Download rapport - Biax Consult
Download rapport - Biax Consult
Download rapport - Biax Consult
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
BIAXiaal 447 23<br />
(Fagopyrum) gevonden. Rogge wordt sinds de Late-IJzertijd in (Noord) Nederland<br />
verbouwd. Uit het oosten van Noord-Brabant bij Hoogeloon zijn aanwijzingen dat rogge<br />
sinds de Romeinse tijd verbouwd is. 30 Uit archeobotanisch onderzoek aan Breda-West is<br />
verbouw van rogge aangetoond in de Vroege-Middeleeuwen. 31 De vondst van boekweit<br />
wijst echter op een latere datering. Pollen van boekweit is eerder in archeobotanisch<br />
onderzoek in Empel en Gennep gevonden vanaf 200 na Chr. De eerste vondst van zaad<br />
van boekweit dateert uit de periode 550 tot 700 na. Chr. uit een nederzetting bij<br />
Dommelen. 32 Boekweit wordt echter pas vanaf de 13 e / 14 e eeuw veelvuldig verbouwd en<br />
gegeten. 33 Het is daarom aannemelijker dat deze veenlaag een datering heeft uit eind van<br />
de Vroege-Middeleeuwen of het begin van de Late-Middeleeuwen. Rogge en boekweit<br />
zijn niet gevonden in de top van de veenlaag in boringen 3 en 13.<br />
De toplaag van het veen (BX3923; 170-175 cm) heeft een 14 C-datering van 500 ± 35<br />
BP. Deze 14 C-datering is scherp te calibreren tot een kalendertijd van 1410 tot 1438 na<br />
Chr. Deze datering komt goed overeen met de post quem datering aan de hand van het<br />
pollenbeeld uit de top van het veen. De top van het veen uit boring 12 heeft een andere<br />
structuur dan het veen uit het diepste gedeelte van de boringen. Bovenin was het nat en<br />
slap terwijl het onderin grof is en veel plantenresten bevat. Daarbij verschilt het<br />
pollenbeeld bovenuit het veen uit boring 12 met de diepere veenlaag. In het oudste<br />
gedeelte van het veen is voornamelijk els gevonden. In de top van het veen uit boring 12<br />
is naast els veel stuifmeel van berk gevonden. De veenmonsters uit de top van boringen 3<br />
en 13 laten tevens een lichte afname zien in els en een grote toename in pollen van berk.<br />
In het veld is geen ander veentype waargenomen. Het lijkt er echter op dat er overal in het<br />
beekdal een verandering in de vegetatie heeft plaatsgevonden. Uit de datering van het<br />
veenmonster van de toplaag uit boring 13 (105-110 cm) blijkt dat deze verandering in<br />
vegetatie al voor 4070 ± 60 BP (2680 tot 2550 voor Chr.) plaats heeft gevonden. Voor de<br />
datering zijn zowel resten van zwarte els als van zachte/ruwe berk (Betula<br />
pubescens/pendula). Mogelijk is er zowel oud als jong materiaal in dit monster gedateerd,<br />
waardoor een gemiddelde leeftijd is onstaan. Dit is echter niet te controleren. Meer<br />
informatie over de ouderdom van de moeraslaag kan mogelijk uit de datering van het<br />
monster op de overgang van moeraslichaam naar dijklichaam (dijk 1) uit boring 13<br />
verkregen worden.<br />
Het is niet met zekerheid te zeggen of de verandering in het landschap zich beperkt tot<br />
de natte delen van het beekdal of dat ook de drogere gronden aan verandering onderhevig<br />
zijn. Berk groeit namelijk zowel op droge als op natte, maar voornamelijk arme bodems.<br />
Het is zeer goed mogelijk dat op deze locatie, in opvolging van een elzenbroekbos, een<br />
berkenbroekbos is ontstaan. Berkenbroekbos wordt door zachte berk (Betula pubescens)<br />
gevormd. Het komt vaak voor op dunne veenpakketten waaronder zich een zandige<br />
bodem bevindt. In het natte, lichte, open bostype komt vaak gagel (Myrica gale) voor en<br />
enkele heidesoorten zoals bosbes (Vaccinium), eenarig wollegras (Eriophorum<br />
vaginatum), koningsvaren (Osmunda regalis) en kamvaren (Dryopteris cristata). Op<br />
droge heidevelden, die mogelijk op de drogere zandkoppen aanwezig waren, komt<br />
voornamelijk ruwe berk voor (Betula pendula). Ruwe berk staat daar vaak samen met<br />
grove den (Pinus sylvestris) en lijsterbes (Sorbus aucuparia). 34 Lijsterbes komt echter ook<br />
voor op natte gronden. Het is zeer waarschijnlijk dat het in dit geval om lokaal<br />
berkenbroekbos gaat, maar het is zeer goed mogelijk dat beide vegetatietypen in de<br />
omgeving voorkwamen. In de monsters is namelijk stuifmeel van den en de lijsterbesgroep<br />
gevonden evenals stuifmeel van cypergrassen en sporen van koningsvaren, het<br />
niervaren-type en paardenstaart (Equisetum). Zoals reeds vermeld zijn in het<br />
zadenmonster van de top van het veen uit boring 13 (105-110 cm) zowel zaden van<br />
30 Beurden 2002, Van der Linden et al. 2009.<br />
31 Kooistra 2008; RADAR 2006.<br />
32 Beurden 2002; RADAR 2006.<br />
33 Van Haaster 1997, RADAR 2006.<br />
34 Weeda et al. 1985, 91-92.