44 Aangeboren hartziekten - UZ Leuven
44 Aangeboren hartziekten - UZ Leuven
44 Aangeboren hartziekten - UZ Leuven
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
392 DEEL G CONGENITALE HARTAFWIJKINGEN, PERICARDZIEKTEN EN TUMOREN<br />
populatie is wezenlijk gehandicapt, maar bij een substantieel<br />
deel bestaat een aanzienlijke restmorbiditeit waarvoor specifieke<br />
zorg noodzakelijk is. Over de uitkomsten op lange termijn is<br />
nog weinig bekend.<br />
Enkele jaren geleden is in Nederland de landelijke registratie<br />
CONCOR (CONgenitale CORvitia) opgezet, met het doel<br />
onderzoek naar de langetermijnresultaten van verschillende<br />
hartafwijkingen te faciliteren. Om het onderzoek naar de genetische<br />
achtergronden van de hartontwikkeling te bevorderen, is<br />
een DNA-bank aan de CONCOR-registratie gekoppeld.<br />
De meest voorkomende problemen bij volwassenen met een<br />
(geopereerde) aangeboren hartafwijking zijn ritmestoornissen,<br />
pompfalen (vaak van het rechter ventrikel), endocarditis, conduitobstructies,<br />
klepinsufficiënties en problemen ten gevolge van<br />
pulmonale hypertensie.<br />
Behalve over de cardiale problematiek wordt ook op andere terreinen<br />
advies gevraagd door patiënten, bijvoorbeeld over verzekeringen,<br />
zwangerschap, erfelijkheid, rijbewijs, beroepskeuze,<br />
woning, anticonceptie en psychologische problemen rond hun<br />
hartafwijking. Voor deze patiëntengroep is dus een multidisciplinaire<br />
aanpak noodzakelijk. Concentratie van de zorg voor<br />
deze groep biedt de beste mogelijkheid voor het vergroten van<br />
de specifieke expertise en kennis en daardoor voor een optimale<br />
patiëntenzorg. Daarnaast is een goede samenwerking met cardiologen<br />
in regionale ziekenhuizen onontbeerlijk voor de opvang<br />
van acute complicaties (ritmestoornissen, decompensatio cordis),<br />
cardiologische consultatie bij niet-cardiale problematiek<br />
(chirurgische ingrepen), (tussentijdse) poliklinische controles en<br />
zorg in de terminale fase. Zowel voor een gespecialiseerd centrum<br />
als voor een regionaal ziekenhuis is een specifieke taak<br />
weggelegd en taakverdeling en verantwoordelijkheden moeten<br />
onderling op elkaar worden afgestemd.<br />
Kennis van de morfologie, de fysiologie en het natuurlijke<br />
beloop van aangeboren hartafwijkingen is onontbeerlijk voor de<br />
begeleiding en behandeling van deze patiënten, op welke leeftijd<br />
dan ook. Daarnaast is inzicht in de verschillende behandelingstechnieken<br />
noodzakelijk, evenals inzicht in de mogelijke<br />
complicaties die verbonden zijn aan de behandeling, zowel op<br />
korte als lange termijn.<br />
<strong>44</strong>.2 Etiologie, genetica en pathofysiologie<br />
<strong>44</strong>.2.1 Etiologie<br />
Het hart ontstaat tijdens de organogenese tussen de zesde en<br />
tiende zwangerschapsweek. Grotendeels nog onvoldoende<br />
opgehelderde moleculaire mechanismen sturen mesodermale<br />
stamcellen aan tot de ontwikkeling in cardiomyocyten, die vervolgens<br />
geactiveerd worden door genen die verantwoordelijk<br />
zijn voor contractiliteit en morfogenese.<br />
De cardiomyocyten komen mediaan aan de ventrale zijde van<br />
het embryo samen en vormen daar de primaire hartbuis. Kromming<br />
van de hartbuis naar rechts resulteert in een dorsaal gelegen<br />
atriale pool, ventraal gelegen ventrikels en een superior<br />
gelegen arteriële pool. Vervolgens treedt septumvorming op,<br />
waarmee de linker en rechter harthelft worden gescheiden. Verstoring<br />
van dit proces leidt tot aangeboren afwijkingen van het<br />
hart, waarin een grote variatie bestaat. Naast frequent voorkomende<br />
afwijkingen zoals septumdefecten en klepstenosen, kan<br />
een verstoring in deze ontwikkeling ook leiden tot een abnormale<br />
oriëntatie en koppeling van de structuren, klepatresie en<br />
onderontwikkeling van de ventrikels.<br />
In slechts 10-20% van de gevallen is een oorzakelijke factor<br />
voor het ontstaan van de hartafwijking aantoonbaar. Naast een<br />
genetische oorzaak kan de afwijking ook een gevolg zijn van<br />
teratogene factoren en intra-uteriene infecties.<br />
<strong>44</strong>.2.2 Genetica<br />
De oorzaken van aangeboren hartafwijkingen kunnen worden<br />
ingedeeld in chromosomale, monogene (verandering in één<br />
enkel gen = mutatie) en multifactoriële oorzaken.<br />
Chromosomale afwijkingen (8-10%)<br />
Bij een chromosomale afwijking is er dikwijls een numerieke<br />
abnormaliteit van de chromosomen. Voorbeelden zijn trisomie-<br />
13, -18 en -21 (downsyndroom). De diagnose turnersyndroom (in<br />
40-60% van de gevallen door 45,X-karyotype veroorzaakt) wordt<br />
dikwijls pas in de puberteit of op volwassen leeftijd gesteld. Ook<br />
kan een klein deel van een chromosoom ontbreken (microdeletie).<br />
De meest voorkomende microdeletie is 22q11.2, onder andere<br />
geassocieerd met het digeorgesyndroom en het velocardiofaciaal<br />
syndroom (VCFS). De cardiale afwijkingen bij deze deletie zijn<br />
vooral uitstroomafwijkingen (onder andere tetralogie van Fallot).<br />
Andere microdeleties zijn 20p12, leidend tot het alagillesyndroom,<br />
en 7q11, leidend tot het williamssyndroom.<br />
Monogene afwijkingen (3-5%)<br />
Bij deze afwijkingen bestaat er een substantiële kans op herhaling<br />
bij het nageslacht (50% bij autosomaal dominante aandoeningen).<br />
De ernst van de afwijkingen kan buitengewoon variabel<br />
zijn. Er zijn honderden syndromen bekend. Enkele van de<br />
meest voorkomende autosomaal dominante aandoeningen zijn<br />
het alagillesyndroom (20p12), het downsyndroom (trisomie-<br />
21), het holt-oramsyndroom (12q24.1), het marfansyndroom<br />
(15q21.1), het noonansyndroom (15q24) en het williamssyndroom<br />
(7q11.23). Geïsoleerde aangeboren hartafwijkingen worden<br />
steeds vaker in verband gebracht met monogene aandoeningen<br />
(in het bijzonder het atrioventriculair septumdefect (AVSD),<br />
het atriumseptumdefect-II (ASD-II) en links obstructieve afwijkingen).<br />
Er zijn waarschijnlijk verschillende genen die een<br />
AVSD kunnen veroorzaken (de aandoening is dus genetisch<br />
heterogeen). Bij het familiair voorkomende ASD-II worden<br />
mutaties gevonden in diverse genen. Bij 7-19% van eerstegraads<br />
familieleden van patiënten met links obstructieve afwijkingen<br />
(aortastenose, bicuspide aortaklep, coarctatio aortae en hypoplastisch<br />
linkerhart) worden hartafwijkingen gevonden.<br />
Multifactoriële afwijkingen (85%)<br />
Bij deze afwijkingen is sprake van een combinatie van genetische<br />
en exogene factoren. Voorbeelden van omgevingsfactoren