29.09.2013 Views

De Schutting Voorbij - Invoering Wmo

De Schutting Voorbij - Invoering Wmo

De Schutting Voorbij - Invoering Wmo

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>De</strong> <strong>Schutting</strong> <strong>Voorbij</strong><br />

Eindrapport <strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda


<strong>De</strong> <strong>Schutting</strong> <strong>Voorbij</strong><br />

Eindrapport <strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda<br />

Colofon<br />

Uitgave Gemeente Breda, directie Maatschappelijke Ontwikkeling<br />

Auteurs Frank Kemper en Yvonne Thomassen<br />

Stichting Zet<br />

Vormgeving SSC Communicatie / Vormgeving, Gemeente Breda<br />

Fotografe Kees Bennema/HH<br />

Te verkrijgen bij Gemeente Breda<br />

Directie Maatschappelijke Ontwikkeling<br />

Postbus 252<br />

4800 CM Breda<br />

Tel. (076) 529 48 89<br />

Fax (076) 529 46 29<br />

Maatschappelijke.ontwikkeling@breda.nl<br />

Datum oktober 2007<br />

-


Inhoudsopgave<br />

><br />

1. Inleiding............................................................................................................................. 3<br />

2. Samenvatting.................................................................................................................... 5<br />

3. Aanleiding ......................................................................................................................... 7<br />

3. . Voorgeschiedenis 7<br />

3.2. Startfase 8<br />

4. Doelstelling ....................................................................................................................... 9<br />

4. . Sociale participatie in de wijk 9<br />

4.2. Integraal (functiegericht) wijknetwerk 9<br />

4.3. Inclusief beleid – iedereen mag meedoen 9<br />

5. Beoogde resultaten ........................................................................................................ 11<br />

5. . Beoogde resultaten instellingen<br />

5.2. Beoogde resultaten voor cliënten<br />

6. Werkwijze........................................................................................................................ 13<br />

6. . Werken met projectgroepen en schillen 3<br />

6.2. Werving cliënten 3<br />

6.3. Betrokkenheid cliëntenorganisaties 4<br />

7. Procesbeschrijving .......................................................................................................... 15<br />

7. . Plan van Aanpak 5<br />

7.2. Communicatietraject 5<br />

7.3. Uitvoering Hoge Vucht en Haagse Beemden 6<br />

7.4. Experiment Hoge Vucht 9<br />

7.5. Ervaren knelpunten en ondernomen acties 2<br />

7.6 Geïnvesteerde uren van de deelnemende instellingen 22<br />

8. Resultaten........................................................................................................................ 23<br />

8. . Resultaten cliënten 23<br />

8.2. Resultaten experiment Hoge Vucht en Tijd voor Elkaar 24<br />

9. Meten is weten ............................................................................................................... 27<br />

9. . Onderzoek gemeente 27<br />

9.2. Evaluaties Ministerie van VWS 27<br />

10. Aanbevelingen en conclusies......................................................................................... 29<br />

0. Algemeen 29<br />

0.2 Aanbevelingen 3<br />

11. Tot slot ............................................................................................................................. 33<br />

Bijlage 1<br />

Samenvatting Projectplan proeftuin <strong>Wmo</strong> Breda 35<br />

Bijlage 2<br />

Plannen van aanpak 39<br />

Bijlage 3<br />

<strong>De</strong> projectgroepen c.q. deelnemende organisaties 45<br />

Bijlage 4<br />

PR-plan Proeftuin <strong>Wmo</strong> 47<br />

Bijlage 5<br />

Foldertekst intermediairen 49<br />

Bijlage 6<br />

Tekst brief Tijd voor elkaar 5<br />

Bijlage 7<br />

Overzicht geleverde prestaties door de deelnemende instellingen 53<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda


<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 2


Inleiding<br />

Op januari 2007 trad de Wet maatschappelijke ondersteuning (<strong>Wmo</strong>) in werking. <strong>De</strong><br />

Gemeente Breda liep daarop vooruit met het ‘Geschikt Wonen voor Iedereen’-beleid (GWI)<br />

dat anticipeert op de gevolgen van vergrijzing en de vermaatschappelijking van de zorg.<br />

Breda grijpt de komst van de <strong>Wmo</strong> aan om haar reeds in gang gezette beleid verder vorm te<br />

geven. GWI biedt een kader om de vijftien Bredase woongebieden te toetsen op levensloopbestendigheid.<br />

<strong>De</strong> gemeente spant zich samen met maatschappelijke partners in, om in de<br />

eigen woonomgeving voorwaarden te scheppen voor zelfredzaamheid en participatie van<br />

bewoners en een grotere leefbaarheid .<br />

Gekoppeld aan deelname aan het maatschappelijk verkeer – het Leitmotiv van de <strong>Wmo</strong> –<br />

levert dit een aanvraag op als <strong>Wmo</strong>-proeftuin. Een aanvraag die het ministerie van VWS<br />

honoreert, mede vanwege de positie die Breda inneemt als koploper op het gebied van de<br />

integratie van wonen, welzijn en zorg. Voorbeelden daarvan zijn de experimenten in de<br />

achterliggende periode met klantgericht werken (project vraagarticulatie) en de bevordering<br />

van sociale integratie, bij het project ‘Over <strong>Schutting</strong>en en Geraniums’. Het laatstgenoemde<br />

project beoogde ervoor te zorgen dat ouderen en mensen met beperkingen niet ‘achter de<br />

geraniums blijven zitten’ als gevolg van de vermaatschappelijking van de zorg. Intersectorale<br />

samenwerking en afstemming van de voorzieningen in de wijk moest dat tegengaan. Onder<br />

projectleiding van de stichting Zet2 werkten de deelnemende instellingen vraaggericht samen<br />

om te voorkomen dat problematiek ‘over de schutting’ wordt gegooid. <strong>De</strong> ervaringen bij dit<br />

project werden mede gebruikt voor de opzet van de proeftuin <strong>Wmo</strong>.<br />

Sociale participatie - het meedoen – en het zo zelfstandig mogelijk functioneren van mensen<br />

met een beperking is één van de negen prestatievelden van de <strong>Wmo</strong>. Na de instemming van<br />

het ministerie met de voorgestelde aanpak trok de gemeente dezelfde projectleiders van<br />

Stichting Zet aan om dit prestatieveld verder uit te werken in twee verschillende wijken. Het<br />

afsluitend symposium van ‘Over <strong>Schutting</strong>en en Geraniums’ in november 2005 heette niet<br />

voor niets: Breda op weg naar de <strong>Wmo</strong>.<br />

<strong>De</strong> proeftuin <strong>Wmo</strong> werkt vanuit het idee, dat de burger eerst voor zichzelf en zijn naasten<br />

moet zorgen en dat de gemeente hem/haar daarin als dat noodzakelijk is dient te ondersteunen.<br />

<strong>De</strong> woon-, zorg- en welzijnsvoorzieningen zijn dan vooral dienstbaar aan de hulpvraag van<br />

burgers, in dit geval op het terrein van sociale participatie.<br />

<strong>De</strong> gemeente werkt de proeftuin <strong>Wmo</strong> uit in twee wijken. Per wijk sluiten maatschappelijke<br />

partners samenwerkingsovereenkomsten, waarin de doelen, prestaties, verwachte inzet en<br />

verantwoordelijkheden zijn aangegeven. <strong>De</strong> welzijnstafel neemt de procesbewaking op zich.<br />

<strong>De</strong>ze overlegtafel maakt deel uit van de overlegstructuur van het GWI beleid, dat ook een<br />

Woontafel, een Zorgtafel en een overkoepelend Bredaas Integraal Beraad3 kent. <strong>De</strong> Welzijntafel<br />

is dé tafel waaraan al die partijen deelnemen. <strong>De</strong> gemeente levert de voorzitter en secretaris.<br />

<strong>De</strong> uitdaging van de <strong>Wmo</strong>-proeftuinen is, om het integrale denken opnieuw in twee wijken<br />

gestalte te geven. In het eindrapport dat voor u ligt doen we verslag van de werkwijze, de<br />

behaalde resultaten en de conclusies die we daaruit trekken.<br />

Een samenvatting treft u in het hierna volgende hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 staan we stil bij<br />

de voorgeschiedenis en de startfase. Hoofdstuk 4 beschrijft vervolgens de doelstelling van de<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen. Het gaat om de sociale participatie van burgers, met name van burgers die<br />

GWI gebiedsbeschrijvingen, Zorg in Bredase wijken. Gemeente Breda, 2005.<br />

2 Voorheen van respectievelijk Prisma Brabant en het Brabants Ondersteuningsinstituut Zorg.<br />

3 <strong>De</strong> drie regierollen van de gemeente Breda bij het project Geschikt Wonen voor Iedereen. Gemeente Breda, 2007.<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 3


door ouderdom of beperkingen van verstandelijke, psychische of fysieke aard daarbij een<br />

steuntje in de rug kunnen gebruiken. Daartoe moet een wijknetwerk van voorzieningen<br />

integraal (lees: functiegericht) worden ingericht. Uiteindelijk gaat het in een stad of dorp om<br />

inclusief beleid – iedereen moeten kunnen meedoen, ongeacht leeftijd of beperking.<br />

Hoofdstuk 5 gaat in op de beoogde resultaten. Die zijn verschillend voor de deelnemende<br />

instellingen en voor de cliënten. Vandaar dat we deze ook in aparte paragrafen beschrijven.<br />

In hoofdstuk 6 staat de gevolgde werkwijze centraal; de ‘schillenstructuur’ met een eerste<br />

schil van projectuitvoerders en een tweede voor toeleiding en signalering. Ook beschrijven we<br />

in dit hoofdstuk de werving van cliënten, waarbij meerdere wegen naar Rome leiden.<br />

Bijzonder aan de Bredase proeftuinen is de betrokkenheid van verschillende cliëntenorganisaties.<br />

Mede door hun impuls spreken we niet alleen over sociale participatie, maar ook over de<br />

vorming van sociale netwerken. Meedoen aan een activiteit is een ding, bouwen aan een<br />

sociaal netwerk verrijkt mensenlevens zeker zo veel.<br />

In hoofdstuk 7 staat de procesbeschrijving, vanaf het plan van aanpak tot en met de<br />

gesignaleerde knelpunten en de daarop ondernomen acties. Ook maken we de vergelijking<br />

tussen de uitvoering in de twee betreffende wijken.<br />

Hoofdstuk 8 geeft de resultaten weer, verschillend voor de deelnemende instellingen en voor<br />

de cliënten. Hoofdstuk 9 behandelt kort het nog lopende effectonderzoek door de gemeentelijke<br />

dienst O&I en de evaluaties die richting het ministerie van VWS zijn gegaan.<br />

In hoofdstuk 0 volgen de aanbevelingen en conclusies. Met name staan we stil bij de vraag<br />

hoe we van een gebiedsgerichte naar een persoonsgerichte benadering komen en we<br />

noemen de voorwaarden voor een succesvolle benadering.<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 4


Samenvatting<br />

2<br />

<strong>De</strong> Gemeente Breda koos voor de inrichting van levensloopbestendige wijken in het kader<br />

van haar GWI-beleid: Geschikt Wonen voor Iedereen. Binnen de GWI wijken moeten de<br />

daarvoor benodigde voorzieningen aanwezig zijn, maar de gemeente wil ook de voorwaarden<br />

scheppen voor een zo optimaal mogelijke sociale participatie van bewoners, met of zonder<br />

beperkingen. Eerder werd in het project “Over <strong>Schutting</strong>en en Geraniums” ervaring opgedaan<br />

met wijkgerichte samenwerking tussen zorg- en welzijnsinstellingen. Een integrale projectgroep<br />

richtte zich op de begeleiding van geïsoleerde wijkbewoners naar ontmoetingsmogelijkheden<br />

en activiteiten in de wijk. <strong>De</strong> aanpak stond model voor de proeftuin <strong>Wmo</strong> Breda.<br />

<strong>De</strong> proeftuin is uitgevoerd in twee Bredase wijken, de Hoge Vucht en de Haagse Beemden,<br />

door 5 samenwerkende organisaties op gebied van wonen, welzijn en zorg. Op beide<br />

locaties vormen consulenten van zorg- en welzijnsinstellingen een projectgroep die zich<br />

bezighoudt met de begeleiding van cliënten, “de eerste schil”. Daaromheen participeren<br />

organisaties als de woningcorporaties en de thuiszorg, die een signalerende en toeleidende<br />

functie hebben: de “tweede schil”. Per locatie heeft een projectleider de aansturende rol.<br />

<strong>De</strong> gemeente Breda heeft de regie; de “Welzijnstafel” met een afvaardiging van alle<br />

deelnemende partijen fungeert als klankbordgroep. Ook organisaties van ouderen en<br />

gehandicapten zijn daarin vertegenwoordigd. Een effectmeting door de afdeling O&I van de<br />

gemeente Breda kijkt naar de vorderingen van de samenwerkende partijen in de proeftuin.<br />

Centraal daarin staan de functiegerichte werkwijze (vraaggericht, sector en doelgroepoverstijgend)<br />

en de ontwikkeling naar een netwerkorganisatie.<br />

<strong>De</strong> doelstelling van proeftuin richt zich op prestatieveld 5 van de <strong>Wmo</strong>, het bevorderen van<br />

deelname van kwetsbare groepen aan het maatschappelijke verkeer. Concreet wil de<br />

proeftuin de sociale participatie in de wijk bevorderen van kwetsbare bewoners, toewerken<br />

naar een integraal (functiegericht) wijknetwerk, met de focus op inclusief beleid. Beoogde<br />

resultaten zijn enerzijds een goede afstemming tussen de instellingen die als een keten<br />

samenwerken om vragen van burgers te beantwoorden; anderzijds voor de cliënten bevredigende<br />

activiteiten en contacten in de eigen woonomgeving.<br />

<strong>De</strong> eerste schil, de werkgroep van consulenten van de verschillende instellingen werkt daartoe<br />

als één organisatie voor diverse doelgroepen. Het moet voor een bewoner niet uitmaken tot<br />

wie hij zich wendt met welke vraag. Waar specifeke expertise nodig is, vindt collegiale<br />

consultatie plaats, hetzij tijdens maandelijkse cliëntbesprekingen hetzij tussentijds. <strong>De</strong><br />

projectleider zorgt voor de toebedeling van cliënten, zit de projectgroepen voor, signaleert<br />

knelpunten en rapporteert aan de welzijnstafel. <strong>De</strong> deelnemers in de tweede schil signaleren<br />

waar bewoners in een isolement verkeren en introduceren deze bij de projectleider. Om de<br />

drie maanden komen eerste en tweede schil gezamenlijk bij elkaar.<br />

<strong>De</strong> werving van cliënten kan langs vier kanalen plaatsvinden. Mensen melden zichzelf aan:<br />

binnen de wijk is het project onder de aandacht gebracht via folders en buurtmedia. Of via<br />

intermediairs: de projectleiders leggen daartoe contact met bewonerscomités, de kerken,<br />

huisartsen en wijkagenten. Signalering vindt plaats vanuit de tweede schil (huismeesters,<br />

thuishulpen) of cliënten zijn afkomstig uit de eigen caseloads van de deelnemende instellingen.<br />

Het plan van aanpak gaat uit van 36 tot 42 cliënten per locatie, uitgaande van een maximale<br />

begeleidingsduur van een half jaar.<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 5


Het begin van het project loopt enige vertraging op omdat de productie van folders iets meer<br />

tijd in beslag neemt dan voorzien. Hierdoor loopt de begeleidingsperiode van april 2006 tot<br />

3 maart 2007. <strong>De</strong> eerste en tweede schil komen vier keer bijeen en bespreken dan de<br />

ontwikkelingen. Al snel blijkt dat het project te maken krijgt met cliënten met een complexere<br />

problematiek, die ook bij meerdere instellingen bekend zijn. Dat vraagt om wijkteams en<br />

casemanagement. Het effect van de wervingsactiviteiten stelt teleur, de meeste cliënten<br />

komen uit de caseloads, de signalering vanuit de tweede schil komt niet uit de verf en de<br />

inspanningen richting intermediairs leveren geen resultaat. Het eind van het project staat in<br />

het teken van methodiekontwikkeling rond het thema sociale netwerken.<br />

<strong>De</strong> constatering dat cliënten bij meerdere instellingen bekend zijn, zonder dat die dat van<br />

elkaar weten, leidt in de wijk Hoge Vucht tot een experiment in een aantal geselecteerde<br />

straten. <strong>De</strong> instellingen inventariseren op welke adressen zij hulpverleningscontacten hebben<br />

en leveren die gegevens aan bij de projectleider. Zij bekijkt in hoeverre overlap bestaat en of<br />

afstemming wenselijk is. <strong>De</strong> overlap blijkt gering. Een tweede experiment, op dezelfde<br />

adressen, richt zich op het versterken van relaties tussen buren: het deelproject ‘Tijd voor<br />

Elkaar4 ’. Gedurende een aantal weken leggen stagiaires van de deelnemende instellingen huis<br />

aan huis bezoeken af en houden vraaggesprekken met bewoners. Inzet daarbij is te kijken in<br />

hoeverre bewoners meer met elkaar zouden willen doen. Dat leidt tot een groot bestand van<br />

vragen en aanbod aan activiteiten en diensten. Het uitgangspunt is wederkerigheid: wie een<br />

aanbod doet plaatst ook een vraag en omgekeerd. Uiteindelijk leidt dat bij 28% van de<br />

geïnteresseerde bewoners tot een geslaagde koppeling. Tijd voor Elkaar is mede mogelijk<br />

dankzij een fnanciële bijdrage van het Bredaas Centrum voor Gehandicaptenbeleid.<br />

Tijdens de uitvoering van de proeftuin levert de betrokkenheid van de tweede schil knelpunten<br />

op. Al bij aanvang is niet bij alle partijen duidelijk wat van hen verwacht wordt en laat de<br />

aanwezigheid bij bijeenkomsten te wensen over. Halverwege het project komt er een<br />

herbezinning op de eigen rol en de wijze waarop die wordt ingevuld. Bij de thuiszorg leidt tot<br />

een wisseling in bezetting. Bij woningcorporaties komt een discussie op gang die uitmondt in<br />

een nieuwe visie op de eigen mogelijkheden met betrekking tot de sociale participatie van<br />

bewoners.<br />

In totaal bereikt de proeftuin op beide locaties 49 cliënten (in plaats van de verwachte 72).<br />

Met name de werving vanuit de tweede schil en de intermediairen stelde teleur. Een kwart<br />

van de cliënten heeft te maken met zware en terugkerende problematiek. Meer dan de helft<br />

van de begeleidingstrajecten wordt succesvol afgesloten, een vijfde deel doorverwezen.<br />

<strong>De</strong> aanbevelingen staan in het teken van ketenbenadering. We presenteren een typologie van<br />

interventies en netwerken, gericht op het versterken van de participatie van wijkbewoners.<br />

<strong>De</strong> lichtste vorm zien we bij een project als Tijd voor Elkaar, waarbij bewoners de volledige<br />

regie houden en geen professionele inzet geboden is. Bij een aanpak als de proeftuin werken<br />

professionals wijkgericht samen voor bewoners die met een lichte vorm van ondersteuning de<br />

eigen regie kunnen behouden. <strong>De</strong> zwaarste vorm is die van maatschappelijk steunsystemen<br />

voor zware problematiek, waar de regie is overgenomen en zware (bemoei)zorg geboden is.<br />

We zijn geconfronteerd met cliënten waarvan de problematiek in feite te zwaar was voor de<br />

opzet van de proeftuin, mensen die permanent of regelmatig ondersteuning nodig hebben.<br />

Na bespreking van dit gegeven wordt gedacht aan een tussenliggende vorm van ondersteuning<br />

voor deze categorie. Hiervoor zou de regie in handen moeten komen te liggen van een<br />

zogenoemde probleemhouder, om afglijden naar de zwaarste vorm van zorg te voorkomen.<br />

Inzetten op deze vorm van preventie loont op den duur. In elk van de vier onderscheiden<br />

categorieën kunnen de samenwerkingspartners ondersteuning op maat bieden.<br />

Tot slot hebben we gewerkt aan de aandacht voor het sociaal netwerk in de intake procedures<br />

en wordt de noodzaak gevoeld van een signaleringstraining voor mensen in publieksfuncties<br />

(huismeesters, thuishulpen, vrijwilligers buurthuizen).<br />

4. Van het deelproject “Tijd voor Elkaar Hoge Vucht” is een afzonderlijke beschrijving met handleiding uitgebracht (gemeente Breda,<br />

oktober 2007).<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 6


Aanleiding<br />

3.1. Voorgeschiedenis: Over <strong>Schutting</strong>en en Geraniums<br />

3<br />

<strong>De</strong> <strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda bouwen voort op beleidsvoornemens ten aanzien van de<br />

gebiedsgerichte indeling en met name op een reeds opgedane ervaring met het project ‘Over<br />

<strong>Schutting</strong>en en Geraniums’. In de periode 2004-2005 werkte een projectgroep van consulenten<br />

van verschillende welzijns- en zorginstellingen aan de begeleiding van bewoners die in een<br />

sociaal isolement verkeerden, met als doel om hen in contact te brengen met activiteiten en<br />

ontmoetingsmogelijkheden in de eigen wijk, de Hoge Vucht.<br />

Het project leverde een aantal nuttige inzichten op. <strong>De</strong> eerste betrof inzicht in leemten en<br />

knelpunten in het bestaande (recreatieve) aanbod. Dat bleek vooral op ouderen toegespitst,<br />

vooral overdag beschikbaar en niet in het weekeinde. Aan de behoefte aan een sociaal<br />

netwerk voor mensen met een verstandelijke, psychische of fysieke beperking werd amper<br />

tegemoet gekomen. Aanbevolen werd dan ook om de toegankelijkheid en het activiteitenaanbod<br />

te verbeteren en te kijken naar de gewenste ondersteuning en activiteiten voor de<br />

andere doelgroepen dan alleen ouderen.<br />

<strong>De</strong> intersectorale uitwisseling kreeg vooral op uitvoerend niveau gestalte. Consulenten wisten<br />

elkaar sneller te vinden, raakten beter op de hoogte van elkaars expertise, werkwijze en<br />

doelgroep. En ook belangrijk: men leerde in hoeverre de eigen werkwijze al dan niet aansloot<br />

bij andere doelgroepen. Het blijft de vraag of de deelnemende consulenten erin zijn geslaagd<br />

om de eigen organisaties te overtuigen van de voordelen van intersectorale samenwerking.<br />

Tot slot vond niet iedereen een bevredigende vrijetijdsbesteding in de wijk. Een van de<br />

redenen was dat er verschillende cliënten zijn die om intensievere begeleiding vroegen dan in<br />

het project was voorzien.<br />

Al deze inzichten leidden tot verschillende conclusies, met als de belangrijkste: zorg voor<br />

voldoende aandacht voor het welzijnsaspect. Dat is immers onontbeerlijk voor de sociale<br />

integratie van kwetsbare groepen in hun eigen leefomgeving. Het project leverde een pleidooi<br />

op voor algemene toegankelijkheid en integraal casemanagement, om te voorkomen dat<br />

mensen wegzakken in inactiviteit of isolement.<br />

Kwartiermaken in een wijk of dorp, de weg bereiden voor sociale participatie van verschillende<br />

doelgroepen, blijkt nog geen geëffend pad. Ook blijken de grotere instellingen niet altijd raad<br />

te weten met de individuele vraagsturing of snel op situaties te kunnen inspelen. <strong>De</strong><br />

toegankelijkheid van het algemene of categorale aanbod levert eveneens de nodige discussie<br />

op.<br />

<strong>De</strong> beleidsvoornemens in de gebiedsgerichte werkwijze krijgen inmiddels steeds vastere vorm.<br />

<strong>De</strong> Gemeente Breda wil zich goed voorbereiden op de toenemende vergrijzing en de reeds<br />

lang in gang gezette vermaatschappelijking van de zorg. Op het terrein van wonen houdt<br />

men rekening met bewoners, die zo lang mogelijk zelfstandig wonen. En als gevolg van de<br />

extramuralisering gaan diverse doelgroepen opnieuw zo zelfstandig mogelijk wonen. Vanuit<br />

die overwegingen ging eerder het programma ‘Geschikt Wonen voor Iedereen’ van start,<br />

gericht op de ontwikkeling van levensloopbestendige woonwijken.<br />

<strong>De</strong> bestaande woningvoorraad is tegen het licht gehouden. Voor iedere wijk of dorp ( 5<br />

gebieden in totaal) liet de gemeente het aantal ouderen en andere mensen met beperkingen<br />

berekenen en de mogelijkheden en wensen van instellingen in kaart brengen. Dat betekent<br />

twee dingen:<br />

- de Gemeente Breda bereidt zich al in een vroeg stadium voor op komende ontwikkelingen.<br />

- het is vooral een verhaal over stenen en over zorg. <strong>De</strong> zaak is het nu om wonen en de<br />

zorgverlening te verbinden met de algemene dienstverlening en vooral ook met welzijn.<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 7


Met al deze inzichten in het achterhoofd begint de plannenmakerij voor de <strong>Wmo</strong>-proeftuinen.<br />

Niet in één wijk zoals voorheen, maar op twee plaatsen: in de wijk Haagse Beemden West als<br />

nieuwe locatie en opnieuw in de Hoge Vucht. In de laatste genoemde wijk wil men ook een<br />

experiment aangaan, dat moet leiden tot een betere afstemming tussen de diverse instellingen<br />

op basis van een inventarisatie van hulp- of ondersteuningscontacten bij activiteiten bij een<br />

selectie van adressen. In het Plan van Aanpak staat een en ander beschreven. 5<br />

3.2. Startfase<br />

Het symposium op 4 november 2005 ‘Over <strong>Schutting</strong>en en Geraniums’ markeert de opmaat<br />

voor de gemeente Breda naar de <strong>Wmo</strong>-proeftuinen. <strong>De</strong> brochure ‘Breda op weg naar de <strong>Wmo</strong>’<br />

van 5 december van hetzelfde jaar maakt dit ook aan de Bredase bevolking bekend. Hierin<br />

staat te lezen: ‘<strong>De</strong> gemeente is een van de 25 <strong>Wmo</strong> pilotgemeenten in Nederland. In de<br />

proeftuinen <strong>Wmo</strong> werkt Breda aan de realisatie van het prestatieveld bevorderen van de<br />

participatie van mensen met een beperking. In Hoge Vucht wordt de eerdere pilot verbreed<br />

en verdiept. In de Haagse Beemden werkt men aan nieuwe samenwerking op de terreinen<br />

welzijn, wonen en zorg. Hierbij gebruikt men de ervaringen uit Hoge Vucht.’<br />

Al eerder kwam het projectvoorstel6 voor de ontwikkelpilot <strong>Wmo</strong> Breda tot stand en voerde<br />

de gemeente overleg met een vijftiental organisaties op het terrein van wonen, zorg en<br />

welzijn. <strong>De</strong>ze organisaties, zowel van de zijde van vragers- als aanbieders, tekenden in<br />

december 2005 een samenwerkingsovereenkomst voor de wijk Hoge Vucht, alsmede voor de<br />

wijk Haagse Beemden. Hiermee is de samenwerking tussen de organisaties en de inzet van<br />

consulenten voor deze proeftuin geregeld. Alle partners die zorg of diensten leveren aan de<br />

verschillende doelgroepen zijn betrokken.<br />

<strong>De</strong> organisaties nemen deel aan projectgroepen in iedere wijk binnen een ‘twee schillenstructuur’.<br />

<strong>De</strong> eerste schil bestaat uit consulenten die zich direct met de cliëntbegeleiding<br />

bezighouden. <strong>De</strong> tweede schil speelt met name een rol bij de signalering. Voor de projectleiding<br />

trekt de gemeente twee adviseurs aan, die dezelfde rol vervulden bij ‘Over <strong>Schutting</strong>en en<br />

Geraniums’. Iedere projectleider werkt voor een wijk7 . Het is de bedoeling dat de nieuwe<br />

projectgroepen januari 2006 van start gaan.<br />

<strong>De</strong> regie ligt bij de gemeente Breda. Haar brede Welzijnstafel fungeert als klankbordgroep om<br />

de voortgang te toetsen en naar oplossingen te zoeken voor eventuele knelpunten. Aan die<br />

Welzijnstafel nemen alle ondertekenaars deel van de samenwerkingsovereenkomsten. Het<br />

zijn enerzijds de aanbieders van zorg- en welzijnsdiensten, anderzijds de cliëntenorganisaties8 .<br />

Bij de start voert de afdeling O&I van de gemeente Breda een ‘nulmeting’ uit onder de<br />

instellingen over de vraag hoe zij aankijken tegen de onderlinge samenwerking en de<br />

regievoering door de gemeente9 . <strong>De</strong> nulmeting kijkt bij de samenwerking met name naar:<br />

- functiegerichte werkwijze (vraaggericht, doelgroep- en sectoroverstijgend)<br />

- samenwerking tussen front- en backoffce<br />

- ontwikkeling naar een netwerkorganisatie<br />

5 Zie bijlage 2.<br />

6 Zie bijlage .<br />

7 Dat wil zeggen: Frank Kemper wordt projectleider in de Haagse Beemden, Yvonne Thomassen projectleider in de Hoge Vucht.<br />

Aanspreekpunt voor de projectleiders is Juan Seleky, adviseur zorg- en ouderenbeleid van de Gemeente Breda.<br />

8 <strong>De</strong>ze cliëntenorganisaties betreffen met name het Bredaas Centrum voor Gehandicapten (BCG) en het Overleg Ouderenbonden<br />

Breda (OOB).<br />

9 <strong>De</strong> uitkomsten van dit eerste onderzoek staan in ‘Oog voor elkaar’, beginmeting proeftuinen <strong>Wmo</strong>, Gemeente Breda, Onderzoek<br />

en informatie, september 2006 (publicatienummer 383).<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 8


Doelstelling<br />

4<br />

Als algemene doelstelling geldt het bieden van ondersteuning bij de sociale participatie van<br />

kwetsbare bewoners, met name wat betreft vrijetijdsbesteding en ontmoeting in de wijk. <strong>De</strong><br />

twee <strong>Wmo</strong>-proeftuinen dienen bij te dragen aan een situatie waarin iedere burger zo lang<br />

mogelijk zelfstandig kan wonen en kan meedoen. Dat vraagt om een integrale, intersectorale<br />

en vraaggerichte samenwerking in de wijk tussen de organisaties op gebied van wonen,<br />

welzijn en zorg. In principe moet iedere burger een activiteit of een ontmoetingsmogelijkheid<br />

kunnen vinden in de eigen woonomgeving. Daarnaast verschaffen de beide projecten inzicht<br />

in knelpunten en leemtes in de wijk en dragen ze oplossingen aan.<br />

4.1. Sociale participatie in de wijk<br />

Iedere burger wordt geacht deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer. Om dit mogelijk<br />

te maken voor kwetsbare burgers zijn in de <strong>Wmo</strong>-proeftuin projectgroepen ingericht, die<br />

burgers een steuntje in de rug bieden. Maar sociale participatie is meer dan dat. <strong>De</strong> <strong>Wmo</strong> wil<br />

stimuleren dat burgers voor elkaar opkomen, samen zaken aanpakken en elkaar diensten<br />

bewijzen. Met name dat laatste gaat in de Hoge Vucht een rol spelen.<br />

4.2. Integraal (functiegericht) wijknetwerk<br />

<strong>De</strong> beide proeftuinen sluiten aan bij bestaande organisatiestructuren. In de wijk de Hoge<br />

Vucht betreft dat de projectgroep GWI Noordoost en in de Haagse Beemden is dat de<br />

structuur rond het wooncentrum Heksenwiel en het wijkinfopunt, dat sinds oktober 2005<br />

operationeel is.<br />

Voorheen waren vooral de welzijnsaanbieders in beeld, zij het uitgebreid met de GGZ en een<br />

tweedelijns instelling voor zorg voor mensen met een verstandelijke beperking.<br />

<strong>De</strong> proeftuin kiest voor verbreding. Ook woningcorporaties nemen nu deel, alsmede de<br />

thuiszorg en een tweedelijns zorginstelling voor mensen met meervoudige beperkingen. Tot<br />

slot sluiten ook de verzorgings- en verpleeghuizen aan, omdat ook zij steeds meer extramuraal<br />

werken en in het kader van het GWI-beleid als zorgkruispunt kunnen opereren.<br />

4.3. Inclusief beleid – iedereen mag meedoen<br />

Zoals al aangegeven richt de proeftuin de focus vooral op de meer kwetsbare burgers, om te<br />

voorkomen dat zij geen deel uitmaken van het maatschappelijke verkeer. Waar we heen<br />

willen is een samenleving waarin iedereen meetelt en mee kan doen. Dat vraagt om inclusief<br />

beleid; instellingen houden in hun eigen beleid vanzelfsprekend rekening met burgers met<br />

diverse beperkingen. Maar ze zoeken ook actief de samenwerking die nodig is voor de<br />

participatie aan de samenleving als geheel.<br />

Niet iedereen vindt het vanzelfsprekend of gemakkelijk om ergens op af te stappen. Niet<br />

iedereen heeft nog een sociaal netwerk om zich heen, dat dit voor hen vergemakkelijkt. Er<br />

kunnen zich in ieder mensenleven ingrijpende gebeurtenissen voordoen, die de kans op<br />

isolement vergroten. Het kan gaan om sterfte van een naaste of ernstige ziekte, maar ook<br />

verlies van werkkring of een vaste relatie. Daarnaast zijn er altijd en overal mensen die door<br />

persoonskenmerken niet vanzelfsprekend in staat zijn een sociaal netwerk op te bouwen of<br />

te onderhouden. Samenwerking tussen instellingen in de uitvoering levert meer kansen voor<br />

die meer kwetsbare burgers.<br />

Daarnaast gaat het project actief op zoek naar die kwetsbare burgers. Vaak zijn het mensen<br />

die minder van zich laten horen en niet zo zichtbaar zijn. Een naar buiten gerichte benadering<br />

is daarom op zijn plaats.<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 9


<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda<br />

0


Beoogde resultaten<br />

5.1. Beoogde resultaten instellingen<br />

5<br />

<strong>De</strong> beoogde resultaten voor de instellingen zitten vooral op het vlak van samenwerking en<br />

afstemming. Ketensamenwerking en vraagsturing behoren niet automatisch tot de corebusiness<br />

van instellingen. <strong>De</strong> instellingen worden daar tot op heden niet op afgerekend. Een<br />

andere reden is dat de keteninspanning niet automatisch tot resultaten leidt. Afstemming is<br />

hard werken en daaraan moet verder worden geschaafd en getimmerd voordat het én in<br />

beleid én in de werkwijze tot uitdrukking komt. Vraagsturing is lastig, zo lang men uitgaat<br />

van kant en klare producten. Ook dit vergt een omslag in denken en doen.<br />

5.2. Beoogde resultaten voor cliënten<br />

Het project moet er voor de cliënten toe leiden dat zij contacten opdoen en een nieuwe<br />

tijdsbesteding vinden. <strong>De</strong> insteek is dat mensen door het deelnemen aan een activiteit vaker<br />

onder de mensen komen, contacten opbouwen en iets voor een ander gaan betekenen. Dat<br />

kan ook gaan in de richting van vrijwillige inzet voor de wijk of voor andere wijkbewoners,<br />

liefst wederzijds tussen bewoners onderling. Allemaal zaken die maken dat mensen zich<br />

ingebed voelen in een sociale omgeving.<br />

Die contacten of activiteiten kunnen divers zijn, zoals:<br />

• tuinieren, wandelen, voetballen of knutselen;<br />

• foto’s maken, kaarten of internetten;<br />

• vrijwilligerswerk doen op school of in de bibliotheek;<br />

• een baantje in het winkelcentrum;<br />

• bij iemand op de koffe of samen winkelen;<br />

• iemand helpen met de Nederlandse taal of huiswerk;<br />

• deelnemen aan een gespreksgroep of een cursus volgen;<br />

• een keer samen koken of samen eten.<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda


<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda<br />

2


Werkwijze<br />

6.1. Werken met projectgroepen en schillen<br />

6<br />

<strong>De</strong> deelnemende organisaties zijn uitgenodigd deel te nemen in de twee projectgroepen, in<br />

elke wijk één. Sommigen participeren op beide locaties, anderen slechts in één van de<br />

projectgroepen, omdat ze alleen in de betreffende wijk werkzaam zijn.<br />

In de eerste schil hebben de uitvoerende consulenten zitting. <strong>De</strong> werkwijze komt overeen met<br />

die van het eerdere project ‘Over <strong>Schutting</strong>en en Geraniums’ 0 . <strong>De</strong> achterliggende flosofe is,<br />

dat de consulenten functioneren als één organisatie, die voor uiteenlopende doelgroepen<br />

werkt als een soort mobiele frontoffce. Het moet voor een bewoner niet uitmaken tot wie hij<br />

of zij zich richt met een vraag. Meer dan driekwart van de vragen op gebied van wonen,<br />

welzijn en zorg zijn dermate a-specifek dat professionals met algemene agogische vaardigheden<br />

ze kunnen afhandelen. Voor het overige is specifeke knowhow vereist. In de eerste schil<br />

oefenen consulenten in integraal werken, doordat ze cliënten begeleiden die niet tot hun<br />

eigen doelgroep behoren.<br />

Aanmelding en toebedeling gebeurt via de projectleider. Maandelijks bespreekt de eerste schil<br />

de voortgang tijdens een gezamenlijke bijeenkomst, waar collegiale consultatie mogelijk is<br />

met consulenten die over specifeke expertise beschikken betreffende de cliënt. <strong>De</strong> bespreking<br />

gebeurt onder waarborg van vertrouwelijkheid en de verslaglegging is geanonimiseerd.<br />

In de tweede schil nemen voorzieningen deel met een meer signalerende rol. Woningcorporaties<br />

hebben bijvoorbeeld geen direct hulpverleningscontact met hun bewoners, maar zij krijgen<br />

wel uit andere hoofde te maken met mensen waar het project iets voor kan betekenen. Hun<br />

taak is deze mensen in contact te brengen met de projectleider, die zorgt voor de start van<br />

het begeleidingstraject. Daarnaast hebben de deelnemers aan de tweede schil een functie als<br />

een ‘linking pin’ met hun organisatie. Om de drie tot vier maanden komt de projectgroep in<br />

zijn totaliteit (eerste en tweede schil) bijeen om zaken door te spreken en om elkaar te<br />

informeren.<br />

6.2. Werving cliënten<br />

<strong>De</strong> werving van de cliënten geschiedt langs een aantal kanalen.<br />

• Mensen kunnen zichzelf aanmelden. Ze zijn geattendeerd op de mogelijkheden van de<br />

proeftuin via een centraal informatiepunt of in publicaties in buurtkranten of via de<br />

folder. <strong>De</strong> projectleiding werkt met een PR-plan (bijlage 4), dat doelgroepen en informatiekanalen<br />

benoemt en ingaat op de strategie en te gebruiken middelen. Voor potentiële<br />

cliënten is per wijk een folder (bijlage 5) gedrukt en verspreid.<br />

• Intermediairs kunnen cliënten aanbrengen. <strong>De</strong> beide projectleiders leggen daartoe in hun<br />

wijk persoonlijk contact met wijkagenten, pastoors, huisartsen en bewonersgroepen.<br />

Voor potentiële intermediairs is per wijk een afzonderlijke folder gemaakt en verspreid.<br />

• Partijen uit de tweede schil, met name de woningcorporatie en de thuiszorg vangen<br />

signalen over bewoners op en attenderen hen op de mogelijkheden die het project hen<br />

biedt.<br />

• Consulenten uit de eerste schil brengen cliënten in uit eigen caseload of die van hun<br />

collega’s. Het feit dat een instelling zorg of verpleging biedt aan cliënten betekent immers<br />

nog niet dat men er ook naar het welzijn kijkt.<br />

0 <strong>De</strong>ze methodiek staat beschreven in: Over <strong>Schutting</strong>en en Geraniums, deel 2. Een uitgave van de Gemeente Breda, november<br />

2005.<br />

<strong>De</strong>ze centrale meldpunten zijn respectievelijk: het Inlooppunt in de Hoge Vucht en het centrale meldpunt van Heksenwiel in de<br />

Haagse Beemden.<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda<br />

3


<strong>De</strong>elname aan het project geschiedt op basis van vrijwilligheid. <strong>De</strong> cliënten stemmen in met<br />

de werkwijze en weten dat begeleiding plaats vindt door iemand die normaal met andere<br />

doelgroepen werkt. Is een bewoner reeds cliënt bij een deelnemende instelling, dan vindt in<br />

principe een ‘warme overdracht’ plaats. Gaat het om cliënten uit de eigen caseload van een<br />

zorg- en dienstverlenende instelling, dan blijft deze eindverantwoordelijk, de cliënt is als het<br />

ware ‘uitgeleend’. Mocht de begeleiding niet bevredigend zijn, of doorlopen na afoop van<br />

het project, dan neemt de ‘oude’ instelling de draad weer op.<br />

6.3. Betrokkenheid cliëntenorganisaties<br />

<strong>De</strong> betrokkenheid van de cliëntenorganisaties is gewaarborgd via deelname aan de Welzijnstafel.<br />

Daarnaast bestaat de bereidheid tot consultatie. Ook gevraagd en ongevraagd advies<br />

behoort tot de mogelijkheden. Een voorbeeld:<br />

Een van de cliëntenorganisaties, het Bredaas Centrum Gehandicaptenbeleid (BCG) hield<br />

ongeveer een jaar voor de start van de proeftuin een achterbanraadpleging onder mensen<br />

met verstandelijke, fysieke of psychische beperkingen 2 . Daarin is onder meer gevraagd naar<br />

hun dagbesteding. Een aantal mensen gaf aan zich eenzaam te voelen of bezigheden in de<br />

wijk te missen. Het BCG vermoedde dat deze groep wellicht gebaat zou zijn met een<br />

interventie vanuit de projectgroepen. Door het anonieme karakter van de raadpleging<br />

beschikte het BCG echter niet over de adressen, alleen de postcodes. Vanuit de proeftuin<br />

stuurden we daarop een schriftelijke oproep aan alle adressen in de betreffende postcodegebieden<br />

in de wijken Hoge Vucht en Haagse Beemden. Dat leverde uiteindelijk een klein<br />

aantal cliënten op.<br />

Ook het Overleg Ouderenbeleid Breda (OOB) neemt deel aan de Welzijnstafel. Het OOB<br />

koerst op vraagsturing, zoals blijkt uit hun advies ten aanzien van het WWZ loket van de<br />

toekomst 3 . Met name gaat hun belangstelling uit naar de vraag achter de vraag. Zij pleiten<br />

er dan ook voor goed te kijken wat een wijkbewoner kan en wil.<br />

2 Geschikt wonen voor iedereen met een beperking. Uitgave BCG / Gemeente Breda, november 2004.<br />

3 ‘ Als ik het voor het zeggen had …’, een initiatief van het OOB in het kader van het project Versterking Vraagarticulatie.<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda<br />

4


Procesbeschrijving<br />

7.1. Plan van Aanpak<br />

7<br />

Eind 2005 stellen de projectleiders, op verzoek van de gemeente, een algemeen Plan van<br />

Aanpak op. Later volgt een verfjning naar de specifeke situatie in de twee verschillende<br />

wijken 4 .<br />

Het project heeft betrekking op <strong>Wmo</strong> prestatiegebied vijf: ‘het bevorderen van sociale<br />

participatie’. <strong>De</strong> proeftuin kent in twee woongebieden in Breda een project om de deelname<br />

aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren van mensen met beperkingen<br />

te helpen vergroten. Het plan beoogt gedurende een periode van 5 maanden zoveel<br />

mogelijk mensen te begeleiden of bemiddelen bij de vraag naar ontmoeting, vrije tijdsbesteding,<br />

dagactiviteiten, educatie of vrijwilligerswerk. Dit gebeurt met hulp van de deelnemende<br />

organisaties op het terrein van wonen, welzijn en zorg.<br />

Het oogmerk van de <strong>Wmo</strong>-proeftuinen is drieledig:<br />

• <strong>De</strong>elnemende cliënten vinden een vorm van tijdsbesteding, die hen in staat stelt in contact<br />

te komen met medewijkbewoners. Ze krijgen een vorm van ondersteunende begeleiding,<br />

gericht op de versterking van zelfwerkzaamheid.<br />

• Consulenten oefenen in intersectorale samenwerking.<br />

• Knelpunten en leemtes worden gesignaleerd en zo mogelijk verholpen.<br />

<strong>De</strong> deelnemende organisaties zijn in drie groepen onder te verdelen.<br />

• Uitvoerend, in rechtstreeks contact met de cliënt, gericht op sociale participatie. <strong>De</strong>ze<br />

behoren tot de eerste schil.<br />

• Weliswaar uitvoerend, maar dan in de zin van het mogelijk maken van contact en<br />

bemiddeling. Bijvoorbeeld door signalering, toeleiding en doorverwijzing of het bieden<br />

van mogelijkheden tot sociale participatie. <strong>De</strong>ze organisaties hebben in de tweede schil<br />

plaats.<br />

• Adviserend in geval van de cliëntenorganisaties.<br />

Het Plan van Aanpak vermeldt het aantal te begeleiden cliënten: per locatie is dat maximaal<br />

36 tot 42. <strong>De</strong> begeleiding is in principe kortdurend en eindig. <strong>De</strong> maximale begeleidingsduur<br />

per cliënt is zes maanden. <strong>De</strong> fase van cliëntbegeleiding beloopt dan een jaar, tot januari<br />

2007 met een uitloop van drie maanden voor een zorgvuldige afronding. <strong>De</strong> geplande<br />

einddatum is 3 maart van dat jaar.<br />

7.2. Communicatietraject<br />

<strong>De</strong> werving was bij ‘Over <strong>Schutting</strong>en en Geraniums’ een lastig punt. <strong>De</strong> vraag ligt dan voor<br />

welke verbetering mogelijk is. Het Plan van Aanpak zet in op wijkintermediairs en kwartiermakers.<br />

Daarvoor is natuurlijk materiaal nodig en een strategie. Bij de start van het project<br />

stellen we een PR-plan op met de fasering van het communicatietraject, segmentering van<br />

doelgroepen op verschillende niveaus, de bijpassende boodschap en middelen 5 . Onderdeel<br />

zijn de folder voor bewoners als potentiële cliënten en de folder voor intermediairen in elke<br />

wijk 6 . Andere middelen zijn stukjes in de wijkkrant en de bezoeken van projectleiders aan<br />

intermediairs. Dat laatste gebeurt soms ook door vrijwilligers van een deelnemende organisatie.<br />

En we maken een voorbeeldtekst, die kan dienen als basis voor een stuk in de huisorganen<br />

van de deelnemende instellingen. Dit om zoveel mogelijk collega’s van de consulenten kennis<br />

te laten maken met het project en hen te stimuleren tot het door verwijzen van cliënten. We<br />

4 Zie bijlage 2.<br />

5 Zie bijlagen 4 en 5.<br />

6 Zie voor de tekst hiervan bijlage 5<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda<br />

5


willen ook uitzendingen bij zendamateurs. Als blijkt dat deze geen onomstreden legale status<br />

hebben zien we daarvan af.<br />

Daarnaast zal de proeftuin <strong>Wmo</strong> lokale, regionale en landelijke belangstelling genereren. Het<br />

initiatief voor communicatie ligt hier bij de Gemeente Breda, de projectleiding denkt<br />

desgevraagd mee en verzorgt incidenteel projectpresentaties elders in het land.<br />

Tot slot rapporteren we de voortgang elke drie maanden bij het ministerie, gebruikmakend<br />

van het format dat VWS daarvoor aanlevert.<br />

Terugkijkend moeten we concluderen dat in de planning te weinig tijd was ingeruimd voor de<br />

productie van onze publiciteitsmiddelen. Met name de afstemming met de gemeentelijke<br />

dienst voorlichting over de tekst en vormgeving van de folders vroeg veel meer tijd dan<br />

gepland. Dat kwam het eindproduct ten goede, maar het was handiger geweest om het<br />

drukwerk bij de start van het project al gereed te hebben.<br />

7.3. Uitvoering Hoge Vucht en Haagse Beemden<br />

<strong>De</strong> proeftuin <strong>Wmo</strong> gaat op beide locaties van start in januari 2006. Tot en met juni 2007<br />

komt de projectgroep in 6 (Haagse Beemden) tot 7 keer (Hoge Vucht) bijeen.<br />

<strong>De</strong> start<br />

<strong>De</strong> startfase staat in het teken van “fne-tuning”; de defnitieve keuze van instellingen voor<br />

de eerste of de tweede schil, de personele invulling daarvan en de gebiedsafbakening.<br />

<strong>De</strong> plannen van aanpak omschrijven specifeke woongebieden in de twee wijken als werkgebied<br />

voor het project. In de Haagse Beemden is dat gebied beperkt tot de Heksenwiel, de<br />

buurt die onmiddellijk grenst aan het gelijknamige woonzorgcentrum. Op suggestie van de<br />

projectgroep besluit de welzijnstafel het project uit te breiden tot de hele westelijke helft van<br />

de Haagse Beemden, omdat daardoor meer bewoners uit de sociale huursector (o.a. de<br />

buurten Kesteren en Muizenberg) van het project kunnen profteren. <strong>De</strong> optie om de gehele<br />

Haagse Beemden te kiezen valt af, omdat de oostelijke helft van de wijk een afzonderlijk<br />

GWI-gebied vormt. Als gevolg van de gebiedswijziging nodigen we ook woningcorporatie<br />

WonenBreburg uit om toe te treden tot de projectgroep.<br />

In de Hoge Vucht doen zij dan reeds mee. Ook ontstaat discussie of het werk beperkt moet<br />

blijven tot de afgebakende woongebieden. Daarop besluit de Welzijnstafel om het project<br />

niet te beperken tot enkele straten met fats, maar in principe op de gehele wijk.<br />

Overeenkomstige partijen maken op de beide locaties soms een andere keuze voor de eerste<br />

resp. tweede schil. In Hoge Vucht nemen de verzorgingshuizen Raffy en Vuchterhage deel<br />

aan de eerste schil en houden zich dus direct bezig met cliëntbegeleiding. In Haagse Beemden<br />

opteren de verpleeg- en verzorgingshuizen Breedonk en Aeneas (beiden onderdeel van<br />

Heksenwiel) voor de tweede schil en spelen daar vervolgens geen actieve rol meer in.<br />

Overigens draagt de activiteitenbegeleiding van Aeneas positief bij aan de zoektocht naar<br />

activiteiten voor de cliënten 7 .<br />

<strong>De</strong> begeleidingstrajecten<br />

Bij de begeleiding maken de consulenten gebruik van instrumenten, die reeds zijn ontwikkeld<br />

in het voorgaande project “Over <strong>Schutting</strong>en en Geraniums”: een checklist met domeinen<br />

waar de consulenten uit kunnen putten bij de intake met cliënt om een indruk te krijgen van<br />

diens levenssituatie en een protocol met de te volgen stappen gedurende het begeleidingstraject.<br />

Opvallend bij de vraagverheldering is de behoefte van veel bewoners om samen dingen te<br />

ondernemen met gelijkgestemden. Dat leidt onder meer tot het idee om op zoek te gaan<br />

7 Aan de eerste schil nemen uiteindelijk deel:<br />

Ouderenwerk (SOB), maatschappelijk werk (IMW), sociaal cultureel werk (Vertizontaal), zorginstellingen voor mensen met<br />

verstandelijke (Amarant), lichamelijke (NSWAC) en psychiatrische (GGZ Breda) beperkingen, MEE-West Brabant en Thuiszorg Breda.<br />

In de Hoge Vucht participeren ook de beide verzorgingshuizen Raffy en Vuchterhage.<br />

Aan de tweede schil nemen uiteindelijk deel:<br />

<strong>De</strong> Woningcorporaties Singelveste en WonenBreburg, Thuiszorg Breda en in de Haagse Beemden ook woonzorgcentrum Breedonk<br />

en verpleeghuis Aeneas.<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda<br />

6


naar een vorm van bemiddeling tussen vraag en aanbod, waarbij de wederkerigheid en het<br />

opbouwen van sociale netwerken het uitgangspunt zijn. In de Hoge Vucht vindt dat zijn<br />

uitwerking in het deelproject “Tijd voor Elkaar”, in de Haagse Beemden tot het voornemen<br />

van het wijkinfopunt om initiatieven in deze richting te ontplooien. Daarover meer in 7.4.<br />

Om een indruk te geven van de soort van vragen waar het project succesvol in is een<br />

voorbeeld: een blinde vrouw wil onder de mensen komen en doet graag iets met muziek. Ze<br />

helpt als vrijwilliger bij de Grand Café activiteiten in het zorgcentrum in de buurt, int het geld<br />

en zorgt voor de muzikale omlijsting, wat de gasten erg waarderen.<br />

Een overzicht van de behaalde resultaten bij de cliëntbegeleiding treft u in 8.<br />

In oktober 2006 melden we de tussenstand van het project op de conferentie ‘Hoe Sterk is<br />

uw Netwerk’. Tijdens die bijeenkomst presenteert de projectleider Hoge Vucht de ervaringen<br />

met het wijknetwerken tijdens de proeftuin. Daarnaast presenteert Thuiszorg Breda de<br />

ervaringen met ketensamenwerking bij de thuiszorg voor patiënten tijdens de herstelperiode<br />

na ziekenhuisopname. Het derde gepresenteerde voorbeeld komt van de GGZ regio Breda,<br />

het Maatschappelijk Steunsysteem (MASS).<br />

Thema’s<br />

Bij de aanvang van het project komen projectgroepen tweemaal voltallig bijeen. Daarna start<br />

de fase van cliëntbegeleiding en komen de eerste en tweede schil nog vier keer bijeen met<br />

een tussenperiode van drie tot vier maanden. Tijdens deze bijeenkomsten bespreken we de<br />

gang van zaken en -naar aanleiding van geconstateerde knelpunten- een aantal inhoudelijke<br />

thema’s:<br />

a) de noodzaak van wijknetwerken en casemanagement<br />

b) het effect van wervingsactiviteiten<br />

c) complexe en permanente cliënten<br />

d) methodiekontwikkeling: sociaal netwerk.<br />

Ad a. <strong>De</strong> noodzaak van wijknetwerken en casemanagement<br />

Inclusief beleid en ketenbenadering vragen om duidelijke afspraken en afstemming. Het<br />

uitgangspunt van de proeftuin is dat de consulenten van de deelnemende instellingen<br />

fungeren als een virtueel loket in de wijk, waar bewoners met uiteenlopende vragen terecht<br />

kunnen en adequaat worden geholpen. Daarnaast zoekt de proeftuin aansluiting met de<br />

bestaande aanzetten tot een fysiek loket in de beide wijken, het wijkinfopunt in Heksenwiel<br />

en het inloopcentrum bij Vuchterhage.<br />

Het project richt zich in eerste instantie op bewoners met behoeften op het gebied van<br />

sociale participatie, maar het perspectief is dat van een verdergaande samenwerking in de<br />

wijk. Dat vraagt niet alleen het nodige van de deelnemende consulenten, maar ook van hun<br />

organisaties en van de gemeente als regievoerende.<br />

Binnen de projectgroep maken consulenten kennis met elkaars expertise en werkwijze en<br />

verdiepen hun kennis van de sociale kaart in de wijk. Een voorwaarde voor het welslagen van<br />

het project is daarnaast dat verwijzende instanties in de tweede schil en intermediairen in de<br />

wijk op de hoogte zijn van de (on)mogelijkheden van het project.<br />

Tijdens de uitvoering van het project krijgt de projectgroep te maken met oneigenlijke vragen<br />

van cliënten, variërend van hulp bij het op orde brengen van de administratie tot zware<br />

psychosociale problematiek. Voor een aantal cliënten is niet alleen sprake van sociaal<br />

isolement, maar is ook interventie nodig van bijvoorbeeld GGZ, verslavingszorg of schuldhulpverlening.<br />

Een zorgvuldige afhandeling en doorverwijzing naar bijvoorbeeld crisisopvang en<br />

bemoeizorg is van groot belang.<br />

<strong>De</strong> voorwaarden voor netwerkvorming en ketenbenadering zijn binnen het project herhaaldelijk<br />

onderwerp van discussie. <strong>De</strong> begeleiding van cliënten kan botsen met de verschillende<br />

werkwijzen van instellingen (wijkgericht, stedelijk of zelfs regionaal; outreachend of niet;<br />

wachtlijsten, stagnatie door vakantieperioden) en de wijze van bekostiging (AWBZ of <strong>Wmo</strong>,<br />

op indicatie of niet; kortdurende of langdurige trajecten).<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda<br />

7


Ook de noodzaak van casemanagement is herhaaldelijk onderwerp van discussie. Binnen de<br />

keten kan een cliënt immers te maken krijgen met een veelheid aan instanties en hulpverleners<br />

en lang niet elke bewoner is bij machte om het overzicht te houden. <strong>De</strong> discussie leidt tot een<br />

pleidooi voor integrale wijknetwerken, waar cliënten met verschillende problematiek<br />

onderwerp van gesprek zijn. Aan die netwerken kunnen uiteenlopende partijen deelnemen:<br />

ad hoc of op agendabasis.<br />

Bij meervoudige problematiek is integraal casemanagement geboden. Een functionaris blijft<br />

dan verantwoordelijk voor het overzicht en de afstemming gedurende het gehele begeleidings-<br />

of hulpverleningstraject, ook wanneer dat langdurig is.<br />

Tot slot zijn ook de randvoorwaarden benoemd. Netwerkoverleg en casemanagement kosten<br />

uren, die ook moeten worden bekostigd. Een complicerende factor daarbij zijn de verschillende<br />

geldstromen die gelden voor behandeling en voor dienstverlening.<br />

Ad b. Het effect van wervingsactiviteiten<br />

Halverwege het project blijkt de werving te stagneren. Het euvel waaraan zijn voorloper mank<br />

ging blijkt ook de <strong>Wmo</strong>-proeftuin parten te spelen. Mensen die in een sociaal isolement<br />

verkeren zijn moeilijk op te sporen, en dat maakt deel uit van hun problematiek. Naarmate<br />

het isolement groter is, isoleren ze zichzelf ook steeds meer. Ze nemen steeds minder<br />

initiatieven richting buitenwereld en dat gaat gepaard met het verlies aan sociale vaardigheden.<br />

<strong>De</strong> stagnatie is eind 2006 aanleiding om het effect van de diverse wervingsstrategieën tegen<br />

het licht te houden:<br />

- de werving uit eigen caseload;<br />

Meer dan tweederde van de cliënten blijkt op dat moment afkomstig uit het eigen cliëntenbestand<br />

van de deelnemende instellingen. <strong>De</strong> consulenten doen verslag van hun wervingspogingen<br />

en de obstakels waar ze tegenaan lopen. Zo is het voor regionaal werkende<br />

instellingen vaak lastig om cliënten uit een bepaalde wijk te traceren, omdat de collega’s geen<br />

wijkgerichte optiek hebben. Organisaties die vooral groepsgericht werken kijken sowieso niet<br />

in de eerste plaats naar individuele problematiek. En dan zijn er nog de organisaties die<br />

slechts een beperkt aantal cliënten hebben die in de wijk woonachtig zijn.<br />

- de werving uit de tweede schil<br />

<strong>De</strong> toeleiding vanuit de tweede schil komt aan het eind van het project op gang bij een van<br />

de locaties (Haagse Beemden), zij het dat de cliënten vaak niet passen bij het profel van het<br />

project; de problematiek is te zwaar. Een verklaring ligt bij het feit dat de deelnemers aan de<br />

proeftuin niet in directe verbinding staan met potentiële cliënten. Het zijn eerder de woonconsulenten<br />

dan de huismeesters; eerder de staf van de thuiszorg dan de verpleeghulpen.<br />

Signalering vraagt een andere werkwijze binnen de organisatie, waardoor verschillende<br />

afdelingen beter over elkaars werkveld geïnformeerd raken. Ook intern een ketenbenadering<br />

dus. Het vergt ook een goede toerusting van de mensen die direct contact hebben met<br />

bewoners: de huismeesters, het onderhoudspersoneel, de alfahulpen en de vrijwilligers die<br />

activiteiten begeleiden. Die dienen bedacht te zijn op signalen van vereenzaming. Maar het<br />

moet hen ook duidelijk zijn wat ze vervolgens daarmee kunnen aanvangen. “Ze moeten de<br />

tools in hun koffertje hebben”.<br />

- de werving via intermediaire kanalen<br />

Voor intermediaire kanalen geldt dat eenmalig persoonlijk contact of een korte publiciteitscampagne<br />

te weinig impact heeft. Beide wijken kennen tal van projecten en netwerken, die<br />

ook een beroep op de spaarzame tijd van intermediairen doen. <strong>De</strong> proeftuin boekt pas succes<br />

als hij een duidelijke meerwaarde heeft voor de kernactiviteit van betrokkene. Het tijdelijke<br />

karakter van welk project dan ook ontmoedigt partners om erin te investeren.<br />

Ad c. Complexe en permanente cliënten<br />

<strong>De</strong> projectgroep kent genoeg cliënten die met een lichte vorm van begeleiding de weg vinden<br />

naar activiteiten en contacten in de wijk. Meer dan de helft van de trajecten leidt tot<br />

bevredigende resultaten. Maar daarnaast krijgen de beide projectgroepen te maken met een<br />

beperkt aantal cliënten dat erg veel tijd vraagt.<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda<br />

8


We kennen:<br />

- cliënten met een meervoudige problematiek, waarbij interventies op andere terreinen nodig<br />

zijn, voordat we de sociale participatie kunnen aanpakken;<br />

- cliënten met een dermate zware psychosociale problematiek, dat het de opzet van het<br />

project te boven gaat. Dan blijkt doorverwijzen en loslaten niet altijd mogelijk;<br />

- cliënten waarbij blijkt dat zelfstandig participeren te hoog gegrepen is. Hoewel de hulpverlening<br />

bij voorkeur in afgebakende trajecten werkt, met duidelijk omschreven targets, hebben deze<br />

cliënten bij voortdurend of herhaling begeleiding nodig, soms levenslang.<br />

Een project als de proeftuin werkt niet in een vacuüm. Het welslagen van het project is<br />

gebaat bij een soepele aansluiting bij de voorafgaande schakel -de signalering vanuit de<br />

tweede schil en de erop volgende schakel- de intensievere hulpverlening, tot bemoeizorg aan<br />

toe. <strong>De</strong>ze discussie komt andermaal uit bij het pleidooi voor wijknetwerken en integraal case<br />

management.<br />

Ad d. Methodiekontwikkeling: sociaal netwerk.<br />

In december 2006 trekken leden van de klankbordgroep (de Welzijntafel) aan de bel. Ze<br />

stellen voor geen extra energie meer te steken in de werving van nieuwe cliënten, maar de<br />

resterende tijd vooral te gebruiken om met de projectgroep te werken aan methodiekontwikkeling.<br />

Na consultatie van enkele praktijkdeskundigen concludeert de projectleiding dat<br />

‘sociaal netwerk’ daarbij het kernbegrip moet zijn. Er is een omvangrijke stapel literatuur die<br />

een verband laat zien tussen psychisch welbevinden en zelfredzaamheid enerzijds en het<br />

persoonlijke sociale netwerk anderzijds.<br />

Beide projectgroepen bespreken vervolgens enkele reeds afgesloten trajecten, toegespitst op<br />

de vraag of we voldoende zicht hebben op de aard, omvang en kwaliteit van het sociale<br />

netwerk van betrokkene. Een tweede spoor is een nadere analyse van de intakeformulieren<br />

van de verschillende deelnemende instellingen en de wijze waarop sociaal netwerk daarin<br />

naar voren komt.<br />

Het punt sociale netwerk blijkt echter nauwelijks uitgewerkt te zijn. En dat, terwijl er in den<br />

lande veel meetinstrumenten ontwikkeld zijn: de traditionele netwerkanalyse, die de<br />

betrokkene als middelpunt neemt van een aantal uitdijende cirkels met relaties van afnemende<br />

intimiteit (familie, vrienden, kennissen, buren, collega’s, professionele hulpverleners). Binnen<br />

iedere categorie wordt gekeken naar de frequentie, aard en wederkerigheid van het contact.<br />

Andere methoden nemen veel voorkomende situaties als uitgangspunt en kijken in hoeverre<br />

iemand kan terug vallen op contacten voor praktische en sociaal-emotionele ondersteuning.<br />

Daarbij is nabijheid vaak belangrijker dan verwantschap (‘Beter een goede buur…’).<br />

<strong>De</strong> bespreking leidt tot een aantal conclusies. Zo zou in principe iedere instelling het sociaal<br />

netwerk van haar cliënten in kaart moeten brengen, niet alleen de frequentie van contacten,<br />

maar ook de persoonlijke betekenis die ze voor de cliënt hebben. Dat principiële uitgangspunt<br />

relativeren de consulenten meteen. Je kunt iemand die in een sociaal activeringstraject<br />

zit het hemd van het lijf vragen, maar bij een kortdurend contact, een huismeester die een<br />

kleine reparatie komt uitvoeren is dat niet legitiem. Toch concluderen de projectgroepen<br />

andermaal dat het goed zou zijn als werkers en vrijwilligers, die om totaal andere redenen<br />

veel ‘achter de voordeur’ komen, getraind worden om signalen van een isolement en<br />

eenzaamheid te herkennen. Het versterken van sociale netwerken zou een thema moeten zijn<br />

voor alle organisaties op gebied van wonen, welzijn en zorg.<br />

7.4. Het experiment in Hoge Vucht<br />

In het Plan van Aanpak is een experiment opgenomen in de wijk Hoge Vucht. <strong>De</strong> aanleiding<br />

daarvoor ligt bij de veronderstelling dat verschillende instellingen over de vloer komen bij<br />

dezelfde cliënten, zonder dat ze dit van elkaar weten. Dat is voor de cliënt onwenselijk,<br />

omdat hij op die manier te maken krijgt met een onoverzichtelijk veld van hulpverleners, aan<br />

wie hij iedere keer opnieuw zijn verhaal moet doen. Bovendien lijden de effectiviteit en<br />

kwaliteit van de hulpverlening onder een gebrekkige overlap en afstemming.<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda<br />

9


<strong>De</strong> opzet is om bij een selectie van adressen te kijken welke instellingen voor zorg en<br />

hulpverlening met dezelfde cliënten te maken krijgen. Bij de selectie van adressen valt de<br />

keuze op de helft van de woningen in een groot complex met galerijfats en op een aantal<br />

blokken met eengezinswoningen, bij elkaar tweehonderd adressen.<br />

Het betreft woningen met een nogal diverse populatie, een goede afspiegeling van de wijk.<br />

Verder denkend en discussiërend worden de contouren voor het experiment duidelijk. We<br />

kiezen voor twee sporen, een afstemmingsspoor tussen de instellingen aan de ene kant en<br />

aan de andere kant een huis-aan-huis onderzoek onder bewoners.<br />

Het afstemmingsspoor<br />

Voor het afstemmingsspoor maken we een aantal afspraken. Alle deelnemende organisaties<br />

gaan na welke cliënten zij hebben op de betreffende adressen. Ook de beide betreffende<br />

woningcorporaties gaan na of ze er inventies hebben gepleegd. Alle gegevens wordt<br />

geanonimiseerd (postcode en huisnummer) aangeleverd aan de projectleider in de rol van<br />

neutrale buitenstaander. <strong>De</strong>ze kijkt op welke adressen verschillende organisaties actief zijn,<br />

hoe vaak dat voor komt en beoordeelt of een afstemmingsoverleg nodig is.<br />

Huis aan huisbezoek: Tijd voor Elkaar<br />

Het huis-aan-huis-onderzoek vindt plaats op dezelfde adressen. Het doel is hen te vragen<br />

naar hun sociaal netwerk en de behoefte aan participatie en daarnaast te inventariseren wat<br />

ze eventueel voor anderen willen betekenen. Er liggen aan dat plan verschillende aanleidingen<br />

ten grondslag.<br />

Eén is de wens van woningcorporaties om meer te doen ter versterking van de leefbaarheid<br />

en sociale participatie.<br />

<strong>De</strong> tweede aanleiding is de wens van de cliëntenorganisatie BCG om te bouwen aan<br />

ondersteunende sociale netwerken voor mensen met een beperking, met wederkerigheid als<br />

een belangrijk uitgangspunt. Zij dienden daartoe eerder al een plan in bij de gemeente, waar<br />

ze ook subsidie voor kregen. Door tijdgebrek komt dat project echter niet van de grond. Het<br />

BCG ziet in experiment Hoge Vucht wel mogelijkheden. Met name spreekt hen aan, dat de<br />

aanpak mensen niet aanspreekt op wat zij nodig hebben, maar op wat ze kunnen.<br />

<strong>De</strong> derde aanleiding is de kennismaking met het Utrechtse project ‘Tijd voor elkaar’ dat heel<br />

goed invulling geeft aan die wederkerigheid. Het uitgangpunt van ‘Tijd voor elkaar’ is dat<br />

bewoners iets over hebben voor anderen en een bijdrage willen leveren aan hun eigen wijk.<br />

Het is een methodiek om sociale netwerken te versterken in een wijk. Tijd voor Elkaar doet dit<br />

door buurtbewoners actief te benaderen met de vraag of ze iets voor elkaar willen betekenen<br />

en de hieruit ontstane vraag en aanbod aan elkaar te koppelen. Het project werkt aan<br />

wijkopbouw en activeert individuele bewoners.<br />

Uit de deelnemende instellingen vormen we een klankbordgroep, die los van de projectgroep<br />

opereert. <strong>De</strong>elnemers zijn mensen met beslissingsbevoegdheid binnen hun organisatie.<br />

<strong>De</strong> instellingen zetten hun eigen stagiaires in voor het afeggen van de huisbezoeken. <strong>De</strong>ze<br />

krijgen versterking van een vrijwilligster. Voor de begeleiding en training roepen we de<br />

bijstand in van de initiator van het Utrechtse project ‘Tijd voor Elkaar’. In de periode november<br />

tot half december 2006 staan de stagiaires bij 300 adressen voor de deur: eerst om een brief 8<br />

af te geven en later weer voor een gesprek. Uiteindelijk leveren hun inspanningen een fink<br />

aantal gesprekken op en een ruim scala aan vraag en aanbod. <strong>De</strong> bewoners krijgen in januari<br />

een Nieuwsbrief met daarin vraag en aanbod in de vorm van advertenties. Daarna begint het<br />

matchen. Maar dan zijn we al in februari 2007.<br />

Gezien het succes van het aantal advertenties besluiten we na te gaan of we dit experiment<br />

als blijvend kunnen onderbrengen bij een Bredase instelling, die ook kansen zoekt om de<br />

methodiek uit te breiden naar andere wijken. Daarnaast toont het samenwerkingsverband<br />

rond het wijkinfopunt Heksenwiel in de Haagse Beemden interesse in de mogelijke invoering<br />

van Tijd voor Elkaar. Een werkgroep onderzoekt de mogelijkheden.<br />

8 Zie bijlage 6<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 20


7.5. Ervaren knelpunten en ondernomen acties<br />

Vertraagde start<br />

Het is de bedoeling dat de projecten op januari 2006 van start gaat met de begeleiding en/<br />

of bemiddeling, voor een periode van 5 maanden. Het bedenken en in gang zetten van het<br />

communicatietraject levert vertraging op, met name door de productie van de folders.<br />

Maar het duurt ook even voor de organisaties vertrouwd zijn met hun rol. <strong>De</strong> werving van<br />

cliënten komt daardoor langzaam op gang. Als de bezetting duidelijk is en de eerste<br />

begeleidingstrajecten starten is het inmiddels april 2006. <strong>De</strong> welzijnstafel stemt ermee in dat<br />

het einde van de fase van cliëntbegeleiding drie maanden opschuift. <strong>De</strong> begeleiding loopt<br />

dan tot eind maart, met een uitloop tot 30 juni 2007.<br />

Problemen bij de tweede schil<br />

Vanaf de aanvang blijkt dat instellingen in de tweede schil de bedoeling niet altijd duidelijk<br />

voor ogen te hebben. Als gevolg daarvan laat de aanwezigheid bij de vergaderingen te<br />

wensen over. Soms levert de personele invulling problemen op. <strong>De</strong> functionarissen die<br />

deelnemen aan de proeftuin werken op posities binnen de eigen organisatie die niet altijd<br />

aansluiten bij de eisen van de proeftuin. Zo neemt bij de eerste schil in de Haagse Beemden<br />

een stafid verpleging deel, dat zich niet bezig houdt met cliëntbegeleiding. Aan de tweede<br />

schil nemen woningconsulenten deel. Die kennen weliswaar de bewoners met een complexe<br />

problematiek maar niet met bewoners waar het project zich op richt, die met een lichte vorm<br />

van begeleiding weer op eigen kracht verder kunnen.<br />

Thuiszorg Breda besluit na de zomer om nieuwe functionarissen af te vaardigen, dit keer van<br />

de afdeling specialistische zorg. <strong>De</strong> instelling neemt vervolgens deel aan zowel de eerste als<br />

de tweede schil. <strong>De</strong> aanpassing is voor het project een ten goede wending.<br />

Bij de corporaties komt de gewenste signalering en toeleiding naar het project niet van de<br />

grond. Een extra voorlichtingsbijeenkomst medio mei 2006 en bijeenkomsten voor huismeesters,<br />

bouwopzichters en woonconsulenten van de beide woningcorporaties in het najaar sorteren<br />

weinig effect. <strong>De</strong> oorzaak ligt bij de oriëntatie van huismeesters. Hun takenpakket heeft<br />

betrekking op probleemsituaties in buurten en wooncomplexen. Overlast, burenruzies en<br />

ander merkbaar negatief gedrag is voor hen een reden om in actie te komen. Eenzaamheid<br />

en isolement ontsnappen aan hun opmerkzaamheid.<br />

In februari 2007 voert de projectleiding besprekingen met stafeden van de beide woningcorporaties.<br />

Dat leidt tot het voornemen om in de toekomst meer te investeren in de signalering<br />

‘achter de voordeur’. Corporaties kennen reeds samenwerkingsverbanden als het gaat om<br />

bewoners die opvallen wegens wanbetaling of overlast; GGZ, verslavingszorg, maatschappelijk<br />

werk en de politie zijn dan bijvoorbeeld partners. Nieuw is het inzicht dat corporaties ook<br />

moet deelnemen aan wijknetwerken, gericht op preventie en sociale participatie.<br />

Moeizame uitwisseling gegevens<br />

Bij het afstemmingsspoor van het experiment in de Hoge Vucht blijkt het een tijdrovende klus<br />

om gegevens aan te leveren. Daartussendoor speelt nog de discussie over privacy. We vinden<br />

het ei van Columbus door te vragen om de gegeven anoniem aan te leveren, zodat alleen de<br />

neutrale persoon van de projectleider het totaal overzicht heeft.<br />

Het tijdstip van aanleveren blijft tot op het laatst een moeilijk te nemen vesting. Een van de<br />

redenen heeft te maken met personele wisselingen. Een tweede met de rol en de verwachtingen<br />

van huismeesters. Nieuwe gesprekken met de woningcorporaties maken duidelijk dat een<br />

gerichte training wenselijk is om de huismeesters voor te bereiden. En speelt er ook nog de<br />

onduidelijkheid over de verschillende wijknetwerken.<br />

<strong>De</strong> veelheid aan projecten en netwerken<br />

Verschillende wijknetwerken werken verwarrend, zeker als daar geen goede verbindingen<br />

tussen bestaan. Vanaf het begin is duidelijk dat de verwarring met name groot is in de<br />

Hoge Vucht, een van de stadsvernieuwingswijken van Breda. Stadsvernieuwing brengt een<br />

zoektocht naar middelen mee, diverse subsidiestromen en daarmee ook diverse projecten. <strong>De</strong><br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuin is in feite het zoveelste project. <strong>De</strong> verwarring maakt extra investeringen in<br />

voorlichting en overleg nodig. <strong>De</strong> projectleider bezoekt diverse wijkbijeenkomsten van andere<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda<br />

2


projecten en neemt deel aan het overleg van projectleiders. Ook de deelname aan wat later<br />

het ‘wijknetwerk’ heet, draagt bij aan de bekendheid van de proeftuin. Ook de projectgroepleden<br />

participeren daaraan, waardoor ze kennis maken met andere uitvoerenden in de wijk<br />

en hun netwerk weer vergroten. Toch blijft het voor een aantal werkers in de wijk verwarrend:<br />

stuur ik deze cliënt door naar de <strong>Wmo</strong>-proeftuin of naar het maatschappelijk werk, het<br />

ouderenwerk, de GGZ, Werk aan de Wijk?<br />

Een aantal medewerkers vindt het makkelijker een vraag te zien als een tekort, dan als een<br />

mogelijkheid. Het betekent dat de projectleider voortdurend alert en bereid moet zijn om<br />

uitleg te geven over de inhoud van de project.<br />

Bevindingen bij de uitvoering van ‘Tijd voor Elkaar’<br />

• Het afeggen van huisbezoeken vraagt enige training en doorzettingsvermogen en is<br />

arbeidsintensief. <strong>De</strong> gedachten gaan daarom al snel uit naar het inzetten van stagiaires.<br />

Een eerste poging om die rechtstreeks te werven via de hogeschool lijdt schipbreuk,<br />

omdat de planning van Tijd voor Elkaar niet aansluit op de nieuwe stageperiodes. <strong>De</strong><br />

deelnemende instellingen bieden een oplossing door hun eigen stagiaires voor een periode<br />

van drie maanden ‘uit te lenen’. Aldus geschiedt, inclusief de training en verdere coaching.<br />

• Bij het afeggen van de bezoeken treffen de stagiaires de bewoners vaak niet thuis,<br />

ondanks herhaalde pogingen. Een groot deel van de non-respons bestaat waarschijnlijk uit<br />

mensen die overdag naar hun werk zijn. Waarschijnlijk zijn die ‘s avonds wel thuis, maar<br />

om redenen van veiligheid gaan de stagiaires niet in het donker langs de deuren.<br />

Om een werkbaar aantal gesprekken te halen besluiten we tijdens de rit om het aantal<br />

adressen op te schroeven met nog eens honderd. In totaal betreft het een kleine driehonderd<br />

adressen.<br />

• Tijdens de fase van het matchen van vraag en aanbod merken we dat er niet teveel tijd<br />

moet zitten tussen het huisbezoek en de vervolgstap. Zijn er meer dan drie maanden<br />

verstreken, dan komt het regelmatig voor dat vraag en aanbod niet actueel meer zijn, of<br />

dat mensen hun aanbod intrekken. Daar zijn natuurlijk diverse redenen voor: zo gaan<br />

mensen die iets willen ondernemen ook elders op zoek en vinden daar iets van hun<br />

gading. Of er is een verbetering in de eigen situatie, waardoor vraag komt te vervallen. Zo<br />

zijn er legio redenen om niet te lang te wachten met het koppelen van vraag en aanbod.<br />

Bij voorkeur krijgt iemand binnen twee maanden iets te horen over een mogelijke<br />

koppeling.<br />

• Vraag en aanbod zijn geplaatst in het gesprek, waarbij de stagiaires eerst vertrouwen<br />

hebben gewonnen. Het is niet vanzelfsprekend dat vertrouwen meteen aanwezig is<br />

wanneer we bewoners aan elkaar koppelen. Bemiddeling op basis van persoonlijk contact<br />

vanuit het project heeft daarom de voorkeur boven een telefonische, schriftelijke benadering<br />

of via de computer.<br />

7. 6 Geïnvesteerde uren van de deelnemende instellingen<br />

<strong>De</strong> deelnemende instellingen hebben zich voorafgaand aan de start van de proeftuin door<br />

middel van de ondertekening van een convenant verbonden aan de uitvoering van het<br />

project. Bij die gelegenheid beloofden ze ook de daarvoor benodigde uren en middelen vrij te<br />

maken. In bijlage 7 treft u een overzicht van de door de deelnemende instellingen geïnvesteerde<br />

uren.<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 22


Resultaten<br />

8.1 Resultaten cliëntbegeleiding proeftuin Haagse Beemden en Hoge Vucht<br />

8<br />

In totaal bereikt het project 49 cliënten, terwijl we in het Plan van Aanpak rekenden op<br />

minimaal 72. Het resultaat van de werving beantwoordt dan ook niet aan de verwachtingen.<br />

Zoals Tabel laat zien, is de meerderheid afkomstig uit het eigen cliëntenbestand van de<br />

deelnemende instellingen, net zoals dat het geval was bij het voorgaande project ‘Over <strong>Schutting</strong>en<br />

en Geraniums’. <strong>De</strong> verbreding, die de proeftuin beoogde, verwachtten we van de<br />

signalering vanuit de tweede schil en van intermediairen in de wijk. Wat betreft de resultaten<br />

van de tweede schil verwijzen we naar 7.3 (Ad b. Het effect van de wervingsactiviteiten) en<br />

7.5 (Problemen met de tweede schil), waar we de knelpunten uitvoeriger beschreven.<br />

Teleurstellend is dat de bezoeken aan wijkagenten, huisartsen, de kerken, huismeesters,<br />

bewonerscomités en de verspreiding van folders geen of nauwelijks resultaat opleveren. Voor<br />

een afdoende verklaring is een afzonderlijk onderzoek nodig, maar de conclusie lijkt gerechtvaardigd<br />

dat van intermediairen pas actieve betrokkenheid valt te verwachten als dat lonend<br />

is: d.w.z. als het project een meerwaarde vertegenwoordigt voor hun eigen kernactiviteiten<br />

en geen tijdelijk karakter heeft.<br />

Positief is de rol van het inloopcentrum in de Hoge Vucht, dat een geschikte vindplaats blijkt<br />

voor de proeftuin, ondanks het feit dat een wijkinfopunt daar nog niet van de grond is<br />

gekomen zoals bij aanvang van het project wel voorzien was. In de Haagse Beemden<br />

functioneert het wijkinfopunt Heksenwiel minder als vindplaats voor cliënten. Ten tijde van dit<br />

schrijven (juni 2007) is een werkgroep druk doende om de inloopfunctie van het infopunt<br />

voor de wijk te versterken.<br />

Tabel 1 Herkomst cliënten (wervingsresultaten)<br />

Cliënten Haagse Beemden W Hoge Vucht Totaal<br />

Caseload 1e schil 12 18 30<br />

Signalering 2e schil 7 0 7<br />

Via Intermediairen 0 0 0<br />

Via BCG 1 2 3<br />

Via folder 1 1 2<br />

Via Wijkinfopunt/Inloopcentrum 2 5 7<br />

Totaal 23 26 49<br />

Kijken we naar de kenmerken van de cliënten op beide locaties dan valt op dat de grote<br />

meerderheid van cliënten vrouwelijk is. Uit onderzoek blijkt dat sociale contacten en vriendschappen<br />

bij vrouwen sterker samenhangen met het welbevinden; bij mannen is het huwelijk<br />

een belangrijkere factor. Overigens zou het goed kunnen dat vrouwen eerder aan de bel<br />

trekken dan mannen.<br />

Op beide locaties begeleidt het project in meerderheid mensen met beperkingen van<br />

lichamelijk, verstandelijke of psychische aard. Er zijn wel opvallende verschillen. In Hoge Vucht<br />

bereikten we naar verhouding meer allochtone cliënten en mensen met zware en terugkerende<br />

problematiek, die feitelijk te zwaar is voor het project. In Haagse Beemden waren het meer<br />

vrouwen en meer ouderen. Dat laatste is opmerkelijk, gelet op het feit dat in Hoge Vucht<br />

zowel absoluut als relatief meer ouderen wonen dan in de Haagse Beemden.<br />

%<br />

61%<br />

14%<br />

-<br />

6%<br />

4%<br />

14%<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 23


Tabel 2. Kenmerken cliënten<br />

Cliënten Haagse Beemden W Hoge Vucht Totaal %<br />

Vrouwen 20 19 38 78%<br />

Ouderen 6 5 11 22%<br />

Allochtonen 5 8 13 27%<br />

Fysieke/motorische beperking 5 6 11 22%<br />

Zintuiglijke beperking 3 1 4 8%<br />

Verstandelijk beperking 2 3 5 10%<br />

Psychische beperking 4 6 10 20%<br />

Sociaal-maatschappelijk 3 5 8 16%<br />

Zware/terugkerende problematiek 4 8 12 24%<br />

Totaal 23 26 49 100%<br />

(Cliënten kunnen tot meerdere categorieën behoren)<br />

Tabel 3 tot slot geeft een overzicht van de behaalde resultaten. Op beide locaties helpt het<br />

project ongeveer de helft van de cliënten met succes op weg naar activiteiten en ontmoetingsmogelijkheden<br />

in de wijk. Ze vinden gezelschap om mee te kaarten of dingen te ondernemen;<br />

de weg naar hobbyclubs en activiteiten in buurtcentra en verzorgingshuizen of ze doen<br />

vrijwilligerwerk in parochie, buurthuis of verzorgingshuis.<br />

In een kwart van de gevallen behalen we geen resultaat. <strong>De</strong> redenen daarvan zijn uiteenlopend.<br />

Mensen haken af omdat ze onvoldoende gemotiveerd zijn; het lukt niet om een passend<br />

antwoord bij hun vraag te vinden of ze zijn door hun fysieke toestand niet meer in staat het<br />

project voort te zetten.<br />

Naar verhouding heeft de projectgroep in de Haagse Beemden veel vragen waar de cliënt<br />

moest worden doorverwezen. <strong>De</strong> reden daarvoor is eerder genoemd; veel cliënten die vanuit<br />

de tweede schil zijn aangemeld, blijken niet aan te sluiten bij de doelstelling van het project.<br />

Tabel 3. Resultaten bemiddeling proeftuinen<br />

Cliënten Haagse Beemden W Hoge Vucht Totaal %<br />

Succes 11 15 26 53%<br />

Doorverwezen/project past niet bij de vraag 6 4 10 20%<br />

Nog Lopend 1 1 2%<br />

Geen resultaat 6 6 12 24%<br />

Totaal 23 26 49 100%<br />

8.2 Resultaten experiment Hoge Vucht en Tijd voor Elkaar<br />

Afstemmingsspoor<br />

<strong>De</strong> beide woningcorporaties, ouderenwerk, maatschappelijk werk, thuiszorg, GGZ en de<br />

zorginstelling van verstandelijke beperkingen leveren de geanonimiseerde klantgegevens aan<br />

voor de geselecteerde adressen. Voor het vermoeden dat er een grote overlap bestaat tussen<br />

de adressen waar instellingen over de vloer komen vinden we geen aanwijzingen. Op 74<br />

adressen (37%) vindt een of andere vorm van bemoeienis, hulp- of dienstverlening plaats.<br />

Slechts bij 0 daarvan (5%) is sprake van overlap 9 . <strong>De</strong> projectleider trekt na hoe complex de<br />

problematiek is, of het om multiprobleem gezinnen gaat en of nadere afstemming wenselijk is.<br />

Haar bevindingen geven geen aanleiding tot verdere acties.<br />

Huis aan huisbezoeken: Tijd voor Elkaar<br />

In de periode november tot half december verspreiden 6 stagiaires en een vrijwilligster op 300<br />

adressen een brief op briefpapier van de woningcorporatie waarin zij hun komst aankondigen.<br />

Op 20 adressen treffen ze mensen thuis, bijna de helft daarvan stemt in met een gesprek.<br />

Meer dan 70% daarvan is ook bereid om mee te doen en geeft een top drie van dingen die<br />

ze met of voor anderen willen doen. En -het beginsel van wederkerigheid indachtig- ook<br />

9 Van die 74 nam 23% deel aan de gesprekken in het kader van Tijd voor Elkaar.<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 24


dingen die ze graag zagen dat anderen voor hen doen. In totaal levert dat meer dan 20<br />

advertenties op. Een bloemlezing daarvan is opgenomen in de nieuwsbrief die de stagiaires in<br />

januari op de geselecteerde adressen verspreiden (zie bijlage 7).<br />

Bij het afsluiten van het project zijn de volgende geslaagde matches tot stand gekomen<br />

tussen 4 mensen:<br />

• een Afghaanse en Marokkaanse vrouw hebben vriendschap gesloten en ondernemen<br />

samen van alles;<br />

• een Marokkaanse en een Turkse vrouw koken op vrijdag samen en oefenen Nederlands<br />

• een Nederlandse vrouw geeft taalles aan twee buitenlandse vrouwen;<br />

• twee mannen gaan samen op pad om leuke dingen te doen<br />

• een man gaat bij een oudere dame de muur sausen<br />

• een Nederlandse vrouw sluit een webcam aan bij een Marokkaanse vrouw en legt haar uit<br />

hoe ze met familie in Marokko kan chatten.<br />

Bovendien zijn twee personen doorverwezen naar ‘ Werk aan de Wijk’; één daarvan gaat<br />

als tuinman aan de slag.<br />

Er zijn ook tegenvallers; mensen die bij nader inzien geld willen voor hun diensten, mensen<br />

die niets met buitenlanders te maken willen hebben, mensen die uit de wijk weg willen,<br />

mensen die ondanks alles bang zijn voor bijbedoelingen.<br />

Toch is een van de meest opvallende uitkomsten van de gesprekken, dat mensen zeggen<br />

prettig te wonen.<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 25


<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 26


Meten is weten<br />

9.1 Onderzoek gemeente<br />

9<br />

Bij de start van de proeftuinen keek de gemeentelijke afdeling I&O naar de huidige samenwerking<br />

tussen de deelnemende instellingen. Na afoop herhaalt I&O deze peiling om zicht te<br />

krijgen op verbeteringen en behaalde resultaten. <strong>De</strong> eerste indrukken van de beginmeting<br />

gaven aan, dat integrale werkwijze en samenwerking vooral ad-hoc plaatsvonden, in een<br />

klein netwerk en op het eigen niveau. Het bedrijfsklimaat was in principe vaak wel veranderingsgezind<br />

en het streven naar een vraaggerichte werkwijze was aanwezig. Samenwerking vond<br />

hier en daar al plaats buiten de eigen sector, maar niet doelgroepoverstijgend.<br />

9.2 Evaluaties van ministerie van VWS<br />

Gedurende de projectperiode vraagt het ministerie van VWS iedere drie maanden om een<br />

voortgangsrapportage. Samen met de gemeente wordt de voortgangsrapportage opgesteld.<br />

In het eerste kwartaal van 2006 gaan we onder andere in op de afgesloten conventanten, de<br />

rol van de gemeente en de discussie over de vraag of het om reguliere activiteiten gaat of<br />

over nieuwe werk waar aanvullende betaling voor plaats moet vinden. In de tweede<br />

kwartaalrapportage komt de afstemming tussen de verschillende trajecten in de gemeente<br />

aan bod en de uitwisseling op regionaal en gewestelijk niveau. In het derde kwartaal<br />

rapporteren we de knelpunten waar het project tegenaan loopt en de vraag hoe de partijen<br />

betrokken te houden bij het project. <strong>De</strong> laatste rapportage van mei 2007 gaat in op de<br />

gedachtevorming over netwerken, afstemming tussen verschillende categorieën van zorg en<br />

preventie en de vraag wie bij de netwerken de probleemeigenaar is.<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 27


<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 28


Aanbevelingen en conclusies<br />

10.1 Algemeen<br />

0<br />

Een project als de proeftuin functioneert niet in een vacuüm. Wat geldt voor sociale participatie<br />

geldt voor het hele werkgebied van de <strong>Wmo</strong>: vroegtijdige signalering, welzijn en preventie<br />

remt de ontwikkeling van zwaardere problematiek waar ingrijpende en langdurige zorg nodig is.<br />

<strong>De</strong> hele flosofe van de <strong>Wmo</strong> is er op gericht om het beroep op die zware zorg te voorkomen<br />

door samenhang te stimuleren. Samenhang tussen instellingen die sector- en doelgroep<br />

overstijgend willen werken; samenhang tussen beleidsterreinen als wonen, welzijn, zorg,<br />

werk, onderwijs en veiligheid; samenhang tussen professionele en vrijwillige inzet; samenhang<br />

tussen burgers onderling. Bij dat laatste begint het, bij individuele burgers in de wijk,<br />

met hun sociale netwerken. Die vormen de ene kant van het spectrum. Aan de andere kant<br />

de maatschappelijke steunsystemen, waar hulpverlening aanhoudend en intensief interveniëren<br />

bij burgers die het niet op eigen houtje redden.<br />

Onze aanbevelingen zijn erop gericht enerzijds de samenhang tussen burgers te versterken,<br />

maar anderzijds die netwerken in het leven te roepen die op maat compensatie bieden als de<br />

burger en zijn netwerk het op eigen krachten niet kunnen.<br />

Figuur: Wijknetwerken tussen participatie en zware zorg<br />

Preventie Intensieve zorg<br />

(Tijd voor Elkaar) (Proeftuin) (Maatschappelijk Steunsysteem)<br />

a. Geen problematiek<br />

Eigen regie,<br />

Burger tot burger<br />

b. Lichte problematiek<br />

Eigen regie,<br />

met ondersteuning<br />

c. Matige problematiek<br />

Regie bij<br />

Casemanager<br />

Probleemhouder<br />

In ons model onderscheiden we vier categorieën wijkbewoners, die in toenemende mate zorg<br />

of ondersteuning behoeven, waarbij de regie ook in toenemende mate wordt overgenomen.<br />

Het uitgangspunt is dat bij alle vier de categorieën op maat ondersteuning geboden wordt<br />

door samenwerkende netwerkpartners. Op maat, dat wil zeggen dat in elke fase andere<br />

partners in het zicht komen.<br />

Wijkbewoners kunnen een negatieve carrière maken van kwaad naar erger. Op het moment<br />

die iemand in categorie d. is aanbeland is de weg terug bijzonder moeilijk. Hoe lichter de<br />

problematiek, hoe gemakkelijker de terugweg.<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda<br />

29<br />

d. Zware problematiek<br />

Bemoeizucht,<br />

intensieve<br />

behandeling


<strong>De</strong> typologie van het model<br />

a. Geen problematiek<br />

Doelgroep: Bewoners, met of zonder beperkingen<br />

Mogelijke interventie Versterking civil society,<br />

stimuleren wederkerige relaties<br />

- Tijd voor Elkaar<br />

- Buurtbemiddeling<br />

Kader <strong>Wmo</strong> prestatieveld 1: Sociale Samenhang wijken en buurten<br />

Actoren Informele netwerken<br />

Bewoners(organisaties)<br />

vrijwilligerswerk<br />

welzijnsinstellingen<br />

woningcorporaties<br />

Aandachtpunten - in wijken zonder samenhang: stimulerend beleid, persoonlijke benadering, outreachend<br />

- van burger tot burger, burenhulp<br />

Risico A naar B Vragen die mogelijkheden van burenhulp/eigen netwerk te boven gaan.<br />

Wie signaleert die? Wie onderneemt actie?<br />

b. Lichte problematiek<br />

Doelgroep bewoners die met lichte, tijdelijke steun zelf de weg vinden<br />

Mogelijke interventie Versterking regie, stimuleren zelfwerkzaamheid<br />

- Aanpak Proeftuin: functiegericht, sector- en doelgroepoverstijgend<br />

Kader <strong>Wmo</strong> prestatieveld 5: Participatie kwetsbare groepen<br />

Actoren - Professionals zorg- en welzijnsinstellingen, woningcorporaties<br />

- Signalering en begeleiding door getrainde huismeesters, medewerkers thuiszorg, verpleeghulpen en<br />

vrijwilligers bij buurtactiviteiten<br />

Aandachtpunten - samenwerking tussen concurrenten<br />

- verschillen in werkwijze en bekostiging Behoefte wijknetwerk waar casuïstiek kan worden ingebracht<br />

Risico B naar C Wanneer komt iemand in aanmerking voor integraal casemanagement?<br />

Criteria? Wie komt wanneer in actie?<br />

c. Matige problematiek<br />

Doelgroep Bewoners met meervoudige, zwaardere problematiek, die blijvend of met regelmaat ondersteuning behoeven<br />

Mogelijke interventie - Integraal case management<br />

- sociale activering<br />

- Schuldhulpverlening<br />

Kader - <strong>Wmo</strong> prestatieveld 5: Participatie kwetsbare groepen<br />

- Zorgverzekering<br />

- AWBZ AB en OB<br />

Actoren - zorg en welzijnsinstellingen<br />

- maatschappelijk werk<br />

- woningcorporaties<br />

- verslavingszorg<br />

- politie<br />

- bemoeizorg/Maatschappelijke steunsysteem<br />

Aandachtpunten Zorgwekkende zorgmijders<br />

Risico C naar D Kortdurende zorgtrajecten, geen afstemming tussen hulpverleners<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda<br />

30


d. Zware problematiek<br />

Doelgroep Bewoners met meervoudige problematiek bijv. zware psychische problematiek, verslaving, overlast,<br />

vervuiling<br />

Mogelijke interventie - Intensieve woonbegeleiding<br />

- activerende en ondersteunende begeleiding<br />

- uithuiszetting<br />

- schuldhulpverlening/curatele<br />

Kader - Zorgverzekering<br />

- AWBZ AB en OB<br />

Actoren - zorg en welzijnsinstellingen<br />

- maatschappelijk werk<br />

- woningcorporaties<br />

- verslavingszorg<br />

- politie<br />

- bemoeizorg/maatschappelijke steunsystemen<br />

Het model beoogt een sluitende keten die voorkomt dat bewoners tussen wal en schip vallen.<br />

<strong>De</strong> afgelopen tijd zijn belangrijke stappen gezet met betrekking tot het maatschappelijk<br />

steunsysteem en het netwerk wat daarvoor nodig is. <strong>De</strong> uitdaging van de <strong>Wmo</strong> is om in<br />

aansluiting daarop preventieve wijknetwerken op te zetten.<br />

10.2 Aanbevelingen<br />

1- Aandacht voor sociaal netwerk<br />

Sociale participatie staat of valt met de kwaliteit van het sociale netwerk. Voor zorg- en<br />

welzijnsinstellingen in de wijk dient een inschatting van aantal, aard, frequentie en betekenis<br />

van de sociale contacten deel uit te maken van de intakeprocedures. Natuurlijk wel op maat:<br />

bij de start van een intensiever hulpverleningstraject is het gemakkelijker om meer vergaande<br />

vragen te stellen dan wanneer het om kortdurende dienstverlening gaat.<br />

2- Training functionarissen ‘achter de voordeur’<br />

Huismeesters, thuiszorgmedewerkers, verpleeghulpen en vrijwilligers bij sociaal culturele<br />

activiteiten komen in contact met bewoners, vaak ‘achter de voordeur’. Hun dienstverlening<br />

is neutraal en niet gericht op sociale interventies. Juist daardoor zijn ze in staat om te<br />

signaleren wanneer iemand in een isolement verkeerd. Mits ze daarvoor zijn toegerust en<br />

voelsprieten hebben ontwikkeld. Er is behoefte aan een training in het herkennen van<br />

signalen en de instructie hoe vervolgens te handelen. Het gaat met name om het herkennen<br />

van situatiekenmerken, die kunnen duiden op eenzaamheid of isolement. Vervolgstappen<br />

vragen om vaardigheden die verwacht mogen worden van functionarissen met minimaal<br />

MBO.<br />

3- Civil society: stimuleer wederkerige relaties<br />

<strong>De</strong> proeftuin is een experiment in sociale participatie dat aansluit bij type b in het model. We<br />

bieden een lichte, tijdelijk vorm van ondersteuning aan bewoners die het vervolgens op eigen<br />

kracht moeten kunnen. Van daaruit zetten we een stap naar voren, in de richting van<br />

bewoners die het ook zonder ondersteuning kunnen en willen, mits ze daartoe geprikkeld<br />

worden (type a in het model). Met Tijd voor Elkaar deden we ervaring op met een werkwijze,<br />

die wederzijds contact tussen bewoners stimuleert. Dat kan zijn via een aanpak als die van<br />

Tijd voor Elkaar, met inzet van stagiaires en huis aan huis bezoeken. Of, als dat te arbeidsintensief<br />

lijkt, met een minder vergaande werkwijze. <strong>De</strong> ervaringen met Tijd voor Elkaar laten<br />

wel zien wat de werkzame bestanddelen zijn:<br />

- spreek mensen direct aan, persoonlijk contact opent deuren die anders gesloten blijven;<br />

- wederkerigheid. Afhankelijkheid ondermijnt het zelfvertrouwen en is geen basis voor<br />

duurzame contacten. Spreek mensen aan op hun mogelijkheden, niet op hun behoeften.<br />

- onafhankelijkheid. Het gaat om wederzijdse diensten en activiteiten en, waar geen geld aan<br />

te pas komt en geen organisatorische belangen spelen.<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda<br />

3


4- Cruciaal: een wijknetwerk voor matige problematiek<br />

We zetten ook een stap naar achteren. Geconfronteerd met bewoners die het met lichte<br />

ondersteuning ook niet redden op eigen kracht lopen we tegen de beperkingen van de <strong>Wmo</strong><br />

aan. <strong>De</strong> samenwerking rond overlastbestrijding bestaat al langer, de bemoeizorg en het<br />

maatschappelijk steunsysteem functioneren in de wijk. Maar dan gaat het om AWBZgefnancierde<br />

zorg. <strong>De</strong> verbinding met de <strong>Wmo</strong>-zorg ontbreekt. Zolang een bewoner geen<br />

overlast veroorzaakt en geen gevaar voor zijn omgeving vorm kan hij lang onopgemerkt<br />

wegzakken in eenzaamheid, verveling en lethargie. Om dat te voorkomen is de vorming van<br />

een wijknetwerk wenselijk, waar zorg- en welzijnsinstellingen op agendabasis participeren en<br />

casuïstiek inbrengen en korte lijnen bestaan tussen de instellingen die zich op welzijn,<br />

participatie en preventie richten enerzijds en de professionals die outreachende interventies<br />

en behandelingsmethoden bieden anderzijds.<br />

5- Van een gebiedsgerichte naar een persoonsgerichte benadering<br />

Voor werkende en studerende bewoners speelt de wijk geen grote rol in hun bestaan. Voor<br />

ouderen en mensen met fysieke, verstandelijke, psychische en fnanciële beperkingen is dat<br />

anders. Door hun geringe mobiliteit speelt een groot deel van hun leven zich af in de directe<br />

woonomgeving. Daar zijn ze op aangewezen voor de bevrediging van hun materiële en<br />

sociale behoeften. <strong>De</strong> voorzieningen in de wijk dienen er dan ook op gericht te zijn om hen<br />

daarbij te ondersteunen waar zij het zelf niet kunnen en niet aan de bel trekken. Dat<br />

betekent dat de werkers in de wijk voelsprieten moeten ontwikkelen. Dat dit niet eenvoudig<br />

is leren de ervaringen van de proeftuin. Maar dat het wel mogelijk is leren we van een project<br />

als Tijd voor Elkaar. Persoonlijke benadering en outreachende werkwijze zijn het geheim.<br />

6- Integrale casebenadering<br />

We hebben het reeds een aantal malen gezegd, maar het kan geen kwaad om te herhalen.<br />

Bewoners met meervoudige problematiek krijgen te maken met uiteenlopende hulpverleners.<br />

Anders dan vroeger in intramurale instellingen het geval was, veronderstelt de <strong>Wmo</strong> dat zij<br />

zelf de regie voeren, zelf onderkennen waar hun behoeften liggen en als zelfbewuste<br />

consumenten het aanbod van de aanbieders en hulpverleners tegen elkaar afwegen. <strong>De</strong><br />

praktijk is dat veel mensen daar niet toe in staat zijn. Ze overzien het woud van regelingen en<br />

mogelijkheden in hulpverlenersland niet. <strong>De</strong> uitdaging voor de <strong>Wmo</strong> is om een structuur te<br />

scheppen die tijdig bepaalt wanneer iemand behoefte heeft aan een casemanager en onder<br />

welke condities die aan de slag kan.<br />

7- Laagdrempelige inloop en meldpunt<br />

<strong>De</strong>stijds sloten de aanbevelingen bij ‘Over <strong>Schutting</strong>en en Geraniums’ af met het pleidooi<br />

voor een laagdrempelige inloopvoorziening in de wijk. Een plek waar je langs kunt om een<br />

krantje te lezen of televisie te kijken. Waar je niets hoeft te betalen en je toch onder de<br />

mensen bent. Een plek waar een gastheer of gastvrouw koffe zet en naar je verhalen wil<br />

luisteren Een plek die ook in het weekend open is, ook als er geen activiteiten zijn.<br />

Een dergelijke huiskamer voor de buurt kan niet alleen voorzien in een behoefte aan normaal<br />

menselijk contact, maar tevens als een vindplaats fungeren voor signalen over vereenzaming<br />

en een gebrekkige participatie. We herhalen daarom het pleidooi op deze plaats nog eens.<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 32


Tot slot<br />

Een algemene opmerking tot besluit. <strong>De</strong> proeftuin vraagt om een vervolg en partijen aan de<br />

welzijnstafel zijn ook overtuigd van de noodzaak van een ketenbenadering en van samenwerking<br />

in wijkgerichte netwerken. Dat vraagt evenwel investeringen van diezelfde partijen, om uren<br />

en middelen die aan de directe uitvoering worden onttrokken. Dat staat op een gespannen<br />

voet met een andere ontwikkeling die met de <strong>Wmo</strong> is in ingezet, die van concurrentie en<br />

aanbesteding. <strong>De</strong> spanning tussen samenwerking en concurrentie is eigen aan de positie van<br />

‘hybride’ maatschappelijke ondernemingen20 , die werken op het snijvlak tussen publieke en<br />

private sectoren. <strong>De</strong> uitdaging voor beleidsmedewerkers in de toekomst wordt om daar een<br />

balans in te vinden, die tegemoet komt aan de behoeften van de cliënt.<br />

Een project als de proeftuin begint met een plan van aanpak, waarin de stappen, het tijdspad<br />

en de voorwaarden keurig omschreven staan. Maar het is niet voor niets een proeftuin. We<br />

beproeven zaken die kunnen slagen of mislukken en we trekken lering uit beide.<br />

Waar knelpunten opdoemen bedenken we oplossingen, en daarmee wijken we af van de<br />

oorspronkelijke opzet. Zonder een pragmatische houding ontdek je geen nieuwe manieren en<br />

methoden. En dat niet in de laatste plaats dankzij alle partijen die daaraan in Breda hebben<br />

meegewerkt.<br />

20 Zie Eelco van Hout (2007) “Zorg in Spagaat. Management van hybride maatschappelijke organisaties”. <strong>De</strong>n Haag: Lemma.<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 33


<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 34


Samenvatting Projectplan<br />

proeftuin <strong>Wmo</strong> Breda<br />

B<br />

1 Context<br />

<strong>De</strong> integrale visie van de Gemeente Breda op wonen, welzijn en zorg heet Geschikt wonen<br />

voor iedereen (GWI). <strong>De</strong>ze visie is gebaseerd op de in 998 gestarte pilot Geschikt wonen<br />

voor iedereen en richt zich op de uitwerking van een levensloopbestendige woonwijk. Daarbij<br />

gaat het om de vraag aan welke normen de inrichting van een levensloopbestendige<br />

woonwijk moet voldoen om alle bewoners - dus jong, oud, met of zonder beperkingen – zo<br />

lang en prettig mogelijk te laten wonen in de eigen buurt.<br />

Breda maakt zich op om in de komende jaren met het beleidsprogramma GWI centrale zones<br />

te ontwikkelen in 5 Bredase GWI-woongebieden. <strong>De</strong>ze gebieden variëren van 6.000 tot<br />

5.000 inwoners. In de centrale zones slaan consumenten- en patiëntenorganisaties,<br />

woningbouwcorporaties, welzijnsorganisaties en zorginstellingen de handen ineen om ervoor<br />

te zorgen dat burgers met een beperking niet noodgedwongen moeten verhuizen naar een<br />

verzorgingshuis of andere intramurale voorziening, maar in een gewoon huis zelfstandig<br />

kunnen blijven wonen. Op deze manier krijgt men thuis en in de directe woonomgeving<br />

dezelfde beschutting en dezelfde kwaliteit van zorg en dienstverlening die men van een<br />

intramurale instelling kent.<br />

GWI kenmerkt zich ondermeer met de volgende elementen: gedifferentieerd aanbod van<br />

woningen geschikt voor en/of aanpasbaar voor diverse doelgroepen, een goed bereikbaar,<br />

multifunctioneel zorg- en dienstencentrum op een centrale plek in de wijk, een toegankelijke<br />

woonomgeving, winkels voor de eerste levensbehoeften, recreatieve en culturele voorzieningen<br />

binnen loopafstand, toegankelijk openbaar vervoer in de nabijheid.<br />

<strong>De</strong> Gemeente heeft met GWI haar visie en doelen op wonen, zorg en welzijn bepaald en de<br />

richting aangegeven. <strong>De</strong> vertaalslag van beleid naar uitvoering en de confrontatie van doelen<br />

met ruimtelijke- en realisatiemogelijkheden vindt nu in zes prioritaire woongebieden plaats.<br />

2 Projectomschrijving<br />

GWI is een doelgroepoverstijgende aanpak over sectorgrenzen heen en kan daarom beschouwd<br />

worden als een voorschot op het nieuwe zorg- en welzijnsstelsel, de Wet op de maatschappelijke<br />

ondersteuning.<br />

In het kader van de ontwikkelpilot <strong>Wmo</strong> richten wij ons op het prestatieveld ‘bevorderen van<br />

de participatie van mensen met een beperking’ met als centrale thema’s regie en inclusief<br />

beleid. <strong>De</strong> Gemeente Breda baseert het projectvoorstel op twee sporen en stelt voor het<br />

project in twee verschillende wijken - een herstructureringswijk Hoge Vucht en een nieuwbouwwijk<br />

Haagse Beemden - uit te werken.<br />

Het eerste spoor richt zich op het voortzetten, uitbreiden en verdiepen van de bestaande pilot<br />

‘Over schuttingen en geraniums’ in de herstructureringswijk Hoge Vucht. ‘Over schuttingen<br />

en geraniums’ richt zich op het in beeld krijgen van het aanbod en de vraag van mensen met<br />

een beperking op het gebied van vrijetijds- en dagbesteding, sociaal contact en sociaal<br />

netwerk en het op kleine schaal verkennen door zorg- en welzijninstellingen van de mogelijkheden<br />

om functiegericht te werken. Onder functiegericht werken verstaan we: vraaggericht,<br />

doelgroep- en sectoroverstijgend werken.<br />

<strong>De</strong> Gemeente stelt voor deze bestaande pilot verder uit te breiden door meer partijen te<br />

betrekken bij de huidige samenwerking van acht organisaties in de verstandelijke en<br />

lichamelijke gehandicaptensector, geestelijke gezondheidszorg, welzijn en consumentenorganisaties.<br />

Het gaat dan vooral om organisaties die al werkzaam zijn in de wijk in de<br />

projectgroep GWI Noordoost, zoals woningcorporaties, thuiszorg en verzorgingshuizen.<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 35


Verder wil de Gemeente de bestaande pilot in de Hoge Vucht verdiepen door de totstandkoming<br />

van een netwerkorganisatie van uitvoerende medewerkers van de samenwerkende veldpartijen<br />

in de wijk te stimuleren.<br />

Het tweede spoor richt zich op het toepassen en uitproberen van het concept ‘Over schuttingen<br />

en geraniums’ in de nieuwbouwwijk Haagse Beemden/Heksenwiel. Middels het concept<br />

richten we ons, via samenwerking van consumentenorganisaties en professionele instellingen<br />

op de terreinen welzijn, wonen en zorg, op de participatie van mensen met een beperking in<br />

deze wijk. Net als bij de pilot in de Hoge Vucht wordt in Heksenwiel aangesloten bij de<br />

bestaande organisatiestructuur zoals Stichting Heksenwiel en het participantenoverleg.<br />

<strong>De</strong> uitkomsten van het project zullen ons naar verwachting ruimschoots laten zien hoe we<br />

invulling kunnen geven aan het prestatieveld ‘bevorderen van participatie van mensen met<br />

een beperking’ en de twee thema’s ‘regie’ en ‘inclusief beleid’.<br />

3. Doelstelling pilot<br />

• Betere signalering van knelpunten bij mensen met een beperking in de twee wijken.<br />

• Het in beeld brengen van de (on)mogelijkheden om in de frontoffce meer functiegericht<br />

te werken en in de backoffce, voorzover het nodig is, meer doelgroepgericht.<br />

• Het doen van aanbevelingen waarbij wordt aangegeven hoe burgers met een functiebeperking<br />

met vragen op het gebied van vrijetijds- en dagbesteding, sociaal contact en<br />

sociaal netwerk benaderd en bejegend willen worden.<br />

• Het formuleren van voorstellen om te komen tot één of enkele punten in de wijk waar<br />

burgers met een functiebeperking met hun vragen op het gebied van vrijetijds- en<br />

dagbesteding, sociaal contact en sociaal netwerk, terecht kunnen (in plaats bij verschillende<br />

professionele instellingen).<br />

• Het opstellen van een beschrijving van de mogelijkheden waarbij burgers met een<br />

functiebeperking benaderd en bereikt kunnen worden, die niet bij een frontoffce komen<br />

met hun vragen op het gebied van vrijetijds- en dagbesteding, sociaal contact en sociaal<br />

netwerk.<br />

• Komen tot een netwerkorganisatie in de wijk, waardoor het effect van handelen van<br />

uitvoerende medewerkers van de verschillende instellingen in de wijk merkbaar groter<br />

wordt.<br />

• Het ontwikkelen van een overdraagbare methodiek.<br />

4. Organisatie en uitvoering<br />

Het project wordt aangestuurd door de Gemeente c.q. de projectverantwoordelijke ambtenaar<br />

van de dienst Sociale Zaken, Arbeidsmarktbeleid en Welzijn (SAW). Daarbij maakt de<br />

gemeente gebruik van de bestaande overlegstructuur van de Welzijnstafel in Breda. In de<br />

Welzijnstafel hebben momenteel, onder voorzitterschap van de Gemeente, de volgende<br />

partijen zitting: twee consumentenorganisaties op het terrein van ouderen en gehandicapten,<br />

drie welzijnsorganisaties in Breda op het terrein van ouderenwerk, maatschappelijk werk en<br />

opbouwwerk, de zorgorganisatie voor verstandelijk gehandicapten Amarant, en de organisatie<br />

voor dienstverlening aan mensen met een verstandelijke en lichamelijke beperking MEE<br />

West-Brabant en de GGZ. Voor de ontwikkelpilot <strong>Wmo</strong> wordt de Welzijnstafel voor de duur<br />

van het project uitgebreid met een vertegenwoordiging van de veldpartijen die aan de<br />

proeftuin <strong>Wmo</strong> willen meewerken. Ook wordt nader bezien hoe in het kader van het<br />

gemeentelijke project Vraagarticulatie en daarmee de betrokkenheid van consumentenorganisaties<br />

bij de ontwikkelpilot kan worden georganiseerd. (Het project Vraagarticulatie<br />

richt zich op het versterken van en vergroten van de effectiviteit van belangen- en consumentenorganisaties).<br />

<strong>De</strong> ontwikkelpilot <strong>Wmo</strong> wordt getrokken door een externe projectleider die uitvoering geeft<br />

aan het projectplan en fungeert als ‘aanjager‘ van het middenkader van de deelnemende<br />

instellingen in de wijken Hoge Vucht en Haagse Beemden. <strong>De</strong> Welzijnstafel heeft een<br />

klankbord- en begeleidingsfunctie voor de ontwikkelpilot. <strong>De</strong> Gemeente Breda is opdrachtgever<br />

van de externe projectleider.<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 36


5. Projectbegroting<br />

Voor de uitvoering van de ontwikkelpilot en prestaties die geleverd moeten worden, wordt<br />

een inspanningsverplichting gevraagd van alle partijen. <strong>De</strong> inspanningsverplichting betreft<br />

zowel ureninzet als informatieplicht.<br />

Informatieplicht over wat kan en mogelijk gemaakt kan worden, maar ook het delen van<br />

kennis en informatie over/van cliënten, voorzover niet in strijd met de privacywetgeving.<br />

Hierbij gaat de Gemeente ervan uit - zoals dat ook in de pilot ‘over schuttingen en geraniums’<br />

is gebeurd – dat de inzet plaatsvindt uit de reguliere uren die nu al door de veldpartijen<br />

worden ingezet in de twee woongebieden. <strong>De</strong> Gemeente maakt met de instellingen nog<br />

nadere afspraken over de ureninzet en over de te leveren prestaties en legt dit bij de van<br />

gemeentewege gesubsidieerde instellingen vast bij de productafspraken. Bij de niet door de<br />

Gemeente gesubsidieerde instellingen wordt in overleg bezien wat binnen de bestaande<br />

mogelijkheden haalbaar is. <strong>De</strong> Gemeente levert haar aandeel ondermeer door de inzet van de<br />

projectverantwoordelijke ambtenaar van de ontwikkelpilot, de voorzitter en de secretaris van<br />

de Welzijnstafel. <strong>De</strong> beschikbare middelen van het ministerie worden o.a. aangewend voor<br />

een 0- en een -meting, proces- en activiteitkosten, voorlichting, deskundigheidsbevordering,<br />

methodiekbeschrijving en de kosten van een externe projectleider.<br />

6. Projectduur<br />

<strong>De</strong> ontwikkelpilot heeft een looptijd van twee jaar, met een uitloop tot eind december 2007.<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 37


<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 38


PLAN VAN AANPAK - najaar 2005<br />

B2<br />

<strong>De</strong> <strong>Wmo</strong>-proeftuin betreft het prestatiegebied 5: het bevorderen van sociale participatie.<br />

Hiertoe worden in twee woongebieden in Breda twee pilotprojecten opgezet die de deelname<br />

aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren van mensen met<br />

beperkingen helpen vergroten. <strong>De</strong> doelgroep bestaat daarmee uit een divers geheel. Het<br />

betreft vooral bewoners die het risico lopen in een sociaal isolement te belanden of dat reeds<br />

doen. Of, zoals in de samenwerkingsovereenkomst omschreven staat: ‘mensen met een<br />

lichamelijke, verstandelijke en/of psychische beperking, leeftijdsbreed en ongeacht herkomst.’<br />

<strong>De</strong> twee woongebieden zijn in de wijk Hoge Vucht en de Haagse Beemden, met het<br />

zorgkruispunt Heksenwiel als uitvalsbasis. Gedurende een periode van 5 maanden worden<br />

met behulp van organisaties op het terrein van wonen, welzijn en zorg zoveel mogelijk<br />

mensen bemiddeld en begeleid met een vraag naar ontmoeting, vrije tijds- of dagbesteding,<br />

educatieve activiteiten en vrijwilligerswerk.<br />

Het oogmerk daarbij is drieledig.<br />

. <strong>De</strong>elnemende cliënten vinden een vorm van tijdsbesteding, die hen in staat stelt om op<br />

laagdrempelige wijze structureel in contact te komen met medewijkbewoners. Ze krijgen<br />

vanuit de projectgroep een vorm van ondersteunende begeleiding, gericht op de versterking<br />

van zelfwerkzaamheid.<br />

2. Consulenten van de organisaties oefenen zich in intersectorale samenwerking, als opmaat<br />

naar een te vormen netwerkorganisatie in de wijk. Ze begeleiden daarom cliënten die tot<br />

elkaars doelgroep behoren.<br />

3. Knelpunten en leemtes met betrekking tot sociale participatie in de wijk worden gesignaleerd<br />

en waar mogelijk verholpen, in samenwerking met andere organisaties en functionarissen<br />

in de wijk.<br />

Ieder project heeft een eigen – externe – projectleider2 , aangetrokken door de Gemeente<br />

Breda. <strong>De</strong>ze projectleiders houden ruggespraak met de Welzijnstafel en leggen via kwartaalrapportages<br />

verantwoording af aan de gemeente Breda en daarmee ook aan het ministerie<br />

van VWS, die deze pilotprojecten mee mogelijk maakt. <strong>De</strong> beide projectleiders houden nauw<br />

contact, wisselen ervaringen uit en kunnen - indien nodig - elkaar vervangen.<br />

Profelen van de deelnemende organisaties<br />

<strong>De</strong> deelnemende organisaties zijn in drie groepen onder te verdelen. Die profelen zien er als<br />

volgt uit:<br />

. <strong>De</strong> eerste groep betreft die uitvoerende organisaties, die rechtstreeks kontakten met cliënten<br />

onderhouden gericht op sociale participatie. Onder sociale participatie wordt verstaan:<br />

ontmoeting, vrije tijds- en/of dagactiviteiten, educatie en vrijwilligerswerk. Ook het<br />

aangaan en/of onderhouden van sociale kontakten hoort daarbij, teneinde de zelfredzaamheid<br />

en het sociale netwerk te versterken en/of te vergroten. Het contact en de bemiddeling<br />

vindt zowel individueel als mogelijk ook groepsgewijs plaats.<br />

2. <strong>De</strong> tweede groep betreft die uitvoerende organisaties die een functie vervullen in het<br />

mogelijk maken van het rechtstreekse contact en bemiddeling. Dit kan door middel van<br />

– signaleren<br />

– toeleiden of doorverwijzen naar het project<br />

– mogelijkheden bieden tot sociale participatie<br />

2 Voor het project in de Haagse Beemden is dat Frank Kemper van Prisma-Brabant en in de Hoge Vucht is dat Yvonne Thomassen<br />

van het Brabants Ondersteuningsinstituut Zorg.<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 39


– wegnemen van eventuele blokkades, in omgeving of individu gelegen. Met dit laatste<br />

bestaat daarmee ook de mogelijkheid tot inzet van specialistische deskundigheid, dat<br />

tot reguliere werkzaamheid van de diverse organisaties behoort.<br />

3. <strong>De</strong> derde groep bestaat uit de deelnemende cliëntenorganisaties zoals het Bredaas<br />

Centrum van Gehandicaptenbeleid (BCG) en het Overleg Ouderenbeleid Breda (OOB). Zij<br />

vervullen een adviserende rol en kunnen desgevraagd worden geconsulteerd door de<br />

projectleiders. Ook kunnen zij een actieve rol vervullen in signalerende zin.<br />

Schillen<br />

<strong>De</strong> hiervoor genoemde organisaties worden geplaatst in twee schillen: de eerste schil geldt de<br />

directe uitvoering en de tweede schil speelt een rol in signalerende zin over en weer. <strong>De</strong><br />

projectleiders spelen in deze laatste zin een bemiddelende rol.<br />

<strong>De</strong> defnitieve keuze wie in de eerste of tweede schil participeert moet nog worden gemaakt.<br />

Naast de tweede schil legt de projectleiding contact met intermediairen in de wijk, die een<br />

signalerende rol kunnen vervullen zoals de brede school, de wijkagent, kerkelijke vrijwilligers, etc.<br />

Iedere organisatie vaardigt een medewerker af voor deelname aan de projectgroep. <strong>De</strong><br />

managers van deze organisaties die deelnemen aan de Welzijnstafel worden bij toerbeurt<br />

ingezet als voorzitter van de twee projectgroepen. Hierbij zal zoveel als mogelijk gewisseld<br />

worden.<br />

Waar vinden we de cliënten?<br />

<strong>De</strong> cliënten kunnen op verschillende manieren en via verschillende strategieën in de projecten<br />

terechtkomen.<br />

. Via de eigen caseload van de instellingen.<br />

2. Via wijkinformatiepunt/inloopcentrum.<br />

3. Via buurtmedia (wijkkrant, website) en folders.<br />

4. Via een persoonlijk contact door bijvoorbeeld huisbezoeken.<br />

5. Via signalen van het OOB of BCG.<br />

6. Via signalen van wijkintermediairs (zoals de buurthuiswerker, de huismeester, de politie en<br />

dergelijke).<br />

7. Of via actieve groepen in de wijk, zoals een wijkcomité, een bewonerscomité of een<br />

werkgroep. Gesprekken en/of informatie uitwisseling vooraf met bestaande comités en<br />

werkgroepen dragen hiertoe bij.<br />

Privacy cliënten<br />

Na de intake krijgen cliënten een nummer. Bij de uitwisseling of consultatie binnen de<br />

projectgroep worden cliënten alleen met nummer genoemd.<br />

Ingevulde formulieren blijven bij het begeleidende projectgroepslid, totdat de begeleiding is<br />

afgerond of doorgegeven. Daarna gaat de papierwinkel óf naar de plaatsende instelling, óf<br />

naar de meer specialistische instelling die de begeleiding overneemt. Indien een cliënt via een<br />

ander traject is binnengekomen (mond-tot-mond-reclame, folder, rechtstreeks opgezocht en<br />

dergelijke) gaan de formulieren achteraf naar die organisatie, waartoe de betreffende cliënt<br />

tot dan toe tot de doelgroep werd gerekend.<br />

Hoeveel cliënten gaan we bedienen?<br />

Het aantal cliënten dat bediend gaat worden via de projecten is vooraf lastig vast te stellen.<br />

We stellen daarom het volgende voor.<br />

. Er is een doorlopende intake, vanaf de daadwerkelijke start van het betreffende project<br />

januari 2006.<br />

2. <strong>De</strong> caseload bedraagt gemiddeld 3 cliënten per consulent. Met een deelname van 6 of 7<br />

organisaties in de directe uitvoering ( e schil) betekent dit maximaal 8 á 2 cliënten<br />

doorlopend.<br />

3. Iedere cliënt kan maximaal 6 maanden in begeleiding blijven; korter mag uiteraard ook.<br />

4. Bij een gelijktijdige caseload kunnen per pilotproject 36 á 42 personen worden begeleid.<br />

Immers, de daadwerkelijke uitvoering loopt van januari t/m 3 december 2006 =<br />

tweemaal de tijd van 6 maanden die maximaal staan voor de begeleiding.<br />

5. Via de doorlopende intake zal dit aantal in de praktijk hoger uitvallen.<br />

Een nog hoger aantal cliënten is wellicht mogelijk met de inzet van een meer groeps­<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 40


gerichte benadering (b.v. in het opdoen van contacten is een werkwijze denkbaar, die<br />

cliënten begeleidt in het zelf zetten van stappen).<br />

6. Als nazorg – voor die cliënten waarvan het traject niet eind 2006 kan worden afgerond –<br />

geldt de periode tot einde projectuitvoering 3 maart 2007.<br />

<strong>De</strong> projectgroep(en)<br />

. <strong>De</strong> projectgroep(en) op beide locaties komen maandelijks bijeen voor wat betreft de<br />

deelnemers uit de eerste schil.<br />

2. Drie maal per jaar uitgebreid met de deelnemers uit de tweede schil. Tussentijds houden<br />

deze rechtstreeks –bilateraal- contact met de projectleider en eventueel individuele leden<br />

van de eerste schil.<br />

3. <strong>De</strong> bijeenkomsten worden voorbereid en genotuleerd door de desbetreffende projectleider.<br />

4. <strong>De</strong> bijeenkomsten worden voorgezeten door de managers van de deelnemende instellingen,<br />

die te kennen hebben gegeven te willen worden betrokken bij de uitvoering. Dit geschiedt<br />

bij toerbeurt.<br />

5. <strong>De</strong> bijeenkomsten starten met ingang van januari 2006 en vinden maandelijks plaats (met<br />

uitzondering van de zomervakantie). In ieder geval tot april 2007 - de afrondingsfase -<br />

volgens een vastgesteld rooster.<br />

6. Tijdens de bijeenkomsten worden ervaringen uitgewisseld, is er gelegenheid tot collegiale<br />

consultatie en bestaat de mogelijkheid tot intervisie; dit alles in het licht van de begeleiding/<br />

bemiddeling van de cliënten.<br />

7. Voor de begeleiding/bemiddeling zetten de projectgroepleden hun professionaliteit in. <strong>De</strong><br />

reeds beproefde hulpmiddelen in ‘Geraniums – II ‘staan hen hierbij ten dienste. Dit zijn:<br />

– het protocol cliëntbegeleiding<br />

– de beschrijving van het begeleidingstraject<br />

– het overzicht van de (levens)domeinen.<br />

8. Tijdens en na afoop van de begeleidingstrajecten worden een of twee meer informele<br />

contacten georganiseerd (zoals b.v. een borrel of een barbecue) waarop ook cliënten met<br />

elkaar kennis kunnen maken.<br />

<strong>De</strong> volgende knelpunten willen wij als aandachtspunten (blijven) zien.<br />

In de loop van het project willen we verder werken aan oplossingsrichtingen hiervoor.<br />

. <strong>De</strong> werving. Tijdens “Geraniums II” nog een lastig punt. <strong>De</strong> caseload van de betrokken<br />

organisaties leverde te weinig cliënten op, terwijl uit onderzoek van het BCG toch een<br />

overduidelijke behoefte was gebleken. Er zal nu meer worden ingezet op wijkintermediairs<br />

(zoals wooncomités en andere bewonersorganisaties in de wijk) en wijkmedia. Daarnaast<br />

gaan we experimenteren met nieuwe, meer outreachende vormen van werving (bijv. huis<br />

aan huis onderzoek). Tevens blijven we graag gebruik maken van eventuele doorverwijzingen<br />

door de cliëntenorganisaties.<br />

2. Het kwartiermaken. “Geraniums II” heeft ook geleerd dat niet alle cliënten naar een en<br />

dezelfde organisatie zijn door te leiden en dat organisaties ook vooraf moeten worden<br />

bericht over weer een project in de wijk. Daartoe wordt nu al geïnventariseerd wie en wat<br />

er zich allemaal vrijwillig inzet in de wijken.<br />

3. Wederkerigheid en de betrokkenheid van andere wijkbewoners. We hopen op het spoor<br />

te komen van bereidwillige vrijwilligers die iets willen of kunnen betekenen voor de meer<br />

kwetsbare wijkbewoners. Daarnaast zoeken we bij de vraag naar activiteiten naar een<br />

aanbod, waarin de klant zelf ook weer iets kan betekenen voor anderen in de wijk.<br />

4. <strong>De</strong> vragen naar activiteiten ’s avonds en in het weekeinde. Dit blijft een punt van aandacht.<br />

Nieuwe initiatieven in de wijk zullen ook daarop gericht moeten worden.<br />

5. Het eenzijdige aanbod van vrijetijdsbesteding spreekt niet eenieder aan. Ook hierop<br />

moeten we alert zijn en goed luisteren naar wensen.<br />

6. Waar mogelijk kijken we of een bundeling van vragen van cliënten richting groepsgerichte<br />

activiteiten mogelijk is. Het gaat immers om cliënten die op zoek zijn naar (het begin van)<br />

een sociaal netwerk in de eigen leefomgeving. Een groep gelijkgestemden komt daaraan<br />

tegemoet en doet recht aan het principe van wederkerigheid. Daarmee is de kans op<br />

continuïteit vergroot.<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda<br />

4


7. <strong>De</strong> vraag naar contacten/relatiebemiddeling. Een hot item bleek. Vooraf zijn er geen<br />

oplossingen voor. We hopen dat de projectgroepleden hierdoor worden getriggerd, zodat<br />

meer aan die behoefte kan worden tegemoet gekomen.<br />

Voor meer en andere ideeën houden we ons aanbevolen.<br />

Signalen die we meenemen of willen uitzenden.<br />

. <strong>De</strong> Gemeente Breda plaatst alle activiteiten van de BIB-tafel (en de daarbij onderscheiden<br />

overlegtafels voor wonen, welzijn en zorg) in het kader van de integrale visie ‘Geschikt<br />

wonen voor iedereen’. Hierin staan op zijn minst twee uitgangspunten centraal die we<br />

willen meenemen in de <strong>Wmo</strong>-pilotprojecten. <strong>De</strong> eerste is de wijkgerichte benadering en<br />

de tweede de integrale visie op wonen, welzijn en zorg als onlosmakelijke grootheden bij<br />

de vorming van beleid en uitvoeringspraktijk.<br />

2. Het Overleg Ouderenbeleid Breda (OOB) heeft een brochure uitgebracht over hoe<br />

‘Bredase burgers en andere deskundigen over het WWZ-loket van de toekomst’ denken<br />

(eind november 2005). Hier komen begrippen als vraagsturing, vraagverheldering,<br />

maatwerk en openheid ten aanzien van het aanbod aan bod, waardoor we ons in ons<br />

handelen willen laten leiden.<br />

3. Het intersectorale karakter dat in het voorgaande project ‘Over schuttingen en geraniums<br />

I en II’ is geschetst, blijft gehandhaafd. Dat wil zeggen, dat er voor alle doelgroepen in<br />

een wijk wordt gewerkt met alle partners die zorg of diensten leveren aan die verschillende<br />

doelgroepen. Daarbij wordt in beginsel een cliënt toegewezen aan een begeleider die<br />

ruimte heeft.<br />

4. Aanbieders van zorg die minder of weinig zorg leveren in een wijk en daardoor weinig tot<br />

geen rechtstreekse klantcontacten hebben zijn niet a priori lid van de projectteams. In de<br />

gevallen dat zich dit voordoet is het raadzaam nieuwe contacten aan te boren.<br />

WMO-proeftuin Breda Haagse Beemden<br />

In Haagse Beemden werkt een aantal organisaties reeds samen om klanten zo vraaggericht<br />

mogelijk te bedienen met een samenhangend aanbod van zorg- en dienstverlening vanuit het<br />

zorgkruispunt Heksenwiel. Sinds 7 oktober 2005 is daar tevens een wijkinformatiepunt aan<br />

toegevoegd, dat gedurende enkele dagdelen per week wordt bemand door vrijwilligers. Het<br />

wijkinformatiepunt wordt nadrukkelijk betrokken in de signalering en bemiddeling voor het<br />

project.<br />

Voor de pilot Haagse Beemden bestaat de eerste schil uit: Amarant, GGZ Regio Breda, IMW<br />

Breda, MEE West-Brabant, NSWAC, SOB, Thuiszorg Breda, Vertizontaal. In de tweede schil<br />

bevinden zich het zorgcentrum <strong>De</strong> Breedonk, verpleegtehuis Aeneas, wederom Thuiszorg<br />

Breda, de woningcorporaties Singelveste en (mogelijk) WonenBreBurg,<br />

WMO-proeftuin Breda Hoge Vucht<br />

In de Hoge Vucht wordt actief gezocht naar gewenste activiteiten voor en met de cliënten uit<br />

het nader omschreven gebied. Het project bouwt hier voort op eerder opgedane ervaringen<br />

met het project ‘Over schuttingen en geraniums’. Vanuit een vraaggerichte benadering wordt<br />

gekeken welk steuntje in de rug men kan gebruiken, maar tevens wat de betreffende cliënt<br />

zou kunnen betekenen voor een ander. Ook wordt er gewerkt met signalen vanuit een<br />

bredere groep in/bij de wijk betrokken intermediairen (bijvoorbeeld van huurdersbelangenvereniging<br />

tot pastoraal werker, van wijkagent tot onderwijzer). Hiertoe wordt breed geïnformeerd.<br />

Zodra het Zone Informatie Punt (ZIP) is ingericht in de Hoge Vucht kan ook aandacht worden<br />

gegeven aan de aldaar binnenkomende signalen. Een meer actieve benadering middels<br />

huisbezoek vormt nog punt van bespreking.<br />

Voor het project in de Hoge Vucht bestaat de eerste schil in elk geval uit de volgende<br />

organisaties: Amarant, MEE West-Brabant, IMW Breda, SOB, GGZ Regio Breda, NSWAC,<br />

Elisabeth/Vuchterhage en Vertizontaal. <strong>De</strong> tweede schil kan worden gevormd door Thuiszorg<br />

Breda, Wonen-Breburg en Singelveste en mogelijk nog huize Raffy.<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 42


Oriëntatie op de wijk (en de stad)<br />

. <strong>De</strong> wijk Hoge Vucht is eveneens aangewezen als prioriteitswijk in het kader van het<br />

stedelijk programma ‘Geschikt Wonen voor Iedereen’. In dit gebied ‘Breda Noordoost,<br />

wijk van je leven’ (voorheen woonzorgwelzijnswijk geheten), is ook een Zone Informatie<br />

Punt in de maak. Met de projectleider van dit project wordt contact onderhouden en in<br />

voorkomende gevallen samengewerkt. Dit is bijvoorbeeld het geval ten aanzien van het<br />

opbouwen van een wijknetwerk voor/met de in de wijk werkzame wonen-welzijnzorginstellingen.<br />

Ook wordt bekeken hoe het pilotproject <strong>Wmo</strong> gebruik kan maken van<br />

het informatiepunt bij werving en wederkerige dienstverlening (in een back-offce<br />

functie).<br />

2. <strong>De</strong> fats in de Roesselarestraat, Brusselstraat, Kasterleestraat en Jan van Darkenisstraat<br />

kennen veelal bewonerscomités en huismeesters. Met hen zal contact worden gezocht en<br />

zo mogelijk een bijeenkomst belegd, waar én informatie over en weer wordt gedeeld én<br />

naar samenwerkingsmogelijkheden wordt gezocht in werving en doorverwijsmogelijkheden.<br />

Dit laatste met name voor bijdragen aan en in de wijk door bewoners die in het project<br />

worden begeleid.<br />

3. Daarnaast zijn er mogelijk nog meer vrijwillige initiatieven b.v. de Werkgroep vrouwenactiviteiten<br />

Doornbos/Linie, waarnaar mensen bemiddeld kunnen worden voor sociale<br />

kontakten en vrijwillige inzet. <strong>De</strong> W-groep is al bekend. Een verdere inventarisatie met<br />

deelnemende organisaties is daarvoor gewenst.<br />

4. In het kader van het stedelijke project ‘Geschikt Wonen voor Iedereen’ lopen er nog meer<br />

projecten. Een is uiteraard het GWI-project zelf. Daarnaast is op initiatief van de BIB-tafel<br />

een project Vraagarticulering opgestart. Alle Bredase projecten kennen projectleiders. Met<br />

hen is er het zogenaamde projectleidersoverleg. Hieraan zal bij toerbeurt ook worden<br />

deelgenomen door beide projectleiders van de <strong>Wmo</strong>-pilotprojecten in de Hoge Vucht en<br />

de Haagse Beemden.<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 43


<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 44


<strong>De</strong> projectgroepen<br />

c.q. deelnemende organisaties<br />

Projectgroep Hoge Vucht<br />

Amarant Michéle Zander **<br />

076 – 5789327 Hoge Schouw 1 C, 4817 BZ Breda<br />

m.zander@amarant.nl<br />

076 - 5152031 Helen Remmers *<br />

Wisentstraat 49, 4817 LZ Breda<br />

risa1@wanadoo.nl<br />

GGZ Regio Breda * Sandra Knibbeler *<br />

076 – 5026224 Van Bergenplein 76, 4871 CG Etten-Leur<br />

06 – 13031548 sknibbeler@ggzrregiobreda.nl<br />

Frans Martens ** en ***<br />

076 - 5241221 Baronielaan 18, 4818 RA Breda<br />

fmartens@ggzregiobreda.nl<br />

Huize Raffy w.broeders@raffyzorg.nl<br />

076 - 5225150 Karin de Goede *<br />

k.d.goede@raffyzorg.nl<br />

IMW Breda Annette Korteweg *<br />

076 - 5240828 Postbus 7105 GC Breda<br />

akorteweg@imwbreda.nl<br />

Aat Rietveld idem (wil op de hoogte blijven) ** en ***<br />

arietveld@imwbreda.nl<br />

MEE West-Brabant Ardy Wingens *<br />

076 – 5223090 Heerbaan 100, 4817 NL Breda<br />

a.wingens@meewestbrabant.nl<br />

Ned. Stichting Woon- en Activiteitencentra voor Maaike Luiten *<br />

lichamelijk gehandicapten (NSWAC) 076 - 5614716 Noutenhof 45, 4834 BK Breda<br />

maaikeluiten@nswac.nl<br />

Singelveste Tanja Appels **<br />

076 – 5232665 Tramsingel 21, 4814 AB Breda<br />

t.appels@singelveste.nl<br />

076 – 5232632 Ria Lodewikus idem **<br />

r.lodewikus@singelveste.nl<br />

Stichting Ouderenwerk Breda (SOB) Angela van Aart *<br />

076 - 5251510 Baronielaan 4, 4818 RA Breda<br />

a.vanaart@sobbreda.nl<br />

Thuiszorg Breda Dannie Driedijk **<br />

076 - 5265118 / 5265122 B. de Wildestraat 400 D, 4827 EG Breda<br />

06 - 10019423 ddriedijk@thuiszorgbreda.nl<br />

Anja Rodenburg *<br />

076 - 5265122 arodenburg@thuiszorgbreda.nl<br />

Vertizontaal Jan Emmen *<br />

076 – 5872124 Nieuwe Ginnekenstraat 18, 4811 NR Breda<br />

jan.emmen@vertizontaal.nl<br />

WonenBreburg Breda Angela van Toorn **<br />

076 – 5308436 Schorsmolenstraat 48, 4811 VP Breda<br />

06 – 13448738 a.vantoorn@wonenbreburg.nl<br />

Zorgcentrum Vuchterhage Ellen van Dam * en Anita Jaspers *<br />

076 -5729333 Antwerpenstraat 93, 4826 HB Breda<br />

abv@elisabethbreda.nl<br />

Stichting Zet Yvonne Thomassen, projectleider<br />

013 - 5441440 Postbus 271, 5000 AG Tilburg, locatie: Willem II-straat 23<br />

ythomassen@zet-brabant.nl<br />

*) = 1e schil **) = 2e schil ***) tevens lid Welzijnstafel<br />

B3<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 45


Inloopcentrum Breda Tonnie Colen – beheer (= tevens een intermediair)<br />

076 5780960 Antwerpenstraat 93, 4826 HB Breda<br />

tonnie.colen@werkaandewijk.nl<br />

Projectgroep Haagse Beemden West<br />

Aeneas Cees Verwijst **<br />

076- 526 66 00 c.verwijst@aeneas-breda.nl<br />

Amarant (BZW) Monique Havermans *<br />

Tel. 06 – 51 86 15 33 BZWBreda@Amarant.nl<br />

Woonzorgcentrum <strong>De</strong> Breedonk Vacature **<br />

076 – 565 42 50 zorg@breedonk.nl<br />

GGZ regio Breda Sandra Knibbeler *<br />

076 – 502 62 24 Van Bergenplein 76, 4871 CG Etten-Leur<br />

sknibbeler@ggzregiobreda.nl<br />

IMW Annette Korteweg *<br />

076 – 524 08 28 Postbus 7105 GC Breda<br />

akorteweg@imwbreda.nl<br />

MEE West Brabant Leny Willers *<br />

076 - 522 30 90 Heerbaan 100, 4817 NL Breda<br />

l.willers@meewestbrabant.nl<br />

NSWAC José van Eggermond *<br />

076 – 522 55 11 Adriaan van Bergenstraat 206, 4811 SW Breda<br />

josevaneggermond@nswac.nl<br />

Singelveste Jan <strong>De</strong>kkers **<br />

(Wijkconsulent) Tramsingel 21 4814 AB Breda<br />

076 – 523 26 00 j.dekkers@singelveste.nl<br />

SOB Marjan Reijnen *<br />

076 – 525 15 00 Baronielaan 4, 4818 RA Breda<br />

m.reijnen@sobbreda.nl<br />

Thuiszorg Breda Anja van Rodenburg *<br />

076 – 526 55 55 postbus 3101, 4800 DC BREDA<br />

arodenburg@thuiszorgbreda.nl<br />

Dannie Driedijk **<br />

postbus 3101, 4800 DC BREDA<br />

ddriedijk@thuiszorgbreda.nl<br />

Vertizontaal Marijke Wiskerke *<br />

076- 544 02 85 / 06 – 29 37 89 14 Vlierenbroek 26 4822 XM Breda<br />

marijke.wiskerke@vertizontaal.nl<br />

WonenBreBurg Jan Heestermans **<br />

076-5308411 Schorsmolenstraat 48, 4811 VP Breda<br />

j.heestermans@wonenbreburg.nl<br />

*) = 1e schil **) = 2e schil ***) tevens lid Welzijnstafel<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 46


PR-plan Proeftuinen <strong>Wmo</strong><br />

1. In de wijk<br />

Wie<br />

Haagse Beemden<br />

1. Brede publiek<br />

Hoge Vucht<br />

1. Brede publiek<br />

Overeenkomstig<br />

2. Intermediairen<br />

3. Wijkbewoners<br />

4. Potentiële cliënten<br />

door projectleiders<br />

Boodschap<br />

- lanceren project<br />

- melden voortgang<br />

B4<br />

Middelen Tijdpad<br />

- artikel wijkkrant Haagse Beemden Nieuws Mrt 2006<br />

- artikel website Haagse Beemden<br />

- artikel in organen van de woningcorporaties, SOB e.a.<br />

- uitzendingen zendamateurs en/of regionale TV<br />

- artikel wijkkrant Haagse Beemden Nieuws Sep 2006<br />

- artikel website Haagse Beemden<br />

- artikel in organen van de woningcorporaties, SOB e.a.<br />

- uitzendingen zendamateurs en/of regionale TV<br />

- lanceren project - artikel wijkkrant Het Kompas Mrt 2006<br />

- artikel in <strong>De</strong> Bode (gratis huisaanhuiskrant)<br />

- artikel website Hoge Vucht<br />

- artikel in organen van de woningcorporaties, SOB e.a.<br />

- uitzendingen zendamateurs en/of regionale TV<br />

- melden voortgang - artikel wijkkrant het Kompas Sep 2006<br />

- artikel website Hoge Vucht<br />

- artikel in organen van de woningcorporaties, SOB e.a.<br />

- uitzendingen zendamateurs en/of regionale TV<br />

- bekendheid & toeleiding - aanschrijven Mrt-Apr 2006<br />

- persoonlijk contact projectleider<br />

- ‘Flyer intermediairen’<br />

- herhalen i.v.m. bekendheid - mailen intermediairen Sep-okt 2006<br />

- zonodig aanvullen Flyers<br />

- bekendheid & toeleiding - ‘Flyer Intermediairen’ op ontmoetingsplaatsen of bijeenkomsten Apr 2006<br />

(b.v. bewonersbijeenkomsten)<br />

- zonodig aanvullen Flyers Okt 2006<br />

- werving - Persoonlijk contact via consulenten, huismeesters e.d. Gedurende hele periode<br />

- wijkinformatiepunt<br />

- ontmoetingsplaatsen mogelijke doelgroepen<br />

met behulp van foldertje Leuke dingen doen, meedoen<br />

2. Lokaal / regionaal door verantwoordelijk ambtenaren<br />

Welzijnstafel<br />

BIB-tafel<br />

Projectleidersoverleg<br />

Ambtenarenoverleg<br />

Sociale Zaken<br />

GWI-uitgaven<br />

Plaatselijke pers<br />

- op de hoogte houden<br />

- toetsen, klankborden<br />

- melden voortgang<br />

op de hoogte houden<br />

op de hoogte houden<br />

op de hoogte brengen en houden<br />

- op de hoogte brengen<br />

- incidentele bemiddeling<br />

- gerichte informatie<br />

- gerichte informatie<br />

en in enkele gevallen door projectleiders – zie toevoeging PL<br />

- via vast agendapunt (PL)<br />

- informatief agendapunt<br />

- projectleidersoverleg GWI (PL)<br />

- idem SAL – Hoge Vucht (PL)<br />

- intern: met ambtenaren zorg, welzijn, RO, volkshuisvesting e.d.<br />

- extern: b.v. overleggen van ambtenaren volksgezondheid of –<br />

welzijn en via projectleiders WMO<br />

(contact PL)<br />

artikelen of korte berichten<br />

persberichten<br />

interview wethouder, e.d.<br />

per 2 maanden<br />

halfjaarlijks<br />

met regelmaat<br />

met regelmaat<br />

indien nodig<br />

van tijd tot tijd<br />

3. Landelijk<br />

Voortgangs-rapportage VWS voortgangsrapportage via format ministerie (PL) gedurende hele periode<br />

per kwartaal<br />

Ambassadeursrol boodschap uitdragen contactambtenaar (en PL?) op verzoek?<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda<br />

47<br />

idem


<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 48


Voorbeeldtekst wervingsfolder<br />

intermediairen<br />

Kent u iemand die graag wil ‘meedoen’<br />

in uw wijk, de Hoge Vucht?<br />

…Vaker onder de mensen komen…<br />

…Iets betekenen voor een ander…<br />

…Actief meedoen in de wijk…<br />

…Meer leuke dingen gaan doen…<br />

B5<br />

<strong>De</strong> Gemeente Breda wil graag stimuleren dat wijkbewoners elkaar ontmoeten en iets<br />

betekenen voor elkaar en voor hun wijk. Dat iedereen mee kan doen met activiteiten in de<br />

eigen woonomgeving.<br />

Met een mooie term heet dat ‘sociale participatie’. Meedoen betekent: deelnemen aan een<br />

georganiseerde activiteit, maar ook: zélf bijdragen aan een activiteit. Al deze dingen zijn niet<br />

voor iedereen even gemakkelijk of vanzelfsprekend.<br />

Meedoen is niet vanzelfsprekend<br />

Sommige mensen hebben moeite met het leggen van contacten, bijvoorbeeld vanwege een<br />

lichamelijke of verstandelijk beperking, een hoge leeftijd, een persoonlijk probleem of door<br />

geld-, of taalproblemen. Sommige mensen kennen de weg niet goed, omdat ze nog maar<br />

kort in de wijk wonen, en soms uit een ver land komen. Ieder mens heeft behoefte aan<br />

ontspanning, aan het ontmoeten van andere mensen. Als dat niet lukt, dreigt sociaal<br />

isolement.<br />

Vroeger woonden ouderen en mensen met beperkingen vaak in tehuizen en instellingen.<br />

Daar hadden zij dan ook aanspraak van anderen en bezigheden. Tegenwoordig wonen<br />

mensen steeds vaker en zo lang mogelijk in hun eigen woning, in een gewone woonwijk. Als<br />

zij behoefte hebben aan ontspanning en het ontmoeten van anderen, moeten zij dat zelf<br />

regelen. Soms hebben zij daar wat hulp, een steuntje of duwtje in de rug, bij nodig.<br />

Project in de Hoge Vucht<br />

Daarvoor is de Gemeente het project Sociale Participatie gestart, in twee proefgebieden in<br />

Breda. <strong>De</strong> Hoge Vucht is een van die twee proefgebieden, waar bij het met name gaat om de<br />

fats in de Roesselaerestraat, de Brusselstraat, Kasterleestraat en de Jan Darkenisstraat.<br />

Voor dit project werken medewerkers van verschillende organisaties met elkaar samen. Dit<br />

zijn medewerkers van onder meer maatschappelijk werk, het sociaal cultureel werk, het<br />

welzijnwerk voor ouderen, verschillende zorginstellingen en woningcorporaties. Het zijn<br />

organisaties, die altijd voor verschillende groepen bewoners hebben gewerkt. Nieuw is, dat ze<br />

nu nog meer samenwerken en met elkaars doelgroepen aan de slag gaan. <strong>De</strong> flosofe is, dat<br />

het geen verschil moet maken tot wie je je richt in de Hoge Vucht, in principe moet je voor de<br />

meeste vragen bij alle beroepskrachten in de wijk terecht kunnen.<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 49


Wij zijn op zoek naar bewoners die dreigen in een sociaal isolement te geraken. Bewoners,<br />

die graag meer onder de mensen komen, worden geholpen om een activiteit te vinden die<br />

aansluit bij hun eigen belangstelling. Ook mensen die graag iets willen bijdragen, maar nog<br />

niet precies weten met wie of waar worden verder geholpen. <strong>De</strong> een zoekt iemand om af en<br />

toe bij op de koffe te gaan, een ander wil vrijwilligerswerk doen, een cursus volgen of samen<br />

met anderen een liefhebberij beoefenen. Een medewerker van het projectteam kijkt samen<br />

met de bewoner waar zijn of haar interesse naar uitgaat en zoekt samen met de bewoner<br />

naar mogelijkheden in de eigen leefomgeving. Het doel is om een aangename tijdsbesteding<br />

te vinden, waarmee hij of zij het eigen sociale netwerk kan uitbreiden.<br />

Kent u iemand die graag ‘mee zou doen’?<br />

U bent zelf werkzaam in de Hoge Vucht, beroepshalve, of als vrijwilliger. Daarom doen wij<br />

graag een beroep op u, als intermediair. Kent u mensen in de wijk die wij mogelijk kunnen<br />

helpen?<br />

Ja? Neemt u dan contact met ons op! Uiteraard gaan wij zorgvuldig met gegevens van<br />

personen om en wij overleggen met u hoe wij die persoon het best kunnen benaderen:<br />

U kunt ons bij de betreffende persoon introduceren, wij kunnen ook zelf het eerste contact<br />

leggen. U kunt uw melding doorgeven bij het Inlooppunt, Tonny Colen, telefoonnummer<br />

(076) 578 09 60. U kunt ook een e-mail sturen naar Yvonne Thomassen, projectleider<br />

proeftuin Hoge Vucht: y.thomassen@boznet.nl. Dan nemen wij contact met u op.<br />

Wij danken u bij voorbaat hartelijk voor uw medewerking!<br />

<strong>De</strong>elnemende organisaties:<br />

SOB, IMW Breda, NSWAC, GGZ Regio Breda, Vertizontaal, MEE West-Brabant, Amarant,<br />

Thuiszorg Breda, Huize Raffy, Zorgcentrum Vuchterhage, Singelveste en Wonen Breburg<br />

<strong>De</strong>ze organisaties werken samen in het kader van de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning<br />

(<strong>Wmo</strong>). <strong>De</strong>ze wet wordt op januari 2007 ingevoerd. <strong>De</strong> <strong>Wmo</strong> heeft tot doel dat<br />

iedereen kan meedoen aan alle facetten in de samenleving. En dat iedereen zo lang mogelijk<br />

zelfstandig kan blijven wonen, met hulp van familie, vrienden en buurtgenoten en zonodig<br />

met hulp van de gemeente. <strong>De</strong> gemeente Breda is ‘proeftuingemeente’. Dat betekent dat we<br />

in verschillende wijken gaan ‘oefenen’ met de <strong>Wmo</strong>-gedachte: iedereen kan meedoen in zijn<br />

eigen wijk.<br />

Colofon:<br />

Uitgave:<br />

Datum:<br />

Tekst:<br />

Fotografe:<br />

Vormgeving:<br />

Gemeente Breda<br />

April 2006<br />

<strong>De</strong>elnemende organisaties proeftuin <strong>Wmo</strong><br />

Wessel Keizer, Gemeente Breda<br />

Bureau Vormgeving, Gemeente Breda<br />

Meer informatie:<br />

Yvonne Thomassen, projectleider proeftuin Hoge Vucht: y.thomassen@boznet.nl<br />

Inlooppunt, Tonny Colen, tel: (076) 578 09 60<br />

Aan de inhoud van deze brochure kunnen geen rechten worden ontleend<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 50


Brief Tijd voor Elkaar<br />

november 2006<br />

Tijd voor elkaar in Hoge Vucht<br />

B6<br />

Betrokken zijn<br />

<strong>De</strong> Gemeente en de woon-, zorg- en welzijninstellingen werken samen in de Hoge Vucht.<br />

Vanuit onze samenwerking merken wij dat bewoners in de wijk betrokken zijn bij elkaar. Toch<br />

denken wij, dat veel bewoners van de wijk het leuk zouden vinden om, meer dan nu het<br />

geval is, iets voor en met elkaar te doen. Maar is dat ook zo?<br />

Hoe bent u betrokken?<br />

Wat doet u nu al voor andere bewoners in de buurt. Wat doen zij voor u? Zou u iemand uit<br />

de buurt wel eens willen helpen, bijvoorbeeld met een klusje? Misschien heeft u wel een<br />

klusje waar een buurtbewoner u bij kan helpen? Zou u meer contact willen hebben met<br />

andere buurtbewoners? Vind u het leuk om samen met iemand uit de buurt naar de stad te<br />

gaan, een taal te leren of een gezamenlijke hobby te hebben? Of heeft u geen behoefte aan<br />

nieuwe contacten in de buurt?<br />

Wij vragen het aan u<br />

<strong>De</strong> woon-, zorg- en welzijnsinstellingen in deze wijk willen dit persoonlijk aan u vragen. U<br />

bent een van de 200 mensen in de Hoge Vucht die zij bij deze uitnodigen voor een vraaggesprek<br />

bij u thuis. Wij hopen dat u aan het vraaggesprek zult deelnemen.<br />

Afspraak voor vraaggesprek<br />

Studentes van Hogescholen in Breda en Rotterdam komen volgende week bij u langs om het<br />

vraaggesprek met u af te nemen. Het vraaggesprek zal ongeveer 45 minuten duren. U mag<br />

het natuurlijk weigeren. <strong>De</strong> studentes die bij u langskomen kunnen zich legitimeren.<br />

Mocht u niet thuis zijn of geen tijd hebben dan komen zij een andere keer nog eens langs of<br />

maken een nieuwe afspraak met u. Overigens ontvangt iedere deelnemer aan het vraaggesprek<br />

als dank een gratis buskaart van € 6,70. Heeft u nog vragen, neem dan contact op met het<br />

Inloopcentrum Hoge Vucht op het volgende telefoonnummer: 076 5780960 en vraag naar<br />

Tonnie Colen.<br />

Wij danken u alvast voor uw medewerking,<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda<br />

5


<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda 52


Overzicht geleverde prestaties<br />

door de deelnemende instellingen<br />

B7<br />

Bij de start van de <strong>Wmo</strong>-proeftuinen is er door de deelnemende organisaties een convenant<br />

gesloten met de Gemeente Breda. Iedere instelling legde daarin vast een x-aantal uren in te<br />

zetten voor beide projectgroepen van de <strong>Wmo</strong>-proeftuin. Op basis van de eerdere ervaring in<br />

het project ‘Over schuttingen en geraniums’ is voorgesteld om gedurende de looptijd 2 uur<br />

per week voor de uitvoerend medewerker in een projectgroep te reserveren (deelnemer e<br />

schil) en uur voor de betrokken manager. Het laatste voor de voorbereiding van het project,<br />

als deelnemer aan Klankbordgroep of 2e schil, het voorzitten van projectgroepen, deelname<br />

bijzondere bijeenkomsten, deelname Welzijnstafel, evaluaties en dergelijke. Maximaal levert<br />

dit een reservering op van 85 resp. 390 uren per instelling, afhankelijk van deelname in een<br />

of twee projectgroepen.<br />

<strong>De</strong>ze reservering is als volgt in de praktijk uitgewerkt, volgens opgave van de instellingen<br />

(tussen haakjes is gemelde reservering)<br />

Organisatie / instelling Uitvoerende Uitvoerende Manager / Totaal per instelling /<br />

1e schil 1e schil Woonconsulent organisatie<br />

Hoge Vucht Haagse Beemden / stafid<br />

Aeneas -­ 36 36<br />

Amarant Geen opgave<br />

GGZ Regio Breda 50 65 12 127<br />

Huize Raffy -­ Geen opgave<br />

IMW Breda 27 27 50 104<br />

MEE West-Brabant 126 195 6 227<br />

NSWAC 54 54 108<br />

Singelveste 39 39 80 158<br />

SOB Breda 65 40 50 155<br />

Thuiszorg<br />

Breda<br />

40 40 40 120<br />

Vertizontaal 94,50 85,50 2 182<br />

Wonen Breburg 52 9 61<br />

Woonzorgcentrum <strong>De</strong> Breedonk -­ Geen opgave<br />

Zorgcentrum Vuchterhage 153 -­ 16 169<br />

<strong>Wmo</strong>-proeftuinen in Breda<br />

53

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!