de<br />
laatste oorlogswinter, doch medio 1945 zag het ernaar uit dat het<br />
trambedrijf een nieuwe toekomst tegemoet zou gaan.<br />
De omstandigheden waren veranderd. De nauwe straten in de<br />
centra der steden werden niet langer geschikt geacht om de forse<br />
tramwagens op hun vaste baan door te laten.. Vele rijkswegen<br />
behoefden verbreding en dikwijls kon deze alleen bereikt worden<br />
door de trambaan langs de weg op te offeren.<br />
In 1946 ging de N.Z.H.T.M., daterend van 1885 en verjongd in<br />
1909, in liquidatie, en werd vervangen door de Noord-Zuid-Hollandse<br />
Vervoer Maatschappij, die emancerde uit de E.S.M. Het<br />
woord "tram" verdween dus uit de benaming en hel nieuwe<br />
streekvervoerbedrijf zou zich, evenals haar zusters in Nederland,<br />
gaan toeleggen op busexploitatie en de onder haar beheer<br />
geslelde tramlijnen geleidelijk vervangen door bussen.<br />
Dit plan is uitgevoerd; er zijn bijna geen interlokale tramlijnen in<br />
Nederland meer. De opheffing van de lijn Haarlem-Leiden paste<br />
geheel in dit kader. Haarlem was vóór de opheffing, zowel van de<br />
sladstram als van de interlokale lijn en wilde daarmede haast<br />
maken, mede in verband met plannen tol herbestrating van de<br />
binnenstad.<br />
De gemeentebesturen van Heemstede, Bennebroek, Hillegom,<br />
Lisse, Sassenheim en Oegstgeest protesteerden alle, doch het<br />
bestuur der nieuwe N.Z.H. i.e. de directie der Nederlandse<br />
Spoorwegen, stond achter Haarlem en wist gedaan Ie krijgen dat<br />
de minister van waterstaat bereid bleek de tramconecssies in te<br />
trekken.<br />
De elektrische tram Amsterdam-Haarlem-Zandvoort, die grotendeels<br />
op eigen baan liep, zou nog gehandhaafd blijven. Ken groep<br />
kwam op het idee om een elektrische tramverbinding met een<br />
spoorbreedte van I m, zoals K.S.M, en K.N.K.T. die 'toepasten,<br />
aan te leggen vanaf de aansluiting aan tie Kleine Houtweg naar<br />
Heemstede. Het idee om vanuit het hart van Amsterdam per tram<br />
niet alleen naar Aerdenhout en Bentveld, maar ook rechtstreeks<br />
naar Heemstede, b.v. langs de Dreef naar het Valkcnburgerplein,<br />
te kunnen reizen, had zeker aantrekkelijke kanten, doch de tijd<br />
was voorbij dat voor interlokale tramwegen belangrijke investeringen<br />
konden worden verwacht.
Het pleit was beslist: medio 1948 werd de lokale dienst tussen<br />
Soendaplein en Heemstede opgeheven. De trams naar en van<br />
Leiden bleven nog enige maanden lopen, niet tot het Stationsplein,<br />
maar — om de herbestrating der binnenstad mogelijk te<br />
maken — tot de Dreef bij het Houtplein. Dit was maar een<br />
tijdelijke maatregel, welke op 3 januari 1949 tot een eind kwam.<br />
De rails en de bovenleiding werden opgeruimd en weldra was er<br />
niets meer dat aan het bestaan van de tram herinnerde, behalve<br />
dan de waarschuwing in de gang van kapper Maartense "let op de<br />
tram".<br />
EPILOOG<br />
Er is sinds begin 1949 een kwart eeuw verlopen, een tijd welke<br />
lang genoeg is om afstand te nemen van elkaar opvolgende<br />
gebeurtenissen. De gave daartoe bezat zeker Ir. WJ. Burgcrsdijk,<br />
die meer dan een halve eeuw in onze gemeente gewoond heeft.<br />
Als jong ingenieur, reeds ervaring opgedaan hebbende bij de<br />
bouw van een tramlijn op de Zu id-Hollandse eilanden en van de<br />
eerste elektrische spoorweg Rotterdam-Den Haag-Scheveningen,<br />
werd Ir. Burgersdijk door de Hollandsehe IJzeren Spoorweg Mij.<br />
aangezocht om een complex van moderne tramwegen tot stand te<br />
brengen. Als ingenieur, spoedig directeur, heeft hij die opdracht<br />
volvoerd, maar na zijn pensionering moeten ervaren, dat de door<br />
hem gebouwde en beheerde lijnen stuk voor stuk werden<br />
afgebroken, een voorbeeld van de tijdelijkheid van alle mensenwerk.<br />
Zo willen wij het ook zien: de tram heeft zijn tijd gehad, maar<br />
zijn invloed op de ontwikkeling onzer beide gemeenten is<br />
onmiskenbaar geweest.<br />
De spoorweg ziet niet alleen bij jubilea naar het verleden, maar<br />
ontdekt telkens nieuwe mogelijkheden voor de toekomst. Waar<br />
mogelijk werpt zij zich op als supertram b.v. lussen Haarlem en<br />
IJmuiden (9 stations en halten over een afstand van 13 km) en in<br />
de Zaanstreek.<br />
Het is zeker niet onmogelijk dat zo'n snel rijdend treinstel,<br />
speciaal geschikt voor vervoer op kortcafstanden, op de lijn<br />
Haarlem-Lei den zal worden ingezet. Vermoedelijk zullen namen<br />
als Veenenburg, Woeslduin en Manpad niet meer in het spoorboekje<br />
terugkeren, maar het is best mogelijk dat het station<br />
Vogclcnzang-Bennebroek tol nieuw leven gebracht wordt, hetgeen<br />
voor onze kleine zustergemeente van groot belang geacht<br />
moet worden.<br />
Met de wens dat Bennebroek weer spoedig in de reisgids der<br />
.Nederlandse Spoorwegen een plaats zal innemen, willen wij deze<br />
beschouwingen besluiten.
Toen de tram nog pufte in<br />
Heemstede enBennebroek..<br />
IIISÏIIlllSI'lllllltklllEitlEMf:)<br />
HSEHSTEDEHII<strong>EN</strong>NEHtl
in ON<br />
:ii Weemoedige herinneringen aan<br />
het tijdperk van de trim<br />
'OLâByTUIQ B 30I-308 MODEL SCHAAL 4AO
De aanbieding van het eerste exemplaar aan Mr. J.P.A. van<br />
Ballegoijen de Jong, directeur van de N.Z.H.V.M. (rechts) door<br />
middel van een modcltreintje. De schrijver, Ir. B.W. Colebrander,<br />
kon het niet laten en ging ook op de knieën. Het geheel van de<br />
feestelijke aanbieding vond plaats in het oude slot te Heemstede.<br />
Het bestuur is zeer verheugd over de enthousiaste ontvangst van<br />
deze jaarpremie 1974. Dank aan de schrijver is dan ook op zijn<br />
plaats en waardering voor de goede recensies in de plaatselijke en<br />
regionale pers (zie collage aan ommezijde).<br />
Om aan de grote vraag te voldoen is deze tweede druk noodzakelijk<br />
gebleken, waarin tevens enkele correcties zijn verwerkt, voornamelijk<br />
de afwijkende routes op pag. 21 en een passage over de<br />
tollen op de pagina's 24,25 en 26.<br />
" —ii i tó<br />
m,<br />
©i ,<br />
) ' i@ B3 L<br />
Namens het bestuur,<br />
Ben van Tongeren,<br />
Voorzitter,<br />
Januari 1975.
Hoofdstuk 3 -<br />
Hoofdstuk 4 -<br />
Hoofdstuk 5 —<br />
<strong>IN</strong>HOUD<br />
De spoorweg.<br />
Spoorwegaanleg langs de grens van Heemstede<br />
- 1842<br />
Geschiedenis van het station Veenenburg 1842<br />
- 1896<br />
Wereldjamboree in Vogelenzang 1937<br />
Stopplaatsen Zandvoortselaan, Manpad en<br />
Woest du in<br />
Station Heemstede-Aerdcnhout 1927 (laag) en<br />
1958 (hoog). 7<br />
Over wegen, vaarten en lollen.<br />
Buurtvvegen, binnenwegen en vaarten in 1851<br />
- Eigendommen van de stad Haarlem, van de<br />
Heerlijkheid Heemstede envande buitenplaatsen<br />
De drie tollen, in beheer bij de gemeente tot<br />
ultimo 1915<br />
Aanleg van de Van Merlenlaan. 16<br />
De paardetram.<br />
Het geschil in 1878 en de gevolgen daarvan met<br />
betrekking tot de grenswijziging.<br />
Plan voor een paardetram naar Bosch en Vaart<br />
- 1908. 29<br />
De stoomtram.<br />
Concessie-aanvragen 1879. Opening van de lijn<br />
1881.<br />
Locomotieven — Wisselplaats bij het oude<br />
postkantoor — 1883<br />
De tram in de Haarlemmerhout.<br />
De vrijdagse tram naar de veemarkt in Leiden. 33<br />
De elektrische tram Haarlem — Zandvoort.<br />
Opening van de lijn der Eerste Electrische Tram<br />
Maatschappij in 1889. 46<br />
Voorgeschiedenis van de elektrische tram Haarlem<br />
— Heemstede.<br />
Pogingen om de Haarlemse paardetram te<br />
elektrificeren 1902.
Invloed der Hollandsche IJzeren Spoorweg<br />
Maatschappij als streekvervoersbedrijf - Oprichting<br />
der NZIITM in 1909.<br />
De Heemsteedse tramcommissie. 49<br />
Hoofdstuk 7 — De nadagen van de stoomtram.<br />
Lokaaldienst Haarlem - Heemstede in 1913 -<br />
verbeterde dienstregeling 1914 •- elektrische<br />
tractie Den Hout - Camplaan 1917 - verlegging<br />
van het eindpunt naar de Glipperweg 1922<br />
— groot vervoer naar de bioemententoonstelling<br />
1925 - algehele elektrificatie 1932. 54<br />
Hoofdstuk 8 - De autobus Groenendaal - Haarlem.<br />
Opening van het wandelbos Groenendaal -<br />
1913 — snelle uitbreiding van Bosch en Vaart —<br />
Opening 30 juni 1914 met twee bussen met<br />
imperiaal, afkomstig van de Plasmolen bij<br />
Mook — moeilijke winterperiode — heropening<br />
en sluiting 1915. 59<br />
Hoofdstuk 9 - De jaren der elektrische tramexploitatie.<br />
Het grensoverschrijdend verkeer 1917 - 1918<br />
Aanvullende buslijnen van de Haarlemse Brockway<br />
Bus Maatschappij en van Bolhuis en Heemskerk<br />
1926.<br />
Eerste NZHTM-bus van Javalaan naar station<br />
Heemstede en Leidse Vaart 1932<br />
Bloeiperiode van de tram kort voor en in de 2e<br />
wereldoorlog.<br />
Omzetting van NZHTram Mij. in NZHVervoer<br />
Mij. 1946 — verbussing in 1948 en opbraak in<br />
1949. 65