De Schutting Voorbij - Invoering Wmo
De Schutting Voorbij - Invoering Wmo
De Schutting Voorbij - Invoering Wmo
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>De</strong> <strong>Schutting</strong> <strong>Voorbij</strong><br />
Eindrapport <strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda
<strong>De</strong> <strong>Schutting</strong> <strong>Voorbij</strong><br />
Eindrapport <strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda<br />
Colofon<br />
Uitgave Gemeente Breda, directie Maatschappelijke Ontwikkeling<br />
Auteurs Frank Kemper en Yvonne Thomassen<br />
Stichting Zet<br />
Vormgeving SSC Communicatie / Vormgeving, Gemeente Breda<br />
Fotografe Kees Bennema/HH<br />
Te verkrijgen bij Gemeente Breda<br />
Directie Maatschappelijke Ontwikkeling<br />
Postbus 252<br />
4800 CM Breda<br />
Tel. (076) 529 48 89<br />
Fax (076) 529 46 29<br />
Maatschappelijke.ontwikkeling@breda.nl<br />
Datum oktober 2007<br />
-
Inhoudsopgave<br />
><br />
1. Inleiding............................................................................................................................. 3<br />
2. Samenvatting.................................................................................................................... 5<br />
3. Aanleiding ......................................................................................................................... 7<br />
3. . Voorgeschiedenis 7<br />
3.2. Startfase 8<br />
4. Doelstelling ....................................................................................................................... 9<br />
4. . Sociale participatie in de wijk 9<br />
4.2. Integraal (functiegericht) wijknetwerk 9<br />
4.3. Inclusief beleid – iedereen mag meedoen 9<br />
5. Beoogde resultaten ........................................................................................................ 11<br />
5. . Beoogde resultaten instellingen<br />
5.2. Beoogde resultaten voor cliënten<br />
6. Werkwijze........................................................................................................................ 13<br />
6. . Werken met projectgroepen en schillen 3<br />
6.2. Werving cliënten 3<br />
6.3. Betrokkenheid cliëntenorganisaties 4<br />
7. Procesbeschrijving .......................................................................................................... 15<br />
7. . Plan van Aanpak 5<br />
7.2. Communicatietraject 5<br />
7.3. Uitvoering Hoge Vucht en Haagse Beemden 6<br />
7.4. Experiment Hoge Vucht 9<br />
7.5. Ervaren knelpunten en ondernomen acties 2<br />
7.6 Geïnvesteerde uren van de deelnemende instellingen 22<br />
8. Resultaten........................................................................................................................ 23<br />
8. . Resultaten cliënten 23<br />
8.2. Resultaten experiment Hoge Vucht en Tijd voor Elkaar 24<br />
9. Meten is weten ............................................................................................................... 27<br />
9. . Onderzoek gemeente 27<br />
9.2. Evaluaties Ministerie van VWS 27<br />
10. Aanbevelingen en conclusies......................................................................................... 29<br />
0. Algemeen 29<br />
0.2 Aanbevelingen 3<br />
11. Tot slot ............................................................................................................................. 33<br />
Bijlage 1<br />
Samenvatting Projectplan proeftuin <strong>Wmo</strong> Breda 35<br />
Bijlage 2<br />
Plannen van aanpak 39<br />
Bijlage 3<br />
<strong>De</strong> projectgroepen c.q. deelnemende organisaties 45<br />
Bijlage 4<br />
PR-plan Proeftuin <strong>Wmo</strong> 47<br />
Bijlage 5<br />
Foldertekst intermediairen 49<br />
Bijlage 6<br />
Tekst brief Tijd voor elkaar 5<br />
Bijlage 7<br />
Overzicht geleverde prestaties door de deelnemende instellingen 53<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 2
Inleiding<br />
Op januari 2007 trad de Wet maatschappelijke ondersteuning (<strong>Wmo</strong>) in werking. <strong>De</strong><br />
Gemeente Breda liep daarop vooruit met het ‘Geschikt Wonen voor Iedereen’-beleid (GWI)<br />
dat anticipeert op de gevolgen van vergrijzing en de vermaatschappelijking van de zorg.<br />
Breda grijpt de komst van de <strong>Wmo</strong> aan om haar reeds in gang gezette beleid verder vorm te<br />
geven. GWI biedt een kader om de vijftien Bredase woongebieden te toetsen op levensloopbestendigheid.<br />
<strong>De</strong> gemeente spant zich samen met maatschappelijke partners in, om in de<br />
eigen woonomgeving voorwaarden te scheppen voor zelfredzaamheid en participatie van<br />
bewoners en een grotere leefbaarheid .<br />
Gekoppeld aan deelname aan het maatschappelijk verkeer – het Leitmotiv van de <strong>Wmo</strong> –<br />
levert dit een aanvraag op als <strong>Wmo</strong>-proeftuin. Een aanvraag die het ministerie van VWS<br />
honoreert, mede vanwege de positie die Breda inneemt als koploper op het gebied van de<br />
integratie van wonen, welzijn en zorg. Voorbeelden daarvan zijn de experimenten in de<br />
achterliggende periode met klantgericht werken (project vraagarticulatie) en de bevordering<br />
van sociale integratie, bij het project ‘Over <strong>Schutting</strong>en en Geraniums’. Het laatstgenoemde<br />
project beoogde ervoor te zorgen dat ouderen en mensen met beperkingen niet ‘achter de<br />
geraniums blijven zitten’ als gevolg van de vermaatschappelijking van de zorg. Intersectorale<br />
samenwerking en afstemming van de voorzieningen in de wijk moest dat tegengaan. Onder<br />
projectleiding van de stichting Zet2 werkten de deelnemende instellingen vraaggericht samen<br />
om te voorkomen dat problematiek ‘over de schutting’ wordt gegooid. <strong>De</strong> ervaringen bij dit<br />
project werden mede gebruikt voor de opzet van de proeftuin <strong>Wmo</strong>.<br />
Sociale participatie - het meedoen – en het zo zelfstandig mogelijk functioneren van mensen<br />
met een beperking is één van de negen prestatievelden van de <strong>Wmo</strong>. Na de instemming van<br />
het ministerie met de voorgestelde aanpak trok de gemeente dezelfde projectleiders van<br />
Stichting Zet aan om dit prestatieveld verder uit te werken in twee verschillende wijken. Het<br />
afsluitend symposium van ‘Over <strong>Schutting</strong>en en Geraniums’ in november 2005 heette niet<br />
voor niets: Breda op weg naar de <strong>Wmo</strong>.<br />
<strong>De</strong> proeftuin <strong>Wmo</strong> werkt vanuit het idee, dat de burger eerst voor zichzelf en zijn naasten<br />
moet zorgen en dat de gemeente hem/haar daarin als dat noodzakelijk is dient te ondersteunen.<br />
<strong>De</strong> woon-, zorg- en welzijnsvoorzieningen zijn dan vooral dienstbaar aan de hulpvraag van<br />
burgers, in dit geval op het terrein van sociale participatie.<br />
<strong>De</strong> gemeente werkt de proeftuin <strong>Wmo</strong> uit in twee wijken. Per wijk sluiten maatschappelijke<br />
partners samenwerkingsovereenkomsten, waarin de doelen, prestaties, verwachte inzet en<br />
verantwoordelijkheden zijn aangegeven. <strong>De</strong> welzijnstafel neemt de procesbewaking op zich.<br />
<strong>De</strong>ze overlegtafel maakt deel uit van de overlegstructuur van het GWI beleid, dat ook een<br />
Woontafel, een Zorgtafel en een overkoepelend Bredaas Integraal Beraad3 kent. <strong>De</strong> Welzijntafel<br />
is dé tafel waaraan al die partijen deelnemen. <strong>De</strong> gemeente levert de voorzitter en secretaris.<br />
<strong>De</strong> uitdaging van de <strong>Wmo</strong>-proeftuinen is, om het integrale denken opnieuw in twee wijken<br />
gestalte te geven. In het eindrapport dat voor u ligt doen we verslag van de werkwijze, de<br />
behaalde resultaten en de conclusies die we daaruit trekken.<br />
Een samenvatting treft u in het hierna volgende hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 staan we stil bij<br />
de voorgeschiedenis en de startfase. Hoofdstuk 4 beschrijft vervolgens de doelstelling van de<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen. Het gaat om de sociale participatie van burgers, met name van burgers die<br />
GWI gebiedsbeschrijvingen, Zorg in Bredase wijken. Gemeente Breda, 2005.<br />
2 Voorheen van respectievelijk Prisma Brabant en het Brabants Ondersteuningsinstituut Zorg.<br />
3 <strong>De</strong> drie regierollen van de gemeente Breda bij het project Geschikt Wonen voor Iedereen. Gemeente Breda, 2007.<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 3
door ouderdom of beperkingen van verstandelijke, psychische of fysieke aard daarbij een<br />
steuntje in de rug kunnen gebruiken. Daartoe moet een wijknetwerk van voorzieningen<br />
integraal (lees: functiegericht) worden ingericht. Uiteindelijk gaat het in een stad of dorp om<br />
inclusief beleid – iedereen moeten kunnen meedoen, ongeacht leeftijd of beperking.<br />
Hoofdstuk 5 gaat in op de beoogde resultaten. Die zijn verschillend voor de deelnemende<br />
instellingen en voor de cliënten. Vandaar dat we deze ook in aparte paragrafen beschrijven.<br />
In hoofdstuk 6 staat de gevolgde werkwijze centraal; de ‘schillenstructuur’ met een eerste<br />
schil van projectuitvoerders en een tweede voor toeleiding en signalering. Ook beschrijven we<br />
in dit hoofdstuk de werving van cliënten, waarbij meerdere wegen naar Rome leiden.<br />
Bijzonder aan de Bredase proeftuinen is de betrokkenheid van verschillende cliëntenorganisaties.<br />
Mede door hun impuls spreken we niet alleen over sociale participatie, maar ook over de<br />
vorming van sociale netwerken. Meedoen aan een activiteit is een ding, bouwen aan een<br />
sociaal netwerk verrijkt mensenlevens zeker zo veel.<br />
In hoofdstuk 7 staat de procesbeschrijving, vanaf het plan van aanpak tot en met de<br />
gesignaleerde knelpunten en de daarop ondernomen acties. Ook maken we de vergelijking<br />
tussen de uitvoering in de twee betreffende wijken.<br />
Hoofdstuk 8 geeft de resultaten weer, verschillend voor de deelnemende instellingen en voor<br />
de cliënten. Hoofdstuk 9 behandelt kort het nog lopende effectonderzoek door de gemeentelijke<br />
dienst O&I en de evaluaties die richting het ministerie van VWS zijn gegaan.<br />
In hoofdstuk 0 volgen de aanbevelingen en conclusies. Met name staan we stil bij de vraag<br />
hoe we van een gebiedsgerichte naar een persoonsgerichte benadering komen en we<br />
noemen de voorwaarden voor een succesvolle benadering.<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 4
Samenvatting<br />
2<br />
<strong>De</strong> Gemeente Breda koos voor de inrichting van levensloopbestendige wijken in het kader<br />
van haar GWI-beleid: Geschikt Wonen voor Iedereen. Binnen de GWI wijken moeten de<br />
daarvoor benodigde voorzieningen aanwezig zijn, maar de gemeente wil ook de voorwaarden<br />
scheppen voor een zo optimaal mogelijke sociale participatie van bewoners, met of zonder<br />
beperkingen. Eerder werd in het project “Over <strong>Schutting</strong>en en Geraniums” ervaring opgedaan<br />
met wijkgerichte samenwerking tussen zorg- en welzijnsinstellingen. Een integrale projectgroep<br />
richtte zich op de begeleiding van geïsoleerde wijkbewoners naar ontmoetingsmogelijkheden<br />
en activiteiten in de wijk. <strong>De</strong> aanpak stond model voor de proeftuin <strong>Wmo</strong> Breda.<br />
<strong>De</strong> proeftuin is uitgevoerd in twee Bredase wijken, de Hoge Vucht en de Haagse Beemden,<br />
door 5 samenwerkende organisaties op gebied van wonen, welzijn en zorg. Op beide<br />
locaties vormen consulenten van zorg- en welzijnsinstellingen een projectgroep die zich<br />
bezighoudt met de begeleiding van cliënten, “de eerste schil”. Daaromheen participeren<br />
organisaties als de woningcorporaties en de thuiszorg, die een signalerende en toeleidende<br />
functie hebben: de “tweede schil”. Per locatie heeft een projectleider de aansturende rol.<br />
<strong>De</strong> gemeente Breda heeft de regie; de “Welzijnstafel” met een afvaardiging van alle<br />
deelnemende partijen fungeert als klankbordgroep. Ook organisaties van ouderen en<br />
gehandicapten zijn daarin vertegenwoordigd. Een effectmeting door de afdeling O&I van de<br />
gemeente Breda kijkt naar de vorderingen van de samenwerkende partijen in de proeftuin.<br />
Centraal daarin staan de functiegerichte werkwijze (vraaggericht, sector en doelgroepoverstijgend)<br />
en de ontwikkeling naar een netwerkorganisatie.<br />
<strong>De</strong> doelstelling van proeftuin richt zich op prestatieveld 5 van de <strong>Wmo</strong>, het bevorderen van<br />
deelname van kwetsbare groepen aan het maatschappelijke verkeer. Concreet wil de<br />
proeftuin de sociale participatie in de wijk bevorderen van kwetsbare bewoners, toewerken<br />
naar een integraal (functiegericht) wijknetwerk, met de focus op inclusief beleid. Beoogde<br />
resultaten zijn enerzijds een goede afstemming tussen de instellingen die als een keten<br />
samenwerken om vragen van burgers te beantwoorden; anderzijds voor de cliënten bevredigende<br />
activiteiten en contacten in de eigen woonomgeving.<br />
<strong>De</strong> eerste schil, de werkgroep van consulenten van de verschillende instellingen werkt daartoe<br />
als één organisatie voor diverse doelgroepen. Het moet voor een bewoner niet uitmaken tot<br />
wie hij zich wendt met welke vraag. Waar specifeke expertise nodig is, vindt collegiale<br />
consultatie plaats, hetzij tijdens maandelijkse cliëntbesprekingen hetzij tussentijds. <strong>De</strong><br />
projectleider zorgt voor de toebedeling van cliënten, zit de projectgroepen voor, signaleert<br />
knelpunten en rapporteert aan de welzijnstafel. <strong>De</strong> deelnemers in de tweede schil signaleren<br />
waar bewoners in een isolement verkeren en introduceren deze bij de projectleider. Om de<br />
drie maanden komen eerste en tweede schil gezamenlijk bij elkaar.<br />
<strong>De</strong> werving van cliënten kan langs vier kanalen plaatsvinden. Mensen melden zichzelf aan:<br />
binnen de wijk is het project onder de aandacht gebracht via folders en buurtmedia. Of via<br />
intermediairs: de projectleiders leggen daartoe contact met bewonerscomités, de kerken,<br />
huisartsen en wijkagenten. Signalering vindt plaats vanuit de tweede schil (huismeesters,<br />
thuishulpen) of cliënten zijn afkomstig uit de eigen caseloads van de deelnemende instellingen.<br />
Het plan van aanpak gaat uit van 36 tot 42 cliënten per locatie, uitgaande van een maximale<br />
begeleidingsduur van een half jaar.<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 5
Het begin van het project loopt enige vertraging op omdat de productie van folders iets meer<br />
tijd in beslag neemt dan voorzien. Hierdoor loopt de begeleidingsperiode van april 2006 tot<br />
3 maart 2007. <strong>De</strong> eerste en tweede schil komen vier keer bijeen en bespreken dan de<br />
ontwikkelingen. Al snel blijkt dat het project te maken krijgt met cliënten met een complexere<br />
problematiek, die ook bij meerdere instellingen bekend zijn. Dat vraagt om wijkteams en<br />
casemanagement. Het effect van de wervingsactiviteiten stelt teleur, de meeste cliënten<br />
komen uit de caseloads, de signalering vanuit de tweede schil komt niet uit de verf en de<br />
inspanningen richting intermediairs leveren geen resultaat. Het eind van het project staat in<br />
het teken van methodiekontwikkeling rond het thema sociale netwerken.<br />
<strong>De</strong> constatering dat cliënten bij meerdere instellingen bekend zijn, zonder dat die dat van<br />
elkaar weten, leidt in de wijk Hoge Vucht tot een experiment in een aantal geselecteerde<br />
straten. <strong>De</strong> instellingen inventariseren op welke adressen zij hulpverleningscontacten hebben<br />
en leveren die gegevens aan bij de projectleider. Zij bekijkt in hoeverre overlap bestaat en of<br />
afstemming wenselijk is. <strong>De</strong> overlap blijkt gering. Een tweede experiment, op dezelfde<br />
adressen, richt zich op het versterken van relaties tussen buren: het deelproject ‘Tijd voor<br />
Elkaar4 ’. Gedurende een aantal weken leggen stagiaires van de deelnemende instellingen huis<br />
aan huis bezoeken af en houden vraaggesprekken met bewoners. Inzet daarbij is te kijken in<br />
hoeverre bewoners meer met elkaar zouden willen doen. Dat leidt tot een groot bestand van<br />
vragen en aanbod aan activiteiten en diensten. Het uitgangspunt is wederkerigheid: wie een<br />
aanbod doet plaatst ook een vraag en omgekeerd. Uiteindelijk leidt dat bij 28% van de<br />
geïnteresseerde bewoners tot een geslaagde koppeling. Tijd voor Elkaar is mede mogelijk<br />
dankzij een fnanciële bijdrage van het Bredaas Centrum voor Gehandicaptenbeleid.<br />
Tijdens de uitvoering van de proeftuin levert de betrokkenheid van de tweede schil knelpunten<br />
op. Al bij aanvang is niet bij alle partijen duidelijk wat van hen verwacht wordt en laat de<br />
aanwezigheid bij bijeenkomsten te wensen over. Halverwege het project komt er een<br />
herbezinning op de eigen rol en de wijze waarop die wordt ingevuld. Bij de thuiszorg leidt tot<br />
een wisseling in bezetting. Bij woningcorporaties komt een discussie op gang die uitmondt in<br />
een nieuwe visie op de eigen mogelijkheden met betrekking tot de sociale participatie van<br />
bewoners.<br />
In totaal bereikt de proeftuin op beide locaties 49 cliënten (in plaats van de verwachte 72).<br />
Met name de werving vanuit de tweede schil en de intermediairen stelde teleur. Een kwart<br />
van de cliënten heeft te maken met zware en terugkerende problematiek. Meer dan de helft<br />
van de begeleidingstrajecten wordt succesvol afgesloten, een vijfde deel doorverwezen.<br />
<strong>De</strong> aanbevelingen staan in het teken van ketenbenadering. We presenteren een typologie van<br />
interventies en netwerken, gericht op het versterken van de participatie van wijkbewoners.<br />
<strong>De</strong> lichtste vorm zien we bij een project als Tijd voor Elkaar, waarbij bewoners de volledige<br />
regie houden en geen professionele inzet geboden is. Bij een aanpak als de proeftuin werken<br />
professionals wijkgericht samen voor bewoners die met een lichte vorm van ondersteuning de<br />
eigen regie kunnen behouden. <strong>De</strong> zwaarste vorm is die van maatschappelijk steunsystemen<br />
voor zware problematiek, waar de regie is overgenomen en zware (bemoei)zorg geboden is.<br />
We zijn geconfronteerd met cliënten waarvan de problematiek in feite te zwaar was voor de<br />
opzet van de proeftuin, mensen die permanent of regelmatig ondersteuning nodig hebben.<br />
Na bespreking van dit gegeven wordt gedacht aan een tussenliggende vorm van ondersteuning<br />
voor deze categorie. Hiervoor zou de regie in handen moeten komen te liggen van een<br />
zogenoemde probleemhouder, om afglijden naar de zwaarste vorm van zorg te voorkomen.<br />
Inzetten op deze vorm van preventie loont op den duur. In elk van de vier onderscheiden<br />
categorieën kunnen de samenwerkingspartners ondersteuning op maat bieden.<br />
Tot slot hebben we gewerkt aan de aandacht voor het sociaal netwerk in de intake procedures<br />
en wordt de noodzaak gevoeld van een signaleringstraining voor mensen in publieksfuncties<br />
(huismeesters, thuishulpen, vrijwilligers buurthuizen).<br />
4. Van het deelproject “Tijd voor Elkaar Hoge Vucht” is een afzonderlijke beschrijving met handleiding uitgebracht (gemeente Breda,<br />
oktober 2007).<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 6
Aanleiding<br />
3.1. Voorgeschiedenis: Over <strong>Schutting</strong>en en Geraniums<br />
3<br />
<strong>De</strong> <strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda bouwen voort op beleidsvoornemens ten aanzien van de<br />
gebiedsgerichte indeling en met name op een reeds opgedane ervaring met het project ‘Over<br />
<strong>Schutting</strong>en en Geraniums’. In de periode 2004-2005 werkte een projectgroep van consulenten<br />
van verschillende welzijns- en zorginstellingen aan de begeleiding van bewoners die in een<br />
sociaal isolement verkeerden, met als doel om hen in contact te brengen met activiteiten en<br />
ontmoetingsmogelijkheden in de eigen wijk, de Hoge Vucht.<br />
Het project leverde een aantal nuttige inzichten op. <strong>De</strong> eerste betrof inzicht in leemten en<br />
knelpunten in het bestaande (recreatieve) aanbod. Dat bleek vooral op ouderen toegespitst,<br />
vooral overdag beschikbaar en niet in het weekeinde. Aan de behoefte aan een sociaal<br />
netwerk voor mensen met een verstandelijke, psychische of fysieke beperking werd amper<br />
tegemoet gekomen. Aanbevolen werd dan ook om de toegankelijkheid en het activiteitenaanbod<br />
te verbeteren en te kijken naar de gewenste ondersteuning en activiteiten voor de<br />
andere doelgroepen dan alleen ouderen.<br />
<strong>De</strong> intersectorale uitwisseling kreeg vooral op uitvoerend niveau gestalte. Consulenten wisten<br />
elkaar sneller te vinden, raakten beter op de hoogte van elkaars expertise, werkwijze en<br />
doelgroep. En ook belangrijk: men leerde in hoeverre de eigen werkwijze al dan niet aansloot<br />
bij andere doelgroepen. Het blijft de vraag of de deelnemende consulenten erin zijn geslaagd<br />
om de eigen organisaties te overtuigen van de voordelen van intersectorale samenwerking.<br />
Tot slot vond niet iedereen een bevredigende vrijetijdsbesteding in de wijk. Een van de<br />
redenen was dat er verschillende cliënten zijn die om intensievere begeleiding vroegen dan in<br />
het project was voorzien.<br />
Al deze inzichten leidden tot verschillende conclusies, met als de belangrijkste: zorg voor<br />
voldoende aandacht voor het welzijnsaspect. Dat is immers onontbeerlijk voor de sociale<br />
integratie van kwetsbare groepen in hun eigen leefomgeving. Het project leverde een pleidooi<br />
op voor algemene toegankelijkheid en integraal casemanagement, om te voorkomen dat<br />
mensen wegzakken in inactiviteit of isolement.<br />
Kwartiermaken in een wijk of dorp, de weg bereiden voor sociale participatie van verschillende<br />
doelgroepen, blijkt nog geen geëffend pad. Ook blijken de grotere instellingen niet altijd raad<br />
te weten met de individuele vraagsturing of snel op situaties te kunnen inspelen. <strong>De</strong><br />
toegankelijkheid van het algemene of categorale aanbod levert eveneens de nodige discussie<br />
op.<br />
<strong>De</strong> beleidsvoornemens in de gebiedsgerichte werkwijze krijgen inmiddels steeds vastere vorm.<br />
<strong>De</strong> Gemeente Breda wil zich goed voorbereiden op de toenemende vergrijzing en de reeds<br />
lang in gang gezette vermaatschappelijking van de zorg. Op het terrein van wonen houdt<br />
men rekening met bewoners, die zo lang mogelijk zelfstandig wonen. En als gevolg van de<br />
extramuralisering gaan diverse doelgroepen opnieuw zo zelfstandig mogelijk wonen. Vanuit<br />
die overwegingen ging eerder het programma ‘Geschikt Wonen voor Iedereen’ van start,<br />
gericht op de ontwikkeling van levensloopbestendige woonwijken.<br />
<strong>De</strong> bestaande woningvoorraad is tegen het licht gehouden. Voor iedere wijk of dorp ( 5<br />
gebieden in totaal) liet de gemeente het aantal ouderen en andere mensen met beperkingen<br />
berekenen en de mogelijkheden en wensen van instellingen in kaart brengen. Dat betekent<br />
twee dingen:<br />
- de Gemeente Breda bereidt zich al in een vroeg stadium voor op komende ontwikkelingen.<br />
- het is vooral een verhaal over stenen en over zorg. <strong>De</strong> zaak is het nu om wonen en de<br />
zorgverlening te verbinden met de algemene dienstverlening en vooral ook met welzijn.<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 7
Met al deze inzichten in het achterhoofd begint de plannenmakerij voor de <strong>Wmo</strong>-proeftuinen.<br />
Niet in één wijk zoals voorheen, maar op twee plaatsen: in de wijk Haagse Beemden West als<br />
nieuwe locatie en opnieuw in de Hoge Vucht. In de laatste genoemde wijk wil men ook een<br />
experiment aangaan, dat moet leiden tot een betere afstemming tussen de diverse instellingen<br />
op basis van een inventarisatie van hulp- of ondersteuningscontacten bij activiteiten bij een<br />
selectie van adressen. In het Plan van Aanpak staat een en ander beschreven. 5<br />
3.2. Startfase<br />
Het symposium op 4 november 2005 ‘Over <strong>Schutting</strong>en en Geraniums’ markeert de opmaat<br />
voor de gemeente Breda naar de <strong>Wmo</strong>-proeftuinen. <strong>De</strong> brochure ‘Breda op weg naar de <strong>Wmo</strong>’<br />
van 5 december van hetzelfde jaar maakt dit ook aan de Bredase bevolking bekend. Hierin<br />
staat te lezen: ‘<strong>De</strong> gemeente is een van de 25 <strong>Wmo</strong> pilotgemeenten in Nederland. In de<br />
proeftuinen <strong>Wmo</strong> werkt Breda aan de realisatie van het prestatieveld bevorderen van de<br />
participatie van mensen met een beperking. In Hoge Vucht wordt de eerdere pilot verbreed<br />
en verdiept. In de Haagse Beemden werkt men aan nieuwe samenwerking op de terreinen<br />
welzijn, wonen en zorg. Hierbij gebruikt men de ervaringen uit Hoge Vucht.’<br />
Al eerder kwam het projectvoorstel6 voor de ontwikkelpilot <strong>Wmo</strong> Breda tot stand en voerde<br />
de gemeente overleg met een vijftiental organisaties op het terrein van wonen, zorg en<br />
welzijn. <strong>De</strong>ze organisaties, zowel van de zijde van vragers- als aanbieders, tekenden in<br />
december 2005 een samenwerkingsovereenkomst voor de wijk Hoge Vucht, alsmede voor de<br />
wijk Haagse Beemden. Hiermee is de samenwerking tussen de organisaties en de inzet van<br />
consulenten voor deze proeftuin geregeld. Alle partners die zorg of diensten leveren aan de<br />
verschillende doelgroepen zijn betrokken.<br />
<strong>De</strong> organisaties nemen deel aan projectgroepen in iedere wijk binnen een ‘twee schillenstructuur’.<br />
<strong>De</strong> eerste schil bestaat uit consulenten die zich direct met de cliëntbegeleiding<br />
bezighouden. <strong>De</strong> tweede schil speelt met name een rol bij de signalering. Voor de projectleiding<br />
trekt de gemeente twee adviseurs aan, die dezelfde rol vervulden bij ‘Over <strong>Schutting</strong>en en<br />
Geraniums’. Iedere projectleider werkt voor een wijk7 . Het is de bedoeling dat de nieuwe<br />
projectgroepen januari 2006 van start gaan.<br />
<strong>De</strong> regie ligt bij de gemeente Breda. Haar brede Welzijnstafel fungeert als klankbordgroep om<br />
de voortgang te toetsen en naar oplossingen te zoeken voor eventuele knelpunten. Aan die<br />
Welzijnstafel nemen alle ondertekenaars deel van de samenwerkingsovereenkomsten. Het<br />
zijn enerzijds de aanbieders van zorg- en welzijnsdiensten, anderzijds de cliëntenorganisaties8 .<br />
Bij de start voert de afdeling O&I van de gemeente Breda een ‘nulmeting’ uit onder de<br />
instellingen over de vraag hoe zij aankijken tegen de onderlinge samenwerking en de<br />
regievoering door de gemeente9 . <strong>De</strong> nulmeting kijkt bij de samenwerking met name naar:<br />
- functiegerichte werkwijze (vraaggericht, doelgroep- en sectoroverstijgend)<br />
- samenwerking tussen front- en backoffce<br />
- ontwikkeling naar een netwerkorganisatie<br />
5 Zie bijlage 2.<br />
6 Zie bijlage .<br />
7 Dat wil zeggen: Frank Kemper wordt projectleider in de Haagse Beemden, Yvonne Thomassen projectleider in de Hoge Vucht.<br />
Aanspreekpunt voor de projectleiders is Juan Seleky, adviseur zorg- en ouderenbeleid van de Gemeente Breda.<br />
8 <strong>De</strong>ze cliëntenorganisaties betreffen met name het Bredaas Centrum voor Gehandicapten (BCG) en het Overleg Ouderenbonden<br />
Breda (OOB).<br />
9 <strong>De</strong> uitkomsten van dit eerste onderzoek staan in ‘Oog voor elkaar’, beginmeting proeftuinen <strong>Wmo</strong>, Gemeente Breda, Onderzoek<br />
en informatie, september 2006 (publicatienummer 383).<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 8
Doelstelling<br />
4<br />
Als algemene doelstelling geldt het bieden van ondersteuning bij de sociale participatie van<br />
kwetsbare bewoners, met name wat betreft vrijetijdsbesteding en ontmoeting in de wijk. <strong>De</strong><br />
twee <strong>Wmo</strong>-proeftuinen dienen bij te dragen aan een situatie waarin iedere burger zo lang<br />
mogelijk zelfstandig kan wonen en kan meedoen. Dat vraagt om een integrale, intersectorale<br />
en vraaggerichte samenwerking in de wijk tussen de organisaties op gebied van wonen,<br />
welzijn en zorg. In principe moet iedere burger een activiteit of een ontmoetingsmogelijkheid<br />
kunnen vinden in de eigen woonomgeving. Daarnaast verschaffen de beide projecten inzicht<br />
in knelpunten en leemtes in de wijk en dragen ze oplossingen aan.<br />
4.1. Sociale participatie in de wijk<br />
Iedere burger wordt geacht deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer. Om dit mogelijk<br />
te maken voor kwetsbare burgers zijn in de <strong>Wmo</strong>-proeftuin projectgroepen ingericht, die<br />
burgers een steuntje in de rug bieden. Maar sociale participatie is meer dan dat. <strong>De</strong> <strong>Wmo</strong> wil<br />
stimuleren dat burgers voor elkaar opkomen, samen zaken aanpakken en elkaar diensten<br />
bewijzen. Met name dat laatste gaat in de Hoge Vucht een rol spelen.<br />
4.2. Integraal (functiegericht) wijknetwerk<br />
<strong>De</strong> beide proeftuinen sluiten aan bij bestaande organisatiestructuren. In de wijk de Hoge<br />
Vucht betreft dat de projectgroep GWI Noordoost en in de Haagse Beemden is dat de<br />
structuur rond het wooncentrum Heksenwiel en het wijkinfopunt, dat sinds oktober 2005<br />
operationeel is.<br />
Voorheen waren vooral de welzijnsaanbieders in beeld, zij het uitgebreid met de GGZ en een<br />
tweedelijns instelling voor zorg voor mensen met een verstandelijke beperking.<br />
<strong>De</strong> proeftuin kiest voor verbreding. Ook woningcorporaties nemen nu deel, alsmede de<br />
thuiszorg en een tweedelijns zorginstelling voor mensen met meervoudige beperkingen. Tot<br />
slot sluiten ook de verzorgings- en verpleeghuizen aan, omdat ook zij steeds meer extramuraal<br />
werken en in het kader van het GWI-beleid als zorgkruispunt kunnen opereren.<br />
4.3. Inclusief beleid – iedereen mag meedoen<br />
Zoals al aangegeven richt de proeftuin de focus vooral op de meer kwetsbare burgers, om te<br />
voorkomen dat zij geen deel uitmaken van het maatschappelijke verkeer. Waar we heen<br />
willen is een samenleving waarin iedereen meetelt en mee kan doen. Dat vraagt om inclusief<br />
beleid; instellingen houden in hun eigen beleid vanzelfsprekend rekening met burgers met<br />
diverse beperkingen. Maar ze zoeken ook actief de samenwerking die nodig is voor de<br />
participatie aan de samenleving als geheel.<br />
Niet iedereen vindt het vanzelfsprekend of gemakkelijk om ergens op af te stappen. Niet<br />
iedereen heeft nog een sociaal netwerk om zich heen, dat dit voor hen vergemakkelijkt. Er<br />
kunnen zich in ieder mensenleven ingrijpende gebeurtenissen voordoen, die de kans op<br />
isolement vergroten. Het kan gaan om sterfte van een naaste of ernstige ziekte, maar ook<br />
verlies van werkkring of een vaste relatie. Daarnaast zijn er altijd en overal mensen die door<br />
persoonskenmerken niet vanzelfsprekend in staat zijn een sociaal netwerk op te bouwen of<br />
te onderhouden. Samenwerking tussen instellingen in de uitvoering levert meer kansen voor<br />
die meer kwetsbare burgers.<br />
Daarnaast gaat het project actief op zoek naar die kwetsbare burgers. Vaak zijn het mensen<br />
die minder van zich laten horen en niet zo zichtbaar zijn. Een naar buiten gerichte benadering<br />
is daarom op zijn plaats.<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 9
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda<br />
0
Beoogde resultaten<br />
5.1. Beoogde resultaten instellingen<br />
5<br />
<strong>De</strong> beoogde resultaten voor de instellingen zitten vooral op het vlak van samenwerking en<br />
afstemming. Ketensamenwerking en vraagsturing behoren niet automatisch tot de corebusiness<br />
van instellingen. <strong>De</strong> instellingen worden daar tot op heden niet op afgerekend. Een<br />
andere reden is dat de keteninspanning niet automatisch tot resultaten leidt. Afstemming is<br />
hard werken en daaraan moet verder worden geschaafd en getimmerd voordat het én in<br />
beleid én in de werkwijze tot uitdrukking komt. Vraagsturing is lastig, zo lang men uitgaat<br />
van kant en klare producten. Ook dit vergt een omslag in denken en doen.<br />
5.2. Beoogde resultaten voor cliënten<br />
Het project moet er voor de cliënten toe leiden dat zij contacten opdoen en een nieuwe<br />
tijdsbesteding vinden. <strong>De</strong> insteek is dat mensen door het deelnemen aan een activiteit vaker<br />
onder de mensen komen, contacten opbouwen en iets voor een ander gaan betekenen. Dat<br />
kan ook gaan in de richting van vrijwillige inzet voor de wijk of voor andere wijkbewoners,<br />
liefst wederzijds tussen bewoners onderling. Allemaal zaken die maken dat mensen zich<br />
ingebed voelen in een sociale omgeving.<br />
Die contacten of activiteiten kunnen divers zijn, zoals:<br />
• tuinieren, wandelen, voetballen of knutselen;<br />
• foto’s maken, kaarten of internetten;<br />
• vrijwilligerswerk doen op school of in de bibliotheek;<br />
• een baantje in het winkelcentrum;<br />
• bij iemand op de koffe of samen winkelen;<br />
• iemand helpen met de Nederlandse taal of huiswerk;<br />
• deelnemen aan een gespreksgroep of een cursus volgen;<br />
• een keer samen koken of samen eten.<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda<br />
2
Werkwijze<br />
6.1. Werken met projectgroepen en schillen<br />
6<br />
<strong>De</strong> deelnemende organisaties zijn uitgenodigd deel te nemen in de twee projectgroepen, in<br />
elke wijk één. Sommigen participeren op beide locaties, anderen slechts in één van de<br />
projectgroepen, omdat ze alleen in de betreffende wijk werkzaam zijn.<br />
In de eerste schil hebben de uitvoerende consulenten zitting. <strong>De</strong> werkwijze komt overeen met<br />
die van het eerdere project ‘Over <strong>Schutting</strong>en en Geraniums’ 0 . <strong>De</strong> achterliggende flosofe is,<br />
dat de consulenten functioneren als één organisatie, die voor uiteenlopende doelgroepen<br />
werkt als een soort mobiele frontoffce. Het moet voor een bewoner niet uitmaken tot wie hij<br />
of zij zich richt met een vraag. Meer dan driekwart van de vragen op gebied van wonen,<br />
welzijn en zorg zijn dermate a-specifek dat professionals met algemene agogische vaardigheden<br />
ze kunnen afhandelen. Voor het overige is specifeke knowhow vereist. In de eerste schil<br />
oefenen consulenten in integraal werken, doordat ze cliënten begeleiden die niet tot hun<br />
eigen doelgroep behoren.<br />
Aanmelding en toebedeling gebeurt via de projectleider. Maandelijks bespreekt de eerste schil<br />
de voortgang tijdens een gezamenlijke bijeenkomst, waar collegiale consultatie mogelijk is<br />
met consulenten die over specifeke expertise beschikken betreffende de cliënt. <strong>De</strong> bespreking<br />
gebeurt onder waarborg van vertrouwelijkheid en de verslaglegging is geanonimiseerd.<br />
In de tweede schil nemen voorzieningen deel met een meer signalerende rol. Woningcorporaties<br />
hebben bijvoorbeeld geen direct hulpverleningscontact met hun bewoners, maar zij krijgen<br />
wel uit andere hoofde te maken met mensen waar het project iets voor kan betekenen. Hun<br />
taak is deze mensen in contact te brengen met de projectleider, die zorgt voor de start van<br />
het begeleidingstraject. Daarnaast hebben de deelnemers aan de tweede schil een functie als<br />
een ‘linking pin’ met hun organisatie. Om de drie tot vier maanden komt de projectgroep in<br />
zijn totaliteit (eerste en tweede schil) bijeen om zaken door te spreken en om elkaar te<br />
informeren.<br />
6.2. Werving cliënten<br />
<strong>De</strong> werving van de cliënten geschiedt langs een aantal kanalen.<br />
• Mensen kunnen zichzelf aanmelden. Ze zijn geattendeerd op de mogelijkheden van de<br />
proeftuin via een centraal informatiepunt of in publicaties in buurtkranten of via de<br />
folder. <strong>De</strong> projectleiding werkt met een PR-plan (bijlage 4), dat doelgroepen en informatiekanalen<br />
benoemt en ingaat op de strategie en te gebruiken middelen. Voor potentiële<br />
cliënten is per wijk een folder (bijlage 5) gedrukt en verspreid.<br />
• Intermediairs kunnen cliënten aanbrengen. <strong>De</strong> beide projectleiders leggen daartoe in hun<br />
wijk persoonlijk contact met wijkagenten, pastoors, huisartsen en bewonersgroepen.<br />
Voor potentiële intermediairs is per wijk een afzonderlijke folder gemaakt en verspreid.<br />
• Partijen uit de tweede schil, met name de woningcorporatie en de thuiszorg vangen<br />
signalen over bewoners op en attenderen hen op de mogelijkheden die het project hen<br />
biedt.<br />
• Consulenten uit de eerste schil brengen cliënten in uit eigen caseload of die van hun<br />
collega’s. Het feit dat een instelling zorg of verpleging biedt aan cliënten betekent immers<br />
nog niet dat men er ook naar het welzijn kijkt.<br />
0 <strong>De</strong>ze methodiek staat beschreven in: Over <strong>Schutting</strong>en en Geraniums, deel 2. Een uitgave van de Gemeente Breda, november<br />
2005.<br />
<strong>De</strong>ze centrale meldpunten zijn respectievelijk: het Inlooppunt in de Hoge Vucht en het centrale meldpunt van Heksenwiel in de<br />
Haagse Beemden.<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda<br />
3
<strong>De</strong>elname aan het project geschiedt op basis van vrijwilligheid. <strong>De</strong> cliënten stemmen in met<br />
de werkwijze en weten dat begeleiding plaats vindt door iemand die normaal met andere<br />
doelgroepen werkt. Is een bewoner reeds cliënt bij een deelnemende instelling, dan vindt in<br />
principe een ‘warme overdracht’ plaats. Gaat het om cliënten uit de eigen caseload van een<br />
zorg- en dienstverlenende instelling, dan blijft deze eindverantwoordelijk, de cliënt is als het<br />
ware ‘uitgeleend’. Mocht de begeleiding niet bevredigend zijn, of doorlopen na afoop van<br />
het project, dan neemt de ‘oude’ instelling de draad weer op.<br />
6.3. Betrokkenheid cliëntenorganisaties<br />
<strong>De</strong> betrokkenheid van de cliëntenorganisaties is gewaarborgd via deelname aan de Welzijnstafel.<br />
Daarnaast bestaat de bereidheid tot consultatie. Ook gevraagd en ongevraagd advies<br />
behoort tot de mogelijkheden. Een voorbeeld:<br />
Een van de cliëntenorganisaties, het Bredaas Centrum Gehandicaptenbeleid (BCG) hield<br />
ongeveer een jaar voor de start van de proeftuin een achterbanraadpleging onder mensen<br />
met verstandelijke, fysieke of psychische beperkingen 2 . Daarin is onder meer gevraagd naar<br />
hun dagbesteding. Een aantal mensen gaf aan zich eenzaam te voelen of bezigheden in de<br />
wijk te missen. Het BCG vermoedde dat deze groep wellicht gebaat zou zijn met een<br />
interventie vanuit de projectgroepen. Door het anonieme karakter van de raadpleging<br />
beschikte het BCG echter niet over de adressen, alleen de postcodes. Vanuit de proeftuin<br />
stuurden we daarop een schriftelijke oproep aan alle adressen in de betreffende postcodegebieden<br />
in de wijken Hoge Vucht en Haagse Beemden. Dat leverde uiteindelijk een klein<br />
aantal cliënten op.<br />
Ook het Overleg Ouderenbeleid Breda (OOB) neemt deel aan de Welzijnstafel. Het OOB<br />
koerst op vraagsturing, zoals blijkt uit hun advies ten aanzien van het WWZ loket van de<br />
toekomst 3 . Met name gaat hun belangstelling uit naar de vraag achter de vraag. Zij pleiten<br />
er dan ook voor goed te kijken wat een wijkbewoner kan en wil.<br />
2 Geschikt wonen voor iedereen met een beperking. Uitgave BCG / Gemeente Breda, november 2004.<br />
3 ‘ Als ik het voor het zeggen had …’, een initiatief van het OOB in het kader van het project Versterking Vraagarticulatie.<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda<br />
4
Procesbeschrijving<br />
7.1. Plan van Aanpak<br />
7<br />
Eind 2005 stellen de projectleiders, op verzoek van de gemeente, een algemeen Plan van<br />
Aanpak op. Later volgt een verfjning naar de specifeke situatie in de twee verschillende<br />
wijken 4 .<br />
Het project heeft betrekking op <strong>Wmo</strong> prestatiegebied vijf: ‘het bevorderen van sociale<br />
participatie’. <strong>De</strong> proeftuin kent in twee woongebieden in Breda een project om de deelname<br />
aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren van mensen met beperkingen<br />
te helpen vergroten. Het plan beoogt gedurende een periode van 5 maanden zoveel<br />
mogelijk mensen te begeleiden of bemiddelen bij de vraag naar ontmoeting, vrije tijdsbesteding,<br />
dagactiviteiten, educatie of vrijwilligerswerk. Dit gebeurt met hulp van de deelnemende<br />
organisaties op het terrein van wonen, welzijn en zorg.<br />
Het oogmerk van de <strong>Wmo</strong>-proeftuinen is drieledig:<br />
• <strong>De</strong>elnemende cliënten vinden een vorm van tijdsbesteding, die hen in staat stelt in contact<br />
te komen met medewijkbewoners. Ze krijgen een vorm van ondersteunende begeleiding,<br />
gericht op de versterking van zelfwerkzaamheid.<br />
• Consulenten oefenen in intersectorale samenwerking.<br />
• Knelpunten en leemtes worden gesignaleerd en zo mogelijk verholpen.<br />
<strong>De</strong> deelnemende organisaties zijn in drie groepen onder te verdelen.<br />
• Uitvoerend, in rechtstreeks contact met de cliënt, gericht op sociale participatie. <strong>De</strong>ze<br />
behoren tot de eerste schil.<br />
• Weliswaar uitvoerend, maar dan in de zin van het mogelijk maken van contact en<br />
bemiddeling. Bijvoorbeeld door signalering, toeleiding en doorverwijzing of het bieden<br />
van mogelijkheden tot sociale participatie. <strong>De</strong>ze organisaties hebben in de tweede schil<br />
plaats.<br />
• Adviserend in geval van de cliëntenorganisaties.<br />
Het Plan van Aanpak vermeldt het aantal te begeleiden cliënten: per locatie is dat maximaal<br />
36 tot 42. <strong>De</strong> begeleiding is in principe kortdurend en eindig. <strong>De</strong> maximale begeleidingsduur<br />
per cliënt is zes maanden. <strong>De</strong> fase van cliëntbegeleiding beloopt dan een jaar, tot januari<br />
2007 met een uitloop van drie maanden voor een zorgvuldige afronding. <strong>De</strong> geplande<br />
einddatum is 3 maart van dat jaar.<br />
7.2. Communicatietraject<br />
<strong>De</strong> werving was bij ‘Over <strong>Schutting</strong>en en Geraniums’ een lastig punt. <strong>De</strong> vraag ligt dan voor<br />
welke verbetering mogelijk is. Het Plan van Aanpak zet in op wijkintermediairs en kwartiermakers.<br />
Daarvoor is natuurlijk materiaal nodig en een strategie. Bij de start van het project<br />
stellen we een PR-plan op met de fasering van het communicatietraject, segmentering van<br />
doelgroepen op verschillende niveaus, de bijpassende boodschap en middelen 5 . Onderdeel<br />
zijn de folder voor bewoners als potentiële cliënten en de folder voor intermediairen in elke<br />
wijk 6 . Andere middelen zijn stukjes in de wijkkrant en de bezoeken van projectleiders aan<br />
intermediairs. Dat laatste gebeurt soms ook door vrijwilligers van een deelnemende organisatie.<br />
En we maken een voorbeeldtekst, die kan dienen als basis voor een stuk in de huisorganen<br />
van de deelnemende instellingen. Dit om zoveel mogelijk collega’s van de consulenten kennis<br />
te laten maken met het project en hen te stimuleren tot het door verwijzen van cliënten. We<br />
4 Zie bijlage 2.<br />
5 Zie bijlagen 4 en 5.<br />
6 Zie voor de tekst hiervan bijlage 5<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda<br />
5
willen ook uitzendingen bij zendamateurs. Als blijkt dat deze geen onomstreden legale status<br />
hebben zien we daarvan af.<br />
Daarnaast zal de proeftuin <strong>Wmo</strong> lokale, regionale en landelijke belangstelling genereren. Het<br />
initiatief voor communicatie ligt hier bij de Gemeente Breda, de projectleiding denkt<br />
desgevraagd mee en verzorgt incidenteel projectpresentaties elders in het land.<br />
Tot slot rapporteren we de voortgang elke drie maanden bij het ministerie, gebruikmakend<br />
van het format dat VWS daarvoor aanlevert.<br />
Terugkijkend moeten we concluderen dat in de planning te weinig tijd was ingeruimd voor de<br />
productie van onze publiciteitsmiddelen. Met name de afstemming met de gemeentelijke<br />
dienst voorlichting over de tekst en vormgeving van de folders vroeg veel meer tijd dan<br />
gepland. Dat kwam het eindproduct ten goede, maar het was handiger geweest om het<br />
drukwerk bij de start van het project al gereed te hebben.<br />
7.3. Uitvoering Hoge Vucht en Haagse Beemden<br />
<strong>De</strong> proeftuin <strong>Wmo</strong> gaat op beide locaties van start in januari 2006. Tot en met juni 2007<br />
komt de projectgroep in 6 (Haagse Beemden) tot 7 keer (Hoge Vucht) bijeen.<br />
<strong>De</strong> start<br />
<strong>De</strong> startfase staat in het teken van “fne-tuning”; de defnitieve keuze van instellingen voor<br />
de eerste of de tweede schil, de personele invulling daarvan en de gebiedsafbakening.<br />
<strong>De</strong> plannen van aanpak omschrijven specifeke woongebieden in de twee wijken als werkgebied<br />
voor het project. In de Haagse Beemden is dat gebied beperkt tot de Heksenwiel, de<br />
buurt die onmiddellijk grenst aan het gelijknamige woonzorgcentrum. Op suggestie van de<br />
projectgroep besluit de welzijnstafel het project uit te breiden tot de hele westelijke helft van<br />
de Haagse Beemden, omdat daardoor meer bewoners uit de sociale huursector (o.a. de<br />
buurten Kesteren en Muizenberg) van het project kunnen profteren. <strong>De</strong> optie om de gehele<br />
Haagse Beemden te kiezen valt af, omdat de oostelijke helft van de wijk een afzonderlijk<br />
GWI-gebied vormt. Als gevolg van de gebiedswijziging nodigen we ook woningcorporatie<br />
WonenBreburg uit om toe te treden tot de projectgroep.<br />
In de Hoge Vucht doen zij dan reeds mee. Ook ontstaat discussie of het werk beperkt moet<br />
blijven tot de afgebakende woongebieden. Daarop besluit de Welzijnstafel om het project<br />
niet te beperken tot enkele straten met fats, maar in principe op de gehele wijk.<br />
Overeenkomstige partijen maken op de beide locaties soms een andere keuze voor de eerste<br />
resp. tweede schil. In Hoge Vucht nemen de verzorgingshuizen Raffy en Vuchterhage deel<br />
aan de eerste schil en houden zich dus direct bezig met cliëntbegeleiding. In Haagse Beemden<br />
opteren de verpleeg- en verzorgingshuizen Breedonk en Aeneas (beiden onderdeel van<br />
Heksenwiel) voor de tweede schil en spelen daar vervolgens geen actieve rol meer in.<br />
Overigens draagt de activiteitenbegeleiding van Aeneas positief bij aan de zoektocht naar<br />
activiteiten voor de cliënten 7 .<br />
<strong>De</strong> begeleidingstrajecten<br />
Bij de begeleiding maken de consulenten gebruik van instrumenten, die reeds zijn ontwikkeld<br />
in het voorgaande project “Over <strong>Schutting</strong>en en Geraniums”: een checklist met domeinen<br />
waar de consulenten uit kunnen putten bij de intake met cliënt om een indruk te krijgen van<br />
diens levenssituatie en een protocol met de te volgen stappen gedurende het begeleidingstraject.<br />
Opvallend bij de vraagverheldering is de behoefte van veel bewoners om samen dingen te<br />
ondernemen met gelijkgestemden. Dat leidt onder meer tot het idee om op zoek te gaan<br />
7 Aan de eerste schil nemen uiteindelijk deel:<br />
Ouderenwerk (SOB), maatschappelijk werk (IMW), sociaal cultureel werk (Vertizontaal), zorginstellingen voor mensen met<br />
verstandelijke (Amarant), lichamelijke (NSWAC) en psychiatrische (GGZ Breda) beperkingen, MEE-West Brabant en Thuiszorg Breda.<br />
In de Hoge Vucht participeren ook de beide verzorgingshuizen Raffy en Vuchterhage.<br />
Aan de tweede schil nemen uiteindelijk deel:<br />
<strong>De</strong> Woningcorporaties Singelveste en WonenBreburg, Thuiszorg Breda en in de Haagse Beemden ook woonzorgcentrum Breedonk<br />
en verpleeghuis Aeneas.<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda<br />
6
naar een vorm van bemiddeling tussen vraag en aanbod, waarbij de wederkerigheid en het<br />
opbouwen van sociale netwerken het uitgangspunt zijn. In de Hoge Vucht vindt dat zijn<br />
uitwerking in het deelproject “Tijd voor Elkaar”, in de Haagse Beemden tot het voornemen<br />
van het wijkinfopunt om initiatieven in deze richting te ontplooien. Daarover meer in 7.4.<br />
Om een indruk te geven van de soort van vragen waar het project succesvol in is een<br />
voorbeeld: een blinde vrouw wil onder de mensen komen en doet graag iets met muziek. Ze<br />
helpt als vrijwilliger bij de Grand Café activiteiten in het zorgcentrum in de buurt, int het geld<br />
en zorgt voor de muzikale omlijsting, wat de gasten erg waarderen.<br />
Een overzicht van de behaalde resultaten bij de cliëntbegeleiding treft u in 8.<br />
In oktober 2006 melden we de tussenstand van het project op de conferentie ‘Hoe Sterk is<br />
uw Netwerk’. Tijdens die bijeenkomst presenteert de projectleider Hoge Vucht de ervaringen<br />
met het wijknetwerken tijdens de proeftuin. Daarnaast presenteert Thuiszorg Breda de<br />
ervaringen met ketensamenwerking bij de thuiszorg voor patiënten tijdens de herstelperiode<br />
na ziekenhuisopname. Het derde gepresenteerde voorbeeld komt van de GGZ regio Breda,<br />
het Maatschappelijk Steunsysteem (MASS).<br />
Thema’s<br />
Bij de aanvang van het project komen projectgroepen tweemaal voltallig bijeen. Daarna start<br />
de fase van cliëntbegeleiding en komen de eerste en tweede schil nog vier keer bijeen met<br />
een tussenperiode van drie tot vier maanden. Tijdens deze bijeenkomsten bespreken we de<br />
gang van zaken en -naar aanleiding van geconstateerde knelpunten- een aantal inhoudelijke<br />
thema’s:<br />
a) de noodzaak van wijknetwerken en casemanagement<br />
b) het effect van wervingsactiviteiten<br />
c) complexe en permanente cliënten<br />
d) methodiekontwikkeling: sociaal netwerk.<br />
Ad a. <strong>De</strong> noodzaak van wijknetwerken en casemanagement<br />
Inclusief beleid en ketenbenadering vragen om duidelijke afspraken en afstemming. Het<br />
uitgangspunt van de proeftuin is dat de consulenten van de deelnemende instellingen<br />
fungeren als een virtueel loket in de wijk, waar bewoners met uiteenlopende vragen terecht<br />
kunnen en adequaat worden geholpen. Daarnaast zoekt de proeftuin aansluiting met de<br />
bestaande aanzetten tot een fysiek loket in de beide wijken, het wijkinfopunt in Heksenwiel<br />
en het inloopcentrum bij Vuchterhage.<br />
Het project richt zich in eerste instantie op bewoners met behoeften op het gebied van<br />
sociale participatie, maar het perspectief is dat van een verdergaande samenwerking in de<br />
wijk. Dat vraagt niet alleen het nodige van de deelnemende consulenten, maar ook van hun<br />
organisaties en van de gemeente als regievoerende.<br />
Binnen de projectgroep maken consulenten kennis met elkaars expertise en werkwijze en<br />
verdiepen hun kennis van de sociale kaart in de wijk. Een voorwaarde voor het welslagen van<br />
het project is daarnaast dat verwijzende instanties in de tweede schil en intermediairen in de<br />
wijk op de hoogte zijn van de (on)mogelijkheden van het project.<br />
Tijdens de uitvoering van het project krijgt de projectgroep te maken met oneigenlijke vragen<br />
van cliënten, variërend van hulp bij het op orde brengen van de administratie tot zware<br />
psychosociale problematiek. Voor een aantal cliënten is niet alleen sprake van sociaal<br />
isolement, maar is ook interventie nodig van bijvoorbeeld GGZ, verslavingszorg of schuldhulpverlening.<br />
Een zorgvuldige afhandeling en doorverwijzing naar bijvoorbeeld crisisopvang en<br />
bemoeizorg is van groot belang.<br />
<strong>De</strong> voorwaarden voor netwerkvorming en ketenbenadering zijn binnen het project herhaaldelijk<br />
onderwerp van discussie. <strong>De</strong> begeleiding van cliënten kan botsen met de verschillende<br />
werkwijzen van instellingen (wijkgericht, stedelijk of zelfs regionaal; outreachend of niet;<br />
wachtlijsten, stagnatie door vakantieperioden) en de wijze van bekostiging (AWBZ of <strong>Wmo</strong>,<br />
op indicatie of niet; kortdurende of langdurige trajecten).<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda<br />
7
Ook de noodzaak van casemanagement is herhaaldelijk onderwerp van discussie. Binnen de<br />
keten kan een cliënt immers te maken krijgen met een veelheid aan instanties en hulpverleners<br />
en lang niet elke bewoner is bij machte om het overzicht te houden. <strong>De</strong> discussie leidt tot een<br />
pleidooi voor integrale wijknetwerken, waar cliënten met verschillende problematiek<br />
onderwerp van gesprek zijn. Aan die netwerken kunnen uiteenlopende partijen deelnemen:<br />
ad hoc of op agendabasis.<br />
Bij meervoudige problematiek is integraal casemanagement geboden. Een functionaris blijft<br />
dan verantwoordelijk voor het overzicht en de afstemming gedurende het gehele begeleidings-<br />
of hulpverleningstraject, ook wanneer dat langdurig is.<br />
Tot slot zijn ook de randvoorwaarden benoemd. Netwerkoverleg en casemanagement kosten<br />
uren, die ook moeten worden bekostigd. Een complicerende factor daarbij zijn de verschillende<br />
geldstromen die gelden voor behandeling en voor dienstverlening.<br />
Ad b. Het effect van wervingsactiviteiten<br />
Halverwege het project blijkt de werving te stagneren. Het euvel waaraan zijn voorloper mank<br />
ging blijkt ook de <strong>Wmo</strong>-proeftuin parten te spelen. Mensen die in een sociaal isolement<br />
verkeren zijn moeilijk op te sporen, en dat maakt deel uit van hun problematiek. Naarmate<br />
het isolement groter is, isoleren ze zichzelf ook steeds meer. Ze nemen steeds minder<br />
initiatieven richting buitenwereld en dat gaat gepaard met het verlies aan sociale vaardigheden.<br />
<strong>De</strong> stagnatie is eind 2006 aanleiding om het effect van de diverse wervingsstrategieën tegen<br />
het licht te houden:<br />
- de werving uit eigen caseload;<br />
Meer dan tweederde van de cliënten blijkt op dat moment afkomstig uit het eigen cliëntenbestand<br />
van de deelnemende instellingen. <strong>De</strong> consulenten doen verslag van hun wervingspogingen<br />
en de obstakels waar ze tegenaan lopen. Zo is het voor regionaal werkende<br />
instellingen vaak lastig om cliënten uit een bepaalde wijk te traceren, omdat de collega’s geen<br />
wijkgerichte optiek hebben. Organisaties die vooral groepsgericht werken kijken sowieso niet<br />
in de eerste plaats naar individuele problematiek. En dan zijn er nog de organisaties die<br />
slechts een beperkt aantal cliënten hebben die in de wijk woonachtig zijn.<br />
- de werving uit de tweede schil<br />
<strong>De</strong> toeleiding vanuit de tweede schil komt aan het eind van het project op gang bij een van<br />
de locaties (Haagse Beemden), zij het dat de cliënten vaak niet passen bij het profel van het<br />
project; de problematiek is te zwaar. Een verklaring ligt bij het feit dat de deelnemers aan de<br />
proeftuin niet in directe verbinding staan met potentiële cliënten. Het zijn eerder de woonconsulenten<br />
dan de huismeesters; eerder de staf van de thuiszorg dan de verpleeghulpen.<br />
Signalering vraagt een andere werkwijze binnen de organisatie, waardoor verschillende<br />
afdelingen beter over elkaars werkveld geïnformeerd raken. Ook intern een ketenbenadering<br />
dus. Het vergt ook een goede toerusting van de mensen die direct contact hebben met<br />
bewoners: de huismeesters, het onderhoudspersoneel, de alfahulpen en de vrijwilligers die<br />
activiteiten begeleiden. Die dienen bedacht te zijn op signalen van vereenzaming. Maar het<br />
moet hen ook duidelijk zijn wat ze vervolgens daarmee kunnen aanvangen. “Ze moeten de<br />
tools in hun koffertje hebben”.<br />
- de werving via intermediaire kanalen<br />
Voor intermediaire kanalen geldt dat eenmalig persoonlijk contact of een korte publiciteitscampagne<br />
te weinig impact heeft. Beide wijken kennen tal van projecten en netwerken, die<br />
ook een beroep op de spaarzame tijd van intermediairen doen. <strong>De</strong> proeftuin boekt pas succes<br />
als hij een duidelijke meerwaarde heeft voor de kernactiviteit van betrokkene. Het tijdelijke<br />
karakter van welk project dan ook ontmoedigt partners om erin te investeren.<br />
Ad c. Complexe en permanente cliënten<br />
<strong>De</strong> projectgroep kent genoeg cliënten die met een lichte vorm van begeleiding de weg vinden<br />
naar activiteiten en contacten in de wijk. Meer dan de helft van de trajecten leidt tot<br />
bevredigende resultaten. Maar daarnaast krijgen de beide projectgroepen te maken met een<br />
beperkt aantal cliënten dat erg veel tijd vraagt.<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda<br />
8
We kennen:<br />
- cliënten met een meervoudige problematiek, waarbij interventies op andere terreinen nodig<br />
zijn, voordat we de sociale participatie kunnen aanpakken;<br />
- cliënten met een dermate zware psychosociale problematiek, dat het de opzet van het<br />
project te boven gaat. Dan blijkt doorverwijzen en loslaten niet altijd mogelijk;<br />
- cliënten waarbij blijkt dat zelfstandig participeren te hoog gegrepen is. Hoewel de hulpverlening<br />
bij voorkeur in afgebakende trajecten werkt, met duidelijk omschreven targets, hebben deze<br />
cliënten bij voortdurend of herhaling begeleiding nodig, soms levenslang.<br />
Een project als de proeftuin werkt niet in een vacuüm. Het welslagen van het project is<br />
gebaat bij een soepele aansluiting bij de voorafgaande schakel -de signalering vanuit de<br />
tweede schil en de erop volgende schakel- de intensievere hulpverlening, tot bemoeizorg aan<br />
toe. <strong>De</strong>ze discussie komt andermaal uit bij het pleidooi voor wijknetwerken en integraal case<br />
management.<br />
Ad d. Methodiekontwikkeling: sociaal netwerk.<br />
In december 2006 trekken leden van de klankbordgroep (de Welzijntafel) aan de bel. Ze<br />
stellen voor geen extra energie meer te steken in de werving van nieuwe cliënten, maar de<br />
resterende tijd vooral te gebruiken om met de projectgroep te werken aan methodiekontwikkeling.<br />
Na consultatie van enkele praktijkdeskundigen concludeert de projectleiding dat<br />
‘sociaal netwerk’ daarbij het kernbegrip moet zijn. Er is een omvangrijke stapel literatuur die<br />
een verband laat zien tussen psychisch welbevinden en zelfredzaamheid enerzijds en het<br />
persoonlijke sociale netwerk anderzijds.<br />
Beide projectgroepen bespreken vervolgens enkele reeds afgesloten trajecten, toegespitst op<br />
de vraag of we voldoende zicht hebben op de aard, omvang en kwaliteit van het sociale<br />
netwerk van betrokkene. Een tweede spoor is een nadere analyse van de intakeformulieren<br />
van de verschillende deelnemende instellingen en de wijze waarop sociaal netwerk daarin<br />
naar voren komt.<br />
Het punt sociale netwerk blijkt echter nauwelijks uitgewerkt te zijn. En dat, terwijl er in den<br />
lande veel meetinstrumenten ontwikkeld zijn: de traditionele netwerkanalyse, die de<br />
betrokkene als middelpunt neemt van een aantal uitdijende cirkels met relaties van afnemende<br />
intimiteit (familie, vrienden, kennissen, buren, collega’s, professionele hulpverleners). Binnen<br />
iedere categorie wordt gekeken naar de frequentie, aard en wederkerigheid van het contact.<br />
Andere methoden nemen veel voorkomende situaties als uitgangspunt en kijken in hoeverre<br />
iemand kan terug vallen op contacten voor praktische en sociaal-emotionele ondersteuning.<br />
Daarbij is nabijheid vaak belangrijker dan verwantschap (‘Beter een goede buur…’).<br />
<strong>De</strong> bespreking leidt tot een aantal conclusies. Zo zou in principe iedere instelling het sociaal<br />
netwerk van haar cliënten in kaart moeten brengen, niet alleen de frequentie van contacten,<br />
maar ook de persoonlijke betekenis die ze voor de cliënt hebben. Dat principiële uitgangspunt<br />
relativeren de consulenten meteen. Je kunt iemand die in een sociaal activeringstraject<br />
zit het hemd van het lijf vragen, maar bij een kortdurend contact, een huismeester die een<br />
kleine reparatie komt uitvoeren is dat niet legitiem. Toch concluderen de projectgroepen<br />
andermaal dat het goed zou zijn als werkers en vrijwilligers, die om totaal andere redenen<br />
veel ‘achter de voordeur’ komen, getraind worden om signalen van een isolement en<br />
eenzaamheid te herkennen. Het versterken van sociale netwerken zou een thema moeten zijn<br />
voor alle organisaties op gebied van wonen, welzijn en zorg.<br />
7.4. Het experiment in Hoge Vucht<br />
In het Plan van Aanpak is een experiment opgenomen in de wijk Hoge Vucht. <strong>De</strong> aanleiding<br />
daarvoor ligt bij de veronderstelling dat verschillende instellingen over de vloer komen bij<br />
dezelfde cliënten, zonder dat ze dit van elkaar weten. Dat is voor de cliënt onwenselijk,<br />
omdat hij op die manier te maken krijgt met een onoverzichtelijk veld van hulpverleners, aan<br />
wie hij iedere keer opnieuw zijn verhaal moet doen. Bovendien lijden de effectiviteit en<br />
kwaliteit van de hulpverlening onder een gebrekkige overlap en afstemming.<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda<br />
9
<strong>De</strong> opzet is om bij een selectie van adressen te kijken welke instellingen voor zorg en<br />
hulpverlening met dezelfde cliënten te maken krijgen. Bij de selectie van adressen valt de<br />
keuze op de helft van de woningen in een groot complex met galerijfats en op een aantal<br />
blokken met eengezinswoningen, bij elkaar tweehonderd adressen.<br />
Het betreft woningen met een nogal diverse populatie, een goede afspiegeling van de wijk.<br />
Verder denkend en discussiërend worden de contouren voor het experiment duidelijk. We<br />
kiezen voor twee sporen, een afstemmingsspoor tussen de instellingen aan de ene kant en<br />
aan de andere kant een huis-aan-huis onderzoek onder bewoners.<br />
Het afstemmingsspoor<br />
Voor het afstemmingsspoor maken we een aantal afspraken. Alle deelnemende organisaties<br />
gaan na welke cliënten zij hebben op de betreffende adressen. Ook de beide betreffende<br />
woningcorporaties gaan na of ze er inventies hebben gepleegd. Alle gegevens wordt<br />
geanonimiseerd (postcode en huisnummer) aangeleverd aan de projectleider in de rol van<br />
neutrale buitenstaander. <strong>De</strong>ze kijkt op welke adressen verschillende organisaties actief zijn,<br />
hoe vaak dat voor komt en beoordeelt of een afstemmingsoverleg nodig is.<br />
Huis aan huisbezoek: Tijd voor Elkaar<br />
Het huis-aan-huis-onderzoek vindt plaats op dezelfde adressen. Het doel is hen te vragen<br />
naar hun sociaal netwerk en de behoefte aan participatie en daarnaast te inventariseren wat<br />
ze eventueel voor anderen willen betekenen. Er liggen aan dat plan verschillende aanleidingen<br />
ten grondslag.<br />
Eén is de wens van woningcorporaties om meer te doen ter versterking van de leefbaarheid<br />
en sociale participatie.<br />
<strong>De</strong> tweede aanleiding is de wens van de cliëntenorganisatie BCG om te bouwen aan<br />
ondersteunende sociale netwerken voor mensen met een beperking, met wederkerigheid als<br />
een belangrijk uitgangspunt. Zij dienden daartoe eerder al een plan in bij de gemeente, waar<br />
ze ook subsidie voor kregen. Door tijdgebrek komt dat project echter niet van de grond. Het<br />
BCG ziet in experiment Hoge Vucht wel mogelijkheden. Met name spreekt hen aan, dat de<br />
aanpak mensen niet aanspreekt op wat zij nodig hebben, maar op wat ze kunnen.<br />
<strong>De</strong> derde aanleiding is de kennismaking met het Utrechtse project ‘Tijd voor elkaar’ dat heel<br />
goed invulling geeft aan die wederkerigheid. Het uitgangpunt van ‘Tijd voor elkaar’ is dat<br />
bewoners iets over hebben voor anderen en een bijdrage willen leveren aan hun eigen wijk.<br />
Het is een methodiek om sociale netwerken te versterken in een wijk. Tijd voor Elkaar doet dit<br />
door buurtbewoners actief te benaderen met de vraag of ze iets voor elkaar willen betekenen<br />
en de hieruit ontstane vraag en aanbod aan elkaar te koppelen. Het project werkt aan<br />
wijkopbouw en activeert individuele bewoners.<br />
Uit de deelnemende instellingen vormen we een klankbordgroep, die los van de projectgroep<br />
opereert. <strong>De</strong>elnemers zijn mensen met beslissingsbevoegdheid binnen hun organisatie.<br />
<strong>De</strong> instellingen zetten hun eigen stagiaires in voor het afeggen van de huisbezoeken. <strong>De</strong>ze<br />
krijgen versterking van een vrijwilligster. Voor de begeleiding en training roepen we de<br />
bijstand in van de initiator van het Utrechtse project ‘Tijd voor Elkaar’. In de periode november<br />
tot half december 2006 staan de stagiaires bij 300 adressen voor de deur: eerst om een brief 8<br />
af te geven en later weer voor een gesprek. Uiteindelijk leveren hun inspanningen een fink<br />
aantal gesprekken op en een ruim scala aan vraag en aanbod. <strong>De</strong> bewoners krijgen in januari<br />
een Nieuwsbrief met daarin vraag en aanbod in de vorm van advertenties. Daarna begint het<br />
matchen. Maar dan zijn we al in februari 2007.<br />
Gezien het succes van het aantal advertenties besluiten we na te gaan of we dit experiment<br />
als blijvend kunnen onderbrengen bij een Bredase instelling, die ook kansen zoekt om de<br />
methodiek uit te breiden naar andere wijken. Daarnaast toont het samenwerkingsverband<br />
rond het wijkinfopunt Heksenwiel in de Haagse Beemden interesse in de mogelijke invoering<br />
van Tijd voor Elkaar. Een werkgroep onderzoekt de mogelijkheden.<br />
8 Zie bijlage 6<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 20
7.5. Ervaren knelpunten en ondernomen acties<br />
Vertraagde start<br />
Het is de bedoeling dat de projecten op januari 2006 van start gaat met de begeleiding en/<br />
of bemiddeling, voor een periode van 5 maanden. Het bedenken en in gang zetten van het<br />
communicatietraject levert vertraging op, met name door de productie van de folders.<br />
Maar het duurt ook even voor de organisaties vertrouwd zijn met hun rol. <strong>De</strong> werving van<br />
cliënten komt daardoor langzaam op gang. Als de bezetting duidelijk is en de eerste<br />
begeleidingstrajecten starten is het inmiddels april 2006. <strong>De</strong> welzijnstafel stemt ermee in dat<br />
het einde van de fase van cliëntbegeleiding drie maanden opschuift. <strong>De</strong> begeleiding loopt<br />
dan tot eind maart, met een uitloop tot 30 juni 2007.<br />
Problemen bij de tweede schil<br />
Vanaf de aanvang blijkt dat instellingen in de tweede schil de bedoeling niet altijd duidelijk<br />
voor ogen te hebben. Als gevolg daarvan laat de aanwezigheid bij de vergaderingen te<br />
wensen over. Soms levert de personele invulling problemen op. <strong>De</strong> functionarissen die<br />
deelnemen aan de proeftuin werken op posities binnen de eigen organisatie die niet altijd<br />
aansluiten bij de eisen van de proeftuin. Zo neemt bij de eerste schil in de Haagse Beemden<br />
een stafid verpleging deel, dat zich niet bezig houdt met cliëntbegeleiding. Aan de tweede<br />
schil nemen woningconsulenten deel. Die kennen weliswaar de bewoners met een complexe<br />
problematiek maar niet met bewoners waar het project zich op richt, die met een lichte vorm<br />
van begeleiding weer op eigen kracht verder kunnen.<br />
Thuiszorg Breda besluit na de zomer om nieuwe functionarissen af te vaardigen, dit keer van<br />
de afdeling specialistische zorg. <strong>De</strong> instelling neemt vervolgens deel aan zowel de eerste als<br />
de tweede schil. <strong>De</strong> aanpassing is voor het project een ten goede wending.<br />
Bij de corporaties komt de gewenste signalering en toeleiding naar het project niet van de<br />
grond. Een extra voorlichtingsbijeenkomst medio mei 2006 en bijeenkomsten voor huismeesters,<br />
bouwopzichters en woonconsulenten van de beide woningcorporaties in het najaar sorteren<br />
weinig effect. <strong>De</strong> oorzaak ligt bij de oriëntatie van huismeesters. Hun takenpakket heeft<br />
betrekking op probleemsituaties in buurten en wooncomplexen. Overlast, burenruzies en<br />
ander merkbaar negatief gedrag is voor hen een reden om in actie te komen. Eenzaamheid<br />
en isolement ontsnappen aan hun opmerkzaamheid.<br />
In februari 2007 voert de projectleiding besprekingen met stafeden van de beide woningcorporaties.<br />
Dat leidt tot het voornemen om in de toekomst meer te investeren in de signalering<br />
‘achter de voordeur’. Corporaties kennen reeds samenwerkingsverbanden als het gaat om<br />
bewoners die opvallen wegens wanbetaling of overlast; GGZ, verslavingszorg, maatschappelijk<br />
werk en de politie zijn dan bijvoorbeeld partners. Nieuw is het inzicht dat corporaties ook<br />
moet deelnemen aan wijknetwerken, gericht op preventie en sociale participatie.<br />
Moeizame uitwisseling gegevens<br />
Bij het afstemmingsspoor van het experiment in de Hoge Vucht blijkt het een tijdrovende klus<br />
om gegevens aan te leveren. Daartussendoor speelt nog de discussie over privacy. We vinden<br />
het ei van Columbus door te vragen om de gegeven anoniem aan te leveren, zodat alleen de<br />
neutrale persoon van de projectleider het totaal overzicht heeft.<br />
Het tijdstip van aanleveren blijft tot op het laatst een moeilijk te nemen vesting. Een van de<br />
redenen heeft te maken met personele wisselingen. Een tweede met de rol en de verwachtingen<br />
van huismeesters. Nieuwe gesprekken met de woningcorporaties maken duidelijk dat een<br />
gerichte training wenselijk is om de huismeesters voor te bereiden. En speelt er ook nog de<br />
onduidelijkheid over de verschillende wijknetwerken.<br />
<strong>De</strong> veelheid aan projecten en netwerken<br />
Verschillende wijknetwerken werken verwarrend, zeker als daar geen goede verbindingen<br />
tussen bestaan. Vanaf het begin is duidelijk dat de verwarring met name groot is in de<br />
Hoge Vucht, een van de stadsvernieuwingswijken van Breda. Stadsvernieuwing brengt een<br />
zoektocht naar middelen mee, diverse subsidiestromen en daarmee ook diverse projecten. <strong>De</strong><br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuin is in feite het zoveelste project. <strong>De</strong> verwarring maakt extra investeringen in<br />
voorlichting en overleg nodig. <strong>De</strong> projectleider bezoekt diverse wijkbijeenkomsten van andere<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda<br />
2
projecten en neemt deel aan het overleg van projectleiders. Ook de deelname aan wat later<br />
het ‘wijknetwerk’ heet, draagt bij aan de bekendheid van de proeftuin. Ook de projectgroepleden<br />
participeren daaraan, waardoor ze kennis maken met andere uitvoerenden in de wijk<br />
en hun netwerk weer vergroten. Toch blijft het voor een aantal werkers in de wijk verwarrend:<br />
stuur ik deze cliënt door naar de <strong>Wmo</strong>-proeftuin of naar het maatschappelijk werk, het<br />
ouderenwerk, de GGZ, Werk aan de Wijk?<br />
Een aantal medewerkers vindt het makkelijker een vraag te zien als een tekort, dan als een<br />
mogelijkheid. Het betekent dat de projectleider voortdurend alert en bereid moet zijn om<br />
uitleg te geven over de inhoud van de project.<br />
Bevindingen bij de uitvoering van ‘Tijd voor Elkaar’<br />
• Het afeggen van huisbezoeken vraagt enige training en doorzettingsvermogen en is<br />
arbeidsintensief. <strong>De</strong> gedachten gaan daarom al snel uit naar het inzetten van stagiaires.<br />
Een eerste poging om die rechtstreeks te werven via de hogeschool lijdt schipbreuk,<br />
omdat de planning van Tijd voor Elkaar niet aansluit op de nieuwe stageperiodes. <strong>De</strong><br />
deelnemende instellingen bieden een oplossing door hun eigen stagiaires voor een periode<br />
van drie maanden ‘uit te lenen’. Aldus geschiedt, inclusief de training en verdere coaching.<br />
• Bij het afeggen van de bezoeken treffen de stagiaires de bewoners vaak niet thuis,<br />
ondanks herhaalde pogingen. Een groot deel van de non-respons bestaat waarschijnlijk uit<br />
mensen die overdag naar hun werk zijn. Waarschijnlijk zijn die ‘s avonds wel thuis, maar<br />
om redenen van veiligheid gaan de stagiaires niet in het donker langs de deuren.<br />
Om een werkbaar aantal gesprekken te halen besluiten we tijdens de rit om het aantal<br />
adressen op te schroeven met nog eens honderd. In totaal betreft het een kleine driehonderd<br />
adressen.<br />
• Tijdens de fase van het matchen van vraag en aanbod merken we dat er niet teveel tijd<br />
moet zitten tussen het huisbezoek en de vervolgstap. Zijn er meer dan drie maanden<br />
verstreken, dan komt het regelmatig voor dat vraag en aanbod niet actueel meer zijn, of<br />
dat mensen hun aanbod intrekken. Daar zijn natuurlijk diverse redenen voor: zo gaan<br />
mensen die iets willen ondernemen ook elders op zoek en vinden daar iets van hun<br />
gading. Of er is een verbetering in de eigen situatie, waardoor vraag komt te vervallen. Zo<br />
zijn er legio redenen om niet te lang te wachten met het koppelen van vraag en aanbod.<br />
Bij voorkeur krijgt iemand binnen twee maanden iets te horen over een mogelijke<br />
koppeling.<br />
• Vraag en aanbod zijn geplaatst in het gesprek, waarbij de stagiaires eerst vertrouwen<br />
hebben gewonnen. Het is niet vanzelfsprekend dat vertrouwen meteen aanwezig is<br />
wanneer we bewoners aan elkaar koppelen. Bemiddeling op basis van persoonlijk contact<br />
vanuit het project heeft daarom de voorkeur boven een telefonische, schriftelijke benadering<br />
of via de computer.<br />
7. 6 Geïnvesteerde uren van de deelnemende instellingen<br />
<strong>De</strong> deelnemende instellingen hebben zich voorafgaand aan de start van de proeftuin door<br />
middel van de ondertekening van een convenant verbonden aan de uitvoering van het<br />
project. Bij die gelegenheid beloofden ze ook de daarvoor benodigde uren en middelen vrij te<br />
maken. In bijlage 7 treft u een overzicht van de door de deelnemende instellingen geïnvesteerde<br />
uren.<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 22
Resultaten<br />
8.1 Resultaten cliëntbegeleiding proeftuin Haagse Beemden en Hoge Vucht<br />
8<br />
In totaal bereikt het project 49 cliënten, terwijl we in het Plan van Aanpak rekenden op<br />
minimaal 72. Het resultaat van de werving beantwoordt dan ook niet aan de verwachtingen.<br />
Zoals Tabel laat zien, is de meerderheid afkomstig uit het eigen cliëntenbestand van de<br />
deelnemende instellingen, net zoals dat het geval was bij het voorgaande project ‘Over <strong>Schutting</strong>en<br />
en Geraniums’. <strong>De</strong> verbreding, die de proeftuin beoogde, verwachtten we van de<br />
signalering vanuit de tweede schil en van intermediairen in de wijk. Wat betreft de resultaten<br />
van de tweede schil verwijzen we naar 7.3 (Ad b. Het effect van de wervingsactiviteiten) en<br />
7.5 (Problemen met de tweede schil), waar we de knelpunten uitvoeriger beschreven.<br />
Teleurstellend is dat de bezoeken aan wijkagenten, huisartsen, de kerken, huismeesters,<br />
bewonerscomités en de verspreiding van folders geen of nauwelijks resultaat opleveren. Voor<br />
een afdoende verklaring is een afzonderlijk onderzoek nodig, maar de conclusie lijkt gerechtvaardigd<br />
dat van intermediairen pas actieve betrokkenheid valt te verwachten als dat lonend<br />
is: d.w.z. als het project een meerwaarde vertegenwoordigt voor hun eigen kernactiviteiten<br />
en geen tijdelijk karakter heeft.<br />
Positief is de rol van het inloopcentrum in de Hoge Vucht, dat een geschikte vindplaats blijkt<br />
voor de proeftuin, ondanks het feit dat een wijkinfopunt daar nog niet van de grond is<br />
gekomen zoals bij aanvang van het project wel voorzien was. In de Haagse Beemden<br />
functioneert het wijkinfopunt Heksenwiel minder als vindplaats voor cliënten. Ten tijde van dit<br />
schrijven (juni 2007) is een werkgroep druk doende om de inloopfunctie van het infopunt<br />
voor de wijk te versterken.<br />
Tabel 1 Herkomst cliënten (wervingsresultaten)<br />
Cliënten Haagse Beemden W Hoge Vucht Totaal<br />
Caseload 1e schil 12 18 30<br />
Signalering 2e schil 7 0 7<br />
Via Intermediairen 0 0 0<br />
Via BCG 1 2 3<br />
Via folder 1 1 2<br />
Via Wijkinfopunt/Inloopcentrum 2 5 7<br />
Totaal 23 26 49<br />
Kijken we naar de kenmerken van de cliënten op beide locaties dan valt op dat de grote<br />
meerderheid van cliënten vrouwelijk is. Uit onderzoek blijkt dat sociale contacten en vriendschappen<br />
bij vrouwen sterker samenhangen met het welbevinden; bij mannen is het huwelijk<br />
een belangrijkere factor. Overigens zou het goed kunnen dat vrouwen eerder aan de bel<br />
trekken dan mannen.<br />
Op beide locaties begeleidt het project in meerderheid mensen met beperkingen van<br />
lichamelijk, verstandelijke of psychische aard. Er zijn wel opvallende verschillen. In Hoge Vucht<br />
bereikten we naar verhouding meer allochtone cliënten en mensen met zware en terugkerende<br />
problematiek, die feitelijk te zwaar is voor het project. In Haagse Beemden waren het meer<br />
vrouwen en meer ouderen. Dat laatste is opmerkelijk, gelet op het feit dat in Hoge Vucht<br />
zowel absoluut als relatief meer ouderen wonen dan in de Haagse Beemden.<br />
%<br />
61%<br />
14%<br />
-<br />
6%<br />
4%<br />
14%<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 23
Tabel 2. Kenmerken cliënten<br />
Cliënten Haagse Beemden W Hoge Vucht Totaal %<br />
Vrouwen 20 19 38 78%<br />
Ouderen 6 5 11 22%<br />
Allochtonen 5 8 13 27%<br />
Fysieke/motorische beperking 5 6 11 22%<br />
Zintuiglijke beperking 3 1 4 8%<br />
Verstandelijk beperking 2 3 5 10%<br />
Psychische beperking 4 6 10 20%<br />
Sociaal-maatschappelijk 3 5 8 16%<br />
Zware/terugkerende problematiek 4 8 12 24%<br />
Totaal 23 26 49 100%<br />
(Cliënten kunnen tot meerdere categorieën behoren)<br />
Tabel 3 tot slot geeft een overzicht van de behaalde resultaten. Op beide locaties helpt het<br />
project ongeveer de helft van de cliënten met succes op weg naar activiteiten en ontmoetingsmogelijkheden<br />
in de wijk. Ze vinden gezelschap om mee te kaarten of dingen te ondernemen;<br />
de weg naar hobbyclubs en activiteiten in buurtcentra en verzorgingshuizen of ze doen<br />
vrijwilligerwerk in parochie, buurthuis of verzorgingshuis.<br />
In een kwart van de gevallen behalen we geen resultaat. <strong>De</strong> redenen daarvan zijn uiteenlopend.<br />
Mensen haken af omdat ze onvoldoende gemotiveerd zijn; het lukt niet om een passend<br />
antwoord bij hun vraag te vinden of ze zijn door hun fysieke toestand niet meer in staat het<br />
project voort te zetten.<br />
Naar verhouding heeft de projectgroep in de Haagse Beemden veel vragen waar de cliënt<br />
moest worden doorverwezen. <strong>De</strong> reden daarvoor is eerder genoemd; veel cliënten die vanuit<br />
de tweede schil zijn aangemeld, blijken niet aan te sluiten bij de doelstelling van het project.<br />
Tabel 3. Resultaten bemiddeling proeftuinen<br />
Cliënten Haagse Beemden W Hoge Vucht Totaal %<br />
Succes 11 15 26 53%<br />
Doorverwezen/project past niet bij de vraag 6 4 10 20%<br />
Nog Lopend 1 1 2%<br />
Geen resultaat 6 6 12 24%<br />
Totaal 23 26 49 100%<br />
8.2 Resultaten experiment Hoge Vucht en Tijd voor Elkaar<br />
Afstemmingsspoor<br />
<strong>De</strong> beide woningcorporaties, ouderenwerk, maatschappelijk werk, thuiszorg, GGZ en de<br />
zorginstelling van verstandelijke beperkingen leveren de geanonimiseerde klantgegevens aan<br />
voor de geselecteerde adressen. Voor het vermoeden dat er een grote overlap bestaat tussen<br />
de adressen waar instellingen over de vloer komen vinden we geen aanwijzingen. Op 74<br />
adressen (37%) vindt een of andere vorm van bemoeienis, hulp- of dienstverlening plaats.<br />
Slechts bij 0 daarvan (5%) is sprake van overlap 9 . <strong>De</strong> projectleider trekt na hoe complex de<br />
problematiek is, of het om multiprobleem gezinnen gaat en of nadere afstemming wenselijk is.<br />
Haar bevindingen geven geen aanleiding tot verdere acties.<br />
Huis aan huisbezoeken: Tijd voor Elkaar<br />
In de periode november tot half december verspreiden 6 stagiaires en een vrijwilligster op 300<br />
adressen een brief op briefpapier van de woningcorporatie waarin zij hun komst aankondigen.<br />
Op 20 adressen treffen ze mensen thuis, bijna de helft daarvan stemt in met een gesprek.<br />
Meer dan 70% daarvan is ook bereid om mee te doen en geeft een top drie van dingen die<br />
ze met of voor anderen willen doen. En -het beginsel van wederkerigheid indachtig- ook<br />
9 Van die 74 nam 23% deel aan de gesprekken in het kader van Tijd voor Elkaar.<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 24
dingen die ze graag zagen dat anderen voor hen doen. In totaal levert dat meer dan 20<br />
advertenties op. Een bloemlezing daarvan is opgenomen in de nieuwsbrief die de stagiaires in<br />
januari op de geselecteerde adressen verspreiden (zie bijlage 7).<br />
Bij het afsluiten van het project zijn de volgende geslaagde matches tot stand gekomen<br />
tussen 4 mensen:<br />
• een Afghaanse en Marokkaanse vrouw hebben vriendschap gesloten en ondernemen<br />
samen van alles;<br />
• een Marokkaanse en een Turkse vrouw koken op vrijdag samen en oefenen Nederlands<br />
• een Nederlandse vrouw geeft taalles aan twee buitenlandse vrouwen;<br />
• twee mannen gaan samen op pad om leuke dingen te doen<br />
• een man gaat bij een oudere dame de muur sausen<br />
• een Nederlandse vrouw sluit een webcam aan bij een Marokkaanse vrouw en legt haar uit<br />
hoe ze met familie in Marokko kan chatten.<br />
Bovendien zijn twee personen doorverwezen naar ‘ Werk aan de Wijk’; één daarvan gaat<br />
als tuinman aan de slag.<br />
Er zijn ook tegenvallers; mensen die bij nader inzien geld willen voor hun diensten, mensen<br />
die niets met buitenlanders te maken willen hebben, mensen die uit de wijk weg willen,<br />
mensen die ondanks alles bang zijn voor bijbedoelingen.<br />
Toch is een van de meest opvallende uitkomsten van de gesprekken, dat mensen zeggen<br />
prettig te wonen.<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 25
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 26
Meten is weten<br />
9.1 Onderzoek gemeente<br />
9<br />
Bij de start van de proeftuinen keek de gemeentelijke afdeling I&O naar de huidige samenwerking<br />
tussen de deelnemende instellingen. Na afoop herhaalt I&O deze peiling om zicht te<br />
krijgen op verbeteringen en behaalde resultaten. <strong>De</strong> eerste indrukken van de beginmeting<br />
gaven aan, dat integrale werkwijze en samenwerking vooral ad-hoc plaatsvonden, in een<br />
klein netwerk en op het eigen niveau. Het bedrijfsklimaat was in principe vaak wel veranderingsgezind<br />
en het streven naar een vraaggerichte werkwijze was aanwezig. Samenwerking vond<br />
hier en daar al plaats buiten de eigen sector, maar niet doelgroepoverstijgend.<br />
9.2 Evaluaties van ministerie van VWS<br />
Gedurende de projectperiode vraagt het ministerie van VWS iedere drie maanden om een<br />
voortgangsrapportage. Samen met de gemeente wordt de voortgangsrapportage opgesteld.<br />
In het eerste kwartaal van 2006 gaan we onder andere in op de afgesloten conventanten, de<br />
rol van de gemeente en de discussie over de vraag of het om reguliere activiteiten gaat of<br />
over nieuwe werk waar aanvullende betaling voor plaats moet vinden. In de tweede<br />
kwartaalrapportage komt de afstemming tussen de verschillende trajecten in de gemeente<br />
aan bod en de uitwisseling op regionaal en gewestelijk niveau. In het derde kwartaal<br />
rapporteren we de knelpunten waar het project tegenaan loopt en de vraag hoe de partijen<br />
betrokken te houden bij het project. <strong>De</strong> laatste rapportage van mei 2007 gaat in op de<br />
gedachtevorming over netwerken, afstemming tussen verschillende categorieën van zorg en<br />
preventie en de vraag wie bij de netwerken de probleemeigenaar is.<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 27
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 28
Aanbevelingen en conclusies<br />
10.1 Algemeen<br />
0<br />
Een project als de proeftuin functioneert niet in een vacuüm. Wat geldt voor sociale participatie<br />
geldt voor het hele werkgebied van de <strong>Wmo</strong>: vroegtijdige signalering, welzijn en preventie<br />
remt de ontwikkeling van zwaardere problematiek waar ingrijpende en langdurige zorg nodig is.<br />
<strong>De</strong> hele flosofe van de <strong>Wmo</strong> is er op gericht om het beroep op die zware zorg te voorkomen<br />
door samenhang te stimuleren. Samenhang tussen instellingen die sector- en doelgroep<br />
overstijgend willen werken; samenhang tussen beleidsterreinen als wonen, welzijn, zorg,<br />
werk, onderwijs en veiligheid; samenhang tussen professionele en vrijwillige inzet; samenhang<br />
tussen burgers onderling. Bij dat laatste begint het, bij individuele burgers in de wijk,<br />
met hun sociale netwerken. Die vormen de ene kant van het spectrum. Aan de andere kant<br />
de maatschappelijke steunsystemen, waar hulpverlening aanhoudend en intensief interveniëren<br />
bij burgers die het niet op eigen houtje redden.<br />
Onze aanbevelingen zijn erop gericht enerzijds de samenhang tussen burgers te versterken,<br />
maar anderzijds die netwerken in het leven te roepen die op maat compensatie bieden als de<br />
burger en zijn netwerk het op eigen krachten niet kunnen.<br />
Figuur: Wijknetwerken tussen participatie en zware zorg<br />
Preventie Intensieve zorg<br />
(Tijd voor Elkaar) (Proeftuin) (Maatschappelijk Steunsysteem)<br />
a. Geen problematiek<br />
Eigen regie,<br />
Burger tot burger<br />
b. Lichte problematiek<br />
Eigen regie,<br />
met ondersteuning<br />
c. Matige problematiek<br />
Regie bij<br />
Casemanager<br />
Probleemhouder<br />
In ons model onderscheiden we vier categorieën wijkbewoners, die in toenemende mate zorg<br />
of ondersteuning behoeven, waarbij de regie ook in toenemende mate wordt overgenomen.<br />
Het uitgangspunt is dat bij alle vier de categorieën op maat ondersteuning geboden wordt<br />
door samenwerkende netwerkpartners. Op maat, dat wil zeggen dat in elke fase andere<br />
partners in het zicht komen.<br />
Wijkbewoners kunnen een negatieve carrière maken van kwaad naar erger. Op het moment<br />
die iemand in categorie d. is aanbeland is de weg terug bijzonder moeilijk. Hoe lichter de<br />
problematiek, hoe gemakkelijker de terugweg.<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda<br />
29<br />
d. Zware problematiek<br />
Bemoeizucht,<br />
intensieve<br />
behandeling
<strong>De</strong> typologie van het model<br />
a. Geen problematiek<br />
Doelgroep: Bewoners, met of zonder beperkingen<br />
Mogelijke interventie Versterking civil society,<br />
stimuleren wederkerige relaties<br />
- Tijd voor Elkaar<br />
- Buurtbemiddeling<br />
Kader <strong>Wmo</strong> prestatieveld 1: Sociale Samenhang wijken en buurten<br />
Actoren Informele netwerken<br />
Bewoners(organisaties)<br />
vrijwilligerswerk<br />
welzijnsinstellingen<br />
woningcorporaties<br />
Aandachtpunten - in wijken zonder samenhang: stimulerend beleid, persoonlijke benadering, outreachend<br />
- van burger tot burger, burenhulp<br />
Risico A naar B Vragen die mogelijkheden van burenhulp/eigen netwerk te boven gaan.<br />
Wie signaleert die? Wie onderneemt actie?<br />
b. Lichte problematiek<br />
Doelgroep bewoners die met lichte, tijdelijke steun zelf de weg vinden<br />
Mogelijke interventie Versterking regie, stimuleren zelfwerkzaamheid<br />
- Aanpak Proeftuin: functiegericht, sector- en doelgroepoverstijgend<br />
Kader <strong>Wmo</strong> prestatieveld 5: Participatie kwetsbare groepen<br />
Actoren - Professionals zorg- en welzijnsinstellingen, woningcorporaties<br />
- Signalering en begeleiding door getrainde huismeesters, medewerkers thuiszorg, verpleeghulpen en<br />
vrijwilligers bij buurtactiviteiten<br />
Aandachtpunten - samenwerking tussen concurrenten<br />
- verschillen in werkwijze en bekostiging Behoefte wijknetwerk waar casuïstiek kan worden ingebracht<br />
Risico B naar C Wanneer komt iemand in aanmerking voor integraal casemanagement?<br />
Criteria? Wie komt wanneer in actie?<br />
c. Matige problematiek<br />
Doelgroep Bewoners met meervoudige, zwaardere problematiek, die blijvend of met regelmaat ondersteuning behoeven<br />
Mogelijke interventie - Integraal case management<br />
- sociale activering<br />
- Schuldhulpverlening<br />
Kader - <strong>Wmo</strong> prestatieveld 5: Participatie kwetsbare groepen<br />
- Zorgverzekering<br />
- AWBZ AB en OB<br />
Actoren - zorg en welzijnsinstellingen<br />
- maatschappelijk werk<br />
- woningcorporaties<br />
- verslavingszorg<br />
- politie<br />
- bemoeizorg/Maatschappelijke steunsysteem<br />
Aandachtpunten Zorgwekkende zorgmijders<br />
Risico C naar D Kortdurende zorgtrajecten, geen afstemming tussen hulpverleners<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda<br />
30
d. Zware problematiek<br />
Doelgroep Bewoners met meervoudige problematiek bijv. zware psychische problematiek, verslaving, overlast,<br />
vervuiling<br />
Mogelijke interventie - Intensieve woonbegeleiding<br />
- activerende en ondersteunende begeleiding<br />
- uithuiszetting<br />
- schuldhulpverlening/curatele<br />
Kader - Zorgverzekering<br />
- AWBZ AB en OB<br />
Actoren - zorg en welzijnsinstellingen<br />
- maatschappelijk werk<br />
- woningcorporaties<br />
- verslavingszorg<br />
- politie<br />
- bemoeizorg/maatschappelijke steunsystemen<br />
Het model beoogt een sluitende keten die voorkomt dat bewoners tussen wal en schip vallen.<br />
<strong>De</strong> afgelopen tijd zijn belangrijke stappen gezet met betrekking tot het maatschappelijk<br />
steunsysteem en het netwerk wat daarvoor nodig is. <strong>De</strong> uitdaging van de <strong>Wmo</strong> is om in<br />
aansluiting daarop preventieve wijknetwerken op te zetten.<br />
10.2 Aanbevelingen<br />
1- Aandacht voor sociaal netwerk<br />
Sociale participatie staat of valt met de kwaliteit van het sociale netwerk. Voor zorg- en<br />
welzijnsinstellingen in de wijk dient een inschatting van aantal, aard, frequentie en betekenis<br />
van de sociale contacten deel uit te maken van de intakeprocedures. Natuurlijk wel op maat:<br />
bij de start van een intensiever hulpverleningstraject is het gemakkelijker om meer vergaande<br />
vragen te stellen dan wanneer het om kortdurende dienstverlening gaat.<br />
2- Training functionarissen ‘achter de voordeur’<br />
Huismeesters, thuiszorgmedewerkers, verpleeghulpen en vrijwilligers bij sociaal culturele<br />
activiteiten komen in contact met bewoners, vaak ‘achter de voordeur’. Hun dienstverlening<br />
is neutraal en niet gericht op sociale interventies. Juist daardoor zijn ze in staat om te<br />
signaleren wanneer iemand in een isolement verkeerd. Mits ze daarvoor zijn toegerust en<br />
voelsprieten hebben ontwikkeld. Er is behoefte aan een training in het herkennen van<br />
signalen en de instructie hoe vervolgens te handelen. Het gaat met name om het herkennen<br />
van situatiekenmerken, die kunnen duiden op eenzaamheid of isolement. Vervolgstappen<br />
vragen om vaardigheden die verwacht mogen worden van functionarissen met minimaal<br />
MBO.<br />
3- Civil society: stimuleer wederkerige relaties<br />
<strong>De</strong> proeftuin is een experiment in sociale participatie dat aansluit bij type b in het model. We<br />
bieden een lichte, tijdelijk vorm van ondersteuning aan bewoners die het vervolgens op eigen<br />
kracht moeten kunnen. Van daaruit zetten we een stap naar voren, in de richting van<br />
bewoners die het ook zonder ondersteuning kunnen en willen, mits ze daartoe geprikkeld<br />
worden (type a in het model). Met Tijd voor Elkaar deden we ervaring op met een werkwijze,<br />
die wederzijds contact tussen bewoners stimuleert. Dat kan zijn via een aanpak als die van<br />
Tijd voor Elkaar, met inzet van stagiaires en huis aan huis bezoeken. Of, als dat te arbeidsintensief<br />
lijkt, met een minder vergaande werkwijze. <strong>De</strong> ervaringen met Tijd voor Elkaar laten<br />
wel zien wat de werkzame bestanddelen zijn:<br />
- spreek mensen direct aan, persoonlijk contact opent deuren die anders gesloten blijven;<br />
- wederkerigheid. Afhankelijkheid ondermijnt het zelfvertrouwen en is geen basis voor<br />
duurzame contacten. Spreek mensen aan op hun mogelijkheden, niet op hun behoeften.<br />
- onafhankelijkheid. Het gaat om wederzijdse diensten en activiteiten en, waar geen geld aan<br />
te pas komt en geen organisatorische belangen spelen.<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda<br />
3
4- Cruciaal: een wijknetwerk voor matige problematiek<br />
We zetten ook een stap naar achteren. Geconfronteerd met bewoners die het met lichte<br />
ondersteuning ook niet redden op eigen kracht lopen we tegen de beperkingen van de <strong>Wmo</strong><br />
aan. <strong>De</strong> samenwerking rond overlastbestrijding bestaat al langer, de bemoeizorg en het<br />
maatschappelijk steunsysteem functioneren in de wijk. Maar dan gaat het om AWBZgefnancierde<br />
zorg. <strong>De</strong> verbinding met de <strong>Wmo</strong>-zorg ontbreekt. Zolang een bewoner geen<br />
overlast veroorzaakt en geen gevaar voor zijn omgeving vorm kan hij lang onopgemerkt<br />
wegzakken in eenzaamheid, verveling en lethargie. Om dat te voorkomen is de vorming van<br />
een wijknetwerk wenselijk, waar zorg- en welzijnsinstellingen op agendabasis participeren en<br />
casuïstiek inbrengen en korte lijnen bestaan tussen de instellingen die zich op welzijn,<br />
participatie en preventie richten enerzijds en de professionals die outreachende interventies<br />
en behandelingsmethoden bieden anderzijds.<br />
5- Van een gebiedsgerichte naar een persoonsgerichte benadering<br />
Voor werkende en studerende bewoners speelt de wijk geen grote rol in hun bestaan. Voor<br />
ouderen en mensen met fysieke, verstandelijke, psychische en fnanciële beperkingen is dat<br />
anders. Door hun geringe mobiliteit speelt een groot deel van hun leven zich af in de directe<br />
woonomgeving. Daar zijn ze op aangewezen voor de bevrediging van hun materiële en<br />
sociale behoeften. <strong>De</strong> voorzieningen in de wijk dienen er dan ook op gericht te zijn om hen<br />
daarbij te ondersteunen waar zij het zelf niet kunnen en niet aan de bel trekken. Dat<br />
betekent dat de werkers in de wijk voelsprieten moeten ontwikkelen. Dat dit niet eenvoudig<br />
is leren de ervaringen van de proeftuin. Maar dat het wel mogelijk is leren we van een project<br />
als Tijd voor Elkaar. Persoonlijke benadering en outreachende werkwijze zijn het geheim.<br />
6- Integrale casebenadering<br />
We hebben het reeds een aantal malen gezegd, maar het kan geen kwaad om te herhalen.<br />
Bewoners met meervoudige problematiek krijgen te maken met uiteenlopende hulpverleners.<br />
Anders dan vroeger in intramurale instellingen het geval was, veronderstelt de <strong>Wmo</strong> dat zij<br />
zelf de regie voeren, zelf onderkennen waar hun behoeften liggen en als zelfbewuste<br />
consumenten het aanbod van de aanbieders en hulpverleners tegen elkaar afwegen. <strong>De</strong><br />
praktijk is dat veel mensen daar niet toe in staat zijn. Ze overzien het woud van regelingen en<br />
mogelijkheden in hulpverlenersland niet. <strong>De</strong> uitdaging voor de <strong>Wmo</strong> is om een structuur te<br />
scheppen die tijdig bepaalt wanneer iemand behoefte heeft aan een casemanager en onder<br />
welke condities die aan de slag kan.<br />
7- Laagdrempelige inloop en meldpunt<br />
<strong>De</strong>stijds sloten de aanbevelingen bij ‘Over <strong>Schutting</strong>en en Geraniums’ af met het pleidooi<br />
voor een laagdrempelige inloopvoorziening in de wijk. Een plek waar je langs kunt om een<br />
krantje te lezen of televisie te kijken. Waar je niets hoeft te betalen en je toch onder de<br />
mensen bent. Een plek waar een gastheer of gastvrouw koffe zet en naar je verhalen wil<br />
luisteren Een plek die ook in het weekend open is, ook als er geen activiteiten zijn.<br />
Een dergelijke huiskamer voor de buurt kan niet alleen voorzien in een behoefte aan normaal<br />
menselijk contact, maar tevens als een vindplaats fungeren voor signalen over vereenzaming<br />
en een gebrekkige participatie. We herhalen daarom het pleidooi op deze plaats nog eens.<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 32
Tot slot<br />
Een algemene opmerking tot besluit. <strong>De</strong> proeftuin vraagt om een vervolg en partijen aan de<br />
welzijnstafel zijn ook overtuigd van de noodzaak van een ketenbenadering en van samenwerking<br />
in wijkgerichte netwerken. Dat vraagt evenwel investeringen van diezelfde partijen, om uren<br />
en middelen die aan de directe uitvoering worden onttrokken. Dat staat op een gespannen<br />
voet met een andere ontwikkeling die met de <strong>Wmo</strong> is in ingezet, die van concurrentie en<br />
aanbesteding. <strong>De</strong> spanning tussen samenwerking en concurrentie is eigen aan de positie van<br />
‘hybride’ maatschappelijke ondernemingen20 , die werken op het snijvlak tussen publieke en<br />
private sectoren. <strong>De</strong> uitdaging voor beleidsmedewerkers in de toekomst wordt om daar een<br />
balans in te vinden, die tegemoet komt aan de behoeften van de cliënt.<br />
Een project als de proeftuin begint met een plan van aanpak, waarin de stappen, het tijdspad<br />
en de voorwaarden keurig omschreven staan. Maar het is niet voor niets een proeftuin. We<br />
beproeven zaken die kunnen slagen of mislukken en we trekken lering uit beide.<br />
Waar knelpunten opdoemen bedenken we oplossingen, en daarmee wijken we af van de<br />
oorspronkelijke opzet. Zonder een pragmatische houding ontdek je geen nieuwe manieren en<br />
methoden. En dat niet in de laatste plaats dankzij alle partijen die daaraan in Breda hebben<br />
meegewerkt.<br />
20 Zie Eelco van Hout (2007) “Zorg in Spagaat. Management van hybride maatschappelijke organisaties”. <strong>De</strong>n Haag: Lemma.<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 33
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 34
Samenvatting Projectplan<br />
proeftuin <strong>Wmo</strong> Breda<br />
B<br />
1 Context<br />
<strong>De</strong> integrale visie van de Gemeente Breda op wonen, welzijn en zorg heet Geschikt wonen<br />
voor iedereen (GWI). <strong>De</strong>ze visie is gebaseerd op de in 998 gestarte pilot Geschikt wonen<br />
voor iedereen en richt zich op de uitwerking van een levensloopbestendige woonwijk. Daarbij<br />
gaat het om de vraag aan welke normen de inrichting van een levensloopbestendige<br />
woonwijk moet voldoen om alle bewoners - dus jong, oud, met of zonder beperkingen – zo<br />
lang en prettig mogelijk te laten wonen in de eigen buurt.<br />
Breda maakt zich op om in de komende jaren met het beleidsprogramma GWI centrale zones<br />
te ontwikkelen in 5 Bredase GWI-woongebieden. <strong>De</strong>ze gebieden variëren van 6.000 tot<br />
5.000 inwoners. In de centrale zones slaan consumenten- en patiëntenorganisaties,<br />
woningbouwcorporaties, welzijnsorganisaties en zorginstellingen de handen ineen om ervoor<br />
te zorgen dat burgers met een beperking niet noodgedwongen moeten verhuizen naar een<br />
verzorgingshuis of andere intramurale voorziening, maar in een gewoon huis zelfstandig<br />
kunnen blijven wonen. Op deze manier krijgt men thuis en in de directe woonomgeving<br />
dezelfde beschutting en dezelfde kwaliteit van zorg en dienstverlening die men van een<br />
intramurale instelling kent.<br />
GWI kenmerkt zich ondermeer met de volgende elementen: gedifferentieerd aanbod van<br />
woningen geschikt voor en/of aanpasbaar voor diverse doelgroepen, een goed bereikbaar,<br />
multifunctioneel zorg- en dienstencentrum op een centrale plek in de wijk, een toegankelijke<br />
woonomgeving, winkels voor de eerste levensbehoeften, recreatieve en culturele voorzieningen<br />
binnen loopafstand, toegankelijk openbaar vervoer in de nabijheid.<br />
<strong>De</strong> Gemeente heeft met GWI haar visie en doelen op wonen, zorg en welzijn bepaald en de<br />
richting aangegeven. <strong>De</strong> vertaalslag van beleid naar uitvoering en de confrontatie van doelen<br />
met ruimtelijke- en realisatiemogelijkheden vindt nu in zes prioritaire woongebieden plaats.<br />
2 Projectomschrijving<br />
GWI is een doelgroepoverstijgende aanpak over sectorgrenzen heen en kan daarom beschouwd<br />
worden als een voorschot op het nieuwe zorg- en welzijnsstelsel, de Wet op de maatschappelijke<br />
ondersteuning.<br />
In het kader van de ontwikkelpilot <strong>Wmo</strong> richten wij ons op het prestatieveld ‘bevorderen van<br />
de participatie van mensen met een beperking’ met als centrale thema’s regie en inclusief<br />
beleid. <strong>De</strong> Gemeente Breda baseert het projectvoorstel op twee sporen en stelt voor het<br />
project in twee verschillende wijken - een herstructureringswijk Hoge Vucht en een nieuwbouwwijk<br />
Haagse Beemden - uit te werken.<br />
Het eerste spoor richt zich op het voortzetten, uitbreiden en verdiepen van de bestaande pilot<br />
‘Over schuttingen en geraniums’ in de herstructureringswijk Hoge Vucht. ‘Over schuttingen<br />
en geraniums’ richt zich op het in beeld krijgen van het aanbod en de vraag van mensen met<br />
een beperking op het gebied van vrijetijds- en dagbesteding, sociaal contact en sociaal<br />
netwerk en het op kleine schaal verkennen door zorg- en welzijninstellingen van de mogelijkheden<br />
om functiegericht te werken. Onder functiegericht werken verstaan we: vraaggericht,<br />
doelgroep- en sectoroverstijgend werken.<br />
<strong>De</strong> Gemeente stelt voor deze bestaande pilot verder uit te breiden door meer partijen te<br />
betrekken bij de huidige samenwerking van acht organisaties in de verstandelijke en<br />
lichamelijke gehandicaptensector, geestelijke gezondheidszorg, welzijn en consumentenorganisaties.<br />
Het gaat dan vooral om organisaties die al werkzaam zijn in de wijk in de<br />
projectgroep GWI Noordoost, zoals woningcorporaties, thuiszorg en verzorgingshuizen.<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 35
Verder wil de Gemeente de bestaande pilot in de Hoge Vucht verdiepen door de totstandkoming<br />
van een netwerkorganisatie van uitvoerende medewerkers van de samenwerkende veldpartijen<br />
in de wijk te stimuleren.<br />
Het tweede spoor richt zich op het toepassen en uitproberen van het concept ‘Over schuttingen<br />
en geraniums’ in de nieuwbouwwijk Haagse Beemden/Heksenwiel. Middels het concept<br />
richten we ons, via samenwerking van consumentenorganisaties en professionele instellingen<br />
op de terreinen welzijn, wonen en zorg, op de participatie van mensen met een beperking in<br />
deze wijk. Net als bij de pilot in de Hoge Vucht wordt in Heksenwiel aangesloten bij de<br />
bestaande organisatiestructuur zoals Stichting Heksenwiel en het participantenoverleg.<br />
<strong>De</strong> uitkomsten van het project zullen ons naar verwachting ruimschoots laten zien hoe we<br />
invulling kunnen geven aan het prestatieveld ‘bevorderen van participatie van mensen met<br />
een beperking’ en de twee thema’s ‘regie’ en ‘inclusief beleid’.<br />
3. Doelstelling pilot<br />
• Betere signalering van knelpunten bij mensen met een beperking in de twee wijken.<br />
• Het in beeld brengen van de (on)mogelijkheden om in de frontoffce meer functiegericht<br />
te werken en in de backoffce, voorzover het nodig is, meer doelgroepgericht.<br />
• Het doen van aanbevelingen waarbij wordt aangegeven hoe burgers met een functiebeperking<br />
met vragen op het gebied van vrijetijds- en dagbesteding, sociaal contact en<br />
sociaal netwerk benaderd en bejegend willen worden.<br />
• Het formuleren van voorstellen om te komen tot één of enkele punten in de wijk waar<br />
burgers met een functiebeperking met hun vragen op het gebied van vrijetijds- en<br />
dagbesteding, sociaal contact en sociaal netwerk, terecht kunnen (in plaats bij verschillende<br />
professionele instellingen).<br />
• Het opstellen van een beschrijving van de mogelijkheden waarbij burgers met een<br />
functiebeperking benaderd en bereikt kunnen worden, die niet bij een frontoffce komen<br />
met hun vragen op het gebied van vrijetijds- en dagbesteding, sociaal contact en sociaal<br />
netwerk.<br />
• Komen tot een netwerkorganisatie in de wijk, waardoor het effect van handelen van<br />
uitvoerende medewerkers van de verschillende instellingen in de wijk merkbaar groter<br />
wordt.<br />
• Het ontwikkelen van een overdraagbare methodiek.<br />
4. Organisatie en uitvoering<br />
Het project wordt aangestuurd door de Gemeente c.q. de projectverantwoordelijke ambtenaar<br />
van de dienst Sociale Zaken, Arbeidsmarktbeleid en Welzijn (SAW). Daarbij maakt de<br />
gemeente gebruik van de bestaande overlegstructuur van de Welzijnstafel in Breda. In de<br />
Welzijnstafel hebben momenteel, onder voorzitterschap van de Gemeente, de volgende<br />
partijen zitting: twee consumentenorganisaties op het terrein van ouderen en gehandicapten,<br />
drie welzijnsorganisaties in Breda op het terrein van ouderenwerk, maatschappelijk werk en<br />
opbouwwerk, de zorgorganisatie voor verstandelijk gehandicapten Amarant, en de organisatie<br />
voor dienstverlening aan mensen met een verstandelijke en lichamelijke beperking MEE<br />
West-Brabant en de GGZ. Voor de ontwikkelpilot <strong>Wmo</strong> wordt de Welzijnstafel voor de duur<br />
van het project uitgebreid met een vertegenwoordiging van de veldpartijen die aan de<br />
proeftuin <strong>Wmo</strong> willen meewerken. Ook wordt nader bezien hoe in het kader van het<br />
gemeentelijke project Vraagarticulatie en daarmee de betrokkenheid van consumentenorganisaties<br />
bij de ontwikkelpilot kan worden georganiseerd. (Het project Vraagarticulatie<br />
richt zich op het versterken van en vergroten van de effectiviteit van belangen- en consumentenorganisaties).<br />
<strong>De</strong> ontwikkelpilot <strong>Wmo</strong> wordt getrokken door een externe projectleider die uitvoering geeft<br />
aan het projectplan en fungeert als ‘aanjager‘ van het middenkader van de deelnemende<br />
instellingen in de wijken Hoge Vucht en Haagse Beemden. <strong>De</strong> Welzijnstafel heeft een<br />
klankbord- en begeleidingsfunctie voor de ontwikkelpilot. <strong>De</strong> Gemeente Breda is opdrachtgever<br />
van de externe projectleider.<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 36
5. Projectbegroting<br />
Voor de uitvoering van de ontwikkelpilot en prestaties die geleverd moeten worden, wordt<br />
een inspanningsverplichting gevraagd van alle partijen. <strong>De</strong> inspanningsverplichting betreft<br />
zowel ureninzet als informatieplicht.<br />
Informatieplicht over wat kan en mogelijk gemaakt kan worden, maar ook het delen van<br />
kennis en informatie over/van cliënten, voorzover niet in strijd met de privacywetgeving.<br />
Hierbij gaat de Gemeente ervan uit - zoals dat ook in de pilot ‘over schuttingen en geraniums’<br />
is gebeurd – dat de inzet plaatsvindt uit de reguliere uren die nu al door de veldpartijen<br />
worden ingezet in de twee woongebieden. <strong>De</strong> Gemeente maakt met de instellingen nog<br />
nadere afspraken over de ureninzet en over de te leveren prestaties en legt dit bij de van<br />
gemeentewege gesubsidieerde instellingen vast bij de productafspraken. Bij de niet door de<br />
Gemeente gesubsidieerde instellingen wordt in overleg bezien wat binnen de bestaande<br />
mogelijkheden haalbaar is. <strong>De</strong> Gemeente levert haar aandeel ondermeer door de inzet van de<br />
projectverantwoordelijke ambtenaar van de ontwikkelpilot, de voorzitter en de secretaris van<br />
de Welzijnstafel. <strong>De</strong> beschikbare middelen van het ministerie worden o.a. aangewend voor<br />
een 0- en een -meting, proces- en activiteitkosten, voorlichting, deskundigheidsbevordering,<br />
methodiekbeschrijving en de kosten van een externe projectleider.<br />
6. Projectduur<br />
<strong>De</strong> ontwikkelpilot heeft een looptijd van twee jaar, met een uitloop tot eind december 2007.<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 37
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 38
PLAN VAN AANPAK - najaar 2005<br />
B2<br />
<strong>De</strong> <strong>Wmo</strong>-proeftuin betreft het prestatiegebied 5: het bevorderen van sociale participatie.<br />
Hiertoe worden in twee woongebieden in Breda twee pilotprojecten opgezet die de deelname<br />
aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren van mensen met<br />
beperkingen helpen vergroten. <strong>De</strong> doelgroep bestaat daarmee uit een divers geheel. Het<br />
betreft vooral bewoners die het risico lopen in een sociaal isolement te belanden of dat reeds<br />
doen. Of, zoals in de samenwerkingsovereenkomst omschreven staat: ‘mensen met een<br />
lichamelijke, verstandelijke en/of psychische beperking, leeftijdsbreed en ongeacht herkomst.’<br />
<strong>De</strong> twee woongebieden zijn in de wijk Hoge Vucht en de Haagse Beemden, met het<br />
zorgkruispunt Heksenwiel als uitvalsbasis. Gedurende een periode van 5 maanden worden<br />
met behulp van organisaties op het terrein van wonen, welzijn en zorg zoveel mogelijk<br />
mensen bemiddeld en begeleid met een vraag naar ontmoeting, vrije tijds- of dagbesteding,<br />
educatieve activiteiten en vrijwilligerswerk.<br />
Het oogmerk daarbij is drieledig.<br />
. <strong>De</strong>elnemende cliënten vinden een vorm van tijdsbesteding, die hen in staat stelt om op<br />
laagdrempelige wijze structureel in contact te komen met medewijkbewoners. Ze krijgen<br />
vanuit de projectgroep een vorm van ondersteunende begeleiding, gericht op de versterking<br />
van zelfwerkzaamheid.<br />
2. Consulenten van de organisaties oefenen zich in intersectorale samenwerking, als opmaat<br />
naar een te vormen netwerkorganisatie in de wijk. Ze begeleiden daarom cliënten die tot<br />
elkaars doelgroep behoren.<br />
3. Knelpunten en leemtes met betrekking tot sociale participatie in de wijk worden gesignaleerd<br />
en waar mogelijk verholpen, in samenwerking met andere organisaties en functionarissen<br />
in de wijk.<br />
Ieder project heeft een eigen – externe – projectleider2 , aangetrokken door de Gemeente<br />
Breda. <strong>De</strong>ze projectleiders houden ruggespraak met de Welzijnstafel en leggen via kwartaalrapportages<br />
verantwoording af aan de gemeente Breda en daarmee ook aan het ministerie<br />
van VWS, die deze pilotprojecten mee mogelijk maakt. <strong>De</strong> beide projectleiders houden nauw<br />
contact, wisselen ervaringen uit en kunnen - indien nodig - elkaar vervangen.<br />
Profelen van de deelnemende organisaties<br />
<strong>De</strong> deelnemende organisaties zijn in drie groepen onder te verdelen. Die profelen zien er als<br />
volgt uit:<br />
. <strong>De</strong> eerste groep betreft die uitvoerende organisaties, die rechtstreeks kontakten met cliënten<br />
onderhouden gericht op sociale participatie. Onder sociale participatie wordt verstaan:<br />
ontmoeting, vrije tijds- en/of dagactiviteiten, educatie en vrijwilligerswerk. Ook het<br />
aangaan en/of onderhouden van sociale kontakten hoort daarbij, teneinde de zelfredzaamheid<br />
en het sociale netwerk te versterken en/of te vergroten. Het contact en de bemiddeling<br />
vindt zowel individueel als mogelijk ook groepsgewijs plaats.<br />
2. <strong>De</strong> tweede groep betreft die uitvoerende organisaties die een functie vervullen in het<br />
mogelijk maken van het rechtstreekse contact en bemiddeling. Dit kan door middel van<br />
– signaleren<br />
– toeleiden of doorverwijzen naar het project<br />
– mogelijkheden bieden tot sociale participatie<br />
2 Voor het project in de Haagse Beemden is dat Frank Kemper van Prisma-Brabant en in de Hoge Vucht is dat Yvonne Thomassen<br />
van het Brabants Ondersteuningsinstituut Zorg.<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 39
– wegnemen van eventuele blokkades, in omgeving of individu gelegen. Met dit laatste<br />
bestaat daarmee ook de mogelijkheid tot inzet van specialistische deskundigheid, dat<br />
tot reguliere werkzaamheid van de diverse organisaties behoort.<br />
3. <strong>De</strong> derde groep bestaat uit de deelnemende cliëntenorganisaties zoals het Bredaas<br />
Centrum van Gehandicaptenbeleid (BCG) en het Overleg Ouderenbeleid Breda (OOB). Zij<br />
vervullen een adviserende rol en kunnen desgevraagd worden geconsulteerd door de<br />
projectleiders. Ook kunnen zij een actieve rol vervullen in signalerende zin.<br />
Schillen<br />
<strong>De</strong> hiervoor genoemde organisaties worden geplaatst in twee schillen: de eerste schil geldt de<br />
directe uitvoering en de tweede schil speelt een rol in signalerende zin over en weer. <strong>De</strong><br />
projectleiders spelen in deze laatste zin een bemiddelende rol.<br />
<strong>De</strong> defnitieve keuze wie in de eerste of tweede schil participeert moet nog worden gemaakt.<br />
Naast de tweede schil legt de projectleiding contact met intermediairen in de wijk, die een<br />
signalerende rol kunnen vervullen zoals de brede school, de wijkagent, kerkelijke vrijwilligers, etc.<br />
Iedere organisatie vaardigt een medewerker af voor deelname aan de projectgroep. <strong>De</strong><br />
managers van deze organisaties die deelnemen aan de Welzijnstafel worden bij toerbeurt<br />
ingezet als voorzitter van de twee projectgroepen. Hierbij zal zoveel als mogelijk gewisseld<br />
worden.<br />
Waar vinden we de cliënten?<br />
<strong>De</strong> cliënten kunnen op verschillende manieren en via verschillende strategieën in de projecten<br />
terechtkomen.<br />
. Via de eigen caseload van de instellingen.<br />
2. Via wijkinformatiepunt/inloopcentrum.<br />
3. Via buurtmedia (wijkkrant, website) en folders.<br />
4. Via een persoonlijk contact door bijvoorbeeld huisbezoeken.<br />
5. Via signalen van het OOB of BCG.<br />
6. Via signalen van wijkintermediairs (zoals de buurthuiswerker, de huismeester, de politie en<br />
dergelijke).<br />
7. Of via actieve groepen in de wijk, zoals een wijkcomité, een bewonerscomité of een<br />
werkgroep. Gesprekken en/of informatie uitwisseling vooraf met bestaande comités en<br />
werkgroepen dragen hiertoe bij.<br />
Privacy cliënten<br />
Na de intake krijgen cliënten een nummer. Bij de uitwisseling of consultatie binnen de<br />
projectgroep worden cliënten alleen met nummer genoemd.<br />
Ingevulde formulieren blijven bij het begeleidende projectgroepslid, totdat de begeleiding is<br />
afgerond of doorgegeven. Daarna gaat de papierwinkel óf naar de plaatsende instelling, óf<br />
naar de meer specialistische instelling die de begeleiding overneemt. Indien een cliënt via een<br />
ander traject is binnengekomen (mond-tot-mond-reclame, folder, rechtstreeks opgezocht en<br />
dergelijke) gaan de formulieren achteraf naar die organisatie, waartoe de betreffende cliënt<br />
tot dan toe tot de doelgroep werd gerekend.<br />
Hoeveel cliënten gaan we bedienen?<br />
Het aantal cliënten dat bediend gaat worden via de projecten is vooraf lastig vast te stellen.<br />
We stellen daarom het volgende voor.<br />
. Er is een doorlopende intake, vanaf de daadwerkelijke start van het betreffende project<br />
januari 2006.<br />
2. <strong>De</strong> caseload bedraagt gemiddeld 3 cliënten per consulent. Met een deelname van 6 of 7<br />
organisaties in de directe uitvoering ( e schil) betekent dit maximaal 8 á 2 cliënten<br />
doorlopend.<br />
3. Iedere cliënt kan maximaal 6 maanden in begeleiding blijven; korter mag uiteraard ook.<br />
4. Bij een gelijktijdige caseload kunnen per pilotproject 36 á 42 personen worden begeleid.<br />
Immers, de daadwerkelijke uitvoering loopt van januari t/m 3 december 2006 =<br />
tweemaal de tijd van 6 maanden die maximaal staan voor de begeleiding.<br />
5. Via de doorlopende intake zal dit aantal in de praktijk hoger uitvallen.<br />
Een nog hoger aantal cliënten is wellicht mogelijk met de inzet van een meer groeps<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 40
gerichte benadering (b.v. in het opdoen van contacten is een werkwijze denkbaar, die<br />
cliënten begeleidt in het zelf zetten van stappen).<br />
6. Als nazorg – voor die cliënten waarvan het traject niet eind 2006 kan worden afgerond –<br />
geldt de periode tot einde projectuitvoering 3 maart 2007.<br />
<strong>De</strong> projectgroep(en)<br />
. <strong>De</strong> projectgroep(en) op beide locaties komen maandelijks bijeen voor wat betreft de<br />
deelnemers uit de eerste schil.<br />
2. Drie maal per jaar uitgebreid met de deelnemers uit de tweede schil. Tussentijds houden<br />
deze rechtstreeks –bilateraal- contact met de projectleider en eventueel individuele leden<br />
van de eerste schil.<br />
3. <strong>De</strong> bijeenkomsten worden voorbereid en genotuleerd door de desbetreffende projectleider.<br />
4. <strong>De</strong> bijeenkomsten worden voorgezeten door de managers van de deelnemende instellingen,<br />
die te kennen hebben gegeven te willen worden betrokken bij de uitvoering. Dit geschiedt<br />
bij toerbeurt.<br />
5. <strong>De</strong> bijeenkomsten starten met ingang van januari 2006 en vinden maandelijks plaats (met<br />
uitzondering van de zomervakantie). In ieder geval tot april 2007 - de afrondingsfase -<br />
volgens een vastgesteld rooster.<br />
6. Tijdens de bijeenkomsten worden ervaringen uitgewisseld, is er gelegenheid tot collegiale<br />
consultatie en bestaat de mogelijkheid tot intervisie; dit alles in het licht van de begeleiding/<br />
bemiddeling van de cliënten.<br />
7. Voor de begeleiding/bemiddeling zetten de projectgroepleden hun professionaliteit in. <strong>De</strong><br />
reeds beproefde hulpmiddelen in ‘Geraniums – II ‘staan hen hierbij ten dienste. Dit zijn:<br />
– het protocol cliëntbegeleiding<br />
– de beschrijving van het begeleidingstraject<br />
– het overzicht van de (levens)domeinen.<br />
8. Tijdens en na afoop van de begeleidingstrajecten worden een of twee meer informele<br />
contacten georganiseerd (zoals b.v. een borrel of een barbecue) waarop ook cliënten met<br />
elkaar kennis kunnen maken.<br />
<strong>De</strong> volgende knelpunten willen wij als aandachtspunten (blijven) zien.<br />
In de loop van het project willen we verder werken aan oplossingsrichtingen hiervoor.<br />
. <strong>De</strong> werving. Tijdens “Geraniums II” nog een lastig punt. <strong>De</strong> caseload van de betrokken<br />
organisaties leverde te weinig cliënten op, terwijl uit onderzoek van het BCG toch een<br />
overduidelijke behoefte was gebleken. Er zal nu meer worden ingezet op wijkintermediairs<br />
(zoals wooncomités en andere bewonersorganisaties in de wijk) en wijkmedia. Daarnaast<br />
gaan we experimenteren met nieuwe, meer outreachende vormen van werving (bijv. huis<br />
aan huis onderzoek). Tevens blijven we graag gebruik maken van eventuele doorverwijzingen<br />
door de cliëntenorganisaties.<br />
2. Het kwartiermaken. “Geraniums II” heeft ook geleerd dat niet alle cliënten naar een en<br />
dezelfde organisatie zijn door te leiden en dat organisaties ook vooraf moeten worden<br />
bericht over weer een project in de wijk. Daartoe wordt nu al geïnventariseerd wie en wat<br />
er zich allemaal vrijwillig inzet in de wijken.<br />
3. Wederkerigheid en de betrokkenheid van andere wijkbewoners. We hopen op het spoor<br />
te komen van bereidwillige vrijwilligers die iets willen of kunnen betekenen voor de meer<br />
kwetsbare wijkbewoners. Daarnaast zoeken we bij de vraag naar activiteiten naar een<br />
aanbod, waarin de klant zelf ook weer iets kan betekenen voor anderen in de wijk.<br />
4. <strong>De</strong> vragen naar activiteiten ’s avonds en in het weekeinde. Dit blijft een punt van aandacht.<br />
Nieuwe initiatieven in de wijk zullen ook daarop gericht moeten worden.<br />
5. Het eenzijdige aanbod van vrijetijdsbesteding spreekt niet eenieder aan. Ook hierop<br />
moeten we alert zijn en goed luisteren naar wensen.<br />
6. Waar mogelijk kijken we of een bundeling van vragen van cliënten richting groepsgerichte<br />
activiteiten mogelijk is. Het gaat immers om cliënten die op zoek zijn naar (het begin van)<br />
een sociaal netwerk in de eigen leefomgeving. Een groep gelijkgestemden komt daaraan<br />
tegemoet en doet recht aan het principe van wederkerigheid. Daarmee is de kans op<br />
continuïteit vergroot.<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda<br />
4
7. <strong>De</strong> vraag naar contacten/relatiebemiddeling. Een hot item bleek. Vooraf zijn er geen<br />
oplossingen voor. We hopen dat de projectgroepleden hierdoor worden getriggerd, zodat<br />
meer aan die behoefte kan worden tegemoet gekomen.<br />
Voor meer en andere ideeën houden we ons aanbevolen.<br />
Signalen die we meenemen of willen uitzenden.<br />
. <strong>De</strong> Gemeente Breda plaatst alle activiteiten van de BIB-tafel (en de daarbij onderscheiden<br />
overlegtafels voor wonen, welzijn en zorg) in het kader van de integrale visie ‘Geschikt<br />
wonen voor iedereen’. Hierin staan op zijn minst twee uitgangspunten centraal die we<br />
willen meenemen in de <strong>Wmo</strong>-pilotprojecten. <strong>De</strong> eerste is de wijkgerichte benadering en<br />
de tweede de integrale visie op wonen, welzijn en zorg als onlosmakelijke grootheden bij<br />
de vorming van beleid en uitvoeringspraktijk.<br />
2. Het Overleg Ouderenbeleid Breda (OOB) heeft een brochure uitgebracht over hoe<br />
‘Bredase burgers en andere deskundigen over het WWZ-loket van de toekomst’ denken<br />
(eind november 2005). Hier komen begrippen als vraagsturing, vraagverheldering,<br />
maatwerk en openheid ten aanzien van het aanbod aan bod, waardoor we ons in ons<br />
handelen willen laten leiden.<br />
3. Het intersectorale karakter dat in het voorgaande project ‘Over schuttingen en geraniums<br />
I en II’ is geschetst, blijft gehandhaafd. Dat wil zeggen, dat er voor alle doelgroepen in<br />
een wijk wordt gewerkt met alle partners die zorg of diensten leveren aan die verschillende<br />
doelgroepen. Daarbij wordt in beginsel een cliënt toegewezen aan een begeleider die<br />
ruimte heeft.<br />
4. Aanbieders van zorg die minder of weinig zorg leveren in een wijk en daardoor weinig tot<br />
geen rechtstreekse klantcontacten hebben zijn niet a priori lid van de projectteams. In de<br />
gevallen dat zich dit voordoet is het raadzaam nieuwe contacten aan te boren.<br />
WMO-proeftuin Breda Haagse Beemden<br />
In Haagse Beemden werkt een aantal organisaties reeds samen om klanten zo vraaggericht<br />
mogelijk te bedienen met een samenhangend aanbod van zorg- en dienstverlening vanuit het<br />
zorgkruispunt Heksenwiel. Sinds 7 oktober 2005 is daar tevens een wijkinformatiepunt aan<br />
toegevoegd, dat gedurende enkele dagdelen per week wordt bemand door vrijwilligers. Het<br />
wijkinformatiepunt wordt nadrukkelijk betrokken in de signalering en bemiddeling voor het<br />
project.<br />
Voor de pilot Haagse Beemden bestaat de eerste schil uit: Amarant, GGZ Regio Breda, IMW<br />
Breda, MEE West-Brabant, NSWAC, SOB, Thuiszorg Breda, Vertizontaal. In de tweede schil<br />
bevinden zich het zorgcentrum <strong>De</strong> Breedonk, verpleegtehuis Aeneas, wederom Thuiszorg<br />
Breda, de woningcorporaties Singelveste en (mogelijk) WonenBreBurg,<br />
WMO-proeftuin Breda Hoge Vucht<br />
In de Hoge Vucht wordt actief gezocht naar gewenste activiteiten voor en met de cliënten uit<br />
het nader omschreven gebied. Het project bouwt hier voort op eerder opgedane ervaringen<br />
met het project ‘Over schuttingen en geraniums’. Vanuit een vraaggerichte benadering wordt<br />
gekeken welk steuntje in de rug men kan gebruiken, maar tevens wat de betreffende cliënt<br />
zou kunnen betekenen voor een ander. Ook wordt er gewerkt met signalen vanuit een<br />
bredere groep in/bij de wijk betrokken intermediairen (bijvoorbeeld van huurdersbelangenvereniging<br />
tot pastoraal werker, van wijkagent tot onderwijzer). Hiertoe wordt breed geïnformeerd.<br />
Zodra het Zone Informatie Punt (ZIP) is ingericht in de Hoge Vucht kan ook aandacht worden<br />
gegeven aan de aldaar binnenkomende signalen. Een meer actieve benadering middels<br />
huisbezoek vormt nog punt van bespreking.<br />
Voor het project in de Hoge Vucht bestaat de eerste schil in elk geval uit de volgende<br />
organisaties: Amarant, MEE West-Brabant, IMW Breda, SOB, GGZ Regio Breda, NSWAC,<br />
Elisabeth/Vuchterhage en Vertizontaal. <strong>De</strong> tweede schil kan worden gevormd door Thuiszorg<br />
Breda, Wonen-Breburg en Singelveste en mogelijk nog huize Raffy.<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 42
Oriëntatie op de wijk (en de stad)<br />
. <strong>De</strong> wijk Hoge Vucht is eveneens aangewezen als prioriteitswijk in het kader van het<br />
stedelijk programma ‘Geschikt Wonen voor Iedereen’. In dit gebied ‘Breda Noordoost,<br />
wijk van je leven’ (voorheen woonzorgwelzijnswijk geheten), is ook een Zone Informatie<br />
Punt in de maak. Met de projectleider van dit project wordt contact onderhouden en in<br />
voorkomende gevallen samengewerkt. Dit is bijvoorbeeld het geval ten aanzien van het<br />
opbouwen van een wijknetwerk voor/met de in de wijk werkzame wonen-welzijnzorginstellingen.<br />
Ook wordt bekeken hoe het pilotproject <strong>Wmo</strong> gebruik kan maken van<br />
het informatiepunt bij werving en wederkerige dienstverlening (in een back-offce<br />
functie).<br />
2. <strong>De</strong> fats in de Roesselarestraat, Brusselstraat, Kasterleestraat en Jan van Darkenisstraat<br />
kennen veelal bewonerscomités en huismeesters. Met hen zal contact worden gezocht en<br />
zo mogelijk een bijeenkomst belegd, waar én informatie over en weer wordt gedeeld én<br />
naar samenwerkingsmogelijkheden wordt gezocht in werving en doorverwijsmogelijkheden.<br />
Dit laatste met name voor bijdragen aan en in de wijk door bewoners die in het project<br />
worden begeleid.<br />
3. Daarnaast zijn er mogelijk nog meer vrijwillige initiatieven b.v. de Werkgroep vrouwenactiviteiten<br />
Doornbos/Linie, waarnaar mensen bemiddeld kunnen worden voor sociale<br />
kontakten en vrijwillige inzet. <strong>De</strong> W-groep is al bekend. Een verdere inventarisatie met<br />
deelnemende organisaties is daarvoor gewenst.<br />
4. In het kader van het stedelijke project ‘Geschikt Wonen voor Iedereen’ lopen er nog meer<br />
projecten. Een is uiteraard het GWI-project zelf. Daarnaast is op initiatief van de BIB-tafel<br />
een project Vraagarticulering opgestart. Alle Bredase projecten kennen projectleiders. Met<br />
hen is er het zogenaamde projectleidersoverleg. Hieraan zal bij toerbeurt ook worden<br />
deelgenomen door beide projectleiders van de <strong>Wmo</strong>-pilotprojecten in de Hoge Vucht en<br />
de Haagse Beemden.<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 43
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 44
<strong>De</strong> projectgroepen<br />
c.q. deelnemende organisaties<br />
Projectgroep Hoge Vucht<br />
Amarant Michéle Zander **<br />
076 – 5789327 Hoge Schouw 1 C, 4817 BZ Breda<br />
m.zander@amarant.nl<br />
076 - 5152031 Helen Remmers *<br />
Wisentstraat 49, 4817 LZ Breda<br />
risa1@wanadoo.nl<br />
GGZ Regio Breda * Sandra Knibbeler *<br />
076 – 5026224 Van Bergenplein 76, 4871 CG Etten-Leur<br />
06 – 13031548 sknibbeler@ggzrregiobreda.nl<br />
Frans Martens ** en ***<br />
076 - 5241221 Baronielaan 18, 4818 RA Breda<br />
fmartens@ggzregiobreda.nl<br />
Huize Raffy w.broeders@raffyzorg.nl<br />
076 - 5225150 Karin de Goede *<br />
k.d.goede@raffyzorg.nl<br />
IMW Breda Annette Korteweg *<br />
076 - 5240828 Postbus 7105 GC Breda<br />
akorteweg@imwbreda.nl<br />
Aat Rietveld idem (wil op de hoogte blijven) ** en ***<br />
arietveld@imwbreda.nl<br />
MEE West-Brabant Ardy Wingens *<br />
076 – 5223090 Heerbaan 100, 4817 NL Breda<br />
a.wingens@meewestbrabant.nl<br />
Ned. Stichting Woon- en Activiteitencentra voor Maaike Luiten *<br />
lichamelijk gehandicapten (NSWAC) 076 - 5614716 Noutenhof 45, 4834 BK Breda<br />
maaikeluiten@nswac.nl<br />
Singelveste Tanja Appels **<br />
076 – 5232665 Tramsingel 21, 4814 AB Breda<br />
t.appels@singelveste.nl<br />
076 – 5232632 Ria Lodewikus idem **<br />
r.lodewikus@singelveste.nl<br />
Stichting Ouderenwerk Breda (SOB) Angela van Aart *<br />
076 - 5251510 Baronielaan 4, 4818 RA Breda<br />
a.vanaart@sobbreda.nl<br />
Thuiszorg Breda Dannie Driedijk **<br />
076 - 5265118 / 5265122 B. de Wildestraat 400 D, 4827 EG Breda<br />
06 - 10019423 ddriedijk@thuiszorgbreda.nl<br />
Anja Rodenburg *<br />
076 - 5265122 arodenburg@thuiszorgbreda.nl<br />
Vertizontaal Jan Emmen *<br />
076 – 5872124 Nieuwe Ginnekenstraat 18, 4811 NR Breda<br />
jan.emmen@vertizontaal.nl<br />
WonenBreburg Breda Angela van Toorn **<br />
076 – 5308436 Schorsmolenstraat 48, 4811 VP Breda<br />
06 – 13448738 a.vantoorn@wonenbreburg.nl<br />
Zorgcentrum Vuchterhage Ellen van Dam * en Anita Jaspers *<br />
076 -5729333 Antwerpenstraat 93, 4826 HB Breda<br />
abv@elisabethbreda.nl<br />
Stichting Zet Yvonne Thomassen, projectleider<br />
013 - 5441440 Postbus 271, 5000 AG Tilburg, locatie: Willem II-straat 23<br />
ythomassen@zet-brabant.nl<br />
*) = 1e schil **) = 2e schil ***) tevens lid Welzijnstafel<br />
B3<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 45
Inloopcentrum Breda Tonnie Colen – beheer (= tevens een intermediair)<br />
076 5780960 Antwerpenstraat 93, 4826 HB Breda<br />
tonnie.colen@werkaandewijk.nl<br />
Projectgroep Haagse Beemden West<br />
Aeneas Cees Verwijst **<br />
076- 526 66 00 c.verwijst@aeneas-breda.nl<br />
Amarant (BZW) Monique Havermans *<br />
Tel. 06 – 51 86 15 33 BZWBreda@Amarant.nl<br />
Woonzorgcentrum <strong>De</strong> Breedonk Vacature **<br />
076 – 565 42 50 zorg@breedonk.nl<br />
GGZ regio Breda Sandra Knibbeler *<br />
076 – 502 62 24 Van Bergenplein 76, 4871 CG Etten-Leur<br />
sknibbeler@ggzregiobreda.nl<br />
IMW Annette Korteweg *<br />
076 – 524 08 28 Postbus 7105 GC Breda<br />
akorteweg@imwbreda.nl<br />
MEE West Brabant Leny Willers *<br />
076 - 522 30 90 Heerbaan 100, 4817 NL Breda<br />
l.willers@meewestbrabant.nl<br />
NSWAC José van Eggermond *<br />
076 – 522 55 11 Adriaan van Bergenstraat 206, 4811 SW Breda<br />
josevaneggermond@nswac.nl<br />
Singelveste Jan <strong>De</strong>kkers **<br />
(Wijkconsulent) Tramsingel 21 4814 AB Breda<br />
076 – 523 26 00 j.dekkers@singelveste.nl<br />
SOB Marjan Reijnen *<br />
076 – 525 15 00 Baronielaan 4, 4818 RA Breda<br />
m.reijnen@sobbreda.nl<br />
Thuiszorg Breda Anja van Rodenburg *<br />
076 – 526 55 55 postbus 3101, 4800 DC BREDA<br />
arodenburg@thuiszorgbreda.nl<br />
Dannie Driedijk **<br />
postbus 3101, 4800 DC BREDA<br />
ddriedijk@thuiszorgbreda.nl<br />
Vertizontaal Marijke Wiskerke *<br />
076- 544 02 85 / 06 – 29 37 89 14 Vlierenbroek 26 4822 XM Breda<br />
marijke.wiskerke@vertizontaal.nl<br />
WonenBreBurg Jan Heestermans **<br />
076-5308411 Schorsmolenstraat 48, 4811 VP Breda<br />
j.heestermans@wonenbreburg.nl<br />
*) = 1e schil **) = 2e schil ***) tevens lid Welzijnstafel<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 46
PR-plan Proeftuinen <strong>Wmo</strong><br />
1. In de wijk<br />
Wie<br />
Haagse Beemden<br />
1. Brede publiek<br />
Hoge Vucht<br />
1. Brede publiek<br />
Overeenkomstig<br />
2. Intermediairen<br />
3. Wijkbewoners<br />
4. Potentiële cliënten<br />
door projectleiders<br />
Boodschap<br />
- lanceren project<br />
- melden voortgang<br />
B4<br />
Middelen Tijdpad<br />
- artikel wijkkrant Haagse Beemden Nieuws Mrt 2006<br />
- artikel website Haagse Beemden<br />
- artikel in organen van de woningcorporaties, SOB e.a.<br />
- uitzendingen zendamateurs en/of regionale TV<br />
- artikel wijkkrant Haagse Beemden Nieuws Sep 2006<br />
- artikel website Haagse Beemden<br />
- artikel in organen van de woningcorporaties, SOB e.a.<br />
- uitzendingen zendamateurs en/of regionale TV<br />
- lanceren project - artikel wijkkrant Het Kompas Mrt 2006<br />
- artikel in <strong>De</strong> Bode (gratis huisaanhuiskrant)<br />
- artikel website Hoge Vucht<br />
- artikel in organen van de woningcorporaties, SOB e.a.<br />
- uitzendingen zendamateurs en/of regionale TV<br />
- melden voortgang - artikel wijkkrant het Kompas Sep 2006<br />
- artikel website Hoge Vucht<br />
- artikel in organen van de woningcorporaties, SOB e.a.<br />
- uitzendingen zendamateurs en/of regionale TV<br />
- bekendheid & toeleiding - aanschrijven Mrt-Apr 2006<br />
- persoonlijk contact projectleider<br />
- ‘Flyer intermediairen’<br />
- herhalen i.v.m. bekendheid - mailen intermediairen Sep-okt 2006<br />
- zonodig aanvullen Flyers<br />
- bekendheid & toeleiding - ‘Flyer Intermediairen’ op ontmoetingsplaatsen of bijeenkomsten Apr 2006<br />
(b.v. bewonersbijeenkomsten)<br />
- zonodig aanvullen Flyers Okt 2006<br />
- werving - Persoonlijk contact via consulenten, huismeesters e.d. Gedurende hele periode<br />
- wijkinformatiepunt<br />
- ontmoetingsplaatsen mogelijke doelgroepen<br />
met behulp van foldertje Leuke dingen doen, meedoen<br />
2. Lokaal / regionaal door verantwoordelijk ambtenaren<br />
Welzijnstafel<br />
BIB-tafel<br />
Projectleidersoverleg<br />
Ambtenarenoverleg<br />
Sociale Zaken<br />
GWI-uitgaven<br />
Plaatselijke pers<br />
- op de hoogte houden<br />
- toetsen, klankborden<br />
- melden voortgang<br />
op de hoogte houden<br />
op de hoogte houden<br />
op de hoogte brengen en houden<br />
- op de hoogte brengen<br />
- incidentele bemiddeling<br />
- gerichte informatie<br />
- gerichte informatie<br />
en in enkele gevallen door projectleiders – zie toevoeging PL<br />
- via vast agendapunt (PL)<br />
- informatief agendapunt<br />
- projectleidersoverleg GWI (PL)<br />
- idem SAL – Hoge Vucht (PL)<br />
- intern: met ambtenaren zorg, welzijn, RO, volkshuisvesting e.d.<br />
- extern: b.v. overleggen van ambtenaren volksgezondheid of –<br />
welzijn en via projectleiders WMO<br />
(contact PL)<br />
artikelen of korte berichten<br />
persberichten<br />
interview wethouder, e.d.<br />
per 2 maanden<br />
halfjaarlijks<br />
met regelmaat<br />
met regelmaat<br />
indien nodig<br />
van tijd tot tijd<br />
3. Landelijk<br />
Voortgangs-rapportage VWS voortgangsrapportage via format ministerie (PL) gedurende hele periode<br />
per kwartaal<br />
Ambassadeursrol boodschap uitdragen contactambtenaar (en PL?) op verzoek?<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda<br />
47<br />
idem
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 48
Voorbeeldtekst wervingsfolder<br />
intermediairen<br />
Kent u iemand die graag wil ‘meedoen’<br />
in uw wijk, de Hoge Vucht?<br />
…Vaker onder de mensen komen…<br />
…Iets betekenen voor een ander…<br />
…Actief meedoen in de wijk…<br />
…Meer leuke dingen gaan doen…<br />
B5<br />
<strong>De</strong> Gemeente Breda wil graag stimuleren dat wijkbewoners elkaar ontmoeten en iets<br />
betekenen voor elkaar en voor hun wijk. Dat iedereen mee kan doen met activiteiten in de<br />
eigen woonomgeving.<br />
Met een mooie term heet dat ‘sociale participatie’. Meedoen betekent: deelnemen aan een<br />
georganiseerde activiteit, maar ook: zélf bijdragen aan een activiteit. Al deze dingen zijn niet<br />
voor iedereen even gemakkelijk of vanzelfsprekend.<br />
Meedoen is niet vanzelfsprekend<br />
Sommige mensen hebben moeite met het leggen van contacten, bijvoorbeeld vanwege een<br />
lichamelijke of verstandelijk beperking, een hoge leeftijd, een persoonlijk probleem of door<br />
geld-, of taalproblemen. Sommige mensen kennen de weg niet goed, omdat ze nog maar<br />
kort in de wijk wonen, en soms uit een ver land komen. Ieder mens heeft behoefte aan<br />
ontspanning, aan het ontmoeten van andere mensen. Als dat niet lukt, dreigt sociaal<br />
isolement.<br />
Vroeger woonden ouderen en mensen met beperkingen vaak in tehuizen en instellingen.<br />
Daar hadden zij dan ook aanspraak van anderen en bezigheden. Tegenwoordig wonen<br />
mensen steeds vaker en zo lang mogelijk in hun eigen woning, in een gewone woonwijk. Als<br />
zij behoefte hebben aan ontspanning en het ontmoeten van anderen, moeten zij dat zelf<br />
regelen. Soms hebben zij daar wat hulp, een steuntje of duwtje in de rug, bij nodig.<br />
Project in de Hoge Vucht<br />
Daarvoor is de Gemeente het project Sociale Participatie gestart, in twee proefgebieden in<br />
Breda. <strong>De</strong> Hoge Vucht is een van die twee proefgebieden, waar bij het met name gaat om de<br />
fats in de Roesselaerestraat, de Brusselstraat, Kasterleestraat en de Jan Darkenisstraat.<br />
Voor dit project werken medewerkers van verschillende organisaties met elkaar samen. Dit<br />
zijn medewerkers van onder meer maatschappelijk werk, het sociaal cultureel werk, het<br />
welzijnwerk voor ouderen, verschillende zorginstellingen en woningcorporaties. Het zijn<br />
organisaties, die altijd voor verschillende groepen bewoners hebben gewerkt. Nieuw is, dat ze<br />
nu nog meer samenwerken en met elkaars doelgroepen aan de slag gaan. <strong>De</strong> flosofe is, dat<br />
het geen verschil moet maken tot wie je je richt in de Hoge Vucht, in principe moet je voor de<br />
meeste vragen bij alle beroepskrachten in de wijk terecht kunnen.<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 49
Wij zijn op zoek naar bewoners die dreigen in een sociaal isolement te geraken. Bewoners,<br />
die graag meer onder de mensen komen, worden geholpen om een activiteit te vinden die<br />
aansluit bij hun eigen belangstelling. Ook mensen die graag iets willen bijdragen, maar nog<br />
niet precies weten met wie of waar worden verder geholpen. <strong>De</strong> een zoekt iemand om af en<br />
toe bij op de koffe te gaan, een ander wil vrijwilligerswerk doen, een cursus volgen of samen<br />
met anderen een liefhebberij beoefenen. Een medewerker van het projectteam kijkt samen<br />
met de bewoner waar zijn of haar interesse naar uitgaat en zoekt samen met de bewoner<br />
naar mogelijkheden in de eigen leefomgeving. Het doel is om een aangename tijdsbesteding<br />
te vinden, waarmee hij of zij het eigen sociale netwerk kan uitbreiden.<br />
Kent u iemand die graag ‘mee zou doen’?<br />
U bent zelf werkzaam in de Hoge Vucht, beroepshalve, of als vrijwilliger. Daarom doen wij<br />
graag een beroep op u, als intermediair. Kent u mensen in de wijk die wij mogelijk kunnen<br />
helpen?<br />
Ja? Neemt u dan contact met ons op! Uiteraard gaan wij zorgvuldig met gegevens van<br />
personen om en wij overleggen met u hoe wij die persoon het best kunnen benaderen:<br />
U kunt ons bij de betreffende persoon introduceren, wij kunnen ook zelf het eerste contact<br />
leggen. U kunt uw melding doorgeven bij het Inlooppunt, Tonny Colen, telefoonnummer<br />
(076) 578 09 60. U kunt ook een e-mail sturen naar Yvonne Thomassen, projectleider<br />
proeftuin Hoge Vucht: y.thomassen@boznet.nl. Dan nemen wij contact met u op.<br />
Wij danken u bij voorbaat hartelijk voor uw medewerking!<br />
<strong>De</strong>elnemende organisaties:<br />
SOB, IMW Breda, NSWAC, GGZ Regio Breda, Vertizontaal, MEE West-Brabant, Amarant,<br />
Thuiszorg Breda, Huize Raffy, Zorgcentrum Vuchterhage, Singelveste en Wonen Breburg<br />
<strong>De</strong>ze organisaties werken samen in het kader van de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning<br />
(<strong>Wmo</strong>). <strong>De</strong>ze wet wordt op januari 2007 ingevoerd. <strong>De</strong> <strong>Wmo</strong> heeft tot doel dat<br />
iedereen kan meedoen aan alle facetten in de samenleving. En dat iedereen zo lang mogelijk<br />
zelfstandig kan blijven wonen, met hulp van familie, vrienden en buurtgenoten en zonodig<br />
met hulp van de gemeente. <strong>De</strong> gemeente Breda is ‘proeftuingemeente’. Dat betekent dat we<br />
in verschillende wijken gaan ‘oefenen’ met de <strong>Wmo</strong>-gedachte: iedereen kan meedoen in zijn<br />
eigen wijk.<br />
Colofon:<br />
Uitgave:<br />
Datum:<br />
Tekst:<br />
Fotografe:<br />
Vormgeving:<br />
Gemeente Breda<br />
April 2006<br />
<strong>De</strong>elnemende organisaties proeftuin <strong>Wmo</strong><br />
Wessel Keizer, Gemeente Breda<br />
Bureau Vormgeving, Gemeente Breda<br />
Meer informatie:<br />
Yvonne Thomassen, projectleider proeftuin Hoge Vucht: y.thomassen@boznet.nl<br />
Inlooppunt, Tonny Colen, tel: (076) 578 09 60<br />
Aan de inhoud van deze brochure kunnen geen rechten worden ontleend<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 50
Brief Tijd voor Elkaar<br />
november 2006<br />
Tijd voor elkaar in Hoge Vucht<br />
B6<br />
Betrokken zijn<br />
<strong>De</strong> Gemeente en de woon-, zorg- en welzijninstellingen werken samen in de Hoge Vucht.<br />
Vanuit onze samenwerking merken wij dat bewoners in de wijk betrokken zijn bij elkaar. Toch<br />
denken wij, dat veel bewoners van de wijk het leuk zouden vinden om, meer dan nu het<br />
geval is, iets voor en met elkaar te doen. Maar is dat ook zo?<br />
Hoe bent u betrokken?<br />
Wat doet u nu al voor andere bewoners in de buurt. Wat doen zij voor u? Zou u iemand uit<br />
de buurt wel eens willen helpen, bijvoorbeeld met een klusje? Misschien heeft u wel een<br />
klusje waar een buurtbewoner u bij kan helpen? Zou u meer contact willen hebben met<br />
andere buurtbewoners? Vind u het leuk om samen met iemand uit de buurt naar de stad te<br />
gaan, een taal te leren of een gezamenlijke hobby te hebben? Of heeft u geen behoefte aan<br />
nieuwe contacten in de buurt?<br />
Wij vragen het aan u<br />
<strong>De</strong> woon-, zorg- en welzijnsinstellingen in deze wijk willen dit persoonlijk aan u vragen. U<br />
bent een van de 200 mensen in de Hoge Vucht die zij bij deze uitnodigen voor een vraaggesprek<br />
bij u thuis. Wij hopen dat u aan het vraaggesprek zult deelnemen.<br />
Afspraak voor vraaggesprek<br />
Studentes van Hogescholen in Breda en Rotterdam komen volgende week bij u langs om het<br />
vraaggesprek met u af te nemen. Het vraaggesprek zal ongeveer 45 minuten duren. U mag<br />
het natuurlijk weigeren. <strong>De</strong> studentes die bij u langskomen kunnen zich legitimeren.<br />
Mocht u niet thuis zijn of geen tijd hebben dan komen zij een andere keer nog eens langs of<br />
maken een nieuwe afspraak met u. Overigens ontvangt iedere deelnemer aan het vraaggesprek<br />
als dank een gratis buskaart van € 6,70. Heeft u nog vragen, neem dan contact op met het<br />
Inloopcentrum Hoge Vucht op het volgende telefoonnummer: 076 5780960 en vraag naar<br />
Tonnie Colen.<br />
Wij danken u alvast voor uw medewerking,<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda<br />
5
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 52
Overzicht geleverde prestaties<br />
door de deelnemende instellingen<br />
B7<br />
Bij de start van de <strong>Wmo</strong>-proeftuinen is er door de deelnemende organisaties een convenant<br />
gesloten met de Gemeente Breda. Iedere instelling legde daarin vast een x-aantal uren in te<br />
zetten voor beide projectgroepen van de <strong>Wmo</strong>-proeftuin. Op basis van de eerdere ervaring in<br />
het project ‘Over schuttingen en geraniums’ is voorgesteld om gedurende de looptijd 2 uur<br />
per week voor de uitvoerend medewerker in een projectgroep te reserveren (deelnemer e<br />
schil) en uur voor de betrokken manager. Het laatste voor de voorbereiding van het project,<br />
als deelnemer aan Klankbordgroep of 2e schil, het voorzitten van projectgroepen, deelname<br />
bijzondere bijeenkomsten, deelname Welzijnstafel, evaluaties en dergelijke. Maximaal levert<br />
dit een reservering op van 85 resp. 390 uren per instelling, afhankelijk van deelname in een<br />
of twee projectgroepen.<br />
<strong>De</strong>ze reservering is als volgt in de praktijk uitgewerkt, volgens opgave van de instellingen<br />
(tussen haakjes is gemelde reservering)<br />
Organisatie / instelling Uitvoerende Uitvoerende Manager / Totaal per instelling /<br />
1e schil 1e schil Woonconsulent organisatie<br />
Hoge Vucht Haagse Beemden / stafid<br />
Aeneas - 36 36<br />
Amarant Geen opgave<br />
GGZ Regio Breda 50 65 12 127<br />
Huize Raffy - Geen opgave<br />
IMW Breda 27 27 50 104<br />
MEE West-Brabant 126 195 6 227<br />
NSWAC 54 54 108<br />
Singelveste 39 39 80 158<br />
SOB Breda 65 40 50 155<br />
Thuiszorg<br />
Breda<br />
40 40 40 120<br />
Vertizontaal 94,50 85,50 2 182<br />
Wonen Breburg 52 9 61<br />
Woonzorgcentrum <strong>De</strong> Breedonk - Geen opgave<br />
Zorgcentrum Vuchterhage 153 - 16 169<br />
<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda<br />
53