11.07.2015 Views

Inhoud stuurt de beweging (pdf) - STIJN VERHAGEN

Inhoud stuurt de beweging (pdf) - STIJN VERHAGEN

Inhoud stuurt de beweging (pdf) - STIJN VERHAGEN

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>Drie scenario’s voor het lokale <strong>de</strong>bat over <strong>de</strong> WMORaad voor Maatschappelijke Ontwikkeling


<strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>Drie scenario’s voor het lokale <strong>de</strong>bat over <strong>de</strong> WMO (advies 40)Raad voor Maatschappelijke OntwikkelingISBN-10: 90 6665 812 6ISBN-13: 978 90 6665 812 7NUR 740© 2006 B.V. Uitgeverij SWP AmsterdamAlle rechten voorbehou<strong>de</strong>n. Niets uit <strong>de</strong>ze uitgave mag wor<strong>de</strong>n verveelvoudigd, opgeslagenin een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enigewijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige an<strong>de</strong>re manier,zon<strong>de</strong>r voorafgaan<strong>de</strong> schriftelijke toestemming van <strong>de</strong> uitgever.Voor zover het maken van kopieën uit <strong>de</strong>ze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16BAuteurswet 1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, St.b. 351, zoals gewijzigd bij het besluit van23 augustus 1985, St.b. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men <strong>de</strong> daarvoor wettelijkverschuldig<strong>de</strong> vergoedingen te voldoen aan <strong>de</strong> Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KBHoofddorp). Voor het overnemen van ge<strong>de</strong>elte(n) uit <strong>de</strong>ze uitgave in bloemlezingen, rea<strong>de</strong>rsen an<strong>de</strong>re compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot Uitgeverij SWP(Postbus 257, 1000 AG Amsterdam) te wen<strong>de</strong>n.


<strong>Inhoud</strong>sopgaveVoorwoord 7Samenvatting 91 Waarom scenario’s? 111.1 Doelstelling WMO 111.2 Doelstelling en gevolg<strong>de</strong> werkwijze van dit advies 132 Achtergrond 152.1 Inleiding 152.2 Participatie van verschillen<strong>de</strong> groepen mensen 172.3 Wensen van verschillen<strong>de</strong> groepen mensen 202.4 Inleiding bij <strong>de</strong> scenario’s 213 Scenario A: <strong>de</strong> gemeente aan het roer 253.1 Visie op maatschappelijke participatie 253.2 Welke verantwoor<strong>de</strong>lijkheid neemt <strong>de</strong> gemeente? 273.3 Toegang tot individuele voorzieningen 313.4 Rol professionele aanbie<strong>de</strong>rs 323.5 Meedoen 343.6 Risico’s 354 Scenario B: stuurman van je eigen leven 374.1 Visie op maatschappelijke participatie 374.2 Welke verantwoor<strong>de</strong>lijkheid neemt <strong>de</strong> gemeente? 394.3 Toegang tot individuele voorzieningen 41


4.4 Rol professionele aanbie<strong>de</strong>rs 424.5 Meedoen 454.6 Risico’s 465 Scenario C: <strong>de</strong> burger en zijn verban<strong>de</strong>n 495.1 Visie op maatschappelijke participatie 495.2 Welke verantwoor<strong>de</strong>lijkheid neemt <strong>de</strong> gemeente? 505.3 Toegang tot individuele voorzieningen 525.4 Rol professionele aanbie<strong>de</strong>rs 525.5 Meedoen 555.6 Risico’s 566 Hoe <strong>de</strong> scenario’s te gebruiken 576.1 De drie scenario’s vergeleken 576.2 Is maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning maakbaar? 586.3 Voorwaar<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> vormgeving van <strong>de</strong> WMO 596.4 Maak zo mogelijk eerst inhou<strong>de</strong>lijke en dan pas operationele keuzes 666.5 Stimuleer het inhou<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>bat 697 Aanbevelingen 73Literatuur 77BijlagenBijlage 1. Adviesaanvrage 82Bijlage 2. Geraadpleeg<strong>de</strong> <strong>de</strong>skundigen 83Bijlage 3. Achtergrondstudie STG/Health Management Forum 85Bijlage 4. Overzicht van uitgebrachte publicaties van <strong>de</strong> Raad voorMaatschappelijke Ontwikkeling 108Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling 111


VoorwoordHet kabinet heeft <strong>de</strong> Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) gevraag<strong>de</strong>en twee<strong>de</strong> advies uit te brengen over <strong>de</strong> Wet maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning(WMO). Het eerste advies van juni 2005 met <strong>de</strong> titel Lokaliseringvan maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning ging over <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>n die het Rijk zoukunnen vervullen om <strong>de</strong> WMO tot succes te maken. De wet wordt op 1 januari2007 van kracht.Dit advies gaat over <strong>de</strong> inhoud van <strong>de</strong> wet. Het gaat over <strong>de</strong> vraag op welkewijze gemeenten vorm kunnen geven aan maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning.De RMO wil gemeenten helpen bij hun <strong>de</strong>bat over het doel van <strong>de</strong> nieuwe weten bij het formuleren van hun inhou<strong>de</strong>lijke visie daarop. Het schetst daartoedrie inhou<strong>de</strong>lijke, zeer verschillen<strong>de</strong> scenario’s.De scenario’s zijn op verzoek van <strong>de</strong> Raad ontwikkeld in samenwerking metSTG/Health Management Forum. De bijdrage van <strong>de</strong>ze organisatie is als bijlagebij dit advies gevoegd. Het advies is daarnaast gebaseerd op vele inspireren<strong>de</strong>gesprekken die we met <strong>de</strong>skundigen mochten voeren. De Raad dankt henallen voor hun inzet en suggesties. De commissie die het advies heeft voorbereid,bestond uit:Mw. drs. J.G. Manshan<strong>de</strong>n MPA (Raad)Mw. dr. M. Mootz (secretariaat)Dhr. dr. S.M. Verhagen (secretariaat)Voorwoord / 7


De verantwoor<strong>de</strong>lijkheid voor het advies berust bij <strong>de</strong> Raad.Y. Koster-Dreese dr. K.W.H. van Beekwaarnemend voorzittersecretaris8 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


SamenvattingOp 1 januari 2007 wordt <strong>de</strong> Wet maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning (WMO) vankracht. Het doel van die wet is te bevor<strong>de</strong>ren dat mensen ‘meedoen’ in <strong>de</strong> samenleving.De verantwoor <strong>de</strong> lijk heid daarvoor komt bij gemeenten te liggen.In <strong>de</strong> voorbereiding op <strong>de</strong> wet zijn gemeenten bezig allerlei zaken te regelen.Zo moet <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rsteuning bij huishou<strong>de</strong>lijke verzorging wor<strong>de</strong>n aanbesteed,is <strong>de</strong> inspraak van (organisaties van) burgers verplicht en moet <strong>de</strong>ze vormkrijgen, en moet er een veror<strong>de</strong>ning wor<strong>de</strong>n opgesteld. Bij al <strong>de</strong>ze activiteitenkan het inhou<strong>de</strong>lijke doel van <strong>de</strong> WMO op <strong>de</strong> achtergrond raken, terwijl dat nujuist voorop zou moeten staan. Daarmee ontstaat het gevaar dat goe<strong>de</strong> maatschappe lijke on<strong>de</strong>rsteuning onvoldoen<strong>de</strong> van <strong>de</strong> grond komt.De RMO brengt het advies ‘<strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>’ uit om te voorkomendat gemeenten zich uitsluitend op operationele zaken richten en onvoldoen<strong>de</strong>toekomen aan visievorming op maatschappelijke participatie. Het adviesschetst verschillen<strong>de</strong> beel<strong>de</strong>n (scenario’s) op grond waarvan <strong>de</strong> WMO gestaltekan krijgen. Gemeenten kunnen die beel<strong>de</strong>n gebruiken bij het <strong>de</strong>bat over hetinhou<strong>de</strong>lijke doel van <strong>de</strong> WMO. De scenario’s kunnen <strong>de</strong> partijen en personendie bij <strong>de</strong> vormgeving van die wet betrokken zijn, inspireren bij hun werk. Zelaten <strong>de</strong> ruimte zien die gemeenten kunnen benutten om <strong>de</strong> WMO op een bijhun burgers passen<strong>de</strong> manier tot een succes te maken. Het verschil tussen <strong>de</strong>drie scenario’s wordt bepaald door een specifieke balans tussen drie ‘instituties’die bij <strong>de</strong> vormgeving van <strong>de</strong> WMO centraal staan: <strong>de</strong> gemeente, het individuen <strong>de</strong> lokale organisaties en verban<strong>de</strong>n.Het scenario ‘De gemeente aan het roer’ gaat ervan uit dat <strong>de</strong> samenlevinghet beste gedijt bij een krachtige gemeente, die investeert in het zelfredzaamSamenvatting / 9


maken van mensen die an<strong>de</strong>rs afhankelijk zullen blijven of zich als zodanigzullen blijven opstellen. De nadruk ligt op on<strong>de</strong>rsteuning van (zeer) kwetsbareburgers. Een krachtige gemeente voorkomt, volgens dit scenario, dat mensente veel beroep doen op formele on<strong>de</strong>rsteuning.In het scenario ‘Stuurman van je eigen leven’ vormt niet <strong>de</strong> gemeente, maarhet individu het uitgangspunt. De gemeente tracht met ‘inclu<strong>de</strong>rend beleid’ <strong>de</strong>nodige voorwaar<strong>de</strong>n te scheppen om dit scenario te realiseren. Vervolgens zijnechter individuen zelf verant woor<strong>de</strong>lijk voor het uitvoeren van <strong>de</strong> WMO. Omop <strong>de</strong> steun van an<strong>de</strong>ren te kunnen rekenen, zullen ze ook zelf hun bijdrageleveren. Principes van ‘zelfregie’ en van ‘voor en door <strong>de</strong> mensen zelf’ bepalenhier <strong>de</strong> inhoud van <strong>de</strong> WMO.Het scenario ‘De burger en zijn verban<strong>de</strong>n’ ten slotte stelt <strong>de</strong> burger en hetparticulier initiatief centraal. Burgers maken <strong>de</strong>el uit van uiteenlopen<strong>de</strong> verban<strong>de</strong>n,zoals <strong>de</strong> familie, sportvereniging, belangenorganisatie, kerk of patiëntenorganisatie.Het scenario toont aan hoe <strong>de</strong>rgelijke verban<strong>de</strong>n, meer dan nuhet geval is, kunnen wor<strong>de</strong>n benut bij <strong>de</strong> vormgeving van <strong>de</strong> nieuwe wet.De RMO heeft geen uitgesproken voorkeur voor het ene of an<strong>de</strong>re scenario.In <strong>de</strong> praktijk zijn tal van mengvormen mogelijk, waarover <strong>de</strong> gemeenten engemeentelijke partijen zelf beslissingen moeten nemen.De RMO doet <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> aanbevelingen.• Het inhou<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>bat over wat <strong>de</strong> gemeente met <strong>de</strong> WMO wil bereikenmoet wor<strong>de</strong>n gestimuleerd. Daarbij kunnen <strong>de</strong> scenario’s behulpzaamzijn. De gemeente dient het initiatief te nemen. Het <strong>de</strong>bat moetwel open, zon<strong>de</strong>r uitkomst vooraf, wor<strong>de</strong>n gevoerd.• De gemeente kan het <strong>de</strong>bat aanwakkeren door gegevens over <strong>de</strong> participatievan (kwetsbare) burgers, hun behoeften en <strong>de</strong> toegankelijkheidvan voorzieningen binnen <strong>de</strong> gemeente openbaar te maken.• De betrokken partijen zou<strong>de</strong>n – me<strong>de</strong> op basis van (mengvormen van)<strong>de</strong> gepresenteer<strong>de</strong> scenario’s – zo mogelijk eerst een inhou<strong>de</strong>lijke visiemoeten ontwikkelen alvorens zij operationele zaken voor <strong>de</strong> WMOgaan regelen.• Het Rijk moet aan enkele voorwaar<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong> inhou<strong>de</strong>lijke invullingvan <strong>de</strong> WMO blijven voldoen: voldoen<strong>de</strong> financiële ruimte, beleidsvrijheidvoor gemeenten en mogelijkhe<strong>de</strong>n om WMO-zaken met aanpalen<strong>de</strong>beleidsterreinen pragmatisch af te stemmen.10 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


1. Waarom scenario’s?1.1 Doelstelling WMOHet doel van <strong>de</strong> WMO is het bevor<strong>de</strong>ren dat mensen ‘meedoen’ in <strong>de</strong> samenleving.Meedoen, ofwel maatschappelijke participatie, kent drie varianten. Deeerste variant is participeren in allerlei activiteiten, zoals betaald werk hebben,lid zijn van verenigingen of evenementen bezoeken. De twee<strong>de</strong> variant ismeehelpen als vrijwilliger of mantelzorger. De <strong>de</strong>r<strong>de</strong> variant is me<strong>de</strong> vormgevenaan beleid via inspraak en actief burgerschap. De Wet maatschappelijkeon<strong>de</strong>rsteuning (WMO) heeft tot doel <strong>de</strong>ze drie manieren van ‘meedoen in <strong>de</strong>maatschappij’ te bevor<strong>de</strong>ren en waar nodig te on<strong>de</strong>rsteunen (zie ka<strong>de</strong>r 1).De WMO is een wet waarbij het Rijk <strong>de</strong> inhou<strong>de</strong>lijke ka<strong>de</strong>rs – <strong>de</strong> spelregels –formuleert en <strong>de</strong> uitvoeren<strong>de</strong> regie – het spelverloop – geheel in han<strong>de</strong>n legtvan lokale overhe<strong>de</strong>n. De gemeen ten bepalen in samenwerking met <strong>de</strong> lokalepartijen zelf het spelverloop. Gemeenten zijn binnen het gegeven ka<strong>de</strong>r van<strong>de</strong> wet vrij om een eigen visie op maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning te ontwikkelen.Die visie moeten zij nog uitwerken, want het spel van <strong>de</strong> WMO isnieuw; het is nog niet eer<strong>de</strong>r gespeeld. Dit vooron<strong>de</strong>rstelt dat <strong>de</strong> gemeentenzich verdiepen in <strong>de</strong> wensen en behoeften van hun inwoners en zich op gronddaarvan een beeld vormen over hoe zij participatie in hun gemeente kunnenbevor<strong>de</strong>ren. Het vooron<strong>de</strong>rstelt ook dat zij aan het publiek dui<strong>de</strong>lijkheid gevenover wat ze met <strong>de</strong> wet willen bereiken, over hun plannen en prestaties bijmaatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning.Waarom scenario’s? / 11


Ka<strong>de</strong>r 1: Prestatievel<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> WMOHet kabinet <strong>de</strong>finieert zijn visie in algemene termen, dat wil zeggen in termen van‘meedoen’, van jong en oud, sterk en zwak, allochtoon en autochtoon, op uiteenlopen<strong>de</strong>domeinen als welzijn, preventie en leefbaarheid. Daarnaast heeft het kabinet in<strong>de</strong> wet negen prestatievel<strong>de</strong>n vastgelegd waarop gemeenten een actief on<strong>de</strong>rsteuningsbeleidmoeten voeren:1. Het bevor<strong>de</strong>ren van <strong>de</strong> sociale samenhang en leefbaarheid van dorpen, wijken enbuurten;2. Op preventie gerichte on<strong>de</strong>rsteuning van jeugdigen met problemen met opgroeienen van ou<strong>de</strong>rs met problemen met opvoe<strong>de</strong>n;3. Het geven van informatie, advies en cliënton<strong>de</strong>rsteuning;4. Het on<strong>de</strong>rsteunen van mantelzorgers en vrijwilligers;5. Het bevor<strong>de</strong>ren van <strong>de</strong> <strong>de</strong>elname aan het maatschappelijke verkeer en het zelfstandigfunctioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychischprobleem en van mensen met een psychosociaal probleem;6. Het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronischpsychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem ten behoevevan het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun <strong>de</strong>elname aan hetmaatschappelijke verkeer;7. Het bie<strong>de</strong>n van maatschappelijke opvang, waaron<strong>de</strong>r vrouwenopvang;8. Het bie<strong>de</strong>n van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzon<strong>de</strong>ring van hetbie<strong>de</strong>n van psychosociale hulp bij rampen;9. Het bie<strong>de</strong>n van ambulante verslavingszorg.Deze prestatievel<strong>de</strong>n zijn meer aanbodgeoriënteerd dan resultaatgericht beschreven.In <strong>de</strong> huidige ontwikkelingen rond <strong>de</strong> nieuwe wet moeten gemeenten <strong>de</strong>nadruk (nog) sterk leggen op bestuurlijke en operationele kwesties. Het gaatvaak meer om het ‘hoe’ dan om het ‘wat’. Niet altijd kan <strong>de</strong> inhou<strong>de</strong>lijke visiedaarom voldoen<strong>de</strong> aandacht krijgen. Hiervoor bestaan begrijpelijke re<strong>de</strong>nen:er zijn tal van bestuurlijke eisen die aan termijnen gebon<strong>de</strong>n zijn, die <strong>de</strong> aandachtvragen. Zo dient er een informatieloket te komen, behoort <strong>de</strong> inspraakvan burgers vorm te krijgen en moeten er procedures voor aanbesteding wor<strong>de</strong>ngeregeld. Daardoor blijft <strong>de</strong> inhou<strong>de</strong>lijke, mid<strong>de</strong>llange termijnvisie vangemeenten en lokale partijen op maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning vooralsnog12 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


veelal buiten zicht. Behalve met operationele kwesties komen met <strong>de</strong> nieuwewet inhou<strong>de</strong>lijke keuzen en afwegingen naar <strong>de</strong> gemeente toe. Peters (2006)wijst er bijvoorbeeld op dat gemeenten het beroep op individuele voorzieningenkunnen beperken door eigen bijdragen te verhogen of <strong>de</strong> indicatieste verscherpen, maar evengoed door te verwijzen naar <strong>de</strong> sociale netwerkenwaarop mensen een beroep moeten doen. Ook kunnen gemeenten ervoorkiezen om binnen het WMO-budget juist voorrang te geven aan individuelevoorzieningen. Dat impliceert echter wel dat zij bewust of onbewust inleverenop collectieve voorzieningen als verslavingszorg, vrouwenopvang of preventiefjeugdbeleid.1.2 Doelstelling en gevolg<strong>de</strong> werkwijze van dit adviesHet voorliggen<strong>de</strong> advies reikt drie – heel verschillen<strong>de</strong> – scenario’s aan voor <strong>de</strong>maat schappelijke participatie van (kwetsbare) burgers. De scenario’s kúnnenwerkelijkheid wor<strong>de</strong>n, maar het doel is om <strong>de</strong> lokale partijen zelf te inspirereneen visie te formuleren. Gemeenten, welzijns- en thuiszorgorganisaties,woningbouwcorporaties, patiënten-, vrijwilligers- en mantelzorgorganisatieskunnen eigen strategieën formuleren, beslissin gen nemen en maatregelentreffen. Zij moeten <strong>de</strong> scenario’s van <strong>de</strong> RMO opvatten als richtingsbakens, tenopzichte waarvan <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> partijen hun positie kunnen bepalen. Op<strong>de</strong>ze wijze kunnen <strong>de</strong> scenario’s eerst wor<strong>de</strong>n benut voor het inhou<strong>de</strong> lijke <strong>de</strong>batdat <strong>de</strong> partijen op het lokale niveau zullen voeren en vervolgens voor planningen beleid. Op <strong>de</strong>ze wijze kan er ook een waar<strong>de</strong>volle aanvulling ontstaanop het operatio nele kortetermijnperspectief dat thans <strong>de</strong> boventoon voert.Dit advies is gebaseerd op een studie die STG/Health Management Forumop verzoek van <strong>de</strong> RMO heeft verricht. De on<strong>de</strong>rzoekers van STG/Health ManagementForum hebben op basis van literatuuron<strong>de</strong>rzoek en interviews metwethou<strong>de</strong>rs en an<strong>de</strong>re personen die bij <strong>de</strong> WMO betrokken zijn, drie scenario’sontwikkeld. Daartoe hebben zij eerst een bouw stenennotitie geschreven. Dezeis tweemaal voorgelegd aan een groep <strong>de</strong>skundigen en heeft uitein<strong>de</strong>lijk geleidtot <strong>de</strong> drie scenario’s. Tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> laatste bijeenkomst hebben <strong>de</strong> <strong>de</strong>skundigenuitgebreid van gedachten gewisseld over <strong>de</strong> kansen en risico’s van elk van<strong>de</strong>ze scenario’s. De teksten van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoekers zijn als bijlage 3 bij dit adviesgevoegd.Waarom scenario’s? / 13


Deze drie scenario’s, die we in dit advies ver<strong>de</strong>r uitwerken, bie<strong>de</strong>n geenblauwdruk. Ze laten juist <strong>de</strong> ruimte zien die gemeenten kunnen benuttenom <strong>de</strong> WMO tot een succes te maken op een manier die bij hun burgers past.Vandaar dat <strong>de</strong> Raad heeft gekozen voor een doelgerichte, prospectieve scenarioanalyse(zie Bijl 1991), waarbij alternatieven voor mogelijke en wenselijketoekomstige situaties zo concreet mogelijk wor<strong>de</strong>n beschreven. De scenario’sbeschrijven meer<strong>de</strong>re toekomstbeel<strong>de</strong>n van mogelijk geachte situaties. Hetfeitelijke beleid zal overigens altijd een combinatie van <strong>de</strong> drie scenario’s zijn.Met behulp daarvan kan men politieke of maatschappelijke doelen of gewensteresultaten op hun haalbaarheid en gevolgen doorlichten.Het advies is als volgt opgebouwd. In het volgen<strong>de</strong> hoofdstuk schetsen weenkele achtergron<strong>de</strong>n die voor <strong>de</strong> vormgeving van <strong>de</strong> WMO van belang zijn:hoe ziet <strong>de</strong> huidige participatie van burgers eruit (paragraaf 2.2) en wat zijn<strong>de</strong> wensen van verschillen<strong>de</strong> groepen mensen (paragraaf 2.3)? Het hoofdstukeindigt met een inleiding bij <strong>de</strong> scenario’s (paragraaf 2.4). De hoofdstukken 3, 4en 5 vormen <strong>de</strong> kern van dit advies: ze gaan over <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>ndie <strong>de</strong> WMO biedt. Met drie verschillen<strong>de</strong> scenario’s willen we laten zienhoe, binnen het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> wet, <strong>de</strong> civil society versterkt kan wor<strong>de</strong>n en <strong>de</strong>maatschappelijke participatie van burgers een nieuwe impuls kan krijgen. Inhoofdstuk 6 gaan we in op <strong>de</strong> vraag hoe gemeenten en lokale partijen <strong>de</strong> scenario’shet beste kunnen gebruiken. Tevens behan<strong>de</strong>len we enkele voorwaar<strong>de</strong>ndie vervuld moeten zijn om inhou<strong>de</strong>lijke visies ook te kunnen realiseren.Tot besluit formuleert <strong>de</strong> Raad in hoofdstuk 7 enkele aanbevelingen.14 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


2. Achtergrond2.1 Inleiding‘Meedoen’ met <strong>de</strong> samenleving is niet altijd eenvoudig. Kenmerken van <strong>de</strong>mo<strong>de</strong>rne samenleving zijn immers het streven naar efficiency, prestatiedrangen een hoge arbeidsproductiviteit. Deze kenmerken maken bijvoorbeeld datbuslijnen en haltes wor<strong>de</strong>n opgeheven; dat het on<strong>de</strong>rwijs in het openbaarwordt afgerekend op Cito-toetsscores en ein<strong>de</strong>xamenresultaten; en dat mensenmet gezondheidsbeperkingen in toenemen<strong>de</strong> mate een financieel risicovormen voor werkgevers. Met an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n: belemmeringen bij het <strong>de</strong>elnemenaan <strong>de</strong> maatschappij ontstaan voor een belangrijk <strong>de</strong>el door <strong>de</strong> inrichtingvan die maatschappij zelf (RMO 2002). De WMO kan hierbij wel enig soelaasbie<strong>de</strong>n, maar <strong>de</strong>ze tegendraadse maatschappelijke ontwikkelingen laten zichniet zomaar keren.Lokale bestuur<strong>de</strong>rs zou<strong>de</strong>n in eerste instantie moeten na<strong>de</strong>nken over algemenevoorwaar<strong>de</strong>n voor participatie. Het gedrag van mensen is immers in belangrijkemate afhankelijk van hun fysieke en sociale omgeving. Daarbij gaat hetom toegankelijk openbaar vervoer, toegankelijke woningen die voor ie<strong>de</strong>reenbruikbaar zijn, en vooral een toegankelijke woonomgeving zon<strong>de</strong>r drempelsen met speel- en ontmoetings plaatsen. Ook is het van essentieel belang voor<strong>de</strong>elname aan <strong>de</strong> samenleving door ie<strong>de</strong>reen dat psychische, financiële enfysieke drempels bij <strong>de</strong> toegang tot buurthuizen, scholen, bibliotheken, verenigingenen vergelijkbare voorzieningen uit <strong>de</strong> weg geruimd wor<strong>de</strong>n. Voorts zou<strong>de</strong> arbeidsmarkt toegankelijk(er) kunnen wor<strong>de</strong>n gemaakt, in het bijzon<strong>de</strong>rvoor vrouwen, ou<strong>de</strong>ren, allochtonen en mensen met verschillen<strong>de</strong> beperkingen.Samengevat gaat het erom een sterke sociale en fysieke infrastructuur teAchtergrond / 15


creëren. Hoe meer er aan <strong>de</strong>ze voorwaar<strong>de</strong>n is voldaan, hoe min<strong>de</strong>r er behoeftezal zijn aan on<strong>de</strong>rsteuning van individuen. In <strong>de</strong> ontwikkel<strong>de</strong> scenario’s ison<strong>de</strong>rscheid aangebracht in <strong>de</strong> mate waarin aan dit soort algemene voorwaar<strong>de</strong>nis voldaan. Scenario B in hoofdstuk 4 gaat daarop het meest expliciet in.Daarnaast is het natuurlijk belangrijk om inzicht te krijgen in <strong>de</strong> behoefte aanon<strong>de</strong>rsteuning die zich – gegeven <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>n – bij individuele burgers ophet lokale niveau voordoet, bijvoorbeeld doordat zij een probleem of beperkinghebben waardoor ‘meedoen’ extra moeilijk is. Het is echter op voorhand nietdui<strong>de</strong>lijk om wie het daarbij precies gaat. In <strong>de</strong> negen prestatievel<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>nexpliciet genoemd: jeugdigen met problemen, mantelzorgers en vrijwilligers,mensen met uiteenlopen<strong>de</strong> gezondheidsbeperkingen, mishan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> vrouwenen verslaaf<strong>de</strong>n. Maar ook veel an<strong>de</strong>re mensen kunnen (tij<strong>de</strong>lijk) problemenhebben met ‘meedoen’. Forum wijst er bijvoorbeeld op dat het voor veel nietwesterseallochtonen op zich al lastig is, omdat hun integratie in <strong>de</strong> samenlevingom uiteenlopen<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen (nog) niet optimaal is (Forum 2006).Juist doordat vooraf niet precies is aan te geven welke ‘doelgroepen’ bereiktmoeten wor<strong>de</strong>n, komt <strong>de</strong> verantwoor<strong>de</strong>lijkheid voor on<strong>de</strong>rsteuning met <strong>de</strong>WMO op lokaal niveau te liggen. Daar immers wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> behoeften van mensenzichtbaar. Daarbij komt dat <strong>de</strong> meeste mensen met gezondheidsbeperkingenveel hin<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rvin<strong>de</strong>n van het feit dat zij wor<strong>de</strong>n aangeduid als verstan<strong>de</strong>lijk,lichamelijk of psychisch gehandicapt. Velen voelen zich door me<strong>de</strong>burgersgediscrimineerd met <strong>de</strong>ze of een vergelijkbare aanduiding, en met<strong>de</strong> bejegening die daaruit voortvloeit (zie bijvoorbeeld Dickerson, Sommervilleen Origoni 2002). De meeste mensen met gezondheidsbeperkingen wijzen eenin<strong>de</strong>ling in ‘doelgroepen’ daarom van <strong>de</strong> hand. Ook veel allochtonen on<strong>de</strong>rvin<strong>de</strong>nlast van het feit dat hun herkomst vaak als hun eerste en belangrijkstepersoonskenmerk wordt aangemerkt.Het uitgangspunt van <strong>de</strong> RMO luidt daarom: personen die om welke re<strong>de</strong>n danook min<strong>de</strong>r gemakkelijk ‘meedoen’ zijn boven alles mens en pas in twee<strong>de</strong>instantie ‘alloch toon’, ‘lichamelijk gehandicapte’, ‘psychiatrisch patiënt’ enzovoort(RMO 2002). Toch willen we proberen een indruk te geven van <strong>de</strong> problematiekdie vanaf 2007 voor verschil len<strong>de</strong> groepen mensen me<strong>de</strong> op lokaalniveau moet wor<strong>de</strong>n verholpen. Daarover gaat <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> paragraaf.16 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


2.2 Participatie van verschillen<strong>de</strong> groepen mensenIn <strong>de</strong>ze paragraaf geven we een beknopt overzicht van manieren waarop mensenaan <strong>de</strong> samenleving (kunnen) <strong>de</strong>elnemen, zowel op het vlak van betaaldwerk, on<strong>de</strong>rwijs, vrijwilligerswerk en vrije tijd. We laten zien hoe mensen op<strong>de</strong>ze domeinen participeren en welke verschillen zich daarbij voordoen tussenmensen met en zon<strong>de</strong>r diverse beperkingen, en tussen allochtonen en autochtonen.Ons overzicht bevat lan<strong>de</strong>lijke gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong>n en is niet compleet. 1 Gemeentenzullen vergelijkbare overzichten moeten samenstellen om een beeld van huntoekomstige taken te krijgen. Ze zullen het beeld willen aanvullen met informatieover <strong>de</strong> relatie tussen <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>rgenoem<strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>n voor participatie,over <strong>de</strong> wijze waarop mensen zich in en om huis kunnen red<strong>de</strong>n, over<strong>de</strong> wijze waarop zij sociale contacten aangaan enzovoort. Dat beeld moet opgezette tij<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n bijgesteld, omdat <strong>de</strong> leefsituatie van burgers aan veran<strong>de</strong>ringon<strong>de</strong>rhevig is en ook <strong>de</strong> condities voor participatie veran<strong>de</strong>ren.Betaald werkDeelname aan betaald werk is een van <strong>de</strong> belangrijkste manieren om <strong>de</strong>el tenemen aan <strong>de</strong> samenleving. Ruim zestig procent van <strong>de</strong> mensen tussen <strong>de</strong> 15en <strong>de</strong> 64 jaar heeft betaald werk (van minimaal twaalf uur per week). Van <strong>de</strong>chronisch zieken is 52 procent aan het werk en van <strong>de</strong>genen met een lichamelijkebeperking 38 procent. Ten slotte: van <strong>de</strong> niet-westerse allochtonen participeert48 procent op <strong>de</strong> arbeidsmarkt.De verschillen tussen <strong>de</strong>ze mensen hebben <strong>de</strong>els te maken met verschillenin opleiding. Zieken, gehandicapten en ook allochtonen zijn doorgaans lageropgeleid dan an<strong>de</strong>ren.Deels hebben <strong>de</strong> verschillen voor zieken en gehandicapten te maken metverschillen in mogelijkhe<strong>de</strong>n die <strong>de</strong> gezondheid toelaat om te gaan werken.Werkgevers zijn zich, me<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r invloed van veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> regelgeving zoalsWet REA, Wet Pemba en recent WIA, in het afgelopen <strong>de</strong>cennium meer moeitegaan getroosten om gehandicapte werknemers te steunen en in dienst te hou<strong>de</strong>n.Daar staat echter tegenover dat zij nog altijd enige reserve hebben ompersonen met een (arbeids)handicap in dienst te nemen, vooral vanwege <strong>de</strong> financiëlerisico’s die werkgevers daarmee lopen. Wat betreft personen met eenverstan<strong>de</strong>lijke beperking geldt dat hun positie op <strong>de</strong> arbeidsmarkt ronduit zwakis. Het hebben van een reguliere baan behoort meestal niet tot <strong>de</strong> mogelijk-Achtergrond / 17


he<strong>de</strong>n. Mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking hebben daardoor vaak eenzwakke inkomenssituatie, die <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n belemmert om uit te gaan, opvakantie te gaan of lid te wor<strong>de</strong>n van een vereniging.Naast het hebben van werk op <strong>de</strong> reguliere arbeidsmarkt zijn er voor mensenmet handicaps ook mogelijkhe<strong>de</strong>n om in een beschermen<strong>de</strong> omgevingte werken. Het gaat hierbij lan<strong>de</strong>lijk om ruim hon<strong>de</strong>rdduizend werkplaatsenen plaatsen in dagactiviteiten centra (De Klerk 2002: 82). Van <strong>de</strong> verstan<strong>de</strong>lijkgehandicapten werkt maar een <strong>de</strong>el bij een sociale werkvoorziening. In <strong>de</strong>toekomst kan – in samenhang met <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rnisering van <strong>de</strong> Wet sociale werkvoorziening(WSW) en <strong>de</strong> Wet Werk en Bijstand (WWB) – meer dan tot nu toewor<strong>de</strong>n nagegaan hoe <strong>de</strong> lokale overheid <strong>de</strong>elname aan regulier en beschermdwerk kan stimuleren.On<strong>de</strong>rwijsWe ontwaren vergelijkbare verschillen in participatie op het vlak van het reguliereon<strong>de</strong>rwijs. Van <strong>de</strong> jongvolwassenen zon<strong>de</strong>r beperking neemt 62 procentdaaraan <strong>de</strong>el. 2 Van <strong>de</strong>genen met lichte beperkingen is dat 55 procent en van<strong>de</strong>genen met matige of ernstige beperkingen bedraagt het percentage 39. DeWMO biedt in principe mogelijk he<strong>de</strong>n om via betere vervoersmogelijkhe<strong>de</strong>nof gemakkelijker toegankelijke on<strong>de</strong>rwijs voorzieningen hierin verbetering tebrengen.Ver<strong>de</strong>r beschikken veel jongeren niet over een zogeheten startkwalificatie:bij etnische min<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n variëren <strong>de</strong> percentages 20-24 jarigen zon<strong>de</strong>r enigdiploma van 12 tot 30, terwijl vier procent van <strong>de</strong> autochtonen geen schooldiplomaheeft behaald. Het gaat hierbij meestal niet om problemen die scholenalleen kunnen oplossen. Als verant woor <strong>de</strong>lijke functionarissen meer integraal<strong>de</strong>nken en han<strong>de</strong>len, dan kunnen zij aan <strong>de</strong> ene kant moeilijk he<strong>de</strong>n van gezinnenbij <strong>de</strong> opvoeding en aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant het aanbod van diverse, toegankelijkevoorzieningen in bijvoorbeeld <strong>de</strong> bre<strong>de</strong> school gemakkelijker gezamenlijkaanpakken en beter op elkaar afstemmen.Vrijwilligerswerk en lidmaatschap van verenigingenEen an<strong>de</strong>re vorm van <strong>de</strong>elname aan <strong>de</strong> maatschappij is het doen van vrijwilligerswerkof het aangaan van een lidmaatschap van een of meer verenigingen.Vooral op dit terrein kunnen gemeenten werken aan goe<strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>n die<strong>de</strong>ze vormen van participatie bevor<strong>de</strong>ren. Daarmee komt immers <strong>de</strong> kern van<strong>de</strong> WMO in beeld: het versterken van <strong>de</strong> civil society waarbij niet alleen ‘zelfmeedoen’ maar ook ‘meehelpen’ in het geding is. 46 procent van <strong>de</strong> volwassen18 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


evolking doet vrijwilligerswerk. Dat is veel in vergelijking met <strong>de</strong> <strong>de</strong>elnameaan het vrijwilligerswerk in an<strong>de</strong>re Europese lan<strong>de</strong>n. Het is dan ook eer<strong>de</strong>r <strong>de</strong>opgave om mensen bij dat werk betrokken te hou<strong>de</strong>n dan om het beroep opvrijwilligers op te voeren. Allochtonen zijn bij het lan<strong>de</strong>lijke beeld overigenson<strong>de</strong>rvertegenwoordigd, vermoe<strong>de</strong>lijk niet omdat zij min<strong>de</strong>r ‘meehelpen’maar omdat zij vrijwillig actief zijn in eigen kring. Dat werk zou in <strong>de</strong> beeldvormingop lokaal niveau niet mogen ontbreken (Civiq 2005).Er zijn bij <strong>de</strong> <strong>de</strong>elname aan het vrijwilligerswerk uiteraard ook weer verschillentussen personen met en zon<strong>de</strong>r lichamelijke beperkingen, al doet nog altijdook 36 procent van <strong>de</strong> eerstgenoem<strong>de</strong> groep dat werk. Wat betreft het lidmaatschapvan verenigingen zijn <strong>de</strong> verschillen tussen mensen met en zon<strong>de</strong>rgezondheidsbeperkingen relatief groot. Van <strong>de</strong> mensen zon<strong>de</strong>r of met slechtslichte beperkingen is 62 procent lid van een of meer <strong>de</strong>re verenigingen. Van <strong>de</strong>mensen met matige of ernstige beperkingen ligt dat percen tage met 44 bedui<strong>de</strong>ndlager. 3 In het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> WMO is hier eerst <strong>de</strong> vraag aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> of <strong>de</strong>voorwaar<strong>de</strong>n voor participatie verbeterd kunnen wor<strong>de</strong>n. Vervolgens moetenlokale bestuur<strong>de</strong>rs zich afvragen of via gericht vrijwilligersbeleid meer participatievan <strong>de</strong> grond kan komen; en of er voldoen<strong>de</strong> steun is voor mantelzorgers(die zelf vaak ook gezondheidsproblemen hebben), bijvoorbeeld in <strong>de</strong> vormvan respijtzorg of extra financiële tegemoetkomingen. Ver<strong>de</strong>r kunnen lokalebestuur<strong>de</strong>rs peilen hoe groot <strong>de</strong> behoefte is van mensen met gezondheidsbeperkingenaan aangepaste vormen van vrijwilligerswerk en/of aan specifiekverenigingslidmaatschap. 4VrijetijdsbestedingOn<strong>de</strong>rsteuning bij participatie kan ook van belang zijn bij <strong>de</strong> vrijetijdsbesteding.Zoals te verwachten is, sporten personen die geen gezondheidsbeperkingenhebben meer dan mensen die <strong>de</strong>ze wel hebben. Van <strong>de</strong> eerste groep doet 71procent aan sport tegenover 64 procent van <strong>de</strong> mensen met lichte en 43 procentvan hen met matige of ernstige beperkingen. Voor verstan<strong>de</strong>lijk gehandicaptenblijken televisiekijken, spelletjes doen en muziek maken <strong>de</strong> meest favorietebezighe<strong>de</strong>n binnenshuis te zijn. Ruim twee<strong>de</strong>r<strong>de</strong> van hen on<strong>de</strong>rneemt ook activiteitenbuiten <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur, zoals winkelen, sporten of uitstap jes maken. De meestenvan hen doen dat on<strong>de</strong>r begeleiding van professionals of vrij willigers. In <strong>de</strong>volgen<strong>de</strong> paragraaf zal blijken dat bijvoorbeeld veel mensen met beperkingenbehoefte hebben om meer te sporten of meer uit te gaan. WMO-functiona ris senkunnen zich daarom afvragen of <strong>de</strong> fysieke en/of financiële bereikbaarheid vanvrijetijdsvoorzieningen in hun gemeente wel optimaal is voor alle burgers.Achtergrond / 19


2.3 Wensen van verschillen<strong>de</strong> groepen mensenOm <strong>de</strong> WMO op effectieve wijze vorm te kunnen geven moeten <strong>de</strong> verantwoor<strong>de</strong>lijkewethou<strong>de</strong>rs weten wat <strong>de</strong> knelpunten en wensen zijn van <strong>de</strong>mensen die problemen on<strong>de</strong>rvin<strong>de</strong>n. An<strong>de</strong>rzijds moeten zij ervoor wakenop dit punt verwachtingen bij <strong>de</strong> bevolking te wekken die zij niet kunnenwaarmaken. Op lokaal niveau kan on<strong>de</strong>r steuning aansluiten op wensen vanmensen; daar kan maatwerk wor<strong>de</strong>n gebo<strong>de</strong>n. Het on<strong>de</strong>rzoek naar een goe<strong>de</strong>match tussen <strong>de</strong> behoefte aan on<strong>de</strong>rsteuning en <strong>de</strong> diverse vormen van on<strong>de</strong>rsteuningis nog relatief schaars. Zo weten we wel dat veel ou<strong>de</strong>rs een beroepdoen op jeugdzorg, maar we weten lang niet altijd in welke mate hun problemenwor<strong>de</strong>n verholpen. Ook weten we dat veel mensen verslaafd, of dak- ofthuisloos zijn, maar we weten veelal niet precies waar zij zich bevin<strong>de</strong>n enhoe we ze kunnen bereiken. Veel gemeenten investeren in on<strong>de</strong>rzoek naarbehoeften en tevre<strong>de</strong>nheid van hun inwoners. Met <strong>de</strong> komst van <strong>de</strong> WMO zaldat (moeten) toenemen.Mensen met lichamelijke beperkingenHet Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) heeft onlangs on<strong>de</strong>rzoek gedaannaar <strong>de</strong> participatie en wensen van mensen met lichamelijke beperkingen (DeKlerk en Schellingerhout 2006). Een groot <strong>de</strong>el is maatschappelijk actief, maartoch zou ongeveer zeventig procent van hen meer willen participeren dan zijnu doen. Mensen willen vooral meer <strong>de</strong>elnemen aan vrijetijdsactiviteiten buitenshuis,zoals sporten in verenigingsverband (vooral jongere mensen) of naar<strong>de</strong> kerk gaan (vooral ou<strong>de</strong>ren). Voor een <strong>de</strong>el gaat het hier om wensen die metbehulp van beleid niet zijn te realiseren. Dat is bijvoorbeeld het geval als moeheidof te veel pijn <strong>de</strong> aanleiding vormen voor het gebrek aan participatie (vgl.De Klerk 2002). Maar het betreft ook problemen van mensen die met behulpvan a<strong>de</strong>quate nieuwe vormen van on<strong>de</strong>rsteuning wèl kunnen wor<strong>de</strong>n gecompenseerd(De Klerk en Schellingerhout 2006: 168-170).Ten eerste geldt dat voor vervoersproblemen. Op dit gebied is veel verbeteringmogelijk. Ongeveer vijftien procent van <strong>de</strong> mensen met lichamelijke beperkingenkan als gevolg van vervoersproblemen niet zo veel participeren als zijzou<strong>de</strong>n willen. Zo zijn, ondanks inspanningen op dit terrein, treinen en bussenin Ne<strong>de</strong>rland nog steeds slecht toegankelijk voor rolstoelgebruikers.Ten twee<strong>de</strong> geldt dat voor <strong>de</strong> ontoegankelijkheid van veel gebouwen. Elf procentvan <strong>de</strong> mensen met beperkingen kan daardoor niet zo maatschappelijk20 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


actief zijn als zij wen sen. In het bouwbesluit is bepaald dat bij nog te bouwengebouwen rekening wordt gehou<strong>de</strong>n met mensen met beperkingen. Veel ou<strong>de</strong>regebouwen voldoen echter (nog) niet aan <strong>de</strong>ze eis.Ver<strong>de</strong>r valt op dat een grote groep mensen met lichamelijke beperkingen zegtbehoefte te hebben aan voorzieningen die zij op dit moment niet krijgen.Veertig procent van hen heeft behoefte aan woningaanpassingen, zoals douchestoelen,verhoog<strong>de</strong> toiletpotten en trapliften. Als <strong>de</strong> gedachte van ‘aanpasbaarbouwen’ in het verle<strong>de</strong>n ook daadwerkelijk had geleid tot <strong>de</strong> bouw vanlevensloopbestendige woningen en toegankelijke woonom gevingen, dan was<strong>de</strong> huidige behoefte aan individuele on<strong>de</strong>rsteuning op dit gebied zeker geringergeweest.Daarnaast wenst ruim een kwart van <strong>de</strong> respon<strong>de</strong>nten (meer) hulp, vooral bijthuiszorg. Twaalf procent zegt behoefte te hebben aan praktische voorzieningenzoals klussenhulp en boodschappendiensten. Na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong>relatie tussen probleem, vraag en aanbod in <strong>de</strong> lokale situatie is ook hier opz’n plaats. Met <strong>de</strong> komst van <strong>de</strong> WMO valt te verwachten dat gemeenten juistop het gebied van huishou<strong>de</strong>lijke hulp, klussenhulp en vergelijkbare voorzieningenveel (aan)vragen zullen krijgen; niet alleen van ou<strong>de</strong>ren maar ook vanjongere mensen.Mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke beperkingVoor het welbevin<strong>de</strong>n van mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke beperking leverteen eigen huis, in plaats van opname in een instelling buiten <strong>de</strong> gewone samenleving,een belangrijke bijdrage (Kwekkeboom et al. 2006). Tegelijkertijdblijkt echter dat dit hun <strong>de</strong>elname aan <strong>de</strong> samenleving níet vergroot. De WMOmag dan van <strong>de</strong> samenleving vragen zich meer nadrukkelijk open te stellenvoor mensen met beperkingen, uit het SCP-on<strong>de</strong>rzoek komt naar voren dat<strong>de</strong> meeste mensen met verstan<strong>de</strong>lijke beperkingen optrekken met mensenuit <strong>de</strong> eigen kring, “en dat <strong>de</strong> contacten met buren, collegae en het algemeneverenigingsleven niet van dien aard zijn dat zij daar steun en begeleiding vankunnen verwachten” (Kwekkeboom et al. 2006: 129).2.4 Inleiding bij <strong>de</strong> scenario’sVeel mensen willen <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n voor hun zelfredzaamheid en hun maatschappelijke participatie behou<strong>de</strong>n of vergroten. Er bestaan nogal wat onvervul<strong>de</strong>behoeften en wensen voor on<strong>de</strong>rsteuning, zoals op het vlak van zorgAchtergrond / 21


thuis, woningaanpassingen en vervoer. De verwachtingen ten aanzien van <strong>de</strong>WMO zijn daarmee hoog gespannen. De voorbereidingen op <strong>de</strong> vormgevingvan <strong>de</strong> WMO zijn in volle gang. Gemeenten moeten zich daarbij hoofdzakelijkconcentreren op hun wettelijke taken met betrekking tot <strong>de</strong> korte termijn.Sommige van hen hebben vermoe<strong>de</strong>lijk nog niet veel zicht op <strong>de</strong> moge lijkhe<strong>de</strong>ndie <strong>de</strong> wet hen op <strong>de</strong>n duur kan bie<strong>de</strong>n. Om gemeenten in <strong>de</strong> toekomsthandvatten te bie<strong>de</strong>n bij hun opgave, wil <strong>de</strong> RMO hen <strong>de</strong>ze mogelijkhe<strong>de</strong>n metbehulp van inspireren<strong>de</strong> toekomstperspectieven laten zien.Op verzoek van <strong>de</strong> RMO heeft STG/Health Management Forum daarom drieWMO-scenario’s ontwikkeld. 5 Deze zijn als bijlage 3 bij dit advies gevoegd. DeRaad heeft <strong>de</strong>ze scenario’s ver<strong>de</strong>r uitgewerkt. In het eerste scenario, dat we inhoofdstuk 3 presenteren, neemt <strong>de</strong> gemeente een sterke en sturen<strong>de</strong> rol opzich. In hoofdstuk 4 schetsen we een scenario waarin aan belangrijke voorwaar<strong>de</strong>nvoor participatie is voldaan, en waarin vervolgens vooral mensen metbeperkingen zelf vormgeven aan maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning. Met ‘mensenmet beperkingen’ bedoelen we in dit advies alle mensen die om welke re<strong>de</strong>ndan ook maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning nodig kunnen hebben; het gaat nadrukkelijkniet uitsluitend over mensen met lichamelijke beperkingen (zie ookparagraaf 2.1). In hoofdstuk 5 behan<strong>de</strong>len we een scenario dat het stimulerenvan netwerken van burgers centraal stelt. Maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuningkrijgt in dit scenario vorm vanuit <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> verenigingen, associaties enverban<strong>de</strong>n waaruit <strong>de</strong> samenleving is opgebouwd. De scenario’s wor<strong>de</strong>n telkensuitgewerkt aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> zes criteria:• visie op maatschappelijke participatie• verantwoor<strong>de</strong>lijkheid die <strong>de</strong> gemeente neemt• toegang tot individuele voorzieningen• rol professionele aanbie<strong>de</strong>rs• ‘meedoen’• risico’sElk van <strong>de</strong> drie scenario’s beschrijft als toekomstbeeld een versterkte civil society,maar is gebaseerd op een eigen i<strong>de</strong>e over <strong>de</strong> manier waarop die het bestekan wor<strong>de</strong>n bereikt. Scenario A gaat ervan uit dat <strong>de</strong> civil society het beste gedijtbij een krachtige gemeente, die investeert in het zelfredzaam maken vanmensen die an<strong>de</strong>rs afhankelijk zullen blijven of zich als zodanig zullen blijvenopstellen. De nadruk ligt op on<strong>de</strong>rsteuning van (zeer) kwetsbare burgers. Een22 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


krachtige gemeente voorkomt, volgens dit scenario, dat mensen te veel beroepdoen op formele zorg en formele on<strong>de</strong>rsteuning.In scenario B vormt niet <strong>de</strong> gemeente, maar het individu het uitgangspunt.Eerst moet volgens dit scenario aan bepaal<strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>n voor participatiezijn voldaan. Als individuen vervolgens meer verantwoording krijgen voor hetuitvoeren van <strong>de</strong> WMO en daar ook meer mogelijkhe<strong>de</strong>n toe krijgen, dan zullenzij merken dat ze min<strong>de</strong>r los staan van hun me<strong>de</strong>burgers dan ze dachten.Ze zullen zelf ook hun bijdrage aan <strong>de</strong> WMO gaan leveren, om op <strong>de</strong> steun vanan<strong>de</strong>ren te kunnen rekenen, aldus scenario B.In scenario C staan <strong>de</strong> burger en het particulier initiatief centraal. Burgers maken<strong>de</strong>el uit van uiteenlopen<strong>de</strong> verban<strong>de</strong>n, zoals <strong>de</strong> familie, sportvereniging,belangenorganisatie, kerk of patiëntenorganisatie. Scenario C ziet <strong>de</strong>rgelijkeverban<strong>de</strong>n als het ‘kloppend hart’ van <strong>de</strong> WMO en het toont aan hoe dit, meerdan nu het geval is, kan wor<strong>de</strong>n benut. Samengevat wor<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> WMO <strong>de</strong>vorm en inhoud van <strong>de</strong> civil society dus bepaald door <strong>de</strong> specifieke balans tussendrie ‘instituties’: <strong>de</strong> gemeente, het individu en <strong>de</strong> lokale organisaties enverban<strong>de</strong>n (vgl. Zij<strong>de</strong>rveld 1999; vgl. Dekker 1994).De RMO preten<strong>de</strong>ert met <strong>de</strong>ze scenario’s geen volledig beeld van <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>nmet <strong>de</strong> WMO te schetsen. Daarvoor is <strong>de</strong>ze wet veel te omvangrijk. Ookan<strong>de</strong>re scenario’s zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong>nkbaar zijn. Evenmin heeft <strong>de</strong> Raad een uitgesprokenvoorkeur voor het ene of an<strong>de</strong>re scenario. In <strong>de</strong> praktijk zijn vooral talvan mengvormen mogelijk, waarover <strong>de</strong> gemeenten en gemeentelijke partijenzelf beslissingen zullen moeten nemen. Dit advies wil een goe<strong>de</strong> discussiedaarover on<strong>de</strong>rsteunen.Noten1. Dit is het geval, omdat niet over alle mensen met problemen bij participatie en overalle on<strong>de</strong>rwerpen gegevens beschikbaar zijn. Bovendien is onze ruimte beperkt. Tenzijan<strong>de</strong>rs aangegeven, zijn <strong>de</strong> bronnen voor <strong>de</strong>ze paragraaf: De Klerk (2002), Dagevoset al. (2003), De Boer et al. (2003), Kwekkeboom et al. (2006), De Klerk en Schellingerhout(2006) en Forum (2006).2. Het gaat hier over personen tussen 16 en 24 jaar.3. 2006, mon<strong>de</strong>linge me<strong>de</strong><strong>de</strong>ling SCP.4. De volgen<strong>de</strong> paragraaf gaat na<strong>de</strong>r in op <strong>de</strong> wensen van mensen met beperkingen.5. Voor <strong>de</strong> gevolg<strong>de</strong> werkwijze zie paragraaf 1.2 en bijlage 3.Achtergrond / 23


24 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


3. Scenario A: <strong>de</strong> gemeente aan het roer3.1 Visie op maatschappelijke participatieHet doel van <strong>de</strong> WMO is burgers, en vooral kwetsbare burgers, in staat te stellenvolwaardig <strong>de</strong>el te nemen aan <strong>de</strong> samenleving. In scenario A neemt <strong>de</strong>gemeente hierbij het voortouw. De visie die hierachter schuilgaat, is dat juistgemeentelijke interventies <strong>de</strong> maatschappelijke participatie van burgers totvolle wasdom kunnen brengen of daar in elk geval een welkome impuls voorvormen. Verschei<strong>de</strong>ne gemeentelijke interventies zijn mogelijk. We werken ertwee uit waarin <strong>de</strong> participatie van mensen met (sociale) beperkingen centraalstaat. Daarnaast heeft <strong>de</strong> gemeente in dit scenario aandacht voor <strong>de</strong> participatievan bijvoorbeeld ou<strong>de</strong>ren en allochtonen die on<strong>de</strong>rsteuning nodig hebben.Op <strong>de</strong>ze on<strong>de</strong>rwerpen gaan we in dit rapport niet expliciet in.Verschillen<strong>de</strong> domeinen bij elkaar brengenTen eerste probeert <strong>de</strong> gemeente, samen met <strong>de</strong> lokale partijen, verschillen<strong>de</strong>domeinen bij elkaar te brengen. Niet <strong>de</strong> domeinen zorg en on<strong>de</strong>rsteuning,maar juist en vooral <strong>de</strong> domeinen wonen en winkelen, sport en vrije tijd, on<strong>de</strong>rwijs,inkomen, arbeid en vervoer kunnen namelijk bijdragen aan het versterkenvan <strong>de</strong> netwerken van mensen. Langs die weg ontstaan er mogelijkhe<strong>de</strong>nom <strong>de</strong>el te nemen aan <strong>de</strong> samenleving. Het afgelopen <strong>de</strong>cennium is eenaantal private activiteiten met een belangrijke collectieve functie uit <strong>de</strong> wijkenverdwenen, zoals SRV-wagens, kleine winkels en postkantoren. Ook sportvel<strong>de</strong>nzijn uit het centrum naar <strong>de</strong> rand van <strong>de</strong> gemeente verplaatst. Mensenmet beper kingen zijn in toenemen<strong>de</strong> mate aangewezen op (dure) aangepastevervoers regelin gen, speciale boodschappen- en maaltijdservices.Scenario A zet <strong>de</strong> kaarten op een breed en integraal beleid, dat overwegendScenario A: <strong>de</strong> gemeente aan het roer / 25


door <strong>de</strong> gemeente is georganiseerd. Het bevor<strong>de</strong>ren van sociale samenhang inwijken en buurten staat voorop. Daarbij is samenwerking tussen instellingennadrukkelijk geen doel op zich, maar een mid<strong>de</strong>l tot ontkokering. Door budgettenuit verschillen<strong>de</strong> domeinen bij elkaar te voegen, creëert dit scenarioruimte voor beleidskeuzen ‘over <strong>de</strong> kokers heen’ en voor nieuwe vormen vansamenwerking tussen bijvoorbeeld organisaties voor wonen, welzijn en zorg.Het doel hiervan is – meer in samenhang – <strong>de</strong> barrières weg te nemen diemensen belemmeren om volwaardig aan <strong>de</strong> maatschappij <strong>de</strong>el te nemen.Sociaal programma ‘nieuwe stijl’Ten twee<strong>de</strong> voert <strong>de</strong> gemeente voor sociaal kwetsbare mensen, samen met <strong>de</strong>lokale partijen, een sociaal programma ‘nieuwe stijl’ uit. Veel mensen hebbengeen aansluiting met <strong>de</strong> samenleving omdat zij geïsoleerd, verslaafd of gewoonongeïnteresseerd zijn. Sommigen hebben zich zelfs, al dan niet bewust,gekeerd tegen <strong>de</strong> samenleving. In veel gevallen is er sprake van een meervoudigeproblematiek: schul<strong>de</strong>n, verslaving, huiselijk geweld en inactiviteit. Degemeente ziet het in scenario A als haar voornaamste taak om mensen met<strong>de</strong>ze problemen weer bij <strong>de</strong> maatschappij te betrekken. Zij realiseert zich datdit pas mogelijk is als voldaan is aan <strong>de</strong> primaire behoeften van <strong>de</strong> burgers ophet gebied van leefbaarheid, on<strong>de</strong>rdak, zelfstandig wonen en mobiliteit. Maardan moeten <strong>de</strong> burgers wel eerst bereikt wor<strong>de</strong>n.De gemeente en lokale uitvoer<strong>de</strong>rs proberen kwetsbare burgers te bereikenmet wat we ‘maatschappelijk werk nieuwe stijl’ noemen: ogen op straat, ‘outreachen<strong>de</strong>’werkwijzen, professionals die hun verantwoor<strong>de</strong>lijkheid weten tenemen en daarbij zo veel mogelijk aansluiting zoeken bij <strong>de</strong> leefwereld, motivatieen mogelijkhe<strong>de</strong>n van hun cliënten. Speciale ‘teams op straat’ weten water speelt, waar zich knelpunten voordoen en wie voor welk probleem verantwoor<strong>de</strong>lijkis. Het doel is ervoor te zorgen dat <strong>de</strong> burgers die het aangaat weerhun eigen boontjes kunnen doppen (empowerment). Bijvoorbeeld door mensenmet financiële problemen hulp bij het budgetteren aan te bie<strong>de</strong>n, maar danwel zodanig dat zij weer zelf verantwoor<strong>de</strong>lijkheid kunnen nemen voor <strong>de</strong>eigen financiële situatie. Of door mensen met schul<strong>de</strong>n, bij achterliggen<strong>de</strong>persoonlijke problemen, door te verwijzen naar het algemeen maatschappelijkwerk of <strong>de</strong> verslavingszorg. Dit vergt van <strong>de</strong> gemeente een aanzienlijke investeringin mensen en mid<strong>de</strong>len.26 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


RisicoDe vormgeving van <strong>de</strong> WMO via scenario A loopt het risico on<strong>de</strong>r druk te komenstaan wanneer een nieuw gekozen wethou<strong>de</strong>r een geheel an<strong>de</strong>re richtingwil inslaan. Het is daarom van belang dat bereikte resultaten ook zichtbaarzijn, zodat burgers zich daarover een oor<strong>de</strong>el kunnen vormen. Democratischgezien is een politieke wisseling van <strong>de</strong> wacht normaal, maar scenario A wintaan kracht bij een gerichte, meerjarige gemeentelijke sturing. Alleen als <strong>de</strong> betrokkengemeenteambtenaren zich een sterke regierol hebben eigen gemaakten hebben laten zien wat ze met <strong>de</strong> WMO kunnen bereiken, raken zij die rolniet zomaar kwijt. Daarnaast moet er ruimte zijn voor meerjarige afspraken.Om <strong>de</strong> continuïteit van het lokale beleid te waarborgen, lijkt het in dit scenariodaarom verstandig te regelen dat <strong>de</strong> basisinfrastructuur op wijkniveau viameerjarige afspraken kan wor<strong>de</strong>n aanbesteed. Ook bij het projectmatig werken,dat in principe een min<strong>de</strong>r duurzaam karakter heeft, kunnen gemeenteambtenarenbij zichtbaar succes zoeken naar structurele financiering. Meerjarigeafspraken maken <strong>de</strong> uitvoering van dit scenario min<strong>de</strong>r afhankelijk vanpolitieke schommelingen.3.2 Welke verantwoor<strong>de</strong>lijkheid neemt <strong>de</strong> gemeente?Het initiatief ligt bij <strong>de</strong> gemeente. Zij voert <strong>de</strong> regie. Maar het doel is burgerszelf meer mogelijkhe<strong>de</strong>n te bie<strong>de</strong>n voor maatschappelijke participatie eneventuele onmacht bij burgers om te zetten in zelfsturing en activering. Omdit scenario te doen slagen is dan ook een stevige gemeente nodig, die professioneleaanbie<strong>de</strong>rs kan stimuleren om hun verantwoor<strong>de</strong>lijkheid te nemenen daarbij in netwerken samen te werken. De gemeente kiest voor een bre<strong>de</strong>,integrale aanpak, met een sterke samenhang en afstemming tussen verschillen<strong>de</strong>gemeentelijke beleidsdomeinen: inkomen en werk, inburgering en integratie,wonen, welzijn, zorg, on<strong>de</strong>rwijs, arbeid en vervoer. De gemeente voerteen sectoroverstijgend beleid door budgetten te bun<strong>de</strong>len en door samenwerkingsverban<strong>de</strong>ntussen bijvoorbeeld CWI’s, ROC’s en organisaties voor wonen,welzijn of zorg te stimuleren.In scenario A hanteert <strong>de</strong> gemeente strenge selectiecriteria voor <strong>de</strong> beleidsme<strong>de</strong>wer kers, die immers <strong>de</strong> sterke regierol moeten waarmaken en die rolook na politiekconjuncturele schommelingen vasthou<strong>de</strong>n. Er wordt flink geinvesteerdin hun mogelijkhe<strong>de</strong>n om een goed beeld te krijgen van <strong>de</strong> situatieter plaatse. Het gaat daarbij om vragen, wensen en voorkeuren van burgersScenario A: <strong>de</strong> gemeente aan het roer / 27


naar maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuningsvoorzieningen, (eventueel verborgen)behoeften van sociaal kwetsbare mensen, en het aanwezige aanbod van voorzieningenbinnen <strong>de</strong> gemeente. De wethou<strong>de</strong>r WMO zal als eerste investeringon<strong>de</strong>rzoek uit laten voeren naar wensen en behoeften van burgers. Daarnaastlaat hij het gebruik van voorzieningen analyseren en een monitor voor vraagen aanbod ontwikke len. Op gebiedsniveau probeert hij bovendien inzicht tekrijgen in <strong>de</strong> problemen die er spelen. Dat doet hij door bijvoorbeeld instrumentente ontwikkelen die problemen ‘achter <strong>de</strong> voor<strong>de</strong>ur’ in beeld kunnenbrengen. Waar gemeenten in het verle<strong>de</strong>n misschien al te automatisch grepennaar het vertrouw<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>l van massieve herstruc tu rering operaties van wijken,biedt <strong>de</strong> WMO kansen om <strong>de</strong> problemen in <strong>de</strong>ze wijken terug te brengentot <strong>de</strong> problemen van individuele mensen (Knol, Marlet en Singelenberg 2006).In Overtoomse Veld in Amsterdam heeft men reeds enige ervaring met eengerichte aanpak (Gemeente Amsterdam 2006). Bewoneradviseurs bezoeken inspecifieke buurten alle bewoners en vragen hen wat zij aan hun huidige situatiezou<strong>de</strong>n willen verbeteren. Zo komen ze in contact met multiprobleemgezinnen.Ze ontmoeten mensen die niet weten dat voor hun kin<strong>de</strong>ren <strong>de</strong> leerplichtgeldt; die vanwege schul<strong>de</strong>n geen bed<strong>de</strong>n, wasmachine of een nieuwe koelkastkunnen kopen; die geen woord Ne<strong>de</strong>rlands spreken; of die hun dagelijkseadministratie zodanig hebben verwaarloosd dat zij te beschaamd zijn omvrien<strong>de</strong>n of kennissen om hulp te vragen. Het doel van <strong>de</strong> huis-aan-huisaanpakis het verbeteren van <strong>de</strong> sociaal-economische positie van <strong>de</strong> bewoners vanOvertoomse Veld, door hun zelfredzaamheid te stimuleren. De bewoneradviseursgeven bewoners informatie en advies over bestaan<strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n, nemenbureaucratische belemme ringen weg en stellen een trajectplan op dat aansluitbij <strong>de</strong> behoeften en motivatie van <strong>de</strong> bewoners. Hierdoor stellen ze <strong>de</strong> bewonersin staat om zelf verantwoor<strong>de</strong>lijkheid te nemen voor hun leven en datvan hun kin<strong>de</strong>ren. Resultaat: het aantal kin<strong>de</strong>ren op <strong>de</strong> vroeg- en voorschoolseeducatie en op peuterspeelzalen is gestegen, <strong>de</strong> CITO-scores van <strong>de</strong> basisscholenin <strong>de</strong> buurt vertonen een stijgen<strong>de</strong> lijn, het aantal taallessen in <strong>de</strong> buurt issterk toegenomen en het aantal mensen in <strong>de</strong> bijstand is gedaald.Een voorbeeld van een precisie-instrument waarmee dit soort specifiekeknelpunten kunnen wor<strong>de</strong>n opgespoord is <strong>de</strong> Kanskaart van Ne<strong>de</strong>rland. Dezewordt op initiatief van het innovatieplatform SEV (voorheen Stuurgroep ExperimentenVolkshuisvesting) ontwikkeld (Knol, Marlet en Singelenberg 2006). DeKanskaart brengt tot op het niveau van een postco<strong>de</strong>gebied indicatoren voor28 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


‘verloe<strong>de</strong>ring’ in kaart. Het betreft indicatoren voor geweld, diefstal, overlast,vernieling en vervuiling, die in <strong>de</strong> toekomst kunnen wor<strong>de</strong>n aangevuld metmeer ge<strong>de</strong>tailleer<strong>de</strong>, gemeentelijke gegevens. Aan <strong>de</strong> hand hiervan kan <strong>de</strong> gemeenteprioritaire gebie<strong>de</strong>n aanwijzen. Afhankelijk van <strong>de</strong> domeinen waarop<strong>de</strong>ze gebie<strong>de</strong>n laag scoren (berovingen, hon<strong>de</strong>npoep, drugsoverlast), kan <strong>de</strong>gemeente gerichte maatregelen nemen; economisch, fysiek of sociaal. Dezemaatregelen hebben tot doel <strong>de</strong> leefbaarheid en <strong>de</strong> sociale samenhang in <strong>de</strong>wijken te bevor<strong>de</strong>ren.In scenario A ontwikkelt <strong>de</strong> gemeente beleid op voorheen geschei<strong>de</strong>n domeinen.Door uiteenlopen<strong>de</strong> domeinen met elkaar te verbin<strong>de</strong>n, verlaagt zijvoor burgers en cliënten <strong>de</strong> drempels die hen belemmeren volwaardig aan <strong>de</strong>maatschappij <strong>de</strong>el te nemen. We geven een aantal voorbeel<strong>de</strong>n op het vlakvan opvoeding, werk, wonen en zorg.OpvoedingDe gemeente roept in scenario A in alle wijken laagdrempelige centra voorjeugd en gezin in het leven: <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong> consultatiebureaus, maar dan meteen bre<strong>de</strong>re, meer op preventie gerichte taak (zie ook Ministerie van VWS2006a). Het doel is problemen met opvoe<strong>de</strong>n en opgroeien van jeugdigenvroegtijdig te signaleren. De centra geven gevraagd en ongevraagd informatieen advies aan ou<strong>de</strong>rs. De zorg rond gezinnen wordt goed gecoördineerd, bijvoorbeeldin <strong>de</strong> vorm van gezinscoaching. De centra werken nauw samen metbre<strong>de</strong> scholen en met welzijnsorganisaties. De dienst On<strong>de</strong>rwijs heeft <strong>de</strong> taakom met scholen te overleggen welke on<strong>de</strong>rsteuning zij kunnen gebruiken bijhet on<strong>de</strong>rwijs aan kin<strong>de</strong>ren met problemen en/of met beperkingen. De bestaan<strong>de</strong>speciale scholen wor<strong>de</strong>n waar mogelijk afgebouwd. Dit heeft wel totgevolg dat ou<strong>de</strong>rs die hun kind per se op een speciale school willen plaatseneventueel naar een buurgemeente wor<strong>de</strong>n doorverwezen.WerkDe nauwe samenhang tussen <strong>de</strong> WMO en <strong>de</strong> Wet Werk en Bijstand (WWB)krijgt in scenario A volop <strong>de</strong> aandacht van <strong>de</strong> gemeente. Hier liggen veel kansenom meer mensen ‘mee te laten doen’ in <strong>de</strong> samenleving. Elke gemeentekent personen die grote moeite zullen hou<strong>de</strong>n om regulier werk te vin<strong>de</strong>n.Vaak leven zij van een bijstands uitkering. De gemeente probeert hen zo veelmogelijk bij <strong>de</strong> samenleving te betrekken, bijvoorbeeld door hun werk te subsidiëren(loonkostensuppletie). De gemeente creëert gesubsidieer<strong>de</strong> arbeid inScenario A: <strong>de</strong> gemeente aan het roer / 29


non-profitactiviteiten die op hun beurt bijdragen aan <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> civilsociety. Zij doet dat bijvoorbeeld in het toezicht op speelplaatsen, on<strong>de</strong>rhoudvan plantsoenen, conciërges op scholen, toezichthou<strong>de</strong>rs in wijken en verkopersvan waren op straat met als neveneffect ‘ogen op straat’ te krijgen. Voortsheeft <strong>de</strong> gemeente gesubsidieer<strong>de</strong> banen gevon<strong>de</strong>n in allerhan<strong>de</strong> gemaksdienstenvoor individuele burgers: tuinon<strong>de</strong>rhoud, boodschappen doen met en/ofvoor mensen met beperkingen. De subsidie voor dit soort activiteiten wordtbetaald uit <strong>de</strong> WWB of uit <strong>de</strong> WSW in combinatie met reguliere mid<strong>de</strong>len voor<strong>de</strong> WMO. De gemeente volgt hiermee in dit scenario <strong>de</strong> <strong>de</strong>nkwijze van Den Uylen Hoen<strong>de</strong>rkamp (2006) die erop wijzen dat het moet gaan om <strong>de</strong> totale kostenen <strong>de</strong> totale baten van het totale lokale beleid. Waar in <strong>de</strong> praktijk van alledagbeleidsmakers geneigd zijn tot optimalisatie van het eigen domein, biedt<strong>de</strong> WMO volgens hen kansen het koker<strong>de</strong>nken te doorbreken. In algemene zinis <strong>de</strong> Raad hierop ingegaan in zijn on<strong>de</strong>rzoek naar opbrengsten van socialeinvesteringen (RMO 2006).WonenPreventief beleid op het gebied van wonen kan er in scenario A als volgt uitzien.On<strong>de</strong>r voorzitterschap van <strong>de</strong> gemeente wordt een stuurgroep ‘Wonen,zorg en dienstverle ning’ ingesteld. Deze is bedoeld om het zelfstandig wonente bevor<strong>de</strong>ren en bestaat uit alle betrokken partijen: aanbie<strong>de</strong>rs van zorg endienstverlening, woningbouwcorporaties en huur<strong>de</strong>rs- en cliëntenorganisaties.De stuurgroep houdt zich op <strong>de</strong> hoogte van en adviseert over <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>nvan nieuwe technologische mogelijkhe<strong>de</strong>n op het gebied van duurzaamhei<strong>de</strong>n domotica. Bovendien ontwikkelt zij richtlijnen voor levensloopbestendigbouwen. Levensloopbestendige woningen voorkomen dat mensen,als ze beperkingen krijgen, moeten verhuizen. De gemeente maakt hieroverprestatie afspraken met <strong>de</strong> woningbouwcorporaties. Ver<strong>de</strong>r stelt <strong>de</strong> gemeentestrenge toeganke lijk heidseisen bij <strong>de</strong> (her)inrichting en nieuwbouw vanwijken en gebouwen met een openbare functie. In scenario A investeert <strong>de</strong>gemeente bij voorkeur in <strong>de</strong> renovatie van bestaan<strong>de</strong>, ou<strong>de</strong>re woningen. Renovatieis niet alleen vaak goedkoper dan afbraak en nieuwbouw, maar heeft ookals voor<strong>de</strong>el dat het bestaan<strong>de</strong> sociale verban<strong>de</strong>n niet on<strong>de</strong>rmijnt.ZorgIn samenspraak met maatschappelijke organisaties zet <strong>de</strong> gemeente (meer)woon-zorgtrajecten op. Woningcorporaties en thuiszorgaanbie<strong>de</strong>rs bie<strong>de</strong>n eenwaaier van verschillen<strong>de</strong> kleinschalige woonvormen aan, variërend van sober30 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


tot zeer luxe, van hoog-technisch (uitgerust met domotica) tot personeelsintensief,van zorghotels tot wijkservicecentra, van zorg in <strong>de</strong> wijk op afroep totmogelijkhe<strong>de</strong>n voor meer continue zorg in huis, maar telkens gericht op <strong>de</strong>individuele wensen en behoeften van <strong>de</strong> burger/cliënt.3.3 Toegang tot individuele voorzieningenEen beperkt aantal mensen zal altijd behoefte hou<strong>de</strong>n aan individuele diensten.Deze diensten komen vooral ten goe<strong>de</strong> aan kwetsbare burgers die ondanks<strong>de</strong> voorzieningen uit <strong>de</strong> vorige paragraaf, <strong>de</strong> aansluiting met <strong>de</strong> maatschappijdreigen te verliezen of al hebben verloren.In scenario A is het voor alle burgers dui<strong>de</strong>lijk waar zij met hun vragen overmaat schappelijke on<strong>de</strong>rsteuning terecht kunnen. Het telefoonnummer vanhet WMO-loket is gemakkelijk toegankelijk (geen keuzeprogramma). De me<strong>de</strong>werkershebben oor voor problemen met <strong>de</strong> leefbaarheid in wijken en zijweten <strong>de</strong> weg naar mogelijke oplossin gen. Ze hebben een goed inzicht in <strong>de</strong>vraag naar en het aanbod van opvoedings on<strong>de</strong>r steuning, woon-, welzijn- enAWBZ-voorzieningen. Zij zijn getraind om mee te <strong>de</strong>nken waar mensen terechtkunnen, voordat individuele arrangementen via <strong>de</strong> gemeente nodigzijn. Tegelijkertijd gaat dit scenario er niet van uit dat <strong>de</strong> gemeente wacht totmensen naar het WMO-loket bellen of erheen gaan. Het gaat vaak om mensenmet een zeer zwakke positie in <strong>de</strong> samenleving. Goed getrain<strong>de</strong> professionalszullen dus, zoals eer<strong>de</strong>r beschreven, <strong>de</strong> wijk en buurt ingaan en huisbezoekenafleggen (vgl. ook Baart 2001).Via het WMO-loket stellen me<strong>de</strong>werkers ook – volgens criteria die voor ie<strong>de</strong>reenbeschikbaar zijn – een indicatieadvies op en verbin<strong>de</strong>n daaraan, zo nodig,een verwijzing naar <strong>de</strong> plaatselijke aanbie<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> gevraag<strong>de</strong> diensten. Deindicatie-me<strong>de</strong>werkers van het indicatieloket beoor<strong>de</strong>len samen met <strong>de</strong> mantelzorgen het vrijwilligerswerk welke on<strong>de</strong>rsteuning zij kunnen bie<strong>de</strong>n. Voorie<strong>de</strong>r individu maken zij een optimale, klantgerichte aanbodmix en daarbijhou<strong>de</strong>n ze rekening met zijn of haar specifieke situatie. Als mensen zelf <strong>de</strong>regie kunnen en willen hou<strong>de</strong>n of an<strong>de</strong>ren hebben die dat willen doen, kandat. Mensen die niet zelf in staat zijn om hun situatie en hun on<strong>de</strong>rsteuningsbehoefterealistisch te beoor<strong>de</strong>len, krijgen een persoonlijke WMO-adviseurtoegewezen.Scenario A: <strong>de</strong> gemeente aan het roer / 31


In scenario A zal <strong>de</strong> gemeente haar (financiële) grenzen goed moeten bewaken.Het gevaar is immers groot dat assertieve burgers claims op tafel leggendie ten koste gaan van <strong>de</strong> behoeften van kwetsbare burgers, van <strong>de</strong> mensenin <strong>de</strong> marge van <strong>de</strong> samenleving. De gepercipieer<strong>de</strong> behoefte aan individueleon<strong>de</strong>rsteuning bij vooral ook jongere burgers is groot (De Klerk en Schellingerhout2006). De gemeente heeft <strong>de</strong> opgave om een evenwicht te vin<strong>de</strong>n tussenenerzijds <strong>de</strong> eisen van burgers en <strong>de</strong> toenemen<strong>de</strong> consumentenmacht en an<strong>de</strong>rzijdshaar ambitie om <strong>de</strong> meest kwetsbare burgers te on<strong>de</strong>rsteunen.3.4 Rol professionele aanbie<strong>de</strong>rsDoordat <strong>de</strong> gemeente zich in scenario A inspant om verschillen<strong>de</strong> domeinenbij elkaar te brengen, zijn <strong>de</strong> grenzen tussen <strong>de</strong> vroegere branches en vroegereregelingen ver vaagd. Het aangepaste vervoer, hulpmid<strong>de</strong>len, woningaanpassingen,huishou<strong>de</strong>lijke verzorging, welzijnsdiensten en <strong>de</strong> maatschappelijkeopvang wor<strong>de</strong>n niet meer vanuit eigen kokers gefinancierd en vanuit vaststaan<strong>de</strong>perspectieven bena<strong>de</strong>rd. Alle relevante professionals zijn bekend met<strong>de</strong> gemeentelijke visie op <strong>de</strong> WMO. Instellingen met een AWBZ-erkenninglaten zich contracteren voor on<strong>de</strong>rsteunen<strong>de</strong> en activeren<strong>de</strong> begelei ding van<strong>de</strong> meest kwetsbare burgers. Zorginstellingen zijn in samenwerking met verzekeraars in <strong>de</strong> gemeente voor thuiswonen<strong>de</strong> burgers actief gewor<strong>de</strong>n. Degemeente kan enkele goed geschool<strong>de</strong> WMO-consulenten aanbie<strong>de</strong>n die <strong>de</strong>weg weten in achter stands wijken. Daar werken zij samen met het plaatselijkeopbouwwerk.Om <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong>rgelijke samenwerkingsverban<strong>de</strong>n te vergroten,werkt <strong>de</strong> gemeente met aanbestedingen. Zij kiest voor een vorm van aanbeste<strong>de</strong>nwaarbij zij aan een beperkt aantal voorgeselecteer<strong>de</strong> aanbie<strong>de</strong>rs (preferredprovi<strong>de</strong>rs) een bepaald productieniveau gunt. Aanbie<strong>de</strong>rs weten van tevorenniet hoeveel klanten zij krijgen, omdat klanten met een persoonsgebon<strong>de</strong>nbudget (pgb) zelf hun aanbie<strong>de</strong>r mogen kiezen. Zo krijgen ook kleine aanbie<strong>de</strong>rs,die hun krachten door mid<strong>de</strong>l van franchising hebben gebun<strong>de</strong>ld, eenkans. De gemeente besteedt <strong>de</strong> basisinfrastructuur op wijkniveau meerjarigaan en ook voor initiatiefnemers van projecten die succesvol bleken te zijn,biedt zij <strong>de</strong> mogelijkheid van een meerjarig contract.Als gevolg van <strong>de</strong> toenemen<strong>de</strong> nadruk op aanbestedingsprocedures gaan aanbie<strong>de</strong>rsin zorg en welzijn meer marktgericht han<strong>de</strong>len. Subsidierelaties met32 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


<strong>de</strong> gemeente veran<strong>de</strong>ren in inkooprelaties. Aanbie<strong>de</strong>rs zoeken in toenemen<strong>de</strong>mate zelf antwoord op <strong>de</strong> vraag: welk product wil ik aan wie leveren en hoedoe ik dat zo effectief en efficiënt mogelijk? De beleidsme<strong>de</strong>werkers WMOmoeten dus contracten met aanbie<strong>de</strong>rs sluiten waarvan ze verwachten dat<strong>de</strong>ze in staat zijn om kwalitatief goe<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rsteuning te bie<strong>de</strong>n. Dat zijn aanbie<strong>de</strong>rsdie doordrongen zijn van <strong>de</strong> gemeentelijke visie op participatie.Bij een <strong>de</strong>rgelijk scenario is het <strong>de</strong> vraag of marktwerking wel tot goe<strong>de</strong>zorg- en welzijnsproducten leidt. Pluriformiteit betekent nog niet kwaliteit.Marktwerking kan lei<strong>de</strong>n tot bevoor<strong>de</strong>ling van (rendabele) klantengroepen,veronachtzaming van <strong>de</strong> zorgvraag van (onrendabele) klanten en het aanjagenvan concurrentie- en profilerings drang in plaats van het zoeken naar vruchtbaresamenwerking. Toch is het niet zon<strong>de</strong>r meer nodig dat <strong>de</strong> gemeente eenmarkt van elkaar bestrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> aanbie<strong>de</strong>rs creëert, waarin kleine aanbie<strong>de</strong>rs alsnel het on<strong>de</strong>rspit <strong>de</strong>lven. Volgens <strong>de</strong> Europese aan bestedings regels heeft <strong>de</strong>gemeente een plicht tot aanbesteding bij een bedrag boven <strong>de</strong> 211.000 euro. Degemeente kan er bovendien voor kiezen om via subsidie relaties samenwerkingsalliantiestussen (grote en kleine) aanbie<strong>de</strong>rs te organiseren, bijvoorbeeldtussen een bre<strong>de</strong> school en een welzijnsorganisatie. Zo kan <strong>de</strong> gemeente tegenwichtbie<strong>de</strong>n tegen eventuele negatieve neveneffecten van <strong>de</strong> marktwerking,en tevens van <strong>de</strong> voor<strong>de</strong>len ervan – flexibilisering van het dienstenaanbod– profiteren.Ka<strong>de</strong>r 2: Stefan <strong>de</strong> Vries in scenario AStefan <strong>de</strong> Vries heeft een lichte verstan<strong>de</strong>lijke en ook enkele lichamelijke beperkingen.Hij loopt moeilijk en beweegt daardoor vaak ongecoördineerd en langzaam. Tot zijnvijfentwintigste heeft hij bij zijn ou<strong>de</strong>rs gewoond maar nu wil hij toch zelfstandig zijn.We volgen Stefan hier vanaf het moment dat zijn ou<strong>de</strong>rs met hem contact leggen methet plaatselijke WMO-loket.De me<strong>de</strong>werkers van het WMO-loket stellen <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs van Stefan voor een keuze.Stefan kan een plaats krijgen in het centrum voor mensen met verstan<strong>de</strong>lijke beperkingenin <strong>de</strong> buurgemeente. Daar kan hij op een mooi terrein in een kleine woning metan<strong>de</strong>re licht verstan<strong>de</strong>lijk gehandicapte mensen gaan wonen. Het centrum neemt <strong>de</strong>ou<strong>de</strong>rs alle zorgen uit han<strong>de</strong>n. De verzorgers stellen een behan<strong>de</strong>lplan op waar ookdagbesteding <strong>de</strong>el van uitmaakt.De an<strong>de</strong>re keuzemogelijkheid houdt in dat Stefan zelfstandig, maar begeleid in eenScenario A: <strong>de</strong> gemeente aan het roer / 33


gewone woonwijk gaat wonen. De heer en mevrouw <strong>de</strong> Vries beseffen dat <strong>de</strong> keuzeingrijpend is voor het leven van hun zoon. Ook <strong>de</strong> me<strong>de</strong>werker van het WMO-loket realiseertzich dat. Samen besluiten ze om Stefan en zijn ou<strong>de</strong>rs naar MEE te verwijzen.Dat is een organisatie die van alles regelt met en voor mensen met beperkingen.In overleg met Stefan en zijn ou<strong>de</strong>rs zoeken zij voor Stefan woonruimte in het plaatselijkeproject Begeleid wonen. Daar <strong>de</strong>elt Stefan een flat met drie an<strong>de</strong>re bewoners. Zijkunnen wel voor zichzelf zorgen maar wor<strong>de</strong>n daarin begeleid door iemand van MEE,die drie keer per week langskomt en helpt met geldzaken en met an<strong>de</strong>re dagelijksedingen. Deze persoonlijke begelei<strong>de</strong>r gaat ook met Stefan naar <strong>de</strong> Sociale Dienst. Hijkrijgt een uitkering en hij wordt verwezen naar <strong>de</strong> Sociale Werkplaats in zijn gemeente.Deze biedt Stefan werk aan dat is aangepast aan <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n die Stefan heeft.In <strong>de</strong> wijk waar Stefan en zijn huisgenoten wonen, werkt een opbouwwerker. Die organiseertzo nu en dan een cursus of een an<strong>de</strong>re activiteit waaraan <strong>de</strong> mensen uit <strong>de</strong>wijk kunnen <strong>de</strong>elnemen. Veel belangstelling van an<strong>de</strong>re wijkbewoners is er niet voor,maar Stefan vindt het best zo.3.5 MeedoenIn scenario A investeert <strong>de</strong> gemeente niet alleen in het ‘meedoen’ en ‘meehelpen’maar ook in <strong>de</strong> wijze waarop burgers kunnen ‘mee<strong>de</strong>nken’ over beleidsontwikkelingen.Zij besluit een WMO-burgeradviesraad in te stellen. Dele<strong>de</strong>n van die raad wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> burgers gekozen en bestaan voor een <strong>de</strong>eluit mensen die via reguliere verkiezingen en transparante procedures wor<strong>de</strong>ngekozen en voor een <strong>de</strong>el uit vertegenwoordigers van vrijwilligersorganisaties.Deze vertegenwoordigers moeten aantoonbaar zicht hebben op <strong>de</strong> problematiekdie in <strong>de</strong> achterstandswijken van <strong>de</strong> gemeente speelt. Een an<strong>de</strong>r voorbeeldvan burgerparticipatie is <strong>de</strong> oprichting van een speciaal Jongerenforum.Via dat forum geven jongeren op gezette tij<strong>de</strong>n hun mening over <strong>de</strong> inrichtingvan <strong>de</strong> publieke ruimte en over mogelijkhe<strong>de</strong>n voor vrijetijdsbesteding. Ookburgers die niet vanzelf hun behoeften kenbaar maken, wor<strong>de</strong>n betrokkenbij het gemeentelijke on<strong>de</strong>rsteuningsbeleid. Hun stem wordt ook gehoord alsprofessionals steekproefsgewijs huisbezoeken afleggen.In scenario A voert <strong>de</strong> gemeente een actief beleid om sociaal isolement eneenzaamheid te voorkomen. Zij weet professionals te doordringen van hetbesef dat een gebrek aan sociale contacten tot vereenzaming leidt en tot hetgevoel buiten <strong>de</strong> samenleving te staan. Daardoor ontstaat een verhoog<strong>de</strong> kans34 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


op sociale of gezondheidsproblemen. Zo kunnen kleine problemen (moeitemet <strong>de</strong> financiële administratie) grote gevolgen (schul<strong>de</strong>n, huisuitzetting) krijgen.Deze visie weten beleidsambtenaren telkens weer over te brengen aan <strong>de</strong>betrokken me<strong>de</strong>werkers in <strong>de</strong> openbare gezondheidszorg, met als gevolg dat<strong>de</strong>ze mensen erop uittrekken en huisbezoeken afleggen.Met woningcorporaties stelt <strong>de</strong> gemeente protocollen op, op grond waarvan zijbewoners in een vroeg stadium kunnen aanmanen. Daardoor hoeven corporatiesniet tot huisuitzetting over te gaan voordat er trajecten voor budgethulpverleningin gang zijn gezet. Doordat corporaties eerst budgethulpverleningaanbie<strong>de</strong>n, voorkomen zij verloe<strong>de</strong>ring, huisuitzetting en maatschappelijkeopvang. Zo is woningcorporatie Smallingerland in Friesland een aantal jarengele<strong>de</strong>n gestart met hulpverlening aan mensen met financiële problemen(Accola<strong>de</strong> Groep 2006). Het betreft verschillen<strong>de</strong> doelgroepen, zoals zwak begaaf<strong>de</strong>huur<strong>de</strong>rs, ex-psychiatrische patiënten en risico groepen met een slechtbetaalverle<strong>de</strong>n en een zeer laag inkomen. Hierbij kan men ook <strong>de</strong>nken aanmigrantengezinnen die moeite hebben om aansluiting bij <strong>de</strong> samenleving tevin<strong>de</strong>n en aan jongeren met een lage opleiding. De corporatie helpt <strong>de</strong> huur<strong>de</strong>rmet <strong>de</strong> financiën op or<strong>de</strong> te brengen, eventuele schul<strong>de</strong>n te regelen en tezorgen dat <strong>de</strong> huur<strong>de</strong>r minimaal altijd <strong>de</strong> huur, energiekosten en verzekeringenvoldoet. Het doel is dat <strong>de</strong> huur<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze taken op termijn weer zelf overneemt.Deze bena<strong>de</strong>ring heeft twee dui<strong>de</strong>lijke resultaten opgeleverd. In <strong>de</strong> eersteplaats is het aantal uitzettingen bij vereniging Smallingerland vermin<strong>de</strong>rdmet zeventig procent naar twee tot drie huishou<strong>de</strong>ns per jaar. In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong>plaats betalen <strong>de</strong> kosten die <strong>de</strong> corporatie met <strong>de</strong> budgethulpverlening maakt,zich op <strong>de</strong> lange termijn terug. Huur<strong>de</strong>rs betalen immers hun huur elkemaand op tijd, eventuele huurschul<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n (langzaam) afbetaald en hetaantal uithuiszettingen, inclusief <strong>de</strong>urwaar<strong>de</strong>rskosten, opslag en schoonmaak,blijft laag. De kosten betalen zich bovendien maatschappelijk terug, omdat <strong>de</strong>negatieve kosten van uithuiszettingen nu vervangen wor<strong>de</strong>n door positieveinvesteringen in – <strong>de</strong> empowerment van – kwetsbare mensen (vgl. RMO 2006).Tal van overige creatieve samenwerkingsverban<strong>de</strong>n en beleid ‘achter <strong>de</strong> voor<strong>de</strong>ur’zijn <strong>de</strong>nkbaar in scenario A. De GGD kan, samen met het zorgkantoor enzorgaanbie<strong>de</strong>rs, actieve en gerichte interventies plegen om gezondheidsproblemente voorkomen. Bij het beleid voor daklozen kunnen professionals ophet vlak van inkomen, dagbesteding, opvang en medische zorg <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n ineenslaan. Samen met instellingen voor verstan<strong>de</strong>lijk gehandicaptenzorg kanScenario A: <strong>de</strong> gemeente aan het roer / 35


<strong>de</strong> gemeente ‘Buurtsupers speciaal’ opzetten, die groten<strong>de</strong>els wor<strong>de</strong>n gerunddoor mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke handicap.Scenario A bestaat bij gratie van <strong>de</strong> gedachte dat het juist gemeentelijke interventieszijn die <strong>de</strong> maatschappelijke participatie van burgers tot ontwikkelingbrengen. De bemoeienissen van <strong>de</strong> gemeente hebben niet tot gevolg dat burgerszich in eigen initiatieven gedwarsboomd voelen. Gemeentelijke interventieszijn bevrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> interventies, volgens scenario A.3.6 Risico’sElk scenario kent voor<strong>de</strong>len maar ook risico’s. In <strong>de</strong> eerste plaats zijn er bij ditscenario financiële risico’s. De kosten zullen hoog oplopen als <strong>de</strong> gemeentezich verant woor<strong>de</strong> lijk voelt voor ‘alles’. De gemeente staat hiermee voor <strong>de</strong>opgave een evenwicht te vin<strong>de</strong>n tussen eisen van burgers met een toenemen<strong>de</strong>consumentenmacht enerzijds en <strong>de</strong> ambitie om juist <strong>de</strong> meest kwetsbareburgers te on<strong>de</strong>rsteunen an<strong>de</strong>rzijds.Ten twee<strong>de</strong> bestaat er het gevaar dat <strong>de</strong> gemeente een bedilal wordt, die tot in<strong>de</strong> verste uithoeken van <strong>de</strong> samenleving haar tentakels uitslaat.Tot slot kan <strong>de</strong> vormgeving van <strong>de</strong> WMO via dit scenario on<strong>de</strong>r druk komente staan als een nieuw gekozen wethou<strong>de</strong>r een geheel an<strong>de</strong>re richting wilinslaan. Dit vereist een flinke investering in <strong>de</strong> kwaliteit van beleidsme<strong>de</strong>werkersdie <strong>de</strong> sterke regierol kunnen waarmaken. Als dat niet gebeurt, kost ditveel geld, maar zon<strong>de</strong>r dat het beoog<strong>de</strong> doel wordt bereikt.36 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


4. Scenario B: stuurman van je eigen leven4.1 Visie op maatschappelijke participatieIn scenario B zijn <strong>de</strong> concepten inclu<strong>de</strong>rend beleid en zelfregie uitgangspunt voorhet WMO-beleid. Het doel is mensen met beperkingen zo veel mogelijk <strong>de</strong>stuurman van hun eigen leven te laten zijn. In <strong>de</strong> gemeente is in dit scenarioaan bepaal<strong>de</strong> algemene voorwaar<strong>de</strong>n voldaan zodat mensen met beperkingenmerken dat ze min<strong>de</strong>r los staan van hun me<strong>de</strong>burgers dan ze dachten. Zij zijndaardoor beter in staat zelf <strong>de</strong> maatschap pe lijke on<strong>de</strong>rsteuning te organiserendie zij nodig hebben. Zij krijgen ook meer mogelijk he<strong>de</strong>n om zelf maatschappelijkeon<strong>de</strong>rsteuning te verlenen, waarvan weer an<strong>de</strong>ren profijt hebben. Degemeente gaat bijvoorbeeld experimenteren met gratis openbaar vervoer voorgehandicapten, mantelzorgers en senioren. Ver<strong>de</strong>r investeert zij in het be<strong>de</strong>nkenen vormgeven van een breed en toegankelijk accomodatiebeleid. Voorbeel<strong>de</strong>nzijn <strong>de</strong> bre<strong>de</strong> school, een algemeen en goed bereikbaar diensten- engemakscentrum en het beschikbaar stellen van aanpasbare woningen.De nadruk ligt in scenario B echter vooral op (<strong>de</strong> toegang tot) zelfgekozenarrange menten. Ervarings<strong>de</strong>skundigheid is daarbij <strong>de</strong> kern. Mensen met beperkingenzijn als geen an<strong>de</strong>r <strong>de</strong>skundig over <strong>de</strong> barrières die hen belemmerenom volwaardig aan <strong>de</strong> samenleving <strong>de</strong>el te nemen. En als geen an<strong>de</strong>r kennenzij zelf hun behoeften op het terrein van maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning.Een centraal thema in dit scenario is daarom het vergroten van <strong>de</strong> competentiesvoor zelfregie en daarmee voor maatschappelijke participatie.De gemeente probeert in dit scenario <strong>de</strong> competenties voor zelfregie te bevor<strong>de</strong>rendoor te investeren in een participatiebudget. De gemeente wil met datScenario B: stuurman van je eigen leven / 37


udget een instrument creëren dat het mensen met beperkingen gemakkelijkermaakt keuzen te maken die direct aansluiten bij hun levensbehoeftenen bij hun persoonlijke situatie. Het participatie budget is vergelijkbaar meteen persoonsgebon<strong>de</strong>n budget (pgb), maar <strong>de</strong> reikwijdte is veel ruimer dandie van het pgb. Het is het resultaat van een bun<strong>de</strong>ling van regelingen die in<strong>de</strong> huidige situatie gebruikelijk zijn: het persoonsgebon<strong>de</strong>n budget in <strong>de</strong> zorg,<strong>de</strong> leerlinggebon<strong>de</strong>n financiering in het on<strong>de</strong>rwijs en het reïntegratiebudgetop <strong>de</strong> arbeidsmarkt (zie ook RMO 2002). Via een hel<strong>de</strong>r indicatiesysteem makenmensen met beperkingen er aanspraak op. De mogelijkhe<strong>de</strong>n van hetparticipatiebudget wor<strong>de</strong>n ver<strong>de</strong>r vergroot doordat <strong>de</strong> gemeente een beleidin gang zet met als uitgangspunt: ‘participatiebudget, tenzij…’. Relatief veelmensen maken dan van zo’n budget gebruik, waardoor er ‘massa’ kan wor<strong>de</strong>ngemaakt.Mensen die van het participatiebudget gebruik gaan maken, kunnen, als zijdat willen, aansluiting zoeken bij <strong>de</strong> internationaal opereren<strong>de</strong> In<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>ntLiving Movement (De Jong 1979). 6 Deze <strong>beweging</strong> manifesteert zich in Centres forIn<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nt Living ofwel ‘zelfregiecentra’, die voor minstens <strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> leidingen van <strong>de</strong> werknemers bestaat uit mensen met beperkingen. An<strong>de</strong>rs danveel van <strong>de</strong> huidige patiënten- en gehandicaptenorganisaties in Ne<strong>de</strong>rlandrichten <strong>de</strong>ze centra zich niet in <strong>de</strong> eerste plaats en niet uitsluitend op <strong>de</strong> zorg.Zij richten zich op beleid ter bevor<strong>de</strong>ring van het zelfrespect, <strong>de</strong> waardighei<strong>de</strong>n niet in <strong>de</strong> laatste plaats onafhankelijkheid van mensen met beperkingen.Zelfregiecentra zijn eer<strong>de</strong>r netwerken van mensen met beperkingen en hunsympathisanten, dan centra in <strong>de</strong> traditionele betekenis van het woord. Deze(virtuele) centra vormen een knooppunt van informatie, advies en belangenbehartiging.De concrete activiteiten van <strong>de</strong> centra zullen gaan verschillen pergemeente. Tot <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n behoren (Van Haaster 2005):• goe<strong>de</strong> huisvesting helpen vin<strong>de</strong>n, aanpassing van <strong>de</strong> woning en eventueelhulp bij het kopen van een woning;• vaardigheidstrainingen voor self-<strong>de</strong>termination geven, zoals trainingen inhet op or<strong>de</strong> hou<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> financiën, het bevor<strong>de</strong>ren van sociale vaardighe<strong>de</strong>nof het gebruiken van openbaar vervoer;• vragen beantwoor<strong>de</strong>n van mensen met beperkingen en hun familiele<strong>de</strong>n,en eventueel doorverwijzen naar geschikte instanties;• advies geven over technische aanpassingen en mogelijkhe<strong>de</strong>n, vanrolstoelen tot en met computers;38 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


• advies geven over uitkeringen, verzekeringen en <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> regelingendie van belang zijn voor <strong>de</strong> financiële positie van mensen metbeperkingen.4.2 Welke verantwoor<strong>de</strong>lijkheid neemt <strong>de</strong> gemeente?In scenario B is het <strong>de</strong> meest basale taak van <strong>de</strong> gemeente om <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>nte schep pen die het burgers met beperkingen mogelijk maken om te participeren,on<strong>de</strong>rlinge steun te verlenen en kennis uit te wisselen. De gemeentevervangt afzon<strong>de</strong>rlijke of speciale voorzieningen zo veel mogelijk door voorzieningenvoor ie<strong>de</strong>reen. Dit beleid zorgt ervoor dat mensen met beperkingenook hun verantwoor<strong>de</strong>lijkheid kunnen nemen.Ka<strong>de</strong>r 3: Enkele voorbeel<strong>de</strong>n van ‘inclu<strong>de</strong>rend’ beleidDe gemeente bevor<strong>de</strong>rt <strong>de</strong> werkgelegenheid voor alle burgers. Ze stimuleert werkgeversom daaraan mee te werken. Ze beseft ver<strong>de</strong>r dat mensen niet <strong>de</strong> regie overhet eigen leven gaan voeren als het openbaar vervoer onvoldoen<strong>de</strong> bereikbaar entoegankelijk is. Evenmin zullen zij dat doen als <strong>de</strong> woonomgeving geen effen trottoirsheeft of geen aangepaste ran<strong>de</strong>n om met een rolstoel of scootmobiel vanaf te rij<strong>de</strong>n.De gemeente introduceert een uitgebreid netwerk van toegankelijke en schone openbaretoiletten. Ze spreekt af met projectontwikkelaars dat zij levensloopbestendigewoningen bouwen. Ze regelt met woningbeheer<strong>de</strong>rs dat flatgebouwen automatischopenen<strong>de</strong> <strong>de</strong>uren krijgen en voorzieningen om rollators op te bergen. De bewonerskunnen dan gemakkelijker het huis verlaten. Velen van hen zijn simpelweg niet in staatgelijktijdig <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur open te hou<strong>de</strong>n en met hun rollator naar binnen of buiten te gaan.De gemeente on<strong>de</strong>rhoudt nauwe ban<strong>de</strong>n met plaatselijke vrijwilligersorganisatie, metsport- en an<strong>de</strong>re verenigingen over mogelijkhe<strong>de</strong>n om meer, ook kwetsbare mensente laten participeren.Naast het regelen van <strong>de</strong>ze algemene voorwaar<strong>de</strong>n, is <strong>de</strong> gemeente in scenarioB verantwoor<strong>de</strong>lijk voor het verstrekken van budgetten. Ook <strong>de</strong>ze makenhet mensen mogelijk hun competenties voor zelfregie te vergroten. De gemeentefinanciert <strong>de</strong>ze participatiebudgetten voor mensen met beperkingenmet <strong>de</strong> WMO-mid<strong>de</strong>len. Met dat budget kunnen <strong>de</strong> mensen keuzen maken diebeter passen bij hun levensbiografie en die aansluiten bij hun eigen leefsituatie.In <strong>de</strong> huidige wetgeving is dat niet altijd mogelijk. Zo wijst <strong>de</strong> gemeenteScenario B: stuurman van je eigen leven / 39


aanvragen voor bepaal<strong>de</strong> woningaanpassingen soms af on<strong>de</strong>r verwijzing naar<strong>de</strong> mogelijkheid om naar een aangepaste woning in een an<strong>de</strong>re wijk te verhuizen.Met het participatiebudget kan een aanvrager die zijn burennetwerk nietwil verlaten, wel <strong>de</strong> aanpassingen laten aanbrengen. Met het participatiebudgetwor<strong>de</strong>n niet <strong>de</strong> regels maar <strong>de</strong> vrijheid voor met maken van existentiëlekeuzen centraal gesteld.Ten twee<strong>de</strong> verstrekt <strong>de</strong> gemeente een startkapitaal (en jaarlijkse subsidie)aan <strong>de</strong> zelfregiecentra. Deze centra, waar mensen met beperkingen hun ervaringskennisomzetten in ervarings<strong>de</strong>skundigheid, wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong>ze mensenzelf gerund. Zíj bepalen hoe zij <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rlinge dienstverlening willen organiseren.Zo weten rolstoelgebruikers vaak beter dan niet-gehandicapten wateen handige montage van <strong>de</strong> stuurkast is of welke omvang armleuningenmoeten hebben om beschadig<strong>de</strong> schou<strong>de</strong>rs te voorkomen. Op soortgelijkewijze kunnen mensen met ervaring met psychiatrische stoornissen elkaarinformeren over <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n waaron<strong>de</strong>r hun toestand(<strong>de</strong>)stabiliseert. Evenzo beslissen <strong>de</strong> mensen met beperkingen zélf in welkemate zij gebruik willen maken van <strong>de</strong> kennis en diensten van cliëntenorganisaties,professionele dienstverlenen<strong>de</strong> organisaties, of mantelzorgers en vrijwilligersuit vrijwilligers organisaties of kerken.Voor <strong>de</strong> diensten die door <strong>de</strong> zelfregiecentra wor<strong>de</strong>n geleverd, wordt betaald.De gemeente is hoofdfinancier, maar daarnaast verwerven zelfregiecentrageld via uiteen lopen<strong>de</strong> kanalen. Er vindt fondsenwerving plaats. Er is dienstverleningwaarvoor men betaald krijgt. Lidmaatschappen en abonnementenbrengen geld op. Er wordt gewerkt met collectieve abonnementen van ou<strong>de</strong>ren-en cliëntenorganisaties. Sommige centra wor<strong>de</strong>n bovendien gesponsorddoor leveranciers van rolstoelen en thuiszorgwinkels, an<strong>de</strong>re door betrokkenplaatselijke bedrijven die op <strong>de</strong>ze wijze maatschappelijk on<strong>de</strong>rnemerschap in<strong>de</strong> praktijk brengen. Toch vormt, zoals gezegd, <strong>de</strong> gemeente <strong>de</strong> belangrijkstefinancier van <strong>de</strong> zelfregiecentra en zij laat daarmee, althans in scenario B, <strong>de</strong>maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning krachtens <strong>de</strong> WMO voor het meren<strong>de</strong>el door<strong>de</strong>ze centra uitvoeren.Er bestaat een groep mensen die niet of slechts in beperkte mate beschikt over<strong>de</strong> competenties die voor het functioneren in zelfregiecentra nodig zijn. Denkaan mensen met een ernstige verstan<strong>de</strong>lijke handicap of psychiatrische problematiek.Voor <strong>de</strong>ze groep organiseert het centrum extra diensten. Een voor-40 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


eeld is Stichting Jutte van <strong>de</strong>r Voorst; een Ne<strong>de</strong>rlands project voor en doormensen die gebruik maken of hebben gemaakt van <strong>de</strong> Geestelijke Gezondheidszorg(GGZ) (Kusters 2006). De sleutelwoor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> stichting zijn welzijnen verbetering. Ie<strong>de</strong>reen die door (psychiatrische) problematiek beperkingenon<strong>de</strong>rvindt op sociaal en economisch gebied en in het leven van alledag, kanbij <strong>de</strong> stichting terecht met vragen. Het betreft vragen over bijvoorbeeld belastingenof persoonsgebon<strong>de</strong>n budgetten. De stichting wordt gedragen door pgbenbelastingconsulenten die zich, gezien hun verle<strong>de</strong>n, goed kunnen inlevenin <strong>de</strong> psychiatrische patiënten die bij hen aankloppen. Er zullen echter altijdpatiënten zijn die <strong>de</strong> weg naar het zelfregiecentrum überhaupt niet weten tevin<strong>de</strong>n. Voor <strong>de</strong>ze mensen, <strong>de</strong> zogeheten zorgwekken<strong>de</strong> zorgmij<strong>de</strong>rs, moet <strong>de</strong>gemeente naar het oor<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> Raad altijd een vangnet voor maatschappelijkeon<strong>de</strong>rsteuning blijven organiseren.Samengevat vormen het inclu<strong>de</strong>rend beleid in combinatie met <strong>de</strong> zelfregiecentra,dat wil zeggen <strong>de</strong> mensen met beperkingen zelf, <strong>de</strong> kracht van ditscenario. Dit mo<strong>de</strong>l, dat van oorsprong Angelsaksisch is, zal een meer Ne<strong>de</strong>rlandseinvulling gaan krijgen. Het grootste risico daarbij is, dat <strong>de</strong>ze centrawor<strong>de</strong>n geïnstitutionaliseerd. Dat risico wordt groter naarmate <strong>de</strong> gemeentemeer formele en inhou<strong>de</strong>lijke eisen gaat stellen aan het functioneren van <strong>de</strong>centra. De scheidslijn tussen <strong>de</strong> zelfregiecentra en het gemeente lijke bestuurvervaagt dan, waardoor <strong>de</strong> centra langzaamaan door <strong>de</strong> lokale bureaucratiewor<strong>de</strong>n geïncorporeerd. Als dat gebeurt, gaat <strong>de</strong> kracht van het zelfregiemo<strong>de</strong>lverloren. De grootste uitdaging in scenario B is daarom het vin<strong>de</strong>n van eengoe<strong>de</strong> balans tussen enerzijds <strong>de</strong> (inhou<strong>de</strong>lijke) onafhankelijkheid van <strong>de</strong> zelfregiecentra,met voldoen<strong>de</strong> vrijheid voor <strong>de</strong> everyday makers, en an<strong>de</strong>rzijds eenvoldoen<strong>de</strong> (financiële) politiek-bestuurlijke rug<strong>de</strong>kking vanuit <strong>de</strong> gemeente.Dit geldt overigens in het algemeen voor initiatieven waar stadsbestuur, bewonersen instanties samen tot succesvolle resultaten willen komen (zie Hendriksen Tops 2002).4.3 Toegang tot individuele voorzieningenIn scenario B beschikken alle mensen met beperkingen op grond van <strong>de</strong>indicatie procedure over een participatiebudget. Daarmee kunnen zij hun eigen,individuele arrangementen treffen en zelf <strong>de</strong> mensen en <strong>de</strong> hulpmid<strong>de</strong>len uitkiezendie zij het meest prefereren. An<strong>de</strong>rs dan bij het pgb nu, hoeven mensenniet ge<strong>de</strong>tailleerd te verant woor<strong>de</strong>n waaraan zij het participatiebudget hebbenScenario B: stuurman van je eigen leven / 41


esteed. Vertrouwen in plaats van wantrouwen ten opzichte van budgethou<strong>de</strong>rsstaat voorop.Binnen <strong>de</strong> (virtuele) zelfregiecentra rusten lotgenoten <strong>de</strong> participatiebudgethou<strong>de</strong>rstoe voor hun rol als beheer<strong>de</strong>r van dat budget. Zij equiperen hen voorhet vin<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> hulpmid<strong>de</strong>len en van <strong>de</strong> juiste ‘persoonlijk on<strong>de</strong>rsteuners’die zij nodig hebben om een onafhankelijk leven te lei<strong>de</strong>n. Het uitgangspuntis telkens dat <strong>de</strong>gene die <strong>de</strong> persoonlijke on<strong>de</strong>rsteuning krijgt, optreedt alswerkgever van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rsteuner. Daardoor wordt <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rsteuning flexibel ingevuld.Voor sommige mensen maakt het misschien niets uit dat er een ‘wittebriga<strong>de</strong>’ van steeds wisselen<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rsteuners wekelijks hun huishou<strong>de</strong>lijkewerkzaamhe<strong>de</strong>n doet, maar voor an<strong>de</strong>ren is het belangrijk dat zij dit werk inhan<strong>de</strong>n kunnen geven van een vast en vertrouwd persoon, die zonodig ookgeld bij <strong>de</strong> bank kan halen of op <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren kan passen. Het participatiebudgetgeeft <strong>de</strong> budgethou<strong>de</strong>r dus <strong>de</strong> ruimte om <strong>de</strong> persoonlijke on<strong>de</strong>rsteuning tenemen die hij of zij verkiest en die aansluit bij <strong>de</strong> eigen leefsituatie.Voor mensen die niet in staat zijn een participatiebudget aan te vragen en tebeheren, zoals jongeren on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> 18 jaar, mensen met ernstige verstan<strong>de</strong>lijkeof psychische handicaps en zeer kwetsbare ou<strong>de</strong>ren, wordt dit door zaakwaarnemersgedaan. Levenscoaches, ou<strong>de</strong>renadviseurs en an<strong>de</strong>re begelei<strong>de</strong>rs bie<strong>de</strong>n,via opnieuw <strong>de</strong> (virtuele) centra, hun diensten aan.4.4 Rol professionele aanbie<strong>de</strong>rsIn een gemeente die scenario B volgt, maakt een substantieel <strong>de</strong>el van <strong>de</strong>mensen met beperkingen gebruik van een participatiebudget. Daarmee stijgthun invloed op het aanbod van woon-, welzijn- en zorgdiensten. Het aanbodwordt hierdoor diverser, wat nog eens ver<strong>de</strong>r wordt aangejaagd door<strong>de</strong> groeien<strong>de</strong> groep kapitaalkrachtige ou<strong>de</strong>ren. Grote en kleine, samenwerken<strong>de</strong>en concurreren<strong>de</strong> aanbie<strong>de</strong>rs, leveren elk hun eigen hulpmid<strong>de</strong>len en(gemaks)diensten. Sommige aanbie<strong>de</strong>rs stemmen hun personeels bestand endienstenaanbod af op allochtone zorgvragers, an<strong>de</strong>re op specifieke patiëntengroepenof op algemene thema’s als arbeid of vervoer. Zo bestaat er in sommigeregio’s nu al, naast het gemeentelijk openbaar vervoer, een ‘Taxi voorie<strong>de</strong>reen’-systeem (zie www.streektaxi.nl). De bestaan<strong>de</strong> buurtbussen, ou<strong>de</strong>rentaxi’sen het gehandicapten vervoer hebben op initiatief van <strong>de</strong> gemeente<strong>de</strong> han<strong>de</strong>n ineen geslagen en dit systeem opgericht. Daarmee kunnen alle bur-42 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


gers tegen een re<strong>de</strong>lijke vergoeding gebruik maken van een taxi op afroep dievoor ie<strong>de</strong>reen toegankelijk is. Soortgelijke samenwerkings verban<strong>de</strong>n kunnenook in an<strong>de</strong>re domeinen wor<strong>de</strong>n aangegaan, al tekenen wij daarbij aan dateen divers aanbod van veel (kleine) dienstverleners het risico van kwaliteitsgebrekenmet zich meebrengt. Het waarborgen van <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> maatschappelijkeon<strong>de</strong>rsteuning verdient in scenario B daarom extra aandacht.Niet alleen <strong>de</strong> aanbie<strong>de</strong>rs van (gemaks)diensten, maar ook <strong>de</strong> regiecentra zelfvervullen <strong>de</strong> rol van professionele aanbie<strong>de</strong>r. Scenario B steunt en vertrouwtop <strong>de</strong> ervarings kennis van mensen met beperkingen en op <strong>de</strong> manier waaropzij die aan an<strong>de</strong>ren over dragen. De Raad stelt zich voor dat zij aan lotgenotenuiteenlopen<strong>de</strong>, bemid<strong>de</strong>len<strong>de</strong> diensten aanbie<strong>de</strong>n, bijvoorbeeld bij het vin<strong>de</strong>nvan passen<strong>de</strong> arbeid. Het centrum verzorgt daartoe trainingen en verstrektinformatie over werkgevers in sectoren of organisaties, die ervaring hebben ofwillen krijgen met het in dienst nemen van mensen met beperkingen. Werkgeverskrijgen daarvoor extra mid<strong>de</strong>len. Bij eventuele moeilijkhe<strong>de</strong>n kunnenook <strong>de</strong> werkgevers advies of steun van het centrum krijgen, en kunnen <strong>de</strong>werknemers weer terugvallen op <strong>de</strong> bemid<strong>de</strong>len<strong>de</strong> rol van het centrum.Een an<strong>de</strong>re professionele dienst die het zelfregiecentrum levert, is het bie<strong>de</strong>nvan on<strong>de</strong>rsteuning bij het aanspannen van procedures door mensen die zichongelijk behan<strong>de</strong>ld of gediscrimineerd voelen (<strong>de</strong> internationale In<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>ntLiving Movement is me<strong>de</strong> ontstaan uit <strong>de</strong> mensenrechten<strong>beweging</strong>). Het centrumvolgt nauwlettend hoe <strong>de</strong> gemeente het compensatiebeginsel 7 invult. Hetlaat vergelijkingen maken met an<strong>de</strong>re gemeenten en het toetst <strong>de</strong> bestaan<strong>de</strong>wetgeving op aanpalen<strong>de</strong> terreinen. Zo is in 2002 het recht op individuelevoorzieningen vastgelegd in <strong>de</strong> Wet gelijke behan<strong>de</strong>ling gehandicapten enchronisch zieken. Dit recht levert een cruciale bijdrage aan <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>nvoor participatie voor mensen met beperkingen. Zij kunnen op basis van <strong>de</strong>zewet juridische stappen zetten als zij menen te wor<strong>de</strong>n gediscrimineerd, bijvoorbeeldals zij geen goe<strong>de</strong> toegang krijgen tot algemene voorzieningen zoalsscholen of werkplaatsen. In scenario B gaat het erom om via <strong>de</strong> zelfregiecentrater zake doen<strong>de</strong> speciale <strong>de</strong>skundigheid binnen te halen. Het is niet <strong>de</strong> bedoelingom veeleisen<strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>n voor participatie af te dwingen, maar welom bestaan<strong>de</strong> rechten te verwezenlijken en direct en snel te kunnen aansluitenbij <strong>de</strong> reële behoeften van <strong>de</strong> mensen die het betreft.De vraag die echter opdoemt, is of alle mensen met beperkingen, en danScenario B: stuurman van je eigen leven / 43


vooral <strong>de</strong> meest kwetsbaren on<strong>de</strong>r hen, door <strong>de</strong> zelfregiecentra wor<strong>de</strong>n vertegenwoordigd.Van Haaster (2005) stelt bijvoorbeeld dat in <strong>de</strong> In<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nt LivingCentra in <strong>de</strong> Verenig<strong>de</strong> Staten mensen met ernstige psychiatrische beperkingenonvoldoen<strong>de</strong> zijn vertegen woordigd. Bovendien zijn <strong>de</strong> centra voor daklozenen verslaaf<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rmaats geoutilleerd. Of dat ook in Ne<strong>de</strong>rland het gevalzal zijn als scenario B realiteit wordt, is op voorhand niet aan te geven. Maarevi<strong>de</strong>nt is dat gemeenten – in aanvulling op <strong>de</strong> centra voor zelfregie – eengoe<strong>de</strong> vangnetfunctie voor kwetsbare burgers achter <strong>de</strong> hand moeten hou<strong>de</strong>n.Bovendien moeten zij ervoor zorgen dat <strong>de</strong> mensen met beperkingen die elkaarwél on<strong>de</strong>rsteunen, niet wor<strong>de</strong>n overvraagd en dat er voor vrijwilligers enmantelzorgers respijtzorg of overige on<strong>de</strong>rsteunings vormen wor<strong>de</strong>n geregelddie aan hun behoeften beantwoor<strong>de</strong>n.Ka<strong>de</strong>r 4: Youssef Hamadi in scenario BNet zoals Stefan <strong>de</strong> Vries uit ka<strong>de</strong>r 2 heeft Youssef Hamadi een lichte verstan<strong>de</strong>lijkeen ook enkele lichamelijke beperkingen. Hij loopt moeilijk en beweegt daardoor vaakongecoördineerd en langzaam. Tot zijn vijfentwintigste heeft hij bij zijn ou<strong>de</strong>rs gewoondmaar nu wil hij zelfstandig zijn. Net zoals bij Stefan volgen we Youssef vanaf het momentdat zijn ou<strong>de</strong>rs met hem contact leggen met het plaatselijke WMO-loket.Youssef heeft an<strong>de</strong>re wensen dan Stefan. Hij zou graag willen dat <strong>de</strong> me<strong>de</strong>werkersvan het WMO-loket hem naar het plaatselijke centrum voor zelfregie doorverwijzen. Deme<strong>de</strong>werkers van het loket antwoor<strong>de</strong>n dat dat in<strong>de</strong>rdaad een van <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>nis, maar dat hij óók kan kiezen voor begeleid wonen in een gewone woonwijk of vooropname in een zorgcentrum voor mensen met verstan<strong>de</strong>lijke beperkingen. Youssefweet echter wat hij wil. Meneer en mevrouw Hamadi antwoor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>sgevraagd dat <strong>de</strong>beperkingen van Youssef ernstig zijn, maar dat hun zoon, met <strong>de</strong> juiste on<strong>de</strong>rsteuning,in staat moet zijn eigen keuzen te maken.Youssef gaat een training voor zelfregie volgen. De me<strong>de</strong>werkers van het centrumbrengen hem in contact met Piet. Hij heeft vergelijkbare lichamelijke beperkingen alsYoussef. Piet en Youssef gaan samen naar <strong>de</strong> Sociale Dienst. Youssef krijgt een participatiebudgettoegewezen en Piet legt uit hoe hij daarmee om moet gaan. De (vertegenwoordigersvan <strong>de</strong>) bewoners hebben een contract gesloten met een instellingvoor gespecialiseer<strong>de</strong> thuiszorg. De mensen van die instelling bie<strong>de</strong>n niet alleen persoonlijkeen huishou<strong>de</strong>lijke verzorging maar ook allerlei gemaksdiensten zoals klussen,administratieve on<strong>de</strong>rsteuning en boodschappen. Een buurtgenoot brengt Youssef incontact met een restaurant waar Youssef graag wil werken. Helaas is daar geen plaats44 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


voor Youssef. Met zijn participatiebudget wordt hij lid van een kleine vereniging van envoor ‘schil<strong>de</strong>rkunstenaars’.4.5 MeedoenIn scenario B krijgt ‘meedoen’ ten eerste gestalte doordat <strong>de</strong> gemeente <strong>de</strong>voorwaar<strong>de</strong>n schept die daarvoor nodig zijn. Zij heeft vorm gegeven aan‘inclu<strong>de</strong>rend’ beleid, zodat <strong>de</strong> belangrijkste fysieke en sociale barrières voorparticipatie van verschillen<strong>de</strong> mensen uit <strong>de</strong> weg zijn geruimd. Vervolgensverstrekt <strong>de</strong> gemeente aan mensen met beperkin gen het participatiebudget(‘pgb+’). Dat geeft ze meer mogelijkhe<strong>de</strong>n zelf <strong>de</strong> levens keuzen te maken diegoed aansluiten bij hun persoonlijke situatie. Door een aantal participatiebudgettensamen te voegen kunnen nieuwe – vraaggestuur<strong>de</strong> – collec tieve arrangementenontstaan. Nu leggen al steeds meer mensen hun persoonsgebon<strong>de</strong>nbudget voor dagbesteding bij elkaar. Daardoor kan bijvoorbeeld met gesubsidieer<strong>de</strong>arbeid een café, lunchroom, camping of winkel draaien<strong>de</strong> wor<strong>de</strong>ngehou<strong>de</strong>n (sociale firma’s).Op <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> maar wel belangrijkste plaats krijgt ‘meedoen’ in scenario Bgestalte door <strong>de</strong> mensen met beperkingen zelf het initiatief te geven, enerzijdsvia het participatie budget en an<strong>de</strong>rzijds via <strong>de</strong> zelfregiecentra waarbij zij zichkunnen aansluiten. Deze centra zijn niet alleen een ‘schakelclub’ in <strong>de</strong>elnameaan <strong>de</strong> samenleving, maar ook een ontmoetingsplek waar mensen met specifiekebeperkingen hun ervaringen met lotgeno ten kunnen <strong>de</strong>len. Via internetcommunitieskunnen mensen met diverse behoeften elkaar vin<strong>de</strong>n, ontmoetenen ervaringen uitwisselen. In en vanuit <strong>de</strong> zelfregiecentra on<strong>de</strong>rsteunen <strong>de</strong>mensen elkaar op basis van hun ervarings<strong>de</strong>skundigheid. Ze verzorgen trainingenals ‘Hoe ga ik om met mijn participatiebudget?’. Ze helpen elkaar metsociale verzekeringen, met het vin<strong>de</strong>n van opleidingen en betaal<strong>de</strong> arbeid.Ook helpen ze mensen met onvoldoen<strong>de</strong> competenties voor zelfregie om optimaalvan hun WMO-rechten gebruik te maken.Het doel van <strong>de</strong> zelfregiecentra is dat mensen met beperkingen meer stuurmanvan het eigen leven wor<strong>de</strong>n en – op uiteenlopen<strong>de</strong> vlakken – meer volwaardigin <strong>de</strong> (nu wel toegankelijke) samenleving kunnen participeren. Op hetvlak van <strong>de</strong> arbeid kan dat wor<strong>de</strong>n bereikt als <strong>de</strong> cliënten in <strong>de</strong> centra gebruikScenario B: stuurman van je eigen leven / 45


gaan maken van rehabilitatie regelin gen, waarvan zij tot dan toe niet had<strong>de</strong>ngehoord. Op het terrein van het wonen is dat het geval als cliënten advieskrijgen over goe<strong>de</strong> huisvesting en aanpassingen van <strong>de</strong> woning, waarvan zijtot dan toe niet op <strong>de</strong> hoogte waren. Bij mobiliteit wordt dat gereali seerd alscliënten <strong>de</strong> bus weer gaan nemen als gevolg van trainingen in het gebruikvan openbaar vervoer. Algemener zullen mensen met beperkingen door <strong>de</strong>rgelijkeactiviteiten zichtbaar<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n in het openbare leven. Dat kan <strong>de</strong>beeld vorming over <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n (in plaats van beperkingen) van <strong>de</strong>zegroep verbeteren, wat weer zijn eigen positieve dynamiek kan hebben op <strong>de</strong>(beleids)mogelijkhe<strong>de</strong>n voor volwaardige maatschappelijke participatie.Tot slot blijft <strong>de</strong> gemeente wel eindverantwoor<strong>de</strong>lijk voor alle (kwetsbare)burgers die, ondanks <strong>de</strong> participatiebudgetten en zelfregiecentra, verstokenblijven van maatschap pelijke on<strong>de</strong>rsteuning. Het is in dit verband van belangte herhalen dat in Ne<strong>de</strong>rland maar liefst zestig procent van <strong>de</strong> mensen met(lichamelijke) beperkingen alleen lager (beroeps)on<strong>de</strong>rwijs heeft genoten.Daarnaast behoren natuurlijk ook veel mensen met verstan<strong>de</strong>lijke en psychiatrischebeperkingen tot <strong>de</strong> kwetsbare burgers. Gemeenten zijn naar <strong>de</strong> meningvan <strong>de</strong> Raad eindverantwoor<strong>de</strong>lijk voor een goed en samenhangend vangnetvoor <strong>de</strong>ze groepen.4.6 Risico’sOok scenario B kent een aantal risico’s. In <strong>de</strong> eerste plaats is het vormgevenvan ‘inclu <strong>de</strong>rend’ beleid niet eenvoudig omdat <strong>de</strong> gemeente geen zeggenschapheeft over tal van terreinen, waaron<strong>de</strong>r het regionale openbare vervoer. Ziever<strong>de</strong>r <strong>de</strong> subparagraaf ‘Context’ in paragraaf 6.3.Ten twee<strong>de</strong> moeten <strong>de</strong> mensen met beperkingen zelf een belangrijke stemhou<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> wijze waarop zij <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rlinge dienstverlening willen blijven organiseren,ook al wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze centra door <strong>de</strong> gemeenten gesteund. De grootsteuitdaging ligt daarom in het vin<strong>de</strong>n van een goe<strong>de</strong> balans tussen enerzijds<strong>de</strong> (inhou<strong>de</strong>lijke) onafhankelijkheid van <strong>de</strong> zelfregiecentra met voldoen<strong>de</strong>vrijheid voor <strong>de</strong> mensen met beperkingen, en an<strong>de</strong>rzijds een voldoen<strong>de</strong> (financiële)politiek-bestuurlijke rug<strong>de</strong>kking vanuit <strong>de</strong> gemeente (vgl. Hendriksen Tops 2002).46 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


Een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> evi<strong>de</strong>nt risico van dit scenario betreft <strong>de</strong> vraag of <strong>de</strong> zaakwaarnemers<strong>de</strong> (sociaal kwetsbare) mensen met beperkingen wel voldoen<strong>de</strong> zullenvertegenwoordigen. De vormgeving van scenario B is sterk gebaseerd op het‘voor-en-door’-principe van mensen die betrokken zijn bij <strong>de</strong> centra voorzelfregie. Mensen die <strong>de</strong>ze betrokkenheid niet voelen, lopen hierbij echter hetgevaar buiten beeld te blijven omdat <strong>de</strong> wereld van <strong>de</strong> ‘zelfregie’ en van <strong>de</strong>‘consumentensoevereiniteit’ ver van hen afstaat. Deze mensen missen nietalleen <strong>de</strong> mondigheid die nodig is om goed in zelfregiecentra te kunnen functioneren,zij missen meer algemeen <strong>de</strong> behoefte om ‘mee te doen’. Het is <strong>de</strong>vraag of het principe van <strong>de</strong> zelfsturing voldoen<strong>de</strong> kracht zal kunnen genererenom <strong>de</strong>ze mensen bij <strong>de</strong> maatschappij te betrekken.Tot slot bestaat <strong>de</strong> kans dat bepaal<strong>de</strong> (kleine) dienstverleners kwaliteitsgebrekenmet zich meebrengen. Het waarborgen van <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> maatschappelijkeon<strong>de</strong>r steuning verdient in scenario B daarom extra aandacht.Noten6. Zie ook: www.on<strong>de</strong>rling-sterk.nl; www.in<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>ntliving.org; www.ilusa.com; www.ncil.org.uk.7. Voor een na<strong>de</strong>re uitleg van het compensatiebeginsel: zie hoofdstuk 6, paragraaf 6.3en ka<strong>de</strong>r 7.Scenario B: stuurman van je eigen leven / 47


5. Scenario C: <strong>de</strong> burger en zijn verban<strong>de</strong>n5.1 Visie op maatschappelijke participatieOm <strong>de</strong> maatschappelijke participatie te vergroten kiest <strong>de</strong> gemeente in scenarioC <strong>de</strong> burger en zijn netwerk als centraal thema van haar beleid. Zij kiesthierbij nadrukkelijk voor een bena<strong>de</strong>ring van on<strong>de</strong>rop en van vertrouwen in<strong>de</strong> burgers, al beseft zij tegelijkertijd dat <strong>de</strong> verwachtingen hierover niet tehoog gespannen kunnen zijn. Veel burgers zullen niet participeren, omdat zijdat niet willen. Of burgers daadwerkelijk on<strong>de</strong>rlinge steun verlenen, is huneigen keuze. Sommige burgers zijn vanwege armoe<strong>de</strong>, verslaving of an<strong>de</strong>rere<strong>de</strong>nen überhaupt niet bezig met maatschappelijke participatie, maar eer<strong>de</strong>rmet overleven. Tegelijkertijd bestaan er, ook nu al overigens, tal van informeleen spontane (buurt)initiatieven. Er wordt op grote schaal informele zorg verleend(De Boer et al. 2003) en er bestaat een grote diversiteit aan vrijwilligerswerk(Knulst en Van Eijk 2002) en buurtinitiatieven (WRR 2005). In scenario Cwordt <strong>de</strong> kans op zulke initiatieven vergroot door <strong>de</strong> juiste prikkels te gevenen belemmeren<strong>de</strong> regelgeving te voorkomen.In scenario C ligt het primaat bij (nieuwe) verban<strong>de</strong>n van burgers. Niet alleencliënten, zoals in scenario B, maar ook buurten, gezinnen en verenigingenzijn in beginsel zelf verantwoor<strong>de</strong>lijk voor <strong>de</strong> beslissingen die zij nemen. Datbetekent dat <strong>de</strong> gemeente niet aan<strong>stuurt</strong> op het realiseren van gelijke uitkomstenvoor ‘alle’ burgers, en dan met name kwetsbare burgers, zoals in scenarioA, maar juist bevor<strong>de</strong>rt dat verschillen en variëteit ontstaan. Zo zullen <strong>de</strong>uitkomsten in <strong>de</strong> ste<strong>de</strong>n an<strong>de</strong>rs uitpakken dan op het platteland. Maar ookbinnen gemeenten zullen per wijk of per straat verschillen ontstaan, zoalsverschillen tussen mensen die zich langdurig willen bin<strong>de</strong>n aan geïnstitutio-Scenario C: <strong>de</strong> burger en zijn verban<strong>de</strong>n / 49


naliseer<strong>de</strong> organisaties en mensen die alleen willen <strong>de</strong>elnemen aan gelegenheidscoalitiesvoor concrete doelen. De uitkomsten zullen verschillend uitpakkenvoor verschillen<strong>de</strong> groepen burgers. Sommige initiatieven kunnen eveninsluitend zijn voor sommige burgers als dat zij uitsluitend zijn voor an<strong>de</strong>re.Veel burgers participeren wel, maar vooral in <strong>de</strong> eigen etnische gemeenschap,eigen cliëntenorganisatie (suikerpatiënten voor suikerpatiënten) of eigen leeftijdscohort(ou<strong>de</strong>ren voor ou<strong>de</strong>ren). Dit verschijnsel wordt ingroup favouritismgenoemd.In scenario C leggen gemeenten zich hoofdzakelijk toe op het vermij<strong>de</strong>n vanongewenste uitkomsten (vgl. RMO 2006). Dat houdt in dat er binnen <strong>de</strong> gemeentealtijd een on<strong>de</strong>rgrens van collectieve voorzieningen wordt vastgesteld. Alsburgers on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze grens dreigen te komen, springt <strong>de</strong> gemeente met (collectieve)voorzieningen bij. In theorie ligt <strong>de</strong>ze on<strong>de</strong>rgrens in <strong>de</strong> WMO vast. Hetcompensatiebeginsel verplicht gemeen ten immers voorzieningen te treffenvoor mensen die door hun beperkingen moeite hebben om mee te doen aan<strong>de</strong> maatschappij of zich niet zelf kunnen red<strong>de</strong>n. Op welke wijze <strong>de</strong> compensatieplichtprecies wordt toegepast, is on<strong>de</strong>rwerp van (lokale) politieke strij<strong>de</strong>n verschilt sterk per gemeente.Scenario C brengt relatief lage publieke kosten met zich mee. De gemeenteneemt <strong>de</strong> voorzieningen bene<strong>de</strong>n <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rgrens voor haar rekening. Boven <strong>de</strong>on<strong>de</strong>rgrens drijft dit scenario op <strong>de</strong> informele on<strong>de</strong>rsteuning van burgers aanelkaar. Die is <strong>de</strong>els gratis doordat die wordt bekostigd door lidmaatschapsgel<strong>de</strong>n,donaties of overige particuliere mid<strong>de</strong>len. Het an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>el wordt gefinancierdmet gemeentelijke subsidies. Vrijwil li gers maken aanspraak op reis- enan<strong>de</strong>re onkostenvergoedingen van <strong>de</strong> gemeente of in regionaal verband. Maarvan een bre<strong>de</strong> investering in (salarissen van) beleidsme<strong>de</strong> werkers (lees: bureaucratie)en een keur aan professionele werkers (lees: paternalisme) is geensprake. Bureaucratisering, protocollering en paternalisme wor<strong>de</strong>n juist zo veelmogelijk verme<strong>de</strong>n in dit scenario, met als doel het particuliere initiatief zoveel mogelijk <strong>de</strong> ruimte te geven.5.2 Welke verantwoor<strong>de</strong>lijkheid neemt <strong>de</strong> gemeente?Het initiatief ligt bij groepen burgers. De rol van <strong>de</strong> gemeente is faciliteren,on<strong>de</strong>r steu nen en verbin<strong>de</strong>n. De gemeente kán ook helemaal geen initiatieventot stand brengen. Dat is een zaak van burgers zelf (vgl. Müj<strong>de</strong> en Daru 2005).50 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


Wel kan zij bepaal<strong>de</strong> randvoorwaar<strong>de</strong>n treffen die burgers, meer dan nu hetgeval is, daartoe kunnen verlei<strong>de</strong>n. De gemeente vergroot zo <strong>de</strong> kans op hettot stand komen van informele en spontane initiatieven van (groepen) burgers.We laten zien hoe zij dat kan doen.Ten eerste creëert <strong>de</strong> gemeente ‘vanzelfspreken<strong>de</strong> ontmoetingsruimten’ die<strong>de</strong> kans op informele initiatieven vergroot en daarmee ook <strong>de</strong> anonimiteitvan wijken tegengaat. Zij volgt hiermee het RMO-advies over verbin<strong>de</strong>n (RMO2005b). De gemeente creëert meer openbare ruimtes, instituties, (bre<strong>de</strong>) scholenen multifunctionele wijkcentra waar burgers niet zozeer naartoe gaan omme<strong>de</strong>burgers te ontmoeten, maar waar dat wel kan gebeuren. Jacobs (1994)constateer<strong>de</strong> al dat een park dat naast groenvoorziening ook <strong>de</strong> kortste wegvan A naar B is, beter functioneert dan een park aan een fysieke grens zoalseen spoorbaan of een grote weg. Parken en pleinen hebben centrale functies,geen opvul functies. De vraag of mensen bereid zijn in hun buren of in <strong>de</strong> leefbaarheidvan buurt te investeren, hangt in belangrijke mate af van <strong>de</strong> vraag ofzij <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r vertrouwen. Die vraag kan niet los wor<strong>de</strong>n gezien van <strong>de</strong> kwaliteiten dynamiek van <strong>de</strong> publieke ruimte waarbinnen zij zich bewegen.Ten twee<strong>de</strong> bestrijdt <strong>de</strong> gemeente overlast en verloe<strong>de</strong>ring waardoor ze burgersgemakkelijker tot eigen initiatieven weet te verlei<strong>de</strong>n. De gemeentedraagt bij aan een positieve spiraal in neergaan<strong>de</strong> wijken door te investeren inhet straatbeeld, in bre<strong>de</strong> scholen en an<strong>de</strong>re publieke voorzieningen. Zij doetdit door te zorgen voor ‘ogen’ in <strong>de</strong> straat. Wittebrood en Van Beem (2004) conclu<strong>de</strong>renin een meta-analyse van effectevaluaties dat toezicht in <strong>de</strong> publiekeruimte <strong>de</strong> (ervaren) veiligheid van burgers in <strong>de</strong> publieke ruimte kan verbeteren.Daarom investeert <strong>de</strong> gemeente in dit scenario in flatwachten, huismeestersen overige vormen van toezicht in wooncomplexen. Daarnaast investeertzij in ‘natuurlijke’ vormen van toezicht, zoals het verbeteren van <strong>de</strong> straatverlichting,en in sommige vormen van formeel toezicht, zoals op maat gesne<strong>de</strong>npolitiesurveillances. Ver<strong>de</strong>r zet <strong>de</strong> gemeente haar kaarten ook expliciet op hetverbeteren van <strong>de</strong> levendigheid van <strong>de</strong> wijk. Een van <strong>de</strong> manieren daartoe ishet samen met bewoners investeren in vernieuwend ruimtegebruik, zoals ingenoem<strong>de</strong> vanzelfspreken<strong>de</strong> ontmoetingsruimten.Tot slot biedt <strong>de</strong> gemeente actieve burgers ook daadwerkelijk <strong>de</strong> ruimte,waarmee zij voorwaar<strong>de</strong>n schept voor betere maatschappelijke participatie.Daarvan bestaan al goe<strong>de</strong> voorbeel<strong>de</strong>n. Denk aan wijkbudgetten waarvoorScenario C: <strong>de</strong> burger en zijn verban<strong>de</strong>n / 51


ewoners zelf bestemmingen mogen kiezen (‘social venture capital’), en waaraangeen zware verantwoordings plichten verbon<strong>de</strong>n zijn. Maar er kan meergebeuren, zoals het bie<strong>de</strong>n van (extra) mogelijkhe<strong>de</strong>n voor loopbaanon<strong>de</strong>rbreking,kortdurend zorgverlof of palliatief zorgverlof, die het werknemers gemakkelijkermaken on<strong>de</strong>rsteuningstaken met een betaal<strong>de</strong> baan te combineren.De gemeente on<strong>de</strong>rhoudt hierover contacten met belangrijke plaatselijkewerkgevers. Bovendien is het van belang om goe<strong>de</strong> bedoelingen niet in huntegen<strong>de</strong>el te laten verkeren. Zo geven (sommige) gemeenten op dit momentadviesrecht aan wijkplatforms. Die gaan echter gepaard met zoveel spelregelsdat er van een eigen inbreng van buurtbewoners die aansluit bij hun wensenen motivaties eigenlijk geen sprake is. Regelgeving werkt dan verlammend.Bewoners zullen wel twee keer na<strong>de</strong>nken of ze in <strong>de</strong> toekomst nog eens hunverantwoor<strong>de</strong>lijkheid zullen nemen (Van <strong>de</strong>n Berg en De Wit 2005).5.3 Toegang tot individuele voorzieningenVoor on<strong>de</strong>rsteuning waarin <strong>de</strong> burgerinitiatieven niet voorzien, kunnen inwonersvia een indicatieprocedure een individuele voorziening aanvragen. Degemeente maakt dui<strong>de</strong>lijk in welke gevallen een persoon beroep kan doen opformele hulp. Deze is uitsluitend aanvullend op <strong>de</strong> zelf ingekochte hulp en/ofop <strong>de</strong> hulp vanuit <strong>de</strong> civil society.5.4 Rol professionele aanbie<strong>de</strong>rsIn dit scenario is een grote rol weggelegd voor sensitieve en creatieve opbouwwerkers.Dat zijn echter geen aankaarters of oplossers van problemen, zoals inscenario A (in scenario B spelen ze geen prominente rol), maar het zijn ‘operators’of ‘intermediairs’ die burgers in staat stellen zich met elkaar te verbin<strong>de</strong>n.Net als <strong>de</strong> gemeente brengen <strong>de</strong>ze opbouwwerkers zelf geen maatschappelijkeinitiatieven tot stand. Wel scheppen zij voorwaar<strong>de</strong>n, zodat burgers die zelf,meer dan nu het geval is, kunnen ontplooien.De gemeente investeert in scenario C in <strong>de</strong> <strong>de</strong>skundigheid van <strong>de</strong>ze intermediairs.De opbouwwerkers, cultureel maatschappelijk werkers en overigeexperts op het vlak van wonen, welzijn en zorg volgen trainingen om <strong>de</strong> informeleon<strong>de</strong>rsteuningsstructuren van verschillen<strong>de</strong> groepen burgers aan tevullen in plaats van over te nemen. Ze on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n nauwe relaties met <strong>de</strong>vrijwilligers die als het ware in <strong>de</strong> ‘frontoffice’ werken. Daardoor krijgen zij in-52 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


zicht in wat er speelt in hun gemeente. Zij vertalen <strong>de</strong> vragen en knelpuntenvan <strong>de</strong> straat naar hun superieuren en naar het college van B&W, in plaats vanan<strong>de</strong>rsom. Dat vergt een switch of mentality. Volgens Steyaert et al. (2005: 81)kunnen professionals die het beste bereiken door “te vragen wat <strong>de</strong> burger zelfgedaan heeft of kan doen om het probleem op te lossen (…); te vragen naarwat <strong>de</strong> dienstverlener kan doen om <strong>de</strong> burger te helpen het probleem op telossen, waar <strong>de</strong> burger on<strong>de</strong>rsteuning nodig heeft; en pas daarna te kijken wat<strong>de</strong> burger verwacht dat <strong>de</strong> dienstverlener doet voor die burger.”Natuurlijk blijven er altijd groepen burgers die, ondanks alles, verstoken blijvenvan doeltreffen<strong>de</strong> maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning. Het is in dit verbandvan belang te weten dat in Ne<strong>de</strong>rland ruim een miljoen mensen een lichamelijkebeperking heeft. Een vijf<strong>de</strong> van hen is niet in staat om zelf <strong>de</strong> dagelijkseboodschappen te doen. Zestig procent heeft alleen lager (beroeps)on<strong>de</strong>rwijsgenoten. Daarnaast behoren veel mensen met verstan<strong>de</strong> lijke en psychiatrischebeperkingen tot <strong>de</strong> kwetsbare burgers. Toch geldt in scenario C dat <strong>de</strong>gemeente in eerste instantie niet re<strong>de</strong>neert vanuit <strong>de</strong> tekortkomingen en problemen,maar vanuit <strong>de</strong> kracht en mogelijkhe<strong>de</strong>n van burgers. Zo veel mogelijkwor<strong>de</strong>n burgers on<strong>de</strong>rsteund om – naar vermogen – zelf in <strong>de</strong> samenleving teparticiperen. Pas als <strong>de</strong> speelruimte daartoe volledig is benut, is het mogelijkom outreachend te gaan werken, waarbij mensen ongevraagd hulp wordt gebo<strong>de</strong>n.Al met al vereist scenario C een flinke omscholing van ‘traditionele’ opbouwwerkersnaar professionele intermediairs en mo<strong>de</strong>ratoren, die <strong>de</strong> taak hebbenom diverse initiatieven in <strong>de</strong> wijken op gang te krijgen en met elkaar te verbin<strong>de</strong>n.Het succes van dit scenario is daarmee afhankelijk van <strong>de</strong> aanwezigheidvan <strong>de</strong>ze nieuwe professionals. Als die er te weinig komen, dan stort hetsysteem in elkaar. Naast sociale risico’s kunnen er dan financiële risico’s ontstaan,bijvoorbeeld wanneer informele hulp steeds vaker betaald gaat wor<strong>de</strong>n.Hierdoor ontstaat dan weer het risico dat <strong>de</strong> relatie tussen ‘formeel’ en ‘informeel’ondui<strong>de</strong>lijk wordt, waardoor er allerlei ongelijke marktposities gaanontstaan. Het is daarom van groot belang dat <strong>de</strong> gemeente dui<strong>de</strong>lijk is over <strong>de</strong>omstandighe<strong>de</strong>n waarin iemand een beroep op formele hulp kan doen.Scenario C: <strong>de</strong> burger en zijn verban<strong>de</strong>n / 53


Ka<strong>de</strong>r 5: Jules Jansen in scenario CJules Jansen heeft een lichte verstan<strong>de</strong>lijke en ook enkele lichamelijke beperkingen.Zijn handicaps lijken op die van Stefan en Youssef uit <strong>de</strong> ka<strong>de</strong>rs 2 en 4. Ook Jules wilna vijfentwintig jaar bij zijn ou<strong>de</strong>rs te hebben gewoond, nu graag zelfstandig zijn. Wevolgen Jules ook weer vanaf het moment dat hij en zijn ou<strong>de</strong>rs contact hebben gelegdmet het plaatselijke WMO-loket.Het ligt voor <strong>de</strong> hand dat <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs van Jules zich in dit scenario meteen tot hunbuurtvereniging of kerk richten, in plaats van beroep te doen op <strong>de</strong> me<strong>de</strong>werkers vanhet WMO-loket. Omwille van <strong>de</strong> uniformiteit van <strong>de</strong> ka<strong>de</strong>rs 2, 4 en 5 begint <strong>de</strong> zoektochtvan Jules en zijn ou<strong>de</strong>rs echter ook hier bij het WMO-loket.De me<strong>de</strong>werkers van het WMO-loket geven aan dat er voor Jules verschillen<strong>de</strong> optieszijn. Jules stelt echter al snel dat hij het liefst zelfstandig zou willen wonen in een ‘gewone’wijk. In <strong>de</strong> wijk waar zijn ou<strong>de</strong>rs wonen heeft een wijkvrijwilliger hem namelijkaangebo<strong>de</strong>n hem met van alles te helpen als dat nodig mocht zijn. Bovendien is eengroep van enthousiaste burgers bezig een centrum voor burenhulp op te zetten. Deme<strong>de</strong>werkers zorgen er daarom voor dat Jules in <strong>de</strong>ze wijk een kamer kan huren. Ookwijzen ze zijn ou<strong>de</strong>rs op <strong>de</strong> mogelijkheid om voor hem een uitkering aan te vragen.Vanaf <strong>de</strong> verhuizing on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n enkele vrijwilligers van het centrum voor burenhulpcontact met Jules. Voor vragen kan hij bij hen terecht. Zo af en toe bellen ze bij hemaan. Aan <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs van Jules vragen <strong>de</strong> vrijwilligers of ze ook lid willen wor<strong>de</strong>n en willenmeehelpen. Jules vindt die goedbedoel<strong>de</strong> aandacht wel eens benauwend.De vereniging heeft veel publiciteit gegeven aan haar activiteiten. De plaatselijke mid<strong>de</strong>nstandsponsort <strong>de</strong> vereniging. De diaconie van <strong>de</strong> plaatselijke kerk is actief betrokkenbij <strong>de</strong> bewoners in <strong>de</strong> wijk. Vrij willigers brengen huisbezoeken, gaan op stap metpersonen die dat willen en doen klusjes.Na enige tijd komt een me<strong>de</strong>werker van het WMO-loket bij Jules op bezoek en vraagthem naar zijn ervaringen. Jules zegt tevre<strong>de</strong>n te zijn, alleen zou hij graag ook betaaldwerk willen doen. De me<strong>de</strong>werker maakt aantekeningen. Jules wordt gebeld door eenfunctionaris van <strong>de</strong> plantsoenendienst met <strong>de</strong> vraag of Jules voorlopig vrijwillig bij diedienst zou willen komen. Hij vindt het jammer dat hij niets gaat verdienen, maar hij wilhet toch graag doen.54 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


5.5 MeedoenIn dit scenario impliceert het begrip ‘meedoen’ een verschuiving van <strong>de</strong> burgervan object naar coproducent van maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning. Ten eerstestelt dit an<strong>de</strong>re eisen (niet min<strong>de</strong>r eisen) aan <strong>de</strong> competenties van <strong>de</strong> uitvoeren<strong>de</strong>krachten in <strong>de</strong>ze sector, <strong>de</strong> professionals. Een cruciaal element is <strong>de</strong>houding van <strong>de</strong>ze professionals die, zoals we reeds uitwerkten, han<strong>de</strong>len vanuiteen coördineren<strong>de</strong> en intermediaire rol. Steyaert et al. (2005) spreken vanhan<strong>de</strong>len vanuit een actieve terughou<strong>de</strong>ndheid. Niet ‘u vraagt, wij draaien’ vormthet uitgangspunt, maar startvragen als: Wat kan ik als dienstverlener doen omu te helpen het probleem op te lossen?Ten twee<strong>de</strong> legt <strong>de</strong> omslag van <strong>de</strong> burger van object naar coproducent vanmaatschap pelijke on<strong>de</strong>rsteu ning meer initiatief bij burgers en hun verban<strong>de</strong>n.Het risico is dat burgers onvoldoen<strong>de</strong> capabel zijn om eigen initiatieven teontplooien. Het risico is bovendien dat zij dat niet wíllen doen. Tegelijkertijd iser, ook nu al, een groot aantal (buurt)initiatieven en een breed palet aan vrijwilligerswerken on<strong>de</strong>rlinge hulpdiensten. De gemeente zal <strong>de</strong>ze initiatievenextra stimuleren. Een inspirerend voorbeeld in <strong>de</strong>ze zijn <strong>de</strong> Duitse ‘Seniorengenossenschaften’.Dat zijn groepen vitale ou<strong>de</strong>ren die elkaar een breed pakketaan hulpdiensten aanbie<strong>de</strong>n om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen blijvenwonen. Voor <strong>de</strong>ze diensten wordt een vergoeding betaald, die direct kanwor<strong>de</strong>n geïncasseerd of kan wor<strong>de</strong>n gespaard om te zijner tijd zelf dienstenvan <strong>de</strong> Genossen schaft te kunnen afnemen (Slijkhuis 2005).In scenario C creëren woningcorporaties vanzelfspreken<strong>de</strong> en multifunctioneleontmoetingsruimten die het burgers mogelijk maken op een ongeforceer<strong>de</strong>manier met elkaar in contact te komen. Gemeenten introduceren (extra)vormen van respijtzorg, die mantelzorgers <strong>de</strong> gelegenheid geven op a<strong>de</strong>m tekomen en kunnen motiveren om hun inzet te continueren. De politie zet extramankracht in verloe<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> wijken in, die buurtbewoners een basis verschaffenom ook zelf in leefbaarheid en buurtpreventie te investeren. In dit scenarioprobeert <strong>de</strong> gemeente steeds zo veel mogelijk <strong>de</strong> voorwaar <strong>de</strong>n te creëren, diehet burgers mogelijk maken met elkaar verbindingen aan te gaan en samenmet an<strong>de</strong>ren oplossingen te vin<strong>de</strong>n voor hun problemen.Scenario C: <strong>de</strong> burger en zijn verban<strong>de</strong>n / 55


5.6 Risico’sHet risico bij scenario C is, meer dan bij <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re scenario’s, dat <strong>de</strong> verschillentussen burgers te groot wor<strong>de</strong>n, of dat burgers zelfs uitgesloten raken.Sommige burgers zullen niet in staat zijn aansluiting te vin<strong>de</strong>n bij informeleverban<strong>de</strong>n en gezamenlijk tot oplossingen te komen. Mondige burgers zullenbovendien gemakkelijk hun aan<strong>de</strong>el weten op te eisen in <strong>de</strong> lokale besluitvorming,terwijl burgers met een meer beschei<strong>de</strong>n profiel daarvan min<strong>de</strong>rprofiteren. Daarnaast bestaat het risico dat enthousiaste burgers bevoog<strong>de</strong>ndoptre<strong>de</strong>n tegenover mensen die on<strong>de</strong>rsteuning nodig hebben. Ook <strong>de</strong> matewaarin (groepen) personen gevestigd zijn, zal verschil maken. Zo wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>praktijk <strong>de</strong> meeste buurtinitiatieven georganiseerd voor en door <strong>de</strong> meer gevestig<strong>de</strong>,veelal autochtone en ou<strong>de</strong>re bewoners (‘wit ka<strong>de</strong>r’). Allochtonen enmigrantenorganisaties nemen er, voor zover hierover informatie beschikbaaris, vooralsnog weinig aan <strong>de</strong>el (Snel en Boonstra 2005). Is dit onwenselijk? Ofis dit het logische en nastrevens waardige gevolg van toenemen<strong>de</strong> maatschappelijkeverschillen tussen burgers? In scenario C zal het antwoord op <strong>de</strong>ze ensoortgelijke vragen sterk uiteenlopen per gemeente.56 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


6. Hoe <strong>de</strong> scenario’s te gebruiken6.1 De drie scenario’s vergelekenDit hoofdstuk gaat na<strong>de</strong>r in op enkele voorwaar<strong>de</strong>n waaraan voldaan moetzijn, wil <strong>de</strong> WMO langs een (combinatie) van <strong>de</strong> geschetste beel<strong>de</strong>n vorm kunnenkrijgen. Is maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning wel maakbaar (paragraaf 6.2)?In hoeverre heeft het Rijk <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>n geregeld die nodig zijn voor eensuccesvolle WMO (paragraaf 6.3)? In <strong>de</strong> paragrafen 6.4 en 6.5 laten we zien hoe<strong>de</strong> scenario’s gebruikt kunnen wor<strong>de</strong>n. Om te beginnen vatten we in ka<strong>de</strong>r 6(op <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> pagina) echter <strong>de</strong> belangrijkste kenmerken van <strong>de</strong> drie scenario’ssamen.6.2 Is maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning maakbaar?Scenario’s suggereren een zekere maakbaarheid, alsof gemeenten en lokalepartijen <strong>de</strong> lokale samenleving van <strong>de</strong> grond af zou<strong>de</strong>n kunnen opbouwen.Dat is natuurlijk niet het geval. Elke gemeente kent zijn eigen civil society. Sommigegemeenten hebben een zeer actieve en cohesieve gemeenschap, an<strong>de</strong>rehebben eer<strong>de</strong>r een passieve, weinig betrok ken burgerij. Ook ligt veel beleid nuvast. Diverse welzijnsvoorzieningen zijn jaren gele<strong>de</strong>n gecreëerd. Woningaanpassingen,hulpmid<strong>de</strong>len en voorzieningen voor mobili teit zijn eer<strong>de</strong>r binnenhet ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> Wet voorzieningen gehandicapten (WVG) tot stand gekomen.De wijze waarop voorzieningen wor<strong>de</strong>n toegekend, kent een zekere traditie.De aanvraagprocedures, indicatiestelling en uitvoering van <strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>lijkezorg vormen voor <strong>de</strong> burgers die het aangaat een bekend gegeven. Cliëntenontlenen daaraan enige zekerheid ten aanzien van <strong>de</strong> manier waarop in hunbehoeftes wordt voorzien.Hoe <strong>de</strong> scenario’s te gebruiken / 57


Ka<strong>de</strong>r 6: Samenvatting van <strong>de</strong> drie scenario’sA: De gemeente isverantwoor<strong>de</strong>lijkB: Stuurman van jeeigen levenC: De burger en zijnnetwerk1. Visie Sturen<strong>de</strong> gemeente Autonome individuen Actieve civil societyTrefwoord Integraal beleid Zelfregie Ruimte voor verschil2. Rol gemeente Sturen, financieren enfaciliterenInclu<strong>de</strong>rend beleid enparticipatiebudgettenFaciliteren, weinig sturen3. Toegang individuelevoorzieningenVolgens vaste criteria Flexibel in te vullen SubsidiairVerbindingenBij elkaar brengen vanbeleidssectorenUitwisselen van kennisen informatieVoorwaar<strong>de</strong>nscheppendverbin<strong>de</strong>nArrangementenCreatief en kokeroverstijgendVoor en door cliëntenVan on<strong>de</strong>rop ontstaan4. Professioneleaanbie<strong>de</strong>rsDoor <strong>de</strong> gemeenteingekochtExploratief, marktgerichtAanvullend op informeleaanbie<strong>de</strong>rsAard voorzieningenVooral collectief enpreventiefIndividueel (participatiebudget)Collectief, basisniveauType professional‘Outreachen<strong>de</strong>’ maatschappelijkwerkerErvarings<strong>de</strong>skundigeTerughou<strong>de</strong>n<strong>de</strong> opbouwwerker5. Meedoen Via gemeentelijke beleidsme<strong>de</strong>werkersVia zelfregiecentraVia particulier initiatiefRol burger Passief Actief als consumenten cliëntActief als vrijwilligerRol kwetsbareburgersGestimuleerd tot zelfredzaamheidOnafhankelijkAfhankelijk van vrijwilligers6. Grootste risico’s De gemeente als bedilal;hoge kostenInclu<strong>de</strong>rend beleid mislukt;disbalans tussensturen en overlatenOngewenste ongelijkheid;bevoog<strong>de</strong>n<strong>de</strong>burgersMet <strong>de</strong> WMO kunnen wethou<strong>de</strong>rs dit alles niet zomaar opgeven of van <strong>de</strong> eenop <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re dag veran<strong>de</strong>ren. Tegelijkertijd wordt <strong>de</strong> nieuwe wet geïntroduceerdom veran<strong>de</strong>ringen mogelijk te maken. Wethou<strong>de</strong>rs zullen dus evenminalles bij het ou<strong>de</strong> laten. Juist daarom vielen er <strong>de</strong> afgelopen perio<strong>de</strong> zo veelbegrijpelijke punten van zorg te beluisteren: verdwijnen <strong>de</strong> rechten die zorgafhankelijkemensen aan <strong>de</strong> WVG en <strong>de</strong> AWBZ kon<strong>de</strong>n ontlenen? Wat preciesgaat er allemaal veran<strong>de</strong>ren? Komen <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ringen wel ten goe<strong>de</strong> aan <strong>de</strong>mensen die on<strong>de</strong>rsteuning nodig hebben?Beleidsverantwoor<strong>de</strong>lijken zullen <strong>de</strong>ze en vergelijkbare vragen moeten meewegenals zij hun visie op maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning gaan ontwikkelen.Voor<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> WMO is, dat juist <strong>de</strong> samenhang tussen uiteenlopen<strong>de</strong>58 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


vraagstukken in <strong>de</strong> beschouwing kan wor<strong>de</strong>n betrokken. De aanbesteding vanhuishou<strong>de</strong>lijke zorg op zich is niet nieuw, maar wel <strong>de</strong> relatie daarvan metbestaan<strong>de</strong> of nieuw op te zetten collectieve arrangementen. Ook <strong>de</strong> ruimeregemeentelijke mogelijkhe<strong>de</strong>n om voorzieningen te creëren zijn op zich nietnieuw, maar wel <strong>de</strong> kunst om dit te doen samen met an<strong>de</strong>re lokale partijenen in samenspraak met burgers. De wethou<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> gemeente Doetinchembeschreef <strong>de</strong> invoering van <strong>de</strong> wet tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> persconferentie over <strong>de</strong> WMOpubliekscampagneals volgt: “Het is een breed sociaal actieprogramma dat van<strong>de</strong> grond moet komen. Je zou het ook bestuurlijke vernieuwing kunnen noemen.”(6 juli 2006). Juist omdat het beleid met <strong>de</strong> WMO nog zoveel kanten opkan, heeft <strong>de</strong> RMO <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>llange termijnbeel<strong>de</strong>n geschetst.Met het opstellen van <strong>de</strong> drie scenario’s heeft <strong>de</strong> RMO twee dingen willen bereiken.Ten eerste wil <strong>de</strong> Raad een inhou<strong>de</strong>lijk <strong>de</strong>nkka<strong>de</strong>r formuleren, dat kandienen als leidraad bij beslissingen over <strong>de</strong> WMO. De WMO is een omvangrijkeen geschakeer<strong>de</strong> wet, die een veelheid aan belangen en een veelheid aan<strong>de</strong>nkbare perspectieven en oplossingsrichtingen kent. De Raad hoopt dat <strong>de</strong>scenario’s kunnen helpen bij het maken van keuzes, bij het verhel<strong>de</strong>ren van tenemen beslissingen en bij <strong>de</strong> beoor<strong>de</strong>ling van genomen beslissingen. Daarovergaat paragraaf 6.4.Ten twee<strong>de</strong> wil <strong>de</strong> RMO met dit advies een methodisch instrument aanreiken.De scenario’s kunnen, nog los van hun exacte inhoud, een bijdrage leverenaan het lokale <strong>de</strong>bat over maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning. Dit is het on<strong>de</strong>rwerpvan paragraaf 6.5.Aan het opstellen van scenario’s gaat echter een belangrijke stap vooraf. Om(<strong>de</strong>len van) <strong>de</strong> scenario’s te kunnen realiseren, moet namelijk aan een aantalvoorwaar<strong>de</strong>n zijn voldaan. Hiermee komen we terug op ons eer<strong>de</strong>re adviesover voorwaar<strong>de</strong>n voor een succesvolle WMO (RMO 2005a). De voorwaar<strong>de</strong>ndie we daar formuleer<strong>de</strong>n gel<strong>de</strong>n niet voor gemeenten, maar voor het Rijk. Inparagraaf 6.3 herhalen we welke voorwaar<strong>de</strong>n dat zijn, gaan we na in welkemate daaraan intussen is voldaan en doen we suggesties voor verbetering.6.3 Voorwaar<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> vormgeving van <strong>de</strong> WMOPas als aan <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>n wordt voldaan, kunnen (mengvormenvan) <strong>de</strong> drie scenario’s wor<strong>de</strong>n gerealiseerd. In <strong>de</strong> eerste plaats dient dui<strong>de</strong>lijkHoe <strong>de</strong> scenario’s te gebruiken / 59


te zijn welke budgetten <strong>de</strong> gemeenten tot hun beschikking krijgen voor <strong>de</strong>uitvoering van <strong>de</strong> WMO. In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> plaats moeten gemeenten ook echt <strong>de</strong>ruimte krijgen om beleid naar eigen inzichten uit te voeren. Ten slotte moet eraandacht zijn voor <strong>de</strong> context waarbinnen dat gebeurt: hoe verhou<strong>de</strong>n WMO,AWBZ en an<strong>de</strong>r aanpalend beleid zich tot elkaar?Financiële ruimteAls gemeenten een inhou<strong>de</strong>lijke visie op maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuninggaan ontwikkelen, is het handig als zij weten welke financiële ruimte zij voor<strong>de</strong> uitvoering ervan krijgen. Het Rijk moet daarom dui<strong>de</strong>lijk formuleren hoeveelmid<strong>de</strong>len er voor <strong>de</strong> WMO beschikbaar komen. De Raad constateert dater op dit punt hel<strong>de</strong>rheid is ontstaan. Over <strong>de</strong> financiële mid<strong>de</strong>len en <strong>de</strong> wijzewaarop <strong>de</strong>ze aan gemeenten wor<strong>de</strong>n toege wezen is met <strong>de</strong> VNG (Verenigingvan Ne<strong>de</strong>rlandse Gemeenten) overeenstemming bereikt. Als ijkjaar voor <strong>de</strong>overheveling is het jaar 2005 gehandhaafd. Daarmee is nu al dui<strong>de</strong>lijk om welkebedragen het gaat en die dui<strong>de</strong>lijkheid blijft in <strong>de</strong> eerste jaren ook bestaan.Samen met bestaan<strong>de</strong> budgetten van on<strong>de</strong>r meer <strong>de</strong> WVG en <strong>de</strong> Welzijnswet,zal het totale budget voor <strong>de</strong> WMO per 1 januari 2007 circa veertig procent van<strong>de</strong> gemeentelijke begroting bedragen. Vanaf 2009 wordt voor een raming van –overigens uitsluitend – <strong>de</strong> kosten voor huishou<strong>de</strong>lijke verzorging gewerkt meteen objectief ver<strong>de</strong>elmo<strong>de</strong>l waarin het aantal thuiswonen<strong>de</strong> personen van 75jaar en ou<strong>de</strong>r me<strong>de</strong> richtinggevend wordt. Het Sociaal en Cultureel Planbureauen het Centraal Planbureau zullen erop toezien of er bij gemeenten op dit puntonvoorziene meerkosten ontstaan.De toekomst moet echter uitwijzen in hoeverre <strong>de</strong> financiële ruimte voor <strong>de</strong>gemeenten daadwerkelijk toereikend zal zijn. De recente toename van <strong>de</strong>vraag naar thuiszorg is hier wellicht aanleiding tot twijfel. Al meer dan tienjaar bestaan er wachtlijsten in <strong>de</strong> thuiszorg, maar tussen 2000 en 2003 warendie met 64 procent vermin<strong>de</strong>rd (Verhagen 2005). Ondanks <strong>de</strong>ze vermin<strong>de</strong>ringston<strong>de</strong>n er in 2003 nog altijd bijna 19.500 mensen op een wachtlijst voorthuiszorg. Sinds kort vindt er weer een dui<strong>de</strong>lijke stijging plaats van <strong>de</strong> vraagnaar <strong>de</strong>ze zorg. 41 instellingen voor thuiszorg hebben zich met financiële problemenbij het College Tarieven Gezondheidszorg (CTG) gemeld. In sommigeregio’s zijn cliëntenstops ingesteld. De wachtlijsten nemen weer toe.In een brief hierover aan <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Kamer heeft Staatssecretaris Ross aangegeven,on<strong>de</strong>rzoek te zullen laten doen naar <strong>de</strong> toegenomen zorgvraag (Minis-60 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


terie van VWS 2006b). Eer<strong>de</strong>r zeg<strong>de</strong> zij <strong>de</strong> Eerste Kamer al toe dat het financiëlerisico van een toenemen<strong>de</strong> vraag naar zorg niet bij <strong>de</strong> gemeenten magkomen te liggen. “Bij een stijgen<strong>de</strong> zorgvraag zal het Rijk het budget evenrediglaten toenemen,” aldus <strong>de</strong> staatssecretaris (EK 2005-2006: 1610). In <strong>de</strong> toekomstwor<strong>de</strong>n mensen in het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> WMO echter expliciet naar hunbehoeften en wensen gevraagd en er zullen vele, ook nieuwe vormen van on<strong>de</strong>rsteuningontstaan. Deze vernieuwing kan met zich meebrengen dat steedsmeer, ook jonge, burgers een beroep op voorzieningen gaan doen. Met an<strong>de</strong>rewoor<strong>de</strong>n: aanbod kan vraag scheppen. Gemeenten zullen daarom keuzes moetenmaken, opdat hun financiële ka<strong>de</strong>rs niet wor<strong>de</strong>n overschre<strong>de</strong>n.Gemeentelijke beleidsvrijheidHet Rijk stelt met <strong>de</strong> WMO het ka<strong>de</strong>r waarbinnen het lokale beleid vorm krijgt.Zo is daar <strong>de</strong> verplichting om een plan in te dienen, om burgers te consulterenen advies in te winnen van representatieve organisaties en – niet het minstbelangrijk – om een veror<strong>de</strong>ning op te stellen voor individuele voorzieningen.Verwijzend naar het RMO-advies Bevrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> ka<strong>de</strong>rs constateer<strong>de</strong>n we eer<strong>de</strong>rdat dit ka<strong>de</strong>r voldoen<strong>de</strong> ‘bevrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> elementen’ bevat om <strong>de</strong> lokale beleidsvrijheidte kunnen waarmaken. We wezen er alleen op dat <strong>de</strong> prestatievel<strong>de</strong>nvan <strong>de</strong> wet erg aanbodgeoriënteerd zijn geformuleerd. De daarbij gebruikteterminologie is immers ontleend aan bestaan<strong>de</strong> zorg- en welzijnswetten. Om<strong>de</strong> kansen van <strong>de</strong> nieuwe wet – en daarmee <strong>de</strong> lokale beleidsvrijheid – beterte benutten was ons advies aan gemeenten, om het doel van <strong>de</strong> wet in meerresultaatgerichte termen te vatten (RMO 2005a). De scenario’s in het on<strong>de</strong>rhavigeadvies kunnen daarbij van dienst zijn. Daarover meer in paragraaf 6.4.In <strong>de</strong>ze paragraaf beperken we ons tot <strong>de</strong> vraag in hoeverre <strong>de</strong> compensatieplicht,die recent in <strong>de</strong> WMO is opgenomen, van invloed is op <strong>de</strong> beleidsvrijheidvan lokale bestuur<strong>de</strong>rs. Gemeenten zijn gehou<strong>de</strong>n aan het zogehetencompensatiebeginsel. Het gaat daarbij om <strong>de</strong> plicht van gemeenten om burgerste compenseren voor hun beperkingen om een eigen huishou<strong>de</strong>n te voeren,om zich te verplaatsen in en rond <strong>de</strong> woning, om zich te verplaatsen pervervoermid<strong>de</strong>l, om me<strong>de</strong>mensen te ontmoeten en op grond daarvan socialeverban<strong>de</strong>n aangaan. Gemeenten mogen zelf uitmaken hoe ze dat doen. Zieka<strong>de</strong>r 7 voor <strong>de</strong>tails en een voorbeeld.Hoe <strong>de</strong> scenario’s te gebruiken / 61


Ka<strong>de</strong>r 7: Het compensatiebeginsel in <strong>de</strong> WMOOver het compensatiebeginsel bestaat enige ondui<strong>de</strong>lijkheid. Wat houdt <strong>de</strong> plicht vangemeenten precies in? Gaat het om een inspanningsverplichting, een soort leveringsplicht,of gaat het om een resultaat verplichting? En betekent een resultaatverplichtingdat <strong>de</strong> beperkingen wor<strong>de</strong>n opgeheven? Het kabinet wil twee zaken dui<strong>de</strong>lijk on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n.In <strong>de</strong> eerste plaats <strong>de</strong> manier waarop beperkingen van mensen wor<strong>de</strong>nvastgesteld. Dit moet op een eenduidige en uniforme wijze gebeuren en wel met behulpvan <strong>de</strong> ICF (Ne<strong>de</strong>rlands WHO-FIC Collaborating Centre 2002), een internationaalbeschikbaar classificatie systeem van beperkingen en handicaps. Op termijn moet ook<strong>de</strong> indicering voor (on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re) AWBZ-voorzieningen met behulp van <strong>de</strong> ICF geschie<strong>de</strong>n,zodat er uitein<strong>de</strong>lijk nog maar één classificatiesysteem wordt toegepast.In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> plaats is <strong>de</strong> vraag aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> wat vervolgens het zogeheten rechtsgevolgis van geconsta teer<strong>de</strong> beperkingen: hoe wor<strong>de</strong>n ze gecompenseerd, wat magiemand met een specifieke beperking verwachten? De wet bepaalt dat gemeentenvoor een geconstateer<strong>de</strong> beperking een oplossing op maat moeten aanbie<strong>de</strong>n. Eenmaatoplossing kan diverse vormen aannemen; het hoeft lang niet altijd om een televeren product te gaan. De oplossing kan met behulp van individuele of met collectievearrangementen vorm krijgen. Collectieve of algemene voorzieningen bie<strong>de</strong>n eensnelle en regelarme oplossing voor bepaal<strong>de</strong> beperkingen die mensen on<strong>de</strong>rvin<strong>de</strong>n.Collectieve voorzieningen zijn direct beschikbaar en voor het gebruik ervan is geenformele beslissingsbeschikking vereist. De VNG noemt als voorbeel<strong>de</strong>n een scala aanbestaan<strong>de</strong> en vooral nog te ontwikkelen voorzieningen op het terrein van collectief vervoer,voorzieningen<strong>de</strong>pots, klussen- en vrijwilligersdiensten. Ook het ontwikkelen vanpools waar bepaal<strong>de</strong> voorzieningen op voorraad wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n, behoren volgens<strong>de</strong> VNG tot <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n (VNG 2006).Als <strong>de</strong> gemeente kiest voor het aanbie<strong>de</strong>n van individuele voorzieningen dan moet ze<strong>de</strong>ze in haar veror<strong>de</strong>ning vastleggen. Burgers kunnen daarmee aan <strong>de</strong> veror<strong>de</strong>ningindividuele rechten ontlenen. De veror<strong>de</strong>ning die hoort bij scenario A (zie hoofdstuk 3)zal mogelijk meer individuele voorzieningen in het vooruitzicht stellen dan <strong>de</strong> veror<strong>de</strong>ningdie hoort bij scenario C (zie hoofdstuk 5). Gemeenten moeten zich realiseren datzij met <strong>de</strong> veror<strong>de</strong>ning niet alleen een inhou<strong>de</strong>lijk instrument in han<strong>de</strong>n hebben maarook een instrument om kosten te beheersen. Het resultaat van <strong>de</strong> oplossing kan in <strong>de</strong>meeste gevallen <strong>de</strong> beperking zelf niet ongedaan maken. Het moet er wel toe lei<strong>de</strong>ndat <strong>de</strong> betrokkene vier soorten activiteiten kan uitvoeren: het voeren van een eigenhuishouding, het zich verplaatsen in en om huis, het zich verplaatsen per vervoermid<strong>de</strong>len het ontmoeten van me<strong>de</strong>mensen en op grond daarvan sociale verban<strong>de</strong>naangaan. Het gaat dus om meer dan een inspanningsverplichting.62 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


Voorbeeld van <strong>de</strong> invulling van het compensatiebeginsel:Mevrouw Bakker dreigt sociaal geïsoleerd te raken. Ze is een ou<strong>de</strong>re vrouw, wat moeilijkter been en komt haar huis niet meer zo vaak uit. Ze heeft geen familie in <strong>de</strong> buurt.De mensen in haar straat zijn voor het meren<strong>de</strong>el nieuw in <strong>de</strong> wijk komen wonen, zijkent ze alleen van gezicht. Via haar huisarts vraagt mevrouw <strong>de</strong> Bakker om een plaatsin een verzorgingshuis.Optie 1 (huidige situatie). Het CIZ wijst <strong>de</strong> aanvraag voor <strong>de</strong> individuele voorzieningaf omdat mevrouw Bakker geen aanwijsbare fysieke of psychische beperkingen heeft.Mevrouw Bakker voelt zich niet begrepen. Als zij – na een heftige griep – meer klachtenkrijgt, wordt zij steeds somber<strong>de</strong>r. Haar toestand verslechtert zien<strong>de</strong>rogen: ze heeftveel last van gewrichtspijnen en ze vertoont tekenen van <strong>de</strong>pressiviteit. Daardoor raaktze in een sociaal isolement. De huisarts adviseert uitein<strong>de</strong>lijk opname in het psychomedischcentrum, zo’n <strong>de</strong>rtig kilometer van haar huis vandaan.Optie 2 (na invoering van <strong>de</strong> WMO). De functionaris die bij het WMO-loket werkt,komt op huisbezoek. Hij legt aan mevrouw Bakker enkele mogelijkhe<strong>de</strong>n voor. Zij kan<strong>de</strong>elnemen aan het gebruik van gemeenschappelijke maaltij<strong>de</strong>n in het nabijgelegenverzorgingshuis, zodat ze in contact komt met an<strong>de</strong>re mensen (collectieve voorziening).Ook adviseert <strong>de</strong> functionaris contact op te nemen met een bezoekvrijwilligstervan het Ro<strong>de</strong> Kruis. Mevrouw Bakker wil bei<strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n gebruiken.De vrijwilligster van het Ro<strong>de</strong> Kruis stelt, na twee bezoeken bij mevrouw, aan <strong>de</strong> WMOfunctionarisvoor om een computer met internetaansluiting ter beschikking te stellen(individuele voorziening). Mevrouw leert in vijf lessen hoe zij hiermee om moet gaan.Samen met <strong>de</strong> bezoekersvrijwilligster wordt zij wegwijs op Seniorweb. De mensen diezij tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> maaltij<strong>de</strong>n in het verzorgingscentrum heeft ontmoet, hebben al ervaringmet Seniorweb. De virtuele contacten die zij via het Web opdoet brengen haar plezier,waardoor mevrouw Bakker zich min<strong>de</strong>r eenzaam voelt. Enkele Webcontacten resulterenzelfs in reële contacten.Bron: Fokkema en Van Tilburg (2006). Uit <strong>de</strong>ze evaluatie van zeventien interventies ter voorkomingen vermin<strong>de</strong>ring van eenzaamheid komt Es@cape (Seniorweb) als meest effectieve interventienaar voren.Hoe <strong>de</strong> scenario’s te gebruiken / 63


De RMO vindt <strong>de</strong> gedachte achter <strong>de</strong> compensatieplicht stimulerend. Enerzijdstast <strong>de</strong>ze <strong>de</strong> gemeentelijke beleidsvrijheid niet wezenlijk aan. De compensatieplichtwerpt voor gemeenten geen concrete belemmeringen op om <strong>de</strong> WMOnaar eigen goeddunken in te vullen. Een lan<strong>de</strong>lijk protocol, zoals dat <strong>de</strong>stijdsbij <strong>de</strong> WVG werd ontworpen, zou dat wel hebben gedaan. De gemeente is zelfsvrij om maatwerk te vin<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> vorm van individuele of collectieve voorzieningen.An<strong>de</strong>rzijds geeft <strong>de</strong> compensatieplicht burgers met beperkingen een‘recht op resultaat’.De compensatieplicht perkt <strong>de</strong> gemeentelijke beleidsvrijheid dus in principeniet in. De uitdaging is nu echter, ervoor te zorgen dat gemeenten <strong>de</strong>ze vrijheidgaan benutten. Volgens <strong>de</strong> Raad is het van belang dat creatieve oplossingenbij <strong>de</strong> vormgeving van maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning een kans krijgenom ‘gehoord’ en ‘gezien’ te wor<strong>de</strong>n. De al bestaan<strong>de</strong> informatie-uitwisselingvia internet is daarbij bruikbaar. Deze is echter pas voldoen<strong>de</strong> als <strong>de</strong> personendie betrokken zijn bij <strong>de</strong> vormgeving en uitvoering van <strong>de</strong> WMO ook wordtgeleerd <strong>de</strong> beschikbare informatie te raadplegen en toe te passen. De RMObeveelt daarom aan dat functionarissen die bij <strong>de</strong> WMO betrokken zijn, on<strong>de</strong>rlingecontacten opbouwen en on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n; dat zij via intervisiebijeenkomstenkennis nemen van elkaars problemen en oplossingsrichtingen.Het is dui<strong>de</strong>lijk dat naarmate <strong>de</strong> beleidsvrijheid voor gemeenten groter wordt,<strong>de</strong> kans toeneemt dat burgers in vergelijkbare omstandighe<strong>de</strong>n verschillendwor<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld. Burgers die dit op welke wijze dan ook als discriminatieervaren, kunnen een beroep doen op <strong>de</strong> Wet gelijke behan<strong>de</strong>ling gehandicaptenen chronisch zieken. Die wet geldt tot nu toe voor arrangementen op hetgebied van het beroepson<strong>de</strong>rwijs en van arbeid. Maar het is een zogehetenaanbouwwet. Nog in 2006 komt er een voorstel om <strong>de</strong> toepassingssfeer uit tebrei<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> terreinen ‘goe<strong>de</strong>ren en diensten’ en ‘wonen’. De rechterlijkeuitspraken die hieruit zullen voortvloeien, zou<strong>de</strong>n wel eens gevolgen kunnenhebben voor <strong>de</strong> han<strong>de</strong>lingsvrijheid van gemeenten. Deze vrijheid wordt met<strong>de</strong> WMO echter nadrukkelijk beoogd. Gemeenten zullen naar het oor<strong>de</strong>el van<strong>de</strong> Raad voldoen<strong>de</strong> ruimte moeten behou<strong>de</strong>n om ervaring op te doen met <strong>de</strong>nieuwe beleids mogelijkhe<strong>de</strong>n en om te leren van fouten (en successen) uithet verle<strong>de</strong>n. Verschillen in maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning komen voort uitverschillen tussen burgers. In <strong>de</strong> meeste gevallen geldt dat <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong>wensen en behoeften van burgers gebaat zijn bij lokale beleidsvrijheid, omdatzo <strong>de</strong> beste on<strong>de</strong>rsteuning kan wor<strong>de</strong>n aangebo<strong>de</strong>n, namelijk een die op <strong>de</strong>64 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


persoonlijke situatie is toegesne<strong>de</strong>n. De RMO stelt voor om <strong>de</strong> gemeenten <strong>de</strong>tijd te geven met <strong>de</strong> WMO ervaring op te doen en pas met <strong>de</strong> evaluatie van <strong>de</strong>WMO in 2009 te beoor<strong>de</strong>len hoe gemeenten met hun beleidsvrijheid zijn omgegaan.ContextMet <strong>de</strong> WMO kunnen bestuurlijke problemen ontstaan op het moment datgemeenten wor<strong>de</strong>n aangesproken op doelstellingen waarover zij geen of onvoldoen<strong>de</strong>zeggenschap hebben. Als oplossing krijgen <strong>de</strong> gemeenten nogaleens <strong>de</strong> regierol toebe<strong>de</strong>eld, maar dit gaat voorbij aan het on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> probleemdat gemeenten op sommige beleids domei nen geen invloed hebben endat ook niet zullen krijgen. Momenteel hebben zij bijvoor beeld zo goed alsgeen invloed op het beleid over <strong>de</strong> economische en <strong>de</strong> fysieke infra structuur,terwijl <strong>de</strong>ze infrastructuur wél consequenties heeft voor <strong>de</strong> vraag naar on<strong>de</strong>rsteuningzoals bedoeld in <strong>de</strong> WMO. Evenmin hebben zij invloed op <strong>de</strong> beleidskoersvan zorgverzekeraars en zorgaanbie<strong>de</strong>rs. Een van <strong>de</strong> consequenties isdat er afwenteling gedrag tussen WMO- en AWBZ-instellingen kan ontstaan.Een gemeente die er bijvoor beeld in slaagt om met <strong>de</strong> WMO te voorkomendat mensen een beroep doen op AWBZ-zorg, bespaart op <strong>de</strong> kosten van dievolksverzekering. Maar waarom zou<strong>de</strong>n gemeenten zich <strong>de</strong>ze moeite getroosten,als op <strong>de</strong> achtergrond <strong>de</strong> AWBZ-financiering lonkt? Waarom zou<strong>de</strong>n zijbijvoorbeeld energie steken in <strong>de</strong> situatie van mevrouw Bakker uit ka<strong>de</strong>r 7 alshet AWBZ-gefinancier<strong>de</strong> psycho-medische centrum in <strong>de</strong> regio haar toch zalopnemen en dat <strong>de</strong> gemeente niets kost?Voor <strong>de</strong> uitvoeringspraktijk is een ‘Handreiking Toegang WMO en AWBZ’ geschreven,met als uitgangspunt <strong>de</strong> stelling dat <strong>de</strong> cliënt bij elk loket aan hetjuiste adres is. Daarmee zijn potentiële problemen echter niet opgelost. Degemeente zal toch afspraken moeten maken met het AWBZ-indicatieorgaan(CIZ) om on<strong>de</strong>rlinge afstemming te bevor<strong>de</strong>ren en om we<strong>de</strong>rzijdse signalendoor te geven. Het Rijk zou aanpalen<strong>de</strong> sectoren tot die samenwerking moetenaanzetten. Daarnaast zou het Rijk suggesties moeten aandragen voor onbureaucratischemanieren om afwentelinggedrag te voorkomen. Toekomstigvergelijkend on<strong>de</strong>rzoek zal moeten uitwijzen hoe gemeenten <strong>de</strong>ze problemenin <strong>de</strong> praktijk proberen op te lossen.De RMO hoopt dat <strong>de</strong> inhou<strong>de</strong>lijke scenario’s in dit advies gemeenten helpenbeter om te gaan met <strong>de</strong> onontkoombare spanningen tussen <strong>de</strong> WMOen <strong>de</strong> aanpalen<strong>de</strong> beleids domeinen. De winst daarvan zou kunnen zijn datHoe <strong>de</strong> scenario’s te gebruiken / 65


er een bre<strong>de</strong> inhou<strong>de</strong>lijke samenwer king ontstaat tussen curatieve zorg, careen maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning. Samenwerking tussen me<strong>de</strong>werkers uitverschillen<strong>de</strong> beleidsdomeinen levert volgens <strong>de</strong> RMO soms meer op dan afbakeningentussen domeinen met behulp van indicatie criteria. Rigi<strong>de</strong> afbakeningenzijn niet altijd mogelijk en leveren ook niet altijd het beste resultaat op.Soms is het beter als professionals pragmatisch met <strong>de</strong>ze problemen omgaan.De samenwerkingsverban<strong>de</strong>n kunnen gematerialiseerd wor<strong>de</strong>n in gezamenlijkeakkoor<strong>de</strong>n, convenanten of, naar analogie van De Boer et al. (2005), bin<strong>de</strong>n<strong>de</strong>arbitrage. Het zal per situatie verschillen welke samenwerkingsvariantwordt gekozen.6.4 Maak zo mogelijk eerst inhou<strong>de</strong>lijke en dan pas operationele keuzesDe RMO hoopt met dit advies inhou<strong>de</strong>lijke keuzes voor maatschappelijkeon<strong>de</strong>rsteu ning een impuls te geven. Maar waarom is dat nodig? Wat gaat ermis als gemeenten zich hoofdzakelijk richten op <strong>de</strong> concrete uitvoeringstakenvan <strong>de</strong> WMO? Welnu, bij <strong>de</strong> WMO gaat het niet primair om een an<strong>de</strong>re uitvoeringvan bestaan<strong>de</strong> wetten, maar om het realiseren van een bestuursstijl diemeer mogelijkhe<strong>de</strong>n biedt voor een maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning die op <strong>de</strong>persoon is toegespitst. Dat roept <strong>de</strong> vraag op: waarvan kan die kwaliteit wor<strong>de</strong>nafgeleid? En op grond waarvan zal te zijner tijd wor<strong>de</strong>n beslist of <strong>de</strong> WMOeen succes is? Het gaat dan niet om een succesvol afgesloten aanbestedingscontract,noch om een nieuw ingesteld overleg tussen bepaal<strong>de</strong> instellingenvoor zorg en welzijn.Wel kan het gaan om het volgen<strong>de</strong>.• In scenario A kan het gaan om <strong>de</strong> wijze waarop per aanvraag of per probleem<strong>de</strong> verantwoor<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n zijn ver<strong>de</strong>eld. I<strong>de</strong>aliter krijgt en houdteen burger in scenario A één aanspreekpunt, zodat hij met zijn vragentelkens terecht kan bij een persoon die met zijn situatie bekend is. Hijhoeft dan niet steeds opnieuw uit te leggen waar het om gaat. Bovendienheeft hij <strong>de</strong> zekerheid dat één me<strong>de</strong>wer ker zich ook werkelijkinzet om zijn probleem op te lossen. Die me<strong>de</strong>werker doet dat natuurlijkin samenwerking met collega’s van diverse instellingen. Maar híjis hoofdverantwoor<strong>de</strong>lijke en zorgt ervoor dat hij zelf het proces preciesvolgt en regisseert. Op <strong>de</strong>ze wijze kunnen doorlooptij<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>nverkort en knelpunten van afwentelgedrag of probleemeigenaarschapwor<strong>de</strong>n voorkomen.66 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


• In scenario B kan het gaan om het verstrekken van participatiebudgetten,om zodoen<strong>de</strong> <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n voor mensen voor zelfregie tevergroten. Op <strong>de</strong>ze manier komt <strong>de</strong> uitvoering van <strong>de</strong> WMO voor eenbelangrijk <strong>de</strong>el in han<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> mensen voor wie <strong>de</strong> wet is bedoeld.Als binnen <strong>de</strong> gemeente echter <strong>de</strong> nadruk op het afhan<strong>de</strong>len vanoperationele zaken ligt – laten we zeggen op het vastleggen van <strong>de</strong>veror<strong>de</strong>ning – dan kunnen <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n voor zelfregie onbedoeldwor<strong>de</strong>n ingeperkt. De kans is namelijk klein dat in <strong>de</strong> veror<strong>de</strong>ning in<strong>de</strong> mogelijkheid van het verstrekken van participatiebudgetten wordtvoorzien. Op soortgelijke wijze is het <strong>de</strong>nkbaar dat operationeel ingestel<strong>de</strong>gemeenten een WMO-informatieloket beschikbaar hebben, reedsvoordat zij <strong>de</strong> beslissing nemen om zelfregiecentra te faciliteren. Danis het echter misschien te laat om nog een goe<strong>de</strong> afstemming tussenbei<strong>de</strong> instellingen van <strong>de</strong> grond te krijgen.• In scenario C hangt <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuningaf van <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> verban<strong>de</strong>n tussen burgers. In hoeverre en opwelke wijze verlenen zij elkaar on<strong>de</strong>rsteuning? Gemeenten die eerst envooral zijn begonnen met allerlei vormen van inspraak te organiseren,zou<strong>de</strong>n wel eens kunnen ont<strong>de</strong>kken dat zij zekere informele on<strong>de</strong>rsteuningsverban<strong>de</strong>nonbenut hebben gelaten. In <strong>de</strong> meeste inspraakorganennemen traditionele belangenorganisaties zitting. Informele verban<strong>de</strong>ndie in bepaal<strong>de</strong> wijken actief zijn gewor<strong>de</strong>n en daar <strong>de</strong> socialecohesie hebben bevor<strong>de</strong>rd, wor<strong>de</strong>n zo onbedoeld gepasseerd.Hoe het ook zij, als gemeenten zich uitsluitend concentreren op operationelekwesties, dan ontstaat het gevaar dat zij het inhou<strong>de</strong>lijke doel van <strong>de</strong> wet uithet oog verliezen. Op dit moment hebben het opstellen van <strong>de</strong> veror<strong>de</strong>ning,het aanbeste<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>lijke verzorging en het implementerenvan het WMO-cliëntenplatform prioriteit. Dat is voor lokale bestuur<strong>de</strong>rs eennieuwe taak en het is begrijpelijk dat zij zich daarop concentreren. De RMOziet het echter als een gemiste kans als met <strong>de</strong>ze operationele activiteiten hetalgemene doel van <strong>de</strong> wet uit het zicht verdwijnt. Wat <strong>de</strong> gemeente voor ogenheeft voor bijvoorbeeld dakloze verslaaf<strong>de</strong>n, kapitaalkrachtige mid<strong>de</strong>nklasseburgers of cliënten met behoefte aan huishou<strong>de</strong>lijke zorg blijft dan ondui<strong>de</strong>lijk.Als verantwoor<strong>de</strong>lijke functionarissen aan bestuurlijke <strong>de</strong>tails werkenzon<strong>de</strong>r dui<strong>de</strong>lijk te maken wat zij met <strong>de</strong> nieuwe wet willen bereiken, kan datlei<strong>de</strong>n tot een verplaatsing van bureaucratie van het Rijksniveau naar het lo-Hoe <strong>de</strong> scenario’s te gebruiken / 67


kale niveau. Beleidsmakers en uitvoeren<strong>de</strong> professionals kunnen dan slechtsop on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len hun verantwoor<strong>de</strong>lijkheid nemen, met als gevaar dat hun han<strong>de</strong>lenuitein<strong>de</strong>lijk niet past binnen <strong>de</strong> algemene visie die <strong>de</strong> gemeente op eenlater tijdstip ontwikkelt.De Raad is van mening dat <strong>de</strong> WMO alleen dan kan gaan betekenen wat ermeewordt beoogd, als gemeenten <strong>de</strong> kans benutten om hun eigen visie te ontwikkelenen uit te dragen. Het is pas mogelijk professionals en beleidsmakers tebewegen tot veran<strong>de</strong>ring, als zij <strong>de</strong> bedoeling en betekenis daarvan kunneninzien. De RMO hoopt met <strong>de</strong> scenario’s te hebben laten zien dat het <strong>de</strong> gemeentenen lokale partijen zijn, die het WMO-spel zullen gaan bepalen en dater verschei<strong>de</strong>ne varianten zijn waaruit zij kunnen kiezen. De voorgeleg<strong>de</strong> scenario’szijn een mid<strong>de</strong>l, geen doel. Ze zijn instrumenten die <strong>de</strong> concrete praktijkvan maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning een impuls kunnen geven. De scenario’s<strong>de</strong>creteren niet, maar dragen uitsluitend alternatieve mogelijkhe<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong>toekomst aan.• Volgens scenario A is het spel een preventief beleid op een groot aantaldomeinen, overwegend door <strong>de</strong> gemeente georganiseerd. Het doel iseen situatie waarin alle burgers, en dan zeker <strong>de</strong> meest kwetsbare endie met een beperking, in gelijke mate en zo ‘normaal’ mogelijk in <strong>de</strong>samenleving kunnen participeren. Dit is het scenario van <strong>de</strong> aanpassingenen hulpmid<strong>de</strong>len, van <strong>de</strong> beleidsvorming door of on<strong>de</strong>r supervisievan <strong>de</strong> gemeente en van het investeren in nieuwe vormen vanpreventief beleid op het vlak van welzijn, inkomen en sociale cohesie.Het gevaar van dit scenario is, naast <strong>de</strong> hoge kosten, dat <strong>de</strong> gemeenteeen bedilal wordt die haar tentakels uitslaat tot in <strong>de</strong> verste uithoekenvan <strong>de</strong> lokale samenleving.• In scenario B kiest <strong>de</strong> gemeente voor een specifiek beleid, primair gerichtop condities voor inclusie van burgers én uitgevoerd door mensenmet diverse beperkingen. Zij streeft naar een situatie waarin <strong>de</strong>voorwaar<strong>de</strong>n optimaal zijn, zodat <strong>de</strong> mensen elkaar zo veel mogelijkkunnen on<strong>de</strong>rsteunen op basis van hun ervarings<strong>de</strong>skundigheid.Dit is het scenario van <strong>de</strong> participatiebudgetten en van <strong>de</strong> zelfregiecentra,waar mensen die moeite hebben met meedoen aan <strong>de</strong>maatschappij zich inzetten om lotgenoten te helpen zo veel mogelijkstuurman over hun eigen leven te kunnen zijn. Gevaar van dit scena-68 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


io is dat <strong>de</strong> gemeente niet bij machte blijkt om inclu<strong>de</strong>rend beleid terealiseren.• In scenario C, tot slot, ligt <strong>de</strong> nadruk op <strong>de</strong> aanwezigheid van een hogeorgani satie graad van (mondige) burgers die, meer dan nu het geval is,verantwoor <strong>de</strong>lijk heid nemen voor elkaar en voor het leefbaar hou<strong>de</strong>nvan hun omgeving (buurt, werk, recreatie enzovoort). De gemeente kandit bereiken door <strong>de</strong> juiste prikkels te geven en door regelgeving wegte nemen die burgers en hun net werken in hun (eventuele) participatiemogelijkhe<strong>de</strong>nbelemmert. Het gevaar van dit scenario is dat <strong>de</strong>verschillen tussen burgers te groot wor<strong>de</strong>n, of dat er burgers buiten <strong>de</strong>boot vallen. Ook is er kans dat <strong>de</strong> relatie tussen vrijwilligers en mensenmet een on<strong>de</strong>rsteuningsbehoefte door ‘bevoogding’ on<strong>de</strong>r druk komt testaan.Elk van <strong>de</strong>ze scenario’s legt an<strong>de</strong>re accenten, die in <strong>de</strong> praktijk in tal vanmengvormen kunnen voorkomen. Welke keuzen <strong>de</strong> betrokken partijen zullenmaken, valt op voor hand niet te zeggen. Dat hangt af van uiteenlopen<strong>de</strong>factoren, zoals <strong>de</strong> omvang, bevolkingssamenstelling en politieke kleur van <strong>de</strong>gemeente. Ook <strong>de</strong> mate waarin specifieke belangengroepen in gemeenten zijngeorganiseerd en het charisma waarmee individuele burgers of professionalszich als lei<strong>de</strong>rs van on<strong>de</strong>rsteuningsprojecten opwerpen, zijn van invloed op <strong>de</strong>manier waarop <strong>de</strong> WMO eruit zal zien. Juist omdat er zo’n breed palet aan mogelijkhe<strong>de</strong>nbestaat, hoopt <strong>de</strong> RMO dat <strong>de</strong> betrokken partijen (elementen van)<strong>de</strong> drie scenario’s kunnen benutten voor het maken, beoor<strong>de</strong>len of bekritiserenvan inhou<strong>de</strong>lijke keuzen.6.5 Stimuleer het inhou<strong>de</strong>lijke <strong>de</strong>batIn samenhang met het voorgaan<strong>de</strong> wijst <strong>de</strong> RMO op het belang van het ontstaanvan een inspirerend <strong>de</strong>bat over <strong>de</strong> WMO. Met dit advies reiken wij daarvooreen metho<strong>de</strong> aan. Zoals gezegd bestaat er al een actief verga<strong>de</strong>rcircuit.Dit houdt zich echter noodzake lijker wijs bezig met operationele besluitvorming.Maar het is volgens <strong>de</strong> Raad van belang het <strong>de</strong>bat over <strong>de</strong> WMO te verruimentot inhou<strong>de</strong>lijke vragen als ‘wat bedoelen wij in onze gemeente metmaatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning?’ en mid<strong>de</strong>llange termijnvragen als ‘watwillen we met <strong>de</strong> WMO bereiken?’ en ‘welke verschillen<strong>de</strong> varianten zijn mogelijk?’.Hoe <strong>de</strong> scenario’s te gebruiken / 69


De WMO is een ingrijpen<strong>de</strong> wet, die een veelheid aan wetten en regelgevingsamenvoegt en (grote) financiële en praktische consequenties voor burgerskan hebben. De media zijn er echter pas over gaan berichten toen <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong>Kamer <strong>de</strong> belangrijkste beslissingen al had genomen. Zeer opvallend is ookdat het thema ‘maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning’ in <strong>de</strong> gemeenteraadsverkiezingennauwelijks een rol van betekenis heeft gespeeld (SGBO 2006).De Raad hoopt dat <strong>de</strong> scenario’s bijdragen aan het door<strong>de</strong>nken en on<strong>de</strong>rbouwenvan verschillen<strong>de</strong> rollen voor gemeenten, burgers en professionals in <strong>de</strong>huidige en toekomstige maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning. Voor <strong>de</strong> gemeente,die wordt geacht <strong>de</strong> rol van regisseur op zich te nemen, is initiatiefrijkheid énvoorzichtigheid gebo<strong>de</strong>n. De gemeente dient het initiatief te nemen tot hetfaciliteren en stimuleren van het <strong>de</strong>bat. <strong>Inhoud</strong>elijk dient zij echter juist terughou<strong>de</strong>ndte zijn. De gemeenten zijn immers ook zelf on<strong>de</strong>rwerp van dat <strong>de</strong>bat.Als zij ervoor kiest het <strong>de</strong>bat te voeren, dan moet <strong>de</strong> uitkomst open zijn.Hoe kan <strong>de</strong> gemeente ervoor zorgen dat het <strong>de</strong>bat wordt gevoerd? De meestbasale opmerking die we hierover willen maken, is dat het <strong>de</strong>bat zal moetengaan over maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning en niet over <strong>de</strong> Wet maatschappelijkeon<strong>de</strong>rsteuning. Het zal moeten gaan over <strong>de</strong> mensen die er gebruik vanmaken. Het wettelijke ka<strong>de</strong>r is een gegeven, maar <strong>de</strong> mogelijke invullingen en<strong>de</strong> betekenis daarvan voor mensen niet. De gemeente kan het <strong>de</strong>bat stimulerendoor het inbrengen en openbaar maken van feiten over <strong>de</strong> wensen van(kwetsbare) mensen. En over overige voorwaar<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> voorzieningen die <strong>de</strong>gemeente op dit moment beschikbaar heeft. Een zinvol <strong>de</strong>bat over maatschappelijkeon<strong>de</strong>rsteuning is moeilijk <strong>de</strong>nkbaar als <strong>de</strong> gemeente niet <strong>de</strong> wensen enbehoeften van haar burgers hel<strong>de</strong>r voor ogen heeft. En als <strong>de</strong> inventarisatiesdie zij hiernaar heeft uitgevoerd niet ter beschikking van <strong>de</strong> betrokkenen komen.Evenmin is het zinvol met elkaar te discussiëren als ondui<strong>de</strong>lijk is welkevoorzieningen er in <strong>de</strong> gemeente voorhan<strong>de</strong>n zijn. Ter bevor<strong>de</strong>ring van hetlokale <strong>de</strong>bat beveelt <strong>de</strong> RMO gemeenten daarom aan enerzijds toegankelijkheidson<strong>de</strong>rzoekte plegen en an<strong>de</strong>rzijds <strong>de</strong> behoeften en wensen van (kwetsbare)burgers over maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning te inventariseren.De drie scenario’s die <strong>de</strong> RMO heeft neergelegd, zijn heel verschillend vanaard. Ze laten <strong>de</strong> polen zien van het te hou<strong>de</strong>n <strong>de</strong>bat en kunnen zo een functievervullen bij <strong>de</strong> confrontatie van <strong>de</strong>nkbeel<strong>de</strong>n, visies en meningen. Elk van <strong>de</strong>scenario’s bepleit bijvoorbeeld een revitalisering van <strong>de</strong> professionaliteit van70 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


<strong>de</strong> uitvoeren<strong>de</strong> krachten in <strong>de</strong> WMO. Maar per scenario wordt daaraan eenan<strong>de</strong>re invulling gegeven. Het is <strong>de</strong> bedoeling dat beleidsmakers en uitvoer<strong>de</strong>rsover <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> varianten, mengvormen en accenten discussie gaanvoeren.• In scenario A ligt het accent op een zichtbare, vindplaatsgerichte, ‘outreachen<strong>de</strong>’werkwijze. In dit scenario krijgt het opbouwwerk een stevigeimpuls.• In scenario C is dat ook het geval, maar daar zijn <strong>de</strong> opbouwwerkers en<strong>de</strong> overige dienstverleners niet <strong>de</strong>genen die <strong>de</strong> problemen van burgersaankaarten. In dat scenario zijn opbouwwerkers ‘operators’, die het burgers,meer dan in <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re scenario’s, mogelijk maken binnen of tussensociale verban<strong>de</strong>n oplossingsgericht te werk te gaan.• In scenario B heeft <strong>de</strong> revitalisering van professionaliteit niet in eersteinstantie betrekking op betaal<strong>de</strong> beroepskrachten, maar op mensenmet beperkingen zelf. In dit scenario wordt geïnvesteerd in <strong>de</strong> totstandkomingvan zogeheten zelfregie centra, waar <strong>de</strong>ze mensen hun ervaringskennisomzetten in ervarings<strong>de</strong>skundig heid. Het doel hiervan isan<strong>de</strong>ren te helpen zo veel mogelijk <strong>de</strong> stuurman van het eigen leven tezijn.De portee is, dat er in <strong>de</strong> WMO voor verschillen<strong>de</strong> gemeenten verschillen<strong>de</strong>mogelijke toekomsten liggen besloten, waarover tot nu toe nauwelijks is ge<strong>de</strong>batteerd.Variatie is echter <strong>de</strong> bedoeling van <strong>de</strong> wet. Geen uniform geheel,maar een cultivering van het verschil. De Raad hoopt dat <strong>de</strong> beschreven scenario’skunnen bijdragen aan het aanwakkeren en openbreken van het publieke<strong>de</strong>bat hierover.Hoe <strong>de</strong> scenario’s te gebruiken / 71


7. AanbevelingenDe Raad heeft in dit advies scenario’s gepresenteerd met behulp waarvan<strong>de</strong> vormgeving van <strong>de</strong> WMO gestalte kan krijgen. De RMO wil hiermee eenmethodisch instrument aanreiken, in die zin dat <strong>de</strong> scenario’s een bijdragekunnen leveren aan het lokale <strong>de</strong>bat over maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning.Ver<strong>de</strong>r kunnen <strong>de</strong> scenario’s helpen bij <strong>de</strong> formulering van een inhou<strong>de</strong>lijk<strong>de</strong>nkka<strong>de</strong>r, dat kan dienen als leidraad bij beslissingen over <strong>de</strong> WMO. Vóórdit alles moet er echter voldoen<strong>de</strong> financiële ruimte en ‘echte’ gemeentelijkebeleidsvrijheid zijn. Ook mag <strong>de</strong> context waarbinnen <strong>de</strong> wet vorm kan krijgenniet strijdig zijn met <strong>de</strong> principes van die wet.De RMO doet <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> aanbevelingen.Stimuleer het <strong>de</strong>bat over wat <strong>de</strong> gemeente met <strong>de</strong> WMO wil bereiken.1. De Raad meent dat <strong>de</strong> beschreven scenario’s kunnen bijdragen aan hetaan wakkeren en openbreken van het publieke <strong>de</strong>bat over <strong>de</strong> WMO. Hijreikt met <strong>de</strong> scenario’s een metho<strong>de</strong> aan waarmee gemeenten en lokalepartijen inhou <strong>de</strong>lijk over <strong>de</strong> WMO van gedachten kunnen wisselen.Zij kunnen elkaar confronteren met hun <strong>de</strong>nkbeel<strong>de</strong>n, visies en meningentenein<strong>de</strong> zelf hun koers te bepalen. De gemeenten moeten hierbijinitiatiefnemer zijn maar zich wel realiseren dat zij daarnaast in eersteinstantie ook zelf on<strong>de</strong>rwerp van dat <strong>de</strong>bat zijn. Daarom zijn terughou<strong>de</strong>ndhei<strong>de</strong>n een kwetsbare opstelling op zijn plaats. Als <strong>de</strong> gemeenteervoor kiest het <strong>de</strong>bat te voeren, dan moet <strong>de</strong> uitkomst open zijn.2. Gemeenten kunnen het <strong>de</strong>bat aanwakkeren door relevante informatieaan te reiken. De RMO beveelt hen daarom aan gegevens over <strong>de</strong> parti-Aanbevelingen / 73


cipatie van (kwetsbare) burgers, hun behoeften aan maatschappelijkeon<strong>de</strong>rsteuning en <strong>de</strong> (toegankelijkheid van <strong>de</strong>) voorzieningen in <strong>de</strong>gemeente openbaar te maken. Het <strong>de</strong>bat is nadrukkelijk ook bedoeldom professionals bij <strong>de</strong> discussie te betrekken. Op <strong>de</strong>ze wijze kan <strong>de</strong>gemeente draagvlak creëren voor een uitvoering van <strong>de</strong> WMO die voor<strong>de</strong> betrokkenen aantrekkelijk is.Maak zo mogelijk eerst inhou<strong>de</strong>lijke en dan pas operationele keuzes.3. De RMO wil voorkomen dat <strong>de</strong> huidige, overigens noodzakelijke nadrukop uitvoeringstechnische zaken gemeenten en lokale partijen weerhoudtvan inhou<strong>de</strong>lijke visievorming. Het gaat bij <strong>de</strong> WMO namelijkniet om een an<strong>de</strong>re uitvoering van bestaan<strong>de</strong> wetten, maar het gaatom een omslag in bestuursstijl. Parallel aan <strong>de</strong> ka<strong>de</strong>rstelling van hetRijk moeten nu ook gemeenten zich concentreren op het ontwikkelenvan een inhou<strong>de</strong>lijk ka<strong>de</strong>r waarvan zij <strong>de</strong> uitvoering overlaten aanorganisaties en hun professionals. De kwaliteit van <strong>de</strong> mensen op <strong>de</strong>werkvloer bepaalt immers <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning.Omdat het ka<strong>de</strong>r op uiteenlopen<strong>de</strong> manieren kan wor<strong>de</strong>ningevuld, kunnen <strong>de</strong> scenario’s behulpzaam zijn bij visievorming. DeRMO meent dat <strong>de</strong> betrokken partijen ze kunnen benutten voor hetmaken, beoor<strong>de</strong>len of bekritiseren van inhou<strong>de</strong>lijke keuzen. De Raadziet <strong>de</strong> scenario’s als i<strong>de</strong>aaltypen, die in <strong>de</strong> praktijk altijd tot mengvormenzullen lei<strong>de</strong>n. Het feitelijke beleid zal altijd een combinatie van <strong>de</strong>drie scenario’s zijn. Voor het ene prestatieveld zal men wellicht kiezenvoor <strong>de</strong> lijn van het ene scenario en voor het an<strong>de</strong>re prestatieveld voor<strong>de</strong> lijn van een an<strong>de</strong>r scenario.Regel <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> inhou<strong>de</strong>lijke visie überhaupt te kunnen realiseren.4. Het ministerie van VWS heeft met <strong>de</strong> VNG een overeenkomst bereiktover <strong>de</strong> financiële ruimte die beschikbaar is voor <strong>de</strong> WMO. De RMOwijst erop dat niet alleen ou<strong>de</strong>re maar ook jongere mensen met beperkingente kennen geven meer on<strong>de</strong>rsteuning nodig te hebben. Definanciële druk op gemeenten zal me<strong>de</strong> daardoor toenemen. On<strong>de</strong>rzoeknaar <strong>de</strong> financiële ruimte zal het hele WMO-budget en niet alleendat voor <strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>lijke verzorging in beschouwing moeten nemen.Mocht dat voor <strong>de</strong> meeste gemeenten te krap zijn, dan zal het Rijkmoeten bijspringen.74 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


5. De RMO beveelt <strong>de</strong> gemeenten aan <strong>de</strong> vrijheid die zij met <strong>de</strong> WMOhebben gekregen, ook daadwerkelijk te benutten. De drie scenario’skunnen bruikbaar zijn bij het invullen van <strong>de</strong>ze vrijheid. De RMO benadruktdat <strong>de</strong> politici, ambtenaren en <strong>de</strong> professionals op <strong>de</strong> werkvloerdie bij <strong>de</strong> WMO betrokken zijn, kennis moeten kunnen nemenvan <strong>de</strong> vele creatieve oplossingen die er zijn om <strong>de</strong> maatschappelijkeon<strong>de</strong>rsteuning vorm te geven. De informatie-uitwisseling hierover kanverbeteren als <strong>de</strong> betrokken WMO-functionarissen on<strong>de</strong>rlinge contactenopbouwen en on<strong>de</strong>rhou<strong>de</strong>n, en als zij via intervisiebijeenkomstenkennis nemen van elkaars problemen en oplossingsrichtingen. De RMOstelt voor om <strong>de</strong> gemeenten <strong>de</strong> tijd te geven om met <strong>de</strong> WMO ervaringop te doen en <strong>de</strong>ze on<strong>de</strong>rling uit te wisselen. Als zich problemen voordoendan dienen <strong>de</strong>ze op het lokale niveau te wor<strong>de</strong>n opgelost. De Raadmeent dat pas met <strong>de</strong> voor genomen evaluatie van <strong>de</strong> WMO in 2009beoor<strong>de</strong>eld moet wor<strong>de</strong>n hoe gemeenten met hun beleidsvrijheid zijnomgegaan.6. Gemeenten wor<strong>de</strong>n soms aangesproken op zaken waarover zij geen ofonvoldoen<strong>de</strong> zeggenschap hebben, zoals <strong>de</strong> beleidskoers van zorgverzekeraarsen zorgaanbie<strong>de</strong>rs. De RMO beveelt gemeenten aan pragmatischmet dit probleem om te gaan en zich daarbij steeds af te vragenhoe zij voor burgers <strong>de</strong> beste maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning kunnenrealiseren. Winst zou kunnen liggen bij een bre<strong>de</strong> inhou<strong>de</strong>lijke samenwerkingtussen curatieve zorg, care en maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning,niet bij een rigi<strong>de</strong> afbakening van domeinen die in <strong>de</strong> praktijk van alledagniet af te bakenen zijn. Die samenwerking kan vorm krijgen inspecifieke overeenkomsten, convenanten of in bin<strong>de</strong>n<strong>de</strong> arbitrage. HetRijk zou aanpalen<strong>de</strong> sectoren tot die samenwerking moeten aanzetten.Daarnaast zou het Rijk suggesties moeten aandragen voor onbureaucratischemanieren om afwentelinggedrag te voorkomen.Aanbevelingen / 75


LiteratuurAccola<strong>de</strong> Groep (2006). Budgethulpverlening. Paper in het ka<strong>de</strong>r van het SEV-congres‘Spel<strong>de</strong>nprikken en kanskaarten. Snel inzetbare precisie-instrumenten omverloe<strong>de</strong>ring te keren’ te Rotterdam te 22 juni 2006.Baart, A. (2001). Een theorie van <strong>de</strong> presentie. Utrecht: Lemma.Berg, R. van <strong>de</strong>n en Wit, D. <strong>de</strong> (2005). Burgers en professionals in coproductie.Vitale stad, (november 2005), 18-19.Bijl, R. (1991). Constructie van toekomstscenario’s. Utrecht: Ne<strong>de</strong>rlands centrumvoor Geestelijke volksgezondheid Utrecht: NcGv.Boer, A.H. <strong>de</strong>, Schellingerhout, R. en Timmermans, J.M. (2003). Mantelzorg ingetallen. Den Haag: SCP.Boer, H. <strong>de</strong> et al. (2005). Lokaal wat kan, centraal wat moet. Nieuw bestel voor woningcorporaties.Den Haag: ministerie van Volkshuisvesting, RuimtelijkeOr<strong>de</strong>ning en Milieu.Civiq (2005). Een klop op <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur. Utrecht: Civiq.Dagevos, J., Gijberts M. en Praag, C.S. van (2003), Rapportage min<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n 2003.On<strong>de</strong>rwijs, arbeid en sociaal-culturele integratie. Den Haag: SCP.Dekker, P. (red.) (1994). Civil society. Verkenningen van een perspectief op vrijwilligerswerk;Civil society en vrijwilligerswerk I. Den Haag: VUGA.Dickerson, F.B., Sommerville, J.L. en Origoni, A.E. (2002). Mental illness andstigma: An impediment to psychiatric rehabilitation. Psychiatric RehabilitationSkills, 6 (2), 186-200.EK (2005-2006). Eerste Kamer <strong>de</strong>r Staten Generaal 33 en 34, 1550-1654. MaatschappelijkeOn<strong>de</strong>rsteuning. Den Haag.Fokkema, T. en Van Tilburg, T. (2006). Aanpak van eenzaamheid: helpt het? Een vergelijken<strong>de</strong>ffect- en procesevaluatieon<strong>de</strong>rzoek naar interventies ter voorkomingen vermin<strong>de</strong>ring van eenzaamheid on<strong>de</strong>r ou<strong>de</strong>ren. Den Haag: Nidi.Literatuur / 77


Forum (2006). Integratiebeleid en <strong>de</strong> Wet maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning (WMO). Beleidsnotitie.Utrecht: Forum, Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling.Gemeente Amsterdam (2006). Sociaal Investeringsplan. Investeer in Mensen. Amsterdam:Gemeente Amsterdam, Stads<strong>de</strong>el Slotervaart.Haaster, H. van (2005). Verslag reis naar VS. In opdracht van <strong>de</strong> Commissie WerkendPerspectief van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.Den Haag: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.Hendriks, F. en Tops, P. (2002). Het sloeg in als een bom. Vitaal stadsbestuur enmo<strong>de</strong>rn burgerschap in een Haagse stadsbuurt. Tilburg: Universiteit vanTilburg.Jacobs, J. (1994). The <strong>de</strong>ath and life of the great American cities. Harmondsworth:Penguin. Eerste druk: 1961.Jong, G. <strong>de</strong> (1979). In<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nt Living: From Social Movement to Analytic Paradigm.Archives of Physical Medicine and Rehabilitation, 60 (10), 435-446.Klerk, M. <strong>de</strong> (red.) (2002). Rapportage gehandicapten 2002. Maatschappelijke positievan mensen met lichamelijke beperkingen of verstan<strong>de</strong>lijke handicaps. DenHaag: SCP.Klerk, M. <strong>de</strong> en Schellingerhout, R. (2006). On<strong>de</strong>rsteuning gewenst. Mensen metlichamelijke beperkingen en hun voorzieningen op het terrein van wonen, zorg,vervoer en welzijn. Den Haag: SCP.Knol, F., Marlet, G. en Singelenberg, J. (2006). Kanskaart van Ne<strong>de</strong>rland. Rotterdam:SEV.Knulst, W.K. en Eijk, K. van (2002). Vrijwilligers in soorten en maten II. Tilburg:Universiteit van Tilburg.Kusters, L. (2006). Ervaringen van cliënten met wonen in <strong>de</strong> wijk. Presentatie tij<strong>de</strong>ns<strong>de</strong> themamiddag ‘Samen werken aan samen leven. Bouwstenen voor eenvisie op sociale cohesie vanuit cliëntenperspectief te Arnhem, 15 mei 2006.Kwekkeboom, R., Boer, A.H. <strong>de</strong>, Campen, C. van en Dorrestein, A.E.G. (2006). Eeneigen huis… Ervaringen van mensen met verstan<strong>de</strong>lijke beperkingen of psychiatrischeproblemen met zelfstandig wonen en <strong>de</strong>elname aan <strong>de</strong> samenleving.Den Haag: SCP, Avans hogeschool en PON.Ministerie van VWS (2006a). Nota Gezinsbeleid. Brief aan <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Kamer, dd.31 maart 2006.Ministerie van VWS (2006b). Knelpunten in <strong>de</strong> AWBZ. Brief aan <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Kamer,dd. 21 juli 2006. Kenmerk: DLZ/KZ-U-2702602.Müj<strong>de</strong>, A. en Daru, S. (2005). Actieve burgers en vrijwilligersorganisaties. Utrecht:Civiq.78 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


Ne<strong>de</strong>rlands WHO-FIC Collaborating Centre (2002). Ne<strong>de</strong>rlandse vertaling van <strong>de</strong>“International Classificatiom of Functioning, disability and Health”. Houten:Bohn, Stafleu Van Loghum.Peters, K. (2006). Maatschappelijke dienstverlening en <strong>de</strong> lokale <strong>de</strong>mocratie: <strong>de</strong> casusvan <strong>de</strong> WMO. Essay geschreven in opdracht van <strong>de</strong> WRR.RMO (2002). De handicap van <strong>de</strong> samenleving. Over mogelijkhe<strong>de</strong>n en beperkingenvan community care. Den Haag: Sdu uitgevers.RMO (2005a). Lokalisering van maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning. Voorwaar<strong>de</strong>n vooreen succesvolle WMO. Den Haag: Sdu uitgevers.RMO (2005b). Niet langer met <strong>de</strong> ruggen naar elkaar. Een advies over verbin<strong>de</strong>n. DenHaag: Sdu uitgevers.RMO (2006). Opbrengsten van sociale investeringen. Amsterdam: B.V. UitgeverijSWP.SCP (2005). De sociale staat van Ne<strong>de</strong>rland 2005. Den Haag: SCP.SGBO (2006). Colleges over <strong>de</strong> WMO. Wat staat er in <strong>de</strong> nieuwe collegeprogramma’sover <strong>de</strong> WMO? Den Haag: SGBO.Slijkhuis, B. (2005). Ruildienstsystemen van en voor ou<strong>de</strong>ren in Duitsland. Utrecht:NPOE.Snel, E. en Boonstra, N. (m.m.v. Gülsen Dogan) (2005). De waar<strong>de</strong> van interetnischcontact. Een on<strong>de</strong>rzoek over initiatieven en beleidsprojecten ominteretnisch contact te bevor<strong>de</strong>ren. In: RMO (2005) Niet langer met <strong>de</strong>ruggen naar elkaar. Een advies over verbin<strong>de</strong>n. Den Haag: Sdu.Steyaert, J., Bodd, J. en Lin<strong>de</strong>rs, L. (2005). Actief burgerschap. Het betere trek- enduwwerk rondom publieke dienstverlening. Eindhoven: Fontys Hogescholen.Uyl, R. <strong>de</strong>n en Hoen<strong>de</strong>rkamp, J. (2006). Hoe ga je als sociale dienst om met <strong>de</strong>WMO. Sociaal Bestek, 68, (6), 20-25.Verhagen (2005). Zorglogica’s uit balans. Het onbehagen in <strong>de</strong> thuiszorg na<strong>de</strong>r verklaard.Proefschrift Universiteit Utrecht. Utrecht: Uitgeverij <strong>de</strong> Graaff.VNG (2006). Concept Mo<strong>de</strong>lveror<strong>de</strong>ning maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning. Conceptv.2.0A/VNG/2 mei 2006. Den Haag: VNG.Wittebrood, K. en Beem, M. van (2004). Vergroten van sociale veiligheid door gelegenheidsbeperking:wat werkt en wat niet? Werkdocument 2 van <strong>de</strong> Raadvoor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO), uitgevoerd door het Sociaalen Cultureel Planbureau. Den Haag: RMO.WRR (2005). Vertrouwen in <strong>de</strong> buurt. Amsterdam: Amsterdam University Press.Zij<strong>de</strong>rveld, A.C. (1999). The waning of the welfare state. New Brunswick: TransactionPublishers.Literatuur / 79


BIJLAGEN


BIJLAGE 1AdviesaanvrageVoorafHet werkprogramma 2006 van <strong>de</strong> RMO vermeldt:“In advies 36 – Lokalisering van Maatschappelijke On<strong>de</strong>rsteuning; voorwaar<strong>de</strong>nvoor een succesvolle WMO – geeft <strong>de</strong> RMO een aantal handreikingen voor <strong>de</strong>invulling van <strong>de</strong> rol van het rijk on<strong>de</strong>r het gesternte van <strong>de</strong> voorgenomen Wet maatschappelijkeon<strong>de</strong>rsteuning (WMO). In het adviestraject WMO 2.0 zal <strong>de</strong> RMO adviserenover initiatieven die gemeenten kunnen ontplooien om <strong>de</strong> WMO tot een succes temaken.De precieze <strong>de</strong>finiëring van <strong>de</strong> adviesvraag zal me<strong>de</strong> afhangen van <strong>de</strong> kamerbehan<strong>de</strong>lingvan het wetsvoorstel WMO eind 2005. De Raad zal daarna in nauw overleg met<strong>de</strong> staatssecretaris van VWS <strong>de</strong> adviesvraag formuleren en een planning maken.”AfsprakenIn januari 2006 is in overleg met vertegenwoordigers van VWS overeengekomendat het twee<strong>de</strong> advies vooral inhou<strong>de</strong>lijk van aard zou moeten zijn. De gedachtevond weerklank om inspireren<strong>de</strong> toekomstbeel<strong>de</strong>n te ontwerpen waarmee gemeentenen lokale partijen hun voor<strong>de</strong>el zou<strong>de</strong>n kunnen doen. De adviesaanvragekwam uitein<strong>de</strong>lijk tot stand op basis van een startnotitie waarin die gedachtever<strong>de</strong>r is uitgewerkt. De tekst van die notitie is opgenomen in hoofdstuk 1 bij <strong>de</strong>inleiding op het advies.82 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


BIJLAGE 2Geraadpleeg<strong>de</strong> <strong>de</strong>skundigenDhr. dr. G. BannenbergRaad van Bestuur verpleeg- en verzorgingshuis‘Swinhoven’, ZwijndrechtMevr. T. BeenackersGemeente MaastrichtDhr. J. BooijJan Booij Advies, Den HaagMevr. M. ClermontsBurgemeester On<strong>de</strong>rbankenDhr. drs. J. CostongsGemeente MaastrichtMevr. A. Goris, MBASTG/Health Management Forum, Lei<strong>de</strong>nDhr. mr. S. HarchaouiForum, UtrechtDhr. P. HovensAdviesbureau Peter Hovens, GeleenMevr. D. KerkhoffsGemeente LandgraafDhr. dr. L. KlinkersKlinkers Public Policy Consultants, Meise (België)Mevr. drs. G. KrayenboschGemeente TeylingenDhr. dr. H. LelieveldtRoosevelt Aca<strong>de</strong>my Mid<strong>de</strong>lburgBijlage 2 / 83


Dhr. drs. B. van <strong>de</strong>r Meij<strong>de</strong>n VNG, Den HaagMevr. M. MorskieftKantel Konsult, HarmelenDhr. drs. I. NorStichting Doen, AmsterdamDhr. dr. R. Ossewaar<strong>de</strong>Universiteit TwenteMevr. E.H. ReitsmaLPR, UtrechtDhr. drs. T. TorremanThermiek Welzijnsorganisatie, RotterdamDhr. drs. R. <strong>de</strong>n UylRadar Adviesbureau voor sociale vraagstukken,AmsterdamMevr. drs. J. VoermansVNG, Den HaagMevr. dr. M. <strong>de</strong> VriesGemeente ZwijndrechtMevr. ir. M. VultoSTG/Health Management Forum, Lei<strong>de</strong>nMevr. drs. L. ZaatRIBW, Den Haag84 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


BIJLAGE 3Achtergrondstudie STG/Health Management ForumMarij Vulto (2006). Maatschappelijke participatie. Perspectieven voor <strong>de</strong> WMO.Drie toekomstscenario’s. STG/Health Management ForumAchtergrond en aanleidingIn opdracht van en samen met <strong>de</strong> Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling(RMO) heeft STG/Health Management Forum een scenarioproject uitgevoerdom te komen tot enkele inspireren<strong>de</strong> toekomstbeel<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> maatschappelijkeparticipatie van (kwetsbare) burgers op lokaal niveau. Aanleiding is<strong>de</strong> invoering per 1 januari 2007 van <strong>de</strong> Wet Maatschappelijke On<strong>de</strong>rsteuning(WMO). Doelstelling van <strong>de</strong> WMO is vergroting van <strong>de</strong> maatschappelijke participatievan alle burgers: jong en oud, wit en zwart, met of zon<strong>de</strong>r beperkingen.Met dit scenarioproject wil<strong>de</strong>n wij bijdragen aan een antwoord op <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong>vraag:Met welke politieke en beleidsmatige keuzes kunnen gemeenten <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n van<strong>de</strong> WMO optimaal benutten om een zo groot en goed mogelijke maatschappelijke participatievan (kwetsbare) burgers op lokaal niveau te bereiken op een termijn van vijftot tien jaar?De scenario’s zijn bedoeld voor bestuur<strong>de</strong>rs van gemeenten en van organisatiesvoor wonen, welzijn en zorg. De negen prestatievel<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> WMO vormenhet startpunt voor het <strong>de</strong>nken over prioriteiten in doelstellingen, doelgroepenen voorzieningen in <strong>de</strong> WMO.Met <strong>de</strong>ze toekomstscenario’s wil STG/Health Management Forum gemeenteninspireren en stimuleren om met <strong>de</strong> WMO “<strong>de</strong> goe<strong>de</strong> dingen te doen”. DeBijlage 3 / 85


meeste gemeenten focussen nu op <strong>de</strong> hoe-vraag (vooral toegespitst op <strong>de</strong> organisatie,aanbesteding en uitvoering van <strong>de</strong> huishou<strong>de</strong>lijke verzorging), maarwij willen juist <strong>de</strong> schijnwerper richten op <strong>de</strong> inhou<strong>de</strong>lijke wat-vraag. STG/Health Management Forum wil ver<strong>de</strong>r kijken dan <strong>de</strong> korte termijn en een visieneerzetten voor <strong>de</strong> bre<strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> WMO op langere termijn.De toekomstscenario’s hebben een doelstellend karakter en moeten – gegeven<strong>de</strong> huidige WMO – in beeld brengen welke mogelijke politieke en beleidsmatigekeuzes gemeenten kúnnen maken.WerkwijzeIn een voorbereidingsgroep van een lid en twee stafle<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> RMO en tweeme<strong>de</strong>werkers van STG/Health Management Forum is <strong>de</strong> hoofdrichting van hetscenarioproject bepaald. Zij stel<strong>de</strong>n vast welke sleutelfiguren zou<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>ngeïnterviewd en met welke gesprekspunten. Er zijn vier gesprekken gevoerd:één vanuit het perspectief van vragers, één vanuit het perspectief van een gemeenteen twee met aanbie<strong>de</strong>rs van zorg- en welzijnsdiensten.Op basis van literatuuron<strong>de</strong>rzoek en <strong>de</strong> verslagen van <strong>de</strong> interviews is eenbouwstenennotitie opgesteld. Op een eerste expertmeeting (13 april 2006) is<strong>de</strong> bouwstenennotitie besproken en zijn <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> criteria van <strong>de</strong>toekomstscenario’s bepaald. Op een twee<strong>de</strong> expertmeeting (15 mei 2006), diege<strong>de</strong>eltelijk door an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>skundigen is bijgewoond, ston<strong>de</strong>n <strong>de</strong> conceptscenario’ster discussie. De looptijd van dit scenarioproject was maart tot en metmei 2006.Begrippenka<strong>de</strong>rMaatschappelijke participatieWij on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n drie vormen van maatschappelijke participatie (RMO 2005):• Meedoen van alle burgers, en vooral die met beperkingen• Elkaar on<strong>de</strong>rsteunen en helpen, bijvoorbeeld in <strong>de</strong> vorm van mantelzorgen vrijwilligerswerk• Mee<strong>de</strong>nken over en mee vormgeven van het lokale beleid.Maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuningIn het <strong>de</strong>finitieve wetsontwerp voor <strong>de</strong> WMO (VWS 2006) wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>r ‘maatschappelijkeon<strong>de</strong>rsteuning’ <strong>de</strong> negen prestatievel<strong>de</strong>n beschreven.Volgens artikel 4 van <strong>de</strong> WMO (het structureel compensatiebeginsel) dient het86 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


college van B&W voorzieningen op het gebied van maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuningte treffen, die mensen met een beperking, een chronisch psychisch ofeen psychosociaal probleem en hun mantelzorgers in staat stellen om:• een huishou<strong>de</strong>n te voeren• zich te verplaatsen in en om <strong>de</strong> woning• zich lokaal te verplaatsen per vervoermid<strong>de</strong>l• me<strong>de</strong>mensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verban<strong>de</strong>n aante gaan.On<strong>de</strong>rsteuningsarrangementen die mensen met (langdurige) beperkingen instaat stellen om beschermd of begeleid zelfstandig te wonen, dagbesteding ofon<strong>de</strong>rwijs te volgen of (aangepaste) arbeid te verrichten vallen dus niet on<strong>de</strong>r<strong>de</strong> WMO. Deze voorzieningen maken vooralsnog <strong>de</strong>el uit van <strong>de</strong> AWBZ (on<strong>de</strong>rsteunen<strong>de</strong>en activeren<strong>de</strong> begeleiding).De gemeente dient er echter wel naar te streven om <strong>de</strong> maatschappelijkeon<strong>de</strong>rsteuning in <strong>de</strong> WMO zo naadloos mogelijk te laten aansluiten op <strong>de</strong>on<strong>de</strong>rsteuning in <strong>de</strong> AWBZ, zowel bij <strong>de</strong> indicatiestelling als bij <strong>de</strong> verkrijgingvan <strong>de</strong>ze individuele voorzieningen. Volgens artikel 5 van <strong>de</strong> WMO moet <strong>de</strong>gemeente in een veror<strong>de</strong>ning vastleggen hoe zij die samenhang wil regelen.Aan het intake-loket mogen mensen niets merken van het on<strong>de</strong>rscheid tussenWMO en AWBZ.Civil societyVan het begrip ‘civil society’ bestaat geen simpele <strong>de</strong>finitie. Meestal wordt ereen vier<strong>de</strong> maatschappelijke sfeer mee bedoeld, naast gemeenschap, markt enstaat. Deze vier<strong>de</strong> sfeer bestaat uit non-profit organisaties die vaak met vrijwilligerswerken of zon<strong>de</strong>r vrijwillige inzet niet zou<strong>de</strong>n kunnen bestaan. Civilsociety betekent dat burgers nadrukkelijk een rol hebben bij <strong>de</strong> vormgevingvan <strong>de</strong> hulp en on<strong>de</strong>rsteuning vanuit <strong>de</strong> WMO. Het thema speelt dan ookdwars door alle prestatievel<strong>de</strong>n heen.In het STIP/NWO-programma over ste<strong>de</strong>lijk burgerschap wordt een on<strong>de</strong>rscheidgemaakt tussen <strong>de</strong>mocratische en civiele burgerparticipatie. Democratischeburgerparticipatie betreft bijvoorbeeld inspraak in <strong>de</strong> planvorming vangemeenten of bewonersparticipatie. Bij civiele burgerparticipatie gaat het om<strong>de</strong> burger als doener, bijvoorbeeld als buurtva<strong>de</strong>r, overblijfmoe<strong>de</strong>r, vrijwilligerbinnen een zorginstelling of huisbezoeker vanuit <strong>de</strong> kerk. Bei<strong>de</strong> vormen vanparticipatie betreffen alle burgers, met of zon<strong>de</strong>r beperkingen.Bijlage 3 / 87


Inclusief beleidBij inclusief beleid wordt in alle fasen van <strong>de</strong> beleidscyclus rekening gehou<strong>de</strong>nmet verschillen tussen mensen, met name diegenen met en zon<strong>de</strong>r beperkingen.Inclusief beleid maakt algemene voorzieningen geschikt voor mensenmet beperkingen.Trends en ontwikkelingenDe belangrijkste trends en ontwikkelingen die – in positieve dan wel negatievezin – van invloed zullen zijn op <strong>de</strong> maatschappelijke participatie van (kwetsbare)burgers zijn:• vergrijzing, ontgroening en krimp van <strong>de</strong> (beroeps)bevolking• verkleuring van <strong>de</strong> bevolking• technologische ontwikkelingen, bijvoorbeeld op het gebied van hulpmid<strong>de</strong>lenen ICT• globalisering en Europese integratie• individualisering in <strong>de</strong> samenleving• verharding in <strong>de</strong> samenleving• verschuivingen in <strong>de</strong> verzorgingsstaat: meer nadruk op <strong>de</strong> eigen verantwoor<strong>de</strong>lijkheidvan burgers• extramuralisering en vermaatschappelijking van zorg• groeien<strong>de</strong> vraag naar (an<strong>de</strong>re vormen van) zorg en on<strong>de</strong>rsteuning• groeien<strong>de</strong> kloof tussen arm en rijk• toename van verslavingen (alcohol, gokken)• <strong>de</strong>centralisatie van bestuurlijke verantwoor<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n• marktwerking in zorg en dienstverlening• verzakelijking van <strong>de</strong> relatie tussen overhe<strong>de</strong>n en aanbie<strong>de</strong>rs (aanbesteding).In het korte bestek van dit scenarioproject zijn <strong>de</strong>ze trends en ontwikkelingenniet uitgewerkt.Kansen en uitdagingen van <strong>de</strong> WMOIn <strong>de</strong> discussies over het wetsvoorstel voor <strong>de</strong> WMO heeft <strong>de</strong> nadruk vooralgelegen op <strong>de</strong> bedreigingen die <strong>de</strong>ze wet – met name voor mensen met langdurigebeperkingen – zou kunnen inhou<strong>de</strong>n. In dit scenarioproject ligt het ac-88 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


cent juist op <strong>de</strong> positieve potenties van <strong>de</strong> WMO. Het gaat nu om <strong>de</strong> kansen enuitdagingen: welke nieuwe perspectieven biedt <strong>de</strong> WMO voor <strong>de</strong> maatschappelijkeparticipatie van (kwetsbare) burgers.De invoering van <strong>de</strong> WMO is allereerst een kans om <strong>de</strong> doelen, taken en verantwoor<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>nvan gemeenten op het gebied van zorg, welzijn en participatiefundamenteel te herijken. Door <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> wetten op te heffen kunnen veeltot nu toe verkoker<strong>de</strong> voorzieningen met elkaar in verband wor<strong>de</strong>n gebracht.Door vanaf het begin ambitie te tonen en <strong>de</strong> ruimte te pakken kunnen gemeentenvernieuwing en samenhang creëren. Door uitdagend te opererennaar aanbie<strong>de</strong>rs en door vragers te beschouwen als co-producenten van beleidkan <strong>de</strong> creativiteit in <strong>de</strong> samenleving optimaal wor<strong>de</strong>n benut. De rol van gemeentenis vooral initiëren, stimuleren en faciliteren, met name door verschillen<strong>de</strong>domeinen bij elkaar te brengen.Investeringen in sociale samenhang komen uitein<strong>de</strong>lijk alle burgers ten goe<strong>de</strong>.Door ontmoetingsplekken te creëren en burgerinitiatieven te on<strong>de</strong>rsteunenkan <strong>de</strong> gemeente zelfsturing in <strong>de</strong> wijken stimuleren: “<strong>de</strong> buurt <strong>stuurt</strong>”. Bewonersinitiatievenkunnen wor<strong>de</strong>n versterkt door het creëren van (multifunctionele)wijkcentra en het bouwen van (levensloopbestendige) woningenin woonservicezones. Met <strong>de</strong> WMO kunnen buurtbewoners meer bij <strong>de</strong> vermaatschappelijkingvan zorg wor<strong>de</strong>n betrokken en meer gaan betekenen voormensen met een verstan<strong>de</strong>lijke of psychische handicap, die bij hen in <strong>de</strong> buurt(komen) wonen.Zowel vragers als aanbie<strong>de</strong>rs hebben belang bij <strong>de</strong> lokale en regionale bena<strong>de</strong>ringvan <strong>de</strong> WMO en <strong>de</strong> bun<strong>de</strong>ling van wetten. Op lokaal niveau kun je <strong>de</strong>behoeften hel<strong>de</strong>r in beeld krijgen en het aanbod naar <strong>de</strong> eigen leefomgevingvertalen. Ook <strong>de</strong> één loket gedachte – meer samenhang en min<strong>de</strong>r versnippering– is voor vragers een verbetering. Afhankelijk van <strong>de</strong> keuzes die <strong>de</strong>gemeente maakt biedt <strong>de</strong> WMO gebruikers meer mogelijkhe<strong>de</strong>n voor zelfregieen vraagsturing. De gemeente is immers verplicht voor vragers die dat willeneen pgb aan te bie<strong>de</strong>n.Nu dankzij <strong>de</strong> WMO <strong>de</strong> gemeente een dui<strong>de</strong>lijke partij is gewor<strong>de</strong>n, wordt hetvoor zorgaanbie<strong>de</strong>rs en maatschappelijk on<strong>de</strong>rnemers makkelijker om allemaaleen ge<strong>de</strong>elte van <strong>de</strong> verantwoor<strong>de</strong>lijkheid op zich te nemen. “Je moetwel, het is niet meer vrijblijvend, je bent op elkaar aangewezen”. Het is aan <strong>de</strong>aanbie<strong>de</strong>rs om een goe<strong>de</strong> relatie met <strong>de</strong> gemeente op te bouwen en te latenzien waar ze goed in zijn, zodat <strong>de</strong> gemeente die expertise kan inhuren om <strong>de</strong>WMO-doelstellingen – in afstemming met <strong>de</strong> hulpverlening uit <strong>de</strong> AWBZ – terealiseren.Bijlage 3 / 89


Met behulp van maatschappelijke stages, waarin directeuren bij elkaar binnengaan kijken, kunnen aanbie<strong>de</strong>rs van woon-, welzijn- en zorgdiensten het inzichtin elkaars mogelijkhe<strong>de</strong>n vergroten. Zo komen potentiële ketenpartnersop creatieve i<strong>de</strong>eën. Er zijn veel mogelijkhe<strong>de</strong>n voor scholen, buurthuizen ensportverenigingen om samen te werken.Met <strong>de</strong> hier gepresenteer<strong>de</strong> drie scenario’s willen we laten zien hoe, dankzij <strong>de</strong>WMO, <strong>de</strong> civil society versterkt kan wor<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> maatschappelijke participatievan (kwetsbare) burgers een nieuwe impuls kan krijgen.Prioriteiten in <strong>de</strong> prestatievel<strong>de</strong>n: doelstellingen, doelgroepen en voorzieningenDe WMO on<strong>de</strong>rscheidt negen prestatievel<strong>de</strong>n, die voor een <strong>de</strong>el zijn voortgekomenuit het vervangen van al bestaan<strong>de</strong> wetgeving (Welzijnswet, Wvg, Wcpv,AWBZ) door het regime van <strong>de</strong> WMO. Deze prestatievel<strong>de</strong>n, die elkaar <strong>de</strong>elsoverlappen, zijn:• Het bevor<strong>de</strong>ren van sociale samenhang en leefbaarheid• Preventieve on<strong>de</strong>rsteuning van opgroeien en opvoe<strong>de</strong>n van jeugdigen• Het geven van informatie, advies en cliënton<strong>de</strong>rsteuning• On<strong>de</strong>rsteuning van mantelzorgers en vrijwilligers• Bevor<strong>de</strong>ren van <strong>de</strong>elname aan het maatschappelijk verkeer en van hetzelfstandig functioneren van mensen met een beperking, een chronischpsychisch of een psychosociaal probleem• Het verlenen van individuele voorzieningen aan mensen met een beperking,een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem voorhet behoud van hun zelfstandig functioneren of hun <strong>de</strong>elname aan hetmaatschappelijk verkeer• Bie<strong>de</strong>n van maatschappelijke opvang, waaron<strong>de</strong>r vrouwenopvang• Bevor<strong>de</strong>ren van Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGz)• Bevor<strong>de</strong>ren van verslavingsbeleid.De WMO biedt gemeenten <strong>de</strong> kans om opnieuw te formuleren welke voorzieningenvoor wie beschikbaar moeten zijn en opnieuw te bepalen wat <strong>de</strong>verhouding moet zijn tussen bijvoorbeeld individuele en collectieve voorzieningen,inclusief versus categoraal beleid en preventieve versus curatievevoorzieningen. Gemeenten zullen dus allerlei fundamentele keuzes moetenmaken ten aanzien van <strong>de</strong> doelstellingen en voorzieningen van <strong>de</strong> WMO en <strong>de</strong>90 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


groepen burgers waarvoor zij die voorzieningen – in samenwerking met vragersen aanbie<strong>de</strong>rs – willen creëren. Belangrijke vragen hierbij zijn:• Weten we wat <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rsteuningsbehoeften van onze kwetsbare burgerszijn en hoe komen we daar het beste achter?• Welke groepen kwetsbare burgers met een on<strong>de</strong>rsteuningsbehoefte(psychisch, psychosociaal, fysiek, opvoedkundig) kunnen wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n?• Hoe zou<strong>de</strong>n verschillen<strong>de</strong> soorten voorzieningen voor verschillen<strong>de</strong>groepen burgers eruit kunnen zien en hoe moet hun on<strong>de</strong>rlinge verhoudingzijn?• Welke overwegingen spelen daarbij een belangrijke rol?• Kiezen we voor een doelgroep-, probleem- en/of gebiedsgerichte oriëntatie?Om het doel van <strong>de</strong> WMO – meedoen in <strong>de</strong> maatschappij – te realiseren moet<strong>de</strong> gemeente eerst een visie ontwikkelen op maatschappelijke participatie en<strong>de</strong> wijze waarop zij die kan en wil bevor<strong>de</strong>ren. De negen prestatievel<strong>de</strong>n van<strong>de</strong> WMO – die voortkomen uit ‘oud verkokerd beleid’ en waarin een gerichtheidop doelgroepen en resultaten door elkaar lopen – bie<strong>de</strong>n daarvoor onvoldoen<strong>de</strong>houvast. De hieron<strong>de</strong>r gepresenteer<strong>de</strong> scenario’s vormen een hulpmid<strong>de</strong>lom zo’n toekomstvisie op maatschappelijke participatie met <strong>de</strong> WMOte ontwikkelen.Drie inspireren<strong>de</strong> toekomstbeel<strong>de</strong>nIn <strong>de</strong> interviews en in veel visiedocumenten wordt <strong>de</strong> verhouding tussen individuele(exclusieve) en collectieve (inclusieve) voorzieningen of beleid – netals die tussen preventieve en curatieve voorzieningen – gezien als communiceren<strong>de</strong>vaten: Hoe meer je collectief of inclusief weet te organiseren, hoemin<strong>de</strong>r individuele of exclusieve arrangementen er nodig zijn. En: voorkomenis beter dan genezen!Bovendien menen gemeenten <strong>de</strong> financiële risico’s van <strong>de</strong> WMO te kunnenverkleinen, door <strong>de</strong> aanspraak op individuele voorzieningen te beperken. Velenwillen hun regierol gebruiken om het zwaartepunt te leggen bij inclusiefen preventief beleid en zo veel mogelijk zaken collectief te organiseren. Wanneervoor specifieke problemen of groepen geen collectieve voorzieningenmogelijk zijn, kunnen individuele regelingen wor<strong>de</strong>n getroffen.Bijlage 3 / 91


In veel documenten valt te lezen dat <strong>de</strong> vraag van burgers het vertrekpuntmoet zijn. Maar hoe krijg je die vraag hel<strong>de</strong>r in beeld en hoeveel keuzevrijheidgeef je aan mensen met beperkingen om een eigen antwoord op hun vraag teformuleren? Veel vragers pleiten ook voor inclusief beleid, vooral met het doelom algemene voorzieningen – zoals openbaar vervoer en openbare gebouwen– toegankelijk te maken voor mensen met beperkingen. Maar daarnáást willenzij – vanuit <strong>de</strong> filosofie van zelfregie – zo veel mogelijk stuurman van huneigen leven zijn. Zij wensen, juist waar het <strong>de</strong> persoonlijke levenssfeer betreft,eigen keuzes te kunnen maken, die zijn toegesne<strong>de</strong>n op hun persoonlijke situatie.In <strong>de</strong> expertmeetings is ook het belang benadrukt van ruimte voor spontane,informele burgerinitiatieven. Vanuit die invalshoek is sociale cohesieen leefbaarheid het centrale thema voor een gebiedsgerichte bena<strong>de</strong>ring vanon<strong>de</strong>rop: wat hebben burgers in een dorp, buurt of wijk nodig om naar eigenvermogen en talenten mee te kunnen doen?Op basis van <strong>de</strong> interviews, <strong>de</strong> discussies in <strong>de</strong> voorbereidingsgroep en <strong>de</strong> expertmeetingszijn drie inspireren<strong>de</strong> toekomstscenario’s voor maatschappelijkeparticipatie met <strong>de</strong> WMO uitgewerkt. Elk scenario heeft een an<strong>de</strong>r zwaartepuntwat betreft <strong>de</strong> regierol van gemeenten, <strong>de</strong> keuzevrijheid van burgers metbeperkingen en <strong>de</strong> rol van spontane, informele burgerinitiatieven.A. Gewoon waar mogelijk, speciaal waar nodigIn dit scenario ligt het accent op regie van <strong>de</strong> gemeente, die <strong>de</strong> nadruk legtop financiering van collectieve voorzieningen. Dit zijn laagdrempelige, breedtoegankelijke voorzieningen, waarvoor geen indicatiestelling nodig is. De gemeentegeeft prioriteit aan inclusief en preventief beleid op zo veel mogelijkbeleidsterreinen.B. Stuurman van je eigen levenIn het twee<strong>de</strong> toekomstbeeld ligt het zwaartepunt op regie bij of namens <strong>de</strong>cliënt. Mensen met beperkingen krijgen – op basis van een indicatiestelling– een individueel participatiebudget waarmee zij zelf hun arrangementenkunnen uitkiezen. Vanuit expertisebureaus voor zelfregie on<strong>de</strong>rsteunen zijan<strong>de</strong>ren om zo veel mogelijk stuurman over het eigen leven te zijn.C. Meedoen in <strong>de</strong> netwerksamenlevingIn het laatste scenario is veel ruimte voor spontane burgerinitiatieven voorontmoeting, on<strong>de</strong>rlinge on<strong>de</strong>rsteuning en activiteiten vanuit buurten, families92 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


of etnische gemeenschappen. Deze initiatieven versterken <strong>de</strong> sociale samenhangen kunnen rekenen op actieve on<strong>de</strong>rsteuning vanuit <strong>de</strong> gemeente.De volgen<strong>de</strong> thema’s in <strong>de</strong> interviews zijn als kernelementen in <strong>de</strong> scenario’suitgewerkt:• Algemene contouren: visie op maatschappelijke participatie en <strong>de</strong> verhoudingtussen inclusief/collectief/preventief t.o.v. exclusief/curatief/individueel beleid.• Regierol van <strong>de</strong> gemeente: inzicht in <strong>de</strong> vraag naar en het aanbod vanwoon-, zorg- en welzijnsdiensten, creëren van samenhang in beleid envoorzieningen, versterken van <strong>de</strong> civil society.• Toegankelijkheid van en keuzevrijheid bij individuele voorzieningen:WMO-loketten, indicatiestelling en pgb.• Rol van aanbie<strong>de</strong>rs van woon-, welzijns- en zorgdiensten: hoe vullenzij hun on<strong>de</strong>rnemerschap in en hoe gaan zij om met het spanningsveldtussen samenwerking en concurrentie?• Invulling van <strong>de</strong> drie vormen van maatschappelijke participatie:- meedoen van alle burgers, en vooral die met beperkingen- elkaar on<strong>de</strong>rsteunen en helpen: lotgenotencontact, expertisebureausvoor zelfregie, steunsystemen in <strong>de</strong> wijken, mantelzorg envrijwilligerswerk- burgers als co-producent van het lokale beleid.Scenario A: gewoon waar mogelijk, speciaal waar nodigVisie op maatschappelijke participatieDe gemeente legt een zwaar accent op inclusief en preventief beleid en opcollectieve voorzieningen. 1 Voordat mensen maatschappelijk kunnen participerenmoet zijn voldaan aan primaire behoeften op het gebied van veiligheid,on<strong>de</strong>rdak, zelfstandig wonen en mobiliteit. Burgers moeten kunnen rekenenop goed toegankelijke, door <strong>de</strong> gemeente georganiseer<strong>de</strong>, voorzieningen. Hetis een uitdaging voor <strong>de</strong> gemeente om zo veel mogelijk maatschappelijkeproblemen te voorkomen of te beperken en aldus <strong>de</strong> kosten voor individuelevoorzieningen zo laag mogelijk te hou<strong>de</strong>n: immers een dubbeltje welzijn kaneen kwartje zorg uitsparen. Zo ontstaat een verantwoord evenwicht tussencollectieve en individuele belangen.Doel is een leefbare gemeente, waar mensen graag willen wonen en participe-Bijlage 3 / 93


en en actief invulling geven aan gemeenschapszin. Elke burger neemt – naarvermogen – zijn verantwoor<strong>de</strong>lijkheid voor het eigen welzijn en dat van zijnnaasten (familie, vrien<strong>de</strong>n, buren). De gemeente versterkt <strong>de</strong> inzet van burgersvoor elkaar door <strong>de</strong> rol van mantelzorgers en vrijwilligers te stimuleren en teon<strong>de</strong>rsteunen.Voor een beperkte groep kwetsbare mensen, die een verhoogd risico lopen‘naast <strong>de</strong> samenleving’ te komen staan, ontwikkelt <strong>de</strong> gemeente specifiek beleid.Zij zorgt ervoor, dat ook <strong>de</strong>ze sociaal kwetsbare groepen – naar vermogen– aan <strong>de</strong> samenleving kunnen <strong>de</strong>elnemen.Regierol gemeenteDe gemeente heeft <strong>de</strong> regierol, die zij al voor <strong>de</strong> invoering van <strong>de</strong> WMO naarzich had toegetrokken, flink versterkt. Zij kiest voor een bre<strong>de</strong>, integrale aanpak,met een sterke samenhang en afstemming tussen verschillen<strong>de</strong> gemeentelijkebeleidsdomeinen: gezondheid en zorg, wonen, welzijn, inburgeringen integratie, on<strong>de</strong>rwijs, arbeid en vervoer. Door verschillen<strong>de</strong> budgetten bijelkaar te voegen heeft <strong>de</strong> gemeente ruimte voor nieuwe beleidskeuzen gecreeerd.De gemeente stimuleert actief <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rlinge samenwerking tussen organisatiesvoor wonen, welzijn en zorg.Er wordt flink geïnvesteerd in beleidsme<strong>de</strong>werkers die <strong>de</strong> sterke regierol kunnenwaarmaken en ook na een politieke wisseling van <strong>de</strong> wacht kunnen vasthou<strong>de</strong>n.Door een goed inzicht in <strong>de</strong> vraag naar en het aanbod van on<strong>de</strong>rsteuningsvoorzieningenheeft <strong>de</strong> gemeente haar on<strong>de</strong>rhan<strong>de</strong>lingspositie met <strong>de</strong> aanbie<strong>de</strong>rsversterkt. Op gebiedsniveau is het gebruik van voorzieningen geanalyseer<strong>de</strong>n een monitor voor vraag en aanbod ontwikkeld. Daarnaast doet <strong>de</strong>gemeente in <strong>de</strong> wijken gerichte klanton<strong>de</strong>rzoeken.Om belemmeringen voor participatie weg te nemen investeert <strong>de</strong> gemeentemet inclusief en preventief beleid op een groot aantal domeinen. Toegankelijkopenbaar vervoer heeft het beroep op individuele vervoersvergoedingen aanzienlijkteruggebracht. Ook voor <strong>de</strong> openbare ruimte, sport en cultuur wordtinclusief beleid ontwikkeld, dat <strong>de</strong> participatie bevor<strong>de</strong>rt en het beroep opindividuele voorzieningen vermin<strong>de</strong>rt. Zo werken het sociaal cultureel werken sportverenigingen samen aan sportbuurtwerk, met name voor jongerenvan allerlei achtergron<strong>de</strong>n. Bij <strong>de</strong> (her)inrichting en nieuwbouw van wijken engebouwen met een openbare functie stelt <strong>de</strong> gemeente strenge toegankelijkheidseisen.Preventief beleid op het gebied van wonen ziet er als volgt uit. On<strong>de</strong>r voorzit-94 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


terschap van <strong>de</strong> gemeente wordt in <strong>de</strong> stuurgroep wonen-zorg-dienstverleningmet alle betrokken partijen beleid ontwikkeld om het zelfstandig wonen tebevor<strong>de</strong>ren: aanbie<strong>de</strong>rs van zorg en dienstverlening, woningbouwcorporatiesen huur<strong>de</strong>rs- en cliëntenorganisaties.Door levensloopbestendig te bouwen voorkomt <strong>de</strong> gemeente dat mensen – alsze beperkingen krijgen – moeten verhuizen. Op basis van har<strong>de</strong> cijfers die <strong>de</strong>tekorten aan aangepaste woningen aantonen, maakt <strong>de</strong> gemeente prestatieafsprakenmet <strong>de</strong> woningbouwcorporaties. Daarbij wordt gebruik gemaakt van<strong>de</strong> nieuwste technologische inzichten op het gebied van duurzaamheid endomotica.Ook zijn in samenspraak met maatschappelijke organisaties allerlei woonzorgtrajectenopgezet. Zo weet <strong>de</strong> gemeente ‘hard en zacht’ met elkaar te verbin<strong>de</strong>n.Belangenorganisaties van ou<strong>de</strong>ren, patiënten/consumenten, (ou<strong>de</strong>rs van) gehandicaptenen allochtonen spreken krachtig mee in <strong>de</strong> beleidsontwikkelingen stellen samen met <strong>de</strong> gemeente plannen op. Via een speciaal Jongerenforum,dat op gezette tij<strong>de</strong>n bijeenkomt, kunnen jongeren hun mening gevenover <strong>de</strong> inrichting van <strong>de</strong> publieke ruimte en mogelijkhe<strong>de</strong>n voor vrijetijdsbesteding.Toegang tot individuele voorzieningenOndanks het gevoer<strong>de</strong> inclusieve en preventieve beleid dat <strong>de</strong> maatschappelijkeparticipatie bevor<strong>de</strong>rt, moeten aan een beperkt aantal mensen individuelediensten wor<strong>de</strong>n geleverd. Bij <strong>de</strong> indicatiestelling wordt nadrukkelijk gekekenwelke hulp via mantelzorg en vrijwilligerswerk kan wor<strong>de</strong>n georganiseerd.In elke wijk is een eenduidig herkenbaar WMO-loket waar burgers met alhun vragen over maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning terecht kunnen. De me<strong>de</strong>werkersvan <strong>de</strong> loketten hebben een goed inzicht in het welzijnsaanbod,<strong>de</strong> sociale kaart en in het aanbod van opvoedingson<strong>de</strong>rsteuning en van <strong>de</strong>AWBZ-sector. Zij zijn getraind in het mee<strong>de</strong>nken waar mensen terecht kunnenvoordat individuele arrangementen via <strong>de</strong> gemeente nodig zijn. Per individuwordt – rekening hou<strong>de</strong>nd met zijn of haar specifieke situatie – een optimale,klantgerichte aanbodmix gemaakt. Mensen die zelf <strong>de</strong> regie kunnen en willenhou<strong>de</strong>n of an<strong>de</strong>ren dat voor hen willen laten doen, krijgen die ook.Rol professionele aanbie<strong>de</strong>rsAls gevolg van aanbestedingsprocedures zijn aanbie<strong>de</strong>rs in zorg en welzijnveel marktgerichter gaan <strong>de</strong>nken. Subsidierelaties met <strong>de</strong> gemeente zijn ver-Bijlage 3 / 95


an<strong>de</strong>rd in inkooprelaties. Aanbie<strong>de</strong>rs zoeken zelf antwoord op <strong>de</strong> vraag: welkproduct wil ik aan wie leveren en hoe doe ik dat zo effectief en efficiënt mogelijk?Doordat <strong>de</strong> gemeente het aangepaste vervoer, hulpmid<strong>de</strong>len, woningaanpassingen,huishou<strong>de</strong>lijke verzorging, welzijnsdiensten en <strong>de</strong> maatschappelijkeopvang aanbesteedt, zijn <strong>de</strong> grenzen tussen <strong>de</strong> vroegere branches vervaagd.Welzijnsinstellingen met een AWBZ-goedkeuring laten zich contracteren vooron<strong>de</strong>rsteunen<strong>de</strong> en activeren<strong>de</strong> begeleiding. Zorginstellingen hebben zich,on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re met ou<strong>de</strong>renadviseurs, op <strong>de</strong> welzijnsmarkt gestort. Om <strong>de</strong> keuzemogelijkhe<strong>de</strong>nvan <strong>de</strong> klant zo groot mogelijk te maken heeft <strong>de</strong> gemeentegekozen voor een vorm van aanbeste<strong>de</strong>n, waarbij een beperkt aantal voorgeselecteer<strong>de</strong>aanbie<strong>de</strong>rs (preferred provi<strong>de</strong>rs) een bepaald productieniveauwordt gegund. Aanbie<strong>de</strong>rs weten van tevoren niet hoeveel klanten zij krijgen,omdat klanten (met hun pgb) zelf hun aanbie<strong>de</strong>r mogen kiezen. Zo krijgenook kleine aanbie<strong>de</strong>rs, die hun krachten door mid<strong>de</strong>l van franchising hebbengebun<strong>de</strong>ld, een kans. De basisinfrastructuur op wijkniveau wordt één keer in<strong>de</strong> 10 jaar aanbesteed, terwijl het projectmatig werken één keer in <strong>de</strong> vier jaarveran<strong>de</strong>rt.Alle aanbie<strong>de</strong>rs zoeken strategische posities in het spanningsveld tussen samenwerkingen concurrentie en hebben een pakket aan dienstverlening ontwikkeldvoor verschillen<strong>de</strong> klantengroepen, on<strong>de</strong>r wie allochtone zorgvragers.Door mid<strong>de</strong>l van on<strong>de</strong>rzoeken naar klanttevre<strong>de</strong>nheid en benchmarks streven<strong>de</strong> aanbie<strong>de</strong>rs naar continue kwaliteitsverbetering, aanbodsvernieuwing envergroting van hun klantengroep.Om dit scenario te doen slagen is een stevige gemeente nodig die – van bovenaf– professionele aanbie<strong>de</strong>rs stimuleert om effectief in netwerken samente werken. Zo maken professionals van zorg- en welzijnsinstellingen – op initiatiefvan <strong>de</strong> gemeente – on<strong>de</strong>rling afspraken over vroegtijdige signalering vanproblemen met opvoe<strong>de</strong>n en opgroeien van jeugdigen. Bre<strong>de</strong> scholen werkennauw samen met welzijnsorganisaties.MeedoenDe gemeente voert een actief beleid om sociaal isolement en eenzaamheid tevoorkomen. Een gebrek aan sociale contacten leidt tot vereenzaming, het gevoelbuiten <strong>de</strong> samenleving te staan en een verhoog<strong>de</strong> kans op sociale of gezondheidsproblemen.Zo krijgen kleine problemen (moeite met <strong>de</strong> financiëleadministratie) grote gevolgen (schul<strong>de</strong>n, huisuitzetting).Samen met <strong>de</strong> GGD, zorgverzekeraars en zorgaanbie<strong>de</strong>rs voert <strong>de</strong> gemeente96 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


actieve voorlichtingscampagnes om gezondheidsproblemen te voorkomen,met name gericht op mensen uit <strong>de</strong> lagere inkomensgroepen en jongeren.Om problemen met opvoe<strong>de</strong>n en opgroeien te voorkomen voert <strong>de</strong> gemeenteeen preventief beleid op het gebied van opvoedingson<strong>de</strong>rsteuning. Vanuitlaagdrempelige gezinscentra wordt aan ou<strong>de</strong>rs informatie en advies verstrekten wordt <strong>de</strong> zorg rondom gezinnen gecoördineerd, bijvoorbeeld in <strong>de</strong> vormvan gezinscoaching.Inwoners die, als gevolg van werkloosheid, <strong>de</strong>tentie of psychische beperkingen,het contact met <strong>de</strong> samenleving dreigen te verliezen wor<strong>de</strong>n in een vroegstadium bena<strong>de</strong>rd voor een activeringstraject. Het CWI en welzijnsinstellingendragen hier een gezamenlijke verantwoor<strong>de</strong>lijkheid. De aandacht richt zichspeciaal op kwetsbare (allochtone) burgers.Vanzelfsprekend krijgt <strong>de</strong> nauwe samenhang tussen <strong>de</strong> WMO en <strong>de</strong> Wet Werken Bijstand volop <strong>de</strong> aandacht van <strong>de</strong> gemeente. De overgang van school naararbeidsmarkt van (kwetsbare) jongeren wordt intensief begeleid. Voor mensenmet een handicap wordt een passend traject naar dagbesteding of werk gezocht.Samen met een instelling voor verstan<strong>de</strong>lijk gehandicaptenzorg heeft<strong>de</strong> gemeente in verschillen<strong>de</strong> wijken een ‘Buurtsuper speciaal’ opgezet, diegroten<strong>de</strong>els wordt gerund door mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke handicap.Om maatschappelijke participatie te realiseren is inkomen een belangrijkevoorwaar<strong>de</strong>. De aanpak voor daklozen richt zich bijvoorbeeld op: inkomen,dagbesteding, opvang, medische zorg en gebruik (methadon of heroïne). Door<strong>de</strong> registraties over daklozen van het CWI, <strong>de</strong> GGD en <strong>de</strong> maatschappelijkeopvang met elkaar te matchen heeft <strong>de</strong> gemeente een goed beeld van <strong>de</strong> vraagvan en het aanbod voor daklozen.Met woningcorporaties heeft <strong>de</strong> gemeente protocollen opgesteld, dat bewonersin een vroeg stadium wor<strong>de</strong>n aangemaand en niet tot huisuitzettingwordt overgegaan, vóórdat er trajecten voor schuldhulpverlening in gang zijngezet. Door eerst schuldhulpverlening aan te bie<strong>de</strong>n wordt verloe<strong>de</strong>ring, huisuitzettingen maatschappelijke opvang voorkomen.Scenario B: stuurman van je eigen levenVisie op maatschappelijke participatieDe gemeente neemt het concept van zelfregie als uitgangspunt voor het WMObeleid.Mensen mogen, als gevolg van hun beperkingen, niet van <strong>de</strong> samenlevingwor<strong>de</strong>n uitgesloten. Mensen met beperkingen moeten – net als ie<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>r– zo veel als mogelijk <strong>de</strong> stuurman van hun eigen leven kunnen zijn. EenBijlage 3 / 97


centraal thema is dan ook het vergroten van <strong>de</strong> competenties voor zelfregie endaarmee voor maatschappelijke participatie.Enerzijds realiseert <strong>de</strong> gemeente een beperkt aantal generieke oplossingenvoor <strong>de</strong> hele bevolking en an<strong>de</strong>rzijds focust zij op individuele arrangementen,die zo veel mogelijk door <strong>de</strong> mensen zelf kunnen wor<strong>de</strong>n ingevuld. Daartoekunnen mensen met beperkingen aanspraak maken op een participatiebudget.Wel heeft <strong>de</strong> gemeente – samen met <strong>de</strong> provincie – geïnvesteerd in een toegankelijken fijnmazig systeem van openbaar vervoer, door zowel <strong>de</strong> vervoerscapaciteitals <strong>de</strong> –kwaliteit in overeenstemming te brengen met <strong>de</strong> behoeftenvan alle burgers. Voor een relatief kleine groep mensen, die niet van dit OVsysteemgebruik kan maken, wor<strong>de</strong>n specifieke, individuele arrangementengetroffen.Regierol gemeenteDe regierol van <strong>de</strong> gemeente houdt in: initiëren en faciliteren. De gemeenteziet het als haar taak om een effectieve infrastructuur te organiseren voor eenoptimale uitwisseling van kennis en on<strong>de</strong>rlinge steun van mensen met beperkingen:jong en oud, autochtoon en allochtoon. Zo maakt zij zichtbaar hoewaar<strong>de</strong>vol het is als mensen met beperkingen – door hun ervaringskennis te<strong>de</strong>len – maatschappelijk actief zijn.Omdat het vergroten van <strong>de</strong> competenties voor zelfregie het hoofddoel is,wor<strong>de</strong>n drie groepen on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n:• Mensen met voldoen<strong>de</strong> competenties voor zelfregie• Mensen die <strong>de</strong>ze competenties kunnen aanleren• Mensen die niet in staat zijn zich <strong>de</strong>ze competenties eigen te maken.In navolging van <strong>de</strong> buitenlandse Centres for In<strong>de</strong>pen<strong>de</strong>nt Living stimuleert enfaciliteert <strong>de</strong> <strong>de</strong> gemeente <strong>de</strong> oprichting van vergelijkbare Expertisebureaus voorZelfregie. In <strong>de</strong>ze centra zetten mensen met beperkingen hun ervaringskennisom in ervarings<strong>de</strong>skundigheid, met het doel om an<strong>de</strong>ren te helpen zo veelmogelijk <strong>de</strong> stuurman over het eigen leven te zijn.Voor <strong>de</strong> groep mensen die niet in staat is om <strong>de</strong> voor zelfregie noodzakelijkecompetenties te verwerven organiseert <strong>de</strong> gemeente – samen met cliënten- endienstverlenen<strong>de</strong> organisaties – een goed vangnet van maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning,on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re door verschillen<strong>de</strong> domeinen met elkaar te verbin<strong>de</strong>n.Ook vanuit <strong>de</strong> Expertisebureaus voor Zelfregie kunnen ervarings<strong>de</strong>skundigemensen met beperkingen een betrouwbaar maatje wor<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong> meest98 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


kwetsbare groep. Zo bevor<strong>de</strong>rt <strong>de</strong> gemeente <strong>de</strong> zelfredzaamheid van <strong>de</strong> meestkwetsbaren en tegelijk <strong>de</strong> maatschappelijke participatie van <strong>de</strong> ervarings<strong>de</strong>skundigezelfregisseurs.De gemeente verstrekt een startkapitaal aan <strong>de</strong> Bureaus voor Zelfregie, diedoor mensen met beperkingen zélf wor<strong>de</strong>n gerund. Zij bepalen zelf hoe zij <strong>de</strong>on<strong>de</strong>rlinge dienstverlening organiseren. Eén van <strong>de</strong> voorwaar<strong>de</strong>n is wel, dat <strong>de</strong>centra zich nadrukkelijk ook richten op jonge, ou<strong>de</strong> en allochtone zorgvragersen actief zijn in het aanleren van competenties voor zelfregie bij <strong>de</strong>genen diedaarover nog niet beschikken.Bij het opzetten en inrichten van <strong>de</strong> Expertisebureaus voor Zelfregie spreekt<strong>de</strong> gemeente burgers met beperkingen aan als co-producenten van het WMObeleid.Toegang tot individuele voorzieningenVoor problemen die raken aan <strong>de</strong> persoonlijke levenssfeer, zoals huishou<strong>de</strong>lijkeverzorging, kiezen veel mensen met beperkingen voor een individueel arrangement.Zij vin<strong>de</strong>n het belangrijk dat zij dit werk in han<strong>de</strong>n kunnen gevenvan een vaste en betrouwbare persoon, die zonodig ook geld bij <strong>de</strong> bank kanhalen of op je kind kan passen. Juist in <strong>de</strong> persoonlijke levenssfeer is <strong>de</strong> filosofievan zelfregie van toepassing. Daarom krijgen alle mensen die dat willen– via een indicatieprocedure – <strong>de</strong> beschikking over een participatiebudget, waarmeezij hun eigen arrangementen kunnen treffen en zelf <strong>de</strong> mensen en <strong>de</strong>hulpmid<strong>de</strong>len kunnen uitkiezen die zij het meest prefereren. In het participatiebudgetzitten <strong>de</strong> ‘WMO-trekkingsrechten’, voor zover <strong>de</strong>ze geen on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>eluitmaken van <strong>de</strong> AWBZ. Mensen hoeven niet ge<strong>de</strong>tailleerd te verantwoor<strong>de</strong>nwaaraan zij het geld hebben besteed.In <strong>de</strong> Expertisebureaus voor Zelfregie wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> budgethou<strong>de</strong>rs toegerustvoor hun rol als werkgever en voor het vin<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> juiste mensen en hulpmid<strong>de</strong>len.Via <strong>de</strong> bureaus voor zelfregie wor<strong>de</strong>n vragers en aanbie<strong>de</strong>rs vanpersoonlijke diensten bij elkaar gebracht, maar er is geen sprake van gedwongenwinkelnering.Voor mensen die niet in staat zijn een participatiebudget aan te vragen en tebeheren – zoals jongeren on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> 18 jaar, mensen met een verstan<strong>de</strong>lijke ofpsychische handicap en kwetsbare ou<strong>de</strong>ren – wordt dit door zaakwaarnemersgedaan.Bijlage 3 / 99


Rol professionele aanbie<strong>de</strong>rsDoordat veel mensen met beperkingen gebruik maken van een participatiebudgetis hun consumentenmacht van grote invloed op het aanbod vanwoon-, welzijns- en zorgdiensten. Ook <strong>de</strong> sterk gegroei<strong>de</strong> groep van kapitaalkrachtigeou<strong>de</strong>ren heeft grote invloed op <strong>de</strong> diversifisering van het(gemaks)dienstenaanbod.Sinds <strong>de</strong> invoering van <strong>de</strong> WMO en <strong>de</strong> oprichting van <strong>de</strong> Expertisebureausvoor Zelfregie hebben zich grote verschuivingen in <strong>de</strong> markt voor diensten enhulpmid<strong>de</strong>len voorgedaan. Grote en kleine, samenwerken<strong>de</strong> en concurreren<strong>de</strong>,aanbie<strong>de</strong>rs, leveren ie<strong>de</strong>r op hun eigen manier diensten, die <strong>de</strong> maatschappelijkeparticipatie van jonge en ou<strong>de</strong> mensen met beperkingen mogelijkmaken. Er is een levendige markt van persoonlijke dienstverlening door kleineaanbie<strong>de</strong>rs aan kleine klanten ontstaan, waarbij kwaliteit een belangrijk aspectin <strong>de</strong> concurrentieverhoudingen vormt.Sommige aanbie<strong>de</strong>rs – met name in multiculturele wijken – hebben hun personeelsbestan<strong>de</strong>n dienstenaanbod volledig afgestemd op allochtone zorgvragers.Voor mensen die niet beschikken over <strong>de</strong> competenties voor zelfregie wordt <strong>de</strong>maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning – in nauwe samenspraak met cliëntenorganisaties– zo klantgericht mogelijk georganiseerd en aangebo<strong>de</strong>n. Via Internetzijn professionals 24 uur bereikbaar voor mensen die dat nodig hebben.MeedoenIn en vanuit <strong>de</strong> Expertisebureaus voor Zelfregie on<strong>de</strong>rsteunen mensen metbeperkingen – op basis van hun ervarings<strong>de</strong>skundigheid – elkaar door:• trainingen te verzorgen, zoals: ‘Hoe ga ik om met mijn participatiebudget?’• elkaar te helpen met sociale verzekeringen en het vin<strong>de</strong>n van opleidingenen betaal<strong>de</strong> arbeid• mensen met onvoldoen<strong>de</strong> competenties voor zelfregie te helpen optimaalvan hun WMO-rechten gebruik te maken.Waar mogelijk en nodig helpen ou<strong>de</strong>ren an<strong>de</strong>re ou<strong>de</strong>ren en jongeren an<strong>de</strong>rejongeren. De on<strong>de</strong>rlinge on<strong>de</strong>rsteuning betreft niet alleen advisering, maarook praktische dienstverlening.De Expertisebureaus voor Zelfregie zijn enerzijds een ‘schakelclub’ in <strong>de</strong>elnameaan <strong>de</strong> samenleving, maar an<strong>de</strong>rzijds ook een ontmoetingsplek waar100 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


mensen met specifieke beperkingen hun ervaringen met lotgenoten kunnen<strong>de</strong>len. Via internetcommunities kunnen allerlei mensen met beperkingenelkaar vin<strong>de</strong>n, ontmoeten en ervaringen uitwisselen.De gemeente zorgt dat er voldoen<strong>de</strong> van <strong>de</strong>ze bureaus zijn en verschaft hetnoodzakelijke startkapitaal. Voor <strong>de</strong> gelever<strong>de</strong> diensten wordt door <strong>de</strong> afnemersbetaald, on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re door mid<strong>de</strong>l van abonnementen. Er wordt ookgewerkt met collectieve abonnementen van ou<strong>de</strong>ren- en cliëntenorganisaties.Sommige centra wor<strong>de</strong>n gesponsord door leveranciers van rolstoelen en thuiszorgwinkels.De Expertisebureaus voor Zelfregie werken met een vaste staf van ervarings<strong>de</strong>skundigeprofessionals met daaromheen een netwerk van mensen, die voorgrote of kleine honoraria verschillen<strong>de</strong> soorten diensten verrichten. De bureausvoor zelfregie hebben, samen met het veelvuldig gebruik van het participatiebudget,een spin-off veroorzaakt: door een aantal participatiebudgettensamen te voegen zijn nieuwe – vraaggestuur<strong>de</strong> – collectieve arrangementenontstaan.Sinds <strong>de</strong> oprichting van <strong>de</strong> Expertisebureaus hebben al vele mensen metbeperkingen hun weg naar een geschikte opleiding en – zonodig aangepaste– betaal<strong>de</strong> arbeid gevon<strong>de</strong>n.De beeldvorming van mensen met beperkingen is ingrijpend veran<strong>de</strong>rd.Steeds meer bedrijven zijn bereid om mensen met beperkingen in dienst tenemen. Bovendien voeren zij een leeftijdsbewust personeelsbeleid, waardoorook ou<strong>de</strong>ren na hun 65 e betaal<strong>de</strong> arbeid kunnen blijven verrichten.Scenario C: meedoen in <strong>de</strong> netwerksamenlevingVisie op maatschappelijke participatieOm <strong>de</strong> maatschappelijke participatie te vergroten heeft <strong>de</strong> gemeente socialecohesie en leefbaarheid als centraal thema van haar beleid gekozen. Zij kiesthierbij nadrukkelijk voor een bena<strong>de</strong>ring van on<strong>de</strong>rop en van vertrouwen in<strong>de</strong> burgers. On<strong>de</strong>rlinge steun en welzijn staan voorop, professionele zorg isaanvullend. De gemeente zoekt bewust en actief aansluiting bij informele enspontane initiatieven van verschillen<strong>de</strong> groepen burgers.Veel burgers participeren wel, maar vooral in netwerken in <strong>de</strong> eigen (etnische)gemeenschap, die dikwijls geen of weinig aansluiting hebben bij formele,geïnstitutionaliseer<strong>de</strong> structuren. An<strong>de</strong>rzijds blijken veel (jonge) mensen welbereid in gelegenheidscoalities voor concrete doelen in actie te komen, maarzich niet langdurig te willen bin<strong>de</strong>n aan geïnstitutionaliseer<strong>de</strong> organisaties.Bijlage 3 / 101


Door te beginnen bij <strong>de</strong> eigen netwerken, kunnen mensen die nu niet (voldoen<strong>de</strong>)meedoen, vanuit een basis van veiligheid en vertrouwen, stap voorstap hun wereld groter maken en met an<strong>de</strong>re werel<strong>de</strong>n verbin<strong>de</strong>n.Juist in kleine gemeenten, waar dikwijls al een ‘ons kent ons’-klimaat heerstmet een grote inzet van vrijwilligers, heeft dit scenario een grote slagingskans.Door <strong>de</strong> verankering in <strong>de</strong> haarvaten van <strong>de</strong> samenleving is dit scenario nietzo gevoelig voor politieke schommelingen.Regierol van <strong>de</strong> gemeenteHet initiatief ligt bij groepen burgers, <strong>de</strong> rol van <strong>de</strong> gemeente is faciliteren,on<strong>de</strong>rsteunen, verbin<strong>de</strong>n en bekendheid geven. De gemeente faciliteert veelsoortigegemeenschapsverban<strong>de</strong>n, waarin mensen elkaar ontmoeten, on<strong>de</strong>rsteunenen samenwerken. Zij on<strong>de</strong>rsteunt <strong>de</strong>ze spontane initiatieven (ookfinancieel), zón<strong>de</strong>r ze over te nemen. Ook bevor<strong>de</strong>rt <strong>de</strong> gemeente het contacten <strong>de</strong> uitwisseling tussen verschillen<strong>de</strong> informele netwerken.Me<strong>de</strong>werkers van <strong>de</strong> gemeente gaan <strong>de</strong> wijken in en zoeken <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong>burgerinitiatieven van ou<strong>de</strong>ren, jongeren, mensen met beperkingen en allochtonenop en brengen <strong>de</strong>ze in kaart. Zij vragen <strong>de</strong> mensen die nu niet (voldoen<strong>de</strong>)meedoen, wanneer zij zich prettig voelen en wat zij daarvoor nodighebben. Zij on<strong>de</strong>rzoeken in hoeverre <strong>de</strong> netwerken, waarvan buurtbewoners<strong>de</strong>el uitmaken, in hun on<strong>de</strong>rsteuningsbehoeften voorzien en wat er aanvullendnodig is. Me<strong>de</strong>werkers van <strong>de</strong> gemeente zijn intensief voor <strong>de</strong>ze nieuwerollen getraind. Ook gemeenteraadsle<strong>de</strong>n en bestuur<strong>de</strong>rs zoeken <strong>de</strong> mensen in<strong>de</strong> wijken actief op.Aan professionals uit organisaties voor wonen, welzijn en zorg vragen me<strong>de</strong>werkersvan <strong>de</strong> gemeente welke problemen zij in <strong>de</strong> wijken signaleren en hoe<strong>de</strong>ze – in nauwe samenwerking met <strong>de</strong> betrokkenen – kunnen wor<strong>de</strong>n opgelost.De gemeente stimuleert samenwerking van professionals van on<strong>de</strong>rop eninvesteert in een goe<strong>de</strong> relatie tussen professionals en vrijwilligers.In samenspraak met bewoners creëert <strong>de</strong> gemeente multifunctionele en vanzelfspreken<strong>de</strong>ontmoetingsplekken, waar burgers uit verschillen<strong>de</strong> (etnische)groepen zich thuis voelen, zoals (bre<strong>de</strong>) scholen, gezinscentra en multifunctionelewijkcentra. Bij <strong>de</strong> (her)inrichting van wijken neemt <strong>de</strong> gemeente hetvoortouw om ervoor te zorgen dat <strong>de</strong> fysieke infrastructuur stimulerend enuitnodigend is voor allerlei burgerinitiatieven voor jong en oud, wit en zwart,met en zon<strong>de</strong>r handicap. De gemeente zorgt ervoor dat <strong>de</strong> ruimtelijke, socialeen economische peilers elkaar versterken.De gemeente stelt royale budgetten voor spontane burgerinitiatieven beschik-102 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


aar (‘social venture capital’), waar geen zware verantwoordingsplichten aanverbon<strong>de</strong>n zijn. Wel moeten <strong>de</strong> burgerinitiatieven op transparante wijze <strong>de</strong>kwaliteit en <strong>de</strong> bereikte resultaten aan <strong>de</strong> gemeente kunnen tonen. De spontaneinitiatieven kunnen een rechtsvorm hebben en <strong>de</strong> gelever<strong>de</strong> dienstenhoeven niet gratis te zijn. Vrijwilligers kunnen aanspraak maken op reis- enan<strong>de</strong>re onkostenvergoedingen van <strong>de</strong> gemeente of in regionaal verband.Toegang tot individuele voorzieningenVoor on<strong>de</strong>rsteuning en zorg waarin <strong>de</strong> burgerinitiatieven niet voorzien kan– via een indicatieprocedure – een individuele voorziening of budget wor<strong>de</strong>naangevraagd. De gemeente maakt goed dui<strong>de</strong>lijk in welke gevallen een beroepop formele hulp kan wor<strong>de</strong>n gedaan.Rol professionele aanbie<strong>de</strong>rsIn dit scenario is een grote rol weggelegd voor sensitieve en creatieve opbouwwerkers.De gemeente heeft dan ook flink geïnvesteerd in <strong>de</strong> <strong>de</strong>skundigheidvan voldoen<strong>de</strong> coördinatoren en mo<strong>de</strong>ratoren, die alles en ie<strong>de</strong>reen metelkaar verbin<strong>de</strong>n. Zo wordt <strong>de</strong> duurzaamheid van <strong>de</strong> burgerinitiatieven versterkt.Professionals wor<strong>de</strong>n getraind om aanvullend te werken op <strong>de</strong> informele on<strong>de</strong>rsteuningsstructurenvan verschillen<strong>de</strong> groepen burgers. Ook wor<strong>de</strong>n zijingeschakeld om <strong>de</strong> meest kwetsbare burgers, die geen <strong>de</strong>el uitmaken van <strong>de</strong>informele netwerken, op te vangen en te helpen – naar vermogen – in <strong>de</strong> samenlevingte participeren.Professionele organisaties wor<strong>de</strong>n alleen door <strong>de</strong> gemeente gefinancierd alszij klantenpanels of regelmatige klanttevre<strong>de</strong>nheidson<strong>de</strong>rzoeken organiseren.Om een goe<strong>de</strong> samenwerking tussen burgers en professionals te stimulerenkunnen professionele organisaties – bij aantoonbaar goe<strong>de</strong> prestaties – aanspraakmaken op extra financiering door <strong>de</strong> gemeente.Doordat <strong>de</strong> gemeente een hel<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rscheid maakt tussen informele initiatievenen formele organisaties wor<strong>de</strong>n ongelijke marktposities, als gevolg van<strong>de</strong> betaling van informele hulp voorkomen.MeedoenIn dit scenario staat het begrip we<strong>de</strong>rkerigheid centraal: ruilen, aanbie<strong>de</strong>n enontvangen.Zo wordt samen met woningcorporaties woningbouw gecreëerd, die het gemengdwonen van jong en oud en intergenerationele dienstverlening stimu-Bijlage 3 / 103


leert. Dienstverlening die gratis kan zijn (ou<strong>de</strong>ren die op kin<strong>de</strong>ren passen),maar die ook tegen betaling kan plaatsvin<strong>de</strong>n (<strong>de</strong> jongere verzorgt <strong>de</strong> tuin ofverricht klussen in huis). Een mo<strong>de</strong>rator bevor<strong>de</strong>rt <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rlinge dienstverlening.Mensen in <strong>de</strong> burgerinitiatieven zijn zelf verantwoor<strong>de</strong>lijk voor <strong>de</strong> financielerisico’s en er wordt altijd een eigen bijdrage gevraagd. Door <strong>de</strong> oprichtingvan een fonds (analoog aan <strong>de</strong> Duitse ‘Burgerstiftung’), dat werkt volgens hetprincipe van microfinance, zorgen <strong>de</strong> mensen zelf voor we<strong>de</strong>rzijdse checks enbalances. Zij spreken elkaar on<strong>de</strong>rling aan op <strong>de</strong> kwaliteit van <strong>de</strong> gelever<strong>de</strong>diensten. Ook klantenpanels dragen bij aan <strong>de</strong> kwaliteitsbewaking.In navolging van <strong>de</strong> Duitse ‘Seniorengenossenschaften’ organiseren vitaleou<strong>de</strong>ren een breed pakket aan on<strong>de</strong>rlinge hulpdiensten om zo lang mogelijkzelfstandig te wonen. Voor <strong>de</strong>ze diensten wordt een vergoeding betaald, diedirect kan wor<strong>de</strong>n geïncasseerd of kan wor<strong>de</strong>n gespaard om t.z.t. zelf dienstenvan <strong>de</strong> Genossenschaft te kunnen afnemen.Vanuit kerken, moskeeën en scholen komen veel soorten maatjes- en mentorprojectentot bloei. In verschillen<strong>de</strong> vormen van één-op-één begeleidingzorgen vrijwilligers ervoor dat mensen uit hun sociaal isolement komen of naterugkeer uit het psychiatrisch ziekenhuis of <strong>de</strong> gevangenis hun weg weer in<strong>de</strong> samenleving vin<strong>de</strong>n.Voor ou<strong>de</strong>re allochtonen, van wie velen niet goed Ne<strong>de</strong>rlands spreken of nietkunnen lezen of schrijven, vormen <strong>de</strong> in Ne<strong>de</strong>rland opgelei<strong>de</strong> (volwassen) kin<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> brug naar <strong>de</strong> samenleving. Zo organiseren jonge mei<strong>de</strong>n in projecten‘Dochters voor moe<strong>de</strong>rs’ activiteiten voor hun eigen moe<strong>de</strong>rs, stimuleren henom naar buiten te gaan en <strong>de</strong> taal te leren.In verschillen<strong>de</strong> wijken wor<strong>de</strong>n ‘Communities that care’ gevormd. In zo’n– van oorsprong Amerikaans – wijkprogramma stellen ou<strong>de</strong>rs, scholen, jongerenwerkersen politie gezamenlijk een (preventie)plan op om een veilige wijkte creëren, waarin het fijn is om op te groeien. Op die manier wordt probleemgedragbij jongeren voorkomen.Een handreiking voor het gebruik van <strong>de</strong> scenario’sDe drie scenario’s zijn korte beschrijvingen van mogelijke toekomstbeel<strong>de</strong>nvoor het bevor<strong>de</strong>ren van maatschappelijke participatie met <strong>de</strong> WMO. De scenario’szijn een hulpmid<strong>de</strong>l voor strategische discussies van bestuur<strong>de</strong>rs vangemeenten en van instellingen voor wonen, welzijn en zorg. Welke politiekeen beleidsmatige keuzen kunnen en willen zij maken om zo veel mogelijk bur-104 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


gers in <strong>de</strong> samenleving te laten meedoen? De scenario’s zijn voorstellingen engeen voorspellingen van <strong>de</strong> toekomst.Van alle drie <strong>de</strong> scenario’s kunnen – vanuit verschillen<strong>de</strong> invalshoeken – <strong>de</strong>succes- en faalfactoren wor<strong>de</strong>n geanalyseerd. Wat zijn <strong>de</strong> kansen en risico’s enon<strong>de</strong>r welke voorwaar<strong>de</strong>n kunnen die gevaren wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rvangen? Bijvoorbeeld:Is het vangnet voor <strong>de</strong> meest kwetsbare burgers stevig genoeg en hoekan dit zo goed mogelijk wor<strong>de</strong>n gegaran<strong>de</strong>erd? Wat zijn <strong>de</strong> vangnetverantwoor<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>nvan <strong>de</strong> gemeente en van <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> an<strong>de</strong>re partijen bij<strong>de</strong> drie scenario’s?Op <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> expertmeeting zijn <strong>de</strong> effecten van <strong>de</strong> scenario’s beoor<strong>de</strong>eld envergeleken aan <strong>de</strong> hand van een aantal criteria, waarbij on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re is gekekennaar <strong>de</strong> mogelijke effecten voor specifieke groepen kwetsbare burgers.Maar het is natuurlijk ook mogelijk om <strong>de</strong> consequenties te analyseren voor<strong>de</strong> gemeentelijke organisatie of voor professionals in wonen, welzijn en zorg.Zo wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> scenario’s een hulpmid<strong>de</strong>l voor gemeenten en aanbie<strong>de</strong>rs vanwonen, welzijn en zorg om een eigen visie te ontwikkelen op <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>nvan <strong>de</strong> WMO om <strong>de</strong> participatie van alle burgers zo groot mogelijk temaken.Noot1. Dit zijn laagdrempelige, breed toegankelijke voorzieningen, waarvoor geen indicatiestellingnodig is.LiteratuurAandachtspunten en tips van <strong>de</strong> kennisinstituten voor <strong>de</strong> pilotgemeenten per prestatieveld en perthema. www.invoeringwmo.nl.Bakhuis, Ingrid (2006), Zelfredzaamheid en <strong>de</strong> Civil Society. Verslag van een Meet en Greet bijeenkomstgeorganiseerd door X-S2, NIZW en NPOE. NIZW, Utrecht.Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (2005), Een routekaart voor <strong>de</strong> WMO. Gemeente Amsterdam.Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (2005), De WMO in Amsterdam, een nieuwe kijk op participatie,zorg en welzijn. Bestuurlijk document.Duijf, Elly (2005), Klein maar dapper, Gemeente Hel<strong>de</strong>n succesvol met wonen, zorg en welzijn.In: Zorgvisie 12, <strong>de</strong>cember 2005, pp. 33 – 37.Dresselhuys, Cisca (2006), ‘De meeste mei<strong>de</strong>n dragen hoofddoek uit protest’. PvdA-wethou<strong>de</strong>rAhmed Aboutaleb langs <strong>de</strong> feministische meetlat. In: OPZIJ, mei 2006, pp. 62-66.FORUM (2006), Gewoon doen, Aanbevelingen voor gemeentelijk integratiebeleid. FORUM,Bijlage 3 / 105


Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling, Utrecht.Gemeente Waalwijk (2005), Welzijn is min<strong>de</strong>r zorg! Projectplan Proeftuin WMO.Harchaoui, S. (2006), De witte WMO, Enkele kanttekeningen. Forum, Instituut voor MulticultureleOntwikkeling, Utrecht.Hoof, Frank van (2003), Lokale dienstverlening aan mensen met psychische handicaps. TrimbosInstituut, Utrecht.Hortulanus, R.P. (2004), Het belang van <strong>de</strong> Wet Maatschappelijke On<strong>de</strong>rsteuning. MaatschappelijkOn<strong>de</strong>rnemers Groep, Utrecht.Janssens, K. (2001), Een blijven<strong>de</strong> strijd om <strong>de</strong> regie. In: Per Saldo, Glans, Het persoonsgebon<strong>de</strong>nbudget toen, nu en straks. Per Saldo, Utrecht.Lelieveldt, Herman (2005), Nieuwe kansen voor gemeenten. In: Hurenkamp, Menno en MoniqueKremer (red.) (2005), Vrijheid verplicht, Over tevre<strong>de</strong>nheid en <strong>de</strong> grenzen van keuzevrijheid.Jaarboek Tijdschrift voor sociale vraagstukken, Van Gennep, Amsterdam.Maatschappelijk On<strong>de</strong>rnemers Groep (2005), De kabouters doen het niet. On<strong>de</strong>rsteuning lokalegemeenschap.Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (2002), De handicap van <strong>de</strong> samenleving, Over mogelijkhe<strong>de</strong>nen beperkingen van community care. RMO, Den Haag.Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (2005), Lokalisering van maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning.Voorwaar<strong>de</strong>n voor een succesvolle WMO. RMO, Den Haag.Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (2005), Niet langer met <strong>de</strong> ruggen tegen elkaar. Eenadvies over verbin<strong>de</strong>n. RMO, Den Haag.Raad voor <strong>de</strong> Volksgezondheid en Zorg (2005), Wet Maatschappelijke On<strong>de</strong>rsteuning, Briefadvies.RVZ, Zoetermeer.Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2006), Nieuwe regels betreffen<strong>de</strong> maatschappelijkeon<strong>de</strong>rsteuning (Wet Maatschappelijke On<strong>de</strong>rsteuning). Eerste Kamer, verga<strong>de</strong>rjaar2005-2006, 30 131, A.STG/Health Management Forum (2005), WMO overbodig? Een alternatief. STG/Health ManagementForum, Lei<strong>de</strong>n.Uneken, Hans (2006), Voorbereiding invoering WMO. Inventarisatie WMO voor gemeenten: een eersteblik op <strong>de</strong> praktijk van integratie van wonen, zorg en welzijn. STG/Health ManagementForum, Lei<strong>de</strong>n.Websitewww.invoeringwmo.nlVoorbereidingsgroepMevrouw drs. J.G. (José) Manshan<strong>de</strong>n MPA, lid RMO en directeur Sociale Dienst Dordrecht(voorzitter voorbereidingsgroep en expertmeetings)106 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


Mevrouw dr. M. (Marijke) Mootz, adjunct-secretaris RMODr. S.M. (Stijn) Verhagen, adviseur RMOMevrouw mr. A. (Annemiek) Goris MBA, directeur STG/Health Management ForumMevrouw ir. M.E. (Marij) Vulto, senior on<strong>de</strong>rzoeker/adviseur STG/Health Management ForumGeraadpleeg<strong>de</strong> <strong>de</strong>skundigen (interviews en expertmeetings)Dr. A.F.I. (Guus) Bannenberg MPA, bestuur<strong>de</strong>r Swinhove Zorgorganisatie Zwijndrecht en voorzitterCorona ZorgalliantieMevrouw A. (Aly) van Beek, branchemanager Welzijn en Maatschappelijke DienstverleningMO GroepJ. (Jan) Booij, directeur Booij Advies Den HaagMevrouw drs. S. (Suze) Duinkerke, hoofd af<strong>de</strong>ling Maatschappelijke Gezondheidszorg DienstMaatschappelijke Ontwikkeling Gemeente AmsterdamA.J.M. (Ton) Fennis, senior consultant Kantel ConsultMr. S. (Sadik) Harchaoui, lid RMO en directeur ForumMevrouw Y. (Yolan) Koster, vice-voorzitter RMO en directeur Kantel ConsultMevrouw M. (Marja) Morskieft, consultant Kantel ConsultMevrouw E.H. (Liesbeth) Reitsma, voorzitter Stichting LPR Belangenorganisatie cliënten GGZI. (Idriss) Nor, programmamanager Welzijn Stichting DoenMr. R.F. (Ronald) Schreu<strong>de</strong>r, oud-directeur STG/Health Management ForumT. (Thijs) Torreman, directeur Thermiek Welzijnsorganisatie RotterdamMevrouw dr. M.W.M. (Miranda) <strong>de</strong> Vries, wethou<strong>de</strong>r Gemeente ZwijndrechtMevrouw G.A.M. (Lidy) Zaat, directeur RIBW Den HaagBijlage 3 / 107


BIJLAGE 4Overzicht van uitgebrachte publicaties van <strong>de</strong> Raad voor MaatschappelijkeOntwikkelingAdviezenDer<strong>de</strong> raadsperio<strong>de</strong> 2005-200840 <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>. Drie scenario’s voor het lokale <strong>de</strong>bat over<strong>de</strong> WMO. (2006)39 Ontsnappen aan medialogica. Tbs in <strong>de</strong> maatschappelijke beeldvorming.(2006)38 Verschil maken. Eigen verantwoor<strong>de</strong>lijkheid na <strong>de</strong> verzoringsstaat.(2005)37 Niet langer met <strong>de</strong> ruggen naar elkaar. Een advies over verbin<strong>de</strong>n.(2005)36 Lokalisering van maatschappelijke on<strong>de</strong>rsteuning. Voorwaar<strong>de</strong>n vaneen succesvolle WMO. (2005)Twee<strong>de</strong> raadsperio<strong>de</strong> 2001-200435 Eenheid, verschei<strong>de</strong>nheid en binding. Over concentratie en integratievan min<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n in Ne<strong>de</strong>rland. (2005)34 Ou<strong>de</strong>ren tellen mee. Advies aan <strong>de</strong> Themacommissie Ou<strong>de</strong>renbeleidvan <strong>de</strong> Twee<strong>de</strong> Kamer. (2004)33 Mogen ou<strong>de</strong>ren ook meedoen. (2004)32 Toegang tot recht. (2004)31 Sociale veiligheid organiseren. Naar herkenbaarheid in <strong>de</strong> publiekeruimte. (2004)30 Verschil in <strong>de</strong> verzorgingsstaat. Over schaarste in <strong>de</strong> publieke sector.(2004)29 Humane genetica en samenleving. Bouwstenen voor een an<strong>de</strong>r <strong>de</strong>bat.108 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


(2004)28 Europa als sociale ruimte. Open coördinatie van sociaal beleid in <strong>de</strong>Europese Unie. (2004)27 Hart voor Europa. De rol van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse overheid. (2003)26 Medialogica. Over het krachtenveld tussen burgers, media en politiek.(2003)25 De handicap van <strong>de</strong> samenleving. Over mogelijkhe<strong>de</strong>n en beperkingenvan community care. (2002)24 Bevrij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> ka<strong>de</strong>rs. Sturen op verantwoor<strong>de</strong>lijkheid. (2002)23 Geen woor<strong>de</strong>n maar da<strong>de</strong>n. Bijdrage aan het normen- en waar<strong>de</strong>n<strong>de</strong>bat.(2002)22 Werken aan balans. Een remedie tegen burn-out. (2002)21 Educatief centrum voor ou<strong>de</strong>r en kind. Advies over voor- en vroegschoolseopvang. (2002)20 Levensloop als perspectief. Kanttekeningen bij <strong>de</strong> Verkenning Levensloop.Beleidsopties voor leren, werken, zorgen en wonen. (2002)19 Van uitzon<strong>de</strong>ring naar regel. Maatwerk in het groteste<strong>de</strong>nbeleid. (2001)18 Aansprekend opvoe<strong>de</strong>n. Balanceren tussen steun en toezicht. (2001)17 Instituties in lijn met het mo<strong>de</strong>rne individu. De sociale agenda 2002-2006. (2001)16 Kwetsbaar in kwadraat. Krachtige steun aan kwetsbare mensen. (2001)Eerste raadsperio<strong>de</strong> 1997-200015 Ver weg en dichtbij. Over hoe ICT <strong>de</strong> samenleving kan verbeteren.(2000)14 Van discriminatie naar diversiteit. Kanttekeningen bij <strong>de</strong> MeerjarennotaEmancipatiebeleid ‘Van vrouwenstrijd naar vanzelfsprekendheid’.(2000)13 Wonen in <strong>de</strong> 21 e eeuw. (2000)12 Alert op vrijwilligers. (2000)11 Ongeken<strong>de</strong> aanknopingspunten. Strategieën voor <strong>de</strong> aanpassing van <strong>de</strong>sociale infrastructuur. (2000)10 Aansprekend burgerschap. De relatie tussen organisatie van het publiekedomein en <strong>de</strong> verantwoor<strong>de</strong>lijkheid van burgers. (2000)9 Nationale i<strong>de</strong>ntiteit in Ne<strong>de</strong>rland. (1999)8 Arbeid en zorg. Reactie op <strong>de</strong> kabinetsnota ‘Op weg naar een nieuwevenwicht tussen arbeid en zorg’. (1999)7 Integratie in perspectief. Advies over integratie van bijzon<strong>de</strong>re groepenen van personen uit etnische groeperingen in het bijzon<strong>de</strong>r. (1998)6 Verantwoor<strong>de</strong>lijkheid en perspectief. Geweld in relatie tot waar<strong>de</strong>n ennormen. (1998)Bijlage 4 / 109


5 Uitsluitend vrijwillig!? Maatschappelijk actief in het vrijwilligerswerk.(1997)4 Kwaliteit in <strong>de</strong> buurt. (1997)3 Werkloos toezien. Activering van langdurig werklozen. (1997)2 Ste<strong>de</strong>lijke vernieuwing. (1997)1 Vereenzaming in <strong>de</strong> samenleving. (1997)Werkdocumenten14 Opbrengsten van sociale investeringen. I. Doorten & R. Rouw (red.)(2006)13 Eigen verantwoor<strong>de</strong>lijkheid: bevrijding of beheersing? R. Ossewaar<strong>de</strong>.(2006)12 Democratie voorbij <strong>de</strong> instituties. Vooron<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> Raad voorMaatschappelijke Ontwikkeling. (2006)11 Horizontale verantwoording bij ZBO’s en agentschappen. T. Schillemans.(2005)10 Tussen zorgen en begrenzen. Over <strong>de</strong> aanpak van <strong>de</strong>lictplegers metpsychi(atri)sche problemen. D. Graas en R. Janssens. (2005)9 Gezin anno nu. M. Distelbrink, N. Lucassen en E. Hooghiemstra. (2005)8 Tussen vangnet en trampoline. Over <strong>de</strong> inzet van publieke mid<strong>de</strong>lenvoor participatie en zekerheid. H. Adriaansens, K. van Beek en R. Janssens.(2005)7 Preventiebeleid. Een verkennen<strong>de</strong> achtergrondstudie. R. Torenvlied enA. Akkerman. (2005)6 Over insluiting en vermijding. Twee essays over segregatie en integratie.J. Uitermark en J.W. Duyvendak; P. Scheffer. (2004)5 “Nee, ik voel me nooit onveilig”. Determinanten van sociale veiligheidsgevoelens.H. Elffers en W. <strong>de</strong> Jong. (2004)4 Ou<strong>de</strong>ren en maatschappelijke inzet. K. Breedveld, M. <strong>de</strong> Klerk en J. <strong>de</strong>Hart. (2004)3 Financiële prikkels voor werknemers bij uittreding. I. Groot en A. Heyma.(2004)2 Sociale veiligheid vergroten door gelegenheidsbeperking: wat werkt enwat niet? K. Wittebrood en M. van Beem. (2004)1 Inburgering. Educatieve opdracht voor nieuwkomer, overheid en samenleving.(2003)Publicaties van <strong>de</strong> Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling zijn te downloa<strong>de</strong>nvia www.adviesorgaan-rmo.nl.110 / <strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>


Raad voor Maatschappelijke OntwikkelingDe Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) werkt aan nieuwe conceptenvoor <strong>de</strong> aanpak van sociale vraagstukken. De raad is:prof. Hans Adriaansensprof. Maurits Barendrechtprof. Talja Blokland-Pottersprof. Anneke van Doorne-Huiskesprof. Paul FrissenSadik HarchaouiYolan Koster-DreeseJosé Manshan<strong>de</strong>nprof. Micha <strong>de</strong> WinterKrijn van Beek is algemeen secretaris van <strong>de</strong> raad.De RMO is bij wet ingesteld op 1 januari 1997. Zijn formele opdracht luidt:“<strong>de</strong> regering en <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> kamers <strong>de</strong>r Staten-Generaal te adviseren over <strong>de</strong> hoofdlijnenvan beleid inzake <strong>de</strong> gevolgen van maatschappelijke ontwikkelingen voorzover <strong>de</strong>ze van invloed zijn op <strong>de</strong> participatie van burgers in en <strong>de</strong> stabiliteit van<strong>de</strong> samenleving”.Parnassusplein 5Postbus 161392500 BC Den HaagTel. 070 340 52 94Fax 070 340 54 46rmo@adviesorgaan-rmo.nlwww.adviesorgaan-rmo.nlRaad voor Maatschappelijke Ontwikkeling / 111


Colofon<strong>Inhoud</strong> <strong>stuurt</strong> <strong>de</strong> <strong>beweging</strong>Drie scenario’s voor het lokale <strong>de</strong>bat over <strong>de</strong> WMO (advies 40)Raad voor Maatschappelijke OntwikkelingISBN-10: 90 6665 812 6ISBN-13: 978 90 6665 812 7NUR 740Foto omslagBeeldmerk van het project Buurtzorg en <strong>de</strong> publicatie Een buurt voor ie<strong>de</strong>reen.Handleiding voor het opzetten van Buurtzorg (november 2006).Buurtzorg is een project van CIVIQ, lan<strong>de</strong>lijk kenniscentrum vrijwillige inzet(www.civiq.nl) en Kenniscentrum Sociale Innovatie van Hogeschool Utrecht.VormgevingMarc Horvat, Uitgeverij SWPUitgeverPaul RoosensteinVoor informatie over overige uitgaven van Uitgeverij SWP:Postbus 257, 1000 AG AmsterdamTelefoon: (020) 330 72 00Fax: (020) 330 80 40E-mail: swp@swpbook.comInternet: www.swpbook.com

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!