Gezondheidsmonitor 2006 - GGD Zuid-Holland Zuid
Gezondheidsmonitor 2006 - GGD Zuid-Holland Zuid
Gezondheidsmonitor 2006 - GGD Zuid-Holland Zuid
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
72<br />
6 Leefstijl 73<br />
Sociale steun, het hebben van iemand om samen mee te bewegen, de beschikbaarheid van een goed netwerk van wandelpaden,<br />
en de beschikbaarheid van fitnessapparatuur en andere mogelijkheden om te bewegen, zijn mogelijke determinanten.<br />
Afbeelding 6.2.1 Aantal ziekte- en sterfgevallen (I en S) die<br />
optreden als gevolg van voedingsfactoren inclusief overgewicht 14 .<br />
Interventies tot het bevorderen van lichamelijke activiteit bij volwassenen kunnen gericht worden op het versterken van<br />
sociale steun en netwerken en het vergroten van de beschikbaarheid van mogelijkheden tot bewegen 2 .<br />
Voor jongeren geldt dat de sociale omgeving van belang is voor het beweeggedrag. Jongeren kijken naar anderen. Leeftijdgenoten,<br />
ouders en mensen met een voorbeeldfunctie beïnvloeden dit gedrag. Daarnaast speelt de fysieke omgeving een rol;<br />
zijn er genoeg sport- en speelfaciliteiten in de omgeving, is die verkeersveilig en is er voldoende groen 6 .<br />
Uit onderzoek blijkt dat omgevingsfactoren van belang zijn<br />
voor het bewegen door volwassen<br />
6.1.4 Conclusie<br />
Ongeveer de helft van de Nederlands bevolking voldoet niet aan de norm voor bewegen. Dit komt de volksgezondheid niet<br />
ten goede omdat hierdoor het risico op verschillende aandoeningen, direct en indirect wordt vergroot. Vooral de jongeren van<br />
12 tot en met 18 jaar, 75-plusssers, chronisch zieken, lage SES en allochtonen bewegen minder in vergelijking met de totale<br />
Nederlandse bevolking.<br />
6.2.1 Trends in Nederland<br />
De Richtlijnen Goede Voeding geven adviezen over totale voedselconsumptie over de gehele dag. In deze richtlijnen wordt<br />
geadviseerd dagelijks minimaal 200 gram groente en 200 gram fruit en minder dan 10 % van de energiebehoefte aan verzadigd<br />
vet te eten.<br />
6.2 Voeding<br />
Voeding is een belangrijk onderdeel van onze levensstijl. Circa 10% van de sterfgevallen kan worden toegeschreven aan een<br />
ongezonde voedingssamenstelling 9 . In 2005 waren in Nederland ongeveer 40.000 sterfgevallen door hart- en vaatziekten 17 en<br />
38.500 sterfgevallen aan kanker 12 .<br />
Het totale gezondheidsverlies door ongezonde voedingsgewoonten, waaronder eenzijdige voeding, in combinatie met overgewicht,<br />
is vergelijkbaar met het gezondheidsverlies door roken. Dit blijkt uit een onderlinge vergelijking van de gezondheidseffecten<br />
van meerdere leefstijlfactoren 9 .<br />
Hart- en vaatziekten, kanker, obesitas, diabetes mellitus type 2 en osteoporose hebben een relatie met voeding.<br />
Het risico op hart- en vaatziekten neemt toe door een voeding die rijk is aan verzadigde vetzuren en transvetzuren.<br />
Anderzijds neemt het risico op hart- en vaatziekten af door het consumeren van veel vis, groenten en fruit. Het eten van veel<br />
groenten en fruit kan een zekere bescherming bieden tegen diverse vormen van kanker 10 .<br />
De invloed van voeding op ziekte loopt vaak via andere determinanten. Veel eten kan overgewicht tot gevolg hebben wat<br />
weer een hoger risico op diabetes type II geeft.<br />
De Nederlandse bevolking eet te veel verzadigde- en transvetzuren en te weinig vis, groente en fruit. De trends die waargenomen<br />
worden in de periode 1988 tot 1998 zijn positief voor verzadigd vetzuren (-5%) en transvetzuren (-60%). De consumptie van<br />
vis is in 2001 17% hoger dan in 1995. Tegelijkertijd wordt er minder groente en fruit gegeten, een daling van 15-20% (1988-<br />
1998) 9 .<br />
Deskundigen verwachten dat deze trends op het gebied van voedselaanbod en voedingsgewoonten zich de komende vijf tot<br />
tien jaar zullen voortzetten.<br />
De consument zal meer gemaksvoedsel kopen en de consumptie van tussendoortjes, grotere porties en energierijke producten<br />
zal verder stijgen. De verwachting is dan ook dat de ongunstige ontwikkelingen zullen gaan overheersen.<br />
6.2.2 Risicogroepen<br />
Mensen in oudere leeftijdsgroepen eten over het algemeen meer groente en fruit dan de jongere. In de jongste leeftijdsgroep<br />
(19-30 jaar) bedraagt de consumptie van groenten en fruit slechts de helft van de aanbevolen hoeveelheid. Slechts 2% van<br />
hen eet 150 gram groente per dag, 0% van deze groep eet de aanbevolen 200 gram groente per dag. In deze groep gebruikt<br />
7,2% van de mensen 200 gram fruit per dag 16 .<br />
Voor groente- en fruitconsumptie is een afname te zien van het percentage mensen dat aan de richtlijnen voldoet. Voor verzadigd<br />
vet is de trend dat er juist meer mensen aan de richtlijnen voldoen 12 .<br />
De Nederlandse bevolking eet te veel verzadigde- en transvetzuren<br />
en te weinig vis, groente en fruit