Een constante in beweging? - Maastricht University
Een constante in beweging? - Maastricht University
Een constante in beweging? - Maastricht University
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
verplaats<strong>in</strong>gsmotieven dan zijn de verschillen tussen de onderzochte landen groot. Zo v<strong>in</strong>den we <strong>in</strong> de<br />
categorie 'personal travel' een standaarddeviatie van bijna 90 procent. 16 Hoe meer men specificeert - en<br />
de data van Szalai maken dat zeer wel mogelijk - hoe groter de afwijk<strong>in</strong>gen van de <strong>constante</strong> en hoe<br />
groter de spreid<strong>in</strong>g c.q. de verschillen tussen de onderzochte landen.<br />
Kraan (1996) geeft een overzicht van empirisch onderzoek dat uitwijst dat de totale tijdsbested<strong>in</strong>gen<br />
aan reizen helemaal niet constant zijn, noch op <strong>in</strong>dividueel niveau, noch naar landen en historische<br />
perioden. Recent empirisch onderzoek <strong>in</strong> Nederland, schrijft Kraan, laat zien dat zowel de reistijd als<br />
het aantal verplaats<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de afgelopen vijftien jaar is toegenomen op een geaggregeerd niveau. 17<br />
Op deze kritiek is wel iets af te d<strong>in</strong>gen. De BREVER-wet van Hupkes is bedoeld om op<br />
populatieniveau uitspraken te doen over reistijd en het aantal verplaats<strong>in</strong>gen. Het gaat hem er<br />
uite<strong>in</strong>delijk om de <strong>in</strong>vloed van de kwaliteit van het vervoersysteem op het kilometrage aan te tonen.<br />
De periode moet dan uiteraard die van een jaar zijn: een kortere periode geeft allerhande verstor<strong>in</strong>gen<br />
doordat sprake is van seizoens<strong>in</strong>vloeden (vakanties, weersgesteldheid), werkdag versus rustdag en dag<br />
versus nacht. Dat er verschillen zijn tussen groepen b<strong>in</strong>nen een populatie (werkende man versus<br />
huisvrouw, k<strong>in</strong>d versus bejaarde) hoeft nog niet te betekenen dat het gemiddelde voor de populatie niet<br />
onafhankelijk kan zijn van variabelen als ruimtelijke <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g, economische ontwikkel<strong>in</strong>g en<br />
kwaliteit van het vervoersysteem. In het <strong>in</strong>terview met Dijst (zie bijlage I.2) beargumenteert deze de<br />
onafhankelijkheid van de gemiddelde reistijd van de ruimtelijke <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g voor het OVG.<br />
Het bovenstaande geldt <strong>in</strong> feite voor elke wetmatigheid <strong>in</strong> de economie en de sociologie. Wanneer<br />
bijvoorbeeld uit onderzoek blijkt dat de prijselasticiteit voor brandstof 0,3 is (voor de Nederlandse<br />
bevolk<strong>in</strong>g), dan betekent dat dat de gemiddelde Nederlander bij een prijsverhog<strong>in</strong>g van 10 procent<br />
ertoe overgaat 3 procent m<strong>in</strong>der brandstof te kopen. Uiteraard zijn de verschillen tussen mensen na een<br />
dergelijke prijsverhog<strong>in</strong>g zeer groot. Er zullen mensen zijn die net zoveel als altijd kopen, maar daar<br />
staan dan kennelijk zoveel mensen tegenover die duidelijk m<strong>in</strong>der gaan gebruiken (omdat ze<br />
bijvoorbeeld hun auto maar van de hand doen) dat we uite<strong>in</strong>delijk op dat gemiddelde van 3 procent uit<br />
zullen komen. Het belang van dit gemiddelde is niet de beschrijv<strong>in</strong>g van het <strong>in</strong>dividuele gedrag, maar<br />
het gegeven dat de olie-import dan met 3 procent omlaag kan. Dergelijke gegevens zijn handig om op<br />
tijd te kunnen reageren op verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de samenlev<strong>in</strong>g.<br />
Het zoeken naar <strong>in</strong>dividuele verschillen om op die manier de BREVER-wet te falsificeren heeft geen<br />
z<strong>in</strong>: de BREVER-wet gaat uit van evenwichtige populaties. Op basis van de eerder genoemde tabel 4<br />
(Hupkes, 1977: band 2, 129) is af te leiden dat op populatieniveau de reistijd een standaardafwijk<strong>in</strong>g<br />
van slechts 9 procent heeft, wat <strong>in</strong>derdaad wijst op de afwezigheid van significante verschillen.<br />
16 Idem, p. 576, tabel 2-1.1<br />
17 Kraan verwijst hiervoor naar Gommers en Krikken (1992), Knulst en Schoonderwoerd (1983) en Knulst en<br />
Batenburg (1993). Met name voor zogenaamde ‘taakcomb<strong>in</strong>eerders’ worden volgens haar hogere gemiddelde<br />
reistijden gevonden (ongeveer 90 m<strong>in</strong>uten per dag). De verwijz<strong>in</strong>gen van Kraan zijn voor wat Nederland betreft<br />
<strong>in</strong> tegenspraak met recenter onderzoek van Van Goeverden (Goeverden, 1999). Uit dit onderzoek blijkt dat over<br />
de periode 1978 tot en met 1998 reistijd en verplaats<strong>in</strong>gen zeer stabiel zijn vergeleken met de afgelegde afstand,<br />
waar een duidelijke groei is opgetreden. Wel is een merkwaardige sprong tussen 1984 en 1985 te zien, maar deze<br />
wordt grotendeels verklaart door een sterke wijzig<strong>in</strong>g van de opzet van het CBS onderzoek Verplaats<strong>in</strong>gsgedrag<br />
(OVG) <strong>in</strong> 1985.<br />
20